HOLLANDS R IJ K D. O M.   HOLLANDS RIJKDOM»' behelzende Den Oorfprong van den Koophandel , en van de Magt van dezen Staat; de toeneemende vermeerdering van deszelfs Koophandel en Scheepvaart; de oorzaaken^ •oieïke tot derzelver aangas medegewerkt hebben; diei ivelkè tegenwoordig tot derzelver verval /trekken; mitsgaders de middékn, welke dezelven wederom zouden' kunnen opbeuren, en tot bunnen voorigen bibë brt'ngen. UIT HET FRANSCH VERTAALD. Vervolgens overgezien , merkelijk veranderd , vermeerderd, en van verfcheiden misflageai gezuiverd > DOOS Mr. ELIAS LUZACj Advocaat voor den Hove van Holland, Zeeland, en frcstjrït stand. Eerste Deel. Qiiis vir bonus eflf Qiii conftlia Patrum, leges, juraque, fervat. Ho rat. Epift. ad Quint, Te L E T D E N, Bij LÜZAC en van DAMME, MD C C I. x x x, Mei Privïitgie.  Hij (Bajazgt) oordeelde, dat de trouw van een een* voudig koopman boven alle andere te verkiezen was , in eene omstandigheid, m welke zoo magtige vorlten belang liadden. Een allerroemrijkst getuigenis voor den ophandel, welles crediet, op kundigheid en trouw gegrond, de geheelc waereld door in aanzien is; en welke overal eene" achting voor zich verwekt, des te weezentlijker „ om dat hij die aan niema'nd dan aan zich zeiven te' danken heelt. Men ziet, met genoegen, eenvoud:ge, nijvere , en arbeidzaame burgers , hunnen tijd en" hunne zorgen befteeden om de kunften en handwerken te doen bloeien ; hunne nutte handelingen uitbreiden; verfpreide, en onder zoo veele heerschzuchtige of wreede opperhoofden verdeelde volken, door de behoeften en voordeden van cene gemakkelijke gemeenfekap , nad.er bij een brengen; en het menschdi 'm vertrooiten ©ver de ramptu die den aardbodem vervvoeltën. Villare.t Hijïorie -can Frankrijk, xn d. bi. 244.  BERICHT, In 't algemeen gehouden voor den Schrijver van 't Werk, onlangs in 't licht gekomen onder den titel van la Ricbejfe de la Hollande, ben ik te raade geworden, om 'er de hollandfehe uitgaave van te bezor* gen : niet om iets voldoende voor den 'dag te brengen, myne vermogens daar toe te zwak kennende; maar enkelijk, om te doen zien, op wat wijze, mijns oordeels, een diergelijk boek zoude dienen behandeld te worden, om aan het vereischte te voldoen. Genoodzaakt om de vcrtaaüng uit het franfche te volgen, wilde ik die niet geheel verwerpen en een volfcrekt ander boek maaken > zal* men hier en daar verfchil van ftiji aantreffen, * * daf  vi BERICHT, dat niet te vermijden was. Om dezelve reden zal men ook, op foramige plaatfen, wat tegen de zuiverheid van taal, en op de gelijkvormigheid van fpelling en fchrijftrant te zeggen vinden ; doch , vermits die gebreken hel wezentlijke van \ werk niet raaken, vertrouw ik , dat men 'er zich niet aan ftooten zal. Dit Deel tegen het franfche inziende, zal men ligt befpeuren, waarom het niet fpoediger te voorfchijn is gebragt: echter zoude het eerder , en ook wat minder gebreklyk, van de pers zyn afgekomen, was ik minder met andere befigheden bezet geweest. Lcyien den 25. AUS. 1779. ELI AS LUZAC. VOOR-  v o or-rede; ^^7"annïeh men ziek een denkbeeld van den koophandel ml maaken , fielt men zich zekere menfehen voor , kooplieden of handelaars genaamd, die , in 't gros , waaren en koopmanfehappen inkoopen en wederom verhopen; eene fcheepvaart, dienende om dezelve waaren van de eene plaats naar de andere te vervoeren; nog andere handelaars , welken men, Fa.brikeurs noemt, die zich bezig houden met de voortbr.engfelen der natuure tt bewerken en aan dezelven die gedaante, dien vorm te gteven, welken zij moeten hebben, om tot ens gebruik en nut te kunnen/trekken. Die geenen,welke de waaren en koopmanfehappen, in 't klein , koopen en wederom aan anderen uitjlijt en, merkt men aan als canaqlen , door welken dezelven tot de Jlijters komen ; en eindelijk befchouwt men den landbouw als den ecrjlen grond/lag des koophandels. Doch % indien men zich verbeeldt, dat men, in dezen kring vAn arbeiders en hedryven, den koophandel ziet in zijne gantfche uitgefirektheid, en als eene weetenfehap befchouwd, heeft men 'er fiechts een verward en onvolkomen denkbeeld van. Evenwel is het dit onvolkomen denkbeeld van den koophandel, bij het welk men in de meefie gefchriften.in Engeland , in Frankrijk, in Duitschland, 'in Spanje, in Italië en elders, federt eenige jaar en, in grooten getale,over den koophandel in 'f licht gegeeyen, zich bepaald heeft; en 't welk men getracht heeft nader te ontvouwen en te verklaaren, ah of'er in dit onderwerp niets anders^ te befchouwenflond. Ook i{ * 4. het.  Vin ''VOOR-REDE, het, om dat men den koophandel niet in alle deszelfs echte grondbeginfelen, en in deszelfs gantfche uitgeftrektheid heeft ingezien; dat men verzuimd heeft ds oorzaalen, welke denzelven hebben doen opkon en by de volken, by welken dezelve gebloeid heeft, na te gaan; en met eene genoegzaame oplettenheid de oorzaaken van deszelfs aanwas en verval gade te flaan. DeEnjelfchen zijn misfehien de eenigffe, welke, hunne aandacht veftigende op de onderfchciden fchikkingen en infteüingen in hun land gemaakt, km werk gemaakt hebben, om de oorzaaken, welke aan den tenen kant hunnen handel en hunne fcheepvaart hebben voortgebragt, en zoo flerk doen toeneemen; en aan den anderen kant derzelver val te wége brengen, ie onderzoeken en voor te draagen. De Franfchen hebben zich meer aan algemeene denkbeelden gehouden , en zich de moeite niet gegeeven om dezehen na-, der en omftandlg te verklaaren. Men heeft vooral (de Engelfchen niet aitgeflooten) in die befpïege'ingen, geen acht geflagen, op de bijzondere oorzaaken, die, hoewel gering fchijnende, echter dikwijls de grootfte opmerking verdienen. Hoe zal men toch in fïaat zyn om te cordeelen ever de uitmuntendheid en de nuttigheid van een werktuig, en over de middelen, welke kunnen dienen cm hetzelve ongefchonden, en in flaat om zijne werk'ng te verrichten, te onderhouden; of vcor ie komen dat het niet onbekwaam en onbruikbaar werde , indien men let in alle zyne byzondere deelen , tot het kleinfie toe, niet volkomen kenne? Even eens is het met den koophandel van een volk, welk het ook  V O O R - R E D E. ix ook zyn moge , gelegen. Men kan over denzelven niet oordeelen , noch middelen voorfchijven om dien uit te breiden en te doen aanwaffen, of deszelfs verval voor te komen , indien ons niet bekend is alles, tot het geringfte toe, wat deszelfs bloei of verval kan veroorzaaken. Als men zich een juist denkbeeld van den koop handel wil vormen, moet men zyne opmerking laaien gaan over alle de betrekkingen van den mensch in de famenleeving. Men moet opklimmen tot die handeling , welke het kenmerk der natuurlijke voet draagt; tot die onoverwinnelijke neiging, door de nccdzaakelykheid voortgebragt,cn die leert do ut des; fociout facias; eene aanbieding welke onophoudelijk in de fa' menieeving voorkomt , nimmer ophoudt, en de ccrjle en voornaamfle band van dezelve uitmaakt. Het geen de handen voortbrengen; al wat het werkzaam vernuft doet voortkomen , zelfs de befcherming dcor het openbaar gezag verkend, zyn even zeer onder.* werpen dezer onderlinge begeerte. De gantfche famenleeving beflaat uit mangeling; men kan 'er zich ''ge'ene voorf ellen , die op eene andere wijze befiaat. Door mangelingen worden de behoeften van alle de le-. den der Maatfchappije voldaan; zoo wel die van den Staat, als die der onderdaanen, zoo wel die van hef Gemeenebest, als die van de ingezetenen. Dit is het waarin de koophandel eigenaartig beflaat. Maar dit geeft ons nog niet het denkbeeld van 't geene wy heden ten dage eene handeldrijvende natie noemen : het geeft 'er ons flechts den eerfte grondflag van te kannen. * 5 Om  * VOOR-REDE O m voor. een handeldrijvend volk te kunnen doorgaan, moeten de onderwerpen vanmange!ing,vooral die, welke de vruchten van de vernuftige arbeidfaamheid,van den landbouw,van de manufaftuur en, en van de fcheepvaart uitmaaken, tot in het oneindige vermenigvuldigd worden; en zoodaanig een overfchot voortbrengen, dat het floffe tot een grooten buitenlandfchen handel kan verfchajfen. Bij zoodaanig eene natie vermenigvuldigen zich de-.niangelingen tot in het oneindige, en vermenigvuldigen ook in evenredigheid de middelen van befiaan: zij brengen eene talrijke bevolking bij haar voort, en onderhouden dezelve; haar handel draagt ah' dan blijken van een grooten voorfpoed* Maar men moei zich niet verbeelden, dat 'er ooit eene natie is geweest of kan zijn, die dit toppunt bij geval bereiken kan. Neen , deze uitwerking heeft altijd haarc oorzaaken, 't zij natuurlijke, 't zij zedelijke , 't zij toevallige, die haar voortbrengen, fiaande houden, of te niet doen gaan. In den handel kan meny even zoo min als in de natuurkunde, eene uitwerking zonder oorzaak aanneemen: en misj.chien is'er in de koophandels - kunde niets van. meer belang voor het welzijn des menschdoms, dan de oorzaaken van des^ zelfs eerfte vorderingen, van deszelfs aanwas, van deszelfs v&rval en ondergang, te kennen. Van alle de volken der wereld is 'ergeen, het welk in fluk van koophandel onze oplettenheid meerder wekt dan de Hollanders. Deze natie, die minder dan eenig andere door den grond, die zij bewoond, begunftigd is, heeft het echter zoo verre weeten te brengen, dat zij den grootflen koophandel drijft: en daarenboven heeft  VOOR-REDE. » heeft Amfierdam, de minst welgelegene der hollandfche zeefieden, den handel fchier geheel aan zich weeten te trekken. Dit is een verfchjnfcl in de fiaaten zedekunde , het welk alle aanfchouwers verwonderd moet doen fiaan. Welke oorzaaken hebben dan zoo groot eenen handel kunnen vefiigen op eene plaats, welke fiechts een gehucht van visfchers hutten was? Gemeenlijk antwoordt men, en men gelooft het ook, dat de koophandel van Amfierdam op de pdnhoopen van dien van Antwerpen is gcfiicht; en dat dezelve^ . ten gefchenk is, het welk de vrijheid aan de Tyranni) verfchuldigd is. Maar behalven dat Amfierdam op dat tijdfiip geen gehucht van visfchers hutten meer was, en dat hetzelve reeds eene fiad uitmaakte,'die ft erken handel dreef; zoo, blijft altijd nog & vraag 'over, wat de reden is, waarom de handel, die Antwerpen verhaten heeft, eerder naar Amfierdam dan. naar eenige andere plaats van Holland is verlnusd? Het is bekend , dat Anfierdam door de natuur niet it hegunfiigd, en dat 'er. verfcheiden plaatfen in Holland zijn, welke oneindig beter gelegen zijn dan deze he* den ten dage zoo magtige Stad. Daar moeten dan bijzondere redenen en oorzaaken geweest zijn, Waar* om deze fiad,in weerwil van haare nadeelige ligging, den voorrang heeft bekomen op alle andere plaatfen van het zelfde gewest, welke door de haare veel voor uit fche enen te hebben, om zich van dezelfde gelegenheid, tot het drijven van een grooten koophandel, en van die zelfde toevallen ter bevordering van denzclven, te bevoordeelen. Indien men de oorzaaken van diergelijke gebeurtenis-  xh V O O R - R E D E. nisfen na/peurt, (en zekerlijk zijn zij 't waerdig) dan zal men bevinden, dat het bijna altijd zedelijke oorzaaken zijn die het heil of onheil van een volk bewerken, even gelijk zij de bewerkjlers zijn van het geluk of ongeluk van ieder mensch in het bijzonder. Zeer natuurlijke aanmerkingen kunnen ons hier van ■overtuigen, en wij vinden'er in den loop dergefchiedenisfen van alle volken ontallijk veele bewijzen van. Men zal 'er doorfteekende van aantreffen in het werk, het welk wij in het licht ge even ; en het ware te wenfchen voor den Vryen Staat, dat men zich niet in de noodzaaklijkheid bevond om, onder de oorzaaken van het verval van deszelfs handel, te tellen zedelijke oorzaaken, te tastbaar, dan dat men niet beducht zoude zyn , dat dezelven dien geheel en al zullen te niet doen gaan, en Holland tot een veel geringer fiaat brengen, dan in welken hetzelve onder zyne Graaven is geweest. Zoo dra was de vrede, te Aken in den jaar e 1748-, niet gejlooten, en de rust der Vcreenigde Nederlanden berfteld , of zyne Doorluchtige Hoogheid Prins Willem de IV. nam den ftaat van den koophandel en van de fcheepvaart van het Gemeenebest onder het oog. In den jaare 1751. deed deze Forst aan de Algeme ene Staaten, en aan de Staaten van Holland en Westfriesland, eene Propofitie , betrekkelijk tot de middelen dienflig om den Iiandel van den Staat te herfiellen, en dien op nieuws aan te moedigen en te bevorderen. De Verhandeling, achter dezelv eVxovoütit gevoegd ivijst drie bronnen aan, welke hebben kunnen mede. wer-  V O O R - R E D E; Tlïi werken om den hophandel in Bolland fiand te doen grypen : t. natuurlyke cn phifique oorfaaken, 2. moreele, 3. toevallige oorfaaken, dewelke van buiten daat by gtkoomen zyn. Het daadelijk aanweezen dezer bronnen, en de veranderingen, welken zij in onderfcheiden tijden hebben ondergaan, in aanmerking neemende , zal men niet alleen ontdekken de oorzaaken van de opkomst en van den bloei des koophandels hier te lande, als mede van deszelft verval; maar ook de middelen, die men in het werk kan jlellen, om den koophandel ten nieuw keven te geevtn, en voorts te herjlellen. Onder de natuurlijke of phyfifche oorzaaken teh. men de ligging des lands , deszelfs uitgefirektheid, de vrucht- of onvruchtbaarheid van deszelfs grond, deszelfs luchtgefieldheid; de natuur, den aart, de hoedaanigheid van deszelfs voortbrengfeltn; met een woord alle de plaatfelijke voor- en nadeelen. Zij, die e enige kennis hebben van het beflier van flaatszaaken, weeten, dat alle de deelen van een burgerlyk lichaam aan elkander verknocht zyn;-dat zy eenenfierken invloed op elkander hebben, en dat het zoodaanig is famengtfield, dat men geen veer van hetzelve kan aanroeren, of het gantfche werktuig word 'er door aangedaan , en heeft 'er gevoel van De Regeeringsvorm , het bewind over de geldmiddelen tn belaliingen, de rechtspleging, alle de burgerlijke  m V O O R. - R E D E . in/tellingen, Jlaatsbïfchikkingcn; met een woord alk de deelen van het algemeen beflier , zjin even zoo veele bronnen van een oneindig getal vanzedelijke oorzaaken, welke dienen om de natuurlijke of' phyfifche hinderpaalen, die uit de nadeden der plaatfe voortfpruiten,tc boven te komen,of -welke devoordeelen van dezelve verzwakken , of zelfs geheel en al vruchtloos maaken. De bron der toevallige oorzaaken, of die'er van buiten bij komen, is te vinden: in de'vorderingen en in den bloei van den landbouw, van het werkzaam vernuft , van den handel en van de fchcepvaart der vreemie volken; in hunne nieuwe reglementen omtrent den handel,in de flaatsveranderingen, die het flaatsweezen van eene of meer natiën , of ook wel van gantfeh Europa, van gedaante doen veranderen; in den uitflag eens krijgs; in de heérfchzuchtige oogmerken van eene natie , die het zelfde bedoelt , dat wij op 't oog hebben ; in haare onderneemingen sf veroveringen in Afrika, in beide de Indien;"in de .verdragen van koophandel, en wat dies meerder' genoemd kan worden. Geene dezer verfchillende oorzaaken moet over 't hoofd gezien worden ; daar zijn 'er, die zeer gering, dikwijls groote uitwerkingen voortbrengen. Ook moet men zich niet vergenoegen , met deze verfchillende natuurlijke, zedelijke en-toevallig Wzaaken, die den handel bij de handeldrijvende natien injlaat houden, doen bloeien en vervallen, 'in haaren tegenweordigen toejiand te befchouwen: 'meti moet dezelven na/peuren van de tijden af dat het ver-  VOOR-RED». yernuft van die natie werkzaam is geworden, en den eerlïen fiap tot den koophandel heeft gedaan. Veele Van de oorzaaken, aanwelkcnzij haare eerfte vorderingen verfchuldigd is, zijn nog in weezen; en van dit zelfde oorzaaken, kan men tegenwoordig nog met vrucht zich bedienen, om de nijverheid en den koophandel,welken zij voortgebragt hebben, wederom levendig te maar \en ofte behouden. Dus naauwkeurig acht Jlaande op het voorleedene, zal men beter over de hoop, enverwachting, welken men van het behouden van den tegenwoordigen voorfpoed, of van eene toekomende welvaart, kan opvatten, kunnen oordeelen^ Dit zjin de redenen welke ons hebbén aangefpoord , om onze najpeuringen uit te f rekken tot de allervroegfie tijden, en aan ons werk die gedaante, onder weite het te voorfchijn treedt, te gèeven. Het is niet in den hifterUjkên Jlaat van eene natie, dat men de oorzaaken vindt, welke haar in aanzien hebben doen ryzen; maar in de oogenblikken zeiven, in welken de terjle grondflagen van haare aanflaaïlde grootheid gelegd zjin. Men brengt gemeenlijk den aanvang van dat gedeelte van Hollands koophandel, aan hetwelk de Frarfchen niet oneigen den naam van Commerce d'oeconomie gegetven hebben, tot den tijd van den oorlog tegen Spanje, en tot de opkomfi van den Vnjen Staat; dit is eene dwaaling , van welke men overtuigd dient te weizen. Uit eene Sententie van den Groofen Raad te Mechelen, onder de regeering van Èarel den V. geweezen, zal blijken, dat de Staaten van Holland en Wefifriesland, reeds federt langen tijd, hunne uiterfie vljit aangewend Itebben om den han-  ïvi v o o r - r & d £. handel van Oeconomie te bevorderen, en denzelven diadeljik eene wclbedagte befcherming verleend hebben. Men ziet hen in het gefchil, ten hunnen voordeele, door die fenientie bejlijl, dezelfde redenenen oorzaaken van het verval des handels van Oeconomie bijbrengen , welke in de Propofitie van den jongst overheden Heere Prince Stadhouder, glor. ged. waar van wij zoo even fpraken, worden gevonden. Om tot den oorfprong van Hollands koophandel en fcheepvaart op te klimmen; om deszelfs vorderingen en aanwas te volgen, hebben wij uit de gefchiedenisfen moeten ophaalen de lotgevallen , welke ons dezelven kunnen aanwijzen. Dit gedeelte van ons werk, het welk een hiflorifch tafereel verfchaft van Holland* koophandel en fcheepvaart, eerflvan de vroegfie tijden tot aan de oprechting van het Gemeenebefi; vervolgens van den aanvang van het Gemeenebefi tot aan den munflerfchen vrede, en daarna federt dien vrede tot op onzen tijd, Zalfchraal en droog voorkomen. Wij hebben dit ongemak voorzien, maar niet kunnen vermijden, zoo dra wij beflooten hebben een werk te leveren, niet op begrippen, welken het eene vruchtbaar e verbeeldinge weinig moeite kofl te fmeeden, flemende, maar gegrond op wiffe daaden en op dl waarheid der gebeurteniffen; welke wij altijd heb. ben gevolgd, en in achtgenomen. Wij zijn miffchie'n al te naauw gezet geweefl: men zal ons zekerlijk te lafie leggen, dat wij in het werk flukken hebben ingelafl, van welken wij feeks den korten inhoud of uittrekfels hadden behoor en te ge even. Wij hebben 'er liever eenige bladzijden mede willen vullen, dis  VOOR-REDE. iyii Óie alleenlijk onnut zullen zijn voor hen, die de moeite niet willen neemen van dezelven te leizen, dan die té onthouden aan leergierige leezers, welke, kunne leerzucht verder uitfirekkende, zouden hebben kunnen verlangen, om in fiaat gefield te worden , van door zich zeiven te kunnen oordeelen, zoo over den inhoud dier fiukken , als over de aanmerkingen , welken zij bij ons hebben doen opkomen (a). Kort om, wij hebben, in het epftellen van dit werk, getrach , eenigermaate na te volgen de leèrwijze , welke de doorluchtige Newton in de Natuurkunde heeft ingevoerd: wij hebben met de daaden, met de gebeurtenisfen geraadpleegd, even als de hedendaagfche Natuurkundigen bij de Natuur door waarneemingen te raadg gaan. En hoe zal mén toch kunnen oordeelen over de oorfprong en den bloei van den handel eener natie, over de oorzaaken, welke dien doen vervallen, en die,welke tot deszelfs herfiel kunnen dienen , als men niet vooraf in de hifiorie nagaat, hoe dezelve is opgeko. men en heeft toegenomen ; en wat middelen dien hebben doen bloeien, of in eenige van deszelfs takken deen af neemen. Foor het overige kunnen die gt'enen aan welken dit gedeelte van ons werk min vermaa. kelijk (a) Dit is At reden, waarom ik het gebrekkig verhaal van de vroegte gerchiedenüTeo, zoo als het in het Franfche voorkomt, meerder uitgewerkt nebbe; en dat ik nog tot veel vroeger tijden opgeklommen ben. In de volgende deelen zal men 'er de gevocgelijkbeid, ioo niet de noodzaakelijkheid, van *len. In de plaats van de fcukken, welke aangehaald worden, in 't werk zelf in te lasfen; heb ik d ■-. bij wijze VMJ Bijlaagen, laaten diukksu. Elus Lüzac, I. Deel, * *  xrat V O O R - R E DE, kelijk mogt voorkomen of van minder belang ffMfch ii'en , hetzelve aanzien als dat gedeelte , 't welk dient ter beveftiging der drie laatfie- Hoofdfiukken; en zich vergenoegen om hetzelve in te zien, wanneet" zijde daaden of gebeurt enijfen , op welken wij bou* wen , willen beweezen vinden. De verhandeling, welke de jongst overheden Heef Erf- Stadhouder, glor. ged., onder het oog der Staaten heeft gebragt , bij het overleveren van Hoogst des* zelfs Propofkie , fielt onder het getal der zedelijke oorzaaken , die den handel in Holland hebben doen bloeien, de fiaatsgefieltenis en den Regeeringsvorm* En waarlijk, van alle de zedelijke oorzaaken, die het haare kannen toebrengen om eenen Burger [laat te doen bloeien, is 'er geene, welke 'er meerder toe doet, dan die , welke uit den regeeringsvorm, en uit het opperbefiier, haaren oorfprong neemt. Te vergeeffch beproeft men alle bedenkelyke middelen , om den handel te doen bloeien of te vefiigen in een land, dat onderworpen is aan een Staatsbeleid, welks grondregels en grondbegivfels niet kunnen worden gepaard en, overeengebragt'met het beroep en de bezigheden van een koopman. Alle, zoo oude als hedendaagfche gefchiedehisfenf. ïïïvefiigen deze waarheid. Zij doen ons zien, dat de koophandel in onderfcaeiden landen heeft gebloeid, naar maate dat de regecring de grondregels en grondbeginfels, die den handel en.de fcheepvaart beguvfiig'en, heeft aangenomen en gevolgd. Groot-Brittannië bewijjï in het bijzonder deze waarheid, door de verbaazende grootheid, tot welke dat rijk zijnen handel en zijne fcheepvaart, {adert ie r{geering van Koningin- EHfc  VOOR-REDE» xix .EUfabetk, dllengskens heeft weet en op te voeren. Die Jiooge vlucht, welke de Engelfchen genon.en hebben, doet klaarblijkelijk zien, dat het eigenlijk niet is de regeeringsvorm op zich zeiven, welke den weg tot den handel, bereidt., effent, en gelijk maakt; dat de kanJe! zoo wel in een eenkoofdigen flaat, als in een vrij Gemeenebefi, kan bloeien ; dat (hoe de regerings'* .vorm in zich zelve moge zijn) het noodlot van den koophandel, even als in 't algemeen het heil en onheil van e enen Burgerfiaat, en van de goede gemeente, afhangt van de voortreffelijkheid of gebreklij kheid van 't algemeen befiier. Deze waarheden zijn ons van zoo veel aanbelang voorgekomen, en hebben ons toegefcheenen zoo weinig in acht genomen te zijn, dat wij gemeend hebben niet te kunnen nalaaten ons eene wijl bezig te houden met 'aan te toonen; hoe groot een invloed de ftaatsgefielte'nis van Holland op den bloei en op het verval van deszelfs kandei heeft gehad, zoo onder de regeering dep 'Graaven, als ten tijde der vrije Staatsregceringe ; en dienvolgende hebben wij niet kunnen vermijden onze opmerking ook te vefligen op den invloed, welken het Stadhouderfckap heeft gehad en hebben kan op alles, wat tot den handel en de zeevaart betrekkelijk is. De 'Raadpenfionrtris de Witt, (indien het waar is, 'gelijk men voorgeeft, dat deze beroemde Staasdiena.ir fchrijver is van de heilfaame politique gronden en maximen der Republike van Holland en Weftvriesland) laat zich over dit onderwerp in dezer voege uit: „fitlks dewijl een ij der weet, dat de bewaa,, ring erJs vermeerdering der Gronden van 'sLands " ** a „ Wefe  *x VOOR-REDE. 5, Welfland, kangd van eene Regeeringe die daar 9, mede zeer wel over-een-komt: ende de Redenkas> veling mij leerde, dat Hollands wsl-vaaren in het „ bloei]en. der Manufafhiuren, Visfèrijen, Nego„ tien, en Navigatien beflaat: foo ben ik genood5, faakt geworden, defelve levens-middelen ende }, Suilen vm den Staat te overwegen, ook met aanr, merkinge op de la ijl geweefene ende nog van veele onweetende of quaad - aardige Hollanderen be~ , geerd werdende Stadhouderlicke ofte Kapitein „ Generaals Regeeringe." Niet tegenflaande eene diergelijke beflisfende verklaaring, welke te meermaalen voorkomt in dat werk, het welk anderzins vrij verflandige en gepafte aanmerkingen behelft, hebben wij durven beproeven, of wij aan het verlangen van den Schrijver konden voldoen', die, op het einde zijner voorrede} ons met deze woor-> den daar toe uitnoodigt; Sulks men veele redenen heeft om te gelooven, 5, dat de gevallen des werelds, feer ligtelijk fouden 5, kannen veroorzaaken, dat foo loffejick een Werk, „ als is, het bedenken ende befchrijven der Gronden 9, van 't Welvaren der magtigir.q Republike die thans op den geheelen Aardbodem is „ ende te ge„ lijk onfes nu Vrijen Vaderlands op niews onder„ handen genomen , fecnada? curae meliores , ende „ tot veel meerdere volmaaktheid, als dit nu is, ge„ hragt wierde -~— 't welk op dat feekerlik gefchie9, de, foo verleene de goede God ons lang foo geluk? „ kige tijden, dat men volgens de Acle van Indem3, niteit hier te Lande ende in de Vergadering der - Ei.  VOOR-REDE. xxï „ Ed. Gr. Mag. Heeren Staaten van Holland ende „ Weftfriesland, ende ook daar buiten, alles den. „ ken en ook fchrijven moge ten dienjie des welge„ melden Vaderlands." Wij zijn het volkomen met dien Schrijver eens, dat de welvaart van Holland, (en zelfs die van de Vcreenigde Gewejlen) gelegen is in den bloei des koophandels , der vijfchejije, der manufaümtren en der fcheepvaart; en om deze rede hebben wij onze nafpeuringen laaten gaan over alle de oorzaaken, welke 'er eenigen invloed op hebben; daarom hcbbenwe dezevootwerpen befchouwd niet eeniglijk in dienfiaat, in welken Zij zich hebben bevonden , wanneer 'er zich Stadhouders aan het hoofd van het Gemeenebefi bevonden hebben, en in die tijden, in welken de Vcj-eenigde Staat meer of min van een uitfieekend hoofd is beroofd gewecfi; maar zelfs in veel vroegere tijden, wanneer de gewefien,die heden ten dage den vrijenvereenigden Staat uitmaaken, nog onder de heerfchappij hunner bijzondere Opperheer en ftonden. Indien deze nafpcuringen ons daaden en gebeurtenisjen hebben geleerd, welke ons niet hebben toegelaaten om in de gevoelens van dien Schrijver over te gaan,zijn wij 'er ook alleen van afgetrokken door de kracht der waarheid, aan welke wij hebben gemeend, datwe in de eerfie plaats hulde verfchuldigd waren : want honuel men met dezen Schrijver zeggen kan, Amicus Socrates, jjinicus Plato fed magis amica Felicitas Publiea , zoo denken wij echter, dat men met meerder recht zich houdt bij de eigen woorden der fpreuke, Amicus-Sotrates, amicus Piato, fed magis amica verkas. Tc ■ * ^ ver-  San VOORREDE. vergeeffch vleit men zich met een genot van geluk, wanneer men onkundig is van de middelen , die 'er .ons het bezit van kunnen doen erlangen. Het gaat met de burgerlijke Maatfchappijen even als met de huisfelijke: dezelfde oorzaaken doen haar bloeien en te gronde gaan ; en men moet zich niet verbeelden dat die middelen , welke eene huishouding te gronde doen gaan , de welvaart van tenen Burger-flaat kun- .nen bewerken. De Voorzienigheid heeft een enkel verband gelegd tujfchen de oorzaaken en haare uit- . werkingen. Zij heeft niet tot den mensch in het bijzonder gezegd. Wilt gij gelukkig zijn,zoo zijt recht- . vaardig; en tegen de Vorficn en Oppermagten; zijt ■ onrechtvaardig. om het welzijn van den Staat te be- . vorderen. 0  t N H O U O DER HOOFDSTUKKEN, van dit Eerste Deel. ■ Inleiding Bladz. * _ I. Hoofdstuk. Scheepvaart der Hollanderen van de vroegfte tijden af tot aan de oprichting van den Vereenigden Staat ■ 13 II. Hoofdstuk. Koophandel der Hollanderen van de ou.lfte tijden af, tot op de vereeniging der vrije Nederïandfehe Geweiten, tot eenen gemeenen Burgerftaat ,25 Van de Yisfeberij Add. Van den Koophandel — — 146 Van de Manufaftuuren — — Hl. Hoofdstuk. Scheepvaart en Koophandel ' der llollanderen.federt het oprichten van den Vrijen Staat, tot aan den Munfterfchen Vrede 23»' Opkomst en Staat der Oost-indifche Maatfchappije m Holland —— 23S Opkomst en Staat der West - indifche Maatfchappije in Holland — 302 Levantfche Handel ■ —T 34» Koordfche Visfcherij en Koophandel 345 Manufaftuuren ■ 35© Handel op Engeland, Frankrijk, Spanje, Portugal, en Duitschland — 353. Van het vaaren op vracht van de csne haven op de andeie. — 367 L IJ ST  LIJ ST van BIJL AAG ER Sententie v,irt den Groot*en Raade van Mecbelen, raakende het heffen van een Cmgiegeld . Ai Vmrrechten, raakende dc Vlfcherij en Koophandel op *t Eiland Sr bonen . . ... É. GunstbrieveN van de Koningen van Zweden en Denemarken met betrekking tot vifcherij, enz. - C. i.fot C.i o.l. V r r j h e e d e n en Voorrechten in Saxen, Enteren, en West falen, als medé in Lyjiand - C. ii.1» Vergunning aan die van Amflelredanme om eert 'Voogd op Schonen te mogen zetten . . D. Ghedenckenisse dtr Dingen van Sr Maertens Kercke van Utrecht, de weicke haer eertijts van ds geloovighen ghegheven zijn . . Ë, Placakt beroerende 't vifchen met vluwen ende volgerie op de Mazevan den Putten voor de Loe« ne, van den i7e. Nov. 1551 . . . F. Brief van Grave Willem den IV. raakende den Visch • flapel te Naerden . . G. Dagobert de I Koning der Franken, lege eene Jaarmarkt aan in de Stad St. Denijs, by Parijs, in den jaare 630 . .... HY ToLREGTENvan 's Graaven Tol, te Dordrecht, 10de 06tob. 1287 . * I, Giftbrief van W iu.t m, Grave van Henegouwen en van Heiland, bcheifende vrijheid van Tol aan deh Coopluiden van Ooitlande. ... JJ, Sententie van Isubf.li a van Bourgondien en Haare Raaden, tegen die van Dordrecht, bij contumatfe geweezen . • • . L; Chilpbrik, Koning der Franken, begiftigt de Kathedraale Kerk van Doornik, in den jaare 575 . M. V r ij h r 1 d omtrent het Transport der Goederen door Duitscbland . . • . . N. Voosrechten en Vrijheeden aan de Wollewevers van Dordrecht op den aden July 1576. gegeeven' - 04 Verdra o van Hertog Jan van Be ij eren met de Heeren van Buiueroje, van II e e m s t ei)t, van den Zijl, Jan van Wassenaar, cn de Stad Leyden pj Verpachting van het Gruit'en Gruithuis van Graaf Willem den 111. te Dordrecht, en verdere Hukken raakende de Gruit, en bierbrouwen . Q. 1.!. Octrooi, aan de O. I. Compagnie verleend, den sollen Maart 1662 ... . R, Octrooi, aan de W.I. Compagnie veilecnd, den Sdan Junij i6si . . . . S*  HOLLANDS R IJ K D O M, Behelzende Den Oorfprong van den Koophandel en van de Magt van dezen Staat; de tosneemende vermeerdering van deszelfs Koophandel en .Scheepvaart; de oorzaaken, welken tot derzelver aanwas medegewerkt hebben ; die, welken tegenwoordig tot derzelver verval ftrekken; mitsgaders de middelen, welken dezelven wederom zouden kunnen opbeuren, en tot hunnen voorigen bloei brengen. INLEIDING. ][n 't algemeen is men van gedachtelij dat de Koophandel ten gelijken tijde mee de Vrijheid in Holland is opgekomen, en 'er, als 't ware, te gelijk met dezelve is geboren. Dit gevoelen fchijnt m fomtoige opzichten niet ongegrond , vermits de Hollanders altijd meer of min vrij zijn geweest; en dat zij den bloei van hunnen Koophandel, voor eeii groot gedeelte, verfchuldigd zijn aan de vrijheid, welke zij veele eeuwen voor den opftand tegen Spanjen hebben genooten. Maar men gaat verder, en men meent, dat de Koophandel, zoo niet geheel, ten minrfe voor het gróotfte gedeelte, zich I. Deel. A eersc  e HOLLANDS eerst bij hen federt den opftand tegen Spanjen, en het affchudden van 'tjuk der Graaven gevestigd heeft. Van deze dwaaling fchijnen de Hollanders zelve niet geheel vrij te zijn , offchoon men 'er de vreemden voornaamelijk van befchuldigen kan: men zal zich niet verwonderen, als men bij een franfchen Schrijver (#) leest: „Geen Vorst maakte meer gebruik „ van deeze middelen" (van de middelen om onder fchijn van geloofsdwang de Onderzaaten onder eene willekeurige opperheerfchappij te brengen) „ dan „ Philippus de II. Zijne dwingelandifche over„ heerfching ftrekte zich uit tot alle de takken zij„ ner uitgebreide Monarchie, en de Godsdienstijver „ vervolgde aldaar overal de zulken, welke men met „ de naamen van Ketters en Ongeloovigen beftem„ pelde. Men zogt den inwoonderen der Neder„ landen hunne voorregten te ontneemen: men deedt „ 'er duizenden van burgers op het fchavot fneeven. „ Deeze volken floegen aan het muiten. Men zag „ het fchouwfpel hernieud worden, 't welk de Ve„ netiaanen , verfcheide Eeuwen geleeden aan de „ waereld gegeeven hadden : een volk de dwinge„ landij vliedende, en niet meer eene veilige fchuil- plaats op het land vindende , dezelve onder de „ wateren gaande zoeken. Zeven kleine Provin„ cien, ten noorden van Braband en Vlaanderen ge„ leegen, door groote rivieren eer overftroomd dan „ befproeid-, dikwijls onder water gezet door de „ zee, welke men ter naauwer nood door middel „ van dijken beteugelde, geene andere rijkdommen bezittende, dan de inkomften van eenige weilan„ den en eene middelmaatige Vislcherij, richtten „ een ( a) Wijsgeerige en Staatkundige Gefchiedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de beide Indien, I. D. 1J.B. bi. 175-—177-  R IJ K D O 1VL 3 „ een der magtigfte Gemeenebesten der waereld, en „ misfchien het model der handeldrijvende Staaten „ op. De eerfte uitwerkzels haarer vereeniginge „ waren niet gelukkig; doch zoo de Hollanders be„ gonnen met nederlaagen, zij eindigden met over„ winningen. De fpaanfche troepen, die hen be „ ftréeden, waren de beste van Europa: zij hadden „ in 'teerst voordeden, welke de nieuwe Gemee„ nebestbewooners hun allengskens deeden verlie„ zen: zij booden een flandvastigen tegenftand: zij „ leerden zelf uit hunne misflagen en uit het voor„ beeld van hunnen vijand; en zij overtroffen hem „ ten laatfte in de kunst des Oorlogs. De nood„ zaakelijkheid, om hem den engen grond van Hol„ land voet voor voet te betwisten, deedt de kunst „ om de landen en de fteden te verlterken tot vol„ komenheid brengen. „ H o l l an d , die Staat, zo zwak in zijne opkomst, „ zogt wapens en hulp overal, van waar het dezel„ ve konde hoopen. Het verleende eene veilige fchuilplaats aan de zeeroovers van alle natiën , , met oogmerk om 'er zich tegen de Spanjaards van " te bedienen; en dit was de grondflag van zijné , zeemagt. Verflandige wetten, eene verwonder', lijke orde, een regeeringsvorm, door welken de gelijkheid onder de menfchen wordt bewaard, " eene voortreffelijke Staatsregeering en de verdraag„ zaamheid in den Godsdienst, deeden dit Gemee- nebest wel haast tot een magtigen Staat aangroeien. In den jaare 1590. hadt het reeds meer dan eens l] de fpaanfche zeemagt vernedert. Het dreef reeds 11 koophandel, en wel zulk eenen handel, als met „ zijne ligging meest ftrookte. Zijne fchepen dee„ den toenmaals 't geen zij nog heden doen ; zij „ laadden de koopmanfehappen van de eene natie !, om ze na de andere te brengen. De HanzeeA s „ te-  4 HOLLANDS „ fteden, en eenige fteden van Italien, waren itt „ 't bezit van deeze vervoeringen: de Hollanders „ haar zulks benijdende, hadden wel dra de over„ hand ; dit waren zij aan hunne zuinigheid ver„ fchuldigd. Hunne oorlogsvlooten befchermden „ hunne koopvaardijvlooten. Hunne kooplieden „ kreegen eerzucht, en bevlijtigden zich om hunnen „ handelmeer enmeeruit te breiden. Zij haddenzich „ meefter gemaakt van den handel op Lisfabon, al„ waar zij de Indifche goederen kogten , om ze „ door gantsch Europa wederom te verkoopen ". Men zal zich (zeggen wij) over een diergelijken galm van een franfchen Schrijver niet verwonderen; omdat men weet, hoe luchtig de fchrijvers van die natie 'er over heen loopen, en hoe weinig zij zich de moeite geeven, om de Gebeurtenisfen naauwkeurig op te fpooren en gade te {laan: maar heeft men geen rede om zich te verwonderen, dat 'er in de boeken of fehriften, welken over de opkomst van onzen Koophandel, en over de oorzaaken van deszelfs aanwas zijn uitgegeeven, de oude tijden zoo weinig in aanmerking zijn genomen ; en dat men zoo niet geheel, ten minlle al redelijk veel in dezelfde misvattingen vak, welken men den vreemden moet verwijten? Want hoe zeer de Gefchiedboeken, welken ons de gebeurtenisfen en de wisfelingenvan 't Vaderland vernaaien, dagelijks geleezen, ja zelfs met graagte, oplettendheid en navorfching van bijzondere gevallen, geleezen worden; naauwelijks fchijnt men zijne aandacht te zetten op het geene ons, in de eerile plaats, ter herte moest gaan; naamelijk den ftaat van ons burgerlijk wezen, de middelen en oorzaaken, door welken inzonderheid de Scheepvaart en Koophandel hier te lande zijn opgekomen, aangegroeid, en tot dien luifter geklommen, welke de gamfche wereld verbaasd heeft. Men fchijnc  R IJ K D O M. 5 fchijnt door den glans van ons vermogen ten tijde des fpaanfchen oorlogs zoo verkloekt, dat men de vroegere tijden vergeet; althans het oog 'er te weinig naar toe wendt, om niet ongevoelig met de vreemden tot het geloof over te flaan, dat de Hollanders niet eerder magtige kooplieden zijn geworden dan toen zij 'er door den fpaanfchen krijg gelegenheid toekreegen, en 'er om zoo tefpreeken door den nood toe gedwongen werden. Indien elk, die zich toelegt om naauwkeurige en nuttige kundigheden van de menfchelijke lotgevallen , en inzonderheid van die van zijn vaderland, te verkrijgen, belang heeft te weeten, wat 'er van zij; is het vooral noodzaakelijk, dat zulke onzer landgenooten, wien de welvaart van ons Gemeenebest niec onverfchillig is; en dat die geenen der Ingezetenen, op wien, uit hoofde van hunnen Haat, de verpligtino- ligt, om die welvaart te bevorderen of te onderhouden, deze dwaaling kennen. Den laatften is 'er bovenal veel aan gelegen, dat zij weeten, dat de Hollanders, verfcheiden eeuwen voor de fpaanfche beroerten,Manufacluuren hebben gehad; dat de Koophandel, de Visfcherij en Scheepvaart reeds in eenen bloeienden Haat bij hen waren; dat zij reeds, federt langen tijd dien tak van hunnen Koophandel, welke beftaat in waaren bij vreemden te koopen, om aan andere vreemden te verkoopen, en welke tak door de Franfchen genoemd wordt commercetfoeconomie, in Duitschland, in 't Noorden en in het Zuiden van Europa hadden uitgebreid; dat zij, zoo om hunnen Koophandel te doen toeneemen, als om denzelven te behouden, verfcheiden oorlogen ter zee hadden gevoerd, en verfcheiden verbonden gemaakt, om denzelven buitens lands uit te breiden; dat zij reeds veele itaats - inrichtingen om de nijverheid, den jnlandfchen Koophandel, VisA 3 fche*  6 HOLLANDS fcherij en Scheepvaart te bevorderen, hadden gemaakt; dat verfcheiden dezer inrichtingen nog heden ten dage in wezen zijn, of ten grondflage der hedendaagfche inrichtingen dienen; dat de Wethouderen der bijzondere Steden, zoo wel als de Staaten van het geheele Gewest, federt een zeer geruimen tijd, de oogen fteeds open hielden op alles, 't geen den Koophandel eenigzins kon bevoordeelen; en dat zij denzelven eene verftandige en gepaste befcherming verleenden, in eeuwen, waarin wij meenen, dat de kundigheden binnen zeer enge paaien beperkt waren. Men heeft flechts de Gefchiedenis der tijden, die de oprichting van het Gemeenebest zijn voorgegaan, te doorloopen, om zich te overtuigen, dat, op dat tijdftip, de Hollanders reeds, federt een geruimen tijd, een nijver, fchrander, handeldrijvend, zeevaarend, en krijgszuchtig volk waren. Reeds van dien tijd af aan, waarin men de Hollanders nog niet anders kende, dan bij den naam van Batavieren, was ieder ingezeten een krijgsman, ter befcherming van zijn Vaderland en Koophandel: ten minfte heeft de Koophandel altijd befchermers gevonden onder die geenen, welken de wapenen voerden: en zoo men den oorfprong der Schutterijen en van die Broederfchappen, van welken men nog eenige overblijffels ziet in fommige Dorpen, alwaar men gewoon is op zekere tijdperken wapen - oefeningen te doen, eens navorschte, zoude men mogelijk vinden, dat die herkomftig is van de verpligting, waarin alle inwooners waren om de wapenen te kunnen voeren, en die tegen den vijand, wanneer zij opontbooden werden, te kunnen gebruiken. Dus fchijnt het, dat de natuur en de regeringsvorm , al voor veele eeuwen, hadden gezorgd, om in Holland een Volk te bereiden., 't welk in Haat zoude zijn,  R IJ K D O M. 7 zijn, om 't hoogde toppunt van vermogen en roem te bereiken; en dat zij alleenlijk wachtten op de geweldenarijen van eenen kwalijk beraaden Dwingeland , om de vermogens van dat Volk aan den dag te leggen , en • om 'er, bijna in een oogenblik , de eerfte Zee - Mogendheid van Europa van te maaken, daar het, in den Koophandel, alle andere tot dien tijd toe bekende handeldrijvende volken verre ftond te overtreffen. Indien men alleen blijft ftilftaan op de beroerte, aan welke de Vereenigde Staat deszelfs geboorte verfchuldigd is, van welke in onze hedendaagfche Gefchiedenis zoo veel gewags gemaakt wordt, en die dit gewag dubbeld waardig is, dan ftaat men zekerlijk verbaasd over een nieuw verfchijnfel, daar de lotgevallen der wereld ' geen voorbeeld van opleveren. Wie toch zoude op de eerlte befchrijving kunnen begrijpen, dat een volk , bewoonende een moerasfig Land, 'twelk, aan de uitwatering van verfcheiden rivieren, Hechts een bijna onzichtbaar punt op de Kaart beflaat, zynen Landsheer, welke op dien tijd de heerschzuchtigfte , de onafhangelijkfte, cn wat meer is, de magtigfte Monarch van Europa was, heeft durven trotfeeren? hem verklaaren van zijne heerfchappij te zijn vervallen ? zijne legers dikwyls verfloeg, en hem zijne Steden ontweldigde? dat dit volk, uit deszelfs moerasfen te voorfchijn komende, heeft durven beftaan de zeën van Europa, Afrika en der beide Indiën te doorkruisfen, om 'er de vlooten van zijnen Vorst in op te zoeken, de* zeiven aan te tasten, te beftrijden ? die heeft kun'nen overwinnen, cn eindelijk zege op zege, veroveringen op veroveringen, in de drie deelen der wereld op hem behaalen? dat het door tachtig jaaren oorlogs magts genoeg verkreegen hebbe, om m laatcr' tijd de Opvolgers van dien zelfden Monarch te befchermen ? A 4 Het  8 HOLLANDS Het is een gemeen, en in de Genees- zoo weï als in de Natuurkunde aangenomen gevoelen, dat de Natuur niet met fprongen haare werkingen verricht : in de Zedekunde , in den loop der menfchelijke zaaken heeft die waarheid insgelijks plaats. De magt, welke de Hollanders bij den opftand tegen Spanjen vertoonden , was van vroeger tijden af in hunnen boezem bereid. De Hollanders waren reeds, ten tijde van dien opftand, een vrij wel geoefend , nijver en fchrander volk : zij hadden eenen gcvestigden Koophandel, en eene byna geregelde Scheepsmagt: zij hadden die zelfs in een zeer aanzienelijken Haat; en zij bezaten een gemoed fier en grootsch genoeg, om ftoute onderneemingen te durven waagen. Om te weeten, waar van daan dat volk de middelen, tot diergelijke cnderneemingen noodig, haalde; waaruit het zijne krachten trok; en om te kunnen begrijpen, hoe het zich zoo fchielijk, en als met een llag, heeft kunnen verheffen tot den ftand van eene groote Mogendheid; hoe het, in 't vervolg zoo veel invloeds hebbe kun-, nen verkrijgen op alle de lotgevallen en gebeurtenisfen van Europa, in weerwil van hinderpaalen, welken den verlichtften Staatkundigen onoverkome-^ lijk zouden hebben toegefcheenen, indien zij dezelven hadden kunnen voorzien; om dit alles te weeten en te begrijpen moet men de vroegere tyden gade flaan en daar uit leeren wat Volk het ware, en hoe het met deszelfs ftaat gelegen ware, toen het; tegen zijnen Landsheer het zwaard uit de fchede trok Het onderzoek van deszelfs toeftand voor de oprichtingvan 't Gemeenebest, de nafpeuring der vorderingen, welken deszelfs nijverheid, fchranderheid, Koophandel en Scheepvaart, reeds voor dat tijdlüp hadden gemaakt, is zekerlijk de eenigfle weg, door welken men de bronnen kan ontdekken, uit welken het zelve voornaamelijk haare krachten heeft gefchept, om zoo,  R IJ K D O M. f zoo fpoedig tot zulk eene hoogte te kunnen Hijgen, en uic welken het nog tegenwoordig de krachten kan fcheppen , welken het noodig heeft, om zijnen ftaat geduurzaam te doen zijn, dien te onderhouden en in zijne volle kracht te bewaaren of te herftellen. . . Dit ftuk, op welk men, tót hier toe, zoo weinig acht heeft geflagen , heeft ons toegefcheenen de grootfte opmerking te verdienen. Is het roemwaardig dat men de bron onzer rijkdommen kenne,- de toevallen, welken denzelven zouden kunnen doen uitdroogen, voorkomë? wordt het niec noodzaakelijk,darmen 'er zijn werk van maake, wanneer men een algemeenen kreet van vergaan, van ondergang hoort ? in een tijd dat men de Landgenooten als verlekkerd op vreemde fpijzen, en als een walg wonende voor vaderlandfche vruchten , met eene ongemeene graagte zoodaanise uitheemfche fchriften en boeken ziet leezen, welke gefchikt zijn, om hun, zoo met betrekking tot de gefteltems van 'c Vaderland , deszelfs zeevaart en koophandel, als ten aanzien van andere zaaken, verkeerde, ja fchadehjkc denkbeelden en begrippen, in te boezemen? Om aan dit werk eene gefchikte orde te geeven , zullen wij beginnen met een kort en beknopt verhaal van de opkomst en bloei der Scheepvaart en des Koophandels in deeze landen, federt de vroegfte tijden, tot op den tijd, dat de zeven gewesten eenen aemeenen ftaat hebben begonnen uit te maaken. In dit verhaal zullen wij eerst den loop der Scheepvaart, en vervolgens dien des Koophandels volgen. Daarna zullen wij de lotgevallen des Koophandels en der Scheepvaart te gelijk-, federt den opftand te. sen 't fpaansch geweld , van welken tijd ai dezelven altijd aan elkander naauwer verknogt zijn geweest, tot aan den Munfterfchen Vrede doen opmerken ; en eindelijk den ftaat des Koophandels A 5 ea  fo HOLLANDS en der Scheepvaart federt den Munffcerfchen Vre» de tot aan onze dagen, voor oogen leggen. Na 'tgeeven van die hiftorisch tafereel, zullen wij nafpeuren, cerjielijk, de oorzaaken van de opkomst en bloei des Koophandels en der Scheepvaart in Holland : ten tweede, die van derzelver verminderingen en ondergang: en, ten derde, de middelen, welke dezelve kunnen epheuren en doen herleeven. In deeze nafpeuring zullen wij het Bewerp volgen, U welk wij vinden in de Propofitie van Z. D. f I. den Heere Prinfe van Oranje, Vader van onzen tegen woordigen Erfftadhouder: Erf kapitein Generaal, en Admiraal, in 1751, zoo aan Haare Hoog Mogen den de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden , als aan de Edele Groot Moogenden de Heeren Staaten van Holland, gedaan. Die oorzaaken worden daar verdleed 1. in natuurlijke en phijique oorzaaken 2. in moreele 3. in toevallige oorzaaken, dewelke van buiten daar bij gekomen zijn. Wij zullen ons eerst bezig houden met het nafpeuren der natuurlijke oorzaaken, welken hebben kunnen, of ook nog heden , kunnen medewerken, om den Koophandel en de Scheepvaart van den Vereenigden Staat te bevorderen of te benadeelen: vervolgens zullen wij de zedelijke oorzaaken, welken dezelve kunnen aanmoedigen of ten verderve leiden, nagaan: en in de derde plaats, zullen wij de toevallige oorzaaken nader onderzoeken: alles in die orde en verdeeling als door het Bericht, het welk wij van dit werk hebben uitgegeeven, is aangekondigd, en aldus loopt : Scheepvaart der Hollanderen, van de vroegfte tijden af, tot aan de oprichting van den Vereenigden Staat. — Koophandel der Hollanderen, van de oudfle tijden af tot op de vereenjging der vrije Nederland* fche Gewesten, tot eenen gemeenen Burger/laat. — Van de Visfcherij, — Van den Koophandel. — Van de- Manufaütuuren — Scheepyaart en Koophandel Staat  R IJ K D O M. ri der Hollanderen, federt het oprichten van den Vrijen Staat, tot aan den Munfierfchen Vrede. — Opkomst en ftaat der Oostindifche Maatfchappij in Holland — Opkomst en ftaat der JVestindifche Maatfchappij in HoU land. — Levantfche Handel. — Noordfche VisJ'cherij en Koophandel.— Manufacluuren. — Handel op Engeland, Vrankrijk , Spanjen , Portugal en Duitschland. — Van het vaaren op vracht van de eene haven op de anjerc. — Oprichting der Admiraliteits Collegien — Staat der Hollandfche Zeemacht, zedert de fpaanfche beroerte tot op den Munfierfchen vrede. — Reglementen van Asfurantie. — Oorfprong en voortgang der Wisfelbank van Amfierdam. — Van de Verbonden en Verdraagen. — Bloei en aanwas van de Zeemagt enKoophandel der Hollanderen. Ze e ma g t van den Staat na den Munfierfchen Vrede. Staat van 't Land, met betrekking tot deszelfs Koophandel en Scheepvaart, federt den Munfierfchen Vrede tot op onze tijden. — Oost - en IVestindifche Maatfchappijen. — Van de groote Visfcherij of Haringvangst. — Walvischvangst — Van de Sociëteit van Surinamen. — Verovering van Surinamn, _ Van de Colonie de Berbice. — Van de Colonie van Esfequebo en Demerarij. — Tegenwoordige^ Staat van Hollands Koophandel in Europa. — Handei in Amen en in publique Ejfetten. — Oorzaaken van de opkomst, aanwas en bloei der Scheepvaart en des Koophandels in de vereenigde Gewesten. Oorzaaken van het toeneemen van den Handel en Scheepvaart na 't oprichten van den Vereemgden Staat. — Staatsgefieltenis vanden VereenigdenStaat.— Van de Vrijheid. Oorzaaken, welke de Koophandel in de vcreemg-. de Gewesten hebben doen vervallen. — Koophandel der buitenlandfche Volken. — Van de Belastingen. — Invloed der Belafiingon op den Koophandel. — Van de verandering in de Staatsgeftelcenis van 't Land *m° geval-  is HOLLANDS gevallen. — Van dc Oorlogen. — Van den Krijgsftaat. met betrekking tot de Bezittingen der Hollan-' deren in de Indien. — Van de zedelijke gebreken, welken uit de al te zwaar e belastingen voortfpr uiten. — Van den ijver en werkzaamheid van andere Natiën, met betrekking tot den Koophandel en Scheepvaart. — Misbruik van 't Crediet. — Van dc gebreken, aan welken 't bewind der handel -maatfchappij en en andere groote Cenootfchappen, to{ het drijven van koophandel opgericht , onderhevig fchijnt te wee. zen, — Bewind der zaaken van Maatfchappijen en andere groote Gemeenfchappen van Handel. — Van de geldleeningen aan de Planters der Nederlandfche en vreemde Volkplantingen gedaan. , — Van de Pracht en Weelde, dc Zeden, den Woeker en Zwindelhandel, de Bankbreuken, Marskramers, enz. Middelen, door welke de Hollanders hunnen Koophandel en Scheepvaart weder kunnen opbeuren, en den voorrang op alle handeldrijvende Volken bekomen — Staatkundige Gefleltenis van Holland, met betrekking tot deszelfs Handel en Scheepvaart. — Van de vermindering dier Betastingen. — Van de Geldmiddelen. — Van de vrijheden en gunften, ten aanzien der Belastingen , te verkenen. — Van de ongelijkheid, der Steden van Holland, ten aanzien der voordeden des Koophandels.— Van '£ aanleggen van Manufacluuren, en van de Monopoliën; van 't geeven der voorkeur aan binnelandfche Manufacluuren. — Van de voordeden, welken men uit de Volkplantingen zoude kunnen trekken. — Van de noodzaakelijklieid om de misbruiken in den Handel ingefloopen tegen te gaan. ■— Van verfcheiden bijzondere middelen, welke zouden kunnen.dienen , om de Scheepvaart, Koophandel en Fabrieken aan te moedigen. De veranderingen , verfchikkingen, en vermeerderingen, wdke wij gaande weg zullen maaken, zullen deze orde niet Itooren. EERSTE  R IJ K D O M. t-s EERSTE HOOFDSTUK. Scheepvaart der Hollanderen, van de vroegfte tijden af, tot aan de oprichting van den Vereenigden Staat. '^'11, men zich een recht denkbeeld van de opkomst der Scheepvaart in Holland vormen, men * volge Jollas Csefar , na het veroveren van Galliè', bij de Germaanen. Daar ziet men den Veldheer onder de beoorloogde Volken, die, voor" zijne overmacht bukkende, zich aan hem kwamen onderwerpen , eenigen , naar den kant van de Noordzee gezeeten, als Vrienden der Romeinen bejegenen ; en boven allen de Batavieren uitzonderen. Vrij van de roomfche heerfchappije, werd hun niets als hulpbenden afgevorderd. Zij moeften , volgens Tacitus, noch aan fchattingen onderworpen , noch aan de knevelaarijen der Pachters blootgefteld zijn ( a). Ongetvvifffeld hebben bijzondere beweegredenen den Komeinfchen Veldheer aangezet, om een volk , 't welk Hechts een plekjen lands , zeer klein in zijn omtrek , bellooten tusfehen de twee armen des rhijns, befloeg, aan zich te verbinden. Hunne ligging zelve fchijnt 'er hem toe bewoogen te hebben ; (a) „ Omnium lutrum geitianr virtute prctcipui Batavï. infu- lam Rheni arnnis coiunt. '■ uthorwn quondam pofulus, & ftdi. tione domejlica in eas jtdes transgixsjusii* quibtispnrs Romani " imperii fierent: maner hoi.os &f attaque jocietatis in/tgne. nam nec tr1but1s CGNTUNnUNTUR, NEC PUBLTCA- nus atterit, exempti or.eribus £f coUatïonihtu; & tan. turn in afum preellorum fepofitt, iktö tela atque arina, Lellii '', rejsrvantur. Tacitus de Mor. Germ. C. ixix.  (4 HOLLANDS ben; vermits dezelve beter dan eenige andere den Romeinen diende, om hunne krijgstochten tegen de Germaanen, gemakkelijk te maaken. Ook zien wij , dat, in 't vervolg, de Romeinen van dit eiland hunne algemeene legerplaats gemaakt hebben; dat zij 'er Magazijnen in aanleidden ; en dat zij van daar vertrokken, 't zij om zich naar de oevers der Elbe, Eems, en Wezer te begeeven, 't zij om den Rhijn hooger op te vaaren. De krijgstochten van Julius Caefar, die van Drufus en andere Veloverften dooide Romeinen vervolgens gezonden, om de Saxen en Friezen onder te brengen, moeten, met in 't eiland der Batavieren hunne algemeene legerplaats op te richten, en 'er magazijnen aan te leggen, de grondflagen hebben gelegd eener Scheepvaart, welke, onder de befcherming dezer Veroveraars, allengskens en ongevoelig is aangewasfen: men heeft des te meer reden om dit te vooronderftellen, daar de Batavieren niet alleen deelgenooten van alle hunne krijgstochten zijn geweest, maar de Romeinen zelveni zich van hun, boven ander Krijgsvolk, bedienden in alles wat eenigzins betrekking had tot den oorlog te water. Het verkiezen van een volk tot zoodaanig een dienst vooronderftelt, dat hetzelve meer dan anderen gefchikt en bekwaam was tot de Scheepvaart (#). Doch om van den aanvang, opkomst, van deeerfte aanleiding, of vandeeerfie beginfelen der Hollandfche Scheepvaart en Zeemagt een juist begrip te maaken, is het nog al niet genoeg, dat men te rug treede tot de tijden, in welken de vaderlandfche hiflorien 'er melding van maake: de oorzaaken der menfchelijke lotgevallen, zoo wel als van de andere wisfelingen, ver- («) Vad. Hifi. LD. bl. 26. en volgenden. Velly Hijk is France. T. I. p. 8. & fuiv.  R IJ K D O M. 15 vereifchen eene nafpooring, veel vroeger beginnende , dan van den tijd , dat wij dezelve zien gebeuren. Niemand, die met eenige aandacht den ftaat der overrhijnfche volken, wanneer Csfar de Galliën is komen overweldigen , zich voor oogen ftelt, zal het vreemd voorkomen, dat wij, om tot den eerften oorfprong van Hollands magtige Scheepvaart op te klimmen, ons bij het rijzende vermogen der Romeinen wat ophouden, en ter vlucht inzien, hoe dat hoogmoedig, naderhand heerschzuchtig, eindelijk dwangziek Volk, aan zijne Scheepvaart is gekomen. De gebeurtenisfen onder het menschdom zijn, over 'tgeheel genomen, zoo verfchillende niet, als men 't zich gemeenelijk verbeeldt: veeltijds beftaat het onderfcheid Hechts in een verfchil van tijd, van plaats en van eene enkele omftandigheid: de zaak is voor 'tweezenlijke al een en dezelfde. D e Romeinen, in hunnen eerften ftaat door hunne nabuuren ontrust, of die zelve ontrustende, zijn wel bij den duur in menigvuldige oorlogen gewikkeld geweest , doch langen tijd op het vaste Land van Italië gebleeven , zonder zich aan eene Scheepvaart, veel min aan eene Scheepsmagt, gelegen te laaten liggen. Hun ftaatsbeleid en ftaatsgronden moeiten 'er hen ook natuurlijk van verwijderen, daar zij niets verders begeerden dan 'tgenot van den grond, dien zij befloegen en 't zegepraalen over hunne vijanden. 'Zoo de Romeinen al eenigen Koophandel gedrecven hebben, gelijk het uit de verdragen, inzonderheid met de Karthaginiënzers gemaakt, waarfchijnelijk te vooronderftellen is, echter is die Koophandel niet geweest van eenig merkelijk aanzien. Tegen de Latijnen, Etrufcers, iEqui, Volfci,Sabijnen, Samnieten en andere Volken geoorloogd, en die onder hun gebied of bedwang gebragt hebbende, heeft eene fmaad, door de Tarentjjnen hun aangedaan, de eerfte aan- lci-  16 HOLLANDS leiding gegeeven, dat zij hunne wapenen buiten Italië en over de ftroomen gevoerd hebben. P yrrhus uit Epire, tot hulp der Tarentijnen in Italië toegefchooten, en daaruit, na 't leveren van verfcheiden veldflagen, in welken hij in 't eerst de overhand had, daarna geflagen werd, te rug hebbende moeten keeren, had die dwaaze Vorst de on* voorzichtigheid van zich in de onlusten en beroerten, in Sicilië ontftaan, tefteeken, en'er tot hulp der Syrakuzers zijne wapenen over te voeren. Het ging 'er hem even als in Italië. Eerst overwinnaar, moest hij, naderhand overwonnen, het eiland en de Syrakuzers door de Karthaginiënzers fterk benaauwd , verhaten. D e Romeinen, kans ziende, om eenen magtigen Bondgenoot tegen de Karthaginiënzers, wier oppermagt ter zee hun in de oogen moest fteeken, te winnen, beflooten, om de Mamertijnen, door Hiero, Tiran van Syrakuze, en door de Karthaginiënzers aangevallen, op hun verzoek, onder hunne befcherming te neemen. Eene kleine Vloot uitgerust hebbende, ftaken zij naar Sicilië over, iloegen Hiero en de Karthaginiënzers, en lieten eene bezetting in Mesfina. Deze eerfte ftap door de Romeinen buiten Italië ten oorloge gedaan; deze ftap, die den krijg tusfchen hen en de Karthaginiënzers heeft verwekt, is ook de ftap, die den eerften grondilag heeft gelegd, tot de romeinfche zeemagt. De Romeinen, die tot dien tijd fleehts fchuiten en geen fchepen gehad hadden , begrijpende, dat zij het tegen de Karthaginiënzers, zonder Scheepsmagt, niet zouden kunnen houden (tf), vielen mee alle (a) Milot Hifi. Anc. Tom. II. p. 127. Ed. de Leyde. Tit. Liv. Epift. Lib. XVII. Floeus Lib. II. C. II.  R IJ K D O Mi 17 : alle magt op den fcheepsbouw. Eene karthaagfche galei op de kusten van Italië gefttand, itrekte hun tot model. In twee maanden, zeggen Polybius en Plinius, was 'er eene Vloot van honderd galeien van vijf riemen en twintig van drie riemen in gereedheid: een blijk dat 'er bereids toen te Ro: me voorraad van noodwendigheden, tot den fcheepsbouw dienende, en genoeg arbeidslieden, bekwaam, 1 om, in zulken korten tijd, dit aantal van galeien te 1 timmeren, moeten geweest zijn. Met deze eerfte vloot in zee-gedoken, behaalde Duilius eene zege 1 op de Karthaginiënzers, die dezen zeven duizend Uit O) Afia Pompeji manibus fubaiïa , reliqua, qu Doch de Scheepsmagt der Romeinen vertoonde zich met vollen huiler, toen Pompejus eene magtige vloot in de verfchillende havens van Afia cn Afrika hebbende laaten toerusten, daarmede den overtocht van Caafar uit Italië in Griekenland zogt te beletten; en daarin niet hebbende geflaagd, echter dien Veldheer, door zijne vlooten, den toevoer naar zijne legerplaatfen zoo moeielijk maakte, dat het leger van Ctefar vermoedelijk in 't einde verfmolten of verloopen zoude zijn geweest, indien Pompejus altijd bij het vermijden (a) CassAR de Bello Civ. Lib. I. (2>) Quum in his anguftiis res es/et, atque omnes v'us ab Afranianis müitibus equitibusque obfiderentur; nee pontes perfici pos/ent: imperat militibus Ccefar, ut naves faciant, cujus generis eumjuperioribus annis ufus Brittannia docuerat. C je s a k. de Bell. Civ. Lib. II. 11. Liv.  s8 HOL LAND S den van een flng gebleeven was, en zich tot het waa:gen van een gevecht niet had laaten beweegen De vloot van Pompejus, in verfcheiden havens verdeeld, was zoo talrijk, dat Ca;far het gewaagd hebbende , om met het grootfte gedeelte van zijn leger ter Huik over te fteckcn, naderhand het niet met het overige gedeelte dorst onderneemen : zelfs Libo , een Luitenant van Pompejus, een eiland roet vijftig fchepen bij Brindes overvallen en ingenomen hebbende , vond zich daardoor in ftaat den uittocht van de fchepen van Ca;far aldaar te beletten De Veldheer ondertusfchen ten uitcrfte in 'tnaauw gebragt, cn op den overtocht van het overig krijgsvolk fterk dringende, waagde Antonius ' eindelijk, om 'er een tweede gedeelte van over te voeren: het geluk diende hier wederom den Overheerfcher van Gallië, cn buiten alle verwachting door een enkelen keer van den wind. Hoe eindelijk Pompejus overwonnen zijnde, Ca> far opperhoofd van den roomfchen Burgerftaat werd, hoe deze Staat tot een Keizerrijk geworden, vervolgens in vermogen afgenomen en vervallen is, ftaat ons niet aan te tekenen: tot ons beftek is het genoeg aangeweezen te hebben , hoe de Romeinen tot de kennis en oefening van eene Scheepvaart, en daardoor tot eene Scheepsmagt zijn gekomen ; en hoe het daarmede gelegen is geweest in onze en nabuurige Gewesten, toen 'er de Romeinen hunne tochten en oorlogen hebben aangevan•gen: hunne Scheepsmagt voor 't overige, toen hun ;Burgerftaat in vollen luifter ftond, kan, onder anderen, afgemeeten worden uit het geen men deswegen bij de romeinfche Schrijvers leest (O, en («) Cjesar deSelhCiv. Lib. III. ""'(£") Cjes ar l. c. Lib. c. (c) Cn. Pompejus, multis praclaris yi'ris m-id ad- J'wn-  R IJ K D O IVL 20 en laatdelijk, uit de twee romeinfche Vlooten van Oftavius en Antonius, toen deze twee mededingers naar de romeinfche heerfchappij den kans aan een fcheepsdrijd hebben gewaagd. Geen vaderlandfche Schrijvers hebbende, die ons den ouden ftaat en de lotgevallen van'cLand, dat wij bewoonen, leeren kennen, moetenwe ons vergenoegen met het geen de vreemden 'er ons van vernaaien of aangetekend hebben. Alles aan te neemen wat zij 'er van zeggen, omdat wij niets beters hebben, zoude even zoo onvoorzichtig zijn als zich met een wrak fchip op zee te begeeven , omdat men 'er geen beter konde aantreffen. Wanneer men eenigzms acht Haat, hoe gebrekkelijk in onze tijden ( daar de kundigheden, en vooral die der gefchiedenisfen, oneindig gemakkelijker verkreegen worden, dan ten tijde van Julitis Ca/ar, Livius, Tacitus, en van anderen meer) gefchreeven wordt van de daatsgefteltenisfen en gebeurtenisfen vaneen Land, in 't welk de Schrijver niet is grootgebragt en gewoond heeft ; welke misdagen en dwaalingen dagelijks begaan worden, zelfs door Schrijvers, die gewoond hebben in een land, van 'twelke zij de gedcldheid en hiltorie befchrijven, dan zal men, zoowe vertrouwen, niet derk blijven aandringen op een volflagen en blind geloof aan al het geen die vreemde Schrijvers ons van de Germaanen, Gaulers, en andere volken vernaaien; cn men zal het, zoowe meenen, niet onvoorzichtig vinden , datwe de vernaaien van de eenen en de anderen met eikanderen vergelijken, en 't geenwe achten waarfchijnelijk te weezen, onderfcheiden van hetgeen, dat voor fumtis, defcriptoque in tmnes recesfus maris prxfidip navium, Irevi, inexfupcrabili manu , terrarum orbtm liberavit presdonesque per muha palm multis locis viüos, circa Cüieihm ciasfe adgresfus fuiii at fugavit. Vellet. Pjiiiïc Lib. II. C. XXXII.  3o HOLLANDS voor iet zekers zoude kunnen aangenomen worden. Wil men wijders vrucht uit de hiitoriekunde trekken, men volge den loop der gefchiedenisfen, niet om ons te vermaaken met gepleegde geweldenaarijen , verwoeftingen van Landen en Volken, moorddaadige bedrijven, vaak, als roemruchtige daaden, ten hemel toe opgezongen; maar om het menfchelijk vernuft in zijne gangen, de nijverheid in haare vorderingen, de werkzaamheid in haare voordeden na te fpooren. Het vermoeie ons dan niet de Scheepvaart dezer Gewesten, in haare geboorte op te zoeken en in haaren groei en aanwas gade te flaan. Wij hebben gezien, dat de Germaanen den rhijn overwogen met vaartuigen; dat die van de landen, daar Keulen nu gelegen is, aan Julius Csfar fchepen,of, zoo men wil, fchuiten aanbooden, om 'er den rhijn mede over te trekken; dat Julius Csefar niet uit Italië met fchepen naar den Oceaan is gekomen , maar in de gallifche en belgifche gewesten fchepen en vaartuigen heeft gevonden; dat hij 'er in die gewesten heeft laaten maaken, en 'er mede naar Engeland is overgeftooken en te rug gekeerd : waar bij wij nog voegen kunnen, dat Caefar fpreekt van veertig fchepen, welken, uit hoofde van zwaar weer, te Bologne niet hadden kunnen komen, en die gemaakt waren in Mddië, eene landftreek vermoedelijk uitmaakende een gedeelte van het tegenwoordig Vlaanderen (V/). Weshalven wij niets onwaarfchijnlijks vermeenen te nellen, als wij, uit de hgging van ons Vaderland, de aart en natuur van den mensch, en de hiftorie, zoo als ons die der oude volken gegee- ven (a) lis rehus conjlhutis, Cisfar ad portum lüum cum legionilus pervsnit. Ibi cognojcit XL. naves, qucs in Meidis fatlce erant, tempejlate rejeftas, tensre curfain non petulsfi de Bell. Gall. L. V. c.  R IJ K D O M. 31 ven wordt, befluiten, dat de Batavieren, bij de aankomst vanCsefar, reeds eene Scheepvaart hadden, aanzienelijkgenoeg, om dezenVeldheeraan tefpooren, om hen, zoo wel om die rede, als wegens de ligging van hun Eiland aan te zien als Bondgenooten, die hij niet wel konde misfen, of, ten m.nite, die hem van zeer grooten dienst konden zijn. Plinil s getuigd, dat van alle de Europifche natiën de Germaanen het meefte bedreeven waren ter zee. Hunne fchepen gemaakt van ftukken leder aan eikanderen genaaid, of van teen met leder bekleed , zonder zeilen of roer, werden met riemen voortgedreeven (V). Wat 'er van hunne fchepen zijn moge, vast gaat het, dat zij vaartuigen hadden; en het is te gelijk zeker dat de overrhijnfche volken , nimmsr het juk der romeinfche heerfchappij hebbende willen draagen, geduurig , hoe ook geflagen , en welke nederlaagen zij geleeden hadden, wederom op nieuw kwaamen opdaagen, zoo ras men hun adem liet fcheppen. Vicli magis qnam domiti zegt Florus Lib. iv. (a) Vellt Hifi. de Fr. T. ï. p. 8. Veilt haalt hier Plinius aan zonder aanwijzing van plaats. Ik heb bij dien Schrijver maar twee plaatfen gevonden, waarin hij van diergelijke vaartuigen gewag maakt : naamelijk Hifi. Nat. Lib. IV. Cap. XVI. en Lib. VII. Cap. LVI. en hij fpreekt aldaar van die vaartuigen enkelijk als van zulken , welken uit leder gemaakt werden. De Hiftoriefchrijver Wa g enaar Vad. Hifi. I. D. Uz. 13. doet de eerfte Batavieren herwaards overkomen in vaartuigen, die men, onder anderen , (zegt hij) toen van uitgeholde boomen plagt te maaken, en welker fommigen wel dertig menfehen voeren konden. Hij beroept zich ook op Plinius, en wel op 'tgeen die Schrijver zegt Lib. XVI. Cap. XL. doch Plinius fpreekt daar van vaartuigen door de Germaanifche Zeeroovers gebruikt. Pli ni us • leefde onder de regeering van Keizer Vefpafianus, en dus lang na dat de togt der Batavieren om het Eiland van den Rhijn in bezit te neemen gefchiedde.  33 HOLLANDS iv. C. xit. n, xxin. Ook had Casfar nnauwelijks deze landen verlaaten en den burgerkrijg tegen Pompejus begonnen» of de overrhijnfche volken kwamen, op nieuw, hun verhaal tegen de Romeinen z )cken. Zij, welken voor een groot gedeelte naar den kant der zee woonden , bekend waren onder den naam van Vrielen , zich urekten ten westen van den rhijn , en het gantfche land tot aan den oceaan befloegen, waren niet gemakkelijk te beoorloogen, veel minder onder het juk te brengen: vooral ïn een land, dat, drabbig en moerasfig, niet zeer gefchikt was, om een heir in beweeging te houden. Drufus, eenige jaaren daarna, gefehïkt om de Barbaaren of rebellcerende onderdaanen van het roomfohe rijk (want dus werden die geenen genoemd, welken zich tegen de dwingende hcerschzueht dorften verzetten) te frraflèn en uit te roeien, overweegende, hoe weinig Julius Csfar met alle zijne overwinningen tegen de Germaanen gevorderd was; daar bij in aanmerking necmende, dat het hier niet enkclijk aankwam, om op een vasten grond, op land, te llrijden, moest natuurlijk gebragt worden tot het omzien naar andere middelen, cn'naar andere we* gen; zoo tot gemakkelijker optrekken van 't krijgsvolk, als tot het bekwaamer overvoeren van krijgstuig en behoeften, 'twelk te lande altijd bezwaarlijk vallende, nog bezwaarlijker moest vallen in een land, daar de grond zelve dikwijls het baanen van wegen niet fcheen te kunnen veelen: ook is het niet onwaarfchijnelijk dat Drufus daarom zich wel hetmecfte toegelegd heeft, om zijne tochten te fchepe te kunnen doen. Volgens ■Suetonius (r;), is hij de eerlle der romeinfche veldheeren geweest, weiken de noordzee bevaaren hebben , daartoe had die Romein verfcheide gragten laa- tenr O) Vad. Hifi. I. D. W. 5) Annal. Lib. II. 5. C 3  38 HOLLANDS „ af hadt: dat met eenen de krygh tydtlyker begon-. „ nen, ook keurbenden en voorraadt teftens gevoert ,, zouden werden: de ruiters en de paarden ongemat „ door de monden en killen der ftroomen, midden „ in Germanien weezen". Dit was de rede, waarom de romeinfche Veldheer tot de toerusting van eene vloot overging, en zie hier hoe en op wat wijze deze toerusting gefchiedde: ,, Silius en Antejus, „ (wij- volgen altijd de vertaaling van den Ridder ,, Hooft) ( die afzond, om de eilanden te doorvorsfehen. Om de Germaanen wijders in toom te houden, werden 'er niet alleen fterkten geftïcht op verfchillende plaatfen van den Rhijn, maar ook eene Vloot onderhouden. „Menhad namelyk de galeien derbondtgenoo„ ten, wieken en hulpvolk van de regementen, dielut„ tel minder van krachten waaren, maar wat onzee-^ „ ker te verklaaren mits datze, naar eisch, yan ty„ de, herwaarts en derwaarts tooghen, toenaamen C 5 » iQ  42 HOLLANDS „ in tal, en fomwyls vermindert werden". (a°y O f s c n o o n men nu uit het verhaal der romeinfche Schrijveren zoude kunnen opmaaken, dat de overrhijnfche volken minder op den oorlog te water, dan re lande gevat waren; is het evenwel denkelijk, dat dit meer op hun beleid, dan wel op hunne bekwaamheid in 't voeren van fchepen of vaartuigen, te verftaan is: althans weinige jaaren na dat Germanicus tot de Wezer was doorgedrongen en de gantfche ftreek lands der Vriezen verwoest had , zag men Gannascus de Gallifche oevers met kleine fchepen ontrusten en afloopen, enCorbulo, om hem van daar te helpen, „ zyne drieriemde galeyen door de kil van den Ryn, „ de rest der fcheepen, naa dat elks bequaamheit „ was, door de watten en ftroomgaten, voortdry„ ven". De Vloot van Gannascus gedeeltelijk in den grond geboord, gedeeltelijk genomen, wordt geheel verflagen Qb^). Gelijk de Romeinen de kunst van op Aroom te vechten van de Karthaginiënzers geleerd hadden, dus leerden de Germaanen ook wel haast het gebruik van eene fcheepsmagt; vooral toen de Batavieren den Romeinen waren afgevallen: 't is denkelijk dat de Kauchen niet fchepeloos geweest zijnde, hunne vaartuigen ligt tenroove hebben kunnen uitrusten, om op hunne wijze de zee te fchuimen. ■ Dit bleek inzonderheid toen de Batavieren tot Civilis overgegaan zijnde, deze zich op den Rhijn meefler maakten van de romeinfche Vloot, beftaande in vierentwintig fchepen (c). Deze zege, zegt Tacitus , voor het tegenwoordige roemrijk , diende voor 't vervolg, alzoo de Germaanen daarbij (a) Annal. Lib. IV. C. 5. S ene ca de Benef. Lib. VIL C 20. (è) Tacitus Annal. Lib. XL C. 18. (O Vad. Hijl. I. D. bl. 125. Tacit. Hifi. IV. C. 16.  R IJ K D O M. 4$ ifeÜ fchepen en wapenen kreegen, daar zij gebrek aan ihadden O); en Civilis fchiinc 'er 00k Sebruik vanIgemaakt te hebben; daar hij tot het beltonnen van ; Vetera, zijne fchepen den Rhijn deed opvaaren (*). 'Weinig tijds daarna werd de brittannifche Vloot door ,de Caninefaaten geflagen (c> In den flag naderhand tusfchen Cerialis en Civilis voorgevallen, in welken Civilis de nederlaag kreeg, fchijnt men ook te fcheep geflreeden te hebben : want Tacitus merkt aan, dat bij aldien de romeinfche Vloot den vluchtenden korter op de hielen gezeten had, de oorlog een einde zoude gehad hebben Qa"); en zoo men Tacitus zal gelooven ,begonnen de Romeinen reeds voor het ftrijden te fchepe tegen de Germaanen vrees te krijgen Qe ). De zeo-e, welken Civilis op Cerialis behaaldey befchrijft ons Tacitus (ƒ): „ Gereist naa Nove„ fium en Bonne om de leegers te bezichtigen r die aldaar tot verwintering der keurbenden opge" recht werden, keerd' hy te fcheep wederomr -i met verfpreide troepv zorgelooze wacht. Des , werden de Germaanen gewaar, en fielden laagen toe. Zy koozen een' nacht zwart van wolken, " koomen de itroom af, gerukt, en zonder iemands ", belet, binnen den wal. D'eerfte moordt hadt de " li^t te baat: hebbende de touwen der tenten afgefneeden, ontlyfden zy de geenen, die met ' hun eige leedren ooverftolpt laagen. Een andre " troeo, aan 't vertreuren der vloote, werpen van Z banden, fleipen der fcheepen. Ende gclyk zy „ zich* O) Tacitus Hifi, Lib. IV. C. 17. (b) Vad. Hifi. I. D. bl. 132. ■ - (c) Vad. Hifi. I. D. bl. 168. \d) Vad. Hifi. I. D. bl. 172. O) Tacitus Hifi. L. V. C. 19. (ƒ) Hifi. L. V. C. 22. Vad. Hifi. I. D. bl. 178,  44 HOLLANDS „ zich, om te verfchalken, ftil gehouden hadden; „ alzoo, naa 't aanvangen der flaghting, om meer „ fchrix daar hy te doen, fielden zy t al, met „ fchreeuwen, in roere. De Romainen met won,, den opgewekt, zoeken hunne waapenen, firee„ ven de weegen deur, weenigen krijslyk toege„ rust, meeflendeels met het kleedt om den arm „ gewrongen, en bloote punten. De Hooftman „ half flaapende, en bynaa ongedekt, werdt door „ dooling der vyanden behouden. Want het Am„ miraalfchip, uitmuntende in vlag, rukken zy „ wegh, gisfende den Hooftman daar op te zyn. „ Cerialis hadt de nacht elders toegebracht, zoo „ by 't meerdeel gelooft werdt, om boelaadje met „ Claudia Sacrata, een Ubiër wyf. De waakers „ verfchoonden hun lasterftuk, met des Hooftmans „ oneer, als waar hun bevoolen te zwygen, om „ zyn' rust niet te fleuren. Dat, zynde alzoo de „ leuze, en 't roepen opgehouden, zy meede in „ flaap gevallen waaren. Als 't hoogh dagh was, „ voeren de vyanden te .rugh met de genoome „ fcheepen, en fleepten d'Ammiraalgaley, lanx de „ Lipftroom, tot een' fchenkaadje aan Velleda ". De fcheepsmagt van Civilis wies ondertusfehen geduurig aan: hij vond zich welhaast in ftaat, om die der Romeinen af te wachten en uit te tarten. „ Lust gingh Civilis aan (zegt Tacitus) (a~) om „ toon te doen van een' Schipflaghorde. Hy vult „ al wat 'er was van tweeriemige Galeyen, en de „ geene die met een' enkle rye werden voortge„ dreevcn. Daar werdt weldige kraft van fchuiten ,, bygevoeght. Dertigh of veertigh waaren der ge- waapent als de Liburnifche gewoon zyn: en tef„ fens beholpen zich de genoome fchuiten met „ weêr- (a) L. mt. C. 23.  R IJ K D O M. 45 weêrfchynverwige waapenroxkens niet ontfierlyk voor zeilen. Ruimte als van een' zee namp men ' hier toe, daar de Ryn de ftroom der Maaze den Oceaan aangiet. De oorzaak van het toerusten j* der vloote, was, booven de ydelheit ingeënt deezen landtaardt, om, door dien fehrik, den "i toevoer koomende uit Gallië, t'onderfcheppen. " Cerialis, meer uit verwondering, dan uit vreeze, „ u-rekte daar teegens uit een' vloot, ongelyk in getal , maar oovertreffende in ervaarenheyt van ' roeyers, konst van ftuurluiden, grootte van " fcheepen. Deez' werdt voor ftroom, d'andren voor windt gedreeven. Alzoo verby vaarende' , „ worden zy na proef van werpgewcer, gefchei- „ den". Op deze befchrijving van Tacitus zoude men moeten oordeelen, dat de overrhijnfche volken niet zoo o-evat op een zeeftrijd waren als de Romeinen, °en daartoe ook zoo wel niet toegerustin fommige opzichten zoude het waar kunnen zijn, voor zoo verre het ftrijden en niet het (lieren aanging: 't is ook niet onwaarfchijnelijk, dat, daar'tromeinsch leger verfterkt was door hulpbenden van verfchillende volken, zij niet nagelaaten zullen hebben, om zich van bekwaame fcheepslieden te voorzien; en hunne vloot naar eisch uit te rusten. Echter indien de vloc t van Cerialis die van Civilis zoo verre overtrof, fchijnt het vreemd, dat hij die van Civilis niet is aangevallen: zelfs moet men zich eenigermaate verwonderen , dat beide vlooten elkander voorbij (levenden , zonder ander blijk van vijandfchap dan hun werpgeweer te beproeven; ten zij men vooronderftelle, dat de twee Veld-Overften het bereids eens waren, om door den vrede, welke kort daar op volgde. een einde van den oorlog te maaken. Men zoude mogelijk niet verre van den  4] geringe', maar een aanzienlijke zeeplaats ] Dat de Franken cn ook de Saxers, welken als 1 bewooners van de kusf der Noordzee over de Elbe I cn ook bewesten de Elbe bel'chreeven worden (c), ij.hunne ftrooperijen ter zee aanhielden, cn dus fche3 pen, bekwaam om zee te bouwen, moeten gehad hcb- j (a) Vad. Hifi. I. D. bl. 217. . (b) Germard usque ad Hispanias penetWftunt , & civttatcm 1 nobilem Tarraconerri cxpugnaveium. EuxKor-. Lib. IX. G.s. (c) Vad-. Hijk t. D. bl. 218. I Deel. D :f  5o HOLLANDS hebben, blijkt nog daaruit, dat ze door Maximiaaff overwonnen zijnde, ook wegens hunne zeefchuimerijen beteugeld zijn geworden ( )• Zosimus fpreekt van een tocht, welken de Franken, ten getale van zestien duizend man,' in den jaare 280. zouden gedaan hebben naar de Zwarte Zee, en van daar in Batavia te rug gekeerd zouden zijn. Wat van deze tochten en itrooperijen zijn moge , zeker is het, dat en de Saxers en de Franken de zee veel meer begonnen te bevaaren dan te vooren gefchied was* Om over hunne vaart een waakend oog te houden, werd Karaufius door Maximiaan de Zeevoogdij toevertrouwd. „ Deez' begeeft zich naar Bologne, en past, van daar, met de vloot, over welke hy „ 't gebied hadt, zo wel op de Vrybuiters, dat hy,„ van tyd tot tyd veelen van hunne Schepen wcg„ neemt en buit op buit behaalt (£). Kar.a u s 1 u s flaagde dus wel in zijn ampt (c) , doch zich den veroverden buit toeëigenende, en Keizer Maximiaan hierom op zijn leeven toegelegd hebbende, fteekt hij naarBrittannië over, volgt het fpoor van Julius Csefar, en fielt zich in 'c bezit van Brittannië, alwaar hij, geholpen door de Batavieren of Franken, die Batavia ingenomen hadden , in 287. eene groote vloot uitrust, met welke hij de zeeftranden van Gallië, Spanje en Italië afloopt. Het verdient opmerking , dat de overrhijnfche volken, vooral die, welken naar de kusten van den Oceaan woonden, zoo ras op het bevaaren van de zee afgerecht wierden, en dat zij, daar te vooren geheele zwermen noordfche volken op de romeinfche Staaten te lande waren komen vallen, nu te fcheep ( a) Vad. Hijl. I. D. bl. 221 en 222. (b) Vaderl. Hijl. ter aangeh. pk bl. 222. (e) Acrjelius Victqb. de Ccejar. C. XXXIX.  R IJ K D O M. 5- Ifeheep de Romeinen en hunne bondgenooten kwaimen ontrusten en kwellen: zoo verbitterd fchijnen cdie volken tegen de verheerlijkte Werelddwingers i geweest te zijn, dat zij, na zóo veele rampfpoeden, i na zoo veele nederlaagen, na zoo veel verlies van ' volk, onvermoeid en met onverfchrokken moed, tel! kens een nieuwen kans kwamen waagen, en langs hoe imeer hunne krachten te water beproefden, ocfeniden en te werk Helden. Julius Ca:far was dit volk ;alleen te lande komen beoorlogen: de legerhoof.den, die hem opvolgden, hadden begonnen^ ge] bruik van fcheepsmagt te maaken, en den landaart hierdoor den weg geweezen, om zich insgelijks van het ftroomend element te bedienen. De roomfche heerfchappij, op de kusten van Gallië onophoudelijk ten doel aan de onvermoeide aanvallen der wraakzoekende Franken , vond vooral in Karaufius eenen vijand, die zich meelterlijk van de zee Wist te bedienen. Sigonius laat het ons op dezen trant hooren: „ Terwijl Maximiaan bezig was . „ met langs den Rhijn de oproerige volken te be; '■ teu°elen, liet Karaufins in Brittannië fchepen ]] naar romeinsch maakfel bouwen. De romein^ .", fche keurbende, welke daar ter befcherming des '„ landslag, heeft hij weggevoerd, eenige benden van „ vi cemde krijgslieden ingellooten; dc gallifche koop„ lieden heeft hij tot het werven van volk gebruikt; „ hij heeft ontallijke benden van barbïiaren, en wel „ meest van Franken, met den buit der wingewesten „ onder hen te verdeelen, tot zich gelokt, en toen be„ gonncn naar de wijze derzeeroovers, de kusten van „ Gallië,Italië,Spanje, door zeefchuimerijen onvei„ lig te maaken: waar van daan deze oorlog den naam „ van zeeroovers oorlog heeft bekoinen " (j). Cont- (fl) SlOONIUS Lib. I. col. 22. D a  53 HOLLANDS • Const antius, in het' bewind van Gallië gefield, doet eene vloot uitrusten, om niet alleen te lande, maar tefFens ter zee te oorlogen, komt, in den jaare 291. in Gallië, belegert en vermeeilert BoJogne (tf), dezelfde plaats of Stad, van welke Julius Ccefar naar Engeland gelievend was: verllaat vervolgens de Franken, zuivert Batavia van dat woeste volk, en maakt zich gereed, om naar Brittannië over te fleeken. liet is der moeite waardig den Lofredenaar de aanlhande zege uit den toeltel te hooren voorfpellen. Sic.onius haalt 'er het volgende van aap: „ Door uwliedcr geluk is het, „ dat de krijgslieden reeds als overwinnaars aan den „ Oceaan zijn gekomen, dat op deszelfs ftrand de ,, daarop heen en weder fluitende golven reeds bloed hebben gedronken. Hoe moet die zeeroo„ ver nu te moede zijn, nu hij uwe legers, dien „ overtocht der zee, waardoor hij alleen tot hier „ toe zijnen dood vertraagd heeft, bijna ziet intree? „ den, en de fchepen vergeetende, de vluchtende zee volgen? Werwaards zal hij wijken? Hoe verJangt hij nu naar een afgelegener eiland, naar een ,, anderen Oceaan? Op welke wijze, eindelijk, kan „ hij de ftraffe, die hij het Gemeenebest vcrfchul„ digd is, ontwijken, of hij moet door de aarde ■„ worden ingezwolgen, of door eenen wervelwind „ tegen de afgelegene llcenroti'en worden gefmee„ ten.? 'Er. zijn zeer fchoone vlooten gebouwd en ,. uitgerust-, welken teffens uit alle rivieren naar 5, den Oceaan zullen vaaren, en niet alleen hebben j, de menlchen om ftrijd gearbeid, om dezelven te „ bouwen, maar zelfs zijn de rivieren, om dezelven „ te kunnen ontvangen, fchiclijk opgezwollen. Bijna „ het gantfche jaar door, o Veldheer, dewijl gij „ fchoon («) Sicsniüs Lib. I. col. 25,  R IJ K D O M. 53 ,„ fchoon weder noodig hadt tot het bouwen van \'yt fcheepstimmerwervcn, tot het kanpen van hen ,.„ hout, ten einde de bouwlieden wakker van gc,„ moed mogtcn zijn en de handen niet traag wor,„ den, is 'er bijna geen dag met regen bennet ge,„ weest; de winter zelve heeft de gemaatigdheid ,„ der lente nagevolgd, deze onze ftroom, lang't ,„ voedfel des regens ontbeerende, konde. geene „j fchepen voeren; hij voerde flechts hout naar de .„ werven af. Zie daar , zoo dra de jagten in 't wa,'„ ter moeftcn worden gebragt, heeft u de aarde .„ terftond rijke waterbronnen verfchaft; Jupiter ,,, heeft voor u milde regenvlaagen uitgeftort; voor ,„ u is de Oceaan, door hetuitloozen aller ftroomen, ',, overgevloeid; de fchepen zijn dus in het water, 't welk zich 'er van zelf onder begaf, geloopen, .„ alleenlijk zagtjens door hunne beftierderen bewoogen wordende. Ieder begrijpt derhalve ligtelijk, o Veldheer, hoe groot een geluk u ter zee zal ,„ volgen, daar dc gefteltenis des weders u reeds \, dusgchoorzaamt. Gelukkig derhalve Rome, on„ der zoodaanige Vorften ! " Zoo men uit dit {taaltje kan opmaaken hoe de ■ wclfpreekendheid zich afpijnigde om de romeinfche Vorften door eene Me vleitaal te verheerlijken; cn tot welke laagheid van gemoed die zelfde Vorlten moeten vervallen zijn geweest, daar zij in zulk eenen lof vermaak cn genoegen tonijnen genomen te hebben; zoo ftrekt het zelfde ftaaltje ons te gelijk tot bewijs, hoe men in die tijden zich fomtijds toelei de om een fcheepsmagt bij een te brengen. Het volgende jaar 292. lteekt Conftantius naarlirittannië overt overwint Alectüs, en brengt de Britten weder onder het gezag der romeinfche heerfchappij. Zie hier (3) Sieomus Lib. I.'col. 32» 33- D 3  54 HOLLANDS hier op welk eene wijze Eumenius, kort te vooren toe Hoogleeraar in de wellpreekendheid te Geve aan geile! d, van dezen voorfpoedigen tocht fpreekt: O overwinning» veele overwinningen in zich be,, vattende, en outallijk veele zegepraalen waardig» „ waardoor Brittannic Wederbekomen is , waar,, door de volken der Franken gantfchelijk zijn uit„ geroeid , waardoor daarenboven veele volken , „ die deel in deze famenzweering hadden, genood,, zaakt zijn geworden weder onder onze gehoor„ zaarnheid te keeren: kortelijk de zeeën zijn zoo „ gezuiverd, dat men dezelven altoos in rust zal „ mogen bevaaren. Gij, onverwinnelijke Caafar, „ (Contrantius Chlorus) moogt met recht u bcroe„ men, dat gij eene andere wereld voortgebragt ,, hebt, en door den» roem ter zee der roomfche „ magt wedef te-bezorgen, hebt gij aan het rijk „ eene hoofdlloffe grooter dan alle landen gehecht". Twee zaaken vinden we in deze praaiende lofrede van Eumenius, die onze opmerking verdienen; in de cerlte plaats, dat de romeinfche fchecpsmagt zoodaanig verzwakt moet zijn geweest, dat zij de Vrijbuiters der Franken niet hadden kunnen bedwingen, blijkende dit ook uit het geen men leest bij Sigonius Hift. Lib. f. c. 25. In de tweede plaats; dat de fcheepsmagt der Franken, en die het met hen tegen de Romeinen hielden, zoo flcrk was toegenomen , dat zij meelters van de zee Waren geworden (tf). Voor 't overige hebbenwe gemeend (s) Hr.c viSoria r.on fojum ipfa ejl recuperata Bntannia, fed Galka quooue, Hifpamt, Lnlite atque Aft ka ore perpztuü piraïr.ruin inewforsbus lïberata. Sigonius Lib. I. col. 1. /. 32. Zouds roer tegenwoordig op dieo trant van de enge!fche zcernagt niet kunnen fpreeken, indien rnen enkelijk van hunne kaapers gewaagde ?  R IJ K D O M. 55 ,meend gewag van dezen tocht van Conlrantms te rmoeten maaken, niet zoo zeer, om dat de Franken ten bijzonderlijk de Batavieren dcelgenooten waren wan de nederlaag der Britten,, maar om het verIband der gefchiedenisfen, voornaamelijk met bei trekking tot de fcheepvaart, niet uit het oog te verliezen. Dé ontembaarc Franken, altijd heet om eenen ; nieuwen kans te waagen, zoo ras hun de gelegenheid toelachte, en in den jaare 29ó. eenen wintertocht ondernomen hebbende, werden door Conltantius deerlijk geflagen f»; fommigen hunner, die zich van het ijs bediend hadden om de wijk in t eiland der Batavieren te neemen, werden 'er door den roomfchen Vorst zoo benaauwd, dat zij zich genoodzaakt vonden om zich met hunne vaartuigen over te geeven (b). Voorts fchijnt de Vorst het bellier over de Gewesten, aan zijn gezag verblecven, met zoo veel beleid gevoerd te hebben, dat de krijgsbedrijven eene poos (til (tonden: waariemjniïik is het ook, dat Conftantius, tijding gekreegen hebbende uit Brittannië, dat 'er eenige bcvvcegin£en tesen de romeinfche heerfchappij gemaakt werden, en dat 'er zijne tegenwoordigheid vereischt zoude kunnen worden, den Franken op dien tnd juist niet tot wanhoop gebragt, en hun redelijke voorwaarden van vrede toegedaan zal hebben, li den jaare f,06. naar Engeland overgelteken, overleefde hij dezen reistocht niet lang: hij lticrt in 'c zelfde jaar, zijnen zoon Conltantinus tot zijnen opvolger noemende (c). ^ (a)SicoNiusl. c. Lib. I. tok 38- ^ m Sigühiü, l.c. Lib. I. col. 3?.W'J~' bl. 226. v. d. Houve Handvest. II. D. V. B. 6. cap, (c) Sigonius t. f. Lib. H. p. 55— 58- D 4  56 HOLLANDS D e jonge Vorst behoefde niet lang te wachten, om zijne krijgszucht voedfel te geeven. Hij ondervond welhaast, hoe,men in den lof, zijnen vader toegezwaaid, de hand te mild geopend had, wanneer de lofredenaars hem de eer gaven van de landftreekcn, daar hij geoorloogd had, tot rust, tot ftilte , tot kalmte, tot eene volflagen onderwerping gebragt, cn de zee voor altoos tegen de kaaperijen beveiligd te hebben. Na AtJWELijKS waren 'er eenige weinige jaaren zedert den tocht van Conftantius verloopen, of de Franken en hunne Bondgenootcn fktken het hoofd wederom op. De Bruktercn, Chamaven, Vangionén , Allemannen , en andere volken fpanden famen , om, onder geleide van hunne twee Koningen of Legerhoofden, de romeinfche wingewesten te komen afloopen. Zij boetten dezen tocht met ijfelijke nederlagen. Constantinus, voorgenomen hebbende dit volk ten eencnmaale uit te roeien , ging zijne ontadrte wreedheid zoo verre , dat hij, volgens het zeggen van Eumenius, die deze onmcrjfchclijke bedrijven nog met een grootfche loffpraak roemt; (zoo uitfpoorig is de mensch, wanneer de vleizucht hem prikkelt) alles te vuur en te zWaarde vernielt, mannen , vrouwen, kinderen gelijklijk , zonder onderfcheid, flagt, de gevangenen den wilden beeiten tot een lustfpel voorwerpt: gruweldaaden, op welker verhaal men zich gelukkig zal achten zoo *vee!e eeuwen laatcr geboren te zijn. Öndertusschen had Conftantinus den ganrfchen Rhijn met gewapende fchepen cn fterkten bezet; de Hiftoriefcb'rijvêr Wagen aar maakt 'er in dezer voege melding van: „ Konftantyn hieldt, „ na dit alles, om zig te beter tegen de invallen „ der Germaanen te verzekeren, den Rynftroom, „ ver-»  R IJ K D O M. 5? „ vermoedclyk naar den zeekant toe, en dus langs „ het Eiland der Batèviercn, vervuld met Schepen. ,' HoogCT op, by Agrippina of Keulen, begon hy ,' eene Brug over de Rivier te leggen, als ware hy „ op nieuws van zins geweest, de hier woonende „ Overrynfche volken te bcoorloogen. Doch dee„ zen zonden hem, eer nog 't werk voltooid ware, „ eenige aanzienlyke Pandsluiden toe, die vrede be,', o-eerden en verkrecgen. Hy deedt meer. De ,' fterkten, die, langs den Rynkant, tot aan de ,, Noordzee 'oe, en dus ook in of nevens het Eir land der Batavieren, gelligt waren, voorzag hy „ allen van talryke bezettingen. Kortom, hy ftel„ de de grenzen des Ry in 7.o gnc- „ den ftaat van tegenweer, dat men, noch des „ zomers by 't uitdr, BB - n icb des winters " by 't toevriezen des Rynftrooms, voor gecnen „ vyandlyken inval meer fcbcen te dugten te heb- „ ben" f» Volgens Eusebius woren er onder de vaartuigen, met welken ConftaminttS den rhijn deed bezetten, overdekte fchepen: EüMBNIUS fpreekt van gewapende fchepen (b ). Constantinus n:.