01 1176 2589 UB AMSTFRhaij  De hoop dér Godvruchtigèn op eenën' hoogen en gelukkigen ouderdom voergejield in eene OVER PSALM XCL i5, ter gedachtenis van den WeLEERWAARDIGÈN zeer GELEERDEN HeERE JOH. ARN. VELTGEN, in zyn leeven, HOOGDUITSCHEN LEERAAR DER EÜANGELISCH-LUTIÏERSCHE GE- " MEENTE TE UTRECHT aldaar uitgefproken op den nften van Hooimaand des jaars 1781 DOOR Deszelfs Amptgenoot J. H. FORTMEYER. '■" 1 r ' Te UTRECHT by Hend. Brrn a r o. Struys, Boekverkoper   TER GEDACHTENIS van den PVeleerwdardigen zeer geleerden Lieere JOH. ARN. VELTGENj in zyn éeeven Hoogduïtfchen Leer aar der Buangelisch-Luiker fche Gemeente te Utrecht. *3 m-kéB s***a m K***f8gf$ Myne Chjstelyke ToBHoorderen ! H et heeft den alwyzen Beffierder van het Heelal behaagd, Uwen beminden Leeraar, mynen dierbaaren Amptgenoot, onzen getrouwen Vriend, den weleerwaardigen én zeer geleerden Heer, Johann'es Arnoldus Veltgèn , in eenen hoogen ouderdom uit deze ftcrflykheid' opteèïfchen; en wy zyn thans te famen gekomen, om in het byzonder aan Hem, die u het woord van God gezegd heeft, in' liefde te gedenken', zyn einde aahtezien, en ons onderling optewekkeh om zyn" geloof na te volgen. A Gy  i *®r „ Gy verwacht nu ook van my, dat ik u Hiertoe eenige aanleiding zal geeven; en hoe gaarn ik dien post op fterkere fchoudereri gelegd zag; zo heb ik, verzekerd, dat myn waardige Amptgenoot, hier tegenwoordig zynde , daarin genoegen nam, denzelven , op het verzoek der' Nabeftaanden en uit hoogachtinge voor den Overledenen, gewillig op my genomen. Maar op wat wyze zal ik aan uwe verwachtinge voldoen ? Zal ik ü het gemis van zulk eenen getrouwen en ervarenen leidsman op den weg ten leven met de fterkfte trekken fchildcren; of u de nietigheid, de moeite en den last van het menschlyke lecven onder het oog brengen? Zal ik u de deugd in haare ecnvouwige fchoonhéid, naar het leeven van dien waardigen grys, affchetfen; of door zyn voorbeeld bevestigen, dat de getrouwe verëerder van God de gegrondfte hoop hebbe op eenen hoogen en gelukkigen ouderdom ? — Deze laatste overdenking fchynt my, na ryp overleg van alle omftandigheden, thans de gepastfte te zyn. Want waarom zoude ik u dien flag, dien God zelf u op de zachile wyze wilde doen treffen, dat verlies, waartoe Hy zelf u langzaamerhand voorbereidde, ten fterkften doen gevoelen, en door mistroostig klaagen u in uwe aandacht ftooren ? — En de nietigheid., de moeite, en de last van het menschlyke lecven ! ach ! zouden wy daaraan eerst door den dood van eenen hoog bejaarden grys  w & & 3 grys moetën herinnerd worden ? roepen ons niet da~ gelyks zo veele kinderen, die aan de borst hunner moeder verwelken; zo veelé jongelingen , die in den bloei van hun leeven worden weggerukt; zo veele mannen en vrouwen, die in den vollen wasdom van hetzelve malkanderen van het hart jkfcheurd worden; roepen ons niet duizenden, die dagelyks aan onze rechte-en linke hand vallen, toe» o menfchen ! uw leeven is als gras, als eene bloeme, als rook, als eene fchaduwe; en wanneer het: kostelyk is? is het moeite en arbeid! — Veel liever zoude ik dus den deugdzaamen Christen in alle om-Handigheden van zyn leeven, naar hef voorbeeld van onzen zaligen voorganger, affchetfen, en door alle fieraadên der welfprekenheid, door uwe zinnen, door uw verftohd, door uwe verbeeldingskracht u boeken te beweegen om hetzelve natevolgen; maar ik voele, dat deze last voor myne fchouderen te zwaar ls, en dat ik, die naauwlyks tien maanden het geluk genoot om dit voorbeeld te aanfchouwen, dit Werk niet kan onderneemen; indien ik my van de berichten van anderen (die ten aanzien vanLeeraaren maar al te veel van de zinlykheid der menfchen afhangen, en daarom onzeker zyn) niet kan bedienen, of alleen een denkbeeldig ontwerp mag maaken. — Ik zal derhalven liefst fpreeken van 't geen ik met myne eigene oogen, niet zonder verwonde-A * ring,  ringe en dankbaarheid aan God, zag, dat naamelyk de Godvruchtige niet alleen de gegrondfte hoop op eenen hoogen ouderdom heeft, maar dat hy ook daarin, zelfs onder den druk van zwaare rampen , gelukkig is. Och dat wy ook hierdoor mochten bewogen worden naar de Godzaligheid, zulke heerlyke beloften zo wel voor dit, als het toekomende leeven hebbende, te ftreeven! Laaten wy God bidden, dat Hy hiertoe den voordragt van zyn woord zegene, op deze wyze: enz. TEKST  X M IC $ T PSALM xci. 16. Ik wil hem verzadigen met een lang leeven} en wil hem toonen myn heil. N iettegenstaande de ouderdom met veele gebreken vergezeld gaat; zo is de wensch om oud te worden doch zo algemeen, dat byna elk Iterveling denzelven voedt. Wy begrypen ligtclyk, dat wy geenszins naar eenen hoogen ouderdom haaken, om de bezwaarnisfen te ondervinden, die daarmede' gepaard gaan; want de begeerte om gelukkig te zyn is by ons menfchen zo fterk, dat het onmogelyk is, dat wy de ellende, om haars zelfs wille, zouden begeeren. Wy kunnen dezen; wensch ook niet aan zulk eene onweerftaanbaare drift tot het leeven toefchryven, dat wy liever, alle ellende zouden lyden, dan het leeven derven ; immers de gefchiedenisfen leveren' ons voorbeelden genoeg op van zulke men$hen, welke van het groofle geluk, dat zy op aarA 3 de  6 de kennen, van hunne eere, rykdommen of vermaaken, beroofd, de hand aan zich zeiven Maan, om zich van een leeven te ontdoen, waarin zy meenen, dat geene vreugde voor hun meer te vinden is; en van geheele, hoewel min befchaafde, volken, onder welke de ouden, niet meer in ftaat zynde te veld té trekken of op de jagt te gaan, en dus hun onderhoud ëh hun geliefkoosd vermaak misfende,en aan honger en martelingen hunner vyanden blootgesteld , den dood, als eene weldaad, van de hand hunner lieffte kinderen eisfchen, Wy durven deze begeerte ook niet by allen aan eene heerfchende zondige neiginge toeëigenen, waaraan zyzo verflaafd zyn, dat zy daaraan kunnende voldoen, gaam den drukkenden last des ouderdoms op zich neemen; want dit Zouden wy niet, dan ten koste der waarheid kunnen Maande houden. — Maar de liefde tót een lang leeven, de zucht naar hooge jaaren, önt* fpringt veelmeer uit de voorfïellinge van een langduurig genot van geluk. De ondervinding leert óns, dat het menfchlyke leeven, over het algemeen be« fchouwd, meer aangenaame, dan onaangenaame gewaarwordingen, meer vreugde, dan leed, geniet; Door deze ondervindinge kr3'gt het denkbeeld van het aangenaame des leevens in onze ziele de overhand : Door dit denkbeeld openen wy ons in het toekomende, zelfs in den hoogflen ouderdom meef ver-  7 vcrmaaklyke, dan droevige uitzichten: en dus wen~ fchen wy oud te worden, om lang gelukkig te zyn, en in verwachtinge hiervan ondcrneemen wy den moeielykflen arbeid, begeeven ons in de grootfte gevaaren, lyden de zwaarfte verdrukkingen, dulden de yfelykfte martelingen, en ftellen alle middelen, hoe fmertelyk zy ook mogen zyn, in het werk, om ons leeven te behouden; behalven dat wy het beste, en beproefdftc dikvvyls het meeste venvaarloozen. Hier hebben wy een doorflaand bewys van de verkeerdheid van het menfehlyke hart! wy wenfehen oud te worden en gelukkig te zyn, met een lang leeven verzadigd te worden en Gods heil te zien; wy willen veel doen. en lyden om ons oogmerk te bereiken, wy onderwerpen ons aan de bezwaarendfte voorfchriften van den arts; maar de vreeze van God, die onze dagen vermeerdert, (Spr, io: 25.) ach! hoe weinig wordt dit voortreffclyke middel, om oud en gelukkig te worden, geteld! en hoe zeer gelyken wy naar die dwaazen, die in hunne krankheid den raad van eenen verftandigen geneesmeester verachten , en hunne toevlucht tot zulke middelen neemen, die de onkunde of het bygeloof voorfchryft! Laaten wy, M. C. T. wyzer hande; len ! Is 'er ons in waarheid aangelegen, dat wy oud cn gelukkig worden; laaten wy ons daartoe van het beste middel, van God, den alwyzen Arts en Vader A 4 van.  van ons menfchen, voorgefchreven , bedienen, en Hem vreezen! zo zullen wy onzen wensch vervuld ?jen, immers de gegrondfte redenen daartoe hebben, en laaten wy ons in deze uure daartoe opwekken door de oveirdenkinge van hoope der Godvruchtigen, zo wel, eerstelyk, pp eenen hoogen, als, ten twcden, op eenen gelukkigen ouderdom, die God zelf hun in onzen tekst geeft, en die wy in onzen zaligen Leeraar en Voorganger vervuld zagen! ^^^ANNEERWy den Pfalm, waaruit onze tekstwoorden ontleend zyn , met eenige pplettenheid leezen ; zo zullen wy terfiond zien , dat de Dichter daarin de tedere voorzorge van God voor den deugdzaamen, ten tyde van een fchriklyk woedende pest, befchryft. Maar vraagt men, welke gebeurtenis het bepaald geweest zy, die hem daartoe gelegenheid gaf ; zo moet ik antwoorden, dat dezelve, zo min als de Dichter, door de navorfchingen der geleerdfle uitleggeren, ontdekt, en my dus onbekend is. Veellicht bad hy geene enkele gefchier denis bepaaldelyk in het oog ; maar in Paleilina Woonende , heiwelk aan het eigenlyke vaderland ygn de pest, aan