EX BIBLIOTHECA VIKI DOCTISSIMI L. J. SURINGAR ANKO 1897 DEFUXTI UNIVERSITATI DONATA  NAGELATEN WERKEN VAN FREDERIK ben 11, KONING van PRÜISSÈN* VYFDE DEEL*   NAGELATEN WERKEN VAN FREDERIK den II, KONING van PRUISSEN. UIT HET F R A N S C H. VYFDE DEEL. AMSTERDAM, DORDRECHT en LEYDEN, sy J. TNTEMA, d'erven P. METER en G. JVARNARS» P. BLUSSE en L. HERDINGH. M D C C X C I I. Met Privilegie van de Edele Groot Mogende Heeren Staatera van Holland en Wesifjiesland.   VOORBERICHT. Ik had reden gehad om te gelooven, dat de laatfle Staat- en Krygskundige Werken, welke ik der Nakomeling fchap zonde mededeelen , die zouden zyn , welke het voorgevallene in Europa behelzen , van den jaare 1756, tot aan het jaar 1763, in welk laatfle de Vrede van Hubertsburg weri gefloten. Na zo veele viocielyke veldtochten, welke ni)n lichaamsgejlel gefleten hadden, begon myn gevorderde leeftyd my de zwakheden te doen gevoelen , welke daarvan de noodzaaklyke gevolgen waien , liet my het einde myner loopbaane ah naby zynde befchoawen, en deed my denken, dat de éénige dienflen, welke ik r,og den Staat zoude kunnen bewyzen , zouden zyn, door eene ver/landige en werkzaams bejluuringe, de ontelbaare rampen uit te wisfcïien, welke de Oorlog veroorzaakt had in al de Lanifchappen der Pmisfifche Hcerfchappye. Men mogt zich vleien, na de geweldige fchokkent welke Europa, geduurenie den jongflen Oorlog, ondergaan had, dat op zo vcele Jlormen een Jlil en helder weder zoude volgen. Ds voornaamjle Mogendheden waren afgemat doar de verhaazende poogingen, tot welker te werk* 4 jW-  vm VOORBERICHT. Jlelling zy genoodzaakt geweest waren. De uitput' ting haar er geldmiddelen, boezemde haar gevoelens van gcmaatigdheid in , welke die der verbitteringe verbanden, waaraan zy niet dan al te veel zich had' den overgegeven. Eindelyk , zo veel onnutten arbeid moede, verlangden zy «iets meer dan de bevestiging der openbaare ruste. Die rust was voor Pruis/en nog noodzaaklyker, dan voor het overige van Europa, dewyl het eerfle bykans alleen den last des Oorlogs had gedragen. Men kan zich deezen Staat niet 'anders voorftellen, dan onder de beeldtenis van iemand, die doorboord is met eene menigte van wonden, verzwakt door het verlies van bloed, en op het punt van onder het gewicht zyns lydens te lezwyken. De zodanige heeft een goeden leefregel noodig, om weder tot zyn verhaal te komen,verflerkende middelen, om hem zyne kracht weder te gecvcn, en lafems om zyne kwetfuuren te geneezcn, In dien toe/tand had de Regeering geen ander voorbeeld te volgen, dan dat van een verflandigen Geneesheer, die, met behulp van den tyd en met zachte midkien, de krachten van een uitgeteerd lichaam Jierflelt. Deeze bedenkingen waren zo krachtig, dat het inwendig bejluur van den Staat myne geherle aandacht innam. De adel was in eenen flaat van uitputtinge, het gemeene volk in den grond bedorven, een aantal van Dorpen waren verbrand, veele Ste-  VOORBERICHT. ix Steden vernield, zo door belegeringen,als door brandfiichters daartoe door den vyand omgekogt; eene vol/lagen regeeringloosheid had alle orde van burgerlyk beflunr en Jlaatsregeeringe, het onder[le boven gekeerd; de geldmiddelen waren in de grootjie verwarringe; met één woord, de verwoesting was algemeen. Voeg by alle deeze moeielykheden, dat de oude Raaden en Staatsdienaars der Geldmiddelen, geduurende den loop van deezen Oorlog , gejlorven waren, en dat ik, geheel alleen Jlaande, om zo te fpreeken, en gebrek hebbende aan medehelperen, ge» noodzaakt was nieuwe voorwerpen te kiezen, en dezelve ter gelyker tyd bekwaam te maaken tot de bedi'.ningen, voor welke ik ze fchikte. Het Leger bevond zich niet in een beteren toe/land, dan het overige des Lands : zeventien veldjlagcn hadden de bloem der Bevelhebberen en der Krygsknechten doen omkomen ; de regimenten waren in een haveloozen jlaat, en beflonden gedeeltelyk uit overloopers of krygsgevangenen van den vyanJ. De orde was bykans geheel verdwenen, en de krygstucht dermaate verflapt, dat onze oude lichaamen van Voetvolk niet meer deugden, dan een hoop nieuw geworven landvolk. Men moest, derhalven, bedacht zyn op het voltallig maaken der regimenten, op het herftellen van orde en krygstucht by dezelve, en vooral op het aanmoedigen der jonge Bevelhebberen door den prikkel * 5 des  x VOORBERICHT. des roems, om dus aan deezen vervallen klomp zyne oude kracht weder te geeven. Het tafereel, dat de Staatkunde aanbood, was niet meer vleiende, dan die wy zo even vertoond hebben. Het gedrag van Engeland, omtrent het einde des laaifkn oorlogs, had ons verbond met hetzelve verbroken: de afzonderlyke vrede, welke het met Frankryk maakte, de Onderhandelingen , welke het in Rusland aanving, om my met den Keizer Peter den III, in twist te brengen, de flappen, vtelke het gedaan had by het Hof van Weenen, om aan hetzelve myne belangen op te offeren, alle deeze trouwloosheden hadden de banden geflaakt, welke my met Groot-brittannie vereenigd hadden, en lieten my, na het fluiten van den algeweenen vrede, geheel alleen, en zonder bondgenooten in Europa. Oeeze hachelyke toefland was, evenwel, niet van langen duur , en, omtrent het einde van het jaar 1763, kreegen de zaaken een gunfliger aanzien. Het Hof van Rusland was als bedwelmd geweest door de.fchielyke omwentelinge, welke aan hetzelve was voorgevallen; het had tyd noodig, om weder tot zichzelven te komen. Naauwelyks had de nieuwe Keizerin het inwendige van haare Regeeringe op een verzekerden voet gebragt, of zy Jlrekte haare uitzichten verder; zy kwam nader aan Pruisfen. In den beginne waren dit niet meer dan vriendlyke yerklaaringen i maar weldra fcheen de wederzydfehe- nood*  VOORBERICHT. Xl noodzaaklykheid van zich met elkander te vereenigen, niet meer twyffelachtig. In den tyd, waarin deeze Onderhandelingen ern/lig begonnen te worden, Jlierf Augustus de III, Koning van Poolen, en deeze onverwachte gebeurtenis was genoegzaam, om het fluiten van een Verbond van onderlinge verdediginge, tusfchen Rusland en Pruisfen, te verhaasten. De Keizerin wilde over deezen openflaanien throon befchikken, naar haar welgevallen; Pruisfen was de Bondgenoot, welke haar tot dat einde best voegde: ook werd Stanislaus Poniatowsky kort daarna tot Koning van Poolen verkoren. Deeze verkiezing zouie geene verdrietige gevolgen gehad hebben, indien de Keizerin het hierby gelaten had; maar zy vorderde, daarenboven, dat het Gemeenebest den Disfidenten (*) aanzienlyke voorrechten toeflond, Deeze nieuwe eifchen bragten geheel Poolen in oproer; de Ryksgrooten verzochten de hulp der Turken ; weldra ontbrandde de Oorlog, en de Rusfifche. Legers behoefden zich alleenlyk te vertoonen,om de Mufulmans in alle gevechten te overwinnen. Deeze Oorlog veranderde het geheele Staatkundige Stelfel van Europa; en daar zich eene nieuwe loopbaan opende, moest men of zonder behendigheid, of in eene domme onge- voe- (*~) De Leezer weet, dat in Poolen, onder deazen naam, allen begreepen worden, wellten den Roomfchen Godsdienst niet zyn toegedaan. Vert.  xii VOORBERICHT. weligheid begraven zyn geweest (*), om van eene zo voordeelige gelegenheid geen gebruik te maaken. Ik had de fraaie leenfpreuk van den Boyardo gelezen; ik greep, dcrlialven, de gelegenheid, welke zich aanbood, by de hairen, en door een aantal van Onderhandelingen gelukte het my onzen Staat voor zyne voorleden rampen fchadeloos te Jlellen, door Poolsch Pruisfen in myne oude Landfchappen in te lyven. Deeze aanwinst was eene der gewichtigfte, welke wy doen konden, dewyl zy Pomeren vereenigde met het Oostelyke Pruisfen, en wy, door ons meesters te maaken van den Weisfel, het dubbele voordeel wonnen van dit Koningryk te kunnen verdedigen, en aanzienlyke tollen van den Weisfel te trekken, daar al de koophandel van Poolen langs deeze rivier gedreven wordt. Deeze aanwinst van Pomerellien, welke een nieuw tydperk maakt in de Pruisfifche Jaarboeken, is my merkwaardig genoeg voorgekomen, om derzelver byzondere omflandigheden tot de Kakomelingfchap over te brengen, te meer, dewyl ik zelve getuige en medewerker in deeze gebeurtenisfe geweest ben. Van de Onderhandelingen, welker verflag ik in dit Werk geeve , zyn de oorfpronglyke fluk- (*) Om naainvgezette eerlykheid, fchynt zyne Majelleit hier niet gedacht te hebben. Men leeze ondertusfchen, het geen de Koning verhaalt op bl. 50, enz. van dit Deel. Vert.  VOORBERICHT. xül fiukhen alle in de bewaarplaatze van de Staatsfchriften der buitenlandfche zaaken. Ik hebbe deeze Gedenkfchriften verdeeld in drie Hoofdftukken; het eerjle handelt over flaatkundige zaaken en onderhandelingen, van den vrede van Hubertsburg, tot op de bevrediging van Poolen; het tweede behelst de zaak der geldmiddelen, de nieuwe takken van koophandel, welke ingevoerd zyn, het bebouwen van te vooren ongebruikte landen in onderfcheidsn Landfchappen, de voortbreng fels van West-Pr uisfen, en de verbeteringen, voor welke het vatbaar is; het derde bevat alle voorwerpen, welke tot het Leger ietrekking hebben, deszelfs herflelling, vermeerdering, het getal der nieuwe benden, zedert de aanwinst van Pomersllien aangeworven; den {laat der krygsbenden in vredestyd, bepaald op honderdzes entachtigduizend man; de artilleryen alle nooiige fchikkingen, om deezen klomp in beweeging te brengen (*). Ter zelf der tyd moet ik den Leezer verwittigen, dat ik eenigen wederzin gevoeld hebbe, tegen het al- (*) Behalven de hier gemelde ftukken , zal de Leezer in dit Deel nog een kort begrip vinden, van de voornaarofte Gebeurtenisfen van Europa, tot aan het jaar 1773, gelyk ook een verflag van de Beierfche zaaken in het jaar 1778 ; zo dat de Koning hier meer geeft, dan hy ia het Voorbericht belooft. Vèrt,  xtv VOORBERICHT, altoos van myzelven /pree'en geduurende een lang verhaal, en dat ik daarom, boven dit walgelykelk (*), liever verkozen hebbe, in den derden perfoon van de zaaken te fpreden. Ik bepaale my dus eenvoudiglyk tot den plicht van eenen Gefchiedfchryver, die de zaaken, welke in zynen tyd gebeurd zyn, naar waarheid en duidelyk wil befchryven, zonder de geringfle omjlandigheden te vergrooten of te vervalfchen. Ik hebbe nooit, geduurende myn keven, iemand bedroegen , nog minder zal ik de Nakomelingfchap bedrie* gen. (*) Dit kwam my voor den zin van Egoïsme in deeze plaatze best uit te drukken* Vert. GE-  GEDENKSCHRIFTEN Z E D E.R T DEN VREDE VAN HUBERTSBURG, IN HET JAAR 1763, TOT OP HET EINDE DER VERDEELINGE VAN POOLEN,IN HET JAAR 1775.   GEDENKSCHRIFTEN VAN DE JAAR EN JYIDCCLX1ÏI— MDCCLXXV11I. EERSTE HOOFDSTUK. Over het Staatkundige van het jaar 1763 tot op het jaar 1775, Om zich een juist denkbeeld te vormen van den ftaatkundigeu toeltand van Europa, na liet fluiten van den Vrede van Hubertzburg, moet men zich herinneren, dat alle Mogendheden bykans evenzeer uitgeput waren. Frankryk had den Vrede met Engeland gemaakt by gebrek van genoegzaame geldlbmmen tot den veldtocht van het jaar 1763. De Keizerin-Koningin zoude insgelyks den Vrede van Hubertzburg niet gefloten hebben , indien de middelen, om geld te krygen , haar niet te eenemaal ontbroken hadden. D^ Koning van Pruisfen was de eenige, die nog gereed geld bezat, dewyl hy de voorzichtigheid gebruikt had van altyd een jaar in voorraad in zyne koffers te hebben. Onderiusfehen bad dit gebrek aan geldfpecien invloed op de inzichten der Staatkunde, en alle Mogendheden verlangden Vf DEEL, A . t'a 1763, ToeHaud van Eujop* na her iliii» ten van as Vrede,  1763. Aamnei kingen ovtr h t Verbond tmfchen den Keizer, Frankryk en Spanje. ï GEDENKSCHRIFTEN de handhaaving der algemeene rust, om tyd te hebben tot het herwinnen van krachten. Deeze was, waarfchynelyk, eene der oorzaalcen, welke het meest toebragten om het Verdrag te handhaaven , het geen de Keizer, Frankryk, en Spanje, te Verfaillcs gefloten hadden. Het Huis van Oostenryk trok, zonder twyffel , daarvan het grootüx voordeel, dewyl het, van Frankryk verzekerd zynde , noch voor de Nederlanden, noch voor Italië , iets te vreezen had, en dus de meester was van alle zijne krachten tegen Pruislen te kunnen gebruiken , indien de nood het mogt vereifchen. Van den anderen kant, zag Frankryk, daar het van het Huis van Oostenryk niets te vreezen had, zyne grenzen beveiligd tegen allen aanval; en- dewyl men zelfs de mogelykheid van eenen oorlog op het vaste Land niet voorzag, konde het alle zyne oplettendheid beiteeden , om zyne Vloot in een ontzachlyken ftaat te brengen, zo dat zy ten eenigen dage, vereenigd met die van Spanje, de Engelfche Zeemagt in bedwang mogt kunnen houden. Deeze vooruitziende bedoelingen waren gegrond op goede redenen: men had het fluiten van den Vrede van Aken (*) verhaast; veele punten, welke duidelyk hadden moeten uitgedrukt worden, warenHechts terloops aangeroerd, gelyk het punt, waar- (*) Dit moet zekerlyk eene drukfeil zyn voor Verfailles of Parys. De Vrede van Aken komt hier ni«t te pas. Fert.  VAN I/63 TOT 1775. 3 waarby den Franfchen de Visfchery op de banken van Terre-neuve werd toegeftaan, het losgeld van Manilla, dat Engeland van Spanje eischte; en andere zaaken, wel, in waarheid, van weinig aanbelang, maar welke voldoende zyn om voor* wendfels te verfchaffen aan onrustige hoofden, welke de zaaken in verwarring willen brengen. Deeze redenen van wederzydfche gevoegelykheid waren de cenige niet, welke de twee Bourbonfche Huizen vereenigden met het vernieuwde Huis van Habspurg : het charadler en de wyze van denken der Staatsdienaaren, welken te Weenen en te Verfailles de zaaken beftuurden, werkten niet minder daartoe mede. De Prins Kaunitz, van een trotfen en heerschzuchtigen aart , befehouwde het Verdrag van Verfailles (*) als het mcesterftuk zyner Staatkunde; hy was ten uiterften vergenoegd by zichzelven, dat hy de oude vyanderi van het Huis van Oostenryk ontwapend , en dezelven ver genoeg had weeten te brengen , om den Keizer te dienen tegen den Koning van Pruisfen. De Hertog van Choifeul was een Lo* tharinger van geboorte : zyn vader , de Graaf van Stainville , was Afgezant van het Hof van Weenen te Parys geweest, zo dat de Heer van Choifeul, zich nog als eenen Leenman des Keizers (*) Te weeten het Verbond tusfehen Oostenryk en Frankryk. Het geen de Koning hier van dit Verbond zegt, toont genoeg , dat hy over hetzelve andeïi dacht, dan veelen tegenwoordig iu Frankryk. f'&ti A a  Pruisfen, door Engeland veruiten, 4 GEDENKSCHRIFTEN zers aanmerkende, in zyn hart meer aan Oostenryk gehecht was dan aan Frankryk. liet is, derhalven, niet te verwonderen, dat de vooringenomenheid deezer beide eerfte Staatsdienaaren, ten voordeele van dit Verbond, hetzelve ftaande hield, en dat het blyft voortduuren, zo lang deszelfs bevorderaars hunnen invloed op den geest hunner Meesteren zullen behouden. Indien wy , aan een anderen kant, onze oogen na Pruisfen wenden, vinden wy hetzelve als alleen (taande, en zonder eenige Bondgenooten. Zie hier de reden. Wanneer de Heer Pitt den post van Staatsdienaar verliet, werd zyne plaats aan den Schotsman Bute gegeven. Deeze Engelfche Staatsdienaar verbrak alle verbindtenisfen, welke tusfchen onze beide Hoven beftonden. Engeland , gelyk wy verhaald hebben, zynen vrede met Frankryk gemaakt hebbende, had de belangen van Pruisfen aan hetzelve opgeofferd, en den Huize vau Oostenryk de verovering van Silefien aangeboden , om , onder begunfliging van deezen dienst, de oude verbindténisfen van het Keizerlyke Hof met dat van Engeland te vernieuwen: en even als of alle deeze handelingen nog niet genoeg waren , had de Heer Bute te Petersburg alles in het werk gefield, om den Koning in oneenigheid te brengen met Keizer Peter den III; waarin hy, evenwel, niet konde flaagen. Zo veel kwaade trouwe had alle banden verbroken, welke tusfchen Pruisfen en Engeland gelegd waren: op het Verbond, welk door  VAN I763 TOT 1775' 5 door het wederzydfche belang was voortgebragt, volgden de heftigfte vyandfchip en de geweldigfte haat , zo dnt de Koning op het flagveld alleen bleef, wel is waar, zonder dat iemand hem aantastte , maar ook zonder dat iemand zich aanbood om hem te verdedigen. Deeze toeftand, welken men konde uithouden, indien hy flechts voorbygaande ware, moest, evenwel , niet op den duur zodanig blyven: ook veranderde hy welhaast. Omtrent het einde van het jaar 1763, begon men in Rusland te handelen, om met die Mogendheid een Verbond van Verdediginge te fluiten. Te Petersburg was toen niemand, welke Pruisfen begunitigde, dan alleen de Graaf Panin: de oude vyand des Konings , de Kanfelier Beftuchew , die aanftooker van alle onecnigheden, welke tusfchen de beide Moven plaats hadden , kantte zich in het verborgen tegen de handeling, en werd by de Kcizerinne ondcrflcund door den Grasive Orlow. De Hoven van Weenen en van Dresden kuipten onder de hand , zo veel zy konden , om den Graave van Solms (*) te dwarsboomen. De Oostenrykfchen vertoonden aan de Keizerinne van Rusland, dat hunne Mogendheid de eenige was , welker Verbond den Rusfen voordeelig konde weezen, dewyl niemand dan het Hof van Weenen in ftaat was hun tegen de Turken, hun- (*) Den Pruisfifchen Gezant te Petersburg in dien tyd. Vert. A i 1763. fluit een Verbond van onderlinge verdediginge met Rusland.  1763- riood des Konings van Pooien, en van desjelt's Zoon den Keurvorst van Saxen» 6 GEDENKSCHRIFTEN hunne gemeene vyanden, by te Haan. De Saxifchen hadden andere redenen om de onderhandelingen des Graaven van Solms te doen mislukken. Zy verzochten de onderlteuning en de bercherming der Keizerinne, om zich den wech te baanen tot de opvolging op den throon van Poolen, ingevalle Augustus de lil mogt kómen te overlyden. De Saxifchen, geregeerd door den Graave van Bruhl, ten allen tyde den vyand der Pruisfifchen , waren bovendien gereed om hunne kuiperyen te voegen by die van elke andere Mogendheid, ten einde alle dingen, welke den Koning invloed konden geeven op de zaaken van Europa, tegen te gaan of te doen afneemen. 'Er moest een onverwacht voorval gebeuren, om aan deezen hachelyken toeftand een einde te maaken. Het gebeurde ook net van pas. Augustus de III, Koning van Poolen, overleed te Dresden den vierden van Wynmaand deszelfden jaars. Deszelfs Zoon, de Keurvorst van Saxen, volgde fchielyk zynen Vader in het graf (*), De Kleinzoon van Augustus , welke daarop Keurvorst werd,had den meerderjaarigen ouderdom nog niet bereikt. Deeze twee zo kort op elkander volgende irerfgevallen, en het (taan van deezen jongen Vorst onder voogdyfehap, veranderden eensklaps de gedaante der zaaken; en zedert dien tyd konden de kuiperyen en de 2a- (*) T# weeten, den zeventienden van Winter- aiaaiul. Fbrt,  VAN I763 TOT 1775' 7 zamenfpanningen der Franfchen , der Saxifchen , en der Oostenrykfchen te Petersburg niets uitvoeren. De Graaf Panin bekwam de overhand, en werd eerfte Staatsdienaar: en door een gevolg van den invloed, welken hy op den geest der Keizerinne had, overreedde hy dezelve eenen Piast (*) op den Poolfchen throon te plaatzen. Om hierin te zekerer te gaan, deelde Catharina haare ontwerpen den Koning van Pruisfen mede. Deeze Vorst beloofde dezelve te ouderfteunen; en, zonder te wachten na de tekening van het Verdrag, waarover hy te Petersburg in onderhandeling was , gaf hy zynen Staatsdienaar te Warfchau last om dien van Rusland, welke zich in de gemelde hoofditad bevond, de behulpzaame hand te bieden, en over het onderwerp der aanftaande verkiezinge de krachtigftc en uadrukkelykfte vertoogen te doen , zo aan den Primaat , als aan andere Poolfche Ryksgrooten. Deeze wel overlegde flap maakte ten laatfien een einde aan de belluitloosheid van het Hof van Petersburg: de Rusfifche Staatsdienaars gaven hunner Vorlrinne te kennen , hoe veel gemaks de byftand des Konings van Pruisfen aan hunne onderhandelingen had toegebragt, en dit haalde de gemelde Prinfes volkomen over tot het lluiten van het Verbond , het geen de Koning (*) Den meesten Leezeren zal bekend zyn , dat door dit woord een geboren Poolsch Edelman verflaan wordt. Vert. A 4 1763.  i764. Inhoud Van het Verbond rus1 clien 1'ruisf'en eh Rusland* § C E D F N K S C II R IF T Ë N nifig' Kaar bad voorgeflagen. In Louwmaand van het jaar 1764 werd het tegenontwerp van Berlyn den Graave van Sohns toegezonden, eti ha dat eenige zw'aarigheden waren opgeheven, betreffende de medewerking en den byftand, welken de Keizerin van den Koning vorderde, werd dit belangryke Verdrag in den loop' van Lentemaand getekend» Om niet al te langwylig te zyn , zal ik my vergenóégen met hier, in weinige woorden, den •zaaklyken inhoud van tlit Verdrag te melden. Hetzelve was bepaald , en moest Hechts acht jaaren ftand houden : Men bedong 'er de wederzydfche handhaaving voor de bezittingen deibeide fluitende Mogendheden: Men moest noch wapenfehoriing, noch vrede, maaken zonder wcderzydfche toeftemminge: Men beloofde elkanrieren van weerskanten den byftand van een lichaam van tienduizend man Voetknechten, en tweeduizend man Paardevolk : By een geheim punt was men overeengekomen, dat, ihgevalle de Koning aan den Rhynkant, of de Keizerin nan de zyde van de Krim , werd aangevallen, men deezen onderiland in geld zoude berekenen op eene jaarlykfehe fom van viermaal honderdduizend Roebels, of van viermaal honderdentnditigduizend Kroonen van onze munte. Wat Poolen aanbelangt, verbond men zich, om zich aan te kanten tegen het erflyk worden van dit Koningryk h en de onderrteemingen der zodanigen, welken mogten trachten, met veranderinge vafl  VAN TOT 1775' 9 Van den regeeringsvorm, de Koninglyke Opperïnagt aldaar in te voeren, niet te dulden. Men beloofde, daarenboven, de Disfidenten te befchermen tegen de onderdrukkingen der heerfehende Kerke. Eindelyk , by eene geheime overeenkomst, welke denzelfden dag getekend ■werd, verbond men zich de zaaken zodanig te beltuuren, dat de verkiezing zoude vallen op eenen Piast, en deeze Piast was Stanislays Poniatowsky, Stolnic van Lithauwen, welken de Keizerin van Rusland zedert langen tyd kende, en wiens perfoon haar aangenaam was. Welhaast naderden tienduizend Rusfen Warfchau, terwyl de Pruisfifche troepen op de grenzen van Poolen vertooningen maakten , welke in ftaat waren om deeze Gemeenebestsgezinden (*), zo wel als de vreemde Mogendheden, te overtuigen, dat de geenen, welken zich, tegen den wil van Rusland en van Pruisfen, met deeze verkiezinge mogten willen bemoeien, hunnen man zonden vinden, en wel doen met zich daarop meer dan eens te bedenken. De tyd naderde , waarop de Verkiezings-Ryksdag moest vergaderen : het betaamde der waardigheid van de beide Hoven derwaards cencn Staatsdienaar van aanzien (f) , en van den eerften rang, te zenden: de Koning beflemde tot dit Gezantfchap den (*) Repubiicains. Cf) Tttré. A $ S T A NISÏ.AUS PO. MUTOWS. iï wordt tot Koning van Poolen verkoren.  1764. io GEDENKSCHRIFTEN den Prins van Carolath Schonaich , welke zich terftond na Warfchau begaf. Men veranderde den vorm van den Ryksdag: dezelve werd vergaderd onder den naam eener Confoederatie (*), om het Liberum veto, of het Nie Pos valium, der tegenpartye te vernietigen , en op dat de meerderheid van (temmen mogt voldoende zyn tot het geeven der bevestlginge (f) aan de befluiten, welke men de Afgevaardigden der Palatinaaten (|) zoude doen neemen. Op deezen Ryksdag volgde in Oogstmaand een andere, welke ook den vorm eener Confoederatie aannam: en deeze was het, welke door de (terke aanbeveelingen en de onderfteuninge der Ruslifche en Pruisfifche Gezanten , op den zevenden van Herfstmaand , met eenpaarigheid van (temmen, Stanislaus Poniatowsky tot Koning van Poolen verkoor; en deeze Vorst werd als zodanig erkend door alle Mogendheden* van Europa. 'Er (*) Ik hebbe best geoordeeld dit Onditufche woord in dit geval te behouden, als ongetwyffeld ook by den Nederduitfchen Leezer, wanneer van Poolfche zaaken gefpraken wordt, bekender dan eenig ander, dat ik daarvoor in de plaats mogt Hellen. Vert. (j) Sanftion. (4.) Palatinats. Deeze naam geeft de Schryver hier aan de Waiwoodfchappen en zogenaamde Vrylanden, welker Adel op de Landdagen, die den Ryksdag voorgaan, byeen vergadert, om uit ieder Diftria een bepaald getal afgevaardigden tot den Ryksdag, of Landbadcn, te verkiezen. Vert.  VAN I763 TOT 1775. II 'Er moest nog een derde Ryksdag gehouden worden tot de Krooning. De Czartorinskys, Oomen van den nieuwen Koning , bedienden zich van de Confoederatie, welke nog in Hand was , om het Liberum veto te eenemaal af' te fchaffen, waardoor zy de volftrekte meesters der beraadflagingen van dit Gemeenebest zouden geweest zyn. De Koning van Pruisfen vreesde, dat deeze beweegingen van gevolg zouden worden , door eene aanmerkelyke verandering te maaken in den regeeringsvorm van een Gemeenebest, het geen zo naby zyne Staaten was als Poolen. Hy gaf hiervan kennis aan het Hof van Petersburg,het geen in zyne gevoelens trad. Men liet, evenwel, den vorm der Confoederatie ftand houden tot op den aanftaanden Ryksdag. Vervolgens waren het niet anders dan vruchtelooze onderhandelingen over de affchaffinge van den algemeenen tol, welken de ConvocatieRyksdag (*) had ingevoerd, in plaatze van den tol des Adels. Deeze nieuwe inflelling, ftrydig zynde tegen het vroegere Verdrag van Welau (f) , gaf den Koning recht om verhaaling van (*) Deeze is in Poolen de eerfte Ryksdag, welke na het overlyden van den Koning gehouden wordt, tot bepaaling van den tyd en de plaatze van den Verkiezings - Ryksdag. Vert. (f) Gefloten in het jaar 1657, tusfchen Joannes Kafimir , Koning van Poolen, en Frederik Willem den Grooten, Keurvorst van Brandenburg. Vert, 1764. De Poolen willen het Liberum ve* 10 affebaf- I765. Onderhandelingenover de aff-ihiiffingvan nieuwa tollen.  ia GEDENKSCHRIFTEN Ï765. "fruchtloozc poogii.gen des Heeren van SALDERN aa» het Hof vau fieilyn. van fchade tegen het Gemeenebest te gebruiker?. De Heer van Goltz werd na Warfchau gezonden, om dit gefchil te vereffenen: men ftelde het aan de uitfpraak der Keizerinne van Rusland, en de nieuwe tollen werden van weerskanten afgefchaft. Het Hof van Petersburg , te onvrede over liet gedrag des Konings van Poolen, en nog meer over het gedrag der Czartorinskys , deszelfs Oomen, welken hem regeerden, zond den Heer van Saldcrn na Warfchau , om het oog op hen te houden, en hun behoorelyke vertoogen te doen, op dat zy meer gemaatigdheid en voorzichtigheid mogten gebruiken in hunne handelingen. Van Warfchau trok deeze onderhandelaar na Berlyn, beladen met uitgeftrekte ontwerpen. De Graaf Panin had dezelve gevormd, en werd door zynen fmaak geleid tot het maaken van groot gerucht en vertooninge. De Heer van Saldern , welke noch befchaafde manieren, noch buigzaamheid van geest, bezat, nam den toon van een Roomfchen Diótator aan , om den Koning te verplichten , dat hy zyne toeftemming gave tot de toetreeding van Engeland, van Zweeden, van Denemarken en van Saxen, tot het Verdrag van Petersburg. Daar dit ontwerp te eenemaaï flrydig was tegen de belangen van Pruisfen, konde de Koning 'er niet in bewilligen. In waarheid , hoe konde men vorderen , dat de Koning zich zoude inlaaten tot eenige fchikkingen met Engeland , na alles wat hem  VAN I763 TOT 1775. 13 hem van den kant deezer Mogendheid bejegend was? De hulp van Zweeden, van Denemarken en van Saxen, betekende niets, dewyl men die Volken niet in werking konde brengen, zonder hun zwaare onderftandgelden te betaalen. Daarenboven , wanneer zy met Rusland vereenigd waren, zouden zy al te veel deel kunnen krygen aan den invloed, welken de Koning in dat Land hoopte te winnen. Het was, derhal ven, beter hen in tyds daarvan te vervvyderen, te meer, dewyl men de toegangen niet moet vermenigvuldigen zonder noodzaaklykheid. Alle deeze redenen bewoogen den Koning de voorflagen des Heeren van Saldern van de hand te wyzen. Deeze Staatsdienaar vatte hierop vuur, verbeeldde zich de Praetor Popilius te zyn, nam zyne Majefteit voor den Koning van Syrië , Antiochus (*), en wilde een onaf hangelyken Vorst wetten voorfchryven. De Koning, die zich geheel niet befchouwde als Antiochus , gaf den Staatsdienaar zyn affcheid met alle mogelyke bedaardheid ; denzelven verzekerende, dat hy altoos de Vriend, maar nimmer de Slaaf, der Rusfen zyn zoude. De Heer van Saldern , te onvrede dat hy eenen Vorst had aangetroffen, welke zich zo weinig onderwierp aan zyne bevelen, begaf zich van Berlyn na Koppenhagen, alwaar hy zyne willekeurige heerfchappy en 011- be- (*) Het geval, waarop de Koning hier doelt, is geboekt by livius, 'Hifi. Lib. XLF. Cap. 12. Vert.  Het liitTum veto blyft in ftand. 14 GEDENKSCHRIFTEN bepaalde vorderingen op zyn gemak ten toon fpreidende , den geest des Konings van Denemarken dermaate onder het juk bragt, dat deeze de Staatsdienaars en Generaals, welke den Gezant mishaagden, afdankte, en de opene plaatzen vervulde met deszelfs begunftigden: waarna hy een voorwaardelyk Verdrag (*) van ruilinge iloot aangaande het Hertogdom Holftein-Gottorp, het geen aan Denemarken werd afgedaan tegen de Graaffchappen Oldenburg en Delmenhorst, welke de Holfteinfehe Vorften ontvingen in de plaatze van het geen zy verlooren. Omtrent het einde van dit jaar deed men nogmaals in Poolen eenen Ryksdag vergaderen. De Keizerin van Rusland had zich verklaard tot befchermfter der Disfidenten, van welken een zeker aantal den Grickfchen Godsdienst beleed. Zy eischte, dat men denzelven de vrye oefening van hunnen Godsdienst zoude toeftaan, en dat zy, even gelyk hunne Medeburgers, bedieningen i en (*) Eventuel ftaat in het oorfpronglyke. De Keizerin van Rusland floot dit Verdrag voor haaren onmondigen Zoon Paul Petrowitz, welke, als Erfgenaam van zynen Vader Keizer Peter den III, Hertog van Holftein-Gottorp was. De Grootvorst bevestigde dit Verdrag by zyne meerderjaarigheid in het jaar 1773, en fchonk tevens Oldenburg en Delmenhorst, welke door den Roomsch-Keizer tot een Hertogdom verklaard waren, aan zynen Neef Frederik Augustus, Bisfchop van Lubek,en deszelfs mannelyke nakomelingen. Vert.  VAN I763 TOT 1775* 15 en ampten zouden kunnen bezitten. Dit voordel was het beginfel van alle de beroerten en oorlogen , welke daarop volgden. De Pruisfifche Afgevaardigde bood den Ryksdag een Gefchrift aan, om denzelven te kennen te geeven, dat zyn Meester de affchaffing van het Liberum veto , de invoering der nieuwe belastingen, de vermeerdering van de krygsmagt der Kroon, niet met onverfchillige oogen konde aanfchouwen, en het Gemeenebest nam deeze vertoogen in acht (*). Maar het had niet dezelfde infchikkelykheid ten opzichte van de voorrechten, welke men ter begunftiginge der Disfidenten gevraagd had. Wel verre van daarin te bewilligen, bevestigde de Ryksdag, met eene foort van dweepzuchtige geestdryverye, de vastdellingen, waarover de Disfidenten zich het meest te beklaagen hadden. Het gunftigfte, dat het Rusfifche Hof konde verwerven, was het fcheiden van den Ryksdag en van de Confoederatie, welke denzelven gevormd had. De Keizerin, gevoelig geraakt over de baldaadige lompheid, waarmede de Polakken haar behandelden , befloot de zaak der Dis- (*) Dus bleef eene der grootfte oorzaaken der Poolfche verwarringe en onmagt diestyds nog ftand houden, door de yverzucht van twee magtige nabuurige Mogendheden. Eene dier Mogendheden fchynt, iu het laatstverlopen jaar, de affchaffing daarvan, als beter met haare tegenwoordige belangen ftrookende, befchouwd te hebben. Fert. De Keizerin van Rusland behartigt de zaak der Disfidenten in Poolen. 1766".  i6 GEDENKSCHRIFTEN Disfidenten met openbaar geweld te onderdennen. Terftond daarop noodigde zy den Koning, om voor zyn gedeelte mede te werken, tot de maatregels , welke zy wilde neemen, waartoe deeze Vorst reeds verplicht was uit kracht van zyn Verdrag van Bondgenootfchap. Geduurende alle deeze beroeringen in Poolen , werd hethuwelyk, tusfchen den Prins van Pruisfen , met de Prinfesfe Elifabeth, vierde Dochter des Hertogs van Brunswyk, gefloten. De op^ volging tot de Kroon rustte nu alleenlyk op vier perfoonen, te weeten, den Prins van Pruisfen, den Prins Hendrik, [deszelfs broeder], welke, weinig tyds daarna, door de kinderziekte werd wechgerukt , den Prins Hendrik, broeder des Konings , en den Prins Ferdinand, welke, ten deezen tyde, geheel geene mannelyke kinderen had. Maar laat ons wederkeeren tot Poolen, vanwaar wy zyn afgeweken. De willekeurige héerfchappy, waarmede het Hof van Petersburg in dit Gemeenebest handelde , deed de Sarmaten, zo wel als een gedeelte van Europa, tegen Rusland opftaan. Het Hof van Weenen had moeite om zyne yverzucht en te onvredeuheid te verbergen. Frankryk, welk nog eenige overblyf.fels bezat van dien geest van grootheid , welke eich, ten tyde van Lodewyk den XIV, zo fterk had laaten zien, konde niet verduwen, dat in Europa eene groote gebeurtenis voorviel, zonder tlat het 'er eenig deel in had. De Hertog van Chqi, 1766. Huweiyk des Prinfen van Pruisfeit met eene BrunswykfchePrinfesfe. 1767. Oostenryk en Frankryk zyn seftoord c-p Rusland.  VAN I763 TOT 1775. 17 Choifeul , welke de koninglyke magt bezat , zonder 'er den titel van te voeren , was de onrustigde en ligtstgeraaktde man, die ooit in Frankryk geboren was. Hy befchouwde de verkiezing van eenen Koning van Poolen , zonder tusfchenkomfte van zynen Meester , als eenen hoon het Koningryk aangedaan. Om deeze denkbeeldige verongelyking te wreeken, zoude hy, zonder vertoeven, Frankryk in een nieuwen oorlog gewikkeld hebben, indien hy niet wederhoudtn ware door den uitgeputten toeftand der geldmiddelen, en door de afkeerigheid van Lodewyk den XV van diergelyke onderneemingen. Hy zocht zich van het onvermogen van krachtdaadiglyk te werken , waarin hy was , fchadeloos te Hellen, door, by alle gelegenheden, met de Rusfen te hairklooven. Dus, om der Keizerinne den titel van Keizerlyke Mctjefteit (*) te weigeren, vervoegde hy zich tot de Académie Francoife (f), welke genoodzaakt werd te verklaaren, dat deeze uitdrukking geen goed Fransch was. Deeze zyn van die kleine wraakoefeningen , welke grootmoedige zielen onwaardig zyn: ook zoude ik deeze jammerlyke beuzelingen (*) Majefté Impériale. (t) Het kwam my best voor hier den Franfchea naam te behouden, by welken dit Genootfchap van andere Académies in Frankryk onderfcheiden wordt, Vert. V. DEEL. B  •3767. Keizer fr»nc]'- ciis (ie 1 fterfi, en wordt opgevolgddoor j 0seph den II. Misnoegen der Polakken. Toerustingen in Oostenryk. 18 GEDENKSCHRIFTEN gen niet vernaaien , indien zy niet dienden om der menfehen charafters te fchilderen. Reeds in het jaar 1765 was Keizer Franciscus del, te Iufpruk, geftorven. Zyn Zoon Jofeph, die tot Roomsch-Koning gekroond was, volgde hem op zonder verhindering. Deeze jonge Vorst deed eene reis door Bohemen en Saxen, om de plaatzcn te bezichtigen, welke tot het tooneel van den laatstgeëindigden oorlog gediend hadden. Dewyl hy door Torgau moest trekken, deed de Koning hem eene byeenkomst voorflaan, waartegen de Keizerin zyne Moeder, en de Vorst Kaunitz, zich aankantten. De Keizer gevoelde ecnig verdriet over deeze weigering, en deed den Koning van Pruisfen wecten, dat hy wel middel zoude vinden om de lompheid te verbeteren, welke zyne Tuchtmeesters (*_) hem deeden bedryven. Ondertusfchen werd het misnoegen der Polakken bykans algemeen. De geheele Natie begon geweldiglyk te fchreeuwen. Indien men hen wilde gelooven , hadden de Rusfen eenen toeleg om den Katholieken Godsdienst te vernielen, en ieder Vorst, welke geboren was in den fchoot tier- Apostolifche en Roomfche Kerke, was gewetenshalve verplicht hun by te Ipringen. Dit gefchreeuw, dikwyls herhaald wordende, begon indruk te maaken op het Plof van Weenen. De g£- (*) PéJagogues. Ik oordeelde dit woord hier niet beter te kunnen overzetten. Fert.  VA N 1763 TOT 1775. Ip gemelykheid, welke de Keizerin-Koningin had opgevat , gaf aanleiding tot eenige beweeging van het krygsvolk in de Oostenrykfche Landen : men begon te arbeiden aan fehikkingen tot den oorlog ; niet van die foort, welke noodig zyn om onmiddellyk te velde te kunnen trekken , maar van dien aart , welke den wech baanen tot eenig groot ontwerp, waarop men bedacht is. Het gerucht van deeze wapeninge, dat zich fchielyk overal verfpreidde , veroorzaakte eenige ontdeltenis aan het Hof van Petersburg ; en de ongerustheid, waarin zich de Keizerin van Rusland bevond, gaf aanleiding tot eene heimelyke overeenkomst tusfchen dit Hof en Pruisfen, welke fchielyk gefloten werd (*). Derzelver zaaklyke inhoud bragt mede, dat de Keizerin een lichaam van krygsvolk in Poolen zoude doen trekken, om de party der Disfidenten te onderfchraagen , en dat, om het geeven van nieuwe achterdocht aan het Hof van Weenen te vermyden , de Koning zich bepaalen zoude tot het doen van nadrukkelyke verklaaringen , welke in ftaat waren den misnoegden vrees aan te jaagen. Men bedong , evenwel, dat, indien het Hof van Weenen krygsvolk in Poolen deed rukken , om vyandlyk tegen de Rusfen te handelen , zyne Majefteit in dat geval zich zoude verklaaren, en openlyk tegen de Oostenrykfchen verzetten, zelfs door het doen van (*) Den drieëntwintigften van Grasmaand. B a 1767. Nadere overeenkomst tusfchen Rusland en Pruisfen.  io GEDENKSCHRIFTEN 1767. Pnwe'ylc, dtr Hrin fesIe WILI1ELÏHINA Itfet den l'riide van Üianje. De zaait der Di.vlidenien. wordt in Poolen met geweld doorgezet. van eene magtige afvvendinge in deszelfs Sta> ten: en dat, verder, in aanmerkinge van deezen- oorlog, welken de Koning eenigiyk voor de belangen van Rusland zoude moeten door* Haan, de Keizerin deezen Vorst zoude byflaan met een 1'chaam haarcr krygsbenden, en hem,na liet fluiten van den vrede,eene gevoegelyke fchadeloosltelling bezorgen. De verbindtenisfen tusfchen den Koning en Rusland , welke van dag tot dag naamver werden, maakten het Hof van Weenen befchroomd ; en dewyl de gevaaren, waaraan het zich [door eenen oorlog tegen die Mogendheden] zoude blootftellen, grooter waren dan de voordeelen , welke het zich konde bezorgen , koos het de party van een ftille aanfchouwer der gebeurtenis(en te blyven. In hetzelfde jaar werd het huvvelyk gefloten der Prinfesfe Wilhelmina, des Konings Broeders Dochter, met den Prinfe van Oranje. Dit konde geheel geenen invloed hebben op het ftaatkundige, en dit huwelyk bepaalde zich tot het bezorgen van een eerlyk établisfement (*) aan eene Prinfesfe van bet [Koninglykc] Huis. Maar laat ons we-derkceren tot de Poolfche zaa- (*) Ik hebbe hier het oorfpronglyke woord be» houden , dewyl ik geen Nederduitseh weet te bedenken , dat den zin van het Franfclie volkomen uitdrukt. Wanneer de Koning deeze zinfnede fchnef, konde hy niet voorzien het geeu naderhand gebeurd is. Fert.  VAN I763 TOT I775- ÜI fcaaken. De Disfidenten , de aanhitfnigen van Rusland volgende, vormden eene Confoederatie , die befchermd werd door de Rusfifche krygsbenden, welke in dat Ryk getrokken waren. Ter zelfiler tyd verklaarde des Konings Staatsdienaar, welke te Warfchau zyn verblyf hield, dat de Koning de herftelling der Disfidenten befchouwdc als een bepaald punt (*) van het Verdrag van Oliva en van zyn Verbond met de Keizcrinne van Rusland, en het Genreenebest verzocht acht te geeven op derzelver bezwaaren. De Koning van Poolen verleende gehoor aan de Afgevaardigden der Disüden* ten, het welk een Senatus - Omfilium (f) voortr bragt,welk een buitengewoonen Ryksdag byeen.riep (.}-). Deeze Ryksdag vergaderde onder de hoede (§ ) der Rusfifche krygsbenden , welke Warfchau omfingelden. De Prins Repnin , Gezant van Katharina, gebruikte geene andere dan geweldige middelen, om den Ryksdag te onder te brengen. Hy deed den Eisfchop van Krakou, dien van Kiow, en den Onder-Veldheer der Kroone Rezewusky, allen verklaarde vyan aufpkes. B 3-• *wA rj >  1767' 1768. Der Polakken mist oegen hierover. 22 GEDENKSCHRIFTEN den werden genoodzaakt de duuring van den Ryksdag te bepaalen tot den eerden van Sprokkelmaand des jaars 1768 (*;, en men benoemde Gelastigden, met magt, om de zaaken, in den naam van het Gemeeuebest tot een eiudelyk befluit te brengen. De Gezant van Rusland, die van Pruisfen, en die der Protedantfchc Hoven, zo wel als de Maarfchalken der Disfidenten, waren tegenwoordig by de zittingen deezer Gelastigden. Hier werd een Staatsfchrift getekend, uit kracht waarvan de Disfidenten herdeld werden in alle hunne rechten. Kort daarna ging men over tot het tekenen der Grondwetten (f) van het Ryk, waardoor de magt der voornaamde Amptenaaren van het Gemeenebest bepaald werd, by naame die van den Gioot-Veldheer. De Ryksdag werd genoodzaakt deeze nieuwe Wetten te bekrachtigen, waarna hy fcheidde. Zo veele daaden van Oppermagt, welke eene vreemde Mogendheid in dit Gemeenebest bedreef, maakten ten laatften alle gemoederen wederfpannig: de trotsheid van den Prinfe Repnin verzachtte dezelve niet : zy , welken de voornaamde Ampten bekleedden, hartelyk verbitterd over de vermindering hunner magt, konden de veranderingen niet verduwen, welke zo nadeelig voor hun gezach als vernederende waren. De j3isfehoppen, van welker Stichten de inwooners voor (*) In het oorfpronglyke ftaat 1767, maar dit is, buiten twyflel, eene drukfeil. Feit. (f) laix Qardinaks.  VAN I763 TOT 1775. 25 v-oor de helft uit Dislidenten beftonden, en welken zich vkideu hunne Tienden door derzelver bekeeringe te zullen vermeerderen, zagen, door deeze nieuwe wetten, hunne hoop vernietigd. Zy vereenigden hunne belangen, en voorziende, dat het gemeen niet in woede ontbranden zoude om eenige verongelykingcn, over welke zy zich beklaagden, werden zy te raade de dweepery te doen dienen, om deeze domme zielen aan te zetten tot verdediging van hunne Priesteren. De Bisfchoppen en de Magnaaten , welken eeii gclyfc misnoegen vereenigde, verfprcidden onder het gemeen, dat de Rusfen, met toeftemminge des Konings van Poolen, den Apostolifchen en Roomsch-Katholieken Godsdienst wilden aflchaffen; dat alles verloren was, indien men de wapens niet opnam, en dat, indien 'er nog yverige en vuurige Katholieken waren, deezen allen moesten toefchieten tot verdediging en behoudenis van hunne altaaien. Het volk, dat in de onderfcheiden Laudfchappen , in welke de Rusfifche krygsbenden verdeeld waren , geplaagd werd , was reeds begonnen ongeduldig te worden , en had herhaalde maaien zyn ongenoegen doen blyken. Deeze onnozele hoop, gefchikt om geleid te worden door de zulken, welken zich de moeite geeven van hem te bedriegen , liet zich gcmaklyk verleiden door zyne priesteren; de zaak van den Godsdienst was de leus, en het woord van vereeniginge: de dweepery vermeesterde alle gemoederen, en de Grooten bedienden zich van de B 4 geest- 1768.  1768. D'xtr Frank, rvk nange- 24 GEDENKSCHRIFTEN geestdryverye hunner flaaven,om een juk af te fchudden , het geen hun onverdraagelyk begon te worden. Reeds vertoonden zich vonken van het vuur, dat nog onder de asch fmeulde. Misleiden zoude het overwicht der verbonden Hoven hetzelve uitgedoofd hebben , indien niet Frankryk, het geen uit yverzucht het Noorden wilde verdeden en in beroering brengen , door met kracht dit vuur aan te blaazen, den algemeenen brand , die vervolgens ontftond , had veroorzaakt. De Hertog van Choifeul werd door ftaatzucht verflonden , en wilde zyne bekleeding van het Staatsdienaarfchap luister byzetten. Al te zeer ingenomen met een zogenaamd Testament van den Kardinaal van Richelieu, had hy de belofte van deezen Kardinaal aan Lodewyk den XIII, dat hy deszelfs heerfchappy door geheel Europa wilde doen eerbiedigen , geduuriglyk voor den geest: en zelve ftelde hy zich voor, Lodewyk den XV dien eerbied te bezorgen. Maar de tyden en de gefteldheid der zaaken waren te eenemaal ongelyk. Vooreerst was Frankryk, ten tyde van den Kardinaal , niet overladen met rchulden. In de tweede plaatze was Europa, zedert [het midden van] de zeventiende Eeuwe gcheelenal van gedaante veranderd : Rusland, het geen wy in onze dagen eene zo groote rol hebben zien fpeelen, was onbekend: Pruisfen en Brandenburg waren zonder veerkracht (*): Zwea- {*) Energie.  