HOLLANDS RIJKDOM. VIERDE DEEL.   HOLLANDS RIJKDOM» behelzende Den Oorfprong van den Koophandel en van de Magt van dezen Staaf de toeneemtnde vermeerdering van deszelf Koophandel en Scheepvaart; de oorza*ken, welke tot derzelver aanwas medegewerkt hebben; die, welke tegenvaardig tot derzelver verval pekken ; mitsgaders de middelen, welke dezelven wederom zouden kunnen opbeuren , en tot hunnen voorigen bloei brengen. HET FR4NSCH ONTWERP GEVOLGD. Het werk zelf geheel veranderd, merkelijk vermeerderd, en van verfcheiden misdagen gezuiverd, DOOR mr. e l i a s l u z a c, Advocaat voor den Hove van Holland, Zeeland, en Westfriesland. Vierde Deel. Qais vir bonus ejl ? Qui confilia Patrum, leges, Hor at. Epilt. au v^uinc. Te L E "T D E N, Bij luzac en van D A M M E, jdDCCL XXXIII. Met Privilegie.   INHOUD ï> E R HOOFDSTUKKEN, van dit Vierde Deel. ¥111. Ho of tost uk. Onderzoek der oorzaaken, welke den Koophandel in Holland hebben doen vervallen. Bladz. I IX. Hoofdstuk. Schadelijke Invloed der ' Belastingen óp de Vaart, Koophandel , Fabrieken, Visfcherijen, ea alleNeeringen en Handteen ngen. —— 2?. X. Hoofdstuk. Van den Invloed van ' *s Lands Staatsgefteltenis op de Vaart, Koophandel , Manufaftuuren , Trafieken , en verdere Neeringen en Handteeringen. ï3* XI. Hoofdstuk. Schadelijke in"loed van het gebrek van Verbindtenisfenmet Vreemde Mogendheden, en van een genoegzaame Kriigsmagt op de Vaart en Koophandel dezer Landen. —— XII. Hoofdstuk. Schadelijke Invloed van het Verval onzer Oost-en West-Indifche Bezittingen op de algeraeene Vaart,Koophandel, Manufacturen en Trafieken dezer Landen. XIII. Hoofdstuk. Schadelijke Invloed van het Verval onzer Colonien op de algemeene Vaart, Koophandel, Fabrieken en Trafieken dezer Landen. 1 19° XIV. Hoof bstwk. Schadelijke Invloed van het Crediet - geeven op onze Vaart en Koophandel. 228 XV. Hoofdstuk. Kadcelen door Vreemde Mogendheden aan onze algemeene Vaart en Koophandel toegebragt. » 235 XVI.  S INHOUD der HOOFDSTUKKEN. XVI. Hoofdstuk. Verfchillende bijzondere Oorzaaken , welke medegewerkt hebben , om onzen Koophandel en Scheepvaart te doen vallen. ■ 243 XVII. Ho ofdstuk. Middelen, door welken de Koophandel en Scheepvaart dezer landen weder kunnen opgebeurd worden, en den vodrrang op alle handeldrijvende Volken bekomen. —— 282 XVIII. Hoofdstuk. Befchouwiiigvan deinwendigegetteltenis van den Vereenigden Staat, met betrekking tot de Scheepvaart, Koophandel, Fabrieken en Trafieken. • 352 XIX. Hoofdstuk. Befchoriwing over de Middelen, welke, ten aanzien der binnenlandfche Lasten, tot opbeuring van Vaart, Koophandel, Manufacturen en Trafieken bij der hand genomen zouden kunnen worden. —- » 41(3 XX. Hoodstuk. Befchouwing van de Middelen , welken de Colonieu tot opbeuring van Vaart, Koophandel, en Manufacturen aan de handgeeven. 443 XXI. Hoofdstuk. Befchouwing van verfchillende bijzondere Middelen, welke medewerken kunnen tot verbetering van Vaart, Koophandel, en Manuiaciuuren. 4eo LIJST  L U S T V A N B IJ L A A G E N. ^Ïemorie, dienende om te wonen de billijkheid van 't verzoek aan hun Ed. Groot Mogenden, de Staaten van Holland en Westvriesland, gedaan door P. Pama, cum fuis, Negocianten in Tabak te AmJlerdam, ten einde te obtineeren moderatie der impost op de Canasfer Tabak ; en om te gelijk dc ■edcnklijkheden weg te neemen, welke daar tegen zijn geproponeerd. . A. Impost op de Waag, federt den jaare 1607. . B. Extract uit de Rcfolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland , in Haar Edele GrootMog. Vergaderinge genomen, op Vrijdag den 28 Septtmber 1753. ' ." • • C Consideratien, geformeert door de Kooplieden in Amfterdam, in conformité met die van Rotterdam , handelende in Engelfche en andere binnen en buitenlandfche WoHen - Manufacturen. • • • • D' AiSHANCsiL van de Confideratien, geformeert door Kooplieden van Amfterdam en Rotterdam, ïtandelende in Engelfche en andere binnen- en bui«nlandfche Wollen Manufacturen. . . D 2. 1. Ex-  4 LIJST der BIJL A A GEN, Extract uit de Projeft-Lyst der Convoyen en Licenten van de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerden van de Hollandfche Coliegien ter Admiraliteit , op de Propofitie van Zyne Hoogheidt, Glorieufer Gedachtenisfe &c. ten opziqhte van de Wollen Manufacturen. . . . . D. 3. c Ee n 1 g e weinige Aanmerkingen op de Confideratien van de Fabrikeurs der Manufacturen. . . D« 4- £ Voorslag van de Gecommitteerden van de Coliegien, ter Admiraliteit om te dienen tot eenConciiiatoir omtrent het werk van de Manufacturen. . D. 5. U. II O L-  HOLLANDS R U K D O M, BEHELZENDE D-n Oorfprong van den Koophandel en van de Magt van dezen Staat; dt Ueneemende vermeerdering van deszelfi Koophandel en Scheepvaart; de oorzaaken, welke tot derzHver aanwas medegewerkt hebben; die, welke tegenToordig tot derzelver verval ftrekken; mitsgaders de middelen, welke dezelven wederom zouden kunnen opbeu. ren, en tot hunnen voorigen bloei brengen. ACHTSTE HOOFDSTUK. Onderzoek der Oorzaaken, welke den Koophandel in Holland hebben doen vervallen. Wanneer wij, Leezer,metU, de vroegere of oude «Kbeurtenisfen van ons Vaderland, en vooral die welke ten tijde des fpaanfchen krijgs den yoorfooedder Landzaaten zoo hoog hebben doen ftijgen, dat onze Vrije Staat, die naauwlijks op zich zelve fcheen te kunnen beftaan , onder de magtigrten Mogendheden gerekend mogt worden , hebben doorioopen; zoo moetge noodwendig op eene alleraangenaamfte wijze aangedaan zijn geweest over IV. Deel. A &  * HOLLANDS de wonderen, welke zich in die tafereelen hebbed vertoond, en in derzelver befcbouwing een onuitipreeklijk vermaak genooten hebben. Wat voorwerp toch (buiten de befpiegelingen van godsdienst) kan ons aangenaamer vallen, wat ons hart fterker treffen, wat onze ziel meerder inneemen , wat ons eene leerzaamer tijdkorting verfchaffen , wat ons vernuft fterker lokken en vervrolijken dan de opkomst, aangroejing, de werkzaamheid, en daar uit voortvloeiende welvaart van een volk , het welk, op een ongunftige ftreek der aarde gehuisvest , klein in getal, gering op zich zelf , door zijn beleid , vlijt, en ftandvastigheid , en meer andere godvruchtige en burgerlijke deugden, zich zoo hoog weet op te beuren, dat het voor de magtiglte natiën niet behoeft te wijken ? Doch, even zoo verrukkende als eene diergelijke befchouwing voor een menseh, die eenigzins vatbaar voor hec zedelijk fchöon is, weezen moet; even zoo onaangenaam , droevig, en fpijtig moet hem de befchouwing van een volk vallen, dat, tot zulk een toppunt van luister en grootheid gefteegen, door een aanhoudenden loop van wisfelvalligheden, nog laager daalt, dan het te vooren hoog gereezen was. Veilig mag ik mij hier omtrent beroepen op alle die geen en, die de gefchiedenisfen der volken met oplettenheid geleezen hebben, niet, om juist tigentlijk te weeten, op welken dag , in welke week, en in wat jaar de een of de andere Vorst een troon beklommen , een flag geleverd , eene Had vermeesterd heeft, of wel in huwelijk is getreeden, de kinderen uit bet huwelijk geboren zijn , en welke diergelijke gebeurtenisfen meer de mindere foort van Leezers ophouden; maar die zjch in de gefchiedkunde geoefend hebben, om de menfchen, derzelver gemoederen, aart, levenswijze, ds  k IJ K 1> O M. 8 «3e oorzaaken van hun, wel- of kwaaüjk weezed , van hun voor- of tegenfpoed te leeren kennen. MM ïlelle eens de lotgevallen der Grieken, en der Komeinen, om van geene andere volken te reppen, iri die tijden , in welken zij zich aanzienlijk en geducht gemaakt hebben, tegen het geen men van hun leest w die tijden, in welken zij,.geheel ontaard en verbasterd, tot een fpot van andere volken zijri geworden l welke tegenftrijdige aandoeningen zal men niet gewaar worden? En heeft dit plaats; wanneer wij volftrekt geene betrekking hebben toe die natiën, wier gefchiedenisfen tot een voorwerp 'onzer befpiegelingen ftrekken , hoe yeel te meer moeten wij door het een en ander mee getroffen worden, wanneer die befchouwing ons Vaderland ra3DE lotgevallen zijn fomtijds van dien aart ; dac men'er liefst het oog van zoude afwenden , eyeri als een zieke, welke, mee een ongemak of kw iul behebt zijnde, liever het oog daar van «toerei dan toelaat, dat .men 'er hem de oorzaaken en de eevolgeh van vernielde; en die zich liever met de hoop van eene natuurlijke geneezing ml ftreeleri; dan te gedoogen , dat 'er middelen tot list wegnamen van den oorfprong der kwaaie in t werK gefield worden, daar vast het euvel toeneemt, en een jaatften doodlijk word. Op dezelfde tfljzi js hec gemeenlijk in den burgerftaat gelegen: men fpreekc over de zbkte; men ziet en erkent de kwaaien; men ondervindt haare verderflijke uitwerkingen; fen met dat al, hoe verder zij voortgaan, hoe a.keeriger men fchijnt, om ze gade te liaan en naar hulpmiddelen uit te zien: men fchuwt het akelig gezigt en denkbeeld; en men Word eindelijk zoo fiaauw,zoo zwak van moed, en ijver, dat,men, er> keiiik om beVrijd te zijn van hand aan t werk te 3 ü2 Haaa  4 HOLLANDS liaan , de geneczing buiten hoop ftelr. Daar is tocfi n:et aan te doen, zegt men , en daar mede laat men alles drijven; gelijk een mensch, die in 't water gevallen, den moed opgeeft , het water inzwelgt, en vei zinkt. De ijverloosheid, dus in de plaats van den ijver getreeden, maakt overzulks veeltijds, dat de kwaal, welke nog te geneezen was, onherftelbaar word. Want, voor zoo veel wij het kunnen inzien, hue vee! gelijkenis eene burgcrmaatfchappij met een mensch hebbe , of vooronderfteld moge worden te hebben, is mij het begrip, als of èen burgerftaar, in welken de zaaken ten uiterften verloopen zijn, even zoo min wederom herfteld zoude kannen worden als het menfchelijk Hgehaam, dat door ongeneezelijke kwaaien naar 't graf getrokken word , zeer ongegrond voorgekomen; en wel hoofdzaaklijk om deze re• den, dat de mensch door de wetten van 't Hoffelijk weezen , welke hem doen keven, genoodzaakt word te derven : daar niets in den aart van tenen burgerftaat te vinden is, dat dien noodzaaklijk of onvermijdelijk ten verderve of tot een ondergang moet brengen : waarom het mij dan voorkomt , dat, tot welk verval een burgerftaat geraakt moge zijn, 'er altoos mogelijkheid en kans is, om dien op te beuren, en tot eenen voorigen welftand te brengen, of, wil men liefst, om dien een ander, en als 't ware een nieuw leven, te geeven. Zulks moet, zoo wij meenen, te minder hoopeloos gefield worden, om dat de wisfeüngen der wereld zelfs aanleiding geeren, om een bur•gerftaat in goeden ftaat te houden, alzo het aan denzelven eigen is, om aan den eenen kant te kunnen vergoeden, het geen dezelve aan eene andere zijde komt te verliezen: iet dut dagelijks gezien word. Dan  R Ij K D O M. r Dan, offchoon wij in het gevoelen ftaan, dat hoe ellendig de (laat eener burgermaatfchappije moge zijn, 'er echter altijd een weg open is om dien te verbeteren, achten wij evenwel te gelijk, dat zulks niet kan gefchieden, ten zij men zo wel de oorzaak n van deszelfs zwakheid en verval, als van deszelfs opkomst en bloei, weete; en dat men voorts ook de'hulpmiddelen tegen de kwaaien , welke die oorzaaken aanwijzen,kenne en gebrmke. Dit is dereden, waarom, wij, na vooraf getoond tg hebben, hoe de fcheepvaart en koophandel bij ons opgekomen, en door den tijd tot die hoogte, in welke men die gezien heeft, gereezen zijn, vervolgens daar van de oorzaaken nagegaan hebben; en dat wij nu vermeenen te moeten toetreecen tot een onderzoek van de oorzaaken huns verval?. Zoo wij daar in verfcheiden onaangenaamheden zullen moeten aanroeren, men wijte het niet aan ons maar aan de zaake zelve, die wij .niet kunnen noch ook niet mogen vervalfchen. Niemand is 'er, die eenige kennis van onze f .heepvaart en koophandel heeft, die met gereedelïik (ten zij hij in ftaat zij, om op een kiaarenmiddVftaande te houden, dat het nacht is) zal erkennen , dat dezelven, over 't geheel genomen , grooteliiks zijn vervallen en afgenomen, rj Wj hebben te vooran doen zien, hoe 'er Zijne Doorl Hoogh. Willem de IV. glor. ged. over gedagt heeit, bij Hoo^stdeszelfs Propofitie van den 27. Augustus mi° («), en 'c zal «iec ondienstig zijn te toonen op wat wijze 'er in die Verhandeling, op de te* -enwerpingen., of op de verbeelding, dat ae vaart In koophandel niet vervallen zouden zijn, geantr woord fa) Zie hef D. II. bladz. 290-293. A 3  « HOLLANDS woord word: wij leezen 'er het volgende van (a). „ Niettegenstaande alle het geene hier » aefegt is van het verval van onfe Commercie, » foo zyn 'er egter nog fommige die fuftineeren dat „ Onfe Koophandel nog op defehe voet is ah voor dee,» fen , de gronden waarop ly dit gevoelen fundee* ren , zyn: i: „ D a t de Gonvoyen en Licenten van de in„ koomendeen uitgaande Waaren, de Waag„ gelden, de Lailgelden op de Scheepen, als „ mede dé regten op de comfumtie, &c. niet „ zyn vermindert, 2. „ D a t de klagten der Kooplieden niets be„ wyfen, want dat de winsten, die by den „ Koophandel gemaakt worden, nog wel de • „ felve zyn , maar over een meerder getal van „ Perfoonen circ.uleereo. $. „ Dat de heedendaagfehe pragtige leevens» wyfe de Kooplieden in grootere depenfesin„ wikkelt als onfe Voorouders, en reedenen „ tot klaagen geeft. „ Sonder thans te willen onderneemen, om alle , het geene hier gefegt word uit te pluifon, nog s> ons te behelpen met te feggen, dat geene van „ deefe fuffcenuen beweefen worden, foo fal men Hg vergenoegen het weefentlyke van dit raifonw nement te beantwoorden, en omtrent de eerfte s, allegkie remarqueeren: dat die geene, dewelke „ op de Voonz. wyfe, omtrent de Convoyen en „ Licenten op de inkoomende en uitgaande Waa„ ren raifonneeren, en willen betoogen , dat, docr„ dien defelve niet vermindert zyn , de 'Commercie „ van de Republicq ook niet vermindert is, feer. (fi) PropoCiie van Zyrje Hoosheid, bladz, ao. en. volg, ia 41a.  r IJ K d o M. 7 .ebrekkelyke denkbeelden van de Commercie felfs " moeten hebben, want anderfins fouden fyfigge.; ' l,t hebben in het geheel van de inkoomende Reg* «n ttfiSi, als niet terfaak doerde; want dat " deefe inkoomende Regten geen bewys van eene ' floriiTante Commercie zyn, lal kooroen te bly" ken , wanneer men eens befchouwt, welke oorI faakèn veelcyds aanleiding tot een accrefcement l van inkoomende Regten geeven. 8 De toeneemende praguge leevenswyfe, wat ;r0duceert die anders als een aanvoer van meer overtollige vreemde Waaren, en bygevolg een accrefcement van inkoomende Regten? ' W % de oorfaakengeweeft van het accrefcement vL 's Lands inkomften, na de fatale " wS van het jaar 1740. anders, dan dat na " rnaaïe dat onfe binnenlapdfche Gewasfen , van " S'aUe Levensmiddelen, door den ftrengen " vMtt Re ruïneert zynde, dit gebrek heeft, moeten " Suppleert worden door den toevoer van buiSn, om onfe eigene confumptie te voldoen ; de : Republicq fou waarlyk niet veel foodamge foo- genaamde florifantejaaren Jonnen uuflaan. " Eindes, wat heeft 's Lands inkomften doen augmenteeren op den invoer van vreemd " Vee, Baoter en Kaas, anders dan de rnineufe " graffeerende Yeefiekte? die Ailks aan een toe" Seinende Commercie fou willen toefchryven , " foude fig dus merkelyk bedriegen. " En wie fiet nietV dat in foo verre als den 1 koophandel van de Republicq alleeriqnatn te b*. " ftaan in een invoer van vreemde Waaren., de" fdve in plaatfe van voordeelig , ruïneus voor het : Land foude zyn, en de Natie meer en «eer uit teer-en; dus foude men de faak met beh.oorlyk l aprofondeerendc fig konnen inbeelden een |o£  8 HOLLANDS „ fante Handel te hebben, en egter na onfe ruïne „ hellen. En derhalven foo concludeere ter wee„ derlegging van het eerfte argument, dat Onfe „ Commercie niet vermindert fou zyn, om dat de Con„ voyen en Liccnten op de inkoomende Goederen niet „ vermindert zyn, dat het felve van geen de minfte » applicatie, en veel eer een ruïneufe, dan een m voordeelige fituatie 'van den Koophandel komt „ te probeeren, en men behoeft alleen de Engel„ fche politïquen van het middel van Drawback en „ .Acte van Navigatie te leelen, om te ondervin„ den, dat men al feedert hondert jaaren, alleen „ den uitvoer en het debit na buiten van Waaren „ en Koopmanfchappen, als de eenige nutte, en „ voor een Land voordeelige Handel in dat Ryk ge„ confidereert heeft, en daarenteegen wel deege„ lyk den invoer der Waaren, als feer equivoque, „ en onfeeker geftelt heeft, of fchaadelyk dan „ voordeelig was ? „ Maak geheel anders is het met de befchou- 9 wing der Convoyen en Licenten op de uitgaande „ Waaren en Koopmanfchappen geleegen;, en men „ maakt geen fwaarigheid, van ontrent deefe Reg„ ten_ op fig felve genomen te determineeren, dat „ indien 'er beweefen kan worden, dat defelve niet „ fyn verminderd, dat men dan ook fal kunnen „ accordeeren, dat de Commercie van de Repu„ blicq, nog ontrent op defelve voet is; maar in „ de examinatie van deefe Regifters der uytgaande „ regten, zal men attentie moeten neemen op foo„ danige jaaren, dewelke fujet fyn geweeft aan „ toevallige, en van buyten daar hy gekomen oorfaa„ ken, als by voorbeeld : men fal moeten excipiee„ ren de jaaren van den laatften oorlog, door En„ geland aan Spanjen in den jaare 1739, en door „ Vrankryk aan Engeland in den jaare 1743 geds- » cis*  R IJ K D O M, ft clareert: want deefe drie Natiën toen met elkan- * der diredgeen Handel konnende dryven, alfoo * fu'ks weederzyds verbooden was, foo heek nun" nen Handel over de Republicq gerouleert, en " niet alleen een accrefcement van uitgaande Keg" ten, maar een bloei in alle Traficq en Handel ! gecaufeert, die genoegfaam op alle takken gein- fineert en een generale voorfpoed en welvaartin " de Provinciën geproduceerc heeft, foodamge * jaaren derhalven moet men excipieeren, als geenfints ter materie dienende. " Men kan daaromtrent egt;r remarqaeeren, hoe feer het welvaaren-, en de prospenteit van " de Republicq bevordert word, en hoe het alle " middelen van beftaan voor de Inwoonders doet " floreeren, als men het transport van vreemde " Waarenen Koopmanfchappen over deefeProyin" cien bevordert, foo als geduurende die oorloo" eren geweeft is; en in het kort, als men de Com" mercie, die voor de Republicq yoordeelig is " foude definieeren in foo verre het den Zeehandel " aangaat, foo kan men met regt feggen, datdefel" ve alleen beftaat in het verhandelen en weederom ! uitfenden van ingebragte vreemde Waaren en Koop* manfehappen. Deefen Handel is het derhalven x " die altoos op het oog moet gehouden, endoor " alle middelen van ontlading, faveur, encourage" menten én faciliteiten moet bevordert worden . " Voorts gefproken hebbende van den ondienst eener vaart en koophandel,, welke mee voorbijgaan van onze havens gefduedt, word 'er verder gezegd («): Men heeft nog wyders geallegeert, dat het rendement der Laftgelden, in foo verre fulks niet ver" „ mm- Ca) Proffitte van Z, D. Btogheid, bl. 2S-27. A 5  io HOLLANDS „ mindert is, ook een bewys uitleeverde, dat dc „ Commercie van de Republicq niet vermindert is: „ maar behalven dat de reeds gemaakte exceptie on« „ trent de laatfte oorlogsjaaren, tusfchen Vrankryk s „ Spanjen en Engeland , ook in deefe van applicatie „ is, alfoo alle deefe drie Natiën in die tyden met min» der rifico en koften met onfeScheepen als met haar „ eigene kunnende navigeeren, fig niet alleen van „ gedagte onfeScheepen tot het transport van haare „ Produóten hebben bedient, maar felfs haarSchee„ pen aan de Hollanders hebben moeten verkoopen, „ waardoor men feer wel heeft kunnen nagaan, dat „ onfe Scheepvaart in die jaarenten minften eender* „ de geaccre/eeert, en feedert het fluiten dervreede „ ook weederom wel foo veel vermindert is. » De Scheepvaart heeft feekerlijk veel relatie tot „ den Koophandel, maar om fig een regt denkbeeld „ te formeeren, foo is het noodig defelve in alle des.-! „ felfs takken in deefe Republicq te confidereeren ; „ dog alfoo het weederom alhier de plaats niet is, „ om dat ff.uk te verhandelen, foo fal men alleen en „ in paffan t aanmerken, in foo verre, als. men uit de, „ Lajlgelden wil aantoonen , dat de Commercie niet ver-, „ mindert is, dat eeri Land veel Scheepsvaart of Re„ deryen, fonder eenige Commercie kan hebben; als „ men confidereert, dat tot het transport van Waren „ en Koopmanfchappen van de eene vreemde Plaats „ na den ander en voorby ons Land, feer veel foo. niet meeft Hollandfche Scheepen gebruikt werden. „ Daar is- geen Provincie van ons Land , die 9. meer Rederyen heeft van Smakken, Koffen, Gal« „ joots , en daar meer diergelyke Vaartuigen t'huis „ hooren, als die van Vriesland, fonder eenige Com„ mercie te hebben; en derhalven concludeert me» „ met regt, dat men deefe ojbjeétie, teegenshet ver„ val van de Commercie van de Republicq kan reje 6lee-  R Ij K D O M. It ïeéteeren, en alfoo min van eenig valeur> agten, ' fXZ en op de confamptien, dewelke alleen op * £ImSZm, Fabriquen &c infiueeren, 9 en derhalven alhier niet te pas koomen Na dus eendeels aangetoont te hebben, wat er vande ftaac van onfe Commercie is en daar om'? lïïifeeSïdudeertte hebben, dat defelve» ver" valng! a°s meede vervolgens gerefuteert te hek. " S„ rL wonden waar op men een contrarie op" n fïnSS " namendyk, dat de Commercie " nog ontrS n defelve Haat is; foo foude men kon" nen overgaan ter onderfoek van de oorfaaken van " Svervafvan de Commercie, alfoo men uit de I £Hl Itn het quaad beft kan aft.eemen weke remedien gebruikt moeten worden , om c.iuts : BE^^^W en den koophandel builen kijf zijnde, ftaat ons nu te onderzoeken w Ike de oiJkenvan hetzelve *jn; maar om daar toe te komen, en dit met vrucht re doen, moeten tTons vooraf ophouden bij de wanbegrippen en de vanroordeelen welke daar omtrent algemeen hee De eerfebron zoo van onze dwaahngen als ,oo?oordebelen-: dus is het ook met ons oordeel over inlands fcheepvaart en koophandel gelegen. DerS n , zafmen de oorzaaken van derzei ver verval naauwkeurig opfpooren , dan moet men beginnen n?et de verkeerde denkbeelden en vooroordelen Se'er van ftand gegreepen hebben, ^ tl ruimen Onder dezen kan men gerustek)k het wanbS, in het welk men in't algemeen is omtrent Ie tS van Europa, als het voornaamfte ftelleo. Wanneer men fpreekt van de oorzaaken , welke dfcheepvaart en koophandel inHolIand hebbendoen vervallen^worden'-ergemeenlijkv^gehoudendepooin-  19. HO L L A N D S gen, welken vreemde volken , in de Jaatere tyden , gedaan zouden hebben , om den Hollanderen den koophandel en vaart afhandig te maaken, of 'er ten miniten deel in te krijgen.. Zelfs beroept men zich op deze poogingen alsde voornaamfte, zoo niet de eenigfte oorzaak, aan welke men het afneemen van onze vaart en koophandel moet toefchrijven. Men brengt de Engelfehcn , Franfchen, Brabanders en Viaamingcn, de lieden van het Noorden, als fpreekende getuigen, bij, even als of deze volken nooit op de vaart en koophandel bedagt waren geweest, voor dat wij hen daar toe hadden aangefpoord door den opgang, Welken wij 'er in gemaakt hebben. De Propofttïe van Z. D. Hoogheid Willem den IV. glor. ged. geeft zelfs dit deelneemen dezer volken in den koophandel op, als eene der oorzaaken, welke het verval van onzen koophandel en zeevaart bewerkt hebben. Men kan zekerlijk niet ontkennen, dat, wanneer veele volken zich teffens op eene vaart en koopbundel , welke te vooren door een enkel van dezelven werd gedreeven, toeleggen, zulks aan de vaart enkoophandel van dit eene volk meer of min nadeel moet toebrengen: en dat men 'er de voordeden ligter van behoudt, als men 'er alleen meester van blijft. Dog gemeenlijk word aan die deelneeming meer toegeichreeven , dan men redelijker wijze moest doen. Het is een algemeen gebrek, of, wil men liever, eene algemeene gewoonte van zulken, die in eenige bloeiende neering of befnaan anderen opvolgen, en hunne zaaken achteruit zien loopen , de oorzaak 'er van toe te fchrijven aan de poogirgen van die geenen, die hun den voet geligt hebben. Zoo als het met bijzondere luiden gaat, zoo is het ook gelegen met de volken. Vervallen hunne zaaken, zij wijten het niet aan hunne jjverloos- heid  r ij k d o m. ï3 heid , achteloosheid, zorgeloosheid, werkeloosheid 1 r! ontnam hun deri buit, welken zij hadden gemaakt, en llelde de franfche krijgsgevangenen in vrijheid. „ Men kan ,, (zegt de Heer Veely, fprekende van de pracht „ van het Hof van Dagobert den I.) (d) zich niet „ verbeelden, tot hoe hoog de pracht $ onder de rert geering van dezen Vorst, fteeg. Het goud en de „ edele gefteenten blonken aan alle kanten* St* „ Bloy , weike flechts als goudfmit aan het Hof „ kwam, droeg gordels met fijne fteenen bezet, a Men verzekert, dat hij voor Clotaris een leu. „ ningftoel van fijn goud maakte. Maar, het geen „ de pracht ten hoogften voerde, was, dat de troon , „ waar op Dagobert in eene algemeehe vergadering „ der Heeren van zijn Rijk zat, geheel van het„ zelfde metaal v/aS. De Franfchen waren die groo- te rijkdommen verfchuldigd zoo aan hunnen koop„ handel in het oojlerfche Keizerrijk, als aan hunne „ veroveringen in Italië." Hoe zoude Pepijn eene vloot tegen de Saraceënen hebben kunnen uitrusten; en hoe zouden dé Saraceenen , op het bloote gerucht zijner aankomst; zich gehaast hebben het eiland Corfica, op 't welk zij eene landing hadden gedaan 4 te verlaaten (b)t indien Frankrijk geene aanzienelijke zeemagt, eh eene vaart en koophandel, welke uitgebreid genoeg was, om dezelve aan dat rijk te bezorgen', hadt gehad. Laaten wij Velly verder hooren fpreeken. Zié faier'i (a) Uifi. de Franct T. I. p. 247. & «48. {b) Vifctï lbid. Tom.I. p. n. & 1$,  r ij k d o m.; ~ 1§ rier hoe hij van den koophandel van Frankrijk» eeduurende de eerfte tijden van dat Rijk , fpreekt. Voor het overige is het niet te verwonderen (a), * dat onder die menigte van reglementen , welke " de falifche wet uitmaaken, 'er geen eenis, welK * het beteugelen der pracht betreft. Deze ondeugd , " eene dochter des overvloeds, komt zelden m den " aanvang der rijken te voorfchijn. De regeering der veroveraars is zelden die des koophandels welke * alleen groote rijkdommen voortbrengt. Men hai " dien inde Gaaien , onder de heerfchappij der Romei" nen zien bloeien; de eerfte Koningen van t ge- * flacht van Meroveus vonden denzelven geheel en * al verwaarloosd ; de geduurige oorlogen, welken ' zii moesten voeren, lieten hun met toedenzelven " in deszelfs ouden luister te herftellen. Doch, in- dien dezelve in de eerfte eeuwen van het rijk * in verval was, was dezelve nochtans niet geheel en " al te niet gegaan; het blijkt zelfs, dat dezelve eenige * kracht onder Koning Gontran had. Deze Vorst, " misnoegd op zijn neef Childebert, verbood alle " eemeenfchap tusfchen Bourgondië en Auftrafië. " Men ziet, onder Clotaris den Ü., eene Maatfchappij * van Kooplieden, welke onder het geleide van Samon, uit het grondgebied van Sens vertrokken, " om iri Sclavonien te gaan handel drijven. Men ' vindt, onder Dagobert den L veele markten opge* " richt, als zoö veele verZvmlplaatfen voor hen, die " knopen of verhopen wilden. Men leert, uit een Ca~ " pitularium van de negende eeuw, dat onder Ka" rel den Grooten de Franfchon bij benden onder de " Schaven, dèAbbaren, eri Saxen gingen handel drij" yen: hun was verbooden wapenen of harnasfchen * derwaards te voeren. Men leest in de Kronijk » vaa (t j Vellï Hifi. dt Frmct Tom. I. p. 498.* 5«4>  *ï5 HOLLANDS ' „ van Fontenelles dat 'er, in de eerfte jaaren der „ regeering van dezen grooten Keizer, een gere~ „ gelde handel tusfchen Frankrijk en Engeland ware. „ De franfche. Vorst geftoord over de ruekeloosheid van Offa, Koning der Merciers, verbood allerlei foort van handel tusfchen de twee volken, „ Mem wist toen bijna van geen anderen koop„ handel, dan die op de markten gedreeven "word ; die „ waren bijna de eenigfte piaatfen, waar men zich „ van de noodwendigheden des levens konde voor'„ zien. De handswerkslieden, konftenaars en koop'„ lieden, hier en daar verfpreid, hadden hun ver„ blijf nog_ niet in de fteden gevestigd: deze „ werden niet bewoond dan door Priesters en eeni„ ge arbeidslieden. Men zag 'er nog Monnikken „ nog Nonnen: de meeste kloosters waren op hec „ platte land of in den omtrek der fteden. De „ Adel woonde op deszelfs landgoederen, of volg„ de het Hof. De onvrije lieden , dat is, die onder „ eens anders magt ftonden, mogten, zonder ver„ lof van hunnen Heer, hunne geboorteplaats niet „ verlaatèn , de lijfeigen boer was aan het erf ge„ bonden, de flaaf aan het huis of hoeve zijns ' „ meesters. Men begrijpt ligtelijk, hoe ongunstig „ deze verfpreiding ware voor den koophandel, n welke groote en welbeftierde gemeenschappen „ veréiïcnt. Om dit ongemak weg te neemen , „ richtten onze Koningen dat groot getal van Jaar„ markten op , waarop zich een ieder moest begieren, „ de eer,en om zich van het overtollige te ontdoen, de „ anderen om zich van het nuttige en noodige te voor„ zien. Die van St. Denijs was eene der ver„ maardften. Men kwam derwaards , niet alleen uit „ geheel Frankrijk, maar zelf uit Friesland, Saxen, „ Engeland, Spanje en Italië. Dit blijkt uit de „ acte van derzelver op'richüng, onder Dagobert » den  R IJ K D O M. t? den I en uit eene ordonnantie van Pepijn den b Kleinen welke de Monnikken dier Abtdij handIj haafc in het recht van tollen op het grondgebied ï van Parijs te heffen. Men ziet egter uit veele hiftonfche gedenkftiikken dat de koophandel in deze vroege eeuwen " niet volftrektelijk bepaald was tot de markten al" ken noch tot de buitenlanders in Europa alleen. " De ftad Arles was onder de eerfte Koningen, uit " het etflachtvan Meroveus, nog beroemd wegens ! haare manufacluaren , wegens haan borduur/els enl fchriinwerken met goud en zilver ingelegd. Zn nevens Narbonne en Marfeille waren de plaatfen ,. I daar alle de fchepen uit het Qosten en Mnka aankwamen. Zij deelden aan Tner een gedeelte der rijkdommen, welken de vreemde vloot en haar aanl brasten, mede. Men voerde dezelven de Rhone op tot aan Lion: van daar de Saone en Doux opgevoerd wordende, werden zij ontfeheept,« vervolgens te land vervoerd, tot aan de Moezel wel- * ke dezelven naar de plaats hunner beftemming bragt. * Die fchoone dagen verdweenen allengskens door * de oorlogsrampen. De Aziërs en Afnkaanen dorften niet langer onze havens bezoeken. Men " zag toen, hoe groot de kracht der eerfte en m" fefchapene neigingen is. Narbonne en Marfeih " % behielden mijd die neiging tot de zeevaart wel" ke hen tot (lapelplaatfen van het Geheeld hadden " cemaakt. Zij onderhielden onder de Kaarlingcn * been zeker getal fchepen, welken zij naar Conflanttw " polen naar Genua en Pi/a, om handel te drijven zon- * den Die van Lion, vereenigd met die van Mar" Rille, en Avignon , waren gewoon, tweemaal •sjdars " mar Alexandnë te reizen, van waar zij reukwerken en andere waaren, welke in Provence^enhet gantfche rijk duor\ verkocht werden; medebragtem * IV. Deel. B * ^ocn  18 HOLLANDS „ Doch nooit had de koophandel zoo gebloeid dan on„ der Lodewijk den goedaartïgen. Deze Vorst oplet„ tende, om het welzijn zijner onderdaanen te be„ vorderen , richtte een gild van kooplieden op, zon„ der anderen last dan 's jaarlijks in zijn Paleis te „ komen rekenen. Hij vergunt hun in de gant„ fche uitgeftrektheid zijns rijks te handelen, ver„ klaarende, dat hij hen onder zijne befcherming „ neemt, bcveelende zijnen Bevelhebberen hun de fchepen, welke zij noodig zullen hebben, „ om bij de hunnen te voegen, te bezorgen; eene „ injlelling, welke aan de toekomende eeuwen die maat„ fchappij, in onze dagen zoo beroemd, onder den naam „ van Oojl ■ Indifcke Maatfchappij, fcheen te voor- * Spellen. „Uit dit alles (voegt 'er de Heer Villy „ bij) kan men opmaaken, dat deFranfchen, on» der de twee eerfte Hammen onzer Koningen, „ zich weinig met den koophandel bemoeid heb„ ben (a). Zij lieten denzelven bijna geheel „ en al aan de vreemdelingen, welke hun niets „ dan beuzelingen bragten, over. Spanje verfchaf, te hun paarden, en muilezels; Friesland man- * tels van verfcheiden kleuren, onder- en bovenm klederen met mater-otter- en kattenvellen gev voederd; Engeland koorn, tin, lood, huiden m en jagthonden; het Oosten en Afrika krui„ den, wijnen , Egyptisch papier, het welk in „ Frankrijk tot in de elfde eeuw alleen in gebruik „ is geweest; en olijfolie , een waar toen zoo „ zeldzaam in onze luchtftreeken , dat eene kerk9 vergadering, te Aken gehouden , den Monniken „ vergunt zich van olie van fpek te bedienen. Voor • 'tove- («") Deze gevolgtrekking loopt juist Bist ia dea haafc, gelijk men ia 't vervolg zal zien.  R IJ li 0 O M, i$ k overige, indien de buitenlanders in Frankrijk niets dan gèmeene goederen en van weinig waarde bragten; dat geene, het welk zi H uitvoerden» had mede niet veel om »t lijf, en Was, insgelijks van gertge waarde. Zulks beftond gemeenlijk L aardenlerk, bewerkt kooper, wijn, honig» Meekrap en zout. Men ziet uit eenen bnefwd Jermias, Bisfchop eener zeeftad, dat de belas rL op het zout, in de negende eeuw, nog mei £voPerd was, ert dat men het zout op deHfde wijze , als tegenwoordig, bereidde Mert had in het bisdom van dien Kerkvoogd daar aan gebrek, om dat de regenvlaagen de voren, g* fe , ' „„.^rii^^irprdaarirt te ontvarts^rt} * S n d = SSKÏÏ= Hij verzoekt d| " B sfchop van Toul, dat hij hem zoüt uit Loïha, * ringen en het Franchs - Comté wil toezenden, * Het welk bewijst, dat deze tWee zoutmijneri l toen fn gebruik waren, en dat ieder vooraf ' van zou? opdeede, Waar hij goedvond zelrs id l een Koningrijk, het welk in de nabuurfchap van het eeene, waarin hij woonde, lag. * Men vindt (dus gaat de Heer VeLt.? voort) in de verzameling der Capitularia eene menigte ï egtmenten zoe op den hophandel in hei algemeen " ahinhetbijzonderop den handel van Jlaaven .Mnjtf l J d kosibaare vaten en gefieenten, een handel, " wélke toen in Frankrijk gemeen Was. Sommi* ! Te verbieden markten op te riehten, zonder toe, ftemming des Konings, of dezelven op de na- * ge bondagen te houden: anderen bepaalen ftren- * ie ftraffen tegen ieder een Welke heimehjk eed t Eo^ Heidenen overleveren. Deze verbieden alle V«.r_ * koooLgenbij nacht;artderen bevelen datmenzich : LTgShe uitgeftrektheid des franfcnefl  2o HOLLANDS „ bediene van gelijke maaten en gewichten; ee» „ ander beveelt weder, dat een Joodsch köopman „ het tiende 'deel van zijnb winst zal betaalen, en „ een Ciiristen koopman het elfde deel. Deze belas■„ tingt:n benevens de rechten van doortocht, brug„" gegeid, van het in - en uitvoeren, maakten een „ aanmerkelijk deel van het inkomen onzer Konin„ gen uit. Zij hadden op de plaatfen , waar dei„ zeiven moesten worden betaald , lieden gefield „ om dezelven te heffen. 'Dagobert de I. beveelt, % dat mén honderd Huivers op de koninglijke in„ komst te Marfeille zal neemen, om de benoodig„ de olie voor de kerk van St. Denijs, welke hij „ zoo rijkelijk befchonken of gefticht had, te koo„ pén." Ook vindenwein de Hiftorien gewag gemaakt van tolrechten in Frankrijk, in de eerfte tijden ingevoerd. De tollen vooronderftellen vaart en koop'handel, en beiden aanzienelijk genoeg, om eenen Vorst te doen begrijpen, dat hij in de winst moet deelen. Onder de regeering van Filips de H., ziet men eene vloot van zeventien honderd fchepen aan den mond der Seirie uitgerust, en hoewel deze fchepen ontwijfelbaar in geene vergelijking kunm-n komen met die, welken men hedendaags timmert, zoo toohen echter deze uitrustingen, hut orivolmsakr, in' vergelijking van onze tegenwoordige fehéepsbouwkunde, ten minfte, dat men de zeemagt in Frankrijk niet altoos verwaarloosd heeft. Omtrent -honderd eh vijftig jaaren laater, fchijnt Lodewijk de IX den koophandel ernftig ter harte genomen te hebben : hij maakte wetten-tegen den woeker, het valsch munten, het weegen met valföhe ^«-wichten. i en de omleggende Lanïifchappén, langen tyd, de l rykfte, de^bevolkfte, en de best bebouwdlte " landen van:'Europa waren. i < „ Eduard i)R Hit Koning van Engeland, „ werd door den bloeijenden ftaac dezer Provin„ tien getroffen , waar van hy gemakïyk den l-bronader ondekte. s I;Iy poogde cerftond den geest van nyverheid In zijne onderdanen opte* ■'' wekken, die, als nog geen acht gevende op de voordeelige ligging van hun land , en onkundig l van den bron, waar uit ten eenigen tyde de rykr „ dom in hun eiland moest voortvloeijen , geheel en al den koophandel verwaarloosden , zonder " zelfs het nabootfen dier handwerken te beproe" ven, tot welke zv de oorfpronglyke ftoffen aan „ den vreemdeling leverden. Hy troonde eenige vlaamfche werklieden naar zyne Staaten over;, „ om zich aldaar te vestigen; hij maakte verfchei„ de goede wetten ter aanmoediging en- richting " van den koophandel; hij rigtte de manufacturen ï in Engeland op, en was de eerfte, die het werk„ zaam vernuft zyns volks deed vallen op die „' Konften, door welke Engeland tot den hoog" ften rang onder de handeldryvende natiën gefte- p*tn is. ■ ^ 1 *f * " „ Deze vorderingen des koophandels en'.we-„ derzydlche gemeenfehap van verfchiliende volÜ keren mogen gering voorkómen, in vergely,', king van den grooten en vluggen voortgang, „ welke dezelve zederc twee eeuwen gemaakt heeft, ,' ze v/aren echter ongemeen , indien men naaukeurig acht geeft op den ftaat van Europa voor de twaalfde Eeuw, en konden niet misfen groote " uitwerkingen te doen. De Koophandel is gefchikt om de vooroordeelen weg te .nemen, wel1 ke de natiën van eikanderen verwyderd en tegen „ el-  jo HOLLANDS „ eikanderen verbitterd houden; dezelve verzacht „ en befchaaft de zeden der menfehen, vereenigt „ hen door een der fterkfte banden van mensch„ lykheid, die, naamlyk, van hunne onderlinge , behoeftens te vervullen , en neigt hen tot den „ vrede, met in eiken ftaat een orde van Burgers „ te vormen, die een perzoonlyk belang hebben „ om de algemeene rust te onderhouden. Zoo , haast de geest des koophandels toeneemt, en „ iets in eenige maatfchappy vermag, ziet men „ het Staatsbeftuur en de verbintenisfen, oorlogen „ en onderhandelingen van den Staat, eene gansch „ andere gedaante aannemen. Hier van vinden wy „ byzondere bewyzen in de Gefchiedenis der Ita„ liaanfche Staten , in die van het bondgenootj, fchap der Hanzee - Steden, en in die van de „ Steden der Nederlanden van dien tyd. Naaf „ mate de koophandel by de verfchillende volken „ van Europa doordrong, zag men hen vervol„ gens hunne aandagt wenden naar die voor„ werpen , welke alle befchaafde Natiën bezig „ houden, en door welken zy onderfcheiden wor„ den (fl)". Die zelfde Schrijver, van Spanje fpreekende, leert ons: „ Dat het getal der Steden in Spanje in't begin „ der vyftiende eeuw zeer groot was, en dezelve „ (vervolgt hij ) waren in evenredigheid fterker be-> „ volkt, dan eenige andere Steden van Europa, die „ van Italië en de Nederlanden uirgezondert. De „ Moren hadden'er gedurende hun bewind handwer* „ ken opgericht. De Christenen , die zich met „ dat volk mengden, leerden deszelfs konsten en „ bleven ze oeffenen. De handel van verfcheidene „ Spaanra) Roberxson Hift. van Karei den V. D. I. biadz, J30. en volg.  R IJ K D O M. St Z Spaanfche Steden fchynt, toen reeds, zeer groot „ geweest te zyn; en de handeldryvende geest l bleef 'er de volkrykheid behouden, gelyk het be" zef van gevaar hen eerst ingeboezemt had 'er zich „ te vereenigen ( a )". „Men heeft verfcheide klare bewyzen, (zegt „ dezelfde Schrijver (&),) van den luister, ryk„ dom en magt der Spaanfche fteden. In eene befchryving van Barcelona door Hiérontmds " Paulus, in 't jaar 1491. in 't licht gegeven, „ vergelykt hy de groote dier ftad by die van Na„ pels, en de fraaiheid en netheid harer gebouwen, » de verfcheidenheid harer handwerken en de uit„ gebreidheid van haren koophandel by die van Flo„ rence. Hieron. Paulus, ap. Scuttum.fcript. „ Hifp. 11. p. 844. Marinteus befcnryfc To„ ledo als eene groote en volkryke ftad. Een groot „ getal harer inwoneren waren lieden van aanzien „ en van hoogen rang. Zy dreef een grooten han„ del, lag zich byzonderlyk toe op de handwerken „ van zyde en wolle ftoffen, en het getal harer „ ingezetenen, aan deze twee takken des koop„ handels tewerk geftelt, beliep ten naastenby op „ tien duizend. Marin. Ubi fupra , p. 308. Ik „ ken geen ftad, zegt dieSchryver, welke in net„ heid°en rykdom by Valladolid haald. Bid. p. 311. „ Uit de volgende omftandigheden kan men hare „ volkrykheid opmaken. Hare burgers namen, in „ 1516, de wapens op om zich te ftellen tegen de „ gefmeedde ontwerpen van den Kardinaal de X1 m e„ nes, en zy telden zoo in de ftad als in derzel„ ver grondgebied dertig duizend ftrijdbare man„ nen. Saooï, Vida del JLmper. Caul. V. tam, («", Ib bladz. 244 en 243:. («; ib. D. II. bladz. 243. »44- « 245.  li H O L L A N D S „ torn. i. p. iS. De handwerken , in de Spaanfehö „ fteden gevestigt, dienden niet alleen voor bet binnelands vertier, hare gemaakte ftbffen werj,-den ook buiten 't land gezonden, en deze han„ del was voor de ingezetenen een voorname bron „ 'van ilykdom. De zee wetten van Barcelona zyn „ de grondflag geweest van het handel recht in „ later tyden, gelyk de Leges Rhodice het by de ';, "oude waren. Alle de handeldryvende Staaten van •„ Italië omhelsden die wetten en hun handel ,, 'werd naar dezelven geregeld. Sandi, Storia Civile -„ Veneziana, vol. 2. p. 865. Uit verfcheide bevel„ fchriftën van de Koningen van Frankryk blykt, dat de kooplieden van Aragon en Castilie op den„ zelfden voet ontfangen en dezelfde voorrechten vergunt werden als die van Italië. (Jrdonnanccs „ des Rois, &c. Tom. u. p. 135. nr. 166. 504. „ 635. Steden in zulk eenen bloeijenden ftaat wer„ den wel haast een achtbaar gedeelte der Maat'„ fchappye en verkregen zeer veel deel in de wetge,, vende magt. De overheid of regering van Bar„ celona ftond naar de hoogfte eer, welke onder„ danen in Spanje konnen verlangen, die naam-„ lyk, van zich in de tegenwoordigheid van hun„ nen Koning te dekken, en als Grooten van 't „ Ryk gehandelt te worden. Origin. de la digni' „ dad de Grande de Castilla, por Dom Allonso „ CaRillo, Madr. 1657. p. iH." Op eene andereplaats tekent deHeerRoBERTSoN 'aan, dat Valladolid eene der aanzienelijkfte fteden van Spanje, en de voornaamfte ftapel - plaats dér mapufacluuren van Segovië, als mede van verfchei•den andere ftèden was. Doch, alhoewel de Italiaanen -in zekere opzigten de overige volken van Europa in den koophandel mogen hebben overtroffen , gaat echter de Heer Robertson wat te verre, wanneer  R IJ K D O M. 33 neer hij verzekert, dat, geduurende de twaalfde.en dertiende eeuw, de koophandel van Europa bijna geheel en al in handen der Italiaanen is geweest. De Germaanen, de Gaulers, de volken in t algemeen, langs de Noordzee woonende , zijn (gelijk wij te vooren aangetekend hebben (a)), altijd voor handeldrijvende volken bekend, en , zoo wegens hunne kunde in de fcheepvaart, als wegens hunne zeemagt, beroemd geweest. Nu is het niet wel te begrijpen, hoe 'er eene zeema*t kan weezen, zonder eenen meer ot min crooten koophandel. De zee - ftrooperijen der Deenen of Noormannen vooronderftellen een volk, bekwaam om fchepen uit te rusten; en die uitrustingen vooronderftellen wederom eenen koophandel. Hoe zoude, bij voorbeeld, Godefned, Koning van Deenemarken, die in de gefchiedboeken , als een magtig Vorst ter zee en te land bekend ftaat, in 't jaar Bo8- eenen krijgstocht tegen de Friezen hebben kunnen onderneemen, en daar toe meer dan twee honderd fchepen gebruiken indien de Deenen zich van te vooren met op den koophandel en zeevaart hadden toegelegd? Hij verdelgde op zijnen hertocht, eene deenfche koopftad Renk genaamd , en aan den oever der zee gelegen : h.j voerde de kooplieden uit dezelve met zich ( k )• $*8«p8ft liik moet die ftad, ten aanzien van den koophandel en naar dentoeftand dier tijden, vrij aanzienlijk zijn geweest Wanneer men leest, dat eene vloot van Noormannen in het Canaa-1 komt, kunnen wij ons dan wel weerhouden van ons te verheelden, dac het volk koophandel moet drijven? In Alamamae mrtibus variae habitant gentium natwnes, quae vulde torent utiles & necejjariae ad muntendam negotium J ma- (a) Zie D. I. bl. 148. « vols- \ h) vad- d xt bl ^ IV. Deel. C  -4 HOLLANDS maritimae de Egypto fcf fpecialïter Tremartii, qui habitant in extremis partibus maritimae Archiepifcopi Bremenfis: nee non & Erifones, qui deorfumhabitant, a Wasfailae provinciaprope mare, acetiamgentes de provincia Dulandae ac üykndae , qui morantur deorfwn verjus mare de Comitatu Gelrae atque Cle- vaeJ Et fi aliquae gentes debent fimul bene- facere, debent Alamanni cum Venetis, cum midti tor-urn Venetiis converfentur, fjf in armatis Venetorum jumantur & bene Je habeant, multique Venetiis cum ■yxoribus & filiis commorentur (a). De Hiftoriefchrijver Wagenaar, die deze plaats aanhaalt, merkt teffens aan, bij gelegenheid dat hij van eenen hongersnood, waar mede Holland, in den jaare 1315, bezogt werd, gewag maakt, dat de noordfche volken graanen in Holland met hunne fchepen, op de markten van Dordrecht en verfcheiden andere plaatfen bragten, en dat zij daar koopmanfchappen opleiden, om 'er ladingen voor hunne fchepen uit te maaken. Wij hebben ons te vooren breeder uit gelaaten over den koophandel hier te iande uit deOoftzee gedreeven (b) ; en men heeft 'er uit kunnen zien, dat, in dien tijd, de koophandel en fcheep vaart der noordfche volken en Oosterlingen den onzen verre te boven gingen (c). Zij voorzagen ons van hout, ijzer en andere waaren; in het bijzon* der van hamburger bier, het welk de Hollanders naar Vlaanderen en Braband verzonden. Zij bragten hun vee op onze markten (d ). Daar en boven zijn de fteden van het Noorden , naderhand mede onder den naam van HanzéSteden bekend, en van weiken de Heer Robert- »0N {9) Vad Hifi. D. III. bladz. 251. {b) Ibid. D. I bladz. ïö?. en volg. (?) ihid. ü. III. bladz. 201. (4; ibid D, I. bladz. 205.  r jj K D O M. 35 v fnr«~kt wegens haaren handel. beroemd ge' J lans voo de twaalfde eeuw; en hoewel men Soo& van het verbond , het wellc den naam vIn Hanfe gekreegen heeft, niet vroeger uan ï?ffik 3W&^ ^dfn van hit Noorden züf al vrf Voeger handeldrijvende fteden geden aj03l.«nj v ö flechts in haare op- weest. Indien die lteoenl to. Ho„anders en komst waren geweest zouden J fa de Zeeuwen, n t. aar 1434. | dd ^ eene SSÏSÏS te Ken , en, in ' • ar ,«T, "ene nieuwe vloet, om hunnen koopland el Sen de onderneemingen der Hanze -lieden ï tfcSen. Deze aanziende — toonen, dat die geene tegen wdke.z^gdcnud den, eene magt , geduent gei,uv.ö, pf„P fP moeten gebruiken , bezaten. ken de nou . r Deenemarken, in de lanSSSSS Noorwegen drijven , uit welt oorden zij gewoon waren veele waaren en koopnaSaPPenfvooralveel tarw en andere graanen te raanicnapptu, v , b de n0Qrd. (a) Zie D.I. Bijlaag? A. 4  36 HOLLANDS Koningen van Deenemarken , Noorwegen, Zwecdex, de Vorften van Sleeswijk, Holftein, met de IVenifche en Hanzê en andere noordfche fteden gefloten. De Staaten van Holland verto.onen 'er nog, dat, uit krachte dezer verbonden, de kooplieden dezer onderfcheiden volken ten allen tijde met allerlei foorten van waaren Holland vrjjelijkbezogten. ■Zij herinneren Karei den V. dat deze verbonden door de voorzaaten van Karei den V. geflooten waren, het welk doet zien, dat 'er in het Noorden van Europa handeldrijvende ftaaten en fteden zijn geweest , zeer lang voor de regeering van dezen Vorst. De Staaten vertoonen ook nog, dat de kooplieden de havens van Hamburg en Embden, om dat dezelve zeer goed zijn, bezoeken; dat de vreemde Vorften , en met naame de Koningen van Engeland en Portugal den noordfchen kooplieden meer vrijheden dan aan hunne eigen onderdaanen toeftonden. Zij fpreeken 'er van de fteden Dantzig, Embden, Pramen, als fterk koophandel drijvende, en waar de Spanjaarden, Siciliaanen, Italiaanen, Portugeezen en andere volken, kwamen handelen. De krakeelen, welken de onze met de Hanze-fteden hebben gehad, de bijftand, welken zij van tijd tot tijd den noordfchen Mogendheden hebben toegebragt, en waarvan wij te vooren hebben gefproken (a), getuigen ook nog, dat de noordfche volken of Oosterlingen zich, veel vroeger dan de twaalfde eeuw, op den handel hebben toegelegd. Zelfs beroept men zich nog heden ten dage, in de hollandfche rechtbanken, op cle Wisbuyfche Zeeregten; zijnde Wisbuy eene ftad van Zweeden, hoofdftad van fiet eiland Gothland, eertijds zeer rijk en aanzienelijk, doch tegenwoordig bijna gantsch vervallen^ {%) Zie Ti, I. bladz. 115. en volg. .  R IJ K Ö Ö M; S? ïen: men wil, dat daar de zeekaarten het eeift zijd uitgevonden. t . a.- Zoo het ons dan Voorkomt, fchijntde Heer RoSertson , in 't geen hij van den koophandel der Italiaanen zegt, minder acht geflagen te hebben op1 den algemeenen loop van den koophandel; dan op zekere takken vari denzelven, in dewelken de Italiaanen de andere volken van Europa, eenen tijd lang , overj troffen hebben. Althans het tafereel, het geen hijvart de vordering des koophandels in Europa maaktj fchijnt wat onnaauwkeurig, en niet wel te vlijen met tiet geen wij uit de Hiftorien voorgedraagen hebben ( d ); De Heer Velly tekent aan (h), dat meh} reeds ten tijde van Gonflantijn den Grooten in verfcheiden fteden van Gallië, wapenhuizen had aangelegd, waarin men de noodige wapenen voor her krijgsvolk fmeedde; dat men 'er vart allerlei foortte Straatsburg maakte; dat Macori de P^tien fchichten bezorgde; Rheims de zwaarden, Autüri de harnasfchen^ Amiens, Trier en Soisfons de fchilden, de blijden en de paardentuigen vöoi* de ruiters. In het jaar 810. deed Karei de Grööte f gelijk te vooren is aangetekend (c)) een gröot getal fchepen te Gent bouwen; het welk vooronderftelt, dat 'er niet alleen een groöt getal ambachtslieden , tot dien arbeid bekwaam , ui die ltad was, maar dat 'er ook magazijnen waren^ genoeg; voorzien, om de bouwftoffen, tot die uitrusting noodig, te verfchaffen, en volk, bekwaam, om mee vaartuigen en kielen om te gaan. Wanneer in het iaar 1302. de Koningin van Frankrijk Filips den IV; haaren Gemaal, op deszelfs reis naar Vlaanderen j (a") Zie ons I. i>. en ile Bijlaagen van hetzelve'. (b) Hifi. de Fr and Difceurs frclhn. p. ai\t) Zie D. I. bladz. »ö. c 3 ?  38 HOLLANDS verzélde, ftor.c! zij, te Brogge komende , verbaasd* over de pracht der vrouwen. „ Ik meende, zeide „ zij, hicraiiee.fi als Koningin te verfchijnen, maar „ ik heb meer dan zes honderd vrouwen gevonden „ die mij deze waardigheid, door de kostbaarheid „ van haare kleedij en opfchik zouden kunnen be„ twisten (a)". Vlaanderen, zegt Villaret (b ), fpreekende van den ftaat van Vlaanderen in de veertiende eeuw, „ was het eenigfte land in Eu„ ropa, waar men die kostelijke tapijten maakte, „ welke men eerst in de laatst voorleeden eeuw „ tot volmaaktheid heeft gebragt: de fchoonfte la„ kenen kwamen uit de fabrieken van Gent en ,, Brugge. ■ Zij hadden tot deze fabrieken engel„ fche wollen noodig, dit maakte de onderlinge „ goede verftandhouding tusfchen deze twee voi„ ken noodzaakelijk: deze nuttige handwerken, „ welke de overige takken van handel ten gevolge „ medevoerden, bragten den overvloed in de Neder„ landen, terwijl deze zelfde bronnen van welvaart „ werden verwaarloosd in Frankrijk, waar men zich „ Hechts bezig hield met de dooiende ridderfchap, „ beuzelachtige tijdverdrijven, of kinderachtige en „ belagchelijke gefchilien. Indien men de voorrech„ ten en vrijdommen der voornaamfte fteden van „ Vlaanderen onderzoekt, bevindt men, dat alle de „ deelen derzelven hunnen handel betreffen: in de„ zeiven befpeurt men eene oplettenheid op de gey, ringfte omftandigheden der onderfcheiden konften en ambachten, welken die arbeidzaame volken „ oefenden. In de handvesten en voorrechten aan „ onze fteden gegeeven, verwaardigt men zich „ bijna niet zich met die onderwerpen op te hou- » den, O) Hijl. de France, T. VII. b. 270, (*) Ibid. T. VIII. pag. 352.  r ij K d o M. ss r Jp« en de ruime en onbepaalde wijze, waarop » Jen zichtitTukt, geeft t kennen van hoe ge, * rinsr een gewicht men dezelven acht . " ïNghet ilar 139Ö. zond de Koning van Frank* ■i , rurkfchen Keizer Bajazet een behang- 2? al «nii te Atrecht gemaakt, verbeeldend* % ^chSistevfnrAleXa^der, en verfcheiden (tukken lijnwaat te Reims geweeven (a). *X zoo doomanufaÈtanren als doof koóphanII en fcheepvaart zijn beroemd geweest, m« >" . ,lien (laat, waar n men dezelven, irl rSefdlïuV teft gezien, zijn geklommen, v • i ^ evm als alle andere fteden, allengs' SL' onSomet z jn en zich trapsgewijs verheer STr£ £S&£ &S "en inzonde, Sfl^tlnSe^n^Z^Serl '"IrTenTerdeV zoLe tanen" zeggen , dar zij % ons? cn Sfwij aan hun, den weg g^eezer, heSf Éneeirchen misleiden hebben het langst geroSd* orf^werk van te manken Echter .ehwd (.) Hiftoir, de Franu, T°nj; fctt. p. 245.  40 HOLLANDS wederom opGalliè' koophandel gedreeven werd (a) 5 wij vinden'er, dat, zoo dra de bewooners vanGrootBmtanniè' verlichte Hoofden aan het hoofd hunner regeering hebben gehad , de konsten en koophandel aanftonds hunne oplettenheid en vlijt tot zich hebben getrokken (b). In de plaats (welke wij hier boven (bl. 16.) hebben bijgebragt) vindt men , dat, ten tijde van Karei den Grooten, een geregelde koophandel tusfchen Frankrijk en Engeland in ftand was, en uit die, welke wij bl. 18. hebben aangehaald , blijkt, dat Engeland Frankrijk verzorg, de van koorn, ijzer, tin, lood, huiden en jagthonden, zoo dat de Engelfchen koophandel moeten hebben gedreeven: en indien men in aanmerking neemt, dat de Romeinen het koorn, hetwelk zij voorde legers, die zij tegen de Chamaaven en Friezen gebruikten, noodig hadden, uit Engeland deecieri komen (c), is het niet zeer geloovelijk, dat de landbouw en koophandel 'er geheel en al verwaarloosd zouden geweest zijn; en dat de Engelfchen eerst onder Eduard den III. (zoo als het de Heer Robertson voordraagt) zich op dezelven zouden hebben begonnen toe te leggen. Wagen aar, fpreekende van de verfchillen, in het jaar 127? tusfchen de Engelfchen en Hollanders ontdaan ' tekent aan, dat'er geduurende verfclieiden eeuwen een koophandel tusfchen deze twee volken gedreeven werd; dat de Hollanders niet flechts wollen maar ook metaalen uit Engeland trokken: dat Horens de V. Graaf van Holland 'er ongemunt zilver van daan deed komen, om 'er geld van te liaan (d). Ü> fomment. L. in. de B. G. J. 8. & feqq! (*) Zie I). 1. bladz 91. en volg. x7g. en volg. nJc' ^cerpt. de Legtt. ex Eunajtii Hifi. p. u. Ei. Fe- («O Vai. Hifi, III. D. blad*, zi.  R IJ K D O M. 4* De Abt Millot, die voortreffelijke Hiffcorie-Schrijver, wiens hiftorifche werken men altijd met een nieuw vermaak leest, fpreekende van de fchikkingen , welken Alfred tot welzijn van Engeland maakte, voegt 'er bij: „ Maar van ai„ le inrichtingen was die der zeemagt de allernut„ tigfte. De Engelfchen (zegt hij) hadden geheel „ en al verwaarloosd eene bron hun zoo gelegen, , wegens hunne ligging , en van zoo veel be„ lang, uit hoofde van de voordeden, die zij „ 'er uit konden trekken. Dusdaanig is de ver„ blindheid der volken; 'er zijn groote behoef» ten, 'er zijn zelf groote mannen noodig, om „ hen te brengen tot die dingen, van welken hun„ ne welvaart moet afhangen. Honderd en dertig „ fchepen, op de kusten verdeeld, dekten hen tegen „ die kleine vlooten van zeeroovers, welken men „ te vooren, zondereenigen wederftand , zagaanlan„ den. Alfred oefende zijn volk in de fcheep„ vaart, en deed vreemde matroozen overkomen, „ welker hulp toen noodzaakeüjk was. Zoude men „ hebben kunnen gelooven (voegt 'er de Heer „ Millot bij) dat deze kunst, den Engelfchen „ bijna onbekend , t'eenigen dage^ de grondflag „ hunner magt zoude worden ( a ) ? " Hüme, fpreekende van Alfred, zegt: „ Deze Vorst n verzuimde insgelijks niet de handwerken, wel„ ke bemerkeiijker, indien zelf niet naauwer, aan „ de belangen der famenleeving verknocht zijn,» „ aan te moedigen. Hij lokte van alle kanten de „ naarftigfte en fehranderfte vreemdelingen tot „ zich, om zijne landfchappen, door de ftroope„ rijen der Deenen vervvoeft, wederom te bevol- „ ken. f») Millot Elmitis de l'fflfi. t Art giet. T. I. p. 3f. Ed. de Levls. c5  |* HOLLANDS * ken. Alle foorten van manufattuuren voerde hij in en begunftigde dezelven, en alwie eenige fchran* ^ dere kunst uitvond of tot volmaaktheid bragt, * bleef, onder zijne regeering, niet onbeloond. De 1 arbeidzaamfte zijner onderdaanen fpoorde hij " aan', om zich op de fcheepvaart toe te leggen, " met inzigt om den koophandel in verafgelegen lan~ 'l den uit te breiden \ en om rijkdommen te verkrij„ gen, door hunne landsgenooten tot nijverheid op „ te wekken. Hij fchikte het zevende gedeelte * zijner inkomften tot bet onderhoud van een gel tal arbeidslieden , welken hij beftendiglijk gebruikte tot het herbouwen van zijne verwoefte * fteden, floten, paleizen en de kloofters. De mid1 delandfche zee en de Indien verfchaften hem zelf „ de kostbaare koopmanfchappen, zoo wel als de gc„ makken des leevens {a)." De zelfde Schrijver verhaalt, dat Athelftan , een der bekwaamde en leevendigfte Vorsten van zijnen tijd , eene aanmerkelijke wet om den koophandel aan te moedigen maakte: dezelve bepaalde, dat ieder koopman, welke, op deszelfs kosten, twee verre zeetochten zoude hebben gedaan , tot den rang derThenes bevorderd, dat is, veradeld zoude worden (b).. Athelftan regeerde in de tiende eeuw. De Koning Edgard, die in het jaar 955. regeerde, onderhield geoefend krijgsvolk. Hij bouwde en onderhield eene magtige vloot, en om de matroozen te kunnen oefenen, en geduuriglijk zijnen vijanden eene ontzachgelijke zeemagt te vertoonen, hield hij altijd drie fmaldeelen op de kusten, en beval denzelven van tijd tot tijd zijne Staaten rond tc (a) Wfioire de l* Maifin de Plentagenet. T. I. p. ip8. Ja i2mo. ti) Humi Ibid. pag. 21G. koopman, welke, op deszelfs kosten, twee verre  r ij k D o m. 43 tevaaren («). Uit de Charter van Koning; Jan, den 15 Jamj in 't jaar 1215, gegeeven bh kt da? 'er in dien tijd vreemde kooplieden m Engeland tamen handelen, en dat engelfche koopbeden m. weemde landen gingen handelen. „ Omnes Mercatms nifipublice prohibiti fuerint, habeant fahum " %%urumexire de Anglia & venire in Anghani" WmorarL & '«* kamper ttrram quam peraquam " ad emendumvel vendendum fine omnibus toltis ma" Ut per antiquas fcf reStas confuetudmes, praeter* Idm in teJpore Warme, & fi fint de terra contra" los Wcrrina: tj fi tales inveniantur m terra nostra in principh Warrae, attachienturfine damno " corpmL vel rerum; donec fciatur a noks vel capin tali juftitiario nojlro quomodo mercatores terra* no" ftraI L'clentur in terra contra nosWemna; & fi l éojlri falvi fint M , é» falvi fint m terra m " hebben te vooren opgemerkt omtrent het jaar 1018, de ingezetenen van Tiel,eene ftad £ de Waal gelegen tegenwoordig van weinig aanzien, klagten ^\Kci™^™J ten tegen Dieder* den lil, Graaf van Holland, omdat hij rechten hief op de ^P™"^^' welke voor bij de ftad Dordrecht, door den Graaf weinis tijds te vooren gebouwd , gevoerd werden: 55 vlrtoonende, dat, indien men hen niet van dk.bezwarende rechten onthief, zij met langer naar Engeland zouden kunnen vaar en, om er te handelen , en dat de Engelfchen van hunne zijde met, meer in hunne gewesten zouden komen handelen (d . Eduauo de i. leide den ftapel der wollende. td) Home Ibid bl. 238- fb) Ccrps Diplom T. I. P;B-JS?- ,c0' .V n rr w uu (O d. 1. akb& 173- l geduurende het leeven van dien Hertog, toeflond. Jn den aanvang der vijftiende eeuw, flooten de Engelfchen met de Friezen een verbond, om een einde te maaken van de rooverijen, welken deze tegen hunne fchepen pleegden. De verbonden , welken de Engelfchen met de Graavcn van Holland in de jaaren 1467, 1478, 1487, 1496, i50r5. flooten, en bij welken zij dikwijls eene tolvrijheid bedongen, kunnen ook tot een bewijs ftrekken, dat zij op de voordeden des koophandels acht floegen. Hu me, fpreekende van eene wet, in den aanvang der regeering van Hendrik den VIII. gemaakt, merkt aan, dat in die wet eene opmerkelijke plaats voorkomt, waar uit men zoude kunnen denken, dat Engeland zeer vervallen was van den bloei, waar in het eertijds was geweest. „ Men had (zegt deze Schrijver) onder de re» geenng van Karei den II. bevolen, dat geen wet» houder der fteden of burgten , die uit hoofde van „ zijne bediening verpligt was zittingen te hou„ den, wijnen, graanen of eetwaaren, 't zij in het * gyoot 't zij in het klein , geduurende den gantfchen „ tijd zijns wethouderfchaps, zoude mogen ver„ koopen. Deze wet ( voegt 'er de Heer Hume bij) „ fcheen zeer verftandig, om de overtreedingen, „ ten aaazien van den prijs, het gewicht, en de „ maat der waaren, welken zij, die gefteld waren » om deze zaaken te regelen , konden begaan, voor * te komen: eehter werd zij, onder de regeering van  R IJ K D O M. 4S , a van Hendrik den VIII., herroepen : de reden , welke men 'er van gaf, was, dat federt den tijd, "x T Waar in deze ordonnantie was gemaakt, het grootjie l W gedeelte der burgerfchafpen, der burgten, of Jte,„ den in het Koningrijk van Engeland ingelijfd, in verval gekomen zijnde, niet meer bewoond wierden ,„ door handelaars in 'f groot, en zoo wclgeflelde lie, '„ den als ten tijde , wanneer men deze vastflelling h gemaakt had: maar dat, in den tegenwoordigen \ „ tijd, de bewooners van die zelfde fteden of burg' ten gemeenlijk alle Bakkers , Herbergiers, Visch. „ koopers of andere lieden, die leevensmiddelen verkoch. „ ten en verjchaften, waren, en dat 'er bijna niemand „ meer overig bleef, om de plaats van wethouder te , „ bekleeden. De menfchen (vervolgt de Heer Hume) . „ zijn altijd zoo fterk geneegen, om den voorlee„ dan tijd boven den tegenwoordigen te fchatten, dat men misfehien ligt vaardiglij k zoude te werk' * gaan, indien men geloof aan deze redenearing „ van het Parlement liaeg , zonder bewijzen te , „ hebben, die dezelven bekrachtigen (a)." De aanmerking, waarmede de Heer Hum b deze hiftorifche gebeurtenis verhaalt, fchijnt ont toe meer naar een kwinkflag dan naar eene oordeelkundige aanmerking te zweemen. Men zou 'er allenthalve tegen in kunnen brengen, dat, indien aften of wetten van dien aart geen bewijs verfchaffen, om hiftorifche waarheden te bewijzen; het vrij moeielijk zoude vallen om 'er in 't geheel te vinden. Zoude het wel pas hebben , indien men iemand, die zeide, dat Brugge, Gent en andere fteden van Vlaanderen zeer vervallen zijn van 't geene zij voor vier eeuwen waren, wilde te gemoet voe- («) Home Hifi. de U Maifon de Ttfor, Tem. III. p. io*. in i2n>o.  fó- HOLLANDS voeren, dat de.menfchen altijd zoo geneigd zijn, om tien voorheden tijd boven den tegenwoordigen te /lellen, en om die reden twijfelen aan de waariieid eener zaak, in eene openbaare Acte van eene vergadering-des volks aangehaald? Met meer recht zoude men mogen gelooven, dat men van de poogingen en onderneemingen , welken de volken hebben gedaan, om den landbouw, de fcheepvaart en den koophandel te doen bloeien, en van den bloeienden ftaat der plaatfen , in welken men zich op dezelven heeft toegelegd, onkundig is, om dat de Hiftoriefchrijvers zich enkel en alleen hebben bezig gehouden met het verhaal der krijgsverrichtingen , der bloedbaden, der verwoestingen, kort om der oorlogen, welken de Vorften eikanderen hebben aangedaan, zoo om weezenJijke als gewaande rechten te verdedigen; zonder eenig het minfte gewag te maaken van den vreedzaamen en ftillen loop van 's menfchen vernuft, en den goeden uitllag, die 'er het gevolg van is geweest. Gewis, men behoort geen blind geloof te flaan aan 't geen veeltijds in de wetten opgegeeven en geftcld word ; maar ook behoort men het niet, zonder reden, te verwerpen. Die in de Hiftorien, op eenen vasten voet, naar vaarheid zoekt, zal om die te vinden, alles gadefl-aan, famenvoegen, overweegen , en niet ligtvaardigliik noch het een aanneemen, noch het ander verwerpen. De klagten, door de Engelfchen, in den jaare 1558, over de groote menigte lakenen, welke de maatfchappij der Hanzé - fteden , .Stilyard genoemd , uit Engeland uitvoerde, gedaan , bewijzen genoeg, dat, indien dezelve niet de eerften zijn geweest, die lakenen bereid hebben , zij echter niet gewacht hebben tot op onze dagen, om zich op die  R IJ K D O M. 4T die fabriek toe te leggen. Zoo de duitfche_ maatfchappij, in den jaar! i55«, vier en veertig duizend 1 ukken laken uitvoerde, indien vervolgens verfcheiden fteden van Duitschland en der Vereende Nederlanden poogingen hebben gedaan,; om denftapelder engelfche lakenen te bekomen, moeten de Engelfchen volftrekteli k, ten aanzien dezer Sn?k, dgen voorrang hebben weeten te. bekomen op de volken, welke reeds voor hen wt bezit dLelve waren geweest. Wanneer men de Hiftonen van Engeland leest, zal men 'er in vinden, hetgeen men in alle de Hiftorien kan opmerken, de vaart en koophandel bloeien of verdorren naar maate dat zij door toezigt begunstigdo met ach teloosheid verfmaad zijn geworden. Onder de ^ geerin^ van Koninginne Ehzabeth, pin de fcheepfaa koophandel en manufaauuren der Engelfcnea fterkaangewasfen. Men wil, dat.in ^XfSfMfk de koophandel van Engeland op de ten aanzien der lakenen, meer dan vijf fftag* bedroeg: ook werd onder de regeering d zer Vorftin het verbond van den jaare 1496. met Holland VeziE dir , Leezer, zoo ik meen, een aantal van overtuigende en onwederfpreekehjke bewijzen dat SS merklijk vergist, als men waant, dat onze nabuu en, dat'de andere volken van Europa van Sen koophandel en fcheepvaart geweeten a,fhans die niet bevlijtigd hebben, voor en al eer dat wij 'er groot en\fjk door zijn geworden: he besrip het welk men deswege gehad heeft, eeS loutere misvatting en eene dwaaling, welke de? moeite waardig was, dat wij 'er ons bij ophiel-d- n Wil men nog iet ter overtuiginge hebben? Men heze wie de eerfte tochten, ter ontdekkinge ï n de OosI- end. West-Indien, hebben onder-  48 HOLLANDS nomen, en bij welke volken de toerustingen daar toe zijn aangelegd; en men vraage dan, of men niet merkelijk het fpoor bijfter is, wanneer men zich verbeeldt, dat de andere volken zich alleen op het voorbeeld der Hollanderen op den koophandel hebben toegelegd; dat dit te weeg heeft gebragt, dat de onzen in hunnen handel tegenftreevers en mededingers hebben gekreegen, en dat men hier aan, ten meesten deele, het verval onzes handels moet toefchrijven ? Moet men het aan het tegenftreeven der vreemde volken in 'c ftuk des koophandels toefchrijven, dat Vlaanderen en de omliggende landen , het rijkfte, het yolkrijkfie, het best bebouwde land van Europa niet meer zijn? Heeft dit Brugge, Gent, Antwerpen en honderd andere fteden doen daalen? Het is zeker, dat Amfterdam eene der voornaamfte koopfteden der wereld is; het is zeker, dat deze ftad flechts omtrent zes eeuwen oud is, terwijl 'er fteden in Holland zijn, die 'er geweest zijn voor de regeering der Graaven. Een oud Schrijver, op 't einde der zestiende eeuw aeftorven, van Amfterdam fpreekende, zegt: Amjlerdamum , vrbs recens anno Jahtis humanae millejimo ducenteJimo aut circiter primum exorta. Een ander Schrijver, die in de vijftiende eeuw heeft geleefd, noemt Amfterdam oppidum Amfielrjedamenfe ertu no- vijjimum {a). De Engelfchen , Franfchen, Spanjaarden , de Portugeezen , kortom alle de volken van Europa, dreeven dan handel, voor dat de eerfte grondflagen van Amfterdam werden gelegd. Deze ftad heeft bij gevolg niet alleen alle deze vreemde volken, maar ook de andere fteden van Holland, Gelderland en andere plaatfen, die reeds grooten handel dreeven, tot medeftreevers moeten heb- (*) Wabinaar Jtefehrijvhig van Amjlnfam.  r ij K D o M. ^ hebben, en dezelven overtreffen. Waarom is deze ftad welvaarend. geworden, terwijl, m den zelfden tijd, zoo veele andere zijh vervallen? Indien eene ftad, welke tegenwoordig dén grootten handel van alle de hollandfche fteden drijft; zich heef? kunnen verheffen en een zoo uitgebreidert. handel verkrijgen, niettegeriftaande zij zoo rnagtige mededingers hadt, zoo aan de buitenlandfche ^als aan de hollandfche fteden zeiven, heeft men dan seeri ongelijk, Wanneer men heden ten dage 't verval des koophandels toefchrijft aan depoogineen dier volken, welke, zoomen voorgeef:,zich te vooren 'er niet op. hebben toegelegd ? Het eenigfte Voordeel, het welk de onzen op de vreemde vol: ken fchijnen te hebben gehad., is hunne betendige ceneietheid tot den koophandel, en hunne -onvermoeide vlijt, om dien zij dreeven ftaande te houden en te doen astawasfen (o). Die onverrhotiue vlijt heeft hen de medeftreeving der uuheerafche volken, en in 't bijzonder die der noordfche Hanzé - fteden, doen te boven komen ; en op deze laatften hebben de onzen, eerst na hunne overwiphinaen in Indië, de overhand beginnen te fcryj een De poogingen der vreemde volken hebber! dan' zoo men wil j in deze loopende eeuw medfcgewerkt tot het doen afneemen van onzen handel en vaart, om dat , als 'er geen mededingers zijn , men geen gevaar loopt van uit een bezit te wordeiL ge- fa> i)e Heer C r a t, Hoogleeranr in de ïUcbtsgeleerdhc*.' iè Amfterdam, heeft eene redevoering gedaan o»er;*^«r^Staats-Beleid in 't bevorderen.des Koophandels; waar .jn fcifverfcheiden middelen, .die gediefd hebber, om Amfter: d ms koophandel te doen bloeien, opgeeft, Deze redeyoeS welke verdient geleezen te worden, . in 'tNedferdmtscH venaakl, ender den Titel van 'r VoorzigugBehii der SfaaUtêjiierderen in 't bevorderen van den koofttanUel, IV. Deel. d  50 HOLLANDS fiooten ; maar ook in geen anderen zin : want indien<; 'er, buiten dat, geene andere krachtdaadiger oor- i zaaken dat verval hadden te wtege gebragt, zoude: deze medeftrijd, op zich zelve, den onzen hun-i nen koophandel en vaart, in deze laatfte tijden, niet meer hebben doen verliezen, dan zij hen, in vroeger tijden belet heeft dien ftaande te houden en te doen aanwasfen. I n dien zin moet men ook neemen het geen in de Verhandeling, gevoegd bij de Propofitie van Z. D. Hoogheid, Willem den IV. gl. ged. gezegd word, ter plaatfe, daar van de toevallige en van buitengekomen oorzaaken, welke onze vaart en koop-j handel hebben doen afneemen, gehandeld word j j met deeze woorden (a): „ Toevallige en van buiten gekoome oor„ faaken van de voorige bloei van onfen Koophan- : „ del, moet men met een feer fenfible aandoening „ erkennen, dat van tyd tot tyd feer notable na„ deelige veranderingen en revolutien zyn voorge- . „ vallen; dat de vervolging van die tyden in de „ vreemde Landen, de negligentie en deonagtfaam„ heid, ja de veragtelyke denkbeelden dewelke „ men aldaar toen voor den Koophandel en den „ Handelaar had , van tyd tot tyd niet alleen afge„ noomen en gecorrigeert, maar de politique van „ de Republicq in de bevordering van den Koop„ handel geadopteert, en geworden is de reegel „ waar na fig alle vreemde Vorften en Magten heb„ ben beginnen te rigten om den Koophandel in „ haare Ryken te veftigen en te doen bloeien, de „ Manufaéluuren aan tequeeken, en haar Onder- | „ daanen te animeeren om fig op de Viffcheryen „ "toe: (^ Propofitie Tan Z. D. H. Willeai dsn IV. glor. gei. bladz. iö. in 4to.  R IJ K D Ö M. 5i i tóe te leggen j alle het welke bp den bloei vari f onfe Koophandel, Traficq en Handteeringen " heeft moeten influeeren ". En voorts nog (b)i „In vroeger tyden was het de Republicq al* leen, die men in Europa als Commercieerendë !' kon'aanmerkert, en de vreemde contenteerderi ' fi^met de lallen aldaar te betaaleHj foo wel op " de Waaren, dewelke fy daar aanbragten j als op L' die geene , die fy daar qüaameri inhandelen j fon» „ der te onderfoeken, of men defelve niet kon ont= gaan en menageeren, door de Goederen direct l van de plaatfen der felver Product te gaan haa* len , en andere weederom ter plaatfe van der lèl* i ver'vertier te brengen: men betaalde den Ne* l derlander fijn Lallen met genoegen, fonder verh der onderfoek; „ Maar feederc de voorleeden éeuw, is het , fvfthema van de Commercie in gantsch Eüröpa ft verandert: de vreemde Natiën > fiende de ver* a baafende uitwerking van onfen Hartde!, ert tdt wal hoogte de Republicq door defelve alleen geklcmZ men was, hebben fig meede op de Cdmmercië ' gaan toeleggen , en om onfe meergenoemde l Laften te ontgaan, heeft men fijne overvloedige Producten gaan transporteeren voorby ons Land ' ter plaatfe van desfelfs irieefte confumptie, m „ daar teegen weederom uit de eerfte fóur je gaari " inhandelen het geene men manqueerde." Voor zoo verre dan als de vreemde Mogendheden zich toegelegd hebben, om de Vaarten koophandel hunner Staaten in die takken te bevoördeelen , welke of geheel of meestendeels irt onze handen waren, heeft de concurrentie, daar uit gefprodten, ons zekerlijk daarin gehinderd, en verminde fifigj (h) ib. biadï. if, ea af. - Bi  S% HOLLANDS ring doen lijden: maar zoude die concurrentie zulk een gevolg wel gehad hebben, indien wij in ffcaat waren gebleeven dezelve te overwinnen, gelijk wij die in voorige tijden overwonnen hebben? Dit is" het, waar het eigenlijk op aankomt. Ik meen hier mede genoeg gezegd te hebben, ter wegneeminge van het algemeen vooroordeel, dat het verval van onze vaart en koophandel veroorzaakt is door het deel, het welk vreemde volken getracht hebben daar in te krijgen. Ik heb te meerder noodig geacht, om mij over dit vooroor • deel zoo breed uit te laaten, vermits het in deze zaak even zoo gelegen is, als met een zieken. Zoo lang als men met een vooroordeel over de oorzaak van eene kwaal behebd is, en die aan eene verkeerde oorzaak toefchrijft, fielt men de anderen ter zijde, en men werkt verkeerd. Dus gaat het ook in den Burgerltaat: zoo lang als men deszelfs verval toefchrijft aan oorzaaken, welke 'er de eigenlijke oorzaaken niet van zijn, ziet men de rechte over 't hoofd; en de weezenlijke hulpmiddelen blijven achter. Op dezelfde wijze is het met het verval van onzen koophandel en zeevaart gelegen. Zoo lang als men zich verbeeldt, dat wij hetzelve meest al te wijten hebben daar aan, dat de vreemde volken zich te vooren op geen koophandel en fcheepvaart toegelegt hebben, en nu al, zoo lang zal men de andere en weezenlijke oorzaaken ongemerkt voorbijgaan, en de eigenlijke hulpmiddelen ongebruikt laaten. 'Er is een ander vooroordeel , daar ik met een woord van fpreeken moet. Fan de Pracht. Men fchrijft het verval van den koophandel ook toe aan de pracht. De pracht en weelde kunnen op zich zelve den handel van een volk niet doen  R IJ K D O M. 53 c doen afneemen. Zij ftrekken eerder onophoudelijk com dien te doen aanwasfen, naderaaal zij de be1 hoeften des leevens vermeerderen. Wanneer de i 'pracht en weelde een koopman te gronde doen ' gaan komt een ander in deszelfs plaats. Het is ' voor den Staat onverfchillig , of Pieter dan of Tan den handel drijft. Indien men de voornaame Comptoiren te Amfterdam opnam , zoude men 'er flechts zeer weinigen vinden, welker voorouders, ten tijde van de oprichting onzes Vrijen Staats, kooplieden zijn geweest. De oude huizen zijn niet meer in naam ; die geenen, welke er tegenwoordig den grootften handel drijven , zijn nieuwe Comptoiren, welke, of in de plaats der ouden zijn opgevolgd, of zich, federt korten tijd, daar hebben nedergezet. Dus gaat de koophanlel géduuriglijkvan het eene huis tot het andere over; om dat dezelve zich natuurlijk tot den vhjtigften en zuinigften van hun, die 'er zich op toeleggen, wendt. Het verval van vaart en koophandel zoude dan in zoo verre aan de pracht en weelde kunnen toegefchreeven worden, als dezelve ftrekken om de kooplieden een prachtiger leeven te doen leiden dan hunne winsten en de gevaaren van verhes het kunnen draagen, en waar door menig Comptoir te gronde gaat: doch wie ziet niet, dat deze oorzaak flechts werkt op den koophandel van de kooplieden in 't bijzonder, welke zich door pracht en weelde verloopen, geenzins van den algemeenen koophandel? Want zoo rang als de pracht en weelde de vermogens van hen , welke zich_ daar -aan overgeeft, niet te boven gaan, zal'er zijnbe■ drijf in zaaken van koophandel met door lijden. ■Het is geheel wat anders de pracht en weelde zedelijk te befchouwen, dan die met betrekking tot den koophandel te overweegen. Ook zijn de twee D 3 wöur-  54 HOLLANDS woorden Pracht en Weelde van eene vrij onzekere betekenis. Alle pracht en weelde zijn niet van denzelfden aart. Daar zijn 'er die zelfs, in de plaats van gedelijkkwaad te zijn, zedelijk goed zijn: het komt'er £lleen op aan , waar in men die doe beftaan, en wat de vermogens en de bijzondere fèaat der burgeren toelaaten. Men fchrijve het verval van onzen koophandel dan niet toe, noch aan den naijver der vreemden, noch aan onze pracht en weelde. Men dringe tot den eerften oorfprong der kwaaie; en men vreeze niet van dien op te fpooren, offchoon $ezelve ons tot eenige onaangenaame ontdekkingen mogt brengen. Eene goede huishoudfter fchroomt niet ontwaar te worden, dat zij ziph nog aan een fcherper toezigt, dan zij gewoon was te gebruijc$'-i, moet gewennen en binden. De lotgevallen onzer nederlandfche vrije gewesten toonen ons, dat, naar maate dat de koop-r handel en handwerken 'er vorderingen maakten, de Vorften meerder onderftand van hunne landzaaten afeischten. Zie daar de oorfprong en eerfte oorzaak van ?t verval van onze vaart en koophandel. De Wethouders, om aan dien onderftand te voldoen, vonden zich genoodzaakt, om belastingen op de eetwaaren te leggen, en elke ftad deed ten dien opzigte het geen haar gevoeglijkst fcheen. Hier uit zijn de accijnfen en belastingen, den fteden toebehoorende, gefprooten, welke langzaamerhand de neeringen en handteeringen hebben beginnen te drukken j en ongevoelig doen vervallen, gelijk eene kwaal, door welke een ligchaam, zonder eenige merkelijke aandoening, word aangetast, geduurig voortkruipt, de deelen van 't ligchaam hoe langer hoe meer aanfteekt, en dus het ligchaam zelf ten- val brengt. In fommige fteden verpachtte men deze belastingen, en in eenige andere deed men deze|ven 4 door gaarders,  R IJ K D O M. 55 dprs, daar toe aangefteld, inzamelen. Dit onderwerp verdient naauwkeurig gade geflagen te worden. Van de Belastingen. Uit het geen wij te vooren hebben aangemerkt, heeft men kunnen zien, hoe weinig de landzaaten a IZc Wwaard waren met lasten, en vooral '^t££%?L koophandel, feheepvaart, en eevensmiddelen: de tollen waren genoegzaam de e?n X hinderpaalen, welken zij daar in ontmoetten en van dezelven werden zij, van tijd tot tijd, on flaïen Het zoude ons te verre heen bienïïn fndien wij alles opzettelijk wilden nagaan S 'er v n de vr0egfte tijden af tot op den tijd wat er v«m u & andzaaten is op- om 'er bij andere Schrijvers meerder onderrichting vatenZtiidkender graaflijke regeeringe, waren de HeTren der Heerlkheden, gelijk het alle de ValS en waren, verplicht, om zelve met hunne leen™nnen den Graave te dienen, en zijnen ftaat te mannen den w perfoneelen dienst SÏÏÏenelder fteden of gedeeltelijk of geheel ontflagen: » Zy moesten (zegt W, gen aar) daarenboven driejaange of jaarlykfche Bottingen of Beden betaalen en by byzon" dere gelegenheeden, by voorbeeld, als de Graaf * teTle ztrlyken Hove verfchynen moest als * zvn Broeder of Zoon Ridder werdt, en als hy " zelfs of zyn Broeder of Zuster, Zoon of Doch- t te in deyecht trad, moestenze ook zekere ha ing opbrengen. Ook deedt de Graa h  5d HOLLANDS „ 't ontftagn van eenen oorlog , of uit vreeze hieE „' voor,buitengevvooneBeden aan den Lande Deze beden of fchattingen, welke in haaren oorfprong, vooreen gedeelte, veel overeenkomst hebben met het geen men tegenwoordig nog in Frankrijk vrijwillige giften (dons gratuits) noemt, en die in de oostenrijkfche erflanden, zoo wel als in Frankrijk, in gebruik zijn, zijn 't eigenlijk, welke, aanleiding hebben gegeeven tot de lasten, door welJcen. de yaart en koophandel, en de fabrieken vooral, het meeste gedrukt worden. Wanneer de Graayen eene zekere fomme geëischt, en de fteden op dezelve zoo veel afgedongen hadden, als zij konden, en wanneer het beloop der penningen, die .den Graave verftrekt zouden worden , bepaald was, werden de fteden, volgens haaren tegenwoordigen ftaat, gefchat. Elk van haar was meester, om tot het opbrengen van haar aandeel de middelen te verkiezen, welke haar het minsc drukkende toefcheenen. Flier uit volgde, dat de fteden meer of min opbragten, naar dat zij meer of min welvaarende bevonden weiden, en dat de ingezetenen der fteden , welke minst bloeiden, naar evenredigheid, minder opbragten ; zoo dat de landzaaten de lasten droegen naar gelange, niet alleen van hunne daadelijke bezittingen en vermogens, maar pok , naar maate dat zij gelegenheid hadden om van hunne vermogens gebruik te maaken, ën daar door jn welvaart toe te neemen , of dat hun die gelegenheid ontbrak,-en zij daar door in verval raakten (Z> ). By het oprichten van den Vrijen Staat is men van f'VN Wagenaar Vad. Hifi. D. III. bl. 183. en 1&4, Zie nog ti>. UI. bl. 474- 4*o. O. IV. bl. 24-30. 87. i werd er beflooten om nieuwe belastingen op den wijn, het bier dekkenen, de zijde ftoffen, fluwee en het rundvee en andere goederen te leggen. Verfche»den Edellieden en eenige fteden kantten 'er zich wel tegen , doch daar motst geld weezen; en om geld tekriigen waren 'er, gelijk het Tacitus mede bH ondervinding geleerd had, belastingen noodig. II aTgelegenheid, dat 'er geld moest opgebragt .worden? werden de lastsn verhoogd of vermeer- deurT uitrusten eener vloot van twintig fchepen, wemmen oordeelde noodig te hebben om fe^eerooverijen der Schotten te beteugelen, gaf.  do H O L L A N D S eemgen tijd daar ria wederom aanleiding, ©m eene nieuwe belasting in te voeren, naamelijk van vijf Huivers op ieder aam-rhijnfchen wijn , en iets minder op de andere wijnen; franfchen alleen uitgezonderd» Om van.de grootheid dezer belastingen, gelijk mede van het beloop der opgenomen gelden, te hunnen oordeelen, moet men acht liaan op de waarde vian het gemunte geld in die tijden. Uit de aantekeningen, ■ te vinden in de Recherches-du Commcrce, ziet men, dat het dag - loon van een Metfelaars Knecht, in den jaare 14S8, geweest is 4 ftuiv. en in den jaare 1775. 21 ftuiv. zomer-loon, en 38 ftuiv. winter-loon; en dat, in het jaar 1488, vier ftuivers even zoo veel Estelins bedroegen, doch'dat, in het jaar 1775, 21 ftuivers 6} Estelins waard waren. Volgens den Schrijver van dit Werk, het welk met zeer veel nazoek en naauwkeurigheid 'gefchreeven is, ftond de waarde van het geld, federt de XVe. Eeuw tot den jaare 1777 als 1. tot 4. 'en de prijs der rcgge als 1. tot 12, zoo dat, volgens die evenredigheid, een arbeidsman met 16 ftuiv. nog maar een derde aan rogge zoude kunnen krifgen van 't geen hij, voor drie eeuwen, voor 4 ftuiv. konde koopen'. - Nog zijn het de belastingen niet alleen, welke op zich zeiven den koophandel en fabrieken drukken: daar komt nog (gelijk wij 't zoo even aanmerkten') bij de wijze, om die uit den boezem van het volk te doen overgaan tof de fchatkist van den Vorst of van het land ; en die wijze is veeltijds drukkender dan de belasting, op zich zelve genomen. Het is niet te gelooven, hoe veel 'er van.het geen op een volk geheeven word, aan de maat en ltrijkftok, gelijk men zegt, blijft kleeven en hangen, en hoe weinig 'er van te recht komt. Ook zien wij -uit de-Hiftorien , dat de belastin/ren op  K IJ K D ."O: M. Hf 7ich zeiven niet zoo zeer, dan wel de aart der' °P, In en de wijze van heffen het ongenoegen van ; f ,1' heeft verwekt, en die opfchuddingen en 21 oVn^Sden bij ons de belastingen op vereende wijzen, *^J™^>g^£c\ doch door den tijd werden die ook met het ver meerderen der belastingen, bezwaarender. Wa7^ die ons eene korte fchets derzelven, in ^ vii^Bftm. heeft gegeeven, fpreekc S aldus van, ter gelegenheid van eenige nieuwgevorderde beden, in den jaare ISS5- . . Doch de Edelen en Steden (zegt hij) {a) hadden federteenigen tyd, in overleg genomen : om VLands Imposten, op eenen anderen en eennaari-en voet, de doen heffen. lot hier toe» I C f, in de Steden, Inzamelaars van s Land : Imposten aangefteld geweest, die> dit ja ar, re tPiiinP deeden voor Gedeputeerden der Staaten, * Z? bveenkomften de eerfte aanleiding fchy» Liven vhebben tot de Inftelling van een * Kollege der Gecommitteerde Raaden, welk, ia i aaterë tyd , het bewind over 's Lands Imposten * lehad heeft. De meeste fteden hadden maar " Sen; dochfommigenverfcheiden' In*mda«8. " waaruit eenige ongeregeltheeden reezen. Men f hïd bY 'c doen hunner rekening, bevonden, * 1d:£dJTonden%:r:eenrtig Groofen had opge- * bragt ; 't welk den Edelen en eenigen Steden t l d te weinig fcheen. Zy oordeelden, derhal; vet dateer meer van 's Lands Imposten komen («) Vai. Hifl. D. V. bladz. 419- en volg-  Ui HOLLANDS „ zou, wanneer dezelven niet, tot groote kosten * van 't Land, ingezameld, maar gelyk , in fom„ mige fteden, al voor veele jaaren, ten opzigte „ der Excynfen, te gefchieden plagt , in 't open„ baar, verpagt werden. De Edelen in 't byzon„ der hadden , in de jongfte bede, niet willen „ bewilligen, dan onder uitdrukkelyk beding, dat „ de Impost, in alle de fteden, jaarlyks, zou moeten „ worden verpagt. Haarlem, Delft, Leyden en Gou„ da ftemden terftond, met de Edelen. Doch Dortj, recht en Amfterdam maakten, in 't eerst, eenige „ zwaarigheid.De Inzameling der Imposten gefchied„ de, in deeze fteden,door Leden van deVroedfchap, » die, veel ligt, hun belang zo wel niet, by de ver» pagting, meenden te zullen vinden. Evenwel, gaj, ven die twee fteden voor, dat zy by de inzameling „ bly ven wilden, om dat 'er meer van kwam, dan zy* » van de verpagting konden verwagten. Doch zy „ lieten'zig,eerlang,overftemmen. Men ontwierp, » vervolgens, eene Ordonnantie op de verpagting, „ en een berichtfchrift voor de Kommisfarisfen uit » de Edelen en Steden, die dezelve doen zouden. » — De Wethouders der Steden, daar de verpag„ ting gefchiedde, waren, by het doen derzei ve , ook „ tegenwoordig. Men maakte 'er, kort na Paa„ fchen des volgenden jaars, eenen aanvang mede. „ En men bevondt, dat 'er, in 't eerfte jaar, verre „ over de veertig duizend ponden, dat is, meer dan „ tweemaal zoo veel, van *s Lands Impost kwam, „ bij wege van verpagting, als te vooren, bij » wege van inzameling. Van deezen tijd af, „ is het verpagten van 's Lands gemeene middelen „ in geduurig gebruik gebleeven, tot dat, in den „ jaare zeventien honderd agt en veertig , niet „ lang voor het uitgeeven deezer Hiftorie , alle » Fagterijen, op eens, zijn afgefchaft geworden." Wij  r ij k d . o M. «3 Wit behoeven hier niet te zeggen, dat de imposten en accijnfen thans niet meer bij verpachting E bij colleie worden geheven; dat: de pachten, op de Propofitie van Z. D. H.Willem den iv. glor. Zld na eene fterke tegenkanting, vooral van wegende ftad Amfterdam , welke te vooren zich telen het verpachten verzet had, zijn afgefchaft; en K thans vrij meer van 't geen de ingezetenen opbrengen in 's lands fchatkist overkomt dan te vooren niet tegenftaande de dagelijks gepleegde fraude ' en offchoon de belastingen eerder verminderd dan'vermeerderd zijn. Dezelfde Hiftoriefchrijver feeft onT eene lijst op van het beloop der eerfte ferpachtinge van den impost in de voornaamfte Sn, wfar uit (zegt hij) M men,derzelver Mooiheid en vermogen, ten dien tyde eenig* ? ns afneemen kan.'' Om dezelfde reden zullen wij d e hier onder plaatfen (*), en daar bij opm ken dat men, uit het beloop van den impost als Sande en dien einde over middelen van confum£ eerderde volkrijkheid dan de vermogens eener nhatfe kan afneemen ; vermits dezelve niet zoo £r afhangen van de gegoedheid als wel van de meniete der ingezetenen: een arm man eet en 3 zoo wel als een rijke, en als de belastinge^ geit ... .5440 Enkhuizen. . . . ^ Kerdam ' 1 '. 894° MonnWndam. . . 4<*> Amfterdam. . «94 Mede„blik. ... 270 1 dam. . . «ao. Woerden. .... 4*9 Gorcum. i i - X3«» Naarden. . • • 39s Schiedam. ... 575 Weesp. • • • jsj .... 370o Minden. • • « J—LiX  'j6% HOLLANDS bp ik rloödzaaklijkfte eetwaaren vallen, betaalt 'er de gemeene even Zoo Veel aan als de rijke. Wagen aak geeft ons ook eenen ftaat van ■ 's lands aehterweezeu * welke wij ook hier onder -zullen plaatfen (a). De ( a ) Vad. Hifi. D. V. bladz. 421. en volg. , 's Vorsten inkomsten uit de Nederlanden beliepen in 't jaar 1551. 3«7S<5o : 17 : O DeRenten, "door vermindering vah inkomften, door vervreemding van veele domeinen en andere lasten, van 't ■ jaar 15fï. tot het jaar 1556. merkelijk toegenomen zyndë, 'beliepen nu 346818 : $ : 5" Zoo dat 'er té kort kwam . 18857 : *5 •' 5 De Hofhouding, Wedden en Jaargelden derAmptenaaren.bedioegen jaarlyks 241574 : 19 : d Aan de bezetting ih de Grehsfteden, waren voor zes jaaren aan levensmiddelen toegelegd 25030 : '0 : o De Penningen , by 's Keizers tyd opgenomen , beliepen 4230304 : o : d Die ten tyde des Kohings 140000 : o : 0 -Andere Schulderi. Aan de Stenden des Keizerryks 17465 : o : o Aan die van Antwerpen. 15000 : 0:0' Agterftallen wegens Aluin der nieuwe Vestingwerken. 3643I : ia : 0 Aan Gefchut en Krygsbehoeftens. 30000 : 0:0 Aan Mondbehoefteas. 238000 : 10:0 AangeleendePenningenin'tjaari557. öoocoo : 0:0 Aan .Bootsvolk, welk den Keizer had overgevoerd. 4.2000 : ' o : d Agterftallen aan de Vlies - Ridders , Raaden en andere Amptenaaren. 129040 : 0:0 Aan het Krygsvolk, ten tyde des Keizers afgedankt. 6073li : 1:2 Aan *t Krygsvolk ten zelfden tydé in dienst gehouden. 3293^6 : 11 : a Aan Krygsvolk, by k's Konings tyd afgedankt. J32515 ; I+ : 7,iÖ©,82l. guldens; IWaSenaar merkt er bij aan, dat üit dezert iftaat bleek, dat de renteh der opgenomen gelden J ttegen acht ten honderd gerekend; jaarlijks omtrent; uoo ooo. gülderis bedroegen; dat het land daar eri 1 boven meer dan twee millioenen fchuldig was} en , dat de andere jaarlasted , behalven de interesten i , de inkomsten omtrent drie tonnen fchats te boven gingen. Wat 'er van deze ópgaave en berekening ook moge zijn, dit is teh minfte zekeri dat 's lands fchulden van tijd tot tijd gereezeri , eri de belastingen , om derzelver interesten en nieuwe beden te voldoen, merkelijk vermeerderd en verhoogd wareri. ilt j, M De wapenen tegen Spanje opgevat zijnde, dm het willekeurig vermenigvuldigen van fchattingen \ geloofsdwang, en 't vernietigen der verkreegeri voorrechten en vrijdommen tegert te gaart, werden 'er middelen veireischt, dm geweld met geweld te heeren Prins Willem de I. had 'er zijne fthatten toe befteed , en ter befchefming der ingezetenen tegen de fpaanfche tiranmj , zijn goed verpand en zich in fchulden geftoken. ..«Land* Vaderen en de ingezetenen getroostten Zich hec draagen Van meerder lasten, in 't vooruitzigt Van een meerder genot hunner natuurlijke, gddsdlenSteliike en burgerlijke rechten: en ieder jaar dat de oorlog duurde ; baarde nieuwe nooddruft - en dus ook vermeerdering en Verhooging van belastingen. Men zal 'et eenig begrip van kudnert maaken uit de volgende fchets. . ■ Ik het jaar 1585 was de belasting op den fhijnfchen of fpaanfchen wijn reeds geklommen tot op 22. guldens 't Aam voor het lartd, en 8 gulden» voor de fteden. In het jaar 1607 werd die gefield IV. Dkejc, E «P  (6 HOLLANDS op 48 guld. voor 't land, en 16 guld. voor de fteden. Een ftuk franfche wijn betaalde, in het jaar 1583, 18 gu'd. voor 't land en 6 guld. voor de fteden ; in 1 hét jaar 1607 werd zulks op 41. guld. voor't land, en 9 guldens voor de fteden gebragt. Het oxhoofd betaalde, in het jaar 1583, 13 guldens voor het land, en 4 guldens voor de fteden; in het jaar 1607, 32 guldens voor het land, en 8 guldens voor de 1 fteden, ■ Men dient hier aan te merken, dat men, geduurende de regeering der Graaven, bijna geene lasten of rechten voor het land hief, en dat de: fteden het alleen deeden, om aan de beden, welke, zij den Graaven toeftonden, te voldoen, en om de: ftedelijke kosten te kunnen goed maaken, waartoe den wethouderen het heffen van eenige belas-ting of het opneemen van eenig geld door de:! Graaven werd toegeftaan; doch, bij vervolg yam tijd, en bereids voor den opftand tegen Spanje,, fchijnt men daar van afgeweeken te zijn, en voor: 'slands fchulden gemeeneprovinciaalelasten en rechten over het gantfche land ingevoerd te hebben, die geduurig zijn vermenigvuldigd en vermeerderd. A De azijn betaalde, in het jaar 1605, 2 guld. 8 ft.' van 'tAam aan 't land ; in het jaar 1625 was dezd impost 4 guld. 16 ftuiv. In het jaar 1583 , betaal-1 den de bieren eene belasting, op den volgenden voet geregeld: Een vat van 20 ftuiv. betaalde: 4 ftuiv. Een vat van 30 ftuiv. betaalde 10 ftuiv. Een vat van 2 guld. betaalde 16 ftuiv. de zwaarder bieren betaalden 42 ftuiv. In het jaar 1624., werd deze impost gebragt tot 6, ió\ S5 en 6$l ftuiv.; en, in het jaar 1633, is dezelve gebragt. tot 11, 22, 30 en 48 ftuiv. zonder den accijns: der fteden te rekenen, welke de helft mogt beloopen van het geen het land trok. In het jaar 1583, was de belasting op de tarwr 6 gul-  r ij k d O M. 6i 6 guldens van het last; in het jaar 1Ó05 werd dezelve gefteld op 3* R«ld. 8 ftuiv. in het jaar lóaï op 40 guld. 10 ftuiv. in her. jaar 1627, op 4.7 guld 14 ftuiv. en in het jaar 1636, op 63 guld. Die van de tarw met rogge vermengd, gemeenlijk Marte/w» genaamd, was , in het jaar 1583, niet hooger dan 4 gulden. Men l elde dezelve n 't vervolg met die op de tarw gelijk. ' D e impost op de rogge was, in het jaar 1583 * * guldens; in het jaar 1605, 16 guld. 4 ftuiv.; «1 het jaar !Ó2j, 20 guld. 15 ftuiv.; in het jaar1627, jc guld. 18 ftuiv.; in het jaar 1636, 33 guld lö ftuiv De Gerst betaalde, in het jaar 1583 , 2 guld., en werd vervolgens, in die zelfde jaaren op 10 guld. 10 ftuiv., 13 guld. 10 ftuiv., 15 guld. 18 ftuiv., 21 guld. 4 ftuiv. gebragt. . D e Ordonna«tie\an den jaare 1 583 fpreekt niet van de boekweit: doch men vindt dezelve in die van het jaar 1605 belast met 6 guldens. Deze Sasting werd naderhand in de hier boven aange* weezengjaarenop 7 guld- 10 ftuiv. 8 guld lö guld. 7o ftuiv gebragt. Men verminderde dezelve naderhand elrst bp n guld. ï* &ow inde jaaren 16-6, en 1642 op 9gu!d- 16 levers. IN het jaar 1583 ^erd de belasting op de zeep welke ter Heet verkocht werd, gefteld op 6 ftuiv. van de ton, 240 pond weegende, te betaalen bij den zeepzieder; en 2 guld. bij den eerften kooper te betaalen: dezesftuivers werden in het jaar 1607, verdubbeld. Men verhoogde de belasting van I guldens, van tijd tot tijd; dezelve werd m h« jaar 1605, gefteld op 3 guld. 4 ftuiv.; m het jaar l6D3a ffp^hL «, « ^et verkocht dende, was, in het jaar 1583 , 4gud. van de 100 tonnen, welke men gemeenlijk honderd noemt.  ^8 HOLLANDS Dze belauing werd vervolgens op 4 guld 10 ftuiv; gebragt; in het jaar 1615, werd dezelve op 6 guldk 15 ftuiv. bepaald. Eene andere impost van ieder huisgezin geheven wordende , welke men in de Ordonnantie van den jaare 158% niet vindt, was eerst niet hooger dan 4 guld. 10 ftuiv. Bij de Ordonnantie van den jaare 1Ó25 werd dezelve op 6 guld. 15 ftuiv. bepaald, voor een huisgezin van achtperfoonen , en op 3 guld. 7 ftuiv. voor een kleiner huishouden; eene verhooging, welke vervolgens door de belastingen meer en meer over alles, wat 'er toe konde gebragt worden, uitgeftrekt werd tot zoodaanige lieden, welke uit hoofde hunner kostwinning genoodzaakt zijn zout te gebruiken , als de boeren, die zuivel maaken. In het jaar 1651, werd 'er een recht van veertien guldens ten honderd gelegd op het gerafineerde zout, en negen guldens op het klein zout, zoo op het zout binnen 's lands gerafineerd, als het geen van buiten werd ingevoerd. In het jaar 1583, was de impost op het rundvee de twintigfte penning van den koopprijs, zoo dikwijls als hetzelve verkocht werd: deze belasting werd, in het jaar 1605, tot den zevenden penning verhoogd, en bepaald tot het flachtvee, en alleenlijk betaald moetende worden bij de flachting. De belasting op de paarden bleef, eenigen tijd, op den twintigften penning, maar men veranderde dezelve naderhand. In het jaar 1583. vond men eene belasting op het hoornvee, van vier ftuivers en een half, ter maand, van ieder beest, drie jaaren en daar boven oud; en van twee ftuivers, vier penningen van ieder beest dat jonger was; men vindt deze belasting vervolgens verminderd op drie ftuivers voor ieder beest van drie jaaren en daar boven , en voor die van minderen ouderdom op anderhalve ftui- ver:  R IJ K D O M. 6? ver: in het jaar 1(525. werd deze belasting tot liet dubbeld gebragt, dat is , tot zes en drie ftuivers. De bezaaide landen waren, in het jaar 1583, reeds belast met vier en eene halve ftuiver, de honderd en vijftig roeden 's maands. Deze belasting werd vooreenigen tijd afgefchaft, en vervolgens, in het jaar 1627, weder ingevoerd. In hat jaar 1598, werd de veertigfte penning van de verkooping van alle onroerende goederen ingevoerd; in het jaar 1602 , werd dit recht op den dertigften penning gebragt; in het jaar 1617 ftrekte men hetzelve tot de erfpachten, en tot den tienden uit; in het jaar 1655, werd dit recht tot den twintigften penning verhoogd. Dit recht, werd ook gelegd op de erfenisfen, die iemand 'van zijdelingfche bloedverwanten opkomen, welk recht diezelfde Ordonnantiën van het jaar 1598 tot 1655 van den veertigften op den twintigften penning hebben gebragt. D e belasting op de ronde maat was, in het jaar löoo, 15 ftuiv. vaneen last tarw; 10 ftuiv. van rogge, gerst en andere waaren; van de mout 7 ftuiv. 6 penningen; van erwten 15 ftuiv.; van boonen 10 ftuiv.; van allerlei zaaden , 23 ftuiv. In het jaar 1625, werd deze belasting gebragt op 22 ftuiv. (5 penningen, 15 ftuiv. , 11 ftuiv. 3 penningen, 22 ftuiv. 6 penningen, 15 ftuiv., 36 ftuivers, enz. In het jaar 1605, werden de boomvruchten onder eene belasting van den achtften penning van den koop of de waarde gebragt: in 't zelfde jaar leide men , 1. Een recht op de kaarfen van drie vierde ftuiver op het pond, hetwelk in het jaar 1626 met een vierde ftuiver werd verhoogd. 2. Dea achtften penning op het brandhout; 3. Een recht op de turf van 7 penningen op de ton, 't welk in het jaar 1623 op 12 , en i$ het jajy: 162 j op E 3 x*,  70 HOLLANDS 24. penningen werd gebragt; 4. Een recht op de kooien van 4 guld. 10 ftuiv. op de maat, gemeenlijk honderd genoemd, hetwelkin hetjaari622, op 3 guld., in het jaar 1623 , op 9 guld. werd gefteld ; 5. Den achttienden penning op de gouden la kenen, te rekenen van den koopprijs, 't welk in het jaar 1621 op den twaalfden penning werd gebragt. Het recht op de waag vindt men in de jaaren 1607. 1621. 1624. cn 1678. geregeld, zoo als mén 't uit de Lijst, of Tatel, Onder de Bijlaagen geplaatst zien kan (0). D E fuiker werd , in 1659, weder op vijf ftuivers gebragt en de firoopen op vier ftuivers de honderd pond gefteld. Men maakte, in 't jaar 1679, een onderfcheid in de heffing van het waaggeld tusfchen de verfclieiden foorten van asfche, of poten weedasch. Op de huiden, werd eene belasting van twee ftuivers op de drooge, en van 3 ftuivers op de natte huiden , van de honderd pond gerekend , gelegd; voorts ook de razijnen en vijgen. In 't jaar 1716 op de thee, moetende dezelve 16 ftuiv. van de 100 pond betaalen; de koffi mofst 12 ftuiv. en de cacao ö ft. van de 100 pond betaalen. Allerlei foorten van veeren , zoo bedde - als andere veeren, werden mede aan het recht van de waag onderworpen, en wel van 6 ftuiv. de 100 pond. Ook werden de grove waren, als fteenen, lood, kalk, enz. onder belasting gebragt. Alle deze belastingen zijn nog van tijd tot tijd verhoogd. In 't jaar ifSit, leide men eene belasting op de olijf - olie en traan van 8 guldens op de ton. Het volgende jaar, werd 'er eene op den zouten visch en bar  HOLLANDS! ven. De confultatien en advizen moest men fchrijven op een zegel van 4 ftuivers. Alle koopeontraften , transporten , polusfen van asfurantie? pn eene groote menigte andere aften , gaven geen, recht, en hadden geene kracht van verbintenis, indien dezelve niet waren gefchreeven op een zegel van 4 ftuivers. Men ftelde in 't vervolg de huureedullen op een zegel van 8 ftuivers, indien iie huur honderd guldens, en daar boven, bedroeg. In den jaare 1636 werd 'er een recht op het houden van dienstboden, van eene gulden op ieder derzei ven, gelegd. O p dien voet ftonden de belastingen ten naasten bij, welke de oorlog tegen Spanje of op nieuw; deed invoeren, of, van tijd tot tijd, verhoogen , behalven de licent-convooij -lastr en veilgelden, tolrechten, en verfcheiden andere, welken wij niet zullen optellen, om dat het ons oogmerk niet is, eene naauwkeurige lijst van alle de belastingen, welke onzen koophandel drukken, te maakenj maar eeniglijk te doen zien , hoe de lasten in Holland, van tijd tot tijd, zijn toegenomen, en welke gevolgen zulks voor onzen koophandel en fcheepvaart moet gehad hebben. Daar de Vaderlandfche Gefchiedenisfen ons den {leeds toeneemenden aanwas , vermeerdering en verhooging van lasten, zoo duidelijk aantoonen , ftaat nu te onderzoeken, of dezelven waarlijk zoo fehadefjk en verderflijk zijn voor de vaart, koophandel, neeringen, handteeringen en fabrieken, als men voorgeeft. Een onderzoek, het welk tnij nnodeloos zoude fchijnen, indiea ilc niet te smeerrnaalen luiden van kennis, pordeel en verftand, ontmoet had, die 'er luchtig over heen praatten, en 'er niet alleen aan twijfelden, maar zich verbeekkkc, dat de klagten der koopluiden desaan- gaan-  B. IJ K D O M, 73 •gaande zeer ongegrond waren ; en dat die alleen !voortkwamen uit winzucht, vermits de lasten enkdiik op de winst der koopheden en fabne■keurs vielen, en die winst wat bemoeiden, zich iverzekerd houdende, dat, als de kooplieden en fabriekeurs zich met wat minder winst en voordeel wilden vergenoegen, de koophandel, de vaart 'en de fabrieken wel ftaande zouden blijven; verj ders nog in het vast begrip zijnde, dat het verval i der fabrieken, neeringen en handteeringen, vaart i en koophandel, aan de rijzende pracht en weelde, ■ en niet aan de verhooging of vermeerdering van [ lasten, is toe te fchrijven; daar bij nog vast (lellende , dat, de'koopluiden zich aan de pracht overgeevende en als Vorsten willende leeven, daarom de middelen van hun beftaan, daartoe niet toereikende, in verval raaken, geenzins om dat zij te zwaar belast zijn Zulke redeneeringen heb ik meer dan eens hoo'ren maaken; en nademaal dezelve, en andere van dien aart, niet zelden bij de Vorsten en Overheden aangedrongen worden, en ingang vinden ; en nadien de vertoogen der kooplieden daarom niet zelden in den wind geflagen worden, zal het noodig zijn, dat wij 'er ons wat breeder over uitlaaten, en dat wij de fchadehjkheid en ver. derfelijkheid der belastingen, met betrekking tot de middelen van 't beftaan der menfchen, ten klaarüe aantoonen. Ten einde mijne gedachten en de klagten der koopluiden minder verdacht mogen voorkomen , en over dé zaak zelve minder twijfèl over te'laaten, zullen wij ons Hechts bedienen van het geen wij 'er bij deftige, doorzichtige en kundige Schrijvers over aangemerkt vinden; en welke van zoodaanig gezag zyn als wij meenen, dat onze Leezers niet zullen wraaken. 