EX BIBLIOTHECA VIRI DOCTISSIMI L. J. SURINGAR ANNO 1897 DEFUXTI UNIVERSITATI DONATA 'Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 2969 9419  GESCHIEDENIS VAN M T N E N T T D. EERSTE DEEL»   NAGELATEN WERKEN V A N FREDERIK den II, KONING van PRUI.SSEN.   NAGELATEN WERKEN VAN FR E D ER 1K den II, KONING van PRUISSEN. UIT HET FRANSC H. EERSTE DEEL. AMSTERDAM , DORDRECHT en LEYDEN, BY J. TNTEM/i', iïEMm P. METER en G. IPARNARS, P. BLUSSE en L. HERDINGH. M D C C X C. Met Privilegie van de Edele Croot Mogende Heeren Staaten van Holland en Wastf'rieslatid.   VOORREDEN VAN B E M VERTAALEi Zie daar, Geëerde Leezer, de twee eerfte Deelen der Gefchiedkundige Werken, door dea laatst overleden Koning van Pruisfen, den groo-; ten frederik, opgefteld, met oogmerk, dat zy na zynen dood zouden worden uitgegeven. Dezelve bevatten het verhaal der twee eerfte oorlogen, welke die Vorst der Koninginne van Hongaryen, der beroemde maria theresza, aandeed, om Silefien aan zyne Staaten te hechten, en de magt van het Huis van Oostenryk, zp veel hy konde, te fnuiken. Twee volgende Deelen zullen het verflag behelzen van den, geweldigen Zevenjaarigen Oorlog, in welken de Koning wel in den eerften opflag wederom als aanvaller voorkomt, maar weiken hy inderdaad aanving om de maatregels der Mogendheden , die alleenlyk op eene bekwaame gelegenheid wachtten , om , met vereenigde grachten , zynen, ondergang te bewerken, te verydelen , en * 3 der*  vr VOORREDEN den kryg, met welken men zyne Staaten dreigde , liever te voeren in het land zyner vyanden. Want het lydc tegenwoordig geenen twyffel, dat Oostenryki Rusland en Saxen overeen gekomen waren, om het Huis van Brandenburg te vernederen ; en hunne eigene magt te vergrooten met het beste en aanzienlykfte gedeelte van deszei f> bezittingen. Het Vyfde en laatfte Deel geefc, in de eerfte plaatze , een bericht van de Staatkundige Gebeurtenisfen, zedert den Vrede van Hubertsburg in het jaar 1763, tot op het einde der Verdeelinge van Poolen in het jaar 1775 ; handelt vervolgens van de wegen , welke de Koning infloeg om den ftaat zyner Geldmiddelen en zyns Legers, die beide door den Zevenjaarigen Oorlog verfchrikkelyk geleden hadden, weder in orde te brengen; en wordt, eindelyk , befloten met den laatften kryg , tusfchen Oostenryk en Pruisfen , over den eisch van het eerstgemelde Huis, op een groot gedeelte der Beierfche nalaatenfchap. Buiten eenigen twyffel mag men verwachten , dat een Werk van eene zo meesterlyke hand , over gebeurtenisfen van zo veel aanbelang , ook by den Nederdukfchen Leezer met graagte zal ontvangen worden. Is de Gefchie* denis, in het algemeen, een zo aangenaam als leer*  tan den VERTAALER; vu leerzaam onderwerp ter beoefeninge ; leezen wy met vermaak de lotgevallen der oude Volken; gebeurtenisfen, welke nog in onzen leeftyd, of naby denzelven , zyn voorgevallen , welker gevolgen eene zo aanmerkelyke verandering in de llaatsgefteldheid van Europa veroorzaakt hebben , moeten natuurlyk de aandacht van den weetgierigen uitlokken. Maar voornaamelyk moet dezelve door den naam des Koninglyken Schryvers opgewekt worden. Sommige Vorften fchynen den hoogen rang, welke hun is te beurt gevallen, de magt, welke zy bezitten , enkel te befchouwen als middelen, om hun leeven door te brengen in weelde en wellust, in het midden van kruipende vleiers en getitelde flaaven, terwyl zy van de zorgen der regeeringe zich ontlasten door den hun aanbevolen post, het waaken voor het algemeene welzyn over te laaten aan Staatsdienaaren , welken niet altoos eene genoegzaame maate van Vaderlandsliefde bezitten , om het welvaaren van den Staat den verfchuldigden voorrang te geeven boven hun byzonder belang en inzichten. Anderen, van eene meer werkzaame geaartheid, of zich rechtmaatiger denkbeelden maakende van het aanbelang der plichten, welke aan hunnen ftand verknocht zyn, of wel gedreven door Eerzucht en * 4 be.  vin VOORREDEN begeerte na Roem , hebben zich toegelegd op. de inwendige beftuuring hunner Staaten, of getracht, door den fchrik van overwinnende wa-^ penen, zich geducht te maaken, by hunne na-> buuren. Voorbeelden van beiderlei foort kunnen niemand onbekend zyn, die flechts eenigc kundigheden bezit van de oude of laatere Gefchiedenisfen. En wie is *er , welken de naamen van peter den I, en van ra rel den XII niet zyn ter ooren gekomen. De eerfte leide de grondflagen der tegenwoordige grootheid van het Rusfifche Keizerryk , deed verbaazende poogingen om zyne woeste onderdaanen te befchaaven, kweekte, met onvermoeiden arbeid en onverzettelyke ftandvastigheid , in zyne heerfchappyen, den koophandel en alle kunften van vrede en oorlog, en bezorgde aan zyne , in het Westen te vooren naauwiyks bekende , Natie, een tot deezen dag fteeds toe-: neemenden invloed op de zaaken van Europa. Zyn geduchtfte vyand, karei de XII, kende geen anderen roem dan dien des oorlogs, deed alles bukken voor den fchrik zyner wapenen , maar verwaarloosde het tydftip om zyne magt door een voordeeligen Vrede te verzekeren, tot dat hy, geflagen door vyanden, op welken hy «ltoos met verachtinge had nedergezien, beroofd  van den VERTAALER. es roofd werd van het beste gedeelte zyner Staaten, en ten laatften door een geweldigen dood zyn leeven eindigde; een Ryk nalaatende ontbloot van geld , beroofd van ingezetenen , en genoodzaakt de wet te ontvangen van nabuuren, over welken het gewoon was te zegepraalen. Eene verfchrikkelyke les voor krygszuchtige Mogendheden ! Maar , niet dan ten uiterften zeldzaam , heeft men gezien , dat een Vorst , welke zelve het inwendige beftuur zyner Staaten bezorgde ; zelve over alles het oog liet g-aan ; zelve zyne krygsmagt in orde hield, en derzelver beweegingen regelde ; in drie of vier zwaare oorlogen zelve zyne benden tot den llryd aanvoerde ; en de vereenigde poogingen der grootfle Mogendheden , die op zynen on* dergang toeleiden, met veel mindere magt verydelde ; welke , naderhand , zyne uitgeputte landen , zyne verbryzelde Legers , met ongelooflyken fpoed, herllelde, en by dit alles nog de moeilykfte onderhandelingen in het ilaatkun» dige beftuurde : zeer zelden heeft men gezien , dat zulk een Vorst, in het midden van alle dee-* ze zwaarwichtige bezigheden, nog tyd konde vinden , om zich , door werken van Vernuft, of door meer ernflige Hukken, eenen naam te maaken onder de Schryvers zyner Eeuwe. Zedert * 5 de  x VOORREDEN de tyden van Ceefar, Marcus Aurelius, en Julianus^ is dit, ten minften in eene zo groote raaate, door niemand verricht als door den Man, wiens Werk wy hier den Nederduitfchen Leezer aanbieden. Verwacht niet, myne Landgenooten, dat ik hier eene Lofreden over het Werk, of over deszelfs Schryver, zal invlechten. De laatfte is by ieder genoeg bekend, om het eerfte aan te pryzen. Ook zal ik my niet vermeeten om de waarde des Werks te bepaalen. Ieder doet dit voor zichzelven , na eene aandachtige Leezing en Overdenking. En daarop mag men het gerustlyk laaten aankomen. Men befluite hieruit, evenwel, niet, dat ik alles, wat door den Vorst gefchreven is, als der goedkeuringe waardig zoude aanmerken. Het tegendeel daarvan blykt genoegzaam uit verfcheidene der Aantekeningen , welke ik by den tekst gevoegd hebbe. In die Aantekeningen hebbe ik geoordeeld de Spreuk van den Heer hofstede, in zyne Beoordeeling van den EeJifarius , dat , namelyk , „ het Gemeenebest der Letteren geene Throo„ nen kent," te mogen volgen , en vryheid te hebben om niet alleen van den Doorluchtigen Schryver te verfchillen, waar hy mistastte, eene vryheid, welke nooit den redelyken mensch kan benomen of betwist worden; maar ook om hier  van den VERTAALER. xi hier en daar zyne misflagen, of het geen ik daarvoor hield, aan te wyzen. Van die vryheid hebbe ik, evenwel , niet altoos gebruik gemaakt, noch altoos die ophelderingen, of aanmerkingen , willen bybrengen, welke uit onlangs uitgegeven Werken, die in ieders handen zyn, kunnen getrokken worden, of welke ieder opmerkzaam Leezer van zelve zal opmaaken. Dus hebbe ik niet altoos willen onderzoeken , of, en in hoe verre, zyne Majefteit die onpartydigheid bewaard hebbe, welke in het Voorbericht wordt aangekondigd. Volmaakt onpartydig te denken of te fchryven over zaaken , in welke men zelve het grootfte belang heeft, in welke dat belang door anderen krachtiglyk wordt tegengegaan, zyne eigene gebreken rondborftig te erkennen zonder eenige bewimpelinge, zyne vyanden met volkomen billykheid te behandelen , derzelver daaden altoos recht te doen wedervaaren, zonder hun buiten noodzaaklykheid Hechtere oogmerken of ergere beginfelen, dan zy misfchien hadden, toe te fchryven, is eene zo moeilyke taak , dat, waarfchynelyk , weinige menfchen in Haat zyn van dezelve zich behoorelyk te kwyten. Het was duidelyk het belang des overleden Konings van Pruisfen, zyne onderneeming tegen de Koningin van Honga- ryen,  %a VOORRED ErN ryen , om derzelve Silefien afhandig, te maaken,, en het verbreeken van den Breslaufchen Vrede, zo veel hy konde, te rechtvaardigen. Onderfteld zynde, dat hy by zichzelven overtuigd ware een wettigen eisch te hebben op een gedeelte van het zo even gemelde Hertogdom s en oordeelde het overige ter vergoedinge der. onkosten van het proces, (oorlogen zyn toch de procesfen der Vorflen) te kunnen vorderen de Koningin van Hongaryen was daarom nog niet verplicht, zynen eisch rechtmaatig te vinden; zy konde denzelven ter goeder trouwe, als, ongegrond, en de geweldige middelen, welke de Koning -in het werk Helde, als volftrektlyk onrechtvaardig, aanmerken. Zy konde den afftand van Silefien befehouwen als een. afgedwongen daad, tot welke zy had moeten befluiten, om van haaien gevaarlykften vyand ontflagen te worden. De verbreeking van den Breslaufchen Vrede , en des Konings inval in Bohe, men, welke den loop haarer overwinningen in de Elfas ftuitte , haar voor de tweede keer in het uiterfte gevaar bragt , en noodzaakte van alle behaalde voordeden af te zien , om het hart haarer Staaten te bewaaren , moest haac noodwendig verbitteren tegen den Vorst, wel, ken zy, niet zonder reden, befchpuwde als den groo=  Van den VER TA ALER. xt:r grooten werkbaas haarer ongevallen, wiens voornaame doelwit was de magt en den invloed van haar Huis op de zaaken van Europa, vooral van Duitschïand , te befnoeien. Van zynen kant merkte de Koning , met niet minder reden , haar aan als den grootften en moeilykflen hinderpaal tegen zyn geliefd ontwerp , de bevordering der grootheid van het Geflacht van Brandenburg. Beiden fpanden jaaren lang de uiterfte krachten in, om elkanders poogingen te verydelen, om het verlorene te herwinnen, of het veroverde te bewaaren. In den Zevenjaarigen Oorlog bevond zich de Koning, meer dan éénsj op het punt van zynen ondergang, en had al de vermogens van zyn wonderbaaren geest en krygskunde noodig, om niet te bezwyken onder de overmagt zyner vyanden. By het fluiten van den Vrede van Hubertsburg , behield elk , na het vergieten van ftroomen van menfchenbloed, het geen hy vóór den oorlog had bezeten. Maar beider Legers waren vernield, beider Landen verarmd, beider Geldmiddelen uitgeput, Beiden hadden jaaren tyds, en het toezicht der oplettendfte Regeeringe noodig, om weder eenigzins op hun verhaal te kunnen komen. Was het bykans wel mogelyk, dat twee perfoonen, in zulke omftandigheden , waarlyk onpartydïg over  xf? VOORREDEN over elkander konden denken, fpreeken of fchryven? Men moet hierin, gewisfelyk, der menschlykheid iets toegeeven , en niet te geftreng oordeelen; maar tevens moet men op zyne hoede zyn , dat men niet alles blindling geloove wat zo fterk tegen elkander ingenomen partyen van elkander te boek ftellen , vooral dan niet, wanneer een van beiden zich vermeet eene beflisfende uitfpraak te doen over de gemoedsgefteldheid, beginfelen en oogmerken des anderen. Byzondere plaatzen, welke gelegenheid geeven tot het maaken deezer aanmerkinge , behoeve ik hier niet aan te wyzen ; de Leezer zal ze zelve wel opmerken. Mïsfchien zullen fommigen oordeelen, dat zyne Majefteit fomtyds zyner fpotzucht genoeg bot gevierd hebbe in een Werk, dat over het geheel van een zo eraftigen aart is. De Koning erkent zelve zyne geneigdheid , tot het befpottelyk maaken der geenen , over welken hy niet gunftig dacht, Deel I. bl. 156. Men zie ook, hoe hy, op bl. 187, fpreeke over de Rusfifche Keizerinne elisabeth, welke hy, naderhand, door zyne fpotternyen , zich tot eene allergevaarlykfte vyandin maakte (*). Mis- fchien (*) Zie denina Leeren. van frederik den II> bl. 14a. env.  van den VERTAALER. xv fchien zal men denken , dat het genoeg was ééns te gewaagen van de ooren der Engelfche Smokkelaars, zonder dat de Koning zich juist driemaal met derzelver melding behoefde te vermaaken , gelyk hy doet in het Eerfte Deel, bl. 2. 22. 26. Van des Konings ongelukkige denkwyza over den Godsdienst, en vooral over den Geopenbaarden Godsdienst, zal men in dit Werk meermaalen blyken vinden. Den waarfchynelyken oorfprong van die beklagenswaardige gefteltenisfe heeft de Heer buschinq in zyn Karafter van frederik den II opgegeven. Het was niet te verwonderen, dat den fchranderen Vorst fchielyk de walg ftak van de zintwistingen en hairkloveryen eener fchoolfche Godgeleerdheid , met welke men hem in zyne jeugd verveeld had , in plaatze van hem de waare gronden van het godsdienftige, den eigenlyken aart des Euangeliums, de klemmende bewyzen voor deszelfs waarheid en godlykheid, te leeren kennen, en hem de fchoonheid en volmaaktheid der Leere, welke christus en de Apostelen verkondigden , te doen opmerken. Onder het gezelfchap, het geen de Vorst, in de uuren zyner uitfpanninge, tot zyne gemeenzaame verkcering toeliet, waren niet weinige zogenoemde  xyj VOORREDEN de Wysgeeren •, voorftanders van het Ongeloof -t en befpotters van eene Leere, welker eigenlyke natuur zy meestal verwarden met de byzondere (tellingen van een groot gedeelte van derzelver belyderen, welker bewyzen zy nooit met onpartydige aandacht onderzocht hadden , en welke zy genoegzaam meenden te wederleggen, met eenige losfe kwinkfiagen en fnaakfche invallen over fommige byzondere uitdrukkingen van Schryveren, welker ltyl en wyze van voordraagen noodwendig groodyks moest verfchillen van die hedendaags in Europa is aangenomen. De uitgegeven Werken dier Mannen zyn genoeg, om te bewyzen, dat ik, met dit te zeggen, hen niet bezwaare met ongegronde befchuldigingen. En men behoeft flechts de Brieven van eenige Portugeefche en Hoogduitfche Jooden aan den Heer de v o l t a i r e (*), te leezen , om overtuigd te zyn, dat de laatstgemelde , en veelen zyner medebroederen , zich dikwyls veel Hechter flreeken veroorbfden. De verkeering met diergelyke menfchen moest natuurlyk eenen ongelukkigen invloed hebben op een vluggen, leevendigen, kwalyk opgeleiden Vorst, die zelve ruim fterk ge- (*) Dit keurige Werk is, voor eenigen tyd, uitgege' ven , by een der Drukkers deezes, J, tntenia, in IV Deelen, in gr. 8vo.  van den VERTAALER. xvn genoeg met den geest der fpotzucht bezield was, en zich den tyd niet gunde om alles: bedaardlyk te onderzoeken, of, het geen in de hem eertyds voorgeflelde begrippen behoudenswaardig was, te fchiften van het valfche en vervverpelyke. De invloed werd nog verfterkc door luiden, welken laag genoeg van geest waren , om hst welgevallen des Konings te ftellen boven de voorfchriften van hun geweten; en, ten einde de toejuiching of gunst eener aardfche Majefteit te verwerven, den fpot te dryven met waarheden, van welke zy openlyk belydenis deeden, welke zy amptshalve anderen leerden, en waarlyk met hunne harten geloofden. Men kan voorbeelden hiervan leezen in het boven aangehaalde Werk van 'den Heere busching. In hetzelfde Werk, (zonder dat ik kan zeggen op welke bladzyde, dewyl ik het Stuk tegenwoordig niet by de hand hebbe) vond ik de bevestiging eener gisfinge, welke ik reeds by myzelven had gemaakt, wanneer ik de Aantekening fchreef , die ik in het Eerfte Deel bladz. 71 ingevoegd hebbe, dat, naamelyk, zyne Majefteit de oude Griekfche Schryvers niet anders kende , dan uit gebrekkige Vertaalingen. Maar, tot myne verwondering, befpeur•• de  xvni VOORREDEN de ik, dat ook des Konings kennis van de Latynfche Schry veren niet dieper ging. Dit maakte hem zekerlyk te eenemaal onbevoegd ora over derzei ver waardy te oordeelen , of eene behoorelyke vergelyking te maaken tusfchen de Werken der Ouden en der Hedendaagfchen. Maar de begeerte om algemeen te fchynen in zyne kundigheden , en den glimp van eene geleerdheid , welke hy niet bezat, aan zyn Werk te geeven , fchynt hier den Vorst verlokt te hebben. Het gaat meermaalen zo, dat waarlyk groote vernuften , welke in meer dan één opzicht uitmunten, niet te vrede met de verdiende , welke zy weezenlyk bezitten, nog meerderen roem zoeken in zaaken , van welke zy Hechts eene oppervlakkige kennis hebben. De Griekfche Wysgeer, die, in tegenwoordigheid van Hannibal, eene Redenvoering deed over de Krygskunde en de Vereischten van eenen Veldoverften, had, misfchien , de toejuiching van zynen doorluchtigen Toehoorder verdiend en verworven , indien hy zich eenige andere {toffe, welke beter naar zyn beroep en leevensftand gefchikt was, ter verhandelinge had uitgekozen. Wy verwonderen ons over den grooten frederik, wanneer wy hem befchouwen als Krygsman, als Staatkundigen, als  van den VERTAALER. xix als Befluurder zyner Landen. Zyn onbezweken moed, welke ook in de hachelykfle omftandigheden hem bybleef; zyn vindingryk verfiand , dat altoos middelen tot herflelling zyner zaaken wist te vinden, wanneer alles hoopeloos fcheen j zyne bedaardheid van geest, welke hem, in het midden van zwaarwichtige bezigheden en dreigende gevaaren, in Haat Helde, om telkens een gedeelte van zynen tyd te belleeden aan leezen, fchryven en uitfpanningen; de onvermoeide arbeidzaamheid, met welke hy, geduurende eene Regeering j veertig jaa¬ ren, over alles zelve het oog liet gaan, en tot de geringde aaög$leg©Qhed.en dea Ryl», der burgerlyke befluurin^e, en dea Legers, regelde; doen ons, met verbaasdheid, erkennen, dat het geen hy uitvoerde genoeg ware geweest , om meer dan éénen Vorst by zyne Tydgenooten, en by den Nakomeling ,1 aaken. Zelfs in geleerde kundigheden, muntte hy gewisfelyk uit onder menfehen van hoogen rang en aanzien , en het lydt geen twyffel, dat hy ook in dit vak grooten roem zoude verdiend hebben, indien hy geleefd had in eenen Hand, welke hem toegelaten had, van diergelyke Hukken opzetlyk zyn werk te maaken. Daarin werd hy nu verhinderd, door onoverkomelyke ** 2 be-  ix VOORRÉDEN beletfelen; en wy moeten ons eerder verwonde* ren over den voortgang, welken hy, in weerwil derzei ve , gemaakt heeft, dan dat hy niet verder gevorderd was. Maar , met dit alles, waren zyne kundigheden niet groot genoeg, om hem tot een bevoegden Rechter te maaken over deeze onderwerpen. Ondertusfchen kan men deezen misflag ligtlyk over het hoofd zien, en verfchoonen, ineen Werk, dat over zaaken van een geheel anderen aart handelt, op welke de gebrekkigheid of volmaaktheid van des KoA nings geleerde kundigheden geen den minften invloed had. En , misfchien , zoude ik deeze aanmerkingen niet gemaakt hebben, indien niet de gedachten, dat Leezers , welken in deeze Hukken onbedreven zyn, door het gezach van een grooten naam zich konden laaten wechfleepen, my had overgehaald. Ik vertrouwe, dat ik in dit alles de regelen der befcheidenheid hebbe in het oog gehouden. Zo afkeerig als ik ben van kruipende laagheid en flaaffche vleierye jegens de Grooten der aarde, zo zeer houde ik my verplicht om alles te vermyden, wat met reden als aanftootelyk of beleedigende kan aangemerkt worden. De Vertaaling, van dit belangryk Werk, hebbe ik getracht met alle getrouwheid en naauw- keu-  ïan den vertaaler; xxi keurigheid te volvoeren. Ik bedoelde daarin niet alleen den zaakelyken inhoud uit het Fransch in het Nederduitsch over te brengen, maar ook des Vorften ftyj te bewaaren, en het oorfprongïyke woordelyk te volgen, voor zo verre de verfchillende aart der beide Taaien toeliet, en het behouden van een vloeienden fchryftrant het niet verbood. Altoos ben ik van gedachten geweest, dat een Vertaaler, in verfcheidene opzichten , eveneens als een portraitfchilder moet befchouwd worden. De laatfte zoude gewisfelyk niet voldoen, indien hy, eenigen hyzonderen perfopn zullende afbeelden , alleenJyk een fraai aangezicht tekende, zonder zich te bekommeren, of hy de onderfcheidende trekken, welke der oorfpronglyke tronie eigen waren, en haar. van alle andere deeden onderkennen , op. zyn paneel of doek overbragt. Hoe net ook zyne tekening,, hoe leevendig zyne kleuren, hoe fiks zyne behandeling van het penfeel mogt weezen , men zoude met reden hem. Zeggen; bet is eenjchoonjluk, maar niet het qfbseldfel, waarvoor het te fcheep komt. Zo ook behoort, myns bedunkens, in eene Vertaalinge , niet alleen des Schryvers redeneering en denkwyze gevolgd te worden , maar ook die b^onderheden. van ftyl en uitdrukkingen, wel** 3 ke  xxii VOORREDEN ke hem van anderen onderfcheiden en kenbaar maaken. Het is waar , deeze wyze van vertaaien is niet de gemaklykfte. Men moet daartoe het Werk van eenen Schryver , wel meer dan eens, met ernftige opmerkinge leezen, alvoorens men zelve de pen opvatte ; men moet naauwkeuriglyk bedacht zyn, zo op de letterlyke , als op de figuurlyke betekenis der woorden , op den draai der fpreckwyzen; men moet trachten ieder woord in het oorfpronglyke uit te drukken , met een ander enkel woord in de Vertaalinge , het geen denzelfden zin levere , en zyne toevlucht niet tot omfchryvingen neemen , dan wanneer men, zonder dezelve, des Schryvers meening niet kan overbrengen. Zekerlyk is het minder moeielyk zich flechts in het algemeen tot het zaakelyke en het beloop der redeneeringe te bepaalen , zonder zo heel zorgvuldig te letten , of men juist overal het rechte woord gebruike, het geen de Schryver zoude verkozen hebben, indien hy in onze taaie zyn werk had opgefteld. Maar , behalven de reeds gemelde aanmerking , hangt, dikwyls , niet juist de bondigheid der redeneeringe, maar wel de nadruk en kracht eener zinfnede, af van een byzonder woord. De woorden toch zyn de tekens onzer denkbeelden, wel in zich zelve wil-  van dén VERTAALEB. xxiu willekeurig , maar over welker beduidenis men met elkander is overeengekomen. Zelden, misfchien nooit, vindt men in eenige taaie twee woorden van volkomen dezelfde betekenisfe. Dit is meermaalen aangetoond, in Verhandelingen over de fynonyma, door verfcheidene Geleerden. Wanneer, derhal ven, een Schryver, die eenigzins helder is in zyne gedachten , en naauwkeurig in dezelve met woorden te bekleeden, zich in zyne Werken bedient van eenige uitdrukkinge, zal men zekerlyk in eene andere taaie ten hoogden één woord vinden, dat juist het zelfde denkbeeld behelze, welk de Schryver bedoelde uit te drukken. Alle andere woorden, welke men mogt willen gebruiken, zullen zyne meening verzwakken of veranderen. — Hierby komt nog, dat wy dikwyls niet verzekerd zyn den zin van eenen Schryver volkomen te vatten. Al wie eenig werk maakt van oplettend leezen weet, dat hiertoe veel meer vereischt wordt, dan een oppervlakkig Leezer zich in den eerften opflag wel zoude verbeelden. Immers daartoe behoort, dat wy, onder het leezen of nadenken, aan zyne woorden dezelfde denkbeelden hechten, welke de Schryver onder het opftellen voor den geest had. Dit kan gewisfelyk niet dan door eene herhaalde en naauw*■* 4 keu-  xxiv VOORREDEN keurige leezing verkregen worden, en dan zelfs pal de gelykheid nog nooit volkomen zyn. Het noodzaaklyke gevolg hiervan is , dat alle Vertaalingen , met hoe grcote zorge en oplettend? heid bearbeid , altoos meer of min gebrekkig zullen weezen. Maar, hoe veel grooter moet die gebrekkigheid worden , wanneer men zich vergenoegt met flechts de gedachten van den oorfpronglyken Schryver te volgen, zonder zich te binden aan de uitdrukkingen, met welke hy ze voordraagt? Wanneer men zyn eigenen ge^. woonen ftyi levert, in plaatze van den flyl des. Werks, dat men vertaalt ? Is 'er dan niet het grootfte gevaar, dat men, ook in het zaakelyke, wel eens zyne eigene gedachten de plaatze van die des Schryvers zal doen inneemen? Zal niet de vryheid , welke men zich omtrent de woorden aanmaatigt, zich nu en dan uitftrek» ken tot de denkbeelden?-?—- By dit alles voege men, dat nimmer twee verfchillende Taaien zo naauwkeuriglyk aan elkander beantwoordden» dat men voor ieder woord of fpreekwyze der ééne , ook in de andere een woord of eene fpreekwys had, welke volkomen hetzelfde denk=? ' beeld uitdrukte. Ieder Volk heeft zyne byzondere gewoonten en gebruiken, welke fomtyds poodzaaklyke gevolgen zyn der Luchtftreeke s wel-  van den VERTAALER. xxv welke liet bewoont, fomtyds afhangen van zynen uitwendigen toeftand van rykdpra of armoede, van zynen ftaat van vryheid of van ilaavernye , van de natuure zyns ftaatsbeftuurs , van zyne meerdere of mindere befchaafdheid , fomtyds ook uit overoude en tegenwoordig onbekende oorzaaken, voortfpruiten. Maar die gewoonten , zeden en gebruiken hebben altoos aanmerkdyken invloed op de wyze van zich uit te drukken , op de gemeene Spreekwoorden , en op den ftyl der Schryveren. De vrye inwooner van het onafhangelyke Noord - America zal op een geheel anderen trant fpreeken en fchryven, dan de voor de willekeurige bevelen des Turk-» fchen Sultans beevende Griek: de fpreekwyzen van den arbeidzaamen en krygshafdgen Romein waren ongetwyffeld geheel andere, dan die van den verwyfden en vadfigen Sybariet, De zogenaamde Wilden hebben, in hunnen ruwen toeftand , meest altoos eene wyze van fpreeken, by welker kracht en nadruk de vergezochte welfpreekendheid van door weelde bedorven Volken verre te kort fchiet. En deeze is eene andere reden van de moeilykheid, of liever onmogelykheid , van eenig Werk uit de eene taaie in de andere zo volmaaktelyk over te gieten, dat 'er niets verloren ga , dat het volkomen zyn^ eer** c Hen  xxvi VOORREDEN ften geur en fmaak behoude. Maar , hoe veel grooter zal de verfpilling of verandering zyn , wanneer men de moeite fchuwt van den byzon» deren fchryftrant in acht te neemen , en zyn best te doen om de denkbeelden des Schryvers uit te drukken met woorden , welke , zo veel mogelyk is, en de verfchillende aart der Taaien gehengt, met de zyne overeenkomen. Men zal hier , misfchien , tegen inbrengen, dat dit alles van gewicht is, wanneer men Werken van Smaak of Vernuft wil vertaaien, wier fchoonheid in eene groote maate afhangt van de woorden , welke de Schryvers gebruiken , en van de orde, in welke die woorden gefchikt worden; maar dat eene diergelyke reden niet gelde omtrent Stukken, in welke het meer om de vervatte zaaken, dan om de wyze van voordragt, te doen is ; omtrent Gefchiedenisfen , by voorbeeld , of wysgeerige befpiegelingen. — Zeer zeker is het, dat, in de eerstgemeldë foort van Schriften, het in acht neemén van den ftyl des Schryvers, een volftrekt onontbeerlyk vereischte is in den Vertaaler, indien hy Hechts eenig denkbeeld wil geeven van het oorfpronglyke. Welk eene Overzetting zoude het weezen van de Redenvoeringen van Cicero «of Demofthenes, in welke men hierop niet  van den VERTAALER. xxvn niet gelet had ? Maar, fchoon zulk eene oplettendheid hier allernoodzaaklykst zy, volgt daaruit, dat zy in Gefchiedkundige of Wysgeerige Werken mag verwaarloosd worden ? Hoe zouden Sallustius, Caefar, Livius en Tackus 'er uitzien, indien zy allen in eenerlei kleeding geileken , ik wil zeggen , indien hunne Werken in denzelfJen ftyl vertaald wierden? Wat zoude op die manier worden van de vloeiende en verrukkende welfpreekendheid van Plato, en van de Stoifche beknoptheid en ruwheid van Marcus Aurelius ? Doch het is tyd, dat ik hier afftappe. Ik zoude anders wel eene Verhandeling over de beste wyze van vertaaien fchryven , daar myn oogmerk alleenlyk was , kortelyk reden te geeven van myne eigene verrichtinge. Ik hebbe my benaarftigd om het oorfpronglyke van zo naby te volgen , als het onderfcheid der Franfche en Nederduitfche Taaien gedoogde. Daarin te flaagen is , myns oordeels , al de roem , naar welken een Vertaaler behoort te dingen. Of èn in hoe verre ik myn oogmerk bereikt hebbe , ftaat den kundigen Leezer te beoordeelen. Niet zonder reden eischt men, dat een Vertaaler eenigzins bedreven zy in het onderwerp, waarover zyn Schryver handelt, en eenige kennis  xxviii VOORREDEN nis hebbe van de kunsttermen en byzondere be-» naainingen , welke in beide Taaien daarby in gebruik zyn. Het ontbeeren van deeze kundig-, heid geeft wel eens aanleiding tot zonderlinge, misflagen , zelfs tot zo verre , dat fomtyds zaai ken , welke'in het oorfpronglyke klaar en duidelyk waren , in de Vertaalinge onverftaanbaar: worden, of dat men den Schryver geheel iets anders doe zeggen, dan hy bedoelde. Voorbeelden daarvan , welke ik meermaalen in de, vertaalingen van geachte Werken hebhe opge? merkt, behoeve ik hier niet aan te haaien- Maat hieruit ontftaat, ten opzichte van deeze myne Overzettinge, eene zwaarigheid , welke ik voor. den Leezer niet wil ontveinzen. De Werken van zyne Pruisfifchè Majefteit bevatten het verhaal der Gebeurtenisfen van een der gewichtigfte Tydperken deezer Eeuwe» en daaronder zeer, veele Krygsverrichtingen. In de Gefchiedenisfen van ons Waerelddeel geloove ik juist niet geheel een vreemdeling te weezen. Maar de Kryggkunde is myn beroep niet, en het beoefenen der. edele Kunst, van op eene regelmaatige wyze Menfchen om te brengen en Steden te vernier len , geheel, niet van myne verkiezinge. Deeze bedenking heeft my eenigen tyd doen twyffelea, of het myne zaak wel ware my tot deeze onder.-. nee-  vAn den VERTAALER. xxïx neeming in te laaten. Ik ben 'er , evenwel j toe overgegaan. Zie hier de redenen, welke my overhaalden, en deeden hoopen, dat ik my, in dit opzicht, voor grove misflagen zoude kunnen hoeden, nevens de middelen, welke ik daar* toe hebbe aangewend. Een kundig Krygjoverfte, welke tevens in de Gefchiedenisfen en in de Taaien ervaren , en aan het fchryven van een goeden ftyl gewend ware, zoude de beste Over^ zetter van dit Werk geweest zyn. Maar zoude men wel gemaklyk eenen Krygsman vinden, welke alle deeze hoedanigheden bezat? Die Heerert leggen zelden zich toe op Taalkunde. Een Quintus Sicilius is een zeldzaam verfchynfel. En wanneer men al iemand van de vereischte bekwaamheden had aangetroffen, zoude die tyd en genegenheid gehad hebben, om een werk van deeze foort aan te vangen en te volvoeren? Een Stuk van zo veel aanbelang konde , evenwel, niet onvertaald blyven. Ik hoopte , dat ik in ftaat zoude zyn om de grootfte zwaarigheden te boven te komen. In het leezen van uitvoerige Gefchiedenisfen, treft men meermaalen verhaa. len aan van Veldflagen en Belegeringen , welke niet verftaan kunnen worden , zonder eenige kennisfe van de byzondere werktuigen, verrichtingen en benaajningen, welke in de Krygskun- de  xxx VOORREDEN de gebruildyk zyn. Ik ben-altoos een liefhebber geweest van het geen ik las te begrypen. Om die reden hebbe ik reeds voorlang eenige moeite gedaan, om ten minden de meest gebruikelyke termen, "en derzelver betekenis, te leeren kennen. Met dit alles is myne kundigheid in dit duk zeer gebrekkig. Dat gebrek hebbe ik door het nazoeken van andere Schryvers getracht te vervullen , die my fomtyds van dienst geweest zyn. Over fommige plaatzen hebbe ik luiden van meerdere kundigheid, en tot welker beroep deeze zaaken behoorden , geraadpleegd. Wanneer dan nog duisterheid overbleef, hebbe ik het Franfche woord in den tekst bewaard, en in eene Aantekening derzelver waarfchynelyken zin gemeld, of, wanneer ik meende wel de betekenis te begrypen, maar voor dezelve geene Nederduitfche uitdrukking wist, my in den tekst bediend van eene omfchryvinge, en het Franfche woord onder aan de bladzyde geplaatst, op dat de kundige Leezer moge oordeelen , of ik de waare meening getroffen hebbe. Ein- delyk, zal niemand, denke ik , my betwisten , dat het Werk een weezenlyk nut ontvangen hebbe, van de Kanttekeningen , die in het Oorfpronglyke niet gevonden worden. Ondertusfchen zal ik wel eens hier en daar heb-  van den VERTAALER. xxxi hebben misgetast, doch ik vleie my, dat ik niet grof gedoold hebbe. In het I Deel, bl. 83, wordt gewaagd van de Globes de Compresjion. Van deeZe vond ik geen fpoor by eenigen Nederduitfchen Schryver. Naderhand ben ik gewaar geworden, dat zy eene uitvinding zyn van den beroemden Franfchen Ingenieur beiidoh. In de Vertaalinge der Gefchiedenis van den Zevenjaarigen Oorlog door archenholtz, Deel II. bl. 170, worden zy Perskogels genoemd. Had ik dat ftuk eerder geleezen , misfchien zoude ik die benaaming hebben overgenomen , fchoon ik nog niet kan zeggen, dat zy in allen deele my voldoet. — By de eerfte Aantekening, op bl. 3 deszelfden Deels, mag nog wel gevoegd worden , dat de voorafgaande Punten van den Vrede reeds getekend werden in het jaar 1735, en dat van dien tyd de vyandlykheden ophielden, en de bedongen ontruimingen gefchiedden, maar het eindelyke Verdrag eerst in het jaar 1738 gefloten wierd. Zie wagenaar Vaderl. Hifi. D. XIX, bl. 201 en 240. millot Gedenkfchriften D. V. bl. 231 en 252. By de Aantekening op bl. 8 van het Eerfte Deel, zal men mogelyk denken, dat de verovering van Servië, door de Turken, ook een gevolg was van des Keizers poogingen om augustus op den Poolfchen Throon  xxxii VOORREDEN van den VERT. Throon te plaatzen, en dat die poogingen dus den Vorst wel degelyk op drie Koningryken te Haan kwamen, gelyk in den tekst gezegd wordt. Doch uit het geen de Koning zelve zegt, op bl. 10, blykt duidelyk genoeg, dat de oorlog tegen de Turken een afzonderlyk ftuk was, niet verbonden met de gefchillen over de Kroon van Poolen, en dat Keizer kar el zich door zyne Staatsdienaars liet beweegen, om, door het aantasten der Porte, Rusland te onderfteunen. In dien oorlog werd Servië verloren , en by den Vrede aan de Turken afgeftaan , welken, misfchien, nu zullen genoodzaakt worden het aan den Kleinzoon van ka rel den VI weder over te geeven. Behalven de reeds gemelde vergisfingen, zyn nog eenige zo druk- als andere feilen in het Werk ingeflopen. Van dezelve zal de Leezer eene lyst aan het einde van het tweede Deel vinden. Zo 'er nog iets onopgemerkt mogt zyn overge» bleven, vertrouwe ik, dat het ten minften den zin des Schryvers niet zal ftooren of veranderen, en dat men wel zal gelieven te bedenken, hoe bezwaarlyk , of liever onmogelyk het zy , in een Werk van eenige uitgebreidheid, alle misftellingen voor te komen, of in tyds te ontdekken. VOOR-  VOORBERICHT DES SCHRYVERS. Het groot/le gedeelte der Gefchiedenisfen , welke wy hebben, beftaat uit verzamelingen van leugens, gemengd met eenige waarheden. Onder dat verblazende aantal van gebeurtenisfen, welke ons zyn overgeleverd, kan men geene andere als volkomen zeker befchouwen, dan zulke, die de groote Voorvallen en Tydperken bepaalen, het zy van de opkomst, het zy van den val, der Ryken. Het fchynt ontwyffelbaar, dat de Zee [lag by Salamis geleverd is, en dat de Perfiaanen door de Grieken overwonnen zyn. Het lydt geheel geenen twyffel, dat Alexander de Groote het Ryk van Darius te ondergebragt , en dat de Romeinen de Carthagers, yintiochus en Perfeus, overwonnen hebben: dit is dies te blykbaarder, dewyl zy alle deeze Staaten hebben bezeten. De Gcfchiedsnu verkrygt nog meer * * * gt„  xxxiv VOORBERICHT geloof, in het geen zy verhaalt van de burgerlyke oorlogen tusfchen Marius en Sylla, tusfchen Pompejus en Cafar, tusfchen Augustus en Antonius, door de echte Werken van gelyktydige Schryveren, welken ons deeze gebeurtenisfen befchreven hebben. Men heeft geenen twyffel over de omkeering van het Westerfche of van het Oosterfche Keizerryk; want men ziet Koningryken geboren worden, en zich vormen tiit de Verdeelinge des Roomfchen Ryks. Maar, wanneer de nieuwsgierigheid ons noodigt om af te danlen tot de byzonderheden der voorvallen van die afgelegen tyden, dan fiorten wy ons in eenen doolhof vol van duisterheid en tegenflrydigheden , zonder cenen draad te hebben om 'er den uitgang van te vinden. De liefde voor het wonderbaare, de voornordeekn der Gefchiedenisfchryveren , hun kwalyk begrepen yver voor hun Vaderland, hun haat tegens de Volken, welke hun tegen/land booden, alle deeze verfchillende hartstochten, welke hunne pen befiuur'den , en de tyden , in welke zy fchreeven , zo veel laai er dan de gebeurtenisfen, welke zy verhaalen, hebben de voorvallen zo grootlyks veranderd en ver- momd,  des SCHRYVERS. xxxv momd, dat men zelfs met arendsdogen tegenwoordig niet in flaat zoude Zyn derzelver waars gedaante te ontdekken. Onder de menigte van de Sclivyveren der Oudheid onderfcheidt men , evenwel, met genoegen de befchryving, welke Xenophon geeft van den hertocht der tienduizend Grieken, welken, hy zelve aangevoerd en in Griekenland te rug gebragt had. Thucyiides is , ten naasten by, in het genot derzelfde y oordeelen. Wy worden bekoord, wanneer wy in de brokken > welke ons zyn overgebleven van Polybius , den Vriend en tochtgenoot van Scipfa Africanus, de gebeurtenisfen verhaald vinden , yan welke hy zelve ooggetuigen is geweest. De Brieven van Cicero aan zynen Vriend Atticus draa* gen hetzelfde kenmerk; in dezelven fprcekt een der hoofdperfoonaadjen op deeze groote tooneelen. Ik zal de Gedenkfchriften van Ccefar niet vergeeten , gefchreven met de edele eenvoudigheid van een groot man } en , wat 'er ook Hhtius (*) van zeg* (*) Den Koninglyken Schryver fchync het geheugen bier eenigzins bedrogen te hebben, Ten minften, vol. * * * % gfifls  xxxvi VOORBERICHT zegge, de verhaalen der overige Gefchiedenisfchryvëren komen ten vollen overeen met de gebeurtenisfen, •welke in deeze Gcd<.nkfchriften te boek gefield worden. Maar, ra Cafar, behelst de Gefchiedenis niets anders dan Lofredenen of Hekelfchriften. Be. woestheid der volgende tyden heeft een bajert gemaakt van de Gefchiedenis des laateren Keizerryks, en men vindt 'er niets belangryks in dan de Aantekeningen gefchreven door de Dochter van den Keizer Alexus Comnenus, dewyl deeze Prinfes verhaalt het geen zy zelve gezien had. Naderhand hebben de Monniken, welken alleen eenige kundigheden bezaten, Jaarboeken nagelaten, die in hunne Kloosters gevonden zyn , en gediend hebben tot de Gefchiedenis van Duitschland: maar welke bouwflojfen tot eene Gefchiedenis! De Franfchen hebben eenen Eisfchop van Tours gehad, eenen Joinville, en het Dagverhaal van ÏEtoile; weinig beduidende Wcr- gens suetonius in Caf. c. 56 , fprak hirtius met den grootften lof van Ca;fars Werk. Het was asinius poll 10, die deszelfs geloofwaardigheid in twyffel trok. Aantik, van den Vertaaler.  des SCHRYVERS. xxxvii Werken van Verzamelaars, welken, zonder ontdenken, alles opfchreeven, wat zy hoorden, maar zeer iezwaarlyk goede berichten konden ontvangen. Na de hertelling der Geleerdheid, is de drift om te fchryven overgefagen tot raazerny. Wy hebben niet dan te veel Gedenkfchriften, Onuitgegeven Stukken, en Verhaalen, onder welke men zich most houden aan het klein getal dier Schryveren, welken Ampten bekleed, zeiven eenen rol op het tooneel gefpeeld, eene bediening aan het Hof gehad, of van de Vorfien verlof verkreegen hebben om de Staatspapieren te doorzoeken. Zodanigen zyn de verfiandige Voorzitter deThou, Philips van Comines, Vargas, Fiscaal der Kerkvergadering van Trente, Mademoifelle d'Orleans , de Cardinaal van Retz, enz. Men voege hierby de Brieven van den Heere d'Estrades, de Gedenkfchriften van den Heere de Torcy, keurlyke gedenk/lukken , vooral die van den laatstgemelden , welke ons de waarheid ontvouwt vayi den Uiterften Wille van Karei den llden, Koning van Spanje, waarover de gevoelens zo verdeeld zyn geweest. *** 3 Dee-  xxxvin VOORBERICHT Deeze bedenkingen oyer de onzekerheid der Gefchicdenis, met welke ik my dikwyls hebbe bezig gehouden, hebben in my het denkbeeld doen opkoomen, om de voornaamjk Gebeurtenisfen, aan welke ik deel gehad hebbe, of van welke ik getuige ben geweest , der Nakomelingfchap over te leveren, op dat zy, die in het toekomende deezen Staat zullen tefiuuren, kennis mogen kunnen verkrygen van de •waare gefchapenheid van zaaken , toen ik aan 4e Hegeeringe kwam , van de Oorzaaken , welke my Jiebben doen werken, van de middelen , welke ik daartoe had, de heimlyke aanflagen onzer vyamlen., de onderhandelingen , de oorlogen , en bovenal de fchoone daaden van onze Krygsbevelhebberen , do»r -•welke zy met recht zich de onjlerflykheid hebben verworven. Na de omwentelingen, welke eerst het We sterfche Keizerryk , en naderhand het Oosterfche , het on'derjie boven keerden ; na de verbaazende overwin' ■Tiingen van Karei den Grooten; na het fchitterende Tydperk van Karei den V; na de beroerten , wel' ke de Hervorming veroorzaakte in Duitschland, en wel-  des SCHRYVERS. xxxis welke dertig jaaren duurden (*) eindelyk, na den oorlog, welke over de opvolging op den Spaanfchcn throon ontftond, is 'er geene merkwaardiger en belangryker gebeurtenis voorgevallen, dan die, welke de dood van Keizer Karei den VI, den laatjlen mannelyken Af/lammeling van het Huis van Habshirg, voortbragt. Het Hof van Weenen zag zich toen aanvallen door eenen Vorst, in welken het geene magt genoeg konde onderflellen, om eene zo moeilyke ohderneeming te beproeven. Binnen kort werd eens zamenzweering gevormd van Koningen en Vorfien, welken allen bejloten hadden deeze ongemeten nalaatenfchap te deelen. De Keizerlyke Kroon ging over in (*) Van de eerfte predikinge van luther tegen de Aflaaten, tot het Pasfmifcki Verdrag in 1552, zyn 35 jaaren. De Koninglyke Schryver fchynt hier een rond getal te neemen in plaatze van het nette: want op hei geen men anders den dertigjaarigen oorlog noemt, fchynt liy niet te doelen. Dat de Hervorming tot de beroerten, van welke de Schryver fpreekt, gelegenheid gaf, is zeker; maar kan men wel zeggen, dat zy ze veroor* zaakte? Vert. *** 4  sa VOORBERICHT in het Huis van Beieren, en wanneer alk voorvallen fcheenen zamen te hopen tot den val der jonge Koninginne van Hongaryen , redde deeze Vorflin, door haare Jiandvastigheid, en door haare bekwaamheid , zich uit een zo gevaarlyken pas, en hield haare heerfchappy Jlaande door Silejse, en eene klein gedeelte van het Milanccfche, op te offeren. Dit was alles, wat men verwachten konde van eene jonge Forftinne, welke, naauwelyks den throon bellommen hebbende, zich den Geest der Regeeringe eigen maakte, en de ziel van haaren Raad werd. Dit tegenwoordig Werk gefchikt zynde voor de Nakomelingfchap, cntflaat my dit van de belemmeringe van de leevenden te ontzien, en van het in acht neemen van zekere, met de rondbor/ligheid deiwaarheid or.beftaanbaare, omzichtigheid: en het zal my geoorlofd zyn, zonder wederhoudinge, en hardop, alles te zeggen , het geen men anders in jlilte by Zichzelven denkt. Ik zal de Vorflen zodanig fchil» deren, als zy zyn, zonder vooringenomenheid voor de geenen, welken myne Bsndgenooten, en zonder haat tegen hen, welken myne vyanden zyn geweest. Van  des SCHRYVERS. m Van myzelven zal ik niet fpreeken, dan wanneer de noodzaaklykheid 'er my toe verplichten zal, en men zal my wel toeflaan, dat ik, op het voorbeeld van Ccefar, van het geen myzelven betreft , melding maake in den derden perfoon , om de haatelykhe'ul van het herhaalde ïk te vermyden. Het ftaat aan de Nakomelingfchap ons te beoordeelen; maar, indien wy verflandig zyn, moeten wy haar voorkomen, door een flreng oordeel te houden over onszelven. De waare verdienjle van een goeden Vorst is, dat hy eene oprechte aankleeving hebbe aan het welzyn van den Staat; dat hy zyn Vaderland en den Roem beminne-. ik zegge den Roem; want die gelukkige aandrift der natuure, welke de menfehen bezielt met de begeerte tot een goeden naam, is het waare beginfel der helJendaaden: zy is de zenuw der ziele, en wekt dezelve uit haare flaapziekte, om ze te beweegen tot nuttige , noodzaaklyke en lofwaardige onderneemingen. Van alles, het geen in deeze Gedenkfchriften te hoek gefield wordt, met betrekkinge tot onderhandelingen over Staatszaaken, tot Brieven van Vorflen, *** $ of  mi VOORBERICHT of getekende Verdragen, zyn de bewyzen voorhanden in de bewaarplaats der Staatspapieren, Voor het verhaalde, raakende de krygsbedryven, kan men inflaan als ooggetuige, en het opfiellen van verfcheidene ver haaien van Veldflagen is twee of drie dagen uitgefleld, om een naauwkeuriger en meer overeen{temmende met de waarheid te maaken. He Nakomelingfchap zal, misfchien met verbaasdheid, in deeze Gedenkfchriften het ver/lag vinden van gemaakte en weder gebroken Verdragen. Schoon diergelyke voorbeelden gemeen zyn , zoude zulks den Schryver van dit Werk niet rechtvaardigen, indien hy geene andere en betere redenen had em zyn gedrag te ontfchuldigen. Het belang van den Staat moet den Vorflen ten regel vertrekken. De gevallen, waarin men Verbonden kan breeken, zyn deeze. Vooreerst, wanneer de Bondgenoot in gebreke blyft van zyne verbindteKisfen te vervullen. Ten tweeden , wanneer uw Bondgenoot toelegt om u te bedriegen, en gy daartegen geen ander middel hebt dan hem voor te komen. Ten derden , eene grootere viagt, welke u onderdrukt,  des SCHRYVERS. xliii •duikt, en noodzaakt uwe Verbonden te broeken. Ten vierden, eindelyk de ontoereikendheid uwer middelen om den oorlog voort te zetten. Door ik weet niet welk eene noodlottigheid, hebben die ongelukkige rykdommen overal invloed op. De Forflen zyn de Jlaaven hunner geldmiddelen ; het belang van den Staat ver/lrèkt hm tot een Wet, en die Wet n onfchendbaar. Indien de Forst onder de verplichting is, van zynen per/oon zeiven op te offeren aan de welvaart zyner onderdaanen, moet hy zo veel te meer hun verbindtenisfen opofferen, welker voortduuring hun fchadelyk zoude weezen. Foorbeelden van diergelyke verbroken Ferdragen vindt men by menigte. Het is myn oogmerk niet dezelve alle te verdedigen, Ik durve, evenwel, beweeren , d,at 'er zodanige onder zyn, tot welker overtreeding men door de noodzaaklykheid, door het gezonde verftand, door de voorzichtigheid, of door het heil der Folken verplicht werd , terwyl den For/len geen ander dan dit middel overbleef, om hun verderf te ontwyken. Indien Franciscus de I het Ferdrag van Madrid had vervuld, zoude hy, met het verlies van Bour-  xLir VOORBERICHT Bourgondië, eenen vyand in het hart zyner Staaten gevestigd hebben. Daardoor ware Frankryk