GEDENKSCHRIFTEN VAN DEN MARQUIS de POMBAL. STAATS-SECRETARIS EN EERSTE MINISTER VAN DEN KONING VAN PORTUGAL, JOSEPH i. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, By D. SCHUURMAN, MDCCLXXXIV.   I N H O U D DER BOEKEN, VAN HET TWEEDE DEEL. VIERDE BOEK. aanslag op he.t leven des konings, en straf der zamengezwoornen. Pag. Konstenaryen van carvalho ora eeni^e verandering van gedagten aan de Hovelingen te geeven, aangaande den moord des Konings. . ... 3 De gebelgdheid van den Hertog van Aveiro, tegen Petrus Texeira, is de waare oorzaak van deezen aanflag. . . 4 Nagtbezoeken van Jofeph I. 7 De Koning , van het Hotel van Tavora te rug komende, word gekwetst door twee piftoolfchoten, en neemt zyn toevlucht by den Marquis van Angeya. . io Jofeph vertoont zig aan niemand, geduurende den tyd van drie maanden. . ia Tegenftrydige antwoorden van carvalho, aangaande de gezondheid des Konings 13 Bezwaaren van de Familien van Aveiro, en van Tavcra tegen carvalho. . 16 * 3 caïu  vi INHOUD. Pag. carvalho overreed den Koning, dac 'er eene zamenzweering tegen zyn perfoon gefmeed word. . .20 Men arrefteert den Marquis van Tavora, den Graaf van Atonguia en eenige andere Heeren. ... . 2I De oude Marquis van Tavora word gearrefteerd in het Paleis zelve, werwaarts hy wywHüg gegaan was, om na de oorzaak te verneemen, van de in hegtenis-neeming zyner Gemalinne en Zoonen. . 04 Jammerlyke toeftand, in welken de gevangene Heeren gebragt zyn. . . 2o De jonge Marquizin van Tavora word met eene geheel byzondere eerbied behandeld. 32 De Graaf van Obidos en Costa Freire, Advocaat Fiscaal van de Kroon, worden ook in hegtenis genomen. . . ♦ 33 carvalho belast zig zeiven met het opflellea van het Proces der befchuldigden. . 35 Pood-vonnis tegen de Gevangenen bekend gemaakt. . . . .41 Straf der Zamengezwoornen. . 5a De Graaf van Obidos verlangt niet, onder den naam van Genade, zyne vryheid te erlangen van carvalho , die hem zulks aanbied. . J7 Don Emmanuel de Souza Calharis, fterft in de gevangenis. . . . 58 Befchryving van de nieuwe Gevangenisfen, op order van carvalho gemaakt. . 60 Gerangenneeming van Don Freire van Andrada Enferrabodes. . . .61 cauvalho verfchynt niet meer in 't openbaar omringd door eene Garde. . 63 CAR*  INHOUD- vu Pag. carvalho word tot (Graaf van' Oeyras verheven. , , 64 Het Edldl:, welk het Vonnis van den 12 january bevat,en welk denazieningverbied. 64 Vy f d e boek. bet verbannen der jesuiten. Onkosten gemaakt, om de Jefuiten te verdelgen. . . . .71 Het eerde ontwerp van carvalho, betreklyk tot de Jefuiten. . . 71 Het gevangen neemen van verfcheidene Jefuiten. . \ . 72 Oorzaak van den haat van carvalho tegen Pater Malagnda. . . . 7S Berugte Brief gefchreven door Pater Malagnda. ' . 79 Alle Jefuiten worden als medepligtigen van den aanflag gehouden. • . . 87 Een nieuw Libel door den Graaf van Oeyras tegen de Jefuiten in 't licht gegeeven. 91 Het Hof van Spanje veroordeelt de voor» naamfte gefchriften, tegen de Jefuiten ge» fchreven, om verbrand te worden, . 93 carvalho neemt eenbefkTt, om alle Jefuiten uit Portugal te verbannen, en geefc daar van kennis aan den Paus. . 95 Brieven van den Paus aan den Allergetrouw, ften Koning,om zyne goedertieren.dh.eid af ' * 4 te  vm INHOUD. Pag. te fmeeken, ten voordeele van de Geestelyken, öiebefchuldigt worden van Gekwetfte Majefteic. . . . 100 Vreemde eisch van den Bevelhebber van Almada. . . . 101 carvalho bewaart drie dagen lang de depêches, die aan den Nuntius gezonden waren. 103 Een nieuw Plan van Studiën voor de algemeene opvoeding. . . .105 Eerfte Verzending der Jefuiten naar den Kerkelyken Staat. . . . 108 Mandement van den Kardinaal van Saldanha tegen de Jefuiten. . . . 109 Tweede Verzending der Jefuiten naar Italië. 114 Een Brief door hen gefchreven aan den Gouverneur van Livorno, om hem verlof tot ontfcheping te verzoeken. . . 115 Standvastigheid der jonge Jefuiten van het Collegie van Coimbria, . , 116 Uitdryving der Jefuiten van Brazil en Marag. non, en geftrengheden tegen dezelve geoefend. . . . . n8 Tegenftand en ftraf van den Aartsbisfchop van Bahia. . . 125 Pogingen van carvalho , om de Jefuiten en alle Zendelingen uit de Oost-Indien te verbannen. < » « » ia8 ZES-  INHOUD. ix &ene Memorie aan den Paus aangeboden, door den Kommandeur d'Almada. . 135 Antwoord van zyne Heiligheid op deeze Memorie. . . . .137 Voorftel van den Kommandeur d'Almada. 141 Het voorftel word door den Paus aangenomen. . . ... 142 Traagheid van carvalho in het ontvangen van het afgevaardigt Brevet. . 14a Benoeming tot het Aartsbisdom van Bahia, alfchoon de Stoel niet vacant was. . 145 Manifest van den Koning van Portugal. 151 Manifest van het Hof van Rome. . iöc * 5 REGT- ZESDE BOEK. vredebreuk met het hof van rome.  4 / N H O U D. REGTVAARDIGINGS BEWYS-STUKKEN. M.j Pag. anifest of Kuift des Konings van 1'ortugal, door het welk zyne Atlergetrouwfte-Majefteit aan alle de geene, welke de Aufteurs en de Medcpligtigen zullen ontdekken,' van de zaaienzwêering, ontgonnen door eenige zyner oaderdaanen, en van den aanflag,op zyn perfoon gedaan, den sden September i758, vergiffenis van hun misdaad belooft, Ichoon zy zelve daar aan mede fchuldig zyn; (uitgezondert echter de Opperhoofden van die zamenzweering,) zullende de Onadelyken tot den Adeldom verheven worden, en de Adelyken en Grooten, nog hooger Adeldom, Eere, Verheffing, Aanzien en Waardigheden genieten. . • • 187 No. II. Inhoud van het Proces en Vonnis gegeven tegen de Aufteurs van den verfoeilyken aanflag, begaan tegen den Geheiligden perfoon van zyne Allergetrouwfte Majefteit, Jofeph I, Koning van Portugal in den nagt van den aden September 1758. 195 Vonnis van het Geregtshof der Krygsordens, welk onteert, en aan den Waereldlyken Regter overgeeft, die  INHOUD. xi Pag. die der Aufteurs en Medepligtigen van den aanflag, op den 3<3en September, welke Kommandeurs en . Ridders van gemelde Ordens waren. 047 Vonnis van Burger -Regts-Ben> ving, uitgefproken door het Opper, fte Geregtshof van 1'Inconfideiice ! voor het Finaal Vonnis. . 254 No. III. Brief van den Allergetrouwften Koning aan den Aambisfchop van Braga. . , . 257 No. IV. Koninglyke Brieven van zyne Allergetrouwfte Majefteit, aan Petrus Gonfalves Cordeiro Pereira, Kancelier van het Geregtshof der Supplieken., en aldaar fungeerende als Pre. 'fident. .... 261 No. V. Memorie, welke zyne Allergetrouwfte Majefteit heeft doen zenden aan Paus Clemens XIII, benevens zyn Brief van den 2often April f7J9 271 No. VI. Eerfte Brief van den Paus van den 2den Augustus 1759, om te dienen tot antwoord op den Brief van den Allergetrouwften Koning, van den 2often April van het zelfde Jaar. 303 No. VII. Tweede Brief van den Paus aan den Allergetrouwften Koning op denzelfden dag 2 Aug. 1759. 310 No. VIII. Mandement van zyne Eminentie den Kardinaal van Saldanha, Patriarch van Lisbon, over het ontwerp van de uitdryving der Jefuiten. niq No. IX.  ttt INHOUD. Pag. No. IX. Latynfchc Brief van de Portugeefche Jefuiten, aan boord van het Ragufisch Schip genaamd, de Heilige Bonaventura, aan den Gouverneur van Livorno, om verlof van zig te mogen ontfchepen. . 334 No. X. Brevet van Paus Clemens XIII, 't welk aan den Raad der Confcientie, de noodige magt vergunt, om te procedeeren, tot aan de ftrafFe des doods, tegen de Kerkelyken, zo Wereldlyke als geordende Broeders, fchuldig aan de misdaad van Gekwetfte Majefteit; op voorwaarde, dat in dit Geregtshof een Kerkelyk perfoon zal voorzitten. . . . 340 No. XI. Manifest, bekend gemaakt door het Hof van Portugal onder den Titel van Verklaaring der daaden en beweegmiddelen, welke deszelfs gehouden gedrag bepalen. * 349 GE-  GEDENKSCHRIFTEN VAN DEN MARQUIS DE POMBAL. .VIERDE BOEK. aanslag op het leven des konings, en straf dér. zamengezwoorenen. Hoe zonderling, hoe gewigtig ook de gebeurtenisfen, in de drie voorgaande Boekéh van deeze Historie verhandelt, zyn mogen, zo hebben wy echter niet verwagt, dat ze den zelfden indruk * op den geest van alle onze Leezers, zouden maken. Het grootfte gedeelte derzelve Zal, dentelyk, levendig getroffen en aangedaan zyn, over zulke buitengewoone daaden; fömmigen echter zullen het verhaal mét vermaak gelezen hebben ; anderen mogelyk met verdriet ; maar buitentwyffel zal deeZe leezing by allen het uiterfte ongeduld en verlangen verwekt hebben, om te naderen tot het allergewigtigfte tydftip van het Minifterie van carvalho. . De gruwzaame aanflag, ondernomen tegen den Perfoon van een magtig Monarch, was een der zeldzaamfte gelegenheden, en gefchikt.om de bekwaamheid en de ftoutmocdigheid van een overheerfchenden geest in een helder daglicht te II. deel. A ftel- iv. boek.  iv. boe k. a GEDENKSCHRIFTEN van ftellen. *——- De Eer van zyne Koninglyke Majefteit te wreeken, de daaders van deeze gruwelyke misdaad te ftraffen, hen over de ftoutheid en het fchelmftuk te doen verfchvikken en door een groot voorbeeld te beteugelen , waren als zo veele pligten den Minister opgelegt, welke niet konden nalaten, zo hy ze ter uitvoer bragt, om voor altoos zynen naam roemrugtig te maken. carvalho inzonderheid, die zig ten allen tyde, veel yvcrzugtiger betoond had,om de vracs, dan wel, om de hoogachting in te boezemen, zoude te vergeefs gelukkiger omftandigheden voor zyne oogmerken hebben kunnen verlangen, en daar hy, met meer gerugts, de uiterfte wreedheid van zyn karakter zoude hebben kunnen in ^ werk Hellen. Dit is geweest, gelyk wy reeds aan het einde van het voorgaande Boek gemeld hebben,in den nagt van den 3 September 1758» wanneer die ongelukkige gebeurtenis voorviel, waar van wy den leezer een naauwkeurig, en wel inzonderheid, een onparty- dig verilag zullen mededeelen. Maar tervvyl wy ons in dit verhaal inlaten en daarmede willen voortgaan, vinden wy ons, al by den eerftcn ftap, belemmerd, en tegen wil en dank van onze pogingen, om de waarheid te agterhaalen, ontfbapt ons dezelve, by alle onderzoekingen. —--—• Het nieuws van deezen gödloozen aanflag verfpreidde zig, den volgenden morgen, door geheel Lisbon;men noemde de daaders,men verhaalde, hair klein, de omftandigheden, daar  den MARQUIS DE POMBAL. $ daar by voorgevallen; men beduidde de plaats en de wapenen of het fchietgeweer; men verzekerde het getal der gedaane fchooten, en de uitwerkingen, welke dezelve gehad hadden. ■ De buitenlandfche Ministers , de Grooten van het Ryk liepen in menigte naar het Paleis, om naar den toeftand des Konings te vernoemen. -—— carvalho ontving hen, met eene zeer bezaadigde houdiug; hy, verwonderde zig over hunnen y ver; hy fteldë hen gerust; hy ondevrigtte hen van hunne dwaaling, en verpligte hen te rug te keeren. *——— , Hy bekende wel de waarheid, dat de Koning te bed lag; maar hy voegde daar by, dat hy het bed moest houden, wegens eene aderlating, welke menden Vorst gedaan had, by gelegenheid van een ïigten val, en waar voor men geene nadeelige gevolgen te vreezen had. ,, — Dus is het, dat hy dat geene, welk hy in den beginne, als een gering toeval voorgaf, drie maanden daarna, geregtlyk , voor eenen opzettelyken moord deed vcrklaaren. . *— Deeze vreemde tegenfirydige verklaaring gaf, int vervolg, aanleidinge tot genoegzaam gegróndde vermoedens, aangaande de waarheid der daaden, uitgefproken in het berugte Veroordelings-Vonnis van den Hertog van- Aveiro en zyne gewaande medepligtigcn. — Braave lieden dagten, dat dit niet anders was, dan eene uitvinding van den Minister, om fommige Grooten, wier tegenwoordigheid voor hem onverdraaglyk geworden was, te vernederen en ongelukkig te maken. ——* Het zy dan, zo het zy, aangaande deeze A i be- IV. BOEK, Konstenaryen van Carvalb» om eeuige verandering van gedagtenaan de Hovelingen te gceven, aangaande den moord des Ko* ninjs.  BOEK. De gebelgdheidvan den Hertog v: Aveir» te pen Piete Texeira I de waare oorzaak van baare verkiezinge van den Monarch voor hem, boven anderen, hadden Texeira eene onverdraaglyke-trotschheid en hoogmoed ingeboezemd, —* De Hertog van Aveiro, Groot - meester van het huis des Konings en die, in deeze Qualiteit, over alle Hofber .dienden des Konings een zeer uitgeltrekt gezag voerde,gaf op een zekeren dag,ik weet niet welken, order aan Texeira, welke eene prompte uitvoering vereischte. —-—» Doch deeze weigerde zulks,met eene zekere ftyfhoofdighcïd. —— De Hertog van natuure trots, en geen de minste weigering of tegenftand kunnende veelen, zeide tegen hem op eenen gebiedenden en dreigenden toon: gehoorzaam my zonder tegen/preken.' waar op de onbezonnen Officier antwoordde, zulks behaagt my niet. „ Ach, infaame Meten„ rius," (herhaalde de Hertogin woede,} s, ik weet de reden wel, welke U zo fïout „ maakt, om my zodanig te antwoorden! ,, —" Wel nu, ja, (hervatte Texeira ;net een onbefchaamde en ftoute houding, zonder voorbeeld) „ ik heb daar niets tegen, M ik acht my zelven vereerd met deeze beA 3 „ die- iv. a 0 e k.  IV.» BOEK, <$ GEDENKSCHRIFTEN van „ diening ten dienste des Konings, myn „ meester, en iktragt, best mogelyk, die „ verrigtingen by de Hertogin,' éh by de „ dogter van uwe Excellentie, te volbren- „ gen." ■ En waarlyk de Koning had groote geneigdheid voor deeze beide Dames; en de Hertog was daar van ook niet onkundig; maar, als een behendig Hoveling, liet hy niet blyken, iets daar van te weeten. —Intusfchen in woede gebragt zynde, door het fmadelyk en beledigend antwoord va» Texeira, iloeg hy de hand aan het gevest van zyn degen, om deeze ffnaad en fchimp met het bloed van dcszelfs veroorzaaker af te wasfehen; —— maar de plaats, daar hy zig bevond, in overweeging necmende, en de gekvvetfte Majefteit, daar hy zig,uit hoofde van die 'omftandigheid ,aan zou fchuldig maken, wederhield hem; hy vergenoegde zig tot dien roekeloozen Dienaar te zeggen: „ ó „ ongelukkige,zeg dank aan de muuren van j, dk Paleis, welke voor dit oogenblik my„ ne wraakzugt beletten; maar zyt verze„ kerd , gy zult my niet ontfnappen." — Zedert dien tyd zogt de Hertog gelegenheid, om zig van zyn vyand te ontdaan, en tragtte dit inzonderheid by nagt te verrigten, om des te gemakkelyker zyn oogmerk te kunnèn bereiken. ' De Koning ging niet alle nagten uit zyn Paleis en boven al was 'er weinig waarlehynlykheid, dat hy zulks zou doen op het tydftrp van den aanflag. ■ ——- Nadien eene zeer geftrenge rouwplegtigheid, die tien dagen moest duuren, wegens het overiyden van  öen MARQUIS DE POMBAL. ? van de Koningin van Spanje, Zuster van Koning Jofeph, voorgevallen, op den 27 Augustus, naauwlyks aanleiding gaf, om dit oogmerk van hem te veronderftellen, waar van, voor het overige, gelyk hy vernomen had, carvalho, Texeira en één Kamerdienaar alleen onderrigt waren. — De Staatsfecretarisfen moesten zig, alle dagen, des avonds tegen elf uuren, in de Antichambre van zyne Majefteit vervoegen, ter uitvoerin» ge van algemeene zaaken. — carvalho trad het eerst in 't Kabinet van den Koning, welke hem belastte, om zyne Ministers zomtyds eens te laaten gaan, nadien hy, geen tyd had, om ze te hooren, en dat hy dien nagt wilde uitgaan. ——> carvalho gaf de order des Konings aat} zyne mede-amptgenoten ®te kennen, en bleef vervolgens alleen in het Kabinet opgefloren. ——— Jofeph ging uit, langs een geheimen trap, klom in een rondom gefloten rytuig, zonder gevolg, zonder wagt, en na verloop van twee of drie uuren kiom hy weder langs dien zelfden trap in zyn vertrek. ——« carvalho verwagtte hera daar, en voordeel doende met het oogenblik, in 't welk de Vorst nog opgetogen en versukt van de liefdensvermaken , welke hy gefmaakt hadde,niet in ftaat was, om zig met «enige zaaken te bemoeijen, zeide hy tegen hem • ■■ „ Sire , zie daar wat ^ ik geduurende uwe afwezendheid ge„ daan heb! Aan deeze gewigtige depêches „ ontbreekt niets meer dan de handtekening „ van uwe Majefteit." ■ » De Monarch tol van agting voor de talenten van zyn Mi' A 4 nis I rv. b o kjc. Kagibeioeken van Jofegk j.  IV. p_OE_K. 8 GEDENKSCHRIFTEN van nister, en van een blind vertrouwen op zyne getrouwheid, wilde zelfs niet, dat hy heni verflag zou doen van dat geene, welk de papieren behelsden, die hy hem aanbood, en tekende dezelve, zonder ze na te leezen'of te onderzoeken. ~- Deeze nagtbezoeken des Konings werden met zo veel omzigtigheid en geheimhouding gedaan, dat de 'Koningin zelve daaromtrent geen den minsten argwaan opvatte. . Hoogstdezelve geloofde, ter goeder trouwe, dat zyne Majefteit, met zyn Minister in het Kabinet was opgefloten, en 'zag met vermaak, dat de dierbaarfte uuren van den nagt dus aan de zorgen van de Regeering opgeofferd wierden. De omftandigheid van den rouw der Komnginne van Spanje vereischte, dat het geheim des te meer in acht genomen wierdt. —i0 Dit was het, welk den Koning aanleiding *af, om zig in den berugten nagt van den 3 September,te bedienen van het rytuig van fexeira, welken Hy doorgaans met zig ram (*> — Hy begaf zig by Donna Te- refia, dogter van den. Graaf van Albor, gemaalin van den jongen Marquis van Tavora , tyier natuurlyke bekoorlykheden, yerfierd door al het geene, wat de konst daar by kon voegen, den Koning al overlang een geweldigen minnedrift hadden ingeboezemd. - • o De menigvuldige bezoeken,welke die Vorst haar gaf, hun lang onderhoud, het vermaak, welk de Marquiiin, daar zelfs in icheeji P Zie ds NtuvtlUs fairtfgntis, van bMz. $ tot 7.  den MARQUIS DE POMBAL. 9 fcheen te fcheppen, waren eene beftendige kwelling en verdriet voor haaren Man, Don Lodevvyk, die van natuure zeer jalours was. — 1 Don Franciscus van Tavora en Donna Eleonora, vader en moeder van den jongen Marquis, hadden daar van niet minder chagryn. —— De Hertog van x'Weiro had mede deel in hun misnoegen. —- Deeze Heer was. de fchoonbroeder van Don Franciscus en van Donna Tereila, welke tevens te gelyk Tante en vrouw van Don Lodewyk •was. r Intusfchen durfden zy hunne geyoeligheid niet te kennen geeven of rugtbaar maken. —- Behalven de achting aan zyne Koninglyke Majefteit vcrfchuldigt; werden zy nog weerhouden door de hoop die zy hadden, dat de Hertog nog eenige Ridderlyke goederen zoude verkrygen, eertyds aan zyn Huis verknogt, en dat de Marquis Don Franciscus tot den Tytel van Hertog zou verheven worden, ter vergelding© van de diensten, welke hy aan den Staat gedaan had, geduurende dat hy Onderkoning van de Indien was geweest. De Koning van het Hotel van 1 Tavora te rug komende, werd door drie-:mannen te paard aangerand, — Een van hun, welke men voorgeeft de Hertog van Aveiro geweest te zyn,fchoot op den koetzier met een Karabyn, welke by geluk geen vuur vatte; de beide andere bedienden van dien zelfden Heer, fchooten op het agterfte van het ryttüg. '-■-i Wanneer men nu naauwkeurig acht geeft op de omftandigheden van deeze droevige gebeurtenis; dan heeft men moeke, A 5 QIQ TV. B O E tt.  IV. » O £ k. Os Korting jannet Ho tel van Tavora terug komende, wor:' ge* lewastdaor twte pi»- ' toolfchoter), en" neemt lyn töevlugt by den Marquis van Angej'a. GEDENKSCHRIFTEN van om zig zeiven te overreeden, dat de Hertogeen ander oogmerk gehad heeft, als dat van Texeira dooi te fchieten, wiens rytuig hy kende. De Koetzier dus gelukkig ongekwetst gebleeven zynde, gelyk wy gezegd hebben, riep in zyne verbaasdheid uit, „ ö „ Ongelukkige wat doet gy ? de Koning is „ 'erin." En op dit gefchreeuwj na¬ men die ongelukkige zamengezwoorenen fchielyk devlugt, in plaatfe van hunne onderneeming te volvoeren, en zig daar door te dekken en te bewaaren voor nadeelige etj doodelyke gevolgen, welke natuiuiyk die heiligfchendende aanflag voor hen moest hebben.' ■ De beide piftool-fchooten van agteren op het rytuig gedaan, gingen juist tusfehen den Koning en Texeira. ■ By ongeluk, en het welk eene foort van gemeenzaamheid aantoont, die tusfehen den Vorst en zynen vertrouwh'ng heerschte, zat Jofeph aan de linkerzyde, en werd gekwetst aan het bovenfte gedeelte van zyn regterarm. ——~ Zyne éerfte zorg was, zo dra hy zig gekwetst bevoel'ie, den Koetzier te beveelen hem te brengen by den Marquis van Angey'a,wiens Hotel in de nabuurfchap was. Een Edelman Don Junn van Loho genramt, die zyn verblyf hield by den bogt, genaamt Carvalhaon, hoorde de musketfehooten, en zig aan het vengfter begevende, om de oorzaak daar van te ontdekken , zag een rytuig fnel weg ryden. » ■ * Het is van een wezendlyk aanbelang hier by aan te merken, dat deeze bogt is geplaatst in een ftiaat, grenzende aan den oever van den  ms MARQUIS DE POMBAL. %% den Taag, tusfehen het Hotel van Tavora en een ander klein Hotel, alwaar de Marquis van Angeya gehuisvest was, om nader by het Hof te zyn. Na dit verhaal zal men buitentvvyffel verwonderd ftaan van in het Manifest van den 9 December van dat zelfde jaar, te leezen, 0 dat de Koning is aangerand geworden, op het oogenblik, wanneer hy uit zyn lusthuis kwam, Quinto do Meyo genaamd, om de kleine pTaats, welke het zelve van het Koninglyk Paleis van Belem afzondert, dwars over té ryden. —~—• Byaldien dit waar is geweest; wat had die Vorst dan noodig, om zyn toevlugt naar het Hotel van Angeya te neemen , welk meer dan een myl van Belem is yervvydert. — ïntusfehen, dat iïy in dien zelfden nagt, derwaarts gegaan is, zulks was eene' opehbaare waarheid, welke men niet in twyftel kan trekken. ——— Maar carvalho , die de party van deeze groote gebeurtenis wilde trekken, maakte 'er geen zwaarigheid van, om alle oinftandighedcn te veranderen , de gemoederen in onzekerheid te brengen, door die verfchiilendheid der vernaaien, en de zaaken onder zulk een geztgtspunt te plaatzen, als met zyne oogmerken het meest overeenkwamen. Het was reeds in het hol van den nagt, en de Marquis van Angeya had zig te rust begeeven, maar zo dra hem de komst des Ko* nings werd aangekondigt, ftond hy fchielyk op, eii hy werd met verbaasdheid en fchrik bevangen, zo dra hy uit den mond van zyne Majefteit zelve den aanflag vernam, op zyn iv. b o e is»  !v. boek. Jofeph vertoont zig aan niemand, geduurcndedentydvan drie maanHa. j ia • GEDENKSCHRIFTEN van zyn perfoon gedaan. Hy vroeg 's Konings order, welke hem beval zyn heelmeester Antonius Soarez te doen haaien. —— Waar op de Marquis van Angeya hem zeiven ging opzoeken; hy wekte hem op, en bragt hem by den Koning. Na dat men dien Vorst het eerrte verband gelegt had, ftelde men zyne Majefteit voor , Om hem • naar zyn Paleis te vervoeren, alwaar men hem gevoeglykst de noodige hulp konde toebrengen , doch Jofeph was niet van dat gevoelen, en konde in 't eerst hier toe niet befluiten, maar op fterk aanraaden en gedaane voorftellingen, liet hy zig overhaalen „ en vertrok naar Belem, alwaar hy meer dan drie maanden vertoefde, zonder zig publiek te vertoonen, dat is te zeggen, tot aan het midden van December. Geduurende deezen langen tusfchentyd liet hy zig van niemand zien, hy mogt zyn wie hy wilde, zelfs niet van de Officieren en zyne Domeftieken, welke anders aan den dienst van zyn perzoon verknogt waren. — carvalho en de Chirurgyn Soarez, waren de eenigfte, welke in jyn vertrek kwamen; en het was uit handen ran deezen laatften, dat hy zyn vocdzel en zyne remedien ontving. — De poorten en le vengfters van het Palcis waren gefloten, ;n maakten aan hetzelve eene vertooning, ds die van een betoverd Kasteel of veel eer eeïe ongenaakbaare Fortres. - —r- De Koningin, het is waar, kwam fomtyds in het /ertrek van dien Vorst, maar altoos in 't ionker, en zonder dat zy hem zien konde. i»< •% •• Zy moest zig te vreede ftellen met eeri  den MARQUIS DE POMBAL. 13 een zeer koel antwoord op de tedere vraagen, welke zy hem deed, aangaande zyne gezondheid, dat hy zig een weinig beter bevond. Ondertusfchen hield carvalho de Hovelingen in onzekerheid, door nieuwe tegenftrydige berigten, welke hy hen telkens van den toefhand des Konings gaf. Dan zeide hy hen, dat men vreesde voor zyn leven, dan weder dat hy oogenfchynlyk beterde,en dat men niet lang zou wagten, om hem aan het publiek te vertoonen. ■ Verfcheiden Grooten wilden dit geheim doorgronden, en van de waarheid verzekerd zyn, doch al» le hunne pogingen waren ydel en te vergeefs. > ■» De Hertog van Aveiro had ook niet nagelaten om ten Hove te verfchynen, om aldaar de verrigtingen van zyn Ampt te volbrengen. 1 Het gerucht, welk zig ver- fpreid had, dat hy het hoofd van de zamengezwoornen was; de onderzoekingen, welke men heimelyk in de Stad deed, de herhaalde vermaaningen, welke hem zyne Vrienden gaven, om carvalho te mistrouwen, en alles te vreezen van zulk een wreed en wraakgierig Minister, hadden hem niet van zyne itandvastigheid en zekerheid kunnen afbrengen. —— Hy antwoordde lloutmoediglyk, dat zo hy befchuldigt was, dat hy zig zelven zou verdeedigen, en dat hy, daar hy onder de Grooten van het Ryk behoorde, niet konde beoordeeld worden dan door de Pairs. Zodanig was in der daad de loop der Regten, welke de Wetten voorfchreven ; en deeze ongélukkige Heer kon naauwlyks voorzien « iv. 1 b o e.Rt Tegenilrydige antwoordenvan Ctrvsl^aangaande de gezondheiddes Konings.  j ÏV. S O E K. ï4 GEDENKSCHRIFTEN van zien, dat carvalho alle wettige regelen zoü fchenden met hem te doen veroordeelen door een onwettigen Regtbank , zonder opzigt tot zyn rang.5 en zelfs zonder zyne verdee- diging te hooren. Wy hebben reeds boven gezien, dat de natuurlyke hoogmoed en trotschheid van den Hertog hem niet toelieten zig te vernederen voor iemand,die beheden zyn rang was., —— De onbepaalde magt, die carvalho genoot, en waar van zyne bediening alle oogenblikken getuigenis, gaf, belette hem niet het voorbeeld van andere Grooten te volgen, en deezen Minister met een volkomen minagting te behandelen. ——— Hy zou geloofd hebben', èig zeiven oneer aan te doen, wanneer hy zig Vernederde , om te ipreekcn met een Man, wiens geboorte hem op zulk een vervaarlyken afftand van het Huis van Aveiro geplaatst hadde, welk in den bloede aan de KoninglykeFamilievermaagfchaptwas.'- ■» Intusfchen ondanks zyne afkeerigheid, om carvalho aan te ipreeken, naderde hy hem in 't Paleis, om hem eenig nieuws af te vraagcn, aangaande den wehtand des Konings, en of men tot nog toe niet de daaders van dien yslykên aanflag konde ontdekken. - - „ Helaas neen, uwe Excellentie, (antwoordde carvalho) „ en wie weet, of men „ zulks niet aan de jalouzy van de Koningin „ moet toefchryven ? " Een onvoor- zigtig zeggen, of veel eer eene onbegrypelyke roekeloosheid , en die gelukkig voor hem, niet aan de Koningin ter ooren kwam. — - En byaldien deeze Vorstin daar van ori-  jjen MARQUIS DE POMBAL. 15 onderligt was geweest, zy zou niet nagelaten hebben haare regtmatige en gevoelige verontwaardiging openbaar te maken teq;en den Aucteur van Wie onbezonnene uitdrukkinge. Deeze konstgreepen, om den Hertog te misleiden, en de ftrikken , welke men voor hem fpande, te verbergen, hadden alle dïe uitwerkingen, welke carvalho zig daat van voorfpelde. ——— Aveiro volkomen gerust gefteld en van zyne vrees ontheven, welke zyne vrienden hem hadden getragt in te boezemen, verzogt en kreeg aan het einde van drie maanden, dat is te zeggen, in de eerfte dagen van December, verlof, om eenigen tyd op zyn lusthuis door te brengen, zynde hetzelve vyf mylen van Lisbon gelegen, en Aceitao genaamt. — In dien tusfchentyd lekte 'er niets uit, en deeze langduurige en diepe ftilzwygendheid, aangaande het onderwerp van zulk een vervaarlyke misdaad, was voor de Politieker» een raadzel, welk zy niet konden verklaaren. • Zy wisten niet,hoe zy zulk eene langduurige traagheid, in het ftraÜen, zouden overeenbrengen met het Karakter van een Minister, wiens uitermaate geftrengheid zy kenden, en die zig bykans altoos vooraf bepaalde, eer dat hy de zaak deed onderzoeken. —— Maar carvalho betoonde zig, in zyn gedrag, omtrent die zaak geheel verfchillende met dat geene, wat hy tot nog toe gefcheenen had. Hy overpeinsde een langen tyd en zeer ernflig, zonder iets Je belluiten, om een vryen loop aan zyne natuur- TV. BOER  soek. iWwaaren van de Famuien van Aveiro en van Tavora tegen Ctrvalit. x6 GEDENKSCHRIFTEN van tuurlyke wreedheid te geeven. —- De zaak verdiende inderdaad zyne geheele aandagt; dit was de. gunftigfte gelegenheid, welke hy ooit konde verlangen, om de Woogmoed der Grooten van 't Ryk te vernederen, en zig te wreeken over de ongelyken, welke hy beweerde hem aangedaan tc zyn. — I ly beklaagde zig inzonderheid over den I Icrtog van Aveiro, en den Malais van Tavora, welke in der daad niet ophielden. Om hem in alle omftandighedei) overvloedige blyken van haat en veragting te kennen te geevcn. - Deeze beide Hoeren waren, om verilheidene redenen, geweldig vergramd tegen dien Minister. - Dc cerlte verweet hem van in een Proces, alwaar hy ccnige Ridderlyke goederen reclameerde , door zyn gezag, de Inftructie of het opftel van het Regtsgeding opgefchort en het Vonnis van de hand gewezen te hebben, om dat hy voorzag,dat hetzelve al te voordeelig .voor den Hertog zou uitvallen. • — Bovendien hadt carvalho het huwelyk doen vernietigen, welk door den Koning zeiven ontworpen was, tusfehen den zoon van den Hertog van Aveiro en Donna Marghareta van Lorena, dogter van den Hertog van Cadeval. Wat aan¬ belangt den Hertog van Tavora, welke zig zedert langen tyd vleide, tot den Tyteï van Hertog verheven te zullen worden, en die hoop altoos vcrydeld zag, deeze beïchuldigue dien Minister opentlyk, dat hy hem met kragt dien eisch betwist had, met oog* merk, om dat hy van begrip was, zig met hem te vermaaglchappcn. De  dën MARQUIS DE POMBAL, 17 De Familie van Tavora was zeer taj?yk; zy telde onder haare leden verfchei-* den Geestelyken, uitmuntende door hunne verdiensten, en met welke carvalho in den beginne gezogt had vriendfchap te maken, om des te ligter zyne oogmerken te bereiken. —— Hy tragtte die aan zig te verpligten, door aan dezelve verfcheidene geestelyke waardigheden op te draagen. < Met dit oogmerk was het, dat hy, in den jaare 1757, den Pater Antonius van Tavora, een Auguftyner, tot Bisfchop van Tavora benoemde, den welken zyne hooge ouderdom en betoonde voorzigtigheid de achting van de geheele Familie verwekt hadden. Wanneer nu deeze Geestelyke den Koning ging bedanken, nam carvalho de gelegenheid waar, en vervoegde zig, op dat oogenblik, in de Antichambre, en hield een lang ge- fprek met hem. fr, Hy begon, met een grootfche loffpraak te maken op het GeilagC van Tavora, als een der voornaamfte, en buiten tegenfpraak het oudfte adelyk huis van het Ryk. k—- Vervolgens ook van zyne eigene Familie fpreekende, zeide hy, dat, alhoewel hy reden had, om den luïsterryken ftaat, waar toe de weldaaden des Konings hem verheven hadden, te roemen, hy echter niet naliet ongerust te zyn, aangaande de middelen, om zyn oudften zoon, thans Graaf van Oeyras, op de gevoejdykfte wyze tot een Hand te brengen. —• „ 'Hoe gelukkig" (voegde hy daar by,) „zoude „ ik my achten , wanneer de Marquis Don Franciscus hem een van zyne dogters tot II. deel. B „ eene IV. boek,  iv. boek. iS GEDENKSCHRIFTEN van „ eene Vrouw wilde geeven." Pater •Antonius, dien het nederig kleed van zyn (laat niet belette zyne geboorte gedagtig te zyn, werd aangaande dit voorftel zo wel gehoond als verwonderd, en antwoordde, met eene zekere vlugheid, „Uwe Excellentie heeft zeer „ grootfche vooruitzigten!" deeze weinige woorden, met een zekere veragting te voor* fchyn gebragt, troffen dien heerschzugtigen Minister zo geweldig, dat hy by zig zeiven zwoer, deeze trotsheid te zullen vernederen, en zig gerugtmakend te wreeken over zulk een beledigenden hoon. In de eerfte jaaren van zyne Staatsbediening , werden carvalho en zyne Gemaalin op de byeenkomften der Grooten genoodigt, en inzonderheid by de Familie van Tavora, welke, niettegenftaande de trotsheid, die de Adelyke oorfprong haar inboezemde, echter de Gravinne Daun haar gezelfchap niet onwaardig oordeelde. Op een Feest, door dien Minister op zyn geboorte-dag ge-. geeven, hadt de Marquis van Tavora 't Bal geopend; de dogter van de Gravin van Atonguia was de eerfte, die had begonnen, te zingen, en alle Heeren van dit vermaard, huis hadden carvalho met kentekenen van agting en vriendfchap vereerd. — Maar wanneer de tyd hen haarlieden beter had. leeren kennen, zogten de Tavora's deezen band van vriendfchap allengskcns te brecken, en vermydden zorgvuldiglyk, om met de. Gravinne Daun gemeenzaam te verkeeren. n ■ Het geene hen nog meer van den Minister haaren Gemaal deed verwyderen, was, dat  den MARQUIS DE POMBAL. 19 dat zy zig verbeeldden, dat hy alles in 't werk ftelde,om de minnedrift te voeden, wel- ï ke de jonge Marquizin Donna Terefia den Koning had ingeboezemd, op dat deeze Vorst met zyne ydele liefdensbedryven bezig gehouden, de zorg der Staatszaaken zoude laaten vaaren, en hem volftrekt Meester van de Regeermagt laaten. Met deeze onderwerpen van misnoegen, en de natuurlyke hoogheid van hun Karakter, was het bezwaarlyk, dat de Hertog van Aveiro en de Marquis van Tavora, niet fomtyds onbetaamlyke gefprekken hielden, en zig niet, met zeer weinig omzigtigheid aan de hitte van hun misnoegen en gram- fchap overgaven. Zy lasterden opent- lyk, en m alle omftandigheden, het gedraovan carvalho, die daarvan ook terftond bengt ontving, door zyne talryke uitgezondene fpionnen. In alle Hoven, zagen de Ryksgrooten, niet zonder hartzeer, dat Ministers boven hen geplaatst wierden, welke hunne geboorte niet tot dien hoogen rangverheffing beriep. , Doch zo ook al de zorg voor hunne fortuin, en het verlangen van hun Hof te maken, hen, in de tegenwoordigheid van den Souverein, van eemge openbaare kentekenen van ontzag en eerbied beroofden, zo vonden zy daarentegen daarvoor een middel van overvloedige fchaavergoeding, in hunne byzondere verkeeringen.------ carvalho was in't geheel niet onkundig daar van, en wist zeer wel, met welk eene minagting de Hertog, zonder ophouden, van zyn perfoon en zyne beftieringe B 2 fprak, iv. pee.  IV. BOEK. Carvalbt overreed den Koning , dat 'er eene zamenzweeringtegen zyn perfoon gefmeed is. 20 GEDENKSCHRIFTEN van ™ir pn verwantte, zedert lansen tyd, ee¬ ne gunstige gelegenheid, om hem daarvan berouw .te doen hebben. Zodanig waren de waare bronnen van den haat van carvalho tegen de Heeren, welke wy boven genoemd hebben; een haat zo onverzoenlyk, dat dezelve niet konde voldaan worden, dan door den dood van deeze on- gelukkigen. Wy hebben gezien, dat geduurende de drie maanden, welke verloopen zyn, zedert het oogenblik, op welk de Koning gekwetst werd, tot aan zyne volkomene genezing, die Vorst, ontoeganglyk voor zyn geheel Hof, zig byna aan carvalho alleen vertoonde. In de langduurige gefprekken, welke deeze Minister met dien ligtgelovigen Vorst hield, bereikte hy ligt zyn oogmerk, om hem, met behulp van zyne gewoone betuigingen van getrouwheid en aankleeving, te overreden, dat men eene zamenzweering tegen zyn perfoon gemaakt had, aan welkers hoofd zig de Hertog van Aveiro, de Marquis van Tavora en de Graaf van Atonguia bevonden. Hy gaf hem te kennen, dat hun voorneemen was,om den Infant Don Pedro op den troon te brengen, op hoop van zelve het Ryk onder zyn naam te regeeren. •—•— En om zyne trouwlooze inboezemingen des te meer kragt by te zetten, zo herinnerde hy den Vorst, zonder ophouden, het droevig noodlot van zyn oudoom, den Koning Alphonfus ; ontroond , door de listige aanilagen van eenige zyner Onderdaanen, die zo ltoutmoedig als vermogende waren. ~ Hy be-  den MARQUIS DE POMBAL. ut befloot hier uit alzo de noodzaaklykheid, in welke hy was, om door een groot voorbeeld, den onrustigen en oproerigen geest van zyn Adel te beteugelen, om hunne hoogmoed te fnuiken, en ze binnen de waare grenspaalen te fluiten; eene magt, welke zo doodelyk was geworden voor het gezag, en zelfs voor het leven van den Souverein. — Een Vorst, gelyk wy Jofeph afgeb:eld hebben, vreesagtig, agterdogtig, en reeds onderdrukt, kon zig zei ven niet lang behoeden voor den flrik, welken men hem fpande. « Hy geloofde blindelings, al wat de Minister hem zeide, en gaf hem volmagt, om de daaders en medepligtigen van het gewaande complot zamengezwoornen te ftraffen. Dus gewapend met eene volkomene Koninglyke magt, werkte carvalho, zonder eenig uitftel, aan de volvoering van zyne bloedige ontwerpen. Hy maakte een ber gin met verfcheiden Regimenten Kavalery en Infantery, binnen de Stad Lisbon, te doen rukken, en des morgens vroeg, den 13 December, zag men met verbaazing de Hotels of Paleizen van de voornaamfte Grooten van het Ryk, met Troupen omzingeld. , Don Franciscus, Marquis van Tavora, en m zyne beide zoonen Don Lodewyk en Don m Jofeph Maria, Don Emmanuel en Don Jo- « 1'eph van Tavora zyne broeders, de Graaf "r van Atonguia en de Marquis van Alorna zy- Al ne fchoonzoonen, Don Emmanuel van Sou- am za Calharis, werden in hegtenis genomen en He opentlyk, met verfcheidene van hunne bedienden, in de nieuwe Gevangenisfen van B 3 Be- iv. boer. :n arresrt den irquis 11'avo, den aaf van )»guia, eenige ere :ren,  iv. boek. 22 GEDENKSCHRIFTEN van Belem gebragt. Het was carvalho zelve, die deeze had laaten gereed maken, op eene plaats, alwaar te vooren de Menagerie van den Koning geweest was. Men was na de Aardbevinge genoodzaakt geweest om alle gedierten, welke daar huis hielden , te dooden.uit vrees.dat ze niet zoudenontvlugten, en dat zy in hunne vrees en fchrik geene nieuwe onheilen zouden veroorzaaken. De gegcevene orders, om alle deeze Heeren in hegtenis te neemen, werden omtrent het midden van den morgenftond ter uitvoer gebragt. De Marquis van Tavora was vroeg opgeftaan, en had zyne zuster, de Gravin van Riveira, een bezoek gegeeven , maar na zyn komst aldaar, en terwyl hy gerust met de Gravin fprak, die voor haar toilet zat, kwam een bediende binnen,om hem te zeggen , dat een van zyne Kamerdienaars hem verzogt te fpreeken, over eene zaak van het uiterfte gewigt. „ Vergun my,(zei„ de de Marquis tegen zyne zuster, j dat ik „ deezen Dienaar binnen laat; ik kan niet be„ grypen,wat de reden is, die hem met zulk „ eene drift herwaards doet komen." —— De Gravin gaf hem vryheid, om binnen te komen, en de Kamerdienaar binnen getreden zynde, zeide tot zyn Meester, „ ik ben „ wanhoopig, dat ik Uwe Excellentie een „ droevig nieuws moet mededeelen. „ Uw Hotel is van alle kanten met Militie „ bezet, Mevrouw de Marquizin, en de „ Heeren uwe zoons, zyn in hegtenis geno„ men; ook doet men onderzoek naar uw „ perzoon, om U te agterhaalen. 1,1 In » die  den MARQUIS DE POMBAL. 23 „ die algemeene verwarring, heb ik getragt „ te ontfnappen, om Uw Excellentie daar „ van kennis te geeven." —- „ ó God! wat „ wil dat beduiden? "("riepdeontfteldeMarquis uit, met eene bevende Hem) sfejr Hy zag zyne zuster aan, die, met traanen in de oogen, hem antwoordde. „ Het is „ met ons gedaan, myn broeder, wy zyn „ verboren!" Neen! (zeide de Mar¬ quis ,zig opbeurende,),, ik zal niet vlugten, „ ik zal uit den mond van zyne Majefteit „ zelve verneemen, de oorzaak van zulk „ eene buitengewoone gebeurtenis. —— My„ ne vrouw, mynekinderen, gevangen ge- „ nomen als geringe misdaaders! ik „ kan het niet geloven; ik ga terftond naar „ het Paleis," En in der daad, hy ging naar Belem, en verzogt gehoor by den Koning. —— Don Louis d'Acunha kwam te voorfchyn, om te weeten de reden, die hem derwaards had doen komen. „ Ik bid u, (antwoordde „ de Marquis) aan zyne Majefteit te zeg„ gen, dat ik hier in perfoon gekomen ben, „ om hem van myne onfehendbaare getrouw- „ heid verzekering te geeven. Ik „ heb vernomen, dat men myne vrouw en „ myne zoons in hegtenis heeft genomen, „ en ik verwagt van de goedheid des Ko„ nings, dat hy zig zal verwaardigen van „ my te onderrigten van de misdaaden, wel„ ke hen in zo verre de verontwaardiging „ van haaren Souverein op den hals hebben „ gehaald.— Zo zy fchuldig zyn, zal ik ,, de eerfte wezen, die hun gedrag zal verB 4 „ foei- iv. 5 o ë k.  iv. B p E K. De oude Marquis van Tavora word gearresteerd in het Paleis zelve, werwaarti hy vry willig gegaan was, om na de oorzaak ie verneemen , van de in hegtenis-neeming zyner Gemalinne en Zoonen. ■ 14 GEDENKSCHRIFTEN van „ focijen, en tot hunne ftraf myne toeftem„ ming geeven." —- Acunha ging binnen, en terftond daarna kwam carvalho te voorfchyn, die toen met een bars gelaat, en een dreigende ftem, tegen den ongelukkigen Tavora, zeide; „ Uwe Excellentie is hier „ zelfs in den ftrik gekomen: geef uw de„ gen, en de Generaals ftaf, gy zyt misdaa„ dig aan gekwetfte Majefteit." ~—— „ Ik „ misdaadig,(riep de Graaf uit!) ik zalmyn „ degen niet overgeeven; - ik bewaar die, om ,, te gebruiken tot befcherming en tot dienst „ des Konings." „ Ja ftrafwaardig, (her- ,, vatte carvalho, op eenen noggebieden,, der toon,) gehoorzaam, het is de hooge „ order van zyne Majefteit!" — De Marquis verfchrikt en ontfteld zynde, gaf zyn degen, en zyn Generaals ftaf aan een Officier van de lyfwagt over, die zig aanbood om ze te ontvangen. —— En dezelfde Officier aan het hoofd van eenige löldaten , geleiade hem opentlykin de gevangenis, alwaar reeds de andere Heeren opgefloten waren. - De Marquifin Donna Eleonora van Tavora, in hegtenis genomen, op het oo> genblik, wanneer zy uit haar bed kwam, en daar zy naauwlyks den tyd had, om de allernoodzaaklykfte kieeren aan te doen, werd in dien ftaat, zo als zy uit haar bed opgeftaan was, dwars door eene groote menigte volks geleid, in het Klooster der Grilles, gelegen buiten Lisbon, en bewoond door de Auguftyrier Geestelyken, vermaard door de gellrengheid van hunne ievenswyze. ■ Daar bleef zy, beroofd van alle gemeenfchap., / en  den MARQUIS DE POMB AL. 25 en gevoed op kosten van deeze arme gemeente , tot op den dag voor haar dood. In den namiddag van dien zelfden isden dag, bezetteden de foldaaten de huizen der Jefuiten, en men vertoonde aan deeze Gees-> telyken een order van den Kardinaal Vifitateur, die hen verbood uit te gaan; een order , welke de wagt, die men hen gaf, zekerlyk zeer onnodig maakte. ——— Twee dagen daar na, ontnam men ieder van deeze Paters alle papieren, welke zy in hunne vertrekken hadden, en men deed ten dien opzigte zulke naauwkeurige onderzoekingen, dat men zelfs dë graftomben opgroef, om die na te fpooren. — —» En om de verbaasdheid en ontfteltenis, in welke dit vreemd fchouwfpel de gemoederen der menfchen gedompeld had, nog meer te vergrooten, zo> deed carvalho een Manifest bekend maken, gedateerd den oden van die zelfde maand, in 't welk zyne Majefteit een verhaal gaf van den toeleg tegen zyn perfoon, in den nagt van den 3 September.' » ■« Maar dit verhaal ftemt, in geenen deele, overeen met het algemeen gevoelen, aangaande de oorzaaken, en ornftandigheden, dier gebeurtenis. ——— De plaats, de wyze hoe, de perfoonen, alles was daar verandert, af*!''* In dit Manifest noodigt men, door het lokaas van eer 'en belooningen, alle getrouwe onderdaanen des Konings, om befchuldigingen, ten nadeele van de reeds gevangene perfoonen te voorfchyn te brengen, en men dreigt alle de geene, welke iets ten dien opzigte mogten weeten, ponder zulks te B 5 wil- iv. BOEK,  iv. boek. a 26 GEDENKSCHRIFTEN van willen verklaaren, op het geftrengfte te zullen ftraftèn. — Zie de Regtvaardiglngs Bewys - Stukken, No. I. De uitermaten langwyligheid, welke by carvalho tegen zyne gewoonte, in deeze gewigtige zaak, had plaats gehad, en de tyd, welken hy gehad hadt, om zyne befluiten ryp te laaten worden, en zyne handelwyzen gevoeglyk te zamen te voegen, lieten geen twyffel overig, dat hy zyne maatregelen niet zo zeker zou genomen hebben, om van een goeden uitllag verzekerd te zyn. — Men had echter bovenal niet verwagt, dat men, (wyl men zo zorgvuldig geweest was, om met zo veel bedryfzaamheid en geheimhouding, alle die geene in hegtenis te doen neemen, welke men oordeelde medepligtigen van dit affchuwlyk complot zamengezwoornen te zyn,) den Hertog van Aveiro vergeeten had, dien hy als den voornaamften daader aanmerkte. ——-> Hier door was het intusfchen, dat het volgende gebeurde. Wanneer de dienaar van de Juftitie, die met deeze verrigtinge belast was, aan carvalho verflag daar van deed, vroeg de Minister hem, of hy den Hertog weg gebragt had, en of hy wel bewaard was ;--—- „wel,, ken Hertog? (hernam de Officier) — ,, Hoe, riep carvalho uit, is de Hertog niet „ gearrefteerd!—ik verzoek Uw Excellen„ tie om pardon, (hervatte de Officier;) Uw Exc. heeft my geen order gegeeven, be„ treklyk tot eenigen Hertog;" deeze woorden bragten carvalho in woede, zo dat hy den Officier geweldig van nalatigheid be- fchul-  den MARQUIS DE POMBAL i7 fchuldigde, doch deeze regtvaardigde zig weder, en de Minister eindelyk wel overtuigd geworden zynde, dat hy niemant dan zig zeiven van die nalatigheid kon befchuldigen, deed den volgenden dag een Compagnie Cavallery naar Aceitao vertrekken, werwaards, gelyk wy boven gezegd hebben, de Hertog van Aveiro zig geretireerd hadde. Het Kasteel van den 1 lertog was gelegen óp eenaangenaamen heuvel, die hooger dan de groote weg was, en van waar men, van verre genoegzaam kon ontdekken, al wat uit Lisbon op weg kwam. Deeze Heer nü wandelde toen, op het voorplein van zyn landgoed, met een van zyne Kamerdienaars, genaamt Jofeph Polyc 11 Uitgeftrekt op de aarde, met ketenen iv. boek» Jammerlyke toeltand in welken de gevangene Heeren gebragt: zyn.  iv. boek. 30 GEDENKSCHRIFTEN van nen beladen en gebonden, - een weinig ftroo tot hun bed, en het flegtfte brood tot hun voedzel; — veroordeeld tot eene affchuwelyke eenzaamheid, - van de geheele waereld verlaten, - in droefheid en elende gedompeld , - overgegeeven aan alle verfchriklykheden van wanhoop, zynde voor hen geen enkel vriend overig, die hen kan vertroosten , - geen een bediende, van wien zy eeni- ge hulp kunnen verwagten! Wat inensch, als getuige van zo veele onheilen en kwaaien, zou niet met eene innerlyke fmert en medelyden aangedaan zyn! waar is het hart dat wreed genoeg is,om niet aangedaan te zyn, over zulk een beklaaglyk Noodlot! —— de Ziel van carvalho is alleen beftand voor zulk een hartverfcheurend fehouwfpel. Deeze onverzoenlyke, deeze wrêede Minister, verre van de erbarmlyke gefteldheid van deeze ongelukkige Heeren en Mevrouwen te verzagten,fcheen zig niet bezig te houden, dan met middelen uit te denken om dezelve nog veel droeviger en harder te maken. Zo hy hen ging zien, het was niet dan om hen te befchimpen over hunne fmerten, en hen zonder eenige toegevendheid , of medelyden aan te kondigen, dat zy nog niet op den hoogften trap van hun ongeluk waren. In een bezoek, welk hy den Hertog van Aveiro gaf, verzeld zynde van een Griffier Crimineel,-om deszelfs antwoord te ontvangen, overftelpte hy hem met verwytingen, aangaande zyne gewaande zamenzweering, laatende in zyn gefprek eene bitterheid, en bovenal eene trotsheid vloei-  den MARQUIS DE POMBAL. $& vloeijen, zo buitenfporig als ongerymd. » Hy fprak hem nooit aan dan in de tweede perfoon; eene belediging, die misfchien de zwaarfte is, welke men aan een Hertog van Portugal kan doen, en die zyne hoogmoed nooit kan toegeeven. m>im* En inderdaad kon de Hertog deswegen zyne drift niet temmen. Eerloofe, (riep hy uit,) is het „ dus, dat gy my durft aanfpreeken; heeft ,-, dan de beklaaglyke toefïand, in welken » gy my ziet, en waartoe uwe wreedheid „ my alleen gebragt heeft, my geheel van „ myn eer en rang beroofd? ■ ■ ""■» Waar op carvalho antwoordde, „ dat hy hem „ wel dra die trotsheid zou doen verliezen," en na dat hy zyne verwytingen nog eens herhaald had, ging hy heen. Behalven de Heeren, welke wy genoemd hebben , nam men ook nog in hegtenis, te Elvas,Don Nugno de Tavora, Colonel van. de Cavallery, en te Ciaves, Don Juan de Tavora, Collonel van de Dragonders ,beide broeders van den ouden Marquis Don Franciscus. -—— De Gravin van Atonguia, dogter van de Marquifin Donna Eleonora' van Tavora, werd veroordeeld, om opgefloten te worden, in het Klooster van St. Clara van Sacaven. Dat van de Au- . guftynen van Cellas, gelegen in een VoorHad van Lisbon, diende tot een gevangenis voor de Marquifin van Alorna, de andere dogter van Eleonora. — Haare dogters ondergingen het zelfde noodlot. De Hertogin van Aveiro, werd in een Klooster van de Trinitaire barvoeter Monniken verzonden. rv. boek.  IV. b.0 E & De jonge Marquifin Van Tavora word met eene geheel bylondereeerbied behandeld. 3?, GEDENKSCHRIFTEN van den, en haare beide dogters, welke op trouwen Honden, in het Convent der Carmeliten, met een order aan de Priorin, van haar aanftonds het Nonnengewaad aan te trekken, welke order ook daadelyk opgevolgd werd. •——- Don Marquis de Mascarenhas, Marquis de Gouvea, eenigfle zoon van den Hertog van Aveiro, denwelken zyne uitermaaten jonkheid niet toeliet, om hem ook als medepligtige van de misdaaden zyns vaders aan te merken, werd opgefioten in een Celletje van het Kathuizers Klooster van Lisbon, en vervolgens overgebragt na dat van Evora. De zoonen van den Marquis van Alorna,en van den Graaf van Atonguia, nog kinderen zynde, werden in handen gefield van de Priesters der Zendinge. In zulk een algemeen onheil voor de familie van Tavora, was 'er niet een, dan de jonge Marquifin Donna Terefia, met haare dogters, wier lot veel gelukkiger geweest is. Zy hadden tot hun deel, het uitmuntend Convent van de Heiligen, zonder fluiting, zonder wagt, en de Domestiken tot haare bediening. — De andere Mevrouwen werden overgegeeven aan de liefdaadigheid der Geestelyken; maar men gaf aanwyzing aan Donna Terefia voor haar onderhoud 30 Moedas 'smaands, welk omtrent 450 Guldens bedraagt. »■ Weinige dagen na haare hegtenis, verkreeg zy verlof, om alle perfoonen zonder onderfcheid te mogen zien, en deeze vryheid werd wel haast gevolgd van de vergunning, om ook te mogen uitgaan, m 1 Zulke merkelyke onderfcheiö ' din-  den MARQUIS DE POMBAL. 33 dingen deeden met genoegzaamen grond vermoeden, dat men dusdanig de jonge * Marquifin in een Klooster verbannende , zig minder van haar perfoon had willen verzekeren , dan den uiterlyken fchyn daar van ' behouden. ■ —» Men zou inderdaad een zeer ilerke tegenftrydigheid befpeurd hebben, haar geheel vry te laaten, terwyl de geheele Familie in ketenen gefloten werd. Ter zelfder tyd nam men nog verfcheiden perfoonen in hegtenis, welke carvalho niet zo zeer aanmerkte, als medepligtigen van den aanflag op 's Konings leven, welke hy voorneemens was te ftraffen, dan wel als de zulken, die de geftrengheid van zyn gedrag, omtrent de andere gevangenen, niet hoog genoeg preezen, of niet goedkeurden. ——» Onder deeze nieuwe flagtoffers van agterdogt, en wraak des Ministers, welke te veel indruk op het publiek maakten", waren de Graaf van Obidos, en Antonius de Costa Freire, Advocaat Fiscaal van de Kroon. . De agting en vriendfchap des Konings voor den Graaf, de altoos aangenaame en dikwils fatirieke invallen van dien Heer, hielden den wantrouwenden en agterdogtvoedenden carvalho in eene beftendige ongerustheid. —-» Hy vreesde, dat zyne boenende en geestige gezcgdens, eindelyk eenigen invloed op den geest des Konings zouden krygen, en hem misfchien de oogen openen. ——- Derhalven zogt hy met geweld naar middelen, om hem mede by de zamengezwoornen in te wikkelen. "Het is waar, dat zyne vrees daaromtrent niet geil, deel. C heel rv. boek. De Graaf vanObidoj, en Costa Freire, AdvocaatFiscaal van de Kroon, worden ook in hegtenis genomen.  iv boek. 34 GEDENKSCHRIFTEN van heel zonder grond was. -——■ De Graaf gewoon, om opentlyk te zeggen, het geen hy dagt, en onbefchroomd te boerten met de beftiering van carvalho, zeide tegen den Koning, eenigë dagen na het gevangen neemen van den Hertog van Aveiro, en de andere Heeren: „kort om, Sire, zie daar „ de wensch der Portugeezen vervuld: de „ Koning Sebastiaan is weder opgeftaan," (zinfpeelende op een geacht gevoelen, zedert lang onder het onkundig volk van Lisbon verfpreid, naamelyk,dat men nog eens te eeniger tyd den Koning Sebastiaan te voorfchyn zou zien komen, die in den ongelukkigen krygstogt tegen de Mooren van Afrika geftorven was). —» „ En waar is dan de Ko„ ning Sebastiaan ? (vroeg Jofeph, al lachenM de.) ■■■ Sire! hier zelfs in uw Hof," (antwoordde de Graaf), „ want is het niet „ Sebastiaan Jofeph, die Koning van Portu- „ gal is?" De Koning buitentwyffel niet bemerkende, dat dit antwoord iets beledigends voor hem in zig bevatte, ging voort met daar over te lachen, en fpocdde zig, om aan zyne Hovelingen het zonderling nieuws te vernaaien,welk de Graaf van Obidos hem gezegd had. - •- carvalho werd daarvan tcrftond verwittigd; en alhoewel hy daar over geweldig verftoord was, bezat hy de behendigheid van zyne gevoeligheid te verbergen en te veinzen. By deeze eerile onvoorzigtigheid , voegde de Graaf wel haast eene tweede; want in eene byzondere byeenkomst, noemde hy deeze zamenzweering opentlyk een harfenfchim en bedrog , te-  ben MARQUIS DE POMBAL. 35 tegen welke men zig met zulk een drift aankantte , en hy hield ftaande, dat dezelve geen grond nog wezendlykheid had, dan in het brein van den Minister. Het kon alzo niet misfen, of de gramfchap van carvalho moest buitentwyffel, daar door, gaande ge0maakt worden. Hy bediende zig der¬ hal ven van dit zyn gezegde, om den Graaf van Obidos, voor de oogen van den Koning, ais een medepligtigen van den moord des Konings af te fchilderen, en verkreeg dienvolgens gemakjyk van dien ligtgelovigen Monarch, de order, om hem ook in hegtenis te doen neemen. Costa Freire werd, met gegrondde redenen, voor den eerften Regtgeleerden van het Ryk gehouden. Zyne raadgeevingen wer¬ den met graagte gezogt, en de Koning zelfs beroemde zig een Advocaat Fiscaal in zyri dienst te hebben, van welken hy geloofde, dat hy die van alle andere Hoven, door zyne verdiensten, te b'jven ging. Zomtyds zelfs lag deeze goede Vorst tot een kenteken van vriendfchap cn vertrouwen, zyn hand op zyn fchouder, en zeide tegen hem, „ Gy zyt de Eer van mya Ryk!" m-"n> In zulk een zwaarwigtige zaak, daar het gefchil was over een misdaad van gekwetfte Majefteit, tegen het Opperhoofd, oordeelde carvalho , dat men het onderzoek van de befchuldigden, aan niemant anders dan aan den Advocaat Fiscaal van de Kroon moest aanbetrouwen. Overreed, dat deeze zig, zonder tegenftand, tot zyne oogmerken zou laaten gebruiken, en dat hy, geen Ca de iv. boek. /  iv, boe k. CarvKllo belast zigzelven mei het opbellen van het praces der befchtil«ligden. 36 GEDENKSCHRIFTEN van de minste zwaarigheid zoude maken, om die perfoonen voor fchuldig te verklaaren, welke reeds als zodanig door den Minister befchouwd wierden, zo gaf hy hem order om ze te ondervraagen. -■ ■■• Maar Costa Freire, welke by eene grondige kennis van de © wetten, eene nog veel achtbaarder opregt-0 beid en vroomheid voegde, vond de gevangenen onfchuldig, en berigte zulks, zonder te veinzen, aan carvalho. Een be- rigt, zo ftrydig met zyne oogmerken en met zyn hoop, bragt dien Minister in zulk eene woede tegen Costa, dat hy hem, (zonder acht te geeven op zyne talenten, noch op zyne deugden, noch op de agting, die de Koning voor hem liet blyken,) zelf behandelde als een misdaadigen van Staat,en in ketenen liet iluiten. De Graaf van Riveira, fchoonbroeder van den ouden Marquis van Tavora, hadt hetzelfde lot. Na deeze ondervinding, vreesde carvalho niemant te zullen vinden, die dit gewigtig Proces naar zyn verlangen zoude willen voordragen. Hy befloot derhal ven, . om zigzelven met die zorg te belasten, overtuigd zynde, dat de geringe tyd , welke hy in zyne jonkheid tot de Studiën van de Regtsgeleerdheid befteed hadde, genoegzaam zoude zyn, om hem in Haat te U-ellen, om baarblyklyk de beftaanlykheid van de zamenzweering aan te toonen, en de Regtsgelecrden te doen bel'chaamen, over hunne onkunde en dwaasheid, welke hy hun zo dikwils verweeten hadt. Met dit oogmerk floot hy zig zeiven eenige dagen  den MARQUIS DE POMBAL. 37 • gen in zyn Kabinet op, en gaf ziggehee] aan deeze vreemde bezigheid over. Terwyl hy dan, aan deeze Inftructie, met allen yver, en alle hem mogelyke aanwen• ding bezig is, zo zullen wy nog voor een oogenblik onze oogen wenden, op het beklaaglyk noodlot van deeze ongelukkige flagt- offers van zyne wreedheid, . Ons hart ontroert, op het gezigt van hunne fmerten, van hunne benauwdheden, en van hunne levendige aandoeningen, ■ Hunne klag- ten, hunne verzugtingen, dringen door tot onzen ziel, en maken op dezelve een fmertelyken en diepen indruk. - Onderfcheiden van het gemeen, door hunne geboorte , opvoeding, en gevoelens: zo veele voordeden dienen niet dan om hun tegenwoordigen flaat des te onverdraaglyker te maken. - ■—» Zy zyn vooraf veroordeeld, tot alle fmerten, welke op den misdaad volgen , en misfchien door hunne onnozelheid , een ander noodlot waardig. Welke dagen van ongeduld en verflagenheid! welke nagten van wanhoop, en van woede! welke wreede hartstogten komen hen op eenmaal befpringen! welke akelige denkbeelden doen hun Geest van fchrik en verbaasdheid verityven! hun lighaam lyd ; maar hoe veele andere nog veel afgryslyker pynigingen verfcheuren hunne ziel! » ■■■ - Zy zien hun naam, die naam die tot nog toe zo vermaard was, voor altoos aan de fchande opgeoffert; hunne gcdagtenis by alle Natiën, met een eeuwigduurend verwyt, beladen, een wreeden vyand over hun ruïne triompheeren, en hunne C 3 elen- IV. BOEK.  IV. o e k. 33 GEDENKSCHRIFTEN van clcnde lafhartig en fchandelyk befpötten. • Zy flellen zig al bevende het ve.fr fchriklyk oogenblik voor oogen, in welk zy Onder het aanfehouwen van eene verbazende menigte volks, hunne dagen zullen eindigendoor de pyn der dood-ftrafien, als de allerilegtfte boosdoenders. -—-« Mogelyk zullen onze Lezers oordeelen, dat wy al te lang ons gevestigd houden, op zodanige voorwerpen , die niet gefchikt zyn, dan om onzen geest te bedroeven; maar laaten zy ons regtmatig gevoel befchuldigen, en ons innerlyk medelyden voor zo veele ongelukkige .flagtoft'ers van de blinde woede eens Wille- keurigen. Onzejlvoefheid znl nog grooter worden, door het Schildery van de droevige uitkomst, welk dit vreeslyk treurtoneel zal doen eindigen. . Wanneer nu carvai.iio zyne Inftrudtie volbragt had, over welke hy met niemant dan met zigzelven, had willen raadplegen, vertoonde hy dezelve aan het Opperlte Geregtshof rinconfidence (*), onlangs ten dien einde opgcrigt, en zamengefteld uit de Regeeringsperlbonen, verkooren uit alle Souve- reine Hoven van het Ryk. Hy vroeg aan de Regters, welke flraffen de, zamerigezwoornen verdienden voor den affchuwelyken aanflag, waar aan zy fchuldig waren. ———- Deeze gaven ten. antwoord, dat,eer 'er uitfpraak over de ftraflen kon gedaan worden, men vooraf voldoende bewyzen in han-xm aao iisai-. ivJ\x. VI öÜb 'i<& anMgubr-g Jodelt (*) Een Geregtshof opgerigt, om te oordeelea over mi;d»aden van RIüin-Ee4 en Uoog -VerraaO.  den MARQUIS DE POMBAL. 59 den moest hebben van den misdaad; „ de ,, bewyzen zyn in myne handen, antwoord„ de carvalho met een dreigenden toon; zy zyn onwederleglyk en overtuigend, der„ halven bemoeid U niet dan met de ftraffe." »f'd m De Regters vervaard door de tegenwoordigheid van een Minister, die geen tegenfpraak kon veelen, en die geen paaien ftelde aan zyne gevoeligheid en wraakzugt, durfden daar niets tegen inbrengen. — Zy volgden derhalven blindelings zyne orders. ■ w; '? Jan Alvares Baccathao alleen had den moed, om zyn advys te weigeren. Na dus alvorens de Regters het Vonnis afgeperst te hebben, 't welk de volle maat aan zyn wensch moest geeven, droeg carvalho zonder uitftel zorg, om het ter uitvoer te brengen. Intusfchen in zulk eene ernftige zaak eenigc achting willende betoonen, voor de grondwetten, en infrellingen van den Staat, zo ftemde hy toe, dat ten dage, op welken dit Vonnis plegtig zou uitgefproken worden , het Geregtshof zou voorzitten met drie leden van den Adel, overeenkomstig een oude Wet, welke ordonneert , dat een Groote van het Ryk niet veroordeeld konde worden , dan volgens het Advys van drie Adelyke perfoonen. • Maar die Kstige Minister droeg wel zorg, «bit hy zulk een gewigtige Stem, niet op het bloot geval liet aankomen. ———- Overtuigd van de al te gewoone verfchillen, die in de Geregtshoven, door de verfcheidenheid der gevoelens ontftaan , en. vertragingen aan het Regtsgeding veroorzaaken, waar uit dikC 4 wyls TV. boek.  iv. boe k. (*) Zie 't Eerfte Deel der Cedenkfchriften, pag. 145, 40 GEDENKSCHRIFTEN van wyls qok een onherftelbaar nadeel voor de Tttftirie ontftaat,zo liet hy zyn oog gaan op drie perfoonen, van welke hy verzekerd was, dat derzelver gevoelens zig in deeze omftandigheid zouden vereenigen. «■ ■ .. De Koning benoemde derhalve tot voorzitters van het Geregtshof l' Inconfidence, carvalho zeiven, Joachim de Costa Corte Real, en Don Louis d'Acunha. ■ . Volgens het boer- tend gezegde (*), zo geestig als waar, van den Graaf van Obidos, kon men niet twyffelen, of het Advys van den eerften perfoon van deeze nieuwe Drie Eenheid, zou zekerlyk ook dat van de twee anderen zyn. Met behulp van deeze hulde, in fchyn gedaan, aan eene byzondere Wet van het Ryk, geloofde carvalho , dat hy zig kon ontflaan van een andere Wet, gefchreven in de harten van alle menfchcn, door de handen van de natuur zelve, naamelyk die Wet, van niet te kunnen vereenigen, in een en denzelfden perfoon, en in eene en dezelfde zaak, de Karakters van Regter en Befchuldiger. Zig dus aanmerkende, in qualiteit van eerften Minister, en als bewaarder en befehermer van de geheiligde Wetten der Juftitie, verhief hy zig boven eene ydele plegtigheid, welke volgens zyn gevoelen, nergens toe diende, dan om den loop der regtszaaken te ftditen. Hy belgde zig geweldig over de regelen en grondwetten der Regtsgeleerden, en toonde de geheele Waereld aan, dat het voor hem geen  dén MARQUIS DE POMBAL. 