- [l lië getrokken -zijnde, om Maxentius van den keizerlijken troon te ontzetten , fchijnen de Franken zijne afweezigheid waargenomen te hebben, om hunne zaaken, cn in 't bijzonder ook hunne fcheepvaart wat te herltcllen: zoo fterk als de Romeinen, zedert dat Conftantius het gebied over Gallië en aanhoorende gewesten in handen gekrecgen had, zich op de fcheepsmagt hadTa) Vad. Hijl. I. D. bl. 232. (?;) Ouippe cwn totus armatis navibus Rhenus inftruflus fit. v. n. Hou ven /. e. B. V. c. 6. Le Beau Hifi. du Bas Emp. T. I. p. 70. * D 5  SS HOLLANDS hadden toegelegd, zoo flaauw zouden de Franken en hunne bondgenooten ons voorkomen daar omtrent geweest te zijn, indien het niet natuurlijk was re denken, dat de Romeinen, beftendig een waakend oog over het gedrag hunner vcrwonnclingen houdende, hun de gelegenheid en 't vermogen om hunne fcheepvaart op te beuren, afgefnecden zullen hebben. Tc meer wordt dit waarfchijnlijk, als men Hechts oplet, dat die volken, zoo ras als zij maareenigzins adem koftden fcheppen, de ecrite gelegenheid, die zich opdeed, niet vruchteloos lieten voorbijloopen. In den jaare 313. het hoofd opgeftoken hebbende, werden zij door Conftantinus overvallen. Eene groote flagting onder hen gemaakt hebbendfc,_ bcmagtigde die Vorst, in 't afloopen van den Rhijn, alle de fchepen der Batavieren, met welken de Romeinen vervolgens hunne geheele kust gingen uitplunderen (tf). Zes of zeven jaaren laater, wederom tegen het roomfche gezag opgeftaan zijnde , werdenze door Crispus, zoon van Conftantinus zoodanig getcifterd, dat hun eindelijk de lust ontging om hunne krachten verder tegen de magt van Conftantinus te beproeven (£}, en zal men uit het zwijgen der Schrijveren een befluit mogen trekken, zoo moeten de Franken en in 'talgemeen de overrhijnfche volken, zich geduurende den verderen tijd der regeering van Conlïantinus geheel ftilgehouden hebben: aan den eenen kant is het niet wel te vermoeden, dat hij of zijne iledchouders tegen die volken de wapenen zouden gevoerd hebben, cn dat 'er niets door de Schrijvers Ca) Sigonius Hijl. Lib. III. col. 88. v. u. Hou- iren /. c. (*) L' Beau Hijl. du Sas Emp. T. I. p. 30;.  R IJ K D O M. 59 •versvan dien tijd, zoo belust opftof tot lofïpraaken, van aangetekend zoude zijn, indien de Romeinen, bcltendio- gezegepraald hadden: aan den anderen kant was hetÖnoch hun aart noch hunne gewoonte ftil te blijven, en af te wachten, dat de vijand voor de deur ftond, om zich tot den krijg toe te rusten. Het is dan niet onwaarfchijnlijk dat de overrhijnfche volken in dien tusfchcntijd, aanvallen op het romcmsch gebied zullen gedaan hebben, offchoon 'er geen melding van o-emaakt wordt; ten minfte, dat zij dien tijd nier vruchteloos zullen hebben laaten verloopen; en zich langzaamerhand bereid, om hunne overweldigers op nieuw werk te verfchafl'en. Naauwelijks was Conftantinus overlegden, ot de Franken kwamen in den jaare 341. het roomsen gebied met roof en brand vervullen: en in dien tijd wordt van hun gewaagd, als ontzachlijk zijnde, zoo wel te water als te lande (a) i icts dac niec wel llrookt met die zwaare nederlagen, welken zij, volgens Eumenius, zouden geleeden hebben: om een volk, oenoegzaam ten eenenmaale verdelgd, en uitgeroeid, %ltzachlijk te maaken, fchijnt de tijd wat langer dan dertig jaaren te moeten zijn. Met meerder rede zal men uit die vernaaien kunnen befluiten, dat de Romeinen de Franken en hunne bondgenooten wel van tijd to' tijd te rug gedrfeeven hebben, doch echter dezelven niet zoodanig overwonnen, of die volken bevonden zich telkens wederom in ftaat, om weinig tijds daarna aan hunne overwinnaars op nieuw den oorlog aan te doen. Kan men 'er wel anders over oordeelen, als men tien jaaren laater de Quaaden den Rhijn met veerti""- fchepen ongemoeid ziet afzakken ; als men- («) Le Beau Hijl. du bas emp. T. IJ. p. 61. Vai. Hifi. \. D. bl. 234-  6o HOLLANDS ze ziet landen op *t eiland der Batavieren, en 'er de opgezetenen ziet verdrijven ( a ) ? Op het leezen van dien tocht zoude men, zelfs niet zonder grond, moogen vraagen waar de fcheepsmagt der Romeinen gebleeven was ? waar de fchanfen, fterkten, burchten, welken Conftantinus ter beteugeling der overrhijnfche volken, inzonderheid van de Franken en van die het met hen hielden, den gantfchen Rhijn langs tot aan den Oceaan, had doen aanleggen? De Romeinen, 't is waar, verjoegen den woeften hoop, doch het leed niet lang of de Franken, Saxen, Germaanen, en Allemarmen kwamen als een geweldige ftroom de bezittingen der Romeinen en der Gaulen langs den Rhijn overweldigen, in dien tocht, (zoo men den llifloriefchrijveren geloof geeft) veertig rijke fteden plunderende, de inwoonderen, welken zich te weer ftelden ,-over de kling doende fpringen, of gevangen mede voerende (£) zekerlijk te fchepe, hoe zeer dit juist niet in de gefchiedboeken bijzonderlijk vermeld ftaat. Wij hebben te vooren opgemerkt, dat de Germaanen, tot het overtrekken van den Rhijn en andere tochten, zich van fchepen bedienden: nu en dan vindt men ook bijzonderlijk gewag bij de Hiftoriefchrijvers van fcheepsbedrijven, en blijken van eene fcheepsmagt ten oorloge gebruikt. Dus leest men bij Ammfanus Marcellinus ïn 't verhaal van den flag van Juliaan tegen Chondomar, totamqve canentibus cl'asficis adulüs viribus certabatur (c). „ Hy " ( dus fpreekt VVa genaak van den optocht van Juliaan tegen de Salicrs) „ vaardigt dan » de ( a) W ace naai? Vad. Hifi. I. D. bl. 547. welke dezen tocht ftelt in den jaare 358. (£) Civet Incglas injimtts imdtitudinis am imumwra fpolitimm copia fecum abditxïffe. Amm. Marcell. (c) Am mi anus L, 16.  R IJ K D O M. 61 L de gezanten af met onwisfe hoop en gefchenken, ,„ doch zendt hun eenig volk, onder 't geleide van Severus langs den oever des Ryns, agterna, terwyl hy, met eene vloot van zes honderd fcheL pen, van welken hy 'er vier honderd, in min!„ der dan tien maanden, hadt doen timmeren, den .„ Ryn afzakte, om den vyand in zyn eigen land by ;„ te komen (>>" En vervolgens maakt dezelve lliltoriefchrijver gewag van een befluit van Juliaan, . „ om een groot deel der bosfehen, die omtrent de» ; ,', Rynitroom, daar dezelve in den Oceaan Hort, geleden waren, om verre te doen houwen, en van ' het hout, in alleryl, agt honderd vaartuigen, wat oTOOtér dan visfeherspinken te laaten timmeren. _ No* leest men bij Amm. Marcellinus , dat de 1'ranci cySaxortes (dat is de Oost- cn VVestvriczen) aangevangen hadden, niet alleen de binnengalhfche landen maar ook de zeekusten van dien, af te loopen: een bewijs wederom van zeevaart en fcheepsmagt. Vraagt men naar de rede waarom men op fommigc tijden, dan bij de Romeinen, dan bij hunne tegenflreevers, de vaart cn fcheepsmagt mi en dan verflaauwt/ja genoegzaam vervallen ziet ? Zij l is natuurlijk. In \ beloop van de gebeurtenisfen daarwe nu onze befpiegelingen over laaten gaan, zal het oplettend oog iet gewaar worden, dat ons de gefchiedenisfen van alle volken vertoonen: onachtzaamheid, nalaatighcid en zorgeloosheid, wanneer men veilig denkt te weezen\ toezigt, zorg en ijver als de nood aan den man komt. Voeg 'er bij, ten aanzien der Franken en hunne bondgenooten , dat de Romeinen, om de overheerde volken, die hen over den Rhijn O) Val Hifi. ld. bl. H3- r. d. Hoevf.n l. c bl.131. fielt dien bauw dor fchepen wat vroeger, naan.in 't jaar 337.  6*2 hollands Rhijn kwamen aanranden, ên hunne kusten afloopen, te beter onder bedwang te houden, een waakend oog over hun gedrag houdende, ook zorg gedraagen zullen hebben, om hun de middelen tot herftcl van hunne fcheepsmagt af te fnijden ; en dat deze waakzaamheid der Romeinen niet-zoo ras aan "é verflaauwen geraakte, of de andere volken maakten zich die nalaatigheid ten nutte, om hunne magt te water wederom aan te wakkeren: nog kan men 'er bijvoegen dat het den Romeinen onmooglijk was, om, zonder dat zij eene beftendige zeemagt onderhielden, de bewooners van de kusten langs den Oceaan, naar 't Noorden , te beletten vaartuigen te maaken, en zich op zee te begeeven. Het was natuurlijk dat die volken , gebeetcn op de romeinfche heerfchappij, zich te lande telkens overwonnen ziende, hunne weerwraak op eene andere wijze zogten te oefenen. Daar van daan die geduurige aanvallen op de fterkten en fchepen, daar de Romeinen den Rhijn mede bezet hielden, daar van daan die ftrooperijen ter Zee en langs de kusten: weshalven het niet te verwonderen is, dat de Romeinen, bij de minfte verflapping van hunnen kant, hunne aangelegde werken en bezettingen telkens verwoest en verdelgd vindende, telkens dezelven wederom op nieuw moeiten herbouwen en op nieuw aanleggen. Men leest van Juliaan, dat hij, na de Saliers tot onderwerping gebragt , en de Chamaavcn bedwongen te hebben , eenige fterkten langs de Maas deed herbouwen, terWijl dc vaart van den Rhijn vrijgemaakt was (tf). In het volgende jaar, ging die Vorst langs den Rhijn de verwoelte fteden, fchanfen, burchten en koornfchuuren bezigtigen en opneemen, ftelde order op het (o) Le Beau Hijl. du Bas Emp. T. II. p. 478 & 540.  R IJ K D O M. 6"3 het herbouwen derzelven, efi op het inkoopeh van graan, 't welk uit Engeland aangebragt werd (rf): en liet ook niet na de vervallen fcheepsmagt der Romeinen in voorigen ftaat te herftellen ( b ). Zelfs leest men, dat hij eene nieuwe foort van vaartuigen uitvond, bekwaam om de rivieren te bevaaren (f). Valentiniaan, op den Keizerlijken troon gefteegen, had naauwelijks hier en daar eenige beroerte ge-; ftild, of werd ontrust door een volk, het welk zich al eenigzins (gelijk te voren bladz. 49. en volg. is aangetekend) bekend had gemaakt. Le Beau (//) verhaalt het ons op deze wijs: „ Na het beteuge^ „ len van de invallen der Barbaaren, die het bin„ nenfte van Groot - Brittannië verwoestten, wilde hij „ (Valentiriianus) de kusten van dat Eiland tegen „ de ftrooperijen der Saxen beveiligen. Dit volk „ had oorlprongelijk gewoond in het land, welk „ men nu Holftein noemt, en in een gedeelte van „ het Hertogdom Sleesvvijk. Hieruit door de Kat„ ten en Cheruscen verjaagd, waren zij de Elbe „ overgetrokken, en hadden zich nedergeflagen „ tusfchen moerasfen , die toen ontoegangelijk „ waren, in eene iandftreek door de Franken be„ zeten, die zij genoodzaakt hadden naar den mond „ des Rhijns te wijken. Daar van daan hadden zich „ deze twee volken , ten tijde van Diokleriaan, „ verbonden, 'en liepen Gallië en Groot - Brittan„ nië af. De Saxea waren groot van geftalte, zeer „ gezond, en boven maate ftout. Hun lang hair ., hing los over hunne fchbridereh; zij waren met korte rokken gekleed, en gewapend men lan„ fen, korte fchilden en lange zwaarden. Van hun- n nt (a) Vad. Hijl. I. D. bl. 246. . lb) Vad. Hijl. I. D. bl. 254. . (c) Vad, Hijl. I. D. b!. 247. \d ) Hijl. du bas Emp. $. p. 12S.  64 HOLLANDS „ ne eerfte jeugd af aan gewoon de gevaaren zoo „ ter zee als te land te trotfeeren, begaven zij zich „ te water in kleine vaartuigen, waarin, zonder „ eenig onderfcheid van rang of Haat, ieder beurte„ lings roeide, vocht, gebood, en gehoorzaamde. „ Als zij ergens eene landing gedaan en gellroopt „ hadden, namen zij, eer zij weder fcheep gingen, „ het tiende gedeelte hunner gevangenen, tot eene „ affchuuwelijke offerande voor hunne goden, en eer„ der wreed dan geldzuchig, behandelden zij dc ramp„ zaligen, die zij in hun land hadden overgevoerd, „ op eene barbaarfche wijze, verkiezende liever hen „ langduurige pijnigingen te doen lijden, dan voor „ hen losgeld te ontvangen. Deze menigvuldige „ ftrooperijen der Saxen deeden de twee kusten die „ tegen over Gallië en Groot-Brittannië lagen de „ Saxi/che kusten noemen. Theodofius (Veldheer „ van Valentiniaan ) vervolgde die zeefchuimers „ tot aan de orkadifche eilanden, en hij verdelgde „ 'er een groot getal van. Hij kwam. vervolgens ,, in hun land en in dat der Franken. Hij verwoestte „ hetzelve , en keerde ten hove, waar de Keizer „ hem met loftuitingen overlaadde, en hem tot de „ waardigheid van Opperbevelhebber der 'ruiterij bevorderde ". De romeinfche fcheepsmagt werd door deze krijgsbedrijven nog aanzienelijker dan te vooren, maar niet minder rees te gelijk de fcheepsmagt bij hunne vijanden. Valentiniaan floeg de Vriezen, die met hunne fchepen den Rhijn opgevaartn, en Opper-Germanië, op veele plaatfen, geplunderd hadden: hij nam hunne fchepen, en voer *er den Rhijn mede af tot Wittenburg (Utrecht) (#): met ze- k erCs) Vad. Hijl. LD. bl. 261 en 263." v, d. Hou vei» \. c. bl. 138.  R IJ K D O M. 65 jkkerheid mag men zeggen, dat dit niet gefchied zal fczijn zonder een fcheepsgevecht tusfchen de Romeinen een de Vriezen, door het welk Valentiniaan meeftér van Idde vriefche fchepen is geworden: ook fchijnt men met trede te kunnen vermoeden, dat de Romeinen de bezzorging van den Khijn eenigzins uit het oog hadden verlooren, en dat de Vriezen middelerwijl zich van jtldie verflaauwing bevoordeeld hadden, om eene ge» pnoegzaame fcheepsmagt bij een te brengen, ten eintde eenen optocht naar Opper-Germanië te kunnen waagen. Valentiniaan echter, deze geduurige aanvalJen moede, en wamende in (iaat te zijn, om volken, welken allen, zoo fomraige Hiltoriefchrijvers verzeIkeren, zich tegen de Romeinen verbonden hadden, een onder welken in 't bijzonder ook de Nederfaxen of IVriezen genoemd worden, eenmaal zoodaanig te kuniïnen overweldigen, dat het roomfcherijk voortaan telgen hunne herhaalde ftrooperijen beveiligd zoude kimmen blijven; verzamelt een magtig leger, trekt 'er Iden Rhijn mede over, behaalt eene groote zege op fde Allemannen, doch vind zich in zyne verwachting bedroogen. Eindelijk de noo'dzaaklijkheid befpeurd hebbende, dat de Rhijn bezorgd wierde, „ om „ die volken voor het toekomende te beter te bej„ dwingen, deedt hy verfcheiden' legerlleden, fterkL, ten en toorens langs den Rhynkant tot aan de L Noordzee toe , ftigten. Hierendaar , wierp hy L zelfs fterkten op, aan de overzyde des RhynsI„ ftrooms, op den germaanifchen bodem. Alle |„ deeze fterkten (vervolgt de Heer Wagenaar) {„ werden van behoorlyke bezetting voorzien. En „ fchoon, door deeze middelen, de Nederfaxers, |, die, ten deezen tyde hier te lande woonden, , „ voor eene wyle tyds, beteugeld geweest zyn, i „ leest men echter, dat deeze zelfde Landaart, die , „ ook omtrent de Elve woonde, de Noordzee omI, Deel. E „ fteve-  66 HOLLANDS „ ftevenende, de grenzen des roomfchen Ryks in ,, Gallië beroerd heeft" Van ^eze fchik- kingen van Valentiniaan fpreekt Le Beau aldus (¥)'. „ Na den flag van Sultz had Valentiniaan een nieuw „ verdrag met de Allemannen gemaakt. De twee „ volken hadden zich verbonden, niet op elkanders „ grondgebied te komen. Aan beide kanten was het „ verdrag van gelijk verband, doch de verwonnen „ Allemannen alleen hadden gijzelaars gegeeven. Het ,, gevolg zal doen zien, dat het woord der Romei„ nen gcene zekerheid, waarop men volkomen kon„ ftaat maaken, was. Drufus had eertijds een groot „ getal fterkten langs de oevers des Rhijns doen „ bouwen ; dezelve waren vervallen. Juliaan had 'er verfcheiden gedicht. Valentiniaan, niet wil„ lende, dat de veiligheid van Gallië van de goede trouw der Barbaaren afhing, ondernam den oever der rivier met torens en kafteelen te voorzien, „ op zekeren afftand van elkander opgericht, van „ Rhctië tot aan den Oceaan: tot deze werken be„ fteedde hij het gantfche jaar, geduurende het welke Valentiniaan Galatus, zoon van Valens, en „ Victor Burgemeefters waren. Hij maakte geene „ zwaarigheid om zich het grondgebied der Alleman„ nen toe te eigenen. Hij bouwde eene fterkte „ aan den oever der Nekker, welke fommigen mee„ nen Manheim, doch anderen Ladenburg te zijn , Alle deze fchikkingen, alle die voorzorgen, alle die maatregelen weêrhielden de verbitterde volken wel voor eene poos; maar deeden hen noch de lust, noch den moed, noch zelfs het vermogen niet verliezen , om nieuwe kanfen te waagen. Vi&i fed in* domiti: (a) Vad. Hifi. 1. D. bl. 263. en volg. (b) Hifi. duBasEmp. T. IV. p. 176.  R IJ K D O M. 6*7 kmlti: Verwonnen doch niet vermeefterd, reezen i|j telkens wederom op. „ Een hoop Saxen (dus leczenwe bij LeBeau. , T. IV. p. 220.) komt in den jaare 370 met ligte , vaartuigen eenen inval in Gallië, op de kust des , , Oceaans, doen, en den Rhijn langs vaarende, ver' , woestten zij deze. gamfche ftreek. De Graaf L Nannienus, gelast om deze grensfcheiding te beL fchermen, komt met het krijgsvolk, het welk hij bij |, de hand had, toefchieten. Deze was een ervaaren |, krijgsman; maar dewijl hij te doen had met on1, verzaagde en hardnekkige vijanden, een gedeelte , zijns krijgsvolks in menigvuldige ontmoetingen I, verlooren hebbende, en zelf gekwetst zijnde, ;|, zendt hij aan den Keizer, die zich toen te Trier jj, bevond, eh verzoekt om bijfknd. (a). De Veldi, overfte Severus komt aan het hoofd van een L aanzienelijk deel krijgsvolk , en ftelt zich in J, ilagorde. Het gezigt van een zoo groot getal li, krijgslieden, hunne goede fchikking, de glans ij, hunner wapenen en veldtekenen, joegen de Bar, baaren eenen fchrik aan; zij verzogten den vrede. , Na eene lange raadpleeging komt men over een , hun een beftand toe te ftaan: volgens het verdrag, , het welk men met hen maakte, Hak men de bloem , hunner jeugd onder het romeinfche krijgsvolk, , en men vergunde den overigen naar hun land te , keeren. Terwijl zij zich tot hun vertrek gereed , maaken, zondert men, buiten hun weeten, eenig I voetvolk af om hun eene hinderlaage te leggen, , en hen, gelokt in een dal, het welk in hunnen , weg aan de overzijde des Rhijns lag, bij Duits „ over (a) v. n. Houven ter aangeh. pi, bl 140- I'»*- Hifi* [. D. blad/.. 204. E a  68 HOLLANDS „ over Keulen, te overvallen en af te maaken. De„ ze trouweloosheid gelukte, maar zij kostte meer „ bloeds dan men verwacht had. De Saxen trokken „ voort, zonder arg of vrees, zich verlaatende op 5i het verdrag; den Rhijn overgetogen zijnde, wa,, ren zij reeds in het land der Franken, hunne bond^ „ genooten. Eenige Soldaaten, op hunne aannade„ ring, te vroeg uit dc hinderlaage te voorfchijn ge„ komen, gaven hun den tijd om zich te weer te „ Hellen. De Romeinen hevig te rug gedreeven door ,-, de Barbaaren, die met een groot gefchreeuw op „ hen aanvielen, namen de vlucht. Maar wel dra „ door hunne medgezellen , die zich bij hen kwa„ men voegen, onderftcund wordende, keerden zij „ weder op de Saxen, en vochten dapperlijk. In 4, weerwil hunner poogingen, zouden zij door de me- I „ nigte overmand zijn geworden, indien niet eene I „ groote partij ruiters, die men aan de andere zijde I „ van het dal had geplaatst, fnellijk op het ge- | „ fchreeuw der ftrïidenden was toegefchooten. De- | j, ze verfterking deed het voetvolk moed fcheppen. I „ Men ftreed met woede. De Saxen omringd en n „ als in eenen llrik gevangen, verdedigden zich tot | „ den laatften ademtocht. Allen, zonder uitzonde- | ,, ring, werden zij het flagtoffer der kwaade trouw 1 „ hunner vijanden: en, het geen toont, hoe bedor- | „ ven dat toen de zedekunde der Romeinen was; | „ deze overwinning, fchandelijker dan eene neder- j „ laag, heeft den lof van Am mi anus Marcel„ l i n u s, anderzins den veritandiglïen en oordeel- • ,, kundiglten Hiltoriefchrijver van dien tijd, mogen wegdraagen ". Een zoo fnoode daad, den gehoonden volken lang in de krop fteekende, moest hen, in plaats van tot eene ilaaffche onderwerping aan 't romeinsch gebied, tot meerder wraak aanprikkelen: en wat inogt  R IJ K D O M. 69 jrmogt den Romeinen hunne verbasterde hoogmoed Ibaaten, daar eene laage lafhartigheid, daar listige foreeken, daar geveinsde trouw hunnen boezem beIkroopen, en niets bij hen van die zuivere edelmoedigjilieid, van die deugden, te vinden was, weiken hen iiin vroeger tijden beroemd gemaakt hadden? daar zij iiniets aan de zoogenaamde Barbaaren konden verwonen fldan 't geen te recht den naam van Barbaarsch kon Idraagen. „ De Huuwlijken (zegt le Beau, fpree,„ kende van de echtverbintenisfen der Romeinen ,„ met fommige der overrhijnfche volken) zijn het L„ niet geweest, welken de Romeinen van hunne oude B, deugd hebben doen ontaarden: de laagheid van hun„ nen geest, de kwaade trouw , benam hun den waaren, „ moed". Wat kon men verders van een volk verwachten , wiens Veldheeren, wiens Vorllen niet fchroomIden fchaamteloos verbonden tebreeken? die zelfs zoo verre gekomen waren, dat zij het onnoodig achthen hunne trouweloosheid te bewimpelen ? Ruim kier eeuwen waren die Wereld-dwingers bezig gedweest om de overrhijnfche volken onder het juk van |hunne heerfchappij te doen bukken, en wat hadjden zij, na zoo veel tijds, uitgerecht? niets, dan ( blijken van hun overmoed, beleid en dapperheid te Jo-eeven; en vervolgens merktekenen na te laaten van fcene fchranderc, geoeftende, doch teffens buitenfpooJrige heersch en dwangzucht, en van de uitwerkfels Idezer uitzinnige drift, wanneer die buiten teugel en «breidel geen genoegzaamen tegenftand ontmoet ? iTcrwijl de Romeinen verwijfden, hunne zedelijke deugden, en dus de kracht van hunne heerIfchappij, verboren5 terwijl het rijk hoe langer hoe Imeer , zoo in 't Ooften als in 't Westen gefchokt fwerd, en verzwakte; terwijl deszelfs uitgebreidheid I eenen al te grooten kring werd voor het bckromïpen beleid van eenen bozen Staats-Raad; terwijl E 3 men  70 HOLLAND S men zich verlustigde en verheerlijkte met het aanhooren van laffe vleitaal, naauwelijks werd aangedaan door 't melden van loffelijke daaden ; werden de middelen bereid, door welken de roomfche monarchij eindelijk moest inllorrcn en te gronde gaan: haar moeffen nog de zwaarfle flagen toegebragt worden door de bewoonders van die zelfde landen,uit welke haare voornaamfte vijanden, Itaande het Gemeenebest, waren afgekomen.-Dus zijn de omwentelingen op aarde! Men hoore den deftigen Hiftoriefchrijver le Beau. Het Tafereel, het welk zijne vloeiende pen van den veegen ftaat der roomfche monarchij heeft gemaald, is dmbbeld waardig befchouwd, driedubbele! waardig overwoogen te worden. Dus zijn zijne woorden (7/). „ Theodosius liet zijnen Opvolgeren eenen „ luifterrijken en roemruchtigen troon na. Door „ wijsheid had hij de inwendige gebreken, welken „ ongevoelig den val van eenen Staat bereiden, be,, reugeld; door zijne dapperheid de Barbaaren, wel„ ken aan alle kanten hun best deeden, om de grens„ paaien des rijks te overweldigen, te rug gedreeven. „ Maar de zoonen van dien grooten vorst bezaten „ geene van zijne heldendeugden. Zijne goedaartig„ heid alleen ging tot hun over; en deze goedaar„ tigheid zonder kracht, werd voor hunne onderdaa„ nen bijna nutteloos: op zijn best genomen , had „ men haar dank te wceten, dat de volken bevrijd „ bleeven voor de rampen, welken de Keizers door ,, hen zeiven hun zouden hebben kunnen toebrengen, „ zonder hen evenwel te dekken noch tegen de on„ rechtvaardigheid der amptenaaren, noch tegen de „ ver- («) Hijl. du Bas Emp. Tom. VI. p. i. & fuiv.  R IJ K D O M. 71 i,.„ verongelijkingen, die zij van de buitenlandfche vij,,„ anden te wachten hadden. „Hoe meerde deugd vanTheodofius hem boven ,,„ de gewoone vorften had verheven, zoo veel te ,„ zwaarder en zigtbaarder was de val des rijks, toen ,„ het in zulke zwakke handen viel. De regeering ,„ van Arcadius en Honorius is het tijdftip, van wel,„ ke het verval der roomfche magt kan worden af,„ gerekend. Vier oorzaaken werkten 'er toe; of, ,„ om beter te fpreeken, de zwakheid der Keize, „ ren, was de voornaamire : deze bragt drie anderen ,'„ voort; de ondeugendheid der Staatsdienaaren, de , „ algemeene verdorvenheid der zeden, en het aan* . „ wasten van het vermogen der Barbaaren. j „ Arcadius, die in het Ooften regeerde, was i „ achttien jaaren oud. Hoewel hij federt elf jaaren den [ „ tijtel van Augustus had gedraagen, was hij daarom 1 „ niet te bekwaamer om 'er den roem van op te hou],] den. Te vergeefsch had zijn vader zich bevlijtigd, I „ om hem tot een bekwaam vorst te maaken, door eene 1 '„ voortreffelijke opvoeding en zijne eigen voorbeell '„ den. De natuur had aan dezen jongen Vorst den f „ grond geweigerd, welke 'er noodig was, om deI l] ze gelukkige zaaden te doen uitbotten. Hij bezat I" geen verlland, geen oordeel, gecne ffandvastig1 ,-, heid; even onbekwaam, om zich zeiven goeden 3 L raad te geeven, of van anderen te ontvangen en mee | " ftandvastigheid te volgen. Zijne uiterlijke gedaan» ] „ te had niets, het welk zijne gebreken konde beI „ dekken: zijne laage en kleine gellalte, zijn maI „ ger en bruin gelaat , eene langzaame en trqjgs 1 ', fpraak, flaaperige oogen, en welke niet dan met 1 „ moeite geopend werden, waren als zoo veele teJ „ kenen der zwakheid zijner ziele. De gefchicdenis | „ fchrijft hem geene andere deugden toe dan de goedn „ aartisheid, en eenigen ijver voor den Godsdienst; Ë 4 » doQh  p. HOLLANDS „ doch deze twee hoedaanigheden, zoo dierbaar in „ een Vorst, Honden altijd gereed, om te wijken voor „ de indrukfelen, welke zijne vrouw, zijne Staats-r 9, dienaars, en de minflen van zijne bedienden op zij„ nen geest wisten voort te brengen; en bij gebrek „ van oordeel, gedijden dezelven bijna altijd tot „ fchade van den Godsdienst en tot nadeel zijner „ onderdaanen. Honorius, aan wien Theodofius f, het Westerfche Rijk had nagelaaten, federt meer „ dan een jaar, met de waardigheid van Augustus „ bekleed, was in zijn elfde jaar. Verkeerd zoude „ men over zijne geaartheid oordeelen, indien men „ de loftuiting van den Dichter Claudiaan wilde ge„ looven. Hij had op zijn broeder de uiterlijke be„ valligheden voor uit; doch men ziet in zijn ge,, drag dezelfde onbekwaamheid, dezelfde vadzig„ heid. Men moet echter bekennen dat deszelfs „ godvrucht vaster en meer verlicht is geweest. Ze„ kerlijk is het om deze rede, dat fommige kerke„ lijke Schrijvers ons den hemel afbeelden, als ge„ wapend ter befcherming van dien Vorst, en alle „ de dwingelanden, welken zijne regeering zag op9, fhan en verdwijnen, voor deszelfs voeten neder„ vellende. Wat mij aangaat, wel verre van het hem „ tot eene verdienfte toe te rekenen, dat hij zoo vee„ le rebellen heeft overleefd, zoude ik deze verme„ nigvuldigde onderneemingen tegen zijn gezag lie„ ver aanzien als een blijk zijner zwakheid. Zoude ,, men, indien hij den fcepter wel had weetcn te voe„ ren, zoo dikwijls ondernomen hebben, dien uit „ deszelfs handen te rukken? „ Vorsten van zoodaanig eene geaartheid moe„ Hen noodzaakelijk die bekwaamheden elders zoeken, „ welke in hen ontbraken. Zij hadden bekwaame, „ wakkere Staatsdienaars noodig, vol van wakkerheid, „ zoo weinig hunne eigen belangen aankleevende, „ als  R IJ K D O M. 73 ,„ als ijverig voor die van hunnen meefter en van hen ,„ vaderland. Theodofius had zich mcc nut bediend ,„ van Rufinus en Stilico. Het groot verftand van ,„ dien vorst had deze beide ftaatszuchtigen binnen , „ de paaien van hunnen pligt weeten te houden. Hij , „ meende het rijk eenen dienst te doen, met het op. „ zigt over Arcadius aan Rufinus en het opzigt over , „ Honorius aan Stilico toe te vertrouwen. Maar zoo [ dra hij de oogen geflooten had, leiden de twee . „ Staatsdienaars het masker af: zij hielden zich zel\ „ ven voor vorften; en zij heerschten ook in der , „ daad zoo lange zij leefden. Zij hadden hunne , „ meefters zoodaanig aan deze foort van flaavernij „ gewend, dat, na hunnen dood, Arcadius en Ho„ norras, altijd kinderen blijvende, Hechts fchadu„ wen op den troon bleeven. Rufinus had zelfs van „ de eerfte dagen af, in den zin den tijtel van Keizer „ aan te neemen. Eene misdaad kostte hem niets dan de moeite om 'er eene kleur voor te vinden: uit „ den aart wreed, maar zijne wreedheden met den „ fchijn van rechtvaardigheid bekleedende; gierig, „ de ampten, de gunften van den Vorst en gehei„ men van den Staat verkoopende; de wingewesten „ verwoeftende door afperlingen en knevelaarijen, „ en de knevelaars ftrengelijk ftraffende. Zijne magt „ duurde nog geen jaar: langer tijd had hij niet noo„ dig, om door de fnoodfte verraaderij, den onder„ gang van 't Rijk, met 'er de Barbaaren in te roe„ pen, te bewerken; en hij kreeg in de Staatsbe„ diening eenen opvolger, hem waardig. Stilico I „ bezat geen mindere ftaatszucht; maar hij ging met „ meer overlegs te werk. Hij fpaarde de goederen ■ w der onderdaanen niet; hij verkogt, even als Rufinus, „ het recht en onrecht: in beide de Rijken moest », men gelijkelijk zich getroosten van alles kwijt te „ raaken, om niet aan de geweldenaarijen of valfche E 5 be-  74 HOLLANDS „ befchuldigingen van aanbrengers ten doel te ftaan; „ de fchoone huizen, de groote landgoederen, be„ vonden zich* wel dra allen in de handen van Rufi„ nus en Stilico. Maar Stilico wist aan zijne mis- 1 ,, daaden een glimp van grootheid te geeven ; hij I „ was roofzuchtig en milddaadig ; ongebonden en j „ vol van moed, de krijgslieden aan zich verbinden„ de door eene edele gemeenzaamheid, en fomtijds j „ ten kosten der krijgstucht. Hij had ook nog op j „ Rufinus de grootheid der geboorte vooruit. /\1„ hoewel hij een Wandaal van afkomst was, zoo „ was hij echter de beginfelen van zijn geluk ver„ fchuldigd aan zijn vader, welke zich in den dienst ] „ van het Rijk wel had gekweeten. Hij zelf had veel j „ roem in alle de oorlogen behaald."Theodofius had 1 „ hem voorzien met de ampten van groot fchild- j „ knaap, overfle van het voetvolk en der ruiterij, en „ opperfte der Hofbedienden. De verwantfchap met I „ den Keizer zette hem nog meer luifter bij dan | „ alle deze ampten. Zijne Vrouw Serena, nicht van I „ Theodofius, deed hem niet alleen boven allen in j „ aanzien uitmunten, maar zij diende hem ook met „ beleid in de kuiperijen ten hove: terwijl hij in „ den krijg was, ging zij alle de flappen van Ru„ finus na; zij weerde de fchichten van den nijd af; „ zij gaf haarcn man goeden raad. Theodofius had, „ voor zijnen dood, zijn zoon Honorius aan Maria, „ dochter van Stilico en Serena verbonden. Met „ een woord Stilico was reeds omringd van alle den „ luifter van den troon; Rufinus fpandc alle zijne „ krachten in, om 'er zich mede te bekleeden, en „ de Keizerlijke Majefteit verloor in Arcadius en Ho„ norius allen haaren glans: de openbaare vleierij ging „ de onnutte Vorften voorbij, om alleen hun, die „ in der daad heerschten , haaren wierook toe te zwaaien; en de Dichter Claudiaan trekt de ver- „ ach-  R IJ K D O M. 7$ \ achting voor zijnen Vorst zoo verre, dat hij openf' lijk tegen Stilico zegt , dat hij gelukkig is, dat hij den Keizer ten lchoonzoon heeft , doch dat "' de Keizer nog gelukkiger is hem ten fchoonva'„ der te hebben. Ras zag men bij deze twee L, Staatsdienaars een prachtiger hof dan bij hunne mcelters: het zelve beflond uit lieden die zoni der trouw, zonder eer, alleen op fortuin aasden: . nien zag uit bordeelen, en uit de vuillle hoeken ' voortkónicn, eene zwerm van guiten, welke bin' nen weinig tijds van het bloed des volks vet ge\ worden, door de kostelijkheid hunner kleederen, ' en de praal hunner rijtuigen en bedienden, ieders " ooo-en uitftaken. Alles was veil voor geld, de Z Staatsdienaars en hunne onderhoorigen verinenig. vuldigden de bedieningen en de hofampten, tot in ,', het oneindige. De twee Keizers ondernamen in het ' vijfde jaar hunner regeering eene hervorming in ', de bedieningen van het Hof. Arcadius behield " twee honderd tachtig werkelijke bedienden, nevens zes honderd en tien noodhulpen. Nog verder " ging Ret kwaad in het Westerfche Hof. Honorius " méénde dat hii al veel verrichtte, met het getal der bedienden "van den opziende- over de geldmid" delen op zes honderd zes en veertig te bepaalen, en het getal van die des opzigters over 'sVor" Hen eigen heerlijke goederen op drie honderd, on• " gerekend de buitengewoonen of overtalligen. Ju" liaan had het getal van de vorltelijke bewindslieden T op zeventien bepaald: dezelven waren federt zijne re" geerino- tot tien duizend aangegroeid. Men begrijpt ", hgtelijk wat voor een drukkende last zulks voor " de onderdaanen was, en hoeveel zoo veele gulzi" ge monden van de inkoraften des Vorften influrpten. " Het verderf, 't welk aan het Hof heerschte, „ breidde zich uit over alle de deelen van den Staat. „ De  ?6 HOLLANDS „ De wethouderfchappen waren niet anders dan ge„ oorloofde roof-zetels. Die geenen, welke zich, „ door het koopen hunner ampten, arm hadden ge„ maakt, herftelden zich uit de vruchten van hunne „ bediening: zelfs behielden zij het recht van te „ rooven, nadat de tijd hunner bediening was ver„ ftreeken, zoodat hunne opvolgers Hechts hunne „ amptgenooten werden, voor zoo verre het knevelen „ en rooven betrof. De Stadsamptenaaren, aangefield „ om opzigters en befchermers der fteden te zijn, „ wierpen zichzelven tot dwingelanden op. De be„ fmetting drong zelfs tot in het heiligdom door; en „ een heilig priefter van dien tijd, klaagt over dien „ geest van fchraapzucht, welke, gevoegd bij de onge„ bondenheid der zeden, onder de geeftelijkheid en in „ de kloofters veld won. De krijgstucht, reeds zeer „ verzwakt, werd geheel en al verwaarloosd. De ou„ de dapperheid der Romeinen was in de keurben„ den niet meer te vinden: zij zeiven waren uiterlijk „ niet meer te erkennen. Alle foorten van ongebon„ denheid, tcffens metgezellinnen der overdaad en der „ ellende, overftroomden het Rijk. De misdaad had „ geen fchaamte meer; dezelve baande zelfs fom„ tijds den weg tot geluk. Het bedrog ging door „ voor eene fchrandere vond. De Gefchiedenis le„ vert hiervan een voorbeeld op , gebeurd in het „ eerfte jaar der regeering van Arcadius. Euthalius „ van Laodicea had eene bediening in Lydië: hij „ kwelde het gewest door zijne afperiingen en kne„ velaarijen. Rufinus, die dit hield voor een voor„ recht, het welk hem alleen toekwam, deed hem, in „ eene boete van vijftien ponden gouds verwijzen, „ en zond getrouwe bedienden, om hem tot de be„ taaling te noodzaaken. Euthalius telde hun de fom „ toe, en floot dezelve in een zak, welken hij met „ 's lands zegel verzegelde. Maar hij had de behendig- „ heid,  r Ij K d o M. 77 L heid, een anderen zak, aan deczen volkomen gel' lijk, in deszelfs plaats te leggen, riet Hof deed l niet anders c:an te lagchen om deze list; men was l, begeerig Euthalius te zien; zijne fchaiktieid werd '', oorzaak zijner bevordering; men benoemde hem f' tot Landvoogd van het Cyreenfche Wingewest. Deze vloed van alle ondeugden bragt aan L, het Rijk meerder fchade toe dan de pest, de honJ , gersnood, de aardbeevingen, en alle de plaagen, P' met welken deze ongelukkige regeeringen gekweld f" werden. Het deed zelfs meer kwaad dan het I" zwaard der Barbaaren, aan welke het alleen zoo '." ligt viel om de wingewesten af te loopen en te over» '" weldigen, omdat zij 'er geene Romeinen meer ont. " moetten. Toen was het dat die vreemde verover" aars op de wapenen van 't Rijk de overhand kree" gen. De Franken, de Gothen, de Hunnen, de ", Sueeven, de Alaar en, de Wandaalen hadden reeds " een gedeelte van hunne oorfprongelijke woestheid " afgelegd; maar zij behielden 'er nog al de kracht " en werking van. Hunne onbefchaafde en plompe " geesten waren van een fterker aart dan de zielen door de ondeugden verbasterd. Hunne krijgs" overften waren mannen van moed en verftand. " Alaric was een krijgsman, die alle krijgsover" ften van het Keizerrijk niet alleen in dapper" heid en in krijgskunde maar ook in voorzigtig" heid en zelfs in menfchelijkhcid en goedaardigheid " overtrof. Genferic was wreed, maar een groot " flaatkundige en groot krijgsoverfle, en zonder de ' vervolging, welke hij in Afrika tegen de Katho" lijken verwekte, zoude zijne gedachtenis in eere ", zijn. Maar het is een blijk van het goed beitier I" dezer Vorlten, dat een groot getal der onderzaaten van het Rijk het zelve verkoozen, boven dat „ onder het welk zij geboren waren. Geheele ge„ westen  7» HOLLANDS „ westen ontvingen hen-met blijfchap : dc bewoo„ ners van anderen verlieten in menigte hun land, „ om zich in de armen der Gothen cn Wandaaien „ te gaan werpen, v/aar zij eene fchuilplaats von„ den, tegen de knevelaarijen cn dwingelandij. „ Toen was het, dat, deze vreemdelingen zich van „ een groot gedeelte des Rijks meefter gemaakt „ hebbende , de volken, welke onderdaanen des Keizers bleeven,zich onderfcheidden, allen in het „ algemeen den naam van Romeinen aanneemende ". Zie daar de ftaat van het roomfche Rijk, toen het, van alle kanten aangetast, zich genoodzaakt zag,om op het verdedigen van zijne bezittingen,en niet meer op het uitbreiden van zijn gebied te denken. Het eerfte 't welk de Romeinen ontviel, was hunne fcheepsmagt, met welke zij de overrhijnfche volken tot nog toe in bedwang en uit het midden van Gallië hadden weeten te keeren. Stilico hield de overmagt der Romeinen nog wel eenigen tijd ftaande ; „ Rhetië doorgetrokken zijnde, toog hij, in „ den jaare 395. met eene ongelooflijke fnelheid de oevers van den Rhijn tot aan deszelfs uitwatering „ langs. Hij ontving op zijnen tocht de hulde van „ alle de nabuurige Barbaaren. De Koningen der „ Sueeven, en der Allemannen verzogten vrede, „ en gaven hem hunne kinderen tot gijzelaars. Zij „ booden hem aan, hunne benden bij die van Ho„ norius, als hulpbenden, te voegen. De Germaani„ fche volken, van den Rhijn tot aan de Elbe, kwa„ men met hem handelen. Hij maakte de bezettin„ gen , welke op de grenzen van Gallië tot der„ zeiver bewaaring aan alle kanten lagen, voltallig. „ Hij deed de zeerooverijen der Saxen ophouden. „De Pieten , welke Groot-Brittannië afliepen, „ werden met fchrik bevangen, even als of hij ge» „ reed geweest ware, de zee over te trekken, en „ namen  r IJ K d o m. 79 L namen de wijk in hunne gebergten en in hunne L, moerasfen. De fchrik voor zijnen naam, en misL fchien het geld, het welk hij wist uit te deelen, verfchaften hem dezen voorfpoed, zonder bet zwaard L te trekken. Van alle deze oorlogszuchtige volL ken waren de Franken de ontzagchelijkfte. Zij L, hadden tot Koningen twee broeders , wier onrustige en geweldige dapperheid zich reeds had L, doen&kennen. Marcomir en Sunnon, dus werden L deze Vorften genaamd, onderwierpen zich toen ï ' aan de voorwaarden , welken de romeinfche ï" Veldheer hun voorfchreef" f». Maar deze voorTpoed was Hechts eene fchittering. Eerlang ftootven de overrhijnfche volken wederom op. „ Nieuwe zwermen volgden de eerften; en , het Westen zag zich overftroomd van volken, m welke even als de baaren de eenen op de ande,„ ren nederftortten. In een zoo geweldigen aanval ,„ vielen de fterkfle plaatfen: de wingewesten wer,„ den verwoest, tot dat eindelijk, na zoo veele |„ fchokken enonweders, alle hinderpaalen overwelI „ digd zijnde, die natiën zich tot rust begaven en I„ zich nederzetten op den grond, over welken zij l,] zich hadden verfpreid. De Alaanen, de WandaaI „ len, en de Sueeven waren de eerden , die de |„ bolwerken des Rijks Hechtten; zij waren het, 1 „ die begonnen dit uitgeftrekte lichaam het leven 3 „ te beneemen, met de uiterfte deelen van hetzel3 „ ve af te fnijden" Qby Stilico, na den dood J van Theodofius, het gezag voor Honorius over het 1 westergedeelte van het roomfche Rijk fteeds voe| rende, had door zijnen moed, vaardigheid, beleid, toezigt (a) Le Beau Hijl. du Bas Emp. T. VI. p. 31{!/) Le Beau Hifi. du Bas Emp. T. VI. p. 234,  8o HOLLANDS toezigt en dapperheid het geweld kunnen tegenHaan j, en Alaric Italië doen ruimen; maar om dien Gothifchen Vorst, dien het ook niet aan beleid, en minder nog aan moed en dapperheid haperde, daar toe te dwingen, had hij het neder - gedeelte van Germanië van, krijgsmagt moeten ontblooten , en hier door openlaaten voor de invallen van de volken, welke zich van die verzwakking haastelijk bedienden, om de romeinfche heerfchappij aan dien oord te beltooken. „De Grenzen van Gallië langs den Rhijn, zonder „ befcherming gebleeven (zegt le Beau) federt „ dat Stilico 'er de bezettingen van daan genomen „ had, omze tegen Alaric te gebruiken, vonden „ de Barbaaren bij hunnen overtocht geen het min„ ile beletfel. Een Schrijver van dien tijd zegt, „ dat indien de Oceaan Gallië overilroomd had, „ deszelfs wateren 'er niet zoo veel fchade zouden „ hebben veroorzaakt. Zij verfpreidden zich eerst „ in Opper - Germanië, het welk de flreeken van „ Mentz, Worms, Spiers en Straatsburg bevatte. „ Mentz werd ingenomen en uitgeplunderd; ver„ fcheiden duizenden Christenen werden in de kerk „ vermoord, met Aureus hunnen Bisfchop. Worms „ werd,na eene lange belegering, verwoest. Spiers, „ Straatsburg en de andere fteden van minder aan„ zien, beproefden de woede van die wreede vijanden. „ Zij maakten zich meefter van Keulen in Neder„ Germanië. Van daar gingen zij in de twee Bel„ giën over, overal verwoefting en moord aanrech„ tende. Trier werd geplunderd : Doornik, Terou„ enne, Atrecht, Amiens, S. Quintin konden dien „ ftroom niet fluiten, Laon was de eenigfte fiad in „ die flreeken , welke het tegen hunne aanvallen „ uithield; zij zagen zich genoodzaakt het beleo„ 'er van op te breeken. Deze Barbaaren, verwoe- »» de  R, IJ K D O M. 8l ,,, de Ariaanen, grootendeels zelf nog afgodendiei,„ naars, maakten door gantsch Gallië een groot ge,„ tal martelaaren. Nicafius, Bisfchop van Rheims, ,„ werd onthoofd na het inneemen dier bisfchoppej,„ lijke ftad. Zij behandelden op dezelfde wijze £ Defiderius Bisfchop van Langres. Zij deeden da ,„ inwoonders over de kling fpringen en (laken de ,„ ftad in brand. Befancon zag deszelfs Bisfchop ,„ Antidius vermoorden. Sion werd ingenomen; ,;i Bafel verwoest. Zij breidden zich tot aan het . „ Pyreneei'che gebergte uit: de beide Aquitaniên, ,„ Novem - populanië , de twee wingewesten van „, Narbonne, eertijds de welvaarendfte van Gallië, „ lagen met asfche en puinhoopen bedekt. Wei„ nige fteden wederftonden deze woede, door haa- I«, re voordeelige ligging. De Barbaaren verwoest- i ten Marfeille": doch belegerden Touloufe te ver„ geefsch; wier behoudenis aan de gebeden van 4, haaren heiligen Bisfchop Exfupcrius werden toe„ gefchreeven. Die<, welke het vijandelijke zwaard L, had gefpaard, vergingen door honger. In de gant^ fche uitgeftrektheid van Galhë, eertijds zoo volkrijk, ,, ontmoette men niet dan leevende lijken, welken „ men naauwelijks konde onderfcheiden van de dooden, waar mede de aarde overdekt was. Deze af* „ grijzelijke verwoestingen hielden geduurende drie „ gantfche jaaren niet op. „De Alaanen, de Sueeven en Wandaalen, tot L in het binnenfte van Gallië zijnde voortgerukt* „ trokken de Allemannen en Burgundiërs, op hun L voorbeeld, den Rhijn over, om deel te hebben „ aan de plundering van dat rijke gewest. De Al„ lcmannen vermeefterden de oevers van dien ftroom iL, van Bafel tot aan Mentz, en bleeven in het bezit L: van dat land, tot dien tijd toe, dat zij 'er door de i„ Franken uit verjaagd werden. De Burgundiërs, I. Deel. F „ onder  HOLLANDS onder het geleide hunnes Konings Gondecafias^ „ maakten zich meefter van Helvetië, tegenwoor- 1 „ dig Zwitferland, tot aan het gebergte Jura. Wei„ nig tijds daarna breidden zij zich uit in het land der Sequaanen en Eduers tot aan de Loire en „ Yonne r thans het Hertogdom en Graaffchap Bur-r „ gundië genoemt. Deze magtige natie en vol van moed, had zachter en vreedzaamer zeden dan de „ overige Barbaaren. Zij behandelden de overwon„ nen volken met meerder menfchlievendheid. Zij „ waren nog heidenen, toen zij in Gallië kwa„ men. Onderweezen door de zendelingen, wel„ ken de Bisfchoppen van Gallië tot hen zonden, j „ omhelsden zij goedwilliglijk den Christelijken gods„ dienst in deszelfs zuiverheid; daarna lieten zij „ zich, door hunnen ommegang met de Gothen, „ befmetten met de dwaalingen van het Arianis-1 „ mus" (df). Dus ging het met de Landftreeken, welken Julius Csefar ruim vier eeuwen te vooren onder het ro- j| meinsch gebied had gebragt. Alle magt wendde S zich ter befhoejinge van 't roomfche rijk; en terwijl y die der zoogenaamde Barbaaren bereids het vermogen J van de roomfche monarchij, te lande, begon op tel weegen; fchijnt de zeemagt, als onnoodig, of ten i minfte als minder noodig, uit het oog geraakt te zijn. I Ook begon het den Romeinen aan de vereischte mid- I delen te haperen, om de hand aan eene fcheepsmagt | re houden ; door de Gothen en andere vijanden, ie lande, aangetast, moest hunne zorg genoegzaam f ook alleen zich tot de landmagt bepaalen. Dit I ■fchijnt dan de rede te weezen, waarom men federt 1 den | («) Le Beau Hijl. du bas Emp, ï. VI. p. 251. & fuiv. I Vad. Hijl. I. D. bl. 270. en volg.  R IJ K D O M. 83 rjflen optocht der Gothen tegen het roomfche rijk; ffedert dat het wester gedeelte zoodaanig heeft beltinnen te verzwakken, dat de gewesten van het zelWe werden afgefcheürd* of afvielen, naar maate dat ^dezelve ten prooi van deze of geene der volken, lywelke zich tegen de Romeinen ten oorloge hadden ttoegerust, werden overgelaaten, zoo weinig bij de IHiftoriefchrijvers gewag gemaakt werd van gevechtten en tochten te water en ter zee. Echter vind omen van tijd tot tijd nog van den eenen en den anderren fcheepstocht eenige melding. Le Beaü fpreekt wan eene onderneeming der Wandaalen op de Eilancden van Majorca en Minorca, in den jaare 422. voorgevallen. ' „De Wandaalert (zegt hij) uit Gallicië verjaagd. Werpen zich in vaartuigen, en Spanje rond ,„ zijnde gevaaren, gingen zij de Eilanden Majorca L, en Minorca aantasten, welken zij met moord en ; „ brand vervulden. Daar van daan trekken zij naar ,„ Karthagena, aan de nabuurlge kust, welke de Ro,, meinen te vooren op de Alaanen hadden hero„ verd. Deze ftad, eertijds door de Karthnginiën,,, fers gebouwd, was de wclvaarendfte van Spanje aan , h de middelandfche Zee. Zij werd toen in een deel \ „ puinhoopert veranderd. De goede gelegenheid van „ haare have was oorzaak, dat zij zich naderhand her, ftclde: maar zij heeft nooit haafen eerften luifter j weder bekomen De waardigheid van den aartsbis, „ fchoppelijken ftoel, dien zij bezat, ging over op , „ Toledo. De Wandaalen zetten hunne overwin" ningenvëel verder voort, en maakten zich meefter ^ van Betica, van welke de Romeinen zich weder in „ bezit hadden gefteld, nadat Vallië 'er de Silingers ,j verdelgd had." Wagenaar verhaalt, onder het jaar 427. dat de Franken , welke zich in Gallië nedergeflagen f a had-  84 HOLLANDS hadden door Valentiniaan den III. in een waterflrijd overwonnen zijn, zonder melding van plaats (a). En hoe zeer federt dien tijd tot in de negende eeuw, weinig of geene melding voorkomt van eene fcheepsmagt hier te lande, kan men echter uit het geen men 'er van aantreft, klaar genoeg befpeu* ren, dat de volken langs den Oceaan woonende, de vaart niet verwaarloosden, zelfs daar van gebruik maakten , naar maate de omftandigheden hun daar toe gunftig of ongunftig waren: dat de Hiftoriefchrijvers 'er ons niets van melden, is geen ■bewijs, dat 'er niets van gebeurd is : de oorzaaken aan welken het roomfche Rijk zijn verval te wijten heeft, hebben te gelijk de letterkunde, weetenfchappen en kunnen doen vervallen; bereids ten tijde van Ammianus, daar naar hel- len- (a) Vad. Hijl. I. D. bl. 28i. Alwaar onze Hifloriefchrijver zich alleen beroept op Sidon. Afo'llinar. Carm. ~. Wij twijfelen of 'er wel veel ftaats op een diergelijk gezag te maaken is. v. d. Hou ven van den flag door Sibonius befchreeven fpreekende, en aanmerkende, dat uit die befchrijving niet blijkt, dat de Franken gedwongen zijn geworden over den Rhijn terug te keeren in 't Koningrijk van Neder-Turingen , voegt 'er bij: „ 't welk inghevalle het gefchied ware, en zoude buiten allen twyffel Sidonius fulks niet met zya '„ Poëtifche Bafuyne overgeflaagen hebben, die anderfints oock de alderminfte dingen gewent is op 't hocgfte te verheffen." Te verwonderen is het, dat Wagen a ar op diergelijke gedachten niet is gevallen, dikwijls, zonder onderfcheid het verhaal van dezen of geenen, navolgende. L e Beau Hijl. du Bas Emp. T. VII. p. 38. zegt mede, dat Aëtius de Franken overvallen hebbende hen dwong de landen te ruimen, welkea zij aan de linker zijde van den Rhijn ingenomen hadden, en weder over den Rhijn te trekken; maar hij maakt geen melding van eenig water - gevecht. . (ft) Sigonius fpreekt 'er op dezen toon van Lib. XIV. '„ Nam, barbaris jam late bmnie ditioiie, libidineque tenentibus , non j, Jolum antiqita Iirtperü itiajejlas, fed vetus etiam litterarum atqtee  R IJ K D O M. 8$ Mende. De volken, welke de Romeinen uit deze ggewesten, uit Gallië en voorts uit Italië dreeven; die Wolken, welke zich hier en elders nederfloegen, waren tbekwaamer om het zwaard dan om de pen te voerren: ook was 'er niets in achting dan 't geen een krijgs-iman uitmaakte. Men vocht, men fireed, men overIwon; maar men Helde niets te boek: geen wonder Hcrhalven, dat 'er, federt dat de romeinfche heerpfchappij in deze Landen had opgehouden, geene of [■weinige aantekening van derzelver gebeurtenisfen te ivinden is. Onze Wagenaar heeft twee honderd bbladzijden kunnen vullen, met ons, uit Ceefar, TaciItus, en andere oude Schrijvers, de oudfte gebeurtenisfen te verhaalen , in den loop van vijfthalve leeuw, met betrekking tot ons Land, voorgevallen; ïen de volgende tijden, tot aan Karei den Grooten, {van den jaare 474. tot op 't einde van de achtfte eeuw, fbeflaan Hechts 152. bladzijden, en nog zijn 't meest ffranfche gefchiedenisfen. Zal men 'er uit befluiten, [dat 'er niets is uitgerecht; en in't bijzonder, dat de I volken, afgerecht op de fcheepvaart, die hebbenlaaI ten verloopen ? Het geen wij hier en daar in de Hifftoriën ontmoeten, zal ons van het tegendeel over1 tuigen, indien wij die, met eenige oplettenheid, door'| bladeren. Om- „ ingenii dignitas omnine evanuit, r.eque enim in tanto beltorumw„ dore, ac quotidiana fervitutis, necisque formidine priftinis doftriwB, \ atque eloquentice Jïudiis vacare hominibus licuit. Itaque fwcanda „ ilh eruditorum, difertommque vinrum propago, qua itsque^ ad pri- , „ mam Gotthorum in Jtaliam imprejjionem cum maxima omnium ad„ miratione floruerat, tetn ipfi barbaria tranfitu, tanquam infefta „ rapidi cujusdam aquilonis impetu, prorfus exaruit. Qyamobmn „ non eritmirandum, fi nos etiam qua Jequuntur, vettribus eo magjs „ mum defiituti firiptoribus, parcius, ac tanquam earum, quas , „ definbemus, cladium atrocitate perculfi, quodammodo languidiM ti attingemus. F 3  86* HOLLANDS Omtrent denzelfden tijd, naamelijk omtrent den jaare 437. werden de zeekusten (dus fpreekt Wagen aar,) „wederom door de Barbaaren, die'e „ verbond met de Romeinen gefchonden hadden, „ onveilig gemaakt: 't is ten hoogden waarfchynlyk, „ (> Hier uit (zo 't fchijnt) zoude men moeten opmaaïken dat de volken, welke op het roomfche Rijk, en in !rGallië waren gevallen, ie. geen kunde van de fcheepI vaart hadden; 't welk niette verwonderen zoude zijn, •nademaal zij verre van de zee waren afgekomen: ae. dat Lij zich enkelijk bediend hadden van fchepen,bekwaam, t om langs de oevers of kusten te vaaren: 3e. dat er evenIwel fchepen waren, met welken men ter zee voer; |en ook zeeroovers, welke de zee onveilig maakten: 4- dat Genferic gelegenheid vond, om fchepen te bou! wén; en vreemde matroozen en ftierlieden in zijnen dienst < te krijgen: se. dat hij, in korten tijd, eene vloot wist uit t te rusten, bekwaam, om aan de overzijde der zee den 1 fchrik zijner wapenen te brengen. Wanneer men evenj wel bij M o r 1 s o t u s ( b), van verfcheiden tochten 1 doo.r (O Le Beau Hijl. du Bas Emp. T. VIL f H3I (£) Orbis Marlt. Lib. IL C. u F 4  88 HOLLANDS door de Gothm en Wandaalen, ter zee ondernomen^ gewag gemaakt vindt, zal men eenigzins moeten twijfelen aan de onkunde in welke Le Beau veronderdek, dat die volken, met betrekking tot de zeevaart, geweest zouden zijn: vermoedelijker is het, dat zij, naar maate dat zij tot aan de kusten doordrongen , eene fcheepvaart hebben aangetroffen, en ' niet verzuimd, om 'er gebruik van te maaken. Dat de Romeinen, gedwongen om van hunne heerfchappij over de nederrhijnfche en verdere flrandoorden af te zien, de bewooners dier gewesten daarom min- 1 der op hunne magt en veiligheid bedacht zouden zijn 1 geweest, en minder aangeprikkeld, om zich fterk I en geducht te-maaken, is niet Hechts geheel onwaar? I fchijnelijk, maar het tegendeel bewijzen de gebeur-, tenisfen welker kennis tot ons is overgekomen. „De Britten van Aëtius verlaaten, gelijk wij, op „ het jaar 446. (zegi. L f Beau) hebben verhaald, j ,, werden uit wanhoop dapper Zij drceven de Bar- f „ baaren te rug. Maar door hunne overwinning op„ geblaazen, gaven zij zich over aan ongebonden- h id. Zijkoozen tot Koning Vortigemes, een trots, „ onbekwaam, en door ongebondenheid magteloos I „ Vorst. De Pielen en Schotten kwamen wel haast | „ weder te rug, en deeden de Britten op nieuw bee„ ven. De Koning, meer bevreesd dan zijn volk, i „ koos, in den jaare 450. de gevaarlijkfte partij, naa„ melijk den bijHand te verzoeken van die zelfde ' „ Saxen, welke zoo dikwijls de kusten van Groot- < „ Brittannië waren komen verwoeden Men zond „ naar hen , en liet hun een vast verblijf aanbieden „ in dat Eiland, welks roof hen zoo menigmaalen ,, had verrijkt Het was de gewoonte van die oorlog\$ zuchtige volken, dat zij hun land, van tijd tot tijd, „ door Volkplantingen ontlastren De , axen rustten „ in het eerst niet meer dan drie fchepen uit. Hen- » gist,  R IJ K D O M. «9 L gist, wegens zijne dapperheid beroemd, fteldezich L, aan hun hoofd: hij ftamde af van Woden, een ouL den held van Germanië, wien deze afgodifche volL ken als een God aanbaden. Bij hunne aankomst L, gaf Vortigcrnes hun het Eiland Tanet, op de kusL, ten van Kent. Door hunnen bijftand op nieuw L moed fcheppende, ging hij de vijanden beftrijden, L aan de overzijde der rivier de Humbar, verfloeg L dezelven, en overlaadde Hengist en zijne krijgsL, knechten met belooningen. „Deze gelukkige uidlag,de vruchtbaarheid des .„ Eilands, de zwakheid der inwoonderen lokcen eene L, talrijker volkplanting derwaards. De Saxen woon- „ den toen aan den mond der Elbe, in dielandftreek, L, welke men thans Holftein noemt. Zij trokken met |„ zich mede de Angelen, hunne nabuuren, ende Jut- „ ten, bewooners van het Cimbrifche Schier-EiL| land. Deze drie Volken, rustten eene vloot van .„ achttien fchepen uit, en zich vereenigd hebbende \ „ met de eerften, maakten zij een ontzagchelijk le- , „ ger uit" (ö). Uit dit verhaal van Le Beau blijkt ie. dat de \ Saxen een volk uitmaakten magtig genoeg, om tot t-hulp aangezogt te worden: 2e. dat zij ter zee fterk ■ genoeg zijn geweest, om de kusten van andere lan; den te bezoeken en te ontrusten: 3e. dat zij hun i vaderland dikwijls verlieten, om elders een beter be- ; ftaan te vinden: ae. dat zij een ontzagchelijk leger bij \ een bragten,met hetwelk zij de Britten op de Piéten 5 en Schotten deeden zegepraalen. Aan eenen ander ren («) Le Beau Hijl. du Bas Emp. T. VIL p. 280. Vad. i Wil. LD. bl. 289. Morisotus Orbis marit. Lib. II. C. J 16. 11.435--v. d. Hou ven /. c. bl. 267- deze ftelt den eer| ften overtocht der Saxen in den jaare 430. en de komst van, 'i Hengist in Brittannië omtrent den jaare 449« F 5  93 HOLLANDS ren kant, zoude Attila, volgens 't verhaal van Sigonius, met alle de volken van 't Noorden in Gallië, in den jaare 451. gedrongen, de bosfchen geheel in fchepen bekeerd, en de Rivieren, inzonderheid den Rhijn, met dezelven bedekt hebben (a). In den jaare 455. na den dood van Valentiniaan, begonden de Saxifche Zeefchuimers op de kusten der Armorifchen te ftroopen (£); de Franken en Allemannen liepen de oevers van den Rhijn af; terwijl de Gothen, aan hunnen kant, de wapenen voerden (c). Dezelfde Schrijver fpreekt van een tocht van Genferic, bij welken hij drie honderd duizend man te fchepe naar Italië zoude hebben overgevoerd; van eene vloot door Majorianus uitgerust, om Afrika te herwinnen; van eene andere met welke Genferic op de kusten van Italië was gekomen; en van den fcheepstocht van Majorianus op Karthago, in den jaare 438. Genferic liet geen jaar verloopen zonder fchepen uit te rusten, met welken hij de kusten en zeelieden dan van Italië, dan van Sicilië, dan van de Afiatifche landftreeken liet ftroopen en pionderen (d). Terwijl dit aan den eenen kant des Rijks gefchiedde, ondernamen de Saxers op nieuw eenen tocht op Gal- (a) Cum hac igitttr tot populorum, genthimque colluvie, qua ad feptingenta millia hominum dicitur ejje complexa, quafi non Terra Gallia helium, fed toti terraium orbi pejlem atque exitium inten. taret, Attila ad Rhenum pervenit, ibique naves tam multas trajiciendi caufa conjïruxit, ut Hercynia fylva, quemadmodum inquit S 1 d o n1 u s , fubito feiïa in lintres abierit. Lib. XIII. (b) Vad. Hifi. I. D. bl. 293. (c) Franci atque Allemanni more patrii Rhenanas provindas divcxarunt. Sigonius Lib. XIV. (dj Imperii fortuna rotat, hinc Vandalus hojlis Urget, & in nofirwn nwnerofa clajfe quotannis Militat excidium. Siponius, bij Sigon. L. XIV,  R IJ K D O M, 9* Gallië Van Odoaker leest men, dat hij, in den jaare a*o eene vloot toegerust hebbende, daarmede is gevallen in 't land van Angiers; in den jaare 511. verovert Clovis Antwerpen en bezet de Schelde met fchepen (tf> Twee jaaren laater, komen de Deenen de nUïfcfeei kw* ten afplunderen; doorgedrongen tot in het land der Attuarien. {tonden zij gereed, om met een grooteri buit, op hunne vloot gelaaden (*), naar huis te keeren, toen zij door Theodabert zoon van Clovis op ftrand aangevallen, en hunne vloot door die der Oostfrankenaangetast, gellagen werden; een blijk, dot do Franken eene fcheepsmagt bij der hand moeten gehad hebben. De verhaalen van dien tijd (zegt VellyJ toonen dat Vranknjk toen reeds eene fcheepsmagt eehad heeft (O* en dac de EtlSelfchen raede zonder fchepen waren, kan men opmaaken uit den tocht der Saxen, welke Engeland, in den jaare 526. verlaatende, teHatelariakwamen overwinteren ( j ferd zijnde (» Ook fchrijft Mallet (£), dat 1 de Deenen, al voor den tijd van Karei den Grooten, ! zich aan de Franken geducht hadden gemaakt, waar| fchijnelijk meer door hunne zeetochten dan door hunI ne onderneemingen te lande-, en offchoon zij van hunI ne landingen op de kusten van Vrankrijk dikwerf met 1 bebloede koppen te rug moeiten keeren, hunne itroo| perijen nochtans maakten dat volk overal gevreesd. } Twee eeuwen lang, zegt Mallet (c), liepen zij I Engeland geduurig af, dikwijls verwoeitingen aanrech1 tende in Schotland, Courland,Lijfland, en Pomerem 1 Hoe zeer nu Morisotus (). Waarfchijnelijk is het* dat de vreemde Vorften, welke der roomfche heerfchappije haare westerfche gewesten kwamen af handig maaken, eene andere orde in 't flaatsbewind volgende dan de Romeinen , aan de bewooners der kusten overgelaaten zullen hebben, de zorg om die en hunne fcheepvaart te beveiligen: ten minffen zal men 'er in 't vervolg blijken van aantreffen. Wat 'er van zij, zeker is het, dat de Franken hunne vijanden te lande beoorloogende, en daar door afgetrokken van 't geen de fcheepvaart vereischte of bevorderen konde, eenigermaate ook dus de fcheepsmagt moest verflappen; t welk dan ook aanleiding heeft gegeeven dat de zee-oorden zoo dikwerf vijandelijk wïerdert bezogt en verwoest. Hier tegen, gelijk doorgaande gefchiedt. begon men eerst naar middelen om te zien* wanneer de nood aan den man kwam: en ook* hoe weinig het Frankifche gebied zich op het onderhouden van eene fcheepsmagt fchijnt toegelegd, of de bezorging daar van niet lterk ter harte genomen te hebben, zoo Overtuigen ons echter de gebeurtenisfen van laatere tijden, dat hier te lande ^de fcheepvaart eerder met den tijd aangroeide dan verminderde De oude Batavieren, uit deze Lahdfïreeken gedreeven en door andere volken opgevolgd zijnde, hebben deze zich niet minder bediend van de Gelegenheid, en gedwongen gezien door de noodzakelijkheid (welke overal de bewooners van zeekusten en rivier-oevers op visfchen en vaaren zullen doen («) Örb, Mark. L. II. C. 4. (z>) Ib. C. 7.  R Ij K D O M. 93 doen denken, en daartoe opwakkeren ) om de fcheep. vaart bij der hand te neemen en te bevorderen. Heeft de nabijheid der zee altijd en overal de bewooners der zeekusten meer of min tot de visfcherij m zee uitgelokt; het gevaar daarmede verzeld, en het gevaar van daarin door vijanden ontrust 'te worden, moest hen ook bedacht doen zijn, om geweld met geweld te kunnen keeren, en dus hunne vaartuigen of fchepen zoodaanig te bouwen, te bemannen, en uit te rusten, dat zij zich in de visfcherij konden handhaaven en die befchermen.Hun Koophandel met andere volken, hoe groot of hoe klein men dien ook ftelle, vereischte eene diergelijke voorzorge. Daarbij, inrijden, in welken het leefchuimen eene deugd was, het rooven ter zee eene o-loricrijke daad; daar het verwoeften van andere landen, het plunderen van vreemde gewesten, met één woord, daar de fcheepstochten tot vrijbuiten en t pleegen van allerlei geweld voor heldendaaden gehouden werden, is het niet te verwonderen, dat een volk, hetwelk geen beroep, geen recht, geen welweezen, geen middel van beftaan kent, dan den oorlof , zich op het fchuimen van de zee toelegt, wanneer het de zee om zich heen heeft O). Met welk eenen naam men de bewooners der' kusten des Oceaans toch doope, het zij dat mcnze Friezen noeme, Bataviers, Saxen, Saliërs, Katten, Nederlanders, Hollanders, Zeeuwen, of welke andere naamen zij, van tijd tot tijd, mogen gedraagen hebben, eene zelfde gelegenheid, en eene zeilde noodzaakelijkheid verwekken dezelfde zinlijkheden, en de middelen om die te bevorderen, zullen flechts, naar de meer of mindere befchaafdheid van zeden en wijze van denken, verfchillen. De Batavieren, de bewooners van onze zeekusten, waren? Vis- (o) Mal le t Introd. Ch. X. T. L p. 223. in 12.  gè HOLLANDS Visfchers en Zeelieden, toen Julius Csfar de ro^ meinfche krijgsmagt tot in deze oorden overbragt; zij waren het ook ten tijde van Karei den Grooten; met dit onderfcheid, dat zij meer kunde, meer ondervinding en meer bedreevenheid in den oorlog en den koophandel hadden. Men verwondere zich dan ook niet, dat Karei den Grooten, in den jaare 789. door de Friefen te fcheep bediend werd; dat hij in den jaare 800. de zeekusten ging bezigtigen, fcheepsvlooten tegen de Noormannen liet timmeren, fterkten liet opwerpen, en met krijgsvolk bezetten; dat die Vorstin den jaare 810, te Aken, de tijding krijgende van eenen inval der Deenen , een goed getal van fchepen te Gent deed bouwen, die te Boulogne bij een gebragt moeften worden : blijken zekerlijk , dat de fcheepvaart in de Nederlanden, op dien tijd, tot een vrij hoogen top gebragt was. Het bevel van zoodaanig eenen Vorst vooronderftelde, dat 'er te Gent genoegzaame voorraad was van alles wat tot den fcheepsbouw behoort; en die voorraad kan 'er niet vooronderfteld worden, zonder te gelijk , ter zelfde plaatfe , eene daadelijke aarzienelijke fcheepvaart te vooronderftellen. De ftad Gent moet dan bereids, ten tijde van Karei den Grooten, eene aanzienlijke Koopftad, en wel met opzigt tot den fcheepsbouw geweest zijn O). Maar men zoude zich met rede kunnen verwonderen, dat Godefried, Koning der Deenen, in dat zelfde jaar, twee honderd fchepen hebbende laaten uitrusten, met dezelven, behoorlijk bemand, naar de friefche kusten ftevende, om Karei den Grooten aan weerwerk te helpen: dat deze Deenen of Noormannen , in het vervolonophoudelijk in deze gewesten ter verwoefting zijn (a) Wagenaar Fad.Hifl.U.T>.b].s9. Vellt/.c..T.I. P.480&48Ï. v. d. Ho üvïh l.c. bl.299.313.324.320.343.  R IJ K D O M. 97 zijn aangekomen. Gelijk de overrhijnfche volken niet tot rust te brengen waren geweest, en tegen de romeinfche heerfchappij zich beftendig verzet hadden, zoo ging het ook den Franken met die volken, welken zij onder hun juk gebukt wilden houden, en te vaak zoo Inrd en wreed hadden behandeld: „ Ge„ ducht, voor de geboorte van Karei den Grooten, „ werden zij verfchrikkelijker, zoo ras die groote „ Vorst de oogen geflooten had.... Hij had voor„ zien, hoe duur hunne ftoutheid aan zijn volk zou„ de te ftaan komen, onder het zwak bewind van „ die hem in de heerfchappij zouden opvolgen" (a). Naauwelijks was die Vorst overleeden, of de Noormannen vielen van alle kanten op zijne Staaten, gelijk de Gothen, Wandaalen, en Franken op het roomsch gebied waren afgekomen; met dit onderfcheid, dat de Noormannen dit ter zee, de andere volken het te lande deeden. Zelfs federt zijnen dood, voorgevallen in den jaare 814, tot op het einde der negende eeuw, behelzen onze vaderlandfche gcfchiedenisfen genoegzaam niet anders dan de bedrijven, verwoeftingen, en piundéringen, welken de Noormannen in deze gewesten kwamen aanrechten, en die Karei de Groote zelve niet geheel en al had kunnen doen ophouden (by En wat mag toch de rede zijn, dat het den noordfche volken zoo gemakkelijk viel hunne ftrooperijen, ongeftraft, telkens op nieuw te beginnen, en dat zij in deze oorden, zoo wel als elders, zoo weinig tegenftand ontmoetten? dat zij in den jaare 842. de Seine opvoeren tot aan Parijs, Rotman overmeefterdcn en uitplunderden, terwijl een andere hoop (a) Mallet Int'rod. p. 221. & 222. O) Velly Hifi. de Frame T. li. p. «55. I. Deel. G  $>8 HOLLANDS hoop langs de Loire tot Nantes doordrong, dat mede uitgeplunderd werd? van daar. Anjou, Touraine en Guyennc doorkruifende, en alles te vuur en te zwaarde vernielende (_a~) j in den jaare 844. bijna gantsch Friesland overmeefteren (£>3? de santfche zee met hunne fchepen bezetten ? aan den eenen kant door Hamburg in Duitschland dringen ? aan den anderen kant, met honderd twintig fchepen, wederom de Seine opvaaren? Rouaan ten tweedemaal niet roof en brand vervullen, noodzaakende de landzaaten, en Koning Karei zei ven, hun eene aanzienelijke fommc gelds op te brengen (O? dat zij zich meefter maaken van Duurftede? zich in de Betuwe nedcrfloegen (d~) ? dat de zeefchuimerijen dier noordfche volken nimmer ophielden? dat zij, in 851. Friesland en de Betuwe afliepen, vervolgens naar Gent toogen, den brand in het kloofter van St. Bavo ftakcn? van daar doordrongen tot aan Rouaan en Beauvais, welke laatfte ftad ook aan kooien gelegd werd ? dat zij, in den jaare 852. met tweehonderd twee-en-vijftig fchepen in Friesland kwamen, om fchatting te vorderen? en van daar de Schelde op kwamen vaaren (. in de landen (a) Velly Hifi, de France T. II, p. 66. (ft) Velly Hifi. de France T. II. p. 67 & 68. (O Vaderl. Hifi. II. D. bl. 62 & 63. (J) Vaderl. Hi/l. II. D. bl. 66. (e) Vaderl. Hifi. li. D. bl. 68. (f) Velly Hifi. de France ï. II. p. 68.  R IJ K D O M. 9* landen omtrent de Schelde vielen, overal in de Betuwe aan 't rooven en plunderen floegen ? dat zij, in den iaare 86 . den Rrwj» opvoeren? Duurftede op nieuwuitplunderden? een groot getal Friefche Kooplieden om '« leeven hragtcn O j? dat de Noornrn ,U)lk>, in deni jaare 874. in Walcheren geland zijnde, voorts_indeze gewesten, en in het tegenwoordig Frankrijk,den ingezetenen zulke geweldige ftegett toebragt, dat Koning Karei de Eenvoudige, na verloop van eenige jaaren, de landfrreck, die federt Normandyëgenaamd is , tot een bruidfchat met zijne doe titer Gifela aan den Noormanfchcn Veldheer moest afftaan (*>? Wat mag toch de rede zijn , dat die zelfde noordfche volken, omtrent den jaare' 881, in Lotharingen vielen, verfcheiden dorpen en kloofters alles ontrovende? dat zij (wat meer is) Gent ingenomen hebbende, van die ft id hunne voornaamfte legerplaats maakten ? Doornik en Kortrijk innamen, de eerfte dier twee plaatfen uitplunderende, de tweede vertterkende? S Omer overvielen , die in asfche gelegd werd (c)? dat zij te Nieuwmegen kwamen overwinteren, die itad met een zwaaren wal en graft verlterkende (i)? dat zij onder hunne Koningen Godefrid en Sigifrid, een weinig tijds laater, Zijn aangekomen , vaarende de Maaze op tot aan Haslou of Elslo, aan den rechter oever dier riviere , niet verre beneden Maaftricht gelegen, alwaar zij zich verfchansten ? dat zij iifelijke verwoeftingen aanrechtten, Maaltricht, Luik, Tongeren, Keulen, Bon, en verfcheide andere plaatfen afliepen, zonder eenigen tegenftand te ontmoeten dan van on- bedreeven (a) Vaderl. Hifi. II. D bl. 70. (&) Velly Hifi. de France T. II. p. 69. & f"«T- (e) Velly Hft. de France, T. II. p. 6S. Ld) Vaderl. Hifi. II. D. bl. 84. G a  I ■ ioo HOLLANDS bedreevcn landlieden, welke met meenigte op de flachtbank gebragt werden (#)? en dat Keizer Karel een verdrag met de Noormannen moest fluiten, bij het welk de Keizer zich verbond eene aanzienelijke fomme gelds aan hun te zullen betaalen; en dat aan Godefrid in 't bijzonder werden afgedaan de Graaffchappen en andere goederen, die zijn oom Roruk, de Noorman, in Friesland, en met naame in Kirinin of Kennemerland, bezeten had? en dat nog niet lang daarna, Gisla j dochter van Lotharius den II. hem ter vrouwe, en met dezelve, de Provincie van 'Friesland tot een bruidfchat gegeeven werd Wat mag, zeggen wij, de rede toch geweest zijn van die verbaazende weerloosheid, welke men hier aantreft in de bewooners dier zelfde landdreeken, alwaar men bij de aankomst der Romeinen, en zoo lang zelfs als het roomsch gebied geduurd heeft, een braaf, drijdbaar, en onbuigzaam volk, de wapenen altijd met onverfchrokken moed had zien voeren; en ten minde , werden zij geflagen, hunne nederlaag drijdende ondergingen? Waar is, in 't bijzonder, de fcheepvaart en fcheepsmagt van dit volk, en van de gallifche kusten gebleeven? Zal men zeggen, dat de natie verbasterd was, de zaaken verloopen; dat de Noormannen den koophandel, en daar door ook de zeevaart, tot hun hadden weeten te trekken, en voorts de fcheepsmagt der Franken hadden doen vallen, en de haare zoo hoog doen klimmen? Dit zijnde, vraagenwij, wat gaf hun dit voordeel? Men leeze en overweege de gefchiedenisfen, en men zal vinden, dat de rede van dit ver-, val van krachten in het frankifche Rijk, enkelijk ge- zogt O) Velly -Hijl- de France T. II. p. 155. O) Vaderl. Hifi. II. D. bl. 87. Velly Hifi. de Francs T. II. p. 158. & fuiv.  R IJ K D O M. 101 zogt moet worden in eene verbastering van 't Staatsbewind De befchrijving der oorzaaken, welke de roomfche heerfchappij te gronde hebben doen gaan, kan, met de toevallige veranderingen, op het verval van alle Staaten toegepast worden. Rijkdom en magt vindt men overal, daar wijs bellier is: armoede cn magteloosheid, daar onverftand heerscht. Dus is het met de huisgezinnen, dus is het met de Burgerftaaten gelegen. Gelijke oorzaaken brengen gelijke uitwerkfels voort. Het frankisch gebied, na den dood van Clovis, tot zijne kinderen overgaande, en onder dezelve verdeeld, begon terllond zijne krachten en magt te verliezen. Kort fchetst Mo re au deszelfs toeneemend verval : „ Men kan (zegt hij) de duu„ ring van 't eerfte gedacht onzer Koningen in drie „ tijdperken bepaalen. Van Clovis af tot aan Clo„ taris den II., werd de magt van 't Rijk uitgeput, „ door 't misbruik 't welk 'er door de Vorften, die „ het onder zich verdeelden, van gemaakt werd: „ trouweloos jegens eikanderen; heerschzuchtig, on„ rechtvaardig, wreed, werkten zij tegen zich zel„ ven, teffens een Hecht voorbeeld van ongebon„ denheid geevende aan die geenen, aan wien eenig bewind werd toevertrouwd. Van Clotaris tot „ Dirk den III. lieten zij hun gezag ontglippen, en „ verlooren het ten eenenmaale: een groot man had „ het nog kunnen herwinnen, maar ongelukkig was „ die man toen de eerfte Hofbediende (Maire du „ Palais j : de troon werd fchier altijd bezeeten „ of door kinderen, of door onbekwaame Vorften. „ Eindelijk van Dirk den III. af tot op den laatften „ Childerik, zoude het den bekwaamden Vorst met ,, de («) Zie Velly Hijl. de France T. II. G 3  iop. HOLLANDS „ de beste poogingen niet hebben kunnen gelukken, wederom in zijne rechten te treeden. De Heerfchappij moest ten val, of de Kroon tot den „ cerlten Hofbedienden overgaan" ( a ). Kan men, op eene diergelijke befchouwing, zich verwonderen, dat onder zulke hoofden de afgelegen gewesten, die, welke naast aan de kusten grensden, tot magteloosheid vervielen Oexluu'ig door binnenlandfche beroerten bezet hoe zouden die Opperheeren hebben kunnen denken, om zich tegen uitheemsch geweld gewapend te houden ? daar men beilendig in zijne eigen ingewanden bezig was te wroeten, moeiten de uiterlijke deelen van 't ligchaam hunne krachten zekerlijk verliezen. En hoe konde, bij zodaanig verval, de fcheepvaart en fcheepsmagt in (tand blijven, daar men, om die huifelijke twisten, clkanderen flechts op 't vasteland te lijve viel? Karei de Groote, hoe groot men hem affchildere, welke vermogens, welke verheven hoedaanigheden men hem toefchrijve-, en hoe gelukkig hij in zijne onderneemingen geweest zij, had met alle zijne overwinningen, met alle zijne itaatsbefchikkmgen, kortom, met al het geen hij gedaan heelt of laaten doen, om het gebied der Franken op eenen vasten en geregclden voet te krijgen, het nooit zoo verre kunnen brengen, van het ïranfche Rijk van zijne oorfpronkelijke kwaaien te gencczen. Zelfs zijn 't zijne uitgebreide overwinningen , (a) Discours fur i'ÏIifloke de France T. IV. p. 338. (Zi) „ Frankrijk (zegt Velly l. c. p. 125. fpreekende „ van Karei den Kaaien) het welk hij tün prooi liet aan de „ woede der Noormannen, heeft in dien Vorst eerder een ,, listigen,dan braaven Prins gevonden; meer onderneem-ziek „ dan in ftaat om iets uit te voeren; even zoo zwak als hij verwaand was ".  R IJ K D O M. 103 ' nineen, zijne zegepraalen, zijne overheerfehingen, die de noordfche volken verbitterende, hun met eenen eeuwigen haat opgezet hebbende, eene zuchttot i wraak inblaazende, hen al vroeg deeden bedacht zijn, 3 om bij gelegener tijd, hun verhaal te neemen, over 't ongelijk hun aangedaan, en aan de Franken duur I te doen betaalen al die wreedheid tegen hen geoeftend. Daar was dan alreeds, aan den eenen kant, I een onweder in het Noorden gereezen, dat, bij t keven van den Keizer opgezet en dik zwellende, I ?lleen naar zijne aflijvighcid wachtte , om op het franlche Rijk uit te barften; en aan den anderen kant, bleef 'er in het Rijk een gebrek duuren, het welk hetzelve onbekwaam maakte om dat onweder te keeren. Daar van daan die onophoudelijke optochten der Noormannen, hunne ftrooperijen, rooverijen, en verwoeftingen: daarvan daan die onmaot der geenen die onder het fransch gebied behoorden. Het voorbeeld der Vorften, opgevolgd wordende door de Grooten, die eenig bewind over kmdftreeken hadden, was het niet te verwonderen dat 'er bij de Graaven, en hunne Stedehouders, niet meer deugd, beleid, dapperheid, vlijt 01 bekwaamheid, dan bij hunne Overheeden zeiven te vinden was. Braave luiden werden ook met gezocht, of als onbekwaam buiten bewind gehouden. _ Karei de Groote had den val van zijn Rijk voorzien, le kloek, om niet te begrijpen dat de hupmiddeen, welken hij tot het ftaan blijven van zijn Rijk gebruikte, 1 alleen door zulke handen als de zijnen konden worden toegebragt, baarde hem de wankele Jaat vaj ,; zijne heerfchappij eene innerlijke fmerte. Zijn Ruk I ging over, bij verdeeling, tot zijne kinderen; en 1 die&verdeeling, verdeeldheid onder dezelven en on' der hunne afrtammelingen verwekkende, bragt nuni ne onecnigheid al mede niet weinig toe tot het ver0 q 4 zwakken  104 HOLLANDS zwakken van datuitgeftrekteligchaam, 'twelk met zijn affterven zielloos icheen geworden te zijn. Wierd het vereischt, men zoude in de Gefchiedboeken ftaaltjens genoeg vinden, ten bewijze, dat, bij aldien het roer van t algemeen bewind wel beftierd was geworden en de Landzaaten niet ten eenenmaal buiten alle befcherming waren gelaaten, de Noormannen ligt te «uiten en te bedwingen zouden zijn geweest; en hoe zeer de zeemagt geheel en al, in die t jden, verzwakt was, dezelve nochtans ligt herfteld en in aanzien gebragt zoude hebben konnen worden. Joeg Keizer Lodewijk, in den jaare 837, den Noormannen niet een fchrik aan, enkelijk door zijnen aantocht; toen deze Walcheren, Duurftede, en andere piaatfen waren komen verwoeften ? „ De Vorst liet „ de Graaven, wien hy de befcherming der zee„ kusten toevertrouwd had, voor zich komen, en „ vernam dat het wel gelukken van den aanflag'der „ Deenen, ten deele aan de onmooglykheid om hun „ behoorlyken wederftand te konnen bieden, maar „ ten deele ook aan de ontrouwe en ongehoorzaam„ heid van^ eenige Graaven te wyten was. Zedert „ werden 'er andere Graaven tot verdedioróo- der „ Grenzen aangefteld. Ook werden 'er in verfchei„ de Havens bevelen gegeeven om in alleryl eene „ vloot in zee te brengen" f» Hier uit is af te neemen: dat, even als 'er ten tijde der Romeinen Strandvoogden zijn aangefteld geweest, aan wien de' beveihgmg der kusten en der ftroomen werd bevolen, dus ook onder de Franken, en wel onder de opperheerfchappij van Karei den Grooten, diergelijke gezaghebbers het bewind over de kusten en de beveiliging der zee gehad hebben: (F) r>c. dat 'er in («) Wagenaar, Vad. Hifi,. II. D. b! <± (b) Morisotus Orb.Marit. L. I. C. "3. L II C 28  R IJ K D O M. 105 in deze gewesten, altijd een genoegzaame voorraad moet geweest zijn tot den fcheepsbouw noodig, als mede een genoegzaam aantal van fcheepstimmerlieden, en ook een genoegzaam getal van fcheepsluiden; het welk alles vereischt word, om eene vloot te kunnen uitrusten en bemannen, 't Is waar dat in de Hiftorien van dit bevel van Lodewijk weinig vrucht gezien word: daar kwam geen vloot, en de Noormannen gingen fteeds hunnen gang met rooven en plunderen: maar het is ook waar, dat Lodewijk niet gefchapen was, om vorftelijke bevelen te doen nakomen. Te zwak, om eene kroon te draagen, werden alle de banden van onderhoorigheid, door zijne bedeestheid en flaauwheid, ten eenenmaale geflaakt; geduurig in onmin met zijne zoonen, die telkens op nieuw tegen hem opftonden; weinig of niet gehoorzaamd van de Grooten, welke al voor den tijd van Karei den Grooten geleerd hadden 't gezag der Vorften in den wind te flaan, zag hij geen anderen weg open, dan om voor ieder toegeevenheid te gebruiken. Van de aanhoudende invallen der Noormannen gefprooken hebbende, zegt Velly: „wij „ hebben gemeend dezelven te gelijk te moeten „ verhaalen, om de aandacht van den Lezer niet af „ te trekken: deze droevige voorwerpen dus bij , een gebragt, doen 'er te beter door zien de zwak" heid&der regeeringe, welke zelfs onbekwaam was, „ om order te ftellen; en de onkunde van die „ fchier barbaarfche tijden, in welken men zich „ even zoo min verftond op 't verfterken van plaat„ fen, als op het vinden van hulpmiddelen tegen de onheilen" (tf). Dat echter de onkunde zoo groot niet was als deze Hiftorielchrijver fchijnt te (0) Velly ffift. de F,ance T. II. p. fl. & 72. G 5  lofj HOLLANDS te gelooven, is niet alleen af te neemen uit het geen wij te vooren hebben aangetekend, maar kan uit laater gebeurtenisfen nog klaarer aangeweezen worden. Roruk alleen kan ten voorbedde ftrekken, zoo van de zwakheid van het toenmaalige ftaarsbewind, als van de magt, welke men tegen de Noormannen had kunnen gebruiken, en, onder een kloeker gebied, zoude gebruikt hebban. I n de plaats van in zijn eigen boezem te tasten, zich zeiven te hervormen, ging men, gelijk het onder een geefteloos bellier altijd gefchied, de onheilen van den Staat aan dc onderbewindvoerders wijten. Roruk, een Noorman van afkomst, doch eenig gezag binnen Duurftede hebbende, word onder anderen , door Lotharius befchuldigd, dat hij de onderneemingen der Noormannen onder de hand begunftigde. Aangetast, in hechtenis gefmeeten, daaruit ontvlooden , de befcherming van Koning Lodewijk verkreegen hebbende, verzamelt hij eene vloot, loopt het Rijk van Lotharius langs de kusten der Noordzee af, vaart, eenigen tijd daar na, den Rhijn op, overmeeftert Duurftede, en dwingt Lotharius, hem die Stad en eenige Graaffchappen af te ftaan, „ met be„ ding echter, dat hy behoorlyk opzigt hebben zou, „ op de invordering der fchattingen en andere inkom„ ften, tot de Keizerlyke fchatkist behoorende, en de „ Landen, die onder zyn bewindgefteld werden, te„ gen den inval der Deenen befchermen". ( a ). Wat kracht zodaanig beding had, is uit de omftandigheid, in welke het gemaakt werd, ligt te bevroeden. Niet te min gaf deeze ftap van Roruk gelegenheid, dat zijn neef Godefrid, naderhand hier te lande, de bezittingen van zijnen oom kwam opeisfchen, en de gevolgen had, welken wij hier vooren aangetekend■ hebben. Daar (a) VaL Hifi. II. D. bl. 64 & 65.  r ij k d o wl 107 Daar de Noormannen tegenftand ontmoetten, was de zege niet altijd op hunne zijde: m een (lag tegen de Franken, omtrent den jaare 9 fojW* den 'er negen duizend (o). ÏNa dat Karei QCharL le Gros) fchandelijke verdragen met de [Noormannen gemaakt had (*) , zag men Ludes meer als eens over die woefte volken zegepraalen. Men weet hoe naderhand de Noormannen in t bezit van Normandvö, een gewest van Frank..,k, dus naar hen genoemd, zijn geraakt, en op wa wijze het voorts onder de afftammelingen van karei den Glooien met let Rijk der Franken is toegegaan. Ondertusfchen gebeurde hier te lande het geen m t scheele frankifche Rijk gefchiedde. De Graaven, (of onder welke andere naamen de Oneer-bewindhebbers van den Lande, of Onder-landvoogden, eenie gezag voerden) begonnen zich meer eigen hoo- fczag aan te trekken, zich minder verplicht te rekenen aan de opperheerfchappij , onder welke zij ftonuen: 't was natuurlijk. Die het roer laat «-lippen, zal vruchteloos op het ontzag en de onderwerping zijner fchepelingen blijven aandringen. De Landzaaten aan hun zeiven ovcrgelaaten, terwijl de broeders, welke het Rijk verdeelden, met hunne aanhangers den krijg tegen eikanderen voerden , moest 'er noodwendig eene verandering ten aanzien van 't verband der -Gnuiven met dc Vorften, voorvallen. De Graaven begonden niet alleen erfelijk te worden, nmr ook heerfchappelijk te regeeren (c) Het gevolg hier van was, dat de Graaven, eigen Heeren wordende van zekere landftreeken of gewesten, en door geen aiii • (<0 Velly Hifi. de France T. II. p. 154■ (61 Velly l. c. p. 156. & («,-) Wa gewaar Vad. Hifi. Ml D. bl. 99- ,  io8 HOLLANDS anderen band gehouden dan de leenroerigheid, meer belang kreegen aan de grootheid en bloei hunner bezittingen en landgoederen. Door hunne landzaaten aangezien als befchermers, welke hen, niet alleen tegen het uitheemsch geweld, maar ook tegen de willekeurige befchikkingen van het Hof konden dekken, verkreegen zij eenen invloed op het gemeen , welke hen ligt een volftrekt oppergezag over hen deed verkrijgen. De Graaven en andere Onder-overheden begonden te doen, het geen de Vorften hadden bchooren te doen. De inen opgezetenen kreegen beftendig het graafelijk oezagvoor hun gezigt; verlooren het Koninglijke&of Keizerlijke uit het oog. Na den moord van den Noorman Godefrid, en met het begin van de tiende eeuw, ziet men hier (ten minfte voor zoo veel ons de hiftorien lceren) meer zorg voor den voorfpoed en de zeekerheid dezer landen. De invallen der Noormannen begonden tegenftand te vinden O) Eindelijk hielden die op (£); en hoe fterk deze gewesten bij aanhoudcnheid door inwendige vcrdeeling gefcheurd zijn geworden, ziet men ze echter in magt en aanzien toeneemen. Jammer is het, dat wij 'er m de hiftorien zo weinig gewag van vinden. Wagenaar heeft Hechts veertig bladzijden hefteed, tot den loop van de geheele eeuw, in welke, binnen ons land, de veranderingen zijn voorgevallen , die voor ons van het meefte gewicht zijn. Want hoe zeer men uit de bedrijven der Noormannen zoude moeten beiluiten, dat de geheele vaart dezer gewesten te niet was geloopen, treft men echter hier en daar gebeurtenisfen aan, die ons overtuigen dat, hoe hoog het geweld der noordfche volken O) Vaderl. Hijl.. II. D. bl. ng. (b) Vaderl. Hijl- II. D. bl. 134 — 13-,.  R IJ K D O M. 109 volken was gereezen , en welke zwaare ftagen zij der fcheepvaart en fcheepsmagt mogen toegebragt hebben, deze nochtans , onder die belemmering , en verdrukking , meer waren toe - dan afgenomen. H Hoe zoude anders Roruk, wien Lotharius een I o-edeelte van Holland had afgedaan, 'er eene vloot li hebben kunnen uitrusten , met welke hij naar het 'I Moorden, en zelfs naar Deenmarken, overftak. N a a het geen dat wij te vooren, wegens de fcheep> i tochten der bewooneren deezer gewesten, hebben op: bemerkt, is het ligt te denken dat zij al vroeg, langs ■■ en op de rivieren en binnenwateren krijg gevoerd hebi ben, offchoon 'erin de Vaderlandfche Hiftorie weiei nig melding van voorkomt. Wij hebben'er te vooren, ij ie?s van bijgebracht O): en hoe minder het ons ■ aan Schrijvers mangelt, hoe meenigvuldiger de blij! ken 'er zich van opdoen; behalven dat het zeer vreemd ■ zoude zijn, dat het zelfde volk, dat zich in ftaat had gefteld, om zich op zee te handhaaven, verzuimd zoude hebben , om zich, bij bekwaame gelegenheid, tot zijne behoefte, onderhoud, beveiliging en verdediging, van de rivieren te bedienen, daar het zijne wooning, voornaamelijk tusfchen de twee armen des Rhijns, genomen had. De Batavieren wa- | ren met fchepen of fchuiten gekomen (£): nader aan zee gehuisvest, hebben zij in hun nieuw vaderland, den fcheepsbouw en de fcheepvaartkunde niet verwaarloosd, maar eerder dagelijks geoefendv de volken, die hun opgevolgd zijn, hebben van 't geen 'er bereids was, van 't geen zij vonden, van 't geen zij hoorden en zagen, hun voordeel gemaakt, en zich geiterkt De ftaatsverandering, door welke de Graaven, en andere Grooten, onaf hangelijker werden, (a) Bl. 25. 43- 61. 63. (£>) Wagjjnaar. Vaderl, Hijl.  iio HOLLANDS werden, gaf ook aanleiding, dat ieder van hun, zijn recht met het zwaard verdedigde. Hier uit verfcheiden binnenlandfche oorlogen, tusfchen de bijzondere Graaven, en anderen Hoofden Dezelven 'werden toen zoo wel te water als te land gevoerd. Behalven verfcheiden geringe tochten te water, omtrent den aanvang der elfde eeuw, zien wij kleine vlooten, beftaande uit roeifchepcn. den Rhijn bedekken. Zoodaanig was de vloot, welke de Hertog van Lotharingen, verbonden me^ de Bisfchoppen van Keulen, Kameryk en Luik, op den Rhijn, uitrustte, om den Graave van Holland, de ftad Dordrecht te ontweldigen. Op het einde dier zelfde eeuw, viel 'er een fcncepftrijd voor, tusfchen diergelijke vlooten, beftaande uit kleine fchepen en ligte vaartuigen ' tusfchen Diederik, Graaf van Holland, en den Ke'izeren hoewel dit het eerfte gevecht van die natuur is^ van welk wij in de Gefchiedenisfën melding vinden,7 (om die van Cerialis tegen Civilis onaangeroerd te laaten) is het echter zeer waarfchijneliik, dat deze wijze van ooiloogen en ftrijden, niet nieuw ware in een land, aan alle kanten met rivieren doorfneeden, en door de zee omringd. Men ziet nog in die zelfde eeuw, Rcbert den Fries, wien deBisthon van Utrecht, H vescantur, aut recenti, aut tam rigmtem in ipfis pecudum fera„ rumque coriis manibtis pedibusque fubigendo" ; 't welk ook te kennen geeft dat de Germaanen wild aten. Volgens Tacitus brengen zij, geen oorlog voerende, „ veel tijds met jaa„ gen door, C. 15. doch teffens zijn zij ook gewoon onder„ aardfche hooien te openen, en die boven op met veel mest, „ tot uitvlucht des winters, en berging der vruchten te laa^ „ den ". C. 16. (a) Wagenaar begaat denzelfden misdag in zijne Vad. Hijl. D. X. bl. 15.  