Egipten, grenst, nam hy van deze  ^ ^ 9 deze verfchriklyke plagge alleen aanleiding om de Goddelyke befcherming der Godvruchdgen in de grootste gevaaren, als met levende verwen, aftefchilderen. Dit doet hy op de volgende wyze: hy laat eene perfoon optreeden, welke zich op de befchermende hand van God volkomen verlaat; daarna laat hy die door anderen in dat edel gevoelen fterken; en eindelyk voert hy de Godheid fpreekende in, welke hem de genaderykfte verzekering van zynehulpeen reddingegeeft, en ten laatstenzelfs belooft: ik wil hem verzadigen met een lang leeven, en wil hem toonen myn heil. In deze woorden, die ik ten grondslag' onzer overdenkingen gelegd heb , fpreekt God nog tot zynen deugdzaamen vereerder; tot hem, welke te yooren Os, i. 14. i5.) befchreeven was als zulk pen, welke zich op God verlaat, hem aanhangt, bemint, en aanroept. Dezen belooft Hy langheid van dagen, een lang leeven; en wel op deze waereld; (zonder evenwel, gelyk van zeiven fpreekt, een toekomend leeven uittefluiten,) want m den geheelen Pialm wordt van de reddinge uit zulke gevaaren, waarin de mensch zyn tydelyk lecven verliest , en den dood ontydig inademt, gefproken. Hiervoor, voor eenen vroegen , en ontydigen dood heeft de Godvruchtige zo weinig te vreczen, dat hy yeglmeer in den hoogften ouderdom zal ten grave A 5 gaan ;  ÏO % ^ gaan; want God verzekert, hem met een lang leeven te zullen verzadigen, hem zulk een overvloedig genot van het leeven te zullen geeven, dat hy geenen mangel daaraan zoude befpeuren. — Maar wat zoude het baaten, met een lang leeven verzadigd te worden, wanneer wy daarin ongelukkig zouden zyn ? wy wenfehen immers naar eenen hoogen ouderdom om een langduurig genot van geluk te hebben , gelyk ik reeds te vooren heb aangemerkt. .Overeenkomstig hiermede belooft God den God-, vruchtigen niet alleen een lang, maar ook gelukkig leeven, zeggende, ik wil hem toonen myn heil, of ik zal hein myn geluk, dat is, waare rust en vergenoegen der ziele, met vermaak doen zien, of hem fchenken. ja, God betuigt zelfs, dat Hy den Godvreezenden den hoogften trap van geluk, dien de fterveling kan bereiken , zal laaten beklimmen, wanneer hy verklaart, ik zal hem toonen myn, dat is, het allergrootfte geluk; want wy vinden meermaalen in degewyde bladeren, dat iets aan God in het byzondere wordt toegeëigend om de voortreftcrykheid, fchopnheid en grootte daarvan aanteduiden, gelyk deswegen, by voorbeeld, hooge bergen, in de Heilige Schrift, bergen Gods genoemd worden. — r Gy ziet dus, A. T.! dat deze woorden die waarheid, die wy voorneemens zyn, in deze uure, nader te overweegen, zeer duidelyk leeren. Laaten. wy  1 \ wy dien leidraad volgen, en volgens het eerffe lid van onzen tekst. Eerstelyk, „ de gegronde hoop der Godvruch„ tigen op eenen hoogen Ouderdom" leeren kennen. God belooft in onzen tekst, dat Hy den Godyruchtigen zal verzadigen met een lang leeven, en deze heeft dus eene gegronde hoop op eenen hoogen ouderdom. — Om ons een recht denkbeeld van deze belofte te vormen, en onze hoop niet verder uitteftrekken, dan de rede, de ondervinding en andere verklaaringen van het Godlyke woord toelaaten; moeten wy, vooreerst, bemerken, dat wy niet durven beweeren, dat allen, die God vreezen, altoos en noodzaaklyk daarom een hoogen ouderdom zoude te beurt vallen. Immers het perk van 's menfchen leeven hangt, ontegenzeggclyk, af van het eigene Iigchaams - geitel, 't geen een ieder ter waereld brengt. Is dit gebouw zyns Iigchaams té teer, dan dat het langen tyd zoude kunnen liaan; zyn de inwendige deelen daarvan te zwak, om hetzelve veele jaaren te kunnen draagen; zyn wy reeds' in 's moeders ligchaam met het vergif van ongcnee. felyke krankheden befmet, of hebben wy hetzelve aan haare borst ingezogen : wy kunnen niet verwachten ,. dat wy één oogenblik langer zullen leeven , dan deze eigene gefleidheid van ons ligchaam toer-  13 toelaat, dewyl het voor ons onmogelyk is ons zeiven een ander ligchaam te geeven, dan wy ter waereld gebracht hebben. De mensch is als eene bloeme, hy gaat op en valt af (Hiob 14: 2.) en gelyk geene konst van menfchen vermag haare natuur te veranderen, haaren bloei boven dezelve te doen voortduuren, of afvallende in haaren yoorigen luister te herftellen; zo is er ook geen middel voorhanden , waardoor wy ons leeven, boven het natuurlyke perk daarvan, zouden kunnen uitrekken. En, dewyl wy met geenen fchyn van reden kunnen beweeren, dar allen, die God vreezen, zulk een gezond en fterk ligchaam gegeeven is, dat hetzelve zeer hooge jaaren kan bereiken, en de Godvrucht onze ligchaamlyke gefleldheid niet verandert; zo zouden wy ons dikwyls te leur gefield zien, indien wy verwachtten, dat alle Godvruchtïgen ten allen tyden noodzaaklyk het hoogde toppunt van het menfchlyke leven zouden moeten beklimmen. De Heilige Schrift ftemt hiermede ook volkomen in, als welke uitdrukkelyk leert, dat het perk van 's menfchen leeven, in dien zin, als ik even aanwees, door God is vastgefteld. Myn gebeente , zegt de dichter (Ps. 139: 15. 16.) was u niet, verholen, doe ik in 't verborgen gemaakt wierd\ doe ik geteeld wierd onder de aarde. Uwe oogen zagen my j dos ik nog onbereid was; en waren alle daim  'Qr ^ 1&r ft gut tri uw boek gefchreven enz. In het boek Hion (Kap. 14: 2. 5.) zegt deze niet alleen, dat de mensch opgaat en afvalt , ais eene bloeme ; maar ook: hy heeft zynen beftemden tyd; het getal zyner maanden flaat by u;gy hebt hem een perk geznt, dat zal hy niet overgaan. En de Zaligmaaker zelf vraagt: wie is er onder u, die zyner (levens} lengte eene élle toezetten kan, of hy daar alfchoon (angstvallig) om zorgt ? (Matth. 6. 27.) Iic kan van deze betrachtinge niet aftoppen, zonder u te herinneren, dat dezelve eenen gewigtigen invloed op onze gerustftelling heeft. Wy zien onze beste vrienden dikwyls in den bloei des leevens weggerukt; fchoon wy niet anders kunnen zeggen, dan dat zy trachtten het ongoddelyke wezen en de waereldfche lusten teverloc■henen,en tuchtig, rechtvaardig en Godzalig in deze waereld te leeven. (Tit. 2: 12.) Wy befpeuren, dat wy, fchoon naarstig tot goede werken , eenen vroegtydigen dood altoos niet kunnen ontloopen. Welk eene bange vrees over het toekomend lot onzer boefemvrienden zoude ons hart beklemmen, welke kwellingen zouden den jongeling op het doodbed folteren; indien alle Godvruchtigen noodzaaklyk den hoogften ouderdom moesten bereiken, en wy niet wisten, dat God ons leeven een perk gefield had, dat wy niet kunnen overgaan! Maar dit weetende, dat de natuur, (zoals reeds  reeds een heidcnsch wysgeer (*) bemerkt) öf liever God zelf, gelyk aan alle andere zaaken, alzo ook aan het leeven paaien gefield heeft, waarin verfhmdige heidenen zelfs eenige gerustftelling vonden; zo kunnen wy in dezen loop der natuure, in deze orde van God, die, gelyk Hy zelf, wys en goed zyn moet,des tc eer berusten, welke volkomen verzekerd zyn, dat dit leeven de kindheid der onfterflykheid is, en het einde daarvan * het zy vroeg of laat komende , liet begin der zaligheid. — Maar niet minder geWtgtig is het voor ons menfchen, dat wy, met het Goddelyke woord en de ondervinge raadpleegende, Ten iweden^ ook niet durven beweeren, dat alle Godvruchtigen dien trap van jaaren altoos daa-^ dclyk beklimmen , dien zy naar de gefteldheid van hun ligchaam zouden kunnen bereiken; want het getal van zuiken, van welken wy met f eden zouden kunnen verwachten, dat naar deze gefteldheid nog eenen langen tyd op de aarde zouden hebben kunnen leeven; maar welke door noodlottige omihndigheden worden weggerukt, is veel te aanmerkclyk, dan dat wy zouden mogen ftaande houden, dat dit lot alleen den onrechtvaardigen treft, Hoe veele duizenden en millioenen vallen 'er aan onze rechte-en linkehand op den aardbodem door befmettende zicktens, door de pest, en haare zuster, de kinderziekte, die in het duistere fluipen, en haar (*) Cicero. doo»  doodelyk vergif ongemerkt ingcevénV hoe veeien worden 'er door de wateren vcrflonden^ door het weer verpletterd , door de bloedgierige hand van hunnen evenmensen' vermoord, of door andere onvoorziene toevallen van het leeven beroofd ? Zouden wy meenen,• dat dezen boven alle andere menfchen zondaaren zyn; ik zoude zulk eene verfoeielykè meening niet beter kunnen wederleggen, dan met de woorden van onzen Zaligmaaker, wanneer hy zegt: meent gy , dat deze Galïleers , welker bloed Pilatus met hun ofFer gemengd had, voor alle Galïleers zondaaren geweest zyn, om dat zy dat geleden hebben ? ik zeg, neen! — of meent gy, dat die agtien, op welke de toren in Siloah viel: en vexr floegje, zyn fchuldig geweest voor alle menfchen, die te Jerufalem woonen ? ik zeg, neen! (Luc 13: 2—5.) En waarlyk, zo lange wy niet in fiaat zyn (en dit zullen wy nimmer worden) om te bewyzen, dat de Godvrucht ons ajweetend en almagtig maakt, zo dat wy elk gevaar, waarin wy zweeven, kunnen ontwaar worden, en vermyden; zo lange