41 geen Onregtvaardigheid was, een dubbelde Rol (*) te fpeelen, en dat een Groot Man, met genoegzaamen moed en drift bezield, om te befchuldigen, bovendien nog koelbloedig genoeg kon zyn, om te veroordeelen en te ftraffen. Zo dra men nu drie Edelen benoemd had, welke in het Geregtshof moesten voorzitten , ging men voort met het Vonnis te ftryken, over de gewaande zamengezwoornen; en den 12 January 1759, kwam 'er een Arrest te voorfchyn, getekend, door de Prefidenten en zeven andere Regters, volgens welk Arrest, ter dood veroordeeld werden, de Hertog van Aveiro; de Marquis van Tavora, en zyne beide Zoonen; Don Lodevvyk eh Don Jofeph; de Graaf van Atonguia; de Marquizin Donna Eleonora; Braz Jofeph Romeiro, Kapitein van de Kavallery, en Edelman van den Marquis van Tavora; Jan - Michiel en Emanuel Alvarès, Domestiken van dezelfde Heeren. ——• Dit Arrest werd hen dien zelfden dag aangekondigt.en zedert den 1 oden,had men de Marquizin van Tavora uit het Convent der Grilles in de gevangenis overgebragt, en zy haare oogen op een Crugifix gevestigd houdende, zo was het eerfte woord, welk zy vernam, de fententie des doods, zonder eenigen Regter gezien te hebben, noch zonder de minste vraagen te ondergaan, geduurende den tyd , dat zy in het Klooster was opgefloten ge- C*) Naamlyk, als Regter en Aanklager. C 5 iv. boek. DoodVen□is tegen de gevanjenen bekend gemaakt.1759-  iv. b o e k. 42 GEDENKSCHRIFTEN van geweest. —— Alle de anderen waren ondervraagd , en zelfs op de pynbank gebragt De Hertog kon de pynigingen niet doorfhan, welke zo menigmalen ongelukkigen gedwongen hebben, veels te zwak om ze te kunnen uitharden, zig zei ven te befchuldigen van misdaaden, welke zy nooit bedreven hadden. — Overwonnen door de fmerte, heeft hy* misfchien zelfs op hoop van zyn leven te zullen behouden, zig zeiven fchuldig erkend, en verklaard, dat alle andere zyne medepligtigen waren.. Hy voegde daar by, dat hy niet tot deeze verfoeilyke niisdaad gekomen was, dan op aanraaden van Pater Malagüda, en feenige an-dere Jefuiten. — carvalho deeze getuigenis als een Authentiek bewys van de zamengezwoornen aanmerkende, bediende hy zig daar van, om alle befehuldigden in dezelfde veroordeeling in te wikkelen. Maar het vermaak, welk hem zulks veroorzaakte,was van geen langen duur. • De Hertog erkende zyn misdag, en wykende voor de regtmatige knaagingen des geweetens, welke in zyne ziel eene doodlyke angst en vrees voor de eer. en het leven van zo veele onfchuldigen verwekten, zo deed hy eene verklaaring, regt tegenftrydig met de eerfte, en zond die aan den Minister, met zyn hand ondertekend. —— Hy verzogt in dezelve, op nieuw ondervraagd te mogen worden, om dat alle bekentenisfen, welke men hem tot nog toe door den pynbank afgeperst hadde, zo veele onwaarheden waren. Wy weeten, dat deeze' herroeping met zorg bewaard,  dtjn MARQUIS DE POMBAL. 43 waard, door den Biegtvader van deezen ongelukkigen Heer, aan de regeerende Koningin is overgeleverd, na den dood van Koning Jofeph. Maar carvalho floeg daar weinig agt op, en wilde die zelfs niet ontvangen. In verfcheiden ondervraagingen, welke de andere befchuldigden moesten ondergaan, fora ken zy geen enkel woord, waar uit men kon befiuitcn, dat zy fchuldig waren, alfchoon' men in de Acteuj van het Proces leest, dat zy door eigen bekentenis overtuigd zyn van de misdaaden, welke hen ten laste zyn gelegd. carvalho , verheven bo¬ ven deeze geheiligde grondregel in alle Geregtshoven gebruikelyk, om de antwoorden der befchuldigden, naauwkeurig op te geven , geloofde, dat hy onbcfchröomd en zonder zwaarigheid, dezelve zodanig kon vertoonen, als hy ze noodig oordeelde, dat ze zouden fchynen, om alle twyffelingen, aangaande de regtmatigheid van hunne veroordeeling, uit den weg te ruimen. ——« Hyhad reeds fchuldig aan Hoog Verraad verklaard, alle de geene, die zig tegen de orders der Ministers durfden verzetten; hy kon zig ook wel de Privilegie aanmatigen , om zyne Hellingen, die hy vóór waarheden hield, als zo veele Orakelen op te geeven, en voor deeze denzelfden graad van geloof en achting te vorderen. ——— Te vergeefs verviel hy dikwyls in merkelyke tcgenftrydigheden « te vergeefsch, zig onderfteund te hebben1 met de gewaande bekentenisfen van den Marquis van Tavora en van den Graaf van Atöh- guia, IVB O E g.  IV. BOCK. 44 GEDENKSCHRIFTEN van guia, om hen te vertoonen als medepligtigen van de zamenzweering, zeide hy tegen het Geregtshof, het welk met de Orders belast was, om hen te onteeren, dat ondanks hunne hardnekkigheid, van hun misdaad te ontkennen , de bewyzen al te blykbaar waren, om betwist te kunnen worden : —— dat waren flegts beufelingen zyne aandagt onwaardig; en byaldien iemant van zyne goede vrienden dezelve durfde weder opnaaien, dan fpoedde hy zig, om h^m den mond te fnoeren en te doen zwygen, door hem te behandelen als een laage ziel, die niet in ftaat was om de diepte van zyne oogmerken te door- * gronden. Het Vonnis van het Geregtshof Vlnconfidence, behelst negen-en-twintig Artikelen, en byna zo veele Hoofdftukken van befchuldigingen tegen de ongelukkigen, welke veroordeeld zyn. Wy hebben gedagt, onze Lezers dit gewigtig ftuk niet te moétenonthouden, nadien men het als het voornaamfte werk kan aanmerken, welk uit de pen van carvalho is voortgevloeid, en des te beter zyn geest en zyn hart afmaalt. Intusfchen zullen wy onze Lezers vooraf waarfchouwen, dat, wat aangaat de flyl,de orde en de netheid in zyne redeneeringen, zy meer dan eens, in dit voortbrengzel van dien Minister iets zullen bevinden, waar over Koning Johannes V. klaagde, naamelyk, dathy de depêches van dien Minister niet zonder ongeduld en.walg konde hooren leezen (*); wy CO Zie bet I. Deel der Cedenkfchriften, pag. 12. O  den MARQUIS DE POMBAL. 45 wy verzoeken derhalven onzen Lezers , dat zy het ons niet ten kwaaden willen duiden, wanneer hen het leezen van dat ftuk moge verdrietig vallen. - Voor het overige * -zullen zy daar uit zien, hoe een behendig zamenfteller, in zulk een korten tyd, het £lan en de byzondere vernaaien van eene wyd uitgeftrekte zamenzweering kan by elkander knoopen, door den draad te volgen, deszelfsloop na te gaan, de opperhoofden, de medepligtigen, en de aanvoerders aan te toonen, door rekenfehap te geeven van hunne oogmerken en van hunne geheime gedagten, de maatregelen af te fchetzen, welke tot de uitvoering zyn genomen, de omftandigheden te vernaaien, die 'er by zyn voorgevallen, o en zelfs tot aan het berouw en de klagten der zamengezwoornen toe, na het kwaad gevolg van hunne onderneemingen; en dit alles zonder voldoend bewys, zonder getuigen, en bykans zonder onderzoek. Met behulp van eenige gistingen, en uit dit verlicht grondbeginzel, dat by, die eens ondeugend geweest is, met regt geoordeeld mag worden /jet altoos te zyn, in dezelfde foort van ondeugd (*) , is hy eindelyk zo verre gekomen van de waarheid te ontdekken, dwars door duizend twyffelagtige bewyzen, en door duizend valfche fchynbaarheden heen; meer gefchik*, om hem van den weg af te doen dwaalerj, als om hem te geleiden. De eerfte zorg van carvalho was, om deeze beminde t vrugt CO Semel malus, femper prsiumitur ma'«s in eodem genera mali. iv. b.oék. \  iv. boek. 46 GEDENKSCHRIFTEN van vrugt van zyne harfenen, welke in alle taaien van Europa was overgezet, naar de buitenlandfche Hoven te verzenden; maar op het oogenblik, als hy verwagtte, om van alle kanten loftuitingen tot zyne belooning te zullen ontvangen, welke hy meende, dat men aan zyn yver en werk verfchuldigd wa$, had hy het ongenoegen van te verneemen, dat zyn werk met eene algemeene veragting was ontvangen geworden. ——— De bittere berispingen, die daar over gedaan zyn te Parys, te Londen, te Rome en elders , kwetflen zyne eigenliefde zo geweldig, dat hy zig haastte om de Copyen daar van, zo veel als 't mogelyk was, te rug te houden. —-" 1 Zie de Regtvaardigings BewysStukken No. II. Zonder hier breedvoerig uit te weiden over dit Vonnis, het welk nergens toe zou kunnen dienen, dan om den Lezer te verveelen, zo zullen wy ons ilegts bepaalen tot eenige weinige aanmerkingen, die gefchikt en voldoenend zullen zyn, om te kunnen oordeelen over de naauwkeurigheid der feiten , welke men daar in te voorfchyn brengt. 1 '. ■ carvalho dan zegt, dat in dien berugten nagt van den 3 September, de Marquis van Tavora, de Graaf van Atonguia , de Hertog van Aveiro, in verfcheiden partyen verdeeld, zig in hunne hinderlagen geplaatst hadden, om den Koning aan te vallen , wanneer hy in zyn rytuig daar verby zou pasfeere*. ——~ Nu weeten wy, en waar aan meri niet kan tvvyffelen, dat in dien zelfden nagt, aan het Hotel van Tavora, een  den MARQUIS DE POMBAL. 47 'een groot gastmaal geweest is, op wellc de voornaamlie perfoonen van het Hof met hun-! ne familien zyn tegenwoordig geweest. • Dit gastmaal werd gevolgd van een Bal, welke tot aan den dag toe duurde; — maar waarlyk het is niet gemaklyk, de vrolykheid van dit Feest, en de vreugde, welke hen bezielde, over een te brengen, mét het oogmerk en de toebereidzels tot een verfchriklyken aanflag tegen het leven van hun Souverein. — Met zulk koel bloed, met zulk eene vreemde vryheid van geest, in eenoogenblik een yslyke vadermoord te begaan, Tchynt nauwlyks met de menfehelyke natuur over een te komen. —— Maar deeze zwaarigheid is niets voor een bekwaam Minister. » Hy legt alles uit met behulp van zyne begunftigde grondftelling, (eens godloos, altyd godloost) ■« De zamengezwoornen, zegt hy ons, waren gewoon aan partyfehappen, verraderyen en misdaaden van allerlei foort: . eene langduurige hebbelykheid deed hen, met een gerust en onbefchroomd gemoed, van vermaaklykheden tot misdaaden, van ligt* misferyen en wellust, tot Konings - moord overgaan. carvalho verzekert bovendien, dat de Hertog van Aveiro, met de jefuiten in hunne huizen van St. Antonius en van St. Ro« chus, verfcheiden byeenkomsten gehouden hadt, alwaar zy raadpleegden over de middelen , hoe hun afgryslyk ontwerp in 't werk te ftellen. - Intusfchen echter is baar- blykelyk en opentlyk te Lisbon bekend, dat van alle de Heeren van het Hof, de Hertog van iv. 1 o E I& I  iv. boek 48 GEDENKSCHRIFTEN van van Aveiro misfchien die geene was, die de minste verknogtheid en omgang met de Jefuiten had. ~—Geduurende de laatlle jaaren voor de gebeurtenis, welke voor hem zo doodelyk geweest is, was hy niet dan een enkele keer, en in 't gevolg van den Koning zeiven, in de Kerk van St. Rochus, en flegts twee maaien in die van St. Antonius geweest, om aldaar by de Letteroefeningen tegenwoordig te zyn. - -■— Zedert het bezoek van den Kardinaal van Saldanha, dat is te zeggen, zedert de laatfte dagen van Mey, had hy zyne voeten niet gezet in hun Collegie, ja zelfs niet in een van hunne Kerken. — -- Maar carvalho, wiens wonderlyke doorzigtigheid de iluijer doorboord had, welke tot nog toe voor elks 00gen den openbaaren haat van den Hertog van Aveiro voor de Jefuiten, verborgen gehouden hadde; carvalho, die zo zeker wist, dat de verzoening, welke op deeze fchandelyke vyandfchap gevolgd was, niets anders ten doel gehad had, dan den Koning te vermoorden , konde wel onderrigt zyn van de nagtbezoeken, en in .een zeker opzigt onzigtbaare, alwaar men deeze helfche zamen- zweering berokkende. De verhevenheid van zyn geest, en de meerderheid van zyne verlichtingen,konden ten dienopzigte,geen de minste twyffel overlaten. Elk hoofd der befchuldiging, begint met deeze woorden: Is bewezen enz. Deeze woorden onderftellen buitentwyffel de gedaane onderzoekingen, de gehoorde getuigen, en de getuigen, wiens getuigenis - fen  den MARQUIS DE POMBAL; 4l ] 1 i ] Het Edlft welk het j Tonnis van denjajan. 1 bevat, «a ; 64 GEDENKSCHRIFTEN van door de heerschzugt van dien Minister, die het voordeel voorzag, welk hy zelfs daar van kon trekken. - En inderdaad werd hy,- den 6. Juny 1759, tot Graaf van Oeyras verheven; en met dien naam,zullen wyhem in 't vervolg van onze Historie benoemen. ■ Met deezen nieuwen tytel verkreeg hy voor hem en voor zyne Erfgenaamen het eigendom van Oeyras en van Pombal, landgoederen, die zeer aanzienlyke inkomften op- bragten. Hier by voegde de Koning nog *en Riddergoed van 4500 Crufaden, ook werdraaglyk op zyne nakomelingen. <• Deeze gunstbewyzen werden hem ter hand gefield, in een Autentieke Acte, in welke Jofeph met hoogdravende termen, de groo:e en gewigtige diensten aan zyn perfoon, m aan zyn Ryk, door zyn getrouwen Minster bewezen, hemel hoog verhefte. Sn om hem nog een veel vleijender kenmerk ?an zyne achting en toegenegenheid te geeven , zo behaagde het dien Vorst, hem dit creërend Patent zelfs opentlyk ter hand te tellen. ■ De wyze, op welke carvalio deeze nieuwe eerbewyzen verkreegen leeft, is voor niemand een geheim: men :onde hem niet toevoegen, het geene hy :elfs zeide van den Marquis van Gouvea, vanneer die tot Hertog van Aveiro verko•en werd , God weet door welke middelen. Intusfchen echter was deeze Minister niet gerust. ——— Het denkbeeld alleen, dat men net 'er tyd, eenige twyffelingen kon maken, langaande de naauwkeurigheid van het Vonnis  den MARQUIS DE POMB AL. 65 nis van den 12 January, "dat men dit gewigtig Proces kon herzien, en misfchien de onfchuld ontdekken van zo veele aanzienlyke ongelukkige, en op het enkel zeggen van hunnen befchuldiger , veel eer, dan op wettige bewyzen, veroordeelden; dit denkbeeld alleen, zeg ik, veroorzaakte hem ongerustheid, en een altoosduurende vreeze en benaauwdheid. ——— Om nu deeze •herziening van het Proces, zo veel, ten min-ften, als in zyn vermogen was, onmogelyk te maken,..deed hy een Alvara of Edict des Konings uitgeven, gedateerd den ij January, het welk in alle ftukkyji de Sententie van den I2den dierzelfde maand bevestigde, en op het nadruklykfte en plegtigIte gebood, om dezelve voor altoos vernietigd te houden,-" en niet aan eenig nieuw onderzoek te onderwerpen. ——- Maar hy heeft by geluk zo lang niet geleefd, om van zyne verblyfplaats, te Pombal, alle zyne onnutte voorbehoedzelen verydeld, en zyn hoop te leur gefield te zien. • Een Edict op den 9 October 1780, heeft dit berugt Alvara of Edict vernietigt. - ..... De doorlugtige Vorftin, welke thans Portugal regeert, heeft het Request van den Marquis van Alorna gunftiglyk ontvangen, en bevolen de herziening van een Vonnis, welks menigvuldige tegenftrydigheden met reden aan de billykheid van hetzelve doet twyffelen. ■ — Deeze weldaad is niet dan een fein van die geene, welke zullen volgen. ■. ' - Eene eerfte uitfpraak, fchoon. dezelve zonder kragt blyft, door de redenen, van • -11. deel. E * wel- b o b k.; ivefk de laziening rerbied.  V. >QKK. GE- 66 GEDENKS. van den M ARQ., enz. welke wy in vervolg rekenfchap zullen geeven , kondigt ons aan, dat wy tot dat tydftip naderen, welk aan de regtvaardiging zo veel gerugt moet byzetten, als de befchuldiging en de ftraf gemaakt hebben; en geplaatst aan den rand van de graftombe, zal deeze bloedgierige Minister daar in buitentwyffel niet nederdaalen, voor dat hy de onregtvaardigheid van zyn gedrag in een helder daglicht gezien heeft, en zyne nagedagtenis beladen, met eene algemeene vervloeking, zyner onregtvaardigheden en wreedheden waardig.  GEDENKSCHRIFTEN van den MARQUIS DE POMBAL. V T F D E BOEK. het verbannen der jesuiten. Het doorlugtig bloed, weik carvalho vergoten had, fcheen voldoende te zullen zyn, om zyne wraakzugt te kunnen ftillen, en evenwel was hy daarmede noch niet te vrede. — By deeze ongelukkige flagtoffers van zynen haat en wreedheid, voegde hy weldra nieuwe, wier wezendlyke of ingebeelde misdaaden, de nieuwsgierigheid der ftaatkundigen geweldig opwekten. -— Deeze waren de Jefuiten, Gabrië'1 Malagrida, een Italiaan, Johannes Alexander de Souza, en Johannes de Matos, beide Portugeefen. — Men kan in het berugte Vonnis van den 12 January 1759 zien, met welk eene fioutheid die Minister deeze drie Geestelyken, als aanvoerders en als de voornaamfte belnamels van de zamenzweering heeft voorgeiteld. — Door eene redeneering, weike veel meer met zyne oogmerken, dan met de regelen van de redenkunde ftrookte, heeft hy weldra de geheele Maatfchappy, van welke zy leden waren, daar mede ingewikkeld". £ 2 De v. boek.  v. b o k k. 6M GEDENKSCHRIFTEN van — Dë naam en de ftaat van deeze gewaande fchuldigen, de bitterheid en de misdaad , waarmede hy ze belasterde , hielden het volk in de verwagting van nieuwe flraffen, die nog veel verfchrikl yker en buitengewooner zouden zyn, dan de geene, welker aandenken nog alle gemoederen van fchrik en vrees deed beeven. — Het was natuurlyk te denken, dat, na de eenvoudige werktuigen van die gedrogtlyke zamenzweering te doen omkomen in pynigingen en oneer, menfchen, veel eer verleid door kwaade raadgevingen, en door vreemde ingevingen weggeileept, dan door hun eigen wil bepaald, men niet veel zagter noodlot bewaard had voor de Opperhoofden van die onderneeminge, en voor de eerfte ftigters van deeze zogenaamde yerdoemlyke raadgeevingen. Het is met tegenzin, dat wy genoodzaakt zyn, om onze Lezers bezig te houden met deeze Sociëteit, al zo vermaard door haare goede verrigtingen, als door haar ongeluk, in welk zy thans vervallen is. ——- Zy heeft reeds al overlang de aandagt der ftaatkundigen tot zig getrokken, wier nieuwsgierigheid nog heden ten dage niet geheellyk is uitgeput. Zedert het Jaar 1754, een tyditip, in het welk zig de eerfte gerugten van de Republiek van Paraguay begonnen te verfpreiden, tot op onzen tyd, zyn 'er zo veele Gefchriften voor en tegen de Jefuiten te voorfchyn gekomen, dat ze alleen genoegzaam zouden zyn, om eene groote Bibliotheek te vervullen. Onder een groot getal van werken, van beide kanten by-  den MARQUIS DE POMBAL. 69 byna even driftig, de een zo wel als de andere verftoord, en bykans gezamentlyk buiten de paaien gaande, binnen welke zy zig behoorden te fluiten, zyn 'er uitmuntende Gefchriften in 't licht gegeeven, en welke de fortuin van hunne uitgevers bevorderd en tydverdryf verfchafthebben, aan het Publiek, welk wys genoeg is, om als onpartydige aanfchouvvers te blyven van den Jefuitfchen oorlog. - Niettegenftaande de geheele vernietiging van de Sociëteit, moet men deezen oorlog noch niet aanmerken als geëindigt; en de fchynbaare rust, die het berugte Brevet van Paus Clemens XIV. heeft voortgebragt, is minder een beftendige Vrede, dan een ogenbliklyke ftilftand, welke ner* gens toe gediend heeft, dan om de gemoederen tot nieuwe vyandlykheden te bereiden. De vyanden van de vernietigde Sociëteit leeven in eene beftendige ongerustheid. De vermoedens van de minfte beweeging wekten al hun jalouzy, en al hun wantrouwen op. Zy vreezen alle oogen- blikken die Sociëteit weder uit haar asch te voorfchyn te zullen zien komen; zy vreezen, dat zy aan de Hoven en op het Gemeen dienzelfden invloed weder zal krygen, welke zy eertyds gehad heeft; dat zy op nieuw de gemoederen der Vorften, en der onderdaanen zal beftieren; dat zy met den zelfden luister als voorheen de Geftoelten van onze Collegien en van onze Kerken zal beklimmen, en dat zy met dienzelfden y ver zal werken, om het vermogen van haare gewaande eigendunkelyke heerfchappy uittebreiden en te E 3 be- w 3 0 e kv  v. Soek. 70 GEDENKSCHRIFTEN van bevestigen, of dat van het Hof van Rome; want men doet hen tevens deeze beide ver- wytingen. Haare aanhangers van hunnen kant, altoos op den uitkyk, befpieden, met zorg, en neemen met yver de minfte omftandigheden, welke hen gunftig kunnen zyn, in acht. Vol van dikwyls be¬ drogene hoop, welke niets kan verdelgen, laaten zy niet na, van zig bezig te houden met middelen, die gefchikt zyn, om tot hunne oogmerken te dienen, en om tot aan het toppunt van hunne wenfchen te komen. Wat ons aanbelangt, die, tusfehen zo verfchillende gevoelens en zo tegenftrydige belangen, beloofd hebben de naauwkeurigfte onzydigheid in acht te zullen neemen, willen noch den blinden yver der voorftanders van de Jefuiten, noch de nier minder blinde verbittering van hunne befchuldigers, in ons verhaal in mengen. Wy zullen ons te vre¬ de ftellen, met aan te merken, dat de zo geruchtmaakende,als onverwagte Ongenade van deeze vermogende Sociëteit, haare vernietiging in Portugal, en het gedrag van den Minister, in deeze gebeurtenis, alle aandagt van een Historiefchryver en van een Wysgeerigen Leezer verdienen. — carvalho betoonde voor de vernietiging der Jefuiten , in de geheele uitgeftrektheid der Ryken, welke hy regeerde, eene drift, waardig den onverzoenlyken haat, welken hyhen ge- zwooren had. Listige aanflagen, moeitens, onkosten, kortom , hy fpaarde niets, om het einde van zyn ontwerp te bereiken. —— Wy weeten, en men behoeft daar  den MARQUIS DE POMBAL. 7' daar aan niet te twyffelen, dat het Brevet van Hervorming hem alleen 300,000 Crufaden gekost heeft. Aan vvien, aan het Hof van Rome, deeze verbafende zom is gegeeven, en door hoe veele handen ze is verdeeld, dit is een geheim, welk wy niet hebben kunnen doorgronden. De afftand, op welken wy toen van het Hof waren; de zorg, welke zy droegen, die voor dien prys hun crediet by den Heiligen Stoel verkogten, om alle voetfpooren van deezen vreemden handel onzigtbaar te doen maken, vergunnen ons niet, om de nieuwsgierigheid van den Lezer, in dit opzigt, te voldoen. Maar wy verneemen, ten minften, volgens bekentenis van den Graaf van Oeyras, in de Manifesten, welke hy bekend gemaakt heeft, dat de tweede oorlog , welken de gewaande tegenftand der je« fiiiten in Paraguay aan de Koninglyke Schatkist zou veroorzaakt hebben,meer dan twintig millioenen gekost heeft. Byaldien men by deeze verbafende zom, agt andere millioenen voegt, die, zo men zegt, dooi dien Minister in andere zaaken, betreklyk tol die Geestelyken verfpild zyn, dan zal mer een denkbeeld kunnen maken van de verbazende onkosten, tot welker prys hy de ver vulling van zyne oogmerken, en van hei bederf van deeze zo haatlyke Sociëteit, ge kogt heeft. Zyn eerfte oogmerk is geweest, om, n; het Brevet van Hervorming en het Decreet welk daar op gevolgd is, deeze Paters ir hunne huizen opgefloten te houden, als ii E 4 v v. B OEK. Onkosten gemaakt om de Je(uiten te verdelgen. [ Het eerfte ontwerp > vanCarva!' 1 bo, betreklyk tot de ■ Jefuiten. )  Vj BOE K. Hetgevangen neemen van verfcheïdene jefuiten. 3* GEDENKSCHRIFTEN van - zo veele eeuwlgduurende gevangenisfen, beWmfd van hunne bedieningen en inkomffen; om ze dus met 'er tyd te laaten vernietigen, en allengskens het gevaarlyk Gezag doen verhezen, welk zy by het volk bezaten. — Maar de aanflag op den Koning, heeft hem, op een keer, van gevoelen doen veranderen; hy beeldde zig in, die afgryslyke misdaad aan hun te moeten toefehryven, en onder dit fchoonfchynend voorwendzel, hen alle ge- ftrengheid der Wetten te doen uirftaan. Dienvolgens liet hy, den Provinciaal johannes Henriques , den Procureur Generaal van de Provintie Jofeph Perdigao, Jofeph Moreira, weleer Biegtvader van den Koning en de Koningin, Timotheus Oliveira, Biegtvader van de Princes van Brazil, Gabriëf MaJagrida, Johan Alexander de Souza, Johannes de Matos, en eefiige anderen, gezamentlyk ten getale van tien, in den nagt, van den n January 1759, uit de Collegien, waarin zy, zedert den 13 December van 't vooiige jaar, opgefloten geweest waren, in de Koninglyke gevangenisfen van Belem overbrengen. Men onderzogt met eene bezadigde en zelfs fchroomagtige naauwkeurigheid, alle papieren, weike in hunne huizen gevonden wiercen; zelfs opende men op de posthuizen alie brieven, welke aan hen gezonden waren,en alle die zy gefchreven hadden, op hoop van daar in eenige uitdrukkingen te zullen vinden, of eenige twyffelagtige fpreekwyzen, waar uit men voordeel kun trekken, om hen fchuldig te doen fghynen en te veroordeelen. In  den MARQUIS DE POMBAL. 73 In der daad, haalt Doctor Jofeph Siabra de Sylva, in zyn werk getiteld, Preuves & Aveux, d. i., Bewyzen en Bekent enisfen, twee brieven aan,% gefchreven door gevangene Jefuiten, aan hunnen Correspondent te Madrid, in welke zy, „ na alvoorens berigt gegeeven te hebben van den be„ klaaglyken toeftand, in welken zy zig be„ vonden, behandeld wordende als eerloo„ ze misdaaders, en op het punt van de uij, terfte onheilen te zullen ondergaan , „ hunne broeders fmeeken, dat zy hen wil„ len byftaan met hunne gebeden en heilige „ offerhanden, als kinderen van eenen zelf„ den vader en van eene zelfde moeder," dat is te zeggen , voegt de fcherpziende OpHeller van de Preuves & Aveux daar by, dat zy verzoeken met hen eendragtelyk te zamen te fpannen, overecnkomftig hunlie„ der Inftelling, en volgens hun Syllhema, dat „ beftendig door de Sociëteit, in gelyke omllandigheden, opgevolgd is." ——Vervolgens de bewyzen byeen verzameld hebbende, welke voor een onpartydig Lezer onbeftaanbaar zyn, dwingt hy zig, om den Lezer te doen begrypen, dat de Jefuiten een onverzoenlyken haat tegen den Koning hadden opgevat, en dat zy, om daar aan te voldoen, niet zouden nalaaten, om nieuwe zamenzweeringen te maken , en nieuw verraad te fmeden tegen zyn geheiligden perfoon , op hoop van zig, na zyn dood, volftrekt meesters van de Regeermagt te maken. Zonder ons op te houden, met deeze befchuldigingen te betwisten t waarvan het E 5 ver- v. BOEK. ,  v. boek. 74 GEDENKSCHRIFTEN van vervolg deezer Historie duidelyk genoeg de weinige gegrondheid zal doen zien, zullen wy flegts aanmerken, dat het wel zeer vreemd zou zyn, dat de Jefuiten inderdaad, in hun hart, zulk een geweldigen haat opgevat hadden tegen een Vorst, die hen niet vervolgde, dan om dat hy bedrogen was, dewyl zy zo veel onverfchüligheid voor den eenigften en waaren Auéteur van hunne Ongenade behielden. ———- Hoe veel te gemaklyker en voordeeliger zouden zy gezamentlyk eene zamenzweering hebben kunnen ontginnen, tegen het leven van een Minister, dan tegen dat van hun Souverein! —; Deeze misdaad, minder gruwelyk, zou voor hen veel nutter geweest zyn; en dus zig beter van hunne wraak bedienende, waren zy aan minder onheilen en fchande blootgefteld geweest. Men moet derhalven ver- onderftellen, dat zy in deeze omftandigheid geheellyk van deeze zo fyne, zo doorilepe ftaatkunde, welke men hen zo dikwyls verweeten heeft, beroofd zyn geweest; zelfs kan men hen dat gedeelte van gezond verftand niet toeftaan , welk meest alle menfchen omtrent hunne waare belangen bezitten; of de Compilator en Oplleller van voornoemde werkje heeft zig gevleid, zo veel ligtgeloovigheid by zyne Lezers te zullen aantreffen, dat zy, zyne befchuldigingen zonder fchaamte, en vlak tegen alle waarlchynlykheid aanloopende, voortgebragt, zonder eenig onderzoek zouden aanneemen en verzwelgen. Maar gelyk wy meer dan eens gezegd hebben,  een MARQUIS DE POMBAL. 75 ben, alle daaden en verrigtingen van car- , valho moeten beftempeld worden met het zegel van overhaasting. — Weggefleept door zyn Karakter, was zyn noodlot in alle zaaken , volgens het zeggen van den Graaf van Sandomil, eerst doen, en naderhand denken, om de kwaade gevolgen van zyn weinig oplettend gedrag, te verbeteren. —— Buitentwyffel was 'er niets gemaklyker dan de Jefuiten te lasteren; men behoefde daar toe niet veel vlyt te befteeden, om ze aan het Volk als hatelyke Zamenzweerders en als fehandelyke Koningsmoorders af te fchilde- ren en te vertoonen, ■ De naam des Konings, waarmede de Minister naar welgevallen omfprong, was een kragtdaadig middel, om de domme menigte te bedriegen. —- Maar, om zig al te fchielyk te willen haasten , heeft carvalho van dit middel niet alle voordeden kunnen trekken, welke hy zig daar van natuurlyk moest belooven. Wy hebben gezien, dat het was, in den nagt van den 11 January, wanneer de Paters Malagrida, Souza en Matos, in de gevangenisfen gebragt wierden;en op den volgenden dag, werd het berugte Vonnis gegeeven, welk hen als medepligtigen en aanvoerders van den aanflag tegen den Koning verklaarde. — Het opftel van het Proces was zelfs bepaald, zedert den 9den, en dit was buitentwyffel niet te korten tusfchentyd van drie dagen, om geregtlyk een Vonnis op te {lellen, welk negen-en-twintig Artikelen behelsde, alle lang genoeg, behalven de byzonderheden van de ftraffen, tegen elk mis- v. SOEK.  v. B O E K, Oorxaak van den haat v.iit C»rv4lbo tegen Maiagrida. 76 GEDENKSCHRIFTEN van misdaadigen uitgefproken. Deeze drie Jefuiten werden derhal ven veroordeeld zonder verhoord te worden. De redenvoeringen van Pater Malagrida , ten tyde van de Aardbeevinge, een Werk, welke hy in dat tydflrip bekend maakte, tegen de Ongelovigen, welke deeze ongelukkige gebeurtenis weigerden aan te mérken, als eene uitwerkinge van 's Hemels gramfchap, en als eene kastydingvan de Voorzienigheid, hadden, gelyk wy boven reeds gezegd hebben, carvalho geweldig tegen dien Geestelyken verbitterd, ■ De eerfte uitwerking van zyne gevoeligheid was, dat hy hem uit"Lisbon deed vertrekken. -——- Hy had hem naar Setubal of St. Ubès verbannen, daar hy zedert t wee jaaren geweest was, al waar zyn nederig en boetvaardig gedrag hem by aanhoudenheid de achting en eerbied van het volk verwekte. • Verfcheidenmenfchen gingen dagelyks van lisbon naar St. Ubès, om aldaar onder zyne beftiering, geestelyke en Godvrugtige oefeningen te houden. Onder dit getal was inzonderheid de Marquis van Tavora, van wien deeze Jefuit gewoon- lyk de Biegtvader was. carvalho befloot, dat hy in die qualiteit had behooren onderrigt te zyn van den aanflag, voor deszelfs volvoering. ——. Buitentwyffel weet een Biegtvader de zonden door zyne boeteling begaan, wanneer hy ze opregt belyd; maar daar is niemand dan God, die kennis kan hebben van die zonden, welke zy nog eerst begaan zullen. Het groot be- wys, waarop de Minister deeze vreemde gis- fing  den MARQUIS DE POMB AL. 77 fiHg doet fteunen, was een briefje, waar in Malagrida, door de Marquifin over eenige 1 zwaarigheid geraadpleegd zynde, haar antwoordde , dat 'er zelfs geen ve'rgeeflyke zonde imss. De Graaf van Oeyras begaafd, met die; fcherpzinnigheid, welke de gaauwe geesten van den eerften rang karakterifeert, voorfpelde, dat in dit briefje van den Koningsmoord gefproken werd, en hy fpoedde zig om zulks bekend te maken, als een volkomen bewys van de onregtzinnige leer van deezen Geestelyken. De haat van carvalho tegen Malagrida, had nog een anderen grondoorzaak, en klom op tot aan de Regeering van den Koning Johannes V. ——■ Hy had hem nooit de byzondere achting, welke deeze Vorst voor zyn perfoon en zyne deugden had opgevat, kunnen toegeven. ——• Koning Johannes achtte hem inderdaad als een Heiligen. —— Zyne eerbied voor dien Geestelyken ging zelfs zo verre, dat hy hem de handen kuste, en onder zyn opzigt heeft hy verfcheiden geestelyke afzonderingen gehouden. Eene buitengewoone gebeurtenis , en welke voor de oogen van vroome lieden voor een wezendlyk Wonderwerk gehouden werd; had die hooge gedagten van de heiligheid van Malagrida, by Koning Johannes, veroorzaakt. .—— Wanneer die Geestelyke van Maragnon te rug kwam, alwaar hy een langen tyd als Bezorger van de Huizen van zyne Order geweest was, kwam het fchip, op welk hy derwaards gevaaren was ,-in de Taag aan, en by het- inzeilen van de Haven, ftoot- . v. i 0 e k.  V. soek. 78 GEDENKSCHRIFTEN van ftootte het tegen een zandbank, op welke het natuurlyker wyze zou hebben moeten verbryfelen. ■ •■- De Matroozen geloofden reeds, dat zy verlooren waren, en liepen by Pater Malagrida, die, met een bedaard gemoed, en als verzekerd van een goeden uitkomst, zeer devoot zyne Litanyen voor het Mariabeeld, welk hy by zig had, begon te bidden. Zyn gebed was naauwlyks geëindigd, of het fchip, van zelve los geraakt zynde, nam zyn koers, en kwam gelukkig binnen de Haven, in het gezigt van geheel Lisbon, welke ooggetuige geweest was van het gevaar, waarin het fchip zig bevond. —— Dit mirakuleufe beeld, werd terftond met eene plegtige procesfie in de Stad gebragt, waar by Koning Jofeph, toen Prins van Brazil, zelfs tegenwoordig was. ■ ■ Dusdaanig was de eerfte oorfprong van deeze uitermaten groote achting, welke geheel Portugal naderhand voor Pater Malagrida voedde. ——• Maar carvalho verheven boven de ydele vooroordeelen van het gemeen, liet zig niet met dien algemeenen maalftroom wegileepen. ' '■ Hy befchouwde de godvrugtige toegenegenheid van den Monarch voor een elendigen Monnik, en de byzondere achting, waarmede hy hem vereerde, niet dan eene laagheid van geest, een Souverein onwaardig , en hy voer voort de minagting en afkeerigheid, welke hy in 't algemeen voor alle Geestelyken had, ook voor deezen Jefuit te betoonen. Alhoewel nu Jofeph, niet gelyk zyn Vader, opent-  öen MARQUIS DE POMBAL. 79 opentlyk aan Malagrida dezelfde buitengewoone kentekenen van hoogachting toedroeg, echter gevoelig aangedaan en verfchrikt, door de Aardbevingen, welke zyne Hoofdftad verwoest, en byna het onderfte boven gekeerd hadden, verzogt hy hem godsdienstige oefeningen te doen; doch zo dra het gevaar voorby was, dagt hy daar niet meer aan. — De Minister, een groot waarneemer, merkte de zo hoog geroemde deugden van Pater Malagrida, niet anders aan, als eene verfoeilyke fchynheiligheid , en hield dien boetprediker voor een oproermaker en verftoorder van de algemeene rust. - Onder dit gezigtspunt was het, dat hy hem voor het oog van den Koning zogtaf te fchilderen, om hem geheellyk by den Monarch veragtelyk en ongelukkig te maken. Ten dien ein¬ de maakte hy gebruik van een brief, eenige maanden voor den aanflag op 's Konings leven , van Setubal of St. Ubès gefchreven, aan Donna Anna de Lorena, eerfte Dame van het Hof. 1 De Jefuit verzogt deeze Dame, in dat briefje, om zyne Majefteit te waarfchouwen, wegens een gevaar, welk hem misfchien welhaast kon overkomen. — carvalho verzekert in het Vonnis van den 12 January 1759, Artikel XXVI., dat Malagrida aan verfcheiden perfoonen bet gevaar verwittigde, welk het leven des Konings in de maand van September dreigde. — Deeze verzekering is niet naauwkeurig. ■—-n Wy hebben ten dien opzigte by iemand, die zulks uit den mond van Pater Malagrida zeiven had verftaan, onderrigtingen gekregen, wel- v. BOEK. Berugte brief, gefchrevendoor Pater Malagrida.  V. boek. 8b GE DENKSCHRIFTEN vak welke alle onze twyffelingen uit den weg hebben geruimd. —— Deeze Brief meldde alleen van een gevaar, welk zyne Majefteit dreigde, maar hy bepaalde het tydftip niet, wanneer. Het zy verre van ons, om blindelings aan dergelyke openbaringen geloof te flaan, maar intusfchen zullen wy ons ook wel wagten, van alles te verwerpen, s en als ydele droomen aan te merken. *• •« Wy weeten,« dat God, welke met zyne byzondere Voorzienigheid waakt, over het leven der Voiv ften, zig fonityds verwaardigd heeft van te vooren ' de gevaaren aan te kondigen, met welke zy gedreigd worden, en zo wel de Gewyde als Ongewyde Historiën toonen ons daar van meer dan een voorbeeld. Donna Lorena had de voorzigtigheid van zig met-zuik eene netelige Commisfie niet te willen bemoeijen. Zy zond .deezen berugten Brief aan Malagrida weder te rug , welke naderhand onder zyne papieren is gevonden , wanneer hy,op order van den Kardinaal Vifiteur, genoodzaakt werd, om te Lisbon te rug te komen, ecnige dagen na het gevangen neemen van den Hertog van Aveiro, en zyne gewaande medepligtigen. - In den agtermiddag van den 28 December , werd Pater Malagrida by den Maft nister gebragt; die hem den voornoemden Brief toonende, vroeg, ofhy dien gefchreven had'.;waarop de Jeiuit „ ja," antwoordde. -—■—■ En op wat wyze" hervatte carvalho, „ hebt gy van deszelfs inhoud 011„ derrigt kunnen zyn ? «——* „ Ik heb dien „ ver-  den MARQUIS DE POMBAL. 81 „ vernomen/'antwoordde Malagrida, „van „ een myner biegtlingen, van welken ik re„ den heb, ora te geloven, dat hem zulks „ door eene Godlyke ingeeving geopenbaard j is Waarom hebt gy dien brief dan niet," (zeide de Minister,) „ in handen van den „ Koning doen komen, door behulp van „ een der Staatsfecretarisfen ?" Omdat ik wil„ de ("antwoordde die Geestelyke,^) dat ,, hy zeker zou overgegeeven worden, en „ om dat de Secretarisfen niet altoos de „ brieven, welke aan hen geaddresfeerd „ worden,den Koning ter hand ftellen."— Dit ftoutmoedig, of veel meer ten uiterften onvoorzigtig antwoord, en inderdaad zeer te onpas in 't byzyn van den Minister uitgefpro- ken, bragt carvalho in woede. Hy Hond op, en uitroepende, zeide hy, „ is „ het dus, dat gy my durft aanfpreekenl ,, van waar bezit gy die buitengewoone ftoutmoedigheid ?" —*~ „ Wel nu, (hervatte Malagrida koeltjes,) wat is 'er aan gelegen, dat wy „ zulks zeggen, en dat Uwe Excellentie zig ,, daar over zo moeijelyk maakt?" — De Minister toen een weinig bedaard zynde, deed hem verfcheiden andere vraagen, aangaande de Indianen van Maragnon, waarop de Jefuit, met dezelfde vrymoedigheid en on- befchroomdheid antwoordde. « Ook vroeg hy hem nog,op welken grond hy geïragt had, om den moed van zyne Medebroederen van Lisbon op te wakkeren, door aan hun te i'chryven, „ dat de geweldige M vervolging, welke zig tegen de Sociëteit „ verhief, tot haar einde naderde," waarop II. deel, F Ma- v. BOEK.  v. BOEK. $ 82 GEDENKSCHRIFTEN van Malagrida antwoordde, „ dat het vast ver„ trouwen , welk hy op Gods goedheid „ had, hem daar van zodanig overtuigde." —-— Hy voegde daar nog by, dat hy, om dit gelukkig ogenblik te verhaasten, zeer iïerk wenschte, om met hen geestelyke oefeningen te houden; en inderdaad, eer dat hy nog in hegtenis genomen was, hadt hy zulks,geduurende tien dagen,by de Jefuiten van het Collegie van St. Antonius, laaten doen. -~ Voor het overige van deezen onbezonnen yver vervoerd, maar kwalyk te pas gebragt, die, om dat ze zig niet binnen de behoorlyke paaien weet te houden, fomtyds gevaarlyker dan nuttig is, en wyl de Hovelingen dikwyis zonder fchroom onkundig , onbetaamlyk en zelf zomtyds onbefcheiden handelen, zo durfde hy dien Minister zeer wel onder het oog brengen, de klagten en murmureeringen van het volk, veroorzaakt door kwellingen, en door wreedheden zonder getal, waarvan het 't flagtoffer was, en welke hy niet dan alleen aan hem kon wyten. ——— Maar carvalho antwoordde hem : „ geloof my, Pater Ma- lagrida, myne voorneemens zyn regtma„ tig, en zo ik wist, dat ik flegts één ver„ geeflyke zonde beging, in eene zo inge„ wikkelde, en zo uirgeftrekte beftiering, ,, als die is, waarmede ik belast ben, dan „ zou ik van dit oogenblik af, van myne bediening afftand doen." — Een wonderlyk en zeldzaam voorbeeld van een teer en vreesagtig geweeten! Hoe diens¬ tig moet deeze edelmoedige afltand van alle  den MARQUIS DE POMBAL. 83 Ie waereldfche glorie en eerbewyzingen, deeze waare heldendeugd, niet zyn, om de voorftanders van den Graaf van Oeyras te vertroosten, van wegens de gerugtmakende ongenade, welke hem op het einde van zyn leevensloop verwagtte! Kortom, de Minister eindigde zyne onderzoekingen, met Pater Malagrida te vraagen, hoe oud hy was, en deeze hem antwoordende , dat hy meer dan zeventig jaaren oud was, zeide carvalho tegen hem, met alle opregtheid van een Hoveling, „ God „ bewaare U nog lange jaaren, op dat gy die „ tot zynen dienst moogt aanwenden!" en na deeze woorden nam hy affcheid van hem. — Malagrida fpoedde zig toen naar zyn Gt>llegie te rug, alwaar zyne Medebroeders hem met ongeduld verwagteden. ■ Hy deed hen verflag van de gefprekken, die hy met carvalho gehouden had, en hy kon niet nalaten, eindelyk uit te roepen, „ ge„ lukkig Portugal, dat door zulk een god„ vrugtig Minister geregeerd word! — In „ het midden van zo menigvuldige bezighe„ den, is zyne voornaamfte vrees, van in „ een enkele vergeeflyke zonde te zullen ver„ vallen!" Wat aanbelangt de twee andere Paters Jefuiten, Souza en Matos, met Malagrida in de fententie van den 12 January begrepen, cn desgelyks, gelyk hy, als medepligtigen verklaard aan den aanflag op 's Konings leven; wy hebben niet kunnen ontdekken, om welke redenen zy mede in de ongenade van carvalho zyn vervallen. —— Wy F 2 zou* V. BOEfc  v; bobs. 84 GEDENKSCHRIFTEN van zouden minder verlegen zyn, aangaande het verhaal van de Paters Moreira en Olivera; want na dezelve uit het Paleis gejaagd en van hunne bedieningen beroofd te hebben, konde de Graaf van Oeyras wel, by hen, het oogmerk van zig te wreeken veronderstellen, en in dit denkbeeld hun misdaad, als een uitwerkinge van huHne gevoeligheid, met eenige waarfchynlykheid, voor de oogen van het Publiek vertoonen. Intusfchen echter word van hen in het Proces geen gewag gemaakt ; men befchuldigt daarin niemand met den aanflag van den 3 September, dan Malagrida alleen, welke zedert twee jaaren Lisbon verhaten had, en twee andere onbekende byzondere perfoonen, die inderdaad in de Hoofdftad woonden, maar die zelfs gean reden hadden, om zig over den Koning of zynen Minister te bekhagen. — In de onmogelykheid van dat geene te verkharen, welk dit gedrag ftrydigs fchynt te hebben, is het betaamlyk , dat wy onze onkunde belyden; dat wy , met of tégen onzen wil, ons met de Portugeezen onderwerpen, aan de beftieringe van carvalho, en deel neemen in de verwytingen, welke hy hen, zonder ophouden deed, naamlyk, dat zy al te bepaald denken, en veels te dom zyn, om ons tot de hoogte van zyne verhevene denkbeelden te kunnen verheffen. Intusfchen, alhoewel het Vonnis de drie Jefuiten, welke wy genoemd hebben, fchuldig verklaard aan Koningsmoord, zo heeft carvalho hen echter niet geltraft met die geftrenghcid, welke de grootte van die gru- we-  den MARQUIS DE POMBAL. 85 welyke misdaad vereischte. —- Hy had niet vergeeten, dat hy een Tiergaire of vriend van die Sociëteit was; en zyne goede Vrienden niet geheellyk van de ftraf kunnende verlosfen, tragtte hy ten minfte, die te verzagten, met dezelve tot alle zyne Medebroeders uit te ftrekken. ——— De beftendige eensgezindheid der Jefuiten, in hunne gevoelens, en in hun gedrag, was hem al te bekend, dan dat hy zou twyffelen, dat de misdaad van drie dezer Geestelyken niet die van de geheel e Sociëteit zou geweest zyn. • Hy wist zeer wel, met welke blinde leerzaamheid, met welke lydzaame gehoorzaamheid , zy de orders van hunne opperden, en de ftyfhoofdigheid van hunnen Opperhoofd volgden, even gelyk werktuigen, welke zig beweegen of ftilftaan, naar welgevallen van de hand, die het fpel regeert. Dit is eene waarheid, wrelke wy bykans, op elke bladzyde,bevestigd vinden in het werkje,les Aveux ÏS Preuves Authentiques, d i., De Bekentenisfen enAuthentikeBewyzen,en zelfs wel in zodanige bewoordingen, welke wy hier te berde brengen. — „ De Sociëteit," (zegt elders die waarzeggende en onpartydige Aucteur,) „ verflaafd aan eene buitengemeene hoog„ moed, en onverzadelyke begeerlykheid, „ verblind tot zotheid toe, door deeze twee „ driften, welke haar van kindsbeen af aan „ karakterifeeren, heeft die ontvangen, in haar ,, fchoot opgevoed, en vervolgens in dit Hof |, en in dit Ryk deeze helfche Furiën uitge„ braakt, geboren uit den geest van laster „ en oproer, die ze bezielde met haare afF 3 » v. BOEK.  V. boek. 86 GEDENKSCHRIFTEN van 5, gryslyke leer, met haare godloofe en be„ dorvene Zedekunde,en met die gruwely* 5, ke geestdryvery, welke zy tot een Syfthen ma gebragt heeft. —-— Deeze buiten>, fpoonge afdwaaling heeft haar zo verre ver„ voerd, om eene zamenzweering te maken en den afgryslyken en heiligfchendenden „ aanflag van den ongelukkigen nagt,op den 3 „ September 1758, ter uitvoer te brengen.... een aanflag, zeg ik, waar van deeze boos„ aavtige Sociëteit buiten allen twyffel de „ eerfte beweegoorzaak en de voornaamfte „ bewerkfter is —> Het belang, welk „ zy by deeze misdaad had, haar haat, haa„ re grondregelen, haar Syfthema, haare „ gewoonte en bekwaamheid, om de ergfte „ misdaaden te begaan; alles kwam zamen, „ om haar aan te merken als alleen bekwaam, „ om deeze verfoeilyke zamenzweering te ,, verzinnen, te bekuipen en volkomen tot „ ftand te brengen, waarin zy dezelfde „ fnoodheid, dezelfde godloosheid begaan „ heeft, die zy in zo veele andere gevallen „ van dezelfde foort betoond had. •—-—— ,, Deeze aanflag is verrigt geworden,op or„ der van den Generaal en het Sanhedrin „ van de Sociëteit. — Zonder deeze orders, „ zonder die blinde en lompe gehoorzaam. „ heid, welke elk der leden van de Socie., teit aan den eigendunkelyken wil van hun ', Opperhoofd onderwerpt, zou dit helsch „ ontwerp nooit ter uitvoer kunnen gebragt „ worden. Byaldien het geheels „ lighaam van die Sociëteit niet medepligtig t, geweest was aan die gruwlyke vadermoord, n men  den MARQUIS DE POMBAL. ?>7 „ men zoude niet nagelaten hebben de fchul„ dige Jefuiten daarvan af te zonderen; maar „ dit lighaam is één en ondeelbaar; daar is „ geen perfoonlyke of plaatslyke daad of „ handeling, alle haare beweegingen zyn „ bepaald door den aandrang van den Gene„ raai van het Sanhedrin." Wie zal, op het zien van deeze uitdrukkingen , niet droevig te rug zien op de weinige zekerheid der grootheid en magt! Wie zal niet geweldig verbaast ftaan over het beklaaglyk uiteinde van den ongelukkigen Ricci, van dien heerschzugtigen willekeurigen Gebieder, die zulk eene volftrekte magt bezit, die zo talryke en zo onderworpene onderdaanen gebiedt, en die in zyne gevangenis fterft! Het is volgens deeze zo verlichte beginzelen, dat alle Jefuiten, zonder onderfcheid als medepligtigen verklaard worden aan den aanflag op den 3 September. ——• Dienvolgens verfcheen, den 19 January een Edift, onder den Tytel van Koninglyke Brieven, gezonden aan Cordeiro Pereira, Kanceher van het Geregtshof der Smeekfchriften (*), behelzende, na eene korte verklaaringe der misdaaden, aan welke de Jefuiten van Portugal zig fchuldig gemaakt hebben, dat alle hunne roerende en onroerende goederen, die zy daar bezaten in befiag zouden genomen , en alle Geestelyken in hunne voornaame huizen CO Cafa da Suptlicaiam. Dit is eigentlyk de Request-Ka mer, alwaar men vrymagtig en onherroepelyk alle byzonderf zaaken, die daar by appel komen, vonnist. F 4 v. »OE K. Alle Jefuiten worden als medepligtigenaan den aanflag gehouden.  v. boek. 83 GEDENKSCHRIFTEN van zen opgefloten worden, zonder eenige gemeenfchap met andere onderdaanen des Konings te hebben, en gevoed en onderhouden te worden tegen hondert Rais per man op elken dag, tot weder opzeggens toe. — De Koning zond de copyen van dit Edict aan den Aartsbisfchop, Primaat van Braga, en aan alle Bisfchoppen van het Ryk, met een Circulairen Brief, in welken de Jefuiten met de bitterftebefcliuldigingenbetigtwaren; zelfs in zo verre, dat men hen befchuldigde de heilige verrigtingen van hun dienst misbruikt te hebben, om de andere medepligti' gen aan de zamenzweering mede tot hun misdaad te vervoeren en te verflerken. — (Zie deezen Brief en het Edict, welke geplaatst is in de Rep;tvaardigings Bewysftukken, No. III. en IV.) Terwyl nu de Jefuiten dusdanig in de Hoofdflad behandeld wierden, gingen die van dc Provinciën voort met te prediken en te leeraaren. « — Niemand van hen was onkundig van de geftrengheden, welke tegens hunne medebroeders in 't werk gefield wierden. Intusfchen echter waren zy dèswe- gen niet minder gerust. , De zaaken bleeven in dien toeftand, tot op den 5denFebruary, wanneer alle Jefuiten van het Ryk hetzelfde lot ondergingen, als die van Lisbon. De .voornaamfte beweegoorzaak van het beflag, of veel eer van de verbeurtverklaring -der goederen van deeze Geestelyken, uitgefproken,door het Edict van den 19 January, was, omdat zy medepligtigen waren met den Hertog van Aveiro en de andere ter dood ge-  den MARQUIS DE POMBAL. 89 gebragte Heeren. Intusfchen had men lang voor den 3 September naauwkeurigc Orders aan de Gouverneurs van de Oost- en West Indien afgevaardigd ; om de Jefuiten en derzelver goederen aldaar in beflag te neemen. - Zedert de maand Juny 1758, hadt het Hof van Lisbon twee Officiers van daar doen vertrekken, door carvalho verkooren, en deeze keus wel waardig, door hunne verknogtheid aan zyn wil, zynde zy met een bepaalde order belast, om alle Jefuiten uit de gewesten van Brazil en Maragnon te verjaagen. — De Graaf van Oeyras bragt zekerlyk zyn vooruitzigt zo verre als hy konde. — Hy bezat al te veel doordringendheid; hy kende de Jefuiten al te wel, dat hem iets het geringde van hunne geheimde ontwerpen , of van hunne verborgendde voorneemens zoude kunnen ontfnappen. — Hy had den grond van hunne harten doorpyld; hy wist, dat hunne fchynbaare gerustheid niet van langen duur zou zyn; dat zy fchandelyk van het Hof verwezen, en in minachting gebragt by den Monarch, wel voor een tyd hunne gevoeligheid en fmert deswegen konden ontveinzen, maar dat zy flegts na eene goede gelegenheid wagteden, om zulks rugtbaar te maaken;en alseenwys Staatsman tragtte hy de uitwerkinge daarvan te verhoeden; ten minsten in de ver af gelegene gewesten, door hen, met ballingfchap of in hegtenis neeming, in de onmogelykheid te brengen van iets te kunnen uitwerken. Het was bykans niet mogelyk, dat carF 5 val- v. !OEK.  v. boek. 90 GEDENKSCHRIFTEN van valho, met zulke ernftige zaaken bezig zynde, niet eenige van zyne menigvuldige ftaatsverrigtingen zoude veronagtzamen. Clemens de XIII , zedert den 6 July van het voorgaande Jaar opdePauslyke Stoel verheven zynde, had kort daarna aan zyne Allergetrouwfte Majefteit gefchreven, om hem kennis van zyne verheffinge medetedeelen, doch de Minister had, ik weet niet waar door, vergeeten, om door den Staats-Secretaris van buitenlandfche zaaken, dien Pauslyken Brief te laaten beantwoorden. ———. Maar denzelfden Courier, die naar Rome de tyding bragt, aangaande het in beflag neemen van de goederen der Jefuiten, van het gevangen neemen van hunne perfoonen, en het ontgonnen crimineel Proces, welk op het punt ftond van tegen hen uitgefproken te worden , werd ook belast het zo lang uitgefteld antwoord mede overtebrengen. — De Paus ontving dit nieuws met eene waare droefheid, hy beminde de Jefuiten, en had zig altoos opentlyk als. hun befchermer verklaard. — In zyn antwoord aan den Koning, verzogt hy dien Vorst, om.alleenlyk die Geestelyken te willen ftraifen,, die waarlyk fchuldig mogten bevonden worden, en hy vergat niet, om zyne Godvrugtigheid aan te fpooren, om ten voordeele van deeze menfchen te werk te gaan, die volgens hun ftaat aan den Godsdienst, en aan het behoud deizielen gewyd waren. —1—In vervolg zullen wy de zonderlinge uitwerking zien, welke deeze voorfpraak te voorfchyn bragt. Na alvoorens bevoolen te hebben, gelyk bo-  den MARQUIS DE POMB AL. 91 boven gemeld is, het in beflag neemen van alle de goederen der Jefuiten, oordeelde de Graaf van Oeyras het noodzaaklyk te zyn, om het gedrag, welk hy daar in tegens hen gehouden had , opentlyk voor de oogen van het publiek te regtvaardigen. ——- Ten dien einde maakte hy het werk bekend, waar van wy boven reeds melding gemaakt hebben, betiteld: Erreurs impies & feditieufes des Reïïgieux de la Compagnie de Jefus ,d i., Godloofe en Oproerige Divaal'mgen der Gees- ' telyken van de Sociëteit van Je/us. .. En van dit werk verfpreidde men een groot getal Exemplaren, zo binnen als buiten het Ryk. In dit Libel had men alie lasteringen byeenverzameld, waarmede men zedert eenige jaaren gewoon was de Jefuiten te betichten; naamlyk, met eene flaauwe Zedenleer, met rebellie, flinkfche ftreeken, verraderyen, en een ongeoorloofden koophandel , enz. Men weidde voornaamlyk uit, aangaande den aanflag van den 3 September, welken men met uitdruklyke woorden aan de geheele Sociëteit toeeigende. Maar de bewyzen, op welke die zwaare befchuldigingen fteunden , fcheenen zo weinig overtuigende te zyn, dat dit Werk het zelfde noodlot onderging van de Relation abregéé, of bet kort Verbaal± dat is te zeggen, dat het byna niemant van zyne Lezers overtuigde. ——— carvalho droeg intusfchen zorg van hetzelve aan alle Bisfchoppen van het Ryk af te zenden, met een Brief, gefchreven uit naam des Konings, en eigenhandig ondertekend, waarin die Vorst hen vermaande, v. , SOEK. ïan nieuw i-ibel door le'n Graaf jan Oeyras egen de lefuiten in t licht gegeven.  V. BOEK. : 92 GEDENKSCHRIFTEN van de, om zig te bedienen van deeze Erreurs, om het volk vanhunne dwaaling, op rekening van de Jefuiten, te onderrigten , en hun die hoogachting en eerbied te ontneemen, welke zy zig zo onregtvaardig aangematigd hadden. ■'» Alle Bisfchoppen, zonder uitzondering, gedroegen zig naar het gevoelen van den Minister, en men zag niet zonder de uiterfte verwondering,dat die zelfde Prelaten, welke, een weinig tyds te vooren, zig bemoeiden , om aan deeze Geestelyken de gewigtigfte bedieningen van het Minifterie toe te betrouwen, en niet ophielden, om van hunie Leer, van hunne deugden, en van hunïe Apostolifche werken, de hoogdravendfte ofredenen uit te bazuinen , oogenbliklyk Jaarna de Bevelfchriften bekend maakten, in welke hunne Zedeleer niet minder dan hunne perfoonen, gefpaard of ontzien werden, en in welke men hen van het gezag om t<_ leerlaren, te preeken en de biegt te hooren, beroofde ; voor het overige werden zy in hunne huizen voor elk onzigtbaar opgefloten en Delast met niemand van buiten,hoe genaamt, menige gemeenfchap te hebben. Maar hy, wiens gedrag boven dat van alie andere Prelaten de meeste verwondering in deeze omftandigheid verwekte, was de Bisfchop van Leiria. -—- I ly was tot nog :oe de fterkfte en driftigfte aanhanger van de Jefuiten geweest, en thans de eerfte, die hen in hun Ongenade verliet. «■ Hy deed :egen dezelve een geweldig geftreng Bevelschrift in 't licht geeven, welk hem het \artsbisdom van Evora waardig maakte. — Dee-  den MARQUIS DE POMBAL. 93 Deeze yverige Prelaat overwoog, dat het voor hem veel meer verdienstlyk zoude zyn, en meer voordeel voor de kerk verfchaffen, om te werken aan het welzyn van een uitgeftrekt bisdom, dan acht te geeven, op de getrouwheid,welke hy aan zyne oude vrienden de Jefuiten gezwooren had. ——— Hy bewaarde dezelve geheel voor den Minister, die volmaakt zeker aangaande zyne fchikkingen, niet naliet, hem in zyn nieuwen zetel van Evora te zetten, en hem benoemde tot Preüdent van een waereldlyk Geregtshof. —— De Bisfchop bedroog zig ook niet in dit eerwaardig vertrouwen, en liet geene gelegenheid voorbygaan, om aan zynen Befchermer zyne geheele verknogtheid en regtmaatige erkentenis te betoonen. De uitwerkinge, die dit nieuw gefchrift, (welk carvalho tegen de Jefuiten opentlyk in 't licht gegeeven had,) 'buiten het Ryk, in Spanje, en boven al in Italië te voorfchyn bragt, beantwoordde geenzins aan de oogmerken van den Aucleur. De Voor- ftanders van de Sociëteit der Jefuiten thans nog zeer talryk en vermogende, verontwaardigt wegens de lasteringen, in dit werk byeen geraapt, beklaagden zig daar over geweldig, en namen hun toevlugt tot den Paus, om hem te fmeeken, dat hy een einde geliefde te ma- ken van alle die fchandelykheden. — De Anti-Jefuiten van den anderen kant, die onder befcherminge van den Minister van Portugal te Rome bezig waren, om de oogmerken van den Graaf van Oeyras te onderfteunen, in plaatfe van ze tegen te gaan, en ee- nen v. boek. Het Hof van Spanje veroordeelt de voornaamfte gerchriften,tegen de Jefuiten gefchreren, om verbrand te worden.  v.' B O E K. (*) Pit is de naam van het Hotel, welk de Bevelhebber van Almada, Minister Flenipotentiaris van Portugal, bewoonde. 94 GEDENKSCHRIFTEN van nen haat te verbergen, welke zy minder gevaarlyk maakten met dezelve te vroeg rugtbaar te doen worden, oordeelden, dat de tyd nu gebooren was, om een algemeenen aanval te wagen. - Zy kwamen vervolgens opentlyk uit hunne fchuilboeken, in welke zy zig tot nog toe verborgen gehouden hadden, te voorfchyn, en overfïroomden Europa, omftryd, meteen vloed van gefchriften, en Libellen van allerlei foort; heimelyk gedrukt, in het Paleis van St. Laurent, in Pane e Perna (*), alhoewel, onder den valfchen datum van Lugano. ——— Zulke openbaar verklaarde vyandelykheden waren niet gefchikt, om de gemoederen van de aanhangers der Sociëteit te bevredigen. Woedende, te zien, dat menfchen, voor welker talenten zy hoogachting hadden, en hunne deugden eerbiedigden, met zo weinig omzigtighcd, en zo ruw behandelt wierden, verdubbelden zy hunne klagten, en hunne aanzoekingen by Clemens den XIII. ■ Deeze Paus eindelyk aan hunne aanhoudende verzoeken gehoor geevende, zond aan den Nuntius van Spanje een Brevet, gedateerd den i April 1759,in welk hy alle deeze Schriften der duisternis veroordeelde; gebooren, zegt hy, door nyd en vrygeestery —- Uir hoofde van dit Brevet verbood de Raad van Castilie eenige van die Libellen, welke de aangenaamite voor de tegenparty waren, en deed, zonder me-  den MARQUIS DE POMBAL; 95 medelyden, aan de vlammen opofferen, de kostbaare vrugten van den arbeid der Bot.... der Fag...., der Car, der Amad.... en van verfcheiden anderen, die voor het overige wonderlyk wel voor hun arbeid beloond waren geworden. Het Geregtshof van de Inquifitie vereenigde zig met de Waereldlyke magt. ——« Hetzelve verbood geftrenglyk het leezen der veroordeelde werken, en ftrafte eenige Geestelyken, die als geringe marsdraagers en uitventers dienden, om die Libellen wyd en zyd te verfpreiden. Het zoude buitentwyffel zeer moeilyk vallen, om alle foorten van gefchriften, welke in dat tydgewrigt alleen te voorfchyn kwamen op te tellen. _ Wy hebben Verzamelingen gezien,die meer dan 100Boekdeelen bevatteden. Men heeft te dier tyd verzekerd, dat het drukken van dezelve den Minister van Portugafcmeer dan 70,000 kroonen zou gekost hebben. - —. Men heeft zulk eene verbazende menigte Exemplaaren daar van doen drukken, dat niettegenftaande alle navorichingen der Jefuiten, en ondanks hunne oplettendheid, om alle de geene, die zy konden ontdekken, te rug te houden, 'er echter nog eene verbazende menigte in alle Staaten van Europa verfpreid zyn geworden, en wel inzonderheid in Portugal en in Italië, alwaar zy met graagte zyn ontvangen, en met zorg bewaard, door perfoonen , vol van brandenden yver voor de verdelging van hunne gewaande vyanden. Het gedrag van het Hof van Spanje in die zaak, veroorzaakte een groot hartzeer aan de voor- v. BOE K,  v. boek. Carvalho neemt een befluit,on alle Jefuiten uit Por tugal te verbannen 96 GEDENKSCHRIFTEN van voornaamfte Opperhoofden van de Anti-Jefuitfche party. —— carvalho inzonderheid werd daar door op het levendigfte getroffen; maar hy veranderde deswegen niets van zyne voorneemens. ——- Hy verdubbelde zyne zorg en werkzaamheid, en nam een belluit, om geene onkosten, noch listen, noch lasteringen, noch gewefddaadigheden te fpaaren, om den geheelen ondergang van deeze Geestelyken te bevorderen. —— Zyn fpyt groeide bovendien nog aan, wanneer hy zag, met welk eene graagte fommige werken ten hunnen voordeele publiek bekend gemaakt, ontvangen wierden, en in welke met zo veel juistheid als. bondigheid de misdagen van zyne befliering aangetoond, en wel inzonderheid zyne onverftaanbaare tegenltrydigheden wederlegd wierden. Tot dus verre was hy als in 't onzekere geweest, aangaande het Noodlot, welk hy voor de Jefuiten beftemd had; maar verbitterd van'wegens de veroordeeling der Werken, van welke wy boven geiproken hebben, en nog veel meer uit hoofde van de uitdrukkingen van het Brevet aan den Nuntius van Spanje toegezonden, in welk Brevet de Paus de Sociëteit een achtbaar Lighaam Geestelyken noemt, die zig wel ver dienstig gemaakt hebben by de Kerk, en geweldig aangefpoord door de vyanden, welke deeze Vaders te Rome hadden, nam hy het befluit om ze voor altoos uit de landen en bezittingen van Portugal te verbannen, uitgezonderteen klein getal, welke hy in de gevangenisfen opgefloten , hield, en tot een fchandelyken dood veroordeeld had. üm  kN MARQUIS DE POMBAL. 97 Om nu dit oogmerk ter uitvoer te brengen, zond hy, den 20 April,een buitengewoonen Courier j, met een Brief des Konings, aan den Paus, in welken deeze Vorst aan zyne Heiligheid verflag deed van het oogmerk, welk hy had opgevat, om alle leden van de Sociëteit van Jefus uit zyne landen te verdryven, „ nademaal dezelve een lig„ haam was, geheellyk ontaart van haare „ eerde Indellingen, en wier grondregels en aanflagen, daar heen drekten, om een „ doodlyken aanval te doen op de rust en vrede van het Ryk." • By deezen Brief was gevoegd een lyst van de goederen, welke de Jefuiten, in de geheele uitgedrektheid van Portugal, in bezit hadden, zo dat zyne Heiligheid.over hun lot kon befc hikken, werwaards zy zig begeven zouden. ———Bovendien verzogt de Koning aan den Heiligen Vader een magtgeevend Brevet, om de Geestelyke perfoonen te draffen, die Aucteurs of medepligtigen geweest waren, van den aanflag, op den 3 September, op 's Konings leven, overeenkomstig het Request van den Procureur • Fiskaal der Kroon. De Bevelhebber van Almada vertoonde zig met zyne depêches ter gehoor by den Paus ; maar voor dat hy dezelve over gaf, verklaarde hy, dat hy niet in onderhandeling wilde treden met den Staats - Secretaris, Kardinaal Torregiarti, hem befchuldigende, van zig opentlyk tegen de belangen van zyn Hof aangekant te hebben. ——— Intusfchen echter was deeze Kardinaal in eene algemeene achting, wegens zyne talenten en opregtheid ; 11. deel. G maar v. b o_e k. en geeft daar van kennis aan den Paus.  v. boek. 98 GEDENKSCHRIFTEN van maar hy was verdagt geworden by de vrienden der jefuiten, door eene partydigheid, die hy misfchien te fterk had doen blyken, ten voordeele van deeze Geestelyken, van welke hy zig inbeeldde, dat derzelver oneer en fchande op den Heiligen Stoel te rug moesten vallen. — Hoe onaangenaam nu ook dit voorftel van den Heer van Almada voor den Paus was, zo bleef hy echter niet in gebreke, om daar aan te beantwoorden. De liefde tot den algemeenen Vrede deed hem dien tegenftand overwinnen, en alle zwarigheden uit den weg ruimen. ——• Hy benoemde dan den Kardinaal Cavalchini, om met dien Minister te handelen, welke hem eene Memorie ter hand ftelde, die de Graaf van Oeyras by den Brief des Konings gevoegd hadde. In deeze Memorie,die zeerjangdraadig is, en welke men zal vinden, onder de Regtvaardigings Bewysflukken No. V., verhaalt de Allergetrouwfte Koning aan zyne Heiligheid, alle buitenfporigheden, welke de Jefuiten in Zyne Staaten, zedert het begin van Zyne Regeering, tot op den tegenwoordigen tyd, begaan hadden; — de gematigdheid welke Hy ten hunnen opzigte gebruikt had , om hen weder met zagtheid tot hun pligt te brengen; — de aanzoeken, die Hy by den Paus Benedicfus XIV. gedaan had, om te bewerken, dat Hy deszelfs Apostolifche magt by de Zyne zoude voegen, alfchoon dezelve alleen voldoende was, zo Zy daar van zonder fchroom gebruik wilde maken, om deeze Geestelyken te temmen, en zulke groo-  den MARQUIS DE POMBAL. 99 groote, en voor de algemeene rust zo tegenftfydige onheilen uit den weg te ruimen; —— de verbazende onkosten, in welke deeze zaaken Hem hadden ingewikkeld,en die wel zes-en-twintig millioen Crufaden bedroegen. ■ Van daar gaat zyne Majefteit over,tot de zamenzweering, welke de Opperften van deeze Sociëteit tegen Zyn leven gefmeed hadden. Hoogstdezelve vergeet ook niet de bedreigingen aan te haaien, die de Generaal'der Jefuiten gedaan had, in eene Memorie aan zyne Heiligheid voorgefteld, op den 3 July 1758. „ dat zo men wilde voort„ gaan met de verbetering, door den Kar„ dinaal Saldanha , begonnen, zulks niet anders zou uitwerken, dan nog meer onbei„ len te veroorzaaken," en Dezelve toont aan door een byvoeging van de datums en andere omftandigheden, dat dit dreigement eene waare aankondiging was van den aanflag, welken men tegen zyn Perfoon, op den 3 September daar aan volgende, ondernomen had. ——- Na zulks verhaald te hebben, verklaart de Monarch aan den Heiligen Opperpriester, dat Hy een onherroepelyk Arrest had uitgefproken, welk de verbanning van alle Jefuiten uit zyne Staaten beval; dat Hy bovendien, niet kon nalaten, om die Geestelyken, welke medepligtigen geweest waren aan Zyn moord, de ftraffen te doen ondergaan, welke zy verdient hadden,- en dat het volk verftoord was te zien, dat die ftraf zo lang uitgefleld wierd. • Dienvolgens fmeekte hy zyne Heiligheid, om Hem zyn verzoek toe te ftaan, welk Hem over dit G a on- v. b o e IL  v. boek. Brieven van den Paus aan den Allergetrouwften Koning, om zyne goedertierenbeid af te fmeeken, ten voordeele van de Geeste lyken, di befchuldig werden van GekwetfteMajefteit. ioo GEDENKSCHRIFTEN van onderwerp, door den Procureur Fiskaal van de Kroon, gedaan was geworden. Na verfcheiden byeenkomsten en gefprekken befloot men eindelyk, tot volvoering van het Brevet, aan zyne Heiligheid verzogt, tot het Vonnis der Jefuiten, welke befchuldigd wierden van mede deel gehad te hebben aan den moord des Konings; en men vond goed, om het aandien Vorst te zenden, benevens twee brieven door den Paus getekend, en zelfs, zo men zegt, met zyn ei\ gen hand gefchreven. 