'Men weet dat de Kancelier Baco de V*ruE 5 **'  ?4 HOLLAND S lam io, een der ichranderfte vernuften, der uitmuntendfte Geleerden, en teffens een der grootfte Staatkundigen van zijnen tijd is geweest. Zie hier, hoe hij zich uitdrukt ter plaatfe, daar hij over het oppergebied handelt ( a). Quod Md Mer-, catores; funt ilii injiar Venae Portae: Qui nifi fieruerint, pttefi quidem Regnum aliquod artus haberë robujlos, fed venas vaam, fc? habitum corporis macrutn. Vecligalia & portoria imniodica raro Regis reiitus adaugent. Etenim quod in partibus htcretur, infumma deperdit, commcrcii quanto deminuto. Tacitüs, een Schrijver, welke geen minder gezag heeft, fpreekt genoegzaam op denzelfden toon: JSlon in occulto efi, (zegt hij) muitos Principes acerle per civitates cónquirendis pecuniis plus invidiae quam virium domui fuae addidijjh (b). Symmachus , een man van uitmuntende verdiensten, die gebloeid heeft ten tijde van Theodosius, ValentiniaNUsenAncADius, vertoont, in een zijner brieven , aan den Keizer Valentiniaan gefchreeven, hoe 'nadeelig het zoude zijn zekere maatfchappijen van kooplieden met de belasting te bezwaaren, welke men haar wilde opleggen : onder anderen zeggende: quod fi adjiciantur infolita, forfitan confueta cesfabunt {c). Zoodaanig eene uitwerking van overmaatige belastingen heeft de Heer Mo re au op 't oog , wanneer hij, fpreekende van het recht der Overheden, om belastingen te leggen op de onderdaanen of ingezetenen van een land, zich aldus uitdrukt (d). „ Doch hoe volftrekter deze magt De Imperto, pag. $)$. (b) Tacitus Lib. m. Htjt. )c) Stmmachi Kpift. Lib. X. Epift. 27 f Met ongeestig uitgevonden. Zie hier, hoe hij die ."verhaalt. „ Immers hebben de Ouden de&dwaafe menfchen vergeleeken by muifen die van de vrugjj tcneensboomgaars moetende leeven, bevonden dat de wortelen ook fmaakelik ende voedlaam I waaren, fulks fy die heftenden te eeten, waar £ door de iwjBrt, die by gebrek van genougfame x wortelen haar gewoonelik voedfel milten, min vrugten droegen: en de wij/fen feiden waar het '* van daan quam, maar wierden niet geloofd van ]l de dwaajer en gulfiger, die in het omgraaven ende vreeten der wortelen volhardeden. Ende als " in den volgenden jaare booven deefe onvrugt* " baarheid, door ftorm en vorft veele van hunne " wortelen beroofde, ende dien volgende quaahk" gewortelde boomen om verre geworpen ofte uit " gevroofen wierden, foo waarfchowden de wijf* 1 muifen weederom haare dwaafe broederen: dia antwoordeden, dat niet het omwroeten, en wof" tel-eeten maar de felle ftorm, en winter, daar " van oorfaak was : fulks fy voort gingen met " wroeten ende de wortelen te verduiden, tot dat " de boomen ende vrugten foo feer waaren ver: minderd, dat beide wijfe ende dwaafe muifen „ van honger moeften fterven, ofte eene beetere » wooninge foeken. . Daar en booven lieren ons de oude Hijtorien, „ dat Antigonus, Konink van Macedonien, onver:l Handig geld-gierig zijnde, niet te vreeden was, „ met de gcfontheid fijner Onderdaanen, ende de "„ profijten die hy ende fy genooten uit de imposten op de confumtie der Vreemdelingen die fijne mineraale waateren quaamen te drinken; fulks hy l óe fonteine felfs befwaarde, met een impejï te „ Hellen op iedere mate waaters. Het welk Gode „ ende den natuure foo onaangenaam was, dat de m f0Tl^  f8 H O L L A N.;D -S „ fonteins verdroogde, fulks hy daar naa de gefont„ heid fijner Ondcvdaanen, de impoften op de cona fumtien, alsmede deefe fuper - impojl moetende B miffen, van fijne eigene Onderdanen, ende na„ buurige Vreemdelingen, vervloekt ende befpot „ wierd (<»)"- D e menigvuldige Requesten en Memorien, zoo aan de Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en Westfriesland, als aan Hunne Hoog Mo* genei-heden , de Heeren Staaten Generaal derVereenigde Nederlanden, van tijd tot tijd, ingeleverd, zouden wij mede tot bewijs kunnen aanvoeren, indien zij niet bloot Honden, om als getuigen in hun eigen zaak gewraakt te worden. Ik zal 'er uit een groot aantal maar een onder de Bijlaagen achter dit deel plaatfën, om dat dezelve nog al uitvoerig beredeneerd is (b). Inzonderheid kan ik mij nog beroepen op een gezag, dat alle overigen te boven gaat: naam]ijk het gevoelen van hun Ed. Groot Mogendheden, de Staaten van Holland en "W- estfriesland, en van Hunne Hoog Mogendheden, de Staaten Generaal der Vereenïgde Nederlanden , het welk zoo eenvoudig en krachtig is uitgedrukt in' de ftukken, welken wij onder de Uijlaagen van onze eerfte en tweede Deelen hebben bijgebragt ( c ). Aleenlijk zal ik 'er nog bij voegen, het geen men leest in de 'Verhandeling, welke de Propofitie van Z. D. Hoogheid (n" Bladz. 70. De Heer Griffier vin den Heutil, *«ti de Fleer Zilltssen, Hellen de verhooging van lasten mede onder de oorzaaken van het verval onzer neeringen en handteeringen. Zie de Verhandelingen, uitgegeeven door de Hollandfche Maatfchappij e, D. XVï. bladz. 30. 444.. ( 6) D. II. bladz. i6r. Bijlaage A. D. I. (O D. I. Bijliagen A. R. S. D. II. bladz. 16a. Bijlaa. gen K. en volg.  R IJ K - D O M. 7P LaÜ Prins Willem den IV. glor. eed. verzeld heeft, Let deze woorden: „ en met regt mag men zeggen dat het alleen aan deefe lasten te attribuee[f ren 'is dat de Commercie van deefe Landen gediI" verteerd, en by onfe nabuuren is overgebragt" : 'êene waarheid, op welke die geenen, welke over het onderwerp, het welk wij hier verhandelen, sefchreeven hebben, niet genoeg, zoo 't mij voorSomt, zijn ftaande gebleeven («), en die wij nu rnader zullen betoogen. • Met een enkel voorbeeld, kan men die waarIheid allerbevattelijkstmaaken. Stel twee SckrijnwerHeers van gelijke vermogens, ijver, kunde, werkzzaamheid en bekwaamheid. Laat den een voor ieder 1 kabinet, het welk hij verkoopt, moeten opbrengen ! 8 gulden, en Hel dat hij daar nog bij winne i guld. ihiii zal met het verkoopen van duizend kabinetten, ■ 2000 guldens winnen, en daar van kunnen leeven : ,en teffens 8000 guldens opbrengen : zoo lang als , de ander even zoo veel moet opbrengen , itaan , ,ij gelijk : maar ftel verder , dat het opbren1 gen tót o guldens rijze, en dat hij van 1000 gul' dens leeven kan, dan kan hij nog zijn handwerk aanhouden: zoo langnaamiiik als de ander zijne winst van 2 guldens niet vermindert; maar, wanneer de andere; in de plaats van 2guldens te willen winnen, zich fal De Heer van Hiuolom, Laken -Fabrikeur te Leiden, die, in zijn overheerlijk en bekroond Antwoord op de VtL" voorïïefteld door het Provinciaal Utrechts Genootffhap van Kunsten en tVeetenfchappen, het nadeel, het welk de hooee arbeidsloonen aan de Fabrieken hebben toegebragt, zoo klaar en blijkbaar heeft voorgefteld en beweezen, fchi)iit zijne overweegingen op de voornaamfte oorzaak der verhoog, de arbeidslonen, naamlijk, de belastingen, n.et .te hebben willen uitbreiden:. mogdijk heeft hij verkoozen, ora er zich niet over uit te laaten.  fb HOLLANDS zich vergenoegen wil met eene gulden winst; daü is het blijkbaar, dat die geen, welke 9 gulden* moet opbrengen, de kabinetten niet kunnende vetkoopen zonder winst, zijn handwerk niet zal kunnen aanhouden, eri wel enkelijk om de vérhooging van eene gulden op het geen hij opbrengen moet; en dus zal die geen , welke in de plaats van 9000 guldens, welke hij meende jaarlijks uit den arbeid van den Schrijnwerker te trekken, zelfs misfen de 8©oo guldens: want men kan niet Hellen, dat de koopers, alles buiten dat gelijk ftaande, niet verkiezen zullen bij die geen te gaan, bij wien zij 't goedkoopfte gerijft worden. Ik heb mij bepaald tot eeri ftuk fchrijnwerk, om het voorbeeld eenvoudiger te maaken: maar men brenge het over tot alles vx^at de fchrijnwerker maakt > en men vooronderftelle, dat hij, uit hoofde, zoo van hooge arbeidsloonen, als van andere belastingen, al het geen wat hij maakt, tot den prijs niet kan geeven, als het andere doen, zonder verlies van de winst, die hem noodig is om te leeven, dan is, zoo wij meeneri, alierzigtbaarst, dat hij zijn beftaan riiet kan aanhouden. Twee zaaken verdienen hier opgemerkt te worden: i. Dat eene kleine verhooging van lasten eeri fabrikeur buiten ftaat kan ftellen, om zijne fabriek aan te houden. 2. Dat de fabrikeurs en de kooplieden (want hetgeen wij hier zeggen omtrent de kooplieden heeft even eens plaats omtrent de fabrikeurs) rijk worden, niet om dat zij duur, maar om dat zij veel verkoopen; en derhalven moet de ftaatkunde, wel verre van uit den rijkdom der kooplieden aanleiding te neemen , om derzelver winsten te befnoeien, veel eer trachten om dien te vermeerdeten ; en hun veel te doen winnen. Wij leeven zekerlijk in geen land, dagrwe voor willekeurige be-  R IJ K D O M. «ï belastingen te vreezen hebben, om aan de fchraap- izucht van eenen dwingeland te voldoen: de noodzakelijkheid is, hier te lande, alleen de beweegen1de oorzaak , welke bij ons de Vaderen des Vaderlands tot het heffen van lasten dwingt: dan, uit vwelke oorzaak de opftapeling van lasten ook getboren moge- zijn, het zij uit eene dringende en idwinzende noodzaakelijkheid , om al wat dierbaar is t té'behouden, het zij uit eene eigendunkelijke gn helheid van eenen Vorst, de uitwerkfels zullen altijd cdezelfde zijn; en 't zijn die uitwerkfels alleen, welike het onderwerp onzer befchouwinge. uitmaaken, !ca tot welken wij nu overftappen. i IV.DEEh * NE-  |% H O L L A N D S NEGENDE HOOFDSTUK. Schadelijke Invloed der Belastingen op de Vaart ? Koophandel, Fabrieken, Visfcherijen, en alk Neeringcn en Llandteeringen. '£j o o dra men overtuigd is, dat de belastingen, op het geen het voedfel van den gemeenen man, uitmaakt, het beftaan voor de werk - en ambachtslieden in duurte doen toeneemen, en dat daar uit; Ijoodzaakelijk moet volgen , dat een arbeidsman dagelijks meer moet verdienen, dan anderszins; dan zal men ook overtuigd moeten zijn, dat zoodaanige belastingen de dagloonen moeten doen verhoogen, en dat het nadeel, hetwelk uit die verhooging geboren word, als een gevolg van de belastingen zeiven aangezien moet worden. Het eerfte nadeel, 't welk uit de duurte der lee-! yensmiddelen voortvloeit, is een verloop van werken ambachtsvolk. Die, in een land, bij brood en [ boter nog een ftuk kaas kan genieten ,* zal zich niet begeeven op eene plaats, daar hij zich met brood en boter te vrede moet houden: hij zal die -eerder verhaten, en zich begeeven daar hij de fpijs, raar maate van het loon, beter koop vindt. De Voorzienigheid heeft ops in het gebruik der aardappelen, federt ruim eene halve eeuw, een aangenaam en onkostbaar voedfel doen vinden. Men ziet i: het op alle tafels: maar het nut, het welk'er het : beftaan van den gemeenen man uit haalt, komt hier wel het meefte in aanmerking, offchoon hetzelve zijn invloed uitftrekt over het algemeen beftaan Van alle Inwoonders, en dus mede van de Fabriekanten, Manufacturiers en Trafikanten zeiven, wel- ke  R IJ K D O M. 83 Lke in hunne huishouding een minder kostbaar voedi'iel kunnende gebruiken, ook daar door geholpen , worden in 'tgeen tot hun leevens onderhoud benoo{, digd is. Ik geloof niet, dat een Fabnkeur, of ie,mand, wie hij zij, welke deel heeft aaneen tabriek, of op eene andere wijze de nooddruft van ■ den arbeidsman, voornaamlijk in onze binnen-fteden, heeft gade geflagen, de verhgting , welke de gemeene man uit het gebruik der aardappelen trekt, ontkennen, en te gelijk niet volmondig toeftemmenzal, dat het'er, hier te lande, deerlijk met de fmalle gemeente zoude uitgezien hebben, was haar dit voedfel niet te ftade gekomen (a). Ik heb wel eens bedenkingen hooren maaken, overliet nadeel, het welk het gebruik der aardappelen aan de voornaamfte bron van s Lands inLmften toebrengt, alzoo het middel van t gemaal, het merkelijkfte gedeelte daar van uitmaakt, en dat het eeten van aardappelen het vertier van brood fterk vermindert. Ik wil het met tegenfpreeken i : maar het ftaat bij mij altijd vast, dat die bron van : 's Lands Finantien bij den duur nog meerder zoude liiden indien men dit nadeel wilde tegen gaan, en zulks óm de redenen, welke ik bladz. 73. en volg. heb biigebragt. Die bron zelve zoude, door verloop vanneering en handteering en verdere ontvolking, geheel kunnen uitdroegen; vermits zij tot geen milde opgaave gebragt kan worden , dan door het ver. meerderen van volk, dat wederom enkehjk door het goed koop. leeven kan verkreegen worden. Om deze reden hoop ik, dat dit zoo heilzaam en dienftie ia zelfs zoo noodig voedfel voor den gemeenen °* J man fa*) Men zie hier over de Verhandeliwen, uitgegeeveh door de Hollandfche Maaifchappij. D. XVI. bladz. 47. ea volg. 64. en voJg. ^  84 HOLLANDS man, nimmer met eenige meerdere belasting bezwaard zal wordem. Het verloop van bekwaam werkvolk is dan een der nadeelen , welke uit den invloed der belastingen voortvloeien , waaromtrent nog aan te merken ftaat, dat ouders hunne kinderen niet dan in den grootften nood aan eenen arbeid of aan een ambacht zetten, daar, gelijk men zegt, geen droog brood aan te verdienen is; dat de kleine gemeente fchroomt voor het aangaan van huwelijken; dat hier door de ontucht bevorderd word; waar uit wederom voortvloeit gebrek aan gevoegelijke kweekelingen , uit welken met 'er tijd bekwaame werklieden moeten opwasfen ; en dus eindelijk een gebrek aan bekwaame handen, om behoorlijk aan den arbeid te voldoen, terwijl de ijver en lust verdwijnen, en de fmalie gemeente tot een foort van onverfchilligheid, traagheid en luiheid vervalt: van welke kwaal, zoo die eens wortel gefchooten heeft, zij naauwlijks te geneezen is: eene waarheid, welke men op fommige plaatfen dagelijks onder het oog heeft. De werkeloosheid onder:tusfchen baart armoede, en vermeerdert het bezwaaren der armkasfen , welke met behoeftigen worden overlaaden , terwijl de inkomsten van liefde -gaaven verminderen ; zoo dat het land, in plaats van door de menigte van volk rijk te worden, in tegendeel zelfs hoe langer hoe meerder behoeftig word. Om werkvolk te behouden en het nadeel, hetwelk wij daar aangeweezen hebben, tegen te gaan en voor te komen, is 'ergeen andere weg, dan de dagloonen te verhoogen; dit heeft men dan ook gedaan, maar het natuurlijk gevolg daar van is geweest, dat men ook den prijs van het gefabriceerde heeft moeten verhoogen; en daar uit is wederom gevolgd, dat andere volken onze mededingers hebben kunnen wor-  R IJ K D ö M. 35 , worden tegen ons aan 't werk zijn geraakt, en Ts ebde ijk in dit ftrijdperk zoodaanig hebben rvertroffU dat het Uier van alle on«u factuuren zich tegenwoordig meest bepaalt tot het geen binnen 's lands gefleeten word, en tot eenige weinige verzendingen naar buiten De verhoogde prijzen onzer manufacturen, een noodzaakehjk gevolg zijnde van de verhoogde arbeidsloonen, welke wederom voortfpruiten uit de duu te der leèvensmiddelen, voortgebragt door de vermeerd^ dfwSn , zeg ik , hebben dus de vreemden, en in Ïbi zonder Aken en Verviers («) in ftaat gefteld, o^n met gelijke qualiteit, de lakenen beter koop rï kutmen maaken en leveren dan wij, en ons van de kvèranS dier goederen te ontzetten ; daarin het iaTi6 4 , zelfs die van Aken zich hier te lande kwLnen nederzetten om de laken -fabriek te oefenln (b) Dus is de fabriek van greinen, welke wrjv n de vreemden, en in 't bijzonder van Te van Brusfel, tot ons hadden getrokken gelijk Jen ondeï anderen, afneemen kan uit de ben». S van Brusfelfche Camelotten welke aan zekere greinen , te Leyden gefabriceerd wordende, als nog fegeeven word, wederom van ons tot de vreemden fvfrgegaan. Wie toch zal mij betwisten dat het ZTeSoop fabriceeren, met gelijke quahteit, de teTn is waarom wij de fabrieken van de vreemden ?ot ons hebben kunnen trekken, en dat dezelve naderhand wederom door de vreemden van ons (a Feniaeiaarengeleedente^ro zijnde, beeft de Heet Aken en Verviers fleet. , ib) Zie D- I. bladz. 351- ^ ^  jjö HOLLANDS hebben kunnen afgetrokken worden. Dezelfde oorzaaken brengen beftendig dezelfde uitwerkfels voort (a). De duurte der arbeidsloonen moest derhalven ook dezelfde uitwerking doen op alle andere fabrieken en trafieken, en dezelven doen afneemen en verminderen: en moet men zich dan verwonderen, datwe overal de fabrieken en trafieken te niet zien loopen? bij voorbeeld,den Scheepsbouw, deLijnbaanen, de Lint - Fabrieken, de Fabrieken van zyden Jtoffen, het Jardenwerk, inzonderheid het Delfsch Porcelein, het welk door Engelsch, Rouaansch en andere vreemde aardewerken vervangen word; de Hoedemaakerijen, Papiermaakerijen, welke wij, nu ruim eene eeuw geleeden, merkelijk tot afbreuk van die der Franfchen vermeerderd hadden , Spanje, Portugal , Engeland en andere vreemde landen, inzonderheid mede de Ooftenrijkfche Nederlanden, van papier voorziende, en welke naderhand door den beter koop der Franfche papieren, die in ons land gefleeten worden, aan 't vallen geraakt, naauwlijks beftaan kunnen, offchoon de papieren, vooral de drukpapieren, federt eenige jaaren, omtrent twintig ten honderd in prijs zijn opgeflagen; al het welk aanleiding heeft gegeeven, dat 'er in de Oostenrijkfche Nederlanden zoo wel papier - molens opgericht, en de uitvoer der lompen verboden zijn, als ZuikerRafinaderijen t Bierbrouwerijen, aile foorten van Verve- (a) Geta, een klein aangenaam en zeer wel gelegen fteedjen in Saxe, heeft zijn voorfpoed te danken aan den goedkoop derleevensmiddelen. Hetbeftaat uit aanzienlijke Fabrikanten en arbeidsvolk. De Heer Schmidel, wien ik, bij deze gelegenheid, nog mijnen dank betuig voor de beleefdheden, ■van hem aldaar genooten, fleet een hoope greinen, op de Leipziger Misfen, zond 'er naar Italië, enz. De laage arbeidsloonen ovetwoogen de mewdere kosten van verzending.  R IJ K D Ö M. %i werijen (a), Boekdrukkerijen ,Plaatdrukkerijeh t Oliefagerijeti, Houtzaagerijen, Katoen-drukkerijentj welke drie laatfte neenngen men in de Ooftennjkfche Nederlanden, al mede tot merkelijke afbreuk vart de onzen, heeft begonnen aan te leggen , èn hortj derd andere fabrieken en trafieken meer, te veel Hoogelycken by Eede gefterfl, traflaten metten  £2 HOLLANDS „ Ryeken, Furftendom ende Steden voirfz'. ge-. „ maect, ende indifferentelyck geordonneert had„ den, dat men van alle Coeren, dat buyten onfea „ landen ende provinchien gevoert zoude worden „ in vremde Landen , gehouden zoude zyn Congie „ ghelt oft gelycke ongelt te betalen, ende dat „ men dè felve ordinantie poogde ter executie te ^ leggen, foe hadden diverfche Princhen ende „ Landsheeren, hebbende propicer havene dan die „ van Hollant, den vremden Coopluyden, die alleen met vrydom getrocken worden, ende ter con„ tranen met bezwarenijje verfaeght; veele fchoo„ ne vrydommen gepreienteert, ten eynde zy luy* „ den hueren Coopmanfcapen binnen hueren fteden „ ende havenen zouden bringen, ende onder anderen „ geprefenteert vrydom, om huer lieden goeden „ ende Coopmanfcapen vry in den felven landen te „ mogen brengen, ende weder in.andere landen „ vereocht ende gevoert te mogen werden, ftel„ lende dezelve Princhen alleen impoften op huer „ binnen gewajjen goeden, ende dit al behalven „ anderen vrydom , ende merekehek van den „ Coenink van Engelant ende Portegael, die den „ Oofterfche Coopluyden prefenterende ende ge„ vende waren, meer dan huerlieden felvs onder„ zaten, als vryheyt van thollen , huyshuyere, „ zolderhuyere ende dergelycke, foe dat men door „ defen huvdensdaechs bemereken ende fien moch„ te , dat in eenige vremde plaetfen ongelyck „ veel meer Oofterfche fcepen arriveerden, dan „ hier voirtyts plach te doen, doer 't welcke die , fcepen van Hollant nyet alleen en begonften te „ verminderen ende vergaen, maar worden oick in „ vremde landen groot getal van fcepen alle jarc „ getemmert, daar deur die Sciptymmcrluyden ver, trocken in grooten getalk vuyc onfen unde van » Hol-  r IJ K D O m. il fterk boven ons in den koophandel op Rusland ! niet gedaagd zijn, indien wij den handel even goed : koop konden drijven als die Natie. Want-wij zijn i niet minder dan de Engelfchen in ftaat, om op zes , maan- (a) Zie D. II. bladz. 2I2. en volg. D. L Bijlaagc Ar' l Wadz. 7-10.  «4 HOLLANDS maanden, een jaar, achttien maanden, ja zelfs twee jaaren te verkoopen j en daar en tegen voor gereed geld te koopen. Het is bekend, dat wij zells geld voor uit betaalen op landvruchten, die nog te velde of op den grond ftaan, en geld aan vreemde fabriekeurs voor uit fchieten. De onzen zouden in Rusland kunnen doen het geen zij in andere vreemde landen doen; maar de goed koop der engelfche fabrie* ken , die zich ook nog door haare deugd aanprijzen , geeft den Engelfchen in den handel op Rusland zulk een voordeel boven ons, dat wij 'er niet bij kunnen komen, en verre moeten achter liggen. Ook geeft die goedkoop der engelfche handwerken in 't algemeen hun zujk een voordeel boven ons, dat wij daar aan grootendeels de afbreuk, die zij ons in de vaart en koophandel doen , moeten toefchrijven, Ondertusfchen neemen de fabrieken, de koophandel en fcheepvaart zodaanig toe in Rusland, dat de Engelfchen het groot voordeel, het welk zij 'er genieten, niet altijd zullen kunnen behouden; en met de minfte overweeging zal men kunnen overtuigd raaken, dat 'erin den koophandel van 'tNoorden eene wisfeling zal voorvallen , welke vast ten voordeele van den geenen, die de goedkoop aan zijne zijde zal hebben, zal uitloopen. I k heb zo even aangemerkt, dat het verval van onze vaart en koophandel in het Noorden van Europa, die , welken wij drijven in het Zuiden, moet doen vervallen. Om 'er volkomen van overtuigd te zijn, behoeft men flechts acht te liaan op den aart van den handel van oeconamit. Bij zoo-. daanig eene overweeging zal men bevinden, dat in het verval van den koophandel op de oost - zee eq noordfche Staaten eene onfeilbaare en noodzaakelijke oorzaak van het afneemen van onzen handel op de Nederlanden, Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië gele-  H IJ K D O M. ÖS .«elegen is. Het is bekend, dat de handel van oeeonom\h ;Llke door eene ftad of volk gedreeven word, van Idenzelfden aart is, a]s die van een koopman, welke wan'den een koopt om aan den ander wederom te Lerkoopen, of, om de woorden onzer voorouderen tte gebruiken (a), die voeren, ^len ende brengen, Unme ende wederomme. Een volk, het welk geen I eigen vruchten heeft, gelijk wy, en znlken handel {flechts tusfchen twee of drie natiën dreef, zoude Leen zeer bekrompen en zeerarmmoedigen koophanPdriTven, dewijl de wederzijdfche^ koop waaren ,van weinig natiën niet in ftaat zouden zijn, om Laan hunne onderlinge behoeften te voldoen. De voorwerpen van koophandel, welke zij zouden aan ; en te befchermen, te gron. :de doen gaan. Geduurende den oorlog tegen Spanje, twerden de kosten der Admiraliteiten ten groo'.-n j ideële gevonden uit de prijzen, welken men op : iden vijand maakte , gelijk blijkt uit de ;lnltruc:tie op de Admiraliteit y van den 13. Augustus 11597; Men hief daarenboven inkomende en uitgaande rechten (d). Dezelven waren reeds in weejizen voor de oprichting van den Vrijen Staat. In [;het jaar 1580, werd 'er eene Ordonnantie op ge11 maakt te Antwerpen, alwaar de Algemeene Staateij p waren vergaderd, op gezag des Prinfen van Oranje,, en in naam van den Hertog van Oostenrijk, tfij !de Inftruclie, welke wij zoo even hebben aangehaald, was het den Admiraliteits Colle^ien geoorloofd ten hoogjle eene fomme van twaalfduizend guldens op te neemen, voor vier ol zes maanden. Maar de nood deed wel dra befpeuren, dat het veel ligter valt zich een oogmerk voor te ftellen, ontwerpen te fmeeden, en fchikkingen op 't papier te maaken , dan 'er zich aan te houden. O n in de behoeften der Admiraliteits Collegien te voorzien , vond men zich wel haast genoodzaakt de rechten en lasten te verhoogen. (a)Z'e Art. XXVII. van de frfintUie% ia foK Rtcütil ««? ieZeezaaken D. I. bl. 12. G a  xoo HOLLAN DS In het jaar 1623 , werd 'er een regt van 16 flui- • vers van het last óp ieder fchip op Frankrijk, Spanje, Portugal, de middelandfehe zee en de Levant handelende, gelegd (a ) ; en in 't jaar 1645 $ een recht op de koopmanfchappen en fchepen tót j den noordfchen handel beftemd. Het eerfte werd genaamd Lastgeld, waarfchijnelijk om dat het geregeld werd naar de lasten, welken een fchip voerde. Het andere werd Veilgeld geheeten (Z>), denkelijk om dat het beftemd was om den handel te beveiligen. Deeze lasten hebben den handel noodzaakelyk hoe langer hoe meer moeten bèzwaaren, naar maate dat de Admiraliteits Collegien zich in' de noodzaakelijkheid hebben bevonden van dezelven te verhoogen', zoo om daar uit de onkosten, welken het uitrusten en bemannen der vlooten vorderden, goed te maaken , als om de interesten van de opgenomen kapitaaien, die zeer aanmerkelijk zijn, te vinden'. „ Men heeft reeds aangemerkt ( zegt de jongst overleeden Heer Stadhouder in de bovenaangehaalde Verhandeling ) „ en aan het hoofd van alle oorfaaken I „ geftelt, die tot nadeel en verfperring van den | j, Koophandel gecoöpereert hebber) , de fwaare' j „ drukkende lasten, die onder verfcheide benaa„ mingen op de Negotie leggen , als de Cónvoyen „ en Licenten, de verhoogde Last- én Veilgel„ den j het Premieregt, Waaggeld &c. en met w regt mag men feggen, dat het alleen aan deefe A lasten te attribueeren is, dat de Commercie vari „ deefe Landen gediverteert en by onfe Nabuuren is' » overgebrogt." Men kan ligt begrijpen, dat de Oosterlingen en i de andere handeldrijvende volken uit het Noorden, wel- (a) Gr. PIac»3ti. I. D. CqI. 914. Ibid. Col4 »557.  R IJ K D Q M. ioi Udice hunne goederen en landvruchten herwaarts ])!plagten te brengen, en zich voor lang op den hanBfléi van oeconomie toegelegd hebben , zeer wel hhebben ingezien en begreepen, dat wij, door hun (Iele koopwaaren af te koopen, en naar het Zuiden tover tè voeren, tusfchen hen of die geenen, van |wien de waaren uit de eerfte hand moeiten worcden gekocht, en die, aan welken dezelven 't laatst .moesten worden verkocht, flechts een derden perllfoon uitmaaken , dien zij niet alleen konden ontbeeiren, maar die hun in hunnen koophandel fterk m (den weg liep, en hun dien of gedeeltlijk of geheel ;wn van Limburg, Luik en .ftKen, welke ngmot nge:ale ineen zeer bloeienden ftaat Sin naar Oostende heeft weeten te trekken. Wi] war^n federt langen tijd, in bezit van dezen handel. Dezdve kante Oostende zoodaanig worden aangei rnoedid dat wij genoodzaakt zullen zijn, ons zel! ven"a&aar van wolfe voor onze leidfche en, utrecht ■ i fche fabrieken te komen voorzien. Wij ttaan ook i od het punt, om onzen handel in hout ge .,k ! ookd enin koolzaad, en de olie, die uit hetzelve geflagen word, in die zelfde gewesten te verlie1 Sn door het oprichten van zaag- en oliemolens. Wii hebben 'er te vooren iet van gezegd (a). " Tot nu toe hebbenwe op de fpaanfche wollen flechts het voordeel van den ftapel, en op het hou het zaagloon verlooren; doch Oostende kan : eene regelrechte vaart op de plaatfen , daar het hout wast en de wollen worden voortgebragt , krifcen^ en hier door een grooter krak aan. onzen koophandel toebrengen. Wij winnen tegemvoord°Sop de vracht der fpaanfche wollen, welken de kÖedén van Oostende uit Spanje met hollandfchefdtpen doen komen, en zij trekken het hot£ voor hunne zaagmolens, uit Holland. Deze eerfte ftappen moeten ons voor een verderen voortgang doen vreezen, en bekommerd maaken dat de öostenrijkfché Nederlanden , met 'er tijd, zullen onhouden zich bij ons te komen voorzien van: ooste°nP wèst-indifche waaren, oüen, franfehe, ff» Cr 4  jo+ HOLLANDS fche en portugeefehe vruchten en wijnen, en levantfche waaren. Onze tegenwoordige oorlog met de Engelfchen baant 'er hun den weg toe. Frankrijk fchijnt tot nog toe zich weinig toegelegd te hebben, om zijnen koophandel onmiddehjker te maaken, en, naar den uiterlijken fchijn, zouden de onzen niets voor dezen tak, welke de rijkfte van onzen handel op het Zuiden van Europa is geweest, te vreezen hebben. Het is niet waarfchijnelijk, dat de Franfchen wel zullen flaagen, indien zij onderneemen hunne waaren onmiddelijk naar andere volken in Europa te vervoeren , en van daar weder die, welken zij noodig hebben tpt hun gebruik, voor hunne manqfacluuren, of yoor hunnen afrikaanfchen en amerikaanfchen handel te rug te voeren. Frankrijk fchijnt zich te vergenoegen, yan in zijne havens een zoo groot getal van fchepen uit het Noorden, als mogelijk is, te lokken, et] de fcheepvaart der Hanze - Steden bij zich uit te breiden , en dus eene mededinging in te voeren, welke gevoed en ftaande gehouden word door de voordeelen, welken 'er de wederzijdfche, zoo franfehe, als noordfche en oosterfche kooplieden bij vinden. Wat nadeel onze koophandel door deze rechrHreekfche vaart uit de Oost - zee en het Noorden op Frankrijk kan lijden, zal men uit dit volgende kunnen oproaaken, Men rekent, dat de vaart van Frankrijk op deszelfs amerikaanfche Volkplantingen, tot nu toe, het eene jaar door het andere gellaagen, oco fcheT pen aan den gang gehouden heeft. Het is waar, dat men flechts kleine fchepen tot die vaart gebruikt; men ziet 'er weinigen, die grooter dan yan 200. of a.50. ton zijn, indien men de flaavenfchepen uitzondert. De waaren, welken ieder dier fchepen weder aanbrengt, zijn, door elkander gtr.kend, ten minftc honderd duizend Livres waardig, dat is te fa- men  K. IJ K D O M. tos men 60. millioenen. Laat men deze zeer middejmaatige begrooting van amerikaansch geld eens tot. fransen geld brengen; zoo zullen deze waaren, in de havens van Frankrijk aangebragt, ten minfte 40. millioenen fransch geld, prijs courant van Eu? ropa, bedraagen, waar van Frankrijk niet het vierde gedeelte gebruikt. De onzen zijn in 't bezit geweest van die waaren uk dat Rijk te haaien en naar elders te brengen. Duch de Hanze - Steden fteeken ons indien handel naar de kroon; en men kan ligt uit de bovengemelde rekening oordeelen, voor hoe veele millioenen de Hanze • Steden onzen koophandel in Frankrijk daar door doen afneemen. Deze rechtftreekfche vaart der Hanze - Steden, vooral van de ftad Hamburg , tegenwoordig de magtigfte in den koophandel, derijkfle van 'tNoorden , en , in veele opzigten, de mededingfter van Amfterdam , moet ons doen vreezen , datwe ook het leveren van hout.aan Frankrijk, en het voordeel, welk wij tot heden toe hebben genooten, van hetzelve të voorzien van de bjuwftoffen, welke deszelfs zeemagt vereischt, zullen verliezen. Gaat men van Frankrijk over naar Spanje, zoo zal men bevinden, dat ook aldaar, uit die zelfde oorzaaken, onze noordfche mededingers fterk zijn toegenomen; en men zal zien dat de last, welken de kooplieden van Cadix en Sevilië eertijds aan de hollandfche kooplieden plagten te geven om ftoffen, lijnwaaten, papier en veele andere zaaken voor de ladingen der ylooten, der gallioenen, en registerfchepen, naar de West - Indien gezonden wordende, te leveren, nu in Engeland, en vo.ornaamelijk in Frankrijk en te Hamburg gegeeven wordt. Het is natuurlijk, dat deze regelrechte vaart der noordfche fteden aan Holland den invoer van bouwftoffen in Spanje moet doen verliezen. Het G 5 a«-  ibtf HOLLANDS voorrecht, hetwelk de Engelfchen hebben beko-reen, om in de baai van Campeche, naar hun welgevallen , hout te gaan kappen en te laaden , heeft: den handel van Spanje zelf op de West-Indien int verval gebragt. Bij dit verval heeft gantfch Europa i belang, dewijl gantsch Europa rechtsftreeks deel I neemt in den west - indifchen handel over Cadix. De fluïkhandel, welken de Engelfchen uit de Eilanden Jamaïca en Providence op de fpaanfche Volk- • plantingen drijven, heeft dien handel voorde andere Natiën fterk verminderd, daar dezelve voor de Engelfchen,# zo zij fchrijven, de rijkfte tak huns koophandels is geworden. Het is niet te denken, dat men een zoo oud en wel ftaande gehouden voorrecht, het welk de Engelfchen hebben weeten te bekomen, eens zal zien vernietigd ; het is integendeel te vreezen, dat zij hetzelve nog vee] verder zullen uitftrekken. D e onzen hadden, federt het verdrag van vrede, in'tjaar irjöi. tusfchen den Vrijen Staat en Portugal gejlooten, meer deel in den handel op Portu- ■ gal gekreegen, en deze handel was zeer voordeelt'g.'; De Engelfchen maakten zich van denzelven meester door het verdrag van't jaar 1703., zoo hoog gefchat in Engeland. Bij hetzelve verkreegen de Engelfchen vrijdom van tol- en van andere rechten voor hunne manufa&uuren. Door dit verdrag het uitfluitend voorrecht hebbende bekomen , om Portugal en Brazilië van wollen ftoffen te voorzien, werden [1 zij wel dra meester van al den handel op Portugal, [ zoodaanig dat zij jaarlijks, tot flot van hunne balans, f eene fomme van omtrent 1500 duizend ponden I Sterlings uit Portugal trokken. Zij hebben dit voor- f deel lang genooten; en 't is ligt te begrijpen, dat onze 5 algemeene koophandel, bij dit voorrecht der Engel- » fchen in Portugal, eene gevoelige breuk kreeg. De I  R IJ K D O M. lof I] De koophandel op de middelandfche zee lijdt; Linder door de vaart der noordfche en oosterfche 'kleden. Wij hebben flechts de kooplieden van Pro:Jrence, en federt weinig tijds, de Deenen daar in. 'lot mededingers; doch dit is reeds meer dan geaoeg, om voor verloop van dit gedeelte onzer vaart an koophandel te vreezen. De Franfchen zijn de doornaamfte, welke in de Levant hunnen koophandel krachtiglijk doen toeneemen; en zij zijn 'er ' in ftaat toe door den goedkoopen prijs hunner ftof' ;'en, en door het voordeel, hetwelk zij hebben van ' :pr de fuiker, de indigo, demartiniekfche koffi uit 1 de eerfte hand in te voeren. Het toeneemen van 1 den handel der Franfchen moet noodzaakelijk den ' onzen doen afneemen. De Deenen, welken wij fe1 dert weinig tijds in dien handel tot mededingers ' gekreegen hebben, moeten 'er den onzen veel nadeels ' üi toebrengen, vooral ten aanzien van den invoer der noordfche waaren, omtrent welken de Deenen ' liet voordeel hebben van 'er dezelven uit de eerfte 'Ihand in te voeren, en bij gevolg beterkoop ' dan wij. ' | Onze koophandel op Engeland heeft langen f tijd twee bovenal dierbaare voorwerpen gehad, 1 Iden invoer van graanen en uitvoer van wollen. 1 Wijbragten'er ook alle vreemde koopmanfchappen, j welken Engeland noodig had. De Engelfchen, hunne 1 i manufactuuren fterk hebbende doen toeneemen, be1 gunftigden die nog door het verbod van den .uit1 voer hunner wollen. Dezelven dus niet anders ' dan door middel van den fluikhandel kunnende ver' krijgen, moesten wij noodzaakelijk dit gedeelte des 1 koophandels verliezen , om dat zij ons door dat ' middel te duur kwamen te ftaan. De Acte van ; Scheepvaart van den jaare 1651, volgens welke geen vreemd fchip andere waaren, dan die van zijn ei-  ïo& HOLLANDS eigenland, in Engeland mag inbrengen, heeft onze; vaart en koophandel op Engeland nog meer. doen] afneemen: wel is waar, dat die Aéle in verfcheidern opzigten voor ons is verzacht geworden, nademaafi de Engelfchen óns toelaaten verfclieiden waaren uitt Oost-Indië en Duitschland als eigen landvruchten'i in te voeren, maar echter heeft die Acre ons ont~ zet van het grootfte gedeelte onzer vaart op datï Rijk. Dus zijn de al te zwaare lasten, welken men zoa op alle zaaken tot 's menfchen beftaan noodig, als] op de fcheepvaart heeft gelegd, de eerfte en voór-1 naamfte oorzaak van het verval onzes koophandels,] De rechten op deleevensmiddelen hebben de dagloonen doen rijzen, het welk, den prijs van al wat 'er : gewerkt werd duurder maakende, al den handel, welke uit de arbeidzaamheid des volks voortfproot, te niet heeft doen gaan, en den fchëepsbouw en gevolgelijk ook de fcheepvaart kostbaarder gemaakt. Dit heeft den kooplieden der fteden van het Noorden ,, en vooral dien van Hamburg aanleiding gegeevéri i om den vreemden kooplieden dezelfde voordeden | ten aa'nzien van het crediet, weiken zij'in Holland! vinden, te geeven: hun ontbreekt maar, dat zijl zoo niet voorzien zijn van allerlei foorten van koop.'c waaren: doch zij kunnen 'er toe kómen en doen: 'er moeite toe. In het onderzoek der oorzaaken van het afnee-e men van onzë fcheepvaart en koophandel, hebbeni: wij tot nog toe het oog Hechts gehóuden op de poogingen der handeldrijvende volken in 't alge- " meen, en van ieder dier volken in 't bijzonder, zoo)1 in den handel van Europa, als in dien van de overige I drie deelen der wereld; en wij hebben doen zien, hoen de belastingen eigenaartig ftrekkeia om deze bron-nen van algemeene welvaart van de eene natie tcti de:  r ij e D O U: iUe andere, en van de eene plaats tot eene andere ! vbver te brengén. Het werkzaam vernuft des koop1 Lans word 'er zelfs (wie zoude het gelooven) door 1 aaangezet j om zijn Vaderland te doen verliezen, hec 4eeen hij hetzelve anders zoude doen winnen. De 'f kooplieden befchouwen den koophandel niet, als of 'f hij ten nutte van hun land moest ftrekken. Heeft jjnen 'er fomwijl een gevonden > die zich in eenige jonderneemingen uit liefde voor het Vaderland be- I ,gaf, hij mag onder de witte raaven geteld worden. \ fin den gewooneh loop zoekt de koopman alleen 'iwinst, en daarop regelt hij zijne verkoopen, in- ■ tkoopen en onderneemingen. Dit belang is juist, ■ t wat den koophandel al deszelfs werkzaamheid geeft. 1; Dit belang verpligt den koopman om in den grond i r kennis te neemen van de bron van alle koopmanschappen, en van de voordeeligfte wijze, om de- ■ ; zeiven uit de eerfte hand tot de laatfte te doen • i overgaan. Hij berekent de kosten van overvoe» i ring, van den ftapel en van de arbeidsloonen en ' i rechten; hij zoekt middelen, om kosten te vermiji den, eh zich het voordeel te bezorgen van uit de d eerfte hand te koopen, en aan de laatfte te verkoo'J pen. Alle de kooplieden 4 van Europa drijven den'I zelfden handel als wij: zij koopen flechts om we- II der te verkoopen; het getal is 'er merkelijk van toegenomen bij verfcheiden volken van Europa, daar ■ de ftaat van koopman eertijds dat aanzien niet had , " als dezelve thans heeft. Doch hier door is welt defom veroorzaakt, dat de kooplieden geduurig • in hun eigen land mededingers hebben, tegen wien 0 zij kampen moeten, het welk de voordeden van 6 dtn koophandel verminderen moet, nademaal ieder 18 op 't zeerst zich toelegt om gotd koop te weezen: > en dit wet bij den duur hunne fcherpzinnigheid. ;t Daar uit is gantsch natuurlijk ontftaan, dat de bui!e ten  liè HOLLANDS' tenlandfche kooplieden op nieuw begonnen hebben '1 om zich van de koopwaaren, ter' plaatfe daar de-, zelve voor tgebragt'word en, te voorzien, in ftcde: van die in Hóllan-'< te laaten koopen,' en hunnei koopmanfchappen te zenden naar de plaatfen, daar; dezelve moeten worden gefleeten, of naar de ftapelplaatfen, die 'er dichtst bij liggen, in ftede vari dezelven naar Holland te zenden. Dus hebben de oosterfche kooplieden, in plaatfe van in Hol-' land last te geeven, om amerikaanfche, franfehe: of fpaanfche waaren in te koopen, denzelven aan kooplieden in de franfehe of fpaanfche havens gegeeven; en hebben hun de waaren van hun landr die in die havens getrokken waren, om te verkoopen , toegezonden. Van den anderen kant hebberi de franfehe en fpaanfche kooplieden mede eeri Voordeel gevonden om rechtsftreeks met de oosterfche kooplieden te handelen. Alle de kooplieden van alle andere handeiplaatfen hebben begonnen eenen diergelijken rechtsfereekfehen onderlingetf handel op te richten en te onderhouden; en, indien deze wijze van handel drijven, die natuurlijk is# én zekerlijk deszelfs voordeelen heeft, algemeen word, zal de ftapel van Holland 'er onbedenkelijk veel bij verliezen. Dit gebruik is reeds fterk toegenomen. Men kan zulks afneemen uit het groot getal vreemde fchepen, welke de Hollanders tot mededingers vinden in het grootfte gedeelte der havens vari Europa, en uit het op vracht vaar en, 't welk de Friezen doen , die de koopmanfchappen van 't eene volk naar het andere overvoeren, en veele reizen doen, eer zij weder in hun Vaderland te rug keeren. Men vindt in de meermaals vermelde Verhandeling , gevoegd bij de Propofitie van den laatst overieeden Heere Erfftadhouder, een nog doorflaander' blijk  r ij K d o m. Ut jlijk van de vorderingen, welken dit beleid in den coophandel, zoo nadeelig voor Holland, heeft gelaakt. „ By het laatfte Regifter (leest men daar) . van den uitvoer van Suiker, Koffy en Indigo van Bourdeaux, van den i Juny 1750 tot ultimo Mey 1751, en uit de comparatie van die felve Waaren van Nantes na Amfterdam, Rotterdam en na Hamburg, federt 1. Oftober 1750 tot 1 Auguftus 1751 blykt het , dat van deefe Waaren maar een vierde na deefe Landen en drie vierde na Hamburg gefcheept is, een partage die kort te vooren regt contrarie was", [slog word 'er opgemerkt , dat de noordfche vaaren naar Frankrijk, Spanje en Portugal wor> len gevoerd, zonder, gelijk voorheen, over bolland derwaards te gaan. Men kan ook verzekerd zijn, dat deze wijze van den handel tusfchen het Noorden en het Zuiden te drijven, geiuurende achttien jaaren, grootelijks is toegenomen Het belang en de kundigheid der bmtenandfche kooplieden doen hier ons beleid te kort fchieten, om dat de hooge belastingen hetzelve nutieloos maaken. ; Dezê oorzaaken doen de Negotie in Commisjie ts eronde gaan, en de wyze waarop eenige kooplieden dezen handel drijven, heeftmisfchienmede iets toeaebragt, om de commisfien der buitenlandfche kooplieden af te keeren, en om bij gevolg den ftapel te verarmen. Want, indien men_ bij de natuurlijke en biih]ke kosten van de commisfie , de inkomende en uitgaande rechten en het waaggeld voegt; indien men de lastgeevers ten volle laat betaalen rechten, van welken de Commisfionaris flegts een gering gedeelte heeft betaald; indien de buitenlander bij 't inzien der rekening van verkoop of inkoop, den een of anderen trek van ontrouwigheid r' heeft  Üt HOLLANDS heeft befpeurd; 'er zijn flechts weinige gevallen van l dien aart noodig, om bij de buitenlanders nadeelige ïndrukfels te maaken, eh ons den koophandel te i doen verliezen. ^ Men heeft kunnen opmerken, dat, wanneer onze koophandel in deszelfs opkomst was, de eene vordering de andere voortbragt: een aangewonnen tak van koophandel diende, om andere takken aan te i winnen, en 'er voordeel uit te trekken. Tegenwoordig, nu de koophandel aan 't afneemen is, J brengt de eene oorzaak van verval eene andere en j fomtijds verfclieiden voort. Den handel afgeno- i men zijnde, de menigteder koopmanfchappen krach- \ tig op de markt zijnde verminderd, het getal der I kooplieden altijd bijna hetzelfde blijvende, en dé meesten zich op den handel van commisfie toeleggende, is de koophandel in 't algemeen niet toereikende, om hun allen bezigheid te Verfchaffen. Men \ kan hen vergelijken bij een groot getal uitgehon- ji ^erde gasten, die zich bevinden aan eene fchraale i> tafel, of waaraan men flecht opdischt. Hier uit ji ontftaan de onbetaamelijke aanzoekingen, de kui- j perijen om commisfien te bekomen, en dikwijls! de onvoorzigtigheid om den buitenlanders aan tei bieden van de commisfie vöor minder prijs, ofs voor niet waar re nemen; en rrien let niet, dat|i dusdaanige aanbiedingen hun dieze doen te fchan-| de (bekken, en een onbedenkelijk nadeel aan dat j beroep doen , daar de handel in commisfie even zoo min getrouwelijk om niet kan worden waargenomen, als andere zaaken. Het is bekend, dat de hollandfche kooplieden een magtig groot crediet aan Europa verleenen, en dat hetzelve over alle plaatfen gaande hun eene: provifie van een half ten honderd geeft. Om het gewicht van dit gedeelte des koophandels te begrijpen  R IJ K D O M, 113 nen , moet men acht geeven dat de overvloed van gereed geld en van de koopmanfchappen, die in :ien koophandel van Europa zijn, niet in 't oneindige loopt, maar tot eene zekere hoeveelheid bepaald k Men rekent, dat het gereed geld, het welk in den xoophandel omgaat, niet verder kan flrekken dan ot betaaling van het vierde gedeelte der koopmanfchappen , die 'er in den handel voor handen zijn} lit nu is de reden, waarom 'er zulk eene magtige bmmegelds in wisfelbrieven omloopt, wier waarIe beftaat in die der koopmanfchappen , welker jïaats zij vervullem Door middel van dit papie•en-geld zijn 'er in den handel van Europa even üoo veele tekenen van waardije, als 'er waardijen hl de wandeling zijn. Ook is 't met behulp van dit aapieren- geld, dat de waare tekenen der waardijen, dat is het goud en zilver, niet beftendig van de eene hand in de andere behoeven over te gaan, en lat de betaalingen voor 't grootfte en 't meeste gedeelte zonder dat gefchieden kan; daar dit papieren-geld aldus de plaats van 't weezenlijk geld, het welk in den koophandel is, vervult. Men kan het beloop van 't papieren - geld, hetwelk In den handel van Europa is voortgebragtop verfcheiden duizende millioenen begroeten. Een merkelijk gedeelte van deze verbaazende fomme is nienaan onze kooplieden verfchuldigd: echter loept 'er weinig papieren - geld voor hunne eigen rekening , en bij gevolg valt de p-ovijie van een half ten honderd niet ten hunnen laste. Om zich een denkbeeld te vormen van het voordeel, 't welk dit papieren-geld aan onzen handel geeft, moet men nog opmerken , dat 't zelve, over 't geheel, en 't eene door 't andere genomen, alle twee maanden vernieuwd word, zoo dat, indien onze kooplieden voor jwee millioenen, het geheele jaar door, voor reIV. Deel. H ke-  H4 HOLLANDS kenïng der buitenlanderen trekken of accepteeren J hunne provifie van een half ten honderd, op 't einde des jaars, zes millioenen beloopt; en dit is nog maar eene maatige begrooting, in vooronderftel4 ling, dat hun handel in een bloeienden ftaat is; Op dien voet trekt onze koophandel een voordeel van zes millioenen uit den algemeenen handel van Europa. De overvloed van geld, het welk een groote koophandel bij ons heelt doen bijeen vloeien, is de eenige oorzaak niet, welke ons dit voordeel toe^ brengt; de groote voorraad der magazijnen en het geduurig verkoopen en inkoopen der koopmanfchappen , welke 'er voor rekening der buitenlandfché kooplieden gefchieden, doen 'er ook veel toe; zoc dat 'men noodzaakelijk dezen tak van koophande vermindert, als men den in- en uitvoer mindei doet worden: want dit moet noodzaakelijk de mei nigvuldigheid der verkoopen en inkoopen, en gévolgelijk de gelegenheden om te trekken, en t\ accepteeren voor rekening der buitenlandfchekoqp; heden , en ons dus het voordeel van hun een crediei met ' een half ten honderd provifie te geeven doen verminderen. Deze oorzaak van verval doei ook den handel van commisfie afneemen, om da die tak geringer word, naar maate van het afneé men van den in- en uitvoer, het gebruik van ere diet te' geeven met eene provifie vaneen half tel honderd, flechts als een gevolg van den koophandel in commisfie moetende befehouwd «worden , of fchoon men 'er thans, tot merkelijk nadeel van off zen algemeenen koophandel , veel verder ra8|l gaat. Uit de vermindering van dit gedeelte van I g?en in den koophandel omgaat fpruit wede-roti eene groote vermindering in de èiftótöptt. Offchoof ■ di!  R IJ K D OM. 115 ■die zoo gewichtig niet is, is zij echter van belang. Men weet, dat 'er in Holland veele kooplieden yijn , wier handel voornaamelijk beftaat in het discompteeren vah wisfelbrieven , welken men diesweü a;en Difcomptcurs noemt. Het difcompteeren brengt e .ian den koophandel een groot gemak en vaardigia aeid toe, om dat een koopman óf fabrikeur terftond -yederom geld in handen krijgt om te gebruiken; dan ti ilit is evenwel het voornaamlteniet, dat wij hier aanif (femerkt willen hebben. Het voordeel, welk dit e ïebruik den Staat toebrengt, verdient meerder opeettenheid: dit voordeel beftaat daar in, dat het p renten aan kapitaalen doet winnen, welke anders i enteloos zouden blijven: indien men nu in aanmer51 ring neemt, da,t de wisfelbrieven, die in Holland Ie oopen en 'er gedifcompteerd worden, voor het 1 rrootfte gedeelte voor rekening der buitenlanderera ie oopen, zal men bevinden, dar. het de buitenlan\ |ers zijn, welke die renten betaalen , en dat dit k tl wederom eene fchatting is, welke onze koop. p landel van dien der andere volken trekt, ie De Asfurantien maaken ook een tak van den al- I remeenen koophandel uit: dezelve geeft nog eene t 'ijker inkomst voor den Staat, dan het voordeel, II letwelk het gebruik van crediet geeven door de ;e >rovifie verfchaft. Deze tak volgt ook' de verminre lering, welke de uit - en invoer ondergaat.; ei Men moet echter ten aanzien van het mag tig crem liet, hetwelk de onzen aan Europa geeven, en 't welk 0! Es het groot voordeel heeft toegebragt, waar van i v\) zoo even hebben gefproken, aanmerken, dat heti telve door het misbruik , hetwelk 'er is ingevoerd, ïenezeer verderfelijke oorzaak voor onzen handelis ' geworden. Wij zijn van eigenlijke kooplieden, comi nisfionarisfen ; en van commisfionarisfen , betaals- 0 nannen der buiunhnderen geworden. Om een be* 1 H 2 ftaa»  ïiö HOLLANDS flaan te hebben, of het geen wij hadden in ftaat te honden, hebben wij het crediet, hetwelk wij geeven , zoo verre uitgefhrekt, dat wij ons bloot gefteld hebben aan verliezen, die grooter waren , dan ons vermogen konde en moest toelaaten. Aan dit misbruik van het geeven van crediet, moet men, naar het oordeel van kundige kooplieden, de groote bankbreuken toefchrijven, die, federt weinige jaaren, in Holland zijn voorgevallen, en die het vertrouwen, hetwelk het algemeen in de vastigheid en zekerheid der zwaare Comptoiren in Holland gehad heeft, doende verminderen, wederom een zeer groot nadeel aan den algemeenen handel hebben toegebragt. Men heeft uit het verflag, het welk wij van de veroveringen, door ons in Indië gemaakt, en van de bezittingen, die wij daar hebben verkreegen, gedaan hebben, kunnen zien, hoe krachtig die veroveringen en bezittingen hebben medegewerkt, om den algemeenen handel, welken wij voor dat tijdperk dreeven, te doen toeneemen en uitbreiden (a). jVJen heeft met verwondering moeten opmerken, dat bijzondere lieden met een kapitaal, 't welk nog geen zeven millioenen kon haaien, middel gevonden hebben een van de magtigfte rijken der wereld te ftichten ; dat zij dit gedaan hebben ineen tijd, waar in zij de fpaanfche heerfchappij te beftrijden haddenj dat zij genoodzaakt waren onbedenkelijk groote uitgaaven te doen, om de kosten hunner krijgs^ toerustingen goed te maaken; en dat zij, in weerwil dezer kosten, zich nog in ftaat bevonden, eer oneindig getal fterkten , magazijnen en openbaars gebouwen aan te leggen, en jaarlijks aan de houders der aftien eene uitdeeling te doen, welke men ii («) Zie D. I. bladz. 231.-308,  R IJ K D C M. ti? in de drie en veertig eerfte jaaren, op 22 ten honderd , het eene jaar door het andere gerekend, begroot. Men ftaat verbaasd op het zien der fnelle 1.vorderingen, die wij in den Joop dier tochten en ::Krijgsverrichtingen maakten; en tot weik een verheden trap wij onze fcheepvaart en handel wisten op . :e voeren: maar moet men zich niet even zeer ver> aaazen over het fchielijk verval dier Maatfchappije, t velke tegenwoordig naar haaren ondergang fchijnt .1 :e hellen. Wij hebben gezien , dat de jaarlijkfche uitleeringen allengskens, federt het jaar 1649, zijn afj- genomen, en dat inde jaaren 1771,1772, 1773.cn :l;;774. de uitdeelingen flegts i2i ten honderd zijn Ijeweest. Wij behoeven al het geen wat 'er van ui len tegenwoordigen ftaat dier Maatfchappije gezegd jivord \a) niet tegelooven, om overtuigd te zijn, y lat zij ter naauwer nood het hoofd boven houdt. Men le'jioeft alleenlijk het oog te flaan op haare houding, ^erwijlik dit, in Mei 1782, fchrijf. jij Wat mogen de oorzaaken geweest zijn, die haar );|ebben in ftaat gefteld zoo groote uitdeelingen te rfloen in den tijd, in welken zij genoodzaakt was haare ,j|ezittingen, haaren handel en fcheepvaart gewajiender hand te verdedigen en te befchermen, en t«rat is de reden, dat zij in den tijd, in welken zij Jet genot van een vreedzaamen handel, en flegts de Jiaatige kosten tot een eenvoudig onderhoud Joodig, heeft te draagen gehad, dezelfde uitdeelingen niet heeft kunnen doen? Deze zullenwe jjader onderzoeken, wanneer wij het verval dier jMaatfchappije bijzonderlijk onder het oog zullen ,If eemen. Zoo het aan de eene zijde waar is, dat de vaart (a) Zie de Staatkundige tn Wijsgeerige Cefchiedenis van Me bezittingen en den Koophandel der Eunpeaanen in de beiig \\ndien. H 3  siZ HOLLANDS vaart en koophandel op Oost-Indië onzen algemeenen koophandel fterk vermeerderd, onnoemelijke fchatten in het Vaderland gebragt, en ons, voornaamlijk door de fpecerijen, koopwaaren bezorgd hebben, welken wij, als eigen landvruehten" ter markt kunnen brengen ; is het, aan eenen'anderen kant, niet minder ontegenzeggelijk, dat die vaart en koophandel veel tot het verval van] verfcheiden onzer fabrieken en trafieken hebben toegrebragt. Zoo dra de Indifche Fabrieken en Manulaauuren in Europa werden ingevoerd, moesten zij noodzakelijk mededingers der Europifche wor den De dagloonen in Afia laager zijnde dan in Lu ropa moeften de Indifche Manufactuuren de overi hand'op de Europifche hebben, en daar door dl doen afneemen. Nu konden de Europifche Manu faduuren geen nadeel bij deze mededinging lijden zonder dat de onze 'er ook gevoel van hadden. De Schrijver van Les Interets des Nations, de vckpés relativement au Commerce, een werk dat bo ven veele anderen het leezen wel waardig is, merk aan (a), dat Europa uit de ontdekking der Por tugeezen het voordeel heeft gewonnen van de Koff de Thee, de Specerijen, de Drogerijen, de Sa peter, het Katoen, de ruuwe Zijde, de Caurej en andere waaren, beter koop over den Oceaan bekomenf dan te vooren over de middelandfchl zee, maar dat het dus niet gelegen is met de Oosl hUifche Manufaftuuren. „ Het is zeker (zegt dj Schrijver, en met reden) „ dat de vaart naar Ind over de Kaap de Goede Hoop dezelven in grot * ter overvloed en in al te groote menigte in Ei ropa heeft ingevoerd; en men kan niet ontveii « zen, dat die handel dit werelddeel op tweede »} <«) Tom. I. p. 34Ï- in 4».  R IJ K D O M. np lei wijze verarmd, met deszelfs geld en werk ,„ teffens te verminderen. De vermindering van ,„ geld (voegt hij 'erbij) verdient misfchien voor ; l,, 't algemeen welzijn weinig opmerking: doch het Z is anders met het werk gelegen: het is zeker, L dat de Indifche Manufacluuren een onbedenkelijk „, groot nadeel aan de Europifche toebrengen: en ' echter , 't geen eene zeer zonderlinge tegenftrij|E digheid in de menfchelijke zaakenis, zijn tiet de |L Europifche volken, die derijkfte en uitgeftrektffce L manufa&uüreh hebben, en aan welken bij gevolg ' L de Indifche het grootfte nadeel toebrengen, die |M dezelven het allermeest invoeren. Men mag , („ misfchien gedeeltelijk aan dien handel toe fchrijven • L, den bijna zekeren val der Hollandfche manufaftuu\e ren, het nabij zijnde verderf der Engelfchen , en X„ het al te zïgtbaare verval der Franfchen." In 't bijzonder kan men aanmerken, dat het Inidjsch Forcèlêjn veel heeft toegebragt, om de Holilandfche Plateelbakkerijen te doen vervallen; dat li het gebruik van Koffien Thee aan Holland meer dan 'i|drie vierde gedeelten der bierbrouwerijen, die 'er 'i opgericht waren , en die 'er oudijds een groot vooraf werp van vertier en handel uitmaakten, heeft doen i verliezen (a). De gewoonte van Koflü en Thee l.te drinken, welke zoo gemeen is geworden, dat J zelfs de behoeftigfte lieden 'er aan gewend zijn, ;l heeft deeze aanzienlijke trafiek genoegzaam ge'1 heel en al te niet doen loopen. | De algemeene oorzaaken van verval brengen 1 dan wederom andere bijzondere voort; even als Imen , in het verval van den handel in 't algemeen, 1 de oorzaak van het verval van verfcheiden bijzon;" dere neeringen en handteeringen vind; bij voor- beell f» Zie ü. L bl. 227. H 4 *  m HOLLANDS beeld die, welke tot de fcheepvaart, en het heiwerken der koopmanfchappen in den ftapel behooren; de pakhuishuuren en makelaardijloonen, wel* ke uk het verblijf en het verkoopen en koopen der waaren , op de markt gefchjedende, voortfpruiten Deze huuren en loonen neemen toe - en af naar evenredigheid der veele of weinige waaren, ! welke 'in- en uitgevoerd worden , even als de handwerken, welke tot de fcheepvaart, het laaden en Ibsfep der fchepen, en het bewerken der koopr tnanfchappen in den ftapel behooren. Lieden, welke in den handel zijn ervaaren, en deszelfs loop en tegenwoordigen ftaat in Europa gade geflagen hebben, hebben opgemerkt, dat de voordeden, tvelken de koophandel iq het algemeen geeft, het zij aan de handeldrijvende volken, als len winst voor het gantfche land, het zij aan de kooplieden in 't bijzonder, niet meer te vergelijken zijn bij die geenen, welken dezelve eertijds, zelfs nog in den aanvang dezer eeuw, gaf. Door de menigte van kooplieden, wier getal in Europa onbedenkelijk is toegenomen, en die elkander in den weg ziin komen die voordeden bijna uit op de dagloonen welken het bewerken der waaren vordert, op de pakhuishuuren, fcheep- of wagenvrachten, makelaardijloonen, commisfiegeld, tol- inkomende- en •uitgaande rechten , en eindelijk op het voordeel, het welk uit den omloop der tekenen van waardij voortfpruit. Deze groote menigte van kooplieden heeft her koopen op Speculatie, welk eeniglijk beftaat in het koopen op een vooruitzigt, dat de prijs der waaren zal rijzen, moeielijker gemaakt. De gelegenheden om met diergelijk een vooruitzigt te koopen zijn zeldzaaraer geworden , dewijl de menigte der kooplieden die alle iets te koop aanbieden, de waaren, 03 alle markten van Europa, altijd bijna even hoog * houdt,  R IJ K D O M. tzi fchouck. Hier uit kan men begrijpen, hoe bezwaarlilijk het den onzen valle, om altijd bij ons een over\vloedigen en wei voorzienen ftapel van alle de waairen der vier werelddeelen, tusfchen de eerfte en itweede hand, met voordeel te onderhouden, wanmeer de belastingen op de fcheepvaart en op de , ihandwerken , en wanneer de inkomende en uitgaani de rechten de wezenlijke waarde der koopmanfchap[pen verhoogen met eene nieuwe waarde van 5, 8. iof 10. ten honderd daar en boven, welke haar het •1 doortrekken of verblijf in den ftapel toebrengt. Deze oorzaaken van verval zijn alleen in ftaat, Ifom onzen koophandel tot die takken alleen, welke (denzelven eigen zijn, en het niet mogelijk is, aan Vdenzelve te ontneemen, te bepaalen. Wij moeten : zoo lang naamlijk, als wij onze oost- en west- indi: fche bezittingen behouden, den oost - indifchen , : amerikaanfchen en levantfchen handel, en onze visj fcherijen behouden. Wij kunnen onze vaart op den 1 Rhijn en de Maas niet wel verliezen, om dat degeI legenheid onzes lands den uitfluitenden handel opde; zclven verfchaft, noch ook den graanhandel, ten aan: zien van welken die zelfde gelegenheid ons een voordeel verfchaft, het welk gemakkelijk kan worden 1 behouden. Maar indien alle de andere takken van 1 onzen handel te gronde gaan, is het onmogelijk, 1 dat 'er deze niet grootelijks door verzwakt zullen . worden; ende oorzaaken van verval, eens in weezen I zijnde, houden niet op toe te neemen. Het zijn t| 'kwaaien, die in 't begin weinig of geen gevoel verli wekken, zachtkens voortkruipen en ongeneeslijk iS worden. Men kan den koophandel befchouwen als -I 'eene rivier, die zich een nieuw bed maakt. Haare .] eerfte afwijkingen zijn bijna niet bemerkelijk; doch ,1 ;als zij eens een nieuw bed heeft gemaakt, is het rj zeer inoeielijk haar op haaren ouden loop re brenH 5 gea«  gg* H OLLANDS o-en Dus is het met onze vaart en koophandel, met' onze mannfaauuren, fabrieken en trafieken gelegen. Maar het euvel daar wij van fpreeken brerin nog anderen voort. Hoe meer de lattenen een land vermenigvuldigd worden, hoe mêer, ik zal niet zeggen de ingezetenen, maar de fcheepvaart en koophandel, bloot gefteld worden, aan oneindige mogelijkheden en knevelaanjen, welke den koopman fomwijlen nog meer bezwaaren dan de lasten zelve. Indien de rechten en lasten, door de Admiraliteit Collegien geheven wordende, om de kosten dér uitrustingen goed te maaken, den handel zoo bezwaaren, men kan ook zeggen, dat de belettejen welken de. heffing dezer rechten en lasten in de verrichtingen des handels voortbrengt, even als die der belastingen, 'er geen.minder nadeel aan toe brengen. Men moet in. den koophandel geweest zijn om zich een denkbeeld te kunnen vormen van alle de hinderpalen , welken het heen en weder gaan , en alle de voorzorgen, welken menmpet neemen, om te bewijzen, dat.men niet fluikt, na zich fleepen. Zij die aan het hoofd der Regeering zijn, flaan in 'c g'emeen weinig acht op alle de vertoogen , die de kooplieden omtrent dit ftuk doen. Het fchijnt, dat men in het algemeen geneigd is, om die vertongen voor uitvluchten op te neemen. Nochtans' zullen zij, die een weinig kennis hebben van de verrichtingen des handels, en de oneindig verfchillende gelegenheden, waar in een koopman zich bevindt, toeftaan*dat de voorzorgen , ingevoerd, om de fluikerijen te beletten, dikwijls den handel meer drukken dan de belasting zelve. Wij zullen 'er hier een voorbeeld van bijbrengen. De Wethouderfchap van Amfterdam heeft in de waag arbeiders gefield , wier piigt is de koopmanfchappen, die ge»  R -IJ- K D O M. 123 gewagen moeten worden, op de. fchaal te leggen. Wat ook het oogmerk dezer inftellihg geweest mag zijn, het ftrekt natuurlijk, oav het rechte gewicht der koopmanfehap, zoo voor den verkooper als kooper, te bewijzen.-Deze arbeiders, liaan ondereede, $n de kooplieden zijn gehouden om zich van hun te bedienen, om hunne waaren der waag onderhevig te vervoeren: dit woord onderhevig geeft den waagdraageren gelegenheid, om te beweeren, dat alle koopmanfchappen. te Amfterdam-, die in geval van verkoop ter waag moeten worden gebragt, niet mo«en geroerd, of uit het eene pakhuis naar het andere worden overgébragt, dan door hen. Hier is het de belasting niet die den handel kwelt, maar de ongerijmde noodzaakelijkheid van te moeten lijden, dat de koopmanfchappen worden behandeld, verwerkt en verplaatst door lieden, welke zulks niet gewoon zijn; de verpligting van in de pakhuizen vreemde lieden toe te laaten, welke de verfchillende wijzen van iets te bereiden, of te behandelen, of iets té mengen kunnen afzien, enz. Daarenboven moet men nog aan die lieden een hooger loon dan aan andere daglooners betaalen, en. dikwijls wachten tot dat zij tijd hebben om te komen, terwijl de tijdsomftandigheden geen uitftel toelaaten. Gewoonelijk koopt men deze geringe kwellingen, door jaarlijks iets te betaalen, af. Doch bewijst de noodzaakelijkheid, om zich dus vrij te koopen, niet het kwaad, het welk. men moest voorkomen? Ik behoef niemand, die eenige kundigheid van het bedrijf des koophandels heeft, de hindernisfen, ongemakken en nadeelen , welken de koophandel tn vaart daar door Jijden, te ontvouwen, en zulken, die van dat bedrijf geen kennis hebben, Zullen'er, hoe ik die mogte befchrijven,geen denkbeeld van kunnen maaken. De ondervinding alleen kan  t24 HOLLANDS kan het geeven; doch ik moet die geenen, welke aan die gevolgen , welken ik hier voordraag, twijfelen, en zich zouden kunnen inbeelden, dat ik de kwaal, van welke ik hier fpreek, te hoog opgeef, of te zwaar weeg, flechcs verzoeken, dat zij den tegenwoordigen ftaat van onze vaart en koophandel, en te gelijk ook de magteloosheid, jn welke wij ons met betrekking tot de befcherming van die bronnen onzer welvaart bevinden, eens met aandacht gade flaan; daar bij nog met oplettendheid leezen, het geen in de Verhandeling, gevoegd bij de meergemelde Propofitie van Z. D. Hoogheid, Willem den IV. glor. ged. gevonden word; en hunne overweegingen op alle de omftandigheden van ons land laaten gaan , om zich te overtuigen, dat ik niets voorgedraagen heb, dan 't geen natuurlijk en noodwendig uit den aart der zaake moet volgen, en waar van bereids de blijken zich zoo duidelijk overal in ons land doen zien. Wij hebben het verval van onze vaart en koophandel tot dus verre in 't algemeen onder het oog gehad, laatenwe die nu eens in eene meerdere bijzonderheid befchouwen. Behalven dat de duurte der leevensmiddelen de arbeidsloonen doet klimmen, en daar door fchade toebrengt aan de manufa&uuren, frabrieken, trafieken, vaart en koophandel, breidt zij haaren fchadelijken invloed ook uit op den koopman en op den fabrikant zeiven. Het is den mensch eigen, voornaamlijk zulk eenen, die van zijnen arbeid en werkzaamheid moet leeven, van zijne verblijfplaats te verkiezen, daar hij met minder vermogens hetzelfde, of met gelijke vermogens, een aangenaamer leeven kan genieren. Een fabrikeur, een trafikant, een koopman kan niet leven als een fpinder , weever, fleeper of kruier. De menfchelijke famen- lee-  R IJ K D O M. 125" ;ii leeving is van dien aart, en dusdaanig door de Voorj zienigheid tot aanweezen gebragt, dat 'er eene geschakelde orde plaats moet hebben van verfchillende j ftaaten. Wanneer nu de leevensmiddelen zoodaanig •in duurte toeneemen , dat een fabrikeur tot een gej'voeglijk beftaan tweemaal meer benoodigd heeft, om ite leeven, dan hij uit zijn beroep kan trekken, 1 dan moet hij 'er van afzien, en naar een goed heenkomen zoeken. Zie daar de reden, waarom de tra: fieken en fabrieken in ons land zoo fterk verminderd zijn. Men zet boven dien de kinderen aan geen fabriek, trafiek of koophandel, daar zij , toe ftaat gekomen zijnde, geen gevoeglijk beftaan aan hebben kunnen: dus raakt met den tijd de kunst, met diegeenen , die dezelve oefenden , geheel weg. Voeg 'er bij, dat als 'er nog in het beroep van fabrikeur , en trafikant een gevoeglijk beftaan , voor een eenloopend gezel te vinden is, zulken, die 'er toe opgeleid worden, het aangaan van een huwelijk moeten ontwijken, even en nog meer dan wij ten aanzien der ambachtslieden hebi ben aangemerkt; en de nadeelige gevolgen , die daar uit voortvloeien, behoef ik niet verder te betoogen. Ik moet met meer ernst fpreeken van eene andere i kwaal, welke uit de al te zwaare lasten voortvloeit; ; en den geheelen koophandel in alle zijne takken , i wat zeg ik, de geheele natie, ten aanzien van het ; zedelijke, bederft: ik meen het ontwijken der betaalinge van de lasten. Wanneer de lasten zoo fterk verhoogd en vermeerderd worden, dat zij de [ paaien , welken de natuur haar fchijnt voor te ^! fchrijven, te buiten gaan; dan hebben zij dit ge1 volg, dat zij het volk aanzetten, ja zelfs noodzaaken, (men ziet 'er in alle landen blijken van) om ongeoorloofde wegen te zoeken en te gebruiken, ten I en den geheelen koophandel in alle zijne takken , i wat zeg ik, de geheele natie, ten aanzien van het zedelijke, bederft: ik meen het ontwijken der be-  a26 HOL L A: N D S ten einde zieh in het beroep of de kostwinning, waar in men is opgetrokken, Kaande te houden, en 'er zijn beftaan in te vinden; de eerlijke en deugdzaame begrippen en gevoelens verbasteren; en zoo dra men eens in zékere gelegenheden van zich heeft verkreegen flinkfche wegen in te liaan, en de goede trouw uit het cog begint te verliezen geraakt men wel dra in verzoeking , om zich' door dezelve begrippen en gevoelens zijn gantfehe leeven door te laaten bellieren. Zoo lang de belastingen en Sasten raaatig zijn, zullen weinig lieden "zich laaten verleiden door het lokaas van een gering voordeel, het welk de fluikerij geeven kan. In 't algemeen zal een voordeel van gering belang nooit de menfchen in verzoeking brengen, om zich voor aanhaalingen of onaangenaame vervolgingen bloot te Héllen, vooral in een land, daar 't volk gewoon is ter goeder trouw te werk te gaan. Maar als het voordeel, 't welk men, met de lasten en belastingen te verkorten, doen kan ,- van belang word; en wanneer men zich verkeerdelijk-begint te verbeelden, dat men niet gehouden is, ten dien aanzien zich aan de bevelen der Overheid te onderwerpen , zoo brengt het zelfs lieden in verzoeking welke anderszins van eene erkende trouw zijn. De kooplieden maaken zich daarenboven diets., dat 'er in alles maat moet 'worden gehouden: dat het den Overheden, zedelijker wijs g.dproken , met vrij ftaat, de regten en belastingen naar haar welgevallen zoo hoog te brengen, dat 'er het recht, hetwelk ieder mensch heeft, om van zijn arbeid te beftaan door verkort word. Zij oordeelen deswe-gen dat men de middelen van hun beftaan niet wettigliik kan belasten, zoodaanig, dat zij in de onmogelijkheid worden gebragc , om daarin hun beftaan te vinden; of hetzelve anders te vinden, dan  R IJ K D O M. 127 t dan door te worstelen tegen hen, die om rijk te \ worden , geene zwaarigheid maaken verkeerde ] kunstgreepen te gebruiken. Zij begrijpen, dat de (Overheid het recht niet heeft, om hen tot zulk 11 een uiterfte te brengen , of ten minlte, dat zij het , irecht hebben van 'er zich aan te onttrekken, zoo ti( dikwijls als zij daar toe gelegenheid vinden. De 11 vraag is hier niet, of de koopman wel of kwaalijk -redeneert. Vruchteloos zoude men hem de zedé: 1 leer op dit fluk preeken: hij maakt gebruik van I; zijn zedelijk gevoel, zoo hoog bij eenige hedenJidaagfche Wijsgeeren geroemd, als een zeer veiIfdlg leidsman, om ons onze pligten aan té wijzen: i \ hij beroept zich op de ftem der natuur, die men iniet kan uitdooven, de noodzaakelijkheid om van ; zijne nijverheid te leeven. Daar van daan komt Ihet, dat in alle landen, waar de belastingen te 1 hoog zijn gefteegen, iemand, die fluikt en daar } van overtuigd is geworden , niets van het aanzien éen de achting, welke hij geniet, verliest: de fluii kerijen worden befchouwd als daaden, die zedelijk onverfchillig zijn, en welke alleen ftrafbaar j zijn , om dat de burgerlijke wet dezelve ftrafbaar maakt. Zie daar , waarom kooplieden geene de ; minfte zwaarigheid maaken, te bekennen, dat zij 3 de betaaling der rechten zoeken te ontgaan, zicli 3 getroostende de boete te betaalen, indien zij op | de daad worden betrapt. Zoo dra een koopman volgens zijne grondbeginfelen bevonden heeft, dat hij wettiglijk dus mag redeneeren, en zich in een gedunrigen oorlog met het land moet rekenen te zijn, dat hijuitwegen mag zoeken om 's lands fchatkist te verfleeken van het geen hij daar moest inbrengen, mag men vast ftellen, dat hij geene zwaarigheid' zal maaken, om insgelijks zijn correspondent te belas-* ten  süS HOLLANDS ten met rechten , welken hij niet heeft voldaan'* en kosten, welken hij niet heeft gemaakt. Hif oordeelt, dat, als hij 't gevaar der boete heeft gekopen , het voordeel derzelvehem toekomt. Ieder,, die dus redeneert, neemt eene gewoonte aan, die hem van de oprechtheid en naauwgezette vroomheid doet afwijken. De noodzaakelijkheid om te moeten leeven dwingt mij 'er toe, zegt de koopman: die zij zoo. Maar deze noodzaakelijkheid gewent U ongevoeliglijk om flinkfche wegen in te flaan, en wel dra kent gij geene andere. Kwaade gewoontens bederven door langduurigheid van tijd de beste gemoederen, en wanneer de jeugd, in den handel opgetrokken wordende, flechte daaden ziet bedrijven, zonder dat iemand dezelven berispt, moet men zich dan verwonderen, dat dezelve zich gewent, omze voor geoorloofd te houden, en 'er in 't vervolg gebruik van te maaken ? Daar uit ontftaat wederom een ander fchadelijk gevolg. D E Franfchen trachten zoo veele fchepen alseenigzins mogelijk is uit het Noorden en de Oostzee in hunne havenen te trekken, en de vaart der Hanzé- fteden bij hen üit te breiden: de wederzijdfche, zoo franfehe als noordfche kooplieden, vinden daarbij hun voordeel. Dit wederzijdseh voordeel, hetwelk onzen koophandel groot nadeel toebrengt, fpruit gedeeltelijk voort uit onze al te zwaare inkomende en uitgaande rechten, en uit de zwaare onkosten, waarmede eenige onzer Commisfionarisfen maar al te dikwijls hunne rekeningen van inkoop en verkoop bezwaaren. De achting, in welke onze koophandel in 't algemeen bij de vreemden ftond, en het vertrouwen, het welk zij in het ligchaam onzer kooplieden ftelden, hebben 'er eene breuk door gekreegen; waar uit veroorzaakt is, dat, federc langen tijd, veele koopmanfchappen, die  R IJ fc Ö © fit ïfj> t dié uit de franfehe volkplantingen komen, naar de J Hanze - Steden worden gezonden, vooral naarHam1 burg, om 'er in commisfie te worden verkocht. Dift ns een nieuwe weg, dien deze tak van Frankrijks ■{koophandel, welken wij langen tijd alleen hebben tbezeten, heeft genomen; behalven nog dat de eene ttak van koophandel deri anderen medefieept, de- iwijl het gantsch natuurlijk is, dat de fchepen met icene Jaading uit het Noorden in Frankrijk ko« :mende, weder laadingen van franfehe waaren iatneemen.Gebrek van oprechtheid en goede trouw, d« [gewoonte van voor geoorloofd te houden, 't geen :zulks niet is, en van zich van flinkfche middelen te bedienen, en het gevaar vart zich in kostbaare :en verdrietelijke rechtsgedingen te zien ingewikkeld, brengen nog een ander kwaad voort. Zij, '1 die naauwer gezet zijn omtrent het ftuk der belastingen en lasten , die meenen, dat men den Keieier moet geeven ^ het geen des Keizers is , en die (hun gemoed zouden bezwaard vinden met den geIr'ingften penning aan 's lands fchatkist te onttrek3 ken, zien zich door de onmaatelijke verhooging jder belastingen genoodzaakt hun beroep en hunne Jkostwinning te laaten vaaren; om dat het hun on* jrnogelijk is te kunnen markten tegen hen , die geen zwaarigheid maaken 's lands rechten te verIkorten. Dus worden zulken uit den koophandel Igedreeven, welke men zorgen moest, dat 'er in spbleeven; en op 't laatst raakt de algemeene koop■handel in handen van lieden, op wier goede trouvr len eerlijkheid weinig ftaat is te maaken. I' Hier bij komt nog verder, dat gemoedelijk* (ouders beginnen te vreezen hunne kinderen in een beroep op te voeden, waarin men geen bellftaan kan vinden, dan met het geweeten te ver| IV. Deel» I doaj  530 HOLLANDS dooven; waarin men alle dagen gevaar loopt van „et den Filiaal of Hoofdofficier in moeite te ge. raaken; van zijnen goeden naam te verliezen bij hen , wier achting men hoog fchat; een beroep eindelijk , hetwelk zoo hem, die t oefent a s , ziin maagfchap, een zeer ongerust leeven doet leiden: indien men menfchen vindt die zich uit nood aan zoodaanig een beroep toewijaen, de welgeltel. de en naauwgezette lieden zullen zich we! wachten van 't zelve aan te vangen ; en nochtans zijn het de welgeftelde en rijke lieden , welken de handel vereischt om in ftand te blijven. Men zal het mogelijk vreemd of ongepast vinden dat ik, handelende over den fchade ijken m■vloed der belastingen op de Vaart, Koophandel, habrie'ken en Trafieken , daar bij gewag heb gemaakt van verfcheiden andere oorzaaken hunnes vervals: doch, [ wanneer men deezen met wat oplettenheid zal in- ■ zien en in overweeging neemen, dan zalmen Be«inden, dat dezelven alle gevolgen zijn vandeonmo- r .celiikheid om door de vaart, koophande manulacfuuren en fabrieken een beftaan te hebben, zon- j der die middelen te gebruiken, welke op den duur die bronnen van 's lands welvaart nog meer doen ^Klven al het geen wij bijgebragt hebben om den fchadelijken invloed der belastingen tastbaar te maaken, zullenwe hier nog eenen brief van den Hiftorie - Schrijver Wagenaar, om dat die 'er een zeer merkwaardig voorbeeld van geeft* invoegen. Dezelve luid aldus (a): 't I ïdt geen tegenfpraak, dat een onbepaald Porto Franco van alle Waaren de Scüeep- * vaart en Koophandel zou doen herleeven _ en * ,. bloeijen.j («) Brieven van en aan Jan Wacesaar, bl. 83-86. «  R H K D O M. 131 i, bloeijen. Maar om dat de toeftand van 's Land» j financien, en de groote moeijelykheid om den , Staat, op eene andere Wyze, van de noodige ï inkomften te voorzien, zulks, misfchien, niec zouden köhnen gedcogen, zou t aparent vergeeffche moeite gedaan zyn, hier op te willen aandringen. Men moet ook toeftaan, dat een onbepaald Porto Franco zeer ruineus zyn zon • voor veele Fabriquen ; waarom zyne Hoogheid, hoogl. mem. in de bekende Propof. van 27. Aug. 1751., ook verklaard heeft, dat zyn oogmerk was de Commercie te favorifeeren , zo veel zulks behoudens het behoorlyk opzigt op den %>eljïan$ der inlandfche fabriquen en manufaSluuren gefchit* den kon. Op deezen grondflag bouwende, moeë men, agt ik , erkennen, dat zulke Koopwaaren, welker in - en uitvoer de fabriquen bevoor* deelt, of ten minften niet benadeelt, vooral, behoeven te jouifeeren van een abfolut Porto? Franco, of van de confiderabelfte vermindering van regten , die de Hooge Overheid zal gelieven te vergunnen. En onder deeze Waaren, is gewisfeiyk te tellen het Hout, dat tot Scheeps- of Huistimmering, of tot Kuipery gebruikt wordt j mids men 'er alleenlyk van uitzondere gezaagd' Hout van alle foorten (behalve deelen, balken en riemen ) en zulke Duigen, die tot Vaatwerk geprepareerd zyn : want de vrye invoer van zulk Hout. als, hier te Lande, gewoonlyk gezaagd wordt, zou onze Houtzaagmolens, en de yrye invoer van geprepareerde Duigen ons Kuipers Handwerk grootelyks benadeelen. Maar 't vry invoeren van alle ander Hout, ftrekt tot faveur van veele handwerken en fabriquen. 't Vry uitvoeren zelfs van 't Hout in 't gemeen benadeelt de fabriquen niet, ja 't bevoordeeltze veeleer: 't Ia # welk  l32 HOLLANDS welk ik nu alleen van het Kuipers Hout en cte 1 ruwe Duigen toonen zal, om niet te lang te zyn. Voor 't jaar 1725, was hier confiderable „ verzending van Kuipers Hout , en vooral van , „ Duigen, naar Vrankryk, Spanje, Portugal de j „ Spaanfche en Portugeefche Eilanden en andere „ Gewesten, die nu zo goed als weg is. De ver- , „ hooging van de regten op 't 111 ■ en uitvoeren j der Duigen is hier van eene voornaeme oorzaak.< Z En wat is't gevolg geweest? Confiderabele verZ mindering in den aanvoer van Duigen ; grootU nadeel voor de Admiraliteit; voor de Kooplui-* " den in deeze Kraam; voor Arbeiders, Schuite-j " voerders en zeer veele geringe luiden, die aani „ deeze volumineufe negotie hun brood winnen. 1 " De buitenlanders haaien nu de Duigen, daar zef vallen, of daar men 'er markt van houdt, güyle ,', te Hamburg, te Dantzig, te Stettyn en elders; , 't welk de pryzen hoog opjaagt. Ie vooren, plagt hier de algemeene markt te zyn , en de l Hollandfche Koopluiden konden de markt van: * inkoop zetten. Nu moetenze vreemden volgen,! " en hooge pryzen befteeden; waaromze weinigj * durven inbrengen. Hier uit is ontftaan, dad 1 onze Kuipery, federt 1727, 20, 30, ja 40 pen Cent meer voor 't Hout betaald heeft, 't weU| *l zeer nadeelig geweest is voor de Kuipers nierl " alleen; maar voor allen, die Vaatwerk gebruij 2 ken. Stel deeze Koopmanfchap eens vry, ojl " 'c in- en uitvoeren, en men zal-, met reden 1 1 mogen hoopen , dat de verzending herleeven zal " de aanvoer zal vermeerderen; onze Koopluide! " zullen de markt van inkoop buiten 's lands, be 1 ter dan nu, konnen zetten; de pryzen zullei , daalen ; onze Kuipery zal floreeren , en 't Vaat „ werk zal goedko'oper worden, 't welk voo „ 13rou  R IJ K D O M. f35 IZ Brouwers, Wynkoopers, Azynmaakers, Zeep(B zieders, Reeders tot de Haring- en Walvisch,„ vangst , Landluiden , die boter maaken , en ,„ vooral ook voor de Oostindifche Compagnie, „, die veel Vaatwerk gebruikt, zeer voordeelig zal ,„ zyn. Wat dunkt Uwe WelEd. behoort zulk een [„ Artikel niet van een Porto Franco te gaudeeren , i ![„ daar Negotie en Fabriquen beide door bevoor, L, deeld worden, daar geen handwerk by lydt, ■ |„ noch geen het minfte produel: van ons Land? t L want boomen, bekwaam tot Kuipers Hout, val- ■ JM len hier te Lande niet. 't Produel: van de Hoe>|„ pen wint 'er zelfs by. Zo 't Vaatwerk goedkoop 11 L is, zal 't meer gebruikt worden. En veel Vaat!, L werk; veel Hoepen. " ( f Ik heb, van de belastingen fpreekende, mij genoegIsjl zaam bepaald bij die, welken de duurte der arbeidslooijltnen voortbrengen, en die, welke onmiddelijk op de 13 vaart en koophandel invloed hebben; echter moet men Ifiiniet onopgemerkt laaten, dat 'er veele anderen zijn , na die, fchoon niet middelijk, echter onmiddelijk de J:vaart, koophandel, fabrieken en trafieken bezwaali ren: bij voorbeeld, de belasting van den veertigfien a penning op het verkoopen van trafieken en fche«Ipen, en andere rechten, welke op den verkoop der :llgoederen, bij publieke veiiinge verkocht wordeniel de, geheven worden, doen den koophandel zeer ilveel nadeels. Zoude men wel denken, dat de amoJflerdamfehe boekverkoopers de verkoopingen, onn|der boekvfcrkoopers, buiten Amfterdam, zelfs te illAlphen, of in den Haag aanleggen, enkelijk om de teikosten van den Vendumeester te vermijden? Wantel neer dit gefchiedt door kooplieden, die op de plaats [ej zeiven woonen, hoe zullen de vreemden dan zulk J eene plaats niet moeten fchuuwen, daar zdfs hec ij recht op de verkoopinge zoo drukkende is ? J I3 TIEN-  «54 HOLLANDS h, i || -i — —*■*" TIENDE HOOFDSTUK. fan den Invloed van 's Lands Staat sgeftehenis op de Vaart, Koophandel, Manufaftuuren Trafieken tn verdere Neeringen en Hanteeringen. J k heb mij, in de voorige deelen van dit werk, langer bij het geen de ftaatsgefteltenis van ons Vaderland betreft opgehouden, dan het vermoedelijk 1 aan veelen noodig of gepast zal zijn voorgekomen; en mij dunkt, dat ik 'er meer dan een hoor zeggen, Wat doet dat tot de Negotie? Die 'er zoo jl over oordeelen fchijnen niet nauwkeurig genoeg te j letten op het algemeen verband van eenen Burgerftaat. Het eerfte, wat 'ertot den geiukftaat van een jl land vereischt word, is een goed landsbeftier: neem 1 dat weg, het zij dat de regeering een- of veelhoofdig I zij; of die in eene volksregering beftaa; dan is 'er geea welvaart, en vooral geen vaart, geen koophan- I del, geen manufaétuusen, geen trafieken, geen rijk- I dom onder de ingezetenen te hoopen, of te verwach- | ten. Men heeft uit het geen ik van 't verval des koophandels in andere landen, daar die gebloeid heeft, aangetekend heb , kunnen zien, hoe het 'er mede gegaan is. Eaatenwe nu eens het oog naar pns Vaderland wenden. Alle middelen van beftaan zijn in ons land opgekomen, aangewasfen, en tot een hoogen top gereezen, niet onder eene volksregeering, niet onder eene veelhoofdige regeering, maar onder eene regeering, welke onder het gezag van een Hoofd ftond, hoe groot of klein men dit gezag ook begrij- Een moge; en dus is het bij ons gebleeven, tot I ort na het fluiten van den munfterfchen vrede, wan -1 gieer fommigen, die zich verbeeldden de bevoegdheid: daan  R IJ K D O M. 135 cdaar toe te hebben, het gezag en den invloed van teen Hoofd uit 's lands ftaatsgefteltenis geweerd hebtben. Het is hier de plaats niet om te onderzoeken, \welke redenen de ftadhouderlijke waardigheid hebben doen vernietigen ; om over de beste regeringsvorm te twisten; en de voor- en nadeelen van die der ftadhouderlijke, uitte pluizen. Wy hebben'er met opzet te vooren (a) onze gedachten van gefzegd, om dat wij noodig oordeelden onzen Leezeïren een recht denkbeeld van den aart onzer Regeeringe en. Burgerlijke Vrijheid te geeven, op dat fmen 'er uit zoude konnen zien, wat invloed dezelj ven op alle zaaken van koophandel hebben. Men zal J mogelijk, niet zonder verwondering, ontwaar worIdtn, dat onze fcheepvaart en koophandel merkelijk veel geleeden hebben door het gemis van een Emik nent Hoofd, zonder 't welk de gewesten niet wel als ! een ligchaam van Staat kunnen blijven beftaan. _ Om zich hier van te overtuigen, moet men zich ■ 1: onzen Staat voordellen, zoo ais die bij den muns- ■ ! terfchen vrede was, in dien hoogen trap van magt • I opgeklommen , dat dezelve noodzaakelijk den na; j jjver der overige Mogendheden van Europa moest l| verwekken, en hen doen vreezen, dat den ingezets tenen van dezen nieuwen Vrijen Staat eens de lust ij mogt bekruipen, om, tenminfte vooreen gedeelte, I de oude Romeinen na te volgen. De Mogendhe.1 den van Europa hadden niets meer dan deze jaloezij J noodig, om onzen Staat iets kwaads toe te wen.] fchen, en om de gelegenheid van denzelven den el een of anderen flag toe te brengen waar te neemen. li Om dezelfde reden moest ons Gemeenebest , zoo j-9 een hoogen trap van magt en *oem bereikt heb- [ ben niets zoo zeer ter herte gaan als zich in die ge-. . ' ïuk- H (a) D. III. bUdz. 120. ea volg. ji I 4-  jj6 hollands lukkigegefteltenis, waar in hetzelve zich had weete» teftellen, te handhaaven , en zorgvuldiglijk te verv mijden al 't geene, wat deszelfs invloed en aanzien in de algemeene zaaken van Europa, aan de eene zijde, en de voordeden, weiken hetzelve door deszelfs overwinningen en de uitgeftrektheid van deszelfs handel had verkreegen, aan den anderen kant, konde benadeelen. De naijver der Mogendheden yan Europa, het misnoegen van het Hof van Vrankrijk, het welk men door den munsterfchen vrede van zich vervreemd had, de oude twisten met Engeland, door een man als Cromwel beftierd, de gefchillea met het Hof van Portugal, het welk op de geler genheid loerde, om de bezittingen den Portugeezen ontweldigd te heroveren , de bijzondere gefchillen , welken de Staat met verfcheidene Vorsten van Duitschland had (a), waren dus zeer dringende redenen, om alle binnenlandfche twisten zorg.vuldigüjk te vermijden, en om den ftelregel van ibaatkunde fi vis pacem, para bellum, niet te verwaarloozen. Zij werden echter niet krachtig genoeg bevonden bij diegeenen, welke na den dood van Willem den II. zich van 't flaatsbewind geheel meester wisten te maaken, en wier wijsheid hedendaagsch nog aanprijzers vindt. Deze begreepen, dat zij aan zulk eene ftaatkunde niet gebonden waren, en eenen weg geheel daar van afwijjkende konden inflaan. Terstond na het fluiten van den voornoemden vrede werd de land- en zeemagt van den Staat verr minderd. De gefchillen, welke over dit ftuk tusfchen Willem den II. en de ftad Amfterdam ontftonden, en de gevolgen, welken dezelven hadden, zijn 200 bekend, dat wij dezelven hier met ftilzwijgen kun- £«, Lettres df d'E5 t*a d f s Tom. UI. f. 391.  K IJ K V O M. <3|. Ikunnen voorbijgaan. Wij hebben'er te vooren {a} !Zoo vee] van gezegd, als wij geoordeeld hebben, jdat ons werk vereischte. Alleenlijk zullenwe aan[merken, dat alle deze oneenigheden noodwendig aan ede vreemde Mogendheden voet moesten geeven, cpmzich verzekerd te houden, dat, gelijk de Vrije fStaat door eendragt in ftaat was gefteld geworpen om zijne vermogens met zoo veel vrucht te Idoen werken, dus ook de tvveefpalt aan alle die Iverrnogens hunne kracht en werking zoude doen «verliezen. Het Hof van Frankrijk vooral , het Iwelk altijd zoo bekommerd was geweest, dat de iVereenigde Staat zich eindelijk door debinnenlandjfche onlusten genoodzaakt zoude zien , om tot leen nadeelig vergelijk met Spanje over te gaan, «noest 'er geen andere gedachten van hebben, en {gevolglijk konden de Vereenigde Gewesten bij dat iHof dat aanzien niet behouden, hetwelk zij te vooraren aldaar gehad hadden. Ook gevoelden wij 'er de laitwerkfels van kort na dat de vrede van Munster ijgeflooten was. Het Hof van Frankrijk begreep, dat, Jdaar onze vermogens meestal voortvloeiden uit onjze fcheepvaart, koophandel en manufaftuuren, 'er jgeene voorwerpen waren, welke aan hetzelve eejne betere gelegenheid dan deze verfchaften, om lons deszelfs misnoegen te doen ondervinden. Bij eene declaratie van den 24. Ociober 1648, tverd de invoer van alle zijden en wollen hollandfche manufaftuuren in Frankrijk verbooden ; kvelk verbod ftreed met de verbonden, die 'er lusfehen den Staat en Frankrijk plaats hadden. ■Het bleef 'er niet bij, onze. vaart op de midfeelandfche zee werd door franfehe zeeroovers zoo tllendig gekweld , dat de Admiraliteit het verhes I (*) D. III. bladz. itr. en volg. en bl. 574. A S  i3* HOLLANDS Hes bij den koophandel, in den loop van negen jaaren geleeden, begrootte op vijf - en zeventig maal honderd duizend guldens, en dat de Staat, na herhaalde vruchtelooze vertoogen aan 't Hof van Frankrijk eindelijk het befluit nam om den koophandel en vaart krachtdaadiger befcherming te geeven («). Cr om wel, aan eenen anderen kant, ziende, : boe men 's lands magt verminderd had, en hoe êe gewesten door tweefpalt buiten het noodig verBand, om hunne vermogens zoo als te vooren te kunnen oefenen, gebragt waren, werd natuurlijk hier door opgewakkerd om zich van de gelegen- ■ heid om de engelfche fcheepvaart boven de onzen ep tè beuren , te bevoordeelen. Het gelukte hem niet alleen ; maar wij verlooren m onze fcheepvaart en koophandel door den oorlog, dien wij tegen den overweldiger der bntfche regeering moesten voeren, meer dan ons het onderhoud van 't krijgsvolk , 't welk men goedgevonden had af te danken, geduurende eene gantfche eeuw, zoude gekost hebben. Men fchreeuwt hedendaagsch zoo fterk tegen de overmagt en dwin- i selandij der Engelfchen, maar mogen wij hier niet I wel vraagen, of het verminderen van s lands kriigsmagt, de gefchillen daar over gevoerd, de bitterheid tegen het ftadhouderlijk gezag, het wegneemen van dit heilmiddel voor den Staat, en de j tweedragt daar uit geboren, geen oorzaak zijn geweest dat Frankrijk, wiens vnendfchap wij , door ! het flirten en bekrachtigen van den munfterfchen f vrede, hadden verlooren, en het welk ons door zijn Gezant had laaten verklaaren , dat het ons dien ftap betaald zoude zetten, ons zeer weinig begon ( a) Zie hier van de bewijzen, bij W i c q u e r o et Tm. I. J>fl£. 313. 879. £f >•'«• R- Vrtaarts Bnnen VI. ftuk.  R IJ K D O M. m se tellen; en dat Cromwel op zijne'eisfchen heeft durven blijven flaan , eenen oorlog tegen ons onderneemen , en zich in ftaat bevonden heeft, ons de wet voor te fchrijven? Laat het ons geoorloofd zijn verder te vraagen, of wij, om dien oorlog te voeren, de belastingen, welke den handel en manufacluuren reeds drukten, niet hebben moeten vermeerderen en verhoogen ? en of wij niet eindelijk genoodzaakt zijn geworden, om de hand ie leenen tot het fluiten van den allernadeeligften en allerfchandelijkften vrede , dien de Staat ooit heeft geflooten? Moest men, om dezen oorlog, welke nog geen twee volle jaaren geduurd had, die sen groot gedeelte van onzen koophandel had te gronde doen gaan, en den Staat onnoemelijke fchatten gekost had, te doen eindigen, niet al aan Crompel toegeeven, wat deze overweldiger voor den < oorlog had geeischt, zonder iet van zijne zijde te j bekomen? Maar behalven deze wond , die de vrede met -Cromwel aan onze fcheepvaart en koophandel toe* ;bragt, had dezelve nog eene andere voor het iGemeenebest niet min verderfelijke uitwerking. JDe Staat had zig, door deszelfs ftandvastig beleid, sjoveral aanzien verworven: dat aanzien had ons een jgrooten invloed aan de buitenlandfche Hoven doen «verkrijgen. Men bevlijtigdezich om ftrijd,ons tot ivrienden en bondgenooten te hebben. Alles keerde |om, toenwe ten aanzien van Cromwel onze zwakIheid hadden laaten blijken. De groote gedachte, flwelke men tot dien tijd toe van de regeering van jhet Gemeenebest had gehad , vervloog. Men hoorde Maarten Harpertz. Tromp, den eerften Zeeman van Europa , bij de Staaten klaagen , dat de vlooten , welken men hem gaf, om de Engelfchen te beftrijden, noch groot genoeg noch fterk genoeg be-  U# HOLLANDS bemand , noeh genoegzaam van krijgsbehoeften waren voozien (a): de hollandfche zeemagt fcheen niet meer dezelfde: zij verloor dien gelukkigen indruk, welken zij op het gemoed der vreemde volken had gehad. Men zag die ontzaggelijke zeemagt voor die der Engelfchen wijken, en van toen af fcheenen de Hollanders, eertijds zoo ftandvastig, vooreenen overweldiger bukkende, van hem de wet , die hij hun voorfchreef, ontvangende, den vreemden volken niet langer die zelfde Hollanders te zijn, die eertijds een bezem aan hunne masten hadden gebonden , ten teken dat zij de zee hadden fchoon gevaagd (£); die de magt van Spanje getrotfeert, en door hunne dapperheid en ftandvastigheid zich tot den rang der eerste Mogendheden van Europa verheven hadden. . Men zoude nog kunnen vraagen, of onze fcheepvaart en koophandel niet minder voor deze droevige rampen zouden hebben bloot geftaan, indien onze Staat, geduurende den oorlog met Cromwel, Karel den 11. onderfteund , en gearbeid had , om dezen Vorst op den troon van Engeland te herftelJen? Men zoude ten minste de partij der koningsgézinden daardoor hebben aangezet, om eene verandering in de regeering te bewerken; men zoude i den overweldiger weerwerk verfchaft, en de handen, aan eenen anderen kant, vol gegeeven hebben, ten minste gedweeër en rekkelijker gemaakt, en ons, naar alle waarfchijnelijkheid, beter voorwaarden I bezorgd hebben. De Wit, die zekerlijk fchrander I genoeg was, om de inzigten van vreemde Mogend- I heden meer of min te doorgronden, en de gevol- I gen, welken zijne maatregelen konden hebben, te I voor-a (a) Brieven van d'Estrades. Attzma. Vryaarts Brieven, « {b j 2ie bier boven I. D. bladz. 115.  R IJ K D O M. 141' irvoorzien, konde ligt opmaaken, dat 'er voor den S Staat niets krachtiger konde in 't werk gefteld wor; i den, dan zich van eene diverfie tegen Cromwel te I bevoordeelen ;doch de vrees van Karei den II. op den it troon van Engeland te zien, en daar door het huis ; (-van Oranje gelegenheid te geeven om in het ftad- I houderfchap herfteld te worden, fchijnt hem zelfs II bekommerd gemaakt te hebben , dat de wapenen hvan den Staat tegen Cromwel voorfpoedig mog:tten zijn; en daarom bewoogen, om den overweli (diger aan de hand te komen, liever dan gevaar ■tl te loopen van zijn eigen aanzien en gezag te yerlie: ;i zen. Is het te begrijpen, dat de Wit, die in den Ioorlog tegen Karei den II. zoo vlijtig, zoo arbeidzaam , zoo ftandvastig, zoo onwrikbaar is geweest, die in denzelven zoo veel beleid heeft laaten blijken , en die, met een woord, in denzelven deed zien, dat hij de talenten van een bekwaam, verftandig, dapper en vooruitziend man teffens bezat, zich ten aanzien van Cromwel, zoo kleinmoedig en ! lafhartig hebbe gedraagen , of men moet onderftel•: len , dat hij eenige bijzondere beweegredenen hebbe • gehad, die hem hebben wederhouden om de zaak •' zijns vaderlands met die toegenegenheid en onver! moeiden ijver, welken hij in 't vervolg deed blij■ ken, voor te liaan ? Wat hier ook van zijn moga, i, de onzen hebben zich nooit herfteld van den flag, 3 dien de oorlog en de vrede met Cromwel onzen J hahdel en fcheepvaart hebben toegebragt, en f men kan derhalven met waarheid zeggen, dat het li afwijken van de maatregelen en ftaatsgronden, I- welke de Prinfén van Oranje beftendig aangepreee zen hadden, den eerften fchok aan het gebouw van :• onze vaart , koophandel en manufacfuuren heeft toegebragt; en den Engelfchen de eerfte aanleiI ding gegeeven, om zich aoo verre boven ons te ver-  ï42 HOLLANDS verheffen, dat zij , terwijl ik dit fchrijve, mee drie magtige Mogendheden in oorlog zijnde, zich nog in ftaat bevinden, om ons in onze havens opgeflooten te houden. Zie daar dan ook de eerfte oorzaak van al die overmagt der Engelfchen, en van al het kwaad, dat zij ons in de vaart en koophan* del doen; en zie daar dan ook de fchadelijke invloed van 't gemis des ftad houderlijken gezags op de zaaken van vaart, koophandel, rnanufaéluuren en verdere neeringen en hanteeringen. ■ Al verder: de onzen waren niet zoo dra van den oorlog met Engeland ontflagen, of zij zagen zich ingewikkeld in de gefchillen tusfchen Zweeden en Deenemarken , en van den anderen kant hadden zij zelve gefchillen met den Koning van Portugal. De tweedragt deed echter meer kwaads dan deze nieuwe ongelegenheid. Die bij den noordfchen handel belang hadden wilden, dat men Deenemarken tegen Zweeden onderfteunde: anderen, bij den ïndifehen handel belang hebbende , drongen aan, dat men de magt van den Staat tegen Portugal gebruikte. Men onderfteunde den Koning van beenemarken , en herftelde de zaaken van dien Vorst, maar men verloor Brazil voor altoos. Het beftand met Portugal geflooten werd al te kwaalijk onderhouden, om niet te voorzien, dat de Portugeezen de eerfte bekwaame gelegenheid zouden waarneemen, om ons Brazil weder te ontweldigen. Men verzuimde echter 't zelve in behoorlijken ftaat van tegenweer te ftellen. Graaf Maurits van Nasfau, die naar dat gedeelte van Amerika gezonden was, en 'er verfcheiden rijke plaatfen en bezittingen had veroverd, hield te vergeefs om verfterking aan: hij kwam misnoegd van daar te rug. Na zijn vertrek vervielen 'er de zaaken hoe langs hoe meer; zoo dat de Portugee- zen  H IJ K D o m. 143 een geene de minfte moeite hadden, om ons, bij eenen eerften optochtuit alle de bezittingen , dia wij in Brazil hadden, te verdrijven (a). Dus verboren wij, in 't jaar 1654, Brazilië, een verlies (zege |de Historie-Schrijver Wagenau) welk men in 't ilgemeen toefchreefaan gebrek van mond- en krijgsbehoeften, waarin de opgekomen gefchillen mee {Engeland de Staaten belet hadden, naar behooren, |te voorzien. Het geen Wagenaar zegt is buiken twijfel; het was natuurlijk dat de Staaten, geInoodzaakt wordende hunne krachten'tegen Cromwel ke gebruiken, niet wel zoo krachtdaadig konden jzorgen voor de befcherming van andere gedeelten ivan het Vaderland, even zeer aan hunne befcherming {aanbevolen: maar het is niet minder buiten twijfel , dat een verfchil van belangen en geduunge ]twisten, zoo over de befluiten, welken men diende vL neemen, als over de middelen hoe dezelven uit i ;te voeren, niet minder toebragten tot het verwaariloozen van de behoudenis van dit aanzienelijk gedeelte der veroveringen, welken wij, geduurende iden oorlog tegen Spanje, gemaakt hadden. Waaruit ide fchadelijke invloed van 't gemis des ftadhouderllijken gezags op zaaken van vaart en koophandel, met al wat 'er aan vast is, wederom te zien is. D1 ï was het nog niet al. De vrede met Cromwel geflooten verbitterde niet alleen Karei den ii. tegen ons, maar vermeerderde ook hier te lande het gemor onder het gemeen, deed de tweedragt ;tusfchen de gewesten en leden van ftaat toeneemen , en gaf wederom misnoegen aan 't franfehe hof. •Lodewijk de xiv. nam het kwaaüjk, dat die vrede geflooten was, zonder dat hij in denzelven, als voorname belanghebbende, begreepen was geworden. Hec <«) Zie D. I. bl. 337. ea volgi  144 HÓLLANDS Het franfehe Hof begreep nog reden van klaagen ié hebben, dat wij, zoo her meende, of voorgaf, flechts | met hetzelve in onderhandeling waren getreeden * ,i om den Protecfor Cromwel argwaan te geeven, eh| daardoor rekkelijker te maaken; dit vervreemde hetl 'franfehe Hof van ons nog al meer. Daar werd in li •Frankrijk een recht van vijftig ftuivers de tonJI op alle vreemde fchepen, die in dat Rijk kwamen] handelen, gelegd; hetwelk men hield in navolging! van de engelfche acte van fcheepvaart te gefchiederi.l Onze vaart op Frankrijk ging die van alle andera volken te boven, en werd 'er dus het meeste dootl gedrukt. Lodewijk de XIV liet het 'er niet bij, | maar bezwaarde onze vaart en koophandel hoe lart-| ger hoe meer. De oorlog tusfchen Frankrijk en Spanje, en die?,| 'welke naderhand tusfchen Engeland en Spanje onz-f ftond, bragten aan dezelven ook groot nadeel toe., Wij bleeven ten doel aan onophoudelijke zeeroove-' rijen zoo van de Franfchen als van de Engelfchen.. IVIen klaagde over deze verongelijkingen te Lon-|l ■ den en te Parijs; doch ons Gemeenebest bevond zig | in geen toeftand, om deszelfs vertoogen kracht bij tel ■zecten. Het getal der fchepen welken de Franfchen,] tot in het jaar 1Ö57, geduurende den oorlog tusfchen] Frankrijk en "Spanje op ons genomen hadden, werdf op drie honderd begroot. Eindelijk deze kwellingen j moede, werden'er bij ons befluiten genomen, welke: eenigen indruk op 't franfehe Hof fcheenen te maaken, maar evenwel onzen vaart en koophandel iftj en op Frankrijk op geen beter voet bragten. Meni vleide ons met de 'hoop, van de verfchillen door een verdrag te zullen uit den weg ruimen ; dochj het verdrag bleef achter, en 't was flechts na dat; een gemeen belang ons en de Franfchen nader bij een had gebragt, dat Frankrijk van gedachte werd om  R ij K D o m: iif Cm met den Staat in onderhandeling te kannen |rtreedeïi. . -,r De ftaatswisfeling, die, na den dood van Cröm> iwel, Karei den II. op den engelfchen troon hei-; titelde, noopte deezen Staat, of die geenen die hei Iroerin handen hadden, naar eene verbindtenls fneÉ Frankrijk om te zieri. Dit. gaf aanleidihg tót Her; ,i terweefend verbond, het welk wij, in den jaare 1662, met Lodewijk den XlV. flooten: .Frank' tijk had Duinkerken van de Engelfcfteh' gekcfcht j ! én, hoe zeer Veele onzer Staats - lieden vooruit £»i j gen, dat dit bezit in de handen der Frönfcheh ten] eenigen tijde onze manufacluuren en koophandel geweldig zoude korinen benadeelen, gelijk te' zien iri uit de brieven door d'Estrades aan den Ko~ hing zijnen meester gefchreeven, eri in welken ! fiij de redenen , van welken hij zich bediende ,' om onze luiden gerust te ftellen, opgeeft (<*)-,' { wij konden nochtans het verbond mee Frankrijk. , iniet bekrachtigd krijgen , zonder dat bezit fchop («") Brieven van d'Ejtrades, III. D. bl. 2-5J. en volj. (i) Ibid. bladz. 