01 1817 9670 UB AMSTERDAM  GEBEDEN E N OVERDENKINGEN, TEN DIENSTE VAN DE OPENBAARE EN HUISELYKE GODSDIENSTOEFENING, door G J. ZOLLIKOFER, predikant der evangeliescii- hervormde gemeente te l eip zi g. In het Ncderduitsch overgezet. ÉÉRSTE STUK. Te AMSTERDAM, By de Erven P. MEIJER en G. WARNARS, MDCCLXXXIL •   VOORREDE. M eer verfcheidenheid en afwisfeling; meer duidelykheid en. juistheid ten aanzien van gedachten en uitdrukking; meer aandoening en vuur in het voordraagen : dit alleen , dunkt my , kan het Gebed, by de godsdienftige vergaderingen, tot die verflandige, edele, geestverheffende en hartverbeterende oefening maaken , die het zyn moest en konde, en die het echter, by de tegenwoordige inrichting en gefteltenis deezes deels van den Godsdienst, zo zelden is. Meer verfcheidenheid en afmsf üing. De beftendige herhaaling van even dezelfde Formulieren, verzwakt ongetwyfeld de aandacht, begunffigt de verftrooijing der gedachten, en maakt, dat zelfs de bestgezinde Christen naauwlyks zyne opmerking gantfchelyk op datgeene kan vestigen, waarop hy ze vestigen moet. Om die reden is het ook zo moeijelyk, het Gebed des Heeren met verftand te bidden ; en even daarom wenschte ik , * 2, dat  ïv VOORRED E. dat hetzelve by geene Godsdienstoefening meer dan ten hoogften eenmaal gebruikt wierde. Een paar Onze Vaders ■ bidden is de taal van het oude bygeloof, ■ waarvan nog maar al te veel overblyffels te vinden zyn. Meer duidelykheid ten aanzien van gedachten en uitdrukking. Daartoe behoort de -vermyding van alle kunst- en fchoolwoorden; alle bepaalingen van Godsdienftige ■ Leerftukken,die voor den Theologant al- leen (en dikwyls ookvoordeezenniet)te verftaanzyn; van alle meer glinsterende dan waare gedachten;alle te verregetrokkene, onnaauwkeurige, onbepaalde uit.drukkingen. Daartoe behoort in 't byzonder een fpaarzaamer gebruik van Bybelfche fpreekwyzen, waaronder veele zyn, die men meent te verftaan , omdat men ze dikwyls gehoord, gezegd en herzegd heeft, offchoon men meesttyds geheel geene , of Hechts maar zeer duistere begrippen daarmede verbind. Eene waarheid, die tegenwoordig van niemand meer geloog-  VOORREDE* V loogchend word, die de fpraak des Bybels, volgens de gewoone overzettingen, en de fpraak des gemeenen levens kent. Eindelyk: meer aandoening en vuur in H voordraagen. Geest en hart moeten door het Gebed te gelyk bezig gehouden; alle vermoogens van den mensch daardoor werkzaam gemaakt worden. Gedachten zonder aandoening zyn zelden werkzaam; aandoening zonder gedachten verdv/ynt fchielyk. Licht zonder warmte laat het hart kond; warmte zonder licht kan ons ligt tot dwaaling leiden. De natuur en het Christendom verbinden beiden met elkander; de mensch heeft gefchiktheid tot beiden, alhoewel niet voor beiden in den zelfden graad; en dan alleen bidden wy den Vader in Geest en in Waarheid aan, wanneer wy het met verftand en aandoening verrichten. Of en in hoe verrehetmynu gelukt zy, deeze gebreken door de tegenwoordige proeve te verbeteren,zal de onpartydige, waarheid- en llichting-zoekende Leezer * 3 be-  vi VOORREDE. beflisfchcn. Meer dan eene proeve is het niet; dit gevoel ik. Lang heb ik naar iets beters van deezen aart gewenscht; lang heb ik het verwagt van mannen, die ik tot zulk eene taak veel bekwaamer ken dan myzelven;en 't is alleen de meer en meer afneemende waarfchynlykheid van mynen wensch en hoop vervuld te zien, waardoor ik eindelyk tot deeze onderneeming aangefpoord ben geworden. Schoon ik naauwlyks durf hoopen, dat dit werk door anderen, by de opcnbaare godsdienstige vergaderingen, zal gebruikt worden, waartoe het eigenlyk gefchikt is ; kan het toch by de huislyke en afzonderlyke Godsdienstoefeningen gebezigd worden. De weeklykfche Gebeden, de Feestgebeden, de Aanfpraaken en Gebeden voor, by en na het gebruik des heiligen AvondmaaJs enz. zullen de afzonderlykc aandacht van een enkel perfoon of huisgezin even zo wel als de aandacht eener gantfche Gemeente onderhouden kunnen. Sommige Gebeden zyn mis-  VOORREDE. vu misfchien te lang;doch de denkende Bidder zal ligtelyk plaatfen vinden, waar hy zyne aandachtsoefening kan fluiten. Verre het meeste in deeze verzameling is nieuw, en gefchikt naar de omftandigheden en behoeften der Christenen, die my de naasten zyn uit hoofde van myn beroep. Maar eenige Gebeden en Formulieren heb ik, meer naar den inhoud, dan naar de woorden , genomen , uit de Geneeffche Liturgie,die, onder deeze foort van fchriften, ontegenzeglyk een der voortref!ykftenis;(,ük eeuige weinige plaatfen en gedachten van den Ëugelschman IVUliams ontleend. Hoe veel ik, zonder het zelf te weeten, anderen fchuldig ben, kan ik niet zeggen. Word verftandige, Christelyke aandacht en flichting door dit werk bevorderd, dan is het oogmerk bereikt , vanwaar de middelen ook ontleend moogen zyn. Ik moet by deeze gelegenheid nog iets aanmerken. Mooglyk kan het hier of daar, vroeger of fpader, nut fcich- ten.  vin VOORRED E. ten. Ik ben naamlyk meer voor geheel nieuwe' dan enkel veranderde en verbeterde liturgifche fchriften. Veranderingen, zelfs gelukkige veranderingen, van enkele woorden, uitdrukkingen en plaatfen, brengen gemeenlyk, over het geheel genomen, veel meer fchade voort dan nut. De grondige en bestmogelyke verbetering der zaake word 'er altoos twintig of meer jaaren, dikwyls een halve eeuw, door vertraagd. Liever zich nog eenige weinige jaaren met het Hechte of middelmaatige beholpen , dan door zulk bekrompen knoeiwerk het goede voor een langen tyd te^ rug gehouden. Mogt toch dit goede, onder het opzicht van Gods allesregeerende vaderlyke voorzorge , ook door deeze zwakke proeve bevorderd, of aanleiding daartoe gegeeven worden! Mogten ten minftcn die aandoeningen, die my daarby bezield,en die ftil-v. le, reine vreugde in God, die ik dikwyls daarby genooten heb, zich aan veele —? aan alle myne Leezers mecledeelen! Leipzig, 28 April 1777. I N-  1 N M OUD. TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING, OF GEBEDEN VOOR DE PREDIK AATSIE. I. Gelid om zegen tot eene waardige Zondagsviering. - - Biadz. § tl. Aanbidding van God. - - 5 III. Van den zelfden inhoud. - 7 IV. Dankzegging voor de Goddelyke Openbaaringen. - - - IQ V. Löfpryzing van God. - - 13 VI. Belydenis der Zonden. - _ - 15 Vil. Op Feest- en Avondmaalsdagen. - 17 GEBÉDEN NA DE PREDIKAATSIE. I. Algemeene Voorbede. - 23 De Apostolifche Geloofsbelydenis. - 28 Belydenis des Geloofs aan God en zyne Voorzienigheid. - - 29' Belydenis des Geloofs ten aanzien van dat getne, waarin't Christendom befiaat. 31 Belydenis van onze verpligting ten goede. 34 Zegenwenfchen , ten bejluite van den Godsdienst. - - 3 6 tl. Opwekking tot een waardigs toepasfmg der leer (lakken vim den Godsdienst. - 37 III. Gebed van diergelyken inhoud. - - 40 IV. Verheuging over de godsdienjiige onderrechting, en opwekking tot het beste geiruik van dezelve. - - 44- ** CE»  I N H; O U D' GEBEDEN VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. I. Aanbidding van God. - . Biadz. 51 Algemeene voorbede. - - 55 II. Aanbidding van God, in ■* by zonder wegens zyne Alweetendheid, Almagt, Wyslieid en Goedheid. - 60 Nagebed. - , . 65 III. Dankzegging voor de Goddel.weldaaden. Voor het kezen der Schriftuur. - 71 Na het leezen der Schriftuur. - 76 IV Verlangen naar een deugdzaam gemoed en leven, en bede daarom. Voor het leezen. - - - 8q 'Na het leezen. ... gó" V. Dankzegging voor 'de Goddelyke wtldaaden, belydenis der zonden, en voorneemen tot verbetering. Voor het leezen. - - - 90 Na het leezen. - VI. Verheuging over God en zyne voorzie' nigheid, en gerustftelling in dezelve. Voor het leezen. 99 Algemeene bede om alles, wat wy behoeven. - - - 105 VII.' Plegtige verzaaking der zonden. Voor het leezen. - 109 . -•> c. Am-  I N H O U D. ' Aanwending der leer van den Godsdienst tot een deugdzaam "en heilig Leven. - - Bladz. 115. VIII. Van -verfcheiden inhoud, Voor het leezen. - - 120 Na het leezen. ' - 125 IX. Van verfcheiden inhoud. Voor het leezen. - - 130 Na het leezen. - - «. 135 X. De Beroepspligtcn en de omgang met anderen. Voor het leezen. - - 140 Na het leezen. - - • 148 XI. Het voorbeeld van Jefus. Voor het leezen. - - 152 Na het leezen. - - 160 XII. In Feest- en Avondmaalsweeken, Voor het leezen. - - 164 Na het leezen. - - - 173 BEDIENING DES DOOPS. - - - l8l VOORBEREIDING TOT HET HEILIG AVONDMAAL. Gebed. - - ... ioj Overdenkingen. 1. Van de Zelfsbeproeving. - - 199 II. Van  i N II O U IX II. Van het waardig en onwaardig genot des heiligen Avondmaals. - Bladz. 2Ï3 III. Het heilige Avondmaal eenbelydenisvan het Christendom* - - 228 IVj De vreugde by het gebruik des heiligen 1 Avondmaals. -* - 241 V. Waarschouwing wegens de firydigheid tusfchen onze gezindheden op Avondmaalsdagen , en de overige dagen van ons leven. - 249 VI. Overdenking by het vieren des laatften Avondmaals in ,t jaar. - ■ - 263 Gebed ten befiuit der Voorbereiding. • 273 TOT  TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING 0 F GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE, A   Onze hulpe en onze aanvang zy in den naam des Heer en, die hemel en aarde gemaakt heeft! Amen. of, De genade en barmhartigheid van God, den Vader, de liefde van onzen Heere jfefus Christus, en de kracht van zynen Geest zy met ons allen tegenwoordig en altoos! Amen. of, God, de almagtige en algoede} zegene en verheuge ons heden en alle de dagen onzes levens met kennis der waarheid, met lust en'kracht tot alle goed, en met de vrolyke hoop der eeuwige zaligheid, door Jefus Christus onzen Heer! Amen. I. De dag van heden is aan God en zynen eerdienst gewyd, myne Christelyke Broederen; en God te vereeren is onze hoogfte zaligheid. Laat ons dit erkennen, en onzen goeden hemelfchen Vader bidden, dat hy deezen dag een dag van zegen voor ons zyn laate. A 2 6 God!  4 TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING 6 God! hoe gelukkig zyn wy, dat wy ons heden, van alle aardfche bezigheden en zorgen bevryd, in uw huis verzamelen; aldaar alles, waaraan ons het meest gelegen is, met een' ftillen Geest overdenken; ons tot u, onzen Schepper en Vader verheffen ; ons van uwen wil onderrechten; in het geloof aan u en uwen Zoon Jefus verfterken ; ons over uwe weldaaden en de hoop der zalige onfterflykheid verheugen; en dus onzen geest voeden en tot een beter hooger leven voorbereiden kunnen. Dank zy hét uwe wyze, vaderlyke goedheid, die deeze verordeningen gemaakt en ons tot deezen dag in het genot derzelverf onderhouden hebt! ö Laat 'er ons thans en altoos een waardig gebruik van maaken. Verzamel toch onze gedachten uit de verftrooijing, richt dezelven gantfchelyk op u, en op de heilzaame onderrichting, die gy ons door de leer van den Godsdienst toedeelt, opdat wy u immer beter kennen, immer hartelyker beminnen, u immer blymocdiger vertrouwen, en uwe geboden immer gewilliger en getrouwer leeren gehoorzaamen. Laat in 't byzonder de gedachten van de; opwekking en verhooging uwes Zoons Jefus, wel-  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE. 5 welken deeze dag ons te binnen brengt, ons in het gelooven zyner Goddelyke leere en in het vertrouwen op zyne beloften verfterken; ons tot navolging van zyn heilig, weldaadig, algemeen nuttig leven, dat zulk een heerlyk einde genomen heeft, opwekken, en ons recht Christelyke, hemelfche gezindheden inboezemen. Laat zich de zekerheid zyns wederverkreegen levens door de krachtigfte werkingen zyner leere en zyns voorbeelds onder ons openbaarcn; en niemand van ons deezeri dag ten einde brengen, zonder op dezelven iets goeds geleerd, en meer kennis der waarheid, meer liefde en vermoogen ter deugd en vroomheid, meer wysheid tot leiding des tegenwoordigen , en meer bekwaamheid tot genieting des toekomenden levens verkreegen te hebben. Uw zegen, ö God! verzelle allesj wat wy heden denken, fpreeken, leezen en hooren zullen, opdat het ryke vruchten van verbetering en gerustftclling in ons en onder ons voortbrenge, door Jefus Christus Amen. II. De Heer onze God is groot, en zyne grootheid is onuitfpreeklyk. Van hem, door hem A 3 cn  6 TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING en tot hem zyn alle dingen; hem zy eere in eeuwigheid. Amen. Laat ons in den Geest ons voor God nederwerpen, myne Broeders , en zyne heerlykheid aanbidden: Aanbidding en prys zy u, den Eeuwigen, den Oneindigen, u, die zyt en waart en zyn zult God van eeuwigheid tot eeuwigheid! u, den Almagtigen, den Algoeden , die hemel en aarde met uwe tegenwoordigheid vervult, en die de liefde zelve zyt! Aanbidding en prys zy u, den Schepper en Onderhouder aller dingen, die ook onze Schepper en Vader zyt; u,die ons naar uwen beelde gefchapen, ons tot redelyke , vrye, onfterflyke menfchen gemaakt , ons tot de waardigheid uwer kinderen en eerbcwyzers verheven hebt , en ons dagelyks zo veelc goederen voor ons ligchaam en voor onzen geest, zo veel vreugd van het tegenwoordidige en van het toekomende leven fchenkt! Aanbidding en prys zy u, die onze Ontfermer en Zaligmaakcr ; die, welke ons, ook toen  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE. 7 toen wy zondaars waren, onze zaak u hebt aangetrokken, ons uwen Zoon, Jefus, tot redder en helper gezonden, ons door hem uwen wil ontdekt, van uwe gunst en genade verzekerd, troost in lyden en kracht ten goede vcrfchaft, ons van de vreeze des doods en der helle bevryd, en op den weg ter hoogfte gelukzaligheid geleid hebt! ö God , wy roemen uwe heerlykheid en grootheid, en de grootheid van uw weldoen! Wy bidden u als het eerfte, het beste, het volmaaktfte Wezen, als den Veroorzaaker van al hetgeene wat is en wat zyn zal, op de demoedigfte wyze aan. Wy ondervinden den onafmectelyken afpand,die tusfchen u en ons is; en verheugen ons 'er over, dat gy u desniettegenftaande zo gunstryk en genadig jegens ons betoont. U, ö God! u te vereeren en aantebidden, en zulks in geest en waarheid, met verftand en aandoening te verrichten, dit moete onzer en aller menfehen, ja aller redelyke inwooners van uw Ryk eeuwige en zalige bezigheid zyn'. Amen. III. Laat ons bedenken, myne Christelyke vrienA 4 den*  § TÓT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING den, wie 'God is, en wie wy zyn; zyne opperheerfchappy over ons en onze afhangklykheid van hem erkennen;en ons over detroostelyke betrekking , in welke wy jegens hem ftaan, ons verheugen} ö Gód! 'gy hebt den hemel gemaakt en al zyn heir, de aarde en alles wat daarop is, de zee en alles wat daarin is; gy onderhoud en bezield alles; voor u buigt zich alhethemelsch heir; u pryst alles wat is, en leeft, en denkt, 'als de eenige Bron van zyn beftaan, van zyn leven en zyne geestvermoogens. Ook wy werpen ons, als uwe fchcpfelen als uwe kinderen en onderdaanen, voor de voetbank van uwen gloriryken troon neder, en bidden u aan als een Wezen van verheven en onbegrypelyke majefteit; als een Wezen, dat de volmaakfte heiligheid, eene onfeilbaare en onnafpeurlyke wysheid, eene onbeperkte én onwederftaanlyke magt, eene grenzenloozè en fteeds werkzaame goedheid bezit; als een Wezen, dat ten hoógften waardig .is, van ons en van alle redelyke fchepfelen in hemel en op aarde gepreezen, gevreesd en bemind te worden 1 Wy  'ÓF GEBEDEN VOOR DE PREDIK AATSlË. ï) Wy eeren u als onzen en aller menfchen Schepper en Vader,als den Veroorzaaker van alle zichtbaare en onzichtbaare dingen, als den Heer en Koning der waereld. Wy erkennen en ondervinden onze gantfche afhangklykheid van ü, en gevoelen het levendig, hoe gering en nietig wy zyn , wanneer wy ons uwe oneindige grootheid te binnen brengen. Wy erkennen ó ook, met, demoedige onderwerping voor den hoogften Opperheer aller dingen , wiens voorzienigheid zich over alles uitftrekt, en alles regeert, die beftendig voor de gelukzaligheid zyner onderdaanen waakt. Wy verheugen ons over de zachtheid en genade uwer regeering, over de billykheid en voortreflykheid uwer. bevelen. Wy houden ons voor gelukkig onder uw opzicht te ftaan, en van u, die niets anders dan ons beste zoekt, beheerscht en geregeerd te worden. Wy bidden u, eindelyk, aan, als den God, die ons redding en hulp verfchaft, en zich als een verfchoonende, gunstryke Vader aan ons beweezen heeft. Wy pryzen u voor die wyze, genadige inrichtingen, die gy door Jefus tot verlosüng en wederherftelling der menA 5 fchen  IO TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING fchen gemaakt; voor de duidelyke genoegzaame onderrichting, die gy ons in u Woord van u en uwen wil gegeeven; voor de troostelyke hoop der zalige onfterflykheid, tot welke gy óns verheven hebt. ö God ! wy roemen den rykdom uwer barmhartigheid en menfchenliefde, en offeren ons aan u, onzen Weldoener , met alles wat wy zyn en vermoogen, tot aitoosduurende dankbaarheid op. Uwen wil ta doen, en ons u, onzen Schepper en Vader, immer welbehaaglyker te maaken, dit zal ons yverigst poogen, onze eer en ons vergenoegen zyn. Sterk ons door uwen Geest in deeze goede gezindheden, en help ons dit deugdzaam voorneemen getrouwelyk in het werk ftellen, door Jefus Christus, onzen Heere, Amen. IV. Laat ons onze gedachten gantfchelyk op God richten, myne Broeders, en hem niet enkel met onze lippen en gebaaren, maar met onze harten die eere en dien lof geevcn, die hem toebehooren! 6 God! uw troon is met een zuiver, onbewolkt licht omgeeven, doch ten aanzien van  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE, II van ons, zyn wolken en duisternis rondom u: uwe noodwendige en onveranderlyke natuur is ondoorgrondelyk;uwe heerlyke eigenfchappen laaten ons diepten befchouwen, in welken zich alle bekwaamheden verliezen. Wy bidden u, den onbegrypelyken, in den diepften ootmoed aan, en roemen vol e'erbied uwe Majefteit en grootheid, die wy niet begrypen kunnen. Hoe onmcetelyk echter ook den afftand tusfchen u,den Eeuwigen enOneindigenenons, vergangklyke bewooners van het4k>f,is,hebt gy ons evenwel zo veel van u en uwen wil bekend gemaakt, als met onzen tegenwoordigen ftaat overéénkomftig en tot onze gerustftelling en gelukzaligheid noodzaaklyk is. De gantfche Natuur getuigt van de volmaaktheid haars veroorzaakers en Vaders; alle fchepfelen verkondigen uwe eere; de gantfche waereld is vol van uwe heerlykheid. Allenthalven vinden wy ons met de duidelykfte bewyzen uwes van uw onbegrensd allesomvattend verftand, uwer hoogfte magt en goedheid omgeeven. — En hoe zeer hebben niet uwe heilige openbaaringen, ö God, de paaien onzer kennis verwyd! Welk een licht, welk een troost,  Ï2 TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING troost, welk eene aandryving ten goede, welk een hoop en vertrouwen hebt gy ons daardoor niet gefchonken! Nu kennen wyumetgenoegzaame zekerheid als dien, die de liefde zelve - is, -die den dwaalenden en gebreklyken genade en den ellendi'gen barmhartigheid wedervaaren laat; wy kennen u, als een God, die zonden vergeeft, en, als een Vader, die zich erbermt over diegeenen, die hem kinderlyk vreezen. Nu kennen wy den weg, die tot uwe gemeenfchap en ter zalige onfterfiykheid leid. ö God, welke verpligtingen leggen alle deeze begrippen niet op ons om u met den diepften ootmoed te eeren, u boven alles te beminnen, en alle uwe geboden de gewilligfte, blymoedigfte gehoorzaamheid te bewyzen! Aan welke ftraf baare ondankbaarheid zouden Wy ons niet fchuldig maaken , wanneer wy het helder licht, dat gy ons gegeeven hebt, niet volgden; de voordeden, die wy boven zo veele menfchen bezitten, niet waardig ge< bruikten; wanneer wy u, onzen weldoener en Vader vergaaten, en u de verfchuldigde gehoorzaamheid weigerden! Bewaar ons, bermhartige God , voor dit fchandelyk en ftrafwaardig gedrag. Geef toch, dat ons hart en on-  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE. 13 onze wandel fteeds met de belydenis van on* zen mond en met de bevattingen van onsverftand overeenftemmen, en dat wy deugdzaamer en heiliger leeven, naar maate wy u en uwen wil, onze tegenwoordige en toekomende verordening , beter kennen. Zegen ten dien einde , de prediking van uw woord en alle Godsdienftige oefeningen, waartoe wy ons tegenwoordig begeeven , en laat dezelyen u welgevallig zyn, door Jefus Christus onzen Heere. Amen. j V- ' De Heer is goed en ontfermt zich over alle zyne'werken. Weldoen is zyn lust; en hem danken is onze pligt en onze zaligheid. Laat ons thans deezen zaligen pligt onderling verrichten, myne Christelyke Broeders, en hem het offer van onzen dank en van onze gebeden toebrengen. Groote God! liefderyke, hemelfche Vadei, zie met genade en ontferming op ons, uwe kinderen, en laat u onze dankzegging en ons gebed welbehaaglyk zyn. De dankbaarheid voor uwe weldaaden, en het  14 TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING het gevoel onzer zwakheid en af hangklykhcid, hebben ons hier voor u verzameld , die de hoogfte goedheid zyt, en ons alles geeven kunt en wilt, wat wy behoeven. Door u-alleen zyn en beftaan wy, ö God; zonder u vermoogen wy niets. Aan u-allcen hebben wy ons leven, onze vermoogens, alle onze aardfche en geestelyke goederen; aan U hebben wy alles te danken, wat wy goeds zyn en bezitten, denken en doen; alles wat ons dit leven draaglyk en aangenaam maakt, en ons met de hoop op een beter leven na den dood verheugt. Aan u zyn wy het grootfle onzer voorrechten, het voorrecht verfchuldigd, dat wy u, en uwen Zoon, Jefus, kennen; dat wy uwe kinderen en verlosten onzes Heilands zyn; dat wy ons, als zodanigen, over uwe vaderlyke gunst en voorzorg verheugen, en, wanneer wy u getrouw blyven, een eeuwig leven van u te wachten hebben. Dank, eeuwige dank zy u daarvoor gegeeX'en, bermhartige Vader! ach! laat ons uwe goedheid nooit vergeeten, dezelve nooit tot zon-  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE. 15 zondigen misbruiken. Neena hoe goedertierener, hoe weldaadiger gy jegens ons zyt, hoe zorgvuldiger en verheugder moet de gehoorzaamheid zyn, met welke wy uw geboden volbrengen; hoe vaster moet het vertrouwen weezen, dat wy op u ftellen; hoe meer moeten wy u, onzen Vader , in liefde en weldoen jegens onze Broederen zoeken na te volgen. Dus moeten , dus willen wy u met ons ligchaam en met onze ziele pryzen; en ons daardoor immer voor grooter gaaven en edeler goederen vatbaar maaken. Staa ons daartoe met uwen Geest by. Help ons fteeds zo denken en zo leeven, als het menfchen betaamt, die gy naar uw beeld gefchapen, en döor Jefus Christus zo uitmuntend gezegend heb. Amen. VI. Laat ons voor God, den allerhoogften, ons vernederen, zyne grootheid en onze nietigheid gevoelen, hem onze zonden en gebreken belyden, en hem om genade fmeeken. BELYDENIS DER ZONDEN. ó Heer, onze God , die onze Wetgeevef en  l6 TOT AANVANG DER GODSDIENSTOEFENING. en onze Rechter zyt, die het kwaad nooit voor goed , den fchuldigen nooit voor onfchuldig houden , en de ondeugd nooit he* Joon der deugd fehenken kunt, wy erkennen het met fchaamte en verbystering, dat wyuwe heilige, in alle opzichten goede geboden, zeer dikwyls en op veelerleie wyzen overtreeden, veel kwaads begaan, veel goed verzuimd, tegen onzen pligt en ons waarfchouwend gcweeten dikwyls gehandeld hebben, en dat wy ons nog geduurig aan veele vergrypen en misdryven fchuldig maaken. Ja, wy zyn zondaars, ftrafbaare zondaars, die zichzelven door hunne zonden verzwakt, verlaagd, ellendig gemaakt, en ons uw welgevallen onwaardig gemaakt hebben. Niet u, onzen Schepper, maar alleen onszelven moeten wy deswegen aanklaagen. Gy , Heer, zyt rechtvaardig, gy zyt heilig, alle uwe werken zyn onberispelyk; maar wy moeten ons fchaamen ! Ja, wy fchaamen ons voor u wegens onze dwaaling, onze dwaasheid, onze ondankbaarheid voor uwe goedheid, ons misbruik uwer weldaaden,onze opgehoopte overtreedingen van de wyste, heilzaamfte wetten. De gedachte, dat wy ons daardoor by u onbehaaglyk gemaakt, en ons van u en van onze volmaaktheid ver- wy-  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSIE. if wyderd hebben, veroorzaakt ons kommer eri berouw, ö Dat wy nooit gezondigd, nooit den weg der deugd verhaten hadden! ö Dat wy toch van nu aan nooit weder willens en weetens zondigden! ö God bevestig gy-zelf ons in deeze gezindheden, en laat u dezelven welbehaaglyk zyn. Wees ons genadig, en vergeef ons onze zonden, door Uwen Zoon, Jefus Christus, dien gy ons tot een' Heiland en Zaligmaaker gefchonken hebt. Bevestig en verfterk ons in den affchuw tegen het kwaade en in de liefde tot het goede, en help ons het opgevatte voorneemen van verbetering zonder uitftel getrouwelyk in 't werk ftellen,om uwer eeuwige liefde wille. Amen* VIL OP FEEST- EN AVONDMAALSDAGEN. ö God, die onze God en onze Vader zytj vroome blymoedigheid, verzamelt ons heden voor uw aangezicht! Blyfchap over uwe weldaaden en over onze gelukzaligheid, Blyfchap over de groote, zalige gedachten, dat Wy uwe kinderen, verlosten van uwen Zoon, Jefus * en erfgenaamen des eeuwigen levens zyn! B Ze-  18 TOT AANVANG DÉR GODSDIENSTOEFENING Zekerlyk, de plegtigheid van deezen dag laat 'er ons niet. aan twyfelen , dat gy genadig, bermhartig, langkmoedig en van groote goedertierenheid zyt,dat gy op demenfchen acht flaat, hen bemint, hen met meer dan vaderlyke goedheid aanneemt, en zelfs zondaaren, wanneer zy zich verbeteren, en tot hunnen pligt te rug keeren,hulp en troost bereid hebt. Gelukkig wy, dat wy u zodanig kennen, in zulke betrekkingen jegens u ftaan, en met zulk een vertrouwen tot u durven naderen!— Ja dat is het eeuwige leven , de weg ter hoógfte gelukzaligheid, dat wy u, den alleen waaren God, en hem, dien gy ons ten Redder en Heiland gezonden hebt, uwen Zoon, Jefus, kennen, en met u en uwen Zoon, gemeenfchap hebben! In uwe gemeenfchap vinden wy alles, wat ons verbeteren, gerustftellen en verheugen; alles wat ons in deeze en de toekomende waereld tot wyze, vrye, deugdzaame, zalige menfchen maaken kan. Dank, innige , eeuwige dank zy u , den Algoeden , den Bermhartigen , die ons tot het Christendom beroepen, en als Christenen met zulke voorrechten begenadigd, en voor zul-  OF GEBEDEN VOOR DE PREDIKAATSÏE. zulke zaligheden vatbaar gemaakt heeft! Ach! laat niemand van ons uwe goedheid verlochenen, niemand van ons zich de eere en het geluk van een' Christen te heeteri, door moetwillige zonden onwaardig maaken! Het herdenken uwer weldaden en de vreugd over dezelvcn moet ons heden en altoos lust en vermoogen tot al wat goed is inboezemen , en ons in het ftreeven naar de Christelyke volmaaktheid niet moede laaten worden , door Jefus Christus! Amen. B 2- £Ë*   E E N I G E GEBEDEN NA DE PREDIKAATSÏE, B 3   I. \ lmagtige God,hemelfchc Vader, wy danA ken u voor de genade, die gy ons beweezen hebt, door ons uw woord te laaten verkondigen. Laat toch de heilzaame onderrichting , die gy ons fchenkt , door uwen Geest krachtig in ons worden, en ons geene vergeetlyke hoorders, maar yverige betrachters van hetzelve zyn , opdat wy daardoor wys en zalig worden. 