1 Deeze brieven 1 behelzen eene bevveeglyke vermaaning aan den Allergetrouwften Koning, om in eene zaak van zulk een groot gevvigt, alle regelen van Regtvaardigheid, door de Regters te doen in' acht neemen; van de Inftelling, en alle de geene, die dezelve belyden niet te vermengen , met eenige byzondere omgekogten of fchuldigen: van aan de befchuldigden alle middelen te vergunnen van zig te verdeedigen; van met zyne godvrugtigheid en Koninglyke goedertierendheid raad te pleegen, en meer over te hellen aan den kant van barmhartigheid dan wel aan dien van al te geftrenge wreedheid. Wy verzoeken onzen Lezers deeze twee brieven te leezen , (zie de Regtvaardigings Bevjysftukken ,No. VI. en VII.) ' Daar zullen zy eene zagte, en aandoenlyke welfpreekendheid vinden, die zeer gefchikt is, om op het gemoed van dien Vorst zodanige uitwerkinge te weeg te brengen, als zyne I Iei- ligheid zig daar van beloofd had. Men kan niet twyffelen, of deeze Opperpriester hëeft met het fchryven van dezelve allcen- lyk  den MARQUIS DE POMBAL. 101 lyk de Eere Gods, de liefde tot de geregtrg* heid, en het belang van den Vorst zei ven , aan welken zy gezonden waren,ten doel gehad. — Maar men moet het aan de konstenaryen van den Graaf van Oeyras, en aan zynen getrouwen nabeftaanden Bevelhebber van Almada wyten, dat deeze Brieven van den Paus, de oogmerken en de hoop van den Schryver, niet vervuld hebben. Alvoorens den buitengewoonen Courier, welke het Brevet en de Brieven waar van wy gefproken hebben, aan den Nuntius in Portugal moest overhandigen, naar Lisbon af te vaardigen, had de Kardinaal Staats-fecretaiis de beleefdheid van den Bevelhebber van Almada vooraf daar van te verwittigen, met oogmerk, dat hy van deeze gelegenheid, zo hy wilde, gebruik kon maken. Maar deeze Minister betoonde zig over die blyk van beleefdheid, veel eer beledigd dan wel. dankbaar, uit hoofde dat men hem niet terftond de depêches, aan den Nuntius geaddresfeerd, ter hand gefield had, vermits alle depêches, welke naar het Hof van Lisbon gezonden wierden, volgens zyn meening, noodwendig door zyne handen moesten gaan. • Deeze ongehoorde vordering was niet dan een voorwendzel, om een nieuw ontwerp 1 tot onmin tusfehen de beide Hoven te doen geboren worden. — En zelfs, zo men ook wilde onderftellen, dat dezelve gegrond was, dan vergat Almada, dat het Kabinet van Lisbon het eerst deezen flaatkundigen misflag begaan had, dewyl men, toen de laatlle depêches naar Rome gezonden wierG 3 den, v. B O E K_ Vreemit lisch v«n Jen lieve' lebber van Mmadt.  V. boek, ioa GEDENKSCHRIFTEN van den, deu Nuntius als niets geacht hadde, en dat dezelve regtftrceks aan den Ambasfadeur geaddresfeerd geworden zyn, alfchoon zy voor zyne Heiligheid beftemd waren. De Staats-fecretaris iloeg intusfchen geen acht, op de voorftellingen van den Portugeefchen Minister. — De buitengewoone Courier werd afgevaardigd, ponder hem de depêches ter hand te Hellen; maar Almada daar van onderrigt zynde, fpoedde zig,om een van zyn volk den Courier agter na te zenden, met uitdruklyken order van hem goedwillig of kwaadwillig, de depêches,waarmede hy belast was, te ontneemen. Men vermoed dat hy, hem deeze order geevende, niet het gefchiktfte middel zal vergeeten hebben, om zig van een goed gevolg te verzekeren , namentlyk, hem eene genoegzaam aanzienlyke fomme gelds ter hand te Hellen, om hem dien hy agtervolgde te beproeven, en om te koopen. ■ > Doch dit zy zo ais het wil; de afgezondene van den Bevelhebber agterhaalde den Courier van den Paus, te Aix in Provence, alwaar hy een val van het paard gedaan hebbende, genoodzaakt werd te bly- vcn. Dit toeval maakte den voorflag van den Portugeefchen Courier minder moeilyk. —— Hy betrouwde hem zyn Paket, met belofte van hetzelve direct aan den Nuntius in Portugal te zullen overhandigen. De Graaf van Oeyras, in plaatfe van eenen buitengewoonen flap, zo beledigend voor het Hof van Rome, te berispen en af te keuren, gelyk zyn pligt was, keurde zulks echter ten hoogften goed, en regtvaardigde zyn ge-  den MARQUIS DE POMBAL. 103 gehouden gedrag daaromtrent. • Zo dra dan de Courier te Lisbon aangekomen was, maakte hy zig meester van zyne depêches, en hield ze drie dagen lang in handen. —— Hy had, om van den inhoud derzelve onderrigt te zyn, een veel gewigtiger reden dan de enkele nieuwsgierigheid. Want Jofeph liet niet na zyn Minister te waari'chuwen en te bevelen, dat hy hem niet met den Paus in tweedragt zou brengen; dus was het te vreezen, dat zo de Monarch, getroffen door de redenen, welke beide de Brieven van Paus Clemens XIII. bevatteden, en innerlyk aangedaan wierd, door de levendige voorftellingen van dien Opperpriester, ligtiyk van voorneemen [naamlyk om de Jefuiten alle uit zyn Ryk te verdry ven,] kon veranderen. carvalho was al te wel overtuigd, dat het algemeen welzyn vereischte, dat'hy zyn best deed, om hem in dat gevoelen te verfterken, en geene middelen na te laaten, welke hy geloofde tot dat oogmerk gefchikt te zyn. Het was reeds al langen tyd geleden, dat hy zig boven alle Wetten en Regten van den Souverein zeiven verheven had. * < ■» Bewaarder geworden zynde van het geluk eener uitgeftrekte Monarchie, vond hy zig verpligt daar voor te waken, ten koste van alle andere pligten. Het zy -ons derhalven geoorloft te denken, dat hy in dien tusfchentyd van drie. dagen, geen zwaarigheid zal gemaakt hebben , om het Paket, welk hem ter hand gefield was, te openen, den inhoud daar van te leezen, en na alvoorens het zegel nagemaakt te G 4 heb- v. boek» Carvalho bewaart drie dagen lang de depêches , die aan den Nuntius gezondenwaren. I  v. BOE K. 104 GEDENKSCHRIFTEN van hebben, aan den Nuntius ter hand te {lellen. Wy hebben reeds gezegd, dat de 'gerustheid van den Staat zyn eenigfte voorwerp was; en dezelve hing af van de ruïne der Jefuiten, en zyne bygelovigheid ging niet zo verre van zig in te beelden, dat het een misdaad in een publiek perfoon was, een geheiligd pand voor een byzonder mensch te fcbenden. Voor het overige, het geen wy hier zeg. gen, is niet gegrond op eene bloote gisfinge. —— Men kan zulks duidelyk genoeg beiluiten, uit de order aan den Nuntius gegeeven, wanneer hy na lang uitflel, eindelyk den 11 September, het gehoor verkreeg, welk hy verzogte. — Hem werd bevolen, om alleen de Brieven van den Paustevertoorien, en niet het Brevet, welk de Koning niet wilde ontvangen. — Maar hoe kon carvalho dit Brevet weigeren, wanneer hy onkundig was van den inhoud dier Brieven? ———-> Deeze uitzondering was een listige konstgreep waar over de Graaf van Oeyras zig zeer verheugde. — De Brieven en het Brevet waren" in hetzelfde omflag ep met hetzelve zegel gefloten, en het pakket was aan den Koning geaddresfeerd : dus kon de Nuntius het tweede niet van de eerfte afzonderen, zonder «ralatig te zyn aan zyn pligt, welke>hy aan beide Souvereinen verfchuldigtwas. - Om den ftrik, welken men hem lpJmde, te vermyden, en echter de verrigtinge van zyne bediening te vervullen, verzogt de Nuntius den Koning, hem het pakket aanbiedende, om het zelve eigenhandig tc ope-  den MARQUIS DE POMBAL. 105 openen, de Brieven te leezen en liet Brevet ter zyde te leggen, om dat hy het niet ■wilde ontvangen. —— Maar Jofeph wel van zyn Minister onderrigt zynde, fioeg weinig acht op dit verzoek van den Nuntius, welke de vernedering moest ondergaan van met zyn pakket gefloten naar zyn Hotel te rug te keeren. ——— Hier door belette carvalho , dat de Koning de Brieven van den Paus niet las, en konde dus, zonder nieuwe hindernisfen te vreezen, zig bezig houden met de Jefuiten te verdryven; een ontwerp, waartoe zyn haat hem aandrong, en welk hy voorgenomen had, om zonder uitviel, ter uitvoer te brengen. Maar eer wy van deeze gebeurtenis fpreeken, vinden wy ons verpligt,'om onze Lezers verflag te doen van een nieuw plan van Studiën, welk door carvalho werd bekend gemaakt, om de Jefuiten in de openbaare Opvoeding te vervangen. ■ Het was niet dan met de grootfte verwondering, dat de Portugeezen,door het leezen van dit plan, vernamen, dat byaldien het Ryk, in eene fchandelyke onkunde, bleef voortduuren, de Jefuiten de eenigfte oorzaak daar van waren; dat deeze Vaders aari de Jeugd niets geleerd hadden, dan eene even gevaarlyke als bedorvene Leere, en dat men hen niet zo lang in hunne Schooien hield, dan om hun de grondregelen , welke met de belangen van den Staat ftrydig waren, in te boezemen en des te dieper in te ftampen. * Het is waar, wy kunnen niet nalaten toe te ïlemmen, dat Portugal met eene heldere lucht, G 5 en v. BOEK. «V Een nieuw Plan van "cudiën /sor de algemeeneopvoeding.  boek. ioó GEDENKSCHRIFTEN van en eene behaaglyke zonnefchyn, niet een zeer aangenaam verblyf fchynt voor de Zanggodinnen noch voor Minerva; maar men moet ook toeftemmen, dat men de geringe voortgang, welke deeze Natie in de weetenfchappen gemaakt heeft, alleen aan de jefuiten verfchuldigt is. »■■ ■■■■» Deeze Geestelyken waren bykans de eenigfte die de Letteren beoefenden; ten minsten met eenig goed gevolg. «» Voor de oprigting der Jefuitfche Sociëteit, waren de Camoens, de Rofende, de Oforius, door hun geest en verlichtheid,onderfcheiden van de onkundige menigte hunner Landgenoten; maar zedert dien tyd telde Portugal verfcheiden geleerden, als waardige mededingers van de Alvares, Suares, en andere Jefuiten, die het eerst de Natie verlicht hebben. ———■ Na het verdryven van deeze Geestelyken, en geduurende al den tyd van de Beftiering van carvalho, zien wy niet, dat zyn nieuw Plan die wonderlyke uitwerkingen te voorfchyn gebragt heeft, welke hy zig daar van voorfpelde. -— Het is niet dan onder de tegenwoordige Regeering, dat, (dank zy de befcherming en de aanmoedigingen van eene verlichte Koningin,) de fmaak voor de Letteren weder bezield en levendig is geworden, en dat de Konsten en Weetenfchappen begonnen hebben uit den kwynenden toeftand, in welken de voorgaande Regeering dezelve gelaten hadde, weder te voorfchyn te komen. Wat aanbelangt de verderflyke dwaalingen , waarmede de Graaf van Oeyras de Jeluiten befchuldigt, dat zy dezelve tot een Sys-,  den MARQUIS DE POMBAL. 107 Systhema zouden gebragt en opentlyk geleerd hebben,het zou een moeilyk ftukzyn, om de Portugeezen daar van te overtuigen, gemerkt zy de dwalende beginzelen, welke zy in hun jeugd geleerd hadden, niet konden vergeeten hebben. —-— Zo het ons geoorloft is te zeggen, het geene wy over dit onderwerp denken, dan moeten wy opregtlyk bekennen, dat de befchuldigingen, welke men zo dikwyls-aan de Jefuiten, ten opzigte van hunne leeringen 9 voorgeworpen heeft, ons altoos zeer ongegrond zyn voorgekomen. Het heeft ons toegefchenen dat men de Libellen, in welke deeze aantygingen geboekt zyn, nergens anders aan moet toefchryven, dan aan den haat en nyd der menigvuldige vyanden van de Sociëteit der Jefuiten, en wel inzonderheid aan eenige geestdryvende Monniken, die gramftoorig en woedende zyn geworden, om dat zy hebben moeten zien, dat de Jefuiten, eene achting en onderfeheiding genoten, welke zy veronderftelden, dat men aan hen alleen verfchuldigd was. —— carvalho was bykans altoos omringd van Monniken, van dat ibort, welke niet nalieten hem op te ftooken, om met kragt den Jefuitfchen oorlog door te zetten. ——• Andere Monniken van dezelfde party verkeerden te Rome met dezelfde aanhoudenheid in het Paleis van Sint Laurens in Pane e Perna; zo dat men volgens den ftyl van deeze Roomfche Abten , die gewoon zyn de handelingen van anderen te befpieden, en de minste gebeurtenisfen, tot een onderwerp van fpotterny te ma- v. boek.-  v boek. Eerfte ver. ssending der jefuiten naar den Kerkelyken Staat. io3 GEDENKSCHRIFTEN van maken, het volgende aan de poort van het Paleis zou hebben kunnen aanplakken, volkomene en dagelykfche toegevendheid voor de Monniken. ——« Het was door aanftoking van deeze wyze raadgeevers, dat de Bevelhebber van Almada zig inliet in eene zaak, welke hem belachlyk maakte, en met medelyden deed befchouwen, van alle die geene welke zig met ftaatkundige zaaken bemoeiden. —■— Hy verzogt den Paus plegtiglyk, om eene authentike voldoening van den oorlog, dien de Jefuiten te Romen en elders den Allergetrouwften Koning, en zyne Ministers met hunne menigvuldige gefchriften aandeeden, en welke zy tot hunne verdeediging in 't licht gaven. Waarlyk, dit was, van hen eene verwonderlyke volmaaktheid eifchen, te begeeren, dat zy zo veele wreedheden en vernederingen zouden verdragen, zonder zig daar over te beklagen. Om weder te keeren tot de ballingfchap dezer Geestelyken : carvalho geen meer hindernisfen tegen zyne voorneemens vindende, fpoedde zig, om dezelve ter uitvoer te brengen. — Dienvolgens liet hy, op den nagt van den 16 September, 133 Priesters van de verbannene Sociëteit, in een Ragufisch fchip irtfchepèn, welk ook kort daarna onder zeil ging. De Regeering gaf aan deeze ongelukkige bannelingen niets dan een gering gedeelte van grove en flegte mondbehoeften, en de Kapitein had order, om ze naar Civita Vechia te brengen. ——» In de haven aldaar aangeland zynde, gaf men hen aan hun droevig noodlot over, zonder dat iemand van den kant  den MARQUIS DE POMBAL. 109 kant van het Portugeefche Minifterie zig verwaardigde, om zig met hun Logement of bezorging van eenig voedzel voor hen te be- moeijen. De Paus, in plaatfe van zig te wreeken over dit affront, aan den Heiligen Stoel gedaan, en met hetzelfde fchip een gelyk getal van Franciscaner Barvoeters, of Dominicaner Monniken weder te rug te zenden, ontveinsde zyne regtmatige gevoeligheid, en onthaalde zyne nieuwe gasten, met eene liefde, die den algemeenen Vader der ópregten en getrouwen, waardig was. —— Hy vreesde niet, om een fchuilplaats te verfchaffen voor deeze gewaande oproerigen, voor deeze gevaarlyke zamenzweerders ? tegen het gezag en het leven der Souvereinen, welke de Graaf van Oeyras uit Portugal verjoeg, om andere Staaten daar mede te befmetten. Na het vertrek van deeze 133 Jefuiten maakte de Kardinaal Vifiteur, thans Patriarch van Lisbon, in de eerfte dagen van October, een Mandement bekend, zynde gedateerd den 5den dier maand. — • In dit Mandement werd terftond gevoegd een Edict des Konings, in vorm van een Brief, welke de Jefuiten affchilderde, als Rebellen, Verraders, Eerloofen, en als Vyanden van den Staat. Hetzelve verklaart hen vervallen van alle Regten en Privilegiën der Burgeren, en verbant hen voor altoos uit de Ryken en Domeinen van Portugal, en verbied hen op ftraffe des doods, van daar ooit weder in te komen, als ook aan elk ander perfoon, welke hen toevlugt tot berging mogt vergunnen. . De Prelaat vermaant, vervolgens, de. on- V. BOEK. Mandement van den Kardinaal van Saldanha tegen de Jefuiten.  v. boek. iio GEDENKSCHRIFTEN van onderhoorigen van zyn Bisdom, om zig met onderwerping en getrouwheid aan de orders van zyne Majefteit te gedragen, gelyk. het een Onderdaan aan zyn Souverein betaamd. Hy citeert aangaande dit ftuk kragtige paffages, en een nadruklyk gezag, waarlyk zeer onnut, om zulk eene klaare en openbaare waarheid te bewyzen, en hy eindigt met den gewaanden haat der Jefuiten tegen den perfoon des Konings, als eene on- betwistbaare zaak te bevestigen. (Zie de Regtvaardigings Bevjysftukken, No, FÏIL') Dit is eene zaak, welke alle aandagt van den Lezer waardig is, dat de ftanuvastige hardnekkigheid van den Graaf van Oeyras, het Publiek heeft willen overreden van deezen ingebeelden haat der Jefuiten tegen hun Souverein. • Waarlyk, hy geloofde het zelfs niet 1 ——— Door deeze Geestelyken zo gevoelig te veronderftellen, als zy behoorden te zyn voor de behandelingen, welke zy uitftonden, kon immers de Aucfeur van hunne kwaaien zig niet bedriegen, aangaande het onderwerp van hunne gebelgdheid. - Men kan daar uit oordeelen van het geene hy dagt ten dien opzigte, door een gefprek, welk hy, in dien zelfden tyd, hield met den Graaf van Sint Laurens. Hy vroeg aan dien Heer, welk nieuws hy had van zyne beminde Jefuiten, „ ik ftem toe," (antwoordde hem de Graaf,) „ dat ik ze „ beminde, maar zedert dat zy in ongenade „ van zyne Majefteit zyn gevallen, ftel ik „ geen belang meer in dezelve." — „Wat „ my aangaat," (hervatte carvalho ,) „ ik „ heb  den MARQUIS DE POMB AL. ui „ heb vernomen, datzyte Alikantezyngean„ kerd; dat hunne aanhangers,op het luiden „ der klok, zig te hoop verzameld, en om „ ftryd een Feestdag gehouden hadden, heb„ bende niets dan alles goeds van den Ko„ ning gefproken, maar my in hunne ge- „ fprekken niet gefpaard. Ik ben der- „ halven zeer wel te vrede dat ik my van „ dit verbannen geflagt ontdaan heb." De natuurlyke goedaartigheid van Jofeph, zyn beminlyk en zagt karakter, waren waarlyk genoeg bekend, dan dat de Jefuiten hem zouden hebben kunnen vervvyten, van wegens het geene zy moesten lyden. Zy had¬ den zig met te beklagen, dan over zyne al te groote toegevendheid, en over zyne blinde afhanglykheid van den wil zyns Ministers. —<■— Met behulp van zyne valfche betuigingen van getrouwheid, van gehegtheid aan zyn perfoon, en van den yver voor het behoud van zyn leven, deed deeze listige Staatsman den Koning alles, wat hy hem voor lag, zonder eenig onderzoek, ondertekenen. ——f» Byaldien deeze haat zo dikwyls en zo bitter aan de Jefuiten verweeten, wezendlyk plaats had, zo was ze alleen tegen hem, dat ze kon ingerigt zyn. In het Edict van den 3 September, dooiden Kardinaal Patriarch, in zyn Mandement gevoegd, leest men deeze zonderlinge uitdrukkinge, „ ziende alle gruwelyke misdaa„ den der Portugeefche Jefuiten te boven „ gegaan door die van de Jefuiten te Rome, „ om dat deeze, in der daad, tegen myne „ Staaten en tegen myn leven eene zamen- „ zwee- v.. BOEK.  v. boek. II2 GEDENKSCHRIFTEN van ,, zweering gemaakt, maar geene myne Ko„ ninglyke waardigheid, in welke de leven„ digmakendeZielvandegeheele Monarchie „ beflaat, op eene geweldige wyze, aange- „ vallen hebben." Byaldien deeze afgryslyke afbeelding, zo van de Roomfchc als Portugeefche Jefuiten niet dan een getrouw en waar fchildery van hunne gevoelens en gedrag is, dan zou men zig niet zeer hebben moeten verwonderen, zo dergelyke Monsters, ("wier vernedering en onheilen tot zulk eene uiterfte gekomen waren, dat zy nergens meer voor behoefden te vreezen,) zig met woede tegen hunne vyanden aangekant hadden. De Manifesten van den Graaf van Oeyras verbeelden ons de Jefuiten, als met een onverzoenlyken haat tegen hun Souverein bezield, in een tyd, dat zy van derzelver gunst overladen, eenen gelukkigen vrede genoten, en overal bemind en geacht wierden. Zedert dien tyd zyn zy, of verlaaten of vervolgd, door alle Mogendheden mishandeld, zonder eenige toegevendheid, fchandelyk verjaagd uit alle de Staaten, en echter zien wy hen in hunne wykplaatfen van Italië, hunne ongenade ftil en ledig beweenen, en zonder de minste beweeging of poging om zig te wreeken. — Dit lighaam, als onrustig, en ontzachlyk uitgebazuind, na dat hetzelve over de geheele oppervlakte van den Aardbodem verftrooid was, is echter vreedzaam en ftil geworden, zedert dat hetzelve weder vereenigd is. Geen van hunne leden tragt zig tegen de Auctcurs van hunne onheilen aan te kanten. — Men  den MARQUIS DE POMBAL. 113 Men moet of veronderfiellen, dat deeze , Geestelyken byna geheel en al ongevoelig • zyn, of toeftemmen dat zy, in 't geheel, niet naar andere menfchen gelyken,—geheel Europa is tegen hun in 't hernas. ><• Het was niet dan van alle kanten, dat een algemeen gefchreeuw van oorlog en verbanning zig tegen deeze haatelyke Sociëteit verhefte; intusfchen alles, wat men van haare Leer en van haare Zeeden gezegd heeft, kan ons niet uit onze eerfte onzekerheid te rug brengen, en wy durven nog twyffelen, of haare onheilen niet veel wezendlyker, dan haare misdaaden zyn. Voor het overige, haare geheele vernietiging is niet voldoende geweest, om den haat der Monniken, die haar met zulk eene bitterheid vervolgd hebben, te bevredigen; zy befchimpten om ftryd den dooden Leeuw, met eenen moed, die hen niet belette, om op de minste beweeging, welke hunne inbeelding hen verfchafte, te beeven. - Gepynigd door eene ongerustheid, even. redig aan hunnen haat, houden hunne 00gen niet op over hen te waken, en hunne armen, om hen nieuwe flagen toetebrengen. —~—» Hoe heeft men hen, inzonderheid te Rome, by den Ambasfadeur van Almada, met al hun vermogen bezield gezien, om de middelen ter uitvoering van hunne treflyke oogmerken, te beftudeeren , het vuur aan te ttooken van den ketel, in welken zy de Jefuitfche Masfa kookten en verteerden, (gelyk men haar aldus in een vermaard fchimpfchrift aartig vertoon- II. deel. H de,) v. > o s k.  V. soek. Tweede veriendü der Jelui «en naar Italië. Ien Brie door her gefchrcv 114 GEDENKSCHRIFTEN vaw de,) daar zy intusfchen in de dronkenfchap van hunne vreugde, niet eens bemerkt hebben , dat van die gloeijende kooien vonken zyn gefprongen , welke henzelven verteeren. . . Zy hebben eindelyk verkregen het geen zy, met zulk eene groote drift, begeerden. — Hunne mededingers zyn niet meer; maar wat hebben zy met derzelver verderf en ruïne gewonnen ? - ■■- Zonder crediet, zonder ontzag, en misfehien, wel haast, zonder beftaanlykheid, zal hun eigen ftaatineeneverachtingvervallen, waaruit zy, na alle waarfchynlykheid zig nooit zal weder kunnen opbeuren. De tyden, de on¬ dervinding , en de vordering van kennis hebben de Souvereinen verlicht, aangaande het groot getal Monniken; de onnutheid derzelve,en de ledige levenswyze,welke de meeste onder hen leiden ,aangetoond, en hun lot word dagelyks beklaaglykcr, wegens het vernietigen van zulk eene menigte Kloosters, in Duitschland, en elders. Maar het is tyd, om den draad van ons « Verhaal weder op te vatten. ■ Na de eerfte infeheping der Jefuiten, van welke wy verflag gedaan hebben, volgde, aan het einde van Oéfober, eene tweede van 122 Priesters, waarmede een ander Raguiïsch fchip werd beladen, om dezelve naar Civita Vecchia overtevoeren. Maar zy had¬ den, op hunne reis, zulk onftuimig weêr, dat zy niet eer, dan in de maand January, des volgenden Jaars, in die Stad aanlandden. r Geduurendc deeze lange en moeilyke „ reis, ankerden zy te Livorno, en fchreven uit  den MARQUIS DE POMBAL. 115 uit de Haven aldaar een Latynfchen Brief, aan den Marquis de Borbon del Monte, Gouverneur van deeze plaats, in welken zy verlof tot hunne ontfcheping verzogten. —»Zonder nu van de grondoorzaak van dee-, zen Brief te fpreeken,ingerigt,om den Gouverneur belang in hunne zaak te doen neemen, 1 en alle aandoen! yke Lezers gevoelig te tref-' fen, zo was dezelve in eenen cJerlyken en zuiveren ftyl gefchreven, het geene ons bewogen heeft, om dien Brief in de oorfprong»? lyke taal te bewaren, doch eene vertaaling daar nevens te voegen, op dat dezelve zoude kunnen dienen, tot een proef van vergelyking ,om te oordeelen van de diepe en botte onkunde, welke door den Graaf van Oeyras, in zyn nieuw Plan van Studiën aan de Je» fuitcn vervveeten word. — (Zie de Regt' vaardigings Bewysft ukken, No- 1XS) De Gouverneur echter weigerde hen de vryheid, om aan land te rnogen gaan, en die ongelukkigen, welke daar om verzogten., wierden genoodzaakt, om zo lang aan boord te bly ven, tot dat het fchip weder van daar onder zeil ging, om verder na Civita Vecchia te ftevenen. Weinige dagen na deeze tweede verfcheping, deed men eene derde, te Port a Port, met twee Zweedfche fchepen, in welke meer dan 300 Jefuiten onder zeil gingen; byna alle aankweekelingen van het Collegie van Coimbria. ——— Twintig jaaren, die 'er zedert verlopen zyn, hebben de geheugenis der bewooners van deeze Stad niet kunnen uitwisfchen,ten opzigte van de Hand vastigheid, H 2 wel- v. b o e k. aan den Souverjeiir va» Livorno , >m hem oerlof tot >ntfcheüng te rerzoeken.  n6 GEDENKSCHRIFTEN van v. boek. Standvastigheid der Jonge Jefuiten van het Co'.legie van Coimbria. welke deeze Jonge Geestelyken betoonden , tegen de geweldige aanzoekingen, die hen door hunne Ouders, Vrienden en Profesforen van de Univeriiteit gedaan wierden, om hen overtehaalen, dat zy het geestelyk Je- fuiten-kleed zouden afleggen. Weinige echter onder hen lieten zig overreden, en het grootfte gedeelte antwoordde, op die hevige aanzoekingen, met eene grootheid en edelmoedigheid van ziel, welke, tot fpyt van den Graaf van Oeyras, in het algemeen bewonderd, en goedgekeurd werd. —— Die Minister had geen ftaat gemaakt zo veel tegenftand te ontmoeten; hy had zig gevleid van by die jonkheid meer natuurlyke toegeevendheid, minder halsftarrigheid, en weiniger gehegtheid aan een lighaam, welk hy aan de fchande had opgeoffert, te zullen gewaar worden. —— Maar, gelyk wy gezien hebben, hy werd in zyne meening bedrogen. Een deezer Jonge Geestelyken , meer gehard dan anderen, en een einde willende maken aan de vervolgingen,welke hy, door de verandering van zynen Haat, zou moeten lyden, fchreef zelfs, in een Brief, aan carvalho zyn voorneemen, dat hy, tot wat prys het ook zyn mogte, tot zyn dood toe, in die Sociëteit wilde verblyven. ——- Hy floot het voorfchrift van zyne gedaane Geestelyke Beloften in dien Brief, na dat hy denzelven, met zyn bloed, ondertekend hadde. Het kon niet misfen, of dit moest de gramfchap van dien wraakgierigen en toornigen Minister geweldig ontfteken. — Woedend ovijr zulk een Hout beft aan, welk hy min  den MARQUIS DE POMBAL. 117 minder voor eene uitwerking van deugd , dan wel voor eene bcfpotting van zyn perfoon aanmerkte, gaf hy terftond order, om den Auele ur van dien Brief in hegtenis te neemen, onder voorwendzel, dat men deezen jongen Geestdry ver van zyne medebroeders moest afzonderen , op dat hy hen niet, door zyne redeneeringen, en door zyn voorbeeld , op denzelfden doolweg mogte brengen. —— Intusfchen hebben wy na dien tyd, in den Jaare 1773, die geestdryvery te Bologne zien herleven, in een andere menigte ongeordende Monniken, die ftandvastig in dien geestelyken ftaat, welken zy aanvaard hadden, bleven, niettegenflaande de kragtdaadige aanzoekingen, en alle middelen, welke de Kardinaal Malvezzi, Apostolisch Vifiteur aangewend had, om hen zulks af te raaden. Na deeze verfcheiden verzendingen, bicven 'er in Portugal geene andere Jefuiten overig, dan da geene , die in de gevangenisfen te Lisbon opgefloten waren. — Dezelve bedroegen omtrent hondert in getal; bykans alle Opperften der Collegien, en andere huizen van het Ryk, of bezorgers der Zendelingen van de nieuwe Waereld. ——— Onder deeze gevangenen rekende men vier, die aan de aanzienlykite familien vermaagdfchapt, en wier Ouders lieden van aanzien in het Ryk waren; onder anderen was 'er Pater Franciscus de Portogallo, heden nog in leven, en uit den Huize van den Marquis van Valenza. Wy hebben gezien, dat deeze Jefuit wel eer de befchermer en getrouwfte vriend van carvalho geweest is, H 3 het v. • boek.  V. g O E K. Uitdryvlns der Jefuiten van Jlrazii en Maragnon en geftrengheden iepen dezelve seo etend. 118 GEDENKSCHRIFTEN van het geen echter nietbelette.dat die ontaarte Minister hem alle de ongemakken en yslykheden van eene langduurige gevangenis deed ondergaan, welke hy nogthans het geluk gehad heeft van uit te harden. Men kan zig herinneren, dat ten tyde, toen de Biegtvaders van het Hof verwezen wier* den, carvalho op de voorflagen van den Provinciaal Henriques antwoordde, dat de Koning geen reden van misnoegen had, dan tegen de Jefuiten van Brazil en Maragnon, uit hoofde van den tegenftand, welken zy niet nalieten tegen zyne orders in 't werk te ftellen. —— Derhalven zo de Jefuiten van Portugal, wier geheele misdaad daar in belfond , dat zy belydenis van dezelfde Inftelling der Jefuiten deeden, en leden van één lighaam waren, met zulk eene geltrengheid behandeld wierden, dan kan men zeer ligt nagaan, dat men niet meer infehiklykheid had voor de waare fehuldigen en de onmiddelyke voorwerpen des misnoegens van hun Souverein. — En in der daad deeze ondervonden het wel haast, op de gevoeligfte wyze; dank zy de keuze, welke de Graaf van Oeyras gedaan heeft, omtrent de Staatsdienaaren aan zynen wille verknogt, en die zyne verwagting volkomen vervulden. In de Manifesten, door de Regeering, bekend gemaakt, leest men, ,, dat de Jefuiten ,, zig meesters gemaakt hadden van een groot „ gedeelte van Brazil, en dat zy hun gebied „ met zulk eene fhelheid uitbreidden, dat, ,, zo men geen vaardige hulpmiddelen by „ de hand nam, in minder tyd dan tien jaa- » ren,  den MARQUIS DE POMBAL. 119 ,, ren, de vereenigde Magten van alle Mo„ gendheden van Europa niet beltand zou,, den zyn, om hen te onder te brengen (*)." - Hoe veel eer verfchaft deeze wyze onderftelling aan dien verlichten Minister, welke by de tefamenftelling van alle deeze Memorien voorzitter was! Hoe fielt dezelve de vorderingen in een helder daglicht, die hy in de loopbaan der Staatkunde gemaakt heeft, en de diepe kennis, welke hy verkregen heeft van de uitgeftrekte gewesten der Nieuwe Waereld, van de vermogens en hulpmiddelen van haare bcwooners 1 ——Heden zal hy buitentwyffel, in zyn eenzaam verblyf,op zyn landgoed Pombal,met meer ledigen tyd, en minder vooroordeel een PM* loibphisch oog gcilagen hebben,op den oorlog, welken de Engelfche Colonien in Amerika, zedert langen tyd, tegen hunne oude Hoofdilad voortzetten. ' Hy zal ge¬ zien hebben, dat menfchen met eene geestdryvery van vryheid bezield, (geleid door de Hancocks, de Adams, de Franklins, Staatkundigen verre verheven boven alle Jefuiten te zamen, verdeedigd door een leger, welk voor hunne eigene haardfteden vegt, en Washington tot een Opperhoofd heeft, verfterkt dooreen bondgenootfchap en hulptroepen van twee magtige Monarchyen,) veel moeite hadden om zig, ondanks zo veel onderfteuning, te bevestigen, en hunne Onaf hanglykheid te verzekeren; niet tegen de vereenigde pogingen (•) Zie de Onderrigting van den 8 Odtober 175». I. Deel, De Rtstvtardigings Meivysflukken , No. I. p. 157. H 4 v. SOEK  V. B O EflK. 120 GEDENKSCHRIFTEN van gen van alle Mogendheden van Europa, maar tegen de Engelfchen alleen;en dat wel in een tyd, in welken deeze trotfche Eilanders zigzelven moesten verdeedigen tegen een talryke menigte vyanden, welke hen van alle kanten befprongen. Niets toont beter devalschheid aan van de vreemdite voorftelling, door carvalho bygebragt, dan de wyze, op welken zy in Amerika de orders volvoerden, die deeze Minister derwaards gezonden had, om de Jefuiten aldaar aan te tasten. Deeze willekeurige Geestely¬ ken , welke in die afgelegene gewesten zulk een volftrekt gezag genoten, onderwierpen zig, daar, alle, zonder den minsten tegenftand, en wy weeten niet, dat één onder dezelve gepoogd heeft om, tot zyne verdediging zo veele Naden, over welke zy als Souvereinen heerschten, op te bitzen. Dat men ons deeze korte uitweiding ver* geeve, maar alle onze gelyken zyn ons even waard; en op het gezigt van zo veele in 't werk gefielde geftrengheden, van zo veele buitenfporigheden, begaan tegen menfchen, zonder verdeediging, tegen menfchen, omtrent welke alle wetten zonder ontzag gefchonden zyn, kan onze ziel zig niet ontflaan van eene regtmatige bevanging van fchrik en medelyden. ——- Dank zy de lesfen der Wysbegeerte, de zagte Menschlievendheid is heden een onaffcheidelyke medegezellin van verlichtte Regeeringen geworden; de wyze Ordonnantiën van den Graaf de SaintGermain hebben den dood aan de ongelukkige Deferteurs ontrukt; de gefchriften van den  den MARQUIS DE POMBAL. 121 den aandoenlyken Beccaria hebben die barbaarfche en onnutte pynigingen van de Pynbank uit onze Geregtshoven verbannen; de gevangenisfen zelfs zyn een minder ondraaglyk verblyf voor zodanige ongelukkigen geworden , welke door hunne eigene misdaaden , of door de lasteringen en de boosaartigheid van hunne vyanden, derwaarts vervoerd zyn. Maar carvalho behoorde niet tot deeze gelukkige Eeuw; —— een getrouw navolger van de voorbeelden zyner Voorouderen, was dc Menschlykheid niet voor hem als een redelyk Wezen, maar als een ydel woord zonder zin aantemerken, waar van zyne ziel nooit de waare kragt en betekenis begrepen, noch zyn hart de aangenaame gewaarwording, gevoeld heeft. De Minister dan de noodige orders afgevaardigd hebbende, om zonder eenig uitftel de Jefuiten uit de Provintien van Brazil en Maragnon te verjaagen, werden dezelve, in het begin van den jaare 1770, in hunne huizen gearresteerd, en bewaakt, zonder dat het hun geoorloft was, om van buiten eeni- ge gemeenfchap met iemand te houden. Tegen het midden van April, in dat zelfde jaar, vertrokken 'er 124 Jefuiten, op twee fchepen verdeeld, van Bahia, de Hoofdftad van Brazil, en 53 perfoonen op een Fregat; van Fernambuc en Rio-Janeiro 119 perfoonen, op een oorloglchip, en van deeze laatfte Haven nog 198 op twee andere fchepen. -"-—-> Men dwong geweldig en zonder noodzaaklykheid de geene, die nog geene Monniken of geördenden waren,om van H 5 die v. 3 0 e k,  f^o e k. 123 GEDENKSCHRIFTEN van die Sociëteit af te zien en ze te verlaaten. ■>-——. Een van de geenen, die den meesten yver en drift, in hunne aanzoekingen lieten blyken, was buitentwyffel Don Antonius del Desterro, een Benediktyner Geestelyke, en Bisfchop van Rio Janeiro. Deeze Prelaat onderricht zynde, dat de jonge Jefuiten zig by de Ouden vervoegden, om hen te raadplegen, over het geene, wat hen, in deeze omllandigheden, te doen flond, verbood hen wel dra, (onder bedreiging van excommunicatie latcefententice,) om de zulken, die hen om raad vroegen, te vermaanen of aan te raaden, dat zy in hun ftaat zouden volharden. —— Een treffend voorbeeld, waarlyk,van de dwaalingen cnafwykingen, in welke de onkunde of de drift iemant kan vervoeren. De fcheepvaart der Jefuiten van Brazil, duurde twee maanden lang, en was gelukkig, wegens den wind en zee; maar deeze ongeluk* kigen hadden, hierom, geduurende deeze lange reis, niet minder uit te ftaan. Naauwlyks waren zy, flegt gekleed zynde, en de noodige zaaken ontbeerende, op* de fchepen gegaan, welke gezonden waren, om hen te ontvangen, of men deed hen in het ruim van het fchip klimmen, alwaar zy zo digt by elkander gevoegd wierden, dat zy zig naauwlyks konden roeren. En zonder ophouden bewaakt, konden de Jefuiten van Fernambuc en Bahia, niettegenftaande hunne geduurige fmeekingen, en de uiterfte noodzaaklykheid, die hen daar toe drong, geen verlof verkrygen, om tot hunne verfrisfing en  ben MARQUIS DE POMBAL. 123 en ademhaling boven op het dek te komen, zelfs niet in de heetfte en benaauwdfte zo. merfche dagen. Hun voedzel, ge- duurende de twee maanden dier fcheepvaart, beftond, dagelyks, in een kleine fchotel flegte boonen; en men gaf hen zulk eene geringe portie Water te drinken, dat eem'ge onder hen van eenen geweldigen dorst verfmagttende,zig niet konden verzadigen, dan met hun eigen water ce drinken. » . Op die overtogt ftierven 'er vier, maar ze bleven beroofd van de bediening der Heilige Sacramenten, omdat de Kommandant hen aanmerkte als gebannenen. ——« Te Lisbon aangekomen zynde, op den sden Juny, bleevciï zy nog 15 dagen, in het hol van het fchip opgefloten, zonder dat iemand hen zien mogt, tot dat 198 Jefuiten, van Rio-Janeiro gekomen , by hen gevoegd wierden. — Toen zonderde men den Provinciaal en eenige andere voornaame Opperhoofden van hen af, welke, in de gevangenisfen van Lisbon, gebragt wierden, en alle andere ten getale van 266, werden te zamen, op één fchip, naar. Civita-Vecchia gezonden, alwaar zy in het begin van Augustus aankwamen. De Jefuiten in de Oost-Indien behandelde men niet met geringer geflrengheid, dan die van Madera en de Afores. De Graaf van Ega, Onderkoning van Indien, en de Graaf Sint-Vincent, Gouverneur van Madera , heerschzugtige Hovelingen , en die, met grooten yver, de gunst van den Graaf van Oeyras-zogten, gaven hem, in deeze omitandigheid, ook doorflaande bly- ken v. boek;  V. boek. 124 GEDENKSCHRIFTEN van ken van hun vuurigen yver en drift, om hem te behaagen. ——> Wanneer men de Jefuiten van Goa in hegtenis nam, zag deeze Stad, niet zonder verontwaardiging, dat de ryke fchat van den Heiligen Franciscus Xaverius, genoegzaam als tot een plundering werd overgegceven. ———• Men verkogt in 't openbaar het grootfte gedeelte van de kostbaare meubelen, welke tot een cieraad voor de graftombe van dien Heiligen dienden; men rukte uit zyne handen, tot groote ergernis en hartzeer van alle welmeenende lieden, een ryk kostbaar diamanten-kruis, welk door den Graaf van Sandomil, Onderkoning van de Indien, vereerd was. — Een Officier maakte zig meester van eene kostbaare lamp, en verkogt, die zonder fchroom, op een publieke plaats. ■ carvalho had reeds, zedert een geruimentyd, een jaarlyks penfioen van 400c Crufaden agtergehouden, zynde een foort van heilige belasting, dat door de Koningen van Portugal aan den Heiligen Apostel der Indien betaald werd, om zyne befcherminge te verkrygen, ten voordeelc van de Portugcefche Oprigtingen, in die gewesten. De fcheepvaart der Jefuiten van de Indien was langduurig en moeilyk. — By hun aankomst te Lisbon, gaf men hen te kennen, dat, zo zy in Portugal wilden blyven, zy zonder eenig vertoeven hun geestelyk gewaad van de Jefuitfche Sociëteit moesten afleggen, en byaldien hen dit niet behaagde, dat zy dan hetzelfde lot van hunne medebroeders zouden moeten ondergaan. Deeze aan- zoe-  den MARQUIS DE POMBAL. 125 zoeking tot afvalligheid was by hen van geen uitwerking, en zy wierden derhalven, gelyk hunne andere medebroeders, naar Civita- Vecchia verzonden. En waarlyk dit Jefuitenkleed was wel een vreemde en verwonderlyke toverfiguur, dat men hetzelve niet kon dragen zonder fchuldig te zyn, en dat het af te leggen genoeg was, om zyne eerfte onfehuld weder te verkrygen! Alle Bisfchoppen van Portugal hadden zig in Europa, naar de order des Konings gefchikt, of veel eer naar die van carvalho, ten opzigte van de Jefuiten. — —-» Maar dus was het niet gelegen, met die van Amerika en de Indien, van welke verfcheidene zig opentlyk tegen de woeste behandelingen, den Jefuiten aangedaan, durfden aankanten, om dat zy dezelve zo onregtvaardig, als geweldig bevonden. De Aartsbisfchop van Bahia, D. Jofeph Bothelho de Matos, had wel de order, die de Kardinaal van Saldanha als Vifiteur - Generaal, hem gegeeven had, ter uitvoer gebragt, door de Jefuiten de verrigtingen van den Heiligen Dienst te verbieden , maar hy had hen nooit als fchuldig aan een ongeoorlofden koophandel willen verklaaren. De redenen van zyne weigering waren vervat,in een breedvoerig Getuigfchrift, ten voordeele van deeze Geestelyken, in form van Regten opgefteld, en, door meer dan zeventig perfoonen getekend, van welke de meeste kooplieden waren. Dit Getuigfchrift zond de Aartsbisfchop naar het Hof van Lisbon, en voegde daar by, dat hy die lieden, wier onfehuld zo authentiek bewezen v. BOEK. Tegenftaml en ftraf van den Aartsbisfchop van Bahia.  V. b o e_k. 126 GEDENKSCHRIFTEN van zen was, niet als fchuldig kon verklaaren. Het antwoord van carvalho was zodanig, dat men daar uit genoegzaam kon begrypen, dat het van een man te voorfchyn kwam, die zeer tegengeftelde oogmerken had, en niet kon- verdragen, dat men hem' tegen fprak, of zig tegen zyne oogmerken aankantte. —— In zyne toornigheid, fchreef hy ftoutmoedig en onvoorzigtig een Brief aan dien Prelaat, vol van de bitterfte verwytingen- -—— Hy fchreef hem , ,, dat de „ ergerlyke koophandel der Jefuiten, van nu „ af aan,eeneopenbaare,waereldkiindigeen „ eene onbetwistbaare zaak was; dat het niet „ meer geoorloft was, daar aan te twyffelen, ,, zedert het uitdrukkelyk Vonnis van den „ Kardinaal Vifiteur; — dat het zyn pligt „ was, om, zonder onderzoek, te gehoor„ zaamen, en niet door zynen dwaazen te. „ genftand, de volvoering der ontwerpen „ van het Hof te verhinderen, of te verrra„ gen." - Ter zelfder tyd deed hy zyne waereldfche goederen in beilag neemen, en hem op eene fchandelyke wyze uit zyn Paleis jaagen, met order aan het Kapittel, de Aartsbisfchoplyke Stoel vacant te verklaaren, en zonder uitftcl een Vicaris-Generaal te verkiezen, om het Bisdom te bellieren, zo lang tot dat de Koning aan hetzelve, een nieuwen Harder zou verfchaft hebben. —— Dus werd die ongelukkige Prelaat, tor groote verbazing van de gemeente,aan zyne zorg toebetrouwd, genoodzaakt, om zig zonder goed,zonder byftand, en aan alle die vernederingen, welke op de armoede volgen,bloot ge-  den MARQUIS DE POMBAL. 127 gefteld, de wyk buiten de Stad, in een kle> ne Kapel te neemen, en als een gering Bedelaar de noodige behoeften, tot zyn beftaan, van de liefde en weldaadigheid der opregte kristenen af te fmeeken. Het zou niet te verwonderen zyn, dat carvalho in zyne langduurige, en naauwe verknogtheid, welke hy met'de Jefuiten gehad heeft, hunne beginfelen, aangaande de blinde en lydlyke gehoorzaamheid, had aangenomen. »411 ■ v * Deeze blinde gehoorzaamheid, welke men zedert,als zulk eene groote misdaad, aan de Sociëteit te last gelegd heeft, en beurtelings het onderwerp van de bitterfte verwytingen, en van de ligtvaardigfte fpotternyen was, eiscbre'de Portugeefche Minister ten geftrengfte van een volk, wiens noodlot aan zyne beftieringe was toevertrouwd. Hy wiide, dat zy in zyne handen, dat geene zouden zyn, „ wat een ,, konstwerktuig is in de handen van een „ konstenaar, die deszelfs beweegingen re- „ geit. Onfeilbaar in zyne beflui- „ ten, moesten dezelve geëerbiedigd wor„ den, als Orakelfpreuken. — Men moest „ tegen dezelve geen weerftand bieden, noch „ gegronde redeneeringen en tegenftellingen „ te voorfchyn brengen.— Onderwerping, „ gehoorzaamheid, deeze waren ze, waar „ door alle pligten en alle deugden van '„ een onderdaan moesten beftierd worden. „ t-iii n. Het minfte uitftel daaromtrent was „ een misdaad van Gekwetfte Majelteit." — Zodanig waren de vreemde handelwyzen, welke tot een grondilag dienden, voor de ei- gen- v. boek.  v. DOEK, Pogingen van Carvah bo om cle Jefuiten en alle Zendelingenuit de OostIndien te verbannen. 123 GEDENKSCHRIFTEN van gendunkelyke en onderdrukkende Regeerinagt van den Graaf van Oeyras; en gelyk wy reeds meermalen gezegd hebben, hy maakte zulks beftendig tot een grondregel van zyn gedrag. —-— Niemand kon zig beroemen van ongéftraftzyne orders gedwarsboomd , of befpot te hebben, En zo hy, hier door, ook al niet een voorwerp van de genegenheid en liefde zyner medeburgers is geweest, zo was hy echter niet te min een voorwerp van fchrik en vrees. ■ Hy maakte bevreesd, of hy ftrafte alle dezulken , wier gevoelens niet met de zyne ftrookten, en deed de hardnekkigfte hoofden onder het yzeren juk ,# welk hy hen opleidde, geheellyk bukken. Eenige Bisfchoppen van Afia durfden, in deeze omftandigheid dezelfde ftandvastigheid doen blyken, als de Bisfchop van Bahia, maar werden ook met niet meer toegevendheid en minder geftrengheid behandelt. De yver van carvalho , om te vervolgen, en om, op de -onmedoogendfte wyze, alle Portugeefche Jefuiten uit te roeijen, ftrekte zig zelfs uit tot zodanige Zendelingen, welke niet van zyne magt en gezag afhanglyk waren. Hy vergat niet, om hen uit China, Cochinchina en uit Tonquin te doen verjagen; maar de menigvuldige listen, die hy gebruikte, om daar in te flaagen, hadden niet dat goed gevolg, welk zyne haat daar van verwagtte —— Hy fchreef uit 's Konings naam aan den Keizer van China, die zig vergenoegde met hem te antwoordden, ., zo de Portugeefche Jefuiten niet in die „ ge-  den MARQUIS DE POMBAL. 129 „ getrouwheid, wellcc zy aan hun Souve„ rein verfchuldigd waren, volhard hadden, „ hy.zig echter over de geene, die in zyn „ Ryk leefden, niet kon beklagen." De Graaf van Oeyras was niet veel gelukkiger, met zig te vervoegen by de Bisfchoppen in de Jurisdictie aldaar, kan welken de Misfionarisfen onderworpen waren. ——• Zy antwoordden, dat zy de zendingen aan hunne zorge toebetrouwd, niet zonder werklieden en zonder hulp, konden laaten. Men zond hen alzo eenige Priesters van Goa, beftemd, om de plaatfen der Jefuiten te vervuilen; maar deeze Prelaaten bevonden hen te weinig verlicht, en zo onbekwaam tot dit oogmerk, dat zy dezelven niet wilden ontvangen. carvalho ver¬ moedde alzo, dat de Bisfchoppen van Cranganor en Cochin de voornaame Auéteurs van deeze weigering zouden zyn, en dat deeze beide Prelaaten, als leden van de Sociëteit der Jefuiten, niet nalieten hunne medebroeders tot dien tegenftand, over welken carvalho zig beklaagde, optehitfen, ■ ■ — Hy tragtte hen dienvolgens te verftrikken, met hun zeer vriendelyk uit naam des Konings te verzoeken, dat zy ten Hove geliefden te komen, alwaar zyne Majefteit hun raad, tot welzyn van de zendingen, benodigd was. — Maar deeze beide Bisfchoppen hadden niet veel moeite, om den ftrik te vermoeden, welken hy hen fpande. Zy bedankten dien Minister, derhalven, voor de eer, welke men hen wilde aandoen, en ontfchuldigden zig, dat zy zulks niet konden III. deel. I m. g boek".  boek. 130 GEDENKSCHRIFTEN van nakomen, uit hoofde van de onmogelykheid waar in zy waren, om de Zendelingen te verlaten, welke hunne tegenwoordigheid benodigd waren, en van welken zy aan den opperften regter eene geftrenge rekenfchap moesten geeven. carvalho dus woedend te zien, dat hy in zyne hoop bedrogen was, en zig op geene andere wyze kunnende wrecken, verhandde hy den een en den ander uit alle Portugeefche Domeinen, en hield de penfioenen, welke de Koninglyke Schatkist hen alle jaaren, tot onderhoud der zendingen verfchafte, te rug. De Godvrug- tigheid der Koningen van Portugal, en hunne geestelyke yver, om den Godsdienst in een afgodisch land uittebreiden, hadden hen bewogen , om deeze zendingen te fligten, en in het onderhoud van deeze Euangelifche Arbeiders, welke zig daar aan toegeheiligd hadden, te voorzien. Ten dien einde betaalde de Koninglyke Schatkist, jaarlyks, aan ieder Bisfchop 600,000 Reis. ———Maar de loflyke neiging van carvalho , om die gewesten van zo veer landverraders en koningsmoorders te verlosfen , ging alle andere overweegingen daaromtrent te boven. Een der kleine Vorsten van de Malabaar, onderrigt aangaande dit geweldig befluit van den Portugeefchen Minister,verzogt de Misfionarisfen in zyne Staaten te komen, „koomt „ by my," (zeide hy tegen hen,) „ ik zal „ myn ryst met u deelen," eene gewoone uitdrukking van deeze Barbaaren , welke eensdeels, de armoede van een volk aantoont, welk bykans alleen van dit grof voedzel leeft,  dén MARQUIS DË POMBAL, 131 leeft.en anderdeels,deszelfs menschlykheid, welke dikvvils veel wezendlyker en veel werkzaamer is, dan die van befchaafde Naden. De Graaf van Oeyras nog niet te vrede zynde met de Bisfchoppen en derzelver Misfionarisfen van het noodwendige tot hun beftaan beroofd te hebben, vreesde, dat zy eenigen byftand mogten vinden, door de Godvrugtigheid en toegenegenheid der nieuwbêkeerden; en om hen daar van te beroven, wist hy geen zekerer middel, dan om de Leeraaren by hunne Biegtkinderen te lasteren. , ■... Ten dien einde deed hy in de zendingen, een groot getal lasterlyke Libellen tegen de Jefuiten, in hun Landtaal overgebragt, verfpreiden. —— Deeze listige konstgreep gelukte hem boven verwagting. —— En binnen weinig tyds, had hy het genoegen van byna alle Misflonarisfen tot de uitertle elende gebragt te zien; omdat de Indianen, als zeer eenvoudige menfchen en te zeer onkundig, om de leugen van de waarheid te onderfcheiden, al het vertrouwen, welk zy voor hen gehad hadden, verboren, en niet meer wilden luisteren na, of gehoorzaamen aan menfchen, welke men hun met zulke zwarte kleuren affchilderde. Mogelyk zal men ons befchuldigen van al te breedvoerig uitgeweid te hebben, aangaande deeze verbanning der Jefuiten, en derzelver hatelyke omi'tandigheden , die daar mede verknogt zyn; maar welke gebeurtenis van het leven van carvalho, verdiende meer den aandagt van dengevoeligenen wysgeerigen Lezer V ——-— Wy hoopen in teI 2 gen- v. e 0 g &  V. boek. 132 GEDENKSCHRIFTEN van gendeel, dat men het ons eenigzins zal dank wy ten, van die daaden, in zulk een helder daglicht gefield, en in dit Verhaal zulk eene . naauwkeurigheid in acht genomen te hebben, waar toe men anders niet zeer gemaklyk zou gekomen zyn. Niet, om dat wy alles gezegd hebben: de vreeze van waarlyk eenig verwyt te verdienen, welk wy voorkomen, heeft ons verpligt, om eene menigte byzondere Anecdoten, die echter niet zonder aanbelang waren, agter wegen te laaten. . Dezelve zouden ten minsten hebben doen zien, hoe veel medelyden die ongelukkigen waardig geweest zyn, die nog hedendaags het voorwerp van befpotting en dikwils van elks belastering zyn. ■. .... Wat ons aanbelangt, getroffen door hun ongeluk, wy kunnen ons niet weerhouden van hen te beklagen, en te befchouwen, als een groot voorbeeld der eigenzinnigheden van het Noodlot, en van de onftandvastigheid der menfchelyke zaaken. Voor het overige, zo iemand, weinig onderrigt in de voornaamfte gebeurtenisfen der beftieringe van den Staatsminister carvalho , ons mogt befchuldigen, van de zaak vergroot te hebben, of dat wy ongetrouw te werk hebben gegaan, in het afmaaien van de wreedheden, door zyne orders tegen de Jefuiten ter uitvoer gebragt, dezulken verzoeken wy in aanmerkinge te neemen, dat alles,wat wy daar van gezegd hebben, volkomen fteunt en gegrond is, op onbetwistbaar publieke daaden; op daaden al te verbazend in hunne foort, dan dat dezelve niet diep genoeg ia het  den MARQUIS DE POMBAL. 133 het geheugen zouden gegraveerd zyn van alle de geene, die daar van ooggetuigen zyn geweest. ■ Reeds meer dan één Schryver heeft zig gehaast, om die daden te verzamelen, tot onderrigting, en tot eene altoosduurende verwondering van onze nakomelingen. ——• Het is, inderdaad, iets buitengewoons geweest, dat in deeze wysgeerige* eeuw, in deeze eeuw, in welke de vryheid om te fchry ven, zig met een voortgang van licht en reden verfpreid heeft, de Graaf van Oeyras aan de waarheid hetzelfde juk heeft opgelegd, onder 't welk de flagtoffers van zyn despotike Regeermagt zugteden; naamlyk dat hy alle monden heeft kunnen toeftoppen, en alle pennen doen ophouden, die gereed waren, om hem aan de nakomelingTe hap, als den wreedften, en onverzoenlykften van alle menfchen af te fchilderen. 13 GE- v. BOEK.  GEDENKSCHRIFTEN van den- MARQUIS DE POMBAL. VI. B O E K. ZESDE BOEK. vredebreuk met het hof van rome. Byaldien Europa nog weinig gewoon aan gebeurtenisfen van die lbort, met groote verwondering.de verbanning der Jefuiten uit Portugal gezien heeft; die van den Nuntius Acgiajuoli, het vreemd bcweegmiddel, welk daar toe aanleiding gaf, en de manier niet minder vreemd, op welke dezelve ter uitvoer gebragt werd, was derhalven voor de Staatkundigen geen minder onderwerp van verbazing en oplettenheid. - - - Een daad van die natuur, daar men begeerde, dat het Recht der Volken opentlyk gefchonden wierd, en het welk aan den naam van carvalho zulk eene nieuwe vermaardheid heeft bygezet, verdient die niet wel, dat wy ze met alle deszelfs byzonderheden, en met even zo veel onpartydigheid als naauwkeu- righeid, vernaaien? Mogelyk zal men bevinden, dat de Graaf van Oeyras, zig daar niet, in een zeer gunstig licht, vertoont; of mogelyk zal men ons verwyten, dat wy met geen genoeg vuur een verdeedi. gings-  GEDENKS. v. d. M. DE POMBAL. 135 gings-gefchrift van zyn gedrag opgefteld hebben ; maar wy bekennen, ter goeder trouwe, dat de liefde tot de waarheid by ons alle andere gevoelens daaromtrent uitgedoofd heeft; wy hebben niet gelooft, dat het voor een Historiefchryver eene onvermydclyke pligt was, om blindelings, in alle gevallen zyn Held te verdeedigen, en tegen zyn beter weeten, berispelyke daaden te pryzen. De eerfte Jefuiten derhalven van Lisbon naar Civita Vecchia vertrokken zynde, waren naauwlyks op hunne plaats aangekomen , of de Kommandeur van Almada ontving een buitengewoonen Courier van zyn Hof. T— Uit hoofde van zyne Inftructie, verzogt en verkreeg die Minister, den 19 November 1759, eene Audiëntie byden Paus, en gaf zyne Heiligheid eene Memorie over, in welke hy zig geweldig beklaagde, uit naam van den Koning zyn Meester, „ niet alleen over ,, de uitdrukkingen, in welke het Brevet „ vervat was, het welk men verzogt had ', „ voor het Vonnis der Geestelyke bcwer- J „ kers of medepligtigen van den aanflag, op ' „ den 3den September; maar bovendien ' „ over de wyze, op welke hetzelve naar „ Portugal was afgevaardigd, zynde het di„ re<5t aan den Nuntius gezonden , in ,, plaatfe van het terftond 's Konings Minis„ ter aan het Hof van Rome ter hand ge- „ fteld te hebben. Hy voegde daar „ by, dat zyne Allergetrouwfte Majefteit „ niet minder gebelgd was over het onge„ regeld gedrag van den Kardinaal Nuntius „ Acciajuoli, die in het gehoor van den 11 I 4 « Sep- vi. boek Sene Menarie aan l;n Paus lanjebo!en door len Komnandeur'Almada.  vl boek. 136 GEDENKSCHRIFTEN van a September, zyne Allergetrouwfte Maje„ fteit eeniger mate had willen noodzaaken, », om dit Brevet te ontvangen, weigerende „ de Brieven van zyne Heiligheid daar van aftezonderen. Eindelyk zeide hy, „ dat de Koning van de onveranderlyke regt,, vaardigheid van den Heiligen Vader ver- wagtte, dat hy een vaardig en kragtdaadig „ hulpmiddel voor de openbaare ergernisfen, ,, zou verfchaffen, welke niet alleen te Lis„ bon, maar in geheel Europa, en wel in„ zonderheid te Rome, by aanhoudcnheid „ veroorzaakt werden,dooreenigeMinisters „ van zyne Heiligheid, die door hun gedrag „ ten hoogden fcheenen goed te keuren de „ vreeslyke aanflagen, en de verfoeilyke lasteringen, waar aan het bellier van de „ Sociëteit der Jefuiten zig fchuldig gemaakt „ hadt, zo in 't Ryk zelfs van Portugal als „ in deszelfs Overzeefche Staaten." Deeze Memorie, al zo onbezonnen, als hoonend voor het Roomfche Hof, verwekte tevens deernis , en eene algemeene verontwaardiging. — De gchecle waereld werd oproerig wegens het onverdraaglyk misbruik, welk men van den naam des Allergetrouwften Konings maakte. — Waarlyk, ■de Jefuiten waren niet in Haat, om zulke verfoeilyke buitenfporigheden, van welke men hen befchuldigde, tegen dien Vorst te begaan. Opgefloten in naauwe gevangenisfen , bewaakt, en in 't oog gehouden zynde, welke ongerustheid, welk mistrouwen kon dan dit klein getal, welk nog van die Geestelyken te Lisbon overig was, hen inboezemen?  den MARQUIS DE POMBAL. 137 menp «.— Men zou byna genoodzaakt zyn "te geloven, dat de Portugeefche Ambasfadeur niet wel. de meening van zyne Inftruftien beg reepen had. De Kardinaal Staatsfecretaris antwoordde op deeze Memorie, door eene andere Memorie, gedateerd den 22 November, welke het volgende behelsde, ,, dat het ge„ drag van zyne Heiligheid in deeze zaak l, Hem reden gaf, om geene klagten, maar dankbetuiging van het Hof van Lisbon te verwagten; — dat het magtgevend Bre„ vet, door dit Hof verzogt, afgezonden • was met eene bereidvaardigheid, zeer ge; fchikt, om den Koning te voldoen; — dat, wat aanbelangt de beide verzoeken, -',' door zyne Allergetrouwfte Majefteit ge- daan,ten voordeele van den Raad des ge',' weetens (*); het eene, naamlyk, dat dit Ge" regtshof die Geestelyken kan veroordee' len en met den dood ftraffen, welke als " medepligtigen bevonden wierden van den aantlag, op den 3 September; —het an- dere, dat hy in het toekomende, in derH gelyke gevallen, dezelfde heerfchappy ge- „ noot; (*> Mez* da Confiiencia. Dit Geregtshof is hetzelfde, als dat van de Militaire Ordes. Het werd opgerigt door Koning Johannes III., na de Vereeniging van de Ordes van Knstus, van Sint Jacobus de 1'Kpée, en d'Avis met de Kroon. - Hetzelve beftaar uit een Preüdcm en drie Raaden of Gedeputeerden. Behalven deeze Regters, is 'er nog een Kanceher, een Procureur van de Ordes, en vier Secretarisfen . welke men Se. cretarisren des Konings kan noemen. Wanneer men een Request aan dit Geregtshof prel'enteert, bedient men zig van de uitdrukking van Majeftett, om dat de Koning aldaar altoos als tegenwoordig gerekend word. Zie de Algemceae Historie vaa Portugal, 1. Deel. I 5 VL 3 O E K. Antwoord) van zyne Heiligheid op deeze Memorie. ]  vi. boek. 138 GEDENKSCHRIFTEN van „ noot; zo heeft zyne Heiligheid terftond ,, het eerfte toegeftaan, als zodanig een verzoek, welk het minste uitftel kon veelen, ,, en op dat deeze yver, om aan het verlan„ gen van den Koning te voldoen, niet voor „ Hoogstdenzelven als een voorwerp van „ misnoegen mogt fchynen; dat, aangaan„ de het tweede, nademaal deszelfs onder„ v/erp niet zulk een prompt Vonnis ver„ eischte, het waar was, dat zyne Heiligheid „ over hetzelve noch geen uitfpraak gedaan „ had, maar dat Dezelve gereed was, om „ het toeteftaan, zo Hoogstdezelve, het, „ na een ryp overleg, als eene noodwendige „ zaak voor de zekerheid van den Monarch, „ en de gerustheid van het Ryk mogt bevin,, den; —-dat ten aanzien van den Kardinaal „ Acciajuoli, alhoewel hy zig geheel gedragen „ had, overeenkomftig de oogmerken van „ zyne Heiligheid, en dat hy letterlyk zyne „ Inftruétiën heeft nagekomen, hy echter ,, order ontvangen had, om fchriftelyk op te „ ftellen, en aan zyne Allergetrouwfte iYïaje„ fteit te vertoonen de gronden en beweegre„ denen, zo wel van zyn perfoonlyk gedrag, „ als van dat, welk hy te Romein die zaak „ gehouden had, en dat zyne Heiligheid „ hoopte, dat de Koning daarmede volko„ men voldaan zou zyn; dat de bittere ver„ wytingen, welke men aan den Nuntius „ deed, des te meer verwondering veroor„ zaakt hadden, nademaal zyn Allergetrouw„ fte Majefteit, tot dien tyd toe, had gefchee„ nen den Nuntius met goedgunftigbeid te „ befchouwen, en regt te doen aan zyne » ge-  den MARQUIS DE POMBAL. 139 „ gematigdheid, en aan zyne;liefde tot den ,, vrede, aan zyne achting voor zyn Ko„ ninglyken perfoon, en aan zyne opletten„ heid en achting voor de Ministers; dat het „ gedrag van den Minister van Portugal aan „ het Hof van Rome, op verre na zo onbe- rispelyk niet geweest was, en dat zyne „ Heiligheid zig ondanks genoodzaakt zag „ des wegen klagten aan zyne Majefteit te» „ doen; dat eindelyk, wat het geene de „ Geestelyken van de Sociëteit van Jefus „ aanbelangde, en de genomene beiluiten „ daaromtrent door den Allergetrouwften „ Koning, welke reeds voor het grootfte „ gedeelte ter uitvoer gebragt waren, de ge„ voelens van zyne Heiligheid daaromtrent „ onveranderlyk waren, om dat ze op de „ geregtigheid fteunden, welke niet duldde, „ dat de onfchuldigen met de fchuldigen vermengd wierden, noch dat de kastyding, mogelyk verfchuldigt aan eenige byzonde„ re perfoonen, voor welkers ftraf zyne „ Heiligheid alle de noodige magt had toe„ geftaan, zig zou uitftrekken in zyne ge„ volgtrekkingen, tot het geheele lighaam, „ van welke zy leden waren; — tot een , lighaam, wiens inftelling plegtiglyk was , goedgekeurd, door de Souvereine Üpper„ priesters en Paufen, zyne voorgangeren, „ by welken de gewigtige diensten, die zy aan de Kerk gedaan hadden, van hunnen „ kant den grootften lof verdiend hadden, en „ welke, met dezen tytel, onder de byzon,, dere befcherrninge van den Heiligen Stoel „ en van zyne Heiligheid beruste; — dat zo „ het vr. BOEK.  VI. BOEK. 140 GEDENKSCHRIFTEN van „ het bewezen was, dat eenige Jefuiten te „ Rome, of elders zig inderdaad fchuldig „ gemaakt hadden aan die lasteringen en aanflagen, in de Memorie vermeld, en dat „ een van zyne Heiligheids Ministers daar „ deel in genomen had, zyne Heiligheid ,, geen ogenblik in beraad zou ftaan, om „ hen al het gewigt van zyne verontwaardi,, ging te doen gevoelen, en zyne Majefteit ,, eene voldoening te geeven, evenredig aan ,, de grootte der belediging." Dit antwoord was zeer ftrydig met de oogmerken van Almada, om hem te voldoen. Zyne eigenliefde werd geweldig gekwetst , door zig zodanig opentlyk berispt te zien, over zyn ongeregeld gedrag; waarlyk, weinig overeenkomftig met de achting en terbied , welke hy aan zyne Heiligheid en deszelfs Ministers verfchuldigt was. Hy begreep eindelyk de zotheid van zyne eisfchen, en hoe belachlyk het was, om vergoeding te vraagen voor de ingebeelde grieven, aan perfoonen, die zelve in hunne eere en agting beledigd waren geworden. Dienvolgens, al dat geene, wat tot die zonderlinge voorftelling betrekking hadt, verzwygende, antwoordde hy den 4 December aan den Kardinaal Staatsfecretaris; „ dat „ het hem onnut fcheen, om in nieuwe ,, onderhandelingen te treden, aangaande ,, het onderwerp van de verzoeken des ,, Konings, zyn Meester; dat hetzelve ge„ noeg bekend was, en dat hy niets meer „ te zeggen had, dan het geene hy reeds „ mondeling, en by gefchrifte had voor- » ge-  den MARQUIS DE POMBAL. 141 „ gedragen; dat zyne Inftruttien hem alleen ! „ volmagtigden, om een uitdrukkelyk en 1 „ Cathegoriseh antwoord te vraagen, welk „ het ook zyn mogte,en hetzelve terftoud, „ aan zyne Majelteit te zenden, op dat ,, Hoogstdezelve, vervolgens naar dit antwoord, zyne laatfte betlaiten kon nee„ men; dat hy echter (om zyne Heiligheid „ te overtuigen van het verlangen, welk hy „ had, om zo veel als in hem ftond, alle „ reden van tweedragt tusfehen de beide „ Hoven weg te neemen, en de eenigheid ,, en goede verftandhouding aldaar weder te ,, herftellen,) zig zou verpligten, om van „ alle vermogens,. welke zyn karakter hem ,, als Gevolmagtigden verfchafte, gebruik te „ maken,en het volgende voorftel te doen, „ waar toe hy echter van zyn Hof geene In„ ftructie had, en het welk als eene volkomene ,, uitwerkinge van zynen yver en genegenheid „ voor den Vrede moest aangemerkt worden: „ naamelyk,Z)^ zyne Heiligheid geliefde toe- v „ te/laan, gelyk Hy reeds gedaan had, aan v, „ den Raad des Geweetens, de magt om te pro- ^ „ cedeer en, tot aan de ftraffe des doods inge- m „ floten, tegen de Kerkelyken, zo fVaereld„ lyke als Geestelyke, die fchuldig zyn, aan „ den toeleg van den 3 S:ptsmber, en dat Hy aan hetzelve in het tock-mznds het„ zelfde Regtsgebied vergunne voor alle mis,, daaden van Gekwetfte Majefteit, op voort> waarde, dat op dit Geregtshof een perfoon zal voorzitten, met de Kerkelyke PTaar,, digheid bekleed en aangenaam by zyne Allefgeirouvjfte Majefteit," De S vu t O E K. jorftel ,n den >mmanmr d'Alida.  vi. doek. Het voorftel word door den Paus aangenomen. Traagheid van Carval' bt in het on-vangen van het afgevaardigdBrevet. 