D E CHRISTEN t n BESPIEGELING en OEFFENING.  VERKLAARING VAN HET TIJTELVIGNET. tïij, die Gods woord aanbidt, wiens hart fteeds opgetogen Het heilverbond betragt, die al zijn zielsvermogen Ter deugden oeff'nlng fpant, blaakt hier in vollen gloed Van Hemelsch liefde-vuur. Al wordt ook't teer gemoed Dooronheils zwerk verfchrikt, haast ziet hij nieuwe ftraalen Van 's Hemels g'nadentrans op 't duifier pad neerdalen, Waar langs Geloof hem leidt: geen nood,— zyn God, zijn Borg Verkwikt het zwoegend hart, en lenigt vrees en zorg. DeBorg-God,dien hij draagt,die eens't geweld der hellen Op't bloedend Golgotha voor hem wist neêr te vellen, DeesBorg God is alléén des chiustens hoop en zoet, Geen waereldtrektzijn hart.haar trapt hij met den voet. Schoon zij hem roozen biedt,hij kent haar fpitze febigten; Zij mag denRijks-fiafbiên;haar magt zal eerlang zwichten Voor't wrede doodsgeweld: het vlugge Zandglas leert, Hoe haast'Iijk 't al vergaat, wat 's waerelds fchootkind eert. Geen kroon van Ophirs goud kan's christens hart bekoren , Geen Rijksfiaf, geene magt; tot hoger heil herboren Door Jefus offerbloed, verwagt hij eene kroon, Die met meer paerels prijkt, inde eeuwigheid ten loon'.  D JE ÜJFIMZSTJEW i n BESPIEGELING en OEFFENING, of verzameling van ONDERWIJZINGEN en GEBEDEN. uttgegee ven DOOR EEN ROOMSCH PRIESTER. met p l a a t e n. Te AMSTELBJM, Bij V. T. van ÏETROODE, en P. van B U UREN, Boekverkoopers. , m a c c x c i i.  Geen Exemplaaren worden voor echt erkent dan die ondertekend zijn.  VOORiEEDEj aan den CHRIS TE LIJK EN LEEZER. li/Jen zal 't misfchien als overtollig befchouwen, bij zulk eene menigte van godvrugtige boeken, als onze eeuw oplevert, der Christenheid nog al wederom een van dien aart op te dringen, even als of het der godsdienftigheid aan voed/el, den Christen aan handleidingen tot het beoeffenen hunner pligten ontbrak: Dan de bizondere beweegreden, die mij tot den arbeid aanspoorden, de aanzoekingen van anderen, die mij t'elkens, wanneer ik terug deinsde, op nieuw bemoedigden, zullen mijns oordeels mijne verdedigers kunnen zijn. Met den Apostel Paulüs overtuigd, dat ik een fchuldenaar van allen ben, wilke ik ook gaerne het mijne , hoe gering immer, bijbrengen ter algemeene bevordering van godsdienfliglieid; en dat alléén, vertrouw ik, zal mij verontjchuldigen, wanneer ik iets te veel mogtfchijnen gedaan te hebben. Ten anderen, 't is waar, we hebben leen' rijken voorraad van Kerkboeken , ) A maari  1 V O Ü R R E L D E. a maar waar onder we/en o/fr z»>V,i om reren.? eenige onderwijzingen tot een Christelijk leven te bevatten, of, fchoon ook in grotere boekdoelen, dan nog bijna niets anders als gebeden behelzen. Het zij verre, dat ik deze vrugten van eenen godsdienfligen ijver misprijze; neen: de verandering in gebeden is een voed/el voor de godvrugtigheid, die doorliet herhalen van dezelfde Oeffeningen wel haast verflauwt. Ondertusfchen het grootjlc gedeelte van ons Katolijken fchijnt mij wat meer van noden te hebben. Hunne boekzalen beflaan veelal in een enkel Kerkboek: na de onderwijzingen voor de ecrjle H. Communie laten de tijdelijke bezigheden (ik Wil van geen zorgloosheidfpreeken) dikmaals niet toe, verdere onderrichtingen bij te woonen; dus moet hun Kerkboek of niet alléén tot voedsel van godvrugtigheid, maar ook onderwijzing in geloofs waarheden genoegzaam zijn, of het is ie vreezen, dat de onwetenheid hen bckruipe, en zij, die, zo als de Apostel zegt, Meesters behoorden te zijn volgens den tijd, Van noden hebben , dat men hen leere , wat de éérjie beginzelen zijn der woorden Gods. Wat middel dan, om dit onheil voor te komen? Het beste mijns oordeels is: het hoofdzakelijke der Chrijlclijke IcringcS hené  VOORRE £ D E. hen.geftadïg onder het oog te brengen, door' het zelve onder die gebeden, en oeffeningen te zaaien, die dikmaals gebruikt worden. Dit was 't, dat zoveele bekwaame , en eerwaardige mannen beoogden, wanneer zij de verrukkingen hunner zo gelovige Zielen niet die vaderlijke onderwijzingen paarden , die de gelukkigjle gevolgen in gevoelige harten mocjtcn hebben; maar , net zij met eerbied gezegd, de uitgeflrekthcid v.an veelen hunner werken heeft het gebruik 'er van merklijk verminderd; en hierom was 't, dat veelen met mij eene korte verzameling van Onderwijzingen, en Gebeden oiternuttigtl oordeelden, om niemand of door den tast des boeks, of der kosten af te fchikken. Ontfang dan Christelijke Lezer! ontfang hier een kort begrip van 't geene U door anderen in 't lange is opgedist. Onfang mijnen arbeid, of laat ik liever zeggen , dien van anderen, want ik U van 't mijne niets , als de enkele fchikking aanbiede. Bevorder mijn einde, hetwelk seen ander is dan de verheerlijking van God, en de Zaligheid uwer Zielen. <& A i TA-  , TAFEL DER VERSCHIETENDE OF 5 VERANDERLIJKE FEESTDAGEN. ' JAA- ZONDAGS f SEPTUA- i PAA- REN. LETTER OESIMA A5CHDAO. SCIIEN. 1792 a- g. s Feb. 12 Feb. 8 April 1793 f- 27 Jan. 13 Feb. 31 Maart 1794 e. 16 Feb. 5 Maart 20 April 1795 d. 1 Feb- 18 Fêb. 5 April 1796 c. b. 24 Feb. 10 Feb. 27 Maart 1797 a. 12 Feb. 1 Maart 16 April I79S g. 4 Feb. 21 Feb. 8 April 1799 f» 20 Jan. 6 Feb. 24 Maart 1800 e. 9 Feb. 26 Feb. 13 April 1801 d. r Feb. 18 Feb. 5 April 1 1802 c. 14 Feb. 3 Maart 18 April 1803 b. 6 Feb. 23 Feb. 10 April 1804 a. g. 20 Jan. 15 Feb. 1 April 1805 f. I0 Feb. 27 Feb. i4April 1806 c. 2 Feb. 19 Feb. 6 April 1807 d. 25 Jan. 11 Feb. 29Maart 1808 c.b. 14 Feb. 2 Maart 17 April 1809 a. 29 Jan. 15 Feb. 2 April 18-10 g. 18 Feb. 7Maart22Aprü 1811 f. 10 Feb. 27 Feb. 14 April 1812 e. d. 26 Jan. 12 Feb. 29 Maart 1813 c. 14 Feb. 3 Maart 18 April , 1814 b. 6 Feb. 23 heb. 10 April "  TAFEL DER VERSCHIETENDE OF I VERANDERLIJKE FEESTDAGEN. ' HEMEL riNKSTE- ' H SACRA- IZOND. VAN VAART. REN. MENT. DEN ADV. 17 Maij 27 Maij 7 Junij 2 Dec. 9 Maij 19 Maij 30 Maij 1 Dec. 29 Maij 8 Junij 19 Junij 30N0V. 14 Maij 21 Maij 4 Junij 29N0V. 5 Maij 15 Maij 26 Maij 27 Nov. 25 Maij 4 Junij 15 Junij 3 Dec. 17 Maij 27 Maij 7 Junij 2 Dec. 2 Maij 12 Maij 23 Maij c Dec. 22 Maij 1 Junij 12 Junij 30 Nov. 14 Maij 24 Maij 4 Junij 29 Nov. 1 27 Maij 6 Junij 17 Junij 28 Nov. 19 Maij 29 Maij 9 Junij 27 Nov. 10 Maij 20 Maij 31 Maij 2 Dec. 23 Maij 2 Junij 13 Junij 1 Dec. 15 Maij 25 Junij 5 Julij 30 Nov. 7 Maij 17 Maij 28 Maij 29 Nov. 26 Maij 5 Junij Junij 2,7 Nov. 11 Maij 21 Maij j. Junij 3 Dec. 31 Maij 10 Junij 21 Junij 2 Dec. ^3 Maij 2 Junij 13 Junij 1 Dec. 7 Maij 17 Maij 28 Maij 29 Nov. , 27 Maij 6 Junij 17 Junij 28 Nov. ;-i9 Maij 29 Maij ' 9 Junij 27 Nov.  % J A N U A R IJ. f i A 4- Besnijdenis van Jesus Christus. 2 b s Alarrlus, Abt. 3 c s Genoveva, Maagd. 4 d s Faraiiais, Maagd. 5 e s Telesforus, Paus en Martelaar. 6 f >f( Ds H. drie Koningen.' 7 g s Tillo. 8 A. s Gudula, Patrones van Brusfel. 9 b s Julianus, en s Bafilisfa, Maagd, 10 c s Agatbo, Paus. 11 d s Hyginus, Pausen Martelaar. 12 e s Arcaclius, Martelaar. 13 f s Godefridus, Belijder. 14 g s Pontianus, Martelaar. 15 A. s Paulus, een. Eremijt. , 16 b s Marcellus, Paus en Martelaar. 17 c s Antonius, Abt. 18 d s Petrus Stoel te Romen. 19 e s Marius, Martha, Martel. teRomen. 20 f s Fabianus en Sebastiann, Martelaais. 21 g s Agnes, Maagd en Martelares. 22 A. s Vincent, s Anaftafius, Martelaars. 53 b s Raymundus. 24 c s Timotheus, Bisfchop, Martelaar. 25 d s Paulus Bekeering, 26 e s Polijcarpus, Bisfchop, Martelaar. 27 f s Joannes CbrijToft., Bisf. en Leeraar. 28 g s Agnes de tweede. 29 A.s Franciscus deSales, Bisfchop. 30 b s Martina, Maagd en Martelares. 31 c s Petrus Nolafcus, Belijder. De Feestdag van den H. Naam Jefus wordt op den tweeden Zondag na Drie Koningen gevierd.  F E B R U A R IJ. 1 d s Ignatius, Bisfchop, Martelaar. 2 e Zuivering van de H. Maagd Maria, j of Lichtmisse. 3 f s Blsfius, Bisfchop en Martelaar. 4 g s Andreas Corfinus, Bisfchop. 5 A.s Agatha, Maagd, Martelares. 6 b s Amandns, Biafcnop. s Dorothea, Maagd en Martelares. . 7 c s Romualdus, Abt. 8 cl s Ioannes de Matha, Belijder. y e s Appollonia, Maagd Martelaren o f s Scholaftica, Maagd. :i g s Seveünus Abt. 2 A. s Eulalia, Maagd Martelares. 3 b s Gregorius n , Paus. :4 cs Valentinus, Priefter. k :S d s Fauftinus en Jovita, Martelaars. [6 e s Jaliana, Maagd en Martelares. [7 f s Silvinus, Bisfchop. i8 g s Simcon, Bi-fchop. [9 A s Barbatus, S. Bonifacius. Jo b s Eucherius, Bisfchop. 21 c s Pepinus, Heriog van Braband. 22 d s Petrus, Stoel te Antiochien. 23 e s Petrus Damianus, Bisfchop, 24 f S MaTTHIAS, Al'OSTiiL. 25 g s Walburgis, Abdis. 26 A.sPorfyiius, Bisfchop. 27 b s Leander, Bisfchop. 28 c s Romanus, Belyder. In 't Schrikkeljaar heeft February 29 dagen, 'dan wordt S. MattHas gevierd den 25, en de Zondags letter veranderd.  \j MAART. 1 i d s Suitbertus, Bisfchop. 2 e s Carolus, Graaf van Vlaanderen, Mart 3 r s Cunegundis, Keizerin. 4 g s Cafiüürus, Konings Zoon van Polen, Belyder, s Lucius, Paus. 5 A.s Draufinus, Bisfchop. 6 b s Coleta, Clarisfe te Gend. 7 C s Thomas van Aquinen. s Perpetua, enFelicitas, Martelaars. t8 d s Toannes van God, Belyder. 9 e s t'rancisca, Weduwe, io f De 40 Martelaren, n g s Vindicianus, Bisfchop. 12 A.s Gregorius de Gtoote,Paus en Leeraar. 13 b s Euphrafia, Maagd, 14 c s Mathilde, Koningin. 15 d s Longinus. i (6 e s Eufebia, Maagd, 17 f s Gertrudis, Maagd. :8 g s Vulfranus, Bisfchop. '9 A.s Jofeph, Belyder. '■O b s Joachim, Belijder. 'i c s Benediétus, Abt. :2 d s Catharina van Zvveeden. •3 e s Tbeodofia, Maagd. 4 f s Simeon, Martelaar. 5 g + Boodschap van de H. Maagd Maria. 6 A.s Ludgerus, Bisfchop. 7 b s Joannes, Eremijt. 8 c s Sixfus III, Paus. 9 d s Euftachius, Abt. 0 e s Quirinas, Martelaar, 1 f s Guido, Abt, «*  APRIL. (I 1 g s Hugo, Bisfchop. 2 A.s Franciscus de Paula, Belijder. 3 b s Richardus, Bisfchop. 4 c s Ifidorus, Bisfchop. 5 d s Vincentius 1'errerius, Belijder. 6 e s Sixtus I, Paus, Martelaar. 7 f s Aijbertus, Priester. 8 g s Gautier, Abt. 9 A.s Waltrude, Weduwe. 10 b s Macarius, Bisfchop. 11 c s Leo I, Paus. 12 d s Julius I, Paus. i3es Hermenegildis, Martelaar. 14 f s Tiburtius , Valeiianus , Maximus , Martelaars. 15 g s Ludwine. 16 A.s Stcfanus, Abt. 17 b s Anicetus, Paus, Martelaar. 18 c s Usmarus, Bisfchop. 19 d s Tinion, Diaken. 20 e s Marcellinus, Büfchop. 21 f s Anfelmus, Bisfchop van Kantelberg. 22 g s Soter en Cajus, Paufen en Martelaars. 23 A.s Gregorius. Martelaar. 24 b s Egbertus, Belyder. 25 c s Marcus, Evangelist. 26 d s Cletus en Marcellinus ; Paufen en Martelaars. 27 e s Anaftafias, Paus. 28 f s Vitalts, Martelaar. 20 g s Petnis, Martelaar te Milanen. 1,30 A- s Catharina van Sencn. & A 5  i MA IJ. ï lbs PHiLirpos en Jacobus , Apostelen. 2 c s Atbanafius, Bisfchop en Leeraar. 3 d H- Kruisvinding. 4 e s Monica, Weduwe. 5 f s Hilarius, Bisfchop van Arles. 6 g s Joannes in de Olie. 7 A.s Stanifiaus, Bisfchop, Martelaar. 8 b s MichaëlsOpenbar: en s Wiro, Bisf. 9 c s Gregorius Naziancenus. io d s Gordianus, en Epimachus, Martelaar", lies Mamertus, Bi.sfchop. 12 f s Nereus , s Achilleus en Domitilla , Martelaars. 13 h s Servatius, BisfchopJ4 A.s Bonifacius, Martelaar. i is b s IJijrnfha, Maagden Martelares. : 1(5 c s UbaMus, Bisfchop en Belijder. , 17 d s Bruno, Bisfchop. \ 18 e s Venantius, Martel, s Felix, Capucijn. 19 f s Petrus Celeftinus, Paus. 20 g s Bernardinus, Belijder. 21 A.s Itisberga, Maagd. 22 b sBacilicus, Soldaat. 23 c s Defiderius, Bisfchop, Martelaar. 24 d s Donatus en Rog: Martelaars. 25 Maria Mngdalena de Pasfis. 26 f s Filippus Nerius, Belijder. 27 g s Joannes, Paus, Martelaar. 28 A.s Germanus, Bisfchop. 29 b s Maximinus, Bisfchop. 30 c s Felix, Pausen Martelaar. 31 d s Petronella, Maagd.  J u w ij. B ON-  WEGENS DE QUATER TEMPÉR-DAGEN. Quatertemper wordt gehouden des Woensdags , Vrijdags en Zaturdags : de eerfte na den derden Zondag van den Advent; de tweede na den eerden Zondag van de Vasten ; de derde in de Pinkfterweek , en de vierde na H. Kruisverheffing. Behalven de veertigdaagfehe Vasten, en dé Quatertemper dagen is het Vasiendag op de Vigiliën, of dagen voor de Feestdagen van Pink/leren, van S. Jan den Dooper, van \S. Petrus en Paulus, van 5. Jacobus, van S. < 1 Laurentius, van de Hemclvaard van Maria , 1 van ó>. Bartkoloméus, van S. Simon en Judas, van Allerheiligen, van S. Andreas , van S. 'Ihomos, en van dcGeboortevanonzcnZaliginaker. üp S. Marcus, en de drie Kruisdagen moet men vasten tot den middag ,' en den gehee len dag vleesch derven. VAN DEN ADVENT. De Advent begint altijd op den zondag , die de naaste is aan den Feestdag van S. An dreas, Apostel. De Heilige dagen , waarop men alléén verpligt is Misfe te hooien , zijn met kapitaal letters gedrukt; voor de hooge Feestdagen, die gelijk de zondagen gevierd worden, is een + gefteld. «■ EER-Ö  EERSTE DEEL D E I N BESPIEGELING j O F VERZAMELING VAN ONDERWYZINCEN.  BEWILLIGING D K K GEESTELIJKE OVERIGHEID. Het Kerkboek, genaamd DE CHRISTEN IN BESPIEGELING EN OEF- y FEN1NG, waarin het leerflellige van den Godsdienst kort elijk verklaard, endegodvrugtigheid der geloovigen gevoed wordt, wordt met mijn voorweden, en mijne toe- ftemming uitgegecven. H: F: TEN HULSCHER, Aarts Pr. van Holl. en Zeel. AMSTERDAM den 29 September 1792.  JSftt tlan Jfracl hoert de geboden en dc Pe«f> "trai cüc ik n ictrr, Jïe«t; B 3 de  ■ 22 KORT BEGRIP de verhand, een en dcnzelfdcn wil, ccne en dezelfde magt enz. De Vader komt van nicmant voort; de Zoon is van alle eeuwigheid van den Vader voortgebragt ; en de H. Geest komt van alle eeuwigheid van den Vader en van den Zoone voort, zonder dat daar door e'énigc ongelijkheid , of afhankelijkheid plaats hebbe.-, terwijl dc Godheid in allen van eeuwigheid , en even oneindig volmaakt is. VAN DE SCHEPPING DER WAERELD, VAN DE ENGELEN, EN VAN DEN VAL VAN ADAM. f^oA, die zonder begin is, heeft, toen' 't Hem behaagde , tijd en waereld een begin doen necmen. Hij heeft alle dingen uit niet gefchapen , en bewaart en befchikt alles. De Engelen zijn de edelltcn der redelijke fchcpfelen , en zuivere geesten. Die Engelen , dcwelken in dc genade , waarin zij van God gelehanen waren , gebleven zijn , zijn gelukzalig , bezitten God, zien cn loven Hem. Eehigcnvan hen zijn gefchikt om den mensch te bewaaren, en ieder mensch heeft zijnen Befchcrm-engel. Veelen van hen zijn aanftonds na hunne fchepping in dc zon-»' dcfi  DES GELOOFS. 23., de van hoogmoed gevallen, en daaromi van God voor eeuwig ter helle gedoemd. Dcezen haatenGod,cn zoeken den mensch ioor allerhande verzoekingen van de :lcugd, en van zijnen God te verwijderen ; wcshalven zij Duivelen genaamd worden. Na dat God hemel, aarde cn andere iigchaamlijke dingen gefchapen had, fchiep hij den mensch naar zijn beeld, en gelijkenis. God heeft den mensch tot zijne verheerlijking gefchapen ; op dat dc mensch Hem kennen , dienen, gehoorzamen , en eindelijk het eeuwig leven verwerven zoude, om Hem dan eeuwig te loven. God heeft hem heilig, verlicht, onfehuldig, cn met genade vervuld gefchapen, Dc mensch zou des in dcczen ftaat van alle rampen, ellenden , en ongemakken ontheven geweest zijn. Dan, Adam, de eerfte mensch, van welken wij allen voortkomen, verviel wel haast door de zonde van ongehoorzaamheid tcgcnsGods gebod uit dien gelukkigen haat. In hem, als het hoofd van allen, zondigde het gcheele menfehlijk gedacht , en verloor met hem de genade, en dc andere voorrechten, die God aan den ftaat der onnozelheid gehecht had. ■ 'f B 4 Wii  024 kort gegrip { > Wïj worden des allen in zonde ontfan-i gen cn geboren ; wij zijn flaaven des duivels, kiudcrs der eeuwige verdocmenisfe, ellendig naar ziel cn ligchaam. Dc onweetenhcid, en de begeerlijkheid zijn de wonden der ziele, en het ligchaam is aan ziektens, pijnen cn den dood onderworpen. Deczc zonde wordt, in zo verre zij de onze is, erfzonde genaamd. van jesus christus en onze verlossing e. r^c mensch dus door de zonde ellendig, voor altoos ellendig geworden, aan ,dc zonde als verkögt, was onbekwaam, om zigzelvcn te geneezcn.Oneindig fchuldig geworden aan dc godlijkc rechtvaardigheid, had hy niets urn aan deczc te voldoen : onherftelbaar bedorven , in opzichte van zijne eigene kragten, zou bij nimmer waare boetvaardigheid gedaan, immer de zonde bemind hebben; want om deeze te verzaaken de kranke wil door genade, door een bovennatuurlijk hulpmiddel moest geneezen worden. Dan de Godlijkc wijsheid wist hierin te voorzien ; door het II. Myfterie der Menschwording wist zij aan haare gerechtigheid eene volmaakte voldoening, den menfche een' geneczenden Verlosser-1 te vcrfciiaffcn. Def  I) DES GELOOFS. 2$(i * De ééngeboren Zoon des Vaders, dei tweede Perfoon van de H. Drieéénheid nam, uit loutere liefde, dit groote werk op zig. Hij wilde het Slacht- cn Zoenoffer voor onze zonden zijn, om dus aan de Godlijkc rechtvaardigheid te voldoen , en ons te zaligen. Hij wierdt mensch; want toch onze Vcrlosfer moest en God en mensch zijn ; God, om dat niemand dan God eenc oneindige fchuld kon betaalen; mensch, om dat Hij naar zijne Godlijkc natuur niet kon lijden. Hij nam het vleesch aan uit dc H. maagd Maria. En dus wierdt dc mcnfchlijke natuur imct de Godlijkc in één Perfoon naamclijk den Godlijken verëenigd ; welken wij na de verëeniging Jeins Chriftus noemen ; Chriftus , dat is : de Gezalfde; Jefus, dat is: Zaligmaker. Wy erkennen dan in Chriftus alléén één' Perfoon, dat is den Godlijken, en twee onderfchcidene naturen, naamelijk dc Godlijke en dc menfchlykc: zo dat hij waarlijk God, waarlijk mensch is, cnondcrtusfehen maar een Chriftus, als maar een Perfoon zijnde. Jefus Chriftus is volgens de voorzeggingen der Profeeten teBethlehem uit zijne maagdlijke moeder Maria geboren. i De H. Joleph was zijn natuurlijke VaB B c der  ■ 26 KORT BEGRIP « 'derniet, maar alléén zijn voederen bc-) waarder; want hij ontfangen is door de werking van den H. Geest, en niet op dezelfde wijze, gelijk wij menfchen. De H. Maria maagd zijnde, ook na dat zij haaren Zoon ontfangen en gebaard hadt, is altijd maagd gebleven. De Verlosfer is agt dagen na zijne geboorte volgens dc wet bcfnceden, en Jefus genaamd. Den vcertiglten dag is hij naar den tempel in Jcruialem gebragt, en aldaar Go.de opgedragen. De Wijzen uit het oosten gekomen zijnde om IIcm te aanbidden, beval Hcrodcs dc Koning fvan het Jodcnland die vreeslyke Kinder-' moord, om ook Jefirs ter dood te bren-; gen. Hierop wierdt hy naar Egypten gebragt ; van waar hij na den dood van Hcrodcs terug kwam, en met zijnemoeder Maria cn haaren bruidegom Jofeph te Nazareth bleef. Hier was hij hun onderdaanig, cn gaf van tijd tot tijd, naar dat hij in jaaren groeide, meer tekens van wijsheid en genade, waarmede hij vervuld was. Omtrent dertig jaaren oud zijnde, ontving hij den doop van Joannes zijnen Voorloper, cn na dat hij veertig dagen en zo veele nachten gevast had , begon hij het Evangelie , dat is de gelukkige 'tijding van Gods rijken van den waarèn.' " Gods-f  DES GELOOFS. 27^ Godsdienst, te prediken. Zync predi-* king was fteeds verzeld met groote wonderwerken , die ons in het E vangelie beJchrevèn zijn; wonderen, die zijne Godheid bewcezen, cn dc verkondigde waarheden bevestigden. judas een zijner geliefde twTaalf Apostelen wierdt eindelijk zijn verrader. Op de vaüche befchuldigingen der Jooden wierdt Hij denLandvoogd Pontius Pilatus overgeleverd: decs decdtHem geesfclen : hierna wierdt hij met doornen gekroond, en door den Landvoogd tot den kruisdood verwezen. Hij droeg zelf zijn Kruis naar den berg Calvaric. Hier wierdt hij j aan hetzelve gehecht, cn gaf na ecnigeï uuren den geest. Dan doorhak men zijne zijde, waaruit waater en bloed vloeide. Dus heeft jefus Chriftus het werk onzer verlosfmge volbragt, als mensch heeft hij geleden, als God heeft hij aan zijn iijden oneindige verdieniten gevoegd. Hij heeft ons alzo verlost vandellaavernije der zonde, van de pijnen der heile, en het eeuwig leven voor ons verdiend. Uit dit lijden vloeien alle genaden, alle onze verdienften, als meededekragtdcr H. H. Sacramenten. Schoon Jefus Chriftus waarlijk geftorvenis , dat is: fchoon zijne ziel van het' lig-'  )2& KORT BEGRIP '< 'ligchaam gcfcheiden is; dan nog bleef de Gódheid altijd met zijn ligchaam en zijne ziele verée'nigd. Dc ziel daalde naar het ondcraardlche 5 om de zielen der Heiligen cn der Rechtvaardigen, die daar verblijven moesten , tot dat de hemelen zouden geopend zijn, te verlosfcn. Jefus Chriftus verrees den derden dag na zijnen dood. Na dat hij zigverfcheiden maaien aan zijne leerlingen vertoond had , om hen van de waarheid zijner verrijsnisfe te overtuigen, klom hij den veertigften dag ten Hemel op , alwaar hij door dc grootheid van zync magt cn heerlijkheid boven alle fchepfeien verheven is. Dan , ten blijkc zijner liefde en zorge voor zijne Kerk zondt hij vijftig dagen na zijne verrijsnis den Trooster den 1L Geest , dewelke onder de gedaante van vuurigc tongen op dc Apostelen nederdaalde, en hen met wijsheid, liefde, en fterkte vervulde. Hierop begonnen zij aanftonds Jefus openlijk binnen Jeruzalem te verkondigen: Zij predikten Hem vervolgens door de geheele wapreld, en God bevestigde het Evangelie door zeer vecle wonderwerken , die op hunne prediking volgden.  ) DES GELOOFS. 29. ! VAN DE H. H. SACRAMENTEN. i r\e Sacramenten zijn uiterlijke tekens ^ door den Hccre Jefus Chrilms ingeheid , om ons door de genade , die zij voortbrengen, heilig te maaken. Deeze genade is de vrucht cn dc verdienite van het lijden onzes Vcrlosfers. De H. Kerk neemt zcevcn Sacramenten aan: Ieder is tot een bijzonder einde ingcfteld, en heeft vervolgens eene bijzondere uitwerking. Alle Sacramenten gecvcn ofwel de heiligmakende genade zelfs, of eene vermeerdering van deeze, en eene bijzondere of daadlyke genade. De heiligmakende genade is die gcene , welke; onze zonden uitwischt, ons heilig en. rechtvaardig maakt, en in ons blijft; zo dat wij waarlijk kinderen van God zijn. De daadlijke genade in 't algemeen is een bovennatuurlijk hulpmiddel, waar door ons verhand verljcht , en onze wil bewogen wordt, om het goede te kennen, te doen, enhetkwaade te vluchten. De daadlijke genade, dewelke ons in de Sacramenten gegeevcn wordt, beftaat in onderfchcidene hulpmiddelen, om het bijzondere oogmerk hunner inftellinge in ons te bevorderen. Dc plegtighcdcn, die wy in de bcdieningc der Sacramenten gebruiken , zijnS al-i  30 KORT BEGRIP (j alléén, om dezelve te doen eerbicden,* en derzelver uitwerkingen te kennen te geeven. Het Doopfel is een Sacrament volftrekt tot de zaligheid roodzaaklijk, door 't welke wij in Chriftus Jefus herboren worden, het geestlijke leven der genade ontfangen , en kinders van God cn van de heilige Kerk worden. Het wascht ons af van dc fmetder erfzonde, en van alle andere zonden en ftraffen. Het wordt bediend met natuurlijk waatcr over het hoofd of ligchaam van den Dopeling te ftorten, en dan te gelijk dcezc woorden uit te fpreeken : Ik Doop U inden naame des Vaders, en des Zoons, cny< des heiligen Gccstes. Amen. Men mag den Doop maar ééns ontfangen ; Om dat daar door een onuitwischbaar merk in de ziele gedrukt wordt, 't Is even zo gelegen met het Vormlel, cn Pricftcrlchap. Het Vormfcl is een Sacrament , in 't welk door de oplegging der handen , en de H. zalving met de vcreischtc woorden aan den gedoopten de II. Geest met den overvloed zijner genaden gegceven wordt: Wij worden daar door volmaakte Chrihcnen; wy worden veriterkt in 't ■geloof, om zonderfchaamtc, ofvreeze. ii den'  DES GELOOFS. 31 i dcn gckruisten Christus te belijden, en voor hem alle vcrimading cn vervolgingte verdraagen: Het Vormfcl wordt door den Bisfchop bediend. Men moet in ftaat van genade zijn om 't waardiglijk te ontfangen, ook betaamt het, dat men nuchter zij. liet II: Sacrament des Altaars is een Sacrament, dat waarlijk in zigbevat het ligchaam en bloed, dc Ziel en de Godheid van onzen Hecre Jefus Christus onder de toevalligheden of gedaanten van brood en wijn. Jefus Christus wordt 'er tegenwoordig igcftcld door dc kragt van de woorden deri Confecratie, welken dc Verlosfer zelf! in het laatfle Avondmaal gebruikt heeft, cn de Priester nu ook in zijnen naame uitfpreckt. Deeze woorden werken eene eigenlijk gezegde verandering van zelfftandigheden uit; zo dat dc zelfhandigheden van brood en wijn waarlijk veranderd worden in die van het vlecsch cn bloed van Jefus Christus, en 'er des na de verandering geen brood, geen wijn meer overblijft. _ Jefiis Christus is'er geheel tegenwoordig onder beiden dc gedaanten. Schoon de gedaanten gebroóken of gefcheiden worden, wordt echter Christus niet ge-* bro-'3  )32 KORT BEGRIP f brookcn, noch gelchcideh; maar blijft^ onder ieder der gefcheidene deelcn (zo lang die zienlijk blijven) geheel tegenwoordig. Dit Sacrament vordert van ons eene Godlijke aanbidding ; want God daar waarlijk tegenwoordig is. Om 't waardiglijk te ontfangen moet men zuiver van zonden zijn; de H: Kerk gebiedt ook, dat men nuchter zij, uitgenomen de zieken, wanneer zij in gevaar van ftervcn zijn. Zij alléén, die't met deeze voorbcreidinge ontfangen, worden 'er door veréénigd met Jelüs Christus: ,in hun wordt het gecstlijk leven der ge- \ nadc vermeerderd, bevestigd, bewaard. 1 Dc begeerlijkheid wordt verzwakt, het geweld der driften gemaatigd, cn eindelijk verkrijgen zij een pand des eeuwigen levens, en eencr heerlijke verrijzenis fe. In tegendeel zij, die onwaardiglijk, dat is in ftaat van doodzonde, communiceren, begaan cenc fchrikkelijkc heiligfchending , enmaakenzig ichuldig aan de ontheiliging van het ligchaam en bloed des Hccrcn. Het H: Sacrament is ook eene offerhande, waarin Christus zig zeiven door !den dienst der Pricstercn aan den Vadert 'opdraagt. Dc-l  des geloofs. g3j^ Sè? Deeze olfcrhande, Misfc genaamd, isfc dezelfde met die des KruiSlcs; w ant in f beiden is dezelfde Jefus Chriftus offeraar en offerhande. Het onderfcheid tuslfcheh beiden beftaat alleen in de wvze van opdraagen : op den Altaar wordt Chriftus op eene onbloedige wijze geofferd , daar Hij aan het Kruis op eene -bloedige wijze ongedraagen wierdt. De Misfc wordt aart God alléén opI gedraagen : zij wordt voor levenden en dooden opgedraagen. Men houdt 'er de gedagtenis der heiligen in , om hen te eeren , om God te danken voor de geInade aan hun bewezen, en om te ver- L 'zoeken , dat zij hunne gebeden met de ïh onzen vcrée'nigen. De Biegt is een Sacrament, waarin de ] zonden, die na den doop bedreven zijn, j door de magt der Priefteren , hun van God gcgccvcn, vergeeven worden. De wezenlijke declen van dit Sacrament zijn : berouw, belijdenis en voldoening. Het berouw is eene droefheid des harte over de zonden , cn eene verfocijing derzelvcn, met een vast voor- i neemen van niet meer te zondigen. Het berouw is volmaakt, als het uit i eene volmaakte liefde tot €od boven alÉSj C voort- '<0ê  34 KORT BEGRIP ^ voortkomt, dat is: als men cene leven-^ dige, en aan der zonden boosheid evenredige droefheid heeft, om dat de zonde aan God , die oneindelijk goed is, mishaagt. Dit berouw rechtvaardigt den zondaar ook zonder de H. Abfolutie; mits men 't voorneemen hebbe,dezelve te ontfangen , en zijne zonden te biegtcn. | Het onvolmaakt berouw ipruit voort uit de vrecze der ftraflen, het verlies des hemels, enz, Dan om 'er devergeeving der zonden in 't Sacrament der Bicgte door te verkrijgen , moet deczc vrees door eene bovennatuurlijke beweeging van den H. Geest verwekt zijn : zij; moet den wil van te zondigen uitfluiten,! en dc hoop van vcrgiflènisiè met eenigc liefde bij zig hebben. Men moet altijd naar een volmaakt berouw trachten , cn dierhalven God ootmoediglijk fmeeken om zijne genade, zonder welke men geen waar berouw hebben kan. De belijdenis is eene rouwmoedige bcfchuldiging van zigzelvcn aan den Prielier. Men moet zig van alic bedrevenc doodzonden befchulfligcn, en, zo veel mooglijk , het getal en merkelijke om handigheden 'er by voegen. ( Dc Bicgt der daaglijkfche zonden is5 1) niet>  ij DES GELOOFS. fniet volftrekt noodzaaklijk ; want men* door 't berouw, door vasten, bidden, almoezen, en andere goede werken vergiffenis daarvan verkrijgen kan: dan nog is zij zeer nuttig; want men buiten andere reden in 't Sacrament ook genade ontfangt , om dc zonde te vermijden. Schoon ons met dc vergcevinge der zonden ook dc eeuwige itraf, ja zelfs de tijdelijke , naar maate dat onze liefde cn ons leedwezen groot is, in 't Sacrament der Bicgte wordt kwijtgcfeholden ; nogtans blijft men veelal aan tijdelijke ftraffen fchuldig. De Priefter legt ons ook icenc zekere voldoening op, beftaandei in eenige werken van boetvaardigheidJ Dc voldoening is een deel van het Sacrament der Bicgte , cn moet zo haast als moogiijk is, volbragt worden; ten zij de Priefter een tijd bepaald hebbe. Bij deeze werken van boetvaardigheid , die men gehouden is te volbrengen , voegt een waarlijk bekeerde zondaar veelal nog anderen, die vrijwillig zijn, naar de grootte en menigte zijner zonden. Wij voldoen dus Gode door de werken van boetvaardigheid , die wij door de genade van Jefus Chriftus volbrengen; en verminderen dus in gcencn decle de* _ C 2 kragt^R  36 KORT BEGRIP ^ kragt zijner voldocninge, als die aan dei; onze al haare waarde geeft. De Kerk geeft ook nu en dan de nog overige ltraften vrij, nu allen, danfommigen , cn dit noemt men Aiiaaten. Dc Aflaaten komen voort uit den fchat der verdienften van Chriftus cn zijne heiligen , die met Chriftus een ligchaam zijn.' De uitdeclmg hiervan heeft Chriftus aan zijne Kerke ovcrgclaaten. Om 'cr deelagtig van te w orden , moet men oprecht bekeerd zijn , en volbrengen, het geen vereischt'wordt van den gecncn , die dc Aflaaten geeft. Gemeenlijk ,wordt 'er geboden, dat men na de H.j Sacramenten der Bicgte en des Altaars* ontfangen te hebben, bidde voordeverheffinge der H. Kerke, voor de uitroeijinge der ketterijen , en de eendragt der 'chriftcne Vorften. Men kan de Aflaaten ook aan de overledenen toevoegen. Het laatfte Olijfcl is een Sacrament tot geestlijke en ligchaamlijke veriigting der zieken ingefteld. Het heeft drie voornaamc uitwerkingen : het verfterkt den zieken tcgens de bekoringen des duivels i het neemt de overblijffelen der zonden weg , en wischt de nog ongeboete zonden uit: fhet hcrftclt £indclijk dc .gezondheid des. i lic-:  DES GELOOFS. 37' ligchaams , indien ze den zieken za-, lig is. Men moet zorgen , dat men 't met volle kennis cn verftand ontfange, om zig wei te kunnen voorbereiden , cn daardoor overvloediger vruchten 'er uit te trekken. Men moet dus het uiterfte oogenblik des doods nietafwagten; w abt niet het oogenblik des doods, maar liet gevaar van ftervcn vercischt.wordt, om dit Sacrament te ontfangen. Het Priefterfchap is een Sacrament, waar in de magt van de Kerkelijke bedieningen te yérrigten , en de genade om die magt heiligiijk te oeiiènon gegecven worde. IJct Huuwlijkj is een Sacrament, waarin de vcre-cniging van man en vrouw , geheiligd wordt. Het einde van dit Sacrament is dc vermeerdering van Gods kinderen, om naamelijk dc vruchten des huwlijks dooiden doop herboren , chriitelijk opgevoed , der Kerke tot ltichting en luiitèr, den hemel tot eeuwig zalige aanbidders der Godheid te geeven. Men moet in ftaat van genade zijn, om dit Sacrament waardiglijk te ontfangen ; ook moet men 't ontfangen met die zedigheid , eerbaarheid, enardcre C 3 deugd  38 KORT BEGRIP (fcj deugden , die dc heiligheid van dit Sa-)?! crament vorderen. Men moet voor het ijuuwlijk met zijnen Blegtvader raadplccgen , om in de verpligtingen, en verbinteniüfen van dien haat onderwezen te worden , ook om te ontdekken, of 'er ook eenige belctfels mogtcn zijn , waar door het Huuwlijk onwettig of ongeoorloofd zou worden. Eindelijk moet men 't in zijne Parochie Kerke voor zijn eigen Paftoor, of elders met'deszclfs toeftemminge , en in 't bijweezen van ten minnen twee getuigen fluiten. VAN DE H. KERKE. Kerk noemen wij die gemeente of* vergadering, welke, lchoon over de gcheelc aarde verfpreid, dan nog een ligchaam uitmaakt door dc belijdenis van hetzelfde geloof, door de meedcdecling van dezelfde Sacramenten, en door de gehoorzaamheid aan hetzelfde Opperhoofd. Daar is maar éénc waarc Kerk, cn deczc is dc Katholijke, Apostolijke Room'ene Kerk. Zij wordt Katholijk geraamd, om dat zij noch door tijden, noch door plaatfen bepaald, en dus algemeen is. Zij 'wordt Apostelijk genaamd , om !dat "zij van Chriftus door dc Apostelen5 \ cc-'  ; ntis üeloofs. 39^ 'gefticht is, om dat zij van BisfchoppcnJj beroerd wordt , die door eene onafgcbrokene opvolging van de Apostelen afkomftig zijn ; om dat zij hetzelfde geloof belijdt, dat de Aposftclcn geleerd, en geloofd hebben. Zij wordt dc Roomfche Kerk genaamd, om dat zij, onder haar onzichtbaar hoofd Jefus Chriftus, tot haar zichtbaar hoofd den Paus, den Bisfchop van Rome heeft, die de Stedehouder van jefus Chriftus cn opvolger van den II. Petrus is. De gcloovigcn op aarde zijn dus maar je'én ligchaam. Hier door ontitaat tus-J fchen hen eene gemeenfehap van geest-1 lijkc goederen ; deeze wordt genaamd de gemeenfehap der heiligen; uit hoofde van welke alle geloovigen deel hebben in dc gebeden , cn goede werken, die ieder van hun voor zig zelvcn doet. Ook hebben wij als geloovigen eene gemeenfehap met de heiligen, die inden hemel zijn , en met de zielen, die in 't vagevuur lijden. Deezen worden geholpen door onze gebeden, en goede werken , maar bijzonder door de oherhande van het ligchaam , cn bloed van Jefus Chriftus, dat is door de H. Misfc. (,' C 4 vas(.  kort? bkgkip uj 'van des menschen staat naB zijn dood. i) Pjc ziel van den mensch onftcrflijk zijnde, zal, na dat zij van het ligchaam gescheiden is, voor Godverfchijnen om rekcnfchap te gceven van haar doen en laaten. Het ligchaam verrot in de aarde, en blijft daar, tot dat het verrijzen zal ten jongften dage, om met de ziel geoordeeld , en naar verdienften eeuwig gezaligd , of ter helle gedoemd te worden. De eeuwige zaligheid , dewelke bcilaat in God te zien, zo als hij is, hem te beminnen , en eeuwig in den hemel te looven, wordt alleen aan zulken gc-«= gceven , die van alle eeuwige cn tijdelijke ftraffen ontflagen zijn, die zij voor de zonden verdiend hadden. Degeenen, die in haat van genade fterven, bevorens zij der Godlijkc rechtvaardigheid voldaan hebben, moeten door dc pijnen Jes vagevuurs vollijden, eer zij tot Gods aanfehijn komen. Dé zondaars , die in doodzonde fterven ? worden aanflonds van God vooralle eeuw ighciq verworpen, om in de helle':.' vlammen gepijnigd te worden. Op het einde der wacreld zullen alle zielen wederom met haarc ligchaaracnA ver-tf?  DES GELOOFS. 411 veréémgd worden. Wy zullen dan allen verrijzen , om van Jefus Cnriftus geoordeeld te worden. De verheerlijkte Jefus zal daarom met eene groote majefteit van den hemel neerdaal en, om het vonnis over ons uit te fprecken. Dit algemeene en openbaarc oordeel, zal dc bevestiging cn verkondiging zijn van het bijzonder oordeel , dat ieder voort na zijn dood ondergaat. De ligchaamen der heiligen zullen dan bekleed worden met onfterflijkhcid, onlijdlijkheid, en andere heerlijke gaven. C 5 LE-j  LEVENS - WIJZE; i voor den CHRISTEN in 't ALGEMEEN en voor BIJZONDERE STAATEN. p\e eerftc cn voornaamftc zorg vaneen ,-*/ Chriften moet het bewerken zijner zaligheid zijn. Hierom moet hij dikmaals deczc woorden van den Zaligmaaker bevroeden : wat zal 't den menfche baater. de gehcele wacreld te winnen; indien hij zijne ziel verliest ? Hoe menigvuldig zijne bezigheden, hoe groot zijne beletleien zijn mogen, dannog moet hij dagelijks ten minften ccnige oogcnblikkcn beftecden, om deeze gewigtige zaak te ovcrweegen, en zig in Gods tegenwoordigheid te ftellcn. Het gebed , zijnde ccn oflfcr dat wij Gode fchuldig zijn, en een noodzaaklijk middel om zijner gunnen dcclagtig tc worden , moet men nimmer ter loops, noch uit gewoonte volbrengen ; want de waarc aanbidders, zegt Chriftus, zullen  LEVEN S-W IJ Z E. 4,^ len mijnen Vader aanbidden in dengeestiÖ en de waarheid. Men zal dagelijks van God die deugden verzoeken , welke men 't meest van nooden heeft. Men zal hem ootmocdiglijk zijne gebreken, cn kwaade neigingen belijden, en een voorneemen maaken van zig te beteren. Men zal niets beginnen, dan na eene heilige mecning gemaakt te hebben, volgens de vermaaning van den Apostel Paulus : het zij dat gij eet, of drinkt, het zij dat gy iet anders doet, doet het alles ter eere Gods. Men zorgc, dat men geftadig in ftaat^b van genade zij; want men anders gecne4Ö L E V E N S-W IJ Z E. | men u, wordt daarom niet moedeloos. I Het is een geluk ter liefde van Jefus te lijden ; _ immers zalig zijn zij, die weenen , lijden, vervolgd worden ; want zij zullen vertroost worden, en het rijk deihemelen bezitten. Het hangt alleen van u af uw lijden te heiligen , te lijden als Chriftcn, gelukkig te lijden. Lijd geduldig, vestig uwe gedagten op uwen Jclüs cn zijn Kruis; lijd met hem, door hem. Bemin uwen evenmensen , en overweeg dikmaals de uitgeftrekte vcrpligtingen dcezer liefde. Ondcrfchraag zijne behoeftigheid. Sluit nimmer uweooren, wanneer hij u om hulp fineekt: troost' hem, vermaan hem, verdraag hem, bid uwen God voor zijne zaligheid. Wees bezorgd , dat God in uw huis woone, dat hij 'er in in gediend worde. God zal de zielen der gecnen , die u aanbevolen zijn , uit uwe handen cisfchen. Die geen zorg draagt voornamelijk voor zijne huisgenooten, is erger als een ongcloovige. i Tim. g: 8. Stel u daaglijks het gevaarlijke van alles dat u in dccze waereld omringt, voor oogen: bid daarom uwen God, dat Hy u in een levendig geloof doe volharden. Aan de volhardingc is alles gelegen: God kan ui omrt  ) LEVENS-W IJ ZE. 47 'om ecne on getrouwheid, om de eerfte verlaatcn, eeuwig doemen. Hg alieen, die tot het" einde toe volhard zal hebben, zal zalig weezen. BIJZONDERE PLIGTEN DER MAAGD EN. W/'ij gecven aan den maagdlijken ftaat " den voorrang , als die in Gods woord zelfs boven andere ftaaten gefield wordt. Dan , ook even daarom moet dezelve met zo veel meer heiligheid beleefd worden, als grooterdcszelfs waarde in de oogen van God is. Eene maagd is bezorgd voor de dingen des Heeren, op dat zij heilig zij naar het ligchaam, en naar den geest... dit zeg ik u, om u te raaden tot het gecne betaamlijk is, en bekwaamheid geeft om zonder verhindering den Heer te bidden ; i Cor. VII. De H. Cijprianus van de tugt der maagden fpreckende zegt, dat hetonbetaamlijk is voor maagden op de lehoonheid , en het cieraad des ligchanms te letten: dat een opgepronkt voorkomen, het geenc de oogen der jeugd tot zich trekt, haar verdagt maakt , en doet twijftclen , of het gemoed wel geheel kuisch, en zuiver zij. De maagdlijke, de volkome reinigheid, de heiligheid en'■ den itraffen, als om hen te vcrbcetcrcn. Ook onze vermaaningen en tuchtingen zijn werkloos , als God dczclven niet vruchtbaar maakt, noch dc harten der kinderen beweegt; wat uitwerking zullen zij dan hebben, als ze met vloeken en verwenfehingen vërzcid gaan, waar door men God bclecdigt, in plaats van ons deszelfs medewerking tot bevordering der opvoeding waarding te maaken? Men moet vooral dc vreezc des Heeren en dc liefde tot den godsdienst vroeg in hunne weckc harten grieven: de tegenwoordigheid van God, die alles ziet, fteeds$  ) LEVEN S-W IJ Z E. 5J 'ftccds in hun geheugen vernieuwen: men moet hen al vroeg, en, zo veel mooglijk , zelf ter Kerke geleiden; want zij aan hun zeiven ovcrgelaatcn, te ligt verleid worden, en den tijd van den godsdienst wel haast geheel aan het fpcl zullen toewijzen. Men moet hen van hunne eerfte jeugd af aan de geheimen van den godsdienst trachten in te prenten, op dat zij bij dc eerfte ontwikkelingen hunner reden de ccrftelingcn van hun geloof aan God mogen opdraagen. Bij dit alles moeten chriftelijke ouders geftaadig herdenken , dat de zielen hunner kinderen uit hunne handen zullen gevraagd, worden , en zij voor hun verder!" ol eeuwige ongelukzaligheid in Gods oordcel aanlpraakelijk zijn zullen. PLIGTEN DER KINDEREN EN JONGE LIEDEN, y~yc den Heer vreest zal zijnen ouderen eer bewijzen, en hij zaldcgeenen, die hem ter waercld gebragt hebben, als Heerendienen, Watccnfchandvlek is het voor een kind, dat het zijnen vader verlaat! en hoe vervloekt is hij bij God, die zijne moeder vertoornt! Ecclefiasticus c. q. De li. Ambroüus over het 16 koofdJ D 3 "r-ri  .'^4 li t ï t « »"ïï IJ i ï. 'van S.' Lucas handelende zegt: de eerfte|S trap der godvruchtigheid is den geen en, door welken God u het leven gegeeven heeft, eer te bewijzen. Eert hen door uwe ondcrdaanigheid , en wagt u van hen te vertoornen, zelfs door ecnig teken van uw aangezigt. Het is weinig dat gij hen niet vertoornt, gij moet hun eer bewijzen. De Zoon van God heeft zijne ouders geëerd, hij was hun onderdaanig. Hij heeft God zijnen Vader geëerd, hem gehoorzaamheid bewijzende tot den dood des kruiles toe. Eert dan ook uwe ouders. Het is niet gejnocg, dat men hen cerc door tekens van J 'eerbiedigheid, men moet hen ook eeren' door behulpzaamheid. Voed uwen vader , voed uwe moeder. Als gij haar gevoed hebt, ook dan hebt gij haar nog niet alles vergolden . wat zij voor u geleden en gedaan heeft. Gij zijt haar verfchuld 't gecne gij hebt; want gij zijt haar vcrfchuld, dat gij zijt. Wat voor een oordeel zal God over u uitfprecken', indien de Kerk genoodzaakt wordt uwe ouders te onderhouden , om dat gij hen het onderhoud gew eigerd hebt ?.... Maar'gelijk het dc II. Schrift u belast , uwe ouders tc onderhouden , zo gebiedt -ze u ook dczelvcn te verlaaten, indien» 2) zij(i  | LEVENS-WIJZE. 55 i; zij uwe godvruchtigheid en uw goéd;le-' ven beletten. Dc tweede pligt, de jonge lieden bijzonder raakonde , wordt ons door den Apostel Paulus iu zijnen brief aan Titus hoofd. i. verklaard: vermaan de jonge lieden op dat zij maatig zijn. Dc H. joanncs zegt in zijn i brief, hoofd. i. tot hen : hebt toch dc waereld niet lief, noch het géene in dc waereld is. Dc H. Hicronijmus ftapclt in zijn 4 brief aan Rustticus verfcheidene zedenleslen op elkander: leert u zeiven niet, noch begeeft u zonder leidsman op een weg die u nog onbekend is.... Hebt( altijd een boek in de handen, en voor' de oogen. Leert het Pfalm-boek van buiten. Biddet zonder ophouden : waakt op uwe zinnen : verwint de gramfchap door de verduldigheid. Bemint dc weetenfehap van het H. Schrift, en gij zult dc zonden des vlecfchcs niet beminnen. Hebt zo veel ledigen tijd niet, dat uw verftand zou kunnen fpcclen op dc verfcheidene voorwerpen, die het zouden kunnen ontltellen , cn u tot de zonde verlokken. Houdt u altijd bcezig met ecnig werk : cn laat de duivel u nooit ledig vinden. 1 Dc zelfde H. -Hicronijmus in zijn 7; I li'4 brieë  '50 LEVENS-W IJ ZE. j brief aan Leta over de opvoeding haar er \ dogtcr fchrijvende zegt : dit is de wijze óm eene ziei, die de tempel buds moet zjn, te onderrichten: dat zij leereniets tJ zeggen, cn niets aan tc hooren, het gecne volgens de vreeze des Heerenpiet is : dat zij niets begrijpe van de ongefenikte woorden, die in haare tegenwoordigheid mogtcn gefprokea worden: dat zij niet een waerelds liedje van buiten wectc : dat haare tong gewoon worde de Plalmcn tc zingen: dat zij de jongelingen niet belchouwe: dat de dogters zelfs, cn dc vrouwen, die bij haar zijn, om haar tc dienen, niet in dewaercldfche gczelichappen komen , op dat zij het kwaad, het gecne zij mogten ingezoogen hebben, haar niet leeren. PLIGTEN DER ONDERDAANEN. y\c vermaaningdes Veriosfcrs bij Matth. hoofd. 22. van aan den Keizer te gcevcn wat des Keizers is, is tevens een allerdringendst en zeer uitgeftrekt gebod: het eerfte verklaart ons de Apostel Paulus in zijn brief tot de Romeinen, hoofd. 13. daar is geen rnagtdan van God, cn die 'er zijn , die zijn van God gcftcld, zo dat dc gecne , die zig tcgens de magt ftelt, de fchikkingc van God wederftaat; ! Er,  | LEVENS-WIJZE. «2 En die dezelve wederftaan, bchaalcnj over zig een verdoeming..,. Het is dan noqdzaaklijk dar gij onderdaanig zijt, niet alle'e'n om de itraife, maar ook gemoeds halve. Want daarom geeft gij' ook fenattingen : om dat zij Gods dienaars zijn, zig bcezig houdende met die bedieningen Wij verftaari des door den Keizer eene wettige overigheid, 't zij dezelve eenhoofdig zij, of uit meer leden beftaa. De verpligtingen van dit gebod beftaan hoofdzaaklijk hierin: dat men hunne wetten volbrenge , hen eerbiedige , voor i hun welftand bidde , op dat zij rechtvaardig mogen heerfchen en gelukkig leven. Tertullianus geeft ons hier van een fraaijen fchets in zijn boek aan Scapula, c. i. Doordien een chriilcn mensen weet, dat het God is die de vorftenaanfteld , daarom bemint hij zijn Prins (of andere overigheid) hij vreest hem, hij ontziet hem, hij wenscht dat het hemen den geheelen Staat welgaa. Wij bewijzen aan den vorst die eer, welke wij hem mogen bewijzen, en die 't hem nut is , dat we hem bewijzen. Wij eeren hem als een mensch, die onder God is, fdie van God alles ontfangen heeft, wat< L D 5 h :t  58 LEVENS-W IJ ZE. (j hij heeft, cn die niemand boven zig heeft* als God alleen. Wij draagen offerhanden voor hem op aan onzen God, die ook zijn God is; en dit zijn zodaanige offerhanden als God ons geboden heeft, offerhanden van een rem gebed. Wij bidden voor de gezondheid van den vorst, en wij verzoeken die van den geencn, die dezelve gceven kan. WEDERZIJDS CH E VERPLIGTINGEN DER HUI S-O VERSTEN, EN HUNNER DIENSTBODEN. /""'ij heeren doet aan uwe knegtcn het ^Jr geen recht en billijk is, weetende dat gij ook een lieer in den hemel hebt.. tot die van Colosf. 4. Ontfang en handel uwen dienstknegt niet als eendienstknegt, maar in de plaats van een dienstknegt als een zeer lieven broeder, brief aan Philemon. Dc H. Ludovicus vermaande zijn zoon als volgt: wees goedertieren, rechtmaatig en mildaadig jegens uwe knegten ■, maak u niet al te gemeenzaam met hen, op dat zij u beminnen en vreczen als hunnen heer en mecüer. Eene andere vcrpligting is, dat men voor het welzijn hunner zielen zorgc; ! dat men hen onderw ijze , indien zij on-  LEVENS-W IJ ZE. gift weetend zijn in de ftukken des geloofs ,J af zQFge , dat zij door anderen onderwezen worden ; dat men hen ernftig beftrafte wanneer zij zondigen; dat men hen tot waarneeming van hunne godsdienst-pligten aanftuuwe, met één woord door woorden cn werken ftichtc, wc] averweegende de woorden van Paulus i Tim. hoofd. 5. Zo wie geen zorg draagt voor de zijnen, en vooral voor zijne huisgenoQtcn, die verzaakt het geloof, en is erger dan een ongeloovigc. Desgelijks worden de verpligtingen der dienstbooden door den Apostel Paulus befchrcevcn tot die van Ephef. 6. en van Colosf. 3. Dicnstknegten zijt uwen' hecren in alles onderdaanig met vrceze cn met ontzag in de eenvouwigheiduws harte, als aan Chriftus: niet alléén voor dc oogen dienende als om den menfehen tc behaagen, maar als dienaars vnn Chriftus , en doende den wil van Gods harte. Dient hen met goedwilligheid, als den Deere en niet den menfehen dienende ; weetende dat een ieder zo wel een dienstknegt , als vrijgeboren loon van den Heere zal ontfangen voor* het goed dat hij zal gedaan hebben. Dat dc dicnstknegten hunnen heeren onderdaanig zijn, in alles believen, niet > te-  )5o LEVENS-W IJ ZE. ^ 'tegeniprceken , hun niets ontrekkende,' maar in alles een goede trouw bewijzende, tot Titus, h'jofcl. i. PLIGTEN DER RIJKEN. T"\c Apostel Paulus beveelt inzijnbrief tot Timotheus, hmfd. 6. aan deezen zijnen lieveling , het volgende: gebied den rijken van dceze waereld niet hoogmoedig te zijn, noch tc betrouwen op de ongeftaadige rijkdommen , maar op den levenden God, die ons alles overvloediglijk verleent tot ons gebruik: dat zij weldaadig zijn, rijk worden ingoede werken, gaern uitreiken, cn mededeclen , en zig een vasten en goeden ichat vergaadcren voor het toekomende, op dat zij het waarc leven mogen aantreffen. De II. Augustinus geeft, over den 85 P/alm handeler.de, aan de rijken de volgende zcdeles: dc rijkdommen zijn niet geflxaft in den rijken vrek, maar 'dc hovaardigheid. Abraham bezat groote rijkdommen , maar hij was arm in 't midden van zijne rijkdommen, hij was ootmoedig, hij luifterdc met vreeze na alle de beveelen des Hecren: hij was gehoorzaam. Hij agte dc rijkdommen zo weinig dat hij bereid was om zijnen zoon te nachten, voorwien hij derijkdommen '  , LEVEN. S-W IJ ZE. 01* bewaarde— Werp verre van u ai wat , omtrent u of in u is , waarop gij u betrouwen zoudt kunnen ftellen. Dat God : al uw betrouwen zij. Wees behoeftig I cn ledig van alle aardfche dingen, en: wensch hem tc bezitten, op dat gij met j hem vervuld moogt worden. Wat of gij | bezit, gij zijt ledig, gij hebt niet met alles, 't cn zij gij hem bezit. Dezelfde Augustinus , over den 93 Pfalm, geeft ons eene volmaakte belchrijving van ecnen regt chriftclijken rijken. Daar zijn menfehen, die rijken geëerd zijn in dceze waereld, maar die hunne hoop niet hebben op hun goud, op hun-1 ne erfnisfen, op hun huisgezin, noch* op den glans van eene verganklijkc waardigheid. Zi} ftellen al hunne hoop op den gecnen wiens goederen niet geërfd worden, die niet fterft, die niet kan bedriegen , noch bedrogen worden. Zij fchijnen groote goederen te bezitten naar dc waereld; maar zij befteeden die ten behoeve der armen des Heeren. Zij zien zig met vcele gevaaren in dit leven omringd: zij bevinden dat-ze hier vreemdelingen zijn: zij gedraagen zig in hunne overvloedige rijkdommen gelijk een reiziger in eene herberg, die daar alléén door -rekt, en wel weet, dat hij 'er dcmeelter^? friet ïs. plig-»^  02 LEVENS-W IJ ZE. PLIGTEN DER ARMEN. i TToc zeer de armoede het vleesch drukt, AA zij moet dannog draaglijk worden door de veelvuldige vertroostingen, die het H. Schrift ons onder het oog brengt. De godvruchtigheid met vergenoeging is eene grootc lchat. Want wij hebben niets in deeze waereld iegebragt, Guiten twijffel dat wij 'er ook niets kunnen uitdraagen. Als wij dan ons voedfel cn ons dckfcl hebben, zo laaten wij Vergenoegd zijn. Want die rijk willen worden, vallen in bekooring , en in den ftrik des duivels, en tot veele onnutte en fchaadclijke begeerlijkheden , die de menfehen; doen verzinken in 't verderf en in dc* verdocmenisfe. i Timoth. 6. Uw wandel zij zonder gierigheid : wecst vergenoegd met 't geene gij hebt. Want de Heerc heeft gezegt: ik zal u niet begeeven , noch vcrlaaten: zo dat wij vrijmoediglijk zeggen: dc Heer is mijn helper, ik zal niet vreezen wat mij een mensch moge doen. tot de Hebr, hoofd. 13. De armen moet zijne behoeftigheid niet uit noodzaaklijkheid, maar uit liefde tot God draagen; want zegt de H. Augustinus over den 83 Pfalmr zij moeten onder het getal der rijken, die verwor!pen zullen worden geteld worden, die* * eee-'-'  LEVENS-W IJ ZE. 63! geënc rijkdommen hebbende, wemchen' rijk te worden. Want God onderzoekt wat gij begeert, en niet wat gij bezit. De armen moet zo veel in hem is, zijn brood tragten te verdienen door zijner handen arbeid; want hij anders den meer noodlijdenden van de almoesfen berooft, die eigenlijk alléén voor deczen eefchikt waren. BE-  ,; BEMERKINGEN ; ' i op de ZONDAGEN , FEESTDAGEN , en onderscheidene GETIJDEN van het JAAR. wegens de zondagen en feestdagen in 't algemeen. Cchoon ieder dag voor den chriften heilig is, dat is zonder zonden in beoef-, rening van goede werken moet doorgei bragt worden ; 'er zijn nogthans zekere dagen, die God als voor zig zelvcn gehouden heeft, en die de Kerk op eene bijzondere wijze wil geheiligd hebben. Deezc dagen zijn de Zondagen en Feestdagen. De Zondag , of dc dag des Heeren, is dc dag op welken God de fcheppirg der waereld begonnen heeft, cn op welken onze Heer Jeins Chriftus verrézen is. Men gelooft ook j dat de H. Geest dien dag op dc Apostelen is afgedaald. Deeze dag bcklect onder de chriftenen de plaats van den Sabbatdag der jooden, welken I „ dc*,'  P VAN DE ZON- EN FEESTDAGEN. 6~", fde Israéliten in dc oude wee des Saturdags vierden, om dat God op dien dag met de fcheppingc haJt opgehouden, cn denzeiven als een rustdag geheiligd. De Kerk heeft daar bovengoedgevonden , haare kinderen nog eenige andere dagen door het jaar op dezelve wijze te doen vieren ; waarvan ibmmigen zijn, om de geheimen van onze verlosfingcte eeren , anderen om gedagtcnis te houden van de H. Maagd , en van andere heiligen. Het heiligen of vieren van deezc dagen heftaat in twee dingen. Het eerfte is , dat men zig moet onthouden van flaaflijit werk , koophandel, har,dv\ erk enz. dat niet nodig is tot den dienst van God, hetvoedfcl des hgchaams, of het onderhoud des levens. De chriften moet gedenken, dat onder alle iiaaïïïjke werken de zonde het flaaflijkfte is, door 't welk de ziel aan dc flaavernij des duivels onderworpen % ordt ; cn hoe zeer het verboden is op de feestdagen te werken, het egter nog grooter zonde is, dezelven in zondige vermaaken over te brengen , dan tot het werk te befteeden. Het tweede is , dat men zig zeiven heilige , van de zonden zuivere, door eene oprechte boetvaardigheid tot God l E wc-{j  IO O VAN DK ZONDAGEN wedcrkcerc; dat men den dienst van Goc', ijverig bchartigc, cn allerlei godvrucatige en gedsdienftige werken peifene. Uit deeze werken heelt de Kerk 'ér een in 't bijzonder yerkooren, tot het welk zij qns'zcer naauw en onder zonde heeft verbonden. Dit is het bijwoonen van ?t allerhciligftc offer der Misle, zijnde het eerfte cn verhevenfte aller w erken yan onzen godsdienst. DcKcrkhcefc ons ondertusfehen dppr dit gebod niet ontflagen van onze vcrpligting om door vericheidene andere werken 'van godsdienftigheid de heilige dagen te vieren. Een eénig heilig werk is niet genoeg om den g.cheelen dag tc heiligen, en.kan ons dc vrijheid niet geeyen, om het overige van den dag in tijdelijke bezigheden of tijdkortingen, fchoon die ook anders niet verboden zijn mogten , door te brengen. Het gebod van Misfc tc hooren; het welk bijna zo oud is als dc Kerk, is ge* maakt op een tijd, wanneer het heilig offer van ycrfchcid'enp gebeden, onder? rigtingen , leerjngen'en dankzeggingen vergezeld was, en daar bij ycclerlei heilige ocfFeningcn, die 'er thans niet altijd bij gepleegd worden , behelsde; waar door .de gelppyigcn genoodzaakt waren ■ cer;  i) EN FEESTDAGEN. 