gebragt geworden tot den ongelukkigen Jlaat, waarin het was ten tyde van Lodewyk den XI en van Lodewyk den XII. Indien, na het winnen van den Veldjlag by Muhlberg door Karei den V, de Vorjlen van het Protejlantfche Verbond in Duitschr land, zich niet gejlerkt hadden met den fceun van Frankryk, hadden zy het draagen der ketenen niet kunnen ontkomen , welke de Keizer, zeden langen tyd, voor hun fmeedde. Indien de Engelfchen het zo zeer tegen hunne belangen aankopende Verbond niet hadden verbroken, waardoor Karei de II zich vereenigd had met Lodewyk den XIV, liep hunne magt gevaar van dies te meer verminderd te worden , naar maate Frankryk in de Staatkundigs Weegfchaal van Europa het verre boven Engeland zoude overgehaald hebben. De verjlandigen , welken de uitwerk/els voorzien in de oorzaaken, moeten zich in tyds verzetten tegen deeze oorzaaken, welke zo rechtjireeks tegen hunne belangen zyn aangekant. Men Jla my toe, dat ik my naauwkeuriglyk vev- . klaa-  ö 1 s SCHRYVE R S. xi>v Maare over deeze moeilyke Jlof, welke tot nog toe niet op eene leer Heilige wyze behandeld is. Het komt my klaar en duidelyk voor, dat een byzonder per/om ten naauwften aan zyn woord moet verkleefd zyn, al had hy het zelfs onbedachtzaam gegeven. Indien men hem geen woord houdt, kan hy zyne toevlucht neemen tot de befcherming der Wetten, en wat'er ook gebeuren moge, het is flechts een enkel perfoon, die lydt: maar tot welke rechtbanken zal een First zich vervoegen , indien een ander Forst zyne verbindtenisfen omtrent hem fchende ? Het woord van een byzonderen perfoon fleept flechts het ongeluk van een enkel mensch na zich, maar dat der Vnften algemeene rampen voor geheele Volken. Dit komt uit op deeze vraag: Wat is beier, dat het Folk omkome, of dat de Forst zyn Verdrag breckel Wie zoude dwaas genoeg zyn, om in twyffel te hangen omtrent het beflisfen deezer Fraage ? Gy ziet door de gevallen, welke wy voorgemeld hebben , dat men , alvoorens een beflisfend oordeel te vellen over de daaden van eenen Forst, moet beginnen met rypelyk de omflandigheden te onderzoeken, waar-  xlvi VOORBERICHT waarin hy zich bevond, het gedrag van zyne Bondgenoot en , de middelen , welke hy had, of welke Hem ontbraken, ter vervullinge van zyne verbindtenisfen. Want, gelyk wy reeds gezegd hebben , de goede of flechte toeftand der geldmiddelen is gelyk de polsflag van den Staat, en heeft meer invloed, dan men gelooft of weet, op de Jiaat- en krygskundige verrichtingen. Het gemeen , dat van deeze byzonderhe kn onkundig is , oordeelt alleenlyk naar den iikerlyken fchyn, en bedriegt zich gevolgelyk in zyne beflisfingen: de voorzichtigheid verbiedt de gemeente beter te onderrichten ; want het zoude het toppunt der dwaasheid zyn , indien men , uit ydele roemzucht, het zwakke van den Staat waereldkundig maakte: de vyanden, in hunnen fchik met zulk eene ontdekkinge, zouden niet misfen 'er hun voordeel mede te doen. Het verftandige beleid eischt, derhalven , dat men aan het gemeen de vryheid van zyne roekelooze oordeelvellingen laate, cn dat men, geduurende zyn leeven , zich niet kunnende rechtvaardigen , zonder het belang van den Staat in de waagfchaal te flellen, zich vergenoege met de wettigheid van  des SCHRYVERS xlvii van zyn gedrag te toonen, voor de belanglooze oogen der Nakomelingfchap Mis- li r Ét (*) Men honde my hier eene korte aanmerkisg ten goede. De Staatkundigfte en fchranderfte Vorst kan wel eens verkeerd redeneeren, en misf]aa:en begaan, in welke hy niet zoude vervallen zyn , indien hy de eenvoudige regels der Zedekunde gevolgd ware. Van de vier Geval. Icn , welke de Schryver aan het begin van deeze Afdeelinge opgeeft, zouden het eerfte en het tweede ook een byzonderen perfoon ontdaan van de verph'chtinge, onder welke hy zich, door het aangaan van een verdrag, gelegd had, dewyl alle verbindtenisfen van deezen aart wederkeerig zyn , en , indien de eene party de voorwaarden van haarenkant niet vervult, zy ook geen recht kan hebben om die vervulling van de andere zyde te eifchen. Wel is waar, indien iemand , met welken ik , als een byzonder perfoon, een Verdrag hebbe aangegaan, my trachte te be. driegen, geeft my dit geene vryheid om hem voor te ko. men , dat is, hem eerst te bedriegen ; maar het ontflaac my , evenwel, van de aangegaane verbindtenisfe: en ik zoude ten minften hartelyk twyffelen , of een Vorst wel meerder recht hebbe. In de twee andere gevallen , geldt de regel, dat niemand, boven het geen hy vermag, kan verplicht worden, By het aangaan van eenig verdrag moet altoos onderfteld worden, dat beide partyen in ftaat zyn en blyven, oin te voldoen aan de gefielde voorwaarden. Maar dan moet, om van het verbond ontflagen te worden , de onmacht ook weezenlyk zyn en blyken , en oiet enkel daarin beftaan , dat men zich door het houden van  XLVin VOORBERICHT Misfchien zal het niet onaangenaam zyn, dat ik eenige algemeene aanmerkingen voege by het geen ik zo even gezegd hebbe, raakende de gebeurtenisfen , welke in mynen tyd zyn voorgevallen. Ik hebbe gezien, dat kleine Staaten zich kunnen Jlaande houden tegen de grootfie Ryken , wanneer die Staa • ten vlyt en naarftigheid hebben , en zeer veel orde in van zyn woord eenig ongemak op den hals Iaade , het geen men in vervolg van tyd weder kan te boven ko. men. De gevallen , welke de Schryver opnoemt, raaken alle Verdragen , door welke twee Mogendheden zich tegen eene derde verbinden. Maar, behalven die, zyn 'er nog andere Verdragen van Koophandel, enz. Omtrent deeze geldt zekerlyk het geen wy over het eerst, geftelde geval hebben aangemerkt. Maar, indien zulk een Verdrag grootelyks nadeelig voor eenen Staat is, en- de andere party het naauwkeurig nakomt , wat dan ? Zoude men niet mogen Hellen, dat alle diergelyke Verdragen , of voor een bepaalden , of voor een onbepaalden, tyd gemaakt zyn ; dat zy , in het eerfte geval, dert vollen tyd uit moeten onderhouden worden , maar in het andere onderfteld worden tot wederopzeggens toe gemaakt te zyn ? Een ding is zeker , dat , zo lang men de voordeden van een Verdrag wil genieten , men ook deszelfs nadeelen moet draagen, en dat het Engelfche recht van cmvenientie de grootfte onrechtvaardigheid is. FerU,  des SCHRYVERS. xlis in het hejluur hunner zaaken. Ik vinde , dat de groote Ryken krielen van misbruiken, dat zy vol zyn van verwarringe, en zich alleenlyk flaande houden door hunne groote middelen, en door de inwendige kracht van hun gevaarte. De Jlinkfche en geheime jlreeken , welke aan die Hoven gepleegd worden, zouden minder magtige Vorjlen bederven: zy zyn altoos fchadelyk ; maar zy beletten groote Legers «iet hun gewigt te behouden. Ik befpeure ook, dat alle oorlogen , welke verre van de grenzen der geenen , die ze onderneemen , gevoerd worden, niet denzelfden goeden uitflag hebben , als die, welke binnen het bereik des Vaderlands voorvallen. Zoude dit niet ontfiaan door een natuurlyk gevoel van den mensch, waardoor hy gewaar wordt, dat het rechtvaardiger is zich te verdedigen, dan zynen nabuur te berooven ! Maar, misfchien doet de natuurkundige reden meer af dan de zedekundige , uit hoofde der bezwaarlykheid van, op eenen al te verren affland van de grenzen, te voorzien in het verzorgen van leevensmiddelen, van in tyds het nieuw geworven volk , nieuwe paarden , klederen , oorlogsvoerraad, enz. te bezorgen. Laat ons hier nog byvoe**** geni  l VOORBERIC H T gen , dat hoe de troepen verder gewaagd worden in afgelegen landen , zy dies tp meer vreezen, dat men hun den hertocht zal affnyden of moeielyk maaken. Ik befpeure de duidelyke meerderheid der Engelfehe Floot, boven de vereenigde Vlooien der Franfchen en Spanjaarden , en ik ver wondere my, hoe de Zeemagt van PhiUppus den II, daar zy eertyds ds overhand had boven die der Evgelfchenen Hollandercn, zo groote vcordeelen niet behouden heeft. Ik bemerke nog, met verbaasdheid, dat alle deeze uitrustingen ter zee meer zyn om vertooning te maaken, dan om eenige uitwerking te doen (*), en dat zy , in plaatze van den koophandel te befchermen , deszelfs vernieling niet beletten. Van den eenen kant vertoont zich de Koning van Span;'e, de Oppervorst van Potofi, in Europa met fchulden overladen, en te Madrid de fchuldeifcher van zyne Amp' (*) Uit den zamenliang moet men befluiten , dat zyne Majefteit het oog hebbe op den oorlog , welke met het jaar 1^48 eindigde. In de twee laatere oorlogen tusfchen Frankryk en Engeland , hebben de wederzydfche Zeemagten zekerlyk veel meer uitgevoerd , en inderdaad het lot béflist. En zelfs in het jaar 1742 , noodzaakte een En-, gelsch Esquader, in 24 uuren, den Koning van Napels tot het aanneemen der onzydigheid. Fert.  des SCHRYVERS. « simptenaaren en Huisbedienden 5 van den . anderen de Koning van Engeland, zyne guinies, welke dertig jaaren naarfligheids in Groot - Brittannie hadden opgeflapeld, met volle banden uitdeelende, om de Koningin van Hongaryen en de Pragmarique SaracTie te befchermen , tirwyl, evenwel, die Koningin van Hongaryen genoodzaakt wordt eenige Landfchappen op te offeren, om de rest te behouden* De Hoofdflad van het Christenryk opent zich voor den eerstkomenden, en de Paus, den vloek niet durvende uitblikfemen tegen de geenen, die hem fchatten doen opbrengen, is genoodzaakt hen te zegenen. Italië wordt overjïroomd door vreemdelingen , welke eikanderen bejlryden om het onder het juk te brengen. Het voorbeeld der Engelfchen fleept als een vloed de Hollanders mede in dien oorlog, met welken zy niet te doen hebben, en deeze Republyksgezinden , welken ten tyde , wanneer Helden , een Eugenius, een Marlborough, hunne Legers aanvoerden , denzelven Gedeputeerden te velde toevoegden om de krygsverrichtingen te regelen, zenden 'er geenen , terwyl een Hertog van Cumberland zich aan het hoofd hunner benden bevindt. Het Noor**** s_ dea  in VOORBERICHT den raakt in den brand, en 'er ontftaat een voor Zweeden doodelyke oorlog. Denemarken vat vuur, raakt in beweeging, en bedaart weder. Saxen verandert tweemaal van party, en wint noch by de eene noch by de andere iets, dan alleen, dat het de PruisJen in zyne Staaten trekt, en zichzelven bederft. Een zamenloop van gebeurtenisfen verandert de oorzaakendes oorlogs; de uitwerkfels houden, evenwel, aan, fchoon de beweegreden heeft opgehouden. Het geluk gaat fchielyk van de eene party over tot de andere ; maar de (laatzucht en begeerte tot wraak voeden en onderhouden het vuur des oorlogs. Het fchynt, dat men eenen hoop fpeelers ziet, die hun verhaal zoeken, en het fpel niet verlaaten, voor dat zy zich te eenemaal in den grond geholpen hebben. Indien men eenen Engelfchen Staatsdienaar had gevraagd, welke raazerny beweegt u den oorlog te rekken ? Om dat Frankryk de kosten van den volgenden veldtocht niet zal kunnen goedmaaken, zoude hy geantwoord hebben (*). Indien men dezelfde vraag ; aan (*) Naar alle waarfchynelykheid, waren deeze de eenige redenen niet, welke de Engelfchen bewoogen de Vredesonderhandelingen te Breda, in den jaare 1746, vruchteloos  des SCHRYVERS. m aan een Franfchen Staatsdienaar had gedaan, zoude het antwoord bykans gelyk zyn geweest. Het be~klaagelykjle in deeze (laatkunde is, dat zy /peelt met liet leeven der menfchen, en dat het menfchenhloed zo kwistig als onnut wordt vergoten. Indien men nog door den oorlog konde bewerken, dat de grenzen vast bepaald wierden, en dat evenwicht van tnagt gehandhaafd, het geen zo noodzaaklyk is onder de Vorften van Europa, zoude men de gefneuvelden kunnen aanmerken als jlachtoffers aan de algemeene rust en veiligheid opgeofferd. Maar ziet men niet, wanneer de eene den anderen eenige Landen in America benydt, geheel Europa wechgejleept in verfcheide partyen om elkander ter zse en te land te bevechten ? De Staatzuchtigen moesten vooral bedenken , dat de wapenen en de krygstucht bykans dezelfde zyn docr geheel Europa, dat de Verbonden . doorgaans gelykheid van krachten maaken tusfchen de oorlogende partyen, en, derhalven, alles, wat de Vorften, in de tyden , waarin wy leeven , van hunne grootfle voordeden kunnen verwachten, is, dat zy, door opeen-, loos te doen afloopen. Zie vvagenaar, Fadeii. ffitf. Deel XX. bl. 51. fort. ***** 3  W VOORBERICHT è'engehoopte gelukkige voorvallen, meester zullen worden van eenige kleine Jlad op de grenzen, of van eerag rechtsgebied, welks inkomflen de renten der oorlogskosten niet kunnen opweegen, en welks bevolking niet gelykt naar het getal van de in de veldtochten gefr.euvelde burgeren. Al wie eenige menfehelykheid heeft, en deeze voorwerpen koelzinnig befchouwt, moet bewogen worden door de rampen, welke de befluurders der Staaten, of by gebrek van oplettendheid, of door hunne driften wechgefleept, den Volken veroorzaaken. De Reden fchryft ons .omtrent dit onderwerp, eenen regel voor, van welken, naar het my voorkomt, geen Staatsman most afwyken. Deeze is, de gelegenheid aan te grypen en zyne onderneemingen te doen, terwyl zy gunfiig is ; maar haar niet te dwingen met alles aan het geval te waagen. Er zyn ougenblikken, welke eifchen, dat men al zyne werkzaamheid in beweeging brenge om 'er zyn voordeel mede te doen j maar 'er zyn ook andere, waarinde voorzichtigheid wil, dat men zich werkeloos houde. Deeze flof eischt de aU lerdiepfle nadenking. Want men moet niet alleen den Jlaat der zaaken wel onderzoeken, maar ook al de ge-  des SCHRYVERS. tv gevolgen eener onderneeminge voorzien, de middelen, welke men heeft tegen die van zyne vyanden in de weegfchaal leggen, om te oordeelen, welke van beide de balans doen overflaan. Indien de reden dan niet alleen bejlisfe, maar de drift 'er zich onder menge, is het onmogelyk, dat zulk eene onderneeming door een gelukkigen uitflag gevolgd worde. De Staat' kunde eischt geduld, en het meester/luk van een bekwaam' man is , dat hy alles op zynen tyd en wel te pas verrichte. De Gefchiedenis levert ons maar al te veel voorbeelden van ligtvaardiglyk ondernomen oorlogen. Men behoeft zich alleenlyk het leven van Franciscus den I te herinneren, en te leezen het geen Brantome zegt de reden van deszelfs ongelukkigen tocht na het Milaneefche , op welken die Kening by Pavia gevangen werd genomen, geweest te zyn (*}. Men beho°ft alleenlyk te zien, hoe weinig Karei de V zyn voordeel wist te doen met de gelegenheid, welke'zich na den Veldflag by Muhh berg aanbood, om Duitschland onder het juk te brengen. Men behoeft alleenlyk de Gefchiedenis van Fre- {*) Zie ook bayle Lift. Hist. Art. francois I. Vert.  ivi VOORBERICHT des SCHRYVERS. Frederik den V, Keurvorst van de Paltz , te zien ? om overtuigd te worden van de onbedachtzaamheid , met welke hy zich wikkelde in eene onderneeming , die verre boven zyne krachten was. En in onze laatere tyden herinnere men zich , het gedrag van Maximiliaan van Beieren, die, in den oorlog om de Spaanfche Throonsopvolging, wanneer zyn Land, om, zo te fpreeken, door de Bondgenooten was ingefloten, zich aan de zyde eler Franfchen voegde om zich van zyne Staaten te zien berooven. Nog laater leven Karei de XII, Koning van Zweeden , ons een nog treffender voorbeeld van de doodelyke gevolgen, wel-, ke de flyfhoofdigheid en het verkeerde gedrag der Vorflen hunnen onderdaanen op den bals haalt. De Gefchiedenis is de fchool der Vorflen; het betaamt hun de misflagen der voorige Eeuwen te leer en kennen, om ze te vermyden, en te leer en, dat men zich, een flelfel moet vormen en het zelve voet voor voet volgen, en dat hy, die zyn gedrag best heeft berekend, alleen de overhand kan behouden over hun, die minder beflendig naar vaste regels handelen. GE-    GESCHIEDENIS VAN M T N E N TT D. EERSTE HOOFDSTUK. Inleiding. Staat van Pruis/en by den dooi yan frederik willem. Characlers der Vorften van Europa, van derzelver Staatrdienaaren en Feldoverjlen. Denkbeeli van derzelver magt, middelen, en invloed op de zaaken van Europa. Staat der JVeetenfchappen en fraaie Kunflên. Wat aanleiding gaf tot den oorlog tegen het Huis van Oostenryk, den dood van frederik willem, Koning van Pruisfen , bedroegen de inkomfleri van den Staat niet meer dan zeven miUipenen en viermaal honderdduizend, ryksdalers. De bevolking mogt , in alle Landfchappen te zamen genomen, omtrent drie millioenen zielen beloopen (*). Wy- (*) De Koning fielt hier het ronde getal; de waare flaat der bevolking beliep, in 1740,niet meer dafl twee I. deel, A mï>- 1740, Staat vaj-. Prutsten,  GESCHIEDENIS 1740. liet Huis van Oostenrjrk. Wylcn de Koning had in zyne fchatkist nagelateö acht milliocnen en zevenmaal honderdduizend ryksdalers , geene fchulden , wel beftuurde in« komften , maar weinige middelen ter herftellinge in tyd van nood. De balans van den koophandel verloor jaarlyks twaalfmaal honderdduizend ryks» dalers , welke buitenlands gingen. Het Leger was fterk zesenzeventig duizend man, waaronder omtrent zesentwintig duizend vreemdelingen , het geen bewyst, dat dit getal boven de krachten va» den Staat was, en dat drie millioenen ingezetenen geen volks genoeg konden leveren, vooral in tyd van oorlog , om vyftigduizend man voltallig te houden. De overleden Koning was in geenerlci Verbond getreden , om zynen Opvolger de handen vry te laaten, in het verkiezen van zodanige Verdragen, als dezelve zoude willen aangaan, en als na zynen dood de voordeeligfte voor den Staat zouden weezen. Europa was in vrede uitgezonderd Engeland en Spanje , welke , in de nieuwe Waereld , elkander beoorlogden om een paar Engelfche ooren, die de Spanjaards hadden afgemeden, en onmeetelyke geldfommen verkwistten om eenen verboden fluikhandel, der groote poogingen , welke beide Volken deeden, te eenemaal onwaardig. Keizer Karei de VI had te Belgrado den vrede met de millioenen, tweemaal honderd en veertigduizend perfoonen. [Indien men op deeze opgaaf kan Haat maaken, is dit ronde getal wat heel ruim genomen. Fert.J  van M Y N E N TYD. 3 sie Turken gefloten , onder de bemiddeling van den Heere de Villeneuve , Franfchen Afgezant te Conftantinopolen. Door deezen Vrede ftond de Keizer aan het Ottomannifclie Ryk af het Koningryk Servië, een gedeelte van Moldavië, en de gewigtige vesting Belgrado. De laatfte jaaren der Regeeringe van Karei den VI wareil zo ongelukkig geweest 3 dat hy zich door dé Franfehen , Spanjaarden , en Sardinifchen 4 had zien berooven van het Koningryk Napels , van Sicilië ï en van een gedeelte van het Milaneefche; Daarenboven had hy, by den Vrede van 1737 (*), aan Frankryk afgeftaan het Hertogdom Lotharingen , hetgeen het Huis van den Hertog zynen Schoonzoon, zedert onheugelyké tyden (f), be* zeten had; Doör dit Verdrag gaf de Keizer ge* heele Landfehappen over, en Frankryk ydele beloften van handhaavinge, uitgezonderd, evenwel, Toscanen , het geen als eene volftrckt onzekere bezitting möet befchouwd worden. Frankryk beloofde den Keizer eene huislyke wet , welke hy over de opvolginge ih zyne nalatenfchap had afgekondigd , en welke zó bekend is in Europa onder den naam van de Pragmatique Sanctie j te zullen handhaaven; Deeze Wet moest zyne Dochter, Verzekeren van het onverdeelde bezit zyner nalatenfchap; Zonder twyffel heeft men reden om ver- (*) Zo heeft het oorfpronglyke. Maar dit zal eene drukfeil zyn voor 1735. Vert: (t) Zedert het midden der elfde Eeuwe; Vert. A 2  4 GESCHIEDENIS 1/4Q- Oiaratfter van karei ëen VI. verbaasd te flash , Wanneer men het ëinde de* regeeringc van Karei den VI zo weinig ziet 'beantwoorden aan den luister, Welken dezelve in haar begin vcrfpreidde. De oorzaak der ongelukken van deezen Vorst moet men alleen zoeken in het verlies van den Prins Eugenius. Na den dood van deezen grooten man was 'er niemand in ftaat om deszelfs plaats te vervullen De Staathad gebrek aan veerkracht, viel in eene kwyning eii uitteerende kwaal. Karei de VI had van' de natuur de hoedanigheden ontvangen , welke den goeden burger uitmaaken , maar hy bezat geene van die , welke tot den grooten Man behooren. Hy was edelmoedig , maar zonder oordeel, van een bekrompen verftand en zonder doorzicht ; hy bezat naarffigheid, maar zonder fchranderheid van geest, zo dat hy met veel te werken weinig uitvoerde ; hy was bedreven in het Dtiitfche Recht, iprak verfcheiden taaien., en vooral het Latyn , waarin hy uitmuntte ; hy was een goed Vader, een goed Echtgenoot, maar dweepziek en bygeloovig , gelyk alle Vorften uit liet Huis van Oostenryk. Men had hem opgevoed om' te gehoorzaamen , niet om te beveelen. Zyne Staatsdienaars hielden hem op den tuil met het beoordeelen der pleitgedingen in den Ryks-Hofraad , met eene Hipte aankleevinge aan de kleinigheden der plegtige gebruiken en inilellingen van het Bourgondifche Huis; en tenvyl de Vofst zich met deeze beuzelingen ophield, of zynen tyd op de jagt verkwistte , befchikten zyne Staats- dtj*  ■ vanMYNENTYD. 5 dienaars , als de waare meesters van den Staat, over alles met willekeurig gezach. Het geluk van het Huis van Oostenryk had den Prins Eugcnius van Sayojc, van welken wy zo even gefproken hebben , in deszelfs dienst doen overgaan. Deeze Prins had in Frankryk de bef gedragen. Lodewyk de XIV weigerde hem eene Kerkelyke bediening. Eugenius verzocht om eene compagnie Dragonders; hy verwierf ze even weinig, om dat men de vermogens van zynen geest miskende, en de jonge Heeren van het Hof hem den bynaam van Juffer Claude gegeven hadden. Eugenius ziende , dat alle deuren des geluks voor hem genoten waren, verliet zyne Moeder, Mevrouw van Soisfons , en Frankryk, om zynen dienst aan Keizer Leopold aan te bieden. Hy werd Colonel, kreeg een Regiment , en zyne verdienden toonden zich fchjelyk. De uitfteekende dienden, welke hy deed, in zyne voortreffelyke bekwaamheid, bragten hem in korten tyd tot de eerfte krygsampten. Hy werd Qpper-Veldheer, Voorzitter in den Oorlogsraad, en , eindelyk , eerde Staatsdienaar van Keizer Karei den VI. Deeze Prins was dus Opperhoofd van het Keizerlyke Leger; hy beftuurde niet alleen, de Oostenrykfche Landen, maar het Ryk zelve, en was, eigenlyk gefproken, Keizer. Zo lang Prins Eugenius de kracht van zynen geest behield , waren de wapens en de ftaatshandelingen der Oostenrykers met andere Mogendheden voorfpoedig; maar , wanneer de ouderdom en ongeA 3 maJP» 1740. Peins E u- GENIUS.  6 GESCHIEDENIS De Graaf vin ziisr- Z K NOOJFF. makken hem verzwakt hadden, was dit hoofd % het geen zo lang voor het welzyn van het Keizerlyke Huis gewerkt had, buiten Haat van in dien arbeid te volharden, en aan dat Huis de voorige dienden te bewyzen. Hoe vernederende zyn diergelyke bedenkingen voor onze ydelheid. Een Condé, een Eugenius, een Marlborough, ziende uitblusfching van hunnen geest de vernieling hunner lichaamen voorgaan , en de allergrootfte en. uitgebreidde verftanden eindigen Sa de kindschheid! Verheft u dan nog, indien gy durft, arme ftervclingen 1 Met het verval der krachten 'van Prins Eugenius, begon het tydperk der heimelyke ftrceken en kuiperyen van alle OostenrykfcliLStaatsdieuaaren. De Graaf van Zintzendorff be^ ■kwam den grootften invloed op den geest van zynen Meester : hy arbeidde weinig , en was 'een liefhebber van de goede fier. Hy was de Apicius van het Keizerlyke Hof, en de Keizer zeide, dat de lekkere gerechten van zynen Staatsdienaar zyne zaaken den kreeftengang deeden gaan. Deeze •Staatsdienaar was trots en hooghartig , en verbeeldde zich een Agrippa of een Maecenas te zyn. De Ryksvorften waren verontwaardigd over de. hardheid zyner beftuuringe, waarin hy geheel niet geleek naar den Prins Eugenius , die, alleen de zachtzinnigheid te baat necmende , het Lichaam des Duitfchen Ryks veel zekerder tot zyne oogmerken had wceten te leiden. Wanneer de Graaf van Zintzendorff gebruikt werd op de Byeenkomst te Kameryk, meende hy het  v a n M Y N E N TYD. 7 het character van den Kardinaal de Fleuri doorgrond te hebben. De Franschman , behendiger dan de Duitfchcr, hield hem voor den gek , en Zintzendorff keerde na Weenen, wel verzekerd, dat hy het Hof van Verfailles, even zeer als dat van den Keizer zoude beftuuren : weinig tyds daarna zeide Prins Eugenius, welke den Keizer geduurig bezig zag met te denken op middelen om zyne pragmatique Sanctie te handhaaven, tot denzelven, dat de eenige wyze om ze op eenen verzekerden voet te brengen, was honderd en tachtig duizend man op de been te houden, en dat hy de noodige geldfommen tot goedmaaking van deeze vermeerdering zoude aanwyzen, indien de Keizer daartoe zyne toeftemming wilde .geeven. Des Keizers geest voor dien van Eugenius bukkende, dorst denzelven niets weigeren. Men befloot tot eene vermeerdering van veertigduizend man, en binnen kort was het Leger voltallig. De Graaven van Zintzendorff en Staremberg, vyanden van Prins Eugenius , vertoonden den Keizer, dat zyne Landen, door onmaatige fchattingen bezwaard , tot het onderhouden van een zo groot Leger niet in daat waren; en dat hy, indien hy Oostenryk, Bohemen en de andere Landfchappen niet in den grond wilde bederven, deeze vermeerdering weder moest afftellen. Karei de VI, die niets verftond van de bertuuringe der geldmiddelen , niet meer dan van den ftaat der Landen , waarover hy heerschte, liet zich door zyne Staatsdienaaren leiden , en gaf aan deeze, veertigduiA 4 zend 174»,  & GESCHIEDENIS zend nieuwlings" aangeworven mannen hun affcheid, flechts zeer korten tyd voor het overlyden van Augustus den I, Koning van Poolen. Twee Mededingers deeden zich op, om deezen openftaanden throon te beklimmen. De ééne was Augustus, Keurvorst van Saxen, Zoon des laaiden Konings varl Poolen, gerugfteund door den Roomfchen Keizer, de Keizerinne van Rusland , en door het Saxifche geld en krygsvolk, De andere was Stanislaus Leczinsky, geroepen door de wenfchen der Polakken, en befchermd door zynen Schoonzoon Lodewyk den XV. Maar de hulp, welke hy uit Frankryk trok , bedroeg niet meer dan vier bataillons. Hy zag Poolen; werd binnen Dantzig belegerd; konde zich daar niet handhaaven, en deed voor de tweede maal afdand van de droevige eere van den naam van Koning te draagen in een Gemeenebcst, waarin de regeeringlooshcid de overhand had, De Graaf van Zintzendorff maakte zo vasten flaat op de vreedzaame geaartheid van den Kardinaal deFleuri, dat hy zyn Hof ligtvaardiglyk inwikkelde in de Poolfche beroerten. Het vermaak van de Kroon van Poolen te begeeven, kostte den Keizer drie Koningryken (*), en eenige fchooneLandfchappen. Reeds waren de Franfchen den Rhyn overgetrokken; reeds belegerden zy Kehl, terwyl men te Weenen nog weddingfehappen over hunne wer- Misfchien eene drukfeil voor twee: ten minden ik weete geerde andere dan Nape-ls eri Sicilië. Ven! '  vanMYNENTYD. tj werkeloosheid aanging. Deeze oorlog, welken men ondernam, was het werk der verwaandheid en de vrede, welke op denzelven volgde, dat deizwakheid. De naam van den Prins Eugenius, die nog ontzach baarde, hield, geduurende de veldtochten van 1734 en 1735, de Oostenrykfche wapens op aan den Rhyn, en kort daarna eindigde hy zyn leeven, maar te laat voor zynen roem. Twee bedieningen, welke in den Prins Eu» genius waren vereenigd geweest, het bevel over het Leger, en het Voorzitterfchap in den Raad van Oorlog, werden nu gefcheiden. De Graaf van Harrach kreeg den post van Voorzitter, en Konigfeck, Wallis, Seckendorff, Neuperg, Schmettau, Khevcnhuller, en de Prins van Hildburghaufen, dongen om de gevaarlyke eer van het bevel te voeren over de Keizerlyke Legers. Welk eene taak, te worftelen tegen den roem van Prins Eugenius , en eene plaats te vervullen, welke hy zo wel bekleed had! Daarenboven waren deeze Veldoverften onder elkander zo verdeeld, -als de opvolgers van Alexander. In plaatze der verdiende, welke hun ontbrak, namen zy toevlucht tot dreeken en kuiperyen. Seckendorff en de Prins van Hildburghaufen deunden op den invloed van de Keizerinne, en van eenen Staatsdienaar, genaamd Bartcudem, geboortig uit den Elfas, van onaanzienlyke afkomst, maar werkzaam, en die, met nog twee medegenoot» , Knorr en Weber, een driemanfehap uitmaakte, het geen toen de zaaken des Keizers beduurde. Khevenhuller had eene party in den Raad van Oorlog; en Wallis, die 'er roem op 5 droeg, 1740. I  Pe Turkfcbe Ooï- fcg» ÏQ GESCHIEDENIS droeg, dat hy de geheele waereld haatte, en van de geheele waereld gehaat wierd , had nergens eenigen aanhang. De Rusfen waren toen in oorlog met de Turken; het gelukkig üaagen der eerstge-melden deed den moed derOostenrykers ontbranden, Bartendein geloofde, dat men de Turken uit Europa zoude kunnen verdryvcn, SeckcndorfP doelde op het bevel over het Leger,. Deeze twee perfoonaadjen dompelden het Huis van Oostenryk in eenen afgrond van rampen, onder voonvendfel,. dat de Keizer den Rusfen, zynen Bondgenooten , bydand moest doen tegen den vyand des Christelyken naams. Al de waereld wilde den Keizer raad geeven; de Staatsdienaars,de Keizerin,de Hertog van Lotharingen, ieder was van zynen kant in de weer. Eiken dag kwamen 'er nieuwe ontwerpen van krygsverrichtingen uit den Keizerlyken Raad: de kuiperyen der Grooten, die elkander dwarsboomden , en de yverzucht der Veldoverden deeden alle onderne.emingen mislukken. De bevelen, welke de Veldoverden van het Hof ontvingen , wederfpraken elkander, of noodzaakten deeze Veldoverden tot onuitvoerlyke krygsverrichtingen. Deeze huislyke wanorde werd voor de Oostenrykfche wapenen nadeeliger dan de magt der OngeloovigeH. Te Weenen del de men het Hoogwaardige ten toon, terwyl men Veldflagen verloor in Hongaryen, en nam zyne toevlucht tot de begochelingen des BygeloófSjOm de misdagen der onbedrevenheid te herdellen, Seckendorff werd op het einde van zynen eerden veldtocht gevangen gezet,om dat,zo, als men zeide, zyne kettcry den toorn des hemels Qver  vanMYNENTYD. » ever het Land haalde. Koenigfeek, in het tweede "" het bevel gehad hebbende, werd tot Graattester van het Huis der Keizerinne aangefteld , Zin Wallis , die het derde jaar het Leger geZ a Ld ze*™, dat zyn eerde Voorzaat K* het S rail g worden was, en dat voor hem over; Ueef dat hem de kop wierd afgedagen. He f heelde weinig, dat hy zich niet bedrogen had wan , na den Velddag by Crutzka verloren te heb- Neuperg , welken de Keizer en de Hertog van te verhaasten, floot dcnzelven met de Turken te Belgrado , en werd tot belooning by zyne terugkomst gevangen gezet op het kasteel van Glaz. Het Hof van Weenen ftrafte dus de ondergefchikte werktuigen zyner ongelukken, terwyl het met dorst opldimmen tot de oorzaak zyner rampen waartoe de doorluchtigde perfoonaadjen van het Hof het haare gedaan hadden. m het fluiten van deezen Vrede, bevond zc het Oostenrykfche Leger in eenen verfchnklcelyl vervallen toeftand. Het had aanzienlyke verheze, kleden by Widdin , by Mendia , by Panchova byTimoc, by Crutzka: de ongezonde lucht e Joerasfige watereu hadden befmettelyke ziekte ;eroorZaakt,endenabyheid der Turken had c de pest onder gebragt: het Leger was te gelyk< tyd vernield en moedeloos. Na den vrede bk het grootfte gedeelte der benden in Hongaryen ma 1740, l > 1 B r ■x £  1739- ! ] ] ** GESCHIEDENIS maar derzelver getal beliep niet meer dan drieënveertig duizend gewapenden, en niemand dacht out het voltallig maaken des Legers. De Keizer had, bovendien , niet meer dan zestienduizend man in Italië, ten hoogften twaalfduizend in de Nederlanden , en vyf of zes hierendaar in de Erflanden Verfpreide Regimenten. In plaatze , derhalven , van dat dit Leger een getal van honderd-envyfenzeventig duizend man moest uitmaaken , bedroeg de werkelyk in dienst zynde manfchap geene tweeëntachtig duizend. In het jaar 1733 had men uitgerekend , dat de Keizer omtrent achtentwintig millioenen aan inkomften bezat: na dien tyd had hy vry wat verloren , en de onkosten van twee op elkander gevolgde oorlogen hadden hem overftelpt met fchulden, welke hy met de twintig millioenen inkomden , die hy nog overhield, bezwaarlyk konde betaalen. Behalven dat waren zyne geldmiddelen in de grootde verwarringe. Eene openlyke oneenigheid heerschte onder zyne Staatsdienaars; de yverzucht verdeelde zyne Krygsovejtlen, en den Keizer zeiven, door zo. veele ramppoeden moedeloos geworden, dak de walg van le ydelheid van aardfche grootheid, In weerwil, wenwel, van zyne gebreken en verborgen zwakïeden, maakte het Oostenrykfche Gebied , in het aar 1749, nog figuur in Europa onder de ont:achlykfte Mogendheden. Men befchouwde des:elfs middelen van herdel, en dat een fchrander ïoofd 'er alles konde doen veranderen: onderwyen. vergoedde de trotsheid van dit Huis. het ■ger brel^  v a k MYNEN TYD, 13 Ï3rdv van Magt, en deszelfs voorleden Roem de tegenwoordige Vernedering. In Frankryfe was het anders gedeld. Zedert het jaar 1672 had dit Ryk zich nooit in eenen meer Juihtenyken toeftand bevonden; een gedeelte van zyne voordeden was het verfchuldigd aan de verftandige bedimringe van den Kardinaal de Fleuri. Lodewyk de XIV had deezen Kardinaal, die toen Oud-Bisfchop van Frejus was , in hoedanigheid van Leermeester geplaatst by zynen Kleinzoon (*). De Priesters zyn even daatzuchtig als andere menfchen , en dikwyls doorflepener. Na den dood van den Hertog van Orléans, Beduurder des Ryks, deed Fleuri den Hertog van Bourbon, welke deeze plaats bekleedde, in ballingfchap zenden, om ze zelve te vervallen. Hy gebruikte meer voorzichtigheid dan werkzaamheid in zyne wyze van regeeren. Uit het bed zyner minnaresfen vervolgde hy de Janfenisten. Hy wilde geene andere dan rechtzinnige Bisfchoppen , en evenwel weigerde hy de Verbondstekenen der Kerke in eene zwaare ziekte, welke hem overkwam. Richclicu en Mazarin hadden alle middelen om zich aanzien te geeven, welke pracht en praal kunnen leveren, uitgeput. In tegendelling hiervan deed Fleuri zyne grootheid bedaan in zyne eenvoudigheid. Deeze Kardinaal liet zynen Neeven flechts eene vry kleine (*) Eigenlyk Achterkleinzoon. Men weet, dat Lodewyk de XIV de Overgrootvader was van Lodewyk jjfcn XV. Fert. ir3& st ~i van Frak jk, De Kardi- naai i. b f lh 0 Rij  *4 GESCHIEDENIS *739« ne erfenis na: maar, in vergoedinge hiervan, vefs rykte hy dezelven door de onmaatig groote weldaaden, welke de Koning over hen uitdortte. Als Eerde Staatsdienaar verkoos hy den wech van onderhandelingen boven den oorlog, dewyl hy derk was in het voortzetten van listige kuiperyen , en niet in daat om het bevel te voeren over een Leger. Hy leide zich toe om den naam van vreedzaam te verwerven, om eerder de Scheidsman dan de Overwinnaar van Koningen te zyn. Hy was ftout in zyne ontwerpen, maai- befchroorod in derüelver uitvoeringe ; zuinig op de inkomden van den Staat, en begaafd met eenen geest van orde; hoedanigheden , die hem nuttig maakten Voor Frankryk , welks geldmiddelen door den Opvolgings-oorlog, en een dechte beduuringe, uitgeput waren. Hy verwaarloosde het Krygsweezen al te zeer, en maakte te veel werks van de bezorgers der Koninglyke inkomden. In zynen tyd was de Zeemagt bykans vernietigd, en de Landtroepen zo zeer verwaarloosd, dat zy in den eerden veldtocht van het jaar 1733 hunne tenten niet wisteri op te daan. By eenige goede hoedanigheden tot de inwendige beduuring des Ryks , had deeze1 Staatsdienaar in Europa den naam van zwak eri bedrieglyk te zyn; gebreken, welke hy had overgenomen van de Kerke, in welke hy was opgevoed. Ondertusfchen had de goede huishouding van deezen Kardinaal aan het Ryk de middelen bezorgd om zich te ontlasten van een gedeelte der ontzachlyk groote fchulden, welke Onder de Re- gee-  vanMYNENTYD. 15 geering van Lodewyk den XIV gemaakt waren. Hy verbeterde de wanorde van het Regentfchap; en door zynen tyd af te wachten, herftelde zich Frankryk van de venvoestinge, welke het ftelfel Van Law veroorzaakt had. Dit Ryk had twintig jaaren vrede noodig, om, na zo veele rampen , weder adem te haaien. Chauvelin , een Staatsdienaar van minderen rang, die onder den Kardinaal werkte, trok het Koningryk uit zyne werkloosheid, en deed het beduiten tot den oorlog, welken Frankryk in het jaar 1733 ondernam , van welken Koning Stanislaus het voorwendfel was, maar waarby Frankryk Lotharingen won. De Hovelingen te Verfailles zeiden , dat Chauvelin den Kardinaal den oorlog, maar de Kardinaal hem den vrede ontfutfeld had. Chauvelin, hierdoor aangemoedigd , en zegepraalende , dat zyn eerde proefduk hem zo wel gelukt was, vleide zich, dat hy de eerde perfoon in den Staat zoude kunnen worden. Daartoe moest men hem,die het nu was, doen vallen ; en Chauvelin fpaarde geene lasteringen om den Kerkvoogd zwart te maaken by Lodewyk den XV. Maar deeze Vorst, geheel onderworpen aan den Kardinaal , welken My nog als zynen Leermeester aanmerkte, deed denzelven verflag van alles. Chauvelin werd het flachtoffer zyner daatzucht. Zyne plaats werd door den Kardinaal gegeven aan den Heere Amelot , een man zonder groote fchranderheid , aan welken de Eerde Staatsdienaar zich gerustelyk vertrouwde , dewyl hy geene bekwaamheden genoeg 1739*  Ï739- ï6 GESCHIEDENIS noeg had om een gévaarlyk man te wèezeni D Zodanig was de toeftand van Frankryk in het jaar T740: van buiten geëerbiedigd, vol van gebreken in zyn binnende , onder de Regecring van een zwakken Vorst, die zichzelvcn en zyn Koningryk had overgegeven aan de beftuuringe van den Kardinaal de Fleuri. . Philippus de V, welken Lodewyk de XIV, met zichzelven te bederven, op den Spaanfchen throon geplaatst had, heerschte nog aldaar. Deeze Vorst had het ongeluk van onderhevig te zyn aan vlaagen van eene haare zwaarmoedigheid, welke na genoeg kwam aan krankzinnigheid. In het jaa£ 1726 had hy afdand van de Kroon gedaan, ten behoeve van zynen Zoon Lodewyk; maar, in het jaar 1727, na den dood van dien Vorst, nam hy het Ryksbeftuur weder in handen (f). Deeze afdand was (*) Dit ziet op laatere tyden. Want in het jaat J740 was Frankryk nog niet met Engeland in o.oriog geweest, zedert het fluiten van den Utrechtfchen Vrede. Vert. (f) Philippus de V leide de Kroon neder in Louwmaand des jaars 1724, en aanvaardde ze weder in Herfstmaand deszelfden jaars. . Zie wagenaar Vadert. /#/?. Deel XVIHbladz. 288-290. Tindal's Continuatkn »ƒ rapin's Hiftory of Eng land, Vol. VII. p. 515 and 534, by welken laatden men teven* een Haakje kan J4 * Staat van Spa.je. PHILIP- f u 3 ós V)  J739- De Koningin uisar.TilFAilKESÉ. Ds Kardinaal A L- • HONb GESCHIEDENIS was gefchied tegen den zin van de Koninginnc Elifabeth Farnefe, geboren Princesfe Van Parma. Zy zoude wel de geheele waereld hebben willen regeeren, en konde niet leeven dan op den throon. De Koningin, om den Koning in het vervolg het opvatten van eenen afkeer van den throon te beletten, hield hem op denzelven door geduurig nieuwe oorlogen te onderneemen, het zy tegen de Barbaryfche Roovers, het zy tegen de Engelfchen, het zy tegen het huis van Oostenryk. De fierheid van eenen Spartaan , de *onverzetteiykheid van eenen Engelschman , de Italiaanfche doorflepenheid, en de Franfche leevendigheid, maakten het charaéter uit van deeze zonderlinge Vrouwe: zy trad doutmoediglyk voort in het doorzetten van haare oogmerken; niets verbaasde haai-, niets konde haar fluiten. De Kardinaal Albcroni, zo vermaard in zyflen tyd, had eenen geest, welke naar dien van deeze Vorflinne geleek ; hy arbeidde langen tyd onder haar. De zamenzweering van den Prins van Celemare veroorzaakte den val van deezen Staatsdienaar , en de Koningin werd genoodzaakt hem in ballingfchap te zenden , om te voldoen aan de wraakzucht des Hertogen van Orléans, den Ryksbelluurder van Frankryk. — Een Hollander van geboorte, genaamd Ripperda , bekleedde vervolgens; vinden van des Koning» chara&er en bygeloovigheid, in deszelfs Aéte van afftand , en in eenen Brief var» hein aan zynen Zoon en Opvolger. V~ert.  van M Y N E N TYD. ai gens deeze gewigtige plaats; hy had verftand; maar zyn Hecht gedrag in het waarneemen zyner hedieninge was oorzaak, dat hy zich niet lang konde ftaande houden. Deeze veranderingen van Staats-* dienaaren werden in Spanje niet befpeurd, dewyl die Staatsdienaars niet meer waren dan werktuigen , van welke de Koningin zich bediende , en haar wil ten allen tyde de zaaken beftuurde. In het jaar 1740 kwam Spanje uit den Italiaanfchen oorlog, welken het met roem geëindigd had. Don Carlos, werken de Engelfchen na Toscanen hadden overgevoerd , om Cosmus , den laatften Hertog uit het Huis van Medicis, op te volgen: deeze Don Carlos , zegge ik , was Koning van Napels geworden , en Franciscus van Lotharin-, gen had Toscanen ontvangen als eene fehadeloos-, ïtclling voor Lotharingen, dat Frankryk aan zyne. Kroon gehecht had. Dezelfde Engelfchen, welken met zo groote verwoedheid tegen Philippus den V gedreden hadden , waren nu de bevorderaars der Spaanfchc magt in Italië. Zo verandert de ftaatkunde, en zo wispeltuurig zyn de denkbeelden der menfehen. De Spanjaarden zyn in Europa zo ryk niet, als zy wel konden weezen, dewyl zy niet arbeidzaam zyn. De fchatten der nieuwe waereld komen tot voordeel van vreemde Volken, die, onder Spaanfchc naamen, zich meester gemaakt hebben van deezen handel. De Franfchen , de Hollanders, en de Engelfchen hebben eigenlyk het genot van Peru en Mexico. Spanje is tot eene voorraadplaats geB 3.  m G E S C I-I I E D E N I S worden, vanwaar de rykdornmen uitdroomen, e» de behendigften ze in menigte wechileepen. In Spanje zyn niet genoeg Inwoonders om het land te bebouwen; het inwendige ftaatsbeftuur Js 'er tot nog toe verwaarloosd , en de bygeloovigheid is oorzaak dat dit vernuftige Volk gerangfehikt werdt onder de allerzwakde Natiën. De Koning heeft vierentwintig millioenen ryksdalers inkomden, maar de Regecring is met fchulden beladen. Spanje onderhoudt vyfenvyftig- of zestigduizend man geregeld krygsvolk; de Zeemagt mag omtrent vyftig fchepen van linie bedraagen. De banden van bloedverwantfchap, welke de beide huizen van Bourbon verecnigen, veroorzaaken tusfchen dezelve, eene allernaauwdc verbindtenis. Evenwel vond de Koningin zich gehoond dooiden Vrede van het jaar 1737 , welken de Kardinaal de Fleuri, buiten haar wecten, had gemaakt: om zich hiervan te wreekcu decdv zy Frankryk alle onaangenaamheden aan, welke in haare magt waren. Spanje was toen in oorlog met Engeland, dat de dryvers Van verboden handel [op de Spaanfche Westindien] befchermde. Een paar Engelfche ooren , welke men eenen matroos van die Natie had afgefneden, deeden dat vuur ontvlammen, en de toerustingen kostten onmeetelyke fommen aan de beide Volkeren. Ilun koophandel leed 'er door, en, gelyk het doorgaans gaat, de kooplieden en byzondere ingezetenen mogsten de dwaasheden tier Grooten boeten. De Kardinaal de Fleuri was •let  van M Y N E N TYD. £3 ^iet kwalyk te vreclen over deezen oorlog : hy verwachtte , dat hy de rol van Middelaar , of Scheidsman,zoude fpeelen,om de voordeden van den Franfchen Koophandel te vermeerderen. Portugal maakte geene figuur in Europa. Don juan was alleenlyk bekend door zyne grillige zucht vdor de plechtigheden der Kerke. Hy had door een brevet van den Paus het recht verwonnen van eenen Patriarch te hebbèn; en, door een ander brevet, dat van de Mis te mogen doen, uitgezonderd de Confëcratie (*). Zyne Vermaaken waren Priesterlyke verrichtingen , zyne Gebouwen Kloosters , zyne Legers Monniken, en zyne Minnaaresfen Nonnen. Van alle Volken van Europa was Engeland het rykfle. Deszelfs koophandel drekte zich uit dooide geheele waereld, het bezat bovenmaatige fchatteti , en bykans onuitpulbaare geldmiddelen: en terwyl het alle deeze voordeden had, bekleedde het onder de Mogendheden den rang niet, voor welken het gefchikt fcheen. Geerge de II, Keurvorst van Hanover, regeerde (*) Ik hebbe hier een onduitsch woord behouden, dewyl ik in onze Taal geen weete , dat volkomen hetzelfde denkbeeld zoude opleveren. IFyding kwam my te algemeen voor. Den meesten Leezeren zal we! bekend zyn , dat de Confëcratie beftaat in het uit. fpreeken der plechtige woorden door den Priester, op welke , volgens de Leer der Röomfche Kerke , de Ouwel veranderd wordt in het Lichaam van Chrisüis. Vert. B 4 1739» Staat van Portugal. Staat van Engeland. GF.ORGE de ii.  .JOBERT XV A L P O L E. H GESCHIEDENIS de toen in Engeland. Hy bezat deugden en verdand, maar had buitenfpoorig hevige driften. Hy was ffandvastig in zyne befluitcn, eerder gierig dan fpaarzaam, bekwaam tot den arbeid, maar onbekwaam tot geduld, oploopend, dapper, maar Engeland regeerende naar de belangen van zyn Keurvordendom , en al te weinig meester van zichzelven om een Volk te bedïmren, dat van de Vryheid zynen Afgod maakt. - Deeze Vorst had tot zynen Staatsdienaar den Ridder Robcrt Walpole. Hy nam den Koning in door geld voor dcnzclven te befpaarcn uit de Civilc Lyst (*), waarmede George zyn Hanoverfchen fchat vergrootte. Hy Avist den geest des Volks te leiden door bedieningen en jaargelden , welke hy gepastelyk uitdeelde om de meerderheid der Leden van het Parlement te winnen. Zyne kundigheid en bekwaamheid ftrckten zich niet uit tot buiten Engeland; de algemeene zaaken van Europa liet hy aankomen op zynen broeder Horatius. Op zekeren dag, wanneer eenige Dames hem drongen om een partytje met haar te fpeelen, antwoordde hy: Ik bat het fpel en Et> ropa voor mynen broeder. Hy verftond niets van' de daatkunde, en dit gaf zynen vyanden gelegenheid om hem te lasteren met de befchuldiginge, dat hy vatbaar was voor 'omkoopinge. & (*) The Civil List betekent in Engeland de geldfomnen, welke door het Parlement zyn toegedaan, tot snderho.ud van des Konings Huis, en het goedmaak^ raa de gewoene kosten der Regeeringe. Vert.  va n M Y'N. E N TYD. || ' In weerwil van alle' kundigheden, welke Walpole had van de inwendige gefteltenisfe des Ryks, ondernam hy een gewigtig ftuk, dat hem mislukte (*) : hy wilde 1 den Accys in Engeland invoeren. Indien hy in deeze onderneeming gellaagd ware , zouden de fommen , welke die belasting moest opbrengen, genoegzaam geweest zyn om ■den Koning een willekeurig gezach te bezorgen. Het Volk voelde dit, en ftoof op. Sommige Leden van het Parlement zeiden aan Walpole, dat hy hen betaalde voor den loop van gewoone dwaasheden; maar dat deeze boven alle vermogen van omkoopinge was. By het uitgaan uit het Parlemcntshuis werd Walpole aangetast; men greep hem by den mantel, welken hy in tyds los liet, en hy bergde zich met behulp van eenen Kapitein der Lyfwachtcn, welke tot zyn geluk by dit op~ roer tegenwoordig was. De Koning leerde, door deeze proef, de Engelfche Vryheid ontzien: de zaak der Aecyfen bleef llaapen, en deeze voorzichtigheid bevestigde zynen throon. Deeze in- wen- (*) In het jaar 1727. [Dit moet zien op het jaar, waarin George de II aan de Regeering kwam. Het byzondere geval, dat terftond hierop verhaald wordt, gebeurde eerst in 1733. De Accys, welken Walpole wilde invoeren, zoude alleen op den Tabak gelegd worden. Doch de Oppofitie-party vreesde, of fcheen te vreezen, dat deeze liap door meer anderen zoude, gevolgd worden , fchoon de Staatsdienaar betuigde, da: zyn oogmerk alleenlyk was de fluikery te (tuiten. See tindal's Contin. Vol. VIII. p. 148-177.] B 5  Ï739- - j ] I t ] i 1 1 1 r c *tf GESCHIEDENIS wendige beroerten beletten Engeland deel te neemen in den oorlog van 1733. Maar, kort daarna , ontbrandde de oorlog met Spanje, in weerwil van het Hof. Londenfche koopluiden vertoonden aan het Laagerhuis ooren van Engelfclie fluikhandelaars, welke de Spanjaards hadden afgefneden. De bloedige tabbaart van Ca;far, welken Antoniys voor het Romeinfche Volk ten toon fpreidde, veroorzaakte te Rome geene geweldiger aandoening, dan deeze ooren te Londen verwekten. De gemoederen werden ontroerd ; zy beflöoten met overhaastinge tot den oorlog, en de Staatsdienaar was genoodzaakt daartoe zyne toeftemming te gccven. Het Hof trok geen ander voordeel uit deezen oorlog , dan dat het den Admiraal Haddock van Londen verwyderde, wiens welfpreekêndheid in het Laagerhuis de overhand had over de omkopingen van Walpole: en de Staatsdienaar, die leïde, dat hy den prys van eiken Engelschman cende, dewyl 'er geen een was, Welken hy niet tad omgekogt, of met welken hy niet te bod was geweest, ontdekte, dat zyne guincas niet altyd Ie overhand hadden over de kracht en blykbaarteid der redeneeringe. Engeland onderhield, in deezen tyd, tac-htig chepen van de vier eerde rangen, en vyftig van ninder grootte ; nevens omtrent dertig duizend lan landtroepen. Zyne inkomden bedroegen ift redestyd vierentwintig millioenen ryksdaalers ; laar het had, daarenboven, oneindige middelen m geld te krygen in de beurzen van byzondere perA  vanMYNENTYD. 