142 GEDENKSCHRIFTEN van De Kommandeur van Almada had zig verbeeld, dat de Paus dien voOrilag zou van de hand vvyzen, en dat deeze weigering kon dienen, om een vergelyk, waaraan men met yver fcheen te werken, te vertraagen, terwyl dat hy inderdaad niet ophield, om nieuwe hinderpalen in den weg te leggen. Maar in deeze verwagting werd hy bedrogen. De Paus nam zonder beraad dit Plan van bevrediging aan, liet het in een Brevet opftellen, en om alle zwaarigheid te vermyden, begeerde hy, dat de Minute daar van aan den Kommandeur zou ter band gefield worden. —■ ■ "" Deeze maakte daaromtrent eenige tegenbedenkingen, welke hem echter opgelost wierden, en Almada dus in zyn eigen ftrik gevangen, kon niet nalaten, om dit Brevet, ('t welk hy niet met aandrang verzogt had, dan op hoop, dat hem zulks geweigerd zou worden,) naar het Hof van Lisbon te zenden. (Zie de Regtvaar- digings Bemysfiukken, No. X.) Deeze onverwagte toegevendheid van Clemens XIII., was ftrydig met de oogmerken van carvalho , maar zy veranderde dezelve daarom niet. —— Om zig nu uit de verwarring, in welke de valfche flap van zyn Neef Almada hem natuurlyk gebragt had, te redden ; zo was hy al zo traag en onverfchilljg, in bet ontvangen van het Brevet, als zyn Neef driftig geweest was, om hetzelve af te zenden. Hy ontving het, in het begin van January, en antwoordde niet eer aan den Kommandant dan verfcheiden dagen daarna, en vergenoegde zig met hem te beng-  den MARQUIS DE POMBAL. 143 rigteti, „ dat hy geen tyd had, om het na te „ zien, om dat zyne Majefteit op het land „ van Salvaterra was," een antwoord, zo onverwagt en zo koelzinnig, na zo veel drifts betoond te hebben, deedt den Paus vreezen voor een nieuwen eiseh van den kant van den Portugeefchen Minister, en voor een nieuw verzoek, welk Hem misfchien onmogelyk zou zyn om toe te ftaan, en het welk onvermydelyk de Vredebreuk zou veroorzaaken, welke hy gaarne wilde vermyden, tot wat prys het ook zyn mogte. Dit vermoeden reeds zo waarfchynlyk, werd nog meer gefterkt, door het uitftel, welk het Hof van Lisbon veroorzaakte, door het benoemen van den Nuntius, die beftemd was, om de plaats van den Kardinaal Acciajuoli te vervangen. Die Prelaat was tot Kardinaal verheven, zedert de maand van September 1759, en deeze Waardigheid vergunde hem niet meer de verrigtingen van zyn dienst als Nuntius verder te oefenen. • carvalho tot die zaak genoodzaakt wordende, had geantwoord, dat de Koning niet eer een nieuwen Nuntius begeerde, voor dat het Proces van de Jefuiten geëindigt was. Het was buitentwyffel in Portugal, alwaar niets meer overig fchoot, dan om over de goederen der Geestelyken te befchikken. ———> Ondanks de tederheid des gemoeds, welke de Graaf van Oeyras, in het eerst had laaten blyken, ondanks zyne betuigingen van niets ten dien opzigte te willen beflisfen , dan met toeftemming en gezag van den Heiligen Stoel, liet hy echter niet VL „ i O EK.  vt. boek. 144 GEDENKSCHRIFTEN vanniet te min, alle goederen der Jefuiten, die zeer aanzienlyk waren , ten voordeele van het land verbeurd verklaaren; men verkogt opentlyk alles aan de meestbiedenden, en de fchraapzugtige Minister fchaamde zig niet, om zig een gedeelte daar van toe te eigenen. Maar zo deeze gewigtige zaak aangemerkt moest worden als afgedaan, in dit Ryk, zo was ze het echter nog niet buitenlands —Het ontwerp, welk carvalho-zig al over Lang had voorgefteld, en nooit uit het oog verlooren hadt, en in dit oogenblik met meer drift dan ooit vervolgde, was de geheele vernietiging en uitroeijing van de Jcfuitfche Sociëteit. - Hy verzogt zulks plegtiglyk, in eene Memorie, aan den Paus, welke Hem door den Kommandeur Almada werd ge- prefenteerd. Dit Verzoek werd zeer kwalyk van zyne Heiligheid opgenomen , maar carvalho zig in vervolg naauw vereenigd hebbende met fommige groote mannen , wier gevoelens met de zyne overeenkwamen, zo vernieuwde hy zyn verzoek, eenige jaaren daarna, en verkreeg eindelyk het geene hy, met zulk een drift, verlangd hadde. In plaatfe van het nieuws, aangaande de ontvangst van het afgevaardigd Brevet,welk het Hof van Rome verwagtte, en waarop het buitentwyffel regt had, ftaat te maken, zo ontving hetzelve een ander nieuws, welk den Paus zo veel hartzeer als verwondering veroorzaakte ■ De Koning deed, door zyn Ambasfadeur aan den Paus een Brief afvaardigen, gedateerd, den aden November  den MARQUIS DE POMBAL. 145 !759? waar in deeze uitdrukkingen vervat waren. <• .■■ „ Het Aartsbisdom van Ba- „ hia, onder de Patronage van myn Kroon, „ vacant zynde , door de demisfie, welke ,, de tegenwoordige Aartsbisfchop Don Jofeph Botelho de Matos, in handen van „ uwe Heiligheid gedaan heeft, en met „ myne toeflemming , zo benoem ik en „ prefenteer aan uwe Heiligheid, tot het „ voornoemde Aartsbisdom , Don Emma„ nuel de Sint Agnes, Bisfchop van Aa„ gola." De Aartsbisfchop, wiens gewaand ontflag,tot een grondflag diende voor deeze aanbiedinge, was dezelfde Prelaat van welken wy hier boven verhaald hebben, dat hy, op eene fchandelyke wyze, uit zyn Zetel was weggejaagd, en genoodzaakt, om van aalmoezen te leeven, in eene elendige heremieten hut, omdat hy niet tegen zyn geweeten de Jefuiten, als fchuldig aan eenen ongeoorlofden koophandel, had willen verklaaren. —» Deeze flaat van fmerte en verlating , de dreigementen, de beftendige vervolgingen van carvalho , niets had hem kunnen noodzaaken, om van zyn Aartsbisdom afftand te doen. — Maar de heerschzugtige Minister wilde hem daar toe dwingen, en geloofde een Bisfchop van zyn ampt af te kunnen zetten, met dezelfde magt, als hy een burger van zyn burgerlyk ampt kon ontdaan. ——— Waarlyk, Jofeph was ook niet in ftaat, om zyne Heiligheid door eene valfche verklaring te bedriegen, maar gewoon, om blindelings alles te geloven, hetgeen zyn Minister zeide, maakte hy geen zwarigheid om op zyn woord te verzekeren, dat deAartsbis- II. deel. K fchop VI. BOEK. Benoeming tot het Aartsbisdom van Bahia, al fchoon de Stoel niet vacant was. V  vi. b o e k 146 GEDENKSCHRIFTEN van fchop Matos door zyne demisiie zyn Stoel . open gelaten had. De Kardinaal Staatsfccretaris, zonder vooraf iets, op het verzoek des Konings , vast te Hellen, eischte, dat men hem de Authentike Acte, welke zyne demisfie\behelsde, zou vertoonen. —— Almada intusfchen gaf ten antwoord, dat de getuigenis van zyne Majefteit voldoende genoeg behoorde te zyn, maar dat by echter zonder uitftcl die Acte zou ontbieden. Maar de Paus met genoegzaame waarfchynlykheid vermoedende, dat men de godvrugtigheid van den Allergetrouwften Koning verfchalkt hadde, beval zyn Minister het vervaardigen der Bullen op te fchorten, zo lang tot dat de Acte van demisfie zou aangekomen zyn. De Kommandeur intusfchen beklaagde zig geweldig over het ongelyk, dat men zyn Heer en Meester aandeed, doordien men geen geloof aan zyne getuigenis fcheen te willen geeven; en het zoude onregtvaardigheid zyn, zo men hem van wegens dien yver voor zyn Meester belasterde. • Zyn eerfte pligt was buitentwyffel, om met al zyn kragt, de eer van den Vorst, dien hy repre- fenteerde , te verdeedigen. Hy gaf "er geen acht op, te veronderftellen, dat een Eerfte Minister, vereerd met het vertrouwen van zyn Meester, en bewaarder van zyn gezag, hem in dit geval in een twist had durven brengen, door een leugen zohaatelykals kwalyk te pas gebragt. Maar inder¬ daad , hoe heeft carvalho niet bemerkt, dat, na eene zo blykbaare valschheid, met zo wei-  den MARQUIS DE POMBAL. 147 weinig toegevendheid en fchaamte te voorfchyn gebragt, niemant in vervolg eenige zwaarigheid zoude maaken, om de daaden in zyne Edicten en Manifesten gemeld, in tivylfel te trekken, niettegenfiaande deeze Aften tót verzekering van haare echtheid den achtbaaren naam des Konings hadden, die dezelve ondertekend heeft? Niets kan derhalven den Graaf van Oeyras verontfehuldigen, van, in die omftandigheid, deezen Vorst , welken hy had behooren te verlichten, zo onverdiend bedrogen te hebben. ■ Voor het overige, welken fpyt, dat hem ook het opheffen van de verzogtte Bullen mogte verwekken , zo oordeelde hy zulks echter geen genoegzaam voorwendzel te zyn, om met het Hof van Rome te brceken. ■——— Hy vreesde, dat in eene zaak, alwaar de waarheid zo gemaklyk was te agterhaalen, den Koning eindelyk de oogen mogten geopend worden, en dat hy zyne regtmatige gevoeligheid openbaar zou maken tegen den Aufteur van deeze fnoode fchelmery. Maar hy wagtte niet lang, zonder eene andere voor zyne oogmerken veel gunstiger gelegenheid te vinden, en hy liet dezelve niet vooibygaan. ——. Den 6 Juny, welke bepaaldelyk de dag van de geboorte van Jofeph was, vierde men het Huwelyk van den Infant Don Pedro, met de Prinfes van Brazil, Dogter des Konings,en welke thans op den throon zit. « Op dien zelfden dag, deed men deeze gelukkige gebeurtenis, door een rondgaand Biljet van den StaatsfeK 2 cre- vr. BOEK.  VI. boek. 148 GEDENKSCHRIFTEN van cretary, aan alle buitenlandfche Ministers, bekend maken, uitgezondert aan den Nuntius , welken men van de algemeene vrolykheid niet liet verwittigen. ■■ Van alle de geenen, die de geaartheid en de konstenaryen van den Graaf van Oeyras kenden, twyffelde niemand, of zyn oogmerk in deeze omilandigheid was, om den Nuntius eene openbaare gelegenheid tot misnoegen te geeven, en mogelyk zelfs tot een gerngtmakend misnoegen , om daar uit in vervolg voordeel te trekken, en des te beter de Vredebreuk , waar op hy al lang gefludeerd had, te bewerken. En inderdaad, de Nuntius Acciajuoli niet minder verwonderd, als beledigd, wegens de geringe achting, welke men voor zyn karakter had opgevat, ging naar den Staatsiecretaris Don Lodewyk d'Acunha, en beklaagde zig daar over, dat hy geen Biljet ontvangen had; welk echter aan alle Ambasfadeurs was toegezonden; een Biljet, welk hy inzonderheid begeerde te hebben, om, volgens het gebruik, door openbaare illuminatien, te kunnen betoonen, welk deel zyn Hof zelfs in deeze heuglyke Gebeurtenis nam. -—- Acunha verontichuldigde zig deswegen, voorgeevende, dat de waardigheid van den Kardinaal, waarmede de Nuntius bekleed was, niet toeliet, hem door een rondgaand Biljet te vermengen onder, of gelyk te Hellen met de overige Ministers. Hy voegde daar by, dat dit Biljet niet anders ten oogmerk had, dan de Ambasfadeurs te ondcrrigten, aangaande den rang, welke zy in  den MARQUIS DE POMBAL. 149 in de openbaare gehoorgeevingen moesten neemen, die by deeze gelegenheid zouden! plaats hebben. — Waarop de Nuntius antwoordde; ,, dat dit Biljet uit twee deelen ,, beftond," ("wy zullen in vervolg berigt daar van mede deelen,) „ het eene, om kennis te „ geeven van het huwelyk ; het andere, om „ de orde van de gehoorgeeviugen te be„ palen; dat hy niet op die onderfcheidin„ gen gefield was, en dat hy geen andere form van bekendmaking verzogt, dan die „ men in acht genomen had, ten opzigte van „ alle ; dat hy alzo ernftig verzogt, dat men „ hem niet in de harde noodzaaklykheidzou „ brengén van nalatig te moeten zyn, in de openbaare bewyzen van eene Vreugde, in „ welke hy meer. dan alle andere wenschte „ uit te munten, en 't werklyk te betoonen." Acunba beloofde hem daar op fchielyk te zullen antwoorden; maar carvalho belette wel, dat men hem een antwoord bragt; zo dat de vrolyke avond verfcheenen zynde, en de Kardinaal geen nader kennis daar van gekregen hebbende, zyn Hotel niet deed illumineeren. —— Intusfchen genoodzaakt, door de omftandigheden tot zulk een buitengewonen flap, zo ftrydig met zyne gevoelens van achting en eerbied voor den Koning en de Koninglyke Familie, verzogt hy den Graaf van Sint Laurens, eerfte Edele van den Infant Don Pedro, om zyne verontfchuldiging deswegen by dien Prins en zyne Gemalin te maken, en Hoogstdezelve de waare redenen van zyn gehouden gedrag, ia dit geval, onder het oog te brengen. K 3 Nie- vi. . o e 1?.  VI. BOEK. 150 GEDENKSCHRIFTEN van Niemand aan het Hof vond dit kenteken van gevoeligheid buitengewoon, van den kant van een Minister, die zo opentlyk met zulk eene veragting was behandelt geworden. —— De Nuntius bleef ftil en gerust in zyn Hotel, tot aan Zondag den 1 $den dier maand, wanneer men hem order gaf, om uit liet Ryk te vertrekken. Deeze onge¬ hoorde gebeurtenis verwekte, te dier tyd, veel opziens en aandoening by het Publiek, en vormde een deraanmerkclykftetydperken van het Minifterie van den Graaf van Oeyras. ——r Doch op dat de Lezers onderligt zouden worden van de oorzaak van deeze gewigtige gebeurtenis, zo zullen wy hen de ftukken van het Procés zelve, onder het oog brengen, dat is te zeggen, de Uegtvaardigings-Memorien, welke duor de beide Hoven zyn bekend gemaakt. ———* Wy gaan daar toe des te gemakkelyker over, om ze in deeze Historie in te vlegten, om dat dezelve minder een moeilyk onderzoek, dan een eenvoudig voorftel der daaden behelzen , welke tot dit gedeelte van ons verhaal betrekking hebben. ■—— Men zal buitentwyffel een groot onderfcheid aantreffen, in de wyze, op welke dezelve zyn voorgefteld; maar het Manifest van het Hof van Lisbon, was het werk van den Graaf van Oeyras, en wy hebben meer dan eens gezien, dat de opregtheid en naauwkeurigheid in zyne verhaaien niet die deugd was, waar op hy zig het meest kon beroemen. —— Zie daar eene getrouwe vertaalinge va,n dezelve. „ Dê  den MARQUIS DE POMBAL. .151 de daaden medegedeeld in de Onder„ rigtingen en Memorien, welke de Aller„ getrouwlle Koning, den atpftenMeylaatst„ leden aan Franciscus d'Almada de Mendo„ za, zynen Gevolmagtigden Minister, aan „ het Hof te Rome, heeft afgevaardigt, om „ daar van berigt te geven aan zyne Heilig„ heid, op dat het zyne Heiligheid mogte „ behagen, om zonder uitftel den Kardinaal „ Acciajuoli van zyn Hof te Lisbon te rug te beroepen, kunnen tot een authentiek „ bewys verftrekken van de uiterfte oplet„ tenheid, welke deeze Monarch altoos ge„ had heeft, om dat geene te vervullen, „ welk zyne Eerbied, aan den Heiligen Va„ der verïchuldigt, en de achting, welke de „ Waardigheid van den Kardinaal verdient, „ vereisfchen. —— Deeze pligten hebben „ hem desgelyks bewogen, om eene wettige „ en onvermydelyke verdeediging te onder„ neemen, tot welke zyne Majefteit zonder„ ling verpligt was, door het Godlyk Regt, „ door het Regt der Natuur, en door het „ Regt der Volken , tegen de geheime, ,, ligtvaardige en oproerige handelingen van ., gemelden Kardinaal Acciajuoli. ———* ,, Zyne Majefteit heeft zig te vrede gefteld „ met hem, zonder langer te vertoeven, van ., het Hof van Lisbon te doen vertrekken, „ reprefailles gebruikende tegen de gevveld„ daadige middelen, welke zyne Eminentie „ door een tot nog toe ongehoorden misflag „ in 't werk gefteld heeft. „ De Allergetrouwfte Koning heeft alle „ reden, om te hoopen, dat de Kardinaal K 4 ,0 zel- VI. BOEK, Manifestvan den Koning van Portugal.  VI. BOEK. 15a GEDENKSCHRIFTEN van „ zelve deeze toegevendheid en omzigtig„ heid zal goedkeuren, en dat dezelve hem „ meer ingetogenheid zal inboezemen. — „ Zyne Majefteit moest zulks des te meer „ verwagten , nademaal de Heilige Vader „ gezamentlyk met deezen Monarch zig be„ reidde, om, van wegens het oproerig en „ geheim gedrag van zyne Eminentie, maat„ regelen te neemen, welke zulke ergerlyke „ misdagen natuiuiyk vereischten. „ Maar deeze gematigdheid des Konings „ heeft uitwerkingen gehad, geheel ftrydig „ aan die geene, welke zyne Majefteit daar „ van verwagtte. .De Kardinaal heeft „ zig dagelyks met meer vryheid tot nieuwe „ buitenfporigheden overgegeeven. ——« „ Op verborgene aanflagen | en op heimely„ ke listen zyn openbaare befpottingen ge- „ volgd. Eindelyk is hy zo verre „ gekomen van de ftoutheid te bezitten, om „ opentlyk het gezag des Konings, in zyn „ eigen Hof te verachten, en oneenig te „ worden, met alle getrouwe onderdaanen „ van zyne Majefteit. „ By gelegenheid van het huwelyk van „ de cioorlugtigfte Prinfes van Brazil met „ den doorlugten^ Infant Don Pedro, ge„ vierd op den ö'j'uny laastleden, heeft zy„ ne Majefteit geordonneerd aan alle Geregts„ hoven en aan alle Onderdaanen, in deeze „ Hoofdftad,om drie agtereen volgende da- „ gen te illumineercn. ■ Deeze order „ werd ter uitvoer gebragt. —- Alle in„ wooners van Lisbon gaven de algemeene » en  denMARQUIS DE POMBAL. 153 „ en de uitmuntendfte blyken van hunne „ vreugde, yver en getrouwheid. „ Alhoewel het nu geen gebruik was, „ om de Ambasfadeurs en buitenlandfche „ Ministers aan te kondigen, dat zy dezelf„ de kentekenen van het aandeel, welk zy „ in de algemeene vreugde namen, zouden „ geeven ,• zo gebruikten zy echter alle die „ befcheidenheid en oplettenheid, om bun,, ne Hotels te illumineeren; alle gedroegen „ zy zig met den loflykften yver, om getui„ genis te geeven van hunne vreugde, geza„ mentlyk met die van het gcheele Hof en ,, van het gehecle Ryk. „ De Kardinaal was de eenigfte, die zig „ onderfcheidde door zyn tegengeweld ge- „ drag. Geduurende die drie nagten „ van vreugde, heeft hy nauwkeurig alle „ de deuren en vengfters van zyn Hotel „ doen fluiten 5 zelfs gaf hy order, dat men „ van buiten aan zyn Hotel geen het minfte „ licht zou vertoonen, of doen blyken. — „ Kortom , dit zyn Hotel werd zo digt ge„ floten, en hy deed, met zulk eene gemaakt„ heid, de diepfte itilte in acht neemen, dat „ het meer naar een huis geleek, welk van „ zyne bewooners verlaaten was, dan wel „ naar het verblyf van eenen Pauslyken Nun,, tius. „ De Kardinaal Nuntius hield zig niet te „ vrede met zulk een onbetaamlyk befluit „ genomen, en ter uitvoer gebragt te heb„ ben; hy voegde daar eene openbaare ver„ klaaring by, dat hy zig zodanig had moeK 5 „ ten vi. boek.  VI. , BOEK. 154 GEDENKSCHRIFTEN van „ ten gedragen, om dat zyne Heiligheid „ hem geen regtftreeks en formeel berigt had „ medegedeeld van het doorlugtig huwelyk, „ welk het onderwerp van dit algemeen en „ openbaar Feest was. ,, Was die Kardinaal dan onkundig ; her„ innerde hy zig niet meer hetzovcrachtlyk „ gedrag, welk hy aan het Hof van Lisbon „ gehouden had, en dat men, zedert het„ zelve rugtbaar was geworden, hem niets „ meer van de Staatsfecretary van zyne Al„ lergetrouwfte Majefteit, deed berigten? () ——. Was hy onkundig, dat deeze Mo„ narch al over lang al het geene, welk hy „ zyne Heiligheid wilde bekend doen ma„ ken, door zyn Gevolmagtigden Minister „ aan 't Hof van Rome, direct aan den „ Paus afvaardigde? daarom was het, dat „ zyne Majefteit in deeze omftandigheid „ goed gedagt heeft, om aan zyne lleilig- heid den dag, op welken dit Huwelyk ftond „ gevierd te worden, bekend te maken. — „ Moest dan de Nuntius, om dat men hem „ geen Compliment gemaakt had, welk men „ niet aan hem verfchuldigt was, en het ,, geen hy niet verdiende, zig het onbetaam- lyk en uitzinnig regt aanmatigen, van ge„ lyk tegen gelyk te handelen, met zyne „ Allergetrouwfte Majefteit, in het binnen., fte van de Hoofdftad zyner Staaten? —4 „ Moest hy, door eene uitwerkinge van dee„ ze gepretendeerde gelykheid,zig van zyn „ eigen gezag bedienen, en zonder order, „ die in ltaat was, om hem het minste voor„ wendzel van ontfchuldiging te verfchaf- „ fen,  den MARQUIS DE POMBAL. 155 „ fen , eene zo openbaare verachting van „ het gezag des Konings,' van zyn geheel Hof en van elk zyner getrouwe onder„ daanen, te kennen geeven. „ De verontwaardiging, welke deeze er„ gernis aan alle Invvooners van Lisbon ver„ oorzaakte, zou niet nagelaten hebben „ rugtbaar te worden, en, geduurende de „ drie nagten van dit openbaar Feest, en ook „ naderhand, de nadeeligfte uitwerkingen te,, gen het huis en den perfoon van den Nun„ tius te veroorzaaken, zo de wysheid van „ zyne Majefteit niet, volgens zyne gewoo„ ne waakzaamheid, kragtdaadige middelen „ in 't werk had doen ftellen, om alle op„ roer en geweld te verhinderen en te belet„ ten. „ In zulk eene netelige omftandigheid, „ oordeelde de Allergetrouwfte Koning het „ van zyne pligt te zyn, om twee zaaken, „ welke geen den minften uitftel konden vee„ len, by der hand te neemen; eerftelyk, „ om den perfoon en het karakter van den „ Nuntius te befchermen en te dekken voor „ alle ongevallen en befpotring, welke zyne „ tegenwoordigheid in de ftraaten van Lis„ bon zoude hebben kunnen veroorzaaken ; „ in het gezigt van een Volk, vol getrouw„ heid, en yver voor de achting aan hunnen „ Souverein verfchuldigt: ten tweeden, om „ aan zyn beledigd gezag eene herftelling te „ bezorgen, evenredig aan de ergernis, en „ in ftaat, om dezelve te doen ophouden.— „ En deeze zyn de redenen, welke den Mo„ narch bewogen hebben, om den Kardinaal „ Nun- VI. BOEK.  VI. Ti O E IC 156 GEDENKSCHRIFTEN van „ Nuntius uit; zyn Hoofdftad en uit zyn „ Ryk te doen vertrekken. Deeze „ onvermydelyke handelwys was het alleen, „ waar van men zo nuttige en zo noodzaak„ lyke uitwerkinge kon verwagten. „ De Koning is overtuigd, dat de groo„ te verlichtheid en het grondig oordeel van „ zyne Heiligheid, hem de' regtmatigfte „ overweegingen zullen doen maken, over „ het verfchil, welk zyne Majefteit gehad „•heeft, aangaande de menigvuldige misfla„ gen, welke de Kardinaal Acciajuoli, ge„ duurende zulk een langen tyd aan het Hof „ van Lisbon heeft begaan, en voor welke ,, zyn dienst hem ten minsten een foort van „ voorwendzel fcheen te verfchaffen, en de „ laatfte buitenfporigheden, waar aan hy „ zig openbaar beeft fchuldig gemaakt, zon„ der dezelve op eenigerlei wyze te kunnen „ ontfchuldigen, door de orders, welke hy „ zeer zeker van zyn Hof niet kon ontvan„ gen, voor eene zaak zo fchiclyk en. zo „ onverwagt. „ Dit verfchil in eene omftandigheid, in „ welke de Nuntius zig werkelyk bevond, „ is zo wezendlyk, dat de Souvereinen in „ een gelyk geval nooit geen zwarigheid „ zouden maken, om de hulpmiddelen van „ eene natuurlyke en wettige verdeediging „ by der hand te neemen, welke men ver„ pligt is in 't werk te ftellen, tegen open„ baare Ambasfadeurs en Ministers, wanneer „ zy de orders, welke zy van hunne Mees„ ters ontvangen hebben, of de bepalingen , aan hun karakter voorgelchreven, te bui- „ ten  ben MARQUIS DE POMBAL. 157 „ ten gaan, en als byzondere perfoonen, eenigen misfiag op hun eigen gezag, on„ derneemen. ~.. .Want dit is juist dat „ geene, het welk de Kardinaal Acciajuoli „ gedaan heeft, niet llegts tegen een by„ zonder perfoon, het welk genoegzaam „ zou zyn, om hem te verontfchuldigen, „ maar tegen zyn Allergetrouwfte Majefteit „ zelve, in den fchoot van zyn eigen Hof, ,, en in het gezigt van zyne Onderdaanen en „ van alle Natiën van Europa. „ Zyne Allergetrouwfte Majefteit heeft „ derhalven geen oogenblik kunnen twyffe- len, dat zo dra zyne Heiligheid onderrigt „ zou zyn, van de omftandigheden dier zaake, Dezelve niet dan ten klaarften zou ,, zien, dat het misdaaden zyn, door den Kardinaal Acciajuoli, als een privaat per.,, foon, en uit zyne eigene beweeginge on,, dernomen, welke zyne Majefteit tot zulk een gedrag, welk Hy ten opzigte van ,, zyn perfoon gehouden heeft, genoodzaakt hebben. Dit gedrag onvermydlyk „ noodzaaklyk tegen den perfoon van dien „ Prelaat, veroorzaakt geen het minfte na„ deel aan, of inbreuk op de beftendige en „ onfchendbare eerbied aan zyne Heiligheid „ en aan den Heiligen Apostolifchen" Stoel „ verfchuldigt. —— Zyne Majefteit door„ drongen met deeze gevoelens, volhard en „ zal altoos volharden, om in zyn Ryk en „ Domeinen de Eer van den Pauslyken Mi,, nister, en de vrydom van de Dienaaren .„ van de Kerk, te befchermen en te onder„ houden, voor zo verre hem zulks moge- » lyk VI, B O E IC  VI. BOEK. 158 GEDENKSCHRIFTEN van „ lyk is, en, door het Godlyk Regt, door „ het Regt der Natuur en door dat der Vol„ ken geporloft zal zyn. Dit Manifest gezonden, by wyze van eene Inftru&ie, aan den Kommandeur Almada moest den Paus ter hand gefteld worden,byaldien zyne Heiligheid Audiëntie aan dien Minister geliefde te vergunnen, of anders aan den Kardinaal Corfini, Protector van de Kroon van Portugal, in gevalle hem de Audiëntie geweigerd wierd; het welk ook gebeurde; waar op de Ambasfadeur zig fpoedde, om opentlyk bekend te maken, dat de Vredebreuk, tusfehen den Koning zyn Meester, en den Heiligen Stoel verklaard was. • ~ Ter zeiver tyd deed hy de copyen van eene onderrigtende Mamorie, welke hy ontvangen had, aan alle buitenlandfche Ministers, welke te Rome waren, uitdeden, en hy voegde daar by die van een ander nog veel uitgeftrekter Manifest, welk wy deswegen by de Regtvaardigings - Bewysftukken gevoegd hebben, (onder No. XI.) Dit tweede Manifest was meer betreklyk tot de zaaken der Jefuiten als tot die, welke de oorzaak geweest was, of ten minsten het voorwendzel van de Vredebreuk. ——— Men herinnerde zig daarinverfcheidenmisdaaden, welke men, zedert een langen tyd, aan deeze Geestelyken hadt te last gelegd, tegen den perfoon des Konings en de veiligheid zyncr Staaten; desgelyks de gewaande goedkeuring, welke de Ministers van zyne Heiligheid aan deeze misdaaden zouden gegecven hebben j het meer of min directe aandeel wel-  dén MARQUIS DE POMBAL. 159 welk zy daar aan genomen hadden; de hinderpaalen, welke zy zonder ophouden in den weg hadden.gelegd, omtrent de verzoeken van zyne Majefteit, en de regtmatige verbeteringen en herftellingen, welke Hoogstdezelve verzogt had; het ongewoon gedrag van den Kardinaal Nuntius ten dien opzigte; kortom alle wezendlyke of veronderftelde bezwaaren van het I lof van Portugal tegen dat van Rome. Men had daar by ge¬ voegd een Uitt'rekzel van verfcheiden Gefchriften, Inftrudtien, Brieven en Memo. rien, welke in beide Hoven te voorfchyn gekomen waren, zo over het verfchil, welk tusfehen beide ontftaan was, omtrent den Nuntius, als over de debatten, welke het Proces en de verjaging der Jefuiten aldaar veroorzaakt hadden. De openbaare verfpreiding van deeze beide Manifesten, het verklaaren van de openbaare Vredebreuk , met geruchtmaking aangeplakt aan de Poort van de Portugeefche Kerk van St. Antonius; de order gegeeven aan alle onderdaanen des Konings, woonagtig te Rome en in den Kerkelyken Staat; om zonder uitftel van daar te vertrekken, vergunden niet aan het Hof van Rome, om langer de ftilzwygendheid in acht te neemen, welke men niet kon nalaten aan te merken als eene ftille toeftemming van hunne grieven. — Hetzelve fpoedde zig derhalven om tot haare Regtvaardiging de volgende Memorie in "t licht te geeven, welke niet dan een eenvoudig en getrouw Schildery van deszelfs gedrag in deeze zaak is, in vergelyking van die vt, b o e ic.  vi. b o e_k, Manifest van het Hof van Rome. 160 GEDENKSCHRIFTEN van die van het Hof van Portugal en van de handelvvyze van deszelfs Ambasfadeur. „ Het onverwagte huwei.yk van den „ Doorluchtigen Infant Don Pedro, met de „ doorluchtige Prinfes van Brazil, te Lisbon „ op den 6 Juny laastleden gevierd zynde, ,, werd deeze heuglylce gebeurtenis , dien „ zelfden dag aangekondigt, niet alleen aan „ alle Ambasfadeurs , maar ook aan een „ groote menigte Ministers van den tweedén ,, rang, door een Biljet van den Staats Se„ cretaris, Don Lodewyk de Acunha, zyn„ de in de volgende bewoordingen vervat. » M „ De zekerheid, in welke de Koning is, „ ten opzigte van het aandeel, welk zyne ,, Allerchristelyke (Katholyke enz.) Majes„ teit, neemt in al het geene, wat zyne „ Familie en het Koninglyk huis aanbelangt, „ heeft hem bewogen, om op dit oogenblik zelfs, daar het Huwelyk van de door,, luchte Prinfes van Brazil met den Door„ luchten Infant Don Pedro gevierd word , kennis te geeven aan dien Monarch van dit „ zeer heuglyk nieuws ; dienvolgens heeft „ de Koning myn Meester my bevolen, „ om daar van, aan uwe Excellentie, ken„ nis mede te deelen, als mede van het af- vaardigen van een buitengewoon Courier „ naar zyn Hof, veron derft ellende, dat uwe „ Excellentie zig daar van wel zal willen ,, bedienen. En dewyl hunne Ma- „ jesteiten, en hunne Koninglyke Hooghc „ den,  t»6N MARQUIS DE POMBAL 161 „ den, by deeze gelegenheid, de gchoor„ geevingen by dergelyke gevallen gewoon, „ zullen geeven , zo heb ik order om Uwe „ Excellentie te verwittigen, dat de Koning „ beiloten heeft, dat men voor de Ministers „ van gelyken rang en karakter, inde gehoor„ gevingen, de orde van den ouderdom zal „ volgen, met het prefenteeren der Creden„ tialen aan dit Hof, -door de Ambasfadeurs „ en Buitenlandfche Ministers, welke hier „ refideeren. „ Uwe Excellentie zal my altoos bereid „ vinden,om U te dienen , in al het geene, „ wat U aangenaam kan zyn. Uwe Excellentie, enz. d» lodewyic d'acunha. „ Dit biljet van bekendmaking aan alle „ Ambasfadeurs rond gezonden zynde, heeft „ men echter dezelfde oplettenheid niet voor „ den Kardinaal Acciajuoli gebruikt, welke „ evenwel aan dit Hof, met het karakter van „ Apoftolif'che Nuntius, bekleed was. „ Doch zyne Eminentie bedroog zig niet „ aangaande de oorzaak van deeze gewaan- „ de nalatigheid. — Hy begreep, dat „ ze voortkwam , niet uit eene onwillige • „ vergetenheid, maar uit een opzet!yk voor„ neemen-, om hem eene openbaare en ge„ ruchtmakende belediging en fchande aan „ te doen, zo ten aanzien van zyn perfoon , „ als van dien Vorst, welken hy voorftelde. ■» Hy had reeds al over lang ge¬ il, deel. L „ merkt, VI. b o f. Kt  ■ BOEK. m 162 GEDENKSCHRIFTEN van „ merkt, dat men voor hem aan dit Hof „ niet meer die achting had, welke men aan „ hem verfchuldigt was, in hoedanigheid als „ Nuntius, en als Kardinaal. Maar „ hy had zig zeiven geheellyk misleid , „ aangaande de beweegreden van dit ge- „ drag. ■ Hy had alle moeite aange- wend, om zig zeiven te overreeden, dat men „ flegts zyn perfoon, als perfoon, zonder „ op zyn karakter te letten, had willen be„ fpotlyk maken , en met dat denkbeeld, „ had hy alles verdragen, en alles ontveinst met een buitengewoon geduld en gematigd- „ heid. Maar wanneer hy eindelyk „ zag, dat men in deeze omftandigheid van s, tyd, ten opzigte van zyn perfoon, niet }, die oplettenheid. en eerbied betuigde, wel„ ke men aan eenig ander Ambasfadeur be„ wees; en dat men door deeze beledigende „ uitzondering, door deeze kenbaareverach„ ting van zyn perfoon , eene openbaare „ hoon en fmaad aan de waardigheid van ,, zyn Souverein, en aan het Opperhoofd van „ de Kerk toebragt; zo oordeelde hy, dat „ zulks te ontveinzen en flilzwygendheid te „ gebruiken, hem niet meer geöorloft wa„ re, en nam het wys befluit, om fpoedig „ een gevoeglyk hulpmiddel voor deeze „ wanorde by der hand te neemen, en wel „ inzonderheid zulk een middel, welk in„ {laat was, om nog veel grooter wanordes „ te verhoeden. „ Met dit oogmerk ging zyne Eminentie „ nog dien zelfden dag, by den Staats-Se„ cretaris, Don Lodewyk d'Acunha, en „ deed  den MARQUIS DE P OMB AL. 163 „ deed behoorlyk zyn beklag by hem, om „ dat hy geen Biljet ontvangen had, welk „ echter aan alle andere Ministers was rond „ gezonden, waar op d'Acunha hem ant,, woordde, — „ dat dit Biljet aan andere „ Ministers was rond gezonden, niet zo zeer „ om hen het huwelyk der doorlugtige ge„ trouwden bekend te maken; maar om hen „ te onderrigten van den rang, welken zy „ moesten houden, en de orde, welke zy „ behoorden in acht te neemen, by de Gehoorgevingen, die by deeze gelegenheid ,, zouden plaats hebben, en dat dewyl zyne „ Eminentie niet in dit geval was, het al zo „ onnut geoordeeld wierd, hem het zelfde „ Biljet mede te deelen." — (De Kardinaal , hervatte bier op.) — „Dat dit Biljet twee „ deelen behelsde, waar van het eerfte eene ,, uitdrukkelyke aankondiging van het Hu„ welyk behelsde; dat, zo dit Biljet alleen „ ingerigt was , om aan de Ambasfadeurs „ flegts de orde van hunne refpeclive ge„ hoorgevingen, aan te wyzen , men *,, niet verpligt was geweest, om van het „ eerfte Artikel te fpreeken; maar dewyl „ men zulks gedaan had, hy ook het regt „ had, om dezelfde bekendmaking te eis„ fchen; behoudens, dat men niet genood„ zaakt was, om in de Copy, welke aan hem „ gezonden moest worden, het tweede ge„ deelte van het Biljet te fchryven, welk „ men veronderftelde, dat hem niet aanging." Zyne Eminentie eindigde zyn gefprek, met „ ernftig aan de itaatsfecretaris te verzoe„ ken, dat men hem niet in die harde noodL 2 i} zaak- VI. BOEK.  VL BOEK 164 GEDENKSCHRIFTEN van „ zaaklykheid wilde brengen , van zig te „ moeten onthouden van openbare kenteke„ nen van blydfchap te vertoonen, welke „ hy meer dan iemant anders wenschte opent„ lyk te betuigen, uit hoofde van eene ge„ beurtenis, die de Koninglyke Familie en de „ geheele Natie met vreugde overlaadde. „ Don Lodewyk d'Acunha beloofde , „ zyne voorftellingen en zyn ernftig verzoek „ aan zyne Majefteit mede te zullen deelen, „ en hem, zonder uitftel, daar op te ant„ woorden. 1 1 ■■ Intusfchen verliepen dee„ ze en de volgende dagen, zonder dat hy „ eenig antwoord ontving. Dienvol- „ gens heeft de Kardinaal, geduurende de „ drie Feestdagen van den 7, 8 en oden, „ die tot de algemeene vreugdebedryven be,, paald waren , zyn Hotel niet doen illumi- neeren, gelyk de andere Ambasfadeurs ; doch om nu dat geene, waaromtrent hy „ zig van anderen uitgezondert fcheen te „ hebben, door eene omftandigheid, waar toe hy gedwongen was geworden , naar „ zyn vermogen, te herftellen , verzogt hy „ den Graaf van Saint Laurent, eerfte Ede„ le van den doorluchtigen Infant Don Pe5, dro, of hy hem by den Infant en deszelfs „ Gemalin geliefde te verontfeïmldigen, en „ hunne Vorstelyke perfoonen te onderrig„ ten, aangaande de redenen, welke hem bewogen hadden, om in deeze omftandig,, hcid,zulk een tegenftrydig gedrag temoe„ ten houden, welk geheel vervreemd was ,, van zyne waare gevoelens en hoogachting „ voor hunne Doorlugtighcden. „ Nie-  GEDENKS. v. d. M, DE POMBAL. 165 „ Niemant aan het Hof, noch in het Mi„ niftefie beklaagde zig by den Kardinaal „ over zyn gehouden gedrag, en het Pn„ bliek, welk niet onkundig was van des- zelfs beweegredenen J flneg daar geen acht „ op, geduurende de driedaagfche vreugde„ bedryven, noch gaven ook niet, in 't ver„ volg, eenige verwondering of afkeuring „ deswegen te kennen. —-* Zyne Eminenj, tie voer dus voort, itilletjes in zyn Hotel „ te leven: — de gerustheid van zyn gc„ weeten, welk hem omtrent die zaak geen ,, heirnelyk verwyt verwekte, {telde hem te „ vrede, omtrent de gevolgen daar van , en „ hy verwagtte dezelve met eene volmaakte „ onderwerping en bedaardheid af. „ Maar op Zondag den 15 Juny, 'smor„ gens vroeg ten 7 uuren, of volgens de ,, wyze der tydrekening, in Italië gebruike„ lyk, om 11 uuren 's morgens, op het „ ogenblik als zyne Eminentie voorneemens was de Mis te gaan hooren , kwamen „ fpoedig in zyn Hotel, (welk reeds door ,, eene talryke menigte Soldaten bezet was, „ en die men tot in de tuinen van de Na„ buurfchap geplaatst had,) de Commies „ van de Staatsfecretary, genaamt, Jan Cal„ vao, en de Brigadier Don Lodewyk de „ Mendoza, welke verzogten om den Kar- „ dinaal te ipreeken. » Men deed hen „ binnen komen , waarop zy dien Prelaat „ den volgenden Brief ter hand fielden. L 3 „ Myn vi. boek.  vi. boek. 166 GEDENKSCHRIFTEN van „ Myn Heer! „ Zyne Majefteit, gebruik makende van „ de regtmatige Koninglyke en Souvereine „ magt, welke hem toekomt, om door alle „ foorten van regt, de noodige middelen te „ gebruiken, ten einde zyne Koninglyke ,, magt voor alle aanflagen en nadeelen te dekken, en zyne Onderdaanen voor er„ gernisfen te behoeden, die voor de open„ baare rust van zyne Staaten zouden kun„ nen fchadelyk zyn, beveelt my om Uwe „ Eminentie te kennen te geeven, dat Uwe „ Eminentie deeze Hoofdftad zal moeten „ verlaten, en U aan de overzyde van den „ Taag begeeven; zelfs op dit ogenblik, „ wanneer Uwe Eminentie deezen brief ont„ vangen en gelezen zult hebben, en dat „ Uwe Eminentie binnen den tyd van vier da„ gen uit zyne Staaten zal moeten vertrek„ ken, langs den kortften weg. „ Om Uwe Eminentie behoorlyk derwaarts „ over te brengen, zyn 'sKonings Fregat„ ten ten dien einde werkelyk alle gereed, „ aan den oever van de Rivier, vlak tegen ,, over het Hotel van Uwe Eminentie; en op„ dat Uwe Eminentie in dezelve kan fcheep „ gaan, eh uwe reize vervorderen, zonder „ voor eenige befpotting te vreezen, welke „ ftrydig is met de befcherminge, welke zy„ ne Majefteit ftandvastig in zyne Staaten „ wil vergunnen aan het voorregt van het ?, karakter,waarinede Uwe Eminentie is be- „ kleed  den MARQUIS DE POMBAL. ,6> „ kleed, zo heeft zyne Majesteit, ter zei ver „ tyd, met eene achtbaare militaire lyfwagt „ de noodige orders gegeven,om UweEmi„ nentie tot aan de Frontieren van dit Ryk te „ geleiden, overeenkomftig met de omftan„ digheden. „ Ik ben, om Uwe Eminentie met de „ hoogfte achting te dienen. Uwe Eminentie enz. D. lodewyk d'acunha. Van 't Paleis, den 14 Juny 1761. „ De Nuntius deezen brief gelezen heb„ bende , verzogt eenigen tyd uitftel, om „ aan den Staatsfecretaris te mogen fchry„ ven, maar men wilde hem zulks niet toe„ ftaan. ——— Waarop hy verder verzogt, „ dat men hem dan, ten minften, de vry„ heid zou vergunnen, om de Mis te gaan „ hooren, het welk hem desgelyks gewei„ gerd wierd. - ■ ■■ Dienvolgens genood„ zaakt zynde, om zig op dat ogenblik aan „ te kleeden, betuigde hy in den haast, zyn „ ongenoegen over het geweld, welk men „ tegen hem in 't v/erk ftelde, tot verach„ ting van de waardigheid van Kardinaal, „ waarmede hy bekleed was, en van het ka,, rakter van openbaar Minister, welk nog „ des te meer geheiligd isj een karakter „ tot nu toe onichendbaar, en zelfs geacht „ van de woestfte Natiën. —— Vervol„ gens die geene van zyne HofbedienL 4 „ den; vr. CORK.  VI. 80ek, i68 GEDENKSCHRIFTEN van „ den, welke voor hem de noodzaaklykfte wa„ ren, by een geroepen hebbende, volgde „ hy den Officier, en klom met hem op 's „ Konings Fregatten; waarmede hy aan de „ overzyde van den T^Tg gebragt werd. —„ Daar vond hyeenigeilegte vaartuigen,'met „ welke hy, onder eene bedekking" van 30 „ Dragonders, in fchyn gefchikt, om hem „ voor alle befpotting te beveiligen , doch „ wezendlyk belast, om over hem als eenen „ Staatsgevangenen te waken, na eene reize „ van vyf dagen, op de Frontieren van Span- „ je aankwam. üp deeze reis pas* „ feerde hy de Steden EJkemos en de El„ vas, alwaar men hem geene van de ge- „ woone eerbewyzingen aandeed. Zy- „ ne lyfwagt verliet hem op de Grenzen „ van Portugal; en eindelyk meester van „ zigzelven en van zyne zaaken geworden „ zynde, hield hy zig op te Badajoz, al~ „ waar het uitmuntend onthaal, welk de al„ daar bevelhebbende Officier hem aandeed, „ hem grootendeels de uitgeftaane ilegte be„ handeling vergoedde. „ Ons tegenwoordig oogmerk is niet, om de „ beweegredenen en omitandigheden te on.„ derzoeken, van de vserjaaging van den Paus1, lyken Nuntius van het Hof en uit de „ Staaten van een Katholyken Vorst. „ Dit zal naderhand het onderwerp van een „ nader onderzoek zyn. —r— Maar het ., getrouw verilag, welk wy van deeze ge„ beurtenis geeven, was eene voorafgaande „ zaak, dievolftrektnoodzaaklyk was, om „ dat geene te verftaan, wat hier na volgt.-r „ Wy  den MARQUIS DE POMBAL. 169 „ Wy zullen hier dan nog by voegen, dat > na dat die zaaken in Portugal gebeurd waren, de Kommandeur van Almada, ge„ volmagtigde Minister van dit Hof, weinige dagen daar na, vier achtereenvolgende Couriers had ontvangen; twee op den „ ai(len, een derden op den 28tteu, en een „ vierden op den 3often van de Maand Ju- „ ny laatstleden. - Men was toen te „ Rome zeer ongeduldig, om te verneemen, „ wat de reden mogt zyn van die menig vul„ dige herhaalde depêches ; en niettegeuftaimde het diep ftilzwygen, welk de Arn„ basfadeur, ten dien opzigte, in acht nam, „ heeft men niet nagelaten te doorgronden, dat dezelve zeer nadeelig nieuws mede „ bragten. —— Kortom , in den namiddag van dien zelfden dag , den soften, „ welke op een Maandag inviel, verzogt de „ Kommandeur van Almada, om een gehoor by den Heiligen Vader te mogen „ ontvangen; maar zyne Heiligheid, bezig „ met andere zaaken, die geen uitftel kon„ den lyden , deed hem antwoorden , dat „ hy hem niet voor Vrydag kon gehoor „ geeven. ——- De Ambasfadeur ver„ nieuwde intusfchen, dien zelfden avond, „ zyn verzoek, en gaf te kennen in zyn „ Biljet, dat . het volftrekt noodzaaklyk „ was , dat hy voor Donderdag voor de voeten van zyne Heiligheid mogt toegela„ reu worden, wyl op dien dag het vertrek s, van de post van Spanje voorviel; zo dat de „ Heilige Vader, door zyne aanhoudende s> verzoeken als genoodzaakt, hem liet weL 5 „ ten, VI. BOEK.  VI. ■BOEK. 170 GEDENKSCHRIFTEN van „ ten, dat hy hem dan des Wonsdag 's mor„ gens vroeg, op den 2-Jury, zou verwag„ ten, alhoewel deeze dag tot de gevvoone „ gehoorgeevingen der Staats Ministers van „ zyne Heiligheid beftemd was, en ondanks „ de beftendige weigering van de audiëntie, „ welke men aan den Kardinaal Acciajuoli „ gedaan had, en om welke hy, zedert ver„ fcheiden maanden,by zyne Allergetrouw,, fte Majesteit, te vergeefs verzogt had. „ In dien tusfchentyd bragt de Post van „ Spanje , welke des Dingsdags te Rome „ aankwam, brieven van Lisbon, van den " 9 JunY •> uit welke men al het geene ver„ nam, wat 'er tot dien dag toe met den Kar„ dinaal Nuntius te Lisbon was voorgeval„ len; zyn verzoek, naamelyk, om behaü„ deld te mogen worden als de andere Mi„ nisters, omtrent de bekendmaking, welke „ aan hun gedaan was van het Huwelyk der „ Doorlugtige getrouwden; de weinige acht, „ welke het Hof van Lisbon op dit regtma„ tig verzoek geftagen had;het bèfluit,welk „ zyne Eminentie toen genomen had, uit „ hoofde van deeze weigering, om zyn Ho- tel niet te doen illumineeren, en meer an„ dere beledigingen, welke nog veel fmade„ lyker dan de eerfte waren, zo dat zy „ geen de minfte twyffel overlieten, aan„ gaande de fchikkingen , met welke dit „ Hof bezig was, om den Nuntius met be„ ledigingen en vernederingen als te overla- „ den. Deeze zo buitengewoone ,, nieuwstydingen bepaalden zyne Heilig„ heid, om de Audiëntie, welke Hy voor . » „ den  den MARQUIS DE POMBAL. 171 „ den volgenden dag, aan den Kommandeur „ van Almada had toegedaan, op te fchor„ ten, tot dat de Oude Vader nadere ophel„ deringen, aangaande het geene in Portugal was voorgevallen, ontvangen had. ——• „ Maar deeze opfchorting was voldoende „ genoeg voor dien Minister, (zo hy meen- de,) om zig op dat ogenblik van alle op„ lettenheid en weerhoudendheid te ontdaan, „ en zig zeiven de magt aan te matigen van „ de geweldigde befluiten te neemen. „ Ten dien einde zond hy, op dien zelfden „ Woensdag, aan alle buitenlandfche Mi„ nisters, te Rome refideerende, een Bil,, jet, in het welk hy hen zyn aandaande „ vertrek, uit deeze hoofddad te kennen „ gaf. —— Hy voegde daar een groot „ pakket Gefchriften by, welke hy alle by „ de hand had, en die, opentlyk in Rome „ verlpreid zynde, te gelyk geërgert en ver„ veelt hebben aan alle de geene, die het „ hart en het geduld hadden, van ze te „ leezen ". „ Wy zullen niet antwoorden op al het „ geene, wat de drift en de kwaadaartig- heid, in deeze Gefchriften, byeen verza- meld hebben. ——* Maar des noods zyn„ de, zullen wy zulks met zo veel getrouw„ heid als gegrondheid doen. • Laten „ wy ons te vrede dellen met in dit ogen„ blik aan te merken , dat van alles, wat zy „ behelzen niets de minste beftaanlykheid „ heeft, uitgezonderd de herhaalde verze„ keringen , van de kinderlyke achting, „ van de onveranderlyke eerbied van zyne „ Al- vi. boek.  v. S o e 1.1 172 GEDENKSCHRIFTEN van „ Allergetrouwfte Majesteit voor den Hei„ ligen Apoftolifchen Stoel : gevoelens , „ van welke zyne Heiligheid' volkomen „ overtuigd is en altoos zal zyn, alhoewel het gedrag van zyn gevolmagtigden Minis„ ter, aan dit Hof, daar mede nooit over- „ eenftemmend is geweest. Deeze be- „ ledigende Manifesten behelzen niets ver„ draaglyks dan de uittrekzels van eenige „ ftukken, welke naauwkeurig het tegenge„ ftelde aanwyzen van al dat geene, wat „ men zig voorgefteld had op "te rechten. „ Deeze ftukken hebben baarbly- „ kelyk doen zien, hoedanig, in het gant„ fche gevolg van die zaak, de toegevend„ heid van den Heiligen Vader geweest „ is, omtrent de verzoeken van zyne Ma„ jesteit; zyn yver om aan zyne regtmatige „ verlangens te voldoen , en het geduld van „ zyne Ministers in hunne onderhandelin„ gen met die van den Koning; een geduld, „ hetwelk nooit bezweeken is, zelfs niet, ?, na dat men aan het Hof van Lisbon be,i rigt gegeeven had, van het ongeregeld „ gedrag van dien Ambasfadeur, in eene Memorie, welke derwaards is gezonden, „ in de maand Oétober van het voorleden „ Jaar. Men weet met, of deeze „ Memorie, aan zyne Allergetrouwfte Ma„ jesteit geaddresfeerd, hem ter hand is ge„ fteld; maar in allen geval, zal men niet „ nalaten, dezelve publiek bekend te ma„ ken, om het Extract, door den Kom„ mandeur van Almada verfpreid, aan te „ vullen."  dënMARQUIS DE POMBAL. 173 „ Laaten wy hier by voegen, dat de Mi„ nisters van zyne Heiligheid , ten allen „ tyde, gehad hebben en nooit zullen ophouden te hebben, gevoelens van hoog„ achting en eerbied, voor zyne Allerge„ trouwiïe Majefteit, in 't algemeen ver„ fchuldigt aan gekroonde hoofden , en „ wel inzonderheid nog des te meer aan „ een Koning, die door zig zei ven, en „ door zyne Doorlugtige Voorvaderen, zo „ veel regt en aanfpraak heeft op de groo„ tere liefde en toegenegenheid van den „ Heiligen Apostolifchen Stoel. • •» » Uit „ hoofde nu van deeze gevoelens, en vol„ komen overtuigd, dat men geen Publiek „ Minifter befpotlyk kan handelen, om„ trent dat geene, wat zyn dienst betreft, „ zonder den Vorst zeiven, -wiens Repre„ fentant hy is, te hoonen, zo hebben „ zy, het zig, tot nog toe, als een wet J5 voorgefteld, en zullen het in alle omftandigheden doen, van zig nooit te buiten te „ gaan tegen Minifters van aanzien en de „ hoogachting, welke hun karakter verdient, „ en nooit van dezelve te fpreeken, dan als „ van perfoonen, byzonder toegewyd en „ geheiligd, tot den dienst van hun Souverein, en op welke eenigermate de Ma„ jefteit van den Troon tè rug ftraalt." ,, Men laate het tegenwoordig over aan „ het verlicht verftand dier Ministers, wel„ ke de Manifesten van den Kommandeur ,, van Almada ontvangen hebben, om te ,, onderzoeken, of het hem geoorloft was , zodanig van de Ministers van zyne Hei- » lig- VI. BOE IC.  vi. b o ek. 174 GEDENKSCHRIFTEN van „ heid te fpreeken, als hy gedaan heeft, , zonder den Heiligen Vader ten hoogden „ te beledigen, en om te getuigen of een „ Ambasfadeur uitdruklyk kan of mag ver„ klaaren, dat hy niet wil in onderhande„ ling treden met den eerden Minister van „ dien Vorst, naar welken hy afgezonden is. r 1. Het is buitentwyffel meer dan eens „ gebeurd, dat een Hof weinig voldaan, „ aangaande het gedrag van een Minister, „ zyn rapel verzogt en verkregen heeft; de „ Historiën verfchaffen daar van ontelbaare „ voorbeelden. — Men vind onder ande,, ren een nieuw voorbeeld in dat van Portu„ gal, en zodanig was de gedeldheid van „ het Hof van Rome, ten opzigte van den , Kommandeur van Almada. Maar, , dat een bujtenlandsch Minister alle onder\, handeling heeft durven weigeren, en van ' de hand wyzen, om met den eerden Mi, nister van den Souverein, by welken hy ' refideerde, eene negotiatie te aanvaarden; -, dan fchroomen wy niet te zeggen, dat zulks „ eene ongehoorde dap is, zo bezwaarlyk '„ door voorbeelden te bekragtigen, als door „ redenen te regtvaardigen." ,, Om den draad van ons verhaal weder „ op te vatten, het is van aangelegenheid hier aan te merken, dat, zo de Audiëntie, door den Kommandeur van Almada ver„ zogt, niet opgefchort was geworden, „ deeze Minister niet zou nagelaten hebben, „ om zelfs die Gefchriften, van welke wy » gefproken hebben, in handen van zyne „ Heiligheid over te geeven, en dus de Op-  den MARQUIS DE POMBAL. 175 „ perpriesterlyke Majefteit in deszelfs aange„ zigt te hoonen. — In overweeging nee„ mende, en het geene,wat die Gefchriften „ behelsden, zamenvoegende met de diepe ,, ftilzwygendheid, welke de Ambasfadeur „ daaromtrent tot dien tyd toe had in acht „ genomen, niet alleen tegens de Ministers „ van het Hof, maar ook ten opzigtevan zy„ ne boezemvrienden, zo is ligtelyk na te >, gaan, dat hy dezelve niet dan met dat j? oogmerk vervaardigd had. — Want s, men kan niet ontkennen, dat het oogmerk » alleen, om, in zo verre, een Vorst te be5, ledigen, welke in zyn perfoon de Souvesj reiniteit van de Kerk, en die van de Eeuw »» vereenigt, met regt zyne gantfche veront5, waardiging en misnoegen verdient heeft." „ Intusfchen, alhoewel zyne Heiligheid „ zedert Woensdag onderrigt is geweest, „ van de bekendmaking der beledigende Ge,, fchriften, en alfchoon Hoogstdenzelven „ niet onbewust was van de onbetaamlyke „ verdryving van zynen Nuntius uit de Stad 5, van Lisbon, zo voer Hy echter voort,, „ zyne heldhafte bezadigdheid, welke hem ,, zo eigen is , te doen uitblinken, en waar „ van Hoogstdezelve reeds zo veele bewyzen „ had gegeeven, zelfs eer dat hy tot Sou„ verein Opperpriester verheven was. — „ Den volgenden dag, donderdags na de „ Vergadering van het Heilig Officie, ver„ gunde hy, volgens gewoonte den Kardi„ naai Neri Corfini , Protettor van de „ Kroon van Portugal, ter Audiëntie, en „ met hem gefproken hebbende van dit ver- „ fchil, vt b O EK.  VI. BOEK. 176 GEDENKSCHRIFTEN van „ fchiï, vernam hy uit den mond van zyne „ Eminentie, (die voor 't overige betuig„ de de Gefchriften, waar over de Iïeili„ ge Vader zig beklaagde, niet gezien te „ hebben) de verfcheidene Voorwaarden, „ op welke de Gevolmagtigde Minister voor* „ ftelde in onderhandeling te treden, over „ de zaaken, welke de beide Hoven ver„ deelden. -— De Heilige Vader regtma„ tig gehoond, over dit vreemd voorftel, „ verwierp hetzelve niet alleen ftandvas„ tiglyk, maar overtuigd, dat hy geen mid„ del meer overig had, om zig vreedzaam „ met den Kommandeur van Almada in „ zulk een gewigtig onderzoek in te laaten, „ zo verklaarde hy ronduit aan den Kardi,, naai Protector,dat hy in vervolg met niej, mand over die zaak anders wilde handelen, „ dan met zyne Eminentie zelve. ~- . ■— „ De Kardinaal nam toen de gelegenheid van dit vleyend kenteken van achting en „ vertrouwen waar, om aan zyne Heiligheid „ een brief ter hand te ftellen, door welken ,, de Allergetrouwfte Koning hem het Hu,; welyk van de Doorluchtige Infanten be„ kend maakt; een Brief waar van de Mi„ nister van zyne Majefteit geen enkel „ woord gefproken had, in de herhaalde „ aanzoekingen, welke hy woordelyk en „ fchriftelyk gedaan heeft, om ter gehoor ,, by den Heiligen Vader toegelaten te wor- den. —■ Zyne Heiligheid ontving dien „ Brief met genoegen, en gaf orders, dat „ men den volgenden dag daar op zoude ant„ woorden. —— Hy wilde door deezen yver „ zyn  den MARQUIS DE POMBAL, 17? „ zyn Allergetrouwfte Majefteit bewy,, zen , met welk eene hartelyke opregtheid hy deel nam aan de vreugde van de „ Koninglyke Familie by deeze gelukkige i, gebeurtenis. „ In den namiddag van dienzelfden don„ derdag, werd 'er, (uit hoofde van eene ,, bekendmaking, welke daags te voorenaan „ de Poort van het Hospitaal, van de Natio„ naale Kerk van St, Antonius, was aange. „ plakt; eene plaats, welke, fchoon dezelve „ met Gebouwen omringd, echter niet min;, der openbaar en zeer algemeen is,) by ;,, den Kommandeur van Almada, eene talryke „ Vergadering van Portügeezen gehouden, „ aan welke de Vrede-Breuk opentlyk be„ kend gemaakt en aangekondigd zynde, „ eene vertooning van oproer te kennen gaf. is ■ —■■■■ Intusfchen wilde zyne Heiligheid „ nog wel de oogen fluiten voor deezenieu* ,, we buitenfporigheid, en voer voort, om „ in den fchoot van zyne Hoofdftad, een „ perfoon te dulden, welke van hu „ voortaan , óm zo veele redenen , niet „ waardig was, om als een Minister aange„ merkt te worden, van een Vorst, die niet „ dan vreedzaame gevoelens en göede oog„ merken gehad hadde. - Kort- „ óm, op Saturdag den 5 July verfcheen „ aan de Poort van hetzelfde Hospitaal „ eene nieuwe Verklaaring van den Kom» „ mandeur van Almada, waarin deeze Mij, nister de goedheid en toegeevendheii „ van zyne Heiligheid gantfchelyk pryzende, „ echter eene nieuwe belediging by zyne II. deel. M „, ees- BOEfc  vi. soek. 178 GEDENKSCHRIFTEN van „ eerfte ongelyken voegde. Deeze „ Verklaaring was in de volgende bewoor„ dingen vervat. „ franciscus van almada de mendoza , „ Lid van den Raad van zyne Allergetrouw„ fte Majefteit, en zyne Gevolmagtigde Mi„ nister by den Heiligen Apostolifchen „ Stoel. „ Ik doe te weeten aan alle Onderdaanen „ van den Koning, onzen Meester, dat de „ Heilige Vader, door eene uitwerkinge, „ van zyne gewoone goedheid, erkend heeft, „ hoe onmogelyk het was, dat zyn Gevol„ magtigde Minister, tegen het uitdruk„ lyk verbod van gemelden Heer Koning, „ voortvoer te handelen met het Staats'„ ministery van zyne Heiligheid, over welk „ zyne Allergetrouwfte Majefteit zig zo wezendlyk heeft te beklagen; dat zyne '„ Heiligheid dienvolgens, by volftrekte uit, Üuiting van gemelde Staatsministery, wel *' heeft willen afzenden, den uitmuntenden " hoog eerwaardigen Kardinaal Corfini , " Protector van de Kroon van Portugal, " om te handelen en te confereeren met ge" melden Minister Plenipotentiaris. — „ Gelyk ik hoop, dat de gegeven last van zulk een yverig en waardig Kardinaal ee" nigen nieuwen weg zal baanen, om aan !' zyne Allergetrouwfte Majefteit die voldoe' ning te bezorgen, die men hem fchuldig is, met die vaardigheid, welke de tegenwoor'! dige omftandigheden vereisfchen, zo heeft  den MARQUIS DE P OMB AL. 179 „ gemelde Minister gelooft, van op hem te „ moeten neemen het gevaar van de Vrede3, breuk op te fchorten , welke den twee„ den van de maand July is bekend gemaakt, ,, op dat de Heilige Vader met gemak dat „ geene kan in overweeging neemen, wat hy „ verpligt is aan een Monarch, die moorddaa9, dig in zyn eigen Hof is aangevallen, door „ zarnengezwoornen van eene Sociëteit van „ menfchen, die volgens hun beroep aan God zyn toegewyd; zarnengezwoornen, „ die door geregtelyke bewyzen, en een è, plegtig vonnis overtuigd zyn: — aan een „ Monarch, die, behaïven deezen verfoei„ lyken aanflag op zyn leven, zig ten uiter„ ften beledigd vind, aan het Hof zelfs van „ het Opperhoofd van de Katholyke Kerk, „ door befpottingcn, en lasteringen, welke „ een byzonder of privaat perfoon zelfs zou„ den verpligren, om zig 'er over te beklagen; en dat zyne Heiligheid zig uit „ hoofde van die aanmerkingen, bepaalt^ „ om aan zyne Majefteit zulke voldoenin„ gen te geeven, als de grootheid van de „ belediging vereischt, en die deeze Vorst „ zo getrouwlyk verwagt van de onveran„ derlyke regtvaardigheid zyner Heiligheid." „ En op dat deeZe opfchorting mogte ko* „ men ter kennisfe van alle de inboorlingen „ en onderdanen van zyne Majefteit,zo heb „ ik het tegenwoordig Edicf vervaardigt, het „ welk ik met myn hand ondertekend,zal doen „ aanplakken, als dat van den 2 July, aan de poort van het Koninglyk Hospitaal van „ St. Antonius van de Portugeefche Natie.'" M 2 Gü- vt 3 o e Kt  vi. boek. 180 GEDENKSCHRIFTEN van ., Gegeeven in liet Paleis van myn Refi9> dentie, den 4den July 1760. 9) Zyne Heiligheid was geweldig gehoond „ en beledigd met zulk eene onverwagte „ Verklaring. ——• Ily oordeelde, dat het „ hem niet meer vry Mond, om langer eeni,, ge toegevendheid te gebruiken tegen een „ mensch, die, alhoewel hy fchikkingen tot „ de Vrede fcheen aan te kondigen, we„ zendlyk niet naliet tot nieuwe vyandlykhe„ den aanleiding te geeven, en zig^daartoe „ genegen te toonen Hoogstdczelve ont- „ bood nog dien zelfden avond den Cardi„ naai Corfini, aan welken de Kommandeur „ van Almada wel zorg gedragen had, om „ zyn ontwerp niet mede te deelen, en gaf „ hem te verftaan, in hoe verre deeze Am ■ „ basfadeur een misbruik maakte van hetge„ fprek, welk hy des donderdags te vooren, „ met zyne Eminentie gehouden had, „ In der daad, toen de Heilige Vader ver„ klaard had, dat hy aangaande de zaaken ,, van Portugal met niemand anders wilde „ handelen, dan met den Kardinaal Pvotcc„ tor, zo was zyn uitdruklyk voorneemen en de natuurlyke zin van zyne redenee,, ringen, om den Gevolmagtigden Minifter volftrekt van deeze onderhandeling af te „ weeren, en daar buiten te fluiten; en dee„ ze integendeel had het zodanig uitgelegd „ en verklaard, om te doen geloven, dat zy„ ne Heiligheid den Kardinaal Corüni be„ noemd had, om met hem te handelen, en „ den eerften Minifter daar buiten te fluiten. „ Dus was het, dat hy daarvan fprak, „ niet  den MARQUIS DE POMBAL. 181 „ niet alleen in zyn Edict van de opfchor„ ting der Vredebreuk, van welke wy berigt „ gegeeven hebben, maar bovendien nog in „ de nieuwe Biljets, welke hy aan alle bui- ,, tenlandfche Hoven gefchreeven had, 1 „ Een beilaan zo berispelyk, deed zyne Hei„ ligheid eindelyk belhüten, om een man uit „ zyne Staaten te verwyderen, die altoos ge„ reed was, om twist te zoeken, en het vuur „ van tweedragt aan te ilooken. ■ De „ Heilige Vader gebood uitdruklyk aan den ,, Kardinaal Corfini, dat hy in vervolg, aan „ geene voorftellingen meer zou gehoor „ geeven, die betrekking hadden totdezaa„ ken van Portugal, tot aan dien tyd toe, „ dat de Kommandeur van Almada Rome j, verlaten hadde, en vertrokken zou zyn „ uit den geheelen Kerkelyken Staat; waar „ na zyne Heiligheid zig gewillig zou too„ nen, tot eene volkomerie onderhandeling en tot een voldoend vergelyk, overeenkom„ ftig zyne waardigheid,.en de Eer van den „ Heiligen Stoel" Zodanig is het getrouw verhaal van al dat geene, wat voor af is gegaan en verzeld is met de verjaging van den Kardinaal Ac* 1 ciajuoli, uit het Ryk van Portugal, en van het vertrek van den Kommandeur van Almada van het Hof van Rome. —— De perfoonen , aangeduid in de Ediélen door dien Minister publiek bekend gemaakt, na zyn vertrek onkundig zynde van zyne laatfte orders , welke hy nagelaten had, begaven zig naar de Kerk van St. Antonius, om onderM 3 rigt vr. 8^0 e g.  n boek. 182 GEDENKSCHRIFTEN van rigt te zyn van hun noodlot. Dewyl nu veele onder hen zig bezwaard vonden met hunne Familien, zonder eenig ander middel van bedaan dan hun beroep te hebben * vonden zy het goed, om eene Memorie naar het Hof van Lisbon te zenden, en den Koning te fmeeken, van hen te willen vergunnen , dat zy te Rome mogten blyven, en daar, met hun beroep en bezigheden van verfcheiden foorten, waar aan zy verbonden waren, voort te vaaren. — Terftond daarna nam men ook het wapen van Portugal van het Hotel van den Kommandeur weg, en de Staats Secretaris zond aan de Buitenlandfche Ministers eene Copy van het Manifest, welk men boven gelezen heeft, met een Biljet in deeze bewoordingen vervat. „ Zyne Heiligheid onderligt zynde, dat de Kommandeur van Almada , Minister „ van zyne Allergetrouwfte Majefteit, dee„ zer dagen eenige gefchriften aan Uwe Ex„ cellentie heeft ter hand doen ftellen, be„ treffende het verfchil, welk tusfehen dit „ Hof, en dat van Portugal is ontdaan, „ heeft my bevolen om Uwe Excellentie het „ hier bygevoegd omltandig verhaal mede te „ deelen, aangaande dat geene, wat 'er over „ die zaak is voorgevallen, zo wel te Lis„ bon, als te Rome, en om U van de waar„ heid der daaden, welke hetzelve behelzen te „ verzekeren; daadengrootendeelsvervalscht „ of , --'gen metdilzwygendheid, door den Kommandeur van Almada.' —— Hier „ door kan Uwe Excellentieeen naauwkeurig ?, yerfiag daar van mededeelen aan uw Hof, „ en  den MARQUIS DE POMBAL. 183 „ en voor altoos overtuigen , gelyk zyne „ Heiligheid hoopt, van zyne uitermaten „ groote toegevendheid " De voorhagen, welke de Portugeezen, te Rome woonagtig, aan den Koning geaddresfeerd hadden, om verlof te verzoeken, van in deeze Hoofdftad te mogen blyven woonen, hadden dat gevolg niet , welk men zig daar van beloofde. Zy ontvin¬ gen wel dra eene zekere order, om zonder vertoeven te vertrekken, en waren verpligt, om zig daar na te gedragen. Eenigen begaven zig naar Napels, andere naar Toskaa- nen. Er bleven in den Kerkelyken Staat geene overig, dan een klein getal,wier ouderdom of gezondheid niet toelieten, om eene reis te onderneemen. -* Men onderhield ook nog langen tyd, de hoop, om de Vrede, tusfehen de beide Mogendheden, weder herfteld te zien, maar niet tegenftaande de wensch der beide Natiën, deeden de hindernisfen, die telkens en zonder ophouden weder gebooren wierden, en waar van men niet gemaklyk den oorfpronk kan gisfen, alle voorgeftelde ontwerpen van vereeniging mislukken. M 4 GE- VI. BOEK.   REG TVAARD1GINGS BEWYS-STUKKEN.   REG TVAARB1G1NGS B EW YS-STUKKEN. N0. I. MANIFEST O F EDICT DES KONINGS VAN PORTUGAL. Door het welk zyn Allergetrouwfte Majefteit aan alle die geene, wdke de AuEteurs en de medepligtigen zullen ontdekken, van de zamenzweering, ontgonnen door eenige zy. ver Onderdaanen, en van den aanflag, op zyn perfoon gedaan, den 3 September 17c 8 vergiffenis van hun misdaad belooft, fchoon zy zelve daar aan mede fchuldig zyn-(uitgezonden echter de Opperhoofden van die zamenzweering^ zullende de onadelyken tot den Adeldom verheven worden en da Adelyken en Grooten, nog booger Adeldom, Lere, verheffing, aanzien en waaraishe. den gemeten. ° De getrouwheid, de liefde en de achting van onze onderdaanen voor hunne Souvereinen , karakterifeeren de Portugeelche Natie, op eene zo uitmuntende wyze. dat cr geene in Europa is, die ten allen ty- de  188 REGTVAARDIGINGS de voorbeeldiger uitgeblonken heeft, in het waarneemen van deeze verfchuldigde en noodjaaklyke pligten. ——— Om deeze reden is het, dat Wy nooit opgehouden hebben , ons zeiven te beproeven, zedert onze komst tot de Kroon , door de merkwaardigfte en befiisfendfte bewyzen, welke onze onderdaanen beftendig van hunne erkentenis gegeeven hebben , voor de groote en menigvuldige weldaaden, met welke onze vaderlyke goedheid nooit nagelaten heeft, hen te overladen» -—--»» Wie zou derhalven hebben kunnen verwagten , dat men, met minagting van deeze zo onfchendbare gevoelens van onze onderdaanen, ongelukkiglyk onder de inwooners van onze Staaten, menfchen zou, zien, die in ftaat waren, om de oude en nooit verbrokene voorbeelden van hunne medelandgenoten te verachten, en op de ontmenschtfte wyze, de zo eerwaardige als dierbaare banden van erkentelykheid en getrouwheid te verbreken, zonder in hunne verfoeilyke trouwloosheid te rug gehouden te worden; noch door de fchoonheid van deeze deugden; noch door fchaamte voor de afgryslykfte misdaaden, in welke zy zig ter neder geftort hebben; noch door het onlydelyk gewigt der kastydingen , welke dit complot zig op den hals moest haaien, door het algemeen welzyn van onze Staaten, en de algemeene eer van onze Onderdaanen, die geen grooter en treffender belang hebben , dan dat zy niet vermengd mogen worden met de fchuldigen van zulk een afgryfelyken misdaad. Zon-  BE WYS-S TUKKEN. 