R IJ K D O M. 120 rivier-visch, zullen gehad hebben? dat die, welke den Rhijn, de Maas, de Waal, den Ysfel, de Zuiderzee bevoeren , nimmer met de lust bekroopen zullen zijn geweest, om visch tot fpijs te maaken? Is het te gelooven, dat die, welke hunne woonplaatfen het diehstaan de kusten van den Oceaan hadden opgeflagen, die 'er eene fcheepvaart hadden, die ter zee voeren , nimmer begeerte zullen gehad hebben , om te beproeven , of de zee hun eenig goed voedfel konde verfchalfen? Indien 'er (laat te maaken is op het verhaal van Plinius, moeten de Kauchen 'er ongevoelig toe zijn uitgelokt. Zie hier op welke wijze die Natuurkundige van den leevensflaat derKauchen fpreekt O). „ Dat arme volk wóont „ daar op heuvelen of werven, die zoo hoog met de „ handen gemaakt zijn, dat 'er de hoogfte vloed niet „ bijkomen kan. Ais 'er dan hutten op die hoog„ ten ftaan, zou men zeggen, dat die menfehen op „ de zee dobberen, wanneer de wateren alles rontom „ bedekken; dog wanneer de wateren weder afwij„ ken, dan, zou men zeggen, dat zij fchipbreuk ge„ leden hebben: en zij gaan omtrent hunne hutten „ op de jacht van de visfehen, die met het aflopen,, de water ook te rugge keeren. Zij hebben gene „ gelegenheid om vee te houden, of zich met melk „ te voeden, gelijk hunne nabuuren doen. Zelfs „ hebben zij de gelegenheid niet, om met wilde „ dieren te vechten, dewijl het land daar omftreeks. „ ontbloot is van allerhande heellers Zij vlechten „ touwen van wier en biezen, om die, als netten, „ voor de visfehen te fpanneri. Zij krijgen het {lijk „ met de handen, dat zij niet zoo zeer in de zonne, „ als («) Hijl. Nat. L. XVI. C. r. ook aangehaald, bij Qï.0 vbrius, Bat. Oudh. D. II. bl. 197- 241I. Deel. I  i3o HOLLANDS „ als in den wind droogen, en met die aarde braaden zij hunne kost, en warmen zij hunne ligchaa„ men. Zij hebben geen anderen drank, als regen„ water, dat zij aan den ingang van hun huis. in „ kuilen bewaaren. En zekerlijk, deze Natiën, als „ zij van de Romeinen overwonnen werden, zou» „ den zeggen, dat zij in ilaavernij waren. Voorwaar „ de Fortuin fpaart 'er veelen tot hunne eige ItrafFe." Indien deze befchrijving een afbeeldfel behelst van den Haat der Kauchen , of van de bewooners der ftranden langs den Oceaan, ten tijde dat de Romeinen in deze oorden zijn aangekomen, dan' is 'er ten minlle een volk geweest, dat visch tot voedfel gebruikte: waar toe zouden de Kauchen tog anders den agterblijvende visch met de hand gevangen hebben? Julius Caesar, die geen lust fchijnt gehad te hebben, om onze ftranden te bezoeken fpreekt echter van 't gebruik van visch en wel zoo, dat hij de bewooners der Eilanden , welke nader aan den Oceaan door den Rhijn gemaakt worden, befchrijft als wilde en ontmenschte volken, die van visch, en van eyeren van vogelen leefden. En oflchoon de vaderlandfche Hiftoriefchrijvers, zoo weinig als de vreemden, hun werk fchijnen gemaakt te hebben, om dit gewichtig gedeelte onzer gefchiefchiedenisfen na te gaan, en van 't gebruik van visch tot voedfel, even zoo min als van de visfeherij in de vroegere tijden, gewag maaken, behoeft men evenwel Plinius maar te leezen, ter plaatfe daar hij (a) Cluverius, Bat. Oudh. D. II. bl. 78. (b) De Bell. Gall. Lib. IV. g. 10. 6? ubi Oceano appropinquavit in plures dijfluit partes, multis ingentibusque infulis effeüis, quorum pars magna aferis barbarisque nationibus incolitur ( ex quibus Junt, qui piscibus atque ovis avium vivere exiftitnantur) multisque capitibus in Oceanuminjluit. Zie hier over ook Vossius m Objerv. ad Pomp. Mul. L. LIL C. VI.  R IJ K D O M* tp hij over de visfehen handelt, om volkomen overtuigd te zijn, dat overal, en dus inzonderheid mede in onze landftreeken, daar oevers, zeekusten en ftranden bewoond zijn geweest, de visfeherij ook geoefend is geworden. Plinius fpreekt van het vangen van een grooten zeevisch, in 't bijweezen van Keizer Claudius; en maakt bij die gelegenheid gewag van netten (ö): ook maakt hij melding van netten, bij gelegenheid, dat hij verflag doet van 't vangen van zee-ezels, door hulp van Dolphijnen (*): hij befchrijft ons de wijzen, hoe de fchildpadden gevangen worden Cc); voorts fpreekt hij van groote visfehen, welke in den Donauw, inde Main, en in den Rhijn gevangen worden , en zoo zwaar vallen, dat 'er twee osfen van noode zijn, omze op te haaien (d): en niet alleen dat Plinius van die visfehen, en van de vangst derzelven gewag maakt, maar hij fpreekt ook nog van de visfehen, en van de deelen van fommige visfehen, welke tot voedfel boven anderen verkoozen worden CO; onder anderen van den Barbeel, welken de Noordzee voortbrengt, als van eenen overheerlijke» visch (ƒ); van rivier-zalm, die in Spanje boven de zee-zalm geacht word (g); van de aalvangst (A); van de purpervangst (fV, van de zeeduikers (*); van de oefter-vijvers (/); van het visfehen van Anthias C«); van de paarlvisfeherij («)• Als men alle die verfchillende foorten van visfehen, en de wijze op welke fommigen gevangen of opgehaald worden, befchreeven vind; en nog meer, als men bij 1 li- n 1 u s co m »*>L-IX-c-6-pra!tendi jusJït CMfar plagas tnultiplkes inter ora portas. r (b) l. c. C. 8. co L c- c' io- (d) h , ' r ,8 (I) 1. e. C. S4- (m) L c. C. 59. (») '•-•<-• 33I 2  132 HOLLANDS nius leest, dat het gebruik van die visfehen zeer fchadelijk word, door de verfcheiden faufen, met welken zij worden toebereid (#) ; en dat de engelfche oelters de voorkeur* verdienen, boven alle anderen (£), zal men dan nog in twijffel trekken, of de bewooners van onze ftranden en zeekusten werk gemaakt hebben van visfehen, voor dat 'er de Romeinen kwamen ; of (zoo zij al eens van 't visfehen niets geweeten hadden) nimmer van de Romeinen zullen geleerd hebben, hoe zij uit het water, een goed en bekwaam voedfel konden krijgen? Zal men denken, dat de Romeinen, op visch verlekkerd, aan en bij onze ftroomen, van die aangenaame fpijze zul • len afgezien hebben, en dat zij dit middel van onderhoud voor hunne legers zullen hebben verwaarloosd ? en bijaldien dezelve zich 'er van bediend hebben , dat nochtans de bewooners dezer gewesten dat zullen hebben aangezien, zonder trek tot visfehen, en tot het eeten van visch te krijgen? Zoo 't ons voorkomt, is dit alleronwaarfchijnelijkst en ftrijdig met de natuurlijke geaartheid van den mensch, waar hij woone,, en hoe hij anders gefteld zij. Gebruikte men fchepen in zee, om den visch Anthias, om fpongien, om paarlen te visfehen, wat waarfchijnelijkheid , dat dezelfde fcheepslieden achtergelaaten zouden hebben, om met dezelfde fchepen visch totdagelijksch onderhoud te vangen. Het gebruik van fchepen, tot de visfeherij aangelegd, kan ons overtuigen, dat men in de vroegfte tijden, zoo verre de Hiftorien ons eenig licht kunnen geeven, niet Hechts op de oevers en ftranden, maar ook met fchepen aan 't visfehen in de ruime zee is geweest. Fet was met een visfchers fcheepjen, dat Appius Claudius den vijand op de ftroomen ging be- fpie- <-a) ;. c. C. 34- (b) l. c. L. XXXII. C. 6.  R IJ K D O M. 133 fpieden (tf). Plinius fpreekt van een foort van visch, welke op de visfchers fchepen loert (£); van netten, van welken de Kauchen zich bedienden, om te visfehen (c). Boven dien, (voorzoo verre wij het konnen inzien), is het zoo natuurlijk, dat volken, die aan oevers, kusten, en ftranden woonen, zich op 't vislchen toeleggen, dat het bewoonen van die plaatfen zeiyen de visfeherij medebrengt. Waar men ook, 't zij in het Oost, 't zij in het West, van volken hoort fpreeken, die omtrent ftroomen eenig verblijf hebben, zij mogen zoo wild weezen als men wii, zij gaan uit op de vischvangst, even als op de jacht, ter plaatfe daar wild is, en op de vogelaarij, daar vlucht is. De Heer Stoer os (d), fpreckende van de Friefen, zegt, „ dat zij meest „ leven van hunne vangften, 't zij van wilde dieren „ of van visfehen; hunne fpijzen was liegt, en zon„ der veel omflags, beftaande meest uit melk, bo„ ter, kaas, en vleesch, zoo wel van hun vee, als „ van de jagt; doch de bewooners der zeekusten, „ die doorgaans de armfte waren, aten meest in de „ zongedroogde visch." 't Is meer dan waarfchijnelijk, dat de bewooners der zeekusten visch, in de zongedroogd, gegeeten zullen hebben, wij hebben: het getoond: echter zoude de Heer Sjoerds ons dienst gedaan hebben, met het gezag, op welk hij het verhaald, aangetekend te hebben. Dezelfde Schrijver van de oude Friefen in zijne (fl) AüRELIUS VlCTOR. C. 37. § 3. (Z?) Grajjatur aries ut ktro. Et mine grandiorum "avlum in Jak Jlantium occultatus umbrd, fi quem nandi volupius invitet, exJpeÜat: nunc elato extra acuam capite, pifcantium cymbas fpeculatur, occultusque adnatans mergit. HJi. Nat. I. c. C. 54. (c ) Ulva ö? palujlri junco funes neiïunt ad praetexenda pisciius retia Hift. Nat. L- XVI. (d) Eefchrijving van oud en nieuw Friesland. D. I. bl. 322. I 3  134 HOLLANDS ne Jaarboeken fpreekende, zegt, dat hun voornaamfte bezigheid beftond in de jacht, visfeherij, en een weinig landbouw (V); doch wijst ons niet aan, waar hij dit geleerd heeft. Wij hebben hier boven aangetekend , dat in den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden, XVII. Hoofdd. (£), gemeld ftaat, „ dat de oude ingezeetenen dezer landen zich „ geneerden met den landbouw, de jagt, en het „ visfehen in de binnewaters en rivieren"; doch al mede, zonder dat de Schrijver van dat werk de bron aanwijst, uit welke hij dit bericht gefchept heeft. Cluverius in de korte fchets , welke hij van V oude Batavia, II. Hoofdfl. (c) gegeeven heeft, zegt onder ander en: „ de landerijen achter de voorduinen „ liggen laager als de zee; hebben de rivieren, ge,, lijk nu, in zee geloopen, zoo moeten noodzaa,, kelijk, als 't water opzette, de landerijen tuslchen ,, de voor en achterduinen overftroomt zijn gewor,, den, en afloopende, alleen maar ondiepten zijn ge„ weest ,, daar de Rhijn zich als in een boezem ont„ last heeft. Dit is klaarder als eene mathematifche „ betooging; want zoo men eens in zijne gedach„ ten wegneemt alle de dijken, als de Maas- Rhijn„ Ysfel en zee-dijken, zoo zal men zonneklaar „ kunnen begrijpen, dat alle de landen van Batavia „ VfOoningen der Visfchers geweest zijn Wanneer men dan al het geen wat ons van da Germaanen, de Batavieren, de Friefen , de Kauchen en onder wat naam men ook de volken betekene, die de tegenwoordige gewesten van den Vrijen Staat, in de vroegfte tijden, bewoond hebben, verhaald word , onder een oogpunt befchouwt, zal men, zoo wij ons verbeelden > weinig aarzelen, om te geloo- *<) I.D.bI.73. 0) XLD.bl.565. Cf) D.l.bl.4i&45-  R IJ K D O M. 135 gelooven, dat die volken meer of min voor hunne huishouding verfchillende fp>jzen en drank gebruikt zullen hebben, naar maate , dat de landen, bosfehen en ftroomen hun het een of 't ander, ruimer ut fchaarfer, aan de hand gaven; en inzonderheid, dat de bewooners der oevers, der kusten en ftianden, lang voor dat de Romeinen hier te lande zijn gekomen, de visfeherij hebben geoeffend , en goede visfchers zijn geweest; dat vervolgens door den omgang met de Romeinen, en de aanleiding, welke deze daar toe gegeeven hebben, de visfeherij merkelijk moet zijn aangewakkerd, zoo op de binnenwateren , als op de ruime zee. Althans wij kunnen o-een beter blijk of bewijs van onze oude visfchenj bijbrengen, dan het geen de Staaten van Holland zeggen, wanneer die, in den jaare 1545, aan Keizer Karei den V. vertoonden, „dat in voorleden jaaren „ de inwoonders van onze voirfz. Lande van Hol" land, henhiyden behelpende metter vis„ sciïeryë" £» En offchoon deze vertoogen gedaan ziin in den jaare 1545, en op dezelven dienvolgende kan aangemerkt worden, dat die geen bewijs uitleveren voor het aanweezen eener visfeherije eenio-e eeuwen te vooren ; zoude men daar tegen ook wel kunnen aanmerken, dat wij hier niet voorzien zijnde met klaare en duidelijke ftukken, enkelijk de zaak kunnen nafpooren op grond en redenen van waarfchijnlijkheid; en dat 'er getoond zijnde, zoo uit den aart van den mensch, uit de ligging van ons land, uit het geen gewoonlijk gefchied bij bewooners van kusteu cn oevers, uit het weinige, dat ons van de eerfte ingezetenen dezer gewesten uit de oude fchrijvers is gebleeken, dat het allerwaarfchijnelijkst is, dat dezelve zich hebben toegelegd op de visfehe- (a) Zie Bijlaagen A. I 4  136 HOLLANDS rij, dit getuigenis van de Staaten van Holland ten minde zoude kunnen (trekken tot verllerking van de andere aanduidingen; en de waarfchijnelijkheid helpen brengen tot eenen graad, welke met een volkomen bewijs gelijk gefield kan worden. Evenwel zijn 'er nog andere blijken voor handen, die al mede daar toe kunnen dienen. Wagenaar herinnert ons, dat Eduard de 1, Koning van Engeland, in den jaare 1285, den Hoilanderen, Zeeuwen en Friefen volkomen vrijheid heelt En indien (zoo als de Heer Wagen aar fchrijft (O) hét in den iaare .1482, maar weinige jaaren geleeden was, dat de haring verloopen, en van 't landfehap Schoonen naar de vlaamfche en engellche kusten geweeken was, zoude men dan van den eenen kant niet mogen twijffelcn of de vrijheid van te visfehen omtrent 'Jfarmouth, zich wel tot den haringvangst bepaald hebbe ; en aan den anderen kant niet met genoegfaame zekerheid konnen ftellen, dat de Amfterdammers niet enkelijk voor den koophandel, maar ook voor de visfeherij, eene plaats op Schoonen zullen gezocht en verkreegen hebben, en al vrij eerder of vroeger dan het door den Heer Wagenaar aangetekend word. In den Giftbrief naamelijk van Albrecht Koning van Zweden, door (a) Wagenaar fchrijft, dat Albrecht, Koning van Z weeden , den Amfterdammeren in Schoonen een ftuk land gaf. 111. D. bl. 25c. (fc) Zie Bij'laage B. (c) Vad. Hijl. III. D. bl. 499- I 5  Ï38 HOLLANDS door dien fchrijver aangehaald, vindt men eerder eene bevestiging en vermeerdering van reeds gegeevene voorrechten, dan eene eerfte vergunning. „ Haare „ Victen zuilen zyn en blyven in zodaanigen haaren „ ftand, alsfe altoos geweest hebben, gelykie dat „ bewyfen mogen, met brieven of met hare oudfie „ Burgers die op dat Land komen " Voorts met betrekking tot de Visjcherij', leest' men daar , „ dat een yghelyck der voorft. gemeine „ koopluiden hebben mag eigene fchuiten ende ghe„ reetfchappen tot de Visscherye, tot Schoonen „ voorfze.; en dat zy die daar mogen gebruiken en„ de visfehen naar hure wille, enz. " De oude ftukken doen ons zien, dat die van Kampen, Harderwijk en anderen, zich op de haring - visfeherij, al veel vroeger dan den tijd van welken Wagenaar fpreekt, toegelegd hadden, en wel inzonderheid op het eiland Schonen, waar toe zy al voor de dertiende eeuw vrijheid en vrijdommen verworven moeten hebben ( b ). Doorgaans, wanneer onze hiftorien eenige melding maaken van de visfeherij, verftaat men 'er de haringvangst door. Zelf Wagen aar, in den bladwijzer van de Vaderl Hifi., op het woord Visfeherij, wijst ons naar de haring-visfeherij: van de andere visfeherijen, en inzonderheid van die, welke aan de in- en opgezetenen zoo wel een voorwerp tot koophandel als een geduurig voedfel verfchaffen, word niets gezegd. Dat echter de visfeherij al in vroeger tijden, hier te lande, niet alleen met betrekking tot de harino-. vangst, maar in 't algemeen geoefend is geweest1, kan geen tegenfpraak onderhevig zijn. Men behoeft (0) Zie Bijlaage C. Pontanus Rer. Demic. (1) Boxhorn Tooneel van Holland, bl. 234. Bijlaage C.D.  R IJ K D O M. 139 hoeft Hechts Guiciardijn, Befchrijving van Nederland in te zien, ter piaatfe daar hij van de Maas, Waal, Rhijn en Schelde, met betrekking tot den visch, welken die ftroomen opleveren, fpreekt, om 'er van overtuigd te zijn f» Tot nadere bevestiging zullen wij 'er nog eenige verdere aanwyzingen van bijbrengen. De Bisfchop, Baldericus van Noijon, fpreekt van Dordrecht als van eene plaats daar niemant placht te woonen dan Jaagers en Visfchers, ende het was de gemeine erve in Visfcherije en de jogt van vilde Beesten (*> Van de visfcherije in de Maas ontmoet men melding in zekere Brieven van den Keizer Ottho II. (O, voorcs no§ van verfche,1_ de visfcherijen , en in 't bijzonder mede van de thollen in de visfcherije in het dorp Solen, ende m de riviere Iffel, 't welk genoemd word de Katetol, aan 't Kloofter van Altena gefchonken ( n Van (3) Bladz. 13. en volg. (7j) Boxhorn /. c. bl. 74, (c) Boxhorn l. c. bl. 235. ld) Boxhorn l c. bl. 31S(e) Vad. Hifi. II. D. bl. 120.  140 HOLLANDS Van 't bezit van de Kerk van Utrecht, met betrekking tot de Visfcherijen, vind men breder verflach in den Naamlijst van de goederen der Utrechtfche Kerke, welken zij voor de tijden van Qdibaldus den XII. Bisfchop, (zoo in het thans genaamd Holland als elders) gehad heeft. Men Jeest 'er naamlijk: In Duurftede eene kerke met wateren, waterloopen, visfcherijen. - In het dorp Germeni , zoo wel van de landen, weiden, als Visscherijen... Gelijk ook Isla (de T/el) het water loopt door bosfchen, weiden, of Visscherijen... De Visscherij, welke Gerulf heeft, in 't uit er ft e deel van de rivier den Rhijn... Warmere (Wormermeer) de o-e- heele Visscherij. _ Uteromeri (Ufermere) de uitwerping der Netten, het geen Tragel cre. noemd word, geheel, en de helft van de Vissche- rije. Dalmarfe (Defelmiere) de geheele Visscherije. Gotfewald (Getzewad) in de rivier Fennapa, de geheele Visscherij. Amathen (Muiden') zeven Were om te Visschen... — In Nesfe, het vlek met de geheele Visscherij ... ook de tienden in Almere (Alkmaar} van de groote Vischnetten ... maar de andere Visscherij in de rivier Fecht is en al de wateren in Nilïarlaca met de geheele Visscherij Alsmede Frefionowic is geheel St. Maarten, in landen, bosfchen, weiden, en Visscherijen enz. (a). Dus leest men ook dat Koning Arnulf, in den jaare 889, aan Graaf Gerolf gegeeven heeft eenige landen met Visscherijen €nz- W Koning Otto, in den jaare 944, aan de Kerken van St. Maarten en St. Maria te Utrecht <«) Zie Bijlaage E. (b) Mieris Ckarterb. I. D.  R IJ K D O M. 141 Utrecht O), het Graaffchap Lake en Isla (Lek en Ysfel) mee de Visscherijen. In 'c jaar 948, de Visscherij te Amufon en Almere (Alkmare'). De vroegfte gefchiedenisfen dezer Landen, en de oudfte ftukken tot dezelve betrekkelijk, nafpoorende, zal men ontwaar worden, dat het recht van in de rivieren, en in de binnen - wateren te visfehen, even als het recht van de jagt, en op den zeiven voet is aangezien geworden (b), naamelijk als een recht, dat den Vorst toekwam als Vorst, als Hooge Overheid, over welk hij mitsdien vrijwillig konde befchikken naar zijn goeddunken: op welken grond dan ook die menigvuldige giften zijn gedaan en vrijdommen verleend , van welken onze Vaderlandfche Gefchiedenisfen vol zijn. Aanmerkelijk is bij voorbeeld het Privilegie door Hertog Willem van Henegouwen aan de ftad van Naarden, in den jaare 1355, gegeeven , en waarbij de ftapel van de Visfeherij in die ftad is gelegd (c). Ook zijn 'er heel vroeg de tienden van de visfehen bekend geweest, gelijk uit het reeds aangehaalde te zien is : daar waren tienden , zoo te land als te water ( d). „ Als een foort van tiend„ gerechtigheid zoude ook geteld konnen worden „ de zoogenaamde Hofvis, zijnde zeker gedeelte „ van de vangst van den vis, die bij de visfers en „ zeeluiden langs de zeedorpen aan de Noordzee, „ genaamd Zuidftrand, gevangen, afgeflagen, en „ verkoft word. II. Deeze Hofvis is van ouds „ toebehoorende geweest aan de Graaven van Hol„ land, en in de oudfte zeedorpen door hunne ge- » mag- (a) Mieris l. .c. bl. 41. (i) Bent Verhandeling over 't Westfrifcbe Jagt-recht bl. 99. B. I. H. IV. Onderzoek of de Heeren van Westfriesland neejier der Visfcherijen zijn geweest. Bijlaage F. (c) Boxhorn Tooneel van Holland bl. 322. Bijlaage G. (d) v. d. Schelling Hollands Tiendregt LD. bl. 261.  ï4a HOLLANDS „ magtigden ontfangen. III. Zoo heeft Graaf „ Willem van Henegouwen, in den jaare 1333, „ eenen Hugo Janszoon van Hillegom, bij zijnen „ gezegelden lascbrief bevolen, zijne visfe te Kat„ wijk te verwaren, dat is, naar den ftij'1 van dien „ tijd, des Graaven regt tot een gedeelte van de „ vangst van dezen zeevis. IV. Of wel, bij „ verdrag en uitkoop, tot zekere fom van pennin„ gen, naderhand het pondgeld genaamd, waar te „ neemen, te bewaaren, in te vorderen, en te ver„ antwoorden " (a), Ook kan men bij dien Schrijver ,leezen, dat die Hofvis betaald werd van fchelvis, van fchol, van kaheljaauw, en anderen zeevisch; als mede van allerlei foort van rivier-visch ( £)■ D e benaaming van hoekjehen en kabeljaauwfchen, door welke men de twee verdeelde partijen, in de vaderlandfche gefchiedenisfen te over bekend, betekend heeft, doet nog zien, dat de kabbeljaauwvangst al zeer vroeg hier te lande geoeffend geweest moet zijn; en misfehien al van de eerfte visfcherijen, welken de zeeluiden hier,'en waarfchijnelijk eerder dan de haringvangst, geoefend hebben. Dat de visfeherij van kabbeljaauw in voorige tijden al aanzienelijk geweest moet zijn, is ligt af te neemen uit het aandringen van de fteden, belang hebbende bij de visfeherij, op de befcherming van de kabbeljaauw- en haring-visfeherij (V). Het is boven dien nog bekend, dat de visfeherij van kabbeljaauw, federt verfcheiden eeuwen, eenen grooten handel heeft doen drijven ; dat deze visch, zoo ingezouten als gedroogd, eene kostelijke fpijs voor binnenlandsch gebruik, voor fcheepsproviand, en voor den buiten- (a) v. d. Schelling teraangeh.pl. bl. 333. (b) Ibid. bl. 341. (c) Vad. Hijl. V. D. bl. 136 en 139.  R IJ K D O M. 143 ; tenlandfchen handel verfchaft: mogelijk wel beeft deze kabbeljaauw-vangst van de Hollanders aanleiding gegeeven, dat de Biscaiers en Engelfchen op : de banken van Terreneuve de visfeherij van bakelii jaauw, die een foort van kabbeljaauw is, hebben aan] gelegd: het is zelfs te vermoeden, dat die twee volIken de wijze van dien visch te bereiden, ook den Hollanderen hebben afgezien. D e haringvangst word echter van alle visfcherijen I gehouden voor de voornaamfte. Boxhorn houdt fhaar voor den eerften grond van den hollandfchen rijkdom (o). Zij word de goudmijn van • Holland genoemd. Het is bekend, dat zij eerst 1 dien naam begon te verdienen, na dat Willem Beuj kelszoon van Biervliet de wijze van den haring te I zouten en te kaaken, had uitgevonden (£). WeiniI ge ontdekkingen en uitvindingen zijn 'er, die zoo veel goeds, zoo veel nuts, en zoo veel rijkdoms J aan het menschdom hebben toegebragt. De uityinI der was zekerlijk wel waardig, dat Karei de V. zijner j nagedachtenis eer bewees. Deeze Vorst „ met zijne 1 „ fuster Maria, Koninginne van Hongarijen, te I „ Biervliet aangekomen zijnde, ende het graf van „ Beukelszoon gezien hebbende, heeft alle zaalig1 „ heid de ziele gewenscht" (O* 'I De haring, na dat Beukelszoon dien visch had I leeren zouten en kaaken, een fmaakelijker en tefI fens gezonder voedfel zynde geworden, groeide de I haring-vischerij merkelijk aan: zij verplaatfte, of 1 vestigde zich voornaamelijk te Enkhuizen en te I Hoorn, in welke laatfte ftad, in den jaare 1416, i het eerfte groote net is gemaakt. Sedert dien tijd be- (a) Toeneel van Holland Cap. V. bl. 37. (b) Boxhoen /. c. Vad. Hijl. III. D. bl. 499. (f) Boxhorn l. t. bl. 37.  144 HOLLANDS begonnen ook de fteden Enkkuizen en Hoorn Buizen tot de haringvangst ■ te gebruiken ; van welk foort van fchepen men zich heden nog daar tóe bediend O). In den jaare 1553, telde tnkhuizen alleen honderd en veertig Buizen door haar tot de haringvangst in zee gezonden In de Aanwijfing der heiljame politike gronden en maximen van de Republike van Holland en West■- vriesland, word van die visfeherij aldus gefproken (c ): „En om zijn voedfel uit der zee, „ die een ieder gemeen is, te halen, legd Holland „ feer wel; niet alleen aan een vis-rijk ftrand, en „ het dogger-zand, daar de fchelvis, kabeljaaw en „ ling in groote meenigte kan werden gevangen, en „ gefouten; maar ook aen de haaring-visferij, die „ nergens als omtrent de kust van Groot-Brittannien „ kan gefchieden; Naammtlijk van S Jan tot S. Ja„ cob, omtrent Hitland, Pkayril, en Boeketjes. Van „ S, Jacob tot Cruis-verheffinge omtrent Boekenes „ ofte Sevenist. Van Cruis - verheffing tot S. Catrijn „ in 't Diep-waater omtrent oost van Jarmuiden. „ En is deefe haring-vangst federt 250 jaaren, dat „ Willem Beukeifen van biervliet geleerd heeft de „ felve te kaaken, en te fouten, en in tonnen te „ pakken, neevens de kabbeljaaw-vangst, gewor„ den een foo kragtig middel van fubfiftentie voor „ ceefe Landen; infonderheid, vermits veele om„ leggende volkeren, door Religie, verpligt zijn, „ op feekere dcagen en weeken des Jaars, zich van „ vleesch-eeten te onthouden; dat alleen de Hol„ landers jaareliks en onlangs in vreedfaame tijden, „ met meer als duifend Builen van 24 tot 30 lasten » groot, (O Vad. Hifi. III. D. bl. 499. OO Vad. Hijl. V. D. bl. 38*. (O Cap. VI. bl. 27.  R IJ K D O M. 145 ; „ groot, ende met meer als honderd en feeventig „ kleinder fchepen binnen de gaaten van Texel ha„ ringkoomente visien. Sulks die duifend Buifen, „ voor een Jaar en drie reyfen uitgerust zijnde, ! „ meer als tien millioenen kosten, wanneer men het „ fehip met fijn opftaande Want op 455°' ende de „ uitrcedinge op 5500 guldens rcekend, fonder dat „ voor het tweede Jaar daar van ietwes overblijft „ als het bloote fchip, feer verfleeten en veele re„ paratien noodig hebbende. Sulks indien jaarliks „ met die duilènd Buifen gevangen werden ,»ten min„ ften veertig duifend lasten haaring, tot twee hon„ derd guldens het last, defelve jaarliks meer als agt „ millioenen guldens in Holland zouden brengen". Het belang, het welk het Gemeenebest bij de visfeherij in 't algemeen, en bij de haringvangst in 't bijzonder heeft, kan voor 't overige niet beter afgenomen worden, dan uit de fchikkingen, van tijd tot tijd, zoo onder de regeering der Graaven als naderhand gemaakt; om de visfeherij in eenen zuiveren ftaat te houden; voor flechte inkruipingen te behoeden; voor verval te bcwaaren; voor overlast en geweld te dekken: dan uit de poogingen, welken, aan den eenen kant, andere volken hebben gedaan, om ons in de visfeherij of na te volgen , of'er in te belemmeren; of 'er van te ontzetten; of die naar zich toe te trekken; en welken, aan den anderen kant, onze Voorouders hebben aangewend, om die te handhaaven en ftaande te houden; als te zien is uit verfcheiden Refolutien, van welken'er eenigen in den Codex Batavus zijn aangeweezen (0). De ligging zelve van Holland wijst ons de visfeherij aan, als tot dc opkomst van de fcheepvaart en fcheepsmagt de eerfte aanleiding gegeeven heb- ( a) Zie den Codex Batavus, op het woord Yiscb, I. Deel. K  146* HOLLANDS hebbende. Holland heeft even als Genua cn Venetië, de eerfte ftappen van zyne grootheid, aan visfehersfchepen te danken. Deszelfs eerfte bewooners zijn gedwongen geweest, om hun voornaamfte voedfel op zee te gaan zoeken. Uit nood, zeelieden cn visfchers, leerden zij ras de kunst, om visch te zouten, en voor bederf te bewaaren; en eindelijk, mede dc kunst, om 'er eene waar tot koophandel van te maaken, welke zij in de nabuurige landen verhandelen konden, tegen het geen, hetwelk hun ontbrak, om 't leeven te kunnen ophouden , of aangenaamer te maaken. Niemand derhalven zal dan meerder in twijfel trekken, of de bewooners dezer Gewesten hebben van de vroegfte tijden de visfeherij geoefend; en hunne eerfte opkomst en bloei aan het visfehen dank te weeten. Van den Koophandel. Hrlfet geen wij ten aanzien van de Visfeherij aangemerkt hebben, moeten wij ook, met betrekking tot den Koophandel, zeggen. Het is Hechts ter loops dat 'er onze Hiftoriefchrijvers iets van melden. De wapenkreet fchijnt hen alleen te lokken en op te wekken, even als of niets den mensch konde aangaan , dan de kennis hoe men eikanderen heeft weeten te vermoorden, en hoe men de landen in verWoefting heeft gebragt. Sedert eenige jaaren nochtans , heeft men begonnen de hiftoriekunde op eenen anderen voet te behandelen, en te denken, dat het niet beneden de waardigheid van 't mcnfchelijk vernuft was eenipjermaate te weeten, hoe de landen zijn fee-  R IJ K D O M. 147 bevolkt geraakt, de burgeiftaaten opgekomen, en tor eene zekere grootheid geklommen. In die befchouwing heeft men opgemerkt, dat men het welweezen van eenen Burgerftaat meer aan den ijver, de vlijt en de naariligheid, in 't oerfenen van kunllen, koophandel en vaart, te danken heeft, dan aan_de vernielende oorlogskunde; en dat, deze noodig zijnde terbefchermingevan land en volk, het andere alleen in (laat is om de landzaaten een gelukkig en genoeglijk leeven te doen genieten. Eenige beroemde Schrijvers, zoo Engclfchen , Franfchen, als Duitfchers en andere Vreemden, bereids de hiftoriekande wat meer betrekkelijk tot de burgerlijke inftellingen behandeld hebbende, moet het ons wat onbegrijpelijk voorkomen, dat een hcdcndaagfch fchrijver, welke voorneemt de gefchiedenisfen van een Land, wiens welvaaren, grootheid en rijkdom, voor t meerder gedeelte op de visfeherij en koophandel lteunt, te vcrhaalen, zich zoo weinig moeite heeft o-egeeven, om den loop van die twee bronnen van deszelfs beltaan, aanzien, magt en gezag, op te fpeuren, en 'er eenig verflag van te doen. Door den gewoonen tred weggevoerd, heeft hij, zoo men gisfen mag, het oude"fpoor weinig of niet durven verhaten. Wanneer men het ifte Deel van de PaderUiièfthe Hïftorie leest, zoo als Wagen aar die gefchreeven heeft, zoude men zeggen dat, voor de aankomst der Romeinen, 'er in onze gewesten geen koophandel gedreeven is, en dat dezelve zelfs, eenige eeuwen laater, nog weinig van belang was. Is het zoo? Van 4e Germaanen, en van de Sueeven in 't bijzonder, verhaalt Julius Ciefar, dat zij de koopluiden bij hen afwachtten, meer, om 't geen zij door de wapenen veroverd hadden kwijt te raaken, dan , oiri van de anderen iets te begeeren O): in dij K 2 zeg; (a) De Bell. Gall. L, IV. C. 2.  i48 HOLLANDS zeggen fchijnt eenige tegenftrijdigheid gelegen: want zoo zij niets van anderen begeerden, wat behoefden zij zich dan te ontdoen van 't geen zij hadden? Hoe het zij, de Sueeven dreeven eenigen koophandel : insgelijks die van Keulen , welken door hunnen ommegang met de Gaulers zachter van aart waren O): ook de Gaulers, die de gewoonte hadden , om de koopluiden, welke bij hen in de fteden kwamen, op te houden, om wat nieuws te hooren (£). De befchrijving, welke Tacitus van de Germaanen doet, toont mede, dat zij koophandel moeten gedreevcn hebben (c). „ De yEftijen „ zijn dc vinders van 't fuccinum, gles, of barnfieen, „ cn drijven 'er koophandel mede; want zij krijgen''er „ betaaling voor t''hunner verwondering" (d). Om van den ftaat des koophandels, hier te lande , toen 'er de Romeinen aankwamen, eenigzins te kunnen oordeelen, moet men op den gang van Julius Cffifar, in 't overmeefteren van Gallië gehouden, met eenige naauwkeurigheid letten. De romeinfche Veldheer volbragt zijne tochten met den Rhijn langs nederwaarts te gaan, terwijl zijne onderbevelhebbers Gallië, aan de zijde van de Middelandfche zee, en de grenzen van Spanje overheerden, en voorts, langs de kusten van den Oceaan, naar den Rhijn trokken, waar door de Legerhoofden Gallië met romeinfche krijgsmagt als ingeflooten hielden, aan den uitloop des Rhijns bij een gekomen. Op het einde van het tweede Boek zijner Commentarien, zegt Julius Ctefar, (na zijne tochten tegen de Attuarii, N~jiyi, en anderen verhaald te hebben) dat op dien zelfden (a) Multique ad cos mercatores ventitant, l. c. C. 3. (b) Et mercatores in oppidis vulgus circumjijiat; quibus ex regiombus veniant; quasque ibi res cognoverint, prönutUiare cogunf, \. c C. 5. Zie ook L. I. C. 39. (c) De Morib. Germ. C 5- (O Ibid. C. 45,  R IJ K D O M. 149 zelfden tijd P. Crasfus, door hem met eene keurbende afgezonden, tenens op de Veneti, Unelli, OJtsmii, Luriofolita, Sefuvii, Aulerci, Rhedones, alle zeeplaacfen, dezelven onder de gehoorzaamheid van't romeinsch gebied gebragt had. Julius Cxfar was overzulks meefter geworden van dc zeekust van het tegenwoordig Frankrijk, van de Somme afgerekend, tot aan de Loire. De Veldheer naderhand zijne overwinningen langs de grenzen van Spanje voortgezet, en de bewooners der zeepkatfen , die opgeitaan waren, bedwongen hebbende, heeft zijne wapenen verder naar onze gewesten uitgebreid; te weeten, naar het tegenwoordig Braband, Vlaanderen en Gelderland, welke alleen nog van gantsch Gallië, met de wapenen in de hand, tegen de Romeinen waren overgebleeven, alle de andere volken zich onderworpen hebbende (» Voorts den oorlog tegen de Sueeven gevoerd, en zich geheellijk van de zeeplaatfen verzekerd hebbende, is hij naar Brittanië overgeftoken (b). Indien de Batavieren dan zijn geweest onder die volken, welke aan Julius Caafar (c), terwijl hij tot zijn eerften tocht naar Brittanië gereedfchap maakte, gezanten hadden afgezonden , om met den zegepraalenden Romein verbonden van vriendfehap en vrede te maaken; dan is die held bereids meefter geweest van 't grootfte gedeelte van de kusten des Oceaans en daar langs liggende zeeplaatfeu, voor dat hij de Batavieren onder zijne vrienden konde tellen: 't is ook zeer waarfchijnelijk, dat de Batavieren (o) Julius Chsar de Bell. Gall. L. III. C. 2-. (fe) Ibid. L. IV. C. 19. Cluverius Batuvijc/ie Owdierfe/j I. D. p. 102. II. D. p. 82. (e) De Bdl. Gall. L.IV. C. 22. Cluverius BatrnJtM Quitteden II. D. p. 75. in iin. K 3  150 HOLLANDS vieren 'er niet eerder onder begrecpen zijn geweest, dan na dat de Menapiers (a), onder weiken zij betekend waren, opgeftaan zijnde, zij den Romeinen getrouw zullen zijn gebleeven (£). Wanneer men dan bij Tacitus leest, „ dat de Batavie., ren in een verbond van vriendfehap met de Ro- meloen Honden ; dat het eiland der Batavieren „ tot een verfaamelplaats (c) gefield werd om 't ge„ makkelyk aanleggen, en welgelegen om 'c heir te „ ontfangen, en den kryg over te fchepen; alzoo ,, de Rhyn, vlietende met enen doorgaanden kil, „ ofte matelyke Eilanden ommevloeiende, fig aan „ 't begin van den Batavifchen akker aan twee ftroo„ men deelt, en zynen naam behout, en heftigheid „ van loop, daer hy Germanië voorby ftreeft, tot „ dat hy zig met den Ocean vermengt; langs den „ Gallifchen oever breder en zagter henen vloeiende „ met een omgekeerden naam van de bywoonders „ de Waal geheten word: en kort daarna defen naam „ mede verandert in de ftroom van de Maas, en zig „ door desfelfs overgroten mond in den Ocean koomt „ uitftorten "; kan dit alles niet opgevat worden dan met opzigt op laatere tijden. Het verhaal van Ceefar doet ons voor 't overige zien, dat 'er niet alleen in het tegenwoordig Vlaanderen, Braband, en omgrenzende landllreeken, volkrijke fteden en dorpen waren, maar teffens nog, dat 'er op de kusten van Gallië, langs den Oceaan, verfcheiden aanzienelijke zeeplaatfen, 't zij dorpen of fteden, waren, magtig genoeg, om volk op de been te brengen en vlooten uit te rusten. Wie 'er aan mag twijffelen, leeze het II. en IV. boek van zijne krijgs- (a) Cluverius Batav. Oudh. II. D. p. 187. (6) De Bell Gall. L. VI. C. 6. (c) Cluverics Bat. Oudh. 1. D. p. 60.276. Id.p.6&  R IJ K D O M. igt krijgsbefchrijvingem In het III. boek van dezelven leest men, dac de Veneti, met hunne bondgenooten, zich toerustten, om tegen de Romeinen ftand te kunnen houden, en dat zij voornaamelijk hun vertrouwen en veiligheid Helden in de ligging van hunne fteden, welke met hoog Water voor t voetvolk niet tegenaaken waren (a)\ wijders in hunne fcheepsmagt en kundigheid van de zeevaart; voorts nog, in de hulp welke zij uit Engeland lieten komen. DeVeneti (volgens het fchrijven van Csefar) moeten een groot gezag gehad hebben over alle de ftreeken van de kust des Oceaans; en wel uit hoofde, dat zij veele fchepen hadden, met welken zij, onder anderen , mede gewoon waren naar Engeland te zeilen; dat zij, boven de anderen, uitmuntten in kennis en bedreevenheid in de zeevaart, cn meefters waren van de weinige havens, welken op die kust gevonden worden, en die hen in ftaat ftelden, om van die geenen, welke gewoon waren die zee te bevaaren, tol te heffen (£). Zal men, als men dit leest, als • men verders de befchrijving leest, welke Ca:far van 't maakfel der fchepen van die volken doet, en waar bij hij de voordeden van hunnen fcheepsbouw opnoemt (O; men leest, dat, wanneer de romeinfche vlooc opdaagde, de Veneti haar twee honderd en twintig wel toegeruste fchepen te gemoet zonden , en dat zij tegen de Romeinen het voordeel hadden Ca) Erant ejusmodi fere fitus oppklomm, ut pofita in extriw: ■limulis promontorüsque , neque pedibus adire haberent, quum ex atta fe ceftus incitavisfet, quod bis femper accidit horaria* ML Jputw , neque navibus , quod rurfus minuente cejiu, nam m vaJu afflilarentuf. Ita uiraque , oppicorum oppugnaw wipeafsbatur, l.. 1IL C. 12. (&) De Bell. Gall. L. III. C. 8. . \c) ld. I. e. L. III. C. 13. K 4  i$é HOLLANDS den van op her zeilen gevat te Zijn (<2), zal men dan nog kunnen twijfelen of de Veneti, en hunne ' mede kustbewooners, zich op het visfehen en op den koophandel hadden toegelegt, en daar door die fcheepvaart en fcheepsmagt verkreegen, van welken Julius Caafar gewag maakt? Men zou 'er niet ongefchikt bij kunnen aanmerken, dat zij vooral Mercnrius als den uitvinder van kunilen, als dert aanwijzer der wegen , als den God des koophandels en der rijkdommen dienden (£). Indien men 'er een nader blijk van zoude begeeren, zoude het heffen van tollen, op zich zelf daar toe een bewijs uitleveren. De tollen (vecligaüa~) zijn rechten, welke op den over- in- of uitvoer van koopwaaren geheven worden: zoo ras dan als men van het heffen en van het betaalen van tollen fpreekt, dan fpreekt men noodzaakelijk van 't vervoeren van koopwaaren, en derhalven van koophandel. Bij Caïfar leest men, dat Damnoriges alle de portoria, en alle de andere tollen van de Aedui voor eene geringe fomme in pacht had ( c). Ook klaagde Arioviltus, dat de Romeinen door hunne komst, zijne inkomfle van de tollen der Aeduers deeden verminderen Cd"): mogelijk had hij 'er eenigen gefield op de vaart langs de rivier Arar (Y). De Veneti hieven tollen van alle die geenen, welke gewoon waren de Noordzee te bevaaren: daar werd dan koophandel op de Noordzee gedreeven: en hoe? IVleest langs de kusten, de zeilkunde was nog niet tot die hoogte gereezen, dat de fchepelingen zich heel (a) Quvm omnis Callicis navibus fpes in velis armamentisqut mifijleret. L. III. C. 14. \b) De Bell. Gall. L. VI. C. 17. (O Ibid. L. I. C. 18. (d) Ibid. C. 36. CO Ibid- C. 16.  R IJ K D O M. 153 heel verre in zee dorden bcgeeven. Dit vaaren langs •i de kust moet den Veneti aanleiding gegeeven heb! ben, tot het Hellen van een tol O). En zoo het , waar is, dat deze Veneti, gelijk fommige gefchied.: kundigen meenen , de eerite aanleggers zijn ge1 weest van het tegenwoordig Venetië (£), en , van den koophandel ter dier plaatfe gedreeven, 1 dan moeten deezen Veneti, welken aan 't hoofd I: der Armorici, en met betrekking tot de verdere \ Armorici befchouwd kunnen worden, als tegenji woordig Amfierdam tot de overige hollandfche Heil den, een vrij uitgeftrekten koophandel en zeevaart 1 gehad hebben. Ook zijn 'er, ten tijde van Julius \ Caafar, koopluiden geweest, welke uit de Armo■ rifche gewesten naar Engeland reisden (V). Wierli den de Nervi in 't midden der Belgen uitgezonl! derd als een volk, 't welk niet wilde gedoogen •j dat bij hen wijn ingevoerd werd ( De volgende tochten der Romeinen, aangelegd om de overrhijnfche volken tot onderwerping tc brengen , hebben die koopmanfchap merkelijk moeten doen aangroeien, en de vervallen zeevaart en koophandel fcvVeneti en andere Armorici tot ons over doen gaan. En zonder gevaar te loopen van al te ftout te gisfen, zoude men mogelijk dat tijdftip kunnen neemen, voor den eerften aanvang, met van eenigen koophandel of fcheepvaart, maar van die vaart en dien koophandel, welke langzaamerhand toencemence, dan eens kwijnende, dan verleevendigd, dan verzwakt, dan wederom verfterkt, eindelijk onder den laatften Graaf bereids zeer aanzienelijk waren geworden. Drusus of wel de Raad van Augustus, alzo het waarfa) Tacitus de Mor. Germ. C. 23. O) Ikid.C.5. {c) Hifi- Mf. L. IV. C. 16.  t$6 HOLLANDS waarfchijnelijk is, dat het beftek van den oorlog der Romeinen tegen de Germaanen in den Raad van Augustus was opgemaakt; en dat 'er alleenlijk de uitvoering aan Drufus, van toevertrouwd was, Drufus is waarfchijnelijk de eerfte geweest, welke het eiland der Batavieren, en de omleggende Iandftreeken, tot aan den Oceaan aangezien heeft, als allerbekwaamst om 'er eene verzamelplaats voor zijne legers, en behoeften van te maaken, Hij, om aan 't overvoeren van goederen meerder gemak te geeven, liet den nieuwen Ysfel graaven , en meer dan vijftig burgten of kafteelen, langs den Rhijn bouwen fV). Tiberius, na Drufus afgezonden, is aan 't eiland der Batavieren met eene vloot geweest, bij Tacitus genoemd de Brittannifche vloot (&). Te vooren hebbende aangetekend, hoe de fcheepvaart en fcheepsmagt door de komst der Romeinen, in deze gewesten is toegenomen, moeten wij 'er hier nu bij aantekenen, dat daar door noodwendig te gelijk de koophandel heeft moeten aangroeien. Daar legers en vlooten (c) verzamelen, daar moeten noodzaakelijk ook krijgsbehoeften en leevensmiddelen bij een gebragt worden. Zonder koophandel kan dit niet gefchieden. De Romeinen zelve zijn met hunne legermagt niet gekomen, Zonder romeinfche of andere kooplieden bij hen te hebben. In den aanval, van Brinio op eenige romeinfche burgten, zijn 'er ook kooplieden omgekomen (d). Hoe dwaas de verfchijning van Caligula op ftrand moge geweest zijn, het oprechten van eene vuurbaak, ten geleide der (a) Vad. Hijl. I. D. bl. 65. en volg. (£) Ibid. bl. 62. (c) Cannegieter Disfert. de Britt. p. 88. (d) Tacitus Hifi. L. IV. C. 15.  R IJ K D O M. 157 der fchepen (#) in de zee vaarende, toont, dat 'er zorg voor eene zeevaarten den koophandel gcdraagen werd ; want het zij dat dit licht, op de vlaamfche, 't zij op onze kust, gelijk fommigen beweeren, geilicht is geweest, het is 'er in allen gevalle aangelegd, om den zeelieden beter den Rhijn te doen vinden, en 'c ftrekt, hoe men 't neeme, altijd tot blijk van eene zeevaart Dus is het ook gelegen met oude gedenkftukken, die eene zeevaarten koophandel aanduiden; bij voorbeeld, de Heer Cannegieter (Y) meent, uit eene Infcriptie, op eenen fteen gefnecden, welke fteen in Zeeland gevonden is, te mogen befluiten, dat 'er van Engeland op den Rhijn, de Maas en de Waal, koophandel is gedreeven; en met rede: de Infcriptie is als volgt: DEiE NEHALENNIiE ob merces recte conser vatas secund silvanus nego f tor cretarius Britannicianus V S L M De Heer Cannegieter brengt nog andere blijken van zeevaart cn koophandel bij (i); die J zelfde ia) Suetonius C. 46. Cannegieter Disfert. de Brittenburgo p. 77- & feqq- * müe lumm oJlmfi fd~ 'lant navigantes &c. I. 10. ff. de incend. Ötc, \b) Zie over dit verfchillend begrip Cannegieter LHsfert. de Britt. p. 81. & feqq. ic) Handvest Chron. bl. 91. (d) Disfert. de Britt. p. 16.  15» HOLLANDS zelfde Geleerde , gefproken hebbende van het voorneemen der Romeinen om Batavia luifter bij te zetten, en de kunften en weetenfchappen te doen oefenen, laat zich vervolgens, na van het Hof van Agrippina gefproken te hebben, omtrent den ftaat van dat eiland aldus uit (tf ): „ Wijders ftaat te letten, dat daar na door den „ Keizer Hadrianus , niet verre van dit Hof van „ Agrippina, een ander is gebouwd, door den „ zelfden fchrijver in die kaart aangetekend, het „ welk den naam van Forum Hadriaui draagt. „ Tot nog toe heb ik niet op mij kunnen verknj„ gen, geloof te liaan aan dat geen, het welk an„ deren hebben te boek gefteïd aangaande de af„ zienelijke en woefte geftekenis van 'het oude Ba„ tavië, en dc leevenswijze van deszelfs inwooners. „ Van den tijd, welke de heerfchappij der Romei„ nen is voorgegaan, fpreek ik niet. Doch, na dat „ de Romeinen, door liet aanleggen van twee heir„ baanen of groote wegen, dit land toegangelijk „ hebben gemaakt, en door de Germaanifche vloot, „ welke van Tacitus (Hiftorien IV. Hoofdd. 29.) „ de. Brittannifche genaamd word, en den Rhijn op „ en neder voer, gelijk Hegesippus van den „ Joodfchen oorlog II. B H. 9. fchrijft, en de ri„ vieren, door het graaven van grachten hier en „ daar, voor den koophandel hebben geopend; „ hebben zij derzelver oevers met menigvuldige Je„ gerplaatfen voor de keur- hulp- cn ruiterbenden, „ als ook met veele andere prachtige gebouwen „ verfierd: en gelijk de gantfche ftreek des Rhijns „ boven anderen, in fraaiheid uitftak, zoo denk ik, „ dat ook Batavië, allengskens hoe langs hoe meer, „ verfraaid is. Het is bekend, hoe zeer eertijds „ Trier, (a) Disfin. dg Britt. p. 13S.  R IJ K D O M. 159 , Trier, hoofdltad van het eerfte Belgifche Winge" west, en fomtijds de zetel der romeinfche Vor1 ftcn, ende wooriplaats des Ryks, in befchaafd]] heid, pracht en weelde, onder de nabuurige geI „ westen, uitmuntte. Dat ook de oude bewooners 1 van Nijmegen, aan de Waal, niet gantsch 1 „ vreemd zijngeweest van de romeinfche befchaafd1 ", heid, getuigen die zeer fchoone vaten, gereed1 „ fchappen en huisraad, tot eene befchaafde en kie1 „ fche leevenswijze noodig, welke daar eertijds in I „ grooten getale opgegraaven zijn, en nog bijna I ,] dagelijks bij het tegenwoordig aanleggen van nieuI „ we vestingwerken, opgegraaven worden. Jammer I „ is.het, dat men onkundige en geldgierige menI „ fchen daar mede, naar hun goeddunken, laat hanI „ delen, en dat zij in vreemde landen worden ver1 „ voerd, daar uit dezelven de zaaken. der BatavieI „ ren veel licht en luifter konden verkrijgen. En 1 „ op dat men niet twijfele aangaande dc pracht cn 3 „ weelde der bewooners dezer landen , Caligula I „ heeft in dezelven dc fieraadiën, en den inboedel I „ zijner zusteren, en den huisraad van het oude hof, 1 ,', tot hooger prijzen, dan die dingen te Rome verI „ kocht werden, verkocht. Zie Suetonius in i „ het leven van Caligula Moofdd. XXXIX. Want I ,' dat die zaak in het Eiland der Batavieren is ver,', richt, leert ons Dio Cassius LX. B. bl. 656. „ het welk voor mij van meer andere Schrijvers is „ aangetoond. Waarom ook de hoop op winst zeer „ veele romeinfche kooplieden derwaards heeft ge„ lokt, welke in den bataaffchen oorlog door Bri„ nio zijn vermoord, gelijk Tacitus, in zijne „ Hiftoriem IV. B. 15. Hoofdd. fchrijft". Het heffen van tollen, is bovenal een allerblijkbaarst bewijs van koophandel, alzo de tollen eigenlijk op het aan- en inbrengen van koopmanfchap- pcn,  ï6o HOLLANDS1 pen, en op het uitvoeren van koopwaaren, zoo te water als te lande, geheeven worden. Gaat men nu onze oude gefchiedenisfen na, zoo vene als 'er ons blijken van zijn nagelaaten, dan vindt men het heffen van tollen in onze gewesten al vrij vroeg in gebruik. Om 't even is het ons, of het Huis te Britten, door de Britten of de Romeinen gedicht zij: maar zoo het waar is (en waarom zoude men het niet mogen vermoeden ) dat 'er op dat flot een Kaftelein plag te zitten, die de baaten, tollen, en graten van alle dc fchepen, den Rhijn afkomende ofte opwaarts vaarende, ontfing () Boxhorn Tooneel van Hoïlana W. 255, l. Deeiü. L  ifo HOL.LANDS komst van Hoorn (a), en voegt 'er niet zonder rede bij, gelyk het bykans aan alle andere fteden. gebeurt is. Van Amfterdam kan men 'er de gefchiedenisfen van die ftad op nazien (è). De dorpen van Westzaanen, Oostzaanen, Zaandam en andere, gelijk mede 's Gravenhage, kunnen ons een denk-: beeld geeven van den ftaat der fteden in hunne opkomst, aanwas, en ftadswording. Cluverüjs merkt zeer wel op, dat de plaatfen, wier naam uitgaat op drecht, doorgaande, zoo niet allen, gelegen zijn aan ftroomen, over welken men zich liet overzetten; op gelijke wijze, als de plaatfen, wier ftaam uitgaat op dam of burg, den oorfprongelijken aanleg van dam of burg te kennen geeven. Men had, zegt Wagen aar, oever tollen, kar? tollen, brugtollen (c~). Dit kan men eenigzins uit de gift van Chilpericus aan den Bisfchop van Door' nik, gedaan in den jaare 575 (d), en uit meer anderen, opmaaken. Want heeft Chilperic in den jaare 575 zoodaanige gifte omtrent tollen die geheven werden gedaan, en behoorden die tollen aae de fchatkist van den Koning, dan is het zeker, dat 'er langen tijd te vooren tollen geheven werden; en gevolgelijk ook, dat 'er koophandel gedreeven werd. In (a) Boxhorn Tooneel van Holland bl. 355. (è) Wagenaar Amfierdam in zyn opkomst bl. 4. (c) Faderl. Hifi.D.ll.bl. 25. Zie ook D.I.bl. 378.cn 421. (. Houvest Handv. Chron. h 4  1Ó8 HOL L A N D S den Keizer Adrianus aangelegd, ter plaatfe daar nu: Voorburg is, over welke gedachten en begrippen de oudheidkundige Schrijvers kunnen ingezien worden (a); daar hatende de opfchriften, welke in Zeekind gevonden zijn, in welken de romeinfche koopluiden hunne dankbaarheid aan de Goden betuigden , voor het beveiligen der koopwaaren op zee; en zonder juist het aanweezen of het bloeien van den koophandel te willen trekken uit de daad van Caligula, 1', de pragtige kleederen en huisfieraaden van zyne „ ter ballirigfchap veroordeelde zusters, benevens „ derzelver flaaven en vrye bedienden , aan den „ Rhyn omtrent den Oceaan, en dus waarfchynlyk „ in het Eiland der Batavieren, doende opveilen en „ verkoopen-' met zoo gewenscht een'uitflag, dat Suetonius uitdrukkelijk aantekent, dat hij ?er een goeden prijs voor maakte; dewijl een grillige Vorst, bekwaam om zijn leger op llrand tot het raapen van fchulpen aan te voeren als tot een heldhaftigen tocht; en van daar te rug te keeren met eene praal, als of hij zich door deze daad verheerlijkt had, door duizend dwaaze redenen overgehaald geweest kan zijn, om het goed zijner zusteren, en de huisfieraaden van het oude Hof zijner voorzaaten, herwaards ten verkoop te zenden, zonder dat hij 'er eenigzins toe aangezet zij geweest door eenen meer of minderen koophandel, hier te lande; konnen wij 'er oneindige blijken in andere plaatfen van vinden. Immers warert 'erin Gallië, en langs den Rhijn, kooplieden van veel grooter aanzien en naam. Het is te (a) Cannegieter Disfert. de Brittenb. p. 138. Wa• snaar Vad. Hijl. D. I. bl. 191. Cluveribs Batav. Oudh. D. II. bl. 42. v. Leeuwen Batavia Iilvjl. D. h bl. 124. en volg. 163. en volg. (b) Vad. Hifi. p. I. bl. 89.  R IJ K Ui O M. ió> i te denken, dat die goederen, die üeraaden, die Kiee| deren, hier te lande, zoo gemeen niet zijnde dan te Romen,-om die rede ook hier meerder prijs konden gelden, daar (zoo als de Heer Cannei gieter (tf ) aantekent) de bewooners van Batavie : al fmaak hadden in de romeinfche befchaafdheid en kiefche leevenswijze. Wat 'er van deze gisling moge zijn, men kan allenthalve met grond vooronderHellen, dat de Romeinen, kafteelen op den oever van den Rhijn aanleggende, fommigen van dezelven, i en wel ter bekwaamller plaatfe, zullen gefchikt en : begunftigd hebben tot het voeren van koopmanfchap, ! al zoude het alleen gefchied zijn, om met meerder gemak hunne legers van 't noodige verzorgd te krijgen. Dat de burgten niet enkelijk ftrekten tot het be, waaren van krijgstuig en verdere behoeften, maar : ook, in tijden van vrede, dienden tot koornfehuuren ; en pakhuizen, geeft Ausonius genoeg te kennen: cn, als men in aanmerking neemt, dat'er geen vaste I plaatfen waren, dat alles open lag voor vijandelijke i aanvallen, die niet ophielden, zal men geen zwaarheid maaken om tegelooven, dat de burgten ook dienden om de koopwaaren der Romeinen te bergen (£). Deze aanmerking meenen wij gevoegelijk : op de twee winterlegeringen der Romeinen, onder i de naamen van Roomburg en 't Huis te Britten bekend, S te kunnen toepasfen; en 'er uit te kunnen belluiten, , dat deze winterlegeringen of burgten, onder de eerfte koopplaatfen van ons gewest te ftellen zijn, gelijk die van Leyden ook den eerften grond Zal gelegd hebben (a) Zie hier vooren bl. 159- (6) Vad.Illlï. D. 1. bl. 123- V. d. HouveN Handvest Chrm. B. II. bl. 125. B. III. bl. 33- Boxhorn Tooneel van Holland bl. 171. L 5  tjo HOLLANDS hebben tot de ftad welke om dezelven ligt, en den koophandel welke 'er voorheen gebloeid heeft. Dit is waarfchijnelijk de oorzaak, dat hatavodurum of Wijk te Duurftede, offchoon bij derzelver eerfte ftichting eene legerplaats van de keurbenden der Romeinen (a), naderhand is geworden eene aanzienelijke koopplaats; en ongelukkig, om haare welvaart, zoo dikwijls is geweest het voorwerp en het flagtofferder plunderziekte van de Noormannen en anderen. Wagen aar gist, dat in de Giftbrief van Dagobert(£), door wicus portus verftaan moet worden Wijk te Duurftede, en befluit 'er uit, dat toen, naamelijk omtrent den jaare 613, aldaar een haven geweest is, fterk van overzeefche koopluiden bezogt (Y)- Alhoewel men kna twijfelen, of de woorden van wicus portus, in dier. Brief voorkomende , wel genomen kunnen worden voor het Batavodurum, meenen wij echter dat het vrij waarfchijnelijk is, dat 'er al vroeg groote koophandel gedreeven is. Men zal, zoo wij vertrouwen, 'er al vrij ligt geloof aan liaan als men leeft, dat de Noormannen in den jaare 834 den Rhijn door Utrecht op va ar en de, tot aan Duurftede voortzetten, en die ftad, in welke (volgens de aantekening van Wagenaar) de koophandel toen zoo fterk bloeide, dat zij, in oude Kronijken, den naam van Markt of Handelplaats QEmporium) draagt, overweldigden en verbrandden. Het fneuvelen van friefche koopluiden, welke, het geweld der Noormannen willende ontvluchten, zich te Duurftede begeeven hadden, en aldaar omkwamen (J), toont insgelijks, dat 'er (a) Clu ver rus Bat. Oudh. D. I. bl. 267. (b) Mirtei Dipl. Belg.h. II. C.i.p. 241 & 242. Bijlaage I. (c) Vad. Hifi. D. I. bl. 338. (d) Vad. Hijl. D. II. bl. 52. en 70.  r ij k d o Hi ï?i *er in en omtrent die plaats merkelijke koophandel gedreeven werd. Dat door verloop van tijd, door ftaatswentelingen en oorlogen , de koophandel vande eene plaats naar de andere is gevlucht (wantdezelye zoekt altijd de ftilte en kalmte, en kan geen verblijf houden daar geweld gepleegd wordt) en dat ook daardoor veele van de oude koopplaatfen thans niet meer bekend zijn, of weinig in aanmerking komen ; daar anderen wederom, te vooren in geen aanzien, naderhand tot een merkelijk vermogen zijn gereezen , is de gewoone loop van 't geen bij alle volken gebeurt. Men flaa het oog inzonderheid mede op onj ze rijkfte en vermaardfte kooplieden, en men zal die i algemeene waarheid bevestigd vinden, en daarin den toeneemenden groe^yan onzen koophandel befpeu- ren. <■ -" Dat Dordrecht koophandel heeft gedreeven, 1 voor dat die plaats tot eene ftad is geworden, vertrouwen wij buiten kijf te zijn: die ftad is eersteen aanzienelijk dorp geweest, alvoorens dat het haar vergund werd tot den rang der fteden te mogen verheven worden: zij, gelijk andere van onze hollandfche fteden draagt 'er klaare en duidelijke merktekenen van. Haar koophandel is in zeer vroege tij' den al vrij aanzienlijk geweest (a), doch wanneer ! 'er de eerfte gronden van gelegd zijn, is niet wel I op te fpooren : dat dezelve al zeer oud moet I zijn geweest blijkt aan de uitgebreidheid, in welke die, bereids in de dertiende eeuw, wus. Uit het ■ verdrag tusfchen Jan, Heer van Kuik, en die van Dordrecht, van den 9. Decemb. 1285, ziet men, dat de Dordtenaaren te Kuik tol moesten betaalen; en handel dreeven in/out, harinc, horen, -wijn, vijgen , (a) Vad. Hijl. D. H. bl. 140. Boxhorn Tooneel d*r I Nederlanden bl. 72. en volg.  Ï7& HOLLANDS vijgen, hout, olie , huiden , molenjleenen , quaren' Jleenen, floer, yzer en Jiael, lijnwaat, merferien1 wolk lakens, behalven andere waaren, daar zij geen tol van behoefden te betaalen ; kunnende verder uit eene tollijst van de Tolrechten van 's Graaven Tol te Dordrecht, van den 10. 0Sober 1287, gezien worden, welke goederen, in- en voor dien tijd, den koophandel van Dordrecht uitmaakten («); „ ftrekkende deeze Tol-Ordonnantie (om hier de' woorden van den Heer van de, Wall te gebruiken ) „ tot een uitneemend bewijs van den wijduitgeftrek„ ten koophandel, die 'er, ter deezer tijd, in onze „ ftad gedreeven werd " (b). Een koophandel in zoo veele verfchillende waaren heeft zekerlijk niet op eenmaal kunnen worden voortgebragt (c), en 't is wel te vermoeden, dat offchoon Dordrecht, in den jaare ioij, tot eene fiad gemaakt mogt zijn, op die plaats bereids te vooren eene aanzienelijke buurt, wijk of dorp moet geftaan hebben (d): en wel inzonderheid ook een tol. „ De Tolbrug , Tolbrugtoren, en Tol„ brugflraatjens, laaten (zegt de Heer van de Wall, welke bij het bloot verzamelen en doen drukken van oude ftukken het niet heeft laaten berusten, maar de uitgaave van die verzaameling gefladig heeft verzelt met allerkeuriglie aantekeningen, welke ons over's mans ongemeene kunde, beleezenheid en oordeel [ zoo zeldzaam bij een te vinden ] doen verbaasd liaan) „ laaten een bewijs agter van de plaats, waar „ men in vroeger tijd, deeze tolregten invorderde". Uit f«) v. s. W a 1. l Handv. van Dordr. bl. 74. en volg. Pijlaage l. (b) Ibid. /. c. bl. 71. (e) Boxhorn /. c. (d) l. c. bl, 71. alwaar hij een plaats uit Heda bijbrengt, in w«lke van Dordrecht als van •en derj> gefproken wordt.  R. IJ K D O M. 173 Uit de klagten, welken de Thielenaars in den jaare 1018 over den Dordfchen tol deeden te willen befluiten, dat 'er de tol eerst in den jaare 1015 door Diederik den III. zoude gefticht zijn, zoude tegen alle waarfcbijnelijkheid aanloopen; daar de tollen de ivoornaamfte inkomften voor de fchatkist van den Koning maakten, en men al veel vroeger gevonden iheeft, hoe de tollen werden uitgegecven. ZwenItibold, Koning van Lotharingen gaf, in den jaare 895, aan de Kerk van Utrecht, vrijdom der tollen iwelke iq Duurftede, Thiel en Deventer geheven (werden O). Waarfchijnelijk zal Diederik de tollen, ,totziin eigen beurs, wat verhoogd en wat fcherp iniigevorderd hebben; en dit zal de rede zijn van de klagten en van de verbittering tegen hem verIwekt (F). Dat Dordrecht, bereids voor dien tijd, offchoon geen ftad zijnde, eene plaats geweest moet zijn daar veel koopmanfchap gedreeven werd, kan 1 daar ook nog uit blijken, dat Diederik de III, om zich te I wreeken over een ongelijk hem te Luik aangedaan, te. Dordrecht eenige fchepen, welke aan luikfche en keulfche koopluiden, die zich aldaar bevonden, behoorden, in brand liet fteeken, Zelfs vorderde hij van die koopluiden eene aanzienelijke fomme gelds voor het vrijgeeven van hun goed, denzelven den handel in zijn Graaffchap verbiedende. Dus leeren ons de geweldenaarijen, tegen den koophandel en koopluiden gepleegd, welke met de gefchillen der Vorften en Overheden nimmer iet te doen 1 moeften hebben, den ftaat van den koophandel nai| gaan en kennen. Dordrecht, van de vroegfte tijden af, tot den koophandel bekwaamelijk gelegen, wies, door den («) Vad, Hijl. (b) Ibid. D. II. W. 140. en volg,  174 HOLLANDS den tijd, in rijkdom en vermogen. Te recht merkt , de Heer van de Wall aan, dat de Keur en Reglement voor de Makelaars, van den 18. Octob. i2Qi% ,, een bewijs oplevert, tot welk eenen trap „ van aanzien de koophandel van Dorth, reeds toen „ ter tijd, ware opgefeezen" (ei). Hetzelfde kart men zeggen, met opzicht op de Lombard, van welke (volgens de aantekening van den Heer van de Wall (£),) bereids gewag voorkomt in eene Handvest van den jaare 1296 (&). Vervolgens ziet men uit her, vrijgeleide van Jan, Hertog van Braband, dat de Dordtenaars al voor de veertiende eeuw han- | del dreeven in Braband, en 'er tot dat einde zeiven reisden (c); omtrent welk vrijgeleide door den Heer van de Wall te recht wordt aangetekend, dat zoodaanige brieven niet alleen gefchonkeh wer- 1 den wanneer de Vorften in oorlog ftonden, maar doorgaans in tijd van vrede. De belofte (zegt de Heer van de Wall) meermaal in foortgelijke brieven voorkomende, en behelzende: dat zoo wanneer in 't vervolg tusfchen de Heeren der wederzijdfche onderzaaten vijandfehap ontitaan mogt," den koopluiden echter eenigen tijd zal worden overgelaaten, binnen welken zij hunne perfoonen en goederen in veiligheid konden brengen, fteh zulks buiten twijfel. Dezelfde Heer van de WalL, bij gelegenheid dat hij van de vaart op Sluis in Vlaanderen fpreekt, tekent 'er nog bij aan, dat om die vaart te bevorderen, veele voornaame fteden, gelijk Zierikzee, Rotterdam, Gornichem en anderen, ten dezen tijd dezelfde voorrechten en vrijheden (a) v. d. Wall Handv. van Dordr. D. I. bl. 83. Men 2ie ook bl. 87. en 168. (b) Ibid. 1S0. en 386. (c) Ibid. ' bi. 132.^ 137. en 140.  R IJ K D O M. 17$ den aldaar plagten te genieten, als aldaar aan de ftad Dordrecht gefchonken wordt. „ Ons Dordrecht (zegt die kundige Schrijver) was echter onder " die allen geenzins de minfte, die op Vlaanderen " handel dreef. Men vindt onder haare papieren " noo- oorfprongkelijke Brieven van vrijgeleide voor „ de&Poorters, welke de Jaarmarkten van Gendt en andere'vlaamfche fteden bezogten" («> Eene aantekening van denzelfden Schrijver, ter gelegenheid van eenige voorrechten aan die van Dordrecht, ter bevordering hunnes koophandels in Vlaanderen gefchonken, leert ons, dat al van vroege tij-, den tusfchen de ingezetenen van Vlaanderen en die van Holland en Zeeland groote handel werd ge^ dreeven; dat de Hollanders en Zeeuwen inzonderheid op Brugge voeren; dat de fcheepvaart voornaamelijk bloeide te Sluis in Vlaanderen, wiens haven vooral fterk bezogt werd van hollandfche en zeeuwfche fchepen (b~) ; en ook door koopluiden van Kampen, Zwol, Deventer en Hamburg (r). Uiteen Voorrecht door Edouard de III., Koning van Engeland, op den 3. Decemb. van den jaare 1313. aan die van Dordrecht gegeeven, blijkt, dat zij koophandel dreeven in Engeland, en 'er zeiven daar toe derwaards heenen reisden. Dat Dordrecht al voor de dertiende eeuw in merkelijk aanzien, met opzicht op den koophandel moet geweest zijn, bewijst nog de ftapel der wollen aan 't zelve door de Engelfchen vergund; en welken de Engelfchen naderhand, op 't einde van de dertiende eeuw, gedeeltelijk naar Brugge in Vlaan- (a) v. d. Wall Handv. vanDord. I. D. bl. 495- Zi* Mieris Charter*. IV. D. bl. 728. 828. 829. 836. 840. (i) v. d. Wall Handv. van Derdr. I. D. bl. 495(t) Mie ris Chartert, I. D. bl. 384. 394- en  i76 HOLLANDS Vlaanderen, en gedeeltelijk naar Mechelen in Brabanden ook naar Calais verplaatften (V/). Uit de vergunning van Graaf Willem den III. aan de koopluiden vanOostland, van den 7. Mei 1313, (£) kan men befluiten, dat die van de Oostzee te Dordrecht handel kwamen drijven. De Heer van de Wall tekent aan op de woorden van Cooplude van Oostlande, welke in die vergunning voorkomen, „ dat men 'er in 't al„ gemeen door zoude konnen verltaan alle de koóp- „ luiden van het duitfche rijk doch in 't „ bijzonder gedagt moet worden om de koopluiden j, van Breemen, Hamburg, Lubek, Dantzkh , en „ andere nabij de Oostzee gelegene lieden: dewijl „ deezen al van ouds grooten handel op de ftad de„ den" (c), blijkende uit eenen brief van fchaéverhaaling op die van IVismar en Rofiock, aan een der Poorteren van Dordrecht, door Hertog Albrecht, den 14. Juli] 1393, dat de Dordtenaars zeiven ook fcheepvaart hadden, en wel op de Noordzee, en handel langs de Oostzee. Uit een bevel van Hertog Willem den VI. van den 23. Maart 1404. om op vermaan van eenige Dordrechtfche Poorteren, aan lijf en goed te arrefteeren die van Rouaan, Abbeville en St. JValrik in Frankrijk, blijkt, dat de Dordtenaars in dat Rijk ook handel dreeven ( d). Dordrecht al vroeg eenen buitenlandfchen koophandel hebbende, dreef 'er geen minder binnen den lande, (a) Vad. Hijl. D. III. bl. 58. Hu me Hijl. de Plantag. V. p. 345- (ft) v. d. Wali, Handv. van Dordr. bl. 132. 137. 140. (c) Mieris Charterb. D. I. bl. 394. D. Ii. bl. 237. Bijlaage K. v. d. Wall Handv. van Dordr. bl. 137. 138. en 346. Wagenaar Vad. Hijl. D. III. bl. 14». «n 203. L.(<0 v. d. Wall /. c. bl. 389. en 390.  R IJ K D O M. t?7 lande , en verhief zich tot eene magc, welke gefchapen fcheen de wet aan alle de andere lieden te zullen Hellen, en het graavelijk gezag zelfs boven 't hoofd te rijzen. Want wat denkbeeld moet men niet van het vermogen dier llede, en van derzelver koophandel, uit welken dat Vermogen zijnen oorfprong nam, maaken, als men leest, op welke wijze zij de andere Heden cn plaatfen met geweld dwong, om zich naar haare begeerte te fehikken? als men haare Poorteren een pruistisch fchip uit de haven van Schiedam ziet vervoeren om dat hetzelve bij haar niet verftapeld had? fchepen van Schoonhoven neemen, gelaadeh met alderhande manieren van goeden? voorts die ftad plunderen ? te Hoorn fchepen koopen, en daar mede getogen op de Zuiderzee , daar zij genomen en gerooft hébbt n die Onderfaeten van den lande van Gelre ende tot Dordrecht .gevangen gevoertï als men leest, dat zij geweest zijn in die haevcn van Schoonhoven, ende dair genomen hebben een fcip, gelaeden met haering, toehe'hoorende die van Catwijk ....?/» den lande van Gelre mit grooter macht ende aldair voor Bommele, ende elswaer meulnen afgeworpen, luyden gevangen ende geflaegen ? ende desgelijcx ten Nieuvaart by Vyaenen fcepen mit wynen genomen, to.behoorende Coopluyden van Cleve ende van Gelre ? info Delffche Haven genomen ende tot Dordrecht gevoerd een fcip gelaeden met koirn ? (#). Het Stapelrecht, het welk tot die geweldenaarijen aanleiding gaf, was zekerlijk tor dat einde niet vergund; maar de magt, in de handen der menfchen, is altijd buitenlpoorig, wanneer die zonder teugel (a) Sententie van Isabella, bij v. d. Wall Hand, van Dordr. D. II. bl. 555. Bijlaage L. I. Deel. M  i78 HOLLANDS teugel is. De redenen welken de Heer van de Wall geeft van het oprechten van een Stapel te Dordrecht, rusten op een aanwasfenden koophandel; naamelijk, om het verkorten der tollen, zoo veel mogelijk, voor te komen; om de vreemde koopluiden nog meerder naar Dordrecht te trekken; en om aan dezelven, zoo wel als aan andere kooplieden, meerder gelegenheid te geeven om 'er hunne koopwaaren kwijt te raaken, en aan anderen om 'er zich van te voorzien: in 't kort, om van de ftad Dordrecht een algemeene markt te maaken. Eenigermaate heeft de ftichting aan het oogmerk voldaan; doch, aan eene andere zijde, heeft dezelve zoo veele onlusten, oneenigheden, twisten, gefchillen, en rechtsgedingen tusfchen die ftad , aan den eenen kant, en veele andere fteden en plaatfen, aan den anderen kant, gebaard, dat men met reden in twijfel mag trekken, of 'er die ftad niet eerder door verlooren dan gewonnen heeft. Ondertusfchen zijn die zelfde gcweldenaarijcn, die oneenigheden, die twisten, dikwijls de beste, en fomwijlde eenigfte lichten, welken ons den ftaat en uitgebreidheid van den koophandel kunnen leeren kennen: zij leeren ons, dat 'er al heel vroeg hier te lande buiten- en binnenlandfche koophandel is gedreeven: en dit zal nog verder blijken. Onder de redenen, waarom Juliaan de Chamavcn, een volk, 't welk men plaatst langs den rechter oever des Rhijns, tot dicht aan de Noordzee, kwam aantasten, telt de Hiftoriefchrijver Wagenaar, dat de Chamaven den overtocht der Romeinen, uit het Eiland der Batavieren naar Brittannië', als zij wilden, beletten, en dus den toevoer van graanen uit dit Wingewest naar de romeinfche volkplantingen ftremmen konden (a). Hier uit zoude men moeten opmaaken, dat (a) Vad. Hifi. D. I. bl. 244. en volg.  R IJ K D O M. 179 dat 'er tusfchen de romeinfche volkplantingen en Brittannië een graanhandel gedreeven werd, welke door de Chamaven ontrust konde worden ; eene ontrusting die niet wel anders door de Chamaven dan ter zee en op den rhijn kunnende gefchieden, een blijk zoude behelzen, dat dit volk toen ten tijde al 'vrij magtig ter zee moet geweest zijn, en dus ook de vaart geoefend hebben. Dat 'er handel tusfchen de plaatfen aan de noordzee gelegen en Brittannië gedreeven werd? is te vooren aangetoond; en de overvloed van graanen, welke in korten tijd uit dat Eiland herwaards werd overgebragt, maakt het al vrij waarfchijnelijk; offchoon het waar is, gelijk fommigen aantekenen, dat het koopcn van eenen grooten voorraad graan, eenmaal gefchied, geen bewijs van een beftendigcn handel in graan te kennen geeft: ook is het denkelijk, dat dit de eerfte keer niet zal geweest zijn, dat 'er, federt dat Cxfar dat eiland aan de romeinfche heerfchappij had gehecht, graan uit Brittannië herwaards was overgevoerd. Onze landen, waren niet in ftaat, om de romeinfche legers zoo veel graan te bezorgen, als 'er tot hun onderhoud van noode was; en men leest van geen toevoer uit het Noorden, gelijk in laatere tijden. . Al voor den jaare 575, moet 'er langs de Schelde eene groote fcheepvaart geweest zijn, en een aanzienlijke koopmanfchap gedreeven. In dat jaar naamlijk ftond Chilpericus, Koning der Franken, aan den Bisfchop van Doornik den tol af, welken door den Fiscaal van Doornik geheeven werd op alle fchepen en goederen , de Schelde langs vaa* rende, en op andere goederen, waar die ook verkocht werden Omtrent den jaare 613, rechtte Dagobert (zoo fom- r«) Mikj:i Cod. Op. T. I. p. 6. Bijlaqge. M. M 2  ttö Hollands fommigen fchrijven) een tolhuis op te UtrecHt, 't welk een bewijs zoude zijn van de toeneemendé vaart en koophandel van die ftad ( a~). Willibord, Aartsbisfchop van Utrecht, werd, in den jaare 725 of 7a6, door den Prins van Antwerpen begiftigd met verfcheiden goederen, en onder anderen met het derde gedeelte der inkomften van den rol te Afttwèrpeh; over welke goederen, en anderen, hij bij uiterfte wille eene fchikking gemaakt heeft. Deze en diergelijke giften, welke uit eenen verftandeloozen ijver tot den Godsdienst, of uit een dwaas begrip van verdienden, of mogelijk ook wel uit eene looze ftaatkunde, om doormiddel van de Geeftelijken meefter van 't volk te blijven, door de Vorften aan de Geeftelijken of Geeftelijkheid gedaan werden,, draagen de blijkbaarfte tekenen, niet alleen van eenen rijzenden koophandel, maar vaii eenen koophandel die bereids aanzienelijk Was. De Naamlijst, welke wij bladz. 140. hebben, aangehaald (£), fpreekt van tollen, van koopmanfchappen, van fchepen door de flormende tempeeflen gedreven. Diderik de II. had aan de Abtdije van JLgmond de tollen van Alkmaar gegeeven; en Wagenaar tekent uit Heda aan, dat, in den jaare 934, aan den Utrechtfchen Bisfchop, of aan de Utrechtfche Kerk, toen reeds behoorden de tienden van veele tollen en fchattingen, zelfs tot in Texel en daar omtrend (O; een bewijs zekerlijk, dat dö koophandel, federt de aankomst der Romeinen, zich in deze landen verder noordwaards had gevestigd, en van tijd tot tijd aanzienelijker was geworden. Indien het waar is, dat de Noormannen, in den jaaré (a) Wagenaar Vad. Hifi. D. 1. bl. 338. O) Bijlaage F. Vad Hijl. D. II. bl. 55. en 56. (t) Vad. Hijl. D. II. bl. 120.  R IJ K D O M. 181 jaare 838, den handeldrijvenden ingezetenen dezer landen merkelijke afbreuk deeden, door hunne rooyerijen ter zee, zoo moet toen reeds de zeehandel in onze gewesten in een bloeienden ftaat zijn geweest. De gefchillen op het einde der achtfte eeuw, tusfchen Karei den Grooten en Offa, Koning van Merctê, ontitaan, waren van zoo veel gevolg, dat alle wederzijdiche handel tusfchen de twee Rijken verbooden zijnde, „ de koopluiden (zegt de Heer „ Wagen aar) en buiten twyfel ook die, wel„ ke aan den Rhvn, te Duurftede, te Thtel, en in is andere kooplieden, hier te lande woonden, wel, ke thans veel op Engeland handelden , daarby " merkelyk nadeel leeden" (0). Dat de ftad Thiel in dien tijd grooten koophandel op Engeland moet gedreeven hebben, is te befpeuren uit de klagten, welken zij, in den jaare 1018, aan den Keizer deed, over het heffen der dordrechtfche tollen (é). De handel op Engeland, door het misverltand tusfchen Karei "den Grooten en Offa, daar wij zoo even melding van gemaakt hebben, verzwakt, bleef niet lang geftoord: de gereezen onlusten gaven zelfs gelegenheid, dat 'er tusfchen de twee Vorften een verdrag van koophandel gellooten werd, omtrend den jaare 79a, „ het oudfte, zoo men weet, van dien aart, t welk tusfchen de Vorften , die hier te lande 't hoog ' o-ebied gevoerd hebben, en de Engelfchen gemaakt ' zouden zijn", en in 't welk, aan de zijde van Karel beloofd werd, dat „de Engelfche kooplieden, „ die in zyn Ryk kwamen handelen, behoorlyke be" fcherming zouden genieten" (O- Bij deze gelegenheid zal het niet onpas zijn in aanmerking te neemen, dat de koophandel met Engeland de eerfte fchijnt (<0 Vad. Hift. D. I. bl. 437- (O ™- D' 1L bL UU (c) Ibid. D. I. bl. 438. M 3  i8* HOLLANDS fchijnt te weezen, welken de bewooners dezer gewesten over zee hebben gedreeven; dien aftrekkende van de plaatfen langs de kusten van den Oceaan naar het zuiden gelegen, waar door de Hollanders in ftaat raakten, om met de engelfche waaren langs den rhijn, de maas, de waal, de moezel en de fchelde^ handel te drijven, en dien handel in de gewesten, aan de oevers van die ftroomen grenzende, uit te breiden. Aanmerkelijk is het nog, dat in den jaare 1215,Jan, Koning van Engeland, aan de Edelen van zijn Rijk, onder de vrijheid aan hun verzekerd, bij opene brieven beloofde: „ dat alle kooplieden, uitgezonderd alleen dfe aan welken verbod zoude zijn gedaan, „ vrijelijk en ongemoeid in en uit Engeland zouden „ kunnen trekken, zoo te water en te land reizen, „ en aldaar vertoeven, om te koopen en te verkoo„ pen, zonder eenige lasten te betaalen; en dat bij „ ontftaan van oorloog, die koopluiden enkelijk, „ zonder letfel aan lijf en goed, zouden worden aan„ gehouden, om te verneemen hoe de Engelfchen „ bij de haaren zouden behandeld worden, en hen „ dan op gelijke wijze te behandelen " (a). Verdeus (om hier b'ij den koophandel op Engeland wat bijzonderlijk ftil te ftaan) fchijnt dezelve met de Engelfchen in de eerfte tijden zeer vreedzaam gedreeven en bij den duur aangewasfen te zijn: althans men vindt bij de Hiftoriefchrijvers geen melding van eenige onlusten, welke in vroeger tijden denzelven geftoord zouden hebben. De Hollanders en Zeeuwen haalden uit Engeland voornaamlijk wolle, welke hier te lande tot de weeverijen gebruikt werd; ook zilver, van het welk Floris de V. geld liet munten; en bragten 'er, daar en tegen , verfcheiden koopwaaren. In laatere tijden, toen de koophandel en zeevaart op (a) Corps Diplom. T. I. P. I. p. 155.  R IJ K D O M. 183 op Engeland van meerder gewicht werd, zag men dezelven van tijd tot tijd ontrust. Koning Eduard, in den jaare 1274, den uitvoer van wolle verbooden hebbende, gaf dit gelegenheid, dat de Zeeuwen op de Engelfchen ter kaap uitgingen; een doorOaande blijk, dat de koophandel bij de Zeeuwen toen reeds vrij aangewakkerd moet zijn geweest, en dat de Engelfchen ook in dien tijd een aanzienlijken zeehandel dreeven, vermits de zeeuwfchc kaapers den koopluiden van Londen al vrij veel fchade toebeten Ca\ Het belang der beide volken maakte datÖdeze gefchillen niet lang duurden. Graaf Floris, doorzigtif genoeg om te begrijpen dat er Holland grootelijks aan den Engelfchen handel gelegen was, ttond zelfs, voor dat de vrede gemaakt werd, aan de Engelfchen den vrijen handel toe, geduurende den tijd van twee jaaren. Het overleg van een huwelijk, tusfchen den zoon van Floris den V. en de engelfche Princes Elizabeth, dochter van Eduard, in den Faarc i"8<, vastgefteld, en waarvan de vo trekking verfchooven wie?d, tot dat het paar een bekwaamen ouderdom zoude bereikt hebben, vernieuwde de vriendfehap tusfchen de Engelfchen en Hollanders, en deed den koophandel tusfchen beide de volken vreedfaamer drijven. Eduard had zelfs den napel der engelfche wollen te Dordrecht laaten leggen (£> Doch dit duurde niet lang. De engelfche Vorst, in den jaare j 205, bij eene verbintenis met de Vlaamfcheti.beter zijne rekening meenende te vinden, of omdat hij die bekwaamer oordeelde, om hem tegen de f^afchen van hulp te zijn, verliet dc Hollanders, verbond 2.ch met de Vlaamingen, en verleide den wolltapel naar Brugge m-mchekn. Floris de V. daar en tegen, koos in den O) Vad. Kift. D. III. bl. 22. !b~) Ibid. D. III. bl. 53. M 4  i8'4 HOLLANDS jaare 1296, de zijde van den Koning van Frankrijk Ca). Eduard, welke zich met andere Vorften van Europa verbonden had, om daar door in ftaat te zijn, zijne verlooren bezittingen in Frankrijk te heroveren (£), werd over dit verbond van Floris zoodanig verbitterd, dat fommigen dezen zijnen wrok voor de oorfprongelijke oorzaak houden van den toeleg op Floris den V., welke dien Vorst, eerst zijne vrijheid, en voorts het leeven kostte fc). • Wat 'er van zij, deeze oneenigheden tusfchen de vorften , opgevolgd van nieuwe verdraagen, verwakkerden of verflaauwden den koophandel wel eenigzins, haar maate dat dezelve begunlligd of belemmerd werd; doch niet te min groeide die bij den duur aan. De dood van Graaf Floris fchijnt, daar zijn zoon Jan de 1., die met de dochter van Eduard gehuuwd, en in Engeland groot gebragt was, hem opvolgde, alle verdere vijandelijkheden tusfchen de Engelfchen en Hollanders geftuit. en aan hunnen koophandel een nieuw leeven gegeeven te hebben. Graaf jan werd in zijnen overtocht uit Engeland herwaards verzeld, niet alleen door engelfche Edelen, maar ook door een goed getal fchepen. Dagelijks kwamen 'er engelfche fchepen hier te lande aan ( de uitvoer van gewerkte en het draagen van vreemde ftoffen, verbooden werd ( Het huwelijk van Jacoba van Beieren met den Hertog van Glocester, bezorgde aan die ongelukkige Vorftin den bijftand van x ngeland en fcheen den hollandfchen koophandel te zullen bevoordeelen; doch door Glocester verlaaten, en den burgerkrijg, aan haare zijde, ongunffig uitvallende, werd de rampfpoedioe Princes, in den jaare 14*8, gedwongen (O eenen zoen tusfchen haaren Filipste treffen, waar mede die hoop verdween. Echter wist Filips te wegete brengen dat in dat zelfde jaar de Raad van Hennk den VI. b.j opene brieven, den eerften van hooimaand getekend, den Hollanderen en Zeeuwen den vrijen handel toeftond, gelijk van ouds (*> Die vrijheid bleef echter Shg ongeftoord. Hendrik de VI., gebelgd tegen Filips over den Atrechtfchen vrede voer tegen den Burlmndifchen Vorst in bitfche taal uit (*>; waar te-en deze zich gereed maakte, om door de wapenen zijne wraak te oefenen. Het engelsch graauw nam deel in het ongelijk door Filips, zoo het meende? aan Engeland "toegebragt. Zijne woede barstte uit tegen weerlooze kooplieden, onderzaaten des Hertogen van Burgundië, welke zich '«Engeland bevonden, en onder welken verfcheidt= Gelderfchen en Utrechtfchen, veele Hollanders en Zeeuwen, die zich in Londen, en elders in Engeland, onthielden. fa) Vad. Hijl. D. III. bl. 188. 4«5- . (b ) Corps Diplom. T. I. P- tl. p. 161. & fül«. . ' Vad. Hijl. D. III. bl. 484- C O f * «■ 498' f 499. (e) Ibid. bl. SM- Hum Hijl. SM**- T' VL P' 188. & fuiv.  188 HOLLANDS Onder deze katten , telde men eenige inboorlingen van Dordrecht, Haerlem,'Gmda, Rotterdam, Schiedam, Alkmaer, Monnikendam, Heusden, Middelburg en Zierikzee, hec welk niet alleen doet zien, dat 'er in dien tijd uit Hollanden Zeeland een oropte handel op Engeland moet gedreeven zijn geworden, maar ook, welke der bollandlche fteden het mcefte aandeel in dien handel hadden f». Het wederzijdsch belang van den koophandel en deszelfs aangroei 'doen zich klaarlijk zien in het beftand, het welk ïn dien tijd getroffen wierd, en alleenlijk betrekking had tot de kooplieden (b). De Engelfchen waren 'er te minder afkeeng van, nademaal het hun niet onbekend was en zij zeiven getoond hadden overtuigd te weezen dat de hollandlche en zeeuwfche fteden weinig fmaaks vonden in het vijandelijk bedrijf van hunnen Graaf. J\a verloop van zeven jaaren, naamlijk in den jaare 1443, werden de oude verbonden tusfchen Engeland, Holland en Zeeland vernieuwd. Eduard, Graave de la Marche, zoon des Hertogs van York, Henrik den VI., Koning van Engeland, in den jaare 1460 van den throon geftooten, en zich daar op geplaatst hebbende, werd deze Vorst door Filips in zijne Komnglijke waardigheid erkend; en het beftand, tusfchen beide die vorften, nu, en vervolgens, een en andermaal verlengd (c). De verbittering over den Atrechtfchen vrede echter m het hart der Engelfchen fmeulende gebleven zijnde, dachten zij eene bekwaame gelegenheid gevonden te hebben, om zich over de trouweloosheid van Filips, wiens aanwasfende magt zorg begon te wekken, te Ca) Dat 'er in vroegere tijden ook Vlamingen in Engeland gezeten waren, kan men zien uit een bevel van Eduard den II., van deni8. Julij 1315. Corps Diplom. T. 1. P. II. p. 24. (b) Vad. Hijl. D. III. bl. 528. (e) Md. D. IV. bl. 88.  tl IJ K D OM. 189 te wreeken, door het fluiten van een verbond met hunnen ouden vijand. Beide de Hoven, zo wel dat van f rankrijk als dat van Engeland, hadden rede, om tegen den heerschzuchtigen Filips misnoegd te weezen. Hoe zeer anders niet zeer gefchikt tot onderlinge vriendfehap en befcherminge, werden zij te raade, om teo-en den Hertog van Burgundië de handen in een te Haan. Het is zekerlijk aan den haat der Engelfchen tegen Filips, en misfehien ook wel Yian het opllookeri van Lodewijk den XI., Koning van Frankrijk, toe te fchrijven, dat Eduard de IV., in het jaar 1464, met toeltemming van het Parlement, een bevel gaf, waar bij de invoer van „ alle gewasfen, ftoffen en hand„ werken van Holland, Zeeland, en van de verdere „ Staaten des Hertogs van Bourgondië in Engeland, „ Walles en Ierland verboden werd". Dit verbod noi HOLLANDS trekkingen rot eikanderen daar toe meerder of minder aanleiding gaven f», toe den tijd van den opftand tegen Spanje, in welken de vereenigde !rewesten eene nauwere betrekking tot Engeland kreegen. Offchoon Wj nu geen gewag gemaakt hebben van koophandel op Schotland en Ierland, draagen de oude Jukken merktekenen genoeg, dat de Hollanders, de Zeeuwen, en andere van de tegenwoordig Vereenigde Nederlanden handel dreeven op de drie rijken bekend onder den naam van Groot Brittannië- en daar van haalden niet alleen koopwaaren maar ook zilver, om geld te munten De koophandel van onze oudlle ftad, tot een bijzonder voorwerp van onze befpiegelingen genomen hebbende, heeft ons daar door gelegenheid gigeeven, om t beloop van den handel op Engeland kortlijk na te gaan, en te doen zien, hoe 'er van de vroegfte tijden af, uit de tegenwoordig vereenigde gewesten^ koophandel, en wel een aanzienlijken koSphandel is gedreeven op dat Rijk. Men heeft 'er te gelijk pit kunnen ontwaar worden, dat 'er teffens mede al een ■,,(vLTrfmV3n de" Jaare ^H-Commercie-TraBaat van den 13 Febr. des jaars 1515. in het welk voor vijf jaaren het verdrag; van den jaare 1406. wordt opgefchort, en verfcheiden merkwaardige zaaken behelst. Traclaat van den 6. December ffI'Knf r^6™ Zeer bi,'zo"dere voorzorg voorkomt tegen het verfpre,dc„ van onrechtzinnige boeken? zoo eng Vfche „ Bmschland, a]s duitfebe in Engeland; en van het welk Hennk de VIII. koning van Engeland in den jaare 532 hebbende. TraBaat van den jaare 154*. in bet welk ten opzigte van den koophandel i, geroepen wordt het verdrag v!n den jaare I520 c„ dat van den jaare 1529. waarop het metaal; van den ja?re 1543. in het welk voorzorg tegen de Zjechtzimuge boeken herhaald uordt. {Corps DipL. T IV ? 1 w° 'T iV' P iL p- 42- 8* "7.%*.) ib) WiciKUi Vad. Hifi. f  R IJ K D O M. 193 (sen Vrij groote handel op andere nabuurige Gewesten moe: geweest zijn. De komst der Pvomeinen had 'er of aanleiding toe gegeeven, of die takken van koophandel merkelijk doen aangroeien. Wij hebben zelfs te vooren aangemerkt, dat 'er, bij dë komst der llon-.cir.cn in onze Gewesten, in het tegenwoordig Vlaanderen en Braband aanzienelijke koopplaatzcn Waren, en dat de tochten van de romeinfche Veldheeren tegen de overrhijnfche volken den koophandel uit die gewesten naar de onzen hebben beginnen te trekken. De Graaven van Holland, die verfperïing of verplaatzing van den koophandel poogende te bevorderen, en inzonderheid mede door het heffen van den tol, te Dordrecht gelegd, zogten de Vlaamingen aaii hun kant dien tol te ontwijken , met tot hunne vaart op deze landen eene andere ftreek te kiezen. Om huil dien pas af te fnijden, werd 'er door Floris den III. een tol tot Geervliet Opgerecht: hier uit ontftonden tusfchen de Vlaamingen en Hollanders moeielijkheden en vijandelijkheden , die eerst bij verdrag in den jaare 1167 Werden afgedaan (7/). Bij dat verdrag werd bedongen , dat de Graaven van Holland nimmer eenigen tol op dc Vlamingen zouden heffen. „ De tollen, zegt „ het verdrag, door den Hollandfchen Grave, tot ntt „ toe geheven, zal hij voortaan van de vlaamfche „ handelaars op geenerlei wijze vorderen mogen, „ noch gedogen, dat dezelven door iemant in zijn „ geheele Graaffchap, van hun gevorderd word". Die (o) Vaderl Hijl. D. II. bl. 249- De Heer Wuenaae zegt niet tc twijfelen, of dit Verdrag moet in dan jaafè 1107, en niet 1147. geftüld worden, en geeft 'er eenige blijken van op. Wij zullen 'er bijvoegen, dat in het uittrekfel vair 't verdrag van 1248. verweezen word naar een artijkel van 't verdrag van 1167. Si quis Mircatorum. Corps Diplom, ï. I. P.L p- 2®5* I. Deel. N  ïP4 HOLLANDS Dit verdrag, hoe nadeelig voor de Hollanders, werd van tijd tot tijd bekrachtigd; en inzonderheid mede door Lodewijk van Loon, in den jaare 1203; door Willem den I. in den jaare 1213. en eindelijk door Willem den II. in den jaare 1248 (V). Doch in den jaare 1 werd bij overeenkomst de zaak over de heffing der tollen verbleeven aan den Hertog van Braband (b~). Uit deeze en meer andere verdragen blijkt, dat 'er veele vlaamfche koopluiden in Holland moeten gereisd hebben, alzo 'er bij werd bedongen, dat dezelven niet om fchuld zouden mogen worden aangehouden ; volflaan zouden kunnen, met zich door een eed, terwijl zij nog fcheep zijn, te zuiveren; en dat die geenen, welke op hen iet te vorderen zouden hebben, den koopman zouden moeten volgen ter zijner woonplaatze. Diergelijke overeenkomften zijn 'er ook gemaakt tusfchen de Hertogen van Braband en de Graaven van Holland en Zeeland. In den jaare 1203, toen Graaf Diederik de ftad Dordrecht ter leen opdroeg aan den Hertog van Braband, en die wederom van hem ter leen ontving, werd 'er bedongen dat de brabandfche en hollandfche koopluiden, wederzijdsch ongemoeid, in de ftaaten of landen der beide Vorften zouden mogen reizen (c). In den jaare 1212 vergunt Henrik de I. Hertog van Lotharingen aan Godefried, Heer van Breda en Bergue, de heffing van zekeren tol, die te Strijen, in Zeeland, op de fchepen welke de Schelde bevoeren, geheeven werd (d~). Het vredensverdrag door Henrik den II. Hertog van Braband in den jaare 1258, gefloo- ( a ) Vad- Hijl. D. II. bl. 388. Corps Diplom. T. I. P. L p. 392. (6) Corps Diplom. T. I. P. I. p. 400. (O Ibid. T. I. P. I. p. 13t. (<Ó Ibid. T. I. P. I. p. 142 & 143. Mirzsi Donat. £el£> L. II. C. 90. p. 517.  