27 perfoonen, en in de gemaklykheid van fchattit>gen re heffen van ryke onderdaanen. Het gaf toen onderftandgeldcn aan Denemarken voor het onderhoud van zesduizend man , en aan Hesfen voor een gelyk getal: welke, gevoegd by tweeëntwintig duizend Hanoveraanen, in Duitschland een lichaam van vierendertig duizend man tot Engelands befchikking ftelde. De Admiraals Wager en Ogle hadden den roem van hunne beste Zeeluiden te zyn: wat de landtroepen aangaat, de Hertog van Argyle en Mylord Stairs waren de eenigen, welken eene gegronde aanfpraak konden maaken op het begeeren der eerfte bedieningen, hoewel geen van beiden ooit het bevel over een Leger had gevoerd. De Heer Lyttleton werd gehouden voor dea krachtigllen Redenaar; Lord Hardwey voor den kundigden man; Lord Chesterfield voor den geestigften, en Lord Carteret voor den geweldigden ftaatkundigen. Hoewel de Kunden en Wcetenfchappen in dit Ryk geworteld waren, de licdykheid van derzelver omgang had echter de woestheid van de zeden des Volks niet verzacht. Het droeve characler der Engelfchen begeerde bloedige Treurfpelen; zy hadden die gevechten van zwaardvechters, welke der menfehelyke natuure tot fchande verdrekken, doen dandhouden; zy hadden den grooten Newton voortgebragt, maar geenen Schilder, geenen Beeldhouwer, noch eenigen goeden Kundenaar in de Mufiek. Pope bloeide nog , en verlierde de Dicht-  ï?39» T ~ Staat van Holland. -ü8 geschiedenis Dichtkunst met de mannelyke denkbeelden, welk* Shaftesbury en Bolingbroke hem aan de hand gaven. Doftor Swift, welken men met niemand kan vergelyken, overtrof zyneLandgenooten in goeden(maak, en muntte uit door fyne berispingen van de zeden en gewoonten. De Stad Londen ging die van Parys in volkrykheid te boven met eene meerderheid van tweemaal honderdduizend zielen. Delnwoonders der drie Koningryken beliepen omtrent acht millioenen. Schotland, dat nog vol van lacobieten was, zuchtte onder het juk van Engeland, en de Ierfche Roomschgezinden klaagden over de onderdrukking, in welke zy door de Hooge Kerk gehouden werden. . Achter deeze Mogendheid voegt zich Holland, gelyk eene floep, welke de indrukfcls volgt van het Oorlogfchip, waaraan zy is vastgemaakt. Zedert de affchaffing van het Stadhouderfchap had dit Gemeenebest een Aristocratifchen Regeeringsvorm aangenomen. De Raadpenfionaris , geholpen door den Griffier, (lelt de zaaken voor ter Vergaderinge der Algemeene Staaten , verleent Gehoor aan de vreemde Staatsdienaaren, en geeft daarvan bericht aan den Raad (*). De raadpleegingen van deeze Vergaderingen zyn langzaam ; de f*) Deeze misvattingen zyn zonderling in een za kundigcn Man, en grooten Staatkundigen als de overleden Koning van Pruisfen was. Men kan 'er uit zien, hoe weinig men doorgaans kan ftaat maaken op de jerichten, welke Vreemdelingen geeven van de Re^ jeeringswyze en Gebruiken van andere landen. Vert..  vanMYNENTYD. ap <3e geheimhouding wordt 'er flecht in acht genomen , dewyl men de zaaken aan een te groot getal van Afgevaardigden moet mededeelen. Als burgers hebben de Hollanders'eenen afkeer van het Stadhouderfchap , het geen zy befchouwen als den wech baanende tot dwinglandy: en als koopluiden hebben zy geene andere ftaatkunde dan hun belang. Door de beginfelen hunner Regeerirrge zyn zy beter gefchikt om zich te verdedigen , dan om hunne nabuuren aan te tasten. Met eene verbaasdheid, gemengd met verwonderinge , befchouwt men dit Gemeenebest , gevestigd in een moerasfigen en onvruchtbaaren grond. , half omringd door den Oceaan, welke dreigt deszelfs dyken wech te fcheuren, en het land te overdroomen. Ingezetenen, ten getale van twee millioenen , genieten daar de rykdomnsen en den overvloed , welken zy verfchuldigd zyn aan hunnen koophandel, en aan de wonderen , welke hunne naardigheid gewrocht heeft. De Stad Amderdam, het is waar, klaagde dat de Deenfchc Oostindifche Maatfcliappy , gelyk ook dc Franfche, welke in de haven van 1'Orient gevestigd was, eenig nadeel aan haaren koophandel toebragten. Deeze klagten waren de klagten van nydigaarts. Maar eene weezenlyker ramp drukte toen het Gemeenebest. Eene foort van wormen, welke men in de havens van Afie vindt, was in hunne fchepen gedrongen , en vervolgens in het paalwerk, dat de dyken befchut, en doorknaagde de eene , en het andere. Dit bragt Holland in vree*  1739» i i i | i ] 3'o GESCHIEDENIS vreeze van zyne bolwerken by den cerften ftorrft te zien inftorten. De Raad vergaderd zynde, voncf geen ander middel tegen deeze ramp , dan het tutfehryveh van Vastendagen over het geheele Land (*). Iemand zeide boenende, dat men den wormen den Vastendag had moeten opleggen. Dit belette evenwel den Staat niet zeer ryk te zyn-. Hy had fchulden, die nog zedert den Opvolging»-' oorlog waren open gebleven. ' Maar deeze , iri' plaatze van het Crediet des Volks te verzwakken, dienden eerder om het te verderken. De Raadpënfionaris van der Heim, die Holland beduurde , werd gehouden voor eenen man van gemeene vermogens, phlcgmatiek, voorzichtig, zelfs vreesachtig , maar aan Engeland gehecht uit gewoonte, uit godsdienst, en uit vreeze welke Frankryk hem aanjaagde. Het Gemeenebest mogt twaalf miUioenen ryksdalers inkomden hebben, zonder de middelen van Crédiet te rekenen: het konde veertig oorlogfche3en in zee brengen, en onderhield dertigduizend nan geregelde troepen , die voornaamelyk dienlen tot bewaaring der Barrière - plaatzen, zo arS" lezelve by den Utrechtfchen Vrede bepaald waén. Maar de Hollandfche Krygsmagt was nu liet, zo als weleer, de School der Helden. Zelèrt den Veldflag van Malplaquet, waarin de Hol- (*) Dat men nog iets meer deed, en wel met goed :evolg, kan de Leezer zien by wagenaar Vadert, list. D. XIX. bl. po.'env.' ferï.  van MYNE N TYD. Hollanders de bloem hunner benden en de kweekfchool hunner Bevelhebberen verlooren, en, zedert de affchaffing van het Stadhouderfchap, geraakten hunne troepen in verachting door gebrek van krygstucht en aanzien: zy hadden geene Generaals meer , die in ftaat waren om het bevel over een Leger te voeren. Een Vrede van achtentwintig jaaren had hunne oude Bevelhebbers wechgefleept, eh het aankweeken van nieuwe was verwaarloosd. De jonge Prins van Oranje, Willem van Nasfau , vleide zich , dat hy, uit het Geflagt der Stadhouders voortgefproten zynde , tot dezelfde bediening zoude kunnen geraaken. Ondertusfchen had hy dechts een kleinen aanhang in Gelderland, en de yverige Gemeenebestgezinden waren-allen tegen hem gekant: zyn bytend en deekelig vernuft had hem vyanden gemaakt , en het had hem ontbroken aan gelegenheid om zyne bekwaamheden ten toon te kunnen fpreiden (*). In deeze gedeldheid werd het Gemeenebest van Holland door zyne nabuuren vrienclelyk behandeld, had, ten opzichte van zynen invloed op de algemeene zaaken, weinig aanzien, was (*) Hy was, gelyk bekend is, reeds Erfftadhouder van Friesland; in het jaar 1718 werd hy verkoren tol Stadhouder van Groningen en Ommelanden ; in het jaar 1721 tot Stadhouder van het Landfchap Drenthe} en in hetzelfde jaar tot Stadhouder van Ge'derlands fchoon in dit laatfte Gewest onder zeer bepaalde voot* Waarden. Vert,  >39: Staat van Denemarken. 3* GESCHIEDENIS was vreedzaam uit beginfel, en krygsliaftig by toeval. Indien wy van Holland onze oogen noordwaarts wenden , vinden wy 'cr Denemarken en Zwecden j Koningryken bykans gelyk in magt, maar beide minder beroemd , dan zy eertyds geweest waren. Onder de Regeeringe van Frederik den IV, had Denemarken zich meester gemaakt van ScUeeswyk, ten nadeele van het Huis van Holdein. Onder de Regeeringe van Christiaan den VI wilde men het Koningryk der Hemelen veroveren. De Koningin , Magdalena van Bareuth, bediende zich van de dweepery, op dat die geheiligde, teugel haaren man mogt wederhouden van haar ongetrouw te zyn: en de Koning, een buitenfpoorig yveraar voor Luther geworden zyndc , flcepte door zyn voorbeeld het geheele Hof tot kwezelaary. Een Vorst, wiens verbeelding getroffen is door het Hemelfche Jerufajejn , veracht het flyk der aarde; den tyd, welke aan het bezorgen der rykszaaken bedeed wordt, rekent hy voor verleren oogenblikken, de eerde grondregels der daatkunde voor gewetensgevallen ; de voorfchriften van het Euangelium worden des Vorden KrygsWetboek, de dreeken en kuiperyen der pnesterln krygen invloed op het beraadflaagen over daatszaaken. « Zedert den pius Mneas , of zedert de Kruisvaarten van den H. Lodewyk, vinden wy in de Gefchiedenisfen geene voorbeelden van vroome helden. Mahomet, wel verre van vroom te zyn,  vanMYNËNTYD. 33 gyn, was flechts een bedrieger, welke zich van den Godsdienst bediende om zyn 11 yk en Heerfchappy te vestigen. De Koning van Denemarken onderhoudt zesendertig duizend man geregelde troepen. Hy koopt nieuwgeworvcn volk in Duitschland , en verkoopt de troepen weer aan die hem best betaalt: hy kan dertigduizend man gewapend Landvolk op de been brengen , waarvan de Noorwegers voor de besten gehouden worden. De Deenfche Zeemagt beftaat Uit zevenentwintig fchepen van linie, en drieëndertig van laagcrcn rang. Deeze Zeemagt is van alle deelen des Ryksbeftuurs meest tot volkomenheid gebragt; alle kenners fpreeken 'er met lof van. De inkomftén van Denemarken beloopen niet boven de vyf millioenen en zesmaal honderdduizend i yksdaalers. Deeze Mogendheid was toen in huur van de Engelfchen , welke haar jaarlyks eenen onderftand betaalden van honderdenvyftig duizend ryksdaalers tot befolding van zesduizend man. De Prins van Culmbach-Bareuth had het bevel over de landtroepen. Noch hy, noch de andere Generaals , in dienst van deeze Mogendheid , verdienen eene plaats in deeze Gedenkfchriften. De 1 leer Schulin, Staatsdienaar van deezen Vorst, moet in denzelfden rang geplaatst worden. Uit het geen wy gezegd hebben volgt, dat Denemarken moet gerekend worden onder het getal der .Mogendheden van den tweeden rang, en, wanneer het zich als een aanhangfel by eenige party I. DEEL. C VOegt, 1739'  1739- Staat van Zweedcn. 34 GESCHIEDENIS voegt, een grein gewigts in de fchaal der magten kan werpen. Indien gy van hier na Zweeden overfteekt, zult gy niets gemeens vinden tusfchen deeze twee Koningryken , dan de driftige begeerte om onderftandgelden te trekken. De Zweedfche Regeeringsvorm is een mengfel van Aristocratie , van Volksregeering, en van het Koninglyk beduur, waarin de twee eerstgemelde de overhand hebben (*). De Algemeene Vergadering der Staaten , of de Ryksdag , wordt alle drie jaaren gehouden. Men verkiest eenen Maarfchalk, die den grootden invloed heeft in cte beraadilagingen. Indien de demmen deekcn, bedist de Koning, die twee demmen heeft, de zaak. Hy kiest van drie perfoonen, die men hem voorftclt, welken hy wil, om de openvaUende plaatzen te vervullen (f). De (*) De Leezer bedenke, dat hier gefproken wordt van de gedeldheid des Zweedfchen Ryks omtrent het jaar 1740. Ieder weet, dat in het jaar 17-2 de Koninglyke Magt tot een veel hoogeren trap gedegen is. Fert. (t) Dit is niet naauwkeurig uitgedrukt. De Koning had op den Ryksdag geene ftem; maar twee demmen in den Senaat of Ryksraad, welke de zaaken beduurde in den tusfchentyd tusfchen de Ryksdagen : en wanneer in den Senaat eene plaats openviel, verkoos de Koning een perfoon daartoe uit een drietal , het geen de Stenden hem ten dien einde aanbooden. Fert.  vanMYNENTYD. 35 De Ryksdag kiest een geheim Committé, beftaande uit honderd Leden , welke uit den Adel, de Geestelykheid , den Burger- en Boerenftand genomen worden. Deezen onderzoeken het gedrag, dat de Koning en de Senaat gehouden hebben in den tusfchentyd tusfchen de R'yksdagen, en geeven aan den Senaat Berichtfchriften ; 'zo wel het beftuur der inwendige zaaken • als der buitenlandfche , betreffende. De Koningin Ulrica, Zuster, van Karei den XII, had den teugel der Regeeringe gefield in handen van haaren Gemaal Frederik van Ilesfen. De nieuwe^ Koning ontzag , met de uiterde zorgvuldigheid, de rechten des Volks. Hy dacht over zynen post bykans gelyk een oud Luitenant-Colonel eene kleine dadvoogdy' befchouwt, welke hem een eerlyk ontwyk bezorgt' iri den ouderdom. Eer hy de Koningin trouwde,' verloor deeze Vorst den Velddag van Mont-Casfel in Lombardyen , om zynen vader , die zich in zyn Leger bevond , het fchouwfpel van een ge-' vecht te geeven. De Graaf Oxendiern was RyksKanfclier geweest; hy werd uit zyne plaatze gefloten door den Graave van Gyllenborg. Deeze Graaf had zieh de Krygsbevelhebbers tot vrienden gemaakt; dit gaf hem een aanzienlyken aanhang in Zweeden. Hy verlangde na den oorlog, zich vleiende, dat hy, door eenige verovermge , zyne Natie weder het hoofd zoude doen opdeeken. Frankryk wenschte nog derker zich van de Zweeden te bedienen, hoopende door dezeiven den Rusfifchen trots te fnuiken , en dus C 2 den  I739- 36 GESCHIEDENIS den hoon te wreeken, welken zyn Gezant Monti die te Dantzig was gevangen genomen, te Petersburg ondergaan had. Met dat inzicht betaalde Frankryk aan Zweeden een jaarlykfchen onderftand van driemaal honderdduizend ryksdalers , welke het laatstgenoemde Ryk evenwel niet tot eenige yyandlykheid verplichtte. Zweeden was niet meer het geen het eertyds geweest was. De negen laatfte jaaren der Regeeringe van Karei den XII waren aanmerkelyk geweest door wederwaardigheden. Dit Ryk had Lyfland verloren , een grooten brok van Pomeren , en de Hertogdommen van Bremen en Verden. Door deeze affcheuringe was het beroofd van inkomden, van krygsknechten en van graanen, welke het te vooren trok uit deeze Gewesten. Lyfland was zyn overvloedige voorraad1'chuur. Hoewel Zweeden niet meer dan twee millioenen zielen bevat, leverden zyn onvruchtbaare grond en de dorre gebergten , waarmede het als bedekt is , zelfs niet genoeg om deeze zwakke bevolking van voedfel te voorzien; en de afdand van Lyfland bragt het in de uiterde verlegenheid. De Zweeden eerden evenwel (hoe groote ongelukken hun ook waren overgekomen) de gedachtenis van Karei den XII, en hoonden hem na zynen dood, door een gantsch niet ongewoon gcrolg der tegendrydigheden van het mcnlehelyke verdand, door Goertz met den dood te draden , ;ven als of de Staatsdienaar fchuldig ware aan de nisllageu van zynen meester. De  vanMYNENTYD. 37 Dc inkomden van dit Ryk beliepen, ten naasten by, vier millioenen ryksdalers. Het onderhield niet meer dan zevenduizend man geregelde troepen, en drieëndertig duizend man gewapend Landvolk werden door een ander middel betaald. Ten tyde van Karei den XI had men aan zulk een getal van boeren, die tevens krygsluiden waren, landeryen gegeven om te bebouwen, onder dc verplichting van des Zondags byeen te komen om den wapenhandel te oeffenea, en te leeren ftryden tot verdediging des Lands. Maar, wanneer Zweeden deeze benden buiten zyne grenzen wilde gebruiken , moesten zy befoldigd worden uit de algemeenc fchatkist. De havens des Ryks bevatten vierentwintig fchepen van linie en zesendertig fregatten. Een langduurige vrede had van de krygsknechten boeren gemaakt; dc beste Vcldheeren waren overleden,Buddcnbrock cnLovvenhaupt konden niet vergeleken worden bylleinfchild; maar eene ingefchapen oorlogzucht bezielde nog deeze Natie, en haar ontbrak niets dan een weinig krygstucht en goede aanvoerders. Het is het land van Pharasmanes, dat niets dan yzer en krygsvolk voortbrengt. Van alle Natiën van Europa is dc Zweediche de armde. Goud en zilver (de onderdandgelden uitgezonderd) zyn 'er even weinig bekend als in Sparta. Groote plaaten gedempeld koper dienen haar voor geld; en om de mocilykheid van het vervoeren deezer ongefchiktc klompen te vermyden, had men papier in de plaats gedeld. De uitvoer uit dit KoningC t ryk 1739-  -38 G E S G HI E D E N 1 S ryk bepaalt zich tot koper, yzer en hout: maar, in de balans van den koophandel, verliest Zweeden jaarlyks vyfmaal honderduizend ryksdalers; dewyl zyne behoeften de goederen , welke het kan uitvoeren , overtreffen. De ftrenge luchtrftreck , waaronder het gelegen is, verbiedt 'er -alle vernuft en naardigheid.' van zyne grove wol'le kan het geene,andere lakens maaken, dan die gefehikt zyn om hét gémeene Volk te kleeden. De fchoonde gebouw.en van .Stokholm, en de Paleizen, welke de Grooten hebben op hunne Landgoederen , zyn van den tyd des dertigjaarigen oorlogs. Het Koningryk werd inderdaad beduurd door- een Driemanfchap beftaande uit de Graaven Thüro-Bjelke, Eckeblat en Rofen. Zweeden behield nog, onder den vorm van eene Gemeenebests-Regeeringe, de fierheid van de tyden, in Welke het door Alleenheerfchers beduurd werd, en een Zweed achtte zich . verheven boven den. burger van eiken anderen Staat. De geest van Gustavus Adolphus, en van Karei den XII, had zo diepe indrukfels gelaten in de gemoederen des Volks, dat nog de wisfelvalligheden des geluks, noch het verloop des tyds, dezelve hadden kunnen uitwisfehen. Zweeden ondervond het lot Van eiken Staat, die denKoninglyken regeeringsvorm verandert in dien van een Gemeenebest: het verzwakte. De zucht tot roem veranderde in eenen geest van kuipery en ftreeken; de belangloosheid in begeerlykheid : het algemeene welzyn werd opgeofferd aan perfoonlyk belang,  van MYNEN TYD. 39 «O de omkoopingcn deegen tot zulk. eene hoogte, dat nu de Franfche, dan weder de Rusfifche, party de overhand had op de Ryksdagen; maar niemand hield 'er de party des Vaderlands op. Met ■alle deeze gebreken hadden de Zweeden de zucht tot het maaken van veroveringen behouden, zo rechtftrecks aanloopende tegen den geest eener Gemeenebests-Regecringe , die vreedzaam moet zyn, indien hy den vastgeftelden regeeringsvorm wil behouden. Dit Koningryk, zo als wy het nu vertoond hebben , konde flechts een zeer zwakken invloed hebben op de algemcene zaaken van Europa; ook had het zeer veel van zyn aanzien verloren. Zweeden heeft tot nabuur eene der ontzachlykfte Mogendheden. Van het Noorden, beginnende van de Ys-Zec, tot aan dc oevers der zwarte Zee ; en van Samogitie tot aan de grenzen van China , drekt zich de verbaazend uitgebreide grond, die het Keizcrryk van Rusland uitmaakt: het geen achthonderd Duitfche mylen in de lengte maakt, en drie- of vierhonderd in de breedte. Deeze, eertyds barbaarfche, .Staat, was in Europa onbekend geweest vóór den Czaar Iwan Bafilowits (*). Peter de I, deeze Natie willende befchaaven, werkte 'cr op als het derkwater op het yzer. Hy was, en de Wetgeever, en de Grondlegger , van dit uitgedrekte Gebied : hy fchiep menfehen, krygsknechten en daatsdienaars: hy fticht- (*) Eigenlyk Wafiljewicz. Fert. C 4 1739- Staat van Rusland. PETIR }E li  ANNA I W A N O W- N A. 40 GESCHIEDENIS ftichtte de Stad Petersburg: hy richtte eene aanzienlyke Zeemagt op, en het gelukte hem zyn Volk, en zyne eigene zonderlinge bekwaamheden , door geheel Europa te doen eerbiedigen. Anna Iwanowna (*), broeders Dochter van Peter den I, beduurde dit groote Ryk. Zy was Peter den II, Zoon des eerden Keizers , opgevolgd. De Regeering van Anna onderfcheidde zich door eene menigte van gedenkwaardige voorvallen , en door eenige groote mannen, van welke zy de bekwaamheid had zich te bedienen ; haare wapens gaven oenen Koning aan Poolen. Zy zond (f), ter hulpe van Keizer Karei den VI, tienduizend Rusfen aan de oevers van den Rhyn, een land , alwaar dit Volk naauwelyks bekend was. De oorlog , welken zy tegen de Turken voerde, was eene aaneenfchakeling van voorfpoedige gebeurtenisfen en overwinningen: en terwyl Keizer Karei de VI, zelfs tot in het Turkfche Leger , om den vrede deed verzoeken , fchreef zy het Ottomannifche Ryk wetten voor. Zy befchermde de Weetenfchappen in haare Hofplaats. Zy zond zelfs Geleerden na Kamtfchatka , om een korteren wech te vinden , ten einde den koophandel der Moscovieten met de Chineefen te begundigen. Deeze Vordin bezat hoedanigheden, die haar den rang waardig maakten, welken zy bc- (*) 1740. [In dit jaar overleed Anna. FertJ] Ct) 1735.  vanMYNENTYD. 41 bekleedde. Zy had verhevenheid van ziel , en ftandvastighcid van geest, was milddaadig in het belooncn , geftreng in het kastyden, goedaartig van natuur, en wellustig zonder wanorde. Zy had Biron , haaren gundeling , en- haaren Staatsdienaar, tot Mcrtog van Courland gemaakt. De Edelluiden, zyne Landgcnootcn , betwistten hem zelfs de oudheid van zynen Adel. Hy was de eenige, die eene doorllaande magt had op den geest der Kcizcrinne : van natuure was hy verwaand, lomp en wreed: maar ftandvastig in het verrichten van zaaken, en ook dc grootde onderneemingen niet fchuwende. Zyn eerzucht wilde den naam zyner Meestercsfe voeren tot aan het einde der waereld : voor het overige was hy zo gierig in het byeenfehraapen, als verkwistende in zyne verteeringen ; hy had eenige nutte , maar geene goede of aangenaame, hoedanigheden. De ondervinding had, onder de Regeeringe van Peter den I, eenen man gevormd, die gefchikt was om onder de opvolgers van deezen Vorst den last des ryksbeftuurs te torsfen. Deeze was de Graaf van Ostermann. Hy hield, als een ervaren Huurman in al de ftormen der ryksomwentelingcn , het roer van den Staat met eene altoos zekere hand. Hy was afkomftig uit het Graaffchap Mark in Westphalen , van eene laage geboorte ; maaide zielsvermogens worden door de natuur uitgedeeld zonder opzicht op de geflachtrekeningen. Deeze Staatsdienaar kende Moscovië even goed als Verney het menfehelyke lichaam. Omzichtig C 5 of Dl RON. OSTERMANN.  I7S9- MUNNICH. I 1 1 42 G E'S C H I E D E N I S of ftoüt was hy, naar dat het de omftandigheden vereischten , en onttrok zich aan de kuiperyen van het Hof om de beftuuring der Staatszaaken voor zich te behouden. Behaiven de Graaf Ostermann,' konde men den Graaf Lowenwolde, en den ouden Graaf Golofkin rekenen onder het getal der Staatsdienaaren , van welken Rusland dienst konde hebben. De Graaf van Munnich , welke uit den Saxifchen dienst in dien van Peter den I was overgegaan, was aan het hoofd van het Rusfifche Leger. Hy was de Prins Eugenius der Moscovieten, en had de deugden en gebreken van groote Veldoverften. Hy was bekwaam , öndcrneemende, gelukkig; maartrots, hoogmoedig, eerzuchtig en fomtyds al te willekeurig; en het leeven der krygsknechten aan zynen roem opofferende. Lascy , Keith , Lowendahl , en andere bckwaame Veldoverften werden in zyne fchool gevormd. De Regeering hield toen op de been tienduizend man Lyfwachten, honderd bataillons , te zamen een getal van zestigduizend man beclraagende ; twintigduizend dragonders ; weeduizend cuirasfiers ; het geen te zamen een ?etal van tweeënnegentig duizend man geregelde trygsbenden uitmaakte; dertigduizend man gewagend Landvolk, en zo veele Kofakken, Tartaren :n Kalmukken , als men wilde doen opkomen. Zo dat deeze Mogendheid, zonder buitengewooïe pooging te doen, honderdenzeventig duizend iian konde te veld brengen. De Rusfifche Vloot verd, in deezen tyd, gefchat op twaalf fchepen van li-  van MYNEN T Y D. 43 linie, zesentwintig van minderen rang, en veertig galeien. De inkomden des llyks beliepen veertien of vyftien millioenen ryksdalcrs. Deeze fom fchynt niet meer dan middelmaatig, wanneer men ze vergelykt met de uitgebreidheid van den Staat; maar alles is daar goedkoop. De waar, welke de Vorftcn meest noodig hebben, de krygskncchten, kosten daar van onderhoud niet de held van het geen dc overige Mogendheden van Europa moeten betaalen. De Rusiifche fol da-at ontvangt .niet meer dan acht roebels in het jaar, en lee.vensmiddeleu , die voor een geringen prys gekogt worden. Deeze leevensmiddelen geeven aanleiding tot dien ontzachlyken ileep,' welken zy by hunne Legers met zich voeren. In den veldtocht, welken de Maarfchalk Munnich in het jaar 1737 tegen de Turken deed , telde men in zyn Leger even veel wagens als drydbaare mannen. Peter de I had een ontwerp geiineed, het geen nooit eenigen Vorst voorheen was in de gedachten gekomen. In plaatze van dat overwinnaars zich enkel bemoeien met het uitbreiden hunner grenzen , wilde hy de zyne intrekken. De reden hiervan was, dat zyne Staaten decht bevolkt waren nnarmaate van derzelver groote uitgedrektheid. Hy wilde de. twaalf millioenen inwoonders, welken door liet geheele Ryk verlpreid waren , verzamelen tusfchen Petersburg, Moscou, Kafan en de Ukraine , om dit gedeelte , het welk dan gemaklyk te verdedigen zoude zyn geweest, uit hoofde der woestynen , welke het zouden omringd i"39. Ontwerp van petei ben I.  4-1 GESCHIEDENIS 1739- 0 ringd en afgefcheiden hebben van de Perfiaanen, de Turken, en de Tartaaren, wel te bevolken en te bebouwen. Dit ontwerp, gelyk veele andere, verdween in rook door den dood van deezen grooten Man. De Czaar had naauwelyks tyd gehad om de eerfte beginfels tot den koophandel te maaken. Onder de Keizerinne Anna konde de koopvaardyvloot der RasTen geheel niet in vergelyking komen met die der Zuidelyke Mogendheden. Alles voorfpclt evenwel aan dat Ryk, dat deszelfs bevolking, magt, rykdom en koophandel zeer aanzienlyken voortgang zullen maaken. De geest der Natie is een mcngfcl van wantrouwen en doorflepenheid; lui, maar belangzuchtig, hebben zy de behendigheid van iets na te maaken, maar geen vernuft tot eigen vinding. De Grooten zyn 'er muitzuchtig; de Lyfwachten ontzachlyk voor de Vorften : het gemeene volk is 'er dom , tot dronkenfchap geneigd, bygeloovig en ongelukkig. De ftaat der zaaken, zo als wy denzelven hebben opgegeven , heeft, buiten twyffel, veroorzaakt, dat de [Petersburgfche] Academie der Weetenfchappen tot nog toe geene Moscovietifche Kweekclingen heeft gemaakt. Zedert de ongelukken van Karei den XII, en de vestiging van Augustus van Saxen op den Poolfchen throon, en zedert de overwinningen van den Maarfchalk Munnich ap de Turken , waren de Rusfen inderdaad de ^ezachhebbers van het Noorden. Zy waren zo mtzachlyk, dat niemand iets konde winnen met hen  vanMYNENTYD. 45 hen aan te tasten, daar men eene foort van woestynen moest doortrekken om hen by te komen; en dat men alles had te verliezen, zelfs al bepaalde men zich tot een verdedigenden oorlog, wanneer zy den aanval deeden. Het geen hun dit voordeel geeft is het aantal van Tartaren , Kofakken en Kalmukken, welken zy in hunne Legers hebben. Deeze zwervende horden van plonderaars en brandstichters zyn in ftaat, om door hunne ftrooperyen ook de bloeiendde Landfchappen te vernielen, zelfs zonder dat hun Leger 'er een voet inzette. Alle hunne nabuuren ontzagen hen , om deeze verwoestingen voor te komen, en de Rusfen befchouwden de verbonden , welke zy met andere Volken aangingen, als eene befcherming, welke zy verleenden aan hunne afhangelingen. De invloed van Rusland ftrekte zich meer rechtftreeks over Poolen uit, dan over zyne andere nabuuren. Dit Gemeenebest werd, na den dood van Augustus den I, gedwongen Augustus den II te verkiezen, om hem te plaatzeu op den throon, welken zyn Vader bekleed had. De geheele Natie was voor Stanislaus; maar de Rusfifche krygsbenden deeden de wenfchen der Natie veranderen naar haar welgevallen. Dit Koningryk is in eene altoosduurende regeeringloosheid. De aanzienlyke Gedachten hebben alle verfchillende belangen. Zy dellen hun eigen voordeel boven het algemeene welzyn , en vereenigen zich alleenlyk in het gebruiken van dezelfde hardheid ter onderdruk? kin- ' Ï739- Staat van Poolen.  1739\ 46 GESCHIEDENIS kinge van hunne onderdaanen, welken zy minder als menlchen behandelen dan. als lastbeesten. De Poolen zyn verwaand; hoogmoedig in voorfpoed 1, kruipende in tegcnfpoed; bekwaam tot alles om flechts geld byeen te fchraapen, het geen zy terRond, wanneer zy het hebben, weder ten venllcr uitwerpen ; beuzelachtig, zonder oordeel, altoos gereed om eene party aan te neemen en te vcrlaaten zonder reden, en om zich, door de onregclmaatigheid van hun gedrag, in de grootfte onheilen te ftortcn. Zy hebben Wetten; maar niemand gehoorzaamt ze, by gebrek van dwingende rechtsmagt. Het Hof ziet zyne party toencemen, wanneer 'er veele bedieningen open vallen : de Koning heeft het voorrecht van dezelve te begeeven, en by elke begunffiging nieuwe onclankbaaren te maaken. De Ryksdag vergadert alle drie jaaren, of te Grodno, of te Warfchau. Het Hof fielt zyne Staatkunde in de verkiezing van eenen llyksdags-Maarfchalk te doen vallen op een perfoon , die hetzelve is toegedaan. In weerwil van alle zorgen is 'er, onder de regeeringe van Augustus den II, geen Ryksdag geweest, welke ten einde toe volduurd heeft, uitgezonderd den bevredigings Ryksdag. Dit kan niet misfen te gebeuren , dewyl een enkele Afgevaardigde Iri de Vergaderingen, die zich tegen derzelver beraad» flagingen aankant, den Ryksdag doet fcheiden (*). Dit (*) Dit ongelukkige recht is in het midden der voorgaande eeüwe voor de eerfté maal gebruikt; eri in  van MYNEN TYD. 47 Dit is het Veto der oude Gemeensmannen van Rome. De voornaamde Gedachten van Poolen waren ten deezen tyde de Czartorinskys, de Potockys, de Tarloos, en de Lubomirskys. Het verdand is in dit Ryk op de fpinrokken gevallen: de Vrouwen beleggen daar de kuiperyen, en befchikken over alles , terwyl haare mannen zich vol drinken. Poolen heeft veele voortbrengfels , en geene inwoonders genoeg om ze te nuttigen. Het heeft geene deden dan Warfchau, Cracau, Dantzig en Leopold; de overige zouden in alle andere landen flechts fobere dorpen zyn. Dewyl het Gemeenebest voldrektlyk Weeveryen en andere handwerken mist, beloopt het overfchot van het kooru, dat binnenlands verteerd wordt, alleen tweemaal honderdduizend Winjpels; voegt hierby het hout, de potasch , de huiden, de hoornbeesten, en de paarden , waarmede zy hunne nabuuren voorzien. Zo veele takken van uitvoer maaken de balans van den koophandel voordeelig voor hun. De deden Breslau, Leipzig, Dantzig, Frankfort en Konigsberg verkoopen den Poolen haare waaren , winnen op de goederen, welke zy uit dat Ryk trekken , en doen dat onbefchaafde Volk den prys hunner naarftigheid duur betaalen. Poolen onderhoudt wer- ke- in het jaar 1718, heeft men de dwaasheid begaan van hetzelve, door eene uitdrukkelyke Wet , te bevestigen. Zie tozen Sf.aatk, van Europa. D. II,bl. ",09. Vers. 1739- Vour- ruamHe Gedachten.  1739- Charrcier van n u- GUSTUS D1!N U. 48 GESCHIEDENIS kclyk vierentwintigduizend man fleclite troepenfj liet kan, in dringende gevallen, zynen Arriërcban , bekend onder den naam van Pospolite Ruszenie, oproepen. Het was, evenwel, tevergeefs , dat Augustus de eerfte denzelven te zamen riep tegen Karei den XII. Uit het gezegde volgt, dat het voor Rusland, onder eene meer volmaakte Ryksbeftuuringe, gemaklyk was zyn voordeel te doen met de zwakheid van dit naastgelegen Land, en zich een groot gezach te verkrygen over eenen zo verachterden ftaat. De inkomden van den Ko* ning bedragen 'er niet meer dan een millioen ryksdalers. De Saxifche gebruikten het grootfte gedeelte daarvan tot omkooping, in hoope van de regeering in hun Geflagt te houden, en mettertyd het Koningryk erfelyk te maaken. Augustus de II was zachtaartig uit luiheid, verkwistende uit verwaandheid, zonder godsdienftigheid onderworpen aan zynen Biechtvader, en zonder liefde aan den wil zyner Gemalinne. Men voege hierby zyne geneigdheid om. de leiding van zynen gunfteling , denGraave van Bruhl,te volgen. De grootfte hinderpaal, welken men te overwinnen had, om hem op den Poolfchen throon te plaatzen , was zyne eigene ongevoeligheid. De Koningin zyne Gemalin was eene Dochter van Keizer Leopold (*), en Zuster der Keurvorffinne van Beieren. Haare geaartheid was in den grond korfel; trotsheid en by- (*) Dit is zekerlyk , zo als ook het vervolg aan-, wyst, eene druk- of fchryffeil voor j 0 s e p h. Vert.  van MYNEN TYD. 49 bygelöof maakten haar charaéfer uit : zy zoude Saxen wel Roomschgezihd hebben willen maaken, maar dit Was geen werk van ée'nen dag. De Graaf van Bruhl en Hohecheu waren de Saxifelle Staatsdienaars. De eerfte was Paadje, de andere Lakey geweest. Bruhl , weleer aan den voorigen Koning verknocht , was het voornaame werktuig , dat den wech tot den throon baande voör Augustus den II; In erkentenis hiervoor, verleende die Vorst hem deel in zyne gunst nevens Sulkowsky, zynen toenmaali'gen gtmdeling. Zulk een deelgenootfchap wekt dfe yverzücht op ; ook ontvlamde dezelve welhaast tusfchen deeze twee mededingers. Sulkowsky had een ontwerp opgedekl, volgens welk Augustus, na den doodj Van Keizer Karei den VI, zich meester moest maaken van Bohemen, als van een erfgoed, dat hem toekwam uit hoofde van het recht zyner Gemalinne , als zynde eene Dochter van Keizer Jofeph, den oudden der twee Broederen, en wiens Dochter gevolgelyk voor die van den jongeren Broeder tot de opvolging gerechtigd was. De Koning begon fniaak te krygen in dit ontwerp; Bruhl, om zynen mededinger te bederven, deelde dcszelfs ontwerp mede aan het Hof van WeeBen , dat daarop met hem medewerkte om den uitvinder van eeiien toeleg , die zo zeer tegen zyne belangen dreed , in balluigfchap te doen zenden. Maar door deezen dap Werd Bruhl, o:n zo te fpreeken , vastgeboeid aan de belangen van het nieuwe Huis van Oostenryk. Deeze Staats*I. deel- D die-  1739Saxen. 50 GESCHIEDENIS dienaar wist niet meer dan de ftreeken en listen, welke de ftaatkunde van kleine Vorften uitmaaken. Hy was de man van onze Eeuvve, die dc meeste klederen, zakuurwerken, kanten, laarzen, fchoenen en muilen had. Caefar zoude hem geplaatst hebben in het getal dier gekrulde en geparfumeerde hoofden, welke hy niet vreesde. Alleen onder ruiken Vorst als Augustus de II was, konde een man van die foort als Bruhl de rol van eerften Staatsdienaar fpeelen. De Saxifche Generaals waren ook niet de eerfte oorlogsmannen , welken men in Europa had. De Hertog van Weisfenfeis bezat dapperheid, maar geene genoegzaamefchranderheid van geest. Rutowsky, bastaardzoon van Koning Augustus den I, had zich doen uitmutw. ren in het gevecht by Timoc; maar hy was een te groot Epicurist, en te ongevoelig om het bevel te voeren. In Saxen waren eenige fchrandere hoofden , welke de yverzucht' van Bruhl buiten het bewind van zaaken hield: het Hof werd wel gediend door zyne verfpieders, maar kwalyk door zyne Staatsdienaaren. Het was zo afhangelyk van Rusland, dat het zich tot geene verbindtenisdorst inlaaten zonder verlof van deeze Mogendheid : en Rusland, het Hof van Weenen , Engeland en Saxen waren, in deezen tyd , Bondgenooten. Saxen is een der rykde Gewesten van Duitschland. Het is dit voordeel verfchuldigd aan de deugdzaamheid van zynen grond , en aan de naardigheid zyner Ingezetenen , welke derzelver handwerken doet bloeien. De Vorst trok 'er zes mil-  van MYNEN TYD. 51 millioenen ryksdalers aan inkomden uit, waarvan vyftienmaal honderdduizend moesten afgerekend Worden , welke dienden tot betaaling der fchulden , waartoe de beide verkiezingen tot den Poolfchen throon aanleiding hadden gegeven. De Keurvorst hield vierentwintig duizend man geregelde troepen op de been , en het Land konde hem nog achtduizend man gewapend Landvolk leveren. Na den Keurvorst van Saxen, is de Keurvorst van Beieren een der magtigde Vörften van DuitschIand-, Karei regeerde toen; Zyn vader Maximiliaan koos de party vart Frankryk in dén Opvolgingsoorlog , en verloor, met den veldflag van Hochftedt, zyne Staaten en zyne Kinderen. Karei zelve werd te Weehen als een gevangene opgevoed. Deeze Vorst, zynen Vader opvolgende , vond niets anders dan rampen te herdellen. Hy was zachtaartig; weldaadig, misfchien al te toegeeflyk. De Graaf Torring was te gelyk zyn eerfte Staatsdienaar en Veldoverde , en misfchien , tot beide bedieningen even onbekwaam. Beieren brengt vyf millioenen ryksdalers op, waarvan ten naasten by een millioen dient tot afbetaalhlg van Oudé fchulden, gelyk in Saxen. Frankryk gaf, in deezen tyd, aan den Keurvorst eenen onderftand van driemaal honderdduizend ryksdalers. Beieren is het vruchtbaarde land van Duitschland, maai daar men de minde fchranderheid van geest vindt; hét is het aardfche paradys; maar bewoond door beesten, De troepen van den Keurvorst waren Da is 1739' —— Beieren»  GESCHIEDENIS- . *739Keulen. Mentz, en Trier. Da Vsihx. in een vervallen ftaat; van zesduizend man, welken hy tot dienst van den Keizer na Hongaryen had gezonden, was niet de helft terug gekomen. Alles, wat Beieren in het veld konde brengen, beliep niet meer dan twaalfduizend man. De Keurvorst van Keulen , Broeder van dien van Beieren, had zo veele myters op zyn hoofd gezet, als hy maar had kunnen meester worden. Hy was Keurvorst van Keulen , Bisfchop van Munfter, van Paderborn, van Osnabrug, en daarby Grootmeester der Duitfche Orde : hy hield acht- of tienduizend man op de been, waarmede hy handel dreef als een Osfeweider met zyn vee. In deezen tyd had hy zich verkogt aan het Huis van Oostenryk. De Keurvorst van Mentz, Deken van de Vergaderinge der Keurvorften , heeft niet zo veele middelen als die van Keulen. Die van Trier is llechtst bedeeld van allen. De Baron van Eltz, toen Keurvorst van Mentz, werd gehouden voor een goeden burger , een eerlyken man , en ec» liefhebber van zyn Vaderland. Daar hy vry was van driften en vooroordeelen , gaf hy zich niet blindeling over aan de eigenzinnige begeerten van het Hof van Weenen. De Keurvorst van Trier wist niet anders te doen dan kruipen. De Keurvorst van de Paltz fpeelde geene aanzienlyke rol. Hy had zich onzydig gehouden in den oorlog van 1733, en zyn Land had geleden door de wanorders, welke de beide Legers hadden aangericht. Hy onderhoudt acht- of tiendiuV zend  van M Y N E N TYD. 53 zend man: hy heeft twee vestingen, Manheim en Dusfeldorff; maar hem ontbreeken krygsknechten om ze te verdedigen, De overige Hertogen, Vorften en Stenden des Ryks werden door het Keizerlyke Hof geregeerd, met een yzeren fcepter. De zwakken waren flaaven, de magtigen waren vry, In deezen tyd was de Hertog van Mecklenburg onder Sequesters gefteld. De Gelastigden van het Weener Hof voedden de oneenigheid tusfchen den Hertog en de Staaten des Lands, en verarmden beiden. De kleine Vorften droegen het juk, om dat hun de magt ontbrak van het af te fchudden; derzelver Staatsdienaars , die door de Keizers met jaargelden en titels begiftigd werden , onderwies pen hunne Meesters aan de willekeurige heerfchappye van Oostenryk. Het lichaam des Duitfchen Ryks is magtig, wannneer men de aandacht vestigt op het aantal van Koningen , van KeurVorden, van Vorden, waaruit het is te zamcngedeld ; maar het is zwak, wanneer men onderzoekt door welke verfchillende belangen het verdeeld worde. De Ryksdagen te Regensburg zyn niet meer dan eene foort van fchim, welke ons herinnert, wat zy eertyds plagten te weezen. Zy zyn eene Vergadering van in het Staatsrecht bedreven Perfonen (*), welken zich meer met den uitwendigen vorm der zaaken, dan met de zaaken zeV £*) Het woord Publiciftes hebbe ik niet beter geVeten over te zetten. Vert. D 3 1739- Het Dnirfche Ryk.  54 GESCHIEDENIS zelve bemoeien. De Staatsdienaar, welken eenVorst op deeze Vergadering zendt, Baat gelyk met een boerenbond, die tegen, de maan bhft. Indien 'er gefproken wordt van eenen oorlog aan te vangen , weet bet Keizerlyke Hof behendiglyk zyne byzondere. gefchillen te vermengen met de belangen des Ryks, om- de magt van Duitschland te doen (trekken tot een werktuig voor zyne {baatzuchtige oogmerken. De verfchillen.de Godsdienftige Gezindheden, welke in Duitschland geduld worden, veroorzaaken 'er niet' meer zo geweldige ftuiptreldvingen als eertyds. De partyen blyven in. ftand, maar de yver is verkoeld. Veele daatkundigen verwonderen zich hoe een zo zonderlinge regeeringsvorm, als die van Duitschland, zo langen tyd heeft kunnen bedaan , en zy fchryven ^ met een niet zeer verlicht oordeel, die duurzaamheid toe aan de koele geaartheid der Natie. Maar. dat is het niet. De Keizers waren verkiesbaar, en, zedert het uitfterven van het geflacht van Kareiden Grooten, ziet men geduurig Vorften van verfchillende familien tot deeze waardigheid verheven. Zy hadden gefchillen met hunne buuren: zy hadden dien vermaarden twist met de Pausfen, raakende de bevestiging der Bisfchoppen met den Haf en den ring : zy waren verplicht zich te Rome. te doen kroonen. Dit waren zo veele hinderpaalen , welke hun beletten eene willekeurige heerfchappy in het Ryk te vestigen. Van den anderen kant waren de Keurvorden, ïommige Ryksverfter. en fcmmige Bisfchoppen , wanneer zy zich.  van MYNEN TYD. 55' zich vereenigden, magtig genoeg om zich te verzetten tegen de ftaatzucht der Kcizeren; maar zy waren het niet genoeg om den vorm der regeeringe te veranderen. Zedert dat de Keizerlyke Kroon geduurig in het Huis van Oostenryk bleef, werd het gevaar eener willekeurige overheerfchinge fchynbaarder. Karei de V konde, na de Veldflag by Muhlberg, zich oppermagtig gemaakt hebben. Hy liet het gunftige oogenblik voorbyflippen; en wanneer naderhand de Ferdinands , zyne opvolgers , deeze onderneemiug wilden beproeven , deed dc yverzucht der Franfchen en Zweeden , welken zich daar tegen aankantten, hun ontwerp mislukken. En wat den grooten hoop der Ryksvorlten aanbelangt, het onderlinge evenwigt en eene wederzydfche afgunst beletten hun groot te worden. Wanneer men zich begeeft na het Zuidwesten yan Duitschland , ontmoet men dat zonderlinge Gemeenebest, het geen, om zo te fpreeken, op eene vrye wyze aan het Lichaam des Duitfchen Ryks verbonden is. Zwitferland had, zedert de tyden van Csfar, zyne vryheid bewaard; een kort tydbeltek uitgezonderd, waarin het door het Huis van Habspurg was onder het juk gebragt. Het droeg dit juk niet lang: te vergeefs trachtten de Keizers uit het Huis van Oostenryk, herhaalde reizen, deeze krygshaftige bergluiden aan zich te onderwerpen. de liefde voor de Vryheid en hunne fteile rotzen befchermen hen tegen de ftaat zucht hunner nabuuren. Geduurende den oorlog D 4 w5 1739. Zwitfeta land.  5o GESCHIEDENIS *73g- om de opvolging, op den Spaanfcheq throon, vérwekte dc. Graaf du Luc, Afgezant van Frankryk ,v onder voorwendfel van den Godsdienst, aldaar een inwendigen oorlog , om dit Gemeenebest te beletten, dat het zich bemoeide met de beroerten yan Europa. Alle twee jaaren houden de dertien Cantons een algemeenen Landdag, op welken by beurten een Schuitheis van Bern of van Zurich voorzit, Het Canton Bern fpeelt in dit Gemeenebest de rol van de Stad Amflerdam in het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden: het heeft een blykbaar overwicht. Twee derdedeelen van Zwitferlandzyn van den Hervormden Godsdienst; het overige is Roomsch-Catholiek. De Hervormden gelyken door hunne gedrengheid naar de Engeïfche Presbyteriaanen, en de Catholieken naar het dweepzuchtigde dat Spanje voortbrengt. De wysheid deezer Regeeringe befbat daarin , dat het volk 'er niet onderdrukt wordt, maar zo gelukkig is als zyn toedand medebrengt, en dat zy, nooit van de 'beginfelen der gemaatigdheid afwykende, door hun verdandig beleid altoos hunne onafhangelykheid bewaard hebben. Dit Gemeenebest kan zonder moeite honderdduizend man tot zyne verdediging op de been brengen, en heeft rykdommen genoeg öpgedapeld, om dit aantal van troepen, geduurende driejaren, te betaalen. Zo veele verifandige en achtenswaardige fchikkingen fchynen mteerd te worden, door het barbaarfche gebruik r&n hunne onderdaanen te verkoopen aan die ze vil betaalen : waaruit ontilaat, dat de Zwitlers Van  van MYNEN T Y D. 57 Van een en het zelfde Canton, in dienst van Frankryk, den oorlogvoeren tegen hunne nabedaanden in Hollandfchen dienst. Maar wat is volmaakt in de waereld ? Indien wy van daar afdaalen na Italië, vinden wy dit oude Gebied der Romeinen verdeeld in zo veele brokken, als 'er de ftaatzucht der Vorften heeft kunnen affcheuren. Lombardyen is verdeeld tusfchen de Venetiaancn, de Oostenrykers, de Savoiaarden , en de Genueezen. Van deeze bezittingen fchynen die des Konings van Sardinië de aanzienlykfte te zyn. Vicfor Amadeus (*), kwam toen uit den oorlog, welken hy gevoerd had tegen het Huis van Oostenryk, en door welken hy eenen hoek van het Hertogdom Milaan had aan zich getrokken. Zyne Staaten bragten hem omtrent vyf millioenen aan inkomften op, waarmede hy, in vredestyd, dertigduizend man onderhield, welken hy, in tyd van oorlog, op veertigduizend konde brengen. Victor Amadeus (f) ging in Italië by de kenners door voor eenen Vorst, die in de daatkunde ervaren was, en zyne belangen wel verdond. Zyn Staatsdienaar, de Markgraaf van Orméa, had den naam , dat hy niet kwalyk on- der- (*) Dit is eene misftelling voor Karei Emanuel, die in deezen tyd regeerde. Viftor Amadeus had, reeds in 1730 , afftand van de Kroon gedaan , en was in J732 geftoryen. Fert. (f) Moet zyn Karei Emanuel. Zie de naastvoorgaande Aantekening. Vert. D 5 Italië, Koning van Sardinië.  