VAN 1763 TOT Ï775' 25 Zvveecïcii fchitterde toen , en is tegenwoordig verduisterd. En welke ontwerpen kon, daarenboven , een Staatsdienaar vormen, wanneer de middelen om ze uit te voeren hem ontbreeken, en de vrees voor eene algemeene bankbreuk hem noodzaakt zich te bepaalen tot heimelyke kuiperyen , en alle ftoute onderneemingen, welke hem uit zyne werkloosheid zouden kunnen trekken, van de hand te wyzen ? Deeze hindernisfen, welke men niet konde wechneemen , benaauwden den geest des Heercn van Choifeul, zonder deszelfs rusteloosheid tot bedaaren te brengen: en dewyl hy de groote fpringveeren der Staatkunde niet in werking konde zetten, vergenoegde hy zich met te harrewarren. Behalven de yverzucht, welke Frankryk opvatte uit de verkiezinge van eenen Koning van Poolen, waaraan het geheel geen deel had , konde men te Verfailles der Keizerinne van Rusland niet vergeeven , dat zy het groote Verbond verlaten, en een afzonderlyken vrede gemaakt had met den Koning van Pruisfen. De Heer van Choifeul , om zich hierover te wreeken , hitde de Polakken en de Turken op tegen Catharina : hy wilde, dat de Zweeden ter zelfder tyd, in Finland en in Esthland, eene afwending zouden maaken, en hoopte, door alle deeze onderfcheiden middelen, eenen oorlog tegen Rusland te doen ontbranden, waaruit het zich bezwaarlyk met voordeel zoude redden. Daarop verlpreidden de Franfche Zendelingen zich ovjral: fomB 5 mi- 1768.  I7<53. Confoedt.r»tie van Bar. a6 GEDENKSCHRIFTEN migen moedigden de Polakken aan om hunné' vryheid te verdedigen; anderen begaven zich na Conflantinopolen , om de Porte op te zetten, dat zy niet met onvcrfchillige oogen de willekeurige heerfchappy, welke eene nabuurige Mogendheid in Poolen oefende, zoude aanfchouwen; anderen trokken na Stokholm, om op den Ryksdag te kuipen , om den vorm der regeeringe te veranderen, en den Koning de Oppermagt te bezorgen , ten einde hy , tot begunftiging der Turken en der Polakken, eene afwending tegen de Rusfen zoude maaken. De Heer van Choifeul , niet te vrede met alle deeze heimelyke bewerkingen, wilde nog den Koning van Pruislen aftrekken van eene Mogendheid , welke hy dan hoopte dies te gemaklyker te zullen verpletten; doch hierin Haagde hy niet: en het mislukte hem eveneens in Zvveeden, alwaar de Rusfifche party op den Rjksdag de overhand bekwam boven die van Frankryk. Maar in Poolen ging het anders, geiyk ook in Turkyen. Reeds in Lentemaand werd, in de Had Bar, in Poolen eene Confoederatie gevormd tegen Rusland; de Graaf Kraszinsky werd tot Maarfchalk van dezelve verkozen. Deeze Confoederatie bragt verfcheiden andere voort. De Geconfoedereerden dee« den het eerfie bedryf van hunnen opftand gerucht maaken door het vernietigen van al de nieuwe wetten. Maar verre van zich te bepaalen tot dit eerfte beproeven van hunne krachten, leiden zij, in de woede hunner hartstochten en dronken van  VAN I7<53 TOT 1775. 27 van hoope, op niet minder toe dan op het ontthroonen des Konings , en wachtten Hechts na eene gelegenheid , om hun voorneemen uit te voeren. De Koning van Poolen werd hiervan onderricht: ontfield door het gevaar, dat hem dreigde, vergaderde hy een Senatus-Corfilium, alwaar men befloot, dat men de hulp der Keizerinne van Rusland zoude inroepen, om Poniatowsky, welken zy op den throon geplaatst had, te befchermen. Dit was het fein tot de vyandlykheden. De Rusfen , welken geene tienduizend man in dit Koningryk hadden , lloegen, evenwel , alle Geconfoedereerden, welken hun wederftand booden; maar dewyl zy niet talryk genoeg waren, om dezelven uit te rooien, kwam deeze wespenzwerm, wanneer hy aan den eenen kant verfirooid was, terftond weder te voorfchyn aan een anderen. In een van deeze gevechten, welke in Podolie voorvielen, vervolgden de Rusfen , zonder het te weeten , de Geconfoedereerden tot op het Turkfche grondgebied. De kleine Had Balta, in welke de Polakken gevlucht waren, werd in de asch gelegd. Deeze fchending van grondgebied was het voorwendfel, waarvan de Turken zich bedienden om aan Rusland den oorlog te verklaaren (*). TerHond daarop deeden de Turken den Heer Obreskow, Staatsdienaar der Keizerinne van Rusland te Confiantinopelen, vatten, en na de Zeven To- (*) In Wynmaand. 1768. De Turken verklaaren den oorlog aan Rus-, land.  1768. i"<5o. ■ 1 Pruisfen bel»uli uuderfiandgeldentan Itus. i i 1 a8 GEDENKSCHRIFTEN. Torens overbrengen. Dit Volk wist noch den vrede te bewaaren, noch den oorlog te voeren. Zy begingen een lompen misdag met het verhaasten deezcr Verklaaringe. Dezelve was eerder eene waarfchouwing, welke zy den Rusfen gaven, om zich, geduurende den winter, gereed te maaken tot het wederftaan der Ottomannifche legermagt, welke hen in het volgende voorjaar zoude aantasten. Indien die Verklaaring tot het volgende jaar ware uitgedeld geworden , zoude de blikfem zyn nedergevallen in het zelfde □ogenblik , waarin men den donder zoude hebben hooren rommelen, en de Rusfen zouden onverhoeds zyn aangegrepen , dewyl zy ruim zes maanden noodig hadden om zich tot den oorlog toe te rusten , en een genoegzaam ontzachlyk Leger op de been te brengen , voorzien van üles het geen noodig was om zich met nadruk :e verzetten tegen de onderneemingen der vyanlen. De beroerten, welke zich toen openbaarden, veroorzaakten groote moeielykheden aan het Hof fan Berlyn. De Koning was naauwelyks outflaren van een langduurigen en verderflyken oorog. Zyne Landen konden zich hcritellen in le fchaduwe van een duurzaamen vrede; maar er was tyd noodig om de oude wonden volkoaen te heelen. Het Leger was door nieuwe auwervingen voltallig gemaakt, en begon geoeend te worden ; maar het was nog niet gekona tot dien daat van ryplieid 5'welke een volkomen  VAN I763 TOT 1775* a9 men vertrouwen op deszelfs verrichtingen konde inboezemen. Van den anderen kant bragt de verklaaring van den oorlog tusfchen de Porte en Rusland den Koning in de verplichting, om te voldoen aan zyne verbindtenisfen met de Keizerinne : men moest de by het Verbond bedongen onderftandgelden betaalen, welke, gelyk wy gezegd hebben, jaarlyks eene fom van viermaalhonderd en tachtigduizend Kroonen beliepen. Terwyl men in Berlyn in onderhandeling was, waren de Rusfen en de Turken reeds handgemeen. De Rusiifche legermagt, onder bevel van den Prinfe Gallizin , had , by Choczim, de Ottor mannen geflagen , en het inneemen deezer ftad werd gevolgd van de veroveringe van Moldavien. De Generaals van Catharina verftonden de kunst niet van zich wel te legeren (*_), of hun volk, naar vereisen van zaaken , in goede orde te fchaaren (f) ; maar die van den Sultan hadden nog minder kundigheden; zo dat men, om zich een juist denkbeeld van deezen oorlog te vormen , zich öcnoogigen moet verbeelden, welken, na geheel blinden braaf geklopt te hebben, op dezelven geheel de overhand bekomen. Zo fchielyke voortgangen ontrustten evenzeer de Bondgenooten van Rusland, als de overige Mogendheden van Europa. Pruisfen had te vreezen, dat zyne Bondgenoote, al te magtig geworden, metter- Q*) Cajlromètation, (t) Taclique, i-69. VoniTpned der Rustel  176*9- Byeenkomst dus Keizers en des Konmss van Pruisfen. Charaétef des Keizers. 30 GEDENKSCHRIFTEN tertyd hem wetten zoude willen voorfchryven, zo wel als aan Poolen. Dit vooruitzicht was zo gevaarlyk als verfchrikkelyk. Het Hof van Weenen begreep zyne belangen ook al te wel, om niet ten naasten by gelyken fchroom te hebben. Dit gemeen gevaar deed de voorige verbittering voor eenen tyd vergeeten. Hoewel de verbaazende voorfpoed der Rusfen by geheel Europa achterdocht verwekte, de indrukfels daarvan waren nog vry wat fterker by de Mogendheden , welke zich in de nabuurfchap bevonden. Dit gevaar deed , derhalven , de Hoven van Weenen en van Berlyn nader by elkander komen; en vervolgens bragt de eene fchrede de andere voort. De Keizer, te onvrede, gelyk wy boven gezegd hebben , dat de in het jaar 1766 voorgedagen byeenkomst geene plaats had gehad, delde den Koning voor, dat hy denzelven in Silefien een bezoek wilde geeven ; de Vorst Kaunitz kantte zich niet aan tegen zyne verkiezing; de Keizerin-Koningin gaf 'er insgelyks haare toeftemming toe. Men begon vervolgens, zonder tydverzuim, over deeze zaak te handelen, en men kwam overeen, dat de byeenkomst te Neisfe zoude gefchieden (*). De Keizer wilde een volmaakt incognito bewaaren: hy nam den naam aan van Graave van Falkendein, en men geloofde hem geene groote- (*) Den vyfè'ntwintigften van Oogstmaand.  VAN I763 TOT 1775' S1 tere eer te kunnen aandoen , dan door in alles zich naar zyne verkiezing te fchikken. Deeze jonge Vorst vertoonde eene openhartigheid, welke hem natuurlyk fcheen; zyn beminnelyk charafter gaf vrolykheid , vereenigd met groote leevendigheid, te kennen: maar by de begeerte van te leeren, had hy het geduld, niet om zich te doen onderwyzen. Dit verhinderde niet, dat de verbindtenisfen van vriendfehap en achting tusfchen de beide Vorden gevormd wierden. De Koning zeide den Keizer , dat hy deezen dag befchouwde als de fchoonfte van zyn leeven, dewyl dezelve zoude ftrekken tot het tydftip der vereeniginge van twee Huizen , die al te lang elkanders vyanden geweest waren , en welker onderling belang was elkander liever wederzyds te helpen dan te vernielen. De Keizer antwoordde, dat 'er voor Oostenryk geen Sileficn meer was, waarna hy, met vry wat behendigheid, van ter zyde liet blyken, dat hy, zo lang zyne Moeder leefde , zich nier dorst vleien genoegzaamen invloed op derzelver geest te zullen verkrygen, om, het geen hy verlangde, te kunnen uitvoeren; evenwel ontveinsde hy niet, dat den tegenwoordigen toedand der zaaken van Europa in aanmerking genomen zynde, noch hy, noch zyne Moeder, ooit zouden dulden, dat de Rusfen in bezit bleeven van Moldavien en van Wallachien. Vervolgens doeg hy voor, dat men maatregels zoude bcraamen, om eene naauw- keu- 1769. Overeenkomst over de onzydigheid van Duirsch. land, tusfchen Frankryk en Engeland.  32 GEDENKSCHRIFTEN 1760. keurige onzydigheid in Duitsehland te bewaaren , ingevalle tusfchen Engeland en Frankryk een oorlog mogt ontbranden. Dit geval geleek toen mogelyk en waarfchynclyk , dewyl een Fransch fchip , door de Engelfchen by Terreneuve genomen , aanleiding had gegeven tot vry heftige twisten tusfchen deeze beide Hoven. De Koning , om het verlangen te doen blyken , 't geen hy had om het goede verftand tusfchen Pruisfen en Oostenryk te onderhouden , aanvaardde des Keizers aanbiedingen, en de beide Vbrften verbonden zich wederzydsch, by gefchrifte , deeze onzydigheid te zullen handhaaven: en dit gefchrift werd een even onfchendbaar ftuk als een Verdrag , het geen met alle plegtigheden opgefleld , en met de ondertekeningen der Staatsdienaaren geparaphreerd, was. De Keizer beloofde, in den naam der Keizerinne, en in zynen eigenen, en de Koning verbond zyn woord van eere , dat, ingevalle de oorlog tusfchen Frankryk en Engeland mogt uitberlten, zy met alle getrouwheid den gelukkiglyk tusfchen Pruisien en Oostenryk herftelden vrede zouden handhaaven ; en dat, indien 'er andere beroerten mogten ontftaan, waarvan het onmogelyk was de oorzaaken te voorzien, zy, van den eenen en den anderen kant , met betrekkinge tot hunne wederzydfche bezittingen, de allernaauwkeuriglte onzydigheid zouden in acht neemen. Deeze verbindtenis , welke met ai-  Van 1763 tot I77S* 3* ttilé zorgvuldigheid was geheim gehouden werd te Neisfe getekend (*) tot wederzydsch genoegen der beide Vorden. Men moet bekennen , dat het , in het ftaatkundige , een onvergeevelyke misflag zoude geweest zyn, indien men zich blindeling had verlaten op de goede trouwe der Oostenrykfchen: maar in den toenmaals tegenwoordigen toeftand van zaaken , waarin het overwigt van Rusland al te aanmerkelyk begon te worden, en terwyl het onmogelyk was te voorzien , welke paaien deeze Mogendheid aan haare veroveringen zoude dellen, was het zeer gevoegelyk, dat men zich nader by het Hof van Weenen voegde» Pruisfen had nog gevoel van de dagen, welke het;, in den laatden oorlog, van Rusland ontvangen had; en het was des Konings belang niet zelve mede te werken tot de vergrooting van eene zo ontzachlyke als gevaarlyke Mogendheid. Men konde hieromtrent twee partyen kiezen, of Rusland te duiten in den loop zyner ongemeten veroveringen , of, het geen voorzichtiger was „ door met behendigheid te beproeven , of men voordeel uit dezelve konde trekken. De Koning had, ten deezen opzichte, niets verwaarloosd : hy had een daatkundig orttwerp na Petersburg gezonden, het geen hy toefchreef aan zekeren Graave van Lynar, welke in den laatden oorlog bekend was geworden door het bewerken der (*) Den achtëntwintigfteri. V. deel. C De Koning tracht den vrede te bewerken lus* lenen Rusland en da Potte.  34 GEDENKSCHRIFTEN Ï769. Biedt daartoe zyne bemiddeling aan. 1770. der overeenkomst van Closter-Seven , tusfchen de Hanoverfchen , onder het bevel des Hertogen van Cumberlahd by Stade gelegerd, en de Franfehen onder den Hertoge van Richelieu (*). Maar de groote voordeden der Rusfen , zo in Moldavien als in Wallachien, en de overwinningen , welke derzeïver Vlooten in den Archipel behaalden, hadden dit Hof zo dronken gemaakt van zyne voorfpoedigheid, dat het geheel geen acht gaf op het zogenaamde Gefchrift des Graaven van Lynar. Men geloofde , derhalr ven, na dat deeze proeven mislukt waren, tot andere maatregels te moeten overgaan. Het was 't belang van Pruisfen niet de magt der Ottr> mannen te eenemaal te zien verpletteren , daar dezelve, ingevalle van nood, met nut konde gebruikt worden tot het maaken van afwendingen, het zy in Hongaryen, het zy in Rusland, naar dat men met de eene of met de andere Mogendheid in oorlog mogt geraaken. De Koning oordeelde , derhalven, dat men, door het Hof van Weenen te doen tusfchen beide komen, en zyne eigene bemiddeling daarby te voegen , den vrede tusfchen de oorlogende Mogendheden zoude kunnen herdellen , op voorwaarden , welke voor beide partyen aanneemelyk waren. Men begon met eenige openingen te doen aan het Hof van Petersburg, zo wel als te Conflantinopolen; vertoonende, dat de beide partyen evenzeer moes- (*) Zie het Derde Deel, bl. 1.97, xpS. tTfrtt  VAN I763 TOT I775. 35* moesten verlangen na het einde van den oorlog, en dies te meer , dewyl het te vreezen ftond, dat mettertyd deeze brand algemeen zoude worden : men wenschte hun eenigen gemaatigden voorflag te kunnen doen , welke voor beiden gevoegelyk ware, om hunne gefchillen in het vriendlyke by te leggen. De Graaf Panin, na de gemaatigdheid en belangloosheid der Keizerinne geprezen te hebben, antwoordde, dat die Vordin volkomen genegen was de voorflagen te hooren , welken men haar doen zoude. Deeze achterhoudendheid bedekte zeer hoogloopende eifchen onder het uitwendige voorkomen der zachtzinnigheid. Eer men de eifchen der Turken hoorde, wilde hy, dat de Heer Obreskow vooraf in vryheid wierd gedeld: hy voegde hier? by, dat, voor het overige, de Keizerin met vermaak zien zoude , dat de Koning zyne goede dienden by de Porte aanwendde , om dezelve vredelievende gevoelens in te boezemen, en dat, wanneer de zaaken zo ver zouden gekomen zyn, deeze Vordin niets liever zoude wenfchen, dan, door de bemiddelinge zyner Pruisfifche Majefieit, tot herdelling der openbaare ruste te geraaken. Van den anderen kant, begonnen de Turken te verlangen na het einde van eenen oorlog, waarvan de gevolgen niet beantwoord hadden aan hunne verwachtinge : de Koning, welke hun dit opvatten der wapenen krachtiglyk had afgeraden, had zelfs daardoor hun ver-» trouwen gewonnen. De Turken namen, dus, Ca dfe 1770^  '36 GEDENKSCHRIFTEN 4ffó. Overwinrnnjen der Rusfen. de Pruisfifche bemiddeling aan; maar zy waren eenigzins af'keerig van die van het Hof van Weenen. Men vond, evenwel, middel om die afkeerigheid te verwinnen, door dezelfde vertoogen te herhaalen, en zich te gronden op bet -bellisfende gewigt, het geen eene zo groote •magt, als die van het Huis van Oostenryk, aan "de onderhandeling konde geeven , om dezelve wel te doen gelukken. De Rusfen, op welker gemoederen de vredelievende inboezemingen weinig indruks gemaakt hadden, voeren, ondertusfchen, voort met de 'grootde voordeden te behaalen op de Ottoman» "nifche Legers. Hunne Vloot, na die der Turken braaf geklopt te hebben, vernielde dezelve hykans geheelenal (*), zo dat het grootde gedeelte der vyandlyke fchepen verbrand, of in den grond geboord, wierd. Een zo onverwachte dag noodzaakte de Porte haare oplettendheid te verdeden: zy wist niet, of zy haare magt moest gebruiken om den doortocht van Sesto en Abydo te verdedigen, dan of zy, by voorkeuze, aan Moldavien moest denken. Deeze daat van met fchrik gemengde onzekerheid begundigde de krygsverrichtingen van den Maarfchalk Romanzow, en bragt gewisfelyk veel toe om hem by Kiab de overwinning op het Leger van den Groot-Vizir te doen behaalen. Dus voegde hy in éénen veldtocht de verovering van Walla- cbiea ' (*) Den tienden van Hooimaand.  VAN I763 TOT 1775- 37 ehien by die van Moldavien. De Graaf Panin (broeder des Staatsdienaars) welke Bender belegerd hield , nam , omtrent denzelfden tyd, deeze Vesting wech, na eene dappere verdediging van de zyde der vyanden. Zo fchielyke en zo menigvuldige voorfpoedige gebeurtenisfen verblindden het Hof van Petersburg, en maakte het zeer haldarrig. Maar, indien men te Petersburg bedacht was op het verpletteren der Ottomannifche magt, te Weenen namen de achterdocht en yverzucht toe in evenredigheid van de voordeden door de Rusfen behaald. Wanneer de Oostenrykfchen den laatden ongelukkigen oorlog, welken zy tegen de Turken gevoerd hadden, vergeleeken met den fchitterenden voorfpoed der Rusfen, konden zy niet ontveinzen, hoezeer hunne eigenliefde hierdoor vernederd wierd. Behalven dit vreesden zy, dat eene zo groote Mogendheid hun nabuur zoude worden, indien zy het veroverde Molda? vien en Wallachicn behield. Om deezen fchroom tegen te gaan , of eerder om zich openlyk tegen Rusland te kanten , hadden de Oostenrykfchen de ki'ygsmagt, welke zy in Hongaryen hadden, verderkt; zy leiden 'ermagazynen aan, en maakten alle toebereidfels om zicli in daat te ftel-r Jeu. van te kunnen werken, indien de omdandigheden het rnogten vorderen.. Zy maakten hiervan geen geheim , en zeiden aan ieder, die het wilde hooren, dat, indien de oorlog niet fpoedig een einde kreeg ,„■ de Keizerin-Koningin genoodC 3 zaakt 1770- Yverzucht ' der Oostenrykfchendaarover.  Tweede b/tenkomst d^s Keizers en des Koning*. 35 GEDENKSCHRIFTEN zaakt zoude weezen aan denzelven deel te nee* men. De tweede byeenkomst des Konings en des Keizers gefchiedde in de legerplaats by Neudadt in Moravien (*). Men ontmoette geenen Oostenryker, welke zich niet eenigen trek van driftigheid tegen het Rusfifche Volk liet ontvallen. De Keizer kwam den Koning even zo voor, als deeze over hem geoordeeld had , wanneer hy de eerftemaal hem te Neisfe zag. De Vorst Kaunitz, die zich ook te Neudadt bevond, had lange gefprekken met zyne Pruisfifche Majefteit, Waarin hy met grooten omflag het ftelfel van zyn Hof ten toon fpreidde, en deed voorkomen als een meesterduk van daatkunde, waarvan hy zelve de bewerker was. Hy drong vervolgens op de noodzaaklykheid van zich te verzetten tegen de ftaatzuchtige oogmerken van Rusland , en ver» klaarde, dat de Keizerin-Koningin nimmer zoude dulden, dat de Rusfifche Légers den Donau overtrokken, of dat het Hof van Petersburg eenige aanwinst deed, welke het tot eenen nabuur van Hongaryen maakte. Hy voegde 'er by, dat de verceniging van Pruisfen en Oostenryk de eenige dyk was, welken men konde (lellen tegen deezen overloopenden vloed , die geheel Europa dreigde te overdroomen. Wanneer hy gedaan had met fpreeken, antwoordde de Koning, dat hy altoos zoude trachten de vriendfehap van hun- (*) Den derden van HerfnmaaiKL  VAN I763 TOT X775* 39 hunne Keizerlyke Majefteiten, waarin hy een allergrootst belang (lelde, aan te kweeken; maar dat hy van den anderen kant den Vorst Karnntz verzocht de plichten te overweegen, welken het Verbond, het geen hy met Rusland gefloten had, den Koning opleide , aan welk Verbond hy op geenerlei wyze konde te kort doen, en dat deeze verbindtenisfen als zo veel beletfels waren, welke hem verhinderden te treeden in de maatregels, welke de Vorst Kaunitz hem had voorgeflagen. De Koning voegde hierby , dat zyne eenige begeerte was het algemeen worden van den oorlog, die tusfchen de Rusfen en de Turken gevoerd werd, te beletten: dat hy ten dien einde van goeden harte zich aanbood , orn de beide Keizerlyke Hoven met elkander te verzoenen: dat het zelfs tyd was hieraan te denken, pm te maaken , dat het wederzydsch misnoegen eindelyk niet in openbaaren twist ontaartte. Om , evenwel, het Hof van Weenen in zyne gundige gefteldheid te houden, oordeelde de Koning gevoegelyk dezelfde verzekeringen te herhaaien , welke, hy den Keizer had gegeven, wanneer deeze Vorst te Neisfe was gekomen. Daarenboven beloofde men de kleine hairklooveryen, welke dikwyls langs de grenzen plaats hebben tusfchen de bedienden der geldmiddelen, in het vriendlyke by te leggen : ook wilde de Koning wel zyne toedemming geeven aan het geen de Keizer hem verzocht, om, naamelyk, aan het Hof van Weenen met openhartigheid alle openinC 4 gen 1770.  4» GEDENKSCHRIFTEN 1770, De Turken verzoeken de Hoven van Weenen en van Ber!yn om derïelver bemiddeling. Welke aangenomenwordt. gen mede te deelen , welke Frankryk aan dat van Berlyn mogt doen. Terwyl, ondertusfchen, dit alles tusfchen den Koning en den Vorst Kau> nitz alleen was voorgevallen , oordeelde de Koning, dat het betaamelyk ware den Keizer kennis te geeven van het geen 'er gezegd en gefproken was; en het fcheen, dat deeze Vorst, niet zeer gewend aan diergelyke blyken van achtinge , den Koning dankbaar was voor de oplettendheid , welke deeze ten zynen opzichte had gehad. Des daags na dit gefprek kwam te Neudadt een renbode van Condantinopolen, met brieven van den Caïmacan, welker dagtekening was van den twaalfden van Oogstmaand, en in welken de Groote Heer de Hoven van Weenen en van Berlyn verzocht zich te belasten met de bemiddelinge tot bylegging der gefchillen , welke nog tusfchen de Porte en Rusland plaats hadden. In deezen brief werd uitdrukkelyk gezegd, dat de Turken tot geenen vrede zouden bewilligen, dan door de tusfchenkomst deezer beide Hoven. De Keizer erkende , dat hy deeze bemiddeling enkel verfchuldigd was aan de moeite, welke de Koning van Pruisfen zich te Conitantinopolen had gegeven, en betuigde denzelven deswegens zyne dankbaarheid. Op deezen zelfden dag had de Koning een onderhoud met den Vorst Kaunitz : hy bleef niet in gebreke van 3enzelven geluk te wenfchen met eene gebeur;enisfe ? die hem eenigermaate konde gerust del-  VAN I763 TOT I 775. 41 nellen, en zelfs de yverzucht verminderen, welke de voorfpoed der Rusfen in zynen geest had doen geboren worden: hy zcide hem, dat deeze Rap der Porte het Hof van Weenen tot fcheidsman maakte der voorwaarden van vrede, welke het tusfchen de beide Mogendheden zoude willen bedingen. De Staatsdienaar ontving deeze begroeting met eene gemaakte onverfchilligheid; hy zeide, dat hy den dap goedkeurde, welken de Turken gedaan hadden: maar in den grond werd nooit eenige bemiddeling met leevendiger yver aangenomen. Terwyl men dus bezig was met het Noorden tot vrede te brengen, voorfpelden andere twisten en nieuwe gefchillcn, aan den Zuidkant van Europa, op handen zynde vredebreuken. De Heer van Choifeul , wiens ongeruste geest behaagen fchepte in beroerten te verfpreiden aan alle Hoven , was alleen de oorzaak van deeze oneenigheden. Hy wilde, met alle geweld, de Engelfchen vernederen, en dewyl hy niet operilyk dorst handelen , uit vreeze van Lodewyk • den XV te verbitteren , plaatde hy de Spanjaarden vooraan, welken zich meester maakten van het eiland Falkland , alwaar de Engelfchen begonnen hadden zich eenigermaate te vestigen. Schepen van de Engelfche koop vaardyvloot werden door de Spanjaarden genomen , terwyl terzelfder tyd de timmerwerf, welke de Engelfchen te Portsmouth hebben , door eenen brand verteerd werd. Zo veele onaangenaame voorvallen, C 5 het 30770. Onlusten tusfchen Spanje en Engeland.  4* GEDENKSCHRIFTEN 1770. Ongenade des Fleere i VAN CHOIStUL. ver- het eene na het andere gebeurende, maakten een zo veel- te meer leevendigen indruk op het Hof van Londen , om dat de Staatsdienaar, welke het opzicht over de Vloot had, zo weinig zorge had gedragen voor derzelver beduuringe , dat Engeland ten deezen tyde naauwelyks twintig oorlogfchepen in zee konde brengen. Evenwel vatten de Engelfchen vuur, en de oorlog zoude gevolgd zyn, indien de Heer van Choifeul aan het hoofd der zaaken gebleven ware: maar zyne vyanden deeden hem buitelen. De Heer van Meaupoux , die Groot - Kanfelier van Frankryk was, vleide zich, dat hy, door deezen Staatsdienaar uit deszelfs plaats te ftooten, alle bedieningen, welke de Heer van Choifeul bezeten had, in zynen perfoon zoude kunnen vereenigen , en dat hy , dezelve voegende by de bewaaring der Zegels, welke hy werkelyk had, metterdaad eerfte Staatsdienaar zoude zyn , gelyk Richelieu en Mazarip voor deezen geweest waren. Om eene party te vormen nam hy de Hertogen van Aiguillon en van Richelieu tot zyne medeflanders. Deeze twee laatden namen hunnen Meester in , door hem kennis te bezorgen aan eene Juffer , welker goede naam meer dan dubbelzinnig was. Het gelukte haar, door haare bekoorlykheden , fchielyk alvermogende te worden. De oude Lodewyk de XV w$s op haar verzot tot aanbiddens toe. De Heer van Choifeul, al te trots om zich te vernederen voor eene perfoon, voor welke hy de uiterite  VAN 1763 TOT 1775. 43 verachting had , weigerde haar die onderfcheidende eerbewyzeta, welke Ampteirars doorgaans toedaan aan de begundigde min^resfen van hunne Meesters. Het misnoegen, welk dc nieuwe Minnaares hieruit opvatte , werd v aardiglyk haaren Minnaar medegedeeld : de zamengefpannenen deeden 'er oogenblikkelyk hun voordeel mede : zy verbitterden den geest des Konings , die reeds den Heere van Choifeul niet zeer genegen was , door hem deezen Staatsdienaar af te fchilderen als eenen verkwister, die de inkomden des Ryks te onpas, en in zotte uitgaaven, had doorgebragt, en die, om zich noodzaaklyk te maaken, de zaaken van Frankryk en van Engeland zo wel had in de war geduurd, dat de gefchillen , I welke daaruit moesten geboren worden , niet konden misfen Frankryk in esnen oorlog , ten minden even verderdyk als den voorgaan den, te wikkelen. Het was deeze laatde reden , welke den fterkften indruk maakte. Lodewyk de XV dankte terdond daarop zynen Staatsdienaar af in ongenade , en met denzelven vielen al de uitgeftrekte ontwerpen, welke hy gevormd had. De Koning van Frankryk trad zelve in onderhandeling met Engeland en met Spanje, om derzelver verfchillen by te leggen. Het eiland Falkland werd den Engelfchen weder in handen gedeld: maar de Koning van Spanje, hartelyk verbitterd, dat Frankryk by deeze gelegenheid zyne belangen niet onderfteund had , behield daarover eene heimelyke 1770.  44 GEDENKSCHRIFTEN *771. Rusland neemt de hemiddeh'ng van Oostenryk en van i'rujtfen aan. 1 gevoeligheid. Geen Hof beklaagde het verlies des Heeren van Choifeul meer dan dat van Weenen: het had al zyn vertrouwen gefield óp deezen Staatsdienaar , van wiens aankleevinge het verzekerd was , terwyl den Heere van Aiguillon, aan welken de Koning de beduuring der buitenlandfche zaaken had opgedragen, naging, dat aan het-Keizerlyke Huis niet zo derk gehecht was. De Kanfelier werd in zyne ontwerpen, en in zyne hoope, insgelyks bedrogen. Men moet, derhalven, de veranderingen, welke vervolgens in Frankryk voorvielen, rekenen van den dag der ongenade des Heeren van Choifeul: zo naauw' is de ketën der gebeurtenisfen aaneengefchakeld, en zo bezwaarlyk de gewichtige gevolgen te voorzien , welke loutere beuzelingen dikwyls voortbrengen. Maar alles, wat toen in dat gedeelte van Europa omging, is voor ons van minder aanbelang dan het geen in het Oosten en omtrent het Noorden verhandeld werd. De voorilagen , welke de Porte aan de Hoven van Berlyn en van Weenen gedaan had, werden aan dat "van Petersburg nedegedeeld. Zyne Majedeit deed terzelfder tyd aan Rusland 'te kennen gecven, dat, in3ien de Keizerin de bemiddeling van Oostenryk 2iï van Pruisfen affloeg, het te vreezen ware,r 3at de Gröote Heer zich tot Frankryk zoude vervoegen, om deszelfs hulp te verzoeken. Deeze bedenking alleen konde het Hof van Petersnirg beweegen om de Oostenrykfche- bemidds* ling  VAN I763 TOT 1775. 45 •Jijjg niet af te daan , dewyl de tegenzin , wel„ken het tegen het Hof van Weenen had , niet geleek naar den afkeer , welken het voedde tegen dat van Verfailles. In het eerst antwoordden de Rusfen, dat zy de bemiddeling, welke de twee genoemde: Mogendheden hun aanbooden, niet konden aanneemen, onder voorwendfel dat zy die der Engelfchen hadden afgeflagen. Evenwel trachtten de Rusfen , welken vreesden , door de tusfchenkomst van andere Mogendheden, belemmerd te worden in de ontwerpen , welke zy voor den vrede beraamd hadden, uit beleefdheid, en door de goede dienden der beide Hoven (het geen , den naam uitgezonderd, op hetzelfde uitkwam) eene rechtdreekfche onderhandeling met de Turken aan te vangen door het kanaal van den Maarfchalk Romanzow , welke onmiddellyk met den GrootVizir konde handelen. Toen deeze pooging hun niet gelukte, gaven zy hunne toedemming tot de voorflagen, welke de Hoven van Berlyn en van Weenen hun te vooren gedaan hadden. Toevallig gebeurde het, dat Prins Hendrik, des Konings Broeder, omtrent deezen tyd, te Stokholm een bezoek gaf aan zyne Zuster, de Koningin van Zweeden. De Keizerin van Rusland, welke, in haare jeugd, deezen Prins te •Berlyn gekend had, verzocht, dat dezelve veriof mogt hebben om zich na Petersburg te begeeven: en dit was een verzoek, dat men, zont der onheuschheid , niet konde weigeren. De Prins 177c Hoogs Voorwaar- ' den, welkt Rusland eischt.  45 GEDENKSCHRIFTEN Prins ging, derhalven, na Rusland, en door het verftand, dat hy bezit, verwierf hy weldra grooten invloed op den geest der Keizerinne (*), en overreedde haar om haare gevoelens voor den Koning zynen Broeder open te leggen. De brief der Keizerinne ging verzeld van een wydloopig Gefchrift, het geen de Vredesvoorwaarden behelsde, die tot eenen grondllag moesten dienen voor de onderhandeling, welke men wilde aanvangen. Na eene vooraffpraak, welke de grootde gemaatigdheid aankondigde, eischte de Keizerin van de Turken den aflland der beide Cabardiën, Azof met deszelfs grondgebied , de onafhangelykheid des Khans van de Krim, de beheering (f) van Wallachien en Moldavien voor vyfëntwintig jaaren, tot fchadeloosftelling voor de kosten des oorlogs, de vrye fcheepvaart op de Zwarte Zee, een eiland in den Archipel, om tot eene dapelplaats voor den koophandel der beide Volken te dienen , eene algemeene kwytfchelding (j) voor de Grieken, welken de party der Rusfen omhelsd hadden , en, voor alle dingen, (*) Den negenden van Wintermaand, 1770. (f) Sequeftre. Den zin van dit woord hebbe ik niet beter weeten uit te drukken, fchoon het woord beheering, in andere gevallen, niet volkomen hetzelfde denkbeeld verwekt, als het onduitfche Sequeftratie. Misfchien zoude men ook bewaaring kunnen zeggen. Vert. Q) Amnestii.  VAN I763 TOT 1775. 47 gen, het ontllag van den Heere Obreskow, die in de Zeven Torens gevangen was. Zo buiten» fpoorig hooggaande voorwaarden zouden het Hof van Weenen te eenemaal hebben doen opduiven. Misfchien zouden zy het zelfs vervoerd hebben tot de geweldigde beduiten, indien men ze aan dat Hof had medegedeeld. Deeze reden verhinderde den Koning daaraan de geringde kennis van dezelve te geeven. Deeze Vorst koos den wech der zachtzinnigheid, den veilig» ften om niemand aanftoot te geeven. Hy ontvouwde zyne gedachten in het vriendlyke aan de Keizerinne van Rusland, zonder haar tegen te fpreeken. Maar om haar zelve de zwaarigheid te doen gevoelen , welke men zoude hebben om den Grooten Heer over te haaien tot het toedemmen in de onaf hangelykheid der Tartaren, vertoonde hy haar de bykaus onverwinnelyke beletfels, waardoor het Hof van Weenen zoude trachten te verhinderen , dat Rusland , door de bezittinge van Wallachien en Moldavien, zyn nabuur wierd ; en dat het eiland in den Archipel aan alle Zeemogendhedeu yverzucht en nyd zoude inboezemen : hy ried daarom der Keizerinne , dat zy haare eifchea zoude bepaalen tot de beide Cabardiën , tot de dad Azof met derzei ver grondgebied , en tot de vrye fcheepvaart op de Zwarte Zee. Hy voegde hierby, dat hy, niet uit eenig gevoel van yverzucht tegen de vergrooting van de magt der Keizerinne,, zich in deezer voege verklaarde, I i maar 1771. Des Koni gs aanmerkingenep dezelve  I77I- De eisch van Rusland woi dt medegedeeld arn het Hot van Weenen. Oostenrvk rust zich toe tot den oorlog. 48 GEDENKSCHRIFTEN maar alleenlyk met het oogmerk, dat men, door middel van deeze verzachtingen , het zo ver zoude brengen , dat geene andere Mogendheden in deezen oorlog deel namen, en denzei* ven daardoor algemeen maakten: dat daarenboven de Turken reeds tot twee puuten, het toeftaan eener kwytfcheldinge aan de Grieken, en het in vryheid dellen van den Heere Obreskow, hunne toedemming hadden gegeven. Deeze vertoogen, hoewel zeer gemaatigd ingedeld, fcheenen der Keizerinne eenig verdriet te veroorzaaken. Zy gaf te kennen, dat zy niet verwacht had tegendand te zullen ontmoeten by haaren besten Bondgenoot : en dewyl zy, op eenige geringe uitzonderingen na, op haar ontwerp bleef aandringen , zag de Koning zich in de noodzaaklykheid van het zelve den Hove van Weenen mede te deelen. Zyne Majefteit deed dit duk verzeld gaan met alle verzachtingen, voor welke het vatbaar was, en,om den Vorst Kaunitz niet voor het hoofd te dooten , deed hy denzelven onder het oog brengen , dat dit niet het laatde woord van het Hof van Rusland ware, maar dat hetzelve, buiten tvvyffel, wel geneigd was toe te geeven omtrent de punten, welke de meeste zwaarigheid zouden ontmoeten. De voorzorgen, welke de Koning gebruikte, waren des te noodzaakfyker , dewyl het Keizerlyke Hof zyne ontwerpen niet meer bedekt hield, en dewyl alle beweegingen, welke men ia  VAN Ï763 TOT 1775° 45 in Hungaryen zag, eene op handen zynde vredebreuk met Rusland aankondigden. Het Hof van Weenen had vast befloten niet te dulden, dat het tooneel des oorlogs san de overzyde van den Donau gevestigd wierd. Het hoopte zelfs, dat het, onder begunftiging van eene gewapen■ de bemiddejinge, de Rusfen zoude kunnen "noodzaaken, om den turken Moldavien en Wallaelnen weder te geeven, en hen daarenboven te doen afzien van de onafhangelykheid der Tartaren, welke zy eischten. Met dit oogmerk waren de krygsbenden uit Italië, uit de Nederlanden , en uit Oostenryk na Hongaryen getrokken, Des Keizers Afgevaardigde had zelfs over dit onderwerp zich tamelyk dellig verklaard aan den Koning : hy had zelfs zich onderdaan tè* vorderen, dat, indien de Rusfen ergens anders dan in Poolen mogten aangetast worden j Pruisfen onzydig zoude blyven ; het geen hem zonder bewimpelinge werd afgeflagen. De Vorst . Kaunitz vleide zich, dat hy, onder de bcgundiginge van dit ontwerp , de magt van het Huis van Oostenryk zoude kunnen vergrooten , zoudèi dat het de moeite behoefde te neemen van vèr> overingen te maaken: hy vertrouwde, dat de Porte deeze hulp wel zoude betaalen met aan de Keizerinne deLandfchappen af te daan, Welke zy(*), by dén vrede van Belgrado, had verloren. Tci (*) Eigenlyk haar Vader, Keizer Karei d» V|i £ie-I Deel, bi. 10, 83, eu elders. Vert: Vi b fep ti Ö  50 GEDENKSCHRIFTEN 1771. Aanleiding tot de Ver. deeiing van Poolen. Ter zelfder tyd, dat Weenen vol van ontwerpen en Hongaryen van krygsvolk was, trok een hoop Oostenrykfchen fri Poolen, en maakte zich meester van de hcerlykheid Zips, waarop het Hof eenen eisch had. Een zo ftoute ftap verbaasde het Hof van Petersburg, en dit was het, dat voornaamelyk den wech baande tot het Verdrag van Verdeelinge, het geen vervolgens tusfchen de drie Mogendheden werd gefloten. De voornaame reden van dat Verdrag was het ontwyken van een algemeenen oorlog, die op het punt was van uit te berlten: daarenboven moest men het evenwicht van magt bewaaren tusfchen buuren, welken elkander zo naby gelegen Waren; en daar het Hof van Weenen duidelyk genoeg te kennen gaf, dat het ter zyner vergrootinge zyn voordeel wilde doen met de tegenwoordige be.roerten, konde de Koning niet nalaaten deszelfs voorbeeld te volgen. De Keizerin van Rusland, geftoord, dat andere krygsbenden dan de haare in Poolen de wet dorlten flellcn , zeide aan Prinfe Hendrik, dat, indien het Hof van Weenen Poolen wilde in (tukken fcheuren, de overige nabuureh van dat Koningryk gerechtigd waren om eveneens te doen. Deeze opening werd ter rechter tyd gedaan , want alles wél onderzocht zynde , was deeze de e'énige wech, die nog open ftond , om nieuwe beroerten te vermyden , en aan iedereen genoegen te geeven. Rusland konde op deeze wyze zich fchadeloos ftellen van de kosten, welke het tot den oorlog te-  VAN I763 TOT I77S- 51 tegen de Turken had moeten aanwenden , en, in° plaatze van Wallachien enMoldavien, welke het niet konde bezitten dan na even zo veel overwinningen op de Oostenrykfchen, als op de Turken behaald te hebben , had het Hechts eenig Landfchap in Poolen naar zyn welgevallen uit te kiezen , zonder dat het verder iets behoefde in de waagfchaal te Hellen: men konde der Keizerinne-Koninginne een Landfchap , dar, aan Ilongaryen grensde, tocwyzeu, en aan den Koning dien brok van Poolsch-Pruisfen, welke deszelfs overige Staatcn van het Koninglyke Pruisfen affcheidt; en door deeze Haatkundige afpasfmge bleef de fchaal der magt tusfchen deeze drie Mogendheden na genoeg in dcnzelfden dand. Niettemin, tot meerdere verzekering van het oogmerk van Rusland, werd de Graaf van Solnis gelast te onderzoeken, of de woorden, welke der Keizerinne ontfnapt waren, eenigen bedendigen grond hadden , dan of zy gefproken waren in een oogenblik van gemelyk* heid, en van voorbygaande drift. De Graaf van Solms vond de gevoelens over dit onderwerp verdeeld. De Graaf Panin , die , in het begin der Poolfche beroerten had doen verklaaren, dat Rusland de onverdeelbaarheid diens Koningryks zoude handhaaven , gevoelde zich afkeerig van deeze verfcheuriuge: hy beloofde, evenwel, dat hy 'er zich niet tegen zoude verzetten , indien de zaak by den Raad doorging. Maar de Keizerin Hreelde zich met het denkbeeld, dat zy de D I grM-  177U Waarvan de eerfïe voorllag te Weenen koel ontvangen wordt. 52 GEDENKSCHRIFTEN grenzen van haar Ryk, zonder gevaar, zonde kunnen uitbreiden: haare gunftelingen en eenige Staatsdienaars, welken dit befpeurden, voegden zich by haar gevoelen, zo dat het ontwerp van Verdeelinge, by meerderheid van ftemmen, doorging. Men gaf den Koning van Pruisfen kennis van het befluit, dat men genomen had, als een middel, dat men had uitgedacht om denzelven fchadeloos te houden voor de onderdandgelden, welke hy aan Rusland betaald had. Wanneer de Graaf Panin de zaaken , welke wy zo even verhaald hebben, den Graave van Solms mededeelde, vorderde hy, als eene voorafgaande voorwaarde, dat de Koning de gevoelens van het Hof van Weenen, met betrekkinge tot deeze Verdeeling, zoude polfen. Hierop gaf de Koning 'er opening van aan den Baron van Swieten, denzelven verzekerende, dat Rusland geheel geen ongenoegen betuigde over de bezitneeminge van Zips door de Oostenrykfchen, en dat zyne Majedeit , om blyken te geeven van zyne vriendfchap voor hunne Keizerlyke Majefteiten , dezelven ried zich in dat gedeelte van Poolen naar hun welgevallen uit te breiden , het geen zy met dies te minder gevaar konden doen, dewyl hun voorbeeld door de andere aan Poolen grenzende Mogendheden dond gevolgd te worden. Deeze opening, hoe hartelyk zy ook mogt weezen, werd door het Hof van Weenen niet zo gretiglyk ontvangen , als men zich gevleid had. De Vorst Kaunitz was al te zeer in-  VAN I7Ö3 TOT 1775- 53 ingenomen met liet ontwerp, tot welks uitvoering hy zich gereed maakte. Hy vond meer voordeels in een Verbond met de Turken, dan by geloofde uit een Verbond met Rusland te kunnen hoopen. Hy antwoordde derhalven koeltjes , dat , indien zyn Hof eenige brokjes van Poolen, op de grenzen van Hongaryen had doen bezetten, dit niet gefchied ware met oogmerk, om dezelve te behouden , maar ééniglyk om recht te krygen , raakende zekere geldfommen, welke het Huis van Oostenryk van het Gemeenebest te rug vorderde; en dat hy zich niet verbeeld had , dat een voorwerp van zo geringe waarde het denkbeeld konde doen geboren worden van een beftek van Verdeelinge , welks uitvoering zoude bezet zyn met onoverkomelyke zwaarigheden , dewyl het zo goed als onmogelyk was eene volkomene gelykheid te maaken , tusfchen de onderfcheiden aandeden der drie Mogendheden; dat, eindelyk, zulk een ontwerp alleenlyk kunnende dienen, om den toedand van Europa nog hachelyker te maaken dan dezelve tegenwoordig was , hy zyner Pruisfifehe Majedeit afried in diergelyke maatregels te treeden. Hy voegde hierby , met een voorkomen van onverfchilligheid , dat zyn Hof gereed was de dreeken , welke deszelfs benden bezet hadden , te ontruimen, indien de andere Mogendheden eveneens wilden doen. Deeze laatde woorden waren eene foort van dilzwygend verwyt tegen de Rusfen , welken Legers in Poolen hadden; zy raakD 3 tik 1771.  ft GEDENKSCHRIFTEN ijn, tiet ivorrlt, evenwel , voortgezet. ten e\ en :eer den Koning , die een Cordon vari krygsvolk getrokken had van het land van Croslèn tot aan de Weisfel , om zyne Staaten te behoeden tegen de pest, welke in deezen tyd in Poolen groote verwoestingen aanrichtte» In eene zaak van deezen aart moest men zich niet moedeloos laaten maaken door beuzelingen. Men konde voorzien , dat het Hof van Wee nèli van gevoelen zoude veranderen, zodra Rus* land en Pruisfen het recht eens zouden weezen 5 dewyl de Oostenrykfchen liever zouden verkiezen aandeel aan deeze Verdeelinge te neemen, dan tegen eene zo fterke party de gevaaren van den oorlog te beproeven. Voegt hierby , dat de Keizerin-Koningin b geen anderen bondgenoot hebbende dan Frankryk , ten deezen tyde geheel niet op eenige hulpe konde Haat maaken. Om met eene zo gundige gedeldheid van zaa* keil zyn voordeel te doen , befloot de Koning het verdcelingswerk voort te zetten. Omtrent het Hof van Weenen nam hy het dilzwygen in acht, om hetzelve tyd te laaten ter nadere overwecginge. Ter zelfder tyd ontving de Graaf van Solms last om aan het Rusfifche Hof kennis te geeven , dat de opening, aangaande het Verdrag van Verdeelinge te Weenen, gedaan was^ en dat men, hoewel de Vorst Kaunitz tot nog tcc vermyd had zich over dit onderwerp te ver^ kiaaren . niettemin voorzien konde, dat hy 'ef gaarne' in zoude bewilligen , zo ras de beide ftildeïè Mogendheden over haare wederzydfche be«  VAN I763 TOT 1775- 55 belangen zouden zyn overeengekomen : hy bediende zich van deeze beweegreden, om het fluiten deezcr zaak te verhaasten , dewyl men geen oogenblik te verliezen had. Misfchien zoude de hebbelyke traagheid en luiheid der Rusfen de zaak nog op de lange baan gefchoven hebben , indien niet het Hof van Weenen den Koning dienst had gedaan, zonder het te bedoelen. Dit Hof deed , door zyne bemiddelinge , alle dagen nieuwe zwaarigheden omtrent den vrede geboren worden. Dikwyls beknibbelde het de Rusfen met bitterheid over derzelver buitenfpoo • rig hooge eifchen , en verklaarde zich op een meestcrachtigen toon over de Vrcdespunten, welke het verwierp, in alles, waarover het befchikken kende; de Turken begundigende. Maar de beweegingen, welke in het Leger in Hongaryen gemaakt werden , deeden de Oostenrykfchen te eenemaal verdacht worden by het Hof van Petersburg. In den zelfden tyd liep het gerucht, dat de Keizerfchen te Conftantinopolen in onderhandeling waren over een Verdrag van onderRandgeldcn. Deeze laatfte tyding ontllelde den Raad te Petersburg. en het gelukte, eindelyk, den Koning, die alle berichten, welke dienen konden om dc geheime dreeken der Oostenrykfchen te ontdekken, den Rusfen mededeelde, Jiet Hof van Petersburg te doen ontwaaken uit de flaapziekte , in welke het gedompeld was. De Keizerin van Rusland gevoelde hoe noodig dc bydand zyncr Majefteit haar ware; zy oorD 4 deel-  Prnisfisch ontwerp cot de Veidee. Jinr; vaii IjSoöleii,. koefct Pruisfen tot 011- jydikheid te |eweegen. (*> Den veertienden vau Zomermaand, (f) Anders Klein, Borneren. Vert. C-r) Of Wahvoodpchappen. fort. |$ GEDENKSCIiilIFTEN deelde, dat zy, om zich van deezen Vorst t« verzekeren, d. nzelven eenige voordeden moest bezorgen, zo dat de Graaf van Panin aan den Graave van Solms verklaarde, dat hy alleehlyfe wachtte na het ontwerp van Verdeelinge, om met hem over dit duk in onderhandeling te treeden, Dit ontwerp werd wel fchielyk (*) na Petersburg gezonden, Het gaf open kaart aan Rusland, dat, naar zyn welgevallen, in Poolen zo^ danig een Landfchap konde uitkiezen, als hetzelve gevoegelyk zoude oordeelen in bezit te neemen. De Koning vorderde voor zyn aandeel Pomerdlie (f), de ftreek van Groot-Poolen aan deeze zyde der Netze, het Bisdom Warmie, de Palatynfchappen fj.) van Marienburg en van Culmj laatende den Oostenrykfchen de vryheid van tot dit Verdrag toe te treeden, indien zy het diendig mogtcn oordeelen. Alle deeze fchikkingen, welke te Berlyn en te Petersburg genomen werden, verhinderden den Vorst Kaunitz niet zynen gang te gaan : door duizend zwaarigheden , welke zyne bemiddeling hem opleverde, vertraagde hy de Vredesonderhandelingen met de Turken, Vooral verwierp hy het punt yan den afdand van Wallachien en Moldavien, wei-.  