kunnen wy ook niet verwachten, dat allen, welke God vreezen, altoos zo lange zullen leeven, als zy overeenkomstig hun ligchaamlyk geile! zouden kunnen leeven. Deze overdenking, ik meene, dat de beste menfchen, onze deugdzaamfle vrienden in het ongeluk mede  i6 ^ ^? "fr tnede omkomen, en dar hunne Godvracht hun tégen de vernielende magt van krankhèden en tegen eenen vroegen dood niet befchermt, verre daarvandaan, dat zy ons troostloos zoude maakén, én ons, hy het verlies eener waardige vrouwe én teer geliefde kihdèrèn", gelyk eenen der deugdzaamfte heidenen , (*) onze ftcm doen verheffen om de Godheid aanteklaagën', of de Voorzienigheid te betwisten; deze overdenking , zeg ik, kan en moét, onder voórlichtinge der gezonde rede en dér openbaaringé, ons, Wanneer óns zulke rampen treffen, óp dè krachtdaadigfte wyze opbeuren en vertroosten. Overweegt maar eens, welke verfchrikkelyke verwoestingen deze toevallen onder het menschdom maaken; en hoe desniettegenflaande hetzelve niet alleen niet vernietigd; rnaar ook' eene wyze evenredigheid onder de menfchen altoos befpeufd wordt f Zouden Wy dan wel eene Voorzienigheid, die over de menfchen waakt, durven in twyffel trekken? maar kunnen wy dit niet, Zo niogen wy ook geenszins twyffelen, dat Zy wyze redenen hebbe, waarom zy dusdanig en niet anders handele. Het zy verre Van' ons, dat wy, eindige fchepfelen, het zouden durven waagen, om alle redenen der handelwyze van den Oneindigen te willen nafpeuren; maar, door Hem zeiven geleerd, weeten wy, dat het zyn'wil is, dat het eene geflacht vergaat en het andere komt (PredI (*) Quintilianus. i'  t? it 4.) öp dat het geluk geboren te worden en geleefd te hebben veelcn ten deele worde! Door Hem geleerd, weeten wy, dat de rechtvaardige omkomt, op dat wy het ter harte zouden neemen, en daaruit lèefcn, dat wy niet voor deze waereld leeveh! Door Hem geleerd, weeten wy i dat de rechtvaardigen worden weggiraapt voor het ongeluk, en dat die oprecktelyk voor zich gewandeld hebben, tot de vrede komen , en in hunne kameren rusten, (Jes. 57: 1. 2.) dat zy worden weggerukt, op dat de holheid hun verftarid niet verkeere, noch valfche leer hunne ziel bédriege. (Boek der Wysh. 4: 11.) En eindelyk door God zeiven van een toekomend leeven volkomen verzekerd, waartoe dit leeven alleen een Haat van voorbereidinge is; zo kunnen wy 'er b'y voegen: dat die ouderdom eerlyk is, niet die lange leeft, of veele jaaren heeft, maar dat kloekheid onder de menfchen het rechte gryze hair is, en een onbevlekt leeven de rechte ouderdom (Boek der Wysh. 4: 8. 9.) Waarom zouden Wy, christenen, dan klaagen eil treurig zyn gelyk de anderen, die geene hoop hebben f Laaten wy ons veelmeer met deze woorden onder malkanderen troosten, zo dikwyls de Voorzienigheidons op deze Wyze bedroeft! O.Thess. 4:13. Maar laaten wy ons évenwél niet verbeelden, da. Gods beloften iedel zyn, en dat de Godvruchci2*n geene gegrondere hoop op eenen hoogen ouder•B dom  i8 i& ^fr ifr dom hebben, dan zy, die God vergeeten; wantdari zouden wy ook zo wel de ondervinding als het godlyke woord moeten vergeeten. Beiden leeren ons ,* onwederfpreekelyk, dat de Godvrachtigcn, uit hoofde van hunne Godvrucht, de gegrondfte verwachting hebben, om huri natuurlyk levensperk ten einde te loopen, en meestal eenen hoogen ouderdom te bereiken. Uit het even gezegde is blykbaar, dat God fomtyds wyze redenen heeft, waarom Hy zyne getrouwe'verëerderen dikwyls vroegtydig uit deze fterflykhcid wegrukt ; dan, wanneer deze redenen niet voor handen zyn; zo zal de Godvrcezende niet alleen, het beste, dezen loopbaan gelukkig voleindigen; maar ook, dewyl de meeste menfchen gefchapen zyn, dat zy eenen langen reeks van jaaren op deze aarde kunnen leeven, in den hoogften ouderdom ten grave gaan. Om dit te bewyzen, beroepe ik my gerust op 't geen elk oplettend befchouwer der menfchen moet toeftaan, dat naamelyk het grootftc deel der ftervelingen door zyn gedrag zyn leeven verkort, en door zyne eigene fchuld zich ontydig den dood in de ar-, men werpt. Ik wil,ter flaavinge hiervan,nietfpreeken van zulken, welke zich zeiyen het leeven ncemen, of welke wegens hunne cuveldaaden, met hét verlies daarvan moeten geftraft worden. 'Er zyn *er, -Gode zy dank! te weinig, dan dat zy ons hier ten be-  ^ ^ '■;' tl bewyze' zouden kunnen ftrekken! Maar hoe veelei s leeven dusdanig, dat men byna zoude moeten zeggen: zy leggen "er zich opzetlyk op toe, om hunne dagen te verkonen, en ellendig te maaken! Getuigen hicjrvan zyn de tyden, waarin Wy leeven; deze tyden, waarin de afwykingen van de eenvouwigere leevenswyze onzer voorouderen fteets verder gaan, en de verbastering van zeden,hoe langer hoe dieper, inkruipt! deze tyden, waarin weelde en overdaad, met kleederpracht, onmaatigheid cn ongeregelde hartstochten hebben ingevoerd, en daardoor haar doodlyk gezag over menfchen van allerleie flaat en jaaren oeffenen, cn een allerakeligft flagveld, door haar met lyken bezaaid, aan ons oog vertoonem Laat hier ervarene artfen optreeden, en voor ons fprecken, hoe veele ongelukkige flachtoffers der mOde-zonden dagelyks in het graf worden gefloept! laat hen ons leeren, hoe vcelen,- door de weelde geheel en al aan het zinnelyke verflaafd, en daardoor voor geen hooger, dan een aardsch geluk vatbaar, by het gemis daarvan, of de begeerte naar hetzelve aan hunne hartstochten, aan hunne droefheid, vreeze, haat, toorn, blydfchap, zodanig den ruimen teugel vieren, dat zy zich in het hoogde gevaar des doods bevinden; ja plotfelyk flerven! hoe deze cn geene kleeder-dracht, byzonder de ontblooting dier deelen, die zelfs heidenen uit eerbaarheid bedekten, B s de  de oorzaak van ongemakken en ziektens zyn, die den dood van moeders en haare nog ongeboorene kinderen verhaasten! hoe onmaatigheid cn onkuischheid de beste krachten van veelen verflinden, dê gezondheid verzwakken, in affchuuwlyke en uitteerende krankheden ftorten, die dikwyls niet anders, dan met eenen jammerlyken dood, eindigen! Laat ook hen voor ons fpreeken, die de oorzaaken der fterflykheid onder de menfchen met een oplettend oog nafpeuren, en ons lecren,hoe in de rykfle en grootfie fteden, waarin weelde en overdaad het meeste gezag voeren , ook de meeste flachtoffers daarvan gevonden worden, die hun leeven niet ter hclfte brengen, of hetzelve min of meer, naar maate zy aan buitenfpoorigheden waren overgegeeven, verkorten! Tegen alle deze gevaaren van eenen vroegen en ontydigen dood, waarin een ongeregeld leeven ons menfchen ftort, is de Godvruchtige beveiligd, ja zyne Godvrucht, eigenaartig gefchikt de jaaren te vermeerderen, geeft hem de gegrondfle hoop, dat hy met de rimpels van den hoogflen ouderdom zal ten graave daalen, gelyk men de rype koornhoop in de fchuure inbrengt. (Hiob 5: 26.) Ten bewyze hiervan moeten wy, eerfielyk, aanmerken, dat de Godvruchtigen hunne hartstochten in zulk eene geregelde orde houden, dat zy hunne gezondheid bewaar  si waaren en verfïerken, en dus een lang leeven bevorderen. Het is waar: de hartstochten maaken, door haare wanorde verfchriklyke verwoestingen onder de menfchen, gelyk hevige ftormwinden, die de flerkfte fchepen in den afgrond der zee Horten, of aan de klippen verpletteren, vernielen zy niet zelden de gezondheid en het leeven der menfchen; waarom zelfs vroome Zcdenleeraaren dezelve voor zondig verklaard en geraaden hebben, haar geheel uitterooien. Dan deze verklaaring fchynt ongegrond, en die raad zelfs gevaarlyk te zyn; want de Heilige Schrift fchryft doch uitdrukkelyk hartstochten aan den Zaligmaaker, ja zelfs aan God, (hoewel oneigenlyk) toe; en de ondervinding leert ons, dat zy de langzaami gaande rede in beweeging brengen, en haar aanfpoort, om, wanneer het vereischt wordt, fchielyk befluiten te neemen en ter uitvoer te brengen, en dat zy dus voor het algemeene en byzondere welzyn der menfchen allernuttigfr zyn. Ja, des kundigen verzekeren uitdrukkelyk, dat zy, binnen de paaien door Rede en Godsdienst gefield, blyvende, zulk eenen heilzaamen invloed op den omloop des bloeds, en andere noodzaaklyke werkingen van het ligchaam hebben, datzy voor de. gezondheid en het leeven der menfchen voordeelig zyn. Binnen deze paaien houden de Godvruchtigen hunne hartstochten: zy vestigen hun verjangen, hunne B 3 Hef-  s? ^ <®r ^ Jiefde, hunne hoop, hunne blydfchap en dankbaarheid voornaametyk op God, op de eeuwigheid en op een deugdentyk geloof; zy voeden geencn afkeer, geenen haat of toorn, 'geenq vreeze noch droefheid, dan wegens de ondeugd, en dus zyn 'er geene rampen op aarde, die hen van die kalmte der ziele, die zo nuttig voor hunne gezondheid en leeven is, geheel berooveh; noch goederen, die hen zo uitgelaaten kunnen maaken, dat zy deswegen voor hunne gezondheid en leeven nadeelig wierden. En hoe verder zy het in de deugdsbetrachtinge brengen, hoe meer hunne hartstochten gelyk zyn den gunstigen winden, die het fchip hunnes leevens in behoudene haven brengen. Ik kan my hieromtrent op het getuigenis van eenen der grootfte artfen, (*) in veelerleie opzichte voor ons leerryk, beroepen. Deze, gewoon zynde zulk een werkzaam leeven te1 leiden, dat zyne vrienden meermaalen hunne verwondering daarover moesten betuigen, fchreef dc lust en vlugheid daartoe aan zynen dagelykfehen omgang met God in gebeden en overdenkingen' van den Godlyken wil, in de Heiige Schrift geopenbaard, toe. Eén uur, dusdanig in den- vroegen morgen aan God toegewyd, fterkte hem ja het bewuitzyn zyner verplichtinge, om zyne (*) ece! paave.  