5^ GESCHIEDENIS Genua. derwezen was in de fchool van Machiavel. De ftaatkunde van dit Ryk belfond in het evenwicht te houden tusfchen het Huis van Oostenryk , en de twee takken van het Huis van Bourbon, ora door dit evenwicht zich de middelen te bezorgen ter uitbreidinge en vermeerderinge zyner bezittingen. Karei Emanuel (*) had dikwyls gezegd : ,, Myn Zoon , het Milaneefche is als een Arti„ chok, men moet het blaadje voor blaadje m eeten". In deezen tyd helde de Koning van Sardinië meer over tot het Huis van Oostenryk: hy was onvergenoegd over de Bourbons van wegen den vrede van 1737., welken de Kardinaal van Fleuri buiten zyn weeten gefloten had. • Het overige van Lombardyen was verdeeld zo als wy gezegd hebben. De Keizer bezat 'er het Milaneefche , het Mantuaanfche , het Plaifantynfche , en men had in Toscanen zynen Schoonzoon den Hertog van Lotharingen gevestigd. Het Gemeenebest van Genua , in het Westen van Savoien (f). gelegen , was nog beroemd door zyne bank, door een overblyfzel van koophandel, en door zyne fchoone marmeren paleizen. Corfica •so'&tfawd Jsi« ifri ijeb ,a-r..:.ti neb hm . -waj (*) Lees Vittor Amadeus. Vert. (f) Dit is duidelyk eene mistelling. Naar waarfchynelykheid Haat Savoien, door eene fchryf- of druk» feil, hl plaatze van halte. Pan is de zin goed. En in de gedachten, dat deeze verbetering de rechte is, worde ik bevestigd door het begin der volgende paragraaph. Vert.  van 'M Y N E N T Y D, 59 was tegen hetzelve opgedaan. De eerde opdand werd gedild door de troepen, welke de Keizer, in het jaar 1732 , derwaards zond; de tweede door de Franfchen, onder het bevel des Graaven van Mallebois. Doch deeze vreemde hulpbenden doofden wel het vuur voor eenigen tyd, maar zonder het geheel te kunnen uitblusfchen. Venetië, aan den Oostkant gelegen, is aanzienlyker dan Genua. Deeze trotze Stad verheft zich op tweeënzeventig Eilanden, welke tweemaal honderdduizend Inwoonders bevatten. Zy wordt geregeerd door eenen Raad , aan wiens hoofd een Doge is, onderworpen aan. de helacbelyke plegtigheid van alle jaaren met de Adriatifche Zee te moeten trouwen. In de zeventiende Eeuwe verloor dit Gemeenebest het EUand Candia ; in de achttiende Eeuwe, verbonden zynde met de Oostenrykers , verloor het Moréa, terwyl de groote Eugenius Belgrado en Temeswar veroverde. Venetië heeft oorlogfchepen, maar dezelve zyn niet tahyk genoeg om eene Vloot uit te maaken. Het onderhoudt vyftienduizend man landtroepen: de Generaal, die 'er het bevel over voert, is dezelfde Schulemburg (*) , welke, in den Poolfchen ooi-log, door zyne behendigheid, Karei den XII ontfnapte in den veldflag by Fraudadt , en dien fchoonen aftocht deed in Silefien by den over-! tocht van de Bartsch. Vóór de ontdekking van het Kompas voorzagen de (*) Te weeten in 174.0. Fert. 1739Venetic,  do GESCHIEDENIS Kerkerde de Venetiaaneh en de Genueefen Duitschland va» alle koopwaaren, welke de weelde in het uiterde van Afie doet verzamelen. In onze tyden zyn het de Engelfchen en Hollanders , welken hen van deezen koophandel beroofd , en de voordeden daarvan zichzelven toegeëigend hebben. De oorlog van 1733 had Don Carlos van Tos-, canen doen overgaan op den throon van Napels. Dit Koningryk was door Genfalve van Cordua , bygenaamd den grooten Kapitein , ten voordeele van Ferdinand den Catholieken, veroverd op Lodewyk den XIL De dood van Karei den II, Koning van Spanje, deed het, geduurende den Opvolgïngs-oorlog, overgaan onder de Oostenryk^ fehe heerfchappy; en, geduurende den oorlog van 17335 bragt het gevolg van het gevecht by Bitonto het wederom onder de wetten van Don Carlos. Deeze Prins, nog te jong om te regeeren, werd beduurd door den Graave van St» Estevau , die niet anders deed dan in dat Koningryk de bevelen der Koninginne van Spanje'uitvoeren. Het Koningryk Napels , Sicilië daar onder begrepen , bragt zynen Vorst omtrent vier millioenen op. De Staat onderhield niet meer dan twaalfduizend man. Wy maaken fn dit kort verdag geene melding van den Hertoge van Modena, of yan het Gemeenebest van Lucca , of van dat van Ragufa. Dit zyn miniatuurdukjes, welke kwalyk pasfen in eene groote galery met fchilderyen. De H. Stoel dond toen juist open. door den dood.  van M Y N E N T Y D. 61 ffood van Clemens den XII, uit het Gedacht van Corfini. Het Conclave duurde een jaar. De H. Geest bleef onzeker , tot den tyd toe , dat de aanhangen der Kroonen hunne gefchillen konden byleggen. De Kardinaal Lambertini, verdriet krygende in deeze langwyligheden, zeide tot de overige Kardinaalen: „ Bepaalt u eindelyk tot de „ keus van eenen Paus. Wilt Gy een vroomen „ man f Neemt Aldobrandi; Wilt Gy een Ge,, leerden ? Neemt Coscia : of, indien Gy een „ poetzenmaaker wilt , hier ben ik". De H. Geest koos den man , die van een zo vrolyken aart was. Lambertini werd tot Paus verkoren, en nam den naam aan van Benediftus den XIV. By zyne komst tot het Pausfchap, regeerden Roma en de Pausfen niet meer de geheele waereld, gelyk voor deezen. De Keizers dienden den Opperpriesteren niet meer tot eene voetbank, en gingen niet meer zich te Rome onteeren, gelyk Frederik Barbarosfa. Karei de V had den Pausfen zyne magt doen gevoelen , en Keizer Jofeph behandelde hen niet zachter , wanneer hy, geduurende den Opvolgings-oorlog, zich meester maakte van Comachio. De Paus was, in het jaar 1740, niet meer dan de eerde Bisfchop der Christenheid. Hy had het bewind over het geloof, dat men voor hem overliet; maar hy bezat niet meer zyn voorigen invloed op zaaken van daatkunde. De herleeving der fraaie Letteren en de Hervorming, hadden der bygeloovigheid een doodelyken dag toegebragt. Men. verklaarde nog wel fom-  -739- Het Turkfche Ryk. BONKF.VALi 6t GESCHIEDENIS fomtyds iemand voor Heilig, om niet uit de gewoonte te geraaken ; maar een Paus, die in de achttiende Eeuwe Kruisvaarten had willen prediken , zou geen twintig ondeugende jongens byeën gekregen hebben. Hy was gebragt tot de vernederende bezigheid van de verrichtinge zyner priesterlyke bedieninge te moeten waarneemen , en in haast het fortuin van zyile Neeven te maaken. Alles wat de Paus voor den Keizer konde doen, wanneer deeze , in het jaar 1737, in den oorlog tegen de Turken was gewikkeld, was dat hy door zyne brevetten denzelven magtigde om de tienden te heffen van de Kerkelyke goederen, en kruisfen (*) te doen plaatzen in alle deden , welke van hem afhingen , by welke het Volk in menigte heilige vervloekingen tegen de Turken ging uitbraaken. Het Ottomannifche Ryk had 'er geen gevoel van. Indien de Turken door de Rusfen geflagen waren, zy behaalden overal de overwinning op de Oostenrykers. Bonneval, die vermaarde Gelukzoeker, bevond zich toen te Condantinopolen. Uit den Franfcheh dienst was hy in dien van den Keizer overgegaan, en (*) Croix de Misfiost heeft het oorfprongiyke. IK ben niet genoeg bedreven in de gewoonten der Roomfche Kerke om naauwkeurig te weeten , wat dit eigenlyk betekene ; maar vermoede, dat 'er, behalven de opgerichte kruisfen, Geestelyken , daartoe afgezon-s den, gebruikt werden tot het houden van eene Xaoré van Bedeftonden. Vert,  van MYNEN TYD. 6;; etï deezen verliet hy door zyne onbeftendigheid, om Purksch te worden. Hy was niet misdeeld van bekwaamheid. Hy floeg aan den Groot-Vizir voor, de artillery op den Europifchen voet, de Janitfaaren onder krygstucht , en eene geregelde orde te brengen onder die ontelbaare menigte van troepen , welke niet anders dan in verwarringe vechten. Dit ontwerp konde gevaarlyk worden voor de nabuuren ; maar werd verworpen , als ftrydig zynde met den Alcoran, in welken Mahomet vooral aanbeveelt, dat men niet raake aan de oude gebruiken. De Turkfche Natie heeft natuurlyk vernuft, het is de onkunde , die haar dom maakt: zy is dapper zonder kunst , weet niets van het burgerlyk beftuur , en haare ftaatkunde is nog ellendiger. Het Leerftnk der Noodlottigheid , het geen by hen veel geloof vindt , maakt dat zy de oorzaak van alle hunne rampen Gode toefchryven, en nooit hunne misflagen verbeteren. De Stad Conftantinopolen bevat twee millioenen inwoonders. De magt deezes Ryks ontftaat uit deszelfs groote uitgeftrektheid: evenwel zoude het niet meer in weezen zyn , indien de onderlinge afgunst der Vorften van Europa het niet ftaande hield. De Padicbat Mahomet de V heerschte toen. Eene omwenteling had hem uit de gevangenisfen van het Sérail getrokken, om hem op den throon te plaatzen. De Natuur had hem even onmagtig gemaakt als zyne gefnedenen: deeze regeering was de ongelukkigfte voor de fchoonheden van het Sésail. De geduchtfte nabuur der Tur- 1739-  Vorderingen in i)e Wysgeerte , Weetenlclnppen en Xunften. 64 GESCHIEDENIS Turken was de Schach Nadir, bekend onder den naam van Tamas Kouli Khan. Hy was het, die Perfië aan zich onderwierp, en den Mogol onder het juk bragt. Hy gaf dikwyls de Porte werk j en diende tot een tegenwicht tegen de oorlogen, welke dezelve misfchien zoude ondernomen hebben tegen de Christen-Mogendheden. Zie daar een kort bericht van de magt en belangen der Europifche Hoven omtrent het jaar 1740. Dit tafereel was noodzaaklyk om licht te verfpreiden over de volgende Gedenkfchriften. Wy moeten nu nog verflag doen van dc vordev ringen des menfehelyken verftands , zo ten opzichte der Wysgeerte,• als der Weetenfchappen , der fraaie Kunften, der Krygskunde ,< en het geene rechtftreeks betrekking heeft tot zekere gevestigde gewoonten. De vorderingen der wysgeerte , der ftaatknndige huislioudinge, der kunst vat) oorlogen, des fmaaks en der zeden, leveren buit ten twyffel eene belangryker ftof ter överdenkinge, dan dat men zich de characfers herinnere van met het purper bekleede dwaazen, van Kwakzalf vers gedekt met de Priesterlyke muts , en van die ondergefchikte Koningen, Staatsdienaars geheten, van welken zeer weinigen verdienen in de Jaarboeken der Nakomelingfchap aangetekend te worden. Al wie de Gefchiedenis met öpmerkinge wil leezen, zal befpeuren, dat dezelfde toncclen dikwyls op nieuw voorkomen, en dat men alleenlyk de naamen der Vertooners behoeft te veranderen: terwyl het nafpeuren der ontdekkingen van te voo-  vah MYNEN TYD. $t vöoren onbekende waarheden, het bevatten der oorzaaken, welke verandering in de zeden te wege gebragt, en gelegenheid gegeven hebben om de duisternisfen der woestheid te verdryven, welke de verlichting des verftands verhinderden, zekerlyk onderwerpen zyn waardig alle denkende weezens bezig te houden; Laat ons beginnen met de Natuurkunde; Deeze is naauwelyks Honderd i jaaren recht bekend geweest. Descartes gaf zyne Beginfelen der Natuurkunde uit in het jaar 1644; Newton kwam naderhand, en ontvouwde de Wetten van BeWeeginge (*) en Zwaartekracht: hy leide ons de Werktuigkunde van het Heelal uit, met eene verbaazende naauwkeurigheid. Langen tyd iia hem zyn 'er Wysgeersn (f) op de plaatzen zelve geweest, en hebben, zo in Lapland als onder de Evennachtslyn , de waarheid bevonden van de Hellingen j welke die groote' man had op. gemaakt, zonder uit zyn vertrek te gaan. Zedert dien tyd weeten wy met zekerheid; dat dé aarde, by haare poolen platachtig van gedaante is. Newton deed meer: met behulp van zyneprümaas (jj ontbond hy de lichtdraalen, en vond 'er de oor- fprong- (*) In 1687» Cf) La Condamine en Maupertuis. (|) In 1704; [In dit jaar kwam de eerfte Uitgaaf van newton's Gezichtkunde iri het licht; maar de Schryver had zyne ontdekkingen verfcheid: ne jaaren vroeger gedaan , gelyk bïykt uit de Voorriden d.;s IVerks. /•£>•/.] I. DB EL; E 1739; )2 Natuiir. .unde.  66 GESCHIEDENIS 1739. fpronglyke kleuren in. Toricelli woog de lucht (*), en vond het evenwicht tusfchen de kolom des Dampkrings en de kolom des Kwikzilvers; men is hem de uitvinding der barometers verfchuldigd. De Luchtpomp (f) werd te Maagdeburg uitgevonden door Otto Guericke: deeze ontdekte ook, by het wryven van een ftuk amber, eene nieuwe eigenfchap der Natuure , de Electriciteit. Dufay (I) deed, ter gelegenheid van deeze ontdekkinge, proefneemingen , welke toonden , dat de Natuur onuitputbaare geheimen bedekt. Het is zeer waarfchynelyk, dat men niet dan door het vermenigvuldigen der proefneemingen over de Electriciteit in Haat zal geraaken, om 'er kundigheden uit te trekken, die nuttig zyn voor de zamenleevinge. De Heer Ellert (§_) heeft, door het vermengen van twee vochten van eene doorfchynende helderheid , een water voortgebragt van eene donkerblaauwe kleur. Dezelfde heeft proeven gedaan over de veranderinge der metaalen, en over de vaste en falpeteiïge deelen der wateren. Lr. (*) In 1704. [Liever 1643. Het andere is zeker* lyk verkeerd. Fert.] (f) In 1642. (-10 I" 1733. (§) In 1746. [Op welke byzonderheid de Schry ver hier doele , is my onbekend. Maar men weet dat de Natuurkunde veele vertooningen van die foor* oplevert. Fert.']  van MYNEN TYD. <5? Liberkuhn (*) heeft, door middel van infpuitingen, de allerfynde takfchietingen der vezelen en aderen tastbaar gemaakt, welker teder weeffel tot buizen dient voor de omloöping des bloeds in het mcnfchelyke lichaam : hy is de Landbefchryver der bewerktuigde lichaamen. Boerhaave (f) ontdekte , na lluisch, het vlugge vocht het geen irt onze zenuwen rond loopt, en na der menfchen dood uitwaasfemt: hier had men nooit gedachten op gehad, Zonder twyffel dient dit vocht tot renbode voor den wil des menfchen , om denzeiven de leden even vlug te doen bewegen, als de fchielykheid der gedachten, Hartfoeker (j) vond in het menfchelyke zaad diertjes, die, misfchien $ in de voortteelinge tot een eerfte fpruitje dienen. Leeuwenhoek en Trembley (§) vonden door hunne proefneemingen op den polypus, dat dit zonderlinge Dier zich vermenigvuldigt naarmaate van het getal der (tukten, waarin het gefneden wordt. Der menfchen nieuwsgierigheid heeft hen gedreven tot oneindige nafpeuringen. Zy hebben verbaazende poogingen gedaan om de eerde beginfels der natuure te ontdekken; maar te vergells; zy (*) In i?43Ct) In i7°7CO I" 1078. (§_) In 1678 en 1703. [Hier zul ook een misfl-y; zyn. Trembley heeft, indien ik niet mis hebbe., zyne voornaame proeven eerst kort voor het midden der tegenwoordige Eeuwe gedaan. Fert.'] E 3 -739-  6S GESCHIEDENIS 1759- De Godsdienst. zy zyn geplaatst tusfchen twee oneindige uitge-» ftrektheden , en het fchynt eene betoogde zaak, dat de Maaker der dingen het geheim derzelve voor zich alleen heeft gehouden (*). De tot grootere volmaaktheid gebragte Natuurkunde bragt ook den fakkel der waarheid in de duisternisfen der Overnatuurkunde. In Engeland vertoonde zich een Wyze, die, alle vooroordeel afleggende, zich alleen door de ondervindinge liet leiden; Locke deed den blinddoek der dwaalinge wechvallen , welken de twyffelaar Bayle , zyn voorlooper, reeds ten deele had los gemaakt. Fontenelle en Voltaire verfcheenen vervolgens in Frankryk ; de vermaarde Thomafms in Duitser^ land (f); Hobbes, Collins, Shaftesbury, Bolingbroke in Engeland. Deeze groote mannen en derzelver leerlingen bragten den Godsdienst een doodelyken dag toe. De menfchen begonden te onderzoeken het geene zy in domheid aangebeden had- (*) Over het geheel is deeze befchouwing van de vorderingen der Natuurkunde zeer oppervlakkig. Zy berraat enkel uit de optellinge van eenige verfebynfelen en ontdekkingen, welke nog ten uiterften gebrekkig is , al neemt men in aanmerkinge , dat hier de Haat der zaaken omtrent het jaar 1740 wordt befchreven. Des overleden Konings kundigheden waren zekerlyk zeer groot. Maar non omnia posfumus omnes, en niets verplichtte zyne Majetteit om hier van Natuurkunde te fpreeken. Fert. (t) Te Halle,  VAN MYNEN TYD. 69 Jiadden : de reden overmeesterde het bygeloof; men kreeg de walg van de fabelen, welke men plagt te gelooven , en had een afgryzen van de godslasteringen , aan welke men vroomelyk was verkleefd geweest. Het Deismus, die eenvoudige dienst des opperden Weezens, kreeg een aantal van aanhangeren. Met deezen redelyken Godsdienst werd de Verdraagzaamheid ingevoerd , en men werd niet langer vyanden uit hoofde van eene verschillende wyze van denken. Indien de Wysgeerte van Epicurus doodelyk wierd voor den AfgOr dendienst der Heidenen, het Deismus was het in onze dagen niet minder voor de Joodfehe droomen , welke onze Voorouders hadden aangenomen (*). De vryheid van denken, welke Enge- ] land 1 (*} Grootelyks ben ik in twyffel geweest, of ik deeze geheele plaats, over het godsdienftige, in deeze Vertaalinge wilde invoegen dan wechlaaten. De plicht e,ener getrouwe Vertaalinge gebood my het eerfte.. En, evenwel, zyn de uitdrukkingen zo aanftootelyk, dat ik ze veel liever had willen voorbygaan. Ik kan het iemand niet kwalyk n.eemeu , wanneer hy met befqheidenheid erkent, dat de bewyzen voor den Christelyken Godsdienst hem niet fchynen van genoegzaame kracht te zyn : maar ik mag nogthans met recht vorderen, dat hy zich onthoude van fchimpeu op eene Leere , welker voortrefFeiykbeid , ten opzichte van rrt zedekundige, de verftandigfte Deisten altoos ïoegeftemd hebben ; en welke de grootfte , de geleerdfte, de fehranderfte mannen, eencRonus, een newton, een locke, een addison. een ccar«e, en zo veele anderen, eniftig toegedaan waren E 3 ea 1739- )e Fraai* .eueres.  70 GESCHIEDENIS 1739^ land geniet , had veel tocgebragt tot den voortgang der Wysbegcerte (*). Met de Franfchen was het zo niet gefteld: de werken der Franfche Wysgeeren droegen blyken van het bedwang, dat de Godgeleerde Beoordeelaars in hun veroorzaakten, Een Engelschman dénkt overluid; een Franschman durft ter naauwernood zyne denkbeelden laaten gisfen. In vérgeldinge hiervah fielden de Franfche Schryvers zich fchadeloos voör het misfen dier doutheid , welke hunnen Weiken verboden was 3 door onderwerpen van fmaak, en alles , wat tot het rechtsgebied der fraaie Letteren behoort , en verdedigden. — Verwacht niet Leezer, dat ik hier in eene verdediging van den Christelyken Godsdienst zal treeden. Ik zoude dan een Boek moeten fchryven in plaatze yan eene Aantekeninge. De befchuldiging van den Schryver is zo, algemeen en onbepaald , dat het best zy, den Leezer alleen te wyzen tot de fchriften, in welke de voornaame tegenwerpingen der Deisten, al zedert lang, zyn opgelost. Alleenlyk kan ik niet nalaaten aan te merken, dat de vergelyking van de Dcistery, met de wellustige Wysgeerte van epicurus, der eerfte weinig eere aandoet, Fert. (*) Opmerkelyk is het ondertusfehen , dat hetzelfde Engeland, ook de beste en bondigfte verdedigingen van den Christelyken Godsdienst heeft uitgeleverd. Dit fchynt zyne Majcrteit niet bedacht, of, in de verkeering met volt ai re, u'argens en anderen, geene kennis aan die fchriften gekregen te hebben, Fert.  v a n M Y N E N TYD. 71 hoort , meesterlyk tc behandelen. In befchaafdheid, bevalligheden en vlugheid evenaarden zy al het waardigfte van de fchriften der Oudheid , welke de tyd voor ons bewaard heeft. Een bezadigd oordeelend mensch zal de lienriade Hellen boven het Gedicht van Homerus. Hendrik de IV is geen fabelachtig Held $ en Gabrielle d'Estrées kan de Prinfes Nauficaë wel opweegen. De Ilias fchildert ons de zeden der Wilden van Canada; Voltaire maakt van zyne perfoonaadjen waare Helden, en zyn Dichtftuk zoude-volmaakt zyn, indien , hy den Leezer meer had weeten in te neemen voor Hendrik den IV, door denzelven aan grootere gevaaren bloot te ftellen (*). Boileau mag C*) Dit oordeel ziil ook verre zyn van algemeen goedgekeurd te worden. Homerus fchildert ons zyne helden, zo als zy weezenlyk waren. In dien half befchaafden Haat der Maatfchappye is lichaamlyke fterkte, bekwaamheid in den oorlog , en het vermogen van ongemakken te verduuren , zekerlyk een der allernoodzaaklykfte vereischten om te kunnen uitmunten. De Leezer, die het Engelsch magtig is, kan zich een veel beter oordeel over deezen grooten Dichter vormen uit een Engelsch Werk getiteld , Enquiry into ike Life andlVritings of homer, 2d- Edit. Londen 1736. Bykans zoude men twyffelen, of de Koning wel anders, dan in eene Vertaalinge, homerus gelezen hebbe. Anders zoude hy zekerlyk door het vuur, de verfcheidenheid, de grootfche verbeeldingskracht, nadruk en rykheid, van deezen ouden Dichter meer zyn getroffen geweest. Zyne Majefteit was juist niet verplicht om zo veel Grieksch te yerftaan als hiertoe E 4 noo-  1739- ?a GESCHIEDENIS mag vergeleken worden met Juvenalis en Horatitis i Racine overtreft alle zyne mededingers van den ouden tyd: Ohauhcu, hoe vol misdagen hy zy, overtreft zekerlyk, in fommige dukkeu, Anacreon zeer verre: Rousfeau muntte uit in fommige Lier-: zangen: en indien wy billyk willen zyn, moeten wy erkennen, dat, in, het duk van fchryftrant, de Franfchen het winnen van de Grieken en Romeinen. De welfpteekendheid van Bosfuet komt naby die vart Demosthenes ; Elechier kan doorgaan voof den Cicéró van Frankryk ; zonder Patru , Gochkt, én zo veele anderen, te tellen, welken zich in de pleitzaal beroemd gemaakt hebben. Het Werk over cle Veelheid, der Waerelden (*) en de, Perfiaanfclie Brieven (f) zyn van eene foort, welke den Ouden onbekend was. Deeze fchriften zullen overgaan tot op de laatde Nakonielingfchap. In- no.odtg was. Maar niets verplichtte haar ook op. eene, zo beflisfende wyze te fpreeken. En het zoude zeer, te betwisten zyn, of vultaire wel de zaaken zodanig heeft gemaald, als met de waarheid overeenkwam. Zyne hefchryving van het Engelfche Parle-, inent verfchilt ten minden vry wat van de berichten, welke, ons de Gefchiedenis-fchryvers. geeven van des- zelfs gefteldheid ten. tyde van Elifabeth. Op, de overige oordeelvellingen van zyne Majefteit zou-, de ook vry wat zyn aan te merken. Doch myn Oogmerk is niet eene Aantekening te doen uitdyen tot. eene Verhandeling Vert. (*) Cöor fontenelle. Vert. (i) Door m o n t e s qv i e v. Vert.  van MYNEN TYD. 7:1 Indien de Franfchen geenen Schryver hebben , welken zy tegen Thucydides kunnen Hellen , zy hebben het Vertoog van Bosfuet, over de Algemeens Gefchiedenis ; zy hebben de Werken van den verflandigen Voorzitter de Thou ; de Omwentelingen van het Rcomfche Gemeenebest door Vertot, een puikHuk; het Verval des Roomfchen Gebieds, door Montesquieu; metéén woord, zo veele andere Hukken , of over de Gefchiedenis, of over do fraaie Letteren, of over den Koophandel , of van Vermaak, dat het te lang zoude zyn 'er hier eene lyst van op te maaken. Men zal zich misfchien verwonderen , dat de fraaie Letteren, welke bloeien in Frankryk , in Engeland, in ItaT üe , ook niet met zo grooten luister in Duitschland gefchitterd hebben. De reden hiervan is, dat zy, voor de tweedemaal, uit Griekenland in Italië waren overgebragt, na aldaar in de laatfle tyden van het Gemeenebest, en onder de eerHe Keizeren, alle achting genoten te hebben, welke zy verdienen: de grond was 'er geheel bereid om ze te ontvangen, en de befcherming der Medicis, vooral die van Leo den X, deed zeer veel tot haaren gelukkigen voortgang. De Geleerdheid breidde zich gemaklyk uit in Engeland, dewyl de vorm der regeeringe aldaar aan de Leden der beide Huizen het recht geeft van redenvoeringen te doen in het Parlement. Zelfs fpoorde de geest van partyfchap hen aan om zich te oefenen , op dat zy , door de bulp der Welfpreekenskunst, en vooral der Redeneerkunde, te gebruiken, zich eene E 5 meer- -739-  -739- i i i 74 GESCHIEDENIS- meerderhcid mogten verkrygen over de party, welke tegen hen was aangekant. Van daar komt het, dat de Engelfchen bykans ade de oude Puikfchryvers grondig kennen , dat zy bedreven zyn in het Grieksch en in het Latyn, gelyk ook in de oude Gefchiedenis. De geaartheid van hunnen fomberen , dilzwygenden , onverzettelyken geest heeft hen doen (hagen in de Hooge Wiskunde. — De Franfchen hadden , ten tyde van Franciscus den I, eenige Geleerden aan het Hof getrokkendeezen hadden , om zo te fpreeken, de zaaden der kundigheden in het Koningryk gezaaid: maaide oorlogen om den Godsdienst, welken daarop volgden., verdikten dat zaad, gelyk een laat invallende vorst de voortbrengfelen. der aarde in hunnen groei vertraagt. Deeze Jiachelyke toedand duurde tot omtrent het einde der regeeringe varLodewyk den XIII, wanneer de Kardinaal van Richelieu, vervolgens Mazariu, en hoven al Lodewyk de XIV eene uitdeekcnde befchennfng verleenden frjzjj aan de Weetenfchappen als aan de fraaie Kimden. De Franfchen waren yverzuchtig jegens de Spanjaarden en Itaïiaaneh, welken hun in deeze loopbaan voorby drecfden, en de natuur deed, by hen, van die gelukkige geesten geboren vorden , welken fchielyk hunne mededingers wertroffen. Vooral munten de Franfche Schryvers ut in den fchryftrant, en in een meer verfyndeh maak. — In Duitschland werd de voortgang der vunden vertraagd door de oorlogen, welke de eene >p den anderen volgden, van de tyden van Karei den  van MYNEN TYD. 75 den V tot aan den kryg om de Opvolging op den Spaanfchen throon. Het Volk was 'er ongelukkig, en cte Vorden arm: men moest eerst bedacht zyn om zich te verzekeren van onontbeerlyk vocdfcl, door de landeryen weder te bebouwen, en door handwerken en fabrieken op te richten, naar dat de eerde voortbrengfels des lands daartoe den Wech weezên. En deeze bykans algemeene zorgen beletten de Natie zich te ontdoen van die overblyffels van ruwheid en onkunde, welke haar nog bybleeven. MeiT voege hier by,dat het in Duitschland de Kimden ontbrak aan een punt van vereeniginge , hoedanige Rome en Florence waren in Italië , Parys in Frankryk , en Londen in Engeland. Op de Hooge-Schooien had men, het is waar, geleerde, waanwyze, en altoos als van den leerdoel fpreekende Hooglecraarcn. Maar niemand hield verkeering met hun, uit hoofde hunner boerschheid. Niet meer dan twee mannen waren "er, die zich door hunnen fchranderen geest ondeïfcheiddcn , en der Natie eer aan deeden. De eene was de groote Leibnitz , de andere de geleerde Thomafins. fit fpreeke niet van Wolft', die het ftelfel van Leibnitz herkaauwde , en op eene langwylige wyze herhaalde het geen de andere met vuur gefchreven had. Het grootfte gedeelte der Duitfche Geleerden waren dechts Werkluiden, maar de Franfchen Kundenaars. Dit was oorzaak, dat de Franfche Werken zo algemeen verfpreid Wierden, dat hunne taal de plaats der Latynfche innam , en dat tegenwoordig , die het Fransch ver- 1739-  K39- | 1 J i ró GESCHIEDENIS verdaat, door geheel Europa kan reizen, zonder eenen tolk noodig te hebben. Het gebruik van deeze vreemde Taal deed daarenboven nadeel aan de oorfpronglykeVolkstaale, welke, alleen in den mond van het gemeen overblyvende , dien toon .van befchaafdheid niet konde verkrygen , welken zy niet bekomt dan in fatfoenlvk gezelfchap. Het voornaamde gebrek der [Dujtfche] Taaie is, dat zy te veel woorden gebruikt; men moet haar beknopter maaken, en door eenige woorden, welker uitfpraak hard is, te verzachten, zoude men haar eindelyk welluidende maaken. De Adel bedeedde zyne letteroefeningen alleen aan het Staatsrecht; maar, zonder finaak voor de fraai? Letterkunde, bragt hy van de Hooge-Schoolen d§ walg van de fchoolvosfery en van zyne Onderwy. zersmede. Candidaaten of Godgeleerden, Zoons van Schoenmaakers en Snyders, waren de Mentors van deeze jonge Telemachusfcn. Men oordeele over de opvoedinge , welke deezen in daat waren te geeven. De Duitfehers hadden Schouw, fpelen, maar lomp en zelfs onbetaamelyk: vuilr bekkende poetfenmaakers vertoonden dukken zonder vernuft, welke de eerbaarheid deeden bloosen. Onze eigene onvruchtbaarheid noodzaakte JUS toevlucht te neeman tot den overvloed der 7ranfchen; en aan de meeste Hoven zag men troe>en van deezen Landaart de Meesterdukken van Molière en van Racine vertoonen. — Maar wat s 'er dat meer de aandacht van eenen Wysgeer 'erdient, dan de verachtelyke toedand, waartoe dat  vanMYNENTYD. 77 dat Volk van Koningen, die Natie die de Meesteres was van het Heelal, met één woord, de Romeinen , vervallen zyn. In plaatze van dat de Burgemeesters , ten tyde van het Gemeenebest, gevangen Koningen in zegepraal omvoerden, berooven de opvolgers der Catoos en der iEmiliuslen, in onze dagen, zich van het vermogen van voortteelinge, om te ftaan na de eer van te zingen op de Schouwburgen van Vorften, welken, ten tyde der Scipioos, met even groote verachtinge befchouwd werden als ons hedendaags de Irokeezen inboezemen, O tempora ! o mores ! De Operaas, de Treurfpelen en Blyfpelen waren, zestig jaaren geleden (*), in Duitschland onbekend. — In 1740 hadden de naardigheid en de koophandel, meer geflepen dan te vooren , Duitschland reeds deel doen verkrygen in de fchatten, welke de Indien jaarlyks in Europa uitdorten. Deeze bronnen van welvaart hadden de vermaaken, de geneugten des leevens , en misfchien dé ongeregeldheid der zeden, welke daarvan een gevolg is , met zich gebragt. Alles was vermeerderd, het getal der inwoonderen, de klederpracht, de huisgeraaden , de livereien, de karosfen, en de kostbaarheid der maaltyden. Alles, wat men van fraaie bouwkunde in het Noorden ziet , is omtrent van denzelfden tyd. Het kasteel en het tuighuis van Berlyn, de Ryks- (*) De Leezer zy akoes gedachtig dat bet tydïïip waarvan hier gefproken wordt, is omtrent het jaar 1740. Fert. 1739.  -739- 78 GESCHIEDENIS Rykskanfelary, en de Kerk van den H. Jeannes Borromeus te Weenen , het kasteel Nymphenbourg in Beieren , de brug van Dresden en het Chineefehe paleis dier ftad, het kasteel van den Keurvorst te Manheim , het paleis des Hertogen van Wurtemberg te Louisbourg; alle deeze gebouwen, fchoon zy die van Athene en Rome niet evenaaren, overtreffen nogthans de Gothifche bouwkunst van onze Voorouderen. In vroegere tyden, geleeken de Duitfehe Hoven naar tempels , waarin men Bacehusfeesten vierde : nu is deeze ongebondenheid, onwaardig voor een fatfbenlyk gczelfchap, na Poolen gebannen , of de tydkorting van het gemeenc volk geworden» Alleenlyk zyn 'er nog eenige Kerkelyke Hoven, alwaar de wyn de Priesters vertroost over de noodzaaklykheid, waarin zy, uit hoofde van hunnen ftaat, zyn, van af te zien van eene meer beminnelyke drift. Eertyds was 'er geen Hof van Duitschland , het geen niet vol was van Hofnarren: de lompheid van derzelver boerteryen voldeed de onkunde der gasten , en men hoorde zotternyen zeggen, dewyl men zelve niet in ftaat was goede dingen voort te brengen. Dit gebruik, dat eene eeuwige oneer is voor her gezonde verftand, was afgefchaft; en het Hof van Augustus den II, Koning van Poolen en Keurvorst van Saxen , was het eenige, alwaar het nog ftand hield. De plegtige gebruiken, waarin dc dwaasheid onzer Voorouderen eertyds de weetenfchap der Vorften (lelde , fchynen een dergelyk lot als dat der Hofnar-  vanMYNËNTYD. £ narren te zullen ondergaan: dagelyks worden nieuwe inbreuken gemaakt op de Etiquette; fommige Hoven hebben ze te eenemaal afgefchaft. Evenwel maakte het Hof van Keizer Karei den VI eene uitzondering op deezen regel. Hy was een al te yverige aankleever van de ingeftelde gebruiken en formulieren van het Bourgondifche Huis om ze af te fchaffen. Zelfs had hy, in zyne iaatde ziekte , weinige oogenblikken voor zynen dood, bevel gegeven raakende de Misfen en Gebeden tot den toedel van zyne Lykdaatfie , en de perfoonen benoemd, welken zyn hart, in een gouden doos, na ik weet niet welk een Klooster moesten brengen. De Hovelingen verwonderden zich over zyne grootheid van ziele en deftigheid: de Wyzen laakten zyne trotsheid , welke hem fcheen te overleeven. Laat ons vooral aanmerken , dat door een gevolg van het geld , het geen door Duitschland verfpreid werd, en zekerlyk wel driemaal zo veel bedroeg als dat der vroegere tyden, niet alleen de weelde verdubbeld, maar ook het getal der krygsbenden , welke de Vorden onderhielden , naar evenredigheid was toegenomen. Keizer Ferdinand de I had naauwelyks dertigduizend man op de been gehad. Karei de VI had, in den oorlog van 1733,honderdenzeventig duizend betaald, zonder zyne onderdaaaen te verdrukken. Lodewyk de XIII had zestigduizend krygsknechten gehad. Lodewyk de XIV onderhield tweemaalhonderd en twintig duizend , en zelfs , geduurende den Op- vol- 1739Krygsraagt.  80 GESCHIEDENIS volgings-oorlog, tot driemaalhonderd en zestig duizend. Zedert dat tydftip hadden allen, tot de kleinde Vorften van Duitschland toe , hunne krygsmagt vermeerderd. Dit gefchiedde uit zucht tot navolging. Want,in den kryg van 1683, ligtte Lodewyk de XIV zo veele troepen, als hy konde , om eene beflisfende meerderheid te hebben boven de geenen , welken hy wilde beoorlogen. Na den vrede, deed hy geheel geene afdanking. Dit noodzaakte den Keizer en de Duitfche VorA ften zo veele krygsknechten op de .been te houden , als zy konden betaalen. Deeze gewoonte , eenmaal ingevoerd zynde, bleef in het vervolg voortduuren. De oorlogen werden hierdoor zeer veel kostbaarder: de onkosten der magazynen werden ongemeten groot, tot het onderhouden dier talryke ruiteryen , en om dezelve vóór het openen van den veldtocht, en het jaargetyde der voeraadje , in cantonneerings kwartieren te verzamelen. Het Voetvolk , altoos in dienst gehouden , veranderde bykans van itaat; zo zeer werkte men om het te volmaaken. Vóór den oorlog om de Spaanfche throons-opvolging, had de ééne helft der bataiüons pieken, en de andere helft musketten ; en zy dreeden zes gelederen diep in orde gefchaard. Van de pieken bediende men zich tegen de ruitery: de musketten maakten een zwak vuur, en weigerden dikwys uit hoofde der lonten. Deete zwaarigheden deeden de wapens veranderen : nen liet de pieken en musketten vaaren, en delde, n derzelver plaats, fnaphaanen gewapend met ba-  v a n M Y N E N T Y D. jjnetten: hierdoor vercenigde men alles wat vuur en ftaal verfehrikkelyks hebben. Dewyl men de flerkte der bataillonS in het vuur deed beftaan, verminderde men allengskens derzelver diepte met ze verder uit te breiden. De Prins van Anhalt, welken men een krygskundigen Werktuigmaaker mag noemen, bragt de yzeren laadftokken in gebruik ; hy fchaarde de bataillons drie gelederen diep: en de overleden Koning bragt, door zyne oneindige zorgen , eene wonderbaare krygstucht en orde onder de troepen , en eene naauwkeurigheid in de beweegingen en behandeling van het geweer , welke tot nog toe in Europa onbekend was. Een Pruisfisch bataillon werd eene wandelende battery , welker fchielykheid in het laaden haar vuur driemaal flerker maakte, en den Pruisfen een voordeel gaf van drie tegen een. Andere Volken volgden naderhand de Pruisfen na, maar op eene onvolmaakte wyze. Karei de XII had, onder zyne troepen, het gebruik ingevoerd van by elk bataillon twee Hukken gefchut te voegen. Men goot te Berlyn Hukken gefch ut van 3, 6, ia, en 24 pond, die ligt genoeg waren om ze met menfchenkraeht te befluurcn, en ze in dc gevechten te doen voortrukken met de bataillons, waartoe zy behoorden. Zo veele nieuwe uitvindingen veranderden een Leger in eene beweegbaare Vesting , welker nadering bloedig en verfchrikkelyk was. Het was in den oorlog van 1672, dat de Franfchen de uitvinding bedachten van koperen vervoerbaare pontons. Dit I. deel. F ge- -7,9.  1739- 8a GESCHIEDENIS gemaklyke gebruik van bruggen te flaan maakte de rivieren tot onnutte voormuuren (*). Ook is men de kunst van vestingen aan te tasten, en te verdedigen , den Franfchen verfchuldigd. Vauban, vooral, volmaakte de krygsbouwkunde. Hy fchikte de werken zo, dat zy elkander beftreeken, en bedekte ze dermaate door de gloojing van den bedekten wech (f), dat, indien men de batteryen om bres te fchieten tegenwoordig niet boven op de kruin van den bedekten wech plaatze , de kogels niet kunnen komen tot aan den band van het metzelwerk, welken zy moeten vernielen. Na Vauban , heeft men dubbel gemetlèlde bedekte wegen gemaakt, en, misfchien,heeft men de affhydingerc al te zeer vermenigvuldigd. De kunst van myrietï te graaven heeft vooral den grootften voortgang gemaakt. Men ftrekt de takken der mynen van den bedekten wech uit tot op vyftien roeden (j) van de gloojing. Wel ondermynde plaatzen hebben voornaame en hoofd-galeryen. De myn rangen zyn in drie ryen boven elkander. De Myn- graa- (*) Barrières. (t) Glacis. (|) Trente toifes heeft het oorfpronglyke. Eene toife is eene maat van zes voeten, de voet op twaalf duimen gerekend. Dus, wanneer men het onderfcheid tusfchen den Paryfchen en Rhynlandfchen voet, dat hier zo- naauw niet behoeft in aanmerking genomen te worden, niet gatteflaat, eene halve Rhynlandfche Roede; en dertig, toifes9 vyftien roeden.. Fert.  van MYNË N T Y D. 83 gfaa'vér kan hetzelfde punt van verd-xliginge tot •zevenmaal toe doen fpringen. Tot de aanvallen heeft men de globes de compresjion (*), welke , indien zy wel aangelegd worden, al de mynen «ener vesrjngCj tot op vyfentwintig fchreden van hun middelpunt j Vernielen. In de mynen bcdaat tegenwoordig dc waare fterkte der plaatzen , en de Bevelhebbers kunnen door derzelver gebruik de belegeringen het langde rekken. In onze dagen worden de vestingen niet ingenomen zonder een talrykcn trein van gefchut. Men rekent drie Hukken gefchuts op elke battery noodig te hebben , om dén ftuk van de werken reddeloos te fchietem By zo talryke batteryen voegt men nog de nVoc/zef-batteryen, welke recht langs de lynen van (*) Naar men my onderricht, moeten dit met kruid gevulde kisten of vaten zyn, welke , in den grond begraaven op een kleinen afftand van eene myn, eit vervolgens aangefteken, de aarde met geweld naar alle kanten heen perfen ~, ert daardoor de myn vullen of verftoppein Deeze Werktuigen fchynert nog geen Nederduitfchen naam te hebben. Op het jaar ¥762 noemt de Koning ze nog eene nieuwe uitvinding. Ik hebbe daarom den Franfchen behouden. In andere gevallen , waarin, door de hedendaagfche gewoonte Van alle gefprekken met Franfche woorden te doormengen, de Nederduitfche naam niet zeer algemeen in gebruik is, hebbe ik het evenwel gewaagd denzelven in den tekst te plaatzen - maar, tot gemak des Leezers, den Franfchen op den rand, of onderaan de bladzyde, gelrcld. Fert. . F ft  84 GESCHIEDENIS 1739- De Zeevaart. van verlenginge heen fchieten : en met minder dan zestig mortieren ter vernielinge der vestingwerken , waagt men het zelden eene vcrderkts plaats te belegeren. De halve fappe r de gewoone fappe , de draaiende fappe (*) , de wapenplaatzen , de fchictkatten der loopgraavcn (f) , zyn zo veele nieuwe uitvindingen, van welke men zich bedient in de aanvallen, en die , terwyl zy liet volk fpaaren, de overgaaf der vestingen verhaasten. Deeze Eeuw heeft de ligtgewapende troepen weder in gebruik zien brengen. De Oostenrykfche Pandouren , de Franfche Legioenen , en onze Vry-bataillous ; de Ilusfaaren , die uit Hongaryen ooriprqnglyk, maar door alle andere troepen nagevolgd zyn, bekleeden de plaats dier Numidifche en Pafthifche kuiteryen , welke zoberoemd waren ten tyde der Romeinen. — Het oude krygsvolk wist van geene monteering Q.) , en het is nog geene Eeuw geleden, dat de regiments klederen (§) algemeen zyn aangenomen. De Zeevaart heeft ook groote voortgangen gemaakt, zo in het bouwen der fchepen, als in de rekeningen der duurluiden naauwkeuriger te maaken. Doch, dewyl deeze dof zeer uitgebreid is, ilappe ik van dezelve af, uit vreeze van my in eene al te lange uitweiding in te wikkelen. m (*) Sape toarnante. (f) Cavalier de tranchée. (.[.) Uniforme. (§) Ha bits eTOrdor.naiicc.  van M Y N E N T Y D. 85 "' Uit alles, wat wy van den voortgang der Konflen in Europa gezegd hebben , volgt . dat de Noordfche Landen , zedert den dertigjaarigen oorlog, veel hebben gewonnen. Toen muntte Frankryk boven andere Volken uit in alles wat tot de fraaie Letteren, en tot den fmaak , behoorde ; Engeland in dc Wiskunst en Overnatuurkunde; Duitschland in dc Scheidkunde, Natuurkundige Proeven en Geleerdheid : de Italiaanen begonnen te vallen: maar Poolen , Rusland , Zweeden en Denemarken waren nog eene Eeuw achteruit , in vergelykinge der meest befchaafde Natiën. Het geen, misfchien ,'■ meest onze opmerking verdient , is de verandering , welke , zedert het jaar 1640 , in de magt der ondesfcheiden Staaten. plaats heeft. Wy zien fommigèn in hunne opkomst; anderen blyven, om zo te fpreeken, onbeweegbaar in dezelfde gefteldheid; anderen, eindelyk, vallen aan het kwynen, en dreigen neder te ftorten. Zweeden wierp zyn vuur uit onder Gustavus Adolphus ; het fchreef, met Frankryk, de Wetten van den Westphaalfchen Vrede voor: onder Karei den XII overwon het de Decnen , de Rusfen , en befchikte , voor eenigen tyd , over den throon van Poolen. Het fchynt, dat deeze Mogendheid dies tyds alle haare krachten verzameld hebbe, om eene vertooning te maaken als eene Staartfter , welke een grooten glans verfprcidt, en vervolgens verdwynt in dc onmeetelyke ruimte. Haare vyanden verdeelden haar door haar Esthland , Lyfland , de F 3 Vor- 1739- Staatsveranderingenin het Noorden.  86 GESCHIEDENIS Vorflendommen Bremcn en Verden, en een groot gedeelte van Pomeren, te ontrukken. De val van Zweeden was het tydflip der verheifinge van Rusland. Deeze Moogendheid fchynt uit het niet te voorfehyn te komen, om zich eensklaps niet majeHeit te vcrtoonen 3, om zich in korten tyd op gelyken voet te Hellen met de meest geduchte Mogendheden. Men zoude op Peter den I kunnen toepasfen, het geen Homerus zegt van Jupiter s hy deed drie treden, en was aan het einde der waereld. Inderdaad , Zweeden te doen vallen , den óénen Koning na den anderen aan Poolen te geeven , de Ottomannifche Porte te vernederen , en krygsvolk te zenden om de Franfchen op hunne eigene grenzen te bevechten , is wel degelyk tot aan het einde der waereld gaan. Zo zag men ook het Huis van Brandenburg de bank der KeurvorHen verlaaten , om zich onder dc Koningen te plaatzen. Dit Huis maakte geheel geene figuur in den dertigjaarigen oorlog. Door den Westphaalfchen Vrede verkreeg het nieuwe Landfchappen, welke eene goede befluuring ryk maakte. De vrede en de wysheid der Regeeringe vormden eene opkomende Mogendheid, welke in Europa bykans onbekend was, dewyl zy in flilte arbeidde, en haare voortgangen niet fchielyk, maar het werk van den tyd, waren. Men Hond verbaasd, toen zy zich begon te ontwikkelen. De vergrootingen van Frankryk, welke het za wel aan zyne wapenen, als aan zyne fiaatkunde, te danken had , waren fchiclyker en van grooter aan«  van MYNEN TYD. S> aanbelang. De bezittingen van Lodewyk den XV waren een derde grooter, dan die van Lodewyk den XLU. Het Graaffchap Bourgondie, de Elfas', Lotharingen , en een gedeelte van Vlaanderen , aan dat Ryk gehecht, gaven het eene zeer veel grootere magt, dan in voorleden tyden. Voeg hier vooral by de onderwerping van Spanje aan eenen tak van het Huis van Bourbon , welke Frankryk, ten minften voor langen tyd, verlosfende van de afwendingen, die het altoos te vreezen had van de Spaanfche Koningen uit den Oostenrykfchen Stam, tegenwoordig aan hetzelve de magt verleent om zich van alle zyne krachten te bedienen tegen zodanigen van zyne nabuuren , als het goedvindt te beoorlogen. De Engel¬ fchen van hunnen kant hebben ook zichzelven niet vergeten. Gibraltar en Port-Mahon zyn gewigtige aanwinningen voor een handeldryvend Volk. De Engelfchen zyn, daarenboven , ontzachlyk verrykt door allerlei foort van neeringen. Misfchien is het Keurvorftendom HanoVer , aan hunne heerfchappye onderworpen, hun niet onnut door den invloed , welken het hun geeft in de zaaken van Duitschland, aan welke zy te vooren geheel geen deel namen. Men gelooft, in het algemeen , dat het Engelfche Volk , tegenwoordig vatbaar zynde voor omkoopinge , daardoor minder vry is geworden: ten minften is'het 'er meer door in rust. — Het Huis van Savoien heeft ook zichzelven niet vergeten. Het won Sardinië en de Koninglyke waardigheid, het brak eenige hoeF 4 ken 1739.  SS GESCHIEDENIS ken van het Milaneefche af, en de Staatkundigen befchouwen het als eenen kanker die aan Lombardyen knaagt. Spanje had Don Carlos gevestigd in het Koningryk van Napels» Het Huis van Oostenryk genoot dezelfde voordeden, niet. De Opvolgings-oorlog had Karei den VI tot eenen der magtigfte Vorften van Europa gemaakt; maar de nyd zyner nabuurcn beroofde hem weldra van een gedeelte zyner aanwinften, en bragt zynen ftaat op dezelfde hoogte als dien zyner Voorzaaten. Na het uitfïcrven van den Tak van Karei den V in Spanje , had het Huis van Oostenryk vooreerst Spanje verloren, het geen in de handen der Bourbons was overgegaan ; daarby een gedeelte van Vlaanderen; naderhand het Koningryk Napels, en een gedeelte van het Hertogdom Milaan. Karei dc VI behield dus van de nalaatenfchap van Karei den II niets meer dan eenige deden in de Nederlanden, en een gedeelte van Milaan. De Turken ontnamen hem nog. Servië, dat ook by den Vrede van Belgrado werd afgedaan. Plet eenige, dat het Huis van Oostenryk gewonnen heeft, is, dat het een voor zich gundig vooroordeel heeft gevestigd , het geen vry algemeen heerscht in het Duitfche Ryk, in Engeland, in:Holland, zelfs in Denemarken; te weeten, dat de Vryheid van Europa aan het lot van dit Pluis verbonden is. Portugal, Holland, Denemarken, Poolen, waren gebleven, zo als zy te vooren waren, zonder vermeerderinge of fchade. Van alle deeze Mogendheden hadden Frank-  van MYNEN TYD. 89 Frankryk cn Engeland een ontwyffelbaar ovenvigt boven de andere: liet déne door zyne Landmagt, en groote hulpmiddelen ; het andere door zyne Vlooten, en dc rykdommcn, welke het aan zynen koophandel verfchuldigd was. Deeze Mogendheden waren mededingers, cn afgun ftig over elkanders vergrootinge. Zy meenden de balans van Europa in handen te hebben, en befchouwden zichzelve als de hoofden van twee aanhangen , aan welken zich de Vorften en Koningen moesten verbinden. Behalven den ouden haat, welken Frankryk behield tegen de Engelfchen, bad het eene cvengelykc vyandfehap tegen het Huis van Oostenryk, welke het gevolg was der geduürige oorlogen , die , zedert den dood van Karei den Stoutcn, Hcrtoge van Bourgondie, tusfchen deeze twee Gedachten gevoerd waren. Frankryk had -Vlaanderen en Braband onder zyn gebied willen brengen, en de grenzen zyner hecrfchappye uitzetten tot aan dc oevers van den Rhyn. Een zodanig ontwerp konde niet in eens uitgevoerd worden. Dc tyd moest het ryp maaken , en de omllandighcden het begunftigen. De Franfchen willen overwinnen, om veroveringen te doen; de Engelfchen willen de Vorften koopen, om 'er flaaven van te maaken. Beide trachten het Algemeen te misleiden , om deszelfs opmerking van hunne eigene {baatzucht af te wenden.