6 Heer! dewyl gy ons bevolen hebt ook voor anderen te bidden, en ons daardoor in broederlyke liefde met eikanderen te vereenigen, zo bidden wy u voor alle Vorsten en Heeren, die gy de regeering over de volken en de oefening der gerechtigheid toevertrouwd hebt, inzonderheid voor enz. Mogt het u welgevallig zyn, alle diegéenen die gy magt en gezag over hunne broederen gegeeven hebt, met uitfteekender wysheid en menschlievenheid te zegenen, en alle hunne onderneemingen zo te beftieren , dat zy het beste van uw Ryk en de welvaart der geenen B 4 die  24 NA DE PREDIK AATSIE. die gy hunner voorzorge aanbevolen hebt, op alle wyzen bevorderen! Wy bidden u verder, ö God, voor alle Leeraaren, die gy in den dienst uwer Kerke geplaatst en in 't byzonder voor die, welken gy aan't hoofd deezer gemeente gefield hebt. Laat uw Geest, de Geest der waarheid en der liefde hen vervullen en beftieren, opdat zy hun ampt getrouw en yverig waarneemen, en met goed gevolg aan het onderwys, aan de ver' betering en gelukzaligheid der menfchen moogcn arbeiden. Bewaar uwe Kerke by het genot van rust en welvaart, waarmede gy haar tot nu toe naar uwe goedheid gezegend hebt; en geef dat zy zich daardoor tot recht Christelyke gezindheden en ©enen luisterryken wandel op het pad der deugd laate opwekken. Behoed insgelyks de andere Gemeenten; en verheug alle diegeenen, die nog onder het juk der geweetensdwang zuchten, of op eenigerhande wyze om huns geloofswille gedrukt en beftreeden worden, met hulp en ■ vryheid. o God! die de Vader van alle menfchen, de Geever van allen troost zyt, ontferm u over  NA DE PREDIKAAT SIE. g$ over alle Volken, welken door den last des ongeluks, den last des oorlogs, der pest, des hongernoods, der krankheid of der armoede gedrukt worden, of die zich op eene andere wyze in nood en gevaar bevinden. Laat hen onder deeze rampen niet bezwyken, in deeze gevaaren niet omkomen, in hunne nood niet moedeloos worden, en laat het doel van den ruwen, moeijelyken weg, dien zy gaan moeten , grooter volmaaktheid en zaligheid voor hen zyn. Wy beveelen aan uwe goede voorzorg in het byzonder, de kranken, de bekommerden en bedroefden, die tot deeze Gemeente behooren, en alle diegeenen, die den byitand van ons gebed begeerd hebben. Verzacht hunne bezwaaren , en fmarten; bevry hen van dezelven, indien het tot hun best dient; doch geef hen voornaamelyk wel te bedenken, dat ook deeze middelen van tucht en oefening, fchikkingen uwer vaderlyke liefde zyn, opdat zy hun lyden met geduld verdraagen, hetzelve tot hunne verbetering aanwenden , zich aan u en uwe beloften leeren vasthouden, en zo de zaligheid deelachtig worden, die gy uwen getrouwe aanbidderea. beloofd hebt. B $ Barna-  26 NA DE PREDIK AATSIE. Barmhartige Vader, devvyl het uw welbehaagen is, dat men u voor den eenigen waaren God en voor den Heiland der gantfche waereld in het verlosfingswerk van uwen Zoon, Jefus Christus, erkenne; geef dan toch, dat diegeencn, welken nog van deeze heilzaame kennis ontbloot en met de duisternis der onweetenheid en der dwaaling omringd zyn, door het licht der waarheid verlicht en op den weg tot de eeuwige , hoogfte zaligheid ge. bragt worden, welke daarin beftaat, dat men u, den eenigen waaren God, erkenne en beminne , en Jefus Christus , dien gy gezonden hebt. Breng diegeenen, die u reeds kennen en vereeren, in hunne kennis geduurig verder; laat deeze kennis immer levendiger in hen worden, en leer hen u in geest en in waarheid aanbidden, opdat wy alleen u met op. rechte harten , als onzen God , als onzen Schepper en Vader vereeren, en uwen Zoo. ne Jefus Christus eene beftendige gehoorzaamheid moogen bewyzen, als onzen Heer, onzen Wetgeever en onzen Koning. Eindelyk, 6 God! verleen ons allen, die, om  NA DE PREDIKAATSIE. VJ om uw woord te hooren, herwaarts gekomen zyn, de genade, dat wy, onder het gevoel onzer natuurlyke zwakheid en in de volle overtuiging , dat wy, zonder uwe byzondere hulpe, noch wys noch zalig kunnen worden, ons, aan uwen lieven Zoon , onzen Verlosfcr houden , en ons uwe door hem volvoerde inrichtingen tot onze zaligheid wel te nutte maaken, opdat wy door zyne leer verlicht, door zyn voorbeeld geleid , en door zynen Geest bezield, dc zonde by aanhoudendheid meer afftcrven en zulk een leven leiden, dat ons tot het verhevener zalige leven -gefchikt maake , 't welk gy ons in den hemel bereid hebt. Verhoor ons , genadige Vader. Wy roepen u in den naam uws Zoons democdig aan: Onze Vader die in de hemel zyt; Uw Naam worde geheiligd. Uw Ryk kome. Uw wil gefehiede,op aarde als in den hemel Geef ons heden ons dagelyks brood. En vergeef ons onze fchulden, gelyk wy ook onzen fchuldenaaren vergeeven. En leid ons niet in verzoeking; (laat ons niet in verzoeking vallen,) maar verlos ons van het kwaade. Want, uwe is.  •58 NA DE PREDIKAATSIE. is het Ryk, en de kracht en de heerlyfc heidj in eeuwigheid. Amen. Wy gelooven, öHeer! doch ons geloof is dikwyls zwak. Onderhoud en fterk ons in hetzelve, door uwen heiligen Geest, en geef, dat wy altoos en blymoedig belydenis daarvan doen, en met mond en hart zeggen moogen: Ik geloof aan God den Vader, den almagtigen Schepper van Hemel en van Aarde, En aan Jefus Christus, zynen eenig geboren Zoon, onzen Heere, die van den -heiligen Geest ontfangen en uit Maria, de maagd, geboren is. Hy heeft onder Pontius Pilatus geleeden; is gekruist geworden ; geftorven; begraaven geworden; nedergedaald ter helle, (of dat even hetzelfde beteekent, hy is in den ftaat der dooden verplaatst geworden.) Ten derden dage is hy weder van den doode opgeftaan; is ten hemel gevaaren, en zit aan de rechterhand van God, des almagtigen Vaders, vanwaar hy komen zal om te oordeelen de leevcnden en de dooden, Ik geloof aan den heiligen Geest, eene hei-  HA DE PUEDIKAATSIEü '29 ïige , algemeene Christelyke Kerk , de gemeenfchap der Heiligen, vergeeving der zonden , opftanding des lighaams , en een eeuwig leven. Amen. * * * Tot eene plegtige herinnering van de voor-' naamfte leeringen en pligten van den Gods* dienst, kunnen ook de volgende belydenisfen by afwisfelinge dienen. BELYDENIS DES GELOOFS AAN GOD EN ZYNE VOORZIENIGHEID. Wy gelooven, dat God is, en was en zyn zal; dat hy de Eeuwige , de Oneindige , de Alweetende, de Almagtige, de Algoedc; de Schepper en Vader aller waerelden, aller leevcnde Weezens, aller redelyke Zielen, aller Menfchen; dat hy ook onze Schepper en Vader en Heer is en eeuwig zyn zal. Wy gelooven, dat wy en alle fchepfelcn alleen door hem beftaan en van hem onderhouden worden; dat de voortduuring van ons aanzyn, van onze bekwaamheden, van onze ver-  30 NA DE PREDIKAATSIÉ. Vermoogens gantfchelyk van zynen wil afhangt; dat gezondheid en ziekte , leven en dood, geluk en ongeluk in zyne hand zyn; dat wy alles goeds aan hem te danken hebben, en ook het kwaade als fchikkingen zyner hoogfte wysheid en goedheid vereeren moeten. Wy gelooven, dat zyne Voorzienigheid en Regcering zich over alles, over het kleinfte even als ovc- het grootfte over de deelen zo wel als over het geheel, uitftrekt; dat zonder zyne toelaating en zynen wil niets zyn, niets worden, niets gefchieden kan; dat hy de lotgevallen aller menfchen , aller volken, aller waerelden , naar zyn welgevallen fchikt en leid ; alle onderdaanen zyns Ryks naar de wyste, rechtmaatigfte wetten regeert, voor allen zorgt, zich aan geenen onbetuigd laat, en het kwaad gelyk het goed tot de beste oogmerken doet ftrekken. Wy gelooven, dat God de menfchen als zedelyke fchepfelen regeert; dat hy ze hier in een' ftaat van tucht en van oefening geplaatst, dat hy aan goede daaden goede en aan kwaade daaden kwaade gevolgen verknocht heeft; dat hy rechtfchapenheid en deugd op veelerleie wy-  NA DE PREDIKAATSIË. 3 1 wyzen bevordert en de zonde en ondeugd Hoort, de eerfte, reeds hier, dikwyls beloont en de andere, dikwyls ftraft; met beiden echter in een toekomend leven zo handelen zal, dat niets goeds onbeloond en niets kwaads ongeftraft blyft. Dit gelooven wy van God als redelyke menfchen , en met grooter vertrouwen en zekerheid als Christenen; en in dit geloof verheugen wy ons, dewyl het ons troost en verbetert , en de weg ter gelukzaligheid is. Amen. * * * BELYDENIS DES GELOOFS TEN AANZIEN VAN DAT GEENE WAARIN HET CHRISTENDOM BESTAAT. Wy gelooven dat God zich aan de menfchen niet onbetuigd gelaaten heeft; dat hy zich aan hen op veelerlei wyzen te kennen gegeeven heeft; doch nooit zo duidelyk en genoegzaam dan door zynen Zoon, Jefus, onzen Heiland. Wy gelooven , dat deeze Jefus van God gekomen, dat hy zyn Zoon en Gezant en de Mid.  32 FJA DE PREDIKAATSIË. Middelaar tusfchen hem en ons is; ons in zp nen naam genade, vergeeving van zonde en eeuwige zaligheid verkondigd, en ons door zyne leere, door zynen dood, door zyne opftanding, door zynen Geest van de magt der dwaaling en twyfeling , van de heerfchappy en de ellende der zonde, van de vreeze des doods en der helle bevryd, en ons vertrouwen en vreugd in God en de zekere hoop des eeuwigen levens gegeeven heeft, en dat hy ons nog immer deeze zaligheid kan en wil deelachtig maaken. Wy gelooven, dat alle zyne lderingen onze hartelyke goedkeuring, alle zyne geboden onze blymocdige gehoorzaamheid , alle zyne beloften ons volmaaktfte vertrouwen verdienen , en dat zyn voorbeeld het navolgenswaardigste middel van deugd en vroomheid is. Wy gelooven , dat niet diegeen , welke enkel zyn leer weet en voor waarheid houd, maar alleen diegeen , welke zich naar zyne voorfchriften en naar zyn voorbeeld richt, den naam van een' Christen met recht draagt; en dicgeen de beste Christen is, die God en de menfchen op het hartelykfte bemint, voor het  NA DB PREDIKAATSIE. 33 het beste zyner broederen het meeste opoffert , en in zyne gezindheden en in zyn gedrag het naaste aan Jefus Christus gelyk is. Wy gelooven, dat liefde het voornaamfte kenteken van het Christendom is; en daarom beroemen wy ons op onze gemeenfchap met allen, die Jefus lieven en hem voor hunnen Heer erkennen, hoe zeer zy ook in meeningen en gebruiken van ons verfchillenmoogen. Wy gelooven, dat voor geen' mensch de weg ter gelukzaligheid gellooten is;dat echter niemand noch in deeze noch in de toekoomende waereld zo gelukzalig is of worden kan, als de Christen, die gantfchelyk door den geest des Christendoms bezield word. In dit geloof verheugen wy ons-over onzen Heer Jefus Christus, en wehfchen en ftreeven 'er naar, dat wy by zyne laatfte toekomfte niet te fchande worden,maar,als zyne getrouwe aanhangers, met hem in zyn Ryk moogen ingaan. Amen, C BE-  34 NA DE PREDIKAATSÏE. * * * BELYDENIS VAN ONZE VERPLIGTING TEN GOEDE. Wy gelooven , dat God onze Opperheer en Wetgeever is; dat alle zyne geboden recht en goed zyn, dat, door middel der vermoogens, die hy ons geeft, en van den byftand dien hy ons verleent, het mogelyk en ligt is, dezelven te betrachten; en dat hunne betrachting onze gelukzaligheid op alle wyzen bevordert. Wy gelooven, dat wy aan God de naauvvkeurigfte en gewilligfte gehoorzaamheid fchuldig, en dat wy fteeds zo veel beter en gelukzaliger zyn, naar maate wy hem getrouwer en onverbreeklyker gehoorzaamen. Wy gelooven, dat ieder zonde, ieder opzettelyke overtreeding der goddelyke geboden, ftrafbaare ondankbaarheid jegens God, en een dwaas, vyandelyk gedrag jegens ons zeiven; dat de zonde het grootfte van alle kwaad, dat zy veel fchandelyker en fchadelyker is, dan onverdiende verachting , dan on-  NA DE PREDIK AATSIE. 35 onfchuldige armoede, dan krankheid, pynen en dood. Wy gelooven, dat geen mensch , die aan eenige ondeugd is overgegeeven, of zich van eenigen kwaaden hartstogt beheerfchen laat, waarlyk gelukzalig zyn en Gode behaagen kan; en dat geene flaaverny harder en vernederender is, dan de flaaverny der ondeugd. Wy gelooven, dat Christelyke rechtfchapenheid en deugd, dat de liefde tot God en den naasten , de eenige weg tot gerustheid des geweetens, tot gemeenfchap met God en ter gelukzaligheid des tegenwoordigen en toekomenden levens is; en dat geen rykdom, geen magt en gezag, geen zinnelyke wellust, maar alleen goede, deugdzaame gezindheden en handelingen, den menfchen waare eer en blyvende voordeden aanbrengen. Wy gelooven, dat God onze Richter is, die het kwaade ftraft en het goede beloont, die op het eene ellende en op het andere zaligheid laat volgen, en die eenen iegelyken van ons eens naar zyne werken vergelden zal. C a God  36 NA D Ë PREDIKAATSIE. God verfterke ons in dit geloof, en hel- pe ons overeenkomftig met hetzelve leevenl Amen. # * * TEN BESLUITE VAN DEN GODSDIENST. Wy beveelen aan de Christelyke Gemeente , de weldaadigheid jegens de armen en noodlydenden, en neemen affcheid van haar met toewenfching van den Goddelyken Zegen. De Heer zegene en behoede u: de Heer laate zyn aangezicht over u lichten en zy u genadig: de Heer verheffe zyn aangezicht over u en geeve u zynen vrede. Amen. of: De genade van onzen Heere Jefus Christus, de liefde Gods des Vaders , en de gemeenfchap des Heiligen Geestes zy met ons allen. Amen. of: God zegene en verheuge u met de zaligheid van een onfchuldig hart en eenen vroomen wandel, met  NA DE PREDIKAATSIE. 37 met de verzekering van zyn hoogfte welbehaagen en de vrolyke hoop des eeuwigen levens door 'Jefus Christus. Amen. of: God zegene en verheuge u met eene zekere en levendige kennis der Christelyke waarheid, met vermoogen en gelegenheid tot veele goede, Christelyke daaden, met eene wyze en weltevredene genieting des tegenwoordigen en eene getrooste verwachting des toekomenden levens, door onzen Heer en Heiland, Jefus Christus. Amen. II. Bermhartige, goedertierene God, hoe menigmaal kunnen wy in uw huis en tot uwe vereering te famen komen! Hoe veel onderwys , hoe veel troost, hoe veel aanmoediging ten goede daar verkrygen ! En hoe wys, hoe deugdzaam, hoe gelukzalig moesten wy zyn en worden, wanneer wy ons dit middel van verbetering en gerustftclling recht ten nutte maakten! Welke voorrechten hebben wy ten deezen opzichte niet boven zo veelen onzer broedeC 3 ren,  38 NA DE PREDIKAATSIE. ren, die noch u, noch hem, dien gy gezonden hebt, Jefus Christus,kennen; of die nog in de ketenen des bygeloofs verfmachtcn, en maar eene zeer geringe maat van kennis en van waarheid hebben! Hoe verre behoorden wy hen derhalvcn, in wysheid , in Christelyke rechtfchapenheid en deugd, in hartelyke liefde tot u en tot alle menfchen ,in vergenoegdheid en zaligheid, te overtreffen! En hoe zeer zouden wy ons eens moeten fchaamen, wanneer het bleek, dat zy hunfiaauwer licht getrouwer gevolgd "hadden, dan wyhet veel helderder licht, dat gy over ons laat fchyncn! Hoe groot zoude dan onze verantwoording, hoe zwaar, hoe rechtvaardig onze ftraffe zyn! ö God, deeze gedachten baaren ons bekommernis en verlegenheid. Wy kunnen niet loochenen , dat wy nog verre van het doel der Christelyke volmaaktheid verwyderd zyn; dat veelen van ons hetzelve geheel uit het gezicht verliezen;en dat veele anderen hetflechtsmet langzaame,wankelende fchreden naderen. Wy hooren wel de leer van de waarheid en het Christendom , welke gy ons laat verkondigen; wy moeten deeze leer voor waar en goed erkennen; •wy hooren ze mogelyk met welgevallenen wen- fchen  NA DE PREDIKAATSIE. 39 fchen wel haar kracht te ondervinden, en zo te lecven als Christenen behooren te leeven. Doch daarby laaten het maar al te veelen berusten, denken 'er niet verder over; en dan komen verftrooijingen, bezigheden en zorgen deezes levens, — losheid en traagheid , en wisfchen alle deeze goede indrukfelswederu.it. 6 God! laat ons toch niet langer zo onbedachtfaam handelen , en uwe weldaaden zo fchandelyk misbruiken. Laat ons de leere der waarheid in een goed hart bewaaren, dikwyls en by aanhoudendheid overweegen , hier en in onze wooningen met alle onpartydigheid op onszelven toepasfen, en haar vermoogen ter onzer .verbetering nooit wederftreeven, of verhinderingen in den weg leggen. Geef toch dat wy en allen, die het geluk hebben van u en uwen Zoon Jefus te kennen, ons dit geluk, door eenen recht deugdzaamen, heiligen wandel, fteeds waardiger maaken. Laat ook hen dit geluk deelachtig worden, die het nog moeten ontbeeren. Laat de overwinningen, die de waarheid over de dwaaiing, de deugd over de ondeugd, de vryC 4 «eid  40 NA DE PREDIKAATSIE. heid over de flaaverny, de redelyke Christelyke Godsdienst over het bygeloof behaalt, geduurig menigvuldiger en heerlyker,en de meenigte zo wel als de rechtfchapenheid uwer aanbidders by aanhoudendheid grooter worden. Laat ten dien einde alle Vorften, alle Overheden , alle Leeraars van Weetenfchappen en Godsdienst met yver en trouw aan de uitbreiding van het Ryk der waarheid en aan de bevordering der menfchelyke gelukzaligheid arbeiden. Zegen in het byzonder ■— ■— Zegen de Leeraars en de Gemeenten , de gezonden en de zieken, de ryken en de armen, de gelukkigen en de ongelukkigen. Zegen ons allen met wysheid en deugd en Christelyke vroomheid, met de vreugde van recht- en weldoen, en van de troostelyke hoop van een beter, eeuwig leven, door Jefus Christus onzen Heer, in wiens naam wy u verder aanroepen en zeggen: Onze Vader enz. III. Goedertierenfte God, die ons door uw woord tot wysheid en tot zaligheid leiden wilt, laat toch  NA DE PREDIKAATSIE. 41 toch de prediking van hetzelve in dit opzicht voor ons allen gezegend zyn. Laat het licht der waarheid onze dwaalingen en vooroordeelen verdry ven; haar goddelyk vermoogen alle onze kwaade lusten en hartstochten bed wingen, iedere goede neiging in ons verftcrkcn, ieder opkomend beginfel van goede daaden in ons vruchtbaar maaken, en dus in ons endoor ons doen blyken, dat wy, niet alleen hier, maar overal, waar wy zyn, niet alleen thans, nu wy ons plegtig uwe tegenwoordigheid herinneren , maar ten allen tyde en in ieder oogenblik onzes leevens, zo denken en handelen, als met de onderrichting, die wy hier erlangen, en de goede geneigdheden, die hierin ons ontftaan, overeenkomftig is. Geef toch, dat wy al het waare en goede, 't welk wy hier hooren, ons, door ftille en aanhoudende overweeging, eigen maaken; het niet op anderen maar op onszelven, op ons eigen hart en gedrag, toepasfen; en laat het ons midden onder de bezigheden en verftroojingen deezes levens fteeds gewigtig en onvergeetelyk blyven. ó Mogt uw Geest, de Geest der waarC 5 heid,  42 NA DE PREDIKAATSIE. heid, ons alle de heilzaame leeringen, die gy hier laat voordraagen, en alle de goede voorneemens, die wy hier opvatten, telkens te binnen brengen, wanneer kwaade lusten en begeerten in ons opwellen , wanneer wy tot zonde verzocht, wanneer wy traag en „verdrietelyk in het goede worden, wanneer ons iets gelukkigs of ongelukkigs bejegent, ■t welk ons tot trotschheid of kleinmoedigheid zou kunnen verleiden! Hoe veilig en getroost zouden wy dan by het fchynfel van uw woord wandelen! Welk een fchat van kennis, van deugd,en van zaligheden,zouden wy voor dit en het toekomend leven vergaderen! 6 God, laat toch uw Woord, overal waar het verkondigd word, heden en altoos, voor meenigte van menfchen gezegend zyn. Leid daardoor alle dwaalenden tot de waarheid, alle twyfelenden tot zekerheid, alle ondeugenden tot de deugd. Laat het den ellendigen ter vertroosting, den kranken en ftervenden ter verkwikking ftrekken,in het byzonderden kranken deezer Gemeente,en allen die in den Geest gemeenfehap met ons hebben. Uw woord, ö God!moet de magt der duister-  NA DE PREDIKAATSIE. 43 ternis en der zonde meer en meer verftooren, en alle uwe aanbidders in het geloof, in de hoop en in de liefde verfterken! Laat het toch tot dat einde door alle Leeraaren uwer Kerke, en ook door die welken gy ons gegeeven hebt, fteeds zo verkondigd worden, als het voor de hoorders opwekkelykst en heilzaamst is. Wy bidden u ook bermhartige God, voor ■alleKoningen enVorften op de aarde, in'tbyzonder voor —Geef dat zy allen, als uwe knechten , fteeds op u en op uwen wille zien; het beste van uw Ryk, het Ryk der waarheid en der deugd, gaarne en yverig bevorderen; en hunne eer en hunne gelukzaligheid in de welvaart hunner onderzaaten zoeken. U, ö God, en uwer vadcrlyke voorzorg, beveelen wy allen menfchen. Zie met genade en ontferming op ons allen neder; laat uwe hulpe niet verre van ons zyn, uwe magtige Defcherming ons dekken, uw geest ons leiden en beftieren, en het aantal der wyzen en goeden dagelyks vermeerderd worden, door onzen Heere Jefus Christus! Amen. Onze Vader, enz. IV.  44 NA DE PREDIKAATSIE. IV. ö God! uwe goedheid is groot. Zy zorgt voor alles, voor de behoeften van onzen geest zo wel als voor de behoeften van ons ligchaam. ïerwyl gy ons, als zwakke vergangkelyke menfchen , rykelyk voorziet van alles , wat wy ter onderhouding van ons aardfche leven, tot onze voeding en kleeding, tot onzen uiterlyken ftand behoeven, laat gy tevens ons als redelyken, onfterfelyken fchepfelen, niets ontbreken , 't geen onzen dorst naar licht en troost, ons verlangen naar geestelyke , blyvende volmaaktheid en gelukzaligheid voldoening kan geeven. Uw woord leert ons u en uwen wil, onszelven en onze verordening, het leert ons de echte waardy der dingen kennen ; doet ons de verhevenheid der menfchelyke natuur, in 't geene gy voor de menfchen gedaan hebt a gewaar worden... toont ons den weg tot deugd , tot vryheid, tot gemoedsruste , tot gemeenfchap met u, de Bron van alle leven en gelukzaligheid; geeft ons troost in lyden en in den dood, en opent ons de heerlykfte uitzichten in de toekomende waereld. ó God!  NA DE PREDIKAATSIE. 45 ö God! wat voedfel voor onzen weetgierigen Geest, die fteeds naar kennis, naar gerustftelling, naar volmaaktheid, naar zaligheid ftreeft! Hoe verheugt hy zigover zynbeftaan, hoe ftreelt hem het genot van veel reiner vreugde dan hy, in het geruisch of onder den druk van waereldfche bezigheden, zorgen en verftrooijingen kan fmaaken; hoe fterk, hoe zalig gevoelt hy zich, wanneer hy de waarheid in een helder licht, de deugd in haarebeminnenswaardige fchoonheid befchouwt! wanneer hy tot u, zynen oorfprong , nadert, en ondervind, voor welke groote dingen, voor welke fteeds toeneemende deugd en zaligheid hy vatbaar is! Hoe juist is in deeze gelukkige uuren en oogenblikken , ons oordeel ; hoe goed, hoe edel onze gezindheden en voorneemens! Hoe bewoogen, hoe uitgebreid, hoe begelukzaligd maakt dan niet dikwyls de liefde, de liefde tot u en tot alle menfchen, ons geheele hart! ö God, hoe dierbaar behoorde ons niet iedere gelegenheid te zyn , om onzen geest zo te voeden en te fterken ; en hoe zorgvuldig moesten wy dan niet zyn om van de kennis en van de vermoogens ten goede, die wy hier ver-  40 NA DE PREDIKAATSIE. verzamelen, fteeds het beste gebruik te maaken, en buiten de plaats uwer openlyke aanbidding zodanig gezind te zyn als in dezelve! Ach! leer ons toch den Godsdienst met ons geheel overig leven verbinden. Laat ze onze leidfter by alle onze bezigheden en uitfpanningcn, onze medegczellinne in eenzaamheid en in gezelfchappen, onze vriendinne in geluk en in ongeluk zyn, opdat alle gedeelten van ons gedrag met eikanderen overeenftem* men, opdat wy u alszins welbehaaglyk zyn, ons overal in u verheugen, fteeds recht- en weldoen , en der Christelyke volmaaktheid immer nader koomen moogen. Verleen deeze zelfde genade, bermhartige God, aan alle onze broederen, die het licht van uw woord verlicht; en breng ook hen,by welken dit licht niet fchynt, geduurig nader tot hunne verordening. Maak voor zulken den weg om tot kennis der waarheid te geraaken gemaklyker , en gelei hen door uwen Geest op het pad der deugd en der zaligheid. Laat den oprechten twyfelaar tot zekerheid komen; en den dwaalenden, die de waarheid zoekt, zyne dwaaling niet benadeelen. Verwek overal, ö God! menfchen die zich boven de  NA DE PREDIKAATSIE. 4? de vooroordeclen van hun volk en van hunnen leeftyd verheffen, zich door wysheid en rechtschapenheid doen uitfteeken, en , door vuurige rnenfchenliefde. bezield , zich tegen de dwaaling en de ondeugd met kracht verzetten , en ieder op zyn plaats het licht der waereld en het zout der aarde zyn. Laat dit in 't byzonder alle Christelyke Leeraaren , alle Christelyke Vorsten en Overheden ; laat dit ook de Vorst, de Overheden, de Leeraaren van deeze ftad en dit land zyn. Zegen in dit en in alle andere opzichten enz. Geef dat wy allen, hoogen en laagen, bewindvoerenden en ondergefchikten, van welken ftand wy zyn en wat ampt wy in de huisfelyke en burgerlyke famenlceving bekleeden moogen, dat wy alle onze eer en-onze gelukzaligheid zoeken in de waarheid te kennen en de waarheid te gehoorzaamen, en ook anderen , zo veel in ons vermoogen is, tot kennis en tot gehoorzaamheid van dezelve te brengen. Heilige Vader, heilig ons allen in uwe waarheid ; uw woord is de waarheid. Alles door Jefus Christus, onzen Heer, in wiens naam wy u verder aanroepen en zeggen: Onze Vader enz. GE-   GEBEDEN VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. P   I. AANBIDDING VAN GOD. Qntsè Jmlps komt van den Heere, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amtn. Verzamelt' uwe gedachten uit de verfirooijing! en richt ze geheel op God , tot wiens eerbewys en aanbidding gy herwaarts gekomen zyt. T Tier zyn wy, ó God, voor u, den Alweetenden en Alomtegenwoordigen, om de waardigfte en zaiigfte bezigheid te verrichten, die redelyke fchepfelen verrichten kunnen; om ons met onzen geest tot u, onzen Schepper en Vader, te verheffen, ons uwe grootheid en uwe weldaaden te binnen te brengen, ons daardoor in 't geloof aan u en uwe voorzienigheid te fterken, en ons tot eene betere betrachting onzer pligten aantcmoedigen. ö God, alles getuigt van u en uwe volmaaktheid; alles wat ons omringt, hemel en aarde , alle levenlooze en leevende fchepfe. len, alles wat wy buiten ons zien, en in ons D 2 ge,  52 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. gewaar worden, alles roept ons toe, dat gy zyt; dat gy de Eeuwige, de Eenige, de Oneindige, de Almagtige , de Alwyze, de Algoede; dat gy onze en aller menfchen, aller wezens, Schepper , Onderhouder en Vader zyt! Ja, van u en door u zyn alle dingen; alles is en beftaat en leeft en werkt in u en door u, de eerftc en onuitputtclykc Bron van alle leven en van alle vermoogen; u zy eere gegecven in Eeuwigheid! U bidden hemel en aarde ; u bidden ook wy, uwe fchepfelen, uwe kinderen, vol eerbied aan. Wy gevoelen den onafmeetelyken afftand, die tusfehen u en ons is, en werpen ons voor u, den Allerhoogften, den Oneindigen, in het ftof neder. Wy gevoelen, hoe zwak wy in onszelven , hoe nietig wy in vergelyking met u zyn. Ja, alle onze krachten en bekwaamheden ftammen van u af; gy hebt ze ons gegeeven ; gy onderhoud, gy fchenkt ze ons alle oogenblikken op nieuw; en alles wat wy zyn en vermoogen, dat zyn en vermoogen wy door u, zonder wien niets is, noch zyn en worden kan. Wy gevoelen onze gantfche afhangkelykheid van u, o God,en verheugen ons omdat wy uwe fchep.. .'. fe-  ' VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 53 felen, uwe kinderen zyn, dat wy onder uw opzicht en voorzorg ftaan, dat wy van u beheerscht en geregeerd worden, dat gy ons allenthalvcn zo naby zyt, en ons met de heerlykfte werkingen uwer magt èn goedheid geheel omringt. Gelukkig wy, dat wy ons met onzen geest tot u verheffen, u denken, u als onzen Vader denken, en ons in uwe voorzorge gerust ftellen kunnen! Hoe onmeetlyk uw Ryk;hoe ontelbaar de menigte uwer onderdaanen; hoe gering de plaats mooge zyn, die wy onder dezclvcn beilaan: wy zyn echter ook uwe kinderen ; gy ziet en kent ons echter ook zo naauwkeurig, en bemint ons ook zo zeker, als of wy de eenige, de voornaamfte werken uwer handen waren; want gy zyt de Alweetende , gy zyt de liefde zelve. Hoe kostelyk is ons deeze gedachte, ö God! Hoe gerust fielt zy ons by het gevoel onzer zwakheid en behoeftigheid! Hoe verheft zy ons uit het ftof! Welke uitzichten van toekomende volmaaktheid en gelukzaligheid opent zy voor ons! ö Druk gy zelf diep in onze harten , deeze gedachte aangaande u en onD 3 2e  54 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. , ze zalige verbinding met u; laat ze nimmer ges heel verduisterd, nimmer twyfelachtig, nimmer werkeloos in ons worden. Deeze gedachte moete ons ieder morgen tot uwen lof wekken , ons by alle onze bezigheden en ver» lustigingen vergezellen, en alle onze befluiten , alle onze woorden en werken regecren. Zy moete onzen fmaak in alles, wat wy fchoons en goeds in de waereld zien en genieten, verheffen, en ons alle lyden, dat ons treft, vcrdraaglyk en ligt maaken. NomC moet de gedachte aangaande u, het goedertierenftc, gunstrykfte Wezen, dienstbare, flaaffehc vrees; maar fteeds diepen, kinderlyken eerbied, hartclykc vreugde in ons opwekken! Van deeze grecte gedachte doordrongen, van derzclvcr kracht bezield, zullen wy ons aan alle uwe fchikkingen met gclaatcnheid onderwerpen , alle uwe vorderingen gewillig nakomen, alle piigtcn van onzen ftand cn ons beroep gctrouwcJyk vervullen , fteeds op u zien, cn ons in alle opzouten naar uwen heiligen cn goeden wil richten ; en zo zullen, wy hier op aarde zonder angftige zorgen onze dagen flyten , u met vast vertrouwen cn blymoedige gehoorzaamheid eeren , cn ons daar-  VOOR. DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 55 daardoor voor het hooger geluk, dat gy uwen kinderen in den hemel bereid, geduurig bekwaamer maaken. Laat u onze aanbidding en lofbetuigingen in genade welgevallen,bermhartige God. Laat de godvruchtige gezindheden, die wy hier openIvk voor u te kennen geeven, ons overal en ten allen tyde bezielen. Bevestig ons in dezelvcn door de leere der waarheid, die wy thans uit uw woord verneemen zullen , en Iaat ze een ryke bron van geloof, van troost en van deugd in ons worden. Heilig ons in uwe waarheid; uw woord is de waarheid! Amen. NA HET LEEZEN. ALGEMEENE VOORBEDE. Geloofd zy uwe goedheid, ö God, dat gy ons zo veele middelen tot onderwys en verbetering fchenkt. Geef, dat wy fteeds een getrouw, u welbehaaglyk gebruik daarvan maaken, en daardoor immer wyzer en beter worden. Wy pryzen u in 't byzonder omdat gy ons door Jefus tot uwe kennis en tot de kennis van uwen wil gebragt, en D 4 ons  $6 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ons den weg, langs welken de hoogfte eeuwige gelukzaligheid te bereiken is, zo duidelyk bekend gemaakt hebt. Laat ons toch fteeds op dee zen weg wandelen; en uwe kennis levendig en vruchtbaar aan goede werken in ons worden. ö God, door wien de Koningen en Vorften heerfchen, en wien zy eens, als hunnen Opperheer en Rechter, rekenfchap geeven moeten, mogten zy toch alle hunne afhangkelykheid van u erkennen en ondervinden; en zich door recht- en weldoen tegen den toekomenden oordeeldag bereid maaken , die hen zo wel als ons te wachten ftaat. Schenk hen wysheid en moed om de gevaaren en verzoekingen van hunnen ftand te vermyden ; en geef dat hun grootftc roem zy , uw Beeld in zich te draagen , en alles, wat in hun vermoogen is, tot bevordering der menfchelvke gelukzaligheid toe te brengen. Zegen in het byzonder in deeze cn in alle andere opzichten onze Help hen alle de pligten van hun ampt en beroep getrouwelyk vervullen, en laat alle hunne onderneemingen en poogingen ter bevordering van het gemeenebest gedyen. £egen alle Leeraaren van den Godsdienst en  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 57 cnhet Christendom, en inzonderheid degeenen , die gy ons gefchonken hebt. Reinig hen van alle baatzuchtige, eergierige, heerschzuchtige gezindheden en oogmerken, cn laat de liefde tot u en tot alle menfchen fteeds hunne prediking bezielen en hun gantsch gedrag regeeren. 