Ifr ifr «3 ne groote talcfiten met alle getrouwheid ten algemeencn nutte te bclïeedcn, en hieldt zyne edele ziel in zulk een rechtmaarig vertrouwen op God, dar zyne gezondheid, door geene woedende hartstochten verf oord, hem in Maat Helde, zynen zwaaren arbeid gelukkig te volvoeren. Dezen omgang met God prees hy ook anderen, als de beste regel, die hy kbnde geeven, a.n, en verklaarde, dat „ niets meer „ tot de gezondheid des ligchaams diene, dan de „ rust des gemoeds, en dat hy niets wist, dat hem „ en zyne evenmenfehen onder de mëenigvüldige „ bezwaaren van het leeven konde ftaande houden, „ dan een wel gegrond, en met de leere van het „ Christendom overeeniuemmend vertrouwen op het „ hoogfte Weezen." Welke hoogachting voor den godsdienst van Jezus, die zulk een welgegrond vertrouwen op God in ons werkt, moet de verzekering van zulk eenen man ons inboezemen! Hoe voortreffelyk is dit voorbeeld, om ons op eene heilzaame wyze te befchaamen, zo dikwyls als wy ons, ik wil niet zeggen, door niets waardige beuzelingen, maar door den zwaarilen arbeid, van den omgang met God laaten aftrekken! Maar ook hoe gewigtig is dit getuigenis, ter ftaavinge dier waarheid, dat de Godvrachtigen de gegrondfte hoop hebben, om met een lang leeven te zullen verzadigd worden! In deze hoope worden de Godvruchtigen nog B 4 meer  54 yfr & mees gefterkt, doordien zy, ten tweden, alle godlyke geboden ten allen tyde zoeken te houden, en dus ook die ondeugden vermyden, die het menschlyke leeven ondermynen, en die deugden oeffeïieri, die hetzelve onderhouden. Wy hebben te vooren reeds gehoord, dat veele menfchen hunnen leeftyd door de ondeugd verkorten; dat byzonder pnmaatigheid en onkuischheid, als vergif in de aderen woelen, en dat, hoe ruimer teugel men daaraan viert, hoe eer men den draad des leevens aflhydt; maar het is niet minder zeker, dat de gehoorzaame beoeffening der godlyke wetten, byzonder de maatigheid, kuischheid, arbeidzaamheid, een balfem des leevens is, die ons voor gevaariyke krankheden en toevallen bewaart, en het licht onzes leevens brandende houdt. De Godvruchtigen volgen alle deeze Wetten van God pp; want God vreezen en zyne geboden hpuden wordt, gelyk het de aart der zaake medebrengt, door de Heilige Schrift zelve voor een en het zelfde verklaard. (PRED. 12: 13.) De Godvruchtige leidt een werkzaam leeven, en is vlytig in zyn beroep ; eene zaak van zo veel belang voor den weldand der menfchen, dat zelfs heidenfche Overhe en aan fommige plgatfen, jaarlyks» onderzoek naar den vjyt hunner burgeren deeden; en niet zonder reden; -vu.t arbeid'aamheid derkt en onderhoudt de gezondheid C(* mtnithen,zo wel door de beweegin-  & itr 25 ge des ligchaams, als door de opbeuringe des gemoeds : De Godvruchtige is raaatig, hy verkiest niet alleen zulke fpyze en drank, die hy door eigene ondervindinge en den raad van anderen geleerd, als een gezond voedzel voor het ligchaam kent; maar hy geniet het ook in die maate, dat het door overdaad geen vergif worde, maar een gezond voedzel voor hem blyve, en dusdaanig neemt hy het ligchaam waar, dat het eenen langen tyd der ziele tot een bekwaam werktuig verflrekke, om God en de waereld, ik meenc, den Evenmensen te dienen: De Godvruchtige leeft kuisch; hy bevreedigt de drift, ter voortplantinge van het mcnfchlyke geflacht in ons gelegd, als een redelyk mensch nooit anders, dan tot dit groote doeleinde van den Schepper, en fielt dus zyn leeven en zyne gezondheid tegen de fchrikbaarende verwoestingen eener ongeregelde drift in vyligheid: De Godvreezcnde doch ik kan deze betrach¬ tingen thans niet breeder uitnaaien, en ik behoeve zulks ook niet; dewyl het gezegde ons genoegzaam kan overtuigen, hoe wel gegrond de hoop der Godvreezenden op eenen hoogen ouderdom zy. En zoude 'er eenige twyffcling hieromtrent by ons over blyven; de Godlyke Openbaaring zal ze geheel en al wegneemen. Deze leert ons overal en ten duidelykllcn, dat Gods Voorzienigheid over alles, en B 5 by-  ftQ" byzonder over zyne getrouwe vcrëerderen wcalx Onze Tekst-Pfalm verklaart onder anderen, dat God de ganfche natuur tot eenen befchcrm-cngel van den deugdzaamen maakt; en dus kunnen wy vast verzekerd zyn, dat God zyne belofte, in onzen tekst gedaan , zal vervullen, wanneer het met ons waare best overëenftemt, en dat wy met een lang leeven zullen verzadigd worden. Maar, indien het waar. is, 't geen ik vooraf reeds gezegd heb, dat wy naamelyk wenfchen deswegen met een lang feeven verzaadigd te wprden, op dat wy in een langduurig genot van geluk daarin blyven; indien het waar is, dat een lang leeven, beroofd van alle genoegens, geen voorrecht, geen gunstbewys van het Opperwezen zoude zyn, maar een last, waarvan men wenscht, hoe eer, hoe liever, bevryd te worden; indien het-waar is, dat God zelf de drift naar leeven, of het geen hetzelve is, naar geluk in ons gelegd heeft: wy kunnen geen oogenblik rwyffelen, of Hy, welke geen genoegen fchept, noch kan fcheppen, in de kwaal der fchepfelen, welke deze drift dus ook in ons niet kan gelegd hebben, om' ons te martelen,zal ook zulke middelen beraamd hebben, waardoor wy dezelve kunnen bevreedigen, waardoor wy oud en tevens gelukkig kunnen worden. Wy behoeven niet lange naar deze middelen de  •$r §? te zoeken; onze tekst, die ons leerde, hoe wy op de beste wyze een lang leeven kunnen genieten, geeft ons ook het beste en beproefdfte middel aan de hand, om hetzelve allergelukkigst te maaken. Laaten wy, oir ons hiervan te overtuigen, naar aanleiding van het twede lid van dcnzelven, Ten twkpen, nog „de hoop der Godvruchri„ gen op eenen gelukkigen ouderdom," overdenken! God belooft in den tekst, dat Hy zyneii getrouwen vereerder zyn heil zal toonen: de Godvreezende heeft dus ook de gegrondfle verwachting van eenen hoogst gelukkigen ouderdom; eene verwachting, die op de toezegginge van den Almagtigen fleunt, en die door de ondervindingc der Godvruchtigen bevestigd wordt! Om ons hiervan te overtuigen, zal het wederom allemoodzaaklykst zyn, dat wy vooraf, overeenkomen, wat wy geluk noemen; want ik iïaa gaarne toe, dat de ondervinding ons rechtftreeks zoude tegen zyn, indien dat geluk was, wat yeele menfchen geluk noemen, waarnaar zy als naar het hoogfle goéd zoeken, en waaraan zy niet zelden het waare geluk geheel en al opofferen. Zullen wy dan die geenen gelukkig noemen, Welke alle hunne hegcertens kunnen fee* vrecdigen ? of hen, welke in lediggang hunne dagen kunnen flyten? of zulken, welke 'zich in den grootften overvloed van alle aardfehc goederen be- vin-  Vinden? Ik geloove gaarne, dat dit de weg is, waarr op duizenden hunne gelukzaligheid zoeken; maar pyyffele zeer, of 'er ooit iemand dezelve daarop ge vonden heeft. Overweegt maar eens, hoe de verzadiging van fommige begcertens, van wraakzucht, van wellust, van eergierigheid, ten koste van onze rust gefchiedc, en ons dus ongelukkig maake; hoe de ledigganger op den pynbank van zelfsverveelingc ligge; hoe de geachtfte ftervelingen',in de prachtigfte paleizen, aan de rykflre tafelen, in dg kost^jykfte kleedinge, over dezelve ongemakken en gebreken zuchten en klaagen, die men in de hutten der armen verneemt, en hoe, wanneer de deugd uit beiden gebannen is, onrust, ontevreedenheid, en allerleie ellende daarin heerfehe Laaten wy derhalven beter denken; laaten wy hen gelukkig noemen, welke eene duurzaame rust en vreugde in de ziele genieten, ik wil zeggen, die niet alleen door geene ontrustende en kwellende aandoeningen geplaagd worden; maar ook daadlyk aangenaame en neuglyke gewaarwordingen genieten. Het is onbetwistbaar, dat God de rykfte bronnen van vreugde voor ons hier geopend heeft: Zyne Almagt bragt eenen oncindigen rykdom van fchcpfelcn hervoort, die op yeelerleje wyze aangenaame indrukken kunnen maaken, en fchiep 'smenfchen ligchaam zodanig, dat het door de verfcheidenc zintuigen, ais zo Vee-  # af veele wegen, alle deze indrukken kan ontvangen; Hy gaf aan dit zintuiglyk ligchaam eene redelykï ziel tot eene beheerfcheresfè, en voorzag haar met verfland, waardoor zy waarheid kan kennen, en deze kennis geduurig uitbreiden en vergrooten , en fchonk haar eenen wil, waardoor zy haare neigingen en vergenoegingen naar haare kennis en den wil van God kan inrichten, waaruit dan voor den menschde edelfte vergenoegingen ontfpringen. Maar het is Ook even