— Spanje en Oostenryk waren bykans gelyk in magt. Spanje konde niemand, dan alleen Portugal, of den Keizer in Italië , den oorlog aandoen. De F 5 Kei- 1739-  GESCHIEDENIS i 1 1 c Keizer konde denzelven aan alle kanten voeren • hy had meer onderdaanen dan Spanje, en konde, door kuipery, de Legermagt des Duitfchcn Ryks by de zyne voegen. Spanje had grootere middelen om zich te redden, in zyne rykdommen. Oostenryk had hier weinig van; en welke belastingen het ook op de Ingezetenen mogt leggen, het had buitenlandf'chen onderdand noodig om zyne troepen eenige jaaren na elkander in het veld te houden. In dit tyddip was het uitgeput door den oorlog tegen de Turken, en overladen met fchulden , welke het in deeze beroerten had moeten maaken. — Holland, fchoon ryk, bemoeide zich niet met eenigen buitenlandfchen twist, ten zy het door de noodzaaklykheid gedrongen wierd zynen voormuur te verdedigen tegen Frankryk: het hield zich alleenlyk bezig met de gelegenheid, van een nieuwen Stadhouder te doen verkiezen , te verwyderen. Pruisfen, fchoon minder raag* tig dan Spanje en Oostenryk, konde, evenwel, na deeze Mogendheden verfchynen; doch zonder zich tegen dezelve als gelyk tegen gelyk te kunnen verzetten. De Inkomden van den Staat beiepen , gelyk wy reeds gezegd hebben, niet boende zeven millioenen. De Landfchappen, arm :n nog verachterd. door de rampen, welke zy in ien dertigjaarigen oorlog geleden hadden, waren liet in daat om den Vorst te voorzien van eenige mitengewoone middelen. Van deezen aart had iy geene andere dan zyne Schatkist. De overleen Koning had in dezelve geld opgelegd , en fchoon  van MYNEN TV D. 91 fchoon deeze middelen niet zeer aanzienlyk waren , zy konden des noods volftaan om eene gelegenheid , welke zich aanbood, niet te laaten voorbygaan. Maar men moest voorzichtigheid gebruiken in het beleid van zaaken , niet toelaten , dat dc oorlogen langen tyd fleepcnde gehouden wierden, en zich haasten in het uitvoeren zyner oogmerken. Het verdrietigfte van alles was, dat de Staat geene regelmaatige gedaante had. Niet zeer ruime, cn, om zo te fpreeken, verftrooidc Landfchappen drekton zich uit van Courland tot' Braband. Deeze afgebroken ligging vermeerderde het getal der nabuuren van den Staat, zonder denzelven eenige vastheid te geeven, en maakte, dat hy voor veel meer vyanden had te vreezen , dan wanneer hy van eene ronde gedaante ware geweest. Pruisfen konde ten dien tyde niet werken, dan door of Frankryk, of Engeland, in den arm te neemen. Met Frankryk, dat zynen roem en de vernedering van het Huis van Oostenryk zeer ter harte nam , konde men iets aanvangen. Van de Engelfchen konde men niet anders trekken dan onderdandgelden, die gefchikt waren, om zich van vreemde krygsmagt te bedienen tot bevordering van hunne eigene belangen. Rusland was , ten deezen tyde, niet van genoegzaam gewigt in de Europifche Staatkunde , om de party, welke het omhelsde, eene beflisfende meerderheid in de fchaal te bezorgen. De invloed van dit nieuwe Ryk drekte zich nog niet verder uit dan tot deszelfs nabuuren de Zweeden en Poolen. En wat de  1739- Opvolging van hec Huis van Üostemyk. a -GESCHIEDENIS de Turken aanbelangt, de Staatkunde van die tyden had in de gewoonte gebragt, dat, wannéér de Franfchen dit Volk aanhitften tegen Oostenryk of tegen Rusland, deeze beide Mogendheden zich vervoegden tot Thamas Kouli Khan , die , door middel eener afwendingc, haar verloste van het geen zy , van den kant der Porte, te vreezen hadden. Het geen wy hier aangeftipt hebben, was de gewoone loop der ftaatkundige handelingen. 'Ongetwyffeld vielen van tyd tot tyd uitzonderingen op deezen Regel; maar wy zullen ons hier alleenlyk bepaalen tot de gewoonlyke berekening der waarfchynlykheden. Het voorwerp , dat , in deezen tyd , de aandacht van Europa meest tot zich trok, was de opvolging van het Huis van Oostenryk, welke moest voorvallen by den dood van Keizer Karei den VI, den laatften mannelyken afftammeling van Habspurg. Wy hebben gezegd, dat Karei de VI, om de vcrfeheuring deezcr heerfchappye voor te komen , eene huislyke wet gemaakt had , onder den naam van dc Pragmatieke Sanèïie, om zyne Dochter Maria Therclia te verzekeren van zyne rialaatenfchap. Frankryk , Engeland, Holland , Sardinië , Saxen , het Roomfche Ryk , hadden aangenomen deeze Pragmatieke SanEtie te zullen handliaaven. Zelfs had de overleden Koning Frederik Willem dit beloofd, onder voorwaarde, dat het Hof van Wcenen hem verzekerde van de opvolginge der Hertogdommen Gulik en Berg. De Keizer beloofde 'er hem de bezitting van, wanneer  van MYNEN TYD. 93 zy open vielen, maar vervulde zyne beloften niet, het geen den Koning ook onthefte van het handhaaven der Pragmatieke Sanctie, waartoe de overleden Koning zich niet dan voorwaardelyk had verbonden. De opvolging in de Hertogdommen Gulik en Berg, waarvan het geval naby fcheen in het jaar 1740, was toen het belangrykfte voorwerp der Staatkunde van het Huis van Brandenburg. Frederik Willem , gevoelende dat zyn einde nar derde , had geene Verbonden aangegaan., om aan zynen Opvolger de vryheid te laaten tot het vormen van verbindtenisfen, naar maate de omHandigheden en de gelegenheid het zoude vorderen. Na den dood des Koniugs, begon het Hof van Berlyn onderhandelingen te Weeuen, te Parys , gelyk ook te Londen, om vooraf te polfen, welke van deeze Mogendheden meest zoude geneigd zyn om zyne belangen te begunftigen. Het vond ze alle even koel, dewyl de oogmerken zich niet vereenigen, dan wanneer de wederzydfche behoeften de banden der Verdragen vormen, en Europa 'er zich weinig aan liet gelegen zyn, of de Koning, dan eenig ander Vorst, het Hertogdom Berg bezat. Frankryk, het is. waar, ftond toe, dat de Koning eene ftrook van dit Hertogdom zich toeeigende. Maar dit was te weinig om te voldoen aan het verlangen van een jongen eerzuchtigen Koning , die alles of aiets begeerde. Laat ons voor alle andere dingen Opvolging in de HeitogdommeftGuhk en Berg,  J739- 94 GESCHIEDENIS gen aanmerken, dat Keizer Karei de VI zich niet vergenoegd had met de eenvoudige belofte van handhaavinge van het Hertogdom Berg; maar dat hy ook de bezitting daarvan had toegezegd aan den Koning van Poolen, Keurvorst van Saxen, en dat hy, geduurende het Gezantfchap des Vorften van Lichtenftcin te Parys, eene volkomen gelyke belofte had gedaan aan den Vorst van Sultzbach, den Erfgenaam des Keurvorften van de Palts. Moest men zich dan laaten opofferen door het Hof van Wcenen? Moest men zich te vreden houden met dien zelfkant van het Hertogdom Berg, welke Frankryk aan Pruisfen beloofde (*) in bezit te neefnen ? Of moest men tot het opvatten der wapenen komen, om zelve zyne rechten te doen gelden? In deezen hachelyken toeftand befloot de Koning zich van alle middelen, welke hy in handen had,te bedienen, om zich in een meer ontzachlyken ftaat te ftellen: het geen hy ook deed, zonder het langer lift te ftellen. Door middel van eene goede huishoudinge ligttc hy vyftien nieuwe batail- loris (*) Promettoit ftaat 'er in liet oorfpronglyke, en ik hebbe de vryheid, van in den tekst iets'te veranderen In het Werk van een zo doorluchtten Schryver, my niet willen aanmaatigen. Evenwel hebbe ik een zeer fterk vermoeden (bykans zoude ik zeggen, ik ben overtuigd) dat promettoit eene drukfeil is voor ■permettoit; en dat in de Vertaalinge niet beloofde mom ftaan, maar toeliet. Fert.  van MYNEN TYD. 95 lons (*), en wachtte, in deezen toeftand, de gebeurtenisfen af, die het aan het geluk zoude behaagen hem aan te bieden, om zichzelven dat recht te bezorgen, het geen anderen hem weigerden. (*) De Regimenten van Camas, Munchow, Dohna, Hendrik, Perfod, Brunswyk, Eifenach, en Einfiedel. Aantek. des Schryvers. TWEEDE HOOFDSTUK. Redenen om der Koninginne van Hongaryen den Oorlog aan te doen na den dood van Keizer Karel den VI. Winter - Veldtocht in Silefien. De verkryging van het Hertogdom Berg ontmoette veele zwaarigheden in de uitvoeringc. Om zich hiervan een naauwkeurig denkbeeld te maaken , moet men zich juist in denzelfden toeftand plaatzen, waarin de Koning zich bevond. Hy konde ter naauweroood zestigduizend mannen te veld brengen: en hy had geene middelen om zyne onderneemingen voort te zetten, dan in de fchatkist, welke de overleden Koning hem had nagelaten. Indien hy de verovering van het Her-togdom Berg wilde ondernecmen , moest hy daartoe alle zyne troepen gebruiken; dewyl hy net eene fterke party te doen had, tegen Frankryk moest kampen, en ter zelfder tyd de ftad Dus- 1739» 1740. ZwaarigheJ den in eener onderneeming op hes: Hertogdom Berg.  96 GESCHIEDENIS DusfeldonT veroveren. De grootere magt van Frankryk was alleen genoeg om hem van deeze ondernecminge te doen afzien, al waren 'er geene andere zo gewigtige, en zo zeer tegen zyne oogmerken aanloopende, beletfeien geweest. Deeze zwaarigheden ontflonden uit den eisch,.dien het Huis van Saxen had op de Landen van Gulik en Berg, welke dien van den Koning naby kwam, en uit dc yverzucht, die het Huis van Brandenburg inboezemde aan dat van Hanover. Indien de Koning, in deeze omHandigheden, zich met alle zyne magt na de oevers van den Rhyn had begeven, moest hy Haat maaken, dat hy, zyne Erflanden ledig van krygsvolk laatende, dezelve blootftdde aan het gevaar van overweldigd te worden door de Saxen en de Hanoveraanen, die niet in gebreke zouden gebleven zyn van in dezelve eene afwending te maaken. En, ingevalle de Koning een gedeelte van zyn Leger in de Mark had gelaten, om zyne Staaten te befchermen tegen den kwaaden wil van zyne nabuuren, zoude hy, aan beide kanten, te zwak zyn geweest. Frankryk had beloofd den Hertog van Sultzbach in de opvolginge van de Paltz te zullen handhaaven, om de onzydigheid van den ouden Keurvorst te verwerven, geduurende den oorlog, welken het aan den Rhyn voerde. Deeze belofte van handhaavinge zoude niet voldoende geweest zyn om den Koning te wederhouden: Want gemeenlyk zyn dat maar woorden, die zo ras gefchonden als gegeven worden : maar het be»  vam MYNEN TYD. 97 belang van Frankryk vorderde langs de oevers van den Rhyn zwakke nabuuren, en niet magtige Vorften, die in ftaat waren om aan dat Ryk tegenftaud te bieden. Omtrent denzelfden tyd kreeg de Graaf van Seckendorif, die in den kerker van Grats gevangen was gehouden, zyne vryheid , onder voorwaarde van aan den Keizer alle bevelen weder ter hand te ftellen, door welke hy gemagtigd was geweest om aan wylen den Koning van Pruisfen de plegtigfte verzekeringen te doen van de hulp, welke de Keizer hem beloofde, om zyne rechten tot de opvolging in de Hertogdommen Gulik en Berg te begunltigen. Dit verflag toont, boe ongunftig de omftandigheden waren voor het Huis van Brandenburg, en deeze zyn de redenen, welke den Koning deeden befluiten, om zich te houden aan het Verdrag bet geen zyn Vader by voorraad met Frankryk had gefloten. Maar, indien zo krachtige redenen de zucht tot roem, welke den Koning bezielde, maatigdeli; niet minder vermogende beweegredenen drongen hem, om , in het begin zyner regeeringe , blyken van kloekmoedigheid en ftandvastigheid te geeven, om zyne Natie in Europa te doen ontzien. Alle goede burgers waren verbitterd over de geringe achting , welke andere Mogendheden voor den overleden Koning, vooral in de laatfte jaaren van deszelfs regeeringe, gehad hadden, en over de oneere, welke de waereld den Pruisfifchen naam aanwreef. Dewyl deeze zaaken grooten invloed had. I. deel. G dea 1740. Redenen des Konings om zit I' te doen untzieu.  9S GESCHIEDENIS Kleinaclitinj; der buitenlanderswor Pruisfen. j ( < den op het gedrag des Konings, oordeelen wy ons verplicht cenig licht over dit onderwerp te verfpreiden. Het verdandige en omzichtige beleid des overleden Konings was hem tot zwakheid toegerekendIn het jaar 1727 had hy oneenigheden met de Hanoverfchen over eenige beuzelingen,: die by verdrag geëindigd werden: korten tyd daarna, ontftonden 'er gefchillen. van even weinig aanbelang met de Hollanders, die insgelyks in het vriendelyke bygelegd werden. Uit deeze twee voorbeelden- van gemaatigdheid beflooten zyne nabuuren en zyne benyders, dat men hem ongedraft konde beleedigen; dat zyne magt, in plaatze van weezenlyk te zyn, alleen in fchyn bcdond: dathy, in plaatze van geoefende Bevelhcbberen, alleenlyk fchcrmmcesters; en, in plaatze van dappere krygsknechten, alleenlyk huurlingen had, welken den Staat weinig genegenheid toedroegen : cn dat ïy voor zichzelven- altyd dreigde, maar nimmer locg. De oppervlakkig denkende, en in haare oorleelenligtvaardige, waereld gaf geloof aan diergeyke praatjes, cn deeze vooroordeelen verfpreidlen zich in korten tyd door geheel Europa. De ■oem, naar welken de overleden Koning dond, •echtvaardiger dan die der Veroveraaren, had tot eyn voorwerp het gelukldg maaken van zyn Land, :yn-Leger in goede krygstucht te brengen, en :yne Geldmiddelen te beftuuren met de verdanligde orde en fpaarzaamheid. Hy vermydde den lorlog om niet afgetrokken te worden van zo fchoo-  van MYNEN T Y D. 99 fchoone onderneemingen. Door dit middel bamide hy zich in dilte den wech tot grootheid, zonder de afgunst van andere Vorden wakker te maaken. In de laatde jaaren van zyn leeven, hadden de zwakheden van zyn lichaam te eenemaal zyne gezondheid vernield, eit zyne eerzucht zoude nimmer haare toedemming hebben gegeven, om zyne krygsbendcil te Vertrouwen in andere handen dan in zyne eigene. Alle deeze verfehillende oorzaaken byeen gevoegd, maakten zynefegeering gelukkig en vreedzaam. Indien het gevoelen, dat men Van den Koning had, alleen Cene dwaaling in dc befpiegeling geweest ware, zoude de waarheid , vroeg of laat, de menfchen beter onderj richt hebben: maar de Vorden dachten zo onvoordeclig over Zyn character, dat zyiiê Bondgenooten hem even weinig blykert Vart achtinge betoonden , als zyne vyanden. Zie hier de bewyzen daarvan. Het Hof Vart Weenert, en dat van Rusland, bedooten gezamenlyk met den overleden Koning, eenen Prins van Portugal op den Poolfchen throon te plaatzeii. Dit ontwerp verviel eensklaps , en zy verklaarden zich voor Augustus den II, Keurvorst van Saxen, zonder zelfs zich te Verwaardigen om den Koning daarvan de geringde kennis te geeven. Keizer Karei de VI had, onder zekere voorwaarden, eenen bydand van tienduizend man verworven, welke de overleden Koning,in het jaar 1734 na den Rhyn zond tegen de Franfchen, en hy verbeeldde zich boven dé verplichting te zyn van deeze geringe verbindteG 2 nis- 1740.  i?4o. ioo GESCHIEDENIS nisfen te vervullen. Koning George de II van Engeland noemde den overleden Koning, zynèrr broeder den Corporaal, en zeide, dat dezelve Koning was van de groote wegen, en Aartszandkoker (*) des Roomfchen Ryks. Alle behandelingen van deezen Vorst droegen, het teken der diepde verachtinge. De Pruisfifche Officiers, welken, volgens, de voorrechten der Keurvorden, krygsvolk aanwierven, in de Ryksdeden, zagen zich blootgedeld voor duizenderlei fmaadheden; men nam ze in hechtenis, men floepte ze in °evangenisfen , daar men hen behandelde, als &de fuoodde fchelmen (f). Met één woord, deeze buiteiupoorigheden hepen tot zulk eene hoogte, dat zy niet Langer te verdraagen waren. Een. ellendige Bisfchop van Luik rekende het zich tot eene eer, wylen den Koning te hoonen. Eenige ondcrdaanen der heerlykheid van Herdall, welke aan Pruisfen toebehoort, waren tegen de Regeering opgedaan; de Bisfchop verleende hun zyne befcherming. De overleden Koning zond den Co lo- (*) Beter hebbe ik Archifablier niet weeten te vertaaien. ff) Maar zoude hiertoe niet aanleiding- gegevenhebben, dat de Werf-Officiers , niet te vreden met wywilligen aan te neemen, zich dikwyls bediendenvan'allerlei listen om onnozelen te verdokken; ja zelfs het geweld niet ontzagen, wanneer zy geen. inder middel wisten om een fchoonea en welgevasfen karei meester te worden. Fert.  van MYNEN TYD. im lonel Creuts na Luik, voorzien va 1 e mm Geloofsbrief, om de zaak by te leggen. Maar die denzelven niet wilde ontvangen was myn Heer de Bisfchop. Drie dagen na elkander zag hy deezen Afgevaardigden op het voorplein van zyn huis komen, en even dikmaals verbood hy hem den ingang. Deeze gebeurtenis en nog veel andere meer, welke ik kortsheidshalve voorby ga, leerden den Koning, dat een Vorst zynen perfoon, en vooral zyne Natie, moet doen eerbiedigen; dat de gemaatigdheid eene deugd is, welke Staatsmannen niet altoos ten drengden moeten betrachten, uit hoofde van de verdorvenheid der Eeuwe; en dat het, by deeze verandering van Regeeringe, beter was, blyken te geeven van vastbepaalde befluiten, dan van zachtheid. Laat ons, om alles byeen te brengen, wat de leevendigheid van een jongen Vorst, die eerst aan de Regeoring kwam, konde aanzetten, hier by voegen, dat Frederik de I, door Pruisfen tot een Koningryk te verheffen, met deeze ydele grootheid een zaad van daatzucht in zyne nakomelingfchap gebragt had, dat vroeg of laat vruchten moest voortbrengen. De heerfchappy, welke hy aan zyne Afftammelingen had nagelaten, was, indien ik my zo mag uitdrukken, eene foort van tweeflagtig-weezen (*), dat meer had van het Keurvordendom, dan van het Koningryk. 'Er sïdTïfOf 6b foistofaiïiXs& 3i ;;rirwv' ftak (*) Une efpèce tThermaphrodite. G3 Nadere redenen des Konings.  1740. Keizer kaHfcLdenVl. ioa GE S Gil I E D E N I S ftak roem in, dat'men aan dit weczen eene bepaalde natuur gaf. En deeze bedenking was zekerlyk eene van die, welke den Koning verfterkten in de groote onderneemingen, waartoe zo Veele beweegredenen hem aanfpoorden. Wanneer zelfs de aanwinst van het Hertogdom Berg geene bykans onoverkomelyke hinderpaalen had' ontmoet, was dit onderwerp zo gering, dat de bezitting daarvan het Huis van Brandenburg niet dan zeer weinig vergrootte. Deeze bedenkingen maakten, dat de Koning zyne oogen vestigde op het Huis van Oostenryk, daar, na den dood des Keizers, deszelfs nalaatenfchap betwistbaar, en de throon der Ca:fars ledig wierd. Deeze gebeurtenis konde niet anders dan gunftig zyn voor de uitfteekende rol, welke de Koning in Duitschland fpeelde , uit hoofde der onderfcheiden rechten van de Huizen van Saxen en Beieren op de [OostenrykfcheJ Staaten, van het aantal der Candidaaten, welken na de Keizerlyke Kroon zouden ftaan, en, eindelyk, uit hoofde der Staatkunde van het Hof van Verfailles, dat eene diergelyke gelegenheid natuurlykerwyze moest aangrypen, om zyn voordeel te doen met de beroerten , welke de dood van Keizer Karei den VI niet konde misfen in Europa te verwekken. Deeze gebeurtenis liet niet lang na zich wachten. Keizer Karei de VI eindigde zyne dagen in de Favorita, den 36't^ van Wynmaand des jaars 1740. Deeze :yding kwam te Reinsberg, alwaar zich de Koning bevond, aangetast-door de derdendaagfche koorts. Dc  van MYNEN TYD. 103 De Geneesmeesters, dwaaslyk ingenomen met dc oude vooroordeelen , wilden hem de Kina niet geeven: hy nam ze tegen hunnen dank in, dewyl hy zich zaaken van grooter aanbelang vooritelde, dan dc koorts op te pasten. Hy befloot terftond de Silefifche Vordendommen weder te eifchen, waarop zyn Huis onbetwistbaare rechten had, en hy maakte, ter gelykertyd,zich gereed, om die eifchen, indien het noodig ware, door de wapenen ftaande te houden. Dit ontwerp vervulde alle zyne itaatkundige oogmerken: het was een middel om roem te verkrygen, om de magt van den Staat: te vergrooten, en het geen de betwiste opvolging in het Hertogdom Berg betrof ten einde te brengen. Evenwel, alvoorens zich voldrektlyk te bepaalen, leide de Koning de gevaaren , aan welke hy zich in een zodanigen oorlog moest waagen, en de voordeeien , welke men uit denzelven konde hoopen, tegen elkander in de weegfchaal. Aan de eene zyde vertoonde zich het magtige Huis van Oostenryk, welk het, met zo veele uitgeftrekte Landfchappen, niet koude ontbreeken aan middelen van reddinge; de Dochter van eenen Keizer, welke, indien zy aangevallen wierd , Bondgenooten moest vinden in den Koning van Engeland, in het Gemeenebest van Holland, en in het grootde gedeelte der Ryksvorden, die beloofd hadden de Pragmatieke Sanctie te zullen handhaaven. De Hertog van Courland, welke toen Rusland regeerde, was in befoldinge van het G 4 Hof J74°' De Koning befluit eiscl te maaken op Silenen Zwaarigheden in na onderneemin^e.  104 GESCHIEDENIS 174°. Be-lenen cm een poe.' den uitflsg ie hoopen» Hof van Wcenen , en daarenboven konde de jonge Koningin van Hongaryen nog Saxen in haare belangen brengen, door aan hetzelve eenige kreitzen in Bohcmen af te daan. En wat de byzonderheden der uitvoeringe aanging, moest de onvruchtbaarheid van het jaar 1740 doen vreezen, dat het aan middelen zoude ontbreeken, om voorraadhuizen (*) aan te leggen, en het krygsvolk te voorzien van leevensmiddelen. Men waagde veel. Men had de wisfelvalligheid der wapenen te vreezen. Het verlies van eenen. velddag konde bedisfende zyn. De Koning had geene Bondgenooten: en konde niets anders dan benden zonder ondervindinge dellen tegen oude .Oostenrykfche krygsknechtcn, die , in het harnas grys geWorden , en door zo . veele veldtochten in den oorlog geoefend waren. Van de andere zyde verleevendigde eene menigte van bedenkingen de hoop des Konings. De toedand van het Weener Hof was, na den dood des Keizers, van de allermoeilykde. De geldmiddelen waren in de war, het Leger was in een Hechten daat, en moedeloos door den tegenfpoed, welken het in den oorlog tegen de Turken had geleden; de Staatsdienaars waren verdeeld. Plaats daarby, aan het hoofd deezer regeeringe, eene jonge Vordin, zonder ondervindinge, welke eene betwiste nalaateufchap moet verdedigen; en. het befluit is, dat zulk eene Regeering geen geducht (*) Magafim.  van MYNEN TYD. 105 ducht voorkomen konde hebben. Daarenboven was het onmogelyk, dat het den Koning konde ontbreeken aan Bondgenooten. De mededinging, welke plaats had tusfchen Frankryk en Engeland, verzekerde noodzaaklyk den Koning van édne deezer beide Mogendheden, en, daarenboven,moesten allen, die eisch maakten op de nalaatenfchap van het Huis van Oostenryk, hunne belangen vereenigen met die van Pruisfen. De Koning konde , by de verkiezing van eenen Keizer, over zyne ftem befchikken; hy konde, wat zynen eisch op het Hertogdom Berg aanbelangt, de zaaken of met Frankryk fchikken, of met Oostenryk; en, eindelyk, de oorlog, welken hy in Silefien konde onderneemen, was de eenige aanvallende kryg, welken de ligging zyner Staaten begunftigde, daar hy dan zich niet van zyne grenzen verwyderde, en de Odcr hem van eene altoos veilige gemcenfchap verzekerde. Het geen den Koning te eenemaal tot deeze onderneeming deed bclluiten, was de dood van Anna, de Keizerinne van Rusland, welke kort na dien des Keizers volgde. Door haar overlyden verviel de Kroon op den jongen Iwan, GrootVorst van Rusland, den Zoon eener Prinfesfe Van Mecklenburg, en van den Prins Anton Ulrich van Brunswyk, Schoonbroeder des Konings. Het was waarfchynclyk, dat Rusland, geduurende des Keizers minderjaarighcid, zich meer zoude bemoeien met dc rust in zyn eigen Ryk te bewaaren, dan met de handhaavinge der PragmaG 5 tie- 1740. Dood van a n n a,Kei«' zerinne van Rusland.  BIRON, Hertog van Courland, «a Siberien gebannen. 1 3 < I 1 ïo6 GESCHIEDENIS tieke Sanctie, om welke Duitschland niet konde misfen beroerten te ondergaan. Voeg hierby een Leger geheel gereed ter werkinge, voor de hand zynde geldmiddelen, en, misfchien, de begeerte om zich eenen naam te maaken: dit alles was oorzaak van den oorlog, welken de Koning verklaarde aan Maria Therelia van Oostenryk, Koninginne van Hongaryen en Bohemen. Het fcheen dat dit een tydftip was van veranderingen en omwentelingen. De Prinfes van Mecklenburg-Brunswyk, Moeder van den Keizer Iwan, bevond zich, met haaren Zoon, onder de voogdyfchap des Hertogen van Courland , aan welken Keizerin Anna, by haar overlyden , de beftuuring des Ryks had toevertrouwd. Deeze Vordin verbeeldde zich , dat het beneden haare geboorte was een anderen te gehoorzaamen. Zy geloofde, dat aan haar, in de hoedanigheid van Moeder, de voogdyfchap eerder toebehoorde dan aan Biron , die noch een Rus, noch een bloedverwant des Keizers, was. Zy gebruikte daartoe behendiglyk den Maarfchalk Munnich , wiens daatzucht zy aan den gang bragt. Biron werd in hechtenis genomen , daarna diep in Siberien gejannen , en de Prinfes van Mecklenburg maakte dch meester van het Ryksbeftuur. ■ Deeze verande•ing fcheen voordeelig voor Pruisfen; want Biron, 'ruisfen's vyand, werd gebannen, en de Gemaal Ier Ryksbeduurder, Anton van Brunswyk, was les Konings Schoonbroeder. De Prinfes van Meck:nburg had verdand , maar tevens al de grillen en  van MYNEN TYD. 107 en gebreken van eene kwalyk opgevoede Vrouw: haar man , zwak, zonder geest of fchranderheid, had geene andere verdienfte dan eene aangeboren en onberedeneerde kloekmoedigheid, Munnich, het beweegrad hunner verheffinge, de waare Held van Rusland , was te gelyker tyd de bewaarder van het opperde gczach. Onder voonvcndfel van deeze omwentelinge, zond de Koning den Baron van Winterfeld in Gezantfchap na Rusland , om den Prins van Brunswyk, en deszelfs Gemaalin , geluk te wenfehen met den goeden uitflag deezer onderneeminge. De waare beweegreden, het bedekte oogmerk deezer zendinge, was Munnich, den Schoonvader van Winterfeld , te winnen , en denzelven de ontwerpen, welke op het punt waren van uitgevoerd te worden , te doen begunftigen. Winterfeld flaagde hierin zo gelukkiglyk als men konde wenfehen. Welke voorzorgen men ook te Berlyn gebruikte om den bedoelden tocht bedekt te houden , het was onmogclyk voorraadhuizen (*) aan te leggen, gefchut in gereedheid, en krygsvolk in beweeging, te brengen, zonder dat het bekend wierd. Reeds had het Volk vermoeden van eenige onderneemin-ge. De Heer Damrath, Afgevaardigde des Keizers te Berlyn , waarfchuwde zyn Hof, dat het gedreigd wierd door een onweder, het geen wel eens over Silefien zoude kunnen uitberften. De Raad der Koninginne antwoordde hem van Wee- nen: (*) Magafms, 1740. Het Hof van Weenen krygc vermoeden van des Koning oogmerken»  Des Konings voor- ilaa aan de 1 Koningin 1 van Honga- ' xyen. , 1 t t \ V d b io» GESCHIEDENIS nen: „ Wy willen noch kunnen geloof fiaan aan „ het nieuws , dat gy ons fchryft". Evenwel zond men den Markgraaf van Botta na Berlyn , om den Koning over zyne komst tot den throon te begroeten; maar nog meer, om te oordeelen of Damrath ook een ongegronden fchrik veroorzaakt had. De Markgraaf van Botta, geflepen en fcherpziende , begreep tefdond waar het om te doen ware , en lier zich , na, op den dag van zyn Gehoor, de gebruikelyke begroetingen gedaan te hebben , uit over de ongemakken der reize , welke hy gedaan had , en bleef een weinig di! ftaan 0p de flechte wegen van Silefien , welke door de overdroomingen zodanig bedorven waren , dat zy onbruikbaar waren geworden. De Koning liet niet blyken, dat hy hem begreep, en antwoordde, dat het ergde, het geen hieruit hun konde overkomen, welken deeze Wregen moesten langs trekken , was, dat zy beflyktc reizigers werden. Schoon de Koning zich vastelyk had bepaald tot le party, welke hy gekozen had, oordeelde hy iet, evenwel, gevoegelyk poogingen te doen om net het Hof van Weenen tot een vergelyk te konen. Met dit oogmerk werd de Graaf van Gotcr derwaards gezonden. Hy moest aan de Koinginne van Hongaryen verklaaren, dat, ingealle zy den Koning voldoening wilde geeven , jegens dc rechten , welke hy op Silefien had ' ie Vorst haar zyne hulp aanbood tegen alle openiare of heimelyke vyanden , welken van de na- lai-  van MYNEN TYD. ioo laatenfchap van Karei den VI brokken mogten willen affcheuren , nevens zyne ftem op den Ryksdag , tot verkiezing van eenen Keizer, voor den Groot-Hertog van Toscanen. Maar, gelyk men mogt onderftellen, dat deeze aanbiedingen zouden verworpen worden, was de Graaf van Gotter in dat geval gelastigd der Koninginne van Hongaryen den oorlog te verklaaren. — Het Leger was vaardiger dan dit Gezantfchap: het rukte in Silefien, gelyk men in het vervolg zal zien , twee dagen vóór de aankomst des Graaven van Gotter te Weenen. Twintig bataillons , en zesendertig escadrons ontvingen bevel (*) om op te trekken , en de grenzen van Silefien te naderen : zy Honden gevolgd te worden door nog zes bataillons, gefchikt om de Vesting Glogau in te fluiten. Dit getal, hoe zwak het ook ware , fcheen voldoende om zich meester te maaken van een Land zonder verdediginge. Het gaf, daarenboven, het voordeel, dat men tegen de Lente genoegzaamen voorraad konde verzamelen , welken een groot Leger, geduurende den winter , zoude verteerd hebben. Eer de Koning vertrok om zich by zyne benden te voegen, verleende hy nog gehoor aan den Mark» graave van Botta, aan welken hy dezelfde zaaken zeide, die de Graaf van Gotter te Weenen moest verklaaren. Botta riep uit: „ Gy gaat het Huis „ van Oostenryk bederven , Sire, en te gelyk (*) In Wintermaand.. Het Lege? trekt na Silefien.  1740. Verfcbillende oordeelen ovei deeze onderneeminge. no GESCHIEDENIS ft uzclven in den afgrond dorten". „ Het hangt „ van de Koninginne alleen af", hervatte de Koning , „ de aanbiedingen aan te neemen , welke „ haar gedaan zyn". Dit bragt den Markgraaf aan 't mymeren. Hy herftelde zich evenwel ,°en, het woord weder, opvattende, zeide hy, met een fcheitzend gelaat cn toon van ftem: „ Sire, uwe „ krygsbenden zyn fchoon , ik bekenne het; de „ onze hebben dat voorkomen niet ; maar zy „ hebben den wolf gezien: bedenk, bezweere ik „ u , wat gy gaat onderneemen". De Koning werd ongeduldig, en antwoordde met yver : „ Gy oordeelt, dat myne troepen fchoon zyn , „ cn ik zal u doen bekennen, dat zy goed zyn".' De Markgraaf deed nog aanzoek , dat men de uitvoering van dit ontwerp wilde uitdellen. Maar de Koning deed hem begrypen , dat het daartoe te laat was , en dat men den Rubicon reeds was overgetrokken. Het geheele ontwerp, raakende Silefien , dus ruchtbaar geworden zynde, veroorzaakte eene zo doute onderneeming eene zonderlinge gisting in de gemoederen der Gemeente. De zwakke en vreesachtige zielen voorfpelden den val van den Staat; anderen geloofden , dat de Vorst alles in de waagfchaal delde, en vreesden , dat hy Karei den XII zich tot een voorbeeld zoude neemen. De krygsïuidcn hoopten op geluk, en voorfpelden zich bevordering. Dc bedillers , welk dag van menfchen men in alle landen vindt, benydden den Staat den aangroei, waarvoor hy vatbaar was. De Vorst  van MYNEN TYD. iïi Vorst van Anhalt was raazende , om dat hy dit ontwerp niet had bedacht, en niet het eerfte beweegrad was in de uitvoeringe. Hy voorfpelde, gelyk Jonas , ongelukken , welke noch Ninive noch Pruisfen overkwamen. Deeze Vorst befchouwde het Keizerlyke Leger als zyne wieg: hy had verplichtingen aan Karei den VI, welke door een Brevet zyne Vrouw in den Vorftendand had verheven, en daarby vreesde hy de vermeerdering van des Konings magt, welke eenen nabuur als den Vorst van Anhalt tot niets maakte. Deeze redenen tot misnoegdheid bewogen hem tot her zaaien van wantrouwen en verbaasdheid in alle gemoederen : hy zoude den Koning zeiven wel vrees hebben willen aanjaagen, indien zulks doenlyk geweest ware. Maar de party was al te vast gekozen , en de zaaken te ver voortgezet om te rug te kunnen treeden. Evenwel, om de kwaade uitwerkfels voor te komen, welke de gefprekken van een grooten Veldoverden , gelyk de Vorst van Anhalt was, op de Bevelhebbers konden hebben, oordeelde de Koning diendig vóór zyn vertrek de Bevelhebbers der bezettinge van Berlyn byeen te roepen , en in de volgende uitdrukkingen aan te fpreeken : ,, Ik onderneeme eenen 5, oorlog, myne Heeren, in welken ik geene an„ dere Bondgenooten hebbe dan uwe dapperheid „ en goeden wil. Myne zaak is rechtvaardig, „ en myne middelen, om te daagen, zyn in het „ geluk. Herinnert u zonder ophouden den „ roem, welken uwe Voorouders behaald heb- ,, ben 1740-  na GESCHIEDENIS ï74°- De Koning faat na Silefien, „ ben in de vlakten van Warfchau , te Fchrbel1 lin, en in den tocht na Pruisfen, Uw lot is „ in uwe handen; ondcrfcheidingen van eere cn „ belooningen wachten alleenlyk, dat uwe braa„ ve daaden haar verdienen. Maar het is niet „ noodig, dat ik u aanfpoore tot het verkrygen „ van eere: Gy hebt niet anders dan haar voor „ oogen , en zy is het eenige voorwerp , dat „ uwen arbeid waardig is. Wy gaan krygsben,, den aangrypen, welke onder den Prins Euge,, nius den grootften naam gehad hebben. Schoon ,, die Prins niet meer befta, zal de eer der over» „ winninge dies te grootcr zyn , naar maate wy „ onze krachten tegen dapperder krygsluiden zul„ len te meeten hebben. Vaartwel ! Vertrekt. „ Ik zal u zonder vertoeven volgen na de plaats, „ tot welke wy door den roem, die ons wacht, „ geroepen worden". De Koning vertrok van Berlyn, na een groot gemaskerd bal gegeven te hebben. Hy kwam op den eenentwintigden van Wintermaand te Crosfen. Een zonderling toeval wilde , dat op denzelfden dag een touw brak, dat waarfchynelyk verdeten was, en waaraan de klok der Hoofdkerk hing. De klok viel na beneden, en dit werd opgenomen als een kwaad voorteken : want in de gemoederen des Volks heerschten nog bygeloovige denkbeelden. Om deeze kwaade indrukfels af te wenden, leide de Koning deeze tekens uit tot zyn voordeel. Deeze gevallen klok betekende , volgens hem, de vernedering van het verhevene; en,  van MYNEN TYD. 113 en, dewyl het Huis van Oostenryk oneindig hooger verheven was dan dat van Brandenburg, voorIpclde zy duidelyk de voordeden, welke men op het eerstgcmelde zoude behaalen. Die het gemeen kent, weet, dat diergelyke redenen voor hetzelve genoeg zyn ter overtuiginge. Op den drieëntwintiglten van Wintermaand, rukte het Leger in Silefien. De benden namen onder het voorttrekken haar verblyf in de dorpen (*), zo om dat men geenen vyand voor zich had, als om dat het jaargetyde niet toeliet zich in het veld te legeren. Zy verfpreidden, op haaren tocht, het Betoog der rechten van het Huis van Brandenburg op Silefien. Te gelyker tyd gaf men een Manifest uit; behelzende hoofdzaaklyk: dat de Pruisfifchen van ditLandfchap bezitting namen, om het tegen den inval van een derden te behoeden ; het geen duidelyk genoeg te kennen gaf, dat men 'er niet gemaklyk zoude uittrekken. Deeze voorzorgen maakten, dat het Volk en de Adel het intrekken der Pruisfifchen in Silefien niet befchouwden als den inval van eenen vyand, maar als eene gedienftige hulp, welke een nabuur bewees aan zynen bondgenoot. Ook de Godsdienst, dat by het volk zo geheiligd vooroordeel, werkte mede om de gemoederen Pruisfischgezind te maaken; dewyl twee derde deelen van Silefien be- ftaan (*) Les troupes marchèrent par cantonnemcnt, ftaat in het Fransch. Ik hebbe geoordeeld den zin daarvan in hetNederduitsch niet beter te kunnen uitdrukken. Vert, I. deel. H 1740. Het Leger ruk' in Silefien.  Glosaa iiigdloten. ïi4 GESCHIEDENIS ftaan uit Protestanten, welken, langen tyd onderdrukt zynde door de Oostenrykfche dweepe* rye, den Koning befchouwden als eenen verlosfer hun door den hemel toegezonden. Waaneer men langs den Oder opwaards trekt, is Glogau de eerfte Vesting, welke men ontmoet. De Stad is gelegen aan den linker oever deezer riviere. Zy is van middelmaatigen omtrek-, omringd van een Hechten wal, waarvan het kleinfte gedeelte met fteen bekleed was. De graft konde men op verfcheidene plaatzen doorwaaden; de contrefcarp was bykans vernietigd. Dewyl het ftrenge jaargetyde belette de ftad geregeld te belegeren, vergenoegde men zich met ze in te fluiten ; daarenboven was het zwaar gefchut nog niet aangekomen. Het Plof van Weenen had aan Wenzei Wallis, den Bevelhebber der plaatze, flipte bevelen gegeven om de vyandlykheden niet eerst te beginnen; hy geloofde, dat influiten geen belegering was , en hy liet zich vreedzaamlyk binnen zyne wallen beduiten. Zedert den vrede van Belgrado was het grootfte gedeelte des Oostenrykfchen Legers in Hongaryen gebleven. Op het gerucht van de vredebreuk der Pruisfifchen, werd de Generaal Braun na Silefien gezonden, alwaar hy ter naauwemood drieduizend man konde byeen krygen. Hy trachtte zich, zo door lisf als met geweld, te verzekeren van Breslau, maar te vergeefs. Deeze Stad genoot eenige voorrechten, gelykende naar die der vrye Ryksfteden: zy was een klein Gemeenebest, dat beftuurd werd door ,zy-  • van MYNEN TYD. 115 ayne Overheden , en vry was van eenige bezetting in te neemen. De liefde tot de vryheid en tot de Lutherfche gevoelens bewaarden de inwoonders tegen de gcesfels des oorlogs; zy wederftonden de aanzoeken van den Generaal Braun, die evenwel ten laatften de overhand zoude behouden hebben , indien de Koning zynen tocht niet verhaast had , om hem tot den hertocht te noodzaakcm • Ondertusfchen kwam Vorst Leopold van Anhalt voor Glogau met zes bataillons en vyf escadrons; hy loste de benden af, welke de ftad ingefloten hadden , en terftond daarop vertrok de Koning met de grenadiers van het Leger, zes bataillons, en tien escadrons, om zonder tydverzuim Breslaü te bereiken. Na eenen tocht van vier dagen, bevond hy zich voor de poorten deezer hoofddad, terwyl de Maarfchalk Schwerin langs den voet van het gebergte voorttrok ; zynen tocht richtende over Liegnitz ^ Schweidnitz en Frankendein, om dit gedeelte van Silefien van vyanden te zuiveren. Op den eerden van Louwmaand, Verzekerde zich de Koning, zonder tegcndand, van de voordeden van Breslau , en zond de Colonels van Borck en van Goltz 0111 de dad op te eifchen. Ter zelfder tyd trokken eenige benden over den Oder , en Boegen zich neder by den Dom (*). Hier- (*) Ju dóme. De Domkerk van Breslau , gewyd aan den H. joannes, is tegen over het voornaamfte gedeelte der ftad, op een eiland in den Oder, gelegen. Fert. H 2 1740. Breslau gaat een vcr.lrag Vin onzydigheid aan.  i jó GESCHIEDENIS 1741: Olilau veroverd. Hierdoor was de Koning meester van beide oevers der riviere , cn hield inderdaad de ftad ingelloten % welke, flecht van voorraad voorzien zynde , genoodzaakt was tot een Verdrag te komen. Men moet daarenboven aanmerken , dat, dewyl de graften der Had bevroren waren , de burgcry reden had om te vreezen, dat zy door een algemeenen ftorm zoude ingenomen worden. De yver voor den Lutherfchen Godsdienst verkortte alle langwylighcden by deeze onderhandeling. Een dweepziek Schocnmaaker kreeg het gemeene volk aan zyn fnoer , befmette het met zyne geestdryveiye , en bragt het derwyze in beweeging , dat de regeering verplicht wierd een Verdrag van onzydigheid te tekenen met de Pruisfifchen , en denzelven de poorten der dad te openen. Zo ras dc Koning in deeze Hoofddad zyne intrede gedaan had , ontfloeg hy van hunne posten alle Amptenaars, welken in dienst der Koninginne van Hongaryen warm. Deeze daad van gezach voorkwam alle heimelyke dreeken , van welke deeze oude dienaars van het Huis van Oostenryk zich, in vervolg van tyd, zouden bediend hebben om zamenfpanningen te maaken tegen het belang van Pruisfen. Deeze zaak afgedaan zynde, trok een hoop voetvolks over den Oder, om eene Oostenrykfche bezetting van driehonderd man van Namslau te verjaagen. Veertien dagen laater, gaf die bezetting zich krygsgevangen. Men liet flechts een regiment voetvolk in de voordeden van Breslau , cn de Koning richtte zynen tocht op Ohlau, waar-  van MYNEN TYD. 117 ■waarin Braun den Colonel Formentini met vierhonderd man had geworpen. Deeze ftad ontleent haaren naam van eene kleine rivier, welke kings haare muurfin ftroomt; zy was omringd met een Hechten half ingefloteu wal , en met eene drooge graft. Het kasteel , dat een weinig beter in ftaat is , kon niet dan met gefchut ingenomen worden, Terwyl men zich gereed maakte , om op dit nest een algemecnen ftorm te doen, gaf de Bevelhebber zich op voorwaarden over. De bezetting verliep onder het uittrekken, en hy behield niet meer dan honderdentwintig man , met welken hy na Neisfe werd gezonden. De vyanden hadden te Bricg eene bezetting van twaalfhonderd man. Om deeze vesting , gelyk andere plaatzen,, in te fluiten, berende de Generaal Kleist dezelve met vyf bataillons en vier escadrons. Terwyl de Koning de plaatzen langs den Oder bad veroverd of ingeflot.en, was de Maarfchalk van Schwerin te Frankenftein aangekomen. Terwyl hy de rivier de Neisfe naderde , welke Opper- van Neder-Silefien fcheidt, viel hy de Dragonders van Lichtenftein op het lyf, en verdreef ze tot aan Ottmachau. Dit Bisfchoplyke kasteel heeft eene brug over de Neisfe. De Heer van Braun, om zynen aftocht gemaklyker te maaken en te dekken, wierp 'er drie compagnien grenadiers in. De Maarfchalk van Schwerin floot dezelve in, en den volgenden dag voegde de Koning zich by hem met mortieren en eenige ftukken twaalfponders. Zo ras de batteryen in ftaat waren van te kunnen fpeelen, gaf H 3 de 1741. Brieg ingeilo.cn.  nS GESCHIEDENIS 1741. Vergeef? fche aanval op Neisfe, 1 ( f t I jjj c" d de Major Muffling , de Bevelhebber der bezettmge, zich over op befcheidenheid. Nu was 'er de ftad Neisfe alleen nog in te neemen ; maar zy was , wat de fterkte aanbelangt, meer waardig dan al de overige. Deeze' ftad is gelegen aan de andere zyde van de Neisfe , verfterkt met een goeden aarden wal, en met eene graft vol water ter diepte van zeven voeten , omringd door een laa gen en moerasfigen grond , alwaar Roth , die ser Bevelhebber was , eene overftrooming had gemaakt. Van den kant van Neder-Silefien wordt deeze vesting beftreken van eene hoogte , welke achthonderd fchreden van dezelve ligt. Het gedrenge jaargetyde gedoogde de verrichtingen eener volledige belegeringe niet: men had, derhalven, Dm zich meester van de plaats te maaken, geene mdere middelen dan ze te bedormen, te bombarleeren, of in te duiten. De bedorming had Roth mdoenlyk gemaakt. Hy deed eiken morgen het rs van de graft open hakken ; hy deed de gloojing 'm den wal begieten met water, dat onmiddelyk tevroor; hy had de bolwerken en gordynen voor;ien van eene menigte van balken en zeisfenen mi de bedormers af te weeren; het geen van het tormloopen deed afzien. Men trachtte de ftad e bombardeeren : men wierp 'er twaalfhonderd omben , en drieduizend gloeiende kogels in ; ïaar alles te vergeefs. De ftandvastigheid van eezen Bevelhebber noodzaakte de Pruisdfchen eeze onderneeming te laaten vaaren, en de win:rkwartieren te betrekken. Terzelfder tyd voegde  van MYNEN T Y D. 119 de cie Colonel Camas, die met eene onderneeminge op Glatz was belast geweest, zich weder by het Leger, Hy had zynen (lag gemist, by gebrek van goede maatregelen. Terwyl de Pruislïi'chen zich omftrceks Neisfe in de dorpen nederfloegen , trok de Maarfchalk van Schwerin, aan het hoofd van zeven bataillons en tien escadrons, na Opper-Silefien; hy deed den Generaal Braun Jagcrndorff, Troppau cn het kasteel vanGrtetz, ruimen. De Oostenrykers weeken na Moravien. De Pruisfifchen namen hunne kwartieren achter de Oppa, en breidden zich uit tot aan Jablunka op de grenzen van Hongaryen, Geduurende deeze krygsverrichtingen, bevond de Graaf van Gotter zich te Weenen. Hy trad daar in onderhandelingen, meer om zich naar het gebruik te fchikken , dan met hoope van te zullen ilaagen. Hy had eene vry hooge taal gevoerd, gefchikt om elk ander Hof, dan dat van Karei den VI, fchrik aan te jaagen. De Hovelingen der Koninginne van Hongaryen zeiden, op een trotzen toon , dat het eenen Vorst, wiens post het was , in hoedanigheid van Aartskamerling des Ryks, den Keizer het bekken aan te bieden om zyne handen te wasfehen, niet betaamde deszelfs dochter wetten voor te fchryven. De Graaf van Gotter , om deeze Oostenrykfche gezegden te overfnorken , had de onbefchaamdheid van aan den Groot-Hertog eenen brief te tooncn, welken de Koning hem gefchreven had , waarin deeze woorden ftonden: „ Indien de Groot-Hertog in H 4 « zYn 174T-. SCHWERIN valt in Opper-Sileiien. Vruchteloize on. derhandeling te Weener.  1741. Gedachten over d.tzs onderneeming. Verbond •net Rus-, land. i?o GESCHIEDENIS „ zyn verderf wil Ioopen, dat hy 'er in loope". De Groot-Hertog fcheen hierdoor getroffen. De Graaf Kinsky, Kanfelier van Bohemen, de trotfte man aan een Hof, alwaar de verwaandheid heerschte , nam het woord op. Hy behandelde al de voorflagen des Graaven van Gotter als ohteerendc voor de opvolgeren der Cadars, ftak den Groot-Hertog een hart onder den riem, en bragt meer toe dan alle andere-Staatsdienaars om deeze onderhandeling te doen afbreeken. Europa was in verbaasdheid over deezen onverwachten inval in Silenen. Sommigen noemden het een onbezonnen aanflag , anderen befchóuwden de onderneeming als dollemans werk. De Engelfche Staatsdienaar, Robinfon, welke te Weenen zyn verblyf had , hield daande, dat de Koning van Pruisfen, in het duk van daatkunde , verdiende in den ban gedaan te worden. Op denzelfden tyd, waarin de Graaf van Gotter na Weenen vertrok, zond de Koning den Generaal Winterfeld na Rusland, Deeze vond daar den Markgraaf van Botta, welke 'er, met al de driftigheid van zyn character, de belangen van het Hof van Weenen voordond. Evenwel behield , in deeze gelegenheid, het Pomerfehe gezonde ver' ftand de overhand boven de Italiaanfche fchrarf. derheid ; en de Heer van Winterfeld bragt het, door den invloed van den Maarfchalk Munnich,' zo verre, dat hy een verdedigend Verbond floot met Rusland, Dit was het voordeeligde, dat men in deezen hachelyken toedand konde wenfehen. Na  van MYNEN TY D. 121 Na dat de krygsbenden in haare winterkwartieren waren getrokken, verliet de Koning Silefien, en kwam te Berlyn, om de behoord yke fchikkingen te maaken tegen den volgenden veldtocht. Men deed eene verfterking , van tien bataillons en vyfentwintig escadrons, na het Leger vertrekken. En dewyl de oogmerken der Saxers en Hanoveraanen dubbelzinnig fcheenen, befloot men dertig bataillons en veertig escadrons, onder bevel van den Vorst van Anhalt, omtrent Brandenburg byeen te trekken, om het oog te houden op het gedrag deezer nabuurige Vorlien. De Vorst van Anhalt koos Genthin als de geichiktfte plaats tot zyne legering, en uit welke hy de Saxers en Hanoverfchen beiden even zeer in bedwang koude houden. De Vorften van Europa waren, voor het grootfte gedeelte, nog in onzekerheid, en konden niet ontdekken, welke ontknooping 'er ftond te volgen. Het zenden van den Graave van Gotter na Weenen, en, van den anderen kant, het inrukken der Pruisfifche troepen in Silefien , vertoonden hun een raadfel, en zy deeden hun best om te gisfen, of Pruisfen de Bondgenoot dan de vyand ware der Koninginne van Hongaryen. Van alle Europifche Mogendheden was Frankryk, buiten tegenfpraak,dc gefchiktfte, om de Pruisfifchen in hunne onderneeminge by te ftaan. De Franfchen waren om zo veele redenen vyanden der Oostenrykers, dat hun belang hen moest overhaalen om zich als vrienden des Konings te verklaaren. Deeze Vorst II 5 had, 1741. Schikkingen tot den volgenden Veldtocht. Ondi r'mndeling met Frankryk.  