JD JE JE JE UW- JDJKG DER ¥RYE GODSDIENST GEPTENING ¥ A N DE LUTHEBLSCHE GEMEENTE X E P URMEREN DE, .Cevierd den i6den van Oogst-maand v i 78.9. IN EENE LEE R-REDEN OVER Ezams XXXIII: 10. En voor eene talryke Vergadering uitgefprokera DOOR HENDRIK VOLKERSZ, Zeeraar derzelvtr Gemeente, TE AMSTERDAM, By JOHANNES STRANDER, Boekverkooper, in de Beurs ■ (haat.   DE E E U \V-D A G DER LUTHERSCHE GEMEENTE T E PURMER.ENDE, Gevierd met eene LEERREDEN OVER Ezai. XXXIII. vs. 20. Zyt welkom, zegenryke dag, Zoo heuchlyk als ons oog ooit zag, Zyt driemaal welkom! Steeds zult gy ons heilig blyven! Kooit daalc uw licht', dat heden daagt, Maar doe dees Kerkgemeente, eeuw uit, eeuw in , beklyven j Door dwangzucht nooit belaagd! VOORAFSPRAAK. @^ST#e gunstryke Voorzienigheid heeft ons D )$ M. H. eene weldaad laaten genieten, S^^S die waardig was, om door een openbaar Dankfeest verbreid, en de gedagtenis daar van diep in onze harten ingeprent te worden. Immers , wanneer God ons ongemeene gunstbewyzen fchenkt , zoo eischt hy ook offeranden van zonderlinge dankbaarheid Wy zyn verpligt dezelven altyd indagtig te zyn, en moeten de eeue daar van alleen aan zyne goedertierenheid toefchryven. A Wy  ( 2 ) Wy vieren het eerfte Eeuw-feest van deeze Gemunte. — Wy erinneren ons dien heuchlyken tyd, "wanneer voor honderd jaaren de vrye open* lyke verkondiging van des Heer en woord, volgens onze godsdienjhge begrippen en onze onveranderde gelooft-belydems binnen deeze Stad begonnen, en tot op deezen dag onder den godlyken zegen ohgeftoord voortgezet is. Om u, M. B. en Z. de aandoeningen van mvn hart by de erinnering van deeze uititekende weldaad open te leggen, en, ten dien cindeaan de verpligtinge van myn amt — de verwagtinge van myne Hooiers, en het oogmerk van deezen ftatelyken dag te voldoen, roep ik u met Gods eigen woorden toe by den Prof. Ezaias, H.66: IO Verblydt u met Jeruzalem en zyt vrolyk over haar? gy allen , die haar lief hebt En, dewyl deeze ongemeene groote toevloed van Hoorers ons doet hoopen, dat gy, Myne waardfteMedekristenen! een hartlyk deel zult neemen in de H. plechtigheid, welke wy tans verrichten , roepe ik u alien ook toe: Verblydt u met ons Jeruzalem , en weest vrolyk over haar ,gy allen, die haar hef hebt. Want de Heer laat ons op heden aan Jeruzalem veel vermaak hebben. Hy fchenkt zyn volk vreugde en blydfchap, en laat de flemme der dankbaarheid en des juichens onder ons gehoord worden — Hy doet ons het geluk van deeze kudde t cn. Waarlyk een geluk ï dat, daar onze Voorvaderen, eene eeuw geleden, hunne poogingen ter o-enietinge van vrye Godsdienst oeflening met een &gewenschten uitflag bekroond zagen , — wy nu nog de vrugten daar van fmaaken, en 'de «osderlierenheden des lieeren gedenken kunnen, .velkm tiy » ouds af aan dit Volk bsweezen heeft. Daar  ( 3 ) Daa'v ik het genoegen heb, u hier in voof ie gaan, dunkt my, dat een ieder van deezié volkryke Vergadering van ons, gelyk b'itlyk is„ een Jubel-reden verwagt. Zoo zenegen als wy daar toe zyn , zoo gevoeglyk oordeelen wy hetImmers bet ftryd zoo min met de réde en de voorfchriften van het Evangelie; als het eenige zwakheid van het verftand is, wanneer men zig gemeenfchaplyk vereenigt , om den Vader des Hemels, door lofzangen, gebeden en dankzeggingen te verheerlyken, en eikanderen tot eene vüurige dankbaare erkentenis van zyne onverdiende weldadigheden aan te fpooren. — Dat men daar toé eene bekwaame en welvoegende plechtigheid vastftelle, alles wat daar toe nuttig en nodig is, befchikke — en haar Gode heilige met «dien* wensch, dat Hem tevens heilige handen en harten moogen opgeofferd worden, eri de ftatelyke hulde, die men Hem toebrengt, Hem aangenaam zyn 'moöge. Indien wy dergelyke plechtigheden, als deeze , in geen ander oogpunt, dan in dat Licht befchouwen, dan zyn ze , wel verre van hoonende voor onze verftandige natuur , ons menfehen volkomen Waardig. En het belang, het welk wy behooren te neemen , in de openlyke verheerlyking van Gods naam, en in het bewaaren, onderhouden en bevorderen van waarheid, deugd en godsvrugt in de weereld — wettigt niet alleen, maarrerfligt ons, om zulks te doen. Niemand kan derhal ven met rede, onze vreugde aan deezen blyden dag berispen of afkeuren'. Was 't óóit uw pligt, godviugte Lurfcerfchaar! Om God met blyde en dankbre vreugdeklanken', At In  ( 4 ) ïn vJoeijend maatgezang, met Orgel, Löït en Snaar; Eenpaarig in dit Heiligdom te* danken. Zing tans verheugd op 't Eeuwgety; ja zing Tot roem van vrye Godsdienst-oefening; Pryst God, 6 Purmerender Lutherdom ! En vier den tyd, dat gy voor honderd jaaren, Van Boey en Keten vry , gelyk alom Ook hier een Kerkgemeente mogt vergaêrcn; Ja dank d'alzicnden God, die door zyn fteike kragt. Uw Godsdienst-oefening in volle vrjheid bragt. Mogt ik" zoo gelukkig zyn, van u tot waare en innerlyke vreugde des harren te kunnen verwekken, daar ik opgetreeden ben , om u de weldaad, waarvan wy heden de gedagtenis vernieuwen , op de nadruklykfte wyze in te fcherpen ! Dan, zal dit uur daar toe gezegend zyn, zoo hebben wy den byzonderen byftand des Allerhoogften nodig. Laaten wy dei hal ven onzeGodsdienftige harten vereenigen in het gebed tot God', en met een leevendig gevoel van onze af hanglykheid van hem , ons eerbiedig nederbuigende voor den troon der Algoedheid, aldus bidden, enz. T E X T. Ezai. XXXIII. vs. 20. Schouwt Zion aan, de Stad omes Stichts ; uwe dogen zullen "Jeruzalem zien- , eene zeeher e wooniiig,y eene hutte, die niet weggevoerd word', weiher nagelen nimmermeer zullen uitgetrokken worden 3 en geen van haan zeelen verfcheurd wordm. IN-  ( s ) INLEIDING. Was wel eer de waare Kerk alleen tot de Israëliërs bepaald , en binnen de grenièn van het land der belofte , Kan aan beflooten — Zag men dit Volk boven alle andere natiën met byzondere voorrechten hegunffigd , zoo dat het zig met recht het beminde volk van Jehovah noemen en zeggen kon : God maakt Jacob zyn woord bekend; Israël zyne rechten en zeden; — eerlang zou het gebeuren , dat geen weereld-deel, geen Land, Volk of Koningryk zou gevonden worden, daar niet de naam van den God der heirfchaaren verheerljkt en aangebeden zou worden ; maar in alle vier gewesten des aardryks, zou de gemeenfehap der Heiiigen plaats vinden , dewyl de Keik niet alleen een talryk nakroost zou voortbrengen uit het natuurlyk zaad van den grooten Vader der Volken, Abraham j maar wel voornaamlyk uit alle volken der heidenen, die door waare bekeering tot de een'-gheid des geloofs zouden koomen. Dit was immers de godfpraak aan dien Vader der GJoovigen en zynen Zoon der belofte: lk zal uw z lad zegenen en vermeerderen als de flerren aan den hemel en als het zand aan den oever der zee. — En in u en uwen zaade zullen alle geflagten der aarde ge > zegend worden Israëls harpzanger , koning David, den aart en de hoedanigheden van Mesllas onderdaanen, met derzei ver talrykheid willende befchryven, zegt in den CX Pf. vs 3. Na uwe overwinning zal u uw volk gewilliglyk offeren in heilige fieradïën ; uive kinderen worden u geboren, gelyk de dauw uit den dageraad. — Iets dergelyks vinden wy beloofd by 'A 3 den  ( 6 ) den Prof. Malach. I. II. dat de naim des Hserm naamlyk van den opgang der 'zonne tot aan derzelver ondergang, dat is : van het eene einde der aarde,, tot aan het ander, gevreesd en heertyk zyn zal onder alle Heidenen , en dat op alle plaatzen aan deezen naam zal worden gerookt en een rem ffyseiffer worden toegebragt. — Het woord van het Euangelie zou met zulk een onverwinlyke kragt tegen den algemeenen ftroom der aarde detwyze dooibreeken, dat niets het in zynen loop zou kunnen fluiten — niemand het beletten , de geheele weereld te vervullen Dit Licht zou zyne ftraalen overal op alle deelen van onzen aardbodem uitfehieten. Het Oosten zou by deszelfs opgang bloozen — deszelfs gloed onder de westerkimmtn verdoofd worden. Het Noorden zou het door zyne koefterende warmte ftreclen , en het Zuiden door zynen glans verfierd worden. — De verkondiging van het Euangelie zon zig tot alle volken uitftiekken , en uitgebreid worden door alle de wentelende eeuwen tot aan der weereld ondergang. De Kerk van het N. V. zou volgens de Godlyke Belofte, aan Ezechiel c, 43 gedaan: de plaatze zyn van Gods troon, en de Stede zyner voetzooien, waarin hy eeuwig wdde woonen — Zy zou zeker vast en onbeweeglyk zynj hierom vergeleeken by een welgebouwd Huis, wiens Balken va* Cederen, de Latten van Cypresfen zyn; van welk Hout de Natuurkundigen voorgeeven: dat het noch verrotting noch vermolming onderhevig , den hoogften Ouderdom braveeren, de Eeuwen verduuren, en dus de vastigheid en dqurzaamheid der wooning van. Koning Jezus 2ei|r v/el afichaduwen kan. En  ( 7 ) En is 'er M. A in het geheele O. V. eene Voorzegging, waarin de veiligheid en duurzaam-' heid tevens met de Geluk/iaat van de Kerk des N. V. nadruklyk belchreeven word; het is ongetwyffdd die, welke wy in onzen Textleezen, — 'Er moeften , zedert deeze Godfpraak uit den mond van Ezaias vloeide, meer dan zeven Eeuwen verlopen, eer zelfs de beginzelen van derzelver vervulling zouden gezien worden; en niet te min was de overtuiging van den Profeet zoo groot, het licht, waarin'hy die Gebeurtenis zag, zoo klaar, dat hy 'er van fprak, als of zy aireede tegenwcordig was. De God der waarheid heeft zyn woord vervuld, en zyne Kerk tot hier toe veilig bewaard en onderhouden. Ge ene van haare nagelen zyn uitgetrokken , noch haare zeelen zyn verfcheitrd geworden. Om den Text in orde kortlyk uit te breiden, en vervolgens op ons tegenwoordig Onderwerp toe te paslën, zal ik uwe aandagt naar aanleiding van dcnzelven voorftellen: de Vastigheid en duurzaame Veiligheid der Kerke van het Nieuw Verbond, en ten dien einde I. den zaaklyken zin