ERNSTIG DOCH TEFFENS SCHERTZEND ONDERZOEK, Of de Oorzaaken van de Kinderpokjes, Mazelen, Loop, Rodeloop, en van veele andere Ziekten, maar byzonder van de Schurft aan Infeften moeten toegefchreven worden, door Wl TT XL JD Xt X JKTt "Medicina Dodtor en Chirurgen Major van let etrfle Ballaillon Saxen-Gotha. Te AMSTERDAM, By H. KEYZER, Boekverkoper op de Gelt derfche Kaay, op den hoek van't Schipperftraatje, 1781.  Syfthêtnata at Medkamina fua fata experiri nsmo in duhum vocabit. Ob virium potentiam ad caelum ttsqut iolluntur, qua intervallo temporis ob noxam, quam forte crearunt, iierum culpantur, & ad ima usque relegantnr.  VERHANDELING OVER DE SCHURFT. Hy, die de gantfche Maatfchappy in het gemeen, of zyn Vaderland in het byzonder, de grootfte dienst beweezen, of het grootfte nut toegebragt heeft , verdiend ge* wisièlyk, en dat kan niemand ontkennen, boven alle anderen, den grootften roem, vergezelfchapt met de grootfte belooningen. Waarom ook, naar mate de gewigtigfte, en nieuwfte uitvindingen in ieder tak der weetenfebappen, van een meêr of minder algemeen nut en voordeel zyn; even naar die mate, verdienen ook derzelver eerfte Uitvinders, of Bevorderaars een billyken en welverdienden lóf. Ik geloof nogthans , dat de eerfte uitvinders, en grondleggers van de eene of andere nuttige wetenfchap, of kunft, fchoon. by, door toeval verhinderd, dezelve niet tot haa. re volkoomenheid hebben kunnen brengen, grooter eer waardig geoordeeld moeten worden, dan anderen, die dezelve verder uitgebreid, van alle nog overgebleven duisterheeden gezui" vert, en tot de hoogftmogelyken trap van voK A maakt.-  2 VERHANDELING maaktheid gabragt hebben; alhoewel aan dee. ze laatrten door hunne noeste vlyt, en onvermoeide arbeid, een gewisfe eervergelding niet mag ontzegt worden. Uitneemend pryswaardig zyn daarom de Praalbedden en Zegeteekenen , voor groote Mannen, ten toon geftelt. Het zou nutteloos werk zyn, de menigvuldige navolgenswaardige voorbeelden ftukswyze daar van by te brengen. En hoe zeer ik die loffelyke gewoonte, aan welke het ons Vaderland, door het oprigten van foortgelyke Gedenkftukken, zoo die def Helden, als der Geleerden, gantsch niet ontbreekt, aanpryze; om anderen, door hunner roemrugtige Voorvaderen voetftappen te drukken , daar toe des te meer aan te fporen: zoo ben ik evenwel in de wyze, hoe zulks veeltyds, en genoegzaam altyd verrigt word, Van die alle zeer verfchillende. 't Is toch, den in 't ftof, van hunnen fuu» ren en gevaarlyken arbeid rustenden, en hoe ?eer ook in hun leven geëert, geëerbiedigd, ja als 't ware, aangebeeden, (YVreedaarts en Dwingelanden van Allëenheerfchers bekreun ik my nier,) onverschillig, als van alle dierlyk gevoel berooft, hoe, cn waar hy in het ftof  over de SCHURFT, enz. 3 ftof der aarde bedolven ligt, en welke Zegeteekens hunner vlyt, en eerzugt men voor hun, in een akelig donker keldergraf plegtig bygezet, na hun verfcheiden opricht. Het zou, behoudens de agting voor het gevoelen van anderen, en de dagelykfche gewoonte , myns bedunkens , veel voordeehger uitwerkingen hebben; en het zou anderen oneindig meer aanfpooren ter ievenger navolging van de fchitterende voorbeelden van voornaame Mannen, wanneer men, in plaats, van zelvs lang na hunne roemruchtige dood , in hunn' leeftyd, hun ter eere Gedenkzuilen of Standbeelden oprigtte ; op dat zy zelve de aangenaame welverdiende vrugten van hun fwoegenden vlyt, niet alleen plukten; maar ook andere, door hun eigen voorbeeldig voorbeeld, viva voce gefterkt, aanmoedigden, en daar door als van zelvs aangemoedigd wier* den, op dat zy ook met allen ernst ftreefden, om hun, of ten minsten te evenaaren, of door de Glorie Kroon uitgenodigd, ook wel te overtreffen, en den loef af te fteeken. 't Was tegewoordig myn oogmerk, om zulk een Pronk- en Praal-Beeld, wel niet van Me», taal gegooten, noch uit Marmer of Albast gehouwen , maar op papier gefraeer, daar te ftellen.: A 3  4 VERHANDELING Dan ik ben het tot heden toe met my zelvs noch niet eens; wie van Hun de eerfte plaats zal moeten bekleeden: naamlyk; of, die de eerfte uitvinders geweest zyn van het nieuwe zamenftelzel der bloedelooze diertjes, eerst in de Schurft, en vervolgens in zeer veele andere Ziekten: of, die dit gevoelen een aanmer-; kelyk licht bygezet hebben. Wanneer ik op de uitbreiding, en de verdere voltooijing van het opftel dier kleine (tinkende Diertjes, en derzelver verdervelyke, ;a doodelyke uitwerkingen, vooral op het menfchelyke geflagt; met de hcilzaame geneesmiddelen tegen veele van hun, om ze, of te dooden, of ten minften te verdryven, het oog flaa; dan ftaa ik geen ogenblik in bedenking, om Linn;eus, wil ik hem geen onregt doen» de eerfte plaats te doen bekleeden. Mogelyk fchryft een ander deeze eer toe, waar van ik ook gantsch niet vreemd ben, aan Bononius, die de eerfte uitvinder van de diertjes, die in de Schurft zouden gevonden, en als de eenige oorzaak van dezelve door veele gehouden worden, geweest is, en daarom derzelver Patroon kan genoemt worden. Zie Sandif. Nat. en Geneesk. Bibl. II D. 3 St, bl. 607. Van  over de SCHURFT, enz. 5 Van der Haar, in eene aanmerking by van Smeten over de Leegerziekten, eigent de eerfte uitvinding toe aan Leeuwenhoek, bladz* ioo. 'k Zal anderen, om alle wydloopigheid te vermyden , ftilzwygende voorbygaan, en verkies liever, om geen reden tot billyk ongenoegen te geven, de keuze van den voorrang aan andere over te laten, my in dezen onverfchillig te gedragen, en den Lauwer-Krans aan allen toetewyën. Deeze Natuur-Onderzoekers zyn dan van gedagten* dat de Schurft-Diertjes, en die van de andere Ziekten, in *t vervolg .te noemen, van elders buiten het lighaam aangebragt worden. Men heeft 'er ook gevonden, die wormpjes of diertjes, dadelyk aanweezig in het bloed gezien en geftelt hebben: mogelyk zyn de redenen voor beide gevoelens even gewigtig. Dit fchynt ten minrten van beide waarheid te zyn, dat, indien de diertjes inwendig, dat is, in onze vogten gevonden worden, dezelve, of dooiden ftroom derzelver vogten voortgeftuwt, of door hun eigen beweeging, of door beide te gelyk, op de huid kunnen gezien worden; dat zy aldaar allerhande foorten van onaanzienlyke zweeren kunnen veroorzaaken. Indien daar en tegen de diertjes, ons niet natuurlyk eigen, maar van buiten aangekomen , de opperhuid kunnen doorbooren» en de huid doorknaagen, A 3 dan  6 VERHANDELING dan maken zy insgelyks leïyké zweertjes; en van daar begeven zy zich, al knagende, dieper in het hghaam, tot dat zy eindelyk den weg vinden, om in het bloed te komen. Het tweede gevoelen heeft, myns bedunkens, niet meêr waarfchynlykheid, dan het eerfte: 't is toch altyd veel gemakkelyker met den ftroom van 't ftagaderlyke bloed af te zwemmen, dan vooraf, die taaye huid doorboord hebbende, te^ gen dien vloed op te laveeren ; of zy moeten de flagaderen voorzigtig weten te vermyden , cn liftiglyk in de opflorpende aderen influipen, en dan gaat hun koers voor wind en ftroom ; en dat kunnen zy, wegens hunne kleinheid, zeer gemakkelyk doen. Veelligt legt 'er de Genees-kunde weinig aangeleegen, of dit verfchil bellist worde, dan niet; -als er de geneeswyze maar geen fchade door lyd, en daar door den lyder in gevaar gebragt word ; waar voor men tot heden niets te dugten heeft. Als de Grondflag van dit nieuw uitgedagt zamenftel, aangaande de bloedelooze diertjes, in de Geneeskunde , door andere uitgevonden , verder vervolgt, en uitgewerkt; en door LinNiEUs op zeer veele en gevaarlyke ziekten tcegepaft, voor waarheid kan gehouden, en daarom aangenomen moet worden, het geen op 't laatft  over be SCHURFT, enz. 7 laatft zal onderzogt worden; dan is de gantfche wereld verpligt, om Hun, maar voor al LiNNiEüs hulde te doen. Niemand heeft dan , geduurende zoo \ l afgelopen eeuwen, byzonder aan h navolgende geflagt, zoo veel heilzaame nuttigheid aangebragt: niemand, dan Linn^eus, zal groter roem behalen by onze nakrooften, die zich Methu-. zalems jaren, indien zy die niet overklimmen, ten minften zullen kunuen beloven ; en van wien niemand by naar fterven zal, dan door die eenmaal opgelegde Natuur-wet, uit eene natuurlyke vermindering en verval van kragten, door een uitgeleevden ouderdom verfleeten; hy fterft dan, om dat hy niet langer kan leven. Wie durvt ontkennen de grootfte voordeelen van deeze uitvinding? Wie zou aan Hem,wanneer de uitkomft van deeze zaak door de ondervinding aan de waarheid beantwoordde, de grootfte roem mogen onttrekken? LiiNNiEüs voofonderftelt derhalven, en heeft, tiaar zyn gedagten, beweezen; dat de Infecten, het zy die zichtbaar, het zy die, wegens derzelver ongemeene kleinheid , onzichtbaar zyn; de eerfte en voornaamfte oorzaaken van de meeft gevaarlykfte, indien niet van alle A 4 ziek-  8 VERHANDELING ziekten moeten gehouden worden: en hier toe heeft hy de eerfte grondflag gelegt in die diertjes, die onmiddelyk de Schurft, van veele daarom van te weinig aanbelang gërekent, volgens zyn gevoelen, veroorzaaken; om dat men veelerhande middelen, dog inzonderheid de Bloem van Zwavel alleen, als een, door de ondervinding beproeft, in en uitwendig onfaalbaar Geneesmiddel, om de diertjes te do] den, en uit te roeyen, voorgeeft uitgevonden te hebben. Wel is waar, dat de Zwavel, reets lang tegen de Schurft aangeprezen, met vrugt gebeezigt is; dog alleen, of wel voornaamlyk met oogmerk; om, inwendig gebruikt, de onzuiverheid des bloeds, waar in voormaals de oorzaak van de Schuift geftelt wierde, weg te nemen : en niet ten onregte; want zy fuivert, onder anderen , niet zelden de ontaarde vogten , door als een afgang-verwekkend middel, veele onzuiverheeden buiten het lighaam te voeren; zie Kofcnfl. bi. 540. No. 3. behalven dat de Zwavel van voornaame Mannen onder de fweetdryvende middelen geplaatft, en 'er een kragt, de verrotting tegenftaande, en de rottige fcherpte van onze vogten verbeterende, aan toegefchreeven word; waarom die dan van hun ook in de jeukerige ziekten der huid, en in de Schurft voorgefchreeven word; en om, uit •  over de SCHURFT, enz. g uitwendig tot een zalv, met 'er het een of ander fmeer by te voegen, gemaakt, de kleine of groter zweeren zoo van de Schurft, als anders te geneezen. Willis heeft al voor langen tyd tegen de Schurft de Bloem van Zwavel, uit-en inwendig gebruikt, gepreezen: en Bordlus heeft, inzonderheid voor geringe en behoeftige lyders, alleenlyk het waflchen met groene of zwarte Zeep geroemd, welke beide middelen Aoovvan der Haar zaamengevoegt, en tot een zalv gemaakt, al vry aan 't oogmerk voldoed; alleenlyk word 'er de huia in fommige eeniglintshard door, berft open, maakt fomtyds in een teedere huid vry diepe klooven, en is danpynlyk; 't geen men veelmaal kan voorkomen, als men 'er een weinig verzagtende oly onder mengt, het welk de uitwerking gantsch niet verminderd, en men kan het des te gemakkelyker op de huid fmeeren; dog dit vercifcht ook eene oplettenheid, en moet niet onverfchillig gedaan worden, om dat de gefchiktfte fmeeringen, ontydig gedaan, kwaade gevolgen kunnen na zieh liepen. Gelukkig is het voor de arme lyders, dat de Zwavel, de oorzaak van de Schurft mag dan beftaan in diertjes, of in eene onzuivere, en tegennatuurlyke fcherpte van 'ï bloed, in bei. A 5 de  10 VERHANDELING de opzichten aan 't oogmerk fchynt te voldoen. Deeze diertjes heeft Linn^ius en andere gezien , naar 't leven afgeteekent, en genoemt Acari, tegen welke het voorgewende ontwyvelbaar tegengift de Zwavel is. 't Is zeker een eenvoudig, minft koftbaar Geneesmiddel, \ geen de armen, wel het meert, volgens Hun, met de Schurft befmet, voor al te ftade komt; om dat hét hun fchielyk geneert; hoewel 'er ook nog andere kragtige middelen tegen de Schurft genoeg bekent zyn. Niet alleen zyn, tot groot geluk en behoud van de algemeene Maatfchappy, deeze foort van Schurft Diertjes, en het tegengift daar tegen ontdekt: maar Linn^us oordeeld ook vervolgens ftelliger wyze, als de eerfte Uitvinder, dat een Loop, en Roode Loop door Infe&en, als de eenigfte oorzaak, worden voortgebragt. Gelukkige Linn^eus ! die voor die ongelukkige lyders de Rhabarber, reets zoo veel eeuwen tegen de Loop gebruikt, als een volftrekt tegengift, ook tegen die loop diertjes heeft uitgedagt, endoor de ondervinding, ten minften eenmaal, zoo veel my bekent is, beveftigt bevonden, in het geval van deszelvs huisgenoot Ru-  over de SCHURFT, enz. n Manier, 't geen zeeker een fterk bewys moet zyn. Sandif. 3- D- 5 ft- W-586. Linn/eus fchynt 'insgelyks fterk over te hellen, dat de Kinderen pokjes door zeer kleine diertjes voortgebragt worden: dog zegt hy^ „ mogelyk zyn de diertjes in de etter der „ pokjes ongemeen klein, en daarom onzigt„ baar". Sandif. 5. D. 3. ft- bh 638. 't Is een uitnemende fchrandere vinding van Linn;eus, en zeer fyn uitgedagt, dat hy de pok-diertjes door derzelver ongemeene kleinheid voor 't Microscoop önzigtbaar gemaakt heeft. Hoe dwaas is dus het iedel gefchreeuw, het vermeetel beftaan, en de vrugtelooze pogingen van die, die zich reeds beroemen, of die 'er dwaaslyk hun gewis verloren tyd aan verfpillen, van geneesmiddelen uitgevonden te hebben, of'er met allen verwaanden ernft naar zoeken, welke, inwendig gebruikt, de kinderziekte zouden kunnen uitroeyen; of, de beginzelen van derzelver befmettinge daadelyk aanweezig zynde, af tekeeren: want, beftaat de aanfteekende pok-ftoffe uit diertjes ? komt de oorzaak van buiten ? inwendige middelen zynderbalven niet in ftaat, om eenig voordeel aan te brengen; maar alle hulpe, om de pokken voor altoos önzigtbaar te maken, moet alleen  13 .VERHANDELING leen gezogt worden in uitwendige, de diertjes verdryvende, of doodende middelen. Het eenigfte, dat'er voor hun te doen is, om hunn' naam roemrugtigen onftervlyk temaken, en om die alverwoeftende ziekte, waar door jaarlyks zoo veel Iieffte panden, oude zoo wel als jonge, worden ten grave gebragt, geheel te doen ophouden, is, dat zy met lmn/eus, alle hunne kragten impannen; om, aan de eene kant, een onfaalbaar tegengift tegen die wreede pok-diertjes, om ze te verdelgen, uit te vorfchen, en door waarnemingen te beveiligen: en, aan de andere kant, een tweede middel op te fpooren, waar door deeze onaangenaame, en moorddaadige gallen, zich reeds in de huid gevefb'gt hebbende, om de befmetting ter uitvoer te brengen, en zoo dieper ia het lighaam te dringen, voor eerft wederom op ftaande voet na buiten op de huid gelokt, of met geweld uitgedreeven worden; en om die dan door het eerllgenoemde middel te dooden. Dit dus door naarftige vlyt verkreegen hebbende, dan kan zoo iemand zich veilig beroemen, van een geneesmiddel uitgedagt te hebben,waar door de zoo zeer gevreesde kinder-pokjes wel haaft voor altyd uitgeroeit zullen worden; en dan zal hy het ganfch heelal, waar die flagtinge plaats heeft, oneindig aan zich verpligt rekenen. Tot zoodanig gelukkig einde raad Ro-  over de SCHURFT, enz: 13 fenft, in een ander opzicht, om de ronde wormen te bedriegen, „ natuurlyke warme melk, „ of ingenomen, of als een Clyfteer gegeeven: „ tegen de Aarsmaaden; een ftukje verfch fpek, „ aan een draad gebonden, en in 't fondament „ gedoken; ook Clyfteeren van natuurlyke war„ memeik; bi. 131, 45°» 45r- Om de fchadelyke mieren tot gaften te hebben, welke hunne natuurlykfte lekkernyen in allerlei zoetigheden zoeken, (want de niet wel fluitende toegedekte fyroop-en fuiker-potten krioelen reets, met den aanvang van de lente, van'duifenden dier beertjes;) heeft men niets anders te doen, dan dat men hier en daar foetigheden, of gebak met Corinten of Rofynen neederzet, 't geen in weinig dagen een Mierenarmée zal uitleeveren; en daar mede kan men ze 't geheele huis door omvoeren: 't is zelvs moeyelyk , om hun den pas daar voor af te fnyden, waar men het ook verbergt; want van alle kanten komen zy als fwermen aanvloeyen, om zich te verzadigen: en ook dan is het zeer gemakkelyk hun door deeze lift met kokend water op eenmaal te dooden. De Liefhebbers van de Natuurlyke Hiftorie bewaren hunne verzaamelingen van Zeldzaamheden tegen het ongedierte, met Kamfer te doen jn de kasjes, alwaar de Kapellen, enz. in be-, waard  14 VERHANDELING waard worden: derhalven zyn 'er reets eenige tegengiften uitgevonden, tegen welker reuk het ongedierte niet beftand is; en dit geeft groote hoop ter meerder ontdekking van foortgelyke middelen. De Reuk van.'t Rufchleer, van bloemen van Lavendel, van Terpentyn, en meer andere dingen , worden met nut tegen de mot in de kleederen aangepreezen: de Kwik met veten terpentyn, tot een zalv gemaakt, dood de luizen. Men verhaalt ook, dat de Mieren zich ylingfch wegpakken, als men 'er doode vifichen, of lang gebeezigde vifchnettcn by legt; maar dit zou, met de Schurft-diertjes aldus te verdryven, niet genoeg zyn ; en noch veel minder voldoende in de Peft-Pok-Vlek- Koorts-Loop-en andere diertjes: men moet hier een middel heb. ben, wil men die verwoeftende ziekten niet verder verfpreiden ; om de diertjes uit onze bekende Weereld te verbannen, ik meen te dooden: en dan zouden wy, van al dat fchuim bevr-yd, in veiligheid leeven , waar toe wy zeer groote hoop hebben, om 'er ons meede te ftreelen. Ik bedoel dan zoodanig een Tegengift, als men te Namen zeer gemeen gebruikt, en be. kent onder de naam van Tem de plomb, en van de Hoogduit fchen Vliegenfteen genoemt, om  over de SCHURFT, enz. 15 om zich des fomers te ontdaan van de menigte ladige vliegen in de vertrekken : dit middel lokt die onaangenaame gaden, en dood ze te gelyk: men fmelt een weinig fuiker of fyroop in vvater,'t geene diend als een hinderlage, om hun door de foetigheid, die zy zeer beminnen, te trekken: vervolgens werpt men te gelyk in dat fuikerwater een weinig van die genoemde Bergdoffe Qterre de flomby Zoo dra hebben de vliegen van deeze Mixtuur, welke zy gretig infwelgen, niet gedronken, of zy draayen in 5t ronde; beevinge der vleugels enpooten overvalt hun, zy krygen duipen, vallen op de zyden, eindelyk op de rug, en fterven in weinig ogenblikken. Diergelyk een middel zou een overheerlyke lid, en van een onfchatbaare nuttigheid zyn tegen de Ped-Pok -Vlek-Koorts-Kinkhoert-Mazel-Loop-en andere diertjes; byzonder ook tegen de Ziekten van de Koorn-diertjes. En hoewel deeze verlichte Eeuw zich gewis met recht kan beroemen over zeer veele, gewichtige , en nieuw gedaane uitvindingen byzonder ook, wegens onderfcheiden verbeterin. gen der vroegere Schryvers; en vooral ook, om, op alle mogelyke wyze, de bevorderingen der Weetenfchappen, door het uitdeden van welverdiende Eer-pryzen, hoe langer, hoe verder uit te breiden, en, was het mogelyk, ten .toppunt van volkomenheid te brengen; zoo heeft evenwel deeze verlichte Eeuw, hoe zeer die  '6 VERHANDELING die by de nakomelingen in eeuwige erkenteni zal blyven; nu en dan dat ongelukkig zwak zenuwgeftel; dat zy byna alles, wat naar nieuwigheeden , door het fchynfchoon van waarheid opgefmukt, fweemt, fchoon niet reedenmagtig betoogt, voor waare munt houd,greetig aanneemt, en , zonder een onpartydig" onder^k naar de oude Leerftukken, of ze waar, dan valfch zyn, die op allerhande wyze zelfs verdeedigt. Dit heeft genoegzaam plaats in alle onderfcheiden foorten van Kundigheeden , 't zy Phyfifche, 't zy Moreele; en onder de eerfte moet men de Geneeskunde vooral niet uitfluiten, welke, fchoon die tegenwoordig, en't geen niemand kan, noch durft logenen, in alle hare takken zich zeer verre uitftrekt, en door keurige waarneemingen nog dagelykfch verrykt word; dit niet tegenftaande, aanftonds op de been is , om alles, wat maar een fwier van waarfchynlykheid vertoont, en van een geeft, ryke vinding fchynt te zyn, heilig aan te bid. den. Men vind nochtans zeer veele Geleerden in de Geneeskunde, die zich waarlyk toeleggen, om voor hun evenmenfch ten allen tyde nuttig te zyn: hun niet alleen een gryfen ouderdom, met een beftendige gezondheid poogen te verzorgen; maar die daar en boven, zich met allen ernft infpannen , (gelukt het hun niet  over de SCHURFT, enz. i? niet, 't is buiten hun fchtildOom den Menfch, als 't ware, onfterflyk te maken. Onder deeze Roemrugtige Helden , moet men vooral de eerfte plaats bekleeden , deRidder Carolus van Linné, zoo als ik in 't vervolg klaar zal zoeken aan te toonen, en te tragten den eerften zuil te leggen tot het ree* opgerichte Eer-teeken; onder deezen bedinge evenwel, dat deszelfs gevoelen, aangaande de Diertjes, de toets kan uitftaan. Om nu myn doelwit eenigzints gefchikt te bereiken; moet ök myne gedagten vooraf bepaalen tot een vry algemeene, en bekende ziekte, welkezekerlyk van veele, veel te gering geoordeeld word, dog niet zelden doodelyk is: ik bedoel de Schurft. Rofenfiein zegt 'er van, bladz. 375- « Een hoeft> welke ê'e" „ booren word uit de na binnen gedreeveti „ Schurft, is te gevaarlyker, alzoo hy de „ borft op even dezelvde wyze aantaft, gelyk hy de huid aangedaan heeft, en kan, ten zy by tyds hulpe toegebragt worde, eene " teering, en den dood te weeg brengen." .Op even gelyke wyze kan men befluiten, dat de Schurft, na binnen gedreeven, de andere ingewanden, de herflenen zelve aantafte, en de dood, zomtyds zeer fchielyk, op verfchillende wyze, veroorzaake. g Gaar-  18 VERHANDELING Gaarne wil ik bekennen, dat ik, wegens het gezag van Linn^us , byna niet weet welke party te verkiezen, of te verwerpennamelyk, of de Schurft, volgens het denkbeeld der aloude Gryzaarts, en ook nog van foramige hedendaagfche Schryvers, beftaat in een onzuivere fcherpte; uit het lighaam zeive voortgebragt of door befmetting medegedeeld; dan of die beftaat, en hare eerfte en eenige oorfpronk verfchuldigd is, aan kleine, bloedeloze, onreine Diertjes. 't Gefchil is niet, of 'er in de Schurft, dadelyk aanwezig Infc&en gevonden worden, die de toevallen der Schurft, als jeuktepyn, enz. zouden kunnen vermeerderen; maar de groote vraag is, of deeze InfeSten, ah de eerfte, eenige en -waare oorzaak van de Schurft moeten gehouden worden? Ik voor my wil wel openhartig bekennen, dat het niet zoo gemakkelyk is te bepaalen, welke van deeze twee ftellingen men zonder vooroordeel kan, en moet omhelzen. Dewyl het nogtans aan niemand der Genees kundigen vryftaat, in deezen onverfchillig te zyn; zal ik nu onderzoeken, welk gevoelen van beide de grootfte waarfchynlykheid heeft. 't Is, naar myne gedagten, onbetwiftbaar ze-  over de SCHURFT, enz. 19 zeker, dat 'er een zekere vuurige, jeukerige of pynlyke uitflag op de opperhuid kan voortgebrast worden, door een inwendige oorzaak: of men zou, de volftrekt tot het keven noodige onzigtbaare uitwaafleming, moeten ontkennen; en alle icherptc, of kwaade hoedanigheid in onze vogten in twyffel trekken, of liever geheel logenen: of men zou alle uitflag, welke zoo dikwils fchielyk, en veelvuldig van zelfs uitbreekt; en zoo ras wederom verdwynt, als ze zich geopenbaart heeft, insgelyks met de naam van Schurft moeten beftempelen, 't geen de ongerymtheid zelve, eft tot heden toe nog van niemand aangenomen is; of men zou die komende en gaande uitflag aan wandelende diertjes moeten toefchryven. Dit nu zonder een taftbaare dooling niet wel kunnende gefchieden, moet 'er natuurlyk uit volgen, dat door die twee middelen zich een gewifle uitflag, hoe dan ook genaamt, 't zy Petechix, Variol* , Morbilli, enz. op de opperhuid kan vertoonen: derhalven is het insgelyks gantfch niet onmogelyk; dat 'er zich een uitflag ontdekke, welke men kan en gewoon is, de Schurft te noemen, zonder nodig te hebben, om de diertjes tot hulp te roepen. Vroeger Schryvers hebben al de Schurft verdeeld in een drooge, en vogtige Schurft; B 2 Wier  üo VERHANDELING wier befchryvingen men in hunne werken aantreft, en men vind die ook aangeteekend in Allen Synopf. Univ. Med. PraSt. Reeds voor veele Eeuwen is deeze onderfcheiding van de Schurft reets aangemerkt: men leeft toch al, ten tyde van de Kinderen Ifraè'ls in de woestyne' van Sinai, „ van een drooge Schurft„ heid, en van een etteragtige Schurftheid". Leviticus XXI. vers 20. Deze verdeeling, van vogtige en drooge Schurft, word nog in 't algemeen goedgekeurt. Het gemeene volk noemt die eenfyner, of kleine ; en een grover of grooter Schurft, en dan verftaan zy door de fyner foort van Schurft, de drooge; en door de groover, de vogtige Schurft; en deeze verdeeling fchynt al vry wel fteek te kunnen houden, want men vind ze zomtyds zoofyn, dat die naam haar niet kan geweigerd worden. Niemand kan ontkennen, dat dit nieuw famenftel, dat de Schurft namelyk, alleen door Infeóten word voortgebragt, geheel en al van alle waarfchynlykheid ontbloot is; maar de bewyzen 'er voor, fchynen my tot heeden toe van zoo weinig gewigt te zyn, dat men ze gemakkelyk kan wederleggen : En dat het gevolg , hier uit afgeleid, te weeten , dat de Schurft, de oorzaak zy dan inwendig, of uitwen-  over de SCHURFT, enz. ci wendig, gantfeh niet gevaarlyk , en zoo gemakkelyk te geneezen zy, als men, wezens de diertjes, van veele nu hoord beweeren, op geen de minfte grond fteunt, zal ik doorklaare, ea overtuigende voorbeelden beveiligen. Eerft zal ik de bewysredenen, welke voor de diertjes, als de eenige oorzaak der Schurft pleiten, voordellen; en dan zal ik telkens dezelve tragten of te wederleggen ; of op een ander, minder gedwongen wyze te verklaaren: en deeze redenen in het werk van Rofenftcin by een verzameld , zal ik, volgens deszelfs voorgeftelde orde, ftiptelyk volgen, dewyl Hy niet alleen een groote Voorftander van dit ge? voelen is; maar ook de fterkfte, en raiffehierj alle de bewyzen daarvoor by een gebragt heeft. Vooraf moet ik met een woord melden, dat men in de Logica een welgevestigde ftellinge, van niemand tegengefprooken, maar van alle gretig omhelft word, heeft; namelyk; „ quod „ nimis probat, nihil probat". En deeze algemeene waarheid llryd volftrekt tegen de algemeene voorönderftellinge van LiNNiEUs, die, om dat hy diertjes in de uitflag, de Schurft genoemt, meent ontdekt te hebben, en daarom dezelve, als de eenige oorzaak van dezelvo ftelt; dat ook even daarom in alle andere uitflag, als Pokjes, Mazelen, enz. de diertjes, B 3 fchoon  22 VERHANDELING fchoon niet daar in gezien, daar van alleen de oorzaak zyn. Bladz. 