189 Zonder echter te rug gehouden te worden door alle deeze overweegingen, hebben deeze fchelmen de ftoutheid gehad van onder eikanderen, met een duivelfch complot, eene heiligfehendende zamenzweering te maken, ■welke zy niet gefchroomd hebben te onderneemen, op de geheimfte en best gefchiktite wyze, om degodvreezendheid van eenvoudige zielen te misleiden door ingevingen, welke op hen den fterkflen indruk konden maaken. Zy zyn begonnen met hen te kennen te geeven en te verzekeren, op eene wyze zo geheim als kwaadaartig , dat onze dagen fterk verkort moesten worden. Zy hebben zelfs hunne geestdryvery zo verre voortgezet, dat zy het termynvande Maand September laatstleden, daar toe voorafhebben durven bepaalen. — En na alvoorens de gemoederen, door deezekwaadaartigevoorzeggingen, tot deeze zamenzweering vooraf bereid te hebben, zyn zy eindelyk tot te af'gryslyke roekeloosheid gekomen van het de bekragtigen , door den verfoeilyken aanflag , welken zy op onzen perzoon volvoerd hebben , den sden van voornoemde Maand September laatstleden, des avonds, ten 11 uuren, in een tyd, op welken wy uit ons Lusthof gingen , genaamt la Quinta do Meyo, om dwars over eene kleine plaats te ryden, welke het zelve afzondert van ons Koninglyk Paleis, werwaards wy ons te rug begaven. — By de poort van dit Huis Honden drie zarnengezwoornen , te paard, verborgen agter de gebouwen, welke daar naast aan gelegen zyn, en deeden, meteen eerloos en verfoei- lyk  i9o REGTVAARDIGINGS lyk verraad, op het agterfte gedeelte van on* ze K oets, drie Musket-fchoten, zo fterk geladen met fchroot, dat fchoon een pistool weigerde af te gaan, de beide andere echter op het agterfte gedeelte van onze Koets twee ronde openingen van zulk eene groot te maakten, en hetzelve op zulke eene manier verbryzelden, dat het onmogelyk is te begrypen, hoe dat onze Koninglyke perfoon den dood, in dit kort oogenblik, heeft kunnen ontgaan. ■ De zwaare kwetzuu- ren, welke wy ontvingen, zouden ons buiten twyffel hebben doen verloren gaan, zo de Almagtige ons niet merklyk befchermd had van de voornaamfte uitwerkinge, welke zulk een vervloekte aanflag natuurlyk moest hebben. De geheiligdfte beginfelen van het Godlyk, Natuurlyk, Burgerlyk en Vaderlandsch Regt dus afgryslyk gefchonden zynde, door deeze barbaarfche en heiligfchendende zarnengezwoornen , tevens vermogende om tegen den Godsdienst en Menfchheid op te ftaan, vereifchten des te noodzaakelyker eene herftellinge, naardien daaruit een des te grooter hoon voor de getrouwheid der Portugeefche Natie uit ontftaat, wiens loflyke gevoelens van eer, van liefde en erkentenis voor onzen Koninglyken Perfoon zig nooit zouden kunnen gerust ftellen, byaldien deeze affchuwelyke zamenzweering niet ontdekt en geheellyk tot aan de vergiftigfte wortelen, uitgeroeid werd, en zo wy, eenige van die affchuwelyke Monfters, welke zamensezworen hebben, om dit verfoeilyk fchelmö ftuk  BEWYS-STUKKEN. 191 ftuk te begaan, de vryheid lieten genieten om onder onze getrouwe onderdaanen hun verblyf te houden om deeze redenen dan, ordonneeren wy, dat alle die perfoonen, welke bewyzen van hunne verklaaringe gevende, aangekondigt zullen hebben, wie zy ook zyn mogen, van die geene, die fchuldig aan deeze eerlooze zamenzweering zyn, door Ons, zo zy private perzoonen mogten weezen, tot den Adelyken ftaat zullen verheven worden; en zo dezulke van Adel mogten zyn , dan zullen zy verheven worden tot den graad van MogoFidalgo (O en tot die van Ridders; en zo zy van dien rang zyn, zullen Wy ze verheffen tot Burggraven of tot Graaven, volgens den graad, in welken zy zig zullen bevinden ; en zo zy reeds betiteld zyn, dan zullen wy hen terftond met hoogere Titels vereeren , dan zy te vooren gehad hebben; alles behoudens de andere vergeldingen, welke wy ons voorgefteld hebben toe te ftaan, overeenkomstig met de hoedanigheid van die geene, welke voornoemde aanklagingen zullen doen , en volgens het gewigt van den dienst, dien zy ons zullen bewezen hebben, en welken wy zullen vergelden, het zy met geld, het zy met diensten van het geregt of Finantien en met goederen zelfs van onze Domeinen, en met Kruisfen en Riddergoederen van onze order. Boven (O Dit ij de Titel .welken mei, ia Portugal, aan de Zooneg dec Grooten. geeft. '  ï9& RE GT V A ARDIGINGS Bovendien willen wy, dat de geene zelfè die mede in deeze zamenzweering zyn ingewikkeld, zo zy niet van het getal der voornaamste Opperhoofden zyn, van dit ogenblik af aan, genade en pardon zullen ontvangen , zo zy komen, om hunne medepligtigen te ontdekken, en al dat geene, welk zy kunnen weeten, openbaaren. En wat aangaat de Geregtsdiehaaren, zo zy eenige van de fchuldigen zullen gevat hebben, zo zullen wy hen met eertitelen vergelden en met andere voordeden, evenredig aan het gewigt van den dienst, welken zy ons zullen bewezen hebben; welke vergeldingen hun zullen toegeftaan worden , zonder nadeel van die geene, welke zy zouden verdiend hebben, zo zy van het getal der voornoemde aanklaagers waren. En eindelyk, opdat niemand van die verderflyke rcisdaadigen zou verholen blyven door de valfche en ingebeelde vrees van voor een verklikker aangezien en gehouden te worden, zo willen Wy dat alle onze Onderdaanen daar van verwittigd mogen zyn dat dit denkbeeld , welk het Gemeen gewoon is zig van Verklikkers te maken, in zulke omilandigheden, geen plaats kan hebben ten aanzien van misdaaden van zamenzweering tegen den Souverein, en van Hoog Verraad, vermits integendeel, in dit zoort van misdaaden , de ftikwygendheid en het niet aangeven van dezulken, die er kennis van hebben, en welke het ter gelegener tyd niet aankondigen , aan dezelfde ftraffen en aan dezelve ontëering zal onderhevig  BEWYS-STUK KEN. 193 derhevig zyn , welke die fchuldigcn zuilen moeten ondergaan. Zodanig zelfs,dat de vaders daar van niet uitgezonderd zullen zyn , zo zy hunne eigene kinderen t, als zy fchuldig mogten wezen, niet aanklagen, noch de kinderen, wanneer zy hunne ouders niet aangeeven. ——— Aangezien dat, wanneer de zaak zulke groote misdaaden betreft, die zo nadeelig voor het publiek zyn, het behoud van hun Koning en van hun Vaderland, eene ailerhoogite en onvermydelyke verpligting is. En omdat zulk eene afgryslyke misdaad volftrekt vereischt, dat men de gemaklykfte en gereedfte middelen ter hand nceme, om de 1'chuldigen te vatten, en in hegtenis te zetten , zo Ordonneeren Wy, dat alle Magiftraatsperzoonen en Regters van onze Staaten bevoegd zuilen zyn, Zelfs in alle landen van onze Kroon , en in die van onze weggefchonken landgoederen ^ met welke voorrëgten die ook mogen voorzien zyn, om daar de fchuldigen aan dien misdaad te mogen vatten; en wel zodanig, dat zy zulks ter uit* voer kunnen brengen, zonder eene nieuwe Order van de Ministers van onze Kroon; vergunnende dezelfde magt aan de Jiediciiaaren van onze weg - gefchonkene landgoederen, ter gevangen - neeming alleen van gemelde fchuldigen. Bovendien willen Wy en het behaagt ons , dat dezulken gevat worden' , zelfs dóór hy-' zondere perzoonen , welke dezelve zullen kunnen ontdekken, en waar ter plaatze zy dezelve ook mogen vinden ; op die voor- II. rniEL, N waar.  194 REGT V AARD I GING S waarde echter, dat zo dra zy dezelve gevat mogten hebben, zy die terftond overleveren, aan den naastby woonenden Geregtsdienaar, welke zig zal bemoeijen, omze zo fchielyk, als 't mogelyk is, naar deeze hoofdftad over te brengen, onder geleide van een veilige wagt. Wy belasten den Doctor Pedro Gonzalves Pereira, Lid van onzen Raad, Gedeputeerde van den Regtbank van het geweeten en de Orders, en Kancelier van den Regtbank der Supplieken , welken wy benoemd hebben tot Regter van Vlncoufidence (*) om het teegenwoordig Edict, en al wat hetzelve betreft, te volbrengen, na alvoorens op alle openbaare plaatzen van deeze Stad Lisbon, en in deszelfs omtrek, aangeplakt, en naar alle andere Steden en Dorpen van deze Ry- ken verzonden te hebben. Wy Or- donneeren geloof te geeven aan alle Copijen, welke van hem zullen getekend zyn, gelyk, in het tegenwoordig Origineel ; dit alles, onaangezien alle Wetten, Ordonnantiën en Gewoonten, die daarmede ftrydig zyn, welke wy ten dien einde expreslyk vernietigen. Gegeven te Belem, den 9 December 1753. Getekend door zyne Majefteit. (♦) Regtbank opgerigt, om te oordeelen over Misdaaden van Meineed en Hoog-Verraad. N„. II.  BEWYS-STUKKEN. 195 INHOUD VAN HET PROCES kn VONNIS Gegeven tegen 4e Au&eurs van den verfoeilyken aanflag, begaan tegen den Geheillgden perzoon van zyne Allergetrouwfte Majefteit, Jofeph 1Koning van Portugal, in den nagt van den 3 September 1758. Bekend gemaakt op order vari zyneMajefteit. Wy Raaden en Regters, benoemd door zyne Allergetrouwfte Majefteit &c. &c. Gezien de Acten, opgefteld , volgens de gedaanten van de Wet en de Ordonnantiën van zyne Majefteit tegen de fchuldigen , Jofeph Mascarenhas, weleer Hertog van Aveiro; Donna Eleonora de Tavora, weleer Marquizin van deezen naam; Fran$ois d'Asfife de Tavora , weleer Marquis van denzelfden naam; Louis-Bernard de Tavora , weleer Marquis van deezen naam; Don Hieronimus de Ataide, weleer Graaf van Atonguia;Jofeph Maria de Tavora,weleer Generaal Adjudant van den Marquis zyn Vader; Braz-Jofeph Romeiro, Capitein vandeKavaN a lery.  196 REGTVAARDIGINGS lery, in het Regiment van den misdaadigen Louis-Bernard de Tavora \ Antonius Atvarès Ferreira; Jofeph Polycarpus d'Azevedo \ Emmanuel Alvarès Ferrêira, Kamerdienaar van den misdaadigen Jofeph Mascarenhas, en Jan Michiel, Lakey van denzelfden misdaadigen; verder de Onderrigtingen, en daar by gevoegde Stukken; aanhaalingen der BevvysStukken, Artikelen en Verdeedigingen bygebragt door voornoemde misdaadigen. I. Het is volkomen bewezen, door de bekentenisfen van het grootflc gedeelte van dezelfde misdaadigen; door getuigenisfen van yeffchèicféft ooggetuigen en andere daaden, daartoe bctreklyk, dat de misdaadige Jofeph Mascarenhas eenen rukeloozen, fieiiigfehendenden en onverzoenlyken haat had opgevat, tegen den doorluchten en allerheiligften perfoon des Konings, onzen Heer en Meester, om dat zyne Majefteit, door zyne wysheid en koninglyke voorzigtigheid, en door zyne regtmatige orders , onnut en vrugteloos gemaakt had, de konstige en rukelooze maatregelen, welke gemelde Mascarenhas ondernomen had, om geduurende de aliergelukkigfte Regeering deezer Ryken, al het verderflyk gezag, welk hy, geduurende de laaffte jaaren van de voorgaande Regeering gehad had, te behouden, door middel van het gezag van zyn Oom, Pater Gaspard van de Incarnatie; en ook omdat zyne Majefteit niet had willen dulden, dat hy met de Koninglyke en Patrimonieele goederen van het Huis van Aveiro de ryke Beneficiën zou vereenigen, welke de Adminiftrateurs van zy-  BEWYS-STUKKEN. 197 zyne Familie, geduurende hun leven, bezeten hadden, en over welke de Wetten van de Kerke! yke Beneficiën hem niet toelieten eenig regt te begeeren, hebbende geen perfooneelen tytel, welke hem konde authorizeeren om die te bezitten; — kortom, omdat gemelde Heer Koning zig aangekant had, tegens het Huwelyk, welk gemelde fchuldige, met zo veel drift als gierigheid ontworpen had te voldingen, voor zyn Zoon, den Marquis van Gouvea, met Donna Margareta de Leonora, Zuster van Don Nuno Gaëtan de Mello, Hertog van Cadaval; waarfchynlyk met oogmerk, om, door middel van dit Huwelyk met zyn eigen Huis, de goederen te vermengen van het zeer vermaarde Huis van Gadeval , wiens Opperhoofd werkelyk onmondig en onderhevig aan lighaamelyke zwakheden , die zo doodlyk voor zyne Familiewaren, nog ongehuwd was; «—— verder, om dat diezelfde misdaadige , wegens het beletten van dit Huwelyk niet ophield hem procesfen en arresten te verwekken, welke de goederen en revenuen van dienzelfden minderjaarigen Hertog, in zulk een verwarring gebragt hadden , dat zy hem de noodige middelen niet hebben kunnen verfchaffen, om de onkosten goed te maken van eene ftigting, die in ftaat was, den Hertog van Cadaval in ftaat te ftellen, om de duurzaamheid van zyn zeer waardig en zeer vermaard Huis te verzekeren. II. Bovendien is bewezen, dat die zelfde misdaadige, Don Jofeph Mascarenhas op eene helfche wyze bezield met den boozen geest van hovaardy, heerschzugt en gieN 3 rig-  i98 REGTVAARDIGINGS righeid, en van een onverzoenlyke toornigheid tegen den doorlugtigen en weldaadigen perfoon van zyne Majefteit, niet nagelaten heeft, om zig aan andere zotte ontwerpen fchuldig te maken, welke hem aanleiding gaven alle middelen te zoeken, om zodanige perfoonen op zyne zyde te krygen, welke zig de ongenade des Konings op den hals gehaald hadden, of die zonder reden onvergenoegd fcheenen, over zyne gelukkige Regeering; 1 dat hy getragt heeft, om dezelve nog veel meer te verwyderen, als zy reeds waren, door zeer flegte en nadeelige voorbeelden ■ van zyne heiligfchendende lasteringen, en van zynen haat voor den dienst des Konings, welken hy geene zwaarigheid maakte, op eene fchandelyke wyze, te verzuimen ; tot in zo verre, dat hy zelfs deeze pnbetaamlyke uitdrukkingen durfde doen hooren, naamlyk: dat het voor hem dezelfde zaak was, hem order te geeven , om naar het Hof te gaan, of hem de beenen te breeken. —« Zyne onbegrypelyke rukeloosheid had zig daar by nog niet bepaald; maar hy heeft zig zeiven tot die vleijende inbeelding overgegeeven, dat hy, met goedkeuring en genoegen hoorde zeggen , dat 'er nu geen trap meer dan den Throon alleen voor hem te beklimmen was, en dat hy niets meer kon verlangen dan alleen Koning te zyn. ÏII. Het is bewezen, dat voornoemde misdaadige zig hoe langs hoe meer verfterkende, in dit afgryslyk en helsch Syfthema van haat en fchandelyk oproer, (in dien tyd zelfs ^  BEW YS-STUKKEN. 199 zelfs, toen 'er tusfehen hem, en de Jefuitfche Geestelyken eene onverzoenlyke afkeerigheid en een oorlog verklaard was, welke, geduurende al den tyd van het Ministerie van zyn Oom, Pater Gaspard van de Incarnatie, in 't algemeen het Hof en het geheele Ryk geërgerd had, en die na den dood van Pater Gaspard, met hetzelfde geweld, als te vooren heeft voortgeduurd,) zeer fchielyk van gevoelens en gedrag veranderd is geworden, zedert het oogenblik dat deeze Geestelyken van hunne bedieninge, als Biegtvaders van hunne Majelleiten, en hunne Koninglyke Hoogheden, zyn ontftagen, en zedert dat hen de toegang tot het Hof is verboden geworden, uit hoofde van de handelwyzen, welke zy daar in 't werk gefteld hadden , om de eenigheid en de goede verftandhouding, tusfehen zyne Majefteit en zekere buitenlandfche Hoven te verwyderen, en wegens de wezendlyke oproerigheden en openbaare oorlogen, welke zy aan zyne Majefteit in Paraguay en Maragnon veroorzaakt hebben. «-——■» In plaatfe van deeze Geestelyken als pesten van het menfchelyk geflagt te vermyden, gelyk de pligt van zyne bediening en zyne hoedanigheid als onderdaan hem voori'chreven en oplagen, zo heeft gemelde misdaadige volkomen het tegendeel gedaan. Ter behulp van eene bevrediging, zo konstig als onverwagt, en die tot dus verre onmogelyk heeft gefcheenen voor zyne ontembaare hoogmoed, heeft hy zig gehaast om zig met die Paters te vereenigen en gemeenzaam te maken. ——■« Men heeft geN 4 zien,  uoo REGTVAARDIGINGS Kien, dat hy hen bezoeken gaf, en ze weder aan zyn Huis ontving; dat hy langduurige gefprekken met hen hield; dat hy aan zyne Domertieken ordonneerde,hen , zo dra •zy by hem kwamen, binnen te laaten, hen beveelende om de bezoeken, welke hy by de Jefuiten deed, en welke deeze Paters hem gaven, als een onfchendbaar, ernftig en buitengewoon geheim te verzwygen. IV. Het isbeweezen, datdeeze wederbevreedigmgen, (al zomin overeenkomftig met den buitengewoonen hoogmoed van deezen misdaadigen, als met de openbaare trotsheid, en wraakgierigen geest van deeze Geestelyken,) de verfocilykfte uitwerkingen hebben doen gebooren worden: eensdeels, om dat hy voor zig eene uitgeftrekte verbintenis heeft te weeg gebragt, tusfehen alle voornoemde fchuldigen, om zig als vyanden te ■verklaaren van den doorluchtigen perfoon van zyne Majefteit, en van zyné allergelukkigfte en roemrykfte Regeering: anderdeels, om dat dit Eedgenootfchap zig heeft uitgeftrekt tot die afgryslyke' buitenfporigheid, om, in de byeenkomsten, welke zy met voornoemden misdaadigen te St. Antoine en te St. Rochus, en in hun eigen Hotel hielden, algemeene beraadilagingen te maken, waar van de uitkomst was, dat het eenigfte Jrulpmiddcl, door het welk men zo ver kon komen, om de Regeering te veranderen, (welk het algemeen, heerschzugtig en verfoeilykst doel-einde van alle zarnengezwoornen uitmaakte,) daar in beftond/dat men de.li dood van onzen Koning en Meester be~ : "' raam-  BEWYS-STUK KEN. 201 raamde. ——— Zy alle dus vereenigd ia deeze gemeene zaak, voeren gezamentlyk voort dit heiligfchendend en eerloos ontwerp te overleggen, met de Geestelyken, welke met al hun magt voornoemden misr daadigen tot volbrenging van deezen helfchen Vadermoord aanmoedigden, door hem in aanmerkinge te doen neemen, dat zig alles naar hun wensen zou fchikken, zo dra zyne Majefteit zyn allerdierbaarst en roemryksc leven geëindigt haddc. ■« Dezelfde Geestelyken beflisten bovendien, dat de Vadermoorder, welke zyne Majefteit zou dooden, zelfs niet fchuldig zou zyn aan eene groote zonde. Zy hielden niet op van deeze Machiavelfche verfoeilyke en barbaarfche bedriegeryen, zo gefchikt om godvrugt:ge ooren te kwetzen, voor goede munt uit te venten, in hunne menigvuldige byeenkomften, welke zy tot deeze eerlooze zamenzweering, met gemelde Geestelyken, voornoemden misdaadigen, en met alle andere zarnengezwoornen hielden. V. 1 iet is beweezen, dat de misdaadige en voornoemde Geestelyken, voortgaande hun verfoeilyk Bondgenootfchap en helfche zamenzweering te volgen, waar van zy gezaamentlyk vooraf alle middelen, in 't werk ftelden, en op hunne zyde tragteden over te haaien en daar mede in te wikkelen, de Marquifin Donna Eleonora van Tavora, niet tegenftaande de natuurlykeafkeerigheid, welke ten allen tyde plaats gehad hadde, tusfehen haar en gemelden misdaadigen, zo uit hoofde van de Antipathie van hunne karakters, N 5 , als  soa REGTVAARDIGINGS. als van de tegenftrydigheid van hunne wederzydfche belangen, welke daar in eene onoverwinlyke zwaarigheid fcheen te weeg te moeten brengen, om dat'er ten allen tyde, tusfehen gemelde Marquifin en den gemelden misdaadigen eene foort van twist was geweest, wie van beide de meeste ftaatzueht en trotschheid boven den anderen bezat; dat om die reden, gemelde Marquifin geweldig door jalouzy geplaagd wierd, om dat zy moest zien, dat het Huis van genoemden misdaadigen ,in eer en rykdom, verheven was boven dat van Tavora, en dat de haat, welken zy tegen hem had opgevat, nog des te heviger geworden was, door de beweegingen en moeite, welke hy maakte, wanneer de Marquis Francois d'Asiïfe van Tavora zig in de Indien bevond, om hem, geduurende zyne afwezigheid, de leengoederen van Margarida en de vrye goederen van zyn Huis te ontneemen. ——— Intusfchen echter niette» genftaande alles wat men daar van kan zeggen , fchikten de zarnengezwoornen her zodanig van den eenen kant, door de fnoodheid van gemelde Paters Jefuiten, en van den anderen kant van den gemelden misdaadigen, dat zy eindelyk tot hun oogmerk kwamen , om de gemelde Marquifin in hunne verfoeilyke zamenzweering in te wikkelen. VI. Tot bevestiging van al het geene 'er berigt is, is ook nog beweezen, dat gemelde Marquifin niet eer tot de zamenzweering is toegetreden, voor datzy'er zig gezamentlyk met gemelde Paters Jefuiten op toegelegd hadde, om alle lieden van haare kennis en van  BEWYS-S TUKKEN. 203 van haare vrienden te overreeden, dat Gabriël Malagrida (*), een Geestelyke van dezelfde Sociëteit, een heilig mensch en een heiligen boeteling was. - Met dit oogmerk, hield gemelde Marquifin wel byzonderlyk geestelyke oefeningen , onder de beftieringe van deezen Geestelyken, voornemens om elk te doen zien , dat zygeheellyk zyne begeerte en raad volgde. ■ Deeze ge. maakte vertooningen van vertrouwen op gemelden Gabriël Malagrida, en de onderwerping aan zyne beftiering hebben de ftrafbaarite en verderfiykfte uitwerkingen te voorfchyn gebragt. ■■ ■ — Het Huis van dien misdaadigen werd de zetel der dagelykfche vergaderingen.alwaar men niet ophield fcheldwoorden en lasteringen uittebraaken, om de a f Keerigheid en haat der Portugeezen tegen den Koninglyken perfoon van zyneMajefleit en zyne allergelukkigfte Regeering op te wekken. — Het gewoon en beftendig onderwerp van deeze verkeringen en byeenkomsten was ingerigt, om verraad en zamenrottingen tegen den geheiligden perfoon des Konings te fmeeden. ———- Men befliste daar opentlyk, dat het zeer nuttig zou zyn, da* zyne Majefteit ophield te leeven: en na dit vervloekt beginzel, bediende men zig van middelen, om met verzekerdheid den heiligfehendenden aanflag, in den nagt van den 3 September van het laatstleden jaar, te onderneemen. — De (*) Deeze was een Italiaanfche Jefulc, dien de Portngeerche Jeiiwten, zegt men, te Lisbon ontboden luiden, om d«r den rol van Propheec te fpeelen.  204 REGTVAARDIGINGS De Marquizin vervoegde zig, door de geIykvormigheid van haare gruwelyke gevoelens met die van den Hertog van Aveiro, tot alle die geheime aanilagen en godlooze oogmerken , welke zy in het Huis van dien Hertog vormden, om den Koning onzen Meester het leven te benemen, en een einde aan zyne gelukkige Regeering te maken. — Behalven met gemelden Gabriël Malagrida, haaren gewoonen en volflrekten beftierder, hield de Marquifin bovendien nog booze raadllagen met de Jefuiten Jan de Matos, Jan Alexander, en andere van dezelfde Sociëteit, met welken zy gelyklyk eene zamen- gezwoorne was. . Dus is het, dat deeze zelfde Marquifin één van de drie voornaamlte Opperhoofden van deeze barbaarfche en vtrichriklyke zamenzweering is geworden, en é^n van de yverigfte, om , met het gebruiken van haar gezag, haare konstenaryen, en de middelen boven gemeld, benevens veele andere, die te doen veripreiden, met oogmerk om alle zodanige perfoonen tot deeze zamenzweering over te haaien . welke zy in ftaat was om daar toe te verleiden. ■■ Kortom, zy heeft haare misdaaden den hoogften top doen bereiken , met zig onmiddclyk te vervoegen by de mein* eedige en heiligtchendende uitvoerders van den verfoeilyken aanflag, in den nagt van den 3 September van het laatstverleden jaar, voor welke zy zestien Lisboninen (*) telde, to% C*5 In het Portugeesch Origineel ftaat MtUnt, het welk eene gouden rountfpecie is, geldend? omtrent 509? Reis of 39 L dry ven, welke hy reeds begaan heeft, en men derhalven de perfoonen, van welke hier gehandelt word, ook niet kan onfchulP 2 dig  228 REGTVAARDIGINGS dig houden, nademaal men bewys heeft, nier van ééne, maar van eene menigte onregtvaardige onderneemingen, welke de beüe Opperhoofden van deeze zamenzweering voor dien tyd ontgonnen hebben, tegen den doorluchten perfoon en de gelukkige Regeering des Konings, en welke zyn aangetoond , door een aanhoudend gevolg der daaden, door hen begaan, zedert het'begin der Regeering van zyne Majefteit XXIV. Het is beweezen, aangaande het geene de Jefuiten betreft, dat (zedert dat zy gezien hebben, dat de verhevenheid van het verftand en het onvergelykelyk oordeel des Konings hen geheellyk de hoop benam, van aan dit Hof het despotiek vermogen, welk zy zig in alle zaaken aangematigd hadden , te bewaren; en dat het hen, dienvolgens, zonder dit despotiek vermogen, onmogelyk was hunne overweldigingen te verbergen , welke zy op de Portugeefche Kroon in Afrika, Amerika en Afia in 't werk gefteld hadden, en nog veel minder, om den verklaarden oorlog te bewimpelen, welke zy in 't Noorden en in 't Zuiden van de Staaten van Brazil ontftoken hadden,) zy zig terftond overgegeeven hebben tot het leggen van listen en lagen, en de lasterlykfte en verfoeilykfte ingeevingen te verzinnen, tegen de hoogachting van zyne Majefteit en de algenieene rust van deeze Ryken, met oogmerk om den geest zyner onderdaanen van den perfoon en dienst des Konings te verwyderen, en om hem vyanden te verwekken, in1 buitenlandfche gewesten. — • - Waartoe zy her-  BE WYS-S TUKKEN. 229 herhaalde maaien de verfoeilykfte ontwerpen gefmeed hebben, om zelfs oproer te verwekken in deeze Hoofdftad en in dit Ryk, en om de geesfelroede des oorlogs over dit Ryk en over de onderdaanen van zyne Majefteit te voorfchyn te brengen. Waaruit men noodzaaklyk moet beiluiten, dat voornoemde Geestelyken overtuigd zynde van alle deeze misdaaden begaan te hebben , tegen den Koning onzen Heer, en tegen zyne Ryken,hetonvermydelyk is,om van hun de toepasiing van deeze Regel en vermoeding van Regt niet te maken: Semel malus, femper prafumitur malus in eodem genere mali, d. i. Die eens ondeugend is, voord altoos ondeugend geacht in een en hetzelfde foort van ondeugd, waar van het gevolg onbetwistbaar zou zyn, wanneer 'er geene andere bewyzen voorhanden waren, dat zy die geene zyn, welke den aanflag ontgonnen hebben, waarvan hier gefproken word, in zo verre zy niet door onlochenbaare bewyzen aantoonen, dat anderen dan zy daar van de bewerkers zyn. XXV. En het geene ons gezegde nog meer bevestigt, is dit ander vermoeden van Regt, dat men een groote misdaad niet ligt begaat, zonder een groot voor deel daarmede te beoogen. De uitwerking van dit ver¬ moeden is, dat wanneer iemand bevind voordeel in een misdaad te hebben, dan moet men vermoeden, dat hy de geene is, die dezelve begaan heeft; ten minsten in zo verre hy niet klaarblyklyk bevvyst, dat een ander dan hy daaraan fchuldig is. .. Want boP 3 ven-  230 REGTVAARDIGINGS vengemelde Geestelyken alle groot belang hebbende, (het welk wy hier verklaaren, en het geene zy ook door hunne eigene daaden betoond hebben,) groot belang, zeggen wy, hebbende by die zamenzweering, waar van het onderwerp was, om van 's Konings leven en van zyne gelukkige Regeering een einde te maken, zo zou het vermoeden van Regt, welk wy aanhaalen, wanneer het alleen was, tot een baarblyklyk bewys, overeenkomstig met het Regt, kunnen dienen, dat gemelde Geestelyken de Aucfeurs van dit verfoeilyk fchelmftuk waren; bovenal zo men in aanmerkinge neemt, dat de heerschzugt, welke zy gehad hebben, om zig Meester te maken van de Domeinen van deeze Ryken, zo kan zulks alleen eene evenredigheid en overeenkomst hebben met den kwaadaartigen aanflag, in den nagt van den 3 September laastleden, begaan. XXVI. Eene zaak bevestigt bovendien, op eene zeer zigtbaare manier, de bewyzen, welke gevonden werden tegen die Geestelyken , in de Adten van het Proces, en die, welke ook tegen hen ontilaan uit de vermoedens van Regt, welke hier boven zyn verklaard, en het welk aan alle deeze bewyzen een onoverwinlyke kragt byzet, is de verwonderlyke verlcheidenheid, die zy in hun gedrag gehouden hebben. Van den ee- nen kant, zedert het oogenblik, dat de Koning alle kwaade oogmerken van deeze Geestelyken verbroken en vernietigd'heeft, door hen, die Biegtvaders van de Koninglyke Familie waren, van hun dienst te ontilaan, en aan  BE WYS-S TUKKEN. 231 aan alle andere Geestelyken van dezelfde Sociëteit den toegang tot het Hof te verbieden, heeft men gezien, dat zy, in plaatfe van zig te vernederen gelyk zy verpligt waren, wyl men gewaar wierd, hoe dat men misleid was, zodanig het tegendeel deeden, dat zy opentlyk en onbetaamlyk eene vermeerdering van trotsheid en verwaandheid lieten blyken. — Zy beroemden zig opentlyk, dat hoe meer het Hof zig van hen verwyderde, door hen te verachten, de Adel zig des te meer met hen vereenigde. ——- Zy dreigden zelfs het Hof, met eene gelyke bekendmaking der Godlyke flraffen, en om tot hun oogmerk te komen, verfpreidden zy zelve een gerucht, en door hun aanhang tot aan het einde van de maand Augustus laastleden, dat het leven van zyne Majefteit niet van een langen duur zou zyn; en bykans, met eiken Courier, gaven zy daar van berigt in alle landen van Europa, dat de maand van September de laatfte zou zyn van zyn doorluch. tig en dierbaar leven. In dienzelfden tyd fchreef Pater Malagrida aan verfcheiden perfoonen van deeze Hoofdftad, de afgryslykfte Voorzeggingen met den toon van een Profeet. Maar van den anderen kant, zedert dat zy de fchuldigen van de afgryslyke zamenzweering, in hegtenis hebben zien neemen, in den morgenftond van den 13 December laatstleden, zyn deeze Geestelyken terftond van toon en gedrag veranderd. Zedert den legden December, hebben de Provinciaal Jan Henriques en eenige andere Jefuiten, die te vooren hunne trotsheid, P 4 on-  23* REGTVAARDIGINGS onbezonnenheid en voorzeggingen van doodftraffen overal deeden verfpreiden, Brieven naar Rome afgevaardigd, vervuld met nederige uitdrukkingen, welke hunne uiterfte yerfiagendheid aantoonden. Zy gaven in die Brieven te kennen, dat men in hegtenis genomen had den Marquis van Tavora en van Alorna, den Graaf van Atonguia, Emmanuel de Tavora, den Hertog van Aveiro , en anderen, uit hoofde van den aanflag, op dén 3 September laatstleden; dat de huizen van hunne Sociëteit met Soldaaten bezet waren; dat zy ten uiterften benodigd hadden ; dat hunne Vaders te Rome hen aan God aanbevolen; dat zy niet konden vermyden het geen zy vreesden ; dat hunne geheele gemeente in de uiterfte droefheid gedompeld was; dat zy alle hunnen toevlucht namen tot de Geestelyke Oefeningen van Pater Malagrida; dat de geheele Waereld wilde, dat zy medepligtigen waren van den aanflag, op den sden September, en dat men tegen hen uitfprak, veroordeelingen van gevangenis, van ftraf fen en van eene geheele verdryving uit de Hoofdftad, en uit dit Ryk; dat zy zig overgegeven zagen aan de wreedfte benaauwdheden en aan het uiterfte onheil, in droefheid gedompeld, van angst en fchrik bevangen, zonder eenige troost, zonder eenige hoop, enz. Wanneer men nu, gelyk ligtelyk te doen is, twee zulke verfchillende manieren van zig uit te drukken en te fchryven, en twee, derlei zo tegengeftelde wyzen van fpreeken, (als die, welke zy voor den aanflag uitdrukten,  BEWYS- STUK KEN. 233 ten, en die, welke zy zedert de ontdekkinge der zamenzweering geopenbaard hebben,) te voorfchyn bragten, dan ontflaat uit deeze verfchillendheid van fpreeken, het klaarfte en duidelykftc bewys. 1 ■■ - Hetzelve noodzaakt ons onvermydelyk te befluiten, dat zy voor den aanflag vol van vertrouwen waren in de zamenzweeringe, welke zig met dien yslyken misdaad geëindigd heeft, en de hoop, dat dezelve zyne verderflyke uitwerkinge zou te voorfchyn brengen; en dit is het, welk hen deeze redeneeringen en deeze Brieven zo vervuld met trotsheid en hoogmoed, inboezemden; dit is het, welk hen den toon van Propheet deed aanneemen, en zulke doodlyke en heiligfehendende voorzeggingen uitftrooijen- Maar zedert dat de gegeevene orders van den 13 December laatstleden, om de zarnengezwoornen te vatten hen had doen zien, dat zy ontdekt waren, dat zy, die met hen in die zamenzweeringe medegewerkt hadden, verlooren waren, en dat zy zelve de kastydingen, welke zy verdiend hadden, niet konden ontvlugten, zo moesten alle die harfenfehimmige aanilagen en listen verdwynen, en dit ydel gebouw van trotsheid en onbezonnenheid noodzaaklyk, in duigen vallen; en van het toppunt der trotsheid vielen deeze Paters tot die laagheid en verflagendheid, welke de overtuiging van den misdaad na zig fleepte, en het onvermogen van middelen te vinden om ze te bedekken, en de geveinsdheid, met welke men dezelve begaan had te onderlteunen. P £ XXVII.  234 REGTVAARDIGINGS XXVII. Het is beweezen, belangende het geene, wat het ander Opperhoofd van dezelfde zamenzweering, Don Jofeph Mascarenhas, weleer Hertog van Aveiro, aangaat, dat hy zig ook in het geval zou bevinden van veroordeeld te zyn, door de enkele overtuiging , welke de volkomene bewyzen tegen hem zouden te weeg brengen , die ontftaan uit dezelfde vermoedens van Regt, wanneer men hem zelfs niet meer had tegen te werpen. ——— Al het gewigt van de eerfle voornoemde vermoedens, welke betreklyk zyn tot de ondeugendheid, en tot het gedrag van dienzelfden misdaadigen zou op zyn kop thuis komen, nademaal klaarblyklyk waaris, dat deeze misdaadige voor den dood van Koning Johannes . V, glorieuzer gedagtenis , gelyk ook in dien tyd, dat deeze doorluchte Monarch geflorven is, en kort na zyn dood en tot op deezen dag,overtuigd is van eene oneindige menigte listen, zamenrottingen en cabalen berokkend te hebben, waar van het Hof van den Koning onzen Meester vervuld was, met oogmerk om de beiluiten van zyne Majefteit te voorkomen en te dwarsboomen , zo wel in de Geregtshoven, als in den Raad, door behulp der Ministers en andere perfoonen van de fadtie van zyn oom Pater Gaspard van de Incarnatie, en van zyne eigene factie, met oogmerk, dat de waarheid niet ter kennisfe van zyne Majefteit zou komen, en dat zyne Majefteit zig niet tot eenig befluit zou bepaalen, welk niet listig was, listig zeg ik,en fteunende op valfche berigten en bedrieglyke Memorien. — De  BEWYS-STUKKEN. 235 De tweede van voornoemde vermoedens is niet minder beflisfende tegen hem, om dat de kragtige beweegmiddeïen, en de groote belangen, welke hem hebben kunnen vervoeren, om zyn veifoeilyk fchelmftuk te begaan , gelyk men hem heeft zien doen, niet dan al te openbaar, en al te klaarblyklyk beweezen zyn, door de Aften van het Proces. • En om zig volkomen te overtuigen door de eigene daaden van deezen misdaadigen, van het aandeel, welk hy gehad heeft, in dien godloozen aanflag, waar van hier gefproken word, zal het genoeg zyn, om op hem de aanmerkinge toe te pasfen, welke wy boven gemaakt hebben, over de tegenflrydigheid der Jefuitfehe Geestelyken. - ■■— Inderdaad, het is zeker van den eenen kant, dat vóór gemelden aanflag de trotsheid en verwaandheid van deezen misdaadigen zo overbodig en zo erglyk waren, als die van voornoemde Paters, gelyk de geheele waereld weet; en van den anderen kant is het desgelyks zeker, dat deeze verfoeilyke aanflag niet die yslyke uitwerkinge te voorfchyn gebragt heeft, welke de Aucfeurs daar van verwagt hadden, en de wederherflelling des Konings gelukkig voortgaande, aan deeze trotsheid en verwaandheid zulk eene vernedering en zulk eene verüagendheid verwekt heefc, dat die misdaadige niet- meer het hart hebbende, om aan het Hof te verfchynen, zig, vol van verwarring en ontfteltenis, op zyn landgoed Aceitao, geretireerd en zig fchuil gehouden heeft, alwaar hy in hegtenis is genomen, na alvorens  23S REGTVAARDIGINGS. rens getragt te hebben te ontvlugten, en vervolgens een zotte tegenftand te doen. XXVIIL Eindelyk is beweezen, dat diezelfde ondeugende beginfelen al hun kragt gehad hebben omtrent Donna Eleonora de Tavora, weleer Marquizin van dien naam, en het derde Opperhoofd van deeze fchandelyke zamenzweering. Het is blyk- baar, van den eenen kant, dat haar geest van helfche trotschheid, van onverzaadlyke heerschzugt en van eene roekelooze en onbefchaamde hovaardy, behalven die gebreken, welke men tot nog toe, in alle perfoonen van haare fexe befpeurd heeft, met reden kan en moet doen vermoeden, dat zy bekwaam is geweest tot de grootfïe misdaaden, en wel inzonderheid tot die, waar van wy hier fpreeken. — Het is desgelyk blykbaar, dat zy aangefpoort zynde,door deeze blinde en geweldige driften, de ftoutheid gehad heeft, van met haaren Gemaal, aan den Koning onzen Souverein voor te ftellen, dat Hoogstdezelve haar Gemaal tot den rang van Hertog moest verheffen, voorde diensten, welke hy aan den Staat bewezen had,alhoewel deeze diensten van weinig aanbelang reeds door zyne Majefteit zedert het jaar 1749 ruim vergolden waren, wanneer Hoogstdezelve deeze beide misdaadigen naar de Indien had gezonden. — Deeze vordering nu was des te vreemder, nadien men daar van geen voorbeeld vind in de Kanceleryen van dit Ryk, naamelyk dat eenig perfoon ooit den Tytel van Hertog verkregen heeft tot vergelding van zyne diensten, die veel merkwaar-  BEWYS-STUKKE N. 237 waardiger waren, gelyk die geene, welke de groote mannen aan de Kroon en de Natie beweezen, en die de Portugeefche Historie, door hunne dappere daaden en verrigtingen vermaard gemaakt hebben. • ■ - Bovendien is het openbaar, dat, deeze beide misdaadigen, zonder eenige befcbeidenheid en fchaamte niet opgehouden hebben den Staatsfecretaris van de zaaken van het Ryk lastig te vallen, om hen dat Patent te bezorgen , waarop zy met zulk een hoogmoed en geweldige drift aandrongen, als of het eene ichuldige pligt van Regtvaardigheid was, alhoewel dezelve niet mede begrepen is, onder het getal van die gunstbewyzen, welke men regelmatig kan afvragen of eisfehen. — Bovendien is het nog zeker, dat dezelfde Staatsfecretaris verpligt geweest is, om hunne geweldige aanzoekingen en verwytingen, welke hem zyne regtmatige weigering op den hals haalde, intetoomen en te beteugelen, door deeze zelfde misdaadigen, met zo veel beleefdheid als betaamlykheid, te doen begrypen , dat hunlieder vordering geen voorbeeld had, welk hem daar toe kon volmagtigen. - Het was dan uit hoofde van deeze teleurftelling, omtrent hun verzoek en uit overtuiging van hunne dwaling, tot fpyt van hun drift en eigenbelang, dat gemelde Marquizin Donna Eleonora zig ging verzoenen met den Hertog van Aveiro, en zig ftelde onder het getal der Opperhoofden van deeze barbaarfche zamenzweering, waarvan zy het ontwerp gefmeed had, met oogmerk , om door de gunat van dienzelfden Hertog  s33 REGTVAARDIGINGS rog, na de omkeering van de Kroon en de Monarchy, den tytel van Hertogin te verkrygen , naar welke zy zulk eene'groote begeerte had, om zig met den Hertog haar fchoonbroeder gelyk te kunnen ftellen. Kortom het is eindelyk volkomen blykbaar, dat deeze trotschheid, deeze eerzucht en die hoogmoed, welke zodanig uitgebarsten zyn tot aan het doodlyk tyditip van clien afgryslyken aanflag van den 3 September laastleden, plaats gemaakt hebben, voor de moedeloosheid en zig na dien aanflag veranderd hebben in eene verwarring en volilagen neerflagtigbeid van die misdadigen. XXIX. Al het bovenftaande ingezien hebbende met het overige der Aden en Stukken , en het belluit genomen zynde, door zyne Majefteit in zyn Raad en Geregtshof, van aan hetzelve te geeven het Regt en de noodige Audoriteit, om aan deeze eerlooie en heiligfehendende fchuldigen de evenredige ftraffen op te leggen, zo verre het doenlyk is, voor hunne verfoeilyke en eervergetene misdaaden. Zo hebben Wy, den misdaadigen Jofeph Mascarenhas, (reeds van zyn Burgerregt, Eertitels en Voorrechten van Portugal be. roofd zynde, vafaal en onderdaan des Konings, gedegradeerd van de Order van St. Jacob, waarvan hy weleer Kommandeur was, en overgegeeven aan dit Geregtshof, en aan de Waereldlyke Juftitie, welke hier geoefend word,) veroordeeld om als een der drie voornaamfte Opperhoofden van deeze eerlooze zamenzvveennge, en van dien af- grys-  BEWYS-STUKKEN. 239 gryslyken aanflag, welke ter uitvoer is gebragt , met den ftrop om den hals, voorgegaan van den publieken omroeper, geleid te worden op het plein van Caës te Belem, alwaar hy, op een Schavot, welk aldaar zal gemaakt en opgerigt zyn, op die wyze, dat zyne ftraf zal kunnen gezien worden van al het Volk, welk hy zo zeer beledigd, en door zyne verfoeilyke misdaad onteerd heeft, levendig zal geradbraakt, en zyne armen en beenen gebroken worden ; waarna men hem op een rad zal leggen, tot voldoening voor de tegenwoordige en toekomende onderdaanen; en na deeze executie zal hy levendig met het Schavot, op welk hy geregt is, verbrand worden, zo lange tot dat alles in asch verteerd zal zyn, welk in zee zal geworpen worden, op dat van hem, of van zyne nagedagtenis geen fpoor of kennis meer overig mogeblyve. —— En alhoewel hy, om zyne misdaaden van rebellie, van oproer, van hoog verraad en van vadermoord reeds veroordeeld was, door het Geregtshof van de Militaire Orders, tot Verbeurt verklaring en verlies van alle zyne goederen ten voordeele van de Schatkist van de Koninglyke Kamer, gelyk doorgaans gefchied in dergelyke gevallen van misdaaden van gekwetfte Majefteit, omtrent het eerfte Opperhoofd. Ondertus- ichen, aangezien, dat een misdaad zo onverwagt, zo buitengewoon en zo verfchriklyk, als die waar van hier gefproken word, niet door de Wetten voorzien was, welke derhalven ten dien opzigte, ook niets aangekondigt, en geen ftraffe bepaald hebben, wel-  240 REGTVAARDIGIMGS welke evenredig was, aan zulk eene ongelooflyke gruwelykheid; om welke redenen zyne Majefteit is verzogt door zyn Raad en Geregtshof, naar welkers advys Hoogstdezelve zig heeft gelieven te fchikken, om aan hetzelve te vergunnen een volkomene Geregtsoefem'ng, welke hun het vermogen geeft van te kunnen beveelen, alle flraffen, die hetzelve na meerderheid van Hemmen, zal gevoeglyk oordeelen, behalven die flraffen, welke door de Wetten en de fchikkin* gen van het Regt reeds bepaald zyn. En bovendien, aangezien het met het Regt zeer overeenkomfiig is alle mogelyke middelen by der hand te neemen, om den naam en de gedagtenis van zulke afgryslyke misdaadigen te verniettigen, en uit het geheugen van alle menfchen uit te wisfehen; zo hebben Wy geordonneerd, overeenkomstig de ltraffen van het algemeen Regt, dat alle geflagtswapenen, en wapenfchilden van deezen misdaadigen Jofeph Mascarenhas zullen vernietigd en aan Hukken gebroken worden , waar ter plaatfe men dezelve ook mogte vinden ; dat zyne Hotels, huizen en andere woonplaatfen zullen omverre geworpen en gehoopt worden, zodanig, dat 'er geen voetfpoor meer van overig blyve, en dat ze tot velden gemaakt en met zout bezaaid worden. 0»Ook hebben wy geordonneerd, dat alle goederen, vrye of geleende, door hem bezeten, en waarvan hy het genot had, in welke plaats die mogten gelegen en van de Kroon oorfpronglyk zyn, op welk eene wyze en met welken tytel het ook zy, zelfs die  BE WY S-S TUK KEK 241 die geene,welke mede begreepen zyn, in de erfgiften, gedaan aan het huis van Aveiro, en andere dergelyke, zullen geconfisqueerd en weder met de Kroon, van welke zy afgefcheurd zyn, vereenigd en ingelyfd worden, volgens regt en billykheid; en dit zelfs niettegenftaande de Ordonnantie van het F. Boek, tit. 6. §. 15, en alle andere fchikkingen van 't regt, voorwaarden en conditiën van inftellingen en erfgiften, hoe onafhanglyk en verbitterende die ook zyn mogen, ten welken einde zyne Majefteit ootmoedigst verzogt word, om voornoemde Titels te casfeeren te annuleeren, en te ordonneeren, dat ze genomen mogen worden uit den Tooren van Tombo (*), en uit andere bewaarplaatfen , daar dezelve zig mogen bevinden, op dat men daarvan geene copy meer zal kunnen uittrekken, nog zelfs te voorfchyn brengen voor het Geregt, noch buiten hetzelve, die co pyen, welke daar uit getrokken zyn, en die zig zouden kunnen bevinden in handen van byzondere perfoonen; aan welke copyen men geen het minste geloof, of kragt moet geeven, met oogmerk, om aangehaald, geciteerd en geproduceerd te worden voor het Geregtshof of de Regtbank; en dat integendeel, zo dra men dezelve wilde te voorfchyn brengen, die moeten na zig genomen, gefequeftreerd en in handen van den Procureur van de Kroon gefteld worden, om doorgehaalt en verfcheurd te worden,als van nul en C*) Deeze is de Tooren, ia welken de Archiven vin dt Kroon bewaard worden. V'V™ van °» II. DEEL. O  242 REGTVAARDIGINGS en geen waarde, en onvermogende, om van eenige uitwerkinge te zyn. —Bovendien hebben wy geordonneerd, ten opzigte van de leengoederen, van welken aart die ook zyn mogen, dat zy verkogt moeten worden, ten vourdeele van de Domeinen van de Kroon, volgens het geene daar van bepaald is, in de Ordonnantie van het V Boek, fit. l §. i ,• en wat aanbelangt het Mojoraat of oudlte erfrecht, of goederen van eene voortduurende volmagt, geformeerd van patrimonieele goederen der geene, die ze geftigt hebben; word geordonneerd, dat men ze zal bewaren ten voordeele van die geene, welke dezelve moeten erven, het welk bepaald is in de Ordonnantie van het V Boek, tit. 6. §. 15. Wy hebben tot dezelfde ftraf veroordeeld den misdaadigen Frangois d'Asfife van Tavora, ook een hoofd van dezelfde zamenzweering, in welke hy betrokken is, door zyne Gemalin, die ook reeds gedenaturalifeerd, gedegradeerd en door het Geregtshof van de Militaire Ordens verwezen is aan den Raad en de Wereldlyke Juftitie, welke men hier oefent. ■■ En in ovcrweeging neemende met alle oplettendheid en omzigtigheid, volltrekt in een dergelyk geval noodig, dat niet alleen gemelde fchuldige, en zyne misdaadige Gemalin, zig perfoonlyk tot Opperhoofden gemaakt hebben van deeze eerlooze zamenzweeringe, verraad en vadermoord , maar dat zy nog bovendien hunne geheele familie medepligtig aan deeze afgryslyke misdaaden hebben doen worden, door het groot-  BE WYS-S TUKKEN. 243 groorfte gedeelte van die familie daar by te voegen, en zig te beroemen, dat de vereeniging van dezelve hun genoegzaam zou zyn, om tot het oogmerk van deeze afgryslyke onderneeming te zullen geraaken; — zo hebben Wy geordonneerd, dat, te rekenen van den dag der Publicatie van deeze tegenwoordige orders af aan, niemand hoegenaamd, van welken ftaat of conditie hy ook moge zyn, ooit den naam van Tavora zal kunnen voeren, op ftrafte van verbeurtverklaring van alle zyne goederen, ten voordeele van de Schatkist van de Koninglyke Kamer, en als vreemd te worden verklaard, in de Ryken en Staaten van Portugal, en te verliezen alle Privilegiën, welke hem mogten toebehooren, in hoedanigheid van geboren Burger van dezelfde Ryken. Aangaande de twee andere wreede monfters, Antonius Alvarès Ferreira, en Jofeph Polycarpus d'Azevedo, welke de heiligfehendende fchooten gedaan hebben, door welke zyne Majefteit gekwetst is geworden, zo hebben Wy geordonneerd, dat zy zullen geleid worden, met den ftrop om den hals, van een publieken omroeper voorgegaan, op het zelfde plein van Caësy op welke plaats Wy hen veroordeeld hebben, om aan twee verhevene paaien gebonden te worden, rondom welke men een vuur zal aanftoken, dat hen levendig zal verbranden , in zo verre, dat hunne lighaamen tot asch verteerd zyn, dewelke in zee zal geworpen worden, op de reeds voornoemde wyze, n... ■ Bovendien kondigen Wy aan, dat zy zig den ftraf op den hals gehaald hebben van verbeurtQ 2 ver-  2244 REGTVAARDIGINGS verklaring van alle hunne goederen, ten profyte van de Schatkist van de Koninglyke Kamer, en van de vernietiging en flooping van alle de huizen, daar zy hun verblyf houden, welke zullen omverre gehaald en gefloopt worden, zo hen dezelve toebehooren, in welk geval desgelyks zout zal geftrooid worden op de plaats, daar die geftaan hebben. En omdat de misdaadige Jofeph Polycarpus gevlugt is, zo verklaaren Wy hem, als gebannen, en Wy geeven berigt aan alle Officieren der Juftitie van zyne Majefteit, om tegen hem, alle die onder hun Regtsgebied behooren, by een te roepen en te beveelen, om hem, zo het mogelyk is, te vatten, op wat wyze zulks ook zoude kunnen of mogen gefchieden, en zo niet, hem te dooden, 't welk aan ieder geoorloft zal zyn, zonder een perfooneelen haat tegen hem te hebben opgevat; en in geval, dat hy gevat word, in de Landen en Domeinen van dit Ryk, moet hy overgeleverd worden aan den Raad des Konings, (Defembargador do Pafo,) Pedro Gonfalves Cordeiro Pareira, Regter van het Geregtshof /'' Inconfidence, welke terftond aan den perfoon of perfoonen , die voornoemden vlugteling zullen aanbrengen, de fomma van 10,000 cruzaden zal uitbetalen, en in geval hy buitenlands gevat word, 20,000 cruzaden betaal en, en dit alles zonder nadeel van hunne reisonkosten, welke hen desgelyks zullen vergoed worden. Wy veroordeelen de misdaadige Louis Bernard de Tavora, Don Jeronimus d'Ataïde, jofeph Maria de Tavora, Braz-Jofeph Ro-  BE WYS-S TUKKEN. 245* Romeira, Jan Michicl en Emmanuel Alvarès , om geleid te worden, met den flrop om. den hals en voorgegaan van een publieken omroeper, op het Schavot, welk ter Executie zal opgerigt zyn, waar op hun, na alvoorens gewurgd te zyn, de armen en beenen zullen gebroken worden, waarna zy op een rad zullen gelegd, hunne lighaamen verbrand en hun asch in zee geworpen worden, zo als boven voornoemd. —:—. Wy veroordeelen hen bovendien op verbeurtverklaaring en verlies van alle hunne goederen, ten profyte van de Schatkist van de Koninglyke Ka-* mer; bovendien zo ook voornoemde goederen leengoederen waren, voortkomende van de goederen der Kroon, op die wyze, als boven is verklaard, en zelfs leenhecren van natuure; en Wy verklaaren, dat hunne kinderen en kindskinderen voor eerloos zullen gehouden worden. -— Wy Ordonneeren bovendien, dat de huizen, in welke zy gewoond hebben, zullen afgebroken, geheel gedoopt, en derzelver plaatfen met zout beitrooid worden, zo dezelve hun toebehooren: en dat alle hunne wapenen en wapenfchilden, welke zy tot nog toe gehad hebben, zullen afgellagen en verbryzeld worden. En aangaande de misdaadige Donna Eleonora de Tavora, Gemalin van den misdaadigen Franciscus d'Asfife de Tavora, hebben Wy, om eenige billyke overweegingen, welke haar doen ontheffen van de zwaarite ftraffen, die echter de grootheid van haare misdaaden verdiende, haar alleenlyk veroordeeld, om, met den flrop om den hals, Q 3 voor-  S4<5 RËGT V A ARDIGINGS voorgegaan van een publiekenomroeper,geleid te worden op het Schavot, alwaar zy de ftraffe des doods zal ondergaan, door haar hoofd van het lighaam te doen fcheiden,zullende vervolgens verbrand en de asch in de zee geworpen worden, op de wyze voornoemd* Bovendien hebben VVy dezelfde misdaadige veroordeeld op verbeurte van alle haare goederen, ten voordeele van de Schatkist en van de Koninglyke Kamer, in welke verbeurtverklaaring begrepen zullen zyn die goederen, welke van.de Kroon afkomstig zyn, door verpanding of anderszins, en die, welke uit de natuur leengoederen zyn, en alle andere ftraffen, welke geordonneerd zyn tot uitroeijing van de gedagtenis van den misdaadigen Jofeph Mascarenhas en Franciscus d'Asfife van Tavora. Gedaan in het Paleis van Notre Dame d'Ajuda, den 12 January 1759. Getekend door de drie Prefideerende StaatsSecretarisfen. CORDEIRO, PACHECO, BACCALHAO, LEINA, SONTO, OLIVEIRA, MACHADO. Was prefent, en heeft getekend de Procureur van de Kroon. VON-  BEWYS-STUKKEN. 247 VONNIS van het GEREGTSHOF der KRYGS-ORDENS Welk onteert, en aan den Waereldlyken Regter overgeeft, die, der Aucteurs en Medepligtigen van den aanflag, op den ; September, welke Kommandeurs en Ridders van gemelde Orden: waren. Gezien — de Aften van het Proces, van de Opene Brieven des Konings, en de Ordens, welke dezelve geeft, als Koning en als Grootmeester,uit hoofde van welke deeze Aften van dit wettig Geregtshof zyn overgegeeven, om te oordeelen de misdaadige zaaken der Ridders en Kommandeurs van de Militaire Ordens, zelfs in gevalle van misdaaden van Gekwetfte Majefteit, van Hoog-Verraad en Rebellie tegen den Perfoon van den Koning, en tegen den Staat, overeenkomftig de Bul van onzen Heiligen Vader, Paus Gregorius XIII, welke aan het Geregtshof der Confcientie en der Ordens volkomen Regt verfchaft, om te vonnisfen over de misdaaden voornoemd, en te veroordeelen de geene, die daar over zyn agterhaald, zo ten aanzien van de ftraffen door de wet belast, als ten aanzien van de verbanning en het degradeeren of ontzeggen van gemelde Ordens: — de befchuldigingen geQ 4 daan  243 REGTVAARDIGINGS daan in het Geregtshof, door den Promotor Fiscaal der Ordens, ten dien einde benoemd tegen Don Jofeph Mascarenhas, Hertog van Aveiro, Kommandeur van de Orde van St. Jacob; Franciscus d'Asfife de Tavora, Marquis de Tavora, Don Jeronimus d'Ataïde, Graaf van Atonguia, kommandeur van de Christen Orde, en Jofeph Emmanuel de Sylva Bandeira, Ridder van dezelfde Orde; — welke befchuldigingen, uit hoofde van de grootte der misdaaden, die het onderwerp daar van zyn, alsmede de klaarblykëlykë bewyzen van deeze misdaaden, en hunne bekende openbaarheid, beknoptlyk en gefchrifdyk opgefteld en in orde gebragt zyn, volgens de* gedaante van de Ordonnantie en den inhoud der orders van gemelden Heer Koning; de bepaling aan de befchuldigden gedaan, in een vast gefielde termyn van 24 uuren, tot het voorftellen van hunne verdecdiging de jure & facto, door middel van den Procureur, welke voor hen ten dien einde benoemd is; — de perfoonlyke citatie der befchuldig' den; — de bekendmaking gedaan aan den Procureur van gemelde Aéten, op dat hy, in voornoemd termyn van 24 uuren omftandig aanhaale en bybrenge, gelyk hy reeds omftandig aangehaald en bygebragt heeft, al dat geene, welk hem toefchcen en welk hy veronderfteld heeft, van te kunnen dienen tot verdecdiging van zyne partyen, in dat geene welk gemelde befchuldigingen betreft: ' de inhoud van gemelde Acren, uit'welke blykt,dat gemelde befchuldigden oorfprongv lyk gebooren inwooners van dit Ryk zyn, en.  BEWYS-STUKKEN. 249 en deswegen onderdaanen en vafalen van zyne Majefteit, welke reden alleen genoeg zou zyn, om hun misdaad voor altoos verfoeilyk te maken: en bovendien, de misdaa¬ dige Jofeph Mascarenhas, Grootmeester zynde van het Huis van zyne Majefteit, en in eene zekere hoedanigheid, onmiddelyk gehegt aan den dienst van zyne Koninglyke perfoon; — de misdaadige Franciscus d'Asfife de Tavora, Generaal en Opziender van de geheele Kavalery van het Ryk, en Lid van den Krygsraad; — de misdaadige Don Jeronimus d'Ataïde, Officier van de Garde du Corps van zyne Majefteit; deeze drievoudige Titel van vafaalen, van gemeenzaame boezemvrienden en van Officiers van vertrouwen , bragt hun in de onvermydelyke verpligting, van zig nooit te buiten te moeten gaan, omtrent de onfchendbaare getrouwheid, welke zy aan hun Souverein verfchuldigt waren; — eene verpligting, welke bovendien nog veel grooter en geheiligder geworden was , door de ontelbaare weïdaaden, welke zy door de goedheid en de Koninglyke milddaadigheid van zyne 'Majefteit ontvangen hadden: — dat desniettemin gemelde misdaadigen, (alle vreeze Gods,en alle eerbied voor de Godlyke en menschlyke wetten verachtende, en met voeten treedende, in plaatfc van erkentelykheid te betoonen, welke de zonderlinge gunstbewyzen, met welke zy overladen waren, van hun afeischten,) als wilde en woedende beesten, dezelve niet beantwoord en zig gedragen hebben, ais fchuldige oproerigen en afgryslyke verraders, Q 5 die  a$o REGT VAARDIGINGS die zonder voorbeeld hunne ondankbaarheid betoonden; ■—— dat zy zig vereenigende, in eene verfoeilyke zamenzweering met de andere perfoonen , niet minder verfoeilyken verkeerd, gezamentlyk eene zamenzweering gemaakt hebben, tegen het dierbaar leven van zyne Majefteit j . , dat zy zig niet te vreede gefteld hadden,met dithelschcomplot te fmeeden, maar dat zy hunne heiligfehendende en verfoeilyke ftoutheid zo verre gebragt hadden, om deezen gruwlyken aanflag ter uitvoer te brengen, en zelfs te begaan tegen den Koninglyken perfoon van zyne Majefteit, in den nagt van den 3 September, van 't laatstleden jaar; - dat zy in dien aanflag een voorafberaden en opzetlyk oogmerk hadden, en vervolgens eene zamenzweering ingerigt tot dit eenigfte oogmerk, om op zyne Majefteit de verraderlyke piftooifchooten te doen, welke zo wel in de postchais, die den Koning van het huis do Meyo naar dat van Cima overbragt, als in het gewaad, waarmede zyne Majefteit bekleed was, en op den Koninglyken Perfoon de grootfte wanorde en de gevaarlykfte kwetzuuren hebben veroorzaakt, welke aangekondigt zyn in het Proces-Verbaal ,opgefteld om het ftuk van misdaad te bewyzen ; dat,in gevolge van deeze zamenzweering en eedgenoodfehap van den wreeden en verfoeilyken aanflag, welke daar van de uitwerking is geweest, gemelde misdaadigen klaarblyklyk fchuldig zyn aan de affchuwelyke misdaaden van Vadermoord, van Hoog-Verraad en Rebellie tegen den Koning hun Meester, en als Sou-  BE WYS-S TUKKEN. 251 Souverein en als Grootmeester, tegen zyne Staaten, tegen het Vaderland, in welk zy / geboren zyn, en tegen de Militaire Ordens of Ridderftanden van het Ryk, alwaar zy hunne profesfie van gemaakt hebben. Alles rypelyk onderzogt, en uit hoofde van de blykbaarheid van gemelde misdaaden van Gekwetfte Majeiteit aan het eerfte Opperhoofd begaan,waarvan gemelde befchuldigden zig overtuigd bevinden; te weeten de misd.iadige Don Jofeph Mascarenhas, zo door zyne eigene bekentenis verfcheiden maaien herhaald en geregtlyk bevestigd, als door eenpaarige getuigenisfen van een groot getal ooggetuigen, 'welke alleen genoeg zouden zyn, om hem te doen veroordeelen, wanneer zelfs gehandelt zou worden van een andere misdaad, waarvan het bewys minder aangetoond of bevestigd zou zyn; en de misdaadigen Franciscus d'Asfife de Tavora en Jeronimus d'Ataïde ondanks hunne halftarrigheid, om te ontkennen,'dat zy medepligtigen waren, van den zelfden aanflag, door eene menigte bewyzen en onlochenbaare getuigenisfen, welke in alle gevallen een volkomen bewys, en zodanig als de wetten eisfchen, zouden verfchaffen; dat niet alleen gemelde misdaadigen in eene zamenzweering en eedgenootfchap voornoemd zyn getreden, met oogmerk,om deezen verfoeilyken en heiligfchendenden vadermoord te begaan; maar bovendien, dat zy zelve tegenwoordig zyn geweest by deszelfs uitvoermge, en dat hunne zorg en perfoonen daartoe meue gewerkt hebben. . Zo ver- klaa-  252 REGTVAARDIGINGS klaaren Wy bovengenoemde drie misdaadigen agterhaald en overtuigd van de misdaad van Gekwetfte Majefteit aan het eerfte Opperhoofd , van Hoog Verraad, van Rebellie en van Vadermoord, tegen den Koning en Wettig en natuurlyk Heer,tegen den Grootmeester , en tegen hun Vaderland; Wy oor- deelen en achten hengefloten buiten deOrdens, waarvan zyprofesfie gemaakt hebben ;— Wy beroven hen van de kleding, Privilegiën, Riddergoederen en Beneficiën van gemelde Ordens. ■ ■■ Wy veroordeelen hen bovendien op verbeurtverklaring van alle hunne goederen, ten voordeele van de Schatkist en van de Koninglyke Kamer, en Wy verklaren, dat zy zig andere ftraffen op den hals gehaald hebben, welke door de Wetten tegen dergelyke misdaaden, zyn uitgefproken: Dienvolgens onteeren Wy hen en geevenze over aan den Waereldlyken Regter, en Wy veroordeelen hen met de kosten. En wat aanbelangd den anderen befchuldigden , den Ridder Jofeph Emmanuel de Sylva Bandeira, weleer Stalmeester van den misdaadigen Don Jofeph Mascarenhas, uit hoofde dat men tegen hem geene voldoende bewyzen van den misdaad heeft kunnen voortbrengen, met welken hy befehuldigd is, van na den aanflag op den 3 September, laatstleden, niet eenige van de fchuldigen, van welke hy kennis had, te hebben aangeklaagd, zo veroordeelen Wy hem tot eene altoosduurende ballingfchap in het Ryk van Angola,met verbeurdverklaring van alle zyne goe' deren, ten voordeele van de Schatkist van  BE W YS-STUKKEN. 253 van de Koninglyke Kamer, en op zyne kosten. Gedaan in het Paleis van Notre Dame d'Ajuda, in het Geregtshof van de KrygsOrdens den 11 January 1759. Getekend, door drie Staats-Secretarisfen, die, overeenkomftig met de üpene Brieven, welke zyne Majefteit heeft doen vervaardigen, en als Koning en Grootmeester, by dit Vonnis hebben voorgezeten, in qualiteit van Kommandeurs, Ridders en Leden van gemelde Ordens. CORDEIRO, BACCALHAO, SONTO, EARBOSA, LEINA, OLIVEIRA, MACHADO. Was tegenwoordig en heeft getekend de Promotor Fiskaal van de Ordens. VON-  354 REGTVA ARDIGINGS VONNIS VAN BURGER-REGTS-BEROVING, Uitgefproken door het Opperfle Geregtshof van Vlnconfidence, voor het finaal Vonnis. Op de regtmatige en dringende vertoogen aan zyne Majefteit gedaan, door den Regter van het volk, en den Raad van vierentwintigen van de getrouwe Stad van Lisbon, door welke, aangezien de afgryslykheid, tot nog toe in Portugal ongehoord, van den affchuwelyken aanflag, begaan in den nagt van den 3 September laatstleden jaar, tegen den Koninglyken perfoon, zyne Majefteit nederig is verzogt — te veragten en uitteroeijen uit de Burgerlyke Maatfchappy deigetrouwe onderdaanen, alle de geene, welke zullen overtuigd zyn van dien heiligfchendenden misdaad, en te Ordonneeren, voor alle andere hoogere uitfpraak, dat zy van hun Burgerregt zullen beroofd en verklaard zyn als vreemdelingen, vagabonden, en in 't geheel niet behoorende tot het volk van gemelde Stad Lisbon; dit getrouw volk niet zonder het uiterfte ongenoegen kunnende zien, dat nog de naam van Portugeezen gegeeven word, aan een iegelyk, die zig niet alleen onttrokken heeft, aan de onderdanigheid en gehoorzaamheid, aan hunnen natuurly- ken  BE WYS-S TUKKEN. 255 ken Heer en Koning verfchuldigt, maar die bovendien niet, op eene byzondere wyze, de levendige erkentlykbeid betoond hebben, welke zy aan zyne Majefteit, aan zyne Onderdaanen en Vafalen verfchtildigd waren, voor de menigvuldige weldaaden, met welke Hoogstdezelve niet nagelaten heeft, hen te overladen; weldaaden, welke verre verheven zyn boven alle de geene, welke andere Souvereinen, tot nog toe, aan hunne onderdaanen hebben kunnen vergunnen. Wy Raaden en Regters van zyne Allergetrouwfte Majefteit, Wy oordeelen en achten van hun Burgerrecht verftooken alle de geene, die Aucteurs en medepligtigen zyn van dien afgryslyken aanflag, aangekondigt, in het hier bygevoegd Verhaal; Wy verklaaren hen als Vreemdelingen en Vagabonden, en niet toebehoorende aan eenige Burgerlyke Sociëteit, en als zodanig beroofd van den naam van Portugeefen, en gezamentlyk van alle Voorregten en Eertytels, welke zy onwaardig genoten hebben, in hoedanigheid van Inboorlingen en Inwooners van dit Ryk. Wy ordonneeren, dat zy, als zodanige verklaard en gehouden zullen zyn, dat is, als Vagabonden en verbannen uit alle Burgerlyke zamenlevinge. Ter volvoering van het welke, zal 'er zonder vertoeven Copy van dit Vonnis gezonden worden, aan het Parlement en aan den Raad van vierentwintigen, om het overteboeken op de Registers van gemelde Parlement en Raad van de Stad, en overal daar het zal noodig zyn; op dat deszelfs inhoud klaar en openbaar moge zyn, niet  256 REGTVAARDIGINGS niet alleen voor het volk van gemelde Stad Lisbon, maar ook voor alle inwooners van deeze Ryken en Domeinen. Gedaan in het Paleis van Norre Dame d'Ajuda den 12. January 1759. Getekend door drie prefideerende Staatsfecretarisfen. CORDEIRO, PACHECO, BACCALHAO, LEINA, SONTO, OLIVEIRA, MACHADO. Was tegenwoordig en heeft getekend de Procureur van de Kroon. No. III.  BEWYS-STUKKEN. 