van de Belofte onderzoeken, en. II. de vervulling daar van uit de voornaamfte tydsomftandigheeden van het N. T. poogen aan te wyzen. Ai VER-  ( 8 ) VERHANDELING. I. Het geheele Hoofdftuk, waaruit onze Text genomen is, bewyst: dat de geest van Ezaias door het Onderwerp, het welk hy befchryft, in een geheel buitengewoon vuur moet gebragt zyn geweest. Zyne Rede word zoo verheeven, en zyne Befchryving is zoo leevendig, dat hy dien zekeren en veiligen (laat, waar in de Kerk gelteld zou worden, als iets ongemeens cn voortref lyk groot moet nebben aangemerkt. Schouwt, zegt hy in den Text, Ztonaan, de Stadonzes Sitchtsynwe cogen zullen Jeruzalem zien. — Hy wil dat het vrygemaakte Volk , beide het oog en het gemoed naar Zion of de Stad "Jeruzalem zullen wenden, en den herfielden /iaat van het Gemeenebest en van den Godsdienst zullen befchouwen; zoo als die thans wederom bloeit en beroemd is, door de gewoone Zamenkomften en Feesten; dewyl dit het voornaamfte gedeelte van Zions heerlykheid en geluk uitmaakte, dat God daar plechtig en op eene ftaatlyke wyze werd aangebeeden, en aan het zelve eene geduurige en vaste veiligheid van deezen Staat belooft, onder het Zinnebeeld van eene Hutte, die met zulke fterke Nagelen en Zeelen zamengebonden, op zoo eene veilige en onbeweeglyke Plaatze rust, dat zy tegen alle Orkaanen en Stormbu'ijen onbewoogen blyft liaan, engeene verwoesting te dugten heeft; maar daar tegen tot eene zekere en veilige Schuilplaatze verftrekken zal voor een iegelyk, die zigderwaards begeeft. — Waarlyk eene fchoone en verruklyke Belofte! Dan, welk is wel het eigenïyk Onderwerp, waar toe dezelve behoort? Om uwe aandagt niet te vermoeijen met alle de verfchillende Uitleggings i  (9 ) gen, die daar over gegeeven zyn; merk ik alleep aan, dat een zeer groot gedeelte der Uitleggers (waar onder niet weinigen van Naam en Geleerdheid) deeze Voorzegging t'huis brengen al een tot de weldaad der bevrydmg, welke het 'foodfche Volk ten tyde van Vorst Hiskia wedervoer. In deeze onderftell'mg is het Jeruzalem of de Stad Zwn, bevryd van de As/yriers, dezelfde Stad des Stichts of der Kerke, welker veiligheid hier door den Profeet zo zeer geroemd en verheven word — die Stad Jeruzalem zegge ik, van welke nogtans blykt: dat zy vervolgens door de Kalde ërs verbrand, en, fchoon wederom herfteld en opgebouwd , naderhand door Antiochus Eptphanes -ontheiligd, en ten laatften verwoest en t'eenemaal gedoopt is door de Romeinen. —- In dit geval komt het my voor, dat de Profeet meer beloofd heeft, dan vervuld is geworden. Algcmeener is het gevoelen , dat Ezaias de Vroomen opwekke tot de befchouwing van het geestlyk Jeruzalem, de Kerk van het N>euu> Verbond, welke tot in de voleindiging der Eeuwen zou voortduuren en blyven beftaan. Zy, die de Godfpraak dus opvatten, meenen dat zy het verband der geheele Redeneering van den Profeet, zeer gemaklyk vinden kunnen, en men moet toeftemmen, dat dit de minfte zwaarigheid heeft; als men ftelt: dat de Ziender in het voorbeeld van de Joodfthe Kerk, van de Asfyriers verlost, gezien heeft: dat de waare en tegenbeeldige Kerk van J. K. tegen alle Stormbuïjen en Aanvallen beftand zou blyven, en dus heeft willen zeggen: Befchouwt, o Godvrugtige Israëliërs! in het voorbeeld van deeze wonderbaare Verlosfing, de vastigheid en duurzaamheid der Kerke, naar A 5 haa*  ( io ) haaren geestlyken Staat. — Deeze Vcrklaaring dunkt my dat niet geheel van allen grond ontbloot is; Dan dewyl de Profeet van Zion, als van de Stad der ftatelyke Byeenkomften van Gods Volk op zodanig eene wyze (preekt, dat hy het aardfche Jeruzalem niet t'eenemaal fchynt uit te fluiten, of voorby te gaan, zouden wy liefst hier tustchen beiden den Middenweg verkiezen; zoo dat Gods Ziender wel het oog heeft op de bevryding en den daar op volgenden gerust en ft jat en bloei van Zion; miar niet anders, dan voor zoo verre het een doorluchtig en uitfteekend voorbeeld van het gtestlyk Jeruzalem, de Kerk van het Nieuw Verbond geweest is. Wat den letterlyken zin betreft, komt ons het geheel Text-hoofddeel voor byna als een Triumfzang; van daar, dat het in zulk een verheverj en dichterlyken ftyl befchreeven is. — Als een Triumf-zang zegge ik, over de verdelging van Asfyriëns Legerbenden voor Israël. — In het begin ziet hy de Nederlaag van den gemeenen Vyand. — In het tweede vaers draagt hy het bartlyk Smeekgebed van Gods aloude Bondvolk voor, om Verlosfing; waar op hy eene gewenschte Uitkomst belooft, vs. 3-6. — Dan befchryft hy de te leurftelling van Hiskia's Afgezanten , die ootmoedig, maar te vergeefs by de Asfyriërs den Vreede gezogt hadden, vs. 7. 8. — De benaauwtheid, welke deswegen het Volk had bevangen, vs. 9. en de onmiddellyke tusfehenkomst van hunnen Bondgod en Koning, toen de zaak geheel wanhoopi g fcheen, vs. 1 o — 13, — In de drie daar op volgende vaerfen 14—16. worden de Huichelaars en Geveinsden op eenen •zeer fcherpen toon en naar verdienfte beftiaft; en  (ït) ,era daartegen word de bedaarde gerustheid ent veilige befchutting leevendig afgebeeld, van die geenen, die op God vertrouwden; in Geiecntigheid wandelden, en aan hunne Oprechtheid vasthielden. — Eindelyk van het 17 vs tot het einde toe, befchryft de Profeet hoe een ieder wederom herleeven zou by het opbreeken van het Beieg van Jeruzalem; en hy begroet de Stad, dat zy ftond onder de onmiddellyke hoede en befcherming der Almagt, en uit dien hoofde voortaan beveiligd was. In 't byzonder ftelt de Profeet de vastig- en duurzaame Veiligheid van Zjon in een ftyl voor, die alles overtreft, wat men fchoon en verheven in eene Redevoering noemen kan. Zyne ziele is zo gevoelig van dien Gelukftaat getroffen, waar van het verlost Jeruzalem thans een voorbeeld is dat hy zig cknzelven aireede als tegenwoordig voorftet. Zyne woorden verdienen met de grootfte oplettendheid geleezen en nagedagt te worden Men zou dezelven waarlyk geweld moeten aandoen, en ongerymde dingen willen zeggen, indien men ze enkel tot dien tyd van tiiskui brengen; en zc (wat de volle kragt en nadruk betreft) van iets anders wilde verklaaren, dan van den gelukkken en veiligen ftaat der Kerke van het N. V. Want waar wil men anders in de Joodfche Gefchiedenisfen den tyd vinden, waar op deeze Befchryving met eenigen fchyn zou kunnen toegepast worden. Befchouwt eens de uiterlyke omftandigheden van het 'Joodjche Volk, of de gefteldheïd van deszelfs Godsdienst, de verklaaring zal altyd gedwongen zyn. Ezaias leefde in een tyd, waar in het ^eineenebest der Jooden een zeer groot gedeelte van  (11) van deszelfs voormaaligen luister verloeren had, en het zou bykans geen Eeuw lyden, of deszelfs geheele rampfpocdige Ondergang zou naderen. — Het verkreeg wel naa de Bubylonifche Gevangenis en naderhand ten tyde der Makkabeërs, vooral onder het bewind van Simon Ethnarcha en Joannes Hyrkanus, zyne voorige gedaante en vryheid weder, maar kon zig nooit tot zyne oude grootheid en luister weder verheffen; het bleef eene prooi zyner Nabuuren, aan welke de gelegenheid daartoe, door inwendige Verdeeldheden zelfs gegeeven werd; tot dat het ten laatften onder de overmagt der Romeinen, voor eeuwig het einde van zyne Vryheid en geheele Staatsgejieldheid vond. De inwendige toefïand van den Godsdienst was aan den mterlyken beftendig gelyk. — De gefteldheid van den Staat en de Kerk waren fieeds zamen verbonden, zy bloeiden en vervielen altyd gelyk; cn de Gefchicdenisfen der Koningen , die naa de tyden van Ezatas over Juda heerschten , toonen ons ten overvloede, hoe diep de Joodfche Kerk vervallen was. Vorst Jojia do ir een edelen geest gedreeven, die belang ftelde in het geluk en den welftand van zyn Ryk en Onderdaanen, ondernam wel met veel ernst en yver, de verbetering van den Kerkftaat: als te wel bewust, dat dit het middel was om zyn Volk in voorige bloei te herftellen. Maar, hoe kort helaas! was dit van duur. Het licht der waarheid ging wederom voor eenigen tyd op; dan , het verdween bykans zo fchielyk , als het opgegaan was. — Naa de Babylonifche Gevangenis bleef de toeftand der Kerke even zo gebreklyk. Is  < is) ïs dan de geheele redenvoering van den Profeet geen uitwerkzel van eene verhitte verbeelding, •welke nooit haare vervulling gehad heeft, zoo blyft 'er niets over, dan dezelve te verk! aaien van dien /iaat, waar in de Kerk van het nieuw Verbond gebragt is. Het eigenlyk onderwerp bepaald zynde, zal de zin der Godfpraak ons minder ophouden. Indien al de betekenis van het een of ander woord twyffelagtig mogt zyn, zal het ons egter in de hoofdzaak en derzelver zamenhang niet doen misfen: Want , gelyk het zinnebeeld , of de vergelyking , waarvan de Profeet zig bedient, fierlyken fchoon is, is zy ook gemaklyk te verklaaren. Befchomvt, zegthy, Bejchouwt Ziony de Stad onzes Stichtdat is, van onze Feeften, en jaarlykfche heerlyke Heiligdommen. — Ziet , hoe het tans vrygemaakt — door God zeiven verlost — door zyne hand verdeedigd is, en voortaan onder zyne befcherming op nieuw bloeijen zal. Dit is een voorwerp uwer opmerkzaame befchouwing overwaardig. Dan , vestigt 'er niet •flegs de oogen van het lig haam op; maar aanfchouwt het veel eer met de oogen der ziele , als het voorbeeld en de afteekening van Jehova/I's waare en geestlyke Stad , die door den Mesfias opgebouwd zal worden; — waarheen niet het nakroost van Israël alleen, het zy het in Kanaan woont, of in eenig ander gedeelte der weereld verfpreid is; maar ook alle Heidenen en Volken , die het nieuw era geestlyk Jeruzalem zullen uitmaaken, zig fpoeden zullen. Gelyk het aardfche Jeruzalem met zynen prachtigen Tempel, dat wonder der weereld, alwaar de heilige dingen in de fchoonfte orde, ter verwondering van alle Heidenen , daaglyks ge-  ( H ) geoeffend eri geregeld verricht worden, en Werwaards eene groote menigte menfchen, ter oörzaake van den fchoonen Godsdienst, op de hooge Feeften zamen vloeit, een allervoortrefiykstgezigc geeft aan de Befchouwers van deeze heerlyke Stad — de hoofdzetel van den waaren Godsd enst — de Wooning van den God der Goden: Zoo is het zelfde Zion, in zoo verre het een voorbeeld , af beeldzei en zinneprent is van de waare, geestlyke Stad van God, een veel befchouwenswaardiger en treffender gezigt, dev/yl In de befchouwing van hetzelve alle de waare hoedanigheden en eigenfchappen van het geestlyk Zion, het fchoonfte van alle dingen, die men ooit op aarde zag, en het welk eeuwig beftaan zal , kunnen eikend worden — Uwe oogen zullen 'Jeruzalem zien — eene zekere wooning — eene plaatze van veilige ruste, waar in het volk van Jehovah vry zal zyn van alle vreeze des kwaads. Het woord, door den Ziender gebruikt, drukt in zyne oorfpronglyke betekenis , eene fchaapskojije , of verhlyfplaats van klein , wollig vee uit, welke betekenis hier van een ongemeen fraai en fierlyk gebruik is , en zig zeer wel fchikt voor de zaak, waar van hier gefprooken word. üe Kerk immers, door Jezus gegrond — de Stad des Stiehts en der Zamenkomften van alle Geloovigen , is gelyk een fchaapsftal , die wel zyne deuren en natuurlyke verfteiking heeft, maar nogtans van alle kanten omringd is van allerlei wild gedierte , die de Schaapen lagen leggen, en in de^ze fchaapskooije tragten te-overvallen.