zeker, dat, door het misbruik van zinlyke vermaaken, van het verfland en den wil, de fmertlykfle aandoeningen,- zo wel in het ligchaam, als in de ziele van den mensch, verwekt worden. Zyn wy nu van dezen vry. en mogen wy gééne genieten; zo zyn wy zo gelukkig, als wy hier'kunnen zyn. Zyn de ouden ook voor deze rust en vreugde der ziele vatbaar; zy kunnen ook in den hoogften ouderdom gelukkig zyn; cn dit*zullen zy zyn, wanneer zy godvruchtig zyn; want dan zal God hun zyn geluk fchcnken. Zy zullen, de vreeze Gods, als hunne hoofdzaak, befchouwd hebbende, Eer/ielyk, eene waare rust der ziele genieten, en voor alle, althans de fmertlykfte ?kwaalen, die den ouderdom vergezellen, bewaard blyven. Laaten wy om ons hiervan te overtuigen, eens de redenen nafpeuren, waarom de ouderdom dikwyls met zo veele bitterheden vergezeld gaat,en waarom onze rype- re  3o ifr & re jaaren zo mèèhigwërf verachtlyk en ellendig zyn I Zyn her. niet de uitfpattingcn der jeugd, die den ouden dag zwak en fmcrtlyk maaken ? Zyn het niet de onnutte verkwistingen, waaraan wy ons in de eerste jaaren van ons leeven hebben fchuldig gemaakt, die ons in onze afneemende dagen in zwaarigheden, in nood en gebrek florten ? Is niet de verwaarloozing van tyd en gelegenheid, om nuttige kundigheden in het begin van onzen loopbaan te verzamelen, do oorzaak, dat wy aan het einde daarvan veracht worden? Is het verzuim van waardige vrienden vroegtydig gezocht te hebben, niet de reden, dat wy hunne vertroosting in den ouderdom dérven ? Is het niet de verwaarloozing van eene goede optjpedinge der kinderen, die veroorzaakt, dat zy een vloek voor onze graauwe hairen zyn ? Is het vergeeten van den Schepper in de jeugd niet de oorzaak, dat wy in den ouderdom niet dan met tfidderen, aan Hem denken. Ach! myne vrienden! wie erkent niet dat de ondeugd hier reeds geftraft wordt: dat de lusten der jeugd, dat lediggang, dat verkwisting, dat achtloosheid omtrent vrienden en kinderen, de meeste bitterheden, fmerten, armoede, verachting, gemelykheid en hartzeer in den ouderdom te wege brengen, er* ons met een voorfmaak der helle beloonen! Wie' ziet niet in, dat de herinnering aan een leeven, dat ons veroordeelt, waarin wy onze beste dagen in beu-* ' • ze-  10r «Op # 31 ■.zeïingen hebben doorgebrngt, en onze beste krachten tot het plcegen van ondeugd hobben verfpild, waarin ongerechtigheid onze bezigheid en ondeugd Ons vermaak was, en hetwelk dus niets overlaat, dat Gode of menfchen aangenaam, en ons zclven nuttig èn heilzaam is; wie ziet, zeg ik, niet in, dat zulk èen leeven den ouderdom zwaar moet drukken, en wel des te zwaarer, daar het wild geruisen van vermaaken nü verflaauwt, de geest tot nadenken genoodzaakt wordt,' de waarheid zich nu gehoor verfchaft, en de ondeugd, haar ftreelend momaangezicht afgelegd hebbende, zich in haare eigene, in eene afzichtlyke gedaante, vertoont! En voegen wy hierby nog, dat de grys, welke achter zich zulk èen onnut en nadeelig leeven ziet, welke zich van een heir van zwarte euveldaaden omgeeven vindt, Ook met het klimmen zyner jaaren hier zyne ellende Ziet wasfen, en boven zich eenen, met abnagt gewapenden, rechtvaardigen God ontdekt; zoude het dan wel mogelyk zyn, dat de godlooze, zo wel door het gevoel van fmerten, als de akeligfle denkbeelden, niet gemarteld wierde, en eenige rust en kalmte in zyn gemoed zoude genieten! — Hoe gelukkig is dan de deugdzaame grys, welke van deze martelingen der ziele niets weet, en eene ongefloorde rust geniet. De Godvruchtige ziet zyn voorig leeven met geene opzetlyke zonden bezoedeld. De ver- maa-  maaken, die by. genoot, door rede en godsdienst geleid, Moorden hem in zyne nuttige bezighedenj zo min, dat dezelve hem daartoe, door de opbeu* ringc" des gemoèds, des te géfchikter maakten! De lusten der jeugd niet gevierd hebbende,- blyft zyn ligchaam zo Merk, dat hetzelve in de herfst van zyn leeven voor de lente daarvan niet behoeft te wyken! Zyne recht aangewende naarstigheid en fpaarzaamheid geeven hem znlk eenen overvloed,' als hy voor den laatflen tyd zynes leevens noodig heeft! Zyn wel beMeede vlyt geeft hem kundigheden, d;e achting en eerbied by anderen verwekken! Zyne godvruchtig opgevoede kinderen zyn een zegen voor zyn grys hoofd! en, van jongs af aan, aan zynen Schepper gedacht hebbende, geeft de hoop op zyne goedkeuïinge aan zyn verwelkend ligchaam nieuwe krachten! en dus blyft hy voor alle die folteringen en fmertenjdie de rust der godloozen verflooren, bewaard. Maar even hierdoor, door zynen godvrachtigen wandel, finaakt hy ook, ten tweden, de aangehaamfte vergenoegingen der' ziele in zynen ouden dag. Wél geregelde zinlyke vermaaken, en byzonder de vreugde, die uit waarheid en deugd ontfpringt, vervullen zyne ziel met de wélvoeglykfte, ihnigfle en duurzaamfte, aangenaame' bevindingen. Laaten wy dit ftuk nog kortlyk overdenken, en ons ook daardoor overtuigen, dat de God-  O? f$r 0 33 Godvreezenden de beste hoop op eenen gelukkigen ouderdom hebben, dat hun daarin in waarheid een Godlyk geluk gefchonken wordt! Wanneer , ik beweere, dat de Godvruchtigen in hunnen ouderdom wegens het genot van wél geregelde zinlyke vermaaken gelukkig zyn; zo wil ik niec zeggen,- dat zy daarvoor even zo vatbaar zyn, of dat zy dezelve in even die maate cn Merkte kunnen genieten, als in vroegere jaaren. Ik weete, dat de Godvruchtige "grys dikwyls reden heeft om met Barsillaï te zeggen:ben tachtig jaaren oud: hoe zoude ik,kennen., wat goed of kwaad is; of J'maakeni wat ik eete of drinke; of hoor en wat de zangers en zangeresfen zingen? (2 Sam. 19: 35.). en dat de fmaak aan zinlyke vergenoegingen met het klimmen der jaaren afneemt. Laaten wy. hierover niet mürmurecren! het is eene wyze en goede befchikking van den vader , des waaren geluks, van God zeiven. Wy hebben hier geene blyvende plaats; wy moeten hier tot de eeuwigheid, en de daarin heerfchende reinMe gelukzaligheid, voorbereid worden; wy moeten eens dezef aarde en alle haare genoegens veriaaten, en dit valt ons des te gemaklyker, doordien zy door den tyd voor ons mm fmaakjyk worden. Hierdoor zyn wy ock des te minder aan het gevaar bloot geMeld, om door zinlyke vermaaken tot zónden weggefleept, en door dezelve ongefchikter tot, ,en on* C vat-  34. ^ ifr ^ vatbaarer voor de hoogëre gelukzaligheid dér eeuwigheid , van verfland en wil, te worden. Maar laaten wy ook niet denken, dat dé grys van het gebruik zyner zintuigen altoos zó beroofd wordt, dat hy niet kan fmaaken, wat hy eet of drinkt, of hooren \ wat de zangers en zangerësfeh zingen. De ondervinding leert ons het tegendeel. Wy zien nog overal menfchen, welke in' hunne klimmende jaaren het vrye gebruik van hun gezicht, van hun gehoor, van hunne fmaak behouden, en dus voor de genoegens van de werken der konst en der natuure, van eene wél gefielde muziek, van aangenaame fpyze en drank vatbaar zyn, -fchoon zy:, even als Bausillaï, dezelven zo hoog niet achten, dat zy zich daarom in' de zo genoemde groote waereld willen begeeveh.—En is 'er een mensch op aarde, welke met reden dit ongefloorde gebruik zyner zinnen, en der genoegens, die dezelve opleveren, in zynen ouderdom kan verwachten; het is de godvruchtige: want het vuur der jeugd heeft zyne ligchaamlyke vermogens niet zodanig verteerd, dat hy in zynen ouderdom niet zoude' kunnen fmaaken, hoe goed en vriendlyk de Heer zy. — Dan hoe weinig genot de Godvruchtige grys ook van dit geluk hebbe; hy is geenszins ongelukkig' te noemen. De zinlyke vergenoegingen zyn voor redelyke fchepzelen de geringfle; 'er is nog eene hoogere gelukzaligheid, die zy kunnen genreten, ik meene  ifr ifr 'ip 35 rneene état Godlyke geluk, dat uit het verfland j uit de kennisfe der waarheid ontfpringt. Wanneer wy een recht gebruik van ons verfland maaken , en zyne vermogens wél aanleggen; zo verkrygen wy daardoor de edelfle kennis van God, van zyne wer* ken, van zjme weldaaden, en van alles, waardoor wy ons geluk en het welzyn onzer natuurgenooten kunnen bevorderen. Deze kennis verwekt by ons ook dé aandoenlykfle en duurzaamfte vreugde; eene vreugde j die niet bloot onze zintuigen aandoet; maar tot In het binnenfle onzer ziele doordringt! eene vreugde, die door den alles vernielenden tyd zeiven niet gefloord wordt; maar ons in den dood/ in de eeuwigheid navolgt! eene vreugde, die ons geen mensch, die de verëenigde magt der waereld ons niet kan rooven; maar altoos in onze magc ftaat; naamelyk de vréugde, onder het oog van den Eeuwigen, wys en goed te worden! althans zy kan dit geluk by ons verwekken, wanneer wy deugdzaam zyn; want dan zullen wy, terwyl de flaaf der Ondeugd zyne ^vermogens -verzwakt en onweeténd blyft, dezelve in haare volle kracht behouden, en des te meer in de kennisfe der waarheid wasfen; dan zullen wy, wanneer gééne "zyn -verfland aanlegt i tot voldoeninge van zyne zondige driften,- en das tot zyn ongeluk, meer en méér van de magt, cab .'i . Ja ■ C 2 " van  36 van de goedheid, van de wysheid vati God overtuigd, en tot liefde jegens hem cn al het goede opgewekt worden, en hoe wyzer en beter wy hierdoor worden, hoe meer wy ook met die aangenaame aandoeningen zullen vervuld worden, die uit de befchouwinge van alles, war wys en goed is, geboren worden. — Hieruit kunnen wy ook opmaaken, hoe gelukkig een grys in dezen opzichte kan, en daadlyk zal zyn, wanneer hy Godvruchtig is. 