R IJ K ft O M, 195 geflooten met Gaulthier Berthout, Heer van MecheJëfi, fpreekt van fchepen met visch gèlaaden, dié naar Mechelen zullen mogen opvaaren, zonder tol te betaalen O), en uit dit verdrag blijkt dat er van Remmerswaele handel in visch gedreeven werd. Dus konnen wij uit de verdragen leeren, hoe uitgebreid de koophandel in deeze gewesten van de vroegfte tijden af is geweest; zoo langs de ftroomen, welke naar dezelven heenvloeien, als in Vlaanderen, Braband* en verder aangrenzende landen ^ inzonderheid mede op Engeland. De menigvuldige onlusten, moeiclijkheden en vijandelijkheden over het heffen van tollen, en wel in 't bijzonder van den Dortfchen tol, gereezen, hebben ons niet alleen deh koophandel van dieftad, maar ook de vreemde volken, met wien dezelve gedreeven werd doen kennen: op dezelfde wijs leeren wij uit de menigvuldige gcfchillen, uitfpraaken, overeenkomften en vonnisfen roerende het ftapelrechc van Dordrecht,welke binnenlandfche fteden het meefte deel aan den koophandel hadden. Men vindt 'er, bij Voorbeeld, melding van Zierickzee, Middelburg (b), Leyden (c), van de gemeene fteden (d); Remmers* waele (e), Haerlem, Delf, Leyden ,Alkmaer, Amfierdam, Rotterdam, Schiedam, Sinte Geertrmdenberg, Oudewater, Flaerdingen, 'sGravefande, haerden, Medenblick, Enckhuifen, Briele,Gorcum Cf). Wanneer wij nu van de oudfte onzer hollandfche fteden met onze befchouwing overgaan tot de kooprijkfte ftad van het Vereenigd Nederland, zal deeze befpiegeling ons op nieuw de doorfteekend- ftè (a) Corps Diplom. T. I. P. I. P- I7S- ■ , (fc) Van de Wall Handv. van Dordrecht D. I. bl. 324. (c) l.c. bl. 330. (<0 1. f. bl. 342- ' W.343- (ƒ) /. c. bl. 347. Zie ook D. II. bl. fjfc 5?S- *»■ (26. 815. 952- 991 en volg. 1158. N é  i95 HOLLANDS fte blijken openbaarcn van een alleraanzienelijkften koophandel, uit geringe beginfels, onder de regeering der Graaven, tot den hoogden top gevoerd; en tcffens verder doen zien, welke plaatfen meer in dien grooten koophandel deel hadden. Dfi-ftad Kamptn had airede op Schoenen eenen handel en eene visfcherij aangelegd, en bezat 'er een fhik gronds, aleer die van Amflerdam daar voet kreegen. Albrecht koning van Zweeden zegt, dat ,, die van Amjierdam hunne vrij„ heid zullen gebruiken, gelijkerwijs als die geenen, „ die op de Carnpen vielen, met die van Carnpen „ lie;gen, voor den vooghden van Campen te rechte liaan, na der Camper-rechten " De vrij¬ dom , welke met betrekking tot den handel en de kust op het eiland Sckoonen, door denzelfden Albrecht vergund werd, raakre niet alleen Amjierdam, maar ook Enkkuizen, Wierlng, „ ende alle haare hul„ peren, die hen in deezen krijg behulpfaam ge„ weest zijn " (F). De overeenkomst, door de Had van Amfterdam met die van Deventer in den jaare 1347 gemaakt wegens de Cotertollen, fpreekt van de zes Heden, als Campen, Harderwijck, Amersfoord, Haerlem, Leyden, en Deljf, als bereids met betrekking tot die tollen bekend. Ieder een weet, hoe de fteclen Hoorn en Enkhuifen eertijds door de visfcherij en zeevaart vermaard zijn geweest ^ hoe 'er de koophandel gebloeid heeft, zelfs in eenen tijd, dat Amper dam naauwelijks wegens zijnen koophandel eenigen naam had (V). Die ftad, wier roem zoo hoog moest ftijgen, die de voornaamfle zetel van den grootiten handel, welken eenig volk toe («) Handv, van Anjl. D. I. bl. 51. Bijlaage C. O) Ibid. D. I. bl. 51. Bijlange C. 2. 1. (c) Wagenaar Amjlerdamsch opkomst en aanwas D. I, St. I. bl. g. en volg.  R IJ K D O M. 197 tot dien tijd toe nog ooit gedrceven had, moest worden, was in de veertiende eeuw niet zeer verre van haare geboorte. De luider, welken zij in 'r, vervolg verkreegen heeft, en de-oneindige hinderpaaleri, welken zij heeft moeten te boven komen om daartoe te gcraaken, maalden haaren certlen opgang merkwaardig. D e Schrijver der Faderhmdfche Hijlorie zegt, dat in den jaare 1342 de ftad Amftcrdam in 't ftuk van handel Dordrecht begon te evenaaren; dat zy in den jaare 1368 van Albrecht, Koning van Zweeden, ecne ftreek lands op 't Eiland Schoonen verkreeg, alwaar zich eenige burgers van Amfterdam. gingen nederzetten, wordende door eenen Voogd, volgens de wetten en gewoontens van Amfterdam beftierd dat de Amfterdammers met de noord- 1'che waaren handel dreeven, door middel van den Amftel en de Vaarten, welke 'er gemeenfehap mede hebben door geheel Holland en Utrecht, en over 'c Ye in Waterland, alwaar zij komen konden, zonder tol te betaalen; dat zij, over de Zuiderzee, graanen, hout, ijzer en bier naar Deventer en Zwolle zonden, en, langs de Schelde, naer Vlaanderen, verfcheiden 1'oorten van waaren. en onder anderen, Hambnrgsch bier ( b ). Uit dit alles moet men noodzaakelijk befluiten, dat Amfterdam reeds toen fchepen naar de Ooftzee zond, en veel deel ram in den nóordfehen handel: want, indien die ftad alle die noordfche waa> *en niet uit de eerfte hand bekomen had , zoude .zij dezelven niet met eenig voordcel hebben kunnen afzetten : en het is zeer waarfchijnelijk dat de. vergunning, welke die ftad van den Koning van Zweeden O)- Zie het geen wij te vooren bl. 137. acngetskend hebben. (6 ) Men kan 'er over nazien de fuu.ken, -welken wij oader de JBijlaagcn C en volg. .gebragt hebben. N3  io8 HOLLANDS Zweeden wegens 't Eiland Schoonen had verkreeger», de oprichting van een comptoir, ter bevordering van H overvoeren der noordlche koopmanfchappen, te gelijk met de visfcherij ten doel hadde. Amfterdam deed toen reeds Happen tot die grootheid, welke het wel dra bekomen heeft. Dezelfde Kor ning van Zweeden, welke den Amfterdammcren had tocgeftaan zich op 't Eiland Schoonen ter neder te zetten, ftond kort daarna aan hun, als mede aan de Enkhuizers cn die van I-Vieringen, andere voorrechten toe, welke in de Gefchied - fchriften onder dennlgemeenen naam van verfcheiden vrijheden des koophandels voorkomen Uit een vrijdom, in 't jaar 1437, door den Bisfchop van Upfal den Amfterdammcren en Hollanderen in 't algemeen verleend, van rechten, welken te Wijburg geheven werden, blijkt, dat de Amfterdamfche kooplieden eenen grooïen handel op Zweeden dreeven. Zij voerden in die tijden derwaarts zout, wijnen, fpecerijen, lakenen, en andere ftoffen en koopmanfchappen, en bragten van daar te rug rogge, teer, cn andere waaren. In de vijftiende eeuw vooral begon de handel van Amfterdam , bijzonderlijk die op 't Noorden, welke de voornaamfte tak van Hollands handel begon te worden, cn zulks nog lang daarna geweest is, op eene zichtbaare wijze toe te neemen, en op die der andere fteden de overhand te krijgen, ChriftofFel, Koning van Beenemarken, ftond in den jaare 1443 aan die ftad den vrijen handel toe (£); en zijn opvolger Chriftiaan, deze vrijheid in 't jaar 1452 bekrachtigende, verklaarde dat hij de Amfterdamfche. kooplieden onder zijne befcherming nam. Deeze Vors^ (a) Zie het geen vrij te vooren aangetekend hebben bl. j;37- Bijlange C. C. 1. 1. {b) Handv, van i&iift, D. I. bl. 53. Eij'aage C. 3. j,  R IJ K D O M. 19* 'Vorst verleende in *t volgende jaar den Amfter1 damfchen en Zeeuwfchen kooplieden vrijgeleide, ont der beding, dat zij geene engel fche koopmanfehap|pen zouden invoeren, en de Belt met zouden voor1 bijgaan O). Die zeilde Vorst ftond in den jaaïre 1454 den Hollanderen en Zeeuwen eene on1 bepaalde vriiheid van koophandel en fcheepvaart ttoe. Eindelijk bekrachtigde hij in 't jaar 1458 alle 1 de voorrechten, door hemen zijne voorzaaten der ftad ; Amfterdam verleend, niet alleen voor zooveel Dee; nemarken aanging, maar ook met opzicht tot Zweet den en Noorwegen, en de redenen welke hem daar toe I bewoogen geelt hij zelf dus op: om de dienden door 1 hun den Koningen, onzen voorzaaten, beweezen (b\ Uit dit alles moet men befluiten, dat de ftad . Amfterdam toen reeds eene foort van magt verkreei gen hadde, welke aanzienelijk genoeg was om onmiddelijk, en op haaren eigen naam, zonder tusfchenkomst der Staaten of van den Graaf, met de noordfche Mogendheden in verbond te ftaan; dat zij op eigen gezag, met die Voiflen in onderhandelingen was getreden, verbintenisfen van vriendfehap hadde aangegaan, en hun dienften beweezen. Zij heeft het ook&bij deze voordeden niet laaten berusten. In den jaare 1461. wist zij van Koning Chriftiaan voor zich in 't bijzonder te verkrijgen de vrijheid, om te vaaren tot Hufum toe; daar koopwaaren in te laaden, cn dezelven tot Flensburg toe te voeren; dezelven daar fcheep te neemen, en ze van daar in alle vrijheid te vervoeren (c). Zij verkreeg in dien zelfden tijd van hem de vrijheid, om rechtftreeks uit de Oostzee op Flensburg te vaaren enz., volgens eene tollijst met die (a) Handv. van Anfl. D.I. bl. 53- 54- Bijlaage C. 4. L (ZO Mi. D. I. bl. 54. en volg. (O Ibid. D. I. bl. 54. Bijlaage C. S« !• N 4  ftoö HOLLANDS die ftad gemaakt. Deeze Vorst breidde ia 't vervolg deeze voorrechten voor de Hollanders, en in 't bijzonder-voor de ftad Amfterdam, nog verder uk; hun dezelve voorrechten toeftaande, welken de Haruéftedeu genooten ; cn zelfs om op Hitland of'Tsland te handelen, op welke plaatfcn de handel tot dien tijd toe, verbooden was geweest (y/). Dus wisc Amfterdam, door onderhandelingen cn verbonden, deszelfs handel in 't Noorden aliengskens meer en meer uit te breiden: en men ziet, dat dezelve aldaar toen reeds, of ten minden kort daar na, dien dep Hanzé - fteden , welke denzelven oudtijds alleen be? zeten had, evenaarde, De noordfche handel, vooral die van Amfterdam, nam nog meer toe door de vrijheid welke Jacobus, Koning van Zweeden, in den jaare 1487 den Hoilanderen verleende, om in alle zijne havenen allerlei foorten van koopmanfchappen in te voeren, zonder eenige rechten te betaalen: men mag vrijelijk; gelooven, dat in Holland de ftad Amfterdam welke zich boven al op den noordfehen handel fchijnt toegelegd te hebben, wel het meefte voordeel uit dit voorrecht heeft weeten te trekken. Zij liet geen Vorst in 't Noorden onaangezogt, om haaren koophandel derwaarts uit te breiden. Zij ijverde bij alle de noordfche Mogendheden. Wij hebben te vooren van den gunstbrief van den Bisfchop van Lijfland gewaagd. Die gaf aan Amfterdam gelegenheid om den koophandel tot in Lijfland en in Moskovië over te brengen. De voorrechten van Amfterdam in den noordfehen handel werden in den jaare 1498. nop- vermeerderd en aanzienelijkcr. Die ftad verkreeg toen, naa- .1 .\ mehjk (a) Handv. van Amji. D. I. bl. 56,  R IJ K D O M. 201 ] indijk van den Koning van Deenemarken (a"), ten ; aanzien van Noorwegen , en bijzonderlijk met opzicht i tot de Had Bergen, dezelve gunst en dezelve vrijhei den, welken zijne eigen onderdaanen genooten. Uic ] het geen ons de gelehiedboeken melden aangaande i de wijze op welke men dan handel dreef, blijkt, dat de Amllerdamfche kooplieden in Noorwegen,. i en vooral te Bergen, magazijnen hadden, gelijk de. ' vreemde kooplieden 'er tegenwoordig te Leipzïch. i en Frankfort, geduurende de misfen, hebben. Het ' was toen vrij algemeen onder de kooplieden van han> i dcidrijvende lieden, welke toen minder talrijk wai ren, in gebruik, dat zij pakhuizen hielden, zoo in de ; plaatzen daar de vertiering der waaren gefchiedde, ; als in die, waar zij dezelven opkochten. Zij oni derhielden opzichters of faclooren, welke, of onmiddelijk handelden met de lieden welke die waa: ren gebruikten; of met die geenen, welke dezelven in 't klein verkochten, en met de eigenaars der koopmanfchappen, welken men weder uitvoerde. Dus . had Jaques Coeur, in dc hillorie van Frankrijk ver; maard, wegens den dienst aan Karei den Wil, met het opfchieten van aanzienelijke fommen beweezen , onnoemelijke rijkdommen vergaard in den Levantfehen handel. Hij had overal, waar hij zijnen handel dreef, bewindslieden aangelteld. De kooplie^ den, welke geene bewindslieden buiten 'slands hadden, vcrzelden zeer dikwijls zeiven hunne koopmanfchappen; gelijk tegenwoordig die geenen, welke de misfen bezoeken, nog hedendaagsch doen; en wij hebben te vooren reeds gezien, dat ook op die wijze de koophandel door de Vlaamingen, Brabanders, Hollanders, Engelfchcn, en andere volken meer, wederj (a) Handv. van A,njl. D. I. bl. 56. Bijlaage C. S. 1. 'NS ■  aos HOLLANDS wederzijdsch gedreeven werd; en dat gelijk, aan de eene zijde, de Hollanders in vreemde landen gingen handelen, zoo ook, aan de andere zijde, de vreemdelingen hunnen handel bij hen kwamen drijven: dit word al mede aangemerkt in de Sententie van Karei den V., welke te vooren is aangehaald: „ daar door „ van gclyken deCoopluiden van anderen landen be„ gonst hadden te befoucken ende frequenteeren 't „ voirfch. Land van Holland" (a). In den jaare 1507, verkreeg Amfterdam van Chriftiaan, Koning van Deenemarken en Noorwegen enz., nog eenige voorrechten, welke aan hetzelve zeer dienftig waren, om deszelfs handel in 't Noorden verder te doen bloeien. Die Vorst, na de voorrechten door zijne voorzaaten verleend te hebben bekrachtigd, voegt 'erbij, dat de goederen der Amfterdamfche kooplieden, door fchipbreuk verlooren, hun zullen worden wedergegeeven, onder betaaling van eene enkele belooning voor 't bewaaren der koopmanfchappen ; en dat de goederen der kooplieden, in de Staaten des Konings geftorven, zouden te rug gegeeven worden, zonder dat de erfgenaamen daar voor iets zouden behoeven te betaalen. Amsterdam moet zekerlijk toen in een groot aanzien geftaan hebben, dewijl het wist te bewerken, dat de barbaarfche rechten, op de fchipbreuk en exue geoefend, welke toen door geheel Europa in zwang waren, en 'er zoo langen tijd kracht gehad hebben, ten zijnen opzichte geen plaats zouden hebben. Wel is waar, dat 'er verfcheiden overeenkomften en vrijdommen van Vorften voor handen zijn, in welken van het oefenen van ftrandrecht en exue word afgezien; doch niet te min is het opmerkelijk, dat Amfterdam dit voor zich van den Koning van Dcenemar- keti ia) Bijlaage A.  R IJ K D O Mv 203 fan wist te verkrijgen; ook voegt 'er de Koning bij, dat hij dit voorrecht verleent ter belooning der dienften, welken de Amfterdammers hem hadden beweezen. Amsterdam droeg zorg, om zijne voorrechten van tijd tot tijd door alle de koningen van Beenemarken te doen bekrachtigen; fomtijds zijn deeze bekrachtigingen verzogt en toegeftaan voor alle de gewesten, als zij door tusfchenkomst van den Graaf werden verzogt. Dus vernieuwde en bekrachtigde Frederik de I., in den jaare 1524, de vrijheid van koophandel in 't algemeen voor Holland, Zeeland, Vlaanderen en Braband. Het diploma dezer bekrachtiging toont, dat deze gewesten in 't bezit waren om 't Noorden, van lakenen, hop, zout, wijn en andere waaren te voorzien Christiaan de III. breidde in den jaare 1531 deze voorrechten ten behoeve der Hollanderen in 't algemeen, en der Amfterdammeren in 't bijzonder uit, tot de vrijheid om handel te drijven in alle zijne ftaaten, havenen, landen, rivieren, en zelfs binnen 'slands, en 'er te gaan en te komen naar hun welgevallen Deze voorrechten in 't vervolg, in den jaare 1545, ten behoeve van Amfterdam bekragtigd, is zulks nogmaals in den jaare 1560. door Frederik den II. gedaan, ten verzoeke van Amfterdam , en op de gunftige voorfpraak van Filips den II. Aanmerkelijk zijn in dezen gunstbrief de bewoordingen van den deenfchen Vorst, aldus luidende „ foo heb„ ben wy, voornamentlijck onfen befonderen lieven „ Oom, Broeder ende Bontgenoot, den Heer Philips „ Koninck van Spangien, beyde Sicilien &c. ter ee„ ren. op het vrundelijck fchryven ende verfoeck van „ desfelfs Regente der Neder-Burgondifche \ rflan- „ den, (0) Handv. van Jmfi. D. I. bl. 57. Bijlaage C. 7- (• (£>) Hundv. van Amft. D. I. bl. 58. Bijlaage C. 8. V  «04 HOLLANDS „ den, Vrou Margarita, Hertoginne tot Parma, onfe „ befondere Vriendinne, mitsgaders tot gedyinge, nut, „ welvaert, ende prosperiteit van onfe wederzijdfche ,, Onderdaanen de ftadt van Amfterdam, enz. (a) ". Zelfs werd 'er een reglement diesaangaande gemaakt. Het antwoord, 't welk de Procureur Generaal van Karei den V. gaf op 't verzoek der Staaten van Holland, voor den Grooten Raad van Mechelcn toont dat de ftad Amfterdam reeds in de zestiende eeuw, bijna alleen in 't bezit des graanhandels moet geweest zijn: „ ende hadde cleene apparentie, (zegt „ die Procureur) dat om de commoditeit van eenen „ particulieren ftede, te weten Amfterdam, wy fon„ der eenige recompenfe afgaan ende quytfcheldcn „ zouden onfe rechten, enz." (b) Daar werd p-efproken van eene 'belasting op den uitvoer der eraanen. Hoe 't ook zijn moge, de noordfche handel wies door de gunften en voorrechten, welken de ftad Amfterdam wist te bekomen van tijd tot tijd meer en meer aan, en dit aanwasfen ftrekte haar altijd tot eenen trap om hooger te ftijgen: het fpoorde haar aan, om de bekrachtiging dezer voorrechten te verzoeken bij alle gelegenheden, in welken zij- het ter bevordering van haaren handel oordeelde bekwaameiijk te kunnen doen. Amfterdam zond zijnen Penfionaris yan' Sylle aan Christiaan den IV. in den jaare 1596, om de bekrachtiging van haare voorrechten in Béér fiemarken te verzoeken., en verkreeg zulks. Frederik de III. hernieuwde deze bekrachtiging op verzoek van van Beuningen, buite.ngewonen- Gezant der Algemeene Staaten, in den jaare 1658. uit naam der ftad Amfterdam gedaan Qc~). De (a) Handv. van Amft, bl. 59. Bijlaage C. 9. I. (b) Zie Bijlaage A. (<:) Handv. van Amfi. bl. 60.  R Ij K D O M. 205 D e Hanzé-fteden hadden den handel op de West 1 door middel van dien op den Oost gedreeven, en : zich dus verrijkt. Amfterdam, die de mededingfter ''van alle de Hanzé-fteden geworden was, en die haar ■ wel dra verre de loef afftak , volgde toen denzelfden weg in den koophandel, en had zich zonderling op den noordfchen handel toegelegd , als. den gröndflag van alle de andere takken van koophandel , van welken zij zich meefter zoude konnen 1 maaken, vooral van den handel, welke met hetZui( den van Europa konde worden gevoerd. Ook be1 kleed deze ftad altijd de eerfte plaats bij alle gelegenheden, die gediend hebben om Hollands koophandel in 't algemeen te bevorderen, eerst in Europa, en in 't vervolg ook in de drie overige deelcn der wereld. Uit het geen wij hier ten aanzien van die thans zoo prachtige Stad aangetekend hebben, befpeurr. men hoe de Hollanders en Zeeuwen, en vooral de ftad Amfterdam, belang genomen hebben in den : noordfchen handel; en dat die koopftad het bereids : in de vijftiende eeuw zoo verre boven de anderen ! had opgehaald, dat zij door den Procureur van Karei den V. als de eenigfte, die in den graanhandel belang had, werd opgegeeven. Deze koopmanfehap was echter de eenigfte niet welke met het Noorden gevoerd Werd, noch ook Amfterdam niet de eenigfte : ftad, die 'er een aanmerkelijkèn handel dreef. Uit een vonnis van den Hove van Holland tusfehen die van Amfterdam en Hoorn uitgefproken in den jaare 1563, ziet men, dat 'er merkelijke handel gedreeven werd in het Noorden met osfen , koeijen, paarden ; en dat Hertog Aalbrecht in den jaare 1389, aan de ftad Hoorn vergund had , „ dat de Denen haer ,, markt tot binnen der ftcde van Hoorn verfoec„ ken mochten met haare beesten, als osfen, paer- „ den,  zo6 HOLLANDS „ den, enz." Qa~) De Heer Eikelenberg tékent aan ,, dat Willem, de Vierde van dien naam,en „ de derde, uit den huize van Henegouwen, in win„ termaand des jaars dertien honderd en negen en „ dertig, omme ooirbaar der Poirte van Alkmaar, „ den Poorteren de vrijheid gunde om drie jaarmark„ ten 'sjaars te mogen doen houden, ende elke „ markt drie weeken duurende Vlaamin- „ gen, Brabanders, en allen uitheemfchen werd toe„ gelaaten daar ter markt te komen, of terug te kee„ ren; mits alleen voor tol betaalende, van eiken ,, paird vier penningen, van eiken rind twee pennin„ gen hollands, van ander vee na gelijke dat 'er toe behoorde; van eiken laken onerhoeft agt pennin„ gen, en van allen llapenden goede den honder„ Hen penning" (£). Ook leezen wij dat de noordfche volken met hunne fchepen graanen in Holland bragten (V). Het geen wij te vooren hebben aangetekend , bladz. 173. 175. 188. en de Bijkiagen achter dit deel gevoegd toonen ons, welke plaatfen in onze Republijk door den koophandel eenig aanzien gekreegen hadden. De verbonden tusfchen de Hanzéfteden draagen 'er ook blijken van. Onder dezelven vind men uit de Hollandfche gemeld, Dordrecht, Amfterdam en Briel; uit de Zeeuwfche Middelburg, Zierickzee en Amemuiden; uit de Friefchej Staveren; uit de Stichtfche Utrecht, Deventer, Kampen, Zwol, Hasfelt en Groningen; en uit de Gelderfchen, Zuifen, Harderwijck en Elburg (d). Deeze fteden hielden reeds in't midden der veertiende eeuw, en misfchien nog wel eerder, verga- derin- (a) Handvesten van Amfl. D. I. bl. 'i. (i) Alkmaar en zijne Gefchiedenisfen, bl. 109. (c ) Vad. Hifi. D. III. bl. 183 en 184. \i) VU. Hijl. D. III. bl. 5ei.  R IJ K D O M. 207 deringen, om onderling raad te pleegen en befluiten te neemen, tot welzijn des handels, Dordrecht, Haerlem en Amfterdam, uit Holland; Nymcgett, Zutphen en Harderwyk, uit Gelderland; Deventer, Kampen en Zwolle, uit Overijsfel, ondertekenden 't verbond, welk, in den jaare 1418, te Lubeck tusfchen de Hanzé-fteden geflooten werd De verdeeling der toerusting, in den jaare '4317-ver" eischt. om over de vijandelijkheden der Oofterlingen wraak te neemen, fchijnt ten bewijze te konnen (trekken, dat de volgende lieden en dorpen belang hadden, bij de vaart en handel op de Oostzee, naamelijk: Haerlem, Delft, Leyden, Amfterdam, Gouda, Alkmaer, Hoorn met zijn toebehooren, Rotterdam, Vlaerdingen, Schoonhoven, Hemden, Oudewater, Woerden, Gorinchem, Enkhuifen , Grootebroek , Medenblik , Monnikendam en Edam, met de dorpen in Waterland; Purmerend en Purmerland, Schellinkhout en Wydenesfe ; Hem, Venhuifen, en Zydekarfpel, Hoogt•woude, Spanbroek, Abbekerk, Westwoude; alle de Dorpen onder het Bailliuwfchap van Kennemerland. en Friesland, SchagerLogge, Koedyk, met alle de Dorpen die op Nieuwburg hoefden; Beverwyk en Wyk op Zee; Westzaandam en Krommenye; Naaiden en Weesp, met de Dorpen in Gooiland; de Dorpen van Amftelland; 't land van Texel; \ land van Wieringen ; de ftad Middelburg, Zierikzee, Remmerswaale, Goes, Tholen, Poortvliet, Brouwershaven, Westerfchouwe, Vlisfingen, Veert, Kortgeene, St. Maertensdyk, Briele en Goedereede. Kortom, als men de oude ftukken leest, dan ondekt men een algemeene zucht tot den koophandel onder de Landzaaten, daar alle de lieden en dorpen meer of min deel aan hadden; en die algemeene zucht deed den («) Fud. Bijl. I. e.  2o8 HOLLANDS den koophandel overal aangroeien en tocneemen* De Zeefteden van Holflein en Ponteren, in dien zelfden tijd, met eikanderen in oorlog zijnde geraakt, wisten de Hollanders en Zeeuwen dien corlog, welke van langen duur was, te doen gedijen ter bevordering van hunnen handel in Pruis/en, Lijfland, en zelfs verder in Moskoviè', (a). Zij maakten zich in 't vervolg allengskens meefter van den handel op alle die landen. Overal, waar de inwoonders deezer gewesten 'er voet in konden krijgen, wisten zij 'er zich in uit te breiden en te handhaaven. Eerst namen zij deel in den handel op de Oostzee : de Oofterlingen zeiven kwamen hunne waaren hier brengen: de kunst der zeevaart in volmaaktheid toeneemende, nam de zeevaart ook toe: men voer riet meer langs de kusten: langzaamcrhand begon men die te verlaaten; en »ich op de ruime zee te begeeven. Het gebruik van 't compas bragt de zeevaart tot meerder zekerheid: naar maate dat de mogelijkheid om zich ter vaart naar vreemde landen te begeeven grooter werd , zette men den koophandel derwaarts uit. Dus reezen ook ongevoelig de vaart en koophandel op de Oostzee; en wel zoodaafiig dat 'er onze luiden eindelijk geheel meefter van werden. Zi j bedienden zich in den jaare 1418 en volg. van den twist tusfehen Erick, Koning van Deenemarken en Chrirtoflêl, Hertog van Beieren, welke de Deenen op den throon wil len plaatzen, om hunnen handel op de Oostzee te (lijven en verder uit te zetten. Doch die groei van 1 lollands koophandel verwekte eind'.'Hjk den naijver der Hanzé-fteden. Menige Vijandelijkheden waren er dc gevolgen van. De onzen klaagden over de Wendfche (leden: die wederom over de onzen. Men vatte de wapenen tegen («) Vad. BJl. D. III. bl. 503. ■  R IJ K D O M. 2O0 gen eikanderen op : men bragt oorlogfchepen in zee : men roofde wederzijdsch fchepen : doch mee dat. alles groeide de koophandel aan, en wij hebben te voorin gezien, hoe 'er de onzen zich in wisten te handhaaven. De oorlog met de wendïche fteden , door welken de ingezetenen dezer landen zulke merkelijke fchaden hadden geleeden, en het land in gevaar gebragt was om hongersnood te lijden , eindigde met een tienjaarig beftand, 't welk in 't vervolg een beftendige vrede werd (a). Tot zulk een top groeiden de vaart en koophandel in deze landen aan , dat 'er bereids, in het midden van de veertiende eeuw , van derzelver be* woonders gewag word gemaakt als van volken, welke zeer bekwaam waren om door de Venetiaanen tot het voortzetten van hunnen handel op Egypte aangezogt te worden, (b) Deze gewesten moeten dierhaiven ter dier tijd in eenen zeer bloeienden ilaat geweest zijn: het toeneemenvan volk in de dorpen , het veranderen veeier dorpen in Heden, zijn 'er klaarblijkelijke merktekenen van: en men zal 'er minder aan twijfelen, indien men 't oog Haat op de nadeden, welkende koophandel leed in de oorlogen van't huis van,Burgundië tegen Frankrijk, en op de zwaare kosten, welke uit den koophandel getrokken werden, en om denzelven tegen alle overlaft te befchermen, en daar door nog grooter kos* ten voor te komen. D e koophandel dezer geweften op Frankrjik fchijnt laater begonnen ; en , in vroeger tijden, van weinig belang geweest te zijn. „ Zelden (zege „ Vellï) ziet men den koophandel bloeien, „ daar (a) Wagenaar Vad. Mft. D. UI. bl. 530 en volg. ( //■) Zie Mirinus Sa n utus, aangehaald bij WagS< Haar Vad. Hifi. D. 111, blucb. 25r. O  Sio HOLLANDS daar de oorlogszucht den Staat bezielt. Ön* der de regeering der Romeinen was Gallië vermaard wegens den koophandel: de eerfte Kol ningen van het merovingfche huis vonden dien " genoegzaam geheel vervallen. Onder Dagobert „ werden verfcheiden markten aangelegd. Ten tijde van Karei den Grooten dreeven de Franfchen l koophandel op Engeland, welke onder de regee„ ring van dien Vorst verbooden werd, en eenigen „ tijd "bleef ftil ftaan (a). Uit dit alles ( vervolgt dezelfde fchrijver , naeenefchets van den franfchen koophandel gegeeven te hebben),, moet men opmaaken , dat de Franfchen, onder de twee eerfte " huizen der franfche vorsten , zich met den koop„ handel weinig hebben opgehouden : zij heten dien geheel en al over aan de vreemden, die hun niets anders dan beuzehngen bragten. Spanje „ leverde hun paarden , en muilezels ; Friesland "„ mantels van onderfcheiden kleuren; camifoolen, ^ bovenkleederen met bont gevoerd ; Engeland „ bragthun graan, ijzer, tin, lood, leder, enjacht„ honden" (i). Uit Frankrijk trok men vaatwerk, gewerkt koper, wijn, honing, meekrap, en zout (c). Het verbond van Floris den V. met Filips Koning van Frankrijk , van het welk wij bladz. 183 gewag gemaakt hebben, draagt wel blijken van koophandel hier te lande, maar niet van een koophandel of vaart op Frankrijk.' „ 'sKonings vrienden en „ bondgenooten zouden den vrijen toegang in 's Graaven Landen hebben, en zich uit dezelven van Sche" pen, Krijgs- en mondbehoeften mogen voorzien": een bewijs /dat de Hollanders toen reeds, met betrekkingtot de Franfchen, in geen minder voordee- ligen ( a) Tm. de Trance T. I. p. 49^ en 499. (20 Mi. T. I. p. 503. (O Iiid-  ft' IJ K D O M. sif ligen ftait ftonden , dan in laatere, en zelfs 'in onze tijden. „ Voorts (zegt de Heer Wagenaar (a) I „ van dit verbond fpreekende) toont hetzelve, I „ dat de koophandel hier te lande reeds zeer aan 't i „ bloeien was, alzo de Franfchen zelve zich hier van I „ kiygs-en mondbehoeften, en zelfs van fchepenkon- „ den komen voorzien". Dezelfde Historiefchrijver 1 haalc daar bij nog eenen brief van Ëduard den III. aan, I den derden van flachtmaand des jaars I336gedagtei kend, waarbij de engelfche Vorst Graave Willem den j| III, verzoekt van aan zijne vijanden de Franfchen ij en Schotten, geene oorlogfchepen te verhuuren, of I te verkoopen; zoo dat het dringen der Engelfchen | op iet diergelijks, in onze tijden, juist geen nieu« | wigheid is. Dat de Hollanders en Zeeuwen magt | van fchepen gehad moeten hebben , is bereids te I vooren door ons aangetekend (bladz. 117 en volg.) De overtocht van 't engelsen leger met gehuurde I hollandfche en zeeuwfche fchepen, in den jaare 1415, 1 de vloot door de Hollanders en Zeeuwen, in den jaare *453 > aan Karei den VII. Koning van Frankrijk, I toe het beleg van Bourdeaux, bijgezet, zjjn'er ook 1 nog doorflaande blijken van. De koophandel op Spanje en Portugal en verder | naar de middelandfche zee fchijnt nog laater een I aanvang genomen te hebben. Men vindt 'er ten I mmfte weinig gewag van gemaakt bij onze vnderI landfehe Hiilonefchrijvers, voor den tijd van de I fpaanfehe beroerten. Evenwel ziet men uit oude 1 {tukken , en inzonderheid mede uit de Sententie I van Karei den V, roerende het conjrié-geld , dat 'er I langen tijd te vooreh handel op Frankrijk, Spanje, en I Portugal gedreeven werd. Men leeft 'er naameÜjk dat 1 uit deze landen vervoerd werden „ diverfche » foonen (a) Vai. Hijt. D. III, bl. 63 cn volg. O z  iia HOLLANDS „ foorten van lakenen, en draperien, welcke ver„ thierd wierden in menigerley plaetfen, als in de „ Coninckrycken van Spaengien, Portugal, Duitsch- „ lant, Schotlant ende boven dit incon- „ venient foo copen die Oofterfche Coopluyden, „ comende in Engelant, weder engelfche lakenen, „ wolle, tin, loot, ende ander goet; daer zij, „ comende in Hollant, plagen lakenen te coopen, ende j „ ander goet, daar veyl zyndc; van gelycken, den \ „ Oorterlinck zeylende met zyn coren in Spangien „ oft Portugal , brengt wederom wynen , olie , „ zout, fpecerien, ende andere coopmanfcappen, 1 „ dewelcke de Oojlerlingen uit deeze landen plagen te „ halen, of men plach die oijlwaerts te bringen, by „ onfen Onderfaten; daar uit wel te bemerken ] „ was, wat achterdeel wy ende defe onfe Landen „ hadden ende ware iydende, by den impoften van „ 't voorf. congie ghelt oft diergelycke. Defe „ onfe voirfz. Landen van Hollant liggen notoirlick „ in 't middel van den oifterfchen en wefterfche „ zee; ende plagen de Coopluyden van Oojïen alhier te „ ontladen, ende hun weder te laden met coopman„ fchappen , comende uyt westen , die hen dienden, „ ende van gelycken , foe deden wederomme die van j „ we/len, in wekken gevalle wy hadden: enz.". Hier uit , en uit andere plaatfen van deze Sententie meer, ziet men, dat 'er al veel vroeger dan den tijd van den opftand tegen Filips den III. koophandel uit deze landen is gedreeven op Spanje en Portugal: dezelve is waarfchijnelijk fterker geweefl- dan op Frankrijk; welk rijk, geduurig in oorlog, meerder I in de hollandfche gefchiedeniflen bekend is door zijne krijgstoerufiigen en tochten ter zee, mitsga- j ders door de fchaden, welken het van tijd tot tijd aan onzen koophandel deed, dan door de voordeden | welk het den koophandel van onze gewesten nu j ea  R IJ K D O M. zij en dan toebragt. De kaaperijen der Franfchen kunnen echter al mede dienen tot bewijs, hoe hoog, in de vijftiende eeuw, de koophandel en zeevaart hier te lande gedeegen waren. F11 iv s cle zijde der Engelfchen kiezende, gelijk te vooren is aangetekend , wekte even daar door de Franfchen op tegen de Hollanders en Zeeuwen. Onze vaart en handel ter zee moeiten dus een gevoeligen aanftoot lijden. De Hollanders, gekweld door de Franfchen, die hun menigte, van fchepen ontnomen hadden, beilooten eindelijk eene ui trading te doen, van welke te vooren isgefproken. Hun koophandel hier door nog niet genoeg beveiligd , en kort daar na, naamelijk in 1475, wederom ontruft, zonden de deden Amfterdam, Hoorn, Enkhuizen , Monnikendam en Edam, gelijk wij bl. 118 hebben verhaald , een fmaldeel in zee, om haaren eigen koophandel tegen de franfche kaapers beter te handhaaven. Zij wapenen, ten zelfden tijde, haare koopvaardijschepen , naar 'c Wellen befteind, ten oorloge. Deze fchepen niet te min, op hunne t'huisreize aangetaft, worden ten eenenmaale verjlrooid, en de dad, Hoorn alleen verheft 'er dertig. Hoe groot en wijd uitgeftrekt moet in dien tijd de hollandfche koophandel niet geweed zijn, daar een enkele ftad zoo veele fchepen verloor (a); daar zulk eene aanzienelijke koopvaardij-vloot naar.'t Weften gezonden werd ; daar de Hollanders na zoo een zwaar verlies, na twee zulke kodbaare uitruftingen, in ftaat geweeft zijn, om eene derde te onderneemen, tegen een Rijk, als Frankrijk, 't welk toen eene zeemagt, bekwaam om deszelfs luider op te houden, fchijnt gehad te hebben? 1 n den jaare 1477 > werc^ 'er eene nieuwe uit- ruding; " (O) Wa oenaaii Vad, IJijl. D. IV. bi. 155 5t 15Ö. 03  Ü4 HOLLANDS rufting gedaan. De Hollanders neemen wraak over 't franfch geweld ; maaken zich meefter van de zee; doch worden, twee jaaren laater, bij üierbourg, aangetaft door den franfchen Vice- Admiraal Coulon, die alle de haringbuizen wegneemt, zendende de viflchers naakt en berooid te lande naar huis («}} terwijl de franfche kaapers zig meefter maaken van verfcheiden fchepen met graanen gelaaden, welke uit het Noorden te rug kwamen. In honderd jaaren herwaarts hadden dt?ze Landen zulk een zwaar verlies ter zee niet geleeden , als in dat jaar 1479. en zulke fchaden kondeh zekerlijk niet vallen dan bij een volk , dat reeds rijk was. Zij verminderden de rijkdommen door den koophandel reeds verkreegen, merkelijk ; doch vertraagden deszelfs aanwas niet. Ook vindt men aangetekend , dat Holland bereids voor een rijk land, (pkine de richejje) bekend was ten tijde van Graaf jan den II. Fihps del. van ons vaderland aan den Paus fchrijvende door de pen van denBiffchop van Atrecht, laat zich aldus uit „ Hol„ land en Zeeland, rijke Eilanden, bewoond van „ dappere en krijgszuchtige volken, die nimmer „ door hunne ongetemde nabuuren hebben kunnen „ overwonnen worden ; en thans op alie Zeeën „ handel drijven", (b) I n die tijden handelden de Hollanders mede reeds op Italië en op de Levant over Duitfchland. Het is bijna.onbe?;rijpelijk, hoe deze handel, welke naderhand door dien der middelandfche zee is vervangen, over kind, met eenig voordeel, heeft kunnen worden gedreeven, terwijl Antwerpen dien regtftreeks over zee op Italië dreef, en een magazijn hield, altijd wel Voorfa) Wagen aar Vad. Hifi. D. IV. bl. 190. ' (b) Waoihaaï Vad. Hifi. D. III. bl. 181. IV. bi, 13 & 3?.  R IJ K D O M. 215 voorzien van alle levantfche en italiaanfcbe waaren. Nochtans word 'er van dezen handel gefproken als voornaamelijk gedreeven wordende door de fteden Haarlem, Leyden en Amfterdam, op Italië en de Levant, over Keulen, Augsburg en Tirol. (a) Men mag vaftiteilen, dat de Hollanders in dien tijd te land ftapel hebben gemaakt, gelijk zij daar na ter zee hebben gedaan, door geheel Europa. Zij vertrokken van huis met koopmanfchappen, welken zij met voordeel ,onder weg verkochten , en waar van het beloop hun in Italië diende, om hunne inkoonen te betaalen: want de levantfche handel is altijd grootendeels met gereed geld gedreeven. Dit was de eenigfte wijze, op welke de Hollanders dien handel over land konden voeren. Men zoude mogen denken , dat het natuurlijker ware geweeft, dat zij zich van iealiaanfche en levantfche waaren hadden voorzien te, Antwerpen, welke plaats den ftapel dier goederen had, en in hunne nabuurfchap lag, dan dat zij dezelven, over Duitfchland en Tirol, uit Italië zouden gehaald hebben; doch de Hollanders hadden reeds een ftapel opgericht van-alle foorten van oofterfche en wefterfche koopman*jhappen ; hun ontbrak niets, om van alles voorzien' te zijn dan die van Italië en van de Levant. Het was hun onmogelijk zich te Antwerpen te voorzien van die zelfde foorten van waaren, waarmede die ftad een handel van oeconomie dreef, en 'er gelijk die ftad, ook een handel van oeconomie , met eenig voordeel, mede te doen. Zij moeften die waaren uit dsjzelven hand, waar uit ze Antwerpen kreeg, gaan haaien, om dien handel ,met het zelfd voordeel, als de zintwerpenaars te kunnen voeren: de handel op Duitfchland gaf hun hier toe gelegen- (6) Handvesten van Amfterdam D. I. bl <5S- Bijlaage N. O 4  Siö HOLLANDS tegenheid; en dit was miffchien iets 't geen zij op Antwerpen vooruit hadden. Deze handel had echter weinig te bedieden, in vergelijking van dienzeifden handel, zoo als die naderhand eens door Holland, over de middelandfche zee, zoude gedreeven worden. Kooplieden, bekwaam, om zich zulk eenen vreemden en ongewoonen weg te baanen, om nevens anderen in den handel gelijk te ftaan , voorfpelden zekerlijk den handelaaren van vreemde volken, dat zij pveral geduchte mededingers te verwachten hadden, Manufactuuren. Wanneer de grond, dien men beflaat, geen bekwaam of genoegzaam middel tot onderhoud fchijnt aan te bieden, dan werkt het vernuft van den menfch het allerfterkft , en fchijnt door de nooddruft als gedwongen, ( om gebruik te maaken van vermogens, die zonder die aanprikkeling altijd verdoofd of gefmoord gebleeven zouden zijn. Aan wat kant van de Wereld men ook het oog wende, en hoe woest , wild , onbefchaafd , onkundig, geeft- of verftandeloos men hier of daar de volken aantreft, men vindt ze toch echter afgerecht op de Jacht, op de VhTcherij, op het bekomen van het geen hun tot voedfel en dekfel kan dienen; en voorzien van bekwaam tuig, om te werken en hunnen arbeid te onderfteunen of te verligten. Bij Pl i n i ü s leeft men, op wat wijze de Kauchen zich, voorzagen van netten, om te viffchen. De Germaanen, de Batavieren waren liefhebbers van jaagenl dien luft konde niet voldaan worden zonder jachtgereedfehap. Z;jvoeren op de rivieren, op zee, langs dekuften : zij maakten hunne booten of fchepen van boomen, die zij uitholden of die van ftukken Ieder aan eikanderen werden gehecht: hoe het met het maak-  R IJ K D OM. 217 maakfel van hunne vaartuigen moge geweeft zijn, en waar uit zij ook beftaan mogen hebben ; zeker is het allenthalve, dat omze te bouwen gereedfchap vereifcht werd. De vaart en viffcherij moeften dan, daar de oude bewooners dezer ianden uit die bronnen grootendeels hun onderhoud dienden te haaien , gepaard gaan met de kunde en oefening van zekere handwerken. De viffcherij en fcheepvaarc moeften derhalven ook- de nijverheid en fchranderheid, waar door men zich bevlijtigt , om de voortbrengfelen der natuur tot ons gebruik te bereiden , met aan dezelven eene nieuwe gedaante te geeven , gaande maaken. De eerfte manufaftuuren bij alle arbeidzaame en fchrandere volken, zijn altijd die geweeft, welke aan hunne eerfte behoeften voldeeden. De fcheepsbouw, het bereiden van touwwerk , zeilen , netten , tonnen en vaten- zullen zekerlijk al vroeg bij de Hollanders voorwerpen zijn geweeft, waarop het vernuft gefpeeld zal hebben. Het geen wij te vooren van de aloude fcheepvaart en fcheepsmagt der Germaanen, Batavieren, en andere volken , welke , voor meer dan zeventien eeuwen en vervolgens , onzen grond bewoond hebben, voorgedraagen hebben ; de tochten, gebeurtenisfen , en oorlogsbedrijven hier te lande federc de komfte der. Romeinen tot aan onzen laatften Graaf voorgevallen, en van welken wij eenig verflag hebben gedaan, zullen onze lezeren zekerlijk hebben doen opmerken, dat de fcheepsbouw en de jachtgereedfchappen de eerfte voorwerpen zijn geweeft van de handwerkskunde der eerfte bewoonderen dezer landen; en dat inzonderheid de fcheepsbouw hun vernuft, vlijt en arbeidzaamheid getrokken moet hebben. Wi j hebben het bereids (bl. 39) gangetekend: het toeruften van fchepen vereifcht, O s te?  2i8 HOLLANDS ter plaatze, daar men de toerufling doet,de noodige harden, de noodige bouwftoffen , de noodige gereedfchappen , en vooral de noodige kundigheid, om vaartuigen te timmeren. De aankomft en 't verblijf der Romeinen in deze oorden, de oorloogen met hen, en naderhand met de Franken, en anderen, zoo wel te water als te lande gevoerd, hebben gewisfelijk de landzaaten bedreevener in den fcheepsbouw en in alles wat daar toe betrekking heeft, moeten maaken. Die Fabriek mag men dan ftellen als de eerlie en voornaamfte op welke de aloude ingezetenen dezer geweften zich toegelegd hebben, en die met de viffcherij den eerften grond heefc gelegd tot hunnen rijkdom. Men heeft zelfs van die Fabriek zo veel werks gemaakt, men heeft die zoo fterk ter harte genomen, dat de fcheepsbouw hier ie lande al vroeg gebragt is tot zulk een trap, dat de Hollanders zich in Haat bevonden , om andere volken van fchepen te voorzien, gelijk te vooren (bladz. 117 en volg. 211)is aangetekend: en hoe de fcheepsbouw , in laatere tijden, heeft toegenomen, hoe het zêilmaaken, het toinvflaan, hoe alles wat verder tot het bouwen van fchepen en tot de zeilaadje vereifcht word , is aangegroeid en ten hoogden top gereezen ; hoe alle die zaaken nog boven dien voorwerpen van buitenlandfchen koophandel zijn geworden , wat fchatten 'er mede gewonnen zijn, getuigt niet alleen Zaanredam, een dorp het welk de geheele wereld door wegens den fcheepsbouw vermaard is geweeft; maar teffens ook de dorpen en fteden, waar men de vervallen overblijffels van die fabriek met droevige oogen kan befchouwen. Als men vervolgens zijne gedachten laat gaan over de bedrijven der Romeinen hier te lande ; zich te vooren ftelt, dat dat volk, in alles boven anderen bedreeven en kundig , burgten, en andere  R IJ K D O M. 219 andere vafte plaatfen heeft laaten (lichten, grachten laaten die oen, dijken maaken, en wat al meerder verricht is, om van dit gedeelte van Europa een bewoonbaaren oord te maaken, (a) zal men ook hgtelnk eelooven, dat allegemeene of mindere handwerken te gelijk met hunne komst, hier zijn ingevoerd of tot meerdere volmaaktheid gebragt ; en zulks niet alleen met betrekking tot het bouwen van fchepen, het aanleggen van dijken, het ftichten van bunnen, het graaven van graften; maar ook met betrekking tot andere behoeften, en wel inzonderheid die tot de kleeding en het toemaaken van fpijzen vereifcht werden. Zijn de romeinfche legers met romeinfche koopluiden verzeld gewe-ft • daar zullen ook wel romeinfche, of ten minfte Vèemde ambachtslieden en arbeidslieden* zijn overgekomen, die het werk aan den gang zul en gehoben hebben; de eerfte aanleg mag gebrekkelijk léwéeft zijn ; maar de landmaten moeten al ras merkelijk in hunne poogingen geflaagd zijn indien, ten tiide van Adnanus, het Eiland der Batavieren bereids zoo befchaafd was , als door den Heer ■Canmegieter word opgemerkt. Het verval der sallifche kooplieden zal'er ook al iets aan toegebragt hebben Offchoon nu de hiftorien ons mets melden van die kleinigheden, welke evenwel, orizes bedunkens vrij wat meer onze oplettenheid verdienen, dan gepleegde geweldenarijen, verwoeflingen van landen, en bloedftortingen vanmenfchen, geeft de natuurlijke loop der menfchelijke poogingen ons die genoegzaam te kennen. Na den fcheepsbouw fchijnt men de lakenwee- venj, (fl) Clüvebids Bat. Oudh. T>. J. bladz. 100. en volg, 107 en vols. V. n'.HouvEH Handvest - C hnnyk bladz. 4345/46. 76. 85. en volg. Zie hier vooren bladz. 15S.  120 HOLLANDS verij , het drapieren , of het maaken van laken als eene der oudfte hoofd - manufacluuren , welke in deze gewesten gebloeid hebben, te mogen aanzien. Althans , dat de vereenigde Gewesten , reeds ten tijde van Karei den Grooten, rijke lakenmanufaétuuren moeten gehad hebben, en dus in eene eeuw, in welke de kunsten in Europa nog weinig opgang hadden gemaakt, is ligt op te maaken uit de gewoonte, welke die Vorst had, om, op Paaschdag , zijnen hovelingen friefche kleederen van verfcheiden kleuren te vereeren (a). Hij zondt zelfs fomtijds witte, grijze en purpere friefche mantels den vreemden Vorsten tot een gefchenk; een blijk dat de Friezen, onder welken naam men ook de volkeren van Holland, Zeeland, Gelderland en Noordholland begreep, manufacluuren van wolleitoffen hadden, en dat zij de kunst om die te bereiden en te verwen beter dan anderen moeten verflaan hebben : en waren die ten tijde van Karei den Grooten tot zulk een top geklommen, dan moeten zij gewisfelijk al veel vroeger aangelegd zijn. Vol-' gens Maïthys van der Houven, moet niet alleen de meekrap hier te lande, al in de zesde eeuw, geteeld zijn geweest, maar ook tot het verwen van lakenen gebruikt (b). Karei de Groote, met friefche manufacluuren te gebruiken tot het doen van gefchenken, moedigde dezelven niet enkelijk aan , maar gaf daar door mede aanleiding, dat die manufaóluuren ook elders bekend ^ gezogt en verkocht wierden. Men ftelle dit gedrag van Karei den Grooten eens over tegen het gedrag van zulken onder den rijkdom, die niets tot het doen van een gefchenk (a) Waoinaar Vad. Hift. D. II. bi. 8, (b) IJandv. Ckronijk B. Vil, bl. 220.  R IJ K D O M. 221 fchcnk koopen, of het moet vreemd zijn ; die niets «•oeds vinden, oft moet vreemd zijn; die het vreemd goed dubbeid' boven de waarde betaalen , het vaderfandfehe verachten , en teffens, met een bedrukt gelaat over verval van handel en fabrieken zuchten. De sefchenken van den frankifchen Vorst ftrekken ondertusfehen tot bewijs, dat die fabrieken een trap van volmaaktheid hadden , welke niet dan door den tijd verkreegen konde zijn, en derhalven dat de manufa&uuren bij die volken zeer oud waren (a). ü e eerfte opkomst der lakenneenngen is onbekend : was 'er in de oude historiën geen gewag gemaakt van de gefchenken van Karei den Grooten mogelijk zoude men niet durven denken, dat 'er, ten tijde van dien Vorst, laken- fabrieken, en wel lakenfabrieken van zulk eene waarde, waren geweest; ligt had men het verhaal daarvan onder de fprookjeus geteld : ondertusfehen, offchoon men den eerften aanleg en oprechting der manufa&uuren, fabrieken en trafieken, noch derzei ver loop en voortgang, in de eerfte tijden, nietkan opfpooren, zijn 'er evenwel blijken, dat'er verfcheiden manufa&uuren , hier te lande moeten aangelegd, opgerecht en in bloei zijn geweest, al vrij lang voor den tijd, dat men gemeenlijk waant, dat dezelven bij ons zijn opgekomen: immers is het in onze dagen een algemeen heerfchend gevoelen «reweest , dat xvij de fabrieken en manufa&uuren eerst, geduurende den fpaanfehen oorlog, door het Vallen van Antwerpen en van andere fteden, door de franfche en vlaamfche vluchtelingen , door de verwaarloozing der handwerken in andere landen gekreeg en hebben: en zoo men al toegeeft, dat wij fabrieken en manufa&uuren, voor dien tijd, gehad hebben, ,(a, Vad Hijl, D. II. bl. 8.  222 HOLLANDS ben, acht menze geen noemens waard. De oude gedenkftukken en de oude historiën kunnen ons van die dwaaling afhelpen. Dat de laken - fabriek en laken- neer ing, bereids voor de dertiende eeuw, te Dordrecht gebloeid heeft, kan men zien uit eenen brief van den jaare iüoo, waar'bij Diederik de VIL en zijn Echtgenoot Aleijd aan die van het Wantfnïjdcrs gild vergunnen , dat niemand Lakenen verkoopen moge, dan die in dat gild is (a). In de voorrechten en vrijheden door Schout en Schepenen van Dordrecht aan de woliewevers verleend, op den 4den Julij 1276", wbrd gefproken van Wevers en Wulienlakenver~ ivers (b): de laken - fabriek, de lakenneering, en de lakenverwerij moeten dan al lang voor dien tijd in die ftad geoefend zijn geweest. De oudfte inftelling tot bevordering en onderhouden der Laken -neering tê Leyden is van den i4iien Aug. 1363 (c). Doch die zelfde inftelling,bij welke men van de zijde der Wethouderen eene zorg ten nutte van die neering befpeurt, toont te gelijk 'aan, dat die neering in dien tijd al vrij toegenomen had , en dus al veel vroeger in die ftad moet begonnen zijn geweest. De eerfte beginfels zijn doorgaans gering; en wanneer men acht geeft, hoe zekere onderneemingen ongevoelig aangroeien , in welke gefteldheid deze landen zijn geweest, toen 'er de Romeinen hunne wapenen gebragt hebben, en welke lotgevallen daar op gevolgd zijn, zal men ligtelijk bij zich zelve verzekerd zijn, dat men zelfs van den tijd af, dat men buurten, en voorts dorpen begon aan te leggen, reeds begonnen heeft zich («) Handvesten van Dordrecht hl. 295. in de aanmerkingen, (6) Jbid. D. I. bl. 52. Bijlaage ü (*3 Handvesten van Leyden.Q. L bl. 163.  R IJ K D O M. 423 zich op handwerken toe te leggen, welken het vernuft van den landaart zoo merkelijk heeft doen aangroeien , dat dezelven tot eene groote volkomenheid zijn gebragt, niettegenftaande alle verwoestingen, plunderingen en wederwaardigheden door den in- en opgezeten, van tijd tot tijd, geleeden.^ Brengen onze reizigers, onze fchippers ons geen blijken over, dat zelfs'de allerwildfte volken gevat zyn op eemge handwerken, en wel zoo dat wij hen, in fommige Hukken, niet kunnen evenaaren, veel min overtreffen? De handwerken hier te lande, mede gering in hunne beginfels , van tijd tot tijd aangewasfen , zijn dus gèreezen tot eene hoogte, dat zij de zorg, de oplettenheid en het toezigt der Wethouderfchap gewekt en tot zich getrokken hebben. D e ftad Leyden, al lang voor den tijd van den fpaanfchen oorlog, wegens haare lakenen vermaard , is 'er een klaar bewijs van. De Handveflen dier ftad houden , onder anderen, een bevel van Hertog Aalbrecht aen de Folders dierjtede, datze met zulk een loon te vreden moeten zyn, als het Gerechte dier Jladt befcheidemyck oordeiïen zal, gedagtekend den 3often Aug. 1391. O) welk loon, in den jaare 1435, door Schout, Schepenen en Raaden der ftad geregeld werd {b ). In den jaare 1434. geeft Filips Hertog van Burgondïë aen die van Leyden vrijheid om het bedrog in 't bereiden der Lakenen gepleegd, te weeren, en de fchuldigen te jiraffen (c). inzonderheid was 'er geklaagd, dat ïommige drapiers fchotfche wollen met engelfche wolle vermengden, en_daar door de deugd der lakenen verminderden. De Laken-fabriek was dan te Leyden in de vijf- tien- (a) Handvesten van Leyden D. I. b!. 377. (&) lbid l. c. (cj Mi kris CharUrb. D. IV. bl 1054,  **4 HOLLANDS tiende eeinv al van dat belang, dat de Wethouders genoodzaakt waren, om ten hove te klaagen over gepleegde vahchheit en fchalkeryen in het maaken of bereiden van lakenen. Andere bewijzen van den aanzienlijken ftaat der laken - fabriek te Leyden vindt men in het verdrag door de Overjle en anderen van den ftapel van Kales gemaect met die van Leyden , over den handel der wollen en wolk vachten, geflooten op den 28ften April 1446 (0): in de order geftelt voor de Leydfche Kooplieden, die op de Jaerwarct van Deventer, met hunne lakenen reizen zullen (b), als mede in een verdrag tusfchen die van Haarlem en die van Leyden, ten voordeele van de Lalenbereyderye geflooten en door de Regeerders bekrachtigd in den jaare 1548 (c). bij welken wij nog gewag zullen maaken van een volmacht door de Regeerders van Leyden, in den jaare 1549, gegeeven aan twee hunner poorteren om met de Gemachtigden van Haarlem naar Engeland te trekken , en zoo wel aldaar, als met den Opperften van den ftapel te Calis, ever den koophandel der Wolk te handelen , en te bcjluiten'tgeene ten meesten dienfien zouue firekken (d). Uit welke twee {lukken te gelijk afgenomen kan worden, dat de lakenfabriek te Haarlem ook in een vrij aanzienelijken flaat geweest moet zijn. Men leeze den Zoenbrief tusfchen Hertog Jan van Beieren, Zoon van Henegouwen, van Holland , van Zeeland, enz. met Jan, Heere tot Egmond (h tot Ysfelftein , en met Gerrit van Heemskerk, Heere tot Oosthuifen, en Philips van Wasfènaer, Willem van Brederode, Jan van Heemfte- de, (e) Handvesten van Leyden D. I. bl. J65. (bi Jbid. bl. 364. (e) Uni. IX I. bh 3 bezat het, voor den opfiand tegen Spanje, verlchillende takken van koophandel, welke aan het zelve groote febatten toebragten, te weeten , den handel in haring, en anderen zoo gezouten als gedroogden visch; den graanhandel; den handel in hout en alle andere bouwïtoffen; in wijnen en brandewijnen, in drogerijen, gedroogde vruchten, in ijzer, koper, krijgsbehoeften, enz. Boiten den fcheepsbouw, en alle de kunften, welke den fcheepsbouw en de fcheepvaart moeten verzeilen, bezat het een grooten fchat van handwerken. Het had manufacluuren van lakenen en andere ftoffen , zaag-papier - en olie-molens, enz. Linnen-, mutfen- en kousfen-fabrieken. Maar vooral was deszelfs fcheepvaart, de bekwaamde van geheel Europa, om fpoedigüjk eenezeemagt bij een te brengen, een fchat van oneindige waarde. Deze was natuurlijk voortgefprooten uit de drie eerfte en oudfte takken van deszelfs handel, de visfcherij, den engeifchen en noordfchen handel. Dezelven vorderden een groot getal vaartuigen ; de eerfte Hechts kleine, de andere grooter fchepen ; in 't algemeen vereischten zij veele matroozen. Deze drie-takken der fcheepvaart van Europa, zijn 't ook welke de beste matroozen verfchaffen, vooral de visfcherij en de vaart op 't Noorden of op de Oost-zee. Want het gaat vast, dat de matroozen, welke tot de visfcherij en noordfchen handel gebruikt worden, de gezondfte, de fterkfie, en 't best in den fcheepsdienst ervaaren zijn. Dusbaanig Was het gelegen met de gefteltheid van Holland, met het vernuft en de kloekheid derinwoonderen, met hunnen koophandel en hunne zeevaart, bij den aanvang van den oorlog tegen Spanje. in  R IJ K D O M. 235 In dat tijdftip werden de eerfte grondflagen van de oostindifche Maatfchappij hier te lande gelegd: de eerfte poogingen vielen, 't is waar, niet gelukkig uit: maar men beleefde toen een tijd, dat de Landaart, door geen tegenfpoeden af te fchrikken, altijd geprikkeld door de hoop van beter te zullen flaagen, nimmer vreesde niéuwe onderneemingen te doen. Het gelukte onze oostindifche Maatfchappij zoo wel, dat zij wel haast haar hoofd bovenalle andere opbeurde, lang is geweest en mogelijk nog is, de rijkfte en aanzienelijkfte van alle andere handel-genootfchappen van Europa, niettegenftaande zij in eeuige voiken, vooral in de Engeifchen, groote mededingers gevonden heeft. Zij bezit alsnog in Indië de'beste plaatfen, en 't uitgeftrektfte gebied. Zie hier eene korte fchets van derzelver aanleg, opkomst, en tegenwoordigen ftaat. Opkomst en Staat der Oostindifche Maatfchappije in Holland. Oostindiê, gelijk men weet, is deszelfs naam verfchuldigd aan de rivier Indus, welke dat oostelijkfte gedeelte van Afië, ten Westen bepaald, en aan deszelfs ligging, ten aanzien van Amerika, 't welk wij Westindie' noemen. De rijkdommen van dit wijduitgeftrekte gewest, en de verfcheiden voortbrengfelen van deszelfs voortreffel ij ken grond, hebben, al vroeg, de handeldrijvende volken derwaarts gelokt. De vereeniging van den Nijl en van de roode Zee,door middel van eene gracht,die een der Koningen van Egypte, uit het geflacht der Ptolomeën had laaten graaven, maakte dezen volken den handel op Indië gemakkelijk; en hoewel, door verloop van tijden, de vaart door die gracht cn-  236 HOLLANDS onbruikbaar was geworden , bleef echter Egypte deszelfs handel op Indië drijven, en Alexandnë werd de ftapelplaats der voornaatnfte waaren, weileen men uit dien oord trok; en die van daar over zee naar Italië, en geheel 't Westen, werden vervoerd. De Sareceenen zich van Egypte hebbende meefter gemaakt, werd de indifche handel door de Soudaanen fterk voortgezet. De fpecerijen, en vooral de peper, de gengber, de wierook, en het kaneel, xvelken Malabaar en Cambay verfchaften, waren de rijkfte voorwerpen van dien handel. Deze waaren werden over zee gevoerd tot Aden , aan-de roodeZee gelegen; daar werden zij op kameelen gelaaden en kwamen, na eene reis van negen dagen, te Chus, aan den Nijl. Hier werden zij weder op nieuw ingefcheept, en zakten den Nijl af tot Babylonië in Egypte toe. Omtrent Oétober , wanneer de Nijl buiten deszelfs oevers ftroomt, voerde menze na Alexandrië , 200 mijlen van Babylonië gelegen, langs eene gracht, die dan door 'toverftroomen van den Nijl, met water vervuld werd. Hier van daan werdenze te fcheep naar Venetië gezonden , alwaar de kooplieden van verfcheiden volken, en , onder anderen, ook Nederlanders, welke zich daar ter neder hadden gezet, zich 'er van kwamen voorzien , en 'er vervolgens handel door geheel Europa, en vooral in de Nederlanden, mede dreeven: doch de indifche handel verliet eerlang dien weg. De rechten, welken men in Egypte, op de waaien uit Indië aangebragt, hief, bedroegen bijna een derde van derzelver waarde. De Venetiaanen, dien last ongeduldig draagende, zagen om naar een anderen weg. Omtrent de veertiende eeuw , en misfehien zelfs nog vroeger, begonnen zij zich elders van de fijnfte en kostbaarfte fpecerijen te voorzien. Zij gingen de kubebe of Haartpeper, /pica nardi, de kruidnagelen, de noten muskaat, en de foelie, niet  R IJ K D O M. 237 niet meer te Alexandrië haaien; zij haalden die waaren van Aleppo, of uit eenige havens der middelandfche Zee, onder de heerfchappij der Tartaaren of Turken , welke toen meefters van Perfië waren. Ormus en Kis, aan de PerüTche Golf, waren de plaatfen, van waar men eertijds de indifche vruchten, langs denTiger en vervolgens te land, naar Antiochië, of naar eenige andere zee-havens daar omtrent, voerde, van waar de europifche koopheden dezelven naar Italië overfcheepten. Naderhand loste men de waaren te Bagdad aan den Tiger , dezelven verder te land vervoerende. Die weg, moeielijker ter vracht, viel daarom ook veel kostbaarder dan die van Alexandrië; maar, aan den anderen kant, waren de rechten in Egypte veel zwaarder. Ook deeden de kooplieden, ten einde het voordeel van 't minder betaalen van lasten de meerdere vracht - kosten zoude kunnen goedmaaken, alleen de fijnfte fpecerijen, welker vracht min kostbaar was, over Bagdad in Europa komen. Het kaneel echter en degengber, welke over Bagdad kwamen , in Italië ontfcheept zijnde, bevondt men, dat die fpecerijen veel beter waren dan die welke over Alexandnë gezonden werden : men bevondt zelfs, dat het onderfcheid op de gengber twintig ten honderd beliep. Om deze rede werd men aangewakkerd, om den handel in de gewesten, onder 't gebied van den Turk gelegen, voort te zetten. Men hoopte, dat op deze wijze de overvoering van fpecerijen van minder waarde, welke tot dien tijd toe van zeer weinig aanbelang was geweest in die gewesten , en welke 'er de groote duurte van had veroorzaakt, zoude toeneemen, en aanwasfen. Daar waren zelfs lieden, welke zich aanbooden om zelve de reis naar Indien, over Bagdad, te onderneemen, om 'er inkoopen te doen. De Tartaaren ftonden den vrijen  ü38 HOLLANDS vrijen doortocht door de Janden, onder hunne heef* jfchappij gelegen, toe, aan de westerfche kooplieden , welke door dezelven naar Indiè" wilden reizen ; maar de Soudaanen van Egypte, den handel op die gewesten voor zich zoekende te behouden, weigerden aan de Europeaanen den doortocht door hunne Staaten naar Indië. Dus was de loop van den handel op Indië, wanneer de Portugeezen , omtrent het begin der vijftiende eeuw, ondernomen hebbende de onbekende landen, ten Zuiden van hun gelegen, te ontdekken , in 1474, de Eilanden van KaapVerd of Zout • Eilanden gewaar werden ; eene ontdekking welke hen aanfpoorde, om, langs de weftkust van Afrika, tot aan Congo toe te ftevenen. In den jaare 1498, zeilde Fasco de Gama de Kaap de Goede Hoop om, kwam langs dien weg in Indië, landde te Kalikut op de kust van Malabaar, en lag 'er,in weerwil der tegenkantingen der Arabieren, welke 'er toen nog den grootften handel 'dreeven , den grondflag van dien handel, welken 'er de Portugeezen naderhand gevoerd hebben. Het was nist onbekend, dat het deze kust was, van waar de indifche waaren naar Bagdad en Aden gevoerd werden. De Koningen van Portugal zonden vervolgens telkens aanzienelijke vlooien , langs denzelfden weg, naar Indië, en zich binnen weinige jaaren van verfcheiden kusten , en zelfs van eenige Eilanden meefter gemaakt hebbende, viel bun wel dra de voornaamfte indifche handel in handen. Keizer Karei de V. onderricht zijnde, dat de fpecerijen, welken de Portugeezen uit de molukfche Eilanden trokken , den rijkften tak van hun handel uitmaakten, zondt 'er, in den jaare 1520, Ferdinand Magellaan naar toe. Deze baande zich eenen nieuwen weg; hij begaf zich derwaarts door de Zuid - zee, en de Straat, welke naar zijnen naam,  R IJ K D O M. 239 naam , de Straat van Magellaan is genoemd. Deze onderneeming wekte misverftand tusfchen de Hoven van Spanje en Portugal ; doch Filips de II. zich in het bezit van Portugal, en van alle de Portugeefche plaatfen in Indië, hebbende gefield, vervielen de redenen van misnoegen van zeiven. Zoo dra waren ondertusfehen de portugeezen niet meefter geworden van de vaart op Jndië, of de handel, welke door Venetië gedreeven werd, hield gantfchelijk op ; de portugeefche fchepen alleen bragten de indifche koopmanfchappen , en vooral de fpecerijen, in Europa ; en deeden den prijs dezer waaren geweldig rijzen. (<ï) Die verplaatfing van den handel op Indië naar Portugal, gaf den Hollanderen en Zeeuwen, welke op dat Rijk bereids handel dreeven, gelegenheid, om zich aldaar van ooftindifche waaren te voorzien. Doch de handel op dat Rijk, in 'tJaar 1584» hun verbooden wordende, begonnen zij naar andere wegen om te zien, ter bekominge van waaren, welken zij gewoon waren uit Portugal te haaien. Dit bragt hen tot verdere en grootere tochten. Zij ondernamen de vaart op Archangel, op de Eilanden van Kaap Verd, van waar men zout haalde, en andere plaatfen meer. Z] begonnen ook fterker dan te vooren te vaaren op de havens van Italië, en, onder begunftiging der franfche vlag, mede in verfcheiden havens van het turkfche Rijk handel te drijven. Dus werden de hollandfche vaart en koophandel al meerder en meerder uitgeftrekt: zelfs de middelen , welken men ter fnuiking en onderdrukking van de twee voorwerpen hunner nijverheid in het werk ftelde, brag- ( a) TJifl. van de Nederl. Oost Lid. Camp. D. I. bl. l-5« Vad. Hij}. D. IX. bl. 1-31. en v«lg.  240 HOLLANDS bragten insgelijks toe , om die nog meer te doen aangroeien. De Engeifchen, in 't jaar 1586, eenen gelukkigen tocht naar Indië hebbende gedaan, werden onze iandsgenooten daar door nog fterker aangeprikkeld, om de vaart op dat wereld-deel te onderneemen. Verfcheiden tochten werden 'er gedaan, om door 't Noorden, achter Rusland en Ta«arn>n, naar Indië te ftevenen; doch flaagden kwaalijk. (a) Gedwongen om van dien weg af te zien, verrlaauwde echter noch de hoop noch de moed niet. Cornelis en Frederik Houtman, zoonen van Pieter Corneliszoon Houtman, brouwer te Gouda, hadden zich in 't jaar 1593," naar Lisbon begeeven, en van daar alle de onderrichtingen vdor den indifchen koophandel , welke van dienst konden zijn , medegebragt. Cornelis Houtman, in 't volgende jaar, naar Amfterdam vertrokken, vondt 'er niet veel werks, om fommige kooplieden tot het waagen van eene nieuwe onderneeming over te haaien. Vier fchepen werden 'er uitgerust', over welken het bevel aan Houtman werd toevertrouwd. Hij vertrok inde maand April des jaars 1595, uit Texel, en den zelfden koers als de Portugeezen houdende, zeilde hij de Kaap de Goede Hoop om. (b) Hij deed verfcheiden kusten of Eilanden, door Portugeezen bezeten, aan ; ook fommige plaatfen, waar deze, met toelaating der indiaanfche mogendheden handel dreeven ; zelfs Bantam, op 't eiland Java.é Doch meest overal vondt Houtman de gemoederen der Indiaanen tegen de Hollanders ingenomen: de Portugeezen beducht, dat de onzen, eens ingang bij dien land- (a) Hifi. van de Nederl. O. 1. Comp. D. I. bl. 6 en volg. (6) Hifi. van de Nederl. O. 1. Comp. D. I. bl. 17 en volg. Vad. Hifi. D. IX. bl 136.  R IJ K D O M. Hi landaart krijgende, hun wel haast den voet zouden ligten , hadden de Hollanders bij de indiaanfche Vorften en Grooten afgefchilderd als flechts beliaande uit eenen hoop zeeroovers en plunderaars, die overal om buit uitgingen, en bij alle volken met den nek aangezien en als vijanden behandeld werden. Houtman , die algemeene afgunst ontmoetende, zelfs door het ophitfen der Portugeezen met de Bantammers in openbaare vijandelijkheden zijnde geraakt , viel zijn tocht al mede niet zeer gelukkig uit. Na veel tegenfpoeds, keerde hij, in de maand Augustus des jaars 1597, alleenlijk met drie fchepen te rug. De kooplieden , welke de kosten dezer eerfte uitrustinge hadden gedraagen, werden door den min voordeeligen uitflag van den tocht, echter niet afgefchrikt. Uit den tegenfpoed van Houtman leerende welke middelen zij verder konden gebruiken, en welke voordeden zij te wachten hadden , waren zij alleen bedagt, om hunne poogingen meerder fteun te geeven, meerder kracht bij te zetten. Gekard Bikker lid geworden zijnde van de Maatfchappij, aan welke de naam van de Compagnie van verre gegeeven was, vereenigde die Maatfchappij zich met een ander Genootfchap, van het welk de voornaamfte deelgenooten alle amfterdamfche kooplieden waren. Acht fchepen werden door deze. vereenigde Maatfchappij, in den jaare 1598, uitgereed , over welken Jacob Cornelhzoon van Neck het bevel kreeg. De Staaten, bezield met den raad van Oldenbarneveld en de wakkerheid van Prins Maurit, fteeds een waakend oog houdende op de onderneemingen der ingezetenen van den Vrijen Staat, en die in alles begunftigende , voorzagen dikwerf de fchepen, welke op tochten uitgezonden werden, met gefchut en oorlogs - gereedfchap. De vloot I. Deel Q var»  l\l HOLLANDS van Van Neck genoot dezelfde gunst (a) en flaagde ongemeen wel in haare reis. Onderricht van de listige inboezemingen, van welken de Portugeezen zich bedienden, om de onzen bij de oost-indifche Mogendheden in haat en in verachting te brengen, werd 'er zorg gedragen, om Van Neck te voorzien met lastbrieven van de Staaten en van Prins Maurits voor de indiaanfche Vorfien. Deze lastbrieven , en de gefchenken van fluweel, zijde - floffen, lakenen, fpiegels en andere goederen , welken van Neck aan de Vorfien zondt, bragten zeer ras te wege, dat de Hollanders met een gunfliger oog in Indië befchouwd en in verfcheiden dier Landflreeken zeer minzaam ontvangen wierden. Zelfs, gelijk men 't doorgaande ziet gebeuren, flrekten de poogingen, door de Portugeezen aangewend, om de onzen zwart te maaken , naderhand tot derzelver voordeel. Slinkfche paden leiden nooit ten voordeele van dien, welke dezelven betreedt. De indiaanfche Vorfien befpeurende, dat zij, ten aanzien der Hollanderen , misleid waren; en niet zonder grond vermoedende, dat daar iets achter moest fchuilen , begonnen de Portugeezen verdagt te houden en beter hart aan de onzen toe te draagen. (b) Dit alles gaf gelegenheid aan Van Neck om eene goede reis te doen. Vier fchepen van de vloot, met welke hij uitgevaaren was, keerden, binnen vijftien maanden, gelukkiglijk in onze havens te rug. Onder andere koopmanfchappen, bragten zij van Bantam vier honderd last peper en honderd last kruidnagelen , eene fchoone partij kaneel, foelie en nooten - muskaat, alsmede eenen. brief met eenige gefchenken, welken de Koning van Bantam aa» . ( a) Hifl. -van de Nederl. O. 7. Comp. D.J. bl. 24 en rolg. ' \h) lMd. bl. 41 en volg. 66 en volg.  R IJ K D "O M. 245 aan Prins Maurits zonde (a) De andere fchepen zetteden de reis tot aan dmboina, Banda en Ternate voort, en keerden in 't jaar 1600 in Holland te rug. De tocht van Van Neck gaf zoo veel genoegen, dat men 'er te Amfterdam geen mindere vreugde over bedreef , dan de Romeinen eertijds over de eerfte zege, door Duiüus ter zee op de Karthaginienfers behaald , gedaan hadden. Het fcheepsvolk werd te Amfterdam van ftadswege met wijn befehonken, en met trompetten -gefchal en het luiden der klokken ingehaald. ( b ) De Maatfchappij, door dezen voorfpoed aangemoedigd, zond Van Neck in het zelfde jaar weder met zes fchepen ondef zijn bevel naar Indië. Te Ternate gekomen, vondt hij den Koning van dat Eiland in onmin met de Portugeezen. Dezen voorgenomen hebbende, om Van Neck van Ternate te verjaagen, gaven daar door gelegenheid tot een zeeflag , waarin de indiaanfche Vorst den moed en de dapperheid der Hollanderen zag uitblinken. Van Neck door den Koning van Ternate, met alle blijken van achting en vriendfehap bejegend, vervolgde voorts zijne reis, kwam te Patani, laadde daar peper voor een zeer redelijken prijs, deedt 'er met toeftemming der Koninginne eene Joots opflaan; vertrok, na tien maanden verblijfs; en kwam te rug in 't Vaderland in Hooimaand van het jaar 1603. Tekwyl Van Neck met deze tochten bezig was, en dat Warwijk, doorhem in Indië gelaaten, aldaar verfcheiden havens aandeedt en koophandel dreef, (c) hadden, in den jaare 1598, ook eenige zeeuwfche, rotterdamfche en andere kooplieden eene (a) Hiji. van de Nederl. O. I. Comp.D. I. bl» 2?, (*b ) Ibid. Ter aangeh. *pl. (c) Ibid. Ter aangeh. pi.  *44 HOLLANDS eene Maatfchappij opgerecht, verfcheiden uitrustingen gedaan (a) en vijf fchepen in zee gebragt, met welken Jacobus Mahu naar de molukfche Eilanden was gelievend. Die zelfde reeders zonden vervolgens , in onderfcheiden tochten , derwaarts Steven van der Hagen, Jacob Willekens, Joris van Spilbergen , Lambert Bikker en anderen. Nog had Olivier van Noort, van Utrecht, in den jaare 1598, de reis naar Indië ondernomen, door de ftraat van Magellaan, voor rekening van eenige amfterdamfche kooplieden; aan wièn de Staaten van Holland gefchut en verdere oorlogsbehoeftens, tot den tocht noodig , bezorgden. Van Noort deed verfcheiden plaatfen aan; inzonderheid de Dieven-Eylanden en Manilha, alwaar hij eenig voordeel op de Portugeezen , welke hem met twee zwaare oorlogfchepen waren komen overvallen, behaalde. Op zijne te rug reize voer hij naar Borneo, van daar naar Joartan, voorts naar de ftraat van Balcmbouang, en bezuiden,Java omloopende, vervorderde hij zijne reis, voorbij de Kaap de Goede Hoop, naar 't Vaderland, alwaar hij in de Maas, op den 2ö(len van Oogstmaand van den jaare i6or, binnen liep; minder voordeels aan zijne reeders, dan eer aan zijne natie toegebragt hebbende; daar hij de eerfte Nederlander was, welke door de ftraat van Magellaan naar de Zuidzee, en vervolgens, langs' de Kaap de Goede Hoop, den aardkloot was rond gezeild. Ofschoon nu alle deze tochten niet even gelukkig uitvielen ; dat 'er zelfs eenige vrij rampfpoedig waren-; en hoe zeer de Spanjaarden en Portugeezen bij aanhoudenheid alle middelen in 't werk ftelden, om ons uit de vaart en den handel op Oost - Indië gelloo- ten (a) Hifi. van dt Nd. Oofi-In4. Comp. D. I. bl. 31 eu velg, 34 en volg.  R IJ K D O M. 245 ten te honden ; en dat zelfs de Portugeezen niets onbeproefd lieten, om de Indiaanen tegen de Hollanders op te zetten ; hunne poogingen bij dezen en geenen der indifche Mogendheden ingang vonden, (a) dat zij zelfs niet nalieten om daadelijke vijandlijkheden tegen de onzen te pleegen, werd de lust en ijver der Hoïlanderen echter niet uitgeblufgt; maar in tegendeel eerder aangezet. Zij getroostten zich de wederwaardigheden, om de voordeden die zij nu en dan genooten, en 't vooruitzigt van meerder voordeels te zullen erlangen, wanneer de vaarten handel eens gevestigd zouden zijn. Zij zagen, dat zij langs hoe meer veld wonnen. Dit hieldt haare hoop gaande, en wakkerde hunnen moed. H é t fpaanfche hof daar en tegen den voorfpoed der hoilandfche onderneemingen , ja zelfs hunne poogingen om in Indië' voet te krijgen , met nijdige oogen en een ongerust gemoed aanziende; de magt van den Vereenigden Staat te hooger ziende klimmen, naar maate dat de middelen ter onderdruk kinge verdubbeld werden ; het fpaanfche-hof, dat nimmer de echte en waare ftaatkunde kende, floeg eindelijk tot het dwaas befluit over, om zelfs de indiaanfche Mogendheden te beoorloogen, welke met de ingezetenen van den Vrijen Staat eenige handeling zouden hebben aangegaan. Don Andreas Hurtada de Mendoza , welke in Indië over eene fpaanfche vloot het bevel voerde, ontving, in den jaare ifjoi » van Filips den II. last , om den handel der Hollanderen tegen te gaan, en zelfs om de indiaanfche Vorsten , welke dien handel begunstigden, als vijanden te behandelen. IJdele poogingen! Hurtado, welke kort te vooren eene overwinning op Kunala, eenen malabaarfchen Zeeroover, had behaald, verwaand (a) Hifi. van de Nid. O. I. Comp. Ti. I. bl. 56. 0.3  $40 HOLLANDS waand genoeg, om zich overal eene gelijke zege te voorfpellen,-zeilt, in 't begin van 1602, naar Bantam, alwaar de Hollanders reeds, onder begunftiging der Regeering , hunnen voornaamiïen handel dreeven. De Spanjaard vondt daar vijf hollandfcbe fchepen , onder bevel van Wolfert Hermanszoon. Hij raakt met dezen flaags , doch werd zoo wel ontvangen , dat hij, na twee zijner fchepen verboren te hebben , de wijk moest neemen. De fpaanfche Zeevoogd zeilde toen naar Amboina, en nam zijne wraak op alle plaatfen, waar de onzen handel hadden gedreeven ; alle de boomen, welke fpecerijen voortbragten werden voorwerpen van zijne verbolgenheid en uit den grond gerukt. Terwijl de Spanjaard zich dus ten toon Helde, en het hart der Indiaanen van zich verwijderde, kwam Hermanszoon in Bantam, alwaar hij met groote blijdfehap werd Ontvangen ; van daar ftak hij over naar Banda, op welk Eiland de heffe nooten - muskaat vallen, en floot daar met die Eilanders een verbond , bij 't welk werd vastgeffeld, dat zij hunne fpecerijen alleen aan de Hollanders zouden verkoopen , cn dat hij Hermanszoon, van zijne zijde, het Eiland tegen de invallen der Portugeezen zoude befchermen. Men beloofde wederzijds, dat men elkander over 't ftuk van Godsdienffc geen moeite zoude aandoen , en dat men elkander over en weder de overloopers zoude wedergeeven. Dit eenvoudig verbond , in het welk niets te vinden is , dat eenig zweemfel heeft naar de loo7e flaatkunde en de verdervelijke fchranderheid, daar gefleepen verffanden zich te vaak mede kittelen; dit verbond, het welk in zijnen aart alleenlijk een wederzijdsch genot, eene onderlinge vriendfchap ten doel had, de gevaarlijkfie bron van verdeeldheid dempt, dat zoo ilèrk afweek van de hoog-  R IJ K D O M. 247 hoogheid, naar welke de Spanjaarden en Portugeezen overal ftonden 5 dit eenvoudig verbond , het eerfte welk door de onzen in de oostincufche gewesten gemaakr is, en het ftaatsbejeid, welk bij ons opgevolgd werd, in dien tijd, waarin het tot Hand kwam , zoo wel te kennen geeft; dit verbond, zeggen wij, is het, dat de eerfte grondvesten van het uitgeftrekt gebied, het welk de Hollanders naderhand in Indië gevoerd hebben , gelegd , en de eerfte gedaante aan hunne heerfchappij m die linden gegeeven heeft. Diergelijke verbonden werden 'er, omtrent den zelfden tijd, ook met andere indifche Vorsten gemaal* t. Van Neck floot 'er een van vriendfchap met den Koning van Ternate een der molukfche Eilanden. Dezelfde Zeevoo^d bewerkte, dat de Koningin van Patant, een -Landfchap op de kust van Cochinchinagelegen, m een verbond met de Vereenigde Gewesten tradt. Daar werden ook nog andere verbonden gemaakt, van dewel■ken wij gelegenheid zullen hebben nader te fpreeken. Men handelde met die volken gemeenlijk in de portupeefche taal, hun door hunne lange verkeering met de Portugeezen meer of min bekend, (a) iJie verbonden kunnen nog boven al ten bewijze ftrekken , hoe merkelijk de Hollanders van de Portugeezen en Spanjaarden, zoo in hunne inzigten als in beleid en voorzigtigheid, verfchilden De Koning van Jchem, op het Eiland Sumatra, het welk rijk van peper is, was ondertusfehen de eenkfte in dien oord, met wien men nog in geen vriendfchap had kunnen komen. Door de Portugeezen opgehitst had hij, in 't jaar 1599, Cornelis Houtman met verfcheiden andere Hollanders doen omfa) Vad. Bijl. D. IX. bl. 144- Hift. van di Ned. O. 1. Ccmp. bl, 50, 7S en volg. Q.4  248 HOLLANDS ombrengen. Eenigen tijd daar na, geliet hij zich, met oogmerk om de Hollanders des te beter te misleiden , als of hij berouw hadde over die barbaarfehe daad, verkocht hun zijne fpecerijen, en zonder eenige rede, brak hij terttond daarna den koop (a). Pauhts van Kaerden , welke het gebied voerde over de hollandfche fchepen, zich over de trouweloosheid des Konings willende wreeken , nam eenige arabifche barken, welke uit de havens van Achem in zee geloopen waren. Glrard De Rooien LaurensBikker (b) ,eenigen tijd daar na, met vier zeeuwfche fchepen, onder hun bevel , naar Indië zijnde vertrokken, en met twee van dezelven tot Achem gekomen , vonden eindelijk middel , om dien indiaanfchen Vorst te winnen en te beweegen, om een Gezantfchap naar Holland te zenden, ten einde zich op die wijze te verzekeren , dat de Hollanders, wel verre van uit eene bende zeeroovers te beftaan , een volk waren, 't welk beroemd was wegens deszelfs trouw en rijkdommen , en tegenwoordig met geen ander volk, dan met deSpanjaarden, in oorlog was. De Koning liet zich overreeden en zondt een Gezantfchap. De zeeuwfche fchepen Achem verlaaten en den fleven naar 't Vaderland gezet hebbende, neemen, gaande weg, op de hoogte van het Eiland St. Helena, eene portugedche kraak ,met eene rijke laading van paarlen en andere kostbaarheden. De manfchap van het fchip werd op de kust van Brazilië aan land gezet. Kort na de aankomst dezer fchepen in 't Vaderland, flierf AbAal Zamet, hoofd van het Gezantfchap des Konings van Achem, in Zeeland,. waar men hem een eergraf oprichtte. De andere Gezant, werd bij Prins Mau- (a) Hifi. van-de Ned. O. I. Cemp. D. I. bl. 58 cn volg. (b) lUd. 1. c.  R IJ K D O M. 249 Maurits ten gehoor toegelaaten, in het leger voor Grave, welke plaats die Prins toen belegerde. Met groote' eerbevvijzingen ontvangen, overhandigde hij Prinfe Maurits de gefchenken, welke hij voor denzeken hadde medegebragt; werd door zijne Doorluchtigheid prachtig ter maaltijd onthaaid ; ,befchouwde met verwondering het leger , de legerplaat fen, en wijze van belegeren. Uit het leger voor Grave ging Siri Mobhammed de voornaamlte hollandfche Heden bezien, en keerde te rug in Zeeland , alwaar met hem een verbond van vriendfchap en koophandel gefiooten , en hem eenige vergoeding gegeeven werd voor de arabifche fchepen door Van Kaerden veroverd. In het volgende jaar keerde de indiaanfche Gezant naar zijn vaderlandje rug, overal in Indië den roem en de faam der ingezetenen van den Vereenigden Staat verbreidende , het welk verfcheiden anderen indiaanfche volken' overhaalde, om met de Hollanders in verbond te treeden. Jacob Heemskerk, dezelfde die op de reize, welke hij in het jaar 1596 had ondernomen , om een doortocht door het Noorden naar China te zoeken , op Nova Zembla had overwinterd, in den jaare 1601, tot Vlootvoogd aangefteld over acht fchepen , welke de oude en brabandfche Maatfchappij hadden uitgerust, om naar Indië teftevenen; aldaar aangekomen zijnde en zijne vloot verdeeld hebbende, zeilde zelve, na hier endaar eenige plaatfen bezogt te hebben, met twee fchepen naar Malacca. Hij vondt daar den Koning fel gebeeten op de Portugeezen, en dus niet veel moeite, om zich in 's Vorsten gunst te dringen. De Koning wees zelfs den hollandfchen Zeeheld ter verovering eene rijk gelaaden portugeefche kraak aan. Heemskerk bediende zich van de gelegenheid; viel op de kraak Q. 5 aan  »5o HOLLANDS 'aan en maakte 'er zich meefter van in de zee-engte', welke Suraatra van Malacca fcheidt. Zij kwam van Macao , in China, van welke ftad de Portugeezen in bezit waren, en alwaar zij, niet lang geleeden, eenige Hollanders opgehangen hadden. Heemskerk echter, geen last hebbende, om wreedheid en onmenfchelijkheid met gelijke munt te betaaleu, behandelde zijne gevangenen met goedertierenheid ; en fchonk allen, die zich op het fchip bevonden, en wel acht honderd zielen uitmaakten , het leeven. De kraak werd in Holland opgebragt, en, in weerwil der tegenkantingen van verfcheiden portugeefche kooplieden, welke zich hier hadden ter nedergezet, voor goeden prijs verklaard, (a) Deze Portugeezen , niet denkende op de mishandelingen, ■welken de onzen van de Portugeezen in Indië ondergingen ; of waanende , dat dezelven over het hoofd gezien moesten worden en in geen aanmerking konden komen, eischten de kraak en de goederen te rug, en beriepen zich daar toe op de oude vriendfchap, welke, meer dan vier eeuwen, tusfchen de beide volken had ftand gegreepen; naamelijk fedeft den tijd van Willem den I, Graaf van Holland, wanneer zij te famen de kruisvaart naar Paleflina hadden ondernomen. Zij beriepen zich ook nog op de Voorrechten, welken men aan die van hunnen landaart had verleend ; die ten tijde van het overweldigen van Portugal door Filips den II, Koning van Spanje , zich in Holland en Zeeland wilden komen nederzetten. En inderdaad, verfcheiden Portugeezen , het gehaate juk der Spanjaarden 'ontvliedende; of vreezende, dat zij van Joodschof Turkschgezindheid mogten worden beticht, en dus - (a) Hifi. der Nederl. O. I. Comp. D. ï. bl. 96 en volg. Vad. Bijl. D. IX. bl. 146.  R IJ K D O M. 251 •dus naar de kerkers der fpaanfche Inquifitie gefleept, hadden gebruik gemaakt van deze aanbiedingen , en zich in deze Gewesten nedergezet. De Staaten echter oordeelden , dat 'men de Portugeezen , welke in Indië onder de heerfchappij van Spanje leefden , als vijanden konde behandelen ; en op dien voet, dat ook alle hunne goederen voor goeden prijs moesten worden verklaard, (a) Dit -gaf gelegenheid'tot het maaken van eene Acle, welke deze verklaaring bekrachtigde, (b) De reis van Spilbergen, in den jaare 1601 ondernomen, is de laatfte tocht, welke, voor rekening van bijzondere lieden , gedaan is geweest. Spilbergen ftak van Ter Veere in zee, met drie fchepen. Na eenige kusten en plaatfen aangedaan, en veel tegenfpoed op reis geleeden te hebben é raakte hij voor Baticalo ten anker. Van daar trok hij naar Kandi , om ten hove voor den Keizer te verfchijnen. Hij werd van den Vorst, met veele eertekenen ontvangen; floot met hem een verbond ; werd met gefchenken overlaaden; bij zijn vertrek gaf hem de Keizer brieven mede, zoo voor de Algemeene Staaten, als voor Prinfe Maurits; en maakte zelfs den Zeeheld tot zijn Gezant bij hun Hoog Mog. Spilbergen werd voorts met een grooten zwier en groote pracht uit Kandi geleid ; ontving nog een aanzienelijk gefchenk van den Keizer, toen hij zich bereids weder aan boord bevondt, en vertrok vervolgens van Ceilony in welk Eiland, voor hem , nög geen Nederlander geweest was, (c) ten uiterfte voldaan over de wijze, op welke hij daar met zijn volk ontvangen en bejegend was geworden. De Vlooï- (a) Vad. Bijl. D. IX. bl. 14$. (b) Gr. Placaatb. D. It. bl. 1326". (c ) Hijl. wm de Nederl. O. I. Compj D. II. bl. 120 en volg.  HOLLANDS Vlootvoogd begaf zich van daar naar Achem, bezogt nog eenige andere plaatfen, ontmoette vaderlandfche fchepen, enkeerde weder naar't vaderland, den 24fte" van Lentemaand 1604, met eenige van dezelven behouden voor de ftad Vlisfingen in Zeeland ten anker komende. De iaading welke hij medebragt beJtond in 330,000 ponden peper, twee honderd zakken nooten; tusfchen de zestig en zeventig fardeelen kaneel, eene goede partij foelie, lijnwaaten, zijde, indigo en porceleinen; behalven 15000 ponden peper, en eenige andere koopmanfchappen, welken hij in andere fchepen gelaaden had. (a) Wanneer men ,deze onderneemingen en tochten met eenige aandacht gade flaat; wanneer men overweegt, dat 'er in den jaare 1595 twaalf fchepen; in den jaare 1598 twintig; in den jaare 1599 zeven; in den jaare ióoo acht; in den jaare 1601 zeventien fchepen voor Oostindië uitgerust werden, behalven die geenen, welke, te rug gekomen, we;derom afgezonden werden; als men bedenkt, dat deze fchepen zoo rijk voorzien waren , dat zij in ltaat waren grooten koophandel te drijven; en daar bij ten oorloge zoo wel toegerust, dat zij de geheele fpaanfche en portugeefche magt opwoogen ; zal men zich dan nog verbeelden, dat onze groote zeevaart en koophandel eerst, bij den opftand tegen Spanje , eensklaps zijn opgekomen even als 'er van de broeders van Kadmus verhaald word; of zalmen zich overtuigd houden, dat, voor dien opftand, aireede in ons land de vaart en koophandel zoo rijk en magtig waren, dat aan dezelven enkelijk de gelegenheid moest gegeeven worden , om nog grooter en magtiger te worden. Boven dien draagen die zelfde tochten en de lastbrieven door de reeders aan de bevelhebbers (3) Ilijl. van de Nederl. O. 7. Comp. D. I. bl. 146.  R IJ K D O M. 253 bers gegeeven, de klaarfte blijken, dat de kooplieden en medereeders , welke die onderneemingen deeden, niet alleen kundig waren in den koophandel , maar ook kundigheden hadden , welken men tegenwoordig by zeer weinigen onder hen zoude aantreffen. Het waren geen menfchen , die het bij den llenter van het Comptoir of de Beurs gelaaten hadden ; maar zulken, die in andere weetenfchappen te gelijk geoefend , rechte begrippen gekreegen hadden , zoo omtrent de landen en volken, naar welken zij hunne fchepen zonden ; als nopens de wijze, om bij dien verafgelegen landaart ingang te vinden. Dusdaanig nu was de toeftand van den handel der Hollanderen in Indië, zoo lang dezelve alleenlijk door bijzondere genootfchappen werd gedreeven. Men ontdekte echter wel dra alle de gebreken van dien afzonderlijken handel. Sommige fchepen kwamen op de plaatfen, welke het gefchiktlïe tot den handel waren; maar zagen zich verplicht ledig te rug te keeren , om dat anderen hunner landsgenooten, het geluk hadden gehad van 'er eerder aan te komen dan zij ; en dus gelegenheid gevonden hadden , om alle de waaren op te koopen. Aan de andere zijde, waren de fpecerijen in Indië tot den hoogften prijs gereezen; hier te lande, in tegendeel, gedaald, naar maate dat verfcheiden Maatfchappijen teffens wilden verkoopen of koopen. Eindelijk begreep men, dat 'er, om den handel van Indië te vestigen en tegen de Spanjaarden te beveiligen , vermogens vereischt wierden , welken bijzondere kooplieden niet konden toebrengen noch oefenen. Alle deze bedenkingen bewoogen de Algemeene Staaten der Vereenigde Gewesten, om alle de afzonderlijke Maatfchappijen, welke op Indië handelden, ie vereenigen, eu van :dezelven eene  254 HOLLANDS eene enkele algemeene Maatfchappij te maaken; Deze Maatfchappij zoude in vijf kamers verdeeld worden; en , geduurende twintig achtereenvolgende jaaren, het voorrecht hebben , om, met uitfluiting van alle anderen, oostwaarts van de Kaap de Goede Hoop, of door de ftraat van Magellaan, op Indië te vaaren. Het Oktroi der nieuwe Maatfchappij verleend, is gedagtekend den 2often April 1602. Deszelfs inhoud is door Wagenaar kortelijk aldus opgegeeven (a) „ De Kamer van Amfterdam zou „ de helft hebben in de gantfche Maatfchappy: „ de Kamer van Zeeland een vierde : de Kamers „ op de Maaze, dat is, te Delft en te Rotterdam, „ en in 't Noorderkwartier, dat is, te Hoorn en te „ Enkhuizen, ieder een zestiende. Alle de Kamers j5 zouden beftierd worden door de toenmaals die„ nende Bewindhebbers, die nogtans uitfterven zoui, den te Amfterdam, op twintig; in Zeeland, op „ twaalf; en in ieder der andere vier Kamers, op „ zeven Perfoonen. Tot vervulling eener opengeval„ len Bewindhebbers PJaatfe, zouden de overige Be„ windhebbers een drietal benoemen, waaruit de >, Staaten van 't Gewest de verkiezing zouden doen. „ Zy moeften, ten minften, voor duizend ponden „ vlaams aandeel hebben in de Maatfchappye, uit„ genomen te Hoorn en te Enkhuizen, daar zy met vyf honderd ponden volftaan konden. De „ algemeene Vergadering deezer Kameren zou uit „ zeventien Bewindhebbers beftaan ; agt wegens „ Amfterdam; vier wegens Zeeland; twee van de „ Maaze; en twee uit het Noorderkwartier, zullen„ de den zeventienden daar by, beurtelings gevoegd „ worden, door de Kamers in Zeeland, op de Maa- „ ze (a) Vad. Hifi. D. IX. bl. 148. Hifi. der Nederl. O. L Comp. Bijlaage 11.  R IJ K D O M. 25$ „ ze en in 't Noorderkwartier, welke Vergadering „ zes jaaren te Amfterdam , en twee jaaren in Zee„ land zou gehouden worden. De fchepen zouden „ altoos moeten t'huis komen ter plaatfe daar zy „ uitgevaaren waren. Alle de Ingezetenen deezer „ Landen kreegen regt, om, binnen zekeren tyd, „ deel in deeze Maatfchappy te neemen. Zulke „ Gewest«en of Steden , die 'er vyftig duizend gul„ dens of meer aandeels in hadden, mogten eenen „ Agent ftellen, om hunne belangen gade te flaan. „ De Maatfchappy mogt verbonden maaken met „ de Indifche Mogendheden, op den naam van de „ Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden , „ of van do hooge Overheden der zeiven, Sterkten bou„ wen en Bevelhebbers en Krygsvolk aanneemen, „ mids zy den Staaten of hooge Overlmd en der „ Maatfchappye eed deeden. Men zou geene Sche„ pen, Gefchut, noch ander krygsgereedfchap van „ de Maatfchappy, ten dienfte van den Lande, ge„ bruiken, dan met derzelver bewilliging. Van de „ pryzen, die de Maatfchappy op den Vyand ver„ overde, zou de Admiraliteit haare geregtigheid gemeten. De Bewindhebbers zouden, in hunne „ Perfoonen noch goederen mogen bekommerd „ worden, om de fchulden der Maatfchappye. De „ Generaals der t'huis komende vlooten moeften „ den Staaten verflag doen van den ftaat van Indie. Tot eene erkentenis van dit Oktroi zou de „ Maatfchappy den Landen voldoen vyfentwincig „ duizend guldens eens , die de Staaten inleiden, „ in de uitreeding der eerfte tien jaaren , op ge„ lyk gevaar als de andere dselgenooten." («) Mea (a) Vad. Hijl. D. IX. bi. 145.  