6; I 'een merkelijk deel van den dag in dc; Kerke over te brengén. Ja 't is als nog het verlangen/de wil der Kerke, dat de gelobvigcn zig tot hunne Kerken begeeven, om de gewoonlijke dienstpleegingen bij te wopnèn', \vaar onder prcdicaticn'i onderwijzing errz. bchooren; IJij bedriegt zig zclven dan', tlie de gehcelc heiligmaaking van den zondag of feestdag in 't bijvvöonen eener iullé .Misjfe, w aarfneede men naauwlijks een half uur tijds beiteedt, doet beitaan. Hij volbrengt een gebod naar den letter, naamelijkdat van Alisle te hooren; maar hij ichendt een ander, een Codiijkgebod, naamelijk van'den dag door'godsdiefiltige werken tc heiligen. . " '•• Men wachtc zig dan op dceze dagen van alle zonde, van allen verboden arbeid , en van si het gecne ltrijdig is regens de heiligmaaking vair die dagen. Men zij naarftig iri 't bijvi oonen der kerken-dienÜ'en zo wel yocr , als' na den middag. En na dat men het voornaamltc deel van den dag in deeze ópenbaare oefleningen of andere werken van godvruchtigheid en liefde zal doorgebragt hebben, dan zal men ook een'ige uü'ren mogen n.ecmen , om den geest en het ligehaam te verkwikken door eene eer-;  i)Ö8 VAN DE ZONDAGEN ' ijke rust, oi" eenig geoorloofd vermaak. Daar de zondag voomaamelijk ingelteld is, om de vèrrijsnis des Heeren te herdenken, en te vieren , zo zullen de ge'oovigen zig tragten naar den geest der Kerke te voegen, en door de overwee'ring van dit geheim , het welk het eerfte van ons geloof, en het pand onzer hoop is , zullen wij nieuwe kragtcn verkregen, om met Chriftus te lijden entëfterven , ten einde wij met hem mogen verrijzen en leven. Op de Hoogtijden, welken van dc Kerk ingefteld zijn , om eenig geheim ,van Jefus Chriftus te vieren, zal men bezorgd zijn, om eene grondige kennis' te hebben van die geheimen, cn zodaanige beweegingen van geloof, van dankbaarheid , van betrouwen en van liefde in zijne ziel te verwekken , als meest door die geheimen van ons gevorderd worden. Op dc feestdagen, die van dc Kerk ingefteld zijn ter gedagtcnisfc der heiligen, zal men God aanbidden, die wonderlijk is in zijne heiligen; men zal hem bedanken voor dc genade aan hun bewezen, hunne voorbidding bij God verzoeken , zig opwekken door het befchouwen hunner heerlijkheid, cn een voor--! nee-;'i  ) EN FEESTDAGEN. >. 'nccmcn maaken van hen met de Godüj-'" ke hulp, zo veel als onze ftaat en kragten zullen toelaaten, naar te volgen. VAN DEN ADVENT. T~\c Advent bcteckent den geheelen tijd, ^ die voor dc komst van den Mcsfias, dat is voor de geboorte van onzen liecrejeiüs Chriftus verloopcn is, en bijzonder de negen maanden, welken hij in 't ligehaam zijner moeder-maagd geweest is. De Kerk, die deezen tijd beftcedt, om ons tot het feest van Kersmistc of de geboorte des Zaligmaakcrs tc bereiden, fteit ons dan de beloften vooroogen, dieGod^ gedaan heeft van den Mesfias te zenden ,v dc voorzeggingen der Profecten , het zugten en verlangen der Oudvadercn cn rechtvaardigen van 't oude verbond, nevens al het geen zij in de Evangeliën befchreven vindt wegens dc woorden en daaden van de H. Maagd, voor dat zij Jeiits Chriftus ter waereld gebragt heeft. Zij voegt daar bij de vermaaningen, en de prediking, door welke Joannes de voorlooper van Jefiis Chriftus voor hem den weg bereidde, cn de Israëliten vermaande om hem te ontfangen. Eindelijk voegt zij de tweede komst van onzen Zaligmaaker bij de eerfte, en zij fchiint* E 'i het'i'  /O VAN DE ZONDAGEN ^ het beichpuw'en van zijne verncdcringemy en de verwagting van zijne barmhartigheid te willen maatigen door hetvertoonen van de majeitcit, de magt en degeftrenge rechtvaardigheid, met welke hij alle menfehen in 't einde der eeuwen zal komen oordeelen. Men kan f emnklijk afmceten wat geest i de Kerk in "dit alles bezielc, wat inzigt zij hebbe. Zij wenscht dat Chriftus op het. Kersfeest op nieuw in ons geboren wor.de door den aanwasch van zijne genade,, door de vermeerdering van 't geloof, van de liefde, en van andere den g^denï Men moet ten dien einde waakcnJ : bidden, boetvaardigheid doen, Men moet* dan. nog zorgvuldiger- zijn als anders, om maatig, rechtvaardig en godvrugtig te leven in dc verwagtinge van de komIte önzes Zaligmaakers. "Men moet dagelijks zijne zonden bewecnen , cn de genade des Zaligmaakers, zonder welke v ij geen vergiffenis erlangen kunnen , verzoeken,, dagelijks eenig werk van godvruchtigheid, van liefde, van boetvaardigheid pleegen. VAN DE QUATERTEMPER-DAGEN, Gelijk 'er ten tijde der Profectcn on-| der het Joodendom in vier onder-* ^ . fchei-;  ) EN FEESTDAGEN. fi% 'fchcidcnc maanden van 't jaar een pteg-'ïï tigc vasten gehouden wicrdt, zo heeft de Kerk ook goedgevonden de vier getijden van ieder jaar door een vasten van drie dagen te heiligen-. Zij doet dat uit drie inzigten. i. Zij wil den gelóoVigen te veritaan gecven , dat alle de tijder, van hun leven moeten geheiligd worden dooide boetvaardigheid ': dat zij 'er altijd den geest van moeten behouden, en deoeffening derzelVe Van tijd tót tijd hervatten. 2. 'Zij wil dat alle dc gclocvigenzig laaten gelegen zijn aan.de wijdinge der Priefte'ren en andere bedicnaaren des Altaars , weike wijdingen óp deeze dagen 1 gefchiedên. 3. -Zij wil dat dc geloovigen < door dit vasten aan God een foort van offerhande doen van de vruchten, die door zijnen zegen 'uit de aarde gefprootenzijn, Cm hem daarvóór te bedanken, en de yOörtduuring -zijner -zcgèningc *f tc fmceken. Dc geloovigen moeten zig naar deeze inzigten voegen: en daarbij indagtig zijn, dat wanneer liet gebed en de almocslen het vasten vergezellen, hetzelve aan God zo vee) -aangenaamer wordt ; weshalvcn de Kerk ook iteeas-, als zij het vasten gebiedt , haare kinderen tot het gebed ! en tot almocslen vermaant. i 'i. E 4 VAN'  f[Z VAN DE ZONDAGEN VAN DEN FEESTDAG DER GEBOORTE < ONZES ZALIGMAAKERS. F\e geboorte des Zaligmaakers moet -L/ noodzaaklijk voor allen, die begeeren zalig te worden, een voorwerp van vreugde zijn. Wij bewijzen onze blijdfenap op doezen dag door 't naarftigbijwoonen der Kcrk-diei iften , door eene naauwkeurige oplettenheid op haare piegtigheden en onderrigtingen , door een levendig geloof cn eene heilige overwecging van het groote geheim dat 'er gevierd wordt, door eene waardige Communie, die de vrucht cn het pand is ccner volmaakte verzocninge met God. Eindelijk door gebeden en goede werken, als welken de bew ijzen zijn, dat Chriftus waarlijk in onze harten gekomen, en geboren is door zijne liefde en zijne genade. Het feest van Kcrsmisfe is het eenigfte , dat nog e'énig teken behouden heeft van de oude gewoonte der geloovigen, van naamlijk de nacht voor de hoogfte feestdagen in de Kerken met bidden over te brengen, liet betaamt, dat dc gcencn, die niet wettiglijk verhinderd zijn, de plegtigheden van deeze nacht in de Kerk bijvvooncn. Dan men kome 'cr, gelijk de herders' naar"  I EN FEESTDAGEN. 7 3 j naar Betlehem gingen, vol van geloof,j van verwondering, van vreugde. Men aanbidde het vlccsch geworden woord, den Zoon van God in zijne vernedering: men ovcrwcege met een gcioovig harte, wat eene eer en verheerlijking denZoonc Gods, die hier in zijne tijdelijke geboorte met zulke tekens van zwakheid en vernedering bekleed is, tockomc; en men doe zijn best, om dcelagtig tc worden aan de genade en waarheid, die hij den menfehen heeft aangebragt. Het betaamt ook, fchoon 't geen gebod is , dat men op 'dien dag driemaal het H. Mis-offer bijwoonc. VAN ALLER KINDEREN DAG. T~\ees dag is der Kerke tevens een onVJ derwerp van droefheid en vanblijdfchap. Zij is verheugd over het geluk dcezer kinderen, welken zij vastftcit in den hemel met Jcfiis Chriftus te zijn, cn aan welken, zo als dc Kerk zingt, het eeuwig leven, als zij nognaauwlijks geboren waren, zich van zelfs heeft aangeboden. Haare blijdfehap is egter met droefheid vermengd, ten dcclc over dc onmcnfchlijke wreedheid van Herodes, die door den moord dcezer kinderen het 'bloed des Verlosfers dagt te plengen,. ; E 5 tcM  '74 VAN DE ZONDAGEN ten deelc, om dat zij deeze vervólging ï, van Herodes tegens Chriltus als een voofbode aanziet der gecnen , die nog ltonden te volgen , en als een begin van zi jn lijden en dood; dan voornaamlijk, om dat zij hier een groot getal van chriltenèn in 't oog heeft, die naar het voorbeeld van de jooden en Hcrodes Chriltus na zijne geboorte vcrVolgcn, hem door de zonde dooden bijna zo haast als hij in hun door de genade geb'oren is*, hem lafhartig verlaaten , hem gecne eer, often hocgfte eene geveinsde eer bewijzen : die. door eene onw aardige communie , jonder fchi jn van godvruchtigheid, onder ' betuiging'C'van aanbiddingc ecnvOorneemen verbergen van hem te doen Iterven. Bij deeze laa.tfte gedagten moet men bijzonder Ml fcaan : men zugte over die o"geluklcige chriltencn, en onderzoeke, of wij ook tot het getal dfcrzulkcn behooren. VAN DEN EERSTEN DAG DES JA/vRS EN VAN HET FEEST DER BESNIJDENIS VAN ONZEN ZALIGMAAKER. T^e mensen is gehouden het eerfte gc*-* bruik , dat hij van zijn reden maakt, t te heiligen door eene bcw cegingvan lief^dc tot God , en zig aan hem op te draa-  EN FEESTDAGEN. Jigg gen als hem toebehoorende, omhcmte«y dienen, en altijd tc gehoorzaaiuen. Het geune men dan dikwijls verzuimt door gebrek van onderrigting, van oplettendheid, of door agtloosheid en traagheid, moet men in 't geheel niet verzuimen in 't begin van 't jaar. Het is ook heilzaam met den 'aanvang van 't nieuwe jaar de verfleeténe jaaren in de bitterheid zijns harte te overdenken, en, na dat mende offers van dankbaarheid en boetvaardigheid voor voorledene guniten Gode 'opgedraagen hebbe, het heilig voornoemen in Gods tegenwoordigheid tc Vernieuwen , van het jaar , daar men nu in-1 treedt, bectcr tc befteeden. j De Kerk viert op dcezen dag den agtften dag na dc geboorte van Jelüs Chriftus als ook deszclfs befnijdenis. Men moet Jefus Chriftus op nieuw aanbidden in de vernederingen van zijne geboorte. Men moet de lïeilige bloeds druppelen, die hij in zijne belhijdcnis ftort, aanzien als de eerftelingen van zijn lijden. Men moet al zijn betrouwen ftellcn op den gecnen, die heden den naam van Zaligmaakcr aanneemt. Al wie den naam des Hecren met een vast geloof, en eene vuurigc liefde zal aanroepen, die zal zalig worfden. 1 ) VANd  )7<5 VAN DE ZONDAGEN i VAN DRIE KONINGEN DAG. i T\e Kerk viert op deezen dag drieverffcheidene mynericp , door welken. Cnriftus zig bekend gemaakt, en zijne heerlijkheid veropenbaard heeft: de aanbidding , die de drie wijzen hem te l$etlehcm bcweczen : het doopfel, dat hij van den H. Joannes ontfing: en het eerfte wonderwerk, dat hij te Oana in Galileën gedaan heeft, wanneer hij het waater in wijn veranderde. Het eerfte dcezer geheimen is cgtcr het bijzonderfte voorwerp, waarop haare dienstpleegingen doelen. Zij ziet deeze wijzen aan ais de eerftelingen der heidenen , die tot het geloof bekeerd zijn ,' en vermaant ons allen hen te volgen, om Jeins Chriftus te aanbidden, en voor de gaave des geloofs cn der kennisfe var. zijn Evangelie te bedanken. Dan ook. wij moeten hier niet meticcdigc handen verlchijncn, maar met hen de offers ven goud, wierook, en mijrre den Hcerc opdraagen. Het is vervolgens niet genoeg door 't geloof tc erkennen , dat Chriftus onze Koning, dat hij God en mensch is; maar dit geloof moet levendig cn werkzaam zijn. Het goud, waar door wij Chriftus als onzen Koning verecren, beteekent ook de lief-; He -f,  & EN FEESTDAGEN. 7 [ fde, mee welke wij tot hem moeten naderen. Dc wierook, die de wijzen hem als God toezwaaiden, betekent den geest des gebeds, en het vuur van een zuiver harte , dat door heilige begeertens tot God opklimt, en voor hem zo wel als voor de waereld een aangenaamen reuk van goede werken , cn deugden verspreidt. Demijrre, waardoor zij Gods Zoon mensch beleedcn te zijn, isecnafbceldfcl van dc boetvaardigheid, van de verftervinge cn van de liefde des krui- 1 les, zonder welken wij alléén den naam van chriftcnen draagen, en niet waardig ^zijn om voor Jciüs Chriftus te verfchijnen. ( VAN DEN FEESTDAG DER ZUIVERING VAN MARIA OF LICHTMISSE. /~\p deezen dag viert men dc opoffering v' van Jefus Chriftus in den tempel, cn dc zuivering van zijne moeder Maria. De wet van Moifcs beval, dat de eerstgeboren zoon van ieder huisgezin veertig dagen na zijne geboorte naar den tempel gedraagen, Godc aldaar toegewijd, en vervolgens weder vrijgekogt moest worden. Zij beval insgelijks datde kraam- • vrouwen , als onreine," uit den tempel moesten blijven, en niet voor denveer-^ 1 . tie-'?  ; Ö ' VAN DE ZONDAGEN d tigften dag na haare vcrlosfmge, indien? zij 'een zoon gebaard hadden , en den :achtigften , indien 't eene dochter was, eenig gedierte ter zuiyeririgé moesten komen opdraagcn. jeins Chriftus en zijne moeder Maria w aren aan deeze twee geboden niet onderw orpen . want die zelfs naar den letterlijken zin niet zagen op den Zoonc Gods ,' noch de geene, file hem van den II, Geest ontfangen, en op eene geheel zuivere en bovemnituuriijkc wijze ter waereld gebragt had. Maar Chriftus was gekomen om alle gerechtigheid te vervullen: hij leert ons hier aan dc wetten van God ftiptclijk tc gchoprzaamen , daar hij zig zeiyen en zijne moeder aan eene wet onderwerpt, tot welker onderhouding zij niet als voorde oogen der gecnen, die'dc geheimen nog niet kenden, verpligt waren. Wij leeren hier 'dan dc gehccle wet van God en de mjnfté bevelen der Kerk te onderhouden, en te volbrengen naaiden vollen inhoud van den letter en de volkomen betekening van den geest: dat is volgens dc mccrïing cn het oogmerk van den 11. Geest, die dezclven vastgefteid heeft. Wij leeren' ons zeryén njet alleen van alle boosheid,'maar ook van de minfte vlekken tc zuiveren door den  EN FEESTDAGEN. " 79 ' geest van boetvaardigheid, die den zondaar zijne zonden bitterlijk doet beweer non , en den godvreezenden opw ekt, om zig meer en meer tc heiligen. Wij leeren1 ons zeiven Code op te draagen in de verecniging van die offerhande , door welke Chriltus' zig zclven cn ons met' hem opoffert : welke offerhande , zijnde a's het ochtend-offer, om dat hij 't iri 't begin zijns lcyens offert, 'door het ayonu-offer , het bloedige óffer' op het altaar des Kruil'es, zal gevolgd worden. Chriitelijke ouders, cn ailen, die kinderen te bellieren' hebben, zullen niet verzuimen dezelven pp deezen dag Gode toe te heiligen , indien ze daar toe genocgzaamc kennis hebben. Bejaarden zullen pok deel neem en in dcczen feestdag ; zij zullen den ouden Simcon cn dc Profectësfe Anna tragten na tc volgen in hun geloof, in hun verlangen , In hunne blijdfehap en in hunne heilige verrukkingen van dankbaarheid, van verw onderinge en yerhecrlijkinge. VAN DEN ZO NP AG GENAAMD SEPTUAGRSIMA EN DE OVERIGE DAGEN TOT DEN VASTE NS TYD. T~|e Ker-k geeft aan den Zondag, die, -*r? vijftig dagen voor Paafchcn komt,' - "* '~ '" ' 'dend  :80 VAN DE ZONDAGEN den naam van Quinquagejitna, cndctwcc^ wecken, die voor deezen Zondag gaan, noemt zij de weck van Scxagefnna, cn dc week van Scptuagejima. De zondag van Septuagefima is 't begin van den tijd, die van de Kerk tot dc boetvaardigheid gefchikt is, om de geloovigen tot den hoogften der feestdagen , te wfeètcn Paafchen , voor te bereiden ; cn de boetvaardigheid, die dc Kerk op deezen dag begint te pleegen, is een voorbereiding tot die itrengcre en meer volkomene boctplccging , welkt zy den chrïftcn'cn in de vasten zal opleggen. < De Kerk doemt dus het algemeen mis-\ bruik dat 'er van deezen tijd gemaakt wordt door denzelven in ongebondenheid, allerlei zinnelijk vermaak cn overdaad door te brengen. Hier van daan , dat de geest in de vasten zo weinig vatbaar is voor geestelijke befpicgclingen , en het ligehaam geduurignaardevleeschpot van Egyptcn haakt. VAN DE VASTEN. Cchoon de verfcerving eene geduurige ïp oeflenina voo-r den chriften zijn moet, danpög heeft de Kerk, om aan dc vcr:';aauwingc der geloovigen een paal tet ftel--:  ) EN FEESTDAGEN. 8 X ! 1 ftcllen , goedgevonden, bijzondere tijden daar toe af te zonderen, en door een ftreng gebod de geloovigen te verpligten dezelven der vcrfteivinge te heiligen. De veertig dagen voor Paafchen, waarop zij ons verpligt tc vasten , zijn de bijzonderftc tijd tot deeze heilige oeffening gefchikt. De Kerk verkoor deeze veertig dagen tot eene ftrengcre boetvaardigheid en onthouding om volgende reden. i.Hier door wil zij haare kinderen te kennen gecven , dat ze gehouden zijn hun gchecle leven , waar van de tijd van de vasten eene afbeelding is, in boetpleeginge door te brengen, i. Zij verpligt hen om als het tiende deel van hun leven in 't gebed over te brengen, en Gode toe te wieden door het heiligen van deeze veertig dagen , welke omtrent het tiende deel van het jaar uitmaaken. 3. Zij noopt ons om ook iets ter wedervergcldinge te doen voor 't geene Jefus Chriftus voor ons gedaan heeft, als hij veertig dagen en veertig nachten in de woeftijne heeft overgebragt. 4. Zij heeft goedgevonden de verbintenis, die Chriltus zijnen leerlingen heeft opgelegd , van na zijn dood te vasten, te bepaalen» F naard  62 VAN DK ZUNDAGEN ( naar het voorbeeld var, zijn vasten, hetj welk. door 't voorbeeld van Molles en Eljas reeds afgebeeld was. 5. Eindelijk wil zij ons heiligen om het Paaschfcest waardiglijk tc vieren: zij wil ons voorbereiden, om ons aan de verheerlijking van Chriltus deelagüg te maaken, door eenig deel in zijn lijden te neemen. Allen die een-en-twintig jaaren oud zijn , zijn gehouden te vasten, en zig van vleesch te onthouden. Deezebepaaing ondertuslclicn ontflaat de jeugd niet van alle verftervinge, als welke menigmaal het gelchiktfte middel is, om hunne toomlooze driften te maatigen, hun vleesch tc temmen; ook weet men da ! het derven van vleesch vóór dien tijd reeds een pligt is. Dc zieken , de bevruchte vrouwen, en allen die wegens krankheid, hoog. jaaren of zwaaren arbeid niet kunnen vasten, zonder hunne gezondheid merklijk tc krenken , zijn van het vasten ontflagcn. Maar 'cr moeten grootcre reden weezen , om van de onthoudingc van vleesch vrij te zijn. Zij , die meenen deeze vrijheid van nooden te hebben, zullen voorzigtig handelen, wanneer zij met hunnen Paftoor raadplecgcn. Men zij bezorgd om hier geen bcuze-J lÜVr/ï  EN FEESTDAGEN. o.-;'. lingefi voor reden aan te neemen, on t ons van 't vasten vfïj te fpreeken : mei zij fteeds iödagtig , dat hoe roekeloode waereld immer met dit gebod omfpringe, hoe weinig kwaad men in deszelfs overtreedinge ook vinde, het egter eene verpligting is en blijft, welker fchending ons zo wel als die van andere geboden tot eene eeuwige verdoemenis vcroordeelen kan. Een geringe hoofdpijn, een weinig ongemak Van 's nachts niet wel geiiaapen te hebben -, eene lustloosheid enz. zijn geen genocgzaame reden om den vasten te breeken. De verligtingen , die eene vleeschlijkc , wijsheid ten opzigte van het vasten heeft uitgevonden, gaan wij met verontwaardiging Voorbij, als die door de letter van 't gebod en het inz'igt der Kerke genoegzaam gedoemd zijn; hier onder ftelle men vrij het misbruik van ten elf uuren 's morgens een klein ontbijt of lekkernijtje te neemen enz. Hier bij komt nog, dat zijn fmaak te willen voldoen door verandering van fpijzen , of met de kost, die men g ebruikt op 't naauwkeurigfte uit te zoeken , cn op 't finaaklijkfte toe té bereiden , vo'gens de uitdrukkingen der Vaders een enkclde verandering, maargeei t Fa b' i  84 VAN DE ZONDAGEN (Jj befnëeijing van lekkernijen is : dat is S eigenlijk de begeerlijkheid voeden, niet temmen. Ja men kan zeggen, dat zij, die dus handelen, niet vasten, want zij geen verfterving nog boetvaardigheid pleegen. In vroegere Kcrk-ceuwen was men gewoon maar ééns ter tafel te gaan, en dat laat in den avond. Thans laat dc Kerk toe, dat 'men omtrent den middag fpijzc , en daarbij 's avonds een avondmaaltje , gemeenlijk collatie genaamd, neeme. Dan men zij bezorgd deeze toelaating binnen de gcftclde paaien te beperken. Wat de collatie betreft, de hoe- veelheid hier van is niet wel tebepaalcn, ' dit is zeker, het moet een weinig zijn; het is alléén toegelaaten iets tc gebruiken tot voorzorg, om de ziekte af te wceren , cn de bezwijking der kragtcn te beletten. Dan is 'er nog een tweede verpligting, waaraan dc chriften op deezen tijd bijzonder gedenken moet. Dc ligchaamlij'ke onthouding is alléén het middel om die van den geest te bevorderen, en het zou weinig baaten zig van fpijzen te onthouden, wanneer men overigens der begeerlijkheid tot de zonde den teugel ( 'i Mc vieren. Men mijde des alles, wat« 5} daar(  EN FEESTDAGEN. daar toe gcleegcnheid geeven kan. Menï beftrijde zijne kwaade gewoonten: men beteugelc zijne lusten: men vcrlterve en maatige zig'in alles, bij voorbeeld in gezelfchappen , fprecken, flaapen , fpeelen enz. Men tragtc zijne zonden door traancn cn waardige vruchten van boetvaardigheid uit te wisichcn : men zij mildaadiger in almocslen, vuuriger in 't gebed , meer verlangend naar Gods woord: men befchouwc deezen tijd als onzen geestlijken oogst, om naamelijk een voorraad van genaden en deugden op tc doen. Dit alles is even noodzaaklijk voor hen die vasten, als die 'er om reden van ontflaagen zijn. VAN ASSCHEN-WOENSDAG. De plegtigheid , met welke de Kerk den vastenstijd begint , behelst in zig iets zo beweeglijk, en zo vol van onderrigting, dat de godvrugtigheid vereis cht eene zonderlinge aandagtighcid 'er op tc vestigen. De H. Kerk bediende zig eertijds van deeze plegtigheid, om de zondaaren, die zij in 't einde van de vasten met God hoopte tc verzoenen, in den rang der boctvaardigen te ftellen ; thans gebruikt zij die zonder onderfchcid lomtrent allen, die zig maar aanbieden, f) F 3 jti  I).t'6 VAN DE ZONDAGEN I r't zij zondaars, 't zij rechtvaardigen. Zij ftneekt van God den geest van berouw en de vergeeving der zonden. Na de wijding der asfche, door welke de vernedering cn boetvaardigheid beteekend wordt, beftrijkt zij daarmcede het voorhoofd der geloovigen , zeggende tot ieder in 't bijzonder : gedenk ö mensch! dat gij ftof zijt, en tot ftof zult wederkeeren. De gc'oovigen zullen tragfen deeze plegtigheid bij te woonen. Zij zullen het gebroken en vermorzeld harte, dat door de asfche verbeeld wordt, van God verzoeken ; zij zullen fmceken om du heilzaame vrees voor de godüjkc oordcelen , die het begin der wijsheid cn boetvaardigheid is, met welke de Niniviten eertijds bevangen wierdenzij zullen naar het voorbeeld van deezen zig in den geest van ootmoedigheid met asfche bedekken , om dc gpdlijkc gramfchap te verzoenen. Terwijl deqschop hun hoofd gelegd, en een krui.s daar mede op hun voorhoofd gemaakt zal worden , zullen zij letten op de vermaaning, die dc Kerk daarbij voegt. Zij zullen gedenken , dat hun ligehaam van aarde gemaakt is: dat de dood hetzelve welhaast in ftof zal veranderen;, dat ons leven nic; ar-l  •j EN FEESTDAGEN. ö/,i ■anders is als een rook, cn dat de waarc wijsheid van den mensen beltaat in zijne genegenheid daar af tc trekken, in God te vreezen, zijne geboden te onderhouden , zig tot den dood tc bereiden , cn boetvaardigheid tc pleegen. VAN PASSIE- ZON DAG, EN DE GEHEELS PASSIE-WEEK. r\c gehcelc vasten is aan het lijden van -"-^ Chriftus tocgcheiligd , cn dc Kerk wil, dat de geiooovigen hetzelve in eene heilige eenzaamheid door va'.ten cn boetvaardigheid ceren. Zij heeft egter de twee laatilg wecken van den vastens-l tijd nog op eene bijzondere wijze daai * toe gefchikt. Dc eerfte deezcr twee weeken , naamelijk de Paslie-v. eek, is we' flegts als eene voorbereiding tot de tv. cede, de Kerk ïiclt in deeze ook nog wei andere voorwerpen cn on'dcrrigtingen aan de geloovigen voor, als die alleen het lijden betreffen ; dannog zij gaat'geftadig weder tot liet lijden terug, cn 'er is in alle declcn haarer dicnstplcegingcn iets van onder gemengd. Dc geloovigen moeten hierin den geest der Kerke naarvolgen. Zij zuilen in deeze week liet geheim des tijdens met eene 1 bijzondere oplettendheid beginnen tc» F 4 ovcr-if  88 VAN DE ZONDAGEN oyerweegen : niet een dag moet voorbije gaan, zonder iets het lijden raakende in j de Evangeliën te leezen >. men moet, het geene men leest, tevens met aandagtigheid overweegen, en godvruchtige bemerkingen 'er tragten uit tc trekken, om heilige bew'óegingen in zijne ziel te ont-n ltecken. I VAN DE GOEDE WEEK, "p\ceze week wordt ook dc heilige week genaamd ter oorzaakc van dc ver- | hevcne cn heilige mijftericn , die Jelus i Chriltus in dezelve verrigt heeft. Deeze | bcnaaming waarfchouwt dc geloovigen,)! dat zij in deeze weck de vuurigbeid cni de ftrengheid hunner'boctplecgingen ver-! dubbelen , en aan de grootheid der geheimen, die zij vieren, door hunne godvruchtigheid moeten beantwoorden: dat zij heilig moeten zijn, om deeze heilige dagen heiliglijk over te brengen, en zig zeiven alzo meer cn meer tc heiligen. VAN DE DRIE LAATSTE DAGEN IN DE GOEDE WEEK. Tn de Kerkelijke dienften van deeze drie dagen zijn verfcheidene zonderlinge dingen aan te merken, wijl ons gefta?dig onderlcheidcne omftandigheden van, 1) het  ) EN FEESTDAGEN. »9^j 'act lijden, den dood en de begravingen van Jtiüs Chriftus voor oogen gefteld worden. De donderdag , genaamd witte donderdag, is der initcllinge van het H. Sacrament des altaars toegcheiligd; weshalvcn de Kerk onder de woorden, die voor dc confecratie gaan, laat invloeien, dat deeze inftclling gefchied is daags te voor dat Jcfus Chriftus zijn lijden begon. Deeze opmerking van de H. Kerk moet ons bewecgen, om ons tot het H. Misoffer , en de communie van deezen dag met eene geheel nieuwe aandagtigheid, l godvrugtigheid , liefde cn dankbaarheid ( 'te bcgccvcn. Dc Altaarcn worden na de Mis ontdekt. Deeze plegtigheid verbeclt ons I Jcfus Chriftus van zijne klccdcrcn beroofd , om gcgccsfeld te worden. Den omgang van dien dag zal men, daar 't zijn kan , godvrugtiglijk volgen, en Jefus aanbidden, ter plaatfe daar hij tot den volgenden dag bewaard wordt. Het is prijsbaar hem overal te volgen, en niets is bckwaamer om de vercischte godvrugtigheid , met welke wij dc geheimen van het lijden cn van den dood onzes Zaligmaakers moeten vieren, in ons te 3 onderhouden cn aan tc kweeken, dan dat & F 5 wij  '9° VAN DE ZONDAGEN 'wij die komen overwecgen in de tegenwoordigheid van dit mijfterie, het welk den dood onzes Heeren ten allen tijde verkondigende, dcnzelven nog op eene bijzondere wijze affaeelt door de afgezonderde plaats , of, gelijk het genaamd wordt , het graf, daar het van daag iugebragt wordt. Men kan den tijd, dien men na eene behoorlijke aanbidding voor het H. Sacrament \\ i! overbrengen , niet beter beftecden , dan met tc leezen cn te overdenken het gecne Chriftus den avond cn nacht voor zijn lijden gedaan en gefproken heeft, en verders alle omftandigheden van zijn lijden cn zijnen dood. Dh alles zal men vinden in 't 13 hoofddeel van S. Jen cn in de-zes volgende. De goede vrijdag is geheel der droefheid toegewijd. De Kerk houdt zig met niets, dan het lijd n des Verlosièrs bcczig. Met heilig Misoffer wordt lieden niet opgedraagen. Want fchoon bet hetzelfde is met het kruisoffer, welk heden gefiagt wierdt; 'er is egter meedc eenigc vertroosting en blijdfehap in gelegen , welke dc Kerk heden aan haare kinderen onttrekt , om hen geheel aan den rouw cn de droefheid over tc gceven. Dan deeze droefheid moet een zulke zijn,' a!s(  EN FEESTDAGEN. 9-i ( als welke ons door Chriftus bevolen is , te wecten eene droefheid van boetvaardigheid, door welke wij over onze zonden wecnen. De Kerkdienst, die in de plaats van de H. Misfc gepleegd wordt, behelst voor eerst cenige voorzeggingen en afbeeldingen van het oude verbond, en vervolgens het verhaal van het lijden des Verloslérs. Daarna volgen verfcheidene gebeden voor allerlei noodwendigheden en perfoonen, zelfs voor de fcheurlingen, ketters, jooden en heidenen. Na dc aanbidding van het Kruis, dat is van den gekruisten Jcfus , voor welke nog eene andere plegtigheid. gaat, verbeeldende Chriftus, zijn Kruis naar den Calvarie-berg draagende, eindigt de Kerkdienst door de Communie , die dc Pricfter alléén ontfangt, terwijl het volk in itiltc bidt. Schoon dc Kerk deezen dag niet gelijk andere feestdagen heeft bevolen tc vieren, dannog moet een chriften, die zijne verlosfing weet te waardeeren, zig heden als van zelfs ten ecnemaal der godsdienftigheid overgcevcn. Is dees niet de gelukkigfte dag voor ons, wat zegening kan cvenaaren met die, welke door het lijden en den dood van Jcfus Chriltus over:  192 VAN DE ZONDAGEN (tf< over ons wierdt uitgeftort ? het betaamt**?! dan ook, dat we in onzen vernederden I God den Zaligmaaker, den behouder onzer zielen aanbidden : dat we, zo 'er geen dringende beletfelen zijn, dc geheimrijke Kerkdienftcn bijwoonen, cn een aandagtig oor leenen aan de verklaaringe der lijdensomftandigheden, die op dien dag in de Kerken verhandeld worden. Het betaamt dat men bij deeze ocffeningen van godsdienffigheid nog die eener ftrengere verftervinge en weldaa- | dige liefde voege, met één woord, dat men alles betragte, dat ons aan het grootte voorbeeld, dat ons op den berg vcr-^ ■ toond wordt, kan gelijkvormig maaken. Op den Saturdag voor Paalchen omtrent den tijd der nooncn legt dc Kerk het rouwkleed af, en verkondigt de heilige vreugde van het Paaschfecst. De Kerkdienst begint, na het zegenen van 't nieuwe vuur, met eene uitnoodiging, door welke de Diaken of Pricftcr dc onI waardecrlijkc weldaad van onze Vcrlosfinge en de verrijzenis van den Zoone Gods verkondigende, de geloovigen vermaant , om dezelve naar behooren te vieren: hierna biedt hij Gode dcPaaschkaars aan, en ontftcckt ze, Godbidden*'de, dat hij zijn volk in zijne bcwaaringc wil'  EN FEESTDAGEN. 93^ wil neemen; en aan hetzelve de genade vcrleenen om deeze heilige Paascfifeesten behoorlijk over te brengen. Na het leezen van eenigc makken uit het oude verbond, onder welken eenigc lofzangen en gebeden gemengd zijn , gaat de Priefter in zijn behoorlijk gewaad naar de doopfont, en wijdt aldaar het waater , dat in de bedieninge des doopfels gebruikt moet worden. Daarna volgt de hooge Mis en de vcsperen, welke gezongen worden met opzigt tot het hoog feest van Paalchen, cn met betuiginge van vreugde over de verrijzenisfe van Chriftus. { Schoon dit alles genoegzaam verdiene,' dat de geloovigen hunne aandagtigheid en godvrugtigheid 'er aan befteeden, zij zullen egter deeze hunne poogingen tragten te verdubbelen, om de genade des doopfels in zig te vernieuwen, om dc barmhartigheid van God voor die genade te bedanken , en zig op nieuw aan te moedigen tot het volbrengen der beloften , die zij in hunnen doop gedaan hebben. Zij zullen ook met dc Kerk bidden voor allen, tot welker doopfel dit waater gebruikt zal w orden. Men befluite nu uit dit alles hoe behaaglijk het zij, dat de Kerken op dee-' é ze  94 VAN DE ZONDAGEN ,t zc dagen vcelmaals zo ledig zijn, daarij 'er zulke verhevene geheimen verharckl worden , en wat men van zulke ehrifler.cn te denken hebbc, die hunne zaligheid in iets veinzen te zoeken, daar zij zo weinig agting voor bctoonen. VAN HET HEILIGE PAASCHFEEST. "pxecs is dc dag, dien dc Heer gemaakt heeft, laatcn wc ons op denze ve verblijden, cn van vreugde opfpringen. Deeze woorden herhaalt dc Kerk geduurig op dit feest. Zij begeert, dat haare; kinderen , na dat zij door eene waareS droefheid en boetvaardigheid deel genomen hebben aan het lijden, en den dood van Chriftus , nu ook deel neemen aan de heerlijkheid cn blijdfehap van zijne verri'zcnisfe door een levendig geloof van dit allcrhoogftc mijftcric; door cene vaste hoop van eens aan hetzelfde geluk dcclagtig tc worden , hetwelk zij heden in hun hoofd vervuld zien; door eene vuurigc liefde tot Hem, die voor onze zonden geftorven zijnde tot onze rechtvaardijrmaaking verreezen is ; eindelijk door een nieuw, zuiver cn hcmclschleven, dat in allés gelijkvormig is met liet i heer-  EN FEESTDAGEN. 95 heerlijke en onfterflijkc leven van den' verrcezen jcfus. W e zijn dan op deezen dag meer als ooit verpligt de dïenstpleegingen der Kerke bij te wooneh, om het offer onzer dankbaarheid met dat der overigegeloovigen te vereenigen. Men ftelle des alles ter zijde, om zo wel voor als na den middag ter Kerke te gaan, en voege bij dit alles die werken van liefde cn mildaadighcid, welken aan onze gebeden en andere oeffeningen een dubbeld vermogen geevcn. VAN DE JAARLIJKS CHE BIEGT ,. EN PAASCH-COMMUNIE. f W/e kunnen aan de heerlijke verrijzc>> nisfe van Jefus Chriftus geen deei hebben, zo lang we der zonde nog niet geftorven zijn. We moeten waarlijk door het geloof en de liefde met Jelüs vcrééuigd zijn, indien we verlangen in zijne heerlijkheid in tc gaan. Niets is des redelijker, dan dat we op die dagen, weiken ons de verlosfmg, en de verrijzenis van jelüs Chriftus, zijnde het onderpand van de onze, herinneren, ons daaraan tragtcn deelagtig tc maaken door het Sacrament der Biegte, dat ons Van dc zonde zuivert, en dat des Altaars, waar-' door(<  p6 VAN DE ZONDAGEN ^ door de naauwfte verééniging tusfchenft Jefus cn ons gewrocht wordt, 't Was hierom dat de Kerk, door de fteeds toencemende verflaauwing der geloovigen genoodzaakt , een plcgtig gebod uitfchreef, waardoor zij allen, die tot de jaaren van genoegzaame onderfcheidinge gekomen zijn, onder groote zonde en ftraffen verpligt, binnen de veertien da-' gen, die met Falm-zondag beginnen, en 's Zondags na Paafchen eindigen , het -heilig Altaar-geheim te ontfangen. Zo dat zij , die zulks door hunne fchuld verzuimen, behalven de doodclijke zon-. Uk , die zij begaanzig bloatltellen aani • die groote ftraf, waarmcede deKerkhen< bedreigt, willende , dat men hun den ingang der Kerke zal weigeren bij hun leven, cn dc heilige begravenis na hunnen dood. ,, . De noodzaaklijkheid heeft op eenigc plaatfen den bepaalden tijd uitgerekt tot vier wecken toe ; wcshalvcn ieder zig naar de aangenomene gewoonte van zijne woonplaats voegen zal. De Kerk heeft het gebod der jaarlijkfchc biegte wel niet op den Paasch-tijd bepaald'; dannog verpligt ze ons daar als van ter zijde toe, wanneer we gezondigd hebben ; terwijl ze deeze tut-,  EN FEESTDAGEN. 97 fpraak gedaan heeft, dat niemand, die doodlijk gezondigd heeft, hoe groot zijn leedweezen over gepleegde zonden ook moge zijn, zig veritouten moet, om zonder de biegt tot het H. Sacrament des Altaars tc naderen. Schoon het gebod der Kerke door eene kwaadc biegt, en heiligfehendende communie voor het oog der menfehen volbragt wordt; voldoet men egtcr aan hetzelve niet voor de oogen van God, noch ook aan dc wet der II. Kerke,welke , als zij het ontfangen van eenig Sacrament gebiedt, door eene heiliglchcnding niet volbragt wordt. Dan dit gruwelftuk zullen we ter zijde laaten, als waaraan geen chriftelijk harte zonder afgrijzen denken kan. Zij, die de beklaaglijke gewoonte hebben van maar ééns in 't jaar tc biegten, zullen in 't begin van den vastenstijd dc handen aan 't werk fiaan, en zig bij tijds aan hunne Pricftercn vertoonen; ten einde hun een bekwaame dag worde aangeweczen , om hun verward geweeten naar behooren te ontlasten. Verders zij men gewaarfchouwd, dat dc flaauwheid der geloovigen in dit gebod der Kerke, van ééns in 't jaar te biegten en te communicceren, te vergeefs een G fchtüV  ,98 VAN DK ZONDAGEN ^ ■fchuilplaats zoekt, om zig van den last, 3 gelijk het eilaas geraamd wordt , van dikmaals tot deeze Sacramenten te naderen, tc ontdoen. Dc Kerk heeft door dit gebod de vcrpligting niet aan een enkelde keer bepaald ; maar zc heeft die willen aandringen , op dat dezelve door dc vcrrïaauwing niet ten éénemaal zoude verwaarloosd worden. Zij, dicbegceren te wecten wat voordeel een herhaald gebruik dcezer Sacramenten oplevere, het ben doorgaans maar alléén tc letten op de levenswijze der gecnen, die 'er ijverig , cn die 'er nalaatig in zijn. Uit hun. nc vruchten zult gij hen kennen. £■ ' Eindelijk moet men de Paasch-com-fc munie In zijne eigene Parochie-Kerk ontfangen , want dc letter der wet dn uitdrukkelijk gebiedt; weshalven men door elders tc communicecren niet voldoet , ten zij een groot cn onverwagt beletfel zulks noodzaaklek maake. VAN DE KRUIS-DAGEN. De drie dagen voor de HémelVaartvan den Verlosfer zijn van de Kerke gefchikt tot de onthouding , en het gebed. Het zijn geen volkomene vasten-dagen , om dat ze in den Paaschtijd , zijnde een Ïtiid van verheuging, invallen; maar men 5 ?. J ont-»  'J HN FEESTDAGEN. 99J ^onthoudt zrg van vleesch, hetwelk een teken van boetvaardigheid is, die op alle tijden en dagen van ons leven past. De geloovigen zullen op deeze dagen hunne gebeden met die der Kerke veréénigen, om de vergecving der zonden, den bijftand der Godlijke genade, eenen düurzaamen vrede, en den zegen over de vruchten der aarde van God af te fmecken. VAN DE HEMELVAART DES VERLOSSERS. r\p deezen feestdag den veertigftendag w na Paasfchcn herdenken wij dc opvaart van jcfus Chriftus ten hemel, daari hij thans aan de regterhand des Vaders zit, daar hij onze voorfpraak is, van waar hij zijne genade op ons doet afdaalen, van waar hij ons toeroept, endaar hij een plaats voor ons bereidt, die ons ter bczittingc zal gegeeven worden , indien wij zijn voorbeeld willen navolgen , en zijne geboden onderhouden, wij moeten op deezen dag bijzonder onze genegenheid van de aarde aftrekken: naar de hemelfche gelukzaligheid , tot welke Chriftus ons door zijne intreede tien weg opent, zugten: ons met Chriftus vereenigen : Hem, terwijl hij ten<5 G 2 he-J  ;iOO VAN DE ZONDAGEN ^ 'hemel vaart, in den geest navolgen, en/, van hem zijnen dubbelen geest verzoc- j ken, gelijk Ejizeus deedt, toenEiias een \ hemel gevoerd wierdt, dat is te zeggen | de liefde tot God, cn tot onzen even- j mensch. VAN HET PI NX STER-FEEST. Dccs dag , die de vijftiglte is ra het Paasch-fccst, was reeds in het oude verbond vermaard. Men gelooft, dat op deezen dag de wet op den berg van Sinai aan Moil'es gegeeven is. Op denzeilden dag wierden ook de ccrftelingen der ^vruchten, die men begon in te zaamé-J 'len, aanGodopgedraagen. Dan de Pink- . ltcrdag der Chriftenen beeft zijnen oprfprong van een meer verheven mijfterie. Wij houden deezen dag als heilig, om dat dc II. Geest op denzelven over de Apostelen is afgedaald; om dat de verkondiging der nieuwe wet op denzelven is begonnen , cn dc Kerk des nieuw en verbonds als geboren is. Na deeze zichtbaare afdaaling des H. Geestcs onder degedaante vari Vuurigc tongen kwamen de Apostelen tc voorfchijn uit het huis, alwaar zij God loovende cn biddende den H. Geest verwagt hadden. Dan begon!*nCti zij den gekfuisten cn verreezen je-.  EN FEESTDAGEN. IO!( fus te prediken, terwijl op decerfteprc-i diking van Petrus drie duizend Jooden bekeerd en gedoopt wierden. Wij moeten God op deezen dag bidden , dat hij ons met zijnen geest vervuile, en, daar de uitwendige tekens nu geen plaats meer vinden, hij ons dc genade , de verlichting, de liefde cn de inwendige fterkte meededecle, met welke dc geest en het harte der Apostelen cn der eerfte geloovigen vervuld wierden, en die hen in andere menfehen herfchiepen. Men zai zig ten dien einde van den lofzang reni creator en andere gebeden der Kerke kunnen bedienen. Dc geloovigen zulicn op deeze dagen de gefchicdenis van de opkomfte der H. Kerke, de prediking door welke de eerfte geloovigen bekeerd zijn, hun leven enz.' in de handelingen der Apostelen kunnen leezen. Dit alles zal ons een voorbeeld opleveren, waarvoor wij bcfchaamd zullen ftaan , zo we onze levenswijze 'er tegen overftellcn : het zal ons tot eene heilige kloekmoedigheid opwekken , om hetzelve na te volgen door eene leerzaame onderwerping aan Gods woord, door medelijdende liefde, door eenvoudige oprechtheid en beocfiening 'van allerlei goede werken. Hierdoor zou., > G 3 men(  102 VAN DE ZONDAGEN ^, men dien gelukkigen tijd als herboren»? zien , op welken de geloovigen in het o-ebed en de onderwijzinge der Apostelen volhardende, God met vreugde en met een ecnvouwig harte loofden, aan alle menfehen aangenaam waren, endoor eene volkomene gemeenfehap van alle goederen maar een hart cn eenen geest uitmaakten. VAN DEN FEESTDAG DER ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID. W/ij aanbidden dagelijks, en bijzonder w op dc Zondagen, dc allerheihgfte Drievuldigheid: dat is eenen God in drie ^ perfoonen. Dit is het eerfte geheim van ! ons geloof, en het voorwerp, dat dc Kerk ons geduurig voorltclt om 't te aanbidden. Dan de Kerk heeft nog een bijzonderen dag, naamclijk den eerltcn Zondag na Pinkftcren, aangeweczen, om hetzelve te plegtigen. Haar doeleinde is hier zeker, dat dc geloovigen hun gclooi ten opzichte van dit m.iiftcrie zouden opwekken , om meer en meer in hetzelve bevestigd te worden : dat zij 'er een nieuwe cn openbaare belijdenis van doen zouden, om door hun ecnvouwig geloof [ de gevaarlijke doolingen , die des aangaande opgereezen zijn, tc ontwijken. . 5r D5'  EN FEESTDAGEN. 103^ De geloovigen zullen des op dcezenjj dag herdenken , wat de Kerk hen omtrent dit mijftcrie geleerd heeft; zij zullen met hart en mond het gelpofs-begrip van Nice'a of Conftantinopolen vernieuwen , of anders de geloofsbelijdenis bekend onder den naam van die, van den H. Athanafius, als ook den lofzang: wij loven u ó God! welk alles in 't vervolg van dit gebedenboek te vinden is, aandagtiglijk leezen. Ook zullen zij hun geloof tot de andere geheimen, welke de Kerk voorftelt, uititrekken, om hunne reden in alles aan God, aan Jefus Chriftus en aan zijne heilige Kerk te onder-i werpen. ï VAN H. SA CRAMENTS-DAG. T~\ewijl de Kerk op witten donderdag -"-^ te zeer beezig is met het lijden van den Zoone Gods, om tevens de inltelling van het H. Sacrament des Altaars met behoorlijken luifter , en genoegzaame vreugde te kunnen vieren; hierom is 't, dat zij den feestdag daarvan tot op den eerften donderdag na de Pinkfter-week uitftelt. Dit feest is in de XIII Eeuw door Paus Urbanus IV. ingeftelt. Dc godvrugtigheid der geloovigen fteeds afneemende vorderde deeze uitwendige t G 4 hulp-  #104 VAN DE ZONDAGEN ^ 'hulpmiddelen om weder ontftoken tcjtf worden. 'Er reczen verfchcidene dwaa- | lingen tegens dit geheim op; het was dan noodig dat de waare geloovigen door i dit teken als onderfchciden wierden , noodig, dat hun een middel wierde ter hand gcftcld, om de verongelijkingen, die de fcheurlingcn Jcfus Chriftus aandccden, tc vergoeden. Om deezen feestdag behoorlijk tc vieren lette men op het volgende: dc chriftcn zal zig in het geloof ,van dit geheim tragtcn tc bevestigen , of wel door dr menigvuldige wonderen, die daarin beagrecpen zijn te overwéegen, of dooi fc Tdc oeftcning cn belijdenis van zijn geloof» te vernieuwen, waartoe wij genoegzaa- ' me gebeden zullen aanbieden. Dc luifter en pragt, waarmecdc de Kerk dit feest viert , moet ons eene godvrugtige eerbiedigheid inboezemen, en, terwijl dat alles eene zoete vertroosting in onze harten verfpreidt, ons tevens aanftunwen, om haare dicnstpleegingen met aandagtigheid en geloof bij te woonen. Men werpe zig des in den geest van boetvaardigheid voor Jcfus Chriftus ter ) neer, om Hem als eene openbaare verÉr gocding tc doen voor alle onwaardigei  EN FEESTDAGEN. KDJ . of onvruchibaarc communiën, voor alle A naiaatigheden in de voorbereidingc,voor ' alle oneerbiedigheden in 'tbijwoonendcr H. Misfe , en andere ontheiligingen , waardoor dit Sacrament onteerd wordt, eindelijk voor alle lasteringen , bclpoi- | tingen en verdere buitenfporigheden, die dc önkathoüjken veelal tegens dit aanbiddelijk geheim plecgcn. De laatlte wijze, van onze dankbaarheid aan God voor de genade, die wij van hem ontfangen hebben, te bewijzen , beliaat hierin, dat wij dezelve wel gebruiken. Dan is het niet te betreuren, jdat de feestdag, dewelke ingcfteldisom:* God zonderling daarvoor tc bedanken,f dat hij ons het dierbaar vleesch cn bloed van Jcfus Chriltus in 't II. Sacrament ten fpijze gegeeven heeft, één van die dagen is , waarop de chriftenen den miniten ijver tooncn, om dit voedfcl te ontfangen ? Niets in waarheid zou meer met j den geest van dit feest overéénkomen, | niets der Kerke tot grootcre blijdfehar» \ zijn , dan eene H. Communie met licf| de , met dankbaarheid , in 't kort met ! die voorbereidinge ontfangen, datzehej kwaam ware de gebreken van voorige , Communiën uit tc wislchcn , entenvoor- beelde voor volgende venbekker.kor.de.' G 5 Ein-*i  ho6 VAN DE ZONDAGEN (0 Eindelijk, daar alle dc hoogtijden van* dc H. Kerk onze heiligmaaking, cn de ! verbetering van onze zeden ten doclc hebben ; zo moeten wij op deezen dag bijzonder onderzoeken, i. Wat God ten opzichte van dit mijftcrie van ons vereisfche , om onze gebreken en onvolmaaktheden, die wij in 't communicecren, Mishooren, en verdere pligten aan dit Sacrament tc bewijzen, gewoon zijn te begaan, te verbeteren. 2. Wat Jcfus Chriftus ons door zijn voorbeeld leert in dit H. Sacrament, hetwelk de navolgers van het Lam door het Lam zelve ver■ zaadigt. Wat al ootmoedigheid , wat; ' liefde , wat verduldigheid betoont jefus ' Chriftus in dit Sacrament! Dit alles moeten wij tot ons voorbeeld neemen. Wij gaan dc feestdagen der heiligen, als die , bijzonder thans, met minder plegtigheid in de Kerke gevierd worden, voorbij. Eenigcn alléén zijn 'er nog , waarop wij onze bemerkingen maaken zullen. VAN DE HEMELVAART DER H. MAAGD MARIA. TAces feestdag wordt op den i5den der *^ maand Augustus gevierd, en is één f^der vier hoogc feestdagen , die in óe> Kcr-(  ) EN FEESTDAGEN. I07 Kerke geplegtigd worden. De vastendag , die 'er voor gaat, is, om ons door de verftervinge, door gebeden en andere goede werken in ltaat tc ftellen, om aan de biijdlchap der H. Kerke deel tc verkrijgen. Wij vieren op deezen dag de vervulling der genaden , der grootheden cn des geluks van Maria. Wij vieren haaren dood , cn dc Kerk getuigt, dat het de brand haarer liefde is , die haare ziel ontbindt en van het ligehaam fcheidt. Zij voegt 'er bij, dat de dood de magt niet had, om de moeder van den geever des 1 levens in haare banden tc houden: zij maakt den geloovigen bekend, dat Maria verheven is boven de Engelen, en dat zij niemand boven zig heeft als Jcius Chriftus alléén , van wicn zij al haare grootheid, haaren luifter ontleend heeft. Deeze hooge verheffing van Maria beantwoordt aan haare uitmuntende waardigheid , die het godlijk mocderfchaphaar bijzet, en is dc belooning van haare ootmoedigheid, liefde en verdere deugden , met één woord van al het gecne zij in haar leven op de aarde gedaan er geleden heeft. Wij hebben hier Itofle, om onsteverïwonderen , en voorbeelden, om na tc f' vol-  ;ia8 VAN DE ZONDAGEN volgen. Daar zijn in Maria voorrechten, en bijzondere gunften, die haar alléén konden eigen zijn. Ten opzichte van deezen is het genoeg dat wij ons verblijden , en God danken , die haar deez.cn verleend heeft. Maar haare deugden moeten wij navolgen. D e verheffing van Maria leert ons , dat al wie zig door eene waare ootmoedigheid vernedert, verheven zal worden: dat men hier moet lijden, wil men deel hebben aan de hemelfchc heerlijkheid. Maria zo hoog verheven zijnde is niet onmagtig om ons te helpen. Dan zij i vermag niets , niet meer als de andere ' heiligen, als alléén door Jefus Chriftus. Maar door haaren Zoone verzoekt, en verkrijgt zij vceie genaden voor de geencn , die zodaanig op haare voorfpraak be trouwen , dat zij zig niet onwaardis maaken om daar door geholpen te worden. De gebeden, die de Kerk altijd tol haar gezonden heeft, en die zij nog zc dikwijls, zo algemeen, enmetzoveek kragtige uitdrukkingen tot haar zendt, l.;cren ons, wat wij doen moeten; verzekeren ons van de zonderlinge magt die Maria bij haaren zoon heeft, entoonen ons hoe zeer zij bezorgd is voo: Sallcj; dat ons betreft. Laaten'wc op di T~' fecs  , EN FEESTDAGEN. ].OQ{] feest onze diénst-liefde tot Maria ver-» meerderen, en aagten zuiver te maaken: laaten we indagpig zijn, dat de voreaaking der zonde , de begeerte van zijne zaligheid te bewerken, en ten dienite van Chriftus te leven, dc grond onzer dienstpleegingen zijn moeten. VAN ALLERHEILIGEN DAG. Dc Kerk viert op deezen dag de gedagtenis van alle heiligen. Wij moeten des bezorgd zijn op deezen algemeenen feestdag tc vergoeden, het geenc ,aan onze godvrugtigheid in 't vieren der j bijzondere feestdagen ontbroken heeft. 1 De Kerk voegt hen heden allen te faamen , om dat zij ter oorzaake van het groot getal, eenen icderen op eenen bijzonderen feestdag niet vieren kan. Zij leert ons, dat alle menfehen totdc heiligheid gefchapen en geroepen worden; cn dewijl 'ér onder de heiligen perfoonen van allerlei jaaren, ftaaten, zo wel van de vrouwlijkc als manlijke kunne zijn, niemand reden hebbc, om zig van den pligt te verfchoonen, die allen is opgelegd, van naamelijk tot heiligheid te ftreeven. ! Zij ftelt een groot getal voorbidders» ) inC  XiO VAN DE ZONDAGEN in 't werk, om overvloediger barmhar- . tigheid van God tc erlangen. Terwijl zij ons alle de heiligen door; die volmaakte éénighcid, welke in God' voltrokken wordt , te iaamen gevoegd voor oogen fielt, wil zij ons van gelij-j ken door hun voorbeeld tot eendragt en onderlinge liefde aanfpooren. Door dit feest verbeeldt zij ons het eeuwig feest, of de eeuwige gelukzaligheid, daar alle haare kinderen heilig zijn zullen, en zij die alle vergaderen zai, om dc heiligheid en heerlijkheid Gods in alle eeuwigheid te looven. Dc geloovigen zullen deeze bcmerkin-i gen overwecgen. Zij zullen God aan-i bidden, die wonderlijk is in zijne heiligen , zo wel dan, wanneer hij heu door zijne genade heilig maakt, als wanneer hij hen kroont in dc eeuwige heerlijkheid. Zij zullen erkennen , dat de geheele heiligheid der heiligen van Jcfus Chriftus afdaalt, dat, gelijk de heiligen alléén dooide verdienftcn van Jefns Chriftus voor zig zelvcn hebben kunnen verdiener, ;z.o ook zij voor ons niets erlangen kunnen, dan door den zelfden Jcfus Chriftus. Wij moeten de heiligen aanzien als de vrienden van God, en als kragtigevoorbidders bij hem door onzen lieer jcfus» ) ChrHl  ) EN FEESTDAGEN. III 'Chriftus. Wij moeten hunne voorfpraak en gebeden verzoeken: en eindelijk, na dat wij onze hoop, ons verlangen door het aanfehouwender heerlijkheid, die de heiligen in den hemel genieten, opgewekt hebben , moeten we ons zeiven aanmoedigen om hen na te volgen; want wij zo moeten leven, gelijk de heiligen geleefd hebben , indien wij ter plaatfe willen komen daar de heiligen leven. Men kan geduurendc het Oétaaf van dit feest dagelijks een der agt zaligheden, die de Kerk ons in het Evangelie van Allerheiligen doet voorleezen, terbctrachtinge neemen , om ons daar door den weg, die de heiligen tot de eeuwige gelukzaligheid geleid heeft, te baanen. VAN ALLER ZIELEN DAG. T7"oor dc overledenen te bidden, is een _ pligt, die door de Schriftuur bevestigd wordt, en door dc Kerk altijd zorgvuldigiijk onderhouden is. Dc Kerk, die dagelijks in de H. Mijfterien aan deezen pligt voldoet, heeft den cerften dag na Allerheiligen daartoe bijzonderlijk bepaald. De droevige plegtigheden van deezen dag vertooncn den geloovigen genoegzaam, wat het geloof op dit fruk leere, cn wat de godvrugtighcid van hem ■ vor-l  112 VAN DE ZONDAGEN (J vorderc. Het zal niet ondicnftig zijnïj drie of vier bemerkingen voor deezen dag hier bij te voegen. Men zal deezen heiligen pligt met godsdienftigheid waarneemen, en het zo algemeen misbruik vermijden, hierinbcftaande , dat men alleen bezorgd is om op deezen dag veele gebeden voor de overledenen te lcezcn, en te doen lcezen , zonder de vermaaning van Jelüs Chriftus gade te flaan: dat het gebed niet verhoord wordt door de menigte van woorden , die men gebruikt; maar dat God op dc geftcltcnisfe der biddcren, cn , op dc wijze van bidden zijn oog vestigt. ^ Wil men waarlijk met vrucht voor dc < overledenen bidden, danzorgcmen eerst in ftaat van genade tc zijn : men voege bij het gebed milde almocslen, verftervingen en andere werken van voldocningc cn boetvaardigheid. Men voege zig naar den geest der Kerke, welke heden dc gédagtenis van alle overledene geloovigen houdende , fchijnt tc kennen te geeven, dat men aan zijn pligt niet voldoet, wanneer men alleen voor zijn bloedverwanten bidt ; maar dat men in 't algemeen voor allen, die met het teken des gelodfs, en in den i vrc-.  ' EN FEESTDAGEN. IlgVS vrede van Chriftus geftorven zijn bc-'< hoort te bidden. Eindelijk moet ieder heden de gcdagtcnis des dóóds in zig vernieuwen, op dat de droevige plcgtigbcdcn van deezen dag den behoorlijken indruk op zijn gemoed mogen niaaken, waardoor hij opgewekt wórde om boete tc doen , en zo te leven , dat de gebeden die voor hem na zijnen dood geftort zullen worden, hem bij God voordeclig zijn mogen. VAN DE FEESTDAGEN DER KERKPATROONEN. f^ödc alleen worden Kerken gebouwd, Altaaren opgerigt, want aan Hem alleen worden offerhanden opgedraagen. Alle Kerken zijn Gode gewijd en toegcheiligd , cn wij aanbidden in dczelven niemand als den aimogenden God door Jcfus Chriftus. Des niettcgenitaande draagen dc meeste den naam van dc H. Maagd of eenigen anderen heiligen. Het is even eens gelegen met dc feestdagen. Alle feestdagen zijn ingeftcld om Gode de eer en aanbidding, die hem toekomt, tc bewijzen. Zij draagen nogthansmicM allen den naam 'van eenen heiligen , naar wiens voorbeeld, onder wiens befcher?mingc, en door wiens voorfpraak dc !