85. K %  i-48 HOLLANDS fchop van Munster werd aangetast. Ook vond deze Bisfchop, die, voor den munsterfchen vrede zich niet tegen het Gemeenebest zoude hebben durven roeren, geen 't minfte werk , om met een legertjen van tien duizend man ons uit ; het veld te flaan, fteden in te neemen, en diep in ons land te dringen. Had Frankrijk ons in dien tijd niet eenige hulp gegeeven, zouden die zelfde Nederlanders, die met zoo veel ftandvastigheid en roem hunne zaak tegen de ontzaggelijkfte Mogendheid van Europa hadden verdedigd, gevaar hebben geloopen van door een der kleinfte Voritenvan puitsebJah'd te worden overheerd; waaromtrent wij, in het voorbijgaan, kunnen aanmerken dat, zoo de Bisfchop van Munster het niet'verder tegen onzen Staat bragt dan hij gedaan heeft, en den Staat niet geheel overmeesterde,; zulks aan de onkunde zijner Legerhoofden geweeten moet worden. »...,, , Uit al het geen wij aangehaald hebben , kan; men afneemen, hoe oneindig veel moeite en arbeid de Wit onophoudelijk heeft moeten aanwenden , om niet te bezwijken onder den last van eendiergelijk beftier, wat hulpmiddelen hij in zijn vernuft heeft moeten vinden, zoo om alle de tegen-J kantingen, die hij ontmoette, tegen te gaan, alsj om de zwaarigheden en hinderpaalen, welke zich J om zoo te fpreeken, van ftap tot ftap opdeeden j te boven te komen; en men zal 'er te gelijk uiq kunnen afneemen, welke gevolgen het gemis vanj een Eminent Hoofd voor de Republiek gehadi heeft- , , c Dit gemis, en het opzet om den Staat zon i der behoorlijke landmagt te laaten , hadden tol gevolg, dat (gelijk wij zoo even aanmerkten | een Bisfchop van Munster zich in ftaac bevond ij Cmi  R IJ K D O M. 149 :)pm 't magtigfte Gemeenebest, het welk 'er na ] dat van Rome geweest is, aan te tasten, deszelfs igewesten te plunderen , en een gedeelte v,an 't tzelve buiten ftaat te ftellen, om iets tot cle kosten |des oorlogs tegen de Engelfchen te kunnen op-. ;tbrengen. Holland bleef 'er bijna geheelen al me- !de belast. Die geenen, welke Prins Willem den II. zoo fterk over het aanhouden van een grooter landmagt gedwarsboomd hadden, ondervonden de gevolgen van hunnen voorgewenden plicht, om . | fpaarzaamheid te betrachten; daar de veroveringen 1 van den Bisfchop van Munster ons meerder fchade .c| toebragten, dan het onderhouden van eene bekwaa- Ime landmagt ons, jaaren achtereen, te ftaan zoude hebben gekomen. Ongelukkig viel de grootfte last van die oorlogen op den handel. De ftrooperijen, welkea .j 't munsterfche krijgsvolk aangericht had, de uitge'\ plunderde gewesten buiten ftaat hebbende gefteld, ., : om hun aandeel in de oorlogs-kosten op te brengen; en Holland zich alleen daar mede belaaden vindende, m viel deze last op onzen koophandel en fcheepvaart; A zoo dat de gevolgen van onze verzwakte en ver;J waarloosde landmagt, aan welke men zich ge'i meenlijk verbeeldt, dat de vaart en koophandel niets J gelegen ligt, op die twee bronnen van 's lands welvaaren t' huis kwamen , en aan dezelven de 'a gevoeligfte neepen toebragten. Want Holland kon 'M den last niet draagen zonder de belastingen te verJ hoogen en nieuwe in te voeren ; en die belastingen jfl ondermijnden hoe langer hoe meer alle onze mid| delen van beftaan. fi Indien het waar is, zoo als eenige Schriji vers aantekenen, dat de oorlog tegen Crom\i\ wel meer kostte dan die, welken men t,egen Span!i| je had gevoerd, en tachtig jaaren had gej K 3 duurd  15© HOLLANDS *!uurd (a), hoe duur moet dan het Gemeenebest de fchade hebben komen te ftaan, welke hetzelve leed, door het verlies van Brazil èn Nieuw Nedertefhd, het neemen van eene menigte fchepen, het vernielen van een groot getal anderen , het verbranden van honderd en vijftig koopvaardij • fchepen; op de rede van 't Vlie, in 't jaar 1666, in brand gedoken, en welk verlies men op twaalf millioenen heeft begroot, buiten het verlies van verfclieiden oorlogfchepen, die in onderfcheiden zeellagen in den grond geboord of meer of min befchadigd werden? En wat heeft de koophandel hier door niet moeten lijden, dewijl al deze fchade, 't zij onmiddelijk,'t zij middelijk, op den koophandel viel, als de eenige bron zijnde, die iers konde opleveren, om den nood van den Staat te hulp te komen. Nog berustte het daar niet bij. Onze bondgenooten en goede vrienden, de eenigfte onder de Mogendheden, van wien wij iets te wachten hadden, de Franfchen naamlijk, zogten of wisten ons: te beduiden, dat wij aan Deenemarken 1500,000 guldens zouden kwijt fchelden; dat wij Zweeden ge-< noegen zouden geeven ; dat wij buiten Nieuw-Nederland, het welk Amfterdam van de West - Indifche Compagnie gekocht had voor 700,000 guldens, daar die ftad twee millioenen onkosten aan hefteed had; en jaarlijks zestig duizend guldens vrij geld van trok, aan de Engelfchen zouden af ftaan (Z>); desgelijks ook het Fort St. Andries en 't Eiland Bonavista, op de rivier Gambi, daar de onzen een grooten handel op dreeven en veel gouds van daan trokken (c): het is der moeite waardig te zien (*) WacüNaaj Kift. D. XII. bladz. 243. (fc) d'Estrades Brieven, ie) 1b. ü. III. p. 424.  R IJ K D O M. m men, hoe de franfehe Gezant zich bij de Witt gedroeg , om den ftaatsman over te haaien tot het beWirïfligen in den afftand , dien hij meende dat men Iden Engelfchen moest doen: men zal met reden twijfelen of onze bondgenooren, He Franfchen, niet ;vrij fterker het belang der Engelfchen dan van de :onzen ter harte namen (a). Om kort te gaan , ■wij maakten den vrede met Engeland, na dat wij zulk eenen verderflijken oorlog voor onze vaart en ! koophandel gevoerd hadden, met verlies van bezittingen, waar door onze fcheepvaart en koopi handel nog verdere verliezen ondergingen. De inval, welken Lodewijk de XIV. in het jaar I 1672, deed, en de verovering van drie Gewesten i'door dien Vorst binnen drie maanden volvoerd, ! bragten onze vaart en koophandel nog dieper won< den toe. De Vereenigde Staat, door Frankrijk en sfEngeland teffers aangegreepen, ten tweedemaale laan zijne eigen krachten overgelaaten, werd wel idra tot het uiterfte gebragt. Men weet, dat AmIfterdam door de Franfchen zoude veroverd zijn rf geweest, indien 't den Prins van Condé maar in ï de gedachten gekomen ware, dat hij 'er zich ge1 makkelijk meester van konde maaken. Men hield J*Wi Vriïen Sraar voor verlooren, en dezelve was fhet onvermijdelijk geweest, indien men den 1 raad van de Witt opgevolgd, en ae ondernanaej lingen met Frankrijk en Engeland aangehouden jhad, welke op niet minder ftonden uit te loopen, 1 dan aan Frankrijk een groot gedeelte van de Re- pu- ( O Zie n'E s t r a b e s Brieven D. V. bladz. 103. en volgg. _ QI & 92. Aitzma, Rejnier Vryaartï openhartige Brieven,?*, en volgende ftukken,, in welken al het geen hier vertoond word, uitvoeriger is verhandeld, en met echte ftukken bevestigd. K4  ts.i HOLLANDS publiek af te ftaan. Het heeft den Hemel behaagt ehar iri te voorzien door het befluit, het welk de Staaten van Holland,op dep 3. Jul.y 1Ö72, namen, oni Prins Willem den UI, tot Stadhouder te maaken; en het welk aanleiding gaf, dat de onderhandelingen met Frankrijk afgebroken, hulp bij de habuurige Mogendheden gezogt en gekreegen, voorts met Engeland een afzonderlijke vrede gemaakt werd, waar na de zaaken eenen keer namen en Frankrijk zich eene prooi zag ontglippen, è'p- welke dat Rijk lang het oog gehad hadI, en welke het meende bereids in zijne magt te hebben (a ). Aanmerkelijk is het fchrijven van de Staaten van Holland, bij de Refolutie op den 2. Februanj 1674. door hoogst dezelven genomen, om het ftadhouderfchap op de nakomelingfchap van hoogeemelden Prinfe erflelijk en fucceslief te maaken, In'dat hier gevoeglijk geplaatst kan worden, ten einde men oordeele, hoe 's Lands Hooge Magten óver het beftaan van onze Republiek met of zonder1 Stadhouder gedagt hebben. Hunne Ed. Groot Mogendheden zeggen : •„ Dat haar Ed. Groot M°g. aandagtelyk hebbende' geconfidereert den ftaat en de conftitutie * Van de Regeringe dezer Landen, zoo als die in " voorleden tvden dpor Gods zegen onder de Door? lustige Heeren Princen van Oranje was geweeft, " en particulierlyk '.t gunt federt drie of yieren- * twintig jaren herwaarts daar in gepaffeert was en * ondervonden hadden, dat dezen Staat t'federt * het droevig en ongelukkig jaar van 1650. met zeer vele calamiteiten, zoo van buiten, als van " binnen geworftelt hadde'; dat voor.'zoo veel de " zaaken van buiteq aanging, men by haar nooit zon- (•) Wasisü» f<ïf* Hifi- XiV* ^  R Ij K B DOMJ »5a ; zonder Oorlog of vreeze van Oorlog was geweeft;. Dat in den jare 1653. tuffchen het Koningryk. van Engeiand en dezen Staat een zeer zwaren, , Oorlog was ontftaen, die de fondamenten van , de Kegeringe dezer Landen dapper hebben ge, fchud: dat men naauwelyks adem in dien Oor, log gefchept hebbende, den Staat wederom ii , den jare iöjö. met de Kroon van Portugaal^ , en naderhand in de jaren 1658. en 1659. ge, noegfaam in een openbaren oorlog gevallen was, , ter zaake van den oorlog in het Noorden: dat , daar op wederom in den jare 1664.. een nieu, we oorlog tuffchen den Koning van Groot, Brittanjen en deze Landen was gerezen, en ge, noegfaam maar even naar het eindigen van dien , oorlog , wederom was opgekomen de jegen, woordige droevige en lucfueuze oorlog , en , dat tuffchen den tyd van die voorfz. oorlogen , deze Staat nog hadde moeten lyden en fuppor, teren zeer vele wederwaardigheden van zooda, nige Nabuuren, van dewelke dezelve voor de, zen zeer was ontzien geweeft; dat voor zoo , veel belangt de zaaken van binnen de Republyk , met innerlyke diffentien en oneenigheden zeer i, was gequelt geweeft; dat van den jare 1650. af, ■ tot den jare 1660. toe, zeer veel Leden t'eené3 maal hadden afgezien van den jegenwoord'igen g Heere Prince van Oranje , eenig naargelaten i Mansoir van dat Doorlugtige Huis, en dat een.iI ge andere Leden met grooten yver hadden ge„ fuftineert, dat men de hand van Zyn Hoogheid I niet behoorde af te trekken: Dut de Koning I van Groot - Brittanjen in den jare 1660. door L het Parlement aldaar, tot het zelve Koningryk l„ genoodigt, en zyne reize derwaarts door deze „ Landen voortgezet hebbende, den Scaat, zoo K 5 „ aan { met innerlyke diffentien en oneenigheden zeer i, was gequelt geweeft; dat van den jare 1650. af,  fHOLLANDS * aan zyne Majefteit, als aan de Vrouwen Prin» * ceflen Royale en üouariere van Oa. rje hadde * becuigr zot ge te zullen dragen voor de Intreden \ en Educatie van hooggemtlde zyne Hoogheid, * defelve ook genoegfaam defignerende tot de dig- I * niteiten, by deffèlfs Doorlugtige Voorouderen 1 " hier te Lande bekleed; dan dat men naar heel 1 overlyden van hoogftgedigte Princeffe Royal, 1 daarin wederom was verflauwt, en die zaake van * de hand geweien hadde; dat men naderhand de * voorfchreve Educatie wederom op zig hadde genomen , en eindelyk in het laatfte van. den jare I * 1671. -en in het begin van den jare 1672. met den II * anderen gevalien was in zeer groote djfferenten, over het eligeeren van meer hoogftgemelte Zyne I Hoogheid tot Kapitein Generaal over de Militie * dezer Landen: dat de droevige experiè'ntie had I " geleert, dat de voorfz. innerlyke diffentien oor- I zaak en aanleidinge aan de Vyanden van den | " Staat hadden gegeven, om denzelven t'elkens van * nieuws te inful teren, wetende dat die denzelven " onbequaam maakten, om met een gewende Een- I * dragt by de Voorouderen tot een fondament van j " deze Republyk geleit , en van Godt Almagtig | * zoo genadelyk gezegens, haer defenfie en be-fc fcherroinge te betragten, en dat de differenten, li die omtrent het eligeren en verkiezen van eeni: Chef over de Militie defer Landen, telkens ont-j * ftonden, en de diffidentie, die men daar in van den\ * andren hadde, retardeerden en wederhielden de deli-j " beratien en refolutien, die noodwendig genomen moeften worden, om het uitheem/eb geweid af te heren, 'l en met difpuiten onnuttelyk deden verloopen " den tyd, die boven al in agtinge te nemen was; * dat die zelve difcrepantien oorzaak waren ge-j weed, dat men in het laatfte'van den voorfz; " 1* » Jarc  R IJ K D O M. ï5j , jare ir57i.zoo wanneer de Koning van Vrahkryfc , genoegfaam openbaar betuigde, dat hy deze Lan, den met den oorlog aangrypen wilde, maanden .' ' hadde geconfumeert en doorgebracht met deliberatien L over de EleStie van een Kapitein Generaal, en den U Perfoon van Zyne Hoogheid , die men hadde ,„ behooren te bededen tot het aannemen van ti, Krygsvolk , en het byeen verzamelen van de ,„ middelen tot defenfie van den Lande gerecjui„, reert, en dat daar door toegekomen was, dat zoo L wanneer de Koning van Vrankryk in den voorfz. L jare iój2. den Staat met de Wapenen aantaflte, lB defelve in het uitterfie gevaar en pericul van haren „ totalen ondergang en ruïne gekomen was: Dat de ,„ hooggemelde Heeren Staten van Holland en Weffc„ Vriesland daar op eenpariglyk hadden gemeint, „ dat niets beter of heilzamer te denken of te hoo• „ pen was, dan dat aan d'eene zyde het gunt oci „ cafte tot de voorfz. difcrepantien gegeven had„ de, t'eenemaal in de grond weggenomen en ge„ amoveert mogte werden, op dat men daar door i „ niet wederom mogte vervallen in zoo zwaare ons„ gelegentheden, aan de andere zyde erkent mog„ ten worden de groote dienden , die het Door» lugtig Huis van Oranje, tot ere6fcie en conferj „ vatie van den Staat hadde gedaan; En hebben ! „ vervolgens haar Ed. Groot Mog. eendragtelyk | „ gedefereert aan meerhooggemelde Zyn Hoogheid „ en zyne wettelyke Mannelyke Defcendenten het „ Stadhouder- Kapitein- en Admiraalfchap - Gene„ raai, enz." Het geen de Heeren Staaten van Holland, bij die Refolutie verklaaren, vindt men op nieuw bevestigd bij Hunne Ed. Groot Mog. Refolutie van Jf.den ió. ATovember 1747. in dewelke gezegd word: „ De Heeren van de Ridderfchap en Edelen, mits- » Sa"  S55 HOLLAND S • gaders de Gedeputeerden van de refpeóHve Steden, V uit naem en van wegen Burgemeefieren en Vroedfehap- pen van dezelve Steden, verkiaaren eendrag- | " tel ijk, dat dezelve, in ernffcige overweeging ; genomen hebbende, de eenflitutie en ftaat van : * de Regeeringe deezer Landen, begreepen nebben, j " dat de ondervinding van vroeger en la eter. Jl l tijden klaerlijk heeft doen zien, dat de Re- II " p'ublicq onmogelijk kan besta en en behouden I " blijven , zonder te weezen voorzien van een j " eminent hoofd; zodanig dat dezelve , daer van 1 ontbloot geweest zijnde, tot op den oever van jl haeren totaelen ondergang meer als eens gebragt! " is geweest , waer uit dezelve door geene andere | K„ middelen heeft kunnen worden gered, als " door de verkiezing van een Stadhouder, Capi- jl " tein en Admirael Generael. i' " „ Dat onder die gelukkige Regeeringsform de)! ' Republicq van haere primitive opregting af aen, > " zodanig in magt en welvaert is toegenomen, dat | dezelve door haere Nabuuren aangezocht en ont-i " zaglijk is geworden , en zulks onder het loffelijk 1 beleid en hefluur van de Heeren. Princen uit den j Huize van Orange en Nasfau, aan welkers af- j {lammeling nu wederom uit dezelve confideratie ï het Stadhouder - Capitein- en Admiraelfcnap Ge- j * nerael zijnde opgedraegen. de goede uitwerkfelenï " daer van zich reeds oogenfchijnlijk openbaerden. Dat alle goede, ieverige en wel geintentionneerl " de Regenten, en generaelijk alle Ingezetenen van den Staet niet als met fchrik konden gedenken en overweegen de perplexiteit, waerin de * Republicq , bij manquemenc van zoodanig een eminent hoofd, zoude komen te vervallen, enz'' Als men zulke verklaaringen van 's land; Staaten leest , wat moet men dan denken van zu.  R IJ K D 0 M. 1S7 Bulken der ingezetenen, die zich beijveren om dié ;egeeringsvorm haatlijk af te fchilderen? Ik weet [vel, dat men zeggen zal, dat in den jaare 1672, cn in den jaare 1747 , de wederinvoering van het Itladhouderfchap door een oploop van 't volk is te. Lege gebragt, en dat de verklaaringen der Staaten door die geenen zijn opgegeeven, welke de zijde ,-cm den Prinfe hielden; hoogstdeszelfs gunst zogten; en daarom belang hadden orn den Stadhouder door .-Lïcaal te winnen ; want dit voorgeeven is de algemeene oplosfing, waarmede men alles, wat over ! Je nattigheid en noodzaaklijkheid der ftadhouderlijke regeering gezegd word, meent te kunnen afkaatfen. Maar hoe men daar omtrent zich afpïjJtnge, men zal het geen wat gebeurd is niet weg'atjeemen, of uit de gefchiedenisfen kunnen rukken. JMen zal uit den loop van 's lands lotgevallen niet kunnen wegneemen, dat de Vrije Staat groot, ; magtig, en rijk is geworden , onder het beleid ' van de ftadhouderlijke regeering; men zal 'er niet ij M\t kunnen uitwisfehen, dat dezelve tweemaal tot op den oever van zijn ondergang is gebragt, toen , [dezelve zonder Stadhouder was, en tweemaal door '.'jlde herftelling van een Stadhouder is gered geworo!|den. Het zal eeuwig waar zijn en waar blijven, dat jonze vaart en koophandel de diepfte neepen Ihebben gekreegen, en het meest verloopen zijn, itoen 'er geen Stadhouder was: het zal eeuwig '■waar zijn en waar blijven, dat de oorlogen met ;!|Cromwel en Karei den II. ons duur te ftaan zijn "Jgtkomen, ons verfcheiden bezittingen gekost, en ■ óns genoodzaakt hebben, om door nieuwe lasten ;|de vaart, koophandel, manufaéluuren en fabriejken te bezwaaren: het zal eeuwig waar zijn en Ihuar blijven, dat de invafie van Lodewijk deri : XIV. tn de oorlog daarop met dien Vorst, den 'Ke-  158 HOLLANDS Koning van Engeland, den Bisfchop van Munfler en den Keurvorst van Keulen, ontftaan, den Staat wederom genoodzaakt heeft die bronnen van ons beftaan met lasten te bezwaaren, en dezelven daar door haaren milden vloed te doen verliezen; dat dit alles waarfchijnlijk zoude voorgekomen zijn, indien 'er een Stadhouder aan' 't hoofd van de Republiek was geweest, wiens aanmaaningen tot het ftaan blijven van 't geen de zekerheid der Republiek vereischr, niet waren in den wind gefhgen; en dien volgende, dat het gemis van een Eminent Hoofd aan deezen Staat voor eene der voornaamfte medeoorzaaken van het verval van onze vaart, en koophandel, zoo niet onmiddelijk , ten minfte middelijk gehouden moet worden; om nu hier niet wederom te herhaalen het geen wij te vooren over den gunstigen invloed van 't ftadhouderlijk gezag op. zaaken van, fcheepvaart, koophandel, en allerhande foort van heeringen en han'teeringen aangetekend hebben; en waar uit ligt is te begrijpen, dat, dit gezag ontbreekende, noodzaaklijk ook die invloed verlooren word, en mitsdien teffens alle de gelukkige gevolgen, welke 'er natuurlijk uit voortfpruiten (#). Het ligt nog in verfche geheugenis, hoe de Heer Hertog van Brufiswijk , Veldmaarschalk van deezen Staat, zich gekweeten heeft in het doen uitvoeren der krijgsverrichtingen , gefchiktom de Colonie de Berbice te redden uit den opftand der flaaven, die aan 't muiten geflagen waren, welken, geen weerftand vindende, allerlei foor ten van geweld en wreedheid gepleegd hadden, en zich geheel en al meester dier Volkplantinge gemaakt zou- ' (#) Zie D. III. blz. iso. en volgg.  R IJ K D O M. is* oiouden hebben, gelijk door de Portugeezen met rSrazii is gefchied, zoo de woeste hoop zich, .lechts een denkbeeld eener geordende burgerlijke Maatfchappije had kunnen maaken. De Staats - regis;ers draagen getuigenis van de zorg,, welke de keer Hertog van Brunswijk, a!s voogd over den :egenwoordigen Prins Erfftadhouder, heeft aangekend zoo tot de behoudenis dier Volkplantinge, lis om diergelijke rampen, voor te komen, en om wezelve voor 't vervolg in veiligheid te ftellen. (a) Moe de heilzaame zorgen en voorflagen van den ideer Hertog van Brunswijk gade zijn geflagen , .tan men befpeuren aan het geen wij te vooren gelegd hebben, (b) aan den ftaat in welken de Coioniewas, toen de Gouverneur Koppiers dezelve Aan de Engelfchen heeft overgegeeven, en aan den arbeid welken de Franfchen tegenwoordig Moen , om de Colonie in ftaat van tegenweer te '< lellen. II;" ' " S . . r ''&;'(*) Zie Reinhr Vrijaarts Brieven, I. ftuk bladz172. en volgg alwaar de Staats-Refolutiea wegeas die aaak jiangebaald worden. ../ (Ji) Zïe D. II, bte. 237. «1 vojgg. ELFDE  ito HOLLAND^ ELFDE HOOFDSTUK. Schadelijke invloed van het gebrek van Verbintenh. jen met Vreemde Mogenheden, m van een genoegzaame Krijgmagt op de Vaart en Koophandel dezer Landen. "^^ij hebben bladzijde 339 en volgende van het III. Deel. dezes werks aangemerkt, hoe noo-dig het is, dat een land, het welk van zich zelf weinig of niet oplevert ^ wat vreemden kunnen_ behoeven, de vriendfchap van andere volken ge-' nietë, ten einde van dezelven het noödige, net nuttige; ert het aangenaame te kimden erlangen j en te"gelijk daar bij getoond, hoe, van den bepinne van den opftand tegen Spanje, de Veree* nigde Staat zich toegelegd heeft om met vreem-| de Mogendheden verbonden aan te gaan ; düt| 'È lands Staaten ook (zie bladz. 347.) aan de Öost-J en Westindifche Maatfchappij en de vrijheid hebij ben gegeeven, om verbonden en overeenkomsten! met opzigt tot haare bijzondere belangen te maa-j ken. Wij hebben daar bij doen zien, hoe de ver-I bonden met de indiaanfche Vorsten onze vaart en koophandel in die verafgelegen gewesten bevorderd hebben: wij hebben getoond, dat niet alleen onder de onafhangelijke regeering der Graaven , maar lang te vooren , de Vorsten der landftreeken, welke thans ons Gemeenebest uitmaaken, verbonden met vreemde Mogendheden ter beveiliging en bevordering van vaart en koophandel aangegaan hebben; sn dat zelfs bijzonderd ftedeh.  R IJ K D O Mi 161 Itftedén , volgens de gronden van regeering vaa lidien tijd, die gedaan hebben, (a). Ten aanzien van die verbonden, ftaat te iettefy |dat wij gelegenheid kreegen, om die te maaken j luit hoofde van den bijfiand, welken wij den vreerri- Iden Mogendheden toebragten, wanneer gij Iri jïiood waren: die was ook het eenigfte voordeel het welk zij van ons konden genieten: dus leezens i we, bij voorbeeld, in den Gunst-brief van Albrecht* iKoning van Zweeden, van den jaare 1361. * dèü 1 „, Schepenen, taadtmannen, borgheren, ende de gant- U fche gemeente in de/er nabefchreeven flede, alsvaH f „ Amftelredamme, Enkhuifen, ende Witringhen , èhAde alle haare hulperen, die hen in defen kryg be- L hulp/aam zyn geweest, " enz. in den Gunst-brief 'fvan (Jhristiern, Koning van Deenemarken var! deri i| jaare 1531. „ dat wy, uit befondere gunst ende ge■lh nade, willighe diensten, die onfe geliefde, de Bar- „ gemeefieren ende Raaden der Stad Amflelredanimc ''L ende andere Inwoonders 's Lands van Holland: t "L ons tot defe tydt toe, in de nitreedinghé van dé '%i fchepen, hare behoeften , en andere faecken, om>' „ me ons weder te helpen in onfe Rycken ende Lan~ 3r„ den gedaen, ende beweefen hebben, ende hier ncL H ö noch tromvelyck doen ende bewyfen mogen. :'| Voorts moet men acht geeven, dac dé rtr&gi ': der Graaven, vooral toen dezelve tot een zeke- ren top was gereezen j merkelijk ftrekte om ons bij '■ de vreemde Mogendheden gunsten, ter bevordel' ring van vaart en koophandel, te doen erlangen } tiaar zij diverfche tractaten ende récejfen maeckten net'•• ten Rycken van Denemarken, Norwegen, Sneden * :t ien Furflendommen van Sleeswysk, Holflen, Wem fchéHi ra) Va D. I. Wad?. -J4» en reigfc. ft*jia3ge4 vap è* 3(iï»eel A. C. 1.-9- IV. Dïtfc. L  IÖ2 HOLLANDS fchen, ende andere Handtfche énde Üifterfche Steden Jlooten, (a) waarbij nog aan te merken Haat, dat wij de vnendfchap door hulp, en de hulp welke wij erlangden , door onderftandgelden moesten koopen. Alleenlijk zijn wij in den ipaanfchen oorlog door Engeland en Frankrijk met volk en geld onderfteund, en daar door in ftaat gefteld, om den Vrijen Si aar tot het hoogfte aanzien te verheffen. Doch , na het iluiten van den munsterfchen vrede, 'zagen wij ons beroofd van onze twee voornaame Bondgenooten; en daar men zich altijd ineen gereeden ftaat had gehouden, om anderen hulp te kunnen toebrengen , en tegen de magtigfte Monarchie met zoo veel roems geoorloogd had, is 'er ongelukkig een ftaatsbeleid opgekomen, het welk de noodzaaklijkheid van het aanhouden eener toereikende krijgsmagt, en van verbondfchappen met vreemde Mogendheden te onderhouden uit het oog verloor of minder doorzag. Dus werden wij door Cromwel aangerand in een tijd, dat wij geen verbin'tenisfen, ren minste geene v erbintenisfen ter onzer befcherminge, hadden; en dat wij ook van eene genoegzaame magt ontbloot waren, om dien overweldiger met kans van voordeel te beltrijden. Op dezelfde wijs hebben we ons aangevallen gezien in de oorlogen tegen den Bisfchop van Munlter, Karei den II. en Lodewijk den XIV. Naderhand zijn wij verbonden geweest met ïingeland , en het Huis van Oostenrijk, en eenige duitfche en noordfche Vorsten. „ Het is een ftokregel (dus fprak de Vrouwe Gouvernante hooglof. mem. nevens den Raad van Staate in den jaare 1756) » van de Voorouders » ge* (eN Zie D. I. blz 181. en volgg. Bijlaage vaia dat Deel A. bladz. 7.  R IJ IC D O M. 16$ geweest, dat de Republiek niet beftaan noch \ zich maintineeren kan zonder Alliantien, zon- ' der Militie, en zonder Vloot verders Aanmerkende „ dat de Republiek haar aanzien en D influentie buiten *s Lands verliest, wanneer zy ', zich te fterk ontwapent; een ftuk, dat meer ge[ meenfchap heeft met de bewaaring van haare \ rust en welvaart, als misfchien gedagt werd, L doch het welke de ondervinding van vroegere [ en'laatere tyden heeft bewaarheid. Men rapelleere zich (om niet hooger op te klimmen) de L casfatien, die na de Utrechtfche vrede tegen het l advis van de Generaals, en tegen de reprefentatlen l van den Raad van Staate, zijn gedaan. Het is te 3 meermaalen geremarqueerd, dat het fameus ocI trooy, het welke de Keizer in den jaare 1722. ï tot oprichtinge van de Oost-Indifche Compag: nie heeft verleend, en welkers buiten effect ftelI, ling gecompenfeerd heeft moeten worden met een Ij guarantie der pragmatieque fanóhe, waarfehyuI; lyk zoude zynagter gebleeven, indien de Repuli bliek zich in een aanzienlyker postuur gehouden ' had. En waarom zoude men hier met byvoe' Pen de apparentie die 'er is , dat de laatfte ' onderhandelingen over de executie van het Tra&aat van Barrière een beter fucces zouden l' hebben gehad, zoo de Republiek fterker gewa' pend had kunnen blijven na de Akenfche vre' de, enz. (a). " Zoude men 'er niet kunnen bijwegen de apparentie, dat de Keizer ons niet zoute gevergd hebben, om onze krijgsmagt uit de Sarrierre te laaten trekken, indien onze Republiek ich in een beter postuur bevonden had? Dit is al- lent- (n) Zie de Petitie van Oorlog voor den Jaare 1757. « ™' enlnRum** Vu aarts Brieven II. ft«k bladz. 62, L 2,  Ï6*4 HOLLANDS 'enthalve zeker , dat , indien wij in beter postuut waren geweest, indien liet ftaatsbeleid, het welk meent in tijd van vrede geen krijgsmagt, te water of te lande, te moeten onderhouden, en de middelen , tot zekerheid van den Staat vereifcht, te kunnen verwaarloozen , niet had boven gedreeven , onze vaart, koophandel, en buitenlandfche bezittingen die fchokken niet zouden hebben ondergaan, welke zij thans moeten lijden; daar wij door de Engelfchen zijn aangevallen op een tijd datvve geheel •weerloos, en buiten genoegzaame verbintenisfen zijn geweest; en dus geheel buiten ftaat om onze vaart en koophandel te befchermen; het welk voor dezen nimmer ten aanzien onzer gewesten is gezien: dus niemand zal kunnen ontkennen, dat het gebrek van verbintenisfen met vreemde Mogendheden en van een genoegzaame krijgsmagt voor de vaart en koophandel dezer landen ten uiterfte nadeelig is. Wanneer men van onze verbonden en verbintenisfen met vreemde Mogendheden fpreekt, zijn 'er veele, die beweeren, dat wij 'er geen moesten maaken, en die ftaatkunde fchijnt al veel ingang te vinden. Men berekent wat die veibintenisfen cn verbonden ons al gekost hebben; maar Helt men 'er de voordeden, welken mengenootenheeft, wtl tegen over? Het is, onzes bedunkens, niet wel doorgedacht, als men zich verbeeldt, dat vreemde volken ons in 't ftuk van koophandel zullen bevoordeelen , zonder dat wij eenige verbintenis met hen aangaan, uit dewelke hun hoop gegeeven word van in tijd van nood hulp te erlangen; en 't fchijnt mij niet minder gebreklijk overdacht, als men zich voorftelt, dat men goede verbintenisfen met Mogendheden zal kunnen maaken , terwijl men zich buiten flaat riek, en buiten ftaat Jioudt, om zich zeiven te kunnen befchermen. Welke toch  R IJ K D O M. t6s Loc* onder de Mogendheden zal haar vertrouwen dellen op een volk , dat voor zich zelf niet fchijnt | waaken. Als men in aanmerking neemt, dat wij lïze vaart en koophandel bij de vreemde Mogendheden niet kunnen bevorderen zonder verLintenisfen; dat wij op geen verbintenissen met Laar kunnen hoopen , zonder dat zij byftand en Lip van ons te verwachten hebben; en dat er geen Lond tot dit laatfte is, zoo wij niet bij aanhoudendheid met eene bekwaame krijgsmagt voorzien fen, zal men , zoo wij meenen, volkomen overtuigd zijn, dat het belang van onze vaart en koopLandel, en dus mede van onze manufattuuren en fabrieken, het beftendig aanhouden van eene bekwaame krijgsmagt, zoo te water als te lande, ver[eifcht; en dat zoo wel om beftand te zijn tegen [eerfte aanvallen, als om het noodig aanzien en den noodigen invloed in vreemde Hoven te behouden. L 3 TWAALF-  i66 HOLLANDS TWAALFDE HOOFDSTUK. Schadelijke Invloed van het Verval onzer Oost- en West ■ Indifche Bezittingen op de algemeene Vaart, Koophandel, ManufaStuuren en Trafieken dezer Landen. ij hebben in het Eerfte Deel dezes Werks (bladzijde 235. en volgende) en in het Tweede Deel (bladzijde. 84. en volgende) den aanleg, j opkomst, bloei en luifter, mitsgaders het verval der Oost- en West - Indifche Bezittingen, aange* weezen: men heefc 'er uit kunnen zien, gelijk mede uit het geen wij in het Derde Deel (bladzijde 347. en volgg.) aangetekend hebben, welke oorzaaken 1 ons in die onderneemingen , onder Gods zegen, zoo gelukkig hebben doen flaagen. Niemand ontkent, dat onze Oost- en West - Indifche Maatfchap- | pijen, zoo wel als onze andere vreemde Bezittingen, deerlijk zijn vervallen. Om 'er van overtuigd te zijn behoeven wij de befchrijving, ivelke 'er de Abt K aynal van maakt, in zijne Wijsgetrige en. Staatkundige Gefchiedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de heide Indien ( D. I. blz. 299. en volg.) noch te leezen noch in alles te gelooven: de Hukken wijzen het uit. Ter na- ; fpooringe van de oorzaaken van dit verval zoude | rnen misfchien niet anders behoeven te doen dan 1 het bewind van alle die zaaken, zoo als hetzelve thans plaats heeft , te vergelijken met het bewind | van die zelfde zaaken ten tijde, dat zij aangevangen zijn, en gebloeid hebben. Deze vergelijking alleen zoude ons mogelijk voldoen kunnen. Men zoude gevoeglijk kunnen vraagen, waar I bij |  R IJ K D O M. i6> Üi komt het, dat onze Oost - Indifche Maatfchap. Ui wier eerfte Kapitaal zoo gering is geweest in lyereeliiking van de bezittingen, welken zij naderaand onder haar gezag en in haare magt gekreegen aeeft, zoo hoog heeft kunnen ftijgen, en zulke goeIde uitdeelingen doen, terwijl zij met zwaare kosten ■wan eenen aanhoudenden oorlog, en van eene noolaige krijgsmagt, zoo te lande als te water , tot bescherming van haare bezittingenvaart en koopLandel belast was? en naderhand, in een ftil genot Lan alle haar voordeden geraakt zijnde , buiten ftaat is geraakt de noodige voorzienmge te doen Ier befcherminge en zekerheid van haare bezittingen vaart en hophandel, toevlucht heeft moeten toen tot het invoeren en verhoogen van lasten •jen tot geldleeningen, met een woord tot die midïdelen, welken uit hunnen aart tot haaren geheelen •jonder'gang ftrekken moeten? Daar hatende het geen 'er de Abt Ratnal ■van aantsekent, in zijn aangehaald werk I. D. II. B. ,bladz 281. daar veel waar met onwaar vermengd L zullenwe daar omtrent flechts aanmerken dat ioo 'er misbruiken zijn, en 'er wanorde heerscht in i de beheering en 't beftier onzer Oost-Indifche Maatfchappije, men zich daar over niet behoeft te ; verwonderen. W aar is een bewind dat er vrij van is? Dat de zaaken der Maatfchappije niet meer dórden behandeld met die vaardigheid , dien ijver, die trouw en oprechtheid als in 't begin van haaren 1 aanleg; dit heeft wederom niets, waar over men zich móet verwonderen: het zoude veel meer te verwonderen zijn, dat het bewind, of de beft.enng altijd op denzelfden voet was gebleeven. He » den menfchen eigen, achteloos te worden , als het ! tUZVoorbij is en het onweder ophoudt. De nood ? Lakt hen vlijtig, waakzaam en fpaarzaam; en**  168 HOLLANDS rustheid en overvloed maaken hen zorgeloos, traag en onverfchillig. Echter is onze Oost-Jndifche Maatr fchappij van alle Maatfchappijen , die voor den koophandel op Indië zijn opgericht, het beste nog in ftand gebleeven, in weerwil van de gebreken, welken men gemeend heeft in haar bewind en beftier te pntdekken; in weerwil aller misflagen, welken de Schrijver, dien wij zoo even aanhaalden, haar ver-? wijt; en in weerwil van alle weezenlijke misbruiken, die in haar beftier mogen zijn ingeflopen. Want hoe-r wel het waar is, het geen de Schrijver van le Commerce de Hollande aanmerkt, dat een bewind in verfclieiden Kamers verdeeld, kosten veroorzaakt, wek ke gefpaard konden worden, en de gelijkvormige heid' of eenpaarigheid, welke in de werkingen en verrichtingen vereischt worden, dikwijls wegneemt; hoe zeer het ook waar is, dat de Maatfchappij met eenige hervormingen veele kosten konde uitnaaien $ en offchoon men al mede geenzins kan loochenen , dat, hoe eenvoudiger de verrichtingen zijn, hoe ge* makkelijker zij uit te voeren zijn , en daar door ook min kostbaar worden; moet men echter ook niet ontveinzen, dat de belangen van een zoo groot ligchaam in handen van een klein getal lieden te ftellen, insgelijks aan zwaarigheden onderhevig is. Indien men in aanmerking neemt, dat de Maatfchappij is opgericht en opgekomen onder eene zoo fa^ mèngeftefde beheering, gelijk zij tot nu toe geweest is , zal men niet ligt kunnen gelooven , dat de omfla'g van haar bewind voor eene oorzaak, welke uit zich zeive ftrekt om haar te verzwakken, sjq? houden moet worden. Stond het aan ons te oordeelen, welke oorzaaken het meest tot derzelver Verval toebrengen , wij zouden meenen, dat wij dezelven zouden moeten zoeken in eene foort van pnyerfchilligheid omtrent de bekwaamheden en verma-  TR IJ K D O MV X69 'tnogens der geenen, die men in dienst der Maatirhappije neemt. Want de goede of kwaade uitflag aaarer zaaken hangt, gelijk die van meest alle anderen , van de werkzaamheid, het verftand en de bekwaamheden van hun , aan wie men dezelven toevertrouwt , af. Men ftelle aan het hoofd van een voed leger een Opperhoofd, onbekwaam om hetzelve te gebieden, het zal door eene hand vol wel beItierd volk worden geflagen. Men zette een man aonder kennis en zonder werkzaamheid in 't bewind yan een koopmans Comptoir, men zal hetzelve terHond zien vervallen en op het einde banqueront -peelen. De lotgevallen der wereld zijn vol vooroeelden, die de waarheid van 't geen wij hier aanmerken, bevestigen. De koophandel levert 'er oniallijk veele anderen van op : zelfs de hiftone ;ier Maatfchappije, van welke wij fpreken, zoude taeer dan een voorbeeld van mislukte zaaken, of ,zeer merkelijke verliezen, geleedcn enkel en alleen door de achteloosheid, onvoorzigtigheid of onbekwaamheid van hun, die 'er het bewind over hadden, kunnen verfchaffen. Kin de hen, geboren en opgevoed in een rijk en welvaarend huis, in het welk zij lieden zien, Idie zich met een zekeren arbeid bezig houden; die ;hooren fpreeken van aanmerkelijke winften , die men doet; van rijkdommen, die men verzamelt; van goederen, die daar door hun zullen aankomen ; en die voor het overige verwaarloozen kennis te neemen, zoo van de zaaken zeiven , als van den arbeid , welken^zij vereifchen, en van welken de goede fuitllag afhangt , gewennen zich zoodanig aan den doop, dien zij dezelve dagelijks zien houden, dat zij op 't laatst al den omflag van 't comptoir of van ;de fabriek aanzien, gelijk zij een konst- of werkituig befchouwen, 't welk men flechts heeft op te & L 5 win-  t7è HOLLANDS winden, om de vruchten, welken men het ziet geeven , voort te brengen ; en het komt nooit in hunne gedagcen op, dat de goede of kwaade loop van dit werktuig eeniglijk afhangt van de kundigheid, het beleid en de vlijt van hun , die gefteld zijn om hetzelve in beweeging te brengen. De Vorften zijn bijna allen in 't zelfde geval, om dat zij niet wel onderricht zijn , en niet wel onderricht kunnen zijn van de verrichtingen, die 'er vereischt worden om hunne zaaken wel te beftieren. Moet men na dit alles zich verwonderen, dat men (buiten de gevallen \'aneene dringende noodzaakelijkheid) zoo weinig acht op de verdienften en talenten ziet geeven? Indien het waar is, zoo als men voorgeeft, dat het tegenwoordig zeer zeldzaam is, dat men lieden van verdienften en bekwaamheid in dienst der Maatfchappije ziet treeden; indien het meest al lieden zijn, die haar eigen zaaken kwaaljjk hebben waargenomen , jonge losbollen, die men naar Indiè' zendt, om 'er zich van te ontdoen; indien men in Indiè" zelve niet genoeg acht flaat op de verdienften en talenten, en dat de voordeelige bedieningen gegeeven worden aan lieden, die met de laatfte fchepen in Indiè' zijn aangekomen , en welke geen anderen titel om 'er naar te ftaan hebben, dan dat men van de familie is, en eenen brief van aanbeveeling hebbe; terwijl anderen, die het grootfte gedeelte huns leevensin dienst der Maatfchappije hebben doorgebragt, in mindere bedieningen kwijnen , en boven dien met hardigheid en verachting behandeld worden , hoe kunnen dan de zaaken der Maatfchappije wel gaan? Indien hetgeen men der | Oost-Indifche Maatfchappij ten dien aanzien nageeft, j gegrond is, zoo heeft men niets meer noodig om ' de oorzaaken van haar verval, die haar onver- 1 mijdelijk in den grond zullen helpen, aan te wijzen, )  R. IJ K D O M. *?* itn. Hoe kan men zich verbeelden, dat braave,. 'Lrechte lieden, en die verdienften bezitten, hun Vaderland, vrienden en maagen zullen verlaaten , cich zullen bloot ftellen aan eene hachelijke reize, in in eenen afgelegen oord der aarde zullen gaan jeeven, daar zij gevaar loopen, om niet alleenlijk , te vermaakelijkheden, maar zelfs de noodzaakelijk-. ' [eden des leevens te misfen, zoo zij ten minfte zich tiet kunnen vleien van zich voor hunnen arbeid en 'i noeite te zien beloonen met eenige aangenaamheden , en met eenen ftaat, die met het geloopen gebaar, betoonde wakkerheid en ijver, als mede met ! len befteeden arbeid wat evenredigheid hebbe. Men .foude kwaalijk doen, dat men die lieden, die in In'liè' hun geluk hebben gemaakt, hunne rijkdommen, die zij 'er verkreegen hebben, misgunde. In' hen het billijk is, dat hij, die het outer bedient, 1 ;k-an het outer leeve, het is niet minder billijk, dat 'feij , die in voordeelige posten worden gebruikt, ! Lm deel van het voordeel genieten, naar maate van 1 het deel, 't welk zij aan den arbeid, aan de gevaaren »n den goeden uitflag hebben gehad. Wanneer Jmen den matroozen de hoop op een klein geluk ' beneemt , berooft men zich dan niet van goed 'ibootsvolk? Wanneer zij , die aan het hoofd der 1 .zaaken zijn , alles naar zich trekken, en niets overig ' ülaaten voor die geenen , die in hunnen dienst zijn, ' 'of die voor hen arbeiden, hoe kunnen dezelven dan iizich vleien, van met ijver, aankleeving en trouw \ [te worden gediend ? '<}\ Onze voortreffelijke Hu go de Groot zegt, ' L om de jonge luiden en anderen te williger te maaI ken tot de zeevaart, is van alle oude tyden in ,L deeze landen, allen luiden, zich in zeedienst beI» geevende , toegelaaten zekere kleine koopmanL fchap met hun eigen geld te mogen koopen, en » zon*  r?2 Hollands „ zonder vracht te geeven, met het fchip over t«* „ brengen: welke kleine koopmanfchap voeringe „ word genoemd. Dan alzoo defcheepsgezellen de „ voeringe grooter en grooter maakten tot fchade „ van de koopluiden , zoo is bij de Staaten der „ Vereenigde Nederlanden daarop eene maate ge„ field." ( a) Buiten de aanmoediging, die men daar door gaf, zoo wekte men naijver in het volk, men wette de nijverheid, men fcherptehet vernuft, en men gaf den zeelieden gelegenheid om kundigheid van handel te krijgen, en daar door in hoogere bedieningen van meer nut en dienst te konnen zijn. j De Oost - Indifche Maatfchappij kan redenen gehad hebben om van dezen ouden regel af te wijken: men befghuldigt haar echter, dat zij, ten dezen aanzien, met al te. veel ftrengheid te werk gaat omtrent j de matroozen, en die geenen, die in haaren dienst laage ampten bekleeden. Men beneemt eenen matroos het genoegen van een zijden neusdoek aan zijne vrijlter, of eenftukje chits voor zijn grootjen of moeder te kunnen medebrengen , daar zulke kleinigheden uit Indiè' aangebragt, bij de kleine gemeente meer indruk maaken dan tien maal de waarde van dezelven ; en meer toebrengen om het volk j tot den dienst van de Maatfchappije op te wakkeren dan alle aanritsgelden. Wanneer men genoodzaakt is omtrent het gedrag der Grooten de oogen te lui- j ken, wat vrucht kan men dan uit het allernaauwkeurigst en fcherpst opzigt over het gedrag der kleinen j hoopen *? Daarenboven is 'er niets nadeeliger voor een genootfchap, welks beftaan afhangelijk is van de j kundigheid en arbeidzaamheid van hun, die 'er in gebruikt worden, dan aan den eenen kant bekwaa- me ] (a) Inleiding Ut de Heil. Rechtsgeleerdheid B. III. D. 20.  R IJ K D O M. m eie lieden af te fchrikken van 'er zich in te betfeeven; en aan de andere zijde aanleiding te geeven, lot die geenen, welken men gebruikt, de belooning pan hunnen dienst achterom zoeken; dat is flinkïbhe wegen gebruiken om hun fortuin te maaken. De Oost - Indifche Maatfchappij fchijnt echter eeter gediend te zijn van zeelieden, dan van ande:en, welken zij tot haar bedrijf gebruikt; en de xhrijver der Wijsgeerige en StaatkundigeGefchiejenis is het fpoor bijfter, als hij haar berispt, dat iij in haaren dienst geene andere Bevelhebbers geïruikt, dan zulken, die allen zelve eerst Matroozen f Zwabbers zijn geweest. Zij zijn (zegt hij I. D. 1. H. bl. 300.) Lootzen en bevaaren zeelieden, doch dj hebben geen hetgeringjle denkbeeld van den fcheepsvapenhandel. Die Schrijver had zich behooren ïe herinneren, dat de grootfte Admiraalen van het 3emeenebest lieden zijn geweest van eene geringe • ifkomst, die door hun vernuft, hunne bekwaamiheden en hunne dapperheid zich tot den post, dien zij bekleed, en die zij eer hebben aangedaan, hadden verheven, dat zij allen eerst matroozen of zwabbers zijn geweest. De Schrijver had uit den loop der gefchiedenisfen van de Maatfchappij kunnen leeren, dat zij haare opkomst en grootheid aan zulke luiden verfchuldigd is , die van geringe tot hoo1 ge bedieningen zijn opgeklommen; en hij had ook 1 juic de befchouwing der menfchelijke natuur kon1 ijnen leeren , dat het vernuft , de bekwaamheid 1 jen vermogens niet enkelijk het erfdeel der zoo'-jgenaamde" Grooten maaken; en dat die mogelijk 'ij ruim zoo veel gevonden worden bij menfchen van } laagere als van hoogere geboorte. Het komt *er :3maar op aan hoe zij opgeleid en groot gebragt woriden; en zulken, welke van de geringfte bedie| Dingen af beginnen, zijn doorgaande, en alles buiten dat  174 HOLLANDS dat gelijk ftaande, de bekwaamde voor hooger be- uicüiügcu.. uc vcrüeejamg , aat neuen van gennge geboorte geene edele ziel en bekwaamheid tot groote zaaken kunnen hebben, is eene louter vooroordeel. De trapsgewijze bevordering, zoo als die in den krijgsdienst in acht genomen word, en welke de Maatfchappij, bij haare oprichting, tot eenen regel fchijnt te hebben aangenomen, is haar ten hoogfte voordeelig geweest en kan 't nog heden zijn. Nooit zijn de lieden beter in ftaat de hooge posten waar te neemen , dan wanneer zij eerst de laage ampten hebben bediend. Deze fchikking waarvan de Maatfchappij nooit behoorde afgegaan te zijn, van welke zij niet geheel is afgeweeken, van welke-zij niet moest dulden, dat de Raad van Batavia afweek, en van welke zij zelve niet moest afwijken met onbekwaame lieden, die niets tot hun voordeel dan eene recommandatie kunnen bijbrengen , af te zenden, is misfchien tegenwoordig het eenigfte voorrecht, het welk haaren val vertraagt: dooreen gevolg van dezen regel zijn de Gouverneur Generaal, de Direóleur Generaal, en zij , die den grooten Raad van Batavia uitmaaken, bedreeven liede, ten minften voor 't geen de zaaken des koophandels betreft. De trapswijze bevordering , die den mindere bedienden doet hoopen om tot de hoogere trappen te komen , verwekt daar en boven onder dezen eenen heilzaamen naijver, waarvan men de vruchten niet hoog genoeg kan fchatten. Even zoo als men gewoon is het verval van onze algemeene fcheepvaart en koophandel aan den werkzaamen naijver of mededinging der vreemde volken te wijten, fchrijft men ook den vervallen ftaat van onze Oost-indifche Maatfchappij aan dezelve oorzaak toe, naamlijk aan de mededinging der Oost-Indifche Maacfchappijen, die van tijd  R IJ K D O M. i?5 Idjdtot tijd in Europa zijn opgericht: doch men fan omtrent deze mededinging dezelfde aanmerking maaken, welke wij hier vooren hebben voorfiedraagen omtrent die, welke wij nopens alle andere pikken van handel hebben moeten te boven koken, (a) Zoo lange wij den handel met minder Issten, of met gelijke lasten dan andere volken tullen drijven , zullen wij hen allen in de mededining den loefaffteeken: wij zullen hen,zelfs noodaaken om van onderneemingen af te zien , waarfat zij niet dan verlies zullen trekken. Men geeft voor, dat de koophandel der Oostndifche Maatfchappije in het westelijke gedeelte fan Indiè' geheel en al vervallen is; dat zij den aam flechts heeft van 'er handel te drijven, ter|gl 'er inderdaad anderen in bezit van zijn ; dat, fitgezonderd haare fpecerijen en het japansch koj>er in ftaaven , al het geene zij van die kust brengt In geene vergelijking komt met den voordeeligen handel, dien ;er de Engelfchen en Franfchen dnjren; dat 'er tegen een fchip, het welk van haar jp de Ganges komt, ten minfte vijf van die andeI volken komen; dat de Stad Suratte, zoo vermaard negens derzelver handel, meer millioenen van hun intfangt dan honderd duizenden van ons: dat Moca, Jeda, B.asfora\ Per/tg, en de gantfche kust usfchen de Perlifche Golfen de Rivier Indus, verbaasd moeten ftaan over de ontzachgelijke menigte Un waaren, die 'er deze twee natiën alle jaaren tomen verhandelen, terwijl men 'er flechts een enkel fchip onzer hollandfche Maatfchappije, welks jaading naauwelijks iooooo guldens beloopt, ziet i/erfchijnen. Wat is de oorzaak van dit verval? Zal men zeggen, dat de mededinging der Engelfchen. jj («) Ziehier ropren W. 49. en volg.  i76 HOLLANDS fchen en Franfchen zulks te weeg brengt ? Wij zullen wederom vraagen, waar het van daan komt, , dat deze twee volken zoo groot eene overwicht op de Hollanders, hunne mededingers, hebben bekoftien? Indien men antwoordt, dat de Maatfchappij j niet beftand is tegen eene mededinging van een : handel, die door bijzondere lieden word gedreeven ; Zullen wij nogmaals vraagen waarom ? En eindelijk ral men , met vraagen en antwoorden, zoo verrel komen, dat men zal zien , dat dit nadeel voortfpruit uit dezelfde oorzaaken, die in allerlei handel dezelfde uitwerking zouden doen ; naamlijk uit gebrek van kundigheid, werkzaamheid, fpaarzaamheid, of uit eenig ander gebrek in 't beftier derj 2aaken. Voor 't overige wordt het nadeel , het welk de mededinging der Europifche Maatfchappijen onzen i handel toebrengt, indien men dien , waarvan wij.: zoo even fpraken, uitzondert, van weinig belang gerekend: deze mededinging heeft geen nadeel kunnen toebrengen aan de rijkfte takken van den handel der Maatfchappije, en van welken zij alleen in bezit is; als daar zijn de fpecerijhandel, de handel op Japan, de handel in peper, voor het grootfte gedeelte; en die op alle eilanden, waar zij fteden en fterkten heeft. Misfchien heeft de Maatfchap- i pij gemeend, dat zij zich aan zekere takken vanjl handel min moest laaten gelegen liggen, of dezel-4 ven geheel laten vaaren, om zich tot anderen, diej haar voordeeliger fcheenen,te bepaalen; want daar uit, dat de Maatfchappij geen grooten handel drijft ! op de plaatfen, daar de Engelfchen en Franfchen:! zeer voordeelig handelen, volgt niet, dat zij tegen; : wil en dank deze gedeelten van den algemeeneöi: handel verliest. Men moet ten dien aanzien aan- j merken, dat, ow te oordeelen over het meer of' nart.  R IJ K D O M. 177 cfiin voordeel, 't welk de Maatfchappij zoude doen, met zich in die onderfcheiden takken van handel ;:e handhaaven, of over het meer of min nadeel, alat zij komt te Jijden door dezelven te laaten t/er vallen , men volkomenh'jk kennis zoude moeien hebben van haaren ftaat in de onderfcheiden set rekkingen , welken zij heeft of hebben kan: aet is eene befpotlijke verwaandheid over een onderwerp te oordeelen , het welk men niet in • laat is te onderzoeken, veel min grondig te kenfaen. Men moet ten aanzien van de waaren , die bit Indiè' in Europa worden gebragt, de oorzaak pan het verval der hollandfche Oost-Indifche iMaatfchappije al mede niet zoeken in den werkzaainen naijver der Engelfchen. Deze mededinging :aeeft geenen invloed op de kruidnagelen, de musj:aat - noot en het kaneel. Hebben aan de eene zijde ie engelfche , franfehe, zweedfche en deenfche Maatfchappijen eenen grooten overvloed van andere oost - indifche waaren op de markten van Euroja gebragt, aan den anderen kant hebben die waaien , en voor al de lijnwaaten en allerlei foorten van cijden- en katoenen ftoffen, de koffi en thee, weiKen de voornaamfte koopwaaren uitmaaken, die door alle die Maatfchappijen in 't gemeen uit InHiè' worden aangebragt, een veel grooter aftrek frekreegen; zoo dat daar door alle die waaren alKjd bijna op denzelfden prijs zijn gebleeven. Dan, iiioe het met de uitwerkfels dezer mededinging ook moge zijn, men moet nochtans altijd tot dezelfde '. krondbeeinfelen te rug komen. In alle mededin- y'uitr. van wat natuur dezelve ook weezen moeë. ifcal denaerltigtte, alles buiten uat genjK itaande, de üverhand doen winnen, IV. Dbei.. M Ais  178 HOLLANDS Als men in den handel voordeden, of eene over- j tnagt, die men eerst heeft bezeten, verliest, is het :j vrij zeker, dat 'ermisbruiken en gebreken in 't beftier moeten weezen, die 'er oorzaak van zijn. Veele en zeer groote worden 'er der hollandfche Oostindifche Maatfchappije te laste gelegt. Daar zijn 'er die voor haar verderfelijk kunnen zijn, indien menze onder een zeker oogpunt befchouwt, j doch flechts van belang voor den Staat zijn, voor zoo veel zij ftrekken om de menigte van waaren, welken de fchepen der Maatfchappije jaarlijks i uit Indiè' moeten aanbrengen , te verminderen, j Want ten aanzien der rijkdommen, die de han-j del den houderen der a£tien4 en hun die tot de beheering der Maatfchappije gebruikt worden, toe-I voegt, fchijnt het bijna onverfchillig voor het wel-1 vaaren van den Staat, door welk canaal deszelfs! algemeene rijkdom aanwast; of zulks gefchiedtj door uitdeelingen, die|aan de houders der acfien worden gedaan , of door de voordeden, die de be- J: dienden trekken. Genoeg fchijnt het te weezen, dat die rijkdommen tot ons aanvloeien. Doch, indien de menigte van waaren , welken de fche-1 pen jaarlijks uit Indiè' moeten aanbrengen, ver L mindert; indien daar door minder goederen op de fl openbaare verkoopingen worden geveild, dan is I het zeker, dat het voordeel, het welk de Staat I uit den indifchen handel trekt, afneemt, alzoo4 het voordeel van den Staat eigenlijk daar in ge-1 legen is, dat de waaren in den fchoot van het Gemeenebest de voorwerpen van koophandel , en I dus de middelen van beftaan voor het gemeen ,. 1 vermenigvuldigen. Niet te min is het ook zeker, j| dat het den Staat niet om 't even kan zijn, hoe daj rijkdommen in zijnen fchoot worden aangebragt, inl wier handen die zijn, en welk gebruik 'er van ge- H maakt H  R IJ K D O M. 179 b maakt word ; om dat dit wederom invloed heeft ö op de algemeene middelen van beftaan der ingezet tenen ; en dat de Staat het meeste belang heeft in I het geen het volk aan arbeid helpt. Zoo dat alle r misbruiken, abuizen en gebreken, welken tot verJhval der Maatfchappije ftrekken, noodzaaklijk ook iaan den Staat nadeel toebrengen. _ De indifche handel binnen Indiè" moet geheelijk Jivoor de Maatfchappij worden gedreeven: die handel beftaat in het aanleggen der laadingen van haaIre fchepen, welke naar Europa zijn beftemd: die Ilaadingen geeven eene onbedenkelijke winst. Deze jwinst is de grondflag van 't groot voordeel, dat op den handel, dien eene europifche Maatfchappij op Ilndiè' kan drijven, zit. Dus kan men ligt begrijpen , Idat, indien de bedienden een gedeelte van dit vooritdeel naar zich haaien, door fluikerijen of andere flinkfche wegen, de laadingen der fchepen daar door (.geweldig moeten lijden. Het zal 'er nog erger bij i'ftaan, indien het waar is, dat de Opperhoofden der .onderfcheiden Comptoiren even zoo onbekwaam len onkundig als ontrouw zijn ; indien het waar is, dat de posten, diedemeefte trouw vereifchen, van iwelken de voor- of tegenfpoed des koophandels hec >rcieefte afhangt, bij voorkeuze werden gegeeven «aan zulken ,die niets dan eene bloote aanprijzing van dezen of geenen Magnaat in zijn voordeel heeft, (terwij! ervaaren en bekwaame lieden, die dienften iaan de Maatfchappij hebben beweezen, voorbij geAgaan worden: welke gebreken of misbruiken noodwendig ten gevolge moeten hebben, dat 'er onbehoorlijke wegen worden ingeflagen, die op eene heimelijke rooverij uitloopen, de menigte der aangevoerde indifche waaren doen afneemen , en een jgroüt nadeel zoo aan de Maatfchappij als aan onzen Jvaderlandfchen koophandel toebrengen, daar dezelve M a zij*  i8o HOLLANDS zijnen ftapel verminderen. Om'tnadeel, hetwelk de koophandel daar door lijdt, te befeffen , heeft men flechts in aanmerking te neemen, dat het gedeelte der koopgoederen , het welk dus door flinkfchfe wegen achterom naar vreemden overgaat, hier over gebragt wordende, mede zoude ftrekken tot vermeerdering van het beftaan der arbeidslieden hier te lande, van de pakhuishuuren, de maakelaardijloonen, 't commisfiegeld, waagrecht, uitgaande rechten, vrachtloonen, premien van Asfurantie, en wat al meer aan den koophandel kleeft. Dit is 't, het welk den Staat, in het beftier der Oost-Indifche Maatfchappije, weezenlijk ter harte moet gaan. Het zelfde verwijt, het welk men aan den Vereenigden Staat doet van geen genoegzaame krijgsmagt op de been te houden, en zich al te weinig over de middelen, welken haare zekerheid en veiligheid vereisfchen , te bekommeren , kan men ook aan de Oost-Indifche Maatfchappije doen. Men behoeft flechts de gefchillen, in Indië tusfchen de Engelfchen en ons, gedurende den voo- rigen oorlog tusfchen Engeland en Frankrijk, en vooral wanneer Lord Clive in üengalen oorloogde , in overweeging te neemen, en men zal verbaasd ftaan over het verval van den voorheen luifterrijken ftaat, in welken wij ons bij 't fluiten van den munfterfchen vrede vonden, en welke aan onze Oost-Indifche Maatfchappij het vermogen gaf, den Algemeenen Staaten in den jaare 1664. aan te bieden , om zich met den oorlog, welke het Gemeenebest tegen de Engelfchen voerde , te belasten : want in 't weezenlijke kwam de aanbieding, welke de Maatfchappij deed, om ten haaren kosten alle de verlooren bezittingen te herneemen, en de gantfche Kust van Guinea onder haare gehoorzaamheid te brengen , daarop uit. De onzen hebben in deze laat-'  R IJ K D O M. 181 Laatfte tijden op dien toon niet gefproken. De Maatfchappij heeft aan de Algemeene Staaten ge- 'lklaagd over de geweldenaarijen, welken zij van de '.Engelfchen, die zich de heerfchappij der zee in jlndië aanmaatigden, had uit te ftaan; en , onder an- : Ideren, dat een enkel engelsch fchip, na op Batavia alle foorten van voorraad, krijgsbehoeften en ververfchingen te hebben ontvangen, vaartuigen Ider Maatfchappije, zelf in 't gezicht van Batavia, had aangetast, voorwendende, dat zij de vlag voor. 1de Engelfchen als Heeren of Opperheeren van alJe de zeeën der wereld, moesten ftrijken. Men !geeft voor, dat Lord Clive den Opperbevelhebber ÜMosfel gedreigd zoude hebben , dat hij hem met eenige oorlogfchepen een bezoek te Batavia ■zoude komen geeven, indien hij 't geen hij hem laf vergde weigerde. Wie zal niet gereedehjk erkennen , dat, indien de Maatfchappij, bij tijds, voor haare krijgsmagt in Indië, en bijzonderlijk in ;Bengalen , of in de bezittingen, welken zij m ■ Indostan heeft , gezorgd had , de Engelfchen ■het nooit zoo hoog zouden hebben durven nee- ■ men, noch den onzen, 't zij in 't geheel, 't zij : ren deele den handel in lalpeter en in oost-indi. ifclie lijnwaaten afhandig maaken. De Maatfchap- 1 i pij heeft zich beter op Ceilon ftaande gehouden ; : om dat zij daar flechts Indiaanen heeft te beftnj.121 den gehad: indien de inboorlingen des lands, door ]| de eene of andere Mogendheid van Europa waren •Si onderfteund geworden, zouden de onzen onverJ mijdeiijk hunnen kaneelhandel hebben verlooren. Geil brek aan tijdige voorzorg voor eene behoorlijke t krijgsmagt heeft ons, in Indië even als in ons ei- 2 genVaderiand, zwaare verliezen doen ondergaan; ; waar van de blijken , terwijl ik dit, in Julij 1782 , J fchrijf, ons op nieuw uit Indië worden overgebragt; M 3 daar  i§2 HOLLANDS daar wij, die te vooren de gantfche zeemagt der Europeaane» in die werelddeelen overtroffen, nu onze befcherming en behoud in de franfehe zeemagt moeten zoeken. Wat wisféling van zaaken ! Engeland , het welk , federt de regeering van Koningin Elizabeth, zich fterk op de fcheepvaart en koophandel heeft toegelegd, is daar door meer dan eenige andere natie ons in den weg gekomen, niet zoo zeer ten aanzien van onzen koophandel in Europa, dan door deszelfs onderneemingen in de drie andere deelen der wereld, en wel in Indië', en op de kust van Afrika. Want, hoe zeer de arbeidsloonen in Groot-Britanje naar evenredigheid niet zoo hoog zijn dan bij ons , zoo hebben nochtans de zwaare belastingen 'er dezelfde uitwerkfels als bij ons gehad; zoo dat wij, den levantfchen en rusfifchen koophandel uitgezonderd , des.zelfs poogingen in Europa minder te vreezen hebben, dan in de drie overige werelddeelen, alwaar het meerder vermogen van deszelfs zeemagt onze vaart en koophandel geweldig kan doen afneemen, zoo als wij het, ten aanzien van het rijk van den Grooten Mogol , zoo even aangemerkt hebben. Elk een weet, dat de koophandel van Engeland in Oost-Indië, federt weinige jaaren, grooielijks is toegenomen. Men kan het uit de fomme van vier maal honderd duizend ponden fterlings , die de Oost - Indifche Maatfchappij jaarlijks ten behoeve van het Rijk opbragt, en uit de voorwaarden op welken haare oftrooijen zijn vernieuwd, opmaaken. Nimmer heeft de hollandfche Oost-Indifche Maatfchappij met eene diergelijke fomme den fchatkist van den ftaat geftijfd. Zonder te onderzoeken , of zij het heefc kunnen doen, en of jnen liefst het gewin aan de particulieren heeft willen  R IJ K D O M. tSi ken laaten , dan 'er de fchatkist van den Staat wat meerder mede verrijken, zeker is het, dat tegenwoordig de O. I. Compagnie, wel verre wan den Staat eenigen onderftand te kunnen geeven, zelfs onderftand van den Staat moet verzoeken , :en buiten ftaat is zich zelve te redden, (a) Het is ligt te begrijpen, dat deze aanwas van den koophandel en magt der Engelfchen, in welk gedeelte wan Indiè' het ook zijn moge, zelfs onderfteld zijn]lde, dat dezelve aan de vrijheid onzer Comptoiren in 'c minst geen nadeel hebbe toegebragt, noodzaakelijk onzen handel in Indiè' en in Europa moet verminderen. De Engelfchen hebben hunne inkoopen in Indië niet op zoo eene verbaazende wijze kunnen vermeerderen, zonder dat 'er de prijzen der koopmanfchappen door zijn gereezen, en zonder dat haar overvloed in Europa dien aldaar heeft doen daalen. Dit is een natuurlijk gevolg, 't welk in alle takken van handel, hoedaanig die ook zijn, door de mededinging te weeg gebragt word. Men moet bij de fchadelijke gevolgen dezer mededinging nog voegen, dat dezelve niet toegenomen is dan met te gelijk ons in de vrijheid van .koophandel in Indië te belemmeren. Behalven het :nadeel, 't welk een oorlog, door Europeaanen telgen Indiaanen gevoerd, den handel der onzijdige Jturopeaanen in 't algemeen toebrengt, door den hinder en de belemmering, welken daar door aan het v/trk, den arbeid, en akkerbouw der Indiaanen worden toegebragt, heeft het geen de Comptoiren onzer Maatfchappije hebben ondergaan , geduurende den oorlog, die de Engelfchen in Bengalen hebben gevoerd, hunnen handel eene gevoelige neep gegeeven. Zij hebben de gelegenheid waargenomen (O Reinier Vrïaastï Brieven.V.-ftuk, bladz. 1*35» M 4  i84 HOLLANDS men om in het Rijk van den Grooten Mogol te doen , het geen wij gezien hebben, dat de onzen te vooren in Indië gedaan hebben; naamelijk verbonden aan te gaan en gunstbrievert te verwerven, waar door wij van den koophandel en vaart in dat rijk, zoo niet geheel, ten minften grootendeels ontzet zijn geworden. Doen al het nadeel, het welk ons de Engelfchen in Oost-Indië toebrengen, en ons waarfchijnlijk niet zouden doen of gedaan hebben , indien wij waakzaamer geweest waren, is niet te vergelijken bij het nadeel, het welk de O. f. Compagnie uit haar eigen boezem word toegebragt. Niemand begeeft zich in dienst van de O. I. Compagnie, of doet het om fortuin te maaken: dat hij 'er dat in vinde is redelijk : maar lieden zonder eer , deugd , of bekwaamheid , in dienst van de Compagnie te neemen, ten einde hun gelegenheid te geeven , fchielijk met fchatten te rug te keeren ; dit is , gelijk wij 't bereids aangemerkt hebben, de eerfte bron, de hoofdbron van 't verval en 't verderf van de O. I. Compagnie, gelijk het de eerfte oorzaak is van den ondergang aller Staaten. Men voege daar bij het invoeren en verhoogen van lasten, de wijze, op welke men tot bedieningen komt, en 'er zich in gedraagt om fortuin te maaken, en wie zal het dan vreemd vinden, dat de Compagnie te gronde gaat ? Zoo lang als die geenen , die aan 't hoog bewind zijn , hunne plaats 'zullen befchouwen als eene gelegenheid om deze en sreenen aan fchatten of aan voordeelige ampten te helpen; zoo lang als de Maatfchappij niet zal aangezien noch behandeld worden, gelijk bij haare intlelling, als een ligchaam gefchikt, om de algemeene vaart, koophandel en verdere vaderlandfche neeringen en hanteeringen te vermeerderen en t&  R IJ K D O M. 185 lee bevorderen; maar als een ligchaam, dat alleen kefchikt is om fommigen een veilig heenkomen, funderen een middel om fchielijk rijk te worden, ke bezorgen, zoo lang zal de Maatfchappij naar naar verderf fnellen ; (a) om dat het afwijken •van de gronden en middelen, op welken zij aangelegd en gevestigd is, noodzaaklijk haaren val na Kich moet fleepen. „ Vorst (heeft men een gef/angen aan eenen Koning der Bulgaaren , welke nem naar de reden van 't verval zijn's Lands, Jvroeg, hooren antwoorden.) „ de oorzaaken onzer L onheilen zijn dezelfde , welke altijd de bloeiendL fte ,-taaten ten ondergang zullen brengen: zij zijn L deze: zulke die zich op de kuiperijen en lasteL ringen het best verltonden hebben aan de wijste j„ en bekwaamde den voet gelige: de vierfehaaren L zijn bezoedeld geworden door onrecht en omkoo)L ping. De wijn en gastereeringen hebben het ligL chaam en den geest van kracht beroofd. liet ;L recht, de ampten , de waardigheden, de gunst, I alles is te koop gefteld. Wij zelve hebben ons „ te koop gefteld ; wij zijn laag van prijs gewor„ den; en wij waren al verdelgd ,. voor dat wij 't L door onze vijanden zijn geworden (b). " 1 Wij hebben (in ons Eerfte Deel, bladz. 316. en (a) Wij laaten aan het onderzoek van anderen over, cf Si het reienkundig Bericht wegens de waare oorzaak van 't bederf, !)i mitsgaders de middelen van redres der A'ederlandfche Oost - Ini difche Compagnie , door den Jndifchen Patriot, bezijden de ■ji waarheid gaat, en wat men van deszelfs inhoud te gelooven I hebbe: ik zal den prijs ook niet ftellen op het boekjen, beij tijteld Nederlands India , in haaren tegenwoordigen toefiand % bejehouwd. Het geen men dagelijks hoort, ziet, onder het I oog heeft, en in handen krijgt, draagt blijken genoeg van % de hoofdkwaaien, aan welken de Maatfehappij krank ligt. {bj bs, Beau, Hiji. du Bas Empire, Tom. XJ V. bladz. 231, M 5  i&6* HOLLANDS en volgg. en in ons Tweede Deel, bladz. 5r. 56,1 en 129. en rolgg.) de oprichting, voorfpoed en ver- j val der W. I. Maatfchappije voorgedraagen. Wan- < neer wij 'er de oorzaaken van nagaan, zullenwe be- ■ vinden, dat dezelve meest al uitkomen op die, weJ- ■ ken wij ten aanzien van andere takken van koophandel l aangetekend hebben. Men zal bevinden, dat het ge - ■. brekvan behoorlijke toezigt, en het verzuim van in i onze bezittingen eene bekwaame krijgsmagt te on- j cterhouden, de hoofd- en aanleidende oorzaak is ge-1 weest van alle de verliezen, welken de W. i. Maat-| fchappij geleeden heeft, en mitsdien van den zwak-l ken ftaat, waar in zij eindelijk vervallen is, (a)l daar zij (zoo't ons voorkomt) thans meerder (trekt| tot bezwaar van onze vaart en koophandel, dan tot fteun van dezelven. Want indien het waar is, dat de West - Indifche Compagnie haar beftaan meest trekt uit de recognitie - gelden , dan is het zeker, dat zij die trekt uit een bezwaar,het welk den| koophandel en vaart drukt, alzo de vaart en koop-| handel niets daar tegen genieten ; en dus die gelden j zeer onnut uitgegeeven worden. Het zoude zeker-j 'lijk wat anders zijn, indien de W.T. Maatfchap-| pij deze recognitie-gelden trok, en daar tegen! eene toereikende befcherming aan dien tak van vaartI en handel verleende: maar dus fchijnt het 'er niet! mede gelegen te zijn: althans wij zien niet , datj de W. 1. Compagnie eenige zeemagt houdt op de! firoomen , waar door de vaart en koophandel opl de West, en op de kusten van Afnka meer of mini beveiligd zouden kunnen worden. En dit gebrek! heeft al mede veel toegebragt, om de Engelfchen,! welken ten aanzien van ,'t onderhouden eener be-f ften-| (a") ZieD. II. bladjz, 134. en volgg. Aitzema, saaifal xsn Sfeaf.  R IJ K D O M; IS? bendlge krijgsmagt zorgvuldiger zijn geweest, in Lat te ftellen van ons in die oorden zoo veel aftreuk te doen. j Het is waar, hunne mededinging in den handel \p de kust van Afrika levert zulke gewichtige onderwerpen niet op als die op Oost-Indiè'; dezelee ftrekt echter tot verzwakking van een tak, waaraan voornaamelijk afhangt de bloei der amerikaanïche Volkplantingen , en bijgevolg die van onze Lart en handel op West-Indiè', een handel, die ;j»nze zorg en oplettendheid mogelijk veel meer 'tan de Oost-Indifche Maatfchappij verdient. De [ungelfchen overtreffen alle andere volken op de fust van Afrika; en dewijl 'er geen is, 't welk beier gebruik weet te maken van deszelfs overmagt hm den handel in 't algemeen tot zich te trekken, loo moet men niet twijfelen, of het zal hier ook iiich van dezelven weeten te bevoordeeld), en aan Indere natiën door deszelfs fcheepsmagt het lanïen zelfs op plaatzen, daar de handel nog vrij is, teletten. De Engelfchen hebben nog, 't is waar, niets Ondernomen op onze comptoiren en fterkten , ifrmar zij hebben 'er reeds den koophandel van wee|:en af te trekken. Hunne onderneeming te AnaInabon op de Goudkust, eene der plaatzen daar de liandel vrij is, en die men voor zeer gewichtig fioudt , toont genoeg aan, wat. men van hunne ijverzucht te wagten hebbe. Geen volk had eene fcerkte of comptoir op die kust. De Engelfchen hebijen den handel daar voordeelig gevonden }>en zich flien alleen willen toeëigenen. Zij hielden 'er eerst twee oorlogfchepen, als uitleggers, om de vaartuigen van andere volken te beletten aldaar handel te «rijven: zij hebben 'ereindelijk eenefterkte gebouwd. Fïaar maate dat het bebouwen der onbebouwde lanten in Zuid- Amerika, bij hen ondernomen, wel op-  i88 HOLLANDS opneemt en hun den flaafhandel noodzaakelijker en gewichtiger zal maaken , zullen zij hun best doen : om denzelven en hun gebied over de gantfche kust verder uit te breiden, en andere volken daar van te weeren. Wij ondervinden in Amerika, en zelfs in onze; Colonien, de verderfelijke uitwerkfels van de mededinging der Engelfchen , door den fluikhandei, dien zij drijven. Zij voorzien dezelven dikwijls van meel, boter en gezouten vleesch. Wanneer ons bellier op zodaanig een voet ftaat, dat wij zulke inbreuken niet kunnen beletten , wat kunnen wij dan van onze vaart en koophandel verwachten ? want tiet aanvoeren van leevensmiddelen en andere waaren door de Engelfchen geeft hun gelegenheid om producten in retour re neemen, en wat moeten daar de gevolgen van zijn ? Wie ziet niet , dat daar door eene wijde deur open, gezet word tot eene menigte flinkfche wegen , ten nadeele van het land en van alle die geenen welken belang hebben, dat de producten nergens anders komen dan hier te lande, volgens het geen de Hooge Overheid daaromtrent bepaald en bevolen heeft. Dr. bloei der engelfche Volkplantingen in ZtiidAmerika is een ander voorwerp, welke onze bejchouwing wel waardig is: ten aanzien van den fluikhandei op de fpaanfche Volkplantingen zoude het belang van onzen koophandel vorderen 4 dat deze tak voor ieder even na ware. De waaren , welke de Engelfchen uit Amerika in Europa overbrengen, moeten daar door toeneemen j cn vermits deze waaren alleen in Europa gefleem ten worden , zullen dezelve de waarde of prijs] van die, welken de Franfchen van daar aanvoeq ren , en waarvan Holland voor een groot ge4 Veelte de ilapelplaats is, doen afHeemen. Oozekaop-l hani  B. IJ K D O M. 189 Jodel heeft uit de franfehe west-indifche bezitten voordeden getrokken, doch die van Engerd (trekken tot ons nadeel. Iedere natie, die zelve •Jaren handel in 't geheel drijft, benadeelt miade1 - of onmiddelijk den onzen. Dit nu doen de ün-lifchen; zij zijn'er beftendig op uit, om geen leden in hunne vaart, koophandel, en manufac,uren te behoeven, en alles zelve met hun volk en nnne fchepen te volvoeren: en tot dusverre is iize iever prijswaardig, hoe zeer andere natiën, . wij inzonderheid, daar door van voordeden • i voordeele en tot gerustheid, (let wel) van aie die geënt dewelke zich op de vooitcchiieve Colonie al bereids ter neiJER hebben gesteld, of mog sullen comen te begeeven, zonder dat daar van ioit, zelfs bij de magten van deeze lanjen, ten nadeele van de opgesetengn al' laar zal mogen werden gerecedeerd: wordende in het IV. art. van 't zelve ottrooi vastgefteld, „ dat de eerste tien jaaren verloopen zynde, , de gemelde Compagnie niet en zal vermogen , ooit of ooit eenige lasten of impofitien I op te ftellen , ofte te heffen , buiten die gen ne, dewelke in dit Articul fpccifiquelyk ftaan 5, ter nedergefteld, ten ware uit nood ende te ge| lijkelyk met vry en liber consent van | den Gouverneur en den Polityken llaed aldaer. " (Zekerlijk moesten zuike inzigten en verzekeringen, vooral wanneer men Haar bij gade floeg hoe i'er, bij de Inleiding van 't Octrooi, van het beftaan ten welweezen der Colonien gedatjfc was, eene alügemeene graagte en lust wekken; en veele lieden iiaanzetten om 'er op deeze of geene wijze in te ideelen : maar aan een anderen kant, wat uitwerking iheefc het afwijken en niet nakomen van 'c geen het 1 Octrooi verzekerde moeten hebben? Modelij* is 'er inooit eene Mogendheid geweest, op welke de oniderzaaten, en vooral de vreemden meer vertrouI wen gefteld hebben dan op onzen Staat. Hoe is het f'er nu mede gelegen? Ieder heeft een fchrik voor jde Colonien; men blijft 'er uit nood in, zoo wel als in de zaaken die 'er betrekking toe hebben. IHetis genoeg, dat men zegge, dat een Comptoirop de  2q6 HOLLANDS de West handelt, om hetzelve buiten crediet te zet* ten. Het vertrouwen doet ailes onderneemen, het mistrouwen alles verlaaten. Mogten zulken onzer Landgenooten, welke deel aan 't hoog gezag hebben , van die waarheid overtuigd worden en 'er zich naar oefenen! De eerfte aanleg der plantaadjen in Suriname gefchiedde op onderfcheiden wijzen, hoewel altijd met onderftand en onder beftier van den eener of anderen koopman. Eenigen gingen naar Suriname, om 'er zeiven op hunne kosten en voor hunne rekening plantaadjen aan te leggen; anderen fchooten 'er eenigüjk geld toe, het zij voor 't geheel of voor een gedeelte, bedingende behoorlijke renten van de gefchooten penningen, en de correspondentie der Planteren. Men begrijpt ligtelijk, dat deze verbintenisfen op verfcheiden wijzen konden worden ingericht en zeer vefchillend zijn. De eerfte poogingen en de voorfpoed, dien 'er deze nieuwe bewooners der nieuwe wereld hadden, gingen alle verwachting te boven. Wel dra zag men hen in Europa wederkeeren, en daar met een buitengewoonen rijkdom praaien: en dewijl de zintuigen altijd het meest getroffen worden door de fchoonfte zijde der voorwerpen , die zich met Juister vertoonen, zoo V/erden de onzen door deze nieuwe bron van rijkdom ligt getroffen en verlekkerd op een middel van fchatten te vergaderen, 't welk tot dien tijd toe hun onbekend was geweest, en welk niet nalaten kon hen aan te prikkelen. D e opgang van Suriname , de fortuin, welke 'er veele vreemdelingen maakten, en de hoop van 'er eene volkomen burgerlijke vrijheid te genieten, moesten ook nog andere vreemdelingen uitlokken , om 'ernaar toe te gaan. Daar kwamen Duitfchers, Zwitzers en andere vreemdelingen zich oni ftrijd  R IJ K D O M. 20? ftriid aanbieden, om in de nieuwe Volkplanting te worden gebruikt, en vonden hgtehjk gehoor. Het aai 'er mede als met alle nieuwigheden. Door den ftroom weg gevoerd, werd de voomgtigheid niet altijd even zeer op 't oog gehouden. De. ■kooplieden zagen alleen op de voordeden der cm mis (ie of correspondentie: de Planter op het middel, om fnellijk tot geluk te geraaken, of ten minftc tot een beftaan te komen: op dien voet werden wederzijds de voordeelen, die zij uit deze verbmtenisfen zouden kunnen trekken , zonder veel acht te Haan op de eevaaren, waar aan zij zich bloot iteiden berekend. Die geenen der Planteren, die zoo gelukkig waren geweest van 'er rijk te worden, verlieten, zoo fpoedig zij konden, Suriname, het beftier hunner Plantaadjen aan bewindslieden, gemagtigden, of beftierders overlaatende. Wel dm bevonden zich de grootfte eigenaars van Sunnaamfche vaste goederen met 'er woon in Europa: de plantaadjen werden aangemerkt als, opgegaarde fchatten daar men in het toekomende Hechts de vruch-, ten'van te trekken had. Bij. 't overlijden van die eigenaars, kwamen hunne plantaadjen met hunne overige goederen aan hunne kinderen ot andere erfgenaamen , en altijd aan lieden , die, weinig kennis hebbende van den aart van diergelijke zaaken, nog minder in ftaat waren om er de hand aan te houden. Genoodzaakt zijnde, om, voor zoo veel de correspondentie aanging, op een koopman te berusten, en, voor zoo veel het beltier* ter plaatfe daar de goederen gelegen waren, belangde op die geenen te betrouwen , die er bewindslieden of beftierders van waren, moesten zij. onvermijdelijk onkundig zijn van den ftaat hunnec bezittingen. Zoo lange de jaarhjkfche balancen wel uitkwamen, en zij bij den duur eene goede inkomst  aoS HOLLANDS genooten, die altijd aanzienlijk genoeg was, om dat men dezelve zonder moeite en arbeid verkreeg, ging het wel: en men bleef zonder kommer en zorg. Uit een tegenwoordig genot van het toekomende oordeelende, kwam het niet eens bij hen op, dat de omftandigheden zouden kunnen veranderen, dat de plantaadjen aan rampen onderhevig waren, dat zij in Hechten ftaat zouden kunnen geraaken. Nog minder nam men in aanmerking, dat de plantaadjen op die wijze niet waren aangelegd, en dat zij door afweezige en onbedreeven eigenaars niet in ftaat waren gebragt, om zoo grooteinkomften tegeeven.: Men bedagt niet, dat zij tot dien bloeienden ftaat niet dan met grooten en aanhoudenden arbeid, vlijt, en wakkerheid waren gekomen. Men dagt al mede niet om 't gevaar, welk 'er in ftak, om de zorg en 't beftier van eene zaak van die natuur in de handen van vreemdelingen en huurlingen , die dikwijls noch bekwaamheid, noch yver, noch hartelijkheid voor de zaak hadden , te laaten. De groote middelen welke men te Suriname verkreegen had, en die 'er nog bij aanhouding verkregen werden, maakten een te diepen indruk, dan dat men zich de moeite zoude hebben gegeeven, om op. de zwaarigheden, die deze zaaken kwaal ijk zouden kunnen doen afloopen, te denken. Men geloofde ter goeder trouw, dat allerlei foort van lieden even zeer in ftaat was, om de zaaken eener plantaadje wel te beftieren, even gelijk men gelooft, dat allerlei foort van lieden tot de regering van landen en fteden bekwaam is. Men maakte geen onderfcheid meer in de keuze van hun, die men derwaards zond. Suriname werd even als Oost - Indie* eene wijkplaats voor lieden van flecht gedrag, voor zulken, die in Holland hunne eigen zaaken kwaalijk hadden aangeleid, of die men nergens toe wist te gebruiken. Daar  R IJ K D Ö Mi m Daar uit ontftonden flechte behandelingen van flaaven, muiterijen > gebrek vaneen goed burgerlijk be* ftier, eindelijk duizend rampen, die den eigeriaaré eindelijk de oogen deeden openen. Toert meer géi troffen door de fchraale inkomst hunner plaritaads jen, dan door de oorzaaken * waar aan rheii dés zelve moest toefchrijven, begohden zij een weer» zin te krijgen voor bezittingen, welke hun riiët lari* ger toefcheenen zoo zekeren vast te zijn. De orizeii leerden toen door ondervinding êene waarheid, drj welke zij eerder bedacht moesten zijri geweest, eri nimmer die uit hunne gedachten hebben laaten gaan. Immers konde het hun niet onbewust zijn, dat da beste bezittingen, op welke vaste grondflageri dèzelven ook mogen gebouwd weezen , voor de eigenaars onnut, ja zelfs fchadelijk worden, zöö dra zij zeiven die niec kunnen bellieren, of'er ten minïtë het oog over houden. Moesten zij niet wéetëii ëri overdenken, dat het zeldzaam is bewindslieden te vinden, die ijverig en getrouw genoeg zijri, om daar in niet dan het belang huns meefters te zdéken, en nog zeldzaamer, diergelijke bewindslieden, die teffens de vereischte bekwaamheden hebben, te Vinden onder vreemdelingen, wegens welker opvoeding, geaartheid eri zecten mén onkundig is; en dat die veel minder gevonden worden onder zuiken, welke, in de plaats van blijken van bekwaarilheid en eerlijkheid gegeeven te hebben, alleen door hun flecht, zorgeloos, of wispeltuurig gedrag bekend waren, en 'er werden gezonden, oni dat rneri geeri anderen weg zag omze aan bröod te helpen ? Alle de nadeeleri hier uit voortwellendë werdeji niet bemerkt, dan naar maate men 'er dé uitwerkfels van zag; en ook nog maar alleen vari hurtj die er door moesten lijden. De kooplieden eri anderen, welie plantaadjen in eigendom bezaten, zochten zich IV. Deei., ö **8  iU HOLLANDS van dezelven te ontdoen. Maar waar vond men koopers? dezelfde redenenen oorzaaken , die de eenen deeden neigen omze kwijt te raaken , moesten de anderen affchrikken, omze te koopen. Evenwe] , dewijl aan de eene zijde deze redenen niet zoo zeer de Planters, welke in de Volkplanting gezeten zijn, raakten; en, aan eenen anderen kant de verbijflering, veroorzaakt door de fchatten, die fommigen daar verkreegen hadden, altijd op de alge* meene winzucht der Natie bleef werken; dewijl boven dien alle menfchen niet volgens dezelfde grondbeginfelen en inzigten hunne gedachten leiden, en te werk gaan; en, vermits men zich altijd verzekerd hield, dat de plantaadjen, wel bebouwd en wel beftierd wordende, noodzaakelijk genoegzaame vruchten moesten voortbrengen, zoo om de interesten van het kapitaal, tot dezelven befteed, te betaalen, als om den Planteren een eerlijk beftaan te verfchaffen, vonden de eigenaars nog ligter gelegenheid om zich van hunne plantaadjen te ontdoen, dan zij 't hadden kunnen verwachten. Nooit fchieten de onzen in vernuft te kort als het op zaaken aankomt, welke den handel betreffen. Men kreeg in den zin, zich van de plantaadjen te ontdoen met die aan behoeftigen of min vermoogende Planters te verkoopen, onder voorwaarde van betaaling op tijd, in paaijen, en onder verband van 't verkochte tot zekerheid van de fchuld. Ras kwamen 'er koopers; en men vond ook zonder moeite kooplieden, die , om 'c voordeel der correspondentie, de betaaling der interesten; en het af-' losfen der kapitaalen op zich namen, in de verwachting, dat die uit de vruchten of producten der plantaadjen, zouden kunnen gefchieden, gelijk het ook veeltijds zoo uitgevallen is. Dit maakte, dat men koopers vond; en die middel - van zich aan de eené zijde  r ij k d o M. ftit tiide van eene plantaadje te ontdoen en 'er aan den anderen kant eene te kunnen magtig worden, maakte wederom opgang. De plaantaadjen, die m vet-* val waren geraakt, begonden, bij het veranderen van eigenaars en beftierders, weder te bloeien, Men had zorg gedraagenvan naar den perfoon, aan wien men verkocht, te verneemen, en men meende, dac deze voorzorg genoeg was. De kooplieden .welke de zaaken der Planteren hier te lande in handen hadden , maakten geen zwaarigheid om in verfchoÊ te zijn , en hunne verfchotten te vermeerderen > voor welken zij een interest tegen een half ten honderd 's maands rekenden. De Planters bedien? den zich van de gunftige gedachten, die men van hunne zaaken had, om meerder uitgebreidheid aan hunne bezittingen te geeven, en maakten geen zwaarigheid groote fommen op te neemen. Van Wederzijde vond men 'er zijne rekening bij j de Planter met meerder te kunnen doen zonder, veel meer omflag; en zijn Correspondent met een diergelijk voordeel, alzo de correspondentie voor groote plantaadjen weinig meer tijds en moeite, dan voor eene kleine, kosten, en de pro viüen merkelijk fcheelen: de plantaadjen groeiden van tijd tot uja fpoedigaan, en maakten van Suriname eene der riikfte fpringaders van onzen handel. • Planters, die geen andere goederen hadden, dan hunne nijverheid en werkzaamheid, kwamen door dit middel aan zeer aanzienelijke rijkdommen. Het is met den aart der menfchen zoo gelteld, dat zij nooit maat kunnen houden, vooral wanneer zij door buitengewoonen voorfpoed, en wel inzonderheid door het uitzigt van groote winst, worden aangefpoord. Kooplieden , die hunne zaaken hadden ingericht naar een ontwerp van koop-, ,handel met de Planters, en die 'er jaarlijks eene O * aan-  1102 HOLLANDS aarziendijke winst van trokken, lieten zich onge» vrdiglijk inwikkelen in verbintenisfen, die hunne vermogens te boven gingen. Zij zagen zich daar door genoodzaakt zelve geld op te neemen. Zij vortden dit ligtelijk, met de verbandbrieven , die 'zij in handen hadden, en waarbij de plantaadjen , waarop zij geld gefchooten hadden, aan hun verbonden waren, te pand te geeven. Zoo lang als de waaren, welken de Planters uit Suriname overzonden, toereikende waren, om de interesten te betaalen, of dat de kooplieden bij gebrek van waaren , die interesten uit hunne eigen beurs betaalden , bleevendeze geldopneemingen Hand houden: maar, nadien deze handel gegrond was op eene gewisfe overzending van waaren, genoeg toereikende, om de interesten der opgenomen gelden te voldoen , zoo moest 'er natuurlijker wijze uit voortfpruiten , dat de kooplieden, welke die penningen hadden opgenomen, zich buiten ftaat moesten bevinden, om hunne fchulden te betaalen, zoo draa de waaren, die de Planters overzonden, niet zoo veel konden opleveren als, er tot die betaalingen noodig was. Dit geval?, op 't welk men nier gedagt, of het welk men zich voorgefteld had nimmer te zullen gebeuren, om dat de neiging tot winst ons dikwijls de kans van verlies over het hoofd doet zien , of ons te ligt doet vertrouwen , dat 'er wel het een of 't ander middel te vinden zal zijn, als het wat tegen loopt, kwam eindelijk op, en deed deze foort van geldopneemingen haar crediet verliezen. Gegoede lieden flooten hunne beurzen ; de algemeene ger.eigtheid om op plantaadjen geld te fchieten verflapte , en eene menigte Planters raakten buiten onderftand , en dus buiten vermogen om hun eigendom te behouden. Dit bragt eene geheele verwarring in de ftrinaamfche zaaken. 0X1  R IJ K D O M. 213 - Ons hollandfch vernuft, vruchtbaar in alles wat fcheepvaart en koophandel betreft, en nimmer uitputtelijk , wanneer het op diergelijke zaaken aankomt, deed een ander middel uitvinden, om den handel op Suriname weder in crediet te brengen. Men lag zich toe om geld voor de Planters op te neemen bij wijze van algemeene geldopneemingen , waarin ieder kon deel nemen. De pennin- . gen werden gefchooten, op recepisfen of obligatien aan een Koopman als Direcleur van die Negotiatic, bijna op dezelfde wijze en op denzelfden voet, als * men geld opneemt voor Vorsten en Gemeenfchappen. Die koopman als bewindsman , moest de producten der plantaadjen, welken de Planters zich verbonden hem toe te zenden, ontvangen, en in hunne noodwendigheden voorzien. De Planters verbonden zich met verbandbrieven te verlijden , ten behoeven der houders der obligatien, die aan den bewindsman werden ter hand gefteld. Om meer crediet aan deze geldopneemingen bij te zetten, ftelde men twee of drie aanzienelijke lieden tot Gemagtigden of Commisfarisfen aan, die inzenderheid voor en ten behoeve der geldfchieteren het oog over de zaaken hebben, en voor derzelver belangen zorgen zouden. De bewindsman was daarenboven verplicht jaarlijks den gemagtigden rekenfchap van zijn bewind en den ftaat der geldopneeming te doen. Men kan niet ontkennen, dat het ontwerp, om op deze wijze het algemeen in het bedrijf der Volkplantingen belang te doen neemen, aan gegoede lieden een middel te verfchafïèn om hun geld uit te zetten, en den Planteren eene gelegenheid om aan penningen te komen, zeer goed ware ; ook nam dit op. De obligatien ten laste der Planteren van Suriname kreegen cours, als andere publique effecten : zij vermeerderden de • menigte-vm v-oorwerpen van O 3 dcc  Sr4 HOLLANDS den koophandel. Men wil dat de penningen , welken oj deze wijze aan de Volkplanting Suriname zijn opgefchooten, festig millioenen hebben beloopen; en dat die, welke aan andere Volkplantingen zijn verftrekt, veertig millioenen bedraagen; dus door die geldleeningen honderd milllioenen in de circulatie van den koophandel gebragt zouden zijn. Het U niet te gelooven, welk een toeloop deze negotiatien gehad hebben; doch deze zelfde groote toeloop Is oorzaak geweest, dat 'er misbruikvan gemaakt is. Daar word gezegd , dat fommige eigenaars yan plantaadjen middel vonden , om dezelven verre boven haare weezentlijke waarde te doen fchatten ; en, met behulp van deze valfche fchattingen, meer geld op te neemen, dan het hun geoorloofd was, alzo de opgefchooten kapitaalen het vijfachtfte deel dier waarde niet mogten te boven gaan. Men Helde niet alleen de landerijen , de boomen, de gebouwen op een al te hoogen prijs; maar men deed ook op de lijst of inventaris van een plantaadje ftellen de flaaven , welken de Planters elkander onderling leenden tegen den tijd, dat de inventaris ftond gemaakt te worden, om de inventarisfen, waarop de fchatting der plantaadjen moest gefchieden, te vergrooten. De produclen der plantaadjen, welken alle #an den bewindsman moesten worden gezonden, werden door flinkfche middelen naar elders vervoerd: men bediende zich van engelfche vaartuigen, die te Suriname komen, om 'er een goed gedeelte van te verkoopen. Aan de andere zijde deed de toeloop, dien deze geldopneemingen hadden, dezelven te zeer vermenigvuldigen: en het groot getal deed natuurlijker wijze de bron, die dezelve moest opleeveren, opdroogen. D E kooplieden, diez$ ondernamen, 'er zich mede belastende zonder volkomen zeker te zijn van de be-  Jl IJ K D O M. 215 benoodigde penningen te zullen vinden, zagen zich genoodzaakt dezelve op te fchieten, en kapitaalen op te neemen, om zich daar toe in ftaat te Hellen. Zoo lang de plantaadjen vruchten genoeg opleverden om de interesten te betaalen, of wel, zoo lang de bewindslieden in Haat bleeven , om daar aan te voldoen , behielden die geldopneemingen haar crediet, en mèn had ten haaren opzigte geene de mmfte bekommering. De effeEten of obligatien van verfcheiden dezer geldopneemngen zijn dikwijls hooier dan het kapitaal verkocht. Dus vergaapt de me-nfeh zich aan den bedriegelijkflen uiterlijken fchiin Degeldfchieters, en de houders der obligatien maakten Haat op de betaaling der interesten met zulk een vast vertrouwen, dat men er zich met reden over zoude mogen verwonderen indien men niet wist, hoe ligt een menfch zich zeiven kan bedriegen. De houders der obligatien telden op de inkomflen, en regelden 'er hunne teering meer of min na, daar zij nochtans hgtehjk hadden kunnen opmerken, dat de Planters met beveiligd waren voor onvoorziene rampen en toevallen ; dat de gewasfen fomtijds Hecht uitvallen, of ook wel niets opleveren kunnen; dat de plantaadjen meer of min bloot Haan voor onvoorziene toevallen, als, bij voorbeeld, voor flrooperijen der flaaven aardbevingen, aanvallen des vijands; eindelijk voor duizend onheilen, die men niet kan voorzien, veel ruin voorkomen: dat daarenboven de prijzen der waaren kunnen daalen ; en zelfs zoo laag vallen , dat ilj de kosten der bebouwing niet eens kunnen goed- ^Wa't ook de oorzaaken geweest mogen zijn, welke gemaakt hebben, dat kooplieden die met net, een of het ander beftier belast waren, de producten, welke 'er vereischt werden, om cle vervallen m* O 4 r-  fitf HOLLANDS ïeresten te betaalen, niet hebben bekomen, zekef is het, dat veelen zich buiten ftaat hebben bevonden , daar aan te voldoen. Het crediet van de Negotiaue in ftaat willende houden , om de correspondentie en daar door hun beftaan niet te verliezen , hebben zij hunne toevlucht tot het opneemen van geld genomen, en zich in fchulden geftoken. Al meenden in de noodzaakelijkheid van de betaaImg der interesten, 't zij in 't geheel, 't zij ten deeie, op te mpeten fchorten, eene fchande te zien, die hun tegen de borst ftond. Anderen bevonden zich in nog grooter beflommenog: alle de obligatien, welke het beloop der lomme die zij moesten opneemen, uitmaakten, niet hebbende kunnen pJaatfen, en zich daarmede overlaaden vindende, hadden zelve geld opgenomen en deze papieren daarvoor verpand. Vervolgens vreezende, dat, indien zij de interesten niet betaalden, de waarde dezer papieren zoude verminderen, en men hun derhalven de opgenomen penningen zoude opzeggen, bleeven zij de interesten betaalen, tot dat zij eindelijk, zulks niet langer Kunnendegoedmaaken,genoodzaakt werden ^er geheel en.al mede op te houden en eene bankbreuk te maaken. Men herinnere zich hier het geene wij te vooren van den handel in publique effecten hebben gezegd, en men zal zich een denkbeeld kunnen vormen van den val der handeldrijvende huizen , die zich buiten ftaat hebben gebragt van ftaanee te kunnen blijven. Het verflag, k welk wij hebben gedaan wegens den oorfprong den opgang en tegenwoordigen toettand onzer bezittingen in Suriname en de grondlagen, waarop de handel , dien wij daar drijven fteunt , kan men _ insgelijks toepasfen zoo op dé flroige Volkplantingen van het Gemeenebest, als ©p  R IJ K D O M. 217 j; pp die der vreemde volken, bij welken wij belang I hebben, en van welken wij voor zeer aanzieneliii ke fommen fchuldeifchers zijn. fluiten de gevaaI ren van een Hechten oogst en andere toevallen i i waarvan wij hier boven hebben geiprooken, en die 'i iemand natuurlijk tot de overweeging moeten; | brengen, dat de Planters aan de geldichieters geen 1 vast inkomen konden verzekeren, is 'er nog eene' I andere oorzaak, die de Planters buiten ftaat kan : ftellen, om 'er aan te voldoen, naamelijk de mej dedinging der vreemde Volkplantingen. De lanI derijen in onze Colonien worden beteeld met kof1 ft, zuiker, katoen en cacao: dit zijn de voor1 naamfte voorwerpen van handel, die 'er de Jan-, t derijen opleveren; diezelfde vruchten nu worden I insgelijks in de franfehe en engelfche Volkplan: tingen geteeld: derhalven is het blijkbaar , dat ; de prijs dezer waaren moet rijzen en daalen * naarI evenredigheid des overvloeds, in welken dezelven' ter markt worden gebragt; en dat 'er de prijs zoo ! laag van kan loopen, dat de Planter, indien hij jj genoodzaakt is zich 'er van te ontdoen , en het : oogenblik eener rijzing niet kan afwachten, zoo 1 veel 'er niet van zal maaken , dat hij de kosten, : tot het teelen derzelven uitgefchooten, kan goedI: maaken. Zij , die de beste ksnnis hebben van diergelijke 1: bezittingen , berekenen , dat, het zesde jaar na de j; eerfte bebouwing, de uitgefchooten kosten vooreen t koffi-plantaadje, van vijftig flaaven, vijf en vijftig ; duizend en tweehonderd guldens hollandsch belooI; pen: zij rekenen, dat eene plantaadje als dan, tien I jaaren, het eene jaar door het andere gerekend, opzijn hoogst veertigduizend ponden koffi kan opleveren. I In de ftukken van wegens eenige Kooplieden en Planters, belang bij de Colonie de fierbice hebbenO 5 de  tiS HOLLANDS de (a) den Staaten Generaal overgeleverd, bepaalen die kooplieden den prijs, tot welken de koffi, uit de hollandfche Volkplantingen komende, toen werd verkocht, op 25 of 30 Guldens de honderd pond, het geen voor de zes - en-dertig duizend ponden tegen 27ï guldens, 9900 guldens uitmaakt. De onkosten der verzending, tot in de pakhuizen te Amfterdam, worden begroot op 3220guldens, zoodaanig dat de zes - en - dertig duzend ponden 6680 guldens zullen beloopen, waarvan men moet aftrekken de kosten, tot het teelen uitgefchooten , het onderhoud der flaaven , het aankoopen van nieuwe flaaven, in plaats der afgeftorvenen, welke uitfchotten men op 4868 guldens begroot. Dus een koffi - plantaadje, door vijftig flaaven bebouwd wordende, waartoe men een kapitaal van vijf-en-vijftig duizend twee honderd guldens noodig heeft, jaarlijks niet meer dan 1812 guldens aan inkomften zal geeven, den prijs tegen 27 gulden 10 ftuivers de honderd ponden gerekend; het welk flechts eene inkomst van || ten honderd is. Daaruit ziet. men, dat het geheel en al onmogelijk is den geldfchieteren een interest van vijf of zes ten honderd van de gelden den Planteren opgefchooten toe te zeggen, gelijk de verbandbrieven in 't algemeen behelzen. Daar en boven heeft men nog in de begrooting, die wij hebben opgegeeven, uitgelaaten , de rechten, de belastingen, en lasten, die de Plantersin de Volkplantingen moeren betaalen, en welken men, ten minfte, op 400 guldens kan begroo-' ten; zoo dat de Planters flechts eene fomme van 1400 guldens zullen overhouden, om de interesten van de opgenomen fommen tot een kapitaal van 55,2oo («) Memorie van P 1.1 tkaPama eumfuis, voor Jeah Jol» „ der met onze beurs te raadpleegen. Deze gewoon„ te veroorzaakt, dat onze Bevelhebbers duizender„ lei middelen in 't werk ftellen, even zoo weinig „ hun karakter bétaamende, als fchadelijk voor de „ Volkplantingen, die zij bellieren. Dit heeft „ hen aangezet, om die verdeeldheden die ons ver„ flinden , en beletten voor de belangen onzer Volk„ plantingen te waaken, aan te ftooken. " De onze kunnen zekerlijk in alle opzigten die zelfde kïagten niet doen, welken de Heer Burck den Planteren in den mond legt. De Algemeene Staaten hebben de Planters op allerlei wijzen begunftigd en doen zulks nog. De Staaten van Holland begunftigen de vaart en koophandel op veelerlei wijzen , maar gaan zij, die in Holland het beftier over de Volkplantingen hebben, wel op dien voet te werk? Boogen zij niet veel eer op een bijzonder dan op een gemeen belang? Befchouwen zij de Planters niet veel eer als werktuigen, bekwaam om deneigenaaren der Volkplanting eene inkomfte te verfchaffen, dan als bewindslieden, wier arbeid den algemeenen handel van het Gemeenebest kan vermeerderen? Eindelijk, neemen zij wél die wijze grondregelen in acht, welken het Gemeenebest, en Holland in 't bijzonder, beftendiglijk hebben in acht genomen, om de andere volken in de loop des koophandels te overtreffen, en waar van onze riooge Magten nooit zijn afgeweeken, dan wanneer een uiterfte nood haar niet toeliet dezelven te volgen? Die geenen, welke kennis van 't beftier onzer Colonien hebben, kunnen deze vraagen beantwoorden; maar wij kunnen van deze aanmerkingen niet afftappen, zonder 'er nog eene bij te voegen over de buitenfpoorlge kosten , waarop de verkoop en overdragt der plantaadjen komen te loopen, wanneer zij van den eenen eige*  R IJ K D 0 M. *t$ eigenaar tot den anderen overgaan, en over de wanorde, die in het ter uitvoer Jeggen van vonnisfen of gewijsden plaats heeft. Laaten wij eens vooronderftellen, dat een Planter eene plantaadje heeft, die honderd en zestig duizend guldens waardig is; dat hij honderd duizend guldens aan opgefchooten penningen fchuldig is, waar van jaarlijks zes ten honderd voor intereft moet worden betaald , dat hij door verlies van flaaven, door flechte oogften, of door den laagen prijs der waaren, buiten ftaat geraake, geduurende het loopende jaar, zoo veel te verfchaffen, dat de vervallen interesten kunnen ■worden voldaan, een geval, 't welk den nijverften en braafften Planter kan overkomen; zoo is hij, hoewel hij zestig duizend guldens aan goederen heeft, in een ftaat van dood arm te kunnen weezen. Zoo draa een Planter in gebreke blijft de interesten der opgefchooten penningen op den vervaldag te voldoen, is men (zoo men zegt) volgens den verbandbrief gerechtigd den Planter uit te winnen. Hij, die hem de penningen heeft opgefchooten , of wel de Direéteur der negotiatie, van wien hij dezelven heeft opgenomen, zendt aan zijne Agenlaris/en bevel om den Planter in rechten te vervolgen, die het vonnis ten zijnen nadeele niet kan ontgaan. Men verkoopt deszelfs plantaadje bij uitwinning: en hoe hoog loopen dan de kosten? Men wil, dat de kosten der verkooping in zoodaanig een geval 25 ten honderd komen tebedraagen, en dat de Agendarisfen daar van tien ten honderd voor hun aandeel trekken. Deze gedwongen verkoopingen brengen nooit de waarde der verkochte goederen op. Een plantaadje, welke weezenlijk honderd zestig duizend gulden waardig is, zal voor honderd twintig , honderd tien, honderd duizend guldens en zelfs voor minder verkocht worden: men heeft 'er IV. Deel P voof  $z6 HOLLANDS voor minder dan de helfc der weezenlijke waarde zien verkoopen, en lieden, alleen door zulke koopen , zien rijk worden, terwijl 'er anderen door aan den bedelzak raakten. Op dien voet zal een Planter, welke eene plantaadje van honderd zestig duizend wuidens heeft, en honderd duizend guldens daar op fchuldig is, bloot ftaan, om in den grond geholpen te worden, om dat de Voorzienigheid hem geen gewoonen oogst heeft verleend. Boven dien worden 'er (zoo gezegd word) dikwijls in deze gevallen flinkfche middelen in 't werk gefteld, om voor te komen dat 'er zich veele koopers opdoen, en dus te beletten dat de plantaadje voor een behoorlijken prijs verkocht worde , ten einde 'er de koop van te verzekeren aan iemand , dien men *er mede wil begunftigen; ongehoorde handelwijzen, die bijna ongelooflijk voorkomen! Hoe zoude men kunnen gelooven, dat onze zeden dermaate zijn verbasterd, dat men zoodaanige onbetamelijkheden voor geoorloofd houdt, en dat zij, die het bewind der Volkplantingen in handen hebben , daar niet in voorzien? Wat hier ook van zijn moge, de kosten, die men maaken moet, om de plantaadjen van den eenen eigenaar op den anderen te doen overgaan, zijn (zegt men) in onze Volkplantingen zoo buitenfpoorig hoog, dat dit alleen dikwijls iemand af kan fchrikken om dezelve te koopen. Want laaten wij eens vooronderftellen, dat men eene plantaadje heeft gekocht en in eenen hloeienden ftaat gebragt, wat zal dezelve, na het overlijden des eigenaars, waardig zijn, indien men in dit geval genoodzaakt is dezelve te verkoopen, 't zij om den boedel onder de erfgenaamen te verdeelen, 't zij om andere redenen, zoo de kosten derverkooping en van de overdragt het vierde deel der waarde verilinden, en indien men gevaar moet loopen van geea  R Ij K D O M. ar «reen genoegzaam getal gegadingdens tot den koop te vinden? Men is natuurlijker wijze met zeer geneigd tot het koopen van zaaken, waarvan men zich, als men wil, niet dan met moeite kan ontdoen4 vooral neemt men in zaaken van handel in aanmerking het gemak en de moeielijkheid , _ welken men kan hebben, om zich van eene bezitting te ontdoen; hier op maakt men zijne rekening: hu is het zeker, dat tegenwoordig_veele lieden hunne plantaadjen in onze Volkplantingen behou: den - niet om het voordeel, hetwelk zij, indien zij : dezelven behouden, 'er van trekken maar om dat : dezelven meer dan eens gevei d hebbende, er S zich niet van hebben kunnen ontdoen Is er iets i meer noodig om allen, die genegenheid mogten hebben om zich aan dien tak van neenng of beftaan i over te geeven, of daar aan eemg geld te befteeden, \ den lust tebeneemen? Is 'er iets meer noodig, om het verval onzer Volkplantingen vooruit te zien? en heeft men ongelijk, wanneer men onder het getal d^ooSaaken: die onzen koophandel doen afneemen, den wankelen ftaat ftelt , waarit' ^szelfs Volknlan in-en zich tegenwoordig bevinden? en dat len S wankelen ftaat aan gebrek van eenbehoorI lijk beftier toefchnjve ? ? 