256 HOLLANDS Men begroot de eerfte hoofdfom dezer Maatfchappye vrij algemeen op zes millioenen en zes honderd duizend guldens. L'Espine fielt dezelve Hechts op ƒ 6459840- o- o en geeft 'er de volgende opgaaf van: Amfterdam — ƒ 3674915- o o Zeeland — — 1333H82- o o Delft — — 470000- o o Rotterdam — 177400- o o Hoorn — — 266868- o o Enkhuizen — 536775- o o ƒ 6459840 0 o Sommigen (a) meenen, dat deze hoofdfom, negentig jaaren na de oprichting der Maatfchappije, bevonden werd zes millioenen , vier honderd en veertig duizend, en twee honderd gulden te bedraagen, volgens deze berekening: Amfterdam — ƒ 3686429-19- 8 Zeeland — — 1275655- 7-0 Delft — — 46(5562-10-0 Rotterdam — 174562-10-o Hoorn — — 268430-10-0 Enkhuizen — 568562-10-0 ƒ 6440203- 6-8 (b) Wat hier ook van zijn moge, deze Maatfchappij was zoo dra niet opgericht, of zij rustte nog in 't zelfde jaar eene vloot van veertien fchepen uit, waar over Wij brand van Warwijk Admiraal der Maatfchappije 't bevel kreeg. Omtrent 't einde van 't jaar 1603 , werd dezelve gevolgd door dertien andere fchepen, onder bevel van Steven vander Hagen: de («) Vad. Hift. D. IX. bl. 150. (i) Hiji. van de Nederl. O. I. C»m?. D. L bl 164.  R IJ li D O M. tst de uitrusting dezer twee vlooten beliep op twee millioenen en twee maal honderd duizend guldens. Uit de verdeeling van de hoofdfomme kan men eenigzins afneemen hoe het met den koophandel der gewesten en fieden , betrekkelijk tot eikanderen , ftondl, toen die aldus bepaald werd; en hoe verre de ftad van Amfterdam boven de andere handel-plaatfen het hoofd opftak, daar zij alleen meer dan voor de helft in de Maatfchappij tradt. Nog zal men, hoe minder eene fomme van zevendhalf millioen een genoegzaam fonds fchijnt uit te maaken tot eene onderneeming , zoo als bij den aanleg van de Maatfchappij bedoeld werd; zich te meer verwonderen moeten over de bekwaamheid der geenen, die 'er zulke groote zaaken mede uitvoerden. Want buiten de onnoemelijke kosten, welke 'er vereischt werden tot het doen van uitrustingen, tot het maaken, in ftand brengen en onderhouden van nieuwe inftellingen, zoo in Europa, als in Indië, en welke telkens vermeerderden; buiten de kosten vereischt tot het bouwen van fterktens, huizen en magazijnen; die, welken de beheering der Maatfchappije vorderde; en buiten de jaarlijkfche uitdeelingen , aan de deelgenooten gedaan, werd deze Maatfchappij nog hoe langer hoe rijker en magtiger. Zij bragt boven dien jaarlijks in Holland aanzienelijke voorwerpen van koophandel , welke in 't binnenfte van den Staat de middelen van beftaan voor 'd volk oneindiglijk vermenigvuldigden, terwijl zij den handelaaren nieuwe middelen verfchaftte , om alle de volken van Europa zich als cijnsbaar te maaken. De vloot onder van Warwijck, beftaande uic Veertien fchepen met een jacht, en die nog in den I. Deel. ft. jaare  25? HOLLANDS jaare 1602 uitliep, was voor verfchillende plaatfen beftemd. Drie , onder het beleid van Sehald de Weerd, moeften zich naar Ceilon, en van daar naar Atsjen of Achem begeeven: twee naar de molukfche eilanden ; twee naar China,- drie naar Sumatra; drie naar Bantam. De Weerd te Ceilon aangekomen , zoude in 't uitvoeren van zijn last gelukkig geflaagd zijn, was de Keizer niet in de verbeelding gevallen, dat hij het met de Portugeezen hielde. Dit vermoeden gaf gelegenheid, dat de Vlootvoogd met eenige zijner fchepelingen om 't leven gebragt werd. (a) Echter dreeven 'er de Hollanders koophandel : en hoe zeer de andere fchepen zwaarigheden in het doen van hunne reizen en verdere onderneemingen ontmoetten, begonnen onze Landslieden niet te min hoe langer hoe meer veld te winnen, gehoor bij de indiaanfche Vorsten te krijgen , en in dat wereld - deel de gronden van eenen nieuwen, ukgeftrekten, en zeer rijken koophandel, als mede van het gebied en de regeringsform, welke 'er naderhand tot ftand is gebragt, aan te leggen. Terwijl deeze fchepen op reis waren, werd de vloot van twaalf fchepen, onder het bevel van Steven van der Hagen, in zee gebragt; bij welken, in Zomermaand van den jaare 1604, het dertiende gevoegd werd. Voorts werd, in den jaare 1605, wederom eene vloot van twaalf wel toegeruste fchepen voor Oost-Indië afgezonden, met welke als Opperbevelhebber vertrok Cornelis Matelief de jonge, zelve Bewindhebber der O. I. Com- (a) Over deze en andere tochten van de O. I. Comp, kan men de Reisberchrijvingen leezen, welke daar van in 't licht zijn; inzonderheid ook Hift. van de Nederd. O. I. Comp.-  R IJ K D O M. 25£ Compagnie voor de Kamer Rotterdam. Hem werden eenige nadere onderrichtingen gegeeven, zoo tot het vestigen van koophandel, en van gebied, als tot het fluiten van verbonden met de indiaanfche Vorsten; het onderfleunen van dezelven tegen de Portugeezen; en het voeren van den oorlog in die landen, zoo tegen de Portugeezen als tegen de Spanj tarden. - Hiek is het datwe de verrichtingen van deze aanzienlijke Maatfchappij van koophandel, van welke nooit te vooren eenig voorbeeld is gezien, welke haare wederga nimmer gehad heeft en vermoedelijk nooit zal krijgen ; mitsgaders het gewicht van haare bezittingen, en van haaren koophandel zelve, onder eene algemeene befchouwing, kortelijk dienen aan te wijzen, en te gelijk eenige wanbegrippen, welken fommigen over de verrichtingen, den aart, de opkomst , en de gefteldheid van deze Maatfchappij fchijnen te hebben, en op anderen ligtelijk kunnen doen overgaan, te verhelpen. Omtrent dit laatfle zullen wij ons meest-al bepaalen bij de Wijsgeerige cn jlaatkundige Gefclriedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de beide Indie'n' een werk dat, uit de pen van een vermaarden Schrijver geboren , overal greetig geleezen , dua overal invloed kan hebben. „De Hollanders waren (zegt die Schrijver) (a) „ nog geen meester van den Japanfchen handel, of „ zy zogten zich dien der molukfche eilanden aan te matigen. De Portugeezen, die deezen handel in „ 't eerst, met groot voordeel hadden gedreeven, „ hadden zich, in 't vervolg, genoodzaakt gezien „ om dien met de Spanjaards van Manilla te dee- » len, (a) Wijsgeer, en ftaatk. Gefchied. D. I. bl. ipg. R 2  <$6o HOLLANDS „ len, en eindelyk tot het uiterfte gebragt om den„ zeiven hun bykans geheel af te iïaan. De twee ,, natiën, altoos onderling verdeeld , altoos met „ elkander in oorlog, fchoon aan den zelfden Mo„ narch onderworpen , om dat het nationaal ka„ rakter meer dan de Regeeringsvorm vermag, yer„ eenigde zich om de onderdaanen der Vereenigde „ Gewesten te beoorlogen. Deezen, door 's Lands „ inboorlingen geholpen, die eerst naderhand ge„ leerd hebben hen te vreezen en te haaten, kree„ gen allengskens de overhand. De oude verove„ raars wierden eindelyk verjaagd, omtrent het „ jaar 1627, en van andere vervangen, niet min„ der hebzuchtig, doch minder ontrustende en kun*> diger. " W ij hebben te voren aangetekend, dat de Hollanders de fpecerijen al vroeg onder de voorwerpen van hunnen koophandel mogten tellen; en dat zij die, gelijk anderen volken van Europa, eindelijk te Lisbon moeften gaan haaien. Den handel op Portugal verboden zijnde, zoude het vreemd zijn geweest, dat de hollandfche kooplieden hunne gedachten zouden hebben laaten gaan om rechtftreeks op Indië te vaaren, zonder op de molukfche eilanden en op de fpecerijen te denken. Het tegendeel blijkt uit de eerfte verrichtingen. De onzen floegen het oog bp die eilanden van 't eerfte oogenblik af, dat zij op Indië eenen koophandel zogten te openen. Echter , daar hun geen lust tot het veroveren en overweldigen van landen bekroop; dewijl zij, hij hunne eerfte aankomst, niet zogten om de inboorlingen van hun land te ontzetten, maar enkelijk om met hun koophandel te drijven, en tot dat einde de indiaanfche Mogendheden af te trekken van de verbintenisfen , die zij met de Span- jaar-  R IJ K D O M. 2Ór jaarden en Portugeezen mogten hebben aangegaan, en deze beide natiën daar door de voordeden van den handel, welken zij 'er deeden, te doen verliezen, en die tot hun zeiven te trekken , zoo waren zij bij hunne eerfte aankomst ook bedagt, om zooveel mogelijk meefter te worden van den handel in fpecenj :n, zich daar toe omzigtig bevlij eigende. Deze uitfluitende handel was dan een der eerfte en voornaamfte voorwerpen, op welken de Hollanders van 't begin dat zij in Indië verfcheenen zich toeleiden. Warwijk keerde, op 't einde des jaars 1600, in Texel, na dat hij op Amboina en Ternate met voordeel handel had gedreeven: Heemskerk, dien Warwijk naar Banda had gezonden,kwam 'er in 't begin des zelfden jaars te rug. Deze vlooten bragten rijke laadingen mede , vooral van fpecerijen. De Vorfien van Amboina, van Ternate, en van Banda hadden niet alleen dezen Bevelhebberen vergund lootfen op te liaan, om 'er hunne goederen in te bergen ; maar die van Ternate had zelfs den Bevelhebber Warwijk overgehaald, om eenigen van zijn volk te Ternate te laaten. De bovengenoemde Schrijver heeft dan geen acht geflagen op deze eerfte tochten, als hij zegt; „ De Hollanders waren nog geen meefter „ van den Japanfchen handel, enz. " Dit verhaal, te windrig op zich zelf, is geheel niet naauwkeurig. Uit echte befchrijvingen ziet men , dat Van der Hagen, door Warwijk onderricht zijnde aangaande de vastigheid, welke men op Amboina gekreegen had, zich naar deze plaats begaf; dat hij 'er een verbond met den Koning floot, bij 't welk hij aannam , om die van Amboina tegen de Portugeezen te befchermen , onder beding, dat zij den Hollanderen alleen alle hunne fpecerijen tot een zekeren prijs zouden leveren. Het verbond hielde ook in, dat de Hollanders eene flerkte zouden mo« K 3 g£n  l6% HOLLANDS gen aanleggen. Van der Hagen liet 'er in gevolge van dien eene bouwen, en dezelve is de eerfte geweest , welke de H»llanders in Indië hebben gefticnt. Deze Bevelhebber, in de maand November des jaars ióbo , van Amboina vertrokken , kwam 'er Heemskerk een weinig tijds daar na : de Hollanders zjch toen te zwak bevindende , om 'er zich te kunnen handhaaven, verlieten Amboina. Van der Hagen kwam 'er weder in 1605, verjoeg toen de Portugeezen, en bragt een gedeelte van 't eiland onder de magt der Maatfchappije. De Koning en de Grooten van 'c Land zwoeren den algemeenen Staaten en der Maatfchappije hulde en trouw. De Hollanders meenden echter, dat zij de bewooners van dat gedeelte van 't eiland , welk Hitoe genoemd word, moeften ontzien; alzo de Opperhoofden van die landftreek zich getrouwelijk gehouden hadden aan het verbond, welk Van der Hagen met hun gemaakt had. Zij vergenoegden zich derhalven met het verbond te vernieuwen : daar werd vastgefteld, dat die van Hitoe in.'t vrije bezie ran hun rijk zouden blijven ; en dat 'er geen verandering in hunne regeering zoude gemaakt worden ; dat zij den Hollanderen getrouw zouden zijn, en dezelven zouden bijftaan, waar 'er gelegenheid toe zoude opkomen ; dat zij den Hollanderen alleen de kruidnagelen zouden verkoopen ; dat men zich wederzijds in 't ftuk van godsdienst ongeftoord zoude laaten; en dat men eikanderen de wederfpannelingen, overloopers en wegloopers zoude te rug geeven. In 1607 hernamen de Portugeezen Amboina op de Hollanders , die het, eenige jaaren naderhand , den Portugeezen weder afhandig maakten; en 'er tot heden toe in bezit van gebleeven zijn. Die ]jezit is echter niet altijd vreedzaam geweest; meer  R IJ K D O M. s63 meer dan eens hebben de onzen de wapenen moeten gebruiken , om de inboorlingen tot hun verbond te doen wederkeren. De Bevelhebber Van Diemen kwam 'er in 1638 met eene vloot van zeventien fchepen, om 'er het gezag der Hollanderen te herftellen. Hij behaalde eenige voordeden op verfcheiden indiaanfche Opperhoofden, welke van 't verbond met de Hollanders waren afgegaan , en vernieuwde met den Koning van Ternate 't verbond, 't welk 'er tusfchen dezen Vorst en de Maatfchappij ftand had. Bij dit nieuwe verbond ftondt de Koning van Ternate in eigendom aan de Maatfchappij af al 't land, 't geen hij op Amboina had. Ook dit was nog niet in ftaat, om de rust op die eilanden, en den uitfluitenden handel der fpecerijen den Hollanderen , te verzekeren. Die van Hitoe, welke van de eerfte tochten der Hollanderen af het meest aan hun verknocht waren geweest, werden hunne hardnekkigfte vijanden. Den oogst der nooten - muskaat in 1639 op Amboina eenen der rijkften geweest zijnde , werd 'er een groot gedeelte van verduifterd door den fluikhandel : drie honderd bahaaren werden 'er den Macasfers alleen van verfchaft. Deze inbreuken op den uitfluitenden handel der fpecerijen (een handel, welke niet dan met fcheele oogen, zoo wel door de Indiaanen, als door de verfchillende volken, welke in Indië komen handelen, kan aangezien worden ) werden van dag tot dag grooter; en deze inbreuken zijn 't, welke de Hollanders eindelijk bewoogen hebben, om den grond van 't land in eigendom te neemen, en zich volftrekt meefter te maaken van de plaatfen, die bekwaam zijn , om den fluikhandel te begunstigen. Voor 't overige trekken de Hollanders van Amboina en de eilanden , welJse 'er van afhangelijk zijn, niet dan kruidnagelen. R 4 De  ify HOLLANDS De inboorlingen teelen dezelven, en zijn verplicht die in de hollandfche Magazijnen , tegen een bepaalden prijs, te brengen. De landen van Amboina alleen leveren 'er meer op, dan 'er de Compagnie van kan vertieren : fomwijlen is zij genoodzaakt geweest, om 'er een gedeelte van te verbranden , of te verderven, om den al te grooten overvloed derzelven te beletten en voor te komen. De teelt is 'er, bij overeenkomsten met de kleine Prinsjens van die landen, van bepaald aan fommige plaatfen ; men heeft de nagel - boomen op de andere plaatfen uitgeroeid ; daarentegen zijn de noot - muskaat - boomen op 't eiland Amboina vernield. Voor 't overige is de handel, welken de Maatfchappij op die eilanden drijft, niet in ftaat om 'er de kosten van goed te maaken. In de eerfte tochten , welken de Hollanders naar Amboina deeden , bragt dat eiland zoo veele kruidnagelen niet voort, als het federt heeft gedaan. Ternaie en de eilanden, welke het zelve omringen, gaven 'er veel meer. Ter zeiver tijd dat de Hollanders zich op Amboina poogden te vestigen, lieten zij niet na dezelve poogingen op Ternate, Tidor en de overige molukfche eilanden te doen. Het eerfte werk dat Van der Hagen ondernam,na dat hij dePortugeezen van Amboina had verjaagd, was, om hen uit het koningrijk Tidor en Ternate te doen verhuizen. Het gelukte hem ook, na een vrij hardnekkigen tegenftand van den kant der Portugeezen : maar deze eilanden , kort daar na door de Spanjaarden herwonnen, kwamen niet zoo fchielijk weder in de magt der Hollanderen. Wanneer nochtans, in 't jaar 1610, Van Kaerden aan 't hoofd der zaaken op de tnolukfche eilanden werd gefteld, bezat de Maatschappij in 't koningrijk Ternate reeds de fterktens Mm-  R IJ K D O M. *6*5 Malaya of Oranjt, Hollandia , Wiïïemjlad; op 't eiland Makjan, de fterktens Taffasho, Mauritius, en Tabilolo; op 'teiland Afon'r de fterkte Nas/au; op 't Eiland Patsjan of Labora de fterkte Barnevelt. De Spanjaarden waren 'er in der daad, in dien tijd, nog de magtigfte; maar aan de andere zijde , begunstigden de inboorlingen de Hollanders, welken zij aanzagen als verlosfers , die hen van 'i juk, 't welk de Spanjaarden en de Portugeezen hun hadden opgelegd, kwamen bevrijden. Reeds in 't jaar 1607, had de Koning van Ternate Gezanten aan den Vrijen Staat gezonden om deszelfs hulp en befcherming tegen de Spanjaarden te verzoeken. Matelief vernieuwde het verbond mee die van Ternate. Bij dat verbond verklaaren de bewooners van Ternate, dat zij de algemeene Staaten voor hunne wettige befchermers anneemen; dat zij hen als zoodaanigen erkennen; beloovende hun in die hoedaanigheid den eed van trouw te zullen doen. Alle verbonden, welke federt dien tijd met de Vorsten dezer eilanden zijn geflooten, hebben voornaamelijk tot doelwit gehad, om den Hollanderen den uitfluitenden handel der fpecerijen te verzekeren. Met dat inzigt hebben zij willende het teelen der nooten-muskaat aan ze-* kere plaatfen bepaalen, gelijk zij het teelen der kruidnagelen aan Amboina hebben verknocht, bij fommigen dezer verbonden bedongen, dat de nootmuskaat-boomen en nagel-boomen gantfchelijk op hunne eilanden zouden worden uitgeroeid. Het zij nu dat het of bij den aart van den grond, of dien der luchtsgefteltenisfe , of bij gebrek van trouw aan de zijde der Eilanderen, toekome; deze boomen hebben nooit zoodanig kunnen werden verdelgd , of daar groeien 'er hier of daar nog eenigen. Men houdt den Kening van Tidor verdagt, R 5 dat  jöó HOLLANDS dat hij 'er onder de hand de aankweeking van begunstigt. De Compagnie draagt nochtans zorg , om van tijd tot tijd Gemagtigden op de plaatfen te zenden , om zich te verzekeren van de trouw, met welke de voorwaarden van 't verbond worden in acht genomen, en om de boomen, welken zij 'er vinden , te doen uitrukken. Somwijlen ontmoeten deze Gemagtigden tegenkanting van de inboorlingen , welke van tijd tot tijd de gelegenheid waarneemen den Spaanfchen van de philippijnfche eilanden fpecerijen te befchikken. Voor 't overige koopt de Maatfchappij deze gedwongen toegeevenheid dier Vorsten door eene jaarlijkfche fchatting, die zij hun betaald; en de naijver, welken zij tusfchen de Koningen van Ternate en Tidor aankweekt en onderhoudt, brengt meer dan eenige andere zaak toe, om haar 't gezag, welk zij in deze landen heeft verkreegen, te doen behouden. De eenigfte vrucht, welke de Maatfchappij tegenwoordig uit haare bezittingen op Ternate trekt, bepaalt zich tot het weeren of voorkomen van den fluikhandel der fpecerijen met andere volken , en om dus van dien handel, met uitfluiting van alle anderen, meefter te blijven ; de andere takken van haaren handel aldaar kunnen (zoo men wil) de kosten van haare bezittingen niet goed maaken. De Hollanders vonden meer moeite om zich te vestigen op Banda, een klein eiland , vierentwintig mijlen ten zuid - oosten van Amboina gelegen, en welks gebied zich over verfcheiden andere eilanden als Lonour, Neira} Poeleway, Poeleron, Roezegein en Goenong Jpy uitftrekt. Zij wierpen 't oog op deze eilanden, door dezelfde beweegredenen aangezet , welke hen in alle hunne onderneemingen bezielden: hunne eerfte poogingen vielen 'er kwaalijk uit. Zij deeden 'er eene landing in 1609. Deze lan-  r IJ K D o M. 2<5jl landing flaagde insgelijks kwaalijk. Evenwel gaf' de-: zelve aanleiding , dar. de inboorlingen overgehaald wierden om een verbond mee de Hollanders te fluiten , bij het welk zij zich verplichtten , om, voor", een bepaalden prijs , alle de nooten-muskaat aan de Hollanders te verkoopen: waar tegen deze aannamen , om hen tegen de Portugeezen te befchermen. Dit verbond hield niet lang fïand. Ras werd men gewaar, dat de Bandaanen hunne verbintenisfen niet nakwamen; dat zij een heimelijken handel met de Engeifchen dreeven, en hen van kruidnagelen voorzagen. Men zondt 'er in 1616 eene vloot van twaalf fchepen. Deze vloot veroverde 't eiland Poeleway, 'c vruchtbaarste en rijkfte in nooten-muskatt en muskaat-bloemen; en noodzaakte de bewooners der overige eilanden zich aan de Maatfchappije te onderwerpen. De Eilanders werden hier door niet beteugeld, veel minder nog belet onder de hand eenen fluikhandel te drijven. Om 'er eens vooral een einde van te maaken, beflooten de Hollanders deze eilanden geheel onder het juk te brengen: dit gelukte hun in den jaare 1621. Banda werd veroverd, en de inwoonders genoodzaakt, om de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden en de oostjndifche Maatfchappij voor Opperheeren te erkennen. Van dien tijd af, is het teelen der nootenmuskaat aan deze eilanden bepaald gebleeven. Op alle andere plaatfen zijn 'er de boomen van uitgeroeid. Drie maal 's jaars worden de nooten ingezameld ; de eerfte reize in April, de tweede reize in Augustus, en ten derden maale in December. De nooten komen (zoo men wil) der Maatfchappye op een Huiver het pond te flaan. Het voordeel, welk zij bij die koopmanfehap doet, overweegt de kosten, welken zij genoodzaakt is te maaken, om dien handel te behouden, brengende anderzins (zoo men zegt)  m HOLLANDS zegt) de handel van Banda, even als die van Am* ioina, meer nadeel dan voordeel aan. Macassar is een koningrijk in 't Eiland Ce. lebes, van het welk dat rijk het grootste gedeelte uitmaakt. Celebes ligt omtrent honderd en zestig mijlen ten noord - oosten van Batavia , tusfchen JBorneo en de molukfche eilanden. De Hollanders vestigden zich in 't zelve even eens, als zij zich in de overige indifche gewesten hadden neergezet, dat is, door middel van een verbond met den Vorst. In 't jaar i66~o, deeden zij 'er de Portugeezen, welke middel hadden gevonden om 'er zich weder te herftellen, van daan verhuizen; en noodzaakten den indiaanfchen Vorst een verdrag te tekenen , bij 't welk hij zich verplichtte den Portugeezen allen handel in zijn rijk te verbieden. Weinig tijds daar na, ziende, dat de Macasfaaren den handel der fpecerijen verontrustten, dat zij dezelven van de molukfche eilanden gingen haaien, omze den Engeifchen te verkoopen , oordeelde de Maatfchappij, dat zij deze hinderpaalen eens vooral moest uit den weg ruimen. Zij bragt dit volk onder haare heerfchappij in 1662. Voor 't overige beilaat de voornaamste koophandel die 'er gedreeven word in rijst. De Compagnie haalt 'er goud, olifantstanden, dennen-hout, katoen, campher, en gengber van daan. Zij brengt 'er fcharlakens, gouden en zilveren ftoffen, kamerijksdoeken, koper, tin, enz. De Bevelhebber houdt deszelfs verblijf in de fterkte Rotterdam, in welke eene goede bezetting ligt. Malacca is de hoofdftad van een koningrijk van den zelfden naam. Op den tocht, dien de Vlootvoogd Heemskerk in 1603 in Indië deedt, kwam hij op de kusten van Malaja of Malacca. Hij werd 'er zeer wel ontvangen door den Koning van  R IJ K D O M. Z69 van Jolior en dreef 'er eenigen handel. De Admiraal Matelief de Jonge, in 1605 uit Holland vertrokken , met last om de Portugeezen uit de ftad Malacca te doen verhuizen, en in deze onderneeming niet zijnde gedaagd, bewoog echter den indiaanfchen Vorst , om met hem een verdrag te fluiten , bij 't welk die Vorst zich verbondt den Hollanderen toe te ftaan eene fterkte in zijn rijk te ftichten. De Portugeezen weetende van wat aanbelang de ftad- Malacca was, hadden 'er zich buiten gemeen verfterkt. De Hollanders fchijnen niet, dan in het jaar 1623, te hebben kunnen befluiten,om'er het beleg van te hervatten ; zelfs ondernamen zij 't zelve eerst in der daad weder in 1640, en maakten 'er zich in 't volgende jaar meefter van. De haven dier plaatfe is eene der besten, kelken in Indië zijn. Voor 't overige ligt dezelve bijna in 't midden van Indië, en dus zeer voordeelig voor den handel op Japan, China en eenige andere oorden van Indië. Malacca verfchaft goud en tin. De bezetting, welke de Maatfchappij 'er onderhoudt , maakt haar meefter van de ftraat tusfchen Malacca en Sumatra. Zij heft een ankerrecht op de fchepen , welke in de haven inloopen. De Gezaghebber houdt zijn verblijf in de ftad. De Hollanders bezitten de westkust van Sumatra, een der drie groote eilanden der ftraat Sunda. De Schrijver, welke gemeend heeft ons eene wysgerige en jlaatkundige Hijiorie van de Bezittingen der Hollanders in de Indien te geeven, vergist zich, als hij, fpreekende van de haven van Arakan (lees Achem) en van den handel, welke 'er gedreeven word, 'er bijvoegd ; „ de onlusten, die deeze vermaarde Stapel„ plaats het onderst boven keerden, deeden 'er al de „ n\verheid vervallen, en verwyderden de Scheep- „ vaa-  %yo HOLLANDS i vaarenden ". (a) Dus doet eene heete verbeelding de voorwerpen te voorfchijn komen; doch de waarheid is 'er weinig in te kennen. De Hollanders deeden reeds in hunne eerfte tochten, welken zij naar Indië ondernamen, poogingen, om op 't eilandSumatra te handelen. De trouweloosheid en verraaderij der inboorlingen deeden die eerfte poogingen vruchteloos afioopen. Van Neck kwam in 1599 te Sumatra , zonder iet te hebben kunnen uitrechten. Houtman kwam 'er eenigen tijd daar na, met twee fchepen, en werd met eenigen van zijn volk vermoord, (b) In ióoi , kwamen 'er op nieuws drie hollandfche fchepen, om de eilanders te polfen ; maar zij moeften allerleij flechte behandelingen ondergaan. Eindelijk, na veele poogingen , welke alleenlijk dienden, om het trouweloos karakter dier eilanderen te beter te leeren kennen, gelukte het den Hollanderen den handel op Achem te verkrijgen als mede (c) in 't oostelijke gedeelte van Sumatra. Tegenwoordig heeft de Maatfchappij eene fterkte in de ftad Padang j waarin zij een Bevelhebber onderhoudt, welke verfcheiden andere comptoiren onder zijn bewind heeft; als ook de eilanden Chinko en Banes. Zij trekt uit Sumatra voornaamelijk goud , benjouin en campher. Zij bezit voorts te Palembang , hoofdftad van een koningrijk van dien zelfden naam, op 't eiland Sumatra, eene verfterkte loots, die der Maatfchappije tot een magazijn, en 't Opperhoofd en den overigen bedienden , welken zij daar onderhoudt, tot eene wooning Ca) Wijsgeerige en ftaatkundige Gefchiedenis van ie Bezittfogen enz. D. 1. bl. 212. . (i) Hifi., van ie Nederl. O. I. Comp. D. I. bl. J41. 173. 244- 277. 367(«0 bl. 23. 34.127. Zie bier vooren bladz. 247 en 248.  R IJ i K D O M. 471 ning verftrekt. De Hollanders trekken 'er veel peper uit; en zij drijven 'er bijna denzelfden handel, als te Padang. Zij hebben ook nog een comptoir of eene loots in 't Koningrijk Jamby, op denzelfden voet als te Pakmbang; en de handel is 'er van den zelfden aart. „ Dit Rijk (Japan) (zegt onze franfcheSchrijver der wijsgerige en feaatkundige Gefchiedenis der Bezittingen der Europeaanen in de beide Indien, bl. 190.) „ Dit ryk fcheen voor altoos gellooten te zyn „ voor de Hollanders : zy wanhoopten 'er immer „ toegang te zullen krygen , naa de reeds gedaane vrugtelooze onderneemingen , wanneer een van „ hunne Kapiteins, die door een ftorm op de Japan„ fche kusten vervallen was, hun berigtte, dat de „ inwooners hun wel gezind waren." Op deze plaats, zoude men zeggen, dat de Hollanders reeds verfcheiden vruchtelooze poogingen, om in dat rijk te handelen, gedaan hadden, wanneer zij onderricht wierden , dat de inwoonders hun wel gezind waren. De Hollanders hadden 'er echter nog geene ondernomen, wanneer Cornelis Matelief de jonge , van wiens verrichtingen wij te voren meer dan eens gefproken hebben, in 't jaar 1605, uit Holland naar Indië vertrokken, op zijne reize naar China, drie japoneefche kaapers ontmoette, welker Bevelhebber hem onderrichte, dat 'er zich op Japan Hollanders bevonden, die in ?t jaar ióoo fchipbreuk hadden geleeden op 't Eiland Bango, en dat zij bezig waren met. het bouwen van eenige fchepen voor rekening des Keizers. Matelief zich toen niet naar Japan kunnende begeeven, belastte het japoneefche Opperhoofd, dat hij den Keizer zoude verzekeren, dat de Hollanders niet nalaaten zouden, om hem, bij de eerfte gelegenheid, hunnen dienst  *72 HOLLANDS dienst te komen aanbieden: en 't was waarfchijndijk, om dat Matelief van deze ontmoeting den Admiraal Verhoeven onderricht had, dat deze laatste, welke den Kapitein Van den Broeck met twee fchepen na Patani gezonden had, dezen Kapitein een bevel liet toekomen , om zich van Patani naar Japan te begeeven, ten einde een handel in dat Rijk aan te leggen. Van den Broek begaf zich in 1609 derwaarts, en werd 'er van wegens den Keizer met de grootste eer ontvangen. Bij zijn gehoor van affcheid, ftelde hem die Vorst een zeer beleefden brief voor den Prins van Oranje, dien hij Koning van Holland noemde, ter hand. De Keizer bekrachtigde in denzelven de voordeden omtrent den handel, dén Hollanderen in zijn Rijk toegedaan, en de vergunning om 'er lootfen op te richten. Jacobus Speks en Pieter Zegers, in 't volgende jaar door den algemeenen Opperbevelhebber Both , naar Japan gezonden , werden 'er niet min wel ontvangen. De Keizer nam de Hollanders onder zijne befcherming; verboodt het leggen van beflag op hunne goederen, en alle onderzoek hunner waaren. Speks en Zegers moeften, wanneer zij affcheid namen, den Keizer zelfs belooven , dat de Hollanders 't volgende jaar den handel in zijn Rijk zouden komen bevorderen. Heden ten dage, is 't aan geen ander volk van Europa geoorloofd 'er koophandel te drijven : die der Hollanderen zelve is aan veele belemmeringen en kwellingen onderhevig. De Hollanders onderhouden 'er een Opperhoofd, welke gehouden is alle jaaren eene moeielijke en lange reize te doen, om als Gezant der Maatfchappije de voortduuring van 'c voorrecht, aangaande den handel, te gaan verzoeken, welke hij echter niet dan door menigte van gefchenken erlangt. De Keizer heeft den Hollanderen  R ÏJ # D O M. 273 deren een klein eilandje, Defima genaamd, 't welk door eene brug gemeenfcbap heeft met Nangazaki Hoofdftad van 't eiland Bongd, tot hfln Comptoir aangeweezen. De Hollanders zijn daarop, om zoo te fpreeken, gebannen: het is hun niet geoorloofd i zonder uitdrukkelijk verlof van den Bevelhebber dtr ftad, de brug over te gaan. Zij zijn daarenboven gehouden'japoneefche maakelaars tot hunnen handel te gebruiken. Deze maakelaars bepaalen den prijs der waaren naar hunne zinnelijkheid; en de Hollanders moecen 'er zich mede vergenoegen j boven dien is hun handel ook nog tot eene zekere fbmme, welke niet te boven gegaan mag worden,' bepaald. Met dit alles wil men echter,- dat deze handel een voordeel van honderd en vijftig ten honderd op de koopmanfchappen , welken de Maatfchappij derwaarts zendt ,• en een nog groöter voordeel op de goederen, welken zij daar inkoopt, geeft. De waaren, welken zij derwaarts voert, zijn onbereide zijde, chineefche zijden ftoffen, lakens bereide en onbereide robbenvellen , hennip , wol, katoen, fpecerijen, fuiker, campher, borax, brazilien - en dennenhout , fchildpad , olifantstanden, koraal. Japan levert haar daarentegen zilcer, koper, porcelein, allerlei foorten van fchrijnwerk, verfcheiden foorten van drooge kruiden. Een groot gedeelte dezer waaren word echter betaald met geld, beffcaande in eene gouden munt, Kouhengs genaamd, welke de Bevelhebber van Nangazaki hen noodzaakt boven de waarde aan te neemen. Het algemeene doelwit, om den Spanjaarden, en Portugeezen den handel afhandig te maaken, of ten minfte dien op alle wijzen afbreuk te doen,' moest noodzaakelijk het oog der Hollanderen naar dien van China lokken. Ook ondernaman zij denzelven in hunne eerfte tochten, doch zonder vrucht. I. Da si. S Het  m HOLLANDS Hét denkbeeld, welk 'er onze geestige Abt Raijnai van geeft, verdient, om deszelfs onnauwkeurigheid , dat men 'er iet van zegge. „ In den jaare „ 1607 (zegt hij I. D. bladz. 185) zogten zy zich* „ den toegang te openen tot de havens van het uit„ geftrekte Keizerryk van China. Zy wierden aan„ getast van een Portugeefche vloot, die voor Ma„ cao lag, en die hen noodzaakte te rug te deina zen. Dit ongeluk deedt hun de aangelegenheid „ deezer plaatze begrypen, waarom zyze beleger„ de; zy ftootten het hoofd in deeze onderneeming, „ doch gely k zy nimmer de vrugt hunner toerustin% gen verboren, deeden zy deeze dienen, hoewel „ oorfpronklyk voor Macao gefchikt , om eene „ volkplanting te ftigten op de Visfchers - Eilanden. „ Dit zyn klippen, die in tyden van droogte ge„ brek hebben aan water, en ten allen tyde aan lee„ vensmiddelen. Deeze ongemakken wierden door „ geene weezeniyke voordeelen vergoed , om re„ den dat aan de naby geleegene vaste kust, met „ de uiterile gefirengheid, alle verbintenis wierdt „ verbooderï met deeze vreemdelingen, welke men; w zo naby de kusten voor gevaarlijk rekende. De „ Hollanders hadden het befluit genomen om af„ ftand te doen van eene bezitting, welke zy wan"„ hoopten van nut te kunnen doen worden,^wau1 neer zy , in den jaare 1624, genodigd wierden om zich op Formofa te neer te zetten, met toezegging dat de Chineeiche Kooplieden eene vol„ komene vryheid zouden hebben om met hun te „ handelen."' D ü eerile pooging, welke de Hollanders deeden, om in China voet tot koophandel te krygsn, was in 1601. De Zeevoogd Van Neck, in ióoouit Holland vertrokken, had drie fchepen van zijn fmaldee! afgezonderd , te weeten, Dordrecht, Haarlem en Leyden  ft IJ ÏC Ü O M. afl dén. Deze drie fchepen , na *t eiland Sumatra aangedaan en zich te Bantam opgehouden te hebben. Vervolgden hunne reis naar China. Den 29 Au= gustus kwamen zij te Banka aan, vervolgens aair 't eiland Polokandor, en wierpen den 10 September , 't anker te Cambodia. Bedroogen en verraaden door de Chineezen , werden Zij eindelijk genoodzaakt van daar te wijken, na 'er eenige maanden te hebben doorgebragt. Den Sl November begaven zij zich naar Cayban, en handelden 'er over een partije thee; maar eindelijk ziende, dac men hen flechts ophieldt, verlieten zij die ftreeken^ ha eenige verwoesting op de kusten te hebben aangerecht. In 't jaar 1607 deedt Matelief eene pooging, welke niet beter uitviel. In l62'2, zondt de algemeene Opperbevelhebber Koen acht fchepen van Batavia , om ; Macdo den Portugeezen te ontweldigen ; een hahdel in China aan te leggen, of zich wegens de kosten van dezen tocht fchadeloos te (tellen door 't wegneemen van alle portugeefche en chineefche vaartuigen, welken men zoude ontmoeten. Jieijncrszoon, welke het bevel over deze kleine vloot voerde, begon met een aanval Op Macao, waar hij afgeflagen werd. Genoodzaakt: zich van deze ftad te verwijderen , en van deze onderneeming af te zien , liet hij 'er drie fchepen om te kruisfen, en kwam met het overfchot van zijn fmaldeel aan de visfehers eilanden. Van daar zondt hij vijf fchepen naar de kusten van China, om te beproeven of hij den Chinees eindelijk niet tot koophandel zoude kunnen overhaalen: hij flelde tot vergaderplaats zijner vloot 't eiland Formofa , of 't eiland Tayouan, 't welk 'er nabij is. Terwijl deze fchepen op reis waren, deedt hij eene fterkte bouwen op 'teiland Péhoe, achttien mijlen van Mmae; Drie fchepen en twee jachten van BaS % tavia  276 HOLLANDS tavia afgezeild , kwamen zijne vloot verfterker\ De jachten en een groot fchip waren van de hollandfche vloot gefcheiden , met bevel , om zich naar de kusten van China te begeeven : het fchip had 'er fchipbreuk geleeden , en de jachten bragten niets te rug dan de hoop, dat men op de visfehers eilanden een chineefchen Afgezondenen zoude zien komen, om 'er met den hoïkndfchen Vlagvoerder te handelen. Daar kwam 'er ook in der daad een; maar dewijl hij aandrong, dat de opgeworpen fterkte geflecht zoude worden , deedt dit gezantfchap geen de minfte vrucht. Men befloot eindelijk te beproeven, of men beter met vijandelijkheden konde flaagen. Reijnerszoön zondt eenige fchepen uit om de poogingen , welke ter bekominge van eenigen koophandel gedaan werden, te onderfteunen ^terwijl men niet te min ten zelfden tijd alle de chineefche vaartuigen, welke men magtig konde worden, zoude wegneemen. De Hollanders maakten wel dra verfcheiden zeer rijke prijzen op de Chineezen. De Chineezen werden 'er, zoo 't fchijnt, door wakker gemaakt, en handelbaar. Sommige van hun, welken men gevangen had gekreegen, onderrichtten den hollandfchen Gezaghebber , dat een groot getal ehineefche kooplieden *t befluit genomen hadden een "verzoekfehrift aan den Onderkoning van Hokficuw, hoofdftad van 'c gewest Tfintsjeoc, over te leveren-, ten einde de vrijheid te erlangen, om met de Hollanders te mogen koopmanfchappen. (a) ReijV nerszoon- oordeelde dit bericht tot zijn voordeel te moeten gebruiken; hij vaardigde Jan van Meideren naar Hokfteuw af, om 'er met dien Vorst in onderhan- dat («) Hifi. van de Ned. O. I. C. D. II. bl. 204 er» velg,  R IJ K D O M.' *7? dat -hij daar kwame. Reijnerszoon befloot toen, om 'er zelve naar toe te trekken. Hij nam van Meideren met zieh , en deedt de reis met vermaak. Overal werd hij met eertekenen bejegend. Te tiokjieuw aangekomen, werd hij met aanzien ontvangen en tot den Raad toegelaaten. Aldaar werd hem te kennen gegeeven, dat 'er minder te verkrijgen zoude zijn, indien men vooraf de-fterkte op't eiland Péhoe gebouwd, niet Hechte, en de visfehers eilanden ontruimde. Reijnerszoon beriep zich op zijn last: verkreeg verlof, om een fchip naar Batavia te zenden, ten einde aldaar nieuwen last te haaien, en bewoog de Chineezen, om zei ven eenen Gezant derwaarts te zenden. Dit trouweloos volk, terwijl deze fchepen, door tegenwind opgehouden werden , niets van dezelven verneemen.de, begon op nieuw zijne grimmigheid te toonen. Men raakte aan beide kanten aan 't pleegen van vijandelijkheden. De Chineezen leeden 'er 't meest bij. Eindelijk deedt het Opperhoofd van Aymuy Reijnerszoon weeten, dat, indien hij de chineefche gevangenen wilde ontdaan , de visfehers eilanden verlatten , en zich op 't eiland Formofa nederzetten, hij ten hunnen voordeele bij den chineefchen Vorst zoude werken. Reijnerszoon, verlof hebbende bekomen, om twee zijner fchepen de rivier te laaten opvaaren , zondt Christiaan Franszoon naar Aymuy. Franszoon floot een verdrag, en kwam met het Opperhoofd van Aymuy over een, dat de Ghineezen met de Hollanders op 't eiland Formofa of Tayouran zouden komen fr.ndel drijven; dat zij daar zoo veel zijde zouden brengen als de Hollanders zouden begèeren ; dat zij genen handel zouden drijven op dc Manliks , Cambodia, Siam, Tatani, Djambi, An~ dragiri, en andere plaatfen, zondereen hollandsch S 3 pajj»  fi|8 HOLLANDS paspoort te hebben; en dat zij vaartuigen naar Bajtavia zouden zenden, om 'er het verfchil over hec .ontruimen van 't eiland Péhoe en de visfehers eilanden te regelen. Nu, dagt men, was men 't te boven: elendig vondt men zich bedroogen. Franszoon, uitgenoodigd, om aan land te komen, en het verdrag met de gewoone plechtigheden te ondertekenen , en zich derwaarts met eenigen van zijn volk begeeven hebbende, werd gevangen gehouden. De Chineezen heten het daar bij niet berusten. Zij leiden het 'er op toe, om alle de Hollanders om 't leeven te brengen , en de fchepen, welke de rivier waren opgevaaren te vernielen: vuur en gift werden daar toe bij der hand genomen. Een der Hollandfche fchepen fprong met al het volk in de lucht: de anderen ontkwamen het gevaar. Bontekoe, die Franszoon in het bewind over dezen tocht was opge.volgd, hieldt, deze ontmenschte vijandelijkheden ziende, de rivier van Tfmtsjeou geflooten tot aan de maand Februarij 1624, wanneer hij zich weder bij Reijnerszoon kwam voegen. Hij vondt dezen Vlootvoogd te Tayotjan bezig, om door bemiddeling van een Mandarijn met de Chineezen in onderhandeling te treeden. Deze Mandarijn was 'er gekomen als Gezant van den Vorst van Hokfigiw. Eindelijk kwam men wederom met de Chineezen tot een verbond. Het zelve behelsde, dat de Hollanders 't eiland Péhoe in 't geheel zouden verhaten; dat zij zich teTayouan en Formofa zouden nederzetten; en dat de Chineezen daar handel met hen zouden komen drijven. Dit verdrag werd door de Maatfchappij bekrachtigd. De Hollanders verlieten de visfehers eilanden; bouwden eene fterkte op ?t eiland Tayouan en zonden derwaarts Maarten Link , welke met den titel Van Bevelhebber van Formofa vereerd werd. Dus W4S  ÏL IJ K D O M. &7£ was het dat de Hollanders zich eerst in China vestigden O) Der burgerlijke famenleevinge is te veel aan' de zekerheid der vernaaien gelegen , dan dat men 'er zoo los en ligt over heen zoude loopen, ■vooral in een werk, van 't welk zij het voornaamftc fieraad moet zijn. '. IN 't jaar 1661 zijn de Hollanders door de Chineezen van Formofa verdreeven, en van den handel op China ontzet. Zij werden tot den zei ven , op 't einde der laatst verloopsn eeuw weder toegelaaten, en federt dien tyd deelen zij den handel van dat uitgeftrekte rijk met andere volken. Zij trekken 'er uit onbewerkte zijde, zijden ftoffen van verfcheiden foorten, fchrijnwerk, goud, koper, tin, ftaa , ijzer, kwikzilver, lijnwaten, katoenen garens, edele 4ftëenten, azuurfteenen, marmer, ingeleide vruchten, de wortel china, rhabarber, ambergns, thee, porceleinen. Zij brengen 'er gemünt zilver, fpecerijen, peper, lakenen, ftamijnen, fergien cn andere wollen ftoffen, fandel-hout en koraal. O P het eiland Ceilon of Ceilan, gelegen ten ZuidOosten der kust van Kor amandel, bezit de O. I. C. alle de kusten en de daar bij liggende landen tot e,t of twaalf mijlen landwaarts in. De vastigheden welken zij' daar heeft, zijn misfehien de njkfte van alle haare bezittingen. Kolombo is 'er de Hoofd ftad van. Deze ftad is geleden op de west-kust van 'r. eiland, zijnde voorzien met een goed kafteel en drie fterkten of fchanfen : daar is 't hoofdcomptoir van ae Compagnie: die 'er het bewind van 's Compagnies zaaken heeft, woont op dat kafteel. De comptoiren van Jajfanapatam, eevü]ós een onafhangehjlc koningrijk," en dat van Gale , hangen 'er van af, behalven verfcheiden fterkten en mindere comptoi- ren, («) Hm. tan de Ned. O. I. C. D. II. ». ^i- S 4  «8* HOLLANDS ren, als Mature, Trikonemali, Batikaio, Manaar, CaU ftniyn, Negombo, Kaliture, Hangwelle en Hammenkiel, „ Spilberg (zegt onze aangetogen Schrijver (a) „ de eerfte van haare Vlootvoogden, die zyn vJag „ voor de kusten van dit wellustig Eiland durfde „ vcrtoonen, vondt de Portugeezen bezig met het overhoop werpen van de Regeering en den Gods„ dienst des Lands, met de eene door den anderen „ uit te rooien, en de Vorsten , onder welke het „ verdeeld was, met zich te verheffen op de puin„ hoopen der Throonen, welke zy den een naa den „ andere om verre wierpen. Hy noodt het Hof van „ Candi de hulp van zyn Vaderland aan : zy wierdt „ met verrukking aapgenomen. Gy kunt uwe Mees„ tcrs verzekeren, voerde hem de Koning te gemoet, ,, dat zo zy een Fort willen bouwen, ik , myne Gemaap lin en Kinders de eerjien zyn zullen om de noodige „ bouwjloffen aan te draagen. „ De bewooners van Ceilon befchouwden de „ Hollanders in geen ander licht, dan van vyan„ den hunner Dwingelanden; zy voegden zich by „ hen. Door deeze vereenigde magten wierden de „ Portugeezen , na een langduurenden , bloedigen „ en hardnekkigen Oorlog, in den jaare 1658, gey, heel verdreeven. Alle hunne bezittingen geraakts ten in handen der Maatfchappye, die ze nog in „ haare magt heeft. Eene vry kleine uitgeftrektheid „ lands, aan de Oostkust, alwaar men geene haven „ vindt, en van waar de Oppervorst des Lands zyn „ Zout haalde , alleen uitgezonderd , trokken zy „ rondom het Eiland een regelmaatig Cordon, welk „ zich van twee tot twaalf mylen , landwaart in, uitftrekie. " Daar ftraalt eenige waarheid indeezen ophef; de (?) misgurig* tn Staart. Gcfckiedenis., D. j. b}. 21 g.  R IJ K D O M. «8j 4e orde der gebeurtenisfen is 'er evenwel elendiglijk in verminkt. Spilbergen de eerfte der Hollanderen, die op Ceilon gekomen is, kwam 'er (gelijk wij te vooren gezien hebben blz. 251.) in 1602 aan. Hij zette voet aan land te Batikaio , een koningrijk van dat eiland 't welk aan de Portugeezen cijnsbaar was. Hij had geen ander oogmerk, dan om 'er eenigen handel te drijven, Vernomen hebbende, dat de Oppervorst van dat eiland deszelfs verblijf te Kandi hieldt, ging hij 'er naar toe. De Keizer ontving hem minnelijk; Spilbergen, nochtans in een gefprek met den Vorst, befpeurende, dat men de peper en 't kaneel op een te hoogen prijs (belde, achtte raadzaam om 't oogmerk het welk hem te Kandi had doen komen , te bedekken. - Hij hieldt zich dan bij den Keizer, als of hij aan zijn hof gekomen ware, niet om handel te drijven ; maar om hem uit naam zijner meeflererr te komen bezoeken, en hem hunne vriend- en bondgenootfchap aan te bieden. De Vorst nam deze aanbieding greetig aan ; en Spilbergen, na eenige dagen aan deszelfs hof te hebben doorgebragt, en hem hoop gegeeven hebbende, dat de Hollanders hem tegen de Portugeezen bij Hand zouden leenen, vertrok van daar met gefchenken overlaaden: (zoo als te vooren bladz. 25 r. door ons i$ aangetekend.) Eenigen tijd daar na, kwam 'er DeWeerd, en werd insgelijks door den Keizer wel ontvangen ; maar de onvoorzigtigheid gehad hebbende van hem te doen vermoeden, dat hij verbintenisfen met de Portugeezen had , en zich aan 't hof van den Vorst hebbende laaten lokken , werd hij ?er (zoo als reeds bladz. 258. gezegd is) met het grootfte gedeelte der geenen , die hem verzelden vermoord. De Hollanders oordeelden , dat zij deze daad niet moeften wreeken. In tegendeel vernieuwden -zij hunne poogingen in dat eiland, en 't geS 5 lukte  m HOLLANDS lukte hun, in i6ra (a) een verbond met den Keizer te fluiten, bij 't welk die Vorst, onder anderen, toeftaat, dat geen europisch volk, buiten de Hollanders, in zijne Staaten handel zal mogen drijven. In 1638, hielpen de Hollanders den Keizer Batikaio op de Portugeezen herneemen. De Keizer vergoldt deze hulp door een zeer voordeeiig verbond voor de Hollanders , 't welk van hunnen kant geflooten werd in naam der Algemeene Staaten, des Pn'nfen van Oranje , en der Bewindhebberen der oostindifche Maatfchappij. ( b ) Drie jaaren laater ontweldigden de Hollanders den Portugeezen , na een flag op hen gewonnen te hebben , Negombo en Gak. Negombo werd een weinig tijds daar naar hernomen door Don Philip Mascarenhas, naar Ceilon gezonden, om 'er de zaaken der Portugeezen te herftellen. In 164.4., deeden de Hollanders op nieuw eene onderneeming op 't eiTa-id Ceilon: zij hakten 'er het leger der Portugeezen in de pan, en ontnamen hun Negombo voor den tweeden keer. Het beftand deedt de vijandelijkheden tusfchen de Hollanders en Portugeezen ophouden tot in 't jaar 1Ó53, wanneer dezelven hervat werden. De Hollanders hadden zorg gedraagen van 'er zich te verfterken; zij bevoordeelden zich van de zwakheid hunner vijanden : ontnamen hun , in 1655, Kaliturc, en maakten zich in 't volgende jaar meefter van Kolombo , waar uit de Portugeezen den 10 Mei uittrokken, (c) ■ Na 't verlies van Kolombo, weeken de Portugeezen naar 't eiland Manaar en Jaffanapatam. De Hol- lan- (a) HUI. van de Ned. O. I. C. D. II. bl. 12. 61. « (b) Jbid bl. 263 en vo'5. {c) Hijoire de l'lsle de Ceilon, {ar Ribeyro p, 337.  ft IJ K D O M. '^^3 Sanders beflooren'hebbende hen gantfchelijk uit het eiland te verdrijven, begaven zich eerst na lïtekarin. Zij vonden daar drie portugeefche fchepen; boorden 'er twee van in den grond , en joegen het derde op ftrand. Na deze onderneeming kwamen zij te Jaffanapatam en namen die plaats bij verdrag in. Den 14 Junij 1658 trok 'er de bezetting uit, om naar Batavia te worden overgevoerd. Na deze verovering viel het den Hollanderen niet ongemakkelijk, om de Portugeezen te doen verhuizen uit alle de plaatzen, waar van dezelve in bezit waren; en om op dat eiland dat gezag, dien invloed en dat vermogen te krijgen , 't welk zij 'er tot heden toe hebben weeten te behouden , in weerwil der oorlogen , welken de Keizer hun te meermaalen heeft aangedaan, en welke een einde hebben genomen in 1765, door een verdrag, bij het welk de Hollanders den verwonnen Vorst de wet hebben voofger fchreeven. (a) De voornaamfte voorwerpen van den koophandel , welken de Hollanders op Ceilon drijven, is het kaneel. Het eiland levert daarenboven amatisten, fiphieren, topaazen en robijnen, kardamon, indigo en ijvoir. De olifanten zijn 'er ook een voorwerp van koophandJ. In de eerde tochten der Hollanderen naar Ceilon , trokken zij 'er peper uit. Men vindt 'er ook arek, waar van men zich als eene verwftof bedient, en betel: men heeft 'er ook kuiïi geteeld. De Maatfchappy onderhoudt 'er eene paarden-ftoeterij. Zj bezit de paarlvisfcherij, van welke zij tegenwoordig weinig werks fchijnt te maaken. De z j ien- en dobbelfteenen neusdoeken zijn 'er ook getrokken. Het is met den handel en de bezittingen der Hollanderen op de kuil vanKoromandel, in Bengalen, en (/?) Nieu-vs Nederl. Jaarb. April 176Ó. bl. 412.  284 HOLLANDS cn op de Malabaarfche kust, even eens als met allen, welken zij in indië hebben verkreegen, gelegen. „ De Portugeezen (zegt de Schryver, welken „ wy zoo even aanhaalden) (a) hadden , in den „ tyd van hunnen voorfpoed, eenige niet zeer aan„ merkelyke Bezittingen verkreegen op de kust van „ Koromandel. Die van Neganepatnam wierdt hun , » in den. jaare jojS, door de Hollanders afgeno„ men. Zy groeide allengskens aan tot tien of „ twaalf Dorpen, die van Weevers geheel bevolkt „ wierden. In den jaare 1690 oordeelde men het „ raadzaam, hun een gerust en veilig verblyf te be„ zorgen door het ftigten van een Fort; en in 't „ jaar 1742 wierdt de Stad met muuren omgeeven. , Zy zyn het middelpunt , alwaar byéén gebragt „ worden de witte, blaauwe geverwde, gedrukte, w fyne en grove Lywaten, welke de Maatfchappy, „ tot haar gebruik, ' aalt uit Europa of in de Indien „ van Bimiliptanam, van Paliakatte, van Sadraspatr „ nam, en van haare Komptoiren aan de Paarl-kust. „ Deeze koopmanfchappen, die doorgaans tusfchen m de vier en vyf duifend Baaien bedraagen, worden „ na Neganepatnam gebragt in twee Sloepen, welw ke ten deezen einde in deeze Zeeën gehouden „ worden. B De Hollanders verkoopen op de kust van „ Koromandel Yzer, Lood, Koper, Caün, Spiou„ ter, Peper, en Speceryen. Op deeze goederen „ te zamen genomen winnen zy vyf honderd duizend „ guldens, waar by men nog mag voegen veertig m duizend guldens, welke de tollen hun opbrengen. „ De onkosten van hunne onderfcheiden Bezittin„ gen bedraagen vier honderd duizend guldens; en „ men mag (taande houden, zonder vreeze van zich , n aan (a J Wijsgeerigt en Staatkundige Cefchiedenis. D. I. bl. 231.  R IJ K D O M. 2S£ t, aan vergrooting te zullen fchuldig maaken, dat u de fcheepvragt het overige gedeelte der voordee„ len verllindt. De juiste opbrengst van den Ko„ romandelfchen handel voor de Maatfchappy is, „ derhalven, geen ander, dan het voordeel, welk „ zy kan trekken van de Ly waaten, welke zy van „ daar uitvoert. Haar handel op Malabar brengt „ haar nog minder voordeels aan. Hy is ten naasten » by op den zelfden tyd begonnen, en heeft zich „ gevestigd ten koste der zelfde Natie. „ Het beweegmiddel deezer nieuwe ondernee„ minge is niet bezwaarlyk te raaden. Zints de „ Portugeezen Ceilon hadden verlooren, verkogten „ zy in Europa het wilde kaneel van Malabar ge„ noegzaam tot den zelfden prys, als men by aan„ houdenheid het echte kaneel verkogt had. Schoon „ dit mededingen van geen langen duur konde wee„ zen, baarde het, egter, den Hollanderen onge„ rustheid; zy gaven, in den jaare 1662, hunnen „ Generaal van Goens last om Coehin aan te „ tasten. „ Naauwlijks hadt hy de Stad ingeflooten, „ of hy kreeg berigt van den vreede tusfchen Por„ tugal en zyn Vaderland. Deeze tyding wierdt fl.il „ gehouden. Men verhaastte den arbeid, en de be„ legerden ,• door het geduurig ftormloopen afge„ mat, gaven zich op den achtften dag over. 's An* „ deren daags bragt een fregat, van Goa gezon„ den, de voorwaarden van het Vrede-Verbond.„ De Overwinnaar wist zyne onopregtheid met „ geene andere redenen te verdeedigen, dan met te „ zeggen, dat zy, die zich thans met zo veel trots„ heid beklaagden, eenige jaaren geleeden, het zelf„ de gedrag hadden gehouden op Brazil." Het is te verwonderen, dat, na zoo veele werken , die 'er over de tochten en krijgsverrichtingen der  fi'86 HOLLAND S der Hollanderen. in Indië in 't licht zijn gegeeven',een Schrijver , welke niet ontbloot is van verftand en oordeel, en die zich als leermeefter opwerpt van 't geen door de Europeaanen in beide de indien i* verricht, 'er op zulke eene wijze verllag van doet. Het behoorde tog eenen Wijsgeer , of dien den naam van Wijsgeer wil draagen , niet onbewust te zijn, dat de waarheid der gebeurtenisfeu zich niet laat plooien naar de zinrijke verbeeldingen van een vernaftigen geest. Dat men haar in een toneelftukof in een verdiehtfel aan eene rijke vinding onderwerpe, dat gaat heen ; maar in eene IVijsgeerige en Staatkundige Gefchiedenïs behoorde men de waarheid ten minlte eenigermaate in acht te neemen, en de naauwkeurigheid omtrent de gebeurtenisfen niet geheel te verwaarloozen. D e Hollanders wierpen de oogen op den handel,dien men op de kust van Koromandel konde drijven zelfs in hunne eerfte tochten naar Indië. Twee fchepen van Amboina en Grife te Bantam te' rug gekomen, kreegen, in 1Ö05, last, om naar de kust van Koromandel te vertrekken. De reis vol* deedt niet. Na veele rampen geleeden te hebben, kwamen deze fchepen te Negapatnam aan. Eenige gefchenken bezorgden hun niet alleen vrijheid om te handelen , maar ook om eene loots te bouwen op een ftuk gronds, welk het Opperhoofd'van Negapatnam hun verkocht. Drie Hollanders werden in deze loots gelaaten, om den handel der Maatfchappije te drijven. Van Sold, welke 't bevel over de twee fchepen voerde , begaf zich van Negapatnam naar Mazulipatam : vernomen hebbende , dat die plaats een gedeelte uitmaakte van 't Koningrijk Bisnagor, vervoegde hij zich bij den Vorst, die 'er den troon van bezat, en floot met hem een verbond. Dit verbond gaf den Hollanderen eene volkomen-  R Ij K D Ö M. sff? men vrijheid van handel. Van Sold liet te Mazuli* patam vier Hollanders , óm 'er de belangen der Maatfchappye waar te nemen. In 1607 zondt men 'c fchip de Eendragt derwaarts met eene lading fpecerijen , porceleinen en andere koopmanfchappen, welken op honderd en vijftig duizend guldens gefchat werden. Jacob de Bitter, op'teinde van't jaar 1608 ,■ met twee fchepen naar de kust van Koromandel gezonden , had een verbond geflooten met den Vorst van Singier. Dit verbond gaf den Hollanderen eene volkomen vrijheid van handel in de Staaten van dien Vorst; en in 't zelfde jaar had de Admiraal Verhoeven, met eene kleine vloot van de kust van Goa gekomen , 't fchip de Roode Leeuw van dezelve afgezonderd, om naar Kalikoet te zeilen. FanDriel, welke zich op dat fchip bevondt, had bevel om zich als Gezant naar den Samorin te begeeven, en 'er een verbond , 't welk tusfchen dezen Vorst en de Hollanders bereids in ftand was , te vernieuwen. Van Driel, aan 't Hof van dien Vorst gekomen, werd wel ontvangen. De Indiaan zondt zelfs Gezanten aan den "Zeevoogd , om hem te noodigen aan zijn Hof te komen: Verhoeven vertrok derwaarts : de Vorst ontving hem op zijnen troon gezeten. De hollandfche Zeeheld zijne aanfpraak • geëindigd hebbende, naderde de Vorst tot hem, floot zijne vingers tusfchen die van Verhoeven en zeide tot hem : „ Even zoo als onze handen erf onze vinge„ ren vereenigd en in een gevlochten zijn; zoomoe„ ten ook de twee volken van Kalikoet en Holland „ aan elkander verbonden zijn. " Zich vervolgens tot die van 't gevolg van Verhoeven wendende, zeide hij: „ lk zie tegenwoordig het hollandfche volk en „ dat van Kalikoet vereenigd en vrienden; zij fchij„ nen mij toe maar een .eenig volk te zijn. " Wij maar  fcgg HOLLANDS maaken hier van dit verbond gewag,- eensdeels orrê de natuurlijke eenvoudigheid van den indiaanfehen Vorst te doen zien, andersdeels, om te toonen, hoe weinig ftaat men maaken kunne op 't hiftorifche gedeelte der fVijsgeerige cn Staatkundige Gejchiedenis der Bezittingen der Europeaanen in Indië. Maarten Maartenszoon, een ander Hollandfche Vlagvoerder, kwam eenigen tijd daar na opde kust van Koromandel. Op de reede van St. Tho* mas gekomen zijnde, fchreef hij aan den Koning van Felloer, en verkreeg van dien Vorst vrijheid om te handden, en eene loots te bouwen, *t zij te Pa* liakatte, Konanor of Armagori: hij vernieuwde het verbond, 't welk Bitter met den Vorst van Singier gemaakt had , en verwierf van hem nieuwe voorrechten voor de Hollanders. De Vorst ftaat hun een huis in de fterkte Tireporepolie gelegen toe; belooft het zelve te zullen verdeedigen tegen de Portugeezen eh alle anderen ; verbiedt den Portugeezen en allen anderen europifche volken , welke met geene brieven van den Prins van Oranje voorzien zouden zijn, den handel. Maartenszoon floot, in dien zelfden tijd, een verbond met den Koning van Tarnatika Sinnesfenapaty, welke der hollandfche oostindifche Maatlchappije vergcmde eene loots te Paliakatte te bouwen, en in zijne Staaten met eene volkomen vrijheid koophandel te drijven. Maartenfen zich, geduurende de onderhandelingen, naar de reede van Tegenapatam begeeven hebbende, droeg zorg om 't verbond te vernieuwen, 't welk Verhoeven met den Keizer van Malabaar, Koning van Kalikoet gemaakt had. Door dit nieuwe verbond, hee welk in 1610 werd geflooten, ftaat de Samorin derr Hollanderen toe, dat zij voor hen eene loots te Ka* likoet oprichten ; hij verbindt zich niet te zullen lij.den, dat de Portugeezen komen handelen op die plaat»  R IJ K D O Mi 285) plaatfen , waar de Hollanders zijn zullen ; hij be* looft, dat geen europisch volk het zal mogen doen in de S:aat-n van den indiaanfchen Vorst, indien het zelve 'er niet toe gemagtigd is van den Prins van Oranje; en vergunt den Hollanderen 't hakken van hout in zijn land, en de vervoering van 't zelve te water, enz. Wij hebben te vooren (bladz. 269) van de verrichtingen van Matelief in Oost • Indië, en inzonderheid van zijne onderneeming op Malacca het een en ander aangetekend. Offchoon nu deze Gezagvoerder het genoegen niet had van in alle zijne onderneemingen naar wensch te flaagen, vielen die echter over 't geheel gelukkig genoeg uit, om den Spanjaard te overtuigen , dat het rijzende Gemeenebest vermogens genoeg in zijnen boezem bezat, om hem zijne gewaande opperheerfchappij , zoo wel in het Oosten als elders, te betwisten. Daarenboven kwam Matelief t'huis met eene zeer rijke lading: in de Vergadering der Algemeene Staaten mondeling verflag zijner verrichtingen hebbende gedaan , bedankten haare Hoog Mogendheden hem voor de diensten , die hij den Vaderlande had beweezen. Hij bad den weg gebaand tot het veroveren der molukfche eilanden. Vier fchepen, rijkelijk met fpecerijen gelaaden , na hem uit Indië' te rug gekeerd , brachten teffens bericht mede dat de Hollanders zich van Mahfan, een dier eilanden , hadden meefter gemaakt. Behalven de verfcheide bezittingen door dö Hollanders in Oost • Indië verkreegen, en van welken wij tot nog toe gefprooken hebben, gelukte het hun ook om op Borneo koophandel aan te leggen. De Schrijver der JVijsgeerige Gejchiedenis. zeer belust, zoo 't fchijet, op alles wat wonderbaar voorkomt, doet deze zijne liefhebberij wat I. Deel. T te  ütjb HOLLAND S te veel doorffceeken in de fchilderij, welke hij ons van de bezittingen der Europeaanen op dat eiland maalt. Van die der hollandfche Maatfchappye fpreekende, laat hij 'er zich aldus over uit. „ Bor„ neo is een der grootfte , en misfehien het aller„ grootfte , der bekende eilanden. Deszelfs oude „ inwooners bezitten het binnenfte gedeelte : de „ kusten worden bewoond van Macasfaaren, Ja„ vaanen en Maleien, die de ondeugden , hun „ natuurlyk eigen, nog vermeerderd hebben, met „ eene woestheid en wreedheid, van welke men be„ zwaarlyk elders een voorbeeld zoude vinden. De „ Portugeezen , die, in den jaare 151Ö, 'er zich „ tragtten te vestigen, verbeeldden zich een Moor„ fchen Koning tot vriend te zullen maaken, door „ hem eenige ftukken Tapytwerk met Menfchen„ beelden ten gefchenke te zenden : men zag de „ beeldtenïsfen aan voor betoverde menfehen, wier „ zamenrottingen men vreesde; de gefchenken, als „ mede zy , dieze gebragt hadden, wierden met „ afgryzen te rug gezonden. Gelukkiger waren zy „ in 't vervolg, zo het een geluk mag heeten , ont„ vangen te worden in een land om 'er vermoord „ te worden. Een komptoir, welk de Engeifchen „ 'er eenige jaaren laater oprichtten , onderging „ het zelfde lot. De Hollanders, die 'er niet beter „ behandeld waren, Vertoonden 'er zich op nieuw, „ met een Eskader, in den jaare 1648. Schoon zeer „ zwak, benaauwde het egter den Vorst, die alv leen de peeper bezit, dermaate, dat hy het be„ fluit nam om hun den uitfluitenden handel toe te „ ftaan. Alleen wierdt hem de vryheid gegeeven „ om vyf honderd duizend ponden te leveren aan de „ Chineezen , die, zints onheugelyke tyden , op „ zyne havens gevaaren hadden. Zinis het fluiten „ van dit verbond, zendt de Maatfchappy na Ban- * jer-  R IJ K D O M. 291 „ jermasfin, ryst, opium, zout en grove lywaaten. „ Van daar krygt zy te rug wat Diamanten , en „ omtrent zes honderd duizend ponden peeper, bc„ taalende voor de honderd ponden vyftien guldens „ en tien ftuivers. De winst, welke zy trekt uit het geen zy daar heen zendt, kan ter naauwer l nood de onkosten der Bezittinge opweegen, „ fchoon zy niet hooger loopen dan zestien duizend „ guldens," (a) Zonder ons op te houden met het geene deze luchtige fchri'jver van de Portugeezen en Engeifchen verhaalt, zullen wij alleenlijk ter opheldering van 't gene hij met betrekking tot de Hollanders opbrengt, aantekenen, dat Olivier van Noort, op zijnen tocht door de ftraat van Magellaan, Borneo aangedaan hebbende, bevondt, dat de ingezetenen van dat eiland verraaderij in 't hoofd hadden, en dat hij 't zelve om die rede verliet ; dat Verfchoor het opperbewind over den koophandel der Hollanderen te Bantam hebbende, SamuelBlommart derwaarts zond in den jaare 1607, ten einde Hans Roef, die zich toen reeds te Succadana bevondt, om 'er den handel der Hollanderen te bellieren, te vervangen ; en dat Roef met een rijke partij diamanten te jus keerde. In der daad had Roef, vreezende ,'; - , fchat de 1 '.-eerlijkheid van die van Borneo ro0 .... gaande 1 -.deen , zich naar Pattana begeeven. E . 1 mi irevan Borneo te rug gekeerd, werd in 1608 door* rlUud wan ; luutam weder derwaarts gezonden, roe, ^vel om eenig verdrag met de Koningen van j w , j. ufi N, l'-orneo , Landa en Lambas , de . itnlte Koniagen van 't eiland Borneo te flui• ; : nieo ',.i bon brieven van Prins Maurits aan dj onderfcheiden ...diaanfche Vorsten mede, om de on- (a) Wijsgeerige en Staotkund. Gefchiedenis. D. I. bl. 210.  292 HOLLANDS onderhandelingen , welken hij aldaar mogt onderneemen, te bevorderen. Blommart deedt zijne eerfte pcoging te Succadana , en hoewel hij de Koningin niet konde beweegen tot eenige verbintenis, bragt hij 'er egter een goed deel diamanten van daan. Jn het volgende jaar begaf zich Blommart naar den Koning van Lambas. Na een verblijf van drie maanden , tekende hij daar een verdrag met dien indiaanfehen Vorst , en liet Pieter Aarxszoon te Lambas, om 'er de zaaken der Maatfchappije waar te neemen. De Hollanders trokken uit Borneo behalven de diamanten, de beste campher, mirobolan, fuik'er, wasch , bezoar, casfia ligna, fchildpad , oranje - appelen, en limoenen: zij bragten'er koper , kwikzilver , glas, fpiegeis , gefchilderde Jijnwaten, lakenen, papier, neurenburgfche en franfche kraamerijen. Aangemoedigd door de fteeds toeneemende voordeden, en den om (lag van haare zaaken overweegende, had de Maatfchappij haare gedachten reeds laaten gaan, om in Oost - Indiè' over haare bezittingen en zaaken, een algemeenen Bewindsman, een Hoofd aan te (lellen. Het bedand, met Spanje gemaakt, ried het haar nog verder aan. Pieter Both werd tot den post (a) van algemeenen Oppergezaghebber van Indië benoemd, en kreeg teffens het bebevel over eene nieuwe vloot van negen fchepen, welke met vrijgeleide des Konings van Spanje en der Aartshertogen voorzien, ook belast was om 'er de tijding van 't beftand tusfchen Spanje en den Vereenigden Staat geflooten, over te brengen. In Jndië zelve raakte de handel der Hollanderen hoe langs hoe meer tot ftand. Vier fchepen kwamen 'er in den jaare 1610 met eene rijke laading van (tb) Hifi, van de Ned. O. I. Comp. T>. U. bl. 1 en volg.  R IJ K D O M, 293 van daan. 's Lands Vaderen ziende hoe niet alleen in 't bijzonder het der gemeente wel ging met deze nieuwe takken van vaart en koophandel; maar hoe de voordeelen , welke daar uit aan den Staat in 't algemeen toevloeiden, verre de verliezen en nadeelen, welken het Gemeenebest van tijd tot tijd niet konde ontgaan, te boven gingen, verzuimden niet deze Oostindifche Maatfchappy meer en meer op allerlei wijzen te begunlhgen. Eenige ingezetenen van den Staat, in de zeevaart en indifchen handel ervaaren, met de Engeifchen verbintenisfen hebbende aangegaan, om met dezelven een nieuwen handel op de kust van Koromandel op te richten, werd 'er fr.ra.ks door de Algemeene Staaten een plakaat afgekondigt , dat geen IngeJ'eetenen buiten dienst van de Oost ■ indifche Compagnie , zich vervorderen te vaaren voorby de cape de bonne esperance, ofte door de Jlraet van Magellanes, op verbeurte van lijf, fchepen en goeden; (#) waar bij naderhand is gekomen een plakaat, den Ingezetenen verbiedende van in vreemde Potentaaten dienst te vaaren. (b) De Maatfchappij boven dien door het fluiten van het beiland , zoo niet geheellijk, ten minde voor 't grootfte gedeelte, in het ftil genot van haaren indifchen koophandel gefield, zondt jaarlijks fchepen naar Indië, en kreeg 'er ook jaarlijks rijke retouren van te rug. Niets kan voor 't overige haaren voorfpoed beter bewijzen dan die retouren, en haare jaarlijkfche uitdeelingen. Zie hier eene berekening van de' laading van vijf fcheepen, in den jaare 1603 uit Indië te rug gekomen, zoo als die ons door den Schrijver (a) Groot Placaatboek D. I. bl. 547. (b) Md. bl. 549. T 3  294 HOLLANDS ver van de Hiftorie van de Nederlandfche O. I. Compagnie gegeeven word. „ Deeze vyf fcheepen (zegt „ de Schrijver) {a) hadden, wanneer zy van Ban„ tam vertrokken, aldaar ingelaaden Amlteldams gewigt „ 29526 Zakken Peper, a 60 pond „ de zak, en dus — 1771560ponden w 198 Zakken en 41 ponden w Cubebe, a 60 pond „ de zak — — 11921 }} 267 Bhaaren en 819 ponden „ Nagelen, regens531 „ pond de Bhaar — 142596 1 „ 42 Bhaaren en 725 ponden „ Foely, a 531 pond „ de Bhaar. — — 23027 „ zy hadden voor de Peper befteed, 7 Realen van „ Agten de zak. „ voor de Cubebe, — 3igelykeRea- „ len de zak. „ voor de Nagelen, in 't eerfl voor de „ Bhaar, 63, dog op'tlaatlt, 68 £170 „ Realen van Agten. „ voor de Foely, 85 gelyke Realen, de » Bhaar. „ Wanneer wy nu, de Realen van Agten, te„ gens 50 Huivers, Hollands geld berekenen, zal „ men bevinden de Inkoopsprys der Peper, geweeft „ is, 54 ftuiver het pond. „ Van de Cubebe, 28fl ftuiver. „ Van de Nagelen , kunnen wy zulks niet net begrooten, door dien ons onbekent is, hoe veel „ Bha- (a) Hijl. van ie Ned. O. I. Comp. D. t. bl. 91 en volg.  R IJ K D O M. 295 Bhar^n, zy tegens de laagfte, of hoogfte markt, " gekost hebben, dog wanneer wy dezelve, door " malkanderen berekenen, op 66 Realen van Agten de Bhaar, zoo zal men bevinden, het pond JNa„ gelen, haar (genoegzaam) op ó* Huiver, zal ko„ men te ftaan hebben. ; En laaftlyk de Foely, 8 Huivers het pond. " Dus bedroegen, deeze tot Bautam in gekogte _ Speceryen, in Hollands geld i „aan Peper, - — f 516705: „ aan Cubebe, - —- * «73* 6: 4 „ aan Nagelen, — — * 44-310: ' , aan Foely, - - ' - 692* t- de geheele Inkoop te zamen ƒ 560678: 6: 4 „ Waar by nog komt, 132 Bharen Peper, die het Schip de " Zwarte Leeuw, op 't Eiland „ Sumatra, (waar de befte Peper, ter dier tyd groeide,) „ had ingenomen, als „ tot Atsjien, 100 Bharen, a 364 _ pond de Bhaar, en dus, 3 6400 ponden, „ tegens 64 Rea„ len van Agten j, de Bhaar of „ weinig meer„ der als 8\ ftui„ ver, het pond „ bedraagt - f 16000: — „ tot Tikou 32 „ Bharen,a 380 „ pond de Bhaar „ en dus 12160: I 4 » te"  %$6 HOLLANDS „ tegens 40 Rea„ len van Agten „ de Bhaar of 5^ „ ftuiver het ib. , ƒ3200: — „ dus had dit Schip „ op Sumatra geladen — 48560 fc „ peper waar voor zy, in 't ge- „ heelbefteet hadden . ƒ 19200: — „ deeze Peper nu gevoegt, by 't „ geen zy tot Bantam ingeladen „ hadden, zal men bevinden, „ de vyf Scheepen te zamen „ 1820120 ponden Peper in „ hadden, wanneer zy van Ban- „ tam- vertrokken. „ En bedroeg dierhalven de ge- „ heele Lading dezer vyf Schee- „ pen in Hollands geld , een . . „ fomma van - — ƒ 588878: 6: 4 „ Of wel vyfmaal honderd Agt-en-Tachentig dui„ zent, Agthondert, Agt-en-Zeventig gulden, zes „ ftuivers en vier penningen. „ Om nu een flaauwe fchets te geeven, van de „ buitengemeene winften, die de verfchieden Maat„ fchappyen, uit hunne Oofterfche handel trokken , „ zullen wy eens onderftellen, de Peper in 't jaar „ 1603 , hier te lande waardig was , 30 groten 't pond, „ 'tgeen wy naar onze gedagten, met eenige zeker„ heid, mogen gisfen door dien ons blykt, dezelve „ eenige jaaren later, voor 33 groten het pond, is „ verkogt. De Cubebe, zullen eens ftellen, ter dier „ tyd, 16 ftuivers het pond, mogt gelden, fchoon „ 't zeker is, dezelve in later tyden, tot 70 ftuivers, „ ja zejfsin 't jaar 1722, tot 96* ftuivers het pond, » al-  R IJ K D O M. «97 „ alhier verkogt is. De Nagelen, mede eens, te„ gens 3 guldens het pond berekenen; en laaftelijk, „ de Foely eens giffen, a 20 8 't pond. Dog den„ kelyk, zyn de Nagelen en Foely, ter dier tyd, „ hoger in prys geweeft. „ Maar om nu, de begrooting der gelden, die „ voor bovengemelde Speceryen , zyn ingekomen ,, volgens gezegde pryzen, (zo na doenlyk) te be„ paaien, zullen wy eerft, dienen aftetrekken, zoo „ veel deeze goederen, hier te Landen, aan on„ derwigt als anderfints, verlooren hebben. Dog „ om zulks net te berekenen, zyn wy, (door dien „ ons nergens daar van blykt,) geheel buiten ftaat, „ egter mogen wy, met eenige grond vertrouwen, „ de verleezing der fpeceryen , (op verre na,) zoo „ naauwkeurig, niet toegegaan is, als heden ge„ fchied. Dus zullen wy weder, hier onze toe„ vlugt, tot vooronderftellingen en gillingen, moe„ ten neemen; en eens zeggen: „ 1820120 ponden Peper, Bruto gewigt; waar „ afgetrokken, 8 ten honderd, voor „ onderwigt &c., blyft Netto gewigt, 1675512 ponden „ 11921 ponden Cubebe, Bru„ to, meede 8 ten hon„ dert,voor onderwigt „ &c. afgetrokken — 10968 » 142596" ponden Nagelen, Bru„ to; hier van het on„ derwigt &c.; eens „ Hellen, § ten hon- „ dert,dusblyftNetto. 128337 „ 23027 ponden Foely, Bruto; „ meede eens, 10 ten „ hondert ftellen, en „ dus Netto 20725 , T 5 „ Schoon  log HOLLANDS „ Schoon hedendaags de Foely merkelyk „ meerder verheft, gelyk wy, in 't vervolg gele„ gentheid zullen hebben, nader te bepalen. „ Dus zal men, volgens deeze rekening bevin„ den, de Speceryen, die door de gezegde 5 Schee„ pen, hier te Lande waaren aangebragt, in Hol„ fonds geld hebben bedragen, als: „ 1675512 Nettop.Pep.330$'tp. ƒ 1256634: -7, „ 10968 dit.p. Cubeb.a ióft.'tp. » 8774:8:— » 128337 dit.p.Nagel.a3gl. 'tp. =< 385011: — „ 20725 dit. p. Foely, ? 20 ft 'tp. * 124350: — „ bedragende de geheele verkoop, ■ , een fomma van — /l774769:8:— „Of wel, een Millioen, zeeven honderd, vier„ en-zeventig-duizend, zeeven hondert negen - en„ zeftig guldens, en agt ftuivers. „ Waar by nog dienden gebragt te worden, „ de voordeelen, die deeze vyf Scheepen, op haare „ uit het Vaderland meede gebragte Europeaan„ fche Koopmanfchappen , zoo tot Sumatra , als „ Bantam, gehad hebben, dog welke ons onmoog„ lyk zyn, te bepaalen. „ Wanneer wy nu, den Inkoopsprys der Spe„ ceryen , (die wy boven gemeld hebben,) van „ deeze verkoop aftrekken, zal men bevinden, dee„ ze Scheepen (die door malkanderen gerekent, „ geen 100 Lallen lading in hadden,) aan zuivere „ winften, hunne Maacfchappy hebben aangebragt „ een fomma van — ƒ 1185891: 1:12 „Of een Millioen , een honderd, vyf-en„ tachentig-duizend, agt hondert, een-en-negen „ tig guldens, een ft ui ver en twaalf penningen; en „ dus waarlyk, een buitengemeen voordeel , in „ zoo een korten tyd , van minder als twee jaa- » ren,  R IJ K D O M. 29 dert dat in den jaare 1581 het rijk van Portugal aan zijne verdere Staaten gevoegd zijnde, hij daar door ook meester was geworden van alle de bezittingen en 't gezag, welken de Portugeezen in Indië' verkreegen hadden: want hoe ongelooflijk het moge voorkomen, wanneer men thans op den ftaat van 'c portugeefche rijk het oog flaat, de Portugeezen zijn 't echter, die allereerst de vaart uit Europa naar onbekende gewesten hebben ondernomen; en *t geen misfchien aan fommigen nog vreemder zal toefchijnen, de eerfle ftap, de eerfte aanleiding toe die vaart is men aan het werkzaam vernuft van een enkel mensch verfchuldigd. Henrik, een der zoonen van Jan den I. Koning van Portugal, die tot zijne zinfpreuk had aangenomen Ie talent de bien faire, in een eenzaam lee- ven  R IJ K D O M. S°9 ven zijne gedachten meest laatende fpeelen over de ontdekkingen , welke 'er van nieuwe landen te doen waren; te meermaalen geleerde en kundige lieden daar over onderhouden hebbende ; en zich onophoudelijk laatende onderrichten van 't geen tot die ontdekkingen betrekking had ; werd (zoo men wil) opgewekt om tochten daar toe te laaten onderneemen, op de berichten, welke hem aangebragt werden van eenige Franfchen, die, door ftorm op zee beloopen en naar de atlantifche zee gedreeven , voorts te Lisbon aangeland , nieuwe landen, zoo zij meenden, gezien hadden ( a ). Dit gebeurde in den aanvang van de vijftiende eeuw, eenen tijd, in welken de fcheepvaart nog zoo verre niet gebragt was, dat men de volle ruime zee dorst kiezen. Men zeilde nog meest langs de kusten; en bereikte men de eene of de andere kaap, 't fcheen roekeloos eene kans te waagen om den hoek te boven te komen: men keerde dan te rug. De Infant Henrik maakte intusfchen zijn werk om kloek en ftout zeevolk te krijgen : in de eerfte tien jaaren werd *er niet veel gevorderd. Twee Edellieden Jan Gengales Zarca & Triftan Vaz zich eindelijk aangeboodenhebbende, om de kaap Bojador om, en verder voort , te zeilen, werd hun door den Prins een fcheepje, wel toegerust, tot dien tocht gegeeven. Onder zeil gegaan , door een ftorm overvallen, raakten de twee reizigers,daar zij meenden te vergaan, op een onbekend eiland, naderhand genoemd Porto Santo, als voor hun eene haven van behoudenis. Deze twee Edellieden gelukkig uit dit eiland te Lisbon te rug gekeerd , en aan den Infant ver- flag (s) Ccnquêtes des Portugais dans Ie Nouveau Mondt lar Laei^ea» T. i. p. i & fuiv. V 3  F 310 HOLLANDS flag van hunne toevallige ontdekking gedaan hebbende, werden in den jaare 1418. met een anderen. Edelman Barthelemi Perejlrelle ter ontdekkinge met drie fchepen afgezonden. In dien tocht ontdekten zij het eiland Madeia, 'twelk, in twee heerlijkheden, verdeeld, aan Zarco en aan Triftan Vaz terbelooninge gefchonken werd. Eenige jaaren laater, naamelijk omtrent den jaare 1433, gelukte het aan Gilles Anés de kaap Bojador, tot dien tijd toe voor de eindpaal der zeetochten gehouden, om en voorbij te zeilen. Dit wakkerde den moed der Portugeezen. Van alle kanten kwamen 'er bij den Infant zeeluiden, belust om nieuwe landen te gaan zoeken. De Prins, overtuigd dat het genoeg is om onder een hoop gelukzoekers eenen man aan te treffen, gefchapen om wat uit te voeren, was zeer verre van die lieden trots te ontvangen en koel af te zetten. Hij. bejegendeze alle minnelijk, hoordeze ,' beloondeze en gebruikteze, naar maate dat zij hem van dienst waren of konden zijn. Begrippen van godsdienst deeden hem voorts van den Paus verlof verzoeken, om rneerder ontdekkingen te doen, en die aan het rijk van Portugal te onderwerpen : 't welk, gelijk men begrijpen kan, door zijne Heiligheid ten nutte en dienfte van de kerk, en ter voortplantinge van den roomfchen godsdienst, niet werd geweigerd. (0) '; Het voorbeeld van den Infant maakte ieder gaande.1 Verfcheiden bijzondere lieden booden zich aan om op tochten uit te gaan: een blijk dat men den onderdaanen flechts de deur behoeft te openen, omze op weg te doen flaan. De Stad Lagos was de eerfte, welke eenige fchepen in zee bragt: wel haast waren 3er zes - en - twintig vaartuigen uitgerust, deze fchepen begaven zich op verfchillènde plaatfen van , («0 Cmquétes des Portugais %. I. p. 14 &-fuiv. I  R IJ K D O M. 3" van de afrikaanfche kust: fommige deeden de kanarifche eilanden aan, andere zeilden tot aan Kaap Verd. Jean de Betancourt fchijnt de eerfte geweest te zijn, die zich op de kanarifche eilanden nedergezet heeft; ten zijnen behoeve waren die eilanden aan Robin de Braquemont, Admiraal van Frankrijk , met den tijtel van Koning gefchonken. Doch deze kroon, hoe ligt van innerlijke waarde, drukte nog te zwaar op het hoofd van den frasfchen edelman: hij ftondt dan die eilanden tegen eenige ftreeken lands op het eiland Madera af aan den Infant Hennk; die zich omtrent den jaare 1444 verplicht zag omze wederpm den Spanjaard over te geeven. _ Veel moeite vond men, om met de ïnwoonders van de nieuw ontdekte gewesten tot eenigen koophandel te geraaken: men kreeg 'er hen evenwel toe Om 'er nog beter (zoo men meende) voortgang in te maaken, werd aan eenen Fernand Games QÜvoi verleend, om alleen, met uitfluitmg van alle anderen, langs de afrikaanfche kust koophandel te drijven; waar tegen hij aannam, om de ontdekkingen langs die kust verder voort te zetten, van de kaap Sierre Lionne af gerekend, die men tot dien tijd toe nog niet voorbij gezeild was. Deze homes ging ook verder: leide op de kust van Afrika eene fterkte aan, aan welke hij den naam van St. Georee de la Mine gaf; naam , welken de koning hem naderhand vergunde zelve te voeren: van die fterkte maakte Gomez de hoofdplaats van zijnen koophandel. , T ündertüsschen leedt de voortgang der ontdekkingen geweldig door de gefchillen in het koninghjk huis ontftaan; en werden eerst wederom met ernft on^ dernomen toen Jan de II. op den tropn gefteegen was. Deze Vorst fchijnt de eerfte geweest te zijn, wel. ke blijken van bezitneerning heeft iaaten gebruiken a V 4 in  gil HOLLANDS in de landen , daar zijne onderdaanen ankerden : hij liet 'er paaien zetten , boven op voorzien met «en kruis, op 't welk het portugeesche wapen, den naam des regeerenden Konings, dien van den fchipper óf wimpelvoerder, onder wien de ontdekking gefchiedde, met jaar- en dagtekening gefneeden Honden : geduurende zijne regeering zijn 'er negen opgerecht langs de kust van Afrika tot aan de kaap de goede hoop, die men nog niet had durven om zeilen: bij zijne tijteis voegde de Vorst, eenige jaa. ren laater, dien van koning van Guinea en van de kust van Afrika. Hij liet omtrent den jaare 1481, een kasteel op 't eiland Arguin aangelegd voltooien, en_ 'er een tweede bouwen op St. George de la Mine. Voorts brandende van ijver en begeerte om onbekende landen te vinden, en begrijpende dat, wilde men daar in flaagen , de vaart ter zee met meerder zekerheid moest kunnen gefchieden, hielde hij aan zijn hof verfcheiden wis- en ftarrekundigen, geduurig bezig met het nafpooren der middelen . welke ter bevordering van de ftiermanskonst konden dienen en het zoeken van onbekende landen minder gevaarlijk maaken. (a) Ook is: het aan den ijver van dezen vorst en aan de kunde zijner wiskundigen, dat men de kunst van de hoogte op zee te neemen door 't aftrolabium, en 't gebruik van tafels der afwijkinge voor de Huurlieden, toefchrijfc, 9 Terwijl de Portugeezen dus bezig waren om hun gebied en koophandel op de afrikaanfche kust uit te breiden; en bereids tot aan de kaap de goetfe hoop gevorderd, geraakt waren op 't eiland Conp, daagde Chriftophel Colombus, aangezet door den iieerfehendenfmaak^in den jaare 1493 op, en kwam zij- Cf,) CtnpiStes des P*rtugais, T. I. bl. 51,  R IJ K D O M. 313 fijnen dienst den Koning aanbieden: verzekerende dat 'er ontdekkingen ten Westen van den aardkloot te doen waren. Van Koning Jan, en voorts nog van andere Mogendheden verfraaad, kreeg hij eindelijk gehoor aan 't fpaanfche hof; en dit gehoor bragt der fpaanfche heerfchappye die bezittingen en rijkdommen aan, welken zij in Amerika gehad heeft, nog heeft, en van welken zij met beter gebruik meerder vrucht en meerder nut zoude getrokken hebben. Colomdus, voor 't fpaanfche hof uitgezeild, ontdekte de landen , naderhand bekend onder de benaaming van West-indië, en ook van Amerika: toen begon de wangunst het gemoed van den Koning van Portugal te bekruipen , fpijt voedende O) dat hij den genueefchen zeeheld te veel veracht hadde. Door den goeden uitflag van de reis van Columbus nog fterker aangeprikkeld , rustte hij haastelijk eene vloot uit om mede nieuwe gewesten aan dien oord op te fpooren. Ferdinand, Koning van Spanje, arg hier uit opvattende, zondt den portugeefchen Vorst gezanten, om hem van dit voorneemen te doen afzien. Het gefchil werd den Paus Alexander den VI. ter beflisfinge overgelaaten. Zijne Heiligheid verdeelde het onbekende werelddeel in twee deelen, en wees 'er aan ieder der twee Vorsten , die 'er beide geen het minfte recht toe hadden, een deel van toe. O p deze gift van den roomfchen ftoel gingen de Portugeezen en Spanjaarden nu verder voort, met hunne zee-tochten, gemakkelijker gemaakt door ?t gebruik van 't compas , van 't welk men zich op het einde van de vijftiende eeuw begon te bedienen. Het gelukte den Portugeezen om over de kaap de f è ) Cenquêtes dei Portugais., T. I, p. 69. V 5  3T4- HOLLANDS de goede hoop naar Oost-indië te ftevenen, waar door hun niet alleen de koophandel en de voortbrengfels van die vruchtbaare landftreeken ïn handen vielen, maar ook die van de afrikaanfche westkust. Emanuel, die Jan den II. op den troon gevolgd, en niet minder jeukerig was, om nieuwe ontdekkingen te doen, dan zijn voorzaat , het niet willende laaten blijven bij het afzenden van afzonderlijke fchepen, befloot voor die gewesten eene vloot uit te rusten. Dertien fchepen, bemand met vijftien honderd koppen krijgsvolk, buiten het fcheeps- en bootsvolk, ftaken onder het bevel van Pieter Alvarez Cabral, in de maand Maart van den jaare i joo, in zee. Den 24ften April bevondt de Vlootvoogd zich onverwacht aan eene onbekende kust, zeilde voort, raakte aan eene goede haven, daar hij ankerde, aan welke hij den naam van Porto fecuro gaf, en die naderhand onder den naam van Brazil bekend is geworden, (a) Onnoodig zal het zijn ons op te houden met eene verdere befchouwing van de tochten, welken de Portugeezen en Spanjaarden naar Oost- en Westindiè' gedaan hebben : zij zijn zoo dikwijls en door zulke bekwaame pennen befchreeven, dat'er onze leezers, die eenige graagte mogten hebben om 'er het verflag van te leezen, bij die Schrijvers volkomen hunne voldoening zullen vinden; wij zullen flechts dit alleen aanmerken, dat de Portugeezen en Spanjaarden genoegzaam eene eeuw hadden doorgebragt met hun gezag, en den koophandel hunner onderdaanen tot de nieuwe ontdekte landen over te brengen, wanneer Filips de II. (gelijk wij te voren aantekenden) in den jaare 1581, op den <<0 Conquêtes des Portugais, T. I. p. 123. Burck ffljk 4cs Cêkn. Europ. dans l'^merique T. I. p. 363.  R IJ K D O M. 315 den troon van Portugal geklommen, hier door meester geworden van alle de uitgeftrekte bezittingen in de drie werelddeelen buiten Europa, den inwoonderen van den Vereenigden Staat door zijne dwingelandij tot een opftand gedwongen hebbende, hun daac door eene rechtmaatige oorzaak gaf, om den Spanjaard van dit uitheemsch gezag te ontzetten, zijne bezittingen te veroveren en hem den wijduitgeftrekten koophandel uit de hand te wringen. Doch alvoorens dat de Hollanders eenige vaart op de West-Indien ondernamen, hadden de Engelfchen reeds tochten gedaan zoo naar 't Noorden als naar 't Zuiden en 't Westen. Cabot was, onder de regering van Henrik den VII. in den jaare 1497, naar Amerika gezonden, en werd naderhand door Ilawkins, Drake, ForbifcJw, en anderen opgevolgd. De Franfchen lieten zich ook in die tochten zien, doch merkelijk laater. De eerste, dien door hun ondernomen is, fchijnt te moeten gebragt worden op het jaar 1535. . Zoo lang de Hollanders, onder de heerfcnappij van Spanje bukkende , den losfen teugel aan hunnen ijver niet konden vieren , moeften zij hunne vaart binnen zekére paaien houden; en het bij eene enkele tocht op onbekende landen laaten (blz. 120.); doch zoo ras rekenden zij zich van die heerfchappij niet ontflagen, of zij wierpen het oog naar de West, even als naar de Oost. Men zondt fchepen naar de kusten van Afrika , en naar de havens yan Amerika. Men keerde te rug met verfcheiden waaren, onder anderen, olifants-tanden, en goud. Men voer fterk op de zout-eilanden; men bragt 'er eene groote meenigte zout van daan. Kortom de koophandel der Hollanderen kreeg aan deze twee deelen van den aardkloot nieuwe voorwerpen , nieuwe vruchten , nieuwe waaren  3i6" HOLLANDS dienstig tot deszelfs aanwas cn vergrooting. Verfeheiden kleine genootfchappen werden 'er gemaakt om die vaart en dien handel verder uit te breiden ; maar hetzelfde ongemak, dezelfde zwaarigheden, en dezelfde zwakheid, welken men in de beginfels van de vaart op Oost-indië befpeurd had , lieten zich ook bemerken met betrekkinge xot de West. Deze vaart nam zoo fterk op, dat men het getal der fchepen, welke 'er toe gebruikt werden , voor het aangaan van het beftand met Spanje, op honderd en twintig ftelde, zoo groote als kleine. Om den handel op de goud-kust met ir.eerder gerustheid en zekerheid te drijven , werd "er in den Jaare 1612 eene fterkte aangelegd, te l/toiue, in 't koningrijk Sabor, het welk den naam van het Fort Nas/au kreeg, en heden nog draagt. Dezelfde rede , welke het Oprechten van eene O. I. Maatfchappij had aangeraaden , fcheen dus ook even zoo fterk het oprechten van eene Westindifche aan te prijzen. De Advokaat Oldenbarneveld niet te min fchijnt 'er tegen ingenomen geweest te zijn; (a) en 'er de opreehting van te hebben tegengehouden, (b) De koopluiden daar en tegen hielden niet op bij de Hooge Overheid aan te dringen om verlof tot het oprechten van eene West-indifche Compagnie: (c) en eindelijk werd in den jaare 1621 daar toe oécroi verleend, (d) het welk weinig tijds daar na nog merkelijk gunfüger gemaakt werd. Bij dit Oclroi, voor den tijd van vijf-en-twintig jaaren verleend , geeven de Staaten aan de WestCs) Vad. Bijl. D. IX. bl. 229. D. X. bl. 305. (6 Het tegendeel word vooreegeeven in den Tepenwoordi, gen i>taat der Vereenigde Nederlanden, D. I. bl. sifi. (O Vad Hifi. D. X. bl. 305. (i) Md. bl 429 Bijlaage S.  R IJ K D O M. 317 West • indifche Compagnie dezelfde voorrechten en voordeden als aan de O. I. Comp. waren toegedaan; met dit onderfcheid , dat haar Hoog Mogenden daar bij bepaalen, „ dat dezelve Compagnie of deré zei ver Directeuren eenen Gouverneur Generael „ verkoren , ende voor hem inftruÊtie geconcipi„ eerd hebbende , dezelven daar na by haer Hoog „ Mogende geapprobeerd ende Commisfie gegeeven zal worden : ende dat voorts zodaanigen " Gouverneur Generael, zoo wel als andere Vice„ Gouverneurs, Commandeurs , ende Officieren, l gehouden zullen weezen den eed van getrouwig„ heid aen haer Hoog Mogendheden te doen, en „ ook aen de Compagnie. " Voorts vergunnen haar Hoog Mogenden aan deze Maatfchappij „ dat, „ binnen den tijd van vier. en - twintig jaeren nie„ mant van de Ingheboornen ofte Inghefetenen de„ fer Landen, anders dan alleen uit den naem van „ deeze Vereenigde Compagnie, uit deeze Veree„ nigde Landen, nochte ook van buiten dezelve „ landen zal mogen vaaren of negotieeren op de „ afrikaenfche kusten en landen van de keerkring des Krèefts af tot aen de Caep de goede hoop toe, noch op de landen van America, van het zuideinde van terre neuf door de Jlraeten van Ma„ gellaen , Le Maire , ofte andere ftraeten ende » pasfagien daar omtrent gelegen , tot de ftraete van Anjan, zoo op de noordzee als op ^ de zuidzee, nochte eenige eilanden aen de eene „ ende andere zyden ende tusfehen beyden gelegen : mitsgaders op de auftraalfche ofte zui" derlanden , "(trekkende ende leggende tusfehen beide de Meridiaenen, raekende in 't oosten "„ de Caep de goede hoop, ende in 't westen het „ oosteinde van Nova Guinsa incluis; " geeven- de  3iff HOLLANDS de aan dezelve Compagnie magt om verbonden te maaken, fterkten te ftigten, volkplantingen aan te leggen, krijgsvolk aan te neemen, jujiitïe te oefenen; en generalijk alles te doen, wat ter bevordering haars handels binnen de limiien van haar octroi ftrekken kon, alles onder 't oppergezag der Algemeene Staaten. De hoofdfomme tot het beftaan dezerMaatfchanpije werd bij intekening op deze wijs geregeld ; Haare Hoogmogendheden — ƒ 500,000: — : — De Kamer Amfterdam — * 2,846,582: — : — ;—1 Zeeland * i,379>77J.' —: — Voor de fteden Vlisfingen en Veere door Prins Maurits gefourneerd — * 50,000:-:DeStadMiddelb.