6 God, gy, die de Vader aller menfchen zyt, wy vereenigen ons hier voor uw aangezicht met alle uwe aanbidders en met alle aanbidders uwes Zoons Jefus, die over den gantfchen aardbodem verftrooid zyn. Geloof, hoop en liefde zullen ons fteeds met hen verbinden , hoe verre zy ook in meeningen en gebruiken van ons afvvyken moogen. Laat hen, r Jaat ons in de kennis der waarheid geduurig verder koomen , en door dezelve geduurig vryer,rechtfchapener en gelukzaliger worden. Wy vereenigen ons ook hier in den Geest voor u met onze minder gelukkige medebroederen, die noch u,noch hem, dien gy gezonden hebt, Jefus Christus, kennen, die nog flaaven der onweetenheid, des bygeloofs en der afgodery zyn. Wy wenfehen bartelyk dat ook zy 't geluk, 't welk wy genieten, deelD 5 acb  58 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. achtig worden; dat ook voor hen de bronnen van kennis en van troost moogen openftaan, uit welken wy zo veel onderwys en gerustftel. h'ngfcheppen kunnen! Wy wenfchen dat uw Ryk,hct Ryk van uwen Zoon Jefus,komen, zich immer verder uitbreiden, dat waarheid, deugd, Christelyke rechtfchapenheid, vryheid en gelukzaligheid overal heerfchen mogen» Onze wenfchen kunnen u niet mishaagen, bermhartige God, en gy zult ze, dat hoopen wy,met vertrouwen, van uwe algemeene vaderlyke goedheid,zodra en zo volkomen vervullen, ais het met uwe hoogfte wysheid en de behoeften en vatbaarheden van uwefchepfelen overeenkomftig is. Laat ons maar fteeds, een ieder op zyn plaats en naar zyn vermoogen, gaarne alles wat mooglyk is tot bevordering van dezelven toebrengen. En hoe kunnen wy , in ons gebed , gefchikt om ons allen met u en met eikanderen te vereenigen, zonder innig medelyden denken aan zo veelen van onze broederen, die onder den last van menigerlei fmarten en krankheden, onder den druk der armoede, der verachting, der vervolging zuchten ; die tot zonde ca ondeugd verzocht; door  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 5J doorbeangftigen.de twyfelingcn geplaagd; door gevaarcn gedreigd worden ; of langs veelerlei duistere wegen den dood naderen? ö God, gy ziet, gy kent hen allen : zy zyn allen uwe kinderen. Ach ! erberm u over hen! Verleen ben de hulp en byftand , die wy hen niet kunnen toebrengen. Laat hen wyze en getrouwe raadgeevers, geleiders, troosters, weldoeners, befchermers cn redders in hunne naby zyndc broederen vinden. Laat uwe kracht in hunne zwakheid magtig zyn, cn fchenk hen geduld in het lyden, ftandvastighcid in de verzoekingen, gcrustftelling in hunne twyfelingerj , moed in de gevaaren, troost en hoop in den dood. Leer ons allen met den ftaat van tucht en oefening, in welken gy ons hier geplaatst hebt, geduurigovereenkomftiger denken en leeven; het goede, dat gy ons toereikt, reet een vrolyk, dankbaar hart genieten; en het kwaade, dat gy over ons gehengt, met gelaatenheid verdraagen, cn tot onze verbetering aanwenden. Wy geeven ons en alle onze lotgevallen aan v over , Heer onze God. Bewaar ons voor dwaasheid en zonde; bewaar ons fteeds by de liefde tot hetgcene waar,en recht en goed is; laat  oo voor de weeklyksche bidstonden. laat ons in het geloove en in de deugd tot aan ons einde volharden , en befchik dan over ons het geen u welbehaaglyk is. Alle wegen, die gy met ons inflaat, moeten en zullen ons toch cindelyk ter zaligheid leiden. Wy verlaaten ons op uwe onveranderlyke goedheid, en op de beloften die gy ons door Jefus gegeven hebt, en roepen u verder, als zyne navolgers, met kinderlyk vertrouwen aan: Onze Vader enz. II. aanbidding van god,en in'tbyzonder wegens zyne al weetenheid, almagt, wysheid en goedheid. Onze hulpe komt van den Heen , die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen. Laat ons voor God nedervallen, myne Christelyke Vrienden, en zyne oneindige majefleit en grootheid aanbidden! ö God, alweetende, alomtegenwoordige God, wiens naam Hemel en Aarde met eerbied vervult, en allen uwen oprechten aanbidderen ver-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 6l vertrouwen en vreugde inboezemt, wanneer wy ons met onzen geest tot uverheffen, wanneer wy aan u denken, dan gevoelen wy onze gantfche waarde, dan denken wy aan alles, wat groot, wat goed, wat aanbiddens- en beminnenswaardig is. ö Mogt het ons gelukken, ons met alle onze krachten ons tot u te verheffen, en zo aan u te denken, als menfchen, die gy zelf onderricht hebt, aan u denken kunnen ! Onze geest ftreeft naar u, zynen oorfprong, voort, verlangt naar kennis van u, naar gemeenfchap met u, en zoekt in u zyn leven en zyne gelukzaligheid ! Ach! onderfteun hem in de edelfte zyner poogingen; laat licht en kracht van uwen troon op ons nederdaalen, cn geef dat wy uwe heerlykheid aanfchouwen. Ja, wy 'ontdekken, wy zien u, ö God! in alle uwe werken! Inderdaad niet van aangezicht tot aangezicht; niet in het licht, in't welk u de verhevener Geesten aanbidden; niet zo als u uw Zoon, uw Eeniggeboorne} kent, die u het naaste is. Nog zyn wy aan het ftof gehecht, nog drukt ons de last der zinnclykheid, nog raakt de lchemering, die on-  6z VÓÓR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN*. onzen gezichtkring verlicht, maar al te fchielyk in de duisternis vcrlooren. Hoe onmeetelyk is uwe grootheid, ö God! Wie kan u, den Eeuwigen, den Oncindigen, bevatten! Wie kan uwe volmaaktheid uitfpreeken! Ja, weinig weeten wy nog van datgeene , wat zelfs bepaalde, verftandige fchepfelen van u weetcn kunnen! Maar ó God, hoe verheft, hoe verfterkt dit weinige reeds onzen geest ? Hoe gerust ftelt het ons hart! Welke zaligheden laat het ons voor het toekomende niet hoopen! Wy kennen, wy aanbidden u, als den AIweetenden en Alomtegenwoordigen, wiens verftand hemel en. aarde, het verloopene en het toekomende, gelyk het tegenwoordige, omvat, alle gedachten, alle begeerten , alle daaden van alle gefchapen wezens kent, voor wiens oogen niets verborgen , niets twyfelachtig, niets onzeker is. Ja, gy ziet en kent ook ons, weet alle onze behoeften, alle onze wenfchen, hoort alle onze zuchten en gebéden , zyt getuige van al het goede en het kwaade, dat wy denken en willen en doen. Verre zy het van ons, ó God, ooit in uwe tegenwoordigheid te zondigen; of in uwe tc- gen  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 63 genwoordigheid verfaagd te worden, wanneer wy in nood en gevaar geraaken; of in uwe tegenwoordigheid verdrietig en moedeloos te worden, wanneer onze rechtfchapenheid en deugd door de menfchen ontkend, maar door u bemerkt en gebillykt word! Verre zy het van ons, voor u, den Alweetenden, te huichelen , of u ooit anders dan in geest en waarheid te eeren! Neen , wy willen met ongeveinsde, oprechte harten voor u wandelen, fteeds op u zien, en de gedachte, dat gy ons altoos naby zyt, zal het richtfnoer van ons gedrag en de troost van ons leven zyn. Wy kennen, wy aanbidden u, ö God! als den Almagtigen, door wien alles is en leeft,die al het heir des hemels en alle fchepfelen op aarde onder zyn gebied heeft, die alles draagt, alles onderhoud, alles in alles werkt, in wn'ens hand geluk en ongeluk, leven en dood, de lotgevallen aller menfchen en aller waerelden ftaan, tegen wien niemand zich verzetten , wiens wil niemand verydelen kan. Aan u, Heere! onderwerpen wy ons met geboogen knieën; wy erkennen, wy ondervinden uw oppergezach, uwe onbepaalde heerfchappy over ons en alles, wat in den Hemel en op de Aards  04 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. de is. Aan u laatcn wy alle onze lotgevallen over; uw wil zal ook onze wil zyn ; want uw wil is heilig en goed. Nooit zullen wy aan uwe magt om ons te helpen en te redden twyfelen, nooit ons door het gevoel onzer zwakheid laacen nederflaan ; want gy kunt meer doen , dan wy wenfchen en befeffcn; uwe kracht is ook in den zwakken magtig. Ja, wy kennen, wy aanbidden u ook als den AlWyzen, in wiens onmeetelyk Ryk louter order en ovcrcenftcmming heerfchen; wiens wegen louter waarheid en goedheid zyn; die niets dan de volmaaktheid en de gelukzaligheid zyner onderdaanen wil; en wiens wil niet krachteloos zyn kan. Aan u en uwe leiding gecven wy ons met een getroost vertrouwen over. Door u geleid, kunnen wy niet dwaalen. Aan uwe hand en onder uwe befcherming hebben wy geen gevaar , geen kwaad te vreezen. Ook ons zult gy tot volmaaktheid en tot gelukzaligheid leiden. Want, wy kennen, wy aanbidden u als den Algoeden , als den Gcnadigen en Bermhartigen , als hem , die de liefde zelve is! Dit roepen ons alle uw? werken met loutere ftemmen tce: daarvan hebt gy zelf ons door uwen Zoon  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 6$ Zoon Jefus verzekerd. Wy kennen u als onzen Vader, wy moogen ons uwe kinderen noemen! ö Mogten wy u dagelyks beter kennen, waardiger eeren, kinderlyker beminnen , vaster vertrouwen, blymoediger gehoorzaamen leeren, en dus meer en meer gemeenfchap met u hebben, en in uwe gemeenfchap fteeds gelukzaliger worden! Amen. NA HET VOORLEEZEN. Dank zy u, bermhartige God, voor de onderrechting, die gy ons in uw woord, aangaande u en uwen wil, mededeelt. Laat ons toch geene vergeetende hoorders , maar yverige, ftandvastige daaders van hetzelve zyn. Laat de lesfen van den Godsdienst en het Christendom, welke ons tegenwoordig weder herinnerd zyn, zich diep in ons geheugen en ons hart inprenten, en ons haare goddelyke kracht tot onze verbetering en tot onzen troost ondervinden. HET VOLGENDE OP AVONDMAALS T Y D E N. [Laat ze in 't byzonder tegenwoordig deeE  66 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ze werking op ons hebben, nu wy ons tot het gebruiken des heiligen Avondmaals zullen voorbereiden. Verzamel onze gedachten uit de verftrooijing. Richt haar gantfchelyk op u, onzen Schepper en Vader, onzen Opperheer en Wetgeevcr, en op hem, dien gy ons ten Leeraar en Verlosfer gezonden hebt, op Jefus Christus. U we gunst en liefde, ö God, die uwen Zoon om onzent wille niet gefpaard, maar voor ons in den dood overgegeeven hebt, en de liefde van onzen Heiland, die zich, ten voordeele der menfchen, zo diep vernederd, zo veel gedaan,zo veel geleden heeft, moeten zich in alle haare grootheid aan onzen geest vertegenwoordigen , ons hart gantfchelyk doordringen, ons met de innigfte wederliefde en dankbaarheid jegens u vervullen , en ons overtuigen, dat de zonde onder alle kwaad het fchandelykfte en fchadelykfte, en, dat rechtfchapenheid en deugd het eenigfte middel is, om u welbehaagelyk te zyn en gemcenfchap met u te hebben. Laat ons toch het geluk en de zaligheid des Christendoms, waartoe gy ons door Jefus geroepen hebt, ten vollen befeffen, en laat dit befef ons in den werkzaamften yver ontfteeken, om meer en  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 6? en meer overeenkomfrig met onze Christelyke belydenis te leeven.] ó God, wy bidden u voor alle Koningen en Vorften, voor alle Rechters en Overheden, voor alle Leeraaren en Beftierders,, die gy den menfchen gegeeven, en in't byzonder, die gy over ons gefteld hebt. Laat hen toch allen bedenken, dat zy onder u ftaan, van u afhangen, uwe plaats in zeker opzicht onder de menfchen bekleeden, en u eens wegens het waarneemen hunner ampten en waardigheden rekenfehap geeven moeten. Mogt toch de gedachte van u , den alweetenden, den almagtigen , den algoeden Regeerder en Vader der waereld, in hunnen geest fteeds tegenwoordig zyn , en hen tot het beste gebruik van het gezag, dat gy hen toevertrouwd hebt, aandryven! ó God,dien wy als den Alweetenden enAlomtegenwoordigen kennen en aanbidden, gy ziet alle uwe kinderen, die op den aardbodem verftrooid, en allen onze broederen zyn, en gy wilt, dat wy ons, wanneer wy voor u verfchynen, in den geest met hen vereenigen zullen. Gy ziet, bermhartige God , E 2 hoe  68 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN". hoe veelen van hen nog ellendige flaaven der onweetenheid en der dwaaling zyn; hoe veelen onder het juk der tiranny, onder den last des bygeloofs, onder den druk der ellende, zuchten. Verre zy het van ons, uwe wysheid te bedillen , of uwe goedheid in twyfel te trekken! Neen, gy zyt de wysheid, gy zyt de liefde zelve; en dit zullen vroeger of fpader alle menfchen, alle volkeren erkennen. Doch gy wilt, dat wy elkander beminnen, dat wy eikanders gelukzaligheid wenfchen. En deeze wenfchen draagen wy u, die dezelven alleen vervullen kunt, tegenwoordig in onze gebeden voor. ö Mogten zy u welgevallig zyn, en verhooring by u vinden! Mogten toch alle menfchen het geluk hebben, u zo te kennen als wy u kennen! Ach! laat toch daar, waar nog alles donker is , nog alles in den doodflaap van onaandoenlykheid en dwaaling begraaven ligt, uw Geest nieuw leven, nieuwe werkzaamheid voortbrengen, en den weg baanen tot de kennis der waarheid. Laat daar, waar de morgenfchemering van verftandig denken aangebroken is, waar opmerkzaamheid en gevoel van eene hooger verordeninggaande geworden, waar menfchen zyn, die naar licht en troost, naar u en uwe gemeen- fchap  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 6*9 fchap reikhalzen; laat daar het licht der waarheid helder fchynen, de dwaaling en twyfe. ling verdry ven, en dus de verlangende wenfchen der oprechten vervuld worden. De weg der wysheid, der deugd en der volmaaktheid worde overal door uwe kinderen , de menfchen betreeden. Uwe hand,ö God, geleide hen naar het doel, dat gy hen voorgefteld hebt. Laat niet toe, dat traagheid, of zinnelyke lusten , of woeste hartstochten , of arglistige bedriegers hen van hetzelve verwy deren. Maar, ook onder ons, ö God, die tot uwe gemeente en gevolglyk tot uwe aanbidders behooren, en belyders van het Christendom zyn, ook onder ons zyn nog onweetenden, die hunne oogen voor het licht der waarheid toefluiten; onaandoenelyken en ligtzinnigen, die de waarde uwer kennis en de grootheid van hun geluk niet gevoelen; wankelmoedigen, wier hart tusfehen het goede en kwaade gedeeld is , en nu dit, dan weder dat verkiest: ondeugenden, die onder de heerfchappy der zonde ftaan , en deeze tirannifche heerfchappy mogelyk moede zyn. Ook onder ons zyn treurigen, die naar troost; kranken E 3 en  ?0 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. en ellendigen, die naar verkwikking en redding; twyfelachtigen, die naar verzekerdheid zuchten; zwakke, maar echter welmeenende zielen, die door het gevoel hunner zwakheid gedrukt worden. — Ach God! erberm u over allen : wy gevoelen met hen hun gebrek, hunne ellende, hunne behoefte. Laat bw licht hen verlichten, uwe kracht hen fter* ken, uw Geest hen vernieuwen en heiligen, uw troost hen verkwikken , uw byftand en uwe hulp hen verheugen; en laat ons allen, als werktuigen uwer Voorzienigheid gaarne en gewillig ons vcrftand, ons voorbeeld, ons aanzien, ons vermoogen, onze dienften tot verligting hunner ellenden en tot bevordering hunner gelukzaligheid aanwenden. Vereenig ons allen meer en meer door den band der Christelyke liefde met eikanderen , en laat deeze liefde, in ons allen en door ons allen, ten gemeenen nutte werkzaam zyn. Wy bidden u daarom als belyders en aanbidders van Jefus uwen Zoon, dien gy tot heil der menfchen in de waereld gezonden hebt, en roepen u verder met zyne woorden aan: Onze Vader enz. III.  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ?I III. DANKZEGGING VOOR DE GODDELYKE WELDAADEN. VOOR HET LEEZEN. Van God komt alles goeds, myne Christelyke Vrienden. Laat ons onze harten tot hem, den Vader des levens, de Bron aller gelukzaligheid, verheffen, en hem voor al het goede danken, dat ook wy van hem ontfangen hebben. ó God, gy zyt de liefde zelve! Dit zegt ons de gantfche natuur, dit zegt ons uw woord, daarvan verzekert ons ons eigen hart. Wy zouden u thans gezamenlyk als den God der liefde aanbidden. 6 Konden wy dit op eene recht aandoenelyke , waardige wyze doen! Wy denken aan uwe weldaaden, en aan u, den Geever derzelven. Hoe groot is haare fomme! Hoe onfehatbaar haare waarde! Waar wy onze oogen maar wenden, daar vinden e 4 wy  72 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. wy fpooren uwer wyze goedheid; daar vertoonen zich bronnen van vreugd en van vergenoegen , die uwe weldaadige hand voor ons bereid en geopend; middelen tot volmaaktheid en gelukzaligheid , die uwe vaderlyke gunst ons gefchonken heeft. U pryzen Hemel en Aarde; over u verheugt zich uwe gantfche onmeetlyke Schepping. Ook wy, die deel aan uwe goedheid hebben, wy verheugen ons over dezelve, en zyn hier voor uw aangezicht vergaderd, om u het offer van lof en dank toetebrengen, dat wy u, onzen Weldoener, fchuldig zyn. Wy danken u, u , die de eerfte eeuwige oorzaak aller dingen, de oorfprong van alle leven en alle vermoogen zyt, u danken wy voor onze fchepping; voor den adem onzes levens ; voor de voortrefiyke gefalte onzes ligchaams, voor de verwonderenswaardige zinnclyke werktuigen, die ons met alles, wat buiten ons is, verbinden, en alles tot bronnen van kennis en van vreugd voor ons maaken. Wy danken u voor het licht der reden en des geweetens; voor alle de bekwaamheden van onzen geest, waarmede wy ons tot u3 onzen Schepper, verheffen kunnen; voor het  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 73 het vermoogen van eikanderen onze denkbeelden cn aandoeningen te kunnen mededeelen, en onze bevattingen en ge waar wordingen tegen eikanderen uittewisfelcn; voor de welwillende en gezellige neigingen onzer natuur; voor alle gaaven en vermoogens, die ons voor eene altoos toeneemende volmaaktheid vatbaar maaken. — Gy, Heer, hebt ons gemaakt,en niet wy zeiven ; wy zyn het werk uwer han. den. Gy hebt ons ligchaam op het kunfligfte gevormd, en onzen geest met de edelfte voorrechten verfierd. Van u, en door u zyn wy en alles, wat in den Hemel cn op de Aarde is. Wy danken u, bermhartige God , voor onze beftendige onderhouding. Gy zend onophoudelyk uwe allesbezielende en allesdoordringende kracht uit , die ons , van dag tot dag, van oogenblik totoogenblik, nieuw leven en nieuwe fterkte mededeelt; Gy wilt dat wy voortduuren, dat wy geestelyke en liguhaamlyke vermoogens bezitten en gebruiken: en wy blyven duur en , wy gevoelen en gebruiken deeze vermoogens. In u leeven , beweegen en zyn wy. — Gy zuivert de lucht, in welke wy ademen. Wanneer wy opftaan, E 5 be-  74 VOOR BE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. bezoekt ons uwe zon, en verkwikt ons met licht en warmte ; wanneer wy ons ter rust begeeven, bedekt gy ons met de fchhduw desnachts, opdat wy veilig woonen; onder de befcherming uwer Voorzienigheid flaapen wy in vrede; wanneer wy ontwaken,zyn wy nog by u, en uw zegen is over ons. Wy danken u voor de lpyzen, die ons voeden en verfterken , de klederen , die ons dekken, de wooningen , die ons befchutten en duizend geryflykheden verfchaffen; voor de bekwaamheid en gefchiktheid, om de pligten van onzen ftand en ons beroep te volbrengen, de famenleeving te dienen en haaren dienst te genieten ; voor de tegenwoordige veiligheid en de gelegenheid, die wy hebben, om de dankbaare aandoeningen van ons hart zo onverhinderd en openlyk uittedrukken. Wy danken u voor de gezonde en vruchtbaare jaargetyden, voor de openbaare rust en den algemeenen vrede, voor de onderhouding van wyze en goede wetten, voor den beftendigen duur onzer burgerlyke en Godsdienftige vryheid, vóór ieder perfoonlyken en huislyken zegen, voor ieder vermaak van gezelligheid en vriendfehap, voor ieder goed gevolg onzer be-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 75 bezigheden en onderneemingen,voor alle aangenaame en gelukkige omftandigheden onzes levens. Gy regelt cn beftiert ze allen; gy regeert het kleine, gelyk het groote; van u-alleen komt geluk en zegen. Wy danken u, goedertierenfte God, voor de openbaaringen, die gy ons in de werken der Schepping van u en van uwe heerlyke eigenfchappen gegecven hebt; voor het menigvuldig onderwys, dat gy ons door dc wegen uwer Voorzienigheid en Regeering mededeelt; voor de middelen'en gelegenheden , die gy ons zo rykelyk aanbied, tot uitbreiding van onzen geest,tot vermeerdering onzer kennis, en tot bevordering onzer volmaaktheid. Wy danken u, dat gy ons in uw Ryk zulk een plaats aangeweezen hebt, waar wy de wonderen uwer hand, uwe wysheid, uwemagt, uwe goedheid, fteeds duidelykcr kennen, ons met onzen geest zo'verre boven het zichtbaare verheffen, zo veel met denzelven omvatten , en thans reeds, in deezen ftaat van kindschheid, zo veel van u cn van onze verordening weetcn kunnen. Wy danken u in het byzonder , ö God, voor de openbaaring, die gy ons in uw woord en  76 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. en door uwen Zoon Jefus gegeeven ; voor het nog duidelyker en gegronder onderricht, dat gy ons door hem van uwen wil en van onze pligten medegedeeld ; voor de trooste yke verzekering uwer gunst en genade ,uwes byftands en uwer hulpe; voor de verheven hoop der onfterflykheid en des eeuwigen le vcns waarmede gy ons door hem begenadigd hebt. 6 o God, wie kan uwe weldaaden tellen? Wie haare grootheid en haare waarde uitrekt nen? Wie u waardig genoeg daarvoor dan*«W Ja, wy gevoelen , hoe verre uwe goedheid boven onzen dank verheven; hoe zwak en onvolmaakt het offer des lofs is, dat wy u thans aanbieden. Maar ook deezen zwakken, ftamelenden lof wilt gy, Algoede, niet verwerpen; en u te looven is tegenwoordig reeds onze hoogfte zaligheid. Ja, u zullen wy ten allen tyde pryzen; uw lof zal altoos in onzen mond zyn! Amen. NA HET LEEZEN DER SCHRIFTUUR. 6 God! hoe menigvuldiger en grooter de weldaaden zyn,die gy ons fchenkt,destefter- ker  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 7J ker is onze verpligting om u te beminnen, u te gehoorzaamcn, en ons in ons gantfche gedrag enkel naar uwen wil te richten. Dit begrypen wy tegenwoordig op het duidelykfte; daartoe befluiten wy tegenwoordig voor uw aangezicht. Ach! laat ons het nimmer vergeeten, nimmer met koelzinnigheid daaraan gedenken, nimmer tegen onze overtuiging en ons befluit handelen. U, onzen goedertierenften, milddaadigften weldoener te behaagen, in navolging van u ter bevordering der volmaaktheid en gelukzaligheid uwer fchepfelen te arbeiden, en daardoor fteeds gefchikter en waardiger voorwerpen uwer weldaadigheid te worden: dit zy het doel onzer hoogfte eerzucht en onzer onophoudelyke poogingen! In deeze gevoelens verfterke ons uw woord, dat wy thans geleezen en gehoord hebben , opdat wy gecne vruchtelooze hoorders, maar daaders van hetzelve zyn, en dus eenen geduurigen aanwas van zaligheid genieten moogen! . ó God, gy, die de Vader aller menfchen zyt, wy wenfchen van gantfeher harte, dat de weldaaden, met welken gy ons zegent en verheugt, ook alle onze broederen verheugen mogten. ó Dat zy toch allen u kenden, u eer-  78 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. eerden, en in de gemeenfchap van u en uwen Zoon zaligheid vonden ! ö Dat toch wysheid en goedheid, vryheid en vrede, welwillendheid cn gelukzaligheid overal onder de menfchen zich vermeerderden en de overhand verkreegen, en dus uw Ryk, het Ryk deiwaarheid en gerechtigheid, zich over den gantfehen aardbodem uitbreidde! Gy zyt immers onzer aller Vader, gy, de eenige waare God, hebt ons allen gefchaapen. Laat uw zegen, ö God, niet van het land wykcn , waarin wy woonen. Laat den waaren Godsdienst aldaar fteeds zuiverer en werkzaamer, de burgerlyke vryheid bevorderd en bevestigd , de dwaaling de ongerechtigheid , de ligtvaardigheid , de laffe weelde en alle ondeugden met kracht beteugeld worden; laat waarheid, gerechtigheid en Christelyke liefde onder ons woonen en zich onder ons vermeerderen, en vrede en welvaart ons en onze nakomelingen verblyden. Laat door verftand en rechtfehapenheid, door deugd en vroomheid, door edelen yver voor het algemeene best, ö God , alle de Overheden van dit Land, alle Leeraars van den  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ?Q den Godsdienst en de Weetenfchappen, uitblinken, opdat een ieder van hen het ampt en de bediening, die gy hem hebt aangeweezen, waardig bekleede, en het geestelyke en ligchaamlyke welzyn zyner broederen naar zyn beste vermoogen bevordere. De gedachte van uwe goedheid, bermhartige Vader , onderfteune en trooste allen, die in treurigheid of in ongeluk zyn, die zich te water of te lande in gevaar bevinden, de weduwen, de weezen, de kranken, de ftervenden , allen , die geenen helper hebben. Uwe hulpe, Almagtige , Algoede, zy fteeds naby hen , en laate hen in geen gevaar bezwyken, in geenerlei nood omkomen! Mogt toch, onder alle ftanden en klasfen van menfchen,de hoogachting voor alles, wat voortreflyk, wat deugdzaam en loflyk is, de liefde voor de Christelyke waarheid en rechtfchapenheid, de liefde tot u , onzen hemelfchen Vader, en tot alle menfchen, uwe kinderen, beftendig toeneemen en werkzaamer worden ; en mogten wy allen uw lof, niet blootelyk met onze lippen , maar met ons gantfche leven verkondigen ! Help ons daartoe,  So VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. toe, door Jefus Christus, in wiens naam wy u verder aanroepen en zeggen : Onze Vader enz. De Heer zy met u allen, en zegene u, van nu aan tot in eeuwigheid! Amen. IV. VERLANGEN NAAR EEN DEUGDZAAM GEMOED EN LEVEN, EN BEDE DAAROM. VOOR HET LEEZEN. God is het, myne Christelyke vrienden, die alleen onze behoeften vervullen, en ons alles geeven kan en wil, wat ons wys en gelukzalig maakt. Laat ons hem met vereenigde harten daarom aanroepen. Almagtige God, wy zyn zwakke, behoeftige fchepfelen; fchepfelen, die Jigtelyk dwaalen en feilen, die zonder u hunnen pligt niet volbrengen en hunne verordening niet bereiken kunnen. Dit erkennen , dit gevoelen wy, 6 God; en dit dryft ons tot u, tot u, die de  VOOR DË WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN1* 8l de zwakken fterkt, en zo wel het volbrengen van als den wil tot het goede in ons werkt. By u zoeken wy befcherming tegen de dwaaling en de zonde, kracht en byftand tot het nakomen van onzen pligt; Wy wenfchen wyzer , beter en vroömer te worden, dan wy tot hiertoe geweest zyn. Laat toch uw licht ons verlichten en uw Geest ons geleiden! Laat deezen wensch ons tot het getrouwfte gebruik aller middelen, die gy ons ter onderrechting en verbetering gegeeven hebt, aandryven,en geef, dat dit gebruik van dezelven fteeds gezegend zy. U te aanbidden , u te beminnen , u tè gehoorzaamen, op u te vertrouwen, is onze pligt en onze zaligheid. Leer ons toch deezen pligt fteeds gewilliger en getrouwer volbrengen, en laat ons deeze zaligheid fteeds volkomener genieten. Ons dikmaals met onzen geest tot u, het eerfte, het grootfte , het beste aller wezens , tot u, onzen Schepper en Vader j te verheffen; in alles op u te zien; u en uwen wil fteeds voor oogen te hebben ; uwe werken , uwe wegen } en de fpooren uwer volmaaktheid in deF , «el«  82 VOOR'DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. zeiven opmerkzaam te befchouwen; ons fteeds te binnen te brengen, wat gy met betrekking tot ons zyt, en wat wy met betrekking tot u zyn,wat gy van ons vordert, en wat wy van u moogen hoopen: ö mogt dit onze dagelykfche, onze geliefdfte bezigheid zyn! 6 Mogten deeze gedachten, deeze befchouwingen, ons geduurig verder in het kennen van u brengen, ons geduurig juister begrippen van u en uwe voorzienigheid geeven, ons geduurig eerbiediger en kinderlyker gezindheden jegens u inboezemen, en de waare vroomheid des harten geduurig naauwer, met alles wat wy denken en doen , verbinden ! Dan zouden wy nooit tegen uwe fchikkingen morren, nooit over uwe vorderingen klaagen , nooit met opzet uwe wetten overtreeden , nooit uit dwang, of met weerzin, dezelven betrachten, ons aan uwe opperheerfchappy en gezag gaarne onderwerpen, ons fteeds over uw opzicht en voorzorg verheugen, en uwen wil, als den wil van den besten Regeerder, van den goedertierenften Vader, met kinderlyke blymoedigheid volbrengen. Bermhartige God , gy hebt ons, in uwen Zoon, een Aanvoerder en Voorganger op den  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 83 den weg van deugd en vroomheid gegeeven. ö Dat zyne gezindheid en Geest ons allen bezielden , dat dit voorbeeld der hoogfte menfchelyke volmaaktheid fteeds voor onze oogen,cn de gelykwording aan hetzelve het doel van onze yverigfte poogingen ware ! Leer ons toch ons hart naar zyn hart, en onzen wandel naar zynen wandel vormen, en het werk, dat gy een ieder van ons hier op aarde hebt opgedraagen , zo gewillig , zo yverig , zo ftandvastig volbrengen , als hy het zyne volbragt heeft. De dag, op welken wy werken, en uwe wyze oogmerken onder onze broederen bevorderen kunnen , loopt mooglyk voor veelen van ons wel dra ten einde. Laat ons toch alle uuren, alle oogenblikken van denzelven wel aanwenden , en in goed te doen niet moede worden, opdat ons niet de nacht overval!e,eer wy ons dagwerkvolbragt hebben! God der liefde, gy hebt ons, als menfchen en als Christenen, tot liefde, tot de oprechtfte, werkzaamfte, broederlyke liefde geroepen, ons gezellige, medelydende, menschlievende neigingen in het hart gelegd; en deeze F % «ei-  84 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN". neigingen moeten door de leer en het voorbeeld van Jefus op nieuw in ons verwekt, ve& fterkt, gereinigd en daadelyker worden. Wy wenfchen hartelyk,dat zy ons gantfchelyk bezielen en doordringen, dat zy alle onze beoordeelingen , woorden en werken regeerenmoogen! Neen, wy zyn niet blootelyk voor ons zeiven , wy zyn ook voor onze vrienden, voor onze medeburgers, voor ons Vaderland, voor alle menfchen geboorcn;wy maaken allen maar één gedacht uit, welks lyden ons aller lyden, welks vreugd onzer aller vreugd moet zyn. Gy wilt dat de een den ander diene met de gaaven, die hy van u ontfangen heeft. En dat willen wy ook doen , goedertierene God ; laat het ons toch fteeds met lust, met wysheid en met getrouwheid doen. Geen laage baatzucht, geen nyd, geen haat, geen kwaade , den naasten beleedigende hartstogt kome in ons hart, of vestige zich in hetzelve. Geef, dat wy alle onze broederen oprechtelyk beminnen, hun gebrek met mededoogen aanfchouwen, en hetzelve gaarne vervullen, hunnen kommer ftillen en hunne vreugd vermeerderen, opdat wy zo onzen Heiland, die rondom omging en goed deed , en met hem uwe  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 8S uwe hoogfte goedheid navolgen, die over alle uwe werken gelukzaligheid verbreid, en alle de declen van uw onmcetelyk Ryk zegent. 