667 1 15 i .4'   GOEDE RA AD AAN MOEDERS, OVER DE ge wig tig s te onderwerpen VA N D E natuurlijke OPVOEDING der KINDEREN 5 IN DE EERSTE JAAREN. NAAR. HET HOOGDUITSCH VAN C W. HUFELAND, Htogleeraar der Geneeskunde te Jena. in den H A A G E, bij j. c. leeuwes t y n| i i o ot  NEDER] DiiAPPU TER BEVOBÓEfOÜG DER GENEESKUNST  VOORREDE VAN DEN VERTALER. D en mensch, in zijnen behoefcigrten ftaat, van al het noodige te voorzien; zijn ceder ongewapend lighaam tegen uitwendige onheilen te beveiligen ; al het geen de ontwikkeling zijner vermogens verhinderen kan, uit den weg te ruimen , en door dit alles hem tot zijne gewigtige beftemming bekwaam te maken ; zie daar, in het algemeen, het hoofddoel der natuurlijke, zoo wel als der zedelijke opvoeding. Beiden zijn even noodzakelijk en onaffcheidbaar: de zedelijke opvoeding, als de vorming van het edelst deel onzes wezens bedoelende , moge daarom eenen hoogeren rang fchijnen te verdie-. * nen;  H VOORREDE ren; de lighamelijke opvoeding daarentegen is reeds werkzaam, terwijl van het voorwerp der zedelijke naauwlijks nog een fpeur te vinden is. De zedelijke opvoeding mist veeltijds haar doel, zonder de hulp der natuurlijke ; hoe dikwijls ziet men niet ouders hun verftand uitputten, cm de hevige driften en onverzettelijke ftijf» hoofdigheid eens kinds te verbeteren; de Gereeskunde leent eindelijk de hand, zuivert de ingewanden des kleinen dwingelands van (lijm, wormen of diergelijke onreinheid, en de zedelijke orde is weder herfleld ; doch flechrs voor een* korten tijd, zoo niet de natuurlijke opvoeding, door eene gepaste leefregel, het gevaarlijk kwaad vóórkome. Dit verfchijnzel wederlege tevens het gevoelen dier menfehen, welke van oordeel zijn, dat de vol komende ftaat der r:atuur!ijke gezondheid naauwlijks beftaanbaar zij met een' verheven' geest, of een diepdenkend verftand; dat eene on«  Van den VERTALER. 111 onbelemmerde werking en geftadige oefFening der verfiandlijke vermogens veelal gefchieden ten koste der lighamelijke welvaart; terwijl een ;antal voorbeelden, dit hun gevoelen in fchijn be/estigende, de waarde deezer voortreffelijke vermogens aanmeikelijk zou doen daalen. Te recht, zeker, merkt men aan, dat groote vlugheid van geest en vernuft dikwijls gepaard gaan met, en zelfs ontftaan uit een teder aandoen* lijk weefzel der hersfenen, en van het geheele Jighaam naar evenredigheid; dat de kracht de* verllands veeltijds gelegen zij in een meer of min galachtig of zwartgallig temperament: beide deeze gefteldheden leveren echter uit haaren eigen' aart geene bijzondere vóörgefchiktheid tot ziekten op, maar de aanhoudende infpanning, hst gebrek aan verfche lucht en verëischte lig* haams - beweeging, en alle de andere nevensgaande omdandigheden en gevolgen van het ftudeerend leven, brengen de vezelen van den * » een*  ir VOORREDE een' tot een trap van aandoenlijkheid, welke de r.oodzakelijkfte lighaams - werkingen verhindert; en maken den anderen, door het verftooren der fpijs"eneering, tot een' hypochondrist; beiden worden het flagtöffer van eene tegennatuurlijke leefregel. Daar het nogihands niet ontbreekt aan menfchen, die de drift om het welzijn hunner natuurgenooten, door de beöeffening van hun denkvermogen, te bevoorderen , aan heilzaame leefregelen onderwerpen, en de te fterke aanprikkeling der eerzucht door de reden weten in toom te houden, terwijl zij, hunne ledige uuren tot lighaams-bewee^ing en vervrolijking van den geest afzonderende, den lust tot den arbeid geftadig vernieuwen, zoo is dit een genoegzaam bewijs voor de waarheid, dat eene gezonde ziel het best gehuisvest is in een gezond lighaam. Deeze lighamelijke gezondheid, de bron van aardsch geluk en genoegen, de ge-  van den VERTALER. v gcreede medehelpiler in het dragen van lasten en bekommeringen, de aanfpoorfter tot goede en groote daaden, hangt voor het grootst ge. deelte af van eene wèlaangelegde natuurlijke opvoeding: de gezondheid laat zich veel gemaklijker bewaaren dan herftellen: een kind, op ). Men gelooft niet hoe zeer (£) Men zoude er kunnen bijvoegen: ten derden, dewijl deeza verkeerde behandeling in het gemeen voor waarlijk goed en verbeterd wordt aangezien, zoo wordt het ongelukkig Hagen daarvan op rekening gefield van de goede, met de Natuur overeen Remmende, opvoedingswijze; deeze geraakt daardoor in verachting, en het verderf fpreidt zich op nieuw uit over de kinderen, wier ou-  INLEIDING. 5 zeer het er op aankomt, bij de eerfte opvoeding, (als ik het zoo noemen mag) op éénen toon te blijven, en niet, gelijk zoo dikwijls gebeurt, de Natuur, door eene onophoudelijke vermenging van tegendrijdige indrukken van vertedering en verharding , in de war te brengen; eene zoodanig behandelde Natuur zal zekerlijk nooit een' vasten, bedendigen toon aanneemen. Maar de meest in het oog vallende tegendrijdigheid, en eene voornaame oorzaak van veelerlei kwaad, meen ik gevonden te hebben in de onevenredigheid, welke gemeenlijk heerscht tusfchcn de behandeling der kinderen, in het eerfte half of geheele jaar, en den volgenden leeftijd: onze opvoedingsverbeteringen bctrefFen, grootendeels, alleen de laatere jaaren; | in den eerden leeftijd, in het Rijk der minnen en kindermeiden, zijn zij nog in lang niet genoeg ingedrongen, en veelligt hebben ook zelfs onze hervormers dit tijddip nog niet behoorelijk in acht geno« men ; genoeg, hier hebben vooroordeel en aapenliefde nog vrij fpel , en daardoor ontftaat eene aanmerkelijke gaping in de opvoeding, die dan aitijd een fprong noodig doet zijn — een halsbreekende fprong indedaad, wanneer de afftand tusfehen de beide einden te groot is. — In plaats dat men, ouders door deeze kwaade voorbeelden worden a hflven van het algemeen nut deezer aanzienlijke ontlasting, flaat ook het gevanr, uit derzelver ftremrning, te duchten: de terug gehouden vochten ver/toppen de kleide vsa jens, worden meer en meer op één gepakt; door de warmte verdikt, en beletten den verderen uitvoer. De Natuur haast zich tot herflelling en werpt s door eene ver.  KOUD WASSCHEN. 15 3.") Niets is zoo zeer in ftaat verftoppingen optelosfen; de wanorden in de beweegingen en den omloop des bloeds te verbeteren j leven en werk- zaam- vermeerderde aandrift des bloeds , koorts genoemd, de fchadelijke vochten , langs den natuurlijkften weg, door zweet, uit; doch dit niet gelukkende, blijven zij, door hunne drukking of fcherpte, de zenuwen prikkelen; of zij treden terug, (waartoe de fteeds toeneemende ruimte der vaatjens naar binnen veel aanleiding geeft,) en plaatzen zich op het een of ander voornaam levensdeel; (looren de ingewanden in hunne werking, en brengen de geheele dierlijke huishouding in verwarring. Uit dit alles ontftaan gevaarlijke toevallen en ziekten van verfchillenden aart, tot wier geneezing het krachtdaadigst vermogen der Natuur, en de beste onderfteuning der kunst vereischt worden. De aanleidende oorzaiken der verhinderde uitwaasfe_ ming zijn, in het gemeen, alles wat de levenskracht en den omloop des bloeds kan verminderen of belemmeren, en in 't bijzonder, de zwakheid, de te zeer verminderde en ook de te groote aandoenlijkheid der huid; in alle deeze gevallen zijn koude onzuiverheid, ziekten van anderen, fchrik, vrees, en al wat in ftaat is de zweetgaten te verftoppen, te doen famentrekken, en uitwendig aankomende kwaade dampen door dezelve naar binnen te voeren, de groote en dagelijkfehe vijanden onzes levens; en daar het niet altijd in onze magt ftaat deeze te ver« mijden, behoort het onze voornaamfte zorg te zijn, het lighaam en de huid daar tegen te wapenen en te harden. Minder gemaklijk en niet zoo veilig gefeniedt dit in den gevoordarden leeftijd, dewijl men eene va:.;gewortelde ge-  16 KOUD WASSCHEN* zaamheid i» alle, zelfs de verstafgelegene, werktuigen en werkingen , gevolglijk eenftemmigheid over het geheel te verfpreiden, en, wat het voornaamfte is, de in deezen leeftijd zoo gewigtige werking deiontwikkeling en vorming van lighaamsdeelen en krachten te regelen, en voor de gelijkvormige verdeeling der laatften te zorgen , als dit middel. •— Waarlijk een groot onerkend voordeel, wanneer men bedenkt, hoe gewoon deeze wanorden en ongelijkheden in de ontwikkeling hedendaags zijn, en welk eene verfchrikkelijke menigte van rampen daaruit ontftaat. Hoe menigvuldig zijn tegenwoordig niet fchecfheden en vervvasfingen der ledemaaten, gezwellen, klier-verftoppingen, uitteering (atrophie), En■ gelfche ziekte, waterzucht der hérsfenen (wssfirkoPD-> te vroeg ofte laat tanden krijgen, zwakheid der beenen, en daaruit ontftaande onbekwaamheid tot lopen; te vroege of ongelijke vorming der geestvergewoonte, niet zonder gevaar, op éénen fprong, en niet dan met veel moeite door 4ange oeftening kan veranderen ; doch een pas geboren kind kent geene gewoonte; neemt zonder hinder eiken indruk aan, aan welke het, onder brjhoorelijk beleid en voorzichtigheid, wordt bloot, gefield; dit maakt de harding des Hghaams tot een onöntibeerelijk vereischte eener goede opvoeding; en het zijn deeze regelen, welken, onder gewoone omfcand'gheden, aan alle ouders de middelen in handen geven, om hunne kinderen een genocgelijk , nuttig en duurzaam leven te verzekeren. ver r.  