* 897,475:-:- — —— Vlisfing. * 109,600:-:- Veere i 132,700:-:- Tholeh 100,000:-:- Uitmaakende de gem. - ƒ1,379,775:-:- De Kamer Maze » 1,039,202:10:-— van't noorder kwart.* 505,627: — ;—* — ■ Groningen en ommelanden —- - » 836,975: — : — Te famen met den anderen ƒ 7,108,161:10: — Het bewind der Maatfchappije werd bijna op denzelfden voet geregeld als die van Oost- indië. Het zelve werd verdeeld in vijf kamers: naamelijk eene te Amfterdam, eene in Zeeland, eene te Rotterdam , eene te Hoorn, en de vijfde in Friesland en Groningen; mede ingericht op gelijke wijze als die der oost-indifche Maatfchappij. Tot de kamer van Amfterdam werden twintig bewindhebbers  R IJ K D O M. 319 genoemd: de- andere kamers kreegen ook de haaren. De verdeeldheid van deze kamers werd eenigzins verholpen door het oprechten van eene bijzondere kamer , daar alles bij een moest loopen. Deze werd famengefteld uit negentien leden , beftaande uit acht bewindhebbers van de kamer 'Amfterdam, vier uit die van Zeeland, eri twee uit ieder der drie overigen, bij welken de Algemeene Staaten een of meer afgevaardigden voegden. Aan deze kamer ftondt het opperbewind over de Maatfchappij. ; Zoo dra was het oélroi niet verleend ot men fioeg hand aan 't werk. Twee bijzondere vlooten , wel voorzien van manfchap, bij welken de Algemeene Staaten eenig krijgsvolk en drie oorlogfchepen gevoegd hadden, ftaken in den jaare 16S3 in •zee, eene onder l'Hermite, de andere onder Wilkkens. L'Hermite keerde te rug, na in Peru Guajaquill veroverd te hebben. Willekens maakte zich meefter van Sant Salvadar, hoöfdftad van eene Landvoogdij in Brazil en van eenige naastgelegene fterkten. Sant Salvador werd twee jaaren daar na fchandelijk verlooren. De wakkere Bevelhebber Fan Dorth in een hinderlaag gefneuveld, en hier door alles in verwarring geraakt zijnde, gaf zekere Hans Ernst Kijf, door 't krijgsvolk tot bevelhebber opgeworpen, die plaats met alle voorraad en fchatten met zulke een verbijfterde haast over, dat de Spaanfchen reeds bezig waren met de eene poort in te trekken, eer men aan de andere zijde wist , wat 'er gaande was. Twee nieuwe vlooten, uit Holland en Zeeland , ter behoudenis en ontzet van Sant Salvador uitgezonden, kwamen te laat. Zij zetteden het toen opSt. Domingo, veroverden Porto Rico, maar ftieten het hoofd voor 't kafteel. Even vruchteloos liep hunne onderneeming op Delmina af. r Ecu-  32© HOLLANDS Echter was het der Maatfchappije gelukt om in Nieuw Nederland, nu Nieuw Jork, eenen handel aan te leggen , en zich van dien der pelterijen meefter te raaaken. Behalveh de afbreuk, welke zij den Spanjaarden deedt,_ maakte zij verfcheiden rijke prijzen. Aan de rivier der Amazonen en voorts aan die van Wiapoca werden volkplantingen aangelegd , en fterkten gefticht. Tot alle deze onderneemingen werd inzonderheid ook gebruikt Pieter Pieterszoon Hein, die ten dien tijde-in dienst der Maatfchappije was, en wegens de verovering van de zoogenaamde zilveren vloot, beroemd geraakt, tot in het laatfte nagedacht , wegens die zege, in den jaare 162H behaald , onfterfehjk zal blijven. De buit, welke hem bij die gelegenheid in handen viel, en in 't Vaderland gebragt werd , begroet de Laat op elf millioen. Anderen meenen, dat dezelve heeft beiraan uit zeven millioenen en twee honderd duizend guldens aan zilver, drie millioenen en zes honderd duizend guldens aan koopmanfehappen, en vier millioenen aan oorlog»- en fcheepsbehoeften. (0) In de opgaaf van de Laat, zoude men ongerekend gelaaten hebben de muscus, bezoar, ambregris en andere waaren (b), van al het welk eene bijzondere lijst met het beloop van 't geen de West-indifche Compagnie, na aftrek der uitrustinge, van 't recht aan den lande, en van andere onkosten daar van heeft overbehouden, te vinden is in de Notulen van de Vergadering van de kamer van XIX. van den 2 Februarij 1629. Te moedig mifchien op deze verkreegen rijkdom- (b) Frtdirk Hendrik van Nasfawm zijnltven. bl. 43.  R IJ K D O M. 321 dommen , en waanende , (gelijk het gemeenlijk den geenen gaat, wien de wind gunftig is) dat het geluk haar beftendig zoude dienen , en dat haar nog grooter voorfpoed te wachten ftondt, maakte de Maatfchappij geen zwaungheid om eene uitdeeling van vijftig ten honderd aan de deelhebbers te doen. Naderhand heeft men, orn deze en eenige voorige uitdeelingen, haar nagegeeven , dat zij tot deze ongepaste mïldfteid meer uit naijver dan uit eene gezonde ftaatkunde was aangezet geworden, voor de Oost-indifche Compagnie niet hebbende willen wijken. Tegen dit verwijt is nochtans niet zonder rede aangemerkt, dat zij de rampen, de fchadtn, en verliezen, welke zoo veele jaaren laater zijn voorgevallen , niet heeft kunnen vooruitzien; dat de wisfelvalligheid der zaaken en de oitflag der gebeurtenisfin nooit bij meflfcltón van oordeel gehouden zijn voor wettige gronden, om iemands gedrag te looven of te laaken: dat men op gelijke wijze aan de Oost-indifche Maatfchappij zoude hebben kunnen verwijten, dat die, onder anderen, in den jaar ió'o<5, dus in haaren eerften aanvang, zelfs tot 75 ten honderd, en in den jaare ,616, tot 62 en een half ten honderd had uitgedeeld, mét even zoo eene onzekere uitkomst van zaaken , als de West indifche Maatfchappij. ten dien tijd: daar het toch der Oost indifche gelukt is haare verkreegen voordeden te behouden." Wij zullen hier na gelegenheid hebben, om te doen zien, dat het verval der West-indifche Maatfchappije aan geheel andere oorzaaken , dan aan deze uitdeelingen toe te fchrijven is, offchoon dezelven wel wat minder hadden mogen zijn. De Maatfchappij door haare behaalde voordeelen in ftaat gefield orn grooter dingen te ondernee. men, verdubbelde haare poogingen tegens den vijand. Na verfcheiden ontwerpen gemaakt euovervvoogen te I Deel. X heb-  $-22 HOLLANDS hebben, befloot zij Brazil, en wel bij Fernambitcq, aan te tasten. Verfcheiden vaartuigen in 103® derwaarts gezonden, over welken het bevel aan Henrik Lonk was gegeeven, kwamen gelukkiglijk te St. Vincent bij een : lang op verfterking gewacht en die eindelijk gekreegen hebbende , ftak Lonk van de ree met vijf-en-vijftig fchepen en dertien floepen, voerende, onder anderen, zeven duizend man, zoo foldaaten als marroozen. Lonk veroverde Olinda cn 't Recif van Fernambitcq, met nog eenige andere bezittingen, (#) Deze verovering bragt der Maatfchappije zoo veele voordeelen aan , dat zij der Oost-indifche naar de kroon ftak,en fomtijds in rijke uitdeelingen overtrof, nier. tegenfhande dat de vijand in de West ongelijk meer tegenftand boodt dan in de Oost, en dikwijls der W. I. Maatfchappije al vrij gevoelige Hagen toebragt. De Spanjaarden en Portugeezen meest overal meefter van 't land , en zich daar gefterkt hebbende, waren boven dien daar niet ligt uit te verdrijven; en 't haperde den Hollanderen ook dikwijls aan eene genoegzaame krijgsmagt. Met dat al evenwel had de W. I. Maatfchappij, federt den tocht van Lonk, zich verder in Brazil uitgebreid; en van tijd tot tijd vlooten derwaarts zendende, verfcheiden fteden bemagtigd , die verwoest en verlaaten werden. Zij veroverde wijders nog Trunülo in de Honduras en Campecho , gelijk ook naderhand Pariba, en de omliggende fterkten, zijnde Pariba eene landftreek in Brazil , welker hoofdftad Filippea genoemd, federt den naam van Fredrikfiad kreeg. Ook maakte de Maatfchappij zich meefter van het eiland Curafao. Terwijl Zij dus bezig was met vreemde landen door 't geweld der wapenen onder haar ge- (0) Vad. Hift. D. XI. bl. 119.  R IJ K D O M. 323 gebied te brengen, floeg zij ook gepaste wegen in om de inwoonderen der veroverde plaatfen onder haare heerfchappije te behouden. Daar toe was uitgezonden en afgekondigd, een gefchrift, onder den naam van Capitulatien , bij welken aan de inwoonderen toegezegd werd (a): 1. vrije Godsdienst. 2. befcherming en gerechtigheid. 3. vrijheid van lasten, mits betaalende de tienden van tien ten honderd van de vruchten en het gewas, dat zij ontvingen; en van de goederen, welken zij in Holland zouden doen laaden, geene andere dan de tollen en gerechtigheid, die zij gewoon waren te betaalen , zonder dat ooit nieuwe tribuuten noch aldaar, noch in Holland, op hen nochte haare goederen zouden mogen gelegd worden: eene toezegging gewisfelijk met een goed inzigt gedaan, doch welke in volgende tijden veel nadeels en onlusten gebaard heeft. De Portugeezen verffconden, dat hun daar door, onder anderen, de vrije handel was vergund: en dit is hun nooit toegegeeven. Nog bragten deze Capitulatien mede: 4. vrij bezit van hunne goederen, flaaven, en wat zij verder mogten hebben ; 5. vrij vertrek; ó. vrijheid en befcherming, om bij 'c overweldigen van den vijand te vertrekken; 7. alleenlijk gehouden om eed van getrouwigheid en verzekering te doen; 8. vrij van dwang tot den krijgsdienst; 9. niemand te (haffen, dan volgens de wetten en na verhoor; 10. in gefchillen geen onderfcheid te maaken tusfehen de Portugeezen, de Inwooners, en de Hollanders; n. het aanftellen van eenen portugeefchen rechter, om tusfehen Portugeezen en Portugeezen recht te doen; 12. vrijheid van geweer te draagen. Veele aanzienelijke Portugeezen, en (0) De Laat Verhaal van West.Indien, 15. XII. bl. 4J4- en 455- X 2  384 HOLLANDS (n die van Rit) Grande hier door uitgenoodigd , onderwierpen zich aan de Maatfchappij , gelijk ook eene menigte Braziiiaanen deeden. Voorts werd de fdmnsReal met meer andere plaatfen van minder belang veroverd. In dezen toeftand kwam eene nieuwe fpaanfche vloot opdaagen, voerende eene krijgsmagt, welke ge*noegzaam werd geoordeeld, om de Nederlanders uit Brazil te verdrijven. Straks raakte de neiging der onderworpen Portugeezen en zelfs die der Braziiiaanen, welke hun bleeven aankleeven, aan 't verflaauwen. Het gelukte den Spanjaard nochtans niet zijn oogmerk te hereiken. Na eenige krijgsbedrijven behaalde Chrijloffel Artifchofski, een poolsch Edelman, die, liefhebbenj tot deweetenfehappen hebbende, mee Socir aanerij beticht, zijn vaderland verlaaten had, op hem eene volkomen zege. Ras begaven veele Portugeezen zich wederom onder het gezag der Maatfchappije. Doch terwijl zij dus op den vyand zegepraalde, en haar gebied uitftrekte, begonnen haar de geldmiddelen te ontbreeken ,noodig om dit zwaar gebouw te onderfchraagen. De kosten , die tot de krygstoerustingvan zoo veele vlooten, tot het onderhouden der vaartuigen, van een zoo magtig aantal van krijgsen zeevolk, vereischt werden, veele fommen boven de winflen weggeffeept hebbende, bevondt de Maatfchappij zich in 't kort achttien millioenen fchuldig te zijn. Om dit goed te maaken, befloot men om bij inleg van de deelgenooten eene fom op te neemen, van welken zes ten honderd (gelijk het Land toen gaf) betaald zouden worden. Ook was men in Holland bedagt, om onder een aanzienelijk hoofd zich in 't bezir van Brazil te handhaaven. Graaf Maurits van Najfauw Stegen , Neef van den Stadhouder Prins Frederik , twee-en-dertig jaaren oud, en wegens zijne wakkerheid en krijgsbeleid vermaard , werd daar  R IJ R D O M. 325 daar toe verkoozen, en, in de maand Augustus van den jaare 1636, tot Gouverneur Generaal in Brazil aangefteld; 'behoudende zijne qualiteit als Colonel Capitein in dienst van den Staat. De Landvoogd over Brazil ^ aan wien drie Bewindhebberen tot raadslieden toegevoegd waren, zeilde af met vier fchepen. (a) Straks na zijne aankomst veroverde hij 't kafteel van Porto Caho, en eeni-ge andere plaatfcn. Door ziekte verhinderd de krijgstochten eenigen tijd zelve bij te woonen, dreef de overfte Schappen de Portugeezen van de eene plaats naar de andere , veroverde Legyrype, omtrent welke plaats veele fuikermolens hun-' den, met anderen, van de Eigenaars verlaateer, die ten voordeele der West-indilche Compagnie verkocht werden, en eene fomme van veertien honderd twee en zestigduizend, drie honderd, zeven - en zeventig guldens, (andere zeggen twee millioenen) opbragten. Niettegenftaande alle deze gewonnen fchatten, werden 'er verfcheiden lasten in Brazil ingevoerd, of vermeerderd. De impost van de waag werd voor een jaar verpacht tot elf duizend, vier honderd guldens; die van de wijnen en bieren, voor den tijd van zes maanden, tot dertien duizend, zeven honderd guldens. De verpachting van fuiker en meanfas naar alle de Capitamén bragt honderd veertig duizend , drie honderd guldens op. (b) Verfcheiden veroveringen werden 'er vervolgens nog op de Portugeezen in Brazil gedaan ; terwijl hun ook het kafteel Delmina, op de noordwestkust van Afrika gelegen, en voor de hoofdplaats van de Goudkust gehouden,ontweldigd werd. Graaf Maurits drie maanden zwaar krank gelegen hebbende, had zijne gedachten lang bezig («) Fredrik Hendrik van Nasfauin zijn leven, D. I. bl 245. {b) lbid. blv 275. X 3  326 HOLLANDS gehouden met een kans op de Bahia te waagen. Herfteld ondernam hij den tocht met eene vloot van veertig fchepen en vijf duizend krijgsknechten: hij veroverde eenige fterkten; doch zich te zwak ziende om den vijand te dwingen, trok hij af, en kwam, met duizend man verlies, wederom te Fernambucq; welke plaats de W. h MaatfcUappij tot den zetel van haare heerfchappij en koophandel in de West gefchikt had. (a) Verschilienbe belangen van de Maatfchappij en van de Admiraliteiten (wier aanftelling en oprechting wij in 't vervolg zullen befchrijven) gaven aanleiding tot gefchillen tusfehen die twee ligchaamen. De Admiraliteiten wilden niet dulden, dat de Maatfchappij haare fchepen ter kaap uitzendt , dewijl die met de commisjie der Maatfchappij zich behielpen, en daar door het betaalen van de gerechtigheid, den Lande (zoo men meende) anderzins toekomende , ontweeken ; vervolgens de opgebragte prijzen verkochten, zonder dat de Admiraliteit iet daar van trok. Verfcheiden Refolutien werden ten voordeele van de Maatfchappij bij H. Hoog Mog. genomen: doch de kamers waren het onder zich niec eens omtrent den vrijen handel op Brazil. Amfterdam ftondt fterk op die vrijheid,, als zeer nuttig, nadien Brazil dan het meefte voordeel aan de Maatfchappij zoude geeven , wanneer hetzelve met Nederlanders bevolkt zoude zijn, het welk best bevorderd zoude worden in geval aan ieder vrijheid gegeeven werd, zich daar neer te mogen zetten en van daar op 't vaderland handel te drijven. De handel was bereids in den. jaare 1634 , bij een Reglement van hunne Hoog Mogendheden open geftdd; waarop in 1635 en. 1637 (a) Fredrik Hendrik van Nêsfauw zijn leven, D. II. bL as en volg.  R IJ K D O M. 327 1637 gevolgd was , eene nader Ordre ende Regie, menten, bij welken aan devMaatfchappij (Are vil.) voorbehouden werd , hec hout, koopmanfehappen, gewasfen, vruchten, enz. vallende ter plaetfe datr defelve haere forten heeft, (a) In den jaare 1638 werd 'er bij de W. I. Maatfchappij zelve een Reglement gemaakt en uitgegeeven , met approbatie van de H. Mog Heeren Staten Generael, over het open feilen van den handel op Brafil provifioneel gcarrefieerd : luidende daar van het eerlte Artikel aldus , „ Alle Inwoonders defer „ Geünieerde Provintien , Onderdanen van hare „ welgemelte Ho. Mo., Participanten zijnde , of „ die 't recht van Negotie daer van verkregen heb„ ben, fullen vermogen, pro rate, ende naer pro„ portie van haer Capitael jaerlijks eens (het gaen „ ende komen voor een voyagie gereekent) te han„ delen feifs ofte door hare Faétoors ende Commi„ fen, op de Kuste van Brafil al gereets by de ge„ melte Compagnie door Godes ghenade bemach„ ticht, ofte noch te bemachtigen , als mede op de aenleggende Landen daer den Koningh van „ Soangien geen gebiedt en heeft, ende andere " Luyden die de felve handelinge foeken ende ge» doógen , alderhande Koopmanfehappen van hier v dei waerts, ende van daer herwaerts, uitgefen" derdt de Neger-handel, Ammunitie van Oorlog 'l ende Brafilie- hout, welke de Compagnie mee . „ witfluitinge van alle andere in 't gheheel aan haer referveert. Ende ten reguarde de Portugeezen " ende de S Sis. d'Ingenhos ende andere Ingefete^ nen van Brafil, hare middelen die fy-luyden tot " onderhouden van hare Suycker - molens, Riet - vel1 den, Coralen, ende anderfints hebben te era- m ploye- (e) Groot Placaatboek D. I. bl. 603X 4  328 HOLLANDS „ ployeren, niet toe.en het fpo notabele Capirales , in de Compagnie te herideren, ais fyiuyden heb„ ben te verbandelen , fullen fyiuyden , hoewel „ geen Participanten zijn, mede vermogen van „ Brafil herwaerts, ende van hier derwaerts te han„' delen , ter waerdye van de goederen die fy her, waerts fenden fullen , midts verklarende dat de „ felve haer eygen goederen zijn." Hierop kwamen terftond verfcheiden fchepen van bijzondere kooplieden in Brazil met alderhande voorraad, die met groote winst verkocht werd. De fchaarsheid van goederen en behoeften nam 'er een einde: de krijgsknechten (welke door de fchaarsheid het meefte geleeden en daar door ook een weerzin om in dienst van de Maatfchappij te treeden , en vooral om in Brazil te dienen ,' gekreegen hadden,) werden nu bedaarderen rekkelijker. Doch gelijk twee uiterften altijd een kwaad gevolg hebben, zoo baarde ook de overvloed van waaren eene kwaal: de handel werd' 'er door bedorven, om dat die geen winst maar verlies gaf. Eenige kamers, onliever eenige leden van dezelven, niet genoeg op den natuurlijken loop van den koophandel gevat, en dus niet vooruitziende, dat het evenwicht der prijzen en der waaren, zich van zelf zoude herftellen , vorderden , dat de gegeeven vrijheid van handel weder in zoude worden getrokken: anderen wilden daar toe niet verdaan: hier uit onenigheid, welke ten nadeele der Maatfchappije bleef du uren. In Brazil zelve ging het niet gelijk het wel te wenfchen ware geweest, fchoon de zaaken van de Maatfchappij aldaar op een vrij goeden voet ftonden. Over de inkomsten fcheen men niet te kunnen klaagen : de fuiker alleen, behalven het geen de fuikermolens opbragten, dat insgelijks zeer veel gaf, berekende men voor de diftricten ,van Fernambucq, Hiemarica en Paraiba, bij / ver-  R IJ K D O M. 329 verpachting op 220,000 guldens jaarlijks. Het N haperde meest aan ft beftier of burgerlijk bewind. Onder vermoeden of voorwendfel van famenzweering tegens de Nederlanders, begon men veele Portugeezen, waar onder zeer rijkeen magtige kooplieden , in rechten te betrekken: fommige werden gebannen , andere gevangen gehouden, eenigen werden naderhand op vrije voeten gefield, en kreegen vrijheid om naar hunne fuikerplantaadjen te rug te keeren: doch de fmaad bleef hun in 't geheugen, en de pleifter was te zwak, om zulke eene diepe wond te heelen. Aktischofski, in Holland overgekomen, en door de Maatfchappij, ter betuiging hoe men. over zijnen dienst voldaan was,met eenen gedenkpenning befchonken, werd in den jaare 1638 door de Maatfchappij met eene groote vloot fchepen en zeven vaandels voetvolk, als Opperbevelhebber, met nieuwen last naar Brazil gezonden. Dit ftiet Graaf Maurits grootelijks tegen de borst 3 en_ de tweedragt onder deze beiden bar&te eerst recht uit, na dat Aftifchofski zijn last begon ten uitvoer te brengen. Graave Maurits viel een brief van den poolfchen. Edelman in handen, welke den Opperlandvoogdgelegenheid gaf, om bij den Raad uit te werken, dat Artifchofski met de zeilree liggende fchepen naar 't vaderland terug wierd gezonden. Zijnewederkomfl baarde niet weinig verwondering en verbaafhheid. Maurits verfcheiden brieven hebbende weeteh te bekomen , wist 'er zodaanig een gebruik van te maaken , dat men in zijn gedrag niets te berispen vondt. Be 11 ai.ven dat die ftribbelingen , twist baarende, de West - indifche Maatfchappij hinderen moesten, zoo in het neemen als in het uitvoeren van goede maatregelen , fproot 'er nog eene andere kwaal uit, groocer en moeielijker om te X 5 ge-  33o HOLLANDS geneezen , dan men zich gemeenlijk verbeeldt. De lust en ijver om zich met de zaaken van de West te bemoeien, om handel op de bezittingen van de W.I. Maatfchappij te drijven, om onder het beftier van die Maatfchappij onderneemingen te doen en koopmanfchap te voeren, raakten aan 't verflaauwen: en terwijl bet den Spaanfchen aan magt haperde, en zij buiten ftaat waren, om iets van gewichts te onderneemen; veroorzaakte het een en ander dat de wapenen eenigen tijd te lande onaangeroerd bleeven. Maurits ongewoon zijnen tijd in ledigheid door te brengen, hieldt zich toen bezig met een heerlijken tuin aan te leggen, rondom met dertien, zoo fchanfen als borstweeringen verflerkt, in welken hij 700 Cocosboomen deed t planten, waar onder veele oude, met ongelooflijke moeite derwaarts overgebragt, beneffens eene meenigte Oranje-, Liemoen-, en meer anderen , in die Landftreeken onbekende boomen. Nevens dien tuin ftichtte hij tot zyne wooning een heerlijk gebouw, genaamt Vrijburg, het welk zoo prachtig was , dat de Jooden naderhand, bij zijn vertrek, hem zes tonnen gouds voor het zelve booden , met voorneemen orn 'er eene Synagoge van te maaken ; •verfcheiden andere gebouwen werden op bevel des Graaven aangelegd. Ook liet hij eene flad, op een bijgelegen eilandjen bouwen, naar zijnen naam Mauritsjlad genoemd. Deze flad werd met twee fteenen bruggen aan 'tRecif en aan 'tvafte land gehecht. Graaf Maurits bleef niet lang in 't genot x'an deze ftille rust. Eene magtige fpaanfche vloot van 86 fchepen bragt in den jaare 1640 alles wederom in beweeging: doch deze gantfche magt, na verfcheiden ontmoetingen, verdween gelijk meer andere verfchijnfels van de fpaanfche heerfchappij, die zich, voor een oogenblik met xlerke flikkering ver-  R IJ K D O M. 331 verwonende, niets achter lieten dan 't geheugen van hunne opdaaging en ondergang (a). Van meerder gewicht was de verandering, welke in het Rijk van Portugal in den jaare 1640 voorviel. De Portugeezen onder het fpaanfche gezag niet dan met afkeer bukkende, raakten tegen her. zelve in een algemeenen opftand. De kroon werd opgedraagen aan een Vorst, gefprooten uit den Huize van Bragance. Terftond deedt de portugeefche Vorst aanzoek bij den Vereenigden Staat tot vrede en vriendfchap. Beide de Mogendheden, zoo wel het vrije Gemeenebest als het Rijk van Portugal , fcheenen belang te hebben om de vijandlijkheden tegen eikanderen te ftaaken, en de handen in een te fiaan om met vereenigde krachten den Spanjaard te beter te kunnen temmen en beoorloogen. Dit vooruitzigt deedt de gelegenheid greetig door de onzen aanneemen; doch de Portugeezen hebben , zoo 't fchijnt, zich van dezelve beter dan de onzen weeten te bedienen. Men verwijt hun ontrouw , verraaderij, en wat dies meerder is. Was het echter wel onnatuurlijk dat de Portugeezen, de eerfte ontdekkers dier gewesten, welken zij het ongeluk gehad hadden te verliezen, om dat zij onder de heerfchappij van Spanje waren vervallen, zich van de gelegenheid bedienden, om 'er het bezit van te herwinnen. Mogelijk heefc men aan de zijde der vrije Nederlanderen de zaak niet diep genoeg ingezien. De val van 't fpaanfche rijk, reeds zoo zeer verzwakt, fchijnt nog op dien tijd'zoo fterk op de raadllagen van onzen Staat gewerkt te hebben, dat men het toeneemend vermogen van Frankrijk niet fchijnt opgemerkt te 0 heb- (a) Fredrik Henrik van Nasfauw zijn heven, D. II. bl. S3 en volg.  332 HOLLANDS hebben, noch ook vooruit gezien, dat de vaart en koophandel der Vereenigde Nederlanden en de zaaken van de W. 1. Maatfchappij merkelijk zouden lijden, indien Portugal in de amerikaanfche wingewesten zijn gezag en vermogen kwam op te beuren. De Onderkoning , die van wegens Portugal in Brazil het gebied voerde,. gaf voorts kennis aan Graaf Maurits van deze ftaatswenteüng; hem te gelijk doende weeten, dat alle de Portugeezen den eed van getrouwheid aan den nieuwen Koning Alphonfus den Vf. hadden afgelegd: daar bij voegende , dat vermoedelijk eerlang zoude tijding inkomen, dat de vrede tusfehen zijn Koning en de Staaten zoude geflooten zijn, verzoekende uit dien hoofde, dat de Portugeezen middelerwijl niet meer als vijanden aangezien , maar als vrienden behandeld mogten worden. De Graaf kreeg ook van Bewindhebberen tijding, van 't geen in Portugal was voorgevallen , maar geen woord van eenigen vrede of beftand: in tegendeel, kreeg hij bevel, om den tijd niet te laaten verloopen, maar zoo veel mogelijk zich toe te leggen om op de Portugeezen meerder land en plaatfen te winnen; zekerlijk met vooruitzigt, dat wanneer 'er bij 't fluiten vaneenen vrede of een beftand mogt bedongen worden , dat elk het zijne zoude blijven bezitten, daar onder natuurlijk zoude vallen' alles, wat men intusfehen zoude veroverd hebben.' Graaf Maurits den last ontvangen hebbende , trok* te velde , en maakte fpoed: vermeefterde Segerype, Maranhao en andere plaatfen: eene uitgezondenvloot veroverde de Stad Loanda , op de kust van Afrika met het eiland St. Thomas (a). Toen kwam 'er tijding , dat 'er onderling een beftand was ge- floo. («) Fredrik Henrik zijn leven, enz. D. II. bl. na.  R IJ K D O M. 333 fiooten voor den .tijd van tien jaaren, \vaar bij het bekende uti posfidetis bedongen werd. Uit krachte van dit beftand werden zes gewesten onder de naam van Hollandsen Brazil den Nederlanderen afgeftaan. De Portugeezen en de Nederlanders ter wederzijden zouden bezitten, 'tgeen elk toen had: daar werd bedongen dat men behoorlijke grensfcheidingen zoude maaken ; dat niemand in des anders land zoude mogen handelen , noch den Spaanfchen eenigen onderftand doen; dat men die met gemeene macht beoorloogen zoude, enz. Dit beftand geviel ieder een niet even zeer: fommigen ordeelden dat, bij aldien het Gemeenebest in plaats van zoo een kort duurend beftand of enkele wapenfehorfing, eenen goeden wel ovardasten en vasten vrede had gemaakt, zulks voor den Staat voordeeliger zoude zijn geweest, en dat de West indifche Maatfchappij in 't bijzonder ongetwijfeld daar door in een ftaat van luister zoude gefteld zijn geweest , ten minfte zoo veel nut aan 't gemeen zijn toegebragt, als 'er van de Oostindifche Maatfchappij werd genooten. Het ftondt te vreezen dat dit beftand niet lang zoude du uren, te meer, dewijl de nieuw verkooren Koning, na 't fluiten van hetzelve, de publkaïieof afkondiging van dien bijna een gantsch jaar ophieldt. Dat de Bewindhebberen'van dé Maatfchappij het ook hebben vooruit gezien, blijkt uit derzelver verklaaring en refolutie op de poin&en van overeenkomst met den portugeefchen Minifter geflooten. Zij laaten 'er zich in den aanvang, en op 't iftc artikel aldus over uit: kunnen Bewinthebberen daer om volgens hun beroep niet nalaten Uw Hoog Mog. over deeze zaek nader injlantien te doen, ten einde de Compagnie, die met ongelooflyke goedwillige participanten m tamelyke fiand is gebragt en op  Hl HOLLANDS de been gehouden, niet al te veel in den hare benadeelt en worde , en komt daer toe voornamelyk in conjïderatie, (gelyk wy ook zidks in onze voorige articulen vertoond hebben) dat eie geleegentheid van de Compagnie nog de Kaden ( onder correctie) geenfins toe en het met den Koning en de kroon van Portugal ttilftand van. wapenen voor zeekere jaren te beraemen, want geene vyandfchap met den felve ooit gehad hebben, veel min iets in deze tyd behoort open te blyven, waer door dezelve in loco veroorzaekt zoude worden, en dienvolgende , dat men in plaets van dien een geduurige vrienfchap en altyd blyvende vreede belt ui te , op dat d'een den anderen aen haere zyde gerust zynde, beide zich meer en meer mogen bequaemen tot het beneficeeren van het haere , en den Koning van Cajlilien met zyne adherenten afbreuk te konnen doen, welke vreede en vriendfchap haer aenvang en beginfel mogt neemen zoo haest de notificatie van dit te maken TraStact, volgens het i4de Art, hy de Vergadering van XIX. overgelegt in Braziüen zal zyn gedaen. Niet lang daar na vielen die van Maranhao en St. Thomas ook van de Maatfchappij af. Henrik Brouwer met eene vloot uit Brazil gezonden naar de Zuidzee, en in Chili gevallen, vondt 'er den landaart genegen, om zich met de Nederlanders tegen de heerfchappij der Spanjaarden te verbinden: zij verzekerden , dat de Peruaanen naar gelegenheid zogten om de wapenen tegen Spanje op te vatten, indien de Nederlanders Lima of eenige andere plaatfen konden vermeefteren. Bij gebrek aan voorraad en aan krijgsvolk moest men van die gelegenheid afzien. Zelfs ontbrak het aan vermogen om de noodige hand te houden aan 't geen men had; en om het dreigend gevaar, van de zijde der Portugeezen , der Maatfchappij over 'choofd hangende, te keeren. In  R IJ K D O M. 335 In dien hagcheüjken toefèand kreeg Graaf Maurits, het gezag over Nederlandsen Brazil moede, en meer dan eens geftaan hebbende op ontflag uit den dienffc der Maatfchappije, verlof om naar 't vaderland te rug te keeren. Aangekomen , werd hij door den Staat en door de Maatfchappij bedankt voor zijne gedaane diensten, en kort daar na, door den Heere Stadhouder aangeftelt tot Gouverneur van We/el en Generaal der, Cayalerije. De vloot, welke hem overgevoerd had, bragt zes-en-twintig tonnen fchats voor rekening, der Maatfchappije en van bijzondere perfoonen mede. Veele kooplieden en bedienden van de Maatfchappij , die (zegt men ) veel gelds gefchraapt hadden, en voor de "gevolgen vreesden, verlieten dat land: de meeften vermoedelijk, om dat zij vooruit zagen, dat het wel haast wederom onder het gebied van de kroon van Portugal zoude vallen. Nedeklandsch Brazil, 't welk eene groote uitgeftrektheid van land bevatte , ftond ten aanzien van het inwendig beftier op een losfen en ongcregelden voet. De Portugeezen klaagden over de onmaatige fchattingen hun afgeperst: het krijgsvolk over mangel aan 't benoodigde : de zwaare lasten deeden de koopwaaren in prijs Hijgen, zoo dat 'er de gemeene man niet aan konde komen, en de foldaat door duurte van levensmiddelen gebrek leedt. Bij dit alles kwam nog de nationaale jaloezij, die nimmer ophoudt van zaad van tweefpalt te Itrooijen; en het verfchil van godsdienst, 't welk bij de Roomfchen te afgunstig word befchouwd, en altijd een werktuig kan worden, om de gemoederen op te zetten en de hartstochten gaande te maaken. Met een woord de zaaken der Maatfchappije begonnen zoodaanig achter uit te loopen, dat men naar  336" HOLLANDS naar middelen uitzag, om, het waggelend ligchaam fteun bij te zetten. Vruchteloos. Ter gelegenheid van 't eindigen van 't oétroi der Oost- ïndifche Compagnie werden 'er bij de Leden der hooge regeering eenige poogingen gedaan, om de West-indifche Maatfchappij met de Oost-indifche te vereenigen. Deze, daar toe ongenegen, beweerde, dat zij in ftaat was om zich zelve te handhaayen : dat de landen en fterkten, welken zij in Indië bezat , niet den Staaten , maar haar toebehoorden : dat zij dezelven , zoo zij die niet langer mpgte behouden, verkoopen konde, aan wien zij wilde, al ware het zelfs aan den Koning van Spanje. ; De West-indifche Maatfchappij om die vereeniging te 'doen doorgaan , boodt aan , om, boven alle andere bezittingen, ook 36 tonnen gouds te zullen inbrengen. Waar op die van de Oost aanmerkten , dat de West 50 tonnen gouds minder dan niets had: en toen deze daar op zeide, dat zij die fom zoude opneemen, wierp de Oost weder daar tegen in, dat niemand haar dat geld zoude opfchieten, anders dan uit aanmerking en op 't credit van zoodanige vereeniging, waar toe de Oost, hoe het ook ging, nooit zoude bewilligen. Dit befcheid van de O. f. Maatfchappij is alleen genoeg om te kunnen opmaaken hoe het met de West - indifche Maatfchappij, op de afreize van Graaf Maurits uit Brazil, gefchapen ftondt. Het Hof van Portugal wist zich midlerwijl van deze magceloosheid der W. I. Maatfchappij, en van de dweeperij in 't ftuk van godsdienst zeer wel te bedienen. De Portugeezen opgeftookt door de Geeftelijken, die met den aflaat van den Paus in de hand, fterk ijverden, raakten we! haast aan 't wroeten, aan 't faamenrotten , aan 't fmeeden van verraaderlijke aan-  R IJ K D O M. 337 aanflagen. De onzen, dit woelen befpeurende, namen wel, zoo veel mogelijk, hunne maatregelen: men klaagde ook aan den portugeefchen Onderkoning ; doch deze verfchoonde zich, met voor te wenden dat hij van niets kennis had: en 't hulpmiddel bleef achter. Eindelijk verfcheen op 't onverwachtst eene groote Portugeefche vloot voor 't Recif ten anker, terwijl men bezig was, om Mauritsftad tot een derde kleiner te maaken : huizen en gebouwen, zelfs de fchoone tuin, die 'er door Graaf Maurits was aangelegd, werden afgebroken en gefloopt: de muuren en vestingwerken van hee Recif, die verwaarloosd en vervallen waren, her* fteld (a). De Portugeezen , als wilden zij den Nederlanderen , die te vooren hen en de Spanjaarden te lande uitgedreeven hadden, over hunne zwakheid befchimpen , gaven zelfs voor , dat zij Hechts gekomen waren cm de Hollanders te helpen; en alleenlijk tot derzelver bijftand hier erj daar eenige benden aan land hadden gezet. H u n aanflag echter gelukte niet terftond. Men ftelde zich te weer ; en mogelijk had men het tegen de portugeefche magt nog opgehaald, was 'er geen verraaderij bij gekomen. Door Hoogjïraaten , welke in bezending naar den Onderkoning geweest, en omgekocht was, werd de Kaap St. Auguftyn aan de Portugeezen overgeleverd, en het grootfte gedeelte van Brazil, zoo verre het door de onzen bemagtigd geweest was t viel den Portugeezen wederom in handen. De tijding van dit alles in den Hage overgebragt zijnde, ftoof het graauw op, en wilde het huis van den portugeefchen Gezant, die den onweetenden fpeelde, onder (a) Fredrik Hinrik lm Nasfauvi sijn leytn, Cl*. £>eel W» W. 187. I. Deel. IJ  336' HOLLANDS der de voet haaien, 't geen door de guarde van den Heere Stadhouder belet werd. Frankrijk, ons minder genegen dan te vooren, roeide hier onder. De Gezant van dat rijk betuigde opentlijk, in een gehoor bij Hunne Hoog Mogendheden, uit naam van den Koning van Portugal, dat alles gefchiedde buiten kennis of weeten van zijne portugeefche Majefteit: deze boodt zelfs zijn krijgsvolk aan, om dien opftand te dempen. De Staaten , door deze veinzerij heen ziende, beflooten, even gelijk Portugal aan zijnen kant deedt, in Europa vrede te houden, en in Afrika en Amerika geweld met geweld te keeren. Het oótroi onder deze gebeurtenisfen, met den jaare 1640, ten einde geloopen, werd voor den tijd van 25 jaaren verlengd. De Maatfchappij rustte hier op eene vloot uit, en nam 4000 foldaaten in dienst, die onder den Veldoverfte Schuppen naar Brazil gingen. Het bewind van de regering in dat gewest had men te gelijk vijf bekwaame mannen opgedraagen, die met de vloot vertrokken. Deze vloot, naar lang geflingerd geweest te zijn door ftorm en onweder; en jiiet minder gekweld door oneenigheid onder de hoofden , muiterije en onwilligheid onder 't gemeen, kwam nog tijdig, om 't Recif, 't geen op 't uiterfte was, te voorzien van krijgs- en mondbehoeften. De jjieuwe regenten, voet aan land gezet hebbende, en hunnen last volgende, dankten den ouden Raad af en Helden middelen in 't werk, om op eene zachte wijze de afgevallen Portugeezen weder onder het gebied van de Maatfchappij te krijgen: niet bedagt mogelijk, dat een vertoon van zachtheid' weinig iaat, als men niet teffens krachtiger middelen in 't verfchiet doet zien. Schuppen trok te veld, maar had het hartzeer te zien, dat zijn volk menigmaal, fchoon fterker, door de Portugeezen te rug gedreeven werd, en maar al te gereed was om den voet te Jigten. Niets  R IJ K D O M, 339 Niets werd nu verfchoond: alles te vuur en te zwaard verwoest, en vernield. Eene laatste pooging werd 'er door de Maatfchappij, wen de zaaken te ver verloopen waren, gedaan. Zij rustte eene nieuwe vloot van vyftig zwaare fchepen uit, bemand met fJooo koppen. Om haare afreize te ver. traagen drong de portugeefche gezant wederom aan, op het treffen van een vergelijk: de Koning zijn meefrer zoude de Maatfchappije te hulpe komen, om haare oproerige onderdaanen te beteugelen eii te ftraffen ; hij zoude zelfs een nieuwen Onderkoning ten dien einde daar heenen zenden. De Maatfchappij (zoo hij zeide) had het zich zelve te wijten dat alles haar tegen liep; zij had haare zaaken be* dorven met het invoeren van al te groote belastingen , en met den gemeenen man te veel op te leggen. De Staaten, welke dit verwijt in den mond van een vreemd gezant zekerlijk niet wel geplaatst vonden, en niet onduidelijk befpeurden dat het den portugeefchen monarch alleen te doen was om tijd te winnen, beflooten eindelijk andere taal te fpreeken: de vloot kreeg in 1647 bevel om zee te kiezen; Ongelukkig was, onder het krakeelen met den Portugees , elk afkeerig geworden om der W. I. Maatfchappije te dienen. De krijgsknechten, onder anderen, klaagden over flechte behandeling, flechte belooning, flecht voedfel, terwijl men hen dagelijks op de flachtbank bragt. Graaf Maurits aangezogt, om de landvoogdij van Brazil wederom te aanvaarden, bedong zulke voorwaarden, dat zijne ongenegenheid tot dien last blijkbaar dooritraalde. Düs ftondt het met de W. I. Maatfchappij, toen de munflerfche vrede werd geflooten. Op dat tijdftip was haar van geheel Brazil, de rijkfte der veroverde landen, niets overgebleeven dan drie fterkten: op het Recif, in Rio Grande, en in Paraiba. IJ 3 Levant-,  24o H O L h A N D S Levantfche Handel. Dat de Hollanders al voor den opftand tegen Spanje op de Levant gehandeld hebben , is onder anderen te zien uit de bekendmaaking van Burgemeesters en Regeerders der Stad Amfterdam, raakende de vryheid omtrent het transport der goederen door Duitschland (a). Want hoe zeer deze handel, bij de opkomst van 't Gemeenebest, wel meest door Italiaanen , Franfchen en Engelfchen gedreeven werd , namen 'er de Hollanders evenwel deel in met de tweede hand, over Duitschland en Italië. Zij hadden hunne vaart en hunnen handel tot op de ftroomen van de Levant nog niet overgebragt, geene comptoiren opgericht ter plaatfe daar de goederen geftapeld werden , toen zij de wapenen tegen Filips den II. opvatten, zonder welken het evenwel zeer moeielijk viel dien handel met voordeel te drijven: maar weijiig tijds daarna, begonnen de Hollanders, op het voorbeeld der Jooden, die uit Spanje en Portugal gevlucht , zich met der woon hier te lande hadden begeeven, en die, zoo men wil, overal comptoiren hadden aangelegd, op dezelfde wijze door de gantfche middelandfche zee te vaaren, en langs dezelve koopmanfchap te doen. Deze nieuwe vaart nam, gelijk alles, watten dien tijde omtrent den koophandel werd aanvaard, zoo wel op, en werd in 't kort van zoo veel gewicht, dat zij de zorg van de Hooge Overheid wekte. Verfcheiden Confuls waren 'er reeds in i6i2aangefteld, zoo té Aleppo, als in andere handel-plaatlen van (*) Keuren ) Jbid. D. XII. bl. 473- Z 3  35$ HOLLANDS Mijn Heer, „Uit uwe brieven uit den Hage Verdaan heb» bende, dat gij van Spa zijc te rug gekeerd, zal „ ik beginnen met u geluk te wenfchen wegens den „ goeden uitflag der wateren, ter herdelling uwer » gezondheid. Vervolgens dient gij te vreeten, dat „ 'er geduurende uw langduurig afweezen, zoo veele „ zaaken en van zoo groot aanbelang zijn voorge„ komen, waar van ik u, bij gebrek van gelegen„ heid, geen kennis heb gegeeven , dat ik mij tegens, woordig, om zoo te fpreeken, in een doolhof „ bevinde , niet weetende waar mede ik beginnen, „ of waar mede ik eindigen moete. Maar om te „ komen op het geen van 't grootde gewicht is, de„ wijl het de goede verdandhouding tusfehen zijne „ Majedeits rijken en de Staaten raakt, kan ik niet „ nalaaten u te doen weeten, dat zijne Majedeit, sj deszelfs Raad,en zijne onderdaanen zoo misnoegd „ op de regeering dier gewesten zijn, dat, indien „ men daar tegen niet door oprechte en erndige „ poogingen voorziet, en hunne zaaken geen ande„ ren keer neemen, 'er noodzaakelijk eene vrede„ breuk, tot groot nadeel van hunnen Staat en tot „ voordeel van den vijand , uit zal voortfpruiten. „ Want om openhartig te fpreeken, 'er heerfchteen „ algemeen misnoegen over dat drenge plakaat, het „ welk den invoer van onze geverwde en bereide „ lakenen verbiedt; een plakaat, 't welk, zoo als „ wij onderricht zijn, onderdeund word door eene „ halderrige famenzweering onder de kooplieden ge„ maakt, om geen een duk laken, 't zij geverwd, , 't zy ong'everwd, te koopen, dat, alhoewel men „ nog geen openbaar befluit genomen hebbe , elk „ oprecht Engelschman echter denkt en zegt, dat „ zijne Majedeit rechts- en billijkheidshalven (ne„ qiu mm kx jujlior idla, quant necis artifices arte » F-  R IJ K D O M. 359 , perire fuo) (niets is rechtvaardiger dan dat den _ „ uitvinder van een kwaad door zijn eigen mtvinn ding gelrraft worde) en om het belang van den „ Staat, allen handel tusfehen deze Rijken en de Ver„ eenigde Nederlanden behoort te verbieden, en den „ Holianderen, door 't herftellen der voorige verbo„ den,te verbieden met hunne jaarlijkfchevisfcherij „ op onze kusten voort te gaan. Doch indien wij tot „ deze uiterften komen (en wij zullen 'er toe ko„ men , indien de Staaten dat ftrehge plakaat niet „ herroepen) zoo weet ik, dat zij en wij beiden 'er „ fpijt van zullen hebben; want quando Jfrica pian„ ge , Italia non rids , (wanneer Afrika weent, „ lacht Italië niet;) en dat 'er niemand bij zal „ winnen dan die geene, welke hoopt vroeg of laat „ zijne grootheid ep de puinhoopen van beiden „ te bouwen. Jk ken den aart van dat volk , en ,, de gemoedsgefteldheid van hun, die aan 't roer „ van Staat zitten. Zij worden niet gaarne in „ hunne maatregelen gedwarsboomd, en quod vohmt „ valde voluni (dat zij in 't hoofd krijgen moet „ 'er door :) het is echter nooit te laat om wijs „ te worden, en geen befluic is kwaad, dan dat, het welk men met kan veranderen. Ik vcrklasr u, dat ik in groote bekommering ben, om deze „ gefchillen tot volkomen genoegen van alle de „ partijen bij te leggen. Dit is zeker, dat zijne Ma„ jefteit, het kofte wat het wil, en alhoewel men „ zelfs coilum terris misceatur (hemel en aarde beweege,) nooit 'er toe zal komen , om dezen " hoon te verzwelgen, ik laat ftaan te verduwen. I De Spanjaarden alleen, hebben, gelijk ik zeide, „ rede om te zegepraalen, zegetekenen op te réch„ ten, en vreugdevuuren te branden. „Uit ijver voor het algemeen welzijn, en om „ aan den plicht van mijn ampt te voldoen, kan Z 4 » lk  360 HOLLANDS s, ik niet nalaaten te wenfchen 5 dat gij gelegenheid „ zoekt , om bij den Heer Barneveld onder „ een ander voorwendfel een bezoek af te leggen , „ en dat gij als dan in 't voorbij gaan tanquam aliud s, agens (als zulks niet bedoelende) over dit onder„ werp in gefprek treedt; dat gij hem duidelijk te „ kennen geeft, 't geen gij verneemt, en men u „ heeft gefchreeven; dat gij hem voorhoudt de moeie„ lijkheden, welke 'er te vreezen zijn, dat het al„ leenlijk van dezen Staat afhangt die te voorko„ men , en dat daar toe geen ander middel is dan js het herroepen van hun verbod. „Ik heb hier over vrijmoediglijk gefproken „ met den Heer Noe'l Caron, en ik heb hem klaar- lijk doen zien, dat de Staaten hun oogmerk had„ den kunnen bereiken ; dat is te zeggen , ons „ voorneemen om de lakenen te verwen en berti„ den, krachteloos maaken, offchoon men dit ver„ bod niet afgekondigd hadde. Gij kunt geen „ beteren dienst doen , noch aan den Koning onzen „ Meefter (want ik beken, dat wij belang hebben „ in de behoudenis dier gewesten) noch aan die „ gewesten zeiven , welken niet kunnen onbewust „ zijn, dat gelijk zij hun beftaan aan de gunst on„ zer rijken te danken hebben, dus ook hun wel„ zijn van deszelfs aanhouding afhangt; gij kunt, „ zeg ik, geen beteren dienst aan beiden bewijzen, „ dan alle uwe krachten in te fpannen , om deze „ misverftanden , welke het mij fmert te zien ,j, voeden en aankweeken door de flink fche we„ gen van kwaalijk gezinde menfehen, welke naar „ nieuwigheden haaken, en die of uit kwaadaartig„ heid niet willen , of uit domheid niet kunnen be„ grijpen , hoe deze rijken en die gewesten zoo „ lange bloeien , als men in goede vriendfchap p leeft, en hoe ongelukkig beide noodzaakeüjk „ zul-  R IJ K D O M. 36*1 ^ zullen worden , indien deze band eens komt te w verzwakken of te verbreeken. „ Ik verzoek u, dat gij mij met alle mogelijken „ fpoed onderricht van den uitflag , dien deze „ uwe bijzondere onderhandeling gehad heeft: want „ ik fchrijf aan u gelijk als aan een goed vriend, „ en niet als aan een dienaar van den Staat; indien de Staaten bij hun befluit blijven volharden , kunt „ gij verzekerd zijn, dat atlum ejl de amicitia (het „ met de vriendfchap uit is.) „ Men zegt hier, dat men een groot geral lake„ nen te Amfterdam, te Alkmaar, en in andere hol„ landfche fteden maakt. Ik verzoek u naar de waar„ heid dezer zaak te verneemen, als mede naar 'tge„ tal der lakenen , welken men daar maakt , de „ fraaiheid derzelven, en op welke wijze die fte„ den zich van wol voorzien. „ IK moet niet vergeeten u te zeggen , dat de „ Heer Bercke, Penfionaris van Dordrecht, dezen zo„ 'mer hier is geweest, om die nieuwe maatfchap„ pij van verwers en bereiders over te haaien, orn „ zich in die dad ter neder te zetten; en dat hij, „ om dezelven des te beter aan te lokken , hun het „ herroepen van het verbod beloofd heeft ; ten „ minden, indien men den Alderman Cuckange op„ perhoofd dezer maatfchappij , mag gelooven; „ hoewel ik bekennen moet, dat de Heer Bercke „ zulks tegen mij rond uit heeft ontkend. Deze „ handelwijze, dat een der gewesten, onder de hand, „ door heimelijke middelen , het welzijn van een „ ander dwarsboomt , komt aan zijne _Majedeit „ zeer vreemd voor ; want Middelburg is in bezit „ van onze kooplieden binnen deszelfs muuren te „ hebben, en is meer dan dertig jaaren daar van in „ bezit geweest. De weivaart dier dad hangt van „ het verblijf dier kooplieden af; en indien Holland  36*2 HOLLANDS „ injlar lienis fuccum fanguinem ("als de milt bloed „ en fappen) alle den handel naar zich trekt, hoe „ zal dan Zeeland deszelfs aandeel in de behoeften „ van den Staat opbrengen, om 't welk tusfehen de „ gewesten te regelen, men tegenwoordig tanquam „ pro aris &f focis (als 't ware voor godsdienst en „ vrijheid) twist? „Om deze redenen heeft zijne Majefteit niet „ goedgevonden den Heer Bercke te zien : echter „ heeft dezelve mij toegeftaan , om met hem te „ fpreeken. Ik heb hem voorden vuist verklaard het „ nadeel, het welk dit den Staat zoude toebrengen, „ en den naijver, dien men tegen. Holland zoude „ opvatten, indien door diergelijke oorzaaken onze „ kooplieden genoodzaakt werden Zeeland te ver„ laaten; en hier omtrent moet gij weeten, dat in„ dien, alle zaaken anders gelijk zijnde, onze koop„ lieden zoo veel voordeels te Middelburg als in „ eenige andere ftad kunnen vinden, zijne Maje,-, fteit liever ziet, dat zij daar blijven , zoo uit „ oorzaake van de nabuurfchap tuslchen Engeland „ en Zeeland, als om dat dit gewest altijd ons „ land en onzen landgenooten best is toegedaan ge„ weest. Ik had vergeeten u te zeggen, dat onze „ kooplieden met die van Middelburg in verdrag „ zijn, en dat zij hun tot St. Michiel tijd hebben „ gegeeven om het herroepen van het plakaat te erM langen, het geen de handelwijze van Dordrecht „ verflimmerd, het welk een gemagtigde zendt, om „ zoo te fpreeken, pendente lite (hangende 't pro„ ces ) om de onderhandeling van eene nabuurige „ ftad te dwarsboomen. „Ik verneem, dat de Heer Bercke op mij mis„ noegd is, maar id populus. (wat ligc daar aan ge„ legen) Amicus Plato, magis amica veritas. (De „ waarheid moet boven drijven.) Ik ben een die- „ naar-  R IJ K D O M. 3$& „ naar van den Staat en niet van een bijzonder „ perfoon." Indien men de moeite wil neemen, om de onderhandeling des Ridders Carleton op dit onderwerp , geduurende de vier jaaren, dat deze Gezant in den Haag verblijf gehouden heeft, na te gaan, zal men zien , dat de Hollanders geoordeeld hebben, dat zij 't zelve niet zeer ter herte moeften neemen. Wij zullen 'er de redenen van aanwijzen, wanneer wij zullen fpreeken van de oorzaaken, welke den handel der Hollanderen hebben doen vervallen. Deze gefchillcn over den lakenhandel gaven ook, gelijk men uit dezen brief kan opmaaken, aanleiding tot andere onvriendelijkheden. Voor 't overige was de koophandel met Engeland op een redelijken voet gcbleeven. Koningin Elifabeth had het verbond vernieuwd van 1496; en hoe zeer in den jaare 1566 de koophandel door eenige vijandlijkheden.geftoord werd, raakte die evenwel in den jaare 1573 we" derom in rust. Dezelve wies nog grootelijks aan door de vaart en handel, welken de beide volken in Oost- en West-indien hadden aangelegd, en door de vruchten en goederen, welke zij uit die gewesten in Europa overbragten. Zelfs kreegen de Hollanders, door hunne overmagt in Indië, een overmagt op de Engelfchen in den koophandel; die geduurd heeft tot het einde van den fpaanfehen oorlog, of liever tot den tijd van den oorlog met Cromwel, wanneer de bekende Acte van Navigatie bij de Engelfchen is gemaakt; en die ook aanleiding tot onlusten heeft gegeeven, van welken in 't vervolg gefprooken zal worden. W ij hebben uit de vertoogen, door de Staaten van Holland aan Keizer Karei den V. in 1548 gedaan, gezien , dat de handel van Holland op frankrijk, offchoon ' niet vaa de oudften, evenwel zeer oud  364 HOLLANDS oud is. Deze handel werd, geduurende den fpaanfchen oorlog, aangemoedigd. Frankrijk belang hebbende, om den opftand der Hollanderen te begunstigen, en zich zelf met hen verbonden hebbende, om de magt van 't huis van Oostenrijk te fnuiken, had dus eene beweegrede te meer, om hunnen handel te onderfteunen. De veroveringen, welken de Hollanders in de Indien maakten, voegden 'er nieuwe onderwerpen bij, met hen in ftaat te Hellen, om aan Frankrijk waaren te verfchaffen , welken hetzelve te vooren genoodzaakt was uit landen, aan 't huis van Oostenrijk onderworpen, te haaien. Daarenboven was de handel van Frankrijk in Europa , federt de regeering van Karei den Grooten ( Charkmagne) meest altijd lijdende; en de Hollanders, federt hunnen opftand tegen Filips, langen tijd in bezit geweest van 'er alleen alles in- en uit te voeren. Van hoe veel belang de handel op Frankrijk voor Holland zij, en tot welk een trap van rijkdom dezelve gebragt ware , kan men zien uit den ftaat der waaren, welken de Hollanders uit Frankrijk uitvoerden, door den Heere Boreel, Gezant van den Vereenigden Staat aan 't Hof van Frankrijk, in 1658. den franfchen Staarsdienaaren overgeleverd, ten einde de vernieuwing der oude verdragen te erlangen. Die ftaat doet zien, dat de Hollanders toen voor drie en veertig millioenen Livres aan waaren uit Frankrijk voerden. In dien ftaat word niet gemeld voor hoe veel aan waaren zij 'er invoerden ;doch dezelven moeten vooral in drogerijen, in noordfche goederen, in aberdaan en in ftokvisch, aanzieneüjke fommen hebben uitgemaakt. Hollands handel op Frankrijk heeft, tot op den munfterfchen vrede , allerfterkst gebloeid. Verfcheiden oorzaaken, waar van w;j in 't vervolg zullen fpreeken, hebben denzelven doen afneemen. Dje noordfche handel en visfcherij hebben ook den  R IJ K D O M. 365 den voornaamften grond gelegde tot den handel op Spanje. Men heeft gezien , dat die onder Karei den V. zelfs toenam. Dezelve hieldt zich eemgen tijd onder Ellips den H. ftaande, zelfs in 't begin van den oorlog. Eindelijk werd dezelve allerfcherpst verbooden; en dit verbod bleef duuren tot aan het twaalfjaarig beftand .waar na, bij het vernieuwen des oorlogs in 1621, het zelve ook vernieuwd word, tot dat de munfterfche vrede hetzelve deed ophouden. Dit verbodevenwel, hoe fcherp,was nietmagtig om den onzen van den handel met fpaanfche en noordfche goederen te ontzetten. Wij verlooren alleen de reclnftreekfche vaart; en dit verlies was zekerlijk van belang : maar voor 't overige wisten de Hollanders zich de fpaanfche goederen, welken zij tot den handel op Duitschland en 't Noorden noodig hadden, te befchikken; en in Spanje wederom noordfche en andere goederen te brengen, onder vreemde vlaggen. Bij het fluiten van den munfterfchen vrede werd het verlies, door het verbod te vooren geleeden, rijkelijk vergoed. Het verval van den landbouw en van de handwerken in Spanje je deedt den handel der Hollanderen in dat rijk fterk toeneemen. Zj kreegen toen meer dan te vooren gelegenheid om 'er graanen met groter voordeel in te voeren; en, tot Spanjens ongeluk, heeft 'er deze tak van koopmanfenap tot op onzen tijd gebloeid. Het verval der manufactuuren heeft vervolgens den weg gebaand tot een zeer groot vertier van allerlei foorten van linnen wollen - en zijden ftoffen van gemaakt ijzerwerk, mutfen, kousfen , en wat dies meerder onder de behoeftigheden van kleeding geteld word. Spanjeh had zelve de deuren ontflooten, door weiken de Hollanders een groot gedeelte der inkomsten van de mijnen van Mexico èn Peru naar zich trokken. Dat rijk leverde hun zijne vruchten,  36*0- HOLLANDS ten, wijnen , zijden , en wollen ; echter niet in zoodanige menigte, dat 'er de aangebragte koopmanfehappen mede betaald konden worden: het flot van rekening , ten voordeele der Hollanderen uitvallende , moest in geld voldaan worden. Wat de Portugezen betreft, deze hadden, (zoo als door ons te vooren is aangeweezen bl. 238) door hunne vaart op de kusten van Afrika en'op Oostindië, den koophandel van Portugal in rijkdom merkelijk doen klimmen. Van Lisbon hadden zij een ftapelplaats van alle indifche waaren gemaakt, en, door hunne ontdekkingen en veroveringen in Indië, het rijkfte gedeelte van den handel van Venetië derwaarts overgebragt. De Hollanders, welke in Portugal reeds graanen en bouwftoffen bragten, kreegen door de markt der indifche waaren te Lisbon aanleiding, om hunne vaart en handel op dat rijk te vermeerderen : dezelve waaren merkelijk aangegroeid , wanneer die, door de vereeniging van de kroon van Portugal met die van Caftilië , 't zelfde noodlot, als die op Spanje, moeften ondergaan. Dezelven naamelijk, werden mede door Filips den II. en zijne opvolgers fcherp verboden. Van alie takken van koophandel, door de bewooners dezer gewesten gedreeven, is die op Duitschland buiten tegenfpraak de eerfte. De vaart op den Rhijn heeft den Nederlander al vroeg gelegenheid gegeeven , om zich meefter te maaken van den handel op alle landen , tot welken zich deze vaart, en die der rivieren van Duitschland , welke in den Rhljn loopen, uitftrekt. Hier door viel hun de handel in hout, ijzer, asch, rhijnfehe. en moezel - wijnen , en andere waaren meer, in handen ; en zij voorzagen een zeer wijd uitgeftrekte ftreek lands van vruchten en van alle foorcen van waaren, die 't Zuiden van Europa verfchaft. Tot den han-  R IJ K D O M. 367 handel op Duitschland gaven hun ook nog bekwaame gelegenheid de Eems, de Elbe en de Wezer: doch ten aanzien dezer rivieren, hebben de Hanze- . Steden hun fterk in den weg geftaan Te vooren hebben wij airede aangemerkt, dat de Nederlanders door den oorlog tegens Spanje in ftaat zijn geraakt, om, in dezen tak van algemeenen koophandel, een grooten voorrang od de Hanze-Steden te verkrijgen. Dezelve heeft groote fchatten voortgebragt, federt dat de weelde en pracht het vertier der indifche waaren hebben doen toeneemen. Van het vaaren op vracht van de eene haven op de andere. Onder de verfchillende takken van den koophandel , welke door de ingezetenen van den Vereenigden Staat gedreeven word , is 'er een , op welken men misfchien nooit zoo veel acht geflagen h^eft,als die wel verdiendt; hoe zeer wij aan dezelve gedeeltelijk de uitgeftrektheid onzer fcheepvaart en onzes koophandels te danken hebben: naamelijk het vaaren op vracht. De ongunftige ligging van Holland fchMnt 'er de eerfte aanleiding toe gegeeven te hebben De moeielijkheid van 't inkomen, en de ondiepten van de havens vorderden een maakfel van fchepen, daar naar gefchikt: men had fchepen noodig , die rond waren en niet diep gingen : dezen noemt men in de wandeling dikbuiken. Dit foort van fchepen zijn juist de beste zeilers met; hunne reizen duuren wat lang; maar zij hebben het voordeel , dat zij meer kunnen laaden dan de fchepen yan andere volken ; en dat zij dus meer vrachtloon opbrengen. Dit gevoegd bij de weinige moeite, die 'er vereischt word om dezelven te ftieren , waar door  363 HOLLANDS door men minder volk noodig heeft, en bij de groo* te zuinigheid der Hollanderen, heeft hun, boven alle anderen, het voordeel gegeeven van goed koop te kunnen vaaren, en dus de waaren vour een Jaager prijs van de eene plaats naar de andere te voeren, en alle de vrachten van bijna geheel Europa in hunne handen te krijgen. Hier uit is natuurlijker wijze een ander voordeel voortgefprooten , het welk andere volken niet dan zeer zelden kunnen verkrijgen; naamelijk van nooit of zelden ballast fcheeps te vaaren. Öok word 'er in de Vertoogen der Staaten van Holland, aan Keizer Karei den V. gedaan; gezegd, dat de Hollanders voor de buitenlanders voeren; dat is te zeggen, dat zij op vracht voeren, vooral de Friezen, gelijk zij nog heden doen; zij voerden toen reeds, federt een geruimen tijd, graanen naar Portugal, Spanje en Italië, en andere landen, welke 'er gebrek aan hadden. Men moet in 't vaaren op vracht, dat is te zeggen in dien tak van handel, welke beftaat in 't overvoeren van waaren ter zee, van de eene haven op de andere, onderfcheid maaken tusfehen vaaren op vracht voor rekening van binnenlandfche kooplieden , en dat, het welk voor rekening der buitenlanderen gefchiedt. Het eerfte is meer verknocht met den algemeenen handel van 't land , en moet in denzelven in aanmerking komen, gelijk bij een bjizonder koopman, de waaren, die hem toebehooren, in zijn eigen fchip gelaaden. Hij wint vracht van zijne eigen goederen , en vermeerdert daar mede het- voordeel, het welk zij hem moeten geeven. Dit vaaren op vracht heeft ftiptelijk en noodzaakelijk, op gelijke wijze, en in eene gelijke evenredigheid, motten toeneemen als de handel zelve. Wanneer het voor rekening van buitenlanders gefchied, heeft het enkel en alleenlijk de vrachtloonen ten onderwerp. Dit vaaren op vracht heeft reeds voor lange doen zeggen, dat de  ït IJ K, D O M. 5ó> de Hollanders de voerlieden van Europa zijn. Sederc onheuglijke tijden hebben de Friefen fchier geen anderen handel gedreven. Ook is het nog heden ten dage onder de vrije gewesten, Friesland, 'c welk de meefte van allerlei iöorten -van fchepen heeft, zonder eenig ander voorwerp van koophandel te hebben, dan' het voeren van koopmanfehappen van de eene haven naar de andere, en vooral van de eene vreemde haven naar de andere. Deze tak van handel is door de zuinigheid, welke de Friezen in hunne fcheepvaart behertigen, toegenomen, niec zoo zeer naar maate dat de handel van den Vrijen Staat gereezen is, dan naar maate van het aanwasfen van den handel bij andere volken, en vooral in Frankrijk. Want het is voornamelijk het goed koop varen op vragt van de Hollandfche fchepen, tot welk de Franfchen nooit hebben kunnen komen, door welk dezen genoodzaakt zijn geworden, den Hollanderen bijna hunne gantfche vaart in Europa over te laten , en dat he., b let heeft hunnen handel verder uit te breiden. Buiten de Ingezetenen van dezen Staat, is 'er in Europa geen volk het welk van 't varen op vragt eene bijzondere tak van koophandel heeft weten te maken. De Friefen (taf) een haaren aanzi.n op de eerfte plaats onder de zeven vrije Volken Zie diar Lezer, voor zoo veel wij het konnen i, iang ! hoe onze fcheepxaart, visfcherij eoophao e kóm den opftand tegen Spanje faeb «n .CO ggDOiJISUL' en in het bijzonder, i. D* r de 0* rlog tegen Spanje ons in Qost-inn rijken handel van het Oosten in handen heeft dosn vallen. i. Dat dezelfde oorlog ons eenen rijken handel in West • indië heeft doen verkrijgen. . I. Deel. Aa 3- Dat  370 HOLLANDS 3. Dat door die twee nieuwe takken van vaars en koophandel, de anderen, welken 'er bereids waren, merkelijk zijn aangewasfen. 4. Dat ook door dezelven nieuwe en tot nog toe onbekende fabrieken zijn opgekomen. 5. Dat de vaart en handel op de Levant daar bij komende, door dezelven merkelijk zijn onderfteund. 6. Da-t de walvisch-vangst, of in 't algemeen de visfcherij in 't Noorden, al mede nieuwe voorwerpen van koophandel voortgebragt en de vaart vermeerderd hebben. 7. Dat het varen op vragt een aanzienlijk deel van den algemeene vaart en koophandel is geworden. S. Dat de fabrieken en neeringen door vreemde vluchtelingen, die in de vrije Nederlanden een fchuilplaats tegen Geloofs- en Burgerdwang kwamen zoeken, nog verder aangewakkerd zijn geworden. Eindelijk, dat alle die verfchillende takken, haare vrugtbaarheid aan eikanderen mededeelende, eikanderen hebben onderfteunt, verrijkt, en den algemeenen koophandel deze? Landen tot dien luisterrijken ftaat gebragti in welken dezelve bij 't fluiten van deMunfterfche vrede is gezien. Zij hebben denzelven vooral in Vrankrijk fterk doen aangroeien , naar mate dat de Franfchen hunnen handel op Amerika hebben weeten uit ts "breiden. Einde van 't eerfte Deel, BIJL*  BIJ LAAG E A. Sententie van //ra Grooten Raade van Mechelen, raakende het hef en van een Congié - geld op den uitvoer der Graanen, Ka e r l e, by' der gracie Gods, Roomfch Keyfer, altytS vermeerder 's Rycx, Coninck van Garmanie, van CaftjUe , van Leon, van Arragon, van Navarre, van Naples, van Secillie, van Maillorcke, vanSardenie, van de Eylanden in Indien en vallen Lande der Zee Oeeane, Eerts - Hertoge van Ooftenryck, Hertoge van Bourgoingne , van Lotryck, van Limborch , van Luxemborch, en van Gheldre; Grave van Vlaenderen, van Arthois, van Bourgoingne, Paltsgrave ende van Henegouwe, van Holland, van Zeeland, van Phiert, van Hagenau, van Namen , ende van Zuytphen; Piince van Zwave; Marcgrave des Heylig Rycx; Heere van Vrieslant, van Salins, van Mechelen, van den Stadt, Steden ende Landen van Utrecht, van Overyffel, ende van Groeningen; ende Dominateur in Afie, ende in Affrycke; allen den ghenen , die defe onfe open Letteren van fententie lullen fien , Salut : Alfoe van wegen der Ridderfchapen ,(a), Edelen , ende Gemeynfteden van onfen Lande ende Graeffcepe van Holland, makende die Staeten van den lélven Lande, in de tnaent van Meerte ao. 1500. ende 45. ons by huerlieden fchriftelicke fupplicatie verïhoont ende te kennen gegeven ware geweell, hoe dat in voorleden jaren d'inwoonders van onfe voirfz. Lande van (a) Ridderfchapen enz.] Notabel is bet dat hier geenparti. culiere fe'rjoonen , oft'orporatien, of jleden , haaie fnppJieatie aan Carel V. gemaakt hebben, maar de Staaten van ons gewejl; waar uit blijkt hoe impoitant deze materie aan da geheele Provintie is voorgekomen. 1. Deei., J  i ,B TJ L A A G E A. van Holland , henluyden behelpende (b) metter Viffcbirien, metter tyt begonlt hadden fcepen te frequenteeren, 3ndere landen rycken ende havenen, halende en brengende diverfcbe foorten van Coopmanfchapen binnen den [elven onfen lande van Holland, (c) deselve coop- manschapen voorts communiceerende anderen landen daar ontrent gelegen, daer doer van gelyken de Coopluiden van anderen landen begonft hadden te befoucken, ende frequenteeren 't voirfcrv. Land van Hollant, 't welcke aenmerckende onfe Fbirfaten (d), Graven van Hollant, hadden 't felve lant voirilen ende beghifr met diverfche vryheden en previlegien , ende funderlinge van gheen nyeuwe impoft oft thollen op de voirfz, Coopmanfcbappen meer te (lellen, makende tot meerder fierckeniffe diverfche tradaten ende receflen met den Wenfche ende Heinfche Steden daer doer de Coopmanfchap binnen onfe voirfz. Lande van Hollant zulcx gerefen was , dat nyet alleen door 't felve (e) onfe oudé ende gezvooniicke thollen tnerckel: verbetert waren , maer hadden ouk zy Supplianten ons grootelycx in beden ende fubventien, ende ouk m^t fcepen in tyde des noot zynde, mogen dienen; maer alfoe daer naer de fame ging, dat van onfent wegen (van 't guent des voiten verhaelt es nyet volcomtlick geinformeert zynde) een nyeuw impoft op de Granen, comende van buiten , geftelt zoude worden , dat men noemde congié ghelt, fbo hadden eenige vreemde Coopluyden (ƒ), die gbtmeenlick alle (b) Behelpende enz.] Hier word de oorfprong van onzo Commercie aangeweezen: zijnde de visfcherij. ( c ) Dijelve Coopmanfcbapen enz, ] Hier word aangeweezen de oorfprong van de Commercie van oeconomie. (rf) Voirfaten.] Een blijk van de attentie derGraaven omtrent de middelen, welke de Commercie hier te l»nde konden favorifeeren, of hinderlijk zijn. (e) Onfe oude enz.] Een blijk, dat die oude thollen niet vermeerderden door vermeerdering der importen, of nieuwe beladingen , maar door vrijdommen ,' welke tot vermeerdering van de Commercie dienden. (f) Die gbemeetilick enz.] Hier ziet men duidelijk aangeweezen de eerfce fource van 't declin van onze Commercie; ea hoe in dien tijd de Staaten van begrip waren, dat de in-  B IJ L A A G E A. 3 alle Laflen ende [ervituyten [cbuiven, begonft te befoucken andere Landen, hebbende meerder vryheyt ende liberteyt, daar deur de Coopmanfchap binnen onfe voirfz. Lande van Hollant begonft hadde te declineren, ende allbe 't felve mede "tenderende was tot achterdeel van onfen gewoonlicke thollen ende verminderinghe van den fcepen in Hollant, die in andere landen , ons nyet fubjecï: fynde , zouden vermeeren, waar deur mede veele fchippers , ftierluyden , bootsgefellen ende andere onfe onderlaten zouden bedwongen worden, overmits armoede, rt lant van Hollant te verlaten, 't welk ( g ) tenderen zoude tot depopulatie van den [elven lande , ende perykel van den dyeken; foe hadden zy Supplianten de voirfz. inconveuienten in voirleden tyden onfen voirfaten ende ons oick naderhant te kennen gegeven gehadt, daar op naer deuchdelieke informatie tot vericheyden-ftonden gedifponeert zoude zyn geweeft; ende hadden zy Supplianten van den düpofitie daer op gemaecr, geufeërt ende gebruyet. ende want nyet tegenftaende delelve difpofitie eenige onfe Ofliciers hen luyden ge-aéleert hadden wederomme te willen üyt onfen namen opheffen 't voirferv. Congié ghelt, foe hadden fy ons 't felve verthoont by huerlieden requefte , aen ons geprefenteert in onfe Stede van' Utrecht ; by welke voirfz. requefte wy hadden doen appoindteren , dat de Supplianten in jufticie zouden mogen treden tegens onfen Procureur generael delen aengaende , om met volle kennifle van zaeken daer op te dilponeren ende feuten eieren foe nae reden behoiren zoude; om waer toe te geraken defelve Supplianten ons zeere ernftelicken verfocht hadden , henluyden te verleenen onfe behoirlicke provifie van jufticie (waer op wy henluyden geaccordeert hadden onfe openen Letteren in forme van daginge) vuyt cracht van den wekken zekeren onle Deurwaerder, des verfocht zynde , van- wegen der Supplianten Impetranten gedachvaert hadde onfen voirn. Pro- kornften door vermeerdering van Men te niet moeften loo. pen. (g) Tenderen zoude enz.] De Staaten wijzen hier aan eender effecten , welke uit V«*¥ fo"t Sollen, als defelve in voortyden begijn *,) f, Hen 1'v van nu ende voorts tot eeuwighen rydui ge slfoo «olkonienilyck met U?S*« W  48 B IJ L A A g e c. de viélen ende den wateren fonder weder fegghen „ defe andere Vielen niet daer by prejudicerende: ende alle defe vryheden fullen fy ende hare nacomelinghen hebben ende behouden ten eeuwigen tyden. ende, tot getuygehisfe van alle defe voorfz. dingen is ons Zegel aen defen brief ghehangen die ghegeven is tot Vaftboden in den Jare naGodts gheboorte derthienhondert achtentfeftigh op St. Jacobs des Heyligen Apoftels dagh. B IJ L A A G E C. 2. L GüNsT-BRiEF van Albrecht, [ Koning van Zweden aan die van A m stelredamme , enck- huysen,ende Wieringhen, enz. verleend in den Jaare 1368. "ÏTT'y Aleert van Gods genade der Sweden ende "v Gotten, Koninck en heere des Lands tot Schoren, bekennen en betuyghen openbaerlyek in defen Brieve, dat wy, na rade ende met advys van onfen Bisfchop ende Raedt voor ons ende voor alle onfe Erven ende nacomelinghen, met wel voorbedachten ghemoede , defe nabefchrevene befcheydene Luyden, namentlyck den fchspenen raadtmannen , borgheren ende de gantfche gemeenten in deler nabefchrevene ftede, als van Amftelredamme, Enckhuyfen ende Wieringhen ende alle hare hulperen die hen in defen kryg behulpfaem geweeft fyn, gegeven ende gelaten hebben, ende geven en laten hem in defen Brieve , defe nabefchrevene vryheyt om die eeuwighlyck ende ghebruyckelyck te hebben ende befitten. In den eerften dat hare Burghêrs, Coopluyden, ende ghefïnnen moghen foeken hef ryck van Denemarcken ende het landt tot Schonen, waer wy ofte de onfe 't voorfz. ryck ende Landt binnen de tydt die wy met de voornoemde fteden in de alliantie fitten , welcke wy nu met hen hebben machigh worden: ende dat fy moghen te lande ende te water varen ende keeren, in alle wegen met har& goe-  B IJ L A A G E D. *o goederen ende Coopmanfchappen, fonder eenigerley hinder, om te gebruyeken 't geene fy hebben, ende ha re Coo'pmanfchap te oeffenen : oock fullen fy alle den Zeeftrandt vry hebbes in den ryeke tot Denemarcken ende in alle den lande tot Schonen, ten eeuwigen tyden, voor alle goederen die Schipbreuck hebben geleden hoe het geuaemt mochte werden Wraek ofte Zeevanck, ofte hoe het oock heete in dele taal. indien 't gebeurt dat eenige Luyden van defe voorgenoemde Stede, of hare hulperen , fchipbreucke lyden in eenighe plaetfen van 't voorfz. Ryck of landen; ofte dat de goederen, daer in fy fchipbreuk geleden hebben, 't fy wrack, of hoe 't genaemt wordt iu den ryeke ende landen voorfz. 't eeniger plaetfe aen landt dry ven ofte comen; dat goedt moghen zy, by hen felfs, of met hulpe van andere Luyden, berghen ofte bergen laten., ende 't felve gebruyeken na haer eygenen wille fonder hinder waert 't oock fo, datfe arbeyts Luyden van nooden hadden, die moghenfe winnen om hare penninghen, waer zy die mogen hebben fonder breuke Cnde hinder, ende fal 't oock niet wefen teghen ons ende onfe ambachts Luyden. ende indien 't geviele dat foodanigh fchipbreuks goedt na defen voorfz. Ryeke ■ ende landen toevloeyde of dreve, ende de Luyden verdronken of vergaen waren, dat goedt fal de naeft gefeten vooght of die daer 't gefach heeft, laten bergen ; ende watter ^heberght wort, dat fal hy met kennisfe van de goede luyden in de naefte kerek laten brengen en doen befchryven wat van 't felve goedt fy; ende bewaeren dat getrouwelyck tot behoef van den armen , ofte van den ghenen die dat goet met recht vorderen mogen wanneer fy binnen Taer ende dagh bewys brenghen , met brieven van hare ftadt daer in fy Burgers fyn, dat fe rechte Erfgenaamen fyn van defelve goederen ofte dat fy die met recht vorderen moghen; dan fal men dat goedt aenvaerden onbefwaert , ende gheven den arbeyrs luyden redelyk loon; doch fo er yemant in den voorfz, Ryeke of landen waren, die figh onderwont fodanich fchipbreuks goed aen te matigen met onrecht, daer fal men over rechten op 't hoogfte "ende gheven dat goet weder aen die ghene die daer recht toe heeft, voorts moghen de voorfz. fteden haer zelfs vooghden fetten op haere vielen te Schonen ende te Valfterbode, ende waer het hen beft believen fal, in alle den landen tot Schonen: ende die voogden ma-  3o B IJ L A A G E D. öioghen rechten over alle de gene,die met hen op hare Victen legghen, ende voort over alle hare Burgeren ende haren ghefumen, die legden daar fe leggen; ende alle laken ende breu'cken rechten als faken ende breucken, die naer lubefehen rephten gien in bant ende hals. voorts mogen op haren vielen met hen leggen die men des fal vergunnen, van die ghene, welke van outs met hen ghclegen hebben voorts fal men niemant daghvaarden, iia het Deenfe recht of herkomen voor het deenfe gherecht: maer wil men yemant convenieeren of fcbuldigcn, die fal men (chuldighen voor fyn üuytfche Vooght, volgens zyn ftads rechten, voorts wil men yemant fchuldi'ghen om tichf, die fal men oock fchuldighen voor fyn Duytfche Vooght , welcke hem insgelycx rechten fal na fyn ftadts recht. Voorts mogen fe hebben op hare Victen eygene kroegen, ende moghen daer op tappen mede wyn ende bier , ende fyn daer niet af plichtigh: ende waer 't fake datter eeniger Stadts victe ware qualyck gebout , dat de (ladt bewyfen conde, met Brieven, ofte met haer outfte Burgers die op dat Landt comen, dat ge'bou fal men afbreken: ende indien 'er yemant was die fulex niet gewilligh en dede, fo magh de vooght op diens victe het is of' fyn Burgers, het afbreken, fonder breucke : ook fullen haren victen fyn ende blyven in fo lanighe hare (tandt, alsfe altoos gheweeft hebl»en, glielyckfe dat bewyfen mogen, met Brieven of mu hare outlte Burgers die op dat Landt comen. voorts mogenfe yeder op hare viéten verkoopen want ende Lywaet, (te weten linnen ende wolle Laeckenen en ftoffen) by lakenen , repen of (tticken, fonder breucke. voort rooghenfe daer in fnyden, fulex flytende by de ellen, ende fyn daer niet af plichtigh. voorts mogen de Schoenmaeckers Cramers ende knokenhouwers, mitsgaders allerley ambachts-luyden hare neringe ende ambacht gebruyken ende fyn daer niet af plichtigh voorts mach een yghelyck der voorfz. gemeene Coopluyden heMxn eygene Schuyten ende ghereerjehappen tot de Viffery, tot Schoone voorfz. ende mogen dk daer gebruyeken ende viflehen na hare wille, ende e;even daer van yder fchuyr een hdve marek feboons ende niet meer , terwyle dat fe daer wefen willen, voorts mach elck Coopman hebben fyne eygenen wagenen, ende gheven van yeder vvaghen een halve Marck fchonns, ende niet meer terWyle datfe te Schonere ende tot Valfter- bode  B IJ L A A G E D. 31 bode fyn ende haer werck in vrede gebruyeken. voorts waer 't i'aecke dat eenige wagen om ftortede ende ons fchade dede , die wasrhen met de paerden mach men behouden, by het goedt fo lange tot dat de Coopman voor de fchade voldaen heeft, voorts want ende wyn dat vier paerden ryden moghen, daer fal men van geven een halve marck i'choons, de» genen die daer toe ghefrelt wort, ende in gevalle hy fchade daer aen dede die dit goet op voerde ,i de felve ichade fal hy den Coopman repareren endet goet doen. wat twee paerden optrecken mogen dat mach een yegelyck laten opvoeren , als hy fachtft mach. voorts mach een yegelyck Coopman fyn wapenen dragen wanueer hy op het lant comt, tot aen iyn herberghe desgelycx wanneer hy wederom t fcheep gaet, ('onder breucke ; ende fo hy oock daer in verbeurde dat hy daer boven fyn wapenen droegh , dat fal hy beteren met een marck I'choons. voorts mach een yeghelyck Coopman fchepen zyn goedt uyt het eene fcliip in 't andere, in de havenen des voorfz. Rycks ende Landts • fonder breucke. voorts moghenfe hebben eyghene pramen ende ljghte fchuyten ende gheven van de praem een halve marck fchoons , ende van de fchuyten twee Oxe daer mede mogenfe op ende uytvaren , wanneer het hen gelieft, voorts fal niemandt voor den anderen beteren , wie in breucke valt fal voor hem felfs beteren, daer fal oock niemandt voor den anderen ontgelden oock fal men gene oorfaek tot onluft gheven. zal meede gheen knecht fyns Heeren goet verbeuren ende verbreucken- voorts voerende de Coopman eenich goedt binnens Landts van d'eeae markt in d'anderen, daer fal men geenc tollen afgeven, voorts fal des Coninghs nieuwe inunte niet eerder gaen dan acht dagen voor St. Michiel een ygelyck Coopman fal coopen met des Coninghs muntelende foo ymandt daer in breuckigh valt die men daer op opeubaerlyck comt te achterhalen,' die fal dat beteren met vyf marck fchoons. oock fal der viéten marekt, die nu tot Vallterbude is, weder wefen op der Sondesfche viéte, daer hy altyt geweeft is, ende anders nergens, voorts is dit de Tol van allerley goet, die men gheven lal, als eerlLiyck, van haringh binnens Landts van een laft twintigh fehoonfe penningen, den haringh, die men fcheept om 't Landt, door de Orefont, die is gheen rol fchuldigh maer het fchip , daer men de haringh infeheept, dat'gheeft tot tol elf Schellingen  32 B IJ L A A G E D. gen groot ende vier groot en min , daer mede is die haringh vry. Van een Laft Zouts van den Lande twintigh Penninghen Schoonfe Toll. Een deken osfe huyden ende Koehuydeu thien fchoonfe penninghen ; Een pondt Speek fal tot Toll gheve thien Schoonfe penningen. Een tonue Koevleys fal tot Tol gheven twee penninghen fchoons, een tonne boter fal tot tol gheven thien fchoonfe penningen: voor 't overvoeren van een levendigh. kindt fal men tot tol gheven thien fchoonfe penningen, van een bejaert perfoon twintigh f fchoonfe penninge. van een Paert , dat boven de twintigh marck gecofï heeft twee eeren. van een paert dat beneden de twintigh marck is ghecoft twee artichs. Een Ituck want van twintigh Laeckenen , of daer boven, fal tot tol geven twee oxen, ende een ituck want houdende beneden de twintigh Laeckenen, een oxe. voorts alle de Duytfche Coopluyden , die daer te Schoonne ende te Valfterbode eygene aerde of grondt hebben, fullen hier mede niet hefwaert fyn. voorts waer 't faeke rkitter yemant quame te fterven in den voorfz. Ryeke ende Landen fo mach haer duytfche voocht of die de machtighllc onder hen is des dooden mans goet aenvaerden, ende leveren aan de rechte Erfgenamen of, fo daer geen Erfgenamen prefent en fyn, fo mach hy dat voeren te landen ende verantwoorden dat aan die geene, die daer, recht toe hebben, voorts fal defen Brief niet hinderlyck wefen alle hare andere Brieven ende Vryheden diefe van andere Cóningen hebben, welcke (y mede fullen moghen ghebruyeken : ende alle defe voorfz. vryheden fullen dueren ten eeuwighen tyden. ende tot getuygenis van allen 't gunt voorfz. hebben wy Knninck A liert voornoemt, met advys van onfen Rycx-Raedt onfen Zeghele benefiens de Zegels van de nabelehreevene onfe Raet ghevers aan defen Brief ghehangen. voorts wy Carel Olowsz. tufeum , tuno , gallen, Carel olofFz van Ulnas, Andries Jepfen, Frick Carelsz. Ridder Arwyder Guftaverfon, Hasfe Tunisz. ende Tinwyt Fyndesz. Knapen, betuyghen dat wy over deefe ghepasfeerde faecken fyn gheweeft, ende ons alie defelve bekent fyn ende hebben wy, tot bewys van dien , onfe Zeghels neffens dat van onfen voornoemde Heer Koninck Albe r t u s aen defen Brief ghehangen die gegeven is tot Valfterbode, in den Jare na Gods geboorte Derthien hondert ende acht en feftigh, op St. Jacobs] dagh. BIJ-  B IJ L A A G E C 37 aen de voorfz. Plaetfen met hare Schepen ende Goederen door ende weder door varen ende aldaer verkeeren, invoegen als boven, fo dickwils als hen des dienftigh ofte noodicb is, fonder verhinderinge of tegenfeggen van yemant. Ende wanneer ons defe voorfz. Vaert niet langer beqnaem of gelegen is toe te Itaen, fo fullen ende willen Wy den goeden Burgheren, Coopluyden en Inwoonders fulex een jaer te voren met onfen befeghelden Brieve bekent maecké ende te verftaen geven; en fal defen onfen Geleyde, gedurende dat felve jaer blijven in volle cracht. Oock mogen de voorfz. Borgers Coopluyden ende Inwoonders Coopmanfchap dryveu ende handelen tot Ilufum Flensborgh en Sleeswijck met andere vreemde Coopluyden op foodanighe Tollen, als voorfz: is. Ende waar t oock fake, dat ymant van die van Amfterdam voornoemt Schipbreuck lede aen desfelfs goederen in onfen Landen ende Gebieden, in Hikken gevalle fullen fy hare goederen mogen bergen , ende daer af geven redelijck bergh-geldt. Verbieden hieromme ernltelijck alle onfen Ampt - mannen Vooghden, Burgermcelterê, Tollenaers ende Onderlaten, ende allen den geenen, die om onfent wille yets doen ende late fullen ende willen, den Eerfamen Burghers, Coopluyden, ende Inwoonders van Amfterdam te'hinderen of laten hinderen. defelve op te houden of in eenigher manieren ongelijck te doen, op onfe Cöninghlijcke hulde ende ongenade. Ende hebben wy; ten oirconde van alle 't gunt voorfz. ons Coninglijck Secreet Zegel doen hangen aan delen Brief, die gegeven is op ons Slot Zeghebcrgh, op onfer Lieve Vrouwen dagh Conccptionjs in den fare na Godts geboorte veertien hondert een en 't feltigh. Ónder (tont: ad mandatumDomini Regis inCon~ filia, Daniël Cancellarius", hebbende onder een uythangen de Zegel aen een dubbelde Franeyne Staert in Roodeu Wafle gedruckt. c #in  3? B IJ L A A G E C. 7,1 Gunst - brief van J o n a n , Koning van Denemarken , enz. van den jaare 1498, aan die van jtmjlelredamme vrijheid van vaart;' en handel geevende, ongeprejudicieerd zyne gewoonelijke tollen, enz. VT? v Johan, van Godts genade Coningh van Dene* * marckën , Sweden Noorwegen dei- Wenden endo Gotthen, 'Hertogh van Sleeswijck, Holfteyn, Stormarn ende der Ditmarfchen, Grave tot Oldenhurg; ende Delmenhorft. Doen te weten ende bekennen openbaerlijck voor ons ende onfe Erven en voorts een ygclijcken; dat wy uyt fonderünghe gunft, genade ende toeneyginge, de Stadt Amftelredamme ende haren Coopluyden genadiglijck gegunt, bewillight ende toegelaten hebbë gelijck wy die tegenivoordigh oock vergunnen ende toelaten in cracht ende macht van defen oniën Brievc, dat fy Luyden in onfeii jRijckc Noorweghen ende alle Coopplaetfen, van 't felve, fpecialijck tot Bcrgben, haerer Coopmanfchaps halvcn fullen mogen comen, ende aldaer allen tyde des jaers, ghclijck andere onfe Onderfaten copen ende vercopen , hanteren en verkeeren te Water ende te Lande fo hen dat gelieven fal, te befoecken: gelijck mede fy Luyden hare Coopmanfehappen tot Bergen voorfz. fullen mogen hebben over de Waghe aen beyde de Zijde, tot aen de Coopmans brugghen, ofte binnen de Stadt, fulex het hen gelieft; mits dat fy Luyden , ende yder van hen onfe Burghers aldaer ghefeten in geene dingen nadeeligh ofte hindcrlijck fullen fijn, ende oock allefints buyten prejudicie van onfe gcwoonlijcke Tollen ende Cöninghlijcke Vryheden ende Heerlijckheden. Ontbieden hierommc aïle onfe Ampt - Luyden, Vooghden, Tollenaers , Burghermecfrercn, Raden, Steden ende Gemeente:! , mitsgaders Dienaers ende Onderlaten, als mede allen  B IJ L A A G E C. 35 allen den genen, die om onfent wille yets fullen ende willen doen , ende laten , dat fy de voorfz. Stadt ende haren Coopluyden in contraventie defes, niet en hinderen of laten hinderen, noch op eenigerley wyfe, 't fy waer aen het ly , befchadigen , op verlies van onfe Conincklijcke hulde ende genade. Tot meerder ghetuygnisfc van 't welck, So hebben wy ons Konincklijck Signet aen defen onfen Brief vvetentlijck doen hangen. Datum op ons Slot Wardtbergh, op Sondagh den derden in de Heylighe daghen van Wynnacht, in den Jare na de geboorte Chrilti onlës Heeren, Duyfent vierhondert agt en tnegentigh onder (tont : ad relationem domini; Paidi Lapmanni, Mi* litis cjf magiftri Curia. BIJLAAGE C. 8.1. Gunst - brief van Fredrik» Koning van Denemarken, van den Jaare 1524, geevende vrijheid van vaart en handel aan Schippers en Coopluyden ,die t'huis behooren in Holland, Br ah and, Zeeland ende Vlaanderen, enz. W'y F re o rick , van Godts genade Konfnck van Denemarcken , Rechte Erfghenaein van Noorweghen, Hertogh in Sleeswijck, Holfteyn, Stormarn ende der Ditmarfchen , Grave van Oldenburgh ende Delmenhorft, Doen te weten een ygelijck, dat Wy nu, door onfe fondetlinge gürift ende genade ( op dat de ghemeenc. vreemde Coopluyden des te beter hie# namaels mogen foecken hare neringe ende Welvaren in onfe Landen ende Rijcken, daerinne fy in voorledene Jaren verhindert fijn geweeft: desgelijcx, ten fine onfe Lieve Onderfaten in onfe Rijcken Denemarcken efi Noorwegen mitsgaders onfe Heerlijckheden, hiernamaels voor haer geit ende Waeren mogen becoC 4 mexiy  4» E IJ L A A G E C. men,in een redelijcken coop, Lakenen,Hop, Zout, Wijn ende anderen Waeren, die i'y van nooden fouden moghen hebben, ofte begeeren) ghegunt ende toegelaten hebben t navolgende, Namentlijck: dat alle Schippers ende Coopluyden , die 't huys behooren in Hollandt, Brabandt, Zeelandt ende Vlaenderen, na defen vry, veyligh ende feker fullen moghen befoecken de voornoemde ionfe Landen, Rijcken, Heerlijckheden, Stroomen ende Havenen in Denemarcken ende Noorwegheu daer t hen goetduncken ende believen fal ; befonderlijck tot Rcrghen in Noorweghen: ende willen wy voor ons ende onfe gheliefde Rijcx Raedt in Denctnarckë, ende ftaen toe, dat fy luyden aldaer handelen ende Coopmanfchap doen, vercoopende haere goederen of Waren, die fy voeren, ende oock mede coopende t gunt fy van noode hebben, foo dickwils ende menighmalen als t hen fal believen ende goetduncken j Dat oock fy luyde 't felve brenghen, ende daer mede wedervaren ter plaetfe daer fy t beft gebruyeken of vercoopen ende haer marekt daer mede houden mogen: Behoudeiijck dat fy fullen voldoen ende betalen de Tollen, na ouder gewoonte, in rechtelycke faceken, ons tot goede gevalle: Met fulcken verftande ende Willekeure, dat de Wefterfe Steden, Hollant, Braband, Zeeland ende Vlaenderen, niet doen en fullen, met Raed of daet», Hulp of trooft, met goet of met Waren , dat nadeeligh fy aen onfe Landen ende Rijcken voornoemt ende onfe lieve Rijcx onderfaten: Ende dat fy oock met 't gunt voorfz. onfe ende onfer Rijcken , Landen ende onderfaten Vyanden gheen byftant of hulpe doen en fullen, in eeniger manieren,te Water noch te Lande:Ende foo wanneer ymandt hier tegens doet ende daer op bevonden wordt fo fal alsdan onfe Brief te niet ende van gheene kracht fijn. Hier op ontbieden Wy alle onfe Vooghden, Amptmannen ende Tollenaers in onfe Rijcken Denemarcken ende Noorweghen, midtsEaders onfe Heerlijckhede,qndealle anderen, jdie voor of na geweeft hebben, ende noch fijn, als mede onfen lieven Rijcx Raet in Denemarcken,dat fyiuyden den vooifz. Schippers ende Coopluyden niet en fullen doen, «f latent doen eenigh hinder of belettinge in hare Reys of Coophat/ctel, op eenighcrley wyfe: ende fo wie hier teghen doet fal a'aer mede vervallen in onfe ftraffe, correctie ende onghenade. Gbegeven op Ons Slot Coppenhagen. Die Con■cerfionis Pat. Anno Duyfent vijf hondert vier entwintiah, ende met ons Signet befeghelt. B IJ-  33 B IJ L A A G E C 4.1. Günst-brief van Christtern, Koning van Denemarken, aan die van Amflelredamme, van den jaare 1452, geevende vrijheid van vaart en handel, ongeprejudicieerd zijne tollen en rechten. 'IT/'v Christiern van Gods genade Koning» van » v Denemarcken, Noorwegen der Wenden, ende Gotthen, ende Grave tot Oldenburgh ende Delmcnhorft, bekennen ende betuygen openbaerlijck, met defen onfen openen Brieve, voor een yghelijck: dat Wy, uyt fonderlinge gonft en genade ende oock om menigerley vruntfchap> pen ende weldaden wille , welcke onfe Lieve Vrunden, die van Amftelredamme, dickwils aen ons bcwefen hebben ; de gemeene Coopluyden, Schippers ende varende Luyden vanlAmftelredamme voornoemt, met hare Have, Schepen ende goederen te Water ende oock te Lande, hebben genomen in onfe Voorbiddinghe ende befcherminghe gelijck als onfe dagelijcxe Dienaers haer ghedragende ende dingende na Rechte; fonder prejudicie van onfe Tollen ende Gerechtigheden in onfe Rijcken: ende bidden wy daeromme alle Vorftcn, Steden, ende een ygelijck, daer die van Amfterdam ende de hare hen mochten bevinden, defelve nergens in te hinderen ofte te laten hinderen , maer haer ende den haren ten beften te favorifeeren, om Onfen 't wil 'Twelk wy bereydt fijn teghens een ygheliick, naeysch van Staet ende faecken , gaerne te verfchuldigen Gebiedende voorts alle onfe Ampt-Luyden, Vooghden ende Onderdanen in onfen Rijcke, 't fy waer die gefeten fyn, oock onfe Hooftluyden ende dienaers in der Zee, ende generalijck allen den genen, die, om Onfent willen, yets doen ende laten willen ende fullen; dat fy foodanige onfe gonft ende ghenade aen die van Amflelredamme voorfz. niet vruchteloos maecken noch verbreken, op onfe hulde ofte, J. Deel, C gratie,  $4 15 IJ L A A G E C. gratie. Tot openbare fekerheyt ende meerder bekentenisfe van 't welcke, fo hebben wy bevolen ons fecreet Zegel wctentlijck aen defen Brief te hangen. Die gegeven ende geichreven is na de geboorte Chrifti, onfes Heers, duyfent vier hondert twee en vijftigh op den Heylighê dagh Sancti Aïgidii Abbatis, hebbende een onder uyt hangende Zegel in roode Wasfe, aen een dubbelde Francijne ltaert. BIJLAAGE C. 5. 