— Deeze Belofte komt daarom , niet dan in een bekrompen zin , met het oude Jeruzalem over een, maar behoort in derzelver uitgeftrckte be= te-  ( is ) tekenis tot het waare en tegenbeeldige Jeruzalem, wat deszelfs innerlyken en geestlyken ftaat betreft. Onze godlyke Verlosfer zeide deswegen van zyne Schaapen , in deeze Stal beflooten , memand zal ze uit myne handen rukken jo. X. 28. De Profeet vergelykt ze verder by eene hutte y die niet weggevoerd, of bewoogen word. — Niet, gelyk de Hutte , door Mozes in de woeftyne opgericht , die telkens by het voortreizen der Israëliërs opgenomen en vervoerd werd ; noch ook niet, als de Tempel van Salomo, fchoon die vast en beftendig bleef {taan, en das zeer wei diende ter uitbeelding van de Veilig- en Beftendigheid van de Kerk des N. V.; om dat hetgeen eigenfchap van een Hutte of Tente is, niet verdraagen te worden. Want, dewyl zy een beweeglyk huis of'wooning is, kan zy niet alleen van de eene tot de andere plaats overgebragt worden; maar zulks kan ook zonder eenige fchade of gevaar gefchieden. In den text egter fchynt eene geweldige verandering bedoeld te worden, waar van de uitwerking is, niet, dat de hutte , of Tente overgebragt of vervoerd; maar gefchud, bewoegen , verwoest of om verre geworpen word. De Profeet zinfpeelt daarom, myns oordeels, op de Tenten der Zwervende Arabieren, want deezen houden gewoonlyk hun verblyf in wyde Tenten, die in het woest Arabïèn , voor niets bedekt, of verüerkt zynde , blootgefteld zyn voor Stormbuyen en Orkaanen , welken daar menigmaal groote verwoeftingen aanrechten, waar door , gelyk de gefchiedenisfen getuigen , de tenten niet zelden om verre geworpen , verwoest en verbroken worden Hierom hebben zommigen de uitdrukking in den text overgezet: eene Hutte, dieniet ver-  ( i6 ) verwoest zal worden. Het komt my egter beter erl gevoeg!yker voor, als men vertaalt: niet bewoogen worden, als het welk eene geweldige beweeging uitdrukt. De Profeet fpreekt over het geheefzeer kragtig. Nu zou hy zig evenwel minder fterk hebben uitgedrukt , indien hy gezegd had, dat Jeruzalem eene hutte is, die met weggevoerd of met verbryzeld word. Daartegen klinkt het ongelyk fteiker: die met gebogen — zelfs niet door dezwaarjte Orkaanen en Stormvlagen bewoogen word. Het vervolg fchynt deeze Overzetting aan te pryzen, zoo niet volkomen te wettigen, want Ezaias voegt het uitwerkzel met de oorzaak daar van te zamen. Zy word niet bewoogen, om dat haare nagelen niet uitgetrokken , noch haare zeelen verfcheurd tullen worden. Laaten wy elk van deeze gezegdens byzonderlyk overweegen. Haare nagelen zullen nimmer uitgetrokken worden — Geen eenige van dezelven zal wyken. Wederom eene zeer fterke uitdrukking ! Hoe ligtlyk toch kan de een of ander der nagelen van haare plaatze raaken, of wyken, of een der pinnen uit den grond getrokken worden, en de hutte evenwel blyven ftaan : Maar de Profeet zegt : Geen — niet een eenige zal wyken — op gelyke wyze: Geen van haare zeelen zal verfcheurd worden — Gelyk nu alle vast- en veiligheid eener hutte of tente , om te blyven ftaan, van derzelver zeelen, of koorden afhangt , waar mede de dekkleeden , de behangzels, of wanden worden vastgemaakt aan de pinnen , rondom in den grond geflagen, om ze regt en ukgefpannen te houden , zoo blyft de tente in haare orde , zonder te waggelen, of zonder dat haar eenige ver- woe-  (*) •Wöeftfag dreigt, wanneer geene van haare nagèhri wtgttrckken, noch haare zeelen verfcheurd worden. Dit gedeelte der Belofte is wederom niet, dari flegs duifter en onvolmaakt vervuld in het aardfche Zion, maar zeer klaar én volkomen in heÉ geestlyke Zion, Gods gemeente, onder den heildag van het Euangelie, welke , volgens des Heilands verzekering Matth. XVI. 18 door depoorten der helle niet zal overweldigd worden. —Waarlyk! niet onaartig voórgefteld als eene beweegbare nutte of tente , die, aan geen plaats gebonden , van het eene geflagt tot aan het ander — van het eene volk tot het ander, cvergebragt kan worden, en overal aan te treffen zou zyn, voor alle oprechte aanbidders , die God in geest eri waaiheid wilden dienen; egter maar a's een eenige tente aangemerkt, om dat alle Geloovigen , als ééne maatfchappy van Burgers , uit ééne Stad — en Bewooners van één huis befchouwct worden. — De plaatze deezer hutte is overal, waar Jehovah, de genadige en bermhartige Heer, d" gedagtenis zyns naams en zyner heerlykhetd gefücht heeft, en komt, om zyn Volk te zegenen, het welk in zynen naam vergadert, aan zyne weldadigheden gedenkt, en zyne goedertierenheid verwagt in hat midden van zynen tempel. Nu kunnen wy ook gemakiyk bepaalen , wat de Geest der Voorzegging, door de Nagelen en Zeelen heeft willen te kennen geeven, naamlyk ,de vast- en bejiendige veiligheid van 's Heer en Heiligdom, als een geftadig verblyf voor zyn volk — eene duurzaame wooning voor zyne Kerk, uit kragt van het godlyk verbond, met dezelve opgericht , t eftaande aan de eene zyde in de god-? lyke beloften , en aan den andeien kant in ee->' È èeiS  ( 28 ) ïien zuiveren en heiligen Godsdienst y zo dat ós' Nagelen betekenen Jëhovahs genade - beloften, op zyne onbegrensde magt — onwankelbaare trouwe en eeuwige waarheid gegrond, gelyk de pinnen eener tente in den grond geflagen worden. En dan moeten wy door de zeelen, of koorden verftaan een zuiver geloofd eene ongeveinsde liefde, en eene kostelyke hoop, welke niet te fchande laat worden , dewyl zy, gelyk de koorden der tente aau de nagelen gebonden worden, zig vereenigen met de milde beloften van dei* eeuwig-leevenden God Zoo dat de Profeet in onzen text belooft, dat de Kerk van het N. V. ongeftoord, veilig en zeker tegen alle haare vyanden, en — of fchoonals eene tente, in een woeft gedeelte der weereld , blootgefteld voor onweders, ftormbuyen en orkaanen, nogtans onderfteund door Godsmagt, en de beloften der genade, — onbeweeglyk zyn, en even duurzaam blyven zal. II. Vleyen wy ons niet te veel, dan gelooven wy den zin van Ezaias godfpraak duidlyk opgehelderd te hebben. Tans gaan wy de vervulling daar van aantoonen in de voornaamfte voorvallen en gefchiedenisfen van de Kerk des N. V. Niets kan meer dienen ter verlustiging van het verftand , in de belchouwing van de voorzeggingen des cetften verbonds, noch ons kragtiger overtuigen van derzelver Godlyken ©orfprong, dan dat wy de vervulling daar van zien in de tyden der euangelilche huishouding.— Laaten wy dan eens zien, hoe ftiptlyk onze verklaarde Voorzegging door de uitkomst bewaarheid is geworden Boe vast en zeker bleef de Kerk ftaan in de  (*9 i de eerfte eeuwe van het Kristendorh, töeh Jood én Heiden zig zamen verbonden hadden, om' de leer van den gekruiften Zahgmaaker, dié den eerflen eene ergernis , en den laai/ien eene dwaasheid was, met vuur en zwaard te Verdelgen. Zy moeft wel allen möedbenèemenden tegenftand en alle geheime ondeimyningen en openbaare aanvallen, welken de kwaadaartigheid en het vooroordeel, het vernuft en de bekwaamheid, de geleerdheid en magt tegen dezelve in het werk konden {tellen, ondervinden Evenwel was de leef van Kristus voorfpoedig, het welk toont, dat de oneindige kragt des Almagtigen, zyne H. Godsdienst verzelde — Dat de veragte leer van het kruis, algemeen over de verleidingen van vleefch en bloed — de lasteringen der weereld — de woede en vervolgingen van de Koningen der aarde — de geleerdheid en welfpreekenheid der Redenaaren, en dé magt van het Roomfche Ryk gezegepraald heeft; — Dat zy zonder wapenen overwonnen — zonder welfpreekenheid overgehaald —■ vyanden vermeesterd — dwingelanden ontwa« pend en Keizerryken t'ondergebragt heeft —» Dit alles bewyst, dat derzelver Belcheimer dé allesvermoogende en luisterryke Oppervorst van Hemel en Aarde — de Beftierer van het Heelal ware. Zoo drae waren de grondflagen van de Kerk van het N. V. niet gelegd ; zoo drae was de {landaard van den Knstelyken Godsdienst niet Opgericht, of 'er vloeiden van alle kanten menfchen van allerlei grondbeginzelén en benaamingen naar toe. Eerst heeft de Kerk zig in Juaea gevestigd, en daar van daan zig in vefB 2 fchci-  fSheiden gewesten der weereld veiTpieid. Ever?