257 N°. III. BRIEF van den allee.getrouwsten koning aan den aartsbisschop van braga. Hoog Eerwaar digfle Vader in Jefus Chrijlus, Aartsbisfchop-Primaat van Braga, onzen zeer Beminden Broeder (*} wy de koning, Wy groeten en voenfchen U allerlei foor t van voorfpoed. Door de beide hier by ingeflotene Copyea, getekend van sebastiaan joseph de carvalho en mello van onzen Raad, en Staatsfecretaris van de zaaken van het Ryk, en aan welke hetzelfde geloof dient gegeeven te worden, als aan de Origineelen, waarna zy gecopieerd zyn, zult Gy onderrigt worden van de Sententie of 't Vonnis, gegeeven op den iaden van deezen tegenwoordigen maand January, door het Geregtshof rinconfidence genaamt, tegen de fchuldigen aan den afgryslyken en heiligfchendenden aanflag, op den Koninglyken perfoon begaan, in den nagt van den 3 September van het laatstleden jaar. • Gy zult daar uit ook verneemen de orders, welke Wy aangaande dit onderwerp gegeeven hebben, en waar van Wy de uitvoering toebetrouwd hebben, aan den Doélor Francois Jo- (») De Infant Don Gaspard, Aartsbisfchop van Bragac was de natuurlyke broeder van Jofeph I. II. deel. R  253 REGTVAARDIGINGS Jofeph de Serra, Craesbeck de Carvalvalho, Kancelier van het Geregtshof van het Verhaal (des Parlements) van Port a Port, en die daar als Preiident fungeert. » Ons eenigfte oogmerk in het geven van deeze orders is geweest, om paaien te ftellen, en intetoomen de buitenfporigheden der Geestelyken van de Sociëteit der Jefuiten, wier beftiering geheel ontaart van haare eerfte Inftelling,zig niet alleen heeft medepligtig gemaakt, maar als het voornaamfte hoofd heeft opgeworpen van de afgryslyke misdaaden van gekwetfte Majefteit, tegen het eerften Opperhoofd, als van hoog verraad en vadermoord , gemeld en veroordeeld in het bovengemeld Vonnis. Om tot het oogmerk van hun verfoeilyk ontwerp te komen, zyn die Geestelyken zo verre gegaan van de heilige verrigtingen van hunne beftiering te misbruiken , en de confeientien der misdadigers, welke om dit fchelmftuk geregt zyn, te misleiden en te bederven. —:— Zy hebben zig,ten dien einde, van die verfoeilyke middelen weeten te bedienen, welke zy meermalen in dergelyke gevallen gebruikt hebben; naamelyk,om met behulp van het misbruik, welk zy van hunne heilige bediening maakten, te leeren en te verfpreiden dezelfde Machiavelfche dwalingen, dezelfde vergiftigde Leer, dezelfde Onkrisdyke Grondregelen , die, als vervreemd en ontbloot van de Kristlyke liefde, van de Burgerlyke zamenleving,en van de publieke rust der Staaten , plegtig veroordeeld, vervloekt en verboden zyn geworden door de Kerk, inzonderheid  BE WYS-S TUKKEN. 259 heid door de Souvereine Opperpriesters, Alexander VII en Innocentius XI. - Onder deeze verfoeilyke dvvaalingen, zo verworpen , door den Heiligen Apcstolifchen Stoel, hebben deeze Geestelyken zig bovenal verbonden , om inteboezemen en in praktyk te brengen zodanige fchelmftukken, als in het Edicf, welk Gy hier ingefloten vind, hreedvoerig gemeld ftaan. ■—- En gelyk daaruit klaarlyk blykt, en uit de waarfchynlykheid der bewyzen, (op welke het Vonnis van den 12 January is gegrondvest, en verfcheiden andere daaden, welke tot onze kennisfe zyn gekomen, en die wy niet in twyffel kunnen trekken,)dat het voornaamfte oogmerk, v/elk voornoemde Geestelyken zig hebben voorgefleld, in hunne geheime aanfla< , daarin belfond, om niet alleen het Hof, tar bovendien alle Provintien van het Ryk met het vergif van hunne verderrlyke Leere te helmetten , de godvrugtige ligtgelovigheid van de getrouwe onderdaanen te verftrikken, dezelve door hunne doodelyke en onnafpeurlyke ingeevingen te vervreemden van de voornaamfte pligten, die zy als Kristenen en Onderdaanen verfchuldigd waren; en om in hunne harten de liefde des evennaasten, en de hoogachting en gehoorzaamheid aan den Throon verfchuldigt, uittedooven , zo hebben Wy het derhalven dienstig geoordeeld, om U zonder eenig uitftel verilag te geeven, van alle het geene, 't welke wy U komen te verwittigen; met oogmerk, dat Gy behoorlyk onderrigt van het vergiftig voedzel, welk de fnoodheid begeert heeft aan uwe fchapen R » re  fióo REGT V AARDIGIN GS te geeven, Uwe harderlyke waakzaamheid de noodige voorzorge kan neemen, om zig daar van te bedienen, en in den wyngaard des Heeren, welken gy met zo veel yver en zorg aankweekt, waardige vrugten des levens en behoudenis te doen voortbrengen. Van '$ Paleis van Notre-Dame d"Ajuda, den 19 January 1759. DE KONING. No. IV»  BEWYS-STUKKEN. 261 No. IV. KONINGLYKE BRIEVEN van zyne allergetrouwste majesteit aan petrus gonsalves cordeiro pereira, Kancelier van het Geregtshof der Supplieken, en aldaar fungeerende als Prefident. Petrus Gonfalves Cordeiro Pereira, van onzen Raad, Kancelier van bet Geregtshof der Supplieken, en die daar werklyk fungeert, als Pr efident, onzen Vriend, wensch ik koning veel Heil en Zegen, De verderflyke zamenzweeringen, welke de Geestelyken, behoorende onder het bellier van de Sociëteit der' Jefuiten, in onze Ryken en Staaten aangerigt hebben, en welke rugtbaar zyn geworden, door de ergerlyke oproerigheden, muiteryen en oorlogsverklaringen, waarvan geheel Europa thans kennis heeft, zyn de regtmatigeenonvermydelyke beweegredenen van de orders, welke wy gezonden hebben aan onzen Minister aan het Hof van Rome, om aan den Heiligen Vader Benediclus XIV, toen Opperhoofd van de Algemeene Kerk, te overhandigen, eene nette en korte aantekening van deeze verbazende wanordes. — Ten dien einde hebben Wy belast, om aan zyne R 3 Hei-  REGTVAARDIGINGS Heiligheid aantebieden een klein boekje» welk wy hebben laaten drukken, onder den Titel: Relation abrègée de la Republiqueem. dat is: Kort verbaal van de Republiek, welke de Jefuitfche Geestelyken van de Provintien van Portugal en Spanje opgerigt hebben, in de Overzeefche Domeinen der beide Monar. chyen, enz. Ons oogmerk was, dat diezelfde Heilige Vader eene hervorming van voornoemde Geestelyken zou ordonneeren, gelyk hy werklyk geordonneerd heeft, door zyn Apostolisch Brevet van den eerften April van het laatsdeden Jaar, gezonden aan den Kardinaal van Saldanha, thands Patriarch van Lisbon. < Wy hoopten, dat zulk een zagt en gematigd middel vermogende zou zyn, om den loop van deeze onverdraaglyke misdagen te ftuiten, en de rust en ftilte, onder de Onderdaanen, en in onze Staaten te herftellen; en om te voorzien in de verbetering van gemelde Geestelyken, zonder verpligt te zyn van tegen hen op te komen, en om ze te onderdrukken, met die uiterfte middelen , welke onze godvrugtige goedertierendheid altoos getragt heeft, zo veel als het mogelyk was, op te fchorten. Maar deeze gematigdheid vol goedheid van onzen kant, heeft de vreemdfte uitwerkingen en de tegengefteldfte van die geene, welke wy verwagteden, te voorfchyn gebragt, Dezelve heeft aanleiding aan deeze Geestelyken gegeeven, om zig te vergrammen , en zig, van dag tot dag, hoe langer hoe meer te verharden. Met hunne trots ch-  B E W Y S-S TUKKE N. 263 trotschheid en roekeloosheid hunne ongehoorde buitenfporigheden voortdryvende, hebben zy de kwaadaartigheid gehad, van tegen de openbaare en klaarblykelykfte waarheid aan, de aanilagen, in het gemelde verhaal breedvoerig befchre ven, te ontkennen. —— Zy hebben allerlei konstgreepen in 't werk gefteld, om elk en een ieder, niet alleen in verfcheiden gewesten van Europa, maar zelfs in deeze Ryken te overtuigen, dat zy de uitwerkers niet waren van deeze zamenzweeringen en van deeze oorlogen, alfchoon zy daarvan overtuigd geworden zyn, door de getuigenisfen van drie geheele armé en en van alle de inwooners van Spaansch en Portugeesch Amerika, onder welkers oog die gebeurtenisfen waren voorgevallen. Van deeze buitenfporigheden hebben die Geestelyken zig overgegeeven tot andere, nog veel roekeloofer en ftrafwaardiger. —-Zy hebben getragt,om onze getrouwe onderdaanen te vervreemden en af te doen wyken van de gehoorzaamheid, welke zy aan onzen Koninglyken perfoon en aan onze Regeering verfchuldigt waren, en welke de Portugeezen onder de beste en befchaafdfte Natiën altoos onderfcheiden hebben. Om nu tot dit afgtyslyk oogmerk te geraken , hebben deeze Geestelyken een misbruik gemaakt van den heiligen dienst, zig daarvan bedienende, om de vergiftige befmettinge van hunne heiligfehendende lasteringen tegen Ons en de Regeering algemeen te maken en te doen verfpreiden. Kortom zy zyn zo verre gekomen, van R 4 zelfs  26*4 RE GTVAARDIGINGS zelfs in den fchoot van ons Hof eene gruwelyke zamenzvveering te maken, waarvan het beftier door deeze zelfde Geestelyken, aan een der drie voornaamfte Opperhoofden was opgedragen, en waarvan Gy de verfoeilyke omftandigheden befchreven zult vinden, in het Vonnis, gegeeven den iaden van den tegenwoordigen maand January, door het Geregtshof Hnconfidence, tegen dè fchuldigen van dien wreeden en afgryslyken aanflag, begaan op onzen Koninglyken perloon, in den nagt van den 3 September van het Iaastleden Jaar By deezen Brief zal eene Copy van het Vonnis gevoegd zyn getekend van sebastiaan joseph de carvalho en mello, van onzen Raad, en Staatsfecretaris voor de zaaken van het Ryk, aan welke Copy Gy hetzelfde geloof moet geeven als aan het Origineel zelve. — Gy zult zien,dat deeze Geestelyken daarmede begrepen zyn, onder het getal der fchuldigen aan de misdaaden van GekwetfteMajefteit,tegen het eerfte Opperhoofd, als van oproer, Jan hoog verraad en van vadermoord. Van zo veele verraderyen, a'gtereen van hun kant beproefd, en in 't byzonder van wegens deezen ongehoorden en onverwagten aanflag,ontftaat eene fterke openbaare noodzaakelykheid(te vergelyken volgens het Regt, by de alleruiterfte byzondere noodzaaklykheid,)en welke Ons in de verpligting brengt om gebruik te maken van het vermogen, welk God in onze handen gefteld heeft, om onzen Koninglyken perfoon te befchermen, onze Regeenng in ftand te houden, en de algemee-  bewys-stukk;en. 265 meene rust van onze getrouwe onderdaanen te verzekeren tegen de baldaadigheden van eene onverbeterlyke roekeloosheid en onbefchaamde ftoutmoedigheid van deeze Geestelyken. —— Wy kunnen derhalven niet langer nalaten, om aan zulke buitenfporige en uiterfte onheilen de laatfte hulpmiddelen aantewenden, enten dienopzigte, fchikken wy Ons na dat geene, welk de Allergodvrugtigfte Koningen, onze voorgangers, en andere Katholyke en godvrugtige Vorsten van de Staaten van Europa in 't werk gefteld hebben, omtrent gelyke gevallen der misdaaden van Gekwetfte Majefteit , tegen het eerfte Opperhoofd,als van rebellie en van hoog verraad, begaan door geestelyke perfoonen, gefteld zelf in waardigheid, en in omftandigheden, minder aaaftootelyk en minder dringende dan deeze. Het heeft ons derhalven behaagd U te Ordonneeren (niet volgens den weg van heerfchappy, maar alleen volgens de onvermydelyke Economie, en van de natuurlyke en noodige befcherminge van onzen Koninglyken Perfoon en onze Regeering, en van wegens de publieke rust van onze Ryken en van onze onderdaanen,) dat Gy, geduurende de uitwerkingen van onzen toevlugt tot den heiligen Apostolifchen Stoel, zo dra gy deeze Brieven zult ontvangen hebben, in beflag zult doen neemen, in 't algemeen alle goederen, roerende en onroerende, renten, penfioenen enz.: welke voornoemde Geestelyken bezeten of verkregen hebben, in de Provintien, behoorende, onder het GeregtsR 5 hof  266 REGTVAARDIGINGS hof der Supplieken, waarvan de beftieringe en bewaaringe ten uwe laste zal zyn. Ten dien einde zult Gy de leden van dit Geregtshof, die 'er benodigt mogten zyn, benoemen, en die Gy daartoe de bekwaamfte mogt oordeelen; dewelke hunne gewoone verrigtingen aan dit Hof opfchortende, zonder uitftel moeten vertrekken, om in alle Departementen van dat onderhoorig Regtsgebied in beflag te neemen gemelde meubelen, roerende en onroerende goederen, renten en pennoenen. Zy zullen van het geheel een Inventaris maken, doch onderfcheidende de goederen , welke voortkomen van de huvvelyksgiften of ftigtingen van elk der voornoemde Geestelyke huizen, van die geene, welke zy zedert verkregen hebben, tegen den inhoud der Ordonnantiën van Boek II. tit. 16 en i8. Zy zullen opmaken den ftaat der gewoone en gevallige inkomsten van elk der gemelde goederen, toebehoorende aan eik der voornoemde Geestelyke huizen. Zy zullen gemelde inkomsten in een kist met drie fleutels, bewaren, van welke de eene zal berusten by de oequesters, die door Commisfarisfen zullen verkoren worden, eene andere zal zyn ter befchikkinge van de Gouverneurs der Provintien, en een derde zal in handen gefteld worden van de Griffiers van deeze Commisüe. Ook zal men in dezelfde kisten bewaren de boeken van den ontvangst en de onkosten, welke gemaakt zullen worden, op order van gemelde Sequesters. Met  BEWYS-STUKKE N. 267 Men zal vervolgens, zonder uitftel, de fchoonste en beste der gemelde goederen, in 't openbaar, aan de meestbiedenden verkoopen, en toevvyzen aan de hoogstbiedenden , voor den tyd van één jaar te betaalen, het zy in tegenwoordigheid van gemelde Commisfarisfen, in geval, dat dezelve zig nog op die plaatfen bevinden, alwaar gemelde Sequesters het zullen gedaan hebben,het zy naar hun vertrek, in de huizen van Uwe Refidentie, alwaar gy aan de meestbiedenden te koop zult veilen, en aan denzelven, die 't meest bied toeerkennen, die goederen, welke van eene veel grootere waarde zullen zyn: en wat aanbelangt de goederen, welke gy van minder waarde zult oordeelen te zyn , dan dat iemand zig voor de reisonkosten zal willen blootftellen, en zelfs komen, om voor U zyn bod te bieden, zo zal de toewyzing der koop op die plaatfen, waar zy zyn, gcfchieden. Terftond daarna, als men een begin zal gemaakt hebben, met aan de Sequesters de koop-en huurcedullen ter hand te ftellen, gelyk boven gemeld is, zult gy Ons rekenfchap geeven, in de Staatsfecretary der zaaken van het Ryk, van dat geene, wat er op onze voornoemde orders, verkogt is, en ons vervolgens toezenden de daar van gedaane verrigtingen der Acfen met goede en verftaanbaare letters gefchreven, benevens een algemeen en byzonder Proces-Verbaal van de jaarlykfche inkomsten, van alle en ieder der gemelde Geestelyke huizen, en van alle derzelver omftandigheden, en wat daarvan meer afhanglyk is. En  268 REGT VA A RDI GIN GS En dewyl ons Koninglyk en Godvrugtig oogmerk niet is, dat de Godsdienst, in de kerken geftaakt worde, noch dat de opgerigte ftigringen uit hoofde van den laatften wille der testateurs niet voldaan, of dat zy opgefchort zouden zyn, zo behaagt het Ons, en het is onze volftrekte Wil, dat men uit gemelde kisten, op Uw order de fommen zal uitneemen, welke noodig zyn tot voldoening der Misfen, het vieren van de Godsdienstoefeningen, en de vervulling van gemelde ftigtingen, zo als die zal behooren te gefchieden. Ook behaagt het Ons, dat Gy desgelyks zorge draagt voor het onderhoud van gemelde Geestelyken, welke Wy willen doen opfluiten, op die wyze, als boven gezegd is, zullende gy aan elk derzelve tot hun voedzel dagelyks doen uitdeelen, hondert reis (*). Béhalven de overvloedige bewyzen, op welke bovengemeld Vonnis van het Geregtshof rittcotifidence is gegrondvest, aangaande de Godgeleerde, Zedekundige en Staatkundige dwalingen, waaraan gemelde Geestelyken zig fchuldig gemaakt hebben, om dezelve met zulke nadeelige en verfoeilyke uitwerkfelen te verfpreiden, zo zyn Wy daarvan volkomen onderrigt, dat zy met al hun magt bezig waren , om de Provintien met deeze zelfde verfoeilyke dwalingen te helmetten, en waarvan de voortgang, in dit Hof is gefluit, door die Geestelyken op te fluiten. ■ \ Om (•) Dit is omtrent S2 ftuiveis rrtnsch S*Io"p«rd»f, of* (tuivers HoUtDdscli.  BEWYS-STUKKEN. 269 Om deeze reden dan behaagt het Ons, dat Gy terzelver tyd, (wanneer gy gemelde inbeflagneemingën zult gedaan hebben, in de Heden en byzondere landen, alwaar de Waereldlyke en Geestelyke Coadjutors of Medehelpers van deeze Sociëteit, en de Commisfarisfen belast zyn met gemelde proceduren, na alvoorens hunne papieren in beflag genomen te hebben,)deeze Coadjutors, met eene veilige lyfwagt doet overvoeren, langs den veiligften en kortften weg, in de voornaamfte huizen der merkwaardigfte naby gelegene groote en kleine fteden, alwaar zy zullen opgefloten worden, gelyk de andere Geestelyken , in de huizen van gemelde Steden, met uitdruklyk verbod van daar uit te mogen gaan; en met onze Waereldlyke Onderdaanen eenige gemeenfchap te hebben. ———~ Derhalven zult gy zorg dragen, om foldaten aanteftellen, die het opzigt over hen houden , en hen naauwkeurig gemelde opfluiting en afzondering doen in agt neemen, tot nadere order, tot dat 'er door Ons, op eene andere wyze, in voorzien mogte worden. Voor de geheele en veilige uitvoering van al het bovenftaande, geeven wy U volmagt, dat Gy onze troupen daartoe te hulp kunt neemen, voor zo verre Gy die benodigt zult hebben; ten dien einde beveelen Wy aan de algemeene Officiers en Commandanten van onze troupen, in dezelfde Provintien, en in deeze Hoofdftad, dat zy U zonder eenige uitftel noch bepaalinge de behulpzaame hand leenen, zo menigmaal Gy hen,uit Onzen naam, zult benodigt hebben, en eisfchen: begee- rea»  27o REGT V AARD IGIN GS. rende, dat gemelde Troupen naar die plaatten zullen marcheeren, werwaarts dezelve geordonneerd worden, het zy door U of door de Commisfarisfen, welke Gy daartoe zult aanftellen; het zy in de plaatfen, alwaar de inbeflagneemingen zullen gedaan worden; het zy in de landen of fteden, alwaar gemelde Geestelyken, in hunne voornaame huizen , moeten opgefloten worden, op dat hunne bewaring aldaar zo ongei'chonden in acht genomen worde, als in deeze Hoofdftad. In overweging neemende, dat het gewigt van deze zaak, en de dringende noodzaaklykheid, welke Ons bewogen heeft, om aanU onze Koninglyke Orders mede te deelen, zulks vereisfchen, zo beveelen Wy U desgelyks, om, met alle vaardigheid en mogelyken yver, al dat geene ter uitvoer te brengen, waar mede Wy U door deeze tegenwoordige Brieven belasten. — Wy hebben gemeent, dat het onnut zou zyn, om hier andere uitdrukkingen by te voegen, om de getrouwheid, den yver en haast,met welke gy Uin onzen Koninglyken dienst geëmployeerd hebt, te vergrooten of aantemoedigen. Gegeeven in het Paleis van Notre-Dame d'Jjuda op den 19 January 1759. DE KONING. No. V.  BEWYS-STUKKEN. 271 No. V. MEMORIE Welke zyne Allergetrouwfte Majefteit beeft doen zenden aan Paus Clemens XIII., benevens zyn Brief van den ioften April 1759. rr 1. JLJ.et geweld, met welk de Opperhoofden van de Sociëteit van Jefus, zonder eenig ander oogmerk, dan hun tydelyk belang , de Indiaanen van Brazil, tot eene geheele flaverny gebragt hebben; de tiranny, welke zy niet nagelaten hebben, tegen het volk te oefenen, benemende hun de vryheid van hunne perfoonen, van hunne goederen en van hunne commercie; derzelver hardnekkigheid, om de Bullen en Ordonnantiën te fchenden, door welke de Heilige Apostolifche Stoel, en de Koningen van Portugal verboden hadden, om deeze volken, welke volgens het Natuurlyk en Godlyk Regt vrye volken waren, te plaagen en te onderdrukken en als Haven te behandelen; alle deeze misbruiken, welke van den Amerikaanfchen bodem zyn rugtbaar geworden, en ter ooren gekomen van onzen Heiligen Vader, Benedictus XIV., hebben den vuurigen yver van dit Opperhoofd en getrouwen Harder opgewekt, en doen beiluiten, om een Apostolisch  272 REGTVAARDIGINGS lisch Brevet in 't licht te geeven, 't welk met deeze woorden begint: Immenfa Paftorunt Principis, gedateerd den 20 December 1741. Deeze Opperpriester veroordeelt in dit Brevet ten hoogften de tiranny, met welke men de Indiaanen, die van dit Ryk afhang, lyk zyn, behandeld. - 1 ■ Hy vermaant aldaar den Koning Johannes V, om gebruik te maken van alle zyne Godvrugtigheid, om de roveryen en kwellingen, die deeze volken moesten verdragen, afteweeren en te onderdrukken , door zyne Ministers en door zyne Officieren. Hy verbied hen die tiran¬ ny langer te oefenen, onder beftraffing van den Kerkelyken Ban lata fententia. ■ Kortom, hy drukt het de Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen op derzelver geweeten, dat zy alle hunne oplettenheid en waakzaamheid zullen hefteden, om getrouwlyk die Apostolifche Brieven na te komen, en ter uitvoer te brengen. 2. De zeer godvrugtige en zeer roemrugtige Monarch Johannes V., nam alle gevoeglyke maatregelen by der hand, om zyne Waereldlyke magt te vereenigen met de Geestelyke magt van zyne Heiligheid, ter uitvoering van dit Brevet en de Bullen, van welke hy de fchikkingen vernieuwde, wanneer hy verhindert werd, door het ongelukkig toeval van den 10 Maart 1742 (*), waarvan de droevige uitwerkingen geduurd hebben, tot op den 31 July 1750, wanneer God dien Vorst in zyne eeuwige heeriykheid opeischte. 3- (*) Aanval van de vallende ziekte «a katoenen va» de» Koning Johannes V.  BEWYS-STUKKEN. 273 3. Deeze Monarch dus overleden zynde, in een tyd zelfs, dat het Traétaat der Grensfcheidingen van de Conquesten der Hoven van Portugal en Spanje zou bekragtigd worden, heeft zyne Allergetrouwfte Majefteit, gelukkig regeerende, van dien tyd af, aan de Generaajs en Officieren der troupen van Brazil, de noodige orders afgevaardigt, om de uitwisfelingen, tusfehen de beide Kroonen overeengekomen, ter uitvoer te brengen, en de Grensfcheidingen te bepalen, zo als in het voornoemde Traétaat bepaald was geworden. • Waarop het antwoord van de Generaals en Oftieieren was;„dat de uitvoe„ ring van dit Traétaat aan groote zwaarig„ heden was onderworpen; aangezien, dat „ de Opperhoofden der Jefuitfche Geeste„ lyken,delndiaanen de vryheid van hunne „ perfoonen, van hunne goederen en van „ hunne commercie beroofd hebbende, zig ,, "zodanig in dat land verfchans't hadden, dat „ het niet zeer gemaklyk zou zyn, om hen „ te onder te brengen; dat deeze Geestely„ ken volftrekte Heeren en Meesters gewor„ den waren, van zo veele duizende men„ fchen, ongenaakbaar voor de Portugee„ zen en Spanjaarden, en welke met hen „ geen de minste gemeenzaamheid hadden „ en dezelve in zulk eene onderdanigheid „ hielden, dat men zulks nog nooit van den ,, kant van redelyke fchepfelen geeischt had; „ dat deeze volken, zo volkomen en zo ,, zonderling onderworpen, zig liever aan „ ftukken zouden laten hakken, dan in het „ geringfte bevel aan deeze Paters ongehoorII. deel. S „ zaam  a?4 REGTVAARDIGINGS „ zaam te zyn, en in hunne landen en inwoo„ ningen de Portugeezen en de Spanjaarden „ te ontvangen." 4. Deeze vreemde Nieuwstydingen gaven aan het Brevet van den Paus, van den 2often December 1741, een nieuw beweegmiddel, zeer gefchikt, om zyne Allergetrouwfte Majefteit aantemoedigen, en om deeze Tyrannieke heerfchappy, welke de Jefuitfchè Paters over de Indiaanen oefenden, te doen ophouden; en om de hinderpalen, welke zy aan de uitvoering van het Tractaat der grensfeheidingen veroorzaakten, uit den weg te ruimen. . Maar zyne Majefteit, in weerwil van zulke regtmatige redenen van verontwaardiging, oordeelde het nog van zyn pligt, om zig binnen de paaien van eene veel grooter gematigdheid te houden, dan zulke buitenfpoorige en zo dringende omHandigheden toelieten. - Hoogstdezelve ftelde zig dienvolgens te vreede, met in Brazil, door de Bisfchoppen, die onder dat Bisdom behoorden, te doen bekend maken het Brevet van den 2often December 1741, en de beide Ediéten, welke zyne Majeiteit, overeenkomftig met deeze Apostolifche Brieven, gedateerd den 6 en 7 Juny 1755, gegeeven hadde. Hoogstdezelve'hoopte, dat deeze openbaare bekendmaking de noodzaaklykheid zou doen gevoelen van de Bullen en de Koninglyke Wetten in acht te neemen, welke bevolen, om de Indianen de vryheid van hunne perfoonen, van hunne goederen en van hunne commercie te laaten genieten, en welke Wetten aan de Jefuiten ver-  BE WYS-S TUKKEN. 275 verboden van zig te bemoeijen met, of zig te vermengen in het tydelyk beftier van deeze volken, het welk flegts alleen aan de Generaals en de Waereldlyke Officiers toebehoorde. 5. Deeze Geestelyken hadden de orders zo dra niet vernomen, welke zyne Allergetrouwfte Majefteit gegeeven had, om de Pauslyke befluiten en deeze Wetten ter uitvoer te doen brengen, of zy deeden in deeze gewesten, en onder dit volk, zonder tusfchenpozen, de grootite oproerigheden en de vreeslykfte wanordes ontilaan. - De Koning werd hier van onderrigt, door de Authentieke vernaaien der Prelaten, Ge. neraals en Ministers van dit Land, welke gezonden waren, met twee fchepen, die uit het Noorden en Zuiden van Amerika kwamen. Deeze berigten, welke te Lisbon kwamen,in de maanden July en Augustus 1757, werden nagezien en zorgvuldig onderzogt, door bekwaame en Godvreezende Ministers; en zyne Allergetrouwfte Majefteit daar over de ernftiglleoverweegingen gemaakt hebbende, volgens eenpaarige raadgeevingen van deeze Ministers, met dat bondig oordeel, en die volkomen voorzigtigheid, welke de verwondering en het geluk van zyne Staaten verwekten, nam Hoogstdezelve, overeenkomltig met zynen Raad, de volgende Refolutien. 6. In de eerfte plaats, gelyk het openbaar by de geheele waereld bekend was, dat de bedieningen der Jefuiten, in het Paleis van zyne Majelteit, en het gezag, welk zy zig S 2 uit  aj6 REGTVAARDIGINGS uit dien hoofde aanmatigden, hen aanleiding gaven, om zig ten Hove en in het Ryk gevreesd te maken, door hnnne dreigementen , en de gemaakte vertooning van htm crediet; en om beftendige onlusten en beroertens in Brazil te verwekken, door eene grootfche pralery, welke zy aldaar, van hunne rykdommen en van den magt der wapenen van hunne Indiaanen maakten, zo befloot zyne Majefteit, op den 19 September 1757, om de Geestelyken van die Orde, welke de Biegtvaders van zyne Majefteit en van de Koninglyke Familiewaren, aftedanken, en andere van verfchillende Ordens te benoemen, welke wel bekend zyn. ———- Hoogstdezelve verbood ter zelfder tyd, aan de Jefuiten den toegang van zyn Paleis, alwaar zy een misbruik van hunne bedieningen gemaakt hadden , zo zeer nadeelig voor het publiek. /. In de tweede plaats, volhardde zyne Allergetrouwfte Majefteit, niettegenftaande zo veele gruwelyke buitenfporigheden, in zyne zeer godvrugtige bezadigdheid, en deed in zyn Staatsfecretary een kort en bondigopftel of zakelyken inhoud opftellen van de Authentieke vernaaien, kort te vooren in de maanden July en Augustus, uit Amerika aangekomen; alsmede van die vernaaien, welke dezelve voorgegaan waren. Dit is het geene, welke ter uitvoer gebragt is, in het kleine boekje, betiteld, Relation abrégèe de la RepuUique enz., dat is: Kort verhaal van de Republiek, welke de Je/uitfcbe Geestelyken van de Provintien van Portugal en van Spanje opgerigt hebben in de Overzee- fche  BE WYS-STUKKEN. 277 fche Staaten van de beide Monarchyen, en van den oorlog, welken zy daar vêrwekt hebben, en die zy daar tegen de Spaanfche en Portugeefche Legers gaande houden. Het oogmerk van zyne Majefteit was, om door dit kort verhaal, den Paus Benediétus XIV, en de Kardinaalen van zynen Raad, (om redenen, welke nader- gemeld zullen worden,) een net en klaar denkbeeld te geeven van de doodlyke voortgangen, welke de heerschzugt en de hoogmoed der Opperhoofden van deeze Geestelyken, in de Overzeefche Staaten van de Kroon van Portugal, hen verwekten. 8. In de derde plaats, heeft zyne Allergetrouwfte Majefteit ter zelfder tyd, zynen Minister aan het Hof van Rome doen ter hand ftellen, de Inftruétien, vervat in den Brief van zyn Staatsfecretaris van den 8ften October van hetzelfde Jaar, met oogmerk, dat hy, den Paus het voornoemd kort verh< al en de onderrigtenden Brief, waarvan dit gefchrift verzeld was, ter hand zou ftellen en zyne Heiligheid de hoop hetuigen, welke de zeer noodzaakelyke maatregelen zyne Majefteit inboezemden, dat zyne Heiligheid niet zou nalaten, in eene zo dringende omftandigheid, maatregelen te neemen, om te beletten, dat deeze Sociëteit, welke altoos befchermd was geworden, door de Portugeefche Monarchen, en wel inzonderheid door zyne Majefteit, zig niet geheel in dit Ryk, en deszelfs onderhoorige landen te gronde hielp, door het bederf der zeden van deeze Geestelyken; laatende zyne Majefteit zig nog S 3 fteeds  a?3 REGT VA AR Dl GIN GS {leeds door zyne zeer godvrugtige goedertierendheid overreden, dat de medewerking der Geestelyke middelen, afgedaald van den Heiligen Apostolifehen Stoel, en de zigtbaare kentekenen, welke Dezelve van zyn misnoegen gegeeven heeft, deeze Geestelyken tot de pligten van hun ftaat zouden hebben" kunnen te rug brengen. 9. De Courier, welke de depêches des" Konings naar Rome moest brengen, was op het punt van te vertrekken, wanneer men door onderrigtingen en overtuigende bewyzen vernam, dat de hoogmoed en trotsheid van deeze Geestelyken tot nieuwe buitenfporigheden overgingen. ——— Wel verre van vernedert te zyn, door hunne ongenade, hadden zy de iloutheid zo verre gebragt, dat zy debeledigendfte valschheden en lastertaal, aan de buitenhuidfche Hoven , mondelyk en fchriftelyk verfpreid hebben; tragtende aldaar zulk een valsch als kwaad denkbeeld van het Karakter zyner Allergetrouwfte Majefteit inteboezemen. ——— Zy poogden daar de Godsdienstige deugden van zyne Majefteit te verduisteren; zy gaven eene valfche befchryvinge van de wys- heid zyner Regeering. Het voornaam- fte onderwerp van alle die lasteringen, zo overeenkomftig met hunne leere en zedekunde, was, om het Hof van Portugal met de andere Hoven in oneenigheid te brengen, en om de liefde en agting, zo natuurlyk aan de Portugeefche Natie, in de harten der Onderdaanen van zyne Majefteit uitteblusfchen, m door zulke onwaardige wegen de misdaa- dig-  BEWYS-STUKKEN. 279 digfte en gruwelykfte aanflagen aan het Hof van zyne Majefteit zelve te fmeeden. 10. Deeze nieuwe uitwerkingen van hunne kwaadaardigheid deeden het vertrek van den Courier uitftellen,totaanden ioFebruary van het laastleden jaar 1758. Zyne Majefteit, deed,op dien zelfden dag, de nieuwe inftruétien, betreklyk tot de laatfte onbezonnenheden dier Geestelyken, aan zyn Minister te Rome afvaardigen. — Hoogstdezelve ordonneerde hem, om dezelve, ten fpoedigften, onder het oog van den Paus Behedidus XIV, te brengen, op dat zyne Heiligheid ook volkomen ondemgt mogte worden van alle deeze buitenfporigheden; alsmede van de zeer godsdienstige gematigdheid van zyne Majefteit, en van de hoogdringende noodzaaklykheid, in welke Hoogstdezelve zig bevond, om gezamentlyk met den Paus het vaardigfte hulpmiddel te beramen, voor zulke buitengewoone kwaaie ——. Zyne Allergetrouwfte Majefteit deed, ter zeiver tyd, Copyen van deezen laatften onderrigtenden Brief naar alle zyne Ministers aan de buitenlandfche Hoven zenden C), op dat zy mogten hebben en mededeelen eene zekere kennisfe van de maatregelen, welké de Koning genomen had, om zig tegen deeze buitenfpoorige aanflagen aantekanten. 11. (<) Dit is dezelfde Brief, welken de Groot-Inquifiteur van Spinje veroordeeld beeft, „ als behelzende valfche en o?roef "^voortellingen, gefchikt, om de pub .eke ru* te ftooren, ^ én als nadeelig voor den heiligen Godsdienst van de Jeluk" fche Sociëteit." S 4  a8o REGTVAARDIGINGS ir. De Verhaalen en Depêches, van welke wy hier.fpreeken, onder het oog van den Heiligen Vader gekomen zynde, zo overtuigden Hem zyn doordringend oordeel, en het licht zyns verftands wel dra, dat de Allerptrouwfte Koningin de volftrektfte noodzaakelykheid was, om zig te bedienen van de magt, welke God hem verleend hadde, om het regt van zyn Souverein gezag, en van de gerustheid zyner Staaten te handhaven, nadien het Regt der Natuur en de pligten van zyne waardigheid, en de wettigheid van zelfsverdeediging hem daartoe verpligteden welke behooren en altoos behoord hebben , zedert dat er Staatkundige beftieringen in de Waereld geweest zyn, aan alle de voorvaderen van de familie, om al dat geene, wat eenige nadeden of beroertens zou kunnen verwekken van hunne huizen te verwyderen, en kraet- oadig te onderdrukken Dit is het wat men altoos in de Kathoïykeen Godvrug! ttgfte Staaten van Europa in 't werk gefteld heeft; menigmaal zelfs in omftandigheden welke veel minder netelig en minder dringende waren Zyne Heiligheid zeer aangedaan van te zien, dat onaangezien alle deeze beweegmiddelen, alle deeze voorbeelden en kragtige redenen, welke den Koninr? moesten bepaalen, om de regtmatige uitwerkzelen van zyne gevoeligheid niet langer uitteftellen , en van zyn gezag gebruik te makf,n'-,Hyu ?ter de Se™tigdheid en de goedheid gehad had van zig te bepalen me? toevlugt te neemen tot den Heiligen Stoel • Zyne Heiligheid, zeg ik, nam cpef 3e refe lu-  BEWYS-ST UKKEN. 281 lutie van-zyn Vaderlyk Brevet van den iften April, in 't laatstleden jaar, te doen vervaardigen , het welk met deeze woorden begint: In fpecula fuprema clignitath. ——— Door dit Brevet, geaddresfeerd aan den Allervoortrefiykften en Hoog Eerwaardigften Kardinaal van Saldanha, vergunde de Paus hem alle regt en noodige magt, om de gruwelyke misdagen te ftraffen en te onderdrukken, aan welke de begeerlykheid, de trotsheid en woede der Geestelyken van de Sociëteit der Jefuiten, zig, zonder ophouden, fchuldig maakten. 12. Dit Brevet werd hen, op den 12 Mey van "t laatstleden jaar, aangekondigd. —— Terftond daarop begon de Kardinaal tot deeze verbetering toetetreeden, door zyn Decreet van den 15den dierzelfde maand. —-» Hy verbood den Jefuiten den grooten koophandel, welken zy dreven, met openbaare Magazynen te houden, opgepropt met allerlei foorten van koopwaaren, uit Afia en Amerika; en openbaare wisfelbanken te houden, te water en te land, in byna alle hunne geestelyke en waereldlyke huizen, welke zy by de havens hadden, om de vragt van het vervoeren der pakken uit te winnen. — Door dit zelfde Decreet, had zyne Eminentie op 't oog, om de fchreeuwende ergernis te ftaken, welke deeze Geestelyken zig niet fchaamden door hun koophandel te veroorzaken , zo aan de Bedienden of ontvangers van de Koninglyke tolkamer, voor welke zy de regten verzweegen, als aan de Portugeefche kooplieden, door de onmogelykheid, S 5 tot  s82 REGTVAARDIGINGS tot welke zy zig gebragt vonden, om hun koophandel te dry ven; gemerkt deeze koopheden verpligt waren, om de Imposten van de koopmanfchappen te betaalen, welke de Jefuiten , zonder impost te geeven, verkogten. —— Zy veroorzaakten bovendien nog een veel doodlyker ergernis aan de vreemdelingen van verfchillende Religiën, welke te Lisbon en te Port a Port handel dreeven, en die op het zien van zulk een aanzienlyken koophandel dier vaderen van de Jefuitfche Sociëteit, zig overreedden, dat de Roomfche Katholyke Kerk aan de Geestelyken vergunde, om hun heiligen dienst te bezoedelen^ door de praktyk van een fchandelyken winst, als de vrugt van eenen godloofen koophandel. Met een woord zy ver¬ oorzaakten eene ergernis by de geheele waereld, die de Dienaaren van het Heilig Euangelie, en van de Geestelyke huizen overgeleverd zag aan een beklaaglyk bederf en omkoping. — Op alle deeze misbruiken was het, dat de Kardinaal van Saldanha zig voorgefteld had, om door zyn Decreet order te ftellen. 13. Maar wel verre van daar, dat de yver van zyne Eminentie en van zyne vaderlyke bertrafnng, de verbetering van deeze Geestelyken te weeg heeft kunnen brengen; integendeel ontftondcn daar uit zodanige uitwerkingen , welke geheel ftrydig waren met de geene, welke men daar van moest verwag- ten. Men zag, dat deeze Paters na de afkondiging van het Decreet, zig hoe langer hoe meer aan ergernisfen fchuldig maak-  BEWYS-STUKKEN. 283 maakten. — Hunne ftoutmoedigheid, hunne trotsheid en hunne hardnekkigheid, waren zonder maat of paaien: de door hun verwekte ergernisfen, werden hoe langer hoe afgryslyker: kortom, zy gaven zig over aan de grootfte buitenfporigheden, in welke de elendige mensch vervallen kan. 14. Zo dra hun het Brevet van hervorming en het Decreet van den Kardinaal was bekend gemaakt, fpanden zy terftond alle hunne kragten in 't werkom, door listige en heimelyke ingeevingen, zodanige perfoonen, welke zy eenvoudig en onnozel genoeg oordeelden, om aan hunne bedriegeryen een gunstig oor te leenen, te doen geloven, dat het Brevet niet van den Paus zeiven atkomftig, maar een valsch en opgeraapt ftuk was; en dat de Last, welke zyne Eminentie de Reformateur hen had doen bekend maken, geen de minste wezendlykheid bezat. ——— Is 'er wel iets onbefchaamder dan eene dergelyke bedriegery, of iets ftoutmoediger, dan zulk eene lastertaal, zo leugenagtig verfpreid tegen de Eer, en het goed geloof van zyne Majefteit, die het Brevet verzogt en verkregen had, en tegen zyne Eminentie den Kardinaal van Saldanha,die daar van de uitvoerder was ? 15. Men zag de Jefuiten, ter zeiver tyd, twee aan twee, met de grootfte drift loopen in de huizen der in wooners, van deeze Hoofdftad en van de fteden en dorpen van dit Ryk, om aldaar de ligtgelovige menfchen, welke zy het best tot verleiding bekwaam oordeelden, te misleiden; door by hun met de  a84 REGT VAARDIGINGS de kwaadaartigfte onbefchaamdheid daaden LrUi vl^Z™1** door eene openbaare baarblyklykheid bevestigd en voorgevallen waren, en nog dagelyks voorvielen, onder het oog van de drie geheele Legers en van alle mwooners van Brazil; ~ vervolgens hun te verzekeren, dat 'er niets valfcher en leugenagtiger was, dan de oorlog en de oproerigheden, welke zy zouden verwekt hebben op de frontieren, en in de Zuidelyke en Noordelyke gewesten van dit Land, allchoon men geen zekerder en bekender waar- S!iW1St^ d3£ dat deeze oorl°g a™ de Schatkist des Konings reeds meer dan 26 miJhoen cruzaden gekost hadde . 7V verzekerden verder, met eene or.gelooflyke onbefchaamdheid, dat deeze oorlogen en deeze oproerigheden loutere harfenfchimmen waren; dat de befchuldiging, welke men hen aanaeed, dat zy daar van de bewerkers waren, een volkomen bedrop was; dat het verhaal, welke men daar van op order des Konings in de Staatsfecretary opgefteld had , uit Authentieke Memorien der Bisfchoppen, Generaals en Officieren van zyne Ma* jefteitjin die gewesten, om van den kant des Konings aan den Paus geprefenteerd te worden, onder den Titel van Rélation abré^ée enz. een eerrovend Libel was,ja eenfehimp. Ichnft, en een ftuk door bedriegers gefabriceerd. Dergelyke onbefchaamde, lasterlyke en hgtvaardige gefprekken zouden alleen verdiend hebben; dat zyne Allergetrouwfte Majefteit aan deeze verkeerde en verfoeilyke Geestelyken de geftrengfte uitwerkingen van zy-  BE W YS-STUKKEN. 285 zyne regtmatige en Koninglyke magt had doen gevoelen; maar zyne Allergodvrugtigfte goedertierendheid triompheerde nog boven zyne gramfchap. 16. Deeze onbefchaamdheid, deeze roekeloosheid, deeze ligtvaardigheid en deeze leugens bleven niet beiloten binnen de paaien van dit Ryk; integendeel hebben de Jefuiten van Portugal, gezamentlyk met hunne medebroeders, in de andere Ryken en Staaten van Europa woonagtig, niet opgehouden hunne verfoeilyke bedriegeryen, met dezelfde konstgreepen en ftrafwaardigfte drift, te ver- fpreiden. • Dezelve zyn doorgaans het onderwerp geweest van hunne Brieven en gemeenzaame gefprekken. ■■■ Alle Hoven weeten dit, en niets is 'er klaarblykelyker. — Door deeze bedriegeryen bereidden zig deeze Geestelyken vooraf, om de grootfte aanflagen ter uitvoer te brengen, van welke zy toen het ontwerp gefmeed hebben, gelyk men zo aanftonds zal doen zien. 17. In deeze omftandigheden, werd Don Jofeph Emmanuel, Kardinaal,Patriarch van Lisbon, genoodzaakt en door de kragtdaadigfte beweegmiddelen aangelpoord, om zyn Mandement van den 7 Juny, in't laatstleden Jaar, in 't licht te geeven. — Hy was onderrigt van de beftraifingen, gedreigt in de Bulle, Ex debito Paftoralis officii van Paus Urbanus VIII., van den 22 February 1633, en in die van Benedicfus XIV, van den 20 December 1741, welke met deeze woorden begint: Immenja paftorum Principis, met excommunicatie lata fententiée tegen de handel-  286 REGTVAARDIGINGS deldryvende Geestelyken. • Zyne Eminentie zag, wat de leden van de Sociëteit der Jefuiten reeds gedaan hadden, en nog deeden, gemerkt zy hunne huizen, aan God toegeheiligd, en in de Magazynen, welke zy buiten deeze huizen hadden, een grooten koophandel in 't openbaar dreeven, en dat zy daar opentlyk wisfelbanken hielden; het welk tot een grondflag diende voor het Decreet van den Kardinaal Reformateur. Hy wist, dat het geloofwaardig was,'dat de koophandel, door de beide magtgeevingen hier boven genoemd, verboden, de ftraffen verdienden , welke zy dreigden. -—— Bovendien waren de koophandelings en de woekercomptoiren van deeze Geestelyken zo opentlyk, dat het onmogelyk was die feiten te ontkennen. Zyne Eminentie had derhalven eene regtmatige reden, om het als eene zekere en ontvvyffelbaare waarheid aantemerken, dat deeze Geestelyken zig niet alleen de ftraffen, door de Bullen gemeld, op den hals hadden gehaald, maar bovendien , dat zy verhard en halftarrig waren in het overtreden van de Apostolifche Wetten. Hy befloot, dat hy, (na het laatfte Brevet van verbetering, In fpecula fuprema dignitatis, van den i April van het laatstleden jaar, in welke de Paus Benedi&us XIV. de uitvoering beveelt van de twee voorgaande magtgeevingen, en welke de Kardinaal Reformateur met zyn Decreet heeft doen bekend maken .) niet langer, zonder eene ftrafwaardige misilag, noch zonder eene algemeene ergernis kon dulden, dat deeze Geestelyken, zo  BE W YS-STUKKE N. 287 zo baarblyklyk, halftarrig en verhard, in het veragten der cenftiren en ftraffen, waarover zy zo getroffen waren, den heiligen dienst in zyn Patriarchaat oefenden, tot zo lange, dat men, door het nalaten van hunne negotie , en hunne woekerbanken, openbaare en zekere proeven had van hunne onderwerping aan de Decreeten van den Heiligen Apostolifchen Stoel, en aan het Decreet van den Kardinaal Reformateur. — De Kardinaal Patriarch was bovendien nog zeer verwonderd, gelyk hy moest zyn, aangaande den wezendlyken en zekeren opftand, welken deeze Geestelyken tegen zyne Majefteit en zyne Regeering verwekt hadden, door het misbruik, welk zy van hunnen Heiligen dienst maakten, om de Onderdaanen van dien Vorst te misleiden, en door hunne heimelyke listen en lasterlyke ingevingen, in hunne gemoederen de hoogachting en de liefde uittewisfchen, welke alle onderdaanen van zyne Majefteit hem verfchuldigt waren, niet alleen, als aan hunnen Koning en Souverein Opperheer, maar bovendien nog als aan een zeer goedertieren vader, die bezield was met de levendigfte tederhartigheid. ——— Zyne Eminentie kon derhalven niet twyffelen, of die Geestelyken, welke dienvolgens alle te gelyk, aan eene wezentlyke en halftarrige ongehoorzaamheid, aan den Heiligen Apostolifchen Stoel, en aan ongetrouwheid tegen hunnen wettigen Souverein, fchuldig waren, zouden ook zelfs wel eene ten uiterftéh noodzaakelyke beftraffing en verbetering benodigd hebben; het welk hen zigtbaarlyk en vol- ftrekt  288 REGTVAARDIGINGS ftrekt onvermogende maakte, om de confcientien te beftieren. — Kortom, de Alleruitmuntenfte Patriarch, overtuigd van de volftrekte noodwendigheid, voor den Staat en den Godsdienst, om hoe eer hoe liever de zo wezendlyke en zo beklaaglyke misbruiken en gebreken te verbeteren, heeft geoordeelt, dat het van zyn pligt was, om deeze Ordonnantie niet langer uitteftellen, door welke hy alle Geestelyken het verhooren van de biegt en het prediken in de geheele lütgeftrektheid van zyn Patriarchaat verbied. 18. Deeze ftap fcheen hem toe te fteunen ep zulke wettige en regtvaardige redenen, dat weinig tyds daarna, toen hy op fterven lag, en als men hem verzogt, om het verbod, welk hy tegen de Jefuiten uitgefproken had, te ontilaan, daarop ten antwoord gaf, en in welk antwoord hy, tot aan zyne laatfte ademhaling toe, volharde, „ alhoewel ik „ deeze Geestelyken zeer bemind heb, zo „ zie ik echter niet, dat 'er een nieuw be„ weegmiddel te voorfchyn is gekomen, dat „ my aanleiding geeft, om te doen verande„ ren, het geene ik ten hunnen opzigte be„ volen heb, om te voldoen aan de onver„ mydelyke verpligting van myn geweeten." 19. Maar zie daar eene nog veel fterker en gewigtiger zaak dan al dat geene, wat wy tot nog toe gezegd hebben. — In dien tyd zelfs, dat de Opperhoofden der Jefuiten voortvoeren, zedert zo veele jaaren in Amerika, muiteryen op muiteryen,gewelddadigheden op gewelddadigheden, en overweldigd-  BE WYS-S TUKKEN. 289 gingen op overweldigingen te ftapelen; in dien tyd, dat zy in Europa, en tot in het Hof van Rome, baldadigheden op baldadigheden , bedriegeryen op bedriegeryen hoopten , gaf de Generaal of het Opperhoofd van deeze Geestelyken zyne uiterfte verwondering en diepe onkunde voor, omtrent al dat geene, welk 'er voorgevallen was en nog voorviel, ftrydig zynde met de eer en met den dienst des Konings, en dat zelfs in den fchoot van zyne eigene Sociëteit, in het gezigt van geheel Amerika, en van gantsch Europa, en zelfs van het Hof van Rome , alwaar hy refideerde; en zig omtrent dit alles houdende,als iemand,die aan die zaaken geen meer deel had gehad, als aan die geene , welke voor twee honderd jaaren, op de eilanden van Japan gebeurd waren, waarvan men zedert lang geen tyding meer ontving, had hy de onbefchaamdheid van aan zyné Heiligheid het listig en bedrieglyk Memoriaal van dert 31 July 1758 aantebieden. 20. Na alvorens daar in zeer listig zyne gewaande en geveinsde onkunde te kennen gegeven, en valschlyk verklaard te hebben, dat hy geen het minste berigt ontvangen had van de wanordes zyner Geestelyken, had dit Opperhoofd, onder een ydele ïchyn van eene nederige taal, zeer verwyderd echter van den wezendlyken inhoud en grond van zyn Memoriaal, de ftoutheid van daar in twee zaaken te vorderen, die de trotfte en onverdraagiyklle van de gantfche waereld waren. De eerfte is deeze ongehoorde vordering, zo onverdraaglyk beledigend voor de Kroon II. deel. T van  2QO REGTVAARDIGINGS van Portugal, en het gezag van zyne Allergetrouwfte Majefteit,naamelyk, dat de Paus, voor den Regtbank van Rome moest beroepen de Reforme of verbetering, waarvan het Brevet is toegeflaan op de verzoeken van zyne Majefteit, en de procedures, welke voor die zaak in Portugal ontgonnen waren zedert den 2 Mey van het laatstleden jaar. De tweede is deeze afgryslyke en misdadige bedreiginge, vervat in deeze woorden van het Memoriaal, ,, bovendien is het zeer te „ vreezen, of dit onderzoek, in plaatfe van „ nuttig te zyn voor de verbetering, geen „ aanleiding zal geeven tot nog veel grootere „ onheilen en beroerten." ——• De letterlyke en natuurlyke zin van deeze vreemde woorden is deeze, dat wanneer men niet afftaat van het ontwerp van deeze verbetering, door den Souvereinen Opperpriester bevolen, op verzoek van zyne Allergetrouwfte Majefteit,deeze Geestelyken, welke men hervormbaar heeft geoordeelt, niet zullen nalaten, de beroerten in dit Ryk en deszelfs onderhoorigheden te vergrooten; dat is,met één woord gezegd, dat de befluiten der Paufen, en de refolutien der Souvereinen, wanneer zy niet de ongebondenheid der Jefuiten begunltigen, nooit eenige andere uitwerkzelen te voorfchyn zullen brengen, als die Vaders optehitzen, om nieuwe beroerten te verwekken. ai. Wanneer men deeze bedreiging, en die woorden, welke zy behelzen, ten Hove en in Lisbon vernomen had, ftond men verbaast over hunne trotschheid , en men heeft ze waar-  BEWYS -STUKKEN. 691 waardig geoordeeld, om veroordeeld te worgden, als uitdrukkingen van eene vermetelheid en van heiligfehendende hardnekkigheid, die in ftaat zyn, om alle getrouwe onderdaanen , die den Godsdienst eerbiedigen, te hoonen en te beledigen, en aan welke de waare Staatkunde een klaar denkbeeld heeft gegeeven van de eerbied, welke men voor de Apostolifche bevelen behoort te hebben; en van het voorbeeld, welk de Geestelyken verpligt zyn aan de leeken te geeven, van de onderdanigheid en de hoogachting en eerbied , die men aan Souvereinen verfchuldigt is; eene onderdanigheid zo onvermydelyk en zo noodzaakelyk, dat men geen Ryk noch Staat in deeze waereld, zonder dezelve zou zien beftaan, en dat het behoud zelfs van den Apostolifchen Stoel daarvan baarblykelyk afhangt. 22. Het verderflyk vergif, in de Memorie vervat,liet niet na zig wel dra teopenbaaren. Men zag, weinig tyds na den datum van dit gefchrift', die rampzalige gebeurtenis rugtbaar worden, welke thans by de geheele waereld bekend is , en elk volkomen overtuigd heeft van de regtmatige en onvermydelyke beweegmiddelen, welke den Kardinaal Patriarch bewogen hebben, gelyk hy zig heeft uitgedrukt voor zyn dood, om de Geestelyken van de Sociëteit der Jefuiten den predikftoel en het biegthooren in zyn bisdom te verbieden. — De geheele waereld zag, in dien gruwzaamen aanflag, de vervulling van de bedreiging, door welke de Generaal of het Opperhoofd van die SocieT a teit  29* REGT V AARD IGINGS. teit der Jefuiten voorzegd had, dat de commisfie of last van den Apostolifchen Vifiteur geheel onnut zou zyn voor de verbetering, en dat dezelve niet dan oneenigheden in het Ryk zou veroorzaaken. 23. De Kardinaal Patriarch ftierf, den 9den July van het laatstleden jaar, en de bedreiging van den Generaal der Jefuiten werd gebragt onder het oog van zyne Heiligheid, op den siften dierzelfder maand, benevens de Memorie. Zy geloofden dezelve, op dien dag, zonder gevaar te kunnen aanbieden, omdat van dien tyd af aan, alles gereed en gefchikt was tot eene prompte voltooijing van het dreigement, welk die Memorie in zig bevatte. En inderdaad daar was niet meer tyd dan de maand Augustus tusfehen beide, van den dag der aanbieding dier Memorie afgerekend, tot den ongelukkigen nagt van den sden September 1758; dat doodlyk tydftip van deezen verfoeilykeu vadermoord, welke de geheele waereld heeft doen yzen, en dien de Portugeefche getrouwheid tot het einde der eeuwen zal beweenen. 24.. De geduurige navorfchingen van drie maandenlang, in welke men alle mogelyke voorzigtigheid, alle mogelyke naaukeurigheid en zorg, de ernfligfte en bezadigdfte nafporingen, het doordringendst onderzoek gedaan, en met alle oplettenheid, welke zulk eene groote misdaad vereischte, in 't werk gefield heeft, hebben ontwyffelbaare bewyzen uitgeleverd, dat deeze misdaad een complot tot zyn oorfprong gehad heeft, waarvan de  BEWYS-.9 TUKKEN. 293 de Opperhoofden der Jefuiten de Auéteurs waren. - Hunne profesfiehuizen, hunne collegien, hunne wooningen zyn de vergiftige en befmetlyke modderpoelen geweest, alwaar de ongelukkige uitvoerders van deezen heiligfchendenden vadermoord zig zeiven vergiftigd hebben. Daar is het, waar zy hunne lesfen en raadgevingen opgefpoord en beftudeerd hebben , om ze ter uitvoer te brengen. De Opperhoofden en het grootfte gedeelte van deeze Geestelyken zyn de gruwelykfte verhardfte Belhamels en Opperhoofden van de helfche zamenzweering geweest, die dit verfoeilyk fchelmftuk hebben uitgebroeid. 25. In de Inftrucfie van dit ongelukkig Proces heeft men alle bewyzen van de voorzeggingen vernomen, welke de Jefuiten de onbefchaamdheid gehad hebben, binnen en buiten het Ryk, aan verfcheiden Hoven en Steden van Europa, te verfpreiden. Het ontwerp van deeze valfche voorzeggingen was, om te doen geloven, dat het dierbaar leven van zyne Allergetrouwfte Majefteit niet lang meer zou duuren; dat Hoogstdes- zelfs einde naderde. Maar deeze voorzeggingen, zo wel als de bedreiging der beroerten, aangekondigt in de Memorie van den 3iften July 1758, en aan den Paus geprefenteerd, door den Pater Generaal van de Jefuiten, kwamen gelykelyk voort, als uit hunne waare bron van vertrouwen, welk zy in de zamenzweering met de leeken berokkend hadden, die zig zo wel als die vaders aan dit gruwelyk fchelmftuk fchuldig T 3 ge~  294 REGTVAARDIGINGS gemaakt hebben. Waarna (wie zal zig niet verwonderen over de bezadigtheid van zyne Majefteit ?) deeze Monarch, de leeken of waereldlyke perfoonen, als medepligtigen van die vaders, op den isden December laatstleden, hebbende doeii in hegtenis neemen, opentlyk heeft laaten bekend maken en aanplakken zyne Declaratie van den 9den derzelfde maand, waarvan het onderwerp was, om alle oorfjorongen van deeze verderflyke zamenzweering te ontdekken. — Zyne Majefteit beklaagt zig daar niet over de gewaande Voorfpellingen der Jefuiten, dan om de perfoonen te onderrigten, welke zy door hunne valfcbe voorzeggingen zouden getragt hebben te misleiden, maar Hoogstdezelve wilde daarvan de Aucteurs niet noemen, want zyne aandagt en goedheid bepaalden zig flegts, om, op dien zelfden dag, Wagten te doen plaatfen voor de huizen van deeze Geestelyken, (het welk ten uitedten noodzaaklyk was, in zulk eene dringende omftandigheid,) om hen te dekken voor de befpottingen van het gemeene volk, dat zeer genegen was, om op hunne huizen aan te vallen. In deeze omllandigheid, gelyk ook in alle anderen, handelde men gezamentlyk met den Kardinaal Reformateur, en men gebruikte alle toegevendheden, welke met het welzyn en het belang van het algemeen overeenkom ftig waren. 26. Het Oppeifte Geregtshof van Yhconfidence, op order des Konings het Proces opmakende van de fchuldigen, ontdekte alle de uitgeftrektheid en grootheid van de misdaaden  BE WYS-S TUKKEN. 295 den der Jefuiten, gelyk men daar van kan oordeelen, volgens de Artikelen, 3, 4, 5, 6", 7, 3, 9, 10, 24 en 25 van het Vonnis, op den I2den January, tegen de medepligtigen uitgefproken. - —' Alle deeze Artikelen fteunen op klaarblykelyke en overtuigende bewyzen, getrokken uit de brieven en oorfprongelyke papieren van deeze Geestelyken, onderfchept, en in beflag genomen, op de toeftemmingen der fchuldigen, op de bekentenisfen van verfcheiden ooggetuigen, en eindelyk, op het ftuk van de misdaad zelve, welke het onderwerp en de grondflag van dit finaal Vonnis is. —■■ — Hetzelve is opentlyk uitgefproken , door verfcheiden bedienaaren van de Juftitie, door zyne Allergetrouwfte Majefteit uitgekofen, in de voornaamfte Geregtshoven van de Stad Lisbon, en voorgezeten door drie Staatsfe- cretansfen. De Koning heeft gewild, dat de fchuldigen zouden verhoord worden, en zy zyn het gedaan, in verfcheidene zittingen, na alvorens ook, op order van zyne Majefteit (tegen dat geene, wat doorgaans in dergelyke gevallen gebruikelyk is,) communicatie en copy van de bezwaaren tegen hun ingebragt, gehad te hebben. — Kortom , de Koning heeft de goedheid gehad van een zyner voornaamfte Raaden van het Geregtshof der Supplieken van deeze Stad te benoemen, om hen tot voorfpraak te dienen, niettegenftaande de blykbaarheid en affchuwelykheid van hunne verfoeilyke misdaad. 27. De bekendmaking van dit Vonnis van den I2den January laatstleden, en de uitT 4 voe-  296 REGTVAARDIGINGS voering die daar van den volgenden dag is gedaan, hebben aan zyne Majefteit een nSiw onveraydlyk beweegmiddel verfchaft, om byzondere Tefu,ten, welke men als de voor? naamfte Ichuldigen van deeze zamenzweering erkent beeft, ,n de gevangenisfen te zetten! en aan anderen alle gemeenfchap met de getiouwe onderdaanen te beneemen, door een ^&nTr ^ hüiZen Van deeze Geestelyken te plaatfen. Ook heeft zyne Maje¬ fteit het van zyne pligt geoordeeld, om alle hunne goederen in beflag te neemen, als zynde de goederen der vyanden van zynen Koninglyken perfoon en van zyne Staaten, als zodanige verklaard, door het Vonnis van het Gereg shof welk al zo achtbaar is, als da van l'Inconfidetice. Dit fiej zyne Majefteit heeft den yver geS "en de klagten der getrouwe onderdanen bevredig en op eene zo zigtbaare wyze doen zien,dat men zulk een afgryslyk geval kon toelaten, uit hoofde van de achting des Konings voor zyne Heiligheid. b 23 Het was niet mogelyk, om daar van een klaarder en volkomener blyk of getuigenis te geeven dan deeze woorden, van welke zyne Majefteit zig opentlyk bediend heeft in de Koninglyke Brieven {CartaReviaC*^ zeggende: „ dat Hoogstdezelve deeze or„ ders niet gaf, dan door den weg van ee„ ne onvermydelyke Economie, en om dat „ de (*) Het is die Ordonnantie, door welk» 7vmp ah*.»... fie Majefteit het opfluiten der leruiten en her?n *"ergetrouw™ hunne goederen, berolenTi. b^"^««^  BEWYS-STUKKE N. 297 „ de volftrekte noodzaaklykheid van zyne „ verdeediging. (welke hy natuurlyk aan „ zynen Koninglyken Perfoon, aan zyne „ Regeering en aan de publieke rust vanzy„ ne Staaten en van zyne Onderdaanen ver„ pligt was,) deeze voorzorge,geduurende „ zyn toevlucht tot den Heiligen Stoel,ver„ eischte." Het uitmuntend oordeel van zyne Heiligheid zal buitentwyffel zien, en in deeze uitdrukkingen erkennen alle de uitgeftrekte en groote hoogachting des Konings voor den Heiligen Stoel. ——— Zyne Heiligheid zal buitentwyffel niet in gebreke blyven, om eene vergeiyking te maken met dat geene, wat in alle Katholyke landen van Europa in 't werk is gefteld, en zelfs in dit Ryk , wanneer het 'er op aankwam, om zulke yslyke misdaaden te ftraffen, als waar van hier gehandelt word, en zelfs in omftandigheden, die minder bezwaarlyk en minder afgryslyk wa» ren. ——— Zyne Heiligheid zal daar zien, dat de Geestelyken, fchuldig aan eene zamenzweering tegen het algemeen welzyn der Staaten en der Volken, altoos de befcherming van de Katholyke Kerk onwaardig zyn geoordeeld. 29. Door een andere zeer voorbeeldige trek van zyne Godvrugtigheid, heeft zyne Allergetrouwfte Majefteit niet gedraalt, om alle de Bisfchoppen van zyne Staaten te onderrigten, aangaande de dwalingen, van welke de Jefuiten overtuigd zyn, dezelve aldaar , van alle kanten, verfpreid te hebben; zynde zyne meening, dat de Prelaten van T 5 dee-  gq3 REGTVAARDIGINGS deeze dwalingen onderrigt, hunne fchapen mogten behoeden voor eene befmetting, zo vergiftig als die, welke zig reeds in het Patriarchaat van Lisbon had uitgebreid, en die den overleden Kardinaal Patriarch genoodzaakt had, om deeze Geestelyken het prediken en het biegt-hooren te verbieden. 30. Maar het geene al het overige nog zyn volle beflag doet geeven, is, dat zyne Majefteit, door naauwkeurige,klaare, en overtuigende bewyzen, eene zeer zekere kennis verkreegen heeft.dat die Geestelyken, na de yslyke aanflagen, welke zy begaan hebben, of hebben doen begaan, niet meer vernedert nog gematigder zyn geworden dan te vooren. Een plegtig Arrest, met al¬ le authoriteit van de beoordeelde zaak bekleed , uitgegeeven, met zulk eene omzigtigheid, met zulk eene volmaakte bewustheid van de zaak, door de bekwaamfte, oprechtfte en achtbaarfte Regters, was meer dan voldoende, om, aan dat geene, wat hetzelve bevestigde, de ftandvastigfte en blykbaarfte zekerheid te geeven; en echter is de klaarblykelykheid van dit Arrest niet in ftaat geweest, om die Geestelyken te verneederen, alfchoon dit Arrest gegrond was, op openbaare feiten, en baarbfykelyk,op den meineedigen aanflag van den sden September in het jaar 1758, tegen den Koninglyken perfoon van zyne Majefteit begaan; op het bewys der lasteringen, door welke de Jefuiten, al zedert langen tyd, tragteden den geheihgden naam van deezen Monarch gehaat te maken; - op de voorzeggingen, wel-  BEWYS-.STUKKEN. 299 welke zy zelve van die ongelukkige gebeurtenis gedaan hadden; - op getuigenisfen en verklaaringen van ooggetuigen; - kortom, op den daad zeiven van de zamenzweering, welke deeze Geestelyken met de andere misdaadigen berokkend hadden. ——— Na het begaan dan van zulke groote en zulke afgryslyke fchelmftukken, hebben deeze Geestelyken, wel verre van zig te vernederen, en overftelpt te fchynen van fchaamte en berouw, zig aan een geheel tegenftrydig gedrag overgegeeven. Men zag bovendien, dat zy zig, nog meer dan ooit te vooren, aan hunne trotschheid overgaven, en gebruik maakten van die konstige en verleidende handelwyzen, welke zy wel wisten in te rigten, wanneer hen dergelyke gebeurtenis- fen ontmoeteden. De Historiën zyn zedert dien tyd opgevuld met vernaaien van hunne ongebondenheid. Met gereed geld kogten zy aanhangers en befchermers; zy braakten overal nieuwe lasteringen en nieuwe leugens uit tegen zyn Allergetrouwfte Majefteit en zyne Regeering. Zy tragteden, door deeze verfoeilyke wegen, eenvoudige en ligtgelovige perfoonen te misleiden, en welke hunne;onkunde, of hun al te groote en verblinde hoogachting voor het geestelyk gewaad, in ftaat ftelde,om geloof aan derzelver eerlooze gefprekken te geeven, zonder in acht te neemen, dat die voortkwamen uit een hart, dat ten eenemaal, door den haat tegen de waarheid, bedorven was. 31. Op het zien dan van zo veele gewelde.  3oo REGT VAAR DIGINGS denaryen en fchelmftukken, oproerigheden en mmteryen in Amerika, welke, rzedert hetoogenbhk, dat de Allergetrouwfte Ko nmg eene naauwkenrige kennis heeft willen neemen van den ftaat zyner Domeinen, in die gewesten,) deeze Geestelyken tegen hun Souverein in het harnas gejaagd, en hem een oorlog verwekt hebben, die hem reeds meer dan zesentwintig millioen cruzaden gekost fteert ; - en op het zien van andere oproerigheden, muiteryen en aanflagen, in dit Ryk, tegen den Koninglyken Perfoon en de Regeering van zyne Majefteit; - van de bedriegeryen verftrooid, door geheel Europa tegen den Koning en zyne Ministers; - van de nadeehge en ongehoorde buitenfporigheden, van de tomeloofe vryheden, van de fchande yke onregtvaardigheden, welke tot heden geheel Europa met openbaare ergernisfen vervulden: op het gezigt, zeg ik, van zulke groote en affchuwelyke misdaaden, hoopt zyn Allergetrouwfte Majefteit, dat zyne Heiligheid de volftrekte noodwendigheid zal erkennen, welke deezen Monarch genoodzaakt beeft, om dat geene in acht te neemen, wat hy, m zulk eene gewigtige omftandighcid, aan God verfchuidigt was, om z'Fovan die verpligting te kwyten, welke hy hem had opgelegt, door hem 0p den throon te plaatfen; - wat hy verfchuidigt is aan zvne Koninglyke Autoriteit; - wat hy verfchuldigt is aan andere Monarchen en Potentaaten van Europa, welke regtmatige redenen zouden hebben, om hem het ono-elvk aan het Souvereine gezag gedaan, te verwy- ten.  BEWYS-S TUKKEN. 301 ten, byaldien zulke groote misdaaden, door de aüerverderflykften van alle voorbeelden ongeftrafr bleeven; - wat by verpligt is aan de publieke rust van zyne Ryken en Staaten; - wat hy verpligt is, tot de hertelling van de algemeene ergernis, gegeeven aan alle befchaafde Natiën, welke de Souvereinen beminnen en achten, als de gezalfde des I keren ; - wat hy eindelyk verfchuidigt is aan de voorbeeldige getrouwheid en aan de regtmatige verwagting van alle volken, welke God hem heeft toebetrouwd; die alle gezamentlyk van de grootfte fteden tot aan de kleinfte dorpen toe, niet ophouden te vraagen en te fmeeken, dat 'er recht gedaan worde over het groot geroep der misdaadigen, welke de Portugeefche getrouwheid zo vervaarlyk geërgerd en onteert hebben, door alle pogingen aantewenden, om dezelve gantschlyk onder de puinhoop van de ^ Monarchie te begraven. Zyne Majefteit is derhalven genoodzaakt geweest, om, na alvoorens verfcheiden Ministers van zynen Raad en niet minder bekwaame als godvrugtige Dienaaren van zyn Souverein Hof geraadpleegt en gehoord te hebben, over eene zaak van zulk een groot aanbelang', zonder langer uitftel, de laatfte hulpmiddelen ter hand te neemen, welke aan zyne Heiligheid zyn verklaard, in den brief, dien de Koning met zyn eigen hand getekend heeft. ■■ — Zyne Majefteit hoopt als een zeer onderdaanig en zeer gehoorzaame zoon van een vader, vervuld met verftand en liefde, dat de uiterfte omzigtigheid en de ernftigfte overwegingen, met  302 REGT VAARDIGINGS met welke hy zig in zulk eene gewigtige zaak gedragen heeft, hem voor al het voorgevallene den Apostolifchen zegen zal waardig maken, welke zyne Majefteit met yver verlangt, in navolging van zyne doorluchtige voorouders, en dat Hem zulks in het toekomende het voordeel zal te weege brengen, van te zien, dat zyne Heiligheid mede de behulpzaame hand biede, om gezamentlyk met zyne Koninglyke magt een einde te maken van alle die kwalen, zo bovenmaten groot, en zo nadeelig voor het welzyn en de publieke rust van zyne onderdaanen; en om te doen ophouden alle die ergernisfen in het Knstendom veroorzaakt, door de laatfte wanordes, welke de Jefuiten in Portugal en in deszelfs onderhoorigheden verwekt hebben. Gedaan te Notre-Dame d'Ajuda, den loden April 1759. No.  