1. Gunst-brief van Christier n,. Koning van Denemarken, aan die van Amflelredamme, van den jaare 1453, medebrengende vrijheid en geleide van vaart en handel, mits geen engclsch goed voerende , en niet door de Belt, maar door den Orefont vaarende. •tT7Y Christtbrn van Godts ghenade Coningh van »" Denemarcken, Noorwegen, der Wenden ende Gotthen , en Grave tot Oldenburgh , ende Delmenhorlt, Ontbieden allen Admiralen , Schippers , ende gemeene varende Coopluyden in Hollant ende Zeelant, gheï'amentlijck ende een ygelijck in 't byfonder, na eysch van State onfe groetenisfe , genade ende alles goedts. Lieve Vrunden, Wy fijn bericht dat ghy Luyden fcntpuleus fijt ende niet door onfe Rijcken wilt Zeylen 'ten fy ghy al vooren fijt voorfien met onfe feker geleyde hoewel ghy luyden van ons , fo langhe wy met U. L. in alliantie en goet vertrouwen fijn, geen geleyde van nooden hebt: Doch hebben wy echter volghens U. L. begeeren, U. L. te lamen ende een yder in 't befonder, met Schip fcheepsvolck ©11de Goederen, mitsgaders met U. L. lijf ende goet, t«f wek-  B IJ L A A G E C. 35 wekker tijt ghy fuif. comen genadighlijck vryheyt ènde geleyde gegeven gelijck wy U. gheven in cracht defes Biiefs, in voeghen dat shy L. fo heen als weder, dodr onfe Rijcken, in vryen "goeden gheleyde, voor ons ende alle de g'heene, die, om onfent wille yets doen en de laten willen ende fullen, mooght gaen ende komen, by foo verré ghy Luyden niet in hebt eenigh Engels goet, ende mits dat ghy Luyden Zeylt niet door de Belt, maer door den Orefont. Tot openbaer bewijs van welcke geleyde hebben wy bevolen ons fecreet Zegel aen defen Brief te hangen. Datum Caftro noftro Ha fnet/ft, Feria Qiiarta infraOctav. Vifitationis Marhe anno Domini milkftmo Oifadringenteïimo quinquageftmo, tertio. Hebbende een roode Wasten Zeghele onder uythangende aen een dubbelde Francijne Staert. BIJLAAGE C. 6.1. GUNST-BRIEF Van CHRISTTERN, Koning van Denemarken, aan die van Amflelredamme, van den jaare 14Ö1 , geevende vrijheid van vaart en handel tot op Flensburg > Huflum, enz. Wy Christiern, van Godts ghenade Koningh van Denemarckê, Sweden, Noorwegen, der Wenden endeGotten Hertogh van Sleeswijck, Graye tot Ho lieyn Stormarn, Oldenburgh ende Delmenhorft, Doen kondt ende te weten voor een ygheliick, dat Wy, uyt onfe fonderlinshe gunft ende genade midsgaders om memgerley dienlte ende goede wille, die de Coopluyden, Burgers ende Inwoonders der Stadt Amfterdam ons tot hier toe bewelen hebben ende wy hier namaels noch van hun verwachtende zijn, defelve Borghers, Coopluyden ende Inwoonders, rra  36 B IJ L A A G E C. genomen advijs ende Raet van onfe lieven getronwen Raden onfer Landen des Hertoghdoms van Sleeswijck ende des Lants tot Holfteyn gegunt ende toegheftaen hebben. Hat fy met hare Schepen ende Goederen mogen Scylerï tot op Hufum, fodanigc Goederen aldaer tot Hufum felfs opfchepen, ende die voorts over lant laten voeren tot Flensborgh ende dat zy de gemelte Goederen daer tot Flensborgh felfs weder vermogen in te fchepen, ende daer mede te feylen waer het hun ghelieft. Van ghelijcken moghen fy ook met hare Schepen ende Goederen Seylen uyt de Ooftzee tot op Fïensborgh aldaer Sodanige Goederen opfchepen die voorts over Landt laten varen tot op Hufum, ende daer tot Hufum weder infchepen ende daer mede feylen waer het hen ghelieft; Doch met defen verffande dat fyiuyden ons van alle Goederen onfe behoorlijcke Tollen , na dat onfe Regifters (daer van wy het eene hebben, ende de goede Stadt Amfterdam het andere ) inhouden ende uytwijfen, ende fo als wy dienthalven met hun noch verdragen fullen, fullen geven ende betalen : te weten tot Flensbopgh van de Goederen die aldaer te Schepe comen ende tot Hufum , van de Goederen aldaer t fcheep komende aen den Tollenaers , die van onfent wegen op die plaetfen fijn gbeftelt, afwaer dan een yegelijck, die vertok heeft, een teecken of bewijs daer af fal nemen. Oock moghen de goede Borgers, Coopluyden ende Inwoonders voornoemt met hare Schepen ende Goederen, hare verkeeringhe hebben ende converferen in onfe Stadt Sleeswijck op fodanige Tollen, als voren. Desgelijcx, indien 't oock ghebeurde dat onfe Landen ende Inwoonders de Waren ofte Granen die de voorfz. Burghers Coopluyden ende Inwoonders ofte yemant van hun, alfoo comen te voeren, van nooden hadden: fo fullen de gemelte Burgers ende Coopluyden aan de voornoemde onfe Inwoonders de achtfte Lalt voor een doenlijcke ende redelijcke prys buyten des Coopmans fchade verkoopen. Hier op hebben wy de voor genoemde Burgers, Coopluyden ende Inwoonders , met hare Perfoonen, Have ende Goederen, in onfe Conincklijcke Vrede, befcherminge, veyligheit ende geleyde aenghenomen ende ontfangen gelijck wy hen alle alfo veyligen ende vry geleyde gheven rn kracht defes onfes Briefs fulex flatfe vry, veyligh ende onverhindert mogen comen ende  BIJLAAGE C. ii. 1. Vrijheden en voor - rechten, aan die van Amfterdam vergund in Saxen, Engeren en Weftfalen, als mede in Lijfland. Wy Erick, van Godts genade Hertogh van Saxen, Engeren ende tot Weftphalen. Doen te weten, ende bekennen voor een ygelijck, dat wy, om nuttigheyts wille van onfe Heerlijckheden , ende tot proffijt en beneficie van de ghemeene Negotianten van Hollandt gegeven hebben, ende geven tegenwoordighlijck in cracht van defen Brieve. allen goede Coopluyden, die uyt Hollant Onfe Landen en Tollen foecken, Onfe Vrede, ende verleenen hun vryheyt met hare Goederen foo te Landen als te Water, in onfeGebiede; 't welck wy bekent |maecken aen alle de genen, die om onfentwille,yets doen ende laten willen: Voorts fullen de voornoemde Coopluyden van de goederen, hoedanich die fijn, daer mede fy lieden onfen Tollen comen te befoecken, ons Tol geven na de wyfe, als die van Hamburgh ende andere gemeijne Coopluyden van doen ende betaelen, gelijck redelijck is. Ende wanneer ymant van de voorfz. Coopluyden yets van fijn goet in onfen Lande vercopen wilde, aen den genen onder ons gefeten wefende, te borge op fekere tijt van betalinge, daer inne de gemelte Coopman, mishagen hadde, fo fal ende mach defelve Coop. man fo 't hem goet dunckt, voor 't fluyten van de coop fich vervoeghen by onfe Tollenaers of Ampluyden ende vragen of die gene fuffifant fy, die dien Coopman uyt Hollandt fijn goet afcopen wil, om te betalen op al fuiken tijdt, als hy met defelve in de coop eens mochte worden en verdragen: Ende zo het dan gebeurt dat fodanige Perfoon die hun tot de Coop prefenteert onfe Amptluyden behaeght ende henluyden dunckt, dat defelve daer toe folvent is, fulex dat op de rak van onfe Amptluyden den meergemelten Coopman dat goedt overgeeft ende verkoopt op feekere tijt, ende defelve tijt verftreeken wefende, hen als dan gecne betaalinge wordt SS*  B IJ L A A G E C. gedaen foo fal den Coopman fulex aen den voorfz. Amptluyden, 't fy wie het fy, te verftaen geven; in welken gevalle onfen Amptman aen wien hy de clachte doet, terftont met volcomen vlijt hem daer toe helpen fal, dat hem Coopman betalinge gefchiede, van den geenen die des fchuldigh is, binnen drie daghen na de clacht. Voorts willen wy, met gheheeler trouwe, gantfchelijk ende vaftelijck, den voorfz. Coopman met alle lijn goedt befchermen, bevrijden ende daer voor fpreken, daer wy connen ende moghen, wanneer ende foo dickwils hem fulex nodigh is, na alle onfe maght. Ende beloven wy voornoemt aan den vooghden van Zierick-zee, den vooghden van Dordrecht, den vooghden van den Brielc, den vooghden van Amflelredamme, Johan Huyghen van Amflelredamme, Hugo de Helt van Zierick-Zee, Aret Heften vanDuvelande,enden gemeelien Coopluyden uyt Hollandt, alle defe voorfz. dingen-fleets vaft ende onverbroken te houden; fonder argh of lift. Tot ghetuygenifle ende bekentenis van 't welck hebben ons groot Zegel doen hangen aen defen brief, die gegeven ende gefchreven is tot Lunenburgh, In den Jare na Godts gheboorte veerthienhondert en veerthien des Sondaghs na des heyligen Lichaems dagh, BIJ-  4? BIJ LA AG E D. Vergunning aan die van Amflelredamme , om een Voogd op Schonen te mogen zetten. Wy Albrecht, doorGodes ghenade, Paltzgrage, Hertoch van Beyeren , Grave van Hinnegouwe , Hollandt, Zeelandt, ende Heere van Vrieslandt, gheven een yegelijck te kennen, dat wy aen onfe lieve ende getrouwe Schepenen ende Raets-heeren van onfe ftadt Amfterdam ghegheven hebben, ende met dit hantfchnft, loo veel als ons ende onfe naerkomelinghen aengaet gheven ende vergunnen, dat fy alle jaeren, ende dat ten eeuwighen da al gheoerdeelt worden vanden Foor/preker des Konintx;  4® B IJ L A A G E D. Ghelijck opentlijck verklaert wort in het treffeliick Plae „ caet, in 'twelcke Waldemarus Koninck van Denemarc„ ken ende Sclavenlandt int Jaer 1326 heeft aen die van „ Harderwijck verfcheyde vryheden ghegheven in Scania „ aengaande de Haringh.vanck, ende Koophandel, die daer „ outs gehandelt worden. De woorden die befonderlijck „ tot onfen propooft dienen luyden aldus." Item den eygen Advocaet injcanor heeft te onderfoecken ende t oordeelen van alle ende yegelijcke klachten, verkhiïlen ende quetfuren , die de Borghers van Harderwijck onder haer fullen begaen hebben, bet en fy dat de boete van [deke auetfure haer befireecke tot bet verliefen des Levens, oft des bonts Item ijl dat iet alfo gbebeurt, te weeten, ijl dat yemant een ander dootjlaet, oft met een Sweert, Bijl, Spere Mes oft met eenlnjlrument der Wapenen [lijdende of Jmijtende fal gbewont hebben oft oock met een Pijcke, Stock/ofte met een Steen Jlaende fal een hdt ghebroken hebben, oft tot uyt Horten des bloets fal ghewont hebben, dat onfen Advocaet, die teem woordighis, ende die in toekoomenden tijt fal wefen, oord-ele van fulcke feyten. Item ijl dat yemant van de Bobben "be. fcbuldigbt een Deen voor nieuwe fchulden oft van over eeniebe voorheden jaren gbemaeckt , onfen Advocaet fal met vonnis toewijjen aen die van Harderwijck de ghemelde fijn fchulden volgende de Wmen des Landts, fonder eenighe boete, eenigbs BIJ-  BIJL A AG E. G9.I. GUNST-BRIEF Van CHRISTIERN, Koning van Denemarken, van den Jaare 1531, geevende aan die van Amflelredamme en van Holland vrijheid van vaart en handel, in alle de havenen, ftroomen, plaetfen , ende Cooplegeren , mits alleenlijk betaalende het oud gewoonlijk geufeerd Tolrecht. Wy Christiern van Godts ghenade Coningli vait Denemarcken, Noorwegen, der Wenden ende Gotthen, Hertoghe van Sleeswijck, Holfteyn, Stormarn ende Ditmarfchen , Grave tot Oldenburgh ende Delmenhorft; Doen kond (allen Luyden, dat Wy, uyt befondere gun(t ende genade, ende om de trouwe ernftigheyt ende Willighe dienften , die onfe geliefde de Burgermeelteren ende Raden der Stadt Amftelredamroe, ende andere Inwoonders 'sLants van Hollandt, ons tot defe tijdt toe in de uitreedinghe van de Schepen, hare behoeften ende andere faecken, omme ons weder te helpen in onfe Rijcken ende Landen gedaerf ende bewefen hebben, ende hier na noch trouwelijck doen ende bcwijfen mogen jende willen belooft, gegunt, belieft, geconfenteert ende by Coninckclijke Woorden valtelijck geaccordeert hebben voor ons, onfen Erven ende Nacomelingen, ghelijck Wy belooven, gunnen , believen, confenreren ende accordcereu by defen onfen Brieve, dat alle de Ingefetenen der voorfz. Stadt Amltelredahime ende Inwoonders 'sLants van Hollant, van nu voortaen vry, veyligh ende onbelet fullen mogen gebruyeken, rsct hare Schepen , Coopmanfchappen ende Goeden, alle oufe Stroomen, HaveC 5 nen,  4t B TJ L A A G E C. nen, plaetfen ende cooplegeren van onfe voorfz. Rijcken, ende Landen; gaende ende eomende daer inne verkerende, marrende, kopende, verkopende, hanterende ende Neringhe frequenterende, fo hen dat believen ende goetduncken fal. Dat oock fy luyden deur ende in defelve onfe Landen ende Stroomen fullen moghen varen ende pasferen na Ooften ende Weften, nu ende ten eeuwighen daghen, mits alleciilijck betalende ons out gewoonlijck gheufeert Tol-recht: fonder dat Wy ofte onfe Erven endeNacomelingen,henluyden ofte eenige van hen, meer eysfehen fullen, ofte gedogen geeyscht te werden by yemant, dan fy luyden van den felven Tol gewoonlijck fijn geweeft te betalen na ouder coftumen ofte Privilegiën; Ende dit al fonder prejuditie of achterdeel van onfen Onderfaten. Gebieden daeromme nu ende bevelen allen onfen Ampt - Luyden, Vooghden, Tollenaren , Burgermeelteren, Raedtmannen, Steden ende Ghemeenten, Dienaren, Onderfaten ende allen andereu , die, om onfent wille, yets doen ende laten fullen of willen, den voornoemde Inghefetenen ende Coopluyden der Stede ende 'sLands voornoemt, in contraventie defes , niet te hinderen, noch te ghedogen gehindert of befchadight te werden, maer henluyden delen onfen confente ende gunft te doen ende laten genieten in aller manieren, als voorfz. ftaet, op verlies van onfen coninclijcke hulde ende genade. Des tot meerder getuygenisfe hebben Wy defen Brief felfs geteeckent , ende met onfen Zegele gedaen Zegelen; op den vijfthienden dagh Oótober, in den Jare onfes" Heeren Duyfent vijf hondert ende een en dertigh. Was onder geteeckent. Cbriftiern. Onder ftont: ad mandatum domini Regis proprium, ende was gheteeckent, Joban Symonsz. Hebbende onder uythanghende een Zeghel in Rooden Wasfe aen een dubbelde Fraucijnen Staert. B IJ-  is BIJLAAGE C. io, 1. Gunst-bRief van ChristiAan dqn IV., Koning van Denemarken, aan die van Amflelredamme gegeeven, van den jaare 1596, behelzende eene beveiliging van voorige vrijheden en eene fchikking voor den handel op Bergen. Wy Christiaen de vierde, van Godts ghenade Koninck van Denemarcken, Noorweghen, der Wenden ende Gotthen, ende Hartogh van Sleeswijck, Holiteyn, Stormarn ende der Dietmavfchen, Grave van Oldenburgh ende Delmenhorfl &c. bekennen ende doen kondt eenen yegelijcken by defe, alfo de Eerfame onfe lieve befondere Burgermeefteren, ende Raedt der Stadt Amflelredamme door haren afgefonden Raedt ende Penfionans den Hoogh geleerden onfen Lieven befonderen Nicajium van Sylle, der Rechten Doflor, hebben doen remonftreren, Dat onfen loffelijcke Voorfaten in de Rijcken Denemarcken ende Noorvveghen de Stadt Amfterdam met ettehjcKe Privilegiën, tot beyorderinse van hare Coopmans hantennghe , jn onfen Rijcke Noorwegen, tot Bergen hadden begenadight ende daer op vlytich doen verfoecken ende bidden, dat Wy de Stadt Amfterdam tot genade fodanige hare vercreseue ende herghebraghte Privilegiën wilden bevefligen ende confirmeren, aelijck ghedaen w»s by onfer. genadighen, Heer Vader Zak. Hooghloffelijcker , Chriltehjcker ende milder gedachtenis, Koninck Fredrick de tweede &e. Dat Wy daeromme endedewijk Wy de Stadt van Amltelredammet befondere genade toe gedaen fijn ende hare Bede billick by ons geacht is: de voorfz. Stadt alle ende yegelijcke hare Privilegiën, door de felve van onfe Voorfaten, Koningen in de Rijcken Denemarcken ende Noorwegen, in 't gemelte RijckNoorwegen, tot Bergen, becomenien-  Ï4 B IJ L A A G E C. de vercregen uyt rechter wetenfchap geconfirmeert ende beveltight hebbê; edoch alfo , dat fy, naer inhout van jhet ghegeven fchriftelijckNeven-Befcheyt, den Hooghgcdag-' ten Onfen Hoogh falighen Heer Vader, op ghedane eyfch ende antwoort van parthyen ten vvederfyden, neffens de confirmatie doenmaels ghedaen exhiberen, gehouden ende verftaen fullen werden. Ende dat oock dit aen Ons ende aen onfes Rijcx Hoogheden, mitsgaders onfe Onderdanen Inden Rijcke Noorweghen, Burghers tot Berghen, ende voorts een yegelijck aen hare Privilegiën ende Vryheden niet fchadelijck zy: Beveftighen ende confirmeren vorders daer op oock fodanige hare privilegiën vermogens ende naer inhout van 't voorgemeke Neven-Befcheyt 't welck Wy tegenwoordigh aen haren Gefant, onder ons hant teycken, ende Secreet Zegel, weder hebben doen ter handen ftellen, hier mede ende in kracht defes: niet mincjer als of de voorfz. hare Privilegiën, ende 't gemelte NevenBefcheyt ( daer door de felve worden verclaert; van woord te woorde hier inne waren gheinfereert ende uytghedruckt. Ontbieden ende bevelen daer op allen ende yegelijcken onfen Ampt-Luyden, Burgermeeftercn Vooghden ende een yegelijck , onder ons bevel ftaende , die van Amfterdam fodanighe hare Privilegiën in ons Rijck Noorwegen onverhindert te laten genieten ende gebruyeken. Des 't oirconde hebbé Wy defen met onfe eygene Hant ondergheteeckent, ende ons Conincklijck Secreet Zegel hier onder doen druCken ende aen laten hangen, -'t Welck gefchict is op ons Conincklijck Slot Koppenhagen, dan xxvj. dach des maents Septembris, in den Jare na de geboorte Chrifti onfes eenigen Verloffer ende Salighmaeckers Duyfent vijf hondert ende fes en tnegentigh : Was ondergeteeckent Chriftiaen ende befegelt met een roode Zegel uythangeude in fyde Koorden. BIJ-  BIJL AA GE E. G H E D E N C K E NIS S E der dikghfiü Vatl S. Maertens Kereke van Vtrecht de welcke baer eertijts van de geloovighen ghegheven zijn. De ghedenckenifle der dihghen van St. Maertens Kereke van Vtrecht, de Welcke haer eertijts van de geloovighen ghegheven zijn. In Duierftede een Kereke genaemt Vphrica met alle aenhanghfelen, Landen, Beemden, Weyden, Wateren otte Waterlopen , Visicherijen; al dit; met tiet Eylandt ghelegen hy S. Maertens Kereke, rontotn tusfehen den Rhijn ende Leek, ende Het Eylandt ontrent Buofinhem; dat naerder de Vlecke van Ryswich, dit is al hoorende de S. Maertens Kereke Van het voornaemde Dorp liet thiende deel is S. Maertens in alle dinghen. Ende tusfehen Holanwerh ende Fregher Mahufenherti, oft dat ghemeyrilijck ghefeydt wordt Ree, dat ilt landt varï S. Maerten. In het Vlecke van Ryswich de Kerckea met de Landen toe hooren defelve. In Lothe dry Kerckeh met de Landen haer toehoorende, ende feven andere Manfen, uytgenomen de Coninglijcke. Ende in Halehein het derde deel van de gheheele Vlecke, ende noch een Manfc, die Hagabard heeft ghegheven. De Vlecke Jorhem met de Kereke, ende al de gheheelheyt is S.''Maerten?. Oock de" Vlecke Galana. In de Vlecke vVefrisfe een Martfe. In Turre dry Manfen. In de Vlecke Ubbnroon een Manfe. In Geftpipemutha twee Roeden leggen.te faemett. In de Vlecke S. Wilne een Manfe. In de'Vlecke Haltna. al het ghene dat Hartulpbus daer heeft ghehadt; en de Kereke met vijf Manfen, In Lanthem een, by de RiviereLaca, L DeEI,. P fa  50 B IJ L A A G E E. In de voornoemde Vlecke Turre een Manfe wek Kertulfus ghegheven heeft. Inllelspenni vier, ende de helft eens Manfes. In Lorec drie Manfen. In Rugrum gheheel S. Maertens. In Rumptl desghelijckx. In Wercken twee Kercken met de Landen haar toe hoorende, ende noch andere acht Manfen. In de Vlecke lodichem het derde deel der Vlecke. In Fresdore de Kereke met vier Manfen. Bunninchem geheel aan S. Maerten. Feedna desghelijckx. Nesfehort desghelijckx. Suegon desghelijckx. In Rudinhem het vierde deel der gheheele vlecke. •. Suigua desghelijckx. Marfua desghelijckx. In Lonaralaca twee deelen der gheheele Vlecke S. Maertens. In Merchishem desghelijckx het vierde deel der geheele Vlecke. In het Dorp Germepi, foo vande Landen als oock van de Weyden ende oock in Visfcherijen het vijfde deel S. Maertens. Alfoo dpek het Water Isla loopt in Bosfchagicn ende m Weyden ehde in Visfcherijen het vijfde deel is S. Maertens. In Vurdin gheheel aen S. Maerten,. In Potarnem vijf Manfen. In Walrichefichem het vijfde deel der Vlecke. In Hermefche het vierde deel der Vlecke. De Vlecke Gimele is eyghen S. Maertens. In Calmcre het vierde deel der gheheele Vlecke. In Alfua twee deelen der Vlecke. In Ikaacanhem desghelijckx. In Vilishem feven Manfen. In Marteshem twee Manfen. In Vpwilkanhem dry Manfen. In Suetam desgelijckx. in Hanatre desgelijckx. In Holtlant vier Manfen. In d'eerde Letthen twee. ïn de tweede een. In  B IJ L A A G E E. 51 In de derde een. In Rodanburg vijf Manfen» In Leghani vijf. In Lopishem twee. In Lippinge desgeljickx» Li Wardinchem dry. In Fore desghelijckx. In Foreburg twee. In Forfchate dry. In Galinghem een. In Hoftepinheri een Manfe. In Welrephinheri twee. ]n Gnrfcam dry Manfen. In Thiatliüd,de Dochter van Adelbertus met haer Soone Reginbertus, hebben gegeven wat fy hadden. In Vphnfon aen S. Maerten. De Kereke, die ghefeyt wort Holtfele, met al de aanhangfelen aan S. Maerten. In Mafalada de gheheele thiende aen S. Maertens. Ende gheheel Sumouerit. Gheheel Oftbürori. Desgeljickx de Kerke, die ghefeyt wort Valcanaburg,met al de aenhanghfelen aen S. Maertens, al ende gheheel. In Honerathoi'p gheheel. In Sunthrens vier Manfen. In Hekieré vijf» In Vabbingheni dry. In Gintaftrip twee. In Dillinghem een. In Marandi een. In lïpharadum twee. In Elfunum twee. In Wirtftüm twee. In Mafanutthon d'erve die Êlegfuiud aldaer heeft ghehadt oft fijn beftttinghe fchten te wefen, heeft het al gegeven aen S. Maerten. In Ler drye. In Rulinghem drye. In Huftingeft drye. In Litlongeft drye. In Langöngefi een Manfe ende een half. In Honarathorpa de helft van de gheheele Vlecke * ai JD 2 wat  51 B ÏJ L A A G E E. wat Erulphus ende Radulphus daer ghegheven hebben, ende voor erve ghehadt hebben. In Rothulfvashem de helft van de gehecle Vlecke is S. Maertens, ende daer en boven d'Erv'e van Aldburga, wat fy aldaer gehadt heeft. De Vifcherije, die Gerulfus heeft in d'uyterfte deel der riviere van den Rhijn, het fefte deel hoort aen S. Maerten. In Helfem vijf Manfen. In Osbragttushem twee. In Hosleniaholta drye. In Lux drye. In Hottfagnern vijlf. In VVeftfagnem gheheel, uyt-ghefondert twee Manfen. In Scata twee. In Offrithcm Taglinthos het derde deel, ende fes Manfen. In Luisna vijlT. In Warmolde drye. In Osresgeft. In Polgeft twee. In Hufmesgeft drye. In Oflem twee. In Wiikenhem met al d'aenhanglelen S. Maertens. Desgelijcx in Burem met al d aenhangfelen. Ende in Taglingi desgelijcx al S. Maertens. In Brochetn twee. In Limbon de Kereke met thien Manfen. In Northgo leven. In Lethem al ende geheel S. Maertens met de Warande*} ende al de byligghende Landen. Desgelycx Axmeri. Scota geheel S. Maertens. lil Haralem drye. In Velefarh geheel aen S. Maertens. In Swattingaburim thien. In Scranafok thien Manfen. Vannapin geheel aen S. Maertens. In Hex twee. In P>redhem drye. In Batehem twee. In Lande! drye. In  B IJ L A A G E E. 55 In Beinhem fes. In VVefterburghem vijf. In Oflerburchem twee. In Brochcm een. ïri Cunulfhem dry. I11 Godelfhem twee. In Pifchem een. In Ganga feven. In Guifingo geheel aen St. Maertens. In Windrmundum vijf. In Hufidina drye. In Lidum twee. In Vagarafelda twee. In Edefthorpa drye. In Pathem twee. In Suthufum geheel aen S. Maertens. In Haragutr. drye. In Snthrem twee. In B'ectinghen twee. In Scoronlo vier. In Bergum vijf. In Bemetfelda twee. In Camthorpa een. In Beccamburen een. In Vranlo een. In Texle het derde deel S. Maertens. In Wiron twee deelen des gheheelen Landts S, Maertens met de Kercken der twee Landen. Ende in Varoth desgelijcx. Het thiende eock der fchepen, die aldaer door de Hormende Tempeeften gedreven worden ende der vindinghe toe behoort want daer en is gheen tol. Oock van de Tollen, ende van de Coopmanfchap ofte Van wat zyde tot het Conincklijcke deel het recht des Princen Domeynen moet fchattinghe eysfchen de gheheele Thiende is S. Maertens. „ ' ". • Desghelijckx van het tribuyt welck ghenaemt wortHullotho. In Weromeri de gheheele Visfcherij e. 'Ende in Uteromeri d'nytfpreydinghe der Netten , welck ghefeyt wordt Tragal gheheel, ende de helft der Visicherïie toe behoort aen S. Maerten. In Dalmerfchc de gheheele visfeherije is S. Maertens. ' ■ D 3 «1 til  54 B IJ L A A G E E. In Gelzewaldt in de Riviere Fennepa de gheheele Visfcherije is S. Maertens. In Amuthom leven Were om te'visfchen. In Almere de Conincklljcke Thiende van de fchattinghe, die genoemt wordt Cogfcult, In Nesfe de Vlecke met de gheheele Visfcherije, De Thiende oock in Almere van de groote Vifehnetten is S. Maertens. Maer nu die ander neghea deelen, fijn eygen deelen van S. Maertens, Maer oock een ander Visfcherije inde Riviere Fecht, is gheheel aen S. Maertens , met al de Ilaeude Wateren, daer omtrent ligghende. Ende al de Wateren in Niftarlaca met de heel Visfcherije fijn S. Maertens, Van Wiron in Alintlo een heerlijcke Manfe, met 't landt daer meri fout maeckt, lijn S. Maertens., met de Slaven woonende in de felve Vlecke der wekker namen defe fijn; Jolkrik, Hóffo, Rebbald , Sagger, Thietmet , Redger, Reduif, Smath, Rcgincrd, Saxbracht Aldo, Ricbald, Dk, Wibald, Tibbo, Huno Wilfbold, Aldolf, Gelduif, Hiidulf, Gatbald, Garhelm , Betto, Sagger, Inorbald, Oslef, Osbrult, Tatto,Ido; Al wat die ghehadt hebben, dat is nu ghereeksnt in twaelf Manfen, van welcke IfcpjjQ «en heeft. In Northanheri fes. In Ludingem, ende In Stene fes. In Humido dry. In Eddinghen fijn dry Manfen des Coninckx. Ende al datter over blijft is geheel aen S. Maertens; daer uyt worden twee ende dertich Manfen ghemaeckt. In een plaetfe, ghenaemt Beoftam Weftanne vijf ende twintich Manfen. In Strude festich ende twaelf Manfen; die gheweeft fyn der Heylighen Godts Martinus, Bonifacius, Willebrordus, Lindgerus, Lambcrtus, ende des Heeren Coninckx. In Baute, Abbo, Aldehrafam, Trudhalf, Lindrad, Garbard, Siburg, Refnulf, Bulo, Forkolf, Garburg, Saxbaldt, ende fijn Broeder die ghehadt heeft Tbanburga, defe fijn S. Maertens, met het Landt, dat fy gehadt hebben in Witmundhem derthien Manfen. in EUunthem twee Manfen.  B IJ L A A G E E. 55 In Wemminghe vijf Manfen. In Landiage dry. In Weftarburghein vier. In Oftarburghem twee. In Beverhetn acht. In Lithum drv Manfen. In Rothalnasfem , welck nu gefeydt wort Rinasburg, dérthien Manfen, fijn S. Maertens; der erve van Radulfus ende Aldburga, die fy aan S. Maerten ghegheven hebben; ende de Manfen ligahen Binortanflieta. Maer de Sitltedeirvan Oftkdens worden ghefeyt Bifitanflieta, in de welcke de voornoemde oock ghewoont hebben. Gutha heeft in Beuorhem ghegheven een ongewijde Kereke tot recht ende heerlijckheyt van S. Maertens, op fukka conditie, dat naer de vvijinge der felver Kereke de Thiende fouden shegeven worden aen de voornaemde Kereke, van de Vkcken'die aldus guenoemt worden, Beverhem. Gislehem. Hegginhem. Schulpuldhem. , Daer en boven fijn Slaven van den H. Martinus, by r-elifum Tetta ende haer Soone, Abbo ende fijn dry Dochteren Belto, oock ende fijn Sufier, ende oock Frithefnjund; ende fijn Sufter Armburg met haer kinderkens. In Tiet alle Kercken fijn S. Maertens ende des geheelen landts dat de Coninck hoorde het derde deel is S. Maertens. Behalvcn ander Landen die de gheloovighen Chnftenen gheeeven hebben tot fijnder liefden die al t'famen onvernielt gebleven zyn tot de tyden van faligher memoden, Othilboldus, Bisfchop, in wiens tijden oock was een Priefter Sibrant grfenaemt, die door des voornoemden Bisfchops bevel, regheerde alle de Kersken in dat felve Eylandt Texle; wiens Broeders waren genaemt Othravam, Linthravam. In Northwalde de Conincklijcke en Thiende gelijck in andere plaetfen. Ende daer en boven Accaftorp is gheheel aen S. Maerten. T11 Medemelake de Conincklijcke Thiende. Ende ghelijck de wateren begrepen worden, die genaemt worden Winwaerfiet. Ende oockFrefionowick is geheel aen S. Maerten, in Landen, Waranden, Weyden, Wateringen ende Viskheruen D 4 B IJ-  1« B IJ L A A G E F. Placaet beroerende 't visfchen mee vluwen ende volgerye , op de Maze vanden Putten voor de Loene. In date den i 7e. No» vember i 551. (Groot Plac. B, Vol. 11. blz, 2065. en volg.) Onfen Lieven ende beminden die Stadthoudef Gene-* rael, die Eerfte ende andere Luyden van onfen Ka-* de in Hollant, Zeelant ende Vrieslant, Saluyc ende dileétie, Alfoo tot onfer kennisfe gekomen is , dat vete ende di-. verfche Perfoonen hen vervorderen te visfchen met Vlu» wen ende volgerye opter Maze van den Putte voor de Loene, twelck ia van den Wefterfchen Hoofde der FJaven van Rotterdam tot in den,Diepe van der Zee, fon* der des confent ghenomen te hebben van onfen Vroon-> meefters, Rentmeefter van Vroon e («), ende dat ergeris vorderen. hen oock den Vroonvifch die fy aldaer van* gen te verduylteren , ende niet te brengen ten Afflage, ter plaetfen daer wy onfe behoorlijcke Vroon recouvreren mogen (b)3 dat ons niet en ltaet te lyden, Soo i s-y dat wy tot confervatie van onfe Domeynen ende hoog-» heyt (c), ende omme ghetijeke ende andere fraudert te (a) Confent ghenomen ti hebben.] Het visfchen is dan 4oor de Graaven aangezien als een recht 't we k zonder hun verlof niet geoefend mogt worden: en waar van zij de oefemng niet toelieten dan onder eejs zekeren laft. - ('b) Recouvreren mogen.] Daar zijn dan al vroeg plaatfen tot den at'flag en koop van vifcb beltemd geweelt, he{ welk nog verder af te neemen is u:t Bijlaage G. ($) Bomeynen ende Hoogbeyt.] Twee zaaken worden hier aangeduid; de inkomfteri van den Graaf; en bet recht fin den Graaf» dat niemant zonder confent mogt visfchen, ',  B IJ L A A G E F. 5? te verhoeden , by rype deliberatie Van Rade gellatueert ende gheordynneert hebben, ftatueren ende ordonneren by delenst gunt hier nae volght. In den eerften, dat niernant wie hy fy, met geene Schuyten ofte Schepen, met Netten en fullen moge visfchen opte Maze. vande Putte tegeus tWefterfche Hooft van de Haven van Rotterdam voorfz., tot inden diepte van der Zee, of fy en komen eerft ende alvooren by den Vroon - meelter, ofte fyne Gecommitteerde , ende doen hem opfchryven , op die verbeurte van Schuyt, Schip ende Netten, ende fal den felven Vroon - meefter mogen aenvaerden defelve Schuyt, Schip ende Netten van onfen wegen , tot profijten van t Vroon. Interdiccerende ende verbiedende voorts , dat alle Visfchers dryvende op der Maze binnen die Limitcn voorfz. fullen gehouden wefen heuren Vifch die fy gevangen fullen hebben te brengen ter Plecke daer de voorfz. Vroon-meelter van outs gecoultumeert is fyn Vroon 'tontfangen, te weten binnen Rotterdam, Schiedam, Delfshaven of Vlacrdingen: Ende fullen ghehouden wefen den felven heuren Vifch aen te brengen dén Vroon - meefter elk in fyne Plecke, omme den felven by deu AOlager afgeflagen te werden, te weten, binnen Rotterdam 'smorgens te negen uyren; ende 's achternoens te vier uyren, ende op Delfs-haven op den gewoonelijcke tijdt foo de getyden 'ghelegen zijn. Ende hoe wel wy mogen nemen te Vroane foo vele als tons gelieft (rf), foo fullen de voornoemde Visfchers gehouden wefen van alle Vroon-vifch, als Steur, Salm, Zeebont, Bruynvifch ende Elft, te betalen den feiten penningh, ende dat gheduyrende tot onfen wederleggen, ende fullen haren voornoemden Vroon-vifch nergens op eenige Uytwegen als aende vijf Sluyfen , of elders op der Maze mogen verkoopen, noch ergens ontvoeren , anders' dan ter Plecken daer men ons Vroon sis Heeren van Voorn gecoftumeert is 't ontfangen , op de verbeurte van twintich Carolus Guldens, ende boven dien daer af arbitralicken gecorrigeerr te worden naer ghelegentheyt van der faecken , foo dickwils als 'tfelve ghebeuren fal, Eude in gevalle 't felye gebeurt of ghedaen wert by eeni- (d) Soo vilt als 't ons gelieft.] Dus een onbepaald iecht, over bet welk de Graaf willekeurig konde befchikken, i>5  •58 B IJ L A A G E F. eenige Dienaers dryvendé metten Volgen buyten weten van heure Meefters, foo fal men nochtans de felve boete ver» xhalen aenden Meelters met hecrlijcke executie vanden Dove. Noch foo lullen alle Visfchers dryvende onder tfelve Vroon ghehouden wefen te dryven niet goede Schuyten, Want ende Netten: Oock dat niemandt des Winters, tiidts fal mogen dryven met Somer-want geduyrende den tijt van den Cavel, ende dattet felve Want fo wel s' Winters als Somers eer fy cayelen lullen, fal gheviüteert welen by den Vroon-meefter of fynen Gecommitteerden, ter prelèntie van eenige Visfchers, of andere hen die» verftaen. de, die defelve Vroon - meelter daeitoe kielen fal. Ende in ghevalle by den Vroon-meefter ofte fyne Gecommitteerde, bevonden wort datter eenige Visfchers dryven fouden mer quaetVvant belettende den gheenén die met goet Want fouden mogen dryven , ende tfelve hem byjden Vroon-meefter verboden lijnde , ende niet tegenltaende t felve verbodt noch hem vervordert te blyven dryvende met fyne quade Schuyten ende Waht , fal verbeuren het eerfte dat hy daer van bekeurt wert van den voornoemden Vroon-meefter, of fynen Gecommitteerden, twee Carolus Guldens, ende boven dien gheroyeerd werden uyt fynen Cavel , ende niet meer mogen cïryven ten zy dat hy eerft ende alvooren veriien wert van goet Want. Ende fo de Visfchers gecouftumeert zijn altijts tot twee reyfen 'sjaers te cavelen , ten fcynde dat elck mach weten fynen cavel foo en fal nochtans den felven cavel van nu voortaen niet meer ghefchieden dan in prefentic van den Vroon-meefter, of fynen Gecommitteerden. Ende fo wie inde Winter-cavel aengecavelt is, fal ghehouden wefen fynen cavel geheel uyt te dryven van verfwooren Maendach af tor onfer Vrouwcndach in Maerte, op de peyne van drie Carolus guldens, ende van fijn Schuyt ofte Want ende boven dien, dat hy in den cavel daer "naer niet meer aengecavelt en fal werden. Ende alfoo hen dickwils vervorderen feeckere vreemde Visfchers komende van der Heye ende Scheveninge dryvende inde mont vander Maze , ende oock binnen der Maze ende eenige andere van der Lccke, Cvimpeti of elders, te dryven niet heuren Volgen op der Maze foo voor den Briele als elders daer ontrent, fonder dat fy gecavelt, noch by den Vroon-meefter of fynen Gecommitteerden inne ghefchreven siin, ende varen heuren Vifch in eenige Plecken daer men geen  B IJ L A A G E F. 55- geen Vroon en geeft; ooclc dat defelve vreemde Visfchers of andere die inne gefchreven zyn als vooren , dickwils heuren Vroon-vifch verkoopen op der Maze, die Bierfchepen , Heude Schepen , of andere varende in Bra, bandt , Vlacnderen of in Zeelandt , jfondey den Vroon-, meefter daer eenigh Vroon van te betalen. Soo is 't dal men ordonneert , beveelt ende authonfeeft, mid?s deefen den felven Vroon-meefter ende fyne Gecommitteerden, dat hy tot allen Plaetfen waer hy die felve Pcrfoonen mach achterhalen, fal mogen arrefteren (ende is't noot) vangen , ende den Officier overleveren, of by den Officier van der Plecken doen vangen ende aenvaerden als verbeurt hare Schuyten , Netten , Want, ende Vifch, fulcks als hy die fal mogen achterhalen. Ende lullen defelve Visfchers ende oock den Koopers die foo achterhaelt fullen'wefen, noch oock boven dien elck verbeuren tien Carolus guldens 't elcken reyfe, daer al" d'een helft hebben fal den Officier die defelve fal arrefteren ofte apprehenderen ende boven dien arbitralicken daer van ghecorriceert te werden ten exemple van alle andere. Ende in gevalle eenige Visfchers dryvende op heure cavele wetende d'atter eenige vreemde Visfchers komende dryven fonder gêcavelt te wefen ende t felve de Vroon - meefter of fynen Gecommitteerden niet te kennen geven fullen 't elcker reyfe felfs te«ens den felven Vroon-meefter verbeuren drie Carolus guldens ende daer na niet meer te mogen dryven noch visfchen. Omnic te verhoeden het bedrochdatghebeuren mag in 't verkoopen van de Vroon-vifch fonder daer af ons behoorlijcke Vroon-recht te betalen, foo wert geordonneert, dat alle Visfchers inne gefchreven zijnde by den Vroon-meefter of fynen Gecommitteerden om naer Vroonvifch te dryven, die haer Vroon-vifch verkoopen in eenige andere Plaetfen, dan daer fy inne gefchreven ende afgevaren zijn fullen gehouden wefen den Vroon-meefter daer fy afgevaren zijn tè brengen behoorlijck befcheyt ende bethoon van den Vroon-meefter daerfy heuren Vroon-vifch verkocht lullen hebben, dat aldaer het behoorlijck recht van t Vroon bv henluyden betaelt is, op peyne elcke reyfe te verbeuren drie Carolus guldens, ende voorts dat den Afïlager ghehouden fal werden fulck Regifter te houden dat de Keyzerl. Maiefteyt ende de Visfchers, tot allen tyden mogen wern rat Vroon-vifch datter afgeüagen ende verkocht fal  6a B IJ L A A G E f. zijn, den name die defelve gheleve.rt fal hebben, op wat dach ende den prijs van den felven Vifch. Ende indien 't bevonden vVerdt datter eenige Volgers koomen tot Rotterdam ter Marct ende feggen tot den Afllager dat heuren Vifch ghevangen is op 't buyten - Vroon, ende narnaels bevonden wert dat hy gevangen is in 't binnen-Vroon , fal verbeuren t'elcker reyfe dattet fulex bevonden wert. twintigh Carolus guldens ende daer en boven arbitralijcken daer af ghecorrigeert ten exemple van een ander, alle welcke Poinélen ende Articulen wy willen onderhouden ende geachtervolgt hebben. Laften daerom ende bevelen u dit te doen publiceren ende uytroepen in topenbaer daer 't van noode wert, ende mcu gewooiilick is gelijcke pubjicatie te doen , fulex dat niemant des ignorantie pretenderen en mogen, ende die Overtreders ende Transgresfeurs gefixaft te worden, fulex als boven. Van twèlek te doen , wy u geven volkomen macht ende fpeciael bevel mits defen. Ontbieden ende bevelen allen onfen Rechteren, Officieren ende Onderfaten dien dit aengaen fal , dat fy u in dit doende ernlïelijcken verflaen ende obedieren , want ons alfoo gelieft. "Gegeven inden Hage onder t Zegel Van lullicie hier onder op tfpatium by forme van Placate gedruckt opten 17. November Anno 1551. Onder (tont gefchreven , By den Keyfer: Ter Relatie van Syne Maje-' fteyts Stadthouder Generael, d'Eerfte ende andere van den lUde in Hollant. Ende geieyckent I. Dam. BIJ-  *1 B1JLAAGE G. Brief van Graave Willem den IV. raakende den Vifch - Stapel te Naerden. Hertoghe Willem van Beyeren Grave van Hollant, va« Zeelandt, Heere van Vrieslant j, ende verbeyder der Graefi'chappe van Henegouwe doen condt allen luyden, want wy onder onfe lieve oems Grave Willems, die Godt genadich fy, brieven en Regiller ghevonden hebben eene opene brief ghemaeckt ende gheordoneert is by den ghemenen Raeden doen ter tijden ende om oorbaer, ende profijt onfes ghemene Lants roerende onfe Stede van Naerden ende fprekende van woorde te woorde, als hier nae be* fchreven fiaet. „ Wilhem Grave van Hinegou , van Hollant, van „ 'Zeelandt ende Heere van Vrieslandt, maecken condt al„ len Luyden, dat wy by onfen ghemenen Rade over een „ ghedragen fijn om onfe oorbaer ghemenen Lants ende „ fonderlinghe by Heer Dirck van Brederoede, Heer Sy„ mon van Theylingen, Heer Willem van Ontshoorne, ., Heer Iacob van Bmckhorit, Heer Floris van Boeckhorft, „ Ridderen, Willim Cufer, Gerrit Heyndrijckfen, ende . „ Gerrit Aclewijnfen , dient wy fouderlinghe bevoelen „ hadden ende hebben een Vismarckt van allen den Vis„ fchen die men landen fa! in alle onfen Landen van Hol„ landt ende van Ivmncmerlandt ende van Vrieslant gheleyt „ hebben in onfen Stede van Naerden in alfulken rech„ ten als hier nae ghefchreven fiaet. „ In (a) Alfulken rechten.] Hier uit blijkt, i. Dat ie Graaven de oefening van het visfchen aanzagen als fpruitende uit een recht bun alleen behoorende. 2. Dat zij uit krachce van dat recht zich bevoegd rekenden om ten aanzien van het visfchen en verkoopen van vifch zoodaanige fchikkingen te ■ niaaken; als zij begreepen oorbaar te zijn. 3. Dat 'er een ' Vifcbmaikt te Kaeiden is jclegd, en wel van alle visfchen, di»  Mfe B TJ L A A G Ë G. „ In den eerden falmen 'onS gheten van elcke hondert „ worpen Cabbelliaus acht talwaerdighe Kabbeliau vis>5 fchen ende wat beneden les worpen is en fal niet geven ende daer fes worpen fijn die fullen een halven vis geven „ ende twaelf worpen eenen heelen vis ende desghelijckx nae dien de worpen vallen. „ Item van een hondert Schelvrsfchen twee Schelvis„ fchen ende des falmen tellen voor elck hondert vis, ,, vyff fnefe ende eenen half. „ Item van elck tal wytincx vier witighen ende des fal„ men tellen neguen Ihees voor een tal. Item van elck tal braefems vier braesfemen ende negen fnees voor een tal. „ Item van elcken talie Aels twee worpen. „ Item van elcken talie Schollen vier Schollen negen fne* „ ie voor een tal. Item van elcke hondert fuoecken een fnoeck. „ Item van elcke hondert karpers een karper. ,, Item van elcken tal harincx vier haringhen ende ne„ gben fnees voor een tal ende vier haringen (£). „ Ende waer dat faecke dat yettiandt deefe vis laeken „ wonde, als hy aen de marckt quam, dat hy ouder waer „ dan hem de Coopman vercofte, dat foude de Coopman „ houden met eede ende woude de Coopman des niet, foo „ foudet opten telre comen ende dat te feggen by fijnea „ eede ende van allen versfchen goede foo fal de Coopman f»jn gelt hebben opten felfden dach dat hy uytlevert, ende van lonten goeden (c), opten anderen dach, , ende foo wie van defe voorfz. faecken den anderen beH commeren woude, foo foudemen hem opten felf- „ den die men landen zal in Holhnd, . Kermemerland, en Vriesland. 4. Dat de Stad Naerden in dien tijd redelijk in aanzien moet geweeft zijn, vooral met betrekking tot den vifcahandel. (&) Ende -nier baringen?) Uit de bepaaling van 't geen wegens den vifch aan den Graave moeft opgebragt worden, ziet men welke vifch in de veertiende eeuw het meefte gevangen werd, en aan den Graave opbragt: en op wat wijze aan het recht van den Graave voldaan moeft worden. ( c ) Souien goeden. ] Een blijk van koophandel in zoutea Yifcb.  B IJ L A A G E G. 63 „ den dach Pvecht doen tusfehen tweerman taecke (. holl. Dit is 't recht van der Zee tordrecht ende van der Zee incoemt. Een tonne vlas ij $ , een haltie tonne j §. een tranel ton vlas iiii drs holl. Een boedem was iij inghs. Een tonne fcoens bonts weres xij Een rode ton "bonts weres vij Eén last harinx of buckinx iiij drs holl. Een hoet terwen of rogghen j dr. holl. Sonder die van Oestlant gheuen van eiken hoede coren. alfoe veire als fi mer enen tol en gheuen in 's Grauen land gheuen van eiken hoede iiij drs holl. Van eiken fcippont cabelgarens ij drs holl. Van eiken hondert wagenscots iiij drs holl. Van eiken doerbalcten fcepe te fciptolle elc man dier goet in heeft ij gl. des fi ut eens Heeren lande niet en siin. Van eiken last fmeers ij 15 holl. „ Van eiken last asfehen, pee, terre en bier ij 6 holl. Van eiken hondert monden iiij drs holl. _ Van eiken 'kip visch ende v coppel tkip iiij. drs holl. Van eiken hondert boghe houts viij drs holl. Elke xxx. bonde voer een tonne vlas ij Elke tonne fmeers iiij drs holl. Van eiken decker bocu&lle ij drs holl. E 4 -Bm  £ IJ E A A G E K, Elke meeze copers viij drs holl, Een bale becken xix drs holl. Een cleen hor.dert 'fparren pij drs holl, Elc hondert (lengen yiij drs holl. Elc hondert Kercfparren xij drs holl, Enen cleinen mast ij drs holl. enen groten mast, yüij drs holl. enen kocghe mast iiij <(5, holl, Van eiken ponde linwaets ij ü. holl, Van eiken hondert zouts dat men ter zcewacrt voer| Xij drs hqll, Van elcken hondert laken dat fi coepeu ende ter zeewaert voeren iiij drs holl. R IJ L A A G E Ké Giftbrief van Willem Graave vaq Henegouwen, en van Holland; vaq den jaare i 300, by welke Vryheid van Tol word vergund aan allen dep Coepludevan Qestlande, Willem Grave van Henegouwen , van Hollant , van Zeelant ende Heere van Vrieslant, maken cond en-! de kenlic hem allen die defen tegenwojrdegen brief fullen fien of hoeren leien , dat wy gegeven hebben ende geven allen den coeplude van Oestlande die met haereii comanfcepe die zy bider zee in onfen lande brengen , ende geheelre last opcocmen tot onfer porte van Dordrecht, dat zy tollen vry wefen tuilen van allen guede dat zy dair brengen. Ende waer dat fake dat zy na «er tijt, dat zy jn onfen lande comen waren haren Jast braken eer zy t' Dordrecht quamen foe. fouden zy geven tollen al fulc als zy tote noch gegeven hekben, ende van al fuiken guede als zy weder eoepen bijnnen onfen lande , dat fal bliven ftaen' tote alfulke rechte alset tot noch geftaen heeft, ende dit fal gedueren vier maenden na onfen wederleggen s in orconden delen brieven befegelf mit onfen fegeL Gegeven tot Dordrecht, des maendacchs na Meydaghs int jajï Qi\sHeren M,CCC, ende ctortiene, ' Bik,  73 B IJ L A A G E L. Sententie van Isabella van Bourgon» dien en Haare Raaden, tegen die van Dordrecht by contumatie* geweezen , inhoudende, dat de Keur van den 23. October des jaars J432. raakende de Maagtaai van Schepenen , te niet fal zijn; dat zy den Graaf zyne Erfrenten zullen betaalen, den Kroon te reeker nen tegen veertig Grooten het Pond; dat zy beteren zullen de ftrafFe den Munteren, die te Zevenbergen gewerkt hebben , aan« gedaan; dat zy den Graaf zynen Tol zullen laaten gebruiken ; dat zy geen Landpoorters meer' zullen houden ; noch geen geboden en bevelen in Zuidholland doen; dat zy beteren zullen 't gepleegde tegen den Schout van Geertruyden' berg ; dat het Burgemeefterfchap der Gemeente zal vernietigd worden ; dat zy zig niet meer' zullen E 5 on-  n B IJ L A A G E L. onderwinden om , uit kragt van eenige Privilegiën, den Graaf het moeren te betwiften dat zy niet meer verbieden zullen het uitvoeren van Turf uit Zuidhollant; ook geen Excijns vorderen van het Bier, binnen de twee Mylen aan de Stad komende; dat zy beteren zullen de befcherming aan eenen valfchen Munter verleend; dat zy betaalen zullen hun aandeel in <3e tien- en vijfjaarige beden ; dat zy die van Zuidholland niet verbieden zullen hun deel daar in op te bfengen; noch hen bevelen van hun Koorn alleen hier ter Markt te 'brengen; dat zy vergoeden zullen de fchade, aen 'sGraavcn Tollen, en zyne Onderzaaten toegebragt, door het fluyten der Stroomen, in den Oorlog met de Gelderfchen en Bovenlanders; gelijk ook de verfcheiden aenhaalingen van Schepen , toebehoorende aan Poorters van Schiedam > Schoon- ho:  B IJ L A A G E L. 75 boven 9 Gorinchen, Wezel, Bommel , en anderen ; mitsgaders de Zeefchuimeryen op de Zuiderzee; het dwingen van een Bailliuuw van Zuidholland , om den Steenwaarder wedden en klederen uittereiken; en eindelijk dat de Sententie van Aalbregt van Beieren, tegen het Stapeiregt, zal beveiligd blyven. Isabel, dochter des eonincx van Portugael, by der graiden Goids , Hertoginne van Bourgogne, van Lotharingen , van Brabant ende van Limborch, Graevinne van Vlaenderen, van Arthoys, van Bourgonge, Palatine van Henegouwen , van Hollant, van Zeelant ende van Naemen , Marckgraevinne des Heyligen Rijcx, Vrouwe van Vrieslandt, van Salinis ende van Mechlen, macht ende 't gouvernement, hebbende van mynen Heere den Hertooge, in fyne abfencie fijnre Lauden van Hollant, Zeeluit ende Vrieslant voornoemt: allen den geenen die deefen brief fullen fien off horen lefen, faluyt ende dilectie. Alfoo wy by mynen voorfchreven Heere weefende deufelven mynen Heere dachten aengekomen fijn , tegendraegende den Burgermeefteren , Schepenen ende Inwoonderen fijnre Stede van Dordrecht, in fulcker vormen ende manieren als hier nae ten vollen verclairdt is. Eerst dat die voirfchïeven, van Dordrecht, feeckere keure gematckc hebben dat niemant in den Gerechte aldair weefen en lal, die eenige anderen in den Gerechte wefende, van maechfcappen afterfte lit is olf nairdre, daer aen fy mynen voirfcreven Heer groot onrecht doen, ende oick ter contrarie van horen privilegiën die fy hebben van Coninck Willem , 't welcke inhoudt, dat mynen Heere tot wat tulen als him dat selieft« affetten mach't gerechte aldair, ende in die fte-  7»), ende tot Dordrecht gevoerdt een fcip (in) Genomen.] Deze lijst van feitelijkheden, gepleegd door eene ftad op de inwoonders van andere fteden en aeweften, kan ons een denkbeeld geeven, hoe het in deze F 3 laife  BrjL AAGE L. fcip gelaeden met koirn , dat de voirfcreeven van Delff hadden doen comen uyt hoirs felfs landen ende erve , dat fy hebben in 't landt van Stryen , om dat defelve van Delff uoir fcip ende goet niet en brochten ten ftaepele tot Dordrecht, daer aen fy gebrueckt hebben, ende dat fculdich fijn te beetren. Item de voirfcreeve van Dordrecht hebben gecooren vijf capiteynen , by den wekken viven ende oick mitten gilden, fy hoir faiken gehantiert hebben, ende niet by den Gerechte, als fy fculdich waeren te doene, oick meede , foo en hebben fy niet willen ontfangcn Willem van Befoyen voer hoeren Scoudt, die hun luden van mijns Heeren weegen gelet was, mer hantieren hoir rechte mit enen anderen, die fy felve gefield hebben, an welcke faken fy grootelijck gedaen ende gegaen hebben teegen die hoicheydt ende heerlickheydt van mynen Heere , ende fijn dat fculdich te beeteren als boven. Item fy hebben Willem van Braeckel gebannen uit hoer fteede, dat immer niet behoirdt , aengefien dat die felve Willem in dien tyden uyt was, ende'in den dienfte van mynen voirfchreeven Heere , 't welk fy oock fchuldich fijn te verrichten ende te beeteren. Item fy hebben mit vonuisfe bedwongen, mijns Heeren Bailliuw van Zuydthollandt den fteenwairder tot Dordrecht cleederen en wedden te betaelen , fonder dat defelve fteenwairder, dair off eenige brieve heeft van mynen Heere, off fijn Voorvaederen, by den wekken mynen Heere dair inne gehouden foude weefen, 't welk fy fculdich fijn te beeteren als booven. Item ende hebben defelve van Dordrecht, nae dat fy alle hoir faken gehantiert hebben ende die firoomen geflooten als voirfchreeven fiaet, die felve firoomen alst hun goet dochte, ende van horen faektn niet te boven coomen en mochten, weder up gedaen ende ontflooten vrecde ende beftand genwickt "mitten voirnoemde van Gelre ende van Cleeve , ende coipluyden van fonder minen voirfcreeven Heere dat eenichfmts betey:kent te hebben off laeten weeten ende fonder finen oirloff, ende dat doende, foo en heb- hnden met de algemeene vrijheid der ingezetenen zom« wijlen r*eftaan heeft-,- en wat rrien te wachten heeft, waanneer tene ftad een groote overmacht boven de andere fteden verkrijgt.  B IJ L A A G E L. $7 hebben fy oick niet gewacht 't recht ende aftie van den. felven minen Heere, dat hy hadden of hebben mochte, up de voirfcreeve van Gelre , Cleeven ende Coelenaers ter caufen van den voirfcreeven oirlooge, fcaede ende achterdeele , die hy dair op gehadt ende geleeden hadde an fijnen tollen, ende anders, by denvvelcke fy grootelick misdaen ende gebrueckt hebben teegen die hoicheydt ende heerlickheydt (») van mynen Heere, ende fijn IculdicU wael te beeteren. Up alle die, welcke bedachten de voirnoemde van Dordrecht, veel dilayen ende venrecken genomen hebben , fonder cenichfints hun te willen laten ende verftaen, defelve bedachten, begrypen, ende bruecken te verrichten ende te beeteren, dat geweefi is , ende noch is in verfmaedenisfen van jufiicien, ende vermmdernisfen van mynen Heere fijnre hoicheydt ende heerlijckheydt, ende noch mer foude up dat die correcben ende punicie up defelve van Dordrecht noch achterbleeven ende vertoogen worden , ende wandt wy dat langer met laeten noch lyden en willen. Soo ift, dat wy, die by mynen voirfcreeven Heere, in deefe fijn landen geleynt lijn , mit volre- macht, om te verftaen totter jufticie van dien , ende tot allen anderen faeken, die om die eere ende waelvaerdt van den felven mynen Heere ende fijn landen gefeyt fouden worden oirbairlijck ende reedelijck gedaen te weefen op de voirfcreeve bedachten, mitsgaders die Ridderfchap van den lande van Hollandt, ende eensdeels van Zeelandt, by haeren raede ende goetduncken, hebben doen daegen tot drien Honden, ende waerften de voirfcreeve van Dordrecht voir ons te comen in den Haege, om hun te hoiren ende verantwoirden Co)» UP die voirfcreeve bedachten, off anderfints, ende in gebreecken van dien te procedeeren met coritumacien, ende voirdt te vairen in fententien up de- (n) Tegen die hoicheydt ende heerlickheydt] Eet recht van vrede te maaken aengezien als een recht den Graave alleen toebehoorende. (o) Om hun te hoiren ende verantwoirden J W esnalven ae Graaf geen wraak maer recht wilde oeffenen , en de befcbul* digde ftad op eene formeele wijze in haere defenfie hooren; niet willekeurig noch eigendunkelijk maar bij raade en goed; dun en van de Ridderfchap. F 4  «8 B IJ L A A G E L. defelve van Dordrecht, om der faeken ende faïten willen begreepen in den voirfcreeven bedachten, alfoo ais wy by raede ende goetduncken ' van den Ridderfchap voirfcreeven bevinden fouden, van reeden vveege, dair toe dienende ende beboerende , tot welcke daegen den voirnoemde van Dordrecht, aldus beteyckent weelende, by den voirfcreeven daegingen , fy tot geenen van dien gecomcn en fijn, noch iemande gefeynt en hebben van hoer weegen volkomelicken gemachticht ende gefondeert, die voir hun compareerde, mair fijn iri delfaute TCÏlich ende gebrceke gevallen, ende dat meer is, de voirnoemde van Dordrecht hebben den geenen die dair getoog^n waken , om die tweede daeginge te doen, gedreyeht, fulcke anxte ende vreel'e aengedaen , dat die felve daiginge niet foo openbairlijk gefchiet noch gedaen en is, als 't wad behoirlick «nde nopt geweeft hadde, want fy die booden van mynen Heere ende ons veele misdaeden, ende foo veel, dat wy hebben moeten ordineeren de leste ende derde daeginge te doen tot Rotterdam , die welcke aldair openbairiyek gedaen is, ende overluydt mitter clocken llach, ende oick ter fteeden ende plaetfen dair men aldair gewoonlyck is geweeft, gebooden uyt te roepen ende daegingen te doen (p), als voir die naelte ftede Dordrecht, ende feeker plaette, foo dat die voirfcreeve daegingen aldus gedaen, de voirnoemde van Dordrecht in delfaulte vellich ende gebreccke vallende, niet compareerende, noch niement van hoeren weegen , volcomelyken gemachticht ende gefondeert feyndende, wy van nieuws hebben dom thoonen ende op doen in onlc teegenwoirdicheydt den voirnoemde Ridderfcappen, alle defaiten, breucken ende begrijppen in den vouu^emden bedachten verclairdt, ende dat alfoo 'by hun gehoirdt, mitsgaeders den voirnoemde daegingen, hebben an hun verfocht ende begeert, dat fy advijs ende raed met maelcandercn dair up hebben wouden , om te -weeten , off die voirfcreeve dagingen alfoo gedaen wseren, dat' wy dair op contumacie verengen mochten teegen de voirfcreeve van Dordrecht, ende op dat contumaice weefen moch- (p) Daegingen te doen] Bijzondere oplettenheid cm niets wan 't geen tot de foan behoord te verzuimen.  B IJ L A A G E L. 89 mochte , dat fy ons wijsden ofte', raed grieven (q) , te vvyien fulcke fentencie ende jugement als reedelijck waeren, ende die couttumen van Hollandt vermochten te wyfen , ende fentencieren , tot mijns Heeren behoeft, 't welck fy mit grooten ende rypen raide gedaen hebben, feggcnde, dat wy nae seleegendtheyd der faken, de voirfcreeven contumacie wael geven ende vcllicheydt wyfen mochten, vvair op wy voirdt advijs ende raedt gehadt hebbende mirten raetsluden van minen voirfcreeven Heere by ons weelende , alle faeken wel duerfien, achtervolgende de adtyfen ende raid van den ridderfcappe vokicrecven. Doen te weeten, dat by onfe fentencie jugement, ende mit rechte wy verclairdt hebben, ende verclaeren, dat de voirfcreeve van Dordrecht, drie warf wael ende duechdelijk gedaecht ende gedachvaert hebben geweefi, ende dat fy tot elcker wantte in gebre ke; vellich, vervallen ende gecontumacieert fijn , ende by machte van derlelver contumacien, hebben wy gejugeert ende mit delen onfen bneve iugeeren mynen voirfcreeven Heere fijn eyflehen 111 die punten voirfcreeven voirder verclairdt tot finen pronte teegen de voirfcreeve van Dordrecht, behondeiijck denfelveu mynen Heere ende ons in fynen naem, die execueie van -derlelver fentencie , mitsgaeders der taxacie van de bruecken ende misdaeden , dair de voirfcreeve van Dordrecht inne vervallen fijn, als van den punten verclairdt in den voirfcreeven bedachten. Voirdt alfoo eenige van den Ridderfcappeh ende goede fteeden hu oick geclaicht hebben up de voirfcreeve van Dordrecht, daar up defelve van Dordrecht verdaicht hebben geweefi: teegen hun luden ende niet gecompariert als boven , van wekken faeken ende gefcillen voirtijdts by hertooge Aelbrecht, fadiger gedachten, eene fentencie gewijst is geweeft , foo hebben v y verclairdt ende verclaeren mit deefen onfen bneve , defelve fentencie van hertooge Aelbrecht in hoere machte, ende van weerden te welen, ende dat hun de voirfcreeve Ridderfcap ende fteeden voirtain dair nae rechten fullen rn^o- gen, (4 b IJ L a a G E Q. p. 1. Item wair dat yemand binnen Dordrecht bier of ae} brouwede ende fijn recht dair of niet en gaue noch en dede als voirfz. is. ende him $e gruter dair of becruende ende die brouwer die dair of verwonnen worde bi den gruter die verboirde x, t£. ende dat zelve bier. BIJL AA GE Q. 3.1. Uitspraak of verdrag over het recht van 't Gruitgeld , dat de Brouwers te Leyden fchuldig waren aan den Graaf van Holland» de eene helft, en aan den Burggraaf of Heer van WafTenaar, de andere helft te betaalen, Alzo zeekere queflie, ende gefchilleiigerefen es, tuffchen den Rcntmcefter generael van Noorthollant. Dirck Goidfchalkszoon, in den naeme ende van wegen de Keyferlijfke Majefteit, als Graeve van Hollandt, ende Jan Splinter Claeszoon, als Rcntemeefter des Heeren, en de Vrouwe van WaflTenaere, ter eenre, ende de Stede van Leyden, aengaende 't recht van 't Cruytgelde der voorfchreven Stede, daer van de Keyferlyke Majefteyt d'een helft toebehoort, ende den Heere van Waflenaer de ander helft; de" voorfchreven Rentmecfter van Noorthollandt, ende fan Splinter fuftinerende, dat de voorfchreven Stede fchuldich es te betalen van elcke broute biers van yierentwiutich vaten' fes grootcn Vlaems , ende watter min gebrouwen worde , dan de voorfchreven xxiiii. vaten, al evenwel de voorfchreven fes groolen Vlaems, ende van tlcke tonne biers, dieovergebrouwen worde boven de voor(chfeeven xxiiii. vaten, eene duyt, oft fes myten Vlaems., Eüdf  B IJ L A A G E Q. 3. 1, 10$ Ende van wegen der vooirfz. Stede van Leyden fuftinerende ter cputrarien, zeggende, dat men nyet rpéei fchuh. dicli en was te bgtaelen", ende zulex was in poffejfie, ende van zoo langen tyt geweeft hadde, dat geen memorie ter contrarie*} en was , dan van eicke bruute , 't fy ofte die waere van xxjiii. xxv. ofte veertïch vaten , min ofte meer dan die voorfchreven zes groten vlaems, ende nyet van eenige overbrouwen : üick mede zeyden zy, dat men van de broute hier voortijts maer en plach te betaelen vijff grooten Vlaems, gelijck meute Delft dede, daer by zy oock verfochten te blyven. i Ende nae dat de voorfz. partyen aen beyden zyden in 't lange op heure gefchillen geboort zijn geweeft , ende dat de voorfchreve Stede van Leyden by heure Gedeputeerden, als Heytirick Fiorijs zoon, Secretarys, ende Meefter Willem Aggerijs, Penlionarys der Stede van Leyden, hebben doen verfoucken, dat men oirdene, ende regele ftellen wilde op 't recht van de voorfchreven Gruyte, ende te verclaeren de groote van een broute op XXXVI ofte XL. vaten: Soo es by den Luyden van den reekeningen in den Hage, in den naeine, ende van wegen de keyferlijcke Majefteit, by advyfe van den voirfchreeven Rentmecfter Generael van NoortholJandt, ende by confente van den voorfchreven Gedeputeerden der Stede van Leydenom te fchouwen voirder queftie, verclaert, als dat int betalen van de voorfz. Gruyte , een broute gereckent fal werden van drie ende dertien tonnen , ende daer onder, daer van zy betalen zullen zes grooten Vlaems, d'eeu helft tot prouflyte van der keyferlijcke Majefteit ende d' anderhelft tot behouff des Heeren van Waffenaere,zoo zy tot noch toe gedaen hebben. Ende indien zy langer brouwen dan XXXtil. vaten, zoo zullen^ zy boven de voorfchreven zes grooten , gehouden wefen te betalen van glcke tonne eenen duyt off fes myten Vlaems, te weten d'cen helft van den voorfz. duyt of zes rcyten Vlaems van elcke tonne overbroute , tot prouilyte van de Keyferlijcke Majefteit, ende d'ander helft tot prouflyte van den voorfz. Heere, ofte Vrouwe van Waflenaere. Ende omme 't recht van wegen des Keyfers ende den Heere van Wafl'enaer van der voorfz. Gruyte ende tioppengelde, wel ende getrouwelijcken te bewaerne , zoo es voorts geordonuecrt,ende by de voorfz. Gedeputeerden der felver Stede yan Leyden mede geconfenteert, dat de principe G 5 brou-  io5 B IJ L A A G E Q. 3. en 4.1. brouwere , ende zyne huysvrouvve gehouden zullen wefen te commen alle jaers eens op ter Stadhuijs, 'ende aldaer doen heuren eedt, als dat behoort, ende by denzelven beuren eedt, alle Maendaechs, ofte ten dage als de pairter, ofte bewaerder van de Gruyte ommegaan zal, den felven pachter , ofte bewaerdere verclaeren, ende feo^en zullen , hoe veele brouten van XXXM. vaten zy die weeo ke gebrouwen, ende hoe veele volle vaten zy boven elcke broute overgebrouwen , ende gevaet zullen hebben, ende hem t recht van dien, zoo 't boven verclacrt ftaet, terftont opleggen ende betalen. Ende aengacnde 't recht van der Gruyte van 't bier dat van buyten in de Stede comt, dat zal blyven zoo 't geweeft es, hae oude gewoonten. Achim in derCameren van der Reekeningen in den Hage ten bureele den Ren dach in Decembry anno XVc. zeven ende twintich. B IJ L A A G E Q. 4.1. B IJ L A A G E Q. 4. 1. De helft van de gruyte te Leyden koomc den Burggraaf. J7en atteftatie van Philips van Zonnevelt, Collecteur van des Heeren van Waflenaers helft van de Gruyte tot Xeyden, hoe men d.e gewoonlijck es te collecteren,als van ekke broute lanctt XXXIII. vacten, drie grooten Vlaamfch ende van elck vat overbroftwens eenen penninck Hollaius' van alle buyten oieren , gheen vuytgefondert, voor mijns Heeren helft, van 't vat een penninck Hollandts, ende van een vat Jopenbier, een duyt, met noch declaratie van t gundt oy den Conventen aldaer jairlicx gegeven weidt die binnen Leyden brouwen. 8 ' In date XXIII. January XVCLV. ffilo communi, B IJ-i  10? B IJ L A A G E Q. 5. 1. Permissie en Consent van Keizer Karei den V. aan de Brouwers van Holland, om te gebruiken alzulken peil, enz. als henluyden goeddunken zal. ALSoohier voortijts die Burgemeefteren, Schepenen ende Raeden der Steden van Delft, Leyden, ende Amftelredamme clagtig gevallen fijn, ter caufe van feeckere Ordonnantie , by den Keyfer gemaeekt, op 't fluck van der Brauweryen in Hollant, in date den XVÜI. dag van January 1540. pretenderende, dat in 't onderhouden der felver Ordonnantie, in die poincten daer gefeyt is, dat elk Brouwer niet meer dan twee reyfen ter weke en foude mogen brouwen, ende voor elke reyfe macr een en veertig Stock Stucx, oock dat men van een brautfel niet en foude mogen treeken , noch wtbrengen meer dan eenderley bier. Item, dat men feecker quantiteyt van graen ende ftoffe foude moeren (torten, in elk brautfel, dat oock de voorfz. bieren gewairdeert ende gevifiteert worden , ende geilek op feeckeren prys, al 't welcke alfoo abfolverende, fouden die voorfz. Steden, ende andere, op die negotie van der Voorfz. Brouweryen gefondeert, 't eenemaale moeten vergaen ende bedorven wefen , want onderhoudende den corten pijl, fonder te mogen trecken, ende wtbrengen dan eenrehande bier uyt een brautfel, die bieren en fouden foo goet ende fubftantieus niet mogen vallen , als of fy den langen peyl onderhielden, ende trocken diverfe foortën ende manieren van bieren wt een brautfel, daer by gevougt, dat de exchijnfen, de gruyte , ende andere regt, foo wel der Kcyferlyke Majefteit, als de voorfz. Steden toebehorende , waer mede fy defelve Steden onderhouden ende betalen heure porceje in de beden ende andere lallen, fouden grotelijck vermindert worden , ende cyntelijck de neringe. van de voorfz. Brouweryen fouden ia andere Landen comen.  ïo8 B IJ L A A G E q. 5. I. men, als dan geoorloft is te brouwen fulke ende foo goede bieren'als hem luydcn goetdunckt, ende gelijck fy luyden daer óff rffoftyten willen trecken, prefenterehde heure voordel claerlijck te doen blijcken , indien 't fynen Majefteit gelieft hadden hen luyden daer toe te admitteren, ende hen luyden tot dien eynde ordonneren CommilTarisfen, hebbende magt om daer toe te verftaene, waeromme fy feer ootmoedeiijck gebeden hebben. Waer op fyue voorfz. Majefteit begerende 't welvaert ende onderhoudeHifiè van den voorfz. ende andere Steden van Hollant, hadden op ten eerften dag van Oetober 15J-0. geordonneert ende gedeputeerd feeckere Commiffarifle omine te fien, ende vifiteren die reeckeninge van de voorfz. Steden van Delft, ende Leyden , lbo verre als door de exchijnlen van de voorfz. Brouwexyen 't gruytegeld , 't graen , turve ende hoppe, ende dat van de twee lefte jaren 1548 ende 49. ende ook de reekeninge van den jare 1550. byfonder iigtent Ste Jans miiTe totter dage van de auditie van dien neerftelijck examinerende de onderfcheyt ende dimiautie, die foude mogen gebeurt fijn in den voorfz. excijnfeji, ende rechten, federt Ste Jans. miiTe voorfz. wt fake dat de voorfz. ordonnantie onderhouden foude geweeft fijn. Voorts , dat fy fouden doen maken een of twee prouen wten braufel van diverfche foorte van i)ieren by luyden geexperiinenteert, cudc hem luyden in fulke faken verftaende, om te weten welk proifytelyker foude fijn den langen ofte corte peyl, waer tiijt belle bier getrocken wort, cndq of den lange peijl gebrauwen wort met geiyke of minder coft dan den corten , ende indien 't toegelaten waert te trecken wt een braufel diverfche foorten ende manieren van bieren, of men niet en foude mogen bedrog daar inne befige, gevende den eenen goet bier, ende den anderen ilegter ende minder bier, ende oick, dat defelve Commiffarifle hem luyden fommierlyker foude informeeren, hoe dat dat men ufcert ende reguleert, aengaende de brauwerye in de Lauden van Brabant, Vlaenderen, 'tLant van Mechelen, ende andere Landen, gebruykende den langen of corter peyi, ende of men aldaer wt een brautfel treckt diverfche manieren van bieren, van welke faken die voorfz. Commiflariflen foude rapport doen , omme voorts te ordonneeren als 't behoren foude, gelijck 't felve breder begrepen is in de acte van de yoorfz. eerften dag van Oclobre, volgende welke ordoii- n-rt*  B IJ L A A G E Q. $. L 109 mntie, die voorfz. Commiffariflen hebben daer inne gevaceert, gebefoingeert, ende 't felvè wel in 't lange in gefchrifte geitelt, hebben ook gehoon die van de Steden van Haèrlem , ende van der Goude, ende daer nae heure rapport «edaen den eefften ende anderen van den Raiden ende Reeckeninge in Hollant, dewelke alle'tfamen deurficn ende geviliteert hebben , ende 't felve met heuren advyfen gefliiden aen fytie voorfchreeve Majefteit. Soo is, dat de fclve Majefteit, hebbende alle de voörfz. ftüekeu, informatie ende advyfen doen vifiteren ende examineren m den Raiden van Staren, ende Secreten Raiden by goede ende rype deliberatie , ui'erende van der claufulen refervative , bes-repen in de voorfz. ordonnantie van der date XVIll. January 1549. van te mogen defelve ordonnantie veranderen , verminderen , ende altereren , gelijk tot welvaertendc gemeene oirbair 's Lants van Hollant ende der nennge fouden bevinden behorende , heeft defelve Majefteit gepermitteert ende • 1 ;onfehtcért , permitteert ende covifenteert by defen den voorfz. Thoonderen en alle andere van brauwers van Hollant, te moigen uferen ende gebruyken alfulken peyl, 't lange of corte, foo dickwils ter weken te brouwen, en te mogen trecken , alfoo veel manieren van bieren wt een broutfele , als hemluyden goet duncken fal, ende gelijk fy fien lullen oirhaerlijk te welen om te dienen ende geryven den gcenen die fy gewoonlijk fijn te dienen, ende oock «%o fv om hetirluyder proffijt fullen weten te doene , fonder daeromme fubjecT: te welen der vilitatie , waerderinge , ofte appreciatie voiren verhaelt, mits by hemluyden betalende naer advenant van den voorfz. getallen Stock Stucx , de rechten van excijnfen, gruytgelde, ende andere gewoonlyke rechten, welverftaende nogtans, dat elke brouwer niet en fal mogen brouwen , nog laten brouwen in fynen huvfe binnen een jare meerder, dan agt diiyfent vijff hondert Stok Stucx , in wat manieren dattet fy het waere foudie in andere luyden huyfen of op de name van beuren Vrinden, Kinderen', Maigen of Gebeuren, ofte voor Scipbieren , of azijnbiezen , op de verbeurte van de bieren, die gebrouwen fullen welen, boven 't voorfz. getal ende boven dien van fes ft. voor elke tonne biers te bekeren , te weten : een derdendeel tot fyner Majeiteyts proffyte, tweede derdendeel tot behouffvan den aenbrenger, enne 't derden voor den officier die d'executie daer aff doen  ïio e ij l a a g e q. 5. i. doen fal , behoudelijck oock , dat alfe de voorfchreven brouwers fullen willen tot eenen brautfel diverfche foorten van bieren trecken , naer dat de eerde getrocken fal wefen, fy fullen gehouden wefen te dorten in heure Keteh ende Cuypen heet water, om daar uyt te hebben ende trecken , die andere manieren van bieren , op arbitrale correctie , de voorfz. Ordonnantie van de voorfz. XVIII. January , in alle heuren anderen poincten ende articulen , alhier met geroert of verandert, blyvende in heure kragte en weerde. s Aldus gedaen ende geordonneert te BrulTele, den 17 das van Meerte 1551, ' 1 8 B IJ L A A G E Q. 6.1, Interdictie en Verbod aan een iegelijken Brouwer, om niet te excedeeren het getal van acht duizend vijf honderd {Jok (tuks te brouwen. ]£aerle,by der gratie Godts, Roomfchkeyfer,altiit ver^ meerder fijns Rijcx, Kohinck van Germanien , van Lattilien, vanLeon, vanGrenade, &c &c. &c iIrAll^n, den geen'Jn die defen onfen Brieff fnilen Gen faluyt. Wy heoben ontiaen de ootmoedige Supplicarie van Jan Evertsz. Jacob Pietersz. met heurou confoorten. Poorters, ende Brouwers binnen onfer Steden van Delft, inhoudende , hoe dat den XVU. dag van Maerte in 't Taer XVC LI ons beneft heeft tot welvaert van der Brouwerven, in on^ ien Lande van Hollant te permitteeren ende confenteeren den Burgemeeiteren , Schepenen, ende Raiden van onfe Stede van Delft, Leyden, ende Amddredamme, ende alle anderen Brouwers ons Lants van Hollant, te mogen ufe- ren  B IJ L A A G E Q. 6. 1. m ren ende gebruyken, alfulken peyl, 't fy lange ofte corte, foo dikwils ter weken te brouwen, ende te mogen irecken, alfoo veel manieren van bieren, wt een braufel, als benluyden goetduncken fal, ende gelijck fy foudeu vinden oirbarüjck te wefeö, omme tc gerieven den geenen die fy gewoonijck fijn te dienen , fonder daeromnie fubjedt te welen der vilitatie , wacrdcringe , ende appreciatie, verdam in de acte der voorfz. permillic, welverftaende nogtans , dat elke Brouwer niet en foude mogen brauwen, nog laten brauwen in fyne huyfen binnen een jaerc, meer dan agt duyfent vijft" hondert Stok Stucx', in wat manieren dattet ware op foudye in andere luyden huyfen ot' op de name van heure Vrienden, Kinderen, Maegen, of G ebeuren , ofte voor feipbieren, of azijnbieren, op de veibeurte vau de bieren die gebrauwen foude mogen vvefen boven 't voorfz. getaj , ende boven dien van fes ftuyvers vau elke tonne biers, te bekeren, te weten: een derdendeel tot onfen proffyten, 't tweeftc derdendeel tot behouff' van den aanbrenger , ende derde voor den Officier, gelijck de voorz. afte 't (elfde breder begrijpt ende verclaert. Dewelke permifiie voor een Brouwer goede neringe inbrengen foude, foo wanneer hy tweraaal ter weke brouttwee en tagtig Stok Stucx, makende t famen hondert vier ende 't feftig Stok Stucx , ende foo foude elke Brouwer in fijn èygen huys mogen brouwen agt duyfent vijff liondert agt ende twintig Stok Stucx binnen 'sjaers. Delen niet jegenfiaendc vervorderen ben feite of agt rijeke brouwers binnen Delft voorfz. interpreteereude "onfe" voorfz. ordonnantie naer heure beliefte te brouwen, op foudie in anderen luyden huyfen, direélelijk jegens defelve ordonnantie, ende permifiie , doende oock die gebrouwen bieren ende 't getal vau dien aenbrengen, op den naem van de geenen in wiens huyfen die felve bieren gebrauwen werden, foo dat die felve Brauwers mitsdel'en voorsz getal gevcuglijk mogen te boven gaen ende excedceren, ende foo die voorfz. Supplianten,hebbende die voorfz. transgreiïie ende abuys te kennen gegeven fommi. gen Officieren, ende verfoekende remedie begeert dat men foude willen procederen tegens die Brouwers op foudie, in anderen luyden, huyfen , die welke npgtans grote fchone brouweryen hebben, daer inne fy heuren getal van agt duyfent vijff hondert Stok Stucx, gemacldijk (ouden brouwen , maai- poogden te brouwen in twee of drie verfchey-  itl È Ij L A A G E Q. 6.1< den brouweryen , ende indien daer inne niet geremedieert èn worden, ibude in 't eynde agt of tien brouwers binnen Delft alleene die neringe hebben, ende die onder henluyden behouden , foo dat niet alleene by der overtreding^ van onfe voorfz. permifiie geinterelfe'ert fouden Worden die Supplianten , maar oock Cuypers, Vougenaers, Vletters, Brouwcrsknegten ende Molenaèrs anderen dier neringe aénfiangende, nogtans de voorfz. Supplianten en hebben tot geeii remedie konneri geraken, ailóo fy feggen, ons daarommc oetmoedelijk biddende, dat ons believe hier inne te voorficn met behoorlyke remedie : doen te weten, dat wy defe faken ovcrgemerckt, ende hier op gehad 't advijs van onfen lieven ende getrouwen , die eerfte en de andere luyden van ons Raeden in Hollant, die welke by onfe ordonnantie hem luyden daar op doen informeeren by eenige van den felvenRaiden in Hollant, ontfangen hebbende fekere gefchrifte , debath ende contre debath van dc Supplianten, ende Regeerders der voerfz. Steden, begeexende te voorfien op ten abuyfen ende ongeregeltheyden gecommitteert in 't brouwen op foudie, in fraude van ons voorfz. ordonnantie, ende permifiie, wy interpreteerende, ende oock exteuderende defelve permifiie , hebben by goeden advyfen ende deliberatie van Raide geiHterdieeert ende verboden , interdiceren ende verbieden by defeu , onfen brieve expreffeliik een ygelijck Brouwer ende andere, dat fy niet excedersn 't voorfz. getal van agt duyzend vijff hondert Stuk Stucx te brouwen , t fy binnen heuren huyfen, cf opibuldie, ordonerende voorts, dat op niemants naeme de gebrouwen bieren , ende getal van dien aengebragt en fullen mogen werden , dan van den geenen die defelfde toecomen , fonder te uferen de name van den geenen in wiens huyfen fy gebrouwen fullen hebben op fouldye, a's voren ende dit op de peyne begrepen in onfen voorfcbreven pèrrhiffle , hier voren gementioneert , de felven blyvende in alle heuren andere poinéten ende articie, alhier niet geroert ofte verandert in heure kragt ende waerden. Ontbieden daerom , ende bevelen den voorfz. van onfe Raide in Hollant, Schouten van Delft, Leyden, Amfielredam , van der Goude , ende allen anderen onfe Rechteren , Jufticieren ofte Officieren , ivien dit aengaen fal mogen, heuren Stedehouderen, ende een ygelijck van hen, • foo hen toebehooren fal, dat fy befundere onfe Schout  B IJ L A A G È Q. 6.L 113 Schout van. Delft defe onfe interpretatie , extenfie ende verboth, mitsgaders 'ons voorfz. voorgaende ordonnantie ende permiïTie, wei ende ftrictelyken obferveeren ende onderhouden , ende doen Onderhouden, doende die felve regiflreren in den rëgilireii van onfert voorfz. Raide ende Steden , daar 't behoufïèlijck ende van ncde wefen fal* procederende tegen den overtreders van der voorfz. ordonnantie , by executie van de voorfz. pcynen ende boeten, fonder verdrag ofte difümulatie ; want ons alfo belieft, des *t oirconden hebben wy ons zegel bier aen doen hangen. Gegeven in onfe Stede van Bruffele, den tweden dag van Macrte in 'tjaer onfes Heeren duyfent vijfr" hondert twe en vijftig , van ons Keyferrijcke het XXX1I1. endö Van onfen Rijèken van Caftillien, en anderen het XXXVII. B IJ L A A G E Q. 7. 1. Verbod , op verzoek van die van Delft en Leyden gedaan, van de Brouwers tonnen niet te vervreemden , of te vernietigen > van den 3iften. Jan. 1559. Onsen lieven ende getrouwen den Stadthouder Generael, Prefident, ende Luyden van onfef Gameren van den Raede in Vlacnderen, Stadthouder, Prefident ende luyden van onfen Raede in Hollant, Rer.temeefters van beweft- ende beoofter Schelt in Zeelant, ende allen anderen onfe Resteren, Jufticieren, Officieren ende onderfaten wien dit aengaen of roeren fal mogen ofte heuren Stedehouderen, Saluyt, ende dileftie. Alfoo onfen lieven ende welbeminden die Borgemeefters ende Regierders van onfen Steden van Delft ende Leyden, foo uyt den naem der voorfz. Steden , als die Brouwers aldaer, ons te kenii«j /. DeeL ff  IH B IJ L A A G E Q. 7. 1. gegeven hebben, dat hoewel die voorfz. Brouwers heure tonnen , daer inne fy heur bieren vercoopeu , merken elk met een feecker merck , daer by een yegdijk genoeg mag weten waer ende tot wat Brouwer die felfde tonne behoiren, ende dat ten, eynde die felve torine, foo wanneer die ledig fijn , hem luyden mogen 't huys gebragt worden , daer van fy ook den brenger contenteren , fulcx fy altoos gedaen hebben, van lijn moeyten ende arbeytsloon tot redelijkheit, ende daermede die brengers'redenen behooren te hebben van te vreden te fyne, ende dat hoc\yel daeromme niemant en behoorde defelve tonnen in ftucken te ilaen , ofte faegen , ende tot beur eyge proflyte te employereu, barnende die felve ende makende daer van andere'vaten, als botervaten, melkvaten, ende anderen diergelyke, ook mede maekende daeraf haer freyningen , dat ook fommige poge die boomen van der voorfz. tonnen omme te keren, ende alfoo die mercken, van den Brouwer te verduyfteren, ende te vercopen, ofte, die felve merken oock blyvende , rnit andere bieren te doen vollen by andere Brouwers, die welke defelve tonnen niet toecomen , makende alfoo en de met andere diergelyken manieren , die Brouwers heur tonne ofhandig , hoewel fy wel weten dat die hem luyden niet toe en behoren , ende mit die bieren niet en fijn vercoft, ende daeromme die bieren wtgedronken lijnde , wel' behoorden die felffde weder tot de .Brouwer te brengen, ofte ten minften niet te beletten, dat by de fafteurs ende toefienders van Brouwers 't felfde mag gedaen worden , al 't welk hoe langer hoe meer gedaen ende gepleegt vvert, overmits die deurte van den tonnenhout ende barin^e', mitsgaders grote petulantie en dertelheyt van eenige &die hem" luyden laten duncken , dat fy daeraen niet en mogen verbeuren , hoewel t felffde genoeg fmaeckt dieverye , en niet alleene en compt tot groote enorme fchade ende verlies van den voorfeyden Brouwers, maer ook van de geheele gemeente die heur bieren eensdeels daernae moeten coopeu , ons biddende daeromme ootmoedelijk, dat ons gelieve daer inne by onfe briefe van placcaten ofte andere provifie te voorfiene. Soo eyft, dat wy de faken voorfz overgemerkt ende hier op gehadt *t advijs van u lieder van ons voorfz. Raden in Hollant, begerende te remedieeren op de zaken voorli. tot vorde- rjn-  B IJ L A A G E Q. 7- !• i*5 ringen- van den gemeenen welvaert, hebbe geinterdiceert eöde verboden 4 interdiceeren en verbieden mitsdefen , dat niemant van wat ftate , qualiteyt ofte conditiën by Jy, hem voortaen en vervorderen die voorfz. Brouwers tonnen aen hem te houden ende te gebruyken , 't fy tot fteygeringe of ftallagie die te breken , aen ftucken te flaen ofte te faegen of eenige andere vaten ofte cuypen daer van te maken ofte die felfde te verbarnen , nog* tans die boemen van de voorfz. vaten omme te keren ofte veranderen , ofte die tot andere Brouwers met bieren te doen vaten , nog' met eenige andere maniere die Brouwers heur tonnen ofhandig te maken op de boeten van fes Caroli Gulden onfer Vlaemfcher munten , ende nog arbitralyke gecorrigeert te werden ; die felve boeten't appüceren, d'een derdendeel 't onfen proffyten , d'ander derdendeel voor de Officiers die d'executie doen fal, ende het derdendeel tot proffyte van den aenbrenger. Verbiedende ook ende interdiceerende alle Brouwers te bcfigen , ofte met bier te vollen andere Brouwers tonnen, ofte tot dien cynde ook andere Brouwers tonnen t' ontfangen, gelyke peyne ende boeten als vooren. Ende op da? niemant hier af ignorantie en pretendeere , wy ontbieden U ende bevelen defe onfe interdictie ende placcaten te doen uytroepen ende publiceren , in allen Steden, Vryheden, Dorpen, ende andere plaetfe, daermen gewoonlijk is publicatie te doene, en daer van gy van wegen den voorfz. Supplianten verfogt fullet fijn, "procederende, ende doende procederen tegens den overtreders van defen by executie van de voorfz. peynen , fonder eenige faveur, disfimulatie ofte verdrag, des te doene met diefler acnkleeft, geeven wy U volcomen magt, authoriteyt, ende fonderlinge bevel. Ontbieden voorts eenen 'yegelycken , dat fy U 't felve doende ernftelyken verftaen ende obedieren, ende want de voorfz. Supplianten van nooden welen fal, defen onfen placcaten te doen kondigen in diverfche plaetfen, wy willen dat op de Copie autentijeque , getekent by eemgc van ons Secretariffen , die publicatie en bevelen gedaen fullen werden, en daer toe gelove geftelt, foo men doen foude op defen tegenwoordtgen, ende ook dat de voorfz. Supplianten die publicatie fullen mogen doen vernieuwen, H * 't al-  ïi6 B IJ L A A G E Q. 7. 1. 't allen tyden als 't van noden welen fal, want ons alfo gelieft. Gegeven in onfer Stadt van Briillel, onder ons Contre Zegel hier op gedruekt in placcate den Leften dag in Januario in 't jaer onfes Heeren 1559. BIJLAAGE R. Octroi bij de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden aan de O. I. Compagnie verleend den 20 Maart 1 602. De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden: Allen den geenen die deeze tegenwoordige zullen werden getoont, falut, doen te weeten: Aangezien den welftant der vereenigde Nederlanden pvincipalyk is beftaande in de Navigatie, Handelinge en Commercie, die uit dezelve Landen van alle oude tyden gedreeven en van tyd tot tyd loifelyk vermeerdert zyn, niet alleen met de Nagebuüren, Koningryken en Landfchappen, maar ook met de geene die verder van deeze Landen in Europa ; Azia en Africa geleegen zyn ; en dat benelfens dezelve in de naalle tien jaaren herwaarts by eenige principale Koopluiden der voorfz. Landen , Liefhebbers van de Navigatie, Handelinge en Commercie op vreemde Landen, in Compagnien binnen de Stad Amflerdam opgeregt met groote kollen, moeiten en periculen by de hand genoomen is, die zeer lofrelyke Navigatie, Handelinge en Traflique op de Ooit-Indien, daar van de apparentie goed en groot bevonden zynde , waren onlangs daar na by verfcheiden andere Koopluiden, zoo in Zeeland, op de Maze, als in het Noorder Qtiartier en. Weflvriedand, meede gelyke Compagnien opgeregt, en de voorfz. Navigatie, Hande- linge  B IJ L A A G E R. n? lïnge en Commercie datelyk by de hand genoomen , en liet welk by Ons geconfidereert en rypclyk overwoogen wèezende , hoe veele de vereenigde Landen en de goede Ingezetenen der zelve daar aan gclcegen was, dat dezelve Navigatie , Handelinge en Commercie onder een goede, generale Ordre, Policie, Cqrrel'pondentie en Gemeenfchap beleid, onderhouden en vermeerdert werde, hadden goedgevonden daar toe Bewindhebbers der voorfz. Compagnie voor Ons te befchryvèh , en dezelve te proponeeren dit eerlyk , dienlleiyk en profytig, niet alleen voor de vereenigde Landen , "maar ook voor allen den geenen die deeze ldffetyke Handelinge by de hand genoomen hadden , en daar inne waren participeerende , zoude weezen , dat dezelve Compagnie vereenigt, en de voorfz. Handelinge on-, der een valte en zeekere eeniglieid, Ordre en Politie zoude mogen gemeih gehouden , gedreeven en vermeerdert worden , voor alle de lugezeetenen der vereenigde Landen , die daar in zouden' believen te participeeren , het welk by de Gedeputeerden der zei ver .Compagnie wel verftaan, en ovemilks na verl'cheiden c.