533. Hoofdft. XXII. zegt van Rofmftein, „ Kinderen van voornaame af ryke lie„ den hebben zelden Schurft. Daar en teegeu „ is dezelve by geringe of arme lieden dies te 5» gemeener. De eerftgenoemde worden ges, noeg opgepaft; de kamer, waar in het kind „ is, word zuiver gehouden; de Minne heeft e, rykelyk haare verfchooning; ook kan zy het 5, kind zuiver houden, en dikvvyls van neus„ doekeo, luuren en zwagtels veranderen. De „ laatftgenoemden zyn niet in ftaat zich dit al,, les aan te fchaffen; zy hebben het vermo„ gen niet, en konnen dus niet zeer zindelyk „ zyn". En der armen kinderen blyven byna zoo wel bevryd van de Schurft, als de kinderen der weelderige en zindeiyke ryken. Deeze eerfte vooronderftellinge zal dan den eerften grondflag leggen tot het gevoelen, dat de oorzaak van de Schurft alleen in diertjes beftaat. Ik ken nog heden een Hoofd-Officier, die voor weinig jaaren , als fubalternc Officier, twee jaaren agter elkander met de Schurft is geplaagt geweeft, en veele onderfcheiden middelen vrugteloos in al dien tyd gebruikt heeft, en.  over r.e SCHURFT, enz. 23 en die niet alleen, het geen te verwonderen is, een voorbeeld van zuiverheid moet geacht worden, maar zelfs daar in, boven veelen uitmunt; en om meerder foortgelyke voorbeelden by te brengen, mangelt het byna niemand. Aan voorbeelden van een teegenftrydigen aart, ontbreekt het my insgelyks gewis niet. Eén ken ik er nog, die in vuil-en onreinheid geen weergaa ergens ter weereld vind, zoo dat men hem tyden agter een des nagts een byzonder verblyfplaats heeft moeten verzorgen , en zulks gefchied nog, om dat een ieder van zyne makkers vreeft, zich by hem neêr te leggen; hy verkeert nochtans van tyd tot tyd onder de fchurfdigen , en is evenwel in elf jaaren niet befmet. Maar eens aangenoomen zynde, dat de onzuivere en arme lieden (de ryken, of zoo genaamde fatzoenlyke lieden, bedekken het veeltyds uit een kwalyk geplaatfte fchaamte, zoo veel zy kunnen), het meeft aan de Schurft onderworpen zyn; zoo is dit nochtans geen het minfte bewys, dat de Schurft daarom alleen in onreine diertjes zoude beftaan. Men weet immers , dat niets meer de heilzaame onzichtbaare, en tot het leeven, ten minften voor de gezondheid, de zoo alleen noodzaa» kelyke uitwaaffeming belet, dan de onzuiverB £ heid..  *4 VERHANDELING heid. Men weet insgelyks, dat, deeze uit. waaffeming belet zynde, alleen in Haat is, om een menigte ziektens, als Jigt, Rot-koortfen, enz. (ik roep alle Geneesheeren tot getuigen), voort te brengen: of men moest hardnekkig, tegen het gevoelen van alle reedenkundige Geneesheeren willen beweeren, dat de meefte, indien niet alle ziekten, en miflchien geen een uitgezondert, haare eerfte, en voornaamste oorzaaken, alleen aan diertjes van onderfcheiden foort verfchuldigd zyn. Zoo dit voor gangbaar geld aangenoomen wierde, is het meer, dan waarfchynlyk, dat *er verfcheiden geflagten van diertjes zyn, waar van in \ vervolg iets meerder zal gezegt worden; van welke eenige de Schurft veroorzaaken ; andere Rot-koortfen, een derde wederom de Pleuris, een vierde de Geel-zugt, en zoo duizende geflagten van diertjes, duizende van ziekten voortbrengen zouden: 'Joch indien 'er maar' één eenig geflagt van die verdervelyke diertjes is, dan zullen 'er, zonder twyffel, zoo veel onderfcheiden foorten zyn, die op onderfcheiden deelen van ons lighaam, het voor hun aangenaam voedzel zoeken, en cok daarom juift op deeze, en op geen andere deelen van ons lighaam aazende; ook die, en geen andere ziekte veroorzaaken: en dat is dan niet te verwonderen, want ieder dier heeft  over de SCHURFT, enz. $5 beeft toch zyn eigen Element, en woonplaats, om 'er zich te veftigen, en in te verluftigen. Sandifort zegt in een aanmerking op deeze 533. bladz. tegen Rofmftcin; „ Ontftond de „^Schurft uit de onreinigheid, gelyk veelen „ willen, dan zoude onteegenzeggelyk meelt „ al het gemeene volk dezelve moeten heb„ ben; doch, dagelykfch ziet men, dat zy „ zoo wel onder ryken, als onder armen, „ waargenomen worde; een bewys, dat, door „ zich zeer zuiver te houden, deeze ziekte „ niet kan worden voorgekomen. Dit is eg„ ter zeeker, dat de Schurft in menfcben, „ die zich weinig reinigen, veel moeijelykec „ te geneezen is, en veel langer onderhou„ den word", Doch dat dit laatfte gezegde van Sandifort ook niet altyd zeeker doorgaat, heb ik bladz. sa. door een leevendig voorbeeld beveiligt: en fchoon de onzuiverheid alleen, de oorzaak van de befmettinge der Schurft begunftigde, zou het evenwel geen het minfte fchynbaar bewys zyn, dat 'er de diertjes even daarom alleen de waare oorzaak van zouden zyn; om. dat, behalven tot de Schurft, de onreinheid ook oorzaak geeven kan, en zeer dikwils dadelyk geeft, tot een vry groot aantal van verdervelyke, befraettende, en doodelyke aiekB 5 ten ;  s deelen der bedfteede door alle moogelyke z middelen; en, dit niet tegenftaande, wierd , de vyfde door dezelfde ziekte overvallen, en z genas niet, dan zeer bezwaarlyk. Na zeven, z of agt dagen wierd de eerfte, in 't zelfde bed '', ingelegde Soldaat,met dezelfde ziekteaange" taft, en wierd niet zonder veele moeite ge„ neezen/' Dit moeten althans taaye, en te gelyk vërfchrikkelyke boosaartige diertjes geweeft zyn; zy moeten ook loos geweeft zyn, om zich vooral die aangewende voorzorgen te verbergen.' Kan men hier nu wel een eenige andere oor-q zaak  34 VERHANDELING zaak uitdenken, dan de befmettende lust, uit dit zekerlyk digt gefloten gebieeven graf; en de fyne befmettende uitwaaflemende deeltjes van de bedfteede: niets kan men hier befehuldigen, dan de aanfteekende kragt van deeze pok-ftoffe; want hoe zou men, zonder zyn gezond verftand geheel en al verloren te hebben, op iets anders kunnen denken. Niemand, hoop ik, zal zoo buitenfpooiïg zinneloos zyn , om dit nieuw uitbreeken. der pokjes ook al aan diertjes, twintig jaaren in, en onder de aarde gedompelt en diep.verborgen, toe te fc! ryven. 't Is immers veel natuurlyker, eij, zonder verre gezogte fpitsvinnige beuzelaryën, deeze nieuwe befmetting van een aanfteekende befmettende uitwaasfeming, door de lugt medegedeeld, afte'Ieiden, dan van verre, alleen in dehcKfenen gefmeedde, bloedelooze diertjes. Hoe is 't mogelyk, dat ze twintig jaaren, van hun natuurlyk voedzel berooft, hun leeven hebben kunnen onderhouden, en dat in een bcflotcn, en alle uitwendige gemeenfehap der lugt ontrooft, graf. Volgens deeze ftellinge van van Rofenfl. is hetonbegrypelyk, dat de Schurft, welke zoo ligt, 'f zy door de kinderen te dragen, 't zy door de Waschvrouwen, 't zy door de kleedesen, befmettelyk is, niet tot alle kinderen , en zelfs tot alle merrfchen overgebragt word;waar van  over de SCHURFT, enz. & van het tegendeel ten allen tyde, en aan al-, len overvloedig blykt: en dan móet men, volgens dit gezegde, nog vooronderftellen, dat, en die kinderen, en die hun dragen, en die derzelver kleederen halen, alle morffig en onrein zyn. Hoe ftrookt deeze redeneering van van Rofenfl.* met zyn eigen woorden bladz. 30. alwaar hy geen het minfte gewag maakt van de befmetting, zeggende. „ Om het kind voor de Schurft , te bewaaren, is het niet genoeg, de kamer „ zuiver te houden, maar de Minne moet ook », zeer zindelyk zyn , en het linnen van het kind, „ de doeken, luuren en zwagtels, zeer fchoon, „ houden, en dikwils veranderen." Dit ftryd, zegt van Sandif. in een daar opgemaakte aanmerking tegen de dagelykfche ondervinding. Hier fchynt van Rofenfc. nochtans niet duifter te kennen té geeven, dat de Schurft, alleen doof de onreinheid, zonder befmetting, welke hy niet eens aanroert, kan ontttaan. Doch tegen deeze 'nadeelige, de Schurft voortbrengende , uitwaasfeming, en fcherpte in onze vogten, verzet zich van Rofet?/t.t als Ca hy  3 blyven in zulke onreinen met de maffa van hunne vloeibaare deelen veréénigd , nemen in fcherpte, of andere kwade hoedanigheden hoe langer, hoe meer toe, befmetten de nog gezonden , maken hunne gezondheid wankelende , of liever hunne ongezondheid gevaarlyker, en veroorzaaken hun niet zelden den dood ; of flopten hun in langduurige, en hun leven lang ongeneeslyke pynlyke en kwynende ziekten, waar door ze derzelver leeftyd alleronaangenaam verüyten; ten zy de Natuur, om, alle die tegennatuurlyke gemaakte hinderpaalen overwonnen hebbende, nog kragten genoeg bezit, de uitwaasfeming, welke als dan alleen vermoogend is, de gezondheid te herftellen, wederom te hervatten , en alle die onreine en fchadelyke deelen, welke zich door die onzuiverheid in onze vogten verzaamelt hebben, na de opperhuid voere, die door derzelver fcherpte doorboore, en die kleine zweertjes, of P 5 3CU"  58 VERHANDELING jeukerige uitflag, de Schurft genoemt, voortbrenge. Wanneer men nu dit alles, zeg ik, wel en oneenzydig overdenkt; hoe kan men dan nog met eenige waarfchynlykheid begrypen , dat zulke en zoodanige Moeders, door de onreinheid , door de week- en fpons agtigheid van de huid, waar door die diertjes ligt kunnen influipen, niet altyd aan de Schurft onderworpen zyn, en 'er zoo zeldzaam van aangeftoken worden. Op dit ogenblik heb ik myn Chirurgyn, aangaande dit onderwerp gevraagt, zonder hem myn oogmerk te ontdekken, en hy heeft my verklaart, dat hy zich in verfcheiden jaaren niet kan te binnen brengen, een eenig kind, noch vrouw door de Schurft overvallen, gehad te hebben. Als derhalven de onreinheid ; de week- en fpons-agtigheid der huid; de Bgre befmetting; maar allerbyzonderft het ontallyk vermenigvuldigen van die onreine diertjes: (alle oorzaaken, welke de Voorftanders ten voordeele voor de diertjes bybrengen, en meenen te kunnen ftaande houden), zoo ligt iemand met de Schurft befmetten; dan zoude onwederfpreekelyk meeft al het gemeene volk, en inzonderheid de vrouwen en kinderen, dezelve zonder tuffchenpoo2ing moeten hebben: daar nogthans juift het tegen-  over de SCHURFT, enz. 59 gendeel aan een iegelyk alle oogenblik overvloedig blykbaar is. Men voege hier by de fobere leevenswyze, met het daar bykomende ongezonde, veeltyds raauwe , flegte, en te zwaar verteerend voedzel van der armen kinderen niet alleen, maar der ouderen zelve. En hoe zullen zoodanige oudederen, wier vogten alle, of voor 't grootfte gedeelte onzuiver, en bedorven zyn, gezonde kinderen, met gezonde en zuivere fappen begaaft, voortteelen? En welke ongelukkige oorzaaken, zeer gefchikt om hun de diertjes in te . planten , hier ook mogen zaamenloopen; ze zyn , en ze blyven gezond , en vry van de Schurft. De Algoede Schepper heeft buiten twyfel byzonder voor den behoeftigen, wier leeven, anders ondraaglyk, en niet uit te harden zoude zyn, wegens de onafgebrookene onaangenaam ■ heden, welke zy van minuut tot minuut moesten verduwen , gunftig gezorgt ; en daarom heeft Hy de Natuur zelve tot hun, en aller Schepfelen grootft geluk, alleen de zorge voor hunne beftendige behoudeniffe aanbevoolen; en daar mede zyn zy veel veiliger, gerufter, en kunnen 'er zich meer, en beter aan toevertrouwen , dan dat alle Hooge Schooien , ter hunner beveiliging, hun ten dienfte ftonden. Ea  60 VERHANDELING En hoe zullen zulke teedere wigten, van het zelfde geflagt» als die der ryken, om welke gezond op te voeden, en te bewaaren, men geen betamelyke voorzorge genoeg kan, en verfchuldigd is aan te wenden; en waar in men, niet tegenftaande alle teedere en welmeenende oplettenheid, maar al te dikwils teleur gefteld word: hoe zullen, zeg ik, zoodanige behoeftige noodlydende kinderen, die het flegtfte voedzel gebruiken, met de daar bygevoegde morsfige opvoeding, gezonde levens- en voedingsfappen verkrygen, en gezond blyven; al eens geftelt zynde, dat onreine, en met nadeelig bloed opgevulde ouders,de nieuwgeboorenkinders gezond ter weereld brengen .• zy moeften evenwel, kort na derzelver geboorte, alle door die diertjes betrapt worden, 't geen niet gefchied. Geerne wil ik bekennen , dat dit voor my onmogelyk, ten minften een wonderfpreuk is, om te begrypen; ten zy, (maar dan moet men nog volftrekt aan de Schurft-diertjes de huid ontzeggen, en dan laat het zich gemakkelyk begrypen), hun grootfche Genees Heer, de Natuur, magtig genoeg is, om dit alles te overwinnen, 't zy door de onreinheden af te 1'cheiden, en die met de afgang, pis enz. uit te werpen; 't zy door de onzigtbaare uitwaasfeming dezelve buiten het lighaam te voeren; 't geen in kinderen en vrouwen, om dat de uitwaafleming, wegens het weeker, en fponsag- ti-  r over de SCHURFT, enz. 61 tiger weefzel van de huid, mits dezelve niet te zeer verflapt is, zeer gemakkelyk gefchied: of dat eindelyk, die uitwerp-buisjes verdopt zynde , de fcherpe vogten derwaarts geleid worden ; welke dan , de weeke en fponsagtige teedere huid doorboord hebbende, een uitllag, of dat op 't zelfde uitkomt, de Schurft, voortbrengen. • Als men dus alle deze voorfchrikkende, en uit het lighaam ontftaande oorzaaken, zoo die der ouderen, als van de kinderen, by elkander voegt; moet men dan niet onbevooroordeelt denkende; en zyn oogen niet met opzet voor de waarheid toefluitende, veilig , en met de natuur der zaake overeenftemmende, befluiten; dat de Schurft wel verre van door diertjes; maar door een inwendig bederf der vogten, uit veelvuldige oorzaaken ontfpruitende , of door een aangebragte befmetting zonder diertjes; kan en ook dadelyk moet voortgebragt worden? In No. 4. Vervolgt van Rofen/lein , naar het voorbeeld der Verdedigers van de dieren, hunne diepzinnige Vragen en Antwoorden, zeggende: „ Waarom de uitflag 't eerft aan de han„ den uitbreekt? want met deezen raaken wy ,, 't eerfl: aan andere menfehen, en kleederen, „ die met dit ongedierte behebt konnen zyn. „ Be-  63 VERHANDELING „ Beftondt de Schurft in eene fcherpte of zout„ agtige gefteltheid van het bloed ; dan zoü „ hy zich 't eerft moeten openbaaren aan de „ plaatfen, daar wy 't meeft zweeten." Waarom, hervraag ik, breekt de uitflag Zoo veelvuldige reifen en wel't eerft aan de armen, tuflthen de elleboog, en de voorhand, en dikwüs 't eerft aan de binnenkant, en wel daar dezelve nog met het hembd, en de overige kleederen bedekt is uit ? Waarom ontmoet ik zoo dtkmaals fchurfdigen , wier handen volmaakt vry van alle befmettinge zyn; ten minften zoo veel ik met het bloote oog naauwkeurig befchouwt, ontdekken kan; en zonder dat 'er de minfte jeukte befpeurd word: maar de armen, beenen, doch fomtyds alleen, en vooral de Dyen met fchurfdige uitflag, en aanmerkelyke zweer, tjes, welke zich nu en dan tot op de handen verfpreiden, bezaait zyn? Brockksby, insgely ks een Voorftander van de dierlyke fecte, fielt juift het tegendeel, wanneer hy fchryft, „ dat de Schurft zich voor- naamlyk op de buigingen der geleedingen, ,, en aan de leeden openbaard; waar door men, zoo algemeen en zonder eenige nadere bepaling, fprekende, gewoonlyk die der armen en beenen verftaat; de handen en vingeren worden niet eens genoemt. Zie Sandif. 2 D. 3 St. bl. 605. Doch  over be SCHURFT, enz. 63 Doch nu begryp ik eerft de reden, waarom ik het domme gemeene volk, en zelfs lieden van aanzien, zoo bezwaarlyk, en veelal onmogelyk, hebbe kunnen overreden, dat zy de Schurft hadden, om dat hunne handen, en byzonder de plaatfen tuflchen de vingers in 't begin met geen uitflag bezet waren; noch dat zy 'er geen jeukte by gewaar wierden: want deze laatfte teekenen (een is voor foramige nogthans genoeg), verftrekken voorveelen tot een onfaalbaar bewys van de echte kreits, waarom ook, en dit gaat wederom aan een anderen kant te ver, het minfte vuurige puistje, tuflchen de vingers, en inzonderheid als 'er een jeukte mede vergezelt gaat, van hun voor een onwederfpreekelyk bewys van de Schurft gehouden word, alhoewel het 'er geen de minfte fchuld aan heeft. Ongelukkig voorwaar! dat het onkundige gemeen, in hunne ongereegelde , en verkeerde begrippen, door Lieden, aan wien men, wegens hunne wyduitgeftrekte Geleerdheid, waarlyk alle hulde moet bewyzen; in deeze zoo zeer verlichte, en van veele in 't oog loopende vooroorjen, en beuzelaryën, bevrydde eeuw, noggeftyft word in hunne verkeerde begrippen. En de reden van het uitbreeken der Schurft het eerft aan de handen, „ om dat men „ met deezen 't eerft aan de fchurfdige diert,, jes van anderen raakt," is zoo gering, dat men  6*4 VERHANDELING men ze zeer geiriakkelyk kan wederleggen. By voorbeeld, wanneer iemand, juift om tien uur des morgens, een ander, met fchurfdige diertjes geplaagd , aanraakt; en zy dus aan zyne vingers, of handen hangen blyven, of overgeloopen zyn: Begryp nu wederom, dat hy die zoo op 't oogenblik befmette hand, één feftigfte gedeelte van een feconde na de eerfte aanraaking, op zyn hoofd, van zyn aangezigt, op'zyn armen, of ergens elders plaatft, en die deelen onweetende of onbedagtzaam wryft; moeten dan niet die diertjes, of de Schurft, in een ogenblik over het gantfche lighaam verfpreid worden; en dan moet iemand een onbegrypelyk fterk en fcherp gezigt hebben, of met een uitneemend Microscoop voorzien zyn, om wel en naauwkeurig te kunnen onderfcheiden, of de uitflag aan de handen één feftigfte gedeelte van een minuut eerder uitbreekt, dan aan de andere, zoo op 't oogenblik aangeraakte, deelen? en wie is 'er toch, die zyne handen niet ontelbaar in een uur, van de eene plaats, tot de andere brengt? Men zou dus veiligft handelen, als men, zoo dikwils men verdagre perfoonen, of goederen aanraakte, zyne handen op dat zelfde oogenblik, en zonder de minfte uitftel, zorgvuldig wafchte; en men zou miflchien niet onvoorzigtig doen, als men, na dat de handen wei gewaffchen waren, een weinig Bloem van Zwavel  ovèR de SCHURFT, enz. 6§ vel óp een gloeijende kool ftrooide, om door *t ontvangen van dien damp op de handen, die, buiten twyfFel, voor de diertjes, noeh naauvvlyks in de harde huid der handen ingedrongen, op ftaande voet, doodelyk is, zich aanftonds van die Schurft-diertjes te ontlaften. In den winter moet zich nogtharis de zaak geheel anders toedraagen j want de diertjes , Volgens van Rofenft. bl. 53<5- N°. 6. de koude niet kunnende verdraagen, vlieden voor dezelve, en zullen zich als dan wel behoedzaam in agt neemen, om hunne woonplaatfen, vooral by 't arme volk, op de ongedekte handen te neemen, en zy zouden ook zeer dwaaslyk handelen: zouden de diertjes in een gematigt warm iaar-faifoen zich op de handen verwonen, doch in den winter, de warmer plaatfen van het lighaam verkiezen. Dit hebben zy dus in een opzicht met veele plaagdieren gemeen. Het ongedierte der kinderen begeeft en veftigt zich cewoonlyk op de wel met hair gedekte hoof> ^n De wand-of weeg-luizen zoeken warme en verborgen plaatfen op; waarom ze ook in die Baracquen en Huizen, welke door de fon veel befcheenen worden, ontallyker vermenigvuldigt worden, en den flaapenden Menfch bezwaarlyker laten ruften; dan in die, welke tegen de koude guure winden gebouvvt zyn: ook komen zy 't meeft voor den dag, wanneer de E ft>  66 VERHANDELING fomer begint, en verhuizen tegen de koude De zoogenaamde platluifen beminnen althans de warme lucht-ftreeken. Niet alleen fchuwen die diertjes de grote koude; maar van Rofinfl. zegt ook bl. 536. No ' " dat ze «en afkeer hebben van beiden," dat is ook van hitte. Zoo moet het dan des lomers met de Schurft even eens gelegen zyn, als des winters; en derhalven moert men de Schurft, noch in den heten fomer, noch in guuren winter, nooit op handen ontdekken; 't geen evenwel tegen alle waarneemingen volftrekt ftrydig is. Thans den 20 December 1775 als zynde vry koud met fterke vorft, heb ik nog een Soldaat, wiens handen, armen en dyën gantfch niet misdeeld zyn van de Schurft. Het zy ook, hoe het zy, 't is voor my een groote geruftheid, dat ik noch in den brandenden fomer, noch in den barren winter, niet behoeve bevreeft te zyn, om door het behandelen der Schurfdigen, 't zy dan zieken, 't zy ook door het vifiteeren van nieuw aangeworven , en niets met de Schurft diertjes befmette Recruten, insgelyks befmet te zullen worden. En hoewel ik, met andere, die ik kenne, doch vooral myn Chirurgyn, honderden van fcabieufen in die jaaren van allerley ouderdom, en in verfchillende tyden van 't jaar, genoodzaakt  OVER. DE S CHURFT, enz. 6? zaakt ben geweeft te behandelen, en my dok nooit onttrokken hebbe dér zoodaanigen pols, in geval van ziekte zonder de minfte befchroomdheid voor befmetting te voelen, 't geen ja alleen door de hand gefchieden moet; ên nimmer eenig tegengift, noch uit noch inwendig gebruikt, noch bygeloovig in myn zak gedraagen , of in myn kleederen verborgen hebbe; ben iknogthans, tot heden toe, altyd van de Schurft-diertjes verfchoont gebleeven: nooit heb ik ook myné huisgenooten, door het overbrengen van die beeftjes, aangeftooken: of myn onbefchroomdheid moet, volgens Dkmcrbroek de Pefte^ en Zimmerman over de Roodc Loop, alleen myn voorbehoedend middel in deezen geweeft zyn; en dat zal my dan in 't vervolg wonder wel te ftade komen, om dat het my weinig koft, my ontflaat van onfmakelyke geneesmiddelen, waar van ik de grootfte vriend niet ben, en van ftinkende fmeeringen, te gebruiken; myn linnen daar en boven voor vuiligheid bewaarende; en met dat alles draagt men altyd een onaangenaame ftank der zalven met zich om. Doch in hoe verre dit ftrookt mét het beftaan, en de denken*-aard dier onreine diertjes, verklaar ik rondborftig, niet te kunnen begrypén. £ s fcia-  68 VERHANDELING Laaten we nu eens voor een oogenblik aan de Uitvinders, en Verdeedigers der diertjes toefte.nmen, 't geen nog thans, wel verre tegen de.waarheid, door onweederfpreekelyke proeven kan beweezen worden; dat de uitflag het eerft aan de handen, door het aanraaken van befraette kleederen, goederen, menfchen, enz. uitbreekt: wat voor klemmend bewys legt daar in opgeflooten , om 'er de beftaanlykheid der diertjes uit te befluiten; immers niets, als deze volgende Logice fluit-reden. Alle uitflag, welke zich 't eerft openbaard aan de handen, is de Schurft. Zeekere N. N. heeft een uitflag, welke 't eerft aan de handen uitgebrooken is. Ergo, die zeekere N. N. heeft de Schurft. Men mag toch geen Syllogismus tegen de Re. dcneerkunde van vier Termini gebruiken, en zeggen, Ergo beftaat die uitflag aan de handen uit diertjes, quodpriusprobandum eft. En in hoe verre de Major van deze Syllogismus plaats heeft, heb ik reets getoont, en be- wee-  over de SCHURFT, enz. 69 weezen tegen de dagelykfche: ervaringe der openbaare waarheid te ftryden. 