* als de fchaduwen der duisternis van den vaaleri» nagt voor de lievelyke morgenzon, wanneer zy, gehuld met leliën en roozen, in het plegtig daggewaad, uit de kanieren van het ÜOitentreed, verdwynen moeten; zoo vlood ook ds duisternis der Heidenfxhe afgodery, en bygelovigheid voor het helder licht van het Euangelie. Hoe meer dit laatfte veld won, hoe klaarer het de dwaasheid en affchuwlykheid van den Heidenfchen Godsdienst ontdekte. Men zag, dat deszelfs plegtigfte en ftaatelyke inftelljngen , beuzelagtig en belachlyk — dat de offeranden der Heidenen barbaarsch en onmenschlyk waren. — Hunne Daemons weiden door den geringften Kristen uitgedreeven — hunne godfpraakenof zoogenoemde Orakelen verftomden en hielden op. — Zelfs hunne Priefteren begonnen zig over hunne toverkundige bezweeringen te fchaameu, en de veiftandigften onder hen, die de gewoon-tens en- plegtigheden van hunnen Godsdienst wilden verdeedigen, zagen zig genoodzaakt,, om tot verborgen en leenlpreukige uitleggingen hunne toevlugt te neemen, welken van het gemeene volk noch bedoeld noch vei ftaan werden. Eer drie eeuwsn^ naa de ftichting der keik van Jezusf, vsrloopen waren, was de gezindheid deiKristenen zoo talryk, dat een Keizer, ik meen Monjtantyn de Croote, zig by hen voegde, zonde* het minst de Heidenen te vreeztn Wel. verre van daar door zyne magt te verminderen,, blykt het, dat hy dezelve door dit middel vermeel darde en verfterkte. Waar van daan komt nu eene zoo fchielyké fehting, en zoo verbaasd een voortgang van - dée-'  ( 21 ) ® deezen nieuwen Godsdienst? waren veeiïigt de Invoeiers van deeze gezindheid ongemeen wyze .en vei Handige menfchen , uitmuntende door "hunne geboorte, magt, bekwaamheid en vernuft, of door eenige andere wonderlvke begaafdheid ? Niels minder dan dit. De eerfte ftichters van de Kerk van het N. V. waren een twaalftal menfchen, byna allen van het ger'mgfte volk, ongeleerd, zonder welfpreekenheid, zonder naam en aanzien Hunne leerlingen,en opvolgers waren .meerendeels van het zelfde flag. — Misfchien hebben deeze ongeletterden den geest hunner toehoorers verrneesterd door eene aangenaame leere, die zeer gefchikt was naar den toenmaaligen fmaa'k der weereld? Het tegendeel is waar. Zy poogden eenen misdadigen, altans daar voor gehouden, en aan een kiuis geftorven , te doen doorgaan voor Gods Zoon, en voor den Zahgmaaker der weereld. Hunne gantfche leer was wyders zeer firydig met de vooroordcelen van Jood en Heiden, en ksn niet, dan zeer onaangenaam zyn aan allen, d:c de vermaaken , de rykdomraen en ecre in deeze weereld najaagen Niettemin werd de Kerk van Jezus geplant. Het Kristendom vestigt zig en verfpreid zig overal. Men omhelst het met menigte. — Die het eens omhelzen, blyven 'er tot den dood toe9 aan vast gehecht Zy lyden, zy fterven, eik om ftryd ; zelfs bieden zy zig aan, om den rnaiteldood te lyden, en veidraagen ftandvastig allerlei folteringen, voor de waarheid van de Kristelyke Leeie NRKO, DOMITIAAN, Df.CJTJS, DlOKLR- t j a a n en meer anderen [tonden op en raad/Jaagden B 3 tey  tegen Jen Heere en zynen Gezalfden. Zy verzonnen gedurig nieuwe pynigingen , en' geene wreedheden waren zoo onmenschlyk, welken, de belyders der waarheid niet waardig geacht weiden te ondergaan. Men liet hen" binden* geeszelen, [lenigen, aan ftukken houwen , doorjteeken, verbranden, op gloeyende kooien braaden, den wilden dieren voorwerpen. Dan , wat hebben zy door alle deeze wreede en ongehoorde vervolgingen uitgewerkt? Immers tot lpyt en in weerwil van zig zeiven, hebben zy de Kerk van het N. y. meer bevestigd dan wankelend gemaakt — meer zaad tot aankweeking van nieuwe Kristenen ujtgeftrcpid, dan uitgeroeid. Door deeze middelen groeide juist de Kristen-Kerk daaglyks op, en {teeg tot eene zeer aanmerklyke hoogte. Toen vervolgens de Kerk, ten tyde van Konftantyn den Grooten, uitwendige rust genoot, wilde men door verderflyke leeringen verwoesten, het geen men met geweld tot hier toe niet had kunnen doen Maar ook deeze arglistige onderneemingen zyn door de Godlyke wysheid tot dwaasheid gemaakt, fchoon dezelven in den eerften opflag veele ongelukkige verdeeldheden en veiwerringen in de Kerk veroorzaakten. Ju liaan de afvallige, deed indedaad een zeer gevaarlyken aanflag op de Kerk van Jezus, toen hy den Kristenen hunnen Schooien wegnam, om dus te beletten, dat zyne Leer op de nakomelingen voortgeplant werd. Maar Hy, die in den Heemel woont, belachte deeze en alle dergelyke helfche raadflagen. De Kerk hield fiand. De waarheid zegepraalde altyd, en haare belyders fltufdea derzelver vyanden pnverzaagd onder  ( 25 ) tiet oog en met de taal van den Profeet raggen : Ez. XXXVII. 23. Wien hebt gy gehoond en gelasterd ? over wien hebt gy uwe jtem verheven? Gy heft immers uwe oogen om hoog tegen den Heiligen van Israël! — Be/luit een raad, en 'er word niets van; Be/preekt u, en het beftaat met, want hier is hnmanuël. Cap. 8. 10. Toen in de volgende eeuwen de AntikrKt, de menfch der zonde en het kind des ver derfs zynen troon openlyk had opgericht, moet men bekennen, dat het in-de Kerk van Jezus Kristus allerdeerlykst uitzag. De verdorvenheid, welke Zoo ▼■el de leere befmet, als de zeden der menfchen doorkroopen had, was boven alle verbeelding zeer groot. De akelige tyden van Elia fcheenen wederom gekomen te zyn, in welke men rede had, met dien Profeet een gelyke klaag'oon op te heffen: Heere zy hebben uw verbond ver laat en, une altaaren vernield, en uwe Profeten gedood. Maar, — gelyk hy in dien tyd door het Godlyk antwoord verzekerd werd, dat 'er nog in 't verborgen zeven duizend overgebleeven waren, die hunne kniën voor Baal met geboogen hadden: zoo ging het ooit toen, dat 'er veelen overgebleeven waren, naar de verkiezing der genade. De vade grond van God be/iaat, en heeft dit zegel: de Heer kent de zynen, 1 Tim. II. 9. Schoon zy hier en daar in duiftere fchuilhoeken verborgen waren. Ja! alle eeuwen hebben nog een klein getal van getuigen der waarheid uitgeleverd, die het Euangelie erkend en verdeedigd Jiebben. — In welk eene heuchelyke vryheid werd niet wederom de Kerk geleid, in de gezegende tyden 4er Kerkhervorming! — Hoe gelukkig werden B 4 toen  in ) toen de dikke nevelen van BygeJeof, Geweete-fi divang en menfchlyke verdichtzelen, door het licht des Euangelies verdreeven! — God verwekte den grooten Geloofsheld Lutiier, en gaf hem medehelpers, om dat gewichtig weik te onderneemen en tot ftand te brengen. De Almagt rustte hen met zulk eene onvergelyklyke wysheid, verftand, yver, vrymoedigheid en onverzaagdheid uit, dat een ieder moest toeftemmen, dat de uitmuntende gelooft kragt, welke zy in alle voorvallen lieten blyken, niet van hen zeiVen, maar van God was. — De opperfte Wvsheid beftierde het zoodanig, dat de Euangci.fche Leer deezer Hervormers binnen korten tyd in de meeste konmgryken van Europa uitgebreid werd , waar toe zelfs haare vyanden, en tegenfpreekers, tegen weeten, altang tegen hunnen wil behulpzaam zyn geweest. — De Aartsherder der Kerke leide de Mogendhplen der aarde, die meer dan eens het befluit genomen hadden, om de leere van Luiker, — laat ik liever zeggen — van Gods woord, met vuur en zwaard te verdelgen, een ring in de neus, en een gebit in den mond, dat'zy verhinderd werden, hunne heillooze aanflagen ter uitvoer ie brengen. En, fchoon 'er naa den dood van deezen voortreflyken Hervormer, een zeer Moedigen oorlog ontftond ; behield egter de waarheid het veld , en deeze oorlog leidde den grond iot het verdrag, te Bas/au, in het jaar 155a gefloten, waarin aan onze Gelooft - vaderen de vrye oefening van Godsdienst allereerst toegeftaan en vervolgens door den gezegenden Reli^ieyreede, tc Augsburg 1555. bevestigd is. Wf  ( *5 ) Wy hebben nu reeds meer dan derde halve eeuw het geluk gehad , dat onze oogen den Koning in zyne fchoonheid zien ; ja wy beleeven de gewenschte dagen, dat zyn land wydgemaakt, ea zyn Ryk ook in andere deelen des aaidiyks uitgebreid is, gelyk in ons Texthoofd vs. 17. mede voorzegd en beloofd was. De Koning des Hemels heeft ook in de gewesten van Afta, Afrika, en Amerika , zyne Kerke uitgebreid , de Heidenen door de prediking van zyn woord tot gehoorzaamheid des geioofs gebragt , en hen eene vaste en veilige verblyfplaatze gegeeven in zyne wooning en tente , wier nagelen nimmer uitgetrokken, noch haare zeelen verfcheurd zullen worden. Zoo juichen wy dan billyk : Heere, onze Heerfchapper , hoe heerlyk is uw naam in alle Landen! — Zoo heeft de getrouwe God zyn woord gehouden , en tot op deeze oogenblikken vervuld' Hy is geen meii'ch , dat Hy liege, noch eens menfchen kind , dat hem iets berouwen zou. Zou Hy iets zeggen , en met doen ? Zou Hy iets fpreeken, en met houden? Dat zy verre! Des Heer en woord is waarachtig! — En het geen aan de vervulling van deeze dierbaare Belofte in den text vervat , nog ontbreekt , zal Hy , wiens naam Jehovah is, de onveranderlyke vervuiler van zyne Vaderlyke toezeggingen, in den Zoon zyner liefde , tot Ja, en Amen maaken. — De Kerk tot die hoogte gedegen, waar in wy dezelve tans aanfchouwen, is 'er, menschlyker wyze gefproken, geen fchvn altoos, dat zy voor het einde der weereld een einde neemen zal. — B 5 TOE-  ( P6 ) TOEPASSING. Gelukkig Nederland, het welk ook deel mag hebben aan onze uitmuntende godfpraak! Laagc gy wel eer, gelyk geheel Europe in eene akelige en dikke duifternis bedolven , beroofd van alle kennis der godlyke waarheden: God verlichte dit zyn Go/en , cn trok voor zyn volk heenen ia een vuurkolom in deezen duifleren en naaren nagt van onkunde, dwaaling en bygeloof, om hen in een gezegend gewest van licht, kennis, waarheid en overtuiging te geleiden. In de eerfte dageraad der Hervorminge zyt gy, ó Nederlanders ! onder de eerften geweest, onder welken de Heere is bekend geworden In het jaar 1523 en zelfs eerder, waren de zoogenoemde Lutheraanen reeds zoo menigvuldig in deeze Landen, dat uit deezen hoek