ómmunicatieh, delibèïatie'n , irfduftierf en rapporten, tot vereeninge gebragt zynde, hebben Wy na rype beraadflagingetl daar op gehouden , tot vervorderince van den weüb.nd der vereenigs dé'Landén, eenzamentlyk het profyt van alle de Ingezeetenen der zeiver, de voorfz. vereeninge geaggreëert en bevefHgt, a'ggreëerén en beveiligen mits deezen, uit fouvereine mast en authoriteit, ook met vafte weetenfehap, onder de Pointer) , Vryheeden en Voordeelen hier na verklaard , als in den -eerften: i. Dat in deeze Equipagie tot dienfl: en profyt van deeze Compagnie, de Kamer van de Bewindhebbers binnen Amflerdam zal hebben te bevorderen en te bezorgen de helft, 'de Kanter van Zeeland een vierdepart, en de Karperen op de Maze , Noordbolland en IVeftvriesland elks een agtftepart. V II. Dat zoo dikwils als het van noode zyn zal, een generale Vergaderinge of Oollegie uit de voorfz. Kameren te houden, die gehouden zal worden van zeeventien Perfoonen, daar inne uit de Kamer van Amflerdam zullen com< pareeren agt uit Zeeland vier, uit de Maze-weem  Ii8 B IJ L A A G E R. van gelyken uit Noordbolland twee ; wclverftaaiide dat den zeeventienden Perfoon by gebeurtc van die van Zeeland, Maze en Noordbolland zal werden in de Yergaderinge gebragt, by de meefte ftemmen van welke Perfoneu alle zaaken deezer vereenigde Compagnie zullen verhandelt worden. III. Het voorfz. Collegie als het befchreeven zal worden zal te zamenkoomen , om te rafolveeren wanneer men zal equipeeren, met hoe vee! Scheepen, wanneer men die zal zenden , en andere dingen den Handel betreffende : Ëq zuhen de Refolutien van 't voorfz. Collegium by de voorfz, Kameren van Amfterdam, Zeeland, Maze en NoordboU land geëffectueert en iij het werk gefteld worden. IV. De convocatie en vergaderinge van het voorfz. Collegie zal gehouden worden de eerfte zes jaaren binnen Amfler* dam, en twee jaaren daar na in Zeeland, en zoo voorts geduurende deeze veresniuge. V. De Bewindhebbers die, van wegen deeze vereenigdeCompagnie van huis zullen reizen, daar toe gecommitteei't zynde, het zy om het voorfz. Collegie te vergaderen, of in eenige andere befojgnen , zullen voor haar Daggelden hebben tot de onkolten vier guldens, de Schuyt- en Wagenvragten daar inne niet begreepen ; wclverftaande dat hier inne niet begreepen en zyn die van de eene Stad in de andere reizen, om de refpective Kameren te frequenteeren als Regeerders der zelve , die welke geen Reisgelden nog Daggelden en zullen genieten. VI. Of het gebeurde dat in het Collegie eenige zwaanvigti» ge zaaken voorvielen daar inne de Collegiauten niet wel en konden verdragen of accordeeren , of daar zy haar zelfs zouden in bezwaard vinden om malkanderen te overftemr men, dat het zelve zal gelaaten worden tot Onze verklaringe en decilie , cn het geene dienaangaande goedgevoi}* den zal worden, zai agtervoigt en nagekomen worden. VII. De Vereeninge en Compagnie zal beginnen en aanvang XXIX. Welverftaende dat fy-luyden van het Gefchut ende de waerde vande Schepen niet meer als eens proviüe lullen ghenieten. Sullen voorts gecnige provifie gheriieten van Schepen, Gefchut ende anders, waermede wy defe Compagnie fullen verftereken: nochts oock vande Penningen die ly voor defe Compagnie lullen lichten , nochte van dat fy de Waren beneficieren. Gelijck fy tot lafte vande Compagnie niet en fullen mogen brengen eenige Vacatie Reys- ofte Teer-koften vande geenige die fy fullen mogen committeren, om de uytreedinge tc vorderen ende de "Waren daer toe noodich te koopen. XXX. De Boeck- houders ende Galliërs fullen gefalarieert wer* den tot lafte vande Bewinthebbers, uyt hare provifie. XXXI. De Bewint-hebberen fullen geene Schepen, Waren ofte Goederen haer in 't geheel ofte deel toekomende aen defe Compagnie mogen leveren, ofte verkoopen: nochte vande felve Compagnie eenige Koopmanfchappen ofte Waren koopen ofte doen koopen, direételijck ofte indirerftelijck, noch portie ofte ghedeelte daer inne hebben, op de verbeurte van een jaer harer provifie, die contrarie defen bevonden wert gedaen te hebben, ten profijte vanden Armen, ende van haer Bewiuthebberfchap verlaten te werden. XXXII. De Bewint-hebberen fullen gehouden wefen by affixie van billetten, te notificeren , foo dickwils fy eenige Waren ende Koopmanfchappen van nieuws fullen hebben ontfangen, ten eynde een yeder daer van tijdelick kennifle mach hebben, al eer tot eyndebjeke verkoopinge lal werden gheprocedeert. Ende of 't ghebeurde dat onder d'een of d'ander Ka* mer yeirandt vande Bewinthebbers in fulcken ftaet gheraeckten dat hy niet en konde voldoen 't geene hem fijner adm'iniftratie aengaende vertrouwt ware , ende daer door eenige fchade mochte komen , fal wefen tot lafte vande Penningen die alfulcke Bewinthebberén hebben in de Compagnie , de welcke oock voor haer adminiftratie fpecialijcken zijn verbonden, 't welck oock plaetfe fal hebben ten refpeóte van alle de Participanten 3 die uyt faecke van r koop  Ï4© B IJ L A A G E S. koop. van goederen, ofte anderfints Debiteurs vande Compagnie fotiden mogen wefen, ende fal gerecckent worden in allen fchijue, of haer ingeleyde penningen regens 't geen fy de Compjgniefehuldich zijn, van aenbeginnc waer ghecompenfeert, en by rencontre gedoodet. XXX1I1I. De Bewinthebbers vande refpeclive Kamers fullen re. fponderen voor hare Cafliers ende Boeckhouders. XXXV. Dat alle de Waren van defe Compagnie, die by den gewiekte verhandelt fullen worden, verkocht fullen worden op eenderley ghewichte, te weten, op de fwaerte van 't ghewichte van Amfterdam , ende dat men alfukke Wafen fal mogen overflaen binnen Scheeps - boort ofte inde Pack-büyfen , fonder daer van eenigeu Accijs, Impoft ofte Waeghgelt te betalen , mits dat de felve verkocht zijnde , niet anders fullen mogen worden ghelevert dan ter Wage, ende mits betalende den Import énd e Waegh-gelt foo dickwils als fy worden ghealieneert ghelijck andere goederen, die Wage fubjecc zijnde; XXXVL Dat men de Perfoonen ofte Goederen der Bewint-hebbers niet en fal mogen arrefteren, befetten ofte becommeren, om van hen te hebben Reeckeninge van adminiftratie vande Compagnie noch oock om de betalinge vande gagien ofte loon vande geene' die fy in dieufte vande Compagnie ghebruyekt hebben. Maer d"e geene die 'fulcks yet op henluyden fal willen pretenderen, fullen gehouden zijn de felve te bc'trecken voor heur ordinaris Rechters. XXXVII. • Soo wanneer eenige Schepen vande reyfe fullen weder keeren, fullen de Generacis oft Commandeurs over de Viooten , Schip ofte Schepen ghebouden zijn binnen thien dagen naer haere aenkomfte, aen ons te komen doen rapport van 't iucces van hare reyfe , ende daer van fchriftelijck rapport over geven ende leveren, indien de fake fulex vereyfeht. XXXVJIL Ende of 't gebeurde (dat Wy geenfin ts en verwachten ) datvemant de Scheep-vaert, Negotie, Handelinge ofteTralfjjque van defe Compagnie contrarie het algemeene' Recht , ofte oock jegens 't inhouden vande voorfchreve Tractaten, Verbonden ende Entte-courllèn m ecniger ma- ■ " nie-  B TJ L A A G E S. 141' nieren wilde befchadigen ofte binderlijek wefen, fullen hun daer tegens mogen defenderen , ende reguleren in ccnfjrniitéyt vande lultruche by ons daer van te geven. XXXIX. Hebben voorts belooft ende beloovcn mits defen , dat wy defe Compagnie tegens ecncn yegclick fullen mainteneren ende defenderen inde vrye Zee-vaert ende TralFicque, ende ten dien fine de felve te hulpe komen, met een lomme van thien hondert duyfent.guldens, te betalen in vijfjaren , daer van de eerfte twee hondert duyfent guldens fullen worden gefurneert, foo haeft den eerden termijn by de Participanten fal wefen op gebracht: Welvcrftaende dat wy niette helft vande voorfchreve thien hondert duyfent guldens fullen ghenieten ende dragen winde ende nfico, gelijck alk andere Participanten in defe Compagnie genieten ende dragen fullen. XL. Ende in gevalle door een machtich ende geduerich belet inde voorfchreve Zee-vaert ende Trafficque, de faecken in de Lirhiten van defe Compagnie wierden gebracht tot een openbaer Oorloch, foo fullen wy de felve Compagnie, fo veel 's Lants gelegentbeyt fulex eenichfints foude toe laten , tot hare afiidentie gheven fèfihien Schepen van Oorloge, het minde groot hondert vijftich Laden , met vier goede welbcfeylde Jachten, het minde groot veeriich Lallen , zijnde behoorlijck ghemonteert ende voerfien van alles: oock van Metalen ende ander Gefchut, ende behoorelijcke quantiteyt van Ammunitie, midtsgaders van dubbelt loopeade ende fiaende Want, Zeylagie, Touwen, Anckers ende andere toébchoorten, fukks die op alfukke groote Expeditie behooren verfien ende gebruyekt te worden: Behoudens dat die voorts fullen worden ghemant, ghev'iöuaillert ende onderhouden tot kofie vande Compagnie : Ende dat de Compagnie ghehouden fal zijn daer by te voegen ghelijcke fedhien Schepen van Oorloge, met vier jackten mede gemonreert ende voorfien als vooren, om gelijckelijck tot defenfie van deTrafficque, ende alle ExpMéteji van Oorloge gebruyekt te werden : Midts dat alle ee Schepen van Oorloge , ende de Koopvaardyc- Schepen (die mede fukks fullen worden toe-geruft ende gemant als 't behoort) fullen fhen onder een Admirael, by ons daer over te dellen, naer voorgaende advijs vande voorfz. Generale Ver-  Ui B IJ L A A G E S. Vergaderinge: Ende fullen volgen onfe Commandementen, midtsgaders de Refolutien vande Compagnie, om des noot zijnde, gelijckelijck ten Oorloge gebruyekt te werden,fulex nochtans dat de Koopvaerders buyten noot haere ladinge niet en fullen hafarderen. XLI. Ende in gevalle foude mogen ghebeuren, dat de Landen in hare Laften mcrckelijck fouden mogen Werden verlicht, ende dat defe Compagnie in fvvare laften van Oorloge foude komen te vervallen: Soo hebben wy belooft ende belooven imdts defen, de voorfchreve fubfidie fukks te vermeerderen als den Staet vande Landen lal mogen lijden , ende die faecken vande Compagnie fuilcn komen te vercviTchen. XLII. Hebben voorts geordonneert, Dat in gevalle van Oorloge, alle Prinfen die op die Vyanden, ofte oock op dieZeeroovers binnen de voorfchreve Limiten, by de Compagnie, of by den geenen die den felven t'hare affiftèntie fullen worden by-gevoecht, foude mogen werden verovert: Oock de goederen, die uyt krachte van onfe Placaten fullen worden aengehaelt, na aftreckinge van alle nootelicke kollen , als oock vande fchade die de Compagnie in 't veroveren van elcke Prinfe fal mogen hebben gheleden: mitsgaders de gherechdgheyt van Sijn Excellentie als AdmiraeT, in conförmité van onfe Refoiutie, dient halven op den eerden April fefthien hondert ende twee ghenomen : ende het thiende part vande Officiers, Boots-volck ende Soldaten, die de Prinfen gtdaen fullen hebben, fullen blyven ter dispofitie vande Bewintliebbers vande voorfchreve Compagnie: Mits dat daer van gehouden fal worden Reeckeninge apart, ende verfcheyden vande Reeckeninge vande Negotien ende Commercien: Ende dat het provenu vande felve Prinfen fal worden geemployeert totte equipagie vande Schepen, ende betalinge van het Volck vau Oorloge, Fortificatiën , Beleningen ende diergelijeke faecken van Oorloge ende defenfie te Water ende te Lande dependerende, fonder dat men daer van fal doen eenige diftributie, ten ware dat het felfde provenu foo groot werde bevonden, dat men fonder fvvackinge vande felve defenfie, ende nae dat J'onkoften vande Oorloge foude zijn betaelt eenige merckelijck* parthye foude mogen uyt deelen, de welcke gefchiedén fal apart ende gefcheydcu vande diftributien vaudeCommercien. Ende  B IJ L A A G E S. I4J Ende fal de verdeylinge gedaen worden, een thiende deel voor de gemcene faecke vande Vereenichde Nederlanden, ende de refte onder de Participanten van - defe Compagnie , elcke ponts gelijcke, naer rate van fijn ingeleyt Capitael. XLIII. Behoudelick nochtans , dat alle de Prinfen ende goederen, uyt krachte vande Placaten aengehaelt, ingebracht ende te Rechte geftelt fullen moeten worden, ter judicature vande Raden ter Admiraliteyt vande Quartieren daer die in gebracht fullen zijn, om by de ièlvc kenniffe genomen, ende ghefentieert te worden op de deuchdelijckheyt ofte ondeuchdelijckheyt vande felve Prinfen: Blijvende niet te min hangende den Procefle d'adminiftratiè vande ingebrachte Goederen by de Compagnie, ende dat onder behoorlijcken Inventaris, ende behoudens de Revifie vande geenen die by Sententie vande Admiraliteyt ghegraveert _ foude mogen zijn, in conformiteyt vande Infiructie aen die vande Admiraliteyt gegeven: Welverftaende, dat de VenduMeetters ende andere Officiers vande Admiraliteyten , geen Recht fullen genieten ofte mogen pretenderen vande Prinfen die by defe Compagnie fullen worden gebeneficeert, ende daer in fy niet en zijn geëmployeert. XLII1I. De Bewinthebbers van defe Compagnie fullen folemnelijck belooven ende fweeren , dat fy hun in hare adminiftratie wel ende gheirouwclijck fullen dragen, goede ende deucbdelijcke Reeckeninge doen van hare handelinge: Dat fy in alles fullen bevoorderen, 't meeft profijt voor de Compagnie, ende der felver fchade befchutten, foo veel moge» lijck fal zijn : Dat fij den meefien vande Participanten, in 't opbrengen ende uytdeylinge vande Penningen, niet meer voordeel en fullen doen als den minften : D;it fy in 't innen ende ontfangen vande uytftaende fchulden den eenen niet meer als den anderen fullen verfchoonen: Dat fy voor haer eygen -.Reeckeninge participeren, ende ghcduyrende haer Bcwinthebberfchap fullen blijven participeren alfukke fomme van Penningen als by defen Oétroye zijn geordonncert: Midtsgaders dat fy alle ende een veder vande puntten ende Articuleu in defen vermeit, voor foo veel haer aengaet, fullen naekomen ende onderhouden, doen naekomen ende onderhouden naer hun uyterfte vermogen. XLV.  |44 B IJ L A A G E S. XLV. Alle welcke Privilegiën , Vryheden ende Exemptien , ■ jtnitsgaders de affiftentie hier vooren vcrhaelt, in alle hare Voorfz. Poincten ende Artieulen, wy de voorfz. Compagnie met goede kenniffe van faecken hebben ghegunt,'verleent, belooft ende toegefeyt: Gunnen , yerteenen , ende töefeggen hen mits defen: Beloovende hen-luyden defelve te doen ende laten genieten rultelijck ende vredelijck. Ordonneren oock dat de felve fullen worden onderhouden ende achtervolcht by alle Ovcricheden , Officieren ende Onderlaten van defe Vereenichde Nederlanden, fonder daer jegens te doen diredtelick of indiréclelick , foo weynich binnen als buyr.cn de felve Vereenichde Nederlanden, op peync van daer over als Beletters van 't ghemeen welvaren der felver Landen, ende Overtreders van onfe Ordonnantie geftraft te worden aen Lijf ende Goet. Beloovende daer en boven, dat wy de Compagnie in 't innehouden van defen onfen Octroye fullen mainteneren ende ftaende houden, by alle Trachtten van Payfe , Alliancieu ende Enter- courlen jnetde nae-gebuyre Princen, Rijcken ende Landen, fonder yet ghedaen ofte ghehandelt te worden dat tot verminderinge van defen foude mogen ftrecken. Ontbieden daerom ende bevelen wel expreflèlijck alle Gouverneurs, Jufticieren , Officieren, Magiftraten ende Inwoonders der voorfchreve Vereenichde Nederlanden , dat fy de voorfchreve Compagnie ende Bewinthebbers van dien, ruftelijck ende vreedelijck laten gebruyeken het volkomen effect van defen Octroye, Confent ende Privilegie: Ceflerende alle contradiclien ende empechementen ter contrarien. Ende op dat niemant hier van ignorantie en pretendere, Soo hebben Wy belaft, dat het fommier inhouden van defen Octroye by publicatie ofte affixie van Biljetten fal worden genotifieeea daer, ende foo het behooren fal: Want wy 't felve ten dienfte van den Lande bevonden hebben te behooren. Gegeven onder onfen grooten Zegel, Paraphure ende de Signature van onfen Griffier, in 's Graven-Hage, opden derden dach der Maent van Junio, in 't Jaer (èfthien-hondert een-ende twintich. Was geparaphreert /. Magnus,vt. Onder llondt, Ter Ordonnantie van de Heeren Staten Generael. Onderteeckent C. Aerjfen. Hebbende een uythangende Zegel van llooden Waffche aen een koorde van witte Zyde. BLAD-  REGISTER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A bbekerk: deszelfs belang in denoosterfchcnhandel 207 Asdal Zimet, Gezant des Konings van Acliem, ilerfc in Zeeland. 248 Abirdaan binnnen cn buiten 's lands fterk getrokken. 343 Acchem of Atsjjsn, Koning rijk op Sumatra, deszelfs Koning doet Cornelis Houtman vermoorden. 247 Bedriegt de Hollanders. 284 Zendt een gezantfchap naar Holland Ibid. en 249 Vrijheid van handel aldaar. 270 Adel (hollandfche) wanneer zich Joor 't eerst op den zeedienst beeft toegelegd. 117 Aden aan de roode Zee. De ind. waaren eertijds uit Indië over zee derwaarts gevoerd, en van daar naar Chus. 236 Admiraal H. v«n Iïorfelen, ecrfte Admiraal van Holland. 117 Admiraliteiten , haare gefchillen met de W.I.C 326 Afrika : tocht der Franken derwaarts. 49 Vloot door Majorianus, om het zelve te herwinnen gebouwd. 90 Deszelfs handel met Europa voor het invoeren van den aaven-hundek 233 Ontdekkingen der Portugeezen langs deszelfs kutten 238 Handel op deszelfs kusten in Portugal aan F. Gomes alken toege- flaan. 311 De Koning Tan Portugal neemt den titel van Koning van Afrika Ibid. De Hollanders beginnen daarop tevaaren. 315, 316 Devaart op deszelfs westkust aan de W.I.C.alleen vergund. 315 Aken : ingezetenen dezer plaats begeeven zich tot ds Lakenfabriek te Amfterdam. 351 Alaric deszefskarakter. 77 Word door Stilico uit Italië verdreeven. 80 Albrecht , Koning van Zweeden, zie Aaifterdam. 196,198 A l a a s a r veroverd. 112 Alectus door Conftantius Chlorus overwonnen. 53 Aleppo: handel deroostind. waaren derwaarts. 237 Albxander deVf. verdeelt Amerika tusfehen Spanje en Portugal. 3 ij ALEXANDRië eertijds eene ftapelplaats van indifche waaren. 236 Hoe menze uit Indiü derwaarts voerde- Ibid. Van daar naar Venetië. IbidZie Bagdad. 237 Alkmaa» had oudtijds deel aan den koophandel. 195 Drie jaailijkfche jaarmarkten aan deze ftad vergund. 206 Schijnt in de iyv eeuw deel in den oosterfchen handel ta hebben gehad. 207 Lakenfabrieken aldaar in het begin der 17de eeuw. 361 A Alk-  REGISTER. Ar.KMAARDERSiu Engeland mishandeld. 178 Ali.im.ikki» daan te?511 de Romeinen op, en worden van Confrantimis beteugeld. 56 Dverweldigen de bezittingen der Romeinen en Gaulers. 60 Door Valentiniaao geflagen. 65 Alp ho» sus de VI. Koning van Portugal: zijne komst tot den troon en eerde onderhandelingen met dezen Staat. 331. In Bra'zil erkend. 332 ÜBeftand tusfchen dien Vorst en den Vryen Staat. Ibid. Zoekt de Staaten 'met onderhandelen op te hoeden. 335 Alm erf. (de viffcherij van) aan de Kerken van St- Maarten en St. Maria te Utrecht gefchonken, 141 Altera (Jt klooster van) met tollen en visfeherijen bef-honken. 139 A.mazonf.n (Rivier der) 1 volVplmtingen door de W. 1. C. aldaar ingelegd. 320 Ambachtslieden door de Romeinen hier gebragt. 219 ft,miioina door 'Mendoza verwoest. '.'46 Hoe zich dc Hol • "Janders op dat eiland hebben gevestigd 216 263 Levert niet dan kruidnagelen/ 203 Deszelfs vruchtbaarheid. 264 Staat van den handel der O. t C. op bet zelve. 264 Amerika geringe handel tusfchen hetzelve en Europa in de 16 I eeuw, 233 /Peszelfs goud. en zilver' voor den handel onnut. Ibid. Onbebouwd. Ibid Door C. Colombus ontdckt.313 Tochten der Engelfchen en Fraa* fchen derwaarts. 315 De Hollanders beginnen op het zelve te vaaren. 315 en 316 de uitfluitende vaart op het zelve aan de W. I. C. vergund. 316 en 317 Zie ook West-ikdie. Amersfoort in 1347in de Cotertollen bekend 196 Ampten (meenigvuldige) in het roomfche rijk ten tijdo van Arcadiusen Honoriiis.75 A m $ t e l l a n d : deszelfs dorpen fchijnen inde 15^ eeuw belang bij den oosterfchen handel te hebben gehad. 207 Amsterdam: alles daar werkzaam. 2i. Rust met de deden Hoorn, Enkhuizen,Monnikendam enEdam, een finaldeelter beveiliging der zea uit. 118 en 213 Wapenen haire fchcpeu naar 't westen ' beftemd Ibid. Dez worden cp dc t'huisreize verdrooid.'- Ibui. lieveuigen m 1477 ae zee met eene vloot. Ibid. Onderhouden in 1523 vier oorlogfchepen op de Zuiderzee. 119 Voorflag dezer ilad en der deden van Waterland ter beveiliging der zee 'en deszelfs fpoedige uitvoering. 121 Bekomt een privilegie in Deenemarken voor 'béweezeh dienden. 124 De 'privilegiën den kooplieden in Lijfland verleend op deszelfs verzoek in gefchrifte gelield. 137 Blijk .van deszelfs oude handel. 195 Verkrijgt op Schoonen dezelfde vrijheden als die van Kampen. 196, 198 Overeenkomst met die van Deventer wegens de Cotertollen. 166 Deszeifs'han • ' del  RËGïSTËR. del in do 14.1e eeuw nog zeer jong. ro7. BegintDordrecht te evenaaren. Ib. Deszelfs binnen en buitehlandfc.be handel in dien tijd. Ibid Verkrijgt voorrechten in Z weeden 198 Handel op dat rijk Ibid. Handel, vooral op het noorden , groeit in de 15 :c eeuw fterk aan Ibid Vrijheden in Deenemarken lbi'4 en 199 Alle deszelfs voorre chten aldaar bekrachtigd Ib'd Deszelfs aanzien en rrrag't in de 15de eeuw. 199 Verkrijgt de vrije vaart op' Hufurri .en Flensburg Ibid. ■ dezelfde voorrechten in Deenemarken als de Hanzé-fteden 200 Mag op Hitland en IJsland handelen. Ibid. Vestigt zijnen handel in het Noorden door verbonden. Ibid. Trekt het meefte nut uit de vrijheid van handel, den Hollanderen in Zweed'én gegund, Ibid. Legt .zich vooral "óp den noo-dfehen handel Ibid. en 205 Breidt dien nog verder uit Ibid. Verkrijgt in Noorwegen dezelfde rechten als de Deenen. 201 Houdt daar magazijnen Ibid. Verkrijgt in Deenemarken de affeharring van 'tftiand- en exue recht. 202 L.iatzijne voorrechten daar bekrachtigen. 2^3 Dezelv n neg meer uitgebreid. Ibid. Bezat in de 16 ' eeuwfehier alleen den graanhandel. 204 en 205 Zijne voorrechten doen den noordfehen handel aangroeien. 204 Vokt het fpoor der Hanzé-fteden. '%o$ Bekleedt altijd de ecifte plaats in het bevorderen van Hollands handel. Ibid Waarin deszelfs noordfche handel beftond. Ibid Onder de Hanzé-fteden. 20<5, 207 Raadpleegt met andere ttederi over het welzijn des handels, 206 Draagt in det< erustingtegen de oosterlingen in 1437. 207 Deszeifs handel op Italië en de Levant over Duitschland. 215 Waardijnsdcrdrap^rija aldaar in 1411. 226 Vaart op Oost-indië aldaar ondernomen. 240 en volg. Plechtige iuhaalirig van het fcheepsvolk aldaar. 243 Staat op dea vrijen handel op Brazil. 325 zie Aken. • alleen in 't bezit van het diamant klooven en fliipen. 353 Verblijf van de Koopluiden Av-nttiriers aldaar. 357 Veele (akenen daar in 't begin der 17de eemv gemaakt, 3 4° A r m o r 1 e o_ u e n: hunne kusten door de Saxers afgeloopen. 90 De Veneti onder hen de Yoornaamften. 153 Hunne kooplieden reisden ten tijde van J. Crcfar naar Engeland. Ibid. Verliezen hunnen koophandel en hunne zeevaart. ISS Arne muiden onder de Hanzé-fteden. 206 Houdt met andere fteden raadpleegingen over het welzijn des koophandels. Ibid. Arnulf (Koning) fchenktaan Graaf Gerolf landen en visfcherijen. 140 ARTiscHOFSKi(Chriftoffel) deszelfs hoedaanigheden. 324 overwint de Spaanfchen in Brazil. Ibid. Word in Holland met een gedenkpenning befchonken. 329 Weder naar Brazil gezonden. Ibid. Door Graaf Maurits te rii£ gezonden. Ibid. As ia (gewesten van) onder de heerfchappij der Romeinen. 19 Handel van Europa met het zelve in de 16te eeuw geheel anders dan nu. 232 Astrolabium uitgevonden. 312 Augustijn (kaap St.) verlooren. 337 Augustus: Romeinfche Scheepsmagt in den krijg tusfchen hem en Antonius, • 8, 29 Scheepsmagt der Romeinen op denRhijn ten zijnen tijde. 36 Avanturiers (kooplieden ) zetten zich te Middelburg neder. 356 Krijgen vrijheid zich ook elders neder te zetten. Ibid. Oorzaaken die hun handel doen kwijnen. Ibid. en 357 Hebben zich ook te Amfterdam en Dordrecht opgehouden. Ibid. Brief van Winwood hen betreffende. 358 en velg. A y m v y plaats in China; trouweloosheid en geweld aldaar tegen dc Hollanders gepleegd. 277 en 278 B. 13 a l e 1 n e n: het fnijden derzeiven een fabriek te Amfterdam. 353 B a l y anders klein Java. 304 Basy-oïuï in Egypte.Hoe de  REGISTER. de indifche waaren eertijds van Aden derwaarts, en van daar naar Alexandrië werden gevoerd. 236 B a g d a d: de oostindifche waaren aldaar eertijds gelost en verder vervoerd. 237 Kaheel en gengber over deze plaats komende beter dan over Alexandrië. 237 Bahia: vruchtelooze ondernceming van Graaf Maurits op deze plaats. 326 Bakkei.jaauwvisscherij op de banken van Tirre name 143 Bands een der molukfche eilanden. 266 De Hollanders krijgen 'er voet. 266, 267 Brengt de beste nooten-muskaat voort. 240 Verbond door W. Hermanszoon daar geflooten. 246 Denooten-muskaat worden Jer alleen geteeld. 267 Handel der O. I. C. daar op. Ibid. Bango : fchipbreuk van de Hollanders op dat eiland. 271 B a n e s Eiland bij Sumatra, afhangelijk van deO. I. C. 270 Bantam: handel door VanNeck daar gedreeven. 242 De Koning aldaar zendt een Brief aan Prins Maurits. Ibid. De Engelfchen doen hun best om de Hollanders van daar te doen verdrijven. 302 Grenzen van dit koningrijk. 305 Sterkte, enz. van de O. j. C. aldaar. Ibid. Eertijds de verzamelplaats der fchepen van de 0.1. C. 306 De Pangerang van Bantam ontrroont den Koning van Jakatra. 303 Deszelfs voorflag aan de Hollanders aldaar. Ibid. Barnevet.t : fterkte op Labora of Portsien. 16S Batavia Eiland der Batavieren. Algemeene legerplaats der Romeinen. 56 hoofdftad van Nederl. Indië, deszelfs Richting. 301 -303 ls de hoofdplaats aller verrichtingen der O. I. Cin Indië. 306 Batavieren vrienden der Romeinen. 25 Aantek.'c; 154 Schijnen bij de komst van Cajfar in Gallië reeds eene fcheepvaart te hebben gehad. 31 Hadden bereids koophandel. 155 Doch niet over zee. Ibid. Derzelver aanv/asfende fcheepvaart 39 Helpen Karaufius eene vloot uitrusten. 50 Hun eiland door de Franken ingenomen. Ibid. Door Conftantius Chlorus van de Franken gezuiverd. 52 Ten tijde der Romeinen zoo woest niet als men zich verbeeldt i58eni59,i68enióo Aanwas van hun koophandel door 't verblijf der Romeinfche legers. 167 Onder de eerde franfche Koningen. Ibid. Bij ben de handel in visch en in graanen , ten tijde van J. Cajfar bekend. Ibid. Liefhebbers van de jacht en visfeherij. 216 en 217 Bezaten handwerken.Ib. Batavodurum eerst eene legerplaats der Romeinen, naderhand eene aanzienelijke koopplaats. 10 Zie voorts Wijk te Duurste- p e. Batikalo Comptoir der Hollanders op Ceilon. 280 Belgen door J. Cajfar overA 3 won-  REGISTER. wormen. 23 Wat voor volken. Ibid Aant. b Bf.lt niet voorbij te zeilen 190 Bergen: Voorrechten enkoophmdel der Amfterdammeren ten aanzien van Bergen in Noorwegen. 201- Bercke , Peniïonaris van Dordrecht , in Engeland, om den koophandel van engelfche lakenen. 36ï en 362 Bestand tusfehen Engeland en Holland aangaande den handel. 188 »jj— tusfehen Spanje en den Staat. 293. 300 tusfehen Portugal en dezen Staar geflootcn. 333 Ge-air een ieder niet even zeer. Ibid. Gedagten van de Bewindhebbers der W. 1 C. daaromtrent 333 en 334 Betancourt rJeande)zet zich het eerst op de kanarifche eilanden neder. 311 Beukelszoon (Willem) vindt het kaaken van den haring uit. 14.3 Eer door Karei den V. zijner gedachtenisfe bewezen. Ibid. Beveren 'Heer van) rust twee fchepen uit. om een eiland, hem door Karei den V. ge fchonken, in Amerika te gaan opzoeken. 120 Beverwijk febijnt in de 15Je eeuw belang bij den oolterfeben handel te hebben gehad. 207 Bier., een drank altijd bij de Germanen in gebruik 227 Bierbrouwen een der voornaamfte hoofdneeringen. 227 Te Leyden en Dordrecht in de 14de eeuw bekend. Ibid. Bikker (Gerard) lid van ds Compagnie van verre. 241 Bikker ( Lambert) doet een tocht naar Indië. 244 (Laurens) deszelfs verrichtingen met G. de Rooi. Zie Gerard de Rooi. Biscaaiers: hunne ervaarenheid in de visfeberij, 345, 346 Uitvinders der waivischvangst. 346 Bisnaoor verbond met den Koning van dat rijk. 286 Bl.'-mmart (Samuel) deszelfs verrichtingen op Borreo. 291, 292 Boekdrukkunst heeft fterk in Holland gebloeid. 352 Boeken 'onrechtzinnige) tegen den invoer derzelven bij Tractaaten van koophandel gezorgd. 192 Aant. (a), Boekhandel in Holland onder de eerfte takken van Koophandel te ftellen. 352 Bologne door Conftantius Chlorus vermeefterd. 52 Bojador (de Kaap) door de Portugeezen omgezeild. 309, 310 Bombazijnen in 't begin der I7J; eeuw in Holland gemaakt. 352 Bongo: Nagazaki deszelfs hoofdftad. 270 Bontekoe houdt de rivier van Tfïntsjeou in China gefloo. ten. 278 Borax (het rafïneeren van ) door de Hollanders uitgevonden. 352 Bcrneo: bedrijf derHolIanderen aldaar. 281J--292 Hun handel aldaar. 294 Borselen (Hendrik van) dezelfs tocht met de Hollanders en Zeeuwen tegen Lubek. 115  Tl E GIS T ER, ïi 5 en 116 Schijnt de ecrfte hollandfche Admiraal te ziin geweest, 117 Behaalt eene overwinning op de Franfche vloot. H>id. Boni (Pieter) zendt Tacobus Spex en Pieter Zegers naar Japan. 271 Algemeene Oppergezaghebber van Nederlandsch Indië. 292 Bourdeaux door Karei den VII. met eene vloot var Hollanders en Zeeuwen belegerd. 116, 211 Brabajid: ten tijde van J. Casfar volkrijke fteden en dorpen aldaar. 50 Koophandel op Brabandvoorde 14-' eeuw. 174 Verval van deszelfs fteden in den Spaanfchen oorlog. 350, 351 Met de Hollanders ter beveiliging hunner fcheepvaart vereenjgt. 120 Branders in de 14^ eeuw gebruikt. 114 Braquemokt (Robin de) Koning der kanarifche eilanden. 311 jj r a z 1 l door de Portugeezen ontdekt. 314 DoordcW.I. Comp aangetast, 322 Veroveringen door haar daar gemaakt. Ibid. 324, 325, 332. Capitulatien voor deszeis inwooners. 323 Poogingen der Spaanfchen om de Hollanders, van daar te verdrijven. Ibid. Graaf Maurits van NalTauw word 'er Gouverneur Generaal. Ibid. Lasten op de ingezetenen gelegd. Ibid. De handel derwaarts open gefield. 326, 327 Groote inkomsten uit dat gewest. 328 Slecht gedrag der hollandfche regering aldaar.S2oïiiin en ftnd door Graaf Maurits daar gebouwd. 330 Groote fpaanfche vloot derwaarts gezonden voert niets uit. Ibidf Verloop der zaaken aldaaar 334 Graaf Maurits verlaat het. 335 Klagten over de fchattingen aldaar. Ibid. 336", 337 Vergëènche maatregelen daar tegen genomen. Ibid. De tuin en Had door Graaf Maurits gebouwd atgebrookén* Ibid. Verraad aldaar- Ibid. Het grootfte gedeelre onder de magt van Portugal. Ibidt Vruchtelooze poog'ngen om het te herwinnen 338 en 339 De Diamant-mijnen aldaar gevonden, doen den handel in Diamantenaanwasfen. 353 Bretagne : Cononus Meriadecus word Koning van het zelve, gz Door de Deenen reeds voor Karei den Grooten ontrust. 92, 93 Ekielu van ouds eene handelplaats, 195 Onder de Hanze" fteden. 2c6 Deelt in den oosterfchen handel. 207 Brinio valt op dc Romeinfche burgten. 156 en 159 Britannie tocht van Julius Cffifar naar dat eiland. 26 Karauflus fteekt derwaarts over en rust 'er eene vloot uit 5Q, 51 Door Conftantius Chlorus weder onder de heerfchappij der Romeinen gebragt. 53 Strooperijen der Saxers op deszelfs kusten en op die van Gallie, 63 en 64 Britten roepen de Saxen tot hulp. 88 - Huis te Britten eene van de eerste koop■ plaatfen hier tc lande. 169. Zie ook Brittenburg.. A 4 Binx-  REGISTER. Brittenburg niet Hechts een wapenhuis maar ook een tolhuis. 160 Zie ook Britten (Huis te) Broek Cvan den komt in Japan en word 'er wel ontvangen. 27 i —■ (Van den") door den Koning van Jakatra verraaden. 302 Brouwer (Henrik) deszelfs tocht naar de zuidzee. 334 Brouwershaven heeft deel aan den oosterfchen handel. 207 Brugge : ilerke handel uit Holland en Zeeland op deze plaats. 175 Stapel der engelfche wollen. Ibid. 183 De Leydfche lakenen aldaar gezogt. 225 Brukteren tegen de Romeinen opgedaan door Conftantinus beteugeld. 56 Burgten langs den Rhijn. 156 Waar roe. 169 Denkelijk de eerde koopplaatfen hier te lande. Ibid. 170 Burgerdwang : Holland een fchuilplaats tegen denzelven. qc0 C. risoï deszelfs tocht naar ^ Amerika. 3!5 Csssar (Julius) verbonden van dien Veldheer met fommige Gallifche volken 26 Betrouwt zich in geen vaartuig. 35 Ca janten ju 't begin der i7<'e eeuw inHolland gemaakt.352 Cal ais ftapel der engelfche wollen aldaar. 176 Caligula recht hier te lande eene vuurbaak op. 156 Houdt in 't eiland der Batavieren boelhuis. 159 Rede¬ nen welke hen daar toe hebben aangezet. 168 Calpentijn: Comptoir der Hollanders op Ceilon. 280 Cambay verfchaft fpecerijen. 236 Campecho door de W. I. C. veroverd 323 Camfher (rafïneeren van) een hollandfche fabriek. 355 Caninefaaten Haan de brittannifche vloot. 43 Carleton , Dudley ) brief van den Secret. Winwood aan den zeiven. 358 envolg. Ceilon : Bezittingen der O. I. C. aldaar. 279 Kolombo de hoofdplaats van dezelven. Ibid. Kaneel de voomaamfte vruchtvan't land. 283 Geeft ook edele gefteenten. Ibid. Celebes eilandinO.fndic. 268 Cerialis verflaatCiv.lis. 43 Word van Civilisgeflagen. Ib. Zijne vloot door die van Civilis uitgetard. 44, 45, 46 Chamaven tegen de Romeinen opgedaan door Condantinus beteugeld. 56 Waarom van -Juliaan aangetast 178 Magtigter zee en in de vaart. 179 Chf.ribon comptoir der O. I. C. op Java. 304 Chilianen genegen tot een opftand tegen de Spanjaarden. 334_ China eerste poogingen der Hollanders om toegang tot dit R-Ük te krijgen 273 Staat van den koophandel der Hollanderen in dat rijk. 274 e?tvolg. Chineezen verraaden Van Neck te Combadie. 275 Door Reinerszoon aangetast. 276 Bedriegen Franszoon. 277. 278 Hunne trouweloosheid en  REGISTER. en wreedheid tegen de Hollanders. Ibid. Verdrag van koophandel met hen. Ibid. ontneemen den Hollanders Formofa. 279 Chinko eiland op Sumatra van de O. I.C. afhangelijk. 270 Chus plaats aan den Nijl. Zie Aden. 236 Christiaan I. II. KI en IV. Koningen van Deenemarken, verleenen voorrechten van koophandel aan Amfterdam en andere plaatfen. 198-203 Zie Amsterdam. Christiern Koning van Deenemarken. Zie Amsterdam. Christoffel Koning van Deenemarken. Zie Amsterdam. Cimbren (de) enTEUTOONES in den tocht tegen de Romeinen door Marius overwonnen. 19 Civilis bemagtigt de Romeinfche vloot. 42 Doet zijne fchepen tot het beltonnen van Vetera den hhijnopvaaren 43 Strijd tegen Cerialis te fchecp en word overwonnen. Ibid Zege door hem op Cerialis behaald. Ibid. Zijne fcheepsmagt tart die der Romeinen uit. 44 De ecrfte der Germaanen die de Romeinen den overtocht der rivieren heeft betwist. Ibid. Clovis verovert Antwerpen en bezet de Schelde met fchepen. 91 Coeus (Jaques) vermaard fransch koopman onderhield: overal in de Levant Faftoors. 231 Colombüs ( ChriftofFel) ont¬ dekt West-indië. 312-3*3 Compagnie van verre vereenigt zich met een ander genootfchap. 2*1 Zendt acht fchepen onder J. Cornelisz. VanNeckinzee Ibid. Haare fchepen door de Staaten van gefchut voorzien Ibid. Gelukkige uitfhg haarer onderneeming. 242 Zendt weder zes fchepen onder Van Neck in zee. 243 Verrichtingen derzelven. 243 Comp as wanneer in gebruik geraakt. 3r3 Conanus Mertadecus word Koning van Bret igne. 92 Constantinus overwint de Franken en hunne bondgenooten 56 Wil dezeiven ten eenemaale uitroeien. Ibid. Zijne wreedheid Ibid. Zijne voorzorgen tegen de invallen der Franken. Ibid. en 57 Zijn afweezen brengt de Franken tot opltand 57. 58 Zijn Zoon Crispus bedwingt deze volken wederom. 58 Constantius Chlorus vermeeftertBologne.52 Drijft de Franken uitBatavia. Ibid. 53 Cotert-illrn: overeenkomst tusfehen Amlterd.im en Deventer deswegens. 196 Steden bij dczelven bekend. Ib. Cur acao door de W. i. Comp. veroverd. 322 D. Dagobert recht een tolhuis te Utrecht op. 179 en 180 Damastwerk in Holland gemaakt. 352 Damiate door hulp der Holland rs veroverd. 112 A 5 Dee-  REGISTER. JDeenen Plunderen de gallifehe kusten. 91 DoorTheodabertovervallen. Ibid. Hun. ne vloot doordc Oostfranken geflagen, Ibid. Hunnegeduurige zeetochten. 92, 93 Reeds voor Karei den GrooLen aan de Franken geducht 93 Hun inval in het frankifche Rijk ten tijde van Karei den Grootcn. 96 Hun Koning Godfried valt met 200 fchepen in Friesland. Ibid. Hunne geduurige ftrooperijen hier te lande. Ibid. Bezoeken de beeflemarkt te Hoorn. 205 Vrijheden en voorrechten den Hollanderen, Zeeuwen en Amfterdammeren , omtrent den handel in dat Rijk toegeftaan. 198 -204 Zie Amsterdam. Delft dreef al van ouds handel. 195 In 1347 in de Cotertollen bekend. 196 Had eertijds belang bij de vaart op de oostzee. 207 Aandeel in de O. I. C. 254 Kapitaal. 256 Desima , klein eiland, verblijf, plaats van het hollands comptoir op Japan. 273 Deventer de Utrechtfche kerk bekomt vrijdom van tol aldaar. 173 Vaart op Sluis in Vlaandei-en. 175 Overeenkomst metAmfterdam wegens deCotertollen. 196 Bekend onder de Hanzé fteden. 206 Diamanten handel van dezeiven te Amfterdam. 353 Klooven en flijpen van dezeiven. Ibid. D1 e m e n (van) deszelfs verrichtingen in Indië. 263 Dikbuiken foort van fchepen. 367 Derzelver voor- en nadeden. Ibid. Djokjokarta verblijfplaats van een der Keizers van Java. 304 Refidein en krijgsvolk der O. I. C. aldaar. 305 Doornik (Bisfchop van) worden de tollen op de Schelde gefchonken. 179 Dordrecht eerst van jaagers en visfehers bewoond. 139 Deszelfsoorfprong 139, 161 Dreef koophandeel eer het een ft ad was 171 en 172 Word in 1015 eeneftad. Ibid. Tol daar te vooren. Ibid. Luikfche en keulfche fchepen daar verbrand. Ibid. Stapel der engelfche wollen daar gelegd en weder verplaast. 175 en 183 Handel op de Oostzee en Frankrijk. Ibid. 176 Sterke blnnenlandfche handel. 177 Stapelrecht waarom ingevoerd.178 Doet meer na dan voordeel. Ibid. De Vlamingen mijden den tol aldaar. 173 Bekend onder de Hanzéfteden 206, 207 Deszelfs lakenfabrieken. 222 Dorpen volkrijke) in Vlaanderen , Braband , enz. ten tijde van T. Cajfar. 105 v hollandfche) worden fteden. 209 (hollandfche en zeeuwfche) hebben belang bij den handel bp de oostzee. 207 Dr iel (van) aan den Samorin van Kalikoet 'als gezant gezonden. „ 287! Drusus de eerfte derRomeinfche veldheeren die de noordzee bevaart. 32 Laat verlener-'  R E G I S T ER. fcheide grachten graaven en den nieuwen IJsfel vaarbaarder maaken 33 Word door de Friezen uiteen gevaar gered. Ibid. De eerde der Romeine". die het eiland der Bata vieren tot eene algemeene verzamelplaats der Romeinfche legers heeft gemaakt. 156 Laat meer dan 50 kafteelen bf burgten langs den Rhijn bouwen. Ibid. Duilius zijne overwinning ter zee op de Karthagenienzers. 17 Duitschland de handel op het zelve de oudite in Hol land. 366 Deszelfs uitgeftrektheid. Ibid. Tegen de Hanzé-fteden opgehaald. 367 Duurstede Zie Wijk te Duurstede. E. Edam heeft deel aan den handel op de oostzee. 207 Eduard de I. Koning van Engeland geeftden Hollanderen vrijheid tot de visfehcrij. 136 en 137 Verbiedt den uitvoer van wol. 183 Legt den (iapel der engelfehe wolle te Dordrecht. Ibid Verlegt denzelven naar Brugge en Meenden. Ibid Wiok van Eduard tegen Graaf Floris. 84 Verbiedt den invoer van alle gswasfen, ftoffen en handwerken van de Staaten van Filips. 189 Trekt hetzelve wederom in Ibid. Sluit met Filips een verbond van koophandel voor 30 jaaren. Ibid. Sluit een verbond met Karei denStouten.193 Onttroond. Ibid. Met hulp der Hollanders en Zeeuwenherfteld Ib. Verbond met Maximiliaan en Maria. Ibid. Hernieuwn een verbond met de Friezen I id. Eg mo nd (Abtdij van tollen te Alkmaar aan dezelve gefchonken. 180 Egypte: handel uit dit rijk op Oost ■ indië 235 e»vo/g. De hooge rechten doen dien handel gedeeltelijk naar elders verleggen. Ibid: en 237 Eilanden (Kanardchej door wien ontdekt. 3r r Aan R. da Braqucmont als Koning gefchonken. Ibid Die 'er afftand van doet. Ibid. De Spanjaarden worden 'ermeefter van. Ibid. (Molnkfche) tocht van Jacob Mahu derwaarts ) 2b + fchreeven. 2Ó0--268 Elbubc onder de Hanzé-fteden. 2Có Elisareth, Koningin van Engeland, begunstigt de kooplieden Avanturiers te Middelburg. 356 Vernieuwt hen verbond van 1479 met Holland. 363 E m a n u e l: de II. Koning van Portugal, deszelfs ijver tot het ontdekken van landen.314 Engeland: deszelfs fchecpsmagt in de zesde eeuw. 91 Vaart uit's Gravezande, enz. op dat land. 113 Gefchiedde met hollandfche fchepen. lbib. Graanhandel op dat rijk ten tijde der Romeinen. 178 Koophandel op het zei» ve in ife8de eeuw. 181 Van Thiel in de iqJ-c eeuw. Ibid. Af»  R E 84 Loopen de oevers des Rhijnsaf. 90 Hunne flaauwe zorg voor de zeevaart. 93, 24 Vertrouwen de beveiliging derkus'en enftroomen aan Strandvoogden. '04 Frankrijk zijne fcheeps- magt ten tijde van Ctovis. gi Deszelfs zeemagt met die van Engeland vereenigd tegen die der Hollanders en Zeeuwen. 121 Handel van Dordrecht op datRijkin de 14de eeuw. 176 Verbonden van dat Rijk met Holland in de 131c en I4 41 Germanic' krijgsverrichtingen van Tiberius in dat gewest. 33 en volg. . , (Neder) door Stilico van krijgsmagt ontbloot , en de liarbaaren daar door.in 't rijk gelokt. 80 . ( Opper) door de Friezen afgeftroopt. 64 Gezantschap door den Koning van Achem naar Holland gezonden. 248 'jaarlijks van de Ned. O. i,, C. aan den Keizer van Japan. 272 Gildek: welke 'er in oude tijden te Dordr. waren. 226 Glocester C Hertor; v;m) deszelfs huwelijk met Graavin J: e f k 1 f n, Heer van Ureda, verkrijgt den tol te Strijen in Zeelanq 194 Goedïsede vaart van daar op Engeland, 113 Deszelfj handel op de oostzee. 207 G o e s: deszelfs handel op de oostzee. Ibid, G o mes (Ferdinand) krijgt octrooi om alleen op de Afi ikaanfche kust te handelen. 311 Sticht St. George de, la Mine. Ibid. Gorcum Zie G o r 1 n- c h e m. GoRiNCHEMof Gorcum vaart van deze plaats op Sluis in Vlaanderen. 174 Deszelfs koophandel. 195 En handel op de oostzee. 207 Gooiland Dorpen van) haar belang bij den handel op de oostzee. 207. Gothen niet onkundig in da zeevaart 88 Brengen 6000 fchepen bij een. 113 Gouda: opkomst van hetzelve iör had eertijds belang bij den handel op de oostzee. 20 Goudenaaïs in Engeland van hetgraau'.'.'beledigd. 188 Goud-kust handel pp dezelve door 't fort Nasfau beveiligd. 3KÏ G r a a n e n eertijds door ds noordfche volken in Holland gebragt. 205 Graanhandel een der oudfte takken van Hollands handel. 163, 164. De handel van Oeconomie uitdenze!» vcn voortgekomen, 165. 166 Ten tijde van J. C^far bekend. 167 Uit Engeland op deze landen gedreeven. 179 Bi'na alleen in handen van Amfterdam. 204,20? Vaarr van 'sGravezande daai op Engeland. 113 Had eer-  register; eertijds deel aan den handel, 195 Grimaldi Overwint de vlaamfche vloot voorZierikzee. 113 Grise Comptoir der O. I. C. op Java. 304 Groningen in de verbonden der Hanzé lieden bekend. 206 Groningers hunne fcheepvaart. 115 Grootenbroek had eertijds belang bij den handel op de oostzee. 207 Greinen in Holland gemaakt. 352 Gruit en Gr uithuis des Graaven te Dordrecht verhuurd. 227 GuajaQUIl veroverd. 319 Guinea tot een Koningrijk gemaakt. 312 H. "Ï1T a a r l e m van ouds eene handelplaats 195 onder de Hanzé-fteden in 1418. 207 Dreef handel op de oostzee. 207 Op Italië en de Levant. 215 Lakenfabrieken aldaar. 224 Hagen ( Steven van der) tochten naaar Indie- 244, 256, 258, 262 Hamburg vaart van daar op Sluis in Vlaanderen. 175 Hammenhiel Comptoir der Hollanders op Ceilon.280 Handel Zie koophandel. Handwerken derzelver beginfels en groei. 217, 219 en volg. wanbegrip daar omtrend. 350 Hangwelle Comptoir der Hollanders op Ceilon. 280 Hanze - steden Neder■ landfehe Heden in baar verbond 206, 207 Haar koophandel ftaat dien der Hollanderen en Zeeuwen op de oostzee en in Duitfchland het meeste in de weg. 208, 348 , 349. 367 Harderwijk onder de Hanzérteden. 206, 207 Harins eertijds te Schoonen nu\>p deengelfche kust. 139 Het zouten en kaaken van dezen visch door Willem Beukelszoon uitgevonden. 143 Haringbuizen te Hoorn en te Enkhuizen 't eerst gebruikt. 144 Enkhuizen alleen zendt 'er, 140 in zee. Ibid. Groot getal , waarmede men in de voorgaande eeuw vischte. Ibid. Kosten haarer uitrusting. 145 Door deFranfchen genoomen. 214 Hariwgvisscherij jonger dan dekabbeljauwvangsr. 142 De voornaamfte aller visfcherijen. 143 De eerfte grond van hollands rijkdom. Ibid. De goudmijn van Holland. Md. Vestigt zich voornaamelijk te Enkhuizen en te Hoorn. Md. Het eerlte gvooie net tot dievisfcherij te Hoorn gemaakt. Ibid. De eerfte buizen tot dezelve. 144 Bloei te Enkhuizen. Ibid. zorg voor derzelver bloei en behoudenis, ihid. Hasselt onder de Hanzé-fteden. 206 Houdt met andere fteden raadpleegingen over het welzijn des handels. Ibid. Haiv-  R E G I S T E Rï H a w k i n s deszelfs tocht naar West-indië. 315 Heemskfrk (Jacob) vertrekt met8 fchepen naar Indië. 249 Komt te Malacca. Ib. neemt daar eene rijke Portugeefche kraaki Ibid. Deszelfs edelmoedig gedrag omtrent de gevangenen. 250 Verrichtingen in Indië 26i, 268 Hein (Pieter Pieterszoon) neemt de zilveren vloot. 320 Hem deszelfs handel op de oostzee. 207 Heneik Prins van Portugal zijn ijver tot het ontdekken van onbekende landen. 308, 309, 310 Hepmanszoon fWolfert) zeegevecht tusfehen hem en Mendoza bij Bantam. 246 Verbond door hem te Banda geflooten. Ibid. Hermite 11') Admiraal der W. I. C. verovert Guajaquil. 319 's Hertogenbosch vereenigt zich mee de Hollanders ter beveiliging hunner fcheepvaart. ejo Heusden heeft deel in den handel op de oostzee. 207 Heusdenaars in Engeland beledigdj 188 Hitland de Hollanders bekomen 'er vrijheid van handel. 2co Hitoe een gedeelte vanAmboina. 262, 263 Hoekschen en KabbeljaauwscHf.N partij-naamen. 142 Hoivisch een recht op de visch-vangst; 141 Hoksieuw hoofdftad van Tjntsieoe in Cnit:a. 176,177 Holland een klein moeiasiïg land. 7 en 13 In de i s de eeuw I. Deel. even aanzienelijk als heden. 116 Voorziet vreemde mogendheden van fchepen. 121, 122 Deszelfs raagt bif den aanvang van den Vrijen Staat. 125 Heeft de eerfte flappen van zijne grootheid aan visfehets fchepen te danken. 146, 228 Oude verbonden met Engeland vernieuwd. 188 Allegewasfen, ftoffen en handwerken van hstzelveinEngel.md verbooden. 189 Verdragen wegens den koophandel tusfehen het zelve met Braband en Vlaanderen. 194 Werd eertijds ook van vreemde kooplieden bezogt. 2014 202 Algemeene zucht der ingezetenen tot den koophandel. 207 Deszelfs fteden bloeien door het verval der brabandfeheen vlaamfche. 350 en 35t Holland (Graaven van) worden onafhangelijker. 107 Worden ervelijk, Ibid. Zon gen al vroeg voor den koophandel en zeemagt, 11 r Hun recht op de visfeherij. 141 Worden met fchepen gedieiit; 12+ Hollanders. Altijd een nijver handeldrijvend en krijgszuchtig volk; 6 en 8 Hadden in de iade eeuw eene taamelijka groote zeemagt. 111 Ver. ontrusten den hsndel der Vlamingen ter zee. Ibid. Neemen deel aan de kruisvaart. 112 Magt ter zee en groote fcheepvaart in dien tijd. ibid. Helpen Zierikzee ontzetten. 113 Hunne fcheepvaart wakkert fterk aan. 113, 115 Vaart op Engeland* 113 U Lee-  REGISTER. Leenen fchëperi aan de Engelfchen. 115 Hunne krijgsbedrijven tegen Lubek. 115, 116 Önderftcunen Erik Koning van Deenemarken met eene vloot. 116 Qeagelijksch Karei den Vil. Konürg van Frankrijk Ibid. 117 Hunne eerfte poogingen tot de vaart buiten Europa. 119 Rusten met de Zeeuwen een vloot uit tegen de vereenigde zeemagt van Frankrijk en Engeland. 120 Verbinden zich met Antwerpen , enz. Ibid. lijden fchade door eigen verzuim. Ï22 Verzeilen Karei den V. in Afrika, 123 Van de Venetiaanen voortreffeljjkezeelieden gehouden. 124 Door dezelven tot den zeediensc aangezogt. 209 Bekomen vrijheid, om op de engelfche kusten te visfchen. 136 en 137' In Engeland door het graauw mishandeld. 187 Helpen Eduard den IV. Koning van Engeland op den troon herftellen. 190. Vrijheden en voorrechten hun in Zwecden, enz. toegedaan. 198-404 Leggen zich ïlerk op den noordfehen handel. 205 - en volg. Breiden dien trit. ' 208 Worden'er geheet mee. fter van. Ibid. Steeken zich in den oorlog over den üeen• fchen troon, ibid: Naijver der Hanze fteden. Ibid. Oorlog met de wendfehc fteden. 209 Hun roorJfche handel groeit aan. Ibid. Hunne ecrJte handwerken. 217 en 218 Zoeken vruchteloos een doortocht over het Noorden naar Indië. 240 DoordePor- tugeezen en Spanjaarden in Indië gedwarsboomd. 240, 241 244, 245 Hunne verbonden met de indiaanfebe Vorften. 147 Hun beleid bij hunne tochten op O. Indië. 260, 261 Hunne eerfte vaart opWest-indië 315 Vaaren op vracht en zijn de voerlieden van Europa. 3X5 Hollandia fterkte op Ternate. 265 Hoogstraatem verraader in Brazil. 337 »» ^S- Hoogwoude had deel aan den handel op de oost zee. 207 Hoop (Kaap de goede) vaart naar Indië over die kaap, baart verandering in den' koophandel. 232 Door V. de Gama omgezeild. 238 Hoorn onderhoud vieroorlogfchepen. 119 Haringvisfcherij aldaar. 143,144 Rijk van koophandel en visfeherij 196 Deszelfs heeste-markt. 205 Heeft deel aan den handel op de oost zee. 207 Verliest 30 fchepen. 213 (Kamer der O. I. C. te) Zie O. 1. Maatfchappij. Hoster go en West er go: de Friezen door dien naam betekend. 190 Houthandel een van de oudfte takken van Hollands koophandel. 164 Houtman ( Cornelis en Fredf.rik ) neemen te. Lisbon kennis van den indifchen handel. 240 Tocht van Cor•nelis naar Indië. Ibid en 241 Te Achem vermoord. 247, 270 Husum vaart op deze plaats en van daarop Flensburg. 199 Jaar-  REGISTER. I. Taarmarkten te Alkmaar. 2có Jacht bij alle volken geoeffend, en ook bij de eerfte inwoonders dezer gewesten. 216 Jacoba, Graavinvm Holland, haar huwelijk met den Hertog van Glocefter. 187 Jacobus Koning van Zweeden, zie Hollanders. Jaffanapatnam comptoir der Hollanders in O I. 279, 283 Jakatra door de Holanders veroverd. 301 Batavia genoemd, 303 Jamby plaats op Sumatra. 271 Jan n e II. Koning van Portugal, laattekenen vanbezitneeming op ontdekte landen oprichten. 311 Neemt den tiiel van Koning van Afrika en Guinea aan 312 Zijn ijver tot bevordering van de zeevaart. Ibid Verfmaadt Co1 limbus. 313 . de 1. Graaf van Holland, (rouwt met de dochter van Eduard Koning van Enge land 183 en 184. Zie Koophandel. . d e II. Graaf van Holland volgt de zijde van Frankrijk. 185 Zie Koophandel. _— Heer van Kuik Zie Kuik. Japan hoe de Hollanders in nat rijk voet gekreegen en zich gevestigd hebben. 271 -272 Zie Koophandel « ( Keizer van) fchrijfteen brief aan den Prins van Oranje. 272 Jaarlijksgezantfchap der Ned. O. I. Comp. aan dien Vorst. Ibid, Japara eertijds het hoofdcomptoir der O. !. Comp op de oostkust van Java. 104 en 305 Java door de Hollanders bemagtigd en tot de hoofdplaats van hun bewind en koophandel in Oost indië gemaakt. 30 r 304 Vruchtbaarheid 305 De Opium het voomaamfte voorwerp van koophandel. (bid. (klein) een eiland, anders Baty genoemd. 304 Ierland koophandel der Hollanderen en Zeeuwen op dat rijk. 192 I Jssel visfcherij en tol in dezelve, aan Jtkloofter van Altena gefchonken. 139 (nieuwe) door Drufus bevaarbaarder gemaakt. 33 IJsselmonde kifteel van) door Robert den Fries belegerd. 110 IJsland: Hollanders bekomen 'er vrijheid van handel 200 iLLYRië word van de Romeinen overweldigd. 18 Indioo eene der voomaamfte waaren , die men naar de Levant voert. 34$ J o o d e n: comptoiren bij hen aangelegd. 342 Jork nieuw eertijds nieuwr Nederland. handel der W. 1 Comp. aldaar. 320 Is la het Graaffchap) en Lakt door Koning Otto aan dc kerken van St. Maarten en St. Maria te Utrecht gefchonken. 141 I t a l 1 ë deszelfs kusten door Karaufius afgeloopen. 50,51 Alaric door Stih'co daar uit verdreeven 180 Handel op het zelve over Duitschland. £ z Ka-  REGISTER. 214 en 215 Vaart op Italië. 239 J v L1 a a n beoorloogt Chondo. mar te water. 600 en 601 Waarom. 178 Doetdefterkte , enz. langs de Maas en den Rhijn herbouwen 62 Herfteltde Romeinfche fcheepsmagt. 63 Vindt een nieuw foort van vaartuigen uit. Ibid. K. Ka aken van den haring door Willem Beukelszoon uitgevonden. 143 Kaap V e r d tocht van Antony Molock derwaarts. 120 Door de Portugeezen ontdekt. 238 Begin van de vaart der Hollanderen derwaarts. 239 Kabbeljaauw, waar gevangen. 345 Een goed voedfel. 345 Buiten en binnen 's lands fterk getrokken. Ibid. Kabbeljaauwvangst haare oudheid. 142 en 345 Voornaame tak der visicherije. Ibid. Waar geoefend. Ibid. Kaerden (Paulus van) door den Koning van Achem bedroogen. 248 Neemt wraak Ibid. Heeft het bewind op de niolukfche eilanden. 264 Kalikoet: onderhandelingen en verbonden met den Vorst van dat rijk. 286, 287 . 288 Kaliture comptoir der Hollanderen op Ceilon. 28oen282 Kampen al vroeg bekend in de haringvisfeherij op Schonen en in den koophandel op de oost-zee. 138 en 196 voer eertijds fterk op Sluis in Vlaanderen. 175 Is in de cotertollen bekend geweest. 196 Onder de Hinzé - fteden 206, 207 Kananor de Hollanders krijgen vrijheid van handel aldaar. 288 Kandi eerfte komst der Holianderen aldaar. 251 Kaneel over Bagdad in Europa gezonden beter dan die over Alexandrie. 237 Het voomaamfte voorwerp van handel op Ceilon. 283 Karausius tot zeevoogd door Maximiliaanaangefteld, valt den Romeinen af, enz. 50 en volg. Karel de Groote: de bewooners onzer kusten onder hem visfehers en zeelieden. 95 en 96 Word door de Friezen te fcheep bediend. 96 Laat vlooten tegen de Noormannen timmeren. Ibid. Doet te Gent fchepen bouwen. Ibid. Deszelfs gefchiilen met Offa, Koning van Meicie. 121 de Eenvoudige ftaat Normandië aan de Noormannen af. 99 . de V. fchenkt een on¬ bekend land aan den Heer van Bcveren. 120 Verbond tusfehen de Koningen van Frankrijk ea Engeland tegen . hem. 120 Vloot door de Hollanders en Zeeuwen uitgerust. Ibid. Bezoekt het graf van Willem Beukelszoon 143 Zendt F. Magellaan door de zuidzee naar Oost indië: raakt deswegens met Portugal in twist. 238, 239 Karel Martel tast de Friezen te water aan. 92 Karsaaien in Holland ge■ maakt. 353 Kar.-  REGISTER. Kartagena door de Wandaalen geplunderd. 83 Kartasoere verblijfplaats van een der Vorsten van Java. 304 Kartaginieksers beoprloogen de Mamertynen, door de Romeinen bijgedaan. 16 Door de Romeinen ter zee overwonnen. 17 Krijgsbedrijven tegen de Rome;nen ter zee. Ibid. i§, 19 Kotertol , zie Tol. Kaucmen: gevaarlijke tocht van Drufus tegen dezelven. 33 Hunne leevenswijze. 129 Kennfmerland (Dorpen in) hebben belang hij den oosterfchen handel. 207 Kis de indifche waaren eertijds aldaar geboerd. 237 Koedijk heeft belang bij den oosterfchen handel. 207 Koen Jan Pietersz'' Opperlandvoogd van Nederlands Indië, zjjne bedrijven in O. Ind':ë. 275.. 301 enVQlg. Kofli (Martiniekfche) eene der voomaamfte waaren voor de Levant. 343 Koiombo hopfdftad der Hollandfche bezittingen op Ceilon. 279 Deor de Hollanders bemagtigd. 28.2, Koophandel derSueeven, enz. ten tijde van J. Csefar. J48 DerVeneti en andere gallifche volken, 152 Met die van Amfterdam vergeleeken. 153 Op de noordzee ten tijde van J. Csefar. 152 Binnen de vereenigde gewesten in de vroegftetijden. 159,167, i6s. 201, 170, 180, 181 Neemt toe door het verblijf derRome'uifche legers. 617 Onder de eerfte fianfche Koningen. Ibid. Deszelfs aanwas. 155, zogen volg. 318, 367 > 3co Verhuist. 171 Oorzaaken daar van. Ibid. Tusfehen het rijk van Karei den Grooten en OtFs Koning van Mercie verbooden. 181 Algemeene zucht tot den zei ven eertijds in Holland. 207 Eertijds anders dan nu gedreeven. 201 Vtn (economie , waar in he.itaat. 5, 166 Van Gallie, door J. Caefar bedorven. 154 Hoe en wanneer dezelve in Holland is opgekomen. 10, 184 , 163 ■ 228 , 252 Aanwas in de 15 eeuw. 115 Eerfte handel in graanen en bouwftoiljn. 16.3 en 164 Oosterfche handel. i65>i°3 Steden oudtijds in den koophandelbekend. 195 Staatvaa denzelven ten tijde van den opftand tegen Spanje. 233 Op Braband. 193-195 Duitschland. 366 Engeland. 157, 181-192,354 3Ö3 Frankrijk. 209 211,363, 364 Ierland. 192 Italië. 214, 340- 344 De Levant. Ibid. 't Noorden. 197--209, 348 -350 Ooft-indië. 240-308 Portugal. 211 en 212, 366 Schotland. 192 Spanje. 211-212, 364 en 365 Vlaanderen 193-195 Wesr-indië 3i5--339De middelandfchezee. 340- 344Bloeide zeer vroegte Wijkte Duurflede. 170 Vergaderingen in de 14de eeuw. 206 Kooplieden in de R-meinfche legers. 156 Vrijheid aan dezelven in Engeland in 1215 toegedaan. 182. Hielden magazijnen of pakhuizen in de plantten daar zy handelden. B 3 201  REGISTER. 201 Verzelden dikwijls zelve hunne koopmanschappen .» f Armorifcbe) reisden naar Engeland. 153 \ bra bandfchej mogen ongemoeid in Holland reizen. 194 (friefche 1 veele (heuvelen te Duurftede. 170 hollandfche) mogen ongemoeid in Braband reizen. 194 . (hollandfche) hunne bekwaamheid ten ti jde der Spaanfcheberoerte 252,253 — (londenfche ) lijden veel van de Zecuwfche Kaapers. 183 (Luikfche en Kculfchej hunne f-.hepen te Dordrecht verbrand en den handel verbooden 173 (Nederlandfche) in Engeland van het graauw mishandeld. 187 fpouugeefche) in Holland gezeten. 250 » (vlaamfchel voorrechten aan dezelven in Holland toegeftaan. 194 f Vreemde) kwamen ook eertijds zelve in Holland handelen. 202 en 208 * Avanturiers, han- del van dezelven Koopplaatsen de eerfte hier re lande burgten. 169, 170 Veele oude thans niet meer bekend, veele nieuwe opgekomen. 171 Ko' pvaardtj-vloot uit het Westen naar Holland ketrende door de Franfchen genomen 213 Koornschi tjrfn : de Burgten langs den Rhijn dienden daar toe 1C9 K o romandel f Kust van; vaart en handel op dezelve. 284-287 K o r t g e é n e heeft belang bij den oosterfchen handel. 207 Kouheng gouden Japanfche munt. 273 Koussen - tabrieicen in Holland 352 Krommenije heeft belang in den oosterfchen handel 207 Kruidnagelen op Amboina geteeld. 263 Groote menig, te der O I. C geleverd 264 Kuik : Jan Heer van; verdrag van dei'zelven met die van Dordrecht wegens zijn tol.171 Kunsten bloeien in Holland. 352 Kruistocht van Graaf Floris den IV. met 300 fchepen tegen de ftad Staden. 112 Naar *theilige Land. Ibid. Kustkn derzelver bewooners altijd visfehers en kooplieden. Zie Visscherij en Koophandel. Haare beveiliging aan zekere Strandvoogden toevertrouwd. 104 — ( Sayifche j wat volk daar door-te verdaan. 64 L. ILabora Zie Patsjan. Lagos rust eerst fchepen tot het ontdekken van onbekende landen uit. 310 L a k e {het Graaffchap ) en lsla 'door Koning Otto aan de kerken van St. Maarten en St. Maria te Utrecht gefchonken. 141 Lakenen 'Leydfche)beroemd voor de Spaanfche beroerte. 223 en volg. ( Languedocqfche ) eene der voomaamfte waaren voor de Levant. 343 La-  REGISTER. Lakenen allerlei foortcn in Holland gemaakt. 352 . . eertijds een hoofd- tak des engelfchen handels. 354 Neemt af ctour de engelfche laken-fabrieken. Ibid. Maatfchappij van kooplieden in lakenen afgefchaft. Ibid. en 355 . ,- de invoer der en- gelfche geverwds verbooden. 357 ^aken-fabriek eene der oud■ fte manufaftuuren. 219. 220 bloeit onder Karei den Groo - ten, die dezelve aanmoedigt. 220 Bloeit in de 13de eeuw te Dordrecht, 222 In de 14de te Leydcn. Ibid. en vofe. Te Amfterdam in de isde eeuw. 226 Te Hoorn. Ibid. _____ ingezetenen-van Aken zetten zich te Amfterdam tot dezelve neer. 351 Lambas (verbond met den Koning van) 292 Land (Heilige) kruisvaart der Hollanders derwaarts in 1217, 112 Landen (tochten naar onbekende) 308, 309 e» v«lS' Lïgeih'pe in Brazil veroverd. 325 Leng onder den Kabbeljaauw begreepen. 345 Levant (handel op de) eertijds uit Holland over Duitschb.nd gedreeven.2i4,2i5(Vaart en koophandel op de) 340, 344 LEYDENdeszelfsoorfprong i6?; 169 Van ouds als eene koopftad bekend. 195 In 134711 de Cotertollen bekend. 19C Heeft deel in den handel oj de oost-zee. 207 Deszclf Laken fabrieken zeer oud en beroemd. 222 Bierbrouwerijen aldaar in de 14de eeuw. 227 Lijfland de voorrechten der koopluiden aldaar. 137 koophandel op dat gewest, 20S Zie Amsterdam. Lijk edeelers vrijbuiters. 114 LinnenBleeken in Holland. 352 Lisbon eertijds eene ftapelplaats der indiïche waaren.336 Lt ANnA in Afrika veroverd 332 Lodewjjk vKeizer) jaagt den Noormannen een fchiik aan. 104 Zijne onbekwaamheid. 105 Loire vloot door J. Cnsfar op die rivier gebouwd. 23 Loncoür een der molukfche eilanden. 2t>6 Lonk (II e n r i k) veroverd Oitnda en het Recif van Fernambucq. 322 Lotharingen (de Hertog van) rust eene vloot uit om Dordrecht te veroveren. 110 Luüek: tocht der Hollanders en Zeeuwen met eene vloot tegen die ftad. 115 Voorflag om 60 fchepen tegen die ftad uit te rusten. 121 Verbond aldaar in 1418 tusfehen de Hanzé ftedengeftooteü. 207 Luikenaars: wraak over hen genomen. 173 M. ]\/f aakelaars te Dordrecht. ivjl 17 + St. Maarten (kerk van) Zie Utrecht. 1 St. Maartensdijk deelt in den i oosterfchen handel. 207 B 4 Maa-  REÖ1STER. Maaitenszoon (Maarten) deszelfs verrichtingen op de kust van Koromandel. 288 IViAts fterkten, enz. op dezelve door Julïaan herfteld. 62 Maatschappij van kooplieden inengelfchelakenen. 354,3*5 ( Noordfche ) krijgt het uitfluitend recht der walvischvangst. 347 Vervalt. Ibid. *■ (Nederland fche Oostindifche) haare eerfte poogingen nietgelukkig 235 Hnar vocrfpoed en aanzien. Ibid Gelegenheid tot derzelver oprichting. 253 Inhoud van haar oftroi. 254, 255 Haar eerfte inleg. 256 Haare eerfte uitrustingen. Ibid. Voordeden die zij den lande heeftaangebragt. 257 Haare bezittingen en handel op de molukfche eilanden. 2<9 268 Op Celebes. 268 In Malacca. Ibid. 269 Op Sumatra269 270 Op Ceilon. 279en volg. Handel in Japan. 271 en volg. OpChina. 273 en volg. Op de kust vaii Koromandel enz. 283 en volg. Op Borneo. 289 e» volg. De vaart op Indië aan anderen "erbooden. 293 Rijke rétoüren die zij bij haaien aanvang kreeg. 293 en volg. Getal van fchepen, vaartuigen, getchut en krïjgsvoik, dat zij in 1616 bezat of in dienst had. 299. 300 Voordeden, welken haar het twaalf iarn-ig beftand heeft toegebragt. 293 , 300 Bewind te Batavia en op Java3oi,303, .306 Gezag welk zij daaroe feit. 303 , 304 Haare bezittingen en compfoiren aldaar. 304, 305 Haare uitdeelingen van 1605-1648.306, 397 Haare magt en luister bij den munfterfchen vrede. 307 Poogingen om haar met de W. I. te vereenigen. 336 Daar toe ongenegen. Ibid. Ma a t s c h a p p ij (Westindifche) aanleiding tot haare oprichting. 316 Inhoud van haar oétroi, 317 Haar kapitaal. 318 Bewind. 318,319 Eerfte uitrustingen en verrichtingen. 319 Maakt rijke prijzen. 320 Legt volkplantingen aan. Ibid. Deelt 50 per cent uit- 321 Tast Bra. zil aan. 322 Verovert Fer. rambucq, enz. Ibid. Steekt de O. ï, C. naar de kroon. Ibid. Maakt verder veroveringen. Ibid. Capitulatien door haar den ingezetenen van Brazil toegeftaan. 323 Verflaat de Spaanfchen in Brazil. 3^4 Raakt in fchuf-' den. Ibid. Neemt geld op. Ibid. Stelt Graaf Maurits van Nasfauw Siegen aan tot Gouverneur van Brazil. Ibid. en 325 Maakt onder deszelfs bevel daar nog meer veroveringen. Ibid. Voert'er belastingen in. Ibid. Veroverd St- George Del Mina. Ibid. 'Aanflag op de Bahia mislukt, t?6 Gefehil met de Admiraliteiten. Ibid. Haare Leden verdeeld over den vryen Handel op Brazil. Ibid. Verdere zaaken raakende Brazil. 328 339 Zie Brazil. Mabhammed ( Siri 1 Zie Siri. M a ca o Hollanders aldaar ophangen. 2 50 Vruchteloos door Reynerszoon aangetast. 275 Ma.  REGISTER. Macassar onder de magt ■ van de O I. C. 263 Haar handel aldaar. Ibid. Madsra door wien ontdekt 310 Ma du re eiland bij Java 305' M XgeixaanI Ferdinand ) ontdekt de ftraat, naar zijn naam genaamd. 238 Mjhsan een der molukfche eilanden veroverd 289 Mahu f J a c o b } deszelfs tocht naar de Molukfche eilanden. 244 Major ca door de Wandaalen geplunderd. 83 M a j o r t a n u s rust eene vloot uit, en doet een fcheepstocht naar Karthago. 90 Makjan een der molukfche eilanden. 265' Malabaar verfchaft fpecGrijen, 236 Malacca of Malaja komt onder de magt der Hollanders. 269 Aangelegenheid en handel der O. I. C. aldaar. Zie Heemskerk en Mitelief. Ibid. Ma 1. a j a of Oranje fterkte op Ternate. 265 — Zie ook Malacca. Mamertijnen door de Romeinen tegen Hiero onderfteund. u6 M a n a a r comptoir der Hollanders op Ceilon. 280 Manufactuuren oudtijds in Holland, s, 2i6--22i Derzelver aanwas ten tijde der fpaa.nfche beroerten. 350 Maranhao veroverd. 3^2 Weder verloeren. 334 Maria Hertogin van Bourgondië, zie Maximiliaan. St. Maria (kerk vanj zie U t r E c Fl t. Marseillaanen door J. ( ajfar te water overwonnen. 26, 27 Matelif.f 'Cornblis) de Jmge trekt met eene vloot naar Indië, 258 Dost een aandagop Macao 269,271, 272 Ken vruchteloozen tocht naar China. 275 Verdere bedrijven vandenzelven.289 M a t u r e comptoir der H1 • landers op Ceilon. 280 Mauritius fterkte op M aKjan. 26S Maurits Prins van Oranje voorziet van Neck van lastbrieven voor de indiaanfche voiften. 242 DeKoning »m Bantam zendt een brief aan dien Vorst. Ibid. Neemt deel aan de W. f. C. 318 (Graaf) van Nas- fauw Siegen , Gouverneur generaal van Brazil. 325 Verovert Porto Ca'lvo; Ibid. Word ziek. Ibid. Doet een vruchteloozen aanval <.p de Bnhii. Ibid. Zijn gedrag omtrent ArtifchoisKi 329 Tuin door hem aangelegd. 330 Prachtiggebouw en Mauritsrtad gebouwd. Ibid. Maakt nogeenigeveroveringen. 332 Keert naar't Vadei.and. 3<5 De landvoogdij hem weder aangebooden en geweigerd. 339 Mauritsstao door Graaf Mauiiis in Brazil gebouwd. 33Q Maximiaan beteugelt de zeefchuimeriien der Franken en Sixers. 50 Vertrouwt aan Karaufius de Zeevoog'd:j. ibfd. Maximiliaan en M a r i a Hertog earlcnoginvauB urB 5 gon.  REGISTER. gondië fluiten een verbond van koophandel met Eduard den VI. 190 M a z u 1. ipatam: hoe zich de Hollanders daar eerst hebben gevestigd. 286, 287 Mechelen, ftapel der engelfche wollen van Dordrecht naar deze plaats verlegd. ï?6, 183 jyf e e k r a p in de 6de eeuw hier te lande geteeld, en tot het laker.verwen gebruikt. 220 JM eden blik had eertijds deel aan den handel. 195 Deelt in den oosterfehen handel. 207 jM e l d 1 e : fchepen ten tijde van Ca:far daar uitgerust. 30 Mendoza(DonAndreas Hurtado de; raakt in gevecht met W. Hermanfz, en verliest 2 fchepen. 245 , 246 Verwoest uit weerwraak Amboina. Ibid. Mercurius voomaamfte Godheid der Veneti. 152 Middelburg vanouds in den handel beroemd. 195 Komt voor in de verbonden derHanze-fteden. 206 Raadpleegt met andere fteden over het welzijn des handels. Ibid. Deelt in de oosterfehen handel. 207 Deszelfs inleg in de VV. L C. 318 De Kooplieden avanturiers zetten zich daar neder. 356 Jaloezie der andere fteden deswegen. Ibid. en 361 Door Engeland begunftigd, 362 Middelburgers in Engeland mishandeld, j 88 Minorca door de Wandaalen geplunderd 83 Mogendheden (vreemdej doen fchepen in Holland en Zeeland konpen. 122 Molock (Antony) deszelfs tocht naarKaapVerd. 120 Monnikerdammers in Engeland mishandeld. 188 Morir een der molukfche eilanden, fterkte der O. f. C. Op hetzelve. 265 MosKoyië. (handel op) 200 neemt toe. 208 MouREiirtkoningrijkSabor.316 N. TVJaarden de ftapel,sder -»-^ visfeherij aldaar. 121 Had eertijds deel aan den handel. 195 insgelijks aan den handel op de oost zee. 207 Nangazaki hoofdftad van Bongo. 273 Nassau fterkte op Morir. 265 (fort; eene fterkte op de kust van Afrika. 316 Neck (Jacob Corneliszocn van i in 1598 naarlnd ë gezonden. 241 Zijne verrichtingen. 242 Vreugdebedrijven na z jn te rug komst. 243 Neemt weder een reis aan. Ibid. Sluit een verbond met den Koning van Ternate en met de Koningin van Patari. 247 Doet een tocht naar China. 274 Door de Chineezenbedroogen en verraaden. 275 Neder land (Nieuw) handel der W. 1. M. aldaar. 320 Nederlanden (fcheepvaart der; onder Karei den Grooten. 96 (vereenigde) zeden en levenswijze. 21, 126 Hunne magt ter zee  register; zee voor de fpaanfche beroerte. 124 Wat begrippen daaromtrent 127- Nederlanders te Venetië voor goede zeeluiden bekend. 124 Dreeven adaar handel in fpeeërrjen, 236- Nedeksaxers Zie Saxers. Negapatnam hoe de Hollanders daar voet gekreegen hebben. 286 N e o o m b o Comptoir der Hol {anders op Ceilon. 280 Verovering van hetzelve. 282 N e 1 r a een der molukfche eilanden. 266 N e r v a handel op deze plaats. 349 N e r v 1 gedoogden niet dat Jer bii hen wijn werd ingevoerd. 153 Netten: het maaken derzelven eene van Hollands oudfte fabrieken. 217 Nij l en roode zee door eene gracht vereenigd, ter bevordering van den handel op Indië. 234- N y m e g e n deszelfs oude bev/ooners niet vreemd van de romeinfche hefchaafdheid. isq Oudheden daar opgegraaven. ibid. Noorden, vorsten; in 't Noorden door Am'.ierdam aangezogt. 200 Welke waaren derwaarts werden gevoerd 203 Veehandel. 205 Graanhandel. 206 , de vaart op Indien door 't Noorden vruchteloos gezogt. 240 . ( handel op 't ) 165, 166 Door Amlterdam reeds in de 14de eeuw gedreeven. 197 !s lanS ds voomaamfte tak van Holland; handel. 198 Groeit aan 200, 204, 208 , 209, 345 envolg;. Door welken fteden gedreèven 205 en volg. Degrondflag des handels op Spanje, jfifc Noordzee: Drufus dë eerfte der romeinfche 1 veldheeren die dezelve heeft bevaaren. 33 Ten tijde van J. Ctefar bevaaren. ijNoormannen hunne geduurige itrooperijen hier te lande. 96 Ve woeilingen door hc-n in het franfche rijk aangerecht 97 en wlBrengen den handel dezer landen merkelijke fchade roe 180,181 No' rt ÜLivrER van ) reist rondom den aardkloot. 244 Doet Borneo aan. 291 Noorwpgen vrijheden en voorrechten den Hollanderen, Zeeuwen en Amfterdamuieren daar toegêllaan. 199, 201 NoRMANDië door Karei den iienvoudigen aan een Noormanfchen veldheer afge liaan. 99 Nootenmuskaat de besten wasfen te Banda. 246 Tegenwoordig alleen op -de eilanden onder Banda geteeld. 267 Driemaal 's Jaars ingezameld. Ibid. Tot wat prijs door de O. I. C. gekocht. Ibid. O. Od o a k e r rust eene vloot uit. 91 Offa, Koning van Mercë, verbond van koophandel tusfehen hem en Karei den Grooten. 181 Ol-  REGISTER. O l t) e n b a r n e v e l d is tegen de oprichting eener \V. I. C. 316 O li nd a door de W. I. C. veroverd. 322 Oorlog (tweede punifche ) deszelfs uitflag 18, 19 Oosterlingen kwamen oudtijds in Holland handelen. 207 Oostfrankfn hadden eene fcheepsmagt ten tijde van Clovis. 91 Oost - Friesland, wat land daar door betekend 114 OosT-lNDië ( handel op ) 232 en volg. Geeft aanleiding tot nieuwe fabrieken.351 Oost-zee (handel en vaart op de) 176, 2'. 7 en volg. Opium het voomaamfte voorwerp van handel op Java. 305 Oranje fterkte op Ternate. 265 0 r m u s indifche waaren aldaar voorheen gevoerd, 237 Oito ' Koning) fchenkt aan de kerken van St. Maarten en St. Maria te Utrecht, het Granffchap Lake en JJli met de visfcherijenendevisfcherij te Amufon en Alme re. 141 Oudewater dreef eertijds handel. 195 Mede op de oostzee. 207 F.- P a a r DE NSTOE te rij der F» O. I. C. op Ceilon. 283 Paarlvisscherij der O. 1. C op Ctilrn. 283 P>dang ftad op Sumatra , 1 bezittingen en handel van de O. I. C- aldaar. 270 Palembang ftad op Suma- tra: bezittingen en handel van de O. I. C. aldaar. 270 Paliakatte : de Hollanders krijgen vrijheid daar eene loots te bouwen. 288 bis. Fafier ( hollandsch; fpant boven alle anderen de kroon 352 Pa r 1 b a Land'chap in Brazil veroverd. 322 Pats jan ofLabora eender molukfche eilanden 26S Patani handel door van Neck daar gedreeven. 243 Verbond met den vorst van dat gewest. 247 P e h o e : fterkte op dit eiland door Reinerszoon gebouwd. 275 Perestreli.e ''Barthelemi) helpt Madera ontdekken. 315 Peruaanen genegen tegen Spanjen op te ftaan. 334 Peters burg de handel van Archangel derwaarts verlegd. 3SO. Poeliway een der molukfche eilanden. 266 Aller vruchtbaarst in nootenmuskaat. 267 Pompejus tocht tegen de zeefchuimers. 22 Scheepsmagt der Romeinen ten zijnen tijden. 27, 28 Poortvliet drijft oosterfehen handel. 207 Porto Calvo in Brazil veroverd. 325 P( rto Rico veroverd. 319 Porto Santo door wien ontdekt en dusgenaamd. 309 Porto Securo naderhand Brazil. 314. Portugal handel op dat lijfei 211, en volg. 239 Den Hollanderen verboden. Ibid. Staat  register: Staat van deszelfs koophandel, 366 Portugeezen de eerfte, welke naar onbekende gewesten zijn gevaaren. 308 Ontdekken de eilanden van kaap Verd. 238 Vaaren de westkust van Afrika langs tot aan Congo. Ibid. Zeilen de kaap de Goede Hoop om naar Oost indië. Ibid. Doen daar verfcheiden veroveringen en maaken, zich meester van den indifchen handel. Ibid. Raaken met de Spaanfchen in twist over de vaart op die landen. Ibid. en 313 Doen den prijs der indifche waaren en fpecerijen rijzen. 239 Dwarsboomen de Hollandersin Indië. 240, 241, 252 Bij-de indaanfche vorsten verdagt. 242 Verfcheiden wijken naar Holland. 250 Hun gedrag met betrekking tot Brazil. 331 en volg. Klaagen over flechte behandeling. 335 Probus beteugelt de Germaanen, en voorziet de oevers van den Rhijn met fterkten. 48 Propositie van Prins Willem IV. tot herfte! van Hollands koophandel. 10 Pruissen. (koophandel op) 208 PURMEREND en PuRMERLAN» doen in den oosterfehen handel. 207 q- Quaaden zakken den Rhijn af en verdrijven de Bata, vieren. 59. <5o R. Radboud doet een tocht te water naar Keulen. 92 Rad 1 gis verfmaadt een engelfche Prinfes, die zich met eene groote vloot kointwreeken. 91 Raïs At ( Abt) zijne wijs. getrige en Staatk. Gefchiedenis wederiegd. 2 tnvolg. 259, 269, 271 ! 274 . 280, 284- 285» 289 Recif van FeRNAMBUcq. Zie Fernambucq. Rembang comptoir derO. I. C. op Java. 304 Remmer swale eertijds eene handelplaats. 159 Dreef handel in visch. 195 Doet in den oosterfehen handel. 207 Re vel: handel der Hollanders op die plaats. 342 Reynerszoon met eene vloot naar China gezonden. 275 Zijne bedrijvcn.275-278 Rhyn fcheepstocht der Romeinen op denzelven ten tijde van Augustus. 36 Sterkten en burgten langs denzelven en vloot tegen de Germaanen. 41, 65 , 66, 90, 156 Door Conftantinus met gewapende Schepen en fterkten bezet. 56, 60 Sterkten enz. door Juliaan herfteld. 62 Door de Friezen opgevaaren om te ftroopen 64 Bevoordeelt den koophandel van Holland. 366 R10 grande veele Pottugeezen aldaar onderwerpen zich aan de W. I. M. 323, RütE-T de Fries rusteen ne  R • E (5 I S T E F; ne vloot uit tegen den Bïsfchop van Utrecht. ito Roef Hans ,• driift handel voor de Hollanders op Bo reo 291 Vreesr beroofd te worden en wijkt naar P'attana. Ibid. Rome deszelfs luifter en verveI. • 22 Romeinen oorfprong , op• komst en rijzing van hun- ■ ne fcheepsmacht. 14 22 hoogfte top. 27 , 28 Ver ' valt. 54 en volg. Herfteid. 63 Vervalt. 78 en volg. Hunne bedrijven in Gallië en in deze gewesten. 24 en volg 35 en volg. Leerden van de Karthagmienzers den oorlog te water- de : Gennaanen weder van hen. 42 Beginnen de Gennaanen te water te vreezet1. 43 Vertrouwden de beveiliging der kusten en ftrooinen aan ftrandvoogden. 104 rïunne tochten op Brittannië. 53 en volg. Roomburg denkelijk eene van de eerfte koopplaatfen hier te lande. 169 Rotterd am: Vaart van daar op Sluis in Vlaanderen J74 Al van ouds als eene handelplaats bekend. 195 Drijft handel op de oost zee. 207 jMaarfrhappij tot de vaart Op Indië aldaar opgerecht. 243 _ Een fterkte in Macasfar. 263 Rotterdammers in Ln geland mishandeld. 138 R u f 1 n u s .- aatsdienaar van Arcadius bewerkt denonder- ■ gang van het room fche rijk 78 Rundvee ('t vet weiden van) bij de Batavieren ten tiida van |. Caïfar bekent. 16,7 Rusland deszeifs ftuat ten tijde van Pierer den I. 2t Vaart en handel op hetzelve. 349 S. C a a 1 e n in Holland gemaakt. • 353 S ABORkoningrijk van Afrika. 316 Sai kn visfcherij en tol aldaar het klooster te Altena gefchonken. 139 Salvador 'Sant) ver1verd en weder verlooren. 319 S a m a r a n g hoofdcomptoir der O. li C. op de oostkust van Java. 305 Sam hun Zi.? Kalikoet. S a r d 1 n 1 ë komt in de magt der Romeinen. 17 Sax.f.rs verontrusten de Gal■lif he kusten. 49 Hadden eene zeemagt. Ibid. Hunne woonplaatfen 49, 6 3 Door Maximiaan beteugeld. 50 Beraaren de zee. Ibid. Overvallen de Romeinen langs den Rhijn. 60 Loopen Gaflië af. 61 Sc oopen de kus■ ten van Gallië et: Brittannië: 63, 64, 86, 90, 91 Door Valentiniaan beteugeld. Ibid Doen een inval irr Gallië. 67 Trouweloosheid aan hengepleegd. Ibid, en 63 Hunne behendigheid in de vaart. 86 Door de Britten tot hulp geroepen. 88 Saxers (Neder) manken een verbond tegen de Romeinen. 65 Schagerkogge heefrdeel in den oosterfehen handel. 207 Scheep s-  REGISTER. Scheepsbouw hier te lande. 109, 218 , 353 Eenvan de eerfte 'onzer handwerken. 217, 218 Deszelfs bloei. 218 , 353 Scheepsbouwkunst tot meerder volmaaktheid gebragt. 39 Scheepsmagt der Romeinen. 15, 18 , 27, 28, 54. 64, 6078 Der Friezen. 65 Van Attila. 90 Van Genferic. Ibid. Van Majorianus. Ibid. Der Franken. 9'!, 94 Der Veneti. 151 Der Engelfcben in de 6de eeuw. 91 Der Franken ónder Clovis. Ibid. Der Germaanen: haare opkomst en . aanwas. 46, 64 Somtiids vervallen. 61, 62 Der Nederlanderen. 111,145 Romeinfche. 18 Scheepvaart. (Romeinfche) 15 en volg. 27 Der Batavieren bij de a-'nkomst van . Ctefar. 31 Langs den Oceaan. 84 Hier te land in de 7de eeuw. 92, 94 Der Groningers. 115 Van Gelderland, u g Van Dordrecht. 176 Der Chamaaven. 179 Hol• landfche ouder. 5 Deszelfs opkomst en bloei. 10, 13» 14, 111--115, 125, 367 scheepvaartkunde hier te lande 109 Schelde door Clovis met fchepen bezet. 91 Scheepvaart langs dezelve. i vo Schellinkhout heeft deel in den oosterfehen handel. 207 S c h e p-e n ten tijde van Casfar inVlaandeven uitgerust. 30 Der oude Gennaanen. 31 -.Menigte hier te lande. 112, 113, 115, 120, 121 , 211 Aan de Engelfchen ccleend. 115, Aan de Franfchcn. 211 Schiedam al vanoudseene koopplaats. 195 Schiedammers in Engeland mishandeld. 188 Schoonen haringvangst aldaar. 136 Zie Harderwijk, Amfierdam enz. 138,196,197 Schoonhoven drijft handel op de Oostzee. 207 Schotland, ^handel op) 192 Schouwen vaart op Engel. 193 Schuppen zijne krijgsbebedrijven in Brazil. 325, 338 Schutterijen haar.oorfprong. 6 Segerype in Brazil veroverd. 332 Sicilië komt in de magt der Romeinen, 17 Tocht van de Franken derwaards 49 Door de Barbaaren verwoest. 8(5 Door Genferic afgeloopen. 87 Singier (verbonden met den Vorst van) 287, 288 Sinnessenafaty (verbond met den Koning van) 288 Siri Mobhammed Gezant des konings van Achem hier te lande. 248 , 249 Sluis in Vlaanderen ( vaart op) 17? S p e c e r ij e n:de voomaamfte voorwerpen van den handel op Indië ; hoe eertijds en hoe nu overgevoerd 236 en volg. Derzelver handel, ibien volg Sperma ceti (bereiden van ) van de Bifcaaiers geleerd.352 Soerabaya comptoir der O. 1. C. op Java 334 Eertijds de hoofdftad van een Koningrijk vandieu naam- Ib. Soe-  R E G I S T ER. Soerakarta verblijfplaats van een der Keizers van Java. 304 Sold (van deszelfs verrichtingen op de kust van Koromandel. 286, 287 Spanbroek heeft belang bij den oosterfehen handel. 207 Spanje onder de heerfchappij der Romeinen. 19 Tocht der Franken derwaarts. 49 Deszelfs kusten door Karaullus afgeloopen. 50, 51 Handel op dat rijk. 211 , 212, 364 Verbooden. 365 Wederom vrij. Ibid. Spanjaarden: hunne bedrijven in Indië om 'er de Hollanders uit te houden. 244 en volg. Hungefchil metdePortugeezen over de vaart op Oost-en West-indië. 313 Spex (Jacobus) in Japan. 272 Spilbeegen: 'Joris van) reis naar Indië en verrichtingen aldaar. 251 en volg. 58 r Sta aten (algemeene) hun inleg inde W. f. C. 318 Stad en Lande. Zie GROi ningen. Stade: kruistocht van Graaf Floris IV. tegen die ftad. 112 Stapel der visfeherij te Naarder, gelegd. 141 Der engelfche wollen te Dordrecht gelegd en van daar verlegd. 175j 183 Stapelrecht van Dordrecht. 177. 178 Staveren onder deHanzéfteden. 20Ö Steden langs den Rhiin oorfprong der) 47 Telkens verwoest en weder opgebouwd. Ibid. en 48 Volkrijke in Vlaanderen, enz. ten tijde van J. Casfan 150 - (oorfprong der") hierte lande. 160 (Wendfche* onlusten met dezelven. 208, 2C9 Stilico ftaatsdienaar van Honorlus, deszelfs karakter. 72, 74 Bedrijven, 78, 80 Stil yard Maatfchappü van hoogduitfche en hollandfche kooplieden in Engeland. 354. 355 Stoffen (zijden) in Holland gefabriceerd. 353 S T o k v 1 s c h binnen en buiten 's lands fterk getrokken. 345 Spijze voor het fcheepsvnlk. Ibid. Strandvoogden de beveiliging der kusten toevertrouwd. 104, Succadana : handel door H. Roef en S. Bloemart daar gedreeven. 291, 292 SuUATii a : deszelfs westkust door de Hollanders bezeten*. 269 Hoe dezelve zich daar hebben gevestigd 270, 271 Sueeven dreeven ten tijde van J. Caefareenigen handel, 148 Syrakuze(Hiero Tyran van) beoorloogt de Mamertijnen, ig Ti 'Vaeak (Rook- en Snuif) een A van de voomaamfte takken van Hollands handel. 302 Tabilola fterkte op Makjan. 265 Tacitus : aanmerking over zijn werkjen van de zeden der Germaanen. 127 Ta-  R È G I S T É ïv. Tafelen van afwijkinge door wien uitgevonden. 312 Xa ffashao fterkte op Makjan. 26S Ta gal comptoir der O I. C. op Java. 304 Tarentijnen door de Romeinen beoorloogd. 15. 16 Tarnatika ( verbond met den Koning van) 288 Tarragone door de Franken geplunderd. 49 TavouAn, fterkte door de Hollanders aldaar gebouwd. 278 Ternate het voomaamfte der molukfche eilanden. 243 Tochten en verrichtingen der Hollanderen nnar en op dat eiland. 243, 247, 264, 265, 266 Terre Neuve (bakkeljaauwvisfcherij op) 143 Tktjtwonkn hun optocht tegen de Romeinen. 19 Texel oude vaart op Engeland. 112 Tol aldaar. 180 Heeft belang bij den oèsterfcben handel. 207 Tfintsjeou gewest in China. 176 Thiel klagten dezer ftad over den Dordrechcfchentol. 173, 181 Tholen heeft belang bij den oosterfehen handel. 207 Neemtdcel in de W. 1. C 318 St. Thomas eiland door de W. I.Comp; veroverd 332 En verlooren. 334 Tiberius deszelfs krijgsverrichtingen in Germanië 33 en volg. Komt aan het eiland der Batavieren met eene . vloot. 156 Tioor een der molukrche eilanden : bedrijven- eu koop1, Deel. handel der Hollanderen al* daar. 264, 265 Tienden van visch. 141 Tol op de Schelde. 162, 179 Alkmaarfche. 180 Aniwerpfche. Ibid. Dordrechtfehe. 172 Geervlietfche; 193,194 Kuikfche, 171 Strijenfche» 194 Vlislingfche, I9t Tollen aan 't klooster van Altena gefchonken. 139 Een bewijs van koophandel. 152, 159, 163, 167 Vroeg hier te land geheven. 162, 163 Van verfcheiden aart. 16-1 Vrijdom van dezelven. 173 Aan de Geeftelijkheid gefchonken. 180 Tolhüizrn hier te lande, gee~ ven aanleiding tot opkomst van dorpen en fteden. 160 en. volg. Te Utrecht. 179, 18.0 Touwslaan een van de eerfte fabrieken hier te lande. 217» 218 Traan (het maaken van) van dë Biscaaiers geleerd. 34^ Trafiken hier te lande van ouds. 226T Trajanus herfteld verfcheiden fteden over den Rhijn. 47* Trikonemali comptoir der Hollanders op Ceilon. 280 Trijpen in Holland gemaakt 353. Trunillo door deW.I. C. veroverd. 322 Turkijen (begin van den handel op) 239 Uitvoer van wolle in Engeland verbonden. 183 Van gewerkte ftoffen. 186 C VaakT  AEGISTER. V. "\T aaht f oude) uit Holland '* op Fngeland. 113 Alleen met hollandfche fchepen. Ib. ■ op het Noorden. 234. Vaartuigen door de Oermaa. nen op den llhiin gebruikt 25 31 86, 91 Nieuw foort doorjuliaan uitgevonden. 63 Valentiniaan zijne verrichtingen hier te lande ,6.3 en ■volg. 83 en volg. Vangionen (taan tegen de Romeinen op, en beteugeld, 56 V a n m e s vermaarde kóóp en zeeftad in Bretagne. 23 Vaten (hetmaakenvan) esn van de eerfte handwerken der Hollanders. 11-7 Vaz Tristan) vaart de kaap ■ Bojador om. 309 Ontdekt Porto Santo. Ib Madera 310 Veehandel tusfehen deze gewesten en het Noorden. 205 en 206 Ve'ere in den oosterfehen handel bekend. 207 Neemt deel in de W I. C. 218 r-— (Hendrik van) deszelfs ■ tocht naar Amerika. 120 Velloes groote vrijheden in dat rijk verkreegen. 388 Veneti door j. Caefarondergebragt. 24. koophandel, v'sfcherii, en vermogen van dezelve. 1 51 en volg. Venetiaanen houden de Hollanders en Zeeuwen voor trefFeli kezeel.eden. 124 209 Vïketiï door de Veneti ge itichr 153 l'eszelfskoophandel vervalt; 232 Bekwam eertijds de indifche waaren Van Alexandnë. 236 Daar na ook van Aleppo. Ibid. Deszelfs indifche handel gaat tot de Portugeezen over. 239 Venhuizen drijft handel op de oostzee. 207 Verbonden met verfchillende Mogendheden. 5, 200,206 207 246. 247 Vetera door Civilis beftormd. 43 Visch het voedfe! der F.ilanders aan het eind des llhiins. 130 Gedroogdefpijs der Frieten', 133 Van alle bewoohers der zeekusten. Ibid Tienden van denzelven betaald. 141 Het zouten van denzelven bij de Batavieren bekend. 163 'handel in) ten tijde van J Cïefir door de Batavieren gedreeven.167 DoorRemmerswaie gedreeven. 105 V1 s s c h e r ij altijd beoefFend door bewooners der zeekusten en rivieroevers 94, 95, I32-I33>2i6 DoordeFriezen. 133.134 Door de Veneti geoefend. 152 Van Kampen op Schoonen. 169 — verfchafc de beste matroozen. ' 234 « (Recht tot de) door de Graaven aan zich behouden. 141 (Hollandfche) haare oudheid. 5, 130. 132, 135. 139, 140, 163, 164 Vrij. heid daar toe op de engelfche kusten. 136 Van welke dit te verftaan 137 Brengt de fcheepvaart voort. 145 Bron van iien koophandel 165, 166, 366 Visschers-eilanden verrichtingen van Reynerszoon op deaelven. 275-278 Visch-  Visch-stapel te Naarden. 14.1 Vlaanderen fchepen ten tijde van J.CaeOtr daar uitgekust.-30 Heeft belang bij eene geregelde zeetnagt. 124 Had m Caefa:s tijd volkrijke fteden en dorpen. 150 Verval van dezelven; 350. 354 Handel op Vlaanderen 193. *94 Vlaardingen van ouds eene handelplaats. 195 handeltop de oost zee 207 V1. a m 1 n g e N ( gefchillen en v ijandelijkheden met de) r 11. ri-*, 194 Vlissingen heeft belang hij den oosterfehen handel. 207 Neemt deel in de W. I. C. 318 Vloot; Zie ten aanzien van vlooten. icj, 111, 118,121 Zilveren vloot door P. Hern genomen. 320 Vluchtelingen bevorderen den bloei der Hollandfche fabrieken en thanufaCtuuren. 350 , en volg. Volkplantingen door de W. 1. C. aangelegd. 320 Voorburg voor het Forum Adrianum gehouden 167,168 V r a c h t ( vaaren op i waar- . in beftaat,- en deszelfs voordeden.- 36"7 Vrijburg door Graaf Maurits in Brazil gebouwd. 310 Vrijheid van Holland en deszelfs koophandel even oud. 1 Vuurbaak hier te lande door Caligula opgerecht. 157 w: iW^AARDijNS der Drape rijen te Amfterdam ingeheid. 226 Walcheren vroege vaart van daar op Engeland 113 Wa l v 1 s ch v a-N gs t : wanneer de Hollandeis die hebben beginnen te oefenerr,de^zelfs opkomst, bloei ei verval. 345 en volg brengt nieuwe, fabrieken voort 352 Wandaalén krijgen veele Romeinen onder hunne heerfchappij 77 , 78 Plunderen Ivlajörca en Minorca. 83 Kundig in de zeekaart. 88 Wantsnijdersgild te Dordrecht 222 Warwyk (W brand van) re:st naar Indië. 243 Word eerfte Admiraal der Ned Gr. I C. 256, 257 Verdere verrichtingen in Indië 261 Warwik . Graaf van)" kaapt op de Hollanders. h? Waterland ( Dorpen in ) hebben belang in de oosterfehen handel. 207 Weerd (S eba ld de) door zijne onvoorzigtigheicT te Ceilon vermoord. 258, 281 Weesp heeft bdang bij den oosieifchen handel- 207 Weetensc happen haar bloei- in Holland. . 35* We ever ij en (hollandfche) engelfche wol tot dezelven gebruikt. 182 Westen van Europa (handel op 't) 205 Westerg' ( Hostergo en) de' Friezen onder dien naanf betekend. 19c/ Westerschouwb heeft belang bij den oosterfehen handel 207' W f. s t f> iss t a n d ( alle dorpen in ) hebben' belangin den oosterfehen handel- 207 Ga WïS*  s. e g ï s t e a; West-ikpic door C. Columbusontdekt. 312, 316 Vaart op dezelven. 315 Brengt nieuwe fabrieken voort. 351 Westwuube heeft belang in den oosterfehen handel.207 We st zaan dam doet in den oosterfehen handel. Ibid. Wiapoca volkplantingen door deW. I. C. aldaar aangelegd. 320 Wicus Portus Wijk te Duur fteden. 170 W1 e r1 n g f. n vrijheden op Schoonen. ïgè, 198 Heeft belang in den oosterfehen handel. 207 Wijdenesse heeft belang in den oosterfehen handel. 207 Wijk op zee heeft belang in den noordfchen handel. 207 Wijk te Duurstede of ïtatnvodurum fterk van overzeefche kooplieden bezogt. 91 Eerst een legerplaats der Romeinen. 170 Dikwijls geplunderd. Ibid, Drijft grooten handel. Ibid. Dezelve verloopt 171 Wijn mogt bij de Nerviniet worden ingevoert. 153 Wilden in Amerika: overeenkomst hunner leevenswijze met die der oude overrhijnfche volken. 2r, Willekens (Jacob) Daar Indie gezonden, 244 . Admiraal der W. J. C. veroverd Sant Salvador. 319 Willem Hertog van Gelre deraelfs verbond met de Engelfchen. ï86 — de 1. Graaf van Hollard.onderneemt de kruisman naar 't heilige land 112 de III. Graaf van Holland rust eene vloot tege de Friezen uit. 114 Deszelfs landingen in Frieslant. 1b. Verbindt zich met Eduard den Hl. Koning vau Engeland. 186 — de IV. Graaf van Holland; zeedagen tusfehen dien Vorst en zijne Moeder 114 de IV. Prins van Oranje ; propofitie van dien Vorst tot herftel van den koophandel 10 Willemstad fterkte op Ternate. 265 W 1 l l 1 b o r d , Aartsbïsfchop van Utrecht, verkrijgt het derde deel des tols te Antwerpen. 180' W1 n w o o d deszelfs brief aan den gezant Cirleton. 357. W o e b d e w heeft belang in den oosterfehen handel. 207 Wol (engelfche) tot de hollandfche weeverijen gebruikt 182 De uitvoer uit Engeland verbooden. 183 Derzelver ftapel te Dordrecht gelegd. ibid. Wol-Handel op Engeland hoe dezelve opgekomen is 228 WO l l e n-l a k e n-v e r we r s vrijheden aan dezelven te Dordrecht verleend. 222 W^olle wevers: vrijheden aan dezelve te Dordrecht verleend. Ibid. i *7 a a n d a beroemd wegens den fcheepsbouw. 218 Zamet f Aedal ) Zie Abdal. Zk&co (Jan Goncales de) vaart  fC S Ö I S T E R. vaart de kaap Bojador om 309 Ontdekt Porto Santo. Ibid. Madera. 3ro Zee (Middelandfche) handel op dezelve. 211 (Roode) en de Nijl door eene gracht vereenigd ter bevordering van den handel op Indië. 235 —— ( Zwarte ) tocht der Franken derwaarts. 50 Z e 1 l a n d vreemde Mogendheden kopen daar Schepen. 121, 122 Heeft belang bij eene geregelde zeemagt 1*4 Oudheid van deszelfs handel 167 Verbonden met Engeland vernieuwd. 188 Deszelfs gewasfen enz. in Engeland verbooden. 189 Kamer der O. I. C. aldaar, haar aandeel in het bellier. 254 Kapitaal. 25Ó Kamer der W. I. C. haar inleg in die Comp. 318 Haar aandeel in het bellier. Ibid. Zeemagt der Franken, Germaanen, Gothen enz. 49, 88 en volg. Der Franfche in de I6de eeuw. 122 Der Hollanderen. 111, 113,121,124 Zeeschuimers door Pompejus weg gemaakt. 22 (Saxifche)ftroo- pen op de armorifche kusten. 90 Zeetochten (geduurige) der Friezen, Deenenenz. 92, 93 Zeeuwen; hunne tochten tegen Lubek. 115, 116 Helpen Eourdeaux belegeren. -16, 211 Prijzen door de Engelfchen en Franf-:hen op hen gemaakt. 117 Wapenen zich tegen dezelven. 120 Ver'inden zich nevens de Hollanders met Antwerpen, enz. Ibid. Bieden Frankrijk eii Engeland drie werf ter zee het hoofd. 121 Verzeilen Karei den V. in Afrika. 123 worden van de Venetiaanen voor treffelijke zeeliedengehouden. 124 Bekomen vrijheid om op de engelfche kusten te visfehen 136 Kaapen opdeEngelfchen. 183 Hun handel groeit aan. Ibid. In Engeland door 't graauw aangerand 187 Helpen Eduard den IV. op den troon herftellen. 190 Oudheid huns handels op Schotland en Ierland. 192 Vrijheden en voorrechten aangaande den handel in Zweeden , Deenemarken en Noorwegen 198-204 Leggen zich fterk op den noordfchen handel. 205 en volg. werden van de Venetiaanen aangezogt tot den zeedienst. 208 Zeevaart f hollandfche ) groot in de 15de eeuw. 213 Niet eensklaps geboren. 252 Door Jan den II, Koning van Portugal bevorderd. 3r2 Zeoers (Pieter) naar Japan gezonden. 272 Zeilmaaken een van de eerfte fabrieken h.er te lande. 217, 218 Zierikzee te water en te land door de Vlamingen belegerd. 113 Vaart op Sluis in Vlaanderen. 174 Van ouds in den handel beroemd. 195 Komt voor in de verbonden tusC 3 fche»  R E O I S T t as 'DRUK-FEILEN. Bladz. nö r<#. ao y?a«/ eéne fcheepvaart aangelegd' , lees eëne fcbeepvaarc aangeleg- te hebben. 140 /ianti (*) — Mieris Charterb. r, D lies Mieris Chaf- terb. r. D. blz. 27. 4'. en volg. * \6$reg. 21 en 22 tot den bloeienften ftaat re brengen, lees denzelven tot den bloeienften ftaat üeefc konnen brengen. ■' löS reg. as —— Dooit de v.sfcherij , en den noordfchen koophandel, Iers Dooit de visfcberij de koophandel op Engeland, en den nooiwlfchen koophandel *' ' 1/6 reg. 18 -<— den I4den Julij 1593. lees den i^den Ju» lij Ï30i verleend. "■ 2Óy reg. 26 • en om dc-> zvlven. lees om denzelven. * Sj8 reg. 12 1474 leei 14-14. fchen de Hanzé - fteden. 206 Heeft belang bij den ooster fchen bandei. 207 Z-ierikze§rs in Engeland mishandeld. 188 Zijdf.karspel heeft belang bij den oosterfehen handel 207 Zilver eertijds u;tEngeland herwaarts gevoerd. 182,192 Zond door de noordfehe Hanzé • fteden geflooten. 118 Zout* de kunst van het zelve te zuiveren bij de Batavieren ten tijde van Julius Ca;far bekend. 167 Zoot - eii anden door de Portugeezen ontdekt. 238 Zuiderzee oorkigfehepe» op' dezelve. j.jp Zuid-zee tocht van H.Brouwer derwaarts. 33^ Zutphen komt voor in de verbonden tusfehen de Hanzéfteden. 206 Zweden, vrijheden der Hollanderen , Zeeuwen en Amfterdammers, in dat rijk. 198 200 Zwitzers door J. Csfaroveywonnen. 23 Zwolle vaart op Sluis in Vlaanderen., r 75 Onder de Hanzé - fteden* 206