't Is ten minften gantfch bezyden de ondervinding, dat de Schurft altyd 't eerft aan de handen uitbreekt. Ik zou derhalven veel liever aldus redekavelen; . Een zeekere fcherpigheid in onze vogten kan een uitflag voortbrengen, welke wy de Schurft noemen, Zeekere N. N. heeft fbortgelyke, of die fcherpte in zyne vogten, Ergo kan deze N. N. die Schurfdige uitflag krygen, Het zy dan, dat dit gefchied met, of zonder befmetting. En dan zyn de uitwerkingen dezelfde, welke aan de Schurft, en aan alle andere verzweeringen , en verkneuzingen insgelyks veelmaalen eigen zyn. Stel nu eens, dat die onaangenaame gewaarwording , of dat voor ons laftig gevoel van jeukte, door de fcherpte van het uitgeftorte vogt , op alle plaatfen gelyk is, of over al zich meer of min ontdekt: welke plaatfen kunnen , en zuflen 'er dan eerft opbreeken ; in E 3 blaas-  7o VERHANDE Lfl N G blaasjes, gevuld met water, of andere ftoffe; of in kleine zweertjes veranderen, dan de handen; om dat we, (de uitwerping van die fcherpe ftoffe op de geheele oppervlakte van de huid gelyk geftelt zynde), zonder veel omflag, geen gereeder middel weeteh uitte denken, dan de handen ; om dat ons niets verhinderd , noch iets in de weg is, om met die, de jeukte willende' verminderen, te wryven; en dit, in fterkte toeneemende, te krabben: byzonder valt dit gemakkelyk; wanneer men de jeukte aan de handen zelve gewaarword: en dat ziet men beft des winters, als de winter-handen fomtyds een ondraaglyke jeukte veroorzaaken, (veel ligt ontftaan die uit winter-hand diertjes, om ze te onderfcheiden van die der voeten:) want dan is men alle ogenblik op de been, om de handen wel dapper te wryven, en die zeer dikwils daardoor te doen openbreeken : door welke ruwe behandeling , en geftadige kneuzing, de huid openberft, en zweertjes gemaakt worden, welke en in groote, en in aantal natuurlyk mcetcn toeneemen; want hoe men meerder wryft, of fterker krabt, hoe warmer ook de 'huid daar ter plaatfe word; en hoe wyder dan. ook daar door de uitwaaflemde, en alle andc-re vaatcn worden ; des te meerder vogten, meer of min fcherp., 'er na toe gelokt worden;"en zoo veel te meer, de jeukte daar toeneemende, gaat men voort met zich te krab-  over de SCHURFT, erz. 71 krabben, verbreekt de teedere vaatjes, en vermeerderd even daarom ook de zweertjes ; en dat gaat niet zelden zoo ver, dat aldaar de huid, by ongeduldigen, een geheele korft van vuile zaamenloopende zweeren word. Waarom moeft zich, vraag ik, juift de uitflag van de Schurft alleen, het eerft ontdekken op die plaatfen, daar wy 't meeft zweeren? en waarom vertoont zich allerhande foort van uitflag, niet altyd op die gemakkelyft uitwaaflemende plaatfen. Het tegendeel daar van kan nogthans dagelykfch blyken aan allen; en dit zal ik met de woorden van van Rofcnjl. zelve aantooneni wanneer hy zegt, van de Tuflchenpoozende koortfen, bladz. 4°3- No. 5- » Men heeft re„ den te hoopen, om van dezelve bevryd te „ worden: als de lyder den vyfden dag nu „ aan de nmt of lippen een uitflag krygt; ', want deeze , zich vroeger openbaarende , , geeft, gelyk ik dikwils waargenomen heb* be , eene hardnekkige tuflchenpoozende „ koorts te kennen, te meêr, wanneer het de „ eerfte koorts is." Waarom breekt die koortfige uitflag ook niet eerft door op die plaatfen, te weten de handen, daar wy, volgens van Rofenjlein, E 4 het  7s VERHANDELING het meeft zweeten? waar onder men de zoo ligt koude, vervroozen neus, en lippen vooral niet tellen kan. 't Is toch de Natuur onverfchillig, waar zy zich van nadeelige vogten ontlaft, als zy maar van die fcherpe ftof". fe bevryd word. Of de Natuur moet zich wonder wel na alles weeten te fchikken; dryvende de onreinheden van fommige Tuflchenpoozende koortzen voor een gedeelte, of geheel door de neus, en lippen uit; en geevende 't eerft aan de handen wel een veilige, maar te gelyk een onruftige verblyf plaats voor de onreine Schurft-diertjes; en de hoofden der kinderen blootftellendevoór deDaauwworm-diertjes, enz. En wat zou dat niet voor een ontaarde valfchheid, en ontmenfchte wreedheid van onze goede eenvoudige Natuur zyn, om vreemde gaften huisvefting te vergunnen, en voedzel te geeven aan diertjes, alleen met dat flinkfche oogmerk,, om, als, het getal der moeite waardig is, dezelve doors voor hun vergiftige Genees-middelen te laaten doodflaan. 't Zy verre van my zulke yslyke gedagten van Haar te koerieren , ten minften myn Natuur wil ik voor zoodaanig een Dood flaager niet gehouden hebben. Dit gevoelen ftryd zelfs tegen No. g. reets wederlegt; alwaar -van Rofenft. gezegt hadde. 'Teedere „ kinderen zyu 't meeft aan de „ Schurft"  over de SCHURFT, enz. 75 „ Schurft" (of dat by de Voorftanders op 't zelfde uitkomt, aan deze diertjes) „ onderworpen"; waarom hervraag ik dan, zoeken deze diertjes niet het eerft en altyd die plaatfen op, waar de huid het teederfte, of waar de meefte uitwaafleming is: om.dus gemakkclyker in de huid te booren; en om dat hun, door de geftaadige uitwaafleming op die plaatfen, hun voedzel, als van zelfs, in de mond zou vloeijen. Waarom verkiezen zy toch zoo dwaaslyk de harde huid van de harde handen, welke door de lucht, door het werken, vooral by geringer flag van menfchen, by wien de Schurft, volgens de yveraars voor de beesten, het meeft aangetroffen word, als vereelt, hard. ongenaakbaar, ten minften zeer. moeijelyk is, om 'er door te dringen: of die beesjes moeften immer beluft zyn om meer, ja boven hunne kragten te werken: ieder een,, 't zy menfch, 't zy beeft, is in 't algemeen met de minfte moeite gedient; en daarom Na. Uira femper paucis conttnla. En om die reden verklaar ik de handen van alle yfer fmeeden, en foortgelyke, voor eeuwig vry van de Schurft. De weg tot de zagtere, en teedere uitwaasfemende plaatfen is ja zoo vreeslyk ver niet afgeleegen van de handen, om hun van die kprte reife af t,e fchrikken; deWyl ze ongeE 5 meen  ?4 VERHANDELING meen ras ter been zyn; en al waren ze dat niet; het zou hun zelfs tyd en zwaare moeite fpaaren , om hunne delicatefTen deelagtig te worden: of men moet van hun zeggen, 't geen men van verfcheiden roofdieren verhaalt. Dc maay wormen vallen van zelfs uit het Spek. Van waar ontftaan toch alle andere foorten van befmettingen, als Pelt, kwaadaartige GalRot-en Vlek-koortfen, enz welke alle dikwils een heerfchende ziekte 'zyn: of dat ook, onder die alle, de Vlek - koorts, als het geen algemeene ziekte is , maar door verhittende Genees-middelen veroorzaakt wordt, 't geen zeer waarfchynlyk kan gefchieden , door diertjes zou kunnen voortgebragt worden ; want dan was men in ftiat, om door inwendig gegeeven, verhittende Geneesmiddelen diertjes in, en op ons lighaam voort te brengen; en dit zou men ook kunnen doen door uitwendige fterke hitte ; het welk te ftellen, de ongerymtheid zelve influit, want wie heeft ooit in deze tyden gedroomt, om diergelyke onmogelyke dingen te ondernemen: wie is zoo vermeeten, om diertjes zonder eitjes, door hun eigen gellagt of foort gelegt, te doen voortkomen. Ontftaan de befmettingen niet veel eer daar door, dat onze vogten een zeekere natuurlyke hoedanigheid in zich bezitten, of dat dezelve die  over de SCHURFT, enz. 75 die door een gebrek in' de Leevensregeling verkreegen, aangeftooken, of vermeerderd word, waar door ze vatbaar gemaakt worden voor deze, of gene van buiten aankomende befmetting. Op die wyze kan een ziekte van een rotti ge-  over de SCHURFT, enz. 79 „ geneezen, kan nergens beter door gefchie„ den, dan door koud water, welk, zoo dra „ het in de maag gekomen is, de gal in de „ gilling ftuit, en verdunt, waar door de „ kramp in de maag reeds eenigzins ophoud, „ en voor het koude water meer plaats word „ gemaakt; de winden verdryft, en vermin„ dert; de gal verdunt en verkoelt en einde„ lyk geheel verbeetert". Zie Sandif. 5. D, 3. St. bl. 588, 589» 593» 593 en 595. Die gewoon zyn, om nu en dan een glas koud fuiver water te drinken, zyn doorgaans van een goeden aptyd. . ïk geloof dat zelvs, dat men alleen met het water te gebruiken, zonder het geringde andere voedzel te nuttigen, fchoon ik het, voor als nog, niet voorneemens ben te beproevens verfcheiden dagen zoude kunnen leven. En , dit niet tegenflaande, hoe zeer ik voor de reine, en reinigende deugd van 't zuivere water, als onze natuurlykfte drank, inzonderheid ook9 om 'er zich geduurig mede te waffchen, onop* houdelyk ievere by de Soldaaten, en geen geleegenheid verzuime, om het zelve ook tot dit laatfte oogmerk aan te pryfen, hebbe ik nogthans zeldzaam zoo gelukkig geweeft, en dat genoegen mogen genieten, van daar in te fiaagen; en evenwel, heb ik een vry groot aan-  8o VERHANDELING rantal van Schurfdigen, zonder die noodige waffchinge, welke zeker altyd behoord aange-' prezen te worden; en zonder opzicht op de diertjes gehad te hebben, geneezen. 't Is by de meeft-e van 't gemeene volk volftrekt onmoogelyk, om hunne* huid, met zich geduurig te Waflehen, zoo dikwils te plaagen;- en zy worden niet te min van de Schurft geneezen: zy zouden nogthans fpoediger geneezen worden van de Schurft, wanneer my die heilzaame raad van Sandif. in een aanmerkinge op van Rofenft. bladz. 533. „ om zich dikwyls te rei„ nigen", wilden opvolgen; dog alleenlyk, om dat daar door de uitwaafleming herfteld en bevorderd ; de fcherpe onzuiverheid, minder fcherp geworden, des te fchielyker buiten het lighaam gevoerd; de nog in de vogten overig gebleeven fcherpte verminderd, of kragteloos gemaakt, en de geheele zuivering der fappen bevorderd worden. En op zoodaanig een wyze, geloof ik, dat een niet zeer hardnakkige* noch kwaadaartige Schurft, alleen door zich dikwils te walTchen , (om jje.t even,-of dat 's avonds, 's morgens, of op andere tyden gefchied); en door zuiver koud water in een, naar de byzondere pefteldheid der lighaamen, gefchikte maate te drinken, volmaakt kan geneezen worden: maar hoe dikwils ik die proeve hebbe getracht in 't werk te ftellen ; de aangebooren onreinheid, met het gebrek van ge-  over de SCHURFT, enz. 8i geduld, om dat eenige wéinige daagen, veel minder eenige weeken, met zagte voedzels, agter elkander uit te houden, heeft my dit heilzaam oogmerk altyd belet. Het gaat met het waflehen, even zoo als fommigen met het uitkemmen van 't hair; iemand, die de gewoonte had, om zich eenmaal des jaars, en dat met de veffchrikkelykfte moeite en pyn , 't Jgeen men gemakkelyk begtypt, het hair uit te kemmen; gevraagtzynde, waarom hy dat niet liever tweemaal, o* ten minftett eenmaal des daags deed ? antwoordde, dat hy niet half gek genoeg was om zulks te doen, en dat het hem, eens in t jaar, arbeid, tyd, en fmerte, met het verlies van zoo veel hairen, genoeg koftte. Veel ligt zyn de traage Waflchers bekommert over het verlies van de huid, en dan kan men 't hun niet kwalyk duiden; Niemand denke intuffchen* dat het 'er niet op aankomt, hoe men zich wafcht, als het maar gedaan word verre van daar: hier word een eroote voorzichtigheid gevorderd m de Wyze van zich te waflehen: niet voor die geerie , die de Schurft in een onreine fcherpte der vogten ftellen; voor de zoodaanige is koud, èn wel het koudfte water, zonder eenige om-  8a VERHANDELING zichtigheid gebruikt, het allerbefte ; om dat het, onder andere goede deugden, het meeft verfterkt. Maar die de Schurft willen gezoet hebben in onreine diertjes, moeten alle naauwkeurige oplettenheid in acht neemen. De dierjes zegt van Rofenftein in No. 6. „ hebben „ een afkeer van koude en van hitte": zy verkiezen dus een gemaatigde warmte tuflchen koude, en hitte; dit word ook door de Grootfte Voorftander der algemeene diertjes bevestigt; wanneer Linn^us zegt: „ Daar nu de „ infeften zeer veel van de warmte houden, „ doch de koude niet verdraagen konnen, „ zo verergert deeze ziekte, (de Schurft na„ melyk)" ook door de warmte. „ En word „ door de koude te rug gedreeven". Sandif. 2. D. 3. St. bl. 609. Wafcht iemand zich derhalven onbedagtzaam met koud water, 't welk de diertjes, willen zy zich niet aan een onvermydelyken dood bloot ftellen, moeten fchuiven ; dan noodzaakt hy hun , hoe ongeerne ook, tot zyn eigen doodelyk verderf; om de warme huid door de koude van het water te verlaaten, en zich in een veilige fchuilplaats, na de eedeier inwendige deelen te begeeven , alwaar ze dan allerhande benaauwde dooden op. hun gemak kunnen veroorzaaken, zonder in  over de SCHURFT, enz. 83 't vervolg voor die ftrenge water-koude wederom bevreeft te Zyn. De doodende kragt van 't koudè water is zoo groot, dat de Affeflbr Darelius op het aanraaden van van Rofenft. „ daar door de taaije „ Lind-worm; 17 ellen lang, geheel uitgedree,j ven heeft", bladz. 459 en 460. Dit verftrekt wederom tot een bewys van de geneezende kragt van 't koude water in hardnekkige ziekten. Met diezelfde naauwkeürige voorzichtigheid moet men te werk gaan , wanneer men zich wafcht met warm, of ten minften met heet water, 'twelkzy, insgelyks fchuivende, na binnen moeten vlugten, en dezelve droevige onheilen veroorzaaken, gelyk door het koude water gefchied. 'Ër is dus niet raadzaamer, ter «fwendinge van alle die door deeze twee uiterften van koude en hitte, onvermydelyke doodelyke toevallen, dan dat men, de Schurftdiertjes door de koude van 't water, of ook door een dadelyke koude van de lugt na binnen gedreeven zynde; zich zoo veel* en niet meerder verwarme, als vereifcht word, om ze wederom door een aangenaame warmte na buiten op de huid te lokken; en deze, voor hun verkwikkende, warmte moet naauwkeurig door een der befte Thermometers onder-» F a zogf  H VERHANDELING zogt worden, om de graaden wel aan te tekenen op dat men het waflthe water juift 2,00, en niet heeter make, dan het noodig is, om de diertjes aanftonds weder op de huid te doen verplaatfen, en ze dus zoo veel te beter af te fpoelen, (hier geld inzonderheid het fpreekwoord, Medium tcnuere beati:} en dit is des te noodzaakelyker, om dat men anders gedrongen zou zyn, om, by ieder wasfchinge een kundig Genees-heer, die door een beproefde ervaring de juifte warmte, en koude van het water wel wift te bepaalen, tegenwoordig te hebben, 't geen de moeite, met de daar uit voortfpruitende onkoften al te veel zou doen begrooten; en ook dan waren de gemeene lieden allerongelukkig!!, en genoegzaam van alle hulp ontzegt; ook hadden dan de Stads-Doctoren, in de wyken der armen, volgens Linn-kus, en alle die zyne voetftappen drukken, niets anders te doen dan om van het opgaan der Son, tot haaren oudergang, zich van huis tot huis te vervoegen , om by ieder walfchinge tegenwoordig te zyn , ter juifte bepaaling van de warmte of koude van het water. En wat zou nog daar en boven al dat oplettend waflehen baaten, wanneer de diertjes 'er alleen door afgefpoeld van de huid, en 'er niet door gedood wierden: hier door zou men de  over de SCHURFT, enz. 85 de Schurft} of 't geen het zelfde is, de diertjes eer vermeerderen , en verfpreiden , dan verminderen ; en men zou geleegenheid geeven, om daar door nieuwe befmettingen te maaken; ten zy dat ieder water van ieder wafichinge, wel bewaart, een ogenblik daar na op het vuur gezet, en zoo heet gemaakt wierde, dat die afgefpoelde diertjes, niet beftand tegen die hitte, alle ftierven. „ En dewyl wy" ([zeggen de Vei deedigers der dieren) „ altoos meer dingen over dag', dan „ des nagts, met de handen aanraaken ; zoo „ ziet men, waarom men de handen veel meêr des avonds, dan des morgens, te wafTchen „ hebbe". Hier om zou ik liever, wegens de groter nuttigheid van 't waflehen, befluiten: waarom men de handen veel meer over dag, dan des avonds te waflehen hebbe, „ om dat, door het ,, aanraaken alleen, de diertjes, naar No. i.en „ 4. van den eenen menfche tot den anderen „ komen". De Aucleur fchynt dus zeker te vooronderftellen, dat de befmetting des daags meerder toeneemt, dan des nagts. Ik zou het gewis liever met die houden, die F 3 het  8* VERHANDELING het tegendeel beweerden, en wel om deeze reden: om dat de diertjes, vry van alle ruwe en harde behandeling des nagts, byzonder in de eerde flaap, gelyk men gewoon is zich uit te drukken, (nu fpreek ik als een beminnaar van deeze diertjes:) vry van de voor hun al te grote koude, en niet bloot geftelt aan de fterke hitte van den dag, (want beide fchuwen zy) zich veilig in hunne grafige weiden mogen verluftigen. Worden zy eens door den flaapenden, of halv fluimerenden zagtelyk ontruft, 't gefchied alleen, om hun van plaats te doen veranderen, en hun nieuw voedzel te verfchaffen: dan toch zyn zy in hun element, wanneer zy op een ontfpannen, door een zagte dons van natuurlyk zweet bedekte, zeer matige, en van hun beminnende,warme huid, zich ongeftoord mogen verzadigen : dan hebben zy, door de vogtige, zagte en fpons-agtige huid, zeer geringe moeite nodig, om 'er naar welgevallen, althans gemakkelyker, in te dringen; met voedzel zich op te vullen; eyeren te leggen; te vermeemgvuldigen, of de Schurft te vermeerderen ; en dus zou het dan veel beeter, en minder moeijelyk zyn, om hun des nagts, of liever in de voornagt, te betrappen; dewyl zy dan onbevreeft zich verlufligen, en uit hunne binnenfte fchuilhoeken voor den dag komen, ja ook dan zouden 'er een oneindig getal van diertjes met het grootfte gemak kunnen gedood ,  over de SCHURFT, enz. «fr dood, en vernielt worden, waar door dan de Schurft van zelvs moet verminderen. Of men zou het op een noch veel eenvoudiger wyze kunnen verklaaren, en dat ftemt, zonder de minfte bedenking, met de waarheid der zaak veel beter in, te weten: om dat wy altoos meer dingen over dag, dan desinagts aanraaken; zoo ziet men, waarom men de handen veel meer des morgens, des middags, dan des avonds te waflehen hebbe; ik zou in dit geval meêr, dan driemaal des daags de handen met alleen, maar het geheele lighaam, ten minften alle zichtbaare aangeftooken plaatfen , dog met koud water laten waflehen; om dat daar door de onreine, of befmettende uitwaaiTeming der fcherpe vogten des te dikwyler afgefpoeld, deszelfs aanfteekende kragt door den tyd verzwakt, de uitwaaflèming herfteld, het bloed dus gezuivert, en de verdere befmetting haar kragt ontnomen word. In No. 6. vervordert van Rofcnfl. zyn vragen en antwoorden. „ Waarom de Schurft" (liever de diertjes') „ door de koude naa binnen gaat; doch irit„ komt, als wy ons door fterke beweeging ver„ hit hebben? Om dat dit ongedierte een' af„ keer heeft van beiden". F 4 Ik  86 VERHANDELING Ik mag hier wel vragen, hoe, en van waarkent men juift zoo naauwkeurig de Natuur van deeze diertjes? of zyn het alleen lofte vooronderftellingen? Daarom, antwoord ik, kan de Schurft door de koude na binnen gaan, dog wederom uitkomen , als wy ons door fterke beweeging niet alleen, niet verhit hebben; maar als wy, en dat gaat veel zekerder, ook maar gematigd warm zyn: en dat heeft de Schurft dan met alle andere uitflag , welke noch ftrenge koude , noch brandende hitte, verdragen kan, gemeen; zie onder anderen een aanmerkenswaardig geval, bl. 164. enz.; om dat de uitwaaflemende vaatjes, Cgeftelt, dat de Schurft door een fterke koude, welke voor die tedere, aan de warmte gewoon zynde diertjes, buiten twyvel on. aangenaam is, en waarom zy de koude ylings. tragten te ontduiken ; na binnen gedreeven word ; 't geen van de Schurft zelvs minder waar is, dan van andere uitflag in heete ziekten: en door een foortgelyke hitte weder uitkomt; 't geen ik beide volftrekt uit eigen ondervinding ontkenne, om dat de Soldaaten de Schurft genoegzaam even zichtbaar behouden, althans niet zoo zichtbaar verminderd , dan men by de mazelen , Roodgrond , enz. befpeurd; fchoon zy by een vry warme of tamelyke heete kaggel zitten) om dat die vaatjes.  over de SCHURFT, enz. 89 jes, zeg ik, natuurlyk door de koude zamen< getrokken, gelyk aan alle corpora phyfica eigen is, de uitwaaffeming of vermindert, of geheel geftremt word; en de fcherpe deelen na binnen dryft, ten minften voor een gedeelte zou na binnen kunnen dryven ; terwyl de reets aanweezig zynde fchurfdige zweertjes zich klaar op de huid blyven vertoonen. Welke heilzaame uitwaaffeming eerder door een gematigde warmte, dan door een fterke beweeging, en de daar uit ontftaande nadeelige hitte, door het ontfluiten van deeze vaatjes herftelt zynde, openbaard zich op nieuw de uitflag. Wat klinkt het belaggelyk in de ooren, als men zegt, of zeggen moet, de diertjes diverteeren zich met alle ogenblik, als 'er de koude of hitte maar gelegenheid toe geeft, in ons lighaam te kruipen, en 'er weder uit te marcheeren. Dat meer is; een matige warmte zou de diertjes veel eer na buiten lokken, dan een door fterke beweeging veroorzaakte hitta, om dat zy, volgens van Rofenft. een afkeer hebben van beiden: of wy moeften die konft bezitten, om door een fterke beweeging, alleen inwendig te verhitten; en uitwendig een aangenaame warmte te veroorzaaken. Men zou haaft zeggen; hoe kan van Rofenft. anders zoo een door geleerd en beroemd Man, F 5 zich  90 VERHANDELING zich zelve, in een numero, zoo taftbaar tegen/breeken. „ Dit ongedierte, zegt hy, heefteen „ afkeer van beiden"; namelyk, van koude, hy bedoelt zekerlyk een fterke koude; gelyk ook van een fterke hitte: en hy ftelt, dat de Schurft, of de diertjes uitkomen, als wy ons door fterke beweeging verhit hebben, om door de koude na binnen gedreeven worden : wy kunnen ons immers inwendig niet fterk verhitten, en te gelyk uitwendig koude veroorzaaken. Hier zou ik liever een ander draay aan geeven, en dan befluit ik, dat door een uitwendige fterke koude de diertjes na binnen gedreeven wierden, en, (nu vrees ik de Logici'), door een gematigde uit dog vooral fterke inwendige hitte, de diertjes uitgedreeven, ja geheel verdreven wierden; en derhalven zou men door een fterke inwendige hitte, door beweeging voortgebragt, alle de diertjes dus verjaagt zynde, de Schurft volmaakt kunnen geneezen, zonder een eenig geneesmiddel nodig te hebben, 't geen aan de waarheid niet beantwoord. Ging deeze redeneering door, dan konde men door een fterke beweeging de diertjes tuflchen twee vuuren zetten, en het hun zeer benaauwd maken : want als wy ons inwendig fterk verhitten door beweging, dan gevoelen wy uitwendig een groote warmte, of fterke hitte, dat een ziek wyf, of een kranke vrouw is; en dan moeften de diertjes zonder twyvei fter.  ovkr de SCHURFT, enz. 91 fterven, dat is, de Schurft genezen, 't geèn niet gebeurd. Dit gezegde ïtryt lynregt tegen alle redenen van de Logica, en daarom trek ik 'er deeze wettige fluitreden uit. Al wat zich zelvs tegenfpreekt, kan niet voor waarheid aangenoomen worden. Dit gefielde van van Rofenft. fpreekt zich zelvs tegen ; Ergo kan dit gezegde van van Rofenft. niet voor waarheid aangenoomen worden. Behalven de kragteloosheid van deeze bawysreedenen, welke, zich tegenfprekende, niets bewyzen; en bewyzen ze niets, dan pleiten zy jüift voor het tegengefteldc ; moet ik rondborftig bekennen, dat ik nog nooit 111 zoo veel fchurfdigen ondervonden hebbe, dat de Schurft, of, naar Hun, de diertjes, door de koude zoo zeer na binnen gedreven worden, noch telkens wederom te voorfchyn gebragt worden, wanneer wy ons door fterke beweging, of door 't vuur verhit hebben. Mogelyk ontftaat deze ongezonde vooronderftellinge daar  93 VERHANDELING daar uit; dat de opperhuid, ons gantfche lighaam niet alleen, maar alle lighamen, door de koude inkrimpen, en in uitgebreidheid verminderen , gelyk reets met een woord aangemerkt is; waar door dan ook de huid, zaamengetrokken wordende , en inkrimpende, meerder plooijen of rimpels maakt; in welke rimpelige vouwen van de huid, de Schurft meer of min verborgen, en önzigtbaar word; zoo dat een onopmerkzaame, of met een vlugtig oog befchouwd, zich ligtelyk zou kunnen bedriegen, en zich inbeelden, dat de Schurft, indien al niet geheel, ten minften voor 't grootfte gedeelte , na de inwendige deelen, tot het allergrootft, en doodelyk gevaar te rug gedreeven was; en derhalven. zou ieder fchurfdige, alle ogenblik door een zekere graad van, voor de diertjes, onaangename koude, in ontftekenifle gebragt worden, van te moeten, althans te kunnen fterven, wanneer hy maar de minfte verkoelende, of eenigzints koude lucht, anders zoo heilzaam voor de gezondheid , tot verfriiTchinge aan zyne leedemaaten, waar na men des fomers zoo menigwerf