2 VEER,  ras HOLLANDS VEERTIENDE HOOFDSTUK. Schadelijke Invloed van het Crediet ■ geeven op onze Vaart en Koophandel. Ïn het voorgaande Hoofddeel hebbenwe gezien iioe het geeven van een al te groot crediet medegewerkt heeft tot het verval, waarin onze Volkplantingen zich bevinden. Daar is een ander foort van crediet ■ geeving, welke nog fchadelijker en nog verderfiijker is voor onze algemeene vaart en koophandel; ja , verderfiijker dan alie de poogingen, welken de Duitfchers , Franfchen, Oosterlingen, de noordfche en andere volken, en inzonderheid de Engelfchen doen, om onze vaart en koophandel aan zich te trekken. Die geldleening beftaat hier in, dat Comptoiren hier te lande crediet geeven, dat is, betaalingen voor vreemden vooraf op zich neemen, door het accepteeren van wisfelbrieven, ef daadlijk dezelven doen, zonder eenige zekerheid in handen te hebben. Een koopman te Ronaan, bij voorbeeld , verzoekt een Comptoir te Amfterdam , om ten zijnen Behoeve wisfels te accepteeren en gevolgelijk op den vervaltijd te betaalen, welke door een koopman te Stokholm op hem getrokken zullen worden, en wederom, op den vervaltijd, op hem zeiven of opeen Comptoir, 't welk hij hem op eene zekere plaats aanwijst, voor 't beloop dier wisfels, wisfelbrieven op twee of drie maanden te trekken. Door dit bedrijf geeft het Comptoir, het welk de acceptatie aanneemt, aan den koopman, welke hem zulks verzoekt, een crediet, van zo veele maanden en dagen, als 'er verloopen tusfchen den tijd dal  R IJ K D O M. S2* flat hij de wisfels op hem getrokken accepteert, en den tijd, op welken nij zijn remDours Knjgi.- cu u*s crediet geeven word bepaald tot eene zekere fomme of gefchiedt zonder voorafbepaaling. Tot loon van deze crediet-geeving geniet de koopman , die hetzelve geeft, eene zekere provifie, welke op een derden ten honderd begroot word. Zoo dat een koopman, welke crediet geeft voor honderd duizend guldens , eene winst doet van drie honderd drie - en - dertig guldens zeventien ftuivers. Die winst doet hij> zonder eenig geld van zijn eigen te gebruiken, vermits hij de betaalingen van de wisfelbrieven, welke op hem getrokken worden, doet met de penningen, welken hij zich bezorgt uit de wisfelbrieven, die hij op zijne beurt trekt, of die hem tot rembourfement gezonden worden, en die hij verhandelt regen den tijd der betaalinge van de wisfels, welke op hem getrokken zijn. _ De hachelijkheid van zodaanigeene negotie is ligt te befeffen. Zoo ras als de wisfelbrieven , welken de koopman, die crediet geeft, tot zijn rembourt trekt of ontvangt, wanbetaaling ontmoeten, verliest hij het beloop van de wisfelbrieven door hem geaccepteerd; en gaat dat beloop boven zijne vermogens, dan moet hij fpringen. Men lette nu, dat een Credietgeever een derde ten honderd voor provifie genietende, drie honderd maal crediet moet geeven, eer hij iet gewonnen hebbe: want zoo op •de drie honderdfte reize wanbetaaling op het rembours valt, word de geheele winst der voorige reizen weg genomen. Welk menfch is 'er, welk dat gade flaat, die gevaar zal willen loopen, om, bij voorbeeld, dertig jaaren te negotieeren in de onzekerheid van alle oogenblikken bankbreukig te worden, en op 't einde der dertig jaaren al de gedaane winst meteenen flag te verliezen? Of de lu*C lot het drijven van zulk eene negotie wel in gep 3 zon-  «30 HOLLANDS zonde harsfenen kan vallen, kan men met reden ïrj twijfel trekken: echter is dezelve bij ons [in zwang: en alleen bij ons, die in den koophandel voor de voorzigtigfte en fnedigfte te boek willen ftaan. Veele zwaare Comptoiren hebben 'er de gevolgen van ondervonden: men hoort 'er de naaweenen dagelijks van te Amfterdam; en die geenen , welke het vallen van zekere zwaare Comptoiren, die in vol crediet ftonden, meer toefchrijven aan den crediet - handel dan aan andere rampen van koophandel, fchijnen 'er het beste yan onderricht te weezen , en over te oordeelen. Wij vooronderftelden hier boven, dat de wisfelbrieven, welke in dien handel gebruikt worden, vernegotieerd worden: en dat dient ook te zijn, zal de Credietgeever geen eigen gelden daar in gebruiken. Maar dat vernegotieeren ontmoet veeltijds al mede zwaarigheid: waar door men zich als dan genoodzaakt vind naar hulpmiddelen uit te zien, welke het gevaar vergrooten. (,„ geeven, of om het te emploijeeren voor buiten,„ landfehe Negotiatien, die nu geprefereert worÏJB den, om dat 'er meerder mede te verdienen is iV dan een derde per honderd, en ook minder geLj» vaar in gelegen is voor de Banquiers, of die de L„ Commisfien van die Negotiatien hebben, waar ,„ van men hedendaags nog de bewyzen ziet, terLp wyl men niet confidereert dat wy aan anderen, ja L laat ik zeggen, aan onze Vyanden in de Com.„ mercie en Koophandel, een mes in de handen .„ geeven, om ons zeiven de keel aftefnyden, met L vooreerft die penningen te emploijeeren tot verL betering van hun Commercie of Navigatie, of L, om hun Ingezetenen te ontlaften van meerdere L Contributiën, en hun dus in ftaat te ftellen om |p hun Handel meerder te kunnen uitbreiden, zo ,„ ais Engeland, 't Keizerryk, Vrankryk, Deney„ marken, Zweden, de Eijanden, en andere Ryr ip ken, ons doen ondervinden: behalven nog het jp gevaar daar wy inzyn, om by de minfte verani» dering van zaaken, beroofd te worden van Ca1 j, pitaal en Intresfea, zo als Silefien, Vrankryk P S .en  134 HOLLANDS , en anderen Geldleeners reeds proeven gegeeven „ hebben. Het is ook remarquabel, dat by pre„ fentatie van aflosfing van vreemde Negotiatien, j 9 ja zelfs by 't reduceeren der Intresfen, die Effec- | w ten boven 't Capitaal in de Pryscouranten genom teerd worden, en mogelyk ook zodanig zyn. j s, Denkelyk zal dit ook wel de voornaamfte reden „ wezen waarom de Eigenaars de prolongatie der „ gereduceerde Obligatien prefereeren, boven de „ aflosfing. „ Meer en meer word men overtuigd, dat de » Koophandel en Scheepvaart de Zuilen van een m Staat zyn, en nog meer in Landen, die in zich * zelve geen producten hebben; maar moeften de „ Landen, die hier negotieeren, of by wien het m Hollandfch Geld belegd word , hunne fchulden „ betaalen, en het onderhoud en de koften door , hunne Ingezetenen gefourneerd worden, daar zou „ niet veel overblyven tot verbetering des Koop» „ handels, en nog minder om ons te ruïneeren. „De flagen, die 'er vallen by faillisfementen, komen die niet op de befte en gegoedfte Ingeze, tenen, door de reukelooze engagementen van „ fommigen ? want aan hun is het, daar 't Papier , aan moet gefleeten, of Penningen van moeten m genegotieerd worden. „Is het te verwonderen, dat braave, deugdzaa1, me en gereputeerde Kooplieden, die tot eer van , onze Beurs ftrekten , den Koophandel quiteeren, 9 of dat men de voornaamfte Huizen uit onkunde „ met hunne Familien geruïneerd ziet worden ? „ Het is byna onmogelyk om een Banquier, zo „ lang hy in Crediet is ,. te taxeeren; want zo » lang zulks duurt, zet hy Millioenen om, 't welk op 't laaft zo wel kan weezen om hem te fauveefc ren, als dat het voor rekening van aaderen is. , De  £ IJ K D O M. *3S • De dagelykfche droevige ondervinding bewyst het aangehaalde, en het is te vreezen, dat, za * eenige, die hunne particuliere belangen, weU * ken zy met 'er daad toonen boven dat van t ah 9 eemeen te ftellen, niet door de waakzaamheid * en man dier geenen , welken het algemeene welJ Zvnder Stad hebben op zich genomen, en is toe- vertrouwd, daar in verhinderd worden, eindelyk " de totaale ondergang van deeze Republiek te wacn¥ ten is . VIJ F T IE N D E HOOFDSTUK. Kadeelen door Vreemde Mogendheden aan onze alge* meene Vaart en Koophandel toegebragt. H oe zeer de mededinging der Vreemden in het ftuk van Vaart en Koophandel niet eigenlijk te houden is voor eene der meestwerkende oorzaaken van C verval onzer Zeevaart en Koophandels, zo is het echter niette minwaar, dat het vermoogen en hec aanzien, waar toe de Vereenigde Staat door die twee bronnen van welvaart gereezen is , de vreemde Vorsten de oogen over de vruchten, welken'er uit getrokken kunnen worden, geopend heeft. Wangunst over onze groote magt gekreegen hebbende , leiden zij zich toe niet flechts om deel aan die bronnen te krijgen, maar om die van ons af te leiden en minder vruchtbaar voor ons te maaken. De Engelfchen , die al in zeer vroege tijden het nut der Zeevaart en des Koophandels hadden ingezien («), doch vooral geduurende de regeering van Komnginns Eli» («) D. I. bladz. ifli. en volg. Wz, D. III. blz. 349*  is* HOLLANDS Ëlizabeth dezelven ter harte namen, en nevens ons^ gelijk wij te vooren aangemerkt hebben (a), dezelven wijd en zijd poogden uit te breiden, bleeven bij deze poogingen niet, maar 't zij uit een opgevat ongenoegen, 't zij om, door 'tverminderen ónzer zeevaart en onzes koophandels, de hunnen te doen toeneemen, en zich daadelijk tot de heerfchappij over de zee te verheffen, werd 'er bij hen de beruchte A£le van Navigatie gemaakt, welke, volgens het fchrijven van Wagenaar, gelegenheid tot onzen eerften oorlog met de Engelfchen heeft igegeeven, die wederom de eerfte wond aan onze fcheepsmagt en fcheepvaart heeft toegebragt, niet zoo zeer uit hoofdevan degroote fchaden, welken wij doordien oorlogIeeden , als wel door den fchandelijTcen en nadeeligen vrede, welken wij met Cromwel flooten, en die onzen roem en ons aanzien in de vier wereid - deelen, daar de ftaaten-vlag zich zoo geducht had gemaakt, geweldig deed daalen , en aan de Engelfchen dien invloed deed erlangen, welken wij ons in den fpaanfchen oorlog hadden weeten te bezorgen. W ij hebben hier boven (bladz. 182. en volgg. ) de vorderingen der Engelfchen in de fcheepvaart en koophandel ten nadeele der onzen , zoo veel het dit werk vereifcht, aangeweezen ; en 't zal onnoodig zijn , dat wij 'er ons breeder over uit laaten. Daar zijn zo veele boeken in ons land uitgekomen , die den nieuwsgirigen Leezer deswege voldoen kunnen. Alleenlijk moet ik hier nog bijvoegen, dat ik den oorlog tegen Cromwel den eeriben oorlog tegen de Engelfchen noem , niet zoo zeer met betrekking tot den krijg, welken wij naderhand tegen die Natie, onder de rtgeering van Karei den II voerden , als wel, om dat, offehoon wij in de Hiftorien wel gewag van («) Zie hier vooren. blz. s6. cn volgg. 39. en volgg.  R IJ K D O M. *37 van eenige vijandelijkheden tusfchen onsen de Engelfchen vinden gemaakt, echter in dezelven geen melding van eenen eigenlijk gezegden krijg aart- treffen. *->, I U J 1 Terwijl onze fcheepvaart en koophandel van de zijde der Engelfchen aanffcoot leeden, werden dezelven niet minder door de Franfchen belemmerd en gefchokt. Bereids voor het (luiten van den munfterfchen vrede kreeg de Vereenigde Staat reden om over de behandelingen der Franfchen te klaagen. , Noch ontfangen een Misfive van 't Collegie ter Admiraliteit tot Amfterdam (leezenwe in de " Refolutie van HH. HH. MM. van den 15 Feb. " 1651) van defelve gefchreeven ter plaetfe ende 'l in dato als voren, verfoekende, omme de rede1 nen daer inne verhaeld, dat haere Hoog Mog; 1 ordre gelieven te ftellen jqgens de groote ende * onlydelyke exceffen, die de Francoifen in de' " Middelandfche Zee pleegen, tot lafte van dé 9 fchepen ende goederen van de Ingefetenen dezer * Landen , ende tot totale ruïne van de Commer„ cie, ende trafyck". D e brief, van welken hier gefprooken word, was van den 14 Feb. deszelfden jaars, en behelsde , onder anderen, „ Doch fijn op Üuyden in onfe Vergaderinge verfcheenen de Directeuren 1 over deli Levantfchen handel, foo voor haer felven , als een groot aental andere Koopluyden, " gefamentlijck by den voorfz. handel geinteresfeert wefende, ons vertoonende de groote fchade die defelve wederomme hebben geleden, doof eenige fchepen van oorloge by particuliere Fran- * coifen uytgeruft, ende tot loulon havenende,; " dewelke genomen hebben drie feer rijeke fie"„ ladene fchepen inde maent van September laetffc, leden, nevens 's Lands oorlogh fchepen uitge- . vac*  HOLLANDS ^ vaeren * gedeftineert naer Venetien; doch om= » trenc Corfica, om haere reyfe te korten, defelve „ onvoorfichtelijck verlaten hebbende: ende daer' m en boven noch drie andere, in de Middelland tfche Zee voorfz. over ende weder varende, gem laden met granen ende fout, misgaders noch een m vierde daer van dm Schipper doodt gebleven, ende B een gedeelte van 't vslck levendigh in Zee geworpen „ is; verfoeckende dat wy, kenniffe hebbende van „ haere onlijdelijcke fchade, die fy eenigen tijde „ herwaerts hebben moeten uytftaen, in den tijdt „ van omtrent negen Jaeren, volgens de lij/te daer „ van aen ons geexhibeert (die wy gelooven door „ haer oock aen U Ho: Mo: geprefenteert fal % worden ) het laetfte gemelde Schip daer by gem reeckent, wel vijf- cn -feventigh matl hondert duyw fent gulden bedracgende, voor haer by U Ho: Mo.' „ wilden intercederen, op dat haere langhdurige „ klachten eenmael met ernft ende commiferatie in^ gefien wefende, eyndelijck tot-behoudt van haer, m ende oock den welftant van defen Staet, doorbe^ houdt van de negocie, ten beften mogen werden „ aengenomen ende geholpen. Het welcke by ons v ter herten genomen zijnde, ende daer nevens „ confidererende, dat, de faecken foo voortgaende, defen Staet door die van Vranckrijck janghfamelijck, by indirecte middelen, fal worden geè'nerveert ende krachteloos gemaeckt j dewijle m nootfaeckelijck daer op fal moeten volgen het m cefferen van de negocie ter Zee, op alle Steden m en plaetfen aen de Middellandtfche Zee gelegen , 9 de timmeringe en equipage van Capitale fchepen m daer toe van nooden zijnde, d'aenhoudt van varent volck, om defelve te voeren , de ongele» m gentheyt om ter noodt Capitale fchepen hier * te Laode te viflden, om boven 's Lands oorlcgh- • fcht?  R IJ K D O M. ss$ j „ fchepen, eenige extraordinaris macht in Zee te breiven, verloop van gemeene middelen, door 't celferen en affnijden van de confumptien, ende , kleynachtinge van defen Staet by alle om ende * nae gelegene volckeren, die ohtwijffelijck fpecn" latie hebben om d'uytkomfte van onfe groote lijtl faemheyt over fulcke ondragelijcke exceffen, foo % veel verfchillende met den ouden en gewoonelijcken yver ende animofiteyt, die wy altoos in „ diergelijcke occafie hebben getoont: hebben wy „ niet konnen laten dë voorfz. faecke Uwe Ho: Mo: ganfch dienftelijck ende ferieufelijck te „ recommanderen', met ernftigh verfoeck, dat Uwe „ Ho: Mo: defelve, naer haere importantie ende gevolgd overwegende (terwijle door Godes ge„ nade noch middel ende vermegen byderhandt is) „ daerinne met den aldereerlten ende vigoureufelijck K believen te difponeren; op dat de couragie ende S, middelen der Koopluyden, ende vervolgens de „ negocie, eene vande voornaemfte zenuwen van , defen Staet, onder geïnverteerde pretexten, gep confumeert wefende, niet te gelijck en komen „ te vervallen ". Waar bij men voegen kan het geen gezegd word in de Refolutie van de Ed. Gr. Mog, Heeren Staaten van Holland en West - Friesland, van den %$ Maart 1651. met deze woorden. „ Zijngelee„ fen twee brieven van den Heer Ambasfadeur Bo„ reel , beyden gedateerd den 18 dezer Maant, 5, houdende onder andere, dat boven alle voorgaen„ de equipagie de Hertog de Vendosme , Groot „ Admirael van Vranckrijk, een nieuwe armature „ ter zee is befig uit te brengen. Dat die van „ Genua geen Nederlandtfche fchepen goet vin, den te gebruiken, maar boven haer ordinais v getal veel galeyen in zee zijn brengende, tor • m trans-  Ho HOLLANDS 9 transport van haere koftelijcke waeren. Waer op „ zijnde gedelibereerd , en uit het gunt voorsz. „ is, en voorige advertentie bij de Leden zijnde „ afgenomen, dat men a dejjein is om de Navigatie „ en Commercie van defen Staet te ruineren: Is goetn gevonden, enz. " Gelijk het op de ruine van onze fcheepvaart en koophandel werd aangelegd, zoo zógt men ook in Frankrijk onze Manufactuuren en Fabrieken te doen vallen. „ Eindelijk (leest men in een Refolutie van Holland van den 10 Nov. 164H) „ Is mede gele„ zen het Edict ofte Placaet van den Koning: in » 'tn artykel van 't welke werd verboden het in„ brengen in Vranckrijck van alle laeckenen, van „ wolle ende zyde gemaeckt, foo in Engeland als in „ Holland, verbiedende mede aen de onderdaenen 1 van Vranckrijk die te koopen ofte te draegen , ofte „ zich daer van te dienen", enz en vinden wij , in het advies van de Heeren Commijfarisfcn, gedeputeerd tot het examineeren dezer zaaken „ dac „ het voorfz. verbod, foo wanneer het zelve zoude „ werden, geëxecuteerd, voor deefen Staet, ende „ Ingefetenen van dien, zoude zijn van zeer fcha„ delijcke gevolge; gemerkt de pnncipaelfhe manu„ factuuren, die hier te Lande vatien, ende waer " aen duifenden van menfchen haer broot gewinm nen, worden gemaeckt van wolle ofte zyde, ofte M ook van beiden onder den anderen gemengd , „ waer van een groot gedeelte in Vranckrijck, als j, wefende feer volckrijck, vertierd word: het welk, „ als'tophouden zoude, nootfaeklijckdaar uit zou„ de moeten volgen, niet alleenlijck dat de handel „ in de wolle mede zal komen te vervallen, als dcm welke gemeenlijck de manufactuuren volgt; maer „ dat ooli veel auifenden handwerkluiden van hier [m uit het Landt zouden moeten vertrekken, om  ft ij k r3 b ié M £ elders haer kost te focfcen; zulks dat het gemee„ ne Landt zoude komen te misfen de confumptie '„ van zoo veele menfchen, en daer eh boven dé „ geregtigheid, die op het uitgaên ende inkomen j, van de goederen geheeveh Word. enz. "(a). Weinig tijd daar na „ begost men in Vriiick: % ryk te fpreeken van een last of vatgeld,, alzoo „ namentlyk, dat van alle vreemde fchepen, vöê> i rende koopmanfchappen van de eene franfe ha„ ven na de ander , van yder ton telkens zoiid% ;, moeten betaelen aen den Koning een franfehe , kroon, dat is twee kroorien van een Jastj hét welk een groot afbreuk en fchade zoude zijn voor „ de hollandfche fchepen, die defen tijde (gedui„ rende de engelfche reprefalien) feer veel vrach'„ tenen vaertcndeden van de eene franfehe haver» '„ naer de ander" (b). Hoe fchadelyk deze belasting voor onze fcheepvaart moet gewéést zijn eri nog zijn, kan men opmerken uit de middelen, welken de Vereenigde Staat, doch met geen gewenschte vrucht, in 't werk heeft gefteld, om 'et van ontheven te zijn (c). Sterk zijn daar toe depoögir'gen geweest in de onderhandelingen tot den vrede van Nieuwmegen; doch het heeft 'er niét vt-r.der kunnen gebragt worden, dan tot de verügting, welke aan de zijde van Frankrijk bereids » den jaare ió6i aan ons was toegeftaan (d). Bij d-'p Rijswijkfchen vrede werden de Ingezetenen der Vereenigde Gewesten ontheven van de betaaling der vijftig ftuivers van 't vat, die in Frankrijk van vreem- (a) Men kan hier over inzien Wicquefobt, llifl.de; l'rov ■ unies. (b) AitZema Sdken van Staat D. III. blz. t21t- :v (e) AitzemaI. c. 1). IV. blz. 483- & 603. IC96. W a- «uenaar Vad. Hifi. XIII. D- blz. 18 en volg. (<<), Aitzema 1. c. D. IV. blz. 871. IV; Deel.  t4* HOLLANDS vreemde fchepen gevorderd word (a), en insgelijks bij den vrede van Utrecht (b), waar na het zelve voordeel, bij verdrag van_ den jaare 1739, op nieuw bevestigd werd. Doch dit verdrag, 't welk voor vijf-en-twintig jaaren gemaakt was, in den jaare 1746 door het f ranfehe hof ingetrokken zijnde, zijn de onzen bij nader verdrag daar niet wederom in herfteld. D e oneenigheden en gefchillen, welken de Vereenigde Staat nu en dan met de kroonen van Zweeden en Deenemarken, als mede met andere Mogendheden , zoo over het heffen van tollen als andere bezwaarende lasten op de fcheepvaart en koophandel gehad hebben , doen ons insgelijks zien, hoe'er van alle kanten geijverd is, om dezelven bij ons te doen afneemen. Ons beftek niet toelaatande om 'er alle de bijzonderheden van aan te tekenen, moeten wij aan onze Leezeren, die begeerig zouden zijn om 'er iets meerder van te weeten, overlaaten, om zich daar omtrent te voldoes bij de Schrijvers, welke 'er breedvoeriger over handelen ( c). («) Vad. Hijl D. XVI. blz. 410. (6) lb. D. XVII. blz 513. (O Wagenaar, van Meterek, Bos, Aitïjö Ma, en anderen. ZES-  R IJ K D O M. H$ ZESTIENDE HOOFDSTUK. Verfchillende byzondcre Oorzaaken, welke mede* gewerkt hebben om onzen Koophandel en Scheepvaart te doen vallen. ij hebben bereids (bladz. 54.) onze gedachten in yc algemeen gezegd over de pracht, als oorzaak van 't verval onzes koophandels befchouwd. Wij dienen 'er iet meerder van te boeken, zoo om alle misvatting voor te komen, als om dat de gc« Voelens daar over zeer verfchiilen. Men vindt bij de Hollanders (zegt men) die eenvoudigheid niet meer, die de vreemdelingen eertijds verbaasd deed ftaan. De huizen en 't huisraad van bijzondere lieden gaan zelfs die van groote Heeren in andere landen , in pracht, _ te boven. Hunne verteeringen wijken niet voor die van een Vorsc, en hunne praal komt 'er zeer na bij. Laaten wij eens zien, in hoe verre dit zeggen van gewichtis. Wannesr men van de pracht fpreekt als oorzaak van het verval des koophandels, moet men dezelven tweeledig befchouwen. Eerftelijk als eene verfpilüng tot zaaken, die tot ons genoegen, gemak en tot de aangenaamheden onzes leevens, konnen dienen, en die, zoo men wil, flechts tot eene loutere praal ftrekken; als daar zijn , bij voorbeeld, de tooifels der vrouwen, de rijke leverijen der dienstboden, de fieraaden van rijtuigens en wat dies meerder is. In de tweede plaats, ali uitmaakende een gedeelte van de beuzelachtigheden des leevens, die ftrekken om de zeden te bederven en den geest van alle nutte bezigheid af te trekken. Zoo lang men de pracht Hechts onder het eerfte oog- Q^8 fUBl  t%% HOLLANDS punt befchou.wfj kan zij nooit oorzaak van fofct Verval des koophandels zijn. Braamkamp, bij voorbeeld j is van een gemeen man een zeer aanzienlijk koopman geworden, en heeft eene groot fortuin gemaakt en groote fchatten door den handel Vergaderd, hoewel hij , bij zijn overlijden , een paleis bewoonde, en een kabinet van fchilderijen bezat, hetwelk hem het bezoek van de aanzienliikfte Vreemdelingen deed genieten. Men zoude duizend anderen kunnen noemen. Het zelfde kan men van de tooifels der vrouwen zeggen, en van alle verteeringen , die alleen tot praal dienen. Alle kunften zouden kwijnen, en een groot gedeelte des koophandels te niet raaken, indien men het zoo verre bragt, dat men den menfchen dit gedeelte hunner verfpillinge onttrok. De menfchelijke nijverheid Zoude gebrek aan voedfel hebben: de kunftenaars en handwerkslieden zouden minder te doen hebben en zelfs van geen nut meer zijn. Waar zou de kleine gemeente door aan den kost komen ? Om de fabrieken en manufactuuren gaande te houden, moet men höop hebben, Zoo niet verzekerd zijd van de waaren aan den mah te kunnen helpen; en hoe zoude men 'er bij ftaan, indien ieder zich mefe het noodige vergenoegde ? Wat vrucht zoude de Staat 'er uit trekken, indien de zuinigheid zooverre uitgeftrekü wierd, dat ieder zich vergenoegde in eene groote eenvoudigheid te leeven, en dat zij, die hunne middelen door den handel vermeerderden , 'er geen ander gebruik van maakten dan fchatten op fchatten te ftapelen ? Wanneer men tegen de pracht en overdaad uitvaart j fchijnt men alleen getroffen door het fchadelijke' dat'er veeltijds mede verzeld gaat, en niet genoeg •te bedenken, dat de behoeften des leevens, 't zij weezenlijke, 't zij gewaande3 't zij dezelve uit  H IJ K D Ö M." uk eigenzinnigheid of inbeelding voortkomen, de grondflag des koophandels en van alle arbeidzaamheid is. Neem de overtollige behoeften weg; en gij zult teffens het voorwerp dezer arbeidzaamheid ^ het vernuft opwakkerc en gaande maakt , die. en in de wereld dien algemeenen naijver ontvonkt, door welken men aangezet word, omelkan-i deren te overtreffen, zoo in nieuwe uitvindingen , als in de verfchillende wijzen van koopwaaren voort te brengen, wegneemen. Men kan het geheel ligchaam der kooplieden vergelijken bij eengezelfchap van fpeelers, in 't welk ieder op verfchillende wijze zoekt het geld uit de beurs van die met hem fpeelen in de zijne te doen overgaan. Dus worstelen de volken tegen eikanderen, om elkander, in de verfchillende takken des koophandels en der kunften , de loef af te fteeken ; en dus trachten de bijzondere lieden in ieder land hen» die van hetzelfde beroep zijn, te boven te gaan. De pracht ftrekt dan , onder dit oogpunt befchouwd, wel verre van den handel van een volk nadeelig te zijn, tot noodig voedfel van denzelven; zij geeft gelegenheid tot verfcheiden foorten van bezigheden, die eene menigte van handwerkslieden en kunstenaars doen beftaan; en die met het geld in de handeling te doen oinloopen, in de plaats van dat in kisten te laaten blijven, d& behoeften van den Staat te hulp komen. * Sommigen, welke deze nuttige gevolgen van dcpracht beaamen, maaken evenwel daar omtrent eene' uitzondering, met betrekking tot ons land, ómdat de uitgaaven, die de pracht te wege brengt, zeer groote fommen buiten 's lands doen gaan ; en dat de Staat alle deze fchatten in 'c algemeen verliest. De Heer van den Heuvel beklaagt zich, m zijne keurige Verhandeling , met reden over de toe* . Q_ 3 nee-  HOLLANDS neemende pracht, en het is ook niet zonder grond dat hij zegt, „ Waar zal het heen, indien eene m overtollige pracht en wellustige leevenswijs de „ behoeften (te weeten welke wij uit de handen m der vreemden moeten hebben) verdubbelt (a)? „ wat handel in vreemde waaren, hoe uitgebreid „ men denzelven zich ook verbeelde, zal in ftaat „ zijn deeze Balans goed te maaken?" Echter kan snen daar omtrent aanmerken, dat het nadeel, het welk de pracht, uit zoodaanig eene oorzaak, als de Heer van den Heuvel befchrijfc, veroorzaakt, als dan niet voortvloeit uit de pracht zelve, maar uit een toevallig gevolg van dezelve; naamelijk het onvermogen, om die door winsten goed te maaken: want het gaan van veelgeld naar buiten bewijst alleenlijk, dat wij in dat gedeelte der induffcrie, het welk de pracht en weelde ten voorwerp heeft, dat is, dedingen die tot 's menfchen leeven minst noodzaakelijk zijn, voor de buitenlanders moeten wijken: zoo lange nu als wij de vreemden in de overige gedeelten der jnduftrie zullen overtreffen, zal het voordeel altijd aan onze zijde blijven; en 't verlies, 't welk wij zullen Jijden door het geld, het welk buiten 's lands gaat, rijkelijk vergoed worden , door 't geen van eene andere zijde te rug zal komen. Het zoude zekerlijk een voordeel zijn, indien wij in ons eigen land, in onze fabrieken, en in onze rnanufactuuren, alle de voorwerpen der pracht en overdaad konden vinden, en dat wij door meerder vernuft en bekwaamheden den fmaak onzer Natie zoodaanig konden treffen, dat men aan de buitenlanders nooit den voorrang gaf; doch het gemis van dit voordeel zal nooit kunnen worden befchouwd als (a) Verhandelingen uirgegeeven door de Hollandfche Maa> jchxpp'! D. XVI. blz. 35.  ft IJ K D o m. m ■tls eene voldoende beweegreden, om de pracht ta verbannen. Indien de aanmerkelijke geldfommen, i die naar buiten 's lands gaan, en de fchatten van i den Staat verminderen, tot eene voldoende reden I konden ftrekken om de pracht en weelde te verbieden zoo zoude men , om die zelfde reden, moeren affchaffen het gebruik der franfehe wijnen en vruchten , gelijk mede dat der indifche waaren en manufaauuren; kortelijk van duizenderlei zaaken, die tot gemak, tot vermaak, tot beuzehneen, omze eens zoo te noemen, dienen, en welken i men gemakkelijk zoude kunnen ontbeeren, indien I de pracht en weelde dezelve niet noodzaakelijk : hadden gemaakt. De liefde voor het vaderland is eene voortreffelijke zaak ; maar hoe zal men de pracht en weelde beteugelen, of zelfs maar in naauwer paaien beperken , in een land, waarin de koophandel de bron i van 't beftaan der ingezetenen is, zoo wel als van de pracht (>)? waarin de verteeringen vrij moeten zijn, om het geld des te beter te doen omloopen ? De mode in alle gewerkte koopgoederen, daar de ! fmaak een voornaam deel van maakt, heeft, om 700 te fpreeken, alle Naden aan de Franfchen cijnsbaar gemaakt. Men zoude den geest, het vernuft i en den fmaak der Franfchen, die in hunnen arbeid eene onnavolgelijke fraaiheid en welvoegehjkheid weeten te brengen , die de kunst bezitten, om alles, wat uit hunne handen komt, te verfraaien, wier mooie beuzelingen zoo veel vermaaks geeven ; men zoude, zegik, dien geest, dat vernuft, en dien fmaak aan de onzen moeten kunnen bijzetten , om van de flaaver- f a) Het beste middel om dezelve tegen te gaan is een goed voorbeeld der Grooten. Millot Mem. de Noaillts Toai. lü.  S48' H O L VAN D S* flaavétnij hunner modens verlost te worden: meri 1 zoude 's menfchen geaartheid moeten veranderen, hem van deszelfs zintuigen berooven; maaken, dat een fraai tafereel het gezigt geene aangenaame aandoening deed genieten, en dat eene aangenaame en kunstige muzijk haaren natuurlijken invloed op ons gehoor verloor, om van 't vernuft, de kunst, en de geestigheid onzer medemenfchen niet afhangelijjk te zijn. Zoo lange de menfchen zintuigen en fmaak zullen bezitten, en zij niet, gelijk de wilden , bijna tot den ftaat van redelooze dieren ver • vallen zullen weezen, zullen zij tot pracht en overdaad geneigd zijn: en, zoo lange de koophandel beftaan zal in de kunst, om de behoeften des leevens te vervullen, en den menfchen voorwerpen aan te bieden, welken hunne begeerten kunnen voldoen , zal de pracht, wel verre van den koophandel nadeel toe te brengen, denzelven integendeel zeer voordeelig maaken, daar het aan eenen anderen kant evenwel te gelijk, met betrekking tot onzen Staat, waar blijft, en zeer wel door den Heer van ben' Heuvel is aangemerkt, dat, bij aldien de pracht bij ons zoodaanig toeneemt, dat het geld, hetwelk r*aar buiten gaat, door geen winsten van buiten opgewoogen word, ons land noodwendig tot armoede moet vervallen. ■ Alles wel overwoogen zijnde, komt het mij voor, dat het kwaad eigenlijk ligt in het misbruik , hetwelk" men van de pracht en overdaad kan maaken; dat j§ te zeggen, in verkwistingen, welke de vermoogens te boven gaan , en welke ftrekken, om de zeden te bederven, en den geest van alle ernstige en nuttige bezigheid af te trekken; en dit zijnde, dpnzijn het ook, de pracht en overdaad niet.* die nadeel toebrengen aan den koophandel; maar dai^ ibtl het de onbezonnen drift tot eene fchadehjke; ver-  fc IJ "K D Ö Mv söMP verkwisting, in de plaats van eene onfchuldige vef-: gilling van penningen, zijn; het zal een verderveJijke neiging tot eene fchadelijke praal en prachtig leeven zijn, terwijl men zaaken van gewicht te verrichten heeft; het zal de gewoonte zijn van den tijd met prachtige maaltijden, daar de gezondheid zoo van ziel en ligchaam nog meer dan de beurs bij lijdt, door te brengen; of eene malle' zucht om anderen voor 't uiterlijke in aanzien te. willen evenaaren of te overtreffen; het zullen de ondeugden zijn, welken de pracht doorgaande verzeilen , welke de'kwaaien voortbrengen, die aan de pracht toegefchreeven worden. Het koopen van een ftuk fchilderij, noch het bouwen van een prachtig huis, noch de pronkfieraaden , wek) ke het zelve tot een paleis zullen maaken, zullen den boedel van een gegoed koopman niét tot in-' folventie brengen, noch hem zijnen koophandel doen verliezen ; maar de aanhoudende kostbaard maaltijden, waarop men eikanderen vergast ; de pretpartijtjes, welken men eikanderen geeft; het houden van harddraavers, vaartuigen , buitenplaatfen, door welken men den tijd, dien men affrpüen arbeid moest befteeden, verkwist; het optooien van hair, en de opfchik van 't hoofd door Paruikmaakers, daar een oneindige tijd door Velloos ren gaat, welke door mans aan hunne zaaken, door. vrouwen aan haare huishouding hefteed konde worden ; alle die dingen zijn 't, die medewerken, omons den koophandel en fcheepvaart te doen verliezen ;r vermits zij ons den tijd tot dezelven noodig , de vermogens ■ en bekwaamheid tot dezelven vers eischt, en de aanhoudende oplettenheid, zonder W.elken zij niet gedreeven kunnen .worden,. beaee- men. ■ ■ , ' Verre van ons,.dat wij den lof van de praiölH j zou-  Stfö HOLLANDS zouden willen maaken. Wij zoeken alleen juistedenkbeelden over de fchadelijkheid, tot welke zij aanleiding geeft, te verwekken: wij befchouwen de pracht hier niet anders, dan voor zoo verre zij met den handel verknocht is: toetst men haar aan de zedeleer, dan doet zij zich geheel anders op: dan heeft men reden , dan is het niet alleen nuttig, maar zelfs noodzaakelijk, dat men haar doorftrijke, al zoude het alleen gefchieden, om de verderflijke neiging van zijns gelijken te willen overtreffen, en zich in aanzien te brengen , niet door weezenlijJce verdiensten, door bekwaamheid, door zielshoedanigheden , maar door aangenomen uiterlijkheden, die de dwaazen verblinden , en welken de verftandige veracht, zooveel mogelijk te beteugelen. Het is voor het overige zeer natuurlijk, dat men tegen de pracht uitvaare. Het gemeen vergaapt zich aan den uiterlijken fchijn. Men ziet dat rijke kooplieden , die in verval raaken, prachtig geleefd hebben: daar uit belluitmen, dat de val aan de pracht te wijten is. Dan , hoe zeer het waar zij, dat de pracht de verteeringen vermeerdert, en daardoor medewerken kan, om een koopman bankbreukig te maaken, zoo is de pracht evenwel de waare oorzaak van zijne ongelegenheid niet; was dat zoo, dan zou men geen een koopman, die prachtig leeft, moeten zien ftaan blijven, om dat eene oorzaak noodwendig haar uitwerkfel doet: en men ziet er menigen, die prachtig leeven en niet vallen. De pracht zal een koopman niet dan toevallig doen zinken: naatnelijk als zijne verteering boven zijne vermoogens gaat («). Het verloopen van neering, door ge" ( a) Zie hier de fraaie Verhandeling van den Heer Rooot m het XVI. Deel der aangehaalde Verhandelingen van da HoiLandi'che Maatfchappij bladz. 21 ï.  & IJ K D O M. ï5* fcebrek aan toezicht, aan werkzaamheid, aan ijver, door onbekwaamheid, achteloosheid, ij dele tijdververkwistingen , en verzuimenis van zaaken, te weire gebragt , is bijna altijd de waare oorzaak, die eenen koopman tot eene bankbreuk brengt (a). Een koopman zij maatig, leide een zuinig lee-. ven, hij zij zelfs een vijand van alle pracht en weelde, en een voorbeeld van eenvoudige leevenswijze^ indien hij de kennis en kundigheden, tot het wel bellieren van een comptoir noodig, niet heeft, indien het hem aan ijver, werkzaamheid of oplettenheid hapert, zijne zaaken zullen verloopen, en hij niet kunnen liaan blijven. Men fchrijve dan de menigte bankbreuken, welke federt veele jaaren onzen koophandel hebben gekweld, en die, om deze reden, voor eene der oorzaaken van deszelfs verval mogen worden aangezien, niet toe aan de pracht, welke bij ons, 't is waar, maar al te veel is toegenomen; maar men zoeke de bron dier kwaaie in eene veel verder afgelegen oorzaak , die misfchien wel minder bemerkelijk is, om dat men zich gemeenelijk door de eerlte indrukzelen laat inneemen , doch echter de waare en weezenlijkfte oorzaak is. Men zoeke die in het gebrek eener goede opvoeding , in de verkeerde denkbeelden, welken men der jeugd inboezemt omtrent alles, wat betrekkelijk is op haaren ftaat en omftandigheden. Indien de jonge lieden, welken men tot den koophandel fchikt, meer of min met middelen zijn gezegend, of tot het een of ander rijk huis behooren , zoo worden zij niet meer, gelijk voorheen, tot den arbeid opgevoed. Men ziét hen als groote Heeren uitgedost («1 Meu leeze hier de aangehaalde Verhandeling vtn «Je» Keer Rogge, bladz. 221. en volg,  s52 H O l ï. A N D $ gedost langs de flraat wandelen, 's morgens in der" koffihuizen en daar op 't billiard hun tijd verfpillen, 's namiddags uitrijden of wandelen gaan, en. 's avonds den fchouwburg bezoeken , of met kollen kaartfpel den tijd flijten. Wat behoeft hij tc arbeiden, zegt men, van een jongeling, die geld heeft ? hij zal genoeg hebben om van te leeven ? Vast niet: om dat men hem aan de luiheid en ledigheid gewent, en hem geen lust tot den arbeid doet krijgen. Van zijne jeugd af aan, aan ververkwisting en verfpilling gewoon, zal hij arm worden, zoo hij 'er tijd toe heeft. Indien hij met de middelen , die hij heeft, eenigen koophandel • begint, of indien hij iemand in den' een of anderen handel opvolgt, zal hij het op een Boekhouder laaten aankomen: hij zal zich naauweiijks verwaardigen in zijn comptoir te komen: nu en dan zal men hem iets van zijne zaaken zeggen. Dezelve zullen goed gaan, zoo lang zij worden beftierd door een man, die deugdzaam, kundig en arbeidfaam genoeg is, om dezelven met oplettenhcid te beftieren, en met zijn loon te vrede zal zijn: maar ontbreekt de bekwaamheid of trouw aan dien man, is alles verlooren. Vroeg of laat zal men hem, die genoeg had om van te leeven, eens komen aankondigen, dat hij genoodzaakt is op te houden met betaalen (a >. Zie daar het geval van veele kooplieden, die tot bankbreuk zijn vervallen, en die 'er toe gekomen zijn, zonder trouwelooslijk te handelen. Nog blijft het niet bij eene laffe opvoeding: daar komt meen bij; men 'is zoo dwaas, of, laat ik liever zéggen, dol, om de jeugd-grootsheid m • te f <0 Zie'de Verhandeling van den Heer Rogub, bl. 217, ui. 237- 24°-  R IJ E D O M. 253 te fcherpen, en boven den ftaat van hun beroep in de wereld te brengen: men bedenkt niet, dat men haar , op zoodanig eene wijze , eene foort van verachting voor het beroep , het welk men hen moest leeren allerhoogst te fchatten, inboezemt* Voor welk beroep toch zal men der jeugd eene zucht inprenten, zoo 't niet is voor dat, het welk haar een goed beftaan moet verfchaffen? En hoe kan men zich vleien, dat een jongeling 'er zich ooit met ijver en zucht op zal toeleggen; indien men hem vooraf in de gedachten brengt, dat het beroep, waartoe men hem fchikt, beneden zijne geboorte of ftaat is ? Is 'er aan de andere zijde voor den mensch wel een nuttiger gevoelen, met betrekking tot het famenleeven, vooral in een Gemeenebest, dm hetbefef, het welk ons doet begrijpen, dateen eerlijk man te zijn genoeg is, om geacht en geëerd te worden; en dat deze hoedaanigheid boven alle eertitelen, waarnaar een Koppman kan haaken , td ftellen is. Ongelukkiglijk fchijnen deze begrippen , eertijds bij ons algemeen aangenomen, geheel en al verlooren te zijn. Is het niet belagchelijk, dat een koopman , wanneer hij maar eenigzins met middelen gezegend is, niet vergenoegd is of hij moet tot den trap van Doéior in de rechten bevorderd zijn, en met den titel van Heer en Meester kunnen praaien , alhoewel hij dikwijls naauwelijks een enkel woord Latijn verftaat ? D e ongerijmde infchikkelijkheid, die men gebruikt, om iemand tot den trap van Leeraar in de rechten te bevorderen, eene infchikkelijkheid, die, het zij waar uit zij haaren oorfprong neeme, zekerlijk moet ftrekken , om die waardigheid in kleinachting te Krengen, fchijnt van weinig belang, en daarom geduld. Maar bedriegt men zich niet? Laaten wij, wien het welzijn des Vaderlands ter harte gaat*  $54- HOLLANDS gaat, een oogenblik acht flaan op de gevolgen £ welke 'er onvermijdelijk uit moeten voortfpruiten. Men weet, dat de jonge lieden, bij gebrek van aanmoediging, zich ligtelijk aan de verkwisting overgeeven: dat zij onverfchillig worden ten aanzien' van een arbeid, dien zij meenen te kunnen ontwijken; en dat zij 'er zelfs eenen afkeer voor krijgen, wanneer zij zien, dat zij door denzelven geen voorrang krijgen boven anderen, die niets gedaan hebben. Afkeer voor den arbeid doet fmaak in eena ongebonden leevenswijze krijgen. Waarop toch loopen drie of vier jaaren, welken men de jonge lieden, die men tot regeeringsampten of tot de rechtsoefening fchikt, aan de Akademie laat doorbrengen, uit? „ Niemand (zegt da Heer Schorek, Prefident van den Raad van Staats - Vlaanderen, in een klein werkjen, het welk hij over de gebreken der rechtsoefening in Holland heeft uitgegeeven) „ kan bij ons een ambagt u bij de hand neemen: geen frifeur, kok, confi„ turier of pastijbakker, ja zelfs geen fchoenmaa„ ker of fchoenlapper, werd geadmitteerd, ten zij „ hij alvorens eene volledige Preuve van zijn capa„ citeit heeft gegeeven: en wij zijn gerust ons , goed, eer , en bloed, en dat laatlte zonder apin pel, enz. mijn pen weigert verder te gaan, „ derhalven zal 'er van affeheiden (#)". De Schrijver der Wijsge'eri'ge en Staatkundige Gefchiedenis maalt ons van de zeden der Hollanderets een tafereel, het welk wij hier plaats geeven, niet om dat wij 'er de trekken van houden voor echt, nai-ar om dat het kan ftrekken om ons te doen zien, op (a) Vertoog over de Ongerijmdheid van het faamenfltl onxtz ètdewltagffht Retiitsgelterdhiid, enz. bladz. 01, cn o».  R IJ IC D O M. ass ep welken voet wij heden ten dage buiten 's lands aangezien worden. N a een woord te hebben gezegd tot roem van onze inzigten, ftaatkunde en beftier, fpreekt hij van ons op dezen toon (a): Maar hoe zeer zijn deeze zeden reeds ontaart en verbasterd! De byzondere belangen, die door * hunne vereeniging gelouterd worden, flaan geheel op zich zelve, en het zedenbederf is alge- * meen geworden! Geen Vaderland is 'er meer in 1 het gewest, 't welk, onder alle landen van 'c ^ Heelal, zynen inwooneren de fterkfte verknogt- * heid aan het zelve behoorde in te _ boezemen. * Welke gevoelens van Vaderlandsgezindheid zou men met regt mogen verwagten van een Volk, "„ 't welk tot zich zelf kan zeggen: den grond, „ dien ik bewoon , heb ik zelve vrugtbaar ge„ maakt; ik ben het, die hem verfierd, ik ben „ het, die hem gefchapen heb. Deze gedugte „ Zee, welke onze velden bedekte, breekt tegen de Dyken, met welke ik haar woede heb te keer 1 gegaan. Ik heb deeze lucht gezuiverd, welke „ ftiiftaande waters met doodlyke dampen vervul* 1 den. Door my rusten pragtige Steden op den " flyk en modder, welke de Oceaan aanfpoelde. " De Havens, welke ik aangelegd, de Kanaalen, l welke ikgegraaven heb, ontvangen alle de voort» brengzels van 't Heelal, over welke ik naar wel" gevallen befchik. Het erfdeel van andere volken l beftaat alleen in de bezittingen, welke de eene " mensch den anderen betwist; het erfdeel, welk " ik mynen kinderen zal nalaaten, heb ik den Ele1 menten ontroofd, die eene zatnenzweering ge1 maakt hadden tegen mijne woonftede, en ik ben , meesCO D. J. bladz. 31*. e»  35$ HOLL-AtfDfc ■ • meester gebleeven. Hier heb ik eene nieuwe " Natuurlyke, eene nieuwe Zedelyke orde ingevoerd. Ik heb alles gemaakt daar niets was. De \ Lucht, de Grond, de Regeeringsvorm, de Vry„ heid, alles is myn werk. Ik geniet roem vari. het voorleedene, en wanneer ik myne oogen tot het toekoomende üitftrekke, zie ik met genoe? 1 gen , dat myne beenderen veilig zullen rüsten ter * zelfder plaatze, daar myn Voorouders Onweeren zagen ontftaan. Welke beweegredenen om zyn Vaderland te aanbidden ! Nogthans is 'er geene " zucht tot het algemeene welzyn in Holland: het is een geheel, wiens deelen geene andere betrekking tot elkander hebben, dan de plaats, " welke zy beflaan. Laagheid, Ontaarting en kwaade trouwe, zyn heden ten dage hét deel * der óverwinnaaren van P h 111 p Vu s. Zy dryr ven handel met hunnen Eed, everi als met een 1 Koopmahfchap, en zy zullen het uitfchot van 't * Heelal worden, 't welk zy over hunne Wer" ken en Deugden hadden doen verbaasd ftaan. Mensch en, der Regeeringe, onder welke \ gy leeft, onwaardig, beeft ten minften voor de " 'revaaren, welke u omringen. Met de ziel van een Slaaf is men niet verre van Slaaverny. Het " heilig vuur der Vryheid kan alleen door zuivere handen onderhouden worden. Gy lèeft niet in die tyden vari Regeeringloosheid , tóen de 1 Vorften van Europa, allen even zeer weder- * ftreefd wordende door de Grooten vari hun ge:" bied, hunne verrigtinge noch met geheimhouding, " noch met' eensgezindheid, noch met fpoed kon" den volvoeren; toen het evenwigt der kragten alleen het uitwerkzel zyn konde van hunne we1 derzydfche zwakheid. Het gezag, in onze da" gen onafhanklyker geworden, ftelt de Monarchen » ia  R IJ K D O Mi ?5? $ in het bezit van voordeelen , welke een vrye Staat ■ nimmer zal genieten. Waar mede kunnen de bewooners van een Gemeenebest deze gedugté * meerderheid te keer gaan ? Met Deugden, maar * gy hebt ze niet meer! Het bederf uwer Zeden; en uwer Overheden, maakt overal de lasteraars der vryheid ftoutmoedig; en uw heilloos.voor- * beeld doet misfchien de ketens van andere Natieri ',' nog vaster fluiten. Wat wilt gy dat men dé zulken zal antwoorden , die, uit kwaade trouwe; of uit gewoonte, ons dagelyks te gemoete voe„ ren : zie den Regeeringsvorm, welken gy zd 'j hoog verheft in uwe fchriften ; zie daar de gelukkige gevolgen van het Stelzel van Vryheid; l welk u zo dierbaar is. By de gebreken j welke' * gy der Overheerfchinge verwyt, hebben zy eeri ^ebrek gevoegd, welk ze allen overtreftj de on- j magt om het kwaad te beteugelen. Wat zal nieri * hier op antwoorden? Hetgeen wy. aireede ge" Ze?d hebben. Dat het bederf der Gemeenebes" ten een heilloos uiteinde heeft, den overgang " namelyk van Ongebondenheid tot Slaaverny, eri " dat zy ten laatfte voor altoos vervallen in den " rang dier te onder gebragte Volken , wier bederf * geen eindpaal meer heeft. In het volgende Boek * zullen wy zien, hoe verre Engeland van dusdanig eeri gevaar verwyderd zy". . Zonder ons op te houden bij het geene 'er ïrj deze redevoering waar zoude mogen zijn , noch bij alle de verwijten, die men ons doet, zoo ten aanzien van het bederf onzer zeden j als ten aanzien van de trouweloosheden in zaaken van koophandel (a) verwijten, welken men misfchien everi ^ ' zeer O) Zie Rogge in de borengem. Verhand, blada, W sn 215. 242. IV. Deel *  258 HOLLANDS zeer aan alle Europifche volken zoude mosea^ doen, zal het genoeg zijn a3n te merken, ddt 'er van alle de oorzaaken, die tot verval des koophandels ftrekken, 'er geen eene is, die denzelven meer nadeel toebrengt, dan de wijze, waarop men onze jeugd opvoedt. Het is niet mogelijk dat de koophandel bloeie in een land, waar in de jonge lieden dartelijk worden opgevoed; waar men hen van kindsbeen af alleen het geld leert achten en de talenten en perfoonlijke verdienften verachten: waar men hun lust tot vermaak inboezemt, in plaats van hen aan een gedutirigen arbeid te gewennen ; en waar men van fluikerijen , door welken men 's lands inkomften verkort, niet anders hoort fpreeken dan of het treken van een fchrander vernuft waren (a). W ij zullen hier niet blijven ftaan op de gevolgen, welke noodzaakelijk moeten ontftaan uit een gedrag, 't welk zoo weinig met de naauwgezette oprechtheid overeenkomt ; wij hebben dezelven hier boven aangevveezen : maar waar aan zullen wij dien veronteerenden handel toefchrijven , welke , federt eenige jaaren, zoo fterk bij ons in zwang geraakt is; waar aan zoo veele lieden hebben deel ëe- («) *n 't Advies der Gecommitteerde Ilaaden ter Admiraüteit in Zeeland, op de Propofitie van den jongst ovcrleeden Heer Erfltadhouder, vindt men, dat de loopjens om de inkomende en uitgaande rechten te fluiken, voor iets van weinig aanbelang worden gehouden. ,, immers (leest men in dat Advies bladz. 2fj. ) dat is altoos aangemerkt als een zaak van weinige inportamie, en veel eer als een aardige trek, dien ' men den Bedienden van deLicenten geheeld heeft, 't welk ' tot zoo een uiterfte gekomen is, dat fommigen onder die Negotiart'en zich niet ontzien van te durven zessen. ge- no'.'gfaain ten aanhoore der Commifen: Ik hebbe daar zco „ even de Commifen weder opgeligt, en men zoude veel werk ^ hebben,otn die ingewortelde denkbeelden te doen veranderen".  R IJ K D O M. 259 genomen , zonder dat zij het minfte begrip van handel hadden, en die zeer veele huisgezinnen m verdriet en tot armoede heeft gebragt , dan aan de verachtelijke en laage begeerte, om _ zonder moeite en arbeid rijk te worden; of de middelen, waarmede men reeds gezegend was, en waarmede een eerlijk hart zich zoude vergenoegd hebben, fchielijk te vermeerderen ? Bij het geen wij 'er bereids van hebben gezegd , zullen wij alleenlijk nog aanmerken, dat men niet zoo algemcenhjk in verzoeking zoude geraaken , om zijne for^ tuin te bejaagen op wegen, die een eerlijk man zoo weinig betaamen, indien men zorg droeg, der jeugd , bij haare opvoeding, betere gevoelens m te prenten. Hier bij komt dan nog het gevaar, aan welk de jonge luiden bloot gefteld zijn, voor en al eer zij geleerd hebben , om onder de menfchen te verkeeren; en waar door zij niet zelden tot een losbandig en verderf lijk leven worden overgehaald. Men flaa maar eens het oog op die Fufidiusfen, van welken Horatius fpreekt, en van welken ons land overftroomd word. Ziet men niet dagelijks jonge lieden verleid, om geld te leenen en zich voor meerderjaarig uit te geeven ? Men neemt alle mogelijke voorzorgen, ten einde zij, meerderjaarig geworden zijnde, zich op hunne minderjaarigheid niet kunnen beroepen ; men geeft hun zoo weinig voor de fomme, die zij bekennen te hebben ontvangen, en fchuldig te zijn, of men fielt de waaren, welken men hun verkoopt, op zoo hoog eenen prijs, das de winst, die men 'er vast en zeker op moet hebben , het verlies, welk men gevaar loopt te zullen lijden, verre overtreft. Lieden, die amptshalve tegen zoodaanige onbetaamelijkheden behoorden te waaken, fchaaraea zich niet, om 'er hunnen dienst Ra to§  2<5o HOLLANDS toe te leenen en de fchuldbrieven zodaanig te be» kleeden, dat 'er in de rechtbanken geen verzet op vallen kan. Dus worden de jonge lieden bedorven en in den grond geholpen, eer zij zich nog eens jecht hebben ter nedergezet, of liever eer zij zich zeiven hebben leeren polfen. Dit alles word door de vingeren gezien onder voorgeeven, dat de koophandel vrij moet zijn. Ja zekerlijk moet dezelve vrij zijn, maarniet om'fchelmen en guiten, die de jeugd verleiden en verkloeken , en die een handel drijven, dien men federt eenige jaaren Zwindelhandel noemt, rijk te maaken. De handel moet vrij zijn, maar niet om een huisgezin, welks hoofd ongelukkiglijk een verkwister en een doorbrenger is, in ellende te florten. De Romeinen hebben, om de zwakheid der vrouwen, die ligter door het tegenwoordige dan / door het toekomende aangedaan worden, tegemoet te komen, gemeend, dat zij tegen het nadeel, het welk zij zich zeiven , vooral door al te groote genegenheid, aankleeving, en toegeevenheid voor haare mans, konden toebrengen, door wetten moesten waaken. Van daar die wetten, welke in het Roomfche Recht bekend zijn onder de benaamina; van Senatusconfultum Veilejanum; de Authent. fi qua muiier, waar Dij gezorgd is, dat de verplichtingen der .vrouwen uit hoofde van borgtocht en gddieeningen geen kracht erlangen: alhoewel nu het Roomfche Recht bij ons is aangenomen en 'er kracht van wet heeft, om dat het wijsheids vol is, gelijk de ouftcrffelijkeDE Groot zich uitdrukt, (wiens gezag wel kan op weegen tegen het oordeel van den "Ht-er S c h o r e r , die het Corpus Juris Romanum een corpus ineptiarum noemt, en dat, om het in net voorbijgaan te zegden, om dat men deszelfs gebruik een weinig uicftrekt buiten de paaien, welken de wi> / i Si heid,  R IJ K D O M. atfi i §ieid, die het zelve heeft doen aanneemen, daar aan i voorfchrijft) heeft men echter middel gevonden om i pan dit gedeelte van 't roomfche recht zijne kracht i te ontneemen: eene getrouwde vrouw, die, volj gens de wet, zich niet voor haaren man mag verbinden , noch deszelfs borg zijn, word overreed om van deze wijze voorzorg afftand te doen. Mèn laat haar dezen afftand doen in eenen fchuld- of verband - brief voor Notaris en getuigen verleeden («), en deze Notaris verklaart ftoutehjk, dat zij zulks doet, na dat zij genoegzaam onderricht is geweest van de wetten ten haaren voordeele gemaakt: men laat de man en vrouw beide nog afftand doen van 't verzet van onaangetelden gelde (non numeratae pecuniae) terwijl men niet onkundig is, dat zij niet meer dan een derde deel of ten hoogfte de helft van de fomme, die zij bekennen, ontvangen te hebben , in handen hebben gekreegen ; of men geeft hun ook wel in plaats van geld koopmanfchappen , en men rekent hun dezelven tot zoo hoog een prijs aar, ( a) Quid ( Zegt de vermaarde rechtsgeleerde Noodt) „ ft muiier renunciet beneficia Semtusconfulti Vellejini ? jam .,, valere tenunciationem plerique emnes cenfent: tnedo muiier ,, ante fit de privilegie fuo admnnita: mrjetque Viros Doïlos ; „ quod hoe Senatusconfultum efl fatium in favorem mulierum „ unicuique Heet favori fuo renunciare. Sed noli accedere illi „ fententiae, quamvis feculi moribusreceptae. eam refutavit D. ,, Vinnius Lib. \feleU. Quaefi. e. 48. non inelegant.er: verum „ unus omnium pulcherrime vir doiïriua& judicia eximius Josc„ phus Averanius, AntecefforPifanus. Interpr. fur Lib. „ 2. C. 5. pag. 3S4. fc? Jeqq. nes habeo quod addam veriffimae „ quaefiionis interpretnt'oni". Het gevoelen van Averakius, Noodt en Vinnius zal gevolgd worden, wanneer de ondervinding 'er de volftrekte noodzaakelijkheid van zal hebben doen zien. Men kan hier over leezen de Dlsfer{atie van den Heer Jan Portal Amaljy de remmciat.ione Semtusconfulti Vellejani ctf Authenticae: en Step ha. nus Luzac Spec. Acad. exhibens obfervat, nonnullas ad, L. "tul. de fundo dotali. R 3  S<5* HOLLANDS tan, dat zij tenhoogfte het vierdedeel der'waarde* komen te ontvangen. Ja! wat meer is, ten einde deze fchuldbrieven zoo fterk als eenigzins mogelijk is te maaken, word de veertigfte penning van de gantfebe lom , die 'er in vermeld ftaat, betaald, het welk de houders recht van pracferentie voor andere fchuldeifehers geeft: en op dat 'er aan de vrouw, tot nadenken gekomen en berouw hebbende over eene daad, door dwang of overreeding, van haar afgeperst, geen middel overblijve om van dezelve te rug te komen, laat men in den fchuldbrief eene overgifte invloeien, waar bij zij bewilligt en overgeeft, om zich vrij wil ligüjk in den inhoude van die fchuldbrieven te laaten verwijzen (comdemneeren). Om verders de fchandeüjkheid en ondeugendheid, zoo wel als de ongerijmdheid en tegenftrijdigheid dier handelingen ten hoogften top te voeren, zoo magtigt de man, dien de wet in 't bijzonder buiten ftaat heeft willen ftellen , om zijne vrouw te benadeelen , hier zijne vrouw, om deze foort van daaden te pleegen, en zich dusdaanig de handen te binden. Wie zoude immer hebben kunnen gelooven, dat zulke dingen in ons land gezien en door het recht geduld zouden worden? Waar is ons oude hollandfche deugd, onze oude hollandfche goede trouw, onze tederheid voor vrouw en kinderen , onze liefde voor het Vaderland, onze eere, onze Godsdienst? Buiten het zedelijk kwaad, het welk in deze Schelmerijen fteekt, en het mistrouwen, welk zij in den koophandel moeten voortbrengen, hoe moeten 'er de begrippen, der jeugd over de eer en oprechtheid niet door bezwaikt en verbasterd worden, en wat moet de koophandel niet lijden door het algemeen verval van het crediet, het welk 'er •een onaffeheidoear gevolg van is.? Een koooman (of  fi. IJ K D O M. 263 of liever een fchelm, want het is evenveel welk eeen naam men zoo eenen geeft) zal, vooronderftel eeens, voor twee honderd duizend guldens aan goecderen hebben gekocht, of wel, zijne boeken zul1 ]en aanwijzen, dat hij in zijnen koophandel zoo weel te goed heeft en ook zoo veel fchuldig is; M] neeme in fchijn geld op ; geeve fcbuldbrie> ven, waarvan de veertigfte penning betaald wordt, Ihij maake vervolgens een bankroet; daarmede is ihij een rijk man, en zijne fchuldeifchers zijn, 'voor het geen zij hem hebben gecrediteerd, op[geligt. ' De Huwlijkfche Voorwaarden verfchafTen al melde een huismiddeltjen om diergelijke boevenfr.uk1 ken te pleegen; te veel zelfs om 'er ons over in te i laaten. Dagelijks hooren wij bij ons van bankbreuken fpreeken. De Heer Rogge fchrijft dezelven [-met reden aan drie oorzaaken toe, 1. aan eene te verre ■gaande en verloven vermogen onderneem en waag: zucht; 2. aan de onkunde van den loop der aff air en s 3. aan de te groote verteeringen. Men zoude 'er 'kunnen bijvoegen de weinige zwaarigheid , die xnen maakt, om een ander mans goed te waagen en te verliezen : de ftraffeloosheid wegens het pleegen van kwaade trouw, op het welk, onder voorwendfel van koophandel, geen onderzoek word gedaan. Gelooft men het geen 'er van de bankbreuken : gezegd word, dan worden de meeste met voorbe! dachten raad gepleegd, om fortuin te maaken: en om 'er des te beter in te flaagen, en die, welke aange' fteld zijn, om de zaaken van een bandbreukigen te onderzoeken, fpoorbijster te maaken, houdt men op ; 'boek te houden: alles is duister, en verward. Van die verwarring maakt de bankbreeker gebruik: hij R 4 voegt  2(54 HOLLANDS voegt 'er valfcfae fchulden bij, onder anderen, va^ dien aart als. wij zoo even hefchreeven hebben: de fchuldeifchers onzeker, hoe liet rnet den boedel zit, en vreezende, dat, indien zij geen genoegen neemen met het accoord, het welk aan? gebooden word, zij 'er in het vervolg nog minder van zullen trekken, zien zich eeniger maate daar door gedwongen het accoord aan te neemen. De Bankroetier word herfteld, verfchijnt op nieuw in de famenleeving, even als de allereerlijkfte koopman , of gaat van 't ge«n hij zich door zijn bankroet heeft weeten te bezorgen, ftilletjes in de eene of andere plaats zijn leeven doorbrengen. De Heer van den Heuvel merkt aan, dat de bankbreuken tegenwoordig zoo gemeen zijn in Holland, dat de eerfte Comptoiren zich dezelven niet meer tot fchande rekenen. De misbruiken hier omtrent moeten zekerlijk de maat zeer verre overfleegerj zijn, dewijl de Wethouderfchap van Amfterdam geoordeeld heeft eene nieuwe ordonnantie voor de kamer van defolaate boedels te moeten maaken. Behalven dat door deze menigvuldige bankbreuken ons crediet buiten 's lands onvermijdelijk geheel en ai moet vervallen, zoo vloeien 'er nog andere gevolgen uit voort, welke men niet onaangemerkt moet voorbij gaan. Welgeftelde lieden (wij hebben ?er te voren al iets van aangevoerd bladz. 129. ) die hunnen goeden naam eenigzins lief hebben, moeten natuurlijker wijze eenen afkeer opvatten voor een beroep, het welk zij alle dagen zien onteeren. Welke bekwaamheden en wat zucht iemand ook anderzins voor den koophandel hebbe, hij moet 'er van worden afgefchrikt, uit vreeze van door den eenen of anderen ramp in zwaare ongelegenheid te komen. De zelfde vrees moet ieder een befchroomd |naaken, qrn. 'er een zoon of onmondigen, zijner voog.  |t IJ IC li O M- *6$ voogdije toebetrouwd, in op te trekken: elk een moet vreczen zijne dochter aan een koopman uit te huwelijken. In 't algemeen zal men liever verkiezen van de eene of andere kkine bediening als minder gevaarlijk , of ook wel, indien men gegoed genoeg is, van de middelen, die men bezit, te leeven. Dus vermindert het geld, het welk in den koophandel plagt gebruikt te worden; en dit is mede de reden, waarom 'er bij ons zo veele lkden, en meer dan in eenig ander land, zijn, die van hunne inkomften, zonder iets het minfte'bij de hand te hebben, leeven. W ij hebben bij eene andere gelegenheid aangemerkt , dat de koophandel onvermijdelijk moet vervallen, zoo dra zij, die zonder denzelven te drijven eerlijk kunnen beftaan, dien vaarwel zeggen, aangezien het alleen gegoede menfchen zijn, die aan den koophandel die werkzaamheid en kracht kunnen bijzetten, welke dezelve noodig heeft, om flaande te blijven. Wij hebben ook aangemerkt, dat de weinige gelegenheden, die de onzen eertijds hadden om hunne rijkdommen anders dan in den handel te befteeden, veel hebben toegebragt om den koophandel bij ons te doen aangroeien en toeneemen: tegenwoordig verflinden de geldopneemingen der buitenlandfche Mogendheden, en zelfs de Volkplantingen der buitenlandfche volken, het grootfte gedeelte dezer rijkdommen. Wat zal 'er eindelijk worden van het kapitaal, waarmede onze koophandel moet worden gedreeven, indien rijke en welgeftelde lieden hoe langer hoe meer worden afgefchrikt, om hun geld inden koophandel te waagen. Dit is echter al mede een gevolg, het welk uit de bankbreuken noodzaaklijk voortvloeit. Eertijds kon een jong koopman geld a depofito vinden : men maakte geene de minste zwaarigheid, om hem penR j tain-  i66 HOLLANDS ningen te verftrekken op interest, zonder anderê zekerheid dan 't vertrouwen, 't welk men in zijne eerlijkheid Helde. Dit moedigde de jonge lieden, die minder middelen dan kunde en bekwaamheid hadden, aan, om zich in den koophandel te begeeven , daar men tegenwoordig obligatien ten laste van den Staat, welken men boven het kapitaal inkoopt, en waar van men niet meer dan twee en een half ten honderd trekt, verkiest. Wat moet 'er in zoodanig een toeftand van den koophandel worden ? Indien men al het geen wat wij van de oorzaaken des vervals van onzen koophandel hebben gezegd, in ernst overweegt, zal men zich dan wel kunnen verwonderen, dat men thans bij ons in 't algemeen meer weerzin tegen, dan trek voor den koophandel en fcheepvaart befpeurt; en dat cle handel in commisfie nu genoegzaam de eenigfte is, op welken de onzen zich toeleggen (a)? Deze verandering in de neiging onzer Natie word door den Heer Rogge, onder de voornaamfte oorzaaken , die onzen koophandel doen vervallen, en niet zonder reden, gefteld; maar men moet echter daar bij de oorzaak, welke deze verandering te wege brengt, niet over het hoofd zien. Zoude deze niet in eene vermindering der kapitaalen, welken de onzen zeiven in den koophandel befteeden, gelegen zijn? en haalt deze oorzaak niet wederom haare oorzaak uit andere gebreken , van welken wij te vooren gefprooken hebben? De Heer Rogge merkt hier omtrent nog aan, dat de onzen tegenwoordig, „ liever Commisfionarisfen dan „ kooplieden willen zijn; biedende ten dien einde, „ bij alle voorkomende gelegendheeden, den Buiten- (a")Men ziehier over, onder anderen, de aangehaalde Aanmerkingen over den tegenwoordigen teefiand des Koophandels.  R IJ K D O Ml ïo> 11 tenlancleren hunnen dienst en onderftand aan.. Hier door (zegt de Heer Rogge) is veroorzaakt, dat een groot gedeelte der goederen, , die onze fchepen laaden, voor buitenlandfche , rekening zijn, en 'er veelen, den meesten tijd, „ het land her- en derwaarts voorbij vaaren; waar jB door den lande groote fchade, zoo door 't ge| mis der inkomende en uitgaande rechten, en van I fchepen en van goederen, als door het niet ver| tieren van het noodige, voor het fchip en de „, equïpagie, 't geen dan in andere landen door» „ gaans moet worden ingekoft, is toegebragt (#)". Hij fchijnt het handelen in commisfie aan de luiheid pf gemakkelijkheid toe te fchrijven. Het komt mij echter voor, dat die tak van koophandel, welke 'uien Negotie in Commisfie noemt, even zoo veel werkzaamheid , kundigheid en opiectenheid als alle andere vereischt: de onzen houden dezen handel ftaande door de verfchotten, welken zij doen: zij kunnen die niet doen zonder te waagen: hunne verfchotten gaan dikwijls zelfs te verre: het voordeel, Jhet welk zij jaarlijks van een buitenlander trekken, jldoet hen fomtijds meer waagen dan hunne vermooiigens toelaaten. Wij hebben het te voren aangetekend. Het is ook niet uit traagheid, uit vrees van j te waagen, of eenige diergelijke beweegreden , dat onze kooplieden de koopmanfchappen uit het eene land naar het andere vervoeren. De reden word : 'er van gevonden in de Sententie van Karei den V. i en in de Propofitie van den jongst overleeden Hee; re Erfftadhouder, en wij hebben dezelve reeds op ;:meer dan eene plaats aangeweezen (b ). Men klaagt gemeenlijk over den trek, welken de onzen hebben tot de vreemde manufacluuren; deCO I. c bladz. 226". en 227. (i) D. I. Bijlaage A.  m HOLLANDS deze trek, zegt men, bederft 's lands manufaéluureg en brengt daar door den handel een groot nadeel toe. De winkeliers hebben tegenwoordig hunne winkels opgepropt met vreemde ftoffen. Al 't geen men draagt, al het geen tot gebruik en gemak des leevens dient, komt van buiten 's lands (a). Het is met reden, dat 'er over deze verbasteringen van onze zeden geklaagd word: evenwel moet men daaromtrent acht flaan , dat de aart van onzen koophandel medebrengt, dat men geen onderfcheid kan maaken tusfchen de plaatfen, waar men zich van waaren of manufacluuren kan voorzien. De gantfche wereld is eene marktplaats voor onze kooplieden. Hun omtrent dit fluk paaien te ftellen en te willen, dat zij zich tot de vaderlandfche manufactuuren of waaren bepaalen, is iets dat rechtsftreeks aanloopt tegen de algemeene grondbeginfelen, waarnaar onze koophandel zich moet ricnten. De handel van oeconomie laat niet toe, dat men den eenen boven den anderen begunstige. Een bijzonder mensch kan zich, voor zijn eigen behoef, tot de fabrieken van 't land bepaalen , om dat hij meester is te draagen wat hij wil: een koopman moet zich fchikken naar de verkiezing zijner kooperen, naar den trek welke 'er in de waaren is, en naar de commisfien,. welken hij krijgt, of denkt te zullen krijgen. Zoude men willen, dat een amfterdamsch koopman de noordfche of afiatifche volken dwong, waaren die in Holland gemaakt zijn, te neemen, xvanneer dezelve van italiaanfche, franfehe en engelfche waaren voorzien willen zijn? Al het geen men hier omtrent kan verlangen, is, dat de onzen wederom den f o) Zie de Verhandelingen der Heeren va» den IIr»uvfiL en Rogge,- en ook neg de fraaie Verhandeling van dan Heer vin H^uiilom.  ft IJ K D O M. £t^ tden voorrang op de buitenlanders verkrijgen, dien ïfcij eertijds hebben gehad. De vreemde fabrieIken, dikwijls voor hollandfche rekening gaande^ 1 kunnen daar voor ook -gehouden worden: de (onzen fchieten aan de vreemde fabrikeurs geld» ten ftellen die in ftaat om hunne commisfien uit tte voeren» Door dit middel bekomen de Hollan< ders , hoewel zij buiten 's lands laaten werken, (een voordeel in den koophandel op de buitenlanh ders zélven, van wier arbeid en koopgoederen zij : zich meester maaken door voorkoopen en vooruitli betaalingen; een voordeel, het welk onze koophandel zoude verliezen, en den buitenlandfchen volken in handen vallen, indien onze kooplieden uit een verkeerden ijver en liefde tot het vaderland de grondbeginfelen van den algemeenen koophandel uit het oog verlooren. Wel is waar, dat onze !, fabrieken daar door nog meer te gronde gaan: I maar nimmer moet een verlies , het welk wij aan ; eenen kant lijden, tot reden ftrekken, om ons een j tweede verlies toe te brengen, in de plaats van de mid\ delen te gebruiken, om een voordeel te bejaagen. Ofschoon 'er geen land is, in het welk men ! beter zorgt voor de behoeftigen, dan ons Vader' land , ziet men 'er evenwel eene menigte van arf men , welke, tot een groot bezwaar van de armkas ? ftrekkende, daar door voor den koophandel- zel1 Ven een last worden : gelijk dit door den Hee? vau den Heuvel zeer wel aangemerkt is (a). Het J gebrek van werk heeft nog een ander niet minder ■ nadeelig gevolg voor den handel. De arbeidsiiei den, die zonder werk zijn, en geen lui leeven willen leiden, (endit zijn zekerlijk de besten) gaan elders werk zoeken: zij, die blijven, krijgen lust in de («) Ter aar.gehaald* plaatfe, bladz. 35.  *7o HOLLANDS de lui- en ledigheid; en ongevoeliglijk krijgt-meto. gebrek aan handwerkslieden, of men heeft 'er flechts de minfte foort. De Heer Rogge (a) meent, dat de gewoon,te van buitenlanders in de fcheepvaart, koophandel , fabrieken en trafieken te gebruiken, insgelijks een oorzaak van derzelver verval is: doch als men in aanmerking neemt, dat ons land het tienda deel der manfchap, welke tot onze fcheepvaart vereischt word, niet kan verfchaffen; dat men de brouwerijen, de branderijen, de zuikerrafinaderijen en veele andere fabrieken, als de linnenbleekerijen en anderen, niet zoude kunnen gaande houden, zoo men 'er geene buitenlanders in gebruikte; zal men reden hebben om te twijfelen, "of -wij 't wel, zonder het gebrek over 't welk de Heer Rogge klaagt, zouden kunnen ftellen. Zonderde osnabrugfche en munsterfche boeren, die jaarlijks in Holland komen baggeren en maaien, zoude men «liet in ftaat zijn, om "turf te maaken, hooi te win-nen, of koorn in te zamelen. De vrees, dat de vreemdelingen , op de hollandfche Comptoiren gebruikt wordende, de kundigheden, die zij heb•ben verkreegen, elders zullen gaan brengen, en daardoor Hollands handel nadeel toebrengen, fchijnt eerder onder de. verkeerde begrippen, die bij het volk ligt vat krijgen , dan onder de weezenlijke kwaaien, gefteld te moeten worden. Het zelfde kan men zeggen van de gewaande onvoorzigtigheid om werken over den koophandel in 't licht te brencen, als mede van het zenden van werktuigen tot de fabrieken noodig naar vreemde landen. De geheimen des koophandels, zoo wel als die welken tot (a) Ter aangehaalde plaatfe, bladz. 208. en volc. en 22?. «n volg. ö J  R IJ K DOM. zji tot de kunsten en handwerken behooren , zijn ia gantsch Europa genoeg bekend, dan dat men behoeve te vreezen, dat zij door cle vreemdelingen, welken men 'er in gebruikt, bekend zullen worden. 'Er is geen milder volk in het bekendmaaken van nieuwe uitvindingen , van allerlei foort van geheimen , van alle middelen, zoo om den handel te bevorderen , als om de kunsten, de handwerken, en fcheepvaart tot volmaaktheid te brengen, dan de Engelfchen: wat hebben echter de Engelfchen, niet tegenflaande dat, eene overmagt in de fcheepvaart en in den koophandel bekomen op ons, die, geduurende meer dan vijftig jaaren, niets leezens waardig over den koophandel hebben in 't licht gegeeven? Nog zoude men omtrent de gewoonte van vreemdelingen op de comptoiren, in de fabrieken en in den zeedienst te gebruiken, kunnen vraagen, of Holland volkrijk genoeg is om onzen koophandel van volk te voorzien? Deszelfs verval is zoo groot, dat 'er over 't geheel bijna geen beftaan in te vinden is (a). Dit, wij hebben het reeds aangemerkt, doet meenig een opzien tegen het aangaan van een huwelijk; en buiten het huwelijk zoeken het geen door het huwelijk gezocht moest worden. Men treft dit gebrek, 't is waar, allerminst aan, op die plaatfen, waar de oude hollandfche zeden het minst verbasterd zijn , maar is het niet genoeg, dat men het in eene Stad, als Amfterdam is, bemerkt, om zich te onthouden van klachten over de bezigheid , die men 'er den vreemdelingen verfchaft, en zonder welken de bevolking in Holland gewisfehjk zoude afneemen? Het grootfte gedeelte der vreemdelingen, die bij ons overkomen, om iets te leeren, beftaat uit Duit- «) Zie de Verhandeling van dtn Heer va» HiuxiaoM.  Ifl HOLLANDS Duitfchers: deze keeren zelden of nooit weder naar hun vaderland. Wat zouden zij verrichten op plaatfen, daar hunne kundigheden van geen het minste nut zouden zijn? Zij blijven in Holland, zetten zich daar neder, en dienen om de ledige plaats te vervullen van anderen, die den koophandel verlaaten. Indien men de lijst der kooplieden, die tegenwoordig op de amfterdamfche beurs verfchijnen, eens opnam, men zoude 'er mogelijk zeer weinigen aantreffen, die oorfprongelijk Hollanders zijn. Rotterdam heeft minder vreemdelingen getrokken ; echter is hun getal aanzienelijk genoeg, om ons te overtuigen, dat de vreemdelingen meer geneigd zijn om in Holland te blijven, fia dat zij 'er den handel hebben geleerd, dan dezelven elders te gaan drijven. Het is boven dien buiten twijfel, dat de toevloed der vreemdelingen en vooral der vlaamfche en franfehe vluchtelingen veel heeft toegebragt, om onze fabrieken, manufaétuuren en handel te doen toeneemen: men zoude misfchien met meerder grond kunnen vraagen; of de verandering, die deze vreemdelingen in onze zeden hebben te weeg gebragt, het Gemeenebest niet meer benadeeld heeft, dan hetzelve voordeel uit hunne nijverheid, Schranderheid en arbeid heeft getrokken? en of heden ten dage, nu deze verandering van dag tot dag zigtbaarder word, de handel er niet meer bij verliest, dan 'er dezelve eertijds bij heeft gewonnen ? Want offchoon het waar is, dat alle de vreemdelingen niet over eenen kam gefchooren kunnen worden, is het, over 't geheel genomen, onwederfpreekelijk, dat de franfehe zeden veel toegebragt hebben, om de onzen te bederven. Zij ftellen eene laagheid in 't geen onze Landaart voor eene deugd plagt te houden: hunae verkeerde begrippen over het geen zij honneur (eer)  R IJ E D O Mi 273 (eer) noemen, hebben bij ons maar al te veel velds gewonnen. Waar is de franschman, die, ik zal niet zeggen , zeer, maar eenigzins , gegoed zijnde» zich niet fchaamen zal en bet tot fchande rekenen, eenen reiszak met geld te draagen, en daar mede naar {huis te gaan. C'ejl faire le metier de Crècheteur, zal hij zeggen; Dus fprakén onze voorouders niet: dus dagt de Ruiter niet, toen hij, daag» na een gevecht met de Engelfchen, zijne kamerveegde, en de hoenders van voedfel bezorgde. Verkeerde begrippen doen verkeerde Happen begaan. Z;j hebben zich minder in de kleine fteden, dan in de grooten verfpreid; en nog minder ten platten lande. Het is niet te Hellevoetfluis of Vlaardingen „ of in eenige noordhollandfche Heden, dat de bankbreuken van dag tot dag toeneemen, maar voornaam lijk te Amfterdam , in eene ftad , waar men f om meer dan eene reden, 'er het minst van moest hooren fpreekem Verder dient nog ónder de oorzaaken van 't Verval onzes koophandels gefteld te worden , het omlooperi en ronddraagen van allerlei koopmanfchappen in kleine marlenen of kraamtjes. Alhoewel al die reizende of omwandelende kooplieden, bekend onder de naamen van Pakkedraagers, Om-i kopers, Marsdraagers of Ruilebuiten, den buitenlandfchen koophandel niet benadeclen» brengen zij echter niet alleen den winkelieren en uitflijteren nadeel toe, maar vooral doen zij den binnenlandfchen. handel en in 't bijzonder den roanufacluuren, en den kooplieden , die magazijnen aanleggen van waaren en koopmanfchappen, 't zij om den overvloed te onderhouden, 't zij om 't overtollige buiten *s lands te zenden, afbreuk ( a ). Meer dan eens zijn (0) Zie les Interets des Nations dévelopês rélatheineni OU Commcrce T. II. p. 32. in At». iV. Deel. S  274 HOLLANDS zijn 'er Plakaaten tegen dat foort van ventjaage-ï met koopmanfchappen uitgekomen. Verfcheiden ftedelijke keuren zijn 'er gemaakt, met oogmerk om cte fabrieken , de manufactuuren, en alle foorten van ambachten en gildens daar tegen te handhaaven. Maar 't zij dat deze wetten niet genoeg onderhouden worden, 't zij dat 'er andere beletfels zijn, men klaagt, dat ons land overftroomd word van marskraamers en ventjaagers, welke op de buitenplaatfen en op de dorpen onnoemelijk veele buitenlandfche koopmanfchappen verkoopen. Men ver-' draagt deze foort van uitventers, die kleine pakhuizen met zich voeren, en die van dorp tot dorp hunne waaren, welke dikwijls al vrij kostelijk zijn, gaan uitventen , misfchien om dat men het nadeel, 'c welk zij den koophandel en manufacluuren toebrengen , niet genoeg overweegt; of niet bemerkt , hoe fchadelijk zij voor de manufactuuren zijn ; moogelijk luikt men rer de oogen op, om dat het gemak , van dagelijks eene gantfche kraam aan zijn huis en deur te krijgen, zeer aangenaam' valt, of dat men denkt, dat het algemeen belang bij deze onregelmaatigheid in den koophandel niet lijdt, en dat het zelfs gevoegelijk is, dat dit gemak niet word tegen gegaan. Deze redenen , die van gewicht zouden kunnen zijn in een land, daar of geen of flechts weinige, en geringe manufacluuren aijn, en waar men derhalven wel zoude- doen , van het koopen van benoodigdheden of gerijfiijkheden voor het gemeen gemakkelijk te maaken, kunnen niet gelden in een land, daar men overal van oogenblik tot oogenblik alles vindt, wat men wenfchen kan , zoo tot 's leevens ■ onderhoudals tot pracht en weelde. Een volk, welks behoudenis en welvaart volitrektelijk afhangen van den koophandel, en in 't bijzonder van den  R IJ K D ö M. 275 den bloeienden ftaat van deszelfs manufacluuren, fnoet door die omzwervende winkels geweldig lijden: buiten dat benadeelen zij de winkels van de fteden en dorpen zoo fterk, dat deze hier door het middel van beftaan verliezen. Voeg hier bij, dat deze omzwervers* die meestal vreemdelingen zijn, de voordeelen j welken zij uit dezen handel trekken , buiten 's lands voeren. Dikwijls ftrekken zij ook nog tot diensten, die veel fchadelijker zijn voor de famenleeving, en in iiet bijzonder voor de jeugd, dan het flijten van flecht goed, en het nadeel, het welk zij daar door toebrengen aan de vaderlandfche fabrieken en manufact uuren. Behalven verfcheiden andere oorzaaken van het verval onzer fcheepvaart en onzes koophandels, welken wij nog bij die geenen, die door ons aangeweezen zijn, zouden kunnen aantekenen, en Van'dewelken wij niet fpreeken, deels omdat zij ónstoefchijnen van minder gewicht te weezen, deels om dat menze in verfcheiden fchriften vermeld vindt, is 'er eene, die wij meenen niet ftilzwijgen* de te kunnen voorbijgaan. Die geenen j die onze vaderlandfche gefchiedenisfen met oplettenheid gade geflagen hebben, zullen niet onopgemerkt hebben gelaaten, dat in vroegere tijden, en voor dat de zeven Vereenigde Gewesten zich voor eerten Vrijen Staat opgeworpen hadden, de koophandel en fcheepvaart niet huisvestten in twee of drie fteden, of plaatfen; maar het geheele land door (a). Tegenwoordig is inde Provintie van Holland de koophandel zoo wel als de fcheepvaart, bijna geheeLen al in drie, vier, of vijf plaatfen gebragt; de anderen zijn 'er genoegfaam uitgeflooten, ert kwijnen aan neeringloosheid. Sommigen verbeelde C«) Zie het & D. blada. 195. én volg. 107. «1 volg, i> 2  S7Ö HOLLANDS den zich, dat de Provincie 'er niet door verlooren heeft, om dat het evenveel is of de koophandel door 't geheele land verfpreid, dan op eene enkele plaats gevestigd is. Oppervlakkig fchijnt het zoo, maar als men 'er naauwkeurig op let, dan zal men bevinden, dat de plaatfen, welke thans in 't •bezit des koophandels en der fcheepvaart zijn, niets gewonnen, maar eerder verlooren hebben bij 'c verval van de fcheepvaart en koophandel in de andere lieden en plaatfen. Zij misfen die fteunfels, welke zij, als groote raderen, van de minderen niet k-innen ontbeeren, om hunne kracht te oeffenen. Zoude men wel kunnen bewijzen, dat Amfterdam tegenwoordig , nu het in 't bezit van 't grootfte deel des koophandels en fcheepvaart der Republiek is, in 'zoo verre dat Zeeland zelve 'er weinig van over behouden heeft, grootere fcheepvaart en koophandel drijft, dan ten tijde van Karei den V., zoo men 'er van afneemt de vaart en handel op Oost- en Wesn-Sndië, op de Kusten van Afiika, op onze Colonien, en die deelen van onze algemeene vaart en koophandel, welke ons federt den opftand tegen Spanje zijn aangekomen ? En, zoo Amfterdam in de andere takken van koophandel en vaart niet is toegenomen , wat voordeel heeft het dan uit het verval der neeringen in andere plaatfen getrokken ? De fteden zijn al in vroeger tijden ijverig geweest, om aan het platte land het doen van zekere neeringen, het maaken van manufacluuren, en het oefenen van trafieken te onttrekken. Hebben zij 'er bij gewonnen ? Neen : zij hebben 'er bij verlooren. De manufacluuren, de trafieken, en alle foort van neeringen zijn 'er niet minder ora vervallen binnen haare muuren ; daar mogelijk, Sndien men aan het aanleggen van manufacluuren en trafieken jen plattan lande vrijheid gelaaten, en  R IJ K D OM. 37? «1 dezelven begunstigd had, de fteden uit het platite land veel voordeels zouden genooten hebben idoor de gelegenheid, welke de ftedelingen zouden I gehad hebben om 'er veele goederen te flijten, en "er zeiven te laaten arbeiden, gelijk in Enge1 land gefchiedt. Uit het platte land zijn de Heden ; geboren ; het verval van 't platte land en van de 1 binnen • fteden zal de buiten - fteden langzaamer hand : haar voedfel doen verliezen; en haar verval, fchoon i kater, en minderbemerkelijk, na zich fleepen. Het inkrimpen van den koophandel en fcheepvaart binnen weinis-e plaatfen van onze Provincie fchijnt mij derhalven onder de oorzaaken huns vervals gefield te moeten worden. { D e liefhebbers der latijnfche en griekfche taalkunde , oudheeden , hiftorien , en die, verlokt door de lekkernij , welke zij bij de oude Schrijvers aantreffen , zich, met ter zijde Helling van andere i Weetenfchappen , geheel aan dien tak der letter^ 1 oefeningen overgeeven , en geene geleerdheid i of kunde achten of erkennen, dan die uit de bron, ! daar zij uit fcheppen, gehaald worden , belgen zich i niet, dat ik deeze voorkeur of verkiezing mede i aanzie voor eene oorzaak van't verval onzes. Vaderlands , en inzonderheid van dat der fcheepvaart en des Ikoophandels. Immers, is het niet uit dekennis van 't geen 'er bij de oude volken is gebeurd, dat wij leeren kunnen, wat bij ons tot ons welzijn behoort gedaan te worden; noch minder zal men dit haaien uit de kennis van hunne dichtoefeningen, fchouwburgen en kleedij. Men kan al vrij ver in die geleerdheid gevorderd, en een uitmuntende maaker van latijnfche of griekfche vaerfen zijn, zonder eenige bekwaamheid gekreegen te hebben tot het geen wat ons Vaderland van nut of dienst kan weezen: offchoon het waar is, dat de algemeene S 3 kan"  47$ HOLLANDS fcandigheeden, welken men van de Ouden ondeaïien kan, merklijk kan dienen om bet verftand te be, fchaaven,_ den geest te fcherpen , en eene meerdere vatbaarheid voor andere weetenfchappen te geer ven. Zelfs kunnen die kundigheeden in haare toepasfing zeer fchadelijk zijn, wanneer men zich verr beeld, dat men 'er door in ftaat gefteld is , om zaaken te beheeren en te behandelen, die geheel andere kundigheden en oefeningen vereifchen. De verkeerde toepasfmg doet dan meer kwaads dan: de onkunde zoude doen. De al te hooge waarde, weike men aan eenige kundigheden heeft gegeeven , en het minder achten van zulken, die tot de kennis van 't geen ons Vaderland betreft, behooren, zijn dan mede onder de oorzaaken van 't verval onzer fcheepvaart en onzes koophandels te ftellen. 'Wanneer wij nu dezelven bij eikanderen neemen, jfcullenze voornaamlijk op deze navolgenden uitloopen. j. De aanhoudende vermeerdering van lasten^ en daar uit voortfpruitende duurte der midr delen van beftaan, der arbeidsloonen, en de vermeerdering van ongelden in* het drijven van de fcheepvaart en koophandel, zoo binnen onze gewesten als in onze buitenlandfche bezittingen, (bladz. 55-8r. bladz. 82—154. bladz. 204. en volg. bladz. 220. en volg.)" '&. Het vermeerderen van kooplieden in verfchillende Staaten , daar het beroep van handel te drijven eertijds dat aanzien niet had, het welk het nu beeft; en derzelver poogingen om rechtsftreeks te vaaren en te handelen, (bladz. rio. en 111.) 3. Het verband, het welk 'er is tusfchen de verfchillende takken van koophandel, en door welken het verlies van eenen tak altoos dat van een ander na zich fleept. (bl. 113—118. ias.) 4. Het  R IJ K D O M. 47* 4. Het invoeren van oost - indifche waaren en manufactuuren , 'twelk het gebruik van Europeïfchen heeft doen afneemen. (bladz. 118. en 119. bladz. 189. en volg.) 5. De hindernisfen, welken het heffen der lasten ; aan den koophandel toebrengt, (bladz. 122.). -6. De weerzin, welken braave en gegoede ingezetenen voor het beroep van Manufaclurier, Fabrikeur en Koopman krijgen, (bladz. 124. bladz. 265.. en volg.) . 7. De neiging of noodzaaklijkheid om flinkfche wegen te zoeken , ten einde het betaalen der lasten te ontduiken, de oneerlijke begrippen , welke daar mede verzeld gaan, en het gebrek van oprechtheid en goede trouw, tot welke dezelve in het drijven van den koophandel aanleiding geeven, welke die geenen die naauwer van gemoed zijn., den koophandel doen verlaaten. (bl. r25.cn volg. 179. en volg.) l M. De verandering in de Confiitutie van onze Regeringsvorm gebragt door het vernietigen van het Stadhouderfchap. (bladz. 134. en volg.) ; 9. Het niet onderhouden van eene noodzaakelijke Land-en Zeemagt. (bladz. 134. en volg. bl. 102. en volg. bl. 180. en volg. 186. en volg.) lo, De kwellingen, welken onze fcheepvaart en koophandel gedtiurig hebben geleeden, en de . nadeelen , welken door vreemde Mogendheden aan onze algemeene vaart, koophandel en manufactuuren zijn toegebragt. (bl. 137. en volg. bladz. 235. en volg.) j lx. Het verminderen van ons aanzien bij de vreemde Mogendheden, en 't verliezen der voordeelen van koophandel daar door veroorzaakt, (bladz. 139. en volg.) 12. De verfchillende belangen en inzigten der S 4 le-  i8p HOLLANDS leden van den Staat, en het gebrek van een* dragt daar uit fpruitende. (bl. 148. en volg.) 13.Onze oorlogen met Engeland, Frankrijk, deq Bisfchop van Munster, en dien van Keulen, (bladz. 138. en volg.) Ï4. Gebrek aan verbintenisfen met vreemde Mogendheden, (bladz. töo.) 15. Het verval van onze Oost-indifche Compagnie, (bladz. 166. en volg.) 16. De weinige oplettenheid op lieden van bekwaamheid , en van verdiensten; de weinige aanmoediging, welke aan dezelven gegeeven word; en de wijze, op welke men tot bedieningen komt. (bl. 169. en volg. 184. en volg. 208. en volg.) 'j-j. De vorderingen, welken de vreemde volken en inzonderheid de Engelfchen in de vaart en koophandel gemaakt hebben, (bladz. 182.) 'z8. Het verval van onze Colonien. (bladz. ijjo. en volg.) i %g. De onkunde en onbedreevenheid der geenen, die 't_ bewind over onze Colonien hebben, en 't bejaagen van bijzonder eigen belang , in plaats van 't algemeen belang op 't oog te houden, (bladz. 190. en volg. 204. en volg.) 20. Zwakheid in het gebruiken van middelen om de kwaade pra&ijken, flinkfche handelingen, en looze bedriegerijen uit den koophandel te weeren. (bi. 214. en volg. 241. en volg.) si. De neiging tot al te groote onderneemingen , en het niet genoeg letten op alle de omftandigheden. (bladz. 207. en volg.) 22. Het bevorderen van de vaart en koophandel der vreemden door de groote Credieten, welken fommigen onzer kooplieden hun geeven. (bladz. 122. en volg. 128. en volg.) 83. Het verval der godvrucht en goede zeden on«  R IJ K D O M, zM. ' onder de ingezetenen, (bladz. 243. en volg. 251. en volg.) 24. De overmaatige kosten, welken de Commisfiona-t riffen hunnen lastgeevers in rekening brengen, (bladz. 157. en volgg.) 25. De meenigte van Bankbreuken, (bladz. 263.) 26. Het verloopen van bekwaam arbeids volk. ( bladz. 270.) 27. Het ventjaagen met koopgoederen, (bladz.273.) 28. Het overgaan van de geheele fcheepvaart en koophandel tot eenige weinige plaatfen. (bladz. 275.) 29. Het weinig belang, in kundigheden, tot het vaderlandsch welweezen* betreklijk, gefteld. (bladz. 277.) S 5 2 E-  &U fl .O L L A N D § ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Mïddtlen-y door welken de Koophandel en Scheepvaart dezer landen weder kunnen opgebeurd worden, en den voorrang op alle handeldrijvende Volken hekomen. m de middelen aan te wijzen, welke zoo niet tot her (lel, ten minfte tot .verbetering en wederopbeuring zoo van de vaart en koophandel, als van de manufacluuren en fabrieken zouden kunnen dienen, fchijnt 'er niets anders te behoeven, dan deze weinige woorden: neem de oorzaaken van derzelver verval of vermindering 'weg: want het"is bekend, dat gelijk de oorzaaken noodwendig htinne uitwerkfels voortbrengen, dus ook de uitwerkfels weggenomen worden door het wegneemen der oorzaaken, en derhalven zoude het bijna onnut fchijnen in een onderzoek te treeden van de middelen, welke onze neeringen en handteeringen kunnen opbeuren, na dat wij de oorzaaken huns vervals hebben doen zien. Die den oorfprong eener kwaaie aanwijst, fchijnt te gelijk het genees-middel aan de hand te geeven. In de ftaatkunde zoo wel als in de zedekundeis het meestentijds genoeg, dat men het kwaad vermijde, om tot het goede te geraaken: maar het is 'er niet altijd noch in allen gevallen zoo mede gelegen. Daar zijn 'er, daar men door het wegneemen van eene oorzaak wel haar uitwerkfel wegneemt, maar evenwel niet de mogelijkheid noch de waarfchijnlijkheid van eene gelijke uitwerking door eene andere oorzaak voortgebragt te zien: verfchillende oorzaaken kunnen dikwerf tot hetzelfde einde ftrekken, gelijk verfcheiden wegen op ■ S 1 de-  R Ij K D O M. itjf j dezelfde plaats ktmnen uitloopen: men kan zich jjarm maaken door verkwisting, terwijl men vlijtig ten arbeidzaam is: men kan zich ook", zonder een 1 kwistpenning te zijn, arm maaken door luiheid en ; achteloosheid. Dewijl het dan niet doorgaat, dat 1 het wegneemen der oorzaaken altijd de uitwerkin|i gen ,~door haar voortgebragt, wegneemt; of liever, «dewijl het nier zeker is, dat 'er door het weg: neemen eener oorzaake geen andere zullen over1 blijven of opkomen, welke, zoo niet dezelfde, ten I minfte evengelijke uitwerkingen zullen voortbreri; gen; zoo is het ook aan een anderen kant niet altijd swaar, dat zekeie uitwerkingen niec anders dan k door het wegneemen haarer oorzaaken te verhelj pen zouden zijn; en dat de onmogelijkheid van het te kunnen doen, niet door iets anders van gelijke , kracht en vrucht vergoed zoude kunnen worden. H e t is zoo, indien het mogelijk ware, om alle de oorzaaken van de vermindering of 't verval der i zeevaart en des koophandels weg te neemen , zoude i men zekerlijk, tot hunne opbeuringe, eenen grooten : ftap doen, of om beter te zeggen, hen ten hoog- ii flen top opvoeren kunnen; maar dit niet, 't zij getheeliijk't zij gedeeltelijk, kunnende gefchieden, dan ijs de vraag, of, bij gebrek daar' van, geen andere [hulpmiddelen bij de hand genomen kunnen worgden, welke meer of min zouden kunnen ftrekken, : om het heilzaam oogmerk, aan welk ons zoo veel i gelegen is, te bereiken. Dit alleen wettigt het I onderzoek, in 't welk wij ftaan te treeden, en waarin ■ wij deels het oog zullen flaan op de oorzaaken van i Verval, welke verbetering onderhevig zijn of niet; :deels op de andere hulpmiddelen, welken men bij der hand zoude kunnen neemen, om aan de fcheepvaart, ikoophandel, manufactuuren en fabrieken hulp toe ;te brengen, en daar door de bronnen van 's lands wel«  HOLLANDS welweezen en magt op nieuw milder en vloeibaarer te maaken. • Ik weet wel, dat 'er zijn, welke zich verheel* den, dat het met onze fcheepvaart, met onzen koophandel, inzonderheid met onze fabrieken en trafieken zoo flesht gefchapen ftaat en te veel verloopen is, om daar in eenig redres te kunnen hoopen en te verwachten; dat het noodeloos tijd en moeite te verfpillen is van 'er aan te denken, en 'er zijne hersfenen mede te breeken: ik heb meer dan eens deze en diergelijke redeneeringen gehoord van luiden , welke ik gaarne anders zoude hebben hooren fpreeken: dan moet dit zeggen niet meer aangezien worden voor eene uitvlucht, welke uit gebrek van ijver, en van lust tot arbeid, en voor een voorwendfel om het weinig belang, het welk men 'er in nam, te blanketten, dan voor eene reden, welke uit overtuiging voortgebragt werd ? en, zoo ik het eens bij deze gelegenheid mag zeggen , indien men zoo veel ij vers getoond had en toonde, om voorde neeringen en handteeringen der ingezetenen te waaken, als men getoond heeft, om de vaart met zwaar hout naar Frankrijk ffcaande te houden , en het fluiten van een Traclaat met de Amerikaanen te ontwerpen en door te dringen, twijfel ik niet, of onze Republiek zoude haare vaart en koophandel niet zoo laag hebben zien vallen, en dezelve, zoo niet geheel, ten minfte voor een gedeelte, wederom hebben kunnen herftellen. Wij-twijfelen zelfs niet, of men zal dit gelukkig einde kunnen bereiken , als men, wel verre van zich te verzekeren, of te gelooven of te vertrouwen, dat 'er niets meer aan te doen is, of van zulk eene reden tot verfchooning van ijver - en werkeloosheid voor te wenden, zich de moeite wilde getroosten, om 'er tijd, vlijt, ijver, en arbeid toe te befteeden. Wie zoude voor dtü-  R IJ K D Ö M. süjf c duizend jaaren gezegd hebben, dat deeze Gewesten t ooit in ftaat geraaken zouden, om zulk eene ver1: baazende vaart te onderhouden en eenen koophan( del te drijven , als wij voor anderhalve eeuw gedaan 1 hebben? Is dit echter, hoe onwaarfchijnlijk het was, ; gebeurd, waarom zoude het onmogelijk zijn , onze vervallen middelen van beftaan en rijkdom weder op te beuren, wanneer men het recht meende, en middelen daar toe wilde aanwenden? indien men, met een woord, den ijver en welmeenenheid van 1 Z. D. Hoogheid , Willem den IV. gl. ged. tot een voorbeeld wilde neemen? Veele boeken en een aantal van gefchriften, welke, federt eenige jaaren, in ons land zijn uitgekomen; en 't geen fterker fpreekt, menigvuldige onderneemingen van onze kooplieden, zoo in • i onze Colonien als elders gedaan; het oprichten van i een genootfehap ter opbeuringe en bevorderinge < onzer kwijnende fabrieken , bekend onder den naam van Oeconomifchen Tak; de Maatfchappij van Rederij en Koophandel, door den Heer Cornelis Ris ' ontworpen; de verfchillende refolutien der Hooge Staatsvergaderingen, draagen die allen geen blijken, dat de zucht en ijver voor het herftel van 's lands neeringen en hand teeringen niet zijn uitgebkucht, en dat 'er bij de inwoonderen dezer > gewesten nog die zelfde geest van werkzaamheid i, en nijverheid in weezen is, welke in vroeger da; gen zoo veele heilzaame vruchten heeft voortgei bragt ? Maar, (het zij mij vergund om op een ! ftuk van zoo veel gewicht uit open borst te fpreeI ken) wat kan dit alles baaten, als de tusfehenko: mende vermogens daar omtrent flaauwmoedig zijn? ! als dezelfde ijver niet gevonden word bij die gee: nen, aan welken het beleid en bewind der burgerlijke • zaaken zijn toevertrouwd ? wanneer die geenen, wel-  4%6 HOLLANDS welke het bewind van zaaken , betrekkelijk tot onze" buitenlandfche bezitcingen, en ftedelijke inftellingen, in handen hebben, 't zijuitgebrek aan genoegzaame kennis, lust of oplettenheid, 't zij uit eenige bijzondere inzigten, daar toe niet mede werken , en de poogingen der welmeenende ingezetenen niet onderfteunen ? wanneer die te werk gaan zoo als wij f bij voorbeeld, ten aanzien van de Colonie Suriname aangetekend hebben (a); en wanneer deze of geene tak van vaart en koophandel , en nog wel zulken, die eerder tot afbreuk dan tot bevordering van 's lands vaart en koophandel ftrekken,' tot bederf van andere takken te zeer begunftigd worden; en aan de vaart en koophandel ioodaanige voorkeur boven de manufacluuren ert trafieken word gegecven, dat deze noodzaakelijk te gronde moeten gaan; en de binnen - fteden door deri tijd ten eenenmaaje ontvolkt, of flechts door .tweederlei foort van menfchen, renteniers eri behoeftigen ? bewoond worden. Dan hop het daar mede ook gefteld moge zijn het zal altijd een voorwerp van genoegen weezen de middelen te befchouwen, welke ons uit eenen zieken töt eenen gezonden ftaat kunnen brengen : dit ten mhiCK baart eene hoop , dat 'er te eeni-i-eri tijd gebruik van gemaakt zal worden , en die üoop is op zich zelve genoeg , om in zoodaauige befchouwing eenig vermaak te vinden. Wij vleien ons dan, dat onze overwegingen over de middelen door welken de koophandel en fcheep vaart weder kunne ii worden opgebeurd, en den voorrang op alle handeldrijvende volken bekomen, onzen landsgenooten niet onaangenaam zullen vallen: zij worden hun voorge- ftelrl r/^Jlf °' lL b!'I1'70* eu volSS- e" bier vooren in di« JDeel bladz. 190 en volg.  