6 God, die ons, als menfchen cn als Christenen, met zo vecle voorrechten begunftigd hebt, wy wenfchen ons fteeds te binnen te brengen, dat wy uwe fchepfelen, uwe kinderen, uwe verlosten , dat wy voor eenen hoogen graad van wysheid, van deugd, van gelukzaligheid vatbaar zyn. Mogten wy toch nooit ons verftand verzwakken, nooit onze gezondheid benadeelen , nooit door het onmaatig involgen van zinnelyke vermaaken ons tot eenigerhande gewigtige pligten, tot eenigerhande nuttige bezigheden ongefchikt maaken, nooit tegen ons karakter en onze verordening handelen ! Mogten wy toch allen naar de mannelyke, Christelyke vryheid,naar de zelfsbeheerfching ftrceven, die het wyze, deugdzaame gebruik onzer vermoogens en het vrolyke genot onzes levens zo zeer bevordert! Mogt de befchouwing van de kortheid deezes levens, van de zekerheid en de gewigtige gevolgen des doods, en de troostlyke hoop der onfterflykheid ons boven alle laage begeerten verheffen, en ons geduurig nieuwe J 3 aan-  86" VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. aanfpooring tot vlyt in de deugd geeven! Laat toch, bermhartige God, laat toch deeze onze wenfchen vervuld worden , om uwer oneindelyke liefde wille! Amen. NA HET LEEZEN DER HEILIGE SCHRIFT. ö God, uw Woord is eene lamp voor onze voeten en een licht op onzen weg. By het fchynfel van dit licht kunnen wy niet dwaalen,het pad der waarheid en deugd niet uit het oog verliezen, nooit in den afgrond van mistroostigheid en van wanhoop verzinken, en het doel onzer zaligheid niet misfen. Dank zy u, de eeuwige Bron des lichts, voor deezen zekeren geleider , voor deezen getrouwen vergezeller en trooster op den weg des levens. Ach! geef, dat wy ons allen gewillig door hem leiden, gaarne van hem troosten Jaaten, nooit onze eigene wegen, maar fteeds den weg betreeden, welken gy ons in uw Woord aangeweezen hebt,en op welken ons Jefus is voorgegaan. Ach! laat niemand van ons in de duisternis, in fchadelyke dwaalingen , in zonden en ondeugden, maar laat ons allen in het licht wandelen , de voorfchriften der waarheid volgen , onfchuldig en heilig keven ,  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. %? ven, en dus met u , die het zuiverfte licht zyt, gcmeenfchap hebben. Laat toch het licht van uw Woord zich geduurig verder uitbreiden, 6 God; meer en meer menfchen tot kennis der waarheid, tot liefde en beoefening van het goede, tot vreugd en tot gelukzaligheid leiden. Laat het toch nergens vruchteloos zyn, nergens door laage, vleefchelyke hartstogten verduisterd, nergens door heerschzuchtige,bedriegelyke menfchen den volke onttrokken , nergens door nuttelooze ftrydigheden en fchooltwisten ontzenuwd worden; maar laat allen, die het beftraalt, het waare nut daarvan hebben, en by dit fcbynfel fteeds wyzer , beter en zaliger worden. Het licht der waarheid leide en beftiere alle Koningen en Vorften , alle Regeerders, die gy over de menfchen, en in 't byzonder, die gy over ons gefield hebt, by alle hunne aanflagen en onderneemingen , opdat zy , noch door den glans der valfche eere verblind, noch door de item des vleijers bedroogen, de dwaalpaden der ongerechtigheid, onderdrukiing en gewelddadigheid vermyden, en hunF 4 ne  SS VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, ne eenige verordening, het bevorderen der menfchelyke gelukzaligheid, nooit uit het ge, zicht verliezen. Schenk ook, goedertierenfte God, fchenk aan alle Leeraaren van den Godsdienst en het Christendom, byzonderlyk aan hen, die gy ons gegeeven hebt, meer en meer liefde en kennis van de waarheid Laat dezelve voor hen fteeds duidelyker, gegronder, gewigtiger en heilzaamer , en door hen ook voor hunne hoorders fteeds aanneemens waardiger en nut. tiger worden. De leer der waarheid , de blyde leer van uwe vaderlyke voorzorg en goedheid , van de wyze en genadige oogmerken uwer re, geering, en van de zalige onfterflykheid, tot welke gy ons hier opleiden en voorbereiden wilt, verfchaffe allen bekommerden en el lendigen, allen kranken cn ftervenden, troost en rust; zy bemoedige de verfaagden en ver blyde de treurigen; zy leere hen en ons alle goed en kwaad, met dankbaarheid, van uwe hand aanneemen, u in geluk en ongeluk als vader pryzen, en op ieder pad, dat gy ons geJast te bewandelen, hoe ruw en gevaarlyfc het  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 8? het zy, fteeds op u, die ons hetzelve hebt aangeweezen, en op het doel zien, tot welk het ons geleiden zal! Zaligheid, geduurig toeneemende, onophoudelyke zaligheid , is het hcerlyke doel, dat gy ons voorgefteld hebt; wysheid en deugd is de weg, langs welken wy naar hetzelve moeten ftreeven. Ach ! laat ons in doezen loop nooit verdrietig en moede worden; den last der zonde, die ons nog ophoud en traag maakt, geheel van ons afwer, pen; geduurig op onzen Voorganger, Jefus, zien, en daardoor de volmaaktheid fteeds nader komen. Dit bidden wy, als zyne discipelen en navolgers, en roepen u verder in zynen naam aan: Onze Vader enz, God, die u tot heiligheid en deugd geroepen heeft, heilige en verbeter e u meer en meer, en feheppe in u hetgeen voor hem aangenaam en welgevallig is, door Jefus Christus! Amen. $• 5 DANK-  QO VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. V. DANKZEGGING VOOR DE GODDELYKE WELDAADEN, BELYDENIS DER ZONDEN, EN VOORNEE MEN TOT VERB E TERING. VOOR HET LEEZEN. Dankt den Heere, want hy is vriendelyk, en zyne goedertierenheid duurt tot in eeuwigheid! Amen. Ja , laat ons den Heere looven , myne Christlyke Vrienden, hem voor zyne weldaaden danken, en van het gevoel zyner onverdiende goedheid doordrongen, hem onze zonden belyden, en hem om kracht en byftand tot onze verbetering fmeeken. ö God, gy zyt de Geever van alles goeds, hebt lust aan de gelukzaligheid uwer fchepfelen, en deelt dagelyks de rykdommen uwer goedheid met milddaadige handen onder hen uit. Ook voor ons hebt gy wyslyk en genadig gezorgd , zedert gy ons in het leven geroepen hebt. Gy onderhoud ons, gy vervult alle onze behoeften; van u komt alles wat wy bezitten en genieten , alles wat ons  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 91 ons het leven gemaklyk en aangenaam maakt. Gy geeft ons het voedfel dat voor ons gefchikt is, en blaast ons, wanneer onze krachten uitgeput zyn , nieuw leven en nieuwe wakkerheid in. Aan uwe Voorzienigheid zyn wy onze kleeding , onze wooningen , onze goederen, onzen Hand,het goed gevolg onzer bezigheden, alle de vruchten van onze vlyt en van onzen arbeid verfchuldigd. U danken wy, ö God! dat gy ons zo ver boven alle dieren des velds verheven ; ons met verftand en reden begaafd , en ons bekwaam gemaakt hebt om wys en deugdzaam te worden, ons met onzen geest tot u te verheffen , en, door de kennis en oefening van den waaren Godsdienst, met u, onzen Schepper en Vader, in gemeenfehap te ftaan. U danken wy, dat gy ons in een ftaat van famenleeving gefteld; ons gezellige, medelydende, menschlievende neigingen in het hart gegeeven hebt; en ons van de achting en vriendfchap onzer broederen, en van de verbindtenisfen, waarin wy met hen ftaan , zo veele voordeden en vergenoegingen genieten laat. Aan uwe goedheid fchryvenwy alle vreugd, al-  92 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. alle vergenoegdheid, alle gelukzaligheid toe, die de betrachting der deugd , en de rechte aanwending onzer bekwaamheden en vermoogens ons verfchaft; de veelvuldigheid van oe. feningen en beproevingen , die gy tot onze verbetering verordent; en alle heerlyke belooningen, die gy in deeze en in de toekomende waereld op het recht- en weldoen gefteld hebt. Uwe genade en bermhartigheid danken wy in 't byzonder voor de duidelyke en grondige onderrechting, die gy ons van alles, wat wy noodig hebben te weeten, door uwen Zoon Jefus gegeeven; voor de hulp, die gy ons, ellendigen, troosteloozen, door hem verfchaft; voor de magtige aandryving ten goede , de krachtige hulpmiddelen ter deugd, de fchoone uitzichten in het toekomende , die gy ons door hem gefchonken hebt. o God , uwe goedheid is groot; zy is dagelyks nieuw ; u behoort lof en eer , en dank, en kracht en magt in eeuwigheid. 6 Mogten wy flechts alle uwe gaaven en goe-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 93 goederen telkens zo gebruikt hebben, en nog telkens zo gebruiken, als pligt en dankbaar* heid en ons eigen best zulks van ons vorderen ! Gy, ö God, zyt rechtvaardig, gy zyt de liefde zelve; maar wy , wy moeten ons voor u fchaamen! Veel te dikwyls hebben wy geweigerd uwe ftem in de natuur en in uw woord op te merken , en ons van u , den wysten en gunstrykften Vader te laaten re. geeren en leiden. Veel te dikwyls hebben wy uwe weldaaden tot zonde misbruikt, of ten minften met een onaandoenelyk, met een ondankbaar hart genooten. Neen, wy zyn nog verre van zo wys , zo deugdzaam , zo yverig in alle goede werken te zyn, als menfchen, als Christenen, die gy zo hoog begenadigd hebt , zyn moeten. Neen, wy hebben tegen u gezondigd; dikwyls en op veelerlei wyzen ; dit zegt ons eigen hart; en dit maakt ons befchaamd, dit fmart ons, nu wy onze gedachten op u, den Algoeden , richten , jegens wien wy louter gehoorzaamheid,louter danbaarheid zyn moesten! Ach! verwerp ons boetvaardig berouW niet,en laat het door Jefus vruchten van verbetering in ons voortbrengen. Wy  94 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, Wy wenfchen ernftig, onze zonden en gebreken niet weder te begaan. Wy hebben oprechtelyk beflooten, van alles, wat u mishaagt, afftand te doen. Mogt toch onze afkeer van alles wat kwaad is, dagelyks werkzaamer, en ieder goede neiging, ieder goed voorneemen meer en meer in ons bevestigd worden! Geef toch, bermhartige Vader, dat wy alle zonden, als het fchandelykfte en fchadelykfte kwaad, haaten en vlieden , en de deugd voor den eenigen weg tot waare, blyvende gelukzaligheid houden. Schenk ons kracht en moed , om op deezen weg fteeds' voorzichtiger, ftandvastiger en vrolyker voort te gaan , opdat wy ons den naam van uwe kinderen, den naam van discipelen en navolgers van uwen Zoon Jefus, en de hoop der tpekomende zaligheid fteeds waardiger maaken. Nooit, ö God, nooit moet het volbrengen van onzen pligt, nooit het gehoorzaamen aan u , onzen goedertierenften Vader en Weldoener , ons een last worden ! Het dankbaare gevoel uwer goedheid en de begeerte om uwe weldaaden waardiglyk te gebruiken,  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ken , moet ons fteeds willig en bereid maaken om alles te doen , wat gy beveelt, en alles te myden,wat met uwen wil en met uwe oogmerken ftrydig is! Sterk ons toch zelf in deeze goede gezindheden , door uwen allesbezielenden Geest. Bewaar ons door uwe wyze, goede voorzienigheid voor alle verzoekingen tot zonde, tot traagheid en verdrietelykheid in het goede, die te fterk voor ons zyn mogten ; en laat toch alle uiterlyke omftandigheden, waarin gy ons ftelt, onze bevestiging en onzen wasdom in de deugd en vroomheid, begunftigen. U te behaagen, en geduurig beter te worden, is thans onze oprechtfte, onze vuurigfte wensch. Ach!geef,dat dezelve ons fteeds vergezelle en beziele, ten einde wy datgeene werkelyk zyn en worden, wat wy tegenwoordig wenfchen te zyn. Zegen in dit opzicht uw woord , 't welk wy thans leezen en hooren zullen. Laat het, als een goed , leevend zaad , in ons wortelen fchieten, en vruchten draagen ten eeuwigen leven, door Jefus Christus, onzen Heere! Amen. NA  gö VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN; NA HET LEEZEN. Dagelyks, ö God, dagelyks onderrecht gy ons wegens uwen wil, en wegens onze pligten. Nu zegt ons uw groot werk , de natuur , dan uw Woord, dan ons eigen hart en geweeten, wat wy doen moeten, om u te behaagen, en goede en gelukzalige menfchen te worden, ö Mogten wy toch fteeds op uwe ftemme letten , en haare roeping gerecdelyk volgen! Mogt ook de onderrechting, die wy thans uit uw woord vernomen hebben, ons allen ten goede opwekken, of in de liefde tot hetzelve verfterken ! Laat toch de kennis, die gy ons van u en uwen wil gegeeven hebt, fteeds levendiger en werkzaamer; laat de voordeden , waarmede gy ons door het Christendom bcgunftigd hebt, fteeds vrucht-* baarder in recht Christelyke gezindheden en daaden onder ons worden. ö God , die onze en aller menfchen Vader zyt, wy omhelzen met hartelyke welwillendheid alle onze broederen op den gantfchen aardbodem, waar en wie zy ook zyn moogen. Wy weeten, dat gy hen allen bemint, en voor hen allen zorgt, dat gy hen al-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN» 0" allen met dc grootfte biilykneid cn bermhartigheid beoordeelt en behandelt; cn dit ftelt ons gerust wegens hun tegenwoordig en toekomend lot. Inderdaad,zy zyn allen zo gelukkig niet als wy zyn; zy worden allen niet beftraald door het heldere licht, dat ons tot de kennis der waarheid, én op den weg tot de hoogffce gelukzaligheid brengt; allen niet verheugd door : den troost en de hoop, waarmede uw Euangelie ons verheugt; zy genieten allen zo veeIe aangenaamheden cn geneugten des levens, zo veel onderwys, en middelen tot verbetering, niet, als wy genieten. Uwe gedachten, .6 God, zyn inderdaad verre boven onze gedachten; uwe wegen verre boven onze wegen, verheven. Gy alleen overziet het geheel, en verbind den tyd'met dc eeuwigheid. Uwe regeering is ten hoogden wys, ten hoogftcn goed, 'onbcrispelyk : dit gelooven wy,en hierover verheugen wy ons; offchoon wy uwe fchikkingen en oogmerken niet doorgronden kunnen. Eens zullen wy en alle uwe redelyke onderdaanen uwe gerechtigheid en genade pryzen,en u, met een grondiger befef,als de wystcn Regent, als den goedertierenften Vader, ecren. C I>  ö8 VOOR DË WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN* Intusfchen wenfchen wy, —en deeze wensch kan u, den Algoeden, niet mishaagen, — wy wenfchen hartelyk, dat het allen onzen broederen wel en fteeds beter gaa;'dat kennis en wysheid, rechtfchapenheid en deugd, vreugd cn gelukzaligheid op allerleie wyzen onder hen toeneemcn ; dat zy de verfcheidene •middelen van onderw3Ts , van tucht en van oefening, die gy hen fchenkt, langs hoe beter leeren gebruiken, en daardoor voor hooger volmaaktheid vatbaar worden moogen. Wy wenfchen en bidden u , bermhartige God, dat gy de onweetenden tot kennis, de ondeugenden op den weg der verbetering geleiden, de flaaven hunner lusten en hartstogten tot waare vryheid brengen ; dat gy de treurigen met troost,de ellendigen met hulp, de kranken met verkwikking, de ftervenden met hoop op een beter leven verheugen wilt. Wy wenfchen, dat wy en alle onze broederen , 't zy wy hoog of laag van ftaat , ryk of arm, gezond of krank, in geluk of in ongeluk zyn , dat wy alle pligten van onzen ftand en van ons beroep getrouwelyk moogen volbrengen, de bekwaamheden en goederen, - die gy ons verleent, naar uwen wil gebrui- • ken:  V VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 99 ken, de plaats, die gy ons in uw Ryk aangeweezen hebt, waardig bekleeden , en daar. door voorbereid worden, om meerder en edeler goederen van u te verkrygen , en een? hooger plaatfen iri de toekomende wae.rcld te bekleeden ! Staa ons daartoe met uwe genade en met uwen Geest by, door Jefus Christusj> onzen Heiland, die ons geleerd heeft, u aldus aanteroepen: Onze Vader enz. VI. VERHEUGING OVER GOO EN ZYNË VOORZIENIGHEID, EN GERUST' STELLING IN DEZELVE. VOO R HET LEEZEN. De Heer is Koning', zyn Ryk is een eeuwig Ryk; het firekt zich uit over de gantfche waereld ,■ en Zyne heerfchappy, die louter wysheid en goedheid is }\ duurt onophoudelyk. Amen. Laat ons dit erkennen, myne Christelyke Vrienden, en ons in ftille aandacht over God en zyne Voorzienigheid verheugen. Ga 6 God.»  100 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN» ö God, wy zyn hier voor u aangezicht by elkander gekomen, om ons gantfchelyk met gedachten over u, en over onze zalige vetbintenisfen met u, bezig te houden, en daardoor onzen geest, die door den last der aardfche zorgen zo dikwyls word nedergedrukt, voedfel en verkwikking te verfchaffen. o God, welke ellendige fchepfels zouden wy zyn , indien wy u niet kenden! — hoe eenzaam, hoe verhaten midden onder de leevenden! —Wy zouden vermoogens gevoelen, en niet weeten, wie ze ons gegeevenhad, wie ze in ons onderhouden en vermeerderen kon. Wy zouden ten fterkften naar licht, naar troost, naar hulp verlangen, en niet weeten, waar wy ze met vrucht konden zoeken. Wy zouden naar volmaaktheid en gelukzaligheid llreeven, en den weg, die derwaarts leid, niet kennen. Wy zouden ons met gevaarenen zwaarigheden op onzen weg omgeevcn zien, en niemand hebben, die ons behoeden,helpen en redden kon. Dagelyks het graf en de verrotting naderende, zouden wy aan de andere zyde van het graf niets zien dan duisternis en verwoesting. De gantfche natuur en wyzelven zouden voor ons een onoplosfelyk raadfelzyn; het tegenwoordig  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. IOl dige zou ons verbyfteren, en het toekomende ons verfchrikken. Maar nu, ö God, nu wy onze gedachten tot u kunnen verheffen; nu wy weeten en ondervinden , dat gy zyt, en dat gy onze Schepper en onze Vader zyt:'welk een helder licht verfpreid zich nu over de gantfche natuur, over onze verordening en ons lot, over den weg, dien wy reeds afgelegd, en dien wy nog te gaan hebben , over het tegenwoordige en het toekomende! Welk een vreugd ftort zich in ons hart! Welk een noop, welke vooruitzichten verlevendigen hetzelve! _ Neen, wy zyn niet verhaten; niet aan onszelvcn, niet aan het blinde geval,niet aan het ftrcnge noodlot overgelaaten; geene vaderlooze en van hulp ontbloote fchepfelen. Neen , in u, den oneindigen, den Schepper en Onderhouder aller dingen,in u hebben wyeenen Vader; den wystcn, den besten, den gunstrykften Vader, die ons allen kent, ons allen bemint, voor ons allen zorgt, ons allen ge« lukkig wil maaken. Niets kan ons buiten uw weeten bejegenen. Geen gevaar kan ons dreigen, zonder dat gy het G 3 ziecj  JÖ2 VGOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ziet; geen nood ons treffen, die voor u verborgen is. Geen wensch kan in ons ontftaan, welken gy niet hoort; geen gedachte, waarvan gy onbewust zyt. Al ons gebrek, alle onze behoeften , alle onze begeerten, zyn u, den Alweetenden, bekend. En uwe hoogfte goedheid weet en ziet dit alles met de deelneeming van eenen Vader, die geheel wysheid en liefde is, Gy bedoelt onze gelukzaligheid; en alles, alles wat gy over ons gehengt, moet en zal dezelve onfeilbaar bevorderen. Kwaad en goed , weedom en vreugd, verlies en gewin, aangenaame cn onaangenaamc gebeurtenisfen, vyanden en vrienden, voor- en tegenfpoed, leven cn dood, alles, alles moet dienen om ons het doel der volmaaktheid, waartoe gy ons brengen wilt, te doen naderen. Zyn uwe wegen dikwyls onbegrypclyk; kunnen wy de oogmerken uwer fchikkingen niet altoos ontdekken : wy weeten echter dat ze allen ons heil bedoelen. — Gy alleen overziet het geheel; gy ziet in het tegenwoordige het verstafgelegene toekomende ; in het bitterfte lyden de bron van onophoudelyke vreugd. Wy zien maar weinige fchreden voor ons uit;en deeze kortzicht  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 103 tigheid zou ons by' ieder ftap doen dwaalen, indien gy zelf ons niet, door uwe verborgene , doch fteeds werkzaame cn onfeilbaare voorzienigheid, geleidde. Gelukkig wy, dat wy u kennen, en de zalige betrekkingen kennen, waarin wy met u ftaan! Hoe ruuw cn bczwaarlyk het pad onzes levens zy: wy weeten, wie ons op hetzelve rezet heeft, wie ons op hetzelve onderhoud en onderfteunt, en werwaarts hy ons leiden zal. Hoe menigvuldig en groot de gevaaren en rampen zyn, waarvoor wy bloot ftaan: wy weeten , aan wien wy ons houden, tot wien wy onze tocvlugt neemen moogen , by wien wy befcherming , hulp en redding zoeken cn vinden kunnen. Hoe ingewikkeld en vreemd onze lotgevallen menigmaal fchynen : wy weeten dat gy , onze God en onze Vader, alles fchikt en beftiert , en dat, indien wy u liefhebben en uwen wil doen, het einde voor ons zaligheid zyn zal. Ja, aan u en uwe vaderlyke voorzorg en leiding geeven wy op nieuw ons en ons gcG 4 hee-  104 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. hecle lot met kinderlyk vertrouwen over. Uw wil zal onze wil zyn. Den weg, dien gy ons beveelt te gaan, den toeftand, waarin gy ons ftelt , zullen wy fteeds voor den besten houden. Te doen, en met een gewil. lig hart te doen , 't geen gy ons gelast; te lyden , cn met een geduldigen ftand vastigen geest te lyden , 't geen gy ons oplegt, zal de roem zyn, naar welken wy ftreeven. ö God, fteik gyzelf ons in dit geloof aan u en uwe wyze, goede voorzienigheid. Laat / dit geloof door geene wederwaardigheden cn twyfelingen verzwakt, door geene bezigheden en verftrooijingen deezes leevens verduisterd worden ; laat hetzelve toch altoos, zelfs in de hagchelykfte omftandigheden, zo vast, zo werkzaam, zo vruchtbaar in vroome blydfchap en goede werken in ons zyn, als het in menfchen zyn moet, aan wien gy u door uwen Zoon Jefus zo duidclyk geopenbaard, en zulke fterke redenen van vertrouwen op u gegecven hebt. Amen. HA  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. I05 NA HET I.EEZE AL GE ME ENE BEDE OM ALLES, WAT WY BEHOEVEN. ö God,gy verhoort het gebed; daarom komt alle vleesch tot u; daarom wenden zich alle menfchen,die het geluk hebben van u te kennen, tot u, en zoeken en vinden by u alles, wat zy behoeven. Ook ons dryft het gevoel onzer behoeften, en het vertrouwen op uwe goedheid, tot u, den Geever van alles goeds, en beveelt ons alle onze belangen op u te werpen, en u om genade en hulpe te fmeeken. Alle onze begeerten zyn u bekend, ö AU weetende! ö Mogten ze allen zodaanig gefteld zyn, dat ze door u met welbchaagcn bemerkt cn vervuld konden worden! Nooit weeten wy met volle zekerheid, wat ons en anderen , ten opzicht van onze uitcriyke omftandigheden , nuttig en goed is; nooit, welke maat van aardfche goederen, welke graad van gezondheid en vermoogens, welke vermenging van vreugd en G 5  Io6 VOOR BE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. lyden, welke reeks van gcwenschte en tegenfpocdige voorvallen , welke plaats en wat aanzien onder onze broederen, het meeste tot onze blyvende volmaaktheid en gelukzaligheid bybrcngt, en tevens den bloei van uw Ryk meest bevordert. Want wy kennen onszelven en onze bekwaamheden flechts zeer onvolkomen ; en het toekomende is voor ons gantfchely'k verborgen. Doch gy kent en beoordeelt ons op het naauwkeurigftc; gy weet, wat wy doen en verrichten, draagen en lyden kunnen; en het toekomende is u zo wel als het voorledene tegenwoordig. Daarom bidden wy u noch om rykdom, noch om eer cn magt, noch om gezondheid en lang leven, noch om andere foorten van uiterlyken welftand , anders dan in zo verre gy het dienftig en heilzaam voor ons vind. Maar dit bidden, dit verwachten wy met vertrouwen van u, dat gy ons alles geeven zult, wat ons, wanneer wy uwen wil niet wederftreeven, waarlyk gelukzalig maaken kan. Ja, goedertierene Vader,geef ons,'t "geen wy behoeven; geef ons 't geen ons wyzer, beter en vrocmer maakt, al is 't,dat wy zulks niet voor goed houden; en onttrek ons alles, wat ons tot dwaasheid en tot zonde zou kunnen ver»  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. I07 verleiden , en van uw hcmelryk uitfluiten, offchoon wy hetzelve zeer yvcrig mogten bcgecrcn. Wilt gy ons rykdom cn overvloed fchcnken, ó Heer-.bewaar ons dan toch, dat wy niet hovaardig en trotsch worden ; ons niet op den onzekeren rykdom, maar optilden Jeevenden God verhaten; en geef, dat wy, door weldoen, fchatten voor het toekomende opleggen. Behaagt het u, dat wy in laage en behoeftige omftandigheden leeven: fchenk ons dan toch die vergenoegdheid des harten, die on. eindig meer waardig is dan alle rykdom en alle hoogheid deezer waereld; en laat ons ook in onzen hagen ftand, edel denken en handelen , en alle onrechtvaardige middelen om ryker en grooter te worden met afgryzen verwerpen. Schenkt gy ons geluk en vreugd, goeddoende Vader: geef dan toch, dat wy ons in dcrzelver genot wyslyk maatigen; fteeds op u, den Geever van alle vreugd cn van alic geluk, zien ; en ons daardoor tot des te gewilliger ge-  Io8 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. gehoorzaamheid aan uwe geboden , tot des te grooter daadelykheid in het goede, aanmoedigen laaten. Vind gy goed, dat rampen ons treffen: leer ons dan toch geduldig lyden, en de middelen van tucht en oefening, de fchikkingen uwer vader!yke goedheid , daarin erkennen ; leer ons dczelven draagen en ons ten nutte maaken , als Christenen, die hunnen Heiland navolgen , en door lyden volmaakter moeten worden. Wilt gy, dat wy lang leeven, dat wy eenen hoogen ouderdom bereiken zullen : laat ons dan toch nooit op den weg der wysheid en der deugd ftü ftaan, nooit in goed doen verdrietelyk en traag worden , maar geduurig naar hoogere wysheid en deugd ftreeven , en den menfchen , onzen broederen fteeds nuttiger worden. Wilt gy, dat wy onzen loop eerlang voleinden zullen: help ons dan toch denzelven zodaanig voleinden, dat wy ons doel niet verliezen ; en laat ons den getrouwen dienstknechten gelyk zyn , die fteeds op hunnen Heer  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. I09 Heer wachten, die hy fteeds in zynen dienst bezig, en toe aflegging hunner rekenfehap bereid vind. Deeze, 6 God, zyn de vuurigfte wenfchen van ons hart. Vervul ze naar uwe groote bermhartigheid, door Jefus Christus! Amen. VIL PLEGTIGE VERZAAKING DER ZONDEN. VOOR HET LEEZEN. God, den Alweetenden, kan niemand bedriegen. Hy onderfcheid waarheid en fchyn op het naauwkeurigfte van eikanderen; hy