KOUD WA SS C HÉN'. if Vermogens en fpraak ! Ën alle deeze onheilen zijn grootendeels, zoo niet altijd, gebreken van de ontwikkeling en onbehoorelijke vorming der Werktir'gén en van de ongelijke verdeeling der krachten , en kunnen door niets met meer zekerheid worden voorgekomen, dan dooi' dit middel, hetwelk, door deszelfs vermogen om te openen en te Verfterken, en den invloed der levenskracht en voeding naai alle kanten t elijklijk en in evenredigheid te verfpreiden, het enigst in zijn foort is. 4.) Ëen lioofdzaaklijk en, tot hier toe geheet voorbijgezien , voordeel der vroegtijdige gewoonte van het badert is, eindelijk, dit, dat daardoor aan de geheele Natuur, dat is de levendige werkzaamheid der krachten en werktuigen, meer richtirg ert aandrift naar de oppervlakte ert de uitwendige deelen gegeven, en gevolglijk zelfs aan de genezende natuur in dekten, meer de kracht en gewoonte medegedeeld wordt om haare cfitifche uitwerking naar de huid te bepalen, en zich de ontlasting door de uitwaasfeming tot fcheiding ert geneezing der ziektefi ten nutte te maken. Ik ken niets verdervelijkcr, niets, dat het denkbeeld van zwakheid en zieklijkheid zoo volkomen bevat, dan de in onze tijden bijna algemeen gewordene hebbelijkheid der menschlijke natuur, van van buiten naar binnen te werken * alle fchadeliike invloeden naar binnen te voeren, en alle verplaatfmgen der ziekteftof, zoo wel als derzelver fcheidingen, te maken naar de inwendige B dee*  IS koud waischrn, deelen, bijzonder naar de werktuigen der fpijsver» teei-mg. Het is eene waare omkeering der natuurlijke verordening, als de binnenfte oppervlakte den pligt der buitenfle waarneemt, daar toch, in den geregelden natuurlijken toeltand, de geheele werking recht tegengefteld, en de richting der beweegingen van het middenpunt naar buiten zijn moest. Men neeme den tegenwoordigen gang der zieke Natuur eens een weinig naauwkeuriger waar : alles, zelfs de onderfcheidenfte krankheidsoorzaken, verhitting, verhouding, fchrik, vreugde, alles werkt op de maag, alles brengt ongefteldheden der eerfte wegen vooid; de verstafgelegene ziekten maken haare fcheidingen door de verteeringswegen , en er zijn weinige ziekteftoffen, welke wij tegenwoordig niet, in den eigenlijken zirr, verteeren moeten. De oorzaak deezer teruggaande beweeging ligt in de zwakheid en onwerkzaamheid der huid, en in het gebrek van inwendige tegenwerking. Het is hier de plaats niet om aantetoonen, boe veel deel het zittend leven, de warme dranken, de bijkans onafgebrokene zedelijke en natuurlijke prikkelingen onzer inwendige deelen daaraan hebben. Ik wil hier alleenlijk doen opmerken, dat de grond tot deeze onnatuurlijke (temming werkelijk reeds in de eerfte kindsheid gelegd wordt, en wel door het verzuim der huidverHerkende balen, en door het menigvuldig gebruik van de ingewanden verzwakkende en prikkelende fpiizen en geneesmiddelen bij kinderen. Men bedenke flechis: door heltendige, dikwijls te ver ge- dre-  KOÜD VVASSCHEKo 10 drevene, warmte doen wij ons best, om van den beginne aan de huid recht flap en krachtloos te maken; er wordt niets aangewend tot derzelver verlevendiging en verfterking; daarbij houdt men niet op, reeds bij de tederfte kinderen, door verlappend voedzel, heete dranken, koflij en dergelijke, inzonderheid door het aanhoudend gebruik van purgeer* en braak-middelen, den geheelen toevloed van vochten naar het darmkanaal heen te leiden. Wat kart hiervan anders het gevolg zijn, dan dat alle onzuivere en fcherpe ftolfen onzes lighaams naar deeze zwakke en beftendig geprikkelde plaats heentrekken; dat alle fchadelijke invloeden, zoo wel als alle cri-; tifche beweegingen hier heen hunne richting nc~ men, en dat alzoo de wijze van door de buiksïngewanden te werken (das gastrifche fchema), zoowel bij het menschlijk geitel in het gemeen, als bij dat der ziekten, de heerfchende worden moet? Er is een tijd geweest, waarin men alle ziekten door zweetmiddelen zocht wegteneemen ; toenmaals namen ook alle ziekten dit caracter aan , en buikskwaaien waren zeldzaam. Tegenwoordig, nu mert in alle, Zelfs in de vreemdfte toevallen, reeds vart het begin af, de Natuur bepaalt, haare fcheiding door het darmkanaal te maken ; nu men de kinderen, bij de minstbetekenende gelegenheden, terftond buikzuiverende middelen geeft, nemen ook alle ziekten deeze hebbelijkheid aan, en de ingewanden tot de fpijsverteering gefchikt, zijn op den duur hef -flagveld, alwaar over leven en dood , gezondheid Es *ü  *° KOUD WASSCHEN. en ziekte geftreden wordt; en dat dit niet altijd de gefchiktfte plaats zij, behoeve ik naauwlijks te herinneren. De maag heeft eene gewigtiger en edeler beftemming; zij behoort de bron van voeding te zijn, de grondfiag der herftelling van al het verlorene en der gezondheid; hoe kan zij dit echter, wanneer men haar op deeze wijze tot eene beftendige bearbeidfter van ziekten maakt? zij wordt nooit recht zuiver; verkrijgt nooit de noodige kracht en "gezondheid, en beftendige wanorden der fpijsverteering, Hechte lappen, hypochondrie en zenuwzwakheden moeten daarvan de onmiddelijke gevolgen zijn. — Ten einde nu deeze geheele zieklijke werking te verhoeden; de Natuur van den beginne aan een beter evenwigt, meer beweeging naar den omtrek des lighaams , en de gefchiktheid tot eene natuurlijke eenvoudige affcheiding der ziekten door de huid te geven, ken ik geen zekerer middel dan de kinderen minder den buik te zuiveren en des te meer te baden. Men denke niet, dat dit onderftellingen, of uit de lucht gegrepene opvattingen zijn; ik zou waarlijk niet met die overtuiging en warmte daarvan fpreken, zoo ik niet door ervaring , door herhaalde ervaring, van derzelver waarheid overtuigd ware, en dagelijks heb ik in mijne eigen kinderen de heugchelijkfte bewijzen daarvan voor oogen; zij zijn van het begin aan dagelijks met koud water over en weder over gewasfchen, en alle weeken ten minften éénmaal gebaad geworden, en zij genieten de volmaakt-  KOUD WASSCHEN. £1 maaktfte gezondheid. Niet alleen is daardoor (in verbinding met de hier onder volgende regelen) het ontftaan van buiks - toevallen tot hiertoe verhoed geworden, in zoo verre , dat reeds halve jaaren voorbij gegaan zijn, zonder dat een purgeer-middel noodig geweest zij ; maar de Natuur is ook zoo regelmatig en eenvoudig in haare hulp, dat zelfs ziekte-oorzaaken, die bij andere kinderen aanfionds de fpijsverteering ftooren en ontlastmiddelen noodzaaklijk maaken, als verkoudingen, kleene misdagen in de levenswijze , hoesten en diergelijke, geen' zichtbaaren invloed daarop hebben, en meerendeels in een paar dagen, zonder geneesmiddel, zelfs zonder merkelijke ontlastingen, gevolglijk door den eenvoudigen weg der onzichtbaare uitwaasfeming en der waterwegen, geneezen worden. Nog dit voorjaar, wanneer hevige kinderhoesten grasfeerden, en zij ook door den heerfchenden invloed aangeftoken werden, bleven zij daarbij vlug, zonder koorts, zonder maag-aandoening, kwamen dagelijks in de lucht, hadden niet het minfe geneesmiddel noodig, en waren binnen vier of vijf dagen weder beter, terwijl de meeste andere kinderen even zoo veele weeken daaraan leden. Zelfs het tanden - krijgen, dat gewoonlijk alle werkingen, en bijzonder die der fpijsverteering pleeg aantcgrijpen, heeft zoo weinig invloed daarop gehad , dat zij niet eens den eetlust daarbij verloren, en in het geheel niet ziek daarbij waren. — lk ben ten vollen overtuigd geworden, dat door de vroegtijdige gewoonte van baB 3 dens  ** KOUD WA SS C HE IV, den, en alles wat tot verbetering der huid behoort, niet Hechts de gefchiktheid tot buiks-toevallen vermindert, maar ook de reeds werkelijk daar zijnde, alleen door de krachtige werking der Natuur naar buiten , weder weggenomen kunnen worden. Oneindig dikwijls is de oorfpronglijke oorzaak der kinderziekten een fijne vlugtige prikkelftof der zenuwen , welke eerst door gebrek aan terugwerking naar buiten, en door eigen behandeling, tijd bekomt om zich in de ipijsverteerings - wegen te vestigen, en die wanorden en ophoopingen daarin te verwekken , welke men dan verkeerdlijk voor de grondoorzaak houdt. Maar wanneer door het gewoonlijk baden bij tijds de algemeene wegen voor de Natuur geopend worden, zoo kan de ziekteftof, terfiond in den eerflen oogenblik, eer zij nog werkelijke ongeregeldheden verwekken, en de gezonde vochten aan-? fielten kan, opgelost, beweegelijk gemaakt, en op de eenvoudigfte wijze afgefcheiden worden. En dus kan de gewoonte van baden, hoe zeldzaam het ook lujden moge, het gebruik der ontlastmiddelen vervangen en verminderen, en wanneer dezelve, benevens eene geheel verbeterde behandeling der huid, gelijk ik hartlijk wensch, fleeds algemee» ïier, en terfiond van de eerfte kindsheid aan, in gebruik komt , zoo zal zekerlijk het zoo zeer de overhand neemend galachtig en fleeds op den buik werkend ziekten-caracter daardoor tegenftand geboden worden, LA AU-  LA A UWE BADEN. ^^elke foort van baden is ten voorbehoedmiddel voor kinderen het gefchiktfte? Volgends mijne ondervinding de laauwe, van omtrent 85 tot 95 graaden op den Thermometer van fahrenheit. Men denke toch wel niet, dat alleen de ijskoude baden verfterken kunnen. Het bad op zich zelf, en de verlevendigende indruk van het water, een hoofdftof, waarvan de inwendige beftanddeelen en krachten tot hiertoe nog niet genoeg bekend waren, (reeds begint de nieuwere fcheikunde de levenslucht als een hoofd - beftanddeel daarvan daarteftellen) is, in vereeniging met de daardoor bewerkte zuivering en opening, reeds een groot voortreffelijk verfterkend middel: men bedenke eens welk een nieuw leven, bij afmattende reizen te voet, de vermoeide voeten door een laauvv bad verkrijgen ; hoe vermoeidheid en gevoelloosheid reeds in den eerflen oogenblik ophouden; is dit geen genoegzaam bewijs voor de daarin liggende verlevendigende kracht? ja, Britce bemerkte, dat hem, zelfs in de hitte van Abysftnïèn, een laauw warm bad veel meer verkwikking en verfterking gaf, dan een koud; daarenboven hebben wij hier niet dan-met Zoo tedere,aan niet» dan aan warmte gewoone voorwerpen te doen. Het koude bad behoort reeds onder de klasfe der heldhaftige , geweldig aangrijpende verfterkingsmiddelen , en grenst het naast aan de Electriciteit; doch B 4 wij  $A LAAUWE BADEN. Wij weten, dat over het geheel de graad van verfterkende en levendigmaakende middelen naar den graad van levenskracht moet worden afgemeeten; dat een zwakke vonk door een te hevigen wind eerder uitgehluscht dan aangeblazen kan worden; en dat een zwak lighaam kan worden afgebroken door een' graad van prikkeling en verflcrking, welke een vaster lighaam wéldoet. Is het dus niet ten uiterften gewaagd bij een zoo teder zwak wezen een middel aantewenden, dat zelfs volwasfenen niet altijd zonder nadeel_ verdragen? Zekerlijk hebben het veele gelukkig uitgehouden; (gelijk blijkt uit de dompeling der Rus/en in de maar hoe menig een heeft het ook met zijn leven moeten betalen, waarvan treurige voorbeelden voorhanden zijn? ja wat nog meer is, het koud bad is niet alleen gevaarlijk, maar ook met ons tegenwoordig oogmerk ftrijdig : deszelfs voornaame werking is fterke famentrekking van de geheele oppervlakte, geweldige terugdrijving vau alle vochten naar binnen, prikkeling en fchudding; moet derhalven, bij een lig. haam dat zoo zwak is, en nog zoo weinig inwen« digo terugwerking heeft , eene ongelijke verdeeling der fappen en krachten , verftopping, ophooping (bijzonder in het hoofd , hetwelk alleen van den geweldigen indruk bevrijd is) niet het noodwendig gevolg zijn , in plaatfe van gelijkvormige ontwikkeling, verdeeling en opening, welke het laauwe had bewerkt, en waarop het hier voornamentlijk aan?  