> ' . H ,ge-l  114 VAN DE ZON- BIN FKEbTUAUKN. (\ geloovigen God aanroepen. Wanneer» we des in eene Kerke, Gode onderden naam van eenigen heiligen toegewijd, bij elkander komen, dan eeren we God eigenlijk in dien heiligen : wij verbinden ons dien heiligen te volgen: wij nellen ons onder zijne befcherminge: wij verzoeken zijn voorlpraak, cn verpligten ons tot verdere eerbcwijzingen , welken aan de heiligen mogen betoond worden. EINDE VAN HET EERSTE DEEL. TWEE  TWEEDE DEEL. D E C MM. JSTJËJST I N OEFFENING, > 1 O F VERZAMELING VAN ALLERLEI STICHTENDE GEBEDEN.  MORGEN-GEBEDEN. S BEMERKINGEN. TV chriften zal, 20 /idtfrt fttf ontwaakt, zijne eerfte aedagt'en, de eerfte beweegingen van zijn harte tot God rigten: hij zal God bedanken, dat hij hem tot deezen dag heeft laaien komen , en zig met het kruis tekenende de genade verzoeken, cm dien dag zonder zonde over te brengen. Indien hij entwaakende niet aanftonds opftaat, zal hij de ijdcle verbeeldingen cn Voorwerpen, die zig veelal cVen na den ^ flaap vertoonen, zorgvuldig tragten af te « weeren* Hij zal zig beczig houden mei eenige goede gedagten , op dat hij gekleed zijnde, bekw.aamer moge zijn tot het bidden en leezen. Hij zal bepaaldelijk op Zijn tijdopftaan. Hij zal zig met zedigheid en in den geest Van boetvaardigheid klccden , indagtig zijnd?, dat de mensthniet danna de zonde kleederen heeft noodig gehad , om zijne fchaamtc te bedekken, en zig te bi hoeden tegen de ongemakken en gevaaren , aan welke de zonde hem hiootgeftcld heeft. Hij zal ook verzoeken met den nieuwen mensch I bekleed te worden, die volgens Goalis ,•  MORGEN-GEBEDEN. ÏI?^ gefchapen in heiligheid en waars recht-t\ vaardigheid. Soortgelijke gedagten, en de overdenking des doods , die aan het ligehaam van den mensch geen ander kleed als een enkelftaaplakcn zal ovcrlaaten, zullen den Chriftcn wederhouden van te veel tijd en moeite te bejleeden, om zijn ligehaam te verderen, en het ijdel optooi/el der waereld te behartigen, welk hij reeds in zijn doopfel onder de pomperijen des duivels verzaakt heeft. Gekleed zijnde zal hij opmerken, dat de eerbiedigheid, die wij Gode fchuldig zijn, vereifche, dat wij voor alle bezigheden van den dag die het eerst ter harte neemen, welken Gods eer en dienst betreffen. Ik bedoel hier het morgen-gebed. Al wie God bemint, en voor zijne zaligheid zorg draagt zal nooit verzuimen deeze oeffening waar tè neemen, en zig daar toe te begeeven met zulk eene oplettendheid, godvrugtighcid , aandagtigheid en eerbiedigheid , als de tegenwoordigheid en de majefteit van den grooten God met wien wij fpreeken, vereischt. Ook dan, wanneer eene onvermij'dlijke noodzaaklijkhcid hem verpligt zijne morgen gebeden uit te Rellen of te verkorten, zal hij niet nalaaten op 't eerfte oogenblik , dat hij vrij heeft, in te haaien, 't geene hij genood-' H 3 zaakii  XI b' MORGEN-GEBEDEN. zaakt geweest is af te breeken of uit te\ fielten : zijn hart zal niet gerust zijn, \ dan na dat hij een zo wettigen en aangenaamen pligt zal volbragt hebben. De zielstogten, uit welken de morgengebeden oniflaan, die hier volgen, ge even den geest en de gejleltenisfen genoegzaam te kennen, waarin zij uitgefproken moeten worden. Ook was het te wenfchen, dat men 's morgens eenige oogenblikken met het inwendig gebed of de meditatie doorbragte. Men zal desaangaande eenige onderrigtingen en aanleidingen aan het einde van dit boek vinden. & Zo haast als men ontwaakt, zal meni het teken des kruifcs maaken, zeggende : Tn den naamc des Vaders, en des Zoons, 1 en des heiligen Geestes. Amen. Geef dat ik u bemin, ö mijn God! en dat ik ontwaake om u tc iooven. Ik dank u, dat gij mij dcczen nacht bewaard, en tot het begin van deezen dag hebt laaten komen. Geef dat ik dcnzclven ovcrbrenge, zonder u tc vergrammen. GEBED ALS MEN OPSTAAT. Tk fta op, ö mijn God! om mij tot het A werk, daar gij mij toe roept, te begcevcn. Ik aanbid Jefus Chriftus uwen S Zoon '  ilDie in clcn Morgc^ftonAtfft n^^l«a,zttfl«Hi fluit Tra d ei*. Sprcale: 15 r. 17.   MORGEN-GEBEDEN. Zoon uit het graf opftaande: ik bidde ui verlos mij uit het duifter graf der zonde; doe mij wandelen in de nieuwheid van een heilig cn zuiver leven naar het voorbeeld dat Jefus mij gaf, uit het graf des doods tot uwe heerlijkheid oprijzende. GEBED ONDER HET KLEEDEN. Tk neem deeze kleederen, gelijk Adam *■ mijn eerfte vader de zijnen nam, zugtende cn weenende over mijne zonden, ó Mijn God! dat ligehaam, welk ik nu met zulk eene zorge bedek, zal ééns in den fchoot der aarde gelegd worden,bedekt met een linnen kleed. Laat niet toe, tlcere , dat ik mijne ziel van uwe genade ontbloote door pragt en ijdelhcid in de kleedercn van mijn ligehaam te zoeken. Ik heb een v. itten rok in mijnen doop ontfangen; geef, dat ik. dien draage alle de dagen mijns levens. Bekleed mij met den nieuwen mensch", met Jelüs Chriftus , met de wapenen des lichts. Zet den helm der hoopc op mijn hoofd : laat het fchild des gelöofs mijne borstweering zijn, rechtvaardigheid mijn harnas: omgord mij met den gordel der kuisheid : dat het zwaard van uw woord in mijne regterhand zij, en mijne voeten de fchocnen der gehoorzaamheid aan uw * II 4 Evan-  ïTzdT MORGEN-GEBEDEN. ^ Evangelie draagen. Wanneer toch Z&rÜ die tijd komen, dat gij aan mijn ligehaam, in plaats van deeze kleedercn , die verouderen en vergaan, het kleed der onftcriiijkheid gceven zult. Nedergeknield zijnde. In den naame des Vaders , en des Zoons, en des heiligen Gecstes. Amen. Ik zal tot mijnen God fprceken, fchoon ik niet als ftof cn asfche ben. Kom heilige Geest vervul de harten uwer geloovigen, en ontftcek in ons het vuur van uwe godlijkc liefde. f. Dat dc genade des heiligen Geests , , A. Onze zinnen en onze harten ver- ( lichte. Laatcn we bidden. ö God! die alle harten doorziet, alle willen kent, en voor wien niets verbórgen is ; zuiver door het inftorten van den heiligen Geest de gedagten onzer harten , op dat wij waardig mogen zijn uvolkomclijk te beminnen, en waardiglijk te loovcn. Door Chriftus onzen Heere. OEFFEN1NG VAN AANKIODINGE EN DANKZEGGINGJi. Mijn God, in wiens tegenwoordighe'd ik hier met een vernederd harte op Umijne knien lig, ik aanbid u uit den af-.  ) M O R G E N-G E B E D E N. I2l(^ 'grond der nietigheid als mijn SchepperK cn voffirektcn Opperheer. Steeds zal ik u met de diepiïc onderwerpinge den hoogften eerdienst bewijzen, die mij mouglijk zal zijn. Ik erken , och dat deeze belijdenis u behaage , dat ik niets ben, niets kan, dat alles mij van u moet komen. Ik agt mij gelukkig zelfs in deeze mijne af hanklijkh'eid , want ik alles van uwe barmhartigheid vcrwagten mag. ö God hoe groot en menigvuldig zijn uwe weldaadcn ! met fchaamtc herdenk ik mijne voprige ondankbaarheid. Gij jbebt mij gefchapen : Gij hebt mij vei*.-i iost door uwen éénigen Zoon Jcfus > Chriftus: Gij hebt mij tot dc genade des geloofs geroepen: Gij verleent mij den tijd om boetvaardigheid te pleegen, en het eeuwig leven te verdienen. Wat zal ik u ter wedcrvergeldinge gcevcn ? Neem ten minften, óHeere! het oller mijner gevoelige erkentenisfe aan , welk ik u aanbied, cn dc begeerte, die ik thans voedc van uwe gaven beter te waardeeren, en voor dezelven allen alle mgoglijke dankbaarheid tc bétponeri. i 1 f, II 5 K O R-.(i  122 Morgen-gebeden. ^ korte oeffening van geloof , «5 hoop, liefde en berouw. Tk geloof, ó Heere! al wat de KathoA lijke Kerk gelooft, om dat uw woord onfeilbaar is; verfterk mijn geloof. Ik heb mijn betrouwen op u gefield, en ik zal niet befchaami ftaan. Ik bemin u met geheel mijn harte. Ik verfoei mijne zonden ter liefde van u: en verzoek genade , om heden niet wederom in dczelvcn te vervallen. gebed om te erlangen 't geene ons en onzen evenmensch ter zaligheid nodig is. fTMj kent, ó God! onze behoeftighc- \ den. Ik bid u niet alléén voor mij: ik bid u voor dc gcheele Kerke, voor den Paus, voor mijnen Zielzorger, voor de gcheele gcestlijkheid, voor onze tijdlijkc overigheid , voor mijne ouders en bloedverwanten, voor alle geloovigen en voor alle menfehen. Ik bid uook voor mijne vijanden, indien ik 'er mogt hebben. Geef ons allen het gecne ons nodig of dienftig is ter zaligheid. otoffering van zigzelven aan god. > Tk behoor u toe! ó mijn God! zie daar ÏA mij zclvcn aan u wcdcrgegccven. Ik» y llagtü  MORGEN-GEBEDEN. I23{§ fflagt u mijnen geheclen wil ten ochtend?* offer ; ö dat zij gelukkiglijk in den uwen j mogt verflonden worden. Alle mijne gedagten, begeerten, woorden cn werken j offer ik op tot verheerlijking van uwen naam: ik wensen niets anders, dan dat gij door alles, wat ik heden zal uitvoeren, moogt geëerd en verheerlijkt worden. VERNIEUWING DER BELOFTEN DIE MEN IN ZYNEN DOOP EN GEDUURENDE ZYN LEVEN GEDAAN HEEFT. Ik verzaak den duivel en alle zijne wcr\*- ken, ik begeef mij tot u, ö God! Ik > ''vernieuw voor uw aanfehijn dc belof- > ten, die ik in mijne laatfte bicgtc, in mijne laatftc communie cn geduurende mijn geheel leven gedaan heb. Ik verzoek van u dc genade, om mij van nu af tot een waardiger gebruik deezer Sacramenten voor te bereiden, waar door ik mijne vorige onvolmaaktheden mag vergoeden , cn in uwe heilige liefde bevestigd | worden. Hierna kan men het Onze Vader, Wees Gegroet, en het geloofs begrip der Apostelen bidden. f. Hcëre ik heb tot u geroepen. A. ïfen mijn gebed zal ü van 's morgens.  124 MORGEN-GEBEDEN. f. Vervul mijn mond met uwen lof.^ A. Op dat ik uwe glorie zinge, den geneden dag uwe grootheid. f. Keer u aangezigt af van mijne zonden : A. en wisch aile mijne boosheden uit. f. Schep in mij, ö God! een zuiver hart: A. en vernieuw in mijn binnenftc den oprechten geest. jr. Verwerp mij niet van uw aanfehijn: A. cn neem uwen heiligen Geest van mij niet weg. f. Geef mij weder de blijdfehap uws heils: A. en verfterk mij met uwen Opper-geest, f. Onze hulp is in den naamc des^ Heeren, A. Die hemel en aarde gemaakt' heeft. f. Gewaardig u, Hcere, ons heden. A. Zonder zonde tc bcwaaren. f. Ontferm u onzer, Hccrc. A. Ontferm u onzer. y. Uwe barmhartigheid, Hccrc, koomc over ons. A. Gelijk wij op u gehoopt hebben. t. Hccrc verhoor mijn gebed. A. En mijn roepen koome tot u. Laaien we bidden. Hccrc , almagtigc God, die ons tot , het begin van deezen dag hebt doen ko- emen, behoed ons heden door uwe kragt,1 8 „„f  > MORGEN-GEBEDEN. 12-, 'op dat wij tot gecne zonde vervallen, maar alle onze woorden, gedagten en werken gclchikt mogen zijn ter vervullinge van uwe gerechtigheid. Dit bidden wij door Jcfus Chriltus onzen Hccrc. Amen. Hcere , God , Koning van hemel en aarde , gewaardig u heden onze harten cn ligchaamen, onze zinnen, woorden en werken naar uwe wet en de onderhouding uwer geboden te fchikken, te heiligen , te bellieren ; op dat wij, 6 Zalig'maaker der waereld! door uwe hulp hier cn hier namaals veilig en zalig zijn mogen. Amen. ö God ! die u gewaardigt door eene wonderlijke befchikking uwe heilige Engelen tot onze bcwaaring te zenden; wij bidden u ootmoediglijk, dat wij hier altijd door hen mogen befchermd worden, cn ons in hun gczelfchap ccuwiglijk verblijden. Door Chriltus onzen Hecre. Amen. Dat de heilige maagd Maria,, en alle heiligen voor ons bij den Iiecre bidden, op dat wij waardig mogen zijn van hem geholpen en gezaligd tc worden, die leeft cn heerscht in alle ecuwen der eeuwen. Amen. 1 Het is Zeer dienflig na de meditatie, 1 die,  126 AVOND-GEBEDEN. & die, zo als wij gezegd hebben, gevoeglijk \ op het morgen-gebed volgt, dc ondcrjchei- ' dene gelcgcnhcdenvan te zondigen, of deugden te oeffencn, die ons dien dag zouden kunnen ontmoeten, te overweegen: eudaar op goede voorneemens te maaken, en bekwaame middelen te beraamen , om de gelegenheden der zonden te mijden, en die, welken ons het deugdenperk openen, gctrouwlijk waar te neemen. AVOND-GEBEDEN. Tn den naam des Vaders, cn des Zoons , lA cn des heiligen Geestes. Amen. _ | Kom heilige Geest enz. ö God djei alle harten enz. gelijk in de morgen gebeden. Men Jlelle zig zeiven in dc tegenwoordigheid van God, en aanbidde Hem. ó Mijn God! ik weet, dat gij hier cn op alle plaatfen tegenwoordig zijt. Ik werp mij voor u ter aarde neder, en ik aanbid uwe Oppcrmajcfteit in eene natuur , cn drie Perfooncn. Ik beken, dat gij mij in uwe handen hebt, cn met mij alles vermoogt tc doen, wat u behaagt. Ik beken ook , dat 'er eene oneindige , ongelijkheid tusfehen u cn mij is, want iik niets anders dan ftof cn asfche ben. Ik. » on-<  | AVOND--GEBEDEN. 127^ onderwerp mij aan de volkomenemagt,^ die gij over mijn leven'hebt, her welk ik van u heb ontvangen, en welk gij van mij wederom zult ateifchen, als 't u behaagt. Men bedanke God voor zijne genade. ö Mijn God! die mij van mijne jeugd af beftierd en opgevoed hebt , ik ben veel minder als alle uwe barmhartigheden , en onwaardig om de genaden, die gij mij zonder ophouden toereikt, te genieten. Dees dag en alle dagen mijns levens zijn vol van weldaaden, die gij mij beweezen hebt. Ik dank, ik loof en zegene u daar voor uit geheel mijn harte. \ Ik zal die gebruiken om uwe liefde in mij) te vermeerderen. Geef dat ik zulks met getrouwheid volbrenge, dat ik mij gereed maake tot de rekenfehap, die ik u ééns daarvan zal moeten geeven. Geef dat ik tot de heerlijkheid des hemels kome, waartoe gij mij geroepen hebt, en waar heen gij mij door alle die genade, die gij mij hier op aarde verleent, brengen wilt. Men verzoeke van God de genade, om de gepleegde zonden te kennen, en die te beweenen. Ik weet, ö Heere! dat ik een groote 'zondaar ben, dat ik u ten hoogfte en^ 1 dik-fi  128 AVOND- GEBEDEN. (L dikmaals vertoornd heb. Maar door mijn zeiven kan ik, noch het getal, noch dc grootheid mijner zonden kennen, o Hccrc! verlicht, mijne duifternisfen; Ontdek mij alle zonden, waarin ik heden gevallen ben. Uoe mij dezelven zodanig kennen, dat ik zc voor u aanfehijn bewecne, dat ik zc verfocijc, dat ikzevluchtc. Stort in mij zulk eene af kcerigheid, zulk een lccdweczcn van de zonde, als dcrzclvcr boosheid cn de hoon u aangedaan, vordert. Laaten we ons geweetcn onderzoeken, en bedenken, waarin wij God heden beledigd hebben door gedagten, woorden, be-^ geerten , werken en nalaatigheden • ons >■ voornaamlijk ophoudende omtrent de zonden daar we meest toe genegen zijn, en omtrent de verzuimingen van de goede voornecmens, die wij in ons morgen-gebed gemaakt hadden. Laaten we ons zeiven eenige boete opleggen , om de zonden in 't vervolg meer te vreezen. Laaten wc een leedwezen over onze zonden in ons verwekken. O mijn God! zal ik dan altijd zondaar blijven \ cn allen dag in dezelfde zonden hervallen ? ó miin God en mijn Vader, ik heb gezondigd tcgens den hemel cn '*U: ik ben niet langer waardig uw zoon. ï gc-l  i AVOND-GEBEDEN. 129^ genaamd te wordem Ik verfoei uit ge-ij heel mijn harte alle zonden, die ik heden cn' in mijn geheelc leven gepleegd heb. Ik verfoei die ter liefde van u, om dat zc u mishaagen. Ik bid u ootmoediglijk om vergiffenis door uwen Zoon Jelüs Chriltus , die mij bemind , en zig zeiven ter liefde van mij aan den dood heeft overgeleverd. Ik maak een vast voorneemen alle zonden tc mijden, alle gelegenheden > die mij tot dezelven gebragt hebben, te vcrlaaten. ö Hccrc geef mij uwe genade, om dit voorneemen te volbrengen, cn waaragtigcboetvaardigheid te plecgcm < Ik belijde voor den almagtigen God,} de heilige Maria altijd maagd, den heiligen Aarts-Engel Michaël, den heiligen Joannes den dooper, dc heilige Apostelen Petrus en Paulus,- alle heiligen en u mijn Vader ,• dat ik zeer gezondigd heb door gedagten, woorden en werken, 't Is mijn fchuld, mijn fchuld, mijn allergrootftc fchuld. Daarom bid ik de heilige Maria altijd maagd, den heiligen Joannes den dooper, de heilige Apostelen Petrus cn Paulus, alle heiligen en u mijn Vader den Heer' onzen God voor mij om genade tc willen bidden. De almogende God ontferme zig over» » I ons,I  130 AVOND-GEBEDEN. ^ ons, vcrgcevc ons onze zonden, cnlei-^ de ons tot het ecuwig leven. Amen. _ I De almogende en barmhartige God vcrlecne ons kwijtschelding, ontbindingen" vergiffenis van alle o.izc zonden. Amen. Laaien we bidden. w7rij bidden u, ó Heer, bezoek deeze " wooning, weer alle listen des vijands van dezelve: dat uwe heilige Engelen in dezelve woonen, om ons in vrede te bewaaren, en dat uw zegen altijd over ons blijvc. ö God! die gewild hebt, dat uw woord uw eeuwige Zoon, op de boodlchap van £ den Engel, het vleesch uit het ligehaam \ van de zalige maagd Maria zoude aannecmen ; gun aan onze ootmoedige gebeden , dat wij, die haar waarlijk voor Gods moeder erkennen, ook door haare gebeden geholpen worden. Door den zelfden Chriltus onzen Hccrc. Amen. 6 God! die volgens eene wonderlijke orde den dienst der Engelen cn der menfehen fchikt; verleen genadiglijk, dat ons leven op dc aarde befchermd worde dooide geencn, die altoos, om u te dienên, voor u ftaan in den hemel. Door Jelüs I Chriltus onzen Hecre. ' !* Wii bidden u, Heere, dat alle uwe  f AVOND-GEBEDEN. 13 J ( ! heiligen ons overal bijftaan , en doori hunne voorfpraak ons verheugen ; op dat , wanneer wij de gedagtenis hunner verdienften ccren, wij de uitwerkingen hunner befchermingc gewaar mogen worden. Door Chriftus onzen Hcere. Amen. Hierna kan men eenige gebeden voor de overigheid , vrienden , weldoenders en overledenen florten. Laaten wc ons levendig "Voor oogen flellen, dat we deezen nacht kunnen jlerven : laaten we ons leven eens inzien, of wij wel gereed zijn om voor de gpdlijke vierfchaar te verfchijnen. j Laaten we tragten ons in dien ftaat te\ flellen in welken w-ij gaerne zoudengevon-\ den worden, wanneer God onze ziel zal opcifchen, \AUn G od 1 ik weet dat ik fterven zal, en 1 *misfehien heb ik maar weinige oogenblikken meer om te leven: misfehien zal ik uit het bedde, waartoe ik mij begeef, niet meer opftaan. Gij vermaant mij, dat ik daar in moet trecden als in mijn graf. o 1 ioe zeer zal ik in de uure van mijn dood wenichen, zonder zonde geleefd , cn 11 altijd bemind te hebben. Geef mij, ó ('od! van nu af die heilige j gcfteltcnisfen. Ja Ucere , ik verfoei dc zonde : ik bemin u , cn ik wil in uwci I 2 licfWj  I g 3 UITBREIDING VAN liefde leven cn fterven. De Heer veiiee-éj nc ons een genisten nacht, en een zalig j einde. Heerc, laat uwen dienaar nu naar uw woord in vrede gaan. Heerc in uwe handen beveel ik mijnen geest. UITBREIDING VAN HBT GEBED DES HEEREN. Onze Vader, die in de hemelen zijt. ö /^od! fchoon gij overal tegenwoor- \ ^ dig zijt, gij wilt echter dat wij £ 'den hemel als den throon uwer heerlijk-1 heid aanmerken: God onze Vader, dié ons het leven geeft, cn hetzelve in ons bewaart, die ons tot uwe kinderen en erfgenaamen uwer heerlijkheid hebt aangenomen, terwijl wij allen eenen en den zelfden Vader hebben, één cn hetzelfde erfdeel van u hoopen ; zo moeten wij ei niet alléén voor ons zclvcn, maar ook voor alle geloovigen, die onze broeders zijn, bidden. Wij draagen des voor hun cn voor ons zeiven dat gebed op , het welk onze Heer Jelüs Chriltus uw Zoon zelf opgefteld en ons geleerd heeft.Wij ^bidden dan volgens zijne onderwijzing fon deezer voege:  ; HET GEBED DES HEEREK. 133^ ' Uw naam werde geheiligd. i Dat gij alom gekend, bemind, aangebeden en verheerlijkt moogt worden. Uw Rijk toekomc. Heersch van nu af in onze harten door uwe genade , en geef, dat wij met u heerfchen in de eeuwige heerlijkheid. Uw wil gefchiede op de aarde gelijk als in den hemel. Maak ons kenbaar , Hecre, wat gij wilt dat wij doen zullen; cn fchik onzen wil door de kragt uwer genade zodanig naar den uwen, dat wij niet willen, dan het gcene gij wilt, en wij volvaardiglijk .volbrengen al wat gij ons gebiedt. Geef, > Heere, dat wij allen u gehoorzaamen op < aarde , gelijk de zalige geesten in den hemel doen. Geef ons heden ons dagelijks brood. Verleen ons al wat wij dagelijks van noden hebben, om het leven onzer ziele en onzes hgehaams te onderhouden. Vergeef ons onze fchulden, gelijk wij vergeeven onze fchuldenaaren. Schenk ons de gaaf cener oprechte boetvaardigheid, en dc vergceving onzer zonden. Dan , terwijl gij ons dc vergecving toeftaat onder voorwaarde, dat wij onzen vijanden vergeeven; zo (neem onze betuiging aan, door welkei jl I 3 wij'i  - IJA U 1TBRE11J 1N Ij VAN DE {aan onze vcrlosfmg; ö gij zult dan ook- niet43  ENGELSCHIÏ GROET ENISSE. 137^ 1 iet weigeren ons aan de vruchten der-£ zelve deelagtjg te maaken. Bid dan vermogende Maagd. Bid voor ons. Bid voor de gcheele Kerk. Verzoek van God voor ons cn met ons dc genaden, die wij nodig hebben, om hem tc behaagen : maak door uwe voorbidding, dat de toegang tot zijnen throon voor ons onen ha, door Jefus Chriftus uwen Zoon , onzen eenigen Vcrlosier cn Zaligmaaker. Zond aar en. Wij zijn van ons zeiven niet bekwaam om tot God tc gaan, cn zijne genaden( te verdienen, daar wij zelfs onwaardig ■ zijn om ze van hem tc verzoeken, cn in zijne tegenwoordigheid te verfchijnen. Heilige Maagd, bid voor ons: verzoek voor ons al dat ons nodig is, nu, cn in de uur onzes doods, Amen. Nu. Vraag voor ons dc wijsheid, die onze gödsdienftigheid en onzen ijver verlichte cn befticre: dc gaaf van eene bondige en oprechte godvrugtighcid: de genade van u na te volgen: de vermeerdering van geloof, hoop cn liefde: cenen geduurigen haat tegens de zonde, en al {het gecne nodig is om God te behaagen,. I 5 erj  13 ö UITBREIDING VAN HET ( cn om uwe voorfpraak cn bdcherming' bij ncm te verdienen. En in de uure onzes doods. Verwerf ons dan cene volkomcne kw'ijtlchclding onzer zonden, den waaren geest van boetvaardigheid, gerustheid en vrede, dc vertroosting van door het dierbaar ligehaam \..n Jcfus Chriltus gefpijst te worden: eene gewillige onderwerping aan dc godüjke beveclen: eene vernieuwing cn vermeerdering van zijne liefde, eindelijk dc volharding ten einde toe, en den dood der rechtvaardigen ; op dat wij in de heerlijkheid van jcfus Chriltus mogen ingaan , en met u hem in alle eeuwigheid mogen loven. Amen. UITBREIDING VAN HET GELOOFSBEGRIP DER APOSTELEN. Ik geloof in God den almagtigcn Vader, Schepper des hemels en der aarde. Tk onderwerp mijn verftand cn reden aan Gods onfeilbaar woord. Ik neem vastelijk aan, dat God dc Vader dc eerfte Pcrfoon van dc H. Drievuldigheid, het begin van dc twee andere Pcrfooncn, hemel cn aarde en al wat 'er in cn op is (van niets gemaakt en gefchapen heeft. D Em  jïJ/AJ? — - G E LO O F 5-B E GR I P. 1$9{ En in Jcfus Ch iflus zijnen éénigen i Zoon, onzen Heere. Ik geloof dat Jeins Chriftus dc eenigc Zoon van God den Vader, de tweede Perfoon van de alierheiligfte Drievuldigheid is, onze Heer cn onze Verlosfer. Die ontfangen is van den H. Geest, geboren uit de maagd Maria. Dat hij nedergedaald zijnde uit den fchoot zijns Vaders, door de kragt van den PI. Geest in 't zuiver ligehaam van eene maagd, genaamd Maria, onze menschlijkc natuur heeft aangenomen, uit haar geboren is. Die gei&dcn heeft onder Pontius Pilatus, die gekruist, gcforven en begraven is. Die , na dat hij de menfehen onderweezen , cn hun ontclbaare weldaaden beweezen had , van de Joodcn als een Godslasteraar is overgeleverd aan Pontius Pilatus, Stedehouder van't Joodfche land , cn na veele vaifchc befchuldigingen veroordeeld is, om aan 't kruis te fterven; wiens ligehaam na zijnen dood begraven is in een nieuw ftéenen graf. Hij is nedergedaald ter helle, ten derden dage verrezen van den dood. Zijne ziel van het ligehaam afgefcheiden (echter altijd , geiijk ook het ligehaam, met de Godheid verée'nigd blijI ven-  )i40 U 1 TBREI D IN G VAN HET *vende) is nedergedaald tot eene plaats «ï onder dc aarde, om de zielen der rechtvaardigen aldaar te troosten en 'er uit tc vcrloslcn. Ten derden dage, zijne ziel wederom met het ligehaam veréénigd zijnde, is hij, gelijk hij voorzegd had, van den dood opgeftaan. Hij is opgeklommen ten hemel, hij zit aan de rechterhand Gods zijns almagtigen Vaders. Na zijnen dood en zijne verrijzenis heeft hij zig zeiven aan zijne leerlingen vertoond, met hun fpreckende en eetcnde : den veertigücn dag na zijne verrijzenis is hij in 't bijweczen van hun allen i ten hemel opgeklommen , en van God zijnen Vader boven alle fchcplclen verheerlijkt en verheven. Van daar zal hij komen oordcelen de levenden en dooden. Uit deeze heerlijkheid zal hij op den laatficn dag der waereld met groote magt en majeftcit in dc lucht verfchijnen, om alle menfehen, zo wel die dan nog leven zullen , als die reeds geftorven zijn, tc oordeelcn, hun rekenfehap vraagendc van al, dat zij in hun leven gedaan hebben 't zij goed of kwaad. Ik geloof in den heiligen Geest. ' Ik geloof vastelijk , dat hij dc derde»! I PeHÉ!  G^LU.UïS-bliGRlP. H1^ Pcrfoon van dc heilige Drievuldigheid waaragtig God is, dat hij van den Vader en den Zoon voortkomt, dat hij degcevcr is van alle goed, cn genade, cn op den Pinkfterdag over dc Apostelen is nedergedaald.De heilige Kaïholijke Kerke, gemeen^fchap der heiligen, Ik geloot', dat 'er maar eene heilige Katholijkc cn Apostelijke Kerk is; welke, fclioon zij verdeeld is in deftrijdendc , lijdende cn zegenvierende Kerke, dan nog eene is in haar Opperhoofd Jefus Chriftus. Dat de leden derzelve hier eene gemeenfehap van geestelijke goederen ^ hebben , cn eenmaal te faamen hoopen \ vcre'énigd te worden in den hemel. Vergiffenis der zonden. Dat in de II. Roomfche Kerke, en in haar alleen vergiffenis der zonde en zaligheid tc erlangen is. Dat God aan dc H. Kerk op aarde de magt gegeeven heeft van alle zonden , hoe groot cn menigvuldig die zijn mogen, te vergeeven of op tc houden. Verrijzenis des vleeschs. Ik geloof, dat alle menfehen, die gcftorvcn zijn, door Gods magt ééns zullen verrijzen op het einde der waereld, {wanneer hunne ligchaamen wederom met» ï, hun-d  142 OEFFENINGEN hunne zielen zullen vere'enigd worden,»» om te faamen den loon of de ftraÖèn, die ze verdiend hebben, te ontfangen. En het eeuwig leven. Amen. Ik geloof eindelijk , dat 'er na dit leven een eeuwig leven zijn zal. Geef mij, ö God, dat ik eeuwig met u lecve. Dat ik uw zaligend aanfehijn befchouwe , cn de vruchten mijns geloofs geniete. Amen. gssssssssssssssssssssssssso oeffeningen ONDER DE | HEILIGE MISSE. BEMERKINGEN. /~w gave, dat dé geloovigen it ff'adfWaren , om allen dag, wanèheefZij bij het opdraagen van het H. Ivh^-ojer tegenwoordig zijn, het ligehaam cn bloed van Jcfus Chriftus te ontfangen , rrt daar geofferd wordt. Dit was de t oJvrugtige gewoonte der cerflc sChriflemnr Al, wat - men thans kan vorderen, is, dat de geloo-* (' vi-(.  j ONDER DE U. MISSE. 143 'vigen , cm dit heilig gebruik der eerfte Kerke na te volgen, zig een foort vanver■pligting opleggen, om dagelijks de H. Misfe bij te ypoonen: dat ze dit godsdienftig werk nimmer verzuimen, 't en zij hei gewecien hun getuige, dat andere beezigheden in deezen moeten voorgaan, en meer overéénkomen met de Jchikkinge en den wille van God. Dan, wanneer eene onvermijdlijkenoodzaaklijkheid, pligten van ftaat enz. hen beletten, zullen zij ten minfte met den geest in de kerke zijn: zij zullen trasten in hun huis, in hunne bezigheden met hun1e harten die verzuchtingen tot God te •ichten , welken het bijzijn van dit offer in hun zoude kunnen te weeg brengen. Immers geen grooter blijk van zorgloosheid, van ondankbaarheid , van traagheM kar, 'er zijn, dan het dikwils vernieuwen van de gedagtenisfe onzer yerlosfmge te veronachtzaamen. Chriftus wit-, dat wij zijn lijden, en zijne liefde onswaard dikwils gedagtig zullen zijn. In deeze offerande heeft hij der kerke een altoos duw end gedcnkmiddel daarvan nagelaaten, zeggende: doet dit tot mijner gcdachtenisle':' hij wil dan dat wij ons bevlijtigen om dikwils dit heilige offer bij te waanen.  144 OEFFENINGEN jj Ten anderen zij men bezorgd van 'eri nimmer te verj'chijnen, dan met een levendig geloof, met eene eerbiedige vrees, en aandagtige ingetogenheid. Dat vordert dc heiligheid deezer offerande,. Het zelfde vleesch cn bloed van den Zoon Gods , dat uit Maria geboren, voor ons gekruist, en nu in den hemel verheerlijkt is , wordt daar onder de gedaante van brood en wijn geofferd.. Jefus Chrijlus zeifis de Opperpricjler, die zig zeiven hier door de bediening der Priejleren opdraagt. Het is een offerande vanoneindige waarde van wat kant men dezelve immer be-y fchouwe, want de offeraar zo wel als hctx offer godlijk is. Het is een jlagt-, zoen-, endank-offcr, e x wordt voor levenden en dooden opgedraagen. Hoe fchandelijk is het dan niet zig daarheen te bcgccven met een harte, dat nog weigert de zonde te verlaaten > en wat vrucht kan men 'er in zulke gejleltcnisfcn uit verwagten? Niet minder doemwaardig zijn dezulken, welken alléén ligchaamlijk tegenwoordig hunnen geest en zinnen geduurer.de de heilige offerande met beuzelingen, ja fomtijds zelfs met zondige vermaaklijkheden beezigcn. Welk eene on-l gods-'i,  i ONDER DE H. MISSE. 145 godsdienjligheid, welk eene fchreeuwende ondankbaarheid voor de grootfte weldaadeni wat is dit anders, dan door nieuwe zonden een offer , dat ter uitwisjehinge der voorgaande zonden dienen moest, onteeren, en zig zijn geneesmiddel tot vergif maaken ? Men overweege dan voor de H. Misfe, wat een groot en godlijk werk dit zij: men tragie 'er te verfchijnen in flaat van genade, men legge ten minfte alle genegenheid tot de zonde af. Men kome 'er met een levendig geloof, men voege daar de uitwendige eerbiedigheid bij, die het bewijs van ons geloof, eene ftichting voor onzen evenmensch zijn zal. De beste wijze van Misfe te hooren is: dat men zijn hart en zijne begeerte veréémge met jcfus onzen Opperpriefler, die zig zeiven hier opdraagt, gelijk hij éénmaal aan 't kruis deedt : dat men het voorbeeld van de H. maagd Maria, den H. Joannes en andere godvrngtigen navolge, wanneer zij onder het kruis flaande op den lijdenden Verlosfer ftaaroogden. Men tragte dezelfde inzichten te hebben, die Jefus toenmaals had, en nog onophoudelijk heeft, zig aan zijnen hemelfeben Vader opdraagend.e , om hem te aanbidden, om hem te danken, om hem te verzoenen K enz.  ,146 OEFFENINGEN ( 'enz. zo zuilen we, uit ons zeiven onwaar-\ dig om iets te verkrijgen, met Jefus veréénigd overvloedige genaden erlangen. Ook kan men zig veréénigen met den Priejler als den dienaar der H. Kerke, cn door deszelfs handen dit H. offer opdraagen , om van God door Chriltus te verzoeken , al 't geene de Priejler vraagt. Men zal dan bij voorbeeld, als de Priejler zijn fchuld belijdt, ook de zijne beUjden : als hij bidt, bidden : als hij brood en wijn opoffert, als hij de H. Hostie aanbidt , enz. dat dezelfde met zijn harte doen, zig voorjlel'lende , gelijk het in dc idaad is, dat de geloovigen daar niet al- { 'léén tegenwoordig zijn, om den Priejb 1 te zien en te hooren ; maar ook om het zelfde offer te faamen met hem op te drai gen, ocffenende dus geeftelijkcr wijze het Koninglijk Prieflerdom, waar toe zij Volgens de leering van den H. Petrus in den doop gezalfd zijn. GE-   3/üet dit lol amtcsr credajgtcnü. Liic. v. ip^  ONDER DE H. MISSE- 147(1 GEBED * Eer de Misfe begint. Jk geloof vastelijk, ö mijn God, dat de Misfe de onbloedige offerande van het ligehaam cn bloed uws Zoons Jefus Chriftus is. Geef dat ik heden bij dezelve tegenwoordig zij met zodaanige aandagtighcid, eerbiedigheid, met zulk eene heilige vreeze, als dit aanbidlijk geheim van mij vordert. Ik vereenig mij met den Pricfter, cn met uwe gehcele Kerke , om u deeze offerande op te draagen met dezelfde inzichten, met welke jefus Chriftus die in-i gefield cn u opgedraagen heeft. < Wij draagen u dezelve op, om uwe godlijke majefteit als onzen opperften Heer, den eeuwigen, levenden en waaragtigen God te ceren en te aanbidden; om u te bedanken voor alle gaven, die wij van uwe barmhartigheid ontfangsn hebben , en nog dagelijks ontfangen : om van u met een verbrijzeld harte dc vergecving onzer zonden te verzoeken , en om in 't algemeen alle hulp, die wij tot de zaligheid onzer zielen, en tot onderhoud onzer ligchaamen van noode hebben, tc verwerven. ' Terwijl wij u den zelfden Jefus Chri-' I K 2 ftus .  I4« OEFFENINGEN. fhis opdraagen , die voor onze zonder, rj geftorven, voor onze rechtvaardigmaaking verreezen , en ten hemel geklommen is om voor ons te bidden; zo vernieuwen wij, onder dc oprechtftc betuiging van dankbaarheid , de gedagtcnis van zijn lijden, van zijne verrijzenisle, van zijne hemelvaart. Geef ons dat wij dcelagtig worden aan zijne verdienften, cn ons voordeel uit zijne geheimen trekken. Neem ook het offer aan, dat wij 'er bij voegen, ons zeiven. Ja, mijn God, ik draag mij zeiven op, en wijde mij toe aan uwe Majefteit. Ik bid uwen Zoon Jefus Chriftus , dat hij mij met zig zeiven gelieve op te draagen. Laat mijne offerande u behaaglijk zijn uit inzicht deioneindige waarde van dc zijne, ik begeer uwen dienaar tc zijn: 'erflaat gefchreeven , dat ik uwen wil zal volbrengen, dat uwe wet gefchreeven zal zijn in 't binnenfle van mijn harte. Laat niet toe, ó Heere , dat ik op het bruilofts-maal van uwen Zoon vérfchijne zonder het bruilofts-klecd aan te hebben : reinig mijne ziel. Heilige dingen zijn voor de heiligen : 't is mij niet geoorloofd u zo nabij te komen, zonder bevorens defchoe?nen van mijne voeten, dat is dc aangc5) klccfd-l  ) onder de h. misse. 149 ,: klcefdheid cn dc genegenheid tot de zon- f dc van mijn harte afgelegd te hebben. Ik ' verfoei des mijne zonden : ik bid om j vergiflenis : ik verzaak die voor altijd, j Wat is 'er voor mij in den hemel, enwat ; zou ik huiten u hegeeren op de aarde, gij j die de God mijns harte zijt en mijn erf- \ deel in der eeuwigheid? Indien men voor heeft onder de Misfe te | Communiceeren, zal men zig door ee- ! vige gebeden en opwekkingen daar toe j voorbereiden. De Priejler ftaande aan den voet des Altaars, zegt: ) Priejl. Tn den naam des Vaders , en des i Zoons, en des heiligen Gecsts.^f Amen. Ik zal ingaan tot het altaar van God. Dien. Tot God, die mijne jeugd verblijdt. psalm 42. Priejl. foordeel mij, ó God, enondcr^ lchcid mijne zaak van een onheilig volk, ontweldig mij van den ongerechtigen , en bedrieglijken mensch. Dien. Want gij , God , zijt mijne fterkte, waarom hebt gij mij verftooten, en waarom ga ik bedroefd, terwijl de vijand mij verdrukt ? , Prtefi. Zend uw licht en uwe waarheid af: deezen hebben mij geleid en ge-» ï! K 3 brag "  )I5° OEFFENINGEN. bragt op uwen heiligen bc«g, cn binnen uwe woontente. Dien. En ik zal ingaan tot het Altaar van God, tot God die mijne jeugd verblijdt. Priejl. God, mijn God, ik zal u op den Cyther looven: waarom zijt gij bedroefd mijne ziel , en waarom on'tftelt gij mij ? Dien. Betrouw op God: want nog zal ik hem looven : de zaligheid van mijn aanfehijn, en mijn God, Priejl. Glorie zij den Vader, cn den Zoon, cn den heiligen Geest. Dien, Gelijk het was in den beginne, cn nu, cn altijd, cn in dc eeuwen der eeuwen. Amen. Priejl. Ik zal ingaan tot het altaar van God. Dien. Tot God die mijne jeugd verblijdt. Priejl. Onze hulp is in den naam des Hceren. Dien. Die hemel cn aarde gemaakt heeft. Priejl. Ik belijdc voor God enz. Dien. Dc almogende God ont'crmc zig over u, hij vcrgccvc u uwe zonden, en leide u tot het eeuwig leven. Priejl. Amen. i Dief !<  ONDER DE H. MISSE. l^Ij Dien. Ik beujde voor God enz. I Priejl. Dc almogende God ontferme zig over ulicden , hij vergecve u uwe zonden, en leide u ten eeuwigen leven. Dien, Amen. Priejl. De almogende en barmhartige Heer verleene ons kwijtschelding, ontbinding cn vergiffenis vai onze zonden. Dien, Amen, Priejl. Hccrc, gij zult u tot ons keeren, en ons levendig maaken. Dien. En uw volk zal zig in u verblijden. Priejl. Toon ons, Hcere, uwe barmhartigheid.Dien. En geef ons uwe zaligheid. Priejl. Heerc, verhoor mijn gebed. Dien, En mijn roepen kome ïot u. Priejl. Dc Heer zij met u. Dien. En met uwen geest. Ais de Priejler het Altaar opklimt. W/ij bidden u, Heere, dat gij onze zon" den en boosheden uitwischt, op dat, onze harten gezuiverd zijnde, wij waardig mogen zijn , om tot uwe heilige plaatfc in te gaan, en het heilige der heiligen u op tc draagen. Als hij het Altaar kust. \Wij bidden u ; Hecre door deverdicn" ften der heiligen, welker overblijf-< K 4 ze-'  i - ui-ti. DINGEN (J Telen hier zijn , dat gij ons alle onze? zonden wilt vergeeven. de introïtus. Als het Zondag is. "Pjces is de dag, dien de Heer gemaakt heeftlaaten we verheugd zijn, en den Heer looven. Jefus is verreezen: zijne liefde praamt ons: wij willen niet meer leven, als voor hem alleen. Glorie zij den Vader, en den Zoon, cn den heilige Geest. Dces is dc dag, enz. Als 'er een der geheimen yan Jefus Chriflus gevierd wordt. Tk geloof, 6 Heere, het geheim, wclkhe* den uwe Kerk viert, en alle dc andere mijfterien van uwen Zoon Jelüs Chriftus. Ik bedankc u , dat gij zc voor ons gewrocht, aan ons veropenbaard hebt. Ik bid u , geef, dat ik dezelve tot zaligheid mijner ziele vieren mag. Glorie zij den Vader, enz. Op de feestdagen der H. maagd Maria. VV/'ees gegroet Maria, vol van genade, dc Heer is met u, gezegend zijt gij boven alle vrouwen , cn gezegend is devrucht uws ligchaams Jesus. Glorie zij den Vader, enz. t Op de feestdagen der heiligen. j uk aanbid u, ó mijn God, die zo wonP der-  a ONDER DE H. MISSE. i£S(?4 Aderlijk zijt in uwe heiligen: ik loof u,fe ik zegene u, ik bedank u voor de genade, die gij aan den H. wiens gedagteni wij heden vieren, beweezen hebt; al ook voor dc genade , welke gij door zijne voorfpraak der Kerke verleent. Glorie zij den Vader, enz. Voor de overledenen. Geef Heerc, dc eeuwige rust, cn het eeuwig licht aan de zielen van hun, voor welken wij bidden, en van allegelooyigen, die in uwe genade geftorven zijn. Gun dat zy u looven in het hcmelsch Sion, dat zij u befchouwen en aanbidden Kin 't Jcrufalem van hier boven. Verhoor | »onze gebeden , ö God, voor wien alle^ menfehen ééns zullen moeten verfchijnen. Pricft. Heere, ontferm u onzer. Dien. Heere ontferm u onzer, wordt driemaal herhaald tot God den Vader. Priejl. Chriftus ontferm u onzer. Dien. Chriftus ontferm u onzer, driemaal tot God den Zoon. Priejl. Hccrc ontferm u onzer. Dien. Heere ontferm u onzer, driemaal tot God den heiligen Geest. GLORIA IN EXCELSIS. Dees lofzang, zijnde het vreugde-lied -van Engelen en menfehen over de komftc$ rï K $ vand  154 OEFFENINGEN $ van den Verlos/er wordt agtergelaaten inl den Advent, als ook op de Zondagen van Septuagefma tot Paafchen, en in de Misfcn voor de overledenen. lóric zij Gode in den hoogften, en op ^ aarde vrede den menfehen die van goeden wille zijn. Wij looven U ; wij zegenen U : wij aanbidden U: wij verheerlijken U: wij bedanken U om uwe groote heerlijkheid. Heere God! hemeliche Koning ! God , almagtige Vader ! Heere Jefus Chriftus, ée'niggeborcnZoon! Heere God, Lam Gods, Zoon des Vaders , die wegneemt dc zonden der waereld, ontferm u onzer. Die wegneemt( dc zonden der waereld , ontfang onze1 gebeden. Die zit aan dc rechterhand des Vaders, ontferm u onzer. Want gij zijt alleen heilig : gij zijt alleen dc Heerc: gij . zijt alléén dc all'crhoogfte , ó Jcfus Chriftus, met den heiligen Geest, in de glorie van God den Vader. Amen. De Priejler kust het altaar , cn zig keerende tot het volk, zegt: De Heerc zij met uliedcn. Dien. En met uwen Geest. Deeze onderlinge toewenfehingen geeven te kennen, hoe men, otn dc heilige geheimen te becter te voltrekken, den godlij'ken bijjland nodig heeft, cn dien door de1 ) voor-(  « ONDER DE H. MISSE. 155(1 "voorbidding van anderen moet tragten ter verwerven. GEBED ONDER DE COLLECTEN. Lolleüen is dat gebed des Prieflers , waarin hij onze onderfcheidene noodwendigheden aan God voordraagt, endeszelfs hulp affmeekt. C^ceï ons, o Hccrc, al wat dc Prieftcr ^J in den naam der H. Kerke van u vraagt. Geef ons, als 't u behaagt, de gezondheid des ligchaams om u te dienen. Vermeerder ons geloof, onze hoop, onze liefde en alle deugden, welken de inaam van chrifcencn, dien wij draagen, ( (vordert. Dit bidden wij door dc verdienften van Jcfus Chriftus onzen Hccrc, die met u leeft en heerscht in dc éénheid des H. Geetsts. Amen. Als het een Misfe voor de overledenen is. T-Teerc! fchoon wij niet waardig zijn u *- voor ons zclvcn te bidden; durven wij echter onze gebeden voor onze mecdcbroeders opdraagen. Wij biddemu, fteunende op 't geloof uwer Kerke, dat gij aan N. en aan alle overledene geloovigen volkomcne vergiffenis hunner zonden wilt verlcencn, cn zonder uitftel in de woonplaats uwer heerlijkheid doen binnen trecSfden, Dit bidden wij u door Jelüs enz. . i) ON-(  Ig6 OEFFENINGEN ( ONDER DEN EPISTEL. i Lesje getrokken uit Kom. xn. TlTaat het kwaad , en hangt het goede A -*■ aan. Hebt clkandcren lief met eene broederlijke liefde : de een den anderen met eerbiedigheid voorkomende. Weest niet traag in uwen pligt: zijt ijverig van geest: dient den Heere. Verblijdt u in de hoope : weest verduldig in de vcrdrukkinge, volhardend in't gebed. Deelt mecde tot de behoeften der heiligen : weest vlijtig om te herbergen. Zegent de geenen, die u vervolgen: zegent ze en vervloekt ze niet, verblijdt u met de blijden, weent met die weenen. Als 't een Misfe voor de overledenen is. Uit 2 Cor. v. 'yo lang wij in het ligehaam zijn, zijn wij ^ afweezig van den Heere: want wij wandelen door 't geloof, cn niet door de aanfehouwinge : wij durven echter hoopen, cn verlangen uit dit ligehaam tc vertrekken, en bij den Heere te zijn; cn daarom tragten wij, het zij wij uit of in 't ligehaam zijn , hem tc behaagen. Want wij moeten allen verfchijnen voor den Rechtcriloel van Chriltus , op dat een ieder ontfange naar het gecne hij in zijn ligehaam gedaan heeft, het zij goed of kwaad. ' i  ONDER DE H. MISSE. l MISSE. 159^ ven zijn, de Item van den Zoone Gods' zullen hooien, en die goed gedaan hebben, zullen voortkomen ter verrijzenisfe des levens ; maar die kwaad gedaan hebben, ter verrijzenisfe der verdoeminge. Als de Priejler het boek kust. Ik geloof en beiijde, ö Heere! dat dit de woorden des eeuwigen levens zijn; en dat zc onze zonden uitwisichen. CREDO OF GEEOOFS-BELIJDENIS. Tk geloof in e'énen God, den almagtigen Vader, Schepper van hemel cn aarde, en van alle zigtbaare en onzigtbaarc dingen. En in eenen Hccrc Jelüs Chriftus, Gods ééniggebooren Zoon, cn uit den Vader voor alle ecuwen geboren; God van God, Licht van Licht, waaragtigen God van waaragtigen God; geboren en niet gemaakt ; van één wezen met den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn: die om ons menfehen, cn om onze zaligheid nedergedaald k uit den hemel, en het vleesch "heeft aangenomen dooiden heiligen Geest, uit dc maagd Maria, en is mensch geworden. Hij is ook voor ons gekruist onder Pontius Pilatus, hij heeft geleden, en is begraven. En hij is, volgens de Schriftuur, ten derden dage• ver-ï  'lÖO OEFFENINGEN verrcezcn. En hij is opgeklommen tcn-y hemel. Hij zit ter rechterhand des Va- |< ders. En hij zal wederkomen met glorie om tc oordeclen de levenden cn de dooden : w icns rijk geen einde zal hebben. En in den heiligen Geest, den Heerc cn levend maakenden, die uit den Vader cn den Zoon voortkomt; die met den Vader- cn den Zoon te faamen aangebeden en verheerlijkt wordt; die door dc Profeeten gelprokcn heeft. En eene heilige Katholijkc en Apostolijke Kerke. Ik belijdc een doopfcl tot vergeeving der zonden , en ik verwagt de verrijzenis der dooden, en het eeuwig leven. Amen. i De Priejler zegt: <è Dc Heer zij met u. Dien. En met uw cn. geest. Laaien ire bidden. Heere , geef eene nieuwe verlichting en nieuwe genade aan den Prielter, die deeze offerande u op zal draagen, als ook aan ons, die wij ons met hem veree'nigen om uwen naam te offeren. Hier begint de eerfte offerande van brood cn wijn , als de eerfte voorbereiding tot I de eigenlijke offerande van 'Jefus Chriftus. Ik geloof, ó mijn God! vermeerder *■ mijn geloof. Geef, dat ik mijne aandag'tighcid, mijnen ijver vernicuwc cn ver-J j) dub-{j  i. ONDER DE H. MISSE. IÓI| Idubbclcin dit oogenblik, waarin dehci-i ligc mijftcricn beginnen. GEBED ONDER DE OPOFFERING DES BROODS. /"\ntfang deeze onbevlekte offerande, ^ heilige God, almagtige Vader. Ontfang die uit dc handen van uwen dienaar den Prïefter, die zig onwaardig agt dezelve aan u op te draagen. Vergun mij, dat ik ze met hem en uwe gcheele Kerke u opoffcre voor mijne ontallijkc zonden en nalaatigheden, voor allen die met mij dit heilig offer bijwoonen, en voor alle gcloovigc chriftenen zo levenden als dooden , op dat wij allen de zaligheid cn het eeuwig leven 'er door erlangen mogen. Terwijl de Priejler wijn en water in den kelk giet. 6 God! die den mensch wonderlijk gcfchapen , cn nog wonderlijker heriteld hebt, voltrek het mijfteric, dat door dc mcening van deezen wijn en dit water, welken in het bloed van uwen Zoon veranderd zullen worden, betekend wordt. Geef ons , dat, gelijk hij zig wel heeft willen vernederen door de verééniging van de menfchelijke natuur met de godlijke , wij ook door dc genade met hem*] L vcr-'i  )IÓ2 OEFFENINGEN 'vcréenigd aan zijne godheid mogen deelagtig worden. Terwijl de Priejler den kelk offert. Hccrc, wij offeren u den kelk der zaligmaakingc op. Wij bidden u, dat gij dien voor onze zaligheid cn die der gcheele waereld wilt aannccmen. Wij draagen u ook ons zclvcn met ecn verncderd harte op: ö laat deeze offerande u aangenaam en behaaglijk zijn. Terwijl de Priejler in de Hoog-misfen Jtet altaar bewierookt. "Vegen, ö Hccrc! deezen wierook; laat ^ hij, vanu gezegend, tot u opklini( nen , en uwe barmhartigheid op ons doen ncderdaalen.. Dat mijn gebed tot v oprijze als een aangenaam reukoffer. Ik hef mijne handen tot u op, om u te bidden; ontfang de offerande mijns gebeds Stel een wagt voor mijnen mond, en een flot op mijne lippen; op dat mijn bar nimmer de taal der boosheid fprecke , noch ik verfchooning zocke voor .mijne zonden. Ontfteek in onze harten het vuur van uwe eeuwige liefde. Als de Priejler zijne vingeren wascht. Wasch mijne handen, ö mijn God ! e zuiver mij van de minfte vlekken'; op da ik waardis; worde voor uw altaar tc ver{ fchij-  ONDER DE H. MISSE. l6^ fchijncn , wen lof aan te hoorcn, cni zelf uwe wonderen te verkondigen. De Priejler keert weder tot liet midden van het altaar. Heilige Drievuldigheid, God Vader, God Zoon, God heilige Geest, ontfang deeze offerande , die wij u opdraagèn., ter gedagtenisfe van het lijden, van dc verrijzchisfe cn hemelvaart va'n onzen Heere Jeins Chriftus, en ter eere van de H. maagd Maria, van den heiligen Joannes den Dooper, van dc heilige Apostelen Petrus cn Paulus en alle heiligen ; op dat wij de eeuwige zaligheid erlangen, cn zij, welker gedagtenis wij op; aarde vieren, zig gewaardigen voor ons' in den hemel te bidden. De Priejler verzoekt de voorbede der geloovigen, zeggende : TJidt, broeders, dat mijne en uwe offerande Gode den almagtigen Vader aangenaam zij. Men antwoorde hierop met den dienaar. De Heere ontfange deeze offerande uit uwe handen tot lof en glorie van zijnen naam, tot voordeel van ons en zijne geheeie heilige Kerke. Onder de jiille gebeden. Aanhoor , Heere, het gebed uwer 'Kerke: bereid gij. zelf dc offerande, die< I L 2 zij'  I64 OEFFENINGEN ft zij u gaat opdraagèn : verander deeze», gaven , die op uw aitaar liggen, in het I ligehaam en bloed van uwen Zoon Jcfus Chriltus , en maak. zc tot een zoenoffer voor levenden cn dooden. Dit bidden wij u door Jcfus Chriltus uwen Zoon, onzen Heere. Amen. DE PREFATIE. Prefatie betekent eene inleiding of voorrede. De Priejler fpreckt dezelve, om het volk tot zulk eene aandagt en eerbied te vermaanen , als de verhevene gehtimen , naamelijk de verandering van broodenw.jn in 't ligehaam en bloed van Chrijlus, wel- 1 ken nu aanjlonds voltrokken zullen wor- { den, vereisfehen. /^eef, ö God, dat wij onze harten tot u verheffen, dat wij u dankzeggen; want in der waarheid is het behoorlijk cn billijk, redelijk cn heilzaam, dat wij u , ó heilige Heere! almagtige Vader, eeuwige God, altijd en op alie plaatfcn danken door Chriftus onzen Heere; door wien de Engelen uwe majeftcit looven, de heerfchappijen u aanbidden , de magten u al bcever.de ceren, de hemelen, de krr:g:en der hemelen , en dc zalige Scrafinen met groote vreugde uwen lof (verkondigen •. bjj wier ftemmen wij u«' ) bid-ó  ONDER DE H. MISSE. 165,1 bidden ook de onzen aan te neemen,* zeggende met eene ootmoedige bclijdenislè: Heilig, heilig, heilig is de Heere, de God der heirfeljaaren. Hemel cn aarde zijn vol van uwe heerlijkheid, gezegend moet gij zijn in den hoogfteu. Wees gezegend , Heere jefus, die daar komt in den naam van God uwen Vader. Wees in alle eeuwigheid verheerlijkt in den hemel. DE CANON. Het heiligjle deel van het Sacrificie der Misfe draagt den naam van Canon, zijnde volgens de beteckenis van het woerd een i vaste regel, vreiken naamelijk de Kerk in alle Misj'en volgt, uitgenomen dat op fommige hooge feesten eenige woorden veranderd worden. Dit deel der H. Misfe wordt in jlilte geleezen, toi een teeken, dat ve-Jland en reden hier aan 't geloof moeten ondenvorpen zijn. GEBED. W/ij bidden u dan, ö eeuwige God, wien alléén de offerande en de aanbidding toekomt , wij fmecken u door Jefus Chriftus uwen Zoon, neem dit offer uit onze handen aan, zegen h;.t: wij 'draagen u hetzelve voornaamehjk op< L 3 voor(  ))iOO OEFFENINGEN v ?voor uwe heilige Kerke, belticr, be-J waar haar ; fla ook een gunftig oog op onzen H. Vader den Paus en alle de Herders uwer Kerke, als ook op onze overheden, cn alle geloovigen. De Priejler houdt- de gedagtenis der levenden. T" aatmijtoe, ó mijn God! dat ik tl on^ J der uwe andere dienaars en dicnaaresfen bijzonderlijk bidde voor de gecnen , f die mij bcitiercn, voor mijne bloedverwanten , vrienden , enz. hier kan men zig de perfoonen voordellen , waar voor \ men bidden wil. Ik bid U ook voor den K Priclier, die u deeze offerande des lofs( 'opdraagt, voor allen die hier tegenwoordig zijn, om u, o God te verheerlijken, en dc zaligheid hunner zielen te erlangen. De Priejler verêênigt zig met de heiligen. Ik héb dc vrijheid genomen, ó mijn God, om u voor anderen tc bidden, met welken ik door dc gemeenfehap der heiligen vcréénigd ben. Deeze zelfde gemeenfehap geeft ons het recht, 'om ons tot die gecnen te keeren, weiken met u in den hemel zijn , hunne gedagtenis voor uw altaar te houden, van hun tc verzoeken , dat ze onze voorfpreckers '4wülen zijn, cn uwe hulp en belenen -mg0 door;  I ONDER DE H. MISSE. 107{ door hunne gebeden voor ons verwcr-j ven. Dit verzoeken wij bijzonderlijk van de H. maagd en moeder uws Zoons Jeiüs Chriftus, van den heiligen Petrus en Paulus en van de andere Apostelen en Martelaar en, welken dc Kerk in haare geheimen noemt. Verhoor hunne gebeden , ö mijn God! cn befcherm ons altoos cn overal, door onzen Heere Jelüs Chriftus. Amen. De Priejler houdt zijne handen over de offerande. ■ Dit is eene belijdenis, dat wij zelve den dood verdiend hadden, welken Chriftus voor ons geleden heeft. Ja, Heere, ik bclijdc het, ik was des doods fchuldig , maar onwaardig, om het zoen-oöcr te zijn voor mijne zonden ; gij hebt dezelven op het Lam Gods willen leggen, dat alléén waardig was, uw gefchonden recht te herftcllcn. Ik offer u des zijnen dood op, om eeuwiglijk met u tc leven. DE -CONSECRATIE. Men kan zig hier herinneren 't geene Chriftus in 't laatfte Avondmaal gedaan heeft, en de Priejler nu nog in zijn naam 'doet. Hij neemt het brood in zijne han) L 4 den ';1  —ut JtOÖ OEFFENINGEN ft hij jlaat zijne oogen naar den hemel;ïi hij bedank; God ; h j zegent het brood; hij /preekt dezelfde, noorden, die Chrijïus gefproken heeft; hij doet van gelijken met den wijn , en dus wordt her brood en de wijn veranderd in 't ligehaam en bloed van Chrijïus. Onder het opheffen van 't ligehaam van "Chrijïus. Ik aanbid u eeu w is woord des Vaders, God cn mensch , dierbaar zoen-oficr! dank voor uwe ontfermingen, ö Geef dat ik uwe liefde beantwoorde, niet leve als in u, voor u. j Onder het opheffen van den kelk. i Ik aanbid u edel cn dierbaar bloed dat« uit dc wonden van onzen Hccrc Jefus Chriftus voortvloeit, en de zonden der gehceic waereld uitwischt, wasen, heilig mijne ziel, bewaar haar ten eeuwigen leven. Amen. Na de ofhrfjing. Wij gehoorzaamen, ö mijn God! aan het gebod van uwen Zoon onzen Heere Jefus Chrifhis. Wij vernieuwen de gedagtenis van zijn heilig lijden, van zijne verrijzeuisfe, cn zijne heerlijke hemelvaart : en om deeze gedagtenis te houden , offeren wij aan uwe Majefteit de luwen, die wij eerst ontfangen hebben, \ t Ace-i  ONDER DE H. MISSE. l^CJ^ deeze zuivere, heilige en onbevlekte of-^ ferandc, Jcfus Chriftus zeiven, zijn ligehaam , het levende brood des eeuwigen levens, den kelk zijns bloeds, den kelk der eeuwige zaligheid. Deeze offerande, ö mijn God ! is u aangenaam door zig zelve; ó dat dc geenen, die ze u opdraagèn , ook door haar u aangenaam worden. Laat ons, terwijl we u uwen Zoon • jelüs Chriftus opofferen, genade vinden voor uwe oogen. Laat onze gebeden tot u opklimmen met deeze offerande: dat ze aan uwe Godlijke Majcfteit voorgedraagen worden door den dienst van . .uwen heiligen Engel; op dat wij allen,} die door de II. Communie , of ten min- * ftc in den geest en door het geloof, het allerheiiigftc ligehaam en bloed van uwen Zoon zullen ontfangen, met den zegen des hemels en genade vervuld mogen worden , door denzclfden Chriftus onzen Heere. Amen. De gedagtenis voor de overledenen. T aatook, ö Heere, uwe dienaaren en dicnaaresfen, die , dcezer waereld ontrukt, ons met het teken des gcloofs zijn voorgegaan , der hcilvruchten van deeze offerande dcelagtig worden. Ik neem dc vrijheid, van u bijzonderlijk te ^bidden voor N. N. (mijn Vader, mijne. t L 5 moe-4  tgÓ OEFFENINGEN. '( moeder, enz.) Geef deezen, en allen,< die in Chriftus rusten, een plaats in 't eenwig rijk der zaligheid. Dit bidden wij u door Jefus Chriftus onzen Heere. Amen. De Priejler, op zijn borst jlaande , belijdt in den naam der geloovigen, dat wij allen zondaars zijn, en verzoekt ook deel tc hebben met de heiligen in den hemel. Sla ook, ó Heere! uwe oogen op ons uwe dienaaren. Wij zijn zondaars; maar wij ftellen al ons betrouwen op de menigvuldigheid uwer barmhartigheden. Maak ons in dit leven door de genade, in het toekomende door de glorie deelgenooten van het geluk uwer heiligen. Neem ons aan tot hunne gemeenfehap , niet om onze verdienften, maar uit genade, en om de verdienften van Chriftus onzen Heere. De Priejler maakt met het ligehaam des Heeren eenige maaien het teken des kruis. 