'Zyn verfland recht gebruikt hebbende, heeft hy eenen grooten voorraad van waarneemingen over de verfchillende aangelegenheden der menfchen, over hunne huislyke bezigheden, over nuttige kunsten, handwerken en weetenfehappen, over de natuur, over de zeden en gewoontens der menfchen, over de wonderen der Godlyke regeeringe. Welk een ruim veld van befpiegelingen en genoegens vindt hy hier voor zich, in de Gode geheiligde uuren zyner aandacht, en zelfs dan, wanneer de onkundige zich het meeste verveelt, wanneer de flaap in den nacht zyn hoofdkusfen verlaat, of het morgengezang der vogelen hem vroeg opwekt, of dan, wanneer de vermogens in den hoogen ouderdom te veel verzwakt zyn, dat men zich nieuwe kundigheden kan verzamelen; want zyne ervarenheid ftrekt hem voor duizend boeken, en geeft hem de zuiverfle vermaaken ! Byzonder geniet de grys in den  37" den omgang met zynen evenmensen, deswegen, een groot vergenoegen. Hoe beter hy de vermogens" van zyn verfland heeft aangelegd, hoe meer zyne kundigheden hem in (laat flellen tot eene leerryke en aangenaame verkeering met menfchen. De bekwaamheid hiertoe maakt hem geacht en bemind; want het ftaat fraai, als de gryze hoofden wys, en de ouden kloek zyn. — Dat is de kroon der ouden, als zy veel ervaren hebben, en hunne eer is als zy God vreezen (Sir. 25: 6. 7. 8.) Deswegen wordt zyn gezelfchap gezocht, teiwyl men zulke ouden, die van wezenlyke bekwaamheden beroofd, altoos verdrietig en vol klaagen zyn, en niets kennen , dan den tyd hunner jongelingfchap te pryzen, en de tegenwoordige te laaken en te berispen, cn anderen en zich zeiven verveelen, fchuuwt. En, terwyl hy dus ook anderen nuttig is, verloopen zyne dagen fnel.en op de genoegiykfle wyze. — Edoch, ik be-. givpe ligrlyk , dat alle menfchen in die gunflige pmflandigheden niet zyn, waarin zy zulk eene groote kennis kunnen verkrygen , dat zy uit dien bron in den hoogden ouderdom de reinste vermaaken kunnen fcheppen. Des te meer redenen hebben wy, om God te danken, dat 'er behalven dezen nog anderen zyn, waar voor alle menfchen, ten allen tyde en onder alle omdandigheden van hun leeven, zelfs in den grysden ouderdom, wanneer het gezicht hen C 3 ver-.  S8 ^ ijr ♦erlaat, het gehoor hun begeeft, en het verftand verzwakt, vatbaar zyn, en die alle vreugde der zinnen en des verflands verre overtreffen, naamelyk, die aangenaame bevindingen, die uit den wil, uit het rechte gebruik der vryheid, of uit het bewustzyn recht gehandeld te hebben, en nog recht te doen, ontftaan. Laaten wy hiermede nog bevestigen, dat de rechtvaardige de gegrondfte hoop op eenen gelukkigen ouderdom heeft. Het is eene onbetwistbaare waarheid, dat God onze ziel zo ingericht heeft, dat de beoeffening der deugd zo wel, als het genot van zinlyke vermaaken ons aangenaam is en verkwikt. De beheerfching van hoogmoed, de onderdrukking van eene onkuifche drift, de vergeeving van eene belediginge, de oeffening der gerechtigheid, wanneer zy uit gehoorzaamheid en liefde jegens God gefchiedt, gaat, zelfs dan , wanneer geen mensch dezelve ziet, met een innig vergenoegen en vermaak vergezeld. De herinnering aan eene deugdzaame daad van menschlievenheid, zachtmoedigheid, weldaadigheid, is zelfs aiïergenoégrykst; en de herhaaling dier voortreffelyke handelingen verwekt nooit walging; maar blyft altoos aangenaam, en is des te, aangenaamer, des te inniger en doordringender, hoe meer zwaafigheden daarmede vergezeld waren, Hier durve ik .my, zonder ecuige vreezQ van befchaamd ukteko- men,  39 men, op uwe ondervinding beroepen, edele zielen! gy die uw werk gemaakt hebt en nog maakt om God, met ongeveinsde deugd, te dienen. Trouwens wy behoeven ons niet bloot op geruigenisfen van menfchen te verlaaten; want de zaak zelve leert, ons, dat uit de vreeze van God het grootste geluk ontfpringt. De Godvreezende is immers in zich zelven overtuigd, dat hy aan zyne plichten beantwoord heeft, en dat hy zyne talenten, naai- Gods oogmerk, tot het welzyn zyner medefchepfelen, heeft beftecd. Deze overtuiging moet, ontegenzeggelyk, tevredenheid met zich zeiven werken, en niemand kan twyffelen, dat tevredenheid met zich zeiven eene allergenaamfte gewaarwording is. De Godvruchtige is verzekerd, dat God, de alweetende, de almagtige, de algoede, met genade en goedkeuringe op hem nederwaarts ziet; en, in dezcverzekeringe, ziet hy zyn geluk in Gods hand altoos veilig : Welk eene verkwikking voor de ziele ! De Godvruchtige, verzekerd, dat hy Gode, op wiens oordeel alles aankomt, behaagt, behaagt daarom ook zich zeiven: eene nieuwe aangenaame aandoening voor hem! De Godvruchtige heeft ook de belofte van een eeuwig gelukkig leeven by God, van een leeven, dat geen tyd zal eindigen, dat geen mensch, naar waarde, kan befchryven, dat onuitfpreeklyk is. En welke vreugde moet dit in zyne C 4 ziele  40 ifr ziele verwekken, daar de ondervinding ons leert v dat de hoop op een gering aardsch goed ons zo wél gemoed, zo vrolyk maakt! „ Waarlyk de bevin„ ding van waare deugd is(om my van de woorden eens „ voortrcffelyken Leeraars (*) te bedienen) eene „ waare en beftendige weelde, een vrolyk aanhou„ dend feest voor onze ziele, en een waarlyk God„ lyk geluk; want God verheugt zich over de wer„ ken zyner goedheid en gerechtigheid." — En dit geluk geniet een hoog bejaarde grys byzonder, wanneer hy Godvruchtig is, en wel des te meer, hoe Godvreezender hy geweest is. Is zyn gantsch leeven eene fchakel van werken van rechtfchapenheid en deugd geweest, ziet hy eiken dag daarvan met edele daaden gemerkt; zyne tevredenheid met zich zelvcn moet des te inniger, de verzekering van zyn waar geluk des te vaster, zyn welgevallen aan zich zeiven des te gegronder, zyne hoop op de eeuwigheid des te levender, en dus zyn geluk des te grooter zyn; hoe meer gelegenheid hy gehad heeft om door deugdzaame daaden hetzelve te verfrcrken. — Zo ondervindt dan de Godvruchtige aan zich zeiven de waarheid der belofte, in onzen tekst gegeeven, dat God den geenei?, die hem vreest, niet alleen veria, jgt met een laiig leeven; maai- hem ook zyn heil toont; (*, EhneoTi, leemxenen, Biadz. 182.  4ï 400M; zo kunnen wy allen ook hieruit leeren, dat wy, ook in dezen tyd, nooit gelukkiger kunnen zyn, dan wanneer wy ftandvastig op den weg der deugd wandelen! Maar, indien dit alles waar is; hoe verkeerd is dan ook dat denkbeeld, het welk zelfs rechtfchapene christenen zich dikwyls van den Godvreezenden vormen, dat deze , dat de waare christen hier noodzaaklyk moet lyden , dat de deugd altoos en noodzaaklyk met veelerleie ellende te worstelen hebbe. Men vindt, wel is waar, eenige plaatfen in de Heilige Schrift, die dit fchynen te zeggen (*); maar een weinig nadenken zal ons terftond doen zien, dat dezelve betrekking hebben tot de eerste Christenen, die om den naam van Christus vervolgingen moesten lyden , en dus geenszins ftryden met die getuigenisfen in 's Heeren woord (* *) , die uitdrukkelyk verklaaren, dat de Christen, door de verzoeninge, door het voorbeeld, en door de leere van Christus voorrechtlyk tot deugd gefchikt, hierdoor ook het beste middel in han- (*) By voo-beeld Matt. 5: 10--12. Kaf. 10:34-36. j Kor. is- 19- 2 Tuw. 3: 12. en anderen. (** R.om. 12: 17. Kaf. 14: 17. 18. 