LAAUWE BADEN. *5 aankomt ? (d) Men doe derhalven de kinderen" laauw baden, een (lerk in koeler, een zwaklik kind in warmer water, doch zóó dat men, met de toeneemende jaaren en krachten, den graad van warmte fleeds vermindere. In den zomer verzuime men toch niet het badwater den geheelen dag aan de zon blootteftellen; deeze geeft daaraan de beste, de verOf) De uitwerking der koude op de buïtenfte oppervlakte des lighaams is famentrekking dar vaatjens, en terugdrijving der daarin omlooren^e vochten. Hier uit ontlbat eene ophooping . eene prikkeling , welke in een gezond lighaam, door vermeerderde opwekking der levenskracht en aandrift der vochten naar buiten, onmiddelijk herfteld wordt: van hier de vermeerderde warmte, welke men ondervindt, wanneer men zich blootftelt aan kouden wind, aan de wrijving met fneeuw. het k^ui bad, enz. —r— Men begrijpt ligt dat deeze werking, waardoor zelfs het inwendig vaatgeftei aangedaan wordt, zeer veel kan toebrengen tot eene algemsene verft-:rking, door de herhaalde aanprikkeling en oefFening veroorzaakt; tot de geneezing van verftoppingen en veele and re Ziekten, welke ontftaan uit een verminderde en ongeregelde omloop der vochten; maar tenens, dat deeze geweldige terua,drijving, in zwakke lighaamen, welke niet zoo gemaklijk tct tegenwerking worden opgewekt, gevaarlijke toevallen of fleepende ziekten kan doen ontftaan: hierom is de trapsgewijze opklimming ten uiierften aanteraaden; terwijl de dan nog ontbreekende terugwerking door eene meer of minder fterke wrijving en verwarming kan worden aangevuurd. VERT, C 5  2W IAAUWE BADEN, verkwikkendfte warmte. Het best daartoe te nesmen is regen- of rivier-water, en wanneer men bronwater gebruiken moet, zoo laat men heet water, met een half lood Spaanfche zeep en tarwenzcmelen afgekookt, of warme melk, daarbij gieten. In het bijzonder raade ik niet de ganfche hoeveelheid water te kooken, wijl het anders te veel verliezen zou van die luchtige beflanddeelen, welke deszelfs geest uitmaakcn. — In de eerfte weeken en maanden laate men het kind een half, vervolgends allengskens een geheel quartier uurs, en tegen het einde van het eerfte jaar nog langer, in het bad, en, hetgeen eene hoofdzaak is, men houde, geduurende het baden, niet op het lighaam maatig te ftrijken, en met een fpons zachtjes aftevvrijvcn. — Bovenal is het van belang het ttjddip van het uit het bad neemen wél in 't oog te houden, want hierin vergist men zich het meest; en bijna altijd, wanneer een bad niet wèl bekomen was, bemerkte ik, dat de misflag daarin gelegen was. Men moet namentlijk bij het afdroogen zoo gezwind zijn als mogelijk is, en het best is warme doeken gereed te hebben , waarin men het kind, zoodra het uit het water genomen wordt, inwikkelt en daarmede afdroogt ; want gewis veroorzaakt niets eene zoo doordringende en nadeelige koude, als de uitdamping van het water ; en het is een verbazend groot onderfcheid, werkelijk in het water te zijn, of flechts water op de huid te hebben. — Eene verkouding, die des te nadeeliger zijn moet, daar  DAGELITKSGH LUCHTBAD. 2? daar dezelve onmiddelLjk volgt op een' ftaat van verwarming en opening der huid. Ook mag men het kind niet terftond na den eeten baden, en het niet aanftonds na het bad, bij ruw weder,in de lucht brengen. Hei allerbest gefchiedt het des avonds, waarna men het kind te bed kan leggen. DAGELIJKSCH LUCHTBAD, Er is nog eene derde en even zoo onontbeerelijke foort van bad overig: het Lucht bad; want zoo zullen wij het genot der vrije lucht bij kinderen noemen en befchouwen. Gemeenlijk houdt men dit flechts voor eene uitfpanning, eene wandeling; en dewijl dit denkbeeld geene betrekking heeft op éór»i jaarige kinderen, ook dikwijls het weder niet aangenaam is, zoo vervalt men in den onvermijdelijken misdag , van de kinderen wel eens gehcelc weeken lang niet uit de kamer te brengen Maar zoodra wij ons het genot der lucht voordellen als een wezenlijk voedzel, als bezielende de fijnfte en edelde krachten der menfchen, gelijk zij waarlijk doet; zoo volgt daaruit dat dit genot even onöntbeerclijk is als dat van eeten en drinken, en dat bet niet zoo zeer de fchoonheid en aangenaamheid der lucht is, waarop het aankomt, maar wel de frisfche lucht in het, bijzonder en op zich zelve, zonder betrekking tot haare nevensgaande eigenfehappen. Het behoort ons dus  48 DAGELIJKSCH LUCHTBAD. dus met alle recht eene heilige onfchendbaare regel te zijn, geen'' dag te laten voorbijgaan , zonder het kind dit hoogst belangrijk verlevendigend genot verfchaft te hebben. En dit zelfde regelmaatig dagelijksch gebruik is tegelijk het zekerst middel, om ook het lighaam aan eene ruwe onaangenaame lucht te gewennen , en dezelve onfchadelijk te maken. Op deezen grond alleen behoorde men reeds vol llrekt geen' dag , zonder ten minften eene kleine genieting der lucht, te laten voorbijgaan; want het is ongelooflijk, hoe ras zich het lighaam deeze gemeenzaamheid ontwent, en eene ontbeering van agt dagen is werkelijk reeds voldoende om den indruk weder geheel nieuw te maken, en van vooren aan te moeten beginnen. In de eerfte maanden is er ongetwijfeld voorzichtigheid noodig} en de voorjaars- en zomer-kinderen hebben daarin veel vooruit, dewijl men hen veel eerder met deeze hoofdftof gemeenzaam maken en houden kan (e). In deezen tijd raadc ik ten minften windig en vochtig weder te vermijden; wanneer echter de twee eerfte maanden doorgeftaan zijn, en het kind geduurende deezen tijd zoo veel mogelijk met de lucht bekend gemaakt is , dan ftoore men zich niet meer aan eenig weder, om het kind dagelijks, al zij het ook maar Ce) Men ziet dit ten duidelijkften aan de huisdieren: een hond of kat in het voorjaar geworpen is, om deeze Zelfde redenen, boven anderen te verkiezen» v E K T.  DAGELIJKSCH LUCHTBAD. aQ «raar voor een half uurtjen , den weldaadigen invloed der frisfche lucht te doen genieten, welke hem een dagelijksch opwekkend en verflerkend geneesmiddel zijn zal (ƒ'). Hierbij mag ik niet vergeten het gewigtig voordeel hetwelk de oogen daarvan te wachten hebben , en dat, bijzonder in de tegenwoordige tijden, waarin het menschdom aan deeze zijde eene aanmerkelijke vermindering ten duidelijkften gewaar wordt, van het grootst belang is. Zoo zeker als de overhandneemende kortzichtigheid en zwakheid der oogen (die juist daarom een eigendom is van het ftad-leven) daarin vooral haare oorzaak heeft, dat men de kinderen in de eerfte jaa- (ƒ) Schoon een jong kind niet zoo veel als men gemeenlijk denkt, en minder dan een volwasfen mensch, van de koude te duchten hebbe, dewijl de prikkeling der koude, uit hoofde van den fnelleren omloop des bloeds en de meerdere aandoenlijkheid der huid, eene fpoediger terugwerking naar buiten veroorzaakt; zoo is het nogthands voorzichtig, in de open lucht bij fterke- *orst, de uiterfte ledcmaaten wèl te dekken. Zeer nuttig is het ook het kind, bij het genot der frisfche lucht, tegelijk beweeging en vrcJijkhdd te verfchaffen: aan beiden kan voldaan worden, door het rijden in een' handwagen; mogelijk ware het dragen op den arm nog beter , als meer aanleiding gevende om het kind door (preken te verlustigen, zoo men Hechts het gevaar var» vallen en ftooten , en de kwaade gewoonte van altijd denzelfden arm te gebruiken, weet ie vermijden. VEST,  3^ BAGÜLIJKSCH LUCHTBAD. jaaren bijna altijd tusfchen vier wanden ingeflotetï laat, waardoor het oog, hetwelk niets anders ziet dan nabijzijnde voorwerpen, voor de nabijheid ook alleen eene geoeffende werkzaamheid verkrijgt, en eindelijk geheel het vermogen verliest om een behoorelijk gezichtspunt te vormen voor meer verwijderde voorwerpen ; zoo gewis kan men, door eert vroegtijdig en dagelijksch leven in het open veld eneen' wijder' gezichtkring, het gezichtsvermogen, terfiond van het begin aan , (en in den ecrlten tijd zekerlijk het meest) fcherpen, vergrooten, en den besten grond leggen tot goede vérziende oogen. Waarlijk eene gewigtige reden te meer, om de kinderen , zoo dikwijls en zoo fchielijk als mogelijk zij, uit de gevangenis der kinderkamer te verlosten! Uit het zoo even gezegde ziet men ook, van hoe veel belang het is voor eene behoorelijke dagehjkiche doorluchting der kinderkamer s zoo wel des winters als des zomers, te zorgen. Beflotene, onzuivere lucht is een waar doodelijk vergif voor kinderen, en het is bewezen, dat een zoodanige lucht alleen, de hevigfte ftuiptrekkingen kan vcroorzaaken, en eene der hoofdoorzaaken is, waarom zoo veele kinderen in de eerfte maanden aan ftuipen fterven Hoe goed ware het, wanneer men niet-, gelijk gewoonlijk, het flechtfte, maar bet beste -vertrek in huis tot eene kinderkamer maakte.' Voor het minst behoort dezelve hoog genoeg te' zijn. en voor de zon blpotteliggen, welker levenwekkende ftraaleu een vermogend verfterkend middel  DASELITKSCH LHCHTBAD. 31 del zijn voor kindeen, en de lucht der kinderkamer helpen zuiveren. Ongelooflijk is het waarlijk, welk een' buitengemeenen voortreffelijken invloed deeze eenvoudige middelen , het vroegtijdig gebruik van koud was- , fchen, baden en der vrije lucht, op de geheele natuur en lighamelijke vorming des kinds hebben, en hoe zichtbaar een zoodanig kind, in z'ne ganfche gedaante, boven anderen uitblinkt. Ik heb de bijzondere eigenfehappen en voorrechten van dusdanig behandelde kinderen met opmerking waargenomen, en kan het volgende, als een getrouw afbeeldfel van eene, op deeze wijze, van het begin aan, wèl beftuurde en geoeffende natuur ter nederltellen. 1. ) Zoodanig een kind is vaster en ongevoeliger voor den invloed en de vervvisfeling van het weder. ■ r 2. ) Zijn lighaam is recht en fterk , zijne leden ' zijn gel kmaatig gevoed en gevormd. 3. ) De tl'dvakken zijner ontwikkeling volgen meer naar orde en regelmaatiger op elkander; geen kracht, geene vatbaarheid fpringt de anderen voorb ; zijne tanden komen niet te vroeg (een groot nadeel der gewoone broeikas-opvoeding) en niet onordelijk uit; het lopen begint niet te vroeg en ook niet te laat, en zoo is bet ook met het {preken. Zelfs de zielsvermogens ontwikkelen zich regelmaatiger , niet te fnel, en eerst na de gewigtigfte lighaamsöntwikke- lin-  DAGELIJKSCH LUCHTBAD. lingen. Alles gaat een' natuurlijken. achterêenvdJgenden gang en het kind blijft langer kind (£). 4 ) De omloop der vochten, alle inwendige beweegingen gelijk ook de gewoone ontlastingen, lopen natuurlijk en geregeld af. Bijzonder nuttig is het baden voor die kinderen, welke geneigdheid hebben tot hardlijvigheid en verftopping; een ongemak, hetwelk de nadceligfte gevolgen, niet alleen voor den kinderlijken leeftijd , maar ook voor het gete) Hier iri bedriegt zïch het meerendeel der ouderen grootüjks. De wensch naar eene fpoedige rijpwording der kinderen is veeltijds het verlangen naar een' ontijd/, gen dood, of een ongelukkig leven. Van de twee ui. te-ftcn is de verhaaste ontwikkeling van lighaam en geest voor beiden veel gevaarlijker. dan het lang achter wege blijvend vermogen van denken , preken, lopen, enz. Onder menfehen, welke tot de kinderen van de la. fte foort behoord hebben, vindt men meermaalen ftevige fpiefen , wil bewerktuigde hersfenen en eenen jeugdigen ouderdom, waarvan de voorbeelden aar] den oplettendcn waarneemer ?ewii niet zullen ontbreeken. Misfchien is een aangeboren temoerament wel oo:z*ak van deeze meer of mmder fpoedige ontwikkeling } maar Zeer waarfchijnefejk wordt het temperament, zuo niet voor het grootil* gedeelte d.argefteld, of geheel omgekeerd, ten minften aanmerkelijk gewijzigd door de eerfte opvoeding en leef. wijze. Het verfchillend nationaal caraeter van v?]kan, Bijna onder denzelfden hemelftrerk levende, en zelfs dat der bewooneren van onderfcheidene oorden onze. Vaderfands, fchijnen dit te bevestigen. VERT.  