reikhalft, en waar door men zoo oneindigmaal verkwikt word, befpeurde; om dat het nog niet beflift is, welk een trap van koude de diertjes kunnen verdraagen, of voor welke zy yhngs zich moeten verbergen, om hun gewiflen ondergang te ontduiken: en dit  over de SCHURFT, enz. 93 dit zou hy alles moeten derven, alleen uit een gegronde vrees, van zyn dierbaar leeven op 't onverwagtft afgefneden te zien, of met de doodelykfte angften, geduurende zyn overige leeftyd, allerbenaauwft te worftelen, door zulke kleine diertjes: want zy zyn , vooral wanneer ze diep in ons lighaam gekroopen zyn, buiten ons bereik; en milfchien is het zelfs buiten hun eigen magt, om zich op deze plaats, en niet ergens elders te vestigen; om dat zy door den ftroom van onze, altyd in beweeging zynde, vogten weggefleept worden. Ongelukkige Mensch voorwaar ! die geen ogenblik van zyn gezondheid, ja zelfs van zyn dierbaar leeven, kan verzeekert zyn, en dat alleen uit hoofde van de Schurft-diertjes: 'Er kunnen immers uit ontftaan Beroerten, Zinneloosheden, Lammigheeden, Blinden Doofheid; en een meenigte andere verfchrikkelyke ziekten, te veelvuldig, om 'er een klein gedeelte van te noemen. Zo haast nogthans de huid door een natuurlyke gemaatigde warmte, (want voor de hitte vlieden de diertjes insgelyks), zich ontfpannen heeft, en wederom, gelyk voor de koude, natuurlyk uitgerekt is, openbaare zich de Schurft, als te voren ; dat is, de diertjes neemen hun vorige plaats, namelyk de huid, we.  94 VERHANDELING wederom in bezit, dat is zy zyn op hun plaat* gebleven, daar zy te voren waren. Wanneer met zulk een handelwyze géeri groot gevaar vermengt was, zou men het als een kinderfpel, of verlustiging kunnen gebruiken ; om de diertjes alle oogenblik te doen verhuizen, en van wooning te veranderen : en , door zoodanig een geftaadig vermaak, zou men hun zoo vreeslyk kunnen afmatten, dat zy van vermoeidheid den geeft gaven ; en dat zou dan een aangenaame dood* flag, en geneezing te gelyk zyn» En wat zouden wy niet gelukkig zyn, als dit verfchynzel, om door een fterke hitte * (een natuurlyke warmte Zou, naar myn gedagten, daar toe 't beft gefchikt zyn), de Schurft-diertjes wederom uit hunne verborgenfte inwendige, en voor den Lyder gevaar, lyke, fchuilhoeken te voorfchyn te brengen, door de ontegenzeggelyke bevinding bewaarheid wierde. Het ontbreekt my, en alle onbevooroordeelde , geenzints aan dagelykfche gevallen, om de waarheid deezer ftelling overvloedig te bewyzen, en, om van myn eigen ondervinding te fpreken, zal ik door het volgende voorbeeld het tegendeel aantonen. Ëea  over de SCHURFT, enz. s$ Een Soldaat van ons eerfte Bataillon, te Namen in 't Hospitaal, alleen aan de Schurft geftorven, heb ik meer, dan eens, brandend heet gevonden ; zoo dat hy eenige weeken voor zyn dood als brandende van hitte: men gaf hem inwendig de zwavel, doch die ongehoorzaame diertjes luifterde 'er niet na, en hielden zyne Longen tot zyn dood toe in bezitting; eindigende dus zyn leven op een verflikkende wyze door de zwaarte van den laft der menigvuldige diertjes, en door het knagen. Het zou my geen moeite koften, om meer voorbeelden van dien aart by te brengen. En zouden het daarom diertjes moeten zyn, om dat zy door een fterke hitte en koude ▼oortgebragt, en verdonkert konden worden; daar toch een bovenmaatige koude , of fterke hitte, genoegzaam alle ziekten ten uiterften na. deelig zyn, 't geen van alle Geneeskundige uit eenen mond word toegeftemt; dan zyn alle ziekten, wier natuur, noch fterke hitte, noch groote koude duld , haar oorfpronk verfchuldigd aan diertjes: Waarom dan ook die, die de koude Noordfche Landen, of de verzengde Luchtftreeken bewoonen, nimmer aan die diertjes, kunnen onderworpen zyn, en derhalven nooit gevaar loopen van aan de Schurft te kunnen fterven; waar aan het aan voorbeelden in ons gemeenebest niet ontbreekt. Ons eerfte Ba-  96 VERHANDELING Bataillon kan 'er meer, dan een geval van opleveren. Zie bi. 89. en hoe veele voorbeeldenvan dien aart worden niet, of uit onkunde, of met opzet verdonkert; om dat ze het licht niet verdragen kunnen, en men zich fchaamen zoude die aan den dag te brengen. No. 7. Vraagt den Auteur al antwoordende; „ Waarom de jeukte alleenlyk af en aan be„ merkt word? dewyl deeze diertjes eeten, „ en zich beweegen op zekere tyden, en zich „ tulfchen beiden ftil houden." Deeden zy dit niet, dan had men in hun het perpetuum mobile gevonden. Deeze noodzaakelyke, en natuurlyke ingefchapen eigenfehappen , hebben zy met alle dieren, zelfs met de groeyende Planten, welke het voedzel tot zich trekken, 't geen het zelfde is, als eeten; en welke een zekere rust van dag en nagt, fomer en winter geftadig onderhouden, gemeen. Deeze diertjes dan houden zich ook op zekere tyden gewis ftil, en beweegen zich niet altyd ; 't geen toch voor alles, wat leven heeft ontvangen, onmogelyk is; om dat ze, of verzaadigt zyn; of om dat ze vermoeit zyn, door al hun knaagen en omzwerven, waar door dan wel de grootfte jeukte zal veroorzaakt worden; of om dat ze eene zeekere bepaalde, of onbepaalde tuflehentyd van ruft  oVer de SCHURFT, enz. 9? mftenflaap, om hunne afgematten kragten te herftellen, en nieuwe aanvallen te hervatten, noodig hebben; of om alle deeze redenen- zaamen genomen» Alle pyn derhalven , welke alleen in trap Van hoe grootheid van de jeukte verfchild , Word dan door dieren veroorzaakt; ten minften, als de jeukte of pyn, af en aan bemerkt word. Wanneer dan iemand zich door flooten, flaan of vallen een kneuzing toebrengt, waar van de pyn, op verre na, niet altyd even ffevoelig is: en wanneer dan deeze pyn verminderd , een jeukte nu en dan gevoeld word, welke men altyd bemerkt, als het na het einde der geneezing fpoed , waarom men dan ook gewoonlyk hoort zeggen: nu begint het te geneezen ; dan kan het niemand vreemd voorkoomen, wanneer ik, met het zelfde gezag, als van Rofen/l., zegge: dat deeze jeukte en pyn insgelyks door diertjes veroorzaakt worden, en dan ben ik, dan is de gantfche weereld, tot een klein kind toe, door ftooten, vallen, kittelen of flaan, in ftaat: om diertjes zonder eitjes, of iets diergelyks voort te brengen. Door zulks hardnekkig te willen ftaande houden, zou men zoo iemand van de grootfte vermeetenheid moeten befchuldigen, als hy zich op deeze wyze het werk des Scheppers toeè'igends. G De  98 VERHANDELING De jeukte word derhalven daarom, zeg ik, alleenlyk af en aan bemerkt in de fchurft, om dat de uitwaasfeming nu meerder , dan minder, of ook wel nu en dan voor 't grootfte gedeelte ophoudende, (want dat kan niemand ontkennen,) de uitwerping der fchurftige vogten, nu meerder, dan minder poogt te bevorderen, of ook wel geheel doet ophouden: evenwel onder deze bedinge, dat het uitdryven van die onreine Stofte, gantfch niet altyd evenredig is met de uitwaasfeming, om dat die dan op de eene, dan op de andere plaats fterker is zonder uitbotting; ook is de uitbotting ongelyk, fchoon het lighaam in een algemeene uitwaaffeming is: ook zouden wy dan nooit zyn zonder uitflag, als wy maar uitwaasfemden zyn, 't geen altoos plaats heeft in den gezonden ftaat, om dat 'er altyd de een of andere fcherpte by ons gevonden word. Waaruit, naar mate van die uitbotting der fcherpe vogtigheden, de zenuwen der huid ook nu meerder, dan wederom minder geprikkelt worden; of, 't geen op het zelvde uitkomt, dat 'er dan een meerder of minder jeukte ontftaat, welke op zekere tyden gevoelt, op andere wederom weinig, of niet befpeurd word; om dat de uitwaafteming, door het uitwerpen van kwade prikkelende ftoffe, eenigzints een' afkeer heeft van beiden; te weeten: van te groote koude, én van te fterke hit-  over de SCHURf T,j:nz. S9 hitte,: en dit is juift de oorzaak, waarom de leuk te alleenlyk af en aan bemerkt word; dewyl deeze fcherpe vogten,de huid doorknaagende , of doorvreetende, Ceeten anders gezegt, als de diertjes), zich beweegen, of liever bewoogen worden op zekere tyden, door de aandrang der vogten, door de beurtelingfche zamentrekldng der vaten, waar door de fcherpe vogten in beweging gebragt worden; of de vaten door derzelver fcherpe prikkeling tot meerder beweging aangezet worden , en eene jeukte veroorzaaken: En zich vervolgens ftil houden, dat is, de uitbotting, of uitwaasfeming zeer langzaam voortgaande; of voor een tyd byna geheel ophoudende , wanneer de jeukte of een einde neemt; of in zoo verre vermindert is, dat dezelve niet meer gemerkt word; en veeltyds wederom op nieuw begint, zoo dra het lighaam gematigd warm wordende, de uitwerping der ftoffen ook dan zich gemeenlyk openbaarende, ontdekt zich ook aanftonds een jeukte, welke in fommige, naar maate van de fcherpte der bewogen vog. ten, fomtyds zeer aanmerkelyk, en te gelyk laftig is: in 't gemeen worden zy deeze onaangenaame tydkortinge ontwaar, wanneer zy pas te bedde gegaan, zagtelyk beginnen uit te waaflemen zie bladz. 81. En deeze ftilftand, of verminderinge, en de verraeerderinge der uitgedrevene fcherpe ftoffen zal dan dit af, G & en  ioo VERHANDELING en aan bemerken der jeukte te kennen geeven: behalven dat ook nog het fcherpe water, of de etter, in de blaasjes uitgeworpen, en daar bewaart, eene geftaadige jeukte kan veroorzaaken. Hier van daan neemt ook die laftige jeukte ten eenmaal en einde, wanneer die prikkelende ftoffe geheel verdroogd of uitgedreeven is; of de Zweertjes geneezen zyn, wanneer de oorzaak der prikkelinge op de Zenuwen ophoud. Verder onderzoekt en verklaart van Rofenft. in No. 8. „ Waarom „ de Schurft zich vermeerdert, en van plaats „ aan het lighaam verandert? om dat deeze „ diertjes van plaats verwhTelen, en zich zeer „ fterk vermeerderen ". Mogelyk begryp ik die verheeven vraag in 't geheel niet; en ik zal wel eenige dagen, indien niet eenige weeken, nodig hebben, om ze te ontknoopen: anders zou ik in een Doctoraal Examen daarop eenvoudig geantwoord hebben ; om dat het de Natuur dus, en niet anders behaagt; of om my beeter uit te drukken , t geen toch op 't zelfde uitkomt; om dar de Natuur nu hier; dan wederom op een ander plaats verkieft de kwaade Stoffen uit te werpen; waardoor dan de voorige Zweertjes, van verderen aandrang van fcherpte ontrooft, noodzaakelyk, en van zelfs moeten geneezen; en dat is dan die natuurlyke verblyf- plaats  over de SCHURFT, enz. 01* plaats verwifteling, en verandering van de Schurft aan het lighaam. Men zet dikwyls een etterdragt, om een verouderde verzweering te geneezen; of ook om een afleidinge van een edelder deel te doen: dat is, men verplaatft de Ziekte, daar zy minder gevaar aanbrengt, om de eerfte ziekte weg te nemen. Zoo ik deeze Sublime vraag nu of in 't vervolg wel opgeloft hebbe, dan heb ik kans,, en loop groot gevaar om Profeflbr te worden. Waarom, vraag Ik» word de zuivere etter, een gewrogt van de Natuur, (zoo 'er etter zonder diertjes gevonden word, 't geen ik niet durv op my nemen te bevvyzen, om niet in de ongenade van de Uitvinders, en Verdedigers der diertjes te vallen) in 't lighaam zoo veelmaal rond gevoert; van de eene plaats opgenomen, en op een andere neêrgezet; als sllpen. om dat het een werkins van de Na¬ tuur is, welke diezelve etter dikwils door de pis buiten het lighaam leid, en daar door den lyder volmaakt herfteld ; even gelyk de Natuur zich weet te redden , wanneer zy zich ontdoet van Steentjes , die een aanmerkelyke grootte hebben, waar van ik nog te Zutphen in een Sergeant den 4 Juny 1780, een klaar voorbeeld gehad heb , en dat gebeurd dagdyksch * G 3 Waar-  ioa VERHANDELING Waarom word de Podagreufe ftoffe, (of dié moest ook al uit diertjes beftaan, en dan wil ik liever zwygen), zoo dikwils tot des lyders dood van plaats veranderd, en dus bewoogen : ja waarom word de Rheumatieke ftoffe zoo veelmaal verplaatst, dat is bewoogen: ik voeg 'er by, dat voor al deeze laatfte vliegende Zinkings ftoffe zomtyds zo fchielyk van plaats verloopt, of liever bewoogen word, dat men 'er geen denkbeeld van maken kan, en de beste harddraaver moet 'er voor zwichten, en de zilvere Zweep gewonnen geven. Indien deeze onder de diertjes gerekent moeten worden, dan behooren zy buiten eenige bedenkinge onder de ligte peerde troupes of Hoesfaren. On« der het Schryven van weinige letters, en misfchien van één éénige van een Recipé liep die ftoffe uit het eene been in 't ander over; doch die waarlyk Geleerde ordonnantie Schryver bekende opregt en openhartig , dat hy dien weg, welke die zoo ligt beweegbaare ftoffe ganomen hadde, niet kende; en dat geloov ik zeer gretig. Ik zoude mynen altoos hoogstgefchatten Leermeester lie/er raaden, als ik zoo vermeeten mag zyn, om zyn Hooggel., anders oneindig verre boven myn bereik, myn geringe doch verfchuldigde raad mede te deelen, om in diergelyke gevallen aanftonds na No. 6. en 7. bladz. 536. van Rofcnjlein te gaan , en daar zal men 't antwoord op alle foortgelyke om-  over de SCHURFT, enz. 103 omftandigheden, hoe zwaar die ook fchynen, juist gepast vinden ; want ik ben befchaamt , en hebbe medelyden met uwe wettige onkunde : men maakt fomtyds een verkeerd gebruik van waarachtige openhartigheid , tcfte experientia; een Profèftör moet in zulke geringe dingen, welke hem geduurig voorkomen, niet aanftonds zyne onkunde, of liever de waarheid belyden; hy kan ja altyd wel het een of ander te post rennend diertje , fchoon onfchuldig, de fchuld geven, en door die vreemde beuzelaryen zal hy zyn roem merkelyk vergrooten. Dit bewys dringt van Rofenft.fterker aan,als hy zegt: „ En om dat deeze diertjes zich zeer „ fterk vermeerderen." Ongelukkig waren wy, als deeze diertjes , de Schurft moetende veroorzaaken , zich zoo zeer fterk vermenigvuldigden, gelyk de Animalialiften willen; en dat zy niet zoo fterk in getal toeneemen, heb ik vooraf reeds aangetoont, en de dagelykfthe ervaringe bevestigt overbodig myn gezegde. Maar eens voor een ogenblik aangenomen zynde , dat de Schurft zich zeer fchielyk verfpreid , of vermeerderd word, moeten het daarom diertjes zyn ? Men ontmoet fomtyds menfchen, voor 't overige gezond, die in weinig uuren, ja in weinig ogenblikken, met een ruim aantal van uitflaande G 4. V£~*  104 VERHANDELING verheven vlakken en uitflag aan 't geheele h> haam vervult zyn; en welke zo ras wederom verdwynen, als zy gekomen zyn, zonder dat nogthans andere daar door aangeflooken worden , en zonder van een ander befmet' te zyn geweest. Hoe zou het iemand in zyn bogtige hersfens kunnen vallen, om al dien uitflag, om al die fchielyke verplaatsingen onder de rangfehikking der beesten te plaatzen; dan moeten de pokken zonder de minfte bedenkinge vooral uit diertje*.' beftaan ; want in dezelve worden de puK en of den uitflag fomtyds ongeloovlyk fphielyk vermenigvuldigd: ik hebbe een Kind van twee jaren gezien, 't welk in minder, dan 24 uuren , met een allerkwaadaartigst foort van pokjes als bezaait was, zoo dat 'er geen enkel ftipje aan zyn geheele lichaam, dat niet met uitflag befmet was,, vry bleef; waar^ om het ook in drie dagen ftierv, en, als ik my niet bedricge, is Rofenftein niet van gedagten, geiyk Linnam, dat de Kinderpokjes uit diertjes haaren oorfprong zouden hebben; bl. 194, enz. De grote Camper fpreekt ook niet dan van de befmettende-of fmet-ftofle, in zyn boek over de Inëntinge, Doch , ik herhaal het nog eens, als het fterk, en, ik durf'er wel byvoegen, het zeer. fchie-  over de SCHURFT, enz. 105 fchielyk vermeerderen van een uitflag, uit diertjes beftaat, dan moeten de pokken volftrekt uit diertjes gebooren worden , en dit zal de ontegenzeggelyke Redeneerkunde voor my zeer klaar bevvyzen. Alle uitflag welke zich zeer fterk vermeerderd beftaat volgens Rofenft. uit diertjes. De uitflag der Kinderpokjes word zeer fterk vermeerderd. Ergo de uitflag der Kinderpokjes beftaat uit diertjes. Ik zou bet zeer fterk vermeerderen van den uitflao- der Schurft liever aldus verklaaren ; dat, lioe meerder fcherpte een Schurftige in zyn bloed heeft, hoe meer dezelve door de uitwaasfemende vaatjes, geholpen door de gunstige Natuur, welke nooit ophoud haar uiterfte pogingen aan te wenden, om zich van al hetfchadelyke, van al het onreine te ontlasten; (men ziet het zichtbaar in den afgang, pis, enz-,) na de opperhuid gedreven word, zoo veel te meer word de Schurftige uitflag zeer fterk vermeerderd, doch altyd naar evenredigheid van de hoeveelheid der bedorven of aangeftoken vogten, of van de fchielyke voortgang der befmettinge, of ook van de kwaadaartige foort van befmettinge zelve, waar voor het eene lighaam oneindig meer vatbaar is, G 5 dan  Hó VERHANDELING dan het andere, gelyk de onbedrieglyke bevindinge in alle gevallen van befmettinge toont; of van die alle te gelyk. Ook fchynt het my toe, dat deeze verklaaring vry ongedwongen , niet verre gezogt, geen tegenftry. digheden in zich bevat, en zeer natuurlyk is. Nog moet ik hier by voegen, dat de Schurft in verre de meesten zich niet zeer fterk vermeerderd, 'tgeen de ervaringe aan een ieder zal bevestigen. Als nu Rofenft. de verandering van plaats aldus begrypt, dat de Schurft nu op de hand; dan, de hand verlatende, op de armen ; van daar op de dyën een fpeelreisje doet, en zoo vervolgens verplaatst word; dan verklaar ik rondborstig, dat het geheel tegen de ondervindinge aanloopt; 't is insgelyks ftrydig tegen de menigte der Schurftigen , die ik in een groot aantal gehad hebbe, dat de Schurft zich zeer fterk vermeerderd: de meesten, ten minften zeer veele , hebben de Schurft, weeken lang aan elkander, zonder dat men eene zichtbaare vermeerderinge van de uitflag kan befpeuren: 't gebeurd evenwel nu en dan, dat, wanneer een Schurftige eenige tyd bloedzuiverende, en verzagtendegeneesmiddelen, waar in de fcherpte als ingewikkelt, kragteloos, en minder fcherp gemaakt word, op dat de ukwaas,.  over be SCHURFT, enz. 107 waasfemende vaatjes door de fcherpte niet krampachtig toegetrokken worden, waar by men eindelyk zagte zweetdryvende middelen voegt, een purgeermiddel van tyd tot tyd niet uitgefloten, gebruikt heeft, dat zich in eene korte tyd, en veel ligt in weinig ogenblikken de uitflag in zoo een menigte op de huid vertoont, dat men met geen mogelykheid op diertjes zoude durven denken, en dat zelvs zonder het minste gebruik van Zwavel, waar van men nogthans zeer dikwils een vry groote hoeveelheid een aanmerkelyke tyd moet laten gebruiken , zoo wel uit- als inwendig, wil men de Schurft volmaakt genezen, 't geen ik veelmaalen tot verdriet van my en den lyder ondervonden hebbe, en waar van ik een overtuigend voorbeeld in myne Verhandelinge wegens de fchadelykheid der al te naauiue linnen gewaschte ftropkousfen gegeven hebbe. Indien de Schurft zoo fterk vermeerdert, dan gaat de voortteelinge der Schurftdiertjes alle menfchelyk vernuft verre te boven: of men moet deze fterke vermeerderinge van de Schurft toefchryven aan de tallooze menigte der van buiten aangebragte fwermen van Schurftdiertjes , en dan konden ze gemakkelyk een verduisteringe of Zon eclips aan ons gezicht vertonen , en dan moest 'er telkens een wonderwerk verrigt worden, indien niet alle menfchen gedurig door dat  lo? VERHANDELING dat gefpuis van corrófive diertjes overvallen wierden. In No. 9. gaat de Au&eur verder voort met vragen , zeggende : „ Waarom de Schurft niet „ noodzakelyk is? Deeze diertjes zyn niemand „ aangebooren, maar komen van buiten. Met „ het zelvde regt zou men anders kunnen zeg„ gen, dat Venus - Ziekten , de Pokken, de „ Mazelen, en de Kinkhoest voor elk en een „ ieder noodzakelyk zyn, indien wy ons voor „ de befmetting in agt nemen»" De Schurft is zekerlyk niet noodzakelyk , want veele menfchen fterven zonder dat ze ooit de Schurft gehad hebben; fchoon 'er misfchien een groter aantal gevonden worden die de Schurft een en andermaal, gelyk ook van de Pokken kan gezegt worden, gehad hebben. Sandif. bl. 270. en 271. Camper bl. 56. en meer anderen. Van Rofenft. fchynt,naar myn gedagten, een bewys tegen zich zelvs aan te halen: want, vermeerderen de diertjes zeer fterk , worden zy zoo ligt voortgeplant, dat is, gefchied de befmetting zoo gemakkelyk , dan moet die ook even zoo gemakkelyk voortgeplant worden, dat is, de menfchen zullen zeer ligt de Schurft kry-  over de SCHURFT, enz. 109 krygen, en deeze wederom andere in een ogenblik aanfteeken, om dat de befmetting, naar van Rofenft., zelvs door 't aanraaken van befmette handen of kleederen gefchied, en dan zou men de Schurft veel eer onder de allernoodzakelykfte Ziekten ftellen, en derhalven zou men zich zeer gelukkig moeten fchatten, indien wy niet altyd de Schurft hadden , en wy zouden in een beftendige befchroomdheid leven, als wy in de noodzakelykheid gebragt wierden, van iemand van onze beste en gemeenzaamfte Vrienden de hand te geven ; ik zoude my als dan wel voorzichtig gedragen , van geen myner gulle vrienden de handen te drukken. Men vind dan buiten twyffel menfchen, die uitgeleeft en geftorven zyn, zonder de Schurft gehad te hebben; en nogthans moet de Schurft, dewyl die niet noodzakelyk is, uit diertjes bebeftaan; als of de Natuur, door onzen Schepper zoo gelukkig gefchapen, geen wegen genoeg wist, om de fcherpe ftoffe, de Schurft kunnende voortbrengen, zonder die uitflag, uit te werpen. Hier uit zou derhalven moeten velgen, dat alle niet noodzakelyke Ziekten, als Teering , Waterzugt, Beroerten, Lamheden, en een menigte zoo niet alle Ziekten, te veel om te noemen, (de Ziekte des ouderdoms alleen uitgezonderd) en waar aan zoo weinig men-  iio VERHANDELING menfchen fterven , in vergelykinge van alle, dat alle die Ziekten, zeg ik , volftrekt door diertjes voortgebragt moesten worden, 't geen ik althans nu nog niet op my neem te bewyzen. My valt by deze gelegenheid in gedagten , of de Tandpyn niet enig en alteen aan diertjes moet toegekent worden ; en dan vervalt alle oorzaak van de lugt, die door verrotte en uitgeholde tanden op de Zenuwen valt; dan vervalt te gelyk alle zinkingspynen der tanden; ook die uit volbloedigheid ontftaan; tegen welke pynen het uittrekken of branden der holle tanden; of fpaanfche vlieg plaaster, of een aderlating veeltyds ogenblikkelyk verligting geeft, 't geen tegen de wormen weinig voordeel zoude aanbrengen. Ondertusfchen verzeker ik, en de ondervinding zal myn gezegde bevestigen, dat, als de Schurft door diertjes veroorzaakt wierde, en deeze zich zeer fterk, en zoo fchielyk voortteelden, en dat ze zoo ligt iemand konden befmetten, dat dan geen fterveling zich tegen de Schurft konde beveiligen , ja dat 'er zeer weinig zouden'gevonden worden, die niet 3.4. en zelvs meermaalen de Schurft gehad hadden, en het getal van die gene, die hun leven lang van de Schurft bevryd bleven, zou veel minder zyn, dan die door de pokken niet aangetast worden ; om dat,  over. pb SCHURFT, enz. in dat, behalven de fpoedige voortteelinge der diertjes, de Schurft geen zoo gevreesde Ziekte is, waar tegen men derhalven geen genoegzame voorzorge gebruikt; en de befmetting, volgens van Rofenft. zeer ligt gefchied; als ook om dat de Schurft in 't begin bezwaarlyker gekend word dan de pokken; waar door dan de gemeenfchap, en van de befmetten, en van de onbefmetten onbedagtzaam, onverfchillig en dagelyksch onderhouden word: voeg hier nog by, dat de SchUrfdigen , naauwlyks ziek zynde, zich genoegzaam nooit, wegens de Schurft, in huis, veel minder in 't bed houden; waar door de gelegenheid, om anderen te befmetten , alle ogenblik aangroeit, en altyd gereed is. Wat heeft men derhalven zoo veel omflag nodig, om iemand de Schurft in te enten? Waar toe het ftaal om een infnydinge te maken , waar voor ieder mensch niet ten onregte fchrikt, vereischt word. Waarom zou men niet kunnen en mogen ftellen, dat de Schurft zoo wel een eigenaartige, een byzondere op zich zelvs beftaande Ziekte, met uitflag vergezelt, is, dan andere Ziekten, als Pokken, Mazelen, enz; en, volgens deeze en der meesten gevoelen, worden die Ziekten niet voortgebragt door diertjes. AI  ii2 VERHANDELING Al wie derhalven in zyn lighaam een zekere geneigtheid, vatbaar voor de Schurft,heeft; of zich op plaatzen bevind, waar een befmettende Schurftige uitwaasfeminge is, welke bekwaam is, of de gezonde deelen aan te fteken, of de daar toe overhellende te befmetten; öf eindelyk, wanneer iemand zich door verfcheiden oorzaaken een onzuiver