't Is door hem, ö Hccrc, dat gij ons deeze offerande, cn alle goed verleent. Door hem, met hem, en in hem zij u, almagtigc Vader , in de éénigheid des heiligen Geests alle eer cn glorie in alle eeuwen der eeuwen. Amen. HETÉ  ONDER DE H. MISSE. ljlfl HET GEBED DES HEERE N. } jOij hebt ons geleerd, Heere, wat wij moeten bidden; g'j hebt ons bevolen zo te bidden; wij waagen het dan zulke groote dingen van u te vraagen, en zeggen met betrouwen in den naam van Chriftus: Onze Vader enz. A7a liet gebed des Heeren. Ja, Heere, verlos ons van alle kwaad; verleen ons , door de voorbidding der H. maagd Maria; en alle heiligen, vrede in onze dagen; op dat wij door den bijftand uwer barmhartigheid geholpen, cn allen tijde vrij van zonden, cn regens alle verftoormg veilig mogen zijn;J door den zelfden Chriihis onzen Heere.' Amen. De Priejler breekt dc H. Hostie, eren. gelyk Chrijïus het brood brak, bevorens hij de Apostelen onder deszelfs gedaante zijn ligehaam uitdeelde. De Priejler leat een deeltje der gebrokene Hostie in den kelk vallen, daar door te kennen geevende, dat gelijk de Cbnfeeratie eerst van 't brood, en dan van den wijn, ons den dood van Chrijïus vertoont; aldus de veréêniging van deeze twee gedaanten zsjikï verrijzenis ' voorftelt. Hierna wenscht de Priejler het volk den vrede. ■ ■ CE-I  [iJ2 OEFFENINGEN (i GEBED. *j T_Teere, gij hebt dit dierbaar Sacrament ' x A tot een vredeteken tusfehen u en ons ingcfteld : geef ons denzelven; op dat wij daar door waardiger mogen worden, om d t Sacrament van vrede en liefde te ontfangen. AGNUS DEI. T am Gods, wegneemendc dc zonden ■L' der waereld; ontferm u onzer. Lam Gods, wegncemende de zonden der waereld; ontferm u onzer. Lam Gods, wegneemende de zonden i der waereld; geef ons vrede. < In de Mis/en voor de overledenen zal men driemaal zeggen; Lam' Gods, wegncemende de zonden der waereld; geef hun dc rust. De derde maal: geef hun dc eeuwige rust. Het volgende Gebed wordt in de Mis/en voor de overledenen agtergelaaten. Hccrc Jefus Chriltus , die tot uwe Apostelen gezegd hebt: ik laatu den vrede , ik geef u mijnen vrede; zie toch niet op mijne zonden, maar op het geloof uwer Kerke, en vergun haar, volgens u welbehaagen den vrede en dc eendragt, daar zij om bidt. i JlSi  ) ONDER DE H. MISSE. 175 'Als men ter Communie gaat, kan men de volgende gebeden fpreeken. Heere Jefus Chriftus , Zoon van den levenden God, die volgens den wil van uwen Vader, en door het medewerken van den heiligen Geest, der waereld door uwen dood het leven gegeeven ebt: laat uw heilig ligehaam en uw dierbaar bloed, dat ik ga nuttigen, mij voordeelig zijn : verlos mij door de kragt deczer heilige fpijze van alle mijne zonden , en van alle kwaad: Geef dat ik altijd getrouw aan uwe geboden blijve, en laat niet toe, dat ik ooit van u gefcheiden worde , dfe leeft en heerscht met God den Vader en den heiligen Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen. ó Heere Jefus, laat ik mijn oordeel cn mijne verdoemenis niet eeten aan uw heilig ligehaam , dat ik onwaardig ben te ontfangen. Laat deeze heilige Communie mij heilzaam zijn voor ziel en ligehaam. Ik zal het brood des hemels neemen, en den naam des Heeren aanroepen. Als men niét Communiceert, fpreekt men de volgende gebeden. Heerc Jcfus, Zoon van den levenden fiod , die ons het leven gegeeven hebt door uwen dood, waar van wij in dit imï. Sa-I  ?I74 OKFFEN1NGKN j f Sacrament de gedagtenis iiouden; ikdurl mij niet aan uw e nciüge Tafel vcitoonen, om UW heilig ligehaam en uw dierbaar bloed aldaar tc nurrïgeu; want toch ik mij 'er onwaardig toe ken. Ik durf u echter om föortgeüjke genaden bidden, als die ik door dat nuttigen zoude ontfangen. Verlos mij door de y ragt van | deeze heilige lpijze van alle mijne boys| heden, en van aile onheilen: ^eefmijde j genade, om uwe geboden a'toos gej trouwlijk te volbrengen , en u om niets eer waereld te verlaaten. Ach, Heere Jelos, hoe gaarne wensch&tc ik u thans waardiglijk tc ontfangen! f dan uit eerbiedigheid voor dit heilige der' heiligen , met inzicht om mij door de boetvaardigheid waardig tcmaaken, ont! hond ik mij van deeze heilige Tafel. Geef mij, bid ik u, imusichen al de hulp, a: den bijftand, die mij noodzaak!ijk is tot wc'Jland van ziel cn ligehaam. Ik ben niet waardig dit brood te neemen , noch den naam des Hcercn aan te roepen, ontferm u mijner, mijn (Jod. Men herhaalt driemaal het volgende, fiaande op zijn borst. jLTecre, ik ben niet waardig, dat gij on* der mijn dak komt; maar ipreekalleenlijk ée'n woord , cn mijne ziel zal • Igezond worden. Ter-l  ONDER DE H. MISSE. 175^ Terwijl de Priejler het ligehaam des Hee-*$ ren nuttigt. ó Heilige Maaltijd, in welke Chriftus genuttigd, de gedagtenis van zijn lijden gehouden, de ziel met genade vervuld , en ons het pand der toekomende glorie gegeeven wordt ! Roep mij, ö. Heere, tot deezen Maaltijd, en maak mij waardig, om 'er deel aan te hebben. Als de Priejler den Kelk ontdekt. Wat zal ik den Heere weder gecven voor al 't geene hij mij gefchonkenheeft? Ik zal den Kelk des hcils neemen, en den naam des Heercn aanroepen. Al lovende j zal ik den Heere aanroepen, en mijne £ vijanden zullen niets tcgens mij vermo- « gen. Terwijl de Priejler het bloed des Heeren nuttigt. Wasch mij , Heere , en reinig mij door uw dierbaar bloed, waar van een druppel genoegzaam is, om alle zonden van de gantfche waereld uit te wisfehen, en weg te neemen. ANDER GEBED. Om geestlijker wijze te Communiceeren. 6 Tefus , wien ik in het Sacrament on- J zer Altaaren aanbid, gij zijt waar- _ 'lijk de verborgen God, God de verlos-..  ) L7Ö OEFFENINGEN f fer van ïfraël. Ik nader thans tot die Altaaren, niet om u aldaar m het H. Sacrament, tot welk gij mij zo dikmaals toegelaatcn hebt, daadlijk te ontfangen ; maar om van u in eene geestlijkc Communie door het geloof en de liefde gefpijst tc worden, ö Waaragtig brood des levens, Godlijk brood, dat uit den hemel nedergedaald is, en der waereld het leven gegeeven heeft : ó Jefus, brood des levens, verzadig mij door uwe liefde, en verlos mij van den honger tot de goederen dcezer waereld: doe mij in u gelooven met een levendig geloof, en blusch in mij den dorst tot de wellusten , en begeerlijkheden deczes levens uit. Lam Gods, dat uwe navolgers op eene heilige wijze fpijst en verzaadigt, geef mij de genade om u na te volgen. Leer mij (o hoe overtuiglijk toonde gij 't eenmaal op het kruishout) dat gij ootmoedig , en zagtmoedig van harte zijt: leer mij , doe mij bevindelijk befeffen, dat gij niet gekomen zijt om uwen wil, maar om den wil uws Vaders, die u gezonden heeft, te volbrengen: dat ik, om uwe voetftappen na te trecden, met verduldigheid en zagtmoedigheid lijden, mij zeiven vernederen, en ter dood toe gehoorzaam zijn moet. Laat het Sacra-, ment J  ONDER DE H. MISSE. 1' . ment, w aarin gij waarlijk tegenwoordig zijt, mij leeren de ffilz wij genheid en het betrachtend' leven te beminnen, geduü- | rig in een .geest van. opoffering te leven, | in& alles de verheerlijking van God te j zoeken cn tc bevorderen, alles, tot mijn : eio-en perfoon toe, voor mijne broeders ten beste te gceven, niet meer voor mij , zeiven , maar voor u t.e leven, op.dat gij waarlijk en alléén in mij nioogt leven, j Eindelijk, terwijl gij,mij in dit Sacrament de beloften cn het pand der heerlijke verrijsnislé en des eeuwigen levens o-eo-eeven'hebt, ontlast mij dan ook van (kliefde tot de waereld v vernietig in mij s dc genegenheid tot dit leven: ftort eenl heilig verlangen in mij naar de ■ontbinge mijns ligchaams'; op dat ik met u zij, en uw lieflijk aanfehijn, op welk de Encelen gednurig met een onvermmderden liefdebrand ftaröogen, in alle eeuwigheid mo°e aanfehouwen. Terwijl de Priejler den Kelk zuivert. Geef, 6 Heerc, dat,ik., zo dikmaals als ik tot de heilige Communie nader,, met een zuiver harte omhelze, het geene ik met mijnen mond on.tfange,' en dat het heilip; Sacrament, welk.ter verfterking in dit Iterfiijk leyen gegeeven wordt, 'mii'tot het eeuwig leven geleide. , ; < * J M Maak"  I"[X OEFFENINGEN I Maak m;j, 6 mijn God, aan uw hei-lig ligehaam deelagtig i dat het dierbaar vleesch en bloed uws Zoons Jefus Chriftus mijnen geest voede, cn mijn hart vervulle: laat 'er noch fmet, noch zonde overblijven in den gecnen, die het »-eluk heeft zulke godüjke geheimen bij te wooriem De Priejier gaat naar de zijde des Altaars , en leest een korte les. gelijk de Vader die leeft, mij gezonden heeft, cn ik leef door den Vader, alzo zal ook de geene, die mij eet, door mij leven, Joan. 6. Onder het Gebed, dat Postcommunie ( genaamd wordt. W/ij danken u , ö Heere, dat gij ons " toegelaaten hebt uwe heilige geheimrisfen bij te woonen. Geef, dat wij derzeiver gedagtenis en vrucht zorgvuldig aewaaren, en dat niets ter waereld ons awe genade, waar van zij dc bron en iet onderpand zijn, ontrukke: dit bidden wij u door onzen Heere Jefus Chriftus uwen Zoon. Amen. In de Misfen voor de overledenen. Geef, ó Heerc, aan alle overledene geloovigen , voor welken wij u bidder, de hcmelfche glorie. Verleen hun den- ( zdfdcn Jefus Chriftus, dien wij hieron-< deid  ONDER DE H. MISSE. 17CKI der het dekte! van zijn Sacrament ver-'« borgen aanbidden, onbedekt en van aan- . fc'iijn tot aanfehijn te befchouwen, door den zelfdën jefus Chriftus onzen Heerc. Amen. De Priejl. Gaat : de Misfe is. geëindigd. Of; laat ons den Heere looven. Dien. Gode zij dank. In dc Misfen voor de overledenen. Priejl Dat zij in vrede rusten. Dien. Amen. . .... fy-itfang ö heilige Drievuldigheid, Gcd v ^ Vader , God Zoon , God heilige Geest, onze nedrige aanbiddingen. Laat de offerande, die wij, hoewel onwaar-[ dig, u opgedraagen hebben, uwcMaje-' ftcit behaagen, cn zo' wel aan ons, als aan onze medebroeder^, voor weiken wij die opgeofferd hebben, alle de uitwerkingen en voordeden, toebrengen , die. uwe genadige goedheid daar aan gehecht heeft. t .... De Priejler geeft den zegen.. Zegen mij, 6 Heerc, gelijk gij in uwe hemelvaart uwe lievelingen zegende-, op dat ik ook eenmaal, wanneer gij weder zult komen, om te oordeelen, deeze gezegende woorden uit uwen mond hoore : komt , gij gezegenden des Vaders, bezit X M 2 het  ) t 8o oeffeningen ( 'het rijk, dat voor u bereid is van'tbegin-i fel der waereld. het laatste evangelie. Joan. i. Tn het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God. Dit was in 't begin bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt: en zonder dat is 'er niets gemaakt, van het geene 'er gemaakt is. In hetzelve was het leven , en het leven was het licht der menfehen : cn het licht fchijnt in de duifternisfen, en de duifternisJèn hebben 't niet begreepen. Daar wierdt een mensch van God gezonden , wiens naam was Joannes. Decs kwam tot getuige , om getuigenis van het licht tc gecven, op dat ze allen door hemgelooven zouden. Hij was het licht niet, maar om getuigenis van het licht te geeven. Dit was het waaragtig licht, het welk allen mensch verlicht, die in deeze waereld komt. Hij was in de waereld, en de waereld is door hem gemaakt, en de waereld heeft hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigen: doch dc zijnen namen hem niet aan. Maar allen, die hem aangenomen hebben , heeft hij magt gegeeven 'om kinderen Gods te worden, dengec-, I ren .( ' *3\vl  onder de h. mis.se. Iöl^j «■en, die in zijnen naam gclooven: wei-?? ken niet uit den bloede,' noch Uit den j wille des vleeschs, noch uit den wijle des mans, maar uit God geboren zijn. En (dit zeggende knielt men) het woord is vleesch geworden , en heeft onder ons gewoond: en wij hebben zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid als van den ééniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid. Gebed na de Misfe. Tk heb dan het geluk gehad, Heere, J- dit heilige der heiligen bij te woonen; dank zij u, ö God, voor deeze gunst: ik was het niet waardig; maar gij hebt | ' mij evenwel niet verftooten : gij hebt i mij uit uwe eetzaal niet gejaagd, lehoon ik het bruilolofts-kleed der heiligheid, der onnozelheid niet aan hadde. ö Jc.us Chriftus, die u zeiven voor ons aan God den Vader hebt opgedraagen , bedank hem voor ons. O mijn God, vergeef mij de nusfia«•cn , waarin ik door de vcrftrooidheid van mijne gedagten, door de gevoelloosheid van mijn liefdeloos harte, gevallen ben, geduurende een tijd > dien ik ten cenemaal met u had moeten beezigen waarop ik geheel vuur , geheel liefde **had moeten zijn. Wanneer toch zal ,< & M 3 5e"I  lil 82 OEFP'ENINGE N. 'eens gebeuren, dat ik dit aanbidlijk geheim met de vercischtc agndagtigheid en dankbaarheid zal bijwooneu ! Dat deeze offerande, mijn God, die ik ü door den Priefler heb opgcdiaagcn,' mij zuivere van het yoorledene, mij verfterke tegens het toekomende. ' Vergeef 'mij, "6 Heere, alle oyertrccdingen mijner jeugd, en alle mijne zonden, waar voor jcfus Chriftus is opgeofferd. Laat niet toe, dat ik in dezelfde zonden hcrvallc, voor welken ik geene andere offerande, geen ander flagtofter te vcrwagten heb, wanneer ik mij dit offer onnut zal gemaakt heb\bcn. ' Ik had bij mij zclvcn gezegd: ik zal van u niet fchciuen, Hécre, bevoorens gij mij uwen zegen gegeeven hebt. Ik heb dien thans ontfangen. Door dien zegen hedt 'gij al mijnen arbeid,'al mijnen handel gezegend- Nu ga ik met betrouwen tot mijne bezigheden waartoe uw Godlijkc wij mij roept. 'Den ^eheelcn dag zal ik de gunst -herdenken,- die gij mij beweezen hebt. Ik 'zal allen vlijt aanwend^., om noch door woorden, noch werken, n och'gedagtcn mij uwen zegen onwaardig tc maaken , of van dt .vruchten uwer geheimen te bc'rooven. * Indien deeze oeffcr.ingen oi.jer de H. * ' Mis-  O ND KR DE H, MISSE. IÖ3'!^ Misfe wat al te uitgeftrekt zijn mcgten,e« kan men dezclven verkorten, of anders zig van de volgende verkorte oeffeningen bedienen. Wij wenfchcn nogthans dat dezelven nu en dan gebruikt mogen worden, om dat de geheimen van het Sacrificie 'er vatbaarder en omftandighjker in verklaard worden. VERKORTE OEFFENINGEN ONDER D £ | HEILIGE MISSE.Ï Als de Priejler aan den voet van het Altaar de H. Misfe begint. Tk vertoon mi] voor uwe Altaaren, ö mijn Gad. Ik kom hier om u jcfus Chriftus uwen Zoon , en met hem mij zclven, en uwe gcheele Kerk op te draagen , om u te aanbidden, om u te bedanken , om dc vergeeving van mijne zonden te verzoeken, cn alle genaden, die ons nodig zijn, dpordit offer.tc verkrijgen. Ik ben niet waardig deeze hoo'.:c geheimnisfen bij te woonen. Ik be--> ) • M 4 ïtj-tf  .'■^v**- — ^184 OEFFENINGEN lijde voor u mijne zonden, en ik verzoek uwe barmhartigheid. Als de Priejler'het Altaar opklimt, en hetzelve kust. Wasch mijne zonden af, ó Heerc, en reinig mijne ziel. Onder den Introïtus. Qlorie zij den Vader , en den Zoon, en den heilige Geest, ö Heere, gij zijt wonderlijk in uwe heiligen: gij zijt aanbidlijk in uwe mijfterien. Kyrie Eleïfon.' Heere, ontferm u onzer. Gloria in Exceljis. rMorie zij God in den hoogften, en op aarde vrede aen menfehen, die van goeden wille zijn. Wij looven u: wij prijzen 11: wij aanbidden u: .wij bedanken u. Ontferm u onzer God Vader, Zoou, en heilige Geest.' Onder de Co Heften. Geef ons', ó Heere, alles wat uwe heilige Kerk u bidt door'Jefus'Chriftus onzen Heerc. Onder den Epijlel. . Open mijn verftand, ó Heerc, en doe mij uwe heilige Schriftuurcn'verftaan. Schrijf' uwe wet in mijn harte: doe mij dezelve volbrengen tot den minftén letterftip toe, ' " j Tus-i  ONDER DE H. MISSE. 1°5'<<& Tusfchen den Epijlel en het Evangelie. j.£? Trek mij , ö mijn God, en leid my ot ebrifos uwen Zoon: Hij is 't dicnik :ock, hem wensch ik te kennen, te loren cii na te volgen. Ónder het Evangelie. j r Tecrc , tot wien zoud' ik gaan ? gij i r* hebt de woorden, des eeuwigen lerens. Ik geloof en bclijde, dat de woorden, die mij daar voorgeleczen worden, ïeilige woorden zijn. Geef mij uwe liétde en uwe genade; op dat ik deel hebbe aan uw'Evangelie. Credo. Tk geloof, Heerc help mijn zwak geloof. £ ■L Ik geloof alles wat gij geopenbaard * hebt, alles, dat de Apostelen gepredikt hebben, alles, dat de heiige Rathohjke, Apostelijke cn Roomfchc Kerk geloolt, cn leert. Onder de opoffering van brood en wijn. Laaten wé ónze aandagtigheid en eerbiedigheid vernieuwen ; want de heilige geheimen beginnen. Ontfang, ö levende en waaragtige God, het geene wij u opdraagèn. En op dat wij waard g mogen zijn, om u het ligehaam én bloed van uwen Zoon, waar-, in'dit brood en deeze wijn zullen veran- ( (derd worden, aan tc bieden; geef ons« ;•, M 5 dcy  )1Ü6 OEFFENINGEN 'de genade, dat wij ons zeiven met een,; nederig en vermorfcld harte aan u opofferen. Als de Priejler zijne vingeren wascht. Zuiver mij , ö God , van mijne geringfte fmetten : verleen mij zodaanig eene heiligheid, als het onbevlekte Lam, dat op dit Altaar zal geofferd worden, van ons vcreischt. Orate Fratres. Ontfang, Heere, deeze offerande uit dc handen van uwen Pricfter, tot glorie van uwen naam , cn tot voordeel van ons, cn uwe geheele Kerke, i Onder de Prefatie. ! Laaten we onze harten naar den hemen opheffen : laaien we die tot den Heerc keeren: laaten we hem bedanken; trant het is billijk, dat we ons met de hemelingen veréênigen, om hem te loven, en te aanbidden door Jefus Chrijïus onzen Heere. Heilig, heilig, heilig is dc HeCTC> de almogende God. Hemel en aarde zijn vol van zijne heerlijkheid, o Heere, wees in der eeuwigheid geloofd. DE CANON. Het brood en de wijn zullen zoaanjlonds veranderd worden in liet ligehaam enblocd t :>an Chrijïus. Laaten we Chrijïus te ge-£ } moet'"'  ONDER DE H. MISSE. lïsfl moet gaan: laaten we ons bereidencmhemi tc ontfangen, te aanbidden. Laaten wc met de Kerk voor de geloovigen bidden, én ons met de heiligen veréénigen. "\/"ader der barmhartigheid, wij draagen * ü deeze offerande op, door Chriltus uwen Zoon, voor uwe geheele Kerke, voor den Paus, voor onze geosrlïjkfc en waercldlijke Overheid, voor allen die hier tegenwoordig zijn, ch voor alle geloovigen. Ik draag u dezelve nog bijzonderlijk op vóór N. N. Wij veréénigen ons met de heiligen, die in den hemel u bezitten, en wij verzoeken, dat zij voor ons wiilen bidden. Onder dc opheffing. Laaten we Jefus Chriftus in het allerheiligfte Sacrament aanbidden. Mijn Heer cn mijn God! Jciiis, Zoon van David: Chriltus, Zoon van den levenden God, ik' aanbid u: ik bemin ii: ik geloof, dat gij waarlijk tegenwoordig zijt in dit hoogwaardig Sacrament. Na de opheffing. Wij draagen u, ö God, deeze godlijkc offerande op , de gedagten s houdende van het lijden , de vemjsnis en de hemelvaart van Jefus Chriiuis. Dc offers van Abel, Abraham en Mei! chiTJ  il8ö OEFFENINGEN ehifedcch waren u aangenaam: dat wa-Sj ren af beeldzels'; dit is dc waarheid. Het gecne wij u opdraagèn, is u ze- i kerlijk behaaglijk: heilig dan de gecnen, die u hetzelve opdraagèn, cn vervul hen met alle hcmclfche zegeningen cn genaden. Wees ook, Hccrc , gcdagt'g uwen dienaaren en dienaaresfen, die der waereld overleden zijn , voornaamelijk N. N. verleen hun door dc kragt van deeze ofierande dc eeuwige rust. Doe met ons allen naar uwe barmhartigheid : ftcl ons onder het getal van , uwe heiligen: befchouw onze verdienften £ niet, maar uwe goedheid, door Chriftus ^ 'onzen Heerc. i Laaien n e het onze Vader met den j Priejler bidden. A G N U S DEI. Lam Gods , dat wegneemt dc zonden dc'r waereld, ontferm u onzer: geef ons vrede, en verleen' de eeuwige rust aan de overledenen. Amen. Voor de Communie des Priejlers. Jefus Chrijïus is op het altaar tegenwoordig, om zig aan ons te geeven. Hti nodigt ons tot de Communie. Laaten wij {ten 'minjlen geestlijkcr wijze Communicee-l ö ren,'i  ONDER DE H. MISSE. I«9(j ren, dat is: Jefus liefhebben, verlangen» om hem te ontfangen, de genade verzoeken om alléén voor hem, in hem te leven, en zijne deugden na te volgen. ö Jelüs verlos mij van alle boosheid, cn van alle kwaad : doe mij uwe geboden akijd volbrengen : laat niets ter waereld in ftaat zijn , om mij van u af te trekken: laat niet toe, dat ik u ooit onwaardig in dit Sacrament ontfangen zoude. Onder de Communie. Heerc, ik ben niet waardig u te ontfangen , fpreek, en mijne ziel zal gezond worden. Na de Communie. ■ Laat niet toe , ó Heerc, dat het geweeten der gecnen, die het geluk gehad hebben, een zo heilig Sacrament te ontfangen , met eenige zonde befmet zoude worden. Als'de zegen gegeeven wordt. De almogende God , de Vader , de Zoon , en 'dc heilige Geest zegene ons allen. Order het laatfle Evangelie. Eeuwig Woord, éénige Gods Zoon, gelijk aan uwen Vader, één cn dezelfde God met hem , gij zijt mensch geworfden, op dat dc menfehen Gods kinderen \ zou-,  iyo OEFFENINGEN -zouden worden: Blijf in mij, en bellier mij in alfe uwe wegen door het licht van uwe waarheid , ën door de kragt van uwe genade. Als de Misfe geëindigd ifi Dank zij u, ö mijn Zaligmaaker, vooi de gunst mij beweczen: ik heb het aanhidlijkst offer bijgewoond. Dank vooi deeze uwe goedheid , dat gij dagelijks het offer uwer liefde voor uwe Kerke vernieuwt. ^EFFENINGEN ÓM H E T H. SACRAMENT DER B I E G T E waardiglijk te ontfangen. BEMERKINGEN. Gehoon het Biegten onder fommigen de> ^ geloovigen veelal een werk van enkeldi ' oogcnblikken is; hij dannog, die voor zij- ) r.c  è^ij" ~— ■ ji^y^y VOOR DE BIEGT. l hebt op dcnzelfden tijd, toen ik het ge- j' bruikte, om u te vergrammen, die mij j niet vcritooten hebt om mijne uitltellin- | gen van boete , cn ondankbaarheden , j die m.j zo menigmaal geroepen hebt , die mij zo menigmaal door uwe genade zijt voorgekomen , die mij thans den wil geeft om weder tot u tc keeren, die gereed ftaat om mij onder het getal uwer kinderen te herftellen; eindelijk die mij door de vergeving der zonden de vertroostende hoop doet opvatten van eens de kroon der gerechtigheid te zullen erlangen, en u 'zeiven als mijnen loon in alle eeuwigheid tc genieten , Amen. JL Verfoeijing der zonden. Sc Tk bemin u, 6 mijn God: ik haat des, *• ik verfoeije de zonden, waardoor ik u mishaag. Ik erken , hoe zwaar, hoe bitter het is , u te hebben verlaatcn. Ik heb een dubbeld kwaad gepleegd : ik heb u verlaatcn , dié de bron zijt des levenden waters, cn der waare gelukzaligheid 5 cn in de plaats van u heb ikhet bedrieglijk vermaak verkooren, een moddcr-pocl, die mij den dood heeft aangedaan. Ik befchuldig , en veroordeel mij zeiven in uwe tegenwoordigheid. Ik ben fchaamrood, om dat ik u vertoornd ?heb: ik zugt over zo veele zonden : ilO ) n 5  [)202 OEFFENINGEN, \ > bid u om vergiffenisfc door uwen Zoon/ Jefus Chriftus: vergoed, ik bid het u, het gebrek mijner boetplegingendoor de vurigheid van zijn berouw, waarmede hij de zonden van alle menfehen verfoeid en gehaat heeft. Neem deeze mijne betuiging voor goed aan, ö mijn God, gij die mijn hart doorziet, en de getuige, de uitwerker mijner zugten en traanen zijt. Voorneemen van wel te leeven. Tk verzaak nogmaals den duivel met 1 zijne werken: Ik verzaak alle zonden. Ik verlang, ó mijn God, in 't Sacraimcnt, dat gij tot vergecving der zon-1 den hebt ingefteld, uwer genade deelag-< tig te worden. Ik heb een vast bcfluit genomen , een nieuw leven te bcgh> nen, en alle de dagen mijns levens uwe geboden te onderhouden. Ik weiger niet voor mijne zonden te voldoen, en uwe rechtvaardige ftraften te ondergaan. Ik zal uwe gramfchap draagen, om dat ik tegens u gezondigd heb. Ik wil waardige vruchten van boetvaardigheid doen: ik draag u al het lijden op , dat uw Zoon Jefus Chriftus voor mijne zonden verduurd heeft: ik neem alle moeilijkheden aan, door welker het u believen zal, mij aan zijn lijden deelagtig te maa-J L ken ,(i  | VOOR DE BIEGT. 203^ ken, en de verdiensten van zijnen dopdfl toe tc voegen. Als men'gereed Jlaat cm te biegten, kan men het volgende gebed hezen: W/ces'in mijn mond en in mijn harte, " ö Heere, op dat ik eene volkqmene cn oprechte belijdenis van alle mijne zonden doen moge: wees ook in het harte en in den mond van uwen Priefter, aan wien ik mijne zonden zal openba aren ; op dat hij met uwen geest , zijnde een geest van verlichtinge, wijsheid en liefde vervuld , mijne gcftcltcnjs tc recht kenne, mij de bckwaame middelen aanwijze, om uit den ftaat der { zonde tc geraaken, en mij het bloed van 1 uwen Zpon' Jeiüs Chriftus toe diene , om mijne zonden af te wasfehenom mijne wonden te geneezcn,_cn mij tegems de aanvegtingen der vijanden mijner zaligheid onoverwinlijk te maaken. B-egels, naar welken men zig in de Biegt behoort te gedraagen. Indien men na de voorgaande oeffeningen nog meer wil bidden, kan men de zeuren Boet-pfalmen leezen; en terwijl men voor'de biegt kamer den bekwamen tijd afwagt om te biegten, zal men met behoorlijke ingetogenheid en zedigheid die ( ibewegingen van leetwezen , welken een* jf). „, • zon-(  |Ü04 OEFFENINGEN zondaar, die zig voor den vergramden God vernedert, betaamen, telkens trapten te vernieuwen. De Biegteling zal zig met alle zedigheid voer zijnen Biegt-vader vertoonen: op zijne kniën neer vallende zal hij het teken des kruis maaken; dan zeggen: Zegen mij Vader, hierna: Ik belijde voor den almagtigen God enz. Zie pag. 129. Vjor eerst zal hij den dag van zijne laatfte Biegte, in welke hij de ontbinding van zijne zonden ontfangen heeft, te Henten geeven, 'er teffcns bij verklaarende, of en op wat wijze bij zijne penitentie volbragt hebbe. Dan zal hij alle zijne zonden, benevens het inzicht der zei ven, en' zanmerklijke omjlandigheden openbaaren. Hij zal die belijden met oprechtheid, zonler bewimpeling of verwarring, zonder ie zaak door onnodige vertellingen te verluisteren: hij zal niet meer zeggen als 'oor den Priejler nodig is, om die te be[rijpen, zig wel wagten van iemand, die lan dezelfde zonden deel gehad heeft, te wemcn, of te kennen te geeven: al het [eene , daar hij aan twijffelt, zal hij Wijf 'etende, het zekere met volle zekerheid uitdrukken. Indien hy dezelfde zon'en mettmaali begaan heeft, zal hijiede■e verfcheid ene keer niet afzonderlijknoe-l men,l\  VOOR DE BIEGT. 20^ men, maar in éénen zeggen, dat hij zo-^ danige zonden zo dikmaals bedreevenheeft. Na dat hij dus alle zijne zonden beleden, en opdevraagen, die de Biegt-vader nodig zal vinden hem voor te jiellen, zal geantwoord hebben, zat hij zijne zinnen wal vergaderen , om het leetwezen over zijne zonden te vernieuwen. Hierna zal hij zeggen: , fn 't algemeen belijde ik mijn fchuld J- wegens alle andere zonden, die ik mógt bedreveh hebben, en die ik niet nieer gedenk: ik hid, dat God mij die vergee've : ik heb berouw om dat ik God heb beledigd, en ik maak een voornee-{ men van hem door dc hulp zijner gena- < de niet meer tc vergrammen: lkverzoek van u Vader, penitentie en ontbinding. Men moet de vermaaningen, die de Priejler geeft, metnederige aandagtigheidaanhoorden, en de flraf, die hij oplegt, met eerbiedige bereidwilligheid aanneemen. Indien men mogt oordeelen, dat het onmooglijk of al te moeilijk zoude zijn, dezelve te volbrengen, zal men zulks den Biegt-vader met eenvouwigheid voorhouden, en zig met ootmoedigheid naar zijne uitfpraak gedraagen. Men zal zig met eene volkomene over'tpeevirize onderwerpen aan het oordeel van fc? . den  |;20Ó OEFFENINGEN ,den Bicgt-vader omtrent het gcccnof'wei-\ geren van de abjolutie. Indien hij die uitjïelt, zal men in zijn harte zugten, bekennende, dat men niet waardig is dezelve te ontfangen: men zalheenengaanzon-\ der morren ofklaagcn, zonder den Priejler te praamen, of lastig te vallen, met een vast voornecmen om alle kragten in tc fpannen, ten einde men door eene verandering des levens, door waaragtige boetvaardigheid eerlang verdiene de ontbinding te ontfangen. Wanneer de Priejler de abjolutie geeft, zal men die met ootmoedigheid ontfangen : (men zal dezelve aanzien als eene onver-S diende genade, het hoofd vernederen, hen ligehaam buigen, en intusfehen meer cn meer tragten een oprecht berouw in zig tc verwekken, zonder op iets anders (bij voorbeeld, het gcene een fchandelijk misbruik is, om den zogenaamden biegt-penning voor zijnen Priejler gereed te maaken) te denken. OEFFENINGEN NA DE BIEGT. ATa dat men het H. Sacrament der Biegte ontfangen heeft, zal men eenigen tijd injlilte blijven, om op nieuw een haat en verfoeijing der zonden, die men gebiegt heeft, in zig te verwekken, omeennieuw* voor-fc  NA DE BIEGT. 207 voorneemcn ie tnaaken van die te vluchten, en om de middelen en nodige voorzorgen te beraamen, waardoor men die in 't vervolg best zal konncn vermijden. Het is ook zeer dienstig de vermaningen, die de Priejler gegeeven heeft, te overwegen , die in zijn geheugen te drukken, en de middelen te bedenken, om die hoe haastiger hoe liever in 't werk te jlellen. Hierna kan men de volgende dankzeggingen en gebeden fpreeken. DANK ZEGGING. T oof den Heere, mijne ziel, dieualle uwe zonden vergeeft, die alle uwc( krankheden geneest, die uw leven van den dood verlost, die u met zijne barmhartigheden en genaden omringt. Gij zijt barmhartig, ö mijn God, en vol langmoedigheid: Gij zijt verduldig, en vol van ontfermingen. Gij hebtmijnict gehandeld volgens de menigte mijner zonden: gij hebt mij niet geltraft volgens de grootheid mijner boosheden. Gij hebt medelijden met mij gehad even gelijk een Vader, die een teder mededogen met de zwakheden zijner kinderen heeft: gij hebt alle mijne boosheden van mij weg genomen: gij hebt mijne ziel verlost: gij hebt haar van den dood van» den'.  j)208 OEFFENINGEN j 'den eeuwigen dood bevrijd. Ik hebvoori u mijne ongerechtigheid beleden , en gij hebt mij vergiffenis verleend: hierom zal ik u in alle eeuwigheid loven. Dan , terwijl gij, ö weldadige God, voortgaat met mij uwe barmhartigheid tc betoonen, laat ook de ootmoedige dankzegging u bchaagen, welke ik u betuig door uwen Zoon, onzen Heere, Je us Chriftus , die mij de overwinning heeft doen bchaalen over dc vijanden mijner zaligheid : ö laat ook mijne vuurige begeerte, om u te looven, uwe barmhartigheden tot in dc eeuwigheid te zingen, u aangenaam zijn. ven. Het is u nog niet genoeg, dat gij ter liefde van mij mensch geworden zijt", zo veel gearbeid en geleden hebt, en eindelijk den dood geiïorven zijt ; gij wilt mij nog daarenboven lpijzen met uw heilig vleesch : gij wilt zelf eeniger wijze één ligehaam , en één bloed met mij zijn. Kundt gij mij wei fterker bewijs van uwe liefde geeven ? Kundt gij mij wel levendiger cn kragtiger nopen om u te beminnen ? ja ik zal u beminnen, en ik bemin u uit ^geheel mijn harte, uit geheel mijn vcr- 3 ftandj  VOOR DE COMMUNIE. 2I$Hjj ftand, uit geheel mijne zieleen uit alleïj mijne kragtcn. Mij dunkt, dat gij mij van boven van uw Altaar, uit het mid- | den van uw lï. Sacrament vraagt, hetgecne gij elders aan Petrus voorftclde: of ik u "bemin, en of ik u meer liefde toedraag als anderen, welken gij de vrijheid niet toeftaat van zo dikmaals tot u tc naderen: Ja, Heere, gij weet alle dingen : de grond van mijn harte is u bekend : gij weet, dat ik u bemin. Ik nader nu 'tot het H. Sacrament der liefde, met liefde nader ik, met haastige fchreden, gelijk gij ter plaatzc fneide, daar gij uw lijden moest beginnen; op dat de waereld weete, dat ik mijnen God en mijnen Vader beminnc, cn dat ik volbrengen wil, het geene hij mij bevoolcn heeft. Even voor de Communie zal men het gebed: Ik bclijde voor den almagtigcn God enz. bidden. Als de Priejler het ligehaam onzesHeeren aanbied zeggende: het ligehaam onzes Hecrcn Jefus Chriftus bcwaarc uwe ziel ten eeuwigen leven, zal de gecne, die communiceert, zig opwekken tot een levendig geloof, en antwoorden: Amen. Door dit woordje doet men tevens eene ^belijdenis der waare tegenwoordigheid van n) Jc  fjllO OEFFENINGEN 'Jefus in het Sacrament, enmenbidt God, dat de bede des Priefters in ons volbragt worde. NA DE COMMUNIE. Na de Communie moet men eenigen tijd inflilte zitten, om zigmet Jefus Chriftus te onderhouden, en het dierbaar geheim, dat men zo aanftonds ontfangen heeft, te overdenken: daarna kan men de volgende gebeden fpreeken. Gebed, om God te bedanken. W/at zal ik den Heere wedergeeven i " voor al het goede, dat ik van hem genooten heb ? Hij heeft mij bemind: hij i .leeft zig voor mij ter dood overgeleverd : hij heeft zig zclven zo even aan mij gegeeven: hij heeft mij daar door met genaden vervuld, en een vdorfmaak gegeeven der eeuwige gelukzaligheid , waarvan dit dierbaar Sacrament het onderpand is. ó Mijne ziel, loof den Heere: al wat in mij is loovczijnen heilige., naam. ö Mijne ziel, loof'den Heere, vergeet nimmer zijne weldaaden. ó Heilige maagd Maria, gezegend is dc vrucht uws ligchaams , Jefus. Heilige Geesten , alle Heiligen, d c hem ziet, die hem ge'niet, looft hem, bedankt hem voor mij. i » M  ) NA DE COMMUNIE. 22J(j 'Ik loof u, ó mijn God, uit geheel mijnj harte. Door het geloof erken ik den prijs en dc waarde van de gifte, die gij mij vereerd hebt. Ik beken, dat ik die niet verdiende, en dat ik alléén uit barmhartigheid en genade derzclve bendeelagtig geworden, ó Mogt mijn gcheele leven eene geduurige dankzegging voor deeze liefde zijn, mogt ik u zonder ophouden bedanken , door eene vuurigc weder-licfde, door eene volledige gelijkvormigheid aller mijner handelingen met uwen godlijken wille 1 Goede voorneemens, die men na de Communie maaken kan. i ó TLTeere Jefus, als een andere Zachéus < heb ik heden het geluk gehad, u, den dierbaarften der gasten, inmijnhuis te ontfangen; dan ook even gelijk hij, wensch ik u mijne dankbaarheid te betooncn. Bood hij volvaardiglijk aan, de helft zijner bezittingen aan den armen te geeven, en de onrechtvaardigheden, daar hij deel aan gehad mogt hebben, te vergoeden , door viermaal zo veel wederom te geeven-, zie mij even bereid, om de beledigingen, u door de zonden aangedaan, door het beöeffenen der deugden te herftellen, en al het goede, dat gij van mij vercischt , te volbrengen. Iki ver-fï;  ,222 OEFFENINGEN vernieuw ten deezen einde de beloften,■■ die ik in mijnen Doop, of daarna in het Sacrament der boetvaardigheid gedaan heb, om dc vcrgecving mijner zonden tc verkrijgen. Nimmer zal ik vergeetcn, dat ik aan uwe Tafel gezeten heb, en met uw heilig ligehaam en bloed geipijsd ben. Ik zal die weldaad in mijne gedagten houden, om alles, wat mij die gunst onwaardig zou kunnen maaken, te vermijden. Nu heb ik geproefd, ö Heere, hoe zoet gij zijt. Welk eene blijdfehap zal 't mij zijn, dezelfde zoetheid dikmaals te kunnen (maaken. Nu, ja nu zal ik het als een groot ongeluk, als eeneftraflei befchouwen, mij van een herhaald gc-i bruik deczer godlijke fpijze te moeten onthouden. Ik zal mij door vuurige begeerten , door gebeden, door een heilig leven voorbereiden, om u eerlang wederom te ontfangen. Ik zal leeven, doch nu ik niet meer : maar gij, zoete Jefus, zult in mij leeven, eeuwiglijk leeven. Opoffering van zig zeiven. Ja Heere, uwe liefde overwint geheel mijn hart. Gij hebt u zeiven weldadigüjk aan mij gefchonken; 't is des billijk, dat ik mij aan u overgeevc. Gii hebt mij gevoed, ik leef door u ; ik zal dan ook niet meer voor mij, maarvoor^  NA DE COMMUNIE, 223 u leeven, die voor mij geftorven en verrezen zijt. Ik bid u door uwe groote barmhartigheid , laat deeze offerande, door welke ik mij zeiven aan u opdraag, u behaagcn. Voor eerst draag ik umijn ligehaam op, het welk ik, terwijl het door uwe heilige tegenwoordigheid als gewijd is, nu wel eene zuivere, heilige en u aangenaame offerande noemen durf: ik offer u mijn harte, om fteeds voor u te kloppen, u te beminnen, u te vreezen , en de zonden te haaten; mijn geheugen , om fteeds uwe barmhartigheden te herdenken; mijne oogen, om u heilig woord te leezen.- mijne ooren, om' hetzelve aan te hooren; mijn tong en' mond, om uwen lof te zingen; mijne handen, om goede werken te doen; mijne voeten, om den weg uwer geboden te bewandelen; eindelijk geheel mij zeiven, om in alle rechtvaardigheid en heiligheid te leeven, Ik onderwerp mij met geheel mijn harte aan uwen godlijken wille. Ik neem alles volvaardiglijk aan, wat gij mij zult willen opleggen. Ik bid ii noch om leeven, noch om dood, noch om ziekte noch om gezondheid, noch om armoede noch om rijkdom: Uw wil, ö God ! gefchiede, en niet de mijne. Ge-1  ï ijf— jS&ts l 1)224 OEFFENINGEN * Gebed om verfcheidene gunsten van i God te verzoeken. Oij zijt nu in mij, ö Heere, verlaat mij niet. Wat zult gij mij nu kunnen weigeren, na dat gij u zeiven aan mij gegeeven hebt ? Vermeerder in mij het geloof, de hoop, de liefde. Doe mij beminnen , het gecne gij gebiedt, en verlangen naar 't geene gij belooft. Geef mij het gcene gij gebiedt, en gebied dan al dat u behaagt. Blijf in mij door uwe i genade, en doe mij in u blijven door uwe liefde, door de onderhouding uwer geboden, en door eene duurzaame beigeerte, om u op den weg, dien gij vóór; ons betrecden hebt, getrouwlijk na teï volgen. Bewaar en bevrijd mij van dc zonde: geef mij alles wat naar ziel en ligehaam noodzaaklijk is voor dit en het eeuwige leeven. Ik waag het verders, ö mijn God, dit zelfde verzoek voor alle gelovigen te doen , bijzonderlijk voor mijne bloedverwanten , voor mijne vrienden, en voor mijne vijanden, indien ik 'er mogt hebben. Geef hun allen de genaden , die hun nodig zijn: doe hen uwen wil kennen , cn volbrengen. Gij zijt met uwe kerke, cn zult, volgens uwe beloften, bij haar zijn tot het einde der eeuwenJ Bc-4  NA DE COMMUNIE. 2^ Behoed haar, bellier haar, bewaar haai i in rust en vrecde. Geef haar Harders en Priesters naar uw harte • bewaar de geenen , die gij haar reeds gegeeven hebt: Vervul hen zodaniglijk met uwen geest, dat ze waardige Bedienaars van het nieuwe verbond zijn mogen. Geef, dat de rechtvaardigen in uwe liefde en genade aanwasfen. Bekeer de zondaaren. Verlicht de ongelovigen, vertroost de bedrukten. Geeft den overledenen de eeuwige rust, en het eeuwig licht, ó Mijn God, dit gelukkig oogenblik, in welk gij u geheel aan mij gelchonken hebt geeft mij dc vrijmoedigheid, om( dit alles voor allen te verzoeken, terwijl uwe onbepaalde almagt, uwe vaderlijke goedheid mij doet vertrouwen, dat gij deeze fmeekingen, die uwe genade mij inboezemt, met een gunstig oor zult aanhooren. Indien men meer gebeden verlangt, kan men die van den Donderdag ter eere van 't H. Sacrament des Altaars hier laaten volgen. Korte- of Schietgebeden, die men op den dag van de Communie, en eenige dagen daarna kan gebruiken. A/Jijn beminde behoort mij, en ik behoor LVJ- hem toe. Hij neemt zijn vermaak* P on-(  }>2Ó OEFFENINGEN ( 'onder dc leliën. Hij bemint dc zuiver-i heid. Ik heb mijnen welbeminden Jefus Chriftus gevonden ; Ik zal hem zorgvuldiglijk bewaaren: hij zal mij niet ontvlieden. Wie zal mij kunnen fchciden van de liefde van Jefns Chriftus ? Van waar komt mij dit geluk, dat de Heere tot mij komt ? Mijn geest verheugt zig in God mijnen Zaligmaker. Heere, wat wilt gij, dat ik doen zal. Gebed, dat men eenige volgende dagen na de Communie fpreeken kan. Tk heb de gunst, die ik van u, ö mijn God, genootcn heb , niet vergeeten: zie mij hier, om u nogmaalsJic bedanken. Hoe goed zijt gij, ö Heerc, en hoe wonderlijk maakt gij uwe goedheid in mij kenbaar ? Zoude het wel mogelijk zijn, dat ik u niet uit geheel mijn harte beminde ? ach laat mij door niets ter waereld Van u afgefchciden worden. Voltrek het werk, dat gij zo genadiglijk in mij begonnen hebt, door mij dagelijks heiliger te maaken. Stel een llot op mijnen mond, door welken gij in mij gekomen zijt: laat nooit logentaa! of eenig oneerbaar woord 'er uit voortkomen. Maak mijn harte en mijn ligehaam, waar- J h 6  • Gij zijt mijne toevlugt tegens- de ver-■ drukking , die mij omvangen heeft : mijne verheuging! verlos mij van 't gcene mij omringt. Ik zal u verftand geeven, (hier /preekt God) en u onderwijzen in den weg, waar door gij gaan zult: ik zal mijne oogen op u vestigen. Weest toch niet gelijk een paard of muilezel , die geen verftand hebben. (Hier /preekt David tot de men/chen.) Bedwing met gebit en toom de kinnebakken der geenen, die niet tot u komen. (Hier /preekt David tot God.) Dc geesiels des zondaars zijn veelvou-£ dig:(?  D BOET-PSALMEN. 24I * dig: maar den geenen, die op der. Heere hoopt, zal de barmhartigheid omvangen. Verblijdt u in den Hccrc, en verheugt u, gij rechtvaardigen, en roemt in hem, allen, die oprecht van harte zijt. Glorie zij den-Vader, enz. PSALM 37. Dayid erkent de elende die dc zonde hem veroorzaakt, hij fmeekt om Gods bijfland tegens zijne vijanden. jLTcerc, ftraf mij niet in uwe verbol- L± genheid; cn kaitijd mij niet in uwe gramfchap. Want uwe fchigten fteeken in mij; cn gij hebt uwe hand op mij verzwaard. Daar is gecne gezondheid in mijn vleesch ter oorzaake uwer gramfchap : daar is geen vreede in mijn gebeente om mijner zonden wille. Want mijne ongerechtigheden zijn boven mijn hoofd gelteegén: cn gelijk een zwaarc last zijn zij mij te zwaar geworden. Mijne wonden zijn Hinkende en vervuild geworden, ter oorzaake mijner dwaasheid. Ik ben clendig geworden, en ten uiterfte nedergebogen: ik gaa den gehee- < len dag bedroefd. Q Wani(  O 242 DEZEVEN (| fWant mijne lenden zijn vol van bedrieg-» lijkheden: en daar is gcene gezondheid in mijn vleesch. Ik ben verdrukt:, cn ten uiterfte vernederd, ik bricsebte van 't gezugt mijns harten. Hccrc, alle mijne begeerte is voor uw aanichijn, en mijn zugten is voor u niet verborgen. Miju hart is ontroerd, mijne kragt heeft mij verlaatcn: ja zelfs het licht mijner oogen is bij mij niet. Mijne vrienden en mijne naasten zijn tegens mij aangekomen cn opgeiïaan : \ en mijne nabeftaanden bleevcn van • verre. En die naar mijn leven Honden, dccden geweld: cn die kwaad tegens mij zogten, fpraken ijdelheden, cn verzonnen den gcheelen dag bedrog. Doch ik, als een doove, hoorde niet, en , als een ltommc , deed mijnen mond niet open. En ik was als een mensch, die niet hoort: cn die gecne wederfpraak in zijnen . mond heeft. Want op u, Heere, heb ik gehoopt, gij, Heere mijn God, zult mij verhooren. 'ïDcwijl ik gezeid heb: dat toch mijne, )1 vii (  BOET-PSALMEN. 243 vijanden zig nooit over ■ mij verblijden.- want als mijne voeten wankelen, fpreeken zij trotfelijk tegens mij. Want ik ben tot dc geesicls bereid: en mijne linart is altoos voor mijne oogen. Want ik zal mijne misdaad openlijk belijden, en denken op mijne zonde. Doch mijne vijanden leeven , en zijn magtiger dan ik: cn die mij ten onrecht haaten, zijn vermenigvuldigd. Die goed met kwaad vergelden, lasterden mij, om dat ik het goede volgde. Verlaat mij niet, Heere mijn God; wijk toch van mij niet af. Denk op mijne hulp • Heerc God mijner zaligheid. Glorie zij den Vader, enz; psalm 50. David bidt God om vergiffenis zijner zonden. Hij belooft Gode het offer van een verbrijzeld hart.. /"\ntferm u mijner, ö God, volgers ^ uwe groote barmhartigheid. En naar de menigte uwer erbarmingen wisch mijne boosheid uit., Wasch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid , en reinig mij van mijne zonde. Want ik beken mijne boosheid : cnQ 2 mij-;  244 D E ZEVEN mijne zonde is altoos voor mijne oogen. U alléén heb ik gezondigd, cn kwaad voor uw aanfchijn gedaan : (vergeef het mij) op dat gij gerechtvaardigd wordt in uwe woorden, (uwe beloften, waardoor gij den boetenden genade toezegt) en overwint, als gij veroordeeld wordt. Want zie, ik ben in boosheden voortgebragt, cn mijne moeder heelt mij in zonden ontfangen. Want zie, gij hebt dc waarheid lief: dc onbekende en verborgene geheimen uwer wijsheid hebt gij mij geopenbaard. Befproci mij met hijfoop, en ik zal gezuiverd worden: wasch mij, cn ik zal witter worden als fnecuw. Geef vreugde cn blijdfehap aan mijn gehoor, cn dat mijne vernederde beenderen door verheuging opfpringen. teer uw aangezigt af van mijne zonden , en wisch alle mijne ongerechtigheden uit. Schep in mij, ó God een zuiver hart, cn vernieuw den rechten geest in mijn binnenfte. Verwerp mij niet van uw aanfchijn , cn neem uwen heiligen Geest van mij nier < weg. Gccfd  BOET-PSALMEN. 24,5) Geef mij weder de biijdfehap uws heils :i cn vcriterk mij met cenen geest, die mij beftiere. I'c zal den boozen uwe wegen leeren: en de godloozen zullen zig tot u be- keeren. Verlos mij van dcblocdfchuldcn, öGod, God mijns heils : cn mijne tong zal met biijdfehap uwe rechtvaardigheid verheffen. Heerc, doe mijne lippen open, cnmijn mond zal uwen lof verkondigen. Want hadt gij eene offerande begeert, ik zou zc voorzeker opgedraagen hebben: dc brandoffers zullen u niet aangenaam zijn. Een bedrukte geest is Gode een offer, een vermorzeld en verootmoedigd hart zult gij, ö God, niet verfmaaden. Ilccre, doe volgens uwe goedgunstigheid aan Sion wel; op dat de muuren van Jeruzalem opgebouwd worden. Dan zult gij dc offerande van rechtvaardigheid, de opdragten en brandoffers aanneemen: dan zal men kalveren op uw altaar leggen. Glorie zij den Vader, enz. Q 3 PSALM (  ,246 DE ZEVEN PSALM IOI. David fmeekt in zijne groote bedruktheid om Gods hulp, en de herjlelling van Sion, welke hij zelf verlangt te bejehouwen. TTeere, vcrhuor mijn gebed, en mijn *~ roepen koomc tot u. Keer uw aangezigt van mij niet af i op wat dag ik 'verdrukt worde, neig uw oor tot mij. Op wat dag ik u aanroepc , verhoor mij baastiglijk. Want mijne dagen zijn vergaan ais rook, , en mijne beenderen zijn dor geworden , als een verdroogd hout. Ik ben geflagen als hooi, cn mijn hart is uitgedroogd; om dat ik vergeeten heb mijn brood tc ccten. Van het geluid mijns zugtens kleeft mijn gebeente aan mijn vleesch. Ik ben den Pelhkaan der wildernisfe gelijk geworden: ik ben geworden gelijk dc nachtraavc in ccn huis. Ik ben zonder flaapen geweest: en ben geworden als een ceuzaamc musch op het dak. Mijne vijanden befebimpten mij den gcgcheclen dag ; en die mij preezen , t zwoeren tegens mij. ' 1 Om'  BOET-PSALMEN. 24.(^ Om dat ik asch als brood at: en mijhénfe drank met traanen mengde. Ter oorzaake van uwe gramfchap en verbolgenheid; om dat gij mij opgeheven en nedcrgeftoöten hebt. Mijne dagen zijn als een fchaduwc verdwecnen : en ik ben als hooi verdord. Maar gij, Heere, blijft in der eeuwigheid : en uw gedenkteken van geflachte tot gedachte. Gij zult opftaan, en u over Sion ontfermen ; v, ant het is tijd haarer te ontfermen , de tijd is gekomen. Want haare fteenen behaagen uwen dienaaren; cn zij zullen medelijden heb-^ ben met haar iiof. ' En de volkeren zullen uwen naamvreczen, Heere; cn alle de Koningen der aarde uwe heerlijkheid. Om dat dc Heere Sion heeft opgebouwd, en zig in zijnen luister vertooncnzal. Om dat hij op het gebed der nedcrigen heeft gezien: en hun verzoek niet verfmaad heeft. Men fchrijvc deeze dingen voor het navolgende gedachte; en het volk dat gefchapen zal worden, zal den Hccrc looven; 'Want hij heeft van boven uit zijne heit lige plaatzc nedergezien : de Heerc ■ Ö 0 4 hcefi(  (248 DE ZEVEN ! heeft van den Hemel nedergezien op de aarde: Om het zugten der gevangenen te hoo- ren; om de kinderen der gedooden tc ontbinden. Op dat zij in Sion den naam des Hccren verkondigen, en zijnen lof in Jerufa- Icm. Als de Volken zullcntefaamenkoomen, en de Koningen, om den Heere te dienen. Hij heeft hem op den weg zijner fterktc gezcid : geef mij de weinigtc mijner dagen tc kennen. Neem mij toch niet weg in het midden mijner dagen : uwe jaaren duuren van gcflachte tot gedachte. Gij Heere, hebt in 't begin het aardrijk gegrondvest; en dc Hemelen zijn de werken uwer handen. Die zullen vergaan, maar gij blijft altoos ; zij zullen allen als een kleed verouderen. En gelijk een gewaad zult gij zc veranderen ; cn zij zullen veranderd worden. Maar gij zijt altijd dezelfde; cn uwe jaaren zullen niet eindigen. Dc Kinderen uwer Dienaarcn zullen wo- nin- 1  BOET-PSALMEN. 249 f, ningen hebben: en hun zaad zal in der ). eeuwigheid beitaan. »' Glorie zij den Vader enz. PSALM I2Ö. Ootmoedig Jmeekgebed om vergiffenis , met een vast betrouwen op Gods barmhartigheid. Uit de diepte heb ik tot u geroepen, Heere: Heere, verhoor mijne Item. Laat toch uwe ooren luisteren naar de item mijner fmeekingc. Indien gij Heerc, de ongerechtigheden gadeflaat: Heere, wie zalbeliaan? Om dat 'er bij u genade is, en cm uwei ' wet, ö Heere, heb ik u verbeid. t Mijne ziel heeft op zijn woord verbeid : mijne ziele heeft op den Heere gehoopt. Dat Israël op den Heere hoope, van den morgenflond af tot den nachttoe. Want bij den Heere is barmhartigheid; en bij hem is overvloedige vcrlosfing. En hij zal Israël verlosfen uit alle zijne ongerechtigheden. Glorie zij den Vader enz. 't « ,V) Q C PfALM  '250 DE ZEVEN j PSALM I42. I David bidt om Gods hulp tegens de geweldige aanvallen der godloozen. Hij bidt, deit God hem geleide, en voorzegt den ondergang zijner vijanden. tTecre, verhoor mijn gebed: luister LX naar mijn imecken volgens uwe waarheid: verhoor mij volgens uwe rechtvaardigheid. En treed niet in 't gericht met uwen Dienaar : want geen levend mensch zal voor uw aanfchijn rechtvaardig zijn. ([Verhoor mij) want de vijand heeft mijne ziel vervolgd: hij heeft mijn leven ter aarde toe vernederd. Hij heeft mij in 't duister gefteld, gelijk de geenen, die overlang dood zijn. En mijn geest is in mij beangst: mijn hart is in mij ontfteld geworden. Ik ben der oude tijden indagtig geweest: Ik overwoog alle uwe weldaadcn, dc werken uwer handen overdagt ik. Ik heb mijne handen tot u uitgeih-ekt: mijne ziel is voor u als aarde zonder water. Heere , verhoor mij haastiglijfc : mijn gecot is bezwecken. Keer toch uw aan-,  BOET-PSALMEN. 251^ aanfchijn van mij niet af; of ik zal* worden gelijk die ten grave daaicn. j Doe mij vroeg uwe barmhartigheid hoo- I ren; want ik heb op u gehoopt. Maak mij den weg bekend, dien ik moet j wandelen; want tot u heb ik mijne ziel opgcheeven. Heere verlos mj van mijne vijanden , tot u heb ik mijne toevlugt genomen. Leer mij uwen wil doen; want gij zijt mijn God: uw goede Geest zal mij' leiden op den regtcn weg. Om uwen naam, Heere, zult gij mij doen leven; door uwe gerechtigheid zult gij mijne ziel uit de verdrukking , trekken. En door uwe barmhartigheid zult gij mijne vijanden verdelgen. En gij zult zc allen vernielen, die mijne ziel verdrukken ; w ar.t ik ben uw dienaar. Glorie zij den Vader enz, 3) D ' I  252 D E LITANIE VAN ALLE HEIEIGEN. TLTcerc, ontferm u onzer. A -"-Chriftus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u onzer. Chriftus, hoor ons. Chriftus, verhoor ons. God hcmclfche Vader, ontfermuonzer. God Zoon, Verlosfer der waereld, ontferm u onzer. God heilige Geest, ontferm u onzer. Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. Heilige Maria, « H. Moeder Gods, « f f. Maagd der Maagden, & EL Michaël, < H. Gabriël, fg H. Rafaël, Allé heilige Engelen en Aartsengc- § len, J •• , A11  DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN. 20^( Alle heilige Kooren der zalige Gees-1 » ten, H. Joannes de Dooper, Heilige Jofef, Alle heilige Patriarchen en Profce- tcn, H. Petrus, H. Paulus, H. Andreas, H. Jacobus, H. Joannes, H. Thomas-, H. Jacobus, 5 H. Filippus, " jH. Bartholomeus, I g H. Mattheus, • 3 H. Simon, o H. Thadeus, g H. Matthias, H. Barnabas, H. Lucas, H. Marcus, Alle heilige Apostelen cn Evangelisten, Alle heilige Discipelen des Heeren, Alle heilige onnozele Kinderen, H. Stefanus, H. Laurentius, H. Vinccntius, JH. Fabianus cn Sebastianus, J S H.  }2,54 DE LITANIE 'H. Joannes cn Paulus, H. Cosmas cn Dafflianus , H. Gervafius cn Protalius, Alle heilige Martelaars : H. Silvester, H. Grcgorius, H. Ambrolius, H. Augufhnus, H. Hieronimus, H. Martinus, H. Nicolaus, Alle heilige Bisfchoppen en Belijders , tc Alle heilige l eeraars , )§i (H. Antonius, » < H. BencdiCtus, % H. Bcrnardus, f H. Dominieus, a H. Franciscus , Alle heilige Priefters en Levieten , Aile heilige Monniken en Eremieten, H. Maria Magdalcna, H, Agatha, H. Lucia, H. Aenes, H. Cecilia, H. Catharina, H. Anafbifin , Alle heilige Maagden en Weduwen, J Al-|  ) VAN ALLE HEILIGEN. 255^ 'Alle Gods geliefde Heiligen, bidt voor' ons. Wees genad'g; fpaar ons, Heere. Wees genadig ; verhoor ons, Heere. Wees genadig ; verlos ons, Heere. Van alle kwaad, ' Van alle zonden , Van uwe gramfchap , Van een haastigen en onvoorzienen dood, Van de listen en lagen des duivels, Van gramfchap , haat, cn allen kwaden wille, Van den geest der onkuisheid, ~ ! Van blikfem en onweer, M , Van den eeuwigen dood, I § Door het geheim uwer Menschwor- KM dinge, ^ Door uwe koomst in het vleesch, o Door uwe geboorte, 3 Door uw Doopfel en heilig Vasten, " Door uw kruis cn lijden , Door uwen dood en begravenis , Door uwe heilige verrijzenis, Door uwe wonderlijke Hemelvaart, Door de komst van den heiligen Geest den Vertrooster, In den dag des Oordeels, Wij Zondaars, wij bidden u, verhoor 'i ons. g Dat  ^256 DE LITANIE 'Dat »ij ons wilt fpaaren, «j , Dat gij ons onze misdaadcn kwiitfcheldt, Dat gij u gewaardigt, ons tot eene waarc boetvaardigheid te geleiden, Dat gij u gewaardigt, uwe heilige Kerk tc beiticren cn tc befchcrmen. Dat gij u gewaardigt, den Room- fchen Paus cn alle de Gecstlijkhcid in den heiligen Godsdienst te 91 bewaaren, & Dat g'j 11 gewaardigt, de vijanden 0 der heilige Kerke te vernederen. \- * < Dat gij u gewaardigt, den Chriftèn * X Koningen cn Prinfen vreede en n cendragt tc geeven, 3- Dat gij u gewaardigt, allen Chriftèn o Volken vreede en eenigheid te I 2 verlecncn, 3 Dat gij u gewaardigt, ons in uwen " heiligen dienst te verfterken en te bewaaren, Dat gij u gewaardigt, onze horten tot hcmelfchc begeerten op te wekken, Dat g'j u gewaardigt, alle onze wcldoendcrs met dc eeuwige goederen tc vergelden, J £  van alle heiligen. 