VAN I763 TOT 1775. 57 welken de Rusfen van de Porte eischten. Trots op de aanbiedingen, welke de Sultan hem deed, en geloovende, dat het aantal van krygsvolk, dat in Hongaryen was byeengetrokken , den Pruisfifchen evenzeer als den Rusfen ontzach konde inboezemen , deed hy aan den Koning verklaaren , dat de Vredesvoorwaarden, welke Rusland had voorgeflageu , rechtdreeks waren aangekant tegen de belangen der Oostenrykfche heerfchappye, dat zy ftrekten om het evenwicht van het Oosten te verbreeken , en dat , indien het Hof van Petersburg dezelve niet wilde maatigen, hunne Keizerlyke Majefteiten genoodzaakt zouden weezen deel aan deezen oorlog te neemen; dat dezelve zich vleiden, dat de Koning, in zulken gevalle eene volmaakte onzydigheid zoude in acht neemenJi te meer, dewyl des Konings verbindtenisfen met Rusland zich bepaalden tot Poolen, welks grondgebied de Oostenrykfchen zouden eerbiedigen. Men zag wel, dat het Hof van Weenen voldrektlyk niet wilde, dat de Rusfen zyne nabuuren wierden. Van den dénen kant vreesde het, dat een groot aantal van Grieken , welken in Hongaryen verfprcid waren, uit eene beweegreden van Godsdiendigheid deeze Mogendheid zouden aankleeven; van den anderen kant had men liever het verzwakte Ryk der Turken ten nabuur dan het ontznchiyke Ryk der Rusfen. De dand , in welken de Koning zich bevond tusfchen deeze beide Keizerlyke Hoven , was beD 5 lem- 1771» De Koning lieurt dit narieelig voor zyne belanden;  tn fiaat het af. 5| GEDENKSCHRIFTEN lemmerende: indien hy zyne belangen raadpleegde, moest hy niet wenfchen de magt der Rusfen , die reeds al te ontzachlyk was, nog meer te vergrooteu, noch daartoe zyne eigene krachten gebruiken. Deeze redenen werden opgewogen door de plechtige verbindtenisfen, welke deezen Vorst verplichtten de Keizerinne, zyne Bondgenoote , by te fpringen in alle gevallen, waarin zy door de Keizerinne-Koniuginne mogt aangetast worden. Men moest of deeze verbindtenisfen vervullen, of afzien van de vruchten, welke men van dezelve hoopte te plukken. Daarenboven was de party der onzydigheid gevaarlyker voor Pruisfen dan die van zyne Bondgenoote te onderdennen: de Oostenrykfchen en de Rusfen zouden elkander geklopt hebben ; vervolgens, hunne gcfchillen byleggende, hadden zy den Vrede kunnen ma'aken ten koste des Kouiugs : deeze Vorst zoude alle achting verloren hebben ; niemand zoude zich, in het vervolg , op zyne goede trouwe verlaten hebben, en na den Vrede zoude hy alleen op zichzelven [zonder Vriend of Bondgenoot] gebleven zyn j het geen, ongetwyffeld zoude gebeurd zyn , indien de Koning een zo gebrekkig ontwerp gevolgd ware. Zyne Majedeit dond niet in twyffel; hy bedoot zyne verbindtenislèn met Rusland getrouwlyk na te komen, en om ter zelfder tyd het Hof van Weenen te bevredigen , vleide hy hetzelve met de hoope, dat het onmogelyk zoude wee-  VAN 1763 TOT I77S. S9 weezen de Keizerin van Rusland te bevveegen, cn de oogmerken , welke zy had ten opzichte van Wallachien en van Moldavien, te doen veranderen ; maar met byvoeginge , dat, indien het tusfchen de beide Keizerinnen tot eene vredebreuk mogt komen, zyne Majedeit zich niet konde ontdaan van de verplichtinge om die van Rusland by te ftaan, met welke hy in Verbond was. Om te meer gewicht aan deeze verklaaringe by te zetten, vermeerderde men de Ruitery, en voorzag ze geheel van nieuwe paarden. De bevelen , tot dit einde gegeven, werden fchielyk en overal openbaar. Deeze nadrukkelyke maatregels , zo net van pas genomen, hadden invloed op het Hof van Petersburg: en met deszelfs vergenoegdheid deed men zyn voordeel, om het te beweegcn, dat het een gedeelte zyner eifchen op Wallachien aan het algemeene goed Van den Vrede opofferde. Het was bezwaarlyk met de Rusfen te handelen. Het tegenontwerp van het Hof van Petersburg tot het Verdrag van Verdeelinge, kwam in deezen tyd te Berlyn: het was op eene zonderlinge wyze gedeld; al het voordeel van hetzelve was voor Rusland, al de gevaaren voor Pruisfen: het is waar, men dond den Koning het grootde gedeelte toe van den Poolfchen grond , welken hy geëischt had; maar de aanwinst der Rusfen was, ten minden, tweemaal zo uitgedrekt. Bovenal had men in dit Verdrag een punt ingevoegd , dat voor zyne Majedeit ten uiterden be* Tcscnönr» werp van Rusland.  6» GEDENKSCHRIFTEN" Ï77Ï. Bedenkingen des Konings op hetzelve. bezwaarende was : men vorderde, dat Pruisfen met alle zyne magt Rusland zoude byfpringen, ingevalle het door de Oostenrykfchen wierd aangetast; maar, onderfleld zynde, dat de KeizerinKoningin den oorlog aan den Koning van Pruisfen verklaarde , dan had deeze Vorst geene de minde hulp van Rusland te wachten, vóór dat de Vrede met de Turken gefloten ware. Daar zo onevenredige voorwaarden niet aanneemelyk waren, gaven zy aanleiding tot eenige nadere voordellingen: men maakte eene korte optelling van alle verbindtenisfen , welke Pruisfen met Rusland had; uit dit onderzoek bleek, dat alles tot voordeel der Keizerinne was , en dat men 'er niets iu vond tot voordeel des Konings (*); even- (*) Men heeft in liet voorg*nde gezien , hoe Veel ntemaatigderomtrent de voorwaarden van Vrede.  ijfi. 62. GEDENKSCHRIFTEN de, wilde wel de Vredesvoorwaarden intrekken, welke met de belangen van andere Mogendheden onbedaanbaar waren: ingevolge hiervan verbond zy zich dan den Turken, na het duiten van den Vrede, de veroveringen weder te geeven, welke zy tusfchen den Dnieder en den Donau gemaakt had. Het Hof van Berlyn deelde dit gelukkige nieuws vaardiglyk mede aan dat van Weenen. Toen zag men voor de eerde maal den Vorst Kaunitz met een opgeklaard weezen te voorfchyn komen, de gemoederen bedaarden, en de ongerustheid en yverzucht, welke de groote voorfpoed der Rusfen aan het Keizerlyke Hof had veroorzaakt , verdweenen op het oogenblik , waarin het niet meer behoefde te vreezen, dat het deeze Mogendheid tot eenen nabuur van zyne Staaten zoude krygen. De Porte ontving terdond hierop bericht van de goede geneigdheid , in welke zich het Hof van Petersburg bevond. De Turken , welken, door hunne ongelukken, den oorlog moede waren geworden, neigden derk tot den Vrede. De laatde veldtocht der Rusfen was niet anders geweest dan eene reeks van overwinningen: zy hadden de Krim veroverd , en een bedislënde veldflag , welken de Maarfchalk van Romanzow, omtrent het einde des jaars, had gewonnen, had den voorfpoed hunner wapenen ten hoogden top gevoerd. In zo wanhoopige omdandigheden kwam te Condantinopolen de tyding, dat de grootde hinderpaalen van den Vre-  VV\N 1763 TOT I775. 63 Vrede waren opgeheven. De Turken beflooten toen van hunnen kant, om de algemeene bevrediging gemaklyker te maaken, den Deere Obreskow, die( tot nog toe in de Zeven Torens was vastgehouden, de vryheid weder te geeven. Dit was een voorafgaand ltuk, het geen de Keizerin geëischt had , en zonder welk zy van geene Vredehandeling wilde hooren. Schoon al de Hoven nu in werkzaamheid waren, hielden de langzaamheid eli belluitloosheid der llüslën het fluiten van het Verdrag van Verdeelinge een geruimen tyd fleepende. De onderhandeling duitte voornaamelyk by de bezitting der dad Dantzig. De Rusfen beweerden, dat zy borg waren gebleven voor de vryheid van dit kleine Gemeenebest: maar eigenlyk waren het alleen de Engelfchen , welken , yverzuchtig op de Pruisfifchen , de vryheid deezer zeeftad befchermden , en de Keizerin van Rusland aanmoedigden, om haare toedemming niet te geeven tot de eifchen van zyne Pruisfifche Majedeit. De Koning moest, evenwel , zich bepaalen , en daar het klaarblykelyk was, dat de bezitt er van de Weisfel en van de haven va* Dantzig mettertyd deeze dad onder zyn gebied zoude brengen, was men van oordeel, dat men eene onderhandeling van zo grooten aanbelangniet moest tegenhouden, om een voordeel, dat eigenlyk Hechts uitgefteld werd: en dit maakte, dat zyne Majefteit omtrent deezen 'dsch toegaf. Nu 17741 1-72. Zwaarigheid uver  Het Verdrag van Verdeelinge wordt tusfchen Rusland en Pruisfen getekend. 04 GEDENKSCHRIFTEN Na lang wachten ontving men (*) het Ultimo* turn van het Hof van Petersburg. De Rusfen drongen nog geduurig op de aanzienlyke hulp, welke zy van de Pruisflfchen vorderden, ingevalle de Oostenrykfchen hun den oorlog mogteii verklaaren. Hoe aanftootelyk nu ook deeze ongelykheden, hoe onevenredig ook de onderftand mogt weezen , welken twee Bondgenooten in den grond eikanderen wederzyds moeten bewyzen; dewyl men, evenwel, wist, dat de Keizerin-Koningin in gunftiger en meer vredelievende geneigdheid was dan in voorleden tyden, floeg men geen acht op deeze bedenkingen, welke nu niet meer van aanbelang waren , om een voordeelig Verdrag te fluiten , en men beloofde den Rusfen de hulp , welke van toen af nief meer koude te pas komen. Na dat zo veele hinderpaalen uit den wech geruimd waren, werd eindelyk deeze heimelyke overeenkomst te Petersburg getekend (f). De aanwinst van Pruisfen was zodanig, als wy ze boven befchreven hebben , met uitzonderinge van de fteden Dantzig en Thorn , en derzelver grondgebied. Door deeze Verdeelinge verkreeg het Hof van Petersburg in Poolen een aanzienlyken zoom langs zyne oude grenzen van de Dwina tot aan den Dniefter. Men bepaalde den tyd der bezitneerninge op Zomermaand ; men fprak (*) Den twaalfden van Louwmaand. (f) Den zeventienden van Sprokkelmaand^  VAN I763 TOT !775° fprak af, dat men de Keizerin-Koningin ^oUte noodigen, om zich by de twee verdraagende Mogendheden te voegen , ten einde in deeze Verdeelinge mede aandeel te neemen : Rusland en Pruisfen beloofden elkander te handhaaven ia hunne aangewonnen landen, en by den Ryksdag te Warfchau eendemmig te handelen, teneinde de toefremming van het Gemeenebest tot zo groote afftanden te verwerven. Daarenboven beloofde de Koning by een geheim punt, twintigduizend man van zyn Leger in Poolen te zenden , om zich, ingevalle de oorlog algemeen mogt worden,'by de Rusfen te voegen:nog verbond zyne Majclleit zich, om zich upenlyk tegen het Huis van Oostenryk te verklaaren, ingevalle deeze hulp niet toereikende mogr weezsn. Ook kwam men overeen , dar de Pruisfifche onderftandgelden zouden ophouden , zodra derzeïver hulpbenden zich met het Rusfifche Leger zouden vercenigd hebben. By een ander punt voelde men hiernevens, dat zyne jvlajefteit gerecji; tigd zoude weezen zyne hulpbenden te huis t| ontbieden, indien hy, uit hoofde deezet hulpe, door de Oostenrykfchen in zyne eigene Staaten mogt aangevallen worden i en |b dat geval beloofde Rusland hem zesduizend man Voetvolk cn vierduizend Kofakkcn te zenden, en zelfs dit getal te verdubbelen, zo ras de omdandigbeden het zouden toelaaten: gelyk ook een Leger yan vyftigduizend man in Pookn te onderhouden» om den Koning met alle zyne magt te kunnen v. ue el» e »y Getieiii» p-jlll.  Drie partyen aan bet Hof van Weenen. 66 GEDENKSCHRIFTEN byfpringcn , nadat de oorlog tegen de Turken zoude geëindigd weezen; en eindelyk in deezen byfland te volharden tot op het oogenblik, waarin het, door eene algemeene bevrediginge, den Pruisfifchen eene. gevoegelyke fchadeloosHelling konde bezorgen. Men voegde by deeze punten eene afzonderlyke overeenkomst, tot regeling van het wederzydfche onderhoud der hulpbenden. Dit werk, het geen tot eenen grondflag diende voor de ontwerpen , welke 'er uit moesten volgen, ten einde gebragt zynde, was 'er nog overig , dat men het Hof van Weenen overhaalde, om zich te voegen by de beide Mogendheden , welke dit Verdrag hadden aangegaan. Aan dat Hof vormden zich drie partyen , welke ieder op eene verfchillende wyzc dachten. De Keizer had wel in Hongaryen de Landfchappen willen herwinnen, welke zyn Huis by dei! Vrede van Belgrado verloren had: de Keizerin, zyne Moeder, welke niet meer die kracht van geest en flandvastigheid bezat, waarvan zy, in haare jeugd, zo menigvuldige blyken had gegeven , en welke zich begon over te geeven aan eene Myftieke Godvruchtigheid, verweet zichzeL* ve het bloed, dat haare voorige oorlogen hadden doen vergieten; zy verfoeide den oorlog, en wilde den vrede bewaaren, tot welken prys het ook mogt weezen r de Vorst Kaunitz , begaafd met een gezond oordeel, die de belangen des Ryks met de neigingen zyner VorHinne wensch-  VAN I763 TÓT 1775'" 6> wënschte overeen te brengen , bevond zich, geVolgelvk, in de verlegenheid van te moeten kiezen tusfchen den Oorlog, en de Verdeeüng van Poolen; en vreesde, daarenboven', dat, indien hy deeze laatde party omhelsde, de véreeniging Van het Huis van Bourbon met dat van Oostenryk , welke hy befchouwde als zyn meesterduk , 'zoude verbroken worden. De vaardigheid, 'met welke de Pruisfifche Ruitery Van nieuwe paarden was voorzien , gaf hem , van den eenen kant, te kennen , dat de Koning eene bedisfende party had gekozen; van de andere zyde zag hy, Üat deeze Vorst eene algemeene bevrediging verlangde, en daaróm met yver werkte. Eindelyk zcide de Koning aan den Afgevaardigden van Oostenryk, in eeii gefprek, het geen hy met denzelven had: dat zyne Majefteit der keizerinne-Koninginne geluk wenschte , dat zy in dit oogenblik het lot van Europa in haarfe handen had, dewyl, indedaad, in de toenmaalige ómdandigheden , de vrede en de oorlog afhingen van de party, welke zy zoude neemen. De Koning voegde hier by, dat hy een zo groot vertrouwen had in de erkende wysheid deezer groote Vorftinne, dat hy niet twyffelde; dat zy 'der algemeene ruste van Europa de voorkeus zoude geeven boven de beroerten , wëlke zou¬ den kunnen ontdaan, en waarvan de gevolgen ©nmogelyk te voorzien waren. Dit onderhoud, waarvan van Swieten aan zyn Hof bericht deed \ had al de uitwerking, welke men van hetzelve " E 2 kou- 0*t 'flat . voegt zich, hy Rusland en Piüjfltn rot de \ttdceiing van fooien'.  68 GEDENK SC II RIFTEN 1772. konde hoopen. De Vorst Kaunitz werd overtuigd, dat hy van het Verbond met de Turken moest afzien , gelyk ook van alle andere ontwerpen , welke op die onderltelling gegrond waren : hy begreep insgelyks, dat hy de Verdeeling van Poolen niet langer konde verhinderen , ten ware hy, zonder den byftand van eenigen bondgenoot , Pruisfen en Rusland te gelyk wilde aantasten. Deeze kans was al te nadeelig, dat eenig mensch , indien hy Hechts de minfte voorzichtigheid bezat , dezelve zoude willen waagen. Hem bleef,, derhalven , geene andere redelyke party over , dan die van zich by de twee verbonden Hoven te voegen , om deel te hebben aan de Verdeelinge van Poolen , en door dit middel het evenvvigt tusfchen deeze drie Mogendheden te bewaaren. Ingevolge van dit befluit werd de Baron van Swieten gelast, uit naam van zyn Hof, het tekenen van een Verbindfchrift voor te liaan, waarby de drie Hoven beloofden eene volmaakte gelykheid in acht te neemcn iia de Verdeelinge, welke men van Poolen Hond tg maaken. Dit voorftel, dat rechtmaatig (*) was, werd (*) De Leezer, die alleenlyk volgens zyn eenvoudig gezond verftand de woorden opvat , naar derzelver gewoone betekenis, zal, misfchien, vraagen, wat het woord rechtmaatig te kennen geeve in een bedryf, dat geheel ftrydig was tegen alle rechtvaardigheid? Omtrent het zelfde, naar my voorkomt, als het recht van convenientie. Volgens eene an-  VAN I763 TOT 1775* °9 werd aangenomen zonder belemmeringe , dewyl het alle zwaarigheden , welke tot nog toe zo veel verwanïnge veroorzaakt hadden , moest vereffenen, en het eenige middel was tot ontwyking van een algemeenen oorlog , voor welken men , om zo duchtige redenen , gevreesd had. Dit Verbindfchrift werd dan, zonder uit* Hel, getekend (*), en de uitwisfeling gefchiedde tcrftond daarna. Dit Verdrag, tusfchen de Hoven van Berlyn en van Weenen, werd, zonder vertoeven, medegedeeld aan dat van Petersburg. De Keizerin ontving met vermaak deeze gewigtige tyding : zy zag, door deeze toetreedingc van Oostenryk , zich ontheven van den last van een nieuwen oorlog, welken zy, misfchien, niet dan met moeite had kunnen uithouden: zy volgde den raad des Konings, welke haar vermaande het getal haa* rer vyanden, zo veel mogelyk ware, te verminderen. Ook werd, kort daarna, deeze zelfde overeenkomst te Petersburg door de beide Keizerlyke Hoven getekend. Men haastte zich yer- vol- ïtndere verklaaring kan men zeggen, dat, in de deciinge van onrechtvaardig verkregen goederen, doorgaans, nog eene foort van evengclykheid bewaard wordt by Vorften, welken zich boven de burgerlyke Wetten verheffen, en by anderen, welken zich aan dezelve zoeken, en voor eenigen tyd weeten, te «nttrekken. Vert. (*) Den vierden van Lentemaand. B 3 1772. Eisch van liet Wetner Hof voor zyn aandeel in Poolen.  j| GEDENKSCHRIFTEN vo!gen3, om de aandee'en der drie Hoven op eea gelyken voet te brengen: liet geen tusfchen Pruisfen en Rusland beraamd was , werd terftond der Keizerinne-Koningiune medegedeeld. Het Hof van Weenen vergat zichzelven niet in zyn tegenontwerp. Deszelfs begeerlykheid ftrekte haa' danig opgeteld , als wy ze reeds gemeld hebben : en het geen den Oostenrykfchen moest ten deel vallen werd afgeperkt , van het Vorfteixiom Téfchefi , tot voorby Scnriomir en den zamenloop van den San [met de Weisfel], door eene rechte lyn tot aan den Bug getrokken, en Van deeze riviere tot aan den Dniefter, op de grenzen van Podolien en Moldavien. De drie Hoven beloofden elkander, in hunne wederzydfchi; bezittingen, te handhaavcn. Zy beloofden ook cenllemmig tc werk te gaan, om het Gemeenebest van Poolen te beweegen, dat het zyne toeltemining gave tot de aflTanden , welke men van hetzelve vorderde. Het Hof van Weenen, vermurwd door zo groote aanwinften, beloofde, tn vereeniginge met den Koning van Pruisfen , zyne goede dienden aan te wenden , om de Porte over te haaien tot het aanneemèn der voorwaarden van vrede, welke Rusland aan dezelve had yoorgeflagert, Dc drie Hoven bepaalden den fyq der bezitnecmingc op den cerften dag van Herfstmaand. Men Iprak af, dat men, tegen dien tyd, den Koning van Poolen eene, tusfchen de drie Hoven,beraamde verklaaringe zoude toekenden, om aan het Gemeenebest kennis te geeven van de fchikkingen, welke men gemaakt had, :n den Koning aan te maanen tot het byeen■oepen van een buitengewoonen Ryksdag, ten linde dezelve tot de volkomen bevrediging des iyks rnogt arbeiden. En op deezen Ryksdag had.  VAN I763 TOT 1775. 73 hadden Rusland , Oostenryk en Pruisfen voorgenomen een Gefchrift (*) in te leveren , het geen de eifchen van elke Mogendheid zoude bevatten, nevens de rechten, welke dezelve oordeelden te hebben op het geen zy in bezit hadden genomen. De Koning grondde zyne eifchen op PomerelKën, en op een gedeelte van Groot-Poolen, 't welk aan deeze zyde der Netze ligt, daarop, dat deeze Gewesten , eertyds aan Pomeren en het Brandenburgfche gehecht, door de Polakken daarvan afgefcheurd waren: hy vorderde de Had Elbing weder, uit kracht van een klaaren eisch, en van het geld, dat zyne Voorouders op deeze ftad aan het Gemeenebest verfchoten hadden : de Bisdommen van Warmie en de Waiwoodfchappen van Marienburg en van Culm Helde men , tot een Huk van gclyke waarde (f) , in plaatze van de Had Dantzig, de HoofdHad van Pomerellien, welke vry bleef. Wy willen de rechten deezer drie Mogendheden hier niet breed- voe- (*) Dedu&ion, (f) Equivalent. Uit het voorgaande blykt, ondertusfehen, duidelyk, dat des Konings oogmerk was, mettertyd, Dantzig en het Equivalent beide in zyne magt te krygen. En dien toeleg heeft ook de nu regeerende Koning niet uit het oog verloren, zonder, naar het fchynt, van den kant van Engeland zo veel tegeiiftand te ontmoeten, als zyn Voorzaat. feit. E 3 177a. Gionden var den eisfh de» Konings.  Asnmerkiüjten over «Jit Verdrag. 1 1 ?4 GEDENKSCHRIFTEN voeriglyk ontvouwen: 'er werd een zonderlinge zamenloop van omftandigheden vereischt, om de gemoederen zo ver te brengen , en ze te vereenigen tot het maaken deezer Verdeelinge, waardoor alleen men een algemeenen oorlog konde ontwyken. Zodanig was het einde van zo veele onderhandelingen , welke [eene zo groote maat van] geduld , van dandvastigheid en van behendigheid vorderden. Voor deeze keer gelukte het, Europa te behoeden tegen een algemeenen oorlog, welke op het punt was van uit te berden. Belangen van zo ftrydigen aart, als die der Rusfen en der Oostenrykfchen, waren bezwaarlyk met elkander overeen te brengen. Om de Rusfen fchadeloos te dellen, wegens de veroverde Landen, welke de Oostenrykfchen wilden, dat zy der Porte zouden te rug geeven , was geen ander middel, dan hun bezittingen in Poolen aan te wyzen. De Keizerin-Koningin had hiervan een voorbeeld gegeven, met de Heerlykheid Zips door haar krygsvolk te doen in bezit neemen; en op dat het evenwigt onder de Noordfche Mogendheden eenigerwyze mogt bewaard blyven, was het voldrekt noodzaaklyk, dat de Koning zyn aandeel kreeg in deeze Verdeelinge. Dit is het eerde voorbeeld, welk de Gefchieden's oplevert , van eene geregelde en in vrede geëindigde Verdeelinge tusfchen drie Mogendïeden. Zonder de omdandigheden, waarin Euopa zich ten deezen tyde bevond , zouden, de-  VAN I763 TOT 1775. 75 bekwaamde Staatkundigen 'er zich te vergeefs het hoofd mede gebroken hebben : alles hangt af van de gelegenheden, en van het oogenblik, waarin de dingen gefchieden. De zorg om deeze verfchillende belangen overeen te brengen, nam de oplettendheid der drie' Mogendheden niet te cenemaal in. Men drong daarom de Turken niet minder , dat zy hunne toeftemming gaven tot het houden eener byeenkomst (*). De Internuntius Cf) van Oostenryk, welke zyn verblyf hield te Couftantinopolcn , fprak niet meer van de onderftandgelden , orn welke hy, met zo grooten yver, gevraagd had, noch van dc afwendingen , welke zyn Hof ter begunftiginge van de Porte zoude maaken : en, \yel verre van de Turken tot bet voortzetten van den oorlog aan te moedigen , had hy zich, vereenigd met den Pruisfifchen Staatsdienaar, omden Divan te beweegen tot het benoemen der perfoonen, welken de Groote Heer op de Byeenkomst, ter bewerkinge van den Vrede, zoude zenden. De Gevolmagtigden werden, door de twee oorlogende Mogendheden, van wederzyde benoemd. De Pruisfifche en Oostenrykfche Staats- die- £ *) Congrês. (f) Daar de Keizerlyke Afgevaardigde te Con* liant'mopolen best bekend is onder deezen Latynfchen titel, hebbe ik beter geoordeeld denzelven te behouden , dan een Neierduitsch woord te zoeken, dat minder zoude verdaan v/ordeu. Fert. Vrachtelooze lïyeenkomst der Rusfen en der Turken,  -772- 76 GEDENKSCHRIFTEN dienaars voegden zich by dezelven te Foxfiani, de plaats, alwaar de onderhandelingen gehouden werden (*;. De Graaf Orlow, Gunfteling der Keizerinne, zat hier voor van den kant van Rusland, en Osman EfFendi van de zyde der Turken. Deeze twee Staatsdienaars fcheenen eens te zyn over de weezenlyke punten des Verdrags, en zelfs over de onafhangelykheid der Tartaren: maar, wanneer men het ontwerp , punt voor punt,begon te overweegen,bragt Osman Effendi een ander voor den dag , waarby de magt van den verkoren Khan der Tartaren te bevestigen, en de magt om het recht in de Krim te doen bedienen, den Grooten Heer werden voorbehouden. Deeze voorflag werd verworpen. Osman bragt een meer gemaatigden te voorfchyn, maar deeze werd even weinig aangenomen als de voorige : waarop hy verklaarde , dat hy , na alle middelen, welke hem, volgens zynen last, geoorlofd waren, uitgeput, na de punten, welke den Rusfen de meeste onaangenaamheid veroorzaakten, door verzachtende uitleggingen gemaatigd te hebben , ziende , dat men , evenwel, zonder eenigzins acht te geeven op de gemaatigdheid van den Grooten Heer , alle zyne voorflagen verwierp , nu niets meer te doen had dan paarden* te verzoeken, ten einde weder na Conftantinopolen te keeren. De Heer Orlow vatte hem by het woord. Deszelfs perfoonlyke belangen (*) In de eerfte dagen van Oogstmaand. .  VAN I763 TOT 1775. 7? gen riepen hem na Petersburg, alwaar zyne vyanden , hun voordeel doende met zyne afweezigheid, gedaagd waren in hunne poogingen, om hem den voet te ligten, en deeze Zamenkomst, welke men met zo groote moeite bewerkt had, bereikte dus niet eens het einde der zelfde maand, [in welke zy was begonnen]. Naarmaate de zaaken, in het Noorden en in het Oosten , eenen voor Rusland meer voordceligen keer namen, poogde Frankryk, te onvrede over het geringe aanzien, dat het genoot, te meer door zyne kuiperyen zich fchadeloos te dellen omtrent zynen verloren invloed, en vleide zich denzelven te kunnen herwinnen met Zwceden in het fpel te brengen. De Kroonprins van Zvveeden, welke diestyds in Frankryk reisde , bevond zich juist te Parys , wanneer hy bericht ontving van den dood des Konings, zynen Vader. De Staatsdienaars van Lodewyk den XV , hun voordeel willende doen met de omdandigheden, gingen heimelyke verbindtenisfen aan met den jongen Vorst: zy beloofden denzelven de achterdallen van den laatden oorlog te voldoen, welke Frankryk nog aan Zweeden fchuldig was. Derzelver fom beliep' dertienmaal honderdduizend ryksdalers. Een gedeelte daarvan werd hem te Parys ter hand gedeld, en men gaf hem hoop op het overige, ingevalle hy het wilde bedeeden , om den vorm van regeeringe in Zweeden te veranderen, door zich al- Om wemeling in Zvveeden,  2772- 1 1 t j 78 GEDENKSCHRIFTEN aldaar oppermagtig (*; te maaken. Van dien tyd af, gaf deeze jonge Vorst, leevendig, daatzuchtig, maar ligtvaardig , zonder vvederhoudinge zich over aan de üitvoeringe van dit ontwerp, waartoe de Ryksdag, welke ter zyuer Krooninge ftoild byeen te komen, hem eene gundige gelegenheid aanbood. Te Stokholm te rug gekomen j zond men zendelingen , welken van geld wel voorzien Waren, na al de Gewesten des Ryks j öm de Afgevaardigden, nevens een gedeelte vaii het krygsvolk, örri te koopen. Prins Karei, des Konings Broeder, delde zich aau het hoofd Van een deezer lichaamen, om het na de Hoofdrad, den Koning ter hulpe, te geleiden. Madr de jonge Vorst wachtte deszelfs aankomst niet af. Hy had het regiment der Lyfvvachten, en dat der Artillery, op zyne zyde gewonnen. Door middel van dezelven maakte hy zich meester vali bet Tuighuis, deed gefchut planten op de pleiien en in de draaten, vergaderde den Senaat, velken hy, door eenen voor denzelven zo vreemlen toedel, vrees had aangejaagd, en deed zich loor dit lichaam, 't geen het geheele Volk ver>eeldde, oppermagtig verklaaren (f); Dee-; (*) Souverairiï (f) Den achttienden van Oogstmaand. [Zekerlyk ad de Zweedfche regeering ten deezen tyde herorming noodig. De goede Gemeente in Zweeden erheugde zich over de verandering, en mejnde ge-  VAN I763 TOT I77S. 7j> Deeze onverwachte gebeurtenis veroorzaakte eenige ongerustheid aan het Hof van Berlyn. Door zyn Verdrag met Rusland, had de Koning zich verbonden, den Regeeringsvorm te handhaaven , welke in het jaar 1720 in Zweeden gevestigd was. Ook was de Vorst niet onkundig van den heftigen indruk, welken eene zo fchielyke omwenteling op de Keizerin van Rusland moest maaken. Het is waar , de Byeenkomst te Foxfiani was onlangs afgebroken; maar de Rusfen en de Turken waren op nieuws in befprek , om eene andere te Bucharest te doen vergaderen. Indien dan de vrede tusfchen bei^ de deeze Mogendheden mogt gefloten worden, had men te wachten, dat Rusland, zonder vertoeven , zoude arbeiden om de Regeering van Zweeden weder op den ouden voet te brengen. De jonge Koning van Zw7eeden , welke daat maakte op de onderdeuning van Frankryk, zoude nooit goedwilliglyk afdand gedaan hebben van de Oppermagt, waartoe hy zo onlangs gekomen was. Hierin lag dof tot een nieuwen oorgelukkiger te zullen zyn onder het Koninglyke Oppergezach, dan onder haare Ariftocraatcn. Is haare verwachting vervuld? Dit onderneeme ik niet te beflisfen. Alleenlyk zal ik hier aanmerken, dat de Koning ftaatkundig genoeg was om den naam van vSWyerain van de hand te wyzen. Hoezeer hy, niet té vrede met de in het jaar 1772 verkregen magt, dezelve naderhand nog willekeurig vergroot heeft, is ieder bekend, Vert. *77$* Ongerustheiil des Konings hieroveri  8o GEDENKSCHRIFTEN 1772. Deenfche gebeunenislën. oorlog, in welken de Koning zoude verplicht geweest zyn tegen zyn eigenen Neef, [den Zoon zyner Zuster], te ftryden; en de natuur, welke in de harten der Koningen eveneens fpreekt als in die van amptelooze perfoonen (*), was van deeze party afkeerig. Van den anderen kant, eischten de Staatkunde en de goede Trouw der Verdragen, dat men dezelve koos. In deeze verlegenheid bediende de Koning zich van het Hof van Weenen , op dat het door deszelfs Vertoogen aan het Hof van Petersburg mogt gelukken, de eerde opbruifching van Rusland tot bedaaren te brengen. De beweegingen van gramfchap en wraakzucht zouden, evenwel, de overhand gekregen hebben in den geest der Rusfifche Keizerinne,indien de Turken zich niet, met groote dandvastigheid, verzet hadden tegen de harde en ongemaklyke voorwaarden , welke men hen wilde doen aanneemen: terwyl ter zelfder tyd, aan den kant van Zweeden , de Koning, het gevaar bezeffende, waarmede hy van de zyde van Rusland gedreigd werd, befloot vooraf Denemarken buiten het fpel te brengen, opdat hy niet meer dan één vyand te gelyk mogt te bedryden hebben. Dit verplicht ons de zaaken van een weinig hooger op te haaien, om met naauwkeurigheid de redenen te ontvouwen, welke de Koning vau (*) Vergelyk hiermede het geen de Koning elders zegt. I Deel, bl. 190.  van I763 tot 1775* 81 van Zweeden had om zodanig te handelen, De Koning van Denemarken had al te jong dea throon beklommen, om eene welgevormde ervarenheid te bezitten. Hy was omringd door oude Staatsdienaaren , in de hooffche ftreeken uitgeleerd, welken, meer belangzuchtig dan goede burgers zynde, niets anders zochten dan hunnen meester te beftuuren. Dewyl nu deeze mededingers worftelden , om eikanderen den voet te ligten , gaf dit aanleiding tot menigvuldige blyken van ongenade : elke dag bragt nieuwe Staatsdienaars voort, met nieuwe ontwerpen van regeeringe. De Heer van Saldern, welke zich ten deezen tyde aan dat Hof bevond , in hoedanigheid van Rusfifchen Staatsdienaar, had, gelyk wy reeds gezegd hebben , de ruiling van het Hertogdom Gottorp tegen die van Oldenburg en Delmenhorst bewerkt. Deeze Staatsdienaar van een buitenlandsch Hof, maar welke te Koppenhagen al te veel gezach had, haalde den Koning over tot het doen eener Reize door vreemde Landen; denzelven daardoor willende aftrekken van het oogmerk, dat hy had, om het Koningryk Noorwegen te bezoeken, alwaar men vreesde, dat hy eenige, voor zyne belangen fchadelyke, nieuwigheden zoude invoeren. Kort na zyn huwelyk met de Prinfesfe Mathildis, Zuster des Konings van Engeland, vertrok hy van Koppenhagen , begaf zich na Londen, en vandaar na Parys. Zyne Hovelingen, en die hem omringden, verfterkten zyne neiging tot V. deel. F den  1772. Sa GEDENKSCHRIFTEN den wellust en tot de ongebondenheid. Vatf zyne reize te huis gekomen, bragt hy eene ziekte mede , tegen welke hy geene de minde zorg had gedragen. De Koningin, zyne Gemalin , maakte , onder voorwendfel van zyne gezondheid te herdellen, zich meester van zynen geest, en lloeg hem eenen Geneesheer voor met naame Struenfée, als den bekwaamden man om hem te geneezen. De toegang, welken deeze Geneesheer tot het Hof had, deed hem, ongevoeliglyk, grooteren invloed krygen op den geest der Koninginne, dan gevoegelyk was voor eenen man van die afkomst. Deeze verbindtenis, welke van dag tot dag naauwer werd , verplichtte de Koningin de allergrootde voorzorgen te gebruiken , op dat de Koning niet mogt gewaarworden wat 'er omging. Men verhaalde, dat, om hiervan verzekerd te weezen, de Koningin en de Geneesheer uitgedacht hadden den Koning opium te geeven , onder voorwendfel van denzelven geneesmiddelen te doen inneemen. Het al te menigvuldig herhaalde gebruik van deeze flaapmiddelen krenkte den geest van den jongen Vorst- geweldiglyk, hy had zo derke en zo tang. duurige vlaagen van verdrooidheid (*), dat de Koningin en de Geneesheer zich meester maakten van den teugel der regeeringe. Struenfée werd ' C*) Abfmcs. Men begrypt Iigtelyk, dat de Ko. «ing zich hier juist niet bedient van de fterkfte of eigenlykue uitdrukkingen. Fert.  VAN I763 TOT 1775' 83 werd tot eerden Staatsdienaar aangeiteW , en Was werkelyk , geduurende eenige maanden , Koning van Denemarken, Het Dcenfche Volk was hierover verontwaardigd, Men ontdekte, cindelyk , dat des Staatsdienaars ontwerp was den Koning onbekwaam tot de regecring te doen Verklaaren, en, onder dit fcboonfchynende voorwendfel, de voogdyfchap des Ryks aan zich te trekken. Dit deed de gemoederen te eenemaai tegen hem opdaan. Men zoude geoordeeld heb~ ben zich met fchande te Dverlaaden, indien tnéd het Koningryk in gevaar had gélatérj van onder eene diergelyke heerfchappy te vervallen. De Zeekadetten (*), welken men had willen afdanken, dewyl de aanhang geenen daat maakte op derzelver getrouwheid , deeden den eerden dap tot de omwenteling; De twee Generaals van Eickdad en van Coller, beiden Pomerfchen vari geboorte, en dé Staatsdienaar van Oden, begaven zich heimelyk by de Koningin-Weduwe Juliana, des Konings Stiefmoeder. Zy fchilderdei? derzelve, met de leevendigde kleurerf, de gevaaren , voor welke haar perfoon, die van haare:* Behuwdzoon, en het geheele Koningryk waren blootgedeld, én bezwoeren haar, dat zy , ie een zo hachelyk cogenblik, eene befiisfer.de party wilde kiezen.- Zy deeden haar befiuiten 5 om , na eene dansparty, welke tót laat in den ijach? ftond te duuren * langs een heirnelyken trap ? zb± (*) Gardes di la Marine. F 'i  1772. 1 1 c I v g d z B Vl K g' n< g« 84 GEDENKSCHRIFTEN zich in des Konings kamer te begeeven , ten einde denzelven te verwittigen van het dreigende gevaar, dat hem boven het hoofd hing, en te verplichten , dat hy onmiddellyk een bevel tekende , waardoor de Generaals gemagtigd werden , de eene om de Koningin Mathildis in hechtenis te neemen, de andere om zich te verzekeren van den Geneesheer en Eerden Staatsdienaar. Dit ontwerp werd volvoerd , zo als het was uitgedacht. De Koningin werd in eene Ves. ting opgelloten , en de Geneesheer , met zyne aanbangeren , te recht gefield. De vrees voor draf deed hen al de euveldaaden belyden , van welke men hen befchuldigde. Het huwelyk der Koninginne Mathildis werd verbroken : de Koning Van Engeland verwierf, dat men aan deeze ^ordinne toedond uit Denemarken te vertrekken , om zich na het Keurvordendom Planover te iegeeven. Zy ging te Zeil woonen, alwaar zy oor haaren Broeder met onderfcheidinge beandeld werd. De Geneesheer, en de Baron an Brand, werden onthoofd, na dat men hun eding had opgemaakt. De Koningin Juliana, es Konings Stiefmoeder, nam het beduur van taken in handen. In de beginfelen van zulk :ne beduuringe, welke, inderdaad, niets anders as dan een voogdyfchap, was alles zwak. Des onings gebrekkigheid van verdand was zo )ed als eene minderjaarigheid. De Noormann, welken men overladen had met belastinn, om de bank, welke op het punt was van eene-  VAN I763 TOT 1775- 85 eene bankbreuk te maaken , daande te houden; de Noormannen, zegge ik, begonnen herhaalde maaien hun misnoegen te openbaaren. De omwentelingen , welke de Zweedfche regceringsvorm , omtrent den zelfden tyd, onderging, veroorzaakten hevige ontdeltenisfen by het Hof van Koppenhagen, het geen beducht was voor de onderneemingen van een jongen nabuurigen Vorst, een geboren vyand der Deenen. De Koningin Juliana zond den Generaal Huth,mct eenig krygsvolk, na Noorwegen, om dat Koningryk tegen allen inval van. buiten te befchermen. Dit misnoegen der Noormannen , en derzelver voor het Hof ongundige gedeldheid, waren de gronden, waarop de Koning van Zweeden zyne hoop vestigde. Eenige Afgevaardigden der boeren van dit Koningryk, welken zich by hem vervoegden in het vlek Eckholmfund, verzekerden hem, dat hy zich Hechts met eenig krygsvolk op hunne grenzen behoefde te vertoonen, om de Noorweegfche boeren te bemoedigen, en dezelven allen zyne party te doen omhelzen. Zonder te onderzoeken, of het de geheele Nazie ware, welke zich verklaarde door den mond deezer Afgevaardigden , dan of dezelven niet meer waren dan de werktuigen van eenige misnoegden zonder aanzien, ging de Koning haastiglyk op reis, onder voorwendfel van te doen, het geen men in Zweeden den Erik Gatta noemt. Hy trok door zyne zuidelyke landfchappen in Schoonen, en na de grenzen van NoorF 3 we- 1772. Twist nis» TclienZweedVn en Denemarkenbygelejid.  i Voorzorgen ■i'F>e van | KU$)»nd leien Zv;ce« 1 t c6 GEDENKSCHRIFTEN wegen. Vandaar zond hy (*) een Gefchrift aau het Hof van Denemarken, opgeHeld in dreigende bewoordingen, waarin hy reden vraagde van de buiterigewoóne toerustingen , welke het gemelde Hof in Noorwegen maakte, terwyl hy ter gelyker tyd, van zynen kant, alles in gereedheid bragt , om den oorlog te onderneemen. De £weedfche krygsbenden, van gefchut voorzien, naderden Noorwegen : zyne zendelingen zwier-j yen in menigte door dit Koningryk, om het volk tot oproer aan. te hitzen : hy deed vruchteloozc poogingen, om. de fcheepstimmerwerf van Koppenhagen in brand te fiecken. Met dén Woord, alles fchikte zich tot eene vredebreuk tusfchen deeze twee Koningryken, en misfchien zoude dezelve gevolgd zyn, indien niet het Hof van Berlyn door de flerkfie vertoogen de beide Mogendheden had overgehaald , om eikanderen snderli.ng over hunne vermoedens opheldering te geeven , en zich met elkander te verzoenen. Op leeze Vertoogen keerde de Kening van Zweeden veder na zyne Hoofdftad, en de Deenen werlen gerustgefteld. Indien de verandering van den regeeringsvorm ri Zweeden der Keizerinne van Rusland mislaagd had, deeze beweegingen des Konings op !e grenzen van Noorwegen , fiieten haar nog neer. Zy vreesde , dat een jong Vorst, zq roelziek, zo onrustig, als de Koning van Zweeden, 0) Den negenden van SlagcmaarwL  VAN 1763 TOT 1775- *7 4en, met dezelfde ligtvaardigheid tegen haar zelve eenen aanval zoude mogen onderneemen op de grenzen van Esthland en van Finland. Deeze beide Landfchappen waren , ten dien tyde, onvoorzien van krygsvolk; de Rusfifche Legers waren in Besfarabie, in de Krim, en meer dan vyftigduizend man hadden Poolen overllroomd. De Keizerin oordeelde, dat zy in deeze omftaudigheden, terwyl zy veroveringen maakte in het Oosten, en de Sarmaaten onder het juk bragt, niet moest verzuimen haare oude bezittingen in zekerheid te Hellen, Met dat oogmerk riep zy twintigduizend man van het krygsvolk , dat in Poolen was, te rug, om ze te gebruiken tot het bezetten en verdedigen van Lyfland, en van dc Landfchappen , welke zy geloofde gevaar te loopen van door de Zweeden aangetast te worden. Van den anderen kant toonde zy zich meer geneigd tot het houden van eene nieuwe Byeenkomst, om den vrede te maaken met de Turken. Deeze Byeenkomst werd te Bucharest geopend (*) : de Reis EtTendi was de Gevolmagtigde van de Porte , en de Heer Obreskow die der Rusfen : de beide Gevolmagtigde Staatsdienaars van Pruisfen en van Oostenryk woouden ze niet by , dewyl de Rusfea kwalyk voldam waren geweest over den Heere Thugut, die, als Staatsdienaar der KeizerinneKoninginne, by de eerfte Zamenkomst was tegen- woor- (*) Den zesëntwintigften van Wynmaand, F 4 1772. Tweede vruchtelO'ize Zaïnenkomsi der Kusten en der Turken,  1772- «773- SS GEDENKSCHRIFTEN wocrdig geweest. De Rusfen begonnen met hunne buitenfpoorig hooge eifchen te hernieuwen : naderhand gaven zy toe omtrent verfcheidene punten : maar de afftand der beide plaatzen in de Krim , Kersch en Jenikala , gelegen aan de Zeeëngte van Zabache (*), welker bezitting den Rusfen den doortocht tot de Zwarte Zee opende , was een onverwinnelyk beletfel tegen het fluiten van den vrede. Het lichaam der Ulemas, of der Luiden van de Wet, verklaarde aan den Grooten Heer , dat het nooit zyne toeflemming .zoude geeven, dat men, door deezen affland, Rusland in flaat (telde tot het uitrusten eener Vloot , welke Conltantinopolen zelve met het grootde gevaar zoude dreigen. Rusland verklaarde van zynen kant, dat de bezitting deezer beide plaatzen eene voorwaarde was, waaromtrent het nimmer zoude toegeeven. Hierop zonden de beide Hoven elk zyn Ultimatum aan hunne Gevolmagtigden. De Rusfen booden aan af te zien van het geen zy in geld geëischt hadden , onder voorwaarde , dat de Turken hunne toe (temming gaven tot het overige, en de Turken booden den Rusfen eenentwintig milKoenen roebels, indien zy de zaaken wilden herftellen op den zelfden voet, op weiken zy waren vóór het begin van deezen oorlog. Na dat deeze voorwaarden van wederzydc geweigerd waren omtrent het einde van Len- 1 Anders de Straat van Kaffa genoemd. Ftrt,  VAN I763 TOT 1775' 89 Lentemaand, werd deeze tweede Zamenkomst, even gelyk de eerde, afgebroken. Twee redenen bragten veel toe om deeze Zamenkomst vruchteloos te maaken. De eerde was liegen in de bezwaarende, vernederende en harde, voorwaarden, aan welke Katharina Mudapha wilde onderwerpen, de andere in de kuiperyen van Frankryk , dat, niet te vrede met zich van omkoopinge te bedienen, om de voornaamde Vizirs en Grooten van de Porte op zyne zyde te krygen , derzelver moed nog aanblies door de hoope , dat de Koning van Zweeden den oorlog in Finland zoude overbrengen ; en zy voegden 'er by, dat Frankryk te Toulon metterdaad een talryk Escader uitrustte , het geen men na de havens van de Levant zoude zenden, om in den Archipel by aanhoudinge te kruisfen. Het Hof van Verfailles liet het niet by dee ze kleine kundenaaryen, het gaf zyne afkeuring te kennen van het gedrag der Keizerinne-Konin ginne, welke, daar zy eene Bondgenoote va! Frankryk was, zich vereenigd had met Ruslan< en Pruisfen, en de party gekozen van Mogend heden , welke Frankryk befchouwde als zyn vyanden. Om zich van de Oostenrykfchen t wreeken , fmeedde men te Verfailles het om werp van een viervoudig Verbond, tusfchen d kloven van Verfailles, van Madrid, van Turi en van Londen. Men begon met allerlei fooi van dreeken in het werk te dellen , ten einc F, roeland onvergenoegd te maaken jegens Prui: F 5 1773- Redenett hiervan. Kuiperyen van Frankryk en vao Engeland. t l e e ti t e n  Ï773- 90 GEDENKSCHRIFTEN fen en jegens Rusland. De Fraefehe Zendelingen verfpreidden eene menigte van Blaauw-Boek» jes : in fommige betoogden zy den Engelfchen het gewigtige nadeel, dat derzelver koophandel leed, zedert dat de Koning van Pruisfen in bezittinge der haven van Dantzig was; in andere gaven zy breed op van de fdhade , welke de koophandel van Engeland zoude ondergaan, indien de Rusfen de vrye fcheepvaart op de Zwarte Zee verkreegen. Deeze Gefchriften maakten eindelyk eenigen indruk : de Engelfcbe driftigheid geraakte fchielyk in beweeging, en, zonder te weeten waarom, begon de Natie luid te fchreeuwen, en te zeggen, dat de haven van Dantzig den koophandel van Groot-britannie zoude bet derven. Het is niet noodig hier al de onaangenaamheden te melden, tot welke dit geroep aanleiding gaf; maar men kan niet voorbygaan te zeggen, dat de Engelfchen zich vervoegden tot de Rusfen , en van de Keizerinne vorderden, dat derzelver Staatsdienaar, in vereeniginge met dien van Engeland, den Koning van Pruisfen de wet zoude Hellen in zyne eigene Staaten, welke denzelven met even goed recht toebehoorden, als de Gewesten, welke de beide andere Mogendheden in bezit genomen hadden , aan deeze ; ten -einde de Koning zyn belang zoude Opofferen aan hunne grillige opvattingen. De Rusfen traden niet volkomen in deeze buitenfpoorige denkbeelden der Engelfchen ; de oor» ÏQg tegen de Turken duurde nog; de Koning bc»  VAN TOT 1775. 