R IJ K D O M. 28? {leid niet als voorfchriften oflesfen, welken men hun als beter en dieper denkende, met meerder vermogens van geest begaafd , met meerder kundigheid voorzien, of met meerder ijver voor 's lands welzijn bezield, dan anderen, voorfchrijft; maar enkelijk als bedenkingen, welke ter hunne overweeginge, en verder nazoek worden overgelaaten, met verzoek, dat zij de abuifen en misflagen, welke in het behandelen van zulk een uitgeftrekt onderwerp onvermijdelijk zijn, gelieven te verbeteren. Staats-Befchowwing der Vereenigde Gewesten, met betrekking tot derzelver vaart en koophandel. Het is met de ftaatsligchaam en even als met de menfchelijke gelegen. De gebreken komen 'er alïengskens en onbemerkelijk in op , breiden zich uit, neemen toe, brengen kwaaien voort, welken dikwijls ongeneefelijk zijn, om dat men haar geene geneesmiddelen kan toebrengen zonder het gantfche ligchaam aan te tasten. Echter heeft in deze gelijkenis het ftaatsligchaam een voordeel boven het menfchelijke ligchaam : men kan den oorfprong en oorzaaken der ziekten, die de menfchen kwellen, zeer zeldzaam recht ontdekken. De. Geneesmeesters gaan hier gewoonlijk flechts bij den tast te werk: niet kunnende zien in 'tligchaam des zieken, zijn zij genoodzaakt hunne gisfingen te regelen op tekenen, en deze tekenen zijn dikwijls niet zeer gewis. Anders is het met het ftaatsligchaam gelegen- Men kan de oorzaaken, den oorfprong en het toeneemen der ftaatsziekten ontdekken en kennen: men kan dezelven aanwijzen, en, indienmenze niet in den grond kan geneezen, kan men haar ten minfte hulpmiddelen toebrengen, die de kwaal tegenhouden of verminderen. Wij hebben zoo even aangemerkt, dat, de oorzaak  m HOLLANDS zaak van eene kwaal weggenomen zijnde, daar doo¥ de kwaal zelve doorgaande weggenomen word. Dit in gemeenlijk zoo, maar niet altijd: daar bij moet nog komen de geneezing der gevolgen, welken de kwaa-1 gehad heeft: die moeten ook weggeruimd worden. Hebtge vergif ingenomen, of het koud vuur ergens gekreegen, zoo is het niet genoeg, datge de oorzaak der kwaaie mijdt; gij moet de gevolgen, welke 'er uit ontftaan zijn, trachten te verhefpen, indienge tot uwe voorige gezondheid herfteld wilt weezen. Het vermeerderen en verhoogen van de belastingen, inkomende en uitgaande rechten, en van andere lasten, tot Welken de Staat door nood is gebragt geworden, eene der voornaamfte oorzaaken zijnde, welke ons onze vaart, handel, en manufactuuren heb* ben doen verliezen, zoude het niet genoeg zijn , dat men dezelven niet meer vermeerderde; men moet* ze nog verminderen. Z. D. H. Prins Willem de iV. gl. ged. dringt in hoogstdeszelfs Propofitie fterk op dit hulpmiddel aan. Was de ftadhouderlijke regeering niet reeds herfteld, men zoude met die herftelling moeten beginnen. Wat is 'er tog natuurlijker dan dat men zich tot eene leevenswijze, waarbij men zich wel heeft bevonden f wederom begeeve en die , welke der gezondheid nadeel toebrengt , laate vaaren. Daar wij nu in onze voorige befchouwing over onze ftaatsgefteltenis niet enke* lijk het nut maar ook de noodzaakelijkheid der ftadhouderlijke regeering, en derzelver heilzaamen invloed op zaaken van vaart en koophandel, aangetoond hebben, is het zoo wel ter wederop* beuringe van dezelven , als met opzigt op het algemeen welvaaren van de Republiek, te wenfchen , dat 'er nooit aan dezelve eenige breuk zal worden toegebragt, en dat het ftadhouderl ijk gezag, welverre van hindernisfen, in deszelfs werkingen ten. nutte van  R IJ K D O M. 2J0 van den lande, te ontmoeten, integendeel alle onder» fteuning en hulp zal ondervinden; en dat men daar door in zaaken van vaart en koophandel, gelijk ali in andere zaaken, welke het algemeen welzijn betreffen,de heilzaame vruchten van 'slandsfpreuk,Eendragt maakt magt, zal mogen plukken, als de eerfte grond, op welken onze fcheepvaart, koophandel, fabrieken en trafieken wederom kunnen worden opgebeurd. Het is zeker, dat het verval der fcheepvaart en des koophandels de inkomften, die uit de inkomende en uitgaande rechten voortwelden, verminderd en de Republiek daar door een merkelijk gedeelte van haare inkomften verlooren heeft. Wanc zoo lang als de vreemdeling bij ons zijne nooddruft zoekt, betaalt hij alle de lasten , die 'er op ftaan; maar zijn die zoo hoog, dat hij zich naar elders begeeft, dan kunnen die belastingen enkelijk op de ingezetenen zeiven vallen. Het is insgelijks zeker, dat het verval der fcheepvaart en des koophandels, en voor al dat van de manufacluuren en trafieken 's lands inkomften hebben moeten verminderen aan andere kanten; bij voorbeeld, in de middelen van confumptie (a); en het is niet minder waar, dat de negotiatien, door den Staat niet alleen, maar door de fteden, maatfchappijen , en andere genootfchappen gedaan, een bezwaar maaken voor den Lande, het welkalierdrukkendst is, om dat het den weg fchijnt te fluiten voor de allereerfte en noodwendige middelen, welke in 't werk zouden dienen gefteld te worden, om de fcheepvaart, koophandel , en trafieken weder op te beuren; en evenwel is het zeker, dat, wanneer men naar iets ftaat, de noodige middelen om 'er toe te geraaken in 't werk gefteld moeten worden. Wij • (a) Zie D. III. IV. Dufe %  290 HOLLANDS Wij hebben te vooren aangetekend en doen zien, dat hei verval van onze krijgsmagt, en inzonderf heid van onze landmagt, de eerfte aanleidende oorT zaak is geweest van de nadeelen, welken wij in onze vaart en koophandel hebben geleeden, en als nog de oorzaak is van de fchaden en 't vêrval, daar zij aan bloot gefteld ftaan. Wil men derhalven ter opbeuringe van die welbronnen van ons beftaan arbeiden, dan moet men ook zorgen, dat de Republiek, zoo te lande als ter zee, in een bekwaamen ftaat van tegenweer gefteld zij. Ik weet zeer wel, wat men daar tegen oppert en geopperd heeft; ik weet zeer wel, dat het onvermogen der Gewesten en der ingezetenen, en de poinclen van menage voorgeworpen worden , als redenen, welke de Republiek buiten ftaat zouden ftellen, om eene genoegzaame magt te onderhouden: ik laat die allen daar. Men kanze elders op eene fehaal gelegd en gewoogei? vinden. Ik zal 'er niets anders op aanmerken, dan dat ik het voorwenden van te weinig vermogenzeer -kwaalijk geplaatst vind, wanneer het op iets noodzaaklijks aankomt. Wanneer een geneesheer aan iemand , die vergif in't lijf had , een braakmiddel voorfehreef, en deze hem zeide geen braakmiddel te kunnen gebruiken, zoude de Arts zekerlijk 'er niet anders op kunnen antwoorden, dan alleen, ik kan U dan niet helpen. Wat zoude men van een kranken zeggen, welke uit hoofde van duurte een zeker voedfel of hulpmiddel, volftrekt noodig om herfteld te worden, zoude weigeren te gebruiken, terwijl men zijne kamer en huis met kostelijk huisraad vervuld zoude zien. Het is niet genoeg, dat 'er ineen uurwerk of ander werktuig dit of dat gedeelte verholpen worde, zij moeten allen in goeden ftaat zijn. Gevolgelijk moet 'er ook gezorgd worden, dat de Staat met eene bekwaame ktrjd- en zee-  H IJ K D O M. zgi zeemagt voorzien zij, om de fcheepvaart en koophandel^ benevens de manufacluuren en trafieken weder op te beuren. Wil men geen fchade lijden, men dient zich voor fchade te behoeden: de hemel bewaare ons voor de aanvallen van een volk, 'c welk ons zoude kunnen leeren, dat eene natie,welke overal kapitaalen op interest heeft uitftaan, en zoo in hun huis, huisraad, als leevenswijze alle blijken van overvloed vertoont, en echter uit hoofde van fpaarzaamheid geen zorg draagt voor haare veiligheid , wel verdient voor zijne magt te buigen, onder een vreemd juk te vervallen, en van haaren rijkdom beroofd te worden. Voor 't overige zal het hier niet. onpas komen, datwe kortlijk het vermogen van onze Republiek met betrekking tot dat der andere Mogendheden eens onder het oog neemen. Geene Mogendheid is 'er, zoo wij meenen , die ten aanzien der geldmiddelen het in crediet haaien kan bij den Vereenigden Staat. Welke fchatten hebben de onzen niet bij de vreemden uitfiaan, zonder aan de vreemden wederom voor opgenomen penningen iets verfchuldigd te zijn? Waar heeft men afiosfingen zien doen , gelijk bij ons gefchied is? Het is waar, dat de geldleeningen door den Staat gedaan den grond gelegd hebben tot eene verzwakking , die deszelfs natuurlijke vermogen zeer vermindert , door het verlies, het welk dezelve door de gevolgen van die geldleeningen in zijne inkomften geleeden heeft. Daar uit is ontftaan, dat eene belasting, welke eertijds alleen op den buitenlander kwam,'naderhand de ingezetenen zeiven heeft gedrukt , en voor den koophandel verderfelijk is geworden. Maar, gelijk de magt eener Mogendheid groot of klein moet geacht worden, naar maace dat men dezelve met eene grooter of kleinder magt vergehjkt,zoo is't hier ook met het onvermogen gelegen. T s In  e92 HOLLANDS Inderdaad, iudienmende andere volken befchouwtr* zal men bevinden, dat het onvermogen, waarin dezelve zich al mede door geldleeningen hebben gebragt, nog veel grooter is, zoo om dat zy in het geld opneemen hunne natuurlijke krachten veel verder hebben overfchreeden , als om dat zij tegenwoordig zulke weezenlijke , fpoedige en gemakkelijke hulpmiddelen niet hebben als wij. Heeft de Staat in den oorlog van 't jaar 1741 den roem niet opgehouden , dien dezelve in alle de voorige oorlogen had behaald, en in den laatsten oorlog minder magt en krachten getoond dan in de voorigen T daar uit volgt niet, dat de Staat minder vermogende is, dan dezelve te vooren is geweest. De redenen van eene mindere uitoefening van magt fchijnen elders gezogt te moeten wor-, den, even zoo wel als die, welke het aanhouden van eene behoorlijke krijgsmagt verhinderen, dewijl men uit den ftaat van deszelfs geldmiddelen, uit zijn crediet, uit de menigte van de kapitaalen, die afgelost zijn, en uit de magtige groote fommen, welken de vreemden opgenomen, en bij ons gevonden hebben, ziet, dat de magt van den Staat eene behoorlijke evenredigheid tot die van andere Mogendheden heeft, zoo zij dezelve niet overtreft» Want daar de magt van eene Mogendheid tegenwoordig meer berekend word naar zijne geldmiddelen, dan naar anderen, moet 'er natuurlijk uit volgen, dat de rijkste de magti£ste is, alles buiten dat gelijk gefteld zijnde. Alleenlijk moet men hier in overweeging neemen, dat de Staat buiten vermogen kan zijn, offchoon dezelve krachten genoeg in zijnen boezem heeft; naamelijk, wanneer 'er geen evenredigheid plaats heeft tusfchen den rijkdom der particulieren en dien van den Staat; en dat de particulieren rijk zijn, doch de Staat. arm:  ft IJ K B O M.' 193 I arm: het welk ons geval fchijnt te zijn ( a ). W rj zijn met de Engelfchen in oorlog geraakt; L *n onze zeemagt ftond fchier gelijk aan o. Is 'er eene Mogendheid, wélke in zulk een korten tijd, als wij gedaan hebben, fchepen herbouwd- of op nieuw getimmerd heeft? Het heeft ons meer aan volk gehaperd, dan aan wat anders: en die kan tot een bewijs en tot eene les dienen, dat het geld alleen niet genoeg is, offchoon 'er zonder geld niets gedaan kan worden; en dat men volk op de been moet houden, het geld gebruiken, wanneer j het tijd is en niet te laat, om zijne krachten te kunnen oefenen: dat 'er tijd noodig is, om nieuw krijgsvolk te werven, hetzelve in den wapenhandel te oefenen en aan de krijgstucht te gewennen, en 't zelve bekwaam tot den dienst te maaken. Wie is 'er, die niet weet, dat men de zaaken niet op 't uiterfte moet laaten aankomen , en dat een hoop pas geworven land - en zeevolk even zoo onnuttig of fchadelijk tot krijgstochten is, als Bevelhebbers , die nimmer den krijgsdienst geoefend of bijgewoond hebben. Doch hec verwaarloozen van tijdige voorzorg bewijst geen : gebrek aan innerlijk vermogen. Wij zijn als nog buiten ftaat om krachten te oefenen; niet uit hoofde van eene innerlijke zwakheid: Burgemeesters van Amfterdam hebben Z. D. H. voorgehouden, dat 'er nog magts genoeg bij den Staat isc maar uit hoofde van eene tegenwoordige ongereedheid , om krachten te oefenen , welk onvermogen flechts door den tijd verholpen kan worden (b ). Wij hebben door den flag van den Doggersbank gezien, dat de Natie in heldhaftigheid niet (a) Z;e"REiNiER Vkïaarts Brieven, (b ) lbtd. T 3  194 HOLLANDS niet ontaard is; maar die geenen, welke 'er uit beflooten hebben, dat wij de Engelfchen in magt evenaaren , hebben niet overwoogen , dat het ons niet zoo zeer aan moedig volk , als aan geoefend volk ontbreekt; dat de moed zonder oefenim* iedel is; en dat het niet genoeg is, dat 'er eenig bedreeven zeevolken bekwaame Officieren in dienst van den Staat zijn; het getal moet evenredig zijn aan de oogmerken, welken men zoekt te bereiken, en de onderneemingen , welken men gaarne zoude willen in 't werk ftellen. De aart en natuur' van den koophandel, hoe die ook gedreeven worde, eischt veiligheid en zekerheid: want zoo lang als een koopman begrijpt, dat zijn handel aanftoot zal lijden, zal-hij of geen of minder zaaken doen; en hoe geruster hij meenen zal in zijn bedrijf te kunnen voortgaan, hoe meer hij zaaken zal durven onderneemen. Zelden gebeurt het, dat een koopman in zijn overleg acht geeft of behoorlijk acht geeft op eene vredebreuk: in den oorlog tegen Spanje rees onze krijgsmagt zoo hoog, dat de koopman zich zoo zeker rekende, als of hij in vrede was: op deeze gerustheid fteunen alle zijne onderneemingen, van wat natuur zij zijn mogen, even gelijk hij zich vertrouwt op betaalingen voor geleverde goederen , of geaccepteerde wisfels. Rijst bij hem daar omtrent eenig mistrouwen, hij ftapt 'er van af, en ziet naar wat anders om. Zouden de kooplieden, bij voorbeeld„ ooit in hunne gedachten genomen hebben, om landen in de West te laaten bebouwen, en zouden zoo veele ingezetenen daarin belang genomen hebben, indien zij zich hadden voorgefteld, dat de Colonien , uit hoofde van gebrek aan eene toereikende krijgsmagt van den Staat, bij het uitbersten van eenen oorlo^, bloot zouden ftaan om voor den eerften aan ral'te moe-  r ij K D O m, apj ttnoeten bukken, en datwe onze toevlucht tot eene vvreemde Mogendheid zouden moeten neemen, om Ver befcherming aan te bezorgen; en dus ons oncder de plak van een vreemden Monarch begeeiven? De welvaart van den koophandel eischt der1 halven eene aanhoudende krijgsmagt zoo te watter als te lande; cn het beftendig aanhouden van , die  R IJ K D O M. sof> adie wat aandoenelijk is, en eenig bart voor zijn \ Vaderland heett. De andere gewesten kunnen üop geen voorfpoed roemen; zoo zij almede niet eeerder over tegenfpoed re klaagen zouden hebben. RJMen befluit 'er -uit, dat de Vereenigde Staat tthans veel minder vermogende is, dan in de voortgaande eeuw. De gevolgtrekking fchijnt, opperplakkig befchouwd , redelijk natuurlijk door te pgaan: echter dient men 'er op in aanmerking te cneemen, dat het vermogen der Mogendheden (ïniet alleen afgemeeten moet worden , uit het ►geen zij thans in ftaat zijn te doen om krachten te zwinnen, of die te vermeerderen, maar te gelijk ook sop de middelen, welken zij thans hebben, om kracht ké oefenen. Als men nu overweegt, dat de eerfte labron van 't vermogen niet, gelijk in voorige tijden , denkelijk beftaat in de volkrijkheid van een land, ipnaar wel voornaamelijk in het bezie van de noodige ilpenningen, om het volk te gebruiken; dat men zelfs ilhet vermogen van oorlog te voeren berekent op het ivermogen der Mogendheden ten aanzien van haare geldmiddelen , dan zal men mogelijk bevinden, dat fde Vereenigde Staat, met betrekking tot de andere )Mogendheden, zoo zwak niet is, als men zich veribeeldt. Immers heeft men bereids in het voeren ivan den oorlog tegen Spanje kunnen zien, dat ge'brek aan geld, aan de zijde van het Huis van Oostenirijk, meer dan iet anders ons in ftaat gefteld heeft, om ihet hoofd tegen hetzelve te kunnen bieden, daar irwij, zoo door Pmgeland als Frankrijk, met geld oniderfteund werden: en het is meer dan eens aangeiinerkt, dat de vreemde Mogendheden, Engeland ien Frankrijk niet uitgellooten, zulke zwaare oorlogen niet zouden gevoerd hebben, indien dezelve bij ons geen middel gevonden hadden, om zich ivan penningen te voorzien. V 3 Oit  3i© HOLLANDS Om van onze meer of mindere magt of onmagü met juistheid te kunnen oordeelen, zoude men dienen na te gaan: i. of onze volkrijkheid grootelijks verminderd is; t. of onze landbouw is afgenomen; 3. of'er minder geld in 't land is dan te vooren; of de ingezetenen minder of meerder rijk zijn ; 4. of het verval van onze fcheepvaart en koophandel zoo groot is, dat ons daar door alle andere middelen van vermogen zijn ontvallen? Het word in 't algemeen buiten tegenfpraak gefteld, dat de zeven Gewesten, over 't geheel genomen, minder volkrijk zijn, dan in de voorige eeuw; maar teffens fchijnt het ook vrij algemeen aangenomen, dat het verfchil zoo groot niet is, als het zoude moeten zijn, om 'er de onmagt van den Staat uit te kunnen afleiden. Onze landbouw is niet afgenomen, onze rijkdom is grootelijks vermeerderd in plaats van verminderd te zijn: en hoezeer men niet ontkennen kan , dat onze koophandel en onze fabrieken voornaamelijk fterk vervallen zijn, en van dag tot dag meer en meer afneemen, zoo kan men echter niet zc-gr gen, dat dit verval zoo groot is, dat ons daar door alle middelen, waar uit de magt van een Staat moet voortgebragt worden, zouden ontbreeken. Niet tegenftaande het verval van de fcheepvaart, koophandel en fabrieken, heeft men bij ons het geld zoodaanig zien vermeerderen, dat wij in ftaat zijn geweest om meer dan anderhalf duizend millioen (zoo als het bij fommigen begroot word) aan andere volken op te fchieten, terwijl 'er nog onnoemelijke kapitaalen bij ons ledig of bijna ledig liggen, die enkelijk wachten naar gelegendheid, om buiten of binnen 's lands gebruikt te worden: alle die overvloed van penningen is voorgefprooten, 't zij uit de winsten in den koophandel gedaan, 'tzij uit het fpaarzaarn leeven der ingezetenen, en  R IJ K D O M. 311 een uit de nationaale neiging om geld op te legggen. Het is waar, dat de klimmende fcheepvaart en dde aanwasfende koophandel het vermogen van den SStaat die kracht heeft bijgezet, van welke wij te vvooren hebben gefproken (#). Het is teffens waar, ddat de fcheepvaart en koophandel, verminderd en ttot die laagte vervallen zijnde , waarin wij dezelRven hedendaagsch zien, tegenwoordig wel verre pijn van aan 't vermogen van den Staat eenige 'Ikracht toe te brengen, daar in tegendeel dezelfcven eerder het vermogen fchijnen te verzwakken door den bijftand, welken zij benoodigd hebjben: doch het is aan een anderen kant even zeer waar, dat de rijkdom in den boezem van den Staat \ wederom zoodaanig is aangegroeid , dat, ingevalle ï men het gebruik, het welk 'er van gemaakt kan worfden, gade Haar, men zeer verre zal zijn van onzen Staat aan te zien als magteloos, of zelfs min. der magtig dan dezelve geweest is ten tijde yan den r munfterfchen vrede, en vooral in den tijd van | den opftand tegen Spanje. Alleenlijk zoude men i kunnen zeggen, dat het wel waar is, dat de rijki dommen in den Staat zijn vermeerderd, en de inge; zetenen rijker geworden, doch dat niet te min de Staat minder vermogende is, en zelfs magte| loos, alzo de Staat zwaar belaaden is met fchulden, j! van welken jaarlijks de interesten betaald moeten worden, dat 'er geen wegen zijn, om den Staat deelgenoot te maaken van den rijkdom des volks, en om uit de beurs van 't volk tot 's Lands kasfe het noodige over te brengen, alzoo de belastingen reeds zoo menigvuldig en zoo hoog zijn, dat er geen mogelijkheid is, om die te vermeerderen. Dit is («) D. II. bladz. i. en volgg. V4  3U HOLLANDS is zeker een weezenlijke zwaarigheid: want als 'er geen middel is om den Staat deelgenoot van de gegoedheid der inwoondeeren te maaken, dan is het voor den Staat om 't even, of de inwoonders gegoed zijn of niet. Het zal 'er mede zijn als met iemand, die zijn huis vol goud, kleinoodien, en geld heeft, doch daar van niets befteedt, om die belust zouden kunnen worden , om 'er zich wat van toe te eigenen, weerftand te kunnen bieden; en dus fchijnt het eigenlijk met den toeftand van onzen Staat gelegen tg zijn. Her ontbreekt ons Vaderland met aan geld en middelen, niet te min is de Republiek ontbloot van eene genoegzaame magt, om, dooreen haarer nabuuren aangevallen zijnde, eemgen_ weerftand te kunnen bieden. De oorlog, dien wij tegenwoordig tegen de Engelfchen voeren, is 'er ongelukkig een fpreekend bewijs van. Men kan derhalven met waarheid zeggen , dat de Republiek te gelijk zeer magtig en zeer magteloos is, naar maate dat men den Staat, als een ligchaam befchouwt, of wel deszelfs ingezetenen afzonderlijk genomen. Het verval van de fcheepvaart, koophandel , en fabrieken heeft aan den Staat ten minfte zooveel nadeelsals aan de ingezetenen, op zich zeiven genomen, toegebragt, vermits door dit verval de inkomften van 'tLand grootelijks verminderd zijn geworden, terwijl de fkjkerijen boven dien 's lands kas nog van een groot gedeelte haarer inkomften verfteeken. Men zoude derhalven op dit punt kunnen zeggen, dat de Republiek enkelijk magteloos is, voor zooveel zij gebrek heeft aan middelen, om van het geen m haaren boezem is gebruik te maaken; en daar word zekerlijk meer dan gemeene kunde en doorzigt vereischt, om dit gebrek te verhelpen, vooral in een Hurgerftaat als de onze is: waarom men mogelijk niet veel van den weg zoude  R IJ K D O M. 3rS aan dezelven een allerzwaarften flag zoude toebrengen , en daarom de uiterfte zorg waardig is. Ons vermogen , offchoon uit den koophandel geboren, is oneindiglijk min wankelbaar dan dat van Venetië was, om dat de aart onzes handels een vaster grondflag heeft. Om de vermogens van onzen Staat tot zulke naauwe paaien te brengen, als het thans met die der Venetiaanen gefield is, zoude men moeten vooronderftellen, dat 'er in Europa bijna diergelijke omwentelingen zouden kunnen voorvallen , als ten aanzien van Venetië hebben plaatsgehad. Geene wisfdingen of wentelingen in de algemeene vaart en koophandel kunnen ons onze bezittingen in Afrika en in de beide Indiën doen verliezen. Wij ftaan zekerlijk in gevaar van nog meerder afbreuk in onze vaart, koophandel, fabrieken en visfcherijen te lijden door dezelfde oorzaaken, die 'er ons een gedeelte van hebben doen verliezen; maar alle middelen, om dit voor te komen, zijn ons nog niet ontvallen; en daar zijn 'er mogelijk meer dan men denkt, om die bronnen van welvaart, zoo niet geheel en al, ten minfte voor een groot gedeelte op den ouden voet te herftellen. De ligging van ons land met betrekking tot de vreemde landen, deszelfs inwendige gefteldheid, kunnen door geen mededinging van andere volken vernietigd worden : de aart van onze natie, en de aart zelve van onzen koophandel lchijnen voor 't behoud van onze neeringen en handteeringen te waaken. Om die te gronde te doen gaan, zoude, onze Staat overheerd moeten worden, en de ingezetenen buiten ftaat gefield om hun kost te winnen; of liever de Zeven Gewesten zouden ontvolkt moeten worden , vermits dezelven , zonder visfeherij, vaart , koophandel en fabrieken, geen beftaan geeven. Daar zöa-  R IJ K D O M. 325 izzoude een oorlogszuchtig Vorst, een Karei de tStoute , bij voorbeeld , moeten opkomen , die, tmeer belust om landen en fteden te verwoesten , oda» dezelven in volk en in rijkdom te doen toenneemen , den Vrijen Staat kwam overweldigen, Een onder zijne heerfchappij bragt. Zoodaanig eene \ gebeurtenis zoude zekerlijk aan onze visfcherij, \ vaart, koophandel, en fabrieken den doodfteek [geeven, en de Hemel bewaare ons en onze naakoiimeiingen voor zulk een onheil! Vergeefsch ftelt imen dit geval onder de onmogelijkheden. Volgens de Montesqtjieu heeft eene geduurige [ondervinding in Europa getoond, dat een Vorst, 1 welke een millioen onderdaanen heelt, zonder zich ; zeiven in den grond te helpen, niet meer dan • tien duizend man op de been kan houden : dus zonden alleen de volkrijkfte Staaten legers kun-^ nen onderhouden. Dit gevoelen mag waar zijn, voor zoo verre men hetzelve bepaalt tot eenen Staat, die met meer dan een millioen ingezetenen heeft, en aan wien het aan middelen ontbreekt, om het gering getal van ingezetenen op eene an; dere wijs goed te maaken. De magtige en ont: zaggelijke vlooten, welken de Vereenigde Staat in ] deszelfs oorlogen onderhouden heeft, toonen ten j overvloede, dat het onderhouden van eene krijgsi magt niet altijd afhangt van de volkrijkheid van i een land. Handeldrijvende volken worden door 1 de rijkdommen, die hun van elders aanvloeien, in ftaat gefteld , om ook van elders het inwendig gebrek aan volk te vergoeden. De menigte van onderdaanen doet in onze tijden niets, indien 'er geen geld bij komt, om aan dezelven het noodige tot het voeren van oorlog bij te zetten. Indien onze Staat eens verbood', om tegenwoordig voor de vreemde '. Mogendheden geld op te neemen, zouden deze X 3 wel  32ö HOLLANDS wel ïn ftaat zijn, om grooter magt uit te oefenen, dan wij? Immers word het tegenwoordig voor eene' bekende waarheid aangenomen, dat de Mogendheid, wier fchatkist het eerfte uitgeput is, ook het eerfte den vrede moet zoeken. De voornaamfte zwakheid der Republiek ligt mogelijk in haare regeeringsvorm. DeMontes de Republiek als zoo veele misdagen en dwaas- he- (») Men vindt dit in Reiniër Vbijaarts Brieven ', UdeüHk, bladz. 62. en volg. Y3  349 HOLLANDS heden te boek ftellen, is weinig waardig, dat wij 'er ons bij ophouden. Alle de franfehe Schrijvers, (ik zonder 'er geen een van allen , die ik geleezen heb, uit) zijn. behebd met de verbeelding, dat zij beter dan andere over de belangens van onzen Staat, en de wegen, welke ter bevorderinge van dezejven gefchikt zijn , kunnen oordeelen ; offchoon zij de lompfte en diepfte onkunde, zoo van onze Republiek , als van haare vermogens toonen; en het geringfte denkbeeld noch van onze regeeringsvorm , noch van ons ftaatsweezen hebben. Op welk een opgeblaazen toon /preekt de Schrijver van le Politique Hoüandoïs niet ? Ken man, die zich tot een Leermeefter van onze Natie verheft, zich als zoodaanig een aankondigt, en in ieder blaadjen toont, dat hij de leerling van eene menigte middelmaatige burgers, die tot tijdverdrijf wat geleezen hebben, zoude kunnen zijn, indien de franfehe hoogmoed hem toeliet les van een gemeen hollandsch burger te ontvangen. Voltaire met alle die franfehe Schrijvers daar laatende, zal ik enkelijk aanmerken, dat de Republiek nimmer in ?t geval is geweest van tusfchen twee goeden te kunnen kiezen, maar wel van tusfchen twee kwaaden te moeten kiezen. Cromwel , en na hem Karei de II. en voorts Lodewijk de XIV. hebben den Vereenigden Staat in de noodzaakelijkheid gebragt om de wegen te verkiezen, welken dezelve ingeflagen is : inzonderheid heeft Lodewijk d" XIV door zijn gedrag jegens de Republiek ons gedwongen, cm ons naauw met het Huis van Ooftenrijk, Groot- Bntannië, en eenige duitfche Vorften te verbinden: wie 'er aan twijffelt leeze, onder anderen de Memoires van d'Jvaux. Dit heeft ons genoodzaakt, om naar middelen uit te zien, welken wij pet gefchikst voor onze zekerheid achteden, en daar uit  R IJ K D O M. 343 uit zijn wederom alle die betrekkingen voortge-fprooten, welke ons in de onlusten en gefchillen van andere Mogendheden betrokken hebben. Van achteren, en zonder in ftaat te zijn, om alle de omftandigheden en beweegmiddelen, welke de Republiek in dien tijd hebben kunnen of moeten overhaalen tot deze of geene verkiezing, te weeten en in overweeging te kunnen neemen, daar over te willen oordeelen, en te beflisfen, wat men gedaan of niet gedaan moest hebben, is, mijns bedunkens, een klaar merkteken van gebrek aan kunde en oordeel. Het eenigfte, dat men met zekerheid zoude kunnen berispen, is het begrip, dat onze Staat, zonder het aanhouden van eene bekwaame land- en zeemagt in tijd van vrede, beftaan kan: vooreerst., om dat het eene algemeene waarheid met betrekking tot alle Burgerftaaten, en vooral ten aanzien van zulken, die rijk zijn, is, dat zij, zonder eene aanzienlijke magt, welke in andere Mogendheden eenig onzag kan baaren , altijd bloot ftaan aan vijandlijkheden: ten tweede, om dat wij aan dat begrip alle de rampen, welken de Republiek geleeden heeft, menfchelijker wijze gefproken , te wijten hebben: ik laat nu daar de bijzondere oorzaaken , welke, uit het begrip van eene llaatsregeering zonder Stadhouder, daar bij in aanmerking zouden kunnen komen, en van welke oorzaaken te vooren gefproken is. (a) Want of de bijzondere Gewesten, of de Republiek, eenen Stadhouder hebben dan niet, dit blijft zeker, dat zij in vrede een behoorlijke land - en zeemagt dienen te onderhouden, indien zij de veiligheid en zekerheid van den Staat, zoo wel als het welvaaren der in- (») D. III. bladz. 130. en volg. 263. en volg. 325. en, volg.  344- HOLLANDS ingezetenen, niet geduurig in de waagfchaal wille» houden. Indien Frankrijk, federt den munfterfchen vrede, ons geen vijandig hart getoond had ; indien Lodewijk de XIV. minder op het bezit der ooftenrijkfche Nederlanden gefteld was geweest, en ons in den oorlog tegen Engeland wat beter de hand boven 't hoofd had gehouden; indien Frankrijk niet getoond had onze vaart en koophandel te willen verzwakken, en onze vermogens te verminderen; wij zouden mogelijk Frankrijk boven alle de Mogendheden tot onzen Bondgenoot verkoozen hebben ; vermits de vriendfchap van Frankrijk voor het belang van de Republiek zeer nuttig en dienftig is; en wij zouden tot die naauwe verbintenisfen niet gebragt zijn geweest, welke ons van Frankrijk verwijderd, en in veele gevallen tot eenen vijand van dat rijk gemaakt hebben. Men mag het zelfs aan het gedrag van Frankrijk wijten , dat Engeland deszelfs magt tot den hoogften top gevoerd heeft, terwijl het zijne poogingen aanwendde, om ons te vernederen en klein te maaken; en de wijze op welk Frankrijk in 't vervolg met ons te werk zal gaan , zal ons moeten leeren of het nu ten onzen aanzien beter gezind is. Eenige hulp, ons toegebragt m een oorlog, in welken hetzelve ons heeft doen vallen, weegt bij mij zoo zwaar niet, dat ik er vast op zoude durven doorgaan; behalven dat een aanhoudende ijver, om 't gezag van den Heer btadhouderm onze Republiek te verminderen bij mij eerder een klaar blijk zoude zijn, dat Frankrijk bet kwaabjk, dan wel, met de Republiek meent Onze Republiek is de eerfte geweest, welke aan de europeifche.Mogendheden getoond heeft, tot welk een vermogen de vaart en koophandel een volk tpinen verheffen; en geen Mogendheid is 'er, die van dit  R IJ K D O M. 345 'dit middel van verheffing meer en beter gebruik heeft gemaakt dan Groot-Brittannië. Dit rijk heeft voorlang cle kracht van dezen ftel - regel geweeten: Imperator mans, terra dominus. Het heeft een geheel ander fpoor gevolgd dan wij: want in plaats van zijne krijgsmagt te laaten vervallen, zoo heeft het dezelve beffcendig vergroot; en is daar door tot dat toppunt van vermogen gekomen, dat het voor geheel Europa al te ontzaggelijk fchijnt geworden te zijn. Alle de bezittingen der Europeaanen in Afrika, in Amerika en in Oost-Indië hangen af van eene zeemagt j die de magtigfte op zee is, is 'er meester van; om dat zij zonder vaart niet kunnen aangehouden worden , en deze vaart niet zonder zeemagt ftaan kan blijven. De europeifche Mogendheden hebben zich in de noodzaakelijkheid gefteld, om haare vermogens tot behoud en zekerheid van die verafgelegen gewesten te moeten befteeden, en 'er meer kosten toe aan te wenden dan zij mogelijk waardig zijn. Doch wij, die geen eigen landvruchten hebben , die van elders de waaren om te koopmanfchappen moeten bekomen, zijn nog in eene grooter noodzaakelijkheid om voor 't behoud van onze oost - en westindifche en andere bezittingen te waaken, en dus eene toereikende zeemagt tot dat einde te onderhouden. Colonien zonder zeemagt zijn middelen, om eenen vijind te verrijken. Dan, of het bezit der Colonien wel altijd een voordeel is, komt mij nog al twijfelachtig voor. Engeland heeft zijne magt in Oost- Indiè' zoo hoog gebragt, als die mogelijk te brengen is: maar wat moet dat Rijk niet doen, om'er vanin't bezit te blijven? Wie heeft'er tot nog toe de voor- en nadeelen van afgewoogen? De zeemagt van Engeland heeft dat rijk in ftaat gefteld, om ook den koophandel van Jamaica en Y 5 het  $i6 HOLLANDS het Eiland Providence op Nieuw - Spanje te doen aanwasfen; en die koophandel bederft van dag tot dag hoe langer hoe meer dien van Spanje, en dien, welken anderen over Cadix op West-Indië drijven: daar nu de eene tak van koophandel altijd een anderen naar zich fleept, zoo geeft eene bezitting wederom aanleiding tot andere takken van vaart en koophandel. Het bebouwen van gronden door flaaven vereischt de vaart naar de kusten van Afrika: de Engelfchen zijn overzulks, uit hoofde van hunne bezittingen in Amerika, genoodzaakt om 'er nevens ons en andere volken, welke die vaart hadden , deel in te neemen: hier door is het voordeel, dat 'er anderen uit trokken, verminderd. Zal Engeland de overgroote magt, welke *het bekomen heeft, behouden, dan moet het, om teffens zijne volkrijkheid, landbouw en handwerken, welke door de al te zwaare belastingen geduurig gedrukt worden , te bewaaren, deszelfs zeemagt gebruiken , om nieuwe flijters voor zijne waaren te bekomen. Ook heeft Engeland, in het aanleggen zijner Volkplantingen , dit wel voornaamelijk op 't oog gehad: het ware te wenfchen, dat wij daarin de voetftappen der Engelfchen gevolgd waren , en dus beter aan de heilzaame inzitten van Hunne Hoog Mogendheden, bij 't verkenen der Octrooien, zoo duidelijk aangeweezen , hadden voldaan. De magt van Groot-Brittannië , ontzaggelijk in Europa, zoude in Amerika, door de volkrijkheid zijner noordfche volkplantingen, vooral door die van Nieuw-Engeland, Nieuw - York en Penfilvania, nog ontzaggelijker geworden zijn, indien deze Volkplantingen niet tot een opftand waren gekomen, en zich aan de engelfche heerfchappije onttrokken hadden. Boston, Nieuw-York en Philadelphia hadden, zelfs voor den opftand, meer fche-  R ij. k; D O M. fchepen in zee dan hun Moederland 'er in het begin der voorleeden eeuw had; en fommige derzelven , welken manufacluuren hebben opgericht, dreeven reeds mee de Volkplantingen van het Zuiden en met eenige der europeifche volken eenen rechtftreekfehen handel. Wanneer men gade fiaat, dat Groot-Britanniè' zijne groote magt niet anders dan met behulp van geldleeningen verkreegen heeft, en, niet tegenftaandb den aanwas van deszelfs vaart , koophandel , en manufacluuren , dezelve niet anders dan door aanhoudende geldleeningen onderhouden kan , fchijnt het onmogelijk te weezen, dat die magt bij den duur kan flaan blijven , nademaal het vinden van geld eens zal moeten ophouden. En wat dan?. Groot-Brit ta nnie moet zich dan (voor zoo veel wij, die 'er alles niet van kunnen inzien, het oppervlakkig befchouwen) in eenen neteligen toeftand _ bevinden ; want zoo de geldleeningen de volkrijkheid , den landbouw, en de handwerken, zonder ophouden doen afneemen; waar zal het dan .eindelijk heen, daar dejaarlijkfche interesten blijven du uren , en een beflendig bezwaar maaken voor de natie, het welk niet weggenomen kan worden , dan 1 door 't aflosfen van kapitaalen: en hoe komt men aan dat aflosfen ? Het Engelsch bewind heeft zich ■ gevleid, dat de oost- en west-indifche bezittingen, i daar toe gelegenheid zouden verfchaffen : maar het i heeft zich door de onzekerheid en wisfelvalligheid, aan welke alle menfchelijke uitzigten bloot ftaan' bedroogen gevonden: het heeft zich in de noodzaakelijkheid bevonden, om, jaar op jaar, de fchuld van 't Rijk te vermeerderen. Het eenigfte , dat men ?er opzeggen kan, is, dat Frankrijken Spanje , en zelfs de Noord - Amerikaanen , zich op gellijke wijze verarmd hebben. Doch deze troost zet  348 HOLLANDS zet geen krachten bij : waren wij buiten het gefchil gebleeven, onze betrekkelijke magt, zoude, hoe magteloos wij anders fchijnen te weezen , merkelijk tegen dat der oorloogende Moogendheden gereezen zijn. Daar zijn 'er, die gemeend hebben, dat de Vereenigde Staat deszelfs weezenlijk belang niet bevorderd heeft met in den voorgaanden oorlog onzijdig te blijven, en dat dezelve beter zoude gedaan hebben van 'er deel aan te neemen; om dat Engeland , (zoo zij zich laaten voorftaan ) als dan niet in ftaat zoude zijn geweest , zijne magt zoo hoog te voeren; en daar door zijne vaart en koophandel, ten kosten van de onzen, zoo merkelijk uk te breiden. Het zijn (zegt men) de hollandfche kapitaalen, en de geduurige geldleeningen door Engeland, ter beurze van Amfterdam gedaan , die zijne magt zoo hoog hebben doen rijzen. Ontbrak aan Engeland dit hulpmiddel , deszelfs magt zoude zich moeten fchikken in evenredigheid van zijne volkrijkrijkheid en inwendig vermogen. Offchoon die redeneering wel doet zien, dat het beter ware geweest, dat de Engelfchen bij ons geen, geld vonden, om hunne magt zoo hoog te voeren , en het zekerlijk te wenfchen ware, datwe onze gelden bij ons konden befteeden, in de plaats van 'er de vreemden mede in ftaat te ftellen , ons van onze winningen te berooven , fchijnt het echter niet uitgemaakt te zijn , datwe beter zouden gedaan hebben deel in den oorlog te neemen, dan onzijdig te blijven. Het zoude vermoedelijk genoeg geweest zijn , datwe geld aan 't vermeerderen van eene land- en zeemagt befteed hadden , om ons in een geduchten ftaat te ftellen, fchaden en verliezen voor te komen, en uit de dwaasheid van die geenen, die op krijg belust zijn, voordeel te trekken. Het  R IJ K D O M. M9 Het is wel waar, dat, wanneer twee magtige ivolken lang en hardnekkig tegen elkanderon oorlloogen, het, volgens de aanmerking van den Heer IDe Montesqtjieu , niet altijd voorzigtig [gedacht is, dat men het Itilzittende kan aanzien, \ vermits de overwinnaar het 'er zeer zelden bij Haat, en meestentijds zijne wapenen al verder en \ verder brengt, het welk voornaamelijk van een krijgszuchtig volk, en dat zijn roem in 't oorlogen Helt, i te wachten is. De Romeinen hadden naauwelijks (de Karthagers te ondergebragt, of zij keerden hunme wapenen tegen andere volken, (a) D e oorlogen , welken maar al te dikwijls tustfchen Frankrijk en Engeland hervat worden, fleeipen 'er gemeenelijk hunne bondgenooten mede in. ;Die twee Mogendheden kunnen zekerlijk aangei merkt worden, als twee magtige volken, welken mal' i kanderen een langduurigen en hardnekkigen oorlog aan•.doen, want hunne vredes verdragen kunnen eerder i voor verdragen van beftand dan van vrede gehouden worden. Men zoude derhalven, volgens de i grondregels van den Heer De Montesqttieu, kun,i nen vraagen, of de Vereenigde Staat in die oorloggen een fliile aanfchouwer moet blijven? Wij zou- • den meenen van ja, wanneer zulks ons volgens de Tractaaten vrij ftond; en dat wij in dit fti) aanzien zouden moeten blijven , tot wij uit de overmagt van het een of 't ander dier beide volken gevaar • voor ons zouden zien oprijzen , om naderhand niet de prooi van den overwinnaar te worden. Men zal mij mogelijk befehuldigen, dat ik onzen Staat in eene al hooge plaats onder de Mogendhe\ den ftelle, wanneer ik vermeen, dat dezelve, ingevalle onze land - en zeemagt in den laatllen voor- gaan- (a') De la Grandeur des Romains £f de leur decadente.  350 tt O L L A N D S gaanden en in dezen oorlog tusfchen Frankrijk eri" Engeland tijdig in een geduchten ftaat waren gebragt geweest, gelijk het door H. K. Hoogheid, Mevrouwe de PnnlesfeGouvernante, hoogl.mem., door den Raad van Staaten, en door den Heere Prinfe van Oranje, onzen tegenwoordigen Stadhouder is aangeraaden geworden (a), niet alleen onze vaart en koophandel buiten aanftoot bewaard, zijne onzijdigheid gehandhaafd, maar teffens nog als fcheidsman den vrede zoude hebben kunnen bewerken. Dan gefteld , dat 'eivoor ons Gemeenebest niets anders overblijft dan deel aan den oorlog te neemen, wie zal vooraf kunnen bepaalen, wat zijde hetzelve zal moeten kiezen, daar de betrekkingen van godsdienst, het belang van de fcheepvaart en koophandel, het welweezen der Manufactuuren en Fabrieken , de zekerheid van onze oost - en west-indifche bezittingen, de neigingen der Vorften , de gefteldheid der , uitheemfche Hoven , de gelden welken de onzen overal uitftaan hebben, en duizend omftandigheden, welke in dezen of geenen tijd plaats kunnen hebben, als zoo veele verfchillende beweegoorzaaken zijn , welke, afzonderlijk werkende , ons tot tegenftrijdige verkiezingen doen neigen, en welke toch allen tot een punt, tot eene werking moeten gebragt worden: waarom ik het in een particulier voor te vermetel houde van deswege iets vooraf te willen bepaalen. In een gefchii tusfchen Engeland en Frankrijk, zal deze of geene meerder tot het een of ander dief twee rijken overhellen, naar maate dat het een of 't ander begrip op hem werkt of naar het belang, het welk hij in 'c een of 't ander fielt; doch, daar het belang van eene handel- drij» («) Rjeihier Vrijaarts Brieven.  R IJ K D O M. 55» drijvende Mogendheid voornaamelijk gelegen is in li het onderhouden van vriendfchap met alie andeji ren, en het aan een particulier niet gegeeven is, ](om eene genoegzaame onderrichting en kennis |' van zaaken te hebben, vermeen ik, dat men niet ; alleen best doet, maar dat men zelfs verplicht is, (om aan de Hooge Overheid te .laaten oordeelen i en befluiten , wat voor de Republiek het raadzaamfte len het veiligfte is. Behalven de belangen van 1 koophandel en fcheepvaart, die ons moeten doen iwenfchen, dat noch Engeland, noch Frankrijk te 'imagtig, of te min magtig worden , zoo ftrekken ide kapitaalen, welken wij bij die volken uitftaan !hebben, nog tot eene reden, om niet te verlangen , kdat eene dezer twee Mogendheden te magteloos H worde. Wat hebben de ingezetenen niet bij hunne .uitgezette penningen in Saxen, Silefien , en elders iverlooren, en wie verzekert hen, dat zij, wantneer andere Mogendheden door den nood geperst \worden, buiten verlies zullen blijven? Geen Mogendheid is 'er ooit geweest, ten iminfte voor zoo veel ons bekend is, wier ftaats;gc-fteldheid op zulke gronden van billijkheid, rust en vrede gebouwd, en te gelijk minder gefchikt is om de andere Mogendheden ftof tot argwaan en ;ongenoegen te geeven, dan de Vereenigde Staat. Onze Republiek aast op geene vermeerdering of vergrooting van landen ; zij verlangt alleen om in 't bezit te blijven van 't geen zij heeft. Geene wisfehngen van erffenisfen of opvolgingen, welke zoo menigmaal aanleiding tot oorlog onder de Vorften geeven, kunnen bij haar opkomen. Dit is een voordeel , 't welk zij heeft boven alle Mogendheden; deze, niets van haar te vreezen hebbende, moeten daar door natuurlijk eerder genegen zijn tot haar ibehoud dan tot haaren ondergang; en daarom ook eer-  352 HOLLAND S eerder genegen om met haar in eene goeda verftand* houding dan in onmin te weezen. Onze fcheepvaart en koophandel zijn de eenigfte voorwerpen, welke bij haar naijver kunnen wekken; doch die naijver, hoezeer die ons meer of min krenken kan, fchijnt niet van dien aart te zijn, dat wij 'er het verval van onzen Staat uit te duchten zouden hebben, indien wij van onze zijde de oude gronden van onze welvaart en voorfpoed niet verlaaten, ik meen de vlijt, de werkzaamheid, de fpaarzaambeid, de goede trouw, en alle die middelen, welken ik te vooren als oorzaaken van de opkomst, voortgang, en bloei van onze fcheepvaart, koophandel, fabrieken en trafieken, befchreeven hebbe. ACHTTIENDE HOOFDSTUK. Bcjchouvring van de inwendige geflcltenis van den Vereenigden Staat, met betrekking tot de Scheepvaart, Koophandel, Fabrieken en Trafieken. anneer men let op den aart van onze vaart en koophandel, mitsgaders op de oorzaaken, welke tot hun verval of vermindering geftrekt hebben, zoo zoude men zich eerder moeten verwonderen, dat 'er nog bij ons zoo veel van overgebleeven is, dan dat wij 'er zoo veel van verlooren hebben. De oorzaaken, welke onze vaart en koophandel nog voor verder verval behoed hebben, fchijnen gefteld te moeten worden in de ligging van' de Republiek, van (a) welken wij te voren gefproken hebben, in den werkzaamen ijver, welke, over 't (et) D. III. bladz. I. eti voJg.  R IJ K D O M. 3j3 ' Tt geheel genomen, nog ftaande is gebleeven; in de i neiging om door een gevoegelijk beftaan niet alleen eden kost té winnen, maar wat op te leggen en na te lijaaten; in het fpaarzaam overleg in 't behandelen van zzaaken, en vooral in 't onderhouden van 't geen enen heeft; in onze regeeringsvorm, en de zachtheid cder regeeringe omtrent de ingezetenen; in de Vrij* ;heid van Godsdienst, en eene burgerlijke vrijheid^ :door welke ieder bij het zijne bewaard word, zon:der vrees van dooreen eigendunkelijk gezag van zijn ïfcaat, beroep.; of goed ontzet, of in bet befchikkera :over zijne tijdelijke goederen, gehinderd te.-.wor-» iden. Wanneer ik fpreek van ■ zuinigheid eh fpaarWaamheidy bedoel ik geen afkeer voor een benoord lijk gebruik.van 't. geen men bezit , naar nm té vari :de tijdelijke vermogens, met welken de Voorziejarigheid den eenen mensch meer den anderen min, lider gezegend heeft; ik verftaa d;?or die woorden: «et genoegen van 't geen men heeft lang te heb-* iben, te gebruiken en te bewaaren; het tegenge* iftelde van 't geen men mode noemt. O.ize Voorou* jders plagten het zich tot eere te rekenen, eri meri ivindt nog onder hun nageflacht afkomelingen, die 'het zich .tot eere rekenen van te kunnen zeggen^ :die kas, die kopjéns en bakjens, dat tafelgoed; diq ftoelen zijn nog van mijn Groot-moeder: mm fchaamde zich niet , oud , huisraad te. hebben^ imaar men fchaamde zich,' alle. dagen wat nieuws ite moeten hebben $ om dat het een blijk was, dat men* ;de hand niet hield aan 't geen men bad. De vreem-; iden hebben meest allen het. gebrek ; dat zij huöi jgoed jn eens afdraagen, en wieinig de hand..hou  *R IJ K D O M. 36*0 »a tutïe van het voorfchreeve inkoomend Regt fou |,w verleent worden , mits by Certificatie van de „„ Commifen doende blyken, dat defelve Goederen; ,„ of andere inlandfche van defelve foort by wee,t gen van plaatsvulling na buiten waaren gevoert. „ Het gevolg daar van foude zyn, dat aan de l eene kant den invoer van die vreemde Goederen | vry en onverhinderd foude moogen gefchieden, I dat den Koopman altoos Meefter foude weefen ,„ van fijne Waaren, de Kiften, Pakken, Kaften | foude moogen openbreeken , zyn induftrie en 0 kundigheid ontrent de forteeringen kunnen oeffe, nen, fonder daar door aan het vertier van onfe , eigene Goederen binnen 's Lands te benaadeelen; , dat aan de andere kant onfe eige Goederen, , Koopmanfchappen en Manufacturen , wanneer , buiten de Republicq fouden gevoerd worden, , het faveur en beneficie fouden genieten van de , voorfchreeve RecepiiTen, en van de daar op be, taalde Regten, en dat de vreemde Goederen alI, hier eenige tyd geleegen hebbende, door midi, del van voorfchreeve Recepiffen , wederom vry , en fonder eenigfints belaft te zyn fouden moeten , werden uitgevoert, alfoo by weegen van Draw- , back vol koomen reftitutie foude gedaan worden , van de betaalde Regten. 1 „ D e e s e propofitie, hoe ingenieus en hoe plau, fibel defelve mag voorkoomen, is aan verfcheide j fwaarigheeden onderworpen, die men alhier niet j fal ophaalen , maar die feer befwaarlijk voor te , koomen fouden zyn ; en foude men moogelijk , daar door de deur openfetten aan een meenigte , fraudes, ten uiterften verderflijk voor onfe , Manufacturen , Handwerken , Colonien , &c. , ten minften is het feeker, dat niets bequaamer , is, om fulks te doen vreefen, dan wanneer men IV. Deel. Aa » agt  37» HOLLANDS „ agt geeft op de onnoemelijke kotten, die 'er in » Engeland gedaan worden om de fraudes te preve„ nieeren, ten opfigte van die Goederen, welke „ van een Drawback jouilfeeren , en welke nog „ veel befwaarlijker voor te koomen foude zyn in „ een Land, geconftitueert als hetonfe. „ Dit raat egter niec na , dat defelve nader „ meriteert oyerwoogen te worden. » De tweede propoficie is een Tranfit te accor» deeren , ten opfigte van die Goederen , waar „ van men het Tranfport over deefe Landen moefi „ foeken te favorifeeren , fonder egter daar door „ aan onfe eigene Manufacturen en Goederen te „ prejudicieeren, welk Tranfit plaats foude moe„ ten hebben onder foodanige precautien als gefta„ tueert zyn by voorgaande Ordonnantiën en Pla„ caaten, en foodanige ampliatien, als na vereifch „ van faaken noodig gevonden fal werden, waar „ omtrent men fig refereert aan het Project, aan „ het einde van deefe verhandeling geannecteert. „Met deefe precautien meent men, dat de frau„ des fouden kunnen voorgekoomen werden, en dat „ foodanige Goederen fouden kunnen inkoomen fon„ der ietwes behoeven te betaalen voor de inkoomen„ de Regten, en dat defelve meede fonder vreefe „ van fraude, door en over ons Land fouden kun„ nen paffeeren, fonder het minfle nadeel voor on„ fe Fabricquen , Handwerken, Colonien, Com» pagnien, Viffcheryen, &c. „ Hoe het daar meede gefield mag zyn, het „ waare ten hoogfte wenfchelyk , dat eene van de „ twee voorgeflaage propofitien konde practicabel v gemaakt worden, om de paffagie over deefe Lan„ den te behouden van die Goederen, waar van » reeds in de Lyft fub B. gefprooken is. „ Moet meede volgens dit Plan van redres vaft- » g«-  R IJ K D O M. 571 » gefield worden, dat alle die Goederen welke by „ voorgaande Ordonnantiën en Placaaten, het zy „ by het inkoomen het zy by het uitgaan, verboo„ den zyn geworden , dat die alsnog by continua„ tie op defelve wyfe fouden verbooden blyven. „ De reedenen die bewoogen hebben om deefe verw booden te doen emaneeren, alsnog fubfifteeren„ de, foo is 'er geen reeden waarom daar omtrent „ eenige verandering foude gemaakt werden. „ De Goederen die onder deefe Claffe behoo„ ren zyn vervat in de Lyfl gequoteert met de „ Letter C. " Alle, die aan 'troer van een Staat gezeten zijn geweest, hebben bij ondervinding geleerd, dat zwaare belastingen gelegenheid tot fluikerijen geeven , en dat de voorzorgen, om dezelven te beletten , het verftand der fluikeren fcherpen, en alle dagen nieuwe middelen van Huiken doen uitvinden. Het eenigfte middel, het welk dan voor de flaatkunde, als een regel van ftaat, fchijnt over te blijven , is den koophandel zoo weinig te bezwaaren , dat het fluiken zoo veel voordeels niet geeft, dat men door den lust bekroopen worde, om'er de kans van te waagen. Daar zullen, 't is waar, altijd Huikers zijn; 't zal niet gemakkelijk vallen den fmaak van fluiken te doen ophouden. Maar het zal voor eerst genoeg zijn, dat de winst van 'tfluiken aan de fluikers zoo veel voordeels niet geeve van 'er door in 't bezit van den koophandel te geraaken en 'er anderen van te ontzetten; dat men geen belang meer hebbe, om den ophef der rechten in verfcheiden fteden en gewesten , teffens op een ongelijken voet te doen, en om, ter begunftiging van den koophandel of om dien tot zich te trekken, het fluiken door de vingers te zien. ■ Het vrij ftellen van zekere koopmanfchappen Aa a van  37^ HOLLANDS van alle lasten , en het maatigen derzelven op de .koopmanfchappen, welke 'eraan onderhevig zouden blijven, zoude zekerlijk het fluiken doen verminderen , want de ondervinding leert ook, dat, hoe maatiger de lasten zijn, hoe minder 'er geilooken word. De flutkerijen kunnen niet gefchieden dan door omwegen, of door omkooping: wanneer de lasten niet drukkende genoeg zijn, om voordeel te geeven boven de kosten die men tot het omkoopen , of tot de omwegen, moet maaken, heeft men geenfluikers te vreezen; en hoe gering ook de inkomende en uitgaande rechten zouden gefteld worden, 'slands inkomften zouden 'er meerder van genieten dan nu: niet alleen, om dat de vermeerdering van het haaien en brengen omme en de wederomme de bron dier inkomften zoude vermeerderen; maar om dat alle de penningen, welke thans aan het volk, 'twelk tegen het fluiken te pas komt, worden betaald, en met welken andere foorten van menfchen de hand gevuld •word, in 's lands kasfe zouden komen, en de koophandel ontlast zoude worden van 't onderhouden van eene menigte van menfchen, die thans zoo wel een bezwaar voor den koophandel maaken, als de lasten zeiven. De koophandel zoude dan aan 'slands fcbatkist met meerder gemak opbrengen, het geen nu met veel omflags en moeite tot het fluiken betaald word. Moet men lang in beraad ftaan, om zich verzekerd te houden, dat het eerfte de voorkeur verdient ? men zal 'er te minder over aarzelen, als men in aanmerking neemt, dat, niet tegenftaande de fluikerijen, en de oogluiking, welke ïn het heffen der lasten gebruikt is, en door welken de koophandel, zoo men algemeen gelooft, nog eenigermaate bij ons is ftaande gebleeven, dezelve niet te min van tijd-tot tijd is afgenomen , en gevoegelijk nog meerder zal moeten; verminderen, - * ' ... in-  ït IJ K D O M. m isndien men bij denzelfden voet, om dien ftaande l te houden, moet blijven. Een klaar bewijs, zoo ' 't ons toefchijnt, dat het fluiken, als een hulpmiddel voor 't beftaan van den koophandel befchouwd, r niet krachtig genoeg is, om denzelven voor een volfflagen ondergang te behoeden. Uit eene algemeene ontheffing of vermindering wan lasten, zoo als die in de bovengemelde Verhani( deling word voorgedraagen, zoude nog een ander i voordeel voortvloeien, 't welk vergeefsch van het iiluiken, hoeverre dat gaan moge, te verwachten is; i naamelijk dat de vreemdelingen , daar van onderricht e zijnde, ook daar door aangemoedigd zouden wor(den, om bij ons hunne markt te maaken. De te{genwoo'rdige lijst van inkomende en uitgaande rech. i ten fchrikt hen van onzen handel af: de nieuwe jj zouden hen tot denzelven aanlokken. De eerfte iwerkt niet anders ten hunnen.aanzien uit, dan dat tzij binnen 's lands gelegenheid tot eene heimelijke frooverij geeft, waarvan zij geen kennis hebben. 1 De fhiikers hebben alleen het genot der fluikerijen , i Vermits hun de rechten in rekening gebragt worden. .] Dit niet meer kunnende gefchieden, zouden zij naItuurlijk aangemoedigd worden, om hunne correspondentie hier te vestigen, daar zij buiten dat zoo 1 veele voordeelen vinden ; en eene ruimer keuze (zouden krijgen, om zich van deze of geene compI toiren te bedienen, nademaal daar door de fchadeI lijke ongelijkheid tusfchen kooplieden, die ruimer of ! naauwer van geweeten omtrent het fluiken zijn, [ weggenomen zoude worden. Deze gevolgen : zouden mij, onder anderen, het algemeen verlig* ten van den koophandel doen verkiezen, boven de f bijzondere gunften, welken van tijd tot tijd aan den koophandel omtrent de belastingen worden toegeI ftaan. Aa 3 Het  37* HOLLANDS Het bedwingen en beteugelen van 't Huiken zuude mitsdien daarom minder zwaarigheid ontmoeten dan in de voorgemelde Verhandeling fchijnt geoordeeld te worden. Meer zwaarigheid fchijnt 'er gelegen in het geen ten aanzien van den rechcsdwang aangemerkt word: want daar omtrent ftaat men zoo ftijf op zijn recht, dat deze zwaarigheid mogelijk wel alleen genoeg is, om alle planster weeringe van fluikerijen aan eene zijde te ftellen ; en zonder dat evenwel moet men op geen redres denken. Voor 't overige behoeft men onzen Landaart flechts in hunnen trek tot alles wat Negotie en Navigatie is, in hunne nijverheid en bekwaamheid, om die te oefenen , in hunne zuinigheid , en fpaarzaam overleg, die zich over alles uitftrekken , en in de gelegenheden om den overvloed van hun geld in omloop te brengen, niet te hinderen en te belemmeren ; en men kan zich verzekerd houden, dat, indien wij in den handel en in de fcheepvaart van Europa onze voorige voordeelen niet weder bekomen, wij 'er ten minfte een groot gedeelte van herwinnen zullen. Het eerfte en 't voornaamfte middel tot derzelver opbeuring is dan het wegneemen van 't geen dezelven hindert, en belemmert, volgens het geen door Z. D. H. Prins "Willem den IV. is voorgedraagen. Uit de Refolutie van hun Ed. groot Mog. van den 28 September 1753. (a) blijkt, dat de Heeren Staaten van Holland en West - Friesland erkennen, dat de commercie vervallen is; en dat tot herftelling derzelve geen andere hulpmiddelen kunnen worden beraamd , dan eene ontlasting of vermindering van die lasten; dat men, reeds in den jaare 1740. is bedagt («) Bijlaage. C.  R JJ K D O M. 375 ■ggeweest om een Porto Franco op te richten; dat timen niet te min altijd geoordeeld heeft, „ dat ook ,s, niet uit het oog moest worden verlooren, hoe ,„ de Collegien ter Admiraliteit in jlaat te houden, en » dat mede attentie behoorde te worden gemaakt l„ om de Fabrieken en Producten deczer Landen , foo ,„ omtrent de verfending, ah voornaamlijk ten opzich,„ te van derfelver confumptie binnen 's Lands, door „ de ontlasting of vermindering der Regten niet te ,„ benadeelen, maar om in tegendeel defelve, zoo veel 1 doenlijk, te beneficeeren.'" Uit dezelve Refolutie ziet men, „ dat hun Ed. „ Gr. Mogendheden de zwaarigheden, welke zich „ in het uitvoeren van het voorfchreeven Project „ zouden kunnen opdoen, niet buiten rijpe over,„ weeging hebben gelaaten, maar des niet te min „ begreepen hebben, dat voor den tijd van zeven „ jaaren zoude behoore-n te worden gearrefteerd „ het Concept - Placaat en Lijste op den ophef der „ middelen te water , mitsgaders de Ordonnantie „ op het Tranfitoir en Reglement op de meeting „ der fchepen, aan het einde dier Refolutie geïn„ fereerd fub Num. i. en te gelijk vast gefteid, „ dat met den aanvang van het zesde jaar zoude m begonnen worden met te delibereeren'^over de „ continuatie of discontinuatie van dien D e redenen , welke verhinderd hebben, dat de proef van het voorf. Project niet is genomen , zijn, voor zoo veel wij weeten, onbekend: mogelijk ihebben hun Ed. Gr. Mogendheden bij Hoogstder:zelver Bondgenooten geen genoegzaame gereedheid om 'er in te treeden gevonden. Daar zijn op hetizelve nog eenige bedenkingen gemaakt, welken ,wij kortelijk zullen aanvoeren. Het doelwit van een gelimiteerd Porto Franco, izoude (zegt men) behelzen eene geheele onthefAa 4 fing  37<5 HOLLANDS fing van lasten nopens alle koopmanfchappen, welke ingevoerd worden , om wederom uitgevoerd te worden; maar zoude het wel dienftig zijn om die juist in twee lijsten of clasfen te vervatten , „ vol„ gens welken fommige goederen van een Porto „ Franco zouden jouilfeeren, andere goederen, die „ daar van gtëxcipieerd worden, bij den invoer „ zekere regten. zouden moeten betaalen , doch „ wanneer fommige van deeze laatfte goederen ge„ destineerd zijn om wederom buiten 's lands ver„ voerd te werden , dezelve of van een Drwwbak „ zouden moeten gaudceren , of anders tranjüo „ pasfeeren ? " Het middel van de Drawbak zoude daarin beftaan , „ dat de aangeever van de goederen tegens „ de betaaling van de inkoomende regten, bij het „ inkoomen uit zee een Recepisfe onffangen zoude, „ op welke Recepisfe aan den houder reftittuie „ van het voorf. inkomend regt zou verleend wor„ den, mits bij certificatie van de Commifen doen„ dt blijken , dat dezelve goederen of inlandfche „ van dezelve foort, bij wege van plaatsvulling, „ na buiten waren gevoerd; " doch dit fchijnt , in de uitvoering of praktijk aan onoverkomelijke zwaarigffeden onderworpen, om dat men te gelijk zorg moet draagen, dat 'er aan de rechten der Admiraliteiten niet te kort worde gedaan. Volgens de verdeeling van de voorgemelde Lijst zoude het gedeelte der koopmanfchappen, in de eerfte clasfe begreepen , _ 't welk niet weder uitgevoerd, maar in het land blijft, om binnen 's lands te worden verteerd , even zoo wel vrij zijn a.'s 't geen wederom uitgevoerd word; en dit fchijnt eene vermindering van inkomften voor de Admiraliteiten te maaken die aan k oogmerk niet voldoet, om dat'er geen meerder reden is, om dit gedeelte der koopman' fchap.'  R IJ K D O M. f fchappen , 't welk binnen 's lands gefleeten word, van de betaalde rechten te ontheffen , dan die, wel'. ke tot de tweede clasfe behooren, en welke aan gee■ : ne rechten onderhevig zijn, dan alleenlijk voor dat ; gedeelte, het welk binnen 's lands gefleeten word, ■ dewijl men de betaalde rechten , bij den uitvoer van het geene 'buiten 's lands verzonden word, te rug krijgt. Hier tegen ftaat aan te merken , i. dat de vrijdom der rechten op ftoffen, die tot de fabrieken en manufactuuren dienen, wel eene vermindering van inkomften voor de Admiraliteiten ; maaken, maar niet voor het land; aangezien het i toeneemen dtr manufactuuren en fabrieken dit \ verlies van inkomften moet vergoeden: 2. dat de ; andere goederen, welke in het lan/r blijven, en geIbruikt, verbezigd, of verteerd worden , aan ande:re belastingen kunnen worden onderworpen; 3.dat "er geene ïchikking is uit te denken, tegen welke mïet de een of andere onvolledigheid zal kunnen \ worden opgebragt. De tweede clasfe van koopmanfchappen, voor welke men een Drawbak zoude ftellen, zoude (zege men) in de uitvoering aan zeer lastige belemmeringen voor den handel onderhevig zijn. De magazijnen worden aangelegd of door buitenlandfche j kooplieden , of door inlandfchenin beide gevallen j moeten onze kooplieden de inkomende rechten 1 verfchieten, 't zij voor hunne eigen rekening, 'c zij voor den Committent. Gefchiedt het voor hunne eigen rekening, zoo betaalen zij een kapitaal, van 't welk zij geen winst trekken tot dat diezelfde goederen worden uitgevoerd, het welk het goed duurder maakt, om dat de koopman het renteloos uitfehot van zijn geld, bij den koopprijs van 't goed moet ftellen; waar bij nog komt de onzekerheid, wanneer hij gelegenheid zal krijgen, om het 5 kwijc  s78 HOLLANDS kwijt te raaken. Indien de koopmanfchappen voor rekening van buitenlanders zijn opgcflagen, dan vereischt de Drawbak kosten, welken hen van het herwaarcis zenden van goederen moeten affchrikken. Hier bij komt nog eene andere zwaarigheid. Een koopman verkoopt meest bij partijen, en het gebeurt zelden, dat hij zijn magazijn in eens ledig maakt; en dezelfde goederen buiten 's lands zendt. Hij verkoopt door Maakelaars , bij meer of mindere gedeelten. Wat gebruik zal hij in die gevallen van zijne Recepisfe maaken ? Hier tegen kan men voorhouden, dat, offchoon de Drawbak mogte onderhevig zijn aan die zwaarigheden , welke daar voorgefteld worden, dezelve dan echter zich flechts bepaalen tot die gevallen, tot welken zij betrekkelijk gemaakt worden ; en dat men dan nog in die gevallen van geen erger natuur zoude zijn. De redeneering waarmede men die zwaarigheden voordraagt , komt weezenlijk hier op neder: de Drawbak zoude haar vrucht niet hebben in zekere gevallen , daarom is dit middel niet aan te neemen. De zaaken blijvende op den voet, dat de inkomende rechten betaald worden, blijft dan de koopman niet in allen gevalle onderworpen aan de zwaarigheden , welke hier voorgedraagen zijn; en zal het derhalven niet al bereids een voordeel zijn, dat die zwaarigheden alleen plaats zullen hebben in fommige gevallen, en dat dezelve Hechts in die gevallen het genot van een Drawbak zouden verhinderen ? De ondervinding zoude daar bij in 't vervolg iet aan de hand kunnen geeven, om alle die zwaarigheden of te verminderen, of uit den weg te ruimen. Niemand zal in twijfel trekken, of een Porto Franco, gefchikt naar eene lijst van inkomende en uitgaande rechten, waarin de koopmanfchappen ver-  R IJ K D O M. ^79 • verdeeld worden in twee clasfen, ten aanzien der eerfte clasfe, een groot voordeel aan den koophandel ; zal toebrengen, vermits de waaren van deze clasfe j geheel en al vrij zouden zijn. Men móet mede er. kennen, dat 'er ook een voordeel voor die der tweei de claffe in ligt, dewijl de goederen , welke daarin : zijn begreepen , eenen vrijdom van inkomende en uitgaande rechten door het invoeren van de Drawbak zouden genieten. De voordeelen, aan den koophandel in de eerfte clasfe vergund , fchijnen, 't is waar, grooter te'zijn, dan het belang des handels vor|. dert, om dat een gedeelte der waaren , welken I binnen 's lands worden gefleeten, daar door ook :i den vrijdom geniet, het welk ten aanzien van de : goederen in de tweede clasfe vervat, fchijnt te vervallen , om dat het den kooplieden dikwijls onmogelijk zoude zijn, om 'er het genot van te hebben. Alles zoude derhalven moeten nederkomen op hec j uitvinden van middelen, om den last, die in fomi mige gevallen het genot van den Drawbak ver: zeilen kan , geheel of gedeeltelijk te verhelpen; i en daar toe word in overweeging gegeeven, of e men, bij het aanneemen van het ontwerp van een ! Porto Franco, de koopmanfchappen niet in vier ; clasfen of lijsten zoude kunnen verdcelen, van welken de eerfte zoude behelzen de koopmanfchappen , welke niet zouden mogen ingevoerd worden. D e tweede zoodaanige goederen, welke flechts doortrekken zonder die bij naame te noemen , en i welken vrij zouden zijn. D e derde alle ruuwe en ongewerkte ftoffen , nuttig of noodig voor de manufacluuren, kunften en handwerken, welke insgelijks geheel vrij zouden zijn. D e laatfte lijst zoude alle andere foorten van koopmanfchappen behelzen, die van alle inkomende en uit-  S8o HOLLANDS uitgaande rechten vrij zouden zijn, en van welkeri die uitgeilooten zouden worden , welke gefchikt zouden zijn, om binnen 's lands teworden gefleeten, en welke goederen bij de nieuwe lijst, even als bij de oude, op een hooger of laager taux zouden kunnen worden gefteld , na dat zulks met het belang der inlandfche manufacluuren, kunften en ambachten zoude mogen overeenkomen. De eerfte lijst fchijnt aan geene zwaarigheid onderhevig te kunnen zijn, alzoo dezelve maar weinige artikelen zoude bevatten, en 'er altijd middel zoude zijn, om het verbod te doen opheffen, indien men begreep, dat het een of ander daar,van ontflagen zoude dienen te worden. De lijst der verbooden waaren, onder de Letter C. bij de gedachte verhandeling voorkomende, bevat mede alle geverfde manufacluuren , hoe genaamt, ten zy by Drawbak of Tranfit. Men zoude zwaarigheid vinden, om 'er die onder te ftellen , vermits men daar door den invoer van alle ftoffen en zelf van geverwde lijnwaaten van buitenlandfche manufacluuren volftrekt zoude verbieden. Want tegenwoordig, daar alle natiën zich zoo wel op het verwen als op het manufaétureeren toegelegd hebben , gebeurt het zelden, zoo het al eens gebeurt, dat zij haare ftoffen of lijnwaaten naar Holland zenden om geverwd te worden. Dit verbod zoude nog boven dien aan de vreemde Mogendheden aanleiding kunnen geeven om reprefalien te gebruiken, en ons langs dien weg meer nadeel te doen dan wij door 't verbod voordeels genooten zouden hebben. Wij hebben te vooren gezién , welk eene twist 'er tusfchen ons en de Engelfchen over het handhaaven onzer verwerijen is gereezen (a). Al wat bij ons door dwang gezocht word (a) I. D. bl. 357. en volg.  R IJ K D O M: 5s» vword, zal nimmer baaten. Wie eenigzins in den jlhandel van Duitschland, Frankrijk en Engeland erivaaren is, weet , dat Italië en Duitschland, juvweelen, ijzerwerk en andere fijne koopraanfchapIpen uit Frankrijk en Engeland trekken, en dat men J Holland vermijdt, om de rechten, die op het verboeren dezer koopmanfchappen loopen , ten aaniizien van welken men den weg over Holland zou,cde verkiezen , als de fpoedigfte en beste koop J;zijnde , indien 'er een vrije doortocht werd ver[gund. Offchoon deze waaren juist geen grooten tak t onzes koophandels uitleveren, maaken zij 'er echter ïeen gedeelte van dat niet te verachten is: men zou ('er ten minfle de kosten van doorvaart, vracht- en ;commisfie-loonen bij ivinnen. De derde lijst zoude dienen, om de manufacluu|:ren , trafieken, kunften, en handwerken te gemoet [te komen : men zoude echter begrijpen, dat de rruuwe fuikeren en ruuwe tabak 'er niet op zouden [dienen gebragt te worden. D e vierde lijst fchijnt, op het eerfte aanzien , laan eene menigte zwaarigheden onderhevig te moei.ten zijn, om dat het altijd zwaar zal vallen de nooidige inkomften der Admiraliteiten, en het belang ivan den koophandel te gelijk te bevorderen. De jgrootezaak, daar't hier op aankomt, beftaat dan idaarin , dat men den Admiraliteits Collegien de : rechten op de goederen , welke binnen 's lands worj den gefleeten , doe genieten , en de fluikerijen i voorkome , zonder den handel te veel te belem: meren. De kooplieden zullen, zoo 't ons voorkomt, i-het voor geen last rekenen , naauwkeurige aan■ geeving van alle goederen, welke zoo voor hunne |eigen rekening, als voor die van anderen, worIden ingevoerd, te doen. Deze aangeevingen of op-  %%t HOLLANDS opgaaven zijn in gebruik, en het zal bun niet onaangenaam vallen van ontilaagen te zijn om bij die opgaave iets te betaalen. Na deze opgaaf zouden de kooplieden de vrijheid moeten hebben, om hunne koopmanfchappen in hunne pakhuizen te doen brengen , onder eenen inflagbrief op borgtocht, of acquit d caution, zoo als de Franfchen het noemen, welke ter verzekering zoude ftrekken, dat de rechten van al het geen daarna, door verkoop tot binnenlandsch vertier, daarvan zoude worden befteed, betaald zouden worden. Deze koopmanfchappen dus onder een inflagbrief, onder borgtocht, in het pakhuis opgeflagen, buitens 's lands wordende verzonden, zoude dezelfde koopman daarvan opgaaf bij den uitvoer moeten doen, en vervolgens zijnen acquit a caution daar van ontlast krijgen. Alle die goederen of een gedeelte derzelven verköopende , zoude hij ze niet moeten kunnen afleveren , dan op een duplicaat van een acquit a caution, inhoudende de verkochte hoeveelheid , het welk hem de kooper levert, of op een duplicaat van een quitantie van de betaalde rechten , welke hem door den kooper overgegeeven word , ten overftaan van een Commies, welke die quitantie verfcheurt, ten einde dezelve niet andermaal zoude kunnen worden gebruikt, en wanneer hij de geheele partij, in zijn acquit a caution vervat, heeft verkocht, verantwoordt hij denzelven met het vertoonen der duplicaaten van de acquits a caution door de koopers overgenomen , en deze moeten denzelfden weg volgen , tot dat de goederen worden uitgevoerd ; en de laatfte kooplieden, welhe op het comptoir acquits a caution hebben genomen , zouden verantwoordelijk blijven voor de rechten, tot dat zij daarvan zouden worden ont-  E. IJ K D O M. 38s (ontlast, door het ontflag, welk hun op hunne quilt tantien bij den uitvoer gegeeven zoude worden. Wel is waar, dat deze omflag, om zulke briefjens wan acquit a caution te neemen, en wederom over te tdoen, met alles wat daar toe door den verkooper en 1 kooper in acht genomen zoude dienen te worden , jlhet werk op een Comptoir wat zoude vermeerdeiren; maar, behalven dat dit werk, wanneer men "ereens aangewend zoude zijn, minder moeite zoujtde geeven dan men zich wel zoude verbeelden, zoo 1 fchijnt hetzelve zoo fterk opgewoogen te worden tdoor het voordeel, het welk de koophandel, door tden vrijdom , die 'er het gevolg van zoude zijn, 'er cdoor zoude genieten, dat dit meerdere werk of die :meerdere omflag ligt te draagen zoude zijn. Het tmisbruik, 't welk met deze acquits a caution gejimaakt zoude kunnen worden, zoude meer moeite ! kosten. Kooplieden , bij voorbeeld, die alleen waaren \koopen voor een binnenlandsch vertier, of winkeiliers, zouden ligtlijk, doorliet neemen van acquits \a caution, daar zij nimmer ontflag op zouden verhangen, het betaalen der rechten kunnen ontduiken; iten, om hen hier toe te noodzaaken, of de rechten te doen betaalen, ofze te ftraffen, zoude men • zich in zeer langdraadige , zeer kostbaare , zeer !moeielijke,en dikwijls zeer nuttelooze onderzoeken «moeten inwikkelen. Misfchien heeft deze zwaarigheid , welke door verfchillende redenen, te vinIden in onze ftaatsgefteltenis, niet weinig vermeer:derd word, bij die geenen, welken over de verbetering van onzen koophandel gedagt en gearbeid ;hebben, zoo zwaar gewoogen, dat zij van't mid1de] zelf hebben afgezien. Mogelijk ook zoude het gebruik van de acquits h caution meer hindernis geeven dan de geen, welke op dit middel is gevallen, izich verbeeld heeft. Wat 'or van zij, wij vinden ons  S84 HOLLANDS ons niet in ftaat om het te beflisfen, en laaten het aan kundiger over. De ongerafineerde fuikeren, bij voorbeeld, maaken een groot vertier binnen 'slands. Zij ftrekken mede tot een voornaam voorwerp van in-en uitvoer. De koophandel vereischt, buiten tegenfpraak, dat deze waar vrij mag worden in - en - uitgevoerd. Maar zoude het, om den handel met die vrijheid te begunftigen, billijk zijn de Admiraliteiten te berooven van rechten, welke gaan over het vertier van eene waar, die binnen 's lands fterk getrokken is ? Het vertier van zuiker, zelfs ongerafineerde, is oneindig. Het zoude derhalven billijk zijn, dat de Admiraliteiten de rechten op de fuiker, welke binnen 'slands word gefleeten, behielden, en men zoude daar toe eenige voorzieningen moeten doen. Maar zoude het volflagen ongerijmd zijn, dat men, bij voorbeeld , op de binnenlandfche confumtie van fuiker binnen de Provinciën eene belasting ten behoeve der Admiraliteiten leide? Is het juist noodzaakelijk , dat de inkomften der Admiraliteiten bepaald worden op inkomende en uitgaande rechten. Wanneer de waaren, aan binnenlandfche confumptie onderhevig, van in - en-uitgaande rechten ontheven worden , kan men zich voorftellen , dat menze in de huishouding beter koop zal kunnen verkrijgen, en derhalven kan het geen bezwaar zijn, dat men 'er iet jaarlijks voor opbrenge, gerekend na den omflag van een huishouden. Mogelijk zoude daar door eene ligte belasting op de coniumptie meer opbrengen, dan men 'er door alle oplettenheid en waakzaamheid op het invorderen der rechten zoude afnaaien. 'Er is een tijd geweest , dat de Hollandfche fuikerrafinaderijen gantsch Europa van gerafïneerde fuiker voorzagen. Allengskens zijn 'er in de  Ë. IJ K D O M. Sg5 de meefte landen en Staaten fuiker - rafinaderijen opgericht, welke de onzen hebben doen vervallen; dewijl 'er echter nog in weezen zijn, en 'er veel , gerafineerde fuiker word ingevoerd, verdient deze : fabriek inzonderheid begunftigd te worden door i eene ontheffing van lasten, die haar mogelijk den ■ voorrang boven alle de uitheemfchen zoude kunnen geeven. D e tabak moet, voor zoo veel de verzendingen ; aangaat, vrij zijn, maar, als een voorwerp van 1 binnenl?tndfchen handel befcbouwd , behoort die i waar met een recht op de confumptie te worden be1 last: de ruwe tabak daar tegen zoude kunnen wor(den aangezien op den voet van ruwe ftoffen, even ; als die welke tot brouwerijen dienen , en de taIbak van buitenlandfche fabriek zoude kunnen woriden belast, gelijk de buitenlandfche bieren. Indien een Porto Franco aan te veel zwaarigf heid onderhevig zoude fchijnen te weezen, en dat tmen 'er daarom van zoude willen afzien, zoude ■ '•er mogelijk niets anders overblijven dan eene verimindering der rechten, tot een of een half ten honderd, zoo als dezelven te Bremen en te Hamburg i'zijn. Maar deze vermindering zoude aan den tenen kant den koophandel geen genoegzaamen i fteun verfchaffen , om het tegen de vreemden I :op te haaien, en nog minder, om de inlandfche j ij verheid weder te doen herleeven ; en aan de i andere zijde zouden de Admiraliteiten daar door t meerder dan door een Porto Franco misfen , zon* :der eenige vergoeding, daar nochtans de navale magt, zoo hoognoodig is, om de fcheepvaart en koophandel ftaande te houden. . Welke voordeelen een Porto Franco aan de fcheepvaart en koophandel zoude toebrengen, dezelven zouden echter niet toereikende zijn, emhen wei IV. Deel. Bb der  3S6 HOLLANDS der op te beuren, indien de vaart en koophandel niet te gelijk ontlast wierden van andere bezwaarnisfen, die hen drukken , en van welken wij te vooren gefproken hebben. Het Porto Franco zoude hun misfchien geen grooter ontlasting toebrengen dan zij door 't fluiken genieten, en opdien voet kan het invoeren van een Porto Franco eerder aangezien worden als een hulpmiddel tegen het fluiken , dan als een middel om de fcheepvaart en koophandel op te beuren; vermits het Huiken indiretl een Porto Franco invoert, of, anders gezegd, met hetzelve gelijk ftaat. De Admiraliteiten zouden 'er mogelijk eerder bij winnen dan verliezen, vooral, indien het aanleiding gaf, dat het getal der bedienden verminderd konde worden. Dé vermindering van 's lands inkomften, welke men zich voorftelt dat uit het verminderen van zekere lasten noodwendig moet ontftaan , fchijnt natuurlijk niet te gedoogen, dat men 'er aan denke, om dat men die befchouwt als een louter verlies, dat door niets vergoed word. Doch men zoude daar tegen dienen te ftellen de vermeerdering van bedrijf in den koophandel en fcheepvaart, welke daar door de vermindering van inkomften, aan den eenen kant geleeden ,-merkelijk aan eene andere zijde zoude goed maaken en opweegen. Stel eens dat het recht van de waag wegens koffi opbrenge duizend guldens, en dat dit recht op de helft gefteld worde; dan zal 'er maar vijfhonderd guldens van komen , uit dezelfde quantiteit koffi, die de waag pasfeert; maar, zoo 'er viermaal zoo veel pasfeert, dan zal dit recht twee duizend guldens opbrengen,- en 'er zal geen vermindering maar vermeerdering plaats hebben: dit laaffte kan men redelijker wijze verwachten uit hoofde van de voordeelen, welken wij nog in,7tftuk van koophandel hebben overgehouden. Men  R IJ K D O M. 2$? iMen moet 'er nog bij in acht neemen, dat de lasi ten, wier vermindering wij hier bedoelen , nood;zaakelijk dagelijks moeten afneemen. Als meneinde- I hpr vnnrrlrrm'npnfl vprwj] r)p« t-nnnhanrl^lc . ..j.. ... r_..„ ...... i.u.T,.uujwa, uv« |1 kwijnenden ftaat van alles wat tot manufadfuuifen en trafieken behoort, en de behoeftigheid kde-s volks, federt langen tijd al te zigtbaar toeneei mende in de fteden , vooral in die , welke geen Ideel aan den zeehandel hebben, vergelijkt, met het |geen wat men van eene aanmoediging, om deze tbron van rijkdom en vermogen in ons land te doen Iherleeven, te wachten heeft, fchijnt het, dat men iniet moet aarzelen , om tot een ftap over te gaan , ;welke zoo gevaarlijk fchijnt; dat men zich flechts ;bezig moet houden met het overleggen van middelen , om dezelven in het werk te ftellen, en het gemis der inkomften te zoeken op middelen, Idie minder op de vaart , koophandel, en vooral jinede minder op de manufa£tuuren en fabrieken validen. Daar is geen land, of het heeft middelen tot zijn beftaan noodig. Die middelen moeten op het volt gevonden worden, ten minften op den voet als hec tegenwoordig met de Rijken en Staaten gefteld as. Die beveiligd en befchermd wil zijn , moes :tot het geen daar toe noodig is het zijne toebrengen. Dit geeft aan die geenen , welke aan 't itroer van eenen Staat gezeten zijn, twee vooriwerpen van bewind, die vrij moeielijk zijn. 1. De middelen, welke de voorkeur verdienen', om het volk te doen draagen, het geen het draagen moet, of anders gezegt opbrengen, het geen ihet opbrengen moet. 2. De wijzen om aan hetzelve dien last te doen draagen. Wa n n e e r wij den gemeenen loop van die geenen , aan welken het beftier over dit gedeelte van 't Rb 2 op  383 HOLLANDS opperfte gezag word toevertrouwd gade flaat, bevindt men , dat zij enkeiijk bedagt zijn op het geen het meeste zal opbrengen, op den tijd dat men 'er op denkt, zonder veel op de gevolgen te letten. • en ten aanzien van de wijzen fchijnt men op de zekerfte flechts acht te flaan , zonder de gevoegelijkheid veel in aanmerking te neemen. De uitheemfchen echter hebben over dit gebrek meer dan wij te klaagen: nochtans beweert men, dat ten tijde der Pachteren flechts een vierde van 't geen opgebragt werd in 's lands fchatkist kwam, en dat 'er tegenwoordig, niet tegenftaande de fluikerijen, welke er gepleegd worden , tweemaal meer bij de collecte inKomt, dan onder de Pachters; het welk echter niet genoeg zoude zijn. Want, volgens die rekening, zoude 'er maar de helft van 't geen op 't volk geheven word in 's lands fchatkist ko. men , en de wederhelft aan de onkosten van heffing gaan, dat mij te veel voorkomt, en, zoo ik vertrouw, met naauwkeuriggenoeg is nagegaan Dat de colleóte meerder dan de pachterijen opbrengt is zeker: en het is ook zeker, dat 'er ftaande de collecte verlcheiden verminderingen van impofitien zijn toegedaan, als te zien is uit de volgende Lijst van afgefchafte of verminderde fmpofitien federt de affchaffing der Pachten. ' 1749. 29 Julij. De Hollandfche Kaas, eens het recht van de waag betaald hebbende, vrij gefteld. 1750- 3 Febr. De 12 ftuiv. wegens den impost op het Zout , van het buitcnlandsch tonnenvleesch, afeefchaft. ' 6 11 D e Tappers impost op de wijnen afgefchaft.  R IJ K D O M. 38q H750. 12 Maart. De uitflijters van graanen, voor het geen zij beneden de Haagfche zak uitflaan, van de ronde maat vrij gefteld. 7 ■ De ïaanders van 't vischwant op de lange turf vermindering gegeeven. 5 —— De wolle, eens betaald hebbende, van 't waagrecht vrij gefteld. 16 April. De Tappers impost op de bieren afgelchaft. 6 Mei. D e groote en ijslandfche visfcherij vrij gefteld. 26 junij. De konst-azijnen van4gl. iöftuiv. toe 3 gl. 12 ftuiv. het aam verminderd. 5 Sept. D e kaasboeren in het koehouders zout-geld verminderd. 4 ■ De katoen-drukkers op de turf verminderd. 9 Oclob. De Hoekerfebepen en razeilen vrij gefteld. 16 Dec. De linnenbleekers op de zeep geheel vrij gefteld. D e kleerbleekers op de zeep half vrij gefteld. 1751. 1 Febr. De Hoedemaakers impost op de turf verminderd. 18 Vier vat rabat op het honderd zouts verleend. *3 D £ muilen, in den impost op de waag, tot 2 ftuiv. 4 penn. de 100 ib verminderd. Het gemaakt ijzer vrij gefteld van den impost op de waag. #b 3 1751.  3o HOLLANDS 1751. 23 Febr. Gemaakt krijt, flecht en bruin rood, en geel oker vrij gefield. Fransche honig, bij fmaltonnen en tierfés verwerkt wordende, vrij gefteld. 10 April. Grutters, vleeshouwers, en bleekers in 't rijtuigen geld , voor hunne chaifen, gebeneüceerd tot ƒ5 : 10 : o 14 April. D e groote fchuiten van de zij¬ kant, die ter haaring vaaren , vrij gefteld. 21 April. Chirurgijns in 't Heeren geld verminderd tot 3 gl. 19 Mei. Ondermeesters en Ondermeesteresfen in 't Heerengeld , op 3 g'. gefield. 26 D e Honig in fmaltonnen en tierfès (geen franfehe zijnde, die geheel vrij is) in den impost op de waag verminderd 15 •■ Groenlandsche en Straatda- vifche Visfcherij, geheel vrij gefteld-. . 1752. 12 Jan. De Rouftookers van den impost op de Rogge geheel vrij gefteld. Het zegel tot het branders gemaal gemitigeerd. 26 Aug. Den wolkammers impost op de zeep tot 7 gulden op de tonne verminderd. 7 Dec. De ièrfche boter een rabat van 20 per cent verleend. 14. Dec. De Accorden van de waag ook tot kooplieden geëztendeerd.  R IJ K D O M. Iï?53« ^Ju'ij. De plateel - en tegelbakkers een vermindering van den impost op het brandhout verleend tot 11 ftuiv. de vaam. 11754. i2Febr. Het gerafineerde zout, dat uit de keten aan de buizen in tonnen geleverd word , van de ronde maat vrij gefteld. |ï?55- 5 April. De Vingerhoedmaakers van den impost op de kooien geheel vrij gefteld. 1759. 260óf.ob. De buitenlandfche brandewijnen, die minder fterk zijn, dan 2-3 voor koopmans goed gedeclareerd. 17Ö1. 8 Dec. De fijne Bifchuit van den verhoogden impost vrij gefteld. 1762- 8 Jan. De impost van de 12 ftuiv. op de tonne warme gezoden zeep veranderd in een belasting van 4 ftuiv. op de tonne, en de commercie geheel vrij gefteld. 15 Sept. 1778. prolong. I764. 11 Sept. Den potten-en pijpenbak kers vermindering van den impost op het brandhout geaccordeerd , tot 11 ftuiv. het vaam. f765* 2 Jan* Den Glasblaazers vermindering van den impost op de kooien geaccordeerd tot 20 ftuiv. het hoed. Zie so Mei 1779. 1 Julij. Den Gaarenbleekers vermindering van den impost op de turf geaccordeerd tot de helft. 19 Dec. HETruwe fmeer, dat de Kaarsfemakers; de natte huiden, die de Bb 4 looiers  392 HOLLANDS looiers; en het oud lood, dat de loodgieters van het werk inflaan, van den impost op de waag vrij gefteld. 176Ö. 10 Sept. AANCafasen Comp. een aanzienlijke vermindering van den impost op de inkomende-Tabak verleend. Doch dit octrooi is mee ultimo Dec. 1770. geëxpireerd. ; 1768. 4 Febr. De n zuiker rafinadeurs een korting van 18 perc. in het mid- 1 dei van de waag verleend. 30 Sept. De koornbrandewijnen, die niet fterker zijn dan 8 - 9 , voor koopmans goed gedeclareerd. £760. ei April. Den Lijnwaat - bleekers vermindering van den impost op de turf tot de helft geaccordeerd3<) Sept. Den Olieflagerseen vermindering van den impost op de ronde maat van de olie - zaaden geaccordeert, tot 22{ ftuiv. het last. I 14 Dec. Den Spinders van inlandfche ta- 1 bak op 12-j gulden in de con- I iumptie tabak, in plaats van I 25 gulden, gefteld. I77°- 5 Julij. De Hollandfche Hennip in het middel van de waag bevoorrecht , zoo dat dezelve dit middel maar eenmaal onderhevig is. I771» 16 April. Den taux van de Koffijhuishouders voor een derde verminderd. 5 Sept. De Keetmeesters vermindering van den impost op de turf ver-« I leend, en zij vrij gefield van de ronde maat, en de zegels !..-» tot .  R IJ K D Ö M. tot de zoutbrieven en certificaaten. 18:772. 25 Jan. Het hard brood voor commercie naar Sarinamen- vrij gefteld. EJ773. 10 Maart. De impost op het rond en plat zaad, zoo wel voor kooplieden als oliefiaagers, verminderd. 19 De Pottebakkers, in den impost op de turf verminderd. 13 Nov. De impost op de turf en kooien tot de helft verminderd voor de Brouwers, voor den tijd'van 3 jaaren, ingaande den 1 Jan. 1774. & 20 Nov. 177S. en 4 Sept. 1779. 1774. 20 Jan. De canasfer tabak verminderd voor den tijd van 5 jaaren, 20 Nov. 1778. 32 De impost op de turf voor de Wolle en Laken ver wers op de helft verminderd, voor j jaaren.) 10Maart. Aan de Glasblaazerij te Haarlem vermindering van den impost op de kooien geaccordeerd. ïp D e impost op de turf en kooien voor de Sterkwater-ftookers en falpeter rafinadeurs verminderd. 19 April. De Remisfie aan die van Spijk gecontinueerd tot het einde van 1780. 15 Continuatie vanRemisfieaan die van Asperen en Heukelum, except van de wijnen. 19 —■— De Hoedemaakers in den impost &b 5 op  £94 HOLLANDS op de turf en kooien tot de helft verminderd, 20 Nov. 1778. 1774. 2&* HOLLANDS X770". % O&ob. Aan de linnen en Jcleerbleekers; voor den tijd van 6 jaaren vermindering verleend van den impost op de lange turf, tot de helft. 3 D e flechte duitfche tabakken bij den invoer verminderd tot 25 ftuivers het vat van 600 ib, en de tiende verhooging. 27 Sept. Aan het Koningshofje te Leyden vrijdom verleend van de turf, het gemaal en de bieren. 6 Dec. Prolongatie van de vermin¬ dering op den Ukrainfche Tabak , voor 4 jaaren. 7 Prolongatie van den vrijdom op het gemaal voor Suriname, voor 4 jaaren. 1777. 10 Mei. De Platteel en Tegelbakkers van de helft in 't brandhout verminderd , voor 6 jaaren. IO .,„ Aan die van Asperen en Heukelum prolongatie van de remisfie op de onbefchreeven middelen voor 3 jaaren verleend. 10 ■ Aan die van Vianen c. f. prolongatie voor * jaaren van de remisfie op de bouwmiddelen. 10 ■ Dezelfde prolongatie aan die van Rietveld, en andere Landen boven de rouwe. I Aug. Aan de zoetwater-ftookers vermindering van den impost op de turf en kooien verleend, zoo als aan de flerkwater-flookers. 1777-  R IJ K D O M. 39? 1777. 4 O6lob. DEflechte,Duitfche,enUkiSünfche Tabakken , te rekenen op 600 ib ieder vat, pak of ander fust. 177$. 17 Sept. DeLutherfche Diaconie te Weesp vrijdom van 't gemaal. 1779. 20 Aug. De Jijwaatbleekers op de turf twee derden verminderd. 23 Dec. De Brazil Tabak tot 16 ft. de 100 tb verminderd voor 4 jaaren. 23 De Hongaarfche en Levantfche Tabak verminderd tot 25 ftuiv. de 600 Ib, voor 4 jaaren. 23 . De Tabaksfteelen de helft verminderd , 2 jaaren. 1780 3 April. Prolongatie voor4 jaar van de Hechte duitfche tabak. 11 Mei. Prolongatie op de vermindering van de koffi, 3 jaar. 4 Nov. Aan de Ijzergieterij van Hofman te Rotterdam, voor een tijd van 30 jaaren , de impost op de kooien verminderd. Z 0 0 dat men zeggen kan, dat het Land, federt dat de collecte is ingevoerd , aan den eenen kant meerder inkomen geniet, en dat 'er aan de andere zijde minder op de ingezetenen geheven word; het welk alleen aan de wijze van heffen, en het fpaarzaam overleg, daarin betracht, toegefchreeven moet worden. Ten aanzien der lasten (om wederom op onze befpiegelingen te komen) fchijnt men bepaaldüjk het oog te moeten houden op twee zaaken, welke als eerfte of hoofdgronden tot het heffen van lasten kunnen worden aangemerkt, i. Dat zij niet moeten vallen op zaaken ,.door welken de bron, waar uit zij voortfpruiten, zoude opdroogen. 2. Dat  S9S HOLLANDS 2. Dat zij op de minst kostbaarfte wijze geheven worden. Men behoeft daarin alleen te volgen het fpaarfcaam overleg, hetwelk iemand in zijne huishouding, of een-koopman in zijn Comptoir, houdt. Al het geen wat klanten en correspondentie doet verliezen moet vermijd of afgefchaft worden; en alle kosten die men fpaaren kan, en de huishouding noodeloos bezwaaren, moeten insgelijks vermijd of afgefchaft worden. Door het eerfte zal men klanten en correspondentie winnen, en daar door zijne inkomften vermeerderen, die anders door verloop van riëering zullen verminderen; door het tweede zal men in ftaat blijven, om in het noodige te voorzien. Deze twee gronden van huishoudelijk beleid maaken desgelijks de twee hoofdgronden van 't ftaatsbeftier, met betrekking tot de geldmiddelen en inkomften van eenen Staat, uir. Men ftelle de inwoonders in ftaat om tegen vreemden te kunnen markten, de neeringen zullen aanwasfen en bloeien ; en de inkomften van den Staat zullen grooter worden. Vergeefsch zal een koopman zeggen, ik heb tot mijn beftaan zooveel noodig, daarom kan ik die waaren niet beter koop geeven : vergeefsch zal ook iemand mij zeggen, de Staat heeft zoo veel noodig, daarom moeten 'er deze en geene lasten ingevoerd en verhoogd worden. Zoo ras als die lasten vallen op zaaken, die de neeringen moeten doen verloopen, en door een noodzakelijk gevolg, de inkomften van den Staat berooven van de bronnen, waar uit dezelve moeten voortfpruiten , komt de reden, welke men voorgeeft, niet te pas, om dat dezelve ftrijdt met het doelwit, waar toe zij gebezigd word. Naauwelijks is het te gelooven, welk een nadeel het heffen van den veertigften penning, op fchepen, en trafiek - huizen, aan de fcheepvaart, de  R IJ K D O M. 390 de fabrieken en trafieken toebrengt. Men zal 'er zich eenig denkbeeld van kunnen maaken, wanneer men overweegt, welke kapitaalen 'ernoodig zijn tot de brouwerijen , rafinaderijen , verwerijen , papier - olie - zaag - en koorenmolens, tichel - fteen - en pannebakkerijen en een oneindig getal van andere gebouwen, nevens de noodwendigheden, die 'er toe vereischt worden. Wanneer de fchepen of vaartuigen , tot de zeevaart gebruikt wordende, en de onroerende goederen tot fabrieken dienende, daar van ontlast wierden, zoude 's lands fchatkist daardoor wel verliezen? en zoude het gemis, het welk dezelve daar door zoude lijden, niet worden vergoed door het toeneemen van die fabrieken en van den fcheepsbouw, in Holland zoo zeer afgenomen ? Men verarmt den koopman, fabrikeur, winkelier, en landbouwer niet door het geen men hem doet betaalen, maar door het geen men hem belet te winnen. Dit kan niet te veel overwoogen worden, en derhalven moet het ftaatsbeftier zich zorgvuldig wachten om iet te doen, wat belet tot winst kan veroorzaaken. Behalven de vermindering van inkomlten, welke 'er de Staat door lijdt, is 'er geen de minfte vermindering van neering , in welk een tak van koophimdel het zijn moge, of daar ontftaan armen uit voort, die een last voor den Staat en voor den rijkdom maaken. Derhalven hebben de rijken zei ven belang dat de belastingen, welke die kwaal voortbrengen, vermijd worden, en dat dezelven op zaaken vallen, die tot pracht en meerder gemak of vermaak van 't leeven dienen. Eenige amfterdamfche en rotterdamfche kooplieden hebben op het ontwerp van een Porto Fran. co, en de nieuwe lijst van inkomende en uitgaande rechten daar nevens gevoegd , eenige bedenkingen gemaakt, en ter tafel van Hunne Hoog Mo-  4<*> HOLLANDS Mogendheden gebragt, uit weiken men zien kan»» hoe moeielijk het derRegeeringe, in deze zoo wel als in andere zaaken, moet vallen, om het ieder van pas te maaken. Wij hebben die Bedenkingen of Confideratien nevens eenige andere ftukkeu tot dat einde onder de Bijlaagen geplaatst. ( a ) De gronden, op welken men beweert, dat de goederen , van welken in de gemelde Confideratien gefproken word, of vrij, of flechts met eene getinge belasting bezwaard, behoorden te zijn , komen eigenlijk uit op die, welken wij bereids onder 'toog hebben gehad; naamelijk, dat de rechten en het verbod, waar mede de invoer van die goederen zoude bezwaard worden , meer nadeel zouden toebrengen aan den algemeenen handel, dan zij voordeel zouden doen aan de fabrieken: het is ligt te begrijpen. Men heeft zich flechts te herinneren , dat de kracht van onzen koophandel ligt in dien van oeconomie; dat is, in het inkoopen van het geen 'er geteeld of gefabriceerd word, om het zelve weder te verkoopen, zonder onderfcheid tusfchen natiën of landen te maaken. De hollandfche koopman befchouwt den gantfchen aardbodem , zoo als ik bereids aangemerkt heb , als eene enkele plaats, waarin hij gebruik van zijne nijverheid kan maaken, zonder eenig onderfcheid. Alle natiën ftaan hem in dit opzigte even na; hij zoekt haare begeerten te ontdekken , en aan dezelven te voldoen , met oogmerk om 'er winst uit te haaien. Ten einde daar in te flaagen, koopt hij van de eene natie, het geen hij weet of meent, dat een andere natie noodig heeft, en neemt 'er eene geringe winst voor zijn moeite en arbeid op. Men plaatfe hem daar men wil: ontmoeten zijne bedrijven hinder of belemmering; word hij in de on- (a) Zie Bijlaage D. I. i, 2. en volg.  R IJ K D O M. 401 1 onmogelijkheid gefteld van beter koop te kunnen verkoopen, dan zij, die 't zelfde pad als hij betreeden ; dan moet hij tot werkeloosheid _ vervallen, en voor den koophandel een dood ligchaam worden. Van welke zijde men dus den handel ook befchouwen moge, 't zij ten aanzien der waaren, 't zij ten aanzien der manufacluuren, het zal altijd even waar blijven, dat men onzen koophandel nadeel zal toebrengen, zoo menigmaal men aan denzelven door verboden of rechten de gelijkheid met zijne mededingers doet verliezen. D e buitenlandfche manufacluuren benadeelen de binnenlandfche. Dit is zoo: maar zijn zij de oorzaak van het verval der inlandfche manufacluuren ? /Neen, het is hun laage prijs, en de onmogelijkheid, waarin wij ons bevinden , om dezelven voor dien prijs te fabriceeren. Zal nu die onmogelijkheid tot eene beweegreden kunnen dienen , om nadeel toe te brengen aan den voornaamen grondfkg des hollandfchen handels , welke, eens te niet loopende , het gantfche gebouw zal doen inftorten ? Ziet men niet, dat, als men, door verboden en inkomende rechten, den invoer der buitenlandfche manufactuuren , welke even goed en beter koop dan de inlandfche zijn, wil beletten, ten aanzien van de negotie in die manufacluuren, een voordeel aan de vreemden boven ons gegeeven wordj Men zoude 'er kunnen bijvoegen , dat men 'er ook het beftaan der ingezetenen door bezwaart: want, indien de ingezetenen zich met twintig guldens aan engelfche manufactuuren kunnen kleeden , waarom zal menze noodzaaken dertig guldens daar toe te befteeden? Dus zullen vooral Regenten en Regentesfen van Godshuizen kunnen fpreeken: doch deze laatfte bedenking heeft bij mij minder klem, dan de voorige. Als ik kiezen moest, dan zou' IV. Deel Cc de  4os HOLLANDS de ik liever, bij voorbeeld, twee maal zoo veel betaalen ter kleedinge van armen voor inlandsen, goed dan voor vreemd, om dat ik begrijpen zoude, dat ik daar door zoo vee] minder armen te kleeden zoude hebben , als het meerdere zoude bedraagen ; en ik weet niet, of het wel ondienffcig zoude zijn, dat 'er een verbod werd gedaan om armen anders dan van inlandfch fabriek te kleeden. In de ftaatkunde moet men even als in de zedekun.de zich niet betrouwen op hulpmiddelen, welke het kwaad niet bij den wortel aantasten. Het verval der fabrieken moet worden toegefchreeven aan de hooge arbeidsloonen. Dit is het kwaad, het welk men moet geneezen ; en men moet zich wel wachten van de geneezing te zoeken, door hulpmiddelen , die den wortel niet wegneemen, en boven dien nog eene grooter kwaal voortbrengen. De algemeene koophandel en fcheepvaart vorderen befcherming : die kan niet gevonden worden zonder kosten; en waar die kosten te vinden ? Dit is de groote vraag, omtrent welke een particulier zijne gedachten wel kan zeggen, maar over welken alleen die geenen, welke aan 't roer van Staat zijn gezeten, kunnen oordeelen, om dat dezelve alle omftandigheden van den Staat, in alle zijne betrekkingen , zoo wel als de middelen, voor zoo veel die practicabel of niet praSlkabel zijn, in hun geheel kunnen befchouwen ; iet dat een particulier volftrekt nimmer doen kan , en dat evenwel volftrekt noodig is. Ik maak deze aanmerking om twee redenen: i. om de verbijstering der geenen, welke geduurig in den mond hebben, men moest dit doen, men moest dat doen , te doen opmerken: n. om dat ik mijne befpiegelingen niet anders wil aangezien noch opgevat hebben , dan onder verbetering van die geenen, welke niet alleen beter gevat  R IJ K D O M. 403 vat zijn op de zaaken, die ik verhandele, dan ik; maar vooral van die geenen, welke, uit hoofde van hunnen ftaat, en waardigheid, van alles beter dan ik onderricht kunnen zijn. Eene verfchillende wijze van een onderwerp te befchouwen , hoe weinig nuts men 'er ook in moge vinden , kan gelegenheid tot gelukkige gedachten geeven; en hoe dikwijls heeft men niet het een of 't ander heilzaam kruid ontdekt, waar men hetzelve nooit zoude gezocht of ve-wacht hebben? 'Er is een regel in rechten, welken men in het algemeen op den koophandel toepast, wanneer men deszelfs befcherming in overweeging neemt: naamentlijk, dat die geenen, welke het voordeel eener zaak genieten, 'er de kosten van draagen moeten. Deze regel fchijnt vrij billijk ; maar op welk eene wijze zal men den koophandel de kosten van een voordeel, 't welk dezelve geniet, doen draagen? Indien men de kosten , welken men maaken moet, om de rechten te heffen , en de fluikerijen te beletten , konde befpaaren , zouden deze befpaarde penningen reeds gedeeltelijk aan het oogmerk, 't welk men bereiken wil, kunnen voldoen. Zoude 'er dan geen middel zijn, om deze kosten voor een " groot gedeelte te vermijden? Zoude het niet mogelijk zijn de inkomften der Admiraliteits Collegien op een anderen voet te regelen, dan men tot heden toe heeft gedaan? De Natuur in haare werkingen nagaande, zien wij, dat haar loop altijd eenvoudig en rechtsftreeksch is. De Werktuigkunde leert ons , dat de minft famengeftelde en eenvoudigfte werktuigen het best voldoen; en de groote kunst der ftaatkunde, met betrekking tot de geldmiddelen, fchijnt voornaamelijk te beftaan in het uitvinden van middelen, om 's lands penningen, met de minfte kosten en den Cc a min-  404 HOLLANDS minften omflag, die mogelijk zijn, te doen heffen. Zoude men , op dezen grond, niet mogen vraagen, of 'er'geen middel zoude zijn, om een fonds voor de Admiraliteits Collegien te vinden, zonder toevlucht tot de inkomende en uitgaande rechten te neemen? De heffing van deze rechten veroorzaakt onkosten, welke uit zich zeiven een last voor den koophandel zijn, om dat deze rechten moeten worden verhoogd , naar maate deze kosten groot zijn. Die, welke ftrekken , om de fluikerijen te beteugelen, zijn van denzelfden aart; en zijn mede vrij aanzienelijk. Daar bij komt het tijdverzuim en de moeite, welken de kooplieden moeten neemen, om aan de verplichtingen* te voldoen, welken de heffing dezer rechten vordert, het welk almede een bezwaar voor den koophandel is, zoo wel als de onaangenaamheden, welken de kooplieden fomtijds ontmoeten van de zijde der Commiefen, of anderen, die gefteld zijn of gebruikt worden tot den ophef van 's lands penningen. Dit is een ongemak, 't welk overal plaats heeft, om dat overal de menfchen menfchen zijn ; en het opperbewind de menfchelijke natuur niet kan veranderen. Wij hebben bereids opgemerkt, dat de Belgen gemeend hebben , hunne vrijheid te hebben behouden, niet alleen om dat zij vrij van fchattingen bleeven, maar ook om dat zij niet bloot Honden voor de knevelaarijen der Tollenaars, of inzaamelaars der fchattingen. De ingezetenen in Holland ftaan minder dan ergens elders daar voor bloot. Onze Regeering is van allen , die bekend zijn, de zachtlle, omzigtigfte en gemaatigdfte: maar hoe voorzigtig en met welk een overleg de wetten ook mogen gemaakt worden, derzelven uitvoering echter moet'er van worden toevertrouwd aan lieden, in welken men dezelfde kundigheden, dezelfdeinzigten, dezelfde beweegredenen , noch dikwijls denzelfden wil niet kan voor-  R IJ K D O M. 405 vooronderftellen : van daar de misflagen , over welken het volk zoo dikwijls klaagt, en welken hetzelve niet zelden aan de wetten toefchrijft, terwijl zij eeniglijk ge weeten moeten worden aan het gedrag van hun, die met de handhaaving derzelven zi n belast; en die zich dikwijls meer gedraagen naar hunne bijzondere begrippen, belangen en hartstochten, dan naar de heilzaame oogmerken van deHooge Overheid. Somtijds ook zondigen deze amptenaaren ter goeder trouwe, meenende, dat zij moeten waaken voor de inkomften van den Staat, en tot dat einde de wetten ten allerfcherpfte moeten opvatten en doen achtervolgen. Aan dat ongemak zijn alle Regeeringen al mede onderhevig. Dit kan men niet voorkomen dan door het getal der laagerej amptenaaren niet noodeloos te vermeenigvuldgen, en zelfs, zoo veel mogelijk, te verminderen'. Want over dezen klaagt het volk gemeenlijk het meest. De Schrijver der Aanwijzing van de heilfaame politike Gronden en Maximen zegt D. II. Cap. 1. bladz. 168. dat „ het zeer wel aan te merken ftaat, „ dat in de vijftiende eeuw geen convooy - gelden ter „ beveilinge der Zeen van den koopluiden getrokken „ werden, maar dat de kosten van dien ten laste des „ Lands of der Graven gebragt , en aan derfelver „ Beden en andere inkomften gekort plagten te „ werden". Offchoon wij begrijpen, dat de Schrijver van die Gronden hier al vrij wat onnaauwkeurig fpreekt, en dat 'er tusfchen den tijd, van welken hij gewag maakt, en den onzen geen vergelijking, kan gemaakt worden , blijft het evenwel onderzoek waardig, of 'er geen kans zoude zijn, om buiten het heffen van inkomende en uitgaande rechten tot een fonds voor de Admiraliteiten te komen. Cc 3 Wij  405 HOLLANDS Wij hebben te vooren gezien (a), dat in vroegere tijden de fteden, bij de fcheepvaart belang hebbende, onder malkanderen omflagen maakten, en de kosten wisten te vinden, zonder inkomende en uitgaande rechten te heffen. Men had, het is waar, in die rijden even zoo min eene aanblijvende zeemagt als landmagt; het is mede waar, dat, federt dat de Mogendheden een ftelregel hebben aangenomen van altoos gewapend te zijn , onze-Staat zoo min eene zeemagt, als eene landmaat en fterke plaatfen, kan ontbeeren. Maar zoudende beweegredenen, weiken men heeft gehad , om liever de kosten van eene zeemagt, door anderemiddelen , dan door inkomende en uitgaande rechten , te vinden , door de noodzaakelijkheid om eene aanblijvende zeemagt te onderhouden , kunnen veranderd zijn ? Welke zijn nu die beweegredenen ? Dezelfde, welken de Staaten van Holland en West-Friesland hebben voorgedraagen, in hunne vertoogen aan Karei den V. wegens het recht, Congé - geld genoemd : het zijn die r wel- ' kejiri c;eVerhandeling, bij de Propofitie van Zijne Doorluchtige Hoogheid den laatst o verteeden Heer Erffladhcuder gevoegd , voorgedraagen worden: het zijn die, waarop de kooplieden zich beroepen ; het zi jn die, welke in de Refolutie der Heererj Staaten van Holland en West-Friesland, van den 28 Sept. 1753- gevonden worden : 't is in een woord het afneemenj het verval, de ondergang, het verloopen des koophandels , het opdroogen der bron, welke de noodige fondfen voor de behoeften van den Staat verfchaft, die het agterlaaten van de inkomende en uitgaande rechten hebben doen in óverweeging neemen. Het werk, 'c welt •- : dab i heeft het ook van tijd tot tijd boter, kaas1; hn bier noodig, het heeft brood van doen; Het iè daar bij zeker, dat, niet tegenftaande bet menig* huldig gebruik van aardappelen, onze arbeidsloonen nog vrij hooger zijn dan die van de andere hatien , gelijk het te zien is uit de Aanmerkingen', der cooplieden, van welken wij te voren ( bladz\ ) gefprooken hebben; (b) en het is niet minder zekéredat de leevensmiddelen bij ons, federt eèniee jaaren,' duurder zijn geworden , waaruit dan noodwendig -noet volgen, dat de arbeidsluideri moeielijkèr aart jen kost kunnen komen. Hoe duur is tegenwoori tfig, terwijl ik dit fchrijf, hec fpek niet? Laat ik 'èp eeriê i («) L. c. bladz. 64 in 6$. (b) Zie Bijlaag© D. Dd  4i3 HOLLANDS eene andere overweeging bijvoegen : het is niet genoeg, dat het arbeids-volk bewaard blijve voor honger en dorst > en dat het zich met aardappelen kan voeden. Wanneer het in Braband bij de aardappelen een ftuk fpek zal kunnen genieten, zal het onze oorden verlaaten, Het Werkvolk moet door eene betere en aangenaamer leevenswijze dan het elders vindt hier gelokt worden. Het goedkoop leeven is daar toe de eerfte grond. Wij hebben reeds.gewag gemaakt van middelen, welke 'er mogelijk zouden kunnen worden ingevoerd , om het gemis, het welk de fchatkist van 'tland zoude komen te lijden door de gunften, wélke ten behoeve der fabrieken en trafieken beweezeri zouden worden, te vergoeden. Sedert dertig jaaren zijn de aardappelen zoo algemeen in gebruik gekomen , dat de rijkfte lieden dezelven op hunne tafel hebben. Deze vrucht is voorts eene fpijs voor de dienstboden , welke, in het algemeen gefprooken , dezelven boven alle andere fpijze verkiezen: zoude dit gebruik niet, voor de gegoede lieden , onhf eenige belasting kunnen gelegd worden, de minder gegoede, daar van verfchoond blijvende. Wij hebben tot dus verre geredeneerd op de mogelijkheid, dat de impofitierl op de noodwendigfte leevensmiddelen zouden kunnen Worden verminderd, zoo niet in 'tgeheel, teu minfte ten behoeve" der manufactuuren en trafieken. Maar genomen eens, dat dit ondoenlijk zij, wat 'er ook de reden van moge weezen, dm zoude men hier dit Voordel kunnen opgeeven: een middel te vinden, om de hoogë\ arbeidsloonen te verminderen, zonder dat de Staatverandering in de rechten op de eetwaaren maake. Dl Heer van den Heuvel fpreekt van eenl premie door de Diakonien en Aalmoefeniers kam*rs\ te belooven aan Fabrikeurs voor de huisgezinnen,!  R IJ K D O M. 419 | 1 die zij in 'c werk zouden houden; zoude men, bij • voorbeeld, niet eene belooning kunnen toeftaan ; ; aan ieder man of vrouw, die voor de fabrieken arbeii 1 den, naar maate van het werk, het welk zij zouden i 1 hebben afgedaan, of van den arbeid, welken zij zou-? ! 1 den hebben verricht. Eene aanmoediging aan de i I fabrieken moet niet vreemder voorkomen , dan be> ! rooningen, welke worden toegedaan ten behoeve ! 1 der fcheepvaart en visfclierij. De fcheepsbouwa - < eene der voornaamfte fabrieken van ons land \ wel- I i ke meer en meer vervalt, en middelijk ook de koop-; II handel zouden daar door bevorderd worden. .. De 1 belooning zoude meer of min kunnen zijn naar maa4 Ittë van, 't werk, eti van het loon : 'er zoude zelfs 3 1 bene bedreiging bij kunnen gevoegd worden, yan (de belooning te zullen verliezen, in geval van k.'agte ides Fabrikeurs over kwaad gedrag, „over .kwaad, \ werk of onleerzaamheid. „ De beloonihgen zouden eden Fabrikeurs kunnen worden ter hand gefteld] - ten einde de werklieden dezelven, bij de betaaiing ;iVan hun werkloon, van de Fabrikeurs zei ven zouIden kunnen ontvangen. ,. .. Wij zullen niet beflisfen, of dit middel uitvierlijk is of niet, maar zie hier het nut, het Welk 'er* haar onze gedagten, uit zoude voortfpmiten. r.) 'Zoude het veel toebrengen om bet .volk. naarftig te maaken : de zucht tot winst zoude het naar de belooning doen ftaan, en de belooning zoude het tot den arbeid opwakkeren. 