bloed eigen maakt; is bloot geftelt voor de Schurft : en dit heeft des te eerder plaats , als zodanig iemand een ander, die dadelyk befmet is, aanraakt, zoo dat de befmettende uitwaasfeminge ligtelyk kan medegedeeld worden, en indringen in de op- of influrpende vaatjes der huid vaneen nog niet befmette, en denzelven aanfteken. Deeze aanraking nu, gewoonlyk door de handen gefchiedende , zou dan ook misfchien een reden kunnen zyn , waarom , volgens No. 4., de Schurft het eerst aan de handen nu en dan kan uitbreken. Deze befmettinge is des te waarfchynlyker, om dat men de Schurft, vooral in 't begin, als den lyder door onbedagtzaam, wegens de jeukte, te krabben, zich niet zelvs ontdekt, zeer moeijelyk kan bemerken, inzonderheid als het van 't kleinfte flag, en de uitflag gering is, ten zy men het gezicht 'er zeer naby houd, 't geen de welvoeglykheid niet wel altyd toelaat: en deeze befmettinge kan nog raenigvuldiger gefchieden, om dat men uit een kvvalyk geplaatfte fchaam-  over de SCHURFT, enz. 113 fchaamte of fchande dikwils menfchen , met de Schurft bezet, ontmoet, die dezelve, hoewel verkeert en tot nadeel van anderen , zoo lang zullen verbergen, als het hun maar enigzints mogelyk is: en by aldien dit geen plaats hadde, gelyk het niet behoorde , 'er zouden zekerlyk veel minder door de Schurft befmet worden, dan tegenwoordig gefchied; en men zou aanflonds middelen beproeven , om daar van verloft te worden. Wederom hervraagt de Schryver in No. 10. „ Waarom de jeukte ehSchurft verdwynt, wanneer men 'erop fmeert genees„ middelen uit olie, zwavel, kwikzilver ,lood , „ knoflook, alantwortel, tabak ,loog van wyn„ fteen-zout, en diergelyken ? De Infecten ,, worden daar van gedood, of zy vlieden daar „ voor, en begeevenzich in het lighaam: Van „ daar ziet men ook, met welk een gevaar men „ foortgelyke middelen alleen uitwendig ge„ bruikt". Hier op zou ik alleen kunnen voldaan met te antwoorden, dat deeze opgenoemde geneesmiddelen juist tegen die eigenaartige fcherpte van den uitflag, en jeukte der Schurft gefchikt zyn. Waarom gebruikt men toch de Kina tegen H de  IT4 VERHANDELING de Koorts ; het Blaauwzel ; het Unguentutn Ni/tritum, en diergelyke andere zaken tegen de Roos, want daar door verdwynt en de jeukte der Roos, en de Roos zelve; en ook met nut tegen de Schurft ? de Mercurialia tegen de Venus-Ziekte? enz., als alleen, om dat die tegen deeze ongemakken door de ondervinding nuttig bevonden zyn. De zweertjes van de Schurft worden daar door met wegneminge van de ligte ontftekinge, de jeukte insgelyks veroorzakende , ten minften die vermeerderende, gezuivert, en gezuivert zynde geneezen: als nu derhalven, de uitwendige zuiveringe en geneezinge volbragt zynde, geen meerder ftoffe, bekwaam om die uitflag voort te brengen in het lighaam gevonden word, dan kan men op een volkomen geneezinge ftaat maken, mits dat alle fcherpte genoegzaam uitgedreven is, en ook dan kan men de verdere geneezing tot meerder gerustheid alleen door uitwendige middelen veilig te weeg brengen, 'k Heb zelvs een groot aantal van fcabieufen, zonder de geringfte uitwendige middelen of fmeeringe gebruikt te hebben, volmaakt genezen; ook geloov ik gant-ch zeker, dat men de meeste Schurftigen zonder fmeeringe zoude kunnen geneezen, als men maar, de inwendige middelen behoorlyk aangewent zynde, geduld genoeg hadde, om de tyd der geneezinge af te wagten, en dit is my niet zelden gelukt, mits de Schurft niet te  over de SCHURFT, enz. 115 te zeer verouderd is; noch diepe met fcherpe etter vervulde zweertjes, van welke fommige al vry diep en ver uitgebreid zyn, tegenwoordig gevonden worden. Om dat ook de Kwik de Venus-Ziekte^tot in de harde beenderen doorgedrongen,veel zekerder geneest, dan al dien hutspot van olie, zwaVel, &c. de Schurft, moet de Venus-Ziekte onbetwisbaar aan diertjes haar oorfpong te wyten hebben; want deeze diertjes worden 'er van gedood, of vlieden daar voor in 'tlighaam; van daar ziet men ook , met welk een groot gevaar men de Kwik alleen uitwendig, en onvoorzichtiggebruikt. Edoch alle die reets gezegde gepreezen geneesmiddelen zyn tegen een hardnekkinge Schurft bezwaarlyk beftand, wil men niet alleronvoorzigtigst te werk gaan* en den lyder aan een twyvelagtige uitkomst bloot ftellen i ten minften worden 'er fomtyds maanden toe vereischt, voor dat de geneezing volkomen is, 't geen ik door veelvuldige voorbeelden zou kunnen bevestigen, en waar van men een fprekend bewys door my elders befchreven vind. De zweertjes der Schurft worden wel door deeze geneesmiddelen gedood, of vlieden daar voor; dat is, zy worden geneezen: maar de H a et-  Ii6 VERHANDELING etter ^an die zweertjes, die door het onophoudelyk krabben hare natuurlyke zagtheid moet verliezen en fcherp worden, vlied en begeeft zich door het fmeeren nu en dan in 't lighaam; evenveel wat voor fmeeringe men ook gebruikt: Van daar ziet men dan ook, met welk een gevaar men foórtgelykë middelen, fomtyds alleen uitwendig gebruikt; ook dan zelvs niet uitgezonderd , wanneer de lyder te gelyk inwendige middelen vlytig aanwend ; ten zy onze gunstige en kragtige Natuur alle moordmiddelen kragteloos maakt, en alleen de genezing volbrengt tegen alle die dreigende en verkeerde middelen; en dat nakend gevaar verklaart zich zeer gemakkelyk op volgende wyze; namelyk : Door fommige geneesmiddelen (wier onvoorzigtig gebruik, ook zonder de minfte Schurft, of zonder eenige verzweeringe, op de gezonde huid gefmeert, verfchrikkelyke toevallen , ja de dood zelve veroorzaakt; geen wonder dan , dat ze gevaarlyk zyn , wanneer ze, om wonden, Schurftigen uitflag , of verzweeringen te zuiveren, op de opene gewonde plaatzen gelegt worden ;)zou men dus veel meer nadeel, dan voordeel aanbrengen , indien men die onvoorzigtig uitwendig gebruikte: Ook zyn de uitwendige middelen nu en dan nadeelig , al hebben ze die verdervelyke eigenfchappen niet in die grote mate, ja al zyn het de foete en zeer verzagtende olyën , wanneer men  over. de SCHURFT, enz. 117 men die ontydig, al te vroeg, of in een al te grote hoeveelheid gebruikt, Zy zyn dan ten uiterften fchadelyk, om dat dat men door het toefluiten, of door het ge. Bezen van die uitwendige zweertjes van de Schurft de pogingen der Natuur, welke zich door dezelve ter heilzame geneezing zoekt te ontdoen van haare onrein- en fcherpigheden, die nog mogten overgebleven zyn, tegenftaat, 't geen altyd een overheerfchend geweld is , haar veeltyds ontftelt, dikwils enig nadeel toebrengt, en haar fomtyds doet bukken voor de kragt van zulke vergiften, wanneer die door een verkeert gebruik tot vergiften gemaakt worden; 't geen ik insgelyks elders aangewezen hebbe. Ook brengen foortgelyke middelen groot nadeel aan, dewyl altyd de uitwaaslemende vaatjes, door allerhande foort van vette fmeerzels verdopt wordende, de natuurlyke en noodzakelyke onafgebroken uitwaasfeming, zoo niet geheel belet, althans voor 't grootfte gedeelte te rug en opgehouden word waar uit vele onheilen geboren worden* Zy brengen, naar myn gedagten, nog gn> ter nadeel aan, als men vooraf vooronderftelt, 't geenevenwel maar al teveel gebeurd, dat die groter of kleinder Schurftige zweertjes met etter, water, en byzonder met fcherpe water* H 3  Ii8 VERHANDELING agtige etter, dat wel 't meest gebeurd, gevuld zynde, en derzelver verder ontlastinge en uit« werpinge buiten het lighaam tot behoud des lyders, door het genezen van die zweertjes, geheel belet is, dan gebruikt men geweld, en overdwarscht de Natuur; men dryvt die tegennatuurlyke fcherpe ftoffe na de ingewanden , alwaar ze ergens plaats moet hebben, ten zy al wederom de Natuur tegen alle die aange. wende moorddadige geneesmiddelen zich daar van door de pis , afgang enz. ontlast; doch plaats genomen hebbende, die inwendige edele deelen al invretende wegknaagt en verteert ; zoo dat 'er eindelyk een ongelukkige, fchielyke, en niet zeldzaam een benaauwden dood veroorzaakt word. Men begrypt aanftonds de dodelykheid van de Schurft, op deeze wyze onvoorzigtig te rug en na binnen gedreven; inzonderheid als foort* gelyke fcherpe etter op de Herflenen, de Long, enz. zich nederzet, van welk laatfte wy een dodelyk geval van een Soldaat onder ons eerfte Battaillon te Namen in 's Lands Hospitaal gehad hebben, en my nog een diergelyke ongelukkige uitflag onder 't zelvde Battaillon bewust is. Uit dit gezegde van van Rofenft. blykt ook, dat de Schurftdiertjes een ander geflagt of foort moer  over. de SCHURFT, enz. moeten zyn , dan die diertjes, die de Loop voortbrengen; want, naarLinn^eus, liepen deeze laatfte onbefchadigd door de Ob' gelyk uit het gev 1 van Rolanckr in 't nuis van HNNiEüs gebleken is; en deze kunnen dezelve niet verdragen , maar worden 'er door gedood , of vlieden 'er voor. Ook verfchillen ze van de pokdiertjes, want die ftelt LiNNiEüs önzigtbaar; niet rrn'rukr fchynen zy onderfchei den te zyn van de Kinkhoest diertjes, nademaal die een hoest voortbrengen, en zich in de keel en lugtpyp plaatzen, enz> :»vbtS ab »no :asi tu/.i crt';s n3v ... Alle Ziekten derhalven, als het zydewee, Koortfen, enz. welke zoo ligt, en nog ligter, wederkomen, dan de Schurft, en die dikwils. heerfchende befmetielyke Ziekten zyn , worden door Infeclen veroorzaakt. In hoe verre hier de Audreur het zoo ligt wederkomen van de Schurft uitftrekt, is zoo PB-  over de SCHURFT, enz. lai onzeker voor my te bepalen, als moeyelyk te begrypen. De drift en vooringenomenheid voor een gevoelen doet veeltyds iemand iets zeggen , dat hy zelvs bezwaarlyk geloovt; byzonder als men aan andere iets nieuws voor algemeene gangbare munt wil doen doorgaan. - Ik heb onder zoo veele fcabieufen het zoo ligt wederkomen van de Schurft nooit ondervonden : als iemand wel van de Schurft genezen is, blyft hy niet meer bloot geftelt voor de Schurft, om die andermaal weder te krygen, dan voor een andere Ziekte, waar van by genezen is; 't is zelvs zeer zeldzaam, wanneer iemand ; zuiver van de Schurft herfteld is, 't geen de uitkomst alleen moet bevestigen, op nieuw met dezelve befmet word; waarom ik volftrekt het tegendeel uit eigen ondervindinge kan ftaande houden, en zegge veel eer rondborstig, dat de Schurft niet zoo ligt wederkomt; ten zy men een of ander geval kan bybrengen van een Schurftigen, die of weinig, of niet genoeg naar behoren door inwendige middelen van zyne fcherpigheden gezuivert, door tè vroege en te veelvuldige fmeringen fchynt genezen te zyn; geen wonder dan, dat in die, de Schurft op nieuw en tot verfcheiden reifen toe zich wederom openbaart, zoo als in H 5 een  lis VERHANDELING een, ander omftandigheid het geval van Rolan~ der geweest is, waar van nader melding zal gemaakt worden. En eens toegeftemt, dat de Schurft zoo ligt wederkomt: wat voor bewys ligt daar toch in opgeiloten? moeten het daarom diertjes zyn? De ontydige fmeringen befluiten de Schurftvoorbrengende ftoffe in het lighaam; en iemand word uitwendig voor volmaakt genezen verklaart, die inwendig die eigen oorzaak , om de Schurft hervoorttebrengen, nog in zyn boezem koestert, en op de geringfte toevallige omftandigheid anderwerv uitbreekt, 't geen niemand verwondere ; vooral, indien een twede befmettinge daar den weg toebaant. Daar en boven is het ons zeker onbekend, hoe lange deeze fmettende oorzaak in het bloed kan te rug blyven, en zich levendig of werkzaam vertonen, eer die geheel en al uitgedreven is: of hoe weinig 'er nodig zy, om ons voor een nieuwe befmettinge wederom bloot te ftellen. Trekt men deeze eerfte oorzaak der Schurft niet uit; of, 't geen op 't zelfde uitkomt, word deeze befmettende ftoffe niet naar behoren, gelyk gezegt is, uitgedreven, en het lighaam geheel daar van gezuivert, eer zy geftorven, dat  over de SCHURFT, enz. «3 dat wil zeggen, kragteloos gemankt, haare verdere aanftekings kragt ontnomen, of liever geheel buiten het lighaam gevoerd is, dan is men in gevaar, indien de Natuur- zich op d'een of ander wyze niet zoekt te redden, om ten twedenmaal door dezelvde Ziekte aangevallen te worden. De befmette vogten, die aan de huid zitten, kunnen reets uitgebroeid (jlit is een zeer gefchikte wyze van fpreken, de pokken zyn uitgebroeid, zeggen zeer vele) of uitgedreven , wederom na binnen gebragt worden, 't zy door een buitengewone hitte, waar van ik een geval in een ander opzicht zal bybrengen, 't zy door hertstochtelyke aandoeningen, enz. daar in tegendeel, die aangeftoken, en. nog befmette vogten , welke zich dieper, te weten in het bloed verborgen hebben, na een korten tyd wederom te voorfchyn komen ; of door op 't nieuw de gezonde vogten verder aan te fteken; of door een nieuwe van buiten aangebragte befmettinge , waar voor de nog in 't lighaam bedorven deelen veel ligt eerder vatbaar zyn, dan de gezonde; of door beide deeze oorzaken te gelyk: en dit heeft vooral plaats, als de aanleidende gelegenheid der fcherpte , namelyk de morsfigheid blyft ftand houden, en welke maar al te veel aanleiding geeft tot velerhande Ziekten. Hier  m VERHANDELING Hier fchynt ook een drukveil te zyn ingeflopen, anders is het voor rekeninge van den Schryver of Vertaaler. „ De diertjes aan de „ huid kunnen niet alleen niet reets uirge„ broeid zyn, maar zy zyn al dadelyk uitge„ broeid: men leze dan liever: De eitjes, die „ aan de huid zitten kunnen reets uitgebroeid „ zyn, een diertje is airede uitgebroeid". In No. 12. Vraagt van Rofenft. „ Waarom het „ Kind, 'twelk de minne met meel poederde, „ volgens de waarneming van den Lyf artz en „ Ridder van Linné, op die plaats aanftonds „ een uitflag kreeg? om dat in het meel foort„ gelyke diertjes zich ophouden". Ongelukkig dan voorwaar zeer vele Kinderen, zoo van ryken als armen,die in ons Land, en ik merk ook in Sweden; en onder de Oxelen, en agter de ooren, en inzonderheid adpu* denda dagelyksch tot verfcheiden reifen toe, en in een grote hoeveelheid gepoederd worden; waar van onder duifend geen één Schurftig word, noch een uitflag krygt: ontdekt zichhier of daar een uitflag of puisten , dan moet het zeker een allerbyzonderst foort van Schurft zyn; want het verfpreid zich niet; zelvs niet tot de handen, veel minder tusfchen de vingers , maar blyft op die bepaalde plaatzen; ook is het niet befmettelyk, en vermeerdert zich niet  over de SCHURFT, enz. ifi5 niet zeer fterk; want men heeft de minne niet met de Schurft befmet gevonden, 1 geen men niet zou nagelaten hebben te melden. Het juiste tegengeftelde heeft hier plaats : men ziet vele Kinderen, die, of door de fcherpte van de pis, of om dat ze te lang in bepiste, en niet dikwils genoeg gewasfchen en gebleekte luuren en doeken gewonden blyven, een ontvellinge krygen, of kleine puistjes zich vertonen, voor dat ze ooit eenmaal gepoederd zyn ; welke puistjes door de fcherpe pis, door de ruwe en door de ingetrokken en gedroogde pis hard geworden luuren op die plaatzen ontvellen, ontfteken,ja korsten van zweeren maken, en de kleine Kinderen wegens hunne grote gevoeligheid en aandoeninge der zenuwen, door het byten en de fmerten een geftadig fchreyen veroorzaken, welke pynlyke puisten en ontvellinge door die gedurig voorzigtig te poederen, zonder iets anders te gebruiken, genezen worden; en waar door men die tedere wigten een aangename en verkwikkelyke flaap aanbrengt. Het bleeken der luuren is vooral noodzakelyk, om dat in de Zeep, byzonder in fommige foorten van Zeep, een fcherpte is, die de handen van de Waschvrouwen wel haast doet ontvellen ; welke ongemakken voorgekomen kunnen  xaö VERHANDELING ncn worden, als die fcherpte der Zeep wel uitgefpoeld en door de lugt kragteloos gemaakt, of'er uitgetrokken word. Zie ook Sandif. in een aanm. op van Rofenftein. bl. 30. Hoe veelmaal krygen de Kinderen een ontvellinge aan den aars door veelvuldige, fcherpe en vuurige afgangen , zoo dat fomtyds in weinig uuren de roos, of een ontfteking daar aan gezien word met een gevoelige pyn die hun telkens ontrust. Deeze gunstige gevolgen van het poederen heb ik in myn eigen Kinderen, en in die van anderen veelvuldige maaien ondervonden. Wil men nogthans het poeder verdagt maken, en buiten de mode brengen , om dat het al te gemeen bekent is, en aan den behoevtigen een heilzaam middel onttrekken , ik ben te vrede; en verkiest men in deszelvs plaats het ftof van Wolf-klaauw (Farina Lycopodü") om dat het meer medicinaals fchynt, ik ben insgelyks te vreden; doch ik blyve in dit ftuk, tot dat ik door een ander, en door proeven beter onderrigt ben, by myn Oudovergrootvaderlyke flender. Men vind veele Ouders, die het poeder of poeyer, ook wel het Ceruis , of beide onder een  over be SCHURFT enz. ïif een gemaakt, als een voorbehoedend middel voor de Kinderen in die omftandigheden gebruiken , en hun daar door voor altoos voor dien uitflag, of voor de ontvelling bewaren , mits dat het voorzichtig gedaan word: doch myn raad zou zyn om niets te doen, dan de Kinderen zuiver te houden, en alle gelegenheid gevende oorzaken tot die ongemikken te vermyden, nullum maium, nullum medicamen. Hoe zullen de Patronen der Infecten zich hier uitwikkelen: niemand voorzeker (of het moest den fcherpzienden LiNNiEus zyn, waar voor ik vreeze, en waar van in 't vervolg meerder), kan begrypen, hoe het mogelyk is, dat één en hetzelvde geneesmiddel ftandvastig één en dezelve oorzaak zyn, en één en hetzelvde uitwerkzel in Ziekten voortbrengen; en wederom; dat, op een ander tyd, het zelvde uitwerkzel dezelve oorzaak kan daar ftellen. In fommigen veroorzaakt het poederen, naar hun, een uitflag, dat is diertjes; in anderen , gelyk de dagelykfche gevallen overvloedig bevestigen, geneest diezelve poeder, een zonder poeder veroorzaakte uitflag. Hoe nuttig ook het poeder nu mag zyn, zoo moet het omzichtig gebruikt worden. Men droogt de plaats vooraf met een zagten doek fchooa  ia8 VERHANDELING fchoon af, op dat 'er geen korst van 't poeder gemaakt worde; dit poeder word by een volgende poederinge voorzichtig met een zuiveren in water natgemaakten zagteh doek, zoo veel men kan, weggenomen; en de plaats wel afgedroogd, op dat hetzelvde ongemak geen plaats hebbe, en op dat de uitwaasfeming niet belet worde , waar uit vele ongemakken kunnen ontdaan, die men verhoeden kan. De onbedrieglyke Redeneer-kunde zal deze doling bondig wederleggen. Al wat zich zelvs tegenfpreekt, moet verworpen worden. Van Rofenft. of liever Linn^tjs fpreekt zich zelfs in dit ftuk tegen Ergo dit gezegde van Linn^eus moet verworpen worden. LiNN/EUs zegt ook maar alleenlyk, dat het Kind op die plaats, waar het gepoederd wierd, een uitflag kreeg, zonder te bepalen, 't geen my ook evenveel is, of het de Schurft was, dan niet. De vraag zou nog blyven, of het Kind niet vooraf daar ter plaats, of elders een uitflag gehad faadde? 't zy dat die zichtbaar was; 't zy dat ze zoo klein geweest is, dat  óver de SCHURFT, enz. M9 dat een naauwkeurige oplettenheid vereischt wierde, om die te onderkennen; 't zy dat die uitflag, nog onder de opperhuid verborgen, niet konde gezien worden; of dat de Natuur reeds bezig was, om daar de voor haar nadeelige fcherpte te plaatzen , en wel juist op die tyd, als de minne het Kind poederde ; of dat de minne, als de huid van het Kind gezond geweest is, en het zelve aldaar geen het minfte ongemak gehad heeft, een ontijdig geneesmiddel, 't welk niet naar behoren , en met geen genoegzame omzichtigheid aangewend , veeltyds nadeel moet aanbrengen, als het niet nodig is, gebruikt heeft; en dit kan hier gemakkelyk voorgevallen zyn; te weten: De minne heeft het Kind, (en neem het op zyn fterkfte), op een gezonde plaats gepoederd ; naar alle waarfchynlykheid, onder de oxelen, agter de ooren, en adpudenda; alle plaatzen, welke fterk uitwaasfemen: deeze uitwaasfeming zich vermengt hebbende met het poeder, heeft aldaar een mengzel gemaakt,'t welk regtgefchiktwas, om alle de daar zynde uitwaasfemende buisjes te bedekken, en eindelyk geheel toe te fluiten: wilde nu de heilzame Natuur in het verder uitwerpen van die kwaade, en voor zich fchadelyke vogten, in haar heilzaame poging niette leur geftelt worden, en de uitwerping dier onreine vogten hervatten, dan moest zy, gelyk sy tegen alle verkeerd gebruikte en verkeerde I ge-  130 VERHANDELING l geneesmiddelen altyd haar best doet, in deezen haare kragten met verdubbelden iever hervatten op die daar verftopte uitwerpbuisjes , en aldus, na herhaalde uitwerking, de huid door 't verlengen van die buisjes, of door een opeenflapelinge en verftoppinge van vogten, zekere verhevenheden, puistjes of uitflag maken, dat zeer ligt te bevatten is, zonder den toevlugt te nemen tot Schurft-diertjes. En wat zyn die tedere wigten al te dikwils het ongelukkigfte Slacht offer der wreede minnen , door verbasterde! door ontaarde, door luije, door, van alle ontverminge en liefde tor haar eigen vleesch en bloed uitgefchudde moeders, welke in den vollten nadruk die naam onwaardig zyn, en die op bevel van de Hoge Overigheid behoorden getekent te worden, uitgedagt; door dien zy veeltyds alles verwaarlozen, wat tot een tedere opkweeking niet kan ontbeert worden: ja dat nog veel verder gaat: zy zyn niet zelden met een vergifcige en befmettende Venus-Ziekte in hare gehele masfa bevlekt , waar door de onnozele Kinderen de fchandelykfte, de bitterfte, en de fmertelykfte gevolgen van hare verrotte voedfters onfchuldig bezuuren, doordien fommige nog in de kindfche jaren als een ftinkend aas , doch tot hun geluk,als bevryd van alle verdere ellende, worden weggerukt door een gelukkige dood; an-  over de SCHURFT enz. l3t I andere proeven de bittere vrugten hunner minnen door hunnen geheelen leeftyd, en aan deze word hetonfchatbaar voorregt van een vroegtijdig einde ontzegt, en verflyten al zugtend kwynende hunne dagen; rampzalige vindinge voorwaar! Het gebeurd niet zeldzaam, dat een liefdedragende moeder, welke al te zorgvuldig is, die gezegde plaatzen geduurig beziet, en, uit vreeze,voor eenig gevaar, dezelve met de hand of vingeren al te dikwyls zagtelyk wryft; door welke geftadige kittelinge, of vryvinge, de vogten, fchoon gezond, in te grote menigte derwaarts gelokt worden, zoo dat 'er eindelyk, en, 't geen van zelvs moet volgen, roos, Vuurigheid of puistjes geboren worden \ de huid word te gelyk tederder, dunner en^ vatbaarder gemaakt voor een ontvellinge , inzonderheid als de overige om'landigheden van fcherpe pis, vuurige afgangen enz. daar toe mede werken. Wil men nu beweeren, dat men door veel te wrijven Sehurftbeesjes van een byzonder foort kan voortbrengen , dan zyn die ongelukkig, aan wie de wryvingen ter herftellinge zoo menigwerv aanbevolen, en ter bereiking van dat gelukkig einde volvoerd worden. My dunkt, die weerloze diertjes zouden door die drukI a king.  132 VERHANDELING king, wegens hunne tederheid, veel eer dood gedrukt worden. No. 13. „ Waarom de Schurft verflimmert, „ wanneer men zich krabt?Dewyl men, deels „ zich zelve daar door pyn verwekt, en deels „ deeze diertjes verontrust worden, waar door „ zy meer in beweeging komen, en van plaats „ veranderen". Waarom, vraag ik, verflimmeren alle open wonden, wanneer men zich krabt; voor al gefchied zulks, als een jeukte gevoeld word, 't geen de misdaad van 't krabben enigermate verfchoonlyk maakt, en dit krabben vertraagt niet zelden de geneezing: men kan zelvs door het veelvuldig krabben een ligte oppervlakkige wonde, wanneer daar op het einde een jeukte bykomt, ('t geen aan den gemenen man niet onbekent is, zeggende, het begint te geneezen, want het jeukt ;) en 't geen veeltyds gefchied , in een langduurige verzweeringe doen ontaarden; derhalven kan men door krabben diertjes daar ftellen, 't geen hardnekkig te willen ftaande houden, de ongerymtheid zelve zoude zyn. De winter-hielen, welke vele by eigen ondervinding maar al te wel kennen, dat ze fomtyds ondraaglyk jeuken, en door het krabben ins-  over de SCHURFT, enz. 133 insgelyks, als de Schurft, verergeren ; zich verder uitbreiden, en eindelyk in grote langdurige zweeren openbreken, moeten dan ook, zonder de minfte bedenkinge , door diertjes voortgebragt worden, die men dan te regt, om ze van de overige diertjes wel teonderfcheiden, winter-kakhieldiertjes zou moeten noemen,om dat ze een afkeer van de Somerhitte, de ftrenge winterkoude beminnen, en voor de hielen gefchiktzyn: deeze zyn dan verfchillende van de Schurftdiertjes, die de koude niet kunnen verdragen, maar vlieden 'er voor, ook vind men nog meer foorten van winter-diertjes, waar van fommige de neus verkiezen; andere de ooren aanvallen, een derde foort de wangen; gene wederom de handen, of armen, en waar zou ik eindigen met die alle op te tellen ; en die kunnen wederom verdeeld worden in verfcheiden rangfchikkingen,als winter-oor-neus-wangeh-handen- en armdiertjes. De Schurft verflimmert dan, wanneer men zich krabt: 't is moeyelyk de grenfen van deeze verftimmeringe, (als ik dit woord mag gebruiken) te bepalen, omdat men zich geftadig krabbende, ('t geen by fommige al vry ruuw en onbarmhertig toegaat, en waar voor ik hun zeer zoude bedanken ; want men zou my daar door een uitflag, of diertjes kunnen veroorzaken, met een gevoelige pyn te gelyk) door dia 1 3  134 VERHANDELING geduurige hardejwryvinge op de huid, de aanweezig zynde zweertjes van tyd tot tyd groter maakt, en verder uitbreid ; behalven dat zy meerder vogten , dan natuurlyk plaats moet hebben, derwaarts voeren, en dus de oorzaak zelve zyn, om den uitflag, door het vermeerderen der puistjes, te vergroten: door welke vermeerderinge de Schurft word verflimmert. Deels verwekt men zich zekerlyk door die harde behandelinge pyn,en datwei een zeer gevoelige, 't geen een ieder geerne zal toeftemmen, of zoo iemand moest van alle prikkelbaar gevoel berooft zyn : en foortgelyke pynen kan zich een iegelyk zeer gemakkelyk op de gezonde huid aandoen, als hy maar op eene plaats zich een korte tyd wryft, hoe veel te meer, als hy zich krabt; welk laatfte een groter trap van heftigheid aanduid, en met een foort van drift, verdriet, ongeduld , wraak en toornige gemoeds-aandoeninge verrigt word. Deels word de etter in de zweertjes , die door het veelvuldig krabben niet tot rypheid komen kan, verontrust, verliest haare natuurlyke zagtheid, en word fcherp-, waarom ook alle Schryvers der Heelkunde wel uitdrukkelyfc belasten; dat men de etter in de wonden niet fchoon moet afveegen op dat ze niet fcherp worde, de geneezing vertrage, en de wonden gro->  over de SCHURFT, enz. 135 groter make: te meer nog, om dat men door het wryven en krabben den aangroei der nieuwe Vleesch-vezelen in kleine zoo wel, als in grote zweren vernielt, en de helinge merkelyk verhinderd. De etter zelve, alleen door de konstrijke Natuur gemaakt, is de beste Balfem voor de wonden, en verre boven alle mengelmoes van zamengeftelde zalven te achten. Deeze nu in de Schurft-zweertjes door het krabben fcherp gemaakten etter, word, door het aanhoudend wryven , meer en meer over de huid gewreeven, verzwakt de huid zelve, en;maakt door hare invreetende fcherpte nieuwe zweeren, en dit is dat plaats veranderen der verzonnen Schurft - diertjes ; de voorgaande zweertjes worden door het verplaatzen der ftoffe verdroogd en geneezen. Men kan het ook op de volgende wyze verklaren: namelyk; het is een van allen aangenomen waarheid, dat de Schurft befmettelyk is; (edoch men moet vooral in 't oog houden, dat ik die befmettinge zoo wyd, en zoo algemeen niet uitftrekke, als Linn^sus en anderen), en dat men dsor de etter van een Schurftigen, de Schurft door de inenting aan anderen kan mededeelen. Sandif. i. D. 2. St. bl. 301. Wat wonder dan, dat de etter, zezyidan zagt, of fcherp, over de huid gewreven, op alle die I A Pla3t"  13* VERHANDELING plaatzen, waar 2e gebragt word, de Schurft op nieuw voortbrenge, en de oude zweertjes uit gebrek van nieuwe toevloed van fcherpe vogten, wel haast geneezen: en deeze inentinge gefchied even zoo, als die door de kunst met het mes verrigt word, en, naar myn gedagten, veel eenvoudiger, natuurlyker, minder kunstryker, met weinig omflag, ongemerkt, en minder verfchrikkelyk is: door het krabben maakt men een menigte van kleine wondjes, of fchrabben, waat uit fomtyds bloed uitloopt, dat niet eens tot de inenting gevorderd, maar veel eer afgekeurd word;echter is 't een blyk, dat de gekrabte wondjes diep genoeg in de huid gaan;.daar nu door het krabben een oneindig getal zichtbare en onzichtbaare wondjes gemaakt worden, waarin de Etter over en ingewreven word, en dat gefchied zoo dikwils, als men zich krabt en wryft; zoo volgt van zelvs, dat de befmettinge, en de verplaatzing allergemakkelykst en best op deeze wyze gedaan word. Hoe zal men het gezegde van van Rofenft. toch overeenbrengen: „ door het krabben, „ zegt hy, worden deeze diertjes verontrust, „ komen in beweging, en verandere n van plaats". Dat zal dan te kennen geven; de diertjes verlaten hunne gewone verblyfpiaats, de van hun  over de SCHURFT, enz. 137 hun voorheen gemaakte zweertjes; en maken wederom nieuwe woningen. Verlaten dan die diertjes door het krabben geheel en al hunne welgevestigde fchuilhoeken , zoo dat 'er niet één enig beestje of eitje, over genoeg, om het zweertje open te houden, (en dit beestje veranderd als dan van plaats niet;) zou overblyven? 't geen zeker moet volger. Zyn dan die oud» zweertjes, zoo ras als zy die maar verlaten hebben , aanftonds genezen ? word daar niet veel eer enige tyd toe gevorderd, eer dat men zeggen kan, de diertjes zyn van plaats veranderd? En daar zy zich , volgens de Voorftanders, „ oneindig fchielyk vermenigvuldigen," en zy gewis zeer klein zyn, zoo zullen 'er buiten twyffel een talryke menigte in één enig zweertje gevonden worden, waar van 'er veel ligt het een of ander diertje, fchoon zy nog zoo teder zyn, de harde behandelinge van het krabben, met zich in de een of ander hoek van 't zweertje of dieper onder huid te verbergen, onbefchadigd doorgeftaan hebbende; (want waren zy door het krabben gefneuvelt, dan konden zy van geen plaats veranderen , maar op het llagveld, of in de zweertjes vernielt zyn geworden;) of daar door niet verjaagd zynde, in zyn oude zweertje ongeftoord zal gebleven zyn, waar door het bloedeloos diertje niet van plaats veranderd is, en de uitflag niet geneezen is geworden: en dit laatfte hebben zy dan weI 5 der-  138 VERHANDELING derom met veel groter dieren gemeen: 'er zyn verfcheiden voorbeelden van brand in der Landlieden huifen, dat Koebeesten, Peerden enz. met moeite uit de ftallen als gefleept en aan den brand ontrukt, in veiligheid gebragt zyn, niet tegenftaande alle mogelyke aangewende moeite, in de Stallen te rug gelopen en verbrand zyn; zoo ongeerne verlaten de beesten hunne Stallingen ; en wie zal 't zelvde ontkennen van de Schurftdiertjes; veel ligt kruipen zy wederom in hunne oude nesten, wyl die reeds gemaakt zyn: of men mag ten minften vooronderftellen, dat het een of ander bevrugt eitje daar onbefchadigd in gebleeven is; want de diertjes, derhalven ook de eitjes, zyn fomtyds zeer diep onder de huid, en in de rimpels verborgen, en even daarom genoeg beveiligd voor het krabben, waar door dat zelvde zweertje, binnen korten tyd, andermaal vervult zal worden met een aantal van dezelve flag van gekorven diertjes, ,, om datzy, volgens No. 8. Oneindig fchielyk vermeerderen ; „ en om dat een enkeld , liever één eenig „ mensch , eene geheele Armée, naar N°„ 14. kan aanfteken, en om dat deeze diert„ jes zich ontallyk vermeerderen; en om dat „ zy zeer taay zyn, want zy kunnen eenige „ dagen leven buiten het lighaam,'' volgens bladz. 535. en dat wel zonder hun natuurlyk voed-  over de SCHURFT, enz. 139 voedzel , en daarom zullen vele van deze diertjes , door het krabben niet getroffen, ongekwetst in 't leven blyven. In No. 4. Vraagt en antwoord de Aucteur wederom, vooronderftellender wyze, en by verfchrikkelyke vergrotinge: „ Waarom een en„ keld mensch , die de Schurft heeft, eene „ geheele Armée kan aanfteeken? Om dat dee„ ze diertjes zich ontallyk vermeerderen, doch „ het meest daar, waar de reinigheid bykans „ onmogelyk is." Ik twyffel heel zeer, en niemand zal 't met mygelooven, die onbevooroordeeld denkt, of 'er wel ooit een waaragtig geval gebeurd is, dat één enkel mensch, die de Schurft hadde, een geheele Armée aangeftooken heeft: 'er is misfchien geen Armée, waar in niet alleen een eenig mensch, maar vele honderden, met de Schurft befmet, gevonden worden ; en men heeft geen voorbeeld, dat het grootfte getal deszelvs de Schurft gehad heeft. Meenigten worden in een Armée door Rotkoortfen, door deRoodeloop, enz. aangeftooken, en fterven, en dat ontallyk meerder, dan door de Schurft: en niemand denkt om die beestjes in Rot-koortfen , uitgenomen onzen Archus: en daarom : . « pojfe ad ejfc non vakt conclufio. Hier-  140 VERHANDELING Hieruit zoude dan volgen, dat, al wat derhalven een geheele Armée , en , ik wil zelvs maar (lellen, een groot gedeelte van een Armée, kan ainfteeken, dat het zelve in diertjes zoude moeten bellaan. Hier uit kan men veel eer, met volle zeekerheid, dit gevolg trekken, dat de Scnurft een befmettende kragt heeft,'t geen ik zoo wel van de Pest in een meerderen, als van de Schurft in een minderen graad wil ge. looven. En fchoon men al eens toeftond, dat een talryk Leeger, dat een geheele Armée, om de maat maar vol te geeven, door één Schurfdigen aangefloken wierde, zoo zoude men uit de geduurige onreinheid, (het tegendeel is 'er zeer wel moogelyk,) uit de gewoone verregaande onordentelyke leevens - wyze, (de befmettinge der Schurft eens ontkent zynde,) zeer gemakkelyk een vuile , lastige en jeukerige uitflag kunnen afleiden; want de vogten der Soldaaten moeten nu door overvloed, dan door gebrek; wederom door honger, op een ander tyd door dorst, dat wel 't ergfle is; of door te flerke, of door te weinig beweeging; dan door te groote hitte, dan door te fterke koude; door de ongezonde moerasfige Leeger-plaatzen; door de geftaadige vreeze, en 't verdriet,'t geen het daagelyksch brood voor een Soldaat is, fchoon hy niet te Velde is; daardoor, zeg ik, moeten  over de SCHURFT, enz. 141 ten hunne Sappen noodwendig ontaarden, fcherp worden, en aanfteekende ziekten voortbrengen, al was het zelvs, dat 'er de reinheid, waar van het tegengeftelde echter overvloedig plaats heeft, konde ingevoerd, en onderhouden worden; 't geen nogthans veel beter kan gefchieden, dan men zich verbeeld, en gewoonlyk gedaan word; indien 'er maar beter op gelet wierde, en 'er de noodige gefchikte ordres en middelen daar toe niet ver< waarloost wierden. Een gematigde zindelykheid kost veel minder, en befpaart meer, dan de onreinheid. Men ziet ja fomtyds, dat hun de kousfen van de voeten meer verrotten, dan verflyten: hier van dat waaragtig zeggen, dat een pronkfter minder verflyt, dan een vuile flonfter verflonst en vernielt. En wie, of wat 'er ook voordeel by zoude hebben , de gezondheid zoude niet misfen in de voordeden, daar uit fpruitende, te deelen. Geen wonder dan, dat wel niet een geheel Leeger, (want dit te ftellen, zoude zich toch geen fterveling willen, noch kunnen laaten opdringen te gelooven,) maar een aanmerkelyk gedeelte van het zelve , door de Pest, door gevaarlyke Rot - en Vlek koortien , als ook door allerhande foort van uitflag, en , waarom ook niet door de Schurft, overvallen worde, ook heb ik reeds niet alleen gezegt, maar  j42 VERHANDELING maar breedvoerig bewezen, dat de Schurft niet zoo zeer ligt befmet, als men in't gemeen voorgeeft , en gelyk het van Rofenft. vooronderftelt, en daar voor heb ik , onder meer andere , ook nog dit bewys. Myn voorige Chirurgyn, heeft onweetende twee Maanden agter elkander by iemand, ftyf van de Schurft, welke zich tot dien tyd, als het ontdekt wierd, op alle moogelyke wyze, uit een kwalyk geplaatfte fchaamte en fchande, verborgen hadde gehouden; en, zoo lang hy zich bedekt hield, handfchoenen droeg, en zich zeer zorgvuldig in zyne teegenwoordigheid van krabben onthield, geflapen, en hy is evenwel van de Schurft vry gebleeven; *t geen bezwaarlyk te begrypen is, als de Schurft zoo boven maaten befmettende is : dog zoo haast hy bemerkte, dat zyn Slaap-kameraat de Schurft hadde, fcheide hy zich van hem af, en bleef zoo voor als na onbefmet. Geduurig ben ik in de noodzaakelykheid ge* bragt, (en dat juist onder dit myn Schryven weederom, den 6 January 177Ö,) om nieuw aangeworven Recruutsn , die als van top tot teen met Schurfdige zweertjes bezet zyn, te vifiteeren, 't geen ik althans zonder hun met my* ne handen aan te raaken, onmogelyk doen kan, en die door hunne uiterlyke ftinkende onreinheeden, bewyzen geeven van hunne verregaande morsfigheid, en van 't Land hunner geboorte;  over de SCHURFT, enz. 143 te; zoo dat één eenige diergelyke Recruut een geheel vertrek, met de alleronaangenaamfteftinkenfte uitwasfeming vervult, waarom ik telkens deuren en venfters een tyd lang voor een verfrisfchende lugt 'moet oopen laaten, om die vreemde onaangenaame damp te doen verdwynen, waar door een ligt geraakte Dame, aan Vapeurs onderworpen, in befwyming zoude moeten vallen; en nogthans ben ik tot heeden gelukkig van de Schurft verfchoont gebleeven, niet teegenftaande ik al eenige honderden van Recruuten, waar van 'er gewoonlyk een goed gedeelte met de Schurft uit Duitschland aangebragt worden, gevifiteert hebbe. Hoe is 't moogelyk, en wie kan 't begrypen, dat ik, en myn Chirurgyn, die ruim ia jaaren by my geweest is, en ik mag zeggen, daagelyks Schurftigen, met my behandeld heeft, hoe is het te begrypen, dat wy één week van de Schurft, in al dien tyd, zyn vry geweest, als de Schurft zoo ligt befmet? In No. 15. Drukt zich van Rofenft. al vraagende en antwoordende dus uit. „ Waarom zy, die zich in groote Zieken, huifen, of in Gevangenisfen bevinden, ligt de Schurft krygen? Dewyl men, voor eerst, „ aldaar alle foorten van menfchen aanneemt, waar  l44 VERHANDELING waar van fommigen de Schurft mede bren„ gen, en de overige befmetten konnen : „ Voorts kan men, daar zoo veele menfchen liggen niet genoeg op de reinigheid letten; „ behalven dat de geleegenheid ontbreekt, om „ van kleederen te veranderen, en fchoone aan „ te doen." Welke gegronde gevolgtrekkingen liggen in deeze redeneeringe van van Rofenft. opgeflooteïi Cde eerfte ftellinge der ligte befmettinge in die huizen al eens waar zynde;}immers anders volftrekt niet, dan alleen, op zyn fterkst genoomen, dat de Schurft befmettelyk is, 't geen de geheele weereld toeftemt- Het verveelt my by na, om alle die nuttelooze ftellingen, en kragtelooze gevolgtrekkingen te weederleggen. 't Is meer, dan te overvloedig bekent, dat in groote, en, daar 't wel meest op aankomt, en gewoonlyk altoos gebeurd , van menfchen opgepropte Zieken huifen , allerhande foort van ligt befmettende ziekten, de Schurft niet uitgezonderd, meestal van zelvs ontftaan, 't geen te willen bewyzen, overtollige arbeid zoude zyn ; of de ziekten worden ook wel van elders aangebragt; welke dan in deeze huizen zeer ligt van de eene tot de andere, tot de Hospitaal-bedienden zelvs, (de zich zeer zuiver hou-  over de SCHURFT enz. H5 houdende Genees-en Heelmeesters vooral niet uitgeflooten; al houden zy zich by uitftek zindefyk; gebruiken allerhande zoort van bekende voorbehoedende middelen ; en ademen , voor 't grootfte gedeelte van de tyd, een zuivere, en buiten het Ziekenhuis, vrye en onbefmette lugt in), overgaan,en daardoor befmet worden ; voornaamlyk, wanneer de een of ander zieke, met deeze of geene befmettinge, onbepaalt welke , en wel het minfte van allen, met de Schurft, aangetast, den ingang vergund word; voor welke aanftekende lyders afgezonderde lustige vertrekken behoorden in gereedheid te zyn, om de overige, nog niet befmette, daar voor des te beeter te beveiligen : die het digtst by 't vuur zit, loopt het grootfte gevaar van zich te verbranden, 't Is nogthans een onbetwistbaare waarheid, dat 'er meer in zulke Ziekenhuizen zelve eerst befmet, en andere buken hetzelven, doch gemeenfchap met hun onderhoudende , 'er van aangeftoken worden, dan dat 'er de befmettinge van elders overgevoerd word. En men moest vooral zorge draagen, dat in zulke openbaare Gefloten, de reinheid, zoo veel mooglyk, in alle opzigten onderhouden wierde. 't Is immers ten fchande van te zeggen , dat men zulks niet genoeg doen kan ; want als dit niet genoeg, naar behooren, in agt genoomen word, voldoet msn gantsch niet aan 't oogK merk  14<5 VERHANDELING merk der oprigtinge van zulke Ziekenhuizen 5 om dat ze door die ftinkende onreinheid, die men 'er zomtyds befpeurd, regt gefchikt zyn, om alle verdervelyke befmettende ziekten des te overvloediger voort te brengen, en een geheele Stad, indien niet een geheel Land, in bet grootfte gevaar te brengen, van befmet te zullen worden door die vuile ziekten; waar teegen zy, behalven om 'er de armen in te ontvangen, allerbyzonderst verordend zyn. Ook hangt het alleen af van de Be" ftunrders, en Opzichters van zulke openbaare nuttige, dog door de onreinheid fchaadelyke Gebouwen;enmisfchien zo veel tegevaarlyker, als ze anders nnttig zyn; om daar in op het zorgvuldigfte en ftrengfte te voorzien: en by aldien de zuiverheid in alles, ergens plaats be. hoorde te hebben, moest ze althans in dit ftüfc wel deegelyk in agt genomen worden ; waar van het tegendeel in zulke Gasthuizen word befpeurd, 't geen men aanftonds, als men den voet maar op den dorpel heeft, of als men maar de open deur voorby gaat, door de onaangenaame ftinkende reuk, en benaauvvde ademhaalinge in zich ontwaar word. Deeze reiniging kan hier zoo veel te beeter gefchieden, om dat foortgelyke huizen, of op kosten van 't algemeene Land geftigt; of door «en byzonder eigen fonds ; uit liefdegaaven ge-  over de SCHURFT, enz. «47 gefchonken, zeer goed kunnen verzorgt worden, als de penningen maar wel hefteed wier. den. Kan nochtans deeze zuiverheid , uit gebrek aan genoegzaame, en niet toereikende inkomften, niet naar vereifch , behartigt worden *, maar zyn de zieken, en 't volk van dat Land daar door in nog grooter gevaar, dan, wanneer die huizen 'er niet waaren, om door andere , nog gevaarlyker befmettende Ziekten, door de onreinheid en deszelvs nadeelige uitwerkingen, overvallen te worden; dan zoude het oneindig beeter, en van veel minder kwaade gevolgen zyn, zulke openbaare fchaa» deiyke, en befmettende, dog, door de zuiverheid in agt te neemen, allernuttigfte huizen, of in 't vervolg niet meer te bouwend of die reeds gebouwd zyn , tot nuttiger gebruiken voor 't Algemeen aan te wenden. Het moest ten minften aan geen geleegenheid, om van kleederen te kunnen veranderen, en fchoonen aan te doen, ontbreekcn; byzonder diende 'er gezorgt te worden, dat 'er een genoegzaame hoeveelheid van rein linnen in voorraad gehouden wierde, om, op de minfte onzuiverheid, verfchooning te kunnen geeven; en 'er, door het onzuive uitgetrokkene aanK 3 ftonds  148 VERHANDELING Honds in een daartoe afgezonderd en affeeleegea vertrek te laaten wasfchen, geen gebrek aan verfchooninge zy; en op dat 'er ook vooral niet ontbreeke het linnen, tot de Bandagien gefchikt; ten einde men met geen verrotte ffinkèode windzelen tot walgens toe verbinde, maar dat 'er altyd zuivere in gereedheid zyn: zuiver linnen brengt niet weinig toe tot een fpoediger geneezinge: Dit is althans ontwyfelbaar zeeker, dat men daar door veele, en gevaarlyke befmettingen zoude voorkoomen, en,die 'er teegenwoordig waaren , zouden moeten verminderd worden : De Zieken zouden gemakkelyker, en minder benaauwd ziek zyn; en 'er zoude Phylice, insgelyks veel minder fterven: En dan voldeed men eerst aan 't regte oogmerk van die nuttige Huizen: De Geneesmiddelen zouden beeter, en vaardiger derzelver werking volvoeren, waarvan ik, niet lang geleeden, nog een allerduidelykst voorbeeld gehad hebbe; naamelyk , een Soldaat, tusfchen de 60 en 70 jaaren oud, hadde zeer zwaare zinkings-pynen, welke dan in de handen, dan in de beenen, wederom in de fchou. ders, op een ander tyd in de Dyën, zeer gevoelig waaren, verzelt met een ftyf- en moeyelykheid in de beweegingen. Verfcheiden warme zagte Zweetmiddelen,langen tyd, vrugteloos gebruikt hebbende, ontdekte zich, tct zyn  over de SCHURFT, enz. 149 zyn geluk, een ontvellinge met pyn en Roos op de Lendenen; en dat gaf geleegenheid, om te zien, dat zyn gantfche lighaam, van top tot teen, met een tweede huid van vuiligheid en {meer bedekt, geheel geflooten was, zoo dat alle uitwaasfeming genoegzaam ten eenemaal belet was: Deeze vuile korst met zeep, water en afyn afgcfpoeld, en vervolgens daagelyks gewasfchen zynde, geraakte hy wel haast in een zagt zweet, 't geen hem op {taande voet verügjjng, en een aanhoudende vermindering van pyn aanbragt; met dat gelukkig gevolg , dat hy in weinig daagen daarnaa volkoomen genas, Het ontbreekt hier dan niet aan de magt, rnaar aan de wil, om, in plaatzen, waar zoo veel menfchen ziek liggen, genoeg op de reini"he!d te kunnen letten. Men zoude , door de°zuiverheid in agt te neemen, veel minder •lyders aantreffen, die zier aan de rug of lendenen zouden doorliggen: Het zoude den Zieken een geftaadig vergenoegen geeven, als zy dus wel behandeld, en met geneegenheid verzorgt wierden; en door een, daar uit ontflaande, wel te vreedenheid, zouden ze eerder her. ftelt worden : De Genees - en Heelmeesters zouden, om dat 'er minder, door de reinheid in acht te nemen, zouden fterven, en om dat K 3 ze  ï5<9 VERHANDELING ze aan een grooter getal de gezondheid fpoedigsr zouden wedergeeven, meer roem behalen; en hun vertrouwen by den zieken, dat voor beiden een aanmerkelyk en alleraangenaamst voordeel is, zoude daar door grootelyks vermeerderd worden; en zy zelfs, en anderen zouden veel rrjinder gevaar loopen om befmet te worden. Zoo veel, en nog meer zyn de voordeelen van een welgefchikte reinheid in de Ziekenhuizen. Deeze gewigtige oplettenheid moest vooral in agt genoomen, en altyd ter uitvoer gebragt worden , om dat alle zieken in de Hospitaalen, of Gasthuizen, onvermoogende, en arme lieden zyn, en berooft van alles, dat der ryken daagelyks overftroomt. Gelukkig is het voor den behoeftigen , datze, niet teegenftaande hunne armoede, de vier noodzaakelykfte en alleraangenaamste dingen, waar in ze met Koningen zelfs deelen, in een ruime maate kunr.en genieten; te weeten: het verkwikkelyke enj gezonde zuiver waater; de zoete llaap; de aangenaamheden des Huvvelyks, en de veriche lucht. Op dat ik nogthans tot myn voorgefielde taak weederkeere, moet ik nog kortelyk melden; dat, wegens de van Rofenft. gefielde noodzaakelyke, en niet verbeetert kunnende worden onreinheid der Ziekenhuizen, dat die geene, wier bloed, en overige vogten, of  over de SCHURFT, enz. 151 of weinig fcherpte , noch rottige eigenfchap meer hebben; of die door de kragt der Geneesmiddelen voor een wyle tydt t? ondergebragt en gezuivert zyn, ja zelfs die men volmaakt gezond zoude moogen noemen; door die onaf«rebrooken nadeelige onreinheid dier huizen , en de daaruit volftrekt ontftaande gevaarlyko en fterk befmettende uitwaasfeming, noodzaakelyk in korten tyd een bederf in hunne vogten moeten weedcrkrygen, op nieuw aange1 ftqoken worden, en aldaar door die befmette rnorsfighcid, hoe langer, hoe meer bedorven, en derhalven zeer vatbaar gemaakt worden, niet alleen, om alle zoorten van befmettinge, waar onder de Schurft niet kan uitgeftooten worden, des te gemakkelyker te ontvangen; maar zelfs nieuwe befmettingen in meciugte voort te brengen. Geen wónder dan, dat in groote en fchandelykc onreine Ziekenhuizen, de nog gezonde, en van de Schurft bevrydde, door die vuile onzuiverheid, ftinkende lugt, en be» zwaarlyk voor de ademhaalinge der gezonden, hoe veel te meer voor de beangftjgde Zieken (welke dingen in de meeste, zoo niet in alle de Hospitaalen, maar al te gemeen zyn), de Schurft krygen, Een groot voordeel is het voor den Zieken 9 K 4 w«;  152 VERHANDELING wanneer de Ziekenhuizen groot, en de Zaaien ruim en hoog zyn, en veele groote Venflerraamen hebben ; waar door de binnen lugt niet zoo fchielyk met kwa.atfe dampen vervult, en de buiten lugt niet belet kan worden, teegen de verkeerde voorzorge in te dringen.