91 betaalde hun onderllaudgelden\ zy moesten hem, derhalven, ontzien. Men had eenige algemeene en onbepaalde onderhandelingen met het Hof van Petersburg over de belastingen en de tollen op de Weisfel, en over de haven van Dantzig: en na eenige verklaaringe van wederzyde, na dat men aan het gemelde Hof had onder het oog gebragt , dat ieder in zyn eigen land de meester behoorde te zyn , en dat men niet moest ontrust worden in de beduuring zyner geldmiddelen, vonden de Rusfen deeze redenen van genoegzaam gewigt, en de zaaken bleeven op denzelfden voet als te vooren. Het ontwerp der Franfchen en der Engelfchen was kondiger, dan wy het hier vertoond hebben. Hun oogmerk was Pruisfen en Rusland in oneenigheid te brengen, over de haven van Dantzig: en hoewel de uitkomst niet beantwoord had aan hunne verwachtinge, lieten de Engelfchen. niet na aan het Hof van Petersburg te doen blyken , in hoe groote maate zy yy;erzuchtig e» uydig waren over den koophandel op de Zwarte Zee, welken de Rusfen voorneemens waren te dry ven. Maar het afbreeken der Byeenkomst te Bucharest verloste hen , voor deeze keer, van hunne vreeze. De inwendige beroerten van het Hof van Petersburg , en de verfchillende partyen , welke aldaar arbeidden , om hunne tegendreevers te verderven, hadden invloed op de daatszaaken, veroorzaakten nieuwe twisten, nu eens over de ha~ 177^ Oogmerken van Engeland. Kleine ge« fchillcn tusfchen Rus» land, Pruisfen en Oostenryk.  -773» i i 3 4 1 ( \ j?a GEDENKSCHRIFTEN haven van Dantzig, dan over de tollen, en, eindelyk , over de grensfcheidingen der nieuw aangewonnen landen. Men trok de gemelykheid zo ver, dat men den Koning een rechtsgebied aan de andere zyde der Netze betwistte , het geen hy, in zyne afperkinge der verdeelde landen , had ingevoegd : men maakte hem andere zwaarigheden over het grondgebied van Thorn, het geen hy , zo als men beweerde , te naauw beperkt had; fchoon men het geregeld had naar de naauwkeurigde landkaarten , welke men had kunnen bekomen. De Rusfen begonnen foortgelyke krakeelen met de Oostenrykfchen, over eene ftreek gronds aan de overzyde van den San , welke deezen zich toegeëigend hadden, en die vry aanzienlyk was. De Koning beloofde voor de Keizerinne van Rusland de inrchikkelykheid te zullen hebben, van zich in rommige opzichten te voegen naar derzelver begeerten, onder voorwaarde, nogthans, dat de Oostenrykfchen eveneens deeden. Maar, dewyl bet Hof van Weenen de zaak met trotsheid belandelde, en alle zyne deftigheid ten toon fpreidie, met verklaaringe, dat het geen duimbreed ran zyne bezittingen zoude afdaan, maakte dee:e hooghartige en beflisfende verklaaring, dat de lusfen zich dil hielden , en de zaaken bleeven >p den voet, op welken zy waren. Alle deeze Jeine kibbelingen namen haaren oorfprong uit !en haat, welken de Graaf Orlow, nu tot Prins erheven, jegens den Graaf Panin voedde. Hy b liet hem toen j en de Keizerin beloonde den Graaf niet alleen met edelmoedigheid, maar zag ook het valfche der lasteringen , waardoor men denzelven in haaren geest had willen zwart maaken, en fchonk hem haar vertrouwen weder. Het was de Koning , welken het gelukte de keus , die de Keizerin van eene Schoondochter deed , te doen vallen op de Prinfes van Darmftadt, de volle Zuster der Prinfesfe van Pruis» fen: om invloed in Rusland te hebben, moest men daar perfoonen plaatzen, die aan Pruisfen verknocht waren. Men had reden om te hoopen, dat de Prins van Pruisfen, wanneer hy den throon beklom, daarvan groote voordeden zou» de kunnen trekken. De Heer van Asfeburg, een onderdaan des Konings , en die in den dienst der Keizerinne was overgegaan , werd gelast alle Hoven van Duitschland, aan welke huwbaare Prinfesfen waren, rond te reizen, en van (*) In Hooimaand. I773- Huwelyk van den Grootvorst van Rusland mee de Prinfesfe van Darmfta.it.  94 GEDENKSCHRIFTEN Vf rgaderim Van den Poollenen Ryksdag. Die gerood' Zaakt is in alles te bewilligen. dezelve bericht te brengen. Fly verkoos de Prinfes van Darmdadt, welke gefchikt werd om aan den Grootvorst te huwen. Terwyl de dad Petersburg dit huwelyk met feestbedryven vierde , vergaderde de Ryksdag van Poolen te Warfchau: de drie Hoven gaven daar eene Verklaaring (*) in het licht, met eene Voordragt (f) van hunne rechten: men eischtS van den Koning en van het Gemeenebest, vooreerst, de tekening van het Verdrag van afdand, ten voordeele van de drie Hoven: ten tweeden, de bevrediging .van Poolen : ten derden, eene bepaalde fom tot onderhoud van den Koning: ten vierden., de aandelling van een deeds duurenden Raad: ten vyfden, verzekerde geldmiddelen, uit welke het Gemeenebest dertigduizend man zoude op de been kunnen houden. Ter zelfder tyd deed elke Mogendheid een lichaam van tienduizend man in Poolen rukken. Alle .zonden zy insgelyks eenen Generaal na Warfchau; de Oostenrykfchen, Richecourt; de Rus* fen, Bibikow; de Pruisfifchen, Lentulus. Deezen hadden last om eendemmiglyk te handelen , en geweldige middelen te gebruiken tegen de Grooten , welken zamenfpanningen mogten willen aanleggen , of hinderpaalen dellen tegen de nieuwigheden , welke men in hun Vaderland wilde invoeren. In den beginne ftelden de Polakken zich kop- P-Sf (*) Manifeste, (f) Dedufrim,  VAN I763 TOT I77S« 95 pig aan; zy weigerden te luisteren na alles, wat men hun voorfloeg; de Landboden der Waiwoodfchappen kwamen niet te Warfchau. Het Hof van Weenen, dit talmen en deeze hardnekkigheid moede, doeg voor, eenen dag te bepaalen tot de vergadering van den Ryksdag, met bedreiginge , dat, indien de Landboden in gebreke bleeven van op denzelven te verfchynen, de drie Hoven, zonder uitflel, het geheele Koningryk onder zich zouden verdeden. Maar men voegde hier ook by, dat uit toegeevendheid voor hun , en indien zy blyken gaven van gezeggelykheid, terdond na dat het openbaare gefchrift van afdand zoude getekend zyn , de drie Mogendheden haar krygsvolk buiten het grondgebied van het Gemeenebest zouden doen trekken. Naauwelyks was deeze Verklaaring in het licht gegeven, of alles fchikte zich als van zelve. De" Ryksdag vergaderde op den negentienden van Grasmaand. Het Verdrag van afdand werd goedgekeurd , en eerst getekend met de Oostenrykfchen , daarna met de Rusfen, en dat der Pruisfifchen op den achttienden van Herfstmaand. Men kwam overeen, dat men Gelastigden (*) zoude zenden, om de grenzen te regelen. Het Gemeenebest zag ter gunde van zyne Majefteit ook af, van het recht van wedervervallinge (f) van ("*) Commisfaircs. Cf) Reverfibilité. Te weeten, bet Oostelyke ge» dtelte van Pruisfen, dat, zedert het jaar 1525, door he? 1773'  1773- / 96 GEDENKSCHRIFTEN van het Koningryk Pruisfen, en van de Leenen Lauenburg , Butow en Draheim : verfcheidene punten van het Verdrag van Welau werden afgefchaft: en men beloofde Poolen te handhaaven in hét bezit van al de Landfchappen, welke hetzelve nog waren overgebleven. De Koning beloofde, daarenboven, in zyn aandeel, den Katholieken Godsdienst te bewaaren op den voet, op welken hy denzelven gevonden had, en de punten, omtrent welke men, met betrekkinge tot den koophandel zoude overeenkomen, werden uitgedeld tot afzonderlyke Gefchriften daarvan te maaken. Dit Verdrag , zo wel als die der beide andere Hoven , werd eerst alleenlyk getekend door de twee Maarfchalken der Confoederatie , en door den Voorzitter der Gelastigden (*), gelyk ook door de Staatsdienaars deidrie het Huis van Brandenburg als een mannelyk erfleen van de Kroon van Poolen gehouden werd, was, by het Verdrag van Velau, in den jaare 1657, wel vry verklaard van de leenroerigheid, maar met beding, dat het, by uitftervinge der mannelyke afftammelingen van het Brandenburgfche Gedacht , weder aan Poolen zoude vervallen. Dit beding werd nu ook vernietigd. Vert. (*) Préjident de la Délégation. Wie deeze Gelastigden waren, zegt de Koning niet. Ondertusfchen mag men wel befluiten , dat zy beflonden uit Leden van den Ryksdag, tot dit werk gemagtigd. De Gelastigden tot het regelen der grenzen, van welken zo even gefproken is, werden uit het midden hunner  VAN 1763 TOT I77S- 97 drie Hoven. Deeze Staatsdienaars begonnen vervolgens te handelen met de Leden des Ryksdags , welke daartoe gelast waren. Men werd het eens over de oprichtinge van eenen deeds duurenden Raad; maar de overweeging van dit duk, welke laugduurig en breedvoerig moest weezen, werd uitgedeld tot de volgende Vergaderingen. De Polakken , welken men moet befchouwen als het ligtvaardigde en beuzelachtigde Volk van Europa, vleiden zich,zonder den minden grond, dat zy, binnen korten tyd, het werk der drie nabuurige Mogendheden zouden vernietigen.. Zie hier hoe deeze verdandlooze hoofden redeneerden. De veldtocht der Rusfen is, dit jaar, niet gelukkig geweest: het eerstvolgende jaar zullen zy, derhalven, geheel moeten bezwyken. De yveraars voor den ouden regecringloozen vorm van ryksbeftuur voegden , met vergrootinge van zaaken, hierby, dat de Groote Heer, aan het hoofd zyner dappere Janitfaren, welhaast tot in Rusland zoude doordringen, Mos cou en Petersburg verbranden, de Keizerin om throonen, en de brokken van dat uitgedrektt Ryk, tusfchen zichzelven en de Polakken, ver deelen. Om te kunnen oordeelen , hoezeer hunn< ' kwaadwilligheid den tegenfpoed der Rusfen ver groot ner vergaderinge afgevaardigd, zo als blykt uit een, plaats, omtrent hec einde van dit Hoofddeel. Vert. V. DEEL. G t773' Ongegronde hoop der Polakken. ! Nadeelig» veldiocht ■ der Uusfen»  ?8 GEDENKSCHRIFTEN 1773- grootte, zal het noodig zyn te melden, wat, ia deezen veldtocht, tusfchen de beide Legers voorviel , en zelfs de zaaken van een weinig hooger op te haaien. Zedert het afbreekeu der Byeenkomst de Bucharest, geloofde de Keizerin van Rusland , gewoon aan de onbegrypelyke verrichtingen van haare krygsbenden , dat zy, door middel eener nieuwe overwinninge , de hardnekkigheid van den Sultan zoude kunnen buigen, en denzelven zyne toedemming doen geeven aan de vredesvoorwaarden , van welke zy niet wilde afgaan. Zy beval, derhalven, den Maarfchalk den Donau met zyn Leger over te trekken , en den vyand overal aan te tasten, waar hy denzelven mogt aantreffen. De Maarfchalk was eenigzins afkeerig van zynen roem, in eene zo hachelyke onderneeminge, in de waagfchaal te dellen. Hy vertoonde de zwaarigheden , welke in dezelve lagen ; den Donau, die, in deeze dreeken, eene myl breed is, de onmogelykheid van bruggen over denzelven te daan, het gevaar van aan den anderen oever het volk te ontfcheepen, onder het vuur der vyanden: hy voegde hierby, dat men in Romelie niet ééne plaats zoude vinden , waar men zich konde vestigen , en dat men fchroomen moest het Leger bloot te dellen aan omllandigheden, gelyk die, waarin Pieter de I, zich op den oever van den Pruth had bevonden. Deeza vertoogen waren vruchteloos, de redenen van oorlog moesten wyken voor het ongeduld der Kei-  VAN I763 TOT I775- 99 Keizerinne. De Heer van Romanzow was genoodzaakt met zyn Leger, vyfëndertigduizend man fterk, den Donau over te trekken (*). Hy dreef te rug en verfloeg eenen hoop volks, welken de Tifrken na de oevers der riviere hadden vooruitgezonden, om zyne beweegingen waar te neemen. Vervolgens trok hy na Silistria, het geen hy voorneemens was te veroveren. Deeze ftad is gelegen in eene engte tusfchen het gebergte ; zy heeft geene vestingwerken, welke haar verdedigen; maar de bergen, welke haar van twee zyden omringen, waren wel verfterkt: dertigduizend Turken hadden zich hier nedergeÜVen, en het Leger van den Groot-Vizir, dat op"den berg Haemus had post gevat, was by der hand, om de ftad hulp te bieden. De Maarfchalk Romanzow, Silistria naderende, befloot deeze ftad by overrompeling (f) te veroveren. Hy verdeelde zyn Leger in verfcheidene hoopen, fommigen tot verdediging der batteryen, welke de legerplaats der vyanden befchooten , anderen om de ftad aan te tasten op de plaats , alwaar de engte tusfchen het gebergte zich het meest opende , en de rest diende als tot eenen waarborg, het zy om de aanvallen te onderfteunen, het zy om den aftocht te dekken. De Turken tastten met hunne Spahis deezen waar- (*) Den dertienden van Zomermaand. , ben gegeven aan Zyne Onderdaanen ; en dat hy? „ verklaarde voortaan niet anders, dan ter handhaai, vinge van den Godsdienst j en tot heil zyaer „ Onderdaanen, te willen leeven." — Indien dit enkel fchynheiligheid ware, dan was het ongetwyffeld ten ükerfteb aanftoote'lyk : en was het ernflig gemeend, gelyk wy liefst willen vertrouwen, dari is het enkel te verfchoonèn uit hoofde van de buitenfpoorigé denkbeelden, raakende het onbepaalde gezach der Koningen, welke de Vorst had ingezogen; Want gewisfelyk Was hy niet alleen Gode j maar ook zynen Onderdaanen, rekenfchap verfchuldigd van het ondeugende voorbeeld, het geen hy door zyne wellustige leevenswyze had gegeven 1 van het daardoor Veroorzaakte , ten minnen bevorderde i bederf varï zeden, van de onnoemeïyk groote fchattëh; weikë hy in ongebondenheid verkwist hadj Vari het üitmergeleh des geheeten Volks, eri van de onheilen3 \velke Zyne verwaarloozingjj zyne dwaasheid, en willekeurigheid, öv»r geheel Frankryk gebragt m* den. forti V» DE Ét* H I774i  1774- Ii4 GEDENKSCHRIFTEN eïndelyk, de plaats van zynen Grootvader. Lr> cewyk de XVI werd terftond toegejnichd, alleen om dat hy eerst Koning was geworden : zyne regeering was de gulden Eeuw; niemand zoude onder zyn ryksbeftuur onvergenoegd zyn ; hy bragt de tyden van Saturnus en van Rhea weder. Zodanig was de taal der verrukkinge; de waarheid bepaalt zich tot het zeggen , dat deeze jonge Vorst zich den Heere van Maurepas, ouden afgedankten Staatsdienaar van Lodewyk den XV, tot zynen Mentor verkoos. De gevorderde ouderdom van deezen eerften Staatsdienaar, liet niet toe te hoopen , dat Frankryk, onder zyne beftuuringe, het aanzien, dat het verloren had, zoude kunnen herwinnen: zyne fïaatkunde moest zich bepaaleri om de zaaken te handhaaven in den toeftand, in welken hy ze vond. Want hoe zoude hy zich hebben ingelaten tot groote onderneemingen? Een tachtigjaarige grysaart konde daarvan bet einde niet zien. Zonder tvvyffel moest hy arbeiden aan de herftellinge der geldmiddelen. Maar langs welke wegen? Door de uitgaaven te maatigen ? dan haalde hy zich den haat van alle Grooten des Ryks op den hals. Door nieuwe belastingen te vinden? alle middelen waren uitgeput; 'er was geene verftandige wyze van de zaaken te redden overig, dan eene beredeneerde bankbreuk , om eene volflagen bankbreuk voor te komen, en hy vreesde, dat, indien dezelve in zynen tyd gebeurde, dit eene vlek in zyne beftuuringe zoude weezen. Da ee-  VAN 1763 TOT 1775' r' J geleerden geprezen , en dooi ue bekeurd, werd. Frankryk vreesde m deezert 5£ dat de oneenighcden tusfchen Spanden pUgal, betreffende de Vesting St. Sacram in America , aanleiding zouden geeven tot eene "eibreukUcben deeze twee Mogend^ Engeland vreesde dit niet minder, pflM SS krygsvoik na Boston en na f^M plantingen in America had gezonuen be Ling (*) van het misnoegen, dat deeze L.ni- ringe van hun oud . coSog tuslchen Portugal en Spanje mtorak, *£ de 'Koning van Engeland verplicht dten van |orw"Uiderlleuneu,hct geen niet konde m,. fen° hem in twist u brengen SP^; den welken, om zich te wrceken, ue 1 née. ^Volkplantingen zouden hebben bvgedaan, en^evolgelyk de Natie in gevaar gebragt, var . "iwigp An-caaaich, bezittingen te ver . 1* Eene zonderlinge wyze van bevrediging, gj l isU ergens, V****^^ ■ yKm»~ Hoe.het met deeze vredema.k,.s attup, . bekerd. (|) La .mère-patriti ï 774* Èn?e\rcliï zaaken. i  116 GEDENKSCHRIFTEN 1774- VsrgeefTcbe pooging des Konings, om meester v«n Dantzig te worden. liezen. Om zich uit deezen belemmerenden tcre ftand te redden, wist het Hof van Londen den Keizer van Marocco te winnen, en haalde denzelven eensklaps over om den oorlog aan Spanje te verklaaren. De Engelfchen vleiden zich, dat zy, door eene zo ernitige bezigheid aan het Hof van Madrid te verfehaffen, de vyandlykheden tusfchen Spanje en Portugal zouden doen uitftellen, en tevens genoegzaamen tyd winnen, om hunne eigene Volkplantingen onder te brengen. Zo veel gewigtige belangen deeden toen den Engelfchen Europa uit het oog verliezen. Deeze gcfteldheid van zaaken begunftigde de belangen des Konings. Terwyl de Engelfchen en andere Mogendheden zich in een belemmerenden toeftand bevonden , en, het hoofd vol hebbende van hunne eigene belangen , hunne oplettendheid minder vestigden op het geen in het overige van Europa voorviel, had de Koning minder te vreezen van de lastige yverzucht der Engelfchen, welken zich, ongetvvyffeld , zouden gemengd hebben in 't geen het Verdrag van Verdeelinge betrof. Men trachtte, derhal ven , met behulp van het Hof van Rusland , de gefchillen ten einde te brengen, welke men met de Dantzigers had : de Pruisfifche en Rusfifche Staatsdienaars traden in onderhandeling met de Burgemeesters en Syndicusfen dier ftad; maar vruchteloos: deezen waren zo onverzettelyk verkleefd aan eene foort van wülekeu- ri-  VAN I763 TOT 1775- "7 Tige heerfchappye, in het ftuk van koophandel, welke zy zich hadden aangemaatigd over de overige langs de Weisfel gelegen Heden , dat zy zouden gemeend hebben hunne waardigheid te onteeren, met in de geringde beuzeling toe te geeven. De Rusfifche Staatsdienaar belpeurde,° dat hy langs den wech van zachtheid zyne onderhandeling niet zoude doen vorderen. Hy verklaarde, derhalven , dat hy, dewyl zy geheel geen acht gaven op de vertoogen der Keizerinne , hen overliet aan hun noodlot: waarop hy zonder vertoeven na Petersburg vertrok, om bericht te doen van zyne zending. De Pruisfifche Staatsdienaar vertrok insgelyks na Berlyn. Indien de verklaaring der Pviisfen nadrukkelyker geweest ware, zouden de Dantzigers ongetwyffeld aan de hand zyn gekomen. Maar Katharina verkoos liever deezen doorn in den voet van haaren Bondgenoot te laaten , dan 'er denzelven uit te trekken, dewyl de gefchillen van Pruisfen met deeze ftad een gereed onderwerp van hairklQOVery leverden , waarvan Rusland zich oogenbükkelyk konde bedienen, zo ras de goede verdandhouding der beide Mogendheden eenige" verandering zoude ondergaan. De eensgezindheid was tusfchen de twee Keizerinnen "nog meer te zoek geraakt , dan tusfchen Pruisfen en Rusland. De zwaarigheden, dooi het Hof van Rusland geopperd, met betrekkinge tot den zoom der Oostenrykfche aangewonnen landen, begonnen de hooghartigheid der Kei H 3 7-er 1774- Misnopgen van Rusland jegens Oosten jyk.  4i8 GEDENKSCHRIFTEN 17-74. zerinne-Koninginne tc fteoten , en in den tyd, waarin de verbittering der gemoederen toenam, ontving men het affchrift van een Verdrag, getekend tusfchen de Hoven van Weenen en van Conftantinopolen. Deszelfs dagtekening was van liet jaar 177Ï. Hoewel dit ftuk gedrukt'is, gelooven wy, evenwel, deszelfs zaaklyken inhoud te moeten mededeelen, „ De Keizerin - Konin5, gin verbindt zich," deeze zyn de woorden, ,, om Rusland, het zy by wege van onderbande-. „ linge, het zy door de wapenen, te verplicht „ ten tot het wedergeeven van alle veroverin„ gen , welke het op de Porte gemaakt heeft, v uit welken hoofde de Groote Heer aan haar5, een onderftandgeld van tien millioencn pias„ ters zal betaalen, om haar fchadeloos te ftellen wegens de kosten van den oorlog; daar" cnboven zal hy een gedeelte van Wallachien „ en eenige ftreeken van het grondgebied van ' Mojdayien aan haar afllaan." Schoon dit Ver-, drag niet was bekrachtigd geworden, de Vorst Kaunitz was behendig genoeg geweest, om eene. aanzicnlyke fom vooruit aan zyn Hof te doen betaalen ; en , hoewel hy naderhand het Verdrag van Verdeelinge tekende , volgde hy niettemin zyn beftek: hy zag op niets anders dan. op. het belang van zyn Hof, en was geheel niet kicsch omtrent de middelen, welke hy daartoe aanwendde. Ook befpeurde men, dat de. Heer van Thugut, de Keizerlyke Staatsdienaar,, ig&lfce de qndêifchéjden Zamenkomften, die tusfchen,  VAN I763 TOT 1775* "9 fchen dc oorlogende Mogendheden gehouden werden , bywoonde , de belangen van Rusland dwarsboomde zo veel hy konde, maar niet met genocgzaame behendigheid, om te maaken, dat de Hoven van Petersburg en van Berlyn het niet belpeurden, en zyn beleid ontdekten. Dit gedrag van het Hof van Weenen deed hetzelve het weinige vertrouwen verliezen, het geen men 'er nog op (lelde. De Keizerin Katharina en de Koning van Pruisfen waren 'er gevoelig over: men bemerkte te Petersburg, dat de Rusfen zo vecle vcldllagen alleenlyk gewonnen , zo veele veroveringen alleenlyk gemaakt , hadden , tot voordeel van het Hof van Weenen, het geen de Pviisfen verplicht had Moldavien en Wallachien den Turken weder te geeven, enkel om 'er vervolgens zelve een gedeelte van na zich te neemen. Men begreep , dat deeze onwettige aanmaatigingen (*), welke zich bykans tot aan Choczim uitftrekten, by den eerden oorlog,welken de Rusfen met de Turken zouden hebben, het Keizerlyke Hof tot Beflisfer der gebeurte* nisfen zouden maaken , dewyl het , door zyne nieuwe bezittingen , het middel verkreeg , omdoor (_*) Ufurpations hebbe ik niet beter kunnen vertaken , hoezeer ook het bezitneemen van deeze ftreeken gefchiedde met vrywillige toeftemminge van derzelver Heer den Sultan , en derhalven zeer veel vettiger ware dan de Verdeeling van Poolen. ftrt, H 4 1774-  ïio GEDENKSCHRIFTEN -774. $>e Koning is infgelyks twalyi te Vrede OP bet Hof van Weenen. door den Dniester de Rusfen af te fnyden van Poolen, waaruit deezen hunne magazynen moe-. ten hebben. De Koning had ook redenen tot klaagen over het Hof van Weenen, dewyl hetzelve oorzaak was , dat hy de Rusfen van hunne veroveringen had doen afftaan. Deeze heimelyke ftreeken ontdekten de begeerlykheid der Oostenrykfchen, om hunne magt te vergroo-, ten, derzelver maatelooze ftaatzucht, en moes-, ten de overige Mogendheden waarfchuwen , om op haare hoede te zyn tegen het geen dezel-. ven in het toekomende mogten willen onderneeme-n. Men wist , dat de jonge Keizer de; verovering van het Venetiaanfche gedeelte van Frioul verlangde , dat hy ontwerpen gevotmd had op Beieren, dat hy bedacht was zich meester te maaken van Bosnië, zonder Silefien, de Elfas en Lotharingen te rekenen, welker verlies hy niet had vergeten. Daar deeze Vorst dus geneigd was, moest men, uit begiufel, zich aankanten tegen de vergrooting zyncr magt. De Rusfen zouden wel gewild hebben, dat de Kot ning zich met alles belastte, en dat hy, als een manhaftig kampvechter, Oostenryk tot den ftryd had uitgedaagd. Maar de Turken , die de be= leedigde party waren , hielden een nors idlzwygen: en hoe kan men iemand byftaan, die niet klaagt ? De Rusfen waren uitgeput door den oorlog , welken, zy geëindigd hadden , zonder of liet vermogen of den wil te hebben , om zich by den Koning te voegen. Frankryk had zich niet  VAN I763 TOT 1775- niet verklaard ten opzichte van deeze gebeurtenisfen, en Engeland was ingewikkeld in een burgerlyken oorlog tegen zyne Volkplantingen, die, ondernomen door eenen geest van willekeurige heerichappye, met decht beleid gevoerd werd; en men konde wel verwachten, dat dezelve in de eerde jaaren niet ten einde zoude loopen. Deeze bedenkingen, met elkander vereenigd, maakten, dat het Hof van Berlyn werkeloos bleef, en de Koning fchreef na Petersburg , dat het zyne zaak niet was den Don Quichot der Turken te fpeelen, In den tyd, waarin het misnoegen tusfchen deeze drie Hoven het grootde was , moesten de Gelastigden van den Ryksdag Afgevaardigden zenden, om met die der drie Mogendheden de grenzen van derzelver bezittingen te regelen. Die der Oostenrykfchen en der Pruisfifchen kon den [met de Poolfchen] over geen het mindf ftuk eens worden, zelfs niet over de plaatzen welke de uiterde einden der grensfcheidingei moesten bepaalen. De Vorst Kaunitz verzoch de bemiddeling van Rusland en van Pruisfen maar de gemoederen waren aan deeze Hoven t zeer verbitterd, om hem dezelve te kunnen toe daan , en fchoon de Keizerin Therefia en d Koning de ingenomen uitgedrektheid van grom behielden, zy konden de wettelyke en plechtig overdragt derzelve met van het Gemeenebes verwerven. Uit alles wat wy voorgedragen hebben, volgt H § de i775« Gerchil over de Oostenrykfche en Pruisfifche aandeden 1 in Poolen. I c 1 t , Befluit»  ia* GEDENKSCHRIFTEN 1775- derhalven , dat Europa niet in een beftendigen toedand was , en geen verzekerden vrede genoot : overal fmeulde bet vuur onder de asch. In bet Zuiden van Europa konde men voorzien , dat de burgerlyke oorlog der Engelfchen, met derzelver Volkplantingen algemeen zoude worden, indien Frankryk en Spanje 'er Hechts het geringde deel in namen. Even zo was het gelegen met het Verdrag van Verdeelinge , het geen tot nieuwe beroerten aanleiding konde geeven , indien de bekrachtiging van het Gemeenebest van Poolen het niet bevestigde. Wat den vrede tusfchen de Rusfen en de Turken aanbelangt, men was te Condantinopolen zo afkeerig geweest van de voorwaarden , waarop dezelve was aangegaan , dat het belang der welvaart van den Staat fcheen te moeten verbreeken, het geen de noodzaaklykheid had doen fluiten. De omwenteling van Zweeden liet ook, in het Noorden , de zaaden van misnoegen in den grond. Maar bovenal, wat moest men niet verwachten van de ftaatzucht eens jongen Keizers , onderfteund door de kondenaaryen van een bekwaamen en behendigen Staatsdienaar ? Alle deeze bedenkingen verplichtten voorzichtige VorRen zich op hunne hoede te houden, wel gewapend te blyven, en de oogen niet af te wenden van zaaken, welke in de war konden loepen op het oogenblik , waarin men zulks het minst verwachtte. Wanneer men de Gefchiedenisfen doorloopt, fchynt het, dat de wislei- val-  VAN I763 TOT 1775' **3 veiligheden en omwentelingen behooren tot de beftendige wetten der natuure. Alles is in deeze ' waereld°der verandering onderhevig , en even* wel verflaaven zich de dwaazen aan de voorwerpen hunner eerzucht, maaken dezelve tot hunne afgoden , en komen niet te rug van de dwaalingen , veroorzaakt door de bedriegelyke vertooningen deezer toverlantaarne , welke zonder ophouden van nieuws hun voor oogen komen. Doch 'er zyn rinkelbellen voor menfchen van allerleien ouderdom, de liefde voor de jongelingen, de ftaatzucht voor rypere jaaren, de berekeningen der ftaatkunde voor de grysaarts. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de Geldmiddelen. De Vorlïen moeten zyn gelyk de fpeer van Achilles , welke wonden maakte en ze weder genas ; indien zy den Volken rampen veroorzaaken , is het hun plicht dezelve ook te verhelpen. Zeven jaaren oorlogs , tegen bykans alle Mogendheden van Europa, hadden de geldmiddelen van den Staat ten naasten by uitgeput.. Pruisfen, de Landfchappen aan den Rhyn gelegen , en die van Westphalen , gelyk ook Oostüiesland, welke men niet had kunnen verdedigen,, Hoe de Ko» ning de noodige geldmiddelen vond geduurende den oorloge 1775'  124 GEDENKSCHRIFTEN gen, waren in de magt der vyanden vervallen. Derzelver verlies veroorzaakte eene gaaping van drie millioenen en viermaal honderdduizend ryksdalers in de koninglyke fchatkist, terwyl Pomeren , het Keurvorftendom en de grenzen van Silefien, geduurende een gedeelte van den veldtocht , door de Rusfen, de Oostenrykfchen en de Zweeden werden bezet gehouden , het geen deeze landen buiten Haat ftelde van hunne gewoone toelaagen, op te brengen. Deeze belemmerende toeftand noodzaakte den Koning , geduurende deezen oorlog, zyne toevlucht te neemen tot de allernaauwkeurigfte fpaarzaamheid, en tot alles het geen de onverfchrokkenfte dapperheid kan inboezemen , om tot een gelukkig einde te komen. De hulpmiddelen , welker behoefte volftrektlyk dringende was , vond men in de belastingen van Saxen, in de onderftandgelden van Engeland, en in de veranderinge der muntfpecien , een middel zo geweldig als fchadelyk, maar het eenige, dat men in die gefteldheid van zaaken had, om den Staat het hoofd boven water te houden (*). Deeze middelen, wel bezuinigd , bezorgden alle jaaren aan de ko- (*) De noodzaaklykheid konde in dit opzicht den Koning grootlyks verfchoonen , zo niet geheel vry pleiten , indien hy, na den oorlog, het Hechte geld weder ingewisfeld , en goede munt in de plaats had gegeven. Maar dit deed hy niet. Hy fchafte het af\ en liet de fchade voor de bezitters. Ferf,  VAN I763 TOT 1775; 125 koninglyke kasfen, vooraf de kosten van den veldtocht, en van de betaalinge des Legers. Zodanig was de daat der geldmiddelen , wanneer de Vrede van Hubertsburg gedoten wierd. De kasfen waren wel voorzien van geld , de tot den veldtocht aangelegde magazynen waren vol, en de paarden voor het Leger, de krygsbehoeften en den deep der leevensmiddelen, alles was voltallig en in goeden ftaat. Deeze middelen , welke tot voortzetting van den oorlog gefchikt waren, werden nog nuttiger tot herdelling der Landfchappen. Om zich een denkbeeld te maaken van de algemeene omkeeringe des Lands, en zich de droefenis en moedeloosheid der Onderdaanen voor te dellen, moet men zich te eenemaal verwoeste landdreeken verbeelden, alwaar men naauwelyks fpooren vond der oude wooningen , deden in den grond bedorven , andere half verteerd door de vlammen , dertienduizend huizen , waarvan zich geen overblyffel meer vertoonde , landen, die niet bezaaid waren, inwoonders onvoorzien van graanen tot hun voedfel, landbouwers, welken zestigduizend paarden tot het bearbeiden ■ hunner gronden ontbraken, en in de onderfcheiden Landfchappen eene vermindering van vyfmaal honderdduizend zielen, in vergelykinge van het jaar 1756 , het geen zeer veel is op eene bevolking van vier millioenen en vyfmaal honderdduizend perfoonen. De Adel en de Boerendand waren geplonderd, op rautfoen gefteld,van voe- 1763. Deerlyke oeftand d« Srandenjurgfcheanden na Jen oorlog.  ïafi GEDENKSCHRIFTEN Voeraadje beroofd door zo veele verfchillendö Legers, dat hun niets was overgebleven, dan het leeven, en ellendige lappen om hunne naaktheid te bedekken; men had geen vertrouwen (*) meer, om Hechts te kunnen "voldoen aan de dagelykfche behoeften, welke de natuur vordert ; geen burgerlyk beduur (f) meer in de deden ; eene laage baatzucht en regeeringlooze -wanorde hadden de plaats van den geest ■ der billykheid en der orde ingenomen ; de Raadsvergaderingen , tot de bediening der gerechtigheid en het bezorgen der geldmiddelen , waren tot werkloosheid gebragt, door de menigvuldige invallen van zo veele vyanden; het ftilzwygen der Wetten bragt onder het gemeen eenen fmaak •van losbandigheid, tn hieruit.ontdond eene ongeregelde begeerlijkheid na gewin; de edelman, de koopman, de hoefpachter, de landbouwer, de maaker van doffen en koopwaaren (|), allen ■ verhoogden om dryd den prys hunner waaren en koopmanfchappen , en fcheeneu alleenlyk te arbeiden tót hunnen wederzydfchen ondergang. • Zodanig was het droevige rfchoüwfpel, het .geen zo veele nog onlangs bloeiende Gewesten, ha den -oorlog, vertoonden. Hoe aaridoenlyk de befchryving van hetzelve ook mogt weezen , zy zoude nooit gelyken naar den hartroerenden en :i > : ' p Menfchen „ die met voor- oor- (*) Aitionnaïrei, (t) Met eene zeer kleine veranderinge in de onilerfchjidingstekenen van het oorfpronglyke zoude men hier kunnen vertaaien : De oorlog had den Wt%jelkoers nadeelig gemaakt voor den Pruhjifchen koophandel: fc'won het flechte geld, terflond na het Puiten van den vrede, ver/holten , en de munt op den tuden voet hcrfteld was , koude niets', hehalvcn de eprichting eener Bank, dit ongemak verhelpen. Op deeze w^ze komt de zin my duidelykcr voor; doch I 4 ik Opriclifini» eener P.ani; te Berlyn.  j g) GEDENK SC II RI F T E N oordeelen opgevuld waren , deeze onderwerpen niet diep genoeg doorzien hebbende, beweerden, dat eene Bank zich niet anders, dan in een Gemeenebest, konde op de been houden; maar dat niemand ooit vertrouwen zoude dellen op eene Bank, welke onder eene AHeenheerfching wierd opgericht. Dit was valsch ; want 'er is eene Bank te Koppenhagen, 'er is eene te Rome, en eene andere te Weenen. Men liet dus aan het gemeen de vryheid, van naar zyne verkiezing te redenkavelen , en ging voort tot de uitvoering. De onderfcheiden foorten deezer kantooren werden riaaüwkeuriglyk met elkander vergeleken , om te kunnen oordeelen , welke derzelve voor de gefteldheid des Lands best gefchikt ware, en men vond, dat de Bank van giro, wanneer men 'er eene bank van Leening byvoegde, de gevoegelykfte zoude weèzen. Om dezelve te vestigen , fchoot het Kof achtmaalhonderdduizend Ryksdalers , om tot eenen gvondllag van haare werkingen te verdrekken. In het begin leed de Bank eenig nadeel en fchade , het zy door de onkunde , het zy door de fchurkerye der geenen, welken het beduur van zaaken hadden. Maar zedert dat de Heer van Hagen ze bedtnirde , werden de naauwkeurigheid en de goede orde 'ar gevestigd. Men maakte geene m eerik laat het oortfeel aan den Leczer, en hebbe het onderfcheid niet gewigtig genoeg geoordeeld, om in isn tejist verandering te maaken. Feit.  VAN I763 TOT 1775- *35 ^eerdere bankbriefjes , dan men gelden had, om ze daadelyk te kunnen inwisfelen (*). Behalven het voordeel, welk deeze inftelling bezorgde in het gemaklyker maaken van den koophandel , kwam hieruit nog eene andere nuttigheid voor de Ingezetenen. In vroegere tyden was het gebruikelyk het geld van Weenen in bewaaring te geeven by de Gerechtshoven : en de Weezen, welken, zo lang de pleitgedingen duurden (j-), geheel geene inkomften van hunne hoofdibmmen trokken, moesten daarby jaarlyks één ten honderd betaalen. In het vervolg werden deeze fommen aan de Bank ter bewaaringe toevertrouwd , welke 'er drie ten honderd van gaf aan de Weezen, zo dat deezen inderdaad, wanneer men 'er by rekent , het geen zy te voeren aan de Gerechten betaalden , vier ten honderd wonnen. Naderhand gaf de bankbreuk van Neuville, en andere buitenlandfche koopluiden , aanleiding, tot het brceken van fommige Pruisfifche koopluiden : het vertrouwen in den handel zoude hierdoor geleden hebben , indien het (*) Réalifer. (f) Moet men hieruit befluiten, dat het geld der Weezen alleenlyk by de Gerechtshoven in bewaaring bleef, wanneer 'er verfchil was over den eigendom? Of dat alken in dat geval de inkomften niet ten behoeve der Weezen uitgekeerd wierden? Of hapert 'er iets aan het oorfpronglyke ? Het is my niet ten vellen duidelyk. Vert. I 4  i S& CEDÈ N K S C tl RI F T E N Onderfchclï tien Inrichtingen tot bevorderins; der Beyolkinge,verbet erjpg van Landeijen, enz. bet niet, door de tiisfchênkomst der Bank, ori^ derdeünd cii opgebeurd ware. Weldra kwam" hierop de wisfel op een gelyken voet; en toen werden de koopluiden door de uitwerkfelen overtuigd, dat deeze infïèlling nuttig, en noodig, ware voor hunnen handel. P».eeds had de Bank kantooren in al de groote'deden vaii het Koningryk; en daarenboven had zy huizen in alle handelplaatzen van Europa. Dit maakte den omloop der geldfpecien, ën de betaalingen in de Landfchappen, gemaklyker, terwyl tevens de bank van Leeninge de woekeraars verhinderde , de arme ambachtsluiden (*) , welken hun werk niet fchielyk genoeg konden flyten, in den grond te booreri. Behalven de voordeden, welke hieruit voor het gemeen voortvloeiden , bezorgde het Hof zich ook, door het crediet van de Bank, voor het toekomende, middelen tot vervulling der groote behoeften van den Staat. De Vorden zyn , even als byzondere perfoöhen, in de noodzaaklykheid van aan den eenen kant geld te verzamelen , wanneer zy aan éé'ri' anderen onkosten te doen hebben. Goede landbouwers leiden den loop der beeken , en bedienen 'er zich van , om dorre gronden te befproeien, welke anders, by gebrek van vochtigheid, niets zouden voortbrengen. Uit het zelfde beginfel vermeerderde de Regeering haare inkom- (*) Manufaiïuriers. Deeze Vertaaling fcheen mf hier de gefchiktfte. Vert,  VAN i'/53 tot I775* i'ï? fcomfren , om ze te befteeden tot uhgaaven ,■ welke voor bet algemeene welzyn noodzaaklyk waren. Zy bepaalde zich niet tot de herltelling van het geen de oorlog vernield had, maar wilde ook alles volmaaken, wat voor volmaakinge vatbaar was. Zy nam derhalven voor, zich allerlei lbort van grond ten nutte te maaken, door tfc moerasfen te ontginnen , de landen door vermeerdering van groot en klein vee te verbeteren, en zelfs het zand van nut te doen zyn, door de bosfchen , welke men 'er konde planten. Hoewel wy hier in eenige kleine byzon* derheden trceden, vleien wy ons, evenwel, dat zy belangryk zullen kunnen voorkomen aan de nakomelingfchap. De eerfte onderneeming van deeze foort betreft de Netze en de Wartha, welker oevers men begon te bebouwen, na het ffilftaande water afgetapt te hebben door verfcheiden graften , welke dit water langs onder* fcheiden wegen na den Oder leidden. Dit kostte zevenmaal honderd en vyftigduizend ryksdalers, en drieduizend en vyf honderd huisgezinnen werden in deeze ftreeken gevestigd. De inkomften van den Adel, cu van de Steden in de nabuur* fchap deeze» rivieren, werden hierdoor aanzien* lyk vermeerderd. Het werk werd voltooid in het jaar 1773, en toen beliep dc bevolking daar reeds een getal van vyftienduizend zielen. Vervolgens tapte men de moerasfen af, die na Friedbcrg leiden, alwaar men vierhonderd buitenlandfche huisgezinnen vestigde. In Pomeren I 5 maak*  13S GEDENKSCHRIFTEN maakte men dc meiren van de Madue en van Leba droog , waardoor de Adel dertigduizend bunderen (*) lauds aan weilanden won. Soortgelyke inrichtingen hadden insgclyks plaats omfireeks Stargard, Cammin, Treptow, Rugenwalde en Colberg. In de Mark werden de moerasi'en van dei Ha vel , die van den Rhyn omfireeks Fehrbelling , en die van Finow , tusfchen Ratenow en Ziefar afgetapt, zonder het geld te rekenen , het geen tot verbetering der landgoederen van den Adel bedeed werd , en aanzienlyke lommen beliep. Ter gelyk er tyd wierp men in Friesland (f) dyken op in des Dollaart , door middel van welken men voet voor voet den grond wederwon, welken de zee in het jaar 1724 had ingezwolgen. In het land van Maagdeburg vestigde men tweeduizend nieuwe, huisgezinnen: derzelver armen waren hier dies te noodiger , dewyl te vooren de boeren uit Thuringen aldaar kwamen, om den oogst te helpen inzamelen: van deezen tyd af konde men hen misfen. De Kroon bezat een al te groot aantal van Landhoeven : meer dan honderdënvyftig van dezelve werden in dorpen veranderd , en het geen de Kroon hierby verloor in het duk van inkom den, werd rykelyk vergoed door de vermeerderinge der bevolkinge. Eene Hoeve bevat zelden meer dan zes perfoo- nen, (*) Arpens. (t) Te weeteu, Oostfriesland. Fett.  VAK I763 TOT 1775. 139 ren , en zodra zy in dorpen veranderd waren, hadden zy ieder ten minden dertig inwooners. — Hoe groote zorg de overleden Koning ook had aangewend, om Pruisfen, het geen, in het jaar 1709, door de pest verwoest was geworden, weder te bevolken, was het hem niet gelukt het weder te brengen in dien bloeienden toedand, waarin het was, eer het door deezen geesfel verdorven wierd. Maar de Koning wilde niet, dat dit Gewest minder zoude weezen dan dc overige, en had 'er, zedert den dood van zynen Vader, dertienduizend nieuwe huisgezinnen geplaatst : en, indien men het in vervolg van tyd niet verwaarloost, kan deszelfs bevolking meer dan honderdduizend zielen derker worden. SikGen verdiende niet minder oplettendheid en zorgen tot zyne herdelling, dan de andere Landfchappen. Men vergenoegde zich niet met de zaaken weder op den ouden voet te brengen, men wilde ze volmaaken: men maakte de Priesters nuttig, door alle ryke Abten te verplichten, tot het aanleggen van handwerken : hier waren het werkluiden,welken tafel-linnen maakten,daar oliemolens, op andere plaatzen lederbereiders, of werkluiden in koper of in yzerdraad , naar dat het eene of het andere voor elke plaats best gefchikt was , of best ftrookte met dc voortbrengfelen des Lanus. Daarenboven vermeerderde men het getal der landbouweren in Neder-Sileficn met vierduizend huisgezinnen. Buiten twyffcl zal men verbaasd daan , dat het ge-  Hb GEDENKSCHRIFTEN getal tier geenen, die van den landbouw Ieeveh, dermaate vermenigvuldigd konde worden in een land, waarin geen veld onbebouwd blyft. De reden hiervan is, dat veele Heeren, om hunne erfgronden (*) te vergrooten, ongevoeliglyk de landen van hunne onderdaanen zich hadden toegeëigend. Indien men dit misbruik geduld had, zouden mettertyd verfcheidene pachthoeven ledig zyn gebleven, en de aarde , by gebrek van handen om ze te bebouwen, minder vrucht vooftgebragt hebben: ten laatdeu zoude ieder dorp zynen Heer gehad hebben , zonder Hocvenaars. Maar de eigene bezit* tingen maaken burgers gehecht aan hun Vader, land: de zodanigén, die geheel geenen eigendom hebben , kunnen geene verkleefdheid krygen aan een land , waarin zy niets hebben te verliezen. Wanneer alle deeze dingen den Heeren onder het oog gebragt waren , haalde hun eigen voordeel hen over, om hunne toeflemming te geeven tot het hcrllellen hunner boeren op den ouden voet. Ter vergeldinge hiervan, onderfleunde de Koning, door aanzienlyke fommen, den Adel , ten einde deszelfs crediet , dat te eenemaal vervallen was , weder op de been te helpen. Niet weinige Gedachten , welke voor of door den oorlog in fchulden geraakt waren, Honden op het punt van eène bankbreuk te maaken: het Gerecht verleende hun Brieven van üitdel voor twee jaaren, op dat zy tyd mogtcn heb-? Domaines.  VAN I763 TOT 1775. 141 hebben, om hunne landeryen weder te bebouwen , en zich in ftaat bevinden, om ten minden de renten te betaalen. Deeze Brieven van uitftel bedierven verder het crediet van den Adel te eenemaal. De Koning, die het onderlteunen van den eerften en aanzienlyklten Stand van den Staat zich tot vermaak en tot eenen plicht maakte , betaalde driemaalhonderdduizend ryksdalers aan fchulden van den Adel. Maar de lom, waarmede de landeryen bezwaard waren, beliep vyfëntwintig milliocnen ryksdalers, en men moest zich bedienen van krachtdaadiger middelen. Men deed den Adel vergaderen, die, onder de gedaante van Stenden, zich gezamenlyk voor het geheel verbond voor de gemaakte fchulden. Men maakte' voor twintig milliöenea aan briefjes, welke, in den omloop gebragt zynde , met tweemaalhonderdduizend ryksdalers , welke de Koning 'er by voegde , om de meest dringende bctaalingen werkelyk in geld te doen, binnen weinig tyds het crediet herfteiden : en vierhonderd der aanzienlyklle Gedachten waren hunne behoudenis verfchuldigd, aan deeze heilzaame maatregelen (*). In Pomeren en in de Nieu- (*) Over de fchikkingen in Silefien gemaakt, om. trent de goederen, welke de Edelluiden van tyd tot tyd aaivzich hadden getrokken , kan men nazien den in a, Leven van f re de rik den II, bl. 308 enz., en over het geen, eenige jaaren laater, gedaan werd, om het Crediet des Adels, zo in Silefien als in  l42 GEDENKSCHRIFTEN Nieuwe Mark was de Adel in even Hechten toeftand geraakt, als in Silefien. De Regeering betaalde voor denzelven vyfmaalhonderdduizcnd ryksdalers fchulden , en voegde hier nog vyfmaalhonderdduizend ryksdalers by, om de landeryen der Edelluiden weder in ftaat te brengen. De Steden, welke by den oorlog het meest geleden hadden, werden eveneens verligt : Landshut ontving tweemaalhonderdduizend ryksdalers, Striegau veertigduizend, Malle veertigduizend , Crosfen vierentwintigduizend , _ Reppen zesduizend, Halberftad veertigduizend, Minden twintigduizend, Bielefeld vyftienduizend, en die van het Graaffchap Hohenftein dertienduizend, ryksdalers. Alle deeze uitgaaven waren noodzaaklyk: men moest zich haasten met het geld in de Landfchappen te verfpreiden , ten einde ze zo veel te fpoediger te herftellen. Indien men , in deezen toeftand van zaaken, eene ftrenge fpaarzaamheid had gebruikt, zouden 'er, misfchien, honderd jaaren verloopen zyn, eer het Land weder in een bloeienden ftaat geraakt ware : maar door den fpoed, welken men aanwendde, kwamen meer dan honderdduizend perfoonen in hun Vaderland te rug. Ook was, in het jaar 1773, de bevolking, vergeleken met het geen zy was in 1756 , vermeerderd met meer dan tweemaalhonderdduizend zielen. Men liet het hierby niet be- in andere Landfchappen , Maande te houden of te herftellen, denzelfden, bl. 335, enz.  VAN I763 TOT I775. 143 berusten. In aanmerking neemende , dat het getal der inwoonderen den rykdom der Vorfteu uitmaakt, vond men middel, om in Opper-Silefien tweehonderd en dertien nieuwe dorpen te vestigen, waarvan de inwoonders een getal van drieëntwintigduizend perfoonen beliepen: en men vormde het ontwerp, om het getal der landbouweren in Pomeren met vyftigduizend, en in de Keur-Mark met twintigduizend, te vermeerderen; het geen omtrent het jaar 1780 werd uitgevoerd. Om de uitkomst deezer verrichtingen te leeren kennen, behoeft men alleenlyk den ftaat der bcvolkinge, van het jaar 1740, te vergelyken met dien van het jaar 1779. Zie hier beiden. Iuwoonders. Inwoonders. in 1740 in 177') Pruisftn 370,000 783,000 Hec Kcurvorftendom 480x100 710,000 Maagdeburg "| en y 320,000 280,000 Halberftad J Silefien 1,100,000 1,520,000 Het geheel 2,170,000 3,290,000 2,170,000 Vermeerdering 1,120,000 (*}. Men zoude denken, dat zo verbaazend groote ge- (*) Ik hebbe de vryheid gebruikt om de fchikking van dit tafelt;e een weinig te veranderen. De uitkomst is dezelfde als in het oorfpronglyke; maar ik verbeeldde my , dat het op deeze wyze ruim zo «uidelyk zoude weezen. Vert. Verdere iiit-i gaaven.  