2.) Zoude het ,een voordeel voor den Fabrikeur zijn , welke door mid* del dezer belooring, gemakkelijker arbeiders tot èen maatiger prijs zoude vinden. , Men ftelle het dagloon van een arbeidsman op ro ft.: drie ^dagen werkende zal hij dertig ftuivers ontvangen 5 maar genomen, dat een Fabrikeur, een vijfde minder nn loon betaalende, hem als dan zes dagen werksa Dd s ba  420 HOLLANDS kan geeven, en dat de twee ftuivers aan den ar> beidsman bij wijze van gratificatie gegeeven worden, zoo zal hij in de zes dagen drie guldens winnen ; de Fabrikeur zal 20 ten honderd aan arbeidsloon minderbetaalen, en de armkas van een behoeftigen ont> last raaken; maar zoo het arbeids-volk maar tot een vijfde gedeelte daar door vermeerdert, zal 'et '« lands kasfe merkelijk bij winnen. Om den invloed , welken dit op de fabrieken zoude hebben, te befeffen, heeft men flechts eene uitrekening te maaken van 't een of 't ander ftuk goed. Laat een ftuk | laken van 39 a 40 ellen eens komen te ftaan aan arbeidsloon f 80 : • : - en dat de verdere onkosten, zoo tot de ruwe ftoffe, als verwen , en anderszins bedraagen ƒ 90 : - : - dan zal het ftuk laken aan den Fabrikeur kosten ƒ 170 : - : Gefteld nu, dat een Fabrikeur voor zijn arbeid, het geven van crediet, het gevaar van wanbetaaling, op zijne fabriek 15 percs winst moet rekenen, en dit is zekerlijk over't geheel genomen niet te veel, zoo zal hij het ftuk laken aan de winkels moeten ftellen ƒ 195 : 10 : - De winkelier, die het uitflijt, moet insgelijks zijne winst hebben, welke doorgaande op io perc. gerekend mag worden , zoo dat I het ftuk laken voor ƒ 534 < l2 3 - uitgefleeten zal, worden; dat is tegen ƒ7:5:- de el. Genomen nu , dat 'er in plaats van ƒ 80 : - : - f 60 : -: aan arbeidsloon betaald worden, dan zal het ftuk laken aan den fabrikeur komen te ftaan ƒ 150 : - : die het voor/ 172 : 10 : - zal kunnen verkoopen aan de winkels, die het wederom voor ƒ207 dat is. jgl. 3ft. 8 p. de el, zullen kunnen geeven: zoo dat een vierde arbeidsloon minder op een ftuk laken een onderfcheid zal maaken van 13 ftuivers 8 penn. op de el; en ik behoef niet te zeggen, wat zulk een verfehil in den verkoop uitwerkt. Wij  ' R IJ K D Q M. 42x I Wij moeten omtrent de fabrieken nog aanmer- I ken, dat haare winften niet beftaan in een fpoediI. gen omloop van penningen , gelijk in den koop- II handel veelal gefchiedt. Alle fabrieken hebben, om I i zoo te fpreekenl, drie kapitaalen noodig, om de zaa- iken gaande te houden. Een kapitaal om een maligazijn aan te leggen en vol te houden, een in uiri ftaande infchulden, een om de dagelijkfche bei taalingen te doen , twaalf of achttien maanden lang. 11 Iet is waar, dat de Fabrikeurs op korter of lanjger dag van drie, en zes maanden enz. verkoopen; itanderen doen verzendingen voor hunne eigen reIkening, waarvan de betaalingen dikwijls vrij lang fna de twaalf maanden gefchieden ; en zelfs nog wel liïn koopmanfchappen , die de Fabrikeur in betaafling aanneemt. Wij hebben een middelweg genormen om alle bijzonderheden te vermijden. Om onze berekening op eerte kas van gratificatie toe te pasfen , zoo laaten wij onderftellen, dat t'er in eene ftad als Leyden , Delft of Haarlem 10,000 larbeidslieden, zoo mannen, vrouwen als kinderen \zip , die tot de fabrieken zouden kunnen worden ►gebruikt; en dat de een door den ander weekejlijks dertig ftuivers zoude kunnen winnen. Voorts, idat 'er eene belooning van tien ftuivers werd toegedaan ; dit zoude eene uitgaaf van ƒ 5000 : - : f*s weeks, en van ƒ 260,000 : - : - 's jaars ,,voor Ide algemeene kas uitmaaken. Deze arbeidslieden zouden weekelijks ƒ 20,000 : - : - en gevolgeilijk jaarlijks ƒ 1,040.000 : - : - verteeren. De Schrijver van de Aanwijzing der keilfaame Grmden (ftelt, dat twee zevende deelen van de arbeidsloonen aan impofitien gaan. Hij fchreef dit in den jaare 1664.. Ik zal mij dan , zoo ik vertrouw, niet misrekenen , indien ik het geen van de aibeidsloonen aan., impofitien gaat op een derde ftel , ofDd s fchoon  42a HOLLANDS fchoon 'er veel aardappelen gegeeten worden. Derhalven zoude van de ƒ 1,040,000 : - : - het derde deel,d. i. ƒ 346,6615 : - : - weder in de algemeene kas komen. Dus zoude de Staat 'er nog eene fomme van ƒ 86,666 : - : - bij winnen , daar de arm • kasfen, en andere onkosten tot het onderhoud der armen noodig, veel grooter fommen beloopen dan de Staat tegenwoordig trekt üit het geen de behoefcigen opbrengen , door het aandeel, 't welk zij in de accijnzen draagen. 11 Wij hebben onze berekening gehaald uit de lakenfabriek , om dat men 'er zich gewoonelijk van bedient, wanneer men in het algemeen van het Verval der manufacluuren lpreekt, en van de middelen ', om dezelven weder te doen bloeien: wij zullen 'er eene andere bijvoegen, genomen uit een tak van koophandel en fabriek, die flechts federt twee of drie eeuwen is opgekomen, en zoo uitgeftrekt is geworden, dat dezelve tegenwoordig een der voornaamfte takken van Europa's handel uitmaakt. Wij bedoelen de Drukkunsten Boekhandel. Zie' hier wat de Schrijver van een werk, 't welk voor tien jaaren in 't licht is gekomen, 'er van zegt (a). 1 „ Va n alle de takken van Europa's koophandel, „ is deze misfchien de allergewichtigfte, .indien „ men acht geeft op de vorderingen der menfche„ lijke kundigheden, en op die der nuttigfte en w noodzaakelijkfte kunften , welke men aan de-' - zelve' verfchuldigd is; op de aangenaamheden „- welken 'er de lamenleeving en zelfs het eenzaam ^ leeven uit trekt, en eindelijk op den invloed, weiij ken dezelve op de begrippen, de gedachten, en il' dus op de zeden der menfchen heeft. En welke „- voordeelen zijn alle andere takken van koop- v hm- (fi) Intéréts des Natisns de l'Eurepe T. I. p. 42S.  R 'IJ K D O M, 423 s0 handel aan denzelven niet verfchuldigd! Waarom t„ is het ons niet gegeeven aan dien handel paaien j, te ftellen, ten einde wij denzelven niet dan aan den besten kant mogten befchouwen, en ons al- leenlijk verheugen over het nut, het welk hec , menschdom 'ervan genietï „De Boekhandel ftrekt tot fteun aan verfchei;; den fabrieken, die haar beftaan en voorfpoed aan , denzelven dank moeten weeten; inzonderheid „ aan .de papiermaakerij , welke ten aanzien der ,» voordeden , die 'er uit voortvloeien, des te dier- baarder is, dewijl dezelve uit eene verachtelijke ftoffe word gehaald. De koophandel zet alles, , waar dezelve eene waardij aan weet te gee, ven, aanzien bij. Dus heeft de kunst om papier , te maaken van het oude linnen , waaruit hec , bereid wordt, bekend onder den naam van , lompen, en 't welk men eertijds wegwierp, eene » kostbaare koopmanfchap gemaakt, waar van de „ uitvoer tegenwoordig op de allerftrengfte ftraf„ fen in alle Staaten, waarin papiermaakerijen zijn , „ is verbooden. „ H e t boekbinden, plaatfnijden, en boekdruk„ ken zouden niet beftaan, zonder den boekhan-, „ del ; en de drukkunst brengt de vruchten des „ menfchelijken vernufts niet in wandeling, dan „ door hulp der lettergieterijen \ daar de boekdruk„ kunst zich alleenlijk bepaalt tot hec gebruiken „ van letteren. „De lettergieterijen, welke zich van Jood en „ antimonie bedienen, beftaan hïh twee kunften: 0 te weeten die van letters te mijden, en die van „ letters te gieten. Weinige lieden hebben achc „ geflagén op het geen' men aan de fnijkunst van „ laters verfchuldigd \-, wanneer zij de fchoonheid „ van den druk van fommige werken met verwondeDd 4 „ ring  42^ HOLLANDS » ring befchouwden. Men heeft loftuitingen aan l, de Plantijns, aan de Etiennes, aan de Elzeviers » gegeeven, welke den Lettergieteren eigenlijk; » toekwamen. De Drukkunst is aan groote zwaa»' righeden onderhevig, maar derzelver volmaakt„ heid hangt voornaamelijk van die der letteren „~af. Eersc onlangs heeft men beginnen te zien,' ^ dat den Lettergieters ten mjnfte een deel toe« komt der loftuitingen , die men den Drukkers ms geeft- D-e kunst op zich zelve is in de Diftio„ naire Encyclopédique befchreeven, maar zij is'er „' niet als een voorwerp van koophandel gade ge„ Hagen. Het heeft een oneindigen arbeid ge„ kost eer men de drukkonst tot die volmaaktheid „ heeft gebragt, waar toe zij thans gereezen is. ' „ Al. wat de eene mensch aan den anderen tot „ nut of vermaak kan toebrengen, levert ftoffe uit „■ voor den koophandel. Op dien voet befchou-1 „ wen wij hier alle de werkingen van den geest s» als eerfte ftoffen van eene der aanzienlijkfte mas, nufactuuren, daar de kunst en fchranderheid een „ zeer gewichtig voorwerp van uitvoer van hebben s, weeten te maaken: zoodaanig, dat alle de aan» moedigingen aan Akademien en Geleerden, gegee„ ven, mitsgaders het onderwijs en de tijdkorting „• teft>ns. tot nut des koophandels keeren, .terwijl 5, 'er de koophandel het nut van uitbreidt. Indien ï men de yoprdeelen der drukkunst, van het letp tergietén, van het plaatfnijden, van hec perga„ ment bereiden, en vooral van 't papiermaaken „ befchouwt, zoo zal men moeten toeftaan, dat j, allerlei foort van Schrijvers onbedenkelijk vee! £ tot den koophandel toebrengen , en dat zij in j," den Staat het £pnds van een zeer rijken tak van ^ koophandel uitmaaken." Het geen de franfehe Schrijver hier zegt is bufi ten  R IJ K D O M. 423 ten tegenfpraak. Hoe flecht en godloos de boekerj 1 mogen zijn, maaken zij voorwerpen van koophan< del, en vermeerderen dien. Maar, wanneer de drukr ] kunst en boekneering op dien voet gedreeven wor1 den als wij die thans zien , dan zoudenwe wel ; rnogen wenfchen, dat 'er nimmer de koophandel i mede verrijkt was geworden. Wij hebben te vooren doen zien (a), waar in onze boekneering beftaan heeft. Het geen de franfehe Schrijver va'rjt derzelver nuttigheid zegt, moet ook enkelijk op zulk een koophandel in boeken toegepast worden. AI het overige is. onkruid , benadeelt de zeden t den godsdienst, den koophandel zelve, die overi laaden dop_r moerasfig (lijk van al het ftinkend vuil, 't welk de drukpersfe afgeeft, geen kans meer heeft om goede vruchten te draagen. Verscheiden oorzaaken hebben onzen hollandfchen boekhandel tot dat toppunt gebragt, waarop die geweest is. 1. De menigte van Geleerden welken in Holland gewoond en der geleerde wereld eere toegebragt hebben. 2. De goed koop van 't papier. 3. De fraaiheid onzer drukletteren. 4. Onze pplettenheid, om fraai te drukken. 5. De maatige prijs, voor welken wij onze drukken konden leverenr 6. De vrijheid der drukpers. Dit laatfte heeft vooral veel toegebragt, om den boekhandel in Holland te doen bloeien. Doch van alle die opgenoemde voordeelen is ons niets overgebleeven dan losbandigheid in de plaats van vrijheid, en al het andere is weg. Men heeft elders zoo goed papier en beter koop als bij ons; men drukt elders zoo goed en beter koop als bij ons; men fnijdt elders letters en giet zoo goed én beter koop als bij ons; en. het mag bij ons van prul- en fchotfehrijveren overvloeien, maar onze hoi- (a) D. II. bladz. 32$. Dd 5  456 HOLLANDS hollandfche boekhandel lijdt geen last aan overvloed; van geleerde werken, offchoon 'er zijn, die de eer van onze Natie in dit opzigt nog ophouden. WATmoet gedaan worden om den boekhandel wat ruimte te geeven? Het zelfde, dat men ten aanzien van andere fabriekenin 'c werk zoude ftellen. Wan neer de arbeidsloonen minder zullen zijn, zullenwe boven andere natiën den voorrang hebben, om onze zuinigheid, zinlijkheid, en netheid in 't drukken: dit voordeel zal zich niet aanftonds openbaaren, de tijd zal het moeten voortbrengen. Zie hier eene berekening, zoo als ik omtrent de lakenfabriek gemaakt heb. Vooronderfteld zijnde, dat door het een of ander middel de papiermaakerijen den prijs van het papier op 20 ten honderd minder konden ftellen , en dat men het drukken mede 20 ten honderd minder konde doen, dan tegenwoordig; een boek van twintig bladen, groot duodecimo, waar van de onkosten voor elf honderd exemplaaren vier honderd veertig guldens zouden hebben bedraagen, zoude als dan flechts op 352 guldens komen, en ieder exemplaar omtrent zes ftuivers en zes penn. in plaats van agt ftuivers, kosten. Zie hier nu, wat 'tr het gevolg van zoude zijn. De aart van de Boeknegotie vereischt, dat het geen 6 ft. 6 p. in druk kost, tegen 16 ft., meer of min, ter fleet verkocht worde, zoo uit hoofde van de winst, die men aan de flijters moet geeven, als om het buitengewoone rabat , het welk men aan de geenen, die een getal exemplaaren te gelijk neemen, moet toeftaan; en voorts uit hoofde van het gevaar, 't welk men loopt, of het boek wel zal opneemen ; van de noodzaakelijkheid, om het bij ruiling onder den man te brengen, en van den tijd, welke 'er gewoonelijk moet verloopen, eer men een druk heeft uitverkocht. Indien derhalve een werk, 't welk 352 gulden in druk kost  R IJ " K D O M. Ifost, i<5 ft. voor ieder exemplaar, moet gelt deb, zoo moet de prijs naar evenredigheid worden iverhoogd, indien hec drukken op 440 guldens 1 komt te ftaan. Dus zal ieder exemplaar, in phats i van zestien, twintig ftuivers moeten kosten; eo, het verfchil van een werk van vijf deelen in twaalven zal een gulden bedraagen. Dus maakt het verfchil van 1 ftuiver 10 penn. op hec ar?beidsloon voor een exemplaar, een verfchil van vier ftuivers in het uitverkoopen. Ik heb nooit ie.mand gevonden, die het verfchil der arbeidsloonen en ruwe ftoffen onder dit oogpunt befchonwd heeft, en het' verbaazcnd nadeel, het welk de hooge arbeidsloonen en hooge prijzen van 't geen tot de fabrieken vereischt word, hoe gering het ook moge fchijne, veroorzaaken kan : echter kan hec verval eener fabriek 'er uit volgen, door de verhooging, welke zij moeten te weeg brengen in het uitverkoopen bij het ftuk: enindien men Hechts 1 de aanmerking, welke wij zoo even maakten, met 1 een weinig aandacht overweegt, zoo twijfelen wij 1 niet, of men zal ten volle overtuigd zijn , dat alle ■ middelen , welken men in het werk zal willen ftel3^n, om de fabrieken weder te doen bloeien, het bedoelde oogmerk niet zullen bereiken , zoo lange men geen middel zal vinden, om de lieden, die tot den arbeid der fabrieken worden gebruikt, ber : ter koop te doen leeven. Men zal misfchien begrijpen, dat het vergunr nen van vrijdom, of het oprichten eener kas van gratificatie ten behoeve der arbeidslieden, een voordeel zoude zijn voor de binnenfteden , tot nadeel der zeeplaatfen. Doch men dient hier de gelegenheid onzer fteden, met betrekking tot eikanderen , in aanmerking te neemen. Hebben de kooplieden als Amfterdam, Rotterdam, en die> welkeq ge.  4*5 HOLLANDS gelegen liggen voor de zeevaart, geen blijkbaarvoordeel op die, welke niet in hetzelfde geval zijn? Vordert de billijkheid in alierlei maatfchappijen niet, dat hij, die het voordeel heeft van 'er de meefte vrucht uit te kunnen trekken , het meest in haare lasten draage? Word deze regel wel naauwkeurig in acht genomen , wanneer de inwooners eener binnenftad, dezelfde rechten op de eetwaare» aan 'c land betaalen, als die der zeelieden ? Zoude het met de billijkheid ftrijden , dat men, bij wijze van vergoeding, eenig voordeel aan de binneIteden toeftond , om het geen de zeelieden op haar vooruit hebben op te weegen ? De binnenfleden trekken zekerlijk geen of ten minfte zeer weinig nut uit de gunstbewijzen, welken men der fcheepvaart en den handel toeflaat. Vordert dan de billijkheid niet, dat men iet voor dezelven doe, of dat men zulks ten minfte beproeve? Ook kan men niet zeggen, dat dit tot nadeel der zeefteden zoude ftrekken: want indien de fabrieken begunftigd werden, zoude de algemeene handel 'er voordeel uit trekken. Indien men de manufacluuren tot een beter koop prijs konde leveren, dan de Engelfchen en andere mededingende natiën doen, zoude onze koophandel tegen geene mededinging hebben teworftelen, welke denzelven tegenwoordig meer en meer doet vervallen. Alle zaaken voor het overige gelijk zijnde, is het nutter voor onzen koophandel de binnenlandfche fabrieken te zion bloeien , dan buitenlandfche te gebruiken : wanneer, bij. voorbeeld, uit eene ftad als Leyden ofDelft duizend gulden aan 's lands kasfe komen, wat kan het Amfterdam of Rotterdam verfchillen of 'er die door tien of door honderd worden toegebragt. En vooronderfteld zijnde, dat het arbeidsvolk, door 't meerder toeneetnen der fabrieken en tra-  K IJ K D O Mi 42# ttrafieken, in de binnenfteden vermeerderde, dan zzouden dezelve daar door eerder meer dan min saan 's lands kasfe toebrengen, en derhalven zouden ede buitenlieden daar eerder voordeel dan nadeel bij Ihebben, om niet te zeggen, dat de fabrieken en ttrafieken der zeelieden met dezelfde gunst begifttigd zouden worden. Men heeft, om de fteden te begunftigen, hec ; aanleggen van verfcheiden neeringen aan het platte i jand onttrokken of ontzegd. Men heeft 'er ten tiji de der Graaven reden toe gehad; eri nog fchijnt ''er bij de fteden eene huiverigheid te zijn overgebleven , om van die maatregelen meer of min af te wijken. Zoo 't mij voorkomt, worden zij 'er thans meer door benadeeld dan bevoordeeld. Men mag daar tegen gerust verzekeren, dat het verval der binnenfteden allengskens het verderf der Zeeftedert na zich zal fleepen. Dit is eene waarheid, van welke de voorbeelden iri de Historiën vrij menigvuldig zijn. j ... De Heer van den Heuvel, wien wij met bijzonder genoegen aanhaalen , niet zoo zeer omdat deszelfs Verhandeling door de Hollandfche Maatfchappij der Weeter.fchappen te Haarlem is gekroond, als om deri welmeenenden ijver voor het algemeen welzijn, welke 'er in doorftraak, de Heer van den Heuvel meent, dat men wel zoude doen, indien men, om dé fabrieken weder te doen bloeien, of ten minfte om dezelven aan te moedigen , 'er ten platten lande aanleide. Ik geloof het ook, ten minfte, dat men de ingezetenen der fteden niet zoude moeten verhinderen , om buiten de ftad werkplaatfen aan te leggen. Zoodra het niet mogelijk is de fabrieken m de fteden ftaande te houden, en de fteden niet willen gedoogen, dat men 'er in haare nabuurfchap aanJeace, zoo verliezen zij, buiten hec voordeel, oni a& bin-  f§è ïf O ' L L A N D 5 binnen haare muuren huisgezinnen te trekken, v/clke zich daar zouden kunnen ter nederzetten j bgk nog dat voordeel, het welk zij zouden kunnen trekken, uit net vertier, hetwelk de huisgezinnen, ük in de fabrieken in haare nabuurfchap zouden arbeiden , noodzaakelijk bij haar zouden te weeg brengen. liet is zeer waarfchijnelijk , dat de fabrieken ten platten lande, wel verre van de fte. den te ontvolken, dienen zouden orri dezelven te bevolken. Men kan zulks zien aan Londen. Nooit zoude deZé ftad geweest zijn, het geene zij nu isj indien men het oprichten van fabrieken enz. in derzelver nabuurfchap belet had. . Onze fteden yerliezen door 't begrip, waaraan zij al te vast ver> Jcnocht fchijnen te weezeri, teffens de bronnen, die iij in haaren fchoot hebben, en die, welken hec land haar konde bezorgen. Men kan 'er nog bij aanmerken, dat de fteden , welke heerlijkheden en dorpen in eigendom hebben, minder zwaarigheid behoorden te maaken in het toeftaan, dat in dezelven fabrieken en trafieken werden aangelegd * derzelver welvaarc zoude die der fteden merkelijk doen toeneemen. Wa wnéer men dé fabrieken ziet vervallen in een land, waarin men dezelven heeft zien* bloeien ' zoo word men ongevoelig gelokt tot het begrip,: dat dit verval eeniglijk moet werden toegefchreeven aan de popgingen , welken de buitenlanders in het werk ftellen , om dezelven bij hen te trekken ; aan de voorkeur, welke de winkeliers of uitflijters aan vreemden geeven , en aan de greetigheid , waarmede het Gemeen gewoonelijk al wat van buiten 's lands komt aanneemt; en van dit begrip valt men op de gedachten om vreemde manufactuuren te verbieden, en op alle die dwangjniddeleri ^ welken men gaarne in het werk zag • fte?  -R IJ 15 D . ö m: {ftellen, óm hét invoeren'eh verkoopen van buitenHandfche manufacluuren te beletten. De Heer van rPEN Heuvel fielt 'er verfcheiden voor: hij meent, cdat de begeerlijkheid en winzucht der kooplieden, cdie liever buitenlandfche dan inlandfche manufacluurren verkoopen («), beteugeld zouden moeten worjcden ; dat Inen zoude moeten beletten, dat de ingejzetenen buitenlandfche manufactuuren droegen, en cdat men dezelven noodzaakte alleen inlandfche te (draagen; (b) dat men rechten leide op 'c draagen wan buitenlandfche manufacluuren (c) , dat men vertbood eenige vreemde manufacluuren in de Volkfplantingen Vari het Gemeenebest te verkoopen. (Buiten de redenen j welken de amfterdamfche en i rotterdamfche kooplieden hebben bij gebragt over Ihet gevaar j hec welk 'er gelegen is in het verhielden der buitenlandfche manufacluuren, en de zwaaifigheid, die hec in heeft dezelven met inkomende |lrechten te belasten, kunnen wij niet voorbijgaan op : de onderfcheiden middelen, welken de Heer van iden Heuvel, wiens goede oogmerken en ijver iik den hoogften lof niet zal weigeren, voorleek, ;aan te merken j 1. dat in het algemeen de deugd 1 zich door geene dwangmiddelen laat ter oefeninge bedwingen: 2. Dat het gebruik, het welk hij wil^ !; dat de Staaten maaken van hunne opperfte magt^ 1 wat te veel naar willekeurigheid fchijnt te fmaaken: 3. dat de verfchillende aart en natuur, zoo , wel van landen en volken als van Wetten en zeden, i weinig toelaaten , dat men het geen elders gefchiedt, ©verbrenge tot het geen in 't vaderderland moest g.daan worden. In Engeland maakt de regeermg gebruik van de aangeboren geaartheid der En-.; (a) Antwoord over de grond. p. 54. en volg. ( 6) Ibid. en volg. (c) Tef aangek. pL bladz. 60. en volg.  '43» H O L L A N D 5 Engelfchen, welke natuurlijke vijanden zijn van ai het geen van buiten 's lands komt. Dus houdt het een Engelschman voor geen inbreuk op zijne vrijheid, indiende rechten op de buitenlandfche koopmanfchappen of vcortbrengfelen hem van derzelver genot en bezit beroovén. Hij houdt dezelven voor iet overtolligs, het welk een Engelschman kan, en de-Natie moet ontbeeren. De kracht des engelfchen koophandels rust ook niet gelijk die van den onzen op het haaien en brengen omme ende wederomme. In Holland is het anders gefteld. 4. Dat de dwangmiddelen in 't ftuk van handel altijd nadeelig en gevaarlijk zijn (a). Dat alle zaaken moeten worden befchouwd en behandeld volgens haare grondbeginfelen. Het doelwit des koophandels is winst: indien men wil, dat een koopman zich in de zaaken zijns koophandels gedraage uit liefde tot het vaderland, roem , weldaadigheid, of eenig ander zedelijk grondbeginlél, dan begeert men iet, dat tegen den grond, op welken de koophandel gebouwd is, en ftaan moet, aanloopt; het zoude even zoo veel ziin als of men begeerde, dat een bouwmeefter j om deze of gene reden, een gebouw zoude aanleggen op grondflagen, welke hetzelve niet kunnen draagen. 6. Dat de winkelier of uitflijter uit den aart zijns handels verplicht is j zijne koopmanfchappen en waaren daarvan daan te haaien, waar hij dezelven best koop kan inkoopen ; zonder eenige voorkeur aan de eene plaats boven de andere , waar hij dezelven bekomen kan,. te geeven. Indien men hem door dwang wil noodzaaken niet dan deze of geene waa-» ren of manufacluuren te verkoopen, zulks is hec zelfde, als of men hem beval zijn winkel en pakhuis te [fluiten. Men zoude vooraf de begeerten van het i (#) Aanwijzing van de foiitieke Gronden, bladz. 32;  R IJ K . D O M. 433 j het gemeen moeten beteugelen; of het ten minfte ; noodzaaken om deszelfs begeerten te bepaalen toe i die zaaken, welken men zoude toelaaten te ver1 koopen. 7. Dat alle kooplieden, alle fabrikeurs, ; alle winkeliers of uitflijters dienaars zijn van hec . Publiek : zij moeten zich bijzonderlijk toeleggen, 1 om kennis te hebben van den algemeenen en heer; fchenden fmaak, en trachten dien te voldoen. Hoe ; zal men dien fmaak dwingen , welke geduuriglijk 'verandert, en de nijverheid in eene geduurige be'weeging houdt? Bij deze aanmerkingen zullen wij '"er eene over de Monopoliën voegen. Men vaart tegen de Monopoliën of het opikoopen van waaren uit, omdat men meent, dac teen koopman, die zulks doet, om eene grove winst i'te genieten., een ongeoorloofd gebruik van zijne 1 middelen maakt, ten kosten van het behoeftige [gemeen: zonder hier te onderzoeken of de bei risping zoo billijk is als dezelve wel fchijnt te weeli zen, en of men wel met goed recht eifchen mag, i: dat een koopman zijne bekwaamheiden nijverheid1 :befteede, en zijne middelen waage voor een Pu\.bliek, het welk zijne eigen behoudenis verwaari loost; en of het niet billijker ware, dat de Over1 heden in duure tijden van deze opkoopers dac geene kochten, waarmede het volk konde gefpijzigd worden, dan te willen, dat de koopman zijs ne magazijnen aan de uitgehongerde meenigte ten f beste gave; laaten wij, zonder ons met die over\ .weegingen op te houden, ftellen, dat deze opkooa pers , zedelijk gefproken , tegens hunnen plicht ; zondigen ; geeft men wel acht op de hejlzaame uit| werking, welke dit kwaad voortbrengt? Hetzelve i brengt zoo een groot nut voor het Gemeenebest te 1 weeg, dat men den Staat voor een geduurigen hqni gersnood zoude bloot ftellen., indien men ondar. IV. Deei., Ê e «am  434 HOLLANDS nam hetzelve te beletten. Heeft men in Holland! gebrek aan tarwe en rogge gehad , toen men; overal van hongersnood geklaagd heeft? Wij hebben 'er in diezelfde tijden aanmerkelijke verzendin- i gen van gedaan, en zijn 'er nooit aan te kort geko-i men. Wel is waar, de prijs is 'er van gereezen, doch men heeft geen gevaar geloopen van gebreki te lijden. Verbeeldt men zich , dat de kooplieden , als de waaren laag in prijs zijn, dezelven inkoopen , en die hunne middelen waagen op hoop eener groote winst (welke echter juist niet al te zeker is) dit gevaar zouden willen loopen, indien men ondernam hen in hunne vooruitzigten te belemmeren ? Het is bekend , dat onze bodem geen graanen genoeg tot ons voedfel voortbrengt: even-! wel is 'er bij ons nooit gebrek aan graan , oft fchoon de uitvoer 'er van volkomen vrij is: wat is hier anders-de reden van, dan de vrijheid des koophandels? De vrijheid om in vruchtbaare jaaren voorraad op te leggen, met oogmerk om dien te bei waaren tot min vruchtbaare tijden, welke de opgelegde waaren in prijs doen fteigeren ? de vrijheid van de waaren te mogen opkoopen of eene mono-1 poiie te oefenen? Een hollandsch koopman , verzei Jcerd zijnde, dat hij niet in zijne vooruitzigten za worden geftoord , en dat hij eene waar bezit, wel ■ ke nien niet kan ontbeeren , zal niet vreezen, oir. 'er zijn geld aan te befteeden, in de plaats van heil "buiten 's lands uit te zetten ; hij zal niet vreezen; groote magazijnen aan te leggen: hij geeft geduui riglijk acht , hoe de oogst uitvalt; hij ziet in hei *eene land gebrek, in het andere overvloed ontij' ftaan: hij wikt en weegt de omftandigheden, er " neemt daar na zijn befluit: zijne eerfte zorg is, ah tijd wel gevulde magazijnen te hebben tegen duui: re tijden. Dus is het ook met verfcheiden andere CDfiQ - 3 .13; lifim  R IJ K D O M. 435» vwaaren gelegen, waarvan wij eene monopolie maaIken. Dus verfchaft deze daad, welke, zedelijk beffchouvvd zijnde, en te verre gebragt, gelaakt zoucde kunnen worden , aan onzen Staat ten aanzien cder graanen een zonderling voordeel op alle ancdere Staaten, te weeten, dat dezelve nooit voor sgebrek behoeft te vreezen; en dat, in tijden van pgebrek, de prijs der graanen bij ons nooit hooger ids dan elders, niet tegenftaande den uitvoer, die '.'er van gefchiedt. Men kan op die misbruik der v vrijheid des koophandels, 't welk der begeerlijkheid ïóer menfchen den vrijen teugel viert, toepasfen :het geen Cicero zegt, bij gelegenheid der vrijiheid van het gemeensmanfehap : Jed borium quod [efi queefitum in ea fine ifio malo non haberemus. (Jij •zoudt, zonder dit kwaad, het goede, dat gij'erinïgezocht hebt, niet genieten. W ij hebben aangeweezen , welke natuurlijke :oorzaaken den graanhandel, den oudften tak van ïonzen koophandel na de visfeherij, en een der rijk'jfien, hebben doen opkomen. De oorzaaken, weliken dezen tak hebben doen bloeien , zijn dezelfde j gebleeven, en houden dien nog in denzelfden ftaat. jln den beginne is dezdve meer in ons land verspreid geweest: naderhand heeft hij zich genoeg' ;zaam in Amfterdam , en eenige noordhollandfche J iplaatfen gevestigd. Rotterdam deelt 'er tegen:l iwoordig mede in. Ten aanzien van dezen tak onD:zes koophandels heeft Holland een voordeel, hec 1 iwelk opmerking verdient. H Niets kan het voorrecht wegneemen 't welk Holland heeft, van gelegen te zijn tusfchen het Noorden en Zuiden van Europa, en daarom best !'igeplaatst, om koornfehuuren van graanen uit het } !Noorden op te richten, ten einde dezelven van I :pas naar de natiën van het Zuiden over te voeren. Ee 2 Zoo )  436 HOLLANDS Zoo lang deze handel in Holland vrij zal zijn, zoo lang dezelve niet door belastingen gedrukt of belemmerd zal worden , onder voorwendfel, dat men geen monopoliën moet toelaaten, kunnen wij nooit dan aan eene zeer geringe mededinging bloot ftaan, en flechts aan zoodanig eene, ais wij ten allen tijden van de fteden van het Noorden hebben ondervonden; en dat alleen om deze reden , dat wij dezelven voorkomen in alle plaatfen , daar gebrek is, én onze waaren verkoopen tot een prijs, welken deze fteden niet kunnen maaken , om dat wijze Sn het toevoeren voor zijn. Wij zouden in dien tak alleen te vreezen hebben eene mededinging, welke wij nog niet hebben ondervonden, en waarfchijnelijk nooit zullen ondervinden; naameüjk die der Engelfchen en Franfchen. Deze beider zouden nog dichter dan wij bij de hand zijn, ore de zuidelijke landen , welke onderhevig zijn aar een geduurig of toevallig gebrek van graan, daarvan te voorzien. Maar de redenen, welken her tot nu toe wederhoüden hebben, om zich op dier handel toe te leggen, zullen 'er hen altijd van afhouden. Engeland en Frankrijk zijn landen , in wel ken men zich op den landbouw toelegt. Die hun ner kooplieden , welke zich op den graanhande toeleggen , behoeven het voorwerp hunnes koophandels buiten hun land niet te gaan zoeken, uitgezonderd in geval van groot gebrek. In vrucht baare jaaren vullen zij hunne magazijnen zondei buiten hun land te gaan ; zij behoeven daar toe geen graanen uit het Noorden te haaien ; zij ver koopen de hunne dikwijls zelve aan de Holian ders, wier pakzoiders altijd openftaan om dit ge was tot een iaagen prijs te ontvangen. Komt 'e hij de eene of andere dezer natiën een onvrucntbaa jaar , en zijn hunne magazijnen der voorgaandi ■ • m  R IJ K D O M. 43? jjaaren niet in ftaat om het gebrek te vervullen, zzoo voorziet men zich in Holland, en hier verIkoopt men fomtijds aan de andere natiën hunne ceigen graanen. Dus zullen de franfehe en engelffche kooplieden nooit magazijnen van graanen aanUeggen,dan uit den overvloed van die, welken hun teigen land in vruchtbaare jaaren oplevert t deze vvoldoen aan hunne vooruitzigten , en in die jaa? rren zouden zij de graanen in het Noorden dikwijls teven zoo duur als bij hen zeiven vinden. Zij zulllen nooit graanen naar vreemde landen zenden, dan (wanneer het geen tijd meer is om dezelven in het [Noorden te gaan haaien. In die buitengewoone igevallen zal men altijd zijne toevlucht neemen tot :de hollandfche magazijnen. Indien dwangmiddelen ons land zouden gevaar :doen loopen, om den graanhandel, daar het zich meester van heeft weeten te maaken, en welken het eeuwen lang behouden heeft, te verliezen, deizelven zouden een niet minder verdervelijk geivolg na zich fleepen , ten aanzien onzer Volkplantingen. Men moet nooit zich van geweld of ftrafdreigende wetten bedienen", om onze_ Volkplantingen te noodzaaken, geen andere dan inlandfche manufacluuren te gebruiken: deze middelen ,kunnen met een goed oogmerk voorgefteld worden , maar zij zullen 'er nooit aan voldoen. Onze Volkplantingen hebben mededingfters aan de Volkplantingen van alle andere natiën: indien men door eenigen dwang, door eenig recht (het is even veel van welk een aart het zij) de ingezetenen onzer Volkplantingen noodzaakt grooter kosten te maaken dan die der engelfche, franfehe, en andere vreemde Volkplantingen doen, zoo is het met onze Volkplantingen gedaan. Zij zullen ondergaan, zonder dat zich een vijand Ee 3 de  438 HOLLANDS de moeite geeve , haar te komen pionderen. Dé eerfte zorg, welke eene natie, die Volkplantingen heeft, moet draagen , is de ingezetenen derzelven van hunne noodwendigheden te voorzien , zoo goedkoop eenigzins mogelijk is; zonder aanfchouwing van plaats, van waar men het geen men hun bezorgt haalt. Zoo dra men dezen eerften regel laat vaaren, valt 'er niets meer te doen. Dezelfde reden laat niet toe, dat men eene Maatfchappij dwinge, om zich van inlandfche manufactuuren tot derzelver handel te voorzien. Zoude mende Afiatifche volken willen dwingen , om, bij voorbeeld, de voorkeur te geeven aan de Haarlemfche ftoffen boven de Lyonfche , aan de Leidfche lakenen boven die van Abbeville ? De deugd en goedkoop prijs der koopmanfchap zijn de eenige beweegredenen , welke een kooper tot het koopen derzelven doen befluiten in alle de deelen der wereld. Door deze twee beweegredenen moet men dezelven tot zich trekken en doen koopen. Indien wij zoo fterk aandringen op de vrijheid des koophandels, en de nadeelen , welke uit de dwangmiddelen voortfpruiten, in het breede voordraagen, zoo gefchiedt zulks niet, om dat wij van gedachten zijn, dat men in het geheel geen gebruik moet maaken van middelen , welke der vrijheid van de ingezetenen meer of min paaien kunnen ftellen: wanneer men van eene Maatfchappij fpreektj zoo fpreekt men van lieden , welke om een gemeen welzijn en belang afgezien hebben van een gedeelte der vrijheid , die zij buiten dat zouden hebben gehad - De burgerlijke Maatfchappij voor-; onderftelt insgelijks eene goedkeuring der middelen , die het welzijn van den Staat bevorderen, welke eenigerwijze de natuurlijke vrijheid befcoeien; men benadeelt de burgerlijke vrijheid niet, wan-  R IJ K D O M. 43$ •wanneer men om de fondfen, welke 'er ter beveiliging van den Staat noodig zijn, te vinden, flechts eene belasting legt op het gebruiken van iets het geen men kan ontbeeren. Öm deze reden zijn de belastingen op al het geen tot pracht, weelde en overdaad dient, de minstbezwaarende ,• en die, welke oponverfchillige zaaken gelegd worden,hebben nooit het volk doen klaagen. Indien 'er zoo veele arme en behoeftige lieden uit Iiefdaadige ftichtingen en de armen • kas worden onderhouden; : zoude men dan de burgerlijke vrijheid benadeelen, : indien men eene wet maakte, welke de armenbe; zorgers en beftierders der Godshuizen verplichtte, tot de kleeding en behoeften der armen en be', hoeftigen, geene andere waaren dan van binnen1 landfche fabrieken te gebruiken ? Hier zoude ik het : met den Heer van den Heuvel eens zijn. Men zoude, wel is waar, meerder daar voor moeten betaalen dan men tegenwoordig doet; maar zoude i het vertier van die waaren, 't welk daar door zoude . gefchieden, geen gelegenheid geeven, om arme i lieden aan werk te helpen, en dus derzelver gètal i te verminderen ? Dezelfde wet zoude den Voogden die zelfde verplichting kunnen opleggen ten aanzien ! hunner onmondiger). De Armen zouden niet kunnen klaagen dat men hen in hunne vrijheid verkortte, dewijl zij alles wat zij krijgen alleen uit hoofi de van liefdaadigheid krijgen: deonrhondigen zoui den 'er niet over kunnen klaagen ; aangezien zij 1 voor hunne meerderjaarigheid ten dezen aanzien ; geen wil hebben: de wet zou niet anders doen dan de magt der Voogden te bepaalen. De Heer van den Heuvel dringt fterk aan op den ijver welke ieder noopen moest eene vaderlandfche dragt boven de vreemde te verkiezen, en niet dan inlandsche fabriek te draagen. Ee 4 Ha.*  44o HOLLANDS Hfare Koninglijke Hoogheid, Mevrouw de Prln.' fesfe Gouvernante heeft dit middel aangepreezen, en daar toe een voorbeeld gegeeven, als te zien ïs uit Hunne F<;d. Gr. Mog. Refolutie van den 6 Julij I753- ia) Wat mag de reden zijn, waarom onze Natie zoo koel is om een voorbeeld , het welk zoo merkelijk tot haar voordeel dient, na te volgen? Men zou 'er uit kunnen opmaaken, dat de oprechte vaderlandsliefde bij ons niet dan zeer flaauw werkt. De Heer van den Heuvel Hort 'er niet ten onrechte klachten over uit. (/;) En wien moet het niet vreemd voorkomen , dat daar omtrent zoo weinig daadelijke en werkza^me ijver getoond word , terwijl men daagelijxs den mond vol van vaderlands liefde heeft. Eer wij met onze befpiegelingen verder gaan, moeten wij eene tegenwerping, welke men gemeerjelijk maakt, wanneer men fpreekt van het verminderen der belastingen, ten einde de arbeidsloonen beter koop te maaken, en de prijzen der eetwaaren, welken het volk niet kan ontbeeren, te verminderen , beantwoorden. Men vordert niets, zegt men, om dat de werklieden, oflehoon men ten hunnen behoeve den prijs der eetwaaren vermindert , van hun reeds gefteld loon niet zullen afgaan , zij zullen z.'lfs hooger loonen eifchen, zoo dra zij bemerken, dat de fabriekeur hen niet kan ontbeeren: en op zoodaanige gronden heeft men dikwijls eene vermindering varj belastingen ten behoeve der fabrieken afgekeurd en verworpen : doch die op dien voet redeneeren, en daarom het verligten der Listen verwerpen, hebben, zoo't mij voorkomt, weinig of geen gelegenheid gehai, om 't bedrijf der fabrieken , en den ommegang met werk- (a) Zie Ö. III. Bijl. P. 3. I. " \b) L. c. bladz. 54. en volg.  K. IJ K D O M. ut werklieden, door eigen oefening te leeren kennen, 't welk evenwel noodig is, om 'er over te kunnen oordeelen. Zij oordeelen 'er over als een zieke over een hulpmiddel. Wanneer die zich niet ten eerften herfteld ziet, meent hij, dac het geneesmiddel in het geheel geen kracht heeft gehad , en nooit bedenkt hij, dat vooral in ziekten , welke langzaam aangekomen zijn , langzaam werkende hulpmiddelen noodig zijn, om eene goede geneezing te weeg te brengen: dus is het ook mee de ziekten van een ftaatsligchaam gelegen. Indien men eene goede geneezing verlangt, moet dezelve ongevoeligüjk gelchieden. Alle andere werking zal het oogmerk niet bereiken. H e t is te vermoeden, en wij ftellen hec vast, dat de werklieden in 't begin op hun loon zullen blijven ftaan. Ik geloof ook, dac het onvoorzigtig zoude zijn om hetzelve eensklaps te verminderen: maar als het werk niet druk was, zouden, zoo 't mij voorkomt, de fabrikeurs het wel in hunne magt kunnen hebben om te zeggen, wiltge voor dat loon werken, dan kan ik U werk geeven , en anders niet; vooral wanneer zij door de ftedelijke overheid onderfteund wierden, en dat het werkeloos volk geen onderftand kreeg. Daar zijn zoo veel middelen, om het volk naar zijne hand te zetten. En waarom zoude men dat-zelfde werkvolk, dat te Tilburg werkt, niet voor hec zelfde loon Ce Leyden tot arbeid krijgen, als het 'er op gelijke wijze konde leeven? Het komt ons voor: i. dat die geenen , welke in ftaat zijn den arbeider arbeid, waarvan hij kan beftaan, te verfchaffen, het altijd in hunne magt hebben, de loonen te bepaalen, zoodra de fabrikeur een ruggefteun heeft. 2. Dat hec loon van het arbeidsvolk aan rijzen en daalen onderhevig is, naar dat de fabrikeurs meer of min Ee 5 werk  44* HOLLANDS werk kunnen verfchaffèn. 3. Dat'er onder de fabrikeurs een naijver heerscht, welke voor de arbeidslieden zeer voordeelig is. Een goed werkman, die zich wel gedraagt, zal gezocht en beter betaald worden dan een ander. 4. Dat het natuurlijk is, dat de fabrikeurs meester blijven wat loon zij willen belteeden, daar ieder te werk moet gaan naar den prijs, dien hij voor zijn goed kan maaken. 5. Dat zulk foort van veranderingen, als hier verwacht moeten worden, zich niet dan langzaam en door den tijd kunnen openbaaren. 'c Zij men eenen vrijdom van belastingen vergunde, of dat men eene kas van gratificatie oprichtte, de gevolgen zouden 'er niet terftond van bemerkt worden; de buitenlandfche arbeidslieden zouden niet terftond hun werk, hun vaderland , en hunne vrienden verlaaten om bij ons te komen: maar het is ontwijfelbaar , dat, indien de fabrieken het hoofd weder opbeuren, men 'er de kinderen vroegtijds toe zal beftemmen en gebruiken; terwijl men 'er tegenwoordig anders over befchikt, omdat de fabrieken noch vo">r de fabrikeurs noch voor de arbeidslieden een ordentelijk beftaan uitleveren. Het getal der arbeidslieden zoude allengskens toeneemen, en het getal der vreemdelingen zoude insgelijks aangroeien, om dat 'er geen land is (Engeland zelfs niet uitgezonderd) daar de burgerlijke vrijheid minder befnoeid is, dan bij ons. Ieder leeft 'er naar deszelfs zinnelijkheid : ieder is 'er onder de befcherming der wetten: men word 'er niet gedwongen om tegen zijn wil en dank in het land te blijven: men kan zich elders gaan nederzetten, als men daartoe lust heeft: de krijgsdienst is 'er vrijwillig; men ziet 'er geen menfchen vanachter den plsrèg wegneemen om 'er foldaaten van te maaken. Men kan (bijzonderlijk in Holland, waar deze vrij-  ft IJ K D O M. 443 vrijheid alleen in weinige gevallen bepaald is) vrijelijk bij uiterften wil over zijne goederen befchikken ; de Costumen van Holland zijn in alle opzigten zeer gunffcig voor den handel. Men kan 'erniec aan deszelfs dagelijkfchen, ordinairen, en competenten rechter worden onttrokken. In een woord, Holland levert zoo veele redenen uit, waarom de vreemdelingen aan hetzelve de voorkeur boven andere landen moeten geeven, dat men met grond zich kan verzekerd houden, dat 'er altijd zullen weezen, die genegen zullen zijn zich daar ter neder te komen zetten, zoodra zij een vooruitzigt zullen hebben, dat zij 'er een middel van beftaan zullen vinden. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Befchouwing van de Middelen, welken de Colonien tot opbeuring van Vaart, Koophandel, en Manufaftuuren aan de hand geeven. J3e overweegingen, met welken wij ons ten aanzien van den toeftand onzer fabrieken, en de middelen om dezelven weder te herftellen , tot nog toe bezig gehouden hebben, leiden ons natuurlijker wijze tot die hulpmiddelen, welken wij in onze Volkplantingen zouden kunnen vinden. Ik ben het niet eens met die geenen , welke het verbieden van vreemde fabrieken of andere dwangmiddelen daar toe zouden willen gebruiken. Men zoude mogelijk volftaan kunnen met te zeggen: verbeter het bewind: maak , dat de vreemden liever zich in uwe Colonien dan in die der Engelfchen, Franfchen, Deenen, of anderen komen nederzetten i volgde  444 HOLLANBS gronden en de oogmerken, vervat in 't O&rooi aar» Suriname verleend, en uwe Volkplantingen zullen welvaaren. Wij hebben te vooren onzen twijfel over het nut, het welk de Franfchen en Engelfchen uit hunne Colonien trekken, te kennen gegeeven; ten onzen opzigte valt 'er geen twijfel over. Zoo als de vaart, koophandel, fabrieken en trafieken thans in Europa gedreeven en geoefend worden, zijn wij in eene volftrekte noodzaakelijkheid, om Volkplantingen te hebben, en bij gevolg die, welke onder onze heerfchappij zijn aangelegd, en bijzonderlijk die, welken wij in Amerika bezitten, te bewaaren en te vergrooten. 'Er is geen land in Europa, het welk zoo fterk bevolkt is als Holland, en teffens zoo weinig in ftaat, om zijne ingezetenen uit deszelfs eigen grond te voedend De Schrijver van de Aanwyfing van de polhike gronden en Maximen laat zich, over het nut het welk de Staat uit de Colonien kan haaien, uit op eene wijze, dat wij niet kunnen nalaaten van 'er hier eenige regels van uit te neemen. (a) „ Maar fchoon genoomen (zegt hij) alle,hier „ vooren befchreevene middelen , om uit vreemde „ Landen niewe lnwoonders ra Holland trekken, en„ de die aldaar door alle voorgemelde middelen, en„ de ook door eene goede Iujiitie te doen fubfiftee„ ren, mogten weefen aangewend; foo fouden des „ nietemin altijds in Holland gevonden werden „ veele oude en niewe lnwoonders, die door ge„ brek van goed en eere aldaar feer ongemakkelik „ leeven, ende derhalven veranderinge begeeren „ fouden. Want voor eerjl de perfoonen en goede„ ren aangaande is kennelik , dat de lnwoonders „ hier niet alleen de gemeene menfchelijke onge- » luk- («) Cap. XXVI. bladz. 142.  R IJ K D O .M. 445 lukken , onvoorfigtig - fwak - en behoeftighee„ den onderworpen fouden weefen; maar daar-en„ booven ook met Manifaéturen ofte Hand-wer„ ken, Villen, Negotieeren, ende in Vragt - fchee„ pen te Reden, feer onfeekere winfhen doen; Jaa „ integendeel door Siekten, Oorlogen , Zee-rov veryen, Klippen, Sanden, fwaare Storm-win„ den, en Bankeroeten; als ook door ontrouwig„ heid hunner eigene Schipperen, haar meefte lee„ vens-middelen fouden konnen verliefen , ter„ wijle onfe gemelde Ingefeetenen des niettemin „ hier belaaden fouden blijven met Hollands na„ tuurelijke laften, fwaare Huis-huuren, Impos„ ten en fchattingen: alfoo 't gebrek van Gerefor„ meerde Kloofters haar geene eerelike geleegenr„ heeden verfchaft, om by fodaanige verliefen zig „ ook van kinderen te ontlasten , of volgens het 4, fpreekwoord, defperatio facit mililem aut mona„ chum , felfs den Mmniks-kap aan te trekken. „ Sulks fy, by fodaanige voorvallen tot de uiterfte „ armoede geraakende, by gevolge alle eer en aan„ fien verliefen fouden : divitem fuifje duplex pau„ pertas; Qiii efl povre efi fot; want rijk geweest „ te zijn, is eene dubbelde armoede: en niet werd „ meer veragt als eenes armen mans wijsheid: en„ de fig in fodaanige voorvallen vinden fouden in „ de allerbeklaagelikfte Hand waar toe een mensch „ in deefe Weereld foude konnen vervallen. - „En ten tweeden belangende de eere is kenne„ lik, dat in deefe Republijke de Regeering beftaat „ in feer weinige menjchen naar geraade de ïneenig„ te der Inwoonderen; en dat de felve Regeeringe „ volgens Wetten aan gene fekere Geflagten ver„ bonden , maar genougfaam oopen is voor alle „ Inwoonderen ; 'fhlks die naa geleegentheid agt 9 ode tien jaaren Borger geweeft,zijn, tot de Rg- . gee-  44uden willen nog mogen ruften, voor „ dat fy de Wettige Regeerders af ende fig felven „ in de plaatfe gefèt foiiden hebben. Het welk „ is een der grootfte rampen die den Lande ofte » den Steeden foude konnen overkomen: „ Resdura & Regni novitas me talia cogunt, ■m Ais oo Regeerders, die fuiks door muitery wer- « den,  R IJ K D O M. 44? ^ den, altijds oorfalce zijn van feer veele grouwe„ welen, eer fij tot de Regeeringe geraken; ende „ daar naa nog veele wreedheden pleegen moeten, „ eer fy fig wel valt op den Troon ofte op het „ Kujfen konnen fetten. „ Ende alfoo wy albereids in de Indien veele Con„ quefien van Landen hebben gedaan, ende bevin„ den hoe befwarelik die door befoldigde Krijgs„ knegten konnen werden bewaard: alfmeede dat „ de Politiken van alle oude tijden ons hebben ge» leerd , datter geen beeter middel zy, voornament„ lik voor eenen Staat die op den koophandel ende „ zeevaart geboud is, om overzeefe geconquefieerde „ Landen feekerlik te bewaren, dan met aldaar Coloj, nien te maaken: foo is feer ligt te begrijpen, dat „ defelve feer dienflig voor den Staat fouden wee„ fen. „ E N ten derden is kennelik, dat uit alle omleg„ gende Landen, de armfie en minft gegoede men„ fchen, aldermeeffc naar Holland ter woone koo„ men, op hoope-van aldaar door Manifacfuren, „ ofte Hand-werken, Vifferyen, Navigatien, en „ Amtbachten aan den koffc te fullen geraaken; of M by gebreke van dien , door de AllemoeJJeniers exi „ andere Gods ■ huyfen, beeter als in hun Vaderland „ te fullen werden geholpen. En hoewel op die „ wijfe tot heeden feer veele arme menfchen al„ hier zijn gevoed geworden , foo foude nogtans '„ het felven by teegen - loopende tijden niet lange „ konnen duuren : maar foude feer ligtelik daar „ uit als dan een gemeen oproer, en plondering, „ ofte omkeering van den ganfchen Staat volgen „ konnen. „ Üm welke , en andere ongemakken voor te » koomen , ende den benaawden of mifnoegden ■„ Ingefeetenen een open te geeven , de Republij- „ ken  448 HOLLANDS „ ken van Tirus, Sidon, Carthago , Griekenland, '„ en Romen, &c. in ouden tijden wel in agt nee„ mende, het waarhaftige Intereft der Rcpubliken, „ die in 'tgeheel op de koopmanfchap ofte op conr „ queften van Landen gefondeerd waren; niet hebr „ ben verfuimd feer veeie Colonien aan te queeken. „ Ja ook de Eenhoofdige Regeerders van Kafli„ Hen, Portugaal, en Engeland, &c. nog onlangs „ feer voordeelig gemaakt hebben en maaken haar „ re Colonien in wijdgeleegene onbebowde Landden: die voor deefen eene ongelooffehke fterk-„ te aan die oude Repubïjken veroorfaakten, ende „ nu aan Kafiilien, Portugaal, en Engeland, &c. „ booven die fterkte, de meefte koophandel ende „ zeevaart toebrengen. Sulks het aller verwonde„ ri .ge waardig is, dat Holland, deefe Oude en „ Niewe exempelen voor zig hebbende, ende daar „ en booven door fijne natuurelikè groote behoef„ tigheeden , ende feer fwaare fomme van penninr „ gen voor Aelmoeffen jrareliks aan arme Inwoont„ ders te beftebden , als ook jaareliks door feer „ veele onvermogene^ö^/j, ende gebrek van groa? „ ter handel ende zeevaart geperft wordende; tot „ nog toe geene Vrye Colonien voor alle Hollandfe „ Ingefeetenen heeft gemaakt.: hoewel wy met on„ fe fcheepvaart feer veele vrugtbaare , leedige, „ en onbebowde Landen ontdekt, ofte befeild heb„ ben , alwaar indien Colonien waaren opgeregt, „ foodaanig Vry, en nogtans'onderworpen aan de w Heeren Staaten van Holland, als cle Holhndfe platte Landen en niet Hemmende Steeden zijn; „ fouden konnen veroorfaakt werden, eene onge„ loovelik groote ende,feekere Negotie en Scheep„ vaart met de lnwoonders van Holland. " Dit laatfte is het, wat bij ons eigenlijk in aanr merking komt, .dewijl de Republiek veei van de?r zelfs  rl IJ ¥1 KA D O M. 44c, ; zelfs koophandel verlooren hebbende en 'er dagellijks nog meer en meer van verliezende, gevaar Hoopt in haare oude moerasfen te zullen inftoriten, indien zij geen nieuwe voorwerpen van hauidel vindt, om 'de plaats van die, welken zij heefc 1 verlooren , te vervullen. Wij hebben (gelijk hier voor I D. bl. 13. is ;aangemerkt) eerst de onvruchtbaarheid van ons land fgoed gemaakt door de visfeherij : de visfeherij heeft (den handel voortgebragt, en.ons allengskens tot een I handeldrijvend volk gemaakt. In den oorlog tejgen S°panje, bezitters zijnde geworden van een :groot gedeelte van Indië, hebben de waaren van tAfië ons tot eigen vruchten gediend : maar onder die 1 Waaren werden 'er gevonden, die het verval van :een goed gedeelte der inlandfche manufacluuren, bij voorbeeld, de Damasten en Chitfen, veroorzaaken. Naar maate dat het gebruik van koffi en thee algemeener is geworden, zijn de bierbrouwerijen afgenomen , zoodat dezelve tegenwoordig bijna geheel vervallen zijn. De bieren dienden niet alleen den ingezetenen tot een drank ; maar zij werden ookingroote menigte naar buiten vervoerd: van dit alles is bijna.niets meer overig. Wij hebben reeds aangetekend , dat een groot gedeelte van 't verval der" europifche manufacluuren, en dus ook van de onzen , aan de vaart en handel op Oost> indiè' te wijten is. - Wij, tegenwoordig nog bezitters van den uït■fluitenden handel in fpecenjen zijnde, beflaan deze waaren bij ons de plaats van inlandfche voortbrengfelen: maar indien wij niet anders in den algemeenen koophandel te brengen hadden gehad dan de visfeherij en fpecerijen , zouden onze handel en onze fcheepvaart nog veel meer ivervallen zijn , dan nu. liet is , menfchelijker LlV. Dêju. ff w]i-  45 HOLLANDS ■wijze gefproken, alleen aan 't geluk te wijten, dac wij bij den bredafchen vrede ons meefter vonden van Suriname, het welk een gedeelte van Guiana uitmaakt, en ons een tak van koophandel aangebragt heeft, dien men niet lang geleeden , om de voordeelen van vaart en koophandel, die 'er voor ons Gemeenebest uic voortvloeien, veel hooger dan die, welke uit de oosrihdifche Maatfchappij ge> nopten worden, gcfchat heeft. Het zij met dit gevoelen hoe het wil, dit zal men echter moeten erkennen, dat, indien wij geen peper, thee, kaneel en andere indifche waaren in Holland ®bragten , wij genoodzaakt zouden zijn dezelven van andere europifche natiën te koopen; dat wij daardoor den handel in die waaren zouden verliezen; en dat indien wij niet, met uitfluiting van alle anderen, den fpecerijhandel bezaten, wij een der voornaamfte grondflagen onzes tegenwoordigen koophandels zouden verliezen: en dit alleen is, onzes erachtings, genoeg, om overtuigd te weezen, dat 'er den Staat aan gelegen is, de oostindifche Maatfchappij niet te laaten vervallen. Dit laat niet na, i dat men met waarheid kan zeggen, dat de Staat! nog meer belang heeft in de behoudenis der Volkplantingen ; naamelijk als zij wel behandeld worden. Men weet, dat de amerikaanfche Volkplantingen eene menigte waaren verfchaffen, welke een grooten aftrek in Europa hebben , als fuiker, koffi, katoen,cacao,indigo enz. Indien wij geene Volkplantingen hebben, waaruit wij die waaren kunnen trekken, zullen wij ons van dezelven bij andere na- j tien moeten voorzien; en hierdoor zouden wij in den algemeenen koophandel voorwerpen verliezen, | Velke ons, om zoo te fpreeken, afhangelijk of 'cijnsbaar zouden maaken van de andere europi-i fche natiën, en in het bijzonder van de Engelfchen■ --. . .en  R IJ K D O- M. 45ï en Franfchen, welke reeds zooveel boven ons vertier hebben. De Volkplantingen leveren daarenboven een voordeel voor den Staat op , het welk dezelve niet kan verwachten van den handel en vaart op Oostindië. Etn der voornaamfte voordeelen, welken men uit de Volkplantingen kan trekken , is het vertier der inlandfche manufacUiuren. Men heeft zich niet alleen verwonderd over de halftarrigheid.der Engelfchen in het handhaaven hunner heerfchappije over de opgeftaane Colonien ; men heeft meer gedaan: men heeft ze gelaakt. Ik zal -niet vraagen , of die geenen, die 'er hun oordeel over uirgefproken hebben, wel in de mogelijkheid zijn geweest, om alles, wat 'er toe behoorde, in zijn geheel te befchouwen, maar hun vraagen of zij wel in overweeging genomen hebben, dat hec ftaan blijvender manufacfuuren in Groot-Brittannië afhangt van 't behoud der heerfchappije over de Colonien; en dat dit alleen de poogingen van Groot-Brittannië, welke voor dat Rijk ongunftig zijn uitgevallen, heeft kunnen wettigen ? Tor welk een toppunt van vermogen hebben de Volkplantingen de Engelfchen niet gebragt ? Onze Colonien hebben invloed op oneindige zaaken, tot welker bevordering zij kunnen dienen: Zij ilijten, bij voorbeeld, oostindifche waaren, vleesch , boter, kaas, koorn, bier, wijn, en wat verder tot de nooddruft des leevens behoort. Het zijn alleen de Volkplantingen, welken middelen opleveren, om met voordeel voor den Staat en vooï de ingezetenen dien grooten rijkdom te belteeden, welke in zijnen fchoot bijeen verzameld is, en die 'er veelen in ledigheid doet leeven ; de bodera van den Staat is zoo groot niet, dat dezelve aan 4en rijkdom onzer landgenooten kan voldoen. In de Ff s eej=  452 HOLLANDS eerfte tijden heeft, zoo als wij bereids aangemerkt hebben , de onvruchtbaarheid van onzen bodera veel toegebragt, om den koophandel te doen aangroeien , om dat die nevens de visfenerij het eenigfte voorwerp was, waarop zich de ingezetenen konden toeleggen, het z j om zich een beftaan te verfchaffen, het zij om voordeel uit hunne goederen te trekken. Thans, nu de handel vervallen is, levert dezelve dat nut niet meer uit: wij kunnen met ons geld bijna niets uitrichten, dan hec aan vreemde Natiën, welke genoodzaakt zijn geld te lecnen, op te fchieten. Van daar ziet men de geldopneemingen voor de buitenlandfche Mogendheden met eenen verbaazenden fpoed te Am;fterdam vol raaken, niettegenftaande de aanmerkelijke verliezen, welken wij 'er van tijd tot tijd bij hebben geleeden: men kan eenigermaate zeggen, dat wij het zijn , welke de europifche Mogend! heden in ftaat ftellen, of in ftaat gefteld hebben, om de kosten haarer oorlogen gosd te maaken. In' dien deze geldleeningen geene andere gevolgen "hadden gehad, wij zouden 'er ons mede'te vrede kunnen ftellen: maar indien de Naaen , welke geld hebben opgenomen , zich hebben verzwakt door .-de groote poogingen, welken zij hebben gedaan, om hunne betrekkelijke magt te vermeerderen, zoo heeft van de andere zijde onze koophandel daarbij verlooren al den omloop, welke de uitgeleende lommen 'erin zouden hebben voortgebra^t; en nog noodzaakelijk zouckn voortbrengen, indien dezelve, in plaats van buiten's lands te gaan, in dea .koophandel waren, gebruikt geworden. Dit is hec evenwel nog niet al. . D e. onmogelijkheid, om dezelven in onzen koophandel te. kunnen btlfeeden, heeft den Sraat nog eer, grooter, nadeel toegebragc: dtzelve heeft ons ge-  R IJ K D O M. 453 genoodzaakt, om den handel der mededingende volken-te onderfteunen. Wij hebben dit bereids aangemerkt , en moeten 'er bij deze gelegenheid opnieuw van fpreeken. De franfehe Volkplantingen in Amerika zijn met ons geld begonnen , ten minfte voor een groot gedeelte : met behulp van ons geld zijn de deenfche Volkplantingen opgekomen , en houden zich nog ftaande: met behulp van ons geld hebben de Engelfchen zich meefter gemaakt'van Indostan, en bedekken de zee met hunne vlooten. . Men flaa de onbedenkelijke geldfommen eens gade, welken wij in de iaxifche, filefifche, fran: fche, oostfriefche, en' zoo veele anderé fondfen, i in welken wij deel genomen hebben , eeniglijk 1 om dat wij geen ander voorwerp hadden, om ons .geld te befteeden, verlooren hebben, en men oor< deele vervolgens over het belang en 'c gewicht,het welk wij in onze Colonien moeten ftellen; en of het niet wel der moeite waardig zoude zijn, om de i ónzen op een beter voet te ftellen dan zij thans' ; zijn, daar ieder , in de plaats van aangemoedigd te 1 worden om 'er geld toe te befteeden, 'er tegen-1 ' woordig een fehrik voor heeft. Elk een , die flechts eenige oppervlakkige kenmis van onze hiftorien heeft, weet, hoe zorgvul-' i dig de Staaten tegen het aanhoudend beftaan van i de Oostendifche Compagnie gewaakt, gezorgd , i en verbooden hebben aan ingezetenen van ^de: ze Landen om 'er deel in te neemen. De hooge 1 Overheid is met reden beducht geweest, dat die 'Compagnie door holland-sch geld in ftaat gebragt en gehouden zoude worden. Het geen de Staat heeft willen voorkomen ten aanzien des koophandels op Oost-Indië, heeft inderdaad plaats wegens den handel op Amerika. Door de geldleeningen, welken wij doen , arbeidende aan het oprichten en onFf 3 der-  454 HOLLANDS derfteunen der buitenlandfche Volkplantingen, gee» ven wij gelegenheid tot eene mededinging, welke teffens ftrekt tot ondergang onzes handels : en dus ftrekken onze groote rijkdommen tot bederf onzes koophandels, en onzer fcheepvaart. Zulke, welke geen kennis van het menfchelijke hart, en nooit de kracht van 't vernuft in zaaken van koophandel gade geflagen hebben, die 'er van oordeelt-n volgens de gemeene begrippen , welken men 'er in den gemeenen ommegang van krijgt, zonder met de hiftorien en veel minder nog met de ondervinding en kundige kooplieden raad te pleegen , zullen ontwijfelbaar fterk uitvaaren tegen ingezetenen , welken , naar hun be^ grip, een zoo verkeerd gebruik van hunne rijkdommen maaken, en met luider ftemrne roepen, dat men hen moet verbieden hunne goederen op die wijze te gebruiken. Maar het zij mij geoorloofd op dit ftuk te vraagen, óf, een goed ftaatkundige zich regelen moet naar het geene hij oordeelt, dat do menfchen moeten doen., dan wel naar het geene de- menfchen geneigd zijn te doen , 'en naar het geen zij, uit hoofde van hun beroep, eeniger maa-te verplicht zijn te doen ? Laat men, door een goed beftier en gepaste wetten, trachtende menfchen toe de deugd te brengen, en van de ondeugd af te leiden: goed ; maar zich te verbeelden , dat'de kooplieden door het een of ander verbod of bedwang tebewee-gen zouden zijn , om hun geldin.takkeri van koophandel aan te leggen, daar geen winst te haaien isj dit zoude verre van den weg af zijn: de verbo* den (ik moet het hier wederom herhaalen) hebben nooit het dpen ,van 'tgeen vtrbooden werd, in zaaken van koophandel, ktmnen beletten. 'Er zijrt maar twee wegen; men moet afzien van de hoop, om den koophandel te zien bloeien, of men moet op des* zelfs  R IJ K D O M. 455. ; zelfs grondbeginfelen en ftelregelen te werk gaan. Een koopman zoekt, volgens zijne grondbeginfelen gelegenheid, om winst te doen , door zijn igeld te doen omloopen. Een landbouwer zoekt, : volgens zijne grondbeginfelen, van de aarde zoo veel vrucht te trekken als mogelijk is. De laatfte ■verlaat zijne landen, zoo dezelve zijnen arbeid niet met vrucht beloonen: een koopman verlaat de takken des koophandels, welke geen voordeel belooven ; hij legt zich op anderen toe; indien men tegen een koopman zegt, dat hij geen gebruik moet maaken van die takken van koophandel , welken hij voor zich het voordechgst oordeelt, is zulks het zelfde als of men tegen een landbouwer zeide, dat hij de akkers mott verlaaten, welke hem op een goeden oogst doen hoopen. Het is een koopman zoo min mogelijk de goede gelegenheden om te koopmanfchappen voort te brengen , als een landbouwer om de vruchtbaarheid aan zijne-landen te geven. De Heer van den Heuv E ii meent, dat men zich meer moest toeleggen op het teelen van aardappelen : men heeft flechts landen aan te wijden, welken 'er toe bekwaam zijn, en met aardappelen beteeld, een grooter voordeel belooven , dan wanneer men 'er iet anders op teelt, en men kan vast ftaat maaken, dat men 'er op vallen zal; maar zoo de eigenaars dier landen meer voordeel vinden met 'er geen aardappelen , maar wat anders,bij voorbeeld, tarweof eenig ander gewas op te teelen, waarom zouden zij van dat voordeel af moeten zien ? zoude men hen zelfs met kaken, indien zij het deeden? Het teelen van aardappelen is ons niet door eenige wet opgelegd; mets is 'er gedaan om 'er de landzaaten toe aan te moedigen ; zoo dra de ingezetenen hebben bevonden > dat het teelen van aardappelen voordcehg was Ff 4 heb  \$ê HOLLANDS hebben zij 'er zich op toegelegd; en het word thans, zeer fterk en hoe langs hoe meer voortgezet. Het zoude even eens gaan met alle andere nog onbebouwd liggende landen , van welken men goede Bouwlanden zoude kunnen maaken, en waarvan de Heer van den Heuvel fpreekt (a). Ziet men 'ergeen voorbeeld van in het toebereiden van onbebouwd liggende landen ,. over weinige jaaren in Gooiland ondernomen? Alles komt ten aanzien van dit foort van voorwerpen hier op uit, of men 'er zijne rekening bij vindt, dan niet. Men kan het nut, het welk hec algemeen uit c'eze of geene inrichtingen zal kunnen trekken zoo breed uitmoeten , en 'er zoo veel over redeneeren , als men wil ; indien men bij het opmaaken der rekening Eiet bevindt, dat 'er bij gewonnen word, zullen alle redeneeringen niemand 'er toe overhaalen ? Het eenigfte middel,om den hoilandfchen koopman af te trekken van een handel, welke niet zeer voordeelig, of welkefchadelijk is voor den Staat, en hem aan te zetten tot het doen van nuttige onderneemingen voor het Gemeenebest, is hem voorwerpen van koophandel te verfchaffen, welke ftrekken, om de krachten en rijkdommen van den Staac teffens ce vermeerderen , en men kan niet ontkennen, dat de amerikaanfche Volkplantingen ter bereiking van dit oogmerk zeer gefchikt zijn. De uitdrukkingen , waar 'van hunne Hoog Mog. zich hebben bediend in hec Oclroi voor Suriname, zijn het beste en zekerfte bewijs, 't welk men omtrent dit ftuk kan begeeren. „ Nademael wy (dus „ fpreeken Hunne Hoog Mog.) in die perfuafie „ fyn, dat de Colonie van Suriname van fooda„ nige conftitutie ende gelegentheyt is, dat de„ felve in niet veele jaren tot een confiderable „ Co- (*) Ter aanjeh. pi. hl.-+6. en volg.  R IJ K D O M. 4sy •' vi „ vroeden, wat voordeelen hy van dat land trekt „ en uwe Majefteit 'er met den tyd door een goe-<„ de beftiering van zoude konnen trekken, wan»v neer men die. volkplanting met ernlt verfterkte „ door dit jaar twaalf hoaderd mannen voetvolk* „ onder het bevel van goede officieren derwaards „ te zenden, waarmede men, door goed overleg, „ delroquois, die-vyanden der Engelfchen zyn -, „ zoude konnen winnen, en zich van een land van „ meer dan drie honderd mylen meefter maken, 't „ geen zeer bevolkt is met Wilden, die, eenmaal „ het gezag van uwe Majefteit erkent hebbende ,: „ onder zyne gehoorzaamheid zouden blyven, err „ de katholyke godsdienft merklyk uitgebreid wor„ den. Vermits ik. over dit alles gefproken heb „ met lieden , die gehele jaren iri dat land gewoonc „ hebben, heb ik 'er my byzonder yan doen ón» ? derrichten, en zoude uwe Majefteit een aanzien-„ lyk koningryk konnen maken van een land, 'c „ geen tot heden toe onbekent geweeft is, en de „ Engelfchen gaarne wenfehen te bezitten , om „ de grote voordeelen , die zy 'er voor den koop- handel en zeevaart van hopen te trekken (a)" Het is eenen Koning geoorloofd zich te laaten jnneemen door hetgrootsch denkbeeld van een nieuw (a) Brieven enz. van den Gr. d'JEftrades I. D. bl. %6j en 262. " , '.. ". ■ '"'" " v '•'  R IJ K D tOO M 4S9- Koningrijk te ftichten en te bezitten. Een vrije" i Staat, welke desZélfs grootheid alleen zoekt in de • welvaart zijner ingezetenen, hottat het oog alleen gevestigd op de middelen, welke dezelve kunnen' 'bevorderen: en ons Gemeenebest z il deszelfs Volkplanningen aanmoedigen, om de groote- voordeden, v/elken zij aan dén handel, zeevaart, faoneicen en trafieken kunnen toebrengen. - E11\' d e l ij k , behaiven de voordeelen , welken' het Gemeenebesc uit dien hoofde van deszelfs' Volkplantingen kan trekken, moet men nog in aanmerking neemen, dat-wrj in den ftaat', waarin zich* de koophandel van Europa tegenwoordig bevindt, gevaar loopen, om het aandeel, 't welk wij 'erin hebben , gantfchelijk te verliezen \. indien wij onze Volkplantingen niet onderltetinen-, en dezelven' op zoodanig eenen voet brengen, dat zij aan het oogmerk , 't welk men 'er mede bedoelen moet,kunnen beantwoorden; te weeten, eene vermeerdering van alle neeringen en handteeringen , en niet het onvruchtbaar voordeel voor eenige bijzondere lieden, of familien , om over eerie -BeVelhebbersplaats of ander voordeelig ampt te kunnen befchikken. Zoodra men zoo verre gekomen is, dat men het algemeen belang alleen uit1 dit laatfte gezigtpunt befchouwt-, is het met eenen Staat gedaan. Dan is 'er geen Gemeenebest, dan zijn 'er/ geen ingezetenen meer : de gevoelens, welke de! menfchen in een burgerftaat aan eikanderen moeten verbinden, raaken los, en alles loopt uit op roo* verij. Men heeft- met zoo veel verwondering als verbaasdheid den ftaat, waartoe de engelfche Volkplantingen zijn gekomen, befebouwd, en mendoet het nog. Toen de Staat tegen Spanje het harnas' aanfehoot, bezat hij in deszelfs fchoot eene fcheeps- 1 magt ; aanfehoot, bezat hü in deszelfs fchoot eene fcheens-  éfio- HOLLANDS magt en een koophandel, van welken wij 'de eerfte beginfds hebben afgefchetst. Wanneer men tot dezelven opklimt , ziet men de eerfte bewooners ^an denzelven zich geneeren met de visfeherij, veebouw en koophandel; en niet, dan na verloop van wat meer of min dan duizend jaaren, ziet men 'er lieden van eenig aanzien opkomen. Amfterdam, hetwelk zich boven alle de fteden van Holland heeft verheven , dagtekent deszelfs opkomst laater dan duizend jaaren na Christus geboorte. 'Er zijn eeuwen noodig geweest, om den Hollanderen door den koophandel die krachten te geeven, wel. ken zij tegen Filips den II, hebben geoefend, en 'er ïs nog geen eeuw nodig geweest, om Philadelphia en Nieuw • Jork de ftaaifte fteden van Europa te doen evenaaren, en de landftreeken, waar van zij hoofdlieden zijn , onder het getal der rijkfte en derroagrigfte handeldrijvende gewesten te ftellen. D e Volkplantingen zijn evenwel der Mogend*, heden van Europa van groot nut, niet flechts om dat zij eene rijke bezitting uirmaaken, maar, voornaamelijk , gelijk wij zo even aanmerkten , om den handel, waar toe dezelve aanleiding geeven, door het ruilen haarer vruchten tegen de manufaéïuuren der landen , waar aan zij toebehooren, of van welken zij afhangelijk zijn. Indien het waar is, gelijk men voorgeeft, dat tegenwoordig de engelfche manufacluuren zich niet kunnen ftaande houden, dan door den aftrek, welken zij in de Volkplantingen hebben, zoo moet men zich niet verbaazen over'depoogingen, welken de Engelfchen in het werk gefteld hebben, om de Volkplantingen te beletten een Vrijen Staat op te richten: oehalven dat zij daar door onvermijdelijk het vertier yan een groot gedeelte hunner manufacluuren zullen verliezen, zullen zij 'er nog den handel der waa-  R IJ K D O M. 451 waaren, welke hun, in plaats der manufacluuren, die in de Volkplantingen vertier vinden, worden toegezonden, bij infchieten. Het geen den Engelfchen mogelijk is geweest, zoude zulks ons minder mogelijk zijn, welke min ongerust van aart, gemakkelijker te bellieren, en mogelijk fpaarzaamer in onze verrichtingen zijn ? Een beledigende naijver, middelen, welken men zoude laaken, indien ze tegen ons gebruikt werden , zijn de rechten wegen niet, door welken men een mededinger moet trachten voorbij te llreeven : een kortftondige handel, en welke niet langer duurt dan men uit de beroerten en onlusten voordeel trekken kan, welke flechts eenige bijzondere lieden verrijkt en den Staat weinig nut aanbrengt, is al mede het rechte middel niet, om een vervallen handel weder te herftellen, of dien, welken men bezit, te doen aanwasfen : wij hebben eeniglijlc door middelen , die een beftendigen en aanhoudenden handel verfchaffen, dien trap van handel en fcheepvaart bereikt, waarop men ons bij de opkomst van den Staat heeft gezien. Het is buiten twijfel en door de ondervinding klaar beweezen, dat, indien men onze Volkplantingen op een anderen voet behandeld had, geene Mogendheid tegen ons had kunnen opweegen. Is het nu zoo, dat 'er voor ons zoo veel nuts in 't bezit van Volkplantingen gelegen is, dan blijft 'er alleenlijk over te over weegen , hoe 'er dat nut uit te haaien i is, en door welke middelen men ze kan doen bloeien » en aanwakkeren, zoodaanig, dat men 'er de vrugt, r welke zij belooven, van trekken kan. Hunne Hoog Mog. hebbben dezelven gedeelI telijk aangeweezen in het octroi aan Suriname verij leend, het welk door ons zoo even aangehaald en j geplaatst is in het 11. Deel van-dit werk, bladz. 161. Het  efi% II O - L L A N D S , Het geen Hunne Hoog Mog. in dat oétrax voorzegd hebben, is grootendeejs bewaarheid geworden door 't fpoedig toeneemen en aanwasfen yan Suriname; doch de hoogte, welke de engelfche en franfehe Volkplantingen hebben bereikt, heeft dit nog beter doen zien. Evenwel moet men 'er op aanmerken, dat, wanneer men de eerfte grondflagen der Volkplantingen heeft gelegd, men zich niet heeft verbeeld, noch kunnen verbeelden, dat zij tot zulk een ftaat van vermogen zouden rijzen, als zij hebben verkreegen : het is zeer waarfchijnclijk , dat , indien men zulks vermoed hadde , andere maatregelen en fchikkingen genomen en gemaakt zouden zijn geworden. AHe Volkplantingen, ftichtingen en diergelijke zaaken, van wat aart dezelve ook mogen weezen , hebben die met eikanderen gemeen, dat zij naar maate dezelve uitgeftrekter en aanzienlijker worden , niet wel op denzelfden voet kunnen blijven, op welken zij aangelegd zijn. Die is een algemeen gebrek, hec welk de engelfche en hollandfche Volkplantingen vooral drukt, en het welk waarfchijnelijk de waare bron is van het misnoegen, het welk tusfchen de Engelfchen en hunne Volkplantingen is ont■ftaan, en eindeli k een foort van burgerlijken oorlog heeft voortgebragt. JVJen heeft in de hollandfche Volkplantingen een diergelijk misverftand niet te vreezen; maar men heeft 'er een verval, en .zelfs een gantfchen ondergang te duchten: dezelve doet zich reeds zien in den wankelbaaren ftaat, waartoe de Volkplanting Suriname is gebragt, en waarvan wij te vooren (a) hebben gefproken. Om 'er van te oordeelen, heeft men flechts acht te flaan, dat federt weinige jaaren de obligatien ten laste ' (a) D. II. bladz »■>•?.  R IJ K D O M. 463 laste van de Planters in Suriname van honderd tot yijftig, veertig, dertig en zelf nog laager zijn gedaald ; en dat die der andere Volkplantingen zich bijna in het zelfde geval bevinden. Doch indien men te gelijk wat verder denkt, en niet ftil blijft flaan bij de verfchillende bijzondere oorzaaken, door welke deze ramp in de fondfen, die gediend hebben , om de Volkplantingen te onderfteunen, is te wege gebragt, zoo zal men bevindenjj, dat de voornaamfte en eerfte derzelven in het beftier gelegen is. Daar is geene algemeene uitwerking, zonder eene algemeene oorzaak, door welke zij voornaamelijk word voortgebragt; dit heb ik ai eens aangemerkt. Alle Staats - gefchiedenisfen toonen ons, dat de verbastering van zeden en gewoonten onder de ingezetenen altijd zijn voorgegaan door gebreken en misbruiken, die in het bellier waren ingefloopen , en dat de wanorde nooit zich van een Staat meefter maakt, zoo lange de regeering haare kracht behoudt. Bij het aanleggen van Volkplantingen heeft men geen rekening gemaakt op het vermogen, tot het welk men gezien heeft, dat zij konden klimmen. Dit heeft noodzaakelijk in het beftier een gebrek moeten voortbrengen , van 'c welk men de gevolgen niet heeft voorzien : men word het Hechts gewaar door ondervinding : maar zoude men kunnen aarzelen , of zwaarigheid vinden om tegenwoordig te doen, hetgeen men, naar alle waarfchijnelijkheid, in het begin zoude hebben gedaan, indien men de gebeurtenisfen had kunnen voorzien. Men behoeft Hechts de belangen van den Staat te overweegen, om zich te bepaalen. Indien wij het groot nut, om niet te zeggen de voiftrekte noodzaakelijkheid, van volkplantingen te bezitten , en die te doen bloeien en aangroeien , erkennen, dan blijft 'er, zoo't mij voorkomt ,  464 HOLLANDS komt, niets anders overig dan dat men zich flipt houde aan de hoofd-gronden, öp welken zij zijn aangelegd. en dat men verders ten haaren opzigte die veranderingen maake , welke mee haaren tegenwoordigen en toekomenden ftaat, voor zoo veel die te voorzien zijn,, best over een komen; en inzonderheid, dat men i. indien men ónze Volkplantingen weder op een goeden voet wil brengen, en aan dezelven meer uitgeflrektheid geeven , wederkeere tot die wijze ftaatsrégels, welke door Hunne Hoog Mog. voorgefchreeven zijn,en wel vooral hulp en bijftand toebrenge aan die geenen, welke zich in de Volkplantingen ter nederzerten ; 2. de Planters niet bezwaare met buitengewoone rechten, impofitien, of andere belastingen; 3. heiliglijk nakome de voorwaarden, waarop de oclrcien zijn verleend , en welke 'er een grondflag van uitmaaken ; 4. de verbintenisfen met de Planters aangegaan geftand doe; 5. alle pligten nakome , welken een burgerlijk of Staats ligchaam vereischt. De Volkplantingen maaken een Staats lichaam uit, alle Büfgermaatfchappijen, van welken aart dezelve ook zijn mogen , vorderen vooral reglementen , welke tot grondflag, zoo van een algemeen bellier , als van de algemeene en bijzondere veiligheid en zekerheid ftrekken. Eene Volkplanting moet van eene genoegzaame mag-, voorzien zijn, om alle zoo inwendige als uitwendige geweldenaarijen te kunnen tegen gaan. Indien eene burgerlijke maatfchappij dit dubbeld beftek, dit oogmerk van alle burgerlijke vereeniging, mist, of bezijden gaat, dan is zij geen Staat meer ; zij is zelfs geene maatfchappij. De eerfte zorg, die men vcor eene Volkplanting, even als voor alle •Burgfcrftaaten mcec draagen, raakt haare veiligheid : men  1 R IJ K D O M. 4*55 irien moet of van Volkplantingen afzien, of dezelven in veiügen ftaat houden. Niemand zal zich. gaan nederzetten in een land, waarin men onophoudelijk gevaar loopt van door roovers of Negers vermoord te worden: niémand zal ook de lust bevangen, om te gaan woonen in een land, het welk een prooi kan worden voor den eerften zeeroover of kaaper , aan wien 't in 't hoofd zal komen, om 'er plondering aan te richten. De rampen in Suriname, en de opftand in Berbice voorgevallen , zijn, zoo het ons toefchijnt, genoegzaame bewijzen, dat wij, omtrent het veilig ftellen van onzeColonien van maatregelen moeten veranderen, indien wij onze Volkplantingen niet geheel en al willen zien te gronde gaan. De Heer van den Heuvel fchijnt dit gebrek in het beftier te hebben bemerkt ; hij wil, dat'er in de Volkplantingen twee of drie bataillons van het krijgsvolk van den Staat, en voor een groot gedeelte ten kosten van den Staat, worden onderhouden, üm het wegloopen der Negers, en i de verwoeftingen, welke 'er de gevolgen van zijn, voor te komen, zouden (zoo hij meent) eenige caraibifche Indiaanen gebruikt kunnen worden, (a) Wij hebben geen genoegzaame kennis van de geaartheid dezer Indiaanen, van hunne zinlijkheden, bekwaamheden, en neigingen, om over het middel , 't welk de Heer van den Heuvel, hier aan de hand geeft, te kunnen oordeelen: wij weeten . niet, of het mogelijk zoude zijn deze Indiaanen dus in de Volkplanting te kunnen plaatfen, en of de voorzigtigheid het zoude toelaaten. Ons dunkt, dat in alien gevalle de Volkplantingen eene genoegzaame krijgsmagt behoorden te hebben , niet alleen " (a) Zie zijne aangehaalde Verhandeling , bl. 8$. j IV. Deel. Gg  tfS HOLLANDS leen om de vvederfpanm'ge Negers of flaaven tér beteugelen ; om de ingezetenen der Volkplantingen te beveiligen, zoo tegens de flrooperijen der weggeloopen Negers, als andere ftroopers- maar ©ok om der Volkplantingen eene veiligheid, overeenkomftig met hsaren aart en gelegenheid, te bezorgen. Wat is 'er nu natuurlijker, dan dat men wegens de wijze , waarop die krijgsmagt zoude behooren te worden ingericht, volgt den raad van 'den Prinfe Erfftadhouder ? Zoo lang de krijgszaa"ken afhangen zullen van het begrip, en ftaan ter befchikking van kooplieden, zullen zij even zoo kwaalijk gaan als een koopmans comptoir, 't welk door een militair beftierd zoude worden. 'Er is geen koopman of winkelier, hoe gering hij ook moge zijn, die de zorg over zijnen winkel op een krijgsman zoude willen laaten berusten, en echter willen lieden , die geen het minfte denkbeeld van de krijgskunst of krijgsverrichtingen hebben , in ftaat zijn, om over de middelen, tot de veiligheid van Volkplantingen behoorende, te oordeelen. Het ware zekerlijk te wenfchen, dat 'er krijgsvolk van den Staat in de Volkplantingen onderhouden werd: maar kan men zich vleien, dat HH. HH. MM. daar toe zullen overgaan, om de kosten van dit krijgsvolk, het zij in het geheel 't zij gedeeltelijk, ten laste van den Staat te neemen ? Kan men het ten minfte verwachten, zoo lang Hunne Hoog'Mog. niet zullen zien, dat'er een weezeniijk voordeel voor de ingezetenen der Volkplantingen uit voortfbruite, en dat Hunne Hoog - Mog. verzekerd "zuilen z'jn, dit de bijftand , den Volkplantingen en vooriiaameliji derzelver ingezetenen gegeeven , niet eeniglijk zuilen ftrekken, om eenige deelgenooten in den eigendom van het land, te ontlasten, of om hen eene grootere uitdeeling te doen genieten? L  R IJ K D O M. 46> ten? Eindelijk, zonder in een bijzonder onderzoek van de middelen , weike kunnen dienen , om in de zekerheid eener Volkplanting re voorzien , te treeden, is het genoeg, om van de noodzaakelijkheid van het onderhouden eener behoorlijke krijgsmagt overtuigd te weezen , dat men erkenne, dat eene Volkplanting, indien dezelve geen hoop geeft op behoorlijke veiligheid voor die geenen, ' die 'er hun verblijf houden, geene inwoonders tot : zich zal trekken; en dat integendeel elk die lust : zoude mogen hebben, om 'er geluk te gaan zoeken, 'er van afgefchnkt moet worden , zoo dra I hij ziet, dat zijn leeven of goederen 'er niet zeiker zijn. , N a dat men in de veiligheid der Volkplantingen i heeft voorzien, vorderen dezelve, dat men ook bedagc zij, om 'er de adminiftratie van de juftitie op een goeden voet te zetten. Het is naauwelijks ite gelooven, welke klagten daar omtrent gehoord worden; en 't is ook niet te gelooven, dat zij alle geheel en al ongegrond zouden zijn. Om gerust te kunnen leeven en arbeiden, is het niet genoeg, dat men gedekt zij tegen de aanvallen van een vijandig volk ; dat men niet bloot ftaa voor de geweldenaarijen van een roover ; voor muiterijen van flaaven: de zwakken moeten ook niet bloot fta-fn voor onderdrukking; zij, die den toom der regeering in handen hebben, moeten 'er geen misbruik van kunnen maaken, om hunne bijzondere oogmerken te bereiken; ieder moet gerust kunnen zijn, dat hij van het zijne niec zal worden beroofd , bnder welk voorwendfel het ook zijn moge; en eindelijk zich recht kunnen doen verichaffen over de verongelijkingen, welke hem mogcen aangedaan worden. In 't oftrooi aan de westindifche Maatfchappij voor de Volkplanting Suriname verleend, Crg 2 vmuc  453 HOLLANDS vindt men twee Collegien, het eene van burgerliiEt beftier (Policie) het ander van rechtsbeftier (Jufti~ tie). Zoo 't mij voorkomt is dit niet genoeg. Daar dienden Ordonnantiën en Reglementen te zijn voor deze beide voorwerpen van algemeen beftier, gefchikt, naar den aart en gefteldheid van de plaats^. Eene Injlruftie voor den Hove van Holland, eene manier vanprocedeeren in de jleden en ten platte Lande van Holland, zijn niet gefchikt, om tot een richtfnoer der rechtsplegingen in onze Colonien te kunnen dienen. Zoodaanige Ordonnantiën en Reglementen fchijnen 'er vooral noodzaaklijk te zijn, om dac het opperfte gezag te ver afgelegen is, om fpoedig de misftappen en misbruiken tegen te gaan, voor al zulken, tot welken die geenen, welke in de Colonien aan 't hoofd van 'c bewind zijn, ligt kunnen overflaan. Men klaagt, en misfchien met reden, over ontrouw in 't fchatten der Plantaadjen, wanneer 'er geld voor opgenomen word , en de waarde daar toe bepaald moet worden. De Heer van den Heuvel («) is van oordeel, dat het dienftig zoude zijn , de fchatters of waardeerders perfoonlijk te doen inftaan, vooreerst, dat waarlijk het getal der gronden, flaaven, en gebouwen, bij hunne lijsten van waardeeringe opgegeeven , aldaar gevonden worden, en alvoorens de Plantaadjen te waardeeren, de flaaven en llaavinnen te doen merken, en daarna alle verkoop van dezelven, anders dan met kennisfe van den Raad, en mits eenen anderen in de plaats koopende, te beletten-, de bepaalingen van de gewoone prijzen ,zoo van een akker best zuiker rieten meest beloovende koffi-boonen, als van de mindere naar evenredigheid ftiptelijk te doen achtervolgen; by: (a) Ter aangetoogen plaatfe, bladz. 89 en volg.. ;  R IJ K D O M. tóp Hj ongemeene daalinge op de producten vermindering van renten toe ,te ftaan, mishandelingen omtrent de flaaven door goede wetten voor te komen ; de voortteeling der flaaven te 'begunftigen.; vreemdelingen aantelokken en die nevens de Plan? ters, welke 'er bereids zijn , tot nieuwe onderneemingen aantemoedigen ; belooningen te belooven voor nieuwe ontdekkingen en uitvindingen, de belastingen op de in tuinen werkende flaaven te verminderen, en het geen men daardoor kwam te misfen weder te vinden door imposten op de pracht; vreemde landloopers en ook inheemfehe gezonde bedelaars te veroordeelen, om een gezet getal van jaaren als foldaaten te dienen, en die naderhand wat onderftand te geeven, omze daar door tot geringe Plan ters te bevorderen ; te beproeven of men de weggeloopen Negers in Suriname niet aan onze noodwendigheden gewennen, en tot een zittend leeven zoude kunnen brengen; de colonien verder uit te breiden; Cayenne van Frankrijk te koopen. Alle die inzigten zijn zekerlijk zeer goed: rhaar wat middelen zal men bij der hand neemen , óm, bij voorbeeld , de flaaven te winnen ; hen Van het wild leeven af te trékken, en fmaak voor onze zeden en gewoonten in te boezemen? Zouden die , waarvan de oude volken zich hébben' bediend , om andere te befcbaaven en aan yi'clï' te verbinden , wel in onze volkplantingen te pas' komen? Daar is doorgaande zoö een onderfcheid tusfchen Natiën en Natiën , dat men al vrij behoedzaam te werk moet gaan, orn het geen bij, de eene gefchiedt tot eene andere over te brengen.' Doch wat'hier van ook zijn móge, dit is ten minfte zeker, dac 'er niets behoorde verzuimd te worden, om het wilde volk te bcfchaaven, en daardoor*' te meer gelegenheid te geeven' tot -den' vo'orfpofedf Gg 3 der  470 HOLLANDS der Colonien, die het welvaaren van 't Vaderland zoo merkelijk kan onderfteunen. Men heeft meer dan eens gezegd, dat 'er geen beter fchool voor de zedeleer en ftaatkunde is, dan de Hiftorien: en waarlijk, wanneer men de Ge» fchiedenislen en lotgevallen der Rijken nagaat, vindt men 'er een vasten regel aangeweezen , die op alle Staaten, op alle burgermaatfchappijen, zoo oude als hedendaagfche, van welk een aart zij ook mogen weezen, toepasfelijk zijn, naamelijk de rechtvaardigheid te doen heerfchen , de goede trouw te handhaaven , de verdienften en bekwaamheden te eeren en te beloonen. De Hollanders hebben geene andere aanmoedigingen noodig: zij begeeren geene gunstbewijzen ; het is hun genoeg , dac hun geen verhindering in den arbeid toegebragt worde j dat men hunne verrichtingen niet belemmere; dac men hen niet noodzaake den arbeid te laaten vaaren. Ons volk is uit den aart arbeidzaam, vlijtig, nijver, zuinig: het rekent, hoeveel zijn arbeid hem kan opbrengen : in deze berekening onderdek het als iet zekers dat de wetten niec vruchteloos fpreeken , dat het recht onpartijdig zal worden geoefend ; dat 'er aan den loop der zaaken geen belet zal gelchieden; dat zijne verrichtingen niet zuilen onderworpen zijn aan willekeurige daaden, 't zij van de zijde der Wethouderen, 't zij van den kant van hun, die het bewind over de algemeene zaaken in handen hebben, of van anderen, die dén meefter over. hen zouden fpeelen: deze berekening maakt het, in de vooronderftelling, dat hec volkomen vrijheid zal hebben zijne zaaken ce verrichten en recht hebben tegen ieder, welke het hier in zoekt te benadeelen. Indien onze landaarc Vindt, dac hij hier op ftaac kan. maaken, zoo legt. Mij zich toe op alles , wat hem voorkomt eenig voor-  R IJ K D O M. 47* I voordeel te kunnen geeven. Hij vreest dan niet I de guiterijèn van een meineedigen , om dat hij meent 'er niet voor bloot te flaan; hij is niet be'\ vreesd, dat een bankbreeker hem van een gedeel\ te zijner goederen zal berooven , omdat hij zich ■ verzekerd houdt, dat 'er door de wetten in voorzien is; hij bekommert zich alleen met de rampen, I van welken de handel nooit te bevrijden is , en i waar tegen hij alle mogelijke voorzorgen neemt.; \ hij zet zijne onderneemingen met vertrouwen vóórt en wacht den uitflag met bedaardheid af. Indien men vooronderltelc, dat 'er in de Volk'< plantingen een verftandig en welgeregeld burgeri lijk bellier heerscht, en indien het recht 'er insge! lijks wel gehandhaafd word, zoude men dan wel "zoo dikwijls hooren fpreeken van de kwaade behandelingen , welken de flaaven ondergaan ? Het perfooneelijk belang, wel begreepen zijnde, moet de Planters natuurlijker wijze aanzetten den fladven zoetigheden toe te brengen , om daar door de voortteeling te bevorderen; de Negers in te neemen en dezelven aan een ftii leeven te gewennen: wat middel is bekwaamer om de Indiaanen te winiien, en de Negers te rug te doen keeren, dan een voorbeeld, uit het welk zij zien, dat men rechtvaardiger en deugdzaamer is en meer goede trouw bezit dan zij , en dat de aangenaamheden des lee; vens en der famenleeving voornaamelijk uit de gezellige deugden voortfpruiten ? Nooit heeft de list een mensch in -achting gebragt. Indiaanen en Negers moeten, naar hunne begrippen , alle zulke, wel: ke van de meerdere bekwaamheid, en oefening, die zij boven hen hebben , gebruik maaken, om uit hunne eenvoudigheid en onkunde een onrechtmaatig voordeel te trekken,-en hen te plaagen , te kwellen, of op eenige andere wijze te mishandelen, Gg 4 mét  472 HOLLANDS met de uiterfte verachting en verontwaardiging aanzien. Minder noodig hebbende, bezitten zij meer krachten: en 't valt niet ligt menfclien onder te .brengen, welke een vermaak fcheppen , zulken te wederftaan, die zich beroemen voortreffelijker en magtiger dan zij te zijn ; menfchen, die niets te verliezen hebben dan een leeven, 't welk zij moeds genoeg hebben te verachten. De Heer van den Heuvee, fpreekende van de middelen, welke zouden kunnen dienen, om de onderneemingen in de Volkplantingen aan te moedigen , fchijnt eene bijzondere befcherming en bijzondere gunften van de Overheid te verlangen. Maar hapert het in dit ftuk wel aan de Hooge Overheid ? Zoude men niet veel eer mogen verlangen, dat zij , die het beftier hebben over die onderfcheiden handeldrijvende genootfehappen, welken men indifche Maatfchappijen, Sociëteit van Suriname, Directie van Berbice noemt, het belang der zaaken, aan hunne zorge toebetrouwd , wat zorgvuldiger behartigden ? D e indifche Maatfchappijen en de gemeenfehappen aan welken de' Volkplantingen toebehooren , zijn genootfehappen , door eene vereeniging van meer of min bijzondere perfoonen voortgebragt: Zij zijn allen aangegaan met het zelfde oogmerk; naamelijk, om voordeelen van handel te bekomen, welken men meende in de nieuwe voorwerpen, die zich in Afia, Afrika en Amerika opdeedsn j te vinden. Wij hebben verflag van de wijze, op welke deze gemeenfehappen zijn opgekomen, gedaan. Men heeft kunnen opmerken, dat zulks gefchied is door deelneemingen : wij hebben ook doen zi.en, dat deze deelneemingen zijn verdeeld geworden in aandeelen, welken men actiën noemt , een woord, waar mede men het aandeel ö'frecht-be- ackent,  H IJ K D O M. 473 'tekend, liet welk hij , die geld töt het bijeenbren¬ gen der hoordiomme van de maatichappij heelt toegelegd, aan of op dezelve heeft. Deze actiën, voorwerpen van handel zijnde geworden, hebben ■ eene meer of mindere waarde gekreegen, naar fmaate van de jaarlijkfche uitdeeling, welke men 'er van konde verwacnten : op aeze v/ijze zijn dezelve uil de eene hand in de andere gekomen ; en zij hebben bij vervolg van tijd de oplettenheid niet verder getrokken , dan 'er hunne bezitters eene uitdeeling van genooten. Langzaamer hand en 'óngevoeligiijk heeft men haaren eerften oorfprong vergeeten , en de beweegredenen , welke dezelven eerst hebben doen voortkomen geheel en al uit 'het gezigt verlooren; men heeft zich niet langer 'toegelegd, om de voorwerpen van koophandel ten ^algemeene nutte te vermeerderen , maar om den amptenaaren der Maatfchappije voordeelen, enden bouderen der actiën jaarlijks eene uitdeeling te bezorgen Eene handelwijze, welke altijd eene han'jdeldrijvende maatfchappij ,van hoedaanig eenen aart .dezelve ook zijn moge, te gronde zal doen gaan. De Schrijver der reeds meergedagte Aanwijfing der Gronden en Maximen, fpreekende over het nadeel, het welk door octrooien aan zekere genootfehappen te verleenen den algemeenen koophandel en fcheepvaart word toegebragt, laat zich, ten aanzien der O. en W. I. Compagnien aldus hooren: „ Dog met het opregten der Geoétroyeerde „ Compagnien op Oojl- en IVcft indien was hec „ een geheele andere raak: want het een noodfaake„ lik quaad heefc fchijnen'te. weefen,. om dac men „ wÜJe handelen in énde omtrent foodaanige Lan„ den, daar onfe vyanden voor particulieren te „ fterk fouden fijn geweest, fulks in alle manieren „ fchijnd dienltig geweeft te zijn, dien handel Gg 5 „ door  474 HOLLANDS „ door een kragtig gewaapende hand te fondeeren; » en dat vermits dit Land met den oorloge teegen „ den Koninge van Spanjen worftelende, alle fijne „ kragten noodig had; het feer voorfigtelik is ge„ weeft , die Geoclroyeerde Compagnien op te reg„ ten: maar nu dien handel a'dus gefondeerd is, „ foo foude men konnen twijffelen > of gemelde „ Compagnien alcijds op den ouden voet behoor„ den te continueeren; nademaal eenige Politiken, „ fig des verftaande, met fchijn van reedenen „ ftaande houden , dat de polidke regul, res facile „ iisdem artibus retinentur quibus initio parten funt, „ op de lelfde wijfe alfmen de faaken verknjgd , „ kan men de felfde ook beft bewaaren, op onfe „ Compagnien ganfch niet kan werden gepaft : „ Want het feeker is, dat de eerfte beweegreeden „ tot de Oótroyen, naamentlik het oorlog teegen » Spanjen ende Portugal, nu ophoud ende dat by „ voorvalle van eenigen oorlog teegen die Volke» ren, fy niet meer aan ons, maar wy aan haar . formidabel fouden weefen. Ende ten anderen, „ gelijk het aan de eene zijde kennelik is, dat in „ den beginne feer noodfaakelik is geweeft door „ het fwaard eenige conqueften der fpecerie Eilan» den op gemelde Vyanden te maaken, ende dat 9 hoe de felve meer Landen conquejleeren, hoe de „ felve meer Regt ende bequaamheid tot den han„ del die aldaar konde vallen, verkrijgen: foo kan „ aan de andere zijde niet werden ontkend dat als „ die goede Land■ conquejlen gedaan zijn, de Gron* „ den ende Maximen van welvaren der gemelder „ Compagnien beginnen aan te lopen ende te ftrij„ den, teegen des gemeenen Lands welvaren, kenne„ lik beftaande in eenen gedurigen aanwas onfer „ Manifaéluren, Negotien ende Reederyen in „ Vragt-fcheepen: daar nogtans hec waarhaftis-e  R IJ K D O M. 475 ,„ Intereft foodaniger Compagnien beftaat, in hec ,» meeften voordeel der gemeene Participanten ce , „ fouken , felfs met vreemde ende onfen Manifai „ éturieren, als meede allen anderen Ingefeetenen i „ feer fchadelike manifaóturen ende andere gemaak„ te werken in onfen Landen te brengen, ende „ door ganfch Europen te venten; ende in het » korte gefegt met de aller minfte negotie ende na„ vigatie, de meefte winften te doen. Gelijk be„ kend is, dat ingevalle de Ooft - indife Compagnie „ op Japanfe rokken, Indiaanlè Bed- ofte Tafel„ kleden, &c. meer profijte weet te doen als op „ rawe Jijden; ofte indien gemelde Compagnie door „ fchaarsheid in Noten, Foelie, Nagelen, Caneel, „ &c. te veroorfaken, de prijfen in Europa foda„ nig konde doen fteigeren, dat op honderd laften n derfelver fpecerien, al foo veele winften konde „ doen als op duifcnd, men niet behoorde te ver„ wagten, dat fy. die rawe Jijden, ende die onno„ dige en voor haar feer laftïge onkoften tot meer„ dere Negotie ende Navigatie, als eeven die hon„ derd latten vereifchen, foude doen: maar wel, „ dat fy liever om die meerdere Negotie ende Na„ vigatie te vermijden, alle het overige in de In* „ dien foudé doen verbranden, „ Ende eeven alfoo weinig kan van foodanige „ Compagnien ontkend werden, dat hoe de felve „ meer Landen conquefteeren, hoe de felve haar „ capitaal meer moeten gebruiken en fpendee„ ren tot confervatie der gemelden Landen , ende „ hoe de felve meer te beheeren hebbende, de „ koopmanfehap min konnen behertigen en ver„ meenigvuldigen : daar ter contrarie onfe particux liere ingefeetenen, door die meenigvuldige gev conquefteerde fterkten en Landen, des temeer » bequaamheids en fecuriteits fouden hebben, om » op  4?6 HOLLANDS » op de Indien te handelen. Immers zijn wy ge* „ noegfaam aanftonds met het opregten der Wefi„ indife Compagnie , die voor deelen confiderable „ oopen Handel op Guinca, ende den 'Soul handel op „ Wefl-indien, daar door quijt geworden- 'en het „ quaad den Koning van Spanjen in Weft-indien „ door de Compagnie aangedaan, is ons wederom „ ten hqife gekoómen; fulks wy geene lof' Jangen v fullen fingen over de Compagnie die de handen „ van particulieren heeft geflooten, en geoorlogt, x in plaatfe van te negotieeren, of wel ten min„ ften de gemeene Ingelèetenen op alle haare con„ queften onderentuffen vryelik te laaten handelen. „ Ter contrarie heeft men daar door feer veele goe„ de.Ingefeetenen verarmd, en oorfaantot dicrijmi> y'sn gegeeven: Tweemaal vijf is tien, Ik fel Hul en houd ien: i voor de Quanten En o voor de Participanten. „ Daarmen door eene oopene negotie, en by gevolge „ welgegronde colonien , niet alleen die magtige „ Landen Brafüien, Guinea, Angola, Sant Tome\ „ &c. feer ligteiik met feer kleine onkoften teegen „ alle uitheems geweld foude hebben konnen be„ fchermen ; maar dat feer confiderabel is, wy „ fouden hebberr konnen eenen ongelooffelijk gro„ ten handeldrijven, met onfe eigé Natie, buiten „ vreefe dat 'een uitheems Potentaat fijn' handen „ cp onfe fcheepen, goederen, ende fchulden fou-" „ 'de leggen ; gelijk nu alle Ingefeetenen van Holi land, nier dan in Europen handelende, geduu-' „ riglik die vreefe onderworpen zijn ; En hoe con„ fiderabel, profijtelik, en valt die handel foude » ge-  R Ij K D O M. 477 «» geweeft zijn , falmen feer ligtelik konnen be,r, grijpen, indien men wel gelieft te overweegen, dat alle gemelde Landen uitleeveren de befte 11 fpecie van waaren, die overal in Èuropen werden begeerd, ende nergens anders van daan foo 'Z Soed k°nnen werden gehaald: namentlik,Sui\1 ker, Braftlien-houd, OHphants-tanden, Goud, &fc. !è ende dat fy daar teegen van nooden hebben, en. „ de dienvolgende uit Holland fouden hebben ge.1 trokken, rneeft alle fpijfe, drank, en kleedercn; '. „ ja felfs meelt alle bouwmaterialen tot hui/en en , * fcheepen. Nu zijn wy dit alles quijt, en 'c zijn de , „ oruinaare vrugten ofte ïtraffen der monopoliën en „ conqueften, die men door gebrek van Coloniers w met geduurige groote onkoften moet ende heeft „ willen behouden. God geeve de Ooft-Indife Com„ pagnie fig daar aan fpiegele, eer het te laat zy." {a) Het zijn niet alleen de indifche Maatfchappijen , maar alle andere genootfchapperl, gelijk de Sociëteit van Suriname, die welke de Volkplanting Berbice, Esfequebo, en Demerarij enz. in eigendom bezitten, welke niet dan het belang der deelgenoolen zoeken, en die, het welk nog erger is meenen , dat zij geen ander kunnen en inoefen zoeken. Dit zoude juist zoo een groot kwaad niet zijn, indien zij, die het beftier van die genootfehappen in handen hebben, altijd even zeer verlicht waren omtrent het waare belang der deelge* nooten, en indien zij altijd de magt hadden de beste zijde te kiezen. ■ De a£tien zijn tegenwoordig in zoo veele handen verfpreid en verdeeld, dat ieder, die bij de maatfchappij belang heeft, genoegzaam ongevoelig is voor rsaar wel of kwaalijk vaaren: de bijzondere lieden bekommeren 'er zich niet mede; . (a) Heilf. Pol. Gronden enz. I. D. Cap. 19 p. 84 - 88.  478 HOLLANDS zij ontvangen de uitdeeling , zoo men 'er eens doet; zoo men 'er geen of flechts eene zeer geringe doet , zoo getroosten zij zich dit, om dat die geenen, welke de actiën bezitten , gemeenelijk lieden zijn, die buiten dat kunnen leeven; en, indien het hun niet gelegen komt omze te behouden, vinden zij altijd middel om 'er zich van te ontdoen. Men zoude misfchien niet ver van den weg af zijn, als men zich verbeeldde , dat de eostindifche Maatfchappij zich thans alleen ftaande houdt door de hoofddeelgenooten ; welke 'er maar alleen deel in neemen op hoop, dat zij eens bewindhebber zullen worden, e» dan de inkomften en voordeelen, welke 'er aan verknocht zijn, genieten. Dit is een gebrek, 't welk de Schrijver der wijsgierige en Jlaatkundige Gefckiedenis der bezit tingen der Europeaanen in de beide Indien dezer maatfchappije te laste legt, en hetwelk men in het algemeen allen, die het beftier over diergelijke genootfehappen hebben, en in het bijzonder mede hun, die het over de Volkplantingen voeren, te laste legt. Hier uit fpruit (gelijk die Schrijver aanmerkt) voort, dat zij, die bij ons het bewind over eene Volkplanting hebben , gemeenelijk weinig kennis van den aart dier bezittingen hebben, en weinig gezind zijn 'er acht op te liaan, en daarenboven door hun beroep, door hunne bijzondere bezigheden en het gering belang , 't welk zij 'er in hebben, ligtelijk afgetrokken worden van de zorg, welke zulke voorwerpen vereifchen : dit is de reden , waarom de zaaken dier groote maatfchappije» thans (zoo men wil) bijna eeniglijk ftaan in handen van een amptenaar, wien men den naam van Secretaris, Advokaat of Boekhouder geeft, naar het meer of min aanzien, 't wdk men hem wil geeven; maar die inderdaad voor den eerften Staats - die-  R IJ K D OM. 479 i dienaar dier Maatfchappijen kan aangezien worden , : nademaal zij alle eene zekere heerfchappij oefenen. . Indien de Bewindhebbers zoo gelukkig zijn , van . een bekwaam , verftandig , oprecht, voorzigtig, ■ werkzaam, en vooral mede een kundig man in zaa; ken van koophandel aan te treffen , zoo kunnen de zaaken dier Maatfchappijen redelijk wel gaan ; : mits dat in zoodaanig een geval de ijver van dezen Amptenaar nooit gedwarsboomd worde; en dat men hem eene volkomen vrijheid 'laate, om zijne ; oogmerken ter uirvoeringe te brengen , en zelfs i hervormingen te maaken : maar indien men bij onj geluk aantreft een eigenzinnig man, een die on; kundig is, los, niet zeer bekwaam, om zaaken te beI ftieren, of listig, en niet dan zijn eigen belang of [ grootheid zoekende, wat zal 'er dan het gevolg van zijn ? I s het in zoodaanig een geval niet te vreezen, dat de Planters verdrukt zullen worden , en dat de kooplieden, welke bij de Volkplantingen belang hebben, 't zij als eigenaars van plantaadjen , of goej deren daar gelegen, 't zij als op dezelven handeldrijvende, bloot zullen ftaan voor duizenderlei kwellingen , of bijzonderlijk befchermd en begunftigd, naar dat zij bij dien eerften Staatsdienaar wefof kwaalijk zullen ftaan ? dat de Planteis dan niet anders ii zullen zijn, dan onderdaanen , over welken men I eene volftrekte en zelfs willekeurige magt kan I oefenen ; welke voor muitelingen zullen worI den uitgekreeten, op de geringde vertoogen, welI ken zij zullen doen wegens de onrechtvaardighe- 1 den, die men hun aandoet; welken men met nieuI; we belastingen zal overlaaden, en welken men onf der den last van duizenderlei knevelaarijen zal doen I 'zuchten ? dat men altijd fchoonfehijnende voorwendfels zal kunnen vinden , om aan alle de flech- te  48o H O L L A N D § te handelwijzen eenen glimp te geeven ? bij voo£« 'beeld, dat men voor de belangen der deelgenooten •waakt; dat het onmogelijk is zich op eene andere wijze uit de zaaken te redden ; en dat de nood zulks vereischt? Men zal niet langer op de grondregelen , welke gediend hebben, om de Planters derwaards te lokken, redeneeren, maar volgens de ftaatsregels der Vorften , welke onophoudelijk fpreeken van de behoefte van den Staar, als hunne gunftelingen, hun best hebben gedaan, om hunne fchatkist te ledigen, of dac eene verkeerde huishouding drie vierde deelen van de inkomften te loor doet gaan, en die niet overweegen, dat" de Staat armer word, naar maate dat men het volk buiten ftaat ftelt om tot fortuin te komen. Zie daar, waar voor eene Volkplanting zal bloot' ftaan , wanneer haar beftier of bewind zal gefteld of gelaaten worden in handen van zulk flag van menfchen, die of onkundig zijn van 't geen tot een algemeen bewind behoort, of, door bijzondere inzigten gedreeven, het geheel bewind van eige belangen of eigenzinnige grilligheden doen afhangen. De Abt Milot , fpreekende van de verandering, die 'er in de zaaken van Spanje voorviel, nadat deHertog van yendöme 'er aangekomen was, eindigt dus: „ Indien Vendörne 'er niet geweest was , „ indien men hem in zijn ftil leeven gelaaten had, „ misfchien zoude de Spaanfche Monarchij aan het „ Huis van Bourbon ontvallen zijn. Gelukkig de „ Vorften wanneer zij gebruik van groote mannen „ weeten te maaken! " (a) Wij zullen 'er bijvoegen, Gelukkige Maatfchappijen , wier zaaken flaan in handen van bekwaame en oprechte lieden! Wij mogen derhalven het verkiezen (a) Beshifelen der Hijlorie van Engeland D. III. p. tyq van den franfchen Leydfchen druk.'  