DAGELIJKSCH LUCHTBAD. 3| geheele leven hebbéri kan. Badende kinderen zijn daarvan volkomen bevrijd. 5. )' De zelfftandigheid van het vlecsch der fpierèn is vast en de kleur bloejend, even ver van fponsachtige zwelling als vandrooge magerheid verwijderd; de huid heeft een levendig frisch aanzien; noch hoofd noch onderbuik zijn te zwaar of naar evenredigheid te zeer uitgegroeid i, en de, bij andere kinderen, daarin liggende aanleg tot üitteering of En» gelfche ziekte is hier niet te bemerken. 6. ) De zenuwen hebben geenen overweegenden invloed; hunne werkingen zijn gelijkvormig, niet overIpannen; nergens vertoont zich die overgroote gevoeligheid, die tegenwoordig zoo dikwijls tot kramp en ftuiptrekkingen overgaat, en reeds irt de kindsheid den grond legt tot die ongelukkige menfehen, welke, hun geheel leven door, niets anders zijn dan wandelende zenuw-geft ellen, werktuigen, die alleen tot gevoelen, niet tot handelen aamveezig fchijnen te zijn. ?■.) Eén zoodanig opgevöed kind is meer oevrijd van huidziekten, uitflag, zinkingen, hoesten, bederf en verflijming in de eerfte wegen, en wanneer er al eene krankheid olitftaat, zoo is die kort van duur, en de fcheiding gemaklijk en natuurlijk. 8.) Bijzonder worden de eigenlijk zoogenoemde C ge*  34 DAGELIJKSCH LUCHTBAD gevaarlijke kinderziekten, pokjens, mazelen, roodvonk, welke tog indedaad huidziekten zijn, daardoor buitengemeen verligt en beter doorgedaan, dewijl zoodanig een kind eene gezonde, levendige en volkomen werkzaame huid heeft; daar dezelve integendeel, bij de gewoone behandeling, deeze eigenfchappen verliest, waarin gewis een hoofdoorzaak te vinden is van het groot gevaar en de doodlijkheid deezer ziekten. p.) Een vroegtijdig gebruik van wasfehen en baden geeft den kinderen niet alleen zuiverheid der huid, maar ook dat kostelijk, onder ons, helaas! zoo zeldzaam geworden gevoel voor zindelijkheid; dat vermogen, het welk bij volken, die zich niet baden, geheel niet meer in wezen is, om namentlijk te voelen, wanneer de huid met onzuiverheid bedekt is, en derzelver zweetgaten verdopt zijn: een gevoel het welk ons deezen toeltand ondraagclijk en het ons tor eene behoefte maakt, in het bad zuiverheid en bevrijding te zoeken. De Rus, hoezeer voor het overige de fijnheid van zijn gevoel voor het onze moge achteritaan, overtreft ons nogthands in deeze gewaarwording verre, juist daarom dewijl hij vroegtijdig aan baden is gewoon geworden; een bijzonder eigen gevoel zegt het hem, wanneer zijne huid deeze reiniging noodig heeft, en ik las nog onlangs met genoegen, hoe een gemeene Rus, die zich als voerman, bij een' reiziger, verhuurd had , denzelven op het dringendst ver-  DACELlJKSCH LUCHTBADi 35 Verzocht, hem toch eenige uuren verlof te geven om, het geen hij reeds zoo' larig had moeten öm> beeren, een bad te gebruiken. Waarlijk eene kieschheid Vtó huidgevöel, welke bij ons de cier'elijkfte Dame niet meer heeft! (*) Dit zijn, geloof ik, bewijzen genoeg, htfe gefchikt, ja hoe onöntbeerelijk de aangewezene behandeling is om het hoofdoogmerk der lighamelijke opvoeding te bereiken', dat is, om gezonde, fterke , wel bewerktuigde en gebruikbaare menfehen te vormen. f Maar wanneer de genoemde middelen derzelver gcheele werking doen zullen, zoo komt het waarlijk alles daarop aan, dat ook de overige- behandeling daarmede overeenftemme en ecu' gelijken toon houde; buiten dit worden zij onnut en zelfs fchade. lijk: het is dus daarbij volftrekt noodzaakettjk de ■vederbedden, de te warme kléederen en warme kamers te verbannen; Ik ken werkelijk niets hadeeligers, niets, waardoor (*) Het zelfde bemerkte ik, bij kinderen, die daaraan gewoon zijn. In plaatfe dat veele andere kinderen fehrïk en beevitg krijgen, als zij het badwater aanfehouwen j zoo hebben deezen een waare liefde voor dit element; het baden behoort bij hun onder de grootfte genoegens , en zij kunnen het tijdftip niet afwachten, dat zij er ingezet worden; zij gevoelen nu reeds bet weldaa. dige van dit middel, en dat gevoel voor zuiverheid der huid en de behoefte van het middel daartoe, zal hun al* een altijdduurand onfehatbaar eigendom bijblijven. C a  35 DAGELIJKSCH LUCHTBAD. door menschlijke fterkte en veerkracht, reeds in de eerfte ontwikkeling zoo jammerlijk vernietigd worden kan, als door die ellendige gewoonte van het nieuwgeboren kind terfiond in een' hoop warme vederkusfens te begraven: daardoor wordt de huid en het geheele lighaam ten uiterften verflapt, en de zekerfte grond gelegd tot eene zweetendë huid: eene ongefteldheid, welke de bron is van ontelbaarc anderen, in het bijzonder van geduurige verkoudheden, hoofd- en tand-pijnen, zinkingen enz. 'Ik heb een kind gezien, het welk, uit kwalijk begrepene tederheid zijner moeder, de eerfte agt weeken zijns levens achter den kagchel doorgebragt had; 't was het ellendigfle fchepfel geworden; zijne huid was beftendig kleverig, altijd met uilflag overdekt; het hoofd uittermaate groot en de ruggraad reeds gekromd; flcchts door eenen langzaamen en voorzichtigen overgang tot een lichter en luchtiger leven konde het allengs van deeze onheilen bevrijd en weder herfteld worden. — Ik kan daarom de manier niet genoeg aanbeveelen, welke ik bij mijne en andere kinderen met het zichtbaarst voordeel aangewend heb, om hen, van het begin aan, alleen in eene met boomwol doorgenaaide matras intewikkelen, welke het Hjf niet drukt, de handen vrij laat, en nooit een' te hoogen trap van warmte aanneemt. Het bed zij gemaakt of van diergelijke ma» trasfen; of in het begin, vooral'wanneer bet in den winter en een zwaklijk kind is, kan een ligt vederdek van dienst zijn, het welk nogthands zoodra het w  ZINDELIJKHEID. 3? «reder- warmer, of het kind fterker wordt, weder jnoet weggenomen worden. — Een hoofdnadeel der vederkusfens is de kwaade reuk en de onzuiverheid, Welke zij eindelijk aannemen. Zulk een kusfen is indedaad een waar mengelmoes (pot pourri) van de alleronreinfte uitwaasfemingen, en het kan niet dan yan-de fchadelijklte gevolgen zijn, een jaar lang op Zulk een' mesthoop te moeten flaapen. Ook dit laat zich zeer goed vermijden, wanneer men de kinderen op kusfens, gevuld met zacht geklopt fijn ftro, (het best is haverff.ro) liggen laat: deeze hebben het voordeel, dat de vochtigheden daar doortrekken; dat het kusfen gevolglijk altijd droog is; zij laten zich ook zeer ligt van tijd tot tijd vernieuwen, en hebben niet meer dan een' maatigen graad van warmte. ZINDEL IJ KH.EI D. ^Zindelijkheid ftaat onder de hoofdftukken der na^ tuurlijke opvoeding boven aan; veelligt is dit het eeniglte, waarin wij niet te veel kunnen doen. — Al bet tot hiertoe gezegde bedoelt ook derzelver, zoo veel mogelijke, inachtneeming; men vergeete alleenlijk niet ook het dikwijls veranderen der kleederen daarmede te verbinden. Een kind waasfemt veel meer uit dan een volwasfen mensch, gevolglijk wordt deszelfs kleeding veel eerder unbruikbaar, C 3 cn  S8 zindelijkheid. en nogthands is men op dit punt nog fleeds ten ui» terften nalaatig. — Een ieder, dien het gebeuren mag, behoort zijn kind alle dagen fchoone droogs ■ onderklecderen te geven, en liever laate men het aan iet anders gebrek hebben, ten einde het deeze groote weldaad te kunnen verfchaffen; daardoor zal' men het waarlijk een grooter en wezenlijker capitaal aan gezondheid en krachten medegeven, dan wanneer men het, door eene diergelijke kwalijk geplaatfïe zuinigheid, nog zoo veel gelds overlegde, — Het uitftcekend nut deezer gewoonte kan ik door niets beter bewijzen, dan door te verzekeren, dat ik reeds veele kinderen van het begin der Engelfche zjekte genezen heb, alleen daardoor, dat ik hen dagelijks frisfche, en met rcokpoeder weldoorge^ rookte, volkomen drooge klcederen liet geven. — Voor het overige zjj de klceding ligt, niet wollen; hoofd en borst onbedekt, zoodra liet hoofdhair lang genoeg gegroeid is, om eene natuurlijke befchutting tegen zonnefchijn en koude te geven. Het hoofd verkrijgt daardoor eene buitengemcene vastheid: he< r o d o t u s verbaalt dat, als men, na den veldflag der Perfen togen de Egyptenaaren onder kambyses, de wederzijdfehc gefncuveldcn afgezonderd h.id, men verbaasd ïtond de hoofdfchedels der Perfen zoo zacht te vinden, dat men die met een' klcpnen fïeen doorboren koude; daar integendeel de hoofden der Egyptenaaren zoo vast waren, dat men die naauwlijks met een' grooten fteen konde verbreken; en hij vindt de oorzaak van dit ver- fchijn-  ZINDELIJKHEID. 39 fchijnzel In de gewoonte der Egyptenaaren, van het hoofd, terftond van der jeugd aan, bij alle weder, gefchoren en bloot te dragen, daar integendeel de Perfen hetzelve altijd zeer warm en bedekt hielden. Uit het tot hier toe gezegde zal men reeds zien, dat mijne denkbeelden over de lighamelijke opvoeding der kinderen overëenfremmen met die, welke de Hofraad fausT in zijn voortreffelijk boek: Hoe de geftachts-drift der menfchen in orde te brengen, en hoe de menfchen beter en gelukkiger te maken zijn, 1791, heeft aan den dag gelegd; en ik ben verblijd gelegenheid te hebben deezen waardigen man hier openlijk mijtten dank te betuigen, voor zijne daadlijke medewerking aan de herftelling der menfchelykc natuur, en mijne hartlijkfte hoogachting voor den geest, welke hem daartoe bezielt. Wij gronden beiden onze hoofddenkbeelden op zuivering, verfterking en een? betere bewerking der huid; en zeker is hiertoe niets werkzaamer, dan wasfehen, baden, vrije lucht, en eene ligte, zuivere, de lucht niet te zeer afweerende, kleeding. Ik onderfchrijf des van gantfeher harten alles, wat daarover in dit boek gezegd is, en wensch niets meer, dan dat de zedelijke gefteldheid van het tegenwoordig gedacht recht fpoedig eene zoo gelukkige verbetering ondergaan moge, dat men het wagen durfde, dit kleedingftuk, hetwelk ook naar mijne overtuiging, de bron is van menigvuldige en groote onheilen, geC 4 heel  4 zin del ijk hei». heel aftefchaften (h). Voor het minst behoorde men de dvvaaze gewoonte, van aan de arme knaapen, zoodra zij flcchts gaan kunnen, de kouslen-, Ik- (A) Door dit kleedingfiuk bedoelt onze Schrijver^» treek, in gevolge den inhoud van het zoo even gemeld werk van den Heere faust, het welk voor eenige jaaren, ook lp onze taal, in het licht verfcheerten is, onder den weid* fchen titul van, Verhandding wegens, eene noodzaakelijke verbetering der kleeding, waar in betoogd wordt, dat de torzaak der zedelijke en lighamelijke verbastering des menschdoms in het dragen van broeken gezocht moet worden, enz. — Of nu een kleed, door onze voorvaderen met gezindheid, roem en zedigheid gedragen, werkelijk, oorzaak zij van de rampen, welke het tegenwoordig geflacht doen zuchten, dan of eene matig verwarmende, in het geheel niet drukkende broek, behoudens een» goeda opvoeding, moge geduld worden, zal misfchien riet moejelijk vallen te beoordcelen. ~r De thands zoo algemeen gewordene fpoedige ontwikkeling van de lighaamsvermogens der kinderen; de onkunde en onoplettendheid aan de zijde der ouderen, fchijncn mij de eerfie oorzaaken te zijn der ontijdige en bnitenfpootige voorreelingsdrift, cn derzelver ontelbaare hedlooze gevolgen: oorzaaken, welke, door eene veranderde kleeding, zekerlijk niet zullen weggenomen worden. L)e wejmeenende Heer faust tracht, in het gemelde werk, alles uit den weg te ruimen, wat, zelfs van ter zijde, de geringde aanleiding tot zedelidten lighamelijk bed.rf geven ka,n; zoo lang echter het tnenschdom, in de vernietiging der menigvuldige daadlijk in het oog vallende lcbadeïijke gewoonten, niet zoo ver gevoorJerd zim zal, dat er, voor den veibeteraar,niet dan het  HET BAKEREN, EN DE EERSTE KLEEDING. 