B E W Y S-S TUKKEN. 303 No. VI. EERSTE BRIEF van den paus Van den aden Augustus 1759. Om te dienen tot antwoord op den Brief van den Allergetrouwften Koning, van den aoften April van hetzelfde jaar. CLEMENS XIII. PAUS, Onzen zeer geliefden Zoon in Jefus Chris- tUS, heil en apostolischen zegen. Het Apostolisch Brevet, welk wy hiernevens gevoegd hebben, is afgevaardigt, op verzoek van den Procureur Fiscaal van uwe Kroon. — Uwe Majefteit zal daar uit zien, dat Wy Ons verheffen boven allen tegenftand, en om alle twist van den gewoonen en aangeftelden Regtbank uit den weg te ruimen, zo geeven Wy een uitgeftrekte magt aan den Raad der Confcientie van Uwe Majefteit, om te veroordeelen, zo als de Regtoefening zulks vereischt, alle Kerkelyke perfoonen, zelfs vrye en de grootfte Privilegiën genietende, welke als medepligtigen zouden kunnen bevonden worden van den voor altoos fchandelyken aanflag, wel-  3o4 REGTVAARDIGINGS welken wy, gelyk ook de geheele waereld met een_affchrik vernomen "hebben, dat tegen Uw" geheiligden perfoon zou begaan zyn. Door dit Brevet, zal uwe Majefteit volmaaktlyk de tedere gevoelens gewaar worden van welke ons vaderlyk hart doordrongen is voor HoogstdenzelVen, en hoe genegen Wy zyn, om aan uwe Majefteit de verfchuldigde voldoening te geeven, en zorg te dragen , zo veel als in ons vermogen is, voor de veiligheid en het geluk van Uwen Perfoon, van welken zyne uitgeftrekte Staaten en Volken, welke hem onderdanig zyn, afhangen. Maar behalven dit eerfte bewys van onze gevoelens, hebben Wy gemeent, om Uwe Majefteit een allernadrukkelykfte getuigenis daar van te, moeten geeven, door deezen by- zonderen brief. - En om onzen geest niet weder op nieuw te ontrusten, door het geheugen van dien afgryslyken misdaad, tegen Uwe Majefteit begaan, zullen Wy Ons niet te binnen brengen de verklaaringen, welke by deeze gelegenheden, te dier tyd, op onze order, U mondeling, door den Aartsbisfchop de Petra, onzen Nuntius, by Uwe Majefteit gedaan zyn, en door de brieven van uwen gevolmagtigden Minister by Ons. « Wy verkiezen liever om Uwe Maje¬ fteit te verzekeren, dat wy niet zullen nalaten , om God te danken , wegens de mirakuleuze bewaringe van Uw dierbaar leven, gelyk Wy ook opentlyk gedaan hebben , met Ons in perfoon te vervoegen naar de Koninglyke Kerk van St. Antonius van de Portugeefche Na-  BE WY S-S TUKKEN. 305 Natie in deeze Stad. ——- By deeze dankzeggingen voegen wy beftendig de yverigfte gebeden, om van God af te fmeeken, dat het Hem altoos moge behagen, om uwen Koninglyken perfoon, deszelfs Familie en de Regeering van uwe Majefteit te befchermen, en met de grootfte zegeningen te overladen. < Dit is het, wat een Souverein verdient , met zulke groote hoedanigheden vercierd, en een Zoon, zo vol van genegenheid, achting en eerbied voor de Katholyke Kerk en voor den Heiligen Stoel. Uwe Majefteit heeft Ons en de geheele waereld een uitmuntende proef gegeeven van de lofwaardige achting en van die Godvrugtigheid, welke Dezelve van zyne roemrugtige voorouderen heeft behouden, wanneer Hoogstdezelve, onderrigt zynde, dat eenige Geestelyken medepligtigen waren aan zulk een afgryslyk fchelmftuk, gewild heeft, dat men alle procedures tegen dezelve zoude opfchorten, tot dat Wy Ons oordeel deswegen hadden doen te kennen geeven. ■ — Uwe Majefteit heeft zelfs opentlyk betuigd, dat Hoogstdezelve deeze opfchorting had geordonneerd, als eene daad van oplettendheid en van agting voor den Apostolifchen Stoel, en omtrent Ons, die niettegenftaande onze onwaardigheid, op dezelve gezeten zyn. Het is regtmatig en billyk, dat Wy aan zulk eene getuigenis van uwe kinderlyke eerbied beantwoorden; eerftelyk, door uwe Majefteit den behoorlyken lof te geeven, en vervolgens de Hem verfchuldigde dankbetuigingen te doen, en bovendien, hem mildelyk alle II. deel. V ver-  306 REGTVA ARDIGINGS vermogens toe te ftaan, welke Hoogstdezelve begeerd heeft, hoe buitengewoon die ook zyn mogen, om de Regters, welke Ons zyn aangeduid,door uwenPromotor Fiscaal,in ftaat te ftellen, van met alle geftrengheid der Juftitie tegen alle Schuldigen van dit verfoeilyk fchelmftuk hoegenaamd, te procedeeren. Wy betuigen zelfs, dat Wy zedert het eerfte oogenblik, dat wy dit nieuws vernamen, alles aan Uwe Majefteit aangeboden zouden hebben , wat in onze magt was, om eene regtmatige herftelling te bezorgen, zo het in ons verftand had kunnen komen, dat perfoonen aan den Godsdienst toegeheiligd, en meer dan andere getrouwe onderdaanen, verpligt om deszelfs bevelen te weeten, en om die, met de grootfte naauwkeurigheid,in acht te neemen, zouden hebben kunnen een oogmerk opvatten,om zulk eene afgryslyke misdaad te begaan, welke ftrydig is met de godlyke, natuurlyke en menfchelyke Wetten. Maar de yver, met welken Wy Ons heden aanbieden, tot dat geene, t welk Uwe Majefteit geloofd heeft noodzaaklyk te zyn, tot het welzyn van het publiek; in de tegenwoordige omftandigheden, zal de geheele waereld overtuigen, dat de Geest van de Kerk nooit genegen is geweest en nooit genegen zal zyn, om fchuldigen, van welke Orde of Staat, dezelve ook zyn mogen, de kastydingen,welke dezelve verdienen,te onttrekken, en hen daar door aantemoedigen tot nieuwe misdaaden. — — Integendeel de Canonieke Wetten hebben zig niet ilegts verge-  BE WYS-S TUKKEN. 307 genoegd met de noodige wapenen in handen van de Prelaten der Kerk te ftellen, om de zelve te ftraffen, tot zo verre, als het met hunne Regtbank overeenkomt; maar zy hebben zig daar zelfs niet tegengekant, dat in zekere zwaardere gevallen, deeze fchuldigen zotr^ den overgeleverd worden aan de zwaarfteen geftrengfte ftraffen, in handen van den waereldlyken Regter. Intusfchen echter kunnen wy niet ontveinfen,dat de Geest van de Kerk, geheel overeenkomftig met de zagtheid van onzen Godlyken Meester, een affchrik heeft van het menfchenbloed vergieten. Ook in de A&e zelve, door wellce zy de handen der Regters ontbind, op dat zy de fchuldigen, die zig den perfoneelen Kerkelyken vrydom onwaardig gemaakt hebben, met een hoofdftraf kunnen ftraffen, wil Zy, dat haare Geestelyke dienaaren. met de ootmoedigfte gebeden,by de wereldlykeRegters,tusfehen beide mogen komen, om, zo het mogelyk ware,het leven der fchuldigen te fpaaren,of ten minsten de geftrengheid der ftraffen te verzagten. Wanneer dan het Geregtshof van gemelden Raad der Confcientie, door ons geauthorifeerd, gelyk wy gezegd hebben, volgens de geftrengheid der Juftitie, eenige Geestelyken zal veroordeeld hebben, als fchuldig aan de misdaad, waarvan hier gefproken is, en dienvolgens de hoofiftraf waardig; en dat, volgens de Canons, deeze fchuldigen zullende overgeleverd worden aan de waereldlyke magt, Uwé Majefteit zig in eene radeV a loos-  308 REGTVAA11DIGINGS loosheid mogt bevinden, onzeker of Hoogstdezelve aan de Magiïtraat zal ordonneeren, om voort te vaaren tegen zulke misdaadigen , met alle geftrengheid van de Juftitie, dan of Hoogstdezelve niet liever zou willen opvolgen de beweegingen van zyne namurlyke goedertierendheid, en de godvrugtige eerbied, met welke Hoogstdezelve altoos is aangedaan voor de aan God geheiligde zaaken , en voor perfoonen met den Heiligen dienst vereerd: en om dan uwe Majefteit uit die radeloosheid te helpen, zo kunnen wy niet nalaten Denzelven te raaden en te fmeeken, om telkens de zagtfte party te omhelzen. 1 ■ ■ Want Wy voor ons zeiven den weg gebaand hebbende, om de fchuldigen te veroordeelen, zo oordeelen Wy het van onzen pligt te zyn, om by de magt, welke Wy hebben toegeftaan , de gebeden en tusfchenkomst te voegen, die de Kerk in den mond van zyne dienaaren legt, in de Acte zelve, alwaar zy de fchuldigen aan de geftrengheid van de Jufütie overlevert. ' Bovendien zyn Wy verzekerd, dat Wy zulks doende eene verpligting van onze Vader!yke liefde vervullen, zonder U eene zaak aanteraaden, die ftrydig is met den roem van uwe Majefteit; en dat Wy Ons veeleer fchikken naar de neigingen van zyn edelmoedig en grootsch hart, welk misfchien zal bekoord zyn, door aan de geheele waereld een nieuwen blyk van zyne Koninglyke Godvrugtigheid te kunnen geeven, om door bemiddeling en voorfpraak van den Stedehouder van Jefus Christus, het leven te fpaaren van  BEWYS-STUKKEN. 309 van eenige dienaaren der heilige Altaren, die zo veel te beklaaglyker zyn, naar maate hun misdaad grooter is. Dat uwe Majefteit zig dan goedgunstiglyk verwaardige te hooren naar de gebeden, welke Wy Hem over dit onderwerp doen, en overtuigd zyn moge, dat het met het grootfte afgryfen, en de hevigfte ffnerte is, dat Wy vernomen hebben, dat Kerkelyke perfoonen , zig tot zulk eene verfoeilyke en afgrysiyke trouwloosheid hebben overgegeeven ,en dat het voor Ons geen geringe troost zou zyn, om van uwe Goedertierendheid te verkrygen, dat men Ons verfchoone van het ander afgryslyk nieuws, aangaande diedoodlyke en rampzalige fchouwfpelen te verneemen , van perfoonen, die aan God zyn toegeheiligd ——- Zulk een daad van uwe Koninglyke Godvrugtigheid zal van onzen kant eene levendige erkentenis verwekken, waarvan wy,by alle gelegenheden de uitmuntendfte blyken zullen geeven, inzonderheid door.zonder ophouden, onze gebeden tot God op te zenden voor den Koninglyken perfoon en de Familie van uwe Majefteit, aan welken Wy, met de tederfte vaderlyke aandoening, den Apostolifchen zegen geeven. Gegeeven te Rome, te Ste. Mar ie Majeur e, den v.den Augustus 1759, het tweede van onze Pauslyke Regeering. V 3 No.  3Jto REGT VAARDIGING S No. VII. TWEEDE BRIEF van ben paus Jan den Allergetrouwften Koning, Op denzelfden dag, 2 Augustus 1759. CLEMENS XIII. PAUS, Onzen zeer geliefden Zoon in Jefus Christus: heil en apostolischen zegen. In denzelfden Brief, welken Uwe Majefteit zig verwaardigt heeft te doen verzeld gaan met het Request van zyn Procureur Fiscaal, aan wien Wy volkomen voldoening gegeeven hebben, door ons Brevet, en ons hierby gevoegd antwoord, heeft het Uwe Majefteit behaagd, eene andere gewigtige zaak aan onze overweeging te onderwerpen, naamlyk het oogmerk, welk Hoogstdezelve verklaard te hebben, om alle Geestelyken van de Sociëteit van Jefus uit zyne Ryken en Staaten te doen vertrekken. Wy zyn aan deezen ftap van uwe Majefteit nieuwe loftuitingen en nieuwe dankzeggingen verfchuidigt, niet alleen, om de oplettendheid en de eerbied, welke uwe Majefteit over dit onderwerp voor onzen Perfoon betoont, maar nog  BEWYS-STUKKEN. 311 nog des te meer, om de verftandige en godvrugtige omzigtigheid, welke, na alvoorens een beiluit van zulk een groot gevolg ter uitvoer te brengen, U doet geloven, dat Gy den geenen behoort te hooren, die door de befchikkinge van de Godlyke Voorzienigheid, zig verheven vind tot den hoogden ftand van den Opperpriester van Gods Kerk. —— Hoedanig ook onze perfoonlyke elende, by Ons wel bekend zy, en nog oneindig beter by den Oppermagtigften Onderzoeker der harten bekend is, zo kunnen Wy echter niet nalaten de uitwerkingen te erkennen der beloften van Jefus Christus,en der verdiensten van het allergelukkigst Opperhoofd der Apostelen, wiens Stoel wy, niettegenilaan- de onze onwaardigheid, bekleeden. Ne- dergeknield voor zyn graf, laaten Wy niet na alle hulp en verligting des verftands, welke Wy benodigd hebben, af te fmeeken, om volgens onze verpligtingen, alle waare Gelovigen, langs den regten wegvandeeeuwigduurende zaligheid,te geleiden. "■ ■" Dus is het, dat, uit kragt van zyne Godlyke beloften, en der verdiensten van den Vorst der Apostelen, onze belluiten uit zuivere bronnen voortkomen, door welkers middel een ieder, die ernftig verlangt, de wil van God te kennen, in zaaken, die zyne zaligheid betreft'en, zig met vertrouwen kan beloven van die te vinden: die Uhoort, boort My, zegt de Heer tot zyne dienaaren. Wy zouden echter het vertrouwen niet hebben, om Ons van uwe Majefteit te kunnen doen hooren, zo wy niet verzekerd waren, V 4 dat  3i2 REGTVAARDIGINGS dat Wy getuigenis konden geeven van de zuiverheid onzer voorneemens, en van de rypheid der overweegingen,met welke Wy, (na Ons gefteld te hebben in de tegenwoordigheid van God, en zyne verlichting, geduurende een langen tyd, en met yver, aangeroepen te hebben J het gewigt van het heilig befluit overwogen hebben, welk Uwe Majefteit Ons in dien brief voorftelt, en de beweegmiddelen daaruit afgeleid in de Memorie, welke daarby gevoegd was. ■> Ook houden Wy beftendig dat geene in 't oog, wat de dienst van God,de eer van zyn Kerk, de regelen der geregtigheid en de zuiverheid des geweetens van uwe Majefteit vereifchen, welke ons zo wel als de onze, en de rust van zyn geest,en het welzyn zyner Staaten ter harten gaan. Om nu tot de zaak te komen, Wy geloven, dat men in het lighaam van de Sociëteit der Geestelyken, die zig de verontwaardiging van uwe Majefteit op den hals gehaald hebben, de leden, die dezelve uitmaken, moet onderfcheiden van de Inftélling, van welke zy belydenis doen. — Byaldien onder de perfoonen, die het Geestelyk gewaad dragen , eenige of verlcheidene gevonden mogten worden, welke fchuldig zyn aan eenige roisilagen, hoegenaamd, zo is het regtmatig, dat men hen de ltrafren, evenredig aan hun misdaad, doet ondergaan. —- Met dit oogmerk is het, dat onze voorganger, in zyn Brevet aan den Kardinaal van Saldanha, en Wy in dat, welk Wy heden aan Uwe Majefteit zenden,alle noodige voorzorge gebruikt heb-  BEWYS-STUKKEN. 313 "nebben, op dat het niet ontbreke noch aan naauwkeurigheid noch aan magt, om dit veld te zuiveren en alle vergiftige planten uitteroeijen. ——- Dat het Gode niet behage, dat Wy ooit in onze gedagten neemen, om de fchuldigen te befchermen, en de wanordes voor te ftaan. Wy zouden alsdan ont- breeken aan een wezendlyk gedeelte van onzen plicht, welke wy verfchuidigt zyn, aan de bedieninge, die ons het Regt verleent van de Kerk te bellieren, zelfs met het gezag van den Opperften Regter. Maar Wy zouden desgelyks aan een ander gedeelte van deeze zelfde pligten ontbreeken, en Ons geweeten verraden, zo Wy uwe Majefteit wilden aanraadden, om de onfchuldige met de fchuldigen te vermengen, en de eerstgenoemde de ftraffen te doen ondergaan , welke men alleenlyk aan de laatfte verfchuidigt is. Uwe Majefteit zal zeer ligt- lyk begrypen, dat 'er zekerlyk een zeer groot getal onfchuldigen zullen gevonden worden,onder zulk een talryklighaam, welk belydenis doet van eene Inftelling van de grootfte volmaaktheid. -—— Uwe Majefteit heeft zelfs deeze inftelling uwen lof waardig geoordeeld; hierom is het dan, dat wy Ons voorgefteld hebben U daarover meer byzonder te onderhouden. Het onderwerp van deeze Inftelling is ge. heellyk beflierd geweest, door zynen Heiligen Stigter tot de grootfte eere van God en 'tot behoudenis der zielen. ■■— De middelen, welke hy voorgefchreven heeft, om tot dat dubbeld oogmerk te geraaken, de vrugten, V 5 wel-  Si4 REGT VAARDIGING S welke Gods Kerk daar van geplukt heeft, door de vermeerdering van de godvrugtigheid onder de getrouwen en opregten, door de bekeering der Afgodendienaars en der Ketters, door de wederlegging der k etteryen, (weldaaden, welke de Kerk verfchuidigt is aan de zwaare moeitens, aan de hulp en byftand en aan het bloed uitgeftort door de kinderen van deeze Sociëteit,) hebben aan hetzelve de goedkeuring en loftuitingen waardig gemaakt, niet alleen van den Heiligen Apostolifchen Stoel, maar bovendien van de Algemeene Kerk, vergaderd in het Concilie van Trente, alsmede de gunst der Vorsten, en de achting en toegenegenheid der Volken. Eene oneindige menigte zielen hebben zig geheiligd, in alle tyden, en op alle plaatfen door het waarneemen van deeze inftellinge, en onder deeze is het, dat de Kerk dezelve, zedert langen tyd, op haare Altaaren vereerd: Wy weeten zelfs, dat uwe Majefteit met eene tedere eerbied voor deeze Heiligen is bezield. Ook zyn'er nog andere, welke de Kerk eene gelyke eer waardig geoordeeld heeft als de eerfte, het zy uit hoofde van hun heldendeugd, het zy om het martelaarfchap, welk zy om Jefus Christus wille geleden hebben. Deeze Inftelling dan, fteunende op zulke vaste gronden van Heiligheid, zo kunnen haar ondergang en bederf niet 'gebeuren, dan door eene inwendige verflaauwing, welke zig zou kunnen indringen, door eene beftendige fchending van haaren geest en derzelver wetten. —— Wy hebben geen moeite,  BE W YS-S TUKKEN. 3i5 te, om te geloven, dat eene dergelyke verflaauwing ongevoelig kan ingeflopen zyn in de landfchappen, welke het lighaam der Sociëteit bewoont, in de Ryken en Staaten van Uwe Majefteit, Wy kennen niet dan al te wel de bedorvene neiging der Natuur, welke altoos genegen is, zig van het goede af te wyken, en tot het kwaade over te geeven. —- Maar Uwe Majefteit heeft geloofd een voldoenend middel te vinden, om deeze wanordes te verbeteren, en uit te roeijen, in de Commisfie van een buitengewoon onderzoek en van eene hervorming. —- Uwe Oogmerken te hulp komende, heeft onze voorganger ook terftond den perfoon van den Kardinaal van Saldanha geordonneerd en daarmede belast. En zo men inderdaad, van den eenen kant, in overweeginge neemt, de uitgeftrektheid van de Apostolifche Magt, gegeeven aan den Kardinaal, om te onderzoeken den ftaat, het leven, de zeden, het gedrag van alle perfoonen en van de geheele gemeenten der Jefuiten van uwe Staaten, de leere, van welke zy belydenis doen, de wyze, op welke zy de Canons en Pauslyke inftellingen in acht neemen; ook om te verbeteren, te ftraffen, te hervormen, volgens de noodwendigheid, en de voorzigtigheid, alles behoudens de kennisfe en goedkeuring van den Apostolifchen Stoel, om zaaken van een veel grooter aanbelang: en zo men van den anderen kant acht geeft op de magt van uwe Majefteit, die zig verbonden heeft, om het onderzoek en de hervorming, met al deszelfs gezag, te on-  3i6" REGTVAARDIGINGS onderfteunen, om dezelve haare volkomene uitwerkmge te doen hebben; dan zal men met kunnen twyffelen aan het goed gevolg van zulk een kragtdaadig hulpmiddel, om alle de geene, welke zig hier in bezondigt hebben, en overtreders geworden zyn, tot de gehoorzaamheid van deeze loflyke inftelling te rug te brengen; ten minsten in zo verre, als een tegengeftelde ondervinding daar van met de onnutheid heeft aangetoond. Dat uwe Majefteit derhalve vergunne, dat men het ontworpen onderzoek ter uitvoer brenge, het welk alreeds in zyne Staaten een begin genomen heeft. Deeze verrig- ting te voorfchyn brengende de kennis der natuur en de beginzelen van het bederf en de verflaauwing, niet alleen der byzondere perfoonen, maar ook van de gemeenten der lefuiten, opgerigt in de Ryken en Staaten van uwe Majefteit, zal aanleiding geeven, om de fchuldigen te verbeteren en te ftraffen, naar evenredigheid van hunne perfoonlyke misfiagen, en zal ter zeiver tyd de onfchuldigen doen erkennen en onderfcheiden, gelyk de regtvaardigheid zulks vereischt. — Men zal van dit gedeelte der Sociëteit van Tefus, al dat geene uit den weg ruimen, wat de Heiligheid en de goede achting kan bennetten. -1 Ten dien einde, bieden wy op nieuw, alle onze magt en onze medehulp aan, in zo verre zulks zal benodigt zyn. — Deeze inftelling derhalven zo godvrugtig en zo nuttig1 weder in haare zuiverheid herfteld geworden zynde, zal zig bewaren in uwe Ryken en Domeinen. — Dezelve zal daar voortbrengen,  BEWYS-STUKKEN. 317 gen, gelyk ze te vooren gedaan heeft, en zo als ze nog doet, en altoos gedaan heeft in andere Waerelddeelen, de heerlykfte vrugten van godvrugtigheid en algemeene nuttigheid. L-. Hier door, zig in 't toekomende, hoe langer hoe meer , de Souvereine befcherming en de Koninglyke gunst van uwe Majefteit waardig makende, zal dezelve, niet meer nalaten gelykvormige vrugten voort te brengen, tot de grootfte eer van God, en het geestelyk welzyn van uwe onderdaanen. Deeze zyn de gevoelens, welke onze liefde voor de Geregtigheid en voor den waaren Roem van Uwe Majefteit ons leert; dit is de eenigfte raad, welken Wy U kunnen geeven. Wy fchryven aan U met die opregt- heid, en met die uitftorting van een aandoenlyk hart, welk betaamlyk is aan een Vader tegen zulk een achtbaaren Zoon, wiens roem, en tydelyk en eeuwig geluk Ons zo aangenaam is, als ons eigen. ———• Dit is, zeggen wy, de raad, welken wy van gantfcher harte fmeeken te ontvangen en te volgen,met die leerzaamheid, welke wy van een zo godvrugtig en groot Monarch vervvagten, die niet weigeragüg zal zyn aan de ftem van den geenen, die, niettegenftaande zyne onwaardigheid , Stedehouder is van den Opperften Heer, door welken de Koningen regeeren, en in wiens naam zy regt oefenen aan de Volken. — U hier na gedragende, zal Uwe Majefteit alle regt hebben, om op onze erkentelykheid te betrouwen, en het zal ons hart, hoe langer hoe meer, ontfteken, om hetzelve te neigen tot affmeeking van een overvloed  3i8 REGTV AARDIGINGS vloed van hemelfche vertroostingen, en waereldlyken voorfpoed over uwen Perfoon en over uwe Koninglyke Familie. Bezield, gelyk wy zyn van een levendig vertrouwen, om onze verlangens vervuld te zien, zo geeven Wy Uwe Majefteit, met allen overvloed van onze vaderlykeliefde,den Apostoliichen zegen. Gegeeven te Rome te Ste. Marie Majeur e, den aden Augustus 1759, bet tweedejaar van onze Pauslyke Regeering. JNTo,  BE WYS-STUKK EN. 319 No. VIII. MANDEMENT VAN ZYNE EMINENTIE DEN KARDINAAL VAN SALDANHA , PATRIARCH VAN LISBON. Over het ontwerp van de uitdryving der Jefuiten. FRANCOIS I, Kardinaal Patriarch van Lisbon. De Koning myn Meester, om regtmatige en noodzaaklyke beweegmiddelen geordonneerd hebbende, de uitdryving der G :ordende Geestelyken van de Sociëteit van Jefus, uit alle zyne Ryken en Domeinen, heeft Ons daar van onderrigt,door een brief, met zyn hand getekend, waarvan dit de inhoud is: „ Allerdoorluchtigfte en Hoog Eerwaar„ digfte Vader,in Jefus Christus, Kardinaal „ Patriarch van Lisbon, Reformateur Gene„ raai van de Sociëteit van Jefus, in deeze „ Ryken en Domeinen, myn zeer beminde „ Broeder." „ Ik Don Jofeph, by de gratie Gods» „ Koning van Portugal en Algarves , aan „ deeze en aan de overzyde der zee, in Afri. ,, ka, Heer van Guinee en van de Verove- „ ring,  güo REGTVAARDIGINGS „ ring, Scheepvaart en Koophandel van „ Ethiopien, Arabien, Perfien en Indien, „ enz. enz. zeg Uw Heil als myn waardeen „ zeer beminde Zoon." „ In overweeging genomen hebbende, dat „ in de Iuftruétie, gedaan aangaande het af,, gryslyk, buitengewoon en hoogdringend „ geval, welk het onderwerp is geweest van „ het Vonnis des Geregtshofs rinconfiden,, ce, van den iaden January, van het tegen,, woordige jaar, men daar geen groote achting „ moet gehad hebben voor den Algemeenen ,, Vader der gelovigen, van wegen een ,, Zoon, die, gelyk ik, altoos de eerbied „ en de verdeediging van het gezag van het „ zigtbaar Opperhoofd van de Katholyke „ Kerk, als onfchendbaare beginfelen heeft „ aangemerkt, zo heb Ik, niet alleen doen „ opfchorten ,.ten aanzien van de Geestelyken „ van gemelde Sociëteit, als medepligtigen ,, van dien fchandelyken en ergerlyken aan„ flag, de openbaare en gerugtmakende uit„ werkingen van myne Regtsoefening, tot „ welke ik, als Koning, die in het tydelyke of waereldlyke geen Opperften op Aarde ,, moet. erkennen, en ook niet erken, be„ voegd en geregtigd ben, zo door het God„ lyk Regt, en het Natuurlyk Regt der ,, Volken, als door de voorbeelden der god,, vrugtigfte Koningen van Europa en der „ Monarchen myne roemrykfte voorgange,, ren; maar heb ook bovendien geordon„ neerd, dat men zou opfchorten de proce,, duren, van welke zig zelfs niet behooren „ te ontdaan de vaders van de familie, welke ,  B E WYS-STUKKEN. 321 9, ke niet dan enkele byzondere perfoonen ?, zyn, om uit hunne huizen te jaagen, », alle de geene, welke de rust en de goede „ orde van de geenen, die daar huisves- „ ten, verftooren. Door eene uitwer. „ kingevan myne eerbiedige toegevendheid, •> en myn kinderlyk ontzag, heb ik aan den „ Allerheiligften Vader, Clemens XIII., „ werklyk Opperhoofd van de geheele Kerk, een brief gezonden, met myn Ko„ ninglyke hand ondertekend, gedagtekend ,> den 20 April laatstleden, benevens eene „ Memorie en andere Stukken daarby ge„ voegd; alles gefchikt, om den Heiligen >, Vader te onderrigten van den ftaat, in wel. >, ken zig deeze gewigtige zaak bevind „ Na alvorens de toegevendheid gehad te ?, hebben van deeze onderrigtingen naar „ Rome te zenden, heb ik bovendien een »' groot getal nieuwe kundigheden verkres, gen, welke zo veele vermogende beweeg>, middelen zyn, die my bepalen (niet al„ leen als Monarch, dubbeld verantwoorde„ lyk voor God, wegens de eer van de Op„ permagt, welke hy my heeft toebetrouwd, „ en van wegens het bewaren van den open„ baaren Vrede, dien ik in myne Staaten moet „ handhaven, maar bovendien als Vader en „ noodige befchermer van myne getrouwe „ onderdaanen) om boven alle andere over„ weegingen te ftellen de zeer dringende M redenen, die my verpligten, om zo veele „ yslyke ongehoorde buitenfporigheden, en „ welke men nooit zoude hebben kunnen „ verwagten, te onderdrukken. Zoda- II. DEEL. X .. nl.  322 REGT VA AR DIG IN GS „ nige zyn geweest, en zyn nog heden de „ ligtvaardige daaden, en de heiligfchenden„ de lasteringen, welke voornoemde Gees,, telyken van die Sociëteit niet hebben nage„ laten op een te hoopen, tot op deezen „ dag, tegen myne Koninglyke authoriteit, „ aan het Hof te Rome, en in verfcheiden „ andere Steden van Italië. — Zy hebben „ dit gedaan, met zulk een gerucht,en met „ zulk eene onbefchaamdheid, dat de kennis ,, daar van is doorgedrongen tot alle Hoven „ van Europa, door de publieke nieuwspa- „ pieren. • Niets van dit alles echter „ heeft my kunnen weerhouden, die or„ der te herroepen, welke ik gegeeven had, „ om de regtmatige en noodzaaklyke pro„ ceduren, welke men over deeze zaak had „ begonnen, op te fchorten. — Ik heb ge„ wild, dat deeze order zyne uitwerkinge ,, zou hebben, tot zo lange, tot dat ik met vol,, komene zekerheid kon weeten,dat deMe„ morien, welke ik naar Rome gezonden „ had, onder het oog van zyne Heiligheid „ gebragt waren; dat Hoogstdezelve daar„ van kennis gekregen, en deeze authentike „ blyk van myne eerbied en hoogachting ten „ overvloed gezien hadde. — Maar tegen„ woordig,daar het zeker is, dat zyne Hei„ ligheid deeze volkomene proef van my„ ne oplettenheid en kinderlyke eerbied on„ der het oog heeft gehad, zo vind de regt„ maatige reden van opfchorting, welke ik „ geordonneerd heb, thans geen plaats meer. „ —. Het is derhalven noodzaaklyk, dat ik „ niet langer de uitwerkingen, van de on- „ kreuk-  BEWYS.STUKKEN. 323 „ kreukbaare verdeediging uitftel, welke „ ik verpligt ben aan myne Koninglyke eer, „ aan de Auctoriteit van myne Kroon, en „ aan de zekerheid van myne Ryken en On„ derdaanen, tegen de onverdraaglyke aan„ flagen, welke voornoemde Geestelyken, „ tegen dezelve in 't werk gefteld hebben, „ en nog in 't werk ftellen, met de grootfte „ onbefchaamdheid en ftoutheid, en waar„ van zy gemeenzaamer hand gebruik ge„ maakt hebben. — In een tyd, dat „ dezelve, in myne Ryken inzonderheid, „ overladen waren met weldaaden en eer, „ welke zy ontvangen hadden van de mil„ daadigheid der Koningen, myne roemrug„ tige voorgangeren, en van die geene, „ welke myne Koninglyke goedheid mildaa„ diglyk over hen verfpreidde; - in een tyd „ zelfs, dat zy alleen belast met de opvoe„ ding van myne onderdaanen, en de alge„ meene beftierders van hunne confcientien „ waren;-in een tyd eindelyk,dat zy meer „ toegang tot mynen throon dan alle andere „ Geestelyken hadden, berokkenden zy die „ geheime en geweldige onregtvaardigheden, „ welke zy in het Noorden en duiden van „ Brazil in 't werk gefteld hebben; zy be„ magtigden de Domeinen van mynen Kroon, „ en maakten zig volftrekt meesters van de „ vryheid, van de eer, en van de goederen „ der Inwooners van dit gedeelte myner „ Staaten. Wanneer zy nu zagen, dat „ de overweldigingen niet verholen konden „ blyven, door het volbrengen van het Trac n *aat der grensfcheidingen, zo beiloten zy X 2 s, ter-  324 REGTVAARDIGINGS „ terftond, dit Tracfaat vrugteloos en zon„ der uitwerking te doen zyn. Met dit oogmerk tragteden zy tegen mynen Ko„ ninglyken perfoon en tegen myne Regee„ ring eenige Souvereine Vorften optehit„ zen, met welke ik altoos eene goede ver- flandhouding, en de tederfte en opregtfte „ vriendfchap onderhouden hadde. ■ - ■■■ „ Maar als de vriendfchap en de gevoelens, „ welke ik voor die Vorften had, en wel„ ke zy voor my hadden, het onwaardig „ ontwerp verydelde , welk zy gefmeed „ hadden, om rny de droevige uitvverkfelen „ van eenen buitenlandfchen oorlog op den ,, hals te haaien, zo gingen die Geestely„ ken tot de buitenfporigheid over, van My ,, zeiven in myne eigene Overzeefehe Staa„ ten een wreeden en verraderlyken oorlog ,, te verklaaren, welke de geheele waereld met ergernis en afgryzen vervuld heeft. — Doch in hunne aanflagen bedrogen „ zynde, door de nederlaag der Armeen „ en oproerige troepen der Indiaanen, wel- ke zy misleid en in Amerika opgeruid had„ den, door hen den geest van muitery en „ eene verfoeilyke bygelovigheid in te bla„ zen, tragteden zy zig te wreeken, door „ in het binnenfte van myn Ryk inwendige „ beroertens te verwekken. Zelfs „ zyn zy zo verre gekomen van myne eige„ ne onderdaanen tegen My te wapenen, „ dat is te zeggen, die geene, wier geaart-. „ heid en gemoed zy bedorven genoeg be> „ vonden, om hen te kunnen doen verval„ len tot dien affchuwlyken aanflag, welken » zy  BE WYS-ST UKKEN. 325 „ zy op den 3den September van het laatst„ leden jaar, tegen myn Koninglyken per„ foon begaan hebben, met eene trouwloos„ heid en woestheid, die nog nooit onder >i de Portugeezen was bedagt geworden. „ — Wanneer hen nu eindelyk die ver„ foeilyke aanflag op myn Koninglyk leven „ ook mislukt was,het welk de Godlyke Voor„ zienigheid op eene zigtbaare en verwon„ derlyke wyze verhoed heeft, en hun „ geene andere barbaarschheid meer ove„ rig bleef, waartoe de verblindheid van „ hunne wreede en onverzadelyke drift roe,, vlucht kon neemen, hebben zy opentlyk „ op eene onbefchaamde wyze, op 'myne „ hoogachting toegelegd; want om mynen „ Koninglyken naam gehaat te maken,heb„ ben de Jefuiten te Rome opgefleld, ver„ fpreid en doen verfpreiden, door geheel „ Italië, de eerlooste gefchriften, en blaau» we boekjes, opgevuld, met onbefchaamde ,> en openbaare bedriegeryen, welke eene al„ jjemeene verontwaardiging van geheel Eu„ ropa op den hals van deeze Sociëteit gehaald „ hebben. Ziende dus de misdaad bekend „ gemaakt van vry te fpreeken, en met eene „ heiligfehendende onbefchaamdheid, in te,, genwoordigheid zelve van de Juftitie; „ ziende de laster zonder zig te fchaamen , „ en zonder de minste waarfchynlykheid te „ zoeken, om haare bedriegeryen te vermom„ men, te lasteren tegen de openbaarfte, de „ authentiekfte en baarblyklykfte waarheden; „ - ziende de achting aan Souvereine Mo„ gendheden verfchuldigd, gefchonden, zon X 3 „ der  -3a6 REGTVAARDIGINGS „ der fchaamte, en zonder weerhoudenheid „ door menfchen, die, volgens hunne inftel„ ling geene andere vermogens of kragt moes„ ten bezitten dan eene heilige nederig„ heid; - ziende eindelyk alle deeze ver„ foeilyke aanflagen der Portugeefche Je„ fuiten overtroffen, door die der Jefuiten f, van Rome, nademaal de eerfte inderdaad „ zamengerot hebben tegen myne Staaten en „ tegen myn Koninglyk leven, maar deeze „ op eene verfchriklyke wyze myne Koning„ lyke achting aangerand hebben, in welke „ de levendige ziel van myne geheele Moj, narchy huisvest, en welke de Godlyke », Voorzienigheid my heefttoebetrouwd, om m de authoriteit onaffcheidelyk van de Souh vereine magt» te bewaren en voor allen „ aanval te verzekeren; — ziende, zeg ik, „ alle deeze buitenfporigheden, kon ik niet langer nalaten te ordonneeren, dat deeze „ bedorvene Geestelyken, (afgevallen, op „ de allerbeklaaglyklte wyze, van hunne „ heilige inftellinge, en baarblyklyk bedor„ ven door zulke groote, verfoeilyke en in„ gewortelde misdaaden, dat 'er van hun „ kant geen hoop meer over bleef van zig „ te zullen verbeteren,) moesten als open„ baare rebellen, baarblykelyke verraders, „ vyanden en aanranders, zo in het voorlede„ ne als in het tegenwoordige van mynen „ Koninglyken perfoon en myne Staaten, ,, en als verftoorders van de publieke rust „ en van het algemeen welzyn myner On„ derdaanen, moesten, zeg ik, daadelyk „ uitgeroeid, van hun Burgerregt verftoken, s» ver-  B E W Y S-S TUKKEN. 327„ verjaagd en verbannen worden, uit alle my„ ne Ryken en Domeinen, zonder daar in „ ooit weder te rug te mogen komen ;verbie„ dende, op onvergeeflyke ftraffe des doods, „ een iegelyk perfoon, van welken ftaat en „ conditie hy ook zyn mogte, hun eenigen „ ingang te vergunnen, in myne Ryken en „ Domeinen, of met hun eenige, woorde„ lyke of fchriftelyke gemeenfchap of ver,, bintenis te houden, wanneer dezelve we,, der in myne Ryken of Domeinen mogten „ komen, in een ander gewaad of verkleed, „ of dat zy zig tot eene andere Geestelyke „ Orde mogten begeeven hebben, dan ten „ zy men om hen toegang te vergun„ nen en omgang met hun te hebben, myn „ uitdrukkelyk en byzonder verlof hadde." ,, Zie daar het geene my behaagd heeft „ U te laaten weeten, niet alleen, op dat ,, gy, als Reformateur en Opperfte aange„ ftelde van gemelde Geestelyken, door het „ Apostolisch Brevet van uwe Commisfie, „ eene volkomene kennis moogt hebben van „ de zeer godsdienstige eerbied, welke „ ik gehad heb voor den Heiligen Apostoli„ fchen Stoel, omtrent al dat geene, wat „ deszelfs Auctoriteit betreft; maar boven„ dien nog, dat gy, in hoedanigheid van „ Prelaat, die onder het Bisdom behoort, de „ U onderhoorige Geestelyken kunt ver„ maanen, om, als goede en getrouwe on„ derdaanen, aan de leeken een voorbeeld „ te geeven van gehoorzaamheid en yver voor de volkomenfte en naauwkeurigfte ,, inachtneeminge van myne Ordonnantie en X 4 ,1 Ko-  328 REGT VA ARDIGINGS „ Koninglyke Wet, welke de uitwerkinge „ is van de Wysheid, met welke ik nietna,, gelaten heb tot heden toe, in al dat gee„ ne, wat het tydelyke belangt, te voorzien „ en zorge te dragen voor'het algemeen „ welzyn van myne Ryken en Domeinen , „ en tot algemeene rust van myne getrouwe „ onderdaanen." „ Ondertusfchen, terwyl dit beklaaglyk „ bederf van gemelde Geestelyken in het li o„ haam gevonden word, welk de beftiering „ en de gemeente van hunne Sociëteit vormt „ (tot onderfcheid van alle die geordende „ Geestelyken, wiens lighaam zig altoos, „ in hunne loflyke en voorbeeldige inftellin„ gen en gehoorzaamheid bewaard heeft, • en „ dat het waarfchynlyk is,dat 'er eenige by„ zondere perfoonen,in die Sociëteit zullen „ zyn, welke nog niet toegelaten zyn tot „ de ïolemneele belydenis, onfchuldig zou„ den zyn, uit hoofde dat zy nog niet de „ noodige proeven gedaan hebben, dat men „ hun eenige gemeenfchap, of kennis zou „ kunnen doen hebben, van de affcbuwely„ ke geheimen, van die verfoeilyke zamen„ zweeringen, en van die zo eerloofe mis„ daaden; - door deeze overweginge dan, „ en niettegenftaande de algemeene Regten „ van oorlog en reprefailles of vergelding, .„ algemeen ontvangen en beftendig in acht „ genomen, door alle befchaafde Natiën, „ en die den besten Godsdienst hebben; „ Regten, volgens welke alle byzondere „ perioonen van gemelde Sociëteit, zonder s, eenige uitzondering, regtmatig aan dezelf- j» de  BE WY S-S TUK KEN. 329 „ de ftraffen zouden onderhevig moeten zyn, uit hoofde van de aanflagen tegen My en „ myne getrouwe Onderdaanen begaan, door „ de bedorveneRegeering van deezeSocieteit; „ myne uiterfte goedertierendheid echter „ acht gevende, op het groot verdriet en de „ droefheid, welke gemelde byzondere per„ foonen moeten ondervinden, die, na on„ kundig geweest te zyn van die zamen;, zweeringen hunner Opperhoofden , zig „ verbannen zouden zien, op den naam van de leden van dit aangeftoken en verdor„ • ven lighaam, zo heeft hetMy behaagt, toe „ te liaan en te vergunnen, dat zy van die „ voornoemde byzondere perfoonen, welke „ nog geene folemneele profesiie gedaan, en „ toevlucht tot U zullen genomen hebben, „ om ontflagen te mogen worden van hunne „ eenvoudige geloften, en welke uwe bis„ fchops volmagtsbrieven zullen toonen, „ kunnen blyven in de Ryken en Domeinen, „ gelyk myne andere onderdaanen, om dat „ zy niet fchuldig zyn aan eenigen bewezen „ misdaad, welke hen onwaardig maakt." Gedaan in het Paleis van Notre»T)ame dJAjuda den %den September 1759. DE KONING. Nu, gelyk onze herderlyke pligt ons eene onvermydelyke verbintenis oplegt, om alle perfoonen, welke aan Ons onderworpen zyn, op den zekerften weg ter hunner zaX 5 lig-  330 REGT V AARD IGIN GS ligheid te geleiden, zo maken Wy hen bekend, dat het Regt der Natuur, het Godlyk Regt, en het Regt der Volken hen verpligt, om hun Souverein te beminnen, zyne Ordonnantiën te eerbiedigen en alle zyne Wetten (*) te gehoorzamen. - • - Deeze onfeilbare waarheid is Ons aangeweezen, door den Heiligen Apostel Paulus, welke verkoren zynde tot verkondiger van de Kristelyke waarheden, kragtdaadig alle den geenen, die hem hooren overreed en vermaant, dat zy, die zig tegen de Wetten van hunne Overigheid aankanten, zwaarlyk de Godlyke Majefteit beledigen. En inderdaad het is God alleen, die de magt der Koningen toekomt, en al het geene zy bevelen, isbeltemd, door zyne Allerhoogfte Voorzienigheid ; zo dat de geene, die door den Geest van kwaad gedrag en afdwaling, niet aan hunne Wetten gehoorzaamen, zig ongelukkig de eeuwige verdoemenis op den hals haaien (f). De Heilige Geest beveelt aan de Koningen te hooren en te begrypen, om dat hun magt hun is vergund door den Heere Het is door de Uitwerkinge van de Godlyke magt, dat de Souvereinen regeeren, dat zy Wetgevers zyn, dat zy bevelen en bepalen all' het geene wat regt is (**). — De Allerhoogfte geeft ons op allerlei wy- (*) Zie den Brief van den Apostel Paulut aan Titum. (t) Zie denaelven aan de Romeinen. (j) Boek der Wyshcid, Hoofdft. 3. C*Ó Pioverbia of Spreuken Salomons, Hoofdft. S.  BE WYS-S TUKKEN. 33i wyze te verftaan, hoe achtbaar de magt en het gezag der Souvereinen is. Het behaagt hem zelfs,om ons aantetoonen,(als een voorbeeld van gehoorzaamheid en van onderwerping, welke wy hun verfchuidigt zyn,) dat geene, wat 'er gebeurt onder zekere dieren, wiens foort niet zoude kunnen beftaan, zonder deeze fraaije orde, welke God heeft ingerigt (*). God heeft aan Samuel bevolen, zyn Volk te hooren in al het geene, wat het hem zou zeggen, om dat het niet Samuel was, welke beledigd was geworden, maar het was aan God zelve, dat ze alle beledigingen toevoegden, waar over die Propheet zig had te beklagen (f). - Het is niet alleen, als Regtgelovigen, volgens de redeneeringen der Heilige Vaders, dat de onderdaanen verpligt zyn, te gehoorzaamen aan hunne Monarchen, en die te eerbiedigen, maar zy zyn het ook nog als Burgers, en voor het algemeen belang en nut verpligt; om dat het onmogelyk is,dat men genot heeft van eenigen vrede, van eenig welzyn in de Monarchyen, zonder de onderwerping aan het gezag van die geene, welke hen beftieren (§). Om deeze redenen dan, alhoewel Wy allen grond hebben van te hoopen, dat de getrouwe onderdaanen, welke onder onze magt gefteld zyn, overtuigd van het geluk, welk zy genieten, van onderdaanen te zyn van den (*) Zie Joan. Chryfoftls, (t) i Samuel, Hoofilft. 8. ($) Z. Macoab. Hoottft. 4,  332 RE GT VA ARDIGINGS den godvrugtigften en regt vaardigden der Koningen, gezamentlyk zullen bedroefd rn geërgerd zyn te zien, dat de Sociëteit der Jefuiten, vervallen en afgeweken van haare eerfte Inftellinge, en zelfs de aüernoodwendigfte pligten van de menschheid vergeetende,niet alleen eene zamenzweering tegen den geheiligden perfoon van haaren Koning en tegen zyne Staaten gemaakt heeft, maar bovendien , dat zy ook nog met de misdadigfte hardnekkigheid getragt heeft, om zyne eer te bezwalken, en de achting, welke men hem fchuldig is, te vernietigen; zo vermaanen wy alle leeken van ons Bisdom, en wy beveelen aan alle Kerkelyken geen gemeenfchap te houden,het zy mondeling, het zy fchriftelyk, met voornoemde Geestelyken, die van hun Burgerregt beroofd zyn; op dat wy niet meer de fmerte en het verdriet hebben van den vrede en het algemeen welzyn verftoord te zien,waar voor wy allenbebooren zoro-te dragen, door alle mogelyke middelen, welke van ons afhangen, niet flegts als waare Gelovigen, maar bovendien in hoedanigheid van getrouwe onderdaanen. En gelyk de Commisfie, met welke de Heilige Vader Benedicfus XIV, glorieufer gedagtenis, Ons belast heeft, zo ongelukkig en zo onnut is geweest, dat in plaatfe van in deeze Geestelyken eene ernftige nederigheid voort te brengen, en hen weder te rug te roepen tot de gehoorzaamheid van hunne heilige Inftellinge, heeft hen dezelve integendeel aanleiding gegeeven tot het vergeeten van hunne noodwendigfte verpligtin- gen  BEWYS-STUKKEN. 333 gen van Regtgelovigen en van Onderdaanen; Wy bidden allen gelovigen, die aan onze zorge zyn toebetrouwd, dat zy ons helpen God fmeeken, dat het hem behaagen moge, om deeze ongelukkigen de verlichtingen te geeven, welke hen noodzaaklyk zyn, om hunne onverfchoonlyke en beklaaglyke dwalingen te erkennen,en om weder op den weg der Waarheid te keeren, welke de heilige Patriarch hen zal toonen, door zyne verwonderlyke en volmaakte werken, en door zyne regtgelovige en zekerfte onderwyzingen. En eindelyk, dat ons tegen¬ woordig Mandament ter kennisfe moge komen van een ieder,zo bevelen Wy, dat hetzelve in alle Kerken van ons Patriarchaat zal af kondigd, en op alle gewoone plaatfen, aangeplakt worden. Gegeeven in ons Paleis van Junqueira, dtn §den October 1759. F. KARDINAAL PATRIARCH. } No.  334 REGTVAARDIGINGS No. IX. Latynfche brief van de Portugeefche Jefuiten, aan boord van het Ragufisch fchip, genaamd, de Heilige Bonaventura, aan den, Gouverneur van Livorno, om verlof van zig te mogen ontfchepen. EXCELLENTISSIME DOMINE! Lu/ïtani Jefuita centum ipfi, & viginti unus, a Rege Hdeliflimo ex Lufitanid ejecti, Genuam mijji fumus, ob crimina, quorum, non modo confcientia, fed fcientid caremus, utpote, indi&d caufd, damnati. — Noflram tarnen, exijïimationem aliorum judicio relinquimus, cum nequc reverentia ergd FideliJJimum Regem patiatur ut innocentiam noflram obteftemur, nee veritas finat ut nos reos ejje fateamur. Genuam delati, qub Rex nos dejlinaverat, non jam ejus imperio ,/ed nofiris aufpicüs, & noftrorum Majorum auBoritate ad CentumCellas transfretavitnus: necejfe tarnen babui- mus  B E W YS-S TUKKEN. 335 VERTALING VAN DEEZEN B R I E F. ZEER UITMUNTENDE HEER! Wy zyn hondert en twintig Portugeefche Jefuiten, welke de Allergetrouwfte Koning uit zyne Staaten heeft verdreven , en naar Genua verzonden, om misdaaden, welke wy alleen niet begaan, maar waar van wy zelf geene kennisfe hebben, zynde wy veroordeeld zonder verhoord te worden. ■ Niettemin laaten wy het aan anderen over, om over ons naar hun welgevallen te oordeelen; nademaal de achting, welke Wy aan den Allergetrouwften Koning fchuldig zyn,ons niet toelaat,onze onfehuld te betuigen, en de waarheid ons verbied ons zeiven fchuldig te verklaaren. Overgevoerd wordende naar Genua, het land voor het welk onze Koning ons beftemd had, niet op zyn uitdrukkelyke order, maar volgens onzen eigen wil, gaan wy op gezag van onze Overften naar Civita Vecchia. Ondertusfchen zyn wy verpligt in deeze Haven in te loopen, en daar te vertoeven, tot dat het Ragufisch fchip,op welk wyzyn,de koopmanfehappen ontlast heeft, welke het voor deeze Stad heeft mede genomen. ■ Dit  335 REGT VA AR Dl GING S mus in hunc Portum divertere, in illoque morari, quousque Ragufana, qua vehimur, na' vis vier ces bic fuas deponat. — H II. Deel. Y zoe-  338 REGTVAARDIGINGS nobis vero fatis fit ad eam accedere, idque non agminatim, fed diviftm, ut ex boe fentind tantisper emergere, focios noflros invifere remque Divinam facere pojimus. — Cum hoe poflulamus, parum nobispofiulare videmur, idque confentaneum humanifjimo Excellentie Veflrae ingenio, confentaneum Juguft. Principum Imperatoris, Imperatricisque vóluntati. — Cum enim pracipua quddam benevolentid Societatem nostram amplectantur, gratum üs accidet, quod Excellemia Vestrabdc nobiscum humanitate utatur, Rogarem pluribus Excellentiam Festram, fi ejus benignitati, et petitionis nostrm aquitati minus fiderem. Fale, Excellentisfïme Domine, nee omitte, quafo, de hominibus calamitofis, Deo confecratis, ac Jefu Sociis benemereri. Ex navi Ragufami, cui nomen D. Bonaventura, 21 November 1759. Excell. V. Humillimus & obfequent. Servus Josephus Branco, Socior: Sup:  BEW YS-STUKKE N. 339 zoeken zelfs nog veel minder; want laatstgenoemden word het zelfs vergund, om in de Stad te blyven, en ons verzoek bepaald zig llegts, dat men ons vergunne, om maar eenige dagen daar in te mogen vertoeven, en dat niet alle te gelyk, maar by gedeelten; op dat wy ons eenigen tyd, uit deze Hinkende en befmetlyke fcheepslucht, mogen verfrisfchen , onze medebroeders gaan bezoeken, en geestelyke offerhande doen. —— Het dunkt ons, dat het onderwerp van ons verzoek eene zeer geringe zaak is, en overeenkomftig met de natuurlyke goedertierenheid van uwe Excellentie, en met het gevoelen van den Keizer en de Keizerin. De genegenheid waar mede Zy onze Sociëteit vereeren, verzekert ons, dat zy met vermaak zullen verneemen, dat uwe Excellentie deeze goedheid voor ons hebbe. lk zoude verder uitwyden , zo ik minder verwagting van uwe toegenegenheid, en van de regtmatigheid van ons verzoek had. — Ontfangdan ons verzoek, zeer uitmuntende Heerl en bewys U goedgunstig, fmeek ik U, aan die ongelukkige menfchen, welke aan God toegeheiligd, en medebroeders van de Sociëteit van Jefus zyn. Ik ben Uwer Excellenties Zeer nederige en gehoorzaame Dienaar, Joseph Branco, Opperjle. Uit het Ragujiscb Schip, genaamd de Heilige Bonaventura, den ai November 1759. Y a No.  340 REGT V AARDIGINGS No. X. BREVET VAN PAUS CLEMENS XIII. V IVeïk aan den Raad der Confidentie, dè mottige magt vergunt, om te procedeeren, tot aan de ftraf e des doods, regen de Kerkelyken , zo wereldlyke ah geordende broeders, Jcbuldig aan de misdaad van gekwetfte Majefteit, op voorwaarde, dat in dit Geregtshof een Kerkelyk perfoon zal voorzitten. CLEMENS XIII. PAUS, Om te dienen tot een altoosdurend aandenken! Onze beminde zoon, Procureur Generaal en Promotor Fiscaal van de Kroon van onzen geliefden zoon, in Jefus Christus, Jofeph, Allergetrouwfte Koning van Portugal en Algarves, heeft ons vooraf verklaard, dat de verfoeilyke trouwloosheid van zekere byzondere perfoonen hen vervoerd had, om een yslyken aanflag te begaan tegen den Koninglyken perfoon, en herleven van den Allergetrouwften Koning; dat deeze misdaad, voor het  BEWYS-STUKKEN. 341 het grootfte gedeelte, is geboet, door de ftraffe van die geene onder hen, welke leeken of broeders van de Militaire ordens waren, die, na alvorens overtuigden veroordeeld, door de refpective Regters, welke regt hadden daar over te vonnisfen, de ftraffen hebben uitgeftaan, aan zulk een groote misdaad evenredig ; — doch dat die misdaad noch niet is geboet aan de andere byzondere perfoonen, met eene geestelyke en priesterlyke waardigheid bekleed, welke men als medepligtigen van de eerfte aanmerkte;— dat het niettemin hoogstnoodig voor het algemeen welzyn is, dat de ergernis van zulk eene groote misdaad ook geheellyk uitgewischt worde , door de geftrengheid der ftraffen, op dat in "t toekomende niemand zig moge overgeeven aan zulke verderflyke buitenfporigheden, op hoop van ongeftraft te zullen blyven, of onder het voorwendzel van eenige uitzondering. Om deeze redenen dan ftelde hy ons het voorbeeld van Gregorius XIII, voor oogen ; onzen voorganger, zaliger gedagtenis, die, door zyne Apostolifche Brieven, in den vorm van een Brevet, gedateerd den 28 Ocfober 1583, aan de Prefidenten en Gedeputeerden van den Raad der Koninglyke Confidentie , het vermogen en de magt vergund heeft van, (behoudens den vorm van Regten), aan den Waereldlyken arm overteleveren, (om geftraft te worden, naar vereisch van zaaken), alle broeders van voornoemde Militaire ordens van het Ryk van Portugal en Algarves, zo wel Ridders als Kapellaanen, zelfs aangefteld in de geestelyke Ordens, welY 3 ke  342 REGTVAARDIGINGS ke wettig overtuigd zouden zyn, voor het tegenwoordige, of zouden kunnen zyn, in het toekomende, van eenige zamenzweeringe te hebben gemaakt, tegen den perfoon des Konings, of een opftand verwekt, in de Ryken van Portugal, en ten dien einde het volk te hebben opgeruid, na alvorens tegen dezelve de ftraffen, in de Canons vervat, uitgefproken te hebben , en zulks, zonder zig eenige Cenfuur.Kerkelyke ftraf of ongeregeldheid op den hals te haaien. Hy verzogt ons de uitftrekking of verlenging der Brieven van onzen voornoemden voorganger te vergunnen, zo wel over alle Kerkelyke perfoonen , als Waereldlyke en Geestelyke Ordens-broeders, welke door wettige bewyzen overtuigd zouden zyn, fchuldig te wezen aan gemelde aanflagen en zamenzweeringen; — alsmede over alle anderen, die, in't toekomende, het mogten onderneemen, op welke wyze het ook zyn moge, een aanflag te doen tegen den Perfoon en den Staat der allergetrouwfte Koningen van Portugal, als opvolgers van gemelden Jofeph den Allergetrouwften Koning. Wat het eerfte gedeelte van dit verzoek aanbelangd, zo hebben Wy, door onze brieven, by forrae van Brevet, gegeven te Sainte-Marie Majeure, den 2 Augustus laatstleden , vergund en toegeftaan aan den Prefident en Commisfarisfen van gemelden Raad, de vermogens en de verzogte magt, volgens de Claufulen, Conditiën en Vernietigingen, breedvoeriger in onze voornoemde brieven vervat. Maar  BE W Y'S-S TUKKEN. 343 Maar terwyl wy, onlangs, vernomen hebben, dat men behalven de voornoemde brieven van onzen voorganger, Gregorius Xlll, nog andere brieven in denzelfden vorm heeft afgevaardigd, en onder denzelfden datum seaddresfeerd aan de Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen der Ryken van Portugal en Algarves, en van de Provintien, die daar van afhangen, van welke brieven geen uitdrukkelyke melding is gemaakt, in onze voornoemde; dat deeze brieven een Reglement behelzen , tot beibaffing van alle andere Kerkelyke perfoonen , zo Geestelyken als Waereldlyken, in de Heilige Ordens bevestigd, en zelfs in die van het Priesterfchap, zo iemand onder hen, zig ooit fchuldig bevond van geconfpireerd te hebben,tegen dezelfde Koningryken, of tegen zyne Koninglyke Majefteit, en het volk ten dien einde opgeruid te hebben. Gelyk ons ook onder het oog gebragt is, zedert her begin, van wegens onzen zeer geliefden zoon, in Jefus Christus, Jofeph, allergetrouwst Koning van Portugal en Algarves, dat 'er niet voor altoos genoeg fcheen voorzien te zyn, voor de zekerheid van den perfoon der Koningen, en voor de beftendigheid en gerustheid der Ryken van Portugal, byaldien voornoemde vermogens en volmagten niet voor altoos vergund en toegedaan waren,aan het gemeld Geregtshof of aan den Raad van de Koninglyke Confcientie,aan zynen Preftdent en aan de Commisfarisfen, welke dezelve uitmaken, voor toekomende gevallen, in welke, de Kerkelyke perfoonen, van welke Y 4 or-  344 R EGT VAARDIGINGS orde, en van welken rang zy ook zyn mogen, overtuigd zullen zyn, van eene zamenzweering berokkend te hebben tegen den perfoon der Koningen, en opftand verwekt te hebben, in de ryken van Portugal, volgens het geene begrepen was, in het zelfde fuppliek van gemelden Promotor en Procureur • Zo is het, dat wy desgelyks zyn verzogt van den kant des Konings, om daar in te voorzien , dooronze Apostolifche goedheid Wy, (die, volgens de pligt van onze bel diening, vervuld behoren te zyn met yver voor de Geregtigheid, en die wenfchen daar in te voorzien , zo veel in ons vermogen is tot zekerheid en gerustheid van den Perfoon ' van de Ryken en Staaten van den Alleree' trouwden Koning; oordeelcnde, dat fchelmen en goddelooze menfchen, die zfr zouden fchuldig maaken aan voornoemd^ misdaaden en aanflagen, onwaardig zyn de voor deelen van vryheid en Geestelyke voorregten en gunstbewyzen van de Kerk) ftemmen toe' geeven en vergunnen (door de tegenwoordige Brieven, endoor de Apostolifche magt welke wy oefenen), aan'de Preüdenten en Commisfarisfen van gemelden Raad (niet tegengaande de Brieven van gemelden Paus Gregonus XIII, onzen voorganger, in welke wy willen, dat de inhoud in zyn volkomen uitgeflrektheid zal uitgedrukt daan} de magt en het vermogen van, (zonder aan eenige cenfuur onderhevig te zyn) te kunnen overgeven aan den Waereldlvken Regter (om de ilraffen te ontvangen, welke zy verdienen, edoch na voorafgaande beroving  BEWYS-STUK KEN. 345 ving van hun eer, uitgefproken, volgens de Canonieke Decreten, door den genen, die daar toe de magt heeft, en wezendlyk ter uitvoer brengt, omtrent dezulken, welke in hooge Ordens bevestigt zyn), alle Kerkelyke perfoonen zo Waereldlyken , als Geestelyken, van welke Geestelyke of Militaire Orde, geestelyke broederfchap, Sociëteit en Inftelling zy ook zyn mogen, wanneer zy aangefteld zyn, zelfs in de geheiligde ordens .en ook in het Priesterfchap (uitgezondert echter de Bisfchoppen of andere Prelaten van een veel verhevener rang), na dat zy geregtelyk zullen overtuigd zyn, door wettige bewyzen, of door hunne eigene belydenisjvan geweest te zyn raadgeevers, uitvoerders of medepligtigen van gemelde misdaad, en veroordeeld door gemelden Regter tot de Canonieke ftraffen; — alles gelyk zulks breedvoeriger in onze brieven is vervat. Bovendien, alhoewel wy niet zonder afgryfen kunnen gedenken, dat zulke verfoei* lyke misdaaden, in het toekomende, weder zullen begaan worden, en wel inzonderheid dat de Kerkelyken zig daar aan ooit weder zullen fchuldig maken , of daar aan eenig deel neemen; willende echter in dit gedeelte voorzien, tot de grootfte zekerheid en gerustheid der Allergetrouwfte Koningen, en van hun Kroon, en volkomentlyk in allen opzigte de verlangens van den Koning begunstigen; Zo leenen Wy het oor aan gemelde verzoeken, ftaan toe, en vergunnen voor altoos, (uit hoofde van onze Apostolifche magt, met welke wy bekleed zyn, en door Y 5 den  346* REGT V AARDIGINGS den inhoud van den tegenwoordigen), aan voornoemden Raad van de Koninglyke Confidentie , aan den Prefident en Commisfarisfen , welke dezelve in het toekomende zullen uitmaken, (mits dat in gemelde Geregtshof, zo menigmalen als daar zal gehandeld worden van zulke zaaken, als wy hier aanduiden, een Bisfchop of Prelaat voorzit, of een perfoon in Kerkelyke waardigheid gefield, welke aangenaam is by den Allergetrouwften Koning, en mits dat hy in het getal der Commisfarisfen, regt hebbende, om hunne ftemmen te geeven, twee andere perfoonen heeft, met een priesterlyk karakter bekleed, en van Doétoraalen graad, of Licentiaat in de Godgeleerdheid of in hetKanonieke Regt), de vermogens en de magt van te procedeeren tot overgeeving aan den Waereldlyken Regter, tegen alle Kerkelyken, zoWaereldlyken als Geestelyken, van welke Geestelyke of Militaire Orde, Sociëteit .Vergadering en Inftelling, dezelve ook zyn mogen, gelyk boven gezegt is, zonder dat hierom gemelde Prefident of Commisfarisfen eenige Cenfuure of Kerkelyke ftraf zullen onderhevig zyn, wanneer de befchuldigden in de Geheiligde Ordens mogten zyn , zelfs die van priester (uitgezonden evenwel de Bisfchoppen of opperde Prelaaten) in gevallen, als zy geregtelyk zullen overtuigd zyn, of door hun eigene belydenis, gelyk wy gezegd hebben, van eenige aanflagen of zamenzweering berokkend te hebben, tegen den perfoon van den Allergetrouwften Koning, welke alsdan in leven zal zyn, of eenig oproer ver-  BE WY S-S TUKKEN. 347 verwekt hebben in de Ryken, en ten dien einde het Volk opgeruid te hebben; zonder dat gemelde Regters, of iemand van hun, zo in het gebeurde geval, als in alle andere, welke (het geene God'verhoede!) in het toekomende zouden kunnen gebeuren, aan eenige Cenfuure, of Kerkelyke ftraf, of onbevoegdheid kunnen onderhevig zyn, of gevaar loopen, hen daar voor bevrydende, en ontflaande, door onze voornoemde auctoriteit,en door den inhoud der tegenwoordige brieven, wanneer zelfs van deeze overgeeving aan denWaereldlyken Regter , de dood van een mensen, of de afknotting zyner leden, zou volgen. En dit alles, onaangezien gemelde brieven van Gregorius XIII, onzen voorganger, en alle andere Apostolifche Brieven, Inftellingen en Ordonnantiën, zo wel algemeene als byzondere, bevat in algemeene Provinciale en Synodale vergaderingen; alle Statuten van alle Kerkvergaderingen hoegenaamd, van gezegde bedelordens en niet bedelordens, zelfs van den Heiligen Antonius van Weenen , van de elf Kloosterlyke vergaderingen, van Militaire ordens; zelfs van bet Hospitaal van den Heiligen Johannes- van Jerufalem, van de Sociëteiten , zelfs van de Sociëteit van Jefus, en van alle andere inftellingen hoegenaamd ; en bovendien alle Etablisfementen, Statuten, gebruiken, regelen, gewoonten, door eede bevestigd, of door Apostolifche auctoriteit, of op eenige andere wyze, welke die zoude kunnen of mogen zyn; alle Privilegiën, Pauslyke genade Brieven, en Apostolifche brieven op eenigerlei wyze, wel-  348 REGT VA ARDIGINGS welke die mogen zyn, toegeftaanaan gemelde Ordens, Infteffingen, Kapittels, Overftens, Bedienaars, Grootmeesters, Proosten, zelfs geordende Kanonniken, Broeders, Monniken , Ridders, Kapellaanen, Priesters en Ordensbroeders, Hoogleeraaren en alle anderen hoe genaamd, wanneer gemelde Pausly ke brieven en Privilegiën zouden toegeftemd en vernieuwd zyn; benadeelende inzonderheid en wel uitdrukkelyk aan alle gezegde zaaken voornoemd, zonder eenige uitzondering, en aan alle andere, itrydig met de tegenwoordige, alleenlyk aangaande de gezegde uitwerkingen ; voor het overige blyvende in zyn kragt en llerkte, wanneer om eene voldoende vernietiging, het noodig zou zyn eene uitdrukkelyke en uitvoerige melding te maken van al dat geene, welk daar in bevat is, of dat het noodig mogt zyn, van gemelde vernietiging , van welke byzondere vorm ook, te vervullen door de auctoriteit der tegenwoordige. No.  BEWYS-STUKKEN. 349 No. XL MANIFEST, Bekendgemaakt, door het Hof'van Portugal, onder den Titel van Verklaaring der daaden en beweegmiddelen , welke deszelfs gehouden gedrag bepaalen. 1. T^\e Allergetrouwfte Koning, naboot- J " zende,en zelfs te bovengaande het voorbeeld van zyne doorlugtige voorgangers , heeft aan den Heiligen Vader, aan de Ministers van zyne Heiligheid, en aan de geheele Kristen Waereld, de bellisfendfte bewyzen en de voortreffelykfte getuigenis gegeeven, welke een Monarch kan geeven (die aangaande het tydelyke geen ander Opperheer erkent dan God alleen,) van de Kinderlyke Hoogachting voor den geheiligden perfoon van den Stedehouder van Jefus Kristus, van zyne ftandvastige eerbied voor den Heili. gen Apostolifchen Stoel, van zyn godvrugtig en beffcendig verlangen, om de fchuldige achting te betoonen aan het Hoogepriesterlyk gezag, tot aan den uiterften graad der voor. beeldigfte toegevendheid. 2. Men vind daarvan een klaar en blykbaar bewys, in de Memorien en onderrigtende Brieven van den 8 Oélober 1757, ■en den 10 February 1758. Zyne Allerge- trouw-  35o RE GTVAARDIGINGS trouwfte Majefteit, doet daar de eerbiedigde en hoogdringendfte verzoeken, in een tydsomftandigheid, in welke hy zig zekerlyk daar van kon ontdaan. Inderdaad, deeze Monarch Was gevolmagtigd en zelfs verpligt, volgens het Godlyk en Natuurlyk Regt, en het Regt der Volken, om uit zyne Ryken en Domeinen te verjagen de Geestelyken van de Sociëteit van Jefus, wiens bedorven beftiering, een groot getal van zyne onderdaanen tegen zyne Majefteit had opgeruid, en Hem in zyn Ryk, eenen oproerigen eninwendigen oorlog verwekt, en in zyne Overzeefche Domeinen eenen openbaaren oorlog verklaard had. —• De eerfte heeft hem zeer groote onkosten veroorzaakt, en de tweede heeft hem meer dan twintig millioenen Crufaden gekost, om in zyne Overzeefche Staaten dewaarneeming der wetten te herftellen, en om verfcheiden volken weder tot gehoorzaamheid terug te brengen, die in eene rebellie ingewikkeld waren , door de Systematifche Leer, welke deeze Geestelyken leerden, zig uitgevende voor Apostelen, die alleenlyk bezig waren met de bekeering der zielen. 3. De brief van zyne Majefteit van den 20 April 1759, met de Memorie en deftukken, wélke daar by gevoegd waren, verfchaften nog veel grootere bewyzen van zyne ftandvastige verknogtheid aan den Heiligen Stoel. —- Het is blykbaar, dat byaldien deeze Monarch niet levendig was bezield geweest met zodanige beginfelen , dat hy zig geen moeite zou gegeeven hebben, om na den afgryslyken aanllag tegen zyn perfoon begaan ,  BEWYS-STUKKEN. 351 gaan, op den 3 September 1758, voor af zyn toevlugt tot den Heiligen Stoel te neemen, eer dat de ftrafoefening van zulke kwaadaartige en verharde menfchen, die deeze verfoeilyke zamenzweering berokkend, en het ontwerp van dit verfoeilyk fchelmftuk gefmeed hadden, voltooid was geweest. Zyne Majefteit was gemagtigd, om hun de ftralfe te doen ondergaan, welke zy verdienden, volgens het Godlyk Regt, het Regt der Natuur en het Regt der volken. — Dus is het, dat men daar van dagelyks gebruik maakt, tegen de Kerkelyken en Ordensbroeders, fchuldig aan misdaaden van een veel minder gevolg, in het Ryk van Frankryk, alwaar de Godsdienst zo bloeijende is, en in de Republiek van Venetië, alwaar men zo oplettend is, om de eerbied, aan den Heiligen Stoel verfchuldigd, in acht te neemen. — Het Ryk zelfs van Portugal heeft daar van voorbeelden gegeeven, in gevallen van Rebellieën oproer, veel minder zwaar dan die, van welke wy fpreeken. De Koningen Johannes If., Emmanuel, en Johannes IV. hebben gebruik gemaakt van alle hunne Regten, zonder dat men hen ooit verweten heeft, nalatig geweest te zyn, in dat geene, wat zy fchuldig waren aan het ontzag van den Heiligen Apostolifchen Stoel. 4. Zyne Allergetrouwfte Majefteit hoopte, dat zyne buitengewoone toegevendheid voor den Heiligen Stoel, Hem van den kant van het Roomfche Hof de kragtdaadigfte hulp zou bezorgt hebben, niet alleen tot ftraffing van de verfoeilykfte misdaaden, waarvan hier ge-  §52 REGTVAARDIGINGS gehandeld word, maar bovendien, om voor altoos hunne nadeelige onderneemingen te onderdrukken. — Intusfchen echter werd deeze Monarch, door de klnarblyklykfte bewyzen onderrigt, dat de Jefuiten zelve het crediet en gezag gehad hadden, om alle wegen , langs welke de klagten van zyne Majefteit tot kennisfe van den Heiligen Vader konden komen, te fluiten, en dat men, aan het Hof van zyne Heiligheid, geheellyk fchikkingen gemaakt bad, welke ilrydig waren met de hoop, die deeze Monarch met alle regt had opgevat. 