2$q$ Dat gij u gewaardigt, onze zielen,"J ^ en de zielen onzer broederen , vrienden , en wcldocnderen van cr de eeuwige verdoemenisfe te be- g; hoeden, g Dat gij u gewaardigt, de vruchten der c aarde te geeven en te bewaaren, >" Dat gij u gewaardigt , allen over- % ledenen gelovigen de eeuwige rust 3- te geeven, o Dat gij u gewaardigt, ons gebed te £ verhooreng Zoon Gods, j ' Lam Gods, wegnecmende dc zonden der waereld; fpaar ons, Hccrc. ( Lam Gods, wegnecmende de zonden der waereld; verhoor ons, Heere. Lam Gods, wegncemende de zonden der waereld; ontferm u onzer, Heere.Chriftus hoor ons. Chriftus verhoor ons. Heere, Ontferm u Onzer. Chriftus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u ónzer. Onze Vader enz. psalm 69. r\ God ! kom mij te hul pc i Heerc , ^ haast u, om te helpen. Dat zc befchaamd en bevreesd worden, die mijne ziel zoeken. Dat ze te ragge wijken, en zig fchaamen, die mij kwaad willen., R Datl  ►,258 DE LITANIE ?Dat zc teritond met fchaamtc te ragge' kceren, diemij zeggen : Ha, zeer we!. Dat zc zig in u verheugen en verblijden, allen die u zoeken : en dat zij, die uw heil beminnen, altijd zeggen": dc Hccrc zij hooglijk geprezen. Doch ik ben behoeftig en arm : 6 God, help mij. Gij zijt mijn Helper, en mijn Verlosfcr : Heere, vertoef niet. Glorie zij den Vader enz f. Maakt uwe dienaars zalig. A. Mijn God, die in u hoopen. v. Heere wees ons een fterke tooren, |A. Tegens onzen vijand. J ' f. Dat de vijand geene overhand op< ons krijgc: A. En dat de zoon der boosheid zig niet verftoute ons te befchaadigen. f. Heerc, doe ons niet naar onze zonden : A. Noch vergeld ons naar onze boosheden. f. Laaten wc bidden voor onzen Paus N. A. De Hecré fpaarc hem, benoude hem in 't leven , maakc hem zalig op de aarde, cn leverc hem niet in den wil zijner v janden. f. Laaten we bidden voor onzcweldoen< deren. I A.tf  van alle heiligen. 2.-,y,, A. Heerc, gewaardig u, allen, die onsi goed doen, om uws naams wille met net eeuwig leven tc vergelden, Amen. ft. Laaten we bidden voor de gelovigen, die overleden zijn. A. Heere, geef hun dc eeuwige rust ; cn het ecuwig licht verfchijne hun. ft. Dat zij in vreede rusten. A. Amen. ft. Voor onze broederen , die afwezig zijn. A. Mijn God, maak zalig uwe dienaars, die n u hoopen. v. Zend hun hulp uit dc heilige plaatzc. A. En uit Sion befcherm ze. ft. Heerc, verhoor mijn gebed. j A. En mijn roepen kome tot u. 1 haat én we bidden. ó od! wien het altijd eigen is, te fpaa- ^ ren cn genadig te zijn , ontfang ons gebed ; op dat uwe goedertierene barmhartigheid ons, cn alle uwe dienaars die door de ketens der zonden gebonden zijn, genadiglijk ontbindc. Wij bidden o, Heere, verhoor onze ootmoedige gebeden, en fpaar ze, die hunne zonden belijden ; op dat wij te famen vergiffenis en vreede van u verwerven. Toon ons genaadiglijk, Heerc, uwe onuitfprccklijkc barmhartigheid, en vcrI R 2 lo I  }20O DE LITANIE 'los ons van alle zonden , en tegelijk van de ftrafiên, die wij door dezelve verdiend hebben. ö God! die door de zonden vergramd, en door dc boetvaardigheid verzoend wordt, ontfang genadiglijk de gebeden tiws volks, dat zig voor 't aanfchijn uwer heerlijkheid nedcrwerpt; neem dc gecsfels uwer verbolgenheid weg , die wij door onze misdaaden verdienen. Almagtigc, eeuwige God, ontferm u over uwen Dienaar, onzen Paus , cn beftierhem, volgens uwe goedertierenheid , in den weg des eeuwigen levens; op dat hij , door uwe gunst , begecre wat u behaagt, en hetzelve met allekragt volbrenge. ö God ! van wien de heilige begeerten, de goede voornemens, cn de rechtvaardige werken voortkomen, geef uwen dicnaaren dien vreede, welken de waereld niet gecven kan; op dat onze harten tot het volbrengen uwer geboden neigen, en wij, van dc vreeze der vijanden ontflaagen zijnde, door uwe befcherming in ruste leeven mogen. Ontvonk, ö Heere, onze nieren cn harten door het vuur van den heiligen Geest; op dat wij u met een zuiver ligehaam dienen, en met een rein harte behagen.« God,(  VAN ALLF HEILIGEN. 261 (J^ God, Schepper ca Verlosfcr aller ge-& lovigen , geef aan uwe dienaars cn dienaresfen vergiffenis van alle hunne zonden; op dat zij de genadige kwijtfchelding, daar ze alt jd naar verlangd hebben, door ootmoedige fmekingen mogen verwerver. Wij bidden u, o Heere, voorkom onze werken door den invloed uwer genade, en voltrek zc door uwe medewerking ; op dat alle onze gebeden en werken altijd van u beginnen, en, begonnen zijnde, door u voltrokken worden. Almogende, eeuwige God, die over levenden cn dooden hcerscht, en u ontfermt. over allen, die gij voorweet, dat door< het geloof en de werken dc uwen zijn zullen; wij bidden u ootmocdiglijk, dat dc geenen, voor wie wij onze gebeden ftortcn, het zij , dat ze nog met het vleesch' omhangen in deeze waereld zijn, of, hetzelve afgelegd hebbeude, tot de eeuwigheid zijn overgegaan, op dc voorfpraak van alle uwe Heiligen, door uwe genade vergiffenis van alle hunne zonden verwerven. Hoor onzen Heerc Jefus Chriftus, uwen Zoon , die met u leeft cn hcerscht in de cenigheid des heiligen Gecsts, God in alle eeuwigheid. Amen. ! R 3 v. Dc^  202 DE LITANIE ENZ. f. De almagtige cn barmhartige God veinoore ons. A. Amen. v. Dat de gelovige Zielen door Gods barmhartigheid rusten in vreede. A. Amen. GEBEDEN VOOR IEDEREN DAG DER WEEKE. VOOR DEN ZONDAG Litanie tot de Alierheiligfle Drievuldigheid. jLTccrc, ontferm u onzer. •*--*- Cnriiïus, ontferm u o izcr. Heere, ontferm u ouzcr. G od Vader, uit wien alle dingen zijn,"] uod Zoon,door wien alle dingen zijn, | P God heilige Geest, in wien alle din- ~> gen zijn, | Heilige en ondeelbaare Drievuldig- }» ^ heid, * Onbegrijpelijke Majeftcit, I § Onveranderlijke Almagt, j o Oneindige Wijsheid, J 71 On-  Looft dea Heere in -arywc IFcilig'cii TT. 150.^:1   I GüBEDEN VOOR 1EDEREN DAG. 2634 >Onnitputbaare Goedheid, "J * Heer der Heerfchappijen, Eeuwige wet, Eeuwige waarheid, God alrnagtige Koning, Die alléén God, cn één God zijt, Gij, in wien wij leeven, ons bewee-, gen, en het weezen hebben, i 0 Wiens Majefteit de aarde vervult,: 3 God, Wien alléén de glorie, en al- <-? Ie eer toekomt, g Gij die ons vertroost in onze kwel- ^ c üngc, \ o Die alléén groote wonderen doet, g ;Dic zijt, en waart, en komen zult, « ( Rechtvaardig en fehriklijk in uw, oordcel, Heerlijk en wonderbaarlijk in uwRijk, Eeuwige Vader, Eenig gebooren Zoon, Heilige Geest van beiden voortkomende ö Heilige Drievuldigheid, cén God.J Wees genadig; fpaar ons, Heere. Wees genadig; verhoor ons , Heere. Wees genadig; verlos .ons, Heere. Van alle kwaad, verlos ons, Heere. Van alle zonden, verlos ons, Heere. Van alle ongelovigheid , verlos ons , i Heere. r R 4 Van  gebeden voor i Van dc ovcrtreedingc uwer geboden, *| Van de verimaading uwer gaaven , o Van het verzuim der heiligendingen. gVan den eeuwigen dood, Door uwe almagdgheid, ! g Door uwe wijsheid , f j° Door uwe oncindhjke goedheid, I * Door uwe groote barmhartigheid, o Door uwe lijdzaamheid cn langmoe- I 3 dighcid. ö J P Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij ons de genade wilt verlcenen,") om altijd cn overal te belijden, dat gij dc waarc God zijt; Dai gij ons de genade wilt verlcenen , om u tc ceren als eenen God < in diievuidigneid van Perlöonen, 0 en de drievuldigheid in de éénigheid der Natuur aan te bidden;" o. Dat gij ons de genade wilt verlee- ö nen , om u uit geheel ons harte E lief te hebben ; f * Dat gij het volk , welk uwen hei- % hgen name toegehciligd is , wilt g" behouden cn zalig maaken; o Dat gij den dwaalenden genade wilt © vcriecnen, om tot den weg der g rechtvaardigheid terug tc keeren; j ' Dat gij u gewaardigt, den ©verte- | ■ denen gelovigen dc eeuwige rust ! ' te gecven; Dat J <  IEDEREN DAG. Dat gij u gewaardigt ons te verhoorenjfc Wij bidden ü verhoor ons, ö Heilige Drievuldigheid , verlos ons. ö Heilige Drievuldigheid, maak ons zalig, ö Heilige Drievuldigheid, maak ons lee- vend. Heere ontferm u onzer. Chriltus, ontferm u onzer. Heere ontferm u onzer. Onze Vader enz. f. Laaten wc looven den Vader, denZoon, en den heiligen Geest. A. Laaten wc die looven cn verheerlijken in alle eeuwen. f. Geloofd zijt gij, Heere, in het firmament des Hemels. ( A. En alle eer, glorie, cn lofwaardig in alle eeuwen. f. Dat God ons zegene, onze God, God zegene ons. A. Datgchecl.de aarde hem vreeze. t. Hccrc , verhoor mijn gebed. A. En mijn roepen kome tot u. Laaten ivc bidden. Almagtigc eeuwige God , die uwen dicnaarèn , door de belijdenis van hef waarc geloof , dc heerlijkheid der eeuwige Drievuldigheid hebt doen kennen, en In de oppermagtige Majefteit geleerd hebt één wezen te aanbidden; wij bid'■ den u, ons in datgeloof'zodaniglijk te beï R 5 vcs_  &2Ó6 GEBEDEN VOOR 'f vestigen, dat wij alle tegenfpocden ftandvastiglyk mogen verduuren. Dit biddenwy u door Jefus Chriltus onzen Heere Hierop kan men den Lofzang U ö' God, looven wij, enz. laaten volgen. Zie Gebed om zig aan God den Vader op te draagen. Qenadigftc God , Vader der barmhar[ tigheden, God aller vertroostingc, lk elcndgc aardworm, die niet waardi» ben uw zoon genaamd tc worden, waage het voor uwe Godlijke Majesteit, mijnen Heer cn Schepper, te verfchijnen: ; ik ben des onwaardig, ómijn God; maar J tK iteun op dc verdiensten uws Zoons , X die voor mij den toegang tot uwen Gcnadc-throon gebaand heeft: mijne ziel mijn ligehaam en alles wat in mij is, bicde ik u aan tot eene altoosduurende offerande; neem dit offer, hoe nietig ook immer, toch aan, in vcrééniging van dat gcene, welk uw allcrlicffte Zoon ééns op t Kruis-altaar gcflagt heeft, ó Zie pp het aangezigt van uwen gezalfden, cn belhouw in mij uw beeld naar dit voorfchnft gemaakt, ó Dat de waardigheid utvs Zoons, mijne nietigheid vergoede , dat. zijne heiligheid mijne boosheid uit- ■ wislche, cnhij geeve, dat ikdoorcercA =^«r ecu- tf§  IEDE REN DAG. 207 eeuwige liefde met u veréenigd mogci leven cn fterven, Amen. Gebed om zig aan God den Zoon op te draagen. "WTcldaadigc Zoon des almagtigen Vaders, glans zijner heerlijkheid, afJrukfcl zijner zelfftandighcid, gij die alieo door dc kragt uwswoords draagt, gij die u in dc geftaltc van een dienstknegt vernederd hebt, gehoorzaamendetot den dood , den dood des kruifes , om mij, eenen flaaf des duivels van de eeuwige verdoemenis te vcrlosfcn ! ó Heere Jefus, wat zal k u wider geeven voor 't gecne gij mij geichonken hebt ? Ben ik nietgeheclijk aanuverfchuld , die gij voor mij, toen ik ten eeuwigen vuure gedoemd, toen ik vcrlooren was, de genade uws Vaders cn dc eeuwige gelukzaligheid weder verdiend hebt ? Ontfangmij, ójcfus, ontfang het pand, tot zulk een' dierbaaren prijs door u ingekogt: neem aan, het gcene zonder mijne opoffering het uwe is; want al dat in mij is: is het werk uwer almagt: neem het aan, ó Heere, en bewaar het; op dat de oneindlijkc prijs van uw dierbaar bloed niet vcrlooren gaan moge. Amen. ! Ge-',  »*v* pocdertierene Geest, die zoeter l ^ ■ dan honig zjt, j II. Geest, onderpand onzer erfnis- 2 ! ie, die ons op den regten weg leid , % I Oppcrgcest, die lecvend maakt, c ? I verilerkt, GiC--,r?n zaIiShcid , oordcel en bijdfchap, Geest van geloof, vreedecnvuuri-- heid, Geest van ootmoedigheid, liefde c^ kuischhcid, Geest van goedertierenthcid, gocdheid en langmoedigheid, uC'^Van za?Cmocdighe:d , waarheid , éénheid cn vertroosting, i ,1  ) i ede ren dag. 27i{j \ Geest van verbreizelinge des harten ,}j van belofte, vernietvwiuge en hciligmaakinge, ontferm u onzer. Geest van leven, verduldigheid , onthoudingc en zedigheid, ontferm u onzer. Geest van allerhande genaden, ontfermn onzer. Wees genadig, fpaar ons, heilige Geest. Wees genadig, verhoor ons, heilige Geest. Van den Geest der dwaalingc, *j 0> Van den onzuiveren Geest, q Van den Geest der Godslastering^i, g Van alle verhardheid in het kwaad, 8 cn van vertwijffelinge, < Wan alle vcrmectelhcid, cn weder- " i ' fpraak tegens de bekende waar- heid. 3 Van alle boosaartighcid cn kwaade 5 gewoonte, Van het benijden der broederlijke f ÉL liefde, 8 Van onboetvaardigheid in ons ui- c terfte , % Door uwe eeuwige voorkomfte van * den Vader en den Zoon, < Door uwe onzigtbaarc zalvinge , 3. Door de volheid der genaden , w aar ?, meede gij de H. Maagd Maria be- o gtmftigd hebt, » DoorJ J  272 GEBEDEN VOOR Door dien vloed van heiligheid , waarfe meedc gij de Moeder des I leeren in de ontfangenisfe des Woords als deedt overftroomen, o Geest van den lcevenden God, verlos ons. Door uwe heilige verfchijning bij het Doopfel van Chriltus , ó Geest van den lecvenden God, verlos ons. Door uwe heilzaame komstc over de Apostelen , ö Geest van den leevenden God, verlos ons. Door de onuitfprceklijke goedheid, waarmecde gij de Kerk beftiert? de Opperhoofden veréenigt, de Martelaars vcrfterkt , de Leeraars verlicht, en dc ^ gcestlijke ordens inftelt, ö Geest van AM  P ie de ren dag. 275! f Allerbeste Vertrooster , geliefde gasti der Ziele, zoete verkoeling. Gij zijt rust in den arbeid, tempering in de hitte, troost in 't geween; ö Allerzaligst licht, vervul hétbinnenüc der harten uwer geloovigen. Zonder Uwe genade is 'er niets inden menfehe, niets dat fchuldcloos is; Wasch, dat vuil is; befproei, dat dor is ; genees, dat gekwetst is . Buig, dat ftijf is; verwarm dat koud is; beftier, dat verdoold is.- Verleen uwe geloovigen, die op u betrouwen , uwe zeven heilige gaaven. \ Geef hun dc verdienste der deugd', een 'zalig einde , en de eeuwige biijdfehap. Amen. GEBEDEN voor den DlNGSDAG. Litanie van den zoeten naam jesus. TTcerc, Ontferm u onzer. A Chriftus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u onzer. Chriftus, hoor ons. Chriftus, verhoor ons. Gód hcmelfche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosfer der waereld, ontferm u onzer. ÏGod heilige Geest , Ontferm u onzer, ï) S 2 Hei-  x^\s. )f)Z~6 GEBEDEN VOOR f Heilige Drievuldigheid, een God, • I Jcfus, Zoon van den lecvenden God, Jelüs, beftraalend licht des Vaders, Jcfus, glans van het eeuwige licht, Jefus, Koning der heerlijkheid, Jefus , Zon der regtvaardigheid , Jcfus , Zoon van d'e Maagd Maria. Jcfus, fterke God , jefus, Vader der toekomende eeuwen , Jcfus, verkondiger vau Gods verheven Raad, Allermagtigfte Jcfus, o Allerftcrklle jelüs, g> Allervolmaakte Jcfus. 3 Wonder doende Jelüs , L c Allerzóetfte Jefus, Allerliefftc Jelüs, a Jelüs, klaarder dan de Zon, 2 Jelüs, lieflijker dan de Maan, Jelüs, glansrijker dan de Sterren, Wonderlijke Jelus, Vriendelijke Jelüs, llerw aardige Jefus , Allcrootmocdïgfte Jefus, Armoedigfte jèfüs , Goedcrtierenftc Jefus, Allcrvcrduldigfte Jelüs , Allcrgchoorzaamftc Jelüs, Allerzuiverfte Jcfus, J i  IEDEREN DAG - Jcfus, minnaar der zuiverheid, Jcfus, minnaar des vredes, Jcfus , onze liefde, Jefus , oorfprong des levens, Jefus , voorbeeld der deugden, Jefus , cieraad der zeden, Je ut, onze God, Jefus, onze tóevlugt, jefus, vader der armen , Jefus, vertrooster der bedrukten, O Jefus , fchat der geloovigen , Jefus , goede Herder , g jelüs, waaragtig licht, jelüs, eeuwige wijsheid, ** 'jelüs , eindelooze goedheid , efus, onze weg, en ons leven, Jelüs, vreugd der Engelen , ~' jelüs, koning der Patriarchen, jefus, ingecver der Prol éten , Jcfus, meester der Apostelen, Jcfus , leeraar der Evangelisten, Jelüs, fterkte der Marteiaaren, jefus, licht der Belijderen, Jelüs, bruidegom der Maagden, Jelüs, kroon van alle Heiligen. , Wees genad'g; fpaarons, Jefus, 'Wees genadig; verhoor ons, Jefüs, Wees genadig; verlos ons , Jelüs, Van alle kwaad j verlos ons-, Jelüs. Van alle zonden, verlos ons, Jefus. t"' S 3 Vcni  ■ '■-» 278 GEBEDEN VOOR * Van uwe gramfchap, «i ]f Van de listen en lagen des duivels , ' Van pest, oorlog en hongersnood, Van de overtreding uwer geboden, Van de bcitorminge aller onheilen, Van den geest der onkuischheid, Van den eeuwigen dood, Van het veronagtzamen uwer ingevinge , Door het geheim uwer Menschwor- 4 Dei aan Zacharias dc geboorte en^ * bediening zijns Zoons, Joannes, voorzcid hebt, DiC van God tot Maria in Nazarcth , om dc Menschw ording des Woords aan te kondigen, gezonden zijt, H. safacl, een der zeven Geesten, die voor den Hccrc ftaan, Die als reisgezel den jongen Tobias in zijnen wpg zo getrouwlijk geleid hebt ,/ Die van Sarji den duivel verdreven w hebt, g Die den ouden Tobias het gezigt " j -hebt wedergegeven, I o i ' Heilige Engelen , f2. Die op Gods hoogen cn verheven 0 Troon ftaat, £ Die Gode geduurig Heilig , Heilig, Heilig toezingt. Gij, die dc diüftcrnisien van onze harten weert, en dezelven verlicht , Die dc godlijke dingen den menfehen aankondigt, I Die van God bevel ontfangen hebt, om over de menfehen tc waaken. I en hen tc bewaaren , jl Die altijd ziet het aanfchijn des VaS ders die in dc Hemelen is, Tt Die  1284 GEBEDEN VOOR Die u verheugt over eenen zondaar T die boetvaardigheid doet, Gij dienstbaarc Geesten, die afgezonden wordt ten dienfte der genen , die dc erfenis der zaligheid zullen bekomen, Die het volk van Sodoma met blindheid gefkgen hebt, Die Loth met de zijnen uit Sodoma, uit het midden dergodioozen , treIcid hebt , b Die langs de ladder van Jacob fchcent J op en af te klimmen, 5 Die , dc huizen der Israëlitcn voor- " bijgaande, alledcecrstgcboorcncn I 5 der Egijptenaaren verflagen hebt, f o Die het volk van Israël uit Egypte, 0 door de roodc zee cn de woci'ti jne, g in 't beloofde land geleid hebt, )ie aan Moyfes Gods wet befchikt hebt, )ic Jofef gerust gefield cn vermaand hebt, Maria zijne vrouw tot hem tc neemen, )ie den Herderen de geboorte van Chriltus verkondigd 'hebt, )ie, in de Geboorte van Gods Zoon u verheugende , gezongen hebt: Glorie zij Gode in'tallcrhoogfte, cn op aarde vreede den menfehen i » van goeden wille, Dietf  ) IE U EREN DAG. 2Sja 'Die Jofef gewaarfchouwd hebt dafj £ hij met het kind Jciiis cn zijne Moeder Haar Egypte zonde vluch' ten, Die Chriftus in de woefrijnc gediend hebt, Die Lazarus in den fchoot van Abraham gedraagen hebt, Die Chriftus verfterkt hebt ais hij in . zijn doodftriid was , Die met een fneeuwwit kleed aan w j het graf van Chriftus zittende , 5: I zijne verrijzenis aan de V'ronwen ^ I verkondigd hebt, ~g I >Dic u den Apostelen vertoond hebt, -t l toen Chriftus ten Hemel opvoer, oi Die Chriftus, als hij ten oordeel ko- ^ men zal, met het kruis zult voorgaan , Die op het einde der eeuw en deuitverkoorenen bij een vergaderen zult, Die de boozen uit het midden der regtVaardigen zult afzonderen, Die den Heere de gebeden, van die hem bidden, opdraagt, Die den ftervenden bijftaat, Die door Gods kragt wonderen werkt , . < Gi]i  J-266 GEBEDEN VOOR fGij dicnstbaare Geesten, die afgc--* zonden wordt ten dienitcder gecnen , die de erfenis der zaiigneid zuilen bekomen, Die over Koningrijken en Landfchap- w pengeftcld zijt, 5." Die de heirlegers der vijanden dik- Z maals verftrooid hebt, > 6 Die Gods dienaaren dikmaals uit ° kerkers cn andere gevaaren ver- o lost hebt, g Die de Martelaars in hunne folteringen vertroost hebt, Alle. heilige Ordens der gelukzalige lf Geesten , fVan alle gevaaren , verlos ons Heere A door uwe heilige Engelen. Van de listen des duivels , verlos ons Hccrc, door uwe heilige Engelen. Van alle ketterije en fchuringe, verlos ons, Heere, door uwe heilige Engelen. Van pest, oorlog cn hongerfnood , verlos ons, Heere, door uwe heilige Engelen. Van eenen haastigen cn onverwagten dood, verlos ons, Heere, door nwc heilige Engelen, Wij zondaars, wij bidden u, hoor ons. Door uwe heilige Engelen, wij bidden u, hoor ons. i Dat!  I IKDEREN DAG. 2»7 A. En zijne dienaars, die zijnen wil doet. ft Hij heeft zijnen Engelen van u geboden, A. Dat zij u bewaaren zouden in alle ' uwe wegen. I *. Del  s«/* Pand der toekomende Zaligheid, . Wees genadig; fpaar ons, Heere. Wees genadig; verhoor ons, Heere. Van het onwaardig nuttigen uws Lig- chaams en Bloeds, verlos ons Heerc. Van de begeerlijkheid des vlecschs ,• Van de begeerlijkheid der oogen, Van de hovaardijc des levens , Van alle ketterije , ongeloovigheid, < en verblindheid des harten, §. Van alle oneerbiedigheid cn misbruik £ ten opzichte van dit heilig Sacra- o ment, >S Van alle zwakheden cn zonden, die * de vruchten van dit heilig Sacra- £ ment verminderen cn beletten, ~, Van alle gelegendhcdcn der zonden. ^ Door dc groote begeerte , die gij gehad hebt, om dit Paaschlam met uwe Discipelen te cctcn, Door,  IE DEREN DAG. 299(jJ Door de diepe ootmoedigheid , waar"» ^ mede gij dc voeten der Discipelen gewasfehen hebt, om hen toe deeze Maaltijd te bereiden, Door de onmeetbaare liefde , waar < mede gij dit heilig Sacrament hebt a ingcfteld , ® Door de onuitfpreeklijke goedheid, „o waar mede gij ons tot het putten » van uw heilig Ligehaam en Bloed ffl opwekt. o Door uw dierbaar Bloed, dat gij ons n op het Altaar hebt nagclaatcn, Door dc vijf wonden , die gij in uw allerheiligfte ligehaam voor ons ( ontfangen hebt_, Wij Zondaars, wij bidden u, verhoor ons. Dat het u believe, het geloof, dc*| ^ eerbiedigheid , cn de begeerte tot dit wonderlijk Sacrament in ons te er vermeerderen en tc bewaaren; gj Dat het u believe, ons door eene g waare belijdenis onzer zonden tot ^ het dikwils hutten dcezer geest- 1. lijkc fpijzc tc bereiden; < Dat het u believe ,* de hemclfchc Q vruchten van dit Sacrament in ons g* mildelijk uit teftorten; ° Dat wij door het nuttcn van uw hei- o ? lig Ligehaam en Bloed mogen blij- yt h ven in U, en gij in ons; DatJ i  ) Jö° ü Ë B É ü L IN VOOR | ' -)ar. wij aiic boosheid en de waercldfehe geneigdheden verlaatcnde, altijd inmatigheid, rechtvaard gheid en godvruchtigheid mogen leeven; wij biddenU, verhoor ons. Dat het u believe, ons in dc uure des doods met deeze hemelfche Teerfpijze te verfrerken en te befchermen ; wij bidden U, verhoor ons. Zoon van God, wij bidden U, verhoor ons. Lam Gods, enz. gelijk va andere Litanïen. Hccre, ontferm U onzer, enz. Onze Vader, enz. f. Heere, verhoor mijn Gebed. A. En mijn roepen kome tot u. Laaten we bidden. ' O God, die ons onder dit wonderlijk Sacrament de gedagtenis uws lijdens hebt nagelaaten; wij bidden u, geef, dat wij de heilige geheimnisfen van uw ligehaam en bloed zo eerbiedig ccren , dat wij dc vrucht uwer verlo .fmgen gedurig in ons gewaar worden : Die met den Vader en den heiligen Geest leeft en heerfcht in alle eeuwigheid. Amen.  IEDEREN DAG. 30I(J DE LOFZANG r] PANGE LINGUA. nu, mijn tong, 't geheim verhaalen, 't Geheim, waarin het hemeisch Lam Het kroost van jesfes eed'icn ftani, Dat onze fchuld kwam af betaaien , Door 'tftorten van zijn dierbaar bloed, Der Chriftèn zwakke zielen voedt. Om ons zijn liefde te bewijzen Daalt hij neêr in Maria's lehoot: Geen arbeid was hem ooit te groot, Om ieder door zijn woord te fpijzen. Dan, het einde van zijn leeven Moest in liefde hooger ftreeven. j Ter tafel met de twaalf gezeten, Om famen in de joodfche zaal Te houden 't laatfte Avondmaal, Gaf gij aan hun zig zeiven te ceten, Na dat de wet van dezen nacht, Dc wet van 't Paaschlam, was volbragt. Des Vaders woord met vleesch omhangen, Maakt, (Hemel, welk een liefde gloed \) Uit brood en wijn zijn vleesch en bloed Dit wonder mag de zinnen prangen, Een ziel bevestigd door 't geloof, Is voor den ftem der zinnen doof. Laat nu dan uwe eerbied blijken 1 Tot dit hóogwaardig Sacrament: > De;  S-'CS'**- J^Vfa! ^j02 GEBEDEN VOOR | De otldc kcrk-pligt is ten end' En moet voor'tnieuwe leerftuk wijken; Laat, fchoon oog en tong bezwijken, Steeds geloof het vonnis ftrijken. Nu zij geëerd, gedankt, gepreezen De Vader, onze God en lieer, U, Zoon, u zij ook alle eer, Die ons die weldaad hebt bcweezen, U, he I'ge Geest', zij alle lof Op dc aarde cn in 's hemels hof. GEBEDEN, OM JESUS CHRISTUS TE AANBIDDEN IN HET H. SACRAMENT DES ALTAARS. Om eene beweging van geloof en liefde in zig te verwekken. \ A/jijn Heerc en mijn God , Jefus God -*■ en mensch tcfaamen, ik geloof, het gcene ik niet kan zien : ik geef mijne zinnen en reden gaerne gevangen aan het geloof en uw godlijk woord. Ik geloof, dat het hoogwaardig Sacrament, waar voor ik ncderkniei, u geheel cn al bevat: dat gij daarin waarlijk tegenwoordig zijt: vermeerder mijn geloof, en maak het kragtig en lecvendig; op dat ik u op eene wijze, die u behaaglijk is, moge eeren, en in geest en waarheid aanbidden. Gij zijt een God, die niet waarlijk aangebeden wordt, als" door dc liefde- 0, geef* dan,#  i I EDEREN DAG. 303 dan, dat ik u uit geheel mijn harte bcminne: i geef', dat de liefde, die iku fchuldig ben, geduurig in mij vernieuwd en vermeerderd worde, bijzonderlijk dan, wanneer ik hier die liefde kom ovcrwecgen , welke gij mij in dit Sacrament bewijst. Hier immers, o ja hier betoont gij ons waarlijk, dat het uw vermaak is, met de kinderen der menfehen te zijn ; hier, daar gij ons met uw eigen ligehaam cn bloed ibijst, cn een' voorlmaak geeft der onfterflijke gelukzaligheid. Om de gemoedsgejteltenisfen , die de tegenwoordigheid van Jefus in ons vereischt, op te wekken. ( "TToe lieflijk zijn uweTab;nakelen! hoe vermaaklijk is het in uw huis te zijn hoe aangenaam is het voor uw Altaar te verfchijnen! Heere, almagtige God, mijn Koning en mijn God! Ishetgelooflijk, dat een God zijn verblijf wil neemen onder de menfehen ? dus fpraken uwe Profeeten van een Heiligdom, welk alleenlijk de afbeelding, van 't gcene wij op onze Altaaren bezitten , behelsde: vol eerbiedigheid en vertrouwen kwamen zij tot uw Tabernakel : uw licht en tiwe waarheid geleidden hen derwaart : daar ftorteden zij hunne harten voor u uit: daar fpraken zij tot u met eene heilige* ge-6  P3°4 GEBEDEN VOOR ^gemeenzaamheid: zij gaven u daar hunne benaauwheden en noodwendigheden te kennen : daar droegen zij u hunne gebeden en begeerten op: en gij luisterde naar ben: gij verhoorde hen: gij vervulde hen in het huis ,- dat ingewijd was, om u tc bidden, met biijdfehap en vertroostinge. Ik ben hier voor het waaragtigc Heiligdom, voor hctlcevendigeTabernakel , welk niet door menfchcliikc handen is te faamen gefteld, maar van God zeiven zijn weezen ontfangen heeft. Voorn, ö Jcfus, die alle de afbeeldingen van het oude Heiligdom vervult. Ach ;mogte ik 'er alleen met een vuriger geloof verfchijnen ! Heerc, help mijn zwak' geloof. Geef mij die eerbiedige bevreesdheid, zonder welke men voor uniet behoort te verfchijnen ; die bevreesdheid, welke uit de ootmoedigheid gebooren wordt, en met de liefde , den vreede en de biijdfehap der ziele fteeds verzcldis. Doe mij met uwen Voorlooper, den heiligen Joannes, verwonderd ftaau over uwe ootmoedigheid en goedheid , waarmede gij tót mij komt: doe mij met hem bekennen, dat ik niet waardig ben uwe fchocn-riemen los te maaken. Dat ik u .met dien Vader, die de geneezing zijns Zoons verzogt , door het Horten van.  f IE DE REN DAG. 30J( fgodvrugtigc traanen, cn door een leeven- i dig geloof' aanbidden. Dat ik met dcKananeefche Vrouw e voor uwe voeten blijve liggen in volle overtuiginge van mijne onwaardigheid, en onmagt, tot dat gij mijne ziel van den duivel, die haar plaagt, verlost hebt. Dat ik mij bij die Engelen, en heilige Ouderlingen voege, die den Troon, waarop gij u als een geflagtLam vertoont, omringen ;*dat ik daar op mijn aangezicht voor u nedervalle, en het nieuwe lied tot uwen lof, tot uwe verheerlijking met hun zinge, om dat gij voor ons gcflagt zijt, om dat gij ons vcrJlost, en van a:le volkeren en gcflagtcn( 'afgezonderd hebbende, ons tot uw volk' en tot uw Koningrijk verkoren hebt: lof, eer, glorie en magt zij den geenen, die op den troon gezeten is , en aan het Lam, in alle eeuwen der eeuwen. Amen Om zig met de offerande van Jefus Chriftus te vereenigen. Tk werp mij met Marthavoor U tcraar- de, en ik geloof, ó Heere Jefus Christus, dat gij de verrijzenis en het leven zijt dat gij de Chriltus, de Zoon van den lecvenden God zijt, die in deeze waereld gekomen is. In het hoogwaardig Mijlterie, dat ik aanbid, zijt gij niet alleenlijk dc almoogende God wien wij« & V on-(  )%06 GEBEDEN VOOR ?onzc aanbidding cn onderwerping fchnldigzijn, gij zijt daar ook de waaragtigc aanbidder der opperde Majcffe/t van God uwen Vader : gij zijt daar zelf het zoenoffer, cn het facrificie des lofs, welke gij geduurig voor ons opdraagt , en welk ook ons vergunt is aan den Vader op tc draagen. Ik neem dan, öIJcerc, want toch gij wilde het zo , ik neem dc vrijheid , van u aan den Vader op tc draagen, en in vereeniging van dit offer draag ik mij zclvcn aan hem op met u , ö Godlijke Jcfus , om hem te aanbidden als het eerfte begin fel van mijn weezen, enden opperftcn Hccrc van mijn leven ; om hem tc bedanken voor de genaden en weldaaden aan mij en uwe geheele heilige Kerk bcwcczcn .- om van hem met een vernederd en vermorzeld harte de vergiffenis van aüc mijne zonden , en dc gaave van eene oprechte boetvaardigheid te verzoeken, en om de genade van een heilig leven , en een' zaligen dood te Verkrijgen, ö God, onze tocvlugt, vestig uwe oogen op uwen Zoon Jefus Christus. Vergeef ons, verhoor ons om dc liefde van hem. Schenk ons door hem den toegang tot u, en neem onze ootmoedige dankzeggingen aan, welke wij u door hem betoonen , om dat gij hem» aai (i  i e deren dag. 3071 aan ons gcfehonkcn hebt in het Mijfterie1 des Kruifes , en in het Mijfterie des Altaars, op dat hij onze verlosfmg, en zaligheid zijn zoude. GEBEDEN voor den VRYDAG. litanie van het lijden des heere n. TTeerc, ontferm u onzer. Chriftus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u onzer. Chriftus, hoor ons. Chriftus verhoor ons. God hemelfche Vader, J God Zoon, Verlosier der waereld, God heilige Geest, H. Drievuldigheid één God t Jelüs die, nadat gij den lofzang ge- q zcid hadt, uitgegaan zijt naar den g olijfberg , om te bidden , ^ jefus , die door dc lecvendige ver- 3 bcelding van uw lijden benaauwd, f" c begonnen hebt Verbaasd en zeer 0 beangst te worden , g Jcfus, die tot den dood toe bedroefd q gijnde den Vader badt, dat hij den kelk zoude wegneemen 5 dannog zo, dat gij niet wenschte dat uw wil, maar des Vaders gefchieden i zoude, • t . V 2 . J e -  •J 308 GEBEDEN VOOR ^ ,J Jefus, die in uwen doodftrijd watci "\ i en bloed zweetcnde , door een' Engd veröcrkt /.ijt, jefus , die den Verrader judas den kus niet geweigerd hebt, jefus , die 11 zeiven vrijwillig in dc handen der zondaaren overgeleverd hebt, jcfus, die door dc gerechtsdienaars wredelijk gebonden zijt, jcfus, die Petrus, toen hij het zwaard trok omu tcbclchennen, weder- c houden hebt, 3 jefus, die gebonden tot Annas en I q' $ Caifas gebragt zijt, I 3 s 7 jefus, die van uwe Uifcipclcn ver- f s ï laaten wierdt, j o ' jefus, die van eenen dienaar een' j n kaakflag ontfangen hebt, ! f? jefus, die door valfchc getuigen bc- fchuld gd zijt, jjclü , die getuigenis der waarheid 1 geevende, als een Godslasteraar ter dood verweezen zijt, jefus , die Petrus , als hij u geloochend had', wederom genadiglijk aangezien en bekeerd hebt, jefus, wiens aangezicht van dejoo■ den befpogen, en met vuisten geil Hagen is, •» $' \ Je-fl  !" 1 ed eren dag. 309J ljcfus-, die gebonden voor Pilatus *J ï; ' geb ragt zij t, Jefus, die tot den Koning Herodes . gezonden , en van hem cn zijn volk befpot zijt, Jefus, dieagter Barrabas geftcld zijt, Jcfus , die wrccdclijkgegeesfcldz.ijt, Jefus , wien uit fpot een purperc I mantel omgeflagen is, I jcfus, die met doornen gekroond zijt, jefus , wien een riet tot feepter in de hand gegeeven wierd, q jcfus, die met een groot geroep ten g kruisfc geëischt wierd , n , jcfus, die van Pilatus, fchoon dces g . 1 uwe onnozelheid erkende, den joo- \ p \ den zijt overgegecven, om ge- 0 kruist te worden, n Jefus, die uit het Rcgtcr-huis van Q Pilatus, met uw kruis bekladen , naar den berg Calvarie gegaan zijt, jefus , die Simon van Cijrcne in het draagen van uw kruis ten hulpe gehad hebt, Jcfus, die de vrouwen, als ze over u weenden, geboodt, dat ze over z'g zelvcn cn haariieder kinderen wecnen zouden, Jcftfs, wien men wijn met gal gc* mengd tc drinken gcgeeven heeft, J % V * £ je-  /3IO GEBEDEN VOOR | 'Jcfus, die tusfchcn twee moordc-n I naars aan het kruis genageld zijt, Jcfus , wiens kleederen de krijgsknegtcn gedeeld hebben, Jefus , die aan het kruis hangende voor hun , die u lasterden, cn u kruisten, den Vader gebeden hebt, Jcfus, die den boetvaardigen moordenaar in genade ontfangen, cn het Paradijs beloofd hebt', Jefus, die uwe Moeder aan den heiligen Joannes bevolen hebt, C Jefus , die aan het kruis geroepen b hebt: Mijn God, mijn God, waar- 5 om hebt gij mij verlaatcn ? Jcfus , die op uw kruis dorftende f c met edik gelaafd zijt, § Jcfus, d cal, wat van u gcfchrcvcn o was, volbragt hebt, Jefus, die ftervendé uwen geest inde handenuws Vaders bevolen hebt, Jcfus, die uw hoofd buigende, met luider item me roepende , uwen geest gegeeven hebt, Jefus, wiens dood alle fchcpfclcn gevoeld cn beweend hebben , Jelüs, door wiens dood de honderfte man, cn veplen van het volk bekeerd zijn, Jefus , wiens zijde met eene fpecre J ,'. dporilcckcn is, |e-(  ) ie deren dag. 31 1 'jefus, uit wiens zijde w ater en bloed - Sjj gevloeid is, Jelüs, die van het kruis afgenomen, | in een linnen kleed gewonden , en in een nieuw graf begraven zijt, 0 Jefus; die na uwen dood ter hellen 3 nedergedaald zijt, F? Jefus, die ten derden dage wederom 3 verrezen zijt, Va Jefus, die om uwe gehoorzaamheid 0 tot den kruisdood toe , van den g Vader boven alles verheven zijt, q Jefus, die de magt, om lecvenden en dooden tevonnisfen, van den Vaï der ontfangen hebt, £ 'jefüs , die uwen uitverkooren het ï atooszo leevendigbijons biijve " 8 als of gij nog voor onze oogen * gekruist wierd, ë: Dat alle onze weetenfehap deeze zij- ~ Jefus Christus, en die gekruist, k Dat wij de dwaasheid des kruifes 13 hoogcr agten, als alle weetenfehap f a der waereld , Dat uw II. lijden ons leere , hoe o zwaar en vèrfchriklijk de zonde S zij om welke gij een' zo bitteren g dood ondergaan hebt , 5= Dat wij, ziende hoef ij onze zon- ' ! den in uw ligehaam'op het kruishout gedraagen hebt, de zondenJ » af-»  I EDE REN DAG. 3*3^ afgcftorven zijnde , in gerechtig-., hcid leeven, Dat onze oude mensch met u gekruist zijnde , het ligehaam deizonde iu ons te niet gedaan worde , dat wij der zonde niet meer dienen , Dat wij eens gereinigd zijnde van de doodiijkc werken, u , öZoonGods, o niet wederom kruisfen, en tot een £ fpot en fchandc ftcllcri, Dat wij fchrikken van u op nieuw tc J. vertreeden , cn het bloed uws Tes- ^ taments, door welk wij geheiligd g; Zijn , onrein tc agtcn, ► o Dat wij al ons vertrouwen altoos ^ * alléén op uw lijden en kruis ftel- f len , waardoor wij alleenlijk de er zaligheid, het leven, cn de ver- § losfing bekomen hebben, Dat wij een' Hoogcnpricftcr hebben- 3 de, die m edelijden gehad heeft met v onze zwakheden, die in alles verzogt geweest is , gelijk wij, nu met vrijmoedigheid naderen tot den Troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen , en bijltand te vinden , die ons helpc ten bekwamen tijde, V 5 DatJ  ,. 3 i . e'É B E D Ê « VOOR (J ï Dat wij het voorbeeld van uw lijden, n $ welk gij ons nagelaaten hebt, altoos zo voor oogen hebben, dat wij uwe voctftappen navolgen, Dat wij daaglijks ons kruis opnoemen, en u navolgen. Dat wij u, den inftelder en voltrekker van ons geloof aanziende, voor dc vreugd , die ons voorgeftcld ^~ wordt, het kruis verdraagcn, de E? fchande vcragten, " Dat wij naar uw voorbeeld , ge- ^ hoorzaamheld leeren, uithetgce- «s: ne wij lijden , 51 \Dat wij naar uw voorbeeld, als wij ' £, ) gcfcholden worden , niet weder § fcheldcn, als wij lijden, nictdrei- c gen, maar onze zaak overgecven * aan u, die rechtvaardigiijk oordeelt o Dat de waereld ons gekruist zij, en 2. wij der waereld, o Dat wij het vleesch met zijne drif- » ten en begeerl jkheden kruisten , Dat het verre van ons zij, in iets anders te roemen, als in het kruis van onzen' Heerc Jeins Chriftus Dat, als uw lijder, in ons overvloe| dig is, dan ook uwe vertroostin- I j gen in ons door u overvloedig zijn I "i mogen, J < j% Dat(  IEDEREN DAG. 3XóQl Dat wij dagelijks bemerkende , dat gbSj voor ons geftorvcn zijt , door eene wederliefde ontfteken worden, om niet voor ons zclven, maar ten uwen dienfte te leeven, Jcfus, wij bidden u , hoor ons. Lam Gods, wegnecmende de zonden der waereld; fpaar ons, Jefus, Lam Gods, wegncemende de zonden der waereld; verhoor ons, Jcfus. Lam Gods, wegnecmende de zonden der waereld; ontfermu onzer, Jelüs. Heerc , ontferm u onzer. Chriftus , ontferm u onzer \ Heere, ontferm u onzer. Onze Vader,enz. ( ' f. Heerc, verhoor mijn gebed , A. En mijn roepen kome tot u. Laaten we bidden. Almagtige eeuwige God , die onzen Zaligmaaker het vleesch hebt doen aannccmeh , cn den dood des kruifes lijden op dat de mensch het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zoude navolgen: Geef genadiglijk dat wij leeven naar dc lcsfcn zijner lijdzaamheid, en deel verkrijgen j in zijne'verrijzcnisfc. Door den zeilden jefus Chriltus onzen Heerc, Amen. W\ GE-  31» gebeden voor GEBEDEN tot de VIJF WONDEN i des ZALIGMAKERS. Gebed ter Voorbereidinge. Q Allerliëffte Jefus , die u gewaardigt hebt, voor mij een Bruidegom des bloeds tc worden , zie ik werp mij voor uwe voeten neder, om u mijne liefde, myne dankbaarheid te betoonen. Dan, wat zal ik u wedergecven, u, die mij ten einde toe bemind hebt ? Gij hebt mij met zichtbaareletteren in uwe handenen voeten, ja zelfs in uw harte gefchrecven. o .Wie zal mij geeven, dat ik u, gelijk gij mij, in mijn harte gefchrecven draagc, en ik uwer, gelijk gij mijner fteeds gedagtig blijve ? ó Jefus , met welk eene ' overmaat van liefde hebt gij mij bemind, gij die n et alleen uwe handen en voeten, maar ook uw hart voor mij geopend hebt, op dat het mijne met den onuitputbaaren overvloed uwer hemclfche gaven vervuld zoude worden i Ontfang mijne imcekingen, die ik ter eerc uwer heilige vijl wonden ga uitftorten, in vertrouwen, dat gij mij elendigen den toeping tot deeze dierbaare bronnen des evens niet weigeren zult, Amen. Gebed tot de wonde van den linkervoet. \y/ccs gezegend heilige wonde van den Imker voet mijns zaligmaker : vol £ eer- t  ) IKDEREN DAG. 'eerbied omhels ik u in den geest. Trek,)j ö mijn Jeins , trek door dc kragt deezer wonde, mijne voeten uit deftrikken die mijne vijanden mij gefpannen hebben. Behoed mijne ziel voor den val. Dat de voet des hoogmoeds geen' ingang in mij vinde : dat ik gecne groote dinge 1, die boven mijne magt zijn , ondemecme, maar fteeds m uwe tegenwoordigheid in de eenvoudigheid mijns harten wandcle, op dat ik dus van u in genade worde aangenomen. Voor deeze wonde werp ik alle mijne kwellingen neer: vereenig die, ójetus, jmet uw lijden en kruis, en geef mij dei 'genade , om alle mijne tegenfpoeden en) clenden ter liefde van u te verduuren, en mij fteeds naar uwen heiligen wille te voegen. Amen. Onze Vader, enz. Gebed tot de wonde van den rechter voet. \Y7ees gezegend, ö heilige wonde van den rechter voet mijns zaligmakers : vol eerbied omhels ik u in den geest. Beftier , ö mijn Jefus , door dc oneindige verdienften deezer wonde, mijne gangen in uwe wet , in de werken uwer bevelen , op dat ik van de eene deugd moge voortgaan in dc andere , tot dat ik den God der Goden in Sion aan- fchouw e. J '{, Voor*  tJ).]1^ GEBEDEN VOOR f Voof deeze wonde breng ik al mijr geluk, en mijne gelukkige uitkömfïen, dit uwe Godlijke Voorzienigheid mïjgelcnonken heeft; op dat mijn gemoed door der voorlpocd niette zeer verheven worde; noch u, mijn opperfte goed, tot gramfchap verwekke. Amen. Onze Vader, enz. Gebed tot de wonde van de linkerhand. Wees gezegend, ó heilige wonde van de linkerhand mijns Zaligmakers : vol cerbiec omhels ik u in den geest. O mijn Jcfus, ik bid u door de verdienften deezer wonde, heb medelijden met mijne zwakheiden onftandvastigbeid: verihrk mij in alle goede voorneemens , en bewijs mij alleenlijk deeze liefde , dat ik met waarheid zeggen moge : Zijne linkerhand is onder mijn hoofd, en zijne rechterhand zal mij omhelzen. Vlle mijne zonden leg ik Voor deeze wonde neer, die ik weetende , of onweetende bedreven heb. Wisch die uit, ó mijn Jefus , door uw dierbaar bloed , op dat zij in den dag des oordeels het vonnis der verdocmenisfe tegens mij niet eifchen. Amen. Onze Vader , enz. Gebed tot de wonde van de rechterhand. Wees gezegend, ö heilige wonde van de rechterhand mijns Zaligmakers: vol eerbied omhels ik u in den geest 6i Hec-ó  ( IE DEREN DAG. 319- Heere Jefus, befcherm mij met uwe reen-} terhand , en maak mij zalig : geef mij kragten tegens alle uitwendige cn inwendige vijanden : ftel mij io den jongftcn dag aan nwe rechterhand , op dat ik uit uwen gezegendenmond, die aangenaamc woorden hoore: komt gij ge zegenden, enz. Dcezer wonde otter ik alle mijne goede werken , cn bid u ootmocdiglijk, ö mijn Jelüs, dat gij die met uwe allerheiligfte werken vercenigt, aan uwen hem elfchen Vader opdraagt, en mijne gebreken door uwe volmaaktheid wilt vergoeden , Amen. Onze Vader, enz. Gebed tot de wonde van de zyde. W/ces gezegend , ö heilige wonde van de zjde mijns Zaligmakers. öBron van liefde, ö onwaardeerbaarc fchat, ö rustplaats mijner ziele! Durf ik het wagen , lieffte Jefus , tot dit geheiligd Altaar , dit Heilige der Heiligen te naderen , en uw licvend harte tc kusfen ? Beroof mij niet, ik bid u door uwe oneindige liefde, mijn Jelüs, beroof mij niet van deezen troost: verftootmij niet van deeze eenige rustplaatfc mijner ziele. Welaan dan, mijne ziel, nader met vertrouwen tot den Troon van uwen geliefden Bruidegom ; ontlast u ff er van alle kwellingen, «waaronder gij zwoegt, boet hier uwe hei :\ 1' 1  J)j20 GEBEDEN VOOR fiige bcgcertens , en rust zagtelijk in dei omhelzingen uws Hceren. ö M.jnjefus het fchijnt, als of gij mij door deeze wonde den toegang tot uw hart wilde openen : hier bidde ik u , in de diepfte vernedcringe bid ik u, vergeef mij al, waar in ik ooit met harte , mond of werken tegens ti gezondigd heb. Reinig, zuiver, ó jefus, mijn hart in dit bad van uw dierbaar bloed: druk 'er de gedaante van u harte in : doorwond het met den j'chigt uwer liefde; op dat ik voortaan buiten u niets beminnc, niets bcgeere. In deeze wonde werp ik alle verlangens van mijn harte, cn bid ik u , mijn . jcfus , dat mijn hart zo vast aan 't uwe ' gehecht worde, dat ik waarlijk met den Apostel kan uitroepen : wie zal onsfehciden van de liefde van Chriftus? verdrukking of benaaini'dhcid , of honger , of naaktheid, of gevaar, of vervolging , of het zwaard? Ik ben verzekerd , dat noch dood, noch leven, noch Engelen, noch Prinsdommen , noch kragten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen , noch flerkte , noch hoogte , noch diepte, noch eenig ander fchepfel ons zal kunnen fcheiden van de liefde Gods, welke is in Jefus j Chrijïus onzen Heere. (Rom. VIII.) On- \ ze Vader, enz. £ ~ Ll4  iederen dag. S2I5? LITANIE voor de OVERLEE-fc DENEN in 't VAGEVUUR. , Heerc, ontferm u onzer. Chriftus, ontferm u onzer. Heerc, ontferm u onzer. Chriftus, hoor ons. Chriftus, verhoor ons. Godhcmelfche Vader, ontferm u over de lijdende Zielen. God Zoon, Verlosfcr der waereld, ontferm u over de lijdende Zielen. God heilige Geest , ontferm u over de lijdende Zielen. H. Drievuldigheid één God , ontferm u over de lijdende Zielen. i H. Maria, *| * H. Moeder van God, tö H. Maagd der maagden, K H. Michacl, < AileheiligeEngelenenAarts-Engelen, § Alle heilige Chooren der zalige Gees- £ ten, ° H. Joannes de Dooper, H. Jofef, i o Alle heilige Oudvaders en Profeeten, g. H. Petrus, ^ H. Paulus, H. Joannes, i o AllehciligeApoftelenenEvangelisten 3 ( ?H. Stefanus, J * 9 ■ ■■■ X Hi  f)S^ GEBEBEN VOOR ?H. Lanrentius, * Alle heilige Martelaars, H. Grcgorhis, w H. Ambrofius, °* H. Augustinus, o H. Hieronimus , °. Alle heilige Bisfchoppenen Belijders ' 8* Alle heilige Leeraars, L~ Alle heilige Priefter cn Levieten, ' & Alle heilige Monniken en Eremieten g. H. Maria Magdalena, H. Catharina , ~ H. Barbara , FT Alle heilige Maagden en Weduwen, ? ,Alle Gods geliefde Heiligen, J . Wees genadig, fpaar hen, Heere. '\ Wees genadig, verhoor ons voor hun, Heere. Van alle kwaad, verlos hen, Heere. Van uwe gramfchap, •) Van de geftrengheid uwer rechtvaar- L, digheid, < Van de langduurende pijnen, 5Van den knaagenden Worm des ge- 1/3 weetens, ig1 Van het ijsfelijke vuur, 6 Van langduurige droefheid, Van de onverdraaglijke koude, 3 Van de verfehrikkende duifternisfen, -° Van het fcbroomelijke wecnen enj i ■ k'aagcn, Voorf  IEDERE N DAG. 323't Door uwe wonderlijke Menschwor-«\ * dinge, Door uwe heilige Geboorte, Door uwen allerzoetftcn Naam, Door uw heilig Doopfel en Vasten, Door uwe dicpftevernedering, Door uwe vaardige gehoorzaamheid, Door uwe oneindige liefde, ^ Door uwe benaauwdheden en kwel- lingen, M Door uw bloedig zweet,' r g Door uwe banden en boeiens, M Door uwe doorne kroon, EC Door uwe kruisdraaging, q Door uwen bitteren dood , ' l Door uwe allerheiligfte wonden, 1 Door uw kruis en bitter lijden, Door uwe heilige verrijzenis, Door uwe wonderlijke Hemelvaart, Door de komfte van den H. Geest, den Vertroófter,. In den dag des Oordeels , verlos hen Heere, Wij Zondaars , wij bidden U, verhoor ons, Die aan de Zondaresfe vergiffenis gefchon- ken, en den Moordenaar verhoord hebt, wij bidden u, verhoor ons. Die uit genade zalig maakt, wij bidden u, verhoor ons. X 2 Die«  u{).324 GEBEDEN VOOR fDie dc llcutels van den dood e;i de«| i helle hebt, Dat gij onze Ouders, vrienden cn wcldoenders uit de fcbrikkciijkc £ vlammen verlogen wilt, ' Dat gij alle overlecdcne geloovigen èC van hunne pijnen wilt bevrijden, j è. Dat gij u over hun, die gcene bijzon- 3 dere voorbidders op deeze w ae- ! = rcld hebben, wilt ontfermen , Dat gij hen allen fpaaren, en hun ver- o i giffenis der ftraöen fchenken wilt, g" I Dat gij hunne verlangens wilt ver- 0 \ vullen, pat gij hen in het gczelfchap der uit- 3 i ' verkouren wilt aanneemen , ' ij- Koning der ontzachLjke heerlijkheid, Zoon Gods, Lam Gods, wegncemende de zonde:.der waereld, geef hun de rust. Lam Gods, wegncemende de zonder der waereld, geef hun de rust. Lam Gods, wegncemende de zonden der waereld, geef hun de eeuwige rust. Chriltus , hoor ons. Chriltus , verhoor ons. Heere, ontferm u onzer. Chriftus, ontferm u onzer. Heere, ontferm u onzer. Onze Vader, enz. ' t. Va 1  iede ren dag. 1325^ i. Van dc poorten der helle, ' A. Verlos, ö Heere, hunne zielen. ir. Heerc , verhoor mijn gebed. A. En mijn roepen kome tot u. Laaien we bidden. 6 God, Schepper en verlosfer der geloovigen , verleen aan de Zielen uwer dieriaaren en dienaaresfen de vergiffenis van alle hunne zonden ; op dat zij de kwijrlchclding ; daar ze altijd naar verlangd hebben, door onze gebeden mogen erlangen, Gij, die leeft en hcerscht in alle eeuwen der eeuwen, Amen. f. Heere, geef hun cie eeuwige rust. A. En het eeuwig licht verlichte hen. t. Dat zij rusten invvredc. A Amen. GEBEDEN voorden SATÜRDAG. litanie van de allciuieiligste maagd MARIA, gemeenlijk genaemd van onze liev e vrouw van lorette. TLTeerc, ontferm u onzer. Chriftus, ontferm u onzer. Hccrc , ontferm u onzer. Chrifcus , hoor ons. Chriftus, verhoor ons. God hemcllche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosfer der waereld, ontferm u on> er. -God heilige Geest, ontferm u onzer. * X 3 H.  GEBEDEN VOOR ?H. Drievuldigheid een God, ontferm 11 onzer, Hejligé Maria, bid voor ons. f Heüige Moeder Gods, . Heilige Maagd der Maagden, Moeder van Chriftus, Moeder der godlijke genade, Allerreinfte Moeder; Allerkuischfte Aioeder, Ongefchonde Moeder, Onbevlekte Moeder , Minnelijke Moeder, Verwonderlijke Moeder, Moeder des Scheppers, w iMoedcr des Zaligmaakers, ^ Allervoorzigtigfte Maagd, £ '< Eerwaardige Maagd, > 2 Lofwaardige Maagd, o Magtige Maagd, < 3 Zagtmocdige Maagd, Getrouwe Maagd, Spiegel der Rechtvaardigheid, Stoel der Wijsheid, Oorzaak onzer biijdfehap, Geestlijk Vat, Eerwaardig Vat, Uitmuntend Vat van godvrugtigheid, Verborgene Roos , Eooren van Dav CHBEDEN VOOR ^ P Engel begroet zijt vol van genade.- die van Ehzabeth genaamd zift glzfgèiid bo- SSo^°UTe11 ,^'^gelukaooralle ï?r™,a yft:v erkondigd worden • welke, geloof beloond is door de vervul- nf n?D dlV^ ;tC ^chcim: we'ker baarmg onze biijdfehap is, weIker leven ons voorbeeld is, welker zalige nitgan- uit deeze waereld een vreugdefeest fs rTdcr ri& dC ^lukzaligeMa- vcrW Vf G°d ' bid vo°r ons: vcrweif ons, dat uw Zoon, dc Zaligmaker der waereld aan ons allen den trotR. waereld overwonnen te hebben , eindelijk den ingang verleenc in dc woo- i mngc zyncr heerlijkheid, in welke hij u trceden.U1StCr gla"S hcc'ft docn bin"cn ni. Gebed, WCCJ gegroet Maria , Koningin van Hemel cn aarde, die God van alle eenwigheid.tot zijne Moeder verkooren neet. Gij zijt de gezegende vrouw, waarvan onze Heer Jcfus Chriftus het vleesch heeft willen aannecmen, om het menfcheljk geflacht te vcrlosftn. Door i is dc aarde met den Hemel vercemVd J-iJ zijt onze Leidsvrouw in dit leven • * dc deur der godlijke genade.- gij zijt £5  IEDEREN DAG. 3SX !^ eene veilige haven in deeze bulderende ïb< waereld: gij zijt de vreugde des Hemels, I de blijdschap der aarde, de vrijftadder zondaaren , eene magtige bcfchcrmftcr dergcencn , die u aanroepen. Door dit vertrouwen bezield kom ik tot n. Ai verwerp den ellcndigen niet, 6 Moeder der barmhartigheid, die opuwemocderlijkctederheid namende, imeckt, mhet getal uwer lievelingen aangetekend te worden. Ik bclijde het , ik heb uwen beminden Zoon dikwils en fchandelijk door mijn zonden bcleedigd, ik ben daarom zijner genade onwaardig; dan, ik heb leetwezen, uit geheel mijn harte ^ verfoeij ik mijn zeiven, om dat ik mijn < hoogfte goed, mijnen Heer en Verlosfer eftis Chriftus, wien ik boven alles bemin , beledigd heb; in uwe tegenwoordigheid , ó geliefde Moeder van den hoogften God, maak ik hetvoornecmen,van zijner gerechtigheid naar mijn vermogen door zijne genaden te voldoen, en mijn leven tc verbeteren. Ik bid u dan , ö mijne Moeder ,• verwerf mij dc vergiffenis mijner zonden, cn verdere genaden; want toch ja, het is uw er goedheid waarI dig, dc genade, die gij bij God gevon! den hebt', der waereld kenbaar te maa ( "ken. ó Toen aan mij ellcndigen, dat gij ; $ de l  >332 GFBEDEN VOOR IEDEREN DAG. 8 de toevlugt der zondaaren zijt: verwerf mij die deugden, die aan uwen Zoon in u zo aangenaam waren; op dat ik daar mcedc vercierd, waardiglijk voor zijnen troon verlchijncn, en met u in alle eeuwigheid moge aanbidden, Amen. ONDERSCHEIDENE GEBEDEN. Gebed om eene vertrouwende liefde tot Jefus in zijn harte te ontjJceken. Q mijn Verlosler en Zaligmaakcr, zouden we het ooit hebben durven waa- > gen, met een hart, zo verdorven als het' onze , zo vrijmoedig voor den Troon uwer godlijke Majefteit te komen , ware het met, dat gij dcszelfs glans met uwe vernederingen omtogen , het verichnkkelijkc uwer Godheid agtcr het xleed uwer Menschhcid verborgen hadt Hoe verfchrikkend waart gij met, mijn God, voor een volk, dat gij echter lief hadt, voor Israël! Gij gaafthun eene wet, maar met welke ontzettende plegtighcien! Gij wilde onder hen wooncn , maar noe omzigtiglijk was uw Heiligdom bewaakt, hoe ontocgangbaar dc plaats uws /erbhjfs? ö Mijn verlosler, welkeen'?  ONDERSCHEIDENE GEBEDEN. 333^ onderfcheid, tusfchcn uw Krcb en dienj| rookenden berg, vanwaar gij uwe donderende ftcm aan Israël deedt hooreft, en welken onder doods ftraf niemand mogt tocnaderen ! Nu kan men zig vreesloos voor u nedcrwerpen; men kan uwe aanbidlijke voeten kusfen, zonder voor dc ftraf'van een' vermeetenOza te duchten: men kan van nabij dat brandend Braambosch, en die vermenging van het vuur der Godheid met onze doornen zien. Men kan u van aangezigt tot aangezigt bcfchouwen , zonder daarom te fterven. Men kan met u fpreeken, gelijk de eene ivriend met den anderen doet. Men kan , (van u verzoeken zonder middelaar, zon- * der Moifes , zonder anderen offeraar , zonder andere offerande;, als een hart vol erkentenisfe en liefde. Nu kunnen we onze traanen veredelen, heiligen , door ze met de uwe te vereemgen. Met u kunnen wc bidden, met u den Vader ooven, alles met u in gemeenfehap hebben. 6 Welk eene glorie, welke vertroosting welke nieuwe waardigheid voor ons! ó Mijn Verlosfer, welk een grond, teen. voor onze hoop , welk een fpoor , oor onze liefdfi! o Mijn God , kan her I na dit alles nog mooghjk zijn , u me, & lan koelzinnig te beminnen ? Kan hc: fh moog-  ^334 ONDERSCHEIDENE jmooglijk zijn u alle liefde tc ontzeggen? Ach verwcidcr zulk een onheil van ons. Geef dat wij IcVcn , dat wij nerven in gevoelige crkentenisfc, in liefde. Geef ons uit uwe Kreb , van uw Kruis dien zegen , die ons den Hemel verzekert, welken gij voor ons geopend hebt. Amen. Gebed om de beloften, in den Doop gedaan, te vernieuwen. Tk ben een Chriftèn, dat is, een van uwe *■ Kinderen, ó mijn God: Ik ben een leerling van uwen Zoon Jefus Chriftus, en ledemaat van uwe Kerk. Mijne moeder hadt mij in zonden ontfangen, en ik pen een kind van uwe gramfchap gebo-j 'ren. Door uwe goedheid ben ik herbo-5 ren in het water en den H. Geest. Gij hebt mij door den Doop een nieuw leven in Jefus Chriftus gegeeven, het leven deigenade met de hoop en het recht tot het eeuwige leven, de eeuwige glorie. Niet allen, o Heerc , hebben deeze genade ontfangen, en daar gij mij dezelve, zonder dat ik ze verdiend had, beweczen hebt, hebt gij u over mij ontfermd naar de grootheid uwer barmhartigheden. Ik zeegen , ik loof, ik bedank u daarvoor, ómijnGod. Ikagtdegenadcmiins Doopfels, de waardigheid van Chriftèn, meer als alle eertijtels cn voordcelen van l'. de$  GEBEDEN. 