4! flavernlj opteleggen, geheel aftelaten; hun zoo lang mogelijk, en ten minften tot in het zesde, zevende jaar deeze nuttige vrijheid te laten, en eerst dan, als de welvoegelijkhèid het onvermijdelijk maakt, hun kousfen te geven, maar zulke dunne, wijde en luchtige, dat zij alleen den naam daarvan hebben, en wel bedekken, doch geene der nadeelen veroor-r zaaken, welke de verflappende warmte en de druk» king der gewoone kousfen onvermijdelijk moet te wege brengen. HET.BAKEREN EN DE EERSTE . KLEEDING DER KINDEREN. ^r^at kan wel ons oogmerk z'y'n bij de eerfte kleeding der kinderen? Verwarming en behoorelijke onder-r ftcuning van het teder buigzaam lighaam, hetwelk nog niet in ftaat is zich zelf te bewaaren en zeer ligt voor kwetzing blootltaat. Ik ben derhalven geen vriend van dat geweldig inpakken en indwin- ■ gen, bet onderzoek van deeze en andere meer afgelegene ocrzaaken overig blijve, zoo lang kan een ontwerp van deezen aart (het moge in zich zelf al nuttig zijn) door deszelfs vreemdheid ftof tot fpotternij geven, den aandacht afleiden van alle waare verbetering, en gevolgeüjk het héilzaam ooginerk van den Schrijver doen mislukken, VER ft C 3  4» HET BAKEREN, EN DE EERSTE KLEEDINO. gen, waardoor men den omloop van het bloed, de fpijsverteering en het gebruik der ledemaaten eerder bezwaart, en de arme kinderen verplaatst in den fmertelijkften toeftand eener geheele onbewcegelijkheid; een toeftand, welke, gelijk bekend is, onder de hoogde graaden der pijniging behoort, en op veele plaatfen werkelijk met veel voordcel daartoe gebruikt is geworden; maar even zeer moet ik het afkeuren, wanneer men een kind in de eerfte tijden, in het geheel geene ftevigheid geeft; want het zoo teder en buigzaam lighaam, vooral de ruggraad, heeft, in het begin, zekerlijk eenige onderfteuning noodig, en wanneer dit al niet het geval ware, zoo is het echter nuttig voor die geencn, welke met het kind omgaan, om het zonder fchade te kunnen heffen , dragen en behandelen. Ik raade derhalven ook hierin den middenweg, en de behandeling, welke ik bet nuttigfte gevonden heb, is de volgende. Men bekleede het nieuwgeboren kind eerst met fijn linnen, daarover met flanél, en omwtnde dan het lijf geheel losjes met een' band, welke een handbreed groot, en geftrikt zijn moet, dewijl deeze niet zoo ongelijk aantrekken, als de anderen. De armen behooren vrij te blijven, hetwelk den toeftand tt:r kinderen ongemeen verligt, hun het gebruik der armen eerder leert, en juist daardoor aanleiding geeft, dat zij zich minder daarmede befebadigen, dan wanneer men die in den beginne wegbindt. Het geheele lijf worde in eene boomwollene matras gelegd, welke te gelijk het hoofd onderfteunt, en de  HET WIEGEN. de gefchiktfte warmte, doch geene verhitting geeft, gelijk de vederbedden. Op deeze wijze gaat men voord tot aan de agtfte of tiende week, of zoo lang, tot dat het kind in ftaat is den rug en het hoofd recht te houden; dan büjve de matras weg, maar de lijfband kan nog tot aan het halfjaar gedragen worden, daar hij te gelijk het beste middel is om het lighaam warm te houden. — Kousfen zijn in het eerfte jaar geheel niet noodig; want dewijl zij telkens nat worden, zoo verwarmen zij niet, maar verkouden meer, dan wanneer er geene zijn. HET WIEGEN. M en heeft geweldig tegen het wiegen gefchreeuwd, su verzekerd, dat het de kinderen dom maakte, (nicttegenftaande het juist deeze gewiegde kinderen zijn, die zoo fcherpzir.nig daar tegen uitvaaren, en daardoor, ten minften voor hun eigen perfoon, de beste wederlegging geven;) aan den anderen kant wederom heeft men het wiegen als de onfebadelijk» fte ja heilzaamfte zaak voorgefteld, Wien moet men nu geloven? Mijns bedunkens ging men, gelijk gewoonlijk, aan beide zijden te ver. Een hevig wiegen moet volftrekt nadeel doen; het kan ongetwijfeld de hersfenen en zenuwen verzwakken en ligt gelegenheid geven tot werktuiglijke beledigingen des lfghaams; een maatig en zacht wiegen fchijnf, mij de onfchuldigfte en gefchiktfte beweeging voor h  *4 HET WIEOEN. het eerde tijdperk des levens te zijn: Alleenlijk ontftaat hier bij een ander nadeel, dat de kinderen zich op het laatst zoo daaraan gewennen, dat zij geduurig gewiegd willen zijn, en dit bijna onophoudelijk wiegen ook weder fcliade doet. Even daarom geloof ik, dat het, van wegen het zoo ligt mogelijk misbruik, beter is geene wiegen toetelaten, of ten minde zulke alleen, die van onderen zeer vlak, of aan beide zijden met een klein voorzeifel voorzien zijn, zoo dat de flingering niet dan zwak zijn kan. Ik heb bij mijne en andere kinderen, in plaats van eene wieg, bedden die op rollen (tonden, zeer goed gevonden, met welken men de kinderen, door een ligt aandooten , insgelijks beweeging geven kan, doch die het nadeelige niet hebben van de waggelende wieg (7). HET (O 1° plaats van deqze kan men, daartoe de ruimte en gelegenheid hebbende, ook gebruik maken van eene wieg, hangende aqn twee koorden, boven aan den zolder, met lederen ringen op een' ftok, of aan krammen, vastgehecht: deeze wieg is meer omflagtig, doch heeft ook net voordeel van op den grond niet te ftooten, van niet te kunnen omver geworpen worden en op den eerflen aanftoot, met eere eerpa3rfge zachte beweeging, een tijd lang achtereen, van zcif voordtellingeren. V E R T.  HET SCHREIEN DER KINDEREN, Zioodra de mensen, het licht der Wareld aanfchouwt, zoo is fchreiën het eerst wat hij doet, en wij befluiteri daaruit niets anders, dan dat hij leeft. In plaatfe van ons daar over te bekommeren, verblijden wij er ons veeleer over, en dat met recht, want het tekent ieevenskracbt en ruime longen. Maar wij behoren ons ook zoo te gedragen, wanneer een kind in het vervolg fchreit, en deeze luide uitdrukking zijner tegenwoordigheid voor een geheel eenvoudig teken van zijn aanwcezen houden, dat voor het overige in het geheel niets van belang beduidt. In plaats nogthands hiervan , is niets gewooner, dan dat tedere moeders en bezorgde oppasfters zich over ieder gefcbrei van het kind ontrusten, en zelfs veel doen, het geen 't kind tot groot nadeel verftrekt. Ten einde deeze zorgen te vermin' deren, en alle fchaden te verhoeden, geloof ik iet verdienftelijks te doen, wanneer ik hier aantoone, dat het fchreiën der kinderen , (het fpreekt van zelf, dat het zij onder zekere bepaaling) niet alleen niets onnatuurlijks , maar zelfs iet zeer nuttigs en heilzaams is. Wanneer wij terug zien op de oorzaak van het fchreiën, zoo moet men hetzelve geenzins altijd befebouwen als de uitdrukking van eenige Tuiert of onaangenaam gevoel, en wie dit doet, die begaat den, helaas! zoo gewoonen misllag, van uit den toeftand en de uitdrukkingen van den volwasfe- rien  46 HÈT SCltREIEN DER. KINDERÉN. neri mensch tot dien van het kind te befluiten, hetwelk échter een geheel ander wezen is. In de eerfte tijden der kindsheid zijn veele uitdrukkingen niets anders dan poogingen om kracht te tonen. Wij zien hoe het kind, wanneer het ontkleed wordt, met armen en beenen trekt en arbeidt, cn dikwijls zeer geweldige beweegingen onderneemt; en Wie b'efluit eVenWel uit deeze beweegingen tot een* onnatuurlijken of lastige» toeftand van het kind"? — echter' doen wij het zelfde $ wanneer wij elk gefchrei zoo Uitleggenwant in zeef veele gévallen is het niets anders dan de pooging om de krachten der longen en de Werktuigen der ademhaaling te oeffehen; en niet te vergeefs heeft de Natuur deeze werkzaamheid in het kind gelegd, want juist daardoor Wordt de kracht en gebruikbaarheid van dit werktuig ontwikkeld en tot volkomenheid gebragt. Wie derhalven het fchreiën des kinds altijd verhindert, die kan daadlijk aanleiding geven, dat het een minder fterke borst bekomt, dan het anders zou gekregen hebben, cn dat werkelijk ligter verftoppingen en andere zieklijke geftcldhedeu daarin worden voordgebragt. Gefield echter, de oorzaak van het fchreiën ware wezenlijk een bezwaarelijk en zieklijk gevoel, zoo is het fchreiën zelf zeer dikwijls het beste middel om deszclfs oorzaak wegtcneemen. Dus is een der meest voorkomende aanleidingen tot fchreiën, de ophooping van winden, welke het middenrif naar boven drukken, en daardoor of ook door de pijnen, welke zij verwekken, het kind  HET SCHREIEN DÉR KINDEREN» A7 kind bijna onwillekeurig aandringen om, door eene fterkere inademing, dat is door fchreiën, zich lucht te maken, en juist daardoor Wordt deeze opeengepakte lucht in het onderlijf op 't zekerst verdreven. Eene andere oorzaak van fchreiën is de ophooping van flijm of ftrefflming des bloeds in de longen; en ook hier voor is geen zekererplaatslijk middel, dan juist het fchreiën. Zelfs wanneer een belette omloop der vochten in de buitenfte deelen, en de daaruit ontftaande ongemaklijkheid (een zeer gewoon geval bij kinderen) de oorzaak is, zoo zal het fchreiën, door de vermeerdering der doorftraaling, welke het bewerkt, daar tegen de beste hulp geven; maar ook zonder terugzicht op bijzondere oorzaaken is het fchreiën, met betrekking tot deszelfs algemeene uitwerkingen, eene voor kinderen hoogstweldaadige en onöntbeerelijke zaak: het is bijna de eenigfte beweeging, die een kind in zijn' eerflen leevenstijd hebben kan; het verieevendigt den omloop des bloeds en bewerkt eene gelrjkvormiger verdeeling der fappen; bet bevordert de fpijsverteering, en de gantfche voeding en aangroei des lighaams; het