I -12 GESCHIEDENIS 1741. < ( 1 i i h ¥ I d h ti v; v: had , om den grond te peilen , gefehreven aa» den Kardinaal van Fleuri; en, hoewel hy flechts. oppervlakkig over de zaaken had gefproken, zeide hy genoeg om verdaan te worden. Dc Kardinaal opende zich verder in zyn antwoord (*); hy zeide daarin , zonder omwegen: „ Dat dc „ handhaaving der Pragmatieke Sanctie , welke „ Lodewyk de XV aan den Keizer had beloofd, „ hem nergens toe verbond, uit hoofde van het „ byvoegfel, behoudens de rechten van eenen der„ den: dat, daarenboven, de overleden Keizer ;, niet voldaan had aan het voornaamde punt van , het Verdrag, waardoor hy zich had verbonden , aan Frankryk de handhaaving van het Weener , Verdrag door het Keizerryk te bezorgen." Het iverige van den Brief behelsde eene vry derke litvaaring tegen dc hcerschzucht van Engeland, ene loffpraak over Frankryk, en over de voordeeai, welke uit een Verbond met hetzelve te haa;n waren, benevens eene omdandige voordragt er redenen, welke de Keurvorften moesten overaalen om den Keurvorst van Beieren op den eizerlyken throon te plaatzen. De Koning hield :eze briefwisfeling aan den gang; hy betuigde m Kardinaal het oprechte verlangen , dat hy id, om zich met den Allerchristelykden Koning vereenigen; denzelven verzekerende, dathy, m zynen kant,alle gemak wilde toebrengen om dee» (*) In eenen Brief, gefehreeven te Isfi, den 25^11 n Louwmaand, 1741.  van M Y N E N T Y D. J23 deeze onderhandeling zeer fchielyk te doen afJoopen. Zweeden wilde ook eene rol fpeelcn in de beroerten , welke ftonden uit te barften, Het was in Verbond met Frankryk, en had, op aanhitzinge van deeze Mogendheid, oenen hoop krygsvolk na Finland doen trekken, onder bevel van den Generaal Buddenbrock. Dit Leger, dat aan Rusland achterdocht had gegeven, verhaastte het Verbond, welk deeze Mogendheid aanging met Pruisfen. Maar deeze verbindtenisfen zouden bykans zo fchielyk verbroken zyn geweest, als zy gemaakt waren, De Koning van Poolen had den fchoonen Graaf Lynar na Petersburg gezonden. Deeze Staatsdienaar behaagde der Prinfesfe van Mecklenburg, Ryksbeff uurfter van Rusland : en, gelyk de driften van het hart invloed hebben op de beraadflagingen des verftands, was de Ryksbcfluurfter fchielyk verbonden met den Koning van Poolen. Deeze hartstocht konde voor Pruisfen even doodelyk geworden zyn, als de liefde van Paris en de fchoone Helena was voor Troic. Eene omwenteling, van welke wy op haare plaats zullen gewaagen , voorkwam deszelfs uitwerkfels. De grootfte vyanden des Konings waren, gelyk het doorgaans gaat, zyne naaste gebuuren. De Koningen van Poolen en van Engeland, zich verlaatende op de geheime verbindtenisfen, welke Lynar in Rusland fmeedde, flooten onder elkander een aai ivallend Verbond, waarby zy dc Pruisfifchc Landen onder zich verdeelden. In hunne ver- 1741. Gedrag van Zweeden en van Poolen, Poolen en Engeland verbinden zich tegen Pruisfen.  mi- 124 GESCHIEDENIS verbeeldinge maakten zy zich reeds vet met deezen buit; en, terwyl zy uitvoeren tegen de ftaatzucht van een jongen Vorst, hunnen nabuur, geloofden zy reeds in- het bezit van dcszelfs goed te zyn, m de hoope, dat Rusland en de Ryksvor* ften te zamen zouden fpannen, om hunne ftaatzuchtige voorneemens te doen gelukken. Dit was het oogenblik, 't geen het Hof van Weenen had moeten waarncemen om- zich met den Koning te bevredigen. Indien bet hem toen het Hertogdom Glogau had afgedaan, zoude de Koning zich daarmede vergenoegd, en het Huis van Oostenryk bygeftaan hebben-, tegen alle deszelfs overige vyanden (*). Maar het gebeurt zeer zelden, dat iemand altoos ter rechter tyd wyke, of weigere te buigen. Het oorlogsteken werd derhalven aan Eu- (*_) Dat zodanig des Konings oogmerken en voorneemens op dien tyd waren , terwyl hy zekerlyk door den toeftand der zaaken eenige ongerustheid had over derzelver uitflag, zal men wel willen gelooven, Maar zoude hy die voorneemens wel zo getrouvvlyk uitgevoerd hebben? Het blykt duidelyk genoeg, dat de oorfpronglyke toeleg was geheel Silefien onder de magt van Pruisfen te brengen: met hoe groote rechmaatigheid of onrechtmaatigheid ftaat ons hier niet te onderzoeken, In de ongerustheid over den toeftand der zaaken in Rusland, Engeland en Saxen, zoude frederik zich meteen klein gedeelte vergenoegd hebb:n. Doch zoude hy zich niet van de eerfte gunftige gelegenheid bediend hebben, om ook vau het overige meester te worden? Fert.  van MYNEN T Y D. 125 Europa gegeven. Overal polfte men elkander , trad in onderhandeling, of ving heimelyke kuiperyen aan, oin zyne zaaken in orde te brengen, en Verbonden te maaken: maar by geene Mogendheid waren de krygsbenden gereed om in beweeging gebragt te werden; geene van alle had tyd gehad om magazynen te verzamelen, en de Koning deed zyn voordeel met dit gewigtige oogenblik, om zyne groote ontwerpen uit te voeren. DERDE HOOFDSTUK. Veldtocht van 1741. Vredesonderhandelingen. Huldiging van Breslau. Terugkomst te Berlyn. De verwerkingen voor het Leger in Silefien kwamen in Sprokkelmaand te Schweidnitz. Van hunnen kant maakten de Oostenrykers zich insgelyks gereed tot den oorlog. Zy haalden den Maarfchalk Neuperg uit de gevangenis van Brunn, alwaar hy vastgehouden was geweest zedert den vrede van Belgrado, om hem het bevel te geeven ©ver het Leger, dat Silefien moest heroveren. De Maarfchalk verzamelde zyne benden omftreeks Olmutz, en zond den Generaal Lentulus met een gedeelte volks, om de engten van het Vorftendom Glatz te bezetten, waardoor Lentulus in ftaat was om Bohemen te dekken, en zich by het Leger van Neuperg te voegen in de verrichtingen,. wel- 1741. Voorfpel urn den /eldtocht.  *74i- Gevaar des Konings. 126 GESCHIEDENIS welke deeze omtrent Neisfe in den zin had. De Oostenrykfche Husfaaren begonnen reeds het voorfpel van den oorlog; zy Hoopten tusfchen de posten der Pruisfifchen door, trachtten kleine hoopen volles op te ligten, en de geleiden te önderfcheppen. Verfcheidene kleine gevechten vielen 'er voor, alle zo voordeelig voor het Voetvolk des Konings, als verdrietig voor deszelfs Ruiterye. Deeze Vorst, in Silefien komende, befloot by alle zyne kwartieren rond te gaan , 0111 zich kundig te maaken in een Land, dat nog nieuw voor hem was. Hy vertrok, derhalven^ van Schwcidnitz, en kwam te Frankenftein. De Generaal Derfchau, welke hier het bevel voerde, had twee posten voorwaards uit gezet: de eene was te Silberberg-, en de andere tc Wartha, en beide in de engten van het gebergte. De Koning wilde dezelve gaart zien. Dc vyanden kreegen 'er de lucht van, en poogden hem op te ligten. By vergisfing vielen zy aan op een geleide van Dragonders, dat ter afwisfclinge geplaatst was by het dorp Baumgarten, tusfchen Silberberg en Frankenftein.- De Colonel Ditfort, welke over dit volk gebood, was te onkundig van den oorlog, om met voordeel tegen ligte troepen te kunnen werken: hy werd geflagen, en ve-iioor veertig ruiters. Men hoorde dit fchieten te Wartha. De Koning, Welke zich daar bevond, verzamelde in der yl eenige benden , om de Dragonders, welken eene myl vart daar waren, ter hulpe toe te fchieten; maar hy kwam, na dat het werk gedaan was. Het was eene  van MYNEN TYD. 127 *ene onbezonnenheid voor eenen Oppervorst, dat hy zich, zo flecht verzeld, waagde. Indien de Koning, by deeze gelegenheid, ware gevangen genomen, zoude 'er een einde aan den oorlog zyn geweest , de Oostenrykers hadden gezegepraald zonder eenen (lag te Haan, het goede Pruisfifche VToetvolk ware onnut geworden, cn alle ontwerpen van vergrootinge verydeld, welke de Koning begrepen had uit te voeren. Hoe meer men de opening van de Veldtocht naderde (*), dies te ernftiger aanzien kreegen de zaaken. De berichten der verfpieders kwamen ecnpaariglyk overeen in te bevestigen, dat de vyanden zich verfterkten in hunne posten, dat nieuwe troepen zich by hen voegden, dat zy voorhadden de Pruisfifchen te verfasfen in derzelver kwartieren , en daartoe van den kant van Glatz of van Zuckmantel in dezelve te dringen. Omtrent denzelfden tyd hadden honderd Oostenrykfche Dragonders en driehonderd Husfaaren zich in Neisfe geworpen. Dit teken alleen was genoegzaam om de oogmerken der vyanden voor een gedeelte te ontfluieren, en deeze was de oorzaak, dat de Koning bevel gaf om zyne kwartieren nader by elkander te trekken. Hy had ze oogenblikkelyk allen byeen moeten vergaderen: maar het mangelde hem toen aan ondervindinge; en dit was dgenlyk zyn eerfte veldtocht. Het jaargetyde was nog niet ver genoeg gevorderd om de infltii- tin- (*) In Lentemaand. Glogau veroverd.  1741- Het Leger trekt bycen. 128 GESCHIEDENIS tingen van Glogau en van Brieg in belegeringen te kunnen veranderen. 'Er was, evenwel, een ontwerp geheel in orde gefchikt, om Glogau met den eerden aanval (*) te veroveren, en de Vorst Leopold van Anhalt ontving last om hetzelve zonder tydverzuim uit te voeren. Op den negenden van Lentemaand werd de dad van vyf kanten te gelyk aangetast, en in minder dan een uur tyds ingenomen: de Ruitery zelfs baande zich eenen wech over dc wallen, zo zeer waren de vestingwerken vervallen. Geen huis, werd geplonderd, geen burger beleedigd, en de Pruisfifche krygstucht fchitterde met al haaren luister. Wallis met zyne geheele bezettinge werd krygsgevangen. Een Regiment van de nieuwe oprichtinge nam bezit van de plaats; men deed terdond arbeiden aan het voltooien der vestingwerken, en Vorst Leopold voegde zich, met het volk, waarover hy het bevel voerde, te Schweidnitz by den Koning. Met de verovcringe van Glogau was niet alles afgedaan, de benden waren nog te veel verfpreid, om zich, ingevalle van noodzaaklykhcid, fchielyk te kunnen vereenigen: de kwartieren, welke de Maarfchalk van Schwerin in Opper-Silefien befloeg, veroorzaakten boven andere de grootde ongerustheid. De Koning wilde, dat de Maarfchalk zoude opbreeken, cn tot de Neisfe toe te rug trekken, alwaar de Koning zich, met al de troeft*;) D'emblée.  van M Y N E N T Y D. 120 troepen van Neder-Sileiien, wilde by hem voegen. Schwerin was niet van dit gevoelen: hy fchreef, dat, indien men hem eene verltcrkiug wilde bezorgen, hy beloofde zyne kwartieren tot aan het voorjaar te verdedigen. Voor deeze keer geloofde de Koning zynen Maarfchalk meer dan zichzelven. Zyne ligtgeloovigheid zoude hem bykans doodclyk zyn geworden; en, als of hy den eenen misdag op den anderen had moeten hoopen, hy delde zichzelven aan het hoofd van acht escadrons en negen bataillons om zich na Jagcrndorlf te begeevcn. De Maarfchalk ontmoette hem te Neudad. De eerde vraag was: „ Welke tyding hebt „ gy van de vyanden?" „ Geene, antwoordde „ de Maarfchalk, dan alleenlyk, dat de Oosteu,, rykfchc troepen langs de grenzen verfpreid zyn, „ van Hongaryen tot aan Braunau in Bohemen, „ en ik verwachte elk oogenblik de terugkomst „ van mynen verfpieder." Des anderendaags kwam de Koning te Jagerndorff; zyn oogmerk was den volgenden dag van daar te vertrekken, om de loopgraaven van Neisfe te openen, alwaar dc Maarfchalk Kalckdein hem verwachtte met tien bataillons, en evenveel escadrons. De Hertog van Holdein , welke toen te Franckendcin was, moest zich daar insgelyks by den Koning voegen, met zeven bataillons en vier escadrons. Op het oogenblik, waarop de Koning gereed Hond om te vertrekken (*), en zyne laatlle be- ve- (*) Den tweeden van Grasmaand. I. deel. I I74I.  -3« GESCHIEDENIS 1741- 1 1 velen gaf, zo aan den Maarfchalk als aan Vorst Leopold, kwamen 'er zeven Oostenrykfche Dragonders aan. Van deeze overloopers werd men gewaar, dat zy hun Leger verlaten hadden tc Fretidenthal (liet geen niet meer dan anderhalve myl van Jagerndorff af ligt) dat hunne Ruitcry daar gelegerd was, en 'er de aankomst van het Voetvolk en van het gefchut verwachtte , om door dc kwartieren der Pruisfifchen heen te trekken, en dezelven tot het opbreeken der influitinge van Neisfe tc noodzaaken. Op het zelfde oogenblik hoorde men voor de ftad fchermutfelen; cn iedereen geloofde, dat dc voorhoede des Heeren van Neuperg op het punt was van Jagerndorff te berennen. In deeze ongelukkige ftad waren niet meer dan vyf bataillons, vyf Hukken gefchut, drieponders, en buskruid voor veertig fchooten. De toeftand ware wanhoopig geweest, indien de Heer van Neuperg geweten had met denzelven zyn voordeel te doen; maar de berg baarde flechts eene muis. De vyanden wilden weeten, of de Pruisfifchen nog in hun kwartier waren. Om dit gewaar te worden gingen hunne 'igte troepen voor elke ftad fchermutfelen, om aan hunne Bevelhebberen bericht te brengen , wat ran dc zaak ware. De oogmerken der vyanden hjs geheel bekend geworden zynde , dond de voning geen oogenblik in beraad om het Leger e doen byeen trekken. De troepen van NederJilelien ontvingen bevel om de Neisfe over te rekken by Sorge, en die van Opper-Sileiien om zich  vam MYNEN TYD. 131 zich te Jagerndorif by den Koning te voegen. Op den vierden van Grasmaand vertrok de Koning op Ncuftadt, om alle deeze troepen vereenigd te hebben ; blyvende ftceds op zyde van het vyandlyke Leger, dat over Zuckmautel en Zicgenhals na Neisfe trok. Des anderendaags (*) begaf hy zich na Steinau, eene myl van Sorge gelegen, alwaar hy bruggen over de rivier de Neisfe had laaten flaan. Men moest de influiting van Brieg opbreeken, en de Generaal Kleist ontving bevel om met zyn volk zich by bet Leger te voegen. Den Ilertoge van Holftein werden gelyke bevelen gezonden, en verfcheidene maaien herhaald:maar zy, die 'er mede belast waren, konden ze hem niet doen ter hand komen; hy bleef gerustelyk te Franckenftein, en zag den vyand langs zyne rechter en linker zyde heen trekken, zonder zich 'er over te bekommeren. Te Steinau kwamen overloopers van het Oostenrykfche Leger. Deezen getuigden, dat de Generaal Lentulus zich denzelfden dag, by Neisfe, gevoegd had by den Maarfchalk Neuperg. Op deeze tyding werden terftond de Pruisfifche kwartieren zeer digt byeen getrokken rondom Steinau, en de Koning koos eenen post uit, alwaar hy den vyand konde ontvangen , ingevalle dezelve op de Pruisfifchen wilde aanrukken. Om de verwarring te voltooien, ontftond 'er tegen den avond brand in het kwartier te Steinau; en het was flechts een geluk, dat men (*) Den vyfdea yan Grasmaand. I a 1741-  132 GESCHIEDENIS 1741. men het gefchut en den krygsvoorraad konde redden langs de enge ftraaten, welker huizen alle in brand Honden. Het krygsvolk bragt den nacht door onder de wapenen op de plek gronds, welke de Koning tot zyn legerplaats had uitgekozen. Des anderendaags (*) kwam deeze kleine hoop, bcftaande uit dertien battaillons en vyftien escadrons, na een vry vermoeienden tocht te Falckehberg, alwaar men vernam, dat de Colonel Stechow, welke met vier bataillons de brug van Sorge dekte, een groot aantal van vyanden had vernomen, welken zich aan de overzyde der riviere verfterkten, en zelfs een vry hevig vuur maakten op de Pruisfifchen. Vorst Karei trok 'er aanftonds heen met vier bataillons, en berichtte den Koning, dat Lentulus zich aan dc overzyde der Neisfe bevond met vyftig Escadrons, en den overtocht volftrekt ondoenlyk maakte; dewyl de grond te naauw bepaald was om 'er zich te kunnen fchaaren. Men was hierdoor genoodzaakt de richting van den tocht te veranderen ; men nam den wech op Michelau, eene andere brug over de Neisfe , alwaar de Generaal Marwitz reeds was met de benden, welke uit dc kwartieren van Schweidnitz en rondom Brieg byeen verzameld waren. De brug van Sorge werd zonder tydverzuim weehgenomen , cn op den avond voegden alle deeze onderfcheiden hoopen zich by den Koning. Op den volgenden dag (*) Den zesdea van Grasmaand.  van MYNEN TYD. i33 ibg (*) ging het Leger by Michelau over de Neisfe , met oogmerk om na Grotkau te trekken. Een renbode, welke deeze ftad was doorgereisd, bragt den Koning brieven, zo dat deeze nergens eenige gedachten op had. Eene dichte fneeuwjacht met groote vlokken benam het gezicht, en belette de voorwerpen te ondcrfcheidcn. Men trok ondertusfchen voort. De Husfaaren der voorhoedde kwamen in het dorp Leipe, dat aan deezen wech ligt, en vielen, eer zy het wisten, een regiment vyandlykc Husfaaren, , welken daar hun kwartier hadden, op het lyf. De Pruisfifchen kreegen veertig, zo te voet als te paard, gevangen, en men vernam uit deeze, dat de Heer van Neuperg een half uur te vooren Grotkau had ingenomen. Een Luitenant, Mitzfchefahl geheten, had daar het bevel met zestig man: hy verdedigde zich drie uuren lang tegen het geheele Oostenrykfche Leger. De ovcrloopers getuigden daar benevens, dat dc vyand den volgenden dag na Ohlau dacht te trekken, om zich meester te maaken van het zwaare gefchut, het geen de Koning aldaar in bewaaring had gelaten. Op deeze tyding werden de ondcrfcheidcn kolommen des Legers, welke alle in optocht waren, terftond byeen vergaderd. De Koning deelde het Leger in vier verdcelingen (f), welke zich nederlloegen in vier dorpen, na genoeg by elkander, om, in min- (*) Den achtiren van Grasmaand. ( f ) Divifioiis. I 3 1741.  GESCHIEDENIS 174»- Veldflag by Molwitz. minder dan een uur, op de beftemde plaats te kunnen byeen gebragt worden. De Koning nam zyn kwartier in de dorpen Pogrel en Alfen,vanwaar hy verfcheidene Bevelhebbers afvaardigde aan de bezettinge van Ohlau, om dezelve van zyne nadering te verwittigen, en twee regimenten curasfiers, welken kort te vooren daaromftreeks waren aangekomen, tot zich te trekken: maar geen van deeze Bevelhebberen konde daar komen, uit hoofde der vyandlyke partyen, welke deeze ftreeken onveilig maakten. Op den volgenden dag was de fnccuwjacht zo dik, dat men ter naauwernood, op twintig fchreden afftands, de voorwerpen konde onderfcheiden. Evenwel ontving men bericht, dat de vyand nader na Bricg was getrokken. Indien dit flechte weder had aangehouden, zoude de verlegenheid der Pruisfifchen ftceds grooter zyn geworden: de leevensmiddclcn begonnen fchaars te worden, men moest Ohlau te hulp komen, en had, ingcvalle van eenig ongeluk, geene wykplaats. Maar het geluk vervulde het geen aan de voorzichtigheid ontbrak. Des anderendaags, den tienden van Grasmaand, was de lucht helder en klaar, cn fchoon de grond met twee voeten fneeuw bedekt was , verhinderde evenwel niets het geen men wilde onderneemen. Reeds ten vyf uuren in den ochtend verzamelde zich het Leger by de molen van Pogrel. Het beftond uit zevenentwintig bataillons, negenentwintig escadrons Ruiterye, en drie van Husfaaren: het  van MYNEN TYD. 135 het begon den optocht in vyf kolommen, de middenfte beftond uit het gefchut, de twee naaste aan het middelpunt uit Voetvolk, en de twee aan het uiterfte der vleugelen uit Ruiterye. De Koning wist, dat de vyand hem in Ruitery overtrof. Om dit gebrek te verhelpen, mengde hy onder de escadrons van eiken vleugel twee bataillons Grenadiers: dit was eene fchikking, van welke Gustavus Adolpbus gebruik gemaakt had in den Veldflag by Lutzen, en van welke men zich , naar alle waarfchynelykheid, in het vervolg niet weer zal bedienen. Het Leger trok in deeze orde na den vyartd toe,- volgende de richting van den wech, welke na Ohlau leidt. De Generaal Rottembourg, welke de voorhoede aanvoerde, maakte , terwyl hy by het dorp Pampitz heen trok, een twintigtal gevangenen, welken de berichten bevestigden, die eenige boeren van het dorp Molwitz den Koning gcbragt hadden, dat het vyandlyk'e Leger zyne kwartieren had in Molwitz , Grunigen en Huneren. Zo ras de kolommen zich omtrent nog tweeduizend fchredcn van Molwitz bevonden, breidde het Leger zich uit om zich in dagorde te dellen, zonder dat men vyanden hl het veld zag verfchynen. De rechter vleugel moest zich deunen aan het dorp Herrendorff: maar de Heer van Schulenbourg, welke het bevel Rad over de Ruitery van deezen vleugel, onderleide dit zo onbehendig, dat hy 'er niet aankwam. De linker vleugel werd gedekt door de beek van Lauchwitz, welker boorden moerasfig , I4 cn 174*.  i36 GE S C HIE DEN I S J74I- en diep zyn. Dewyl, ondcrtusfchen, dc Ruitery van den rechter vleugel niet genoeg ruimte voor het Voetvolk had gelaten, was men genoodzaakt drie bataillons uit de eerfte linie wech te neemen , van welke men, by een gelukkig toeval, eene flank maakte om de rechterzyde der beide linien van het Voetvolk te dekken. Deeze fchikking was de voornaamc oorzaak van het winnen van deezen Veldflag. De pakkaadje, werd geplaatst naby het dorp Pampitz omtrent duizend fchreden achter de linien, cn het regiment van La Motte, dat in dit oogenblik zich by het Leger kwam voegen (*), -dekte dezelve. Rottembourg met de voorhoede naderde Molwitz, waaruit hy de Oostenrykers zag te voorfchyn komen. In die wanorde had hy dezelve moeten aantasten, indien hy geene volftrekte bevelen had gehad om niets te beginnen. Dus bragt hy zyn volk weder te rug na den rechter vleugel, waarvan het een gedeelte uitmaakte. Het moet verbaazende fchyrien, dat een ervaren Generaal, gelyk de lieer van Neuperg, zich zodanig liet verrasfen. Hy was evenwel verfchoonbaar; aan verfchcidene Husfaaren-Officicren had hy bevel gegeven om het veld te doorkruisfen, vooral na den kant van Brieg. Uit luiheid 1, of achteloosheid, verzuimden deeze Bevelhebbers zich van hunnen plicht te kwyten, en de Maarfchalk ontving geene tyding van de nadering des Konings, voor dat hy deszelfs (*) liet kwam van Oppeln.  van MYNEN TYD. 137 zelfs Leger in dagorde tegen over zyne kwartieren zag daan. De Heer van Neuperg was dus in de noodzaaklykheid van zyne benden in orde te fchaaren onder het vuur van het Pruislifche gefchut , dat vaardig en wel bediend werd. De rechter vleugel van zyne Ruiterye, onder de bevelen van den Heere van Romer , was de eerde die aankwam. Deeze kundige en onverfchrokken Bevelhebber befpeurdc, dat de rechter vleugel der Pruisfifchen nader aan Molwitz was dan de linker : hy begreep , dat, indien hy op zynen post bleef, de Heer van Neuperg gevaar liep van gedagen te worden , eer de Ruitery van zynen linker vleugel konde aankomen, en befloot, zonder daartoe bevel van iemand af tc wachten , den rechter vleugel der Pruisfifchen aan te tasten. De Heer van Schulenbourg, het dorp Herrendorff poogende tc bereiken, deed zeer lomp zyne ruitery by escadrons rechts om zwenken. De Heer van Romer , welke dit befpeurdc , viel, zonder zich tc fchaaren , en koloms wyze, met losfen teugel op deezen vleugel, over welken de Heer van Schulenbourg het bevel had. De dertig escadrons van de benden der Koninginne , welke hy aanvoerde , wierpen in een oogenblik de tien Prüisfifche escadrons , welke alle hun dc linker z;de toekeerden, overhoop. Deeze op dc vlucht gedagen Ruitery rende voor en tusfchen de linien des Voetvolks heen , het welk zy ook zouden overhoop geworpen hebben, indien hetgeen vuur , achtinge waardig kan noemen na de droefheid, „ welke gy beiden my veroorzaakt. De ver„ troosting over dezelve is in de handen des „ Konings. De Koningin, myne dochter, ftaat „ hem alles toe, waarvan niemand dan zy alleerf „ hem de handhaaving kan belooven, indign hy „ haar'wil helpen om haar in deezen ftaat vol„ komen gerust të ftellen, en de Koning mede 5, wil helpen om het vuur te blusfehen, dat hy „ zelve heeft aangefteken, en zelve zyne eigene ,, vyanden niet grooter maake: want 'er is niets 5, meer noodig dan de dood des Keitrvof'ften van „ de Paltz om hem nieuwe te verwekken; te meer, daar de aanwas dei' magt van Beieren en a Saxen niet kan dulden, dat hy gerustelyk be- „ zit* (*) De Keizerin, Weduvv van Karei den VI, wat eene Prinfes uit het Huis Van Brunswvk-Wolfembuttel, en dus eene Moei des Konings van Pruisfen. Fert, L 2 174Ü Brief der Keizerinne- Weduwe.  i64 GESCHIEDENIS Andere Brief van dezelfde. „ zitte het geen de Koningin hem in Silegffl* „ heeft gelaten. Haal daarom den Koning over „ om onzen goeden Bondgenoot te worden, ora ,, de Koninginne by te Haan met krygsvolk ter „ bewaaringe van Staaten, welken zo veele „ vyanden verdrukken; want het is zelfs tot „ voordeel der beide Huizen, indien zy in eene „ naauwe verbindtenis zyn, dewyl hunne Lau„ den in ftaat zyn om elkander te kunnen by„ ftaan in het verdedigen van hunne wederzyd„ fche rechten. Ik maake bovenal ftaat op uwe ., vertoogen, en op de fchoone hoedanigheden, „ welke de Koning bezit, die, ons het kwaad ,, op den hals gehaald hebbende, ook de eer „ wel zal willen hebben van ons in tyds te be., houden van den rand der fteilte, en wel eenig„ zins acht zal willen geeven op zyne eigene ,, belangen, eii op eene bedroefde Moeder en ,, Moei, welke dan, zonder eenigen wrok, zich „ zal kunnen noemen, uwe toegencgene Moei „ Elifabeth." Prins Ferdinand antwoordde hoofdzaaklyk aan de Keizerinne - Weduwe, dat de Koning met eere niet konde afwyken van de verbindtenisfen, welke hy met Frankryk en Beieren had aangegaan, dat hy de Keizerin oprechtlyk beklaagde, dat hy wenschte haaren toeftand te kunnen veranderen, en 'er medelyden mede had; maar dat de tyden, waarin het hem vry ftond met het Flof van Weenen tot een vergelyk te komen, voorby waren. Na verloop van weinige dagen onderfchepte men  van MYNEN TYD. 105 men eenen Brief, welken de Keizerin-Weduw fchreef aan Prins Lodewyk van Brunswyk (* ), welke zich toen in Rusland bevond. Deeze Brief was oprechter, fchoon de dyl niet beter was. Zie hier het Affchrift naar het oorfpronglyke gemaakt: ,, Den éénentwintigden van Herfst,, maand 1741. Myn waarde Neef, de daat van ,, onze zaaken heeft een zo droevigen keer ge„ nomen, dat men ons geval eene algemeene „ verlaating kan noemen; want niemand is meer „ voor ons. Het geen ons vertroost, in ons „ ongeluk, is, dat God meer dan éénen Pha„ rao in de Roode Zee zal dorten, en onze „ valfche geveinsde vrienden befchaamen. Het „ is niet mogelyk, dat het grootde gedeelte „ meer geloove, dat 'er een God is. Waar is „ het, dat de valfche fchynvertooningen my niet „ in flaap gefust hebben, en fchoon de Keurh, vorst van Beieren ons de Franfchen op den „ hals gehaald heeft, en my van hier verjaagt, ,, houde ik hem voor een waardigen Vorst ; „ hy heeft niet geveinsd noch valschlyk gehan„ deld, hy heeft terdond de mom afgelegd, en „ is eerlyk te werk gegaan. Ik twyffele, of ik „ ik u vanhier wel meer zal fchryven. Dit is „ een droevig jaar voor my. Bewaar onze ver„ bindtenis, en dat men zich wachte van val„ fche en geveinsde vrienden. Ik ben uwe toe- ge- (*) Denzelfden , die naderhand Vcidmaarfchalk werd in dienst der Vereenigde Nederlanden. Fert. L 3 ■ 1741-  Vprh'es der Zweeden. De Konica wederhoudt de Franfchen van het bezetten des Keurvorftendoinsïlacover. 166 Geschiedenis „ genegene Moei Elifabeth." De ftyl van dee-« ze brieven toont, hoe zeer de gemoederen aan het Hof van Weenen verbitterd waren over den voortgang, welken de Pruisfifchen in Silefien maakten, en dat het gemelde Hof niet anders dan wraak ademde. Maar welke Redeneerkunde ! Al wie het Huis van Oostenryk aantast kan omnogelyk in God gelooven 1 Den vrede aan tc bieden, terwyl men in vryheid is om denzelven te fluiten , en voorgeflagene voorwaarden van de hand te wyzen na het tekenen van andere Verdragen, wordt valschheid en trouwloosheid genoemd 1 Dit is de taal der eigenliefde en des hoogmoeds , welke de naauwkeurigheid in het redeneeren onderdrukken. Dus befchouwde men te Weenen het Verbond, welke tegen de Pragmatieke Sanctie was gevormd, als den oorlog der Reuzen,welken den hemel wilden beftormen om Jupiter van den throon te ftooten. De Zweeden waren, van hunnen kant, niet zogelukkig als hunne Bondgenootcn. Een hoop van twaalfduizend man was by Willmanftrand door de Rusfen in ftukken gehouwen. Deeze floot was geweldig voor dit Koningryk, welk, zedert de Regecring van Karei den XII, verzwakt, en in verval was geraakt, Frankryk was hier-, over bedeesd , en nam voor, aan een anderen kant den tegenfpoed te vergoeden, welken zyne Bondgenooten geleden hadden. Het wilde, dat de Maarfchalk van Maillebois , met het Leger, waarover hy in Westphalen het bevel voerde, in het  van MYNEN TYD. 167 het Kcurvorftendom Flanover zoude dringen, om zich van deeze Landen meester tc maaken. De Koning beging toen een grooten misdag met al zynen invloed te gebruiken om den Franfchen dit ontwerp te ontraaden; voor reden geevende , dat zy, door deeze onderneeminge, zich haatelyk zouden maaken in dc oogen van Europa; al de Vorden van Duitschland tegen zich in het harnas jaagen; en, door zich op te houden met een voorwerp van weinig aanbelang, het voornaame duk zouden verwaarloozen, het geen was met alle hunne magt de Koningin van Hongaryen te verpletten. De Franfchen hadden eene zo zwakke redeneering gcmaklyk kunnen wederleggen. Indien zy toen het Keurvordendom Flanover hadden ingenomen, zoude de Koning van Engeland nooit aan den Rhynkant afwendingen hebben kunnen maaken, zo als in Vlaanderen. Aan het Verdrag, welk de Koning gemaakt had met den Keurvorst van Beieren, ontbrak nu niet meer dan de handhaaving van Frankryk. Men drong den Heer van Valori om dezelve te bezorgen. Zyn Hof maakte nog zwaarigheden over den afdand van het Vordendom Glatz, en over eenige dukken van Oppcr-Sileden. Het gebeurde hem eens, terwyl hy by den Koning was, dat hy by toeval een briefje uit den zak liet vallen. Zonder iets te laaten blyken, zette de Koning den voet 'cr op, en nam ten fpoeL 4 dig- 1741. Het Verdrag met Beieren doo Frankryk gehandhaafd.  IÓS GESCHIEDENIS 1741- Ile Koning Van Engeland iraiht den vrede ie hevvetken tuslchen Pruisfen en Oostenryk. digften affcheid van den Staatsdienaar ("_). Dit briefje was van den Heer Amelot, den Geheim-! fchryver der büitenlandfche zaaken: de inhoud was Glatz en Opper-Silefien aan Pruisfen niet toe te flaan, dan in gevalle, uit het weigeren derzeive, eene grootere zwaarigheid ontftaan mogt. Na deeze ontdekking was de Heer van Valori genoodzaakt over alies heen te flappen, wat men begeerde. Dc ontwerpen van Frankryk tegen het land van Hanover werden ruchtbaar , en kwamen fchie-, lyk den Koning van Engeland ter ooren. Deeze Vorst befchouwde zyn Kcurvorflendom als verloren. Hy had den tyd niet om eenen flag af te weeren , welke hem van zo naby dreigde. De maatregels, welke hy met Rusland en Saxen had genomen, waren hem insgelyks mislukt: hy wilde daarom in goeden ernst arbeiden aan het be- mid- (*) In het Voorbericht voor dit Werk, geeft de Schryver eenige aanmerkingen over de verplichting^ om zich te houden aan genoten Verbonden, en over de vryheid, om, in fommige omftandigheden, van de-, zelve af te wyken. Maar wat zal men zeggen van zulk een bedrog , als hier onbefchroomd verhaald, •wordt, van den eenen Bondgenoot jegens den anderen? Onder byzondere, perfoonen zoude men dit eene fchending der goede trouwe noemen. Koningen fchynen zich te verbeelden, dat zy verheven zyn boven de regel der gewoone Zedekunde. Maarpp welken grond? Fert.  van MYNEN TYD. 169 middelen van den vrede, tusfchen den Koning van Pruisfen en de Koningin van Hongaryen. In ge, yol^e van dit bciluit, vervoegde Lord Hindford zich in het Oostenrykfche Leger. Vandaar deed hy zo fterke Vertoogen aan het Hof van Weenen, en drong hetzelve met zo grooten nadruk, door voor te dellen, dat men een gedeelte zyner Staaten ter rechter tyd moest weeten te verliezen om het overige te behouden , dat het gemelde Hof zyne toedemming gaf tot den afdand van Silefien (*) , van dc dad Neisfe , en van eene ftrook van Opper-Silefien ; te gelyk afziende van alle hulp tegen zyne vyanden, De Koning, welke de dubbelhartigheid der Engelfchen en der Oostenrykers kende , befchouwde deeze aanbiedingen als drikken, welke men hem fpande. En, om zich niet'te laaten misleiden door fchoone woorden , welke hem ledig in zyne Legerplaats zouden gehouden hebben, brak hy heimelyk op, zonder dat het door den vyand bemerkt wierd, trok de Neisfe over by Michelau, en kwam zich den volgenden dag nederflaan by Katfcber , terwyl een afgezonden hoop zich meester maakte van Oppeln , het geen men tot de bewaarplaats der .lcevensmiddelen fchikte. Op deeze beweegingen verliet de Heer van Neuperg Neisfe, en trok na Oppersdonï. De Koning trok om hem heer over Friedland, en legerde zich te Steinau. Mis- fchier (*) Dat is, Neder-Silefien , gelyk uit den zamen iang blykt. Vert, L 5 1741.  i t i c c Ai Ï70 GESCHIEDENIS fchien verhaastten deeze verrichtingen de onderhandelingen van Lord Hindford : hy kwam den Koning waarfchouwen, dat zyne onderhandeling een zo goeden uitflag had gehad , dat de Heer van Neuperg gereed was Silefien te verhaten, mits de Koning mondeling verklaarde, dat hy niets tegen de Koningin zoude onderneemen. De vyanden vergenoegden zich met eene mondelinge affpraak, welke den Staat geheele Landichappen, en aan de krygsbenden, welke door krygsverrichtingen van elf maanden afgemat waren , geruste winterkwartieren bezorgde. De verzoeking was flerk: de Koning wilde beproeven, wat het gevolg van deeze redenwisfeling zoude kunnen zyn. Hy begaf zich in het geheim, alleen verzeld van den Colonel Goltz , na Oberfchnellendorff, alwaar hy vond den Maarfchalk Neuperg , den Generaal Lentulus , en Lord Hindford. Deezen dap deed de Vorst niet onberaien. Hoewel hy eenige reden had om zich wer Frankryk te beklaagen , dit misnoegen was net derk genoeg om met die Mogendheid te )reeken. Hy kende, by ondervindinge, de geleigdheid van het Hof van Weenen ; en konde er niets vriendelyks van verwachten : het was luidelyk , dat de Koningin van Hongaryen zich liet fchikte naar deeze overeenkomst, dan om listrouwen onder de Bondgenöoten te zaaien, oor dezelve ruchtbaar te maaken. Men moest, erhalven, van de Oostenrykers, als eene vooraarde fine qua, non, vorderen, dat, indien zy in  van MYNEN TYD, 171 Jn het allerminfte de voorwaarden , op welke men tot een vergelyk mogt komen, zouden verbreiden , zy daardoor den Koning recht zouden geeven om de overeenkomst te verbreeken. De Koning was wel verzekerd, dat zulks niet zoude misfen te gebeuren. Lord Hindford hield aantekening van het verhandelde , in naam van zynen meester, Men kwam overeen, dat Neisfe allccnlyk welftaanshalve zoude belegerd worden ; dat de Pruisfifche troepen niet zouden ontrust worden in de kwartieren , welke zy, zo in Silefien als in Bohemen , zouden betrekken ; en bovenal, dat, zonder de allerdrengde geheimhoudhige , alles , wat men bepaald had , nietig cn van geener waarde zoude zyn. Men moet bekennen, dat, indien 'er eene noodlottigheid beftaat, zy vooral zich vertoond heeft ten opzichte des Hecren van Neuperg , welke beftemd fcheen om de verncdcrendfte Verdragen te maaken voor zyne Opperheeren. Kort daarna deed de Heer van Neuperg zyn Leger den wech neemen na Moravicn, £>e belegering van Neisfe werd daarop terdond aangevangen : de ftad hield het niet langer dan twaalf dagen uit: de Oostenrykfche bezetting was 'er nog niet uitgetrokken, wanneer de Pruisfifche Krygsbouwkundigcn 'er reeds de nieuwe werken aftekenden, welke de plaats in het vervolg tot eene der goede vestingen van Europa maakten. De dad ingenomen zynde , deed me:i het Leger fcheiden: een gedeelte trok in Bohemen, onder de bevelen van den Vorst Leopold vaii Anhalt; eenige I74*« Overeen» komst tus lenen Je l>e nelde Mogend-i heden.  Scliryven des Hertogen van Lotharingen. De Koning wordt geIinldigd in Silefien. i ] 1 I 1 C t7i GESCHIEDENIS ge regimenten werden gebruikt tot het influiten van Glatz, en het overige der benden, onder de bevelen van den Maarfchalk Schwerin , vestigde zich in Opper-Silefien. De Hertog van Lotharingen , welke zich te Presburg bevond , zich vleiende , dat de Koning mondelinge affpraaken even als Verdragen van Vrede zoude befchouwen (*) , fchreef aan denzelven, om zyne ftem te verzoeken by de verkiezing van eenen Keizer. Het antwoord was verplichtende , maar gefchreven in een duisteren en zo verwarden trant, dat de opfteller zelve 'er niets van begreep. De Veldtocht, elf maanden na het inrukken in Silefien , gefloten zynde , ontving de Koning de hulde van zyne nieuwe Onderdaanen te Breslau, van waar hy na Berlyn keerde. Hy begon nu de' oorlogskunst te leeren door zyne misflagen; maar de zwaarigheden , welke hy was te boven gekomen , waren flechts een gedeelte van die, welke men nog moest overwinnen om het groote werk te voltooien, het geen hy ondernomen had tot volmaaktheid te brengen. O Zoude dan , volgens des Konings gedachten , :en mondeling gegeven woord niet even verbindende* :yn als eene fchriftelyke en nut zegel bevestigde beofte ? De ongemeen groote bekwaamheden en verichtmgen van den overleden Vorst hebben hem met eden den grootften roem verworven; hoe wenfehe[Jc ware het geweest, dat zyne zedelyke beginfels n gedrag denzelfden lof verdiend hadden! Fert. VIER-  VAN MYNEN TYD. 173 VIERDE HOOFDSTUK. Staatkundige redenen van den JWjland van wapenen. Oorlog der Franfchen en der Beierfchen in Bohemen. Spatje verklaart zich tegen Oostenryk. Ryksdag. Omwenteling in Rusland. Verfcheidene onderhandelirgen. O m den draad der oorlogsgebeurtenisfen niet al te veel af te breeken, hebben wy ons vergenoegd met de oorzaaken, welke tot deeze foort van wapendildand tusfchen Pruisfen en Oostenryk aanleiding gaven, dechts bekuoptelyk aan te roeren. Dit onderwerp is netelig. De dap , welken dc de Koning gedaan had , was zorgelyk : het is noodzaaklyk , dat wy de allergeheimde beweegredenen tot denzelven ontvouwen: de Leezer zal ons wel vergeeven , dat wy de zaaken van een weinig hooger weder ophaalen, om 'er te meerder licht aan by te zetten. Het oogmerk van den oorlog, welken de Koning ondernomen had, was Silefien te veroveren: dat hy verbindtenisfen aanging met Beieren en Frankryk, gefchiedde alleen om dit groote einde te bereiken: maar Frankryk en deszelfs Bondgenooten leiden toe op geheel verfchillende oogmerken. Dc Staatsdicnaaren te Verfailles waren in de vaste verbeeldinge , dat het gedaan was met ds ledenen /an den IVapenfii)? tand. Oogmerken van Frankr^j  m GESOIilËDENiS de Oostenrykfche magt, en dat men dezelve Voqf altoos zoude vernietigen. Zy wilden, op de puin* hoopen van dit gebied, vier Mogendheden vestigen , welker krachten elkander onderling konden opweegen , te weeten de Koningin van Hongaryen , welke het Koningryk van dien naam, Oostenryk , Stiermark, Karintbie en Carniole zoude behouden j den Keurvorst van Beieren , welke meester zoude zyn van Bohemen, Tyrol en Brisgau; Pruisfen, dat Neder-Silefien zoude hebben; eindelyk Saxen , by welks overige bezittingen men Opper-Silefien en Moravien zoude voegen. Deeze vier nabuuren zouden zich nimmer op den duur met elkander hebben kunnen verdraagen , en Frankryk maakte zich gereed om de rol van fcheidsman te fpeelen, en te heerfcheh over Vorften , welke het zelve zoude aangedeld hebben.Men meende dus de gebruiken der Roomfche Staatkunde , in de bloeiendde tyden van dat Gemeenebest, te hernieuwen. Dit ontwerp was onbedaanbaar met de Duitfche Vryheid , en ftrookte geheel niet met des Konings bedoelinge, welke aan de vergrootinge van zyn Gedacht arbeidde , cn wel verre was van zyn krygsvolk op te offeren, om zelve zich mededingers te maaken, en te verwekken. Indien de Koning zich gedeld had tot het flaaffche werktuig der Franfche Staatkunde , zoude hy zelve het juk bereid hebben , het geen hy zich zoude hebben opgelegd: hy zoude alles voor Frankryk hebben gedaan en niets voor zichzelven, en misfchien zoude het Lodewyk den XV  van MYNEN TYD. 175 XV gelukt zyn een weezenlyk beftaan te geeven aan die algemeene Heerfchappye , waarvan men het ingebeelde ontwerp wil toefchryvcn aan Karel den V. Laat ons hicrby voegen, dewyl wy alles moeten zeggen, dat, indien de Koning met al te grooten yver de krygsverrichtingen der Franfche troepen onderfteund had , derzelver bovenmaatige voorfpoed hem zeiven onder het juk zoude gebragt hebben. Van Bondgenoot zoude hy Onderdaan zyn geworden ; men zoude hem verder voortgefleept hebben, dan zyn oogmerk was 9 en hy zoude zich in de noodzaaklykheid bevonden hebben van in alles de begeerten van Frankryk toe te Hemmen, by gebrek van magt om 'er wederftand aan te bieden, of Bondgenooten te vinden, welke hem konden helpen om zich uit deeze flaavernye te redden. De voorzichtigheid fcheen, derhalven, van den Koning eene gemaatigde handelwyze te vorderen , door welke hy een foort van evenwicht konde vestigen tusfchen de Huizen van Oostenryk en van Bourbon. De Kóningin van Hongaryen was op den rand der fteilte: eene wapenfehorfmg gaf haar middel om adem te haaien , en de Koning was verzekerd , dat hy dezelve zoude kunnen verbreeken, wanneer hy het gevoegelyk mogt oordeelen , dewyl de Staatkunde van het Weener Hof hetzelve drong deeze verborgenheid te verbreiden. Laat ons, tot nog verdere rechtvaardiging des Konings, hierby voegen, dat hy ontdekt had, hoe de Kardinaal van Fleuri heimelyk verftand hield met den Hee- I74I-  Geheim liwalyk 'aewaard. 176 GESCHIEDENIS Heere van Stainville , Staatsdienaar des GrootHertogs te Weenen. Hy wist , dat de Kardinaal volkomen bereid was de Bondgenooten van Frankryk op te offeren , indien liet Hof van Weenen hem Luxemburg, en een gedeelte van Braband, aanbood. Flet kwam 'er, derhalven, op aan om de zaaken met voorzichtigheid te behandelen, eii zich niet te laaten voorkomen door een ouden Staatkundigen, welke, in den laatstvoorgaanden oorlog, met meer dan dén gekroond hoofd den fpot gedreven had4 Weldra bevestigde de uitkomst het geen de Koning voorzien had, raakende de onbefcheiden praatzucht van het Hof van Weenen. Hetzelve verbreidde het voorgewende Verdrag met Pruisfen, in Saxen, in Beieren, te Frankfort aan den Main, en overal, waar het zyne zendelingen had. De Graaf van Podewils, Staatsdienaar der buitenlandfche zaaken, was gelast geweest op zyne terugkomst uit Silefien over Drcsden te reizen, om dit Hof te polfen, het geen zonder ophouden zeer veel yverzucht. en kwaadwilligheid had doen blyken omtrent alles, waarby Pruisfen belang had. Hy vond 'er den Maarfchalk van Belle-Isle, woedende over het geene hy kort te vooren geboord had van zekeren Koch, eenen Zendeling van het Hof Van Weenen, die, na hem vredes-voorflagen gedaan te hebben , welke de Maarfchalk van de hand wees , hem verklaarde , dat zyn Hof, in allen gevalle, de zaak met den Koning van Pruisfen had bygelegd. Nog meer: de geheele ftad Dres-  van Mynen tyd» 177 Dresdeft 'was oVefftroomd met briefjes, Welke de Saxers waarfchouwden den tocht hunner troepen :na Bohemen op te fchorten , dewyl de Kdöiiig van Pruisfen, verzoend zynde met de Komngin»e van Hongaryen, zich gereed maakte Oiri eeheh inval in de Lausnitz te doen. De achterdochtige befchroomdheid des Graaven Van Bruhl werd gerust gefteld door de onverfchrokken dandvastigheid des 'Gi'aaven van Podewils , en de Saxers trokken in Bohemen. Terwyl dit gebeurde, gat de Keurvorst van Beieren den Koning kennis van •êenen blief der Keizerinné Amèli'a , welke hem Vermaande zich met de Koninginne van Hongaryen te vërgelyken vóór Wintermaand, dewyl anders die Vordin zich verplicht zoude vinden de voorafgaande voorwaarden, waaromtrent zy met de Pruisfifchen was overeengekomen, tc bekrachtigen. Dit gedrag van het Hof van Weenen ontfloeg den Koning van alle zyne verbindtenisfen. ïn het vervólg deezes Werks zal men zien , dat ■dit Hof zyn gebrek aan dilzwygenuheid duur betaalde. De Oorlog was, geduurende deeze onderhandelingen, dikwyls van toorieel veranderd: nu fcheenen al de Legers elkander in Bohemen beleheiden te hebben. De Keurvorst van Beieren was , op twee tochten na, by Weenert geweest : indien hy voortgetrokken had, zoude hy zich bevonden hebben aan de poorten dier Hoofddad, welke , kwalyk voorzien van krygsvolk, hem flechts een flaauwen tegenftand zoude geboden hebbem De I- ce 11,. M Keur- i'chen en Saxers val» len in Bolietnen.  17.8 GESCHIEDENIS 1741. Praag wordt veroverd. Keurvorst verliet dit gewigtigc voorwerp , door de kinderachtige vreeze, dat dc Saxers, alleen in Bohemen zynde, dat Koningryk zouden kunnen veroveren, en behouden. De Franfchen verbeeldden zich, door eene kwalyk begrepen fchcrpzinnighcid , dat de Beieworst, door het innecmen van Weenen, al te magtig zoude worden: zy verfterkten dus, om hem daarvan te verwyderen , zyn mistrouwen jegens de Saxers. Deeze hoofdmisflag was de bron van alle ongelukken, welke in vervolg van tyd Beieren overftelpten. Dit Leger, uit Franfchen en Beierfchen beftaande, werd gedeeld ; men gaf 'er vyftienduizend van aan den Heere van Ségur, om Oostenryk en het Keurvorftendom te dekken, en de Keurvorst zelve maakte , met het gros zyner benden, zich meester van Tabor, en van Budweis, en trok recht op Praag aan, alwaar de Saxers zich by hem voegden, gelyk ook de Heer van Gasfion: de eerften kwamen van Lowofitz, de anderen van Pilfen. De Maarfchalk Torring en de fleer dc la Leuville, welken te Tabor en Budweis het. bevel voerden , verlieten deeze Steden by het naderen .der Oostenrykers. De vyanden vonden hier niet alleen eene groote verzameling van voorraad , maar door den ftand, welken zy namen, zag ook de Heer van Sögur zich afgefneden van het Leger in Bohemen. De Heer van Neuperg, en de Prins van Lobkowitz, welke beiden uit Moravien kwamen, verfterktcn zich in deezen post. De Keurvorst van Beieren , welke zich toen voor Praag be-  van MYNEN TYD. 179 bevond , uit hoofde van het flxeoge jaargetyde die Had niet naar de regels kunnende belegeren, belloot ze by verrasfmg in te ncemen. De plaats was van een zeer grooten omtrek; zy werd verdedigd door eene al te zwakke bezettinge ; door het vermenigvuldigen der aanvallen moest noodzaaklyk eenig gedeelte der ftad buiten Haat geraaken van tegènftand te bieden , en dit was genoeg om ze tc veroveren. Praag werd , derbalven, van drie verfchillende kanten aangetast. De Graaf van Saxen beklom den bolwerkshoek van het Bolwerk St. Nicolaas , dicht by de nieuwe poort; hy deed de valbrug nederlaatcn, en bragt door deeze poort de ruitery binnen, welke de ftraaten zuiverde, en de bezetting noodzaakte de poort van St. Karei te verlaaten, welke de Graaf Rutowsky vergeefs trachtte te overweldigen ; deeze deed den wal niet beftormen dan na dat de vyanden denzelven verlaten hadden. De Oostenrykers, door dc menigte hunner vyanden overflelpt, waren genoodzaakt de wapens neder te leggen. Een derde aanval, welken de Heer van Polastron moest beHuuren, mislukte te eenemaal. De Hertog van LotharingenGroot-Hertog van Toscanen, wilde in deezen tyd zich aan het hoofd des Legers Hellen, en rukte met groote dagreizen voort om Praag te ontzetten. Naait» welyks by Konigsfaal gekomen zynde , vernam hy, dat de Bondgenooten reeds meesters van de Had waren. Dit was voor hem als een donderflag; hy keerde met verhaasting terug langs den M a wech, 1741.  -741- i8o GESCHIEDENIS wech, welken hy gekomen was: dit geleek mirt* der naar eenen hertocht, dan naar eene vlucht. De krygsknechten verlieten hunne vaandels , pionderden de dorpen, en gaven zich by hoopeu over aan de Franfchen. De Heeren van Neuperg en van Lobkowitz namen, met hunne moedelooze benden, de wyk achter de moerasfen van Budweis, Tabor, Neuhaus en Wittingau, beroemde Legerplaatzen , uit welke Ziska, het hoofd der Husfiten , de magt van alle zyne vyanden getart had. De Maarfchalk van Belle-Isle , welken de heupjicht te Dresden had opgehouden, zo lang de zaaken in Bohemen hachelyk fcheenen te ftaan, begaf zich na Praag, terftond na de overgaaf. Hy vaardigde Polastron af na Teutschbrod, den Graaf van Saxen na Picheli, om de oevers der Sasfava fchoon te maaken , en d'Aubigné trok met twintig bataillons en dertig escadrons na de Votawa. Het oogmerk van den Maarfchalk was tot aan Budweis voort te rukken; maar de omzichtigheid van deezen Veldoverften deed hem te Pifeck ftil houden. De werkeloosheid der Franfche Bevelhebberen gaf dus aan de Oostenrykfchen tyd om adem te fcheppen, en zich in hunne kwartieren te verfterken. De Maarfchalk van Belle-Isle , zich meer vereerd vindende met de vertooning van een Gezantfchap , dan met het bevel over een Leger , fchreef aan den Kardinaal , dat, dewyl zyne gezondheid hem niet toeliet de vermoeienisfen van eenen veldtocht door te ftaan, hy verzocht daarin afgelost te mogen wor-  v a n M Y N.E N T Y D. i5i worden. De Kardinaal gaf dit bevel aan den Maarfchalk van Broglio , welke door twee beroerten verzwakt was; maar, dewyl hy zich te Straatsburg bevond, van welke ftad hy Gouverneur was, fcheen hy van alle Krygsbevelhebberen die, welke zich het fpoedigde by het Leger in Bohemen konde vervoegen. Terftond by zyne aankomst werd deeze Maarfchalk oneenig met den Heere van Belle-Isle. Broglio veranderde al de fchikkingen van zynen voorzaat: hy verzamelde eenen hoop krygsvolk, en begaf zich met denzelven na Pifeck. De Groot-Hertog geliet zich hem te willen aantasten; maar zyne pooging was vruchteloos. Lobkowitz haagde niet beter tegen Frauenberg. Eindelyk keerden de Oostenrykers, na zich vergeefs vermoeid te hebben, weder na «hunne kwartieren. De Franfchen, welken hun gemak beminden, hadden 'er zeer veel tegen , dat de vyanden hen zo dikwyls kwamen ontrusten. Zy zouden wel gewild hebben , dat de Pruisfifchen vooruit getrokken waren om hen te dekken ; maar men had zot moeten weezen om aan diergelyke eifchen zyne toedemming te geeven. De Heer van Valori, Franfche Staatsdienaar aan het Hof te Berlyn, liet zich uit in klachten; hy beweerde, dat de Duitfchers , welken alleen tot vechten goed waren , tegen de Oostenrykers moesten fchermutfelen, om den Franfchen , welke hen in allen opzichte ovcrtrolfen, rust te bezorgen. Men hoorde hem met bedaardheid, en eindelyk werd by zelve zyn vruchteloos lastig vallen moede. M 3 Zo  I74I- Spanje vei klaan zich tegen Oos tenryk, en zendt krygsvolfc na Italië. Befchryvina van den Ryksdag. 181 ' GESCHIEDENIS Zo veele Mogendheden, welke zich tegen het Huis van Oostenryk verbonden hadden , en deszelfs roof onder zich wilden verdeelen , hadden ook de begcerlykheid opgewekt van Vorften , welken tot nog toe zich hadden ftil gehouden. Spanje wilde niet ledig blyven, terwyl iedereen op de vergrooting zyner magt bedacht was. De Koningin van Spanje, welke van Parma geboortig was, maakte eisch op dat Vorftcndom, gelyk ook op dat van Piaccnza, het geen zy haaren Onderrok noemde , om haaren tweeden Zoon Don Philippus in hetzelve te vestigen. Zy deed twintigduizend Spanjaarden, onder bevel van den Heere van Montemar, door het Koningryk Napels trekken ; terwyl Don Philippus, ter zelfder tyd, met een anderen hoop door het Dauphinccfche en Savoien in aantocht was, om in Lombardyen te dringen. Dus liep een vuur, dat in zynen oorfprong niet meer dan een vonkje- in Silefien fcheen te zyn, al verder en verder voort , en verwekte welhaast een algemeenen brand in Europa (*). Dewyl zo veele Legers , het eene tegen het andere, meer dwaasheden dan roemwaardige daaden uitvoerden , verkwistte de Ryksdag , welke ter verkiezinge van eenen Keizer te Frankfort vergaderd was , zynen tyd met beuzelachtige overleggingen. In plaatze van een Opperhoofd te ver- kie- (*) Hoe zeer is dan de Vorst te beklaagen , welke déeze brandftof eerst aandak, zelfs al onderzoekt men niet, of zyne eifchen rechtvaardig waren. Fert.  van MYNEN TYD. 183 kiezen, twistte men over dc kamifoolcn, of over de gouden kanten , welke de Gezanten van den tweeden rang beweerden eveneens te mogen draageri als die van den eerden. Deeze Ryksdag was verdeeld in twee partyen ; de ééne belfond uit dweepzieke aanhangcren der Koninginne van Hongaryen , de andere waren haare gellagen vyanden. De eerstgcmelden wilden den Groot-Hertog tot Keizer hebben, de anderen begeerden , met eene foort van hardnekkigheid , den Keurvorst van Beieren. De fortuin, welke tot nog toe de wapens der Bondgenooten begunftigde , haalde de fchaal over, cn derzelver party kreeg eindelyk de overhand , . welke dc gelukkigen doorgaans hebben. De Ryksdag van Frankfort vorderde1 evenwel niet. Om zich een denkbeeld te vormen' van deeze vergaderinge, cn van de langzaamheid van derzelver raadplecgingen, zal het niet onnut zyn hier eene fchets van dezelve te geeven. De Gouden Bulle wordt befchouwd als de Grondwet van Duitschland ; op haar beroept men zich by alle gelegenheden, en indien 'er eenige kibbelingen ontdaan , komen zy voort uit de wyze van dezelve uit tc leggen. De Vorden kiezen, derhalven , de meest in deeze Wet bedreven Leeraars , de lompde fchoolvosfen , welke den beuzelachtigen omllag van plegtige handelingen best doorkropen zyn , om dezelven, als hunne Pcrlbonsverbeelders, na deeze algemeene vergaderingen te zenden. Deeze Rechtsgeleerden twisten over de uiterlyke gedaante der dingen , en zyn M 4 te 1741.  I7-4-J Verd/n tttffcHen trankryk en iH. GESCHIEDENIS te bekrompen van geest om de zaaken in het groot te kunnen befchouwen. Zy zyn dronken van de waardigheid hunner vertooninge, en verbeelden zich nog hetzelfde gezach te hebben , het geen dit doorluchtige Lichaam bezat ten tyde van Karei van Luxemburg. Eindelyk, op den eerden van Wintermaand des jaars 1741 , was men op deezen Ryksdag nog even weinig gevorderd , als men vóór de byeenroepiug deezer doorluchtige Vergaderiuge was geweest.. Indien, de Oostenrykers eenigen voorfpoed door hunne wapenen verworven hadden , zoude de GrootHertog met de meerderheid der demmen. zyn doorgegaan. Men moest,, daarom, in dqeze omftandigheden, de verkiezing met verhaasting^ doorzetten , om zyn voordeel te doen met de meerderheid der demmen , en, door een ander Gedacht op den Kcizerlyken throon te verheffen, het erflyk worden van deeze waardigheid, in het nieuwe Huis van Oostenryk voorkomen. Om de zaaken tot dat einde te leiden, delde de Koning voor , een vasten tyd tot den dag. der Verkiezinge te bepaalen. Dit middel werd goedgekeurd , en de Ryksdag bepaalde, tot het doen deezer Keuze , den vierentwintigden van Louwmaand des jaars 1742, Deeze Ryksdag, met deszelfs. raadpleegingen , maakte minderen indruk op den Koning van Engeland, dan het geen hem meer van naby raakte. De- vrees, welke hy had voor het Leger van Maillebois , het geen. zyn Keur-. vor-  van MYNEN TYD. 185 vordendom dreigde, was zo groot, dat hy beJloot te Verfailles te fmeeken om zyne bezittingen te bewaaren. Hy zond den Heer van Hardenberg, als zynen Staatsdienaar, derwaards, om een Verdrag van onzydigheid met Frankryk te tekenen. De Kardinaal van Fleuri vraagde den Koning, wat hy verwachtte van deeze onderhandeling. Die Vorst antwoordde hem, dat het gevaariyk was ten halven te beleedigen, en dat die dreigt, ook moet Haan. De Kardinaal,, meer loos dan ftandvastig, was niet mannelyk genoeg van characfer om beflisfende partyen te kiezen: hy geloofde, dat hy niets waagde met de zaaken opgefchort te houden ; hy tekende dit Verdrag. Deeze verzachtingen, en dit gemaatigde gedrag, hebben dikwyls nadeel toegebragt aan de zaaken van Frankryk. Maar de Natuur deelt de bekwaamheden uit naar haar welgevallen: hy, welken de doutmoedigheid is ten deel gevallen, kan niet blohartig zyn, en die met al te groote omzichtigheid geboren is, kan niet onvertzaagd zyn. Dit jaar fcheen het tydftip te zyn van groote gebeurtenisfen. Geheel Europa was in oorlog, om de dukken eener betwiste erfenisfe te verdeden : men vergaderde om eenen Keizer te verkiezen uit een ander huis dan het Oostenrykfche 3 en jn Rusland outthroonde.men een jongen Keizer, die nog in de wieg lag: eene omwenteling plaatfte de Prinfes Elifabeth op den M 5 throon. 1741. Onwenrelirtj! in Rus. U"d. S A R E T U beklimt den throon.  iS6 GESCHIEDENIS Frankryk wtrkt hierin. throon. Een Wondheeler (*) , een Franschman van • geboorte, een Mufiekmeester, een Edelman van de Kamer, en honderd man van de Prdobraszenskoifche lyfwachten, door het geld van Frankryk omgekogt, geleiden Elifabeth na het Keizerlyke Paleis. Zy verrasfen de wacht, en ontwapenen ze. De jonge Keizer, deszelfs Vader, Prins Anton van Brunswyk, en Moeder de Prinfes van Mecklenburg worden in hechtenis genomen. Men vergadert het krygsvolk, dit legt den eed af aan Elifabeth , welke het voor zyne Keizerin erkent. Het ongelukkige huisgezin wordt in de gevangenisfen van Riga opgeflotcn. Ostermann, na met fmaadheid behandeld te zyn, wordt na Siberien in ballingfchap gezonden. Dit ïlles is alleen het werk van weinige uuren. Frankryk, het geen zyn voordeel hoopte te doen met deezé Omwenteling, welke het bewerkt had, zag eerlang zich in zyne hoop te leur gefield. Het oogmerk des Kardinaals van Fleuri was, Zweeden te redden uit den verkeerden handel, waarin hy zelve het gewikkeld had. Hy geloofde, dat eene verandering van regeeringe in Rusland het nieuwe Opperhoofd gemaklyk zoude bewcegen , nm een voor Zweëdèn voordeeli-' gen vrede te fluiten. Met dat' oogmerk had hy een zekeren d'Avennes met mondelinge bevelen gezonden-aan den Heere de la Chetardie, :vr,i Prah- ( * ) Lestoc.  van MYNEN TYD. 187 Franfchen Afgezant te Petersburg, ten einde deeze alle mogelyke middelen zoude in het werk ftellen, om dc Ryksbeftuurfter en den opperften Veldoverften te doen buitelen. Diergelyke onderneemingen, welke men in andere Ryken voor roekeloos zoude houden, kunnen in Rusland fomtyds uitgevoerd worden. De geest des Volks is geneigd tot opftand. De Rusfen hebben dit gemeen met andere Volken, dat zy over het tegenwoordige onvergenoegd zyn, en alles hoopen van het toekomende. De Ryksbeftuurfter had zich haatclyk gemaakt door de zwakheid , welke zy gehad had voor eenen vreemdeling, den fchoonen Graave van Lynar, den Saxifchen Afgevaardigden: maar haar voorzaat , de Keizerin Anna, had nog meer openlyk Biron, eenen Courlander en vreemdeling zo wel als Lynar , begunftigd : zo zeer is het waar, dat' dezelfde zaaken ophouden dezelfde te zyn, wanneer zy door verfchillcnde perfoouen op ondcrfcheidcn tyden bedreven worden. Indien de liefde de Ryksbeftuurfter ten val bragt, de meer algemcene liefde tot het volk, waarvan de Prinfes Elifabeth dc Prdobraszenskoifche Lyfwachten dc uitwcrkfels deed ondervinden, verhief haar tot den throon. Deeze beide Prinfesfen hadden denzelfden finaak voor den wellust. Die van Mccklenburg bedekte denzelven met het kleed der ingetogenheid: haar hart alleen verlied haar. Prinfes Elifabeth voerde den wellust tot ongeregeldheid. De eerfte was grillig en kwaad- 1741.  iS8 GESCHIEDENIS 1741. Zweeden verzuimt de gelegenheid. IV nïnr.va Keizc-nn van Ru*. Ifcnd i- «r. k' erig van Oo«iertiyk en vsn Frui lea. kwaadaartig; de andere geveinsd, maar toegeevende : beide waren afkeerig van den arbeid ; beide waren niet geboren om te regeeren. Indien Zweeden zich van dc gelegenheid had weeten te bedienen, zoude het een grooten flag hebben geflagen, terwyl Rusland door inwendige beroerten gefchokt wierd. Alles voorlpelde daarin een gunHigen uitfiag: maar het was het noodlot van Zweeden niet over zyne vyanden te zegepraalen. Het bleef, geduurende en na deeze omwenteling, in eenen ftaat van ongevoeligheid : het liet de gelegenheid, die moeder van. groote gebeurtenisfen, zich ontglippen; en het verlies van den veldflag by Pultawa was voor dit Ryk niet rampzaliger dan in deezen tyd de flappe werkeloosheid van dcszelfs Legers. Zo ras de Keizerin Elifabeth zich op den throon zeker oordeelde, fchonk zy de eerde plaatzea en bedieningen des Ryks aan haare aanhangererii De beide broeders Bestuchew, Woronzow en Trubetzkoi kreegen zitting in den RaadLestoc, de bevorderaar der verhcflinge van Elifabeth, werd, niettegenftaande zyn beroep van wondheeier , een foort van Staatsdienaar van mïndërëh rang. Hy was tot Frankryk. genegen; Bestuchew tot Engeland; hierdoor ontftonden verdeeldheden in den Raad, en aan het Hof kuiperyen en dreeken. zonder einde. De Keizerin was geheel niet ten voordeele van eenige Mogendheid ingenomen ; doch zy gevoelde zich afkeerig van de Hoven van Weenen en van Berlyn.  van MYNEN TYD. 189 lyn* Anton Ulric , de Vader des Keizers, welken zy van den throon had geltoten, was een eigen Neef der Koninginne van Hongaryen, een Broederszoon der Keizerinne Weduwe, en Schoonbroeder des Konings van Pruisfen: en zy vreesde , dat de banden des bloeds deeze Mogendheden zouden doen werken ten Voordeele van het geflacht , op welks puinhooperi zy haare grootheid had gevestigd. Deeze Vorftin de vryheid kiezende boven de wetten des huwelyks, welke, volgens haare wyze van denken, al te geftreng waren, riep haaren Neef (*) den jongen Hertog van Holftein, tot de opvolging. Zy deed denzelven te Petersburg opvoeden in de hoedanigheid van Groot-Vorst van Rusland. Het gemeen verbeeldt zich vry gemaklyk, dat l de gebeurtenisfen, welke ten voordeele der Vor- , ften uitvallen, de vruchten zyn van derzelver J vooruitzicht en behendigheid. Ingevolge van deeze vooringenomenheid, hield men den Koning verdacht, dat hy de hand gehad had in deeze in Rusland gebeurde omwentelinge. Evenwel was daar niets aan: de Koning had 'er geheel geen deel in, eii kreeg 'er geene kennis van dan te gelyk met bet gemeen. Eenige maanden te vooren, terwyl de Maarfchalk van Belle-Isle zich iu het Leger by Molwitz bevond, was Rusland het onderwerp des gefpreks geworde>n. De Maarfchalk f *) Zyne Moeder was eene Dochter van Peter den I. Fert, 3e Konirtg lad geen leel aan leeze omyentding.  1741. De Koning worde van alle kanten aangezocht Vermeerdering der krygsmagt. 190 GESCHIEDENIS fchalk toonde zich zeer misnoegd over het gedrag van den Prins Anton cn van deszelfs Gemalinne de Ryksbeftuurfter: en in een oogenblik, waarin zyne gramfchap ontbrandde, vraagde hy den Koning, of deeze ook met tegenzin zoude zien, dat in Rusland eene omwenteling gebeurde , ten voordeele der Prinfesfe Elifabeth, en ten nadeele van den jongen Keizer Iwan, wiens Oom hy was. Waarop de Koning antwoordde, dat hy onder de Vorften geene bloedverwanten erkende , dan welken zyne vrienden waren. Het gefprek nam hiermede een einde , en dit was alles wat hieromtrent voorviel. Berlyn was , geduurende deezen winter , het middelpunt der onderhandelingen. Frarfkryk drong den Koning, dat hy zyn Leger deed werken; Engeland fpoorde hem aan om den vrede te fluiten met Oostenryk; Spanje trachtte hem tot Bondgenoot te krygen ; Denemarken verzocht zynen raad om van party te veranderen; Zweeden zynen byftand; en Rusland zyne goede dienften te Stokholm. Plet Duitfchc Ryk , na den vrede reikhalzende, drong met den vuurigften yver op het byleggen der oneenigheden. De zaaken bleeven niet lang in deezen toeftand. De Pruisfifche krygsbenden bleeven ter naauwernood twee maanden in hunne winterkwartieren. Het noodlot van Pruisfen fleepte den Koning nogmaals op dat tooneel, het geen zo veele veldflagen met bloed moesten bevlekken, en waarop de wisfelvalligheden des lots zich beur-  van MYNEN TYD. iyi beurteling deeden gevoelen aan de beide elkander beoorlogende partyen. Het grootfte voordeel, welk de Koning trok uit deeze foort van uapenftilftand met de Oostenrykers, was, dat hy zyne Legermagt ontzachlyker maakte. De verovering van Silefien bezorgde hem eene vermeerdering van inkomden van drie millioenen, en zesmaal honderdduizend ryksdalers. Het grootfte gedeelte van dit geld werd befteed tot vermeerdering des Legers. Hetzelve was toen fterk honderd en zes bataillons, en honderd eenennegentig escadrons, waarvan negentig Husfaaren waren. Wy zullen welhaast zien, welk gebruik hy 'er van maakte. VYF>  »as GËSGHIËDÊNiS Ontwerp van khe- ÏENHÜl* IER. VYFDE HOOFDSTUK. Inval der Oostenrykers in Beieren. Vertrek dei Konings. Wat 'er te Dresden, Praag en Olmutz gebeurde. Onderhandeling van Fttz* ner. Krygstocht in Moravien, Oostenryk en Hongaryen. Onderhandeling van Janini. Brunn ingejloten. De Koning verlaat Moravien, en voegt zich by zyn Leger in Bohemen by Chrudhn. Wat na zyn vertrek in Moraviitt gebeurde. Verandering van Staatsdienaaren te Londen. Vruchtelooze onderhandeling van Chrudim , welke de party doet kiezen om de bejluitloosheid der Oostenrykers door eene Veld/lag te doen ophouden. ISIiettegenftaande de Franfchen meesters van Praag waren, en de oevers van de Votawa, de Muldau, en de Sasfava bezet hadden, wanhoopten, evenwel, de Oostenrykers niet aan hunne behoudenis. Zy hadden tienduizend man uit Italien getrokken, zevenduizend uit Hongaryen, waarby zy drieduizend man uit Brisgau voegden , welken ' door het Tyrolfche aankwamen. Dit lichaam, dat te zamen het getal van twintigduizend man uitmaakte, had den Maarfchalk Khevenhuller aan zyn hoofd. Deeze Veldoverfte fmeed-  van MYNEN TYD. 193 ftneedde terftond het ontwerp t om op de kwartieren des Heereu van Ségur aan te vallen, en denzelven van de oevers van den Ens ie verdry ven. Wy kunnen niet nalaaten over dit onderwerp een fchriftelyk Bericht , van den negcnëntwintigften van Zomermaand des jaars 1741, welk de Koning had gezonden aan den Keurvorst van Beieren, hier te plaatzen. De Leezer zal 'er uitzien , dat al het kwaad , het geen 'er gebeurde , wel voorzien was; en dat Vorften, welken de kwaade fchikkingen 4 die zy in hunne krygsverrichtingen in het veld maaken, niet fpoedig verbeteren, altoos daarvoor geftraft worden; want de vyand is een flecht hoveling ; verre van een vleier te zyn, kastydt hy geftrenglyk de feilen des geenen, die zich tegen hem kant, ai ware het zelfs een Koning of Keizer. Zie hier dat Bericht. Redenen, welke den Keurvorst van Beieren moeten beweegen om den oorlof in Oostenryk door te zetten, i, De ftand . der Pruisfifehe troepen verfchaft ,, bezigheid aan een aanzienlyk gedeelte dei ,, Oostenrykfche Legermagt j en men houdt „ hierdoor den Heer van Neuperg in Silefien. „ Het Leger der Bondgenooten, dat geenea „ vyand voor zich heeft, moest zyne verrich», ringen langs den Donau voortzetten, en fpoedig Oostenryk zien te wiunen, De Keurvorst , I. de et- N „ vindt Bericht dü^ Knnirgs sati iJ -n Keurvorst van iieieren.  194 GESCHIEDENIS „ vindt zynen vyand ongereed; hy kan, zon„ der tegenftand, zich verzekeren van Pasfau, „ van Lintz, van Ens, en van daar na Wee„ nen trekken, zonder eenig beletfel te ontmoe- ten. Indien men zich van deeze Hoofdftad ,, meester maakt, ,hakt men, om zo te fpree,, ken, de Oostenrykfche magt in den wortel „ af. Bohemen , het geen men door deezen „ tocht van het overige affcheid , onvoorzien „ van krygsvolk, en van alle hulpe verfteken, ,, moet van zelve vallen. Men moet het too- neel des oorlogs in Moravien, in Oostenryk, „ en zelfs in Hongaryen vestigen. In de tegen„ woordige omftandigheden is het even gemak„ lyk als veilig dit te verrichten: en het is on„ betwistbaar, dat men daardoor de Koningin „ van Hongaryen zal noodzaaken, om, zonder ,, verwyl, de voorwaarden van vrede aan te „ neemen , welke men haar zal willen voor„ fchryven. Indien de Keurvorst uitftelt den ,, voordeeligen toeftand, in welken hy is, zich „ te nut te maaken , geeft hy den vyand tyd ,, 6m zyne krachten te verzamelen. Het geen ,, heden zeker is, zal het morgen niet meer „ zyn. Door zich na Bohemen te wenden, ftelt „ de Keurvorst zyne erflanden bloot voor de ,, grilligheid der lotgevallen; hy biedt den vyand „ een lokaas aan, en deeze zal 'er wel gebruik „ van weeten te maaken. Myn gevoelen is, „ dat men de Romeinen nooit zal onderbren„ gen dan in Rome zelve. Men laate, derhal- „ ven.  van MYNEN TYD. 195 ven, de gelegenheid om Weenen te bemagtil, gen, zich niet ontflippen. Dit is het eenige „ middel om deeze verfchillen te doen eindi;, gen , en tot een roemryken vrede te geraa„ ken." Dit Gefchrift werd gelezen, en even fpoedig weder vergeten. De Keurvorst, die in het geheel geen krygsman was, oordeelde, dat redenen van meerder aanbelang hem verplichtten eené andere party te kiezen. Khevenhuller bediende zich van deeze mishagen. Omtrent het einde Van Wintermaand, trok hy, op drie plaatzen, over de Ens. Ségur, in plaatze van met alle zyne magt op een deezer drie hoopen aan te vallen, om ze, den eenen na den anderen, te vernielen, trok te rug na de ftad Ens. Zelfs daar oordeelde hy zich niet veilig. Een fchielyke fchrik deed hem zyne vlucht verhaasten; hy trok in éénen adem na Lintz, daar hy zich verfterktc. De Heer van Khevenhuller gaf hetri den tyd niet om tot bedaaren te komen. Hy vervolgde hem met heftigheid; en de waereld hoorde met verwondering , dat vyftienduizend Oostenrykers te Lintz vyftienduizend Franfchen opgefloten hielden. Zo zeer kan een éénig man aan zyne benden de overhand bezorgen over die der vyanden. De Keurvorst vari Beieren verflagen onder eenen tegenfpoed, welken hy niet verwacht had, nam zyne toevlucht tot de vriendfchap des Konings. Hy bezwoer denzelven in de tederfte N 2 iiit- 1741. KHEVENHULLERovervalt de Franfchen in Uosténryk. 1742. 15tieren . zoekt hulp hv Pruisfen.  1/42- 296 GESCHIEDENIS uitdrukkingen , dat hy hem niet wilde verbaten , maar zyne Staaten en krygsvolk redderi door eene magtige afwendinge. Hy begeerde, dat de Pruisfifchen door Moravien in Oostenryk zouden dringen, om aan den Heere Ségur tyd te geeven ter ademhaalinge. Men moet zich voor een oogenblik de gedeldheid herinneren, waarin de Legers zich bevonden. De ftand van het Hoofd-Leger der Koninginne van Hongaryen was met zeer veel oordeel uitgekozen. Het had den rug gekeerd na den Donau , de rechter vleugel werd gedekt door de moerasfen van Wittingau, de linker door den Muldau en door Budweis, de fpits door Tabor. De Bondgenooten maakten met hunne benden omtrent een halven kring om deeze kwartieren heen, zo dat zy in hunne krygsverrichtingen den boog moestén doorloopen, en de Oostenrykfchen, welken zich in het middelpunt bevonden, de pees. Hunne benden, daarenboven, in haare kwartieren dicht byeen gelegerd , dekten de verrichtingen des Pleeren van Khevenhuller tegen de Franfchen ; zy waren naby Oostenryk, waaruit zy hunne leevensmiddelen en hulp konden trekken; zy hielden eenen voet in Bohemen, zo dat zy zich konden vleien met het openen van den veldtocht hunne zaaken weder te zullen herdcllen. Om dit Leger uit een zo voordeeligcu post te doen verhuizen, was het van de uiterde noodzaaklykheid, dat de Bondgenooten eene «lgemeene pooging deeden, op dat de Oostenrykers,  van MYNEN TYD. 197 kers, van alle kanten aangetast, onder het getal hunner vyanden mogten bezwyken. Dit ontwerp werd den Heere van Broglio voorgeflagen, zonder dat men hem ooit konde overhaalen om 'er in te treeden. Hoewel men door het gebrek van eenflemmigheid on goedwilligheid, welke ouder de Bondgenooten heerschte, genoodzaakt wierd het meest bedisfende ontwerp , om aan de Franfche en Beierfche Legers de meerderheid weder te bezorgen, te laaten vaaren, het was daarom niet van minder aanbelang den Keurvorst te onderdeunen, daar hy op het punt dond van de Keizerlyke Kroon te verkrygen. Eene gemaatigde party te kiezen kwam nu niet meer te pas. Of men moest zich houden aan den mondeling gefloten dildand van wapenen, door welken men van niets verzekerd was, en welken de Oostenrykers openlyk verbroken hadden (*); of men moest de Bondgeuooten van Pruisfen door een bedryf van gewicht geneezen van hunne vermoedens. De tocht na Moravien was de eenige, welken dc omdandigheden toelieten te onderneemen, dewyl dezelve den Koning noodzaaklyker maakte , en hem in de gelegenheid bragt (*) Eigenlyk hadden de Oostenrykers niet den ftilitand van wapenen gefchonden ; maar de voorwaarde van geheimhoudinge verwaarloosd , volgens des Konings verhaal in het voorgaande Hoofdilnk* Vert. N3 1742. D» Koning beduit in MorsvHi te vallen.  198 GESCHIEDENIS 1742. TY.icbt den Keurvorst van Saxen te fieweegen ó'm daartoe ffrygsvollf ie leunen. bragt om van beide partyen aangezocht te worden. Deeze Vorst bepaalde zich hiertoe, te gelyker tyd nochthans vast befloten hebbende , daarin zo weinig van zyne eigene benden te gebruiken, als mogelyk ware, en zo veel van die zyner Bondgenooten, als zy hem maar zouden willen byzetten. De Saxers , welken toen de oevers van de Sasfawa bezet hielden, waren in ftaat zich te voegen by eenen hoop Pruisfifchen , welke in Moravien moest rukken. Vandaar konde dit kleine Leger op Iglau aantrekken, den Prins van Lobkowitz, die 'er het bevel voerde, doen verhuizen , en den tocht voortzetten tot aan Horn in Neder-Oostenryk. Deeze verrichting moest of den Heer van Khevenhuller noodzaaken den Heer van Ségur te verlaateu , of het Hoofdleger der Koninginne verplichten Wittingau, Tabor en Budweis op te geeven, in welken gevalle de Heer van Broglio , niets voor. zich hebbende, tot hulp van Lintz konde trekken. De zwaarigheid van dit ontwerp bedond in het verwerven der toeftemminge van het Hof van Dresden, tot de vereeniging zyner krygsbenden met de Pruislïfche. Vooreerst ontving de Maarfchalk van Schwerin bevel, om zich meester te maaken van Olmutz, met het volk dat in Opper-Silefien overwinterd had; daarna verklaarde de Koning aan den Heere van Valori het oogmerk van deezen tocht, en de nuttigheid, welke uit denzelven voor Frankryk ontdaan zoude. De-  van MYNEN TYD. 199 Dewyl dit middel het eenige was om de in Lintz opgefioten benden te behouden, wilde de Koning zelve na Dresden reizen. Hy deed den Heer van Valori eenen dag vóór zyn vertrek op reis gaan, om de gemoederen te polfen, en te bereiden tot de voorilagen , welke men wilde doen. Men had befloten, dat de Heer van Valori by des Konings aankomst een teken met het hoofd zoude geeven. Dit teken werd gedaan; •n zo ras de Vorst de plegtigheid der eerfte gewoone begroetingen had doorgeftaan , fprak hy met den Graave van * * * (*) over zyn ontwerp. Zie hier den inhoud; maar om denzelven wel te begrypen , moeten wy de zaaken van wat hooger ophaalen. Dc overleden Koning van Poolen , Augustus de II, had een ontwerp van verdeelinge gemaakt van de nalaatenfehap van Keizer Karei den VI. Het Hof van Weenen kreeg 'er de lucht van. De Vorst van Lichtenftein , in het jaar 1735, onder de regeeringe van Augustus den III, door Dresden reizende, en misnoegd (f) zynde op den (*) De perfoon, welke hier bedoeld wordt, is de Graaf van Bruhl. De Koning noemt hem uitdrukkelyk in het verflag het geen hy geeft raakende den toeftand van Poolen omtrent den dood van Keizer Knrel den VI. Zie het eerfte Hoofdftuk. Vert. (f) Het is in het oorfpronglyke eenigzins twyf.ülachtig of Lichtenftein, dan Augustus zelve, misN 4 ni>l> fchen Legers. hadden zy dezelvcn Belgrado doen verliezen-• tegenwoordig, nu zy derzelven vyanden waren, deeden zy hun geen de minfte nadeel: die laatfte vrede geleek naar den oorlog, en deeze laatfte oorlog naar den vrede. Door deeze traage en flappe handehvyze bedierven zy de zaaken des Keizers, en de voorzichtigheid bewoog het grootfte gedeelte hunner Bondgenooten hen te verlaaten. Deeze Eeuw was voor Frankryk onvruchtbaar in groote Mannen; die van Lodewyk den XIV bragt ze in menigte voort. De Ryksbefhiuring van eenen Priester had het krygsweezen in verval gebragt. Onder Mazarin (*) waren de Bevelhebbers Helden , onder Fleuri waren zy hooflche Sybarieten. (*) Mazarin was evenwel ook een Priester. Fert., ZESDE HOOFDSTUK. Gebeurtenisfen, welke den Veldflag van Chotufitz voorgaan. Schikking tot den Veldflag^ Gevecht van Sahé. De Heer van Belle - Isle komt in het Pruisjifche Leger. Hy vertrekt na Saxen. Breslaufche Vrede. tiet Leger des Konings in Bohemen was in drie deelcn gefcheiden. Zestien bataillons en twintig escadrons dekten het hoofdkwartier van Chrudim: tien bataillons en nvintig escadrons, on-  van MYNEN TYD. aai ander bevel des Heeren van Gotz, waren omftreeks Leutomifchel, en de Heer van Kalkftein hield met een gelyk aantal Kuttenberg bezet., Deeze drie hoopen konden in tweemaal vierentwintig uuren zich byeen voegen. Behalven dit, waren twee bataillons in de vesting Glatz, een bataillon bewaarde de magazynen van Konigsgraetz, en drie andere dekten de verzamelingen van Pardubitz, van Podiebrad en van Nienbourg, zo dat de Elbe in eene evenwydige lyn achter de kwartieren der Pruisfifchen langs liep, en de magazynen waren zodanig verdeeld, dat, van. welken kant de vyand ook mogt naderen , het Leger hem konde te gemoet trekken. De Vorst. van Anhalt , welken men fterker liet dan noodig was, dewyl hy geenen vyand voor zich had, behield achttien bataillons en zestig escadrons om Opper-Silefien te dekken , en vaardigde den Generaal Derfchau af, met acht bataillons en dertig escadrons, om het Leger in Bohemen te verfterken. Deeze verfterking was nog in aan-, tocht, wanneer men bericht kreeg, dat de Prins van Lotharingen Moravien verliet , en over Teutschbrod en Zwittau trok, om in Bohemen te komen. Men wist zelfs , dat de Maarfchalk van Konigfeck , welke a latere (*) het bevel voer- (*) Waarfchynelyk wil de Koning hiermede aanduiden , dat, fchoon Prins Karei ds eerfte in rang ware, Konigfeck evenwel het voornaamlte beuuur in handen had.  Schikkingen tot den Veldflag. 222 GESCHIEDENIS \roerde over dit Leger , gezegd had , dat men recht op Praag moest aantrekken, en ondenvech de Pruisfifchen bevechten, fly meende, dat zy niet meer dan vyftienduizend man fterk waren, en geloofde, dat zyne meerderheid aanzienlyk genoeg was om een zo zwak lichaam aan te tasten , zonder iets te wangen; Veclen veroordeelden den Maarfchalk , dat hy, den oorlog Voerende in de Staaten der Koninginne zelve, zo kwalyk onderricht was. Maar dit was niet geheel zyne Ichuld : Bohemen neigde meer tot de Beierfchen dan tot dc Oostenrykfchen; daarenboven waren de Pruisfifchen waakzaam , en Ploegen naauwkeuriglyk de perfooneh gade, welke hen konden verraaden ; eindelyk , fommige benden kwamen aan, andere vertrokken, zo dat deeze zamengeftelde beweegingen door de boeren en het gemeene volk niet konden ontwikkeld worden. Het kan zyn, dat de Heer van Konigfeck door zyne verfpieders kwalyk gediend werd ; maar men moest zyn gedrag niet ligtvaardiglyk veroordeelen. Deeze Veldoverde geloofde , misfchien, dat, indien de Heer van Neuperg, door zyne eigene fchuld, by Molwitz geflagen was, dit geene reden ware om de Pruisfifchen voor onverwinnelyk te houden : en zyn ontwerp was fchoon, om de Pruisfifchen onderwech af te vaardigen, eu Praag by overrompeling te veroveren. By het naderen der Oostenrykfchen, had de' Ko-  van MYNEN TYD. 223 Koning de keur van twee zaaken, of zich achter de Elbe te begeeven, of den Prins van Lotharingen te gemoet te trekken, en denzelven te bevechten. Deeze laatfte party werd gekozen, niet alleen als de roemrykfte, maar ook als de voordeeligfte , dewyl dezelve den vrede moest verhaasten; want de onderhandelingen, zo als wy gezegd hebben , vorderden een beflisfenden (lag. Het Leger (*) des Konings trok terftond te zamen omftreeks Chrudim , dat het middelpunt uitmaakte. De rechter vleugel ftiet tegen Trzenitz , cn de linker aan de beek de Chrudimka. De .Kondfchappers, de verfpieders, en de overloopers van den vyand bragtcn bericht, dat de Prins van Lotharingen zich denzelfden dag zoude nederflaan by Setsch en Royanof, en aldaar den vyftienden wilde vertoeven. Van een anderen kant vernam men , dat een afgezonden hoop des vyands Czasiau bezet had, dat eene andere party op Kuttenberg aantrok, en dat de Vyandlyke Husfaaren zich meester hadden gemaakt van de brug van Koilin. Het oogmerk des Heeren van Konigfeck fcheen te zyn, het Pruisfifche magazyn te Nienbourg op te ligten , en vervolgens voorwaards te trekken na Praag. Om hem dit te beletten, vertrok de Koning op den vyftienden met dc voorhoede, gevolgd door het geheele Leger, om vóór den Vyand den post van Kuttenberg te winnen. Men moest (*) Den dertienden van Bloeimaand 1742,  224 GESCHIEDENIS 1742, moest deezen tocht verhaasten, om de bakkery' des Legers te Podiebrad in orde te brengen. Deeze voorhoede beftond uit tien bataillons, even zo veel efcadrons Dragonders, en evenveel Husfaaren. De Koning deed deeze troepen zich nederflaan op de hoogte van Podertzau , naby Cotibortz , alwaar deeze hoop, fchoon zwak; op eene onwinbaaren post geplaatst was. De Vorst, om met de gelegenheid van den grond bekend tc worden, ging op kondfchap uit, cn werd, van eene hoogte, eenen hoop gewaar van zeven- of achtduizend man welken zich eene halve myl van daar, na den kant van WiKncofj hadden nedergeflagen. Wanneer men de ontdekking van deezen hoop vergeleek met den tocht des Prinfen van Lotharingen, dacht men, dat de eerfte wel de Prins van Lobkowitz konde zyn, welke van Budweis kwam om zich by het groote Leger te voegen. Prins Leopold, welke den Koning volgde, ontving bevel om des anderendaags voorwaards te trekken , op dat deeze beide hoopen in ftaat mogten zyn om elkander onderling by te fpringen. Ondcrtusfchen zag men omftreeks Podertzau niets meer dan eene menigte kleine partyen , welke de vyand vvaarfcbynelyk uitzond om deeze Legerplaats naauwkeuriglyk op te neemen. De Ronden der Pruisfifchen gingen den geheelen nacht; de paarden der ruiterye waren gezadeld, cn de krygsknechten gekleed; het geen de voorhoede tegen alle verrasfmg be- vei-  v a K M Y N % N T Y D. =25 vciligde. Des anderendaags (*), mee het krieken Van den dag, bragten de Husiiiaren tyding, dat bet Legertje , het geen men den voörigen dag by VVilicof gezien had , verdweerten was, Deeze troepen , welke men voor het volk van den Prins van Lobkowitz had aangezien, waren inderdaad dc voorhoede des Prinfen van Lotharingen, en, om niets te waagen, op het naderen der Pruisfifchen te rug getrokken. Zo ras Prins Leopold de engte van Hermanieditz was doorgetrokken , vervolgde de voorhoede haaren optocht; De Koning koos onderwech eene plaats voor het Leger, en deed Prins Leopold aanzeggen , dat hy zich zoude ncderflaan met den rechtervleugel by Czaslau, en den linker by het dorp Chotufitz. Dc voorhoede trok het Leger niet neer dan eene halve myl vooruit; zy nam haare kwartieren tusfchen Neuhof, aan de rechterzyde des Pruisfifchen Legers, en Kuttenberg. In deeze dad vond men een bakfel brood, het geen Voor de-Oosfertrykfchen was gereed gemaakt,en verder alle hulpmiddelen , welke het krygsvolk. kan noodig hebben. De voorhoede moest zich op het fein van drie kanonfehooten op de hoogte van Neuhof verzamelen, het geen gemaklyk te doen was , dewyl de verst af gelegerde regimenten niet meer dan een vierde gedeelte eenei myl van de overige verwyderd waren. Tegen den avond zond Prins Leopold eenen Officier ora (*) Den zestienden van Bloeimaand. li DKEI,, P 1742.  Veldflap l>y Chotulicz. 226 GESCHIEDENIS om den Koning te boodfchappen , dat , dewyi de tocht des Legers door het gefchut en de grove pakkaadje vertraagd was , hy niet voor het ondergaan der Zonne in de Legerplaats was gekomen, het geen hem belet had Czaslau in te neemen, en dat hy bericht had ontvangen, dat Prins Karei te. Wilincof gelegerd was, dat is te zeggen eene myl van het Pruisfifche Leger. Dit alles waren voorbereidfels tot den veldflag, welken men dacht tc leveren: met dit oogmerk, vertrok de Koning den zeventienden [van Bloeimaand] des morgens ten vier uuren om zich by Prins Leopold te voegen. By zyne aankomst op de hoogten van Neuhof ontdekte men het geheele Oostenrykfche Leger, dat, geduurende den nacht, Czaslau bezet had, en in vier kolommen aantrok om de Pruisfifchen tc bevechten. Zie hier de orde , waarin Prins Leopold de troepen geplaatst had. Zy waren in eene vlakte, welker linkerzyde zich fbrekt na den kantvan het perk van Spislau: tusfchen dit .perk en het dorp Chotufitz was de grond moerasfig, en doorfneden met eenige kleine beeken. De rechtervleugel reikte tot in de nabuurfchap van Neuhof, en werd gedekt door eene reeks van poelen; hebbende eene hoogte voor zich. De Koning deed den Maarfchalk van Buddenbrock aanzeggen, dat hy deeze hoogte met zyne Ruitery zoude bezetten; aan Prins Leopold, dat hy zyne tenten fchielyk zoude ftryken, twee derde deelen van het Voetvolk in de eerfte linie plaatzen,  van M Y N E N T Y D. zen , en aan den rechtervleugel van de tweede linie ruimte laaten om 'er liét Voetvolk van de Voorhoede te fchaaren. Deeze geheele voorhoede , zo Ruitery als Voetvolk, kwam op een fterken draf aan om zich by het Leger te voegen. De Dragonders werden in eene tweede linie geplaatst by den vleugel, over welken de Maarfchalk van Buddenbrock het bevel voerde , en de Husfaaren op dc zyden. Teri derden vormde het Voetvolk de zyde en de tweede linie van den rechtervleugel: want de Pruififchen hadden door den veldflag by Molwitz geleerd van hoe veel belang het zy, dat men de zyden wel verzekere. Naauwlyks was dit krygsvolk met het Leger vercenigd, wanneer liet fchutgevecht ceneil aanvang nam. Dc tweeëntachtig ftukken gefchut van het Pruisfifche Leger maakten een vry hevig vuur. De Maarfchalk van Buddenbrock had op den heuvel , welke voor hem lag, zynen vleugel van Ruitery in orde gefchaard , zo dat zyn rechtervleugel buiten dien des Prinfen van Lotharingen uitftak. Hy tastte den vyand met zo veel geweld aan, dat hy alles omver wierp, wat hem in den wech kwam. 'Er ging een verbaazend ftof op. Dit was oorzaak, dat de Ruitery van haare voordeden niet zo veel gebruik konde maaken, als men wel had mogeti verwachten. De Husfaaren van Bronikowsky, een nieuwlyks opgericht regiment, waren by de Voorhoede des Konings geweest. De Ruitery kende hen niet : zy waren in het groen geP 2 kleed;  saS GESCHIEDENIS kleeci; men zag hen voor vyanden aan: 'er ging een kreet op, wy zyn afgefneden, en deeze eerfte reeds overwinnende linie nam hals over hoofd de vlucht. De Graaf van Rottembourg, welke by de Dragonders van de tweede linie was , wierp , evenwel, eenen hoop vyanden , welke nog ftand hield, overhoop: vervolgens viel hy het Oostenrykfche Voetvolk in de zyde, het geen hy grootelyks befchadigde , en geheel in Hukken zoude gehouwen hebben , indien niet eenige Oostenrykfche Cuirasfiers en Husfaaren hem van achteren, en van ter zyde, ware aangevallen. Rottembourg werd gekwetst,en zyn volk, in wanorde gebragt, had moeite om zich uit den drang te redden. De Ruitery herftelde zich ondertusfehen weder, en, wanneer het ftof verdweenen was, vertoonden zich op den grond, op welken zo veel volks geftreden had, niet meer dan vyf vyandlyke escadrons. Deeze waren de Dragonders van Wurtemberg, aangevoerddoor den Colonel Bretlach. Geduurende dit geVecht der Ruiterye befpeurde men eene zekere ongeregelde beweeging onder het Voetvolk des vyands, welke deszelfs onzekerheid aanduidde, wanneer de Heer van Konigfeck befloot met zynen rechter vleugel eene pooging te doen tegen den linker vleugel der Pruisfifchen. Deeze keus werd met oordeel gedaan , dewyl Prins Leopold, te lang gewacht hebbende met de troepen in llagorde te ftellen, den tyd niet had gehad om deeze linkervleugel op den voordeelig- ften  van MYNEN TYD. 229 ften grond te fchaaren, Hy had in haast volk geworpen in het dorp Chotufitz : het regiment van Schwerin hield hetzelve bezet, maar kwalyk , en zonder de regels in acht te neemen. Zyn eigen regiment was ter linkerzyde van het dorp, maar als in de lucht en zonder fteun , dewyl hy , zonder de gelegenheid van den grond te onderzoeken , had onderfteld , dat de Ruitery van den linkervleugel de ruimte, welke tusfchen zyn regiment en het perk van Spislau was, moest bezetten. Maar, dewyl die grond met beeken was doorkneden, was het der Ruiterye niet mogelyk zich op denzelven te plaatzeu, waarvan het gevolg was , dat de linkervleugel van zyn regiment als in de lucht hing. De goede wil der Ruiterye deed haar, evenwel, het onmogelyke beproeven. Zy trok gedceltelyk door het dorp Chotufitz , gedeeltelyk over bruggen om zich te fchaaren; maar te voorfchyn komende, vond zy den Heer van Bathyani, met de Oostenrykfche Ruiterye in volkomen orde voor zich. Toen drongen de regimenten van Pruisfen, van Waldau cn van Brddow dwars door de eerfte en tweede linie der vyanden, hakten, de Hongaarfche regimenten Voetvolk van Palfy en van Vetesch, welke de achterhoede der Oostenrykfcheu uitmaakten, in Hukken; en., befpeurende , dat hunne drift hen, te verre vervoerd had , maakten zy zich ruimte door de tweede, en vervolgens door de eerfte, linie van het vyandlyke Voetvolk , en kwamen dus , met ze- P ^  van MYNEN TYD. 233 hu, en zyne ligte troepen fchermutfelen tot aan het krieken van den dageraad met de groote legerwacht der Pruisfifchen. Gefchiedde dit voorbedachtelyk om dezelven wakker te houden , en te beletten, dat zy verrast wierden, of om hun kennis te geeven van het ontwerp , waarop hy bedacht was? Op den dag van het gevecht zeiven (*) konde hy, met het aanbreeken van den dag, op het leger van Prins Leopold, waarby de Koning zich niet voegde voor zes uuren, zyn aangevallen. Wat doet hy? Hy wacht tot acht puren des morgens met in beweeging te komen, en ondertusfehen komt de voorhoede aan. Welke misdagen bedreef hy in den Velddag zeiven? Hy liet den Maarfchalk van Buddenbrock de vryheid om zich meester te maaken van eene voordeelige hoogte , vanwaar de Pruislifche lluitery op zynen linker vleugel dortte , en denzelven pverdelpte : hy nam het dorp Chotufitz in, maar, in plaatze van 'er zich van te bedienen om geheel de linker zyde van het Leger zyner vyanden om te trekken, berooft hy zich van dit voordeel, piet 'er den brand in te deeken , en daardoor zelve zyn krygsvolk het doortrekken te beletten ; dit befchermde den linker vleugel der Pruisfifchen : hy bepaalt alle zyne oplettendheid tot zynen rechter vleugel, en verwaarloost den linker; buiten welken de Koning zich uitbreidde , en welken, hy dwong te wyken tot aan, de beek de Do (*) Dert Zeventienden van Bloeimaand. P 5 1743.  £742. 234 GESCHIEDENIS Dobrava (*), alwaar de verwarring van deezen vleugel zich door het ganfche Leger verfpreidde. Dus laat hy, in het oogenblik , waarin hy de overwinning in zyne handen heeft, zich dezelve ontglippen, en vindt zich in de noodzaaklykheid om de vlucht te necmen , ten einde de fchande te ontwyken van de wapens neder te leggen. — Het geen men in het gedrag des Konings kan berispen , is dat hy zich niet in deeze legerplaats by het krygsvolk voegde: hy konde zyne voorhoede toevertrouwd hebben aan eenigen anderen Bevelhebber, welke dezelve, even goed als hy, na Kuttenberg zoude geleid hebben. Maar het geen 'er te berispen valt in de wyze, waarop de grond bezet werd, moet men alleen den Prinfe Leopold toefchryven. Hy had de fchikkingen, welke de Koning hem had voorgefchreven, naar de letter moeten opvolgen: hy had uit zyne Zorgeloosheid moeten ontwaaken , daar hy van des vyands oogmerken gewaarfchouwd werd dooide geduurige fchermutfelingen, welke den geheefcn nacht aanhielden. Hy had geen verltandig gebruik gemaakt van den grond, op welken hy ftry- (*) Wat vroeger leezen wy , dat de Oostenrykfchen gefluit werden door de Doèroya. Of hier twee beeken zeer naby elkander vloeien , dan of dezelfde beek twee onderfcheiden naamen hebbe, eindelyk , of op ééne van deeze plaatzen eene drukfeil zy in het oorfpronglyke, durve ik niet beflisfen. Het Iaau fle komt my niet onwaarfchynelyk voor. Fert.  van MYNEN T Y D. z3S ftryden moest. Zyne misdagen bedonden hierin, dat hy niet eeuig Voetvolk geworpen had in het perk van Spislau , het geen den linker vleugel dekte : dit zoude den Heer van Bathyani met zyne Ruiterye wel belet hebben dien vleugel te naderen. Des Prinfen Ruitery had aan dat perk moeten duiten : indien hy waakzaam genoeg geweest ware om dit in tyds te doen, was de zaak niet onuitvoerlyk geweest. Zyne dagorde aan den rechter vleugel was minder gebrekkig. Door het maaken der veranderingen , welke wy zo even hebben aangeweezen , zoude zyne Ruitery van den linker vleugel die kleine bceken , welke zy genoodzaakt was in tegenwoordigheid van den vyand over te trekken , verre achter zich gelaten , en zich op eenen grond bevonden hebben , alwaar niets haar zoude belet hebben vryelyk te werken. Men voege hierby, dat het dorp Chotufitz, ten besten genomen, niet meer dan het voorkomen van eenen post had; het kerkhof was dc eenige houwbaare plaats ; maar dit was omringd met houten hutten , welke , zo ras liet Voetvolk begon te vuuren, moesten in vlam geraakt zyn. Het eenige middel, om dit dorp te verdedigen, was, dat men het verfterkte; en dewyl de tyd tot zulk een werk te kort was, had men niet moeten denken om 'er zich te verweeren. De voornaame misdag, welken Prins Leo-, pold bedreef in het geen den Vekldag voorging, was, 'dat by niet wilde gelooven , dat de vyanden hein kwamen aantasten , dan toen hy zag , dat  236 GESCHIEDENIS Aftocht der Oostenryk„(chen. Gevecht by Salie. dat hunne kolommen zich voor zyne fplts be*s gonnen te ontwikkelen. Toen was het te laat, om aan goede fchikkingen te denken ; maar de dapperheid der troepen zegepraalde over de vyanden , over de hindernisfen van den grond , en over de misdagen, waarin zy vervielen, welken, 'er het bevel over hadden. Een zodanig Leger was in ftaat om eenen Veldheer uit verlegenheid te redden : en de Koning zelve heeft erkend ; dat hy 'er in deeze foort meer dan ééne verplichting aan had. De Oostenrykfchen hielden , na hunne neder-* laag , niet ftil dan op drie mylen van het llagyeld, by het dorp Habor, alwaar zy op de kruin van het gebergte eene verfterkte legerplaats betrokken. Eene verfterking van vierduizend man kwam zich hier by den Prins van Lotharingen Voegen : de Koning ontving ter zelfder tyd een van zesduizend, welke de Vorst van Anhalt hem uit Opper-Silefien toezond, onder aanvoering van den Generaal Derfchau. De Pruisfifchen volgden de vyanden; maar, wanneer hunne voorhoede tegen den avond zich omtrent Habor vertoonde , brak de Prins van Lotharingen in denzelfden nacht op, en haastte zich door groote bosfehen na den wech van Teutschbrod. De Pruisfifche troepen, welke, by gebrek van leevensmiddelen, niet dieper in Bohemen konden dringen, gingen zich nederdaan by Kuttenberg, om onder het bereik van hunne magazynen tc zyn. • Terwyl de Prins van Lotharingen zich door de Pruis-  van MYNEN T Y D. 237 Pruisfifchen liet flaan , trok Lobkowitz de Muldau over aan het hoofd van zevenduizend man, en kwam ftoutelyk de- belegering van Frauenberg onderneemen, welks kasteel het acht dagen konde uithouden (*). Broglio, welke eene verfterking van tienduizend man had ontvangen, en by welken de Maarfchalk van Belle-Isle zich voegde, dewyl dc Ryksdag van Frankfort ten einde was gelopen; Broglio, zegge ik, ftelde zich in (laat om deeze ftad te hulp te komen. Hy deed zyne geheele bende trekken door een zeer naauwen doortocht by Sahé, welken Lobkowitz met eenig Voetvolk bezet had. De eerfte escadrons der Franfchen, welke zonder orde of fchikkinge uit denzelven te voorfchyn kwamen, tastten de Cuirasfiers van Hohenzollern en van Bernis aan , welken de achterhoede van Lobkowitz uitmaakten , en Boegen ze. De Oostenrykfchen hadden een bosch achter den rug, waarin zy verfcheiden maaien zich weder in orde fchaarden: maar, dewyl het getal der Franfchen aangroeide, braken deezen eindelyk de gelederen hunner vyanden , en de Heer van Lobkowitz oordeelde zich niet in veiligheid, dan door zich haastiglyk na Budweis te begeeven. De Oostenrykfche Cuirasfiers werden vóór deezen aangemerkt als de zuilen van het Keizerryk : maar de velclllagen van Crutzka en van Molwitz beroofden hen van hunne beste Be- (*) Volgens het verhaal van willich , eenen (ooggetuigen.  