335^ de waereld: ikfchat die bovenaFtgeenett ik op de aarde zoude kunnen bezitten of wenfchcn. Eilaas! ik hebniet geleefd, gelijk zulk eene verhevene waardigheid het vereichte. ö Mijn Vader , zo ik u nog met deezen naam mag aanfprecken , ik heb gezondigd tegens de Hemel, en tegens u , en ik ben niet langer waardig uw zoon genaamd tc worden , Wees mijner onweetenheden , der zonden mijner jeugd niet meer gedagtig. Hetfpijtmij, ja Heere ik heb berouw, dat ik u ooit beledigd heb. Ik verlang, mijne zei verlangt,, u ^geheel mijn leven te beminnen, te die-j fnen, tc behaagen. Ach dat ik zulks fteeds gedaan hadde. ö Goedheid zo oud zo nieuw , hoe laat heb ik u gekend ? nog laater bemind. Lan nu, ö Heere, verfterk mijne liefde meer en meer. Zo wie onzer Heerc Jeflis Chriiuis niet bemint, die zij vervloekt. Ten dien einde bevestig ik in uwe tegenwoordigheid , en vernieuw de beloften, die in hetDoopfe! voor .mij gedaan, en de verbintcnisfen die mij aldaar opgelegd zijn. Ik verzaak den duivel, en wil noch met hem , noch met de zondaaren zijne '^dienaars eenige gemcenfebap hebben : ik' m docml  ONDERSCHEIDENE {doem zijnen dienst, om mij aan de wet van Chriltus te onderwerpen, ik verzaak de pomperijen des duivels, dat i;, de regels en ijdeiheden der waereld, ik zal den mensch niet meer gelukkig agtCn, om dat hij eer en rijkdommen bezit, noch om dat hij dc vermaaken cn vreugden dcezer waereld geniet. Hoe arm ik ben, ik zal mij rijk genoeg agten, als ik u, o mijn God , bemin, als ik de zonder, vlieden, en in 't beoetienen van goed' werken naarltig ziin zal. Ik verzaak dc werken van den duivei : de logcntaal, daar hij dc vader van is, de hoogmoedigheid, haat, nijd, en alle foorten van zonden. Ik verfoeij ze allen, en verzoek van u de genade, om nooit iets te bedrijven , dat u mishaage. Ik geloof Heerc, heip mijn zwak gegeloof. Ik geloof in God den almagtigcn Vader , Schepper van Hemel en Aarde. Ik geloof in Jefus Chriftus zijnen eenigen Zoon onzen Heere, die voor ons geboren en geftorvcn is , Ik geloof in den H. Geest: de heilige Katholijkc Kerk degemecnlchap der Heiligen, 'dc vergeevinge der zonden, de verrijzemsfe des vleeschs , en na den dood het eeuwige leven. Ik geloof alle deeze dirgen , ó mijn God, cn alles, wat gij geopenbaard hebt, al-S les> *  GEBEDEN. 337 les , wat van dc heilige , Katholijke , Apostolijkc en RoomfchcKerke, in welker fchootik verlang te leeven cn te nerven, geleerd cn geloofd wordt. Ik verbind mij, ö mijn God, om voortaan in heiligheid tc leeven , om dus met het witte Kleed der onnozelheid of dat ccner gevolgde rechtvaardigmaking., en de fakkel der liefde, die gij mij in het Doopfel of daarna gegeeven hebt, voor den Rcchterftocl van uwen Zoon Jefus Chriftus tc verfchijnen, lk beloof, dat ik alle de bevélen van uwe wet zal onderhouden. Ik zal u beminnen , en ik bemin u uit geheel mijn harte, uit geheel, mijne ziele, uit al mijn verftand cn alle mijne kragten. Ik zal mijnen evennaasten lief hebben, cn ik bemin hem als mij zclven ter liefde van u, IIclp mij, ö mijn God laat niet toe, dat ik deeze beloften ooit breckc: geef mij uwe genade, om zc tc volbrengen. Dit bid ik u door uwen Zoon Jcfus Christus , door wien ik alléén toegang tot u rebben kan. Y Ge-Ï  Si#8 ONDERSCHEIDENE {Gebed m God, ten einde hit den Geest* van een' volmaakten Lhrijlen, dien vy in 't Formfel ontfangen hebben , in ons bejkstrge. AHes komt van u, ó God: 't is uwe genade , -die het begin, den voortgang en de voltrekking onzer Zaligheid in ons uitwerkt. Na dat gij mij in het Dooplel een nieuw leven door het water en den heiligen Geest gegeeven hadt, hebt gij mij verfterkt, en een' volmaakten Chniien doen worden in het Vormffek Uw Dienaar heelt zijne handen op mij gelegd, en gij hebt mij den H. Geest gegeeven; gij hebt den Geest van wijsheid en kenmsfc , van raad cn fterkte, van wetenfehap en godvnurtigheid op mij doen rusten : gij hebt mij vervuld met den Geest van uwevreezc. Voltrek uw werk , bevestig cn bckragtig 'het gecne gij m mij begonnen hebt. Doe mij dc vrugtcn draagen van dien Godlijken Geest. Gedoog niet , ö Hccrc , dat eene laffe bloouhartigheid, of de liefde dezes levens, of de vreezc der menfehen, óf de begeerte om hun te behaagen de overhand m my krijge boven dc kloekmoedigheid, die gij mij in 't V'ormfcl hebt ingefiort, om het geloof te belijden, cn uwe behangen , zelfs met gevaar van mijn leeven' r^,.. . tel  GEBEDEN. 339 te verdedigen. Onderfteun mij geduu-' riglijk door de hnlpc uwer genade, op' dat 'er niets ter waereld magtig zij, om' mij tot de zonde te trekken, niets om mij het goede te doen agter laaten, of de waarheid te verzwijgen. Dat ik nooit lafhartig genoeg worde , óm mij over Chriftus uwen Zoon , over zijn H. Evangelie, of over zijn Kruis tc fchaamen. Om de genade des Gebeds te verzoeken. TTcerc, leer ons bidden. Stort bver o'ns den Geest der genade cn des gebeds. Uit óns zeiven kunnen wij geen goede gedagten hebben : wij wecten niet . wat, of op wat wijze 4ri) móeten bidden: geef óns uwen Hl Geest, diconzezwakhcid helpc ; die in ons biddc en zngte, die ons op eene wijze, weikeu behaaglijk zij, lecre bidden en voor u zugten. Bereid onze ziclvooï het Gebed: fpreck zelf eerst tot ons hart, op dat het.bekwaam zij óin tot ut'e fprecken. Open onze lippen , op dat onze mond uwen lof Vcrkondige: en terwijl gij den zondaar, die de zonden 'aankleeft, niet verhoort , zo ftcl ons onder het getal der geenen , die u in waarheid dienen, en wier gebeden van u verhoord worden. Schep in ons een zuiver hart, en geef 'ons een oprecht gemoed: leer' ons', wat \ Y 2 ai  1^4° ' ONDERSCHEIDENE ^ u bchaagiijk is, op dat wij 't van u ver-?i zoeken : laat ons niets van u verzoeken , dan dat li waardig is, en dat gij, volgens uwe barmhartigheid kunt vergunnen. Voeg bij deezen geest van onderfcheidingc den geest'van vurigheid cn van ijver: maak ons mannen van begeerte: gedoog niet , dat wij het grootfte van alle goederen , u zcivcn, op eene flauw hartige wijze van u begeeren , of zonder aanhouden van u verzoeken. U alléén begeeren wij , u alléén verzoeken wij ö God, en het geluk van u te bezitten, u tc genieten , is het einde van alle onze gebeden. O.nderfteun ons, wanneer gij< 't gcene wij verzoeken , uitftelt: doe' ons door een onophoudend cn onvermoeid gebed verkrijgen , 't gecne gij nooit als aan eene getrouwe volharding verleent. Verneder ons onder uwe almagtige hand , cn indien wij u nog mogen toefprceken , fchoon wij ftof cn asfche , groote zondaars zijn, zo verleen ons dat vermorzeld en vernederd hart, welk nooit van u verftooten wordt. Wij bidden u in den naam van uwen Zoon Jefus Chriftus , op zijne verdienften ftcunende, op zijne beloften betrouwende, zijne geboden gehoorzaamende: [vermeerder cn beftier onze ftandvastig- • ) heid 0  ( GEBEDEN. 34!',! ihcid; verhoor door uwe loutere barmhar-1 tigheid de gebeden dergecnen, die gij, zonder dat zij 't hebben kunnen verdienen, uit hun niet getrokken hebt. Om de genade de kennisje en volbrenging van den Godlijken wille te verzoeken. TLJeerc, almagtige Koning, alles is aan uwe magt onderworpen , cn niemand kan uwen wille wederftaan. Almijn verlangen is , te wectcn , wat gij van mij wilt gedaan hebben , hetzelve met vreugde te aanvaarden , en met ftandvastigheid en volwillig tc volbrengen. *Maarwie, <"> groote God , kan uwe voor-, *neemens agterhaalcn ? Wie kan weeten , wat gij begeert ? wie zal uwen wil kennen , ten zij gij ons uwe wijsheid geeft, en uwen H. Geest toezendt, om onze wegen tc effenen , en ons te leeren, wat u behaaglijk is ? Ik weet wel dat niemand buiten dc gecnen , die rechtvaardigiijk geleefd hebben , recht heeft , om zig voor u te vertoohen, en de kennis van uwen wil en van uwe wegen te verzoeken. Maar gij zijt vol barmhartigheid: gij weigert uwen wil niet bekend te maaken aan den boetvaardigen , terwijl gij zelf hem de gedagte ingeftort hebt ' om die bekendmaaking tc verzoeken < f Y 3 La1 <  1)342 ONDERSCHEIDENE fLaat mij niet verdwaald loopcn door naar mijne eigen raadbeflaiten te leeven, cn mij zeiven tc willen'befheren : Laat niet toe , dat ik mij zeiven bedricgc , door mijnen wil of dien van anderen voorden uwen te neemen. ' Vervul mij met de kennisfe van uwen wil , met wijsheid, met verftand • pp dat ik op eene w ijze, die u behaaghk is, ieevende, u in allen dinge believe. Doe mij zonder ophouden bevroeden, wat u aangenaam, wat volmaakt is. Doe mij uwen wil, voor zo verre hij mij thans bekend is, volbrengen ; op dat ik denzelven nog verdér in 't gecne hij mij nu onbekend is, verdicne tc kennen, ó Bewaar mij toch van ooit onder het getal dier rampzaahgen geteld tc worden , welken met zo zwaarc (traliën bedreigd worden , om dat zij den wil van hunnen Meciter gekend en niet volbragt hebben. Schenk mij, ó God, dc genade, om het groote voorbeeld van uwen Zoon Jefus Chriftus tc volgen , die niet gekomen zijnde om zijhen wil te doen, aan den uwen tot den dood toe gehoorzaamde •. Geef, Heere, dat mijne fpijs zij uwen wil tc doen , en uw werk tc volbrengen. Onl  ) GEBEDEN. 343W Om de godlijke liefde te verzotken. V W/aar kan, waar moet mijn hart meer " naar wenfchen , ö mijn God, als naar de genade om u tc beminnen ? Gij ltaat mij toe , dat ik u beniinne , en wat eer is dat voor een nietig 1'ehcplel! gij gebiedt het mij, en hoe rechtmatig is dat bevél! gij bedreigt mij , indien ik u niet bemin, en hoe verfchnkkend zal het zijn in dc handen van u , den lecvenden God, tc vallen! Ach Heere, was'ér dan nog een gebod , bedreigingen offtraf nodig , om ons ter genietinge van ons grootitc geluk aan tc ituuwen. Eilaas , )Heerc, is het niet de grootfte aller ellen- } »dcn , u niet te beminnen ? Ik zal u be- \ minnen, Heere, mijne fterkte, mijne tocvlugt, mijn Verlosfer. ö Schoonheid altijd nieuw, altijd oud, o eeuwige fchoonheid , ó allerminnclijkfte God , hoe laat begin ik u tc beminnen. Ik kan u niet beminnen , gelijk ik moet, 't en zij gij mij u doet beminnen , en de H. Geest uwe liefde lin mijn hart verfprcidt. óMijn God, geef mij' uwe liefde : maak, dat ik u beminne uit geheel mijn harte, uit geheel mijne ziele , uit al miin verftand, uit alle mijne kragte : Geef, dat Ik tér liefde van u mijnen naasten beminre, Sliik mij zelven. Geef mij die heide, di. 7&J Y4 ^.M  344 ONDERSCHEIDENE (j u bemint om u zclven , die den vricndr bemint in u, cn den yijand ter liefde van u. Geef mij die liefde , die u boven alles fchat, die alles tot uftiert, u in alles beoogt, di e haar eigen belang niet zoekt , die uwe eer bctragt, die ti onderdaanig is, die uw woord onderhoudt. Geef mij die liefde , die verduldig, zagtmocdig, ootmoedig, voorzigtigis, die geen kwaad denkt , die zig over de ongerechtigheid niet verheugt, maar die zig verblijdt over de waarheid - Eindelijk geef mij die liefde, zonder welke ik niets ben, zonder welke mij niets kanbaatcn: die liefde, die niet vooi bij gaat, die zo fterk is als; dc dood, in welke de verdiensten van ■ den rechtvaardigen beftaan in dit leven, en zijne belooning en gelukzaligheid in de eeuwigheid. Om den geest van boetvaardigheid tc verzoeken. Lees het Gebed vóór het onderzoek van het geweeten. pag. 185. Gebed om de wijsheid van God te verzoeken, getrokken uit het boek der wijsheid, c. 9. C\ God mijner Voorvaderen, God der barmharrighci.l , die alles door uw woord gemaakt, en gefchaa; cn hebt ■ geef mij die wijsheid, die bij uwen TroonJ ftaat i  ( GEBEDEN. 345|« Slaat , cn verftoot mij niet uit het getal»* uwer kinderen; want ik ben uw dienaar, cn dc zoon uwer dienstmaagd, een zwak mensch, en niet zeer bekwaam om uwe wet te verftaan. Hoe volmaakt iemand ook fchijnt tc zijn, hij zai niet geagt worden, indien hij niet voorzien is met uwe wijsheid. Zend haar dan uit uwen heiligen'Hemel, cn van den Troon uwer heerlijkheid, op dat zij met mij zij, en met mij werke, cn dat- ik wectc , watu | aano-enaam is. Want zij heeft de kennis en dc wectenfehap van alle dingen: zy zal mij in mijne werken met omzigtig- jj ! heid beltieren/ Zij zal mij door haare magt£ ? bewaaren, en al mijn doen cn laaten zal i j u wel bevallen, ö Mijn God, geef ons ! uwe wijsheid , cn zend uwen heiligen Geest, die dc paden dcrgccncn , die op aarde zijn, verbeterc, en den mentenen uwen wii leere kennen. On de genade, van zijn' jlaat wel te bekeven , van God te verzotken OGod, wiens wijsheid alles beftiert, en wiens voorzienigheid een ieder dc plaats, die hem dienstig is, toefchikt, ' ik bedank, in volle tevredenheid wegens j uwe béfchikking mijwaart, voor den j Itaat en het beroep , waarin het u beliefd ("•heeft mij tc ftellcn. Doe mij 'er depligten' & Y S vanö  )34ó ONDERSCHEIDENE \ 'van kennen , en geef mij uwe genade,; om die tc volbrengen. Doe mij mijn beroep zodaniglijk beminnen, dat ik het getrouwelijk waarnecme , cn dat ik mij zo verliandiglijk daar in gedraage, als de verhecvenheid van het beroep, cn uwe goedheid, die mij daarin gefield heeft, vorderen. Laat mij niet gins cn weer geflingerd worden door de ongeitadighcid van eenen ongerusten geest, dien zijn arbeid verdriet, of die daarin ycrflaptèn vertraagt, die genccgen is tot de verandering , cn die het geluk, welk hij zig in't beroep van anderen verbeeldt, benijdt : maak mij onderdaanig aan uwen i wille: vervul mij met uwen geest , met \ wijsheid , met de kennisfe cn wectcnfchap , die tot het bewind, welk gij mij toevertrouwd hebt , vercischt worden', Doe het talent, welk gij mij ter hand gefield hebt, cn waarvan ik u rckenleïiap zal moeten geeven , vruchten in mijne handen draage . Doe mij alles, dat'gij van mij vcreischt, bevlijtigen: doe mij allerhande goed behartigen , op dat ik' uwen wil volbrcnge, doe eindelijk in mij cnmet mij alles, dat u aangenaam zijn kan'. Om de ootmoedigheid te verzoeken. jC^cuwige Zoon Gods, gelijk aan uwen Vader, die u niet alleen vernederd ï\ hebt. 'C  GEBEDEN. $WÏM bcht, om dc menfchelijke natuur, cn de;? 'gedaante vaneen' dienstknegt aan tc neemen , maar ook om den fchandehjkften dood aan het moordhout des kruites te nerven, leer mij mij zelvcn verootmoedigen • laat ik van u leeren, datgij zagtmocdig en nederig van harte zijt, leer mij die gewigtige leste , waarin alle dc weetenfehap van een* Chnitcn bataat , dat ik niets van mij /elven beu, en dat ik al * geeneik mogt hebben, van u heb, en tot u moet nieren. Verneder mij onder uwe almogende hand, die mij mijn niet, mijne zwakheid cn mijne zonden At doe kennen, en gevoelen: gedoogniet, i fó Heere, dat ik- mijzclven zo verhefle ,> dat ik mij met 'die trotfe oogen bclcf.ouwc , die iets in mij zouden meenen te zien, dat 'er niet is. Gedoog met, dat ik u bcöorloge met uwe eigen goederen ; en dit zoude ik doen, als i«c de srenade cn gaven, die ik van u ontfar.atn heb, mij zeiven wilde toefchnjven. Laat ik nimmer onder het getal van die fchiinheiligen komen , welken in de goede werken , die zij doen, niets anders beöo«cn, als van de menfehen gezien cn gcagtte worden, cn daarom hunnen loon ü] al weg hebben op deeze waereld. _ Laat x'o-cenc vlcijcrij of menfehen lofmij ver- . !eL"  77 - Ï»VJ»;! £014S ONDERSCHEIDENE f leiden: laat ik dien lof niet zoeken of beminnen, maar in mij zeiven zugten cn bceven, als ze mij toevloeit. Laat ik , verre van mij te verbenen, en de eerfte plaats te zoeken, de laagfte nog al tehoog voor mij agten : Iaat ik anderen aanI zien als boven mij geftcld, hen met eerbiedigheid bejegenen : mij gaernc onder hun gevoelen buigen, en mij verblijden , als ze boven mij geftcld worden. Eindelijk geef, 6 mijn God , dat ik waarlijk ootmoedig zij, gaernc onbekend büjvc, cn dat ik een flegt gevoelen van ' mij zeiven licbber.de , . alle vernedering cn verfmaadheid kloekmocdiglijk verduurc. / Om dc kuischheid te verzoeken. < jkwect, ó mijn God, dat ik dc onthouding met kan hebben , 't cn zij gij mij dezelve verleent: en deeze kennis, dat de onthouding van u moet komen, is alreeds eene nitwerkirg van uwe wijsheid en genade ik kom tot u , mijn God, en verzoek dezelve uit geheel mijn harte Geef mij het gecne gij gebiedt, cn gebied dan, watu belieft. Gij gebiedt mij kuisch te zijn : gcefmijkuifcbcoorcn, eene rcinetong, zedigenecrgclla»en oogen. Zuiver mijn verftand, en vervul het met uwe «voorden, welke kuifchc cn reinev ooricn zijn. Vestig de kuischheid in mijn SL lZn-£.  GEBEDEN. 349iUg hart, cn vervul het door den H. Geest£> met uwe liefde, welker vlammen zuiver, heili°- zijn, en die niet brandt dan voor n. Schep in mij een rein hart, en vernieuw in mijn binnenfte den oprechten Geest. Doe mij fteeds sedenken dat de leden mijns 1 lierchaams de leden van ielüs Chriftus zijn: dat ik uw Tempel ben : dat uw Geest m mij woont, cn dat ik dikwijls in het H. Sacrament des Altaars,* dat maagden voortbrengt, door het nutten van het vlcklooze Lam ben geheiligd geweest. Laat niet toe , dat eene ziel , een ligehaam u toegewijd, door de minfte Imet\ tc vervuild of ontheiligd worde. Gij hebt< ' aan de zuiveren van harte beloofd, dat zij» u zien zullen in de eeuwige zaligheid : voco-uwe genade bij uwe belofte, en reinig ons van alle bezoedelingen des geests en des vlecschs, opdat wij ons door uwe vreeze volkomenlijk heilig maaken. Om de verduldigheid te verzoeken, f^i) hebt ons geleerd, Heere, dat.de *J vcrdu'digheid ons noodzaakhjk is , oidat wij uwen wil volbrengende, aan dc goederen, die gij ons toegezegd hebt, deelagtig zouden worden. Maak mij verduldig , onderfteun mij zo wel in de klcinftc, als grootcre ongevallen , on dat ik afmij zclvenin verduldigheid bezittende, «\ tot-  ()35° ONDERSCHEIDENE r tot geen bitterheid, geen kleinmoedigheid, tot geen morren of klaagen vervoerd worde. Jelüs Chriftus heeft voor ons geleeden , ons een voorbeeld nalatende, opdat wij zijne voetftappen zouden navolgen. Als men hem lasterde. I'ehelde hij niet; toen men hem mishandelde , dreigde hij niet. Verleen mij dc genade , om mijn leven naar dit voorbeeld te fchikken. Dat de verduldigheid der Prefecten mij ten voorbedde zij, die in den naam des Hecren gefproken hebben, het linden van Job, het lijden van den Heere zelvcn , en dat van zijneApostelen en andere Heiligen, die wij gelukkig noemen , om dat zij ge-1 leden hebben. Doe mij het lijden bemin-^ nen : geef mij den troost en den vrede eener ziele, die haar vermaak neemt in dc krankheden , in de noodzaaklijkhcden , in de verdrukkingen cn vervolgingen, die zij voor Chriftus Jefus te lijden'"heeft. Ik aanb;d en ik zegene de wijsheid uwer beltieringe,, cn de voorneemens uwer barmhartigheid cn rechtvaardighc d mijwaan, zo wel in de tegcnlpocden, die gij zcif mij toezendt, ais die mij door menfehen aangedaan worden. Ik kus met cene volkomenconderwerpingenan uwe voorzienigheid de hard, die mij (laat, verzekerd zijnde, dat gij mij niet (laat, dan om mij J „ • .. te»1  j GEBEDEN. g.SIg te gcneczcn. Ik leg allen haat , en ookt de nünlte bitterheid tegens mijne vijanden 1 af, cn ik bid u voor dezelven. Ik bedank u , mijn God, dat gij mij door de menigvuldige verdrukkingen deczes levens beproeft: ik bid ü, dat deeze beproeving eene volmaakte verduldigheid in mij tc weeg brenge, opdat mij niets ontbreeke: en ik volmaakt zij voor uwe oogen. Om God voor zijne weldaaden en genaden te bedanken. W/at is billijker, ó mijn God, dan dat " ik u op alle plaatfen en ten allen tijde dank betuigc voor alle weldaaden , die igij zo overvlocdiglijk en zonder ophou-. 'den over mij onwaardigen blijft uititor- \ ten ? Wat heb ik toch, dat ik van u niet ontfangen heb, en wat ben ik , als het gecne 'gij mij gemaakt hebt ? alle oogenblikkcn Van mijn leven zijn zo veele genaden , die gij mij verleent. Op dit oogenblik'daar jk mij voor uwe voeten kom werpen , om u voor uwe laatfte weldaaden tc bedanken, herinner ik mij de duizenden van gunften, waarmecde gij mijn gehcclc leven verrijkt hebt: ik dank u voor allen , ó God mijner Vaderen cn mijn God : ik ben uwer ontfermingen onwaardig: ik erken, dat alles ver boven l*mijne verdienlten is. Wat zal ik u ter, }i wc-.:  ?353 ONDERSCHEIDENE Fwcdervergeldinge geeven ? Ik zal u ten allen tijde zegenen, uw lof zal altoos in mijnen mond zijn. Ik zal alle fchepfelen uitnodigen , om u te looven , u tc danken, u tc beminnen. Ik zal uwe genaden zorgvuldiglijk bewaaren, en ze door een heilig gebruik tot mijne heiligmaaking en uwe glorie beftecden. Ik heb u gebeden, en gij hebt mij verhoord: ik heb uwen naam aangcrocr en, en gi j zijt mij te hulpc gekomen. Wees geloofd, o mijn God, die mijn gebed niet hebt verftooten ,noch uwe barmhartigheid van mij weg genomen. Wees geloofd door uwen Z< on Jefus Chriftus , door wien gij ons met allerhande zegeningen vervult. Nu zal ik altoos op u hoopen: met vertrouwen verzoek ik van u dc genaden, om alle genaden , die ik tot nog toe van u genoten heb , niet te verliezen. Indien gij mij maar één ogenblikverlaat, indiengij mij aan mij zclven overgeeft, dan zal ik ondankbaar worden : ik zal uwe gaaven misbruiken, ik zal die tegens u kceren , cn tot mijn eigen bederf beftecden. Laat zulks niet toe , ó mijn God, voeg geduurig nieuwe genaden bij de oude , vermenigvuldig over mij uwe barmhartigheden; bereid mij door eene gediiurlge opvolging van zegeningen en genade , l enfj  ) GEBEDEN. 353^ i en doe mij komen tot de voltrekking van' alle genaden , tot het eeuwige leeven, alwaar gij onze verdienften bcloonende uwe eigen gaavcn zult kroonen. Gebed voor den Paus en al de Geestlijkheid. ö TJcere Jefus, onzichtbaar Hoofd uwer Kerke, diehaarzodaniglijkop den vasten fteen bevestigd hebt, dat de poorten der helle haar nimmer zullen overweldigen , bewaar, befticr den gecnen, die gij tot haaren eerften Harder en tot haar Opperhoofd hebt aangcfteld. Dat hij zo wel de eerfte zij door zijne heiligheid, j geleerdheid en zijnen ijver, als hij de eer-j ' ite is door zijnen rang cn zijne bedieninge.' Dat hij de Stedehouder zij van uwe liefde, gelijk hij het is van uw gezag en uwe magt; dat hij uwe kudde beftiére door uwe liefde, en haar tot een voorbeeld verflxekke: dat hij ijverig en vuurig zij, om uwe eer voor te ftaan, onbezwceken in het Vcrdecdigen van uwe belangens, dat hij den kwaadwiligen manmoediglijk tegenftand bicde. Geef e'ndclijk, dat hij, die zig dienaar uwer dienaaren noemt, hen door uwe voetftappen en volgen.» uwen geest geleide, en eindelijk met zijno gcheele kudde ten ecuwgen leven óp'vaare. Gij ook, ö heiiigfteGöd, diege$ Z hei-'  : IM^, »354 ONDERSCHEIDENE fhefjigd wilt zijn in dc gecnen., die totu '.aderen , geef de heiligheid aan uwe Priesters cn alle uwe Bedienaars. Reinig volgens uwe beloften de kinderen van Lcvi , 00 dat zij u offeranden in rechtvaardigheid opdraagen,cn hun offer u aangenaam zij. Maak met hun een verbond des levens en des vreedes. Geef hun uwe vrees, op dat zij fteeds daarmecdc bezield in uwe tcegenwoordtgbeid ver chijncn. Leg dc w et der waarheid in hunnen mond; de ongerechtigheid vinde geen plaats op hunne lippen. Doe hen voor uw aanfchijn wandelen in vreede en (gerechtigheid, op dat dc zondaars door hen van dc wegen der ongerechtigheid worden afgekeerd. Maak, dat zij onberispelijk zijn en vrij van alle misdaaden, want zij zijn uwe Engelen op de aarde, cn de mtdeelaars uwer geheimen. Dat zij niet hoogmoedig noch toornig , noch zinnelijk, noch begeerig naar vuil gewin zijn , maar goedertieren , zagtmoedi" , gemaatigd,heilig, zcedig, bekwaam om de gezonde leering te loeren , en de geenen die zig daar tegens ftellcn, te bcftratfen. Geef eindelijk , dat zij niet als voor u ieven, dat ze van de waereld en zig zei ven ontnaagen , niet anders betragten, dan uw belangen, uwe glorie. i Foor <  ! GEBEDEN.. 3Ö5([ Foor de tijdelijke Overheden. % Indien wij, ö God, voor de geenen, die * gij .n Overigheid geftcld hebt, bidden, dan doen wij het gcene u behaagt, want gij wlit, dat alle menfehen zalig worden, en' tot kennis der waarheid komen. Wij bidden n voor hun, niet alleen op dat wij'onder hunne wijze beftierlnge een vreedzaam cn gerust leven In alle godvrugtighcid en eerbaarheid mogen leiden, maar ook, op dat zij mogen zalig worden door u tc gehoorzaamen , cn het gezag en grootheid, die zij van u ontleend hebben, tot uwe glorie cn handhaving uwer ihciligc bevélen te beftecden. Onderricht j dc gecnen, die gij tot Rechters der aarde \ aangelield he-bt, en leer hen u te dienen met vrceze , en zig in u te verheugen. Leer hen , dat zij niet een menfchelijk maar Godlijkgczagoeftenen, cn dat alles, w at zij gevonnist zullen hebben, op hunne rekeningkomen zal. Doe hen levendig befeöcn, dat het oordeel over hen zeer zwaar zal zijn ; dat gij geene grootheid, of verhevenheid , van wie 't ook zij , ontzien zult, dat de grootcn met de grootfte ftraffen zullen gekastijd worden. Spreek tot het hart van alle Grootcn en Rijken deezer waereld, en gebied hen zodanig■ lijk j, dat ze uw gebod gehoorzamen: dat, i' Z 2 zij.  );5Ó OND ERS CHD ID E NE 'zij zig niet verheffen, hun vertrouwen niet Hellen op den voorfpoed en de rijkdommen, die zo onzeker en verganglijk zijn; maar op u alleen hoopcn, het goede doen, rijk in goede werken, en groot in deugden worden ; dat ze rechtvaardig en mildaadig zijn, zig een' eeuwigen lchat vergaderen, die hen ter bezittingc vanu geleide, Amen. Voor de bekeeringe der Zondaars. ó r^od, wees mij armen zondaar genav-r dig. Wees ook allen genadig , die met zonden belaadcn zijn : vergun mij de vrijheid, Heerc, dat ik ook voor hun fmcekc. Gij wilt den dood des zondaars niet: gij wilt niet, dat 'er iemand vcrlooren ga , maar dat wij ons allen tot boetvaardigheid begeevcn. Gij hebt het gebed van Moijfcs, die u voor een geheel wederfpannig volk bad, niet kunnen wcderftaan: gij klaagt, als 'er niemand gevonden wordt, die uwe gramfchap ontwapent: gij gebiedt ons voor eikanderen tc bidden, op dat wij allen zalig worden: Gij verzekert ons, dat wij, zoweccnen zondaar op den rechten weg brengen, onze ziel van den dood vcrlosfen, cn de menigte onzer zonden bedekken. Dit, 6 Heerc , dit doet nij met vertrouwen voor u verfchijnen, om uwe groote barm-» har-fj  J GEBEDEN. 35.(1 'hartigheid, die in mij zeiven zo veel tc*j vergeeven vindt, ook voor anderen af te fmeekcn. Vergeef'thun, Heere, want zij weeten niet , wat zij doen. Open hunne oogen , opdat zij in hun gcmoct treedende, zigzelvcn kennen, vonnisfen, cn befcffen, hoe bitter het is, u te verlaatcn : upen hunne ooren, doe hen d e almagtige item hooren , die de dooden eens zal opwekken: breek , vermorzel dc verlteendheid hunner harten , opdat ze uw woord gchoorzaamen, cn uwe genade niet iangcr wcdcrltaan. Gedcnkuwer ontfermingen, gedenk het bloed van uwen lZoon Jefus Chriltus. Zalig hen, die gij ï'tot zulk een' prijs gekog; hebt: verhoor ons gebed, dat uwe liefde ons doet Horten , en dat wij u opdragen om u te gchoorzaamen , te believen. Amen. Gebed der Kinderen voor hunne Ouders. \7oor m jne Ouders te bidden, ó Hccrc, * is een pligt, dien gij mij hebt opgelegd. Het is een deel van die liefde, welke ik hun volgens uw gebod moet toedraagen, cn de eerfte der behulpzaamheden, die gij mij gebiedt, hun in alle hunne noodwendigheden te bewijzen, ó Barmhartige cn vreeslijke God, die de kinderen zegent om hunner Ouderen wille, endie ^ bmtijds dc zonden der Ouders ftraftdoor ï) Z 3 nwej  035# ONDERSCHEIDENE f uwc rechtvaardige ftraffc over dc kinderen uit te Horten, laat mij toe, dat ik u voor dc genade aan mijne Ouders beweczen, bcdanke .- dat ik dc vergeeving hunner zonden van u verzoeke. Gij wilt, dat ik de magt, die gij over mij'hebt ' in hun cere, cn dat ik hun het leven welk gij mij gegeeven hebt , ichuldig zij: Beloon hen voor 't gecne, daar ik gcene bclooning voor geeven kan Vergeld hun de moeilijkheden cn zorgen die zij voor mij gehad hebben. Bewaar hen, geef hen een lang, gelukkig cn vreedzaam leven. Doe hen deel hebben aan de zegeningen der heilige Patriarchen: geef den wasdom aan de vruchten hunner rechtvaardigheid, doe hen allerhande goede werken overvloedigüjk voortbrengen, waardoor zij verrijkt deelgcnootci/dcr eeuwige zaligheid verdienen te worden. Gebed der Ouders voor hunne Kinderen. f~li's z'jt dc Schepper cn de waaragtige Vader mijner kinderen , ó mijn God, zij bchoorenu toe, gij hebt ze mij gegeeven. Ik heb hun noch geest noch lichaam gegeeven: niet ik, maar gij hebt hunne beenderen en leden te famen gevoegd. Ik draag hen aan uop, cn weetende , dat ze u toebchooren , onderwerp ik hen en mij zclvca met geheel i i~ mi"~ij  GEBEDEN. 3^9 ik mijn harte aan alle de fchikkingen van»?; uwen wil cn uwe. voorzienigheid hen j waart. Dan , terwijl ik u bid, d..t gij j hen wilt zegenen , en ik hen in uwen naam zegene, verzoek ik noch den douw des Hemels noch de vettigheid der aarde voor hen. Indien ik iets bijzonderlijk voor hun ligchaamclijk leven durfde verzoeken , dan zoude ik u bidden, dat gij hun noch riikdommen noch armoede, maar alleenlijk hetnodigc onderhoud des levens liet toekomen. Mijn gebed zal christelijker, en u aangenaamer zijn, indien ik eerst voor hun en mij zelvcn uw koning> rijk cn uwe rechtvaardigheid zocke, cn ^ 1 u de zorg bevolen laat, van ons , het \ gecne gij goedvindt, toe te werpen. Des ] vcrzoek'ik alleen wijsheiden een leerzaam gemoed. Ik durf ook de eerfte plaatfen in uw koningrijk aan de rechter cn flinker zijde van uwen Zoon Jefus Chriftus voor hun niet verzoeken. Maar ik verzoek dat gij hun eene levendige vrceze voor de zonden wilt inboezemen, dat gij hen van het kwaadc aftrekken, van dc befmettinge der waereld bewaaren, naar dc regels van uw Evangelie wilt doen opwaslèn: dat gij hun cbrifrclijke gemoeds-bewegin, gen , de cenvouwdigheid en oprechtneid 3 uwer kinderen , en eindelijk uwe liefde ! W Z 4 wilti  •** ' — ■ ■^ifllgg ^jtfó ONDERSCHEIDENE , | wilt inftorten. Laat niet toe, dat ik da item van mijn gebed iogc.nachtig maakc door dc item van mijn leven : laat niet toe, dat ik door kwaadc voorbeelden , door onbefcheiden raadgecvingen of onagtzaamheden te niet doe, het gcene ik door mijn gebed yan u verzoek, en gij door uwe ontfermingcin hun zult uitwerken.. Zegen mij door hen tc zegenen." waak over mij, pp dat ik over hen waakc, cn hen in wijsheid en uwe vrceze opvocdc. Amen. Voor dc Vruchten der aarde. Qnze Vader, die in Hemelen zijt, wij j ^v zoeken voor al uw rijk cn uwe ge- f ' rechtigheid ■■ wij verzoeken van u de hei-< ligmakicg van uwen naam cn de komite van uw koningrijk. Wij onderwerpen ons uit geheel ons harte aan uwen wil cn de fchikkiugen uwer voorzien gherd: zonder ons te bekommeren, waarmede wij onze ligchaamenzullen fpijzen, vcrwagtcn v ij van u het vocdzcl , dat gij ons gceyen zult ten bckwaamen tijde." Het is volgens dc.fchikking uwer voorzienigheid , dat w ij hetzelve van u verzoeken : gij wi't dat rijken zo'wel als armen u daaghjks om hun brood bidden. Open uwe hand, Hccrc, cn alles zal vervuld worden met uwen zegen. Geef uwen* ze-(g  ij GEBEDEN. 361^ f zegen, en de aarde zal haare vruchten £ brengen. Meet volgens uwe wijsheid dc nette cn de koude, den regen cn den douw af, die zo roodzaaklijk zijn om eenen gelukkigen oogst tc bekomen. Deeze goederen der aarde, dje nood/aaklijk zijn tot behoudenis van ons leven, verzoeken wij van u, om zc tot uwe glorie tc gebruiken, en rotwerken van godvrngtigheid en liefde tc befteden. Dan wij verzoeken met veel vuurigcr begeerte van u de goederen der eeuwige zaligheid , de hette van uwen Geest, cn uwe liefde, den douw van uw Woord , den regen ■Uvwcr genade en alles wat ons nodig is, !om vruchten van boctvyardigheid cn gerechtigheid voort te brengen. Amen. Om God na den Oo^st te b'dankert. Hoe goed zijt gij, ••*> God van Israël , den geenent die oprecht van harte zijn! welk eene goedheid hebt hij zelfs voor zondaaren ! \ oi»r deezen zo wel als voor dc rechtvaardigen lijst uw Zon op cn gij bevogtigx hunne aarde met uwen regen, om die vruchtbaar U maaken, Wij vergrammen u. cn gij bewaart ons, wij misbruiken liet leven , dat wij van u ontj langen hebben, erièij onderhoudt hetzeli ve door eene fteeds waakendc voorzie-nigheid. ó Heerc, 'dat toch alles , wat 3) Z s gi;'  3 als ik in dc duifternisfen der zouden bc-'< graaven, of door mijne hartstochten verblind , het licht van den Hemel, van uwe waarheid cn genade niet zie ? Geef, dat ik mij in u verblijde, op dat ik de aardfcheblijdfchappcn metmaatigheid en zonder aanklevingc genietende, mij verblijdende als of ik mij niet verblijde, fteeds haakc naar die eeuwige biijdfehap , welke de zaligenfmaakenin u, van u en voor u, door onzen Heere Jcfus Chriftus. Amen. Gebed in benaauvsdheid. W/aarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, waarom zo ontfteld ? hoop op God, want nog zal ik hem looven: hij ^ is mijn Zaligmaker en mijn God. Uw 4 naam zij geloofd , Heere : ook als gij verftoord zijt, zijt gij barmhartig , cn in- den tijd der verdrukkingen vergeeft gij de zonden dergeenen, die u aanroepen. Ik keer m j tot u, Heere , ik hef mijne oogen tot u op. Het betaamt den menfche niet dc geheimen uwer raadsbcfluiten te willen doorgronden ; maar dit gaat vast voor uwe dicnaaren, dat ze gekroond zullen worden na beproefd geweest tc zijn. Indien wij het goede van uwe hand aanneemen, waarom zouden Wij ons dan ook niet met onderdanigheid onder' uwe tugtrocden bukken? uw; Naam /  S 3ÓÓ ONDERSCHEIDENE F Naam zij gezegend. Ik ben bereid , om nog meer te lijden, als het uw wil is: ik verzoek alleen om verduldigheid en-wijsheid , om beter te lijden, als ik tot nog toe gedaan heb. Gij wilt, dat wij onzen mond in 't lijden niet ontfluiten in morren en klaagen, maar wel in een ootmoedig gebed. Ik roep u dan aan in mijne verdrukkinge, cn fchoon ikmijfchaanc, dat ik die overvloedige biijdfehap, lic uwe Heiligen in vervolgingen cn benauwdheden befpeurdeh, 'niet gevoelc; bedank ik u echter, dat gij mij eenige overeenkomst doet hebben met uwen >Zoon Jefus Chriftus, die door geen anderen weg , dan dien des lijdens in zijne heerlijkheid is ingegaan. Doe mij uit deeze kwellinge al het voordeel trekken, dat gij 'er voor mij in beoogde: verlos mij 'er van, als het u behaagt, of geef mij de kragt om gcduldiglijk te lijden, indien het u voorneemen is mij nog langer te beproeven. Gebed in ziekte. A/fijn Vader, neem deezen kelk van mij 1 x weg: nochtans dat uw wil gelchicde, en niet dc mijne. ö Mijn God, ik neem de pijnen der Ziekte, en zelfs den dood aan tot voldoening voor mijne zonden. ' Hce-<  GEBEDEN. 307^ Heere, flaa, brand cn kerf nu; Ipaar' alleen in de eeuwigheid. Hccrc, ftraf mij niet in uwe verbolgenheid , noch kaftijd mij in uwe gramfchap. Ontferm u mijner, want ik ben krank: genees mij, want mijne beenderen zijn ontfteld. Noch genees-hecren, noch geneesmiddelen kunnen mij dc gezondheid geeven, maar uw almagtig Woord ailëe'n, ó Heere. Genees mij , en ik zal gcnce'zen zijn, behoud mij, en ik zal behouden zijn. Dit ligehaam, dat bederft, bezwaart mijn eziel. Wie zal mij yerlóslèh van dit ligehaam des doods ? Uwe genade alléén,, 6mijn God, door Chriftus onzen Heere. Jcfus , Zoon van David , ontferm u mijner, kom tot mij, ccx- ik fterve, Heere, ik lijdc hevige fmarten, geef een genadig antwoord op mijn gebed: wat zal ik zeggen, en wat zult gij mij antwoorden ? Gij hebt mij deeze ziekte toegezonden: uw wil gefchicde. Ik zal alle de dagen mijns levens1 voor u overdenken in de bitterheid mijns harten. Gij zijt rechtvaardig, Heere, alle uwe oordeelen zijn rechtvaardig , alle uwe wegen zijn barmhartigheid en waarheid. Wees mij gedagtig: neem geen wraak over mijne zonden: gedenk nietaanmijnc boosheden. Hcc-j  {•368 ONDËRSCHEIÜËNE i f Hccrc, handel met mij naar uwen wi!-j le: gebied, dat mijn geest in vrede ontfangen worde; want het is mij beter tc fterven als te leven. Ik weet, dat mijn Verlosfer leeft, cn dat ik ten jongden dage zal verrijzen, cn dat ik mijnen Verlosler in dit ligehaam zal zien. Deeze hoop is in mijn boezem weg gelegd. Ik vrees te fterVe , om dat ik nog niet bereid ben: maar ach, zal het mij beter zijn tc leven, daar ik zo weinig m deugden vorder? Mijn God, ik Verlaat mij op uwe barmhartigheid. ; Als men wederom gezond is. 1 'Tk loof u, Hccrc God van Israël, ikl A dank u voor dc ziekte, die gij mi] hebt toegezonden, cn voor dc gezondheid , die gij mij weder gegeeven hebt. Gij hebt u mijner ontfermd, ö Dat ik u nu volmaakter loofde! Geef dat ik u het ofler van uwen lof cn mijne gezondheid ten allen dage in dankbaarheid opdraage. Ik had den dood verdiend, cn moest op den zelfden dag, wanneer ik een uwer geboden fchond , geftorven zijn. Gij hebt uw vonnis uitgefteld, cn mijne dagen Verlangd, om die tot uwe verheerlijking en mijne zaligheid tc bc'ftccden. Gij begeerde den dood des zon—' daars''  j GEBEDEN. %6$\ > daars niet, maar dat h'j zig zoude be-' kecren en leeven. Gij hebt mij niet geDagen als om mij te genezen: het was u genoeg mij te vermaanen, dat mijn leven u toebehoort, en dat ik mijne genegenheid van het leven moet aftrekken, mij tot den dood bereiden, en tot u wederkeeren door eene oprechte boetvaardigheid. Neem nu ö Heerc, het overige van mijn ellendig leven aan. Neem voor de jaaren , die vervlogen zijn, het leedwezen, dc fchaamtc cn het zugten van een rouwig harte aan. Neem aan en zegen het voornccmen, welk ik in uwe tegenwoordigheid maak, van mijn, voordeel uit mijne ziekte te trekken , en mijne gezondheid tot uwen dienst tc beftecden. Op het voorbeeld des geenen, die onder veel en alléén zig voor de voeten van mijn Jefus ter neder wierp, kom ik mij voor u vertoonen, om u mijne dankbaarheid tc betuigen, ó Geef mij de genade, om het voornccmen, dat gij mij ingeftort hebt, uit tc voeren. Doe mij voortaan een leven, dat zo broos is, veragten , om alléén voor dc eeuwigheid mijne zorgen tc hefteden, Amen. Gebed i'oor een zieken. jTJ'eere, dien gij lief hebt, is krank. ö( ; *■ Geef, dat zijne ziekte niet ter dood; l Aa zii.l  (37° ONDERSCHEIDENE ' 'Zij, maar dicne tot uwe glorie, en zii~; ne heiligmaking. Ik geloof, dat gij de Chriftus zijt, de Zoon van den levenden God, die in deeze waereld gekomen zijt. Ik geloof, dat gij de verrijzenis cn het leven zijt: dat de gcene die in u gelooft, leeven zal, fchoon hü dood is, en dat allen , die leeven en in ü gcloovcn, nimmer zullen ifervcn. Ik geloof, IJecre; onderfteun mijn zwak geloof. _ Gij hebt zo veele zieken in uw fterflijk leven genezen ten verzoeke der gecnen, die dezelven tot u bragten. Ik beken , dat ik niet waardig ben , mij voor u tc vertoonen, of dat gij ceni°-eJ agt op mijn gebed zoudt geeven. ïk< weet, dat het brood der kinderen voor dc honden niet moet geworpen wordendoch ook dcczen eeten wel van de brokjes, die van dc tafel des Heeren vallen Indien gj wilt, kunt gij hem geneczen , voor wien ik bid: zeg maar één woord , en hij zal gezond zijn. Doe deeze ligchaamhjkc ziekte verftrekken tot geneezing van zijne ziele, cn tot onzeonderw ijzing. Geef hem de verduldigheid , en ons dc liefde. Verhoor hem'in dei dag zijner verdrukk ngc : behoed hem . (en gun ons, dat wij niet hem hierbeneden u in uwen heiligen Tempel nog loo-' ven <  GEBEDEN. 371 ( ven, en in alle eeuwigheid zegenen in*( den Hemel. Als "er iemand van onze bloedverwanten of goede vrienden gejlorven is. r^ij hebt dan, ó Heere, een vriend, ^ dien ,k zeer liefhad, tot u gehaald: uw wil gelchicde. Gij hadt hem mij voor een tjd geleend. Gij eischt hem nu wederom, en gij neemt hem voor altijd bij u. Gij vindt het aldus goed ; ik buigc mij onder uwen wil 5 uw Naam zij gezegend. Gij zult mij ook eens, mogelijk eerlang, het leeven, dat gij mij toevertrouwd hebt, afeifchen.' Ik zai< niet altijd op de aarde blijven, en ik zal1 hen, die gij voor mij roept, eerlang moeten volgen. Hoe wenschte ik onder het getal der zulken te zijn, welken een onfchuldig gemoed niets verwijt, welken ' eene volmaakte liefde een vast vertrouwen inboezemt, en dieovcrdelangduurigheid' hunner ballingfchap zugtende,' naar dc ontbinding hunner li'gchaamen verlangen ! De volmaaktheid van een' Chriftèn beftaat in het leven met geduld te verdraagen, en dén dood met vreugde aan te neemen. ó Wat ben ik nog onvolmaakt! Ik gevoel, dat de gedagte?nis van den dood mij verfchrikt en be-< 9 Aa 2 naauwt.(  >372 ONDERSCHEIDENE GEBEDEN. I naauwt. Geef, 6 mijn God, dat deeze vrees mij ter zaligheid hefpe. Dat devreugde des geloofs de traanen afdrooge, die ik op het ontzielde ligehaam van mijnen vriend ftort. Doe mij door eene oprechte boetvaardigheid hcilzaamc traanen ftorten over mij zeiven, over mijne ziel, die door de zonder! van u gefcheiden is, of ten minnen in geduurig gevaar van u tc verliezen. Verfterk mij tegens de vrees van een' dood, die geen magt heeft, als over het ligehaam: -doe mij becven voor dc zonde , die en ligehaam en ziel doodt. Geef, dat ik u vrceze, die ligehaam en ziel in de helle kunt werpen. Laat niet toe, dat ik den dood yergeetc; maar geef, dat ik, dikwils biddende voor mijnen vriend, wiens dood ik betreur, mij zeiven tot den dood gereed maake: doe mij zonder ophouden fmeeken en bidden om den geest der boetvaardigheid, de volharding ten einde toe, cn de liefde, in welke ik wensen te nerven. VAKj  P VAN HET f INWENDIG GEBED O F MEDITATIE. BEMERKINGEN. 114 en verbeeldt zig gaerne, dat men niet bekwaam is tot het Mtditeeren : dat het eene lastige en moeilijke oeffening is, alleen gefchikt voor dezulken , welken in jlilte, en zonder bezigheden leeven} dat 'er eene kennis en oplettendheid toe vereischt wordt, die allen niet gegeeven is, enz. ^Dan deeze inbeeldingen zijn onwaar. De eenvoudigfle manier van Mediteeren is vrij de beste. Daar is niets meer toe nodig , als eenige waarheden van den Godsdienst met eene zelfde aandagtigheid en oplettenheid te overdenken., als waar meede een ambachtsman de regels van zijn ambacht, en het werk, dat hij onder handen heeft, overweegt, ja zelfs met welke een kind let op het bevél van zijn' vader , dat het volbrengt, of op de les van zijn' Meeflcr, die het onthoudt. De Meditatie , welker voordeel de Profeet David zo dikwils roemt, is de overweeging van Gods wet. Zij blijft niet bij , bloote gedagten, zij komt tat de 'oeffening:' i Aa 3 ziÈ  2374 VAN het 'inwendig ^ jzij bcfticrt de zeden, en zy geeft de ken-f. nis van de deugd tot geen ander einde, als om dezelve* te doen, beminnen , betrachten en beoeffenen. We zullen hier eenige waarheden laaten volgen tot onderwerpen der Meditatie gefchikt: waarvan iedere drie deeltjes bevat. Het eerfte ftelt de waarheid zelve voor: het tweede wijst aan , wat men te doen hebbe, om zig daarnaar te fchikken: het derde ts een gebed daar op jlaande. De gelovigen zullen zeer gemakkelijk kunnen Mediteeren , en ook met nut, indien ze t deeze order willen volgen. j Na dat men zig des in Godstcgenwoor- , tdighcid gefield , en de genade van den H. < Geest verzogt zal hebben, zal men zijn beste doen , om de waarheid, of anders gezegd , het geene men over denken wil, diep in zijn hart te drukken, den zin daarvan , die van zelfs, en 't eerst voorkomt, tragten te begrijpen, de redenen teoverweegen, de gewichtigheid te erkennen, en demover dat alles in zijn harte eenige beweegingen v an geloof, van leerzaamheid, van onder werpinge, van dankbaarheid of andere dergelijke te verwekken , bij voorbeeld: ja, mijn God. hetgcenc ik hier overdenk, is waaragtig, her is heilig: ó welke ftich- Sftjrig ligt 'er voor mij in opgcflotcn! 1k>  j gebed. 375^ j geloof het, ik aanbid u , ik neem he^ aan met biijdfehap; ik wensch 'er mijn voordeel mede te doen, en ten dien einde van u te vermaan , wat ik te doen hebbe , om 'er vruchten uit te trekken. Het tweede deeltje, welk verfcheidene oeffeningen voorjïelt, gelezen hebbende , zal men diegene uitzoeken , welke meest met den jlaat , den tijd, en de gelegenheden, in welke men ziehbevindt, over e enkomen, en een vast voornccmen mankende, om dezelve zo haast als moogelijk is in 't werk te jlellen , zal men tragten te voorzien, welke de eerjle gelegenheid zijn zal, die izig daartoe zal opdoen. £ i Men zal eindigen met het gebed, dat in het derde puntje bevat is, dan, men zal hetzelve niet alleen mondeling op zeggen, maar met zijnharte bevroeden, ja zelfs van tijd tot tijd tragten te vernieuwen, om'er de vruchten des te beter van te gei iet:n. Ziet daar een gemakkelijke wijze van Mediteeren, en teffens het aller bckwaamfte middel, om zig geduurig in Gods tegenwoordigheid te houden , en die tedere liefde in zijn harte tc voeden, welke ook degeringfte belediging van onzen geliefden God cn vader met afgrijzen befchouwt. Hier || nu volgen eenige voorbeelden, waaruit^ £>men 'er volgens verkiezing nu .en dan een* fjter betrachting neemen kan. van*  )37Ó VAN HET INWENDIG { VAN DE LIEFDE TOT GOD. i. Waarheid. /""*rj zult den Hccre uwen God lief hebben uit geheel uw harte, uit geheel uwe ziel, uit al uw verftand en alle uwe kragten. Dit is het eerfte engrootfte gebod. Matth. 22: v. 37. Als God wil, dat gij hem uit ganfeher harte bemint, dan verbiedt hij u, uw hart te verdeclcn tuslchen hem en eenig ander fchcpfcl. Al, wat gij geeft aan de liefde van de aardfehc dingen, dat ontneemt gij der liefde, die gij Gode fchuldig zijt. De H. Bajll. 2. Oeffeniig. Kindertjes , laaten we beminnen niet met woorden, noch met den mond, maar met dc daad cn in waarheid. Eerfle Brief van S. Joan. c. 3. v. 18. Indien gij mij bemint, zo onderhoudt mijne geboden. Job. 14. v. 1,5. Om te weeten, of gij uwen Schepper bemint, ondervraag cn overweeg ten zelvcn tijde uwe woorden, uwe gedagten en uwe werken. De liefde Gods is nooit ledig. Zij werkt groote dingen uit daar ze is, en 't is geen waaragtige liefde, die niet werkt. De H. Gregortus. 3. Gebed. Wat heb ik in den Hemel, cn wat wensch ik op de aarde behalvcn u, ö God, die de God mijns harten zijt,» cv li  , GEBED. 377 , Jen mijn erfdeel in der eeuwigheid ? Pf. 72. W. 25, 26, .. f Men bemint u met genoeg, o mijn , God, als men iets bemint benevens u , het gecne men niet om ü bemint. De j H. August. I VAN DE VREE ZE GODS. u Waarheid. Valig is dc mensch, die j den HeCrc vreest. De vreeze des Hceren is het bcginfel der wijsheid. Vreest hem , die het ligehaam en de ziel kan verdoemen in de helle. Pfalm in. v. 1. en 110. v. 10. Matth. 10. v. 28. \ Wat hebt gij meer te vreezen, als eene i fopperfte magt, aan welke gij geen tcgenftand kunt bieden, en eene oncindlijkc wijsheid, voor welke gij niets kunt verbergen? God was zo zeer nier te vreezen, indien hem een van die beide ontbrak. Uwe vrees moet geheel cn volkomen zijn: het oog van God zietalies, zijne hand vermag alles. De H. Bernardus. 2. Oeffening. Zalig is hij,, die altijd bevreesd is. Ik vreesde in alle mijne werken, weetende dat gij den geenen, die u vertoornt, niet fpaart. Spreuken 28. v. 14. Job. 9. v. 28. I £ Daar zijn 'er verlcheiden , die God ► M Aa 5 vree- '  1378 VAN HET INWENDIG vreezen, zonder hem te gehoorzaamen : ö trouwlooze menfehen, die God vreezen, om dat de Natuur zelve hen daar toe dwingt, en die zijne geboden vcragten door de boosaartigheid van hunnen wil. De vrees, die uit het geloof voortkomt , maakt den mensch gehoorzaam .en de fchroom, die door den godsdienst ingegeeven wordt, beweegt hem tot onderdanigheid. S. Hilarius. 3. Gebed. Hccrc, doorfteek mijn vleesch niet uwe vrees, want ik vrees voor uwe oordeelen. Pf. 118. v. 120. De liefde vreest te zondigen : Geef mij, óHeere, deeze kuifchevrees (fpriiitende uit de liefde), tot welke de vrees van uwe oordeelen, die de wet te weeg brengt, ons geleidt. S. August. VAN HET MISTROUWEN OP ZIG ZELVEN. 1. Waarheid. Cteun niet op uwe eigen voprzigtighcid, wees niet wijs in uwe eigen oogen • vrees God, wijk van het kwaad. Spreuken c. 3. v. 5i 7- Niemand ontfangt van God de kragt, die hij van nooden heeft, dan die gevoelt, hoe onmagtig hij uit zig zeiven is. S. Aug. 2. Oeffening. Waakt en bidt, op dat gij niet in bekooring valt: de geest is vaardig, maar het vleesch is krank. Matth. I 26. v. 41. A|gJ  GEBED. 379^ Als 'de ziel zig bij het licht der waar-* heid befchouwt, dan bevindt ze , dat ze bclaadcn ts met zonden, gedrukt door den last des fterfliiken ligchaams, belemmerd door aardfche zorgen, bezoedeld met vleeschlijke lusten: dat ze verblind, gekromd en ziek is, in verfcheidcnc dolingen ingewikkeld, aan duizendcgevaaren onderworpen, met duizend vreezen bevangen , door duizend zwarigheden ontrust... dat ze elendig is, zugtende cn kermende over duizend gebrekhjkheden, genegen tot het kwaade, zwakinhet goede. Hoe zou zij, dit alles ziende, de ^ oogen of het hoofd durven opheftcn ? Zij ' durft anders nietbeftaan, dan traanen te" ftortcn, tc zugten, zig tot den Heerc te keeren, en in eene ootmoedige geltalte tot den Heere tc roepen : Genees mijne ziel, want ik heb tegens u gezondigd. S. Bernardus. 3. Gebed. Behoed mij, o God, de ono-eftuimighcid der baaren gaat mij overltroomcn. o God, gij kent mijne dwaasheid? en mijne zonden zijn voor u met verborgen. Ik loop verdwaald als een vcrloofen fchaap. Heere , zoek uwen dienaar. Pf. 68. v. 2. 3. en 11%. v.i"6. Wee mij, ö Heere, erbarm umijner; ( «wee mii: Zie ik ontdek u mijne wonden.« Gij(  ^380 VAN HET INWENDIG f Gij zijt de Geneesheer 1 ik ben de zieke Gij zijt vol barmhartigheid; ik vol ellenden. De H. August. TAN DE HOOP EN HET BETROUWEN OP GOD. ï. Wmrheid. A/fijne ziel heeft gezegd : de Heere is mijn deel, daarom zal ik hem verwagten. Dc Hec[ re is goed den gecnen, die op hem hoopen, der ziele, die hem zoekt. Klaagt, tap. 3. j/. 24. 25. De Heere toeft niet lang met zijne belooning : hij belooft fpoedig, en hij geeft overvloedig. Hij wagt „iet lang , op dat het den zwakken menfehc niet fchielyk berouwe, dat hij de goederen dezes1 levens veragt heeft, en als hij zijne belooning geeft, dan geeft hij zemiidelijk, en met een zekeren woeker; want hij geeft den menfehc, die zig van zijne goederen ontbloot, cn aan hem opgeofferd had, veel meer wederom, als hij door l die opoffering vcrlooren had. S. Ambrof. 2. Oeffening. Mijne lieve Broeders , weest ftandvastig en onberoerlijk, altijd meer en meer het werk des Hceren betrachtende , weetende , dat uw arbeid met te vergeefs zal zijn in den Heere. 1 Cor. c. 15. r. 58: £ Wjj$  ^) GEBED. 381^ J? Wij bedriegen ons zeiven, mijne Broc-*i ders, wij bedriegen ons. Die niet doet hetgeen de Heere bcvoolen heeft, verwagt te vergeefs, het geen de Heere beloofd heeft. 5. Pet. Chryfojl. I 3 Gebed. Gij zijt mijne hoop , ö Heer, van mijne jongheid af, ik zal altijd op u blijven hoopen. Mijn heil is Gude aan te hangen, en al mijn betrouwen te ! ftcilcn op den Heere, mijnen God. Pf. 1 70. v. 6. 14. Pf. 72. v. 28. i Al wat ik te doen of te laaten, of te I lijden of tc wenfchen heb , zijt gij, ö ' Heerc ,alle mijne hoop, alle mijne belofte, B mijne verwagting ! dat anderen wat an-; i'ders' verwagten: ik zie al het andere aan 1 I als drek , om dat gij alléén al mijn be1 trouwen . zijt. S. Bern. VAN DE TEGENWOORDIGHEID VAN GOD. 1. Waarheid, /^od is niet verre van een ^ ieder van ons; want 't j is in hem, dat wij leeven, ons bewcegcn en zijn. Hand. der A-post. 17. v. 27. 28. De goede Engel ziet u : de kwade Engel ziet u: dat is nog weinig : God ziet u. Het is alzo uitfpoorigin zijne tegenwoordigheid te durven zondigen, als het fchrikkelijk is tc vallen in dc handen van jl den lecvenden God. S. Bern. 2. Oeffening. Ik ben de almogende God. < §^ Wan-l  ɧ82 VAN" HET INWENDIG £ 'Wandel in mijne tegenwoordigheid , cn» wees volmaakt. Gm. 17. j\ 1. Ik had I den Heerc altijd" voor mijne oogen: want' hij is aan mijne rechterhand , op dat ik j niet waggel e. Pf. ï/f. v. 8. Zoudt gij niet vreezen, ik zeg niet van iets kwaads te doen, maar ookte zeggen, ja te denken, indien gij, door het godlijke fchrift overtuigd zijnde , geloofde , dat God de gedagten oordeelt, en een regtmaatige getuigen is van het allcrvcrborgenftc ? Gij vreest van een menfeh gizien te wórden ! en zijt gij niet bevreesd voor dc tegenwoordigheid van God den Vader en den Zoon ? S. Ambrof. s 3. Gebed. Gelijk dc oogen der knegten* letten op de handen van hunne Hceren, en gelijk de oogen der dienstmaagden letten op dc handen van hcure Vrouwen, alzo zijn onze oogen geflagen op den Heerc onzen God , tot dat hij zig onzer ontfermc. Pf. 122. v. 2. ó God,. die zeer verheven en zeer nabij, zeer verborgen, cn zeer tegenwoordig zijt! Gij zijt geheel in alle plaatzcn, en gecne plaats bevat u. S. August. VAN DE OVEREENKOMINGE MET DEN GODLIJKEN WIL. 1. Waarheid, ^al mijne ziel niet on^ derdaanig zijn aan den ! > Hee-'  ^ gebed. 383^ Meere? Hij is onzeMccftcr: dat hij docfi al wat behaaglijk is voor zijne oogen. Pf.6i.v.2. 1 Boek der Kon. 3. v. t8. Daar valt niet te redeneer en tegens den wil van God: men moet zig aandenzelven onderwerpen met verduldigheid er met dankzegginge. S. Hier. 2. Oeffening. Wees Gode onderdaanig, cn bid Hem. Loof Gode ten allen tijde ■ bid hem, dat hij alle uwe wegen beftierc, en dat alle uwe onderncemingen op hem gevestigd zijn: Onderzoek den wille Gods, en het gecne goed, behaaglijk en volmaakt is voor zijne oogen. Pf. 36. v. 7. Tob. 4. v. 20. tot de Rom. 12. v. 2. ^ Zo gevaarlijk als het is de Majcftcit<] Gods van nabij te willen befchouwen , alzo is 't zonder eenig gevaar en zeer heilig zijnen wil te onderzoeken en na tc vorichen. Mijne glorié is, dat ik den Heere eens van mij zal mogen hooren zeggen : ik heb een mensch gevonden naar mijn hart. S. Bern. 3. Gebed. Heere, dat uw wil gefchiede, en niet de mijne. Wat wilt gij dat ik doe ? Maak mij den weg kenbaar op welken ik moet wan.telcn. Leer mij uwen wildoen, j Matt.26.v-39. Hand.o.v.6.Pf. 142. y.8,ro. j Heere, alle dingen zijn u bekend: Gij i weet dat ik u om geenc zaak ter wacre i * w f  ?384 VAN HET INWENDIG ! wil mishaag cn , maar dat ik in tegendeel liever mijn leven zoude verliezen, als u vergrammen. Verlicht dan mijne oogen, en-leer mij uwen wil doen, want gij zijt mijn God. VAN DE VERDRUKKING E. ï. Waarheid. A/Jen moet door veele -*■ verdrukkingen ingaan in het Rijk van God. Hand. "der Jpost. 