verdeelt verftoppingen en ophoopingen in het onderlijf, en bevordert alle affcheidingen, in het bijzonder de zoo gewigtige uitwaasfeming der huid. Genoeg — ik vind volkomen wdar, gelijk ook een reeds oud fpreekwoord zegt: op kinderen, die niet fchreiën, is niet veel ftaat te maken. Hoe verkeerd is het derhalven, wanneer men ieder gefchrei der kleine kinderen voor een om hulp roe»  ■♦8 HET SCHREIEN DER KINDEREN. roepen houdt; en hoe veele onnutte en fchadelijke werkingen ontftaan daar uit! De gewoonde is dat men het kind terftond te drinken of te veel te eeten geeft, en het daardoor de kwaade gewoonte eigen , maakt van beftendig iet te vorderen, waar door eene Hechte fpijsverteering en bedorvene fappen ontftaan; of men neemt voor 't minst het kind terftond op', en draagt het heen en weder, waar door dan, bijzonder bij nacht, de dikwijls herhaalde verkonding meer nadeel doet, dan het fchreiën zou gedaan hebben; ja recht bekommerde moeders gaan zoo ver, van terftond tot een klyfteer overtegaan, ten einde het arme kind van winden te bevrijden, of mogelijke ftuiptrekkingen voortekomen, en zoo gebeurt het dat dit ongelukkig kind in het eerfte jaar reeds een paar honderd klyfteeren krijgt, die hem zijn leven lang het darmkanaal vertappen; of men "laat wel aanftonds den Arts komen, die iet voorfchrijft, al is het alleen, om niet zonder voorfchrift heen tc gaan. En wanneer van dat alles al niets gebeurt, zoo heeft de al te bekommerde opmerkzaamheid' toch zeker die gevolgen, dat het kind zeer fpoedig bemerkt, dat zijn fchreiën iet betekent, en dat daar door iet kan verkregen worden; door welk middel dan een vaste grond tot eigenzinnigheid en vervaarelijk fchreiën gelegd, en het fchreiën, in plaats van te verminderen, fteeds vermeerderd wordt. Ik heb altijd opgemerkt, dat kinderen, op welker fchreiën men veel acln gaf, ook het meest gefchreid hebben ; en dat integendeel zij, waarop men minder lettede, zich  HET SCHREIEN DER KINDEREN. 40 zich het zelve fchielijk afwenden, en ik kan niet na laten, de algemeens waarneeming, welke ik altijd heb bevestigd gevonden, hier bytevoegen, dat in het gemeen eene al te zorgvuldige en naauwe oppasfing der kinderen, het zekerst middel is, om hen lighamélijk en zedelijk te verminken: de dagelijkfche ondervinding leert ons, dat juist die kinderen, op welken het minst acht geflagen wordt, veel beter voordkomen; zelvert hunne vermogens ontwikkelen, en even daardoor meer kracht, zelfflandigheid en gebruikbaarheid verkrijgen; en dat het lot der ecnigfte of zeer teder geliefde kinderen gemeenlijk zwakheid en onvolkomenheid is. De eerfte regel van alle opvoeding moet niet vergeten worden, dat de mensen een op zich zeil ftaand wezen behoort te zijn, bet welk zijne lighamelijke en zedelijke krachten zelf moet ontwikkelen, en zoodra mogelijk zelf ketinen en leren gebrui-< ken, om dat geen te worden, waartoe hij is aangelegd, niet het geen de kuiist goedvindt van betiï te maken; en daarom fchijnt. mij de grootfte opvoe'dingskünst hierin te b.eftaan: de kinderen altijd ga* ' de te jlaan, zonder hun ooit te laten welen, d:.t me ft hen waarneemt en beftuurt. Zonder twijfel nogthands is 'er kindergefchrei, hetwelk oplettendheid verdient; doch daar onder rekene ik alleen dit: wanneer het kind zeer lang eiï aanhoudend, of met groot geweld, Voordfchrcit; of fe gelijk de beenen naar het lijf trekt, het welk e?rt teken is van buikpijnen; of tevens naar den mond D grijpt,  5° HET EETEN EN DRINKEN. grijpt, het geen tandpijn aanduidt; of daarbij an» dere ziVklijke verfchijnfelen heeft; of ook wanneer het altijd op gezette tijden fchreit HET EETEN EN DRINKEN. -Zoo lang een kind geene tanden heeft, behoort het in 't geheel niet te eeten, wanneer wij namentlijk daardoor verftaan het gebruik van vast voedzel. Alle voedzel, hetwelk een kind in deezen tijd krijgt, moet tk) Welk laatfte een teken is van flechtc fpijsverteering, wanneer het telkens na den eeten voorvalt, of anders eene verborgene tusfehenpoozende koorts te kennen geeft. Zeer belangrijk is de inhouj van dit hoofd- fïuk, niet alleen voor de lighamelijke en zedelijke welvaart der kinderen, maar ook voor de rust, de gezondheid der ouderen en de orde der huisgezinnen. Het genoegen van kinderen te hebben kan in zeer veele gevallen naauwlijks opweegen tegen do flavernij der tederhartige moeders, die van hst oog'enblik der baaring reeds zijn' aanvang neemt, en, met uitzondering Hechts van weinige, niet zeer Werkzaame kinderen, een' geruimen tijd voordduurt. De verbetering van dit alles, naar aanleiding der bovenftaande grondregelen, uit de Natuur zelve gnomen, vordert in het begin flechts eenige oplettendheid ; maar na verloop van weinige maanden is de Uitvoering dairvan niet, dan door een fiandvastig voorneemen, tijd, cn finertlijke aandoening voorde ouderlijke liefde, tot Hand te brengen. VBRT.  HET EETEN EN DRINKEN. 51 moet vloeibaar of papachtig zijn. Het allergelukkigst is het kind, dat in de eerfte jaaren zijn voedi zei alleen bekomt uit de borst zijner moeder, of die eener gezonde minne; en wanneer er melk genoeg voorhanden is, zoo is 't het best het in 't geheel niets anders te geven. Alleen bij die kinderen, welke in geene genoegzaame hoeveelheid kunnen zuigen, of die geheel zonder zog worden opgevoed (*), is het noodig de voedzel-middelen vroeger toetedienen, waartoe ik het best gevonden heb klein gewreven befchuit of oudbakken tarwenbrood, ook wel fijne gort, met half water en half melk, tot eene lijvige foep, afgekookt (garften-water met melk), waarvan 'smorgens, 'smiddags en'savonds een maatig gedeelte kan gegeven worden. In geert geval veroorlove men diergelijk voedzel terftond iii de eerfte agt dagen; ook raad ik volftrekt af, deeze foepen met meel te bereiden , hetwelk, in plaats van een goed voedend fap , flechts flijm voordbrengt, en tot wormen en klierverftoppingen aanleiding geeft. Wanneer hst kind een half jaar bereikt heeft, kan men bet een pap gereed maken uit hoender- of ma. ger kalfs-vleeschnat; in 't vervolg kan het ook groenten, welke niet opblaazend zijn , bij voorbeeld wor- (*) Over de leefwijze van kinderen, welke zonder hulp van het natuurlijk vo:dzel worden opgetogen, gelijk ook over nver zaaken hier toe betrekkelijk, heb ik mij uitvoeriger verklaard in de kunst om het mtnfcheliii leven tt verlengen. D i  5» HET EETEN EN DRINKEN. wortelen, endivie, fpinafie, tuinfalade, fcorfoneren met vleeschnat tot pap gekookt, en ook gekookte boomvruchten gebruiken, (leeft het kind de tanden en is 't er aan gewoon, zoo is het raadzaam maatige portiën vleesch en ook andere groenten, melkfpijzen en diergelijke te geven, en het, in 't algemeen, van tijd tot tijd te gewennen aan alles, wat ^ezonde en voedzaame huislijke kost is, met uitzondering alleenlijk van koek, fuikergebak, kaas , zwaare meelfpijzen , uien, peperwortel, mostaard, fpecerijën, gerookt, of gezouten varkcnsvleesch, en vandc veelvuldigheid derfpijzen : hoe eenvoudiger het voedzel is, des te gezonder zal het zijn. De zoo geliefde aardappelen mogen kinderen flechts in kleine hoeveelheid, en niet als een vaste fpijs, met vet, maar liever in de gedaante van pap, brij, of foep, gebruiken. Ook is de tijd van eeten geene onverfchilüge zaak. Bij geheel kleine kinderen is het hierin even als met de flaap: zij vertecren zich fneller en moeten dus ook mecrmaalen toevoer hebben, doch het is o)k hierin beter dat men de Natuur aan een zekere orde gewenne, en de kinderen drie- of ten hoogden vier maal daags op bcftemde tijden laat eeten. In het vervolg is die orde nog noodzaakelijker, en ik heb meest altijd opgemerkt, dat kinderen, die den geheelen dag en zonder orde aten, zieklijk en ellendig wierden. De maag moet paare vereering geheel kunnen eindigen, en rusttijd hebben , om haare krachten en het ter fpijsverteering verüiichte maagfap weder te kunnen verzamelen.  HET EETEN EN DRINKEN. 5J len. Hier nu is een eetregel voor kinderen, van welken ik verzekeren kan, dat overal, waar dezelve in acht genomen is, altijd een' bloejenden en gezonden toeftand der kinderen ten gevolge gehad heeft: 'smorgens vroeg, na het opftaan, eene maatige portie laauwe melk, met goed doorgebakken, niet versch tarwenbrood; ten 9 uuren brood met ooft, of, bij gebrek daarvan, met een weinig boter; ten 12 uuren bet volle middagmaal, en ten 4 of 5 uuren brood met ooft, of, des winters, met pruimen-moes of het fap van geele wortelen (eene voor kinderen zeer gezonde en wormen-doodende toefpijs); waaraan men de kinderen zich genoegzaam kan laten verzadigen, op dat zij 'savonds niet te veel eeten, hetwelk den flaap ftoort en kwaadc fappen maakt; ten 7 uuren geve men een ligt avondmaal van melk, foep, ooft, groente, brood enz., waarbij men daarop letten moet, dat zij geen vleesch, geene zwaare meelfpijzen en in het geheel niets gebruiken het geen winden verwekt; dat zij in het 'gemeen niet veel eeten, en ten minften nog een uur daarna wakker blijven. Ik kan die geene in het geheel niet toeftemmen, welke het brood als iet fchadelijks voor kinderen voorftellen. Versch, of met zuurdeeg gerezen, of niet volkomen doorgebakken brood is zekerlijk nadeelig; doch wanneer bet deeze eigenfchappen niet heeft, zoo is het, in verbinding met ander voedzel-, voor kinderen zeer heilzaam, en ik heb opgemerkt, dat in de eerfte jaaren wel doorgebakken wittebrood (zekerlijk niet dat ftijf, papüchü 3 tig  54 HUT EETEN EN DRINKEN. tig tarwenbrood of wegge, hetwelk men op veele plaatzen vindt,) doch in de volgende jaar-in roggen, brood, het gefchiktst is. Bij deeze gelegenheid kan ik niet nalaten over 6ên middel eene lofrede te houden en het zelve openlijk hier aantebeveelen; een middel, hetwelk de voedingsftof onder de meest opeengepakte (concentrirsteten) gedaante in zich bevat; door hetwelk men een fpoediger en krachtiger voeding en aangroei bewerken kan-, dan door (enige andere fpijs. en waardoor ik zwaklijke en uitgeteerde kinderen, in weinige weeken, bloejend, vlcezig en volkomen fterk gemaakt en verfcheidene den dood pntrnkt heb. Het is de fakpwartel, welke zoo voedend is, dat loods daarvan een half pintjen water tot gelei maken kan, en dat \ lood daags voor een volvvasfen mensch tot voedzel toereikend is. Ik ken niets waardoor men uitgeteerde fJecht gevoede, of door buikloop en andere ontlastingen uitgeputte kinderen zoo fchielijk weder herftellen, en met gezond bloed aanvullen kan, dan dit heerlijk middel, en, het geen van zeer veel belang is, zonder eenige nadeelige medewerking; want het is bij tedere kinderen niet evenveel, waarmede men voedt: wilde men dit dwingen door zwaarc vleeschfpijzen, zoo zou men, wel is waar, ook voeden, maar het bloed te gelijk zoo verhitten, en het lighaam zoodanig prikkelen, dat koorts, ontfleekingen, zelfs beroerte en fhnptrekkingen de gevolgen zijn kunnen. De falep daarentegen is fterk' doch te gelijk zacht- voe-  HET ,1! jE T E N E£ï DRI.NK.E.N. 55 voedend, en daarom, voor liet .aandoenlijk lighaam eens kinds, veel beter gefchikt. In zulke gevallen raade ik dus iedere moeder ten flerkfien, haar kind dagelijks een theelepel, of $ loods, ■fijn gefloten falepvvortel , onder melk, vleeschnat of pap, .te laten gebruiken, waarbij men alleenlijk .daarop letten moet, dat het poeder volkomen opgelost en in gejei veranderd worde: dit gefchiedt, Avanneer men de bepaalde boeveelheid eerst met een' lepel versch water zoo lang omroert, tot dat ■het brij geworden is, en dan eerst met her overig gedeelte melk of vleeschnat enz. laat kooken. Wat het drinken der kinderen betreft, zoo is het in jt eerfte half jaar best, wanneer zij niets anders krijgen dan de melk, welke de Natuur terftond tot voedzel voor hun beftemd heeft, waarbij ik echter herinnere, dat het ook hierin zeer goed is, terftond .eene zekere orde intcvoeren, daar ik het altijd fc hatelijk gevonden heb, dat kinderen geduurig aan de ■ borst liggen. :Men jaate daarom altijd eenige uuren daar tusfehen verloopcn, en gewenne hen vooral bij tijds 's nachts niet te zuigen: tot aan het einde van het eerfte .halfjaar kan men dit-zeker niet .geheel en al vermijden, maar dan moet het volftrekt bepaald, en na het einde des eerflen jaars geheel niet meer toege-flaan worden. 