R IJ K D O M. 481 zen en gebruiken van bekwaame , kundige en eerlijke lieden in zaaken van algemeen bellier, wel oader de eerfte en veiligfte middelen , om den handel weder te doen bloeien , ftellen. Men wacht zich wel zorgvuldiglijk, een koetfier re huuren zonder alvorens van zijne bekwaamheid verzekerd te zijn : waarom zal men dan waagen, het lot van eene gantfche Volkplanting te ftellen in onbekwaame handen? „ Alle de verlichte Mogendheden (zegt de „ Schrijver der wijsgeerige en ftaatkundige Ge„ Jchiedenis IV. D. bl. 382.) hebben het nadee„ lig bevonden, haare Amerikaanfche Bezkrin„ gen te laaten in de handen van uitfluitende „ Maatfchappyen, wier byzondere belangen niet „ altoos overeenftemmen met het algemeen belang. „ Zy hebben gedagt, dat haare onderdaanen in de ,} nieuwe waereld , zo wel als die in de oude, n regt hadden, om van geen ander gezag afhank„ lyk te zyn, dan dat der algemeene Wetten. Zy hebben geloofd, dat haare Volkplantigen fpoedi„ ger opgang zouden maaken, indien zy, in plaats „ van eene middelyke befcherminge, de onmidde„ lyke befcherming van den Staat genooten. De „ uitflag heeft de gegrondheid deezer bedenkingen, „ meer of min, bckragiigd. Holland alleen heeft ,, een zo eenvoudig en redelyk ontwerp niet om* „ bebrfj nicttegenlbande alles zamenfpande om het l v.r r hetze]v« dog löaklyketdan vooralle andere „ volken te doen worden. • „ Zyne bezittingen liggen volftrekt open voor „ de vjaitden, die de eerzucht of het misnoegen » hem, vroeg of laat, zouden kunnen verwekker. „ Defnoode bchmdeling, welke de flaaven aldaar „ ondergaan, dreigt eenen opftand. Een gedeelte „ der koopmanfchappen, die onverminderd na hec IV. Deel. Hh „ Moe*  482 HOLLANDS „ Moederland behoorden gezonden te worden 7 „ gaat dagelyks na de vreemde Volkplantingen van „ Noord - Amerika. De weinige zucht , welke „ eene loutere handeldryvende Natie, eigenaartig, ^ voor den Akkerbouw heeft, wordt, in de nieuwe „ waereld, verllerkt, door de misbruiken, onafy. fcheidbaar eigen aan het aldaar vaftgefteld Landje beftuur. De middelen, om aldaar eene nieuwe „ orde van zaaken in te voeren, zyn boven hec „ gezag, de befcherming en de waakzaamheid ee„ ner byzondere Maatfchappye. De omwenteling ,, is aan de onmiddelyke zorgen en bemoeijingen „ van 's Lands Staaten verknogc." Indien men naauwkeuriglijk onderzoeken wilde, welke redenen de Mogendheden hebben bewoo, gen om bijzondere Maatfchappijen, met een uitfluitend voorrecht, ten aanzien van indifche bezittingen van landen , vaart, en koophandel, te begiftigen , zoo zoude men naar alle waarfchijnelijkheid bevinden , dat zulks niet gefchied is, om dat do bijzondere belangen juist niet altijd overeenkomen met het a/gemeen belang; maar om geheel andere redenen. Het valt met ligt te gelooven, dat de Maatfchappijen , met een uitfluitend voorrecht voorzien , uit haaren aart onbekwaam zouden zijn toe het bewindhebben over Volkplantingen, en dat dit voorgewend gebrek door niets verholpen of opgewoogen zoude kunnen worden. Hier, gelijk in meer andere zaaken, ligt dit gebrek niet zoo zeer in de form, als in de zaak zelve. De Ooftiridifche Maatfchappij is opgericht en ftaande gebleeven, in weerwil van het gebrek, waarvan die Schrijver fpreekt: alles hangt af van het beleid der zaaken: en het is zoo min eene weezenlijke eigenfehap van deze of geene regeering een goed beleid te hebben , als het eene weezenlijke eigenfehap eener Maatfchap.  R IJ K D O M. 483 p!je, een uitfluitend voorrecht hebbende, zoude zijn van met een kwaad beleid gepaard te gaan. Daar bij moet men achc geeven, dat de Volkplantingen niet geheel afhangen van het gezag dier Maatfchappijen, noch van de bijzondere wetten, welken die Maatfchappijen recht hebben te maaken. Deze Maatfchappijen zijn opgericht mee voorbehouding van de opperde magt der Algemeene Staaten, en onder het hoogst gezag van Hunne Hoog Mog., gelijk uit de octrooien of charters, aan die Volkplantingen verleend, blijkt. Zijn 'er tijden of gevallen geweest, in welken zij, die hec bewind over dezelven in handen hadden, de paaien i hunner magt hebben overfchreeden , en te werk : zijn gegaan , als of zij een eigendunkelijk gebied konden oefenen; ziet men thans zelfs de voorwaarden , op welken de octrooien zijn verleend , niet ; naauwketirig genoeg in acht genoomen , dit zijn i abuizen en misbruiken , welke kunnen verbeterd of i hervormd worden: zij geeven noch bewijzen geen 1 recht. Eindelijk, wat 'er ook van zijn moge, ak blijft zeker,dar het welvaaren van een genootfehap, ;ofde goede uicflag eener zaak w eezenlijk arliangt ivan de wijze , op welke dezelven beftierd worden. Wij hebben hier boven gezien , hoeveel het gezag en aanzien der Prinfen Scadhouderen hebben toegebragt, om de krijpsveHchtingen en andere 1 onderneemingen in Indië wel te doen uitvallen; wij hebben gezien, welke zwaare nadcelen het Gemeenebest heeft geleeden , nadat hec zelve dat aanzien ;en dien invloed heeft gemist: zoude het thans, .daar het Gemeenebest een Eminent Hoofd heeft , het welk geen ander bijzonder belang heeft dan dat van den Staat, en 't welk geen ander doelwit kan hebben dan de welvaart van alk de L-den, wtlHh a ke  4&4 HOLLANDS ke denzelven uitmaaken , te helpen bevorderen, moeielijk vallen , om het gebrek, *t welk de Schrijver , dien wij zoo even hebben aangehaald, in de Maatfchappijen, die een uitfluitend voorrecht hebben , meent te zien, weg te neemén. Deze bedenking moe; natuurlijk invallen, als men gade flaat wat men van een Eminent Hoofd verwacht, en met eenigen grond, zoo 't fchijnt, zoude kunnen verwachten. Ook fpreekt 'er de Heer van den Heuvel op dien voet van, als hij zegt. „ Om hier toe v de lieden van aanzien te meer aan te moedigen, „ zal het zijne Doorluchtige Hoogheid onzen veel „ geliefden Erffta Jhouder, aan geen ijver voor het „ gemeene welwezen , noch aan verlicht oordeel „ ontbreeken, om zijne hooge gunst te doen ge„ nieten, en zelfs tot de regeering te verkiezen „ zodanige waardige leden der maatfchappije, wel„ ke in dezen het meest uitmunten. " (a) Die dit leest, zoude mogelijk in de verbeelding kunnen vallen, dat het geheel en al van den Heere Erfltadhouder afhangt, om naar zijn welgevallen over ampteiï, waardigheden en bedieningen te befchikken, en daar mede te begiftigen zulken, welken Hoogstdezelve zoude bevinden daar toe de bekwaamden te zijn. Het is verre van daar. Z. D. Hoogheid is gewooneüjk in haare keuze gebonden door het recht, het welk de Leden van de Regeering hebben , om een zeker getal lieden aan hoogsrdenzelven voor te draagen, uit welken Z. D.~H. de keuze doet: zal de Prins derhalven eene keuze doen, •zoo als de Heer van den Heuvel gaarne zag, zoo is het noodzaakelijk dar. die geenen , welke het recht hebben , om nominatien te maaken, zoodaanig door den yver voor het algemeen welzijn aangeef) Ter aangehaalde pl. M. 6Ï.  R IJ K D O M, 4$S gezet worden , dat zij geen andere perfoonen noemen, dan die, welke de ampcen , waartoe zij worden voorgefteld, best verdienen, en de meefte bekwaamheid hebben, om dezelven te bekleeden: en dewijl het den Heere Erfftadiiouder onmogelijk is alle de perfoonen, die op eene nominatie, of anderzins naar een ampt ftaan , door zich zeiven tc kennen, moet 'er nog bij komen , dat 'er altijd lei den van de regeering zullen weezen, kundig, rondi borftig en oprecht genoeg, om naauwkeurige en • waarachtige onderrichtingen aan den Vorst te gee1 ven, ten einde voor te komen, dat Z. D. Hoogheid f eene keuze doe, welke zijne goede oogmerken, en behartiging van hec algemeen welzijn, niet zoude [beantwoorden. Wanneer dit niet gefchiedt; wanneer men van den Prins eerder eischt en afvordert, dan verzoeke, dac Hoogstdezelve dit of dat ampc geeve aan deezen of geenen, om maagen of vrier; den te helpen, en, daar in niet flaagende, hetzelve l den Prins betaald zette , met Hoogstdenzelven in i zijne goede neigingen en inzigten voor het welvaa. ren van hec Vaderland ce dwarsboomen; hoe i kan men dan den Prins verantwoordelijk maaken ■ voor de onkundige, onbekwaame of oneerlijke lie, den, die 'er in de ampten of bedieningen geraaï ken? Hoe kan men, in die ornftandigheden, van i den Prins vergen of ver-wachten, dat Z. D. H., wier . handen men van alle zijden bindt, het Gemeenebest « niet voorzie dan van bekwaame lieden? En in 'c , bijzonder, hoe kan men van Z. D. H. een aanzien , der Volkplantingen, omtrent welken men haaren ini vloed geheel heeft afgefneeden, begeeren, dac zij i. daar in eenige verbetering toebrenge. De eerfte t ftap daar toe zoude eene fchreeuw doen uitgaan, !» dat zij het op de Vrijheid gemunt had. H h 3 EEN*  4&5 HOLLANDS EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Befchouwing van verfchillende bijzondere Middelen , welke medewerken kunnen tot verbetering van Vaart, Koophandel, en Manufactuuren. J n de Verhandeling, gevoegd bij de Propofitie door wijlen Z. D. H. den Prins van Oranje, Vader van Z. D. H, den tegenwoordigen Heere Erfftadhouder, word aangemerkt (a) dat „ de ad„ aiiniftratie van juftitie in deefe Landen altoos „ fuiver en onvervalscht is geweest, geendiftinctie „ tusfchen Groot of Klein , Ryk of Arm ,' ja felfs „ niet tuffchen Vreemde of Inwoonder. Dat hec „ waare te wenfchen dat men teegenwoordig, be„ halven op onvertoogen en onpartijdig , meede „ op kort en prompt regt mogt roemen, aangezien „ daar van de infiuentie op den koophandel feer „ grooc is." Het is onbecwistbaar, dat eene fpoedige rechtspleeging een der grootfte voordeelen is, welken men in eenen Staat kan wenfchen: dat de handel vooral kort recht vordert, en dat een koopman dikwijls meer nadeel lijdt door de uitftellen en onzekerheden van een rechtsgeding, dan door weezenlijke verliezen, al was het maar alleen daarom , dat de langwijligheid van een rechtsgeding hem belemmert in de algemeene berekening zijner zaaken: ook ziet men , dat 'er kooplieden zijn, welke liever' van eene rechtvaardige aanfpraak afzien, dan hun achterweezen bij middelen van rechten te vorderen: echter moeten wij daar omtrent! -•aanmerken, dat, alhoewel het ten hoogfte te wen-i fchenj («) BI. 13.  R IJ K D O M. 48? fchen ware, dat men de rechtsgedingen konde verkorten , zulks nochtans in alle rechtszaaken niet wei mogelijk is: de eenen vorderen meerder nafpooringen, de anderen minder: de omftandigheden zijn in veele gevallen zoo ingewikkeld, dat het niet gemakkelijk valt het ftuk, waar het op aankomt, na te gaan. Het eindoogmerk der rechtspleeging is recht te doen, en ieder te doen erlangen , wat hem toekomt. Doch dit kan niet gefchieden, zonder naauwkeurig onderzoek , wie der twistende partijen het recht aan haare zijde heeft; en dit on11 derzoek vordert, dat men de partijen hoore, en M tijd en middel geeve, om alles bij te brengen, j i het welk dienen kan , om den Rechteren van alles 1 volkomeniijk te onderrichten: indien het tot deze [ onderrichting noodig is, dat 'er getuigen ivorden l gehoord, om daaden te bewijzen, hoeveel tijd is 'er [ dan niet dikwijls noodig, om een rechtsgeding in ftaat ■ van wijzen te brengen , zonder dat noch de Rech| ters, noch de Advoeaaten en Procureurs, noch de ,;<; partijen zelve hetzelve fpoediger kunnen ten ein«j i de brengen. Het fchijnt derhalven, dat deze zaak >;: aan geen algemeenen regel onderworpen kan wor1 den, daar het geen, wat in zekere gevallen goed i>: zoude zijn, in andere gevallen kwaad zoude weeI zen. Dit ongemak is, naar alle waarfchijnelijkheid, Ij de oorzaak, waarom men in alle landen, waarin !i: men zijn werk heeft gemaakt, om den handel te * begunftigen, een middel heeft aangenomen, het 'd welk niet wel fchijnt te ftrooken met den regel, È die den grondflag van alle rechtspleeging uitmaakt; t« naamelijk de provifiontele mmptisfementen ; dat is, .1 die vonnisfen , v/aarbij een rechter, bij voorraad,^ gij aan een koopman de voldoening van het geen hij iltischt toewijst, deszelfs fchuldboek , met aanbod Hh 4 om  48$ HOLLANDS om de deugdelijkheid daar van te bezweeren, voor een voldoend bewijs van zijnen eisch aanneemende, tot dat het tegendeel beweezen zij: dezeprovifioneele vonnisfen, welke om hun algemeen nut vrij algemeen tot alle zaaken van koophandel, van welken men behoorlijke aantekening houdt, zijn overgebragt , komen niet alleen veele rechtsgedingen voür, maar zij ftrekken grootelijks, om aan vaifche en beuzelachtige voorwendfels van dewelken men zich kan bedienen , om eene betaaling te ontduiken of te vertraagen, af te fnijden. Die geenen, welke dien weg gaarne zouden inllaan, vreezen , dat zij bij voorraad zullen moeten betaalen, en gevolglijk vruchtelooze kosten maaken. H et middel van arrest of bezetting, is ook zeer nut voor den koophandel: men heeft kunnen opmerken , dat de Koningen van Frankrijk den kooplieden te water toegeftaan hebben hunne fchuldenaaren bij arrest te bekommeren, (a) Daar is nog iet dat den koophandel zeer te ftade tornt. De Rechters, in het bijzonderde Raaden van den Hove en Hoogen Raade, maaken veel werks om partijen, is het doenlijk, te vereenigen; maar men kan ook nog tot roem dezer twee hooge Gerichtshoven aanmerken, dat 'er noch in Frankrijk, noch jn Duitschland, noch elders geene Gerechtshoven brekend zijn, waarin de Rechters zoo veel moeite aanwenden, om partijen te bevredigen, en tot een verdrag over hunne gefchillen te beweegen; poogingen, welke oneindig veele rechtsgedingen door bemiddeling der Rechreren aan een kant helpen: terwijl men in andere landen geen den minden ftap of pooging van de zijde der Rechteren ziet aanwenden, cm eene bemiddeling tusfchen de twistenden te vinden, Hier <•) lis bovsa bl. 23,  R IJ K D O M. 455 Hier bij komt verder, dat de kooplieden zeiven gewoonelijk geneigd zijn, hunne gefenillen of dooreen verdrag af te maaken, of aan de uicfpraak van goede mannen te verblijven; zoo dat de reclusgedingen bij ons zoo talrijk niet zijn , dan men zich. wel zoude kunnen verbeelden , wanneer men de menigte van zaaken, die 'er voorvallen, gade flaat. Men wil, dat een voornaam fransch Staatsman, in Holland zijnde, zijne verwondering heeft getoond over de weinige lieden, welke bij ons tot het afdoen van rechtszaaken gebruikt werden. Hij zoude zich in 't algemeen hebben kunnen verwonderen over de weinige lieden, diewe in alle foorten van zaaken gebruiken , daarwe doorgaands met vrij minder volks het zelfde verrichten , dat zij doen. Hebben nu de rechtspleegingen zulk een merkelijken invloed op het welvaaren van den koophandel, hoe nuttig en noodzaakelijk is het dan niet dat deswegen de Colonien op een beter voet gefield worden, zal men 'er met grond de vruchten van kunnen verwachten, welken wij 'er van kunnen trekken ? D e grootfle kwaal, met welke thans onze koophandel fchijnt gekweld te zijn, en die denzelven des te zekerer geheel zal doen vervallen, dewijl zij onbemerkelijk hoe langs hoe meer veld wint, en een verderf voortbrengt, waartegen alle hulpmiddelen vruchteloos zullen worden aangewend, is gebrek aan goede trouw. Wanneer wij fpraken van den actiehandel (11 D. bl. 302. en volg.) van de geldleeningen, welken men voor de Planters heeft gedaan, en van het misbruik, 't welk'er een gevolg van is geweest (hier boven bl. 213. en volg.) hebben wij aangetekend, dat deze misbruiken gelegenheid hadden gegeeven tot meenigvuldige zwaare bankbreuken. Het zoude te wenfchen zijn, dat men de Bankbreekers flechts van Hh 5 on.  49$ HOLLANDS onvoorzigtigheid of al te groote onderneemingfcn konde befchuldigen. Maar hoe dikwijls word hun de kwaade trouw niet verweeten; en hoe menigmaal niet geklaagd over de flapheid en oogluiking, mee welken die toevallen in den koophandel behandeld worden. Ieder een ftemt toe, dat de goede trouw de ziel des koophandels is; wij zijn op dit ftuk zoo beroemd geweest, dat wij nog van de overblijffels van 't vertrouwen, het welk de vreemden op onzen landaart gefteld hebben, genot hebben. In de meergemelde Verhandeling, gevoegd bij de gedagte Propofitie van Prins Willem den IV. word 'er gewag van gemaakt als van een grond, op welken de voorfpoed van onzen koophandel is gebouwd. Wat zal 'er van denzelven eindelijk worden , indien tegen de ontrouw en kwaade trouw geen voorziening gefchiedt? Zie hier hoe 'er de Schrijver van de Janwijfing der Gronden, enz. van fpreekt. bladz. 130. „ Maar alfoo ik infonderheid voorneemens w ben, te overweegen onfe Iufiitie voor foo vee„ le die het behouden ende vermeerderen onfer m Vifferyen, Manifafturen, Negotien, ende Ree„ deryen in vragt-fcheepert raakt: foo fal ik nu „ die algemeene quaalen ende gebreeken onfer „ Iufiitie ter fijden Hellende, treden tot mijn by„, fonder oog-wit; ende aldus beginnen: , Naa gemelde volkoomene Pryheid der ge„ meene Inwoonderen, en "meer ofte min belaftin. „ ge en gonfi der Hollandfe leevens-middelen, is „ noodfaakelik , dat geoeffend werde goede lufii„ tie teegen openbaar geweld, dat binnen 's Lands „ gepleegt foude moogen werden, het welk ver„ mits niet alleen den ""Koopluiden van onfe Mani„ faéturen en Vifferyen , als ook den Negotian„ ten in on - Hollandfe waaren, ende den Reede- » ren  R IJ K D O M. 4pi rK ren in Vragr - fcheepen, maar ook allen anderen „ Ingefeetenen , Onderdaanen , en Regeerderen, „ fchaadelik foude weefen, fulks geene menfche„ like vergaaderinge, hoedaanig die zijn, fonder „ het felven af te weeren beftaan kan: foo is daar M toe van ouds eenige, hoewel feer gtbreekige or„ dre van Iufiitie gefteld. Maar hoewel bedrog, u waar doormen iemands anders goed, eeven foo „ wel kan ontdraagen als door geweld, ook niet „ min behoorde te werden geftraft , en dat de „ koopmanfchap infonderheid fteunende op (bona, „ fides') goed geloof, door (dohts malus) valfch be„ drog, in het geheel kan Werden geruineerd, fa „ is aller verwonderinge waardig, dat Holland de ,. koopmanfchap, in voegen als zy hier gepleegd „ moet werden , heeft konnen behouden, met foo „ veele wetten ofte beneficiën van Regten, uit die „ Krijgslievende Roomfche Republyk afdaalende , „ ende hier den Koopluiden dienende , puurelik „ om meer profijts met bedrog, als met eerelijke „ koophandel te konnen doen. Ende aan de an„ dere zijde is hier foo weinig forgs gedraagen, „ om door contrarie goede ordre en wetten, de „ eerelijke Koopluiden teegen die valfche Bedrie„ gers , naam van Koopluiden draagende, te befchut„ ten ende aan het haare te helpen; dat men groo„ te reeden heeft om te vraagen, waarom niet alla „ boosaardige menfchen uit verre en naa by gelee„ gene Landen naar Holland koomen, om onder „ den dekmantel van koopmanfchap , hier open„ baarelik te leeren ficelen, en deefen weg , die „ men met foo booven maaten groot profijt vei„ lig en ftraffeloos kan infhan, in te gaan ? Want „ ode/unt peccare mali (qitales omnes natura fumus') „ formidine ptenm. dank hebb' de roed', fy maakt „ de Kinderen goed. Dienvolgende om hier in » eeni-  $©2, HOLLANDS „ ge beetere ordre te ftellen, dunkt my dien/Hg w foude weefen, dat niemand binnen deefen Lan„ de van Holland wierde toegelaaten eenige koop„ roanfchap te drijven , ten waare hij te fijner „ maalfteede daar toe fig hadde in een puhlijk rei> gifter laaten aanteekenen : Welk foucie weefen „ van foodanige kragt, voor eerffc, dat de Ouders „ en Bloed - vrinden des gemelden Koopmans, bin„ nen het jaar in het felve regifler geene contra„ rie aanteekeninge hebbende gedaan ; niet fouden „ vermoogen met eenige Uyterjle ■ wille , gemélde „ Koopmanne min erf, als fonder Uyterjïe - wille, „ tot naadeel fijner Schuld - eyfleren te laten toe„ koomen. Daar en boven behoorde het in allen „ gevalle eenen Koopmanne wie hy waare, voor„ neementlik eenen gefaljeerden , ongeoorlofd te „ zijn eenige profitable erffenijje te weigeren aan te „ vaarden. Want het niet kan werden vermoed OT te gefchieden, dan (in fraudem Creditorum) om „ den Schuld- eifferen te belteelen ; gelijk ten felM ven einde hem ook behoorde verbooden te zijn, „ eenige goederen kragteiik te vervremden, dan „ (titulo luerative) daar vooren de waarde van „ dien ontfangen hebbende; in fuiken verflande, s, dat hy koomende daar naar bankbreukig te wer„ den , alle fijne giften , getranfporteerde , ten „ Houwelike gegeevene, ofte aan fijn' Kinderen „ beweefene goederen , behoorden te werden be„ fleed ten voordeele der Schuld - eifcheren:, Want * men hier nu al te dikwils fiet de waarheid van 'n dit Engelfch fpreekwoord: Happy is tliat fonne „ whoes Fater goeth to the Divell: Die Soon is ge- gelukkig wiens Vader voor den Duivel vaard. „ Kn gelijk het eenen Koopman ongeoorloofd „ behoorde te weefen, met Houwelijkfe voorwaar„ den fijn Wijf te begonftigen ten nadeele fijner „ SchuA  R IJ K D O M. 493 „ Schuld - eifcheren, foo behoorde ook den Vrou„ lieden \-erbooden te zijn, te bedingen by fehey„ dinge des huweliks de keure van deel aan winffc „ en verlies, want daar niet biUiker is als ( quem „ commoda fcquuntur eum incommoda fequantur ) die „ de baat wil genieten, behoorde ook delchaade te „ dragen. Jaa de Ouders en Bloedvrinden van fo„ daanigen Vrouw - menfch , behoorden zig wee„ gens de erffenisfen in alles te moeten draagen, ge„ lijk die van den Man felfs. En gemeenfchap „ van goed buiten - fluitende, ofte verbande goe„ deren aanbrengende, behoorde het in de publij„ ke regifters te werden aangeteikend. „Het ordinaris rcgijler van fodaanig Koop„ man, ftaande ter goeder naame ende met eede ge» fterkt zijnde , behoorde in alles met Notariaak „ fchriften, gelijk te werden gefteld: ende ten na„ deele des (elven behoorde nietwes te werden ge„ prefereerd, dan fpeciaal hipotheek. alfoo het 2c„ gaal van 'c Gemeene- land, Weeskinderen, Huis„ huur , Huwelijkfe voorwaarden , &c. warelifc „ den koopluiden ofte den koopbandele in het ge„ meen ende dienvolgende den Gemeenen Lande „ feer fchaadelik is. Maar indien een Koopman „ t' eeniger tijden wierd bevonden fijn Regijïer „ vervalfcht te hebben , ofte mein-eedighk te „ hebben gefterkt, foo behoorde de felve als een „ valfche ^Munter , in alle manieren aan lijf en lee„ \ a te werden geftraft; op dat een yder door „ die ftrenge ftraffe wierde afgefchrikt, van zig „ door die valfch en trouweloosheid met een an„ der mans goed , ten nadeele van den gemeenen te welftande, te verrijken. „ J a a dunkt my aan de koopmanfchap ende het „ re gijier eens eerliken Koopmans foo veel gelee„ gen ce zijn, vermits de gefttltenis der koopman- „ fchap  494 HOLLANDS „ fchap hier fodaanig is, dac zy geen ander be„ wijs ofte veiligheid vereifchc cfte' toe Jaar: dac „ men dienvolgende op hec regijler alleen, alvoo„ rens mee eede gefterkt wefende, foo wei parate „ executie ofce haaftige Regts - vorderinge behoor* „ de te doen, als in des Gemeene-lands pennin„ gen. Want indien de koopmanfchap hier is (fa„ lus populi) 's Lands welvaaren. wac reden kan „ bier óm zijn, om niet mee hec Land (pari pajfu) „ den felven trant te gaan? „ H e t is ook feer fchaadelik, dat eenige koop „ werde gereekend op gereed geld gefchied te zijn, „ als naa de gedaane leeveringe niet aanftonds ende „ daadeJik de penningen ofte het verkofte goed, „ werd vervolgd. Want voorwaar als de verkoo„ per dus van fijn regt afgaat, met waarelik den „ kooper te borgen , foo geeft hy aan de eene „ zijde den quaadwilligen feer groote geleegent„ heid om groote bankeroecen te konnen doen: „ en hy, die aan de andere fijde meeft (in culpa) „ onvoorfigtig is, ontneemt daar naa met fijn' on„ billike vindicatie ofte vervolginge fijns goeds, n den anderen fchuld - eifcheren het haaren. „ Ten minften behoorde in ydere koopftad te „ weefen eene particuliere Vierfcliaar, regt fpree„ kende tuffchen Verkooper en Kooper; op dat niet „ alleen gemelde procelfcn vaardiglik mogten wer„ den afgedaan ; maar ook, op dat de Regters „ den flijl van koopmanfchap beeter door gronden„ de, regtvaardiger ende den Lande heilfaamer „ vonniflën mogten wijfen : daar de Koopluiden „ nu ter contrarie bevinden , dat haare proceffën M die uit verfchil van reekeningen ontftaan by naa „ nooit als door accoord of verblijf der partyen, „ des pleiters moede geworden zijnde, geeyndigd w werden : ende dat meeftendeels ten voordeele * des  R IJ K D O M. 49S „ des onregtvaardigften Krakkeelers, volgens het „ fpreekwoord: Krakkeekr wint. „ Dat in den boedel van eenen afgeftorvenen „ werd toegelaaten het beneficium Inventarii, Regt „ van Boedelbefchrijving, als de gemeene Schuld„ Eifchers fig Erfgenaamen willen draagen, is feer „ onreedelik ende den Koopluiden fchaadelik. Al„ foo Secundum naturam efl commodes cujusque rei „ eum fequi, quem fequuntur incommoda, de gemee„ ne Schuld-eifchers de fchade fullende moeten „ lijden, indien de Boedel te kort fchiet, ook de „ voordeelen behoorden te genieten, wanneer die „ te boven komt: daar anderfins die onbarmherti„ ge gierige Erfgenaamen , met dat middel van „ Regten, in het eerfte gevalle de fchade van hun„ ne nalfen fchuiven, ende in het tweede gevalle „ de voordeelen weg - fleepen. „ Ende niet min fchaadelik zijn de brieven „ van Cefjie ofre Atterminatie, Boedel - afftand en„ de Tijd - gunning. Want vermits niemand om „ particuliere fchulden door het Publik werd ver„ volgd, is in alle manieren te vermoeden , niet „ dat de Schuld - eifchers fig felven door al te „ fcherpe maaninge fchaade fullen willen aan doen , „ met iemand, die waarelik niet betaalen kan, en „ anderfints goedwillig is, fijn credit te beneemen , „ ende op den dijk te jaagen; maar wel dat een „ boosaardig menfeh, fijn goed naar zijn welge„ vallen verborgen, en getranfporteerd hebbende, „ zig felven door foodanige Ceffie ende eenen val„ fchen eed tot meer rijkdoms en gemaks fal wil- ' „ len brengen. „ Ter contrarie foude den Gemeenen Lande „ feer voordeelig weefen , indien men op de min„ fte aanklagt over eenige. kennelikke wan -betaa„ linge den Schuldenaar dadelik deede borge ftel- » len  496 HOLLANDS „ len, ofte by weygeringe van dien, met fijne „ locken in beflootene hegteniffe fettede. Want jo in gevalle hy alsdan konde bewijfen (folvendo) „ betalens magtig te zijn, foude hy alsdan feer lig* „ telik op borg-togt konnen werden geflaakt; en „ niet konnende betaalen , foude men die vuile „ dieveryen, tranfporten, verberging van boek „ en goederen ; alsmeede het oncvlugten , ende „ het valfch aangeeven der fchulden , ten weeder- „ fijden, voorkoomen. In allen gevallen behoorde „ men quaadwillige Schuldenaars met Vrouw ende „ mondige kinderen, door publike autoriteit, by „ den kop te grijpen, ende te houden in een pu- „ blijk werk - huis, om hun den koft te doen ver- „ dienen, volgens de wetten des Heiligen Propne- „ ten Mo/es ende het Roomfe - regt der twaalf Ta- „ felen: ja felfs indien de boosheid des voornaam- „ ften Schuldenaars met vuile omftandigheeden ver- ,, fwaard waare, behoorde men den felven , vol- „ gens 't placcaat des Kaifers Karei des jaars 1540. „ niet min als eenen huisbrakigen dief, aan eene „ galge te hangen, fonder in eenigerley wijfe toe „ te laaten, gelijk nu veeltijds gefchied , dat de „ felve Bankeroetiers hier blijven woonen, ende „ op eenen anderen naame haare koopmanfchap „ continueeren ; volgens het fpreekwoord, qui nou „ habet in /ere, luat in pelle. „ Betaalt uw fchult met geilet jen: „ Of boetfe aan uw velleijen. „Dog indien gemelde Bankeroetiers met haare „ goederen en boeken gevlugt zijnde, buiten de „ Iurijditlie ofte Kegts ■ gebied van Holland, aldaar „ door die politike magt wierden befchermd, dunkt „ my het den gemeenen Lande van Holland oor- „ baar  K • IJ K D O M. 49? ,»> baar waare, deefen weg in te gaan: Voor eerft, ;„ uit kragt van eene generaale wet, alle fodaanige .«.houdende als (Icefce Majcftatis reos) publijke ,„ Land-verraaders, behooraemen die ook foodaa,„ nig te vervolgen. Te meer, dewijl een fchelm;» fe Bankeroet, niet min hulp van nooden heefc ,» om die uit te voeren, als Land-verradery. Ten. minfren kan defelve niet werden foo befteeken, ,„ dat niet de Boekhouders en Cqffïers, Dienft-kneg,„ ten en Maagden daar van niet eenige kenniffs ■ „ krijgen: ende dienvolgens behoordemen alle de ,„ felve by den kop te grijpen; en , indien men ,„ alfdan bevond, dat fy eene diefagtige Bankeroet , „ hadden -helpen uitvoeren, foude dienftig wee,„ fe1:, defelve naarder op alle vermoede.voorval.„ len daar omtrent , ftrengelik met de Pijnbank ,„ ofte onder eede, naar geleegentheid van faaken, „ te ondervraagen. Want voorwaar , indien de ,„ Pijnbank eenig goed gebruik heeft, foo is het in u faaken daar/s Lands welvaaren aan hangd, ende „ daar kennelik mee-pligtigen van het fchelmfluk „ moeten zijn. - „ - O n n e k en tuffchen moeftmen ook op heeterr ,„ daad door het geheele Land afkondigen, dat alle j, die eenige goederen ofte infchulden des veldvlug5, tigen onder zig hadden , het felven aanftonds „ hadden bekend te maaken, op peene van geftraft p te fullen werden als Land - verraaders ende heel„ ders van dat fchelmfluk : ende op de verffe- daad behoordemen onder eede, te ondervragen „ alle de geene daar eenig vermoeden op viel, met „ belofte en verklaaringe dat alle die opregtelik f, verklaarden fouden werden gehouden voor eerli„ ke luyden, al hadden fy te vooren ietwes tot ,bet „ fchelmftuk geholpen , ende dat fy ter contrarie, „ als mein-eedige Land - verraaders t'allen tijden IV. Deel li » fou'  49» HOLLANDS „ fouden werden geftraft, als men door een derdt „ daar van kennifle bequame. „En alle die op den boedel eenige aanfpraak „ meesden te hebben, behoorden ook gehouden te „ zijn het felven daadelik bekend te maaken, op „ groote ftraffen, waar door twee feer quade din„ gen fouden werden belet; want vermits (nem* „ repente fit pefiitnus, aut fuit turpijfimus) niemand „ al te gelijk boos ofte eereloos werd ; foo fou« „ den alle foodanige menfchen die onlangs meefters „ van des gevlugten goed waaren geworden, ende ,, dienvolgende het felven nog niet als eigen ge„ bruikt hadden, het felven daadelik aanbrengen: „ te meer dewijl op verfferdaad by haar foo naau„ we kenniffe niet foude wefen , van 'tgunt men „ door het afterhaalen des mifdadigers, fijner mee„ pligten goederen, en boeken, ofte door het uit„ vorfchen der Iufiitie, foude moogen koomen te „ ver ftaan. „ Ende ten anderen fouden alle die ïetwes van „ den veriatenen Boedel voorgeeven te moeten „ hebben, ook onkundig zijnde van 't gunt men „ foude moogen van des veldvlugtigen geleegent„ heid koomen te verftaan, en of daar eenige ap» „ parende foude moogen weefen , t'eeniger tijd M met den vlugtigen te accordeeren, genootfaakt „ weefen haare fchulden opregteük aan te geeven: „ daar men nu daageliks fiet, dat alle foodanige „ boedels door boos-aardige menfchen invoegen „ werden geplonderd, datter feer felden voor de » eerehkfte ietwes overfchiet, om dat men fo© „ onbekommerd alle fchulden verfwijgen, en aan ' „ de andere zijde alle pretenfien vergrooten kan, 's, naar datmen de faak fiet een uitfiag neemen. „ Dit gedaan zijnde, behoorde cle Vcldvlugtigt „ by klokkegeflag op feekere gefette tijden te w^r- « den  R IJ K D O M. 499 „ den ingedaagd: binnen welke het den fchuJd„ eifcheren behoorde geoorloofd te weefen mee , hem abfolutelik te accordeeren, en alle Ding| taal te doen ophouden; maar indien de Vlugte,, ling niet verfcheen nogte accordeerde , behoor, de hy in eene fchilderye aan eene galge gehan~ y gen, en alle fijne kinderen foo mondige als on[ mondige eereloos verklaard te werden. B Alle welke dingen, indien gefchiededen op „ verfferdaad eer de menfchen in foodanig nieuw „• fchelmfluk de fchaamte konnen afgelegt hebben; » ik meen van feer groot gewigt fouden weefen, „ om de menfchen beeter te maaken: daar fy nu „ in teegendeël allengs leeren, dat het beeter is een „ anders mans g'öcd, als geen te hebben; & qiïil „ n'y a chere, que de gens d Varriere, ende datmen », met veel vermaaks een anders mans goed, als „ fijn eigen verteeren kan : alfmeede datmen de „ fchaamte eenmaal te booven gekoomen zijnde, | veel gemakkeliker en geruftiger leeven kan eere„ loos, als met zig over het ftuk van eere te ont„ ftelen ende die met groote koften te houden. „ Dog vermits in alle deefe Regts vorderingen „ moet werden gedoeld, naar het meefte voordeel „ der Schuldeifeheren, voor wien het puurelik is „ fres nummi) een gefchil om het meefte profijt „ te doen, ende de meefte fchade voor te komen; „ foo behoorden fy nog altijds daar naa te moov gen met haaren fchuldenaars accordeeren ende „ het vonnis te doen vernietigen. Want het (fiap „ Iuftitia £jf pereat mundus) fpreekwoord , men „ moet regt doen al zoude de wereld vergaan; paft „ feer wel in den monde der Regteren , alfoo die „ niet Souverain weefende , eer , eed , en ampt0 hal ven verpligt zijn te oordeelen niet van maar a naar de wetten; ende het felveu niet doende wer* li a , deia  50o HOLLANDS „ den fy in alle welgeftelde Republiken gefindikeerd „ ten gefetten tijden aangeklaagt en geftraft: maar „ dat fpreekwoord paft ganfch niec in den monde „ van wijfe Politiken , daar fahts populi, en niec „ des volks verderf, de hoogfte wet moet zijn. ,, ën vermits men aan de eene zijde deefe „ vlugtelingen ofte quaadwillige bedriegers, behoor„ de te vergelijken by die woelende en diefagtige „ hommeien , die men in alle manieren behoorde „ buiten dit Land te houden , ofte te vervolgen „ ende te dooden; foo behoorde men ter contra„ rïe alle eerelike Koopluiden, die door menfcheli„ ke onvoorfigtigheid , ofte geweld van buiten; „ als bankeroeten , ftorm - winden , ongelukken , „ zee-roveryen, oorlog, &c. hunne eige goede„ ren ende meer daar toe verlooren hebben, ende, „ ciicnvolgende hunne Schuld - eifchers -niet konnen ,i voldoen ; als goede honig - hyen , medoogende „ aan te zien, met belofte ende verklaaringe, dat ft alle de felven haare fchaade aanwijfende, en zig „ der Iujlitie niet ontrekkende, zouden.vermoo- gen te behouden, het tiende deel der goederen „ waar meede fy de koopmanfchap eerftmaals had„ den begonnen, fonder dat fy daar naa eenigfins van hunnen oude Schuld-eifshers fouden moogen „ werden gemoek. En blijvende fy met haare kinderen, fchoongenoomen de felve veel hou„ weliks - goed ofte andere gaaven hadden genoo„ ten , ter goeder naame en faame, als zijnde hec felve eene regtvaardige vrugt van haare opregs, tigheid, ende een trooft in haaren teegenfpoed. „ En vermits tuffchen deefe fchaadelike dieven als„ meede haare kinderen ; en die beklagelike on-„ gelukkige menfchen, geen onderfcheid in eerloos„ heid en ftraffe werd gemaakt, liaan veele ander„ zins tereliken, door nood, den boofèn weg in: „ Want  R IJ K D O M. 50Ï Want «0 nos inducas in tentationem, de occafïe ,,, maakt een dief, ende de nood nog meer. " Op het leezen van deze plaats zal men den Schrij' ver gewiffelijk niet nageeven , dat hij al te gemaa1 tigde gevoelens heeft gehad. Die, welke de"Heer ' van nenHeuvel, bl. iio.envolg. zijner Veri handeling, doet blijken, zijn zachter en beter voe; gende eenen man, die wel denkt, en zich niet door ':'zijne hartstochten laat vervoeren. Dus fpreekt hij : „Wil men verder het wankelend vertrouwen .'„ buiten 's lands herfteld zien, zoo behoorde, naar myn oordeel, met eerloosverklaringe, en bannis,'„ fement, naar gelegenheid der zaake, geftraft te .,, worden een iegelik, die overtuigd wierd zich .,, aan de minfte ontrouw in het uitvoeren van eenigen last te hebben fchuldig gemaakt; en om in . „ de tweede plaatfe de menigvuldige banquerouten .dadelyk, en met verwachting van eenen goeden uitflag tegen te gaan, behoeft men maar a'ante,merken, dat, hoe zeer alle mededogen , en op,beuringe in een land van koophandel een ongelukkige verdient, die door fchade, buiten zyn ,,, toedoen geleden , tot een ftaat van onvermogen geraakt is, zoo zeer aan de andere zyde „ alle geftrengheid der wetten toepaffelyk zy op eenen zodanigen, die met voorbyzien van alle ,, goede trouwe en eerlykheid , eens anderen goed „ verteert ofte hetzelve na eene geveinsde overgave van een zoogenaamd accord gevolgd, zy„ ne fchuldeiffchers ontfteelt , welke hem daarna op eene tartende wyze, rykelyker dan se „ vooren, van hun geroofd goed moeten zien lec„ ven. „ Deeze gronden, welke buiten alle tegenfpraak, „ beide tot bevoordeling van den koophandel in „ het algemeen dienen, eens gelegd zynde , zal li 3 „ de  502 HOLLANDS 5, de zwaarigheid alleen blyven, op wat wyze „ eenen bedriegelyken, of ontrouwen fchuldenaar, „ van eenen waarlyk ongelukkigen te onderfchei-j den. „ Hiertoe geeft, naar myn gering begrip, „ het by ons ten deezen verbeeterde , doch te „ veel in onbruik geraakt zynde, Roomfche Recht „ genoegzaame gelegenheid; laat maar een ieder zonder onderfcheid, welke zich verklaart onver„ mogend ter betaling, genoodzaakt zyn , zyne toevlucht te neemen tot het eenigfte middel ter ., overgave zyner goederen, het geen dat recht „ wettigt, namelyk het beneficie van Ceffie; dan „ moet hy zich in gyzelinge begeeven , en zelf „ eene opgave onder eede doen van den ftaat des „ boedels; dan hebben de fchuldeiffchers tyd, om denzelven te onderzoeken; kunnen die fchuldj, eiffchersgeene ontrouw, geen verkwistinge be„ wyzen , zoo is hy , als een ongelukkige, be„ voegd tot alle gunst hem door dit beneficie toe;, gelegd, en anderzins onderhevig aan de ftraf„ fe , tegen bedriegers en verkwisters vascge„ field. „Om nogtans eenen ongelukkigen en zonder j, eenig bedriegelyk opzet in dien ftaae geraakten „ fchuldenaar te meer te begunftigen, zoude hy „ voor eerst ontlast kunnen worden van een reeks „ drukkende plechtigheden , by het overgeeven ,, der brieven van Cesfie ter rolle naar Rechten 3, vereifcht, en hem toegelaaten worden zulks door „ eenen Procureur, even als in andere Rechtsge„ dingen te doen ; in plaatfe van in gyzeling te moeten gaan, zoude men hem zyne wooning, onder behoorlyke voorzorge tegen ontvluchtin„ ge, tot een bewaarplaats kunnen doen dienen ; „ ook, zoo dra de fchuldeiffchers geene reden von-" „ den  R IJ K D O M. 535 t„ den , om het beneficie van Cesfle tegen te Cpre,„ ken, zoude men op allerleie wyzen, dezelven , „ tot een redelyk accord kunnen trachten over te ,» haaien, en ten deezen opzichte de overftemmin,,, ge op de t'hands gewoone wyze doen plaats heb, „ ben ; zelfs, ingevalle deeze onmeedogende ge,„ noeg waren om geenen billyken weg met'hunia nen fchuldenaar te willen inflaan, konde by eene ,„ nieuwe wet het voordeel, het geen dit benefi.„ cie aan eenen fchuldenaar geeft, merkelyk ver.„ groot, en dezelve dus in ftaat gefteld worden, ,„ onder Gods zegen, de geleedene fchaade te beef» teren. Men zoude ook alle voorwendfelen van ,„ roekeloozeu handel aan de fchuldeisfchers kun,„ nen beneemen , door ter begunftiging des koor,,,, handels intevoercn, dat alle de zoodanige voor ,„ ongelukkige fchuldenaaren, tot dit beneficie ge,„ rechtigd, zullen gehouden worden, welke kun.„ nen betoonen, op het tydftip van het aangaan .„ van den koop of verdrag, waar uit de fchuld ,„ oorfpronkelyk is, zoo veel in waarde bezeten te :„ hebben, als hunne daar door gemaakte fchuld „ bedraagt : in dezer voegen word aan iemand , „ die zelf geen duit in de wereld bezit, niet be», let, voor eene aanmerkelyke fomme ter goeder „ trouwe te koopen, dewyl hy alsdan die waa„ ren in eigendom verkrygt, en alleen de koop,„ handel verboden aan dien genen, welke ten ty|J( de des koops reeds met meerdere fchulden is be„ laaden , dan hy goederen heeft, en zulks ter „ kwaader trouwe veizwygt. „Dit beneficie van Cesiie dus wederom in train „ 'gebracht, en voor eenen waarlyk ongelukkigen „ fchuldenaar veel gunftiger gemaakt zynde, dien„ de vooral paal vast te ftaan, dat alle de zooda„ nigen, welke dit beneficie niet verzuchten, daar li 4 » door  5b4 HOLLANDS * door verftaan zouden worden, zich zeiven aan „ ontrouw of verkwisting fchuldie te kennén, en „ dus onderhevig de geftrengheid der oude wet„ ten tegens de Banqueroutiers vastgefteld , vol., gens welke dan ook de ftraffe, zonder aanzien •» van perfoonen, door 's lands Öfficrèréh bèhoor„ de gevorderd te worden." Op beide deze plaatfen zouden mogelijk wel eenige aanmerkingen kunnen vallen. Zoo veel wij 'er van kunnen oordeeien , fchijnt het ten aanzien van déze zaak als omtrent veele anderen meer te ha» peren aan het uitvoeren der wetten- dan aan de wetten zeiven. Niet dan te veel wijt men de kwaal aan de wetten, jdaar zij in de werkeloosheid van -de wet gezogt moest worden. Men heeft niet lang geleeden te Amfterdam eene nieuwe ordonnantie gemaakt voor de defolaate boedelkamer ; was 'er dezelve wel noodig? fs zij beter dan de oude? Wijkt men niet reeds van dezelve af? Wat nut kan men zich van nieuwe wetten belooven, als al het overige op den ouden voet blijft ? Men wij te het -niet aan de wetten, maar aan het bederf dor zeden , waar door de wetten buiten kracht raaken. £ Men ftraft de bedriegelijke bank„ breuken zoo ligt (zegt de Heer Bornier in ,, zijne uitlegging op de Ordonnantiën van -Lodewijk „ den XIV.) dat de toegeevenheid ,■ welke men „ gebruikt, oorzaak is , dat dezelve zoo menig„ vuidig zijn, en dat de koophandel van dag tot „ dag afneemt, zoo dat het noodig zoude zi'jn de „ middelen in het werk te ftellen , welken de „ Wetten en Ordonnantiën den Rechters aan de „ hand geeven, om derzelver loopje fluiten. Mul„ fis graf/antibus opus'ejl exempïo L. aut facla in f, f. D. de poen. " Het verwijt, het welk men den onzen ten aanzien  R Q IJ K D O M. i breukig worden, hunne Registers en Journaalen ge„ tekend en geparapheerd, gelijk wij hier boven heb- ben bevolen, niet zullen overleveren , zullen voor bedriegelijke bankbreekers mogen worden gehoudeti,v De Heer li o k n i e r merkt 'er het volgende op aan: ,, Dit Artikel is van zeer groot gewicht, „ dewijl het een der krachtigfte middelen is, om de bedriegerij en fchelmerij te beletten, welke ,, zij , die zich zoek en eene bankbreuk maakten, „ gewoon waren te pleegen. — Nu is het zeker, „ dac 'er geen grooter vermoeden van bedrog is ten aanzien van een koopman, die zich wegge- maakt heefc en bankbreukig is, dan hec verdui„ fleren zijner boeken, en die voor zijne fchuldei„ fchers te verbergen , en te weigeren dezelven „ over te leveren. Dit misbruik kwam daar van daan, dat'er voor deze Ordonnantie geen wet „ was, die hen daar toe verplichtte, noch die eene „ ftraffe opleide, indien menze niet overleverde." Zoude men voor het welzijn van onzen koophandel  R IJ K D O M. 507 handel niet mogen wenfchen , dat 'er eene wet was, die ftraffen ftelde tegen de bankbreukigen, welker boeken in geen goede orde werden bevon-den; of welken dezelve niec naar behooren hadden gehouden; of die ten tijde, als zij bankbreukig werden , 'er veranderingen in maakten ; of die in gebreke bleeven dezelven over te leveren: of wel dat alle kooplieden of bankiers, welke komen bankbreukig te worden, en hunne boeken, behoorlijk gehouden tot op het oogenblik dat zij bankbreukig worden, niet overleveren, voor bedriegelijke bankbreekers zullen worden aangezien , en als zoodanfgen behandeld. Want indien men geloof mag flaan aan het geen men in het algemeen zege van de bankbreuken, welke federc weinige jaaren ih Holland zoo korc op eikanderen zijn gevolgd, word de aanmerking van den Heer Bornier maar al te veel bewaarheid. Men zoude zich ook kunnen verwonderen, dat men, in een land, in hec welk het roomfche recht bijna een even groot gezag heeft, als de bijzondere Landswetten , van hetzelve nochtans zoo verre afwijkt , in geval van bankbreuk. De aanmerkingen van den Heer van den Heuvel hier omtrent verdienen dubbelde opmerking. Het roomfche recht behelst daarenboven zeer goede fchikkingen met betrekking tot fchuldenaars, die eer kwaader" trouwe handelen , en ten aanzien van hun , die de bankbreukigen helpen of begunlligen , maar wij hebben reeds aangemerkt, dat het niet zoo zeer aan de wet hapert, dan wel aan het handhaven van de wet. De bijzondere Ordonnantiën der verfchillende fteden, wel in acht genomen , en zonder toegeevenheid uitgevoerd wordende, zouden vermoedelijk genoegzaam zijn tot het ftuiten van een kwaad, hec welk van dag tot dag den handel meer en  5o8 H O L L A N D S en meer ondermijnt, dewijl men op geen koopman langer durft betrouwen. Tot dit groote. uiterfte •zijn de zaaken gekomen. De Schrijver van de meergemelde Aanwijfing merkt aan , dat in Holland de kooplieden geld kunnen opneemen tegen drie ten honderd* Sedert dien tijd toe nu toe is 'er eene eeuw verloopen , en de interest van- hec geld was toen vèet hooger dan thans: echter kan tegenwoordig eem hollandsch koopman naauwélijks geld tegen vier ten honderd bekomen, al wil hij zelfs zekerheid voor den fchuld geeven,'zoo het geen obligatien ten lasten van den Staat,:hijpotheeken enz. zijn. Zoo lang men geen middel zal vin■dèni, om de goede trouw als heilig aan te zien, kammen zich niet vleien dat 'er vertrouwen "in den ■koophandel plaats.zal hebben : en zoo lang het vertrouwen daar in niet te vinden zal zijn, of alleen, lijk zeer weinig zal worden gevonden , moet de koophandel noodzaakelijk meer.'en meer vervallen, welke middelen men ook anderzins in het werk mag ftellen, om denzelven aan te moedigen. • D e Ordonnantie op het Klein Zegel, of wil men liever eene aangenomen uitlegging dier wet, brengt al mede veel toe,'om het vertrouwen, het welk de handel vereischt, en zonder het welk dezelve •niet kan beftaan , te verminderen. Deze wet ( Gr. 'PI. 13. III. D. bl. 1005. en volg.) brengt mede, 'dat geen verbandbrief recht van pceferentie zal hebben, zoo 'er de veertigfte penning niet van betaald is: hier uit heeft men afgeleid, dat alle brieven van verband , waar van de 40° penning is betaald , recht van praeferentie hebben voor de gewoone fchuldeifchers. Laaten wij eens zien wat gevolg zulks op den handel kan hebben. Een koopman bevindt zich in zwaarigheid: hij heeft fchade geleeden, hij loopt gevaar nog meer fchade te lij» i den:  R IJ [ K D O M. den: onkundig zijnde van zijnen toe'fbnd, verkoop; ik hem voor tien duizend guldens aan koopmanfchappen: drie maanden daarna houdt hij op met* betaalen: in de eerfte famenkomst der fchuldei-. fcheren doet hij verbandbrieven zien, waar van de 4oe penning is betaald: en die zoo veel van zijnen boedel wegneemen, dat 'er voor die geenen, met welken hij heeft gehandeld , welke hem goederen hebben geleverd, of die voor hem gewerkt hebben, niets overfchiet. Wij onderftellen in dit geval, dat de fchuld in de verbandbrieven , door den bankbreukigen overgeleverd , vermeld,. deugdig is; dat hij in der daad is geholpen door eenige vrienden,, welke hebben gemeend, dat zij-verzekering genoeg hadden in het recht van praeferentie", het welk de betaaling van den 4ce penning hun gaf: maar hoe veele bedrijven van kwaade trouw kunnen daaruit voortfpruiten? en welk koopman, handelaar of bankier zal voortaan zijn goed durven waagen in handen van iemand, die de magt heeft hem door heimelijke handelingen van zijn achterweezen, te verftceken? Moet men 's lands fchatkist verrijken , door middelen, waar van men zoo ligt eén kwaad gebruik kan maaken ? Kan men zich verbeelden , dat de Overheid ooit den koophandel heef: willen bloot ftellen voor het gevaar, waar aan deze geringe vermeerdering der inkomften van dt'n §taac dien konde bloot ftellen ? . Zou men geen reden hebben, om voor het welzijn des koophandels te wenlchen, dat 'er eene verklaai'ing van de wet werd gegeeven, die, ten minfte voor het toekomende, het voorrechtte niet deed, het welk men daar door aan die verbandbrieven heeft gegeeven, en 'twelk uit die wet verkeerdelijk is afgeleid'? een voorrecht, het welk zij des te minder moeften genieten ,• dewijl het onmogelijk is, dat men van de- zel-  5io HOLLAND 'S zeiven kennis hebben of onderricht weezen kan. Het geen wij zoo even hebben aangemerkt, ingaande het betaalen van den veertigften penning, om 't recht van praeferentie voor andere fchuldeifchers te bekomen , herinnert ons eene andere -aanmerking , welke wij reeds hebben gemaakt, en die het betaalen eener belasting van de onroerende goederen , bij derzelver verkoop of belasting, betreft. Deze belasting is algemeen: echter vordert het belang des koophandels, dat alle onderwerpen van koophandel in deszelfs algemeenen loop met de minfte kosten van den eenen eigenaar op den anderen , kunnen overgaan. Doch dezen algemeenen regel fchijnt men niet genoeg op 't oog te houden en met betrekking tot de Volkplantingen geheel uit het oog te verliezen. Het is ligtelijk te begrijpen, dat, wanneer het koopen en verkoopen van fchepen en fcheepsportien, die daagelijks gefchieden, en deze voorwerpen van koophandel geduurig van den een tót den ander doen overgaan, aan zwaare kosten onderheevig zijn, daar door de duurte der fchepen moet toeneemen: konden de finantien van den Staat lijden, dat die belasting, ten aanzien van voorwerpen van koophandel , of afgefchaft of verminderd werd , het zoude , indien wij 'c wel inzien, grootelijks tot opbeuring van den koophandel , en inzonderheid Van de fabrieken en trafieken ftrekken. Het is te meermaalen aangemerkt, dat het heffen van den tienden penning, bij het verkoopen van roerende goederen , meer dan eenige andere belasting, toegebracht heeft, om den koophandel in Spanje te doen vervallen , en dat het invoeren van den zeiven, bij den Hertog van Alva, in den jaare I5(?9, ondernomen, Hollands koophandel onvermijdelijk zoude bedorven hebben. Hier uit kan men  R IJ K D O M. 5ir i men zien, wat invloed belastingen, die over hec ' veranderen van eigendom van koopmanfcnappen , 1 't zij in roerende , 't zij in onroerende goederen i betraande , gaan , moeten hebben. Wij flappen i over tot eene andere kwaal, welke den koophandel i drukt en bederft. Alle regeeringen zijn , ten a'hn tyde, opllettende geweest., om de fchraapzuchc en flinkfche ;ftreeken der woekeraaren te beteugelen : en dit 1 foort van volk, fteeds de gelegenheid befpiedenide om zich te verrijken ten kosten van minderj jaarigen en van zulken , welker zaaken achteruit [gaan, heeft, ten allen tijde, middelen gevonden, iom de wetten te ontduiken. De rampen, welke s deze lieden der burgerlijke Maatfchappije toebrengen, zijn oneindig : wij hebben 'erop bl. 258. en ivolg. van gefproken. Echter is 'er eene, welke :«ene bijzondere aanmerking verdient , naamelijk het misbruik, 't welk men maakt van den titel of beroep van koopman. Het is een weezenlijke vereisehte in een handeldrijvend Gemeenebest, dat'er de handel in allen opzigte vrij zij: maar vordert deze vrijheid, dat men 'er daaden duldt, welke flechts den fchoonfchijnenden naam van koop, verkoop, wisfelbrieven, en andere bedrijven van koopmanfchap hebben , en weezenlijk niet anders dan fchelmftukken en boeverijen zijn? D e koophandel moet vrij zijn; dit is de algemeene kreet: ik ftem het toe: maar volgt daar uit, dat men, onder voorwendfel van vrijen koophandel te drijven, zijn vernuft flijpe, om voordeel eh winst te zoeken in ongeoorloofde voorwerpen, welke niets gemeens hebben met den koophandel dan den naam, welken men aan dezelven geeft? Men ftaa een oogenblik ftil op de gevolgen, welken deze toomelooze vrijheid moet hebben; men zal zien,  5i3 H O ,L L A N D S zien, dat de koophandel daar door allengskens op eene fnedigheid van winst te betrachten; zonder zich, te'bekommeren hoe men die krijge; en eindelijk op de verdervelijke kunst van eikanderen te verfchalkcn en te bedriegen, moetuitloopen. Hoe veele kooplieden heeft men zich niet zien toeleggen op het aclie-fpeJ ? Hoe veele lieden heefc dit fpel, het welk onteerende is voor het beroep van koopman , en niet min- voor hun die 'er deel in neemen, niet .van eenen vveezenlijken handel afgetrokken? Hec is nuttig voor de famenleeving, dat haarde nooddruft en 't gemak des leevens op de minst bezwaarlijkfte wijze bezorgd kunnen worden ; maar is het nuttig, dat de een rijk, de ander arm worde , zonder eenigen arbeid, en zonder dat 'er koopmanfchappen door de handen gaan? Wij zul-, len hier niet blijven ftaan op de laagheid en lafhartigheid , welke 'er in fteekc, dat men eens ander* geld bezit, zonder dat men hem iets in de plaats heeft gegeeven, en zulks eeniglijk, omdat men gelukkiger in het gisfen is geweest dan hij: maar men. zal 't ons, zoo wij hoopen, niet kwaalijk neemen, dat wij, voor het welzijn des koophandels, wenfchen , dat men een middel konde vinden., om deze al te groote vrijheid , en alle die bedrijven van eenen gewaanden koophandel, welke geen de minfte bezigheid aan het volk verfchaffen, en die 's lands fchatkist' even zoo weinig -voordeel aanbrengen, als de* ongeoorloofde tijdverdrijven , welken de Hooge Ó,verheid zoo menigmaal heeft afgekeurd (a), te bedwingen. De wetten hebben voor de losheid van mmderjaarigen, en kwistpenningen trachten te zorgen: zouden dezelve niet op dezelfde wijze kunnen waa- -(a) Zie de Verh. van den Heer van den Heuveic, bladz.,105, en 106.  R IJ K D O M. sn nwaaken tegen het misbruiken des koophandels en der tijdverdrijven ? Zoude het belagchelijk zijn, ivoor verffcandeloos ja meer of min krankzinnig tte houden die geenen , welke hunne eigen middelen , en die van hunne vrouwen en kinderen aan een werp van teerlingen of aan het opneemen van kaartebladen waagen? of welke hun eigen wel - of k waallij k ■ vaaren , en dat van hun huisgezin doen afhangen van onzekere gebeurtenisfen, die in de wereld kunnen voorvallen? Z-ude het eene belagcheiijke wet zijn, welke deze lieden gelijk flelde met 1de kwistgoeden en doorbrengers , en die dezelven even als dezen onder het opzigt van Voogden flelde ? Eene diergelijke voorzorg zoude misfchien meer uitwerken dan alle de wetten tegen de hazardfpelen gemaakt: deze verliezen haare kracht door de onmogelijkheid , om 'er de hand aan te houden; behalven nog, dat de fpeelcrs de dwaasheid hebben van zich te verbeelden, dat het geen de minfte fchande is zijne vrouw en kinderen ellendig te maaken , maar eene zeer groote fchande, eene fchuld, uit het fpel voorcfpruitende, niette betaalen : zekerlijk een bewijs, dat de fpeelers niec volkomen bij hunne zinnen zijn. Om op dien trant te redeneeren, moet men vast meer of min ziek .van herfenen zijn : en de burgerlijke wetten geneezen deze foorten van ziekten nooit. Maar zouden dezelve niet kunnen voorzien tegen het misbruik , het welk men van het koopmanfchappen maakt', om wanbedrijven te pleegen ? W IJ hebben boven aangemerkt, dat de Marsdraagers , Pakkedraagers en RYaamers een verderf zijn voor den handel en bijzonderlijk voor de manufacluuren : daar zijn wetten tegen het ventjaaeen; en echter klaagr men, dat het platte land bij ons, vooral des zomers, yan marsdraagers afgeloo- iV. Deel, Kk p3*  51+ HOLLANDS pen word. Men klaagt over oogluiking aan de rijde der geenen, die 'er tegen waaken moeften. Wat 'er van zij, het fluiten van deze ongeregeldheid zoude, mijns oordeels, behooren tot de middelen , welke ter opbeuring van den koophandel en vooral van de fabrieken, zouden kunnen gebruikt worden (a). Onder de bijzondere middelen, welke kunnen dienen, om onzen koophandel, manufacluuren, en fcheepvaart weder te doen bloeien, brengt de Heer van den Heuvel deze volgende: het bevorderen van den landbouw (b); het bekwaam maaken der hollandfche duinen tot het weiden van fchaapen (f); het aanmoedigen der visfcherijen, doof dezelven van alle belastingen te ontheffen, en den Staat te doen deelen in de fchade , welke de walviichvangst fomtijds lijdt ; het zorgen , dat de zoute visch, welke in de Volkplantingen word gebruikt, uit Holland derwaards worde gevoerd (d); het oprichten van Maatfchappijen of Genootfehappen , welke, onder het beftier van een of twee bewindhebberen fabrieken zouden aanleggen , ter plaatfe waar men 'er geen heeft (e): het vermintieren van 't groot aantal dienstboden , paruikemaafcers, kooplieden van modens, verkoopers van fterke dranken, van koffi, thee, en andere kleine winkeliers, enz. Voorts de gegoede Jooden te noodSaaken om de eene of andere fabriek, tot hier toe SS ons land niet in zwang, bij voorbeeld van tapijten (a) Zie de Verhandeling van den Heer vak den Ha"* Vel b'.adz. 70. (i) L. c, bl. 4*. en volg. (c) Ibid. bl. 52. (_d) Teraangeh.pl, bl. 54. (e) Ttraangeh. pl. bl. 67,  R IJ K D O M. 51$ ften, fpiegels, porceleinen, of foortgeüjke aan te 'vangen , en daar door hunne geloofsgenooten een !beftaan te bezorgen (a) ; het geeven van genegenheid aan de jeugd, om zich in de Staat1 kunde, te oefenen, daar toe in de Hooge Schoollen Hoogleeraars aanftellende (b) ; het gebruik 1 maaken van de ftichtingen der Vrouwe van Rens•Woude, om'er patroontekenaars, getouwftellers en foortgelijken op te kweeken , en het verbieden aan 1 die geenen , die 'er in opgevoed zijn, het land re verlaaten, op ftraffe van eeuwig bannisfement (c); het bijzonderlijk aanmoedigen van handwerkslieden, om zich in ons land te komen nederzetten (d), het brengen van de bevoorrechte Lombaarden onder verplichting , om de handwerken in hunlieder Stad of Proviritie gemaakt, tegen 3 of ten hoogfte 5 i ten honderd te moeten beleenen (e); [De pijppemuakers te Gouda kunnen op hunne pijpen geld : in het pand van dat gilde krijgen, zonder een duit : interest te betaalen ; alleenlijk 's jaars iet aan |jdat pand opbrengende,] het befchermen der Fabrikeurs tegen de onderdrukking der kooplieden (ƒ) ; het bepaalen van het getil der getouwen, het welk een baas in ieder fabriek, bij het begin ten minfte, zoude moeten opzetten (g); het aangaan van eene verbindtenis onder de voornaamfte koop* lieden, om geen het minfte deel inde buitenlandfche Maatfchappijen te neemen ; van geen betaaling voor vreemde rekening te zullen doen, ten zij de goederen alhier gezonden waren; en vooral geene penningen te zullen fchieten of bezorgen ter voortfa) Teraangeh.pl. bl. 70 en 71. (b) Teraangeh. pl. bl. 71. ( O Tcraangeh.pl. bl. 73. ' Cd) Teraaigeb.pl. bl. 74. (e) Tor aangeh. pl. bl. 7É. (ƒ) Ta Bungel*, pl. (S ) Ter aanSeb' PL Rk 2  516 HOLLANDS zettinge van vreemde Volkplantingen fa); den in> vloed , dien de Maakelaars op den koophandel hebben, te beteugelen, en dit beroep voor ieder vrij te laaten, mits het bun verbooden ware, zelve handel te drijven, ten minfte niet in die waaren waarin zij als Maakelaars zouden handelen fi)* het fluiten van verbindtenisfen met de Ridders van Maltha waarbij deze zich zouden verbinden de ■ hollandfche fchepen in de middellandfehe zee met hunne galeien en fchepen te geleiden , op het eerfte gerucht van vredebreuk met de eene of andere Mogendheid van de kust van Barbarijen fc)- het onderhouden van een bekwaam getal oorlo'gfchepen m de middellandfehe zee (d) ; de zorg, om de holkndfche Gezanten van bekwaame Geheimfchrijvers. geboren Hollanders zijnde, te voorzien (e) - het aanftellen van Confuls en Faétooren in de zeeplaats fen, welke geboren Landgenooten zijn ff) f het beletten , dat de buitenlanders onder hollandfche vlaa: vaaren , en handel drijven onder geleende hollandfche naamen (g); het oprichten van een fonds tot onderhoud van bejaarde of gebrekkelijke zeelieden (A); het gebruiken van eenige jonge lieden mt de dichting van de Vrouw van Renswoude tot leermeesters der AdcJborftea op 's knds fchêpen van oorlog (,); het oprichten van genootfehappen om den handel, fcheepvaart en fabrieken aan te moedigen , gelijk men in Engeland en elders heeft gedaan enz. ( k), Wij («) Ter aangeh. pï. nj. en nö (b) Teraangeh pl. bl. ,05. (e') Ter aangeh. pi. bl 1 jt («) Teraangeh.pl. bl. 122. y °* (e) Teraangeh.pl. bl. 123 eia 124 (*> Teraangeh.pl. bl. 152. en volg. '.  R IJ K D O M. 5'y W ij hebben alle deze middelen, door den Heer van ben Heüvee opgegeeven, kortelijk bij tlkanderen getrokken , niet twijfelende of onzeLeezers zullen de Verhandeling van dien voortreffdijken JSefchouwer der gronden van 's Lands welvaart zelve leezen, en overweegen. Over het geheel komt het ons voor, dat, hoe zeer deze middelen, voor zoo verre dezelve meer of min in 't werk gefteld zouden kunnen worden , de vaart en koophandel dezer landen zouden kunnen helpen opbeuren, mn 'er zich echter weinig vrucht van belooven kan, zoo lang de eerfte bronnen van den koophandel verflopt zullen blijven ; terwijl men aan eenen anderen kant niet zonder grond verwachten kan, dat, zoo dra wij dezelve voorrechten als de buitenlandfche Natiën zullen bezitten , of met gelijke voordeelen kampen, onze nijverheid opnieuw wakker gemaakt zal worden, en den prijs op onze mededingers kunnen behaalen. Zonder het nut, het welk men van de bijzondere middelen kan verwac'iten , te wederfpreeken, komt het mij evenwel voor , dat zij te zwak zullen zijn , zoo lang de hoofdmiddelen ons ontbreeken. Wat zullen ons, bij voorbeeld, de kunftenaars, in de ftichting der Vrouwe van Renswoude opgevoed, kunnen baaten , zoo lang als de duurte der arbeidsloonen en de hooge prijzen van "ruwe ftoffen ons in de onmogelijkheid houden van tegen de vreemden te kunnen markten ? Waartoe zullen alle de p pogingen van het patriottifche Genootfchap ftrekken ? De Trompen en de Ruiters hebben geen ander onderwijs gehad dan het geen men gewoonlijk in de zeevairt bekomt; en wij hebben alle de overige iVatien in den koophandel en zeevaart overtroffen alleen door het voordeel, het welk wij uit de ligging van ons land, de nijverheid, defchranKk 3 der-  Si8 H O L L A N D S ■derheid, het fpaarzaam overleg, de vrijheid en de goede trouw getrokken hebben. Zoude men kunnen vermoeden , dat deze bronnen , haare voorige zuiverheid weder bekomen hebbende, van haare verlooren vruchtbaarheid zouden verdoken blijven , indien men haar een vriien loop liet ? Kan men zich verbeelden , dat 'er, zonder haare medewerking, uitwerkfels zullen gewrocht worden, welken zij alleen kunnen voortbrengen ? Men heeft flechts (zoo 't ons toefehijnt)"het oog te flaan op de wegen , welke in onze fteden, en vooral te Amfterdam , zijn ingeflagen tot bevordering des koophandels, om de rechte middelen te ontdekken, welke dienen kunnen, orn denzelven te doen bloeien en aan te moedigen. Men ziet, dat die ftad altijd bedacht is geweest, cm aan de eene zijde vrijdommen van tol, van inkomende en uitgaande rechten , en van andere belastingen , en aan den anderen kant vrijheden van koophandel, zoo binnen als buiten 'slands, te 'erlangen, en door dit middel alleen eene blijkbaare overmagt op de Hanzé-lieden te verkrijgen. Men ziet haar verbonden en verdragen met buitenlandfche Mogendheden fluiten , dezelven krachtdaadighjk met krijgsvolk en fchepen onderfteunen; waaken voor de veiligheid der vaart in haare havenen , en 'er een voordeel voor haare inkomften uit trekken van de ftad Antwerpen voor haare ingezetenen, (in't jaar i393) de vrijheid bekomen, om er koopmanfchap te drijven, zonder aan eenige bekommering onderhevig te zijn; geld opfchieten en andere gunfte-n aan weevers van Aken , f welke aanbooden , om zich aldaar te komen nederzetten, vcrieenen: goede reglementen maaken omtrent alles wat den handel betreft, en in het bijzonder naauwkeung acht geeven op alles het geen aan de ver-  R IJ K D O M. ^verrichtingen des koophandels gemak en fpoed kan (bijzetten; achting voor den koophandel betoonen. IMen herleeze het geen wij te vooren daaromtrent > geboekt hebben in-ons Derde Deel. De Handvesten len Costumen van Amfterdam zijn vol van ordonnanitien, die alle blijken draagen vaneen fchrander toe■zipt'voor de vaart en koophandel. De zorg, welike-de Wethouderfchap van Amfterdam heeft gelhad, om van hunne Ed, Gr. Mogenheden te verkrijgen , dat de kapitaalen, in de Bank liggende , i niet aan arrest onderhevig zouden zijn, geeft aan , die kapitaalen een zeer gewichtig voorrecht. De Heer van den Heuvel wenschte ook » wel in het bijzonder, dat mer. van het Hof van Frankrijk opheffing van het vatgeld konde verwerven. Men heeft 'er veele poogingen toe gedaan en 't is te hoopen , dat onze tegenwoordige orcftandigheden daar toe eene gunftige gelegenheid zullen aanbieden en ons daarin doen flaagen. In het abemeen kan men , omtrent de voordeelen, welken wij van de Vreemden kunnen erlangen, aanmerken , het geene Mevrouwe de Pnnfesfe Gouvernante en de Raad van Staate hebben vertoond; te weeten, dat men niet wel verwachten kan, dat de vreemde Natiën ons eenige gunften zullen toeffaan, indien wij, van onze zijde, hun mets hebben aan te bieden: de ftad Amfterdam heeft de voordeelen van den koophandel op Zweeden en Deenemarken verkreegen , om meenigerley vrindfchap, ende weldaaden, meenigerley dienften, en goede wille, de trouwe ernfiigheyt ende willige dienjten, uitdrukkingen, welken men inde Gunstbneven van die Vorften aantreft (a). ' Het fchijnt derhalven, dat men, om den koop- han- ' (o) Bijlaage van D. I. Ctf^ta Ui  52o HOLLANDS handel wederom te doen bloeien , zoo zeer niec naar nieuwe aanmoedigingen moet zoeken , dan die wederom in het went ftellen, en doen herleeven, van welken men te vooren heeft gebruik gemaakt; of dat men ten minfte daar mede behoort te beginnen , en de gebreken wegneemen , welke 'er zijn ïngefloopen, zoo ten aanzien der zaaken zeiven, als ten aanzien van de uitvoering der wetten en ordonnantiën. Onze koophandel'heeft juist zoo zeer niet noodig aangemoedigd dan wel ontlast te worden van de belemmeringen, die denzelven kwellen en drukken. In het algemeen ftaat te letten , dat dwangmiddelen ftrijdig zijn tegen den aart des koophandels. Men moet iemand niet tot den koophandel dwingen; men moet hem 'er toe aanlokken. Dit tot een gronddag gelegd zijnde, zal alles uitkomen op een ftaatkundig beleid, om den koopman het voordeel zijns beroeps te doen genieten, dat is te zeggen, hem alles aan te bieden , wat hij noodig heeft, om den koophandel te drijven, op zoodaanig eene wijze, dat hij 'er tot zijn voordeel gebruik van maaken kan. De Vrije Nederlander is uit den aart tot den koophandel geneigd: hij word 'er zelfs toe getrokken: hij heeft 'er uit den aart eenen trek toe, gelijk een fpeeler tot het fpel : zijne neiging, welke de bron der algemeene welvaart uimaakt, en welke eene wijze ftaatkunde tot voordeel van den Staat doet ftrekken , welker verflaauwing zij zoekt voor te komen, en welke zij altijd weet leevendig te houden, is eerlijk, en de voornaamfte beweegreden , welke rijke lieden, die van hunne inkomften kunnen leeven, aanzet, om zich op den koophandel toe te leggen, en daarin hunne middelen meer of min te waagen. Hec lokaas der winst zal 'er hen in doen blijven, zoo lang zif niet zullen worden af-  R IJ K D O M. f*d jjifgefchrikc door verachting, door kwaade behan« i delingen , door hinderpaalen, door belemmeringen , i door moeielijkheden , en lasten , welke hen een' , genot doen verliezen, op hec welk zij , uit hoofde van hunnen arbeid, aanfpraak kunnen doen: de ', kinderen uit den aart geneigd tot navolging , en - daar door lust krijgende tot al het geen wat "zij ; zien dat in gebruik is , van hunne tederfte jaaren ; af dagelijks met een zeker genoegen hoorende fpree! ken van winften, welken men door den koophandel bekome, zullen reikhalzen naar hec oogenblik, (dac zij dac zelfde vermaak zullen kunnen genieten: i de jonge lieden zullen hunne leerjaaren met ijveren j graagte op de Oomptoiren doorbrengen; gemoedigd i door dehoope van op hunne beurt, ook eens rijk of wel gefield te zullen worden: allengskens zullen zij lust tot den arbeid krijgen; zich aan het werken gewennen en tot de jaaren zijnde gekomen , dat zij hunne eigen zaaken zullen doen , zullenze in 'c werken het grootfte vermaak huns leevens viui den. Onder de oorzaaken, die den koophandel doen vervallen, hebben we de verkeerde opvoeding en de dwaaze verwaandheid, die 'er een gevolg van is, gefteld. Indien de goede trouw de ziel van den koophandel uitmaakt, dan is het ligt te begrijpen, dac de koophandel niec kan ftaande blijven, daar de zeden verbasteren; maar hoe zal men een volk wederom tot goede zeden brengen? Van alle de middelen daar toe dienftig, en door de zedekundigen opgegeeven, zullen wij 'er flechts een aanroeren. „ Een Land kan niet gelukkig weezen (zegt de Heer P es tel, Hoogleeraar aan 's Lands Hooge Schoole te Leiden, die aan dezelve zoo veel eers doet, zoo veel luifters bijzec, zoo veel nucs coebrengc) " zonder weecenfehappen ; en de weecenJK k 5 „ fchap».  yf£ Ü O'L L A N D S w fchappen kunnen 'er niet toeneemen noch flaan* ^ :de blijven, ten zij dac de grooten en rijken haar „ begunftigen. " Indien zulken, die aan 't hoog bewind eener regeering zijn, hoedaanig dezelve ook weezen moge, eene bijzondere achting betoonen voor de verdienften en talenten ; en beftendiglijk in het begeeven van ampten en bedieningen de bekwaamheid en het gedrag van hun , die 'er naar ftaan, in aanmerking neemen, zonder op de betrekkingen van bloedverwantfchap of vriendfchap eenigzins acht te flaan, wie zal immer twijfelen, of dit de jeugd zoude aanprikkelen en opwekken, om zich met de borst toe te leggen op oefeningen en bezigheden, door welke zij tot mannen , bekwaam om het Vaderland dienst te doen, zouden gemaakt worden ? Indien de grooten en rijken achting laaten blijken voor braave lieden, en verachting voor die geenen , welke een fchandelijk leeven leiden; indien eer en aanzien niet altijd het erfdeel der rijken en de verachting het lot. der armen is, wie twijfelt of 'er eene voordeelige en heilzaame verandering voor het Vaderland, en inzonderheid mede voor den koophandel, uit onftaan zoude? De oorlogen, welke altijd verderflijk zijn voor eenen Burgerftaat, zijn hec nog meer voor een handeldrijvend Gemeenebest. Wij zijn nooit bekroopen geworden door eene zucht tot veroveringen van landen: indien wij 'er veroverd hebben, is zulks eerder gefchied, om der fpaanfche Monarchie afbreuk te doen, dan om de bezittingen van het Gemeenebest te vermeerderen ; en in deze veroveringen zeiven hebben wij minder beoogd landen dan nieuwe takken van koophandel te verkrijgen: ook zullenwe nooit naar meer bezit van landen wenfchen , dan voor zoo verre wij 'er de vaart en koophandel  H" IJ K D O M. fe«§ [Kandel door zullen bevorderen, uitbreiden en dezelve imeerder zekerheid toebrengen AIle oorlogen, hoe (dezelve: ook mogen zijn , zijn verderfiijk voor* ccnzen Staat, om dat wijze niec kunnen voeren dar* (door middelen, die ons de fcheepvaart en de koopIhandel bezorgen ; en de oorlog doet deze bronnen, rmeer of min fti! ftaan ( a). Om dezelfde reden is ïjeéö oorlog met Engeland de verderfi-ijkfte, gelijk (de Schrijver der dikwijls aangehaalde Aanwijfing ider Heilf. Gronden (b) heeft aangemerkt. W ij hebben te vooren aangetekend , dat deze jgewesten zeer zelden , ten tijde der Graaven , en in ivroeger tijden genoegzaam nooit, met Engeland in coorlog zijn geweest; en dat het belang van vaarc (en koophandel de voornaamfte oorzaak van de goeide verftandhouding, of het fchielijk treffen van wrede of beftand, is geweest. Dit belang fchijnt «ons toe niet veranderd te zijn, hoe fterk Grooc: Brittanje zich op hec vermeerderen van zijne vaart, lkoophandel? en manufaéfuuren toegelegd, en zijme zeemagt zoo verre boven de onze moge verheven hebben; integendeel het komt ons voor, dac >wij even daarom te meer belang hebben, om eene 'Vredebreuk met dat Rijk te vermijden; en dat wij [alleenlijk door het begunfligeri en bevorderen van idie takken van algemeene fcheepvaart, koophanw del, fabrieken en trafieken, die ons het beste vooruitzigt geeven, trachten moeten , om de Engelfchen wederom op onze beurt te kunnen evenaaren, overi treffen, en op hun een overwicht ce bekomen. : Echter, hoe grooc onze opletcenheid en ■voorzigtigheid om buiten oorlog te blijven ook mogen zijn, wij zijn 'er geen meefter van: wij hebben («) Aanwijfing der heilf. Grond. bl. 272, (&} Bl. 203.  yi| HOLLANDS ben de neigingen en inzigten der vreemde Mogendheden niet in onze handen: daar kunnen gebeurcetenisfen voorvallen, welken de menfchelijke doorzigtigheid niet heeft kunnen voorzien , die dea vreedzaamften Staat in de noodzaakelijkheid brengen , om de wapenen tot deszelfs behoud en verdediging op te vatten: dus fchijnt het belang de$ koophandels , hec welk wil dat men den oorlog vermijde, teffens te vorderen, dat men den regel van Staat, fi vis pacem , para helium, wilt-ge vrede bereid u tot den oorlog, altijd in acht neeme ; en derhalven dat men altoos eene genoegzaame krijgsmagt zoo ter zee als te land onderhoude, om alle vijandlijkheden voor te komen en te keeren , en aan de fcheepvaart eene coereikende befcherming te verleenen. Hec beflendig aanhouden van eene behoorlijke krijgsmagc is eene noodzaakelijkheid geworden, federc dac de Mogendheden begonnen hebben, zich, altijd gewapend te houden; en onze Staat kan zich, minder dan eenige andere Europifche Mogendheid, daar van ontflagen achten. Indien het mogelijk was, dat de koophandel en de manufacluuren, het zij in hec geheel, het zij voor een groot gedeelte, ontheven wierden van de belastingen , welke dezelven drukken ; dat in derzelver plaats andere fondfen konden gevonden worden, om den Staat van de noodige inkomften te voorzien; dat de fluikerijen voorgekomen of belet wierden; dat de Volkplantingen, en geoctrooieerde Maatfchappijen aan het oogmerk der oétrooien voldeeden; en dat haare bezittingen op een weigeregelden en behoorlijken voet konden gebragt woerden; dat de bankbreuken en trouwelooze handelingen , welken men thans in den koophandel voor geqorloofd houdt, beteugeld; de jeugd rot een vlijtig; arbeidzaam , en vroom leeven opge- bragc,  R IJ K D O M. Szs I bragt , en van alle verkeerde begrippen omtrent i het bejaagen van winst afgetrokken wierd; zoude i men zich dan niet mogen vleien, dat men als dan i de manufacluuren, den handel en de fcheepvaart i op nieuw bij ons zoude zien herleeven ? Men zoude misfchien aan die heugelijke verandering niet itwijfelen; eerftelijk, om dat geen land in Europa i beter tot den europifchen koophandel gelegen is i dan ons land; ten tweede, om dat geen Natie zoo ! wel van geld is voorzien als wij; ten derde , om i dat 'er geen land is, in het welk men zoo gerust is , i dat men in zijn beroep ongeftoord zal worden ge1 laaten , en zijne kinderen van een vast beftaan ; zal kunnen verzekeren; in de vierde plaats, orn idat men bij ons eene volkomen vrijheid van geweeiten geniet, en men 'er alle godsdienften verdraagt, i die de veiligheid van den Staat niet benadeelen; ten vijfde, om dat alle ingezetenen, van welk eenen I godsdienst zij ook zijn, even zeer onder de befcher; ming der wetten zijn; ten zesde, om dat het burI gerlijk leeven 'er volkomen vrij is. Eindelijk, wel! ke gebreken of kwaaien men aan de regeeringsvorm van onzen Vrijen Staat ook moge toefchrijven, imen kent echter geen wijzer, geen gemaatigder, , geen omzigtiger Regeering, en welke beter gefchikt is , om de welvaart der volken te bevorderen en hen van de voortduuring derzelven en hec bezit hunner vrijheid te verzekeren, dan de onze, voor zoo veel dezelve door geen toevallige fchokken aan 't wankelen word gebragt. Wanneer wij zoo fterk aandringen op, eene vermindering van belastingen, die den handel drukken; wanneer wij zoo fterk blijven liaan op eene geregelde heffing van 's lands penningen , en het weeren van fluikerijen , gefchiedt zulks alleen, om dat wij meenen, dac,4zoo lang men aan die kwaaien  526 H O L L AllN T) S len krank zal liggen, alie andere middelen onvoldoende zullen worden bevonden. „ Uit het geene (dus leest men in de meergedachte Verhandeling, gevoegd bij de Propofitie van Prins Willem den IV.) „ men dus verre ge„ fegt heeft, met relatie tot de Regten die vol» gens deefe Propofitie op Goederen en Koopman„ fcbappen fullen moeten bly ven, fal ten overvloe* de zyn gebleeken, dat alle middelen , fchikkin» „ gen en arrangementen;, die op het ftuk van den „ Koophandel fouden kunnen gemaakt worden, al„ le te vergeefs en fonder effect, fullen weefen, foo i, lange geen efficacieufe remedien gebruikt wor^ den teegens den inegalen ophef der Middelen te „ Waater, als meede tegens de fraudes en quaade „ pra&ycquen, de importantie van de materie me« i, riteert dat men defelve wat grondiger examineert „ en overweegt. . „ Het fal insgelijks geen teegenfpraak lydcn, » dat indien het, fluiken maar in eene Provincie of „ Stad-getolereert. word, of met minder fevèriteit 4, daar. tegens geprocedeerc word als in de ande„■ re, foo word het per fe impraéticabel, fulks in „ de andere Provinciën en Steden te willen beletten, „ Een ieder die dit tjuaad onzydig en fonder „ vooroordeel fal gelieven te confidereeren, fal by p fijn felven overtuigt zyn van de noodfaakelük„ heid om eenmaal daar aan op een efficacieufe wy» •„ fe te remedieeren , en trffens op een wyfe, dat „ alle Steeden .en Provinciën volkoomen geruft„ heid konnen hebben, dat 'er geen oogluiking'ge,, bruikt word meer op eene plaats als op de andere. " Hunne Ed. Gr. Mogendheden, de Staaten van Holland fpreeken in hunneRefoluiievan den tSSeptt :a753' °P denzelfden toon: Hoogstdezelven zeggen met zoo veele woorden, dat „ tot herftelling derfelva „ (naam-  R IJ K D O M. s*% „ (naümlijk de Commercie) geen' andere 'hulpmid„ delen kunnen worden beraamd , als een ontlas& ting of vermindering van die Jasten , welke de „ Commercie zoo drukken , en defelve van hier; „ na andere Landen hebben gediverteert. " Erj voorts nog „ dat alle middelen en arrangementen , „ die op het ftuk van den koophandel zouden kun„ nen gemaakt worden, alle te vergeefsch en zoni, der effeór. zullen weezen , zoo lange geene effica„ cieufe remedien gebruikt worden tegens den ine„ gaaien ophef der middelen te water, als mede „ tegen de fraudes en kwaade practijken." • Het ontbreekt ons niet ( wij hebben 't meermaaJen aangemerkt) aan genoegzaame zorgen waakzaamheid van de zijde der Hooge Overheid. Men heeft uit het geene wij te vooren hebben bijgebragt kunnen zien, dat zoo de Algemeene Staaten, als de Staaten van Holland, in verfcheiden gevallen, de belastingen verminderen of affchaffen , om den koophandel en de fabrieken te begunftigen; maar kunnen wij 'er alle de vruchten wel uit trekken •, welken wij 'er van zouden behooren te plukken, -indien mindere Bewindslieden de heilzaame inzigr ten der Hooge Overheid te leur ftellen. Wanneer men, bij voorbeeld, in Oost - en West-Indië den handel en landbouw met dezelfde rechten en lasten overlaadt, over welken men in Holland klaagt, en die dezelven daar moeten te gronde doen gaan? Wanneer' die geenen, welke het bewind dier Maatfchappijen in handen hebben, zeiven, ten aanzien dier belastingen, de gronden en regels die zij voorhouden , en ten fterkfte aanprijzen , te buiten gaan? Men zou hier nog kunnen vraagen, of die geenen, welke onder hun bewind ftaan, en niet zelden met reden dezelve klagten kunnen uit'ftorten, die zij Bewindhehjws en Dire&eurs jals het  HOLLANDS het op hunnen bijzondere koophandel aankomt , ten fterkften voordraagen , dac gemak om gehoord te worden wel vinden, als het algemeen welzijn zoude vereifchen ? en of hun daar toe niet zoodaauige hinderpaalen in den weg gelegd worden, dat zij liever van de zaaken willen afzien, dan op zoodaanig eene wijze bij hun beftaan te blijven, of het zelve te zoeken. Toen van wegens Keizer Karei den V. uitgaande rechten op de graanen gelegd waren , nam de Vorst niet alleen de vertoogen, welke hem van wegen de Staaten van Holland daaromtrent werden voorgedraagen, aan, maar hij wilde, dat de zaak voor zijnen Grooten Raad te Mechelen gebragt, tegen hem, in den perfoon van zijnen Procureur Generaal, geprocedeerd, en voortsfententie geweezen Zoude worden. Zoude het wel beneden eene Oostof Westindifche Maatfchappij, eene Directie van Suriname, van Berbice, en andere van diergelijke genootfehappen zijn , zulk een edelmoedig voorbeeld te volgen ? Niet te min vindt men in de ftukken, welke van die genootfehappen afkomen, eene taal gebruikt, welke men wel van een turkfchen Keizer, maarniet van handeldrijvende Maat'fchappijen zoude verwachten. Daar is eens bij de Regeering van Amfterdam een befluit genomen, om eene kamer van koophandel op te richten: welke dienen moest, om het turleeren en diverteeren vm den koophandel tegen te :gaan («)• Onze inftclling fchijnt geen voortgang gehad te hebben, wat ook de zwaarigheid moge geweest zijn , welke 'er van heeft doen afzien. Zoo het ons voorkomt, zoude een Kamer of Collegie van Cora- (a) Handveste» van Amfi. D. II. bl. 602, XIII. Hoefdfi»  R IJ K D O M. 529 Commercie en Navigatie in ons Land niet minder van nut kunnen weezen , dan de genootfehappen, welke mee reden door den Heer vanden Heuvel worden aangepreezen : althans in een tijd, in welken de zaaken van vaart, koophandel, en fabrieken een algemeen waakzaamer oog, dan te voo. ren noodig was, en't welk alle derzelver deelen gade: flaat en omvat, fchijnen te vorderen. Frankrijk,'t welk ons, en meerandere natiën, verre denloefaf: fteekt in goede inilellingen, zoo wel ten aanzien van vaart, koophandel en fabrieken, van welken het, i om toevallige redenen, de vruchten niet als van andei re zaaken trekt; Frankrijk ( zeg ik ) geeft ons mede ' voorbeelden van zulk eene inftelling. Parijs, Lyon, IRouaan, Marfeille, Touloufe, Nantes, Saint Mar ]]o, Rochelle, Bourdeaux, Bayonne, Duinkerken, 1 hebben Commercie-kamers. Zj dienen, om aan i den Raad van Commercie, memorien over den 1 ftaat des koophandels en de bekwaarnfte mid ,elen , iom denzelven te doen bloeien, te bezorgen Op (deze wijze krijgen deze kamers , en naderhand des Konings Raad zelf, kennis van den ftaat des ]koophandels binnen het rijk, en van de onderfcheii den takken van koophandel en manufactuuren, welIke aanmoediging noodig hebben. Deze inrichting ;doet de zaaken van koophandel in Frankrijk veel goeds, en heeft veel toegebragt om'er dien, zoo wel als de manufactuuren , ftaande te houden. Sommige meenen, dat Prins Willem de IV. over iet van dien aart hoogst deszelfs gedachten heeft laaten gaan : doch het fchijnt bij ons te moeielijk, om het een of 't ander tot een vast beftek te brengen , om te verwachten dat iet diergelijks zijn vol beflag zoude kunnen krijgen. Hoe dikwijls is 'er niet op eene hervorming of verbetering van de Crimineele Juftitie gedagt ? IV. Deel. LI Be-  530 HOLLANDS Behalve if de middelen, welke tot opbeuring en verbetering van alles wat onder den koophandel begreepen kan worden, dienen.kunnen, endoor ons meer of mm aangeweezen zijn, zijn 'ernog verfcheiden , van welken men bij anderen, gewag vindt gemaakt. Ons werk zoude te vee] uitgedijdzijn, hadden wij ons zei ven geene paaien gefteld. Een enkel woord moet ik 'er evenwel nog bijvoegen omtrent de poog.:ngen, welken fommige rechtfchapen liefhebbers van het Vaderland in 't werk ftellen, om, ware net mogelijk, onze neeringen en handteeringen wat leeven en kracht bij te zetten; en onder wel-, ken de Maatfchappij van Rederij en Koophandel, door den Heer Cor-nelis Ris aan de hand gegeeven, en die, welke onder de benaarqüig. van Oeconomifchen Tak bekend is, vooral in aanmerking komen, ïn hoe verre het oogmerk, het welk met diergelijke poogingen bedoeld word , bereikt kan worden, komt mij voor eene noodelooze vraag te zijn. Bij. mij is enkelijk de vraag, doen zij nadeel? Zoo neen, waarom.dan tegen dezelven geijverd ? waarom die gedwarsboomd ? Waarom de goede en welmeenende ingezetenen belemmerd in onderneemingen , die , zoo zij niet in alles het doel treffen, ten minfte niet fchaden, maar voordeel geeven kunnen ?Schoon, ik geen Lid ben vaó eenig Genootfchap. tot het bevorderen van zaaken, den Koophandelen Fabrieken raakende, heb. ik echter met meerder, leedweezen dan verwondering gezien, welke ftremmingeo aan diergelijke poogiugen worden toegebragt, zelfs door, zulken, die zich moeften toeleggen omze te, begunftigen, en daarin eene eere ftellen. Somwijlen zoude men. zeggen , dat menfch.n, die hunnen meeften tijd ledig doorbrengen, en zich het algemeen belang weinig aantrekken [ Jf!: ropefte niet neemen om 'er kennis van te. kaij-  R IJ K D O M. | ffcrigge'n, offchoon het hun voornaamfte werk meest :zijn, niet veelen kunnen, dat anderen, beter be!;zie!d, het een of 't ander doen, dat naar ijver en •;-zucht voor 't algemeene nut zweemt. Dit fchijnt lbij ons een nationaal gebrek te weezen, welks verIbetering ook onder de middelen, die den ftaat vaii (tuisland, roet betrekking tot deszelfs vaart enkoóplliandel, kunnen verbeteren , behoort. De Engelifchen gedraagen zich ten deezen opzigte heel ancders; en 'tware te wenfchen, dat wij hen daarin wat .rmeer^ en in andere zaaken wat minder volgeden. ■ Alles bijeenbrengende, zullen de middelen;, twelken wij tot verbetering van Vaart, Koophandel Een Manufacluuren voorgefteld hebben, in 't kort !©p deze volgende uitkomen : 1. Het handhaaven der tegenwoordige Regee= ring'svorm onzes Vaderlands (bl. £87. en volg.) 2. De Vaart, Koophandel, Manufactuuren, zoo veel mogelijk, van lasten te ontheffen, en.da.ar toe een Porto Franco in te ftellen (bl. 355. ert volg.) ■■ 3. Het tegengaan van fluikerijen (bl 37 r-i 409.) ■4. Het invoeren en vermeerderen van Belastingen , welke niet vallen ten bezwaar van eten Koophandel, maar voornaamelijk op voorwerpen van pracht en weelde ; op zaaken die men ontbeeren kan; (bl. 407. en volg. 411. en volg. 439. ) 5. Het verleenen van bijzondere gu'nften en vrijdommen aan de Fabrikeurs , en zulken , welke aan de Fabrieken te pas komen, (bl. 414. en volg.) (5. Het aanleggen van Fabrieken én Trafieken ten platte lande vrij te laaten. (bl. 42** en volg.) LI 2 *r  53* HOLLANDS 7. Het draagen van inlandfche Fabrieken te handhaaven. (bl. 439.) 8. Het aanmoedigen, begunftigen; verbeteren van 's Lands Colonien (bl. 443.) en daar toe inzonderheid de middelen te gebruiken, welke het welzijn van eenen Burgerftaat bevorderen, en boven al te zorgen voor haare veiligheid , voor eene goede adminiIbratie van de juftitie; en alle flinkfche wegen , kwaade trouw, onderdrukking en mishandelingen tegen te gaan. (bladz. 464. en volg.) g. Het verkiezen van bekwaame, kundige en eerlijke lieden in zaaken zoo van hooger als van laager bewind, (bl. 4^0. 522.) 10. De goede trouw te doen herleeven. (bl. 439-) ir. De wetten op het bankbreeken te doen nako. men. (bl. 490.) 12. Aan obligatien of andere verbandbrieven, bij welken geen vaste goederen verbonden worden, het voorrecht van preferentiële ontzeggen , hoe zeer de veertigfte penning daar van betaald mogte zijn. ( bl. 208.) 13. De flinkfche ftreeken der woekeraaren te beteugelen -, en dezelve niet onder zaaken van koophandel te laaten doorgaan, (bi. 511. en volg.) 14. Het weeren van Marsdraagers, Pakkedraadraagers, Kraamers , en diergelijke Ventjaagers. (bl. 513. en volg.) 15. Verscheiden aanmoedigingen en fchikkingen door den Heer van den Heuvel aangeweezen. (bl. 414.) , löt Het onderhouden van verbintenisfen met vreemde Mogendheden. (bl.519.,) 1?.  R IJ K D OM. 533 17. Het bevorderen van weetenfchappen; hec achten enbeloonenvan verdienften. (bl.521. en volg.) 18. Het vermijden van oorlog, (bl. 522.) 1 p. Het beftendig aanhouden van eene krijgsmagt, zoo te water als te lande , en het verkenen van eene beftendige befcherming aan de Vaart, Koophandel , en Colonien. (bl. 523. en 524.) Over alle deze middelen zoude men nog in een breedvoerig vertoog kunnen treeden , en 'er verfcheiden bijzondere bijvoegen. Ik zoude, indien ik het had ondernomen , daarin niet flechts mijn beflek te buiten zijn gegaan , maar mijn werk zoude vel grooter zijn geworden dan het zelve is aangekondigd. Ik heb mij moeten bepaalen, en zal 'er enkelijk nog dit van zeggen, dat, welke middelen 'er ook bij de hand genomen worden, om het gewenscht oogmerk te bereiken , vooral gewaakt moet worden , dat de wetten en bevelen der Hooge Overheid uitgevoerd en niet ftraffeloos overtreeden worden. N A - R E D E N ! J\/J_' ijnen taak afgewerkt hebbende, meen ik, Goedgunstige Lezer, met bijvoeging van een woordjen, mijn affcheid te moeten neemen. Die de onderwerpen , welke in de vier Deelen,9 van welken het tegenwoordige het laatjle is, verhandeld zijn , met eenige oplettenheid gade flaan, zullen zich waarfchijnlijk verwonderen , dat iemand LI 3 eenen  $34 jN A - R E D E NI Henen diergelijken arbeid heeft durven aanvaardin j -in minsten is dezelve aan mij zoo zwaar en zoo uitgebreid voorgekomen, dat ik nooit op mij zoude verkreegen hebben, om 'er" aan te tillen, was het niet, dat men mij het franfehe werk La Rifchesfe de Ja Huljan'e had toegefchreeven. Ik heb niet gewild (het Siij wat redenen ik daartoe hebbe) dat het op en voor mijne rekening zoude blijven: om dit voor te komen, is mij niets beters toegefcheenen , dan het beflek van den franfchen Schrijver op te vatten , en het zelvè mar mijne eigen befchouwing te bearbeiden. Ik ben zeer ven re van mij te verbeelden iet volledigs te hebben uitgewerkt: het zoude mij daarom geenzins verwonderen noch ontfehitten , indien men in de behandeling van zoo veele en zoo veel verfchillende onderwerpen verfcheiden ahuifén en misflagen aantrof. Wie toch ftaat voor dezelven niet bloot ? Wie is 'er vrij yan ? Wie begaat 'er r.let dagelijks ? Wel verre ' dan, dat ik zelf mijne befchbuwingen over de oorzaaken van het verval van onze Vaart, Koophandel, Manufacluuren en Trafieken, en de middelen, om die té doen herkenen , ah in alle opzigten voldoende zoudé aanzien, heb ik mij flechts gefcrecld met de hoop , dat zij zouden kunnen ftrekken ter aanwijzinge van het fipoor, het welk, zoo 'r mij voorkomt , gehouden meet worden, wanneer men zich tot een onderzoek van die onderwerpen wil begeeven; en 't welk totnogtoe, zoa veel ik weet , door geen Schrijver over zaaken van Koophandel betreeden is geworden. Ik heb gemeend, dat het der moeite wel waaruig was dit gebrek te verbeteren. De Franfehe Schrijver van h Ricoesfe de Ja  N A - R E D E N' ï 535 laHolIande had'er wel eene pooging toe gedaan maar-,, mijns oordeels, -te gering om indruk te maaken. Ik voeg 'er eene tweede bij , en geef dus mija \ lol: fendsch Rijkdom niet verder noch anders op , dan als. 1 eene fchets , van welke meer geoeffemle en kundiger,. , Vernuf ten gebruik zullen kunnen maaken, om iet beters en volmaakters in't licht te fielten., en. den VaAet, lande daar door een wezenlijken dienst te dien. Dit is althans , na dat ik voorgenomen had dit hoek te fchrijven, mijn eenigstdoelwit geweest. over, iuigd van het mauw verband , waarin z taken va\ . Koophandel met de welvaart van 't '/aderlaat jtaan.En dit doelwit heeft mij ook vrijmoedig op 't papierdoen brengen dat geene, liet welk mjj is. voorgekomen,, daar toe te- behoren Ik weet wel, en ik hebbe het vooruitgezien, dat'er voelen zouden vallen over mijne overweegingen raakcn-,t de de Conllitutie van ons Gemeenebest, en de nood■ wendigheid der Stadhouderlijke Regeeringe , en wat daar verder betrekkelijk toe is : ik weet ook wel, dat .mijn werk-bij veelen meer getrokken, gtfmaakt, gefreezen, en ter kezinge of ter koop aanbevolen zoude "worden, indien ik daar omtrent eenen-anderen weg gekoozen , en de pen op een andere wijze lef needen had; maar ik heb alle bedenkelijkheden ter zijde gefield, en mij alleen gehouden aan het geen, het welk ik begreep te kunnen , en veel al te moeten zeggen, wilde ik aan de waarheid niet te kort doen. Men kan zoo wel met zwijgen als . met fpreekèn haar be. zijden gaan. De ■ famenhang der oorzaaken methaare uipjerkfe-ls flaan- in een verhand--t 't welk alle mew  536 NA-REDEN! menfchelijke vermogens niet kunnen te leur ftellen. De Stadhouderlijke Regeering ftaat in een verband met het wel- ofkwaalijk vaar en van den Staat: gevolgelijk ook met den Koophandel, als eene der zuilen op welken het heil van ons Gemeenebest rust. Over de oorzaaken van den bloei en verval des Koophandels fchrijverule, kan men onze regeeringsvonn en dus den invloed der Stadhouderlijke Regeering op dezelve niet onaangeroerd en veel minder buiten onderzoek laaten, of dezelve op den Koophandel eenen gunstigen , dan •wel eenen ongunstigen invloed heeft. Heb ik in mijne befchouwing gedwaald, ieder, die het oordeelt, ftaat het vrij betere onderrichtinge aan onze Landgenooten te geeven ; en wel verre, dat dit mij eenigfins zoude belgen, zal het mij aangenaam zijn. Lesfen ef Leeringen moeten altijd welkom zijn , al werden zij door eenen vijand toegediend. Voor 't overige getroost en kan ik mij ook ligtelijk getroosten de vuihartigheden , welke fommige wre. velachtige geesten en lastertongen tegen mij uitfchieten. Men firooije begraaf nis - cedullen , en fmaadprenten tegen mij uit, men bejegene mij met fcheldwoorden en men noeme mij in naamlooze gefchrif. ten . die geen andere kenmerken dan van nijdigen laster t-raagen , gefchavocteerden , het is mij genoeg, dat ik , om mijne eer en mijn goeden naam en faam ftaande te houden, mij niet behoeve te verledigen, om eenige aandoening over diergelijke aanvallen te tooticn, terwijl zij mij ook geen ander leed doen, dan het zien . dat 'er onder »nze natie wanfchepfels geworpen mrden, bekwaam om zulk een zwadder te fpuuwen. Ce-  N A - R E D E N! 53r GêfchoJden , veracht , verf/naad te worden door een foort van menfchen, wier werken uit den boozen voortkomen, is zekerlijk geen zaak, welke men zich behoeft aan te trekken. Ik zal mij ook weinig gelegen laaten leggen aan de beoordeeüngon , welke op mijnen arbeid zullen vallen: ik zal de moeite niet neemen om met deezen of geenen in een pennenflrijd te treeden, vooral niet met eenen Schrijver van Vrije Gedachten van een Burger over het verval van 't Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden, en zulk flag van lieden, onder welken ik ook tel dien geen, welke van het franfehe werk in de Algemeene Bibliotheek verflag gedaan , en daarbij getoond heeft alleronkundigst te zijn van de zaaken , over welken hij beflond te oordeelen. Duizend feilen heeft die man over 't hoofd gezien, om een aanval op de militaire Jurisdictie te doen; daar uit gelegenheid neemende, om den Schrijver van 't Franfehe Werk voor een Vijand van de Vrijheid uit te maaken. Zoo het waar is, dat hij, die in de Remonjlrantfche Gemeente te Amfterdam Predikant is , en die de onvoorzichtigheid gehad heeft, om eenen van mijn Nabeflaanden te zeggen , dat niemand anders dan ik la Richeiïe de la Hollande konde gefchreeven hebben, maaker is van dat verflag, wil ik Zijn Eerwaarden wel gevraagd hebben, aan wat inzicht en aan welk beweegmiddel ik zijnen afgunst moet wijten ? Iemand die zoo denkt en fchrijft, als ik doe, heeft Zekerlijk niet veel kans om ot,d?r de Gunstelingen van de Heeren Remonftranten geteld te worden. Ook ben IV. Düu. .Mm ik  538 NA-REDENf ik nooit op die eer verlekkerd geweest, en ik voel 'er met de jaaren nog minder trek toe. Om dezelfde re.' den kan het mij niet vreemd voorkomen, dat mijn arheid aan de Schrijvers der Vaderlandfche LeuerCh ffeningen minder behaagt , dan andere gefchriften , de Post van den Nederrbijn bij voorbeeld. Men went ongevoelig aan de fpijzen , welken men dagelijksch eet, en men verkiest die , daar men aan gewend is: het gaat met het vernuft, even als met de 'fmaak en het gehoor. Een Jager , die, op zijn paerd ■zittende, de landen doet weêrgalmen van zijn jlem, 'en de konst van 't zingen in het idthaalen doet beftaan , zal door een Italiaansch zang/tukje niet getroffen zijn, al wierdt het door eene allerlief lij kst Jlemmetje voortgebragt. Wij moeten over den fmaak wet twisten : het geen niet naar dien van de Heeren Schf'ijvers der Letterocfreningen is, word wederom grectig van' anderen ontfangen. Zij neemen het mij ten goede, dat ik ten hunnen opzichte hier nog een 'woerdje melde, om dat het tot mijn arbeid behoort. Die Heeren fchijnen onvergenoegd, dat ik den Historie - Schrijver Wa g e n a a r geen meerder wierook heb toegezwaaid; want, hoe jnaatig ik van dien man gefprooken heb, vinden zij het onheusch, dat ik hem niet uit den reij der heedendaagfche Schrijveren jluite , welken ik oordeel te weinig acht geflaagen te hebben op den loop der gebeurtenisfen, die in de vroegfle tijden den Koophandel en Scheepvaart bij ons hebben doen opkoomen en opneemen. Dat men Jan Wa g en a a r verheerlijke; dat men hem aan 't hoofd vati ■ $nze Hifiorie- Schrijvers Jlelle, ja verre verheffè bo- vete  N A-R E D E N! 539 ■ ■ven allen, die ooit de pen tot gefchied- vernaaien ge. bntikt hebben; mag ik wel lijden: ik zoude 'er niet tegen hebben, al wilde men hem een goud jlandbeeld in zijne vaderlijke Jlad oprichten, hem vergoden, ge 'lijk men 't de romeïnfche Keizers plag te doen; of onder het geflarnte ter vereuwiging van zijnen naam een plaats vergunnen Ik ben zeer verre van dien man zijne glorie te benijden ; maar men vergc mij niet, dat ik den algemeenen kreet nagalme. ' Zoo vrij als het aan anderen 'ftaat, om Wa g e n a a r als e en groot Schrijver op te 'vijzelen , zoo vrij moet het mij 'ftaan om te oordeelen, dat 'er een groot onderfcheid te 'maaken is tusfchen hem en onfen Hooft; tusfchen hem en eenen Je Beau , eenen Rob'. rtfon, een Hume, eenen Vellij , om alleen maar eenigen der hedendaagfehen te noemen. Wat onderfcheid is 'er zelfs niet tusfchen Wa genaak, wanneer hij op de fchouders van Hooft rust, of aan de leiband met Grotius gaat, en dien zelfden Wa genaak wanneer hij dan zijne eigen krachten is overgelaaten ? Wat verfchil is 'er niet tusfchen de eerfte deelen van zijne Hiftorie, en de laatften ? En waarom tog zoude ik niet mogen zeggen, dat ik de Hiftprie van Wa genaak zeer ge. brekkig vinde, daar die mij in veele opzichten zoo voorkomt. Had ik nooit andere gefchiedboeken als dat van Wa genaak gelcefen; had ik den onver■gelijke/ijken en uitmuntenden Hoogleeraar Hemstekkuis, wiens lesfen mij meer dan eens verrukt hebben , niet tot Lccrmeefier in de Vaderlandfche Hiftorie gehad; mooglijk telde men mij ook onder die geenen, welken Wagenaars roem zoo hoog verheffen. Mm 1 Wal  540 NA- RED EN! Wat 'er van de verdiensten van Jan Wa g e» naar moge zijn, het zal mij altijd, zoo ik hoop, vr jmogen Jlaan te begrijpen, dat hij, gelijk allen die hem voorgegaan zijn, zich te weinig toegelegd heeft, om den Landzaaten eene Hiftorie te geeven, in welke die van den Koophandel meerder in acht was genomen. Hoe fchraalis de Vaderlandfche Hiftorie (om een enkel voorbeeld te geeven) niet ten aanzien van $nze Oost en West - Indifche Veroveringen, fchikkingen en gebeurtenisfen , die dubbeld waardig waren uitvoerig verhandeld te worden; ten minste vrij meer, dan die met welken de man zich in zijne laatfte dec len ophoud. Ik laat voor ' t overige aan mijne Lezers ever om te oordeelen, of het voorwerp meerder oplettenheid in eene Vaderlandfche Hiftorie verdient, en of hetzelve de moeite en tijd, welken ik 'er aan befteed heb, waardig was. Einde van het Vierde en laatfte Deel. BIJ-  BIJLAAGE A. Memorie, dienende om tc tooncn de billijkheid van 't verzoek aan hun Ed. Groot Mogenden de Staaten van Holland en Westfriesland gedaan door P. Pama , C«;w/«/s,Negocianten in Tabak te Am* fier dam , ten einde te obtinéeren moderatie der impost op de Canasfer Tabak; en om te gelijk de bedenklijkheden weg te neemen , welke daar tegen zijn geproponeerd. tj e t generaal middel, welk door Pister Pama C. S. 1 j. is gebruikt tot fundament van 't verfoek om moderatie cïer Impoft op de canafler Tabak te erlangen, js deeze: dat, ingevalledefelve impoft niet by continuatie word gemodereerd, de aanmerkelyke tak van Commercie, welke bier te Lande gedreeven word met de Tabak van Cadix en St. Sebaftiaan, door cle Compagnie van Caraques herwaarts gezonden, uit deefe landen gediverteerd en te Hamburg of elders zal worden gevefligd. En de apparentie, of waarfchynlykheid, dat zulks zal gefchieden, word in het Request, by welk door Pieter Pama cumfids het voorfz. verfoek is gedaan, aangeweefen daar uic: . h Dat in den Jaare 1772. binnen deefe Landen alleen een zeer gering aantal van die Canafler Tabak , is ingevoerd, terwyl een zeer notabele verzending van defelve Canafler te Hamburg is aangekomen. 2. Dat van de voorfz. Tabak te Hamburg een zeer geringe belading of impofitie word betaald 1 verre beneeden de belastingen gaande, welke hier te Lande daar van betaald worden. 