1769. i44 GEDENKSCHRIFTEN gefchênken de middelen en inkom Ren dér Kroone riioesten uitputten; ondertiisfchen moet meri hier nog de uitgaaven by voegen, welke de Vestingen vorderden, zo die tot eene grooterc volmaaktheid gebragt , als de nieuwe , welke aangelegd werden, gelyk ook het geld, dat men noodig had om de Artillery te herftellen. Het geheel van deeze fommc beliep vyf millioenen en negenmaalhonderdduizend ryksdalers. Evenwel maakte de Regeering dit alles goed. De Koning had geene van die vertooning maakende üitgaaven, welke aan groote Hoven zo gemeen zyn: hy leefde als een byzonder mensch, om in zyne voornaamfte plichten niet te kort te fchieten. Door.middel van eene gedrenge fpaarzaant: heid , werden de groote en de kleine fchatkamer aangevuld ; de eerde tot goedmaaking van de oorlogsönkosten , de tweede om te dienen tot aankoop van paarden , en van alles , wat vereischt wordt om een Leger in beweeging te brengen. Daarenboven werden negenmaalhonderdduizend ryksdalers te Maagdeburg, en vier millioenen en twccmaalhonderdduizend ryksdalers te Breslau wechgêlegd , tot het aankoopen van voeraadje. Dit geld was by kas, wanneer de oorlog tusfchen Keizerin Katharina en Mudapha ontbrandde. Volgens de Verdragen moest men jaarlyks den Rusfen vyfmaalhonderdduizend ryks-dalers , aan onderdandgelden leveren , zo lang de beroerten in Poolen, en in Turkyen, voortduurden. Plet welzyn van den Staat en dc trouw der  VAN 1763 TOT 1775. "der Verdragen vorderden deeze uitgaaf, -welke* anders geheel te onpas kwam, vooral uit hoofde der groote onderneemingen omtrent de geldmiddelen, waarmede men be:dg was, en die alleen aanzienlyke fommen wecbüeepten. Het betaamde, derhaiven, der Staatkunde den Staat fchadeloos te ftellen voor de 'geldfommcn , welke men na Rusland zond, en die, zonder de omftandigheden, waarin men zich bevond, op eene nuttiger wyze voor de Landfchappen der Pitiisfifche heerfchappy hadden gebruikt kunnen worden. In het volgende jaar ontllond 'er eene algemeene onvruchtbaarheid in het geheele Noorden van Europa , veroorzaakt door de laate vorst, welke alle voortbrengfels der Aarde deed omkomen. Dus was 'er eene nieuwe ellende voor het Volk te vreezen, en eene nieuwe noodzaaklykheid om hetzelve ter hulpe te komen; Men gaf den armen köorn voor niet; maar dewyl het flyteu der Waaren afnam, ontltond hieruit in den opbreng der Accyfen een verlies (*) van vyfmaalhondtrdduizend ryksdalers. De Koning had groote voorraadhuizen doen aanleggen , zo in Silefien , als in zyiie Erflanden: te weeten zesënzeventigduizend winfpels (f), om het Leger,' 8Ü'- (*) Non-valeur. (f) tk meen ergens gevonden te hebben, dat vyftig Berlyufche fchepek een last koorn uitmaaken. 01' winfpel de eigenlyke naam van Zulk e ne maat zy, 'iurve ik niet volftrektlyk b'epaalen, fchbö'n dan dë 1770: [Inure lyd; Voonnnd' ïuizen;  146 GEDENKSCHRIFTEN 1771. Behoedmiddelen tegen de veefterftc> enz. geduurende twaalf maanden, te onderhouden, en negenduizend winfpels , welke alleen voor de behoeften der Hoofdftad gefchikt waren. Zo verdandige fchikkingen bewaarden het volk tegen het gebrek, waarmede het gedreigd werd: het Leger werd uit de voorraadhuizen gevoed, en behalven de graanen, welke men aan het volk gefchonken had , deelde men nog uit tot zaaikoorn. De oogst mislukte het volgende jaar wederom : maar, indien het fchepel rogge in des Konings Staaten voor twee ryksdalers en etlyke grosfchen verkoft wierd , in de nabuurige landen was de ellende nog veel grooter. In Saxen en in Bohemen werd het fchepel verkoft voor vyf ryksdalers. Saxen verloor meer dan honderdduizend inwoonders, welken dooiden honger wechgerukt werden, ^of hun Vaderland verlieten. Bohemen verloor ten minden honderdëntachtigduizend zielen. Meer dan twintigduizend Boheemfche , en even zo veel Saxifche, boeren zochten in de Staaten des Konings eene fchuilplaats tegen de ellende: zy werden met opene armen ontvangen , en gebruikt tot het bevolken der nieuwe dichtingen (*), welke men had aangelegd. De rampen, welke de onderdaanen van andere Mo- hoeveelheid van het opgeleide koorn, tot des Konings verklaarde oogmerk my veel te klein voorkome. Vert. (*) Etablisfemens,  VAN I763 TOT l775-~ Mogendheden ondergingen, ontltonden daaruit, dat men in geen Land, de Pruisfifche uitgezonderd , voorraadhuizen had opgericht. Deezê wederwaardigheden, in welke men voorzien had , en die men konde afwenden door de voorzorgen, welke de voorzichtigheid had tóge* boezemd, verhinderden, ondertusfehen, de Regeering niet de verbeteringen des lancls , waarvan men het ontwerp beraamd had , met dezelfde werkzaamheid voort te zetten. De ondervinding toonde, dat de veefterfte menigvufdiger was in het Brandenburgfche, dan in Silefien. Men vond hiervan twee redenen; te weeten , dat men in het Keurvorftendom (*) en it\ de andere Landfchappen zich niet , gelyk itl Silefien, bediende van het fteenzout, het geeü uit de zoutmynen van Wiliczka gegraven wordt; en dat de inwoonders van het Keurvorftendom en van Pomeren hunne beesten niet op de ftallen voederden , maar ze ter weide licteii «■aan op tyden, wanneer fomtyds de honigdauw dé (*) Les Marches. Men weet, dat het KeurvorItertdom Brandenburg verdeeld wordt in versheiden afdeelingens welke alle, met eenig byvoegfel ter ons derfcheidirige, den naam van Mark draagen; by voor; beeld, de Oude Marl, de Nieuwe Mark, enz. ik hebbë daarom > dewyl in het meervoudige de naam- Marken in onze taaie my vreemdluidende voorkwam^ de algemeene benaaming Keurvorftendom op deeze plaatze» gebruikt. Vert>> K i  148 GEDENK SC H Pv I F TEN de kruiden vergiftigd had. Nadat men deezë nieuwe wyze van het vee te voederen had ingevoerd , werd de fterfte zichtbaarlyk minder menigvuldig, en de bezitters der landeryen hadden minder verliezen te herftellen dan te vooren. Door de oplettendheid , welke men gebruikte , om kennis te krygen van alle buitenlandfche voortbrengfelen, welke ingevoerd werden, vond men, in het doorzoeken van de lystcn der tolhuizen, dat 'er voor tweemaalhonderd en tachtigduizend ryksdalers aan vreemde boter in het Land kwam. Om zelve eene zo noodzaaklyke Waar te kunnen leveren, rekende men alles uit, wat de nieuwe verbeteringen konden opbrengen. Eene koe , wanneer men boter van de melk maakt,brengt gemeenlyk vyf ryksdalers op , en men rekende , dat men, uit de nieuwe bebouwingen, aan welke men arbeidde, tot achtënveertigduizend koeien konde onderhouden , het geen overeenkomt met eene fom van tweemaalhonderd en veertigduizend ryksdalers. Maar hier moet men de verteering der eigenaaren aftrekken, en wanneer men 'er dan byvoegcie het geen men nog noodig had, moest het getal der meerdere koeien tweeënzestigduizend bedraagen. Deeze zwaarigheid moest nog worden wechgenomen: het was, evenwel, mogelyk hiertoe te geraaken, dewyl na alles, wat men ondernomen had , nog eenige minder uitgeftrekte gronden overig waren, welke konden bebouwd worden, en het ontbreekende vervullen. De  VAN I76] TOT 1775. 149 De Regeering , welke zich voorftelde alles te volmaaken , wat gebreklyk was in de oude gebruiken, vond, by een oplettend onderzoek van de onderfcheiden deelen der huishoudkunde ten platten lande, dat, in het algemeen, alles, wat men gemeene weiden (*) noemt , fchadelyk is voor het algemeene welzyn. De Landbouw der Engelfchen begon eerst voordeelig te worden, na de verdeeling der gemeene weiden. Alle eenhoofdige Regeering , welke gebruiken navolgt, die in de Gemeenebesten zyn ingevoerd, verdient niet van willekeurige heerfchappye befchuldigd te worden. Men volgde dus een zo lof- waar* (*) Communes. Over het voor- en nadeel deezer gemeene weiden denkt, ook in Engeland, ieder niet eveneens. Indien derzelver verdeeling onder byzondere eigenaars van den eenen kant den landbouw, het voortbrengen eener grootere hoeveelheid van fcoorn, en den rykdom van eenige perfoonen bevor. dert, het is ook zeker, dat zy aan de andere zyde niet zelden veelen berooft van allen eigendom , en het getal der armen vergroot. Men kan dit onderwerp uitvoeriger behandeld zien by de luc, Hiftoire de la Terre, Tom. I, p. 53 & fuiv. die, evenwel, naderhand erkende, dat deeze verdeeüngen konden ingericht worden op eene wyze , welke haar voor den Staat in het algemeen en voor de byzondera eigenaaren tevens voordeelig maakte, Tom. lil, p. 72 Ê? fuiv. Uit het geen de Koning eenige blad- zyden vroeger In dit Hoofdfhik zeide, raakende d.e bevolking van Silefien, fchynt men te moeten den=, ^en, dat hy het ook omtrent zo begreep. VerU K 3. Verrlee'inï der gemeene weidei.  Ronstwei- fefc 150 GEDENKSCHRIFTEN waardig voorbeeld na : men zond Gemagtigden van het Gerecht en den Raad der Huishoudkunde (*), om de weiden en akkers, welke of door elkander gemengd of gemeen waren , te verdeelen. In den beginne ontmoette dit groote zwaarigheden, dewyl de gewoonte, de Koningin deezer waereld , met voldrekt gezach heerscht over bekrompen geesten. Maar eenige voorbeelden van diergelyke verdeelingen, welke tot genoegen der eigenaaren tot dand gebragt werden, maakten indruk op het gemeen, en weldra werd dit algemeen door alle Landfchappen ingevoerd, In een gedeelte van Brandenburg en van Pomeren vindt men hooge landen , afgelegen van rivieren en van beeken, welke, gevolgelyk, gebrek hebben aan weidlanden, en aan de mest, welke tot bebouwing der landeryen noodzaaklyk is. Dit gebrek ontdond meer uit de plaatslyke ligginge, dan uit mangel van naardigheid in^de eigenaaren ; en hoewel het den menfchen niet gegeven is de natuur der dingen te veranderen, ■wilde men eenige proeven waagen , om door de ondervindinge te leeren wat doenlyk zoude zyn, of wat niet zoude kunnen gelukken. Tot dat einde bediende men zich van een Engelfchen boer , door middel van welken men eene proef deed in een van de baljuwfchappen der Kroone. Zyne handelwyze was in de zandige landeryen raapen te zaaien , welke men in het En- Commisfaires de juftiee f économie.  VAN I763 TOT 1775. l$t Engelsch turneps noemt: deeze liet hy verrotten , waarop hy deeze landeryen bezaaide met klaver en andere kruiden, welke ze veranderden in konstweiden, door welker middel men het getal der beesten op ieder landgoed een derde vermeerderde. Nadat deeze proef zo wel gelukt was, droeg men zorg, om eene zo voordeelige behandeling algemeen te maaken in de landfchappen. Wy hebben reeds gezegd , dat de oorlog en de menigvuldige invallen der vyanden, eene verderflyke regeeringloosheid in de erflanden hadden ingevoerd: deeze breidde zich niet alleen uit over de huishouding ten platten lande, en over de geldmiddelen, maar ook over het houtgewas, het geen de grootmeesters der bosfehen, dewyl 'er niemand was die het oog op hun hield, naar hun welgevallen vernield hadden. Een hardnekkige oorlog, waarvan de gevolgen niet altyd gelukkig konden weezen, deed deeze houtvesters, en eenige onderraaden der geldmiddelen , welken hun deel genooten in de plonderingen, oordeelen , dat de Staat zonder hoope van herltel verloren ware, dat hy binnen kort de prooi der vyanden ftond te worden, en dat het beste, het geen zy in een zo wanhoopigen toeftand konden doen, ware al het houtgewas, het geen zy konden vellen, tot hun voordeel te verkoopen, dewyl toch niemand hun rekenfchap van hun kwaad gedrag zoude afvorderen. Ingevolge van dit valfche denkbeeld, hadden zy de wouden zo K 4 wel Dc Cos fefcen.  IJ* GEDENKSCHRIFTEN wel 'vernield, dat men naauwelyks hierendaafeenige alleen ftaande boomen zag , in plaatze van de dichte bosfchen , welke 'er te vooren gevonden werden. Men was genoodzaakt nieuwe bevelen te doen uitgaan, zo tot het planten van bosfchen , als tot bepaaling van eene even-, redige nedervellinge naar de onderfcheiden foorten van boomen , om eenen regel vast te Hellen , welken niemand konde verbreeken, en vooral om houts genoeg te hebben , het zy tot timmeren , het zy tot verwarming ; een Huk, dat in de Noordlyke Gewesten niet moet verwaarloosd worden Vóór den oorlog had men uit het Keurvoiftcndom en uit Pomeren aan hout een jaarlyksch inkomen getrokken, dat veeltyds -meer dan honderdënvyftigduizend ryksdalers beliep: en men moest middelen zoeken, om deeze inkomflen te herftellen. Met dit oogmerk leide men eene belasting op de doorvoer van het buitenlandfche hout, het geen men langs de Elbe en den Oder deed afdryven. Door dit middel koude men het Saxifche, het Eoheemfche en het Poolfchc hout' tot een laagen prys inkoopen, fen het met voordeel weder verkappen aan Volken, weiken koopvaardyvlooten of oorlogfchepen te bouwen hadden. Men ftelde zich hierdoor in ftaat om de bosfchen te fpaaren, aan welke men den tyd moest geeven, om weder groot te worden, en men vervulde de geleden fciiade der inkomften op een beftendigen ybet. - - *'-;".r.3^jffiu»v vb De  VAN I/63 TOT 1775. ÏJtj De Regeering moet zich niet bepaalen tot een enkel voorwerp: het belang moet niet de édnige beweegreden haarer daaden zyn. Het algemeene welzyn, dat zo veele onderfcheiden takken heeft, biedt haar eene menigte van onderwerpen aan, waarmede zy zich kan bezig houden , en de opvoeding der jeugd behoort aangemerkt te worden als een der voornaamde : deeze heeft invloed op alles : het is waar, zy fchept wel niets , maar zy kan gebreken verbeteren. Dit zo belangryke gedeelte was te vooren, misfchien, te zeer verwaarloosd, in het byzonder ten platten lande, en in de Landfchappen. Zie hier waarin de gebreken beftonden, welke men had te hervormen. In de dorpen der Edelluiden oefenden fnyders het beroep van fchoolmeesters , en in de landen der Kroone verkoozen de Baljuwen ze zonder oordeel. Om een zo verderflyk misbruik uit te rooien , deed de Koning goede fchoolmeesters uit Saxen komen: hy vermeerderde derzelver wedden , en men hield 'er de hand aan, dat de boeren denzelven hunne kinders toezonden, om ze te doen onderwyzen. Ter zelfder tyd kondigde men een bevel af, het geen den Kerkelyken beval de jonge luiden niet tot het Avondmaal toe te laaten, indien zy niet in de fchoolen in hunnen Godsdienst onderwezen waren. Men heeft terftond het genot niet van diergelyke fchikkingen, en de tyd alleen kan 'er de vrucht van doen inzamelen, K 5 Op. Zorg voo!1 de (c hooien ten platten lande;  154 GEDENKSCHRIFTEN en voor andere. Welk gedeelte van Poolen aan Pruislen ten deel viel. Op dezelfde wyze zorgde men voor de hervorminge van alle leerfchoolen (*) , welke tot onderwyzing der jeugd opgericht waren. De Leermeesters leiden zich alleenlyk toe om het geheugen hunner kweekelingen aan te vullen, en werkten niet om derzelver oordeel te vormen en te volmaaken.. Dit gebruik, dat eene voortzetting was van de oude Duitfche fchoolvosfery, werd verbeterd, en zonder verwaarloozinge van het geen tot het vak des geheugens behoort , werden de onderwyzers gelast hunne kweekelingen, van jongs af, gemeenzaam te maaken met de Redeneerkunde, op dat de jongelingen mogten leeren hunne reden te gebruiken, door rechtmaatige gevolgen te trekken uit vastgeftelde en beweezen beginfelen. Terwyl alles in den Staat in werkzaamheid was, alles arbeidde om het geen tot zyn vak behoorde te volmaaken, werd het Verdrag van Verdeelinge tusfchen de drie Kroonen getekend. Pruisfen verkreeg , zo als wy te vooren reeds gezegd hebben, Pomerellien, de Waiwoodfchappen van Culm en van Marienburg, het Bisdom van Warmie, de ftad Elbing, een gedeelte van Cujavie , en een gedeelte van Pofen. In dit nieuwe Landfchap waren omtrent vyfmaalhonderdduizend inwoonders. De goede landeryen zyn 'er aan den kant van Marienburg , langs den Weisfel, aan de beide oevers der Netze, met (*) Colléges.  VAN I7<53 TOT I77S. 155 met byvoeginge van het Bisdom van Warmie. Maar in vergeldinge hiervan heeft men in Pomerellien , en in het Waiwoodfchap van Culm veele met een dor zand bedekte ftrceken. Het voordeel deezcr aanwinninge beftond voornaamclyk daarin , dat het Pomeren vereenigde met het Koninglyke Pruisfen, de Regeering meester maakte van den Weisfel, en gevolgelyk van den Poolfchen koophandel; en dat, in aanmerkinge van de menigte van tarwe, welke dit laatstgemelde Koningryk uitvoert, de Pruisfifche Staaten in het vervolg noch fchaarsheid, noch gebrek, te vreezen hadden. Deeze aanwinst was, derhalven, nuttig, en konde , door middel van verftandige fchikkingen , een ftuk van aanbelang worden. Maar, wanneer dit Landfchap onder de Pruisfifche heeifchappy viel , droeg 'er alles de kentekens der regecringloosheid , der verwarringe en der wanorde, welke moeten heerfchen by een barbaarsch volk , het geen kruipt in het flyk der onkunde en der domheid. Men begon met de lyst der landeryen, om 'er de lasten naar te regelen. De belasting werd geregeld op denzelfden voet als in het Koninglyke Pruisfen. De Kerkelyken betaalden op gelyke wyze als de Bisfchoppen en de Abten in Silefien. De Starostyen werden goederen der Kroone: zy waren leengoederen den bezitteren voor hun leeven gefchonken, gelyk die der Timarioten by de Turken ; de Koning ftelde de Eigenaars fchadeloos, met Verbetering gen in hetzelve gemaakt.  Ï773- ï55 GEDENKSCHRIFTEN rnet eene fom van vyfmaalhonderdduizend ryksdalers , welke hun eens voor al betaald werd. Men bragt in dit boerfche en barbaarfche land de Posten in gebruik , en bovenal delde men Gerechtshoven in , welker naam zelfs in deeze gewesten naauwelyks bekend was. Men fchafte eene menigte van even grillige als buitenfpoorige wetten af. In de laatfle plaatze beriep men zich van het vonnis deezer Hoven, op het Opperde Gerechtshof te Berlyn. De Koning deed eene vaart graaven, welke zevenmaalhonderdduizend ryksdalers kostte , om , van Nakel op Bromberg, de Netze te vereenigen met den Weisfel, door welk middel deeze groote rivier eene regelrechte gemeenfchap kreeg met den Oder, de Havel, en de Elbe. Deeze vaart had eene dubbele nuttigheid ; zy deed ook het dilftaande water afloopen van eene groote uitgëftrektheid gronds , waarop men volkplantingen van buitenlanders konde vestigen. Alle huishoudelyke gebouwen waren hier vervallen; en derzelver herdelling kostte meer dan driemaalhonderdduizend ryksdalers. De Steden waren in den deerniswaardigften toeftand. Culm had goede muuren en groote kerken; maar, in de plaatze van ftraaten , zag men niet anders dan de kelders van huizen , welke 'er eertyds geweest waren : van veertig huizen, welke de groote markt indooten , waren achtentwintig zonder deuren, zonder daken, zonder venfters, en hadden geene bezitters. Bromberg was in den-  VAN I763 TOT I775. 157 denzelfden ftaat. Dit verval had reeds plaats gehad zedert het jaar 1709, wanneer de pest dit Landfchap had verwoest ; maar de Polakken waren niet op de gedachten gekomen, dat men de rampen moest herltellen. Men zal moeite hebben om te gelooven , dat een Snyder een zeldzaam man ware in deeze ongelukkige gewesten; in alle lieden moest men Snyders zich doen nederzetten, gelyk ook Apothekers, Wagenmaakers , Schrynwerkers , en Metfelaars. Deeze lieden werden herbouwd en bevolkt. Te Culm werd een huis opgericht, waarin vyftig jonge Edelluiden opgevoed worden door meesters, geheel gefchikt tot hunne onderwyzinge. Honderdënvyftig Schoolmeesters, zo Proteltanten als Catholieken, werden op onderfcheiden plaatzen aangefteld, en door de Regeeringe betaald. In dit ongelukkige land wist men niet wat opvoeding van kinderen ware : ook was het zonder zeden , zo wel als zonder kundigheden. Eindelyk, men zond meer dan vierduizend Jooden , welke door het land liepen bedelen, of de boeren beftalen], na.Poolen te rug. Dewyl de koophandel de voornaame tak der inkomften van West-Pruisfen uitmaakte , zocht men zorgvuldiglyk alles op, wat denzelven konde uitbreiden. De ftad Elbing won hier het meeste by , door den handel , die te vooren over Dantzig gedreven was , tot zich te trekken. Tot de verkooping van het zout werd ee- I Koophandel.  Befluit. DER- 158 GEDENKSCHRIFTEN eene Maatfchappy opgericht , welke in vefgel* dinge van eene jaarlykfche erkentenisfe van zeventigduizend ryksdalers , die zy den Koning van Poolen betaalde, door het geheele Koningryk het uitfluitende recht (*) verkreeg van deeze Waar te flyten , het geen de Oostenrykfchen noodzaakte hun zout van Wiliczka aan haar te verkoopen, en deeze Maatfchappy deed bloeien. De inkomften van West-Pruisfen werden , in het geheel, gebragt op twee millioenen ryksdalers ; welke , gevoegd by het geen de Bank, de Accys , en de Tabak opbragten, den Staar eene vermeerdering van inkomften van meer dan vyf millioenen bezorgden. Zo kan een ftelfel van beftuuringe van geldmiddelen, het geen geduurig tot grootere volmaaktheid gebragt, en van Vader tot Zoon gevolgd wordt, den ftaat eener Regeeringe veranderen, en haar van arm, zo als zy was, ryk genoeg maaken , om ook haar greintje te leggen in de fchaal der magt, welke de eerfte Vorften van Europa bezitten» (*) Monopok*  VAN I763 TOT I775. iS9 DERDE HOOFDSTUK. Over het Krygsweezen. Zeven veldtochten , welke zeventien groote veldflagen (*), en bykans evenveel niet minder bloedige gevechten hadden uitgeleverd, drie door het Leger ondernomen , en vyf uitgeflaane belegeringen , zonder de onderneemingen op de winterkwartieren der vyanden , en andere ten naasten by gelyke krygsverrichtingen mede te rekenen , hadden het Leger zodanig vernield , dat een groot gedeelte der beste Bevelhebberen, en der oude krygsknechten, al drydende waren omgekomen. Om hierover te kunnen oordeelen, behoeft men zich Hechts te herinneren, dat het winnen van den veldllag by Praag alleen twintigduizend mannen kostte: men voege by deeze rekening, dat wy van de Oostenrykfchen veertigduizend krygsgevangenen hadden, en zy bykans evenveel van de onzen, onder welker getal men meer dan driehonderd Officiers moest rekenen; dat de ziekenhuizen allen opgevuld waren met gekwetften, en dat men onder de regimenten Voetvolk (f) weinig meer dan honderd man- (*) Bat ai lies rangées. (tj Zekerlyk meent de Schryver, onder ieder regiment Slechte toe» Mand van het Leger by het fluiten van den vrede.  Afdanking yan een gedeelte der manlchap. ï6o GEDENKSCHRIFTEN mannen vond , welken in het begin van dcri oorlog gediend hadden. Meer dan vyftien- lionderd Officiers, welken in onderfcheiden gevechten gefneuveld waren , hadden den Adel krachtig verminderd , en die nog overig waren in het land, Waren oF Grysaarts of Kinderen; die niet konden dienen. Het gebrek aan Edelluiden en het aantal van opengevallen Officiers* plaatzen maakten, dat men zyne toevlucht nam tot den burgerfiand , om ze te vervullen. 'Fr waren bataillons, welke niet meer dan acht Officiers tot het waarneemen van den dienst hadden overgehouden: de anderen waren of dood, of gevangen, of gekwetst. Uit deeze moeilyke omflandigheden is het gemaklyk te befluiten, dat zelfs de oude regimenten zonder orde , zonder krygstucht, en zonder naauwkeurigheid, waren, en dat hun gevolgelyk de behoorelyke veerkracht ontbrak. Zodanig was de toeftand des Legers , wanneer het, na den vrede van Hubertsburg, weder in zyne oude kwartieren keerde. De Regimenten beltonden toen meer uit inboorlingen cies lands, dan uit vreemdelingen: de compagnien waren honderdtweeënzestig mannen fterk; van deezen dankte men veertig af, die van nut werden , door de landeryen weder in een bebouwden ftaat te brengen. De vrybataillons dienden ment Voetvolk , het eene door het andere' gére'kéndé Vert.  VAN 1763 TOT 1775. l6l den tot liet voltallig maaken der garnifoeüsrcgi* meniën , welke insgelyks hun affcheid gaven aan de nationaale krygsknechten, welken zy teveel hadden. Ue lluitcry dankte honderdenvyttig man af van ieder regiment: de Ilusfaarcu ieder vierhonderd : dus wonnen de Lantllehappen, by deeze afdanking, dertigduizend zevcuhonderdëntachtig landbouwers , welken hun ontbraken. Ilierby liet men het niet: het getal der nationaalen was te vooren willekeurig geweest; men bepaalde het rul op zevenlionderdëntwintig man voor ieder regiment, en het geen 'er ontbrak, om de eompagnicn voltallig te maaken , werd. buitenslands geworven. De krygsknechten der underfeheiden landftreeken (*) kreegen verlof, om te trouwen zonder toeltemminge van hun* nen kapitein : weinigen wydden zich den 011 ge-, huwden ftaat toe, en het grootde getal verkoos liever het zyne toe te brengen , tot het vermeerderen der bevolkinge. De uitwerkfels van deeze goede fchikkingen beantwoordden aan de verwachtinge der Regeeringe , en, in het jaar 1773, was het getal der opgetekenden (f) reeds zeer veel grooter, dan in het jaar 1756. In (*) Canions. De Pruisfifche landen zyn verdeeld in byzondere ftreeken , welke ieder tot haar regiment , het geen 'er ook in vredestyd beltendig zyn kwartier heeft , de noodige manfehap aioeten levéren. Vtrtt (f) Enrêles, V. DEEL. £1  i6i GEDENKSCHRIFTEN Orde op de aanwerving gcUeld. Schouwingen van hec krygsvolk. In vroegeren tyd wierven de kapiteinen zeiven het noodigé volk tot hunne compagnien aan , uit het geld, het geen zy aftrokken van de befoldinge der veriofgangeren. Deeze manier had aanleiding gegeven tot al te veel misbruiken : de Officiers , om het geld te befpaaren, dwongen de menfehen met geweld tot den dienst : de gehcele waereld fchreeuwde hierover , en geen Vórst wilde diergelyke geweldenaaryen in' zyn gebied toelaaten. Men veranderde daarom deeze huishouding derwyze , dat de Generaal Wartenberg alleen de befolding der veriofgangeren trok, waarvan de kapiteinen, boven hunne befolding, dertig ryksdalers ter maand ontvingen. Het overfchietende gebruikte men tot de aanwervingen , welke jaarlyks zeven- of achtduizend man , buitenslands geworven krygsknechten , aanbragtcn , die , met de vrouwen en kinderen, welke zy met zich voerden , eene volkplanting van krygsvolk (*) , van omtrent tienduizend perfoonen, uitmaakten. Schoon een éénige zoon van eenen boer geen krygsman wierd ,■ won het Leger van jaar tot jaar in dc grootte der manfehap , en in het jaar 1773 was 'er, onder de regimenten Voetvolk geene compagnie meer , welker krygsknechten beneden de vyf voeten en vyf duimen waren. De Regimenten , zo van Voetvolk als van Rui- (*) Colome militaire.  VAN 1763 TOT I77S. 163 Ruiterye , werden verdeeld in onderfcheidcn fchouwingen (*) , om 'er de orde , de naauwkeurigheid, en de ftrengheid, der krygstucht te doen herboren worden, ten einde 'er eene volmaakte gelykheid in het Leger mogt zyn , en zo wel Officiers als Gemeenen, in het ééne Regiment gelyk in het andere, dezelfde beftuuring hebben. De Regimenten van den Rhyn, en van den Wefer, hadden tot Opziener den Generaal Duringshofcn; die van het Hertogdom Maagdeburg den Generaal Saldern; die van het Keurvorftendom werden verdeeld onder den Heere van Ramin, den Hecre van Steinkeller, en den Colonel Buttiar ; die van Pameren vielen den Generaal Mollendorf ten deel; die van Pruisfen den Generaal Stutterhcim , en die van Silefien den Generaal van het Voetvolk ïauenzien ; de Luitenant Generaal van Bulow had het opzicht over de Ruitery van Pruisfen, de Generaal Seidlitz over die van Silefien; de Generaal Lollhoffel over die van Pomeren en van de Nieuwe Mark , en die van het Keurvorftendom en van het land van Maagdeburg , werd gefield onder de beftuuring van den Generaal Krufemarck. Niets kostte meer moeite, dan het herftellen der orde en der krygstucht onder dit Voetvolk, dat zo zeer verbasterd was van het geen 't voor deezen was geweest. Men had geftrengheid noodig, om den krygsknecht gehoorzaam ts (*) Infpeftions. < L 2 Herdelling der orde en kryguucht onder liet Voetvolk.  i64 GEDENKSCHRIFTEN te maaken, oefening om hem behendig te doeri worden , en eene langduurige hebbelykhcid om hem zyn geweer viermaal in eene minuut te keren laaden, om zonder waggelen in eene rechte lyn voort te trekken, en eindelyk zich te kunnen voegen naar alle beweegingen , welke onderfcheiden gelegenheden in den oorlog van hem konden vorderen. Maar wanneer men met de Gemeenen gedaan had , was het nog veel bezwaarlyker de jonge Bevelhebbers te vormen, en denzelven de in hun beroep noodige kundigheid te bezorgen. Om hen gemeenzaam te maaken met het beloop deezer beweegingen, oefende men hen, in de nabuurfchap hunner bezettingen, in de verfchillende ontwikkelingen (*), in aanvallen in eene vlakte , in het aanvallen van verlterkte posten, gelyk ook in die van dorpen, in de beweegingen eener voorhoede, in die van eenen aftocht, in het maaken der vierkanten, om te weeten , hoe zy moesten aantasten , en hoe zy zich moesten verdedigen. Dit werd den geheelen Zomer door gedaan, en eiken dag herhaalden zy een gedeelte van hunne les. Om deeze oefeningen algemeen te maaken , vergaderden de benden [jaarlyks] tweemaal-, de cerfte reis in het voorjaar, de andere in den herfst. Men deed dan geene andere dan groote krygsverrichtingen, het verdedigen en aantasten van posten, op voeraadje gaan, optochten van allerlei (*) Dépkiimens,  VAN 1763 tot 1775- I(Ss lei foorten, en fpiegelgcvechten , waarin de benden werkelyk de beftelliogen en fchikkingen vertoonden, welke daartoe vooraf gemaakt waren. Dus werd de vrede voor het Pruisfifche krygsvolk, volgens de uitdrukking van Vegetius, eene fchool , en de oorlog eene oefening (*)• Chidertusfehen moet men niet gelooven, dat, terftond na den vrede, de eerfte verrichtingen zeer luisterryk waren. 'Er is tyd noodig om de tot daadelyke oefening gebragte krygsordening (f) te doen overgaan, tot eene zaak van hebbelyke gewoonte , welke de benden uitvoeren zonder moeite. De naauwkeurigheid, welke men wenschte in te voeren , begon zich niet zichtbaar te vertoonen dan zedert het jaar 1770. Van dien tyd af kreeg het Leger eene andere gedaante, en men zoude het, zonder vreezc van zich te bedriegen, met veel vertrouwen ten oorlog hebben kunnen leiden. Om tot deezen trap van volmaaktheid, welke voor het welzyn van den Staat van zo veel aanbelang is, te geraaken, had men het lichaam der Bevelhebberen ontlast, van alles wat tot den onadelyken ftand behoorde (•]-). Deeze foorten van (*) La paix devint une école , & la guene mie pratique. (f) La taüique mife en pratique. (4) De tónt ee qui tenoit a Ia roture. HeE blykt dik van elders, dat de Koning zeer gefield L 3 ' pm Ade'yke Bevelhebbers.  ï66 GEDENKSCHR1F T. £ N van voorwerpen werden geplaatst in de garni« foensregimenten (*) , alwaar zy ten minden zo goed waxen als de'geenen, welken zy opvolgden ,.;en die, te'zwak zynde om langer te dienen , op jaargeld gefield werden: en dewyl het Land zelve het getal der Edelluidcn , welken tot het Leger noodig waren, niet uitleverde, nam men vreemdelingen in dienst , uit Saxen , uit het Mecklenburgfche , of uit het Keizerryk, onder welken men eenige goede voorwerpen aantrof. Het is noodiger, dan' men zich verbeeldt, deeze oplettendheid te gebruiken in de keuze der Bevelhebberen, dewyl de "Adel gemeenlyk eer bezit. Men moet,' ondertusfehen , niet ontkennen , dat men fomtyds verdiende en bekwaamheid vindt by menfehen zonder geboorte ; maar dit gebeurt zelden, en in zuiken geval doet men wel was op adclykc Bevelhebbers. De reden , welke Z. M. hiervan geeft aan'liet einde deezer paragraaf, moge eenig gewicht hebben; maar dit gewicht ont> ftaat veelmeer uit byzondere omftandigheden , en uit de verachtinge , waaronder de burgerftand zucht in de meeste alleenheerfehin'gen, dan uit de natuure der zaake. En gewis kan niet verdedigd worden het geen Z. M. zegt,dat men zelden verdienfte en bekwaamheid vindt by "menfehen zonder adelyke geboorte. Vert. (*) Deeze zyn de regimenten, welke eigenlyk dienen tot bezetting in de Meden, en in het Pruisfifche in mindere achting-: zyn dan de veldregimenten, „welker beftemming is de veldtochten te doen, ingevalle van oorlog. Vert.  VAN TOT 1775' 167 wel met ze te behouden. Maar in het algemeen is voor den Adel geen andere wech open , dan zich te doen uitmunten in den wapenhandel. Indien hy zyne eer verliest , vindt hy zelfs in het vaderlyke huis geene wykplaats; terwyl een onadelyke , na het begaan van laagheden, zonder bloozen , het beroep van zynen vader weder opvat, en zich niet verbeeldt iets van zyne eere verloren te hebben. Een Bevelhebber heeft verfcheidene kundigheden noodig , maar gene der voornaamfie is die van den Vestingbouw. Vallen 'er belegeringen voor? dan vindt hy gelegenheid om uit te munten. Is hy in eene belegerde ftad? hy kan daar goede diensten doen. Moet 'er eene legerplaats verfterkt worden ? men bedient zich van zyne bedrevenheid. Valt in de voorposten van de keten der winterkwartieren eenig dorp te verfchanfen ? men gebruikt hem ; en indien hy flechts eenige genie (*) bezit, vindt hy honderd gelegenheden om zich te doen kennen. Op dat het den Bevelhebberen in een zo nuttig gedeelte der weetenfehap van eenen Ingenieur, niet aan onderrichtinge mogt ontbreeken, had de Koning, by elke fchouwing (f) , eenen in die weetenfehap (*) Ik hebbe hier het Franfche woord behouden, dewyl deszelfs geheele betekenis zich niet, dan door eene lange omfchryvinge, in het Nederduitsch laat uitdrukken. Vert. (t) Infpeiïion. L 4 Ingenieurs.  ï6S GEDENKSCHRI F T E N fcbap kundigen Officier gevoegd , om aan de jonge Bevelhebberen de kundigheden mede te deden, welke Hun ten deezen opzichte ontbraken. Nadat zy de eerlle beginfels deczer kunst geleerd hadden, deed men hen Werken affcheti'cn , gefchikt naar de onderfcheiden gefteldheden van den grond; zy koozen Legérplaatzén uit, regelden den Optocht der kolommen, en dorsten in hunne bellekken zelfs de voorposten der Ruitcrye niet vergeeten. Deeze, oefening breidde den kring hunner denkbeelden uit , én leerde hen in het groot denken ; zy vormden zich regels van het aflleeken van legérplaatzén, en kreegen reeds in hunne jeugd de kundigheden, welke de Generaals behooren te hebben. De oplettendheid , welke men gebruikte om bet Voetvolk der vcldregimenten tot volmaaktheid te brengen, verhinderde niet, dat men insgejyks het oog hield op de regimenten, die gejankt waren om in de bezettingen te dienen. Zy, dje de vestingen verdedigen, kunnen even grpojte diensten doen , als die vehlllagen winnen. Men zuiverde deeze regimenten van alles wat verdacht was , zo wel onder de Bevelhebberen als onder de Gemeenen : men bragt ze onder krygstucht, even gelyk de vcldregimenten, en telkens, wanneer de Koning, in de Landfchappen des Ryks, de wapenfehouw deed over het krygsvolk , vertoonden 'er zich insgelyks deeze garnifoensregimenten. Deeze manfehappen waren , wat de lichaamslengte betrof, minder groot  VAN I/63 TOT 1775. 169 ^root dan dc overigen ; evenwel vond men 'er geenen krygsknecht ouder, die minder dan vyf voeten en drie duimen lengte had ; en hoewel zy niet zo fchielyk als het Voetvolk .van de veldregimenten konden laaden , zoude, zedert bet jaar 1773, geen Generaal moeielyk geweest zyn, dat hy ze onder zyne brigade had. Wat de Ruitery aanbelangt, het was 'er verre af, dat haare geleden verliezen in dezelfde evenredigheid zouden geweest zyn, als. die van het Voetvolk. Daar zy by alle gelegenheden de overwinning had behaald , waren de oude Bevelhebbers en de oude Gemeenen ten naasten by behouden gebleven. Het gebeurt altoos, dat, boe langer de oorlog duurt, het Voetvolk dies te meer te lyden heeft; en, door een tegengeftéld uitwerkfel, verkrygt de Ruitery eene grootere volmaaktheid , naarmaate de oorlog langer blyft voortduuren. Men gebruikte eene byzondcre zorg, om dit achtenswaardige lichaam te voorzien van de beste paarden, welke men bekomen konde. Men had, evenwel, iets te verwyten aan fommigen van onze Generaals der Ruitcrye, die, het bevel hebbende over afzonderlyke hoopen volks , het Voetvolk verkeerdlyk en te onpas hadden doen werken : en dezelfde befchuldiging konde men ook inbrengen tegen fommige Bevelhebbers van het Voetvolk, welken hunne Ruitery met weinig oordeel en beleid gebruikt hadden. Om het gebeuren van dier-gelyke grove misdagen in het vervolg voor L 5 tc Des Konings Werk over liet (tellen der dagorden, en het af(leeken van Legerplaatzen.  i7o GEDENKSCHRIFTEN te komen, Helde de Koning een Werk op, over het ftellen der dagorden , en het aflleeken van legerplaatzen ■ , het geen de algemeene regels behelsde , zo van den verdedigenden , als van den aanvallenden , oorlog; de ondeiTcheiden verordeningen , zo voor de aanvallen als tot het verdedigen , werdén daarin aangetoond, met allerlei fchikkingen ingericht naar de gelegenheid van gronden , welke by het geheele Leger bekend waren. Dit in orde gebragte Boek , het geen vol was van duidelyke voorfchriden , bevestigd door al de ondervindinge der voorleden oorlogen, werd gedeld in de handen der Opzieneren. Zy gaven het te leezen aan de Generaals , zo wel als aan de Hoofdbevelhebberen der bataillons en' der regimenten Ruitery; maar voor het overige gebruikte men de grootde oplettendheid, om voor te komen, dat het gemeen 'er eenige dc minde kennis van kreeg. Dit Werk deed eene gr'ootere uitwerking, dan men gehoopt had: het opende het verdand der Bevelhebberen, raakende verrichtingen, van welke zy het oogmerk niet begrepen hadden: hunne kundigheid maakte zichtbaare voortgangen , en deWyl de voorfpoed in! den oorlog voornaamelyk afhangt van de goede uitvoeringe der gemaakte fchikkingen , en dewyl men ,. naarmaate men meer bekwaame Generaals heeft , zich te meer van' een goeden uitflag kan verzekeren , had men (*■) Un ouvrage de tacïiqae ci? de cajlromitrie.  ka* 1753 tot 1775- 171 men reden om te geloqyen, dat, na het neemen van zo veel moeite om de Bevelhebbers te onderrichten , de bevelen naauwkeuriglyk zouden opgevolgd worden, en de Generaals geene misdagen begaan, die van genoegzaam aanbelang waren , om het verlies van eenen veldflag te veroorzaaken. Volgens de gebruiken , welke in den laatden oorlog ingevoerd waren , was de Artillery een voornaam gedeelte der Legers geworden. Men had het getal der ftukken gefchut op eene zo verbaazende wyze vermenigvuldigd, dat het tot een misbruik verbasterd ware. Maar om zyn voordeel niet te verliezen, moest men 'er evenveel van hebben als de vyand. Tot dat einde begon men met de veldartillery weder in ftaat te brengen, en achthonderdachtënzestig ftukken gefchut- moesten verfmolten worden. Vervolgens ging men over tot het gefchut der vestingen, het geen, voor een gedeelte, te wyd van laadgat was geworden. Men bedacht eene foort van karren , op dat ieder bataillon altoos laadingen in voorraad mogt hebben , welke voor ieder peloton in afzonderlyke zakken bewaard werden , om de uitdeeling te gemaklyker te maaken. Men verdubbelde het getal der buskruidmolens , welke jaarlyks zesmaalhonderdduizend ponden in gereedheid bragten , terwyl de fmedcryen werkten aan het gieten van bomben, kogels en groote granaden (*). De (*) Grenada roya/es, Ariillery.  ï7a GEDENKSCHRIFTEN Vestingen , miz. Oefening der kanonniers, enz. De Vestingen werden voorzien van timmerhout' en van ribben tot dienst der batteryen, en dewyl men eene volkomene artillery voor het Leger, in voorraad, begeerde te hebben, deed men, daarenboven, achthonderdachtënzestig veidftukken gisten. Alle deeze onderfcheiden werken, met byvoeginge van zes millioenen ponden buskruid, werden, tegen het einde van het jaar 1777, in de tuighuizen geleverd. Dit kwam voor de artillery, voor de herdelling van derzelver karren en overigen trein , te ftaan op een millioen, negenhonderd en zestigduizend ryksdalers. Dit was veel, maar de uitgaaf was noodzaaklyk. In het begin van den oorlog des jaars 1756, had Pruisfen niet meer dan twee bataillons artilleristen. Dit getal was al te klein in vergelykinge van dat der vyanden: men bragt het op zes bataillons , ieder van negenhonderd man, behalven de afzonderlyke compagnien, welke in de onderfcheiden vestingen verdeeld waren. Dit lichaam bleef, na het fluiten van den vrede, op de been zo als het was , en men bouwde te Berlyn groote cafernen, op dat dit volk, altoos byeen zynde , te beter , en op een meer gelyken voet, mogt geoefend worden in den dienst, tot welken het gefchikt was. Men deed de Bevelhebbers onderwyzen in den vestingbouw, op dat zy in de kunst der belegeringen volleerd rnpgten worden. De kanonniers en bombardiers werden alle jaaren geoefend. Zy moesten in écnen nacht eene battery opwerpen; zy leerden het  VAN I^ÖJ TOT I77S. 173 het vyandlyke gefchut reddeloos fchieten , ricochetfchooten doen, en de bomben juist werpen , in weerwil der verfchillende richtingen van den wind, die ze na den eenen of den anderen kant dreef, en van de bedoelde plaats deed afwyken. Men deed ook veldftukken in eene lyn voorwaards rukken, even als of zy tusfchen de bataillons verdeeld geweest waren. Deeze waren verplicht zich van het minfte heuveltje op den grond te bedienen , om geen hunner voordeden te verwaarloozen, en telkens het gefchut wel te Hellen , eer zy hunnen fchoot deeden. Dewyl men alles ten naauwften uitpluisde , had men aene nieuwe foort van haubitzers uitgedacht, welke hunne granaden op vierduizend fchreden afftands wierpen. De bombardiers werden geoefend in de kunst van zich op verfchillende afftanden van dezelve te bedienen ; en men be« fpeurde, dat men, om aan de veldllukken den hoogften trap van vaardige beweeginge te geeven , voor welken zy vatbaar zyn, de artillery nog met een zeker getal van werkgasten moest vermeerderen , op dat de Hukken, door kracht van menfeheniirmen, onder het voortrukken, beftendiglyk by de bataillons mogten blyven. Het Leger had veele veldtochten gedaan, maar dikwyls had men by het hoofdkwartier gebrek gehad aan goede kwartiermeesters (*). De Koning wilde dit lichaam in orde brengen, en verkoos f *) Marêchaux de logiu Kwirtïermeesters»  Kadettenfchool en Academie. 174 GEDENKSCHRIFTEN koos twaalf Bevelhebbers, welken reeds eenige kundigheid van de weetenfehap van eenen Ingenieur hadden , om ze zelve verder te oefenen. Met dat oogmerk deed men hen gronden opneemen , wachtplaatzen tekenen, dorpen verfterken , hoogten verfchanfen, zogenoemde palankén (*) opwerpen, dc kolommen in den optocht des Legers tekenen , en vooral gewende men hen zeiven alle moerasfen en beeken te peilen , om zich door onachtzaamheid niet te vergisfen, en eene waadbaare rivier, of een moeras, welk het Voetvolk konde doortrekken, zonder zich de enkels nat te maaken, aan een Leger tot een fteunpunt te geeven. Deeze misflagen zyn van zeer grooten gevolge, dewyl de Franfchen by Malplaquet, en de Oostenrykfchen by Leuthen, niet zouden geflagen zyn geworden, indien zy diergelyke niet begaan hadden. De opvoeding van jonge luiden van rang, welken zich den wapenhandel toewyden , is eene zaak, die de grootfte oplettendheid verdient. Men kan hen van hunne jeugd af opleiden, tot het beroep , waartoe zy gefchikt worden , en door goede oefeningen dermaate doen vorderen, dat hunne bekwaamheid eene vrucht gelyke, welke door haare vroege rypheid dies te beter is. Ge- duu- (*) Palanken zyn eene foort van verfchanfinge, beftaande uit eene influitinge van ftormpaalen, met eene achter dezelve opgeworpen borstweeringe. Men zegt, dat zy uit Hongaryen oorlpronglyk is. Vert.  VAN Ï763 TOT' 1775. 175 iltiurende den laatden oorlog, was de opvoeding der kadetten dermaate verbasterd, dat de jonge luiden, welken uit dat lichaam kwamen, naauwelyks konden leezen en fchryven. Om dit kwaad met den wortel uit te rooien, Helde de Koning aan het hoofd van dat kweckfchqol den Generaal Buddenbrock, die, buitelt tegenfpraak, in het geheele Land de bekwaamde man was, om deeze bediening waar te neemen. Ter gelyker tyd koos men goede Leermeesters en vermeerderde derzelver getal in evenredigheid van dat der kweekelingen , welken zy moesten ondervvyzen. Om insgelyks het gebrek van opvoedinge van den Pomerfchen jongen Adel, wiens ouders te arm waren om zeiven daarin te voorzien, te gemoet te komen, vestigde de Koning, eene fchool in de ftad Stolpe, alwaar zesënvyftig kinderen van aanzien, op zyne kosten, gevoed , gekleed en onderwezen werden. Nadat zy de eerde grondbeginfelen der weetenfehappen doorgegaan waren, en hunne oefeningen in de Taaien , Gefchiedenisfen en Oudheidkunde (*) hadden ten einde gebragt , werden zy overgebragt na het kadettenfchool, alwaar hunne opvoeding verder voltooid werd.. Het onderwys liep voornaamelyk over de Gefchiedenis , de Aardryksbefchryving , de Redeneerkunde , de VVis- (*) Den zin van het Franfche woord Humam'tez, wist ik niet anders dan door deeze omfchryvinge uit te drukken. Vert.  