kent onze geheimfte gedachten, hoort onze ftilfte wenfchen, en waarheid en oprechtheid alleen kunnen hem behaagen. Deeze gedachten, myne broederen, moeten ons by-alle onze Godsdienftige handelingen vergezellen, en ook by de gebeden, die ■wy dit uur zullen aanheffen, voor allehuichelaary bewaaren. Heer, onze God, wy zyn hier, om ons, door  IIO VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. door ftille overdenkingen, en door de levendige voorftelling uwer tegenwoordigheid, in onze goede gevoelens te fterken , en by u kracht en byftand te zoeken, om met dezelven overeenkomftig 'te leeven. Mogt toch de afkeer van het kwaade en dc liefde tot het goede fteeds dieper wortelen in ons fchieten, en meer en meer in ons heerfchen! Zonde cn ondeugd maaken ons en anderen ellendig : deugd en vroomheid alleen kunnen ons en onzen broederen waare vreugd en zaligheid gceven. Dit zegt gy ons door de natuur, cn door uw woord; dit bevestigt onze eigen ondervinding, en de ondervinding van alle menfchen. Wanneer wy recht- en weldoen, woont vrede in onzen boezem, verheft onze geest zich met vertrouwen tot u, zynen Schepper en Vader, verfchynt alles, wat buiten ons is, in eene gantsch andere, in eene helderer geftalte, en kan noch het tegenwoordige noch het toekomende ons verfchrikken. Wanneer wy daarentegen onrecht en kwaad bedryven, durven wy onze oogen niet tot u opheffen; wy moeten verftrooijing zoeken , om niet aan u, niet aan Onszelven, en niet aan ons gedrag te denken; wyzyn onrustig, te  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. III te onvrede over onszelven, en over alles wat ons omringt; en het bedrieglyke vermaak, dat wy in het bedryvcn genieten , maakt fchie]yk plaats voor verdriet, fchaamte en berouw. Ach! laat ons dit fteeds bedenken, de zonde .fteeds als de bron van alle ellende; en pligt en deugd, als den eenigen weg tot gelukzaligheid, befchouwen. Neen, verre, verre zy het van ons, ooit met willen en weeten te zondigen, uwe wyze ,'heilzaame geboden ooit met opzet te overtreden ! Verre zy van ons alle koelzinnigheid, alle ondankbaarheid jegens u, onzen Weldoeneren Vader, alle onvergenoegdheid over uwe fchikkingen,alle wederfpannigheid tegen uwe bevelen , alle onverfchiiligheid omtrent Godsdienst en deugd , alle huichelaary en traagheid by de godsdienstige 'oefeningen, alle ongeloof en alle twyfelzucht, die ons van troost en kracht ten goede zouden kunnen berooven! Verre zy het van ons, het Christendom niet  112 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. met onzen mond te belyden, en met ons lseven te verloochenen! Jefus onzen Heer te noemen, en echter zyne geboden en zyn voorbeeld niet te volgen ! Hem voor onzen Heiland en Verlosfer te houden, en ons echter niet door hem van de heerfchappy deizonde, van de tiranny aller kwaade lusten cn hartstogtcn te laaten bevryen! Verre zy van ons alle onmaatige, ongeregelde begeerte naar rykdom, naar eer-, naar magt, naar zinnelyk vermaak ; alle vervoering tot toorn en verftoordheid, die met de gerechtigheid en menschlievendheid üryd, en ons van dc heerfchappy over onszelven berooft; alle foort van onmaatigheid, die ons traag tot het goede , en verleidbaar tot het kwaade maakt;alle lust, die onze ziel verlaagt en verzwakt, cn ons den finaak in de zaligheden van een godsdienftig leven beneemt; alle neiging, alle aanflag , alle gedachte , over welken wy ons voor u, en voor ons eigen geweeten fchaamen moeten! Verre zy het van ons, uwe kinderen, onze broederen te verachten, te haaten, te lasteren , te mishandelen, hunne voorrechten te be-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. II3 benyden , hen in het bezit van hun eigendom en hunne welvaart te Hooren, hen valflrikkcn en hindernisfen in den weg te leggen , onfehuldigen te verleiden, zwakken te ergeren , ongelukkigen te bcfpotten , fchadelyke grondregels onder de menfchen te verbreiden , of ooit iemand , hy zy onze vyand of onze vriend, de pligten van gerechtigheid, van billykhcid, van infchiklykheid, van welwillendheid, van dienstvaardigheid en van algemccnc en brocderlyke liefde te weigeren! Verre zy het van ons, blootclyk voor onszelvcn, en ook niet voor anderen te zorgen; blootclyk ons eigen voordeel en niet hctalgemeene nut- te zoeken; blootclyk op het tegenwoordige en ook niet op het toekomende te zien; blootclyk de goederen en genoeglykhcden van dit zo fchielyk voorbyvlietende leven te bejaagen , en niet nog veel meer naar dc volmaaktheid cn gelukzaligheid van het hcoger leven tc ftreeven , tot het welk gy ons door Christus geroepen hebt! ja, God, laat toch alle deeze kwaade neigingen en daaden, alle deeze zonden en geH hr«-  114 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. breken , alles, wat gy ons verbied, wat reden en Godsdienst en geweeten niet goedkeuren, eeuwig verre van ons zyn! Help ons, door uwen Geest, de eerfte ongeregelde beweegingen, die in ons ontftaan, bemerken en onderdrukken ; alle'uitwendige aanlokfclen en verzoekingen kloekmoedig en ftandvastig beftryden ; en laat ons in den loflyken kamp tegen het kwaade nooit moede worden , en in het behaalen der zege fteeds minder faalen. Open, daarentegen, onze harten voor alles, wat waar en goed, wat groot en edel, wat ü welbehaaglyk is, wat menfchen en Christenen waare eer aanbrengt. Leer ons deeze dingen fteeds beter kennen , hooger fchat* ten, vuuriger beminnen, en yveriger naar dezelven ftrecven. Laat dc eerbiedigfte, innigfte liefde tot u, onzen hcmelfchen Vader, en tot Jefus, onzen Heiland en Heer; de hartelykfte liefde jegens alle menfchen , jegens goeden en kwaaden Christenen, en die geen Christenen zyn ; laat de werkzaamfte liefde tot alles , wat deugdzaam en loflyk is , wat volmaaktheid en gelukzaligheid bevorderen kan, in ons leeven en heerfchen, alle onze gedachten 3 woorden en werken rege2-.  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, Il$ geeren , en ons u fteeds welgevalliger maaken, door Jefus Christus onzen Heer! Amen. NA HET LEEZEN. AANWENDING DER LEER VAN DEN GODSDIENST TOT EEN DEUGDZAAM EN HEILIG LEVEN. Bermhartige God , hemelfche Vader , wy danken u voor uw Woord, en voor de menigvuldige middelen cn gelegenheden, die gy ons fchenkt, om u en uwen wil uit hetzelve te leeren kennen. Welke magtige weerhoudingen van het kwaade , welke krachtige aanfpooringen ten goede, vinden wy daarin niet! Hoe fterk verligt gy ons daardoor in het volbrengen van onzen pligt en in den voortgang tot volmaaktheid! Door u onderrecht , kennen wy u als den Schepper cn Beheerfchcr van Hemel en Aarde , door wien wy en alle fchepfelen zyn en leeven, en van wien alle hunne en onze lotgevallen afhangen. En zouden wy u niet met den diepften ootmoed aanbidden ? Uwe opperheerfchappy en gezag over alles niet H % er.  116 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. erkennen? Ons aan u niet onderwerpen , u' niet gehoorzaamen?Niet alles in zyne afhaugkelykheid van u cn uwen wil befchouwen, cn niet van u alle onze gelukzaligheid vérwachten ? Door u onderrecht, kennen wyu als den Alweetenden , den Alömtegenwoordigen, den Almagtigen, den Heiligen en Rechtvaardigen, die alle onze gedachten verftaat, alle onze daaden ziet, alleen het goede bemint, en het kwaade verfoeit;die bcloonen en ftraffen,behouden en verderven kan. En zouden wy niet met heilige zorgvuldigheid voor uw aangezicht wandelen? Het kwaad in het verborgene niet fchuuwen even als in het helder daglicht? Het goede op de eene plaats als op de andere, op den eenen tyd als op den anderen . niet yverig doen? Niet fteeds op u zien ? Uwe goedkeuring en uw welbehaagen niet boven alles ftellen? of ooit, zo lang gy by en mee ons zyt, in den nood bezwyken? Door u onderrecht, kennen wy u als onzen genadigften, goedertierenften Vader, die ons gaarne helpt en goeddoet, geduld met onze gebreken , toegeeflykheid met onze zwak-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. II? •heden hebt, en fteeds voor ons beste zorgt. En zouden wy u niet boven alles beminnen? Ons in u niet onophoudelyk verheugen? U niet willig gehoorzaamen ? U niet met kinderlyk vertrouwen eferen,en ons aan uwe vaderlyke leiding niet gerust overlaaten ? Door u onderrecht, weeten wy, waartoe gy ons hier en hierna verordend hebt; wat wy tegenwoordig zyn , en wat wy eens zyn en worden zullen. Wy zyn fchepfelen, die gy naar uw beeld gefchapen , tot uwe gemeenfehap bekwaam gemaakt, door uwen Zoon Jefus op den weg der wysheid en der deugd, der hoogfte menfchelyke gelukzaligheid geleid, en tot een onfterflyk leven geroepen hebt. En zouden wy ons door dwaasheid en zonde verhagen ? De heerlykfte trekken van uw beeld in ons verduisteren en uitwisfehen? Ons van u verwydcren ? Den weg der Christelyke volmaaktheid nietbctreeden, of weder verhaten, of met verdrietelykheid daarop wandelen? Zou de gedachte van onze onfterflykheid on» niet in alle lyden gerust ftellen, en voor alle hagc en kwaade bedryven bewaaren? Wy zyn menfchen, wier lotgevallen, wier H 3 vreug-  IlS VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN". vreugde en gelukzaligheid gy op veelerhande wyze in elkander gevlochten, en van elkander . afnangkelyk gemaakt, en die gy den een den ander tot leeraar, tot raadgeever, tot helper, tot trooster, tot aanmoediger en tot fteun op het pad des levens gegeevcn hebt. En zouden wy eikanderen onzen gang op hetzelve niet op alle wyzen verligten? Niet gaarne de een den ander met de gaaven, die gy onder ons uitgedeeld hebt, dienen? 'Niet, als kinderen van éencn vader, als leden van één ligchaam , eendrachtig en broederlyk jegens eikanderen denken en handelen? Door u onderrecht,zien wy een oordeel te gemoet, dat alles, wat in het duister verborgen is, in het licht brengen, de waarde van alle onze daaden naar de wetten van waarheid en recht btpaalcn, den misdaadiger befchaamen cn vernederen, en den oprechten, fchoon gebrekkelyken, navolger der deugd rechtvaardigen en verhoogen zal. Wy zien belooningen en ftraffen te gemoet, van welken ons gantcch toekoomend lot afhangt, en zullen daar, datgeene oogftcn, wat wy hier gezaaid hebben. En zouden wy dagelyks onszelven niet  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 11^ nictbcoordeclen, niet dikwyls onszelven re- 1 kening afvorderen, niet al ons doen en laaien zo beoordeelen,als gy het eens beoordcclen zult? Zouden wy die naauwe, onfcheidbaare verbinding van ons tegenwoordig gedrag met ons toekoomend lot vergeeten? Zouden wy niet, door volharding in goede werken, naar prys, naar eer, naar onfterflykheid ftreevcn? Ons niet ten allerfterkften bevlytigen , om eens voor u, onzen Rechter, te kunnen beftaan, en getrouw bevonden te worden? Waar zouden wy befeherming tegen het kwaad, waar fterktc tot het goede vinden , indien gy ons . zulke uitzichten , zulke verwachtingen met gegceven had? Ach bermhartige God , laat ons toch alle deeze grootc waarheden, van welke gy ons onderrecht hebt, niet Hechts weeten , — dit zou onze ftrafwaardigheid vermeerderen } _ maar van gantfeher harte gelooven , en overeenkomftig met dit geloof • leeven ! Laat ze fteeds tegenwoordig voor onzen geest, gewigtig voor ons hart, en het onveranderlyke richtfnoer van ons gantfche gedrag zyn. Wy bidden u daarom in den naam van Jefus Christus, onzen Heer, H 4 die  ISO VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, die ons geleerd heeft u dus aantcroepen: Onze Vader enz. ® 'VIII. VAN VERSCHEIDEN. INHOUD. VOOR HET LEEZEN. Onze hulp zy in den naam des Heeren , dia Hemel en Aarde gemaakt heeft! Amen. Wy hebben ons hier verzameld, myne Christelyke Vrienden, om den Heere, onzen God, dc eer toctebrengen, die wy hem fchuldig zyn , en hem om den byftand en de hulp te fmeeken , die wy noodig hebben. Laat ons dit in Geest en waarheid, met verftand en aandoening, verrichten, en met ongeveinsde aandacht in deczer voege fpreeken: ó God, die de Schepper cn Vader van ons en van de gantfche wacreld zyt , wy werpen ons in de ondervinding van uwe oneindige grootheid en onze nietigheid voor u neder, om uwe heerlykheid te aanbidden, en u voor  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 121 voor uwe weldaaden te danken. Laat de zwakke uitdrukking van onzen kinderlyken eerbied en liefde u welbehaaglyk zyn,en verhoor de demoedige bede, die wy u zullen opdraagen. Hoe getroost zouden wy voor u verfchynen, ö Gocl, met welk een vast vertrouwen verhooring verwachten, indien ons geweetcn ons niet van opzettelyke zonden befchuldigde, indien het ons de getuigenis gaf van uwe kinderen, uwe gchoorzaame, dankbaare en u geheel en al overgegeevene kinderen te zyn!Maar ten deezen opzichte moeten wy ons inderdaad fchaamen, en durven ons in de bewustheid van uw welgevallen niet ten volle gerust Hellen. Want wy hebben tegen ü gezondigd, dikwyls tegen uwen wil en onzen pligt gehandeld, dikwyls nagelaaten 't geen gy ons bevolen , gedaan 't geen gy ons verboden hebt, en ons daardoor den naam van uwe kinderen onwaardig gemaakt. Wy kunnen ook niet loochenen , neen , wy gevoelen het met fchaamte en verbystering, dat wy kwalyk gedaan, dat wy ondankbaar jegens ü, en vyandig jegens onszelven gehandeld hebben ; en dit H 5 fmert  122 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, imert ons, dit betreuren wy voor u, den Alweetenden, den Heiligen en Rechtvaardigen, Wy veroordeelen onszelven voor u, en vatten het oprecht, het ernftig voorneemen op om van de zonde gantfchelyk afteftaan, en ons in alle opzichten naar uwen goeden en heiligen wil te richten. Wees ons dan genadig, goedgunftige God, bermhartige Vader; delg onze zonden uit, gefyk gy ons door uwen Zoon beloofd hebt, en laat ook ons de genade, de hulp en den byftand tot verbetering genieten , die hy ons van uwentwege aangekondigd, en waarvan hy ons, door zynen grootmoedigen en vcrdienftelyken dood de ftcrkfte verzekering gegeeven heeft. ö God! wy bidden uwe onafmeeteiyke grootheid aan,en erkennen,dat wyinveigelyking van u, den Eeuwigen en Oneindigen, Hechts ftof en asfche zyn. Gy zyt de onbepaalde Heerfcher der waereld. Op uw bevel ontftond zy; door uwe kracht word zy onderhouden ; en alles hangt van den wil uwer voorzienigheid af. De Hemel is uw troon, en de Aarde de voetbank uwer voeten; alles is u , den Almagtigen, onderworpen; gy beheerscht en regeert alles. U bidden ;lle ver-  VOO*. DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. Mj verftandige wezens, alle hemelfche Geesten met diepen eerbied aan; u roepen zy allen, met het gantsch ontelbaar heir aller levenlooze en leevende fchepfelen, toe: Heilig, heilig, heilig, ten hoogften volmaakt is de Heer, dfe ons allen gefchapen heeft, en doorwan wy allen zyn en leeven; de gantfche waereld is Vol van uweheerlykheid!-Wie isu gelyk, verhevenst , aanbiddenswaardig^ Wezen ? Welks eindig verftand is vermoogend , uwe boogfte volmaaktheid te bevatten? Van eeuwigheid tot eeuwigheid zyt gy dezelfde, diegy waart en zyn zult. Uwe magt kent geene paaien Niets is voor u , den Alweetenden, verborgen. Geen fterveling kan uwe wysheid doorgronden; zy mist nooit in haar oogmerk. Gy zyt volmaakt heilig, en volmaakt rechtvaardig. Uwe goedheid is, gelyk gyzelf, oneindig fteeds werkzaam, onvermoeid, onuitputtelyk; nooit houd gy op, en zult nooit ophouden,uwe fchepfelen te zegenen en hen goed te doen. Ook ons doet gy oneindig veel goed; ook ons behoed en verheugt uw zegen. Wy danken u, liefderyke Vader, uit den grond onzes harten, voor alle geestelyke en ligchaamely- , ke  Ï24 VOC* DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN.1 ke weldaaden, die gy 0ns laat toevloeijen. Gyzyt onze Schepper, onze Onderhouder, de oorzaak en bron van alle bekwaamheden, aJe vermoogens, alle goederen en voorreen, ten die wy bezitten. U zyn wy alle geryflykheden, alle aangenaamheden, alle vreugde van het leven verfchuldigd. Wy danken u echter in 't byzonder voor de leer van Jefus, waardoor gy ons tot kennis der waarheid gebragt, op den weg der wysheid enderdeu-d geleid, en tot de hoop eener eeuwige zalL beid verheven hebt. Wat zullen wy doen om u al het goede, aan ons beweezen, te' vergelden? Het wel te genieten, het waardig te gebruiken, en daardoor immer betelen gelukzaliger te worden, £ de dank, de vergelding, die gy , Almagtige , van ons vordert; en deezen dank zal ons gantfche toekomende leven geheiligd zyn. Ja, Heer, aan u cn uwen dienst wyden wy op nieuw ons ligchaam en onzen gecE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 145 dat onder uw opzicht en regeering niets goeds verlooren gaan of onbeloond blyven kan. Worden wy in onze beroepsbezigheden , kt onze vlyt, door onvermoede , kleine of groote, toevallen geftoord, of door pligten van menschlievendheid en gedienstigheid daarvan afgeroepen: laat om; dan daardoor niet tot ongeduld, tot misnoegdheid, tot een onvriendelvk en gemelyk gedrag, verleid worden; maar leer ons dit alles befchouwen als dingen , die , hoe gering zy ook zyn moogen, van uwe Voorzienigheid afhangen, en ons in geduld , in onderwerping aan uwen wil, in de zelfsbeheerfching,. in de algemeen ne en broederlyke liefde moeten oefenen. En dewyl onze beroepsbezigheden zo wel als onze Overige verbintenisfen ons verpligten met zo veelerlei menfchen om te gaan , zo laat toch onzen omgang met hen niet alleen niet aanftootelyk, maar leerzaam cn ftichtclyk zyn, Geef, dat wy ons voor geene grooten op eene kruipende wyze vernederen; ons boven geene kagen hoogmoedig verheffen; geenen ryken, enkel omdat hy ryk is, ceren; gecnen armen, blootelvk omdat hy arm is, verachten; maar K • al'  146* VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. alle menfchen als onze broederen en zustere* fchatten en liefhebben, niemand met opzet beledigen, allen vriendelykheid en goedheid betoonen, en ons jegens allen zo gedragen, als waarheid , menschlievendheid en Christelyke wysheid vorderen. Hebben wy met verftandige, deugdzaame, vroome menfchen te doen: laat ons dan toch in hun voorbeeld de fchoonheid, de waardigheid der deugd en vroomheid gewaar worden; ons hunne inzichten, hun voorbeeld,hunnen wyzen raad, hunne ondervinding zorgvuldig ten nutte maaken; hunne vermaaningen en zelfs hunne beftraffingen een gewillig, opmerkzaam gehoor geeven, en door dit alles wyzer en beter worden. Zyn het onweetende, zwakke lieden, kinderen en jongelingen, die wy voor ons hebben : bewaar ons dan, ö hemelfche Vader, dat wy in hunne tegenwoordigheid niets fpreeken en niets doen, 't geen hen ergeren, verbysteren, verleiden, of fchadelyke indrukken op hen maaken kan, hoe waar, en hoe goed het zelfs in andere opzichten mooge weezen. Leer ons dan het gebruik onzer vryheid betoomen, meer  Voor de weéklyksche bidstonden. 147 meer op anderen dan onszei ven zien ; ons naar iedereen fchikken, en daarby fteeds de voorfchrifcen der waare wysheid opvolgen. Zyn het ligtvaardige, kwaade, ondeugende menfchen, met welken wy moeten omgaan: laat dan toch hunne woorden en daaden geen nadeeligen invloed op ons hebben. Nooit moet het hen gelukken , ons in ons geloof twyfelachtig te maaken , of in de liefde ter deugd te doen wankelen. Nooit moet het aanzien of de magt der ondeugertden ons afgryzen van de ondeugd verzwakken. Laat in tegendeel onze woorden en ons voorbeeld hen van nut zyn, onze gevoelens en onzen wandel hen tot nadenken opwekken, en hen den Godsdienst en het Christendom in eene geftalte toonen, die hen hoogachting en liefde jegens dezelven kan inboezemen. Laat ons toch zo , bermhartige God, on-fchuldig en heilig lecven, en, by het verrichten onzer beroepsbezigheden, en in het omgaan met de menfchen, even zo denken en gezind zyn, a's wy tegenwoordig dénken irt gezind zyn, nu wy bezig zyn met u onzen eerbied K 2 te  J4$ VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDE». te bewyzen. Verhoor ons, goedertieren Va*der, door Jefus Christus , onzen Heere ! Amen. NA HET LEEZEN. 6 God , die onze en aller menfchen Vader zyt, en wilt, dat wy allen voor elkander zorgen, arbeiden en bidden zullen; wy denken thans aan onze afweezende broederen, die naby en die verre af zyn. Wy wenfchen, dat gy hen even dezelfde genade cn hulpe verleent , om welke wy u voor onszclvcn gebeden hebben. Leer hen toch allen de plaatfen, die gy hen aangeweezen hebt, waardig bekleeden ; maak hen gemoedelyk en getrouw in hun beroep, en verligt hen door uwen byftand de volbrenging der pligten van hetzelve. Gy hebt de Koningen en Vorften dcezer aarde beroepen, om vrienden en vaders van hun volk te .zyn, en, volgens uw voorbeeld, te meer goeds te doen, naar maate zy meerder magt daartoe in handen hebben. Ach! herinner hen door uwen Geest, herinner hen door oprechte dienaars en raadslieden, hunne hoo-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 149 hooge verordening ; laat dezelve hen fteeds voor de oogen zweeven, en hen geene andere eere en geen ander vergenoegen zoeken en genieten, dan dat zy, gelyk gy, het kwaade tegengaan,het goede bevorderen, deonfchuld befchermen, de deugd aanmoedigen en beloonen, en hunne onderzaaten, ais hunne kinderen en vrienden, naar de wetten van gerechtigheid, billykheid en liefde beftieren. Gy hebt de Leeraars van den Godsdienst en het Christendom beroepen, omwaarheid, deugd en gelukzaligheid onder de menfchen te bevorderen, om hen tot de kennis van u en uwen Zoon Jefus, en daardoor op den weg ter zalige onfterflykhéid te brengen, en door de banden des geloofs, der hoop en der liefde fteeds naauwer met elkander en met u, hunnen Schepper en Vader , te verbinden, ö Laat hen de waardigheid en de zaligheid van hun beroep fteeds gevoelen , en , door dit gevoel bezield, geene gaaven, geene vermoogens , geene middelen , geene gelegenheden onbeproefd laaten , om de menfchen te onderrechten , te verbeteren , genist te Hellen, en nader by de Christelyke volmaaktheid te brengen. K 3 Gy  Ï50 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, Gy hebt alle menfchen, ö God, tot wys* heid, tot deugd, tot gelukzaligheid geroepen, Maar allen kunnen zy naar dit doel niet ftreeven langs den effen gebaanden weg, op welken wy daarnaar kunnen loopen. Ach ! erberm u over diegeenen van onze broederen, wier pad nog met duisternis en bygeloovige verfci-i rik kingen omgeeven , en met zo veele fteenen des aanftoots bezet is. Ach! baan, verligt hen den moeijclyken weg, welken zy betreeden moeten; laat een heider licht over hen fchynen, en begunfüg alle poogingen en onderneemingen, die hunne wyzer , deugdzaam mer broederen tot hunne opheldering en verbetering zich onderwinden moogen, Goedertierene, hemelfche Vader, gy hebt. ons allen beroepen om eikanderen te dienen, elkanders welvaart te bevorderen en uit alle omftandigheden > in welke uwe Voorzienigheid ons fielt, wysheid en deuüd te leeren. Laat ons toch allen uwe roeping volgen, en datgeene doen , wat gy wilt dat een ieder van ons en onze broederen doen zal. Geef toch , dat elk, die in verftand en wysheid uitmunt, zeer veel licht om zich verfpreide, cn zyne verhevener begrippen en kun-, dig-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, ff* digheden meer en meer algemeen en bruikbaar maake; dat de werkzaame man veel goede , nuttige vlyt onder zyne medemenfchen gaande maake , en hen nieuwe bronnen van arbeidzaamheid opene; dat de groote en magtige den laagen en zwakken als broeder nadere, en zyn onderfteuner en befchermer zy 5 dat de ryke zynen rykdom tot weldoen aanwende; en de laage en arme, door rechtfehapenheid en trouw, door edele gezindheden, zynen ftand en zyne armoede achtenswaardig maake. Laat de gezonden, 6 God, hunnen tyd en hunne krachten zich wel ten nutte maaken, fteeds aan hunne verbetering arbeiden,en geene onzekere gelegenheid af wagten om iets te verrichten , waartoe zy thans in ftaatzyn. Laat de kranken onder den last van hun lyden nietbc zwyken; leer hen uwen wil, als den wil des wysten en weldaadigftenVaders,metkinderlyfce gelaatenheid eerbiedigen, en alle hunne overige krachten tot oefening in geduld en deugd aanwenden. Laat toch het gevoel hunner fterflykheid en de gedachte der onfterflykheid voor hen recht gewigtig en heilzaam worden; en wanneer zy deeze waercld verlaaten zullen, geef dan,dat zy dezelve met een vroom K 4 Chris.  152 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. Christelyk gemoed vcrlaaten, cn maak hen den Uitgang uit dezelve ligter door de hoop od een beter eeuwig leven. Leer ons allen, ö God, uwen wil doen, evereenkomftig met onze Christelyke roeping keven, meer naar wysheid cn deugd , naar inwendige blyvende volmaaktheid, dan naar uiterlyke vergangkelyke voorrechten ftréeven , en by alles, wat wy doen en niet doen, op u en onze toekomende hooger verordening zien. Doe het, bermhartige God , en ver. hoor ons, wanneer wy u verder, als navolgers van uwen Zoon Jefus, aanroepen en. zeggen: Onze Vader enz. XL HET VOORBEELD VAN JESUS VQOR HET LEEZEN. Een Christen te zyn, myne Broeders, heet Jefus na te volgen ; en Jefus natevolgen , heet wys en zalig te zyn. Willen wy weeten, of wy Christenen, en in hoe verre wy Wys en zalig Zyn, zo laat ons voor. God ons on.  