5. Hy vernam, dat 'er zedert den eerloozen en wreeden moord, van den 3 September 1758, geen enkeld woord van de wraaking, tegen de fchuldigen van dit yslyk fchelmftuk , aan de Ministers van den Paus ontfnapt was geworden. 6. Integendeel was zyne Majefteit onderrigt, dat de Staatsfecretaris van zyne Heiligheid aan den Nuntius van Spanje een Brief gefchrceven had, welke in de Nieuwspapieren van Europa is bekend gemaakt, en waar in hy onder anderen zegt: „ dat eene ja„ loerfche en ongebondene Ndtie een wreeden „ oorlog verwekte tegen eene Sociëteit van „ byzonder geachte Geestelyken, welke aan „ de Kerk de grootfte diensten bewezen; dat „ hunne levenswyze by aanhoudenheid in „ alle foorten van nuttige oeffeningen voor „ den Godsdienst, en de behoudenis der „ zielen befteed werd, en dat zy geheellyk „ geheiligd waren, om de grootfte eere van „ God,  BEWYS-STUKKEN. 353 „ God, en de zaligheid der gelovigen te be„ zorgen. 7. Deeze Monarch wist, dat de uitermaten groote lof, in deezen brief gevoegd, met opzet overlegd was, met den Generaal of Opperften der Jefuiten, om de Ediéten en Ordonnantiën , door welke zyne Majefteit den voortgang van de eerlooze zamenzweering geftuit had, tegen te fpreeken. Men kon waarlyk geen geloof geeven aan den inhoud van dien brief, zonder de Ediéten en Ordonnantiën van zyne Majefteit, als geen geloof verdienende, aan te merken, om dat'er niets tegenftrydiger en tegengeftelder was. Ook ontbrak het niet aan het Hof te Rome, om deeze gevolgtrekking op dien brief te maken, tegen de Ediéten en Ordonnantiën van zyne Majefteit; en de openbaare gefchriften , toen opentlyk door de Jefuiten bekend gemaakt, vertoefden niet die te onderfteunen en te doen gelden. 8 Ook is ter ooren van zyne Majefteit gekomen, dat men, aan datzelfde Hof, als een misdaad had aangemerkt de herdrukking van het Stukje, genaamt Relation abregés, welk tot een fondament gediend had, voor het Brevet van hervorming van Paus Benediétus XIV, en voor het Decreet van den Kardinaal van Saldanha; dat men den drukker, die het herdrukt heeft, in de gevangenis gezet had, en dat men de exemplaaren by hem gevonden, aan den Generaal der Jefuiten ter hand had gefteld, om ze te fluiten , en niet waereldkundig te doen worden. 9. De Koning heeft ook vernomen, dat II. deel. Z toen  554 REGTVAARDIGINGS toen het Vonnis van Lisbon , van den 12 January 1759 , tegen de zarnengezwoornen , te Rome overgebragt was, men allen Boekverkopers deed verbieden , om het na te drukken ; dat men terzelver tyd perfoonen van aanzien verwittigde, om zig te wagten van geene nieuwstydingen van het Hof van Lisbon te verfpreiden; dat men het zelfs verbood , met bedreiging van ftraffe , aan perfoonen van minder rang; eveneens, als of dit Vonnis herkomftig was uit een barbaarsch land, daar men geene behoorlyke geregtsoefening hield, en dat men deed geloven, dat de nieuwstydingen , onaangenaam voor de Jefuiten, die fchuldig waren aan de grootfte misdaaden, beledigingen waren, tegen den Heiligen Apostolifchen Stoel begaan. 10. Zyne Majefteit vernam eindelyk, dat het Minifterie van Rome met dezelfde oogmerken de geftrengfte onderzoekingen liet doen, om de auteurs van de gedrukte gefchriften , zo onaangenaam voor de Jefuiten, te ontdekken; en dat men ter zelfder tyd, door de ongehoordfte en ergerlykfte woordenftryd , met alle vryheid de gefchriften verkogt, door de Jefuiten opentlyk bekend gemaakt, om den roemrugtigen naam van zyne allergetrouwfte Majefteit te fmaden en te onteeren , en de eer en de geregtigheid van zyne getrouwe Minifters met bittere lasteringen te bezwalken. Het fcheen, dat men deeze lasteringen wilde doen befchouwen, als authentieke en ontwyffelbare bewyzen van de onfehuld van deeze misdaadjge geestelyken , alfchoon dezelve veroordeeld waren op de  BE WY S-S TUKKEN. 355 de geregtelykfte en formeelfte wyze , met volkomen kennis van de zaak, na verfcheiden ondervragingen van alle hunne medepligtigen , door de beflisfing van een Souvereinen Raad, zamengefteld uit drie Staatsfecretarisfen , en uit tien der voornaamfte Magiftraaten, van de grootfte achting, verkooren uit de eerfte Geregtshoven van het Hof van Lisbon; alhoewel zy als openbaare rebellen, verraderlyke vyanden van zyne allergetrouwfte Majefteit, fchuldig verklaard waren , omdat zy geheele Provintien oproerig gemaakt, en zig van den voornaamften Koophandel meesters gemaakt hadden; kortom, omdat zy de Opperhoofden en de voornaamfte aucfeurs geweest waren van de zamenzweering gefmeed,om den verfoeüyk-' ften Koningsmoord te begaan. —— Was het dan niet genoeg, om zig van de waarheid dier daaden, met welke zy belast waren, te verzekeren, zulk een klaar en blykbaar bewys te hebben, welk voortfpmit van de vermoeding van Regt, welk ieder Vonnis, zelfs minder achtbaar dan dat, waar van hier gefproken word , altoos ten haaren voordeele heeft, wanneer 'er geen verfchil was dan wegens het belang voor eenige byzondere perfoonen ? De beilisfing van een Arrest, bekleed met alle Karakters van dat van den 12 Jan.,moest dat niet genoeg zyn, om het volk te onderrigten van de verblindingen, welke men het wilde maken door wydlopige en ydele lasteringen , welke niet beter inftaat zyn het te misleiden, dan de klagten Z 2 der  35^ REGTVAARDIGINGS der misdaadigen tegen de Regters, welke hen veroordeelt hebben'? ei. Alhoewel zyne Allergetrouwfte Majefteit niet tot bedaaren kon komen van zyne verbaastheid, welke hem de ergerlyke lastering veroorzaakt heeft, die het StaatsMinifterie van zyne Heiligheid opentlyk betoonde , door zulk eene groote menigte van openbaare en beflisfende daaden , nogtans heeft deeze. Monarch, die overtuigd was van de zuiverheid der gevoelens van den Heiligen Vader, de refolutie genomen, om aan zyne Heiligheid te vertoonen, hoe noodzakelyk en onvermydelyk het was, voor de algemeene eer van het Pauslyk hoofdzierzel, _ en de Kroon van zyne Majefteit, om de fpoe'digfte ftraffe te doen, wegens een misdaad zo doodlyk en affchuwelyk, en om de daaden van zyn Staats-Minifterie te fluiten. Door de middelen, welke de wysheid van zyne Heiligheid de gevoeglykfle en de veiligfte mogt oordeelen. Op dien tyd, dat zyne Majefteit dit befluit dagt uit te voeren, kwam 'er te Lisbon een buitengewoon Courier, in het begin van de maand Augustus 1759, afgezonden door den uitmuntenden Kardinaal Staatsfecretaris , voor den uitmuntenden Nuntius Acciajuoli. Dezelve bragt Depêches mede, die in ftaat waren de verontwaardiging en ergernis op te wekken. Deeze Kardinaal , niet te vrede van daar in de zigtbaarfte blyken te geeven van de vreemde drift, die hem bezielde, deed duidlyk zien, dat hy die depêches niet overgegeeven had, dan met  BE WY S-S TUKKEN. 357 met oogmerk, om eene openbaare Vredebreuk tusfehen de beide Hoven te veroorzaaken. En in der daad , deze Depêches over gegeven zynde aan den Staatsfecretaris van zyne Majefteit, heeft die daar in de volgende ftukken gevonden. 12. Het eerfte is eene Memorie , welke men in zynen naam moest aanbieden, en die de uitmuntende Nuntius ook werklyk aan den Staatsfecretaris van zyne Allergetrouwfte Majefteit geprefenteerd heeft. — Hy geeft daar in een klaar denkbeeld van dat geene, welk bevat is, in de andere Depêches en inftrucfien, die hy insgelyks ontvangen had. — Dit ftuk doet zien, dat uit hoofde van de onwaarheden en bewimpelingen, waar van hetzelve vol is , en wegens de weinige opregte en ten uiterften vrye bewoordingen, in welke men zig daar uitdrukt , de Nuntius order ontvangen had, om de hoe langer hoe regtmatigere voorwerpen van klagtenvan den Allergetrouwften Koning te vermeerderen. — Dit was buiten twyffel met inzigt, dat de geweldige beweegingen, welke de ontgonnen vredebreuk zou verwekken, die men beraamde tot veragting van de gevoelens van dien Monarch, en van de vaderlyke oogmerken van zyne Heiligheid , de voornaamfte zaak zouden doen over het hoofd zien, en vergeeten, dat is te zeggen, deaanflagender Geestelyken van de Sociëteit, en de ftraffen, welke zy verdienden. — Zoude het, zonder dit, wel waarfchynlyk geweest zyn, uit hoofde van de baarblykelykheid der daaden en de neteligheid der omftandigheden, Z 3 dat  358 REGTVAARDIGINGS dat de Nuntius zig zodanige uitdrukkingen zou aangematigd hebben , als die geene, waar van de Memorie vol is, en waar over men niet kan nalaten eenige Refle&ien te maken? 13. Deeze Prelaat beweert de weigering te regtvaardigen, welke men door den Paus deed doen, in het Brevet der altoosduurende Commisfie voor den Raad der Confcientie en van de Ordens. Dit is,zegt hy,een tydelyke Regtbank , omdat men niet dan flegts eenige geestelyke dienaaren onder dezelve heeft. — Maar het is zelfs te Rome bekend , dat, (door de Bullen der ftigtingen de Pauslyke Genadenbrief der Grootmeesters en Militaire Ordens van dit Ryk, en van dit Geregtshof, opgerigt om het Regtsgebied te oefenen), dit zelfde Geregtshof, volgens deszelfs natuur, en door de Regten , waar van het dagelyks gebruik maakt, een Geestelyk Geregtshof is; en dat men daar geen één dienaar toelaat, welke geen Monnik van de eene of andere Orde is; — dat men daar eene gewoone geestelyke regtbank oefent, als van Aartsbisfchoppen, Bisfchoppen en Opperprelaten van het Ryk, om te berispen en te beftraffen alle Geestelyken en Waereldlyken van dat Regtsgebied; dat het de Prelaten bevestigt, bekleed als met het Bisfchoplyk Regtsgebied, als de Opperpriors van Avis en van Palmella ; dat het als Bisfchop. pen, de Kerkelyke Cenfuuren oefent in geval van Regt; — dat eindelyk dit Geregtshof voornaamelyk is voorgeffeld aan den Paus, door zyne Allergetrouwfte Majefteit, in  BE WYS-S TUKKEN. 359 in de omftandigheidvan eene gruwelyke misdaad, waarvan hier gehandelt word, te ftraffen, om dat het van alle Geestelyke Geregtshoven van het Ryk van Portugal dat geene is, alwaar men altoos de beste, en van wegens hunne kundigheid en deugd, de pryswaardigfte dienaaren gehad heeft. 14. De Nuntius heeft de roekeloosheid van in zyne Memorie te beweeren, dat men nooit in de Catholyke Waereld een Geregtshof gehad heeft, aan het welk men eenealtoosduurende Geregtsoefening heeft toegeftaan, om te procedeeren tegen deKerkelyken, in dergelyke gevallen, als die, waar van hier gefpro- ken word. Is men dan onkundig in het geen zo openbaar en zo zeker is, dat 'er vyf Brevetten zyn afgevaardigd voor de altoosduurettdbeid, alleenlyk voor het Ryk, en om gevallen oneindig minder zwaar dan deeze . het Brevet van Paus Leo X van 't jaar 1516, welk de magt gegeeven heeft aan den Groot-Aalmoefenier van aan den Waereldlyken Regter overtegeeven, alle mindere Klerken of Geestelyken, welke fchuldig zyn aan diefftal en aan de misdaad van valschlieid; — het Brevet van Paus Pius IV van 18 July 1562, behelzende eene uitbreiding van het eerfte Brevet tot alle andere zwaare misdaaden betrekkelyk, met een verbod van zig op eenige andere Regtbanken te beroepen ^ het Brevet van denzelfden Paus van den 4 Oétrober 1563, behelzende de order van aan de Waereldlyke Regtbank of Regters over te leveren, alle andere mindere Ordensbroeders, fchuldig aan het bedryven Z 4 van  36o REGTVAARDIGINGS van Koophandel, tegen het verbod van de wetten van Portugal, met oogmerk, omgeftraft te worden zelfs in gevallen, welke geen hoofdftraffen behelzen; - het Brevet van Paus Gregonus XIII van den 25 Ocfober X5 J: 0m ~e doen overleveren aan den Waereldlyken Regter, door de Bisfchoppen, die onder dat Bisdom behoren, alle Priesters en Waereldlyke en Geestelyke Klerken, fchuldig aan oproer en aan misdaaden van gekwetfte Majeftat; _ het Brevet eindelyk8van den zelfden Paus, op denzelfden datum, gezonden aan den Prefident en Commisfarisfen van den Raad der Confcientie en der Ordens, om hun desgelyks te bevelen van aan den Waereldlyken Regter over te geeven, alle PriesnerSn* •n g aan de misdaaden van gekwet- ite Majefteit, en van zamenzweering ? - Men kan dus niet meer onkundig zyn van de beftaanlykheid van verfcheiden andere Brevetten , desgelyks vergund aan andere Mogendheden ; het Brevet namelyk van Tulius III aan de Republiek van Genua , óm de Waereldlyke Regters te authorifeeren, van te procedeeren tegen alle Geestelyken, tot aan de ftraffe des doods, met byftand van ilegts een Canonnik, of van eenig ander perfoon, tot de Geestelyke Waardigheid verheven ■ - * die, welke de Regeerders van Catalogne, vatt Rousfillon en van Sardinië, zedert ontvangen hebben van de Souvereine Opperpriesters Leo X, Clemens VII, Paulus III en Pms V. ■ Zo eenige van deeze Gouverneurs, Bisfchoppen waren, zo is het niet in die quahteit, maar in die der Gouverneurs van  BEWYS-STUKKEN 361 van deeze Provinden, dat deeze vermogens hun zyn toegedaan. De inhoud zelfs van deeze Brevetten bewyst zulks. Die van Clemens VII, van dln 16 Juny 1531, en van Pius V, van den 6 Oétober 1567, vergunnen aan een Gouverneur het vermogen van te procedeeren, tot aan het finaal Vonnis uitgeiloten, met advysneeming van de beide Leeraaren van de Koninglyke Audiëntie. 15. De Nuntius, zonder eenige magt ontvangen te hebben, neemt bovendien de vryheid van deeze vreemde uitfpraak te doen, dat aan hem alleen behoort de kennis der misdaaden van die natuur , als waar van hier gefproken word: als of oproerigheden, zamenzweeringen , koningsmoord en andere misdaaden van gekwetfte Majefteit, geestelyke ftoffen waren van het Altaar en de Kerk; even als of de Monarchen, die geene opperften erkenden in het tydelyke, niet gevolmagtigd waren in de hoedanigheid van befchermers en Vaders van hunne Onderdaanen , door het Godlyk Regt, het Regt der Natuur en dat der Volken, om de misdadigen te ftraffen, die fchuldig zyn aan zulke afgryslyke misdaaden, en om door hunne kastyding de vrede en de publieke rust van hunne Staaten te handhaven, welke anderzins niet zonder een beftendig wonderwerk zou kunnen gefchieden ? Maar deeze Nuntius weet hy d .n niet, dat hy in de Staaten van Portugal geen ander Regtsgebied kan oefenen dan dat geene, welk hem vergund is geweest, door de verdragen tusfehen den Z 5 Hei-  $62 REGT VAARDIGINGS Heiligen Stoel en deeze Kroon gemaakt! deeze grenspaalen voorbygaande, zoude hy de loflyke gewoonten van het Ryk overtreden. ———• Nooit is het geoorloft geweest, dergelyke ongerymdheden te beweeren, zedert dat men uit de eeuwen der onkunde is uitgetreden, wanneer men zonder ophouden de wetten van de Opperfte Regtsgebieden zo Waereldlyke als Geestelyke, tot groot nadeel van Gods Kerk, onder elkander verwardde. 16. De Nuntius heeft niet gefchroomd te fchryven, dat de meening van zyn Hof was, een Kardinaal Legaat in dit Ryk te zenden, om onderzoek te doen na die groote zaak, of om die tot kennis te brengen van den Nuntius , of van eene Vergadering van Kerkelyke perfoonen. Heeft hy dan gelooft, dat men in dit Ryk geene Monarchy noch Monarch had,onafhanglyk van alle Opperhoofden in dit Tydelyke? heeft hy gedagt, dat men geen Geregtshof nog bedienaaren van de Justitie had ? zulk eene ongerymdheid is zo in 't oogloopende en zigtbaar, dat dezelve geene breedvoerige wederlegging noodig heeft. 17. Kortom, deeze Nuntius bevestigt het waare oogmerk van de Inftruétien, welke hy ontvangen heeft. De Koning heeft, door zyn brief van den 20 April, laastleden, den Paus vooraf kennis gegeeven van de Refolutie, welke hy genomen had, om de Jefuiten uit zyn Ryk, en Domeinen te verjaagen. —— Om Hoogstdenzelven daar van af te houden oppert de Nuntius deeze ongerymdheid, dat de Koning de voortgang van  BEWYS-ST UKKEN. 363 van de verbetering van deze Sociëteit, de zekerheid van zynen Koninglyken perfoon, en de publieke rust, van zyne getrouwe onderdaanen behoorde af te wagten, (wiens befcherminge niet teminwezendlyk gehegt is aan deSouvereine magt.)Is'er derhalven wel iemand,die niet weet, dat deeze verbetering geene andere uitwerkingen te voorfchyn heeft gebragt, dan eerlooze valschheden , in geheel Europa verfpreid, tegen zyne Allergetrouwfte Majefteit; en den afgryslyken aanflag van den 3 September 1758 ? De buitenfporigheid van een dergelyk denkbeeld is zo klaar, dat het onnut 'zou zyn, om zig daar by lang op te houden. 18. De andere Depêches, gevoegd by de Memorie van den Nuntius, waren alle op denzelfden trant, en met dezelfde oogmerken ingerigt. —— Om 'er van overtuigd te zyn, is het genoeg dat men ze leeze. 19. De tweede van deeze Depêche^, bevat , onder den datum van den 2 Augustus 1759, eene verklaring, by forme van een Brevet, gezonden aan den Prefident en Commisfirisfen van den Raad der Confcientie en der Ordens, om hen te vergunnen, de misdaadige Jefuiten aan den Waereldlyken Regter over te leveren. 20. Het leezen alleen van dit Brevet zal doen zien , dat het met al zulke flinkfche oogmerken is opgefteld, als de Memorie van den Nuntius, en in bewoordingen, die zig klaarblyklyk tegenfpreeken , en volkomen tegenftrydig zyn, zo, wel met den brief des Konings van den 20 April, van dat zelfde jaar,  364 REGTVAARDIGINGS jaar, als met het Suppliek van den Procureur Generaal van zyne Allergetrouwfte Majefteit t welk by deezen Brief gevoegd was. - In der daad, de Koning en zyn Procureur Generaal hebben een onbepaald en altoosduurend Brevet van toeftemming verzogt, het welk noodzaaklyk was voor eene beftendige veiligheid, en men heeft Hoogstdenzelven met dan een bepaald Brevet gezonden, alleenlyk betreklyk op het geval, welk gebeurd was. Zulk een Brevet beantwoord niet alleen niet aan den brief des Konings, maar is wezendlyk ftrydig met andere Brevetten, welke de Heilige Stoel gewoon is, in dergelyke gevallen, op verzoek der gekroonde hoofden, en andere Souvereinen, te vervaardigen. Het is geenzins over- eenkomftig met het gebruik , welk de regtvaardigheid, en de welvoeglykheid, onveranderlyk opgeregt hebben, tot uitdeeling der gunstbewyzingen voor de aanhoudende verzoeken der Souvereine Vorsten. Het is afgevaardigt, in eene bedrieglyke fteelsgewyze, verborgen ftyl, en met een ondoor- grondelyk geheim. Men heeft de keri- —msie daarvan voor den Minister Plenipotentians van zyne Allergetrouwfte Majefteit, aan het Hof van Rome, verborgen gehouden , op dat hy daar van geen voorftelling aan zyne Heiligheid kon doen, nog hem kon aantoonen, hoe ftrydig dit Brevet was aan de verzoeken, en aan de eer zelfs van zyne Allergetrouwfte Majefteit; waarin men deeze Monarch meer mishandeld heeft, dan een • privaat perfoon, die niet zou toeftemmen , dat men  BEWYS-STUKKEN. 365 men hem een gunst bewees, welke voor hem nadeelig zou zyn. si. De derde van deeze Depêches behelsde eenen brief van zyne Heiligheid, gedateerd op dien zelfden dag ,den sden Augustus, tot antwoord op dien , welken de Koning gefchreeven had aan den Paus, op den 20 April, van dat zelfde Jaar, om aan zyne Heiligheid het gemelde Brevet te verzoeken. - "-■ De fchryver van dien brief, fpreekende van dit tegenftrydig en onbeftaanbaar Brevet, gezonden in plaatfe van dat Brevet, het welk zyne Majefteit verzogt had , fchaamt zig niet te zeggen „dat men door dit Brevet, aan zyne „ Majefteit het vermogen vergund heeft, „ welk hy verzogt had, al fchoon een der„ gelyk verzoek volkomen buiten gewoon „ was." — — Waar na men, door de handtastlykfte valfche gevolgtrekkingen, de nadruklykfte en dringendfte aanzoekingen gedaan heeft, ten voordeele van de gevangene Jefuiten, welke als baarblykelyke medepligtigen verklaard en overtuigd waren van den verfoeilyken aanflag, op den 3den September 1758. — Men gaat zelfs indeezen brief tot die buitenfpoorigheid over, van deeze zo vreemde en weinig overdagte woorden in den mond van zyne Heiligheid te leggen: — ,, Dat zyne Heiligheid niet gelooft iets te ,, doen, dat niet zeer gevoeglyk zou zyn, en „ Hy zyne Allergetrouwfte Majefteit niet zou „ raaden een ftap, zo ftrydig met zyne ee„ re, te doen; dat zyne Heiligheid, met „ Hoogstdenzelven de fterkfte aanzoekingen M te doen, om de Jefuiten niet te ftraffen, „ ge-  366 REGTVAARDI GINOS „ gelooft zig te fchikken naar de neigingen „ van het grootmoedig hart van zyne :Vla„ jefteit ; dat Hy zelfs gelooft , dat die „ Vorst zeer genegen is, om aan de waereld „ een uitmuntend bewys van zyne Koning„ lyke goedheid te toonen , door uit infchik„ lykheid voor den voorfpraak van den Stede„ houder van Jefus Christus, een befiuit te „ neemen, van het leven te fchenken aan de „ dienaars van het Heilig Autaar, die , hoe „ fchuldiger zy waren, des te meererbar„ ming waardig geoordeeld wierden; enein„ delyk, dat zyne Heiligheid oneindig ge„ troost zou zyn van te verneemen, dat men „ zig onthouden had van dit nieuw afgry„ fen, om opentlyk menfchen te ftraffen,die „ aan God toegeheiligd waren." 22. Deeze woorden doen duidelyk zien, dat de drift den Schryver van dien Brief zodanig verblind heeft, dat dezelve hem belet heeft, in aanmerking te neemen, dat dit in den achtbaaren naam van zyne Heiligheid was, dat hy fchreef; dat de ftyl, in welken hy hem doet fpreeken, alle betamelykheid beledigde, en niet kon dienen, dan om de laage gevoelens van een ondergefchiktSchryver aan- den dag te leggen; dat de Allergetrouwfte Koning niet, zonder zyn geweeten geweldig te kwetfen, zonder zyn Konintdyk gezag te onteeren, zonder de Majefteit van den Troon zyner Souvereine magt, en die van alle andere Monarchyen , te beledigen en in gevaar te ftellen, zulk eene verfoeilyke misdaad ongeftraft kon laaten. —Hoe heeft de Schryver van dien Brief kunnen zeggen, dat  B E W Y S-S TUKKEN. 367 dat de uitftorting van het bloed der Priesters, fchuldig aan zulke verfchrikkelyke misdaaden, eene nieuwigheid was? Is dit niet eene zaak, welke dikwils gefchied in alle Catholyke Staaten van Europa, en zelfs te Rome, om gevallen oneindig minder zwaar en minder nadeelig dan de verfoeilyke Koningsmoord van den 3 September 1758 ? Dehand van den Generaal der Jefuiten ontdekt zig hier,. tegen zyn wil en dank. ——• De beweegreden, welke hem aangefpoord heeft, zulke groote pogingen aan te wenden, om te verkrygen, dat zyne medebroeders van de uiterfte ftraffen ontheven mogten worden, is niet alleen, om de weinige jaaren, welke zy nog te leeven hadden te fpaaren , maar ook om hen van het fchavot, te bevryden, met oogmerk, van in het toekomende, aan zyne Sociëteit een ontkennend bewys te verfchaffen, en eene waarheid, hedendaags zo opentlyk bekend, dat zy de bewerkers van de verfoeilyke vadermoord zyn, tegen te kunnen fpreeken. Dit is een gewoone konstgreep der Jefuiten in dergelyke gevallen , en de Historiën leveren ons daar van veele voorbeelden. 23. De vierde van deeze Depêches iszigtbaarlyk op den zelfden trant als de voorgaande gefchoeid. —■ Het is een tweede brief, onder den naam van den Heiligen Vader, gedateerd op den zelfden dag van den 1 Augustus 1759. —- Gelyk het dezelfde hand is, die het gefchreven heeft, zo is het ook dezelfde drift, welke denzelven heeft opgeftelt, zonder eenige zorg te dragen van zig 1 te  368 REGTVAARDIGINGS le verbergen. > Zy heeft zig hier ontmaskerd door de oproerige lofredenen, welke de aucfeur van de Jefuiten maakt, en door de levendige aanzoekingen, die hy in den mond van den Paus legt ten hunnen voordeele, in zulk eene kritieke omffandig- heid. Hy heeft niet befpeurd, dat de uitdrukkingen, in welke deeze brief is gefchreven, geenzins overeenkomen met een Pauslyken Brief. » In plaatze van te antwoorden op den Brief des Konings, van den .20 April, bemoeit hy zig niet dan met denzelven te ontvyyken. 24. Zyne Allergetrouwfte Majefteit heeft in zyn Brief aan den Paus verklaard , dat hy volftrekt voorgenomen had, om de Jefuiten weg te jaagen. —— Dit was een zuiver Economisch onderwerp van de inwendige regeering van zyn Ryk: een regeering zodanig gehegt aan den Perfoon van de Souvereinen-, dat geen van dezelve de toegevendheid kan hebben, om regelen ten dien opzigte te ontvangen, van welken kant der Vreemde Mogendheden het ook zyn mogte. ———— Intusfchen de Auéfeur van den brief, waar van hier de rede is, veronderftelt daar, van het begin tot het einde, dat de Koning van Portugal toeftemde, dat de uitdryving van deeze Jefuiten afhing van het advys van zyne Heiligheid. 25, Na deeze veronderftelling vermaant hy zyne Allergetrouwfte Majefteit op de beweeglykfte wyze, om de Jefuiten in zyne Ryken en Domeinen te befchermen, en ftelde hem, (om hem daar toe over te haaien), als  B E W Y S-S TUKKEN. 36*9 als een kragtig beweegmiddel, de verbetering voor oogen, welke de voortduuring van de hervorming, door Paus Benedictus XIV, geordonneerd, by hun moest te weeg brengen. Niets was intusfchen onredelyker, inzonderheid, nadat zyne Majefteit, in den brief, getekend met zyne Koninglyke hand, den Paus uitdrukkelyk had te kennen gegeven, en onder het oog gebragt, dat de Apostolifche Bullen en de wetten van het Ryk, zedert langer dan eene eeuw, geene andere uitwerkingen op de Jefuiten gehad'hadden, als hen te doen overgaan tot oproerigheden, tot overheerfchingen van geheele Provintien, tot ongehoorde en onverdraaglyke ergernisfen, waar van dit Ryk en alle deszelfs onderhoorigheden zyn aangevuld ; dat dezelve niet gediend hebben, dan om hunne hardnekkigheid te voltooijen, en om deeze onbegrype • lyke trotschheid zonder ophouden te doen aangroeijen, welke gefterkt door ongeitraftheid hen ter neder geftort heeft in de afgryslykfte ongeregeldheden; hen aangezet heeft, om door geheel Europa te verfpreiden de valsch» heden en de gruwelyke onteeringen tegen den Allergetrouwften Koning, en eindelyk, om zig geheel over te geeven aan den afgryslyken aanflag van den 3 September 1758, omdat zy dit als het eenigfte middel hadden aangemerkt , welk hun overig bleef, om de voortduuring van de hervorming te vermyden. — Maar wie weet niet, dat zy de roekeloofte pogingen gedaan hebben, eerftelyk om te doen geloven, dat het onderwerp van deeze hervorming, op geen grond fteunde, II. deel. Aa en  37° REGTVA ARDIGINGS en vervolgens dat dezelve geen plaats gevonden heeft ? Is het niet met dat oogmerk, waar toe alle hunne pogingen zig uitftrekten, welke zy gedaan hebben, voor ennahetberugte Memoriaal, welk de Generaal en de Jefuitfche Sociëteit aan zyne Heiligheid, op den 31 July 1758, geprefenteerd heeft ? Het blykt dus klaar, dat zy niet vatbaar zyn voor verbetering, en dat van den Koning te willen eisfchen, dat hy op zulk eene ydele hoop, deeze geeftelyken , zo openbaar fchuldig aan een afgryslyke zamenzweering, in zyn Ryk befcherme en bevvaare, zulks even zo veel is, als of men zynen Koninglyken perfoon, benevens de openbare rust van alle zyne onderdaanen, wilde opofferen, of voorneemens zyn, om zyn Ryk in beroertens en verwarring te brengen , en eindelyk in een onvermydelyk ruïne. Q.6. De Aucleur van deezen gewaanden brief van den Paus geeft voor een tweede beweegreden op, welke den Koning moest afraaden, om de Jefuiten uit zyn land te jaagen „ dat het nooit geoorloft is, deon„ fchuldigen met de fchuldigen te vermengen, ,, en den eenen de ftraffe te doen ondergaan „ welke de andere verdiende; dat in zulk een „ talryk lighaam, welk belydenis doet van ,, een der volmaakffe Inftellingen, nood„ zaaklyk veele onfchuldigen moeten ge„ vonden worden."— Deeze woorden ftrekken zigtbaarlyk om de misdryven der Jefuiten te doen befchouwen, als misdaaden van eenige byzondere perfoonen, en te doen geloven , dat de Sociëteit daar aan geen deel genomen heeft. 27.  BEWYS-STUKKEN. 371 27. Maar hoe heeft men een dergelyk antwoord kunnen geeven op den brief van den Koning, van den 20 April 1759, alwaar hy zig, in deeze kragtige woorden uitdrukte: „ het is zeker, dat de Regeering of het be„ ftier van deeze Geestelyken volftrekt on„ verbeterlyk is; dat het bederf het geheele „ lighaam overweldigt heeft; dat de verilap„ ping in het Opperhoofd, en in de leden de „ verfoeilykfte ondeugden heeft voortgebragt, die hen geheellyk van hunne heilige „ inftelling en van de voorbeelden van hun„ nen gelukkigen ftigter, vervreemdende, hen „ overgeleverd hebben , aan de verwoes,, tendfte grondregelen van de geheele bur- ( „ gerlyke Sociëteit, en van de Kristelyke „ eensgezindheid. Deeze Sociëteit is in „ dat opzigt zeer verfchillende van de ande„ re geestelyke Ordens, by welke, zo 'er „ zig eenige wanordes opdoen, zulks niet „ dan afdwaalingen zyn van eenige byzon. „ dere perfoonen, welke niet beletten, dat „ de geregeldheid voortgaat onder de tne- „ nigte te heerfchen. In deeze omftan- „ digheden , overtuigd van dit beginzel, „ dat de Souvereinen geen meesters zyn, „ om een vrywillig gebruik te maken van ,j hunne opperfte magt, welke zy moeten „ aanwenden , om hunne flaaten en volk „ niet bloot gefteld te laaten voor de beroer„ tens en gevaaren, al waren ze minder gen wigtig, dan de geene van welke men han„ delt, zo kan ik niet nalaten om van myne „ getrouwe Onderdaanen eene Sociëteit af j, te zonderen, van welke zo veele onderAa 2 „ vin-  372 REGT VAARDIG IN GS „ vindingen, zo doodelyk als bellisfend aan„ getoond hebben, dat derzei ver beftaanlyk„ heid, zo tegenftrydig was, met de vrede „ en de algemeene rust, in welke het God„ lyk Regt en het Regt der Natuur my ver„ pligten, die geene te bewaren, welke de „ Voorzienigheid aan myne befcherminge „ heeft toebetrouwd. —- Deeze reden is „ het, welke my bepaald heeft, om zon„ der eenig uitftel die Geestelyken uit myne „ ftaaten te verdry ven, alwaar de Koningen „ myne voorgangers dezelve niet ontvangen „ hebben ,dan om op te bouwen, en niet om ,, te verwoesten, enz." 28. Zodanig zyn de redenen, om welke 'zyne Allergetrouwfte Majefteit niet heeft. doen procedeeren tegen ieder perfoon van deeze Sociëteit, in 't byzonder; daarom is het, dat hier niet alleenlyk gefproken word, gelyk men wilde doen geloven , van den mis. daad van enkele byzondere perfoonen, De proceduren gedaan, op order van zyne Majeiteit, hebben het geheele lighaam van de Sociëteit tot hun onderwerp gehad, om dat het geheele lighaam gantfchelyk bedorven was, in de Ryken en Domeinen; om dat de ondeugendheid van het geheele lighaam, zo klaarblykelyk en openbaar is, ten aanzien van de daad en het Regt by alle befchaafde Natiën. 29. Het zelve is bekend, uit de daad,nademaal het onmogelyk is, dat men niet zou zien, dat de aanflagen, breedvoerig gemeld, in den brief van zyn Allergetrouwfte Majefteit, en bevestigd door beklaaglyke gebeur- te-  BE WYS-ST UKKEN. 373 renisfen van meer dan een eeuw, niet het werk hebben kunrei zyn van één alleen» noch van verfcheiden byzondere perfoonen» welke niet zouden bygeftaan en onderfteund zyn van de geheele Sociëteit. In der daad, zou men wel zonder kragt, ontftaande uit de vereeniging, en uit de medewerking van de geheele Sociëteit, dit Systhema in aanzien kunnen brengen,'t welk zulke groote Provintien van Amerika tot opftand heeft doen verwekken, en welke dezelve zo lang in oproerigheden heeft onderhouden? Zou men wel zonder vereeniging en medewerking van de geheele Sociëteit, zulk eenen algemeenen tegenftand gezien hebben, en zulk eene hardnekkige aankanting tegen die menigte van Bullen en Koninglyke wetten, opentlyk bekend gemaakt, zedert meer dan eene eeuw, om de gehoorzaamheid onder de Indiaanen te brengen en dezelve te befchaven ? Zoude men wel, zonder vereeniging en medewerking van dit lighaam der Sociëteit zyn oogmerk bereikt hebben, om alle Gouverneurs en Magiftraats perfoonen te ruineeren en te bederven, welke de hand hebben willen houden aan de uitvoering van deeze Bullen en van deeze wetten ? Zoude men wel zonder vereeniging en medewerking van dit lighaam middelen aan de hand gehad hebben, om talryke legers van deeze Indiaanen op de been te brengen en te onderhouden, en zulk eene vermogende zamenzweering te maken, welke zyne Allergetrouwfte Majefteit millioenen gekost heeft, alleen om hen tegenftand te bieden ? Zoude men wel zonder vereeniAa 3 ging  374 REGTVAARDIGINGS ging cn medewerking van een lighaam, 'er toegekomen zyn , die lasteringen in Europa te verfpreiden , om deeze Zamenzweeringen te maken, gefchikt om de gewoone verbetering , door Paus Benediftus XIV, bevolen, te beletten, en om den Souverein, die dezelve ter uitvoer moest doen brengen, te bederven ? Zou men eindelyk wel zonder de medewerking van dit lighaam zo veele listen en laagen , aan het Hof te Rome, berokkend hebben, om alle wegen te fluiten, welke aan zyne Heiligheid de kennisfe van deeze openbaare waarbeden moesten overbrengen, en om alle kwaade toevallen te vermenigvuldigen , gefchikt, om eene Vredebreuk tusfehen de beide Hoven te veroorzaaken ? Wanneer zyne Allergetrouwfte Majefteit de hervorming van de Sociëteit verzogt heeft, welke toen een ftroom van lasteringen tegen deezen Monarch had verfpreid, zo aan het Hof te Rome, als aan andere Hoven van Europa, was dat van eenige byzondere perfoonen , en is het niet de geheele Sociëteit ? Wie heeft het Memoriaal, van den 31 July 1758, aan den Paus aangeboden, om het Brevet van Hervorming te herroepen, en zyne Allergetrouwfte Majefteit te dreigen met den aanflag, welke zulk een korten tyd daar na is ter uitvoer gebragt ? Zyn het byzondere perfoonen; is het niet de Generaal, of het Opperhoofd van deeze verderflyke Sociëteit zelve? En dit Brevet van hervorming,tegen wien is het gegeeven ? Is dit alleen tegen eenige byzondere perfoonen, is het niet tegen het geheele lighaam der Jefuiten van het Ryk  BE WYS-S TUKKEN. 375 Ryk van Portugal en deszelfs onderhoorigheden ? 30. De bedorvendheid van het geheele lighaam dier Sociëteit is niet minder openbaar uit de klaarblykheid van het Regt. Is 'er hedendaags wel iemand, die niet weet, dat in deeze Sociëteit een byzonder perfoon,wie hy ook moge zyn , geen enkele flap van eenig aanbelang, noch binnen noch buitenslands, kan doen, zo hy daar toe geen order of vryheid ontvangen heeft van zyne Overftens; onder flraffe van zonder vergiffenis weggejaagd te zullen worden, of eene nog veel yslyker flraffe te moeten ondergaan ? Bovendien, welk mensch van een gezond verftand zou zig zei ven ooit hebben kunnen overreden, dat zulk een groot getal van zo afgryslyke, zo aanhoudende, zo openbaare en zo bekende euveldaaden, als waar van wy hier fpreeken , begaan zoude kunnen zyn, door eenige byzondere perfoonen, zonder hulp en medewerking van het geheele lighaam ? Zou men dan nog kunnen twyffelen , omtrent zekere en bekende daaden, dat het het geheele lighaam is, welk de vrugten en de voordeelen van alle deeze euveldaaden inoogst, dat dit lighaam, verre van ooit byzondere perfoonen te ftraffen, welke dezelve begaan hebben, met drift befchermt,enmet al deszelfs vermogen, hunne perfoonen en hunne misdaaden onderfteunt ? Om zig daar van te overtuigen is het genoeg, zig te herinneren het geen gebeurd is, aan den Alleruitmuntendften en Godvrugtigften Kardinaal D. Johannis-Martin Siliceo , Aartsbisfchop van Aa 4 To-  37^ REGTVAARDIGINGS Toledo, en aan zo veele andere Prelaten, even achtbaar, door hunne godvrugtigheid, en door hun verftand, als Melchior Cano, D. Hieronimus-Baptist van Nuza, D. Johannis van Palafox, D. Bernardin van Cardenas, D. Philippus Pardo, Aartsbisfchop van Manille, de heilige Martelaar, Broeder Jan Baptist, en de deelgenooten van zyn roemryken Marteldood , de godvrugtige en geleerde Priester Aria Montanus, de Kardinaal van Tournon, enz. laaten wy daar by voegen, de Generaals en eenige groote mannen van dezelfde Sociëteit, als de Heilige Franciscus van Borgia, Mucio Vitellefchi Tirco Gonzales, Johannes deMariana, na dat hy en veele andere van de Godlyke Genade in hun hart getroffen waren. - Zy hebben alle de fmert van de Sociëteit gevoeld, om dat zy alle op de groote klagten , prompte hulpmiddelen voor hunne kwalen verzogt hebben, met welke zy, van dien tyd af, zagen, dat het geheele lighaam, en niet enkeld een gedeelte befmetwas. Zy voorzagen en kondigden met fmert aan, dat zulk een groot en algemeen bederf niet kon ontbreeken, van in 't vervolg de doodlykfte misdaaden voor de Kerk en den Staat te voorfchyn te brengen, en zelfs zodanige aanflagen als die geene zyn, van welke Portugal de yslykheden ondervonden heeft. 31. Om zyne allergetrouwfte Majefteit hoe langer hoe meer te vertoornen , heeft de aucfeur van de Inftructien, geaddresfeerd aan den Nuntius, denzelven verzogt, om hetbedrieglyk en fteelsgewys Brevet, waar van wy  BE WYS-STUK KEN. 377 wy gefproken hebben, zelfs aan den Koning te overhandigen. —— De Heer Acciajuoli heeft eindelyk ook op zyne verzoeken voldaan, zelfs tot overlast en onbezonnenheid toe, om te bewerken, dat zyne Majefteit dit Brevet ontving , in eene audiëntie, welke hy niet verzogt had , dan om hem te overrompelen. 32. Met dat oogmerk verkreeg hy eerftelyk, dat hy zelve dit onaanneemlyk Brevet, en de brieven daarby verzeld, aan den allergetrouwften Koning moest ter hand ftellen, zonder vooraf Copy daar van te geeven, volgens het gebruik, aan den Staatsfecretaris Don Louis d'Acunha. 33. Deeze Minister hem onder het oog gebragt hebbende , dat hy geen Audiëntie kon vraagen aan den Koning zyn meester, zonder vooraf copyen van de Depêches overhandigt te hebben, welke hy aan zyne Majefteit wilde vertoonen, werd de Nuntius eindelyk genoodzaakt van die te geeven. ■ Weinige dagen daar na (den 7 September) heeft hem de Staatsfecretaris gefchreven, van wegens den Koning in de bepaaldfte uit- drukkingen, Hy gaf hem te kennen, dat zyne Majefteit hem eene Audiëntie vergunde, om hem de brieven van zyne Heiligheid te overhandigen, maar dat Hoogstdezelve eischte, dat hy de ter handftelling van het Brevet, tot zo lange wilde opfchorten, tot dat Hoogstdezelve zyne voorftellingen deswegen aan zyne Heiligheid gedaan hadde. <— Deeze Prelaat nam toen de zeldzaame vryheid van daar op te antwoorden, door Aa 5 de  378 REGT VA ARDIGINGS de Memorie, in forme van een Brief, boven gemeld. — Hy fprak den hoogften toon, om den Monarch te overreden, dat hy verpligt was, dit Brevet te ontvangen, onder zodanige vreemde voorwaarden, als men kan nazien, in den Brief aan den Staatsfecretaris van den 8ften September 1759. — Dit Stuk laat al het fenyn van de Inftruciien blyken, welke deeze Nuntius ontvangen had. 34. Deeze handelwyzen konden het ftandvastig vertrouwen, welk de Allergetrouwfte Koning op de zuivere en vaderlyke voorneemens van zyne Heiligheid had opgevat, niet veranderen. 35. Zyne Majefteit wilde zelfs, dat men de oogen floot voor de ongerymdheden, in het Memoriaal van den Nuntius vervat, en in de Copyen der Brieven, van welke hier gefproken word, onder voorwendzel, dat hy de Origineelen daar van niet gezien had, —— Om dan alleen aan de Wysheid van den Heiligen Vader, het ftaaken van dergelyke ongerymdheden toe te fchryven, en om zo veel als het mogelyk was, alle tweedragt over zulke onaangenaame en zo weinig betaamlyke ftukken te vermyden, zo liet zyne Majefteit op de Depêches van zyne Heiligheid, twee antwoorden vervaardigen, en met kragtdaadige uitdrukkingen opftellen. 36. Het eerfte antwoord belfond in een Brief, welken deeze Monarch, op den ioden September, aan den Nuntius deed fchryven, door zyn Staatsfecretaris, Don Lodewyk d'Acunha, om hem te verklaaren, dat zyne Majefteit niet zou dulden, dat men hein het Bre-  BEWYS-STUKKEN. 379 Brevet van Rome gekomen, zou vertoonen, om dat Hoogstdezelve die aanmerkte als onverdraaglyk, onbeleefd, bedrieglyk, fteelsgewyze en ftrydig met de waare gevoelens van zyne Heiligheid; dat zyne Majefteit toeftemde gewillig te zyn, om, met eene onderwerping, evenredig aan zyn kinderlyke hoogachting, de Brieven van den Heiligen Vader te ontvangen , mits dat dezelve niet by het Brevet gevoegd waren ; dat ten overvloede zyn Staatsfecretaris zoude antwoorden op de Memorie van den Nuntius, zo dra als zyne Majefteit hem zulks zou bevelen. 37. Het tweede antwoord was een Memorie , welke zyne Allergetrouwfte Majefteit, den I5den van denzelfden maand September deed zenden aan zyn Minister Plenipotentiaris, te Rome, met order, om die aan zyne Heiligheid te prefenteeren. 38. Het enkeld 'leezen van die Memorie t zal doen zien, dat de Koning altoos vervuld met eerbied en oplettenheid voor den Heiligen Vader, in deeze zo onaangenaame omftandigheden, al dat geene deed, welk de netelige en hoogdringende toeftand hem vergunde, om zyne Heiligheid te ontzien, in al dat geene, wat zyn Vaderlyk hart kon bedroeven of kwellen. 39. Men meld niet in deeze Memorie van eenig verhaal der beflisfende en openbaare bewyzen,. welke het Staatkundig Minifterie van het Hof te Rome, van zyne partydigheid gegeeven „had, gelyk men hier boven heeft doen zien. Men ftapt ligtelyk heen over dit groot getal van beledigende zaa-  33o REGTVAARDIGINGS zaaken, door den Nuntius van Lisbon gedaan, om te komen tot het aanbieden der beledigende Depêches, waarvan Wy zo even gewag gemaakt hebben. Men bepaalt zig, om eerbiediglyk klaare bewyzen aan zyne Heiligheid te vertoonen, welke de valschheid, het bedrog en de onaanneemlykheid van het Brevet aanduidden; men bepaalt zig, om hem te verklaaren, hoe de Koning reden had om misnoegd te zyn, van wegens het ongeregeld gedrag, welk de Apostolifche Nuntius aan zyn Hof gehouden had, van de vryheid en de houding van trotschheid, welke hy aangenomen had; eindelyk, men bepaalt zig, om zig te beklagen over de openbaare ergernis, welke eenige andere Ministers van zyne Heiligheid gegeeven hadden, zo aan Portugal, als aan geheel Europa , door toe te geeven en mede te werken, (bp de minst twyffelagtige wyze, tegen alle goede beginfelen, en tegen de eer van zyne Heiligheid, en van zyne Allergetrouwfte Majefteit, aan het Hof van het Opperhoofd der Katholyke Kerk,) aan de boosaartige aanflagen, welke de beftiering en het geheele lighaam van de gewaande Sociëteit van Jefus begaan hadden, in het Ryk van Portugal en deszelfs onderhoorigheden, en aan de onwaardige lasteringen, welke zy bekend gemaakt hadden, en niet nalieten door geheel Europa te verfpreiden. 40. Tot flot van de Memorie maakt zyne Allergetrouwfte Majefteit aanfpraak op de onophoudelyke geregtigheid , Apostolifche voorzigtigheid, en op alle Vaderlyke gevoelens  BE WYS-ST UKKEN. 381"" lens van zyne Heiligheid, om te verkrygen; 1. zulke eene,en zo oorfprongelyke herftelling, dat dezelve in ftaat mogte zyn, om vaardiglyk alle regtmatige klagten van zyne Majefteit te doen ophouden en de openbaare ergernis , welke de klagten veroorzaakten, die zy te weeg gebragt hadden: 2. dat het aan zyne Heiligheid mogte behagen te verdry ven en te vernietigen, de hindernisfen, welke tot nog toe alle wegen van den Pauslyken throon gefloten hadden gehouden voor de openbaare waarheden , niet alleen in het Ryk van Portugal, maar in de vier Waerelddeelen. 3. Dat hy wel wilde, dat het Brevet van toeftemminge in welvoeglyke en gepaste uitdrukkingen vervat wierde , zodanige als gewoonlyk en gebruiklyk is, en volgens welke de andere Brevetten afgevaardigd zyn, die het Hof van Rome in dergelyke gevallen gegeeven heeft, en waarvan men aanbied Copyen te vertoonen. 41. Zulke fterke aanbiedingen, door het regt van klagten, door de onvermydelyke noodzaakiykheid van de daar gedaane verzoeken toeteftaan, maakten zo veel opfchudding in het openbaar, dat de Ministers van den Heiligen Vader zulks niet geheellyk aan de kennis van zyne Heiligheid konden onthouden. Het berigt, dat zy verpligt waren hem daar van te doen, alhoewel kragteloos en zeer onvolmaakt, bepaalde hen, om den alleruitmuntendften Kardinaal Cavalchini te benoemen, om die zaak met den Minister Plenipotentiaris van zyne Allergetrouwfte Majefteit in overweeging te neemen. -— De  332 REGT VA ARDIGINGS De Vroomheid en de -IRegtvaardigheid van deeze zyne Eminentie gaven reden, om het goed gevolg der aanbiedingen van zyne Majefteit te hoopen en te doen geloven, dat het niet noodzaaklyk zon zyn, om de breedvoerige verklaaringen, die men reeds zag, aan den dag te brengen. 42. Maar terftond daarna, nam de partydigheid van het Staatkundig Minifterie van zyne Heiligheid de overhand. Den 28ften November van dat zelfde jaar 1759, deed de Kardinaal Staatsfecretaris aan den Gevolmagtigden Minister van zyne Allergetrouwfte Majefteit, aan het Hof van Rome, de onverwagtfte en onredelykfte A&e ter hand ftellen. Deeze Kardinaal deed daar, op de kenbaarfte wyze, zien, dat het wezendlyk en hoofdzaaklyk voorwerp, welk hy zig altoos voorftelde, zou zyn, om zyne Allergetrouwfte Majefteit, hoe langer hoe meer te ergeren, door de zigtbaare inbreuken en aanvallen, welke hy op zyn eere deed, met oogmerk, om dien Monarch te dwingen tot afftand van de begonnen onderhandeling, die deeze zyne Eminentie aanmerkte en vreesde als een middel, gefchikt, om eindelyk zyne Heiligheid te onderrigten van de overtuigende daaden, boven gemeld. —• Vervolgens voortgaande zig na dit oproerig plan te gedragen, is die Minister eindelyk zo verre gekomen, van door deeze Acfe eene volkomene Vredebreuk aan zyne Allergetrouwfte Majefteit, uit naam van zyne Heiligheid, te verklaaren. 43. In deeze Verklaaring, brengt die Kar- di-  BEWYS-STUKKEN. 383 dinaal redeneeringen te voorfchyn, welke de algemeenfte denkbeelden van de reden en het gezond verftand, de beginfelen van het Godlyk en Natuurlyk Regt, en dat der Volken , en het befluit van alle Brevetten, van den Heiligen Stoel, in dergelyke gevallen gegeeven , beledigen; en zulks wel om te bewimpelen de weigering van het Brevet van altoosduurende toeftemming, 't welk vergunt om aan den Waereldlyken Regter overteleveren, de misdaadigen, fchuldig aan groote misdaaden, waarvan hier gefproken word. Hy keurt goed de zo ongeregelde pogingen, welke de Nuntius van Lisbon gedaan heeft, om zyne Allergetrouwfte Majefteit te ontrusten en te ergeren. Hy gaat zelfs zo verre van de hevigfte verwytingen te doen aan den gevolmagtigden Minister van zyne Majefteit, alhoewel dezelve, om alle aanleiding tot oneenigheid te vermyden, de uitwerkingen van die drift des Kardinaals geduldiglyk verdragen heeft. — Eindelyk begint hy zig te ontmaskeren met het oogmerk te openbaaren, welk hy zig voorgefteld had in de Oorlogsverklaaringe, die hy zyne Allergetrouwfte Majefteit aandoet. „ Wat aanbelangt, zegt hy, de Geestelyken „ van de Sociëteit van Jefus, en de geno„ mene befluiten, gedeeltelyk, uitgevoerd „ tegen dezelve, door den Allergetrouwften „ Koning, zo heeft zyne Heiligheid reeds „ genoegzaam zyne onveranderlyke gevoe„ lens, in den Brief, welken Hy aan hem „ over dit onderwerp gefchreven heeft, uittt gedrukt, wier inhoud aan zyne Majefteit is  384 REGTVAARDIGINGS „ is bekend gemaakt, in het begin van de „ maand September, laatstleden, gelyk de ,, Staatsfecretaris D. Lodewyk d'Acunha „ zulks bevestigd heeft, door zyn Billet van „ den 6den dierzelfder maand. De ge- ,* voelens van den Paus zyn onveranderlyk „ in die zaak, om dat ze gegrond zyn, op ,, de regtvaardigheid, welke niet duldt, dat „ de onfchuldigen met de fchuldigen onder„ een verward worden, nog dat de flraffe, „ misfchien aan eenige weinige perfoonen „ verfchuidigt, voor welkers beflraffing zy„ ne Heiligheid reeds alle noodigé vryheden „ vergund heeft, agtervolgd worde, met de „ onteering en het verlies van de geheele „ Sociëteit van Jefus. —- Dit lighaam doet „ belydenis van eene Inftelling , goedge„ keurd en vereerd met de achting der Sou„ vereine Opperpriesters, de Voorgangers „ van zyne Heiligheid; hetzelve is nut- „ tig voor de Katholyke Kerk; het geniet „ de befcherming van den Heiligen Stoel „ en die van zyne Heiligheid. De on- „ veranderlykheid der gevoelens van den ,, Heiligen Vader, over dit onderwerp, is „ bovendien nog gegrondvest, op eene fchik„ kinge, genomen tusfehen de beide Hoven, „ wanneer de Allergetrouwfte Koning het „ geval voorftelde aan Paus Benedictus XIV, „ roemrugtiger gedagtenis, en dat de Paus „ het befluit nam van een Apostolifchen Vi„ fiteur te benoemen enz." 44. Zodanig zyn de eerbetuigingen, welke men te Rome gehad heeft voor een Monarch , moorddaadig aangevallen in den fchoot  BE W YS-S TUKKEN. 385 fchoot van zyn eigen Hof, door de uitwerkzelen van eene Vergadering van Geestelyken , aan God door hunne heilige Inftelling toegeheiligd. Men begint, met hem te fchertzen en in onzekerheid te houden, met hem te befpotten, en byna anderhalf jaar lang te beledigen, in het Hof zelfs, van het Opperhoofd van de Katholyke Kerk, alwaar hy de goedheid gehad heeft, van regt te vorderen, over zulk een verfoeilyk fchelmftuk ; en in plaatfe van plegtige verbeteringen , welke de vermogendfte beweegmiddelen hem regt gaven , om te verwagten, zo heefc de Staatsminister van dit Hof die zaak geëindigt, met aan dien Monarch eene oproerige Verklaring te geeven, in welke hy zig van uitdrukkingen bedient, die vol zyn van onbetamelykheid en hoogmoed; en zyne trotschheid gaat zelfs zo verre, dat hy zig het Regt aanmatigt van zig te bemoeijen, met de Economifche Beftiering van het Ryk van Portugal, willendé de Jefuiten, welke volgens de Wetten van zyne Allergetrouwlte Majefteit verdreven waren, daar weder doen herftellen. Zyne ftoutmoedigheid gaat zelfs zo verre van de onverbreeklyke ftrafoefening van deezen Monarch te veroordeelen en te verwerpen. Dit is nog niet genoeg voor den Roomfchen Minister; hy gaat zo verre, dat hy zelfs aan deezen Godvrugtigen Souverein den Oorlog verklaart. Want kan men wel eene andere zin aan deeze bitfche en trotfche Verklaaring geeven, dat bet Hof van Rome altoos onveranderlyk zal zyn in deszelfs gevoelen, (dat de Jefuiten II. deel. Bb in  386 REGTVAARDIGINGS in Portugal moesten befchermd worden,) dat is te zeggen, in die gefteldheid, om de Economifche Regeering, welke aan niemand toekomt, dan aan zyne Allergetrouwfte Majefteit, in zyn Ryk, te ontrusten, en om daar te doen blyven, of te doen vertrekken dezulken, welke aan dit Hof zullen behagen ? —- Kan men ook een anderen zin aan deeze tweede Verklaaring geeven, als dat hetzelfde Hof genomen heeft, en altoos onder deszelfs befcherming zal neemen, deeze verfoeilyke Geestelyken, wier beftiering den afgryslyken aanflag van den 3den September 1758," berokkend, en zedert dien tyd niet opgehouden heeft, de verfchrikkelykfte en oproerigfte lasteringen uit te braaken ? 45. Men kan derhalven geen vollediger Oorlogsverklaaring hebben, als die geene, welke het Staatsminifterie van den Paus aan zyne Allergetrouwfte Majefteit gedaan heeft. ■ Men heeft gezien, dat hetzelve daarmede een begin gemaakt heeft, door befpotlyke daaden, bykans anderhalf jaar lang van dit Hof verfpreid; dat men daarmede voortgevaaren is, door die menigte gefchriften agter volgens aan het Hof van dien Monarch gezonden, opgefteld in eene form, en in uitdrukkingen-, welke naauwlyks de afgezanten van Bologne of van Ferrara zouden verdragen ; dat men die verllerkt heeft, door uitdrukkingen , ftrydig met de onafhanglykheid van de tydelyke en Economifcbe Regeering van zyne Allergetrouwfte Majefteit, ftrekkende om dezelve te ftellen beneden die van een enkelen Vader der Familie, welke  BEWYS-ST UKKEN. 387 ke niet zou dulden, dat vreemdelingen hem in zyn huis kwamen verhinderen. —- Het Minifterie heeft het eindelyk voltooit, dooide formeele Verklaaring, dat het Hof van Rome altoos de Befchermfter zal zyn van deeze Geestelyke rebellen, moordenaars, openbaare vyanden van zyne Allergetrouwfte Majefteit, van zyne Ryken en van zyne Onderdaanen; van die Geestelyken, die geregtlyk overtuigd zyn van misdaaden, door klaare openbaare en overvloedige bewyzen, en veroordeeld,door een talryk Geregtshof, hetachtbaarfte en meest gezagvoerende, welk ooitin het Hof van Lisbon is opgerigt; van die Geestelyken eindelyk , welke op de plegtigfte wyze, door een Wet van den Allergetrouwften Koning zeiven zyn verbannen. Zal eene gezonde Staatkunde vergunnen te twyffelen, of een Vorst niet bevoegd is,om uitdrukkelyk een oorlog aan een anderen Vorst te verklaaren, wanneer hy op het fchenden van zyne eer en agting toelegt, wanneer hy de inwendige Regeering van zyne Staaten tragt in verwarring te brengen, wanneer hy hem opentlyk verklaart, dathyde party van zyne doodlykfte vyanden aanneemt ? Zie daar het geene, het welk het Staatsminifterie van het Hof van Rome niet gevreesd heeft te doen. 46 De yver en de voorzigtigheid van den Gevolmagtigden Minister van zyne Allero-etrouwfte Majefteit, fpoorden hem aan om alle mogelyke middelen ter hand te neemen en de zwaarigheden uit den weg te ruimen' welke de uitmuntendfte Staatsfecretaris tragBb o te  338 R.EGTVAARDIGINGS te te vermeerderen, in eene onderhandeling, welke niemand buitentwyffel zou toelaten. Met dit oogmerk nam hy de vryheid om de paaien van zyne Initruetie te overtreden. Eer dat hy de minfte kennis van de Verklaaring van den 28 November aan zyn Hof gegeeven had, deed hy den 4 December daar aan volgende, een antwoord, in 't welk hy een bekwaam middel voorftelde, om het vervaardigen van het Brevet van altoosduurende toeftemming gemaklyk te maken , en hy ftelde het uit, om zig aangaande het overige te verklaren, tot den tyd toe, dat hy nieuwe orders van zyn Hof ontvangen had. 47. Maar tervvyl hy zig bepaald bad, om niet te handelen , dan alleen over hetftukvan de afvaardiging van het Brevet, zo oordeelde de Kardinaal Staatsfecretaris het dienstig, om daarvan af te wyken, in eene andere Verklaaring, welke hy hem tot antwoord zond, op den iaden van dezelfde maand December. De Minister Plenipotentiaris heeft daarop te kennen gegeeven, dat hy een naauwkeurig en cathagorisch antwoord op het Artikel van het Brevet verzogt, en weigerde, om zig in andere verklaaringen in te laaten,met een Prelaat, dien zyne betoonde drift onvermogende gemaakt hadde, om deeze onderhandeling, in zulke netelige omftandigheden, wel uit te voeren. 48 De Portugeefche Minister geloofde, dat de Heilige Vader in zyne oogmerken getreden was; want, den volgenden dag, den 14 December, had hy de voldoening, om het  BEWYS-STUKKEN, 389 het ontwerp van een nieuw Brevet van toeftemming uit handen van den Kardinaal Ca- valchini te ontvangen. - Dit tweede Brevet was, inderdaad, niet aanneemlyker dan het eerfte ; maar daaruit bleek, dat zyne Heiligheid eindelyk overtuigd was van de volftrekte noodzaaklykheid, in welke hy zig bevond, om eenige voldoening aan een Souverein te geeven, die zo zwaarlyk beledigd was, en, zedert dat de Kardinaal Staatsfecretaris uitgefloten was, gelyk dezelve fclieen te zyn, om eene onderhandeling te bewerken , waartoe zyne buitenfpoorige partydigheid hem zo onwaardig maakte, was 'er alle reden om te hoopen, dat men 'er in 't toekomende zou toe komen, om een Brevet te verkrygen, in die form, in welke dezelve zyn moest. 49. In dit vertrouwen, deed deeze Minister, op den 2often en siften December, drie Memoden aan den Kardinaal Cavalchini ter hand ftellen, behelzende de verbeteringen, die in het tweede ontwerp van het Bre. vet moesten gemaakt worden, en de redenen , welke de regtmatigheid en de noodzaakelykheid van deeze verbeteringen aantoonden. 50. Men droeg wel dra zorg, om den Heer d'Almada de aangenaame hoop te beneemen, welke hy opgevat had, door hem te kennen te geeven, dat de zaak op verre na nog niet, op zulk een goeden voet was. —Genoodzaakt zynde, door de orders van zyn Hof, om van daar een laatfte antwoord te zenden, op dat van Rome, en reden B b 3 heb-  39o REGTVAARDIG IN GS hebbende om te vreezen, dat men hem de vertraging daarvan zou vervvyten, zo fchreef hy een Billet aan den Kardinaal Torregiani, eeniglyk om te verzoeken, dat 'er postpaarden bezorgt wierden voor den Courier,welke hy naar Lisbon wilde doen vertrekken, en zonder hem een woord te fpreeken van de ontgonnen onderhandeling met den Kardinaal Cavalchini. _ 51, Hoe groot was de Verbaasdheid van dien Minister, wanneer hy door het antwoord, welk de Kardinaal Staatsfecretaris op zyn Billet gaf, vernam, dat men hem gegeven had, of veel eer, dat hy zig op nieuw meester gemaakt had, van de onderhandeling, welke aan den Kardinaal Cavalchini was toebetrouwd ? Inderdaad, met zyn antwoord gedateerd, den 26 December, aangaande het onderwerp van de postpaarden, zond de Kardinaal Torregiani ter zei ver tyd een nieuw ontwerp van een Brevet, naauwkeurig in dezelfde uitdrukkingen vervat, als dat geene , welk door den Kardinaal Cavalchini was ge. zonden geworden. 52. De zaak verviel derhalven weder tot denzelfden Staat, in welken zy was, voor dat ze gegaan was, door de handen van deeze laatfte Eminentie; en het was niet meer mogelyk van zig te vleijen, dat de Allergetrouwlte Koning de verbeteringen zou erlanlangen, welke men aan zyne Koninglyke Auctoriteit verfchuidigt was, zedert de Oorlogsverklaring, welke de Staatsminister van zyne Heiligheid hem had aangedaan. ■ Bovendien, dewyl het laatfte ontwerp van het  BlWYS-STUKKEN. 391 het Br.vet opgefteld was , gelyk ook het eerfte, in uitdrukkingen zeer verfchillende van Je beide Brevetten, afgevaardigt voor hetxlyk van Portugal, door Paus Gregorius Xkl, en dat men daar tevens dat geene onderdrukt had , welk tot een grondflag behoorde te dienen, voor de verzogte uitbreiding, zo onrftond daaruit, dat deeze Oorlogsverklaaring in de forme en uitdrukkingen boven gemeld, in zyn geheel dezelfde bleef. POST SCRIPTUM. 53. De Allergetrouwfte Koning heeft, door een eigenhandigen Brief aan den Heiligen Vader, verzegeld met het groot zegel van zyne Kancelarye, gedateerd den 2 November 1759, aan zyne Heiligheid bekend gemaakt, als een daad van zyne perfoonlyke kennis, de demisfie of het gegeven ontflag, in zyne tegenwoordigheid door den Aartsbisfchop van Bahia, Don jofeph Botelho de Mattos ; dat hy, op deeze opengevallen plaats, voor deeze Kerk, welke van zyne Koninglyke Patronage is , benoemd had , Don Emanuel de Sainte-Agnes, Bisfchop van Angola. — Zie daar de juiste uitdrukkingen van deezen brief: „ het Aartsbisdom „ van Bahia, de Patronage van myn Kroon „ vacant geworden zynde, door de demisfie „ of amptsnederlegging, welke Don Jofeph „ Botelho de Mattos in handen van uwe „ Heiligheid, met myn verlof, gedaan heeft, „ zo benoem en prefenteer ik aan uwe Hei„ ligheid, voor dit Aartsbisdom, Don EmaBb 4 „ nuel  392 REGTVAARDIGINss „ nuel da Sainte-Agnes, Bisfchop vin An„ gola enz." 54. Geduurende dat gemelde Aarsbisfchop deed verzoeken, om de afvaardiring van zyne Bullen, kwam te Rome een Nieuvspapier van Amfterdam, in 't welk men, zorder grond den voornaamften Aartsbisfchop Don Jofeph Botelho de Mattos beledigde, door hem valschlyk te befchuldigen, als een oproerigen regen de Wetten van zyne Allergetrouwfte Majefteit, en als een bcgunftiger van de uitgedrevene Jefuiten. 55. Dit valsch nieuws, onderfteund, door lieden , welke niet onbekend zyn aan het Hof te Lisbon, fcheen voldoende voor den Minifter van zyne Heiligheid, om de afvaardiging der Bullen van Don Emanuel de Sainte-Agnes op te fchorten. Men gaf voor reden van deeze opfchorting het gebrek van de Regtvaardigings - Titel der demisfie van Don Jofeph Botelho de Mattos. — Eene dergelyke verklaaring gedaan aan den gevolmagtigden Minister des Konings • zette het laatfte Zegel op alle de bewyzen, reeds opengelegd, dat men den Koning'wilde dwingen , om tot eene openbaare Vredebreuk te komen. f .56, Maar was het betaamelyk , dat een Minister, om Hem daar toe te verpligten, tot zulk eene buitenfporigheid overging ? Hy heeft de wyze fchikkingen van het Kanonieke Regt gefchonden, welke leeren, dat men een onveranderiyk geloof moet geeven aan de woorden van Souvereine Vorsten, wanneer zy de daaden bevestigen, als zynde van  BE WY S-S TUKKEN. 393 van hunne perfoonlyke kennis. Hy heeft gefcheenen de getuigenis van zyne Allergetrouwfte Majefteit te verfmaden, die, tot den Heiligen Vader fpreekende, op da geloofwaardigfte wyze , de demisfie of 't ontflag, waar van hier de reden is, bekragtigt heeft, gevende zyne toeftemming tot deeze commisfie, en de benoeming van een voorwerp, om in de plaats gefteld te worden van den geenen , die zyn ampt heeft neer gelegt. —-— Hy heeft zig hier door de ftraf waardige Vryheid gegeeven, de eer te beledigen en de geheiligde regten van zyne Majefteit niet voeten te treeden. Hy heeft verklaard, dat, om voor zig de zaak zeker te maken, het uitmuntend woord van een Koning, welke een plegtig getuigenis geeft, voor hem niet voldoende was , en dat hy de zekerheid deed afhangen van andere bewyzen, oneindig minder achtbaar. 57. Door zulke zigtbaare trekken, heeft die Minister getoond, tot in hoe verre hy verlangde met deeze Monarch te breeken. Hoe weinig acht men daar op geeft, zo ziet men echter ligtelyk van waar de geest van tweedragt komt, die hem bezielt en levendig maakt. — Zyne flappen openbaaren al te klaar de oorzaaken, die hem doen werken ; en de vrywillige en vooraf beradene buitenfporigheden, welke hy begaan heeft, zyn zodanig, dat, welke pogingen men ook doet, om zyn pen te beteugelen , zo kan men niet nalaten dezelve na waarheid te vertoonen. * * * Bb 5   By den Uitgeever deezes zyn gedmkt: Koopmans Geographie , of BefrWnnn. j Hoogduitsch van den Heer A. F. W CromI * hct een voorreden en verfcheide Opheldering" T Munten, Maaten en Gewigteivoorziefen Tenide min bosman, A L M Phstrli,■ Ud20r BenJamitteerd Leeraar 'der' WvX^wSl^* fierdam, Lid der VH^^ S ? Am~ fchappen enz. Dit Werk if in ™n UUechtJe Genooten niet alleen ^^^JS^SSS^^^ algemeene kennis van alle ProdS van Fm CCnC de Kaart apart ƒ x » . . . J| Bordpapï ƒ ° *3- J°j " Politieke Bedenkingen over her W«* r» , »^ hunne onregtvaardige hanSyle 0SS dc*/^ /tar Natie; alles met intresfante voor W" toond, en door eetuienis der fL ,r l en aanSc" tigd; kunnende glvoeflyk ag erte?Welk T rT8' geplaast worden.8 Nfif htföfè, Jfö* jes, zeden eenige, tyd'ten dienO-??/"r"112 ^ Werk" bevat  bevat hetzelve een vermaaklyk ondervvys in de Wapen1 kunst, Meetkunde en de beginzelen der Nederlandfche Hiftoriekunde; alles met de nodige Plaatjes voorzien, bovendien is het verrykt met vermaaklykc trekken der rekenkunde, en 9 Kaartjes, waar van liet gebruik boven alles nuttig en vermaaklyk is. De Prys is ingenaait ƒ 1 - 16 - : 1 De Leermeester der Natuur, beflaande uit de volgende Hoofdftukken. I. De Aarde. II. De Zon en Planeeten. III. Vaste Sterre. IV. Getyden van het Jaar. V. De Koleuren. VI. Oorfprong der Wellen en Rivieren. VI:. Onweder. VIII. Regen, Hagel, Sneeuw enz. IX. Vuurfpouwende Bergen. X. Aardbeevingen. XI. Merkwaardige Oorfprong van eenige nieuwe Eilanden. XII. De Verandering van de Aarde. XIII. Ebbe en Vloed. XIV/De Mensch. XV. De Zinnen. XVI. Kolcur der Menfchen. XVII. Aantal der Menfchen. XVIII. Van de Bloemen. XIX. Bever. XX. Byën. XXI. Zvvvorm. XXII. Verwisfeling der Infeften. XXIII. De Polypen of Dierplanten. XXIV. Wonderlyke inrichting van de Oogen der Dieren. XXV. De Natuurlyke Drift der Dieren. XXVI. Van het Voedfel der Dieren. XXVII. Sluitreeden. XXVIIi. Berekening van het Gantfche Ryk der Dieren, in groot üvo ƒ ia : - NB. Dit nuttige Werkje is op 20 Exemplaren na, geheel uitverkogt,