'T is beter het kind eenige nachten te laten fchreiën, (want meer is er niet noodig om het deeze kwaacle gewoonte aftewennen dan dat ,mjn, door een vo'irdduurend nachtdrinken, hen in ü 4 ge-  $6 WIT ER TEN EN DRINKEN. gevaar Ivenge van verteerings - zwakheid, verzuil* f ring Engelfche ziekte, darmfcheils-verftoppingen eu klier-ziekte te krijgen, want deezen zijn de gevolgen welken daaruit ontdaan kunnen. In het tweede halfjaar kan men beginnen nu en dan te drinken te geven, en de beste drank blijft altijd zuiver ongewarmd water. Alleen in zulke gevallen, waarin men geen goed water bekomen kan, mag bier, maar een ligt wèl uitgegist bier, toegelaten worden; dan, het is een geluk, hetwelk men ''zijn kind voor deszelfs geheel leven geeft, als men het aan 't waterdrinken gewent. Nog eens: men gewenne de kinderen onder het eeten niet te drinken, maar eerst na geëindigde maaltiid: deeze regel, welke men dikwijls genoeg over het hoofd ziet, boude ik voor zeer gewigtig; want vooreerst kan het drh.kcn onder het eeten de fpijsverteering (tooren; en ten anderen is het vooral nadeélfg voor de tanden, daar de koude van den drank, in de door het eeten verhitte tanden ligtli'k fcheuren of barden veröorzaaken kan, welke den eerflen grond leggen tot derzelver invreeting. Men gelooft hier cn daar kleine kinderen het drinken gemaklijk te maken, als men hun den drank door eene fporis, welke op het glas gebonden is , en eene borst-tepel verbeeldt, laat zuigen; maar ik waarfchouw zeer tegen dit fchadeïijk gebruik: niet alleen hecht zich aan deze fpons ligtlijk eene fcherpe ftof, welke zich onder het voedzel vermengt, en zuur en andere kwaaien veröorzaaken kan; maar de  DE SLAAP. 57 de kinderen zwelgen daarbij ook veel meerluchts in, en lijden dan zeer aan winden. Men behoorde een kind in het geheel niet anders, dan uit een lepel, of uit eene naar den mond gevormde fchaal, te laten drinken (/). DE SLAAP. I"Tet is een zonderling vooroordeel van veele ouders, dat zij geloven, een kind kunne te veel, of wel zich geheel dom flaapen; waarom dan veelen ook (l Wanneer een kind met gemak en genoegen uit een lepel drii.kt, kan men zekerlijk alle meer famengeflelde werktuigen ontbeeren; daar het echter in fommigö gevallen moejelijk is de hardnekkigheid der kinderen , ten deezen opzichte, te overwinnen, v;ndik ook geeneredenen, waarom het gebru'k van den bij ons gewoonen pijpkan en het daarop gehecht lukjen fpons niet toeteftaan: de fpons zal geene fcherpe vochten in zich bevatten, wanneer men de hoogde trap van zuiverheid in acht neemt; en dit behoort te gefchleden bij alles wat het voedzel der kinderen betreft: de onreinheid van het vaatwerk, het lang bewaren en weder opwarmen der pap; 'het vóórproeven van eiken lepel vol, welke het kird daarvan gebruikt, dit alles is aan bet zelfde gevaar onderhevig. — Voor het inzuigen van lucht behoeft men niet te vreezen, zoo flechts de zuigkan voorzien is van een pijp, die tot beneden toe uitloopt en altijd tot onder de oppervlakte van het vocht reikt. VER T. D5  Jf8 INE SLAAP. ook zoo ver gaan, van die arme fcbepfeks in hunne zoetfte fliumering te ftorcn, en hun den tijd daar•toe, naar door hun zeiven uitgedachte regelen, maar •niet naar den wil der Natuur, toetemeeten. Ik ftel daarentegen tot eene grondregel voor: Hetis ee.it zeer goed teken, als kinderen veel en rustig flapen, en het is pligt., hun deeze belangrijke zelfvergoc' ding, zoo veel mogelijk, te laten genieten. — Een kind leeft veel fneller dan een volwasfen mensch; zijn bloed loopt rasfcher om; alle prikkelingen werken fterker; beftanddeelen zoo wel als krachten worden fchielijker verteerd. Deeze fpoedige zelfverteering maakt het onvermijdelijk noodig, dat een kind de beide grootfte herirellingsmiddelen des levens, voedzel en llaap , in veel ïijklijker maate ge.niete, dan een volwasièn mensch. Daarbij komt, dat het dezelve niet tot-zijne onderhouding alleen, maar ook tot vermeerdering en wasdom noodig heeft. De flaap is in dit opzicht volkomen gelijk te ltellen met eeten en drinken; hij doet zelfs nog meer: hij neemt in een' korten tijd den invloed van alle uitwendige prikkelende aandoeningen weg; doet .zelfs de werkzaamheid der ziele lïilftaan, en geeft daardoor gelegenheid, dat de kracht zich kan verzamelen: hij bewerkt verder,-door een genisten en gelijkmaatigen omloop des bloeds, dat het gebruikt voedzel beter met het bloed vermengd, en de voedende fïof overvloediger en gelijkvormiger afgefcheiden kan worden; hij bevordert, door de"hörfföntaale ligging, en de daardoor verminderde drukking op den  DE SLAAP, JO den ruggraad , de evenredigheid en fchoonheid van den wasdom; daarenboven bevordert en regelt hij de affcheidingen der verdorven e doffen, en wordt daardoor één der fr.hopnfte bloedzuiverende middelen, en vervult dus alle de vereisehtcn van deezen leeftijd volkomen. Men veroorlove mij nog Hechts eenige nadere bepaalingen hier bij te voegen. Hoe nader de mensch aan zijnen oorfprong is , des te meer moet hij flaapen; in den eerden tijd na den onafgebroken' flaap van negen maanden, moet de flaap nog altijd het grootfte deel zijns aanwezens volmaaken; en ik beu overtuigd, dat men een kind in dit tijdperk, door een aanhoudend waaken van 24 uuren, kan dooden. Met de toeneemende fterkte van het geheel, vermeerdert ook bet vermogen en de behoefte van langer te waaken, doch men moet elke neiging tot flaapen terltond inwilligen. Wanneer het kind een half jaar oud is, zoo kan men het reeds meer bepaald aan een' zekeren tijd van flaapen gewennen, het geen in het gemeen bij alle dierlijke verrichtingen zeer heilzaam is. Het flaape de nacht door, en nog daarenboven eenige uuren , zoo wel vóór als na den middag. Vooral zoeke men bij tijds de kinderen te gewennen den nacht tot flaapen te gebruiken, waarbij het best is, allen invloed van buiten, licht, geraas, enz. te verwijderen; doch hoofdzaaklijk hun fchreiën om t? drinken, om uit het bed genomen te worden en diergelijke, niet terltond gehoor te geven. — Met het ein-  fJO DB SLAAP' einde van het tweede jaar, veelligt ook wel eerder, zal lief kind zelf de lust verliezen om vóór den middag te flaapen, waarbij men echter alleen de natuurdrift volgen moet; de namiddagflaap integendeel kan tot in het derde jaar, en zelfs langer, wanneer zich daartoe eene groote neiging vertoont, toegelaten wotfden, want tot hier toe kan men nog altijd de helft des levens, dus 12 uuren daags, als noodzaakelijk voor den flaap aanmerken: vervolgends kan deeze ti'd met ieder jaar één uur verminderen, het geen ook de Natuur zelve door eene vermeerderde neiging tot waaken zal aanwijzen, tot dat het met het zevende jaar op 8 of 9 uuren komen zal, waarbij het tot den tijd der manbaarheid blijven kan. Niets is nadeeliger, dan een kind plotzelijk, en nog erger wanneer zulks met geweld gefchiedt, uit den flaap optewekken. De overgang uit den (laat van het niet zijn tot die der bewustheid, dat is tot den volkomenen invloed van alle uitwendige aandoeningen, is voor een zoo. teder zenuwgeflel als dat van een kind eene allergewigtigfte flap, welke de Natuur derhalven zeer wijslijk trapsgewijze gefchieden laat; de flaap gaat over in fluimering; ligte droomen, en onvolkomene gewaarwordingen der uiterlijke indrukken maken ons eene voorbereiding tot het volledig ontwaaken. Doch word deeze overgang plotzelijk bewerkt, zoo is zij, voor de teêrgevoelige bewerktuiging van het kind, als eene hoogst geweldige fchok aantemerken, welke tot kramp en ftuiptrekkingen aanleiding geven, ja,  DE SLAAP. 01 ja, wanneer het dikwijls gebeurt, het geheel zenuwgeftel een ftuipachtig caracter, dat is, eene gefcbiktheid, tot zenuwtoevallen geven kan; zelfs is het mij waarfchijnlijk dat men daardoor aanleiding tot flaapwandekn zou kunnen geven. — Om deeze zelfde redenen is het ook van veel belang, dat de kinderen bij het ontwaaken, niet terftond in een helder licht of tegen een' verblindenden muur kijken, dewijl deeze indruk het zoo lang aan 't licht ontwend oog veel te hevig aangrijpen, en de gezichtvermogens reeds in de tederfte kindsheid verzwakken kan. Doch even gewigtig is het, dat de kinderen, na dat zij uitgeflapen hebben, niet nog een tijd lang aan zich zeiven overgelaten in het bed blijven liggen; dewijl dit het tijdftip is, waarin de aangevuurde verbeelding, de opwekkende warmte, en zelfs de door den flaap inwendig opgehoudene ontlastingftoffen, zeer gemaklijk zekere prikkelingen verwekken kunnen, welke zeer in ftaat zijn, bij die -ongelukkigen, eene te vroegtijdige ontwikkeling der geflachts-drift te begunftigen. Wie zijn kind voor de zelfbefmetting verzekeren wil, vcrmijdedit oogenblik. _ Voor den lighamelijken welvaart is het zeker de beste inrichting, dat men de kinderen 'savonds bij tijds, ten hoogften om 9 uuren, te bed brenge, en hen vroeg, omftreeks 6 uuren, zoodra zü zich beginnen te beweegen, daar uit neeme. Nog eene gewigtige herinnering moet ik hier bijvoegen, betreffende de Ilaap-piaats der kinderen : men ver-  62 DE SLA AP. vergete'toch niet, dat de mensch op geené plaats langer woont, dan op de plaats waar hij flaapt, en dat gevolglijk de gezonde of ongezonde hoedanigheden van dit verblijf van het grootst belang zijn voor de bepaaling van zijn' lighamelijken welftand; dit geldt nu nog meer van kinderen, dan van volwasfenen, daar de kinderen nog meer van uitwendige invloeden afhangen, en de bij hun zoo gewigtige werkingen van voeding, wasdom en zuivering hoofdzaaklijk in den flaap volbragt worJen. Nu verbeelde iemand zich de gewoonlijke flaap-plaatzeri der kinderen* in een vertrek, dat van wegen deszelfs ligging reeds geene zuivere lucht heeft, (want gemeenlijk worden de afgelegenfte en donkerde kamers daartoe uitgekozen,) waar zoo wel kinderen als dienstboden den ganfehen dag gewoond, en dé lucht bedorven hebben; waar zeer dikwijls de wasch gedroogd wordt, en buitendien nog veeierleie onreinigheden de lucht met dampen vervullen moeten Deeze arme fchepzels nu flaapen, en ademen gevolglijk, den ganfehen nacht, eene reeds door dierlijke uitwaasfemingen befmettc en bcdorvene lucht in, die hun niet alleen niets vcrlevendigends mededeelt, maar heu nog daarenboven met fchadelijke ftoffen overlaadt. In zoodanig een' dampkring moeten nu de gewigtigftc deelen der ontwikkeling eu volmaaking van het kinderlijk lighaam tot ftand gébragt worden! Is het dan wel te verwonderen, wanneer, in plaats hier van , ziekelijkheid, zwakheid en onvolkomen wasdom de gevolgen zijn, en moeten  EE SLAAP. 