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. I53 Onderzoeken, in hoe verre wy Jefus navolgen. Befchaamt ons mooglyk dit onderzoek, het kan ons echter verbeteren. En daartoe zegene God hetzelve! Amen, Verheft dcrhalven uwe harten tot hem, en laat de gedachte , dat gy u aan hem , den Alweetenden cn Alomtegcnwoordigen, voorfielt, thans voor u van groot gewigt worden. p God, liefderyke, hemclfche Vader, gy, die ons op alle wyzen tot deugd, cn door dc deugd ter gelukzaligheid leiden wilt, gy hebt ons in uwen Zoon Jefus een voorbeeld der hoogfte menfehelyke deugd voorgefteld, en ons, als Christenen,tot navolging van hetzeh ve geroepen, ö Mogt het beeld zyner vroome gezindheden, zyns heiligen , weldaadigen levens, fteeds voor onze oogen cn in onze harten, fteeds het modél en richtfnoer onzer gezindheden en onzesgedrags zyn! ja, wanneer wy hem, onzen Heiland cn Heer , nagaan ; hem in bezigheid en rust, in eenzaamheid en in het gezelfchap zy. eer vrienden en vyanden, vergezellen; wanneer wy zien , hoe zyn zin altoos op u , K 5 z>T'  154 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN". zynen Vader, gericht was, zyn hart altyd van rnenfchenliefde overvloeide , zyne gefprekken altyd vol waarheid en wysheid, zyne daaden vol kracht en zaligheid waren ; hoe hy iedere gelegenheid om goed te doen waarnam en gebruikte; geene zwaarigheden , geen verlies ontzag, geene verzoeking tot glorizucht, tot wraak , tot ongeduld , tot moedeloosheid , tot zonde , toegaf; zich door geenen tcgenftand, geen ondank, van het vervolgen van zyn doel liet affchrikken; — zien, in welk een geest, met welke ftandvastigheid en trouw hy zynen zo moeijelyken loop begonnen, voortgezet, voleind heeft: — wanneer wy dit zien en bemerken , ja , dan gevoelen wy, dat u te gehoorzaamen en uwen wil te doen des menfchen hoogfte eer en zaligheid is ; dan gevoelen wy , hoe fchoon de deugd is , hoe zeer zy den mensch veredelt en verhoogt, welke krachten zy hem verleent, tot welke daaden zy hem bekwaam maakt, welk een licht, welk eene vreugde en gelukzaligheid zy rondom hem verbreid, hoe naauw zy hem met u, den oorfprong van al het waare en goede , vercenigt. Dan ontftaan verlangende, vuurige wenfchen in ons, — wenfchen, die  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. Ij$ die de kwaade mensch zelfs niet van zich kan weeren, — om ook zo onfchuldig en heilig te leeven, als Jefus geleefd; ook zo waar, zo deugdzaam, zo edel te denken en te handelen, als hy gedaan heeft; ook zo algemeennuttig, zo weldaadig jegens onze broederen te worden, als hy geweest is; ook zo naauw met u vcreemgd te zyn, als hy was. En dit kunnen en moeten wy daadelyk zyn, een ieder naar zyn ftaat en beroep, naar de vermoogens , die gy hem gegeeven, naar het werk, dat gy hem, opgedraagen, naar den grooter of kleiner kring, dien gy een ieder van ons aangeweezen hebt. Zo kan en moet Christus in ons en door ons leeven en werken , cn elk van ons , als 't ware, zyne plaats onder de menfchen bekleeden. En zo zullen wy het oogmerk, waarom gy ons dit modél van volmaaktheid voorgefteld hebt, bereiken , den naam van Christenen met der daad en in der waarheid handhaaven, en de gantfche kracht en zaligheid des. Christendoms ondervinden. Maar ach l nog kunnen wy ons hierop niet h<*  156 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. beroemen. Nog zyn wy verre, verre van dit doel verwyderd. Zou wel Christus, indien by weder op aarde kwam, indien hy nog onder ons wandelde, zich herkennen in veelen, die voorwenden hem te eeren ennatevolgen* Zou hy de trekken van zyn beeld, van zyn karakter onder hen vermenigvuldigd vinden? Zyn onze gezindheden en ons gedrag wel zodanig gefteld, dat hy, in onze plaats zynde, zich dezelven niet fchaamen zoude ? Zoude hy wel, in onze plaats, zo oordeelen, zo fprceken, zo handelen, zich zo verheugen en zo bedroeven, zich in geluk en ongeluk zo gedraagen, als wy doorgaans gewoon zyn te doen? Ach God ! wanneer wy bedenken , hoe dikwyls wy u en uwen wil uit het oog verliezen ; hoe dikwyls wy over uwe fchikkingen morren, en ons over uwe bevelen bezwaaren; hoe koclzinnig dikwyls het eerbewys is, dat wy u toebrengen , en hoe twyfelachtig het vertrouwen, dat wy op u zetten; hoe ligt wy ons door kleinigheden tot ongeduld, tot toorn, tot wraak laaten vervoeren; hoe partydig, hoe dood dikwyls on*e menfchenliefde is; hoe dra wy in weldoen ver^  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN IJ? vertraagen, wanneer wy ons verbeelden het vruchteloos of niet met het beste gevolg te doen i hoe moeijelyk ons menigmaal ieder zelfsverloochening, ieder opoffering van ons gemak, van ons vermaak, van onze eer valt; hoe zeer wy de berisping en de verachting van de menfchen deezer waereld fchuuwen; hoe dikwyls wy ons onze betere begrippen en gezindheden fchaamen , en uit valfche fchaamte het goede nalaaten cn het kwaade billyken of zelfs wel bevorderen; hoe ligt wy, door ieder zwaarigheid, die wy op onze loopbaan aantreffen, vcrfchrikt, den moed verliezen; met welk een tegenkanting wy ons dikwyls onder het juk des lydens buigen , en hoe ongeduldig wy hetzelve draagen; hoe menigmaal de gedachten van de onfterflykheid en het toekomende leven in onze zielflaapen, en veel te weinig invloed op ons gedrag hebben: wanneer wy dit bedenken, ö Godl en dan op Jefus onzen leidsman en voorganger zien, ach! dan moeten wy bekennen, dat onze gemoedsgcftalte nog verre van de zyne, ons gedrag verre het zyne afwykt, dat onze gelykheid aan hem nog zeer gering is, dat mooglyk by veelen nog openbaare tegenfpraak en ftrydighcid tusfchen hem en hen heer»  158 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDE^ heerfcben,en dat zelfs de besten van ons nieè zo met hem, en door hem met u, onzen Va der, vereenigd zyn, als het Christenen zyn moeten, 6 God, hoe vernedert en befchaamt ons deeze bedenking ! Zy befchuldigt ons van ondank jegens uwe groote weldaaden , van koelzinnigheid en ontrouw jegens onzen grootmoedigen Redder en Zaligmaaker , van onverfchilligheid jegens de waarachtigfte , edclfte voorrechten van den mensch en den Christen , van traagheid en nalaatigheid in datgecn, 't welk ons y verigst poogen, onze gantfche werkzaamheid zyn moest, ó Mogt deeze befchaaming diepe,blyvende indrukken op ons maaken! Ja , het is thans onze oprechte wensch, uwen Zoon meer gelykende en gelykvormiger te worden, ons gantfchelyk naar zyn vooibeeld te richten, hem op alle tyden, op alle plaatfen, in alle opzichten natevolgen. Ach * God ! bermhartige God , laat deezen wensch ors overal vergezellen en bezielen; laat denze ven dnad en waarheid worden. Staa ons daartoe met uwen Geest by, die alleen den we-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 159 wederftand van ons vleesch bedwingen kan, en ons" de zege over alle verzoekingen der waereld kan doen behaalen. Geef, dat wy van nu aan fteeds op Jefus zien, gewillig in zyne voetftappen treden, getroost en ftandvastig op den weg wandelen, op welken hy gewandeld heeft, en met dezelfde getrouwheid naar het doel der volmaaktheid en zaligheid ftreeven , waarmede hy hetzelve vervolgd en bereikt heeft. Laat de gedachte: dus was Jefus gezind, zo heeft Jefus zich gedragen, dat zoude hy, in myne plaats zynde, gedaan of niet gedaan, dus zoude hy dit toeval, dit lyden , deeze zwaarigheid befchouwd, zo deeze verzoeking beftreden, zo deeze gelegenheid gebruikt hebben: — laat deeze gedachte ons overal vergezellen, in ieder twyfelachtig geval beflisfing by ons doen , by ieder zwaarigheid ons moed inboezemen, voor ieder fchynbaar verlies ons fchadeloos houden, en iedere onaangenaamheid van ons beroep verligten, ten einde wy op de baan der Christelyke rechtfchapcnheid nooit ftil ftaan, nooit verdrietig en moede worden. Zo  l6ó VOOS. DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN; Zo zullen wy, door uwen Geest geleidj, onzen loop rustig voortzetten , alles overwinnen, het ons opgedraagen werk op aarde volbrengen , en eens het loon der getrouwheid en der overwinning ontfangen uit de handen van onzen Heer, wien, nevens u, hemelfche Vader, lof cn cere gegceven zy in eeuwigheid. Amen. NA HET LEEZEN. ó God, alwyze, algocde Vader der menfchen, zo vuurig wy wenfchen, dat wy zeiyen in de kennis der leere van het Christendom en in de betrachting van haare geboden geduurig verder komen, haar kracht ter onzer gerustftelling 'en verbetering meer en meer ondervinden , en dus den naam van Christen geduurig waardiger worden moogen; zo vuurig wenfchen wy , dat ook onze broederen dit geluk deelachtig worden , dat zy allen met ons van den eenen trap der deugd en gelukzaligheid tot den anderen voortgaan moogen. Door deezen wensch bezield, fiellen wy ons tydcn voor, in welken hetwaare, loutere Christendom overal heerscht; waarin al-  VOOR BE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN, IÖf tillen , die het belyden, hetzelve met hart cn mond , met werken en woorden belyden; allen den zin en geest van Jefus hebben; allen zo denken cn leeven, als Christenen denken en leeven moeten, waaronder liefde tot waarheid, liefde tot deugd, liefde tot God en liefde tot de menfchen algemeen zyn , en zich in allerlei geftalten , en door allerlei uitwcrkfelen overal in daad en waarheid vertoonen. ö God ! welke verrukkelyke uitzichten openen deeze gedachten niet voor ons! Welke afbeeldingen van de waarachtig* fte , verhevenfte gelukzaligheid ftelien ze aan onzen geest niet voor! Zyn dee- ze tyden op aarde mooglyk , deeze tyden van het uitgebreide, heerfchende, daadelyke Christendom: ö! laat ze dan toch fpoedig verfchyncn, fpoedig de menfehelyke natuur tot haare weezenlyke waardigheid verheffen , en laat alle wyze , goede menfchen in alle oorden met v?reenigde krachten arbeiden , cm hunne nadering te verhaasten. ö' Mogt toch het leven der meeste belyde* ren van het Christendom beter, de ongeloovben en twyfelaaren in en buiten het Christendom minder aanftootelyk , en den voortL San§  l6*Z VOOR DÉ WEEKLYKSCHE BIDSTONDE». gang der waarheid minder hinderlyk zyh\ Stoor toch, bermhartige God ! ftoor de ondeugd, die het hoofd nog zo trotsch omhoog heft, nog onder hoogen en laagen zo tyrannisch heerscht; verydel haare onrechtvaardige , vyandlyke aanflagen ; iaat fchaamte en verwarring, geweetenknaaging en berouw haare flaaven op den voet volgen , en hen van ieder kwaad bedryf affchrikken. ö Mogten ook de Grooten deezer aarde erkennen , hoeveel zy aan het Christendom verfchuldigd zyn , en hoe gelukkig zy en hunne onderdaancn zyn zouden , indien de Geest van hetzelve onder alle ftanden enklasfen der menfchen heerschte! Laat toch de zaak der waarheid, der deugd en der mcnfchelyke gelukzaligheid by hen gewigtiger worden. Geef, dat zy het voor pligt en eer houden, den geest der menfchen niet neder te drukken , maar te verheffen ; de werkzaamheid van hunnen geest door geweetensdvvang niet te bepaalen;hun hart niet door flaaffche vrees en fomber verdriet te verflappen, maar dooihet gevoel der vryheid, door edele, deugdzaame vreugde te fterken, en hen met zich hun-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. IÖJ ■hunne waare verordening te gemoet te voeren. ö Mogten in het byzonder alle Leeraaren des Christendoms', .het zelve dagelyks naauwkeuriger kennen, zuiverer cn krachtiger voordraagen, voorbeeldelyker beoefenen ïeeren, en zich geheel door den Geest der wysheid en der liefde , door den Geest van Jefus, hunnen Heer en Meester , bezielen en regeeren laatcnlLaat toch allen fekte-y ver, alle fchooltwisten, alle heerschzucht over het geloof en gewisfe hunner broederen verre van hen zyn; hen alleen de waarheid , die tot de godzaligheid dient, dc wysheid die tan boven komt < die vreedzaam is en het hart verbetert, leeren; fteeds op de vruchten en Werken des geloofs, op het doen van uwen wil dringen, en veel Christelyke vryheid, vreugde en gelukzaligheid, doch geenen bygeloovigen angst en flaaffehe vrees 3 rondom zich verbreiden.' ö Mogten wy allen, door ons voorbeeld * door edele gezindheden, en door een recht deugdzaam cn vroom leeven , het Christendom eere aandoen , cn ons door alle onze L 2 woor-  I&J. VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. woorden en werken , door alle onze godsdien fr.ige en burgerlyke handelingen, in geluk en ongeluk, iedereen zeggen, welk een licht tot een wyze inrichting van ons gedrag, welk een kracht tot goede daaden, welk een troost en gerustftelling in lyden, de Christelyke leer ons geeft, hoe zalig wy reeds tegenwoordig door dezelve geworden zyn, en hoe veel grooter zaligheden zy ons in het toekomende hoopen laat ! Staa ons daartoe met uwen Geest by , bermhartige Vader , en laat de kracht van de leer der waarheid zich in ons en alle menfchen verheerlyken , door Jefus Christus. Amen. Onze Vader enz. XII. IN FEEST- EN AVONDMAALSWEEKEN. VOOR HET LEEZEN. Onze hulpe zy in den naam van God, die Hemel en Aarde gemaakt heeft! Amen. Het Feest dat wy vieren, het Avondmaal, dat wy houden, de gemoedsgefteltenis, met welke wy het een en ander doen moeten, en de vreugd en de zegen, die de Christelyke Feesten  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. ï6$ en Avondmaalsdagen ons bclooven, wanneer wyze christelyk doorbrengen, dit alles, myne Broeders, roept ons tot het verzamelen onzer gedachten , tot ernst, tot zelfbeproeving, tot ftiile overweegingen en godsdienftige oefeningen. Laat ons dit tegenwoordig voor God bedenken, hem voor deeze opwekkingen en hulpmiddelen ten goede danken, en hem om zynen byftand tot een getrouw gebruik van dezelven bidden. ö God, die ons als onze Vader bemint, en fteeds voor ons zorgt, uwe goede voorzorg laat ons weder tyden beleeven, die ons tot het overdenken van de gewigtigfte, troostelykfte lcerftukken van den Godsdienst en het Christendom, tot het overdenken van onze tegenwoordige en toekomende verordening opwekken. Waarlyk, dit overdenken behoorde aan niemand van ons vreemd te zyn. Waarlyk, wy behoorden aan onzen geest, — die dan maar recht leeft en gelukzalig is, wanneer hy waarheid overdenkt, zich tot u verheft, en zyne toekomende grootheid en zaligheid by voorraad gevoelt, — onzen geest behoorden wy dikwyls zulke uuren van verkwikking en verfterking te vergunnen, hem dikwyls feestvreugde te L 3 he«  ï66 Vüök de weeklyksche bidstonden.' bereiden, cn daardoor den band, die hem met. u cn met den hemel verbind, telkens vaster te knoopen, En dit moesten wy, wier bezigheden ons genoegzaamen tyd daartoe overlaaten, veel meer en veel liever doen , dan zo vcele andere menfchen, die met beangftigde en vermoeiende vlyt voor hun onderhoud moeten zorgen. En dan de menigvuldige opwekkingen en hulpmiddelen , die wy daartoe hebben, het klaarder licht, dat gy.over ons laat lichten , de hooger graad van kennis , die wy hebben, of te,n minften kunnen hebben, — welke verpligtingen legt dit alles niet op ons, om door overdenkingen en aandachtige befpiegelingen naar hooger wysheid en geestelyke volmaaktheid te ftreeven; en onze gemeenfehap met u , den Vader der geesten, zorgvuldig te onderhouden ! Zekerlyk, wy konden by uitfteekendheid goede en zalige menfchen zyn, indien wy ons alle deeze gunftige omftandigheden recht ten nutte maakten, en zo aan onze verbetering en geruststelling arbeidden , gelyk wy dif konden en moesten doen. ftlaar  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. 167 Maar , 6 God, niet allen kennen wy het vergenoegen der ftille overdenking en der verftandige bcfpiegeling. Veelen van ons zyn nog te zinnelyk, te aardschgezind , te zeer in de bezigheden, in de vermaaken en verftrooijingen deczcr wacrcld ingewikkeld, dan dat zy zich van dezelven los rukken , zich boven dezelven verheffen, en hun verftand en hun hart tot ftilte brengen kunnen. — Veelen, ach ! vcclen zyn mocgelyk nog aan de zonde en de ondeugd te zeer overgegeeven, belasten hunne geweetens met te veel opzetlyke misdryven, zyn nog te verre van den rechten weg verwyderd, dan dat zy zonder befchaaming op hun gedrag te rug zien, of met vertrouwen aan u denken, en in de gedachten aan u troost en blydfchap vinden° kunnen. — En zelfs de goeden, de oprechten onder ons , worden nog dikwyls van traagheid bevangen, dikwyls door zwakheid van ligchaam in het infpannen van hunnen geest verhinderd, dikwyls door uiterlyke omftandigheden in hunne aandachtige oefeningen gefloord, dikwyls door ftruikelingen nedergcflagen, en tot verdrietelykheid in het goede verleid ; zy gevoelen nog geduurig, L 4  If58 VOOR DE WEEKLYKSCEIE BIDSTONDEN. hoe ligt hen het aardfche bekleedfel, dat hen nog omringt, ten gronde nederdrukt. Welk eene dankbaarheid zyn wy dan u niet fchuldig, goedertierenfte , bermhartigfte Vader, die ons geduurig , van den eenen tyd tot den anderen, byzondere opwekkingen en gelegenheden tot het verzamelen van onze. gedachten, tot onderzoekingen onzer wegen, tot overdenkingen, aangaande u en ons gedrag jegens u, tot nadere gemeenfehap met u, fchenkt! ö Mogten wy dezelven zo waardeeren en zo gebruiken, als met uwen genadigen wil en ons heil overeenkomftig is! ö God, gy kent onze harten, en verftaat onze gedachten van verre. Gy weet, of wy deezen dag van ftilte, deeze tyden van voortbereiding, van grooter aandacht, van plegtiger Godsdienstoefening, gaarne zien aankoomen, of zy ons vroome ernftigheid en blydr fchap inboezemen; dan of zy ons tegen onzen wil bepaalen , en een onaangenaam gevoel van dwang, dien zy ons opleggen , in ons verwekken. Gy weet het, of wy ze met genoegen daartoe aanwenden, waartoe gy ze yer-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. IÖO verordend hebt; dan of wy onder hunnen last zuchten, en hen, fchoon niec door openlyke en gedruismaakende verlustigingen, echter door verftrooijer.de gezelfchappen zoeken te verdryven. Ach! mogt toch niemand van ons zynen geest, zynen onfterflyken geest, dit middel van voedfel en verkwikking ontrukken! niemand zich aan zulk een misbruik van zynen tyd en uwe goedheid fchuldig maaken! Heden zyn wy nog gezond; hebben nog tyd en vermoogens tot nadenken en tot verbetering ; zyn nog voor goede aandoeningen cn indrukken vatbaar ; hebben nog gevoel voor het geen waar en fchoon en goed is; kunilen het in dc kennis, in de deugd, in dc genieting der Christelyke zaligheid nog ver brengen. Maar wie weet, hoe fchielyk krankheden ons overvallen,hoe haast wy onze vermoogens verliezen, hoe lang wy nog voor dit levendig gevoel vatbaar zyn, hoe lang wy nog het goede gewaarworden en doen, hoe haast wy het einde onzer loopbaane bereiken zullen! Nog zyn onze vooroordeelen tegen het waare, daadelyke Christendom,tegen cengantsch yropm en deugdzaam leeven, niet onovcrwü> L 5 ne-  I70 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN." nelyk ; nog is onze geneigdheid tot zonde en tot ydelheid niet onbedwingbaar ; nog zyn mooglyk onze kwaade gewoonten en neigingen zo diep niet ingeworteld, dat wy ze onder uwen byftand niet zouden kunnen overwinnen. Maar met ieder jaar , met ieder week, met ieder dag worden ze fterker en magtiger in ons ; en daardoor word het gevaar, het fchrikkelyk gevaar van onze vryheid te verliezen, en in de elendigfte flaaverny te geraaken, geduurig grooter. Hoe meer Feest- en Avondmaalstyden vruchteloos voor ons voorbygaan , hoe meer ons hart verhard, hoe moeijelyker en onwaarfchynlyker onze verbetering word. 6 God! laat deeze gedachten ons toch tot ernst opwekken, en laat deezen ernst ons naar onze wooningen vergezellen, en ons daar toe overdenking, tot zelfbeproeving, tot bidden aandryven. Geef, dat wy daar onze aandacht op uw woord, en in 't byzonder op het voorbeeld onzes Heilands vestigen onze gezindheid met zyne gezindheid , ons gedrag met zyn gedrag onpartydig vergelyken, ons zeiven vraagen, of zyn Geest, zyne liefde tot God , zyne menfchenliefde, zyne nederigheid  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. I?I heid en zachtmoedigheid, zyn yver tot rechte en weldoen, zyne ongeveinsde vroomheid, zyne trouw in het uitvoeren van zyn beroep, zyn onophotidelyk. ftreeven naar zyn doel, ons beziele; en dan daaruit het befiuit opmaaken, of wy ons op den naam van Christenen moogen beroemen of niet. Bewaar ons toch by deeze beproeving voor alle zelfsbcdrog , voor alle begoochelingen der eigenliefde. Laat ons in het helderfte licht befehouwen, wat wy zyn, wat wy zyn moesten, en wat wy nog worden kunnen. Bewaar ons,'dat wy het oog niet te fchielyk van onze zonden en gebreken afwenden, dezelven niet verkleinen, niet verontschuldigen, maar erkennen voor 't geen ze zyn, en ons zo lang by dcrzelver befchouwing ophouden, tot dat onze harten door berouw verweekt, met afgryzen tegen het kwaade vervuld, en tot een weloverdagt, vast befiuit ter verbetering bewogen worden. En opdat dit befiuit waarheid en leven in ons worde, en wy kracht en moed tot uit. voering van hetzelve bekomen , zo verleen ons toch de genade, dat wy ons de grootheid* u v/er  172 VOOR. DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. uwer gunst en liefde jegens de menfchen, welken deeze Feesttyden ons herinneren, levendig voorftellen; dat wy wel overwecgen, wat gy,door uwen Zoon Jefus,voor ons,onweetende, zondige, troostlooze menfchen, gedaan, welke zaligheden gy ons door hem aangeboden , welke beloften en hoop gy ons gegeeven hebt, hoe getroost, hoe gelukzalig wy, als uwe kinderen, en als navolgers onzes Heilands, reeds tegenwoordig zyn kunnen en eens worden zullen; en laat toch deeze befchouwingen dankbaarheid en wederliefde jegens u , onzen verfchoonenden , gunstryken Va-» der, en jegens onzen dierbaarften Verlosfer, in ons verwekken , en deeze dankbaarheid en wederliefde eene onuitputtelyke bron van Christelyke geneigheden en daaden in ons worden. Laat ons dan het Feest, waartoe wy ons voorbereiden , (en het Avondmaal waartoe gy ons noodigt,) zo vieren , als het menfchen betaamt, die het herdenken der groote weldaaden van hunnen God en Zaligmaaker verheugt, en die louter yver moeten zyn om van deeze weldaaden het beste, waardigfte gebruik te maaken, en met alle hunne WQ0l%  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDE». 173 woorden en werken te bewyzen, dat zy verlosten des Heeren zyn! Ja, ö God, wy wenfchen dit van gantfcher harten 5 wy befluiten daartoe in uwe heilige tegenwoordigheid. Vervul gy onze wenfchen, om uwer eeuwiger liefde wille! Amen. NA HET LEEZEN. ó God, wy verfchynen nogmaals voor uw aangezicht, en fmeeken u om byftand en zegen tot eene waardige viering van het aanftaande Feest, (tot een waardig gebruik van het heilig Avondmaal.) Voor u is alles bloot en geopend. Gy kent alle onze behoeften, al ons gebrek, alle toegangen van ons hart. U is de toeftand van een iegelyk van ons» zyne fterkte en zyne zwakte, zyn goed en zyn kwaad, op het naauwfte bekend. Gy weet, welke waarheid , welke voorftelling der waarheid , welke uiterlyke omftandigheden, tot opwekking en tot verbetering van een iegelyk onzer het meeste vermoogen. Kom dan toch zelf door uwe goede, wyze Voorzienigheid, en door de kracht van uw Woord en Geest, onze menigvuldige en zo verfchillende behoeften te hulpe. Laat ons al-  ƒ74 VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDENV allen door onze Godsdienftige oefeningen datgeene zoeken en vinden, wat voor een iegelyk van ons in het byzonder noodigst en heilzaamst is. Wek toch diegcenen onder ons, wieil Godsdienst en Christendom en de gedachte der onfterflykheid nog nooit recht gewigtige zaaken geworden zyn , wek hen uit hunne onvcrfchilligheid en onaandoenlykheid. Laat hen befcffen , hoe zeer zy zichzelven daardoor verlaagcn; welk een ellendig, verlaaten fchepfel de mensch is , wanneer hy zich van u, zynen oorfprong , verwydert* wanneer hy geheel vleeschlyk , geheel zinnelyk is, zyn hoop tot dit korte, onzekere leeven bepaalt, en meer voor zyn vergangkelyk lighaam dan voor den onfterflyken bewooner van hetzelve zorgt. Laat dit Feest , (dit Avondmaal) het zalig tydpunt voor hen zyn, dat zy de waarde en verordening der menfehelyke ziel kennen en gevoe. len, dat zy de behoefte eens genadigen, hen wel willenden Gods , eens magtigen Helpers cn Reilands, eener vertrouwende hoop om eeuwig te leeven en eeuwig gelukzalig te leeven, kennen en gevoelen leeren , en daardoor  • VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. JJ§ door aangedreven worden, om van nü af aan veel meer en veel yveriger voor deeze dingen te zorgen dan voor al het andere , dat hen tot hiertoe dierbaarst was. Bevestig de wankelmoedigen , de bcfiuitloozen, die nog by aanhoudendheid tusfchen waarheid en dwaaling , deugd en ondeugd, gelukzaligheid en ellende zweeven;dienu goed, dan kwaad zyn, nu christelyk, dan onchristelyk denken en leeven; bevestig hen in hunne goede gezindheden. Laat hen de treurige afwisfelingen van ftaan en vallen , van zonde en berouw, van vertrouwen en moedloosheid , moede worden, zich geheel aan de waarheid en deugd overgeeven, den weg des ' Christelyken geloofs en der Christelyke rechtfchapenheid eens voor al inflaan, en op denzelven tot aan hun einde volharden. Sterk en troost de bekommerde , kleinhartige , beangfte , maar echter welgezinde zielen, die met ons dit Feest zullen vieren. Laat haar toch het gerustftellend vermoogen der Christelyke leer ondervinden. Boezem haar moed en vrolykheid in. Overtuig haar, dat gy ze lief hebt, dat gy haare ge-  I76' VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN* gevoelens en haar gedrag goedkeurt,dat zy op den weg der waarheid en der gelukzaligheid wandelen, en onder uw befcherming en byftand het doel van denzei ven onfeilbaar zullen bereiken. Laat hen over uwe weldaaden, en over het heil, dat Jefus gefticht heeft, zich voor u verheugen, en in deeze vreugd nieuwe aanfpooring en nieuwe fterkte tot eenen des te yveriger wandel op het deugdenpad vinden. Zegen ook uwe rcchtfchapene, in het geloof en in de deugd bevestigde aanbidders, met eene ryke maate van reine, verhevene, godsdienftige blydfchap , met klaare begrippen van de Christelyke waarheid, met vrolyke aandoeningen wegens uwe liefde en de liefde van uwen Zoon Jefus, met het genot der geheele Christelyke zaligheid. Rust tot alle deeze oogmerken uwe knechten, de Dienaars uwes Woords, met nieuwe krachten ter gezegende verkondiging van hetzelve uit. Laat deeze Feestdagen, ook voor hen Feestdagen, dagen vol vroome aandoeningen en heilige vreugde zyn, opdat zy deeze aandoeningen en deeze vreugd hunnen Toe-  VOOR DE WEEKLYKSCHE BIDSTONDEN. Iff Toehoorderen des te zekerer mededeelen, en de leer des heils met des te beter gevolg prediken moogen I Uw zegen, ö God, breide zich over alle Gemeenten , hier en op alle plaatfen , uit! Uw Geest leeve en werke overal onder de Christenen ! Laat veelen , ach ! laat veelen zich tot u bekeeren, veelen in het goede gefterkt en bevestigd, veelen gerust gefteld en verheugd worden. Dat uw Ryk zich uitbreide, en zyne heerlykheid groot worde, door Jefus Christus, onzen Heiland! Amen. M B E^   BEDIENING DES D O O P S. M a   Wilt gy, dat dit kind gedoopt, en door den doop in de Gemeente van onzen Heere Jefus Christus opgenomen worde, zo antwoord: ja. Onze Heere Jefus Christus leerde zyne tydgenooten, dat zy op nieuw geboren moesten worden, indien zy in Gods Ryk wilden ingaan. De Jood moest zyne vaderlyke gebruiken en vooroordcelen , de Heiden zyne afgodery en bygeloof verhaten , beiden. moesten alle ondeugden en zonden afleggen, eene gantsch andere denk- en leevenswyze aanneemen, indien zy Christenen wilden Worden. Ook met ons moet eene groote verandering voorvallen, indien wy niet flechts Christenen heeten, maar zulks inderdaad zyn, en ons op de gemeenfehap met Jefus beroemen willen. Wy moeten al het kwaad, dat in ons is, beftryden en afleggen, en ons aan den dienst van God en aan de deugd heiligen. Wy moeten ons geheel naar de leer en het voorbeeld onzes Heilands vormen, en zo gezind zyn, als hy gezind was, en zo wandelen, als hy gewandeld heeft. Wanneer wy niet, op deeze wyze, andere, betere menfchen zyn en M £ wor-  jrgü BEDIENING DES DOOPS. worden, kunnen wy de zaligheid , die met het waare Christendom verknocht is, noch in deeze noch in de toekomende waereld genieten. Deeze verandering word ons in den heiligen Doop onder zinnebeelden voorgefteld. Gelyk het water de onreinigheden onzer ligchaamen wegneemt, zo vinden wy in de gemeenfchap onzes Heilands , in hetgcene hy ten beste der menfchen gedaan beeft, en door zyne leere en door zynen Geest nog doet, alles, wat ons tot reiniging onzer zielen noodig is , alles , wat ons verbeteren, gerustftellen en gelukzalig maaken kan ; en gelyk God, wanneer hy ons in zyn verbond of in zyné gemeente opneemt, ons zyne genade, dat is de vergeeving 'onzer zonden, en den byftand van zynen Geest', aanbied, zo verpligten wy ons ook van onze zyde, dat wy ons van alle bevlekkingen van vleesch en geest reinigen, en onze-hciïigmaaking in de vreeze Gods voleindigen wilion. hals')? °' «nsahov ihnr-iloü cosrio I.! ïn de eerfte Christelyke kerke werden de Doopelingen geheel in het water gedompeld, en (baks weder daaruit getoogen. • -■In. ditge»w - bruik  BEDIENING DES DOOFS. 183 bruik doet ons de Apostel Paulus een fchoon zinnebeeld van den dood en de opftandmg onzes Heilands bemerken, en van de manier, op welke wy aan beiden deel neemen moeten. 'Wy moeten naamlyk de zonden affterven, haar gantfchelyk verzaaken, haare bekoorlykhcden en verzoekingen zo weinig gehoor geeven, als een verftorvene zulks doen kan, cn daarentegen in een nieuw , geheel rein en heilig leven , met de gezindheid van Jefus Christus en met de voorfchriften van zyn Euangelie overcenkomftig, wandelen. Deeze zyn de grootfte verpligtingen, welke men door den Doop op zich neemt. Wy leggen dezelven , voor zo verre zulks van ons afhangt, op onze kinderen, wanneer wy hen door dit plegtig gebruik Gode toeheihgen, en hen in zyne Kerk hem opdraagen. Wy gecven daardoor ons verlangen te kennen , dat ook zy waare Christenen worden cn de gantfche zaligheid des Christendoms Genieten moogen. En wanneer zy dan tot gebruik van hun verftand komen, zyn zy verbonden om aan deeze verpligtingen te voldoen, indien zy aan de weldaaden en beloften, die M 4 God  184 BEDIENING DES DOOFS. God ons door zynen Zoon Jefus gegceven heeft, deel begeeren te hebben. Wy kunnen daarby verzekerd zyn, dat God , die de God en Vader aller menfchen is, en hen allen bemint, de kinderen, die wy hem door den Doop tochciligen , met vaderlyke toegenegenheid aanzien zal: en onze Heiland, die de kleine kinderen , die men tot hem bragt, zo gunstig opnam, hen omhelsde, de handen op hen leide, en hen zegende, is ook nog tegenwoordig, als de Heiland ajler men, fchen, geneigd om diegeenen aanteneemen cn te zegenen, die hem in zyne Kerke aange. boden wprden, Laat ons , derhalven , myne Christelyke Broeders, laat ons met vereenigde harten dit kind Gode tochciligen , cn door ons gebed zyner genade aanbeveelen, Almngtige God, liefderyke, hemelfche Vader, die ons naar uwe oneindige goedheid beloofd hebt, dat gy onze en onzer kinderen God zyn wilt, wy bidden u ootmoedig, ver, vul weeze genadige belofte aan het hiertegen. woor-  bediening des doops. 