14. v. 21. Al wat wij geduurende den tijd van dit leven mogen lijden , kan in gcene vergelijking komen, noch met de zonden, die vergeeven zijn, noch met de genade cn vertroosting, dicGodonstcgcnw oordig verleent, noch met dc eeuwige glorie, die hij ons belooft. S. Bernard. 1. Oeffening. Agt het voor dc grootHe vreugd , mijne Broeders, als gij in veelerlei beproevhigen valt, weetende, dat de beproeving uws geloofs verduldigheid baart. S. Jacob. c. 1. r, 2, 3. Wij kunnen niet. grooter, noch iets beter in de verdrukkingen ter hand neemen , als dat we ons van het uitwendig gewoel aftrekken, en ons in 'tbinncnlfe van ons harte begceven: dat wij God te hulpc roepen in die heimlijke plaats, alwaar zo wel dc gcene, die zugt, als die vertroost, van niemand kan gezien wor- - den : (  | l, Ü. B li IJ. 3Ö£( den: dat we den toegang tot deeze plaats ftoppen voorde droefheid, die ons van buiten wil befpringcn: dat wij ons vcr^nederen door eene ootmoedige bekentenis van onze zonden, en eindelijk dat wij God looven en verheerlijken, omdat bij ons kaftijdt en vertroost. S. August. 3. Gebed. Ik ben ftom geblceven, ik heb mijnen mond niet geopend, om dat gij het gedaan hebt, Pf. 38. v. 10. Laat het vuur, het kruis en alle foorten van folteringen en kwaaien op mij komen; ik ben 'er niet bevreesd voor j als ik Jefus Chriftus maar mag bezitten. S. Ignat. Mart, VAN DEN GEEST DER BOETVAARDIGHEID. 1. Waarheid. 'HT en zij gij boctvaardighcid doet, zult gij allen vergaan. Luc. 13. v. 3. Gij moet ü niet verzekerd houden , noch ophouden uwe zonden tc bewee^nen, voor dat de laatfte dag uws leVens ü de magt beneemt, om die te bewcenen. Tot dien laatften dag toe moet gij in geduurigc bekommering leeven, geduurig voor uwe zonden bevreesd zijnde, cn die door geduurigetraanen afwasfchende. S. Gfegor. 2. Oeffening. De ziel, die bedrukt is over de grootheid van het kwaad, cn B b die'  ,386 VAN HET INWENDIG i die geheel nedergebogen en kwijnende heen gaat, welker oogen nedergoflaagei zijn , en die door den honger gedruki wordt, deeze ziel, ó Heere, geeft t glorie cn gerechtigheid. Baruch. i.v. 18 Zijne zonden veroordeclen.zijncn evcnmensch vergeeven, met vuurigheid, mei volhardinge en uit het binnenuezijns harten bidden, aalmoezen geeven, cn zig vernederen, zijn de vijf wegen der boetvaardigheid. Wandelt alle dagen op deeze wegen, en wagt u voor de vefflapping en ledigheid. S. Chryjojl. 3. Gebed, ö God, wees mij zondaar ^genadig. Vader, ik heb gezondigd te'gens den Hemel, en tegens o: ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd tc worden. Luc. 18. v. 13. cn 1.5. r. 21. ó God, w'ecs mij genadig: wees mijne ziel cn mijn ligehaam genadig: wees mij hier, en in liet toekomende'even genadig: wees mij genadig om de zwakheid van mijne natuur, en 0111 uwe goedheid. S. Chryfofl. VAN DE ZONDE VAN GEWOONTE. 1. Waarheid. Camion ontwaakende, zci- de bij zig zeiven : ik zal opfpringen gelijk ik meer gedaan heb , cn mij zeiven los maaken. Hij wist niet, dat dc Hccrc van hem gewecken w as. De-  G E B Ë D. 307; Dc Filiftijncn nccmcn hem gevangen rukken hem de oogen uit, voeren hem geketend weg , en fluiten hem in eene gevangenis. Recht er en c. 16. v. 20, 21. Ik zugt, zijnde vast gebonden niet door een vreemd geweld, maar door mijn eigen wil, die verhard was, als het ijzer. Uit mijn* ongeregelden wil was eene kwaade genegenheid ontftaan: de kwaade genegenheid ingevolgd zijnde, veranderde in eene gewoonte: en dc gewoonte geen' tegenfiand vindende, is eene noodzakelijkheid geworden. Uit dit alles, als uit eenige ichakcls in elkandcren gevlogtcn, is de keeten mijner gevangenisfe en harde dienstbaarheid gelinecd. S. August. 2. Oefening. Verltaa cn begrijp, wat een kwaad het voor u is , den Heereuwen God tc hebben verlaaten, en mijne vrees niet meer voor uwe oogen te hebben. Gij hebt mijn juk van 't begin af verbreisfcld, gij hebt mijne banden gebroken, gij hebt gezegd: ik zal niet dienen. Jercm. 2. j>. '19. 20. Ik wil niet, dat gij de gedagte, die U tot zonde lokt, wortel laat fchieten. Verdelg en dood uwen vijand, terwijl hij nog klein is. Verplet dc boosheid in haare eerfte opkomst, op dat 'er geen onkruid uitfpruite. Zalig is de mensch, < Bb 2 d'e,(  /)3§8 van het inwendig ft ?dic, zo haast 'er eenige vuile gedagte* zig aan zijnen geest vertoont, dezelve aanitonds doodt cn verplet tegens den neen, die Chriftus is. S. Hieron. 3. Gebed. Mijne boosheden zijn boven mijn hoofd gewasien. Zij hebben mij bezwaard als een zwaar pak. Mijne wonden zijn ftinkende en vuil geworden ter oorzaake van mijne dwaasheid. Heere , gij weet mijne begeerte , cn mijn zugten is voor u niet verborgen. Pf. 37. v. 5, 6, 10. Dc wet der zonde is het geweld der kwaade gewoonte, welke het hart, dat ^zig daar vrijwillig inwikkelt, zelfstcgens > zijn' dank mede flecpt cn vast houdt, óf Mij ellendigen! wie zal mij verlosfenvan dit ligehaam des doods, als alleen uwe genade, ö God, door onzen Hcckc Jcfus Chriftus? S. August. van het verwaarloozen der genade. 1. Waarheid. "W/at heb ik mijnen wijn" gaard moeten doen , dat ik niet gedaan heb ? Is het om dat ik goede druiven van hem vcrwagte, daar hij wilde voortgebragt heeft? Maar nu ga ik toonen, wat ik mijnen wijngaard doen zal. Ik zal zijne heining wegncemen; en hij zal bloot ftaan voor dc roo'vingc: Ik zal zijne muuren omwerpen, * 8 en 'i  P GEBED. 389^. fcn hij zal vertrecdcn worden: hij zal* niet meer gemoeid noch gclpit worden, de distelen cn doornen zullen hem verlmagtcn : Ik zal de wolken gebieden, niet meer over hem te regenen. Jfa. 6. v- 4> S> 6- . , , . . . Als het een misdaad is zeer naderende aan den doodflag, niet dankbaar tc zijn voor de weldaaden van een ander mensch ontfangen, wat misdaad moet het dan zijn, niet dankbaar te weczen voor de genade van God ontfangen ? S. Ambrof. 2. Oeffening. Wij vermaanen u , dat gij de genade Gods niet te vergeefs ontvangt: want hij zegt: in den aangenaa-! < men tijd heb ik u verhoord, cn in den . dag der zaligheid heb ik u geholpen: zie nu is 't de welaangcnaame tijd, nu zijn 'tdc dagen der zaligheid. 2 Cor. 6. v. 1, 2. 11c voel een geduurige fmart en droefheid in mijn harte, als ik 'er veelenzie, zo genegen tot lagchen, tot beuzelingen, tot ledige cn fnotagrige woorden. Ik ben ten uiterftcn bevreesd, dat zij de barmhartigheid Gods niet naar behooren ovcrwecgendc , en na zo veele weldaaden van hem ontfangen ondankbaar blijvende, eens van de genade zullen verlaatcn worden , om dat zc die niet eeren ** als eene godlijke genade. S.Bern. < Bb 3 3- Ge-(:  p - — - ■ vr Kt f;390 VAN HET INWENDIG ? 3. Gebed. Mijne ziel ztgcn den Hcc-r re, cnal, wat jn mij is, zijne iheiligen naame. Mijne ziel loof den Heere, cn vergeet toch geen zijner weldaaden. Pf. ïoz. v. i , 2. , Wat zal ik den Heerc weder geeven voor alle de weldaaden, die hij mij bcweczen heeft? Mijn geest is verflaagen, als, zij die begint tcoverwecgen. Ik kan den Heerc geen behoorlijke noch genoegzaame dankzeggingen daar voor geeven , doch mijne ziel heeft een' volkomen afkeer van de ondankbaarheid. S-. Bern. VAN HET OORDEEL. \ f. Waarheid. W/'j W'CCtcn, wie het is , ' '\" die gezegd, heeft: Mij komt de wraak toe, en ik zal vergelden: cn wederom: het is fchroomciijk te vallen in de handen van den lecvenden God. Hebr. 10. r. 30, 31. Wees gedagtig, dat wij allen eens zullen moeten verfchijnen voor dien Rechter , die niet bedrogen kan worden: dat hij niet alleen de w erken zal vonnisfen , maar ook dc woorden endegedagten : cn dat ons daar eene fchrikkeüjke rekeningzal afgevorderd worden van de dingen , die k!cinfchijneninonzeoogcn.i'.C7/n/(i/7. 2. Oefening. Waakt en bidt ten allen 5tijde, op. dat gij waardig moogt gcagt. V wór- r  ü '4. U K D. 39 .jj; worden a'le deeze dingen, die toekomen-#j? de zijn, te ontvlieden, cn te liaan voor den Zoon des menfehen. Luc.ii. y. 36. Indien gij hem vreest, die u eens zal oordeelen, zo betert n van nu af, en maakt uw geweeten zuiver. Betoont hij u niet een groote gtmt, dat hij uw voorleden leven wel wil vergeeten? Het zal dan te fpade zijn om het te gaan veranderen. Wie belet u van het nu te doen ? Dit is bijna de eenige zaak , daar men mot de Chriffcncn van moet handelen. S. August, 3. Gebed. Heere , treed niet in het oordeel met uwen dienaar, want g en mensch zal voor mv aanfchijn gerecht--£ 'vaardigd worden. Pf. 142. v. 2. > Indien gij ons wilt handelen als een geuren gc Rechter , en niet als een barmhartige Vader, wie zal 'er voor u, ö Heere, kunnenverfch'jncn? Mijneecnigftc hoop is , dat 'er b U eene. overvloedige barmhartigheid is. 5. August. VAN DEN HEMEL I 1. Waarheid, l/'omt gezegenden mijns Vaders, bezit het Rijk, ; dat van de grondlcgginge der waereld voor u bereid is. Man. 25. v. 34. Hoe groot zal het geluk van datieven zijn, daar geen kwaad zai geleden worden , daar men van geen goed zal vcrito- \ R b 4 ken(  Jj392 VAN HET INWENDIG ?kcn worden: daar alle onze bezigheid zijn zal, God tc looven, die alles in allen zijn zal Hij zal alle onze lusten verzaadi- gen, hij zal zonder einde van ons gezien, zonder walginge van ons bemind , en zonder vermoeidheid van ons geloofd worden. S. August. 2. Oeffening. Allen, die om prijs ftrijden, onthouden zig van alles , en dar flegts om eene vergankelijke kroon te kragen, maar v/ij om eene onvergankelijke, i, Cortnth. c, 9. v. 25. Is het niet onverdraagfjk,'dat men het aangenaamfte, dat 'er op de waereld is, f>wel wil veragten, om een leven, dat 'wel haast zal eindigen, een weinigje te verlangen : cn dat men dc waereld niet wil veragten, om een leven, dat altijd zal duuren , en welk bcltaan zal in de bezittingc van den Schepper der waereld, tc verkrijgen ? S. Angust. g. Gebed. Wie zal mij verlosfen van dit ligehaam des doods ? Ik wensch ontbonden te worden, en met Chriftus te zijn. Rem. 7. v. 24. Tot de Phil. c 1. v. 23. Wanneer zullen wij wederom met onze Vaders vereenigd zijn in den Hemel ? Dc gedagtenis der Heiligen wakkert mij aan , en ontlteekt in mij eene vuurige vbcgeerte, om in hun gezehchap te treeden, • ;_ • omS  gebed. 393 ;j jm medeburger cn medegezel te zijn derf zalige Geesten, om vereenigdtc zijn met dc vergadering der Patriarchen, met de benden der Profeeten, met het genootlchap der Apostelen, met dc talrijke legers der Martelaren, met het gezclfchap der Belijders, met de reien der Maagden: eindelijk om dcelagtig tc worden aan de gemeenfehap, cn aan de eeuwige vreugde van alle He ligen. S. Bernard. van de helle. i. Waarheid. P\an zal hij (God) ook tot dc gecnen, die aan zijne {linkerhand zijn, zeggen : Gaat weg van mij, gij vervloekten, in het ecuwig vuur, welk den duivel en zijne engelen bereid is. Man. 25. V. 41, Overweegt deeze zo gewigtige woorden : Gaat, zegt hij; dit is een woord , waardoor God deeze rampzaligen voor alle eeuwigheid verlaat. cn van zijn aanfchijn verbant. Hij noemt hen vervloekten : wat eene vervloeking ! eene algemcenc vervloeking, bevattende al ie kwaaien : eeneonwederrocplijke vervloeking, bevattende alle tijden, en de gcheele eeuwigheid! hij voegt 'er bij: in het eeuwig vuur: ö ccuwigdiiurende eeuwigheid van tormenten , hoe afgrijslijk zijt gij ! S f Francisc. de Sales, ï B b 5 2. Oif  [394 van het inwendig ! 2. Oeffening. Broed'cl van adderen,! wie heett u gewaarlchouwd te vluchten voor de aanftaande gramfchap? Doet dan waardige vruchten van boetvaardigheid : Dc bij! itaat alreeds aan den wortel der boomen. Alle boom, die geen goede. vruchten voortbrengt, zal uitgehakt, cn in 't vuur geworpen worden. Man. ?. v. 7, 8, io. 5 ; God zegt: pleegt boetvaardigheid: veeIcn Ipcelen den dooven, Hoppen hunnei ooren, en zeggen: dit is een hard woord. O Gij godloozen, gij zult den dooven niet: kunnen fpeclen, als dit harde woord, dee,zc vervaarlijke item zal klinken : gaat vervloekten in het eeuwig vuur. S.Bemardus< 3- Gebed, gelijk pag. 391. van de vreeze voor* de zonden. 1. IVaaaheid. Ctaat verbaast gij Heme0 len , Poorten 'des Hemels bezwijkt van droefheid : Mijn volkheeft twee ondeugende dingen gedaan ; het heeft mij verlaatcn , die dc bron deslevenden waters ben, en zij hebben zig waterbakken uitgehouwen : geborften waterbakken , die geen water kunnen houden. Jerem. 2. v. 12. 13. Zondigen is God ontecren, 't geen een mensen niet moet doen, fchoonalles, dat geen God is, moest vergaan. S. Anjelm. I 2. Oef- l  GEBED. 39.^ 2. Oeffening. Mijn zoon, hebt gij gé-S zonffigd , zondig niet meer ; maar bid ï voor uwe voorgaande zonden, op dat ze u vergeeven worden. Vlucht de zonde gelijk gij een Serpent zoudt vluchten; wan: zo'gij tot haar nadert, zal zc u bijten. Ecelejïajiicus 2t. v. 1,2. God heeft ons om geen andere reden bekwaam gemaakt , om droevig te wezen, als op dat wij ons over onze zonden zouden bedroeven. Wees geduurig indagtig niets te bcweencn als dc zonde. Laaten we niets ter waereld zo zeer vreczen als dc zonden. S. Chrijfoflomus. > 3. Gebed. Ik haat en verfoeie de zonde, o 'ik zal de gramfchap des Ilecrcn draagen ,\ om dat ik tegens hem gezondigd heb. Dat Samariën verdelgd worde , om dat ze haaren God verbitterd heeft. Pf. 118. v. 163. Mich: 7' v. 9. Of. 14. v. 1. ö God , verhoor mij. Wee dc zonden der menfehen : aldus {preekt de mensch : ; cn gij ontfermt u over hem , om dat g;j . hem gemaakt hebt, zonder nogthans dc | zonde in hem gemaakt te hebben. S. August. VAN DE DAAGLIJKZE ZONDEN. r. Waarheid. T_ Terne! cn aarde zal eer *■ * voorbijgaan , dan dat ?>cr een lctterkc of iüpje van dc wet door. $ 7.nU  )J9Ó VAN HET INWENDIG ^ 'zal gaan, tot dat alles volbragt worde.] Man. 5. v. 18. Doch ik zeg u, dat de menfehen in den dag des Oordeels rekenfehap zullen geeven van ieder ijdel woord, dat zij zullen gefproken hebben. Man. 12. r.36. Dc Heere zegt; wie getrouw is in dc minfte dingen, is het ook in de groote. 't Is dan alzo, 't geen klein is, is klein : maar in het kleine getrouw te zijn, dat is' groot. S. August. 2. Oeffening. Die God vreest , verzuimt niet met allen. Prediker 7. v. 19. Die kleine dingen veracht, zal allenskens vervallen. Ecclef. 16. r. r. Laaten wc zeer zorgvuldiglijk tragten; ook de minfte zonden af tc wecren , zohaast wij die in onze woorden of werken gewaar worden. Want nooit zullen wij in groote zonden vallen , indien'wij ons voor de kleine wagten. S. Chryfofl. 3. Gebed. Gij(ó Heere ) , 'hebt bevolen, uwe geboden naauwkeuriglijk te onderhouden. Ach , of mijne wegen beftierd wierden , om uwe gerechtigheden te onderhouden. Pf. 11S. v. 4 , 5. Zuiver mij in dit leven : en maak mij zo rein, dat ik niet behoef door het vuur te gaan , door welk zij gezuiverd moeten worden , die niet zalig zullen worden als door het vuur. S. August. Z V AVj  G E B E D. 3y.(Jj VAN DE VOORBEREID INGE TOT $ DEN DOOD. i. Waarheid. W/aakt, want gij weet 'V noch dag noch uur. Gij weet niet wanneer de Heerc van het huis komen zal, des avonds laat, of 's middernagts, of met het haanen-gekraaij, of in den morgennond. Matth. 25. v. 13. Mare. 13. r. 3'. Morgen, zegt'gij, zal ik beginnen wel tc'lceven. God heeft u wel beloofd vergiffen's te geeven, maar niemand heeft u beloofd, dat gij morgen zult leeven. Indien gij kwalijk" geleefd hebt, begint idan heden wel te leevcn. ö Gij uitzin-1 inigen, deezen nacht zal u het leven af-> genomen worden. Ik voeg 'er niet bij, waar zullen uwe goederen dan blijven ? maar waar zult gij blijven na zulk een leven , als gij geleidt hebt. S. August. 2. Oeffening. Dit zegt de Heerc: bcfchik uwe huis-zaaken , want gij zult nerven en niet langer leeven. I/a. 38. v. 1. Als het einde des levens, en dc onvcrmijdlijke noodzakelijkheid van nerven gekomen is, dan is 'er geen onderfcheid tusfehen den gecnen, die tien jaaren geleefd heeft, en een' anderen, die duizend jaaren mogt geleefd hebben: alles !*is gelijkkelijk geëindigd zo wel voor den. si eenen ,<  39# VAN HET INWENDIG GEBED. eenen, als voor den anderen, dit vcrfchil is 'er alleen, dat de oudite met meer zonden belaadcn vertrekt. S. Micron. 3. Gebed. Dc dood der zondaaren is zeer kwaad. De dood der Heiligen is dierbaar voor de oogen des Heeren. Dat ik ftervc den dood der rechtvaardigen. Pf 33. v. 22. Pf. ij5. v. 15. ö God, maak, dat wij verdienen zalig te fterven op het kruis der boetvaardigheid , welk wij in uwen naam hebben begonnen tc draagen. S. Bern. OEFFENINGEN OM ZIG TOT DEN DOOD VOOR TE BEREIDEN. i- T\ih:'i!s op den dood denken, enden ze!ren als geduwig voor onze oogen hebben. De H. Paulus zcide tot zig zelve:: ■■ Ik fterf alle dagen. Chrijïus vermaant ons op verfcheidene plaat/en van liet Evangelie tot deeze gedagten, gelijkblijkt uit de voorgaande Meditatie: 1. Alle avonden in 't onderzoek van het geweeten zig den dood levendig voorf ellen. Zijne vrienden ophunjlerf-bedde, of zelfs de zieken, die in Gasthuizen of elders in doods nood liggen, gaan bezoeken, om de gefla-lte der flervenden, in welke wij'ons eens zulten bevinden, met onze oogen tc aanfehouwen, en ons met dendoodgemeenzaam te maaken. ! 3. Bij i  VOORBEREIDING TOT DEN DOOD. 399^ ' 3. Bij tijds order fletlenomtrentdezaa-ï ken van zijne ziele en van zijn huisgezin: zijn testament maaken in den geest van rechtvaardigheid en liefde, als of men zo daadlijk voor God zoude verjehijnen. Zijn hart aftrekken van de goederen der aarde, en van al het gecne men door den dood zal moeten verlaatcn, ambten, vaardigheden , eer , goederen , huisgezin , vrienden, vellusten. Den armen rijkelijk mede deden, overtuigd zijnde, dat de aalmoe sfen, die men bij zijn leven geeft, van meer verdiensten zijn, als diemenna zijn' dood belast, want men dan van zijne goederen geen gebruik meer kan maa- ( ken. De vermaaken met maatigheidgebruiken , en als in 't voorbijgaan volgens de vermaanïng van den H. Paulus. Dc tijd is kort; hij moet vervolgens vel bcfleed vorden. Hij is- kort voor alle menfehen, en voornaamlijk als men aan zijn einde nadert. Alle zijne verken, ten mirjlen devoornaamjle zodaniglijk verrigten, ais of het de laatften van ons leven varen, in den geest van boetvaardigheid en liefde. Alle maanden eenige uur en, alle jaaren eenige dagen neemen, om tot zulk eene noodzaaklijke voorbereiding te befteeden. Men zou dezelven in deezer voegen kun-1 nen'  —-» - tintin j)4ÜÜ VOORBEREIDING \nenoverbrengen.- Zijnenui/erjlenviloverdenken of hezen, cn een gedeelte daarvan bij zijn leven volbrengen. Zorg draagen voor de betaaling van zijne jchulden , indien men 'er heeft. Voldoening geeven aan den geenen, dien men mogt beledigd hebben. Zijne huisgcnooten beloonen, ten minften zo verre men hun fchuldig is. Indien het noodig is, of zo men genegen is eene generaale biegt te fpreeken , dezelve niet uitjlellen, tot dat de dood aankomt, wanneer z;j zéér bezwaarlijk kan gedaan worden. De opwekkinge van verfeheidenc dcug■ den, daar wc op ons doodsbed misfehien geen tijd noch lust toe zullen hebben, dikwils oeffenen , voornaamlijk de opwekkingen tot geloof, betrouwen, liefde, leedwezen over bedrevene zonden, overgevinge aan den godlijken wille , en vuurige begeerte tot den hemel, cn het aanneemen van den dood in den peest van boetvaardigheid en van voldoeningc voor onze zonden. Voor al Chrijlelijk leeven, de zonde vluchten, dikwils tót de H. Sacramenten naderen, en de H. Communie fomtijds in den geest van een' flcrvenden ontfangen. Somtijds het H. Sacrificie voor ons laaten opdraagèn, en van God, terwijl men\ ' hm i  TOT DEN DOOD. £fJS ü hem den dood van zijnen Zoon opdraagt,* een' zaligen dood voor ons zeiven verzoeken. 4. Maar de voornaamfte voorbereiding tot den dood is, den dood van Jefus Chriftus te overdenken, te eeren, om den onzen met den zijnen gelijkvormig te maaken. Chriftus is geftorven uit liefde. Hij heeft ons lief gehad, en ons van onze zonden gewasfehen in zijn bloed. Hij is het Zoen-oficr voor onze zonden , en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van dc gcheele waereld. Hij is gehoorzaam geweest tot den dood, en tot den dood des kruifes. i Laaten we hem bidden, dat hij ons die heilige gefteltenisfen inftorte, en ons zijne genade verleene, om de offerande van onzen dood in den zelfden geest te doen, waar in hij die gedaan heeft. Eindelijk de H. Maagd bidden, dat zij ons met hoeren Zoor. vereenige. Zij is de toevlugt en de befchermfter der zondaars in de uure des doods. De Kerk leert ons, dat wij onze toevlugt voornaamlijk in deezen tijd tot haar moeten neemen. Dezeljde Kerk doet ons den H. Michae'l en onzen befcherm-Engel aanroepen in de gebeden , voor de Zieltogenden, onze toevlugt nee{men tot d* Heiligen, die benevens de H. $ Cc Mc-  1102 voorbereiding j Maria den dood van Chrijïus bi-gewoone I hebben.- den H. Joannes dtn"Evangelist■■, de H. Maria Magdalena, en ten ladtjie M alle die Heiligen, wier bijjland wij bijzonder in ons leven aanroepen. gebed om van god de genade van ^een' zaligen dood te verzoeken. ° 'Crod: die dön dood nict gemaakt hebt , die den mensch bnlchuldiggefchastpen hebbende, hemdöonfterflijfehcidbadt toegefchikt, en die hem tot'den dood verwcez.cn hebt, als tot eene rechtvaardige ■ftraffc van zijne ongehoorzaamheid en zijne zonde: itort in mij eene gevoelige vrees voor de zonde, die den dood in dc waereld heeft doen komen: iaat mij in de zonde niet fterven , want toch dit het grootftc van'alle ongelukken zijn zoude. Geef dat dc gedagte des doods, die zo bitter is voor den mensch, die in weelde leeft, mij altijd tegenwoordig zij, om mij van dc weelde en ijdelhcden der waereld.af te trekken, en mij ootmoedig cnmaatig tc doen worden in voorfpoed en vreugde, verduldig en wel gemoed in tcgenfpocd , vlijtig en vaardig in goede werken, eindelijk om mij in0de onderhoudinge van uwe geboden ,'in uw e vrceze in uwe liefde tc'drten leeven. (Ui wilt, dat de dag van mijnen dood mij on- < . te  ) TOT DKN DOOD. 4°3)S gekend zij, gij hebt nuj gewaarfchouwd dat hij mij, als ik 'er niet op denken zal, zal verrasfen : ö Geef mij dan de genade, om mij ieder uur tot den zelveh bereid te houden, iederen dag zo tebeleeveii, als of het de laatftc van mijn leven zijn zoude. Geef, dat ik dagelijks dc eene of andere van mijne genegenheden cn aanhankelijkheden aflierve ; om als door eene gewillige afzondering die algemeenc ontblooting cn berooving voor te komen, welke ik in den dood zal moeten ondergaan. Hoe gelukkig was ik, indien ik, dus tot den dood bereid, een j,zaligen cn genisten, dood in den Heerej fmbgt nerven! Heere , doe mij den dood I der rechtvaardigen, den dood dcrHeilil gen, die zo dierbaar in uwe oogen is, , nerven. Gij hebt gewild, dat de volhardingeten einde toe, zonder welke uwe andere gaaven ons tot de zaligheid niet brengen zullen, eene gaave van uwe onverdiende barmhartigheid zijn zoude. Gij Wilt, dat wij dezelve van u verzoeken zouden met vrceze enbenaauwdheid, en nochtans met betrouwen en eene lcven|i dige hoop, dat gij de geenen, die in onnozelheid wandelen, uwe eeuwige goe1 deren niet ontzeggen, maar door uwe mgenade tot uwe glorie brengen zult. Zie *v Cc 2 mij  ftyCH VOORBEREIDING TOT DEN DOOD. I Pmij hier voor u wel gemoed, genegen om te ftervcn, om dat het uw wil is, dat ik ftervc. Ja ik verlang te ftervcn, om dat ik ftervcn moet om u tc genieten cn bij Jefus Chriftus te zijn. Jk bid u om dc genade van een' zaligen dood cn dc volharding ten einde toe. Dit bid ik u door den dierbaaren dood van Jcfus Chriftus, door uwe oneindige barmhartigheid , maar niet uit eenig betrouwen op eigen verdienften. Geef, dat ik boetvaardig , ootmoedig fterve, overgegecvcn aan uwen wil, ontflaagen van dc liefde tot de waereld, de offerande mijns levens gewiliig aan u opdraagende, gefterkt door uwe genade, gezuiverd door uwe Sacramenten , gefpijsd door Jcfus Chriftus, vervuld met dankbaarheid en betrouwen, vol van geloof, en brandende door uwe liefde.'Voor zulk eenen dood ben ik niet bevreesd, maar verlang 'er naar. Gun mij dien, ö Heere, mijn God. Zend mij dien toe, als het u maar belieft , en gedoog niet, dat leven of dood mij ooit fchcide van uwe liefde in Chriiuis onzen Heere, Amen.  G E T IJ D E N <$ voor de Zielen der *) GELOOVIG EN die Overlcedcn zijn. Als men deeze gebeden niet geheel leest me* IX. Pfcilmen en IX. Lesjen in de Metten of het Froeg-Gebed, dan wordt de " Toezang of Anliphoon voor eiken P/alm, maar voor ee-n klein gedeelte geleezen, en met een woord of twee. DE VESPEIEN, OF HET AVONDGEBED. Toezang. Ik zal den Heere behaageni in het Land der Levenden. PSALM H4. ] k heb den Heerc lief : want Hij verA hoort de fteramc mijns gebeds. Want Hij heeft zijn oor tot mij geneigd: daarom zal ik Hem aanroepen in mijne dagen. De pijnen des doods hadden mij omvangen : en de gevaaren der Helle waren mij ontmoet. . Ik vond mij in bedruktheid en m imart: cn ik aanriep den naam des Hceren. O Heere, verlos mijne ziel! dc Heerc !is barmhartig, en rechtvaardig: en onze ïGod is 't die ontfermt. D<  >40Ö GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN. I De Heere behoedt de kleinen ; ik was verdrukt, cn Hij heeft mij verlost* : Keer w.eder, mijne ziel, tot uwe rust: want de Heere heeft u. welgedaan. Want Hij heeft mijne ziel verlost van den dood : mijne oogen van traanen, mijne voeten van vallen. Ik zal den Heere behaagen, in het Land der lecvenden. Heerc geef hun dc eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Ik zal den Hccrc behaagen in het Land der lecvenden. * Wee mij! Heere, dat mijne vrecm-J delingfchap zo lang duurt. < PSALM 11 r>. A Is ik in Verdrukking was , riep ik tot ^* den Hccrc.- en Hij heeft mij verhoord. Hccrc, verlos mijne ziel van de boo7e linden: cn van dc valfche tonge. W^aC /al men u geeven , of wat zal men a toevoegen bij de valfche tong. 't Zijn fcherpe pijlen van een' magtigen : m verdervende vuurkoolen. Wee mij ! dat mijne vreemdeiingfehap ^o lang duurt I dat ik woonc onder de nwoonders van Ccdar: wei lange zweeft nijnc ziel in vreemde -gewesten. Met de gecnen die den vrede haaten,* waVw  ^^DIE OVKRLEEDF.N ZIJN. '4°7'^ was ik vreedzaam: als ik hun toelprak,^| beftreeden zij mij zonder reden. ■ j Heerc geef hun de eeuwige rust;_ ., , En laat het eeuwig licht hun vcfichynen. j Toezang. Wee mij ! Heere; dat mnne vrecmdelingfchap "zo lang duurt. ^. , * De Heere behoedt u van alle kwaad. de Hccrc behoede uwe ziel. PSALM 120. Tk heb mijn oogen opgeheven naar de. I bergen : vin waar mij de hulp komen , ZaMijne hulp komt van den Hccrc , d'ic 1 Hemel en aarde gemaakt heeft. Jj f-Dat.hij.toch uwen voet niet laate ftjgg ^elcn: cii dat hij , die u behoedt, niet t 1UZhl!Ldic Ifraël behoedt, zal niet huimeren noeh flaapen. ! Dé Heerc is uw behoeder : de Heere is ! uwoverdekfel: hij is aan uwe rechterhand . De zon zal u bij dage met huiden en. noch de maan bij nachte. . ! Dc Heere behoedt u van alle kwaaü . I dc Heere behoede uwe ziel. De Heere bewaarc uwen ingang , cn uwenukgang: van nu af aan tot m der ;| eeuwigheid. ïk Heer geef hun dc eeuwige rust 1 En laat het eeuwig licht hun vcrichijnem; Sffi ' Cc 4 ±oe3  ,408 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN 1 Toezang. De Heere behoedt u van alle kwaad : de Hccrc behoede uwe ziel. * Indien Gij, Hccrc dc ongerechtigheden gade/laat: Heerc wie zal beftaan ? PSALM lip. TJit de dieptens heb ik geroepen tot U, ó w Heerc • Heere verhoor mijne item. Laat uwe ooren luifteren naar dc ftcm mijner fmeekinge. Indien Gij, Heere, dc ongerechtigheden gadeflaat: Hccrc wie zal beftaan ? Om dat'cr genade bij u is: cn om uwe wet, ó Heerc, heb ik u verbeidt. Mijne ziel heeft op zijn woord verbeidt: mijne ziel heeft on den Heere gehoopt. Van dc m.orgenftond tot in de nacht, moet Ifracl op den Heerc hoopen. Want bij den Heere is barmhartigheid: en bij Hem is overvloedige verlosfing. En hij zal Ifracl verloslcn, u.t alle zijne ongerechtigheden. Heerc geef hun de eeuwige rust. En Iaat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Indien Gij, Hccrc, de ongerechtigheden gadeflaat, Heere, wie zal jeftaan ? * Heerc , verfmaad toch dc werken iwer handen niet. PSALMjf  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 4°9vfc PSALM 137- * ik zal U looven, Heere, vangantfcher A harte: om dat Gij de woorden mijns monds verhoord hebt. Voor het aanfchijn der Engelen zal ik fj lofzingcn: ik zal aanbidden tot uwen heiligen Tempel, en ik zal uwen naam looven: Over uwe barmhartigheid , en uwe waarheid: want Gij hebt uwen heiligen naam boven al verheven. Op wat dag ik U aanroepen zal, verhoor mij toch: Gij zult de kragt in mijne ziel vermen gvuldigen. Dat alle dc Koningen der aarde U looven , Heere : want zij hebben alle de woorden Uws monds gehoord : En dat zij zingen van de wegen des Heeren : want wel groot is de glorie des Heeren. Want de Heere is hoog verheven, cn Hij ziet het nederige: en het gcene hoog is, kent Hij van verre. Is 'tdat ik wandel in't midden derverdrukkinge, zo zult gij mij doen leeven; cn gij zult uwe hand tegens de gramlchap mijner vijanden uitftceken, en uwe rechterhand zal mij behouden. De Heerc zal voor mij vergelding Meen: Heere, uwe barmhartigheid is eeut Cc * wig-  ;4IO GETIJDEN VOORDE GELOOVIGEN ' iwigduurcnd, vcrfmaad toch dc werken, uwer handen niet. Heerc, geef hun de eeuwige rust. | En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Hccrc vcrfmaad toch de wer■ ken uwer .handen niet. i Verf. Ik heb ccne item uit den Hemel gehoord tot mij zeggen. Antiv. Zalig zijn de dood.cn, die "inden Heere ftervcn. Toezang. Al wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen: cn die tot mi) komt, zal ik niet verwerpen. Lofzang van de Allerheiligjle Maagd ■ en Moeder Gods Maria. Luc. i. Mijne ziel maakt den Heere groot. fr* En mijn geest heeft zig verheugd in God mijnen Zaligmaker. Om dat Hij dc nederigheid zijner dienstmaagd heeft aangezien : want zie, van r,u af zullen alle gedachten mijzaügnoemen. Want Hij heeft mij groote dingen gedaan, diemagtigis: cnhciiig is zijn naam. En zijne barmhartigheid is van'geflachtc tot gedachte, over de gecne die Hem. vreezen. Hij heeft kragt gedaan door zijnen arm : Hij heeft ze verftrooid, die zig verhovaardigen in de gedagten huns harten. S ÜL^- - . L-Djj  DIE O VERLEED EN ZIJN. 4II{j*& De ma-ragen heeft Hij van den troont$A o-ezet, en dc ncderigen verheven. " 0e hongerigen heeft Hij mét goederen vervuld, 'cn de rijken ledig weggezonden. Hij heeft Israëlzijn kind opgenomen, indagtig zijnde zijner barmhartigheid: Gelijk Hij aan onze vaderen had toegezegd , aan Abraham en zijn zaad totin der eeuwighe'd. Heere geef hun dc eeuwige rust. En laat het ecuwig licht hun verlchijncn. Toezang. Al wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen: cn die tot mij komt, zal ik niet verwerpen. . De navolgende gebeden, zo hier, als mi; 1 de Lauden, of het Lof-gebed, wordenkme-ï^ lende geleezen. Dog de Cxlv. P/alm ah hier, en dc cxxix. inde Lauden, war- I den op Allerzielendag, en als men in dc Metten of het Vroeg gebed ix. Pfalmcn en ix. Les/en leest, agtergelaaten. Onze Vader, in Jlilte. I Verf. En leid ons niet in bekoringe. Antw. Maar verlos ons van den kwade. Psalm 145t oof, mijne ziel, den Heere. Ik zal L' den Heerc looven in mijn leven: ik zal mijnen God Plalmzlngen, zo lang ik j, 'er wezen zal. I ö* Betrouwt toch niet op de Vonten: op S >^ dcr(S  — -K^g, ^412 GETIJDEN VCOR DE GELOOVIGEN fdcr menfehen kinderen, in welken geen heil is. De geest daarvan zal 'er uitgaan, en zij znllen weder tot hunne aarde keeren .in dien dag zullen alle hunne gedagten te niet gaan. Gelukkig is hij wiens helper dc God van Jacob is: wiens hoop op den Heerc zijnen God is , die Hemel cn Aarde, de Zee, en al wat 'er in is, gemaakt heeft. Die de waarheid waarneemt in der eeuwigheid; die den geenen, die ongelijk lijden, recht doet: die den hongerigen ipijze geeft. De Heere maakt de geboeiden los: de; Heere maakt de blinden ziende. < De Heere rgt op die nedergeflagen zijn: dc Heere bemint dc rechtvaardigen. De Heere bewaart dc vreemdelingen: weezen cn weduwen zal Hij befchërmen: en ds wegen der kwaaddoenders zal Hij omver werpen. De Heere zal heerfchen in der eeuwigheid : uw God, ö Sion, van gcflachtc :ot gedachte. Heere geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Verf. Van dc magt der Helle. Antw. Verlos Heerc hunne zielen. Verf. Laat zc rusten in vrede i  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 413 Antw. Amen. ; • fW. Heerc verhoor mijn gebed. I Antw. En mijn roepen kome tot U. GEBED. OGod die uwe geestlijke dienaaren onder de Apoftolifche Priefters met dc i Bisfchoplijke of Prieftcrlijke Waardigheid I begaafd hebt: geef, bidden wij, dat zij . ook in derzelver gezelfchap in alle ceu- , wigheid mogen leeven. j pod, geevcr der genade, en minnaar j der mcnfchelijkc zaligheid , wij j bidden uwe goedertierenheid, dat Gij de broeders en zusters onzer vergadermgc, | .onze weldoenders en alle onze vrienden, •; die uit deeze waereld gefcheiden zijn, j op het voorbidden van dc heilige Maria | altijd maagd met alle uwe Heiligen, tot ; dc gemeenfehap der eeuwige zaligheid wilt brengen. ö r^od, Schepper en Verlosfer van al le ^ geloovigen, geef aan uwe dienaars en dicnaaresfen de vergiffenis van alle hunne zonden: op dat zij de genadige kwijtfchelding, daar zij altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven. Gij die leelt en hcerscht in alle eeuwigheid. Amen. Verf. Heere geef hun de eeuwige ( Sfrust. . . '  414 getijden voor de geloovigen vj Antw. En laat het ecuwig licht hun' verfchijnen, Verf. Dat zij rusten in vrede. Antw. Amen. De andere gebeden naar verfcheidenhcid van tijd en gelcgcndhcid te leczen, volgen agter de Lauden. De volgende Aannodiging of lnvitatorium leest men alleenlijk als men in de Meiten IX. Pfalmen en IX. Les/en leest. Men leest in de Metten iX. Pfalmcn en IX. Lesfen, op Allerzielendag, ten dage van iemands overlijden , enz. Op andere tijden als men maar drie Pfalmcn leest met de Lesfen daar toe behooren-, de, volgens de order voor ieder Drietal aangetcckend, dc Aannoodinge (Jnvitatoriuni) agtcrlaatende, begint men de Metten met den Toezang of Antiphoon voor den ccrjlcn Pfalm, welke dien dag voorvalt. DE METTEN of HET VROEGGEBED. Als men maar drie Pfalmen en drie J^esfcn leest, neemt men de drie volgende des maandags cn des donderdags. Aannodiging. Den Koning, wien alle dingen leeven, komt, laaten we aanbidden. Aannod. Den Koning, wien alle dingen jlccven, komt, laaten we aanbidden. » psalm  DIE OVERLEEDEN ZIJN. - 4Ir7& p S A E M 94- f' \ r ömt, laaten we met vreugde den Hëc^ re looven; laaten we vrolijk zingen voor God onzen Heiland: laaten weinet lof zijn aanfchijn gaan ontmoeten , en met lofzangen hem vrolijk juichen. * Den Koning, wien alle-dingen leeven, komt, laaten wc aanbidden. Want de Heere is een groote God, en een cTootkoningbovenallegoden. Want alle 'de paaien der Aarde zijn m Zijne hand : cn de hoogtens der bergen onder zijne oogen. * Komt, laaten wc aanbidden. Want de Zee behoort Hem toe, cnHy ^ heeft ze gemaakt: en het drooge land foeb-« ben zijne handen toebereid. Komt, laaten we aanbidden , en voor hem ncdervallcn : laaten wc weencn voor den Heerc die ons gemaakt'heeft. Want Hij is de Hccrc onze God: cn wij zijn zijn volk, en de fchaapen zijner weide. ■ * Den Koning, wien alle dingen keven , komt, laaten we aanbidden. Heden zo gij zijne ftem hoort-, verhardt toch uwe harten niet, gelijk alsm de verbittering, ten dage der terginge in de woeftijne, alwaar uwe vaders mq r fefo-d hebben , mij beproefd, en o©£ f mijne" werken gezien hebben. ^ r . j  ^410 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN i * * Komt, laaten v/c aanbidden. Veertig jaaren lang was Ik doende met dat geflachte, enikzeide: altijd dwaalen zij met het harte, en mijne wegen hebben zij niet gekend. Des heb ik gezworen in mijne gramfchap, dat zij in mijne rust niet zouden komen. * Den Koning, wien alle dingen leeven , komt, laaten wc aanbidden. Heerc, geef hun de eeuwige rust: en laat het eeuwig licht hun verfchijnen, * Komt, laaten we aanbidden. Antw. Den Koning, wien alle dingen leeven, komt, laaten we aanbidden. Deeze drie Pfalmen en Lgffen zijn voor den Maandag en den Donderdag. \ Toezang. Heerc mijn God , maak mijnen weg voor uw aanfchijn regt. p s a i ji 5. tJecre, aanhoor mijne woorden: let op x mijn geroep. Let op dc ftcm mijns biddens, mijn Koning cn mijn God. Want tot U zal ik bidden : Heerc , 's morgens zult Gij mijne ftcm verhoeren. 'sMorgens zal ik bij U Kaan, en befchouwen: want Gij zijt geen God die dc ongerechtigheid begeert. De kwaadwillige zal bij U niet wooncn : noch de onrechtvaardiger zullen ■ blijven voor uwe oogen. Gij  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 41?^ Gij haat allen dié ongerechtigheid bc-^ drijven: Gij zult ze allen vernielen die leugentaal lprceken. De Heere heeft een gruwel van den bloeddorftigcn en van den bedrieger. Maar ik zal door de grootheid uwer barmhartigheid ingaan in uw huis : ik zal aanbidden bij uwen heiligen Tempel in uwe vrecze. Heere, geleid mij in uwe rechtvaardigheid : om mijner vijanden Wille maak mijnen weg voor uw aanfchijn regt. Want daar is in hunnen mond gcene waarheid: hun hart is ijde). Een open graf is hunne keel, zij han->, delen bedrieglijk met hunne tongen: ver-' oordeel ze, 6 God. Laat ze vervallen van hunne bedenkingen : verdrijf ze om de menigte hunner godloosheden, want zij hebben U getergd, Heerc. En laat ze blijde zijn allen, die op U hoopen: in der eeuwigheid zullen zij zig verheugen, en Gij zult onder hen woonen. En zij zullen op U roemen, allen die uwen naam lief hebben; want Gfij zult den rechtvaardigen zegenen. Heere, Gij hebt ons met uwe goedgunstigheid, als met een fchiid, omringd. ! Heere, geef hun de eeuwige rust, ■ ■ > Dd En!  41 8 GETIJDEN. VOOR DE GELOOVIGEN ,{ En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. 'Toezang: iJccre, mijn God, maak mijnen weg voor uw .aanfchijn , régc *. Keer U om Heere , eh verlos mijne ziel: want daar is niemand die in den dood uwer gedagtig is. PSALM 6. TLJecre., ftraf mij niet in uwe verbolgenheid: noch kastijd mij in uwe gramfchap. OntfermUmijner,IIcere, wantik ben zwak: genees mij, Heere, want mijne beenderen zijn ontftcld. En mijne ziel is zeer ontroerd : maar Gij, Heere, hoe lange? ^ Keer U om Hccrc , en verlos mijne1 ziel: behoud mij om uwe barmhartigheid. Want daar is niemand die in den dood uwer gedagtig is : en wie zal U in de Helle looven ? Ik ben vermoeid van mijn zugten , ik zal alle nachten mijn bedde wasichcn: met mijne traanen zal ik mijne rustplaats begieten. Mijn oog is van dc verbolgenheid ontroerd : ik ben verouderd onder alle mijne vijanden. Gaat weg van mij allen, die ongerechtigheid bedrijft: want de Heerc heeft de ftcm mijns wcenens verhoord. Def  I DIE OVFRLEtDEN ZIJN. 4 1 9 <: Delleere heeft mijn Imceken geboord:^ de Ileere heeft mijn gebed aangenomen. Laat alle mijne vijanden befchaamd, en zeer ontftcld worden : dat zij zig zeer haastelijk oinkeercn, cn zig fchaamen. , Heerc, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Keer U om, Hccrc, cn verlos mijne ziel :■ want daar is niemand die i in den dood uwer gedagtig is. * Dat hij toch mijne ziel nietgrijpe als een leeuw: terwijl 'er niemand is om te verlosfen, noch om te behoeden. PSALM 1. T Tecrc mijn God, op U heb ik gehoopt: \ x verlos mij van allen die mij vervol-' gen, en behoed mij. Op dat hij 't eeniger tijd mijne ziel niet grijpe als een leeuw : terwijl 'er niemand is om té veiiosfen, noch om tebehocden. Heerc mijn God, heb ik zulks gedaan: is 'er onrecht in mijne handen. Heb ik met kwaad geloond die mij met kwaad betaalden s dat ik dan tc recht door mijne vijanden neergeftort cn vereideld worde. Dat mijn vijand mijne ziel vervolge, en grijpe, en mijn leven ten gronde treede : en mijnen roem tot ftof b ren ge. * Sta op Heere, in uwe gramfchap ■ cn' 3 Dd 2 ver-'  )420 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN ÈÏ 'verhef U tusfchcn de paaien mijner vij-n anden. Ja 11a op, Hccrc mijn God, volgens het gebod 't w elk Gij bevolen hebt : cn de vergadering der volken zal U omringen. En om haar keer weder naar boven : dc Heere is 't, die de volken oordeelt. Oordeel mij, Heere, naar mijne rechtvaardigheid : cn naar dc onnozelheid , die in mij is. De boosheid der zondaaren zal vernield worden, en Gij zult den rechtvaardigen voorfpoedig maaken : Gij Go,d, die dc harten en de nieren doorgrondt. & Mijne rechtvaardige hulp komt vanj 'den Heerc: die de geenen, die oprecht van harte zijn, verlost. God is een rechtvaardige Rechter, hij is fterk en langmoedig : vertoornt hij zig alle dagen. 't En zij gij U lieden bekeert, Hij zal zijn zwaard zwaaijen : Hij heeft zijnen boog gefbannen en al gereed gemaakt. En Hij heeft 'er doodlijke fchigten op geftcld : zijne pijlen heeft Hij tegens de vuurige vervolgers vervaardigd. Zie, hij was in den arbeid, van ongerechtigheid: van Imarte ging hij zwangcr, en baarde boosheid. 4 Hij heeft eenen kuil geopend, en hem' ? vermenigvuldigd: trek mij toch uit mij- 1 nen nood. Zie mijne vernedering, en mijne zwarigheid aan i cn vergeef mij alle mijne misdaaden. .. .. Aanzie mijne vijanden, want zij zijn vermenigvuldigd; cn zij haatcn mij met eenen onrechtvaardigen haat. Bewaar mijne ziel , en verlos mij : ; laat mij niet befchaamd worden, want op U heb ik mijne hoop geftcld. Deonuozclen en rechtvaardigen hebben mij aangehangen: om datikopUwagttc. . O God verlos Ifracl, uit alle zijne ver-. ' drukkingen. Hccrc-, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Gedenk de misdaaden mijner jongheid niet : noch mijne onwetendheden. , , TT * Ik geloof dat ik de goederen des Hceren zal zien , in het Land der lecvenden. PSALM 20. Dc Heere is mijn licht, enmijnhcil: voor wien zal ik vreezen? _ Dc Heerc is de befehermer mijns levens : voor wien zal ik fchrikken. Al ? de booswigtcn op mij aan vielen, ^ !*om mijn vleesch te ectcn. »  | 4-Ö GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN ( ; Mijne vijanden die mij verdrukken.- zoi zijn zij zeif' bezwceken en gevallen. Al Hordt 'er een heirleger tegens mij aan, mijn hart zal niet vreczen. Al 1'tondt 'er een krijgllag tegens mij op, zo zal ik daarin hoopen. Eene zaak heb ik den Heerc gebeden, deeze zal ik zoeken: dat ik magwoonen in het Huis des Heeren alle de dagen mijns levens. Dat ik de genocgte des Hceren mag befchouwen: .en bezoeken zijnen Tempel. Want Hj heeft mij geborgen in zijn Tabernakel, in den dag des onheils heeft i Hij mij befchermd in 't verborgen van zijn Tabernakel. Op eene rotze heeft Hij mij verheven: en nu heeft hij mijn hoofd verheven boven mijne vijanden. Ik ben omgegaan , cn heb eene offerande van groot gejuich opgedraagen in zijne wooninge : ik zal zingen, cn met lofzangen den Heere verecren. i* Heere, verhoor mijne ftcm, daar ik tot U mede geroepen heb: ontferm U mijner, cn verhoor mij. Mijn hart heeft tot U gefproken, mijn aangezigt heeft U gezogt: uw aanfchijn, Heere, zal ik zoeken. 'i Keer toch uw aanfchijn van mij niet af: Ö ei  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 429 1» en wijk niet weg in uwe gramfchap van**5 uwen dienaar. .. . Wees mijn helper, en verlaat mij met: noch vcrfmaad mij, ó God mijn heil. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaatcn: maar de Heere heeit mij opgenomen. Onderwijs mij, Heere, in uwen weg: en beftuur mij op het regte pad om mijne vijanden. Geef mij niet over aan den wille der geenen die mij verdrukken: wapt daar zijn valfche getuigen tegens mij opge- I liaan, cn dc boosheid heeft tegens haar zelve gelogen. (5 Ik geloof dat ik de goederen des Hceren zal zien, in het Land der levenden. Verwagt den Heere, draag u mannelijk : cn wees kloek van harte en verbeid den Heerc. Heere geef hun dc eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Ik geloot dat ik de goederen des Heeren zal zien, in het Land der levenden. Verf. De Heere ftelle hen bij de Vorllen. Antw. Bij de Vorftcn zijns volks. Onze Vader, infttlte. IV. L E S S E. Job 13. \ ntwoord mij: Hoe groot is het getal H £± mijner ongerechtigheden, en zqn3> den?'  43° GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN j den ? Toon mij mijne boosheden , cm overtredingen* Waarom verbergt Gij uw aangezigt, en houdt Gij mij voor uwen vijand ? Tegens een blad, dat door den wind gcflingerd wordt, toont Gij uwe magt, cn vervolgt een dorre ftoppcl. Want Gij fchrijft bitterheden tegens mij, cn Gij wilt mij vernielen met de zonden mijner jongheid. Gij hebt mijnen voet in dc boeijen geflooten, gij hebt agt gegeeven op alle mijne paden, en op alle dc flappen mijner voeten gelet: daar ik toch haast vergaan zal als of ik verrot ware, en worden als een kleed dat van de mot gegecten wordt. Antw. O God wees mijner gedagtig, want mijn leven is een wind : en laat geen menfehen oogen mij aanfehouwen. Verf.Vk dedieptens heb ik geroepen tot U, ó Heere: Heerc verhoor mijne item. Antw. En laat geen menfehen oogen mij aanfehouwen. V. L E S S E. Job 14. T"\e mensch uit eene vrouwe geboo'■^ ren, leeft een korten tijd, en wordt vervuld met veele ellenden. Hij gaat op gelijk een bloem , cn wordt vertreeden : hij vlugt gelijk een fchaduwe; cn' blijf nooit in denzelfdcn ftaat. En agt Gij 't waard g op zodanigen uwe oogen,  | DIE OVERLEEDEN ZIJN. 43^ tc openen, en hem met U in het gerecht lï te trekken ? Wie kan hem zuiver maaken, die van onzuivcren zaade geteeld is? Zijt Gij het niet alleen? Kort zijn des menfehen dagen : 't getal zijner maanden is bij U: Gij hebt hem paaien geftcld , die niet zullen kunnen overtrceden worden. Wijk een weinig van hem af, op dat hij wat moge rusten: tot dat zijn gewenschte dag, gelijk van een' daglooner, kome. Antw. Aij mij, Heere, dat ik zo veel gezondigd heb in mijn leven ! Wat zal ik ellendige doen? Waar zal ik vlugten, dan i tot U , mijn God? Wees mijner genadig, ; als Gij zult komen ten jongften dage. \ Verf. Mijne ziel is zeer ontroerd ; maar Gij, Heere, kom haar te hulp. Antw. Wees mijner genadig, als Gij zult komen ten jongften dage. VI. L E S S E. Job 14. W/ie zal mij geeven, dat Gij mij in dc " helle bedekt,. en mij verbergt, tot dat uwe verbolgenheid voorbij is , en dat Gij mij een' tijd ftelt, in welken Gij mijner gedenken moogt. Meent Gij ook dat een dood mensch wederom leeven zal ? Alie dagen, in welke ik nu ftrijde, wagt ! ik dat mijne verandering komt. Gij zult !* mij roepen, en ik zal U antwoorden: aan J het(  ) 32 GETIJDEN VOOR üt GKLOOVIGisN {{X 'het werk uwer handen zult Gij de rech-v terhand tocre ken. Gij hebt wel mijne gangen geteld: doch wees mijne zonden , genadig. 'Antw. Heere, gedenk mijner zonden niet, als Gij de waereld zult komen oordeelen door het vuur. Verf. Heerc mijn God, beduur mijnen w eg voor uw aanfchijn. Antw. Als Gij dc waereld zult komen oordeelen door het vuur. Verf. Heere, geef hun de eeuwige rust: en Iaat het ecuwig licht hun verfchijnen. Antw. Als Gij de waereld zult ko- ! men oordeelen door het vuur. >j [Vervolgens leest men hier de Lauden, 5 zo dikmaals als 'er maar één Drietal van Pfalmen en Lesfcn gelcezen wordt f] Deeze drie Pfalmen en Lesjen zijn voor den Woensdag en den Saturdag. Toezang. Heercjaat het U behagen dat Gij mij verlost: Heere,zie op om mij tc helpen. PSALM 39. Al wagtendc heb ik den Hccrc verwagt: cn Hij heeft mij aangehoord. En Hij heeft mijne gebeden verhoord: en mij getrokken uit den poel der ellende en uit het moddcrflijk. En Hij heeft mijne voeten op eene frotze gc field: cn mijne gangen beftuurd.* Ö Ertf 1 ^r-, *  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 433(1 f En Hij heeft mij een nieuw gezang inï den mond gegeeven : een' lofzang voor onzen God. Veel en zullen u zien en vreczcn , en op den Heere hoe-per. Gelukkig is de man, wiens hoop de naam des Heeren is : en die niet heeft omgezien naar eidelheden of valfche dwaasheden. Heere mijn God, veele zijn uwe wonderen,- die Gij gedaan hebt: en in uwe gedagten is niemand uws gelijk. Ik heb zc verkondigd , en 'er van gefproken: zij zijn vermenigvuldigd boven ;maate. _ ( Slagtoffer en fpijsoffer hebt Gij niet ge- • wild: maar gij hebt mij dc ooren geopend. Brandoffer en zondcoffer hebt Gij niet begeerd. Toen zeide ik, zie ik kom. In den inhoud des boeks is van mij gefchrecven, dat ik uwen wil doen zoude, mijn God, ik heb 'er naar getracht, en uwe Wet in 't binnenfte mijns harten. Ik heb uwe rechtvaardigheid verkondigd in eene groote vergadering: zie ik zal mijne lippen niet doen ophouden , Heere, Gij weet het. Uwe rechtvaardigheid heb ik niet in mijn hart verborgen: van uwe waarheid en van uw heil heb ik gelproken, - ; Ee Ik  434 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN \ Ik heb uwe barmhartigheid, cn uwei waarheid niet verborgen, voor de groote gemeente. Gij dan, IIccre, wend toch uwe barmhartigheden van mij niet af: uwe barmhartigheid en uwe waarheid hebben mij altijd' behoed. Want mij hebben ellenden omvangen die zonder getal zijn • mijne ongerechtigheden hebben mij overrompeld, en ik kon niet zien. Zij zijnmcnigvuldiger alsdehaircn mijns hoofds: cn mijn hart heeft mij verlaatcn. Heere, laat het U behaagen, dat Gij mij verlost: Heerc, zie op, om mij te helpen. Dat zij befchaamd en te faamen te fchande worden, allen die mijne ziel zoeken, om ze weg tc neemen. Dat zij te rmgge wijken, en befchaamd worden, die'mij kwaad willen. Dat zij fchiehjk hunne fchaamte draagen , die mij zeggen: fta daar wel. Laat zij verheugd cn blijde zijn in U, allen die U zoeken : en dat zij, die uw heil beminnen, altijd zeggen: hooggcloofd zij de Hccrc. Doch ik ben arm en behoeftig: dan de Heerc is voor mij bezorgd. Gij zijt mijn helper mijn befehermer : mijn God vertoef niet. Hee-i  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 435(3 Heere, geef hun de eeuwige rust. 2j En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Heere, laat het U behaagen 3at Gij mij verlost: Heerc zie op om nij te helpen. * Heerc genees mijne ziel : want ik icb tegens Ü gezondigd. PSALM 40. f" elukkig is hij, die zig den beho'cftigen en armen aantrekt: in den kwaden dag zal hem de Heere verlosfch. De Hccrc bewaarc hem, en bchoude hem het leven, cn maakc hem gelukkig op de aaï'dc: en hij geevc hem niet over aan den wille zijner vijanden. , De Heere koïne hem tc hulp op het bed zijner finarte: Gij hebt geheel zijn bedde in zijne krankheid omgekeerd. Ik heb gezegd, Hccrc ontferm U mijner : genees mijne ziel, want ik heb tegens U gezondigd. Mijne vijanden hebben mij kwaad gewenscht: Wanneer zal hij ftervcn, en zijn naam vergaan ? En als 'er een binnen kwam, om te zien, die fprak bedrieglijk: zijn hart verzamelde voor zig boosheid: en als hij buiten kwam, fprak hij zc uit. Alle mijne vijanden,hebben te faamen ! Ee 2 te-  430 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN (, tegens mij gemompeld:, cn tegens mij bc-i raamd, 't gecne mij kwaad w as. Zij hebben een boos ltuk tegens mij bcflootcn: die flaapt, zal die niet weder opftaan ? Zelfs mijn bondgenoot, op wien ik betrouwde: die mijn brood at, heeft ftoutclijk zijnen voet opgeheven om mij te vertrecden. Maar Gij, Hccrc, ontferm U mijner, en wek mij wéder op : en ik zal 't hun vergelden. Daar -aan merk ik dat Gij uw behaagen in mij gehad hebt: dat mijn vijand zig over mij niet verblijden zal. Gij toch hebt mij opgenomen om mijne onnozelheid: en mij'vast geftcld voor uw aanfchijn in der eeuwigheid. Geloofd zij de Heere, de God van Ifracl, van ecuwc tot ecuwc: zo moet het zijn, zo moet het zijn. Ilcere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuw ig licht hun verfchijnen. Toezang. Heere, genees mijne ziel: want ik heb regens U gezondigd.. * Mijne ziel dorst naar den levenden God: wanneer zal ik komen, en verfchijnen voor het aanfchijn des Heeren ? i , ) PSAT.M i I _ M  DIS OVERLEED EN ZIJN. 437^ PSALM 41. f". elijk een hart fnakt naar de waterbron>1 nen: zo verlangt mijne ziel tot U, ö God. Mijne ziel dorst naar den magtigen levenden God: wanneer zal ik komen, en verfchijnen voor Gods aanfchijn ? Mijne traanen zijn mijn brood dag cn nacht -. terwijl men mij dagelijks zegt , waar is uw God? Dit ben ik indagtig, en Hort mijne ziel in mij uit : want ik zal doorgaan naardc plaatie der wonderlijke wooninge, tot in het Huis Gods. Met een ftcm van verheuginge cn lof; 1 onder een geluid der gecnen die blijde < maaltijd houden. Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel; en waarom onthelt gij mij. Betrouw op God; want ik zal hem nog looven, hij is het heil mijns aanfchijns, en mijn God. Mijne ziel is in mij ontftcld; daarom zal ik uwer gedagtig zijn uit 't land der jordaanc, van Hermon, van den kleinen berg. De eene afgrond roept den anderen , onder 't gedruisch van uwe waterfluizen. Alle uwe hooge vloeden, en baaren zijn over mij gekomen. In den dag heeft de Hccrc zijne barmE e 3 har-  43 § GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN ^ hartigheid bevolen; en in de nacht is zijns, gezang bij mij. Het gebed tot den God mijns levens. Ik zal tot God zeggen; Gij zijt mijn behoeder. Waarom hebt Gij mij vergeeten; en waarom ga ik bedroefd, als dc vijand mij verdrukt ? Als mijne beenderen vcrbreisfcld wierden, befchimpten mij mijne vijanden. Zeggende mij dagelijks, waar is uw, God ? Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, en waarom ontftcld gij mij ? Betrouw op God; want ik zal'hem nog looven ; hij is het heil mijns aanlchijns, len mijn God. i ' Heere, geef hun cie eeuwige rust. < En laat het ecuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Mijne ziel dorst naar den levenden God; wanneer zal ik komen, en verfchijnen voor het aanfchijn des Ilccrcn. ' Verf. Geef de zielen die U belijden niet aan de beesten over. ' Antw. En vergeet dc zielen uwer armen niet ten einde toe. Onze Vader, in flilte. VIT. LESS E. Job 17. Mijn geest gaat verminderen , mijne 'dagen gaan korten, en alleen blijft het graf mij overig. Ik heb niet misdaan, en rmin oog blijft bitterheden zien. Ver-. " 4 los  •JJiJ*—— — ,o*A>r pjgij DIE OVERLEEDEN ZIJN. 439(1/ los mij, Heere, cn ftcl mij nevens \J>K en laat dan, wiens hand het ook zij, tegens mij ftrijden. Mijne dagen zijn vergaan, mijne gedagten zijn verijdeld, cn pijnigen mijn hart. De nacht hebben zij in den dag veranderd; cn na de duifternis hoop ik weer op het licht. Of ik al wagt, het graf is toch mijn huis, en in de duifternis heb ik mijn bed gemaakt. Tot de verrotting heb ik gezegd; Gij zijt mijn vader; en tot de wormen; Mijne moeder, cn mijne zuster. Waar is dan nu mijne verwagting, en wie befchouwt mijne verduldigheid ? Antw. De vrees des doods ontroert mij, \ terwijl ik dagelijks zondig, en geen boete' doe; want in de Hel is geen verlosling. Ontferm U mijner, ö God, en behoud mij. VtrJ. Heere, maak mij zalig in uwen naam , en verlos mij door uwe kragt. Antw. Want in de Hel is geen verlosfmg. Ontferm U mijner , ö God , en behoud mij. VIII. L E S S E. Job 19. Mijn gebeente hangt aan mijn vel zijnde 't vleesch verteerd; alleenlijk zijn dc lippen om mijne tanden geblccven. Ontfermt umijner, ontfermt u mijncr,tcn minden gij mijne vrienden; want de hapd des !Heeren heeft mij geraakt. Waarom ver-J ) E e 4 volgt (  — I 440 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN ! volgt gij mij,even als God,en waarom verzadigt gij u met mijn vleesch? Wie verleent mij dat mijne redenen gcfchreven worden? Wie geeve mij, dat zij in een boek gedrukt worden met een' ijzcrenfchrijffcijl, en in een looden plaat, of wel in een' harden fteen gehakt worden ? Want ik weet dat mijn Verlosler leeft, cn.dat ik ten jongften dage uit de aarde zal opftaan. En ik zal wederom met mijn vel overtrokken worden , en in mijn vleesch zal ik mijnen Godzien. Ik zal Hem zelf zien, en mijne oogen zullen Hem befchouwen , en niet een ander. Deeze mijne hoopis jopgeflootcn in mijnen boezem. Antw. Hccrc, oordeel mij niet naar mijne werken; want ik heb niets waardigs gedaan voor uw aanfchijn. Daarom bid ik uwe Majefteit, dat Gij, ó God, mijne misdaaden wilt uitwisfehen. Verf. Hccrc, wafch mij nog meer van mijne ongerechtigheid, cn zuiver mij van mijne zonden. Antw. Dat g:j, ö God, mijne misdaden wilt uitwisfehen. IX. L E S S E. Job. X. W/aarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebragt ? Ach , dat ik toch vergaan ware , dat mij geen oog gezien had!. Zo zoude ik geweest zijn, als of ik. niet(  j DIE OVERLEEDEN ZIJN. 441ijj ■ niet ware, van de baarmoeder tengravejB gebragt. Zal de kortheid mijner dagen niet haast: een eir.de neemen? Laat mij dan wat met rust, dat ik een weinig over mijne fmart klaage : eer dat ik gaa om niet w cdër te keeren, tot het uuilter land, met de duisterheid des doods bedekt, totdat and van ellende en dikkeduifternis, daar de lchaduwe des doods is, en daar geen gcichiktbeid, maar een altijd duurende naarè (chriklcclijkheid inwoont. Antw. Verlos mij : Heere, van den' eeuwigen dood, in dien lehroomelijkcn dag : als dc Hemelen en de aarde zullen j beroerd worden: als Gij de waereld zult j » komen oordeelen door het vuur. ï Verf. Ik benbefchroomdgeworden, en ik vrees tegen dat het onderzoek komen zal, en de toekomende gramfchap. Antw. Als dc Hemelen en de aaardc zullen beroerd worden: als Gij de waereld zult komen oordcelen door het vuur. Verf. Die dag is een dag van gramfchap, van onheil en ellende, een groote en zeer bittere dag. Antw. Als G j dc waereld zult komen oordeelen door het vuur. Verf. Hccrc , geef hun dc eeuwige rust: en laat het ecuwig licht hun verfchijnen. i Antw. Verlos mij, Heere, van den^ 3) E c 5 ceu-  | U2 getijden voor de gel. enz. j 'eeuwigen dood, indien fchroomélijken) dag; als de Hemelen cn de aarde zullen beroerd worden; als Gij de waereld zult komen oordeelen door het vuur. De volgende Beantwoording word geheten in de plaats van de voorgaande, op die tijden als men maar drie Pjalmcn en drie Les/en in de Metten leest. Antw. Verlos mij, Heere, van de wegen der Helle, Gij, die dcmctaalcn poorten verbroken , en de Hel bezegt , en hun_ het licht gegeeven hebt, op dat zy U zien zouden, die daar waren in dc pijnen der duifternisfen. Verf. Roepende en zeggende: Gy zijt gekomen , onze Verlosfer. ! Antw. Die daar v aren in de pijnen der duifternisfen. Vwf. Heerc, geef hun de eeuwige rust, en laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Antw. Die daar w aren in de pijnen der duifternisfen. DE LAUDEN of LOFGEBED. Toezang. De vernederde beenderen zullen zig voor den Hccrc verheugen. psalm 56. /^ntferm U mijner, ö God, naar uwe ^ groote barmhartigheid. En naar de menigte uwer erbarmingen, v ifch mijne boosheid uit. 5 : Was dn/ l^taC —  Dit (JVi-llL.Hb.iJii'N' ZiJN. 4-f.-i(i! i Wasch mij meer cn meer van mijnef ongerechtigheid: en reinig mij van mijne zonde. Want ik beken mijne boosheid , en mijne zonde is altijd voor mij. U alleen heb ik gezondigd, cn kwaad voor U gedaan >, zo dat Gij rechtvaardig zijt in uwe woorden , en overwint als gij \eroordceld wordt. Want zie ik ben in boosheden geteeld : [ en in zonden heelt mij mijne moeder ontfangen. | Want zie, Gy hebt de waarheid bemind; [de onbekende" en verborgen geheimen Ruwer wijsheid hebt gij mij geopenbaard. < » Gij zult mij befprocijen met hvfoop , en ik zal gereinigd worden ; Gij zult mij waslchen, en boven fneeuw zal ik wit worden. Vreugde en biijdfehap zult Gij mij doen hooren, en mijne vernederde beenderen i zullen zig verheugen, i Keer uw aangezigt af van mijne zonden, ' cn wisch alle mijne boosheden uit, | Schep in mij, óGod, een zuiver hart, I en vernieuw den rechten geest in mijn | binnenfte. | Verwerp mij niet van uw aanfchijn , !| cn neem uwen heiligen Geest van mij pf niét weg.. >h7- Geef  ) (44 getijden voor de geloovigen Geef mij weder de biijdfehap uws heils, en verfterk mij met eenen geest, die mij aanlcidc. Ik zaldeboozen uwe wegen leeren, en dc godloozcn zullen tot U bekeerd worden. Verlos mij van de blocdfchulden , ó God, God mijns heil; en mijne tong zal uwe rechtvaardigheid roemen. Heerc, Gij zult mijne lippen open doen, cn mijn mond zal uwen lofverkondigen. Y\ ant hadt Gij offerande begeerd, ik zou ze U wel opgedragen hebben : Gij zult in dc brandoffers geen genoegen neemen. Een bedrukte geest is voor God eene offerande , een vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, ó God, nietvermaaden. Heere , bcgunftig Zion volgens uwe goedertierenheid, en laat dc muuren van crufaicm opgebouwd worden. Dan zult Gij de offerande der rechtvaardigheid , de opdragtcn en de brandoffers aanneemen: dan zullen zij kalveren op uw altaar leggen. Hccrc, geef hun dc eeuwige rust. En laat het ecuwig licht hun verfchijnen. Toezang. De vernederde beenderen zullen zig voor den Heerc verheugen. * Heere, verhoor mijn gebed : alle, vleesch zal tot U komen. psalm  J DIE O VERLEED EN ZIJN. 445'; ' PSALM 64. J r\ God, in Zion moetmcn U lofzin^ gen: en in Jerufalem zal men U belofte betaalen. Verhoor mijn gebed : alle vleesch zal tot U komen. De woorden der godloozcnhebbende overhand over ons genomen : doch Gij zult ons onze zonden vergeeven. Zalig, die Gij verkooren, en opgenomen hebt: hijzalwoonen in uwe voorhoven. Wij zullen vervuld worden door dc goederen uws Huis: heilig is uw Tempel , en wonderbaar in gerechtigheid. ! Verhoor ons, öGod, onze Heiland: Gij, die de hoop zijt van dc u tcinden der aarde, cn van die verre in dc zee zijn. Die de bergen vastzet door uwe kragt, cn met magt zijt toegerust; die dc holle zee beroert, en 'tgedruischharcr golven. De volkeren zullen verbaasd wordem, cn die aan de uiterftc paaien woonen, zullen vreezen voor uwe wondertekenen: daar de dag op en onder gaat, zult Gij het al vrolijk maaken. Gij bezoekt de aarde, cnbevogtigt ze mildelijk: Gij vult ze op met rijke vrugten. De beek Gods is met wateren vervuld, Gij hebt hun fpijze toebereid, want al'dus is zij toebereid. , ) Ver-*  |44Ö GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN (j 1 Vervul haare watcrloopcn, vermenig-i vuldig haar gew as ; door haare regendruppelen zal zij vrolijk uitfpruiÉen. Gij zult den omloop des jaars door uwe goedertierenheid zegenen, en uwe velden zullen met vrugtbaarheid vervuld worden. De fchoonc pïaatien der wildernisfen zullen vet worden : en de heuvelen zullen met vrolijkheid omringd ftaan. Dc rammen der kudden z jn bekleed, en dc vlakke landen vloeden over van koorn; zij zullen roepen en ook lof zingen. Heere, geef hun de eeuwige'rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Heere, verhoor mijn gebed: alle vleesch zal tot U komen. * Uwe regterhand heeft mij orderftcunt, Hccrc. PSALM 6,2. C\ God, Gy zijt mijn God : tot Uwaak w ik van den vroegen morgen. „ Mijne ziel dorst naar U; hoe menigmaal dorst naar U mijn vleesch. In een woest, wild cn dor land , zo vertoon ik mij voor U in het Heiligdom om uwe magt en uwe heerlijkheid tc aanichouwcn. Want uwe barmhartigheid gaat alle leven tc boven ; mijne lippen zullen U lof zingen. « Zod  | DIË OVERLEfcDuN ZIJN. 447 .«i j Zo zal ik TJ zegenen mijn leven lang; en** in uwen naam za-1 ik mij ..e handen opheffen. Zo, dat mijne ziel als met fmeer en vettigheid vervuld worde: en met vrolijke lippen zal mijn mond lof uitgeeven. Als ik op mijn bedde uwer gedagtig was , dagt ik op U 's morgens: want Gij zijt mijn helper geweest. En ik zal mij verheugen onder defchaduwe uwer vleugelen : mijne ziel is U overal gevolgd : uwe regterhand heeft mij onderfleund. Maar z j (tonden mij te vergeefs naar het leven , zij zullen onder de aarde 'daalcn, zij zullen in het zwaard vallen,£ (en den vosfen ten roovc worden. Maar de Koning zal zig in God verblijden ; allen die bij hem zweeren, zullen zig beroemen: om dat de mond der kwalijk fprcekers geflopt is. PSALM 65. GOd zij ons barmhartig, en geeve ons zijnen zegen: Hij befchijne ons met zijn aanfchijn, cn toone ons genade. Op dat wij" uwen weg op de aarde kennen: cn uw heil onder alle volken. Dat dc volken, 6 God, Ulooven: dat alle volken U eer geeven. Laat de volkeren blijde zijp, en zig ^verheugen; want Gij oordeelt dc volken > 5"» in (  )44* GETrjDETï VOOR DÉ GËLOOVJOÜ.N. i 'in gerechtigheid , cn bcltuert dc heide-, ncn op de aarde: Dat dc volken, ó God, U looven, dat aHc volken u eer brengen : de aarde heeft haare vrucht gegeeven. God wil ons zegenen, onze God, God wil ons zegenen : cn dat Hem alle uiterftc paaien des aardrijks vreezen. Heerc. geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun vcrlchijncn. Toezang. Uwe rechterhand heeft my ondeiTceund, Heere. * Heerc, verlos mijne ziel van de magt der Helle. Gezang van Ezeehias. PSALM 38. Tk heb gezegd , in het midden mijner dagen zal ik naar de poorten der Helle gaan. Ik zogt naar 't overige mijner' jaaren. Ik zcide, nu zal ik den Hccrc mijnen God niet zien in het Land der lecvenden. Nu zal ik geen mensch meer aanzien: noch die daar woont in rust. Mijn levenstijd is weggenomen, cn van mij weggevoerd, gelijk een harders hut. Mijn leven is afgefheden als een wevers web: Hij heeft mij afgcfnedert, daar ik eerst ben: tusfehen den morgen cn den avondftond zult Gij mij ten einde i brengen. Ikó  DIE OVERE-KEDEN Z.1JJN. Ik hoopte nog tot den morgenftond :£ gelijk een leeuw zo brak Hij alle mijne gebeenten. Tusfchen den morgen en den avondbond zult Gij mij teneinde brengen: ik zal piepen als een jonge fwaluwe, ik zal zugten als een duif. Mijne oogen zijn zwak geworden, door het opzien naar omhoog. Heere, ik lijde geweld, ipreek toch voor mij. Wat zeg ik en hoe' zoude hij voor mij fprceken, daar hij het zelf gedaan heeft. Ik' zal voor U alle mijne jaaren gaan herdenken, in dc bitterheid mijner ziele. , Heere, indien men Zo leeft, enhctle-J ven mijner zieie daarin beftaat, zo zult gij l mij kaitijden, cn laaten leeven. Zie in den vrede is mijne bitterheid de allcrbitterftc. Doch Gij hebt mijne ziel uit het verderf getrokken: Gij hebt alle mijne zonden agter uwen rug geworpen. Want de Hel zal u niet looven, noch de dood zal U prijzen: die ten gravc daalen , zullenopuwcwaarheidnietwagten. De levende, de levende zal Ulooven, gelijk ik ook heden doe: de vader zal den kinderen uwe waarheid bekend maaken. Heere, behoud mij, zo zuil en wij onze lofzangen zingen, alle de dagen on:zes levens, in het huis des Heeren. 5 j F f Hee- (  4,5° getijden voor de geloovigen Hccrc, geef hun de eeuwige rust, En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Heere, verlos mijne ziel van de magt der Helle. * Al, wat ademt, loovc den Hccrc. psalm 148. T ooft den Heerc gij van dc Hemelen: looft Hem in het allcrhoogftc. Looft Hem alle zijne Engelen: looft Hem alle zijne heirkragten. Looft Hem zon en maan: looft Hem alle Harren cn licht. Looft Hem gij Hemelen der Hemelen, cn alle wateren die boven de Hemelen zijn. Dat zij den naam des Heeren looven. Want Hij fprak- cn zij waren gemaakt. Hij beval, en zij waren gefchapen. Hij heeft ze bevestigd voor eeuwig, en voor altoos : Hij heeft zc een bevel gegeeven, dat niet zal voorbijgaan. Looft den Heere g'j van der Aarde : groote yisfeheft, cn alle afgronden. .Vuur, hagel, fiiceuw , ijs, cn ftormwinden: die zijn Bevél volbrengen. Bergen en alle heuvelen • vrugtdraagend houtgewas, cn alle cederboomen. Beesten, en allerhande vee: kruipendj dieren, cn gevleugelde vogelen. Koningen der Aarde, cn alle volkeren: Vorften en alle Rechters der aarde. I Tnn-j   452 getijden voor de geloovigen. ^ ' Om het bclèhreven vonnis over hcnjj uit te ocffenen. Deeze luiftcr is voor alle zijne Heiligen. psalm 150. T ooft den Heere in zijn Heiligdom : looft Hem in het uitipanfel zijner kragte. Looft Hem in zijne mogendheden : looft Hem naar zijne zeer groote heerlijkheid. Looft Hem met geklank der bazuine : looft Hem op harpen , en on fluiten. Looft Hem met trommel klank, en aan reijen: looft Hem met fnaarefpel, en orgel. Looft Hem met zoet luidende klinkJtrommclen, looft Hem met klinktrom-i 'melen van vrolijk geluid. Al , wati ademt, loovc den Heere. Heerc, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Toszang. Al, wat ademt, loove den Heere. Verf. Ik hoorde eene ftcm uit den Hemel tot mij zeggen. Antw. Zalig zijn de dooden, die in den Hccrc fterven. Toezang. Ik ben de verrijzenis en het | leven: die in Mij gelooft, zal leeven, ai is hij al geftorven. En al wie leeft, en in Mij gelooft, die zal in der eeuwigheid ■ niet fterven. < LoU  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 4dó(Ü: Lofza ig van Zacharias Luc. l. L ~tt Gcioofd zij dc Ilccre God van Ifraël: dat Hij zjn volk bczogt, cnverlosf ng gcgccvcn heeft. En ons een hoorn der zaligheid heeft opgcregt, in 'thuis van zijnen dienaar David. Gelijk Hij had toegezegd door den mond zijner heilige Prqfeëtcn, die 'er van alle tijden geweest zijn: Dat Hij ons zoude verlosfcn van onze vijanden, en uit de hand van allen, die ons haaten. Om barmhartigheid te doen met onze vaderen : cn tc gedenken aan zijn heilig .Verbond: >, ' Den eed, dien Hij gezworen heeft aan *t onzen Vader Abraham: Dat Hij ons zoude gecven, * Dat wij uit dc hand onzer vijanden verlost zijnde, Hem zonder vroes zouden dienen. In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanfchijn, alle onze dagen. En gij, kind, zult een Profeet des AlIcrhoogften genaamd worden: want Gij zult voor het aanfchijn des Heeren gaan, om zijne wegen te bereiden: Om zijn voik dc kennisje der zaligheid te geeven, tot vergiffenis hunner zonden. : { Door de ingewanden der barmhartig-' C Ff 3 hcid':  B454 getijden voor de geloovigen. | -heid van onzen God, door welke Hij ■ons_ is komen bezoeken, die nu vcrichijnt van boven: Om de geenen die in de duifternis, cn in de lchaduwc des doods zitten, te verlichten : om onze voeten tc beftuurenop den weg des vredes, Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het ecuwig licht hun verfchijnen. Toezang. Ik ben de verrijzen's en het leven: d:e in Mij gelooft, zal leeven, al is Hij al geftorvcn. En al wie leeft, cn in Mj gelooft, die zal in der eeuwigheid niet fterven. De volgende gebeden zo hier ah in de\ V°fperen ofhetA^ond-gtbcd worden knic-l lende geleezen, dochdc cxxix. P/alm alhier, en de cxlv. inde Vejperenwordtagtergelaaten als men in de Metten of het Vrceggebcd negen Pfalmen ennegen Les/en leest. Onze Vader, in Jlilte en knielende. Verf. En leid ons niet in bekoring. Antw. Maar verlos ons van den kwaade. psalm 129. T Tit de dieptens heb ik geroepen tot U, ^ ó Heere, Heere, verhoor mijne item. Laat uwe ooren luifteren naar de Hem mijns fmeekems. Indien Gij, Heere, de ongerechtigheden gadefiaat: Heere, wie zal beftaan? <5 Om %  DIE OVERLEED EN ZIJN. 455(J Om dat 'er genade bij U is • cn om uweï Wet, ö Heere , heb ik U verbeid. Mijne ziel heeft op zijn woord verbeid : mijne ziel heeft op den Heerc verhoopt. Van den morgenftond tot in de nacht, moet Ifraël op den Heere hoopen. Want bij den Heere is barmhartigheid: en bij Hem is overvloedige vcrlosfing. En Hij zalllraël veriQSiën uit alle zijne ongerechtigheden. Heere, geef hun de eeuwige rust. En laat het eeuwig licht hun verfchijnen. Verf. Van de magt der Helle. Antw. Verlos, Heere, hunne zielen. Verf. Laat ze rusten in vrede. Antw. Amen. Verfz. Heere, verhoor mijn gebed. Antw. En mijn roepen komc tot U. Gebed. f\ God, die onder de Apoftolifche Prie^ fiers uwe geestiijke dienaars met deBisfchoplijkc of Priefterlijke waardigheid bekleed hebt: geef, bidden wij, dat zij ook in derzclver gezelfchap in alle eeuwigheid mogen leeven. r\ God , gecver der genade, en min^ naar der mcnfchclijke zaligheid, wij bidden uwe goedertierenheid, datüii de broeders en zusters onzer vergadering , onze weldoendcrs en alle onze vrienden,. Ff 4 dkf  ! 456 GETIJDEN VOOR DE GELOOVIGEN : die uit deeze waereld gefchciden zijn, op het voorbidden van de Heilige Maria altijd maagd met alle uwe Heiligen, tot dc gemeenfehap der eeuwige zaligheid wilt brengen. O ^od, Schepper cn verlosfer van alle w geloovigen, geef aan uwe dienaars cn dicnaresfen vergiffenis van alle hunne zonden: op dat zij de genadige kwijtfchclding, daar zij altijd naar verlangd hebben , door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven Gij die leeft cn hcerscht in alle eeuwigheid. A. Amen. Vsrf. Hccrc, geef hun de eeuwige rust. Antw. En laat het ecuwig licht hun verfchijnen. Verf. Dat zij rusten in vrede. Antw. Amen. Gebed op Allerzielendag. O God, Schepperen Verlosfer van alle w geloovigen, geef aan uwe dienaars en dicnaresfen vergiffenis van alle hunne zonden: op dat zij de genadige kwijtfchelding, daar zij altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven. Die leeft en hcerscht met God den Vader , in eenigheid des Heiligen Geest, God in alle eeuwigheid. A. Amen. Ge-  DIE OVERLEEDEN ZIJN. 457\Ü Gebed, als 'er iemand overheden is. fj, W/ij bidden U, ö Heere, verlos dc ziel van uwen dienaar N. op dat hij der waereld geftorven zijnde, voor U moge leeven, cn reinig hem door de gunst uwer barmhartige genade van al het gcene hij door mcnfchelijke zwakheid in dit leven misdaan heeft. Door onzen Heere jefus Chriltus uwen Zoon , die met U leeft en hcerscht in de eenigheid des H. Geests, God in alle eeuwigheid. A. Amen. Op het Jaargetij. r\ God, Heere der genade, geef de zie^ leri van uwe dienaars en dicnaresfen , we;ker Jaargetij wij nu houden,; de plaats der verkwikkinge , de zalige i rhst, cn het licht uwer beftraabnge. Door onzen ilcerc Jefus Chrijïus uwen Zoon, die met U leeft en heerfcht in de eenigheid des Heiligen Geefts , God in alle eeuwigheid. A. Amen. Voor Vader en Moeder. OGod die ons geboden heeft dat wij Vader cn Moeder zullen eeren ontferm U genadiglijk over dc zielen van onzen Vader en onze Moeder, cn vergeef hunne zonden: cn maak dat wij hen in de vreugde van het eeuwig licht mogen aan- j fchouwen. Door onzen Heere jefus Chris- ! tus uwen Zoon, die mctU leeft cn heer- S F f 5 fchrtf  9 f$è GETIJDEN VOOR BE GEL. ENZ. ^ STchf. in dceenigheiddes Heiligen Geests.j God in allcMxmvigheid. A. Amen. Foor een Manspcrfoon. XJeig , ö Heere, uw oor tot onze gebeden, door welke wij uwe barmhartigheid ootmoediglijk fmccken : dat Gij de ziei van uwen dienaar, die Gij uit deeze waereld hebt doen fchciden, in het land des vrcdes en des eeuwigen lichts wilt plaats geeven, en in 't gezclfchap uwer Heiligen ontfangen. Door onzen Heere Jcfus Chriltus uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de ecnigheid des Heiligen Geests, Godin alle eeuwigheid. A. Amen. i Fol r een Frouwsperjoon. i W/ij bidden U, Hcëre. wees dc ziele \ van uwe dienaresfe naar uwe goedertierenheid genadig: cn hcrftel haar, nu gezuiverd van de befWttirigen der fterflijkhcid, in het erfdeel der eeuwige zaligheid. Door onzen Hccrc [cfus Chriftus uwen Zoon , die met Ü leeft cn hcerscht in de eenigheid des Heiligen Gecsts , God in alle eeuwigheid. A. Amen.  ■> DE '"'^ ' V E S P E R. S 1 VAN DEN ZONDAG EN EENIGE FEESTD A GEN. DE ZONDAGS PSALMEN. f, Deus in adjuto- t. 6 God! kam mij te rium rneum intende. hulpe. ij?, Domine ari adju- k-. Heere, haast u om vandum me feftina* niij' te Jiélpeff. f. Gloria l'atri &c. y. GiorU zij den Vader enz. Alleluja. Alleluja. Van Septiiagefima tot Paasfchen zegt men in plaats van Allüuja. Laus Tibi Domine, Lof'zij «, 6 Heere, KoRei stern» gloria;. nirtg der eeuwige glorie. PSALM'' 109. F)ixit Dominus Do- Jf^e Heere heeft tot mijmino meo : fede a r.sn Heere gezeid : zit dextris meis. aan mijne rechterhand. Donec ponam inimi- Tot dat ik uwe vijanden cos mos: fcabellumpe- tot een batik uwer voeten dam tuoruin- fklle. Virgam virtutis tua3 De Heere zal uit Sion emt'uet Dominus ex den flaf uwer magt doenSion; dominare in me- komen: hcerfch in 't middio inimicorum tuorum den uwer vijanden. Wr'um principium in B'j u is het vorfteniom die virtutis tus in fplen- ten dage uwer kragt indm, I dof  ?46o de Vesper Psalmen. ^doribus Sandorum: ex groten glans des Heiligribus Sanatorum : ex doms; Foor den dageraad uteroanteluciferumge-Aeé ik u uit den kimt nui te. geteeld. Juravit Dominus, & De Heere heeft gezwo non pasmtebit eum : ren,enhet zal hem niet be■ TuesSacerdosin ster- rouwen: gij zijt Priejler numfecundumordinem in eeuwigheid volgens de Melchifedech. W!y2e van Melchijedech. Dominus a dextris De Heere is aan uwe tuis: Confregit in die rechterhand: hij heeft in iix fuae Reges. den dag zijner gramjchap de Koningen vermeld. Judicabit in nationi Hij zal recht doen onder bus, implebit ruinas -.de volken; hij zal de ver> Conquasfabit capita in woestingen vermenigvul'terra multorum. digen: hij zal ze verdel ■ gen, die hoofden zijn in een vreemd land. De torrente in via Hij zalopdenweg uit de bibet: propterea exal- beke drinken : daarom zal tabit caput. hij het hoofd opheffen. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Valer, enz. psalm i to. £onfitebor tibi Do- TJeere , ik aal u lw>en mine in toto cor- met geheel mijn hart:: de meo : in concilio in den raad der rcclitvaarjuftorum & congrega- digen en in de vergade none. ringe. t Mzgna. opera Do- De werken des Heeren -mini: exquiiita in om- zijn groot: zij zjn uiige-« ' nes'i  i. van den Zondag. 46i"7, ines voluntates ejus. lezen volgens alle zijne , ' behagens. Confesfio & magnifi • Zijn werk is lof en heer- i centia opusejus:&julti- Ujkheid: en zijne recht- \ tia ejus manet Ln fecu- vaardigheid duurt in alle ) lum faeculi. eeuwigheid. Memoriarn fecit mi- Hij heeft een gedeukterabilium fuorum mife- ken zijner wonderheden ricors & miferator Do- gefield, de genadige en minus: escam deJit ü-barmhartige titer : hij nienubus ie heeft eene J'pijs gegtsven , aan die hem vreezen. j Memor erit in faxu- Hij zal in der eeuwig- \ lum teilamenti fui: vir- ]ieid aan zijn verbond ge- J tutem opeium fuorum denken: hij zal ds kragt j . annunüabit populo fuo. zijner werken aan zijn j[ $ volk hekend maken. f Ut det illis beredi- 'Om hun het erfdeel der) tatem gentium: opera heidenen te geeven: de «er-'i mamram ejus veritas ^en zijmr handen zijn & judicium. waarheid en gerechtig¬ heid. ! Fidelia omnia man- ji\e z;jne bevelen zijn data ejus , contïrmaca getrouw , bevestigd vour I in fsculum fsculi : altoos en in der eeuwig- • fafta in veritate & £- ]ieid; ze zijn gemaakt in quitate. waatheid en rechtvaardig¬ heid. Redemptionem mi Hij heeftverlosfingaan fit populo fuo: man. zijn volk gezonden: Inj davit insternum testa- heeft zijn verbond in eeu> .1. menuim fuum, wigheid geboden. , A Santtum & terribile Heilig en ontzaglijk is \ rt> no i  £462 de Vesper Psalmen r nomen ejns : initium zijn naam: de vreet des lapientiastimorDomini. Heeren is het beginjel der wijsheid. Intelleftusbonusom- Ha verftand is goed riibus faciemibus eutn: aan alten , die 'er naar laudatio ejus manet in doen: z'jn lof blijft inajïn faecuium feculi. Ie eeuwigheid Gloria Patrie, &c. Gkrie zij den Vader, enz. psalm III. geatus vir, q„i ttaet (_ eMki a d Dommum : >n man- ^ tój % ™ \ % dans ejus volet ramis.^ „ak heef tin zif- n . . ne gebeden. i otens m terra rrir v,-- ? frm^n .:.J • " «al mastte temen ejus: «nemio 0/) rff mrrf(.. , - £ j reciorum benedicetur nLht j i A ,\ Lur- JWCflt «er oprechten zal . gezegend worden. Gloria & dfvftf* in In zijn huis zal iuiftcr domo ejus: & jultitia en ryfefo» zyn: enjSiVfjê eius manet in fa;culum rechtvaardigheid duwt in fïcul'- «//e eevwigheid. Exortum e«t in te- Het J«$f gWf tes; ubi eft Deus eorum? zeggen : waar is hun God? ■ Qs üeus(  466 di Vesper Psalmen. Deus autem noster Onze God toch is in ~ in ccelo: omnia qua den Hemel -hij doet al het ' cunqtie voluit, fccit. geene, dat hem belieft. Siinulacra gentium De afgoden der Volkeargentum & aunim : ren zijn zilver en goud: opera manuum homi- werken van der menfehen num. handen. Os habent, & non Zij hebben eenen mond, loquentur: oculos ha-doch fpreeken niet: zij bent: & non videbunt. hebben oogen, maar zien niet. Aures habent, & non Zij hebben ooren, maar audient nares habent hooren niet: zij hebben & non odorabunt. neuzen, maar ruiken niet. Manus habent , & Zij hebbenhanden, doch non palpabunt : pedes tasten niet: zij hebben voe-; habent, & non ambu ten, maar wandelen niet: >! labunt: non clamabunt zij maaken geen geroep met in gutture fuo. hunne keel.. Similes illis fiant , Dat, die ze maaken, qui faciunt ea : & om- hun gelijk worden: en al nes, qui confidunt in len, die 'er op betroueis. wen. Domus Israël fpe- Het huis van Israël ravit in Domino: ad- hoopt op den Heere: hij is iutor eorum , & pro- hun helper, en hun bete£tor eorum eft. fchermer. Domus Aaron fpe- Het huis van Aaron ravit in Domino: ad- hoopt op den Heere: hij jntor eorum , & Pro- is hun helper en hun beteftor eorum eft- fchermer. Qui timent Domi De g'enen, die den ^ num, fperaverunt in Heeren vrezen, hoopen op \ Do t  R v h d ük Zond a g. 467 f Domino-adjutoreorum den Heere • hij is hun hel& prote&or eorum efr.. per en befehermer. Dominus memorfu.it De Heere is onzer genoftri : & benedixit dagtig geweest: en heeft nobis. ons gezegend. Benedixit domui Is- Hij heeft gezegend het raëi, benedixit domui huis van Ifraê'l, hij heeft Aaron. gezegend het huis van Aaron, Benedixit omnibus qui Allen, die den Heere timent Dominum: pufil- vreezen,heeft hij gezegend: lis cum majoribus. zo kleinen als grooten. Adjiciat Dominus fu- De Heere zegene u Heper vos: fuper vos & den meer en meer: u, en fuper flllios vestros, uwe kinderen. Benedifti vos a Do ■ Wees gezegend van den mino: quifecit ceel um/few, die Hemel en aar& terram. de gemaakt heeft. Ccelum cceli Domi- De bovenfte Hemel is no: terram autemdedit voor den Heere, maar de filiis hominum. aarde heeft hijgegeevenaan de kinderen der menfehen. Non mortui Iauda- De dooden zullen u niet bunt te Domine: ne- looven, Heere,noch iemand que omnes,qui descen- dergeenen , die in 't graf dunt in infernum. daalen. Sednosqui vivimus, Maar wij, die leeven, benedicimus Domino: looven den Heere van nu ex hoe mme & ufque af aan tot in der eeuwigin fccukim. heid. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, enz. ' 1 Gg 2 LOF*^  468 de Vesper Psalmen. '1 LOFZANG van MARIA. 1 .yjagnificat anima mea A/iijne ziel maakt den Domino. Lïl Heere groet. Et exultavit fpiritus En mijn geest heeftzig rneus in Deo falütari verheugd in God mijnen meo- Zaligmaaker. Q.iia refpexit humi- ()m dat hij de nederightatetn ancilla fax : heid zijner dienstmaagd Ecce enim ex hoe be aangezien heeft : want atain me dicenr. omnes ziet van nu af aan zullen generationes. 0//e geflachten mij zalig noemen. Qjn fecit mihi mag- Om dat hj, die magna qui potens eft :tig is, mij groote dingen &fanftum nomen ejus. gedaanhaft ,enzijn naam is heilig. Et rnircricqrdia ejus Ënztjnebarmhartigheid^ a progenie in proge ïs.VangeJlaciaetotge/lach-] mes: timentibus eüm.(e; over dege enen, die hem vreezen. Fecit protentiam in Hij heeft magt doorzjbrachio luo : dilperfit ren arm gedaan : hij heeft fuperbos' mente cordis degesnen, die hovaardig in uli- de gedagte van hun harte zijn, ver/hoofd. Depofuit potentcs Hij heeft de magtigen de fede : & exakayit van den pel afgezet: en hu.ni'cs. de nederigen heeft hij ver¬ heven- Efurientes implcvit Hij heeft ds hongeribönic. & dWt^ dltni- gen met goederen vervuld: fit ir.abci. en de rijken heeft hij lee \' dlg weggezonden. ' ; suf.*  van den Zondag. 46.) j Sufcepit Israël pue- Hij heeft Israël, zijnt rum fuum : recurdatus kind, opgenomen, indagmifericordia; fuae. tig z'jndezijner barmhartigheid. Sicut Iocutus eft ad Gelijk hij tot onze FaPatres noftros: Abra- ders gefproken heeft: tot ïam & feinini ejus in Abraham en zijn zaad in fascula. der eeuwigheid. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, ' enz. VESPER PSALMEN or BIJZONDERE F E E S T.D A G EN. Op Kersdag en onder het geheele Oclaaf, de drie eertte Pfalmen van den Zondag, de vierde, gelijk hier volgt , de vijfde: Memento Domine Bavid, gelijk hier agter: ^ r s ai. m j 29. ' T^e profundis clama- Tjit de dieptens heb ik *^ vi ad te Domine: ^ tot u geroepen, Hee Domine,exaudi vocem re, Heere verhoor mijne meam: jlem: Fiantaurestuajinten- Laai uwe ooren luistedentes in vocem depre- fen naar de jlem mijner cationis mea;. fmeekinge. Si iniquitat.es obfer- Indien , 'gij , Heere, vaveris Domine : Do- de ongereclitigheden aanmine, quis fuftinebit ? : Heere, wie zal bejlaan ? Quia apud te pro Om dat 'er bij u genapitiatio eft: & prop- de is: en om uwe wet, ter legem tuamfuftinui .ffm-e , heb ik u verte Domine. beid. 1 Gïi % Suflï 1  j)47° DE Vespes Psalmen. ° Suftinuit anima mea Mijne ziel verbeidt op, in verbo ejus: fperavit zijn woord: Mijne ziel anima mea in Domino, heeft gehoopt op den Heere. A cuftodia ttiatuiina Dit Israël van der. usque ad noclem: fpe morgenjlond tot 's nachts ret Israël in Domino, toe op den Heere hoope. Quia apudDominum Want bij den Heere is mifericotdia: & copi barmhartigheid : en bij ofa apud eum redemp- hem is overvloedige vertio. losfing. Et ipfe redimet Is- En hij zal Israël verrad ex omnibus ini los/en, uit alle zijne onquitatibus ejus. gerechtigheden. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, enz. Op Nieuwjaarsdag alle de Pfalmen, gelijk op de Feestdagen der H. JMaagd Maria. Op Drie Koningen, Paasj'ihsn, Pinkfteren, en H. Drievuldigheidsdag, in de tweede Vesp. alle de Pfalmen van den Zondag. Op 'i Heeren Hemelvaart en den Zondag onder 't Octaaf de vier eerde Pfalmen, gelijk des Zondags de vijfde Pfalm, is: Laudate Dominum omnesgentes, gelijk hier agter blad/.. 472 Op H. Sacramentsdag de twee ceiitc Pfalmen van den Zondag. De derde is Credidi. gelijk hier agter btadz. 472. De vierde is, gelijk hier volgt. PSALM I27. "Reati omnes, qui ti- gelukkig zijn ze allen. ment Dominum: die den Heere vreezen, I qui  I der Feestdagen. 471.4 i qui ambulant in viis die in zijne wegen wande-j ejus. len. Laboresmanuumtua- Want gij zuit den arrum quia mandticabis: beid uwer handen eeten: be.itus es, & bene erit gelukkig zijt gij, en het tibi. zal u welgaan. Uxor tua ficut vitis Uwe huisvrouw zal abundans: in lateribus zijn als eene vruchtbaare domus tua;. ■wijn/lok aan de zijde uws huis. Filii tui ficut novel- Uwe Kinderen zullen la; olivarum : in circui- zijn als jonge olijffpruiten tu menfae tua;. rondom uwe tafel. Ecce llc be;iedi§etur Zie, zo zal de mensch homo: qui timet Do-gezegend worden: die den minum. Heere vreest. 1 1 Benedicat tibi Do- De Heere zegene u uit < minus ex Sion : h vi- Sion, en het gebeure u te deas bona Jerufalem zien het welvaarenvan Jeomnibus diebus vita:- rufalem alle de dagenuws tux, leevens. Et videas filios fi- Zie ook uwe Kinds Iiorum tuorum: pacem kinderen, den vrede over fuper Israël. Israël. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, enz. De vijfde Pfalm is Lauda Jerufalem Dominum. in de Verpers der ü Maagd Maria. Op de Feestdagen der Apostelen en Euangelisten in de eerfte Vespers de vier eerfte Pfalmen van den Zondag: de vijfde als volgt. ^ Gg4 psalm'  i);472 ds Vesper Psalmen. t psalm116. J^audate Dominum I ooft den Heere alle omnes genees :lau- Heidenen, looft hem date eum omnes po« alle volkeren. puli. Quoniam confirma- Want zijne barmharta eft fuper nos mffe- tigheid is over ons verricordia ejus; & vex\-fterkt, en de waarheid tas Domini manet in des Heeren duurt in der aiternum. eeuwigheid Gloria Patri, enz. Glorie zij den Vader, enz. In de tweede Vespers der Apostelen de twee eerfte Pfalmen van deu Zondag, en de anderen als volgt. i . ; «al „ .j- ifii*..ïil» y psalm 115. £redidi: propter quod U heb geloofd, daarom loctitus fum , ego heb ik gefproken , ik autem humiliatus fum wierdbovenmaate verdrukt. nimis. Ego dixi in excefTu In vervoeringe mijner meo , omnis homo zinnen zeide ik , alle mendax. mensch is leugenagtig. Quid retrtbuam Do- Wat zal ik den Heere mino , pro omnibus vergelden, voor al hetgeequa; retribuit mihi? ne hij mij verleend heeft. _ Calicem Salutarïs ac- Ik zal den beker, van cipiam, & nomen Do- yerlosfmge aanneemn, en mini invocabo. den naam des Heeren aan ■roepen. Vota mea Domino Ik zal den Heere mijl M4A8 1 rct^ f  i der Feestdagen. 473^ reddam , coram omni ne beloften betaalen in de J populo ejus, pretiofa tegenwoordigheid van al in confpecïu Domini zijn volk, dierbaar is voor mors fanftorum ejus. 't aanfchijn des Heeren de dood zijner heiligen. ó Doinine quia ego ó'. Heere, dewijlikuw fervus tuus ,ego fervus dienaar ben, dewijl ik uw tuus & filius ancillsB dienaar ben, en de zoon tuae. uwer dienaresfe. Dirupifti vinculamea, Daarom hebt gij mijne tibi facrificabo hoftiam banden gebroken ; aan u laudis, & nomen Do- zal ik een belofte opdraamini invocabo. gen , en den naam des Heeren zal ik'aanroepen. Vota mea Domino Ik Zal den Heere mijne reddam in confpeftu beloften betaalen in de teomnis populi ejus, in genwoordigheidvanalz'jn atriis domus Domini,^, in de voorhoven van in medio tui, Jerufa- het huis des Heeren, in''t lem- midden van u , 6 Jeru¬ falem. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, enz. psalm 125. Tn convertendo Domi- Als de Heere de gevange • nus captivitatem Si- nen van Sion deedtweon, Éafibi fumus ficut derkeeren , toen wierden confolati. wij als de geenen, die ver¬ troost zijn. Tune repletum eft' leen wierdt mize mond gaudio os noftrutn, & met vreugde vervuld, en Gg s lin |  i:474 de Vesper Psalmen. ftingaa noftra «calta- 'ohie tbng mei biijdfehaptione. • , Tune dicerlt in- Toen zeiden zij onder de tes gentes , magnifi- volkeren, de Heere heeft cavit Dominus faceiegroote dingen met hun eecum eis. rfsa„. Magmficavit Domi- Croote dingen heeft de ruis facere nobifcum, Heere met ons gedaan, fafti lumus lextantes. wyzyn verheugd geworden. Lonverte Domine Heere, doe onze gecaptivitatem noftram , vangenen terug keeren, dat ficut torrens in auftro. 2y zyn ais eene waterbeek in het zuiden Qui feminant in la- Die mettraanenzaaijen, crymis, in exultatione zuUen met vreugde maaimetent. ':eflm Euntes ibant & fle- Zij gingen gejladiglijk bant, mutentes femma aanm weenden, werpende ™* . hun zaad. Venientes autem ve- Maar dikwils zullen ment cum exultatione, zij met vreugde komen, portantes mampulos dragende hunne Jchooven. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, enz. psalm 138. J^omine probaflï me, TJeere , gij doorgrondt & cognovifti me, mij, en kent mij,gij lu cognovifti fesfionem kent mijn zitten en mijn meam, & refurrectio- opjlaan. nem meam. Intellexifticogitatio- Mijne gedagten weet* neslf  bek Feestdagrn. 475 nes meas de longe, (e-gij van verre, mijn voetmitam meam & taai-pad, en de maat van cnitim meum invefti- mij nen weg fpoort gij na. gafti. En alle mijne wegen Et omnes vias meas hebt gij te vooren gekend, prsevidifti , quia non alhoewel 'er geen woord eft fermo in lingua op mijne tonge was. mei. Ecce Dominetucog- Zie, Heere, gij weet novifti omnia novisfi-alle*, zo 't toekomende , ma & antiqua: til for- als 't voorledene, gij hebt malti me,&pofuiftifu- mij gemaakt, en uwe hand per me manum tuam. op mij geleid. Mirabilis facca eft Al te wonderbaar is fcientia ma ex me,con- mij uwe kennis, zij is fortata eft, & non po- verjlerkt, en ik kan 'er cero ad eam. niet aan. Quo iboa fpiritutlio, Waar zal ik heengaan & quo a facie tua fu- van uwen geest, of waar giam ? naar toe zal ik van voor uw aanfchijn vluchten? Si afcendero in cce- Zo ik in den Hemel lum, tu ilüc es, fidef- klimme, daar zijt gij, daacendero in infernum , le ik ter helle, gij zijt ades. 'er tegenwoordig. Si fumpfero pennas Al nam ik mijne vleumeas diiiculo , & ha gelen in den dageraad,en bitavero in exiremis ging wonen aan het uimaris. ter/te der zee. Etenim illuc manus Zo zoude ook uwe hand cua deducet me; & te- mij derwaart geleiden,en nebit me dextera tua. uwe rechterhand zoude mij vasthouden. ' Eel  476 de Ve.sue'! Et tlixi, forfitan te- En ik Zetde', misfehien nebraj conculcapurit zal de duiflernis my beme, & nox illuminatie dekken) doch de nacht is mea in deliciis meis. my tot een licht in mijne genoegen. Quia tenebrre non Want de duiflernis is obfeurabuntur a te , voor u niet duifier , en & nox ficut dies illu- de nacht is zo helder als minabitur , ficut tene de dag; de duifternis van brsejus, ita & Iumen haar , en het l;c!,t van ejus. deezen zijn h.'t ztlfde. Qui tu pofiediïti re- Want g'j btzit mijne nes meos , fufcepifti me nieren; gij heat mij gede utero inatiis meas. noomen uit ha ligcltaam myner moeder. Confucbor t'bi.quia Ik zil u looven,om dat terribiliter magnifica- gyfchrikkelijk verheerlijkt tus es, mirabilia opera zijt; wonderbaar zijn uwe tua, & anima mea cog- werken, en mijne ziel weet nofcit nimis. het heel wel. Non eft occultatum Mijn gebeente, dat gy os meum a te, quod in 't verborgen gemaakt fecifti in occulto , & hebt, is u niet verholen, fubftantia mea in infe- noch mijn weezen in het rioribus terrae. binnenjie der aarde. Imperfectum meum Als ik nog onvolmaakt viderufit oculi tui, & was, zagen my uwe oogen, in libro tuo omnes fcri en in uw boek worden zij bentur : dies iorma- allen opgefchreevcn, die buntur, & nemo in daagiijks hunne geftalte eis. krijgen, en waar van 'er nog niemand is. Mihiautem nimis ho- Zeer hoog toch, óGod, no-  der Feestdagen. 477. noratifunt'amicituiDe zijn my uwe vrienden in, us , nimis confbrtatus warde; huur vurjlendom eft principatus. eorum. is boven maate verfterkt. üinumerabo eos, & Wil ik ze tellen , zy fuper arenam mulcipli zullen het zand in getal te cabuntur: exurrexi, & boven gaan ; opgeflaan adbuc fum tecum. zijnde, ben ik nog met u. Si occideris, Deus, Dewijl gy, óGod, de peccatores , viri fan-kwaaddoenders zult dooguinum declinate a den; zo wijkt van my gy me. bloedgierige meniehen. Quia dicitis in cogi- Want gy ze«; inwentatione , accipient indig: Te vergeefs zullen vanitate civitates tuas. zy uwe Steden verkrijgen. Nonne qui oderum Heere, haatte ik niet te Domine , oderam, de geenen, die u haatten; & fuper inimicos nieos en teerde ik niet uit om tabefcebam? uwe vyanden? Perfeéto odio ode- Ik haatte ze met een ram illos , & mimici volkomen haat: en ze zijn facti funt mibi. myne vyanden gtwordtn. Proba me Deus, & Doorgrond my, 0 God, fcito cor meum, inter er. neem kennis van mijn toga me, & cognofce hart: ow.'erzoek my , en ferm'tas meas. bemerk myne paden. Et vide, fi via int- En zie of de weg van quitatistn me eft, & de- ongerechtigheid by my :s, duc me in via feterna. en geleid my op den eeuwigen weg. Gloria Patri, enz. Gloi ie zy dei: Vader,er.z. Voor de heilige Martelaaren in de eerfle Vespers , gel ijk in de eerfte Wpers der Apostelen, bladz. ' I ln\  '478 de Vespers In de tweede Vespers, gelijk inde eerfte; uitgenomen den laatften Pfalm, die is, Credidi. bladz. 472. Voor de heilige Belijderen in de eerfte Vespers, de Pfalmen gelijk in de eerfte Vespers der Apostelen, bladz. 472. Zo ook in de tweede Vespers ; behalven voor eenen Belijder Bisfcltop , de vyfde Pfalm , die als dan de volgende is. psalm 131. JYjemento Domine IJeere, gedenk aan DaDavid, & omnis vid, en aan alle zyne manfuetudinis ejus. zagtmoedigheid. Sicut juravit Domi- Hoe hy den Heer zwoer; no, votum vovit Deo en den God vanjacob beJxob- loftedeedt. Si introiero in ta- Zo ik de wooning mijns bernaculum domus mea; huis inga: zoikmïjnbedG afcendero in lectum leger ofklimme. ftrati mei. Si dedero fomnum Zo ik mijne oogen den oculis meis, & palpe-Jlaap vergunne: endejiuibrt's meis dormitatio- meringén aan mijtte wiitk Hem. braaitwen. Et requiem tempo- Zo ik mijn hoofd laat ribus meis, donec in- rusten , tot dat ik eene ueniam locum Domi-plaats voor den Heere zal 10, tabernaculum Deo vinden : eene woontente facob. voor den God van Jacob. Ecce audivimus eam Ziet wij hebben 'er van inEphraia, invenimus gehoord in Ephrata : wy ïam in campis filvae. hebben ze gevonden in de { velden des wouds. * In-li  1 der Feestdagen. . 479 * IntroiMmus in ta- Wy zullen ingaan inzijbernaculum ejus, ado- ne wooning : wy zullen rubimus in loco, ubi aanbidden ter plaatfe daar fteteriint pedes ejus. zyne voeten geflaan hebben. Surge Domine in 'Sta op, Heere, tot uwe requiem tuam , tu & rust i gy en de verbondkist arca fanftificadonis tua;. uwer heiligheid. Sacerdores tui indu- Dat uwe Prieliers met anr.ur juftitiam , & fanc- gerechtigheid bekleedworti tui exultent. den, en uwe Heiligen zig verheugen. Propter David fer- Om uwen dienaar Davum tuum , non aver- vid wend toch het aangetas facien Chriit; tui. zicht.van uwen gezalfden niet af. Juravit Dominus Da De Heere heeft David vid veritatem , & non de waarheid gezwooren ,en fruftrabitur eam , de hy zal ze niet verydelen frucTiu ventris tui po- Van de vrucht uws lignain fuper fedem tuam. chaamr zal ik op uwen zetel feilen. Si cuftodierint filii Indien uwe kinderen tui teftamentnm meum, mijn gebod onderhouden, & teftimonia mea hax, en die getuigenisfen , qua; doccbo eos. welke ik hen leeren zal. Et Filii eorum ufque En ook hunne kinderen in fasculum , fedebunt in der eeuwigheid : zo fuper fedem tuam. zullen zy zitten op uwen Troon Quom'am elegit Do- Want de Heere heeft mitius Sion,elegiteam Sion verkooren : hy heeft ,tn habitationem fibi. hst verkooren tot zijne I wooning. , Hasc  p48o de Vespers j> Efec reqnies mea in Dit is mijne rustplaats isculum fsculum,*.hic voor alle eeuwen: hier zal habitabo quoniam ele- ik woonen, want ik heb het gi eam- verkooren. Viduam ejus benedi- Zijns weduwen zal ik eens benedicam, pau- rijkelijk zegenen: Ik zal peres ejus faturabo pa- zijne armen met brood nibus. verzaaden. Sacerdotes ejus in- Zijne Priejlers zal ik duam falutari, & fanc met heil bekleeden , en ti ejus exultatione ex-zijne Heiligen zullen zig ultabunt. zeer verheugen. IUuc producam cor- Aldaar zal ik een hoorn nu David, paravi lu- voor David vaortbrengen: cernam Ctirifto meo. ik heb mijnen gezalfden eene lamp toebereid. } Inimicos ejus indu- Zijne vijanden zal ik am confufione , fuper met fchaamte bekleeden ; ipfum autem efllorebit maar op hem zal mijne fan&ificatio ej. s. heiliging bloeien. Gloria Patri, &c. Glorie zy denVader,enz. Voor de heilige Maagden en andere heilige Vrouwen in beide de Vespers de Pfalmen van de allerh. Maagd Maria, die hier onder volgen. Op Kerkwyding alle de Pfalmen van den Zondag, éehalven den vijfden Pfalm, die zijn moet, Lauda Jerufalem Dominum, c,eiijkhier onder bladz. 483, I V E S  der Feestdagen. 4 8 i ; VESPERS op de FEESTDAGEN; der ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA. De twee eerfte Pfalmen in beide de Vespers zijn, Dixit Dominus, en Laudate pueri Do mimen, de drie anderen, als volgt. psalm 121. JT actatus fum in his jk was verblyd it.'tgeene qua; dictafuntmini, ■* my gezegd wietd : wy in domum Domini ibi- zullen gaan in het huis mus- des Heeren. Stantes evant pedes Onze voeten ftonien in noftri in atrüs tuis, uwe voorhoven, ö JentfaJerufalem km. Jerufalem qua3 tedifl- Jerufalem is opgebouwd oaturut civitas, cujus als eene Stad: die wel te t participatio ejus in idip- famen gevoegd is. ' fum. Illuc enim afcende- Want daar heenen trokrunt tribus, tribus Do- ken de flammen op, de mini, teftimonium Is flammen des Heeren: het fael ad cönfiteiidum is een bevel aan Ifraël , nomiui Domini. om den naam des Heeren te looven. Quia illic federunt Want aldaar waren de fedes in judicio, fedes reelrterftoelen gefield; de fuper domum David. ftoelenyan Davids huis. Rogate, qure ad pa- Verzoekt voor Jetufacem funt Jerufalem, & lem het geene tot vrede abundantia diligentibus dient, endat'er overvloed tfc. zy voer allen , die u ie. , minnen, Hh Fiat '  ^48z de Vespers i Fiat pax in virtuie Vrede zij in uw htin tua, & abundantia in en overvloed zij in uwe turribus tuis. Toorens. Propter fratres meos Om mijne broederen en & proximos meos, lo- mijne naafen , fprak ik quebar pacem de te. voor u den vrede. Propter domum Do Om het huis van den mini Dei noftri, qua:- Heere onzen Godzogt ik fivi bona tibi. voor u het geene goud is. Gloria Patri, &c. GloriezydenVader,enz. psalm 126. J^ifi Dominus aedifi "t- en zy de Heere het caverit domum, in 1 huis opbouwe: vrugvanum Iaboraverunt qui teloos arbeiden zy, die 'er , ajdlficant eam. aan bouwen. ' Nifi Dominuscuito- T en zy de Heere de dierit civitatem, ftus- Jiad bewaare, tevergeefs ftra vigilat, qui cus- waakt hy, die ze bewaait. todit eam. Vanum eft vobis an- Tevergeefs is 't, dat te lucem furgere, fut-gy lieden opjlaat voor den gite poftquam federitis, dag: jlaat op , na dat gy qui manducatis panem gezceten hebt, gy die het doloris. brood der fmarten eet. Cum dederit düeflis Als hy aan zijne bemin luis fomnum, Ecceha;. denzalflaap verleend hebreditas Domini,filiimer- ben: zie zozullende kinets fructus ventris. deren des Heeren erfdeel zyn ; de vrucht des lig chaams eene vergelding. 1 Sicut fagitta; in ma- Gelijk de pijlen in de I nu •  j der Feestdagen. 4^3^ ■ nu potentis, ita filif ex- handvaneenenflerken: zo* cafforuLn. zullen zijnde kinderen der geenen die verjaagd waren. Beatus vir, qui im- Gelukkig is de man , plevit defiderium fuutn die zijnen wensch daar cx Lpfis, non confunde- van vol heeft: hy zal niet tur, cum loquetur ini-befchaamd fiaan , als hy micis fuis in poita. zijne vriendenzaltoefpree ken in de poot te. Gloria Patri, &c. Glorie zy den Vader , enz. PSALM I47. F auda Jerufalem Do- 7 oof den Heere , 6 JeJ minum , lauda De- rufalem : loof uwen um cuum Sion. God, 6 Sion. , Quoniam confortavit Want hy heeft de gren< feras portarum tuarum, delen uwer poorten ver ( benedixit filiis tuis in Jlerkt; hy heeft uwe kin. te. derenbirmen u gezegend. Qui pofuit fiues tu- Hyis't, die uwe grenen pacem , & adipe zen invrede gejleld heeft: frumenti fatiat te. en verzaadt u met het vette des koorns. Quiemittiteloquium Die zijne uitfpraak op fuum terta;, velociter de aarde%endt: zynwoord currit fermo ejus. loopt fnellijk. Qui dat nivem ficut Die de fneeuw doet val lanam : nebulam ficut len als wol: enftrooitden cinerem fpargtt. nevel uit als asfche. Mittit cryftallum fu- Die zijn ys aj' werpt als am ficut buccellas v an- briezelingen: wiezal zijte faciem frigorii ejus ne koude kunnen verdraaquis fuftinebit- gen. Hh 2 Emit-  484 de Vespers der Feestdagen, j Emittet Perbnm luum Hij zal zijn woorduit& lirjuefaciec ea, flabft zenden, en ze doenfmel fpin'tus ejus, & R-uentten: zijn wind zal waaia(3uaB- en, en de wateren zullen . vlieten. Qui annuntiat ver- Hy is 't, die aan Ja bum fuum Jacob, ju- cob zijn woord verkonftirias & judicia ({itdigt: zyne gerechtigheden Israël. . en vonnisfen aan Ijraël. _ Non fecit taliter om- Alzo heeft hij niet geni nationi , & judicia daan aan alle volkeren: en fua non manfeftaviteis. hij heeft hun zijne rechten niet bekend gemaakt. Gloria Patri, &c. Glorie zij den Vader, enz. EINDE. 1 BLAD-  S BLADWIJZER, j ,, _, ' , ' ' , ; t EERSTE DEEL. Kort begrip des Geloofs , cn der Chrijleiijke Waarheden. Van god. bladz. zi ';an de Schepping der Waereld, van de Engelen, en van den Va! van Adam, 22 Van JlSTjs Christus en onze Veriosiïnge. 2+ Van de H. H. Sacramenten. 29 Van de H kerke. 38 Van des menfehen ftaar na zijn dood. 40 Levens-wijze voor denChrijlen in 't algemeen en voor bijzondere Staatcn. 42 Bijzondere pligten der Maagden. 4J 1'ligten der Getrouwden. 4g' Pligten der Kinderen en jonge Lieden. 53 Pligten der Onderdaanen. 56 Wederzijdfche vcipligtiugen der Huis-Oveiften, en hunner Dienstboden. jg Piigtcn der Kijken. 6o 1'ligten der Armen. 5! Bemerkingen op de Zondagen , Feestdagen, en onderfchcidene getijden van het Jaar. Wegens de Zondagen en Feestdagen in 't algemeen. 64. Van den Advent. 69 Van de Quatenemper dagen. 70 Van den Feestdag der geboorteonzesZaügmaVers, 72 Van Aller Kindeien dag. 73 Van den eeiften dag des Jaars en van her Feest der nefnij-'enis van onzen Zaligmaker. 74 Van Drie Koningen dag. 7S Hh 3 Van ■  BLAD IV IJ Z E R. '\ Van den Feestdag der Zuivering van m ah ia of i icjiimisfe. 77 Van den Zondag genaamd Septuagefima en de o..rige Dagen töj den Vastenstijd. 79 Van de Vasten. go Van Aslchen Woensdag, jc Van fasfie Zondag, en de gcheele Paslïe-week. 87 \an de goe ie week. I8 Via de dne laaide d'gen in de goede week. 83 Van het heilige P.usCH FIIlT, 9+ Van de Jaailijklche B.cgt eu Paasch-Coramunie. 9j Van de Kruis dagen. 98 Van de hemelvaart des Veiloilets. 19 Van het pinkster feest. ico Van den Feestdag der Alletheiligfre DRIevul di G heid. i0* V.n H. sACRAMENTs-dag. ioj Van de hemelvaart der h. Maagd maria. ic6 Van Alleiheiligen dag. 109 Van aller Zielen dag. 111 Van de Feestdagen der Kerk Patroonen. 113 TWEEDE DEEL. Morgengebeden. 116 Avond-gebeden. 126 Uitbreiding van het gebed des Hreren. 332 ■ in 1 vin de tngelfthe Groeienisfé. 13+ ■ 1 - van her geloofsbegrip der Apostelen ns OefFeningen onder de heilige M isse. 141 Verkorte OefFeningen onder de heilige ui'Sl. 1 g3 OefFeningen om het H. sacrament der RIEGTE waardiglijk te ontfangen. 190 OefFeningen na de biegt. ïoS OefFeningen om waardiglijk te COMmONICERBEN. 212 OifFeningen na de communie. 220 Gebeden om den aflaat te verdienen. 227 Lofzani? van der. heiligen ambrosius en AUGUSTINUS. 2Jt. .'  7 BLADWIJZER, >De zeven Boet Pfalmen i;$ De Litanie van alle Heiligen. i$i Gebeden voor lederen Dag der Weeke. Gebeden voor oen Zondag, Litanie tot de Allerheiligfte dr 1 e v u l d l g k e I d. 261 Gebeden voor den Maandag, Litanie van den H. geest. 2*, Gebeden voor den DingsJag, Litanie van den zoeten naam jesus. 275 Gebeden voor den Woensdag, Litanie van de heilige engelen. 282 Litanie van den heiligen Josef. 290 Gebeden voor den Donderdag, Litanie van het al lerheiligfte sacrament. 29s Gebeden voor den Vrydag, Litanie van het Lij- den des Heeren. 307 Gebeden tot de vijf Wonden des Zaligmakers. ji« Litanie voor de Ovetleedenen in 't Vagevuur. 321 Gebeden voor den Satuidag, Litanie van de allerheiligfte Maagd maria jaj ( Onderfeheidene Gebeden. Sebed om eene vertrouwende liefde tot jesus in zijn harte te ontfleeken. 331 ' °m de beloften , in den Doop gedaan, :e vernieuwen. 3 3t tor God, ten einde hij den Geest van een' volmaakten Chriftèn, dien wij in 't Votmfèl ontfangen hebben, in ons bevestige. at " cn de genade, de kennisfe en volbrenging van den Godlijken wille te verzoeken. 341 —— om de godlijke liefde te verzoeken. 343 om den geest van boetvaardigheid te ver- zoelfcn. 3^4 ■— - om de genade, van zijn' ftaat wel te be- leeven, van God te verzoeken. 34$ — om de ootmoedigheid te verzoeken. 346 • om de kuischheid te verzoeken. 348 -— 0111 de verduldigheid te verzoeken. 349 }  | BLAD IV IJZER Gebed om Goj voor zijne weldaaden en genzeen te pedanten. !Jt —— vo:ir den Paus tn al dc Gccstüjkhe.4. 3.3 - ■ voor de lijdelijke OverheJe» 3iS voor de bekeeringe der Zondaars. 3Jis —— der Kiudeicn voor hunne. Ouders, 357 der Ouders voor hunne Kinderen. 3f g voor dc Vruchten der aarde. 350 1 om God m den Oog t ic Induiken. 361 in allerlei noodzasklijkhedca. 3r.; - in vooripocd cn vreugde. 36+ ■ in hen.uuw'dheid. J4, in ziekre. 3iS6 als men wederom gezond is. 368 .. - voor een zieken. 369 . als 'er iemand van onze bloedverwanten of goeae vrienden geftorven is. 371 Van her inwendig Gebed of Meditatie. 373 Onderfc'ieidene Onderwerpen , gefchikt voir de Mcditate. il6 en v0T,r. OefFeningen om zig tot den dood voor te bereiden. 39S Getijden voor de Zielen der Geloovigen die Over keien zijn. 40J L>e Vet pets van den Zondag cn eenige Feestdagen. 459 Vesper Pnlmen op bijzondere Feesrdagen 4C9 BERIGT VOOR DEN BINDER. . Om de Plaaten behoorlijk te plaatfen, het wit daar aan wel verdeelende. Dc Plaat Moijfes met de Wet Tafels, bi. 1 de Vrouwen bij het Graf. j18 ■ bet laatfte Avondmaal. 1 r ; 7 - ■ de H. Maria Magdalena aan dc voeten van Chriftus. 193 de boetende David. 238 ! de Heiligen in den Hemel. 262 1