—Vooral zyn grote deuren of poorten daartoedienstig. Heeft dit dus plaats in die groote Ziekenhuizen , alwaar door de uirgeftrektheïd der vertrekken, door de veelvuldige glaazen , en de vrye toegang voor een ieder, waardoor van minuut rot minuut de deuren geopent worden, een zuivere en frisfche lugt kan doorwaaijen; 't welk nu en dan door het openzetten der deuren en glaazen , hoe wel dat op verre na niet dikwils genoeg gefchied, geholpen word: want men ontdekt ras de ongunflige uitwerkingen van die te veel toegeflooten vertrekken, zo haast als men maar de voet in de Zaal zet; men befpeurd zelfs aanftonds den fchaadelyken damp, als men 'er maar, de deuren pa? geopent zynde, voorby wandeld: dan behoef: men zich geenzints te verwonderen, dat in Gevangenhuizen, waar men de uitwendige zuiverende lugt, zonder welke wyniet gezond konnen leven, als't ware geheel verbannen heeft: welke ongezonde gefteldheid nog vermeerderd worddoor de bekrompenheid der Gevangenhuifen, door derzelvergevvoone verregaande onrein-  over de SCHURFT, enz. 153 reinheid; voeg hierby , dat vele derzelver voor een gedeelte, of onder de aarde , of op een langen natten moerasfigen grond , met een ftilftaande gragt of ftinkende Sloot omringd, gebouwd zynde, meer en meer ongezonder worden , waar van men verbaazende ongelukkige gevallen kan bybrengen. Zie onder anderen Sandif. 5. D. 1 St. Bl. 74. zeggende, „ Hoe nadeelig het is, wanneer in een klei„ ne plaats zeer veele menfchen opgeflooten „ zyn, en welke doodelyke eigenfchappen de „ lugt daar door verkrygt, bewyst I1etjer_ „man door het noodlot van 144 gevangenen, „ welke in het Fort Wili liam^ Calcutta, in ,, het Koningryk Bengalen, in het jaar 1756, nadat dit Fort door de Indianen verovert was, „ in eene zeer naauwe gevangenis, het zwar,, te gat genoemd, opgeflooten waren. De ge„ vangenis was 18 voeten in het vierkant „ groot; veelen ftierven nog in het eerfte uur; kort daarna wierden zy woedend van dorst; „ na verloop van drie uitren waren zy allen, „ uit gebrek van lugt, in vertwyfelinge, en de meeste van die nog leefden , üierven. „ Des morgens om vyf uuren waren 'er niet meer, dan 23 in het leeven, die, na ver„ loop van een uur, zeer kragteloos uit de ge„ vangenis wierdeu gelasten De gcheeie Artz is byna opgevult met klagK 5 ten  154 VERHANDELING ten over de beflooten, en niet genoeg ververfchte lugt der daagelykfche bewoonde vertrekken : hoe veel te meer de, uit gebrek van gezande lugt, vergiftigde Gevangenhuizen, en onreine H ispitaalen; en hy leid 'er een menigte ziekten van af, als ook de vertraaging der geneezing; bewyzende de dwaasheid, en ?t gevaar daarvan, al fchertzende, door zyn droom van de Karpers. Voeg hier nu by, niet alleen het flegte, maar fgewoonlyk het zelfde voedfel, 't welk onze Natuur, vooraf aan een verfcheidenheid van fpyzen gewoon, niet wel kan verdraagen; te meer, om dat het teegen onzen wil is, en "men 'er toe gedwongen word; byzonder, om dat der gevangen kost voornaamlyk, indien n et alleen, beftaat in droog-brood en waater: genoeg voorwaar, om 'er, buiten het Gevangenhuis, gezond by te blyven: fchoon het my gantfehniet vreemd toefchynt,dat een maatige verwisfelinge, en veranderinge, wel verre van naadeelig te zyn, onze gefteldheid een merkelyk voordeel aanbrengt; niet alleen, om dat het onze Nauur aangenaam ftreelt, en onze geesten een nieuw vuur byzet: door een verfcheidenheid van fpyzen, worden onze droefgeestige gedagten, van nuttelooze en zotte hersfenfehimmen afgetrokken,bevryd, vervroiykt, en verleevendigd: alle dingen, vyelke 4e  over be SCHURFT, enz. 15S de ongelukkige gevangenen moeten derven; en de teegengeftelde uitwerkingen , en gemoeds-aandoeningen, als droefaeid, berouw, afgunst, toorn, vroeging, en een onafgebrooken gedagte, om, ter gefchikter tyd, de verloren aangename vryheid (wederom te verkrygen, in hun verwekken: maar ook, om dat 'er niet zoo ligt, ais door een en het zelfde voedzel gefchied , de een of ander kwaade ftoffe in het lighaam de overhand neeme, en ons diesweegens in onvermydelyke en doodc-r lyke ziekten, welke of uit een overheerfchend zuur, of uit een tot rotting overhellende aanftt -; kende ftoffe, met derzelver verderfelyke gevolgen, kunnen ontftaan, ftorte. Dog waartoe gebruik ik hier zoo veel omweegen van fpys en drank, daar een eenige oorzaak ja waarlyk over genoeg in ftaat is, om, indien niet alle, althans verre de meeste ziekten, de Schurft zonder Diertjes vooral niet uitgezonderd, te doen gebooren worden. De geftaadige vrecze, waarin de gevangenen niet zelden verkeeren,en alle verregaande gemoedsbeweegingen: by voorbeeld, de onafgebroo. ken droefheid voor die, die nog eenigzints redelyk denken, wegens het gemis van de dierbaare Vryheid ; vervolgens de uitermaaten zoobere levenswyze , in vergelyking van de Voorgaande; de affcheidinge van Ouders Fcht, ' ge-  156 VERHANDELING genooten, Kinders, Naastbeftaanden en goede bekenden, ja ook van hunne verleidende Meedemakkers: het daaglyks zien en hooren van die, die in vryheid zyn, (en dat te ontbeeren, gaat alle verbeelding te boven), en derzelver onfchatbaar voorregt boven hun; de naam van een gevangen te zyn, die van de Suppoosten , tot wreedheid toe , zomtyds mishandeld worden , zonder de minfte reden daar toe gegeeven te hebben: de naam, het denkbeeld van in een Gevangenhuis opgeflooten en geboeid te zyn : door van andere, in vryheid geftelt, naauwkeurig bewaakt en bewaart te worden: het welverzekert fluiten der zwaare met yzer beflaagen deuren, flooten en zwaarwigtige grendelen : het geraas en onaangenaam gerammel der knellende Boeijen, waarvan ik eene gezien hebbe, wiens ieder fchaakel of fchalm drie ponden woog, en 'er waren elf aan een keeten met nog een Slot van eenige ponden zwaarte, door welker akelig muziek iemand, zonder hunne ellende van naby te befchouwen, tot innig meedelyden moet bewoogen worden: de meerder of minder gewoone donkerheid van veele Gevangenhuizen : het akelige van zomtyds alleen, of met aüeronaangenaamfte Makkers opgefcbeept te zyn: en veeltyds hebben ze tot hun gezelfehap een lastige party Rotten, Muizen, en allerhande on-  over de SCHURFT, enz. 157 ongedierte: de afkeer, en veragttingvan anderen voor hun; de wel te vreedenheid van anderèn, die in vryheid zyn; hun eigen befchuldigend, en ontrust geweten over hunne gepleegde misdaden. (Den wyzen Oosterling zegt daarom in zyne treffende leerfpreuken. „ De ,, Godlooze vlied, daar geen vervolger is ".) En zoortgelyke andere meenigvuldige onaangenaamheeden, welke de droefheid, behalven alle andere hertstogten, in den hoogften trap kunnen in ontroeringe brengen, zyn over genoeg in ftaat, om iemand een langzaamen, en fmertelyken dood aan te brengen. Pigraus, zegt daarom te regt, ,, Sicut mala victus ratio „ praparat; fee animi pasfeones praparant Spi„ ritus ad recipiendam pestem, (en waarom zoude men hier de Schurft moeten uitfluiten), „ & Tristitia , Terror , Ira , ac Metus futit ,, Pabtilum & Nutrimentum Pestis", dog voornaamlyk van de Schurft ; want het kan niet anders zyn , of derzulker gehangenen bloed moet binnen korten tyd, door alle deeze, en zelfs maar door zommigen, of één van deeze onaangenaame zwaarmoedige omHandigheden, zoo fcherp, en zoo verdorven worden, dat 'er geen uitzonderinge voor eenige , en wel byzonder voor eene rottige fcherpte overblyve, om 'er niet door aangeftooken te kunnen worden: het zou dus geenzints te verwonderen zyn, dat dezulke groot  rgS VERHANDELING groot gevaar liepen, om dikwils en ligt door de Schurft overvallen te worden, fchoon ook dat enkelde veronderftelde gisfingen zyn, die nog beweezen moeten worden; en wanneer ze door de ondervindinge bevestigt worden, bewyzen ze veel meer, dat de Schurft van zelfs door onrein bloed, of door belmettinge kan ontftaan, dan datze door diertjes voortgeplant word: heeft nogthans de Schurft eens plaats genoomen in een onrein, en, met bedorven lugt gevuld, ingeftooten Gevangenhuis , dart heeft men niet veel moeite nodig om te doen begrypen, dat die daar bezwaarlyker uitgeroeit word, dan in zuivere plaatzen (waar geen gebrek aan verfche lugt is, en de maaiende gedagten geen al zulke diepe wortelen gefchooten hebben), fchoon de uitgezogtfte, en tegen de ziekte ftrydende geneesmiddelen, met alle vlyt, gegeeven wierden, om dat de voortbrengende oorzaaken der ziekten in menigte blyven voortduuren ; en welke ziekten kunnen niet door die oorzaaken, of voortgebragt worden, of ten hoogften gevaarlyk gemaakt, en daarom moeijelyker geneezen worden; en ik zou niet dwaalen, als ik ftelde, dat ze daar veel doodelyker zyn, dan elders. Indien 11U al de Schurft 't zy bezwaarlyk, 't zy van zelfs in 't geheel niet kan ontftaan, (dat veele met my ontkennen), dan is hier gemakkelyk geleegenheid, dat ze door de een, of ander van bui-  over de SCHURFT, enz. 159 buiten aangebragte befmettinge, al was het door de bedienden van 't gevangenhuis zelve, daar kan ingebragt, en ligter voortgeplant worden, dan in byzondere huizen, orn dat men met veiligheid kan vooronderftellen, dat 'er de onrein- en morftgheid, vermits hun allen lust, om zich te zuiveren, en 't vertrek rein te houden, door de akelige plaats, en door de moedeloosheid verboren gaat, en ontnoomen word; waar door alle onzuiverheid daar ten top gefteegen is: doet hier nog by, dat de onaangenaame uitwaasfeminge van hun eigen vuiligheid, waarvan zy verpligt zyn, zich in 't zelfde vertrek te ontlasten, niet weinig toebrengt tot alle die gevaarlyke Hospitaal-ziekten, en de Schurft: 'k zal niet eens aanroeren het noodlydende gebrek, van niet alleen weekelykfch, maar, 'k zou haast durven zeggen, van jaarlykfche verfchooninge, en vernieuwinge van linnen. Zimmerman geeft een uitneemend getuigenis van zoortgelyke ftinkende Hospitaa. len, als hy zegt, ,, De Roodeloop kan zon„ der zelve zeer boosaartig te zyn, egterzoo „ befmettend worden, als de Pest zelve in, „ onzuivere, en met Zieken opgepropte Hos„ pitaalen. Zie Sandif. 6 D. 2 St. Bl. 390. Wat heeft men dan nfct van zulke Gevangenhuizen te wagten? Wat  tóo VERHANDELING Wat vervolgens de behandelinge der Zieken, zoo in Gevangenhuizen, als in veele van den Lande geftigte Hospitaalen, betreft, daar van zal ik niet een enkel woord melden ; die 'er maar van tyd tot tyd een bezoek aflegt, heeft niets meer noodig, om 'er zelfs over te oordeelen, en zal 'er in 't vervolg zoo fpaar« zaam ingaan, als moogelyk is. Dit moet ik nogthans rondborstig erkennen, dat Profeflbr de Bon te V Hertogenbosch, een meedelydend Geneesheer der zulker is, en een voorbeeldige zorge betoont in 't behandelen der Zieken in 't groot Gasthuis. Zyn dan niet alle deeze voorfchikkende oorzaaken meer dan overvloedig genoeg, om de allerflegtrte, en hardnekkigfte zoort van Schurft voort te brengen? zonder dat men gedrongen is, één eenig onfchuldig diertje daar meede te befchuldigen; in teegendeel, alles loopt hier als in een middenpunt zamen, en fpant alle derzelver kragten in, om alle de ziekten, niet een uitgefloten, door Vader Hippocrates, en zyne rechtgeaarde Zoonen befchreven, te doen geboren worden. 't Grootfte ongeluk van de Zieken beftaat hier in, dat de ooren van alle bedienden, door de gewoonte als vereeld; door al het aanhoudend klagen hardhorend , en de aan-  over be SCHURFT, enz. & aandoeningen der Ziele verftornd zyn geworden onl dat hunne Zenuwen alle tedere gewaarwordingen verloren hebben ; waar door het betamelyk rnedelyden by hun uit de mode raakt, en de klagten , byzonder der Gevangenen weinig, of liever geen de minfte ingang by hun vinden. Nog word Rofenft. niet fnoede van vraagen en antwoorden, wanneer hy voortgaat in. No. 16. „ Waarom de Schurft gemakkelyI, ker des zomers, dan des winters te genee„ zen is? om dat de koude de diertjes die'„ per in het lighaam dryft; doch de maotige ■H warmte des zomers denzelven lokt naa de ], huid toe, zoo dat men hen beeter na by „ komen kan, om hen te dooden. Des zo„ mers beweegen en verhitten wy ons meer: „ zy vlieden voor een fterke hitte, en ko„ men daarom Voor den dag. Deze 16de No. brengt my geheel in verwarringe; en om die ernftig en teffens klaar te begrypen , en te verklaren , is my niet mogelyk te doen; want het een werpt het ander omver. Hoe kan toch de Schurft des Somers, wanneer het dikwils brandend heet is, gemakkei yker te geneezen zynj dan des winters; om dat de diertjes vlieden voor een fterke hitte ; L en»  IÓ2 VERHANDELING nu begryp ik Rofenflein niet, en zegt hy, zy komen daarom voor den dag: liever zou ik lezen, en vlieden daarom dieper in het lighaam; om dat zy, naar de eigen woorden van Rofenflein, een afkeer van hitte hebben. Als derhalven de diertjes de koude in den Winter even zoo weinig kunnen verdragen, als de hitte in den Somer, dan volgt van zelfs, volgens 's Mans uitdrukkingen, dat beide deeze tydperken veel eer gefchikt zyn, om de diertjes dieper in het lichaam te dryven, dan om die te dooden, of de Schurft te geneezen, dat het zelfde is. Hoe zullen het dan de diertjes Hellen, wanneer wy ons, in een brandende uitwendige Somer-hitte, nog daar en boven, door een fterke beweeging inwendig verhitten, dan zyn ze tot de uiterfte benaauwdheden gebragt; dan zyn ze tusfchen twee vuuren; dan hebben zy den Vyand van voren en van agteren; dan blyft 'er nergens geen veilig fchuilhoekje verder voor hun over, en ik althans weet geen raad, noch troost, waar ik hun dan zal plaatzen ter bewaringe voor hun teder kroost, ö arme Beesjes! De tegenftrydigheden, zou men zeggen, vallen zoo klaar in de oogen, dat men 'er niet meer  over de SCHURFT, enz. 163 aan. twyfelen kan, of dit Systhema is valsch: voor al, als men hier byvoegd de ongerymde Hellingen van 't gantfch dierlyk Systhema, met opzigt tot deandere Ziekten, die L1N n /e u s op de diertjes betrekkelyk maakt, dan fchynt het verwonderlyk verwart j kortswylig, en zoo door elkander gehaspelt, ! dat ik my uit de verwarringe, vooral ook uit die van No. 16. niet houden kan, maar verdoole 'er hoe langer hoe dieper in. Rofenft. maakt hier ook in 't geheel geen gewag van een natuurlyke Somerfche Zonne hitte zonder beweging; Waarom dat? Zou het ook in Sweden des Somers altyd gematigd warm, en nooit brandend heet zyn ? zoo dat men de diertjes daar beter naby komen kan om hun te doden. Hier uit trek ik dit onwrikbaar gevolg, dat alle ziekten, die des Somers gemakkelyker te geneezen zyn, dan des winters, de diertjes tot haar oorfpronk hebben. Wat krygen zy niet al op hunne rekeuinge! Linn/eus ftelt ongelukkig juist het tegendeel, wanneer hy zegt: „ Daar nu de Infeéten „ veel van de warmte houden, doch de kou,, de niet verdragen kunnen, zoo verergert „ deeze ziekte Ce weten de Schurft,) ook La „door  Ió"4 VERHANDELING „ door de Warmte ". Zie Sandif. i D a 5?t Bl. 609. Hoe meer nu een Ziekte op zekere vastbepaalde tyden verergert, de oorzaak zy dan ook wie ze zy, des te bezwaarlyker word dezelve dan geneezen; derhalven, en dat begrypt een kind, is de Schurft des Somers, naar dit leerftelzel, ongemakkelyker te geneezen, dan des des Winters. Edoch om op iemands gezag niet valsch te bouwen, zal ik 't op een ander wyze tragten op te loffen. Waarom zyn de Rotkoortfen , Mazelen , Pokken, naar 't getuigenis der Geneeskundigen, insgelyks gevaarlyker, en bezwaarlyker te geneezen in den Somer, dan in 't voorjaar, en den Winter ? Deeze Ziekten ruim heet en brandend genoeg in zich zelfs, behoeft men niet meer verhittende te maken door den heeten Somer, om de flagtinge des te groter te doen worden ,• en ftond het in onzen wensch, geen Geneesheer zou de pokken in den Somer voor den dag brengen, om de genoeg beangftigde lyders nog al meer te beangftigen: een koele en frisfche lugt geneest die byna altyd alleen, als het niet van een kwaade zoort is. Dit ftryt tegen Rofenft. zelve,  over. de SCHURFT, enz. i6g ve, want hy maakt inde Hoofdeélen van deze Ziekten geen % minfte gewag van Pok- nog Rotkoorts - diertjes. My dunkt, hoewel onder verbeteringe, dat, wanneer Rofenft. de vraag en antwoord omgekeert, en gezegt had, „ waarom de Schurft gemakkelyker des Winters, dan des Somers „' te genezen is, " hy zou beter in zyn voorftel geflaagt hebben; om dat de koude onaangenaam is voor de diertjes, en zy doorzelve., als ze eenigzints ftreng is, verjaagd, of liever gedood worden, 't geen zich wegens derzelver klein-en teerheid, gemakkelyk laat begrypen, ten zy dat zy zich fteelsvvyze wegpakken, en de nakende koude, en het gevaar ontduiken, want zy fchynen een fyn, dus gevoelig Zenuwgeftel te- hebben; maar hoe ftreng de koude ook zyn mag in den Winter, men heeft toch altyd geleegenheid,. om. door een maatige, en voor de diertjes aangenaame Somer-warmte, in den felften Winter, 't zy door de bewee,ging, 't zy door een voor de diertjes verkwikkend vuur , 't zy door de ftreelende warmte van een kaggel, die men door een Thermometer naauwkeurig kan bepaalen; de diertjes naa buiten op de huid te lokken, als zynde hunne lieffte vérblyfplaats; en-wanneer ze dan; door die koesterende bepaalde warmte uitgelokt; (te gelyk verzadigd zynde, in flaap geraaken, of L 3 k&  166 VERHANDELING minften, niet op hunne hoede, geen verraad vreezende), en op de huid gebragt zynde, op eenmaal, en dat zeer fchielyk , bloot geftelt wierden aan een ftrenge koudein de open lugt, of met de handen in yskoud water te fteeken, dan durf ik my vast verzeekert houden, dat die alle den geest moesten geeven, die door de koude getroffen, en niet befchermt wierden door de kleederen; „ om dat volgens No. 6. ,, dit ongedierte een afkeer heeft van de kou« de '\ Zou men hier geen tegenftrydigheid ontdekken, als men de woorden van Rofenft. niet elkander vergelykt? „ In No. 6. had hy gezegt; „ Warora de Schurft, i^dat is de diertjes), uit„ komt, als wy ons door fterke beweeging 9, verhit hebben; en in die zelve No. zegt hy, dit ongedierte heeft een afkeer van groote „ koude en van fterke hitte. In deeze 16 No. „ ftelt hy, dat de maatige warmte des zomers ,, de diertjes na de huid lokt. Des zomers be,s weegen en verhitten wy ons meer. Zy vlie„ den voor eene fterke hitte, en komen daar„ om voor den dag ". En bladz. 540 No. 2. vorderd hy ter geneezing, „ Dat het vertrek „ matig warm zy Vj Een fterke verhittinge, in den Somer, en een matige warmte heeft derhalven dezelvde uitwerking op zulke teedere beesjes; wel veel verfchillende van ons menfchen; de fterk»  over de SCHURFT, enz. 167 fterkfte gevoeld een fterke hitte tot aanmegtig wordens toe ; een maatige warmte verkwikt hem: een fterke Somer hitte heeft er veele gedood; een koele maatige warmte, zeer veele het leeven gefchonken. De duisterheid van deeze bewyzen fchynt'my te groot, om 'er een goeden zin aan te kunnen geeven, In hoe verre nogthans Rofenft. het gemakkelyker geneezen van de Schurft des Somers,dan in den Winter uitftrekt, is gantsch onzeeker ; dat is, of alle Schurft des Somers best en altyd geneest; en des Winters zeldzaam? Ik kan in waarheid betuigen, dat ik het teegengeftelde herhaalde reizen , en wel verre voor het grootfte gedeelte ondervonden hebbe , en daar voor is genoegzaam bewys? Want alle onze vaste deelen verliezen des Somers veel van haare kragten; de werking van deeze op de vloeybaare,en van de vloeybaare op de vaste deelen word veel verminderd, welke actie en reactie in eene zeekere evenredigheid moet blyven; zal onze machine in ftand blyven; alle onze vogten worden des Somers veel eerder en meer bedorven, dan des Winters; en voor dit pleit de onbedriegelyke ervaringe, de gezonde reeden, en het getuigenis van alle Genees - eo Heelmeesters. L 4 Wsa-  i<58 VERHANDELING Wanneer heeft men de gevaarlykftc befmettende Ziekten , kwaadaardge koortzen , enz. in 't algemeen genoomen, indien her niet is in den heeten Somer, of vroegen Herfst , wanneer de lugt warm en vogtig, te regt gefchikt is, om aanfteekende Ziekten voort te brengen: Hier van daan verminderen gewoonlyk die rotagtige Ziekten teegen den Winter, houden op van gevaarlyk te zyn, en neemen haar affcheid van de Vorst; zoo dat men haare" woede, als 't vriest, naauwlyks meer befpeurdDoor de koude verkrygen onze vaste deelen , haare voorige natuurlyke fterkte weeder, en worden dus in ftaat geftelt, om de fpyzen beeter te verteeren, een gezonde chyl, goed en zuiver bloed in onze vaten te vormen; en ook dan flaapen wij veel geruster, dan in een Somerhitte;enzyn 'er ook meer door verkwikt. Hiervan daan ook nog, onder alle menfchen, dat algemeen , gantsch niet ongegrond , eii waaragtig gevoelen,' „ dat men des Win„ ters hongeriger is, meer en fmaakelyker „ eet; veel frisfcher van kleur, en vrolvker „ van geest is, dan des Somers ".' Waar leeven de menfchen langer, zyn beftendigér gezond, zyn ongelyk fterker, hebben veel leevendiger en bevalliger kleur; indien het niet Is in de koude bewoonbaare -lugt ftreeken, ten opzigt van de warmer of heete Landen ; daar ze joch, iuy en veeltyds2iekelyk zyn. Waarom  over be SCHURFT enz. 169 em worden ook de 'koude dranken gezonder , dan de warme, geoordeeld? en waarom worden aan de laatfte met regt zoo veele, en ongeneeslyke ziekten toegefchreeven, als om gemelde reeden i Daarom zyn ook de Geneeskundige Schriften opgevult met kiagten over het mfsbruik van alle warme dranken, 't geen hielde plaats niet is om te bewyzen, maar als een vastgeftelde beweezen en aangenoomen waarheid mag en moet gehouden worden. Dryft ook de koude in den Winter de diertjes dieper in het lighaam, dan is het zeer te verwonderen, en 't is zelfs onbegrypelyk, dat de fchurfdige diertjes niet alle ogenblik, door in de Longen, in de Hersfenen, en.elders gedreeven, daar te nestelen, eyeren te leggen, jongen uit te broeyen, (om dat in ons lighaam een natuurlyke warmte, welke zy, volgens» Rofenft. zeer beminnen, plaats heeft), en door aldaar te knaagen, een onverwagten dood des Winters aanbrengen; 't welk ze gewisfelyk zouden moeten veroorzaaken; of ten minsten allerhande'zoort van onnatuurlyke, verfchrikkelyke beweegingen, Kramptrekkingen enz. voortbrengen ;„ want, volgens Rofenft.Hoofdft. ,, 8. Bladz. 375 , tast de Schurft de borst op „ even dezelve wyze aan, als de huid , en „ brengt een teering en de dood te weeg ". De pyerige ingewanden zyn insgelyks niet minL 4 der  ITo VERHANDELING dei- beveiligt voor de woede der diertjes. Het teegendeel nogthans blykt in alle Winter tyden, ook de felfte koude niet uitgezonderd; en ook dan valt het my zeer gemakkelyk, om eene niet zeer hardnekkige Schurft des te fpoediger te geneezen, om dat de Natuur, door de gezonde, en frisfche lugt kragtdaadig on-. derfteunt, en geholpen; een merkelyken, en 2igtba,aren byftand aan de Geneesmiddelen toebrengt; waar door het lighaam, met verdubbelde vernieuwde kragten des tefchielyker van 2yne onzuiverheeden gezuivert, en dezelve geheel weggenoomen worden , waar in de volmaakte geneezing van de Schurft beftaat. . Eer ik hier van afftappe moet ik nog 't een en ander, 't geen ik reeds begonnen hadde, weder ophaalen, Rofenft. zegt dan vooreerst; „ de matige „ warmte des Somers " (te weeten van de Zon, en niet van de beweeging) ,, lokt de diertjes na de huid toe, zoo dat men hen ,, beter naby komen kan om hen te dooden " ten tweeden getuigt hy; „ Des Somers be„ weegen en verhitten wy ons meer "; van een brandende hitte der Zon worden wy dan jn den Somer niet verhit, ten zy 'er beweeging bykome; „ zy vlieden voor een fterke hitte", door beweeging naamlyk, en niet door de heete ftraalen der Zon versorzaakt, anders waren de  over de SCHURFT, enz. 171 de diertjes in den'heeten Somer gewisfelyk al■tyd in ons lighaam, op de herfenen, long enz. „ en komen daarom voor den dag ". Vlieden dan die diertjes des Somers alleen door dieverhittinge , welke wy ons door de bew?eging veroorzaaken, en niet door de natuurlyke, en zomtyds zeer fterke en ondraaglyke hitte van den dampkring , door de brandende ftraalen der Zon te weeg gebragt?Dit laatfte moet zeekerlyk waar zyn; anders waaren de diertjes -niet halv dwaas genoeg, om zich niet van die voor hun ondraagelyke uitwendige Somerhitte der Zon te ontftaan, en de koelfte inwendige plaatfen van ons lighaam op te zoekeu, om ons geduurende de Somer.maanden ellendiglyk dén hals te breeken, en dan zouden veele het ongelukkig flagt - offer van onzigtbaare diertjes worden , al waaren het ook de grootfte en fterkfte keerels; en ook dan moesten de diertjes, of de Schurft, naar maate, dat deeze of geene van onze byzondere deelen meerder, of minder verhit waaren, het eene-oogenblik op deeze, en het andere op geene plaats, waar een maatige hitte ftand greep, post vatten; wat zou dit niet een ongemakkelyk reizen en geduurig verreizen voor hun zyn; en daar door alleen, van hun zoo dikwils te ontrusten en moede te doen wandelen,.of liever te doen lopen (want, waren zy niet gezwind ter been, veele zouden door die fterke hitte fneuvelen, eer zy  VERHANDELING zyzich verfcholen hadden,) zouden we hun uit ons lichaam , anders hunne geruste verblyfplaats, kunnen verdry ven, zonder één eenig uit - noch inwendig Geneesmiddel te gebruiken, en dat alleen door hun een onafgebroken verdriet aan te doen, gelyk in een ander opzicht van de Bever - dieren verhaald is. Het zou dus voor zommige, die 'er lust toe hadden, een kortswylige tydkortinge zyn, om een geheele Armée, uit mil'ioenen van diertjes, (om dat ze zich, volgens Bl. 535 en Bl. 538. No. 17 ; fchielyk en ontallyk vermeerderen) , beftaande , te doen marcheeren; en hun nu hier, overeen klein ogenblik wederom een ander quartier te bezorgen: zy zouden dus liever verkiezen te fterven, of • naa een goedaartiger Hospes te verhuizen , dan zoo onbarmhertig gejaagd en verjaagd te worden, zonder hun eenige weinige rustdaagett te vergunnen; om zich door 'reeten, drinken, dat is, wanneer ze ons al knaagende byten, en het ons jeukt; of door den flaap enz. van hunne verregaande vermoeidheid te herftellem 't Is dan in onze magt, om de diertjes van de handen te doen delogeeren, en ze op de armen, of na binnen te jagen, als men maar de handen heet maakt; 't zy door die braaf te-.  