185 woordigc Kind, welks ouderen behooren tot de Gemeente, die u cn uwen Zoon Jefus eert. Aan u heiligen wy hetzelve geheel cn al: aan uwen dienst en aan de navolging onzcslleeren zy het voor altoos gewyd. Onderhoud, bcfcherm, zegen hetzelve: gelei en regeer het voortaan op alle zyne wegen, en voer het door uwen Geest op den rechten weg. Bewaar het voor fchadelyke dwaalingen , voor •moedwillige zonden , voor kwaade driften, voor de verleiding der wacreld ; en laat bet zo' dra zyn verftand aanvangt zich te ontwikkelen, u, den eenigen waaren. God, en Jefus Christus, dien gy gezonden hebt, kennen cn beminnen leeren , en daardoor alle dc zaligheden deelachtig worden, die gy ons in uw Euangelium beloofd hebt. Maak voor hetzelve, door uwe wyze,goede voorzienigheid, de korte of lange baan, die het in deeze fterfiykheid heeft ten einde te loopen, lig. ter; laat het aan zyne verordening fteeds gedachtig^ in alle gevaaren en zwaarigheden over uwen byftand en hulp verheugd , en door geloof en deugd datgecne zyn en worden, wat menfchen en Christenen zyn en won den moeten. »f . M t Schenk,  186 BEDIENING DES DOOFS. Schenk, ten dien einde, bermhartige God, zynen ouderen , bezorgeren en toekomenden Leeraaren , de genade van in zyne opvoeding getrouwelyk belang te ftcllen, hem vroegtydig goede , vroome gezindheden in te boezemen , en niets in zyne tegenwoordigheid te fpreeken of te doen, het geen hem den weg tot kennis der waarheid en tot Christelyke rechtfehapenheid zou kunnen toefluiten of moeijelyk maaken. Verhoor ons, goedertieren , hcmelfche Vader,door Jefus Christus , onzen Heere ! Amen. TOT DE DOOPGETUIGEN. Dewyl gy nu begeert, dat dit Kind in de Gemeente der aanbidders van God en Jefus Christus op enomen worde, zo belooft gy, dat gy, zodra het daarvoor vatbaar word, en de omftandigheden zulks vorderen , daartoe zult raaden en helpen, dat het in de Christelyke leere onderweezeir, en naar den wil en ter eere van God, aan wien wy het hier toewyden , opgevoed worde; en dat gy het gaarne en vlytig vermaanen zult, om met de voorfchriften en het voorbeeld onzes Heilands overcenkomftig te leeven, en God bo>  BEDIENING DES DOOPS. 187 boven alles en zynen naasten als zichzelven te beminnen, opdat het den naam van Chris- , ten met der daad handhaave, een ieder door zynen wandel ftichte, en zyn eigen heilbeverdere, door Jefus Christus, onzen Heere. Is dit uw oprecht voorneemen,zo zegt: ja. God verleene u genade om uwe belofte te vervullen. N N. Ik doop u in dén naam des Vaders, des Zoons en des heiligen Geestes. Amen. De almagtigc, bermhartige God zy fteeds met dit Kind. Hy laate het tot zyne eere opwasfen, en wys en deugdzaam worden, en verleene het de genade van eens de phgten des Christendom* getrouwelyk te vervullen, opdat het ook voor de zaligheid van hetzelve vatbaar, cn die deelachtig worde. Amen. VOOR-   V O ORBEREIDING TOT HET HEILIG AVONDMAAL.   Be Genade van God, de liefde onzes Heeren Jefus Christus, en de Ir acht zynes Geestes zy met ons allen! Amen. XTerheft uwe harten tot God, myne Chris* V telyke Broederen, en fpreekt met aandacht: Heere God, bermhartige Vader, wy zyn hier voor uw aangezicht verzameld, om ons /tot eene der plegtigfte Goasdienltige Handelingen voor te bereiden, en zulke gezindheden en aandoeningen in ons op te wekken, als ons dezelve heilzaam en troostelyk maaken kunnen. Wy zullen morgen door het gebruik des heiligen Avondmaals, de gedachtenis uwer liefde en der liefde van uwen Zoon Jefus , de gedachtenis onzer verlosfing en zaligheid , vieren. Wy zullen , als uwe kinderen, en als éérders cn aanhangers van Jefus, aan zynen disch verfchynen, en ons daar gezamenlyk verheugen in het aandenken en de genieting der weldaaden, met welken gy ons door hem begenadigd hebt. 6 Mogten wy het met harten vol aandoening en dankbaarheid j mogten wy het zo doen, als  192 VOORBEREIDING TOT HET AVÖJTOMAATV als met de onfchatbaare waardy uwer weldaaden overeenkomftig is! Ja, God, gy hebt veel, oneindig veel, voor ons gedaan. Gy hebt ons, door bet Euangelie, de duidelykfte , de grondigfte ondcrrcchting van uwen wil, van onze verordening, van onze pligten, van den weg ter gelukzaligheid, gegccvcn. Gy hebt ons, door Jefus, genade, vergeeving van zonden, onfterflykheid cn een eeuwig leeven Jaaten verkondigen. Gy hebt ons licht, troost, hoop en vertrouwen op u gegcevcn ; u als den gunstrykften Vader geopenbaard, en, ten bewyze uwer liefde jegens ons, uwen Zoon in de waereld gezonden, en hem voor ons in den dood overgegeeven, opdat wy door hem zouden leevcn.En welke opwekkingen,welke hulpmiddelen tot Christelyke deugd en vroomheid fchenkt ons niet daaglyks uwe vaderlyke goedheid! Wie van ons kan zich met onkundigheid , of met onoverwinlyke verzoekingen tot zonde , of met onoverkomelyke verhinderingen op den weg der deugd verontfchuldigen? Wie van ons durft zeggen,dat hy de kracht der waarheid nimmer gevoeld, de noodwendigheid zyner bekeering nimmer in-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. IQ^ ingezien,tot dezelve nimmerbeflootenheeft? Hoe zuiver konde en moest derhalve* ons hart, hoe heilig ons gantfche leven zyn! Zyn echter onze harten en onze wandel Wel zodanig gefteld? Draagen wy den naam uwer kinderen met recht? Bewyzen wy dit door ons fteeds aan uwen wil te onderwerpen , alle uwe fchikkingen als rechtvaardig en goed te eerbiedigen, aan alle uwe geboden -gewillig en blymoedig te gehoorzaamen, en ons vertrouwen op u nooit te laaten vaaren? — Denken en handelen wy fteeds zodanig als het Christenen betaamt? Vervult ons die nederige, zachtmoedige, weldaadige , verzoenlyke, die gantsch aan u overgegeevene, vroome', hemelfche gezindheid, die Jefus vervulde? Bezielt ons die algemeene, werkzaame liefde jegens alle menfchen, die begeerteen beyvering om goed te doen en anderen nuttig te worden, die hem bezielde; die hy tot een onderfcheidend merkteeken zyner discipelen maakte, en waarvan hy. ons zulk een verheven voorbeeld heeft nagelaaten ? Bevlytigen wy ons ernftig om alle onze neigingen en handelingen overeehkomftig met zyns voorfchriften interichten? Zyn wy, door zy-  194 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. ne leer, by uitneemendheid, wyze, deugdzaame, gelukzalige menfchen geworden ? Brengen wy dezelve door een daarmede overeenkomftig leven by een ieder eer toe ? Ach God ! hoe befchaamd en verbyfterd maakt ons dit onderzoek ! Hoe weinig van het waare , daadelyke Christendom ontdekt zich nog by veelen onder ons! Hoe zeldzaam is de gezindheid van Jefus midden onder zyne belyderen ! Hoe geheel anders denken en oordeelen wy gemeenlyk by onze aardfche bezigheden en verlustigingen , in het huislyke en gezellige leven, dan wy in uw huis, aan uwen disch en in 't algemeen by den Godsdienst denken en oordeelen ! Welke openbaare, vernederende tegenftrydigheden vertoonen zich niet alszins tusfehen de belydenis van onzen mond en de gefteltenis van ons gedrag; tusfehen hetgeen wy voorwenden te zyn, en hetgeen wy we* zenlyk zyn! En zelfs de besten onder ons, van hoe veele gebreken en misflagen moeten zy zich voor u niet befchuldigen! Hoe verre zyn zy nog van het doel der Christelyke volmaaktheid afgezonderd J Ach  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. I95 Ach God ! verwerp ons , uwe verdwaalde', ftrafhaare kinderen niet. Wy erkennen , wy gevoelen , dat wy misdaan , dat wy uwe weldaaden niet zodanig gebruikt hebben, als wy hadden moeten doen. Wy erkennen , wy betreuren met berouw onze zonden en raisdaaden, en bidden u ootmoedig om v'crgeeving van dezelven. Wees ons dan genadig, bermhartige God, cn maak ons allen vatbaar voor en deelachtig aan den troost , waarmede het Euangelie den boetvaardigen en zich van gantfeher harte tot u wendenden zondaar opbeurt. En opdat wy voor deezen troost des te vatbaarder, en in het genot van denzei ven des te zaliger zyn moogen, zo laat ons toch deplegtige handeling, die wy voorgenomen hebben, op eene waardige wyzc, met recht Christelyke gezindheden en aandoeningen verrichten, ö Dat wy allen daarby de. gantfche waarde uwer liefde gevoelden; dat wy gevoelden , hoe troostloos , hoe verdorven en ellendig wy zyn zouden zonder de hulp , die gy ons door uwen Zoon Jefus beweezen hebt; hoe veel deeze grootmoedige Redder en Menfchenvriend voor ons gedaan, en geleeden ; hoeN 2 voel  I96 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. veel licht, hoe veel leven, hoe veel zalig, heid en vreugd hy onder de menfchen verbreid heeft; hoe gelukkig wy door hem geworden zyn, en nog verder worden kunnen f En ö dat dan deeze gewaarwordingen onze harten tot de vuurigfte wederliefde jegens u en onzen Zaligmaaker, en tot eene hartelyke broederliefde jegens onze medeverlosten ontvlamden ; en dat deeze liefde haare kracht door een recht vroom , deugdzaam, weldaadig, nuttig leven onder ons vertoonde ! Dan zouden wy den naam van uwe kinderen , den naam van Jefus navolgers , waardiger dan tot hier toe draagen. En hoe gelukkig zouden wy dan niet zyn! Hoe gewillig en blymoedig 'u gehoorzaamen ! Hoe wys en deugdzaam denken en leeven! Hoe fchielyk tot het doel der volmaaktheid naderen ! Zie, wy befluiten op nieuw in uwe tegenwoordigheid daartoe; en dit befiuit willen wy by den disch onzes Heeren op het plcgtigfte bevestigen. Ja, wy willen u, ö God, die zo veel voor ons gedaan, en ons zo duur gekocht hebt, met ons licghaam en met onze ziel pryzen. Zy zyn uwe , zy beftaan alleen door u:  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 1$? ■u: naar uwen wil willen wy 'er gebruik van maaken. Alle bekwaamheden, alle vermoogens, alle gaaven, alle goederen, die gy ons verleend hebt, zullen tot uwen dienst, ter vervulling van onzen pligt, tot oefening der deugd, tot recht- en weldoen, ter bevordering der menfehclyke volmaaktheid en gelukzaligheid gewyd zyn. — Ja, wy willen Jefus niet alleen met den mond, maar met ons gehecle leven eeren. De onbepaalde en ftandvastige gehoorzaamheid, die wy aan zyne geboden bewyzen , zal ten klaarfte doen blyken , dat wy van gantfeher harte aan hem gelooven; dat wy hem voor een Leeraar der waarheid , voor een getrouwen , onfeilbaaren Leidsman op den weg der gelukzaligheid houden; dat wy op zyne beloften vertrouwen, en haare vervulling met zekerheid verwachten. — Hem navolgende , naar zyn modél gevormd, door zyn voorbeeld geleid, willen wy fteeds op u zien, ons fteeds aan u houden , en de getrouwe uitvoering van het ons opgedraagen werk op aarde ons gewigtigfte belang laaten zyn. Als zyne navolgers, willen wy onzen vyanden vergeeven, onszelven nooit wreeken, maar kwaad met goed vergelden. Als zyne navolgers, N 3 wil-  jp8 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. willen wy by alles, wat gy over ons gehengt, met kinderlyke onderwerping tot u zeggen: Vader, niet wat ik wil, maar wat gy wilt; Vader,uw wil gefchiede! Als zyne navolgers, willen wy u alles, wat wy zyn en lebben, opofferen ; gaarne alles doen cn alles lyden, wat gy ons te doen en te lyden oplegt; en u gehoorzaam zyn tot aan ons einde. Ach! flerk, bevestig ons in dit voorneemen, goedertierene God. Laat bet, door eene waardige viering der gedachtenis van Jefus, daad en waarheid by ons worden. Verre, verre zy van ons alle huichelaary, alle vermomming voor u, den Alweetenden, die onze gedachten kent, en oprechtheid van ons vordert. Verre, verre zy van ons alle traagheid, koelheid , alle gebreklykheid van deelneeming by het vieren van een gedenkmaal, dat ons de gewigtigfife en troostelykfïe dingen te binnen brengt. Neen, opmerkzaamheid , nadenken, aandacht en yver moeten ons allen naar den disch onzes Heeren vergezellen, en ons daar bezielen. Uw Geest, ö God,, de Geest uwes Zoons Jefus moet in ons leeven en werken, ©pdat wy u de offers der dankbaarheid, die wy u fchuldig zyn, op eene u welgevallige wy  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. I99 wyze toebrengen , en in het vrolyk genot uwer liefde en onzer zaligheid nieuwen lust cn kracht ten goede vinden. Zegen ten dien einde de overweegingen , waartoe wy ons thans zullen begeeven, en laat dezelven tot verfterking van ons geloof en van onze deugd, tot onze gerustftelling en tot onzen troost gedyen, door Jefus Christus! Amen. Hier word een gedeelte uit de heilige Schrift voorgeleezén, of eene korte vermaaning aan de Christenen gedaan, of beiden met eikanderen verbonden, en dan met een gebed gcfiootcn. * * * Tot bevordering der byzondere overdenking en den Huis-Godsdienst, volgen hier eenige zulke aanfpraaken als totonderrechtmg en opwekking der Communicanten dienftig kunnen zyn. I. VAN DE ZELFSBEPROEVING. Dat de zelfsbeproeving een noodwendig ftuk . N 4 dcr  2Ö0 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL, der voorbereiding tot een waardig gebruik van het heilig Avondmaal is, word zekerlyk door niemand van ons in twyfel getrokken. Wy kennen allen het bevel, dat de Apostel in dit opzicht den Christenen te Corinthcn geeft: een iegelyk beproeve zichzelven, en eete alzo van dit brood, en drinke van deezen drinkbeker. Doch men breid dit bevel gewoonlyk te ver uit, en maakt daardoor de zaak, die ons hier aanbevolen word, zwaarder dan zy op en in zichzel ve is. Ja men laat zich wel, door deeze zelfgemaakte zwaarigheden, van de bezigheid der zelfsbeproeving gantfchelyk afhouden; of men maakt zich, wegens de vermeende en gebreklyke waarneeming van dezelve, ver wy ten, die men niet volftrektelyk verdient. Wy zullen ons bevlytigen om deeze zaak duidclyker te maaken, en dezelve naauwkeuriger te bcpaalcn. Wy moeten tot dat einde twee foorten der zelfsbeproeving van elkander onderfcheiden; eene algemeene en eene byzondere. De algemeene zelfsbeproeving betrekt zich op het gantfche gedrag en op den gantfehen zedelyken toeftand van den mensch. De byzondere betrekt zich voornaamelyk op het voorgenomen  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 201 men gebruik des heiligen Avondmaals. De eerfte moet dikwyls , en op eene zeer omftandige wyze; zy moet met groot overleg, zorgvuldigheid en onpartydigheid gefchieden, indien wy onzen pligt in dit ftuk voldoen, en nut daaruit trekken willen. De andere daarentegen, de byzondere zelfsbeproeving, behoeft eigenlyk maar dan in 't werk gefteld te worden, wanneer men denkt tot den disch des Heeren te gaan, en yereischt noch zo veel tyd, noch zulk een moeijelyk onderzoek van alle enkele declen van ons gedrag, als de eerfte ; voornaamelyk, indien de Christen zich in datgeene, 't welk tot de algemcene zelfsbeproeving gevorderd word, dikwyls en ernftig genoeg geoefend heeft. Inderdaad, wie dit verzuimt, en gantfche wecken, gantfche maanden voorby laat gaan, zonder zyne opmerking op zichzclven en op dc geftcltenis zyner gezindheden en zyns gedrags te richten, zonder zich te bekommeren wegens het goed of kwaad, door hem in dien tyd gedaan, in hoe verre hy zyne pligten jegens God en de menfchen volbragt of niet volbragt heeft, hoe het met zyn geloof, met zyne deugd en met zyne hoop ftaat; wie zyn leven N 5 in  202 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL.' in eene beftendige verftrooijing doorbrengt: die is onweêrfpreeklyk verpligt om deeze zo lang verzuimde, gewigtige bezigheid ten minften dan te onderneemen, wanneer hy, ten gebruike des heiligen Avondmaals genoodigd, daardoor tot ernftige gedachten en overleggingen aanleiding krygt en opgewekt word; . en hoe meer tyd hy dan daaraan befteed, hoe omftandiger en naauwkeuriger hy daarby te werk gaat; des te meer nuttigheid mag hyzich daarvan belooven! Met den Christen daarentegen, die zich oprechtelyk bevlytigt om dat geene te zyn, waarvoor hy zich uitgeeft, is het geheel anders gelegen. Dewyl hy zich gewent by al zyn doen en laaten op zichzelven acht te geeven, en over zichzelven te waaken; dewyl hy^zich dikwyls uit de verftrooijingen, waarin zyne beroepsbezigheden en zyne verbintenisfen met andere menfchen hem wikkelen, in zichzeiven treed , -en zich de byzondere Godsdienstoefeningen, het nadenken en het gebed niet alleen tot pligt, maar tot een middel van verkwikking en verlustiging maakt; dewyl hy dikwyls rekening met zichzelven houd , cn zyn hart en zyn leeven met de voorfchriften van  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 203 van 't Euangelie vergelykt, en naar dezelven beoordeelt; dewyl by zich van alie byzondere aanleidingen en opwekkingen daartoe bedient, en mooglyk weinige dagen voorby laat gaan, zonder zich min of meer daarmede bezig te houden: zo behoeft hy dan, wanneer hy de gedachtenis van Jefus in het heilig Avondmaal denkt te vieren , niet vooraf zulk eene algcmeene uitvoerige zelfsbeproeving over zyn gantsch voorgaande gedrag in't werk ftellen, maar kan de uuren, aan zyne afzondering gewyd, tot andere overweegingen, die nader-betrekking op zyn tegenwoordig voornecmen hebben, aanwenden. Hy kan zyne gedachten voornaamelyk op de groote liefde van Goden Christus, op zyne eigene tegenwoordige en toekomende gelukzaligheid, richten, en zich overgeevcn aan alle de aangenaame aandoeningen van wederliefde, van dankbaarheid, van vreugd, van hoop, van vertrouwen, die deeze overdenking in hem zal voortbrengen. Deeze aanmerkingen maak ik voornaamelyk met een dubbel oogmerk , myne vrienden: eerftelyk, om rechtfehapen Christenen gerust te  Z04 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. te Hellen, en hen tot een blymoedig gebruik des heiligen Avondmaals op te wakkeren, indien zy vooraf geene zulke uitvoerige zelfsbeproeving in 't werk hebben kunnen ftellen, als naar hunne meening daartoe gevorderd word; ten anderen, om onredelyke 'Christenen , of zulken , die meer in naam dan in daad Christenen zyn, te waarfchouwen, dat zy de gewigtige bezigheid der algemeene zelfsbeproeving niet tot de Avondsmaaltyden, die zo verre van eikanderen afgefcheiden zyn, en die ons tot zo vcele andere overdenkingen en befpiegelingcn gelegenheid geeven, bepaalen moeten. Wie dit doet, dien zal de zelfsbeproeving weinig helpen. Wie alleen op zulke tyden den Godsdienst cn de vroomheid als gewigtige en ernftige dingen behandelt, die zal nooit recht vroom worden, en de kracht van den Godsdienst tot verbetering en troost nooit recht ondervinden. De zelfsbeproeving derhalven, die zich in 't algemeen op ons gantfche leeven, op alle deelen van ons gedrag, op onze geneigdheden en oogmerken, deugden en ondeugden, loffelyke eigenfehappen en gebreken enz. betrekt, is  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 20$ is eene bezigheid, waartoe alle Christenen op alle tyden verpligt zyn 5 die zy dikwyls, en, zo zy recht wys en deugdzaam willen worden, dagelyks verrichten moeten; eene bezigheid, tot welke niet zo zeer het gebruik des heiligen Avondmaals, maar veel meer de begeerte om Gode te behaagcn , zichzelven beter te leeren kennen, en in de heiligmaaking geduurig verder te koomen, hen aandryven moet. De zelfsbeproeving daarentegen , waartoe ons het gebruik des heiligen Avondmaals verpligt , en waardoor wy ons tot hetzelve gefchikt moeten maaken, is van eenen byzonderen aart. Zy behoort blootelyk tot deeze heilige handeling , en het komt daaromtrent op de volgende ftukken voornaamelyk aan: Of wy ons rechte begrippen van het heilig Avondmaal maaken; of wy by het gebruiken van hetzelve de rechte oogmerken hebben; en of wy, ten minften tegenwoordig, in eene Christelyke gemoedsgefteltenis zyn. Over deeze drie ftukken moeten wy onszelven beproeven. Wy moeten ons derhalven eerfielyk beproeven,  2o6 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. ven, of wy ons juists denkbeelden ran het heilige Avondmaal maaken. Want wie by deeze Godsdienftige handeling niets denkt, dezelve aks eene bloote nietsbeduidende ceremonie befchouwt, of zich te vrede fielt met duistere en verwarde denkbeelden, die ten laatflen allen daarop uitloopen , dat de • gantfche zaak zeer wonderbaar en geheimzinnig is , en dat daarby j op eene voor ons onbegrypelyke wyze, zonder ons toedoen, zekere veranderingen in ons voorvallen, of byzondere voor ons hcilzaamc werkingen in ons voortgebragt worden: van dien kan men zekerlyk niet zeggen , dat hy het heilige Avondmaal op eene waardige , op eene verftandige en Gode behaagiyke wyze houd. Wy moeten derhalven ons-zelven vraagen, en by onszelven overleggen: wat ben ik voorneemens te doen? Wat zal ik by den disch des Heeren verrichten? Wat is en wat beduid deeze gantfche handeling ? Waartoe is zy eigenlyk verordend ? Zal ik daar flechts brood eeten en wyn drinken, zo als zulks by ieder gemeenen maaltyd tot onderhouding en verkwikking onzes ligchaams gelchied? JNeen> dit kan het oogmerk deezer heilige inftelling niet zyn. Wy hebben huizen en woo- nin-  ■VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 207 ningcn , waar deeze oogmerken beter bereikt kunnen worden. Of zal ik my hier Hechts op eene lydelyke wyze gedraagen, en van God verwachten, dat hy my by zynen disch op eene wonderbaare wyze verbeteren , heiligen , troosten, en my zekere weldaaden mededcelen zal, zonder dat ik ze in de behoorlyke orde zoeke en my voor dezelven vatbaar maake? Neen, dit is de wyze niet, op welke God met redelyke fchepfelen omgaat. Hy wil, dat zy , hunne verftandelyke vermoogens gebruikende, de leer van 't Euangelie, die hy hen geopenbaard heeft, en die hen hier te binnen gebragt word , overdenken , en door deeze overdenking zulke aandoeningen en gezindheden in zich verwekken of verfterken, waardoor zy waarlyk verbeterd en gerustgeftcld kunnen worden. Dit is het voornaamfte, dat ik hier te doen heb. Jefus heeft dit Godsdienftig gebruik tot gedachtenis zyner ftervendc liefde ingefteld. Deeze liefde myns Verlosfers moet ik derhalven overdenken; hierop moet ik myne ernftigfte opmerking vestigen; ik moet my dezelve zo levendig zoeken voor te ftellen, als. in  208 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL;" in myn vermoogen is. Ik moet derhalven by myzelven overweegen, wat Christus voor my en Voor de menfchen in 't algemeen, gedaan en geleeden, van hoe veele en groote onheilen hy ons bevryd, hoe veele en groote voordeden hy ons aangebragt heeft, hoe ellendig wy zonder hem en zyne hulpe zouden wezen, en hoe gelukkig wy door hem geworden zyri en nog worden kunnen; My dit alles te binnen te brengen, my daarvan zichtbaare teekens en bewyzen voor het oog te brengen, my daardoor tot dankbaarheid, tot wederliefde, tot gehoorzaamheid jegens hem optewekken, en my gelegenheid te verfchaffen om myne gemeenfehap met hem en met alle myne Christelyke broederen te onderhouden^ is het oogmerk, waartoe myn Verlosfer het heilige Avondmaal heeft ingefteld. Daartoe moet ik het derhalven ook gebruiken; zo moet ik het myvoorftellen, wanneer ik myovereenkomftig zynen wil gedraagen zal. En zo word ik gewaar, of ik my juiste begrippen van deeze Godsdienftigc handeling maake of niet. Wy moeten ons echter ook, ten tweeden, onderzoeken, of wy by het waarneemen derzeive de rechte oogmerken hebben ?Daar aan ligt ten aan-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 20Cj aanzien van den Godsdienst in 't algemeen, en ten aanzien van dit ftuk deszclven in 'tbyzonder, veel gelegen. Wy moeten onszelven derhalven afvraagen: waarom wil ik my tot den disch myns Heeren begeeven? Wat dryfe my daartoe aan ? Is het blootelyk dc gewoonte , volgens welke het fteeds op zekere tyden door my gefchied; of de vrees van door dc nalaating van dit bedryf anderen aanftootelyk te worden, en den naam van een goed Christen te verliezen ? Ik kan immers zeer welbegrypen, dat God in deeze handeling geen welbehaagen zou kunnen hebben, dat zy aan Jefus Christus, mynen Heiland, geene eer zou kunnen toebrengen, noch my groot nut verfchaffen, indien ik geene andere beweegredenen en oogmerken dan zuike daarby had. Of wil ik door de verrichting van dit Gods* dienstig gebruik vergeeving van zonden erlangen , dewyl ik geenszins kan loochenen* dat ik, federt het laatfte gebruik des heiligen Avondmaals, dikwyls gezondigd, en my daaidoor de Godlyke ftraf heb waardig gemaakt? Doch de heilige Schrift belooft de vergeeving O der  2IO VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL» der zonden niet aan dengeenen, die des Heeren Avondmaal houd, maar aan dengeenen, die boete doet, aan Jefus Christus gelooft, en zich inderdaad verbetert;en d-eze plegtigheid dient fjechts om ons te verzekeren, hoe ontwyfclbaar vast boetvaardige , gcloovige en vroome Christenen zich de genade van hunnen God en de vergeeving der zonden belooven kunnen. Neen, myne oogmerken moeten zuiverer en edeler; zy moeten met de zaak, die ik voorgenomen heb, overeenkomft'igcr zyn. Ik wil, dus denkt de Christen, ik wil het uitdrukJyk bevel myns Heilands volgen, en de gedachtenis zyner liefde vieren. Ik wil eene openlyke belydenis van myn geloof aan hem, en van myne liefde tot hem afleggen. Ik wil my op nieuw aan zynen dienst, tot navolging van zyn voorbeeld, verpligten, en by hem nieuwe kracht .tot volbrenging van zynen wil zoeken. Ik wil my over al het goede, dat ik hem te danken heb,en nog van hem verwachte , in gemeenfehap met myne broederen, verheugen; en my door deeze vreugde tot het gehoorzaamen zyner geboden laatcn aandryven, Ik wil my met alle myne medcchris- te-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 211 tenen in broederlyke liefde vereenigen, opdat ik meer en meer bereidwillig worde hen te dienen, hen te helpen en goed te doen. Ik wil my in het geloof aan de beloften van Jefus Herken , en my daardoor met troost in lyden en in fterven voorzien. Wanneer wy dit ernftig willen, myne Vrienden, wanneer ons Avondmaalhouden deeze dingen bedoelt, dan gebruiken wy hetzelve tot de rechte oogmerken. Wy rrioeten ons eindelyk onderzoeken, of s  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 249 Christcndoms in ons voortbrengen. Zy moet ons lust en kracht tot alle goed, moed in lyden, ftandvastigheid by alle voorkomende verhinderingen en moeijelykheden inboezemen. Zy moet de zwaarfte pligten van ons Christelyk beroep ligt maaken, en ons in het ilreeven naar hooger volmaaktheid onvermoeid doen volharden. God, onzen liefde, ryken hemelfchen Vader , te behaagen; Jefus Christus, onzen Heer en Redder,met een blymoedig hart te dienen ; hem fteeds gewillig natevolgen , en , gelyk hy , vreugd en gelukzaligheid onder de menfchen te verbreiden: dit moet dc voornaamfte d'ryveer en het hoofdoel van ons gantfche gedrag zyn; dit moet iedereen doen erkennen , hoe heilig en hoe zalig het waare Christendom hen maakt, die het oprechtelyk belyden en eeren, Amen. ■ r.