Vetfterking van Silberberg en Colberg. 176 GEDENKSCHRIFTEN Wiskunde en -den Vestingbouw kundigheden , welke een Bevelhebber bezwaarlyk kan ontbeeren. Ter zelfder tyd werd eene Academie opgericht, tot welke de zodanigen der Kadetten overgingen , die den meesten geest deeden blyken. De Koning zelve regelde derzelver gedaante , en ftelde een berichtfchrift (*) op , 't geen het voorwerp der oefeningen behelsde van hun, welke men in dezelve zoude plaatzen, en het beftek dèr%pvoedinge, welke zy daar moesten ontvangen. Tot Hoogleeraars verkoos men de bekwaamde perfoonen , die men in Europa konde vinden. Vyftien jonge Edelluiden werden hier opgebragt, onder dc oogen van vyf Opzieneren. Derzelver geheele opvoeding werd ingericht, om hun oordeel wel te vormen. Deeze Academie maakte opgang , en leverde vervolgens nuttige voorwerpen , welke by het Leger geplaatst werden. Na de verovering van Silefien , had men al- ¥ daar verfcheidene vestingen gebouwd. Het grootfte gedeelte had noodig tot grootere volmaaktheid gebragt tc worden , en men moest nog eene nieuwe aanleggen te Silberberg, om meester te weezen van de wegen, welke ter linkerzyde na Glatz en ter rechter ria Braunau leiden. Deeze onderfcheiden werken hadden, in het jaar j.777, dc fom van vier millioenen, honderd en zesënveertigduizend ryksdalers gekost , terwyl men (*) Inftruction.  VAN I763 TOT 1775. 177 men in Pameren de ftad Colberg verfterkte, welke achtmaalhonderdduizend ryksdalers kostte. By den inval der Rusfen , had men befpeurd, dat deeze plaats , in diergelyke gelegenheden van het uiterfte gewicht konde worden. Schoon men aan alle deeze vestingen met magt arbeidde , waren 'er in het jaar 177S nog eenige kosten te doen , om alles ren einde te brengen , het geen ten naasten by voltooid was: en dit mogt in het geheel de fom van twecmaalhonderdduizend ryksdalers beloopen. De Generaal van Wartemberg, Avelkc de huishouding van het krygsweezen beftuurde , had het in zyn vak niet minder volhandig , dan de overige Bevelhebbers in de onderfcheiden takken hunner verrichtingen. Men bediende zich van den vrede , om zich in ftaat te ftelleu tot den oorlog. In het jaar 1777, had men te Spandau hondcrdënvcerügduizend nieuwe geweeren gemaakt , voorraad van fabels voor de geheele Ruiterye, draagbanden, zadels, toornen, gordels, ketels, houweelen, bylen, in gereedheid gebragt , nevens een volkomen Hel tenten voor het geheele Leger. Deeze ontzachlyke toebereidfels werden geplaatst, de geweeren in bet Tuighuis, en het overige in twee groote gebouwen, welke men de kleerkamers van het Leger noemde. Boven deezen gantfehen roedel had men de fom van drie millioenen wech gelegd, om in oorlogstyd de Ruiterye van nieuwe paarden te voorzien , gelyk ook om de ontbrec- V. deel» M ken» Kr,"" voor-  178 GEDENKSCHRIFTEN Voorraadhuizen voor bet Leger. Groot getsl van benoodigde legerjpnarder. kende regimentsklederen aan te vullen, welke in de veldflagen verloren werden. Eene andere fom was gefchikt tot de kosten eener vermeerderinge van tweeëntwintig vrybataillons. Alle deeze dus in voorraad gereed gemaakte dingen moesten, ten minften voor eenige veldtochten, den last des oorlogs verligten, welke zo bezwaarende wordt voor de geldmiddelen , wanneer hy van langen duur is. Het punt van voorraadhuizen voor het Leger werd niet vergceten : men leide twee aan, het eene te Maagdeburg , het andere in de Silefifche vestingen , ieder van vyfëndertigduizend winfpels rogge , om geduurende een jaar twee Legers van zeventigduizend man te onderhouden. Het eerlte was gefchikt voor de benden, welke aan den kant van Bohemen of Moravien moesten werken, en het andere voor die, welker verrichtingen na den kant van Saxen, of van Bohemen, gericht waren. De waarde van deeze voorraadhuizen werd gerekend op zeventienmaalhonderdduizend ryksdalers. Men fprak ze aan in de drie jaaren van gebrek , waarvan wy te vooren gefproken hebben; maar reeds in het jaar 1775 werden zy herftcld op den voet, waarop zy te vooren geweest waren. Wy hebben gefproken van de pakhuizen van den Generaal Wartemberg , en van de groote voorraadfehuuren, welke men verzameld had; maar dit alles was nog niet voldoende, om het Leger in ftaat te ftellen, dat het te veld konde trek-  VAN I763 TOT I775. I?9 trekken zo ras de nood het mogt vorderen. Een der bczwaarlykfte ftukken was het vinden en verzamelen van al de paarden, welke tot de beweeging van een zo groot werktuig noodig waren. De menigte van gefchut, welke door het gebruik was ingevoerd , eischte een outzachlyk aantal van paarden , om ze te vervoeren : daarenboven had men andere noodig voorde tenten, voor de Bevelhebbers, en voor de lcevensmiddclcn. Men rekende, dat de geheele fom zestigduizend beliep. Na het fluiten van den vrede, was het Leger gebragt op den voet van honderd-eenënvyftigduizend man. Wanneer de beroerten , welke in Poolen ontftonden, voor het ontbranden van een nieuwen oorlog deeden vreezen , oordeelde de Koning , in het jaar 1768 , dienftig de compagnie* van twaalf regimenten Voetvolks met veertig man te vermeerderen. Om deezen te huisvesten , moest men caferncn bouwen , welke op driemaal honderdënzestigduizend ryksdalers te ftaan kwamen. De Husfaaren en de Bosniakken , welken niet meer dan elfhonderd koppen uitmaakten, werden gebragt op veertienhonderd. Een bataillon van duizend man, onder bevel van den Heere van Rosfieres, werd aangeworven tot verdediging van Silberberg. Deeze onderfcheiden vermeerderingen bragten het Leger in vredenstyd tot honderd-eenënzestigduizend man, waaruit het beftond. Deeze poogingen waren noodig. De om dan M 2 dig- Nieuwe aanvvervin- jea. N'-odzmtt lykbcitl v; dit alles.  Voord tel en der Verdeelinge van Poolen ; ïu de veree» niging van 1'omeren mee 1'ruis- 180 GEDENKSCHRIFTEN digheden, in welke men zich bevond, maakten het noodzaaklyk, dat men zich tot alle gebeurtenisfen gereed hield. Geduurende den loop van het jaar 1771, terwyl de onderhandelingen het allerleevendigfte waren , was het inzonderheid onmogelyk te gisfen , welke party het iïof van Weenen zoude kiezen ; of het zich by de Porte dan by Rusland zoude voegen. Maar dewyl het waarfchynelykst was, dat het Huis van Oostenryk meer tot de zyde der Turken, dan tot die van des Konings Bondgenooten , zoude overhellen , bcfloot men de geheele Ruitery, de vermeerdering daaronder begrepen, op nieuw van paarden te voorzien. Men kogt toen op ééns achtduizend paarden. Het gerucht biervan verfpreidde zich fchielyk door geheel Europa, en het Hof van Weenen begreep , dat de Koning van Pruisfen vast befloten had zyne Bondgcnoote , de Keizerin van Rusland, met alle zyne krachten by te ftaan. De overeciRcmming deezer drie Hoven gaf gelegenheid tot de Verdeeling van Poolen, gelyk wy reeds gezegd hebben in het Hoofdlluk, het geen over het Staatkundige handelt. Daar dit tegenwoordige Hoofdftuk alleenlyk gefchikt is voor het geen het Krygsweezen betreft , zullen wy deeze aanwinst hier (lechts uit dat oogpunt befchouwen. Zy was van zeer groot aanbelang, voor zo verre zy Pomeren met het Koningryk Pruisfen vereenigde. In het leezen der Gefchiedenisfe van den laatften oorlog , zal men opgemerkt  VAN I763 TOT 1775- l8l toerkt hebben, dat de Koning genoodzaakt was geweest alle Landfchappen te verhaten , welke van het voornaame lichaam van den Staat afgezonderd, of te ver verwyderd, waren. Deeze Landfchappen waren die van den Nederrhyn en van YVestphalen , maar vooral het Koningryk Pruisfen. Dit laatfle was van Pomeren en de Nieuwe Mark niet alleen gefcheiden, maar zelfs afgefneden door eene rivier van eene aanzieulyke wydte en diepte. Om het Koningryk Pruisfen te onderflcuncn , moest men meester van den Weisfel zyn: maar, zedcrt de Verdeeling, konde de Koning vestingen aan den oever deezer riviere aanleggen, en zich van de overtochten verzekeren, naarmaate hy het dienftig zoude oordeelen : liy konde niet alleen het Koningryk verdedigen tegen zyne vyanden; maar ook, in gevalle van ongeluk , zich van den Weisfel en van de Netze bedienen , als van goede voormuuren , om den vyanden het indringen , het zy in Silefien, het zy in Pomeren, of in de Nieuwe Mark, te beletten. Van een anderen kant, leverde deeze aanwinst de middelen tot eene aanzienlyke vermeerdering des Legers. Dit werd in vredestyd gebragt op houderdzesëntachtigduizend man, en men befloot het, in oorlogstyden, met de vrybataillons en diergelyke hoopen , te Hellen op tweemaalhouderd- en achttienduizend weerbaare "mannen. M 3 Zie in dc verprootinpedes Legen.  ï82 GEDENKSCHRI F TEN Zie hier waarin de vermeerdering beftond. Vier garnifoensbataillons en compagnicn Granadiers, bedraagende 3150 man. Twee nieuwe bataillons artillerye 2150 Zes regimenten Voetvolks op den voet van vredestyden 8500 Een regiment Husfaaren 1400 Eene vermeerdering van twintig man voor elke compagnie in zesendertig regimenten Voetvolks 8640 liet getal der Jaagers werd vergroot met 300 Eene nieuwe compagnie mynwerkers 150 Vyfëntwintig nieuwe Majoors met even zo veele Adjudanten werden aangeiteld, om het bevel te voeren over de bataillons der Granadicrs. Eertyds koos men dezelven in oorlogstyd uit de regimenten, maar tegenwoordig is deeze bediening altoosduurende geworden. Bovendien werden dc artilleristen , die by de vliegende artillery dienst deeden , van nieuwe paarden voorzien , op dat zy , in vredestyd geoefend werdende, dies te nuttiger in tyden van oorlog mogten weezen. Het geheele beloop deezer nieuwe vermeerdering bedroeg vyfëntwintigduizend tweehonderd en tweeëntwintig man; en een mil« lioen tweehonderd en vyftigduizend ryksdalers, over Westpruifen verdeeld , werden gefchikt tot onderhoud van deeze nieuwe benden. Uit  VAN I763 TOT 1775. 183 Uit elke verandering, welke men in den Staat maakt , vloeien altoos gevolgen voort, waarop de Regeering in tyds moet bedacht weezen. Daalde legermagt van den Staat vergroot was , moest men eene nieuwe berekening maaken , van het geen een veldtocht in het toekomende zoude kosten. In het jaar 1773, bedond het Leger uit honderéénënveertig veldbataillons, drieënzestig escadrons van Cuirasfiers, zeventig van Dragonders , honderd van Husfaaren, behalven eene veldartillery, uitmaakende negenduizend en zeshonderd kanonniers en bombardiers, zonder nog mede te tellen twaalfhonderd artilleristen, welke in de vestingen tot het waarneemen van den dienst verdeeld waren, en zcsëndertig garnifoensbataillons. Naar dit tafercel des Legers , bet geen wy hier vertoond hebben, met byvoeginge van tweeëntwintig vrybataillons, rekende men uit, hoeveel de eerfte uitgaaven, om dit werktuig in beweeging te brengen , zouden moeten bedraagen. Het zelfde beginfel volgde men in de berekeninge van de buitengewoone onkosten deezes Legers , geduurende het beloop van eenen veldtocht, en om zich hierin niet te bedriegen, regelde men zich naar den kostbaarden veldtocht van den laatden oorlog, in welken de bloedigde velddagen waren voorgevallen, dat is, naar het jaar 1757. Het is beter , dat men in diergelyke begrootingen de fommen te hoog, ian dat men ze te laag, neeme, dewyl men by M 4 het Berekf ring van de kosten des Legers.  ï*4 GEDENKSCHRIFTEN het overtollig gefielde niets verliest , en zeer veel waagt , indien 'er geen geld genoeg voorhanden is. .1774. Toeftand Wn Frank» ryk. VIERDE HOOFDSTUK. Over de gewigtigjle Gebeurtenis/en van het jaar 1774 tot het jaar 1778. jM. en zal gemaklyk gelooven, dat afgunst, de haat en de nyd, welken de Verdeeling van Poolen by de Mogendheden van Europa verwekt had, niet eensklaps verdweenen. De zaak was versch gekeurd , en de aandoening , daardoor ontdaan, te fterk geweest om de Vorften eene gebeurtenis , door welke hunne eigenliefde gekwetst werd , met de oogen der gewoonte te laaien aanzien. Frankryk herinnerde zich, met een heimelyk verdriet, zyne vruchtelooze poogingen om de Confoederatie van Bar ilaande te houden : het konde den ongelukkigen uitllag van den oorlog, welken het den Turken geraaden had tegen de Rusfen te onderneemcn, voor zichzelve niet ontveinzen: het was eenigermaate vernederd, door te zien, dat een Ryk gelyk het zyne , zo gcringen invloed had gehad op de beroerten, welke Poolen verfcheurd hadden: en hiét miüder vreesde het de verbindtenis, welke tus-  van t/74 t0T I7/3» tusfchen de Keizerin-Koningin, de Keizerin van Rusland, cn den Koning van Praisfen,begon gevormd te worden. Eene dicrgelyke yereenig'uig gaf aan deeze Mogendheden een al te heflisfend overwicht in Europa , om ze te Verfailles met onverfchillige oogen te kunnen aanfchouwen. Maar deeze fchyn was bedriegelyk , en de vrieudfchap tusfchen deeze drie Mogendheden wel verre van zo innig te weezen , als het gemeen zich misfchien verbeeldde. Lodcwyk de XVI had pas den throon beklommen : een Bisfchop Helde denzolven het Staatkundig Testament ter hand, het geen de Dauphin, des Konings Vader, hem had toevertrouwd, om het aan zynen Zoon te geeven, wanneer deeze aan de Regcering zoude komen. De Koning maakte het zich tot eene Wet , in alles den wil van zynen Vader te volgen ; en het was in gevolge van deezen Uiterften Wille , dat de Heer van Maurepas, welke, by Lodewyk den XV,in ongenade was geraakt , eerfte Staatsdienaar wierd van Lodewyk den XVI, dat de Heer van Aiguillon in balhngfchap wierd gezonden, en de Heer van Choifeul voor altoos de hoop verloor, van weder in gunst te geraaken. De Heer van Maurepas was niet verre van de tachtig jaaren (*_); by was langen tyd Staatsdienaar geweest onder de (*) II touchoit a fon feizième lujlre, Woordelyk, hy was naby zyn zestiende vyftal van jaaren. Doch dewyl deeze uitdrukking in onze taaie zeer vreemd M 3 zou- 1774- MAUREPAS.  186 GEDENKSCHRIFTEN Ï774- de voorgaande Regeering; hy kende den dage» lykfchen loop der zaaken; zyn geest was verfierd met kundigheden, en zyn hoofd bekwaam tot uitgedrekte ontwerpen ; maar , gelyk wy reeds aangemerkt hebben, hy was niet meer in dien leeftyd, in welken de ziel, vol yvers, zich ftoutlyk inlaat tot groote onderneemingen. De flechte beftuuring der geldmiddelen , onder de voorgaande Regeering, konde tot eene algemeene bankbreuk leiden. Hy was door dit denkbeeld te meer nedergeflagen, dewyl die bankbreuk ten minften veertigduizend Geflachten, welke al hun vermogen in de openbaare fondfen geplaatst hadden , zoude verpletterd hebben : want, fchoon de Staatsdienaars niet zeer gevoelig zyn voor de rampen der Volken , zy zyn het nogthans wel voor de blaam, welke daardoor noodwendig op henzelven valt. Het Verdrag van Verfailles, fchoon niet voordeelig voor Frankryk, bleef nog ftand houden. De Heer van Maurepas moest daarenboven de jonge Koningin, Zuster van den Keizer Jofeph, en Dochter van Maria Therefia, ontzien, die , door een weinig toegeeflykheid, allengskens genoegzaamen invloed op den geest van den Koning haaren Gemaal konde verwerven , om denzelven te eenemaal te beftuuren : zo dat deeze oude Mentor van eene Kweekeling, die geheel geen gevestigd character bezat, beur- zoude luiden, hebbe ik liever het ronde getal tachtig genomen. Ftrt.  VAN 1774 TOT 1778. 187 beurtelings de voorzichtigheid en de ftandvastigheid moest gebruiken, om te verhoeden, dat het Ryk aan den fpinrok verviel. Van den anderen kant, zag Frankryk, altoos de mededingfter van Engeland, met vermaak de beroerten, welke in America ontftonden , tusfchen de Volkplanting-en en het Moederland. Onder de hand porde het den geest van opifand aan, welke zich daar openbaarde , en moedigde de Americaanen om hunne rechten ftaande te houden, tegen de willekeurige heerfchappy, welke Koning George de III, onder hen wilde vestigen, door hen in het verfchiet de hulp te laaten zien, welke zy van de viïendfchap des Allerchiïstelykften Konings konden verwachten. liet Hof van Londen vertoont ons een tafereel , te eenemaal verfchillende van • het geen wy zo even fchetften. Hier is het de Schotsman Bute , die den Koning en het Ryk belluurt ; gelyk aan die kwaadaartige geesten , van welken men altyd fpreekt , en welken men nimmer ziet , bedekt hy zich, zo wel als zyne werkingen , in de dichtfte duisternisfen, zyne zendelingen , zyne afhangelingen zyn de fpringveeren , door welke hy dit ftaatkundige werktuig zich doet beweegen naar zyn welgevallen. Zyn ftaatkundig ftelfel is hetzelfde, als dat der oude Tories, die Itaande houden , dat het geluk van Engeland vordert, dat de Koning eene willekeurige magt bezitte, en dat Groot -Britannie, wel verre van Verbonden aan te 1774. Toeftand van Enge land. BUTE.  i88 GEDENKSCHRIFTEN 1774- te gaan met de Mogendheden van het Vaste Land, zich alleenlyk moet bepaalen tot het uitbreiden der voordeden van zynen koophandel. Parys is, in zyne oogen, het geen Carthago was in die van Cato den Zedemeester. Bute zoude alle Franfche Tchcpen in édnen dag vernielen , indien hy 'er meester van ware , en ze byeen konde verzamelen. Heerschzuchtig en hard in het (laatsbefluur ; zich weinig bekommerende over de keus der middelen , welke hy gebruikt, is zyne onbekwaamheid,in het behandelen van zaaken , nog grooter dan zyne ftyfhoofdigheid. Deeze Staatsdienaar begon, om zyne groote oogmerken te bereiken, met de omkooping in te voeren in het Laagerhuis (*). Een miilioen ponden fterling , welke het Volk jaarlyks den Koning betaalt , tot het onderhouden van zyne burgerlyke Lyst (f), was naauwlyks toe- (*) Ieder, die iets weet van de Engelfche Gefchiedecis, weet ook, dat de omkooping der Leden van het Laagerhuis van veel oudere herkomst is, dan het beduur van Lord Bute, en door Staatsdienaaren van alle partyen, elk op zyne beurt, gebruikt is tot bereiking van hunne oogmerken. Vert. (f) Liste Civile. Ondertusfchen wordt uit dezelve nog iets meer betaald, dan de Schryver opgeeft. Doch het is niet noodig dit uit te pluizen. Alleen komt het my niet zeer waarfchynelyk voor , dat de Koning, die zo veele ampten te begeeven, en zo grooten invloed heeft op de verkiezing van een aanzienlyk gedeelte der Parlementsleden , nog daaren- bo.  VAN 1774 TOT I778. 189 toereikesde, om dc omkoopbaarheid der Leden van het Parlement te vergenoegen. Deeze fom, welke gefchikt was tot onderhoud van het Koninglyke Gezin, van de Hofhouding, en voor de Gezanten , werd jaarlyks bedeed , om de Natie van haare veerkracht te berooven , en Koning George de III hield, om te keven, en te Londen de koninglyke waardigheid op te houden , niet meer over dan vyfmaal honderdduizend ryksdalers, welke hy uit zyn Keurvorftendom Hanover trok. Het Engelfche Volk , dus door zynen Vorst verlaagd zynde , had zedert deezen tyd geenen anderen wil, dan dien des, Konings. Maar even als of alle deeze trouwlooshedcn niet genoeg waren, wilde Lord Bute een ftouteren en meer beflisfenden flag liaan, om de willekeurige magt, op welke hy tocleide , te fpoediger te vestigen. Hy haalde den Koning over , om de Americaanfche Volkplantingen te bezwaaren, met eigendunkelyke Belastingen , zo wel om de inkomften der Kroon te vergrootcn , als om een voorbeeld te geeven, het geen, in vervolg van tyd,in Groot-Britannie zoude kunnen gevolgd worden. Doch wy zullen boven een inillioen ponden llerling zoude noodig gehad hebben, om zich te verzekeren van de meerderheid der (temmen in het Laagerhuis. Misfchien heeft de vriendfchap zyner Pruisfifche Majefteit, voor Lord Bute , den Schryver eenige vergrootende uitdrukkingen uit de pen doen vloeien. Fert, 1774. Americaanea.  17741775» i9o GEDENKSCHRIFTEN len zien , dat de gevolgen , welke deeze daad van willekeurig gezach voortbragt , niet beantwoordden aan zyne vervvachtinge. Dc Americaanen, welken men zich niet verwaardigd had om te koopen, kantten zich openlyk tegen deeze Belasting , welke zo drydig was tegen hunne rechten , tegen hunne gewoonten, en bovenal tegen de vryheden, welke zy genooten, van dat zy in hun land zich hadden nedergezet. Ecnc verdandige Regeering zoude zich gehaast hebben, om deeze opkomende beroerten te bevredigen ; maar de Staatsdienaars te Londen handelden naar andere beginfelen: zy deeden nieuwe twisten met de Volkplantingen ontdaan, ter gelegenheid van eenige koopluiden , welken den uitduitenden handel dreeven in zekere Oostindifche waaren, welke men de Americaanen wilde dwingen te koopen. De hardheid en gewclddaadigheid deezer behandelinge bragt de Americaanen voorts in het harnas. Zy hielden eene byeenkomst te Philadelphia, alwaar zy het Engelfche juk, dat hun voortaan ondraagelyk viel, afzwoeren , en zichzelven vry en onafhangelyk verklaarden. Van dat tyddip af, was GrootBritannie gewikkeld in een verderllyken oorlog, met zyne eigene Volkplantingen: maar, indien Lord Bute zyne onbekwaamheid toonde, in het beleid deezer zaak , dezelve bleek nog duidelyker in de uitvoeringe , en wanneer de oorlog begon. Hy geloofde eenvoudiglyk , dat: zevenduizend man geregelde krygsbenden een ge-  VAN 1774 TOT I778. ipi genoegzaam getal waren, om America onder het juk te brengen ; en , gelyk hy, in het maaken van berekeningen, de kunst van Newton niet bezat, bedroog hy zich geduuriglyk. De Generaal Washington, welken men te Londen het hoofd der wederfpannelingen noemde, behaalde, reeds by dc eerfte vyandlykheden , eenige voordeden op de koningsgezinden, welken zich by Boston; verzameld hadden. De Koning, die niets anders dan overwinningen verwachtte , ftond verbaasd op de tyding van deezen tegenfpoed , en de Regeering vond zich genoodzaakt te veranderen van maatregelen. Het was blykbaar , dat het getal van krygsvolk in America te zwak was , ter volbrenginge van het ontwerp , het geen men wilde uitvoeren. Men moest, derhalven, een Leger hebben, niettegenftaande men al de zwaarigheden gevoelde, welke men zoude hebben, om daartoe het noodige volk te vinden, en byeen te zamelen. Het heeft den Engelfchen ten allen tyde ontbroken aan kunst en behendigheid in hunne Onderhandelingen. Onverzettelyk gehecht aan hunne belangen, weeten zy die van anderen niet te gemoet komen; zy verbeelden zich, dat zy, met guineas aan te bieden, alles kunnen verkrygen. Zy vervoegden zich eerst tot de Keizerin van Rusland , en beleedigden dezelve te meer door hunne verzoeken , dewyl de hooghartigheid deezer Vorllinne het aanneemen van onderftandgelden van eene andere Mogendheid befchouwde, als verre beneden haare waar- 1775- WASHINGTON. 1776.  1776. Lord howe» 192 GEDENKSCHRIFTEN waardigheid. Eindelyk vonden zy in Du;tse>v land begeerige, of met fchulden belaaden, vorften, welken hun geld aannamen. Hiervoor kreegen zy twaalfduizend Hesfen, vierduizend Uruns» wykers , twaalfhonderd man uit Anspach , en evenveel uit Hanau, zonder nog eenige honderd man te rekenen , welke de Vorst van Waldek hun leverde. Daarenboven zond het Plof vierduizend Flanoverfchen na Gibraltar en Port-Ma* hon, om de Engelfche bezettingen dier plaatzen , welke vandaar na America gevoerd werden, af te losfen. Alle deeze benden dienden, onder bevel van Lord Howe, en deszelfs broeder den Admiraal (*), gelyk wy ter zyner tyd zullen vernaaien. Elke veldtocht kwam Engeland te ftaan op zes millioenen ponden fterüng, of zesendertig millioenen kroonen (f). Men rc- (*) Lord howe is eigenlyk de Admiraal, welken de Engelfchen in deezen oorlog gebruikten. De Generaal is de Broeder van den Lord , niet de Lord zelve. Vert. (f Volgens de berekening van den Heere wen* deborn (Staat van Groot-Britanje, I Deel, bl. 126 enz.;, heeft de Americaanfche oorlog , in den tyd van acht jaaren, aan Engeland gekost 110,625,519 ponden fterling, of iaarlyks, het eene jaar door her andere gerekend , 13,82*, 189 ponden. Doch dan moet men ook in aanmerking neemen, dat na het jaar 1776 Engeland den oorlog niet tegen de Amcticaanen alleen voerde, maar tegen de vereenigde magt vai  VAN 1774 TOT Ï778. 193 J-ekende toen , dat de fchulden van Groot-Britannie reeds negenhonderd millioenen kroonen bedroegen. Eén veldtocht was niet genoegzaam om de Volkplantingen onder te brengen : dus voorzag men, van dat oogenblik reeds, dat de nationaale fchuld, binnen kort, meer dan duizend millioenen zoude bedraagen. üe volgende veldtocht bragt geene bedisfende gebeurtenis voort; en de Americaanen hielden zich daande tegen Lord Howe,en tegen al de verderkingen,welke zich by denzelven gevoegd hadden. Maar omtrent het einde des jaars 1777, begon het geluk zich ten voordcele der Volkplantingen te verklaaren. Op bevel van het Hof vertrok de Generaal Bourgoyne, met dertienduizend man, van Canada, om zich na Boston te begeeven, volgens het ontwerp , welks uitvoering hem was aanbevolen ; terwyl Lord Howe, welke van niets verwittigd was, zich meester had gemaakt van Philadelphia. Dit gebrek van onderlinge zamenwerkinge bedierf de zaaken verder te eenemaal. Bourgoyne, welken het ontbrak aan paarden , om zyne leevensmiddelen te vervoeren, e i die eenen, met betrekking tot de mondbehoef. ten, onuitvoerlyken tocht had ondernomen, was genoodzaakt, met al zyn volk zich krygsgevai.» gen te geeven aan de Americaanen , welken hy meende oneler het juk te brengen. Eene gebeur- te- van Frankryk, Spanje en America. Van ons Gemceuebest fpreeke ik niet. Fert* - V. DE EI,. N I O'JRGOYNB,  Ï776. 194 GEDENKSCHRIFTEN tenis van dien aart zoude eertyds het geheele Volk tegen de Regeering hebben doen opftaan, of zelfs eene omwenteling verwekt: nu bragt zy niets voort dan een weinig morren, zo ver had de liefde der Rykdommen de overhand op de liefde des Vaderlands, en deed dit, eertyds zo edel en grootmoedig, Volk, het perfoonlyke belang dellen boven het algemeene welzyn. De Koning van Engeland , die het delfel van Bute dyf hoofdig bleef Ibande houden, verhardde zich tegen de hinderpaalcn , welke hy onder zyne fchreden zag opkomen. Ongevoelig voor de rampen, welke op zyn Volk te rug duitten, werd hy dies te driftiger op het uitvoeren van zyne ontwerpen, en, om de meerderheid op de Americaanen te bekomen, deed hy onderhandelingen aanvangen by alle Hoven van Duitschland, om 'er de weinige hulpbenden van te trekken, welkedezelve hem nog konden bezorgen. Duitschland had reeds gevoelvan het aantal menfehen, dat men 'er uit getrokken had, om ze na deeze afgelegen gewesten te zenden, en de Koning van Pruisfen zag, met tegenzin, het Ryk ontbloot van alle zyne verdedigers, vooral in gevalle 'er een nieuwe oorlog ontdaan mogt. Want in de beroerten van het jaar 1756 , hadden NederSaxen en Westphalen alleen een Leger op de been gebragt, waarmede men al de ontwerpen des Franfchen Legers had geduit, en in de war geholpen. Om deeze reden betwistte hy den doortocht van de benden der Vorflen, welken krygs-  VAN 1774 TOT 1778. 195 krygsvolk aan Engeland leverden , wanneer dezelve genoodzaakt waren door het land van Maagdeburg, door dat van Minden, of langs den Neder-Rhyn, te trekken. Dit was Hechts eene kleine vergelding voor het onvriendlyke gedrag van het Hof van Londen , met betrekkinge tot de ftad en haven van Dantzig. Evenwel wilde de Koning de zaak niet te ver dryven : eene langduurige ondervinding had hem geleerd , dat men eene menigte vyanden in de waereld vindt, en dat men zelve zich niet goedsmoeds nog anderen moet verwekken. Zie hier in het ruwe het denkbeeld , 't geen men zich moet maaken van Engeland, geduurende de weinige jaaren , welker gebeurtenisfen wy voorgenomen hebben te befchryven. Wy zullen dat Ryk nu verlaaten, om een kort verflag te doen van het merkwaardigfte , 't geen, geduurende het zelfde tydperk, in Rusland voorviel. De Keizerin van Rusland had den oorlog, ' welken zy tegen de Turken gevoerd had , ten i einde gebragt , overdekt met roem door den voorfpoed, welken haare krygsbenden gehad hadden tegen haare vyanden. Maar de Staat was bykans uitgeput van menfehen en van geld , en de vrede zo kwalyk verzekerd, dat de GrootVizir zelve aan den Prinfe Repnin, Gezant der Keizerinne by de Porte, verklaarde, dat, ten zy de Khan van de Krim wederkeerde onder de heerfchappy der Porte, en de Keizerin van Ruskind Kersch en Jenikala te rug gave, de vrede, N 2 wel- 1776. roefbnd 'an Rusand. -774-  1774- ïo6 GEDENKSCHRIFTEN welke zy den Turken had afgeperst , niet van langen duur zoude weezen. Op deeze verklaaring maakten de Rusfifche benden zich meester van Perekop , en terftond daarop namen de vyandlykheden in de Krim weder eenen aanvang» Dit was geen volledige oorlog, in welken twee groote Legers zich in elkanders tegenwoordigheid vertoonden; maar het waren invallen, by welke de Turkfche benden aan verfcheidene oorden aan land flapten , het geen dan aanleiding gaf tot kleine gevechten , in welke de Rusfen nogthans altoos de overwinning behaalden. Deeze ftaat van' onzekerheid ontrustte evenwel de Keizerin, dewyl zy genoodzaakt was haar Leger op de grenzen van Tartaryen te verzamelen , en een aanzienlyk lichaam van krygsvolk te Kiow byeen te houden, om het, in gevalle van noodzaak! ykheid, te kunnen Hellen tegen eenen hoop van veertigduizend Turken, welken by Bender gelegerd waren, en vandaar, dwars door Poolen trekkende , zich gemaklyk konden begeeven na dat gedeelte van de Rusfifche Landfchappen , het geen aan de andere zyde van den Niester gelegen is. Dus waren, zonder dat men vrede of oorlog had, de uitgaaven der Keizerinne even groot, als of de oorlog tusfchen de beide Mogendheden verklaard geweest ware. — De inwendige toeftand van het Hof van Petersburg , leverde gebeurtenisfen van een anderen aart, maar welke eveneens aan de gefchiedenisvan deezen tyd verbonden zyn. De Keizerin zien- de.  VAN 1774 TOT 1778. I97 de, dat haar Zoon, de Grootvorst, de jaaren van huwbaarheid bereikt had, beraadflaagde over de keuze eener Gemalinne , welke zy denzelven wilde geeven. Deeze moest eene Duitfche Prinfes zyn , welker jaaren en perfoon voor haareu Zoon zich fchikten. Deeze keus was voor het Hof van Berlyn niet onverfchillig, daar die nieuwe verbindtenis voor deszelfs belangen gunftig of nadeelig konde worden. Duitschland was in deezen tyd fober voorzien van Prinfesfen; 'er waren niet meer dan drie of vier, welke voorgeflagen konden worden, dewyl van dc overige fommige te oud, en andere te jong, waren. Die, aan welke men konde denken, waren eene Zuster des Kcurvorden van Saxen, eene Prinfes van Wurtemberg , maar die te jong was , en drie Prinfesfen Dochters des Landgraaven van Darmitad. Eene oudere Zuster van deeze Darmdadfche Prinfesfen was gehuwd aan den Prinfe van Pruisfen. Dus was 'er alles by te winnen , indien eene van deeze Prinfesfen Grootvordin wierd , dewyl de vereeniging der banden van bloedverwantfchap, met die van het tc vooren aangegaan Verbond, fchcen tc belooven, dat dc eensgezindheid, tusfchen Pruisfen en Rusland, daardoor derker, dan ooit te vooren, zoude gevestigd worden. De Koning delde alles in het werk, om de zaaken op die wyze te fchikken, en was zo gelukkig , dat hy hierin volkomen daagde. De Prinfesfen van Darmftad reisden «ver Berlyn ; zy kwamen te Petersburg ; de N 3 twee* 1774- T-iuw-iyk das Groi vorfbn.  1774- Klagten der Polakken. Reis van Prins hesuxiK na Pccersburg. ip8 GEDENKSCHRIFTEN tweede Dochter des Landgraaven droeg den appel wech, en het huwelyk werd plegtiglyk gevierd; maar het had geen goed gevolg, en gaf aanleiding tot een groot aantal van flinkfche ftreeken en verdrietige tooneelen. Ter zelfder tyd waren te .Warfchauw nieuwe hairklooveryen ontftaan over de landen, welke de met ■ elkander deelende Mogendheden in Poolen bezaten. De Sarmaten beklaagden zich bitterlyk, en befchuldigden de Oostenrykfchen en de Pruisfifchen , dat deezen hunne grenzen veel verder hadden uitgebreid , dan hun door de Verdragen was toegeweezen. Deeze klagten hadden indruk gemaakt op de Keizerin van Rusland , welker eerzucht zich ftreelde met het denkbeeld , dat zy aan groote Vorden nieuwe Landfchappen had gegeven , maar nog meer zich vleide met het bepaalen van de grenzen dier Landfchappen. Om de gevolgen voor te komen , welke het misnoegen der Keizerinne konde hebben, indien men haar niet ten fpoedigflen bevredigde , befloot de Koning Prins Hendrik na Petersburg te zenden , onder voorwendfel van een bezoek af te leggen by de Keizerin, welke hem genoodigd had aan haar Hof te komen. Men moet hier byvoegen, dat de Koning met het Hof van Weenen had afgefproken, dat de beide Mogendheden haare bezittingen onaangeraakt zouden blyven behouden , dat men de Polakken zoude laaten fchreeuwen, en trachten het Hof van Rusland te bevredigen. Maar de Prins van Kaïmitz, zy- ner  VAN 1774 TOT 1778. I99 ner (taalkunde getrouw blyvende, en bedoelende oneenigheid te verwekken tusfchen de Hoven van Berlyn en van Petersburg , deed aan dit laatfle verklaaren, dat de Keizerin-Koningin, uit loutere begeerte om de Keizerin van Rusland te verplichten, befloten had, aan het Gemeenebest van Poolen , een gedeelte van het Waywoodfchap van Lublin , alle landen , welke voorby den rechter oever van den Bog gelegen zyn, de ftad Cafimir, en eenige andere brokken, welke zy nog bezat, te rug te geeven. Prins Hendrik kwam dus te Petersburg in zo zonderlinge als moeilyke omftandigheden. Hy had de Franfchen, de Spanjaarden, en de Oostenrykfchen te beftryden. Naauwelyks had hy de Keizerin gezien , wanneer de Grootvorftin kwam te fterven, na van een dood kind verlost te zyn. De Prins, welke by dit tooneel tegenwoordig was, ftond , in deeze droevige omftandigheden, der Keizerinne by, zo veel in zyn vermogen was: hy droeg eene byzondere zorg voor den Grootvorst, die door dit, voor hem zo nieuw als treurig, fchouwfpel geheel was ter neder geflagen. Hy verliet denzelven niet, en niet te vrede met het zyne toegebragt te hebben tot herftelling van deszelfs gezondheid, was zyn meesterftuk in het byzonder, de Moeder en den Zoon volkomen met elkander te verzoenen, welker onderling misverftand grootlyks was toegenomen , zedert het huwelyk der Grootvorftinne, en duchten deed, dat 'er voor den eenen of de N 4 an- 1774- Dood der Grootvors inne.  200 GEDENKSCHRIFTEN Ï774- Bes GïOOtvorficntweede liuVrelj'k, 'fe ieufftet' lir," derfteuninge, welke hy den Keurvorst van den Paltz verleende. Met dat oogmerk verzekerde de  VAN HET JAAR 1778. 255 de Heer Thugut, dat zyn Hof niet alleen zich niet zoude aankanten, tegen de gebeurelyke (*) opvolging in de Markgraaffchappen van Bareuth en van Anfpach, maar dat het daarenboven aan Pruisfen zyne goede dienden aanbood , tot de verruiling deezer Markgraaffchappen tegen Landfchappen , welke aan het Brandenburgfche grensden , gelyk de Lausnitz , of Mecklenburg, indien de Koning dit overeenkomdig met zyne ■belangen oordeelde. De Koning antwoordde, dat bet Hof van Weenen zaaken , tusfchen welke geheel geen zamenhang was, onder elkander mengde en verwarde, te weeten zyne wettige en onbetwistbaare opvolging in deeze Markgraaffchappen , met de onrechtvaardige overheerfchinge van Beieren, en het belang zyner Staaten met het belang des Ryks,welks zaak hy had op zich genomen: dat, indien men met elkander in goed verftand wilde komen , het noodzaaklyk ware, dat het Weener Hof afftond van een gedeelte van Beieren , en dat men maatregels beraamde, op dat , in het toekomende, geene zo geweldige daaden van willekeurig gezach de gerustheid van het lichaam des Duitfchen Ryks beroerden, door deszelfs devigde grondOagen te doen waggelen : dat, met betrekkinge tot de bedoelde opvolginge, hy wel verre was van eenigen Vorst, wie het ook zyn mogt, te willen noodzaaken, tot het verruilen van zyne Staaten tegen deeze Mark- (*) Eventuellc. Q 3 1778.  256 GEDENKSCHRIFTEN i7?8. Des Konings voorHagen. Markgraaffchappen ; en dat , eindelyk , indien1 zulk eene ruiling zoude plaats hebben, dezelve met volkomen vryen wille moest in orde gebragt worden. De Koning voegde hierby, dat, daar dit alles Hechts by monde verhandeld was, hy wel , om der Keizerinne overtuigende blyken van zyne vreedzaame neigingen te geeven, eenige voornaame punten op het papier wilde Hellen , welke konden dienen tot eenen grondflag. voor het Verdrag, het geen men voorhad te maaken. Thugut bood zich aan,om voorGeheimfchryver te dienen : maar de Koning, die zich op deszelfs flyl en bedoelingen niet vertrouwde, Helde de punten zelve in gefchrift. Gewisfelyk zoude de Keizerin-Koningin veel gewonnen hebben, met dezelve aan te neemen. Het Hof van Rusland had zich nog niet verklaard: Frankryk ried Oostenryk den vrede te maaken, maar deszelfs raad had geringen invloed op het driftige gemoed des jongen Keizers, en op den pverheerfchenden geest des Vorflen van Kaunitz. Zie hier den korten inhoud van dit ontwerp: De Keizerin zal Beieren wedergeeven aan den Keurvorst van den Paltz, met uitzonderinge van Burghaufen, de Mynen, en een gedeelte van den Opper-Paltz; de Donau zal vry zyn; Regensburg zal niet meer ingefloten worden door de bezittinge van Stadt-am-Hof; de erflyke opvolging van dat land zal den wettigen erfgenaamen van Beieren verzekerd worden ; de Keurvorst van Saxen zal van den Keurvorst van den Paltz j,  J?an het JAAR 1778. 257 Paltz, voor de vrye goederen, eene fom in geld ontvangen, en het Keizerlyke Hof aan den eerstgemelden de rechten afdaan, welke het beweert te hebben op alle , in Saxen gelegen, leengoederen ; de Hertog van Mecklenburg zal , by wege van fchadeloosdellinge voor zyne eifchen op Beieren , eenig openftaand Ryksleen ontvangen ; het Keizerlyke Hof zal den Koning van Pruisfen de opvolging der Markgraaffchappen niet meer betwisten ; Frankryk, Rusland , en het Duitfche Ryk zullen de handhaaving van dit Verdrag op zich neemen. Thugut vertrok met dit Huk na Weenen : hy kwam vervolgens te rug, beladen met eene menigte van bedriegclyke voorflagen, waarmede de Vorst van Kaunitz hem voorzien had. ,Uit de gedaante , welke deeze onderhandeling aannam , befpeurde de Koningwel , dat zy niet gefchikt was om gelukkig te kunnen flaagen : het voegde hem , daarenboven, niet met den Fleer Thugut te handelen; daaro?a zond hy denzelven na het klooster van Braunau, om daar zyne talenten ten toon te fprciden voor den Graave Finck, en den Heere van Hertzberg, zyne Staatsdienaaren, welke denzelven , eenige dagen laater, onverrichter zaake weder na Weenen afvaardigden. Alles, wat in deeze onderhandelinge was voorgevallen , werd den Staatsdienaaren van Frankryk en van Rusland medegedeeld, op dat deezen, overtuigd van de belanglooze handelwyze van Pruisfen, zich door den valfchen voordragt van zaaken, Q 4 wel- De onderhandelingloopt vruchtloos al.  S58 GEDENKSCHRIFTEN 1778. Des Keizers misnoegen. welken de Staatsdienaars van Weenen hun doen: mogten, niet zouden laaten voorinneemen. De Keizerin-Koningin verlangde oprechtlyk na den vrede: haar Zoon, de Keizer, wiens ftaatzucht aan het hoofd haarer benden zy kende, deed haar vrcezen voor het verlies, of de verminde ringe, van haar gezach: maar zy werd kwalyk onderfteund door haaren Staatsdienaar,den Vorst van Kaunitz, die uit inzichten, welke den hovelingen vry gemeen zyn , meer gehecht was aan den Keizer, wiens jeugd een fuisterryker vooruitzicht opende voor het gedacht van deezen Staatsdienaar , dan de gevorderde Ieeftyd der Keizerinne. Het lot der menfehelyke zaaken is, dat het dus ga: kleine belangen beflisfen groote zaaken. De Keizer , kennis gekreegen hebbende van de onderhandelinge des Heeren Thugut , was daarover woedende. Fly fchrcef aan zyn Moeder, dat, indien zy den vrede wilde maaken , hy nimmer weder te Weenen zoude komen, maar zich liever, tc Aken, of in welke plaats het ook zyn mogt, nederzetten , dan ooit weder tot haar perfoon e naderen. De Keizerin had den Groot-hertog van Toscanen ontboden, welken zy terftond na het Leger zond , om den Keizer tot bedaaren te brengen, en denzelven meer vredelievende gevoelens in te boezemen. De uitwerking deezer byeenkomfte was , dat zy de beide broeders , die tot nog toe in een zeer goed verdand met elkander geleefd hadden, oneenig maakte. Na  VAN HET JAAR 1778. 259 Na verflag gedaan te hebben van deeze onderhandelingen , en van alles, wat tot dezelve betrekking heeft, is het tyd, dat wy het vervolg der krygsverrichtingen van de vier Legers, welke in Bohemen het oog op elkander hielden , hervatten. Van den kant, alwaar de Koning het bevel voerde, was de ftand des Keizerlyken Legers naauwkeuriglvk opgenomen, van Koningsgratz tot aan de dad Arnau : nu moest men nog weeten, of verder op, aan den kant van Hohenelbe, en na de hooge gebergten, ook krygsvolk ware. De Generaal Anhalt, die, gelyk wy gezegd hebben , voorby de rechter zyde der legerplaatze , na de dorpen Pilnikau en Kottwitz was afgevaardigd, ontving bevel, om partyen uit te zenden na den kant van Langenau, en zelve zich derwaards te begeeven , om een naauwkeurig bericht te doen , van het geen hy zoude ontdekken. II y zag terftond eene verfleste legerplaats achter Neuschlofs , en verder op vond hy niet meer dan twee bataillons, gelegerd op de hoogten , welken dc ftad Hohenelbe omringen. Deeze byzonderheid wel bevestigd zynde , verftrekte tot eenen grondflag voor het nieuwe ontwerp, het geen de Koning vormde, om het Leger fchielyk na dien kant te doen rukken. Daar konde men met geweld zich meester maaken van den overtocht over de Elve, welken twee bataillons niet in ftaat waren te verdedigen. Wanneer deeze onderneeming zoude uitgevoerd zyn, konde men zich vleien met Q 5 den i7?S. Krygsverrichtingen. Des Konincs ohtwi rp om de Eive over te trekken.  ftöo GEDENKSCHRIFTEN Zwaarighe- d.'n daarin jcltgen. den luisterrykften voorfpoed; vooral, indien Prins. Hendrik van Nimes voorwaards rukte na den Ifer. De beide Pruisfifche Legers, dus elkander de hand kenende, zouden zich bevinden op de zyde en in den rug van het Leger des Keizers, die zich niet konde ftaande houden dan door een gevecht, of, genoodzaakt om zyne onmaatig groote verfchanfingen te veriaaten , geenen verzekerden post konde vinden, dan achter de poelen van Gitfchin, alwaar men zelfs om zyne legerplaats konde heen trekken, het geen hem in de noodzaaklykheid zoude gebragt hebben., van na Pardubitz te vluchten, alwaar hy gedekt was door de poelen van Bohdanetz en den ftroom der Elve. Dit ontwerp, hoe fchoon het ook ware, ontmoette in de uitvoeringe groote zwaarigheden. De eerfte was die der holle wegen en der engten , welke men moest doortrekken , om aan de Elve te komen , en de verfchrikkelyke moeielykheid van een talryken trein gefchut door deeze wegen te lleepen: de tweede die van het Leger te voorzien van leevensmiddelen. Wanneer men de Elve was overgetrokken , zoude men het brood tot vyf mylen over die rivier moeten brengen ; en ten derden zoude het gebrek aan paarden eene verdere vervoering onmogelyk gemaakt hebben. Alle deeze hinderpaalen , welke zich voor des Konings geest vertoonden , deeden denzelven belluiten „ den veiligfteu wech te kiezen, en zyn ontwerp, het geen hy evenwel niet opgaf, voor als nog zorg-  VAN HET JAAR 1778. 261 zorgvuldiglyk bedekt te houden. Hy wilde daarom zyne legerplaats, by Welsdorf, niet verbaten, voor dat by al de voeraadje van de landftreek, welke zich van de Elve tot aan de Silefifche grenzen uitdrekt , te eenemaal (*_) verteerd had: te meer, dewyl de Oostenrykfchen de inwooncrs gedwongen hadden met al hun vee na- de overzyde der Elve te vluchten : en de Koning won 'er ten minden dit by , dat het den Oostenrykfchen onmogelyk wierd, geduurende den winter, eenig aanzienlyk lichaam yan krygsvolk op zyne grenzen te houden , en zyne benden in derzelver kwartieren te ontrusten. Zo ras al de voeraadje verteerd was, brak de Koning met het Leger op , en betrok de legerplaats van Burkersdorf, naby Sorr, alwaar hy, drieëndertig jaaren geleden, in eenen veldfiag tegen dezelfde vyanden , de overwinning behaald had (f). De Oostenrykfchen deeden niet een man uit hunne verfchanfingen komen , om het Leger te vervolgen, en de Keizer bleef onbeweegelyk in zyn ouden dand, achter de Elve, zonder zelf der achterhoede eenige moeite aan te doen, by de verfchrikkelyke engte van Kowalkowitz, welke dezelve genoodzaakt was door te trekken. De Heer van Wunsch hernam zynen post van den Raschberg, achter Nachod. De Prins van Pruisfen nam bezit van den (*) Radkakment'., tot aan den wortelt (t) Zie II. Deel, bl. 255, enz.  2Ö2 GEDENKSCHRIFTEN Bewcegingen om het uit te voelen. den post van Sorr, onder bereik van dien vatï Pilnikau, alwaar de Erfprins van Brunswyk het bevel voerde. Men zond eenige bataillons na Trautenau, na Schazlar en na Landshut, om de geleiden, welke vandaar nader by het Leger waren, in veiligheid te Hellen. Daar alle deeze beweegingen geene de minfte verandering veroorzaakten in den Hand, in welken de vyand was, geloofde men het ontwerp te kunnen uitvoeren , het geen dc Koning gevormd had. Ten dien einde ging dc Erfprins met zyn volk de hoogte van Dreyhaufer bezetten ; de Prins van Pruisfen nam de plaats van den Erfprins, en vestigde zich met zynen hoop te Pilnikau; en de Koning legerde zich, met veertig bataillons, by het dorp Leopold, derwyze, dat deeze drie lichaamen gemeenfchap met elkander hadden, en zich onderling de hand konden bieden , ingevalle een hunner wierd aangetast. Het was nu tyd van voorwaards te trekken, om Hohenelbe? weer te naderen. Tot dat einde trok de Erfprins om de bergen , welke van Schwartzthai' na Langenau loopen. De Koning vereenigde zich met hem door zynen rechter vleugel, en vervulde den grond, die van Lauterwasfer loopt, tot aan eenen heuvel aan dc linker zyde, welke insgelyks bezet werd. De Prins van Pruisfen behield zyne plaatzing te Pilnikau, vanwaar hy een valfchen aanval konde doen op het vyandlyke lichaam van Neuschlofs, terwyl het Leger den overtocht der Elve zoude overweldigen. Deeze Prins-  van het JAAR 1778. 