a38 GESCHIEDENIS Dc Koning mistrouwe de Franfchen. Bevelhebbcren; derzelver plaatzen werden lateas Jyk vervuld, en van toen af fchoot deeze Ruite* ry, en deed haare aanvallen, in het wilde , cn werd gevolgelyk dikwyls gellagen : zy verloor dat vertrouwen in haare eigene krachten , het geen natuurlyk moed inblaast. De Franfchen dceT den dit voorval by Sahé voorkomen als eene allergrootfte overwinning: de Veldflag in Pharfalie maakte te Rome geen grootcr gerucht dan dit kleine gevecht te Parys. De zwakheid des Kardinaals van Fleuri had noodig door eenigen voorfpoed verfterkt te worden , en de beide Maarfchalken, welken by deezen fchok tegenwoordig geweest waren, wilden de gedachtenis van hunnen ouden roem ververfchen. De Maarfchalk van Belle-Isle, dronken van zynen voorfpoed, zo te Frankfort aan den Main, als by Sahé , trots , dat hy eenen Keizer aan Duitschland had gegeven, vervoegde zich in het Leger des Konings, om met deezen Vorst de middelen te beraamen, door welke men dc Saxers uit hunne werkeloosheid konde trekken. De Fleer van Belle-Isle had zynen tyd kwalyk gekozen; de' Koning was wel verre van in zyne oogmerken te treeden. Zo veele heimelyke onderhandelingen, welke de Oostenrykers met den Kardinaal van Fleuri aan den gang hielden; geheime dukjes (*), welke de dubbelhartigheid van den laatstgemelden aanduidden, hadden het vertrouwen van den Vorst (*) Anecdotes,  van MYNEN TYD. 239 Vorst doen verdwynen. Men wist, dat ia Chetardie aan de Keizerinne van Rusland gezegd had , dat het zekerde middel , om haar met Zweeden te verzoenen, was, deeze laatde Mogendheid in Pomeren fchadeloos te dellen, ten koste des Konings van Pruisfen (*>. De Keizerin verwierp deezen voordag, en gaf 'er kennis van aan den Pruisfifchen Staatsdienaar , welke zich aan haar Hof bevond. Te gelykertyd verklaarde de Kardinaal Tencin, uit naam van zyn Hof, aan den Paus , dat deeze zich niet behoefde te bekommeren over de verheffing des Konings van Pruisfen ; dat Frankryk zoude weeten , ter gelegener tyd en plaatze, hierin orde te dellen , en deeze Ketters te vernederen, gelyk het geweten had dezelven te verhoogen. Het geen den Kardinaal het grootdc mistrouwen waardig maakte, was zyne duistere handelwys. Hy onderhield te Weenen een zekeren Dufargis , welke zyn Zendeling en Onderhandelaar was. Het was, der- t) halven, noodzaaklyk hem voor te komen; vooral, wanneer men, by zo veele daatkundige redenen die der geldmiddelen, de derkde en meest beflisfende van alle, voegde : 'er waren ter naauwernood honderdenvyftig duizend ryksdalers in de fchatkist. Het was onmogelyk met eene zo kleine fom de toebereidfels voor den volgenden veldtocht in orde tc fchikken. Men had het behulp der geldleeningen niet, noch eenige van die mid- de- (*) Zie het verhaal van martefeldt. 1742; : fctiat't uitgeit.  -4o GESCHIEDENIS Ï7424 Bi Koning b üuit tot d.ii Vrede. Broglio v-racht des Konings raad, en wordt geflagen. delen , tot welke de Vorften hunne toevlucht kunnen neemen in landen , alwaar overvloed eri rykdom heerfchen. Alle deeze redenen , wel overwogen , waren oorzaak, dat aan den Graave van Podewils, welke toen te Breslau was , volmagt werd gezonden , welke hem in ftaat Helde om den vrede te tekenen met den Lord Hindford , die daartoe door het Hof van Weenen gevolmagtigd was. Dit alles was oorzaak , dat de Koning niet trad in eenige der maatregelen , welke de Maarfchalk van Belle-Isle hem voordoeg, en dat de gehoorgeevingen met wederzydfche plichtplegingen en loffpraaken doorgcbragt wierden. Uit den toedand, in welken de Maarfchalk van Broglio zich gelegerd had, konde men voorzien, dat hy zich in gevaar dekte van eenige nederlaag te bekomen; en het kwam met de belangen van Pruisfen niet overeen, dat dc Oostenryk fchen zich op eenig nieuw voordeel konden verhoogmoedigen , voor dut de vrede getekend ware. Om diergelyke toevallen voor te komen, verwittigde de Koning den Maarfchalk van Broglio van de beweegingen des Prinfen van Lotharingen , welke ftrekten om zich met den Prinfe Lobkowitz te vereenigen; hy vertoonde denzelven , dat hy moest verwachten door alle vereenigde magteli der Oostenrykers befprongen te worden , cn dat, indien hy den Heer van Lobkowitz niet met nadruk wilde aangrypen voor de aankomst des Prinfen van Lotharingen , hy ten min*  van MYNEN TYD. 241 minflen Frauenberg van leevensmiddelen moest voorzien. De Fleer van Broglio dreef den fpot met den raad van een jong' Man ; hy telde denzelven geheel niet, en bleef gerustelyk te Frauenberg, zonder bykans te weeten waarom. Welhaast kwamen 'er de Oostenrykers. Zy ligtten te Tein een zyner afgezonden hoopen op , trokken de Muldau over , en pionderden al de pakkaadje der Franfchen. De Heer van Broglio, zeer verbaasd over het geen hem gebeurde, wist niet anders te doen dan na Pifeck te vluchten. Vandaar begaf hy, na, voor alle fehikkingen en bevelen, alleen deeze woorden gefproken te hebben, ,, het Leger moet optrekken", zich na Braunau. Ook vanhier verdreeven hem drieduizend Croiiaten, en vervolgden hem tot onder het gefchut van Praag. Deeze Hechte tydingen veroorzaakten het afvaardigen van eenen renbode na Breslau, om het fluiten van den vrede te verhaasten. De welfpreekendheid van Lord Hindford, gefterkt door het winnen van eenen veldflag , kwam den Oostenrykfehen Staatsdienaaren nu krachtiger voor dan zy hun te vooren had gefcheenen: zy leenden het oor aan den raad des Konings van Engeland, en zie hier de voorafgaande punten, welke te Breslau getekend werden. I. De afftand van Opper- en Neder-Silefien , en van het Vorftendom Glatz , welken de Koningin van Flongaryen doet aan den Koning van Pruisfen ; met uitzonderinge van de fteden 7Voppau en Jagerndorff, I. deel. q tn 1742- De Vrede wordt te Breslau geflocen.  24* GESCHIEDENIS 1742. Aanmerkingen over btt gebeulde. en van het hooge gebergte aan de overzyde van de Oppa. II. De Pruisfifchen neemen op zich aan de'Engelfchen te vergoeden twee millioenen en zevenmaal honderdduizend ryksdalers , voor welke Silefien ten onderpand verftrekt. De overige punten waren betrekkelyk tot de wapenfchorfmg, tot het uitwisfelen van gevangenen , en tot de vryheid van den Godsdienst en den Koophandel (*). Dus werd Silefien vereenigd met de Pruisfifche Staaten. Twee jaaren oorlogs waren genoeg tot de verovering van dit gewigtige Landfchap. De fchat , welken de overleden Koning had nagelaten, was bykans uitgeput; maar men koopt zyne Staaten goedkoop , wanneer dit niet meer kost dan zeven of acht millioenen. De omftandigheden begunftigden vooral deeze onderneeming : Frankryk moest zich in deezen oorlog laaten inwikkelen ; Rusland door Zweeden aangetast worden ; de Ilanoverfchen en Saxers uit blohartigheid werkeloos blyven; de voorfpoed moest onafgebroken zyn , en de Koning van Engeland, een vyand der Pruisfifchen, in weerwil van zichzelven , het werktuig van derzelver vergrootinge wor- (*) De voorafgaande punten werden getekend den elfden van Zomermaand, de Vrede zelve den achten, twintiafleu van Hooimaand. Zie wagen aar Vaderl. Hist. D. XIX., bl. 339, 340. Alwaar men ook eenig breeder verflag van de vredesvoorwaarden kan vinden. Vert.  van MYNEN TYD. 243 worden. Het geen 't meest tot deeze verovering toebragt was een Leger, dat, zedert tweeëntwintig jaaren gevormd was door eene wondcrbaare krygstucht, die van alle overige krygsmagten van Europa overtreffende ; Generaals , die waarlyk burgers waren; verflandige en voor orakoopinge onvatbaare Staatsdienaars , en , eindelyk, een zeker geluk, het geen dikwyls de jeugd verzelt , cn den gevorderden ouderdom zynen byftaud weigert. Indien deeze groote onderneeming mislukt ware , zoude de Koning gehouden •zyn voor een onbedachten Vorst, welke zaaken ondernomen had, die zyne krachten te boven gingen : de goede uitllag deed hem als gelukkig befchouwen. In waarheid, het is alleen het geluk , dat den roem bepaalt; hy, welken het begunftigt, wordt toegejuichd ; en hy, welken het den nek toekeert , gelaakt. Na het uitwisfelen der Bekrachtigingen trok de Koning zyn krygsvolk uit Bohemen. Een gedeelte nam den wech door Saxen, om weder in dc erflanden te komen; het overige toog na Silefien , en werd gefchikt om dit nieuw veroverde Gewest te bewaareu. Q 2 ZE- 1742.  *44 GESCHIEDENIS ZEVENDE HOOFDSTUK. '74^ Aanmerkingen over den Vrede, en over Frankryk. Over den Vrede. Behndmaaking aan de Bondgenooten. Oorlog in Italien. De Hanoverfchen voegen zich in Vlaanderen by de Engelfchen, Krygsbedryven in Finland. Overgaaf van Friedrichsham. De Hertog van Holftein tot de throonsopvolging in Zweeden geroepen. Maillebois trekt na Bohemen, en vandaar na Beieren. Onderhandelingen der Franfchen en Engelfchen te Berlyn, en alle andere gebeurtenisfen tot aan het jaar 17*3. De welvoegelykheid vorderde , dat de vrede, welken men gefloten had, den ouden Bondgenooten van Pruisfen wierd bekend gemaakt. De Koning had goede redenen gehad om tot denzelven te befluiten \ maar fommige waren niet van zulken aart, dat men ze konde openbaar maaken , en andere konde men niet zeggen, zonder Frankryk met verwytingen te overlaaden. De Koning, wel verre van een oogmerk te hebben om deeze Mogendheid te beleedigen, wilde alle uiterlykheden der welvoegelykheid omtrent dezelve in acht neemen. Alleenlyk bepaalde hy zich, om de gevaarlyke loopbaan niet te loopen , op welke zy zich  van MYNEN TYD. 245 zich had begeeven, en, om van vertooner, gelyk hy geweest was, enkel aanfchouwer te worden. Men voorzag wel, dat de Kardinaal gevoelig zoude zyn over deeze veranderinge van ifelfel, welke zyne geheimfte oogmerken deed mislukken. Deeze waren geheel andere, dan welke hy in het openbaar verkondigde: want zie hier zynen eigenlyk bedoelden wech. Hy had zo groote verbeelding van den Franfchen naam, dat hy meende , dat eene handvol manfchap genoegzaam ware om Bohemen te onderfteunen. Zyn oogmerk was al den last van deezen oorlog door de Bondgenooten te doen draagen , en de krygsverrichtingen aan te zetten, of te vertraagen , volgens de belangen van Frankryk, om door dit gedrag de vredesonderhandelingen, op het voordeeligfte, voor Lodewyk den XV te beftuuren. Deeze handelwyze verfchilde zeer veel van die, welke het Verdrag van Verbindtenisfe hem verplichtte te houden. Van alle Bondgenooten van Frankryk, was de Keizer meest te beklaagen; dewyl de Heer van Broglio noch een Catinat, noch een Tureune was, en de Maarfchalk Torring, met de Beierfche troepen, geene luiden waren, op welken men ftaat konde maaken. Wat den Keurvorst van Saxen aanbelangt, hoe yverzuchtig hy ook mogt zyn over de toeneemende grootheid van het Huis van Brandenburg, hy had verplichting aan den Koning, dewyl deeze hem in het Vredes-verdrag van Breslau had begrepen, en hy dus zich met eere uit een verkeerden ftap konQ 3 de 1742.  Brief des Konings aan den Kardinaal van FLEURI. 246 G E S C H I E D E N I S de redden. Daarenboven was Augustus de UI zo -Hecht onderricht van het gebruik , dat men van zyn krygsvolk maakte , dat, wanneer de Graaf van Wartensleben aan deezen Vorst wierd afgevaardigd , om hem , uit naam van zynen Bondgenoot , het winnen van den velddag by. Czaslau (*) bekend te maaken, hy aan Wartensleben vraagde, of zyne benden 'er zich wel gekweten hadden ? Wartensleben antwoordde hem , dat zy 'er niet by tegenwoordig waren geweest, en reeds lang vóór den velddag geweken waren in den Satzer kreits op de grenzen van Saxen. De Koning fcheen hier over verbaasd: hy deed *** roepen , welke hem door eenige kwaade redenen wist te vrede te dellen. Met zo weinig goeden wil van den kant der Bondgenooten, was de Koning niet in verlegenheid om redenen te vinden tot zyne verantwoording. Zie hier een Affchrift van den Brief (f) , welken hy fchreef aan den Kardinaal van Fleuri. „ Myn Heer en Neef, het is u hekend, dat „ ik , zedert dat wy te zamen verbindtenisfen „ aangegaan hebben , alle oogmerken van den „ Koning uwen Meester,.met onfehendbaare ge„ trouwheid, onderdeund hebbe. Ik hebbe door ,, myne vertoogen medegewerkt, om de Saxers af „ te (*) Dezelfde die in het voorgaande Hoofdftuk .de Veldflag by Chotufitz genoemd wordt. Vert. (f) Den tienden van Zomermaand 1742.  van MYNEN TYD. 247 „ te trekken van de party der Koninginne van „ Hongaryen; ik hebbe myne ftem gegeven aan „ den Keurvorst, van Beieren ; ik hebbe deszelfs ,, Krooning verhaast; ik hebbe u met alle myne „ magt geholpen, om den Koning van Engeland in bedwang te houden; ik hebbe dien van De,, nemarken in uwe belangen overgehaald ; ein«, delyk , zo door onderhandelingen als door „ deii degen, hebbe ik , zo veel in my was , „ toegebragt om de party myner Bondgenooten „ op te houden, zonder dat de uitwerkfels aan „ het verlangen van mynen goeden wil ooit vol,, komen beantwoord hebben. Schoon myne „ krygsbenden, door de geduurige vermoeienis,, fen van den veldtocht van het jaar 1741 uit,, geput, verlangden eenige rust te genieten , „ welke men haar verfchuldigd fcheen , hebbe „ ik my niet onttrokken aan de dringende ver,, zoeken van den Maarfchalk van Belle-Isle om „ ze in Bohemen te gebruiken, om daar den liu„ ker vleugel der Bondgenooten te dekken. Ik ,, hebbe meer gedaan. Om den Heere van Sé,, gur , die in Lintz was ingefloten , ruimte te „ bezorgen , heeft de yver voor de gemeene „ zaak my in Saxen overgebragt, en , door lastig ,, aanhouden, hebbe ik van den Koning van Poo„ len verworven , dat zyn krygsvolk , met het „ myne vereenigd, eene afwending zoude maa„ ken in Moravien. Men is op Iglau aangetrok„ ken, vanwaar de Heer van Lobkowitz in haast „' is te rug geweken. Deeze afwending zoude Q 4 » eene 1742.  1742. 248 GESCHIEDENIS „ eene beflisfende uitwerking gehad hebben, in„ dien de Heer van Ségur het geduld had gehad „ van de gevolgen deezer verrichtinge af te „ wachten , en indien de Heer van Broglio aan „ de Wotava (*) fterk genoeg ware geweest, om si myne poogingen te onderfteunen. Maar de „ .overhaasting van den édnen, het weinige krygs„ volk van den anderen , de onwilligheid der „ Saxifche Generaals, eindelyk het gebrek van „ gefchut om Brunn te belegeren, hebben deeze „ onderneeming doen mislukken , en my ge„ noodzaakt een Gewest te verlaaten, her geen „ de Saxifchen moesten bezitten, en tot welks fs verovering zy den wil niet hadden. In Bohe„ men te rug gekomen , ben ik den Prins van * Lotharingen tegen getrokken , ik hebbe den„ zeiven aangetast om de ftad Praag te behouj, den, xvelke hy zoude belegerd hebben, indien „ hy niet op de vlucht ware geflagen ; ik hebbe hem vervolgd, zo verre myne leevensmiddelen „ het my toelieten. Zo ras ik befpeurde, dat de „ Prins van Lotharingen den wech van Tabor en „ Budweis infloeg, hebbe ik 'er den Heer van „ Broglio van verwittigd; hem raadende zich te „ ontflaan van den Heer van Lobkowitz , wel„ ken hy kort te vooren by Sahé geflagen had, „ eer het Leger der Koninginne van Hongaryen „ zich met denzelven konde vereenigen. De Heer „ van Broglio vond niet goed deeze party te kie- „ zen, (*) Elders Fotawa gefpeld. Fert.  van MYNEN TYD. 249 „ zen, en verdeelde zyne benden in verfcbeidene „ hoopen , in plaatze van na Pifeck te rug te „ keeren , alwaar de grond hem gunftig was. „ Gy zyt onderricht, welke de gevolgen hiervan ,, waren, en welke moeilykheden 'er al uit zyn „ voortgevloeid. Tegenwoordig is Beieren van „ Bohemen afgefneden , en de Oostenrykfchen, „ meesters zynde van Pilfen, zyn eenigermaate „ in ftaat de hulp te onderfcheppen , welke de „ Maarfchalk van Broglio uit Frankryk mag ver„ wachten. In weerwil der beloften, welke de „ Saxifchen aan den Maarfchalk van Belle-Isle „ gedaan hebben, verneeme ik, dat zy, wel „ verre van zich te bereiden om dezelve te „ vervullen, en, zich met de Franfchen te ver„ eenigen, Bohemen verhaten , en na hun „ Keurvorftendom te rug keeren. In deeze ge„ fteldheid van zaaken , waarin het gedrag ,, der Saxifchen meer dan verdacht is , en ,, waarin men van den Fleere van Harcourt „ niet te hoopen heeft, vertoont het toekomen„ de my niets anders dan een langen cn on„ beflisbaaren oorlog, waarvan de voornaamfte „ last op myne fchouders zoude komen. Van ,, den eenen kant, brengt het geld der Engel,, fchen geheel Hongaryen in de wapenen, van „ den anderen, bewerken de poogingen der Kei„ zerinne - Koninginne (*) dat haare Landen » krygs- (*) Imperatrice-Reine ftaat 'er in het oorfpronglyke. Dit is, onder anderen, een bewys, dat dit Q 5 Werk, 1742.  25° GESCHIEDENIS I742* „ krygsknechten baaren. De Hongaaren maa„ ken zich gereed om in Opper-Silefien te val„ len; de Saxifchen zyn, volgens hunne kwaad„ willigheid, welke ik kenne, in ftaat, om ver„ eenigd met de Oostenrykfchen te werken, en „ eene afwending te maaken in myne erflanden, welke, tegenwoordig zonder verdediginge „ zyn. Het toekomende vertoont my niet an„ ders dan de akeligfte uitzichten, en in een ,, zo hachelyken toeftand, hebbe ik (fchoon in ,, de bitterheid myns harten) my in de nood,, zaaklykheid gezien, om my uit de fchipbreuk „ te redden, en eene vryplaats te zoeken. In„ dien moeilyke tydsomftandigheden my ver„ plicht hebben eene party te Mezen, welke de ,, noodzaaklykheid rechtvaardigt; gy zult my „ altoos getrouw vinden in het vervullen der „ verbindtenisfen , welker uitvoering van my „ alleen afhangt. Ik zal nooit den afftand der „ Her- Werk, fchoon de ftof tot hetzelve reeds vroeg was verzameld , eerst in laatere jaaren is opgefteld , of ren minften in orde gebragt. Maria Therefia was ten deezen tyde nog maar Koningin van Hongaryen. Haar Gemaal werd eerst in het jaar 1745 tot den Keizerl/ken throon verheven. Na dien tyd werd zy gerrjeenlyk de Keizerin-Koningin genoemd, en de gewoonte van haar dien naam te geeven heeft den Koning, by het overfchryven van deezen Brief, denzelven doen op het papier ftellen , zonder dat hy bedacht, dat dezelve in het jaar 1742 niet te pas kwam. Vert.  van MYNEN TYD. 251 „ Hertogdommen Gulik en Berg, welken ik ge„ tekend hebbe, herroepen: ik zal noch recht„ ftreeks, noch van ter zyde, de daarin vastge,, ftelde erfopvolging ftooren: myne wapenen ,, zouden eerder tegen my zeiven, dan tegen de „ Franfchen, gekeerd worden. Men zal altoos ,, in my denzelfden yver vinden om mede te „ werken tot voordeel van den Koning uwen „ Meester, en tot welzyn van deszelfs Koning„ ryk. Flet beloop van deezen oorlog is niet ,, anders dan eene onafgebroken reeks van bly„ ken van goeden wil, welke ik mynen Bond„ genooten hebbe gegeven. Gy moet daarvan „ overtuigd zyn , zo wel als van de echtheid „ der gebeurtenisfen, welke ik in deezen brief „ u in het geheugen herroepen hebbe. Jk ben ,, verzekerd, myn Heer, dat gy met my rouwig „ zyt , dat de grilligheid des lots, oogmerken 5 „ zo heilzaam voor de rust van Europa, als de „ onze waren, verydeld heeft. Ik ben, enz." Zie bier het antwoord des Kardinaals (*). „ Sire, Uwe Majefteit zal gemaklyk den hef„ tigen indruk van fmarte bevroeden , welken „ de Brief van den tienden deezer, waarmede ,, het U behaagd heeft my te vereeren, op my „ gemaakt heeft. De droevige gebeurtenis, wel„ ke alle onze ontwerpen in Duitschland omver „ ftoot, zoude niet onherftelbaar geweest zyn, „ indien Uwe Majefteit den Heere van Broglio „ had (*) Den twintigften van Zomermaand 1742. Antwoord van den Kardinaal,  252 GESCHIEDENIS 1742. „ had kunnen te hulp komen, en ten minften „ de ftad Praag behouden: maar Zy heeft daar„ toe geene mogelykheid gezien, en het is onze „ plicht te berusten in haare kundigheden en „ voorzichtigheid. Men heeft groote misilagen „ begaan, het is waar ; het zoude nutteloos „ zyn dezelve op te haaien; maar, indien wy ,, alle onze benden byeengetrokken hadden, zou,, de het kwaad niet zonder middel van herftel,, linge zyn geweest : nu moeten wy 'er niet ,, meer om denken , maar alleen op den vrede „ bedacht zyn, dewyl Uwe Majefteit denzelven „ noodzaaklyk oordeelt; en de Koning verlangt „ denzelven niet minder dan Uwe Majefteit. Het „ ftaat aan Haar de voorwaarden daarvan te re,, gelen, en wy zullen den Maarfchalk van Bel„ le-Isle eene volmagt zenden om alles te on„ dertekenen , wat Uwe Majefteit moge beflo„ ten hebben. Jk kenne al te wel haare goede ,, trouw en edelmoedigheid, om het geringfte ,, vermoeden te hebben, dat Zy zoude toeltem„ men ons te verlaaten, na de onbetwistbaare „ blyken, welke wy Haar gegeven hebben van ,, onze getrouwheid, en van onzen yver voor ,, haare belangen. Uwe Majefteit wordt de ,, fcheidsman van Europa, en deeze is de roem„ rykfte perfoonaadje, welke Uwe Majefteit ooit „ kan vertoonen. Voleindig , Sire, de vol„ toojing daarvan door uwe Bondgenooten, en „ de belangen des Keizers zo veel te bevoor„ deelen als mogelyk is. Dit is alles, wat ik ,, de  van MYNEN TYD. 253 „ de eer kan hebben van Haar te fchryven in „ de verflagenheid , in welke ik my bevinde. „ Ik zal niet ophouden gebeden te doen voor „ den voorfpoed van Uwe Majefteit, en met „ allen eerbied te zyn, enz." Dus eindigde dit Verbond , waarin ieder der geenen, die hetzelve aangingen, zichzelven zocht te bevoordeelen, en de overigen te bedriegen ; waarin de krysgsbenden der onderfcheiden Vorften zo ongehoorzaam waren aan de geenen , welken aan het hoofd der Legers waren, als of men ze had byeen gezameld om gehoorzaamheid te weigeren ; waarin de Legerplaatzen naar regeeringlooze Staaten geleeken ; waarin alle ontwerpen der Generaals moesten nagezien worden door een ouden Priester , welke , zonder kennisfe , het zy van den oorlog , het zy van de gelegenheid der plaatzen , dikwyls de gewigtige ontwerpen, over welke hy moest bellisfen, geheel verkeerdlyk verwierp, of goedkeurde. Dit was het waare wonderwerk , dat het Huis van Oostenryk bewaarde ; een voorzichtiger beleid zoude deszelfs ondergang onvermydelyk gemaakt hebben. Zo ras de bekrachtigingen van den Vrede tusfchen de Pruisfifchen en Oostenrykfchen waren uitgewisfeld , handhaafde de Koning van Engeland denzelven op de plegtigfte wyze, met de bevestiginge van het Parlement, overeenkomftig met den wensch der geheele natie, welke het zo begeerde. Lord Carteret was de voornaame be- vor- 174^- Fraaie fcliets van het gciloopte Verbond. Engeland handhaaft den Vrede, en wil Frankryk beoorlogen.  254 GESCHIEDENIS 1742. De Franichen worden in Praag bele» gerd. vorderaar van dit werk, dewyl hy zich vleide,, dat hy Pruisfen onmiddelyk zoude inwikkelen in den oorlog tegen Frankryk, welke hy in den zin had. Hy had reeds, gelyk wy gezegd hebben, in Vlaanderen zestienduizend Engelfchen verzameld , en evenveel Flanoverfchen, waarby zich zesduizend Hesfen voegden. De Koning van Zweeden, Landgraaf van Hesfen, had een even groot getal in dienst des Keizers ; en het had kunnen gebeuren, dat Hesfen tegen Hesfen, eershalven , verplicht waren geweest elkander om het leeven te brengen. Zo zeer laaten de menfchen zich verblinden door eene flordige baatzucht! Deeze krygsmacht, welke in Braband byeentrok, veroorzaakte den Franfchen geene genoegzaame ongerustheid, om hen de behoudenis des Heeren van Broglio te doen verwaarloozen. Men zond den Heer van Maillebois met zyn Leger na Bohemen , om een Maarfchalk met een Fransch leger, dat in Praag belegerd was, ter hulpe te trekken. De Paryfenaars , welken be~ haagen fcheppen in met alles te boeiten, noemden dit Leger het Leger der Mathurins (*), de- (*) De Mathurins, of Broeders van de H. Drieêenheid, zyn eene Orde van Geestelyken in de dertiende Eeuwe ingefteld, ter verlosfinge en vrykoopinge der Christenen , welken door de Mahometaanen gevangen en flaaven gemaakt waren. De laatlïe naain is eigenlyk die, onder welken hunne Orde werd opgericht; den eerden draagen ay te Parys, dewyl de Kapél,  van MYNEN TYD. 255 dewyl het gevangenen moest verlosfen. De Heer van Maillebois trok by Manheim over den Rhyn , en richtte zynen tocht op Egra. Zedert dat de Pruisfifchen hunnen vrede gemaakt hadden, en de Saxifchen na huis gekeerd waren, had het geluk zich te eenemaal voor de Koningin van Hongaryen verklaard. De Prins van Lotharingen, na Pilfen veroverd tc hebben, kwam zich in de nabuurfcbap van Praag nederflaan. De Heer van Broglio had, by Bubenitz, eenen ftand .genomen, welke hem ten uiterften nadeelig was. Het gefchut der vyanden noodzaakte hem denzelven te verlaaten, en met alle zyne benden in Praag te vluchten; het duurde niet lang eer hy zich daar belegerd zag. De Duitfche troepen der Koninginne maakten de infhiiting aan de kleine zyde, de Hongaaren, de Croaaten, en het ongeregelde krygsvolk Booten hem in, van het Ratfchin (*) tot aan de nieuwe poort, en zy Boegen bruggen van gemeenfchap over de boven- en Kapél, of Kerk, van den H. Mathurtnus (aldaar) naby Iiun Klooster is. Vert. (*) Het Ratfckin is een Slot of foort van Kasteel, aan de kleine zyde der ftad Praag. Ondertusfchèn twyffele ik eenigzins, of hier niet by inisftelling Ratfckin ftaat voor Wifcherad. Dit laatfte zyn de overblyffels van het Koninglyke Slot aan de Nieuwe Stad; welk gedeelte van Praag door de ongeregelde troepen werd ingefloten. Het eerfte is omtrent het midden der kleine zyde. Vert. 174a.  256 GESCHIEDENIS 1742. MAILLE- jiois trekt ter hiilpe van Praag. en beneden-Muldau. Voor de gedenkwaardigfte gebeurtenis deezer belegeringe houdt men den grooten uitval der Franfchen, in welken zy den vyanden drieduizend man aflloegen of gevangen namen, en het gefchut op derzelver batteryen vernagelden. De Maarfchalken van Belle-Isle en van Broglio kwamen zegepraalende in Praag te rug van deezen tocht, gevolgd door hunne gevangenen , en door de zegetekens , welke zy veroverd hadden. Maar, indien de Franfchen zich, door de dapperheid hunner verdediginge, ontzachlyk maakten voor de Oostenrykfchen, zy waren daarom niet minder te beklaagcn, uit hoofde) der inwendige gefteldheid van hun Leger. Hunne omftandigheden waren medelydens waardig , zo van wegen het misverftand tusfchen hunne Opperhoofden , als de verfchrikkelyke ellende, voor welke zy waren blootgefteld. Het gebrek was zo groot, dat zy hunne paarden (lachtten en aten , om de plaats van fchaapen- en rundvleesch te vervullen , het geen ter naauwernood op de tafel der Maarfchalken werd opgedischt. In deezen wanhoopigen ftaat van zaaken , waarin zy voor het toekomende niets dan den dood, of oneer, voor oogen hadden, kwam de Heer van Maillebois met hulpe aantrekken om hen te verlosfen. Indien men deezen Maarfchalk volkomen vryheid had gegeven om naar goedvinden te handelen, had het noodlot van Bohemen kunnen veranderen: maar de Kardinaal hield hem  van MYNEN TYD. 257 hem te Vèr'failles aan den leiband. De gunftigé gelegenheden waren voor deezen Maarfchalk verlooren , dewyl hy ze' niet dofst gebruiken tot zyn voordeel. Het Hof van Weenen gevoelde den flag, wélken het van den Kardinaal konde ontvangen: al te zwak om denzelven af te wenden , nam het de list te baat , Welke vervulde het geen 't aan macht te kort kwam. De Graaf Van ülcfeld , Staatsdienaar der Koninginne van Hongaryen voor de bintenlandfche zaaken , het charaétef van den Kardinaal kennende, wist denzelven met onderhandelingen zo wel op den tuit ie houden, dat hy den Heere van Khevenhuller tyd gaf om uit Beieren toé te fchieten, en zich by den Prins van Lotharingen te voegen. De Franfchen lieten zich zo wel om den tuin leiden , dat de Oostenrykfchen eenen tocht op heti wonnen , en den Heer van Maillebois in de noodzaaklykhcid bragten van of eenen veldflag, of den hertócht, te moeten kiezen. Hy werd algemeen gelaakt, dat hy met Prins Karei niet handgemeen was geworden. Evenwel was hy onfchuldig: want wy weeten, met zekerheid, dat zyn Hof hein bepaalden last had gegeven om niets te waagen. De Heer van Maillebois gehoorzaamde derhalven ; en dewyl het hem onmogelyk was Praag te naderen zonder zich in een algemeen gevecht te wikkelen , trok hy te rug, en begaf zich nader by Egra. Deeze afwending , hoewel onvolkomen , had, evenwel , voordeelige uitwerkfels voor de in Praag opge- I. deel* R ftjs 174V1 W>rdt doof al te bep 'alden i'ast v.thinderdi  Krygsbcdiyven in Italië. 25S GESCHIEDENIS floten troepen. De Maarfchalken van Belle-Isle en van Broglio, van het Oostenrykfche Leger ontflagen , zonden groote hoopen volks uit, om voorraad byeen te zamelen , en voorzagen de ftad van leevensmiddelen. De Heer van Maillebois, nu onnut geworden in Bohemen, alwaar hy bykans geheel geene vastigheid had , trok over Regensburg en Straubingen, en vereenigde zich met den Maarfchalk van Seckendorff, welke het bevel voerde over de Keizerlyke krygsmagt in Beieren. Indien het Leger van Maillebois dat van Prhrfe Karei van Lotharingen langer in Bohemen had kunnen houden, zoude de Heer van Seckendorff Pasfau, Straubingen, en alle lieden, welke het nog met de Oostenrykfchen hielden, hebben kunnen heroveren. De Heer van Maillebois poogde vruchteloos zich van Braunau meester te maaken. De Prins van Lotharingen was hem in Beieren gevolgd, en dewyl het jaargetyde reeds ver gevorderd , en de beide Legers door vermoeienisfen afgemat waren, betrokken beide hunne winterkwartieren. De zaaken van het Huis van Oostenryk waren in Italië op een vry onzekeren voet. De Spanjaarden waren, onder bevel des Heeren van Montemar, tot in het gebied van Ferrara doorgedrongen. De Maarfchalk van Traun noodzaakte hen een weinig te rug te wyken. De Koningin van Spanje, welke niet wilde dat haare Generaals flaauwhartig wierden, zond den Heer van Gages na Italië om Montemar af te losfen. Het  vak MYNEN T Y D; 259 Het jaar 1742 mogt wel het jaar der afwendingen genoemd worden. De inval des Heeren van Khevenhuller in Beieren, die des Konings in Moravien , het Leger, dat de Engelfchen in Vlaanderen verzamelden, de tocht des Heeren van Mailiebois na Bohemen, de Vloot van den Admiraal Matthews, welke dreigde Napels te bombardeeren om den Koning tot de onzydigheid te hoodzaaken, dc doortocht van Don Philippus door Savoien, om den Koning van Sardinië te beweegen , dat hy zyne troepen te rug trok uit het Oostenrykfche Leger by Panaro; geene van deeze afwendingen beantwoordde volkomen aan het oogmerk 't geen de ontwerpers 'er zich mede voorgefteld hadden. Na den aftocht des Heeren van Maillebois werd Praag op nieuw benaauwd door eenen hoop ligte troepen , beftaande uit Croaaten en Hongaaren, welken het inflöoten. Terwyl dit alles gebeurde in het zuidelyke gedeelte van Europa , werd de .Regeering der nieuwe Keizerinrte te Petersburg bevestigd. De Staatsdienaars deezer Vordinne waren fnedig genoeg, om, en den Franfchen Gezant en den Heer van Lowenhaupt, welke het bevel voerde over de Zweedfche krygsmacht in Finland , door hunne onderhandelingen in flaap te wiegen. De Rusfen maakten van deezen tyd behendiglyk gebruik önï hun Leger te verderken. Zo ras de Heer van Lascy, welke aan het hoofd der Rusfifche ben; den was, zich derk genoeg zag, rukte hy voorwaards. Hy had niet anders te doen dan zich R 2 Jléchts McnigvuTdl» ge afwen» dingen, waarvan geene volkomen gelukt. o Krygsbe; diyver, iij Finland.  a6o GESCHIEDENIS Het Zweedfche Leger Wordt j/enoo iz.iakt de wanens neder te leggen. flechts te veitoonen; de Zweeden weeken overal: de naam van Rusfen, welken zy, ten tyde van den Veldflag by Nerva , niet dan met verachtinge uittpraken , was voor hun een fchrikbaarend voorwerp geworden : posten zelfs , welke niet konden aangetast worden, waren niet meer plaatzen van veiligheid in hunne oogen. Na dus van post tot post gevloden te zyn , zagen zy by Friedrichsham zich ingefloten door de Pviisfen , welken hun den eenigen aftocht affneeden , die hun nog overig was. Deeze Zweeden hadden eindelyk de zwakheid van de wapens neder te leggen, en tekenden de voorwaarden eener fchandelyke en ontëerende overgaave, welke den roem hunner Natie eene vlek aanwreef: twintigduizend Zweeden lieten zich onder het juk brengen door zevenentwintig duizend Rusfen. Lascy ontwapende de geboren Zweeden , en liet ze na huis gaan, en de Finnen deeden den eed van getrouwheid. Welk een vernederend voorbeeld voor den hoogmoed en de verwaandheid der Volken! Na zich in de hoogte verheven te hebben, verzwakken dus de Kdningryken cn Heerfchappyen , en neigen haastiglyk ten val. Over dit onderwerp mag men wel zeggen : Tdelheid der ydelheden , het is alles ydelheid! De flaatkundige oorzaak van deeze veranderingen heeft men , waarfchynelyk, te zoeken in de verfchillende regeeringsvormen, welke de Zweeden zyn doorgegaan. Zo lang zy eene Alleenheerfching hadden , was de krygsmansftand in eere , nuttig ter verdediginge van den  van MYNEN TYD. 261 den Staat , en konde nooit voor denzelven geducht worden. In een Gemeenebest heeft het tegendeel plaats : de regeering van hetzelve moet in haaren aart vreedzaam zyn , de krygsftand moet 'er vernederd worden: men heeft 'er alles te vreezen van Veldoverften , welken het krygsvolk aan zich kunnen verbinden ; van hunnen kant kan eene omwenteling ontftaan. In Gemeenebesten keert de Eerzucht zich tot kuiperyen en listen, om in aanzien te geraaken; de omkoopingen maaken ze ongevoelig verachtelyk, en het waare punt van eere gaat 'er verloren , dewyl men 'er zyn fortuin kan maaken langs wegen , welke in den verzoeker geheel geene verdienden vorderen (*). Behalven dit, wordt het Geheim in een Gemeenebest nooit wel bewaard ; de vyand is te vooren verwittigd van alle oogmerken , en kan ze voorkomen. Maar de Franfchen deeden ten onrechten tyde den geest van veroveringe ontwaaken , welke uit de gemoederen der Zweeden nog niet te eenemaal was uitgerooid , om ze in twist te brengen met de Rusfen , terwyl de Zweeden gebrek hadden aan geld, (*) Zyne Majefteit zal, evenwel, niet gedacht hebben, dat, onder eenhoofdige Regeeringen , waare verdienden de eenige wech tot aanzien zyn. In waarheid, wanneer men dit ftuk eens naauivkeuriglylc, onderzocht, zoude mogelyk het befluit gantsch niet voordeelig voor de Alleenheerfchers uitkomen. Maar het is een Koning, die dit fchryft. Vert. R 3 1742.  aÖ2 GESCHIEDENIS De Zwee- , den bieden , te vergeet' deri GrootVorst van It 11 -1and de Opvolging hum er Kroon aan. Pe Bisfchop van Enfin tot «hroonsop volger Vei koren. geld , aan geoefende krygsknechten , cn vooral aan goede Veldoverften. De meerderheid , welke de Rusfen toen hadden , deed de Zweeden befluiten eenige Leden van den Raad na Petersburg te zenden , om de opvolging hunner Kroon aan te bieden aan den Groot-Vorst , Prins van Holftein , cn Zusters Zoon der Kcizerinne. Niets was meer vernederende voor deeze Natie , dan de weigering van den Groot-Vorst , welke deeze Kroon beneden zich rekende. De Markgraaf van Botta , diestyds Oostenryksch Gezant te Petersburg , zeide den Groot-Vorst, terwyl hy denzelven begroette : „ Ik wenschte , dat het der Koninginne „ myne Meesteresfe zo gemaklyk ware haare Ry„ ken te behouden , als het Uwer Keizerlyke ,, Hoogheid is eene Kroon te Weigeren*. Op deeze weigering van. den Groot-Vorst, wilden de Geestelyken en de Boerenftand, welken ftem hebben op den Ryksdag, dat men tot Opvolger van hunnen Koning zoude verkiezen den Kroonprins van Denemarken. De Leden van den Raad , welke, der Franfche partye toegedaan waren, gaven hunne ftemmen aan den Hertoge van Tweebruggen. Maar de Keizerin verklaarde zich voor den Bisfchop van Eutin, des Groot-Vorften Oom, en haar wil had de. overhand boven den invloed der andere partyen. De verkiezing van deezen Vorst gefchiedde* niet voor het jaar 1743; zo zeer hielden dc onderfcheiden aanhangen , welke te Stokholm.'gemaakt waren, de befluiten van den Ryksdag opge'fchort. ■ Zc=  van MYNEN T Y D. 263 Zedert den vrede van Breslau was 'er geen einde aan de onderhandelingen. Het oogmerk der Engelfchen was den Koning mede te flecpen in den oorlog, welken zy gingen onderneemen ; de Franfchen wilden hem inwikkelen in maatregels, die onbeftaanbaar waren met de onzydigheid, tot welke hy zich had verbonden ; de Keizer verzocht om zyne bemiddeling: maar de Vorst bleef onbeweegelyk. Hoe langer de oorlog duurde , dies te meer moest het Huis van Oostenryk zyne middelen uitputten; en hoe langer Pruisfen in rust bleef, dies te grootere krachten verzamelde het. De ongemakkelykfte zaak was in dit tydsgewricht, de balans zodanig te houden tusfchen de oorlogende Mogendheden , dat de éene niet te groote meerderheid kreeg boven de andere. Men moest beletten , dat de Keizer ontthroond en de Franfchen uit Duitschland verdreven wierden. Schoon het gebruik van daadelyke middelen daartoe den Pruisfifchen door den Vrede van Breslau ontzegd ware, zy konden nogthans door heimelyke listen tot hetzelfde oogmerk geraaken als door de wapenen: de gelegenheid daartoe bood zich kort hierop aan. De Koning van Engeland had zich voorgcfteld zyn krygsvolk uitViaanderen der Koninginne van Hongaryen ter hulpe te zenden : en die hulp zoude dc zaaken van den Keizer en van Frankryk, zonder middel van herftelHnge, bedorven hebben. Een zo dringend gevaar bragt den Koning in de noodzaaklykheid van de fterkfte vertoogen te doen : hy ging zelfs zo R 4 ver- 1742- Onderhandelingenniet Engeland , Frankryk, den Keizer, enz.  2Ó4 GESCHIEDENIS verre , dat hy den Koning van Engeland dreigde, in deszelfs Keurvoritendom te vallen , indien hy het waagde vreemde troepen over den Rhyn te brengen , om ze in het Keizerryk te doen trekken zonder toeftemminge van het Lichaam des Duitfchen Ryks (?). Door zachtere inboezemingen lieten de Hollanders zich overhaaleu, om hunne benden toen niet te voegen by die der Bond-, genooten van de Koninginne van Hongaryen, en de Franfchen.,. tyd hebbende om adem te fcheppen , ftelden orde op, hunne Verdediging. De Pruisfifchen flaagden niet even gelukkig in een ontwerp het geen zy gefmeed hadden ter handhaavinge van den Keizer. De bedoeling van dit ont- (*) Wy zullen , in het vervolg , den Schryver rneermaalen hooren klaagen over den haat, met welken de Koningin van Hongaryen tegen hem was ingenomen. Maar hoe veel aanleiding had hy daartoe gegeven. Om van zynen eerften inval en eisch op Silefien niet te fpreeken: waren de Franfchen zo wel geene Vreemdelingen in het Dtiitfche Ryk als de Engelfchen? Eu hoe is het beftaanbaar met de oprechtheid eenen Vrede aan te gaan met eenige Mogendheid , en ondertusfehen derzelver vyanden heimelyk aan te hitzeit, derzelver vrienden vrees aan te jaagen , met oogmerk om haar allengskens meer te verzwakken, terwyl men zelve zich verflerkt met het geei: men haar gedwongen heeft af te ftaan ? Veel meer 2011de men hier nog kunnen zeggen.; maar zyne Majefteit Ijeefc in zyn Voorbericht genoeg getoond, dat hy de regels der gemeene Zedek;;nde, voor Voriten, niet verhindendï hield. Verte  van MYNEN TYD. 265 ontwerp was de troepen van deezen Vorst in Beieren te onderfteunen. De Franfchen hadden twee redenen om daartoe mede te werken : de eerde, dat zy, door het verhaten van Beieren, genoodzaakt moesten worden weder over den Rhyn te trekken , en op de befcherming hunner eigene haarddeden bedacht te zyn: de andere , d?,t, daar zy eenen Keizer gemaakt hadden, het fehande voor hun moest weezen denzelven te verhaten, en, om zo te fpreeken , aan de genade zyner vyanden over te geeven. Maar hunne Veldoverden hadden moed en beleid verloren, en de fchrik, derker dan de reden, had hen in de magt. Om de plaats van hunne troepen eeni-, germaate tc vervullen , had men voorgenomen eene Verbhidtenis. der Rykskreitzen werkdellig te maaken, welke een onzydig Leger op de been zoude brengen. Onder dit voorwendfel had de Koning zyn krygsvolk daar kunnen by voegen; en dit Leger zoude Beieren gedekt hebben. Deeze zaak mislukte door de flaaffche vreeze, welke de Ryksvorden hadden voor het Huis van Oostenryk. De Koningin van Flongaryen dreigde , de Vorden beefden, en de Ryksdag wilde niets beduiten. Indien Frankryk, door eenige ter rechter tyd uitgedeelde fommen gelds , dit ontwerp onderfchraagd had, zoude het gelukt hebben: de allerflechtde fpaarzaamheid in eenen Vorst is , dat hy zyn geld niet weet uit te geeven , wanneer het de gelegenheid vordert. R 5 Dus  s.66 GESCHIEDENIS Onderfcheideninzichten \an Frankryk , Engeland , Oostenryk , en van Pruisfen. Dus eindigde het jaar 1742, welks verfcheidene gebeurtenisfen dienden tot voorfpel van eenen oorlog, die met grootere verbitteringe en hardnekkigheid gevoerd werd. De Franfchen waren dc éénigen, die den Vrede verlangden. De Koning van Engeland , al te zeer ingenomen met het denkbeeld van de zwakheid der Franfche Regeeringe , geloofde , dat één Veldtocht genoegzaam ware om ze te vernederen : de Koningin van Hongaryen bedekte haare Staatzucht met den mantel eener wettige zelfsverdediginge. Wy zullen in het vervolg zien, hoe zy van eene oorlogende Mogendheid de Medehelpfter wierd van ■haare Bondgenooten. Pruisfen trachtte, met den Vrede, welken het genoot, zyn voordeel te doen tot herftelling van zyne geldmiddelen. Het geen men achter de hand had , was reeds gebruikt : men moest met arbeidzaamheid nieuwe verzamelen, het geen tot nog toe in den ontvangst der belastingen in Silefien gebrekkig was geweest, volmaaken, (dat de haast, waarin men was , belet had te doen) en den Engelfchen de fchulden der Oostenrykfchen betaalen. Men ondernam te gelykertyd vyf vestingen op nieuw te verfterken, Glogau , Brieg , Neisfe , Glatz en Cofel. Men maakte by het krygsvolk eene vermeerdering van achttienduizend man. Tot dit alles werd geld en groote fpaarzaamheid vereischt, om de uitvoering te verhaasten. De bewaaring van Silefien werd toevertrouwd  van MYNEN TYD. 267 trouwd aan vyfendertigduizend man , welken tot werktuigen van "deeze veroveringen gediend hadden. Dus , verre van gebruik te maaken van deeze gerustheid om tot verwyfdheid te vervallen , werd de Vrede voor de Pruisfifche krygsmacht eene oefenfchool tot den oorlog. In de vestingen werden voorraadhuizen aangelegd ; de Ruitery verkreeg gezwindheid en kundigheid, en alle deelen van het krygsweezen werkten te zamen , met gelyken yver, tot bevestiging dier krygstucht, welke e&rtyds de Romeinen tot overwinnaars maakte van alle andere Volkeren. 1742.   INHOUD DER HOOFDSTUKKEN VAN HET EERSTE DEEL. L HOOFDSTUK. Inleiding. Staat van Pruisfen by den dood van frederik willem. CharaEters der Vorften van Europa, van derzelver Staatsdienaaren en Veldoverften. Denkbeeld\van derzelver magt, middelen, en invloed op de zaaken van Europa. Staat der Weetenfchappen en fraaie Kunften. Wat aanleiding gaf tot den oorlog tegen het Huis van Oostenryk. . . Bl. i II. HOOFDSTUK. Redenen om der Koninginne van Hongaryen den oorlog aan te doen, na den dood van Keizer Karei den VI, Winter-Veldtocht in Silefien. 95 III. HOOFDSTUK. Veldtocht van 1741. Vredesonderhandelingen. Huldiging van Breslau. Terugkomst te Berlyn. 125 IV.  INHOUD IV. HOOFDSTUK. Staatkundige redenen van den jtiljland van wapenen. Oorlog der Franfchen en der Beierjcheit in Bohemen. Spanje verklaart zich tegen Oostenryk. Ryksdag. Omwenteling in Rusland. Verfcheidene onderhandelingen. . Bl. 173 V. HOOFDSTUK. Inval der Oostenrykers in Beieren, Vertrek des Konings. Wat 'er te Dresden , Praag en Olmutz gebeurde. Onderhandeling van Fitzner1 Krygstocht in Moravien, Oostenryk en Hongaryen. Onderhandeling van Janini. Brunn ingefloten. De Koning verlaat Moravien , en voegt zieh by zyn Leger in Bohemen by CJirudim. Wat na zyn vertrek in Moravien gebeurde. Verandering van Staats dienaar en te Londen. Vruchtelooze onderhandeling van Chrudim s welke de party doet kiezen om de befiuitlwsheid der Oostenrykers door eenen Veldflag te doen ophouden. . • • ifö VI. HOOFDSTUK. Gebeurtenisfen, welke den Veldflag van Chotufitz voorgaan. Schikking tot den Veldflag. Gevecht van Sahé. De Heer van Belle-Isle komt in het Pruisfifche Leger. Hy vertrekt na Saxen, Breslaufche Vrede: . . 220 VII.  der HOOFDSTUKKEN. VIL HOOFDSTUK. Over den Vrede. Bekendmaaking aan de Bondgenooten. Oorlog in Italien. De Hanoverfchen voegen zich in Vlaanderen by de Engelfchen. Krygsbedryven in Finland. Overgaaf van Fr iedrichsham. De Hertog van Holftein tot dt throonsopvolging in Zweeden geroepen. Maille* bois trekt na Bohemen , en vandaar na Beieren. Onderhandelingen der Franfchen en Engelfchen te Berlyn, en alle andere gebeurtenisfen tot aan het jaar 1743. . Bl. 244