63 ten wij niet zeer dikwijls de onbekende oorzaak daarvan in de (kapkamers der kinderen zoeken? Wat baaten alle krachtige voedzels en alle verfterkende geneesmiddelen, den geheelen dag door gebruikt, wanneer het kind zich, 6 tot 8 uuren lang, bij nacht, met louter ongezonde en verdervende ftofFcn voedt en opvult? Ik kan het derhalven niet dringend genoeg, en als een hoofdpunt der natuurlijke opvoeding aanbeveelen, dat men den kinderen een zoo veel mogelijk hoog, voor lucht en zon openliggend vertrek (want het zon licht houd ik ook voor een wezenlijk vereischte tot de gezondheid van eene kamer) inruime; dat het bij dag niet bewoond, maar veel meer gelucht worde; ook met geene vreemde dampen , zelfs niet met de uitwaasfeming van welriekende bloemen en diergelijke, worde opgevuld; en dat het, ook in den winter, koud blijve, Want het warm flaapen verzwakt het geheele lighaam, doch het meest de longen, en geeft tot verkoudheid, hoesten , en zelfs tot longöntfleeking aanleiding. Het openhouden der venfters keur ik echter niet goed, dewijl dit, bij fchielijke verandering van weder, eene plotslijke, en in den flaap dubbeld nadeclige, verhouding kan veröorzaaken. Belangrijk ook is de gefteldheid van het bed: de hoofdvcrüischten van een gezond en aan het oogmerk voldoend kinder-bed zijn, dat het zuiver zij, en gevolglijk dikwijls verwisfeld worde; dat het geen' te hoogen graad van warmte verkrjge, en dat het den rechten groei des lis-  64 De s i. a a r. lighaams bevorder;, naardien de wasdom bet meest in den flaap gefchicdt: nu vind ik echter, dat de veder-bedden juist het tegendeel van dit alles bewerken , daar deezen, (gelijk reeds boven is aangetoond,) de onreine dampen vasthouden; door te groote hitte het lighaam verzwakken; de huid in het zweet brengen; de geheele Natuur tot verkoudheid en zinkingen vóórbereiden, en, hetgeen 'tergftc is, dat zij, door hunne zachtheid ingedrukt, het kromliggen begunftigen, en daardoor tot verwasfing en fcheefwording der ruggraad aanleiding geven. Men laate dus de kinderen in het geheel niet flaapen, dan op matrasfen, in de eerfte jaaren met ftroo, en vervolgends met paardenhair gevuld. De ligging zij geheel waterpas, en bet hoofd alleen een weinig verheven. — Nog iet, dat veelligt aan veelen eene kleinigheid fchijnt, doch het bij mij riet is: ik boude het voor ongezond, wanneer men, gelijk ik dikwijls gezien heb, het bed der kinderen geheel plat op den grond fpreidt: bekend is het immers , dat op alle plaatzen, waar menfchen woonen, altijd vaste lucht voordgebragt wordt, die, wegens haare bijzondere zwaarte, fteecis naar den grond zinkt, en daar eene laag van lucht vormt, welke het leven niet aankweekt, de gezondheid benadeelt, en voor ieder, die daarin een' nacht doorbrengt, doch bovenal voor kinderen, fchadelijk zijn moet. Het gezondst verblijf is altijd het midden der kamer, dewijl in de hoogte zich die foort van bedorvene lucht oihoipt, welke, eigenaartig ligter, oa-  HET BLOOTE HOOfD. 65 Onder den naam van ontbrandbaare lucht bekend Haat, en het is hierom altijd raadzaam het bed ten minften eene el hoog te maken (m). HET BLOOTE HOOFD. I Iet is ongetwijffeld eene der wezenlijkfte verbeteringen in onze lighamelijke opvoeding, dat men het hoofd der kinderen bevrijd heeft van de bonte muizen en andere hoofddekzels, welke nog voor 15 jaaren algemeen gedragen, en voor de gezondheid als onöntbeerelijk befchouwd werden. Geene omwenteling is zoo fpoedig en zoo algemeen bewerkt geworden als deeze, doch bij geene is ook de goede uitwerking zoo treffend en zichtbaar geweest. Zeden dit gelukkig tijdftip is, gelijk men weet, het hoofdzeer, eene ziekte aan ieder kind bijna onvermijdelijk eigen, uit de mode gekomen; de kinderen lijden min- (*) Wanneer de lucht in een vertrek zoo lang ftilftaat, door zoo veele perlöonen geademd , of met zoo veele dampen befmet wordt, dat zij voor deeze ontaarting en afzondering van haare befkandeelen vatbaar wordt, zoo is de beste plaats van zulk een vertrek reeds zeer ongefchikt voor eene flaapftede ; dit kan en moet men derhalven voorkomen, door de lucht dikwijls te vernieuwen en zuiver te bewaaren. Eene gefchikte hoogte van het bed is nogthards zeer aanterasden» vooral uit hoofde der opfb'j. gende dampen en der vochtigheid van den grond. V! ET, E  66 HET BLOOTE HOOFD. minder aan hoesten, verkoudheid en zinkingen; het hair verkrijgt een' fchooneren groei; het geheele lighiam is levendiger, en de kinderen, zoo ik mij niet zeer bedriege, zien frisfcher en geestiger uit de oogen. Het is geneeskundig bewezen, dat, door dit ongedekt draagen van het hoofd, deszelfs uitwaasfeming vrijer en volkomener onderhouden, de te fterke aandrift der vochten naar dit deel verhinderd, het middenpunt des zenuw-ftelzels (de hersfeneri) verfterkt, ja zelfs de beenachtige zelfstandigheid der hersfenpan gehard wordt; dat gevolglijk deeze gewoonte het gewigtigst lighaamsdeel van een verftandig wezen voor alle foort van ziekten en toevallen befchermt; daar integendeel de te groote warmte dit weleer tot eene zitplaats maakte van zwakheid, ziekteftof, ophooping des bloeds, en gevolglijk tot het ziekfte deel van allen. De Natuur had ons dit reeds voor lang kunnen doen opmerken, wanneer de menfchen gewoon waren hunne levensregelen en grondbeginzelen van de wenken der Natuur afteleiden, welke zij den onbevooröordeeldcn waarneemer zoo duidelijk aanwijst. Het hoofd moest , als de zitplaats der gewigtigfte zintuigen, ongedekt blijven, en de Natuur voorzag daartoe het ongehairde deel met eene zoo bloedrijke huid, dat het den invloed der koude en vorst zeer veel tegenftand kan bieden; en het overig gedeelte met hairen, die het geheel genoegzaam voor koude en hitte befchutten, daar zij, als geringe warmtegeleiders, zoo wel het verlies der inwendige warmte,  HET BLOOTE HOOFD. 6> te, als het te fterk indringen der uitwendige voorkomen: doch het is juist deeze inrichting der Natuur waardoor wij in ftaat zijn ons te wachten voor misdagen, welke, mijns bedunkens, niet genoeg vermijd worden, en die ik hier moet doen op" merken. Het hair is het natuurlijk en noodzaakelijk hoofddekzel, en daaruit volgt, duukt mij, zeer natuurlijk, dat een kind, zoo lang het nog geen hair heeft, het hoofd met iet anders bedekken moet. Men gaat derhalven te ver, en berokkent den kinderen een zeker nadeel, als men hen in de eerfte maanden, vooral wanneer het een koud en vochtig jaar-getij is, met ongedekten hoofde ronddraagt. De veelvuldige afwisfeling der luchtsgefteldheid, welke hier onmiddelijk werkt op een zoo teder lichaamsdeel; de groote dunheid en de opening der hoofd-beenderen, verbonden met de veel grootere gevoeligheid van deezen leeftijd, waardoor alle uitwendige indrukken eene ongelijk fterkere werking voordbrengen, dit alles kan hoogstnadeelige gevolgen hebben op de gezondheid en zelfs op het leven des kinds; om niet te fpreken van de werktuiglijke beledigingen, waaraan een zoo geheel ongedekt hoofd ook ligter blootgefteld is. Dit dekzel mag echter niet te warm zijn; doch zoodra de hairen het hoofd genoegzaam bedekken, legge men elk hulfel allengskens geheel af. Even zoo is het affnijden van het hair eene gantseh E 2 gee-  6» HET BLOOTE HOOFD. geene onverfchillige zaak. Ik laat het doorgaan, dat de mode onze kleederen nu lang dan kort fnijde, want deeze zijn geene deelen van ons lighaam; maar wanneer zij zich veröorloft, zelfs met onze lighaamsdeelen (en dat zijn de hairen) op deeze wijze omtefpringen, dan is het eene geheel andere zaak. Wanneer men iemand, die fterk en lang hair heeft, hetzelve op éénmaal geheel kort affnijdt^ zoo is het bijna hetzelfde, als of men iemand, die gewoou is eene bonte muts te draagen, plotzelijk met het bloote hoofd laat loopen; en gefchiedt dit nu geheel en al in een koel en vochtig jaargetij (eene emftandigheid, welke de mode nimmer in aanmerking neemt), zoo kan dit tot zeer nadeelige verkoudingen en derzelver gevolgen gelegenheid geven. 'Er zijn mij voorbeelden bekend, waar het te kort af. fnijden van het hair bij kinderen, die een weinig liet hoofdzeer hadden, een fchielijk inilaan daarvan en gevaarlijke ziekten ten gevolge had; want het was het zelfde als of men koude omflagen om het hoofd gelegd had. Men doe derhalven ook hierin geene fprongen; ncemc jaargetij, nevensgaande omftamng> heden en diergcli ke in acht. en fnijde vooral de hairen niette kort af; want ik vind ook in de daad geen voordeel voor de fchoonheid daarin, als,het hoofd, in plaats van gekruld en fchiiderachtig gevormd hair, nu met korte cn (lompe boritels bedekt is; zelfs wordt ook van elk en bijna algemeen het laatfte voor een hewjjs van fchande en llavcrnij, een  HET BLOOTE HOOFD. 69 een lang en gekruld hair daarentegen voor het teken van een' edelen en vrijen mensch gehouden. Nog moet ik fpreeken van een' misdag, daarin bedaande, dat men het ongedekt zijn van het hoofd bij kinderen zelfs tot den uiterden graad van hitte en koude uitftrekt, daar het nogthands zeker, en door veele voorbeelden bevestigd is, dat een al te hooge graad van koude of hitte, wanneer die onmiddelijk op het hoofd werkt, gevaarlijke, ja zelfs doodehjke toevallen, als beroerte, kramp, ftuipen en ontdeeking der hersfenen, kan doen ontftaan: het ii daarom zeer aanteraaden, wanneer kinderen, bij zeer hevige koude, of in de draaien der middagzon, zich aan de vrije lucht blootdellen, hun een ligt hoofddekzel, in den winter van vilt, en des zomers van dro, te geven.