over de SCHURFT, enz. 173 gén elkander te vryven, en dat is dan een hitte uit beweging, waarvoor zy vlieden; 'tzydoor dezelve in heet water te fteeken, 't zy door de hitte der Zon. 't Is derhalven een voordeel voor de lyders, dat de diertjes voor een hitte uit beweging vlieden, en daar door voor den dag komen , wanneer zy zich dieper in 't lighaam verborgen hebben : zy zyn dan onder onzen wil,om, als wy maar willen, dezelve uit hunne binnenfte diepe, en verholenfte fchuilhoeken uit te dry ven, en hun vorige plaats, de opperhuid namelyk, wederom te doen innemen. Ach! was dit de waarheid geweest , ik had een fterken Soldaat van veertig jaaren, in 't Hospitaal te Namen niet, gelyk een Martelaar, met zo een dodelyke benaauwdheid op de Longen, wegens de Schurft - diertjes laten fterven; maar hem door de beweging, en de daar op volgende warmte, fchielyk van dien angst verlost, en van den dood bevryd. En zy vlieden dan niet voor de hitte der Zon, en van 't vuur, 't geen regelregt tegen alle algemeene wetten van hitte en koude ftryd; en naar No. 6 en 16. komen de diertjes uit, als wy ons, let wel, niet alleen maatig verwarmt, maar zelfs door een fterke beweeging verhit hebben. Een fterke hitte, door beweeging derhalven, dryft ze naa buiten; en een even fterke hitte in den Somer, 't geen dan  Ï74 VERHANDELING zekerlyk moet verfchillen, dryft ze naa binnen, waar door dan de Schurft in den Somer wederom veel gevaarlyker is, dan op andere tyden, en bygevolg ook veel bezwaarlyker geneezen word, 't geen tegen des Auteurs eigen zeggen in No. 16. aanloopt. Dit Problema verdiende wel een drievoudige prys voor de grootfte Natuurkundige; te weten, „ om naauwkeurig te bepaalen het s, juiste onderfcheid der hitte uit beweeging* ,, of van den dampkring (de graaden der hitte gelyk geftelt zynde) „ en de invloed „ daarvan, op de Schurft - diertjes , met op„ zigt op onze gezondheid "♦ Vloöden deeze diertjes ook voor de hitte der Zon, van 't vuur, kookend, of zeer heet waater, enz. 't geen ongelukkig ftryd tegen No. 6; ,, oin dat dit ongedierte een afkeer „ heeft van beiden, te weten van groote kou„ de, of van fterke hitte door beweeging"; dan zou men ze, door de handen digt by 't vuur te houden, of in lydelyk heet water te fteeken , onbarmhartig kunnen plaagen , ja zelfs verbranden, dat het zelfde is, de Schurft uitte roeyen, of te geneezen: dog dit is nu onmoogelyk, want door die uitwendige hitte liepen wy altyd gevaar, dat ze na binnen gedreeven wierden; of liever, dat ze van zelfs door  over de SCHURFT, enz. i?§ door de Zon, het vuur, heet water enz. naa binnen vlooden, om zich al vlugtende te verbergen, en ons op hun beurd met gelyke munt, door allerhande verfchrikkelyke, ja doodelyke verwoestingen aan te regten, te betaalen. Hieruit leert men wederom, hoe zelfs de bloedelooze diertjes onbegrypelyk fyner vermogens hebben in veele zaaken, dan de menfchen. Deeze diertjes weeten dan het nette onderfcheid van, by voorbeeld, 25 of 30 graaden warmte, door bcweeging, of van dezelfde warmte door de Zon, 't vuur enz. verkreegen; en geen wonder, het leven en de dood, ja de uitroeijing van hun gantfche geflagt hangt 'er van af. „ Een maatige warmte des Somers lokt de diertjes Cnogthans) na de huid toe, volgens „ No. 16 ". Alle heete Somers zyn dan doodelyk, ten minften zeer gevaarlyk voor die geen, die de Schurft hebben, en dit gevaar is des te gevaarlyker, overmits de hitte des Somers zomtyds fterk, en zo doordringende is, dat men zich naauwlyks ergens kan verbergen , zonder een brandende hitte ontwaar te worden: en daarom is wederom de geneezing in de warmte of hitte van den Somer veel rnoeijelyker, dan in de koude: de Somer is  ï76 VERHANDELING is dan voor den behoeftigen mensch een ongelukkige tyd; en derhalven is de toeftand der geringen, van alle zydefl , eh hoe men ze ook befchoüwt, volftrekt ondraaglyk , en alle meedelyden dubbel waardig; om dat, zeggen zy, het gemeene volk meest de Schurft heeft, Bl. 533; en het leven hunner kinderen is dan niet om uit te harden, nademaal die 't meest de Schurft onderworpen zyn, BL 533, want dan hebben zy noch des Somers, noch des Winters eenige veraademinge, noch vergenoegende verkwikkinge ooit of ooit te wagten: de eenige troost voor die ellendigen is alleen, dat 'er een lente en herfst hun gedurig verkwikken, en van de dood bevryden. Gelukkig dan die Volkeren, en vooral gelukkig de armen , en kinderen onder hun, dié een gewest bewoonen, waar de Somer niet brandend heet, noch de Winter ftreng koud is, om dat de diertjes een affchrik hebben van beiden; maar waar een gemaatigde luchtftreek, by verwisfelinge, ondervonden word. Het koud water, op een vuurfteede, of door de Zon, met behulp van Brandfpiegels, koo> kend gemaakt; zal dan ook zekerlyk moeten verfchillen in hitte, en uitwerking; en men zou het een dus ziedend, en het ander kokend water moeten noemen; doch of het beide even fel brand, zal ik de eerfte niet zyn van te beproeven. Dit  over de SCHURFT , enz. 17? Dit is voor vast zeker, dat een ftuk hout, of yzer,door vryving tattritüs%dat is beweeging warm, of heet gemaakt, zekerlyk moet verfchillen in de uitwerking van warm of brandend, van dat zelfde hout, of yzer, wanneer het door de Zon, door 't vuur, enz. diezelfde graaden van warmte, en hitte verkregen heeft. Nu zal ik het eens, doch tégen myn gevoelen, op een ander boeg wenden, en my , als 't mogelyk is, met alle zorgvuldige behoedzaamheid zoeken in acht te nemen, om geen bppoftta te ftellen: ik zegge dan, dat de reden, waarom de Schurft gemakkelyker de3 Somers, dan des Winters zoude kunnen genenezen worden , misfchien daar in zoude kunnen beftaan; om dat de koude, de Schurftige uitflag, puistjes, of de daarin bevatte Etter, dieper irt het lighaam fchynt te dryven, en als onde der rimpels der huid verbergt; dewyl door de koude alle lighaamen, derhalven ook de huid , kleinder worden, en inkrimpen, die door de natuurlyke herftelde warmte , hoe ook veroorzaakt, wederom uitgezet worden; doch de maatige warmte, of hitte des Somers, gelyk ook door die, uit beweeging ontftaande, zelfs midden in den Winter, lokt dezelve vogten naa de huid toe, zoo dat men de uitflag beter naby komen kan, om ze te zuiveren, te M ver-  i73 VERHANDELING verdooven, te geneezen , of met het zelfde van Rofenft. die te dooden. Men hoord niet zelden zeggen, de uitflag is verdoofd, verdroogd, of is al dood. Des Somers beweegen, en verhitten wy ons meer, dan des Winters, de uitwaasfeming van onreine Stoffen moet dan gemakkelyker gefchieden, dat is de uitflag vlied voor den fterke inwendige hitte, en komt daar door voor den dag; 't geen van de Schurft niet kan beweezen worden. Éindelyk doet van Rofenft. de laatfte Salvo, in No. 17. „ Waarom de Vrouwen de „ Schurft fchielyker geneezen , dan de Ge„ nees-Heeren? om dat de laatfte te veel „ geleezen, en te veel ondervinding hebben, „ en de eerfte aanftonds met het fmeeren in „ de weer zijn , en niet verftaan, wat het „ te zeggen hebbe, wanneer de Schurft in„ flaat ". Ik zou met het zelfde regt mogen vragen, „ Waarom de Genees - Heercn door hunue fmeerzels meer menfchen dooden; „ dan de Vrouwen ". Het waare te wenfchen, dat veele GeneesHeeren 111 deze dagen, nu de Schurft, vermits het maar diertjes zyn, en van geen het minste gevaar geoordeeld word, niet fpoediger tot dodelyk verderf der ongelukkige Lyders j  ■ over de SCHURFT, enz. 179 ders, mat bet fmeeren in de weer waren, dan de niets verftaande, en de te weinig geleezen hebbende Vrouwen. Ik yze op 't herdenken van 't zeggen van één, die zich beroemde, dat hem een Schurfdigen te genezen naauwlyks drie ftuivers koste ; 't geen van een der Medebroeders wierd toegeftemt. En ik geloov zonder eenige twyfelinge, dat alle onze Kerken, en Ker hoven, wanneer alle die Zieken, die van de te veel geleezen, en te veel ondervinding hebbende GeneesHeeren, verkeerde Geneesmiddelen zelfs gegeven , of voorgefchreven zyn, ftierven ; veel te klein zouden zyn, om plaats voor alle die ongelukkige gedoodde flagtolfers te verzorgen. Doch onze goedertieren Natuur, hoe ook belaagt , en overdwarscht , moet zo dikwyls, twee magtige Vyanden; namelyk, een geweldige drukkende Ziekte, en een ftapel, niet van öiïverfchillige, indien 'er zulke gevonden worden, en men ze dus mag noemen; maar van moordadige , Geneesmiddelen bcftryden; en, niet teegenftaande alle die tegen haar gelpance doodelyke ftrikken, om haar het leven te ontzeggen, blyft zy veelvuldige reyzen overwinnares: En deze gunftige Natuur, geholpen door geduurige afgang-verwekkende middelen, waarmede die onbedreeven Vrouwen, bettendig in de weer zyn, 't geen ik ettelyke maaien gezien hebbe, en door welke zeer M a iter  i8o VERHANDELING fterke middelen, zy de ingewanden, met vuiÜgheeden, ook veel ligt van de naa binnen gedreeven uitflag overlaaden , ter regter tyd zuiverende, en veele onheilen afkeerende, is, of kan alleen de oorzaak zyn, dat de Vrouwen minder Schurfdigen doodflaan , en hun fchielyker geneezen, dan de te veel ondervinding hebbende Genees - Heeren ; om dat zy de Schurft, nademaal die alleen in diertjes moet beftaan, en die vernielt zynde, de Schurft geneezen is, voorbeuzelarije houdende, dezelve aanftonds tegengaan met fmeeren, en niet zoo dikwils in de weer zyn met het lighaam door ontlastende geneesmiddelen te zuiveren: En deeze laatften zoo verre gevorderd zynde, datze een algemeen vertrouwen verworven hebben, dan moeten volftrekt alle hunne ongelukkige flagt-offers, ook die van de Schurft, volgens de juiste regels van de nieuwe dierlyke geneeskunde geftorven zyn; ik wil het evenwel niet op myn reekening hebben, om hun met verkeerde befchuldigingen te verzwaaren. Het fchreeuwt ook altyd duizendmaal meer, wanneer 'er één eenige door een onkundige Vrouw , wien het toebetrouwen der Zieken gewis behoorde ontzegt te worden, om dat zy 'er niet toe geregtigd zy, omgebragt word, dan wanneer'er een Legio door dierlyke Genees-Heeren den Geest geeven; om dat het ook dan niet inoei-  • over de SCHURFT, enz. 181 jelyk is, om een bykomende oorzaak, of toe» val,'t geen ten minften de dood verhaast beeft, te verzinnen. En dit zal dan tot een bewys voor de onreine diertjes moeten verftrelcken , „ dat de Vrou„ wen de Schurft fchielyker geneneezen, dan ., de Genees -Heeren " 't Is ontwyvelbaar zeker, dat als de Wiskunde op geen vaster gronden fteunde, dan dit dierlyk zamenftel en dit bewys, deeze Geleerdheid zou van weinig aanbelang , en al lang in duigen gevallen zyn: vermits derhalven de onkundige, en roekelooze Vrouwen, de fchurfdige uitflag, of de fchurfdige met fcherpbytend vogt gevulde zweertjes', onvoorzigtig, en tot groot voordeel van den Lyder, nu en dan geneezen, daarom moet de Schurft uit dierties beftaan. Het ontbreekt aan geen gevallen van een kwaaden, en doodelyken uitflag van de te rug gedreeven Schurft; (ze mag dan in diertjes, of in een onreine fcherpte der vogten beftaan,) waar aan dè'Vrouwen althans geen deel gehad hebben, ' Daarom zal het dan evenveel zyn, door wien de Schurft naa binnen gedreeven word, en dus vervolg ik wederom myn Logica; want ik heb anders geen Patroonen, maar Ridders, en Barons, zyn alle tegen my gewaapent; zy hebben deze fluitreden voor hun gevoelen. M 3 AU  i8a VERHANDELING Alle uitflag, welke door Geneesmiddelen (en 't is my het zelfde, hoe een uitflag naa binnen gedreeven word, 't zy door te groote koude, 't zy door te groote hitte, 't zy door verkeerde Genees-middelen:) naa binnen gedreeven kan worden, beftaat in diertjes. De uitflag van de Schurft kan door een van buiten aa.ngebr.agte oorzaak, of door verkeerde Genees-middelen, naa binnen gedreeven worden. Derhalven de uitflag van de Schurft beftaat, in diertjes. Dat Smeerihgen, Zalven, en Plaasters nu en dan zeer veel nadeel aanbrengen, en in de eene of ander Lyder zwaarder Ziekte voortbrengen, dan de eerfte Ziekte zelve, is zoo alg riakel, Saffraan enz, welke zeergepreezen wierden , en alle goedkeuringe wegdroegen, ten einde de overvloedige uitflag nog des te beeter te bevorderen: Had die Domoor het daarby alleen maar laaten berusten, myn boezemvriend hadde door zyne gezonde, en fterke lighaams gefteldheid, zynde omtrent 20 jaaren oud, zyne moorddaadige gegeeven Geneesmiddelen zekerlyk overwonnen, en zyne wrede beftuurde handen ontfnapt; dog helaas! om hem fchie. lyk van kant te helpen , moest hy uit zyn verkoelende en verkwikkende rustplaats genoomen, en op een, in een ander kamer, daartoe gemaakt bed, naast een groote vierkante yzeren Plaat -Kaggel, welke met een meenigte hout zeer heet moest geftookt worden, gelegt worden. En alhoewel ik op die tyd my op de Geneeskunde noch niet toeleide , begreep ik rmgthans zeer klaar, dat die uitflag "van den Zieken (nu zou ik met Linn^eus moeten zeggen, die diertjes) zulk een brandende hitte piet konde verdraagen , maar zeer nadeelig moest zyn; 't geen ook de doodelyke uitkomfte wel haast bevestigde; want hy had naauvvlyks één  over de SCHURFT, enz. 185 één uur by die heete Kaggel geleegen, of hy wierd Iangzaamerhand benaauwd, en de roode vlakken verdvveenen hoe langer, hoe meerder; en hoe meer de uitflag infloeg, O is of ik dien ouden flender noch niet vergeeten kan;ik meen dan, hoe de diertjes des te dieper in het lighaam zich begaven), des te heter, wierd de Kaggel geftookt, om ze wederom uit te dryven: maaro jammer! binnen twee uuren,na de verplaatzing by de Kaggel, was de uitflag niet, of beter gezegt, was 'er geen een diertje meer te bemerken ; zy konden de fterke hitte van 't vuur niet verdraagen, en dat was evenwel geen hitte door beweeging, 't geen direct fchynt aan te lopen tegen Bl. 538. No. 16. en toen was hyzo wit als fneeuw: 't is onbegrypelyk, dat niet iemand , deeze zinnelooze moorddaadige handelwyze, die zich tastbaar in dit geval voordeed, bemerkende, zich 'er tegen verzet heeft: dit niet teegenftaande, vervolgde men het vuurftooken met grooter heevigheid. Geen drie uuren verftreeken zynde, begon hy, die op zyn koele bed regt gefchikt voor die ziekte, by zyn gezond verftand was; onverfchillig te worden, zoo omtrent zyn ziekte,des^zelfs voortsnellend gevaar, als van alles wat Ijfogedaan wierde; de ademhaaling intusfchen van t oogenblik der verplaatzing benaauwder wordende, en het klamme zweet zyn angstig lighaam bedekkende: kort daar naa ylde hy fterk, en M 5 ver-  i8ö VERHANDE LI N G vervolgens was hy van alle vermoogens, om nigzints te reedeneeren, t'eenemaal, en zonder ophouden berooft, tot dat hy om de tyd van 7 uuren van dien zeiven avond ftil wierde, en weezenloos, en bykans onkenbaar was; zoo zeer was hy in 4 a 5 uuren veranderd en vervallen, en ik hebbe henftusfchen 8 en 9 uuren van dien zeiven avond met hartzeer zien fterven. „ Wat een gcuaar, om rode diertjes door een heete Kaggel na binnen te dryven. Dus vreezen zommige diertjes wel degelyk de hitte van "t vuur, en ook gewis die van de Zon. Hadde ik op die ongelukkige tyd geweeten, dat alle uitflag, en vooral de Vlek-koortzen, welke met gevaar des leevens naa binnen kan gedreeven worden , volgens Linn^us, in diertjes beftond, die zulk een fterke hitte niet konden verdraagen, ik zoude voorzeeker niets onbeproeft gelaaten , maar alle moeite aangewend hebben, om hem weederom in zyn voorig bed te hebben doen overbrengen, en in 't leeven hebben gepoogd te houden: ten minften, zou ikhem,een op verre naa nietzoo benaauwd, ylhoofdig, noch akelig fterfbed toegeftaan hebben. Dit ongelukkig voorbeeld, hoop ik, zal tot een waarlchouwend voorbeeld voor anderen ver-  over de SCHURFT enz. 187 verftrekken, om die diertjes niet zoo wreedelyk door 't vuur tot hun eigen ondergang te mishandelen: 'k wil zeggen, om door het aanfteeken, en heeviger maaken van de Koortfen, door die vreeslyke uitwendige hitte, merkelyk grooter, dan de inwendige, en voor ons in ge; zonde daagen niet om te verdragen, de ziekte ftoffe naa 't Hoofd, de Borst, enz. te dry ven, en een fchielyk beangftigt einde van ons leeven te maken. Men kan ook zeer natuurlyk begrypen, dat het gevaar altyd veel grooter zoude moeten zyn,en 'er oneindig meer, door een onvoorzigtige, en te vroegtydige, ftneering zouden omkoomen ; indien de Schurft uit diertjes beftond, want, volgens BI. 537. No. 10. „ wor„ den de Infecten gedood, of zy vlieden voor „ de opgefmeerde Geneesmiddelen, en begee„ ven zich in het lighaam "; en deeze vlugt word veroorzaakt , naar Bl. 539. ,-, door de „ uitwaasfeming, of reuk van die opgefmeer„ de Geneesmiddelen , welke deeze diertjes „ fchuwen ", en indien ze het, door naa binnen te vlugten, niet ontvlieden kunnen, fterven zy 'er van. Als men nu voor een onwederfprekelyke waarheid ftelt, gelyk men zeeker verpligt is, dat ieder Infect, ook die van de Schurft, daar on»  188 VERHANDELING onder noodzaakelyk begreepen, zyn eigen leeven, zoo lang zoekt te bewaaren; ('t zy door verdeediging, of verdelging zyns vyands , 't zy, als 't anders niet kan,door devlugt te neemen,) als het hun maar eenigzints moogelyk is, en tot dat einde, alle de voor hun gefpande doo. delyke ftrikken wel degelyk naafpoort, en ook zorgvuldig zoekt te vermyden , dan kan het niec anders zyn, of deeze onreine diertjes in de Schurft moeten maar geduurig op hunne hoede zyn, om de vlugt te neemen op het doen naaderen van die voor hun doodelyke reuk, of fyne uitwaasfeming van zulke Geneesmiddelen, welke zich zomtyds door, en zelfs buiten de vertrekken verfpreid,en welke de dieren,fommige van welke met een voor ons onbegrypelyke fyne reuk begaaftzyn, eerder bemerken, dan wy, fchoon ze noch niet op de huid gefineerd zyn; en zich om hun leeven te bewaaren, in tyds met allen fpoed daar voorpoogen te verbergen : Wanneer nu deeze voor hun vergiftige middelen daadelyk op de huid gefmeert wordan, ontdekken zy die zoo ras niet, of ze vlugten al verder, en dieper in het lighaam; Want zoo het al gebeurde, dat ze op een doolweg waaren,dat is in flagaderlykevaaten, ('t geen in een fchielyke, en onverwagtte vlufgt, wanneer men ligt een verkeerde weg inflaat,door de verwerring gantfch niet vreemd is), waar door ze wederom te rug, en naa de on*  over de SCHURFT, enz. 189 oppervlakte des lighaams gedreeven wierden; geen zwaarigheid voor hun, want zy zouden, om den dood te ontwyken, tegen wind en ftroom opzeilende, of ten minften oplaveerende, zich aan de wanden der flag-aders vasthegten, en al verder voortkruipende, den hun gedreigden dood braveeren. Hielden zy, in tegendeel, hun cours voor wind en ftroom, dan waaren ze gezwind in een veilige haaven, dat is diep in ons lighaam, en dan was 't met ons gedaan; ten zy dan dat men hier ontdekke, en een alleruiterst gevaar voor de beesjes, en een allergrootft voordeel voor den lyder; naamlyk, wanneer de diertjes, in de aderlyke vaaten ingefloopen, dieper in het lighaam indringen, dan kan het bynaa niet anders, of zy moeten met den ftroom van 't aderlyke bloed, door den aandrang van agteren weggefleept, tegen hun wil gevoert worden tot in 't binnenfte van ons lighaam, tot in 't hart, alwaar een onafgebrooken beweeging zonder rust plaats heeft, en daar zullen ze dan, of van vermoeidheid , of door een geftaadige verontrustinge, weinig kwaad doen; of wel den geest uitblaazen, en dan is 'er niets kwaats meer van hun te vreezen voor den Lyder. Maar geftelt zynde, dat dit verfcheiden zoo gemakkelyk niet toegaat; en dat zy, naar maate de uitwaasfeming, of reuk van zulke voor  ioo VERHANDELING voor hun onverdraaglyke Geneesmiddelen dieper in de huid, en tot in het bloed indringt, insgelyks genoodzaakt zyn, zich al verder van de opperhuid te vervvyderen, en zich zoo diep te verfchuilen , alwaar de verdervelyke reuk niet meer in ftaat is, hun te benaadeelen; wat heeft men dan te wagten; wanneer deeze diertjes, op hoedaanig een wyze ook naa binnen gekoomen, en volgens No. 3. 5. 6. 7. 8. 10. 14. enz. met verfcheiden naadeelige eigenfchappen begaaft, de teedere en ligt gevoelige zenuwen afeeten, ofknaagen! Welke eene vreezelyke wanorde moeten ze niet hervoort brengen ! het gantfche lighaam moet wel haast met algemeene, en verfchrikkelyke Kramptrekkingen, vreezelyke Beroertens, enzwelke een haastige dood ten gevolge hebben, aangevallen worden. Men vooronderfhile nu, dat ieder dier, 't zy groot, 't zy klein, zyne natuurlyke aandoeningen; zyne tyden van kwaadheid, van wraak hebbe; en bedenk dan het uiterlle gevaar van deeze- diertjes: en nog agtten veele de Schurft als een beuzelarye; waar van niet te min doodelyke gevallen ons het tegendeel meer, dan te overvloedig bevestigen; behalven nog die, welke door een voorzigtige vergeetenheid onder de aarde gedompeld worden. Deeze diertjes derhalven, en van hunne ge- vvoo-  over de" SCHURFT, enz. igt vvoone verblyfplaats verftooten, en van hun natuurlyk daagelyks voedzel berooft, kunnen niet anders, of moeten maar bedagt zyn, alle die verongelykingen, alle die doodelyke dreigementen, met weerwraak te vergelden, en het lighaam geheel en al in een oogenblik 't onderfte boven te keeren; waar tegen wy vooral behoorden te waaken; en om dit voorzigtig ter uitvoer te brengen, moest men geen fterk riekende fchaadelyke middelen bezigen, om de diertjes naa binnen te dry ven, in plaats van hun te dooden; ten zy 'er zoodanig een gevallig uitgevonden wierde,dat wel de diertjes doodde, maai- ook te gelyk het ontfnappen naa binnen verhoedde, om zoo alle waarfchynlyk gevaar voor te koomen; dog dat zal misfchien veel onderzoek, en langen tyd vereifchen, eer de Weereld met zulk een voortrefielyk middel zal begunftigt worworden; welk vertoeven hier zoo veel te minder nadeel kan aanbrengen, om dat wy toch by voorraad eenige genoegzaame middelen hebben; om hun overhoop te werden, als ze maar omzigtig genoeg gebruikt worden. Liever zou ik van gedag!en zyn, en dit geef ik ter goed- of kwaad- keuringe aan anderen over, of het niet de veiligfte weg was, om een Geneesmiddel uit te denken, waar op de diertjes aasden, en 't geen ze met alle gretigheid aaten, om hun daar door, als door een list  los VERHANDELING list uit hunne Schuilhoolen naa buiten op de huid te lokken, en hun dan onverhoeds, voor dat ze zich weederom konden verbergen in ons lighaam, te dooden; want dan had men althans geen inwendig gevaar te vreezen; en niemand , ook de onkundige Vrouwen niet uitgezonderd, zou dan gevaar loopen, van een onvoorzigtige doodflag te begaan. Alle deeze verre' gezogte omweegen kart men gereedelyk voorkoomen, wanneer men eenvoudig ftelt, dat de Schurft beftaat in een onreine fcherpte onzer vogten; gelyk ik meen, als ik my niet vreeslyk bedriege, bondig betoogt te hebben: en dan heeft men gewis geen gevaarlyken Oorlog, met gevaarlyke diertjes te dugten. Het is ja veel gemakkelyker, en met oneindig minder gevaar verge» zelt, een leevenlooze ftoffe, welke eenig en alleen door de natuur-wetten