203 Prins deed zich herhaalde reizen uitmunten, door zyne waakzaamheid, en door zyne goede fchikkingen. De benden , die tot eenen waarborg moesten verftrekken, werden by Wildfchutz geplaatst , om de legerplaats des Prinfen van Pruisfen te onderfteunen, en dc brigade van Luck werd gefchikt, om dc ondoorkomclyke engten van Hermannfeilfen, van Mohren en van Dreyhaufer, te bezetten. Deeze brigade, belast met het aanvoeren van het grof gefchut, en de haubitfers des Legers , befteedde drie dagen, om dezelve van Trautenau na Hermannfeiffen te ileepen , welke niet meer dan drie mylen van elkander liggen. De artillcry, welke een breed fpoor maakte, konde de naauwe wegen, die in de fteenrots uitgehoold waren, geheel niet doorkomen; men verwachtte ze met ongeduld, maar zy kwam niet. Een zo kostbaare tyd , met vruchtlooze zorgen doorgebragt, begunffigde de ■ Oostenrykfchen zo wel , dat zy met hun geheele Leger , en met hun gefchut, zich konden vestigen op de'bergen, welke voorby Ho• henelbe zyn ; en van toen af moest men het beraamde ontwerp laaten vaaren. Want alles het geen men tegen een zwak lichaam mag beproeven , wordt vermetel , wanneer men hét waagt tegen een talryk Leger, vooral, wanneer hetzelve zich in een bykans onwinbaaren post heeft nedergeflaagen. Om deeze benden te overweldigen , moest men haubitfers hebben , het eenige gefchut, waarvan men zich bedienen kondé 1778. Fiet misul;c.  1778. 2Ö4 GEDENKSCHRIFTEN de tegen vyanden, die op het gebergte gelegerd waren; en deeze haubitfers waren 'er niet. Men moest daarenboven de Elve op bruggen overgaan , en met fmalle gelederen voorby eene groote fpits trekken, welke de benden zoude verpletterd hebben, eer zy zich in dagorde konden ftellen. Nog moest men het volk van Ziskowitz doen verhuizen, van de hoogten van het Riefengeburge, vanwaar het den befpringeren in de zyde zoude gevallen zyn , indien men het niet eerst verjaagd had. De berg, waarop het zich onthield , werd Wilfchura genoemd , en deeze verrichting moest voorafgaan. Ook was het noodig, dat Prins Hendrik tot deeze onderneeming medewerkte. Indien alle deeze beletfels niet tusfchen beide waren gekomen , was het ontwerp, zo als ik gezegd hebbe, den Fleer van Ziskowitz van zynen post te dryven ; vervolgens vyfënveertig zwaare haubitfers achter Hohenelbe te plaatzen, om vandaar het gedeelte der vyanden, dat zich tegenover onzen rechter vleugel bevond, met bomben te befchieten; de Elve over te trekken op eene waadbaare plaats, Welke men naby een Monnikenklooster ontdekt had, en, nadat men den vyand uit deeze plaatzing had doen verhuizen, zich tusfchen Branna en Starkenbach neder te daan , op de zyde der benden, welke in de nabuurfchap van Neuschlof» gelegerd waren; alwaar de vyanden zich fchielyk moesten verzamelen, om de Pruisfifchen in een goeden post aan te tasten, (eene zaak, waartoe tyd  VAN HET JAAR I778. 2S5 tyd vereischt werd,) of in de noodzaaklykheid geraaken, van den geheelen droom der Elve aan onze overwinnende benden ten beste te geeven. Nadat al de redenen , welke wy aangehaald hebben, het noodzaaklyk gemaakt hadden van dit doute bellek af te zien, was 'er niets meer overig , dan dat men ai de voeraadje verteerde van dit land, het geen onvoorzien was van inwooneren , en het tot eene foort van woeftyne maakte, om de gerustheid der winterkwartieren , welke men in Silefien zoude kunnen neemen , te verzekeren. Men ging, als naar gewoonte, op voeraadje, altoos langs de oevers der Elve, en onder het gefchut der vyanden, zonder dat de Keizer met zyne benden het geringde teken van leeven gaf, zonder dat iemand hunner het waagde de rivier over te trekken, om de voeraadje te befchermen , welke men, onder hunne oogen, hunnen ongelukkigen landbouweren ontnam. Schoon het land overvloediglyk voorzien ware, het groote aantal van krygsvolk, dat 'er zyn onderhoud uit nam, voltooide zeer fchielyk de verteering der voortbrengfelen van den grond. Prins Hendrik deed den Koning weeten, dat hy gebrek aan voeraadje had, en 'er ten hoogden niet langer zoude vinden , dan tot de helft van Herfstmaand. De beide Legers braken, derhalven, op, bykans op denzelfden dag. De Koning verliet de legerplaats van Langenau en van Lauterwasfer den veertienden van Herfstmaand . Prins Hendrik de zyne by Nimes twee •1778. De Pruisfïfchen verlasten Bo> hemen.  1773. z66 GEDENKSCHRIFTEN twee dagen laater. Deeze Prins trok by Leut» meritz over de Elve. De Prins van Bernburg, welke de Saxifchen by zich had, week na Zittau , en plaatfte zyne benden op den Eckartsberg. 'Er vielen eenige fchermutfelingen voor by de achterhoede van Prinfe Hendrik, waarby de Husfaaren van Ufedom gelegenheid hadden om uit tc munten. De Leczer zal ons dank weeten, dat wy hem die kleinigheden, cn elke van die byzondere verrichtingen, niet vernaaien, welke geheel van geenen invloed zyn op de groote zaaken. Aan de zyde des Konings had deeze Vorst , om zynen hertocht gemaklyker te maaken, de voorzorg gebruikt van zyn gefchut en haubitfers van Hermannfeiffen na Wildfchutz vooraf te zendeu. De maatregels werden ■zo wel genomen, dat de vyand te vergeefs eene pooging deed, om het volk des Erfprinfen [van Brunswyk] by Schwartzthal in verwarring te brengen, en denzelven gerustlyk zyne oude legerplaats van de .Dreyhaufer weder liet betrekken. De kolom , welke dc Koning geleidde , ontmoette nog een twintigtal ftukken gefchut, welke in de engten van Leopold in het flyk ftaken. Dit toeval ftuitte den tocht des Legers: men deed de hoogten terftond bezetten door de benden, welke aan het hoofd der kolom waren. Deeze dreeven gemaklyk eenige hoopen Pandoeren en Flusfaaren te rug, welken van Neuschlofs over Arensdorf gekomen waren , met oogmerk, om de-koninglyke achterhoede, te kwellen, tiet ge-  van het JAAR 1778. 267 gefchut werd met kracht van armen op de hoogten gefleept; eenige kanonfchooten vcrftrooiden den vyand, en het Leger trok in de legerplaats van Wildfchutz, terwyl de tot eenen waarborg gefchikte benden, zo als wy gezegd hebben, de hoogte'n bezet hielden, en de Prins van Pruisfen. de linker zyde, zo dat het Leger, van de Dreyhaufer tot aan Pilnikau en Kottwkz , eene bykans onafgebroken lyn uitmaakte. Alle deeze onderfcheiden beweegingen der Pruisfifchen maakten den geririgfteii indruk niet op het Keizerlyke Leger; het bleef onbëweêgelyk achter de Elve. Na de voeraadje van al het omgelegen land te eenemanl verteerd te hebben, week de Koningna Trautenau. Dcczc tocht gefchiectde op drie kolommen ; van welke geene ontrust werd dan die-, welke de Erfprins geleidde. Deeze Prins deed zyn volk den vyand het hoofd bicden, en tastte, op zyn beurt, denzelven aan, en deeze, een erriftig gevecht vreezeudc, hield af, na een honderdtal van dooden, en eenige gevangenen ^ welken men op hem behaalde, verloren tc hebben. Dc Pruislifchen trokken in hunne legerplaats, het volk des Erfprinfen aan de rechterhand op de hoogten van Freyheit, en h'êt volk des Prinfen van Pruisfen aan de linker zyde op de heuvels der kapelle van Trautenau. De Heen van Wirrrnfer , die zich met eenen hoop ligtc troepen te Prausnitz onthield, poogde herhaalde reizen de post des Prinfen van Pruisfen aan tc tasten: maar telkens, als hy eenen aanval deed 4 V. deel. R werd. ïff\  £68 GEDENKSCHRIFTEN 1773. En trekken te rug in SileQeii. werd hy afgedagen, het geen men verfchuldigd was aan de goede fchikkingen en werkzaamheid van deezen Prins, wiens gedrag eiken krygstnan, die even zo gedaan had, tot eer zoude verdrekt hebben. De Pruisfifchen , niets tegen de Keizerfchen kunnende onderneemen, waren genoodzaakt zich, tc bepaalen tot het verteeren van de leevensmiddelen der dreeken , welke zy konden bereiken , en, wanneer alles was opgegeten, weder op te breeken. Men gebruikte alle voorzorg en alle» gevoegelyke voorzichtigheid, om deeze beweeging te beveiligen. De hoogten , welke achter de Uppau zyn, werden bezet met Voetvolk en gefchut; 'de voorposten deinsden af na het Leger, en de aftocht gefchiedde in cenc zogoede orde, dat de vyand geene verwarring in de achterhoede konde veroorzaaken. Indien men een kleinen aanval van Pandoeren uitzondert, ontrustte niets de benden in haaren tocht, welken zy vervolgden tot aan Trautenbach, alwaar men weinige dagen vertoefde. Vandaar deinsde het Leger na Schazlar , welke post geheel NederSilefien dekt. De Fleer van Wurmfer had zich deezen dag gereed gemaakt tot een gevecht met dc achterhoede. Door verhaastinge wachtte hy niet met de Pruisfifchen aan te vallen , tot dat deezen in optocht waren, maar begon op onzen linker vleugel een gevecht met de uitgedelde posten. De brigade van Keiler , welke aan dit einde eenen heuvel befloeg, verdedigde zich dapper-  VAN HET JAAR 1778. 2G9 perlyk, en dreef den vyand terug, wiens verlies vierhonderd man beliep. Dit gedaan zynde, begaven zich de benden na de plaats haarer bcltemmiuge. De Erfprins vertrok van Schazlar met tien Jbataillons; by Munderberg vereenigden zich met hem dertig escadrons van het Leger des Konings, met welken hy zich op wech begaf na Opper-Silcficn, alwaar by het bevel over al het krygsvolk, dat zich in dat Gewest bevond, aanvaardde. Hy kwam tc Troppau omtrent het einde van Herfstmaand. De verltcrking, welke hy na Opper Silefien bragt, was berekend om op te weegen tegen eenen hoop van bykans gelyke fterkte , welken de Keizer zond aan den Heeie van Ellerichshaulcn , en welke den Kcizerfchen eene al tc groote meerderheid op den Heer van Stutterheim zoude bezorgd hebben, indien men hier tegen niet in tyds voorzien had. Deeze veldtocht was fchielyk geëindigd ; men < was in het laatst van Herfstmaand; het jaargetyde der krygsverrichtingen was nog niet verloopen. J Men moest, derhalven, vermoeden , dat de vyand het hierby niet zoude laaten, en dat hy, na, geduurende den geheelen veldtocht, zo te ecnemaal verdcdigenderwyze gehandeld te hebben, als wy verhaalden , noch eenig heimelyk ontwerp broedde, en misfchien in den zin had eenen winterveldtocht te doen. Twee punten konden voornaamelyk dc oogmerken van eenen inval voor dc Oostenrykfchen zyn: het eene met magt het volk van den Erfprins aan tc tasten; het andere Ra de J778- lisfingen untrtiic da logmerken er OostenyMcben.  1778. a;o GEDENKSC'HPvJFTB N de doortochten na de Lausnitz te hemagtigen. Een jong en ftaatzuchtig Keizer, aan liet hoofd zyner benden, brandende van begeerte, om door eenige glansryke verrichtinge uit te munten, gaf een voorkomen van waarfchynelykheid aan de ontwerpen, welke men hem toefchreef; en dit verdiende gevvisfelyk een naauwkeurig onderzoek. De poogingen, welke de vyand tegen OpperSilefien konde in den zin hebben, fcheenen de gemaklyklle. Ily had te Olmutz groote magazynen , en alles wat noodig was tot het vervoeren zyner leevensmiddelen. Daarenboven behoefde hy de Pruisfifchen alleenlyk uit Troppau tc verjaagen, om ze te noodzaaken de Oppa te verlaaten , en na Cofel en Nejsfe tc wyken. Het ontwerp, van in de Lausnitz te dringen, ontmoette grootcre zwaarigheden. De Prins van Bernburg had daar het bevel over een lichaaaiu van tweeëntvvintigduizend man: de Keizerfchcn hadden geene magazynen in de nabuurfchap van de Lausnitz: de leevensmiddelen waren fchaars aan den kant van Schlukenau, Gabel, Rumbourg en Friedland, zo dat de vyand moeite zoude gohad hebben, om aldaar genoegzaamen voorraad tot onderhoud van een aanzienlyk lichaam van krygsvolk te verzamelen. Evenwel, daar hy ovet al dc wagenwachten van Bohemen konde befchikken, zoude hy, met groote kosten en door den tyd, in die Breek, magazynen kunnen vormen, om zich te bereiden tot zulk eene onderneeminge, die, met betrekkinge tot den post van den Eg-  VAN HET JAAR I778* 271 Eckartsbefg , zeer bczwaarlyk was. Naarmaate men de oogmerken des vyands minder klaar doorzag , moest men zich moer tegen alle gevallen gereed maaken. Met dat oogmerk werd de Heer van Bosfe, met tien escadrons en vyf bataillons , afgevaardigd na Lowcnberg en Grcifenberg. Zyne bevelen hielden in, dat hy den Generaal Alton, die Friedland en Gabel bezet had, moest in het oog houden, en, in gevalle die Generaal den Prins van Bernburg wilde aangrypen , den vyand in den rug vallen , en in alles met den gemelden Prinfe volgens onderlinge affpraak handelen. Van den anderen kant zond Prins Hendrik, die te Nollendorf gelegerd was, eenen hoop volks, onder bevel van den Generaal Mollendorf na Bautzen, om zich by den Prins van Bernburg te voegen, ingevalle de Oostenrykfchen zich tegen denzelven mogten wenden ; en om , in de onderftellinge , dat deeze tocht ernftiger wierd, en dat een gedeelte des vyandlykcn Legers in de Lausnitz mogt willen doordringen, met twintig bataillons en dertig escadrons na Lauban te trekken, ten einde de befpringers af te fnyden van hunne leevensmiddelen. Wanneer dc Generaal Mollendorf Bohemen verliet , om zich na Bautzen tc bcgecven , werd hy aangetast door tic Oostenrykfchen, welken met een vry aanzicnlyk verlies werden tifgcflagcn. De Major van Aahalt, welke onder den Generaal Mollendorf diende, deed zich in deeze kleine zaak groül;Jyks onderfcheiden, R 3 Zo ■17/U. Schikkingen daartegen , in 1 Lausnitz;  177*in Silefien. «72 GEDENKSCHRIFTEN Zo lang men niet wist, waartoe de vyanden zich bepaalen zouden, bleef de. Koning te Schazlar: maar zo ras men befpeurde, dat zy, aan de grenzen van dc Lausnitz, geheel geene toebereidfels maakten, om magazynen te verzamelen , en dat de benden , welke zy op deeze grenzen hadden , zelfs minder in getal waren dan de Pruisfifche , oordeelde men het waarfchynelyk genoeg, dat, geduurende den winter, de rust aan deezen kant ongeftoord zoude blyven. Van toen afhad de Koning vryheid, om zyne gedachten te laaten gaan over Opper-Silefien. Daarenboven begon de koude zich vry fterk te doen gevoelen in de gebergten van Bohemen; het vroor'alle nachten: de Oostenrykfchen hadden geheel geene legermagt in de nabuürfchap. Alle deeze bedenkingen oordeelde men voldoende, om met het Leger op te breeken, en de benden, welke de grenzen moesten verdecdigen, op de dorpen, tusfchen Landshut, Grisfau , Hirschberg , Schmiedcberg en Friedland, in kwartier te leggen. Deeze beltonden uit twintig bataillons en dertig escadrons, over welke de Generaal Ramin het bevel voerde. Deeze plaatzing was dezelfde, welke de Koning in het jaar 1759 had heilagen. Zestien bataillons cn vyftien escadrons vertrokken afzonderlyk, om zich na, Oppcr-Sileficn te begeeven. De Koning voegde zich te Neisfe by hen, Helde zich aan hun hoofd , en trok na NeulTad. Zie hier de redenen van deeze beweeginge. De Koning behield  van het JAAR. 1778. 273 hield nog altoos het oogmerk,om den oorlog na Moravie te trekken: dc Erfprins hield Troppau bezet: dc vyanden bezaten Jagerndorf, en konden van daar den Erfprins affnyden van Neisfe cn van Cofel. Het was, derhalven , noodzaaklyk zich meester te maaken van Jagerndorf, om, door deeze plaatzinge, de keten der winterkwartieren achter dc Oppa te beveiligen. Daarby was men verplicht zich een vasten voet in Opper-Silefien te bezorgen, om zich in ftaat te (tellen van, in het volgende voorjaar, de grootde poogingen in Moravie te doen. — Des Konings benden verdreevcn, zonder moeite, de Oostenrykfchen uit Jagerndorf, en men begaf zich terftond aan het verfterken van de ftad, van den berg cn van de kapellc, gelyk ook van de dorpen , welke het meest blootgefteld waren voor de aanvallen der vyanden. De Erfprins deed even zo tc Troppau; en deeze beide fteden, werden , dcor de werken , welke men 'er byvoegde, goede vestingen; en veilig tegen allen aanval. Reeds omtrent "het midden van Slachtmaand , waren deeze werken in een vry goeden ftaat, cn daarop begaf zich de Koning na Breslau, zo om fchikkingen te maaken voor den volgenden veldtocht, als om een waakend oog te houden op de onderhandelingen , welke een vry belangryken draai begonnen te neemen. Daar wy het verhaal van eenen veldtocht, welke geheel onvruchtbaar was van groote gebeurtenisfen, niet hebben willen afbreeken, geil 4 loo- De Oostenrykrehen uir. Jagerndorf verdreven. Ondr rtin. d 'lincen. Rusland verklaart zich voor Pruiilén.  «74 GEDENKSCHRIFTEN looven wy tegenwoordig den draad der ftaatkundige verrichtingen weder te moeten opvatten. Het Hof van Pctersburg was dat , waarin men het meeste belang Helde, dewyl het van daar alleen was, dat men daadelyken byftand konde verwachten. De Keizerin van Rusland had zich verbonden den Koning by te fpringen , zo ras haare vcrfchillen met de Ottomannifche Porte zouden bygelegd weezen. De Koning, die de Keizerin wilde verplichten haare belofte te vervullen , had zich, door een gevolg van het goed verfhmd, dat zich tusfchen Frankryk en Pruisfen begon te vestigen, gekeerd tot de Staatsdienaaren van Verfailles, op dat deezen zich belastten met de bemiddelinge tusfchen de Turken en de Rusfen, cn het was den Franfchen gelukt de Porte te doen bewilligen , tot een vergelyk met haare vyanden, door het wedergeeven der Rusfifche fchepen , welke zy in de Dardanellen genomen had, cn den Khan der Tartaren, welke door Catbarma befchermd werd, te erkennen. Naauwelyks waren deeze tydingen te Petersburg gekomen, of de Keizerin, nu verzekerd van dc rust haarer Staaten , en geftreeld door de eerzucht van regelrecht deel te neemen in de zaaken van Duitschland, verklaarde zich openlyk voor Pruisfen. Haare Staatsdienaars, zo te Weenen als te Regensburg, verklaarden boofdzaaklyk : ,, dat zy der Keizerinne-Koninginne ,, verzocht , den Ryksvorften eene volkomene voldoening te geeven , met betrekkinge tot  VAN HET JAAR 1778. 275 .j, derzelver bczwaarnisfen , en vooral omtrent de reebtmaatige redenen van klagte , welke 3, de onwettige overheerfching van Beieren de» zeiven verfchaltc, by gebreke waarvan de Kei„ zerin van Rusland in de noodzaaklykheid zou„ de weezen van haare verbindtenisfen, Jegens zyne Pruisfifche Majefteit te vervullen, door denzelven het aantal van hulpbenden toe te zenden, het geen zy, volgens den inhoud ,, der Verdragen , hem fchuldig was." Deeze verklaaring deed op het Hof van Weenen de uitwerking van eenen donderdag. Deeze onverwachte gebeurtenis ontroerde deszelfs gerustheid , cn bragt ze in de war: de Vorst van Kaunitz was verlegen, als niets hiervan voorzien hebbende. Jofeph, die vuuriglyk de voortzetting van den oorlog verlangde, bediende zich van de ontroeringc en vcrwarringe, waarin hy de Keizerin zyne Moeder vond, en deed dezelve een bevel tekenen , om haar Leger met tachtigduizend man nieuwgeworven volk te vergrooten: hy riep, dat men alles moest in het werk Hellen , alic middelen uitputten, om in dit befiisfendc oogenblik, het Huis van Oostenryk ontzachlyker dan ooit te maaken: hy dacht, dat, wanneer deeze onkosten eenmaal gemaakt waren, niets het voortzetten van den oorlog zoude kunnen tegenhouden: maar de Keizerin was in geheel tegengefteldc gevoelens. Zy wenschte na het einde deezer beroerten : zy (telde alle haare hoop in de bemiddelinge van Frankryk, Pv 5 wel- Dc Keizer begeert den. oorlog; maar zyne Moeder den vrede.  27<5 GEDENKSCHRIFTEN 177S. De Koning vei langt ook na den Vrede. welke zy verzocht had : haare Onderdaanen, met belastingen overladen, konden de onmeethaare lommen niet opbrengen, welke de kosten van den oorlog vorderden : de buitenlandfche geldleeningen beantwoordden niet aan de verwachtinge van het Flof: eindelyk, 'er was dermaate gebrek aan geld , dat de krygsknechten dikwyls zonder betaalinge waren , en de dagelykfche behoeften misten: en de meest verlichte perfoonen voorzagen met fmarte eene geheele omkeering der heerfchappye, indien men dezelve niet voorkwam, door zich goedwilliglyk te fchikken naar de voorllagen van een rcdelyken vrede. Reeds had de Keizerin, gelyk wy gezegd hebben, de bemiddeling van Frankryk verzocht: zy had eveneens aanzoek gedaan, om de goede dienden van het Hof van Rusland, en, door een zonderling toeval, vertrokken de brief van Weenen en de verklaaring van Petersburg omtrent denzelfden tyd, en kwamen ten naasten by op denzelfden dag elk ter plaatze van zyne bedemminge. Dit keerde tot des Konings voordeel, dewyl het te vermoeden is , dat , indien het verzoek der Oostenrykfchen te Petersburg gekomen ware vóór het vertrek der Verklaaringe, de Keizerin deeze laatde zoude achtergehouden hebben. Van den anderen kant verlangde de Koning , die door zyne zendelingen van alles onderricht werd , niets beter dan de zaak met het Hof van Weenen by te leggen; mits, evenwel , dat men de Staatsgefteldheid en Wetten  VAN HET JAAR 1778. 277 ten (*) des Ryks in haare volkomenheid bewaarde , cn dat men noch de belangen des Keur. vorften van Saxen, noch die des Vorften van Tweebruggen, verwaarloosde, en dat hy zelve veilig wierd gefield tegen alle hairklooveryen, met betrekkinge tot de opvolging in de beide Markgraaffchappen, waarop hy onbetwistbaare rechten had. Wel verre van zich aan te kanten tegen de bemiddeling van Frankryk, befchouwde deeze Vorst het Hof van Verfailles als handhaaver van den Westphaalfchen Vrede , en als even groot belang hebbende, als Pruisfen zelve, in niet toe te laaten, dat de Keizer, door zyne onrechtvaardige overheerfchinge van Beieren , zich eenen wech baande, om of in Italië den Koning van Sardinië op het lyf te vallen (waarvoor men te Turin zeer beducht was,) of met te meerder gemak in den Elfas en in Lotharingen te dringen. De Keurvorst van Saxen was een Neef van Lodewyk den XVI, en de Vorst van Tweebruggen onder deszelfs befcherming. Evenwel zoude men der voorzichtigheid te kort gedaan hebben, met de belangen van Pruisfen te eenemaal toe te vertrouwen aan Staatsdienaaren zonder moed of kracht (f), en welken, geenen ftandvastigen wil hebbende, door de lis- ti- (*) Conftitutions ftaat in het oorfpronglyke in het meervoudige, en dit heeft my doen befluiten tot de omfchryving van Staatsgefteldheid en Wetten. Vert, (t) Figueur.  s?S GEDENKSCHRIFTEN 1778* Doet zyne vooiQ -itn daartoe aan lrrankryk. Rusland Verwerpt des Konings befttli voot den veldtocht , en ltelt een onmaatigen v>rys op zv ncn bylland. tige poogingen van het Flof van Weenen aan het wankelen konden gebragt worden. Om den Heer 'van Maurepas te wapenen tegen alle Voordellen der Oostenrykfchen , welke rechtftreeks tegen de bevrediging van Duitschland aangekant waren , zond hem de Koning een beredeneerd Vertoog , behelzende de beweegoorzaaken, welke deeze voorwaarde van vrede aanneemelyk , en die niet aanneemelyk maakten, met een beknopt verdag van de voornaamfte en onontbeerlyke punten voor den algemeenen vrede. Dit duk deed eene zo voordeelige uitwerking , dat Frankryk het aannam tot den grondflag der onderhandelinge, waarmede het zich te Weenen belast had; De Heer van Breteuil, Gezant van Frankryk aan het laatstgemelde Hof, ondervond van den kant des Keizers zwaarigheden, welke weder opkwamen by ieder voordel, dat hy opperde. Maar dit verhinderde de Keizerin - Koningin niet het ontwerp van bevrediginge aan te neemen, zodanig als het door Frankryk ontworpen was. Terwyl dit gebeurde , kwam de Prins Rep» nin , van wege de Keizerinne van Rusland, te Breslau. Hy verfcheen daar meer onder het voorkomen van een gevolmagtigden Staatsdienaar , welke, van wege zyn Flof, aan Duitschland wetten kwam voorfchryven, dan als een Generaal, gefchikt om een lichaam van hulpbenden na het Pruisfifche Leger te geleiden. De Koning had aan het Hof van Petersburg voorgelegen, om,in het volgende voorjaar, het lichaam der  VAN HET JAAPv I778, zty dtr Rusfifche benden te gebruiken tegen Ludo~merie en Gallicie, alwaar weinig krygsvolk was; vervolgens door te dringen in Hongaryen, alwaar de nadering der Rusfen eenen opltand zoude verwekt hebben van al de Leden van den Griekfchen Godsdienst , welke in Kroatië , in Hongaryen, in het Bannaat van Temeswar, en in Zevenbergen verfpreid waren. Zelfs had de. Koning aangeboden hierby ecu gedeelte, zyner eigene benden te voegeu, en al den rykdom vandeeze Gewesten den Rusfen over te laaten. Dit ontwerp werd van de hand gewezen. .Het volk, dat de Rusfen , volgens het Verdrag, moesten leveren, bettond uit zestienduizend ftrydbaare mannen : maar men ftelde op hetzelve een zo ongehoorden prys , dat dezelve nimmer konde. geëvenaard worden door de dienflren , welke men 'er van koude verwachten. 1 let zoude den Koning jaarlyks twee millioenen gekost hebben, en, daarenboven, eenen onderPtand van vyfmaal-honderdduizend ryksdalers tot eenen oorlog, welken Rusland den Turken niet aandeed. De Baron van Breteuil, Gezant aan het Keizerlyke Hof, was ingenomen met het denkbeeld , dat. hy de Vredemaaker in Duitschland zoude worden : hy vond vermaak in zichzelven voor tc houden , dat, wanneer hy dc voetlTappen van Claude d'Avaux, Gevolmagtigdeu by het fluiten van den Westphaalfchen vrede, volgde, dit voor hem eene fchrede zoude zyn , om op te ftygen tot de voornaamfte waardigheden in zyn Vaderland ,  aSo GEDENKSCHRIFTEN 1778. Des Ko» nings ontwerp van vrede mishaagt desZelfs Bondj;enooten. land, en vooral tot die van Staatsdienaar der Buitenlandfche zaaken. Hy bragt alle zyne werkzaamheid in het-fpel, en arbeidde met zo groote volhardinge, dat hy, omtrent het einde van Louwmaand, aan den Prinfè Repnin, 'het ontwerp eener algemeene bevrediginge overzond , zodanig als de Koning het ontworpen had, en als het was goedgekeurd door de Keizeriune-Koninginne. De voorwaarden waren zodanig, als wy" ze boven aangetekend hebben. Men deelde dit ontwerp van vrede den Bohdgenooten vanPruisfen mede. De Saxifchen voeren 'cr tegen uit; zy deeden hunnen ei-sch op de vrye goederen van Beieren Hygeh, tot de fom van veertigmillioenen ryksguldens (*) , en zy vóórzagen met fmarte, dat het veel zoude weezen, indien zy zes ontvingen. Zy vorderden, daarenboven, dat de Keizer afdand deed van alle leenroerige eifchen, welke hy beweert als Koning van Bohemen op Saxen en op de Lausnitz te hebben , en bovenal hadden zy zich gevleid eenige fchadeloosdelling in land te zullen bekomen, om hun grondgebied rond te maaken. De Vorst van Tweebruggen hield van zynen kant hardnekkiglyk ftaande, dat op geenerlei wyze iets van Beieren moest afgefcheurd worden:hy bood aan, een gedeelte van den Opper-Paltz af te Haan, om den kreïts van Burghaufen te behouden: en daarby gaf hy niet dan met den uiterden tegenzin *•*) Fkrinu  VAN HET JAAR 1778. 2§i zin zyne toeftemming tot de fchadeloosftellingen, welke de Keurvorst van Saxen te eifchen had. Om te voldoen aan het verlangen zyner Bondgenooten , deed de Koning eene nieuwe pooging, voornaamclyk met betrekkinge tot Beieren en den kreits van Burghaufen, om te beproeven , of hy voor dezelven eenige meer gunffige voorwaarden by het Hof van Weenen konde verwerven. Maar, wel verre van daarin te be* rusten, antwoordde de Prins van Kaunitz, geftoord over de nieuwe eifchen der Pruislifchen, trotslyk, dat het ontwerp van bevrediginge, het geen door den Gezant van Frankryk den Prinfe Repnin was medegedeeld , het ultimatum van het Hof van Weenen behelsde, en dat de Keizerin befloten had, liever tot den laatften man van haar Leger op tc offeren, dan haare toeftemming te geeven tot nieuwe, zo vernederende, cn zo zeer tegen haare waardigheid ïlrydende, voorwaarden, als men haar nu kwam aanbieden. De volkomcne herftelling te eifchen van een aangevallen en onrechtvaardiglyk overweldigd Landfchap , behelsde niets , dan het geen zeer natumiyk was; maar Frankryk en Rusland verlangden niets anders dan den vrede: het eerfte om zich te ontflaan van de aanzoeken des Keizers , die byftand van hetzelve vorderde; het tweede, om de Pruisfifchen niet met zyne benden by te fpringen. Ingevolge hiervan handelden zy, en drongen de Pruisfifche Staatsdienaars, om geene nieuwe hinderpaalen te Rellen te-  1778. Krygsverrichtingengeduurende den winter. a«l GEDENKSCHRIFT E N tegen de algemeene bevrediging. De Koning,gedrongen door de bemiddelende Mogendheden, Welke de grootde bewyzen van achtinge verdienden, had de vryheid niet, om zyne Bondgenooten by te ftaan met dien yver, welken hy voor dezelven gevoelde (*): hy konde Oostenryk , Frankryk en Rusland niet te gelyk voor het hoofd ttooten. Hy wilde, evenwel, met de laatstgemelde Mogendheid de maatregels bcraamen, welke men nog had te neemen. Dit hield de byeenkomst eener Vergadéringe (f) nog eene maand tegen , dewyl men dien tyd noodig had om antwoord van Petersburg te bekomen. Wy zullen dit uitdel belleeden, om het korte beloop der krygsverrichtingen, welke de benden geduurende den winter bezig hielden, den Leezef onder het oog te brengen. Men zal zich wel herinneren, dat wy den Erfprins in OpperSilefien bezig gelaten hebben met zyne plaatzing te Troppau, en te Jagerndorf te verdedigen, en met jacht te maaken op de vyanden, dan eens na den kant van Gratz , dan aan dien van Marisch Oftrau, dan na dien van Lichten. De Oostenrykfchen geloofden van hunne zyde , dat bet (*) Men herinnere zich, ondemisfehen , dat de Koning zelve , gelyk hy boven verhaalde, deeze" zelfde voorwaarden, welke nu aangeboden werden, opgefteld , en na Verfailles had gezonden , zonder zyne Bondgenooten daarover te raadpleegen. Feit, Cf) Congrh:  van het JAAR I778. 2P3 het voor hun eene vernedering was de Pruisfifchen gcrustlyk de meesters te laaten van een gedeelte van hun grondgebied; zy zouden wel alles hebben willen beproeven , om dezelven te doen verhuizen: maar zy voorzagen, dat zy de fteden Troppau en Jagerndorf niet zouden kunnen heroveren, zonder ze te eenemaal te verwoesten en te verbranden. Daar dit middel der Keizerinne-Koninginne te hard voorkwam, verbeeldden zich de Oostenrykfche Generaals , dat zy, door het Leger des Erfprinfen af te fnyden van Neisfe ("vanwaar zy verkecrdlyk onderftelden dat hetzelve zyne leevensmiddelen trok) dien Prins zouden noodzaaken geheel OpperSilefien te ruimen. Met oogmerk om dit ontwerp uit tc voeren, vestigde de Generaal Ellcrichshaufeu, met eene verfterkinge van tienduizend man,welke hy uit Bohemen had bekomen, zyn kwartier te Engelsberg , eene kleine ftad, gelegen in de engten der gebergten, welker eene uitkomt op Branna , naby Jagerndorf, de andere uitloopt op Hof, en de derde , die over Zuckmantel en Ziegenhals gaat, uitkomt op de vlakte, welke zich van VVcidenau uitftrekt na Patschkau , Neisfe en Neuftadt. Dit lichaam , omtrent vyftienduizend man fterk , en zo voordeelig geplaatst, deed verfcheidcmaalen in onze kwartieren de wapenkreet opgaan. Nu eens ging het op voeraadje in de nabuurfchap van Neisfe,; maar werd telkens afgeflagen; dan ontrustte hot de ftreeken omtrent Jagerndorf, vanwaar de GeV. deel. S na- 177S.  1778. £84 GEDENKSCHRIFTEN neraal van Stutterheim , die aldaar het bevel voerde, het braaf geklopt te rug zond. De Erfprins van Brunswyk, eindelyk, alle deeze kwalyk beraamde aanflagen moede, die toch zyne benden moesten afmatten, befloot op zyne beurt hen te ontrusten. Hy trok zyne kwartieren byeen, en Hortte met drie afzonderlyke hoopen op de posten van Branna , van Lichten en van Engelsberg. De Keizerfchen namen de vlucht, zo ras de Pruisfifchen zich vertoonden. De Prins veroverde op hun vier ftukken gefchut en vyftig gevangenen : maar hun fchrik was zo groot, dat zy zich van de Pruisfifche kwartieren verwyderden, en dat de benden te Troppau en te Jagerndorf eenige rust konden genieten. Daarop wendde de Heer van Ellcrichshaufen zyne geheele oplettendheid na Zuckmantel en Ziegenhals, vanwaar hy dagelyks invallen deed op het platte land. De Pruisfifche benden vanNeuftadt, en van Neisfe, ftelden zich ieder oogenblik tegen de plonderingen , welke de vyand wilde aanrichten. Dit gaf gelegenheid tot verfcheidene fchermutfelingen , waarin het Pruisfifche Voetvolk en de Ruitery even zeer uitmuntten: maar dit flag van kleinen oorlog behoort niet tot het beftek der Gedenkfchriften, welke wy voorgenomen hebben te fchryven. Evenwel befloot men de vermetelheid van deeze foort van onderneemingen te bedwingen: de benden moesten, geduurende den winter,rust hebben,en zy hadden tyds genoeg om te vechten in het jaarge-  VAN HET JAAR J778. 285 getyde der krygsverrichtingen in het open veld. Om de zaaken tot dat einde te brengen, cn het kwaad met wortel en tak uit te roeien , befloot men de Oostenrykfchen , indien het doenlyk ware, van hunnen post te Zuckmantel te doen verhuizen. De lieer van Wunsch , die zich met tien bataillons in het Graaffchap Glatz bevond, alwaar hy tot nog toe zonder werk was geweest, gelooide, dat hy zich voor een weinig tyds vandaar konde verwyderen, zonder al te veel te waagen door eene korte afvveezigheid. Hy liet den Prins van Philipsthal , met twee zwakke bataillons, te Habelschwerdt: hy kwam tc Ziegenhals, vanwaar hy de vyanden verdreef, en vervolgde door de engten, welke de gebergten hier vormen tot aan Zuckmantel. Maar deeze post was voor de Pruisfifchen onverdedigbaar gemaakt, uit hoofde der hoogten, welken denzelven omringen , en die de Oostenrykfchen niet alleen met gefchut beplant, maar, daarenboven, verfchanst hadden met aanzienlyke werken, waaruit het onmogelyk was hen te verdryven: het was zelfs onmogelyk om hen heen te trekken , dewyl men tegen deeze al te hooge, al te .-uwe, en al te fteile, rotzen niet konde opklauteren. De Heer van Wunsch, overtuigd, dat het hem natuurlyk onmogelyk wave , aan deezen kant iets tegen den vyand te onderneemen , en dat een langer vertoeven Hechts verlies van tyd zoude weezen, begaf zich op wech, om weder na zynen ouden post by Glatz te S 2 kee- ÜZf:  2O6 GEDENKSCHRIFTEN keeren. Voorby Landeck trekkende, hoorde hy een vry heftig fchieten uit gefchut aan den kant van Habelschwerdt. Hy wendde zich terftond na dien kant; maar naauwelyks had hy een gedeelte wechs afgelegd, wanneer hy tweehonderdënvyftig krygsknechten van het regiment van Luck ontmoette, welken zich eenen wech geopend hadden, en hem boodfehapten, dat de Prins van Philipsthal, met het overige gedeelte van het regiment, zich door de Oostenrykfchen had laaten verrasfen. Kort daarop hoorde de Heer van Wunsch een ander fchutgevaarte : de vyand deed eenen aanval op eene foort van Palanka, of van redoute, waarin de Pruisfifche Generaal honderd man ter verdediginge had gelaten. De Oostenrykfche haubitfers bragten 'er den brand in, en de Kapitein Capelier, die zich door zynen fchoonen tegenftand deed uitmunten, was genoodzaakt zich over te geeven, eer men hem konde te hulp komen, zo dat de Heer Van Wunsch zich , met al zyn volk , in de vesting Glatz wierp. Wurmfer en de Keizerfchen, welken geheel onkundig waren van deeze redoute, hadden een oogmerk gehad, om recht toe op Glatz aan te trekken , en de ftad te overrompelen. Hun ontwerp konde in geenerlei manier by verrasfinge uitgevoerd worden ; de werken deezer vestinge zyn zodanig ingericht, dat zy niet kunnen befprongen worden, ten zy de vyand eene geregelde belegeringe onderneeme. De Fleer van Wurmfer had, evenwel, het voos-  VAN HET JAAR 1778. 287 voordeel, dat hy eenige kwartieren in het Graaffchap konde betrekken, en vleide zich veelb'gt, dat de Koning om hem van het Pruisfifche grondgebied te doen verhuizen , een gedeelte volks, uit Opper-Silcfien zoude trekken, om het tegen hem te gebruiken; dat daardoor het cordon van Troppau cn van Jagerndorf, en het Leger des Erfprinfen, verzwakt wordende,de Heer van Ellerichshaufen fchoon fpel zoude krygen, en middel vinden, om, met goed gevolg, iets tegen de Pruisfifchen te onderncemen, en de oevers der Oppa , welke den Keizerfchen zo zeer in de oogen Haken, tc zuiveren. Maar de zaaken namen een anderen keer dan de vyandlyke Generaals zich verbeeldden , of verlangden. De Koning Helde zich aan het hoofd van eenige bataillons van zynen waarborg , welke te Breslau overwinterd hadden , waarby zich voegden dc lyfwachten , de zwaargewapende Ruitery (*), en het regiment van Anhalt. Met deezen begaf hy zich na Reichenbach, en de Heer van Ramia zond vier bataillons aan den Generaal Anhalt, die reeds vier andere onder zyne bevelen had. Al dit volk bezette Friedland en de verfchanlingen, welke men daar gemaakt had. Om den vyand van Wallenburg te verdryven, begaf zich de Generaal Lestwitz na Scharfeneck , en de Generaal Anhalt na Braunau. De Keizerfchen namen de vlucht aan alle kanten ; en naauwe- lyks (*) Les. Gendarmes. S 3 177*-.  288 GEDENKSCHRIFTEN 1778. lyks konde de Fleer van Anhalt een vyftigtal pandoeren betrappen. Op denzclfden tyd, waarin deeze benden voorwaards rukten , nam de Koning bezit van Silberberg , ten einde by de hand te zyn , om vandaar hulp te bezorgen, waar het noodig mogt zyn. Deeze beweeging maakte een zodanigen indruk op de vyanden, dat zy de ftad Flabelschwerdt ruimden , en de wyk namen na Bohemen. Men had in alles voorzien. Indien men de Keizerfchen in Bohemen, op de grenzen van Saxen, had in rust gelaten, zouden alle hunne benden na Silefien gevloeid zyn , en dc Heer van Wurmfer eene aanzienlyke verfterking ontvangen hebben. Om derhalven de oplettendheid des vyands verdeeld te houden , en denzelven meer op zyne eigene veiligheid te doen bedacht zyn, dan op het ontrusten van Silefien , verzamelde de Heer van Mollendorf eenige benden , vertrok uit Saxen, toog na Brix, lloeg met zyne Ruiterye de party, welke tegen hem gefield was, maakte zich meester van drie ftukken gefchut, van driehonderdënvyftig gevangenen, en van het magazyn, dat in de kleine ftad Brix was. In den nacht gebeurde bet, dat een onderofficier van het regiment van, AVunsch 'tot den vyand overliep : en, om zich te wreeken van zynen Major, bragt hy, terflond daarop, de Oostenrykfche Husfaaren in het zelfde dorp, alwaar hy den Major en vyf vaandels opligtte. Zo waar is het, dat een Officier nooit genoeg op zyne hoede kan weezen, om niet verrast  VAN HET JAAR 1778. 2b9 sast te worden. Een diergelyk voorval was eenige maanden vroeger in Silefien het regiment van Thadden overgekomen , terwyl het niet ver van Schmiedeberg in het dorp Dietersbach zyn kwartier had. De Husfaaren deeden een loozen aanval op eenen post van dit regiment, terwyl een andere troep, door eenen tuin en eene fchuur in het huis van den Bevelhebber dringende, vandaar drie vaandels opligttc; verjaagd zynde eer zy de overige konden medeneemen. Deeze Haaltjes doen den Pruisfifchen dienst geene eer; maar in het groote getal van Officiers , welken dit Leger uitmaakten, is het onmogelyk, dat allen even kundig en waakzaam zouden wcezen. Terwyl de oorlog dus zonder aanzien van het jaargetyde gevoerd werd, kwam de renbode, welken de Koning met zyn Ultimatum had afgevaardigd , van Petersburg te rug : cn dc beide Hoven, nu overeengekomen zynde , over alle punten, welke het behelsde, zond de Prins Repnin het aan den Heere van Breteuil te Weenen. Deeze Gezant fchreef, dat het gemelde ftuk veel genoegen verfchaft had aan de Kcizerinne-Koninginne, en dat men voorhad eene Byeenkomst te doen houden, om de laatde hand te leggen aan de algemeene bevrediginge. Zal de nakomelingfchap kunnen gelooven,dat, in diergelyke omdandigheden, terwyl zelfs het Hof van Weenen ernftig van oogmerk fchecn den oorlog tc doen eindigen, een Generaal Wallis met acht of tienduizend man, eensklaps zich S 4 ver- Men wordt het eens over d.' voornaame vredesvoorwaarden. Neufladt door de Keizerfchen in brand g_fehooten.  1*78. tel, en werd tot aan zyn hol vervolgd en nagejaagd. Deeze verrichting, door den Keizer uitgedacht, was den Generaal Wallis voorgcfchrevcn. Die Vorst , onderltellendc , dat dc Koning van Pruisfen opvliegende cn onbezonnen driftig was, geloofde, dat hy,met deszelfs geest te verbitteren , door het vernielen van eene zyner fteden, hem af hoeriger en bezwaarlyker te voldoen zoude maaken, omtrent de onderhandelingen, welke men hond aan te vangen; en dat, mis» (*) Grenades Royaks. 590 GEDENKSCHRIFTEN vertoond hebbe voor de ftad Neuftadt, alwaar, het regiment van Pruisfen en het bataillon van Preufs in bezettinge lagen ? De vyand, de ftad niet kunnende veroveren , wierp 'er zo veel groote granaden (*) in, uit een twintigtal van haubitfers, welke hy met zich voerde, dat de houten fchaalcn, waarmede het meerder gedeelte der huizen gedekt zyn, in brand geraakten, en tweehonderd en veertig wooningen door de vlammen verteerd wierden. Maar de bezetting hield het uit. De Generaal Stutterheim, bericht ontvangen hebbende van de bewéeginge der vyanden, begaf zich achter derzelver rug na den kant van Branitz; de benden, die te Rofswalde tri kwartier lagen, kwamen den Oostenrykfchen op de eene zyde,en volk,uit Neisfe afgezonden, op de andere. Wallis, zich nu niet langer kunnende ophouden , zonder al zyn volk in de waagfchaal te Hellen, week te rug na Zuckman-  VAN HET JAAR. 1778. ft.91. misfchien, de gemelykheid, welke hy hierover z.pude gevoelen, hem zoude doen belluiten, om dezelve af te breeken. Maar deeze verrichting der. Oostenrykfchen bragt hun geen voordeel aan. Kort daarna ontving dc Prins Repnin eenen brief van den Hcere van Breteuil , welke hem fchreef, hoezeer dc Keizerin-Koningin met ongeduld verlangde na eene wapenfehorfmg. Den vierden van Lentemaand ontving de Koning deeze tydiug te Silbcrberg , cn gaf last aan zyne Generaals, om met die der vyanden de vercischte maatregels te beraamen, tot het legelen van den itilltand van wapenen, welken men had voorgeflagen. De zevende van Lentemaand was het tydltip, dat bepaald werd als het begin der wapenfehorfinge in Bohemen; de achtlte voor dien in Opper-Silefien cn Moravie; de tiende voor die van Saxen en Bohemen. Dit tydltip daar zynde, leide men dc benden in meer uitgebreide kwartieren , om hen meerder gemak te bezorgen, en vooral, om de befmettelyke ziekten te ontgaan, welke op de grenzen begonnen te heerfchen. De Koning begaf zich den zesden na Brcslau, om een mondgefprek tehouden met den Prinfe Repnin. ' De ltad Tefchen werd met algemeene goedkeuringe, tot dc plaats der onderhandelingen verkoren , en dc Koning benoemde den Heer van Riedefel, tot zynen Gcvolmagtigden Staatsdienaar op deeze byeenkomst. Daarop kwam te Brcslau dc Heer van Terring-Scefeld , in hoeS y da- 1778.. Wapetifchorting. Byeenkomst te Tet'clien.  Zwaaricheden, welke men daar ontmott. 