>. ' v, WAARSCHOUWING WEGENS DE STRYDTGHEID TUSSCHEN ONZE GEZINDHEDEN OP AVONDMAALSDAGEN , EN DE OVERIGE DAGEN VAN ONS LEVEN. Indien men de gemoedsgefteltenis en het Q. $ ge-  250 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. gedrag der meeste Christenen op tyden van Voorbereiding en Avondmaal naauwkeurig kende, zou men zeer geneigd zyn om een gunftig befiuit ten aanzien van hun geheel karakter en hun gantseh overige gedrag daaruit te trekken ; en evenwel zou men zeer dikwyls in dit befiuit dwaalen. De menfchen zyn inderdaad op zulke dagen veel beter gezind, en gedraagen zich veel beter dan zy anders gewoon zyn. Hoe veele goede beweegingen > ontftaan dan niet in perfoonen, wien Godsdienst en Christendom op andere tyden zeer onverfchillig zyn ! Hoe veele traanen van berouw, van angst, ook wel van vreugde, worden dan niet van menfchen vergootcn, die een week , gevoelig hart hebben; doch voor het overige geheel zinnelyk en aardschgezind zyn ! Welke goede wenfchen , welke vroome voorneemens , welke zuchten om genade , om troost en verbetering brengt deeze plegtigheid niet by veelen voort! Hoe veel kwaads word niet nagelaaten, hoe veel goeds niet gedaan ! Hoe geheel anders denkt en oordeelt men niet van God, van zichzelven, van zyne verordening, van zyn gedrag, van zyne pligten, van menigerlei bezigheden, verpligtingen en  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 251 en veritfaafeefi deezes levens, dan men gewoon is daarvan te denken en te oordeelen! Hoe veel zorgvuldiger hoed men zich niet voor dc kwaade gewoonten en hartstogtcn, aan welken men op andere tyden zich overgeeft! Hoe veel geweld doet men zichzelven deswegen niet aan! De onrechtvaardige verloochent mooglyk menig ongeoorloofd voordeel, dat hy anders niet voor ongeoorloofd zou gehouden hebben : de lasteraar houd zyne tong in toom: de toornige verflikt zyne driftige opwellingen: de onkuifchc beftryd cn overwint zyne lusten : de wraakzuchtige onderdrukt zyne wraakgierigheid, en laat wel eens eene verlokkende geleeenheid, van dezelve voldoening te kunnen geeven, ongebruikt voorbygaan. Niet zelden hoort men zulke Christenen zeggen: ware het niet een Voorbcrcidings- of Avondmaalstyd geweest, ik had my gantsch an. ders gedraagen ; ik had niet ftilgezweegen, en dc zaak zo haten loopen; neen, hy zou het my voorzeker niet vergeefs gezegd of gedaan hebben ! Hoe algemeener en fchadclyker nu deeze wyze van denken is3 Christenen , en hoe zekerder wy ons, wan-  252 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. wanneer wy onze vroomheid enkel tot deeze dagen bepaalen, daardoor van alle nut berooven, dat ons het heilig Avondmaal verfchaffcn konde, des te vuuriger wensch ik, dat wy ons voor deeze dwaaling hoeden mogten. En behoort 'er wel veel fcherzinnigheid en nadenken toe , om het tegenftrydige en ongerymde van zulk eene denkwyze en zulk een gedrag te begrypen ? Inderdaad zyn 'er tyden en omftandigheden, in welke wy de redenen , die ons tot een deugdzaam en heilig leven verpligtcn , duidelyker bedenken, dezelven meer op onszelven toepasfen , en haare fterkte zo gevbelen, dat wy ze niet wederftaan kunnen. In zulke tyden en omftandigheden bevinden wy ons zekerlyk , wanneer wy ons ten gebruike van het heilig Avondmaal voorbereiden. Wy brengen ons dan alles te binnen, wat ons de zonde verfchriklyk en affchuwelyk, en de deugd en vroomheid fchoon en lievenswaardig maaken kan ; en wy hadden waarlyk dan dubbele reden om ons te fchaamen, wanneer wy tegen deeze verpligtingen rechtftrceks te werk gingen. Doch — en laat on§  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 253 ons dit toch wel bedenken — daar zyn geene tyden of omftandigheden , waarin deeze redenen tot een deugdzaam en heilig leven niet voorhanden , waarin zy niet even zo waar, even zo juist, even zo fterk zyn als ooit , waarin zy niet dezelfde verpligtingen op ons leggen , die zy ooit op- ons leggen kunnen. Of, waarom onthouden wy ons toch op Voorbereidings- en Avondmaalsdagen van deeze of geene dingen ? Onwederfpreeklyk daarom, dewyl wy begrypen, dat deeze dingen kwaad zyn , Gode mishaagen, — met zyne inrichtingen en oogmerken ftryden, — de lesfenen voorfchriften des Christendoms, en de gezindheid van Jefus, onzen Heer en Heiland weêrfpreeken; dat zy ons ongerust en voor de zaligheid des hemels onbekwaam maaken. Maar zyn zy dan morgen , overmorgen— zyn zy over agt of veertien dagen minder kwaad dan heden ? Mishaagen zy Gode dan minder ? Stryden zy dan minder met zyne ordening en met zyne oogmerken? Wederfpreeken zy dan de lesfen en voorfchriften des Christendoms en de gezindheid van . dcszelfs Stichter minder ? Maaken zy ons dan min»  254 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL» minder ongerust, minder ongelukkig , mitu der onbekwaam om in het hemelfche Ryk Van God integaan, en de zaligheden van het» zelve te genieten ? Hoe geheel anders handelen wy ten aanzien van onze aardfche belangen! Vermyden wy niet datgeene, waarvan wy gelooven, dat het tegen onze gezondheid, onzen goeden naam, onze eer, onze welvaart'ftrydig is, op den cenen tyd zo wel als op den anderen ? Zoeken wy niet datgeene,'t welk ons vergenoegen , eer en voordeel aanbrengen, onze welvaart bevorderen of bevestigen kan , nu en altyd ? Hoe tegenftrydig, hoe ongerymdhandelen wy dan niet, wanneer wy,met betrekking tot datgecné,'t welk onzen onfterrlyken geest nuttig of fehadelyk is, met betrekking tor?'deugd en ondeugd, wier natuur onveranderlyk en wier invloed op onze gelukzaligheid zo groot is, ons geheel anders gedraagen ? Gedraagen wy ons daardoor niet even zo, alsof onverfchillige en zedelyke dingen van eenerlei aart en hoedanigheid waren ? Onverfchillige dingen houden op zekere tyden en in zekere omftandigheden op onverfchillig ta zyn, en worden dan goed of kwaad. Zo zyn 'er  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 255 'er veelerleie onfchuldige verlustigingen en tydverdryven , die niet meer onfchuldig zyn zouden, indien wy 'er gebruik van wilden maaken op een tyd, die aan de Christelyke overdenking, aan de oefening des gebeds, aan den Godsdienst gewyd is, en die dan weder onfchuldig worden, wanneer deeze tyd voorby is, en wy zulk eene verkwikking noodig hebben. — Doch zedelyke dingen , deugd en ondeugd, liefde tot God en tot den naasten, blyven altoos en eeuwig hetgeene zy zyn. Ons gedrag ten aanzien van God en de menfchen, ten aanzien van het tegenwoordige en toekomende, zyn altoos dezelfde; en wy hebben nooit meerder noch minder, — hebben altoos dezelfde redenen om overeenkomftig deeze verbintenisfen te denken en te leeven. God is en blyft voor eeuwig onze Schepper cn onze Vader, en verdient derhalven heden en morgen, en alle dagen van ons leeven, den diepften eerbied, de innigfte liefde, de gewilligfte gehoorzaamheid zyner fchepfelen en zyner kinderen. Jefus is en blyft altoos onze Redder en Weldoener, onze Heer en Koning , en verdient derhalven ook altoos den dank, de liefde, de onderwerping , de gehoorzaamheid van alle zyne verlosten. De  <2$6 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL* De menfchen zyn heden cn voor altoos onze broederen;en zo lang zy dit zyn,zo hing zyrt wy hen welwillendheid, geduld, medelyden en hulpe verfchuldigd. Het tegenwoordige is nu en altoos onzeker en vluchtig; en morgen kunnen wy zo min als heden daarop verhaten. Het toekomende is en blyft fteeds veel gewigtiger, dewyl het onvergangkclyk cn eeuwig is. En van dingen, die zo onverarjderlyk, die altoos dezelfde zyn, zouden wy heden zo , morgen anders denken en oordeelen! Jegens zulke dingen zouden wy ons nu zo, dan weder anders gedraagen ! Welk eene tegenftrydighcid! Daarby komt, dat, wanneer Wy op zekere tyden het kwaade, omdat het kwaad is, nalaaten, en het goede, uit overtuiging dat het goed is , doen , wy zo veel te ftrafbaardcr zyn, wanneer wy op andere tyden het kwaad weder met opzet begaan, en het goede nalaaten. Hebben wy ons eens voor verpligt gehouden, de zonde natelaaten, en de deugd te oefenen , wat zoude ons thans van deeze verpligting vryfpreeken ? Hebben wy eens onszelven bedwingen, onze boozc hartstogten onderdrukken, en overeenkom-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 25? komftig onzen pligt kunnen handelen, waarom zouden wy het ook niet ten tweeden, teri derden, tert volgende maaien kunnen doen,indien wy het maar ernftig wilden? Ware het niet even zo veel als of wy zeiden: ik ken myn pligt; ik weet, dat hy recht en goed is; ik weet, dat ik denzei ven volbrengen kan; en echter wil ik het niet doen? Wie zou deeze taal openlyk durven voeren ? Wie zou zich dezelve voor God en voor zichzelven , voor ieder rechtfchapen mensch niet fchaamen ? Bedenkt daarby ,' myne dierbaarfte Vrienden, dat, indien wy Hechts op zekere tyden deugdzaam cn vroom zyn willen, ons deeze door kunst voortgebragte deugd en vroomheid niets kan baaten. Wy blyven,in weerwil van dezelve,fteeds onveranderd. Wy worden 'er nooit wezenlyk beter en gelukzaliger door, dan wy te vooren waren. Want de ugd en vroomheid beftaat niet in enkele goede gedachten, die wy fomwylen hébben, maar in de goede, Godebehaaglyke geaartheid van te denken en té handelen , die wy fteeds en by alle gelegenheid openbaaren. De deugd is de gezondheid der ziele ; en met de gezondheid R der  25? VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. der ziele is het eveneens gefteld als met de gezondheid des ligchaams. Zoude diegccn zich wel voor gezond houden, wiens ligchaam Hechts fomwylen een of ettelyke dagen zo gefteld was,zich zo beweegde en zo werkte,als een gezond ligchaam behoort gefteld te zyn, zich te beweegen en te werken? En wy zouden ons voor geestclyk gezond, voor waare Christenen houden durven, indien wy Hechts fomtyds, drie of viermaal in 't jaar, op Voorbereidings- en Avondmaalsdagen, zo denken, zo gezind zyn, ons zo gedraagen , als vernuftige fchepfelen, waare Christenen, tot de eeuwigheid verordende menfchen , denken en zich gedraagen moeten ! En het zoude ons niet fchaaden , dat wy dan het overige deel van ons leeven in ligtvaardigheid , in zonde, in den dienst der ondeugd doorbragten I ö Christenen! laat ons toch onszelven niet verblinden. Laat ons in zulke gewigtige dingen, waarvan onze gantfche tegenwoordige en toekomende gelukzaligheid afhangt, bedachtzaamer en voorzichtiger te werk gaan, en ophouden onszelven tegentefpreeken ?' Waarheid , orde , overeenftemming is het richtfnoer van al hetgeen God doet; en niets ge-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 259 gevalt hem, dan 't geen naar dit richtfnoer is afgemeeten.. Willen wy zyne kinderen, zyn, zyn beeld in ons draagen, en ons van zyne goedkeuring en van zyne gunst verzekeren : laat ons dan daarheen ftreeven , dat waarheid, orde, overeenftemming in alle onze gedachten gezindheden en handelingen zyn; dat wy op alle tyden, op. alle plaatfeni in alle omftandigheden, in de waereld, gelyk in de kerk, by onze bezigheden en verlustigingen, gelyk by onze Godsdienstoefeningen, in het geruisch des burgers-ken levens, gelyk in de flilte der eenzaamheid, zo denken, zo oordeelen , ons zo gedraagen , als wy het heden , of by andere plegtige gelegenheden, erkennen recht en goed te zyn.' Niets verlaagt den mensch meerder , niets verwydert hem verder van de volmaaktheid,' dan een gedrag, dat geduurig met zichzelf ftryd; een gedrag, volgens het welk hy heden verkiest 't geen hy gisteren verwierp, heden, nalaat 't geen hy zich gisteren niet verftoutte. natelaaten , heden doet 't geen hy gisteren niet doen wilde noch durfde. Zulk een mensch is, wanneer hy lang zo blyft, voor de deugd en voor de waare gelukzaligheid tevens verlooren. Geen vastheid is 'er in zj7n karakR 2 ter §  26b VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. ter , geene gelykvormigheid in zyne grondHellingen. Hy heeft geen zeker doel, waarnaar hy ftreeft; is koud noch warm ; is niet goed, en echter niet altoos geheel kwaad; zondigt heden, en wil morgen zyne zonden weder vergoeden; is heden vroom, en gelooft deswegen zo veel minder reden te hebben om het morgen te zyn. En dit is een maar al gewoon gevolg der dwaaling, die wy beftryden. Laat ons derhalven de Voorbercidings- en Avondmaalsdagcn toch niet befchouwen als dagen, die tot vergoeding van voorheen begaane of daarop volgende dwaasheden en zonden gefchikt, die van ons overig leven als afgerukt zyn , en met hetzelve verder niets gemeen hebben. Neen, het zyn dagen' van plegtige aandacht , van ernftig en aanhoudend nadenken, die hunnen invloed op alle de overigen verbreiden, ons nieuwe aanfpooring en nieuwe kracht tot een recht deugdzaam en Christelyk leven geeven, en het werk onzer heiliging bevorderen moeten. Het zyn dagen, op welken wy ons de grootfte weldaaden van God en Jefus Christus  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 2ÓI tus te binnen brengen, om ons daardoor tot eene des te yveriger dankbaarheid en wederliefde jegens onzen weldaadigen Vader en grootmoedigen Verlosfer op te wekken; dagen, op welken wy onze kennis van geestelyke en bemelfche dingen trachten uittebreiden, onze verkleefdheid aan het zinnelyke en aardfche te verzwakken , God te naderen , het, geluk van onze gemeenfchap met Jefus volkomener te genieten , onzen geest feestelyke , zyner hooge verordening waardige vreugd te verfchaffen, en daardoor nieuwen moed en nieuwe kracht ter overwinning over de waereld te erlangen; dagen, op welken wy rekening met onszelven houden, niet enkel om te weeten, hoe het met onszelven ftaat, maar om ons in ons toekomend gedrag 'er naar te richten , om wyzer en beter te worden. Hetgeen wy derhalven op zulke dagen voor kwaad erkennen , en als kwaad vermyden , laat ons dat ook in ons gantfche overige leven verachten en vlieden. Hetgeen wy op zulke dagen voor recht en goed, voor onzen pligt, voor eere en zaligheid houden, laat ons dat ook in ons gantfche toekomende leven daarvoor houden, en met R 3 lust  202 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. lust en vreugde doen. Laat ons den weg der deugd en gelukzaligheid, dien wy op zulke dagen inflaan, en voor den eenigen zekeren en rechten weg erkennen, beftendig in ons gantfche toekomende leven betreeden, opdat wy het doel , waartoe hy ons geleid , niet flechts fomwylen befchouwen, en ons daarover verheugen , maar het fteeds voor oogen houden, het dagelyks nader komen, en het eindelyk inderdaad bereiken. Zo, en niet anders, Christenen, zullen ons de Voorbercidings- en Avondrnaalsdagen nuttig en troostelyk zyn. Zo , en niet anders, zullen, wy in de gefteltenks geraaken , waarin wy Gode behaagen, ons van zyne genade verzekeren, allen troost en alle zaligheden des. Christendoms genieten, en ons korte aardfche leeven met de vrolyke verwachting op een beter eeuwig leven voortzetten en befluiten kunnen. Amen. VL  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 263 VI. OVERDENKING BY HET VIEREN DES LAATSTEN AVONDMAALS IN 'T JAAR. Wy hebben ons hier verzameld , om ons tot een waardig gebruik van het heilige Avondmaal optcwekken, en tot hetzelve voortebereidcn. Het is het laatfte Avondmaal, dat wy in dit ten einde {hellende jaar houden kunnen. Mooglyk is het ook voor den eenen of anderen van ons het laatfte,dat hy hier in zyn leven op aarde houden zal. En indien wy dit wisten,myne allerdierbaarsteToehoorders, indien wy het met zekerheid wisten; op welk eene wyze zouden wy ons dan daartoe bereiden ? Zouden wy het met een verftrooid , koelzinnig , onverfchillig gemoed doen? Zekerlyk niet. Wy zouden uit deeze vergadering vol ernst naar huis gaan, en daar de ftilte zoeken. Daar zouden wy onszelven vraagen: Ben ik in zulk een toeftand, in zulk eene gemoedsgefteltenis, dat ik my van de genade van God, mynen Rechter, verzekerd houden, en naden dood een beter, geR 4 luk-  2Ö4 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. lukzaliger ftaat verwachten mag? Hoe heb ik my tot hiertoe gedraagen, en hoe had ik my moeten gedraagen? Hoedanig zyn myne'gezindheden, myne neigingen? Kunnen ze Gode welbchaaglyk zyn? Kunnen ze my voor de zaligheid van het toekomende leven vatbaar maaken? Betaamen ze een mensch, die met God , die met Jefus, met alle wyze, deugdzaame, vroome menfchen eeuwig hoopt te leeven? Wat heerscht in myne ziel? De liefde tot God, of de liefde tot dc waereldP De liefde tot het goede, of de geneigdheid tot het kwaade? Wat roert, wat verheugt, wat vergenoegt my meest ? Waaraan denk ik liefst ? Waarmede houde ik my liefst bezig? Wat zoek ik, waarnaar ftreef ik op het yverigfte ? Wat is de voomaamfte dryfveder , het hoofddoel van myn doen en laaten ? — En hoe kan ik , zouden wy denken , die weinige weeken of dagen, die ik nog te leeven heb , best, nuttigst voor my en anderen, doorbrengen ? Hoe kan ik my deeze laatfte genieting des heiligen Avondmaals heilzaamst maaken ? Hoe my best tot de groote verandering, die my zo dra te wachten ftaat, voorbereiden ? — Jpit zoude vermoedelyk een ieder van ons tot  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 0.6$ tot zichzelven zeggen, met zulke gedachten zoude zich een ieder van ons bezig houden, indien hy deeze vergadering verliet in de vaste overtuiging, dat de dag van morgen de laatfte Avondmaalsdag voor hem zyn zoude. Schoon wy deeze overtuiging, deeze zekerheid thans niet hebben,myne Vrienden, waarom zouden wy echter niet even zo denken, even zo handelen, als of wy ze hadden?Is 'er wel iets in de waereld ongewisfer dan het menfchelyk leven ? Kunnen wy op een eenigen dag van hetzelve eene geheel zekere rekening maaken? Kan niet de dag van heden , van morgen , of een andere, de laatfte voor ons zyn ? En moet niet noodwendig, vroeger of fpader, een daarvan de laatfte zyn? En wanneer nu deeze laatfte dag verfchynt,zal hy dan gewenscht of verfchriklyk voor ons zyn, indien wy voorheen zelden met rechten ernst daaraan gedacht , en ons tot de komst van denzelven niet voorbereid hebben ? Zullen wy 'er ons over verheugen , of zal het ons berouwen, dat wy voorheen zo weinig als mooglyk was daaraan gedacht hebben , en nu gantsch onverwacht R 5 van  %66 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. van denzelven overvallen zyn geworden ? Zullen wy dan niet ieder verzuimde of onachtzaam gebruikte gelegenheid, om wyzer , beter en vroomer te worden, te rug wenfchen? Niet wenfchen, dat wy toch by het befiuit van ieder jaar , van ieder dag , by ieder Avondmaalstyd, rekening met onszelven gehouden, en dat gedaan hadden, wat wy dan niet meer doen kunnen ? Wy hebben thans nog deeze gelegenheid, myne Christelyke Vrienden, en het vermoogen om ze te gebruiken. Wy beleeven het einde van een jaar; wy vieren weder een Avondmaal; en wie weet, of wy ons nog eens in deeze omftandigheden zullen bevinden ! Laat ons dan toch deeze gelegenheid ten onzen nutte aanwenden ; geene vluchtige oogen op het verloopene flaan, maar ernftige, aanhoudende befchouwingen daarover in 't werk ftellen; niet flechts eenige Voorbereidingsgebeden tot het heilige Avondmaal leezen, maar in ftilte overdenken; over onszelven, over onze neigingen, over ons gedrag nadenken, over hetgeen wy thans zyn, en wat wy eens zyn zullen. En hoe veel, my-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 267 myne Vrienden, hoe veel is 'er dan niet te denken, te overwecgen , indien men zichzelven niet bedriegen wil j indien men van zyne zaaken zeker zyn, en met een gerust, getroost hart het.heilige Avondmaal houden, dit jaar eindigen, en den dood en dc eeuwigheid verwachten wil! Hoe heb ik dit jaar doorgebragt ? Welk eene gewigtige veelbevattende vraag ! Hoe veele weeken, hoe veele dagen, hoe veele uuren bchooren niet tot een jaar! Hoe veel goeds of kwaads kan niet in alle deeze weeken, dagen, uuren, gedacht, gefproken, gedaan wordenlHoe hoog kan men niet in een jaar zyn zondenfchuld ophoopen , hoe zeer zyne kwaade gewoonten verfterken , zyne verbetering zich moeijelyker maaken! Hoe verre kan men het daarentegen ook in een jaar in de kennis en in de deugd brengen; hoe veel zaad tot den toekomenden oogst uitftrooijen! Welk een fchat van eeuwige belooningen voor zich verzamelen! En welk van beiden is nu myn geval ? Waardoor onderfcheid zich dit jaar van de voorgaande jaaren myns levens? Door wysheid, of door dwaasheid ? Door goede, of door kwaade werken? Door maatiging, of door uitfpatting in zin-  268 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. zinnelyke lusten ? Door arbeidzaamheid, of door nalaatigheid in myne beroepsbezigheden? Door een eigenbaatig, of door een algemeen-nuttig gedrag ? Door wel willen en weldoen, of door nyd en haat jegens mynen naasten ? Door geduld en ftandvastigheid, of door morren en flaphartigheid in lyden? Hoe veele dagen , hoe veel uuren van het ten. einde fnellende jaar weet ik my te herinneren , die met recht goede , Christelyke daaden gekenmerkt zyn; op welken van hen ik een kwaaden lust overwon; op eenige verzoeking de zege behaalde; op welken ik zo Christelyk gezind, en in eene zo vroome gemoedsgefteJtenis was, dat ik myne ziel gerust aan mynen Schepper had kunnen ovcrgeeven , en van de zaligheid des hemels verzekerd zyn ? Hoe veele dagen , hoe veele uuren van het ten einde fnellende jaar , weet ik my integendeel te herinneren, waarin ongeregelde hartstogten in my heerschten; waarin ik tot alles goeds traag en verdrietelyk was; waarin ik my zodanig door zinnelyke vcrmaaken en verftrooijingen liet vervoeren, dat ik myn pligt, myne verordening , God en Godsdienst uit het oog verloor, het gebed  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL; 20*9 bed of verzuimde, of zonder gedachten en zonder aandoening verrichtte, den Godsdienst of niet by woonde, of daartoe een hart, met louter andere dingen bezig, medebragt ? — Zal derhalven dit jaar voor , of tegen my getuigen? Zal het myne fchili, of myne zaligheid vergrooten ? Heeft het my de Christelyke volmaaktheid nader gebragt, of verder van dezelve verwyderd ? Ben ik thans beter, of erger; nederiger, of hoogmoediger; ernftiger, of ligtvaardiger; aardsch-, of hemelsgezinder; vroomer, of minder vroom, dan in het voorgaande jaar ? Durf ik my derhalven over dit jaar voor God en voor myzelven verheugen , of moet ik my over hetzelve fchaamen ? Zo, myne Vrienden, zo moeten wy met onszelven rekenen, zal onze rekening hierna wel uitkomen. De jaaren vlieden fchielyk heen; zy verzwinden, als dagen. Allen zullen zy ons, zonder dat wy 'er nut van trekken, ontvlieden, en niets dan berouw en verwyt achterlaatcn, ten zy wy, door nadenken r hen in hunne vlugt,als't ware, tegenhouden. Doet dit,myne dierbaarfte Toehoorders,doet het in het byzonder heden en in de overige dagen  ZjO VOORBEREIDING TOT HET -AVONDMAAL; gen van dit jaar. Staat fr.il op uwen weg naar* de eeuwigheid. Ziet te rug op de baan, die gy reeds doorgeloopen, en op de wyze, hoe gy die doorgeloopen hebt. Ziet wel toe, of het de waare, of het de beste, de veiligftc weg naar het doel der gelukzaligheid is, op welken gy tot nu toe gewandeld hebt. Bemerkt de fteenen des aanftoots, over welken gy gevallen; de bypaden, op welken gy geraakt zyt; en kat u dit voor nieuwe mistreden en dwaalingen waarfchouwen. Bedenkt , dat de baan, die nog voor u is, niet verre van de plaats, waar gy ftaat, zich in het duister Verliest; dat gy niet weet, of zy nog lang of kort, effen of oneffen, met veele of met weinige hindernisfen en gevaaren bezet zy, en welk een uitgang zy neemen zal. Op dit alles moet gy u wel gevat maaken; daartoe moet gy wysheid , moed en krachten verzamelen , zo gy uwen loop gelukkiglyk wenscht te voleindigen, en niet telkens wilt blootftaan voor het gevaar van te vallen en te verdwaaien. En deeze wysheid, deezen moed , deeze krachten , wie kan u die beter geeven dan het  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 2?! het Christendom, van 't welk gy by het heilige Avondmaal eene plegtige belydenis aflegt , en welks leeringen , voorfchriften en beloften dit heilig^cbruik u te binnen brengt 1 Leert dan toch het Christendom recht kennen , en opent uw hart voor deszelfs Goddelyk vermoogen. Overweegt in de ftilte der eenzaamheid, hoe troostelyk zyne leeringen, hoe billyk en goed zyne voorfchriften, hoè heerlyk zyne beloften zyn. Bedenkt, welke weldaaden God tl als Christen beweezen; met welke voorrechten hy u begenadigd, en tot welk eene voortreflyke deugd en vroomheid hy u daardoor verpligt heeft. Overlegt het by uzelven, hoe gy deeze voorrechten, deeze weldaaden, tot nu toe gebruikt hebt, en hoe gy ze in het toekomende gebruiken moet, indien gy u dezelven niet gantsch onwaardig maaken en ze verliezen wilt. Laat toch den naam van kinderen Gods, den naam van Christenen , dien gy draagt; laat de hoop der toekomende heerlykheid , die u gegeeven is , uwen geest verheffen, uw hart van onedele» laage neigingen zuiveren ; laat de befchouwing der oneindige liefde en genade, die God" door Jefus aan de menfchen geopenbaart heeft, wederliefde, innige, werkzaame wederliefde, har-  2JTa VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAt. hartelyke dankbaarheid, b'.ymoedige gehoorzaamheid jegens deezen uwen Weidoener en Vader in u werken. Ziet in 't byzondcr op Jefus, wiens gedachtenis wy vieren. Stelt u zyn vroom, heilig, onbaatzuchtig, weldaadig leven voor. Ziet, hoe hy, uit liefde tot God en tot de menfchen , alles verloochend, alles opgeofferd; hoe yverig hy naar het doel, dat hem voorgefteld was , geftreefd ; hoe onvermoeid hy by alle hindernisfen en zwaarigheden zynen loop voortgezet; hoe ftandvastig hy tot het einde volhard; hoe zorgvuldig hy al zyn tyd, alle zyne vermoogens tot dc uitvoering des werks, dat hem opgedraagen was , aangewend; hoe veel goeds hy in zo weinige jaaren verricht heeft,en hoe vergenoegd hy deswegen zynen' geest aan zynen hemelfchen Vader overgeeven en de heerlykheid te gemoete zien kon: en zweert hem dan hier by zynen disch, dat gy in zyne voctnappen treeden, hem navolgen, u gantfchelyk naar zyn voorbeeld vormen , en van alle de overige jaaren of dagen uws leeVens het beste , waardigfte gebruik maaken wilt, opdat gy het einde van hetzelve gerust verwachten, en door den dood, gelyk hy, ter  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL. 273 ter heerlykheid ingaan kunt. Dus zult gy zyne gedachtenis zo vieren, als het hem welgevallig en u heilzaam is. Dus zal u het gebruik des heiligen Avondmaals, wysheid, moed en krachten tot eene gelukkige voortzetting en voleindiging uwer loopbaan geeven ; en het doel derzelve zal zaligheid, eeuwige za. ligheid voor u zyn. Amen. * * * Na zulk een aanfpraak, of na het leezen der heilige Schrift, word de Voorbereidingsoefening met het volgende gebed geflooten. * * * Heer, onze God en onze Vader, wy zyn bereid, uwe noodiging optevolgen, en morgen, door het gebruik des heiligen Avondmaals , eene plegtige belydenis van ons geloof en onze hoop afteleggen , en ons op nieuw tot zulk een gedrag te verpügten , dat met ons geloof en hoop overeenkomftig is. Wy begrypen, dat het onze grootfte eer , ons hoogfte geluk is, uwe kinderen en discipelen van Jefus te zyn. Hierop willen wy ons S , open-  I74 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL, epenlyk beroemen; hierover willen wy ons ' gezamenlyk voor u verheugen. Stort toch eene groote maate van uwen Geest, den Geest der kracht en der heiligmaaking, over ons uit, opdat die onze harten meer en meer van alle kwaade, laage, u mishaagende neigingen en begeerten reinige, en ons met zulke gezindheden en aandoeningen vervullc, als betaamelykzyn voor fcheplelen , diegy zo hoog begenadigd hebt; voor fchepfelen, die met u, en met Jefus Christus, dien .gy gezonden hebt, in zulke zalige verbintenisfen ftaan. t) Mogt het u behaagen, de weldaaden, die wy genieten,ook aan andere menfchen en volken mede te deelen, die dezelven nog ontbeeren moeten! Laat toch het Ryk van uwen Zoon, onzen Heiland, zich fteeds verder uitbreiden. Doe de dwaaling voor de waarheid, de ondeugd voor de deugd, de flaaverny voor de vryheid, de elende voor de gelukzaligheid allerwege wyken, opdat alle uwe kinderen op aarde u,als hunnen Vader, en Jefus,als uwen gezant, kennen, u in geest en in waarheid aanbidden , u beminnen, u uit liefde gehoorzaamen, en zich in u, als het gunstrykfte, goedertierenfte Weezen, verheugen leeren, Ruim gy*  VOORBEREIDING" TOT HET AVONDMAAL. 275 gy-zelf door uwe wyze , genadige voorzienigheid, de verhinderingen uit den weg,die voor uwe waarheid den toegang tot het verftand en hart van zo veele menfchen toefluiten; en laat toch alle belyders, in 't byzonder alle Leeraars van den Godsdienst en het Christendom , de heilzaame voortreflykheid, dc beterende en gerustftellende kracht derzelven, door een daarmede overeenftemmend leven, bewyzen. Stoor gy-zelf, ö God, de fektezucht $ den geest van tweedracht en blinden yvcr, alle ergernisfen en fcheuringen, die de Christelyke leer tot verwyt ftrekken; en vereenig alle Christenen door den band van vroomheid en broederlyke liefde^ Boezem ook allen Vorsten en Overheden » m 't byzonder diegeenen, die gy over ons' gefteld hebt, zülke gezindheden in, dat zy geenszins de dwaaling en de ondeugd, geenszins flaaverny en ellende , maar Christelyke waarheid, Christelyke vryheid en gelukzaligheid onder hunne broederen bevorderen, en het met hen voor hun grootfte voorrecht houden, u te dienen,en Jefus voor hunnen heer te erkennen. S 2 Onfc-  2j6 VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL* Ontferm u over alle dicgeenen , ö God, die onder den last van menigerleie rampen zuchten. Ontferm u over de kranken en zwakken onder onze broederen , die u niet met ons in 't openbaar hunnen eerbied bewyzen kunnen. Vergoed hen dit gemis door de vertroostingen van uwen Geest. Laat het voorbeeld van Jefus fteeds voor hunne oogen zyn, opdat zy van hem onderwerping aan uwen wil, geduld en ftandvastigheid, hoop en vertrouwen opu, den Almagtigen, den Algoeden, leeren, en, gelyk hy, tot het einde toe volharden , opdat zy ook eens, gelyk hy, het loon eener door lyden gelouterde rechtfehapenheid en trouw wegdraagen. Ook voor de ongeloovigen, voor de twyfelaars, voor de booze en ondeugende menfchen, die nog onder ons zyn moogen , fmeeken wy u om erbarming en hulpe. Laat toch de plegtigheid, die wy voorgenomen hebben, heil. zaame, diepe indrukken op hen maaken; ]aat het Christendom daardoor in hunne oogen een eerenswaardig aanzien verkrygen, opdat zy tot nadenken over hetzelve opgewekt, tot overtuiging en tot zekerheid gebragt, en tot verandering van hun gemoed en leven be- woo-  VOORBEREIDING TOT HET AVONDMAAL, S77 woogcn worden. Troost en fterk ook de oprechte , doch fchroomvallige en zwakgeloovige Christenen onder ons. Boezem hen een kinderlyk vertrouwen op u, hunnen hemelfchen Vader , in , opdat zy vrolyk en vry* moedig tot u naderen, en in uwe gemeenfchap, en in de gemeenfchap van uwen Zoon, hunne gerustftelling vinden. Ach God! laat ieder goede gedachte , ieder Christelyke aandoening,ieder deugdzaam, vroom befiuit, iedere fterkere of zwakkere begeerte om beter en gelukzaliger te worden, die deeze plegtigheid in ons doet ontftaan, duurzaam en werkzaam in ons zyn. Geef, dat de beloften van gehoorzaamheid en trouw, die wy u doen zullen, geene bloote beloften blyven; dat ze onze fchuld en verantwoording niet vergrooten. Neen, zy moeten ons heilig en onverbreeklyk; het moet van nu af aan ons yverigfte poogcn zyn, dezelven naauwkeurig cn ftandvastig te vervullen! Help ons daartoe, bermhartige God, en verhoor alle onze beden. Wy verlaaten ons op de beloften, die gy ons door Jefus gegeeven hebt, en roepen u verder in zynen Naam aan: Onze Vader, enz.