2 Kor. i: 12, Kaf. 8: 21. enz. C 5  handen heeft om alle tydperken van zyn kevert gelukkig te maaken, en zich de achting der menfchen te verfchaffen. Bovendien geeft dit denkbeeld ligt aanleiding, dat zelfs die geenen, die wegens hunne ondeugd lyden, zich verbeelden goede Christenen te zyn, en dat zwakken, door het akelige begrip, dat de Christen altoos moet lyden, van den Godsdienst afkeerig worden. Het is wel waar, dat de deugdzaame dikwyls moet lyden; en dit kan niet anders zyn in eene waereld, waarin hy onder vyanden van deugd verkeert, welker belangen van de zynen zo zeer verfchillen; dit kan ook in zulk eene waereld: zonder geduurige wonderen, niet vermyd worden, maar de Godvreezende is doch gelukkig, wanneer hy om de deugd lydt; hy trekt daaruit wezenlyke voordeden voor zyne Godvrucht, en dus ziet hy dit als een middel aan, zich in den dienst van God, en in het geluk, hetwelk dien vergezelt, te bewaaren. Veellicht zult gy, A. T. aan deze zaaken, op haar zelve befchouwd, niets kunnen laaken ; en my gaarne toeftemmen, dat de hoop der Godvruchtigen zo wel op eenen hoogen als gelukkigen ouderdom ,< zeer gegrond is. Maar veellicht zult gy, -en niet zonder reden, hiertegen inwerpen, dat u veeienbekend zyn, welke de Godvrucht ter harte neemen, welke ze als hunne hoofdzaak befchouwen', en be- han-  43 handelen, en evenwel voor alle deze geneugtens, die wy aan haar toegefchreeven hebben, niet vatbaar zyn, welke wegens zwakte en fmerten des ligchaams de genoegens der zinnen derven, wiens zielsvermogens te zwak zyn, dat zy de edelere vermaaken daarvan zouden kunnen fmaaken. — Ik zal hierop kort antwoorden. Wanneer de Godvruchtigen hier zo gelukkig niet zyn, als zy het naar den aart der Godvrucht konden en moesten zyn; zo ontffaat dit ten deele daaruit, dat niemand zo Godvruchtig is, als hy kondc en moeste zyn. De beste menfchen hebben zich aan opzetlyke zonden fchuldig gemaakt, en zyn nog dagelyks aan zwakheden cn gebreken onderhevig. Veelen, die by rypere jaarefi tot nadenken gekomen zyn, hebben hunne vroegere dagen aan ondeugden gewyd, waarvan zy de wrange vruchten in hun geheel leeven moeten fmaaken. Anderen hebben, door eerzucht, door eigenbelang, of andere onedele beweegredenen aangezet, hunne ziels-en ligchaams vermogens zo uitgeput, dat in den ouden dag byna niets anders daarvan is overgebleeven, dan het vermogen om te befeffen dat men dwaas gehandelt heeft. En hoe verre men het ook in de deugdsbetrachtinge gebracht hebbe; 'er blyven altoos zwakheden by ons, die, fchoon zy ons by heerfchende Godvrucht van de genade van God niet berooven, echter ons meermaalen in  44 W & m rampen Horten, en ons geluk op deze waereld verminderen. Voorts behooren wy altoos in het oog te houden, dat wy niet bloot voor dit leeven gefchapen zyn, maar dat na den dood van het ligchaam ons rechte leeven eerst zynen aanvang neemt; en dat dit leeven een Haat van voorbereidinge en opvpedinge voor het toekomende is. Deze opvoeding vcrcischt dikwyls eenige tuchtiging, dan naamclyk, wanneer aardsgezindheid den ' Godvreezenden met den ondergang zyner deugd dreigt, of wanneer de gedachten aan God, de pogingen, om zich van zyne genade door Christus te verzekeren, verflaauwen , of wanneer zyne gebreken en zwakheden beginnen de overhand te krygcri. Dan is God zo goedertieren, jegens ons, dat hy ons tuchtigt, op dat wy met de waereld niet verloren gaan (i Kor. ijt: 32.) En deze verzekering, van God zeiven gegeeven , zo wel als de ondervinding, dat de deugd door het lyden gefterkt en verhoogd wordt, verzacht het lyden zodanig, en fielt het van zulk eene aangenaame zyde voor, dat men daardoor in het genot van waar geluk niet geftoord, maar, door het gevoel der Godlyke liefde en voorzorge getroffen, met den Dichter uitroept: ik dank u, o God, dat gy my tuchtigt, want nu leere ik uwe geboden hoiir den (Pf. 119: 67. 71.) Ondertusfchen blyft her doch  iï? (de  5Ö (de geWoone onderzoeking zynef bekwaamheden met lof doorgedaan hebbende, en hier ter plaatfe tot het Lceraarampt plechtig ingezegend zynde) op den 24 van flagtmaand des even genoemden jaars 17 20, met deze aanmerkelyke woorden aanvaardde : weid de kudde van Christus, die u bevolen is, en ziet wel toe, niet gedwongen , maar gewillig; niet om fchandelyk gewins wille, maar van grond des herten: Niet als die over het vólk heerfchen, maar word voorbeelden der kudde: zo zult gy X^als de Aartsherder verfchf.ien zal) de onverwelkelyke kroone der eere ontvangen. (1 Pet. 5: 2. 3. 4.) Hoedanig myn zalige Amptgenoot zich van zynen plicht gekweeten, en naar dien regel, dien hy zich zclven, by het aanvaarden van zyne bedieninge, voorfchreef, gedragen hebbe, en welk voorbeeld hy voor n geweest zy, is u beter, dan my, bekend. Uit zyne leerredenen, die hy by plechtige gelegenheden, by de gedachtenis-viering van het twede eeuwgetyde van de Overgave der Augsburgfche Gcloofsbelydenisfe, by de inwyding van dit kerk - gebouw, by den dood van zynen Amptgenoot, Henr. Holleniiagen, by zynen wél volbragten vyftig jaarigen predikdienst, heeft gehouden, en in het licht gegeeven, kan men genoegzaam zien, dat hy den Godsdienst van zyne rechte zyde befchouwde, en 'er zyn werk van muakte de heilzaame leere van Jezus  5< zus Christus naar haaren invloed in de godzaligheid en het geluk der menfchen voorteflellen, en dus de hem aanvertrouwde kudde , als een goed herder, door de leere te weiden. En gy, die met hem zyt grys geworden, fpreekt voornry, en getuigt, of hy zich niet onberispelyk, als een huishouder Gods, gedragen, en goedertieren, tuchtig, rechtvaardig, heilig sn kuisch geleefd hebbe, (Tit. i: 7. 8.) en dus ook een voorbeeld der kudde in de betrachtinge van deze en andere 'deugden geweest zy ! Getuigt, met welke hartlykheid, vry van eigenbaat, hy zyn dienstwerk verrichtte: hoe hy, den 5 van Wintermaand des jaars 1723, in het huuwlyk met jonkvrouwe Margaretha Maria Warmberger getreden zy-ndc, en met den last der huishoudinge en der opvoedinge van 6 kinderen van tyd tot tyd bezwaard, (fchoon hy daaraan zelfs een aanzjéhlyk gedeelte zyner middelen moeste opofferen) in zynen ie ver niet verflaauwde, en altoos gewillig tot het werk van zynen meester bleef! Getuigt, welk een voorbeeld van waare christlyke geduld hy in het byzonder was, toen twe zyner dochteren hem vroegtydig uit zyne vader-armen wierden gerukt; toen één van zyne zoonen, tot de geneeskunde opgeleid wordende , in den bloei zyner jaaren en den loop zyner letteroeffeningen ftierf; toen hy van eenen anderen , reeds als burger hier gezeten, door den dood D 2 wierd*  wierdt beroofd; toen de fmerdykfte fcheiding van zyne Echtgenoote hem in zynen hoogen ouderdom, (ten 4 van Bloeimaand in het jaar 1772, in den diepfcen rouw dompelde; toen in het yoorledcne jaar eindelyk nog zyne laatste dochter uit deze wae* yeld ging, en hem niets meer overbleef, dan één Zoon, welke door zyne bekwaamheid in de toebereidinge der geneesmiddelen der maatfchappye nutr tig, en zo wel als zyne huisvrouwe een geacht lid onzer gemeente is, en eenige kleinkinderen, waaronder een, het welke zyne laatst overledene dochter hem naliet, hem door haare handreikinge ook tot eenen fteun in zynen ouderdom ftrekte J God laate hen te famen op 's vaders en grootvaders voetfpoor wandelen, en zyne deugden navolgen! Hy laate hen byzonder nu het oog vestigen pp zyne lydzaamhcid, onder den druk der fmertlykfte weder? waardigheden, en dit voorbeeld aanziende,berusten in den wil yan God, die altoos wys en goed is ! Met deze wederwaardigheden gingen ook nog in zyn leeven eenige onpasfelykheden vergezeld; doch (ik bediene my van zyne eigene woorden) niet dikr wyls, niet zwaar, niet langduurig. Zwaarer en geyaarlyker was eene krankheid, die hem voor twe jaaren in den vinder aantastte, en die ons meer, dan hem zalven, vpor zyn leeven deedt duchten, Jk haale dezelve hier aan, om dat ik poggetuigen van  ^ i$r ^ i 53 yan zyne zielrceffende onderwerpinge aan den Godlyken wil daarin geweest ben. Zo dikwyls als ik hem bezocht, altoos vond ik hem wel te vreden, en onwankelbaar in zyn vertrouwen op God, dat deze krankheid hem ook ten besten moeste dienen. God heeft het altoos wél gemaakt, hy zal het nu ook wél maaken, deze woorden waren hem als in den mond bedorven. En God maakte het ook wél, byzonder voor ons. Hy bekwam weder, tegen alle verwachting, en wy mogten hem nog eenigen tyd als een bewys aanfchouwen, dat waare Godvrucht ons tegen de aanvallen des doods lang beveiligt, en ons met een lang leeven verzadigt. En hiervan is hy een fprcekend bewys voor ons geweest. Vyftig Jaaren lang bediende hy zyn ampt ongehoord, waarover, hy zyne vreugde in het openbaar, in eene plechtige leerrede, betuigde, by welke gelegenheid zyn Amptgenoot, in dien tyd (*), ook eene kroon der eere om zyne gryze hairen vlocht, en de Eerw. Kerkeraad hem alle mogelyke blyken van liefde en erkentelykheid voor zyne getrouwe diensten gaf; byzonder door hem, op zyn verzoek, en wegens zyne afneemende krachten, in zynen dienst eenige verligting te geeven, eerst door de hulpe van Proponenten, en vervolgens, om hem des (,*) J.D. Deiman , in eeneleerrede over Spr. 16:31. D 3  te nadruklyker te gemoed te komen, door eenen Leeraar in zyne piaatfe te beroepen; lattende hem, gelyk bülyk was, de eer en de voordcelen van zyn ampt, ei) het genoegen, om zo dikwyls hy lust en kracht hadt, deze plaats te bekleeden. Dit genoegen fmaakte hy werklyk nog yerfcheidene maaien; hy ervoer, dat de rechtvaardigen, fchoon zy oud 7i>orden , nogthans bloeien, vruchtbaar en versch zyn , dat zy verkondigen, dat de Heere zo vroom is. (Ps. 9:: 15, 16.) Dan federt drie jaaren namen zyne ligchaamskrachten te veel af, dan dat hy in het openbaar konde fprceken, en in het begin des voorledenen jaars alle hoop hiertoe geheel yerdweenen, en dus buiten Haat zynde, de gemeente in het openbaar te dienen, befloot hy zyne laatste dagen elders te flyten, hetwelk hem door den Eerw. Kerkeraad, |iem niets, wat tot zyn genoegen itrekte, kunnende poch willende weigeren, volvaardig toegedaan wierdt. Hy vertrok dus in het laatste van Bloeimaand des jaar ï/Sc, naai'Arnheim , werwaards hy, gewoon aan de handreiltinge eener kleindochter, welke zich in het huv.ei/k en daar ter woon begaf, volgde. Hier genoot hy omtrent 9 maanden een zeer gerust en-vergenoegd leeven; maar een toeval aan de borst, hetwelk zich op zynen geboorte - dag dezes jaars ■ ppenbaarde, yerzwakte hem zodanig, dat hy op den t". Vty de vcoriedene niaand, met de fterkfte ver- «eeke^  % <®r ^ 55 zekeringe van dc Godlyke genade, een voorbeeldig leeven van S5 Jaaren, 4 maanden en 12 dagen met eenen zachten dood befloot, en daar, in den hoogften ouderdom, ten grave gebragt wierdt! Konde ik iemand, als een bewys van dè waarheid, dat God den Godvruchtigen met een lang leeven verzadigt, aanhaalen; het is ontegenzeggelyk deze onze Leeraar. Maar ik maake ook geene zwaarigheid, om hem, niettegcnftaande zyne wederwaardigheden , ten bcwyze voortertellen , dat God den geenen, die hem vreezen, zyn heil toont. Zyn leeven aan de edclile bezigheden, aan de bevorderinge van waarheid en deugd gewyd, en hieraan zyne krachten met alle getrouwheid befteed hebbende, was hy vry van die wroegingen, die uit plichtverzuim ontdaan! Een voorbeeld van Godvrucht geweest zynde, hadt hy zich geene fmerten op den hals gehaald, die uit de ondeugd ontfpringen, en zyne ligchaamlyke vermogens zodanig bewaard, dat hy zelfs in zynen hoogen ouderdom voor de genoegens der zinnen niet onvatbaar was, en daaraan met die vreugde, die alleen de vrucht van een goed geweeten is, deel nam ! Zyne kundigheden, die hem reeds in vroegere jaaren, zelfs in de aanzienlykite Gemeente van ons Gemeenebest (*) bekend maakten, , (*) Te Amsterdam» alwaarhytweaiaalen te? nominatie gebragt is,  56 ten, en die door eenen aanhoudenden vlyt en langduurige ervaringe zeer vermeerderd waren', {"dronken hem in zyne hooge jaaren het edele vergenoegen, 't geen dezelve, onder het geleide der Godvrucht, altoos vergezelt. In zyne eenzaamheid overdacht en herlas hy, 't geen hy anderen geleerd, 't geen hy zelfs ondervonden hadt f en fchepte zulk een vermaak in het denken aan zynen Schepper, en zyne wegen, dat hy meermaalen, wanneer men hem in zyne eenzaamheid aantrof, betuigde, nooit alleen te zyn ! Maar byzonder was zyn Godvruchtig leeven eene bron, waaruit het alleredelfte vermaak, de verzekering van Gods goedkeuringe, tevredenheid met, en een gegrond wélgevallen aan zich zclven, en byzonder de hoop van een eeuwig gelukkig leeven, voor hem, tot in den hoogden ouderdom, tot op zyn doodbed, ontfprong. Eene vreugde, waarvan zyne ziel zo doordrongen was, dat de fclfte rampen dezelve naauwlyks eenige oogcnblikken konden flremmen, en de dood zelve haar niet verzwakte. Het verlies van zyhe laatste dochter, in den laatsten tyd zyns leevens, persten uit zynen beklemden vader-boezem wel eenige zuchten, en deeden traanen van droefheid langs zyne ingevallene wangen rollen; maar terftond hervatte hy zyn vertrouwen op God, en beurde zich zclven met de verzekcringe op, dat alles, ook dit treurgeval, onder het  5? het beftier van zynen almagtigen vader, ten zynen beste moeste dienen, en voor den laatsten doodfnik riep by vrolyk en welgemoed uit: ik derve zalig, doch als een zondig mensch ! — Meer zal, meerabehoeve ik niet te zeggen, om door dit voorbeeld u te overtuigen, dat de Godvruchtige met een lang leeven kan verzadigd worden, en Gods heil zien! i é 'p aar nog een woord tot u, A. T.! nog een woord tot u, te" eersten, Grysaarts! die aan het eir> de van den loopbaan dezes leevens genaderd zyt! gy hebt gehoord, en in het voorbeeld van uwen Leeraar gezien, hoe gelukkig men in den hoogden ouderdom kan zyn, wanneer men God vreest, en zyne geboden houdt. Och dat er niemand onder u gevonden wierdt, welke dit geluk in zynen ouderdom moet derven, en wiens ouderdom door de gevolgen der ondeugd gedrukt wordt ! —Zyt gy zo gelukkig niet; moet gy hevige fmerten lyden; bevindt gy in nood en gebrek; wordt gy van uwen evenmensch veracht; zyt gy van vrienden beroofd; hebt gy geene rust in u zeiven , noch vermogen om die vreugde der ziele te fmaaken, die uw Leeraar genoot: overdenkt dan eens, of gy deze rampen niet aan het verwaarloozen van .zyne vermaaningen, aan D 5 de  53 • i> y& de buitenfpoorigheden der jeugd, aan verkwistinge[ aan lediggang, aan nyd en hoogmoed, aan onrechtvaardigheden en gebrek aan edele daaden, met één woord, aan u zeiven te wyten hebt! Vindc gy die; neemt het dan doch ter harte, dat een leeven, in iedelheid, in zonden en ongerechtigheden verkild, niets clan ellende achterlaat, cn laat u daardoor nog tot betering opleiden! in waarheid, de ondeugd is altoos fchandelyk en ftrafwaardig; maar zy zoude u nu de hoogfte fchande aandoen en de zwaard ftraffen op den hals haaien; nu uw ligchaam zwak, en uw verfland ryp is; nu gy op den rand van het graf Baat, en uwe waggelende fchreden u geduurig aan den dood, het oordeel en de eeuwigheid herinneren ; nu God u nog tyd en opwekking tot betering geeft. Laat dan de fchandelykheid en itrafwaardighcid der zonde, diegy nu ziet en ondervindt, u met berouw over, en haat tegen dezelve vervullen ! 'Neemt uwe toevlucht tot de oneindige verdiensten van den Verlosfer der menfchen!. Laat u daardoor tot liefde jegens uwen barmhartigen God, en tot gehoorzaamheid aan zyne wetten opleiden! en zoekt den ernst uwen verbeteringe byzonder daardoor te toonen, dat gy het gepleegde kwaad, zo veel u mogelyk is, tracht te vergoeden, en de kwaade gevolgen daarvan voortckonien, °P gy nog tot heerfchende Godvracht moogt komen, genade in Gods oogen en rast voor uwe  ^ & S9 uwe zielen vinden ! — En gy, eerwaardige gryzen! die deze genade, deze rust en een waarlyk godlyk geluk geniet; laat u daardoor, laat u door het voorbeeld van uwen Leeraar opwekken om getrouw tot den dood toe te bly ven! Gy ondervindt hier reeds dat da Godzaligheid de belofte van dit leeven heeft; deze ondervinding is uw waarborg, dat de belofte van het toekomende leeven in u ook zal vervuld worden. Blyft dan genouw, gelyk hy, uw Leeraar, getrouw bleef, en gy zult onder de zwakheden des ouderdoms, onder de wederwaardigheden , die denzelven nog mogten vergezellen , en irt den dood zelfs niet bezwyken, noch u uwe rust en gelukzaligheid laaten neemen. Gy zult met hem kunnen zeggen: ik weet, dat my deze dingen ten besten moeten dienen; gy zult met vreugde uwe ziel in Gods vader-hand overgceven, en gelyk uw Voorganger, de kroon des: leevens en der eere, uit de handen van den aartsherder, ontvangen! Mannen en Vrouwen! Gy die op het midden van den loopbaan dezes leevens ftaat, en wenscht denzelven gelukkig ten einde te loopen': wandelt op den weg der deugd, dien uw zalige Leeraar u aanwees, en waarop hy zelf u is voorgegaan ! Zo zult gy verzadigd worden met een lang leeven, en God zal u -zyn heiL toonen! — Zouden wy zo ongelukkig zyn, dat wy van dezen weg afgedwaald waren: laaten wy te rugge keeren; want anders fnellen wy naar den af-  6o ~& # afgrond van ellende heen.' laaten wy fpoedig eii zonder uitftel te rugge keeren; want in dit oogenblik ftaat het ons door Gods genade nog in onze magt; maar van het volgende zyn wy niet verzekerd ^ en hoe langer wy het uitftellen; hoe dieper de ondeugd inkankert, en hoe meer zy ons leeven en geluk ondermynt! Maar, eindelyk, nog een woord tot u byzonder, Jongelingen en Jonge Dochteren! Gy ligt my byzonder aart het harte! Gy zyt het, die vreugde zoekt, die dezelve lang en ongeftoord wenscht te genieten; en gy zyt het ook, die ze nog het beste kunt vinden en het langde genieten! Nu ftaat het nog byzonder in uwe magt, of gy gelukkig, of ongelukkig, een zegen of een vloek voor u en voor de waereld zult zyn! Ik bidde u derhalven, ik vermaane, ik bezweere u by God, by uw eigen geluk, by het geluk der waereld; gedenkt aan uwen Schepper in de dagen uwer Jongelingfchap ! Zonder Hem, zonder eenen Godvruch,tigen wandel, kunt gy niet oud, immers niet gelukkig worden. Vliedt vooral de lusten der jeugd; zy zouden uwe hoop op eenen hoogen en gelukkigen ouderdom zeker veriedelen ! Weest naarstig, fpaarzaam, kuisch en maatig; dit zal uw leeven en uwe gezondheid bewaaren, en uwen ouden dag voor veele fmerten beveiligen en gelukkig maaken. Zoekt u nuttige kundigheden te verfchaffen, voornaamelyk in  6i in dien post, welken gy eens in de waereld zult bekleeden: daardoor zult gy de liefde en de achting uwer Evenmenfchen verwerven, zo zeker als gy nuttig voor hun in de waereld zult zyn, en altoos een bron van genoegen in u zeiven vinden. En wanneer gy dus uw leeven aan God en zynen dienst hebt toegewyd, zo zult gy in den ouderdom door geene wroegingen in uw geweeten gefolterd, maar daarin en tot in de eeuwigheid, met een Godlyk geluk, verzadigd worden. Laaten wy alle trachten, myne geachtlte vrienden! om te worden, wat onze Veltgen was; en wy zullen eens zyn, wat hy geweest is, en thans is, gelukkig in deze waereld, geacht zelfs na onzen dood, en zalig in de eeuwigheid! AMEN.  L