29a GEDENKSCHRIFTEN danigheid van Staatsdienaar des Keurvorden van den Paltz. Deeze, de Prins Repnin, de Heer van Riedefel, de Heer van Zinzendorf, Staatsdienaar van Saxen, en de Fleer van Hofenfels, Afgevaardigde van Tweebruggen , deeze geheele hoop van Vredehandelaars vertrok na Tefchen, alwaar de Heer van Breteuil, Gezant en Gevolmagtigde des Konings van Frankryk , en de Heer van Cobenzl , die van wegen de Keizerinne-Koninginne met dezelfde bedieninge belast was, zich by hen voegden. De Keizerin begeerde öprechtlyk den vrede; maar hoe groot haar verlangen ook ware, om denzelven fpoedig herdelcl te zien , het was baar niet gelukt den Keizer haaren Zoon dezelfde gevoelens in te boezemen. Deeze Vorst , gelyk wy reeds voorheen gezegd hebben, geloofde, dat zyne eer beleedigd ware, indien hy niet met dandvastigheid eenen dap verdedigde, tot welken zyne drift hem had doen befluiten. Zo ras de Staatsdienaars hunne onderhandelingen te Téfchèn begonnen, berustte de Heer van Cobenzl gaaf en eenvoudig in het ontwerp van bevrediginge, dat door Frankryk was voorgellagen; hy maakte geheel geene zwaarigheid , en fchcen zo wel te vrede, als men konde verlangen. Men geloofde, dat dit werk fchielyk zyn bedag zoude hebben , wanneer de Prins Repnin eenen renbode ontving, van wegen den Fleere van Asfeburg, Staatsdienaar der Keizerinne van Rusland te Regensburg , welke hem meldde , dat de Keurvorst van den Paltz hem  VAN HET JAAR 1778. oy3 hem verklaard had,, dat hy den Keurvorst van Saxen geene voldoening konde of wilde geeven, en dat hy liever verkoos zich aan zyn voorig Verdrag tc houden, het geen hy met het Hof van Weenen gemaakt had, dan zyne belangen te onderwerpen aau de beflisfiugen der Bycenkomfte van Tcfchen. De Heer van Breteuil en de Prins Repnin , fpraken daarop beiden uit een hoogen toon, en zich wapenende met al de deftigheid, welke den Gevolmagtigden van zo groote Mogendheden voegde , verklaarden zy, dat, dewyl al dc handelende partyen het ontwerp van bevrediginge, het geen hun voorgellagen was, reeds hadden aangenomen, zy voortaan ieder der Vorften, welke tegen zyne cerfte belofte mogt willen aangaan, als vyand zouden aanmerken. Daarop boogen dc Graaf van Cobenzl (*) en de Paltzifche Staatsdienaar, en 'er werden renboden afgevaardigd, welken in alleryl na Weenen vertrokken. Dit verhinderde evenwel niet, dat men andere zwaarigheden zag ppkomen, welke, by elke fchrede, den middelaaren den wech affneeden. Den eenen dag waren het de Saxifchen, welker eifchen men niet voldoen konde, den anderen was het de Staats- die- (*) Hoe de Graaf van Cobenzl hier te paskome, begrype ik niet. Hy had, immers, eene gaave toeïtemmiug gegeven aan de voorflagen der middelen. Of is het een gevolg van des Konings algemeene vooringenomenheid, tegen het Huis van Oostenryk, dat hy hier genoemd wordt? Vert. 1778.  294 GEDENKSCHRIFTEN dienaar van Tweebruggen, die, om zynen yver te doen uitblinken, eene buitenfpoorig groote vermeerdering van appanage (*) voor zynen Vorst eischte, en zyn geliefkoosd ftelfel (laande hield, met te bewyzen , dat Beieren een ondeelbaar Hertogdom ware. De Koning was genoodzaakt tusfchen beide te komen, op dat de zaaken niet al te ver mogten loopen. Met behulp der Middelaaren gelukte het hem , hoewel met moeite, den kwalyk geplaatlten yver deezer beide Staatsdienaaren te doen bekoelen. Men toonde den Sax, dat, zonder Frankryk, Rusland, en Pruisfen, welken hem hielpen, zyn Keurvorst geen duit van het Hof van Weenen zoude gekreegen hebben , hoe rechtvaardig zyne eifchen ook mogten weezen: en dat hy, derhalven, verdandiglyk zoude handelen in zich te vergenoegen met de fomme, welke men hem met vry wat moeite deed verwerven. Men verklaarde zich omtrent eveneens aan dien van Tweebruggen, met denzelven onder het oog te brengen, dat zyn Vorst, daar reeds drie vierde gedeelten van Beieren verloren waren , zich gelukkig mogt rekenen, dat men hem twee derde gedeelten daarvan weder gaf. Naauwelyks had. men deert beide Staatsdienaars tot bedaaren gebragt, of de Keurvorst van den Paltz kwam weder op de baan , (*) Dit Franfche woord hebbe ik geoordeeld te moeten behouden. Men weet, dat het de goederen betekent, welke, by wege van uitzet, aan de jongere zoonen der Vorften gegeven worden. Vert.  van het JAAR 1778. a'95 Wan , om nieuwe hairklooveryen te beginnen. Frankryk werd hier gemelyk over, en de Staatsdienaar van Lodewyk den XVI, te Munchen, fprak daar op den toon , welken Lodewyk de XIV gebruikte in het midden zyner overwinningen. Niettemin bleeven deeze krakeelen te Tefchen aanhouden , en werden tot zulk eene hoogte gedreven , dat de Gevolmagtigden zeiven den goeden uitflag hunner onderhandelingen begonnen te wantrouwen. Reeds waren zes weeken zonder eenige vrucht ten einde gelopen: men had reeds den twintigften van Grasmaand bereikt, wanneer een renbode van Condantinopolen te Weenen kwam, met de tyding van den gefloten vrede, tusfchen de Ottomannifche Porte en Rusland. Niets minder dan eene zo belangryke gebeurtenis werd vereischt, om den ongerusten geest des jongen Keizers te doen buigen. Zo lang de oorlogsverfchynfels tusfchen Rusland en de Porte eene op handen zynde vredebreuk, tusfchen deeze Mogendheden, aankondigden, had Jofeph de verklaaring van het Flof van Petersburg , ten voordeele van Pruisfen en van het Duitfche Ryk , niet anders befchouwd , dan als een eenvoudig gefprek, dewyl Rusland bezigheid genoeg in de Krim zoude vinden, om den Khan, welken het onder zyne befcherming had genomen, te verdedigen tegen de Ottomannifehe Magt, welke denzelven wilde ontthroonen, en dus noch de magt, noch de middelen hebben, om Pruisfen krachtdaadiglyk te onder- deii- 1778.  1773- De Vrede wordt geti kend. a96 GEDENKSCHRIFTEN (leunen. Maar de herftelling van den vrede ver» Hielde al de hoop , waarmede de Keizer zich gcftreeld had : hy konde voor zichzclven niet ontveinzen, dat Rusland, tegenwoordig de handen ruim hebbende, de meester was van zynemagt te gebruiken, waar het zoude goedvinden; dat het, gevolgelyk, een zo fterk lichaam van krygsvolk den Koning ter huipe konde zenden , dat Pruisfen daardoor eene al te groote meerderheid van manfehap zoude bekomen, waartegen het voor de Keizerlyke benden onmogelyk zoude weezen , eenen veldtocht met waardigheid uit te houden, en nog te meer, indien de oorlog lang wierd fleepende gehouden. De vrede der Rusfen moet, derhalven , eigenlyk, tot het tydltip dienen, om de opening der Byeenkomst te Tefchen tc dagtekenen. Van dat oogenblik bleeven de werktuigen des Keizers ftilftaan. De Keurvorst' van den Paltz en deszelfs Staatsdienaar bewaarden een eerbiedig ftilzwygen : de Graaf van Cobenzl werd vriendlyker , liet zyne onbepaalde voorflagen vaaren, en verklaarde zich rondlyk en met naauwkeurigheid over de onderwerpen , welke hy met de Middelaars verhandelde. Alle deeze gunftige omftandigheden deeden dit werk met zo veel vaardigheid voorwaards gaan, dat al de waereld het eens was in minder dan veertien dagen , en de ;" vrede gefloten en getekend werd op den dertienden van Bloeimaand , den geboortedag der Keizerinne-Koninginne. Wy  VAN HET JAAR I778. 20? Wy zullen ons vergenoegen met de voornaamfte voorwaarden van deezen vrede te melden, te weeten: dat de Keizer geheel Beieren en den Opper-Paltz zoude wedergeeven aan den Keurvorst van den Paltz, met uitzonderinge van den kreits van Burghaufen; dat de Erflyke Opvolging in deeze Staaten verzekerd werd voor den Prinfe van Tweebruggen , gelyk ook voor al de zydelingfche Takken, welken dezelfde rechten hadden ; dat de Keurvorst van Saxen, tot fchadeloosftelling , eene fom van zes millioenen ryksguldens zoude genieten, betaalbaar in jaarlykfche termynen van vyfmaal honderdduizend ryksguldens; dat de Keizer, ter gunde van Saxen, zoude afdaan van het leen van Schonburg, dat in dit Keurvorftendom is ingedoten;. dat, met betrekkinge tot de opvolgiug in de Markgraaffchappen van Bareuth en Anfpach, welke weder aan Pruisfen moesten vervallen, de Keizer de wettigheid deezer rechten erkende, en beloofde zich tegen deeze hereeniging niet meer te zullen aankanten; dat, van zynen kant, de Koning van Pruisfen afdand deed van zyne eifchen op Gulik en Berg, ten voordeele van den tak van Sulzbach, mits dat de handhaaving, welke Frankryk, by het Verdrag van het jaar 1741 hem beloofd had, met betrekkinge tot Silefien, vernieuwd wierd; dat de Hertog vanMecklenburg het recht de non appellando zoude hebben, tot vergoeding van zyne eifchen; en, eindelyk, dat Rusland, Frankryk, en het geheele Lichaam des Duit- I778. Voorwaarden van denzelven.  «•77?' Bcfluit. Aldus gedaan te Potsdam , den aoften van Zomermaand, 1779. FREDERI K. 598 GEDENKSCHRIFTEN. Duitfchen Ryks,het tegenwoordige Verdrag zouden handhaaven. Naauwelyks was dit Verdrag getekend, wanneer de Pruisfifchen, tot een blyk van heusheid, terftond alles ontruimden, wat zy van de Oostenrykfche bezittingen hadden ingenomen. Zodanig was het einde van deeze beroerten van Duitschland: de geheele waereld verwachtte eene reeks van etlyke veldtochten, eer men dezelve zoude zien eindigen; maar het was niets anders dan eene misfelyke vermenging van onderhandelingen en krygskundige onderneemingen , het geen men aan niets anders moet toefchryven, dan aan de twee onderfcheiden aanhangen, welke het Keizerlyke Hof verdeelden, van welken de een voor eenigen tyd de overhand bekwam, en binnen kort door den anderen weder bedwongen werd. De Officiers waren in geduurige ongerustheid, en niemand wist, of men in vrede dan in oorlog ware: een onaangenaame toeftand, die bleef aanhouden tot op den dag, waarin de vrede van Tefchen getekend werd. Het bleek, dat de Pruisfifche benden voordeel hadden op haare vyanden, zo dikwyls zy op eene geregelde wyze konden ftryden, maar dat de Keizerfchen haar overtroffen in looze aanilagen, verrasfingen en krygslisten, welke eigenlyk tot het vak van den kleinen oorlog behooren.  BRIEFWISSELING VAN 38 e n KEIZER en van de KEIZERINNE KONINGINNE met den KONING, over de BEIERSCHE NALAATENSCHAP.   BRIEFWISSELING* Affchrift van een eigenhandigen Brief des keizers, aan den koning van pruissen, gefchreven te Olmutz, den ijlen van Grasmaand, 1778. MïN HEER EN BROEDER, X)ad ik, de vervulling eener belofte, door welke wy , zo te Neisfe als te Neudadt, ons van wederzyde verbonden hebben , van rechtdreeks aan elkander te fchryven , tot op dit oogenblik hebbe uitgedeld, is gefchied, om dat ik, bereid tot alle gebeurtcnisfen, wachten wilde , tot dat ik zelve verwydeïd ware van de hoofddad, en gcvolgelyk van alles, wat naar loosheid of daatkunde kan zwcemen , om aan Uwe Majedcit myne denkbeelden mede te deelen, welke, naar ik geloove, meer overeenkomen met onze waare belangen, dan alle oneenigheden, welke wy onder elkander kunnen hebben. Ik hebbe ze op het papier gebragt in het hier bygevocgde ontwerp eener overeenkomde, het welk ik de eer hebbe aan Uwe Majedeit te zenden. Ik voege hier geene aanmerkingen nevens, als' wel verzekerd, dat geene van die, voor welke het onderwerp vatbaar kan zyn, haar ontfnappcn zal. Ter zelfder tyd belaste ik T 2 Co- 1778» Eerfte Brief des Keizers aan den Kuning.  je* BRIEFWISSELING. Cobenzl met de nodige volmagt, op dat,indien Uwe Majefteit dit ontwerp aanneeme, men terHond tot de ondertekening moge overgaan: en, indien zy eenige verandering of verklaaring, omtrent eenige bykomende omftandigheden mogt verlangen, verzoeke ik haar my dezelve rechtfireeks door haar antwoord bekend 'te maaken. Zy kan vooraf verzekerd weezen, dat ik niet zal weigeren aan dezelve te voldoen, indien het in myn vermogen is; gelyk ook, dat natuurlyk. alles zal gezegd zyn, indien Haar dit op geenerlei wyze mogt voegen (*). Ik zoude waarlyk verheugd zyn , indien ik hierdoor iets konde toebrengen tot eene fteeds toeneemende bevestiging van een onderling goed verftand , dat alleen het geluk onzer Staaten moet en kan uitmaaken, dat reeds op eene zo gelukkige en voordcelige wyze was begonnen, dat, aan myne zyde, eerst gegrond was op de hoogachtinge en eerbied, welke de geest (f) en de uitfteekende begaafdheden Uwer Majefteit my had- (*) Ainfi que natHrcllement totlt fera dit , fi cel* ne lui convenoit en fagen quelconque. Ik hebbe hier woordelyk vertaald. De meening is , myns oordeels, dat, indien het volgend ontwerp den Koning niet mogt hehaagen , alle verdere onderhandeling vruchtloos en overtollig zoude weezen. Des Keizers %l is op meer plaatzen duister. Vert, (f) Génie.  BRIEFWISSELING. 3*3 hadden ingeboezemd, dat eene perfoonlyke kennis verderkt had , en dat ik waarlyk wenfche altoos te doen voortduwen, door de herhaalde verzekeringen en betuigingen van eene oprechte vriendfchap, waarmede ik altyd zyn zal VAN MYNEN HEERE, MYNEN BROEDER EN NEEF de zeer genegen Broeder en Neef JOSEPH. Ontwerp van Overeenkomst, dat hy den Brief gevoegd was. H aare Majedeit de Keizerin en Apostolifche Koningin , en zyne Majefteit de Koning van Pruisfen, hebben met een waar verdriet gezien, dat de zaaken der Beierfche nalaatcnfchap een zo hachelyken en ingewikkelden draai namen, dat men niet alleen voor tegenwoordig alles te vreezen had voor de rust van Duitschland, maar dat men ook voor het toekomende de moeielykde gevolgen moest duchten uit omftandigheden van dezelfde foort; en hunne bovengemelde Majefteiten, de eene zo wel als de andere, bezield zynde, met de oprechte begeerte, om, zo veel mogelyk is, alles uit den wech te ruimen, 't geen het goed verftand en de vriendfchap, die tusfchen hen plaats hebben, gelyk! ook de algemeene rust des Duitfchen Ryks, zoude kunnen ftooren, zyn over dit onderwerp tot een T 3 vrien- 177 8- Ontwerp van eene overeenkomst.  3o4 BRIEFWISSELING. 1778. vriendelyk vergelyk gekomen, na de ophelderingen en verzekeringen, aan de eene zyde gegeven door haare Majefteit de Keizerinne-Koninginne , en gevolgd door de verklaaringen van zyne Majefteit den Koning van Pruisfen,aan de andere; zy hebben, in deezen geest van. vereeniginge , hunne wederzydfche Staatsdienaars , daartoe gederkt met hunne volmagten , gelast eene overeenkomst van den volgendea inhoud te duiten en vast te dellen. . Vooreerst: erkent zyne Pruisfifche Majedeit de deugdelykheid der Overeenkomde den 3den van Louwmaand, des tegenwoordigen jaars gemaakt , tusfchen haare Apoftolifche Majedeit de Keizerinne - Koninginne , en zyne Doorluchtigde Hoogheid den Keurvorst van den Paltz, gelyk ook de wettigheid van den daat der bezittinge van die gedeelten van Beieren, welke, ingevolge daarvan, bezet zyn door haare Keizerlyke en Apodolifche Majedeit. Ten tweeden: En dewyl, by die Overeenkomst, de beide met elkander verdraagen de partyen zich wel uitdrukkelyk de magt hebben voorbehouden, van onder elkander eene nadere overeenkomst aan te gaan , tot eene ruiling, te regelen naar het geene hun van wederzyde gevoegelyk is, het zy ten opzichte van die dreeken , welke haarer Keizerlyke en Apodolifche Majedeit en den Huize van Oostenryk zyn ten deel gevallen, het zy met betrekkinge tot het geheele land, of alleenlyk van eenige gedeelten, be-  BRIEFWISSELING. 30$ belooft zyne Pruisfifche Majefteit de gemelde ruilingen gerustlyk tc laaten gefchieden, wel verftaande, nogthans , dat de. aauwinften, welke men doen zal, niet mogen vallen op eenig land, het geen onmiddellyk grenst aan de tegenwoordige Staaten van zyne Pruisfifche Majefteit. Ten derden: In vergeldiuge hiervan , erkent haare Keizerlyke en Apoftolifche Majefteit van m af de deugdelykheid van de inlyvinge der landen van Anfpach en Bareuth, met de eerstgeboorte des Keurvorftendoms Brandenburg, en. belooft van haaren kant, Ten vierden : alle ruilingen, welke van deeze landen mogten gedaan worden, zo als het zyner Pruisfifche Majefteit zal gevoegelyk zyn, gerustlyk te laaten voltooien , wel verftaande, nogthans, dat de aanwinningen, welke men doen zal, niet mogen vallen op eenig land , het geen onmiddellyk grenst aan de tegenwoordige Staaten van haare Majefteit de Keizerinne-Koninginne van Flongaryen en Bohemen. Eigenhandig antwoord des konings aan den keizer, gedagtekend Schonwalde den 14*" van Grasmaand, 1778. MTN HEER EN BROEDER, JVlct alle mogelyk genoegen hebbe ik den Brief ontvangen, welken uwe Keizerlyke Majefteit de goedheid gehad heeft, vau aan my te T 4 jfchry. 1778- Antwoord des Konings.  $o6 BRIEFWISSELING. fchryven. Ik hebbe noch Staatsdienaar noch Schryver by my; en dus zal uwe Keizerlyke Majefteit zich wel willen vergenoegen met het antwoord van een ouden krygsman, die, met eerlykheid en rondborftigheid, aan hem fchryft over een der gewigtigfte onderwerpen, welke de Staatkunde zedert langen tyd heeft uitgeleverd. Geen menseh wenscht meer dan ik den vrede, en de goede overeenftemming te bewaaren onder de Mogendheden van Europa. Maar alles heeft zyne paaien; en men vindt zo netelige voorvallen , dat de goede wil alleen niet genoeg is, om de zaaken in rust en ftilte te houden. Uwe Majefteit fta my toe, den ftaat des gefchils van onze tegenwoordige omftandigheden haar naauwkeuriglyk te ontvouwen. De vraag is hier, om te weeten, of een Keizer naar zynen wil kan befchikken over de leengoederen des Ryks ? Indien men hier de bevestigende zyde kiest, worden alle deeze leenen zo veele Timariots (*), wel- (*) Timariots. Timar is eigenlyk in Turkyen de nSam. van zekere' landgoederen, welke de Turken der Geestelykheid en den Adel , der op de Christenen veroverde landen ontnomen hebben. Deeze norden door den Grooten Heer aan meer of min aanzienlyke Turken voor hun leeven gefchonken , als een foort van leengoederen, waarvoor zy verplicht zyn in oorlogstyd den krygsdienst te helpen waarneemen. De bezitters ran deeze leenen worden 7»mariot genoemd. Zo dat zyne Pruisfifche Majefteit het goed hier verwart met den bezitter. Andere foort-  BRIEFWISSELING. 307 welke alleenlyk voor het leeven duuren , en waarover de Sultan befchikt na den dood des bezitters. Maar dit is ftrydig tegen de Wetten, tegen de Gewoonten , en tegen de Gebruiken des Roomfchen Ryks. Geen Vorst zal 'er in bewilligen: ieder zal zich beroepen op het Leenrecht, het geen deeze bezittingen verzekert voor zyne nakomelingen, en niemand zal zyne toeftemming geeven, om zelve de magt te bevestigen van een eigendunkelyken Heerfcher (*), die, vroeg of laat, hem en zyne kinderen zal berooven van hunne onheugelyke bezittingen. Zie hier dan de reden, welke het geheele Lichaam des Duitfchen Ryks heeft doen fchreeuwen ovef de geweldige wyze, waarop Beieren onlangs is ingenomen. Ik, als Lid des Ryks, en als den Westphaalfchen Vrede hebbende ingeroepen, by het Verdrag van Flubertsburg, vinde my rechtftreeks verplicht tot het verdedigen der voorrechten, vryheden en rechten van het Duitfche Lichaam, en der Keizerlyke Verdragen (f), waardoor men de magt van het Hoofd des Ryks bepaalt , om de misbruiken voor te komen , wel- foortgelyke leenen heeten Ziamet en de bezitters Zainu Deeze zyn van de Timars alleen onderfcheiden door hunne meerdere waardye. Voiez de la guilletiere Athenes Antienne & Moderne, p. 362» Vert. (*) Defpote. (t) Cspitulatiom. T 5  3e8 BRIEFWISSELING. welke hy van zynen hoogen rang zoude kun*" nen maaken. Zie daar , Sire, den waaren ftaat der zaaken. Myn perfoonlyk belang heeft 'er niets mede te doen ; maar ik ben verzekerd,. dat uwe Majefteit zelve my als een laf, en zyner. achtinge onwaardig, mensch zoude befchouwen, indien ik de rechten , vrydommen en voorrechten , welke de Keurvorften en ik zelve van onze Voorouderen ontvangen hebben, op eene. laage wyze opofferde. Ik vaare voort met uwe. Majefteit aan te fpreeken , met dezelfde rondborftighcid. Ik beminne en eere uwen perfoon. Het zal my gewisfelyk hard vallen, te moeten oorlogen tegen eenen Vorst, die begaafd is met uitmuntende hoedanigheden, en welken ik perfoonlyk hoogachte. Zie hier dan,'volgens myne zwakke kundigheden, eenige denkbeelden, welke ik onderwerpe aan het meerdere doorzicht van uwe Keizerlyke Majefteit. Ik erkenne, dat Beieren , volgens het recht van gevoegelykheid (*), wel zoude voegen voor het Keizerlyke Huis. Maar zoude men , daar dat Fluis alle andere rechten in deeze bezirtinge tegen zich heeft, den Hertog van Tweebruggen door goederen van gelyke waarde niet kunnen vergenoegen ? Zoude men niet iets kunnen vinden, om den Keurvorst van Saxen fchadeloos te ftellen, omtrent de vrye gooderen der Beierfchc erfenisfe? Dc Saxifchen doen hunne eifchen fly- (*) Droit de cmvenance.  BRIEFWISSELING, 309 flygen tot zevenendertig millioenen ryksguldens; maar zy zouden, ter begunftiginge van den vrede, wel iets laaten vallen. Tot diergelyke voorflagen, by welke men den Hertog van Mecklenburg niet behoorde te vergeeten, Sire, zoude uwe Keizerlyke Majefteit my met vreugde zien toetreeden, dewyl zy zouden ftrooken met het geen myne plichten , en de plaats , welke ik bekleede, van my vorderen. Ik verzekere uwe Keizerlyke Majefteit , dat ik my jegens mynen broeder met geene meerdere rondborftigheid zoude verklaaren, dan waarmede ik de eer hebbe tot U te fpreeken. Ik bidde uwe Majefteit zyne gedachten te laaten gaan, over het geen ik de vryheid neeme , hem voor oogen te houden; want dat is het ftuk, waarop het aankomt. De erflyke opvolging van Anfpach is hiervan geheel vreemd. Onze rechten zyn zo wettig, dat niemand ze onbetwistbaar kan maaken. Het was van Swietcn , welke my hierover fprak, vier of zes jaaren geleden, naar ik geloove, en my zeide, dat het Keizerlyke Hof gaarne zoude 'zien, dat men eenige ruiling konde voorflaan, dewyl ik anders aan zyn Hof de meerderheid van ftemmen in den Frankifchen Krats zoude beneemen, en men geenen zin had in myne nabuurfchap, ïiaby Egra in Bohemen. Ik antwoordde hem, dat men zich voor als nog gerust konde ftellen, dewyl de Markgraaf van Anfpach welvaarende was, en men om alles konde wedden, dat hy my zoude overleeven. Zie hier alles, wat over dit 177S.  3io BRIEFWISSELING. 1778. Ei> dit onderwerp is voorgevallen, en uwe Keizerlyke Majedeit kan verzekerd zyn, dat ik hem de waarheid zegge. Wat het laatde Gefchrift aanbelangt, het geen ik van den Vorst Kaunitz ontvangen hebbe , de gemelde Vorst fchynt in eene gemelyke luim geweest te zyn, toen hy het opdelde. Het antwoord daarop zal niet eerder dan over acht dagen hier kunnen komen. Ik delle myne koelzinnigheid tegen zyne drift, en verwachte bovenal, het geen uwe Keizerlyke Majefteit de goedheid zal hebben te beduiten op de oprechte vertoogen, welke ik de vryheid neeme haar te doen, als zynde met de hoogde achtinge en met de hoogfte eerbiedenis, MYN HEER EN BROEDER, UWER KEIZERLYKE MA JES TEITrS goede Broeder en Neef FREDERI K. Indien het mogt gebeurd zyn , dat ik, ten epzichte van het plegtige , eenigen misflag begaan hebbe, maake ik daarover myne verfchooning by uwe Keizerlyke Majefteit ; maar , op myne eere, veertig mylen in het ronde, is niemand, die my daaromtrent kan onderrichten.  BRIEFWISSELING. 3n Eigenhandige Brief des keizers, gericht aan den koning. Littau den 16*» van Grasmaand, 1778. MïN HEER EN BROEDER, Op dit oogenblik ontvange ik den Brief van uwe Majefteit. Ik zie, dat dezelve ten opzichte van de gebeurde zaak in eene dwaaling is, welke haare lange uitweiding (*), maar vooral den ftaat des gefchils , te eenemaal verandert. Dit verplicht my derhalven, tot bevordering van het welzyn des menschdoms, door deezen Brief uwer Majefteit daaromtrent opheldering te geeven. In alles, wat in Beieren is voorgevallen, is niet de Keizer de werkende perfoon , maar de Keurvorst van Bohemen en da Aartshertog van Oostenryk, die, als Mede-Stand des Ryks, zyne rechten heeft doen erkennen, en door eene vjyc en vriendelyke overeenkomst, de zaaken gefchikt heeft met zynen Mede-Stand en Nabuur, den Keurvorst van den Paltz, als alleen Erfgenaam der Beierfche Staaten geworden zynde. Het recht, van met zynen nabuur zich te verdraagen en fchikkingen te beraamen, zonder de toedemming van een derden noodig te hebben, C*) Tirade, 1778.' Tweede Brief des Keizers aan den Koning.  S!2 BRIEFWISSELING. ben, is tot heden toe altoos befchouwd als een j-echt, dat onbetwistbaar toebehoort aan ieder ^ die niet afhangelyk isj en geyolgelyk hebben alle Ryksvorften het altoos in rechte en metterdaad geoefend. Wat de eifchen van het Hof van Saxen en van den Flertog van Meeklenburg op de yrye goederen aanbelangt, waarvan uwe Majedeit my gelieft te fpreeken, het komt my voor, dat die eene betwistbaare zaak zyn, welke door den bevoegden rechter moet bedist, of alleen, volgens de familie- verdragen , in orde gebragt worden met den erfgenaam, die hier de Keurvorst van den Paltz is. Wat haare Majedeit de Keizerin-Koningin betreft , geloove ik te mogen verzekeren, dat zy het recht van terugtastinge (*), waarvan zy een woord gefproken heeft in het antwoord, dat zy heeft gegeven, misfchien niet verder zal doen gelden , ter gunde van de overige erfgenaameu der vrye goederen , en om denzelven vermaak te doen. Wat aanbelangt den Hertog van Tweebruggen, is het eene beweezeii zaak, dat hy geen het minfte recht heelt, zo lang de Keurvorst van den Paltz in leeven is; hy heeft de vryheid, öm al j of niet, toe te treeden tot de fchikking, welke men gemaakt heeft; en, hoewel hy te vooren den Keufvorst gemagtigd heeft, om, in '' j ZY' (*} Droit de regrédience.  BRIEFWISSELING. 3I? rzynen naam, en in den naam van alle zyne erfgenaamen, met haare Majefteit de Keizerinne de vereischte fchikkingen te maaken, over de Beierfcbe nalaatenfchap, zullen zyne rechten evenwel „onaangeraakt blyven, en haare Majefteit zal zich .aanmerken, als, ten zynen opzichte, aan de ge-maakte overeenkomst niet gehouden, en, gevolgelyk, gerechtigd zynde tot het maaken van nieuwe fchikkingen , of tot het gebruiken der -middelen yan rechte , welke haar goed recht haar aan de. hand geeft , met betrekkinge tot den Hertog van Tweebruggen, indien deeze in liet geval komt, van den Keurvorst van den Paltz op te volgen. Door alle deeze aangevoerde redenen, welke zo veel bewezen feiten zyn, zal uwe Majefteit, zo ik geloove, volkomen overtuigd zyn, dat hot .woord eigendunkelyke heerfchappy (*), waarvan uwe Majefteit zich bedient, en het geen ik, ten minften even zeer als zy, verfoeie, hier_niet te pas komt, en dat de Keizer, in deeze geheele gelegenheid, niets anders gedaan heeft , dan eenen iegelyk , die zich op behoorelyke wyze by hem zal beklaagen , en hem zyn recht aantoonen, te belooven, dat hy denzelven onverwyld recht zal doen wedervaaren ; even gelyk haare Majedeit de Keizerin - Koningin niets gedaan heeft, dan haare rechten doen gelden en bekrachtigen door eene vrye overeenkomst ; en zy Dejpotisme* 1778..  3U BRIEFWISSELING. zy zal , ingevolge hiervan , haare bezittingen weeten te befchermen door alle middelen, welke zy in handen heeft. Zie daar den waaren ftaat des gefchils , die enkel hier op uitkomt, dat men weete, of eenige Rykswet eenen Keurvorst verbiede, met zynen nabuur, eene fchikking, of een Verdrag, het geen voor hun wederzyds welvoegelyk is, zonder tusfchenkomst van anderen te maaken, dan niet. Ik zal met gerustheid afwachten , het geen uwe Majefteit behaagen zal my te antwoorden , of te doen. Ik hebbe reeds zo veele, waarlyk nuttige, zaaken van Uwe Majefteit geleerd, dat ik, indien ik geen burger ware, en indien het lot van eenige millioenen weezens, welke daardoor wreedelyk zouden lyden , my niet ter harte ging, bykans zoude zeggen , dat het my niet zoude fpyten, dat zy my nog leerde een Veldheer te zyn. Evenwel kan zy zich verzekerd houden, dat de bewaaring van den vrede , en vooral met haar, welke ik waarlyk eere en beminne, myne oprechte begeerte is\ en dat viermaal honderdduizend dappere mannen niet behoorden gebruikt te worden , om elkander onderling den hals te breeken; en waartoe dit? of tot welk nuttig einde? vooral zonder dat men van weerskanten eenige vruchten vooruitziet, welke dit verlies kunnen opweegen. Ziedaar myne oprechte bedenkingen; ik durve ze uwer Majefteit mededeelen met alle mogelyke hartelykheid  brie e wis sé li ng. 3^ en roridbordigheid , als zynde met de hoogde en volmaaktde achtinge, myn heer en broeder, uwer majesteit's goede Broeder en Neef j o s e p h. Eigenhandige Brief des kon in os aan den keizer. Schonwalde den x$*» van Grasmaand, 1778. myn heer en rroeder, De blykcn van vriendfchap, welke uwe Keizerlyke Majefteit zich vervvaardigt my te geeven, zyn voor my van eene onfchatbaare waar'dye; want, gcwisfelyk* niemand heeft grootere hoogachting, en, indien uwe Majefteit my veroorloft het te zeggen , niemand heeft grootere liefde voor uwen perfoon, dan ik hebbe. Indien onvoorziene oorzaaken aanleiding geeven tot verfchil van gedachten over Itaatkundige onderwerpen, dit verandert in het minde dc gevoelens niet, welke myn hart U heeft toegewyd. Dewyl, derlialven, uwe Keizerlyke Majedeit begeert, dat ik, met myne gewoons rondbordigheid, tot haar fpfeeke over de netelige doffen, welke tegenwoordig het voornaame onderwerp van onze bezigheden zyn , ben ik gereed haar te voldoen, onder voorwaarde, evenwel, dat uwe Majedeit voor myne oprechtheid deV. deel. V zetf* i77°- Tweede Am woon Jes Konings.  gïtf BRIEFWISSELING. zelfde' toegeellykheid hebben zal, welke zy té* nog toe wel heeft gelieven te gebruiken. Vooraf bidde ik haar, niet te gelooven, dat ik,'verleid door eene dwaaze eerzucht, de zotheid zoude hebben, van my tot eenen fcheidsman tusfchen Oppervorften te willen opwerpen. De hevige driften zyn verdoofd, en komen niet meer te pas in mynen ouderdom, en myne reden heeft geweten perk te ftellen aan den kring myner werkzaamheid. Indien ik my bemoeie met de onlangs in Beieren voorgevallen gebeurtenisfen, gefchiedt het, dewyl deeze zaak verbonden is met het belang van alle Vorften des' Duitfchen Ryks, onder welker getal ik gerekend worde. Wat hebbe ik daarom gedaan? Ik hebbe onderzoek gedaan na de Wetten, na de Staatsgefteldheid van Duitschland , na het punt van den ■Westphaalfchen Vrede , dat Beieren betreft, en ik hebbe dit alks vergeleken met de gebcurtenisfe , welke onlangs is voorgevallen, om te zien , of die Wetten en die Verdragen 'konden overeengebragt worden met deeze bezitneemin■ge; en ik moet bekennen, dat ik 'er, in plaatze der overeenkomften, welke ik 'er wenschte te vinden , niets anders ontmoet hebbe dan ftrydigheden. Om myne aanmerkingen te duidelyker aan uwe Keizerlyke Majefteit te kunnen'voordraagen, keure zy goed, dat ik my bediene van eene vergelykinge. Ik onderftelle , derhalveu, dat de tegenwoordig regeerende tak der Landgraaven van Hesfen op het puut ware van uit Y .aaaa *Vtt  BRIEFWISSELING. 3t? te derven , en dat de Keurvorst van Ilanover, uit hoofde van een Verdrag, met den laatden deezer Vorden getekend, onder voorwendfel van deszelfs toedemminge, zich meester maakte van Hesfen: dan zouden de Vorden van Rheinfels^ welken van het zelfde Gedacht zyn , buiten twylfel deeze erfenis te rug eifchen , dewyl de bezitter van eenig Leen niet meer dan de Vruchtgebruiker van hetzelve is, en, volgens alle Leenwetten, over zyne bezittingen niet kan verdraagen of befchikken, zonder toedemminge der Bloedverwanten in de mannelyke linie (*), dat is tc zeggen [in het gedelde geval] der Vorden van Rheinfels ; en de Keurvorst van Hanover zoude voor alle Gerechtshoven misprezen worden , dat hy gewapenderhand zich in de bezitting van een betwist goed had gedeld; en zyne zaak met de kosten verliezen. Anders is het geval der opvolginge van een uitgedorven Gedacht, welks Erfgenaamen het recht van bezitneeminge hebben, gelyk in Saxen gebeurd is, by den dood der Ftertogcn van Merfeburg, van Naumburg en van Zeitz. Zodanig zyn tot nog toe de Wetten en Gewoonten des Heiligen Roomfchen Ryks geweest. Ik komc tegenwoordig tot het recht van te- . rugtasting , waarvan melding wordt gemaakt in de Verklaaringe (t), welke het Keizerlyke Hof heeft (*) Les Agnats, (f) Manifeste. V s 1778-  1778. 3i8 BRIEFWISSELING. heeft uitgegeven. Het heugt my nog, dat, iri het jaar 1740, de Koning van Poolen dit recht deed gelden, om de eifchen te wettigen, welke hy, in naam der Koninginne, zyne Gemalinne, op Bohemen vormde, cn ik herinnere my, dat de Oostenrykfche Staatsdienaars van dien tyd met heftigheid de bewyzen wederleiden, welke de Staatsdienaars yan Saxen trokken uit dat recht, het geen die van Oostenryk by aanhoudinge en ftandvastiglyk krachteloos en onaanncemelyk vonden. Maar kan eenig recht op den eeneri tyd kwaad zyn, en op een anderen goed worden? Ik bekenne aan uwe Keizerlyke Majedeit , dat my dit eene tcgenltrydigheid ichynt iri te duiten. Uwe Keizerlyke Majedeit voegt iri haaren Brief hièrby , met betrekkinge tot dert Vorst van Tweebruggen, dat men, na den dood des Keurvorden van Beieren , zich met denzelven zoude kunnen vergelyken. Zy boezemt my genoegzaame doutheid in , om hiernevens te voegen, en waarom tegenwoordig niet ? Want, in waarheid , men zoude du* de zaadëri van nieuwe beroerten en van nieuwe oneenigheden hewaaren, daar niets verhindert dezelve op dit oogenblik voor te komen. Uwe Keizerlyke Majedeit neeme niet kwalyk , dat ik hier nog een woord byvoege, raakende den Keurvorst van Saxen, welken men tot den Keurvorst van den Paltz wil wyzen. Maar dan zoude men den laatstgemelden verder te eenemaal moeten pionderen, indien men den anderen voldoening wilde  BRIEFWISSELING. 319 de geeven. Zoude men, om deezen te vrede te Rellen, geene andere middelen kunnen vinden? Ik gelooye , dat de zaak der moeite waardig zoude weezen, Men moest deeze middelen van ftuk tot fluk duidelyk voordellen, zy zouden dienen tot bepaalde punten, waarover men in onderhandeling koude treeden. Eindelyk, Sire, dewyl uwe Keizerlyke Majefteit my vryrnoedig maakt, dewyl zy verdraagt, dat men haar de waarheid zegge, dewyl zy zo waardig is dezelve te hooren, zal zy niet afkeuren, dat ik haar myn hart openlegge, en eenige denkbeelden in het midden brenge , welke ftof tot verzoening kunnen uitleveren. Ik geloove, evenwel, dat een onderzoek van deezen aart door de Staatsdienaaren behoort behandeld te worden. Het ftaat aan uwe Keizerlyke Majedeit, te beduiten, of zy met haare bevelen, betreffende dit onderwerp, den Graaf van Cobenzl wil belasten , of iemand anders , welken zy dieadig moge oordcelen te benoemen, om een voor het menschlyke gedagt zo nuttig werk te verhaasten. Ik belyde , dat het een bajert is , die moeielyk zal zyn te ontwikkelen: maar de zwaarigheden moeten eerder aanmoedigen dan affchrikken. Indien men ze al niet kan te boven komen, de menschlievendheid vordert ten min. ften, dat men 'er de proef van neeme; en indien men oprechtlyk den vrede begeert, moet men denzelven zodanig verzekeren, dat hy duurzaam zy. Voor het overige gelieve uwe KeiV 3 zcr*.  Derde Brief des Keizers, .20 BRIEFWISSELING. zerlyke Majefteit overtuigd te zyn, dat ik nooit de zaaken met haaren perfoon verwarre. Zy heeft de goedheid van met my te boerten. Neen, Sire, gy hebt geenen meester noodig. Gy zult zodanig eene rol fpeelen, als gy verkiest, dewyl de hemel u befchonken heeft met de zeldzaamde begaafdheden. Uwe Keizerlyke Majedeit herinnere zich , dat Lucullus nooit het bevel over een leger had gevoerd, wanneer de Roomfche Raad hem na Pontus zond. Naauwelyks was hy daar gekomen, wanneer hy, tot zyn proefftuk, Mithridates verfloeg. Dat uwe Keizerlyke Majedeit overwinningen bchaale, ik zal de eerde zyn, in haar toe te juichen; doch ik voege 'er by , mits dat het niet tegen my zeiven zy. Ik ben, met alle gevoelens der volmaaktde achtinge en der diepde eerbiedenisfc, myn heer en broeder, uwer keizerlyke majesteit's goede Broeder en Neef frederi k. Brief des keizers. Koningsgratz, den lo*« van Grasmaand, 1778. myn heer en broeder, D= vriendlyke Brief , welken uwe Majedeit my gefchreven heeft , doet my gevoelig aan, indien de diepe eerbiedenis, en ik durve zeggen  BRIEFWISSELING, 321 gen de waare vriendfehap, welke ik altoos voor haareiï perfoon gehad hebbe, konden toeneemen, gewisfelyk zoude dezelve daartoe zeer wel ingericht zyn. Ik ga haare Majefteit de Keizerinne - Koninginne kennis geeven , van de met menschlievendheid vervulde oogmerken, welke hy behelst, en die een zo grooten man, als. uwe Majefteit, waardig zyn. By voorraad kan ik haar verzekeren , dat haare Majefteit reeds aan Cobenzl den noodigen last gegeven heeft, en nog verder geeven zal, om aan te neemen, en zich te fchikken naar alle voordagen ter verzoeninge, die betaamelyk cn mogelyk zyn, met betrekkinge tot het geen haare Majefteit zo aan haar zelve, als aan haaren Staat, verfchuldigd is, ten einde den geesfel des oorlogs, zo voor dit oogenbïik, als voor toekomende gelegenheden, van onze wederzydfche Staaten te verwyderen. Hoe bezwaarlyk dit ook moge fchynen, indien men wel wil, zal het kunnen gelukken, en wy zullen daardoor beiden een veel meer weezenlyken roem hebben verworven, dan alle overwinningen zyn zouden; en de zegeningen van alle onze onderdaanen , de behoudenis van zo veele menfehen, zullen de fchoonfte zegetekens zyn , welke men konde verkrygen; en de waarde hiervan te gevoelen is alleen de zaak der zodanigen, die, gelyk uwe Majefteit, het gelukkig maaken van menfehen op zynen prys weeten te fchatteu, Terwyl uwe Majefteit my fpreekt van de midV 4 de- 1778,  1773. Per Je A inwoon! des Konings. 32a BRIEFWISSELING, delen tot behoudenis van den vrede, fchynt Zy myne reden den oorlog te willen aandoen dooide al tc vleiende complimenten , welke zy my maakt, en die my het hoofd moesten doen draaien , indien ik niet wist wat my al ontbreeke in ondervindinge en begaafdheid. Door myn character afkeerig van alle verwaandheid, en van het vermaak Van luidruchtig geprezen te worden, zal ik haar evenwel bekennen, dat ik niet ongevoelig kan zyn voor de achtinge, en de goedkeuringe van een bevoegden rechter, gelyk uwe Majedeit is. Ik bidde haar, dat zy wel overtuigd gelieve te weezen, van de gevoelens der hoogde en volmaaktfle achtinge en oprechte vriendfehap, welke ik, voor myn gantfche leeven, haareu perfoon hebbe toegewyd, als zynde, myn heer en broeder, uwer majesteit's goede Broeder cn Neef joseph. Eigenhandige Brief des konings aan den keizer. Sehonwalde, den 20^" van Grasmaand, 1778. myn heer en I! roeder, ÏNl iets kan roemryker zyn voor uwe Keizerlyke Majedeit, dan het befluït, dat zy zich verwaardigt ^ neemen, om te beproeven, of men het  BRIEFWISSELING. 343 let naderende , èn zo veele onfchuldige Volken dreigende , onweder kan afweeren. De voorfpoed, Sire, welken de doorluchtigfte oorlogsmannen behaalen op hunne vyanden, wordt verdeeld over veele hoofden, welke door hunne dapperheid, en goed beieid, het hunne tot denzelven toebrengen. Maar de weldaaden der Vorften , jegens het menschdom, worden hun alleen toegerekend, dewyl zy zo wel behooren tot de goedheid van hun characler, als tot Je verhevenheid van hunnen geest. 'Er is geenerlei foort van roem, na welken uwe Keizerlyke Majefteit niet met recht moge dingen , het zy dezelve befta in trekken van dapperheid, of in daaden van gemaatigdheid. Ik geloove, dat zy tot de eene foort even zeer bekwaam is, als tot de andere, en uwe Keizerlyke Majefteit k*n verzekerd zyn, dat ik voor de vuist zal handelen, en ter goeder trouwe het oor leenen aan alle middelen van verzoeninge, welke men. zal kunnen voordellen ^ van den eenen kant om de uttftorting van onfchuldig bloed voor te komen, van den anderen kant, Sire, uit hoofde der gevoelens van verwondcringc, welke ik voor uwen perfoon koestere , en welker diepe indrukfels nimmer uit myn hart zullen uitgewischt worden. Uwe Keizerlyke Majefteit zy overtuigd, dat, indien ik het gewaagd hebbe, haar de gevoelens te openbaaren , welke ik voor haaren perfoon hebbe, dit de zuivere en eenvoudige uitdrukking der waarheid is geweest. Men befchuldigt my, dat , V 5 ik  3H BRIEFWISSELING. Blief des rrinfen van GALLl' zin aan den Koning. ik meer oprecht dan vleiende ben, en ik ben onbekwaam, om iets te zeggen, het geen ik niet denke. In afwachtinge van het geen uwer Kei* zerlyke Majefteit behaagen zal te bepaalen, ten opzichte van de gewigtige onderhandelingen , met welke wy bezig zyn, bidde ik haar te gelooven , dat ik , met al de gevoelens der volmaaktfte achtinge en der diepfte eerbiedenisfe, ben, MYN HEER EN BROEDER, UWER KEIZERLYKE MAJESTEITS goede Broeder en Neef FREDERI K. Affchrift van den Brief des Rusfifchen Staatsdienaars te Weenen, des Prinfen van Gallizin^ aan den koning. SIRE, H aare Majefteit de Keizerin - Koningin heeft: my het befluit toevertrouwd, het geen zy genomen heeft, om aan uwe Majefteit te zenden den Afgevaardigden, den Heer Thugut, belast met eenen brief voor uwe Majefteit, gelyk ook met openingen, welke ftrekken, om den voortgang van het misverftand, het geen tusfchen de beide Hoven ontftaan is, te fluiten. Zy heeft my verzocht denzelven te voorzien met eenen geleibrief (*_), onder den naam van iemand, wél- ( * ) Pasfeport.  BRIEFWISSELING. yi$ welke in den dienst mvner doorluchtige (*) Vorftinne is, gelyk ook met eenen brief voor uwe Majefteit. Ik hebbe dies te minder zwaarigheid gemaakt, van in haare beve'en en in haaren wille, te berusten, dewyl ik onderftelle, dat de last, welke den Heere Thugut is aanbevolen , uwer Majefteit aangenaam zal zyn. Niets zoude myn geluk cveuaaren, indien ik, na tot een werktuig gediend te hebben, om den wech te baanen tot het heldhaftigfte bedryf van de Regeeringe uwer Majefteit, dat, naamelyk, van, aan het hoofd haarer magtige Legers, den vrede aan Duitschland weder te geeven, my nog dorst vleien , dat uwe Majefteit zich zal verwaardigen een welgevallen te neemen in de hulde , welke ik by deeze gelegenheid aan haare voeten adegge, cn in de gevoelens van den diepften eerbied, met welken ik ben, SIRE, UWER MAJESTEIT'S Ootmoedigfte, Gehoorzaamde en Ondcrdaanigfte Dienaar, Dsmitry Prins Gallmn. Weenen, 4en I2den van Hooimaand, 1778. (*) Augufte. Ant- I77&*  1778. Des Koiiings Antwoord. Af* S2t5 BRIEF WISSELING: Antwoord van zyne Majefteit aan den Prinfe vati Gallizin, te Weenen. Uit het Leger voor Jaromirz, denk i7den van Hooimaand s 1778. MYN HEER, DE PRINS VAN GALLIZIN, N iettegenflaande de laatfle onderhandeling met het Hof van Weenen is afgebroken, ben ik niet zo afkeerig van den vrede, dat ik, indien het Hof van Weenen aanneemelyke voorilagen wilde doen , en welke met de handhaavinge van dc ftaatsgefteldheid des Duitfchen Ryks konden Qvereengebragt worden , niet altoos zeer genegen zoude zyn, om dezelve te ontvangen; en, indien de Heer Thugut belast is met eenigen voorllag, zoude ik, tot welzyn van het menscliT dom, niet kunnen weigeren, denzelven te hooren , en eene laatfle pooging te doen , om deeze oneenigheden by te leggen. En hierop bidde ik God, dat hy u, Myn Heer de Prins van Gallizin, in zyne heilige en waardige hoede neeme.  BRIEFWISSELING $g lJ.ffchrift des Briefs van haare Majefteit, de kei2Erinne-koninginne , gezonden door den Heere Thugut. MYN HEER, MYN BROEDER EN NEEF, 1 In het te rag roepen van den Baron Riedefel, en het inrukken der benden van uwe Majefteit in Bohemen, zie ik, met de uiterfte gevoeligheid, het uitbarften van een nieuwen oorlog. Myn ouderdom cn myne gevoelens voor de behoudenis van den Vrede zyn bekend by de geheele waereld, en ik zoude aan dezelve daarvan geene weezenlyker proef weeten te geeven dan door den ftap , welken ik tegenwoordig doe. Myn moederlyk hart is met reden ongerust, daar ik twee myner Zooneh en een beminden Schoonzoon in het Leger zie. Ik doe deeze febrede, zonder vooraf den Keizer, mynen Zoon, daarvan verwittigd te hebben; en ik verzoeke zelfs uwe Majefteit , dit voor de geheele waereld geheim te houden, hoedanig ook de uitflag moge weezen. Myne wenfehen drekken,om dé onderhandeling, welke tot nog toe door zyne Majedeit den Keizer beduurd, en tot myn groot ver- (*) De uitdrukkingen van het oorfpronglyke zyti Vier eenigzins duister; maar de zamenhang toont, dat de meening zodanig is, als ik vertaald hebbe» reftt . ü'£ 177S," Brief der KeizerinneKoninginn*aan den Koning.  Nafchrift van den uovenftaaiidea Brief. 3a3 BRIEFWISSELING* verdriet afgebroken is, weder te doen aanknoopen, en ten einde brengen. Het is de Baron Thugut , voorzien van behoorelyken last en van eene volmagt, welke uwe Majefteit deezen in eigen handen zal overleveren. Vuuriglyk ver» langende, dat zy onze wenfchen , overeenkomftig met onze waardigheid en tot ons genoegen, zal kunnen vervullen, bidde ik haar, dat zy lïiet dezelfde gevoelens gelieve te beantwoorden, aan de yverige begeerte, welke ik hebbe, om: het goed verftand tusfchen ons voor altoos te herftellen, tot welzyn van het menfchelyk genacht, en zelfs van onze familien, als zynde uwer Majefteit's goede Zuster en Nicht maria theresia.' Affchrift van een Nafchrift, behoorende tot den, bovenjtaanden Brief der keizerinne-li o- NINGINNE. Den iaden. Op dit oogenblik komen uit het Leger de tydingen van den 8"en en den ollen, welke my de aankomst uwer Majefteit tegen over ons berichten. Ik haaste my dies te meer met deezen af te vaardigen, uit vreeze voor eenig toeval, dat den tegenwoordigen toeftand van zaaken zoude kunnen veranderen. Myn voorneemen is , na het vertrek van Thugut, eenen renbode aan den Kei-  BRIEFWISSELING. 32§ Keizer af te vaardigen, om daardoor,misfchien, èenigen overhaasten ftap voor te komen, gelyk ik van harten wenfche. Ik ben OWER MAJESTEIT^ goede Zuster en Nicht MARIA THERESIA. tfffclïrift der Volmagt van de eigene hand der keizerinne*koninginne, waarvan het oorfpronglyke den Heere Thugut is te rug ge* geven, te Welsdorf, den j$*a van Hooimaand, 177S. "Volmagt voor den Baron van Thugut, om met zyne Majefteit, den Koning van Pruisfen, eene overeenkomst te fluiten, volgens de oogmerken , welke ik hem hebbe toevertrouwd. Den in