van Gods akker onder de Eerftelingers der Rechtgeloovigen, ook de eerfte bloedgetuigen der waarheid zyn voortgekomen. Dit blykt uit zeker gezang van Luther, het welk nog op het einde van eenige oude drukken onzer Gezangboeken van de voorgaande eeuwe gevonden word, beginnende : Een meuw lied wy heffen am , opgefteld ter gedagtenis, dat twee Auguftiner Monniken, de een Joannes Esch, en de ander Hemik Voès gehceten, in het jaar 152a te Brus/el, alwaar in dien tyd het hoogfte Gerechtshof over alle de Nederlanden was, om hét geloof verbrand werden, met die omftandigheid, dat hunne befchuldiging, gelyk anders van onheuglyke tyden gebruiklyk was, niet eens open? ïyk werd voorgeleezen. Men vind nog een brief van dien grooten Kerkhervormer, in het jaar 1523 fcan de Broederen in Holland, Braband enVlaan- de-  ( *7 ) deren , nopens die twee groote bloedgetuigen, waar in hy zyne blydfchap en naaryver doet zien, hen tot ftandvastigheid vermaant, en gelukwenscht, dat onder hen het eerfte bloed geplengd was voor het Euangelie : voegende 'er by: wy, in de bovenlanden van Duitschtand, zyn nog niet waardig geweest, om voor Kristus zoodanig een offer te worden , fchoon veelen van onze ledemaaien niet zonder vervolging geweest zyn , en ook nog niet zyn. Alreeds in het jaar 1525 Het de pausfelyke Bedient van Westvrieslanaf een bagynen Pater te Hoorn jn de gevangenis werpen , om dat hy zeer berugt was van Lutheranery. Trouwens, iets deigelyks viel in het zuiderkwartier van Holland in dat zelve jaar ook voor. Want Jan de Bakker , of. gelyk hy met een latynfchen naam doorgaands genoemd word, ]oANNF,s Pistorius, geboren teWoerden, die van Luther en Melanchton te Wütenberg de zuivere euangelie-leer gehoord had, was de eerfte Hervormer deezer Landen , die daarom onder het bewind van Vrouwe Margarita van Savoijen gevat, in den kerker geworpen, en daar naa op den isden van Herfstmaand van het gemelde jaar in 's Hage leevendig verbrand is, waar van men het konftig af beeldzel nog in de Lutherfche Kerk te Woerden heeft, en daar zelfs als een Kerkzegel gebruikt. Straks werd de vervolging om den Godsdienst nu veel ftrenger , dan te vooren. Karei de Vde, nauwlyks te Aken tot roomfchen Keizer gekroond , gaf de wreedfte bloed plakaten tegen Luther en de andere Hervormers uit, die telkens door andere nog onrechtvaardiger en wreeder agtervolgd werden. — Schreef Luther, gelyk wy  ($ ■) fop even heprden dat men in Duit'sch'and ton'niét waardig geweest was, om een dierbaar offer, om Anstus wille te worden, tans werd de vervolging zoo zwaar, dat 'er om de Religie, aldaar wet driemaal honderd duizend menfchen jammerlyk Zyn omgekomen, terwyl 'er in de Nederlanden wel vrfttg duizend menfchen opgehangen, onthoofd, onder de aarde verfmoord , of verbrand zyn. ' Dog de Kerk was als een brandend braambosch die wel brandde, maar niet verteerd werd. Hoe meer de vervolging toenam, hoe meer het licht des Evangelies dooi brak , en de Kerk te vaster gevestigd werd, vooral in deeze Janden , werwaards veele Proteftanten, om de vervolging te ontwyken, zig begaven, dewyj zy hier 'nog eenige veiligheid vonden , alzoo 's Lands Overheden zig tegen die bloedige en met 's lands vryfleidrtrydende plakaten aankanteden. ' Toen de verbondene Edelen , ten getale van 400 op den 5den April des jaars 1566, aan de Gouvernante een fmeekfchrift op gebogen knieën overgaven, om de vervolging te doen ophouden, by welke gelegenheid Bqrlomont hun den naam van Geuzen, dat is , Bedelaars of Schoeners gaf: dog de Inquifitie eenigzins gefchort, en de bloedige plakaten tegen den Godsdienst verzacht werden , zoo volgde daarop terftond in dat zelve jaar door het geheele land, de eerfte openbaare prediking van het Euangeiie. — Altans op den i.iden van Hooimaand daaraan volgenden deed Jan Arendt, van Alkmaar , de mandemaker genoemd , de eerde openlvke predikatie buiten Hoofn, met groote toeloop van Volk, zoo uit die Mad, als van alle rondom liggende plaatzen; terwyl  ify] duizenden,- zig elders heen begaven-, öra riV zuivere vei kondiging van 's Heeren grootennaam te hooren. Dit onrftak egter Filips den llden zoodanig in woede , dat hy in het volgende jaar 1567 denHartog van Alba, een monfter van wi eedheid engierigheid, met . een heirleger van iaooo Spanjaarden en Italiaanen in de Nederlanden zond5 die daar op terftond den bloedraad: ftelde, en het land alom zoodanig met fchrik en vreeze vervulde, dat wel honderd duizend het zelve verlieten , en elders veiligheid zogten , terwyl hy op den lóden van Sprokkelmaand van het volgende jaar 1561 verklaarde, dat deeze landen be~ gaan hadden misdaad van gekwetfte Majefieit, en verbeurd hadden vryheid, goed en bloed. Hy liet op den iften en 2den van Wtedemaandte Brusfel, achttien Edelen en veele yoornaame Burgers op het Schavot door Bculs handen ombrengen.' In het volgende jaar door Willem den Iftcn> den Grondlegger onzer Vryheid, met een legertegengehouden zynde, eisctote hy in het jaar 1571den ioden penning van alle Koopmanfchappen v den aoften van alle vaste Goederen , en den I^cften van allerlei Goederen eens. Terwyl ni* de bloedraad 'er veelen om de religie ombragt, waren de benden van den Hartog bezig , met veelen onvermogenden om de ge eischte penningen om het leeven te brengen, waar door anderen het land verlieten', en op de Zee en elders omzworven. Dan , de Heer, die voor de vervulling van zyne belofte zorgt, g^f eene qnverwagte en goedertierene omwending, terftichtinge van zyns naams gedagtenisfe. De zwervers op de zee, de Watergeuzen genoemd ,  ( 30 ) nocmd, namen op den iften van Grasmaand'i5 jz den Brie! by verrasfing in, waarop byna de Steden' van Holland en Zeeland, en zommigen van Gelderland , den Hartog van Alba afvielen, en voor vyand verklaarden , terwyl in Hooimaand daar op volgende, ie Dordrecht de vrye oefening van Godsdienst, beide der Roomjchen en Onröomfchen eenpaarig goedgekeurd en vastge/teld werd. Hoe de Hartog en zyne opvolgers nog Verfcheiden jaaren lang gewoed hebben, kunnen Wy niet! hyzonder melden, dewyl dit ons beftek te buiten gaat. Des niet tegenftaande , al werden 'er in minder dan acht jaaren , meer dan 180CO menfchen door beuls handen omgebragt, met geen ander oogmerk , dan om den Berg van God tot de aarde, ja tot den diepften afgrond te Hechten j bleef de Kerk van Kristus ahyd ónbeweeglyk; haare grondflagen in het tieras van Kristus bloed gelegd, waren onverzetlyk. Alle pylen, op dezelve afgefchoten , werden ftomp , of moeften met geweld te rug fprmgen op de vyanden der waarheid, om hen, die ze hadden uitgeworpen, op de al 1 erge voel igfte wyze te kwetzen. Met één woord: alle listen en heülóozeondefneemingen, met welken Jezus Kruiskerk of heimlyk beloerd, of openlyk befprongen werd, zyn verydeld geworden door haaren magtigen Befchermer, die, een vuurige muur rondom haarzynde, dezelve-, door de oneindige kragt van zynen fterken arm, tegen alle aanvallen verdeedigt, zoo dat wy met recht juichen kunnen : De Kerk van het N. V. zal zyn als de zon, ja . als de maan zal zy eeuwig behouden zyn. Ps. LXXXIX: 37, 38 Op den 8ften van Slachtmaand 1576 werd'er te Gent tUbfchen de 17 Provin tien een verbond ge-  ( 3* ) gemaakt, zedert met den naam van Pacificatie van Gent bekend , waar in onder anderen vastgefteld werd, dat men niemand geweld aandoen, of in zynen godsdienst kinderen zou. Welk verbond door de Unie, den 29 Jannary 1579 tusfchen de zeven vrye Frovintiën te Utrecht geflooten , bevestigd is. En het is onbegrypelyk , hoe daarby naderhand gevoegd werd, dat de gerefoimeerde religie, welke toen in het openbaar gepredikt en geoeffend werd, zou worden gehandhaafd en beichermd, NB. zonder de openbaare leeringe of oefening van eenige andere religie in de tegenwoordig gelinieerde Frovintiën toe te laaten: daar evenwel in dit gezegend gewest , de vryheid van Godsdienst, door de wysheid en gematigdheid der hooge Overheden , zeer veel uitneemender gehandhaafd is in het begin der hervorminge a dan in eenig ander geWest , daar zy doordrong. Ja, het heeft aan die hooge Overheden, wie? nageeïagtenis altyd roemryk en gezegend moet zyn, niet gehaperd, om die vryheid in allen haaien luister te doen fchynen, en veele gelukkige omftandigheden liepen daar toe zamen. — De gezamenlyke Inwooners des Vaderlands, van welke gezinte zy ook mogtenzyn, hadden zigverëenigd, om voor de onderdrukte vryheid, die hen volgens het recht der Natuur en der Volken toekwam, en waar onder de vryheid van geweeten en godsdienst, als geen gering gedeelte behoort, te ftryden; waar uit van zelf voortvloeide, dat zy door dapperheid en beleid overwinnende, haar algemeen verwierven. — Om welke rede de Vader des Vaderlands, Prins Willem ï en de verdere Overheden des Lands doorgaands van begrip waren, dat die vryheid ook algemeen behoorde te zyn.  (ar» I zyn. He't is even zoo bekend, hoe dié grootê Vorst en veele andere fchrandere en deftige Staatsmannen, wegens de vryheid van Godsdienst der Lutheraanen niet alleen, maar ook wegen9 de vereentging van dezelven met de Gereformeerden dagten, en hoe die vereeniging, tot weJzyn' van het Vaderland zekerlyk tot ftand zou kunnen gekomen zyn , had het niet aan de zugt van eenige Godgeleerden , om de godsdienffge vryheid te bepaalen, gehaperd. — Hoe lang ds Heeren Staaten van veifcheiden Frovintiën, en met naame die van Holland, zig tegen die nauwe bepaalingen en Kerklyke Hiërarchie, welke de hervormde Godgeleerden zogten in te voeren, verzet hebben, en geheel andere begrippen, dan zy, wegens den Godsdienst en de vryheid van denken in denzelven vormden en voorftonden, weet een ieder, die in de gefchie1denisfen van ons Vaderland niet geheel vreemd is. — Dit was het, het geen hen de vryheid van Godsdienftige begrippen en de onderlinge verdraagzaamheid,- zoo veel mooglyk was, deed handhaven , tot den tyd van die groote omwenteling toe, wanneer de Staat in de jaaren 161S en 1619. zoo deerlyk gefchokt werd. Toen zag men, dat Kristenen, hoe zeer wel eer vervolgd, op hunne beurt, even ftreng en onverbidlyke dwingelanden werden, als te vooren hunne vervolgers waren. Dezelfden , die voor de vryheid van geweeïen geyverd, en voor dezelve {hoornen bloeds vergooten hadden, dreeven, zelfs terwyl hunne onafhanglykheid no4 wankelend ftond, hunne Verfchillend denkende medekristenen , die met hen goed en bloed der gemcene zaake opgeofferd hadden, wreedlyk ten lande uit. —  ( 33' ) tót.