3. Dac de nayver van andere natiën omtrent den koophandel merklyk is toegenomen , zo dar aiomme affe devohen worden aangewend, en alle mogeiyke rn- IV. Deel. A «m*  2 BIJLAAGEA. muniteiteiten en vryhedcn coegeftaan, ten einde in de l^gotie te prevaleeren. Zynde verders daar by nog tot apui van 't voorfz. verfoek geallegeerd het important nadeel , 't welk de Commercie iu 'c generaalen in byzonder de fabrieken, de Negotie op den Rhyn, en Duitschland, als mede de Commercie vloeiende uit de commisfïen van de Komnglyke Pruisfifche Comp. en verdere verzendingen naae de Ooftzee , by de vermindering of 'c verlies van de gemelde tak van Negotie zoude komen te lyden; terwyl aan de andere zyde, door het behoud van de Commercie in de gemelde Tabak 's Lands Inkomften vermeerderd en de fcheepvaart onderfteunt worden, mitsgaders een groot getal arbeidslieden behoorlyk aan de kost geraaken. Ten aanzien dan van de vraag, of het gedaan verfoek zoude kunnen of dienen te worden geaccordeerd, ftaat vooraf aan te merken, dat al eens veronderfteld zynde, dat het een of 't ander middel, in het Req. van P. Pa? MA cumjiiis geemployeerd, niet daadlyk in alle opzigten zo mogte zyn, als defelve middelen by 't Requeft zyn voorgedraagen , ( zynde defelve ook maar opgegeeven voor zo veel de Supp. by hunne informatien waren onderligt ) daar uit egter nog niet zoude volgen, dat het zelve verfoek zoude behoren te worden geweefen van de hand; vermits een van die middelen , op zig z.ifsalleen genomen, genoeg fundament zoude konnen uitlceveren om 'c gedaan verfoek te accordeeren, en daar toe ook zouden konnen militeereu andere reedenen, of fchoon die in het Requeft geomitteerd zouden zyn. Immers konnen en moeten de ingezeeteneu veronderftellen, dat de Souvereyn eene kundigheid van zaaken bezittende, verre Overtreffende die geene, welke de ingefeetenen zigh konnen acq ui reeren, altyd dat geene fuppleert 'twelk deSupT plianten zouden hebben konnen of moeten allegeeren : konnende mitsdien de onnauwkeurigheid nopens kit: » nigheeden, zo die al eens in de pofkiven van 't Requeft gevonden wierden, geen grond uitleeveren om op 'c Requeft van de Supplianten ten hunnen nadeele te dis poneereq. Wat nu de middelen betrefc, zullen defelve ligt gejuftificeerd worden, als menze fleg's met attentie en 'c Vuur 't wefendlykfte gade ftaat. Want ten blykedat de tak  B IJ L A A G E h. 3 tak van Commercie, in de Canafler Tabak, welke hier te Lande gezonden word van Cadix en St. Sebaftiaati door deCemp. van Caraques, gevaar loop- uit deefen Lande gediverteerd, en te Hamburg of elders gevestigd te worden, zo niet de impoft op dezelve by continuatie gemodereerd word, fchynt het buiten fpeculatie en voor een axioma gehouden te moeten worden, dat de koopers zigh begeeven ter plaatfe daar de waaren ten goed koopfte te bekomen zyn, en dac derhalven de koophandel zigh moet veftigen, alwaar de waaren ten goed koopfte verkofc worden; dac overzulks, de waaren het goed koopfte verkofc konnende worden , ter plaatfe daar zy hec minfte aan belastingen onderheevig zyn , dan ook alle branches van negotie, en mitsdien mede die van de opgemelde Tabak van deefe Landen zullen gediverteerd worden, als 'er plaatfen van koophandel zyn , alwaar dezelven minder belaft zyn dan hier. Zo men aan de waarheid van dit raifonnement, gehaald uit de eenvoudige befchouwjng van de natuur van de zaak, wilde twyffelen, en liever zich door voorbeelden overtuigen, zo behoeft men, om toe geen vreemde natiën ovèrteaaan , alleenlyk de tegenwoordige fituatie van ons Land gade te flaaD; en men zal genoegfaam geen ftap m die befchouwing konnen doen, zonder blykeu te vinden van 'c verlies van takken van Commercie, vcrdweenen uit hoofde dac de belaftingen de ingcfeetecen buiten ftaat gefteld hebben om de objeften van die takken van Commercie zo goed koop te geeven, ais die op andere handelplaatfen verkofc konden worden. Voor ruim anderhalf eeuw hebben de Negocianten die waarheid al aangedrongen in zekere Memorie op requificie van hunnelloog Mogenden door hen opgefteld, en in welken zy onder anderen zigh ten dien opzigce aldus exprimeeren. ., Uit haar eigen natuur konnen ook alle koopman„ fchappen deze belastinge niec lyden; want veele van „ dien defe Landen maar paffeeren als een canaal, daar „ door men die van hier elders transporteert, ende de„ fe Landen voorbv gaande, als ligtelyk gefthiedcn „ kan, zal deefe Staat moeten misfen de uit en mko„ mende Convoyen, ende de ingefeetenen de Cotpmer„ cie. Her fout en de franfehe wynen worc-en alreeds „ veel ooftwaarts gevoert, fonder in defe Landen te A 2  4 B IJ L A' A G E A, „ komen; van gelyken gaan veel Mufcovifche waaren „ a droitturc naar halien ende Vrank-yk; dj zyde laa„ kenen ende andere annficndyke waann uit Italien Smirna ende andere plaaif n, nu herwaarts komen„ de, fullen om dezelve reedenen ook liet inkomen alg, hier excufeeren. 5, Alleen om divertie van Neeringen te vermy- den, hebben U Hoog Mos. voor deefe n wysfelyk „ verfcheiden waaren in het inkomen, ofte uitgaan ver„ ligt, als Potasfche, Talk, Pelteryen, Wollen en- de andere; fo dat het feker gaat, dat alle waaren zo „ om de plaatfen daarze van daan komen, als om haar v eigen wefen, en konnen defe belaflmge met draa„ gen, ende alwaar hec fchoon dat de gene fo hier te „ Lande geconfumeert worden, ietwes zouden mogen „ lyden, zo en konnen die in defen van de anderen „ met afgefondert of verdeelt worden. ". Om wyders onder de meenigvuldigé voorwerpen, \yelke daaglyks aan 't oog der ingefeetenen vertoonen hoe de belaftingen ons Land van tyd tot tyd gepriveerd hebben van den bloeienden Haat van Commercie en duizenden yan menfchen die 'tr te voren een beftaan ?an vpnden, toe armoede, en dus tot laften van de algemeene en byzondere finantien hebben doen vervallen, flechts te blyven ftaan by eenige \an die geenen, welke op Het onderwerp van deefe Memorie een onmiddeiyke betrekking hebben, is niet de Tabaks Negotie , zedert dat het gebruik van dac gewas zo algemeen is gevyorden, even zo important geachc als de Graan Negotie Heeft die Negotie niet duiferden van menfchen ?o in Holland als in de andere Provintien aan een beItaan geholpen , en hier door, zo wel als door haar Circulatie, den fchatkift van den Lande merkelyk helpen ftyven? men befchouwe nu de Tabak Negotie van vroeger' tyden, met die welke wy thans beleeven. Jn vroerer Jaaren kwamen hier jaarlyksch ? ö a 7 duizend rollen brafilifche Tabak, wegende ieder drie honderd vyftig a vier honderd pond en meer: deeze loorc van Tabak is langfamerhand naar Hambunr. Bremen en elders gediverteerd, alwaar het debiec van dac Ë£C. rrr" Z5h LVan ^d tot l?d zoda™'g heeft gcetaMifTeerd, dat 'er thans g.:rn kans is om 'er in cf W ot.sUndjcts noemenswaardig van te debicceren; zo dac  BlJLAAGEA; J t!at die ganfche rak van de Tabak - Negotie , als zyndé dac foorc weinig of niec in ons Land in gebruik, geheel verdweenen 's. Co dezelfde wyze is het geleegen met de inlandfchê gdp m ien Tibjk in diverfe (oorten ; welke in de Ojse5 zee en in 't Noorden , alwaar dezelven in groote menigte vertierd worden, niec anders dan onder de be= iiaiming van Amfterdamfche Tabak bekend zyn ge weeft s De fabriek van die Tabak is in de Provintien van Gelder1 land eri Utrecht ter aankweeking geëtablisfeerd.. Vark dezelve wierden voorheen de bladen te Amfterdarrï gezonden, gefponnen, en voorts naar vreemde gewesten g debicterd ;"doch op die Tabak eene provintiaalé belasting gelegd zynde, van twee penningen op de hon1 derd pond, gaf die import, hóe gering ook, aanleiding dat hec fpinnen van de Tabak onder Ucrecht en Gel1 derland wierd verplaast; alwaar de vreemden voorts dié Tabak toe minderen prys hebbende konnen obtineereni defelve eindelyk daar door de gelegehdheid gekreegërl hi b'.ien om de Tabak zelve tè leeren fpinnen, ert ongefponnen Tabak van hier te laaten komen; zo dat dè Pro.incie van Gelderland en Utrechc ehans enkelykhéB kwetken of culci veeren van de Tabak, en deefe Pro* vintie hec verzenden van ongefponnen bladert hebbeli overgehouden: en die fabriek en negocie geheel of gé~ noegfaam geheel weg geraakt zyn, door toedoen vari een belaftingj welke, 'cis waar, niec geheeveh word $ mair waar van hec heffen te laat is gefupprimeerd p,ewor Jen: wanc de vreemden, en fpeciaal die van Dee= nemarken en Noorwecgen eerft in ftaat gefteld zynde$ om die fooreen 8 a 10 percenco beecer koop te geeven $ dan de irgeft-etenen van Holland, hebben zich voorts itt fti3t gefteid atn uie Ta">ak zeiven te fabriceeren 5 waarna 4 eens m posfesfie geraakt en door prohibitie wt-hed van hunnen Sou^ereyn hegunftigd , die Commercie niec we r ce herkrygen is geweeft, oficrioon hec heffen van de voornoemde belaftitig buiten executie is geraakt; wwr' door het Land, dan niet enkelyk heeft komen te misQS den impoft ep die gefponnen Tabak, maar al het voordeel j 't welk uie den arbeid van die Tabak, en 't empby oer menfchen daar toe nodig onvermydelyk refulceerde; hes welk van des te meer confideratie moet geagt worden $ traderaaal de waarde van dien Tabak door deia arbeid •ié-" A 3 bfa|§  e B IJ LAAGS A. bragt wierd van i y guld. tot i\ guld. buiten welk voordeel bet Land nog heefc komen te miffea , alle de avantages, welke hec koopen en verkoopen, leeveren en ontfangen van die Tabak aan het Land toebragten , daar die Tabak als bladen 15 guld. kollende, door de onkoflen van fpinnen en verwerken, op 24. guld. kwamen te liaan. Pieter PaMA en de Negocianten, die 'c Requeft nevens hem geceekend hebben, en die men in 'c berigc van Gecommitteerde Raaden heeft konnen goedvinden te reprefenceeren, als een hoop luiden, die op de eerfte requifleie van den een of den ander klaar ftaan om requeflen te teekenen , als 'er maar vermiudering van impoficie mede gemeneerd is, die Negocianten fchroomen niet om uit kragte van de natuur van de zaak, uie de voorbeelden, die in de Hiftorie-Boeken overvloedig daar van te vinden zyn, en uit haar eige ondervinding te affirmeeren, dac als de moderatie op dac foorc van Tabak, op welke zy die verzoeken, niec geaccordeerd word, dan ook de Commercie van dac foorc van Tabak , al meede hier te Lande te niec zal loopen ; en hec Land daar door niec blootelyk zal komen ce misfenden drukkenden impoft, welke hec Land 'er teegenwoordig van heefc; maar al hec voordeel, hec welk hec Land crekt uie den onderhoud van zulk een aantal van menfchen als 'er aan te pas komen en geëmployeerd worden , en die geen ftuk brood eeten noch glas bier drioken, zonder dac'er hec Land by profiteerd. Om niet te fpreeken van 'c verlies, 'c welk 'er de generaale Commercie en Navigatie doorkomen te lyden. Wanc hoe zeer men, de zaaken oppervlakkig befchouwende, zig kan verbeelden , dac de impoften op zekere waaren hec eenigfte genot is, hec welk hec Land van de Negocie van die waaren crekc, zo is hec nogcans zeeker, dat de geduurige circulatie van de Commercie in die waaien, door herhaalde werkingen, en 'c vermeenigvuldigen van den arbeid vry meer aan 'c Land opbrengt; dan de impoft zelve; en dat dus de fchackift van 'c Land dikwyls vry meer inkomen geniec van zaaken, daar geen ïinpoft opis, als van die geenen, daar groocen impoft op geheeven word ; gelyk hec ook dikwyls gebeurd dac eene kleine impoficie meerder in de fchackift doec aanvloeien dan een grooce impoficie. De Varinas Tabak, de Tabak daar 'c hier op aankomt,  BijLAAGE A. f komt, maakt een branche van Commercie , welke zeedert onheuglyke tyden aan deefeh Lande, en in 't by: zonder aan deeze Provincie geaccacheerd eu gehegc ii geweeft; zo dat dac foorc nergens anders ce bekoornen was, dan uie deefe Provincie: waarom dan ook die Tabak by de vreemden onder de benaaming vari, Holland/eten Canasfer alcyd bekend, oncboden, verkofc en verbczigd is geweeft, gelyk in vroeger cyd te. Amfterdam zeekere vrugcen uit Delfland, door Nöordwykfche Schippers te Amfterdam gebragt, door de mwoonders van Amfterdam onder de benaaming vari Moordwykfcne Vrugten gekofc en , als zodanige, ge-' confumeerd wierden. Laat nu die felve foorc vari labik maar cwee of driemaal door de Comp. van Caraques ce Hamburg worden gefonden , zo zal die naatfi van Hollandfche'Canasfer heel fchielyk uit hec geheugen raaken, hec vooroordeel, zo gunftig voör deeze tak van de hollandfche Commercie , cesfeeren ; en de flyters van die Tabak infenübel beWoogen worden| om zigh te Hamburg, te Öoftende , of elders by onze nabuuren in de plaats van in Holland toe den koop» van dien Tabak ce addrefleereri ; als zynde die plaatferi tot het vereier daar vau ruim zo wel geleegen als onze Provincie. . . , En hier uie is ligt te zien hoe Weinig de bedenkelykheid van Gecommitteerde Haaden, nopens de quancitcici welke Pama Cum fuis gepofeerdhebben, dac ce Hamburg, zoude zyn gekomen in aanmerking kan genomen worden; wanc gefteld, dac in de plaacs van cwee duizend vier honderd zes en veercig Canasfers maar vier honderc waren gezonden naar Hamburg, is 'c niet genoeg, dat men ziet, uat de Comp. van Caraques gedisponeerd is om mee de Hamburgers te negotieeren, ten einde opgewekt ce worden om 'er teegen ce waaken, en middelen te gebruiken^ die ons de preferentie boven die van Hamburg konnen doen behouden: of moet men wagten om moderatie te verfoeken, tot dat de Comp. van Caraques haare banden te Hamburg of elders vaft gemaakc, en hunne:eneagementen geformeerd zal hebben , en dus het object Van de moderatie verdweenen zal zyn , om die goderatie by den Souverain te verfoeken ? immers geld hier j zo ooit, de maxime, principio objlajero medicina par&tur. tfehalven dac, is die fait door Pama cumjm H 4  8 BIJLAAGEA. geallegeerd, ora te doen zien, niet dat 'er meer Tabakte" Hamburg dan te Amfterdam was gekomen, maar om tc doen zien, dat 'er van dat foort t-e Hamburg gekomen was. Dac nogtans de party naar Hamburg gezonden, nietgering moet zyn geweest, kan zelfs opgemaakt worde uie eene reflex ie in 'c advies van Gecommitteerde Raaden voorkomende, alwaar hun Ed. Mogenden zeggen : „(in het zeekere geïnformeerd te zyn, dat een „ groot gedeelte van die Canisfers, welke te Ham„ burg zyn ingevoerc, niet tegenftaande de geringe be„ lasting, welke de Supplianten voorgeeven, dat van „ defelve aldaar zoude worden betaalt, egter mee „ geen voordeel aldaar hebben kunnen worden gede„ biteerc, maar door de Kooplieden van die Scad aan „ hunne Correspondenten, hier te Landen zyn verfor.„ den, om alhier verkogc en gedebiteert te worden". Uit hec verzenden van die Tabak uit Hamburg naar deefe Landen, en uit een koop van die Tabak te-Hamburg in 'c voorleeden Jaar gedaan , door een compcoir van negotie ce Amfterdam, hec geen zwaaren handel in Tabak dryfe, en uie de mindere prys waar voor die Tabak te Hamburg is verkofc, dan die welke door Cafas en Comp. is verkofc geworden, en uit de zeer goede winft, welke dat comptoir by den verkoop van die Tabak -heeft gehad, word in 'c advies getrokken deeze Confequentie, naamlyk dat daar uit ligc is afteneemen, welke geringe pryfen door de gemelde Comp. van haare Tabak re Hamburg word gemaakt. Dan wie ziet mee hoe wankel die raifonnemenc gaat? Gebeurd hec daaglyksniec in de Commercie, dac een party goederen uu byzondere en -toevallige omftandigheedentoc zeer laage p-yfen en zelfs beneden de waarde verkort worcW en zal men daar uie eea generaal befluin mogen opmaaken tegen den regel: a particulari ad univerjale non valet conclufio ? Is liet niet genoeg, dac uie die geval zelfs blykc, dac 'er Canafler Tabak voorbv deeze Provinnen naar Hamburg is gegaan, en dac een Amiterdamlch Koopman die parcy te Hamburg, en dus uit den tweeden hand, heeft konnen of moeten koopen a om op middelen te denken, die nog in tyds zullen konnen verhoeden, dat niet eiudelyk alle de Comptoiren van Negono binnen Holland cos die ongunftige termen vervallen f Nog  B IJ L A A G E & i Nog minder ftrookc de confequencie welke in 'c bengc daar uit getrokken word , dac mitsdien de voorfz. Tabak de daar op gefielde impoft wel zoude konnen veelen: want te zeggen, koopluiden ce Amfterdam hebben te Hamburg een goede party Canafler Tabak gekoft, en de vollen impoft daar van betaald, en evenwel nog goeden win ft gehad, ergo behoeft men niette vreefen voor verfperring van Negotie, ergo zal de Comp van Caraques haar Tabak naar deefe Landen blyven zenden , ergo maaken .de Supp. om geen andere reden zo grooten opheft van die verfperring van negocie , dan om door de vermindering van impoflcien , en dus in prejudicie van 's Lands Financie, eene meerdere winst ce geniecen , is eene redeneering, die meer fchyn, dan weefendlykheids heeft. Om niec ce zeggen, dac de laage prys van die tabak te Hamburg met vry meer foliditéic zoude konnen worden geattribueerd aan de middelen van induflrie, door comptoiren van negotie te Amfterdam gebruikt, om de markt van die tabak te Hamburg te doen flappen , of wel aan gebrek van genoegfaame Commiihe, uu hoofde, dat men van elders nog niet gewend is om ordres tot den koop van dat foort Tabak te hamburg te zenden, dan aan een geimagineerd en imaginaire ütuacie van de Stad Hamburg, zo moeë men remarkeereu, dat hec gemelde Comptoir van Negotie t welk by zyn hamburgfche koop goeden winft gehad heeft, niet tegenftaande den vollen impoft daarvan betaald was, dien winft niet gehad heeft, om dat quafi de Comp, van Caraques, alles by een genomen, zo veel geld van haar Tabak niec zoude konnen maaken te Hamburg als te Amfterdam , en daar door quaü genoodfaakc zyn om haar Tabak , herwaarts te zenden, maar dien winftalleen heeft gehad dooreen effect van de fpeculatie die toen in de negotie van tabak is voorgevallen en de Canafler Tabak important in prys heeft doen ftygen Diegeen, welke aan Geeornmitceerde Raaden zo nauwkeurig berigc heeft gegeeven van dien hamburgfehen koop, zoude, zo 'c febyne, niec kwjalyfc gedaan hebben van hun Ed. Mog. te prevenieeren van zich te w.agcen om daar tut ce befluiten, dac de tabak minder te Hamburg dan , te AmfterJam van-prys was geweeftwant de .prys was te Hamburg Jaag , om dac de prys ce Amftt-rdara. laag was , en .de reden waarom hec -A J voorfz.  ft B 1] LAAGE A. voorfz Comptoir van negotie met dien hamburgfcheü koop goeden winft heeft gedaan , is niet eigendlyk geweeft , om dat als toen de prys van de Tabak aldaar zo laag was 5 maar om dat dat Compcoir van de ryüng vart de Tabak te Amfterdam, welke in weinige dagen merkIvk toenam, gelukkig heeft geprofiteerd, daar hetzelve Comptoir merklyk by dien koop zoude verlooren hebben, indien de fpeculatie anders was uitgevallen. Was te Hamburg de prys merklyk laager geweeft, toen Cafas en Comp. zyne partyen verkofc, men zoude die Tabak wél haalt te Hamburg hebben laaten overkomen j aelyk hec zelfde Compcoir zulks ook te Amfterdam zoude gedaan hebben, indien die Tabak te Amfterdam voor zodaniaen prys op dien tyd te vinden was geweeft. Maar 'c geen verder gaac, en de inccnfequencie van *t raifonnement van de Èd. Mog. Heeren Gec. Raaden *io« klaarer aantoont, ftond diezelfde weg, welken het Comptoir van negocie van Amfterdam heeft ingellaagen , niet even zeer ópen voor een Comptoir van Negocie te Stokholmj te Copenhagen, te Leipzig, te Lubeck, te Koningsberg, ce Ooftende, te London of elders, en zoude dus zodanig vreemd Comptoir dien hamburgfchen koop niec even zeer hebben konnen doen ? en zou er dan hec Land niec, behalven den vollen impoft , ook noe by verlooren hebben alle andere beneficiën , die uit hef aankomen, rouleering, en verzending noodwendig voortvloeien? en convenieerc het aan den Lande, dat de Tabak - Negotie aan zodanig hazard word geexponeert ? Daar by is het zeer verkeerdlyk geraifonneerd, als men aldus argumenteerd : die verkooper heeft by een partv tabak daar de impoft van betaald was, goeden winft gehad, ergo kan de negotie van die tabak dien impoft veelen: men kan 'er by retorfie op antwoorden , die verkooper heeft by een parcye cabak, daar de impolt van betaald was, verlies gehad, ergo kan de negotie van tabak die impoft niet veelen i Hec eene argument is alzo ftringeerende als hec andere, dac is, zy zyn beiden even vicieus; om dac de winft of verlies in ftuk van Negocie niet uit byzondere en afzonderlyke gevallen • koopen en verkoopen, maar uu de geheele loop en cou'rs van de negotie moec worden opgemaakt. Ln geIvk 'er kooplieden ih tabak partyen van tabak hebben liggen, die zygereedlykmee 10. ij. of 20. percenc ver-  B IJ L A A G E A. H lies zouden willen overdoen aan die geenen, die derelven zouden willen ontfangen, en dit verlies tot geen «rond liggen van hun verfoek, even zo weinig kan de winft, by de vermelde hamburgfche party gedaan , tot een reden ftrekken om het verfoek alhier in quaeftie tegen te fpreeken; en mitsdien nog minder een grond unieeveren om aan de Supplianten zo willekeurig te imputeeren, dat defelve om geen andere reedenen van 'c verfperren van de voorn. Negotie zo grooten opheff maaken, dan om door vermindering van impofitie, en dus in prejudicie van's Lands finantie, eene meerdere winft te genieten: een imputatie, die op alle verfoeken van moderatie van impoft even zeer fluit; die ineen Land van Commercie behoorde agtergelaaten te worden, en die te roekeloofer is, om dat zy zonder grond het moreel carafter attaqueert van braave, werkzaame, ïndultneufe menfchen , die aan *t Land de ziel en c leven geeven. Pama cum luis communicatie gekreegen hebbendevan de Rcflexien, by de Ed. Mog. Gecomm. Raden gemaakt op de qualiteit by Cafas en Comp. geadfumeerd , hebben gemeend die bedenking te moeten wegneemen , enoverzulks zeiven legitime poogingen te doen, ten einde zo veel mooglyk de totaale ruïne van de Negotie in Tabak, en dus die van een oneindig getal huishoudens binnen deefe Provincie, zo wel als een important nadtel voor de generaale Commercie en Navigatie van deefe Provintie, voor te komen en te behoeden , niec hebbende konnen of moeten vermoeden, dat zy daarom in een advies van de Ed. Mog. Heeren Gecomm. Raaden zouden worden gedenigreerd. ••.,„!Het doet 'er dan niet toe of'er veel of weinig tabak te Hamburg is gekomen, en of'er uit Hamburg een party te Amfterdam is overgefonden en aldaar mee voordeel is verkofc; genoeg is het om verfperring van die tak van Negotie ce vreefen, dac de Comp. van Caraques toonc naar een anderen weg dan die van ons Land om te zien; en 'c is genoeg, daar die buiten tegenfpraak is, dat 'er plaatfen van commercie zyn, alwaar de impoften en onkoften op die tak van Negotie laager vallen dan in onfe Provintie, om de vrees van verfperring te iuftificeeren. ,. . r Totdat einde heeft dan Pama cumfuis gereprefenKerd, dat de bdafliogen te Hamburg vergeleekcn bydie  lï B IJ L A A GE Ai welke in deefe Provintie geheeven worden , naeegaa» hordende , alle *erwagcing zullen furpaiTeeren: en ze* kerlyk hebben de Koopluiden, die 't Requeft nevens Pama geceekend hebben, niec verwagc, ook niet durven denken , dac daar op door de Ed. Mog. H H. Gecommitteerde Raaden zoude worden geremarkeerd, dac niec genoeg is, dac de Supp. hec zelve zo in vago by hun Requeft eer neder ftellen, maar op een legaale wyze hadden móecen doen zien , welke importen en onkoften aldaar, en welke alhier becaalc moeten worden ; als mede welke pryten voor de tabakken aldaar , en welke hier te Lande konnen gemaakt worden. Wanc ongeconfidereerd, dat deefe remarque meêr fmaakt na een criticque van judicieele praétyk dan naar een reflexie van een Collegie van Raaden van den Prince van den Lande, fchync het juift niec wel ce vleyen, dac men requireere, dat als de Ingefeetenen eenig verfoek by Requefte aan den Souverain doen, zy de middelen van han Requeft , en zelfs die middelen , vau welken zy zich verzekerd houden, dat de Souverain beter onderrigt is dan zy , en waar van zy moeten fupponeeren dac de Raaden van den Souverain niec onkundig zyn, op een diftincte en legaale wyfe moeren doen zien. fJehalven dat hec d-kwyls ongeraaden is, om alle zodanige bewy^ fen te produceeren, vooren al eer dezelve gerequireerd worden, is hec, de zaak wel inziende, niec genoeg, dac de Supplianten afwagten van welke middelen, de Souverain bewys zoude gelieven te requireeren ? of moec het verfoeken van moderacie op den impoft voor de ingefeecenen zo fwaar en moeyelyk gemaakt worden, dac zy liever de negotien aan impoft fubjecc. zullen willen abandonneeren, dan mee alle die zwaarigheeden ce worftelen ? Uie Conclufie zoude mooglyk zo abfurd nier fchynen als men regard flaac, dac by 't advies van Gecomm. Raaden gefteld word, dac de Supplianten op een diftinfte en lègaale wyfe badden moeten doen zien, welke pryzen vooii die tabakken te Hamburg en hier te Lande konnen gemaakt worden: wanc nooit zouden Gecomm Raaden anders op hec defidereeren van zodanigh requifiet gevallen zyn, indien hun Ed. Mog. flegts reflexie hadden ge naakt, gelyk hun Ed Mogenden het zekerlyk ge-' daan zouden hebben, indien hun. Ed. Mogenden fleges de  B IJ L A A G E A. j$ de moeite hadden gelieven te neemen om' met luiden van kundigheid daar over te raadpieegen, dat ae pryfen van de tabak en ook die van de Canafler tabak g« duun'g varieeren , zomtyds twintig en dertig percent ryfen en daalen, dat de pryfen der goederen te Amfterdam en te Hamburg doorgaans in een zeker evenwigt ftaan en tuffchen defelve nimmer een confiderabel verfchil is dan by gevallen van fchielyke ryfipg of daaling, waar vandeNegotianten.gelyk het meergem.Comptoir, niec verzuimen terftond gebruik te maaken , zo dat het grooc verfchil ophoud , en "t ordinaire evenwigt wederom üand grypt. Dus ziet men dat het advies van hun EJ, Mog de Gec. Raaden, in 'c geen net zelve van de Negotiar.ten reqmreert, iets vaftftelt, dat volftrekc onmooglyk is, ö Dit is ondertusfchen zeker, dac wanneer de belastingen te Hamburg minder zyn dan te Amfterdam, de Hamburgers, cueteris paribus, die waaren, en mitsdien pok de Canafler Tabak goed kooper konnen geeven dan de Negocianten hier te. Lande: nu ftaan de belastingen op de Canafler Tabak te Hamburg tegen dia van deeze Provincie als 15. tót 71. of a!s if lotVf volgens de hier by gevoegde fpecificacie: en dit verfchil van Ijf toe 8f\js dit niet groot genoeg om de Comp .gnie van Caraques te beweegen, tot het zoeken vaa middelen om die Negotie elders te verplaatsen ? Te waaren, dat die Compagnie in de noodzaakelykhcid km gehouden worden, om haar Tabak hier te Lande te yenden j is een denkbeeld, 't welk wel in 't verftand van een laatdunkig Vorsc kan opgewekt worden, maar nimmer moeë opkomen in een Land, alwaar men van kindsbeen af leert , dat de Commercie niec gedwongen, maar mee alle zagtheid gelokt en getrokken moet worden 1 e vreemder moet men opzien , dac diergelvke bcdenkelykheedec by de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerde Kaaden zyn opgekomen, nademaal Hun E J. Mo» even zo faciel als dezelve in 'c zekere geïnformeerd zyn yan den winft, welke hec bovengemeld Comptoir met de Hamburgiche party Tabak heeft gem.iakc, geintormeerd had konnen worden, dac de PruifiTche Comp eene aarrz.endyke party van de laar.il gearriveerde party Canafler Tapak ce Hamburg heeft laaten opknopen; en dac het Land daar door niec alleen heeft verlooren het  14 B IJ L A A G E A. het meerdere, hec welke het verfoek om moderatie uitmaakt, maarden geheelen impoft, en alle andere beneficiën, welke de Circulatie van die parthy aan 'c Land anderfints zoude hebben toegebragt: en daar de Nieuwspapieren thans vol zyn van een Tractaac tusfchen Engeland en PruilTen, de Negotie van Tabak tot onderwerp hebbende, daar men geinformeerd word, dat eene aanzienelyke Mogendheid , reeds werkelyk in onderhandeling is geweeft met de Comp. van Caraques , om zigh meefter te maaken van die branche van de Tabak Negotie, kan het niec als onbegrypelyk vallen , dac 'er nog geaarfeld word om de koopluiden van deeze Provincie ce onderfteunen in de middelen van induftrie, welke zy daar tegen nog zouden konnen cenceeren. Indien Hun Ed. Mog. Gecommicceerde Raaden mee hunne gewoone attentie en doorzigt al dit vorenftaande hadden gelieven te pondereeren, hun Ed. Mog. zouden gewiffelyk zulke ongunftige dispoficien voor 'c verfoek van de Suppliancen niecgecoond hebben. Hun Ed, Mog. requireeren, dac de Suppliancen ; om die moderacie op den impoft te obtineeren, zich ,, niec moecen onctrek„ ken aan die zekerheeden en verpligtingen, waar door „ die verfperring kan worden voorgekomen , en die „ het eenige fundamenc uicgeleverc hébben, waar op „ byrefolucie van hunEd. Gr. Mog. van den 10 Sept. „ 17Ó6. het voorige verfoek van vermindering vaa „ impoft aan CafasenComp. is geaccordeert geworden, en in die fuppofitie dan, hoe zeer de Gecommitceer„ de Raaden anderfints op hec verfoek van de Supplian,, een niec favorabel konnen denken, zouden de Ge,, commicceerde Raaden, dienende van derzelver con- fideracien enadvis, onder hec welneemen van hun Ed, „ Gr. Mog. wezen van gedagten, dac hun Ed Gr. Mog. ,, coc voorkoming van alle verfperring van Negocie aan „ de Suppliancen zouden konnen accordeeren , vermin„ dering van den impoft op de Varinas of CanaiTer „ Tabakken, komende direct over Spanjen van de kusc „ van Caraques en hier te Lande ingevoert wordende, ,, toe op eene guld. en tien ftuiv. met de tiende ver„ hoging , te reekenen van elke CanaiTer teegen 8y. ,, ponden meerder gewigten naar advenant, des daE door de Suppliancen zelve , of wel door Cafas en „ Comp. alvorens worde geeffedtucert, dat de debi- „ teu-  B IJ L A A G E A. >j „ teuren van de Koninglyke Comp. van Caraques in 3, Spanjen, zigh op nieuws engageeren , en verbindens en daar van aan de Gecommitceerde Raaden behoor-? „ lyk bewys fuppediteeren, dat zy alle haare Tabak- ken zullen verzenden naar deeze Landen, met uit,, fluiting van alle andere fubjecten in Europa, en dac „ daar aan dadeïyk zal worden voldaan, op verbeurte „ van het effect, dezer gratie te zullen verliezen, in,, dien naderhand het tegendeel mogte worden be,, vonden. ,, Ten anderen, dat zo wel de laatfte Supplianten als „ gemelde Cafas en Comp. moeten inftaan, dat'erjaar„ lyks ten minde vier honderd twintigduizend ponden , „ van die Tabakken, uitmakende de quantiteit, die by „ vorig requeft van Cafas en Comp. in den Jaare 1765. „ is opgegeeven, in deeze Provintie worde ingevoert, j, en dat voorts omtrent de becaaling en verzekering ,, van de voorfchreeve impoft zal worden gehandeld „ op den voet , als by voorgemelde hun Ed. Gr. Mog. „ Refolutie van den 10 Sept. 1766. is bepaalt, uitge- zondert alleen, dac de Gecommitteerde Raaden niec „ van oordeel zyn, dac in afreekening behooren te ,, worden geleeden de 8lG- Canaffers, by hec requeft ,, van Cafas en Comp. vermeld, als meede niec die ,, Tabakken , die aan hun hangende hun Ed. Gr. Mog. deliberacien , zouden mogen zyn geconfigneerc, en „ waar van door hun de vollen impoft zouden mo* „ gen zyn genampcifeerc, en micsdien dac hec verfoek „ door nun by hunne requeft gedaan om diesweegens ,, reftitucie te hebben, behoort re worden geweezen ,, van de hand, zo om dac die Tabakken zyn ingeko- men, geduurende den cyd , dac de gracie aan gem. „ Cafas en Comp. verleenc, reeds was geexpireerc, als „ om dac de op nieuws ce verleene gratie niec behoord „ ce recrogradeeren, en gemelde Cafas en Comp, daar ,, door boven andere kooplieden, die toe deeze tyd „ coe den vollen impoft van die Tabakken betaalc „ hebben, niet behoren tc worden geavamageert. ,, Dat laaftelyk de voorfz. coneeffie alleen behoort plaats te heböen, voorden tyd van vyf Jaaren, in„ gaande met den t Jaouary 1774. om als dan hec ef,, fecf daar van gezien zynde, en door de Supplian- ten nader verzoek gedaan wordende, nader op te » wor-  ïtt B IJ L A A G E A. „ worden gedisponeert, zo als bevonden zal worden „ te behooren, en dat eindelyk de Gecommitteerde „ Raaden behooren te worden ^eauthorifeerc om hier ,, aan de nodige Executie te geeven ". Want het verfoek van de Supplianten te weigeren , of het zelve onder de accrochementen in deeze psffagie geexprimeerd te accordeeren, is volmaakt hetzelfde: io. Om dat de moderatie op den impoft wel kan ftrekken tot een nieuw motief om de Comp. van Caraqnes te permoveeren, om ons Land te prefereeren , boven andere plaatfen, maar niet tor. een motief, welk haar daar toe zoude konnen dwingen om aftezien van alle de voordeelen die zy zoude meenen elders te konnen vinden, of die haar geprefenteerd zouden konnen worden. 2°. Om dat al eens veronderfteld, dat de Comp. van Caraques in Spanje zich daar toe ten allerftcrkfte verbond , het daarom nog niec zoude ftaan in de magt van Koopluiden ce Amfterdam, om die Compagnie roe hec daadelyk voldoen van haar engagementen ce dwingen : alzo die Compagnie niec ftaac onder den bedwang of magt van de koopluiden , en dac deeze een aanzien van die Compagnie niec anders konnen doen , dan 't geen ten aanzien van alle andere Correspondenten gedaan word , naamelyk ce vercrouwen dac 'er aan \ic engagementen voldaan zal worden : en daar de Commercie van dien aarc en nacuur is, dac dezelve niec met dwang geforceerd , maar mee zagcheid aangehaald moet worden, gelyk te vooren is geobferveerd, en door de voorouders altyd als een vafte maxime is opgevolgd, zo is hec modereeren van den impoft hec eenigfté dwangmiddel , dat ten deeze te Itade kan komen. 3». Om dat de Comp van Caraques de faifoencn en de vrugtbaarheid van de gewaffen, even zo weinig in haar magt hebbende als de koopluiden te Amfterdam, zich mitsdien ook niec kan verbinden om jaarlyksch ten minfte vier honderd cwincig duizend ponden van Tabakken herwaarts over te zenden. Bshalven de misgewafTen , zyn 'er andere oorzaken die het afzenden of het behouden arriveeren van zodanige quantiteic Tabak, buiten toedoen van menfchen , konnen ce wege brengen : aardbevingen, 't verorgelukken van fcheepen, brand in de magazynen , ayn toeval-  B IJ L A A G E A. 17 vallen zo die wel op de Tabak als op andere waaren eü goederen invloed konnen hebben , gelyk hec verder ook aan den Koning van Spanje ftaat, om" ter zyne dispofitie zodaanige quanciceic van de gemelde Tabak coc een zekere prys te neemen , als hec zyne Majefteic goed dunkt; weshalven de Comp. van Caraques nooic zeker is van de quantiteic, over welke zy zal konnen disponeeren : en derhalven zoude zy z'Cn alleenlyk konnen engageeren en verbinden , van al de Tabak, waar over zy dispofitie zoude hebben, herwaarts over ce zenden; en de Kooplieden alhier om mee die.Comp. op zodanige voec 'er over te contracteeren: waar toe zeer onnodig is dat de Kooplieden alhier eenige verbintenis aangaan , vermits hun intereft vordert dac de Tabak niet by deelen op deeze en geene plaacfen , maar enkelyk hier te Lande gezonden worde, een einde des ce beter den prys ce konnen houden , en hunne fpeculaciea Op va (ter voec ce konnen regelen. Voor 'c overige, dewyl de Ed. Mog. Heeren Gecommicteerde Raaden niec genoeg au fait fchynen te zyn van de oorzaaken , die tot nog coe belee hebben , dac niec al bereids de meergemelde Varinas Tabak door de Comp. van Ca'raques naar elders dan hier ce Lande is gezonden om verkogc ce worden, moec men hier byvoe^en, dac zulks alleen ce wycen is aan de gegoedheid van de Comptoiren die hier te Lande de Commiffien van de vreemden waarneemen, en op 'c ontfangen van de Cotmoflemencen en zelfs van de faófuuren tot 60, 70, 80. percent van de waarde van de goederen in avans betaalen, en voor dac 'er nog iec van ui onze havens is gearriveerd: eene faciliteit die de Comp. van Caraques elders nog niec gevonden heefc, maar gevonden hebbende den dojddag zal coebrengen aan de kwynendeen reedszo merkelyk vervallene Tabaks - Negocie: cerwyl aan de andere kant de Negocianten in Tabak, die zich, 'c zy nu, 't zy in 'c vervolg zouden konnen eftargeeren, om de Tabak, komende van de Comp. van Caraques, ede een zekere prys aan te neemen , ziende dat zy door den impoft, welke de voornoemde Comp. moec betaalen eer Configoatie van Cafas en Comp of van zodanige anderen als aan welke naderhand die Tabak zoude konnen worden geconfigneerd buiten ftaat gefteld worden, om 'er voor te geeven den prys, die andeien natiën mindere  13 13 IJ L A A GE Ai beladingen fubject, daar voor biader), in de noodzaa» kelykheid gefteld zullen worden, om van die fpeculatie aftezicn, en zich getrooflen, hec haare zo veel moogelyk toegebragt te hebben, om 't verlies van die Tak van Commercie voor 'c Vaderland ce prevenieeren, waar omtrent nog te noteeren ftaat, dat de ingezeecetenen deezer Provincie niec alcyd in ftaac zyn geweeft om zodanige avances te doen, en die faciliteit aan vreemde Natiën te geeven, maar door aanwas van de Commercie langzaamer hand daar toe in ftaat zyn geworden, dezelfde weg open zynde voor andere Natiën en handelplaatfen, zal men 'er ook, wanneer de Commercie by hun accrefceert, huizen zien opkomen, welken hetzelfde voordeel zullen aanbieden , daar ondertuffchen onze negotie langzamerhand afneemende, gelyk dezelve langzamerhand is toegenomen, en de gegoedfte Luiden zich uie de Negotie recireerende, onze Negocianten ook buiten ftaac zullen raaken, ora die voordeel aar! de vreemden ce geeven, en dus de Negotie in Commiffie al meede na "elders verzeilen, dewyl 'er niets zekerer is in ftuk van Commercie , dan dac dezelve alleenlyk in een hoogen crap gefouceneerd kan worden, door de Concurrentie van een groot aantal vermogende Negocianten; en dac de fchakel van den algemeenen handel aldus is gecuiiftitueerd, dac gelyk hec genieten van een branche van Commercie eene aanhoudende gelegendheid geefc om 'er nieuwe branches by ce winnen, dus hec verlies van een branche van Commercie alcyd door zyne gevolgen hec verlies van andere branches na zich fleepc. Eindelyk daar men oordeelt de middelen van 't gedaan verfoek en 'c verfoek zelfs, wac hec algemeene; Etangaac genoeg en een vollen gejuftificeerd ce hebben a zal men hier enkelyk nog byvoegen, dat de Ed. Mog. Gec Raaden niec genoeg geinftrueerd lchynen te weefen van de waare fituatie der zaake wanneer hun Ed. Mog. advifeeren om 7t verzoek cendeerende tot reftitutie van 'c genamptifeerde gedeelte van den vollen impoft , waar van ten deefe vryheid of ontheffing verfogc word, te wyfen van de hand, vermits die verfoek door Cafas en Comp. niec voor hun zeiven als negotie doende in cabak , maar als CorrimiffiouarifTen van de Comp. van Caraques vooï cn ten behoeve van die Comp. gedaas  B IJ L A A G Ë' A. 19 daan word , ten einde door dit faveur de gemelde Com* pagnie, die zigh geflatteerd heeft daar van voor de gemelde gefonden partyen ce jouiffeeren , des te meer te èngageéren deefe Provintie in 'c vervolg geheeliyk boven alle anderen te favorifeeren; en om alle bedenkelykheid weg te neemen nopens 'c ongenoegen 'c welk in 'c advies van de Ed. Mog. H. H. Gecommitteerde Raaden gefupponeerd fchynt te worden, dat zoude konnerj opkomen by andere Kooplieden, die tot defen cyd toe den vollen impoft van die tabakken betaalt hebben , wegens het avantage welke Cafas en Comp. quafi daardoor boven defelven zoude genieten, kan men uit naam van P. Pama en van die geenen, welke nevens hem het requeft geprefenteerd hebben , verfekeren , dac defelve zeer gaarne zullen zien, dac die avantage aan Cafas en Comp. worde vergund , als zullende gefchieden ten faveure van de Comp. van Caraques, en dus ten favetsr van de Negotie van Varinas Tabak in 'c algemeen. En becreffende dac een op nieuws ce verleenen gracie niec behoord te recrogadeeren, en dus de dispofitie van den Souverain , indien zy gunflig voor de Suppliancen kwame uittevallen , om die reeden niec zouden moeten geexcendeerd worden tot de verfogte refticucie van den genampcifeerden impoft, daar omtrent kan men remarqueeren, dat hec wel waar is, dac aan poenaale wecten geen retroactive kragt kan gegeeven worden of ten minfte behoord gogeeven te worden , maar dat ten aanfien van faveuren en gratiën nergens , voor zo veel men weet, is gedoceerd , dat op nieuws te verleenen gratiën niet zouden konnen of behooren te retrogradeeren. En voor zo veel over de nuttigheid en noodfaaklykheid van hec concedeeren van de verfogte moderacie by hun Ed. Gr. Mogenden nog eenige dubieteit zoude konnen overblyven, zoude van die Conccflie voor een jaar de proef genomen konnen worden, en ingevalle de Comp. van Caraques dcficicerde, om al de tabak eer hunne dispoficie ftaande, naar defe Landen ce zenden, als dan de verleende moderacie wederom increkken. En hier mede achc men hec verfoek by Requefle gedaan om de meergem. Moderacie ce nbcineeren, volkomen gejuftificeerd en van de bedenkelykheeden daar teegen geproponeerd, ten evidenfte gelibereerd te hebben; waarom P, Pama en de Nogotiancen welke nevens B a hem  ao B IJ L A A G E A. Jiem het Requeft aan hun Ed. Gr. Mog. hebben gepresenteerd zigh aller eerbiedigft flatteeren , dat hun Ed. Gr. Mog. het verzoek by gem. Requefte gedaan, door derfel ver veel vermogend apui wel zullen gelieven te favo rifeeren. BIJ-  B IJ L A A G E B. Impost op de IVaag, federt den jaare 1607. M ■ ■ „ .>| r 2 guld.—f o mild.) f gebleeven « f gebleeven") f gebleeven fCootfemlIe. ....... 50 ft.1 I—_ *gft' ' ! 1 ' f gebleeven gebleeven gebleeven indi§°' ■ * * V * ' ' *° a 20 ft." — 30 ft. gebleeven gebleeven gebleeven ^oe]ëie\S0 ft 13 ft. — gebleeven gebleeven gebleeven gebleeven ^fP;r;oft 20 ^ — gebleeven gebleeven . gebleeven geb eeven £age]eDv "> £ ft. _ ö ao ft. gebleeven gebleeven I gebleeven Noten Muscaten oft > ft> & gebleeven gebleeven gebleeven Caneel- • . 10 u. 5^ _ ,< ft trebleeven 4 ft- gebleeven gebleeven Tot den J.re Allerley Suyker. ..... 5 ft- e~t geftekfóp L, § 6 ft. gebleeven gebleeven gebleeven l*o.Wfi&»lë5ï!^4 ft Oftober i62i. gebleeven op .. J ft. -~ [Annoxft^, 7 ft. [Anno 1679. gebleeven gebleeven geb eeven SSfcfefiü'* : : :: || « * z**«* — * -£3 SSS aM«^-.B^:?| ^ |- «£ ssss 1= Thin 4 ^Cll> * ■ I 0 gebleeven gebleeven gebleeven Hinten;. Tanden . .6 ft | | ~ ™ «• «SSÏÏ *<**«! 1*— ■ Breslanfe Meede j l«« °P * 6 P J . lg*l«ven J 4 ft. b P- |ebleeven Zijde de hondert Ponden ......... • Amandelen ? , . . , „ ft. gebleeven gebleeven 2r r ? de hondert ponden ...*•••••»• Casüe. J r - . .ft gebleeven gebleeven Syropen de hondert Ponden • • • • . * » ■ * * * g ft' Annoió99. gebleeven Anno 1716. gebleeven Boras, de hondert ponden -.. . • • • ■ . i c ft' ^ gefteld op gebleeven "* gefteld op ] gebleeven Anijs, Comijn, Stijffel, Canarye Zaat, Corenten, de hondert ponden. . ...... 0 • gebleeven I gebleeven Gember, Greyn, Sulpher, Was, Ryst, de hondert ponden. . . • * • Yzer, oud of nieuw, gefraeet of ongefmeet, ende Gotelingen, t hondert pondt Hennip . „ * - 2 ft. gebleeven gebleeven Hennip ■ garen J. de hondert ponden. . » « • ' * * ' - * Wandt. J „ 1 ft. 8 p. gebleeven gebleeven 't Vuil Werk, de hondert ponden. ...•-•••*>'• Drit, Halfust, de hondert ponden. , . • • • - ♦ • * T a gebleeven gebleeven Pot-Asch, komende van Smirna, uit Moskovien, Polen, en andere diergelijke fijne Pot-Asfchen,de hondert ponden . . Ut. gebleeven gebleeven Alle Deenfche, Schoonfche, Sweedfche, Stetijtnfche, Colbergfche, Cafuypfche, ende diergelijke Pot - Asfchen, de hondert ponden. 8 p. gebleeven gebleeven Alle Weedt-Asfchen bij 't pond verkogt werdende, van de hondert ponden. \ £ Alle drooge Huyden, 't zij dat de zelve bij het ftuk, of bij de pond werden verkogt, van de hondert ponden. . . . . * £ gebleeven gebleeven De natte Huyden by het pond, of bij overfiag van ponden, of bij ftapehngen verkogt werdende van de hondert ponden. . . . * £ gebleeven gebleeven Doch zullen de voorsz. natte Huyden, den voorsz. Impost met fubject zyn, zoo wanneer die bloot bij hec ftuk, fonder eenig 2 it. gebleeven febleeven Reguardc re maken op gewicht, verkogt werden. „Q. „ 3 De Razijnen en Vijgen zullen defen impost, mede fubjed zijn fchoon die met bij het pond, maar bij de Kort, lonnekens, of Koppel verkogt werden. „,.„.. , . ^ , Weet, Alluyn, Boter, Roet, Kaarfen, en andere waren , die ter Wage fubjecl zijn te komen, en die hier inne met begreepen gebleeven gebleeven en zijn, hodanig die ook zouden mogen weezen. . . • • • * , ' , ' ^ A' lebleeven o-pbleeven Allerhande Kaas, fonder diftinftie, de hondert ponden, zal betaalt worden zoo menigmaal dezelve Kaas ter Wage gewogen zal worden. 5 ^ * &CW1 v l6 ^ Thee, de hohdert ponden, . . » • • • • * • • • • ia ft.' CojtTy, de hondert ponden. . . • • • • '..'.* * ...... ] * } ' ^ ft. Cacan, de hondert ponden. . . . » • ■ • * • * * • ! *. . • 8 ft* Koperdraat, de hondert ponden. . . •,*,,» 1 ' ' * « * * * * * ' 6 ft» Alierhaade Veeren, cot Beddens, Hooft- en Sitkusfens $c. de houdert ponden. . , s . . i 8 . L ...... J, L«- k   BIJLAAGE C. Extraér. uyt de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, in Haar Edele Groot Mog. Vergaderinge genomen op Vrydagden 28. September 1753. By refumtie gcdelibereert zynde op het Rapper t den ó. July laastleeden ter Vergadering uitgebragt duur de Heeren van de Ridderfchap en verdere haar Edele Groot Mog. Gecommitteerden tot de faaken van de Commereie en Navigatie, hebbende, in gevolde en toe voldoeninge van haar Edele Groot Mog. Refolutien commiflbriaal van den 27. Augufty en 29. September 175i.j met eenige van de Hollandfche Raaden en Minitters van de Collegien ter Admiraliteit in deefe Provincie refideerende, geexamineert de Propofitie door wylen fyne Hoogheid, glorieufer gedagtenis , op den 27. Augusty 1751. alhier ter Vergadering gedaan, mee de daar neevens overgeleeverde Verhandeling ov,er den Koophandel in de vereenigde Nederlanden, 'aan hoogftgedagte fyne Hoogheid door eenige Koopluiden ter hand gefteld, betreffende den vervallen toeftand van de Commercie deefer Lanaen, en de middelen welke tot redres fouden behooren te worden aangewend; mitsgaders de Miffive van haar Hoog Mog. van den 17. Augusty 1751., waarby aan haar Edele Groot Mog. hebben toegefonden de Propofitie door hoogstgedagte fyne Hoogheid ten felven daage op het voorfz. fubjecf. ter Vergadering •van haar Hoog Mog. gedaan , als mede de voorfz. Ver* handeling daarnevens aan haar Hoog Mog. ove-geleverd* ls goedgevonden en verftaan , dat voor Provinciaal aJvis van deefe Provintie op de voorfchreeve Propofi"tie, door hoogstgedagte fyne Hoogheid ter Generaliteit gedaan,fal worden verklaard: dat haar Edele Groot •Mog. met de Opfteilers van de voorfz. Verhandeling .daar in ren eenemaal convenieeren , dat de Commercie ■.van deefe Landen in vergelyking van voorgaande, tyden ten uüerfien is vervallen, en dat fchoor. bet zelve verval B 3 aan  22 B IJ L A A G E C. aan differente oorfaiken, in de leerhandeling aangeweeJen, {met worden' toegefcbr eeven, egter , tot berftelling der felve geen andere hulpmiddelen kunnen worden beraamd oh een .ontlading of vermindering van die lafien, welke da Commercie fo» drukken , en dejelve 'vm bier na andere JLanden hebben gediverteert. Dac het felve ook overeenkomt met de gedagten, Wilke de Gjcornmitteerden van de gefaamendyke ColJegien ter Admiraliteit by haare AdvHlri van den «9. November 17^2. en 15 April 1740. over die materie aan haar Hoog Mog. hebben geuit, fegzende by haar Ad vis van den 29. November 1732. Dut.de refpettive Collegien 't;r Admiraliteit Ixt eene meer bet 'andere minder, feeclert vsele jaaren van tyd tot tyd bebbon gevonden een merkel yk Virval en groote vermindering in den Handel en Commercie deefer Landen, dat fy de oorfaak vari dit verval meir.den te moeten tosfehryven aan de meerder applicatie van verfcheide Natiën op dc Commercie en Handel, die defelve voortvds hadden genegli^eert; en det fy als •een tweede oorfaak vau die vermindering hebben aangefien, dat de goederen die bevoorens gefonden wierden van de eene Plaats na de andere over deefe Landen als een opflag , feederc eenige jaaren buiten deefe Landen öm, en over andere Landen heen , haar weg genoomen hadden: dat deefe eerftgemelde oorfaak wel niet -was weg te neemen , dog dat fy meinden te mogen on'derftellen , dat die twee Je oorfaak moeft worden geattrilvicerc aan 's Lands Regten , die de Goederen in bet pajj'eeren van deeze Linden op bet inkoomen en uitgaan 'moeten betaalen,en welke feparaac en ieder op haar fe» B: IJ L A A G E D.1 queeren, dat men by de Collegien ter Admiraliteit meerder zou geheft en ontfangen hebben, als men minder had gevraagc; dat ook deefe Confiderarien op dit Articul dien gelukkigen uitflag voor onzen Koohhandel zullen genieten; dat dezelve zo niet geheel ontlaft en ontheven van alle laften, ten minden niet boven f percent zal worden bezwaart. Met betrekking nu tot de Derde; namentlyk, de Goederen, die in 't ftuk geverft zvn; bekennen wy gaarne, dat dezelve ten uiterften fchadelyk zyn aan onze Verweryen &c. ; ja men zoude op 't verbod van den invoer omtrent alie dezelve , gelyk by 't Placcaat van 't jaar 1725. reets gearrefteert is, met kragt infteren; in gevalle dat niet eenige van dezelve in onzen handel gemanqueert wierden , om behoorlyke aflbrcemencen te maken; en, geconfidereert dat deeze Goederen bier te lande wederom weinig of niec worden geconfumeert, een minften niet die goederen, welke wij ter aflbrteeringe gebruiken en verzenden, zo zoude men daar omtrent een diftindcie kunnen maken ; en dan zoude, naar onze gedagten, hec belang van onzen Handel en van de Negotie in 'ceeneraal vèreifchen , dat alleen de volgende in 'tfluk geverfde Goederen, die zeker? Jyk als nadeelig kunnen aangemerkt worden, bleven verboden, als: Alle zoortcn van Bayeh. Croon Kaften. I-5reede en fmalle Lakenen. Stampels. ' Douzynen. Imperiaalen. $ta metten of Laken Raffen. Perpetuanen. Kerfayen. Serge'de Dames. Duffels. Schotfe Sayen. ' Fuges. Sterling S'ayen. ' Fri Paden. • . Plet Ten. Flanellen. Kümèrnock Serges. Chahms. Arnéfls. Sïberfayen. Sempiterras. Luikfe Sayen Everlafting , cn Serge de Regenklccds of Falyfayen. JN'imes. - Dog dat alle de andere aan 't .[luk geverfde Goederen , cte m^Q verre dat nadeel niet teemeugen , maar ten- 'fi-  B IJ: L A A G E ö. » ■fine als aangewezen, noodzakelyk zyn, om die reden, behoorden te worden gepermitteert, en te jouiffeereh van een gehfeel porto franco of | percent, zo als omtrent de in de van t>uyteniandfche Manufactuuren worden benadeelt: ea 2e. De Respective Admiraliteits Collegien; terwy 1 het zeker is, dat het gemis. hec geen dezelve door den vryen Invoer van Goederen , die niet fchadelyk zyn aan de binnenlandfche Fabricquen , lyden, moet worden gefuppleert met vreemde Goederen, die alleen ftrekken toe Confumtie binnen ons Land, zwaarder te belasten. Deeze zyn ook de twee eenigfte redenen geweeft, gelyk wy klaarlvk by onze voorgaande Confideratien hebben gedemonftreert, waarom men zommige van de Goederen , waarin onze Handel beftaat, op de Lyft L. B. achter de Propofitie van wylen zyn Doorl. Hoogheid, H. G. met 2 percent by het inkomen heefc bezwaart. Wy weeten niet dat 'er by het Ed. Mog Collegie ter Admiraliteit nog eenige andere redenen zouden overblyven : immers: wy vinden dezelve in 'tgemelde Advys door de opftelders niet geavanceert; wy zullen derhalven de opgave van onze goederen, ingevolge de Lyft achter het meergemelde Advys, aan die twee redenen of oppofitien toetfen en examineeren; of zo en,in diervoegen als by onze vorige Confideratien 't Porto Fraiico op dezelve Goederen, ten minften geen zwaarder belascmg als een half percent is verzogt, de toezegging daar op aan dezelve fchadelyk kan geoordeeld worden. Nagaande de Lyft, vinden wy Pag. 33. ManufaÜuren van wolle Lakenen, alle geverfde Lakenen zonder onderfcheid, of die in de wolle of aan het ftuk zyn geverft, van de waarde van hondert guldens, verbooden. Kortheidshalven zullen wy ondergetekenden by dit Articul comprehendeeren de daar aan volgende Goederen , en in 't generaal fpreeken zo wel van de Bayen, Serges en andere wollen Manufacturen als van de Lakenen. By  4« B IJ L A A GE D, By onze voorgaande Confideratien hebben wy, en wei naar waarheid , aangetoont, dac de Goederen, waar ia onze handel beftaat, zyn van driederley foorc, als Witte, In de iml geverfde, en Eenige weinige aan 't fluk geverfde Goederen. Ten aanzien van de witce, en hoe die zyn ce confidereeren, is aldaar breedvoerig aangecoonc, als namenclyk aan de Binneiandfche Fabricqueu in 'c geheel niec nadeelig. En een opzigte van de twee laaltgenoemde hebben wy by gemelde onze confideratien wel diftinctejyk onderfcheiden de in de wol geverfde van de aan liet ftuk geverfde : en hebben breedvoerig aangetoont, dat de in de nml geverfde of fchoon in den eerften opflag nadeelig fchynende, egcer geen de ininfte prejudicie aan onze Binnenlandfche Fabriquen coebragcen, gelyk wy om die reeden, met betrekking op dezelve, op een ligte belading van \ percent hebben geurgeert. Gelyk wy , iuteegendeel, ten blyke van onze niet geintereffeertheid, en dat wy 't algemeene welzyn boven 't onze particuliere fchatceden niec alleen hebben erkent, dat de aan bet ftuk geverfde Goederen , hoe zeer onze Handel daar mede iu mogt beftaan, van een geheel ander natuur zynde als de eerftgeuoetnde, de voorgemelde coetsuiec konde veelen , maar daarom ook die Goederen opgehoemt, met de teekens, waar aan van de in de wol geverfde ce onderfcheiden , en dus het verbod op den invoer van de zodanige ten vollen gejuftificeert. Wy zullen alle die reedenen waarom de in de wol ge* verfde Goederen zo wel als de witte behoorden te jouisfeeren van het porto franco, ten minden niet meerder als met a percent by het inkomen te worden belast, niet repeteeren; terwyl wy geruft zyn dat die, zo als daar zyn ter neder gefteld, voldoende zullen worden bevonden, waartoe wyons, om die redenen, refereeren. Oog voor zo verre als wy op de meeigemelde Lyft vinden diftinftie gemaakt, in opzigt toe de Lakenen en Ratynen, met, namentlyk, de Engelfche, Scbotfche en Trfche , van alle andere vreemde en buytenlandfe te onderfcheiden, en die diftinctie, geconfidereert de laatft ge-  B IJ L A A G E D. 4^ genoemde Goederen eenigzins nadeelig zyn aan de Binneiandfche Fabriquen in tegenftelllng van de eerftgemekle erkennen, te zyn billyk en gefundeert, zo willen wy gaarne to dien opzigte van die generaale bv ons voorheen gemaakte confideratie afgaan, met toeftemmmg , dat op alle zulke Lakenen en Ratynen ( buyt?n die van Groot -Brittanje) zoude kunnen worden^ lect, zodanige belaftmg, dat dezelve aan de Binnelandfche Fabriquen geen nadeel konden toebrengen, m ts dat als dan, zo wel de witte, als in ócwtl «Zfde Manufacturen m Engeland, Schotland of Yrland gefa! bnceert zynde, niec zwaarder wierden belaft als in onze voorgaande ConÖderatien is verzogt geworden Dus is aangetoont, dat het verbod of eene zwaare belaftinge op de Engelfche, Scbotfcbe en Yrfche IVW factuuren geen voordeel aan de Binnenlandfche Fabrï^l.f toeh™&"> wrwyl die op geenerhande manieren daar uyt ftaat geboren te worden. By orde moeten nog onderzoeken, of de tweede ree- H? P auSn.heeft °mtrent de lederen, waar in onze Handel beftaat; naamentlyk, of de invoer derzelven zodanig als door ons bevorens is bepaalt, prejudicie* geeft aan de refpedtive Admiraliteiten. i^Juaicie Dit articul, terwyl by onze voorgaande Confideratien mede afgehandeld , en 't contrarie is beweezer LS daarom geen verdere aandrang behoeven ; alleen 'voe gen wy daar nog by, dat met de in de wol geverfde Goederen in t geheel ce verbieden, de refpeclive Ad. mirahteiten daar door geen de allerminfte voordeelen Konnen genieten; maar dat in tegendeel een kleine be lafting op die in de wol geverfde Goederen , daar wv in voorige tyden den ftapel van in ons land hebben gehad en een confidetabei debiet, veel voordeel voor de Ad! mirahteiten , en geen minder aan de gen^aale Commercie zoude toebrengen , terwyl een ligte belasting defluikeryen geheel zoude verbannen, en de men 2 A?*? yrmco °P andere Goederen aan de reipettive Admiraliteiten zoude veroorzaakt worden Verwachtende derhalven, in plaats, dat door 'zodamg verbod of zwaare belafting 't geringe overfchot van onze Negotie geheel zoude worden gefuioee, zo als nootwend.g zoude volgen ; dat in tegendeel onze voor- gaande  48 B IJ L A A G E D. gaande Confideratien , gelyk deze, van zulke andere en gewenschce uitwerking eu gevolgen zullen zyn, na.mentlyk , dat ons voorgaande verzoek gunftig zal worden geaccordeert, tn daar door als een nieuw leeven aan onzen tJapdel zal worden gegeeven. Met betrekking nu van de aangeeving van de overige Goederen of Manufactuuren, als ftaande op de bovengemelde Lyft om aan te geeven by 'c ftuk van zekere ellen, neemen wy ook de vryheid aan te merken, dat met het zelve opdien voet te introduceeren, de uiterlte inegaliteit zoude worden geobferveere, wy! de (tukken niet alleen zyn different van ellen , maar ook, eri nog meer van waarde, zynde het eene ftuk van dezelfde foort, dikwil - dubbel meerder waardig dan het andere; en dus zouden de goederen, by het'ftuk van zekere ellen moetende worden aangegeeven , ofichoon veel geringer van waarde , en daar nogcans de meefte aftrek van is, zo veel betalen als die van grooter waarde en zouden, daar zy 't minfte kunnen en behoorden te lyden,'t meeft gedrukt worden, welke inegaliteit dient eu zou kunnen woiden gemen3geerc met dit eenvoudige, te weecen; de bovengemelde Goederen te doen aangeeven by 't Jluk en waarde. Wat nu betreft het Transito. Gelyk wy reeds mede by onze voorgaande Confideratien daar breedvoeriger over hebben gefprooken , en als nog moeten erkennen , dat hccwaarlyk in 't generaal voor de Cemmercie niet nadeelig zoude zyn; maar in tegendeel voor veele, ja de meefte takken der Negotie importante voordeelen aanbrengen, wanneer het zelve in trein kan worden gebragt, zo moeten wy echter als nog perfifteeren, dac hec, met opzigt tot onzen Handel , niec als een incerften pernicieus kan worden gefchat, en wel om redenen, bevorens door ons gemelc,"en daar deze nog zouden kunnen , ter fterker bekragtiginge van dit ons gezegde, by gevoegc worden. Want, vooreerft, zyn volgens 't Concept omtrent hetTranfito, onder hec zelve niec begreepen zodanige Goederen, waarvan de uicvoer bv de Lyft is verboden, en in cegendeel zyn da3r wel degêlyk die Goederen echter onder begreepen, daar hec inkomen van verboden word; een zaak, die immediaac aancoonc dac onze Negotie daar door niet alken veel zoude moeten lyden; maar  B IJ L A A G E D. 49 maar zelfs rot nier loopen ; wvi alle vreemdelingen die Goederen zonder 'c minfte voordeel voor ons, Tranfitn over ons Land zullen konnen krygen. Ten anderen, wat merkelyk verlies niec voor onze ' Ververven, Drogcryen en Péfffe^yen'r? Volgens 't Project immers mogen die cranficoire Goederen niec van gedaante verandert worden, maar moeten van dezelfde natuur blyven, of verliezen dat regt, evenals by voorbeeld de Sileüjfer Libnens na Spanj-n, die aenieten nu dac voorregt, dog verhezen het zelve wanneer zv eedrukr. zyn. ö Die nadeel nu infiuentie hebbeide op alle materiën die toe de Verweiyen &c gebruikt worden, is om die' reden te meer te eyiteeren, en kan dus hec Tranfito mee opzichc coc onzen Hardel niec zonder delTelfs ruïne wordengemtroJuceert, waarom wy vertrouwen dac op die Foïnc mede en inzonderheid reflectie zal worden genomen, en als onmogeiyk geoordeele. . Wy zuilen emdelyk van hee veilgeld, offchoon by t boven gemelde Advys daar aanhaling van word gedaan, niec behoeven ce fpreeken, om dat vooreerft hec zelve een zaak is, die in de geheele PropofitL» van wylen zyn doorl. Hoogheid, H. M. niet word gevonden, en ten anderen aan ce merken zynde als iets, daar de algemeene Negotie en Commercie by belang heefc, wv geruit zyn dac de onheilen , daar uie te refuheeren , door pet gintfene Corps van gecommitteerde Kooplieden ia «wa helder daglicht zullen worden geftelc. Ondereet-kent door Abraham vam Brovel. J o b Si e.we a i sz Cencen. GoiiD schalk KOPSZ. Pieter Kops Geeklincsz, kornells van der vhïi Frans Bosboom. Als Gecommitteerde der voornaamhZe Kooplieden handelende in vullen Manufaltwaen in Anl Jlerdam. w W- De Et. M BIJ-  BIJLAAGE D. j.l Extract uit de Psojecl-Lyft der Cou- • fi;.' voye'n en Licenren van de EdeieMog. oo' Heeren Gecommitteerden van de Hollandfche Collegien ter Admiraliteit, op de Propofitie van Zyne Hoogheidt, Glorieufer GedachtenifTe &c. llc, vooral van de geringe foort, die men gewoon was tot zeer laage Fryzen van daar te ontbieden. ■ Dit zyn dan de eerfte beginzelen geweeft van het verval der Fabryken hier te Lande. Behalven nog dat men in Engeland. &c de meefte Fabryken ten platten Lande heeft, tn dus in Huishuure.n , Eetwaarcn, en verdere beladingen mede merkelyk'met ons verfchilt, en dierhalven de gemeene Man met Veel minder loon kan beftaan. Onze Fabryken dan verflapten , en namen af naar n)aate> dat die van Groot-Brittannie avanceerden. \\ aarop volgde , dat veele van onze Arbeiders hunne tabryken koftwinning verlieten , en zich begaven'na de lieden,, daar meer Commercie als Fabryk was, te' meer, alzoo de differente Oerlogen van 1652 tot 1(579. zeer veel Volk uit de Commercieerende fteden digelyks wegnamen, en dus aldaar ab'undantie van Werk, zoo te Water als te Lande was te vinden. Het gene dan ook vervolgens de Fabrikeurs verpligte, wilden zy hun overige Arbeiders niet geheel zieft' verloopen, de Arbeidsloonen te verzwaarén, waartoe de meerdere belaftingen op de middelen van Con'fumptie niet weinig contribueerden. Altemaal om'ftandigheden,. die ten uirterften fataal waten voor de Fabryken dezer Landen , en waarop onvermyJelyk derzelver verdere vermindering moeit volgen ; vermits men hoe langer hoe meerder buiten ft.ac' geraakte, omme tegen de Manufactuuren van Groocjbnttannie te kunnen markten. De OpftjlJers van .de gemelde Confideratien zeggen I) 3 "ittft  54 B IJ L A A G E D. zeer wel, dat men in Engeland alle mogelyke avantagie aan de Fabryken der Manufacluuren roebréngt; als cm. der anderen het verhagen van de Pryzen van het principaale neodige Materiaal. Zulks zoude en behoorde ( onder Reverentie ) alhier te Lande te worden nagevolgt. Dog het voornaamfte (en 't welk byna de geheele zalk' uitmaakt j is het verbod van den uitvoer van hunne wolle. Dat kan immers niet nagevolgt worden, want men lieert alhier geen eigc product van wolle, in zulk een overvloed gelyk in Engeland &c. De wolle diewy althans nog gebruiken , word gehaalc van zulke plaatfen, daar andere Natiën geen minder occafie toe hebben als wy. Zoo dat wy, omtrent dat Articul, alleen zoo ver tekort fchietcn, dathet niet mogelykisooyt dien hoek te boven te geraaken. Het zelfde kan en moet men men met leetwezen zeggen, heeft ook plaats ten opzichte van de Arbeidsloonen. Want wat apparentie is.'er, dat men in deProvintie van Holland ooyt tot minder Loonen zal kunnen werken? Is het aan de Fabrikeurs niet overgenoeg bekent, dat, zoo dra maar eenig meerder werk als ordinair voor handen is, of dat zy lieden toe verbetering van haarIieder Fabryk , eenige verandering in haar werk willen maaken , onze gewoooe Arbeiders terftond meerder loon Vragen ? Wat zoude het dan wezen, indien men eens probeerde (want van fóft'gen duur kan het niet zyn) om den invoer van vreemde Manufactuuren te verbieden. Had men niet terftond eene groote beweging onder het Werkvolk ce wachten , en zouden zelfs de geringfte Arbeiders niet zoo veel loon konnen vragen en bedingen als zy zelfs goedvonden? Zoude eene Fabrikeur, in zodamge omftandigheden, met gro-ice Prefentcn en zwaare Loonen , dc befte Knegts niet van den anderen zoeken afcecrekken ? Waren de Fabrikeurs ö*bk niec gehoodzaakc (indien zv in hun Project wilden reufleren) omme door zware oükolten, groote Prefenten en hooier Loonen, een groot  b ij' l a A g E J% jj groot getal Arbeiders uit andere Landen tot zich te lokken? En Vaar zoude men zoo grooten aantal vari Volk zoo fpoedig van daan haaien? Eyndelyk, wac uiikomft heeft men van zulke geforceerde middelen te wachten V immers niec anders als een important vérlies op dié Manufacluuren , dewelke met zuike zwaare koften zullen zyn gefabriceert, en dan verder eene toraale Ruine voor den Handel, dewelke tot noch toe zoo met de inlandfe als vreemde Manufactuuren word gedreven. Omme zulks ten overvloede nog klaarder te bewyzen, zal men (zonder regard te nemen op de wolle) alleen het oog.maar dienen te flaan op het Exempel , dac door de refpedtive Fa'brikturs zeifs word aan da handt gegeeven, namenlyk: Aan 2000 Stukken Lakenen waardig ƒ 150 : - : - per ftuk word door 1170 Menfchen verdiend aan Ar. heidsloonen. . . . • ƒ 805360 - : Bedraagt voor yder ftuk aan Arbeidsloon circa . . . . . ƒ 102 : 13 : Steid nu eens, dat de Arbeidslponen in Groot - Britcannie maar een derde laager zyn (dat immers niet kan worden tegengefproken) dan koft dat zelve ftuk Laiken in Engeland minder aan Arbeidsloon . . . . ƒ 34 : 4 t Bedraagende van de waarde van het het geheele ftuk Laken ter fomma van ƒ ijo circa . . . . ƒ 22J perc. , , Blykt hier uit niet zonneklaar, zoo lang in de Arbeidt loonen zoo een notabel orderfcheid word gevonden,dat geen Koopman in ftaat is, in dat foort van Manufactuuren, waarin hec differenc zoo groot is, eenige onderneminge te konnen doen ? In de mindere Soort van Lakenen, Carfaayen, Baayeh en andere gemeene ftoffen , zal men nog meerder differentie ontmoeten, vermits de Wolle die daartoe wel de bequaamfte is, fpeciaal in Grooc Britcannie is te vinden , en dierhalven zyride Engelfe ons in de geringfteManiifadluuren altoos nog verder voor uit. D 4 Hot  50 4i IJ L A A G E D. Het is dierbalven zeer gemakkelyk te projecteeren; dat van 2cco Lakenen 1170 Menfchen kunnen beftaan. En dat var, de ƒ soyxGo: —:—. aan Arbeidsloonen door de Provintie van Holland alleen zouden worden geproriteerc ƒ 68037. Konde men maar zo gemakkelyk Middelen uitdenken , om dezelve buiten 's Lands te debiteeren , het "zoude eene volmaakte zaak weezen , en de Koopluiden , die in de Manufactuuren handelen, zouden ook niets ïiever wenfchen; want geen de minfte redenen zyn 'cr om eenig KoopAnan te fufpecteeren , dat hy niec veel liever zyn Negotie zoude dryven met. 'lnlandfe als met vreemde Producten , wanneer de pryzen op een egaalen voec waren , geconfi Jereert, de Riflco van de Zee en andere onheilen, die men te wachten heeft op de Goederen , die men van elders moet ontbieden. Indien men dan overcuigc is van de önmogelykbeid, omme Qnze Fabryken door geforceerde Middelen te herïtellen , was hec dan niec beter voor het algemeene welzyn, eeoen vryen en onbelemmerden Invoer van alle Mamrf rctuuren , uicgezonderc alleen de aan het ftuk geverfde Wolle Manufactuuren (waar van door deKoópluyden in de Manufactuuren in hunne Confideratien eene Lyft is geformeert ) een einde de Verwers, Droogers, Paifer3, en andere Arbeiders, dewelke zo wel aan de Vreemde als 'Inlandfe Manufactuuren te pas komen , in hunne Koftwinning(zoo lang zulks mogelykis) te ma in ei neren ? Hadde men door zoodaanigen Vryen Invoer niec alle hoop en - vérwagcing, dac men binnen weinige jaaren alhier zoude, zien de Stapel en het Magazyn , was het niet grooter (om vcfeheide redenen j het zoude ren, Kiinftcn zoo groot'zyn ais ce Londen, alwaar die Talc van Commercie zoo aanzienclyk 's, dac die Capitaale Stad motigelyk-mee^'r Intereft heeft in de Maaufactuu. ren .ds geheel Europa ? En dat alles heefc geen an lere Source, als den Vryen Invoer van alle f^brten van Manufactuuren uit alle Oorden van de refi>eclive drie Könmgkryken van Engeland, Schotland en Yrland. " >d ' Wit- zocde ons hinderen na die .hoogte te adfpireje»V Want in ca omtrtut Londön gelfs word geen v-ieri I u- " de  B TJ £ A A G E , Baracannen en Camelotten , geverfde, ■ fouder onderfcheid'of die in het ftuk of in den draad geverft zyn C *) verbood. vry . witte en van gemengelde couleuren, het ftuk van veertig ellen i - o ,• o vry > , carfayên, geverfde —- — wit- I £•) Dot deefe Baracannen te ftelleii op de Lyït van het tranüwir.  tfö B IJ L A A G E D. •——— witte, het ftuk van veertig ellen —. I Inkoomen Uitgaan — Calminkgn en wolle Damaften , fun- 040 vry der onderfcheid van gemengelde of ongeirtengetde contouren, het ftuk van fes en dertig ellen 050 vry *- Eftaminen het ftuk van fes! en dertig éllen , f»nder onderfcheid van gemengelde of ongemengelde couleuren —, 030 vry w 1'olomiten en Cajant Voering Gry- nen, geverfde fmder onderfcheid of die in den draad of in het ftuk zyn geverft, onge- . mengelt verbood. vry dito witte en gemengelde , met of fonder zyde , het ftuk van veertig ellen 0-5-0 vry > S.,yen, geverfde . verbood. vry • witte en van gemengelde couleuren, het ftuk van fes en dertig ellen e - 6 - o vry ■ S, rges, gevef fde " verbood. vry j — - Engelfche Sarges in dc wol geverfd, \ Van gemengelde couleuren , ha ftuk van agt I en twintig ellen - — o - 5 - o vry }——— alle andere wolle ftoffen, fonder 0111 derfcheid of die in f ongerneugclt. en in deefe lyft niet ge [ fperijceert, van de;wajirdc van honderd guldens h 1 10 o vrv : .— L Tapyten , gewerkte, en gefchilderdc , ' van dc waarde van; honderd guldeus ~ 300 Vrv ■J Trypcu ,-het ftuk van veertig ellen 2 10 o Vrr — Vlaggedoekl of Stramynen , het 'Buk | van aryftl? ellen l ttk o 6 • vrv «——ï alle EuropeèTcKe zyde ftoffen, met of J fonder fioud of Silver, van de waarde van | honderd guldens — — 8 . 0 — dito Ooftindifche — 1 0|o v ,  REGISTER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. Aardappels» nut derzelven bl. 82,83 en4i? Brengen weinig nadeel toe aan 't Gemaal. 83 Aardenwerk (Delfsch) 1 wauioni minder in gebruik. 86" Accijns zie Bel as tin- , gkn. Acte van Navigatie der Engelfchen: haar invloed op onze fcheepsmagt en fcheepvaart. 236 Actiehandel verderflijk voor de famenlecving en koophandel. 258, 259 Middelen om denzelven te beteugelen. 5 Admiraliteiten hoc'c gemis haarer inkomften te verhelpen. 38.1. 384 Zöud>n winnen tiyeeri Porto Franco. 386 Fonds voor haar te vinden. 404. en volg. 1 Advoxaat of Dottor iii de rechten, deszelfs waardigheid door een belachelijke eerzucht gezocht. 253 Al te ligt j gegeeven. Ibid. Afrika Handel op dat Werelddeel door de Engelfchen benadeeld. 187 . Aken deszelfs lakenen om hunnen goedkoop den onzen voorgetrokken. 85 Ambachtsvolk verloopt door de duurte der leevens- middelcij. bl. 82 Door ge»' brek aan werk. 260 Door 'r gebruik der aardappelen grootelijks verligt. 83 \m r r i k aan.en (Noord) Aanmerkingen over hun oorlog met ingeland. 299 Amsterdam heeft niet alleen de vreemde volken, maar cok de Hollandfche en Gelderfche fteden tot mededingfters gehad. 48 Hamburg mededingfter dezer ftad. 105 Giootheid van haaren tegenwoordigen koophandel en fcheepvaart in vergelijking van haaren voorigen. 27G Middelen door haar aangewend om haar handel uittebreiden- 518 Ontwerp tot het oprichten van eene Kamer van Koophandel aldaar niet tot ftand gebracht. 521 Umeh hunne menigte nadeelig. 269 Middelen om hun getal te verminderen. 412 en voig. iaMENBEZORGERS behoorden inlandfche fabriek tot kleeding enz. der behoeftigen te gebruiken. 439 Arbeidslieden in de fabrieken. Middelen om hen beter koop te doen lee?en en werken. 410 en volg. Premien aan hun tc verleenen. 419 Ait-  REGISTER. rbeidsloonen f DuWtè der doet den prijs van 't "werk verhoogen. 84 doet den koophandel nadeel. 87. , 89 Ook den visfcherijen. . 87 Middelen om die te verminderen. 410 en volg. Arrest nuttig voor den koophandel. 488 Assurantie vermindering van dezen tak van koop- . handel, 11S B. Bankrreuken. Oorzaaken haarer menigvuldigheid. 2f>3 Gefchieden meest met voordacht. Ibid. Middelen daar toe gebruikt . Jbid. en 264 Haare fchaUelijke gevolgen. Ibid. Am- ] merkingen over dezelven en middelen omze te beletten. 489-508 Belasti ngen. Ha3reaan- I houdende verhoooing veroorzaakthet verva! des koop. handels. 54 Hoe dezel- ve eertijds werden geheven. Ibid. Waarin oudtijds bettonden. 55 en 56" I Hoe onder de fteden verdeeld. 5f> Worden overal op den koophandel gelegd. 57 Welke meest door de wijze haarer heffing word gedrukt. Ibid. en 60 H;;are Jl verpachting ingevoerd. 61 Beloop der eerfte verpachting. 63 üpteüirg eener E menigte belastingen van tijd tot tijd ingevoerd n verhoogd 65-72 Te onrech- B te voor niet nadeelig voor den koophandel enz. gehouden. 72 en volg. Haar fcha» delijke invloed op dezelven. 8 2 en volg. 1 laage beletten 't fluiken 371 brengen meer in 's lands kas dan zwaare. 372 Voordeelen uit haare ontheffing óf vermindering fpruitende. 373 '■ waarop en hoe te heffen. Ibid. en "97. en volg. Brengen meer bij Colleéte dan bij verpachting op. 388 Lijst van verminderde belastingen. 388 — 397 Accijnfen genaamd zeer hoog. 410 Middelen oiu haar te verminderen ea haar gemis te vergoeden. 411 en volg. I e r b 1 c e de eigenaars dezer Colonie behartigen te veel hun bijzonder belang. 477. 527 en 522 ierbrouwriten door de hooge arbeidsloonen vervallen. 85 't gebruik van Koffi en Thee. 129. ig9 innensteden de oorzaaken van haar verval. 5? naar evenredigheid meer dan de Zee. fteden belast. 42S OEKDIiUKKBRIJEN door de hooge arbeidsloonen vervallen. 87 o e k e n over den koophandel doen denzelven geen nadeel. 270 oekhandei. zijne nuttigheid befehreeven. 422 Bloei  REGISTER Bloei en verval hier te lande. 425 Wat te doen om dien weder op te beuren. 426 Brazil door tweedragt iu ' den Staat verlooren. 14a Buitenlanders in onze fcheepvaart, koophandel, fabrieken en trafieken gebruikt , bcnadeelen dezelven niet. 270 Schijnen ;»elf noodzaakelijk. 2 1 Schijnen onze zeden te hébben bedurven, 272 Burgerstaat hoe ook vervallen herftelbaar. 4 Wat ' daar toe noodig. 5 Burgerstaaten Jt ge: ' voelen van Montesquieu omtrent den duur dier geenen , welke door den handel zijn opgekomen, aangehaald en wederlegd, 315 en volg. C. Camelotten (Bjtusselsche) zie Grei- n n. Crediet-geeven met een half percent provifie, waaruit ontftaat. 112 Voordeel, welk 't geeft. 113 Het misbruik 'er van eene oorzaak van het verderf onzes handels. 115 '- beflaan- de in het doen van betaalingen voor vreemden deszelfs verderflijkheid voor onzen handel. 228 en volg. CONVOOIEN EN LlCEN- Ten zie Rechten op den koof handel. Cromwel heeft zich van 3é weerloosheid van onzen Staat bediend , om onze vaart en koophandel te fnuiken. 136. 139 D. Dagloon zie Ariids* loonen. Deenemarken Oudheid van deszelfs koophandels. 3S en 36 1 deszelfs tegenwoordige magt. 302 De in e s hebben oudtijds koophandel gedreeven. 33 en volg. • benadeelen ons in den handel op de middelandfche zee. 107 Discompte van Wisselbrieven haar verval. 114. Doctor in de Rechten zie Advokaat. Drawbak waar in beftaat en zwaarigheden, waar aan onderhevig is. 376 en volg. Duinkerken aan Frankrijk geguarandeerd. 145 E. Effecten, buitenlandfche onzen ingezetenen toekomende draagen niets in 's lands lasten. 411 E» g land Blijken van deszelfs ouden koophandel, 29. 39 —47 ■ ——• hoe onzen handel op dit Rijk is te niet geloopcn. 107 —- deszelfs tegenwoordige magt. 297 en volg. -des-  Ik E- G-: 1 S- ï E n Engeland Deszelfs grootheid op dc zeemagt geves■ tigd. 345 I Aanmerkingen . over deszelfs-wankelen ftaat. ' C£i ..: I ' Ü7 —■ Oorlog met dit Rijk voor ons allarverderfeiijkst. 523 EnoilLSChen waarom beter in den handel op Rusland zijn geflaagd dan wij. n. d .1 93 welken zij ozze O. I. C. hebben toegebragt. 182-184. Die, welken zij onzen ban.- del op de kust van ATrlka en in West-Indië toebrengen. j86 189 ;Brengen door - hunne Acte van navigatie cle eerst wond aan onze fcheepsinagt en fcheepvaart , toe. 236 . 1— Hunne particulieren verrijkt, en ftaat verarmd 298 Aarjmetkin- gen over hun oorlog met de jNoord. Amerjkaaïiert. 290 Schijnen zich door hunne buitenlandfche bezittingen te verzwakken. 300 -, .. - Hebben un • zen koophandel nier door • haat of nijd benadeeld. 343 - . Door welke middelen van ons te overtreffen. 523 F. Fabrieken Belastingen benadeelen dezelven bl. 54 eri volg. vooral dóór de wijze haarer heffing. 57 60. jgz. en volg. Haar verval . ten onrechte in de pracht gezocht. 72 Inlandfche door den invc*er der indifehe manufactUurerj benadeeld. 118. - .J8£> i & b r 1 f. k e n de duurte "der ' le^vensipiddelcn doet dezelven .vei minderen.' 125: . yreemde voor hollandfche rekening tot voordeel van den koophandel gaande gehouden. 269 Buitenlanders kunnen,'zonder nadeel, in de onze worden gebruikt. 270 en 271 ~ jjet Zenden vari Werktuigen , tot dezelven b-hooieiule, buiten 's lands, benadeelt dezelven niet. 270 Zijn zoo .niet vervallen of kunnen herfteld worden. 234 Benadeeld door den 4o?n penning op de gebouwen daar toe behoorende. 398 510 Middelen 01a de lieden iri dezelven werkende heter koop te doen werken en leeven. 410 en volg. Premien aandezelven te geeven. 419 Fabrieken ten platte lande aan te leggen. 429 Kunnen door dwangmiddelen niet worden bevoordseld. 430. en volg. 437 ——* De dracht der i 3 ndfche behoorde boven „die . er uitlandfche te wor. den verkoozen 439 - Middelendoorden Heer van den Heuvel tot haaren bloei voorgsflagen.512 516 en volg. F 4*  REGISTER. Fabrikeurs Zie ook Manufactuuren, FuAKKRTfK blijken van deszelfs ouden koophandel en zeemagt. 14 ~ - 25. 37 ■ Onze vaart op dit Rijk door die der Hanzé-fteden benadeeld. 104 en 105 —- Misnoegd over 't fluiten van den Munfterfchen vrede. 135 en 135 Over dien met Cromwel. I4J Verbiedt de Hollandfche manufadluuren. 137 Belemmert onze vaart op de middelandfche zee. Ibid. en 144 Redenen waarom verachting voor ons doet blijken. 138 Legt een recht ▼an 50 ft. op 't vat op de vreemde fchepen. 144 On- < ze Staat moet Duinkerken aan 't zelve guarandeeren. 145 Blijken van deszelfs weinige genegenheid voor den Staat. iso en 151 '—— —— Deszelfs tegenwoordige magt. 296 ■- De Vereenigde ] Staat heeft van dit rijk min. J der dan voorheen te vree- 'zen. 3o4 '*- Maakt zich, tot zijn eigen , zoo wel als ons I nadeel, ons te onvriend. 332 en volg. en 34a Zonder reden op het Huis van Oranje gebeeten. 323 en 344 Franschin hebben onze zeden bedurveu. 272 *"--—7 Hunne buiten- E landfche bezittingen verzwakken hen. 300 H t IV. Deïi. G. Geldleeningen of Negociatien onder de voornaamfte oorzaaken van 't verderf der Staaten te rekenen. 58 nadeelen den koophandel. 265. 289 Hoe voortekomen en tegen te gaan. 452. en volg„ jRAAnhandel De verdeeling van Poolen kan denzelven naadeelig zijn, got ~" *—s Voordeelen, die wij omtrent denzelven hebben. 435 Moec door geen dwangmiddelen worden belet. 436 7 Jt e 1 n e n of Brusfelfihe Camelotten Deze fabriek door de hooge dagloonen ran ons tot de vreemden weder overgegaan. 85 H. ILTamburg Oudheid van L Jl deszelfs koophandel. 35* Voornaamfte der Hanzé - fteden en mededingfter van Amfterdam. io> [ANzé-steden Haar verbond en koophandel 27. r 35 Haare vaart benadeelt onzen handel op Frankrijk zeer. 104, 105 Ook dien op Spanje. JOJ aring belasting op denzelven. fi OEDfiM AAKERIJEtf door £ «ie  REGISTER de hooge Arbeidsloonen vervallen. 86 Hor van Holland deszelfs ijver om partijen te vereenigen. 488 Holland Groote burgerlijke vrijheid daar heerfchende, bekwaam om vreemdeelingen te trekken. 44» en 443 Aldaar met minder volk 't zelfde als elders verricht. 48 S m- • ■ (Staaten van) Hunne aanmerkelijke uitdrukkingen in 1674 en 1747 wegens de nuttigheid des Stadhoiiderfchaps. 1 s* --1SS Aanmerkingen deswegens. 157 Houtzaageriten door de hooge arbeidsloonen ver. vallen. 87 Huiden Waagrccht op dezelven. bl. 70 J- Jeugd Derzelver verkeerde opvoeding nadeelig voor den koophandel , oorzaak der menigvuldige bankbreuken, enz. 251. 258 259. 260 gelijk ook de grootsheid , haar dwaazelijk ingeboezemd. 252, 253 en 521 Impositien zie Belas. t1 n g E n. Italiaanen hunne koophandel. 2' en volg. Justitie Het beflier der. zelve in onze Volkplantingen te verbeteren. 467 * Langwijligheid in haare adminiftratie benadeelt den koophandel. 486 Is niet gemakkelijk te beletten. 487 Provifio eelt Namptisjemnten daar toe in. gevoerd. IbiJ. Ook 't middel van arrest. 488 K. Kaarsen belasting op dezelven. «9 Karthago 't Gevoelen van JMontesquieu omtrent dezen Staat aangehaald en wederlegd. 315e" volg. K toendruekerijem door de hooge arbeidsloonen vervallen. 87 •Koffi Waagrecht op dezelve. 70 veroorzaakt het verval der Bierbrouwerijen. 119 Koolen belasting op dezelven. 70 Koophandel en fcheepvaart onzes lands grootelijks vervallen. 5 Weder, legging der tegenwerpingen tegen dit gevoelen ingebragt. 6 — rr . Heeft altijd met mededingers te worftelen gehad. 14 —-" Bewijzen dat zich ook andere Europifche Volken van ouds op dezel. ven toeleiden. 14 -47 - — Deszelfs ver» val doet 's lands inkomften verminderen. 289 ■ of en in hoe verre de pracht en weelde dehzelven nadeelig is. 52 54 Belastingen be- nadeelen denzelven 54 en velg. 72 en, volg. 82 Vooral  REGISTER al door de wijze haarer heffing. 57- <5d Koopjcanbel Lijdt door de hooge dagloonen 8 7 Op «ie Oostzee en 't Noorden door dezelven meer dan cle helft verminderd 89 Ver oorzaakt het verval van den handel op 't Zuiden Ibid. en 94 en volg. De duurte der dagloonen geeft den Engel fchen op ons den voorrang in den koophandel op Rusland. 93 Ander droevig gevolg , 't welk 't verval des koophandels op *t Noorden zal hebben. 97 Verhooging der rechten op den koophandel al mede eene oorzaak van deszelfs verval. 97 en volg. 130 en volg. Oofterlingen door ons eerst uit dien van ceconomie gezet , zetten 'er ons daar, op hunne beurt, weder uit. 100 en volg. In fpaanfche wol naar Ooflende verlegd. 103 Verfcheiden takken van handel op de Ooftenrijlfche Nederlanden loopen te niet. Ibid. op Frankrijk . grootendeels in handen der Hanzé - fteden geraakt. 104 en 105 Op Spanje in handen der Engelfchen, Franfchen en gemelde fteden. 105 Op Portugal in bezit der Engelfchen. 106 Op de Middelandfche zee lijdt door de mededinging der Deenen. 107 Op Engeland geheel te niet geloopen. Ibid. . — Onze kooplieden werken zelve mede tot 'deszelfs veml i©j Me¬ nigte dér koplieden brengt denzelven nadeel toe. Ibid. 110 in. en 120 Oorzaak van 't verval des handels in commisfie .en 't geeven van crediet met | perc, provifie, de Difcompte, en Asfurantie. in — 115 Misbruik van 't crediet geeven een verderf voor onzen koophandel. 115 Voordeeien van den koophandel geringer dan voorheen en waarom r 19 Nadeelige gevolgen van 't verval des koophandels. " 120 Oorzaak van 't verval des handels van fpeculatie. Ibid. Takken van handel, welke niet kunnen te niet gaan , vervallen door hen te niet gaan van anderen. 121 Heffing der Admiraliteitsrechten benadeelt den koophandel meer dan die rechten zelve. 122 Gebrek van goede trouw iti de kooplieden eene medeoorzaak van *t verval des koophandels. 128, 129 Dingen die denxelven meer middelijk benadeelen. 133 ■ De Staatsge- fteltenis heeft invloed op denzelven. 134 Nadeelige gevolgen, welke de verandering der onze op denzelven heeft gehad. Ibid. en volg Door de franfehe Zeeroovers op de middelandfche zee belemmerd. 137. 144. Lijdt zeer veel door den oorlog met Cromwel. 138 Lijdt door het gemis van verbonden inet vreemde Mogendheden. 3; «o——165 M 3 Na»  REGISTER. Nadeelen denzelven door 't verval der O. I. C. toege- . bragt. iöö. i?9 Onze op de kust van Afrika en W. Indië door de Engelfchen 'benadeeld. 186 1.Ö9 Verderfelijkheid van 't geeven van crediet d. i. 5t doen van bétaaÜngen voor vreemden, voor denzelven.2 zS en volg. Vreemde Vorften leggen zich toe, om den handel van ons tot hen te trekken. 235 De engelfche Acte van fcheepvaart brengt denzelven de eerfte wond toe. 236 Hoe door de Franfchen belemmerd. 237 en ' volg. Ook door andere Mogendheden. 242 Of en in hoe verre de onze door de pracht word benadeeld. 243 en Volg. Lijdt doofde verkeerde opvoeding der jeugd. 251 en 258 En de grootsheid aan dezelve ingeboezemd. 252 258 Ook doorden Zwindelhandel. 260 De fchclfnachtige bankbreuken. 263 ën 264 En buitenlandfche geldleeningen. 265 Die in Cotfzmisefi tegenwoordig bijna onze eenigfte. 266 Rede waarom. Ibid. en 267 Onze Iaat niet toe zich tot binnenlandfche manufacluuren te be. paaien. 268 Trekt voordeel uit de vreemde fabrieken. 2Ó9 Niet benadeeld door buitenlanders daar in te gebruiken. 270 Noch door 't fchrijven van boeken over denzelven en 'tzenden van werktuigen tot de fabrieken behoorende buiten 's lands. Ibid. Lijdt door de Marskraamers. 273. 275 Is zoo niet verloopen of kan herfteld worden. 284 Deszelfs welvaart vordert eene aanhoudende krijgsmagt zoo te water ah te land. 290. 195 't Gevoelen van Montesquieu wegens den duur der Staaten door koophandel opgekomen wederlegd. 315 en volg. Redenen welke 'tzelve fcliijnen te begunftigen. 318 Ónze koophandel kan wel verminderd , doch niet geheel in den grond geholpen worden. 321 Hoe door de Engelfchen en Franfchen verkort. 323 Wint fterk in den voorleeden oorlog. 339 verliest magtig wanneer geftreemd word. 340 Oorzaaken, welke denzelven nog voor verder verval hebben behoed. 352-354 Verloopt door Jtheffen der inkomende en uitgaande rechten. 355 Middelen orn denzelven van lasten te verligteri. 350*-359 Vrij Tranfit en Generaal Porto Franco tot deszelfsaanmoediging voorgeflagen en aanmerkingen daarover. 363365 GelinmeerdPorfe .Francs en zwaarigheden in Jt zelve 365 en volg. 3v8 en volg. 399 en volg. Belastingen tot deszelfs voordeel uit te denken.371 en volg. denzelven te ontlasten door 't ftellen der rechten op ] perc. 384 Word benaadeeld door 't verbieden of belasten der buitenland*  REGISTER.' landfcbe waaren en manufactuuren. 401 Hoe de kosten tot deszelfs hefchermfng noodig te vinden. 403 Eertijds zonder inkomende en uitgaande rechten beveiligd. 4or> Of door dwangmiddelen kan worden bevorderd. 430 en val . 454 Monopoliën denzelven nuttig. 433 Nuttigheid der Volkplantin-gen voor denzelven. 44.3 en volg. Provitieneele Nampttsj'tmenten en Arresten den zei ven vnordeclfg 487 en 488 Kwaade trouw de grootfte kwaal, welke den zeiven d-ukt. 489. 521 Verfcheiden middelen door den Heer van den Heuvel tot 'deszelfs herftel voorgefla gen. 512-516 en 519 Aanmerkingen over dezelven. 5r7 - 519 Wat eigenlijk daar toe noodig zij. 526 en volg. Koophandel (Kamer van te Amfterdam opterichten ve«ftgeen voortgang. 52g Kooplieden of hunne pracht en weelde *t verval des ban dels te weeg brengen ? 52-54 en 72 Hunne klagten wegens de belastingen ten onrechte veracht.- 72 en volg. 122 Werken mede tot het ter val des koophandels. 109 Hun getal in Europa zeer i toegenomen. Ibid. Nadeelen h er door voor onzen koophandel veroorzaakt. : Ibid. 110 en 11 r Hollandfche niet geacht 'als voorheen. 128 Kwaade gevolgen hier uit fpruitende. Ibid. en 129 Kbaame-rs hun omloopen te weeren. 312 Krijgsmagt zoo te water als te land volftrekt nodig. 290 Voordeelig voor den burgrr en arbeidsman. 314 Noodzaakelijk i«i onze Volkplantingen. 465 en 465 Als mede voor 't belang des. koophandels. 52e L. Lakenen Die van Aken en Verviers om rum goedkoop getrokken 85 (Gouden) Belasting op dezelven. 70 Landen (Bezaaide) Belasting op dezelven. 62 Landmagt van den Staat, moet vooral in een behoorlijken ftaat worden gebragt. J36 en volg. 290 Lastgeld wanneer ingevoerd én waarora dus genaamd. J03 Lebvensmiddelen hunne duurte doet het werkvolk verloopen. 82 En de Fabrieken vermindeten. 115 Middelen om daarin den.arbeidslieden te gemoet te komen. 415 en-volg. Lijnbaanen door de hooge arbeidsloonen vervallen. 86 LintfAkrieksn door de hooge arbeidsloonen vervallen SS L, o d e w ij k de X1V. deszelfs. inval in onzen Staat, zoo voor Frankrijk als ons.' na. deelig. 33a Noodzaakt ons tot verbonden tegen hem. 342- 344 £ 3 hOi&y  REGISTER Lombarden . Zie .Italiaanen. Lubek Oudheid yan deszelfs koophandel. 35 M. Maat (Ronde) wanneer deze belasting eerst is ingevoerd enz, bl. 60 Maatschappij (O. I.) Haar bloei heeft mede gewerkt tot den algemeenen bloei onzes handels. 116. 117 Doch heeft veel tot het verval onzer fabrieken toegebragt. 118. en 119 Haar verval. 166 Oorzaaken daarvan i(58. en volg. 184 Nadeden die zij en onze Koophandel door de fluikerijen en onkundigheid der bedienden lijden. 179 Onderhoudt geen 'genoegzaame krijgsmagt, en is te zorgeloos omtrent de middelen haarer beveiliging 180 Nadeden haar depr de meder dinging der Engelfchen toe. gebragt. 182 -184 Twijfeling of dezelve ons niet meer m» dan voordei 1 toebrengt. • 389 Redenen , waarom dezelve in ftand meet worden gehouden. 450- Weinig belang door haare Declgenooten in haar gefteld. 477 Door de Hoofd deelgenoten- tegenwoordig alleen . ftaaude gehouden en waart om. 478 .. W. f,) - Oorzaaken haarer verval. 186 Is den koophandel tot • bezwaar. Ibid. Maatschappijen ^O.en W. I.) Oogmerken waarmede opgericht zijn. 472 Allengskens uit het oog geraakt. 473. *t Bijzonder belang der deelgenoeten in dezelven te veel behartigd. Ibid en volg. Invloed , welken de Heer Stadhouder op haar goed beftier zoude kunnen hebben. 483 Magazijnen van koopwaaren, zwaarigheden waar aan 't aanleggen derzelven bij ons onderhevig is. 362, Middelen daar tegen voorgeflaagen. 363 Zwaarigheden daar tegen ingehragt. 364 Nader middel. 365 Manufactuuren De verhooging der dagloonen doet haar in priis rijzen. 84 Voordeelen daaruit voor de vreemde. 85 De 'ndifche benadeelen de inlandfche. 118 De onze in Frankrijk verbooden. 137 Vreemde meer dan de onze bij ons getrokken. 267 Onze koophandel laat niet toe zich alleen tot de onzen te bepaalen. 268 Inlandfche door de Marskraamers enz. benadeeld, 273 ensïo 'tAanleggen derzelven ten platten lande verkeerdelijk bel^t. 178 Zijn zoo niet vervallen of kunnen herfteld worden. 284 Door geen dwangmiddelen te helpen. 430. ,. en vuig 437 Dracht der inlandfche behoorde boven die der buitenlandfchen te worden verkoozen. 439 Zieook Fabrieken. Mar.sdraagerts benadeelen den binnenlandfchen ban, dei  REGISTER. . «fel en de manufactuuren. 273 Hun omloopen ie verbieden. 512 Monopoliën Haare nuttigheid. 433 Munster Bisschop va n ) Deszelfs voorfpoedige oorlog tegen onzen Staat aan 't gemis van een Eminent Hoofd toe te fchrijven. . 148 N. Namptissementen ( Provifioneele ) hunne nutt'gheid voor den koophandel, 487 Nederlanden (Oostenrijksche) veele takken van onzen handel op dezeken te niet gegaan. 103, ■ ƒ Veree- bigde.) Verliezen hun aanzien in den oorlog tegen Cromwel. 139 Geen Staat bij hen in geldmiddelen en crediet te vergelijken 201 Waarom zij minder krachten dan voorheen vertoonen. 292 Hunne> particulieren rijk doch niet de Staat. Ibid Bewijzen van hunne nog in weezen zijnde vermogens. 293 Hebben minder van Frankrijk dan van \ Huis van Oosten! ijk te vreezen. 304 Moeten hunne veiligheid niet in de jaloezie hunner nabuuren ftellen. Ibid en volg. Noch op 't belang Jt welk dezelven bij hun behoudenis hebben vertrouwen, ".06 Of zij in ftaat zijn om op hunne krachten te fteunen, 308 en volg. Gevoe¬ len van Montesquieu, wegens den duur der Stnaten op hen niet toepa-feliik. 316 Hun koophandel kan we[ verminderd , maar niet geheel en al in den groml geholpen worden. 322 en volg. Flunne gelukkige 8 egeeringsvorin. 326 Hebben verbonden noodig. 329 Frankrijk maakt zich denzelven zoo wel tot zijn eigen als hunne fchade te on. vriend. 332 en volg. Wat aij noodig hebben otn hunne vermogens en krachten te behouden. 336 Hun be. lang ten aanzien der europifche Mogenbeden. 337 De Franfehe en Spaanfche Volkplantingen in West - Indië hun voordeelig. Ibid. Hun groot belang in de onzijdigheid. 338 Moeten gewapend zijn, 340 Hunne verbintenisfen tegen de Franfchen door deze Natie zelf veroorzaakt. 342 en 344 Kunnen zonder behoorlijke krijgsmagt niet ftaande blijven. 343 Hooge noodzaakelijkheid , dat zij eene zeemagt onderhouden. 344 en volg. Of zij in den voorigen oorlog deel hadden behooren te neemen^ ,348 Hunne -Staatsgefteldheid op de billijkheid gegrond. 351 De burgerlijke vrijheid in dezelve minst befnoeid. 442 Oorlog voor hen allerverder. felijkst vooral met Engeland. 522. en 523 Krijgsmagt hun , noodzaakelijk. Ibid. Allergelegenst tot den har-, del. 525 Voortreffelijkheid E 4 hun»  REGISTER. hunner Regeeringsvorm. / bid. Neeringen 'tOefenen van dezelven ten platten lande verkeerdelijk belet. 278 Negers(Weggetoopen) in Suiiname. *t Gedrag door ons met hen gehouden, ver galet-ken bij dat, bet welk de Engelfchen eertijds niet de Deenen hebben gehouden, 195 en vol_. Nrgotiati Nzie Geldleeningen. ■ Noormannen moeten oudtijds koophandel hebben ge dreeven. 33 en volg Noorwegen Oudheid van deszelfs koophandel. 35 en 36 O. Olieslaagerijen Door de hooge arbeidsloonen vervallen. 87 Olijf-olie Belasting op dezelve 70 Omloopers benadeelen ] den binnenlandfchen handel en de manufacluuren. 273. m 510 ! Onzijdigheid Nuttigheid van dezelve voor onzen Staat 338. en volg. Haa ] re v( ordeelen te breed uitgcmceten. 340 Oorlog voor ons allerve - ] derfclijkst. 522 Vooral met Engeland 523 Oostende Handel in Spaan. fche wol derwaards veilegd. 103 O o s t e n r ij r ( Huis van ) Befchouwing van deszelfs tegenwoord.ge magt 301. en 303. 304 Oosterlingen Oudheid huns koophandels. 36 Door ons van den handel van. Oeconomie ontzet , krijgen op hunne beurt, gelegenheid om 'er ons. van te ont. zetten. 101. en 102 Opvoeding Verkeerde onzer jeugd en haare kwaade gevolgen voor den koophandel enz. 251. 258. 259. 521. Oranje Huis van , Frankrijk zonder reden op hetzelve gèheeteh. 333 — (Prinsen van) zie Stadhouders. Overdaad zie Pracht. Overheid;Hooge; haare zorg om den koophandel te begunftigen. 52^ Papter (Gezegeld) wanneer deze belastingeerst is ingevoerd enz. 71. en 73. aa p i e r m a a k e r ij e K door de hooge arbeidsloonen vervallen. 8£ 'enning 40'. benadeelt den koophandel. 69 133. 398. 508. en volg. 'laatdrukkerijeni door de hooge arbeidsioonen vervallen. 87 'lantaadjen in Suriname, flinkfche middelen in, 't werk gefield omze te hoog, biji'r geld- opneemen te doen fchatten. 214 Onderhevig aa» rampen. 215 Berekening wat zij jaarlijks opbrengen kunnen. 217. em volg. De interest van de hypotbeeken- op «lezekeu  REGISTER te hoog gefteld 218 Buitenfpoorige Kosten op haare overdragt, vooral bij executie, vallende. 224 Slinkfche wegen daaromtrent plaats hebbende. 226 Plateelbakker ij en hun verval door het indisch porcelein veroorzaakt. 11$ Poolen Deszelfs verdeeling kan fchadelijke gevolgen voor onzen graanhandel hebben. 301 PqrceleinC Indisch ) veroorzaakt het verval der inlandfche plateelbakkerijen. 119 Porto Franko (Generaai' Voorgeflagen tot bevordering des koophandels. 363 Niet uitvoerlijk. 365 (Gelimiteerd) en zwarigheden in 't zelve. Ibid en velg. 375 en volg. 399 en volg. Portugal de handel op dit Rijk in Engelfche handen. 106 Potasch waagreehtop deze waar veranderd 70 Pracht of en in hoe rerre voor den koophandel en fabrieken nadeelig is. 52 • 54. en 72. 243 en v lg. Pruisen Befchouwing van deszelfs magt. 301.303.304, R. Raztjnen Waagrechc op ' dezelven. 70 Rechten of den koophan- ; del. Hunne verhooging drukt denzelven. 98 Hunne invoering e» waarin beftaan 99 en 100 Zijn eene der ; voornaamftO' oorzaaken van *t verval des handels geworden. 100. en volg. Hunne heffing belemmert den koophandel. 122. Doet naar omwegen uitzien. 125. en volg. Rechten (inkomende eri uitgaande) jn verpachting gegeeven, bragten den koophandel in gevaar. 355 Middelen om dezelven te verligten. 356-359. 364 Behooren niet het eenigfte inkomen der Admiraliteiten te zijn. 384 Te verminderen op ' perc. 385 De koophandel eertijds zonder denzelven befchermd. 405. *» u 406 Regeering (Stadhouderlijke ) behoort gehandhaafd te worden. 2gg Regbertngsvorm onzer landen haare voortreffelijkheid. S2S Rogge Belasting op dezelve en haare verhoogingen. 67 Rundvee Belasting op'tzel- vc Rusland Waarom de Engelfchen in den handel op dat Rijk beter dan wij zijn gedaagd. 93 Befchouwing van deszelfs tegenwoordige «nagc. * 303 S. Scheepsbouw door de hooge arbeidsloonen vervallen: §6 scheepsmact van »m,en Staat door de Engeliche A&e van-Navigatk gefnuikt. 236 > c b e e pv a a kt op Frankrijk, benodeelti do&r *ï invoegen 5 vaa  & E G I STER, «an *t vatgeld. 144 Door de Engelfche Acte van Navigatie geknakt. 236 Is zoo Biet verloopen of kan herfteld w&rden. 184 Haar verval doet 's lands inkomften verminderen. 28 j Benadeeld door den 4oen penning op de fchepen. 398. 510 Zie ook Koophandel StuiKEN word gemeen door de al te zwaare lasten. 125 en volg. Sluike rijer voor treken van fchranderheid gehouden. 258 Moeielijk te beletten. 371, Gefehiedt best door de belastingen laagte ftellen. Ibid. Noodzaakelijk da« geweerd worden. 525 Spaarzaamheid waarin beftaat. 353 Spanje deszelfs oude bloei en koophandel. 30-32 Onze handel op datRijk verloopen. 105 Befchouwing van deszelfctegenwoordige magt.300 Staatscesteltenis heeft invloed op den koophandel. 134 Nadeelige gevolgen van derzelver verandering bij ons. Ibid. en volg. Stadhouder heeft belang in *t handhaaven der regeeling en in de welvaart des Lands. 326 Invloed welketi hij op de welvaart der Colonien zoude kunnen hebben. 484 'tStaat niet volftrekt aan hem bekwaame en eerlijke lieden tot de ampten te benoemen. 484 Stadhouders Bitterheid tegen hun gezag, oorzaak van veele rampfpoe«Jen. 138 en 130. 141. 148 Hunne herftelling in 1672 behoudt den Staat. 151 Aan merkelijke uitdrukkingen van H. Ed. Gr. Mog, in 1674 en 1747 deswegen. 152-156 Steden Behoorden de manufaéluuren ten platten lande niet tebeletten. 278 429 Suiker Waagrecht op deze waar. 70 Ongerafineerde behoort bij den in - en uitvoer vrij te zijn. 384 Binnen 's land geconfirmeerd wordende ten behoeve der Admiraiiteit te belasten.Ibid. Suiker-rafinaderijen door de hooge arbeidsloonen vervallen. 86 Suriname gebrek aan goed bewind oorzaak van 't verval dier Calonie. 190 't Zelve gefteld in onbckwaame handen. Ibid. en 194, 195 en volg Oorzaaken van 't aanleggen en den bloei dier Colonie en van haar verval 204 en velg. Slinkfcbe wegen door de Planters aldaar, bij de geldopneemingen enz. ingeflagen. 214, Heeft tot grooten lteun onzes koophandels en vaart geftrekt. 450 Zie voorts Volkplantingen. (Sociëteit van) behartigt te veel het bijzonder belang haarer deelgenooten. 4/7 Overtreedt haare ei^en grondregelen. 527 en 528 T. Tabak belasting op denzelven. 71 Behoorde bij den in - en uitvoer vrij te  R E G I Sr T E lt: fe zijn. 383 en 384. Binnenlandfche confumptie derzelve te keiasten. 384 Of niet zwaarder zoude kunnen worden belast. 411 Tarw Belasting op dezelve en haare verhoogingen. 66 en 67 Thee Waagrecht ©p dezelve. 70 't Gebruik van dezen drank veroorzaakt het verval der bierbrouwerijen. 129 Trafieken Buitenlanders kunnen in onze veiliglijk worden gebruikt. 270 en 271 Benadeeld door den 40. penning op de gebouwen daar toe noodig. 398. 510 Buitenlandfche kunnen niet verbooden of belast worden dan tot nadeel des koophandels. 401 't Verval der inlandfche aan de ho oge arbeidsloonen toe te . fchrijven. 402 Hoe te bevoordeelen door Jt verleenen van vrijdommen aan hun die'erin arbeiden. 415 Transit (vrij der Koopmanfchappen tot bevordering des koophaneels voorgeflagen en aanmerking daar over. 363 en 364 Tromp (Kornelis) klaagt over de Zeekapiteinen. 146 - Maarten Har- pertsz. ■ klaagt over de zwakheid der Vlooten tegen de Engelfchen uitgerust enz. 139 Trouw kwaade de grootfte . kwaal , welke den koophandel drukt. 489 Turf Belasting op die waar. 65, Tbrfschuursn openbaa¬ re ten behoeven van bun die in de fabrieken werken. 413 Tweedeaot onder de leden van ftaat na den dood van Willem den II. haare droevige gevolgen. 137-158 V. Veeren Waagrecbt op dezelven. 70 V e 1 l o e l o wanneer ingevoerd en waarom dus genaamd. ios Venetië Aanmerkingen over dezen Staat. 320 Verbonden met vreemde Mogendheden noodig voor onzen koophandel. i6->. 328 Nadeelen uit derzelver gemis voortrpruitende.162-164 derzelver noodzaakelijkheid beweezen. 164 Verpachting van 'slands gemeene middelen wanneer ingevoerd. 61 Beloop der eerfte verpachting. 63 Verwerijen door de hooge arbeidsloonen vervallen. 86 Vijgen Waagrecht op dezelven. 70 Visch (Zoute) belasting op denzelven. 70 Visscherijen fchadelijke invloed der belastingen op dezelven. 82 en velg. Nadeel , welk zij door de hoogedagloonen lijden. 87 Derzelver verval en naakende ondergang. 88 Vlaanderen deszelfs koophandel en bloei. 28. 35. Vluchetlingen Franfehe) helpen Suriname vooral bevolkt. 203 Volk-  K- & G ï S T E iv 'Vol kpla nt t ng e w Engelfche in Zuid - Amerika benadeelen onzen koophanó*u). j8S Franfehe dooiHflïandsch geld eerst in bloei geholpen. 202 Vreemde benadeelen de onzen door haare mededinging. 217 Voor de Engelfchen en Franfchen nadeelig, 300 De Franfehe en Spaanfche in Amerika geeven ons voordeel. 337 Haar behoud iangt of van eene Zeemagt. 345 Of altijd wel een voordeel voor een Staat zijn Ibid. Oogmerk der Engelfchen in 1 aanleggen derzelven. 346" Haare noodzaakelijkheid voor onzen Staat. 443 en velg. Wat «egmerk men zich in 't aanleggen enz. derzelven moet voorftellen. 459 Haare nuïttgheid voor de europifche ^ - Mogendheden. 460 — (Ne- derrandfche-) in Amerika ^ Sluikhandel der Engelfchen op dezelven benadeelt on' ïen koophandel. 188 Gebrek aan goed bewind de voornaame oorzaak van haar verval. 190.224.463 Verdere oorzaaken haars ver- ~\ vals. 204 en wig. Geldleeningen ten haaren behoeve hoe ingericht. 213 Slinkfehe handel der Planters omtrent dezelven. 214 Haar groote toeloop. 215 Haare kwaade gevolgen Ibid en 216 Mededinging der vreem- "W de Volkplantingen voor haar nadeelig. 217 De interest W derzelver bypotheeken al te hoog. 218 De belastingerj drukken de ingezetenen der zei ven 219 Buifenfpoorsge onkosten ep verkoopingen bij executie aldaar 224 en 225 Kwaade kunftcnaarijea daaromtrent gepleegd wordende 227 Moeten niet door dwang tot het gebruik vaa inlandfche manufactuuren gebragt worden. 437 Middelen om haar verral voor te komen en haar te doea bloeien. Ibid. en volg. Oorzaaken van haar flecht beftier 477, 478. Nadeelige gevolgen welk n een zoodaanig beitier voor dezelven kan hebben. 479* Bekwaame lieden tot haar beftier te gebruiken 481 Wélk een invloed de Heer Stadhouder op haare welvaart konde hebben. 483 en 484 rr ij h e ib ( Burgerlijke) nergens minder dan bij ons befnoeid. 542 'rouwen ("getrouwde)Hoe de voorrechten haar bij t recht gegeeven krachteloos worden gemaakt. 20.2, W. Y/aao (Recht op de) W Wanneer ingevoerd enz. bi ?0. 'a a o d r a g e rs te Amfterfterdam,wekere hunne uitlegging eens art. hunner Ord. belemmert den koophandel. 122 en 123. 'a a re n ( Grove) Belasting op dezelven. -50 'eedasch Waagrecht op dese waar. veranderd, j» West-  REGISTER. WEST-lNDiëN Onze handel op dezelven, door de Engelfchen benadeeld. 187 189 Wijn Belasting op denzelven ingevoerd en haare verhoogingen. 65. en 66 W1 s b u y deszelfs zee - rechten bewijzen de Oudheid des koophandels der Oosterlingen. 36 Wit (Joh. de) redenen van deszelfs verfchillend gedrag in de oorlogen met Engeland. 140 en 14.1 Toont in den oorlog tegen Karei den II. een groot man te zijn. i+ö Oneenigheden onder deszelfs beftier. Ibid. en 151 Wol (Spaansche) De Handel in dezelve uit deze landen naar Oostende verlegd. 103 Z. Zeemagt Frankrijk had 'er eene in oude tijden 13. en 20 Van den Staat: haar verval en gevolgen daar van. 136. tn volg. Moet in behoorlijken ftaat worden gebragt. 290. 345 Zeep Belasting op die waar en haare verhoogingen. 67 Zeesteden zouden geen nadeel lijdenvan den vrijdom of de gratificatiën aan de arbeidslieden in de fabrieken. Zeden onze door da buitenlanders, vooral Franfchen bedurven. 272 Hoe te verbeteren. 52c Zuinigheid Waar in,begaat- 3SS Zout Belasting op hetzelve en haare verhoogingen. 67 en 6S Zweeden Oudheid van deszelfs koophandel. 35 en 3$ Befchouwing van deszelfs tegenwoordige magt- 30* Zwindelhandel befchreeven. 259. en volg. Dwaafelijk geduld. 260 Middelen om denzelven te beletten. 511. en sra