— Hier kon ik M. H. indien het my lustte* een tafereel lchetzen dier geenen, die om de belydenis der waaiheid, of hunne godsdienltige begiippen, aan de woede der onverdraagzaamheid bloot (tonden. Dan , laaten wy het gordyri fchuiven voor haare akelige u.twerkzelèn. Die' ontzagïyke uitberftingen der menfchlyke verdorvenheid worden tans voorgekomen door beter ftaatsgefteldheid, wyzer wetten en algemeene befchaaving. — Dezelfde gevoelens, waar van ik zoo even fprak, waren het, die dê hooge Overheid , nadat de gemelde beroeringen van her. Gemeenebest wat bedaard waren, de vryheid omtrent den Godsdienst wederom, zoo veel als eenigzins met de gefteldheid der zaake kon ftrooken, en gefchikt worden, op de billykfte wyze in ons Vaderland deèden bevorderen. Ja f de hooge Magten deézer vereenigde Gewesten , hebben door haaren invloed by vreemde Vorfteri en Republieken , deeze zoo menschlievende en kristelyke, als rechtmaatige grondbeginzelen, alzins zelf betoond en getragt uit te breiden. Getuigen daar van zyn het fchryvén van hunne' Hoog Moog. in het jaar 1710. aan het loflyk Kanton van Bern, en in het jaar 1725. aan den: Keizer en de Republiek van V e n e t 1 ë n. In zulk een Gemeenebest,- daar de onverbreek' baare Grond-maximen van Staat zyn, gelyk hunne H. M. daar in fpreeken, dat in zaaken van Religie en Kerklyke tucht, de enkele overtuiging plaats moet hebben j dat het aan eeH ieder vry flaatf in zaaken van Religie, te «elonven^ het geen hy oordeelt bekwaam te zyn, om het heil tebekomen,waar van ieder naar de verlich'ing^welkë hy heeft, aan God rekenfchap zal moeten geeven. — g ts  ( U ) ïn zulk een Gemeenebest behoeft het niemand1 vreemd te dunken , dat de Leer der onveranderde Geloofs belydenis van Augsburg een gunftigen ingang had , daar zy in den uchtenftond der Kerkhervorming, in deeze Landen het eerst geleerd en aangenomen werd, en byna alle Godgeleerden, van den jaare 15 21 tot 1550 de zaak ten vollen met Luther eenhg geweest zyn. De Waaien in Braband en Vlaanderen waren de eerften, die door eene byzondere belydenis des gelools, welke zy heimlyk in het jaar 1562 onder de man bragten, daar van afweeken , waar door zy de eerfte aanleiding tot die openlyke verdeeldheden, die zedert in de Nederlanden plaatsvonden, gegeeven nebben. Dan y welke afwyking den Hoofaen der verbondene Edelen zeer tegen de borst ftiet, die gaarn gezien hadden, dat zy zig daar onder weder begaven ; waarom zy in het jaar 1566 zoo te Antwerpen, Vdlencyn en Doornik ,als te Amfterdam, alwaar de gereformeerde religie voornaamlyk geoeffend werd, de Gedeputeeidens dierGemeentens daar toe lieten verzoeken. Hunne gevoelens by voorbeeld, nopens het Avondmaal , golden in Holland toen nog zoo weinig , dat zy zelf metf hooge woorden betuigden niets te leeren in dit ftuk tegen de Augsburgfche belydenis, en men vind aangetekend, dat op den -sften van Louwmaand 1507 de Gerefoimeerden te Laden, alwaar zy zig allengs , onder den naam van Lutheraanen ingediongen hadden , aan de Magiftraat van die Stad , m de tegenwoordigheid van Prins Willem verklaarden , dat zy geen ander religie wilden belyden, dan de oprechte Confes/ie van Augsburg. — Ja, de "Vorst was zoo fterk daar op gezet, dat men de•zslvc Confesfie in d®eze landen doorgaands zoq aan-  ( 35 ) aanheemen , en zyn Broeder, Graaf Lodewyk van Nasfau had dit nevens hem, by al de gereformeerden 2,00 dikwyh en zoo fterk aangedrongen , (zynde hetverfchil naar het gevoelen dier Vorfted en'de Hoofden der verbondene Edelen te gering, Om deswegen gedeeld te blyven) dat hunne Excellentïèn by zomtnige heethoofden daar over in het Oog liepen , en niet wel fcheenen betrouwd te worden. Deeze heilzaame voorflag wera daaiorri Volftrekt van de hand geweezèn, en, gelyk de uitmuntende Hiftorie-fchryver Hoofd Zegt , verworpen, door het bedryf van drie of vier Leeraars.— Geen wonder egter, dat het zoo lang gefoldé en vervolgde Lutherdom in Nederland , tot nog van den zuurdeegzem van Geweetensdwang niet geheel gezuiverd — dat Lutherdom , het welk fteeds met roem gedraagen en ongefchonden bewaard had de eerekroon, welke Willem de Ifte, in het jaar 1567 om het hoofd van het zelve gevlogten had, roemende deszelfs gehoorzaamlmd: aan de Overheid te Antwerpen, en trouwen byftand tegen de gèenen , die de voorjz. Stad in groote onrust en beroerte hadden gebrast, en waar over dé gemelde Hiftorie-fchryver zig in deezer voegen Uitlaat : En dus moest Antwerpen deezen dag zyne behoudenis aan de Lutherfclien dank weeten, — Geen wonder, herzeg ik, dat eindlyk het Lutherdom een vrolyk licht van Godsdienst ■ vryheid zag opdagen,en zintsongeftoord genooten heeft! Wy leeven nog zonder vrees, onder onzen Wynftok en vygeboom. — Wy ondervinden nog de gunstryke preuvcn van Gods genadige nabyheid, in de bedeelinge van zyn Woord en Sakramenten. Ik mag dus wei met Ezaias zeggen : Schouwt Zion aan , de Stad omes Stichts ; G 2 we  ( # > nwe ecg n zullen Jeruzalem zien, eene zekere woc«mg — eene hutte , die niet weggevoerd word, welker nagelen nimmermeer zullen uitgetrokken , en geen ran hawe zeelen verfcheurd woiden Waar vinden wy deeze voorzegging beter bewaarheid, dan ter deezer plaatze, en

-8 gedaan heeft, is het zeer te vei moeden , dat de Fmmerenders daar heen, ais het naast gelegen, gegaan zyn. Men heeft wel de overlevering, dat zy, nu, een eeuw geleden, cp de zoogenoemde Vyf Huijen vergaderden,dan zy hadden nog geen gewoonen Leeraar. Maar hadden het genoegen, dat D°. Loehwyk Dogen te Monnikendam, en Jaeobus Hovinck te Edam, beurtlings hen alhier alle Zondagen avonden kwamen bezoeken. De laatfte naa eenigen tyd van dit werk afdappende, deed Dogen het vervolgens alleen, tot hy 1690 na Woerden beroepen werd. In deezen tyd is het zeker, dat hen de openbaare Godsdienst-oeffening is toegedaan geworden, dewyl men bedagt geweest is , eene bekwaame huifinge in de Lapefiraat kerkwyze op te bouwen en toe te richten. De openl\ke god.-dienftige vergadering Hond nu weer eenigen tyd ftil. Dog 1092 kwam herwaards en werd beroepen op den gden van Hooimaand D°. Elias Pomian Yejarovius. Deeze had voorheen eene Lutherfche gemeente te Naarden opgericht, en was 1679 na Leeuwarden beroepen, alwaar hy van 1686 tot 1691 veel onrust gehad heeft, en eindlyk geheel uit den dienst was geraakt. Deeze tot Leeraar alhier beroepen zynfle bleef by deeze Gemeente tot zynen dood toe.  { 39 ) ?oc, die den ïgden February 17-09 inviel, hebbende dus 17 jaaren het amt der bediening met alle getrouwheid en yver waargenomen. Hier üaandegaf hy een klein Tiadaatje uit, genoemd een Onderzoek over het aft lyve i van het ti. Avondmaal , het geen ook ter deezer Steede 1696 in 4to gedrukt is. Over hem is op den tweeden Zondag naaPaasfchen eene Lyk- reden gehouden uit 2 Tim. IV. 7, 8. door zynen Opvolger, D°. Godfr. Heinrici. Deeze omtrent 1667. geboren te Berlyn, was te Koppenhagen in den dienst geweest; dog door onmin van daar weggeraakt, en eindlyk in de Ne» derlanden gekomen, heeft hy Fefarovius byge(laan, en naa deszelfs dood zyne plaatze bekleed. In zynen tyd is dit Kerkgebouw gefticht, waar toe men de penningen met zeer veel moeite te Koppenhagen, Hamburg, en elders in Duitschland, gelyk ook in verlcheiden gemeentens alhier, zoo veel mooglyk was, verzamelde. Hy wydde hetze!ve in , op den tweeden dag van het Paalch-feest 1712. met eene Leerreden over Ejez II. 19,20., welke hy in diuk gaf, en waar in hy zegt: dat de Kerk meer dan 30CO guldens kistte , fchoon zy niet zoo net gebouwd was, ah de Tekening war, want dat een teder, die dezelve «czien had, en deeze Kerk daar meede vergeleek, wel vraagen mo^t: Is het mooglyk, dat een werk zoo mismaakt worden kan? — Dat egter tot deeze kosten, het mini! door de gemeente gegeven wat, Jchion het grootfle gedeelte van dezelve gedaan had wat zy konden. — Dat ''er nog zeer veel toe betaald moest worden — dat hy nauwlyks van zyn raakte de Heer lsfendorp met hem, over eene zaak van eene allertederste natuur, waar in het ge weeten betrokken was, in gefchil, dat zelf tot een proces van Injurie uitberstte, waar in wel de eerfte, by uitfpraak van Schepenen ter deezer Stede, veroordeeld werd, dog zig beroepen hebbende op den Hove van Holland, verliep Dezius C 5 zyn  ( 42 ) zyn zaak, en geraakte ra de kust van Gu'mea, alwaar hy niet lang leefde. D'. lijendorp, geheel in kragten vervallende, zoo dat hy, die zig anders om den welfiand deezer Gemeente zoo bvzonderlyk verdiend maakte, den dienst niet verder kon waarneemen, was edelmoedig genoeg, om andermaal den Kerkenraad in Itaat te ftellen, om eenen tweeden Predikant te verkiezen, In zyne plaatze werd daarom 1743. van Kampen herwaards beroepen AEgid. Henr. tiollenhagen. Deeze is 1759. na Neêrlands Indien vertrokken, en 1762 te Batavia overleden. Gedmende zyne Amtsbediening, werd ons Bedehuis met een Orgel verherd, het geen zyn Eerw. inwydde op den 3 van Louwmaand 1754. met eene Leerrede over Ejez. V. 19. welke plechtigheid voornaame Leden der Regeer ing en Burgery met hunne tegenwoordigheid vereerden ; hebbende het zelve, wegens de liefdegaaven van de Gemeente , waar by één van onze Aanzienlyke Stadgenooten , wiens vriendfehap en nagedagtenis my nu nog dierbaar is, niet alleen een ongemeene gifte voegde; maar die bovendien al het beeldwerk liet vergulden, en de gaanderyen verwen , aan de Kerkenkas niet meer gekost, dan ruim een honderd guldens, fchoon het Orgel met zyne ornamenten te zamen verfcheidene honderden bedroeg. Naa deszelfs vertrek werd in zvne plaats van Hardingen beroepen D°. J. Anth. Glindtkamp, die hier in den dienst bleef tot 1775, wanneer hy tot predikant naa de Colonie Berb'ice vertrok. In dien tmfchen tyd werd onze Konfiftoriekamer opgebouwd, en onze Kerk befchonken met eenen, met Zilver beflagcn Bybc!, en de ove-  ( 43 ) overige fraaye zilvere Gereedfchappen tot het waarneemen van den H. dienst en het uitdeden der godlyke genademiddelen , waartoe zig onuer u verfcheidene liefdadige gemoederen lieten vinIn het zelve jaar op den io November had ik het genoegen my van Woerden herwaards beroepen te zien, en in het volgende jaar myn Broeder als myn Amptgenoot alhier te moogen begroeten: dan die, naauwlyks een jaar met my in deezen hoek van 's Heeren Wynberg gearbeid hebbende, tot den dienst der herderJooze niet alleen ; maar zeer berooide en verftrooide gemeente in dcBeverwyk is overgegaan, vervolgens naa Vrieslands Hoofdftad, Leeuwarden vertrok, en nu in Dordrecht de H. V, agt waarneemt. Hoedanig ik de gemeente gevonden heb, en wat 'er, gedurende myn dienst is voorgevallen, is u allen bekend. — Van myn dienst en gehouden gedrag , heb ik wel eens, als het te pasfe kwam , openlyk rekenfehap gegeeven. Hoedanig ik het Kerkbeftier heb waargenomen, benevens den Eerw. Kerkenraad, en welke verbeteringen en nutte fchikkingen ten beste eri ter {tichtinge der gemeente met deszelfs goedkeuring gemaakt zyn; daar over laate ik deeze Broederen oordeelen en beflisfen. — Verwacht derhalven niet, dat ik van myne verrichtingen, gevallen en wedervaaren veel melde, — vertellingen, die wel zomtyds in redenvoeringen , van die natuur als deeze, invloeljen, en by deezen, traanen, bv anderen gelach verwekken, en by een derden* aangemerkt worden, als iets, dat de gantfche Leerreden verfraait, terwyl een ver-  ( 4* ) handige het afkeurt, en aan gebrek aan oerdeel, of aan die onnozelheid toefchryft, volgens welke de menfchen waanen, dat anderen zo zeer ingenomen zyn met hunne Leeven>gevallen, als zy zelf. 't Is my genoeg, dat deeze Gemeente door het gunstryk bellier des AllerhoogÜen, die myne zwakke poogingen tot hier toe heeft gelieven te onderfchi aagen, in grooter bloey, dan ooit te vooren, zig bevind, zoo dat zy voor verfcheiden andere Gemeentens in de Nederlanden niet behoeft te wyken ; maar wy eikanderen met innerlyke zielgenoegen mcogen toeroepen: God heejt lust om op deezen Berg te woonen Want tot op deezen dag heeft hy rooit zyne hand van ons afgetrokken, noch zyne gunst van ons afgewend. De ftaat van onzen Godsdienst, de bediening der H. Genademiddelen, de tegenwoordige gedaante van onze Kerk geeven hier van klaare getuigenisfen. Dan hy heeft ook dit huis met tydelyke gaven gezegend, en betzelve meeimaalen onverwagts veele milde liefdegiften laaten toevloeijen. Want niet behoorende tot den heerfchenden Godsdienst van dit Land, heeft zy geene andere bronnen tot haare ftandhouding dan de liefdegiften van haar eigen Leden. En welke zyn deezen? — voor een groot, zoo niet voor het grootftegedeeltemoogen zy met David wel zeggen: Wy zyn Vreemdelingen en Gasten voor u. Zou dan niet hier over onze mond vol juichens , en onze tong vol roemens zyn ? En daar wy met alle onze Geloofsbroederen, die in deeze Landen de Augsb. Confesfie zyn toegedaan — van Dan tot Berfeba toe, goeden vreede hebben, en in onzen eigen Keiken onzen Godsdienst vry en onverhinderd verrichten, .zoo laa-  ( 4S ) katcn Wy onze harpen van de wilgen neemen-* en juichen, ja vrolyk juchen. — Waarheid en Dwaaling toch in het ituk van den Godsdienst, mag geen mensch, wiens grootite voorrecht de Rede en de kennis van God is, onverfchillig zyn. Men moet de Waarheid zoeken te kennen, en de dwaaling poogen te vermyden. — Een ieder heeft het recht, en wanneer hy 'er bekwaamheid toe heeft, is hy verplicht, om de waarheden van den Godsdienst te onderzoeken, en over het geen daar in gegrond of ongegrond—waar ofvalsch is; zelf te oordeelen. —De gezonde Rede en de H. Schrift zyn de eenige regelsy waar naar beide beflist moeten worden, en ook de eenigfte middelen, om tot overtuiging te komen, en vast in het geloof te werden. Noch menschlyk gezag, noch de hooge Oudheid van een Leerftuk, noch de menigte van deszelfs Belyders kunnen in dit geval iets beflisfen — Hoe onvergelyklyk eene weldaad is dan niet de vrye oefening van den Godsdienst, wanneer noch eenig mensch, noch eenige menschlyke maatfchappy aan onze geweetens leerftellingen opdringt , waar Van wy de waarheid niet inzien. — Hoe uitneemend groot is niet deeze weldaad, daar het niet genoeg is, de waarheid te kennen, maar daar men ze door woorden en werken ook belyden moet. — En wie verheugd zig niet in het vrye en volkomen genot van dezelve, daar niets zoo' onverftandigs — niets zoo onmenschlyks— niets zoo onkristlyks is, dan de vervolging om verlcheidenheid van gevoelens — hoe veel te meer ©m den Godsdienst en het Geloof. Dan, M. H, gelyk deeze plegtige Eeuwdag aan- de eene zyde ftrekt, om de gedagtenis te 4 veï-  ( 46 ) vernieuwen van die aanmerkelyke gebeurenisfen , die gedurende eene eeuw in deeze gemeente vooigevallen zyn, en deze!ven op de latere Nakomelingen over te brengen ; zoo moet dezelve ons ook aan den anderen kant zoodanige gevoelens inboezemen, of ons in zoodanige gevoelens verfteiken , als het aandeel , het welk wy aan deeze gebeurenisfen hebben , en de voordeelen^ welken Wy 'er van trekken, van ons afeisfchen. Ik zal de blydfchap van deezen dag niet ftoorendoor een wydloopig voorftel van veeier dwaasheden , en liever een kort Woord zeggen van zaaken , die voor ons van belang zyn , en waar op het vooral aankomt; te weeten, of wy ons allen, als waare Leden van datLighaam , waarvan Kristus Jezus het hoofd is , gedraagen hebben, en niet alleen op de beftendige veiligheid van 's Heeren uitwendige wooning ; maar ook op de geestlyke inwooning van Jezus Kristus in onze harten roemen kunnen. — Want naar maate Gods wooning vaster, veiliger en heerlyker werd , zag men de yverloosheid en het zielverderflyk verzuim van de meerte Godsdiens'pligten hand over hand toeneemen. Waar toch blaakt de yver, dieonze' "Voorvaderen bezielde ? De Ouden mogten wel zeggen : Zoo lang men houte vaten in Kristus Kerk bezigde, had men gnude Kristenen; maar nu dezelven tn gouden en zilveren veranderd zyn, heeft men houte — dat is: ongevoelige Kristenen, om dat de meeften het nietig fchyn-goed voorliet waare hoogfte goed verkiezende, meer lust hebben te wandelen naar de grondbeginzelen eener bedorven weereld, dan te verkeeren in de vergaderingen der Heiligen. Zoudt  ( 47 5 'Loudt gy , myne Gcloofsgcnooten ! op zoodanig eene wyze den Heere uwen God danken, als eendwaas en uitzinnig volk? Is Hy niet uw Vader en uw Heer? Is Hy het met alken, die u gemaakt en bereid heeft — Gedenkt aan den voorigen tyd tot hier toe, en bedenkt , wat Hy gedaan heeft aan de oude 1/aderen. Vraagt uwe Vaders, die zullen hel u verkondigen j uwe Oudjten zullen het u zeggen. Hoe gelukkig zvn wy,boven de eerfte Kristenen, en veelen dér beste menfchen in de metfte eeuwen — boven onze godvrugtige Voorouders — boven zo veelen onzer Geloofs-genooten en Mede-proteftanten , in die Gewesten, daar menschlyk gezag , in den Stoel van God gezeten, heerfchappy voert. Wy zyn in rust, terwyl zy ontrust werden. Wy genieten de voordeden van den vreede, terwyl zy met geweld werden aangegreepen — Wy hebben eene ongefchonden viyheid , om onze Godsdienstplegtigheden op onze wyze te oeffenen, daar zy niet dan met gevaar van lyf en ïeeven, zig van hunne godsdienst-oefteningen mogten , of nog niet kunnen kwyten. — Hoe gelukkig zyn wy , dat wy den Heer van Hemel en Aarde, den eenigen waaren God en zynen Zoon Jezus Kristus, dien Hy gezonden heeft, naar de overtuiging van ons "hart, in het openbaar moogen belyden, prediken en verkondigen, met al dien luister, op klaaren dag, die den Godsdienst eere kan aandoen, en eerbied voor den zeiven in de gemoederen verwekken. Wy worden befchermd; Geweetensdwang is ons onbekend , terwyl wy alle voordeden van Koopmanfchap, van Neeringen en Handwerken met de overige Inwooners des Lands dcelen. — Wcik eene erkentenis  ( 48 ) nis en dankbaarheid jegens den Allerhoögfféri $ behoort ons dan niet te bezielen, van wien oorfpronglyk deeze zegeningen, gelyk al het goede, dat wy genieten, afdaalen; — Zegeningen, die buiten twyffel, naast de kennis van den kristelyken Godsdienst, de grootften zyn, die ooit uit den Hemel, aan de kinderèn der menfchen gefchonken zyn, en om welken in deeze gewesten te genieten, onze zalige Vaderen goed en béken bloeds geofferd hebben. Erinnert u dan de dankbaare verpligting, welke gy aan God hebt. Heeft God tot 'hier toe getoond , lust ie hebben hier te woonen ; heeft hy de grondflagen van dit Zion vast gemaakt; ziet gy het tans op dit eeuwfeest voor Jcheunngen van binnen, voor vyanden van buiten bewaard en voor geweetensdwang bevryd ; dankt hem daar voor met hart , mond en handen, onder eene godvrugtige betrachting en waarneeming van alle die hoofdpligten, welke u zoo menigmaal uit Gods H. Woord worden voorgehouden. Roemt de groote daaden des Heeren ; vertelt al haar en lof. Waarlyk! indien gy zweegt; de fteenen van dit Gebouw , waar in wy vergaderd zyn, zouden lpreeken. „ Neen, memchlievende Vader! Gy hebt dit „ Zwn tot de Stadomes Stichtsgemaakt; door uwen „ zegen zien ome oogen dit Jeruzalem, als eene heilige „ en veilige wooning. — 't Is aan uw voorzienig bewind — aan uw vaderlyk opzigt— aan uwe „ onverdiende goedertierenheid te danken, dat „ deeze hutte tot op deezen dag beftaat, dat geene ?, van haare nagelen uitgetrokken, noch geene van r> haare zeelen verfcheurd zyn geworden.  ( 49 i Ü — Jehovah — Heer dér Heerèri! U — zij al dit Volk gewijd! tj — 6 Bondgod zal ik eeren! Eeren — heel mijn leevenstijd! Ü — Jehovah zal ik zingen! Zingen — in dit Heiligdom, Tot ik met de Hemellingen, Juichend — zingend bij Ü kom.' Dat hier blijde wél vaart bloeije! Dat uw zegen zichtbaar blijk! Dat de vobrfpoed immer groeije! Dat de vrijheid nimmer wijk. Dat ons Nakroost, Hemelkoning! Vrolijk vier dit Feestgetij! Als gij daalt van uwe wooning — Dat het óp dees Feestdag zij! In de tweede pïaatze, laat óns nöoit j dan mei hartlyke dankbaarheid denken en fpreeken am ent van de loflyke handhavers der Mtuurlyke rechten en Kristehle Vryheid van het geweten, 's Lands geëerbiedigde Overheden. — Hunne pügt als Hoofden van een vryen Staat — als getrouwe en rechtfchaapene Liefhebbers van hun Vaderland als deugdzaame en rechtvaardige Beftuu'rders,èn — als goede Kristenen, kan wel niet misfen, hen daar toe aan te zetten; maar is niet alle betrachting van plicht èene lofwaardige deugd,èri verdiend niet iéder blyk van goedwilligheid eri gunst, by eenen weldoener, hoe zeer ook daartoe pligtshalven Verbonden, onze wederkeerige liefde en erkentenis? Laat dan, M. BV D feaï  ( 5o ) Ïa2t dankbaarheid een gedurig gedenkteken zyn? van de goedheid onzer Overheden. Laat dit Bedehuis van haaren lof, met dien des giooteir Konings weergalmen, by alle gepaste gelegenheden , en by alle onze godsdienftige aanbiddingende oprechtfte en vuurigfte fmeekingen hooien r welken onze harten door onzen monden uitftorten, voor den troon der Almagt, op dat zy leeven, regeeren en voorfpoedig zyn. „ Ontvangt, Beschreeven Vaders! den „ verdienden lof, die een knegt van Jezus, u in' „ ootmoed aanbied voor de gunften, welken wy „ van u ontvangen. Dc Hemel florie zyne „ milde Zegeningen uit over uwe geheiligde „ Bedieningen en Perzoonen, en kroone alle uwe „ raadflagen. Wy belooven en heffen onze hand „ op by dien, die eeuwig leeft, dat wy nooit „ zullen ophouden voor het wel'vaarcn' van eenr „ Land te bidden, waar in wy geboren zyn,- waar in wy woonen , en zoo veele voorrechte ten genieten. Veyfchillen wy in Godsdienftige « gevoelens met anderen ; hier in zullen wy met r> de beste Ingezetenen altyd eenig.zyn, God te » vreezen, U te gehoorzaamen, en het welzya y, van ons Vaderland te behartigen:" Naa my dus van de voornaamfte pligten gekweeten te hebben , kome ik tot u, Mannen, Broeders, Leden van- den Kerkenraad deezer Gemeente! Van heeler harten wenfche ik u geluk, dat de goede Voorzien igheid u dit eeuw-feest heeft laaten bekeven — Zoekt toch, bidde ik u , voortaan derzelver welftand, waar van gy Voorstanders zyt, en — Voorbeelden syn moet. Arbeidt fteeds , dat 'er vieede beroiderd , bewaard en onderhouden worde, en poogt  (51) poogt alles voor te komen, waar door het vissf geluk en de blocy der Gemeente zou kunnen geftoord worden, op dat een ieder, in fpyt der geenen,die het gaarn anders zagen, van uroeme: Hoe tieflyk woonen de Broeders onder eikanderen. God geeve u alle de nodige gaven van zynen Geest, leide u op het fpoor der gerechtigheid, doe u getrouw zyn in uwen post , om het uwe tot den geestlyken opbouw deezer hutte blymoedjg toe te brengen. De Vader der Lichten bekroone u met allerlei lighaamlyke, voor al met zyne beste geestlyke goedgunftigheden. Hy doe zynen milden zegen op uwe perzoonen , huisgezinnen en het werk uwer handen nederdaalen. Hy doe u fmaaken,. dar Hy, de Heer goed is, en zyn rreede, die alle verftandte bovengaat, bewaare uwe harten in Kristus Jezus. Niets is my aangenaamer , dan te zien en getuigen te zyn , dat myne Broederen in de waarheid, den vreede en de liefde wandelen. Welk een genoegen fmaakt myn ziel, zoo veelen myner Medekristenen deel te zien neemen aan de Jubelvreugd van deeze Gemeente. Nu zie ik in de daad en waarheid, welke heuchlyke dagen wy beleeven — dat dweepzugtig Bygeloof, gehaate Godsdienst - dwang en een verkeerde religie-yver reeds voorlang een wykplaats na andere lugtfheeken hebben moeten neemen.— 6 ! Laaten wy allen ons met eenen vryen Godsdienst geluk wenfchen, en als Belyders van den besten en weldaadigen Godsdienst Van Jezus Kristus met de daad toonen, dat- de yver voor het geen wy gevoelen en belyden , niet beftaat in een onbejcheiden drift — in eene blinde aankleeving aan de gezindheid, waar in wy geboren en opgevoed zyn: noch in bittere ge dagten, haat en woede teg^n D 2 hen.  { 52 j hé'ri, die niet met ons het zelfde gevoelen' ert gelooven , en welken men daarom veeltyds als vyanden der waarheid aanziet. Laateh wy de lés van Faulus opvolgen: ls het mooglyk, zoo hebt, zoo veel als aan u is, vreede met alle menfchen. — Niemand egter denke, dat ik hier mede voor alle onverfchilligheid in het ftuk van den Godsdienst pleite ; neen ; — Elk zy God — zyn hart — zyn geweeten — zyne Overtuiging getrouw. Maar de een verdraage den ander in de liefde. Wy ei kennen met dankzegging, waardfte' Medekristenen! Broeders, met ons door eenerlei roeping tot dezelfde Hoop geroepen ! Wy erkennen uwe deelneeming aan onze vreugde, en' in 't by zonder, het geen gy ter vermeerdering, van het genoegen, het welk ons heden bezielt, wel hebt willen toebrengen. — Wy wenfcherï ü van harten tóe, dat, dewyl gy djt Heiligdom hebt helpen vervullen met de* feesthoudendé menigte, de Allerhoogfte u wederom met zyne goedertierenheid vervullé. Hy breide de keur zyner weldadigheden over Uwe zielen en lighaamen, over uwe huizen en geflagten uit, en doe n eens met zyne Liefhebbers beërven het geen beftendig is , op dat, gelyk gy hier in deeze' Kerktente verkeerd hebt, en in deeze H. Wooning met ons zyt opgegaan, gy namaals ondervinden moogt, dat Jezus u een plaats bereid heeft in het huis z'yns Vaders, waar veele wooningen zyn. ( Nog eens keere ik tot u , feestvierende Gemeente1. Tragt er naar, om geestlyke woOningen te zyn van God, een H. priejierdom, om te offeren geestlyke Offeranden, die Gode aangenaam zyn , deor Jezus' Kristus. Zoekt in godlyke dingen VÉrftandig en in de kennis daar van volmaakter te worden. Want die van hun geloof geene andere reken- ichap  ( 53 ) schap weeten te geeven, dan dat zy daar in geboren en opgevoed zyn , kan men niet anders, dan fchandvlekken der Kerke achten. Houdt u derhalven tot de vergadering der geloovigen , en zyt geplant in de voorhoven des Heer en, alwaar de lippen der Priefteren! die de leere bewaaren, gehoord worden. — Schaamt u niet, Belyders der Augsb. Confesfie te zyn , en ook genoemd te worden. Laat u nooit om weereldfche inzigten of belangens tot een verfoeilyken afval daar van beweegen. Ziet men nu en dan, dat deezen of geenen dezelve verhaten , laaten zy vry het geweeten voorwenden; maar het is geheel wat anders , het geen men zegt , en wat anders het geen men waarlyk beoogt. — Verlaaten anderen dezelve in fchyn : wat verliezen wy er by? Eenen Huiciïe-' laar. Wat zullen anderen daar by winnen ? Eenen Geveinsden. Is het dan niet even veel, pf dit kaf in onze, of in eene andere Schuur gevonden word? Bezoetelt u, M. G. niet met zulk een afval. Zyt niet van de geenen, die wyken en verhoren gaan , maar die gelooven en behouden worden. — jfs het hoopje onzer Belydenis klein? zyt getroost. Het volk van Jezu> word ook eene kleine kudde genoemd. Blyft dan in het geen gy geleerd hebt, en bewaart dit goede pand uwer belydenis door den H. G. — Zyt daar nevens bedagt, om dezelve op de Nakomelingen yverig voor te planten Spaart geene moeite, om uwe Kinderen en Huisgezinnen in dezelve te onderwyzen, of te doen onder wy zen. — ö Dat het voorbeeld der vroome Lois en Eunike in onze dagen meer navolgers had, men zou onder de jeugd meer Timotheusfen vinden! Wel dan, beveelt de woorden, welken gy gehoord hebt, aan uwe Kinderen, zoo zullen by de laatere Nakomelingen,  ( 54 ) gen nog voetfpooren gevonden worden van den trouwen yver der geenen, die nu in leeven zyn. Laaten wy ook, wy die één geloof belyden, en — gelyk in de leere, zoo ook in de liefde moeten verbonden zyn, — eikanderen met byten of fcheuren, op dat wy ons zelf niet verteeren. Zyt iiaarftig om te houden, de eenigheid in den geest, door den band des vreedes. Dan zult gy toonen te woonen in huizen des vreedes — in verzekerde wooningen — in veilige ruste. — Dan zal men u mooge toeroepen: De Heer zegene u, gy Woontng der Gerechtigheid'! — Dan zal men zulk een lied Zingen in het land Juda: Wy hebben eene vaste Stad; Muuren en Verfchansfmgen zyn heil Doet de Poorten open,, op dat het rechtvaardige Volk daar in gae, het welk het geloof bewaart. Ik ben aan het einde myner Redevoering. Hielt gij ooit een loflied aan, 6 Zions Burgerij! Juicht dan in Purmer.end op Luthers Feestgetij\ Bij al de Natiën — ook bij de woeste volken , Is Luthers leer verbreid, door Euangdie - tolken. Al vroeg klonk dit geluid in dit gezegend Oord, Het werd op deezen dag reeds voor een eeuw gehoord. Nog hoor ik 't dankgezang van onze oprechte Vad'ren !.. Bezielt ons'i 2elfdevuur, doordroomt hun bloed onze ad'ren, Min geev' dan, blij van geest, den Eerekoning lof! Dcez' Eeuwdag zijner Kerk verlèhaft u roemens ftof. Wilt fteeds met Luthers leer ook Luthers daaden paaren ; Zoo (laat ge als Luther pal in fnerpendfte gevaaren;. Zoo blijft ge bij zijn leer, die ge eenmaal hebt beleen; Zoo wandelt ge op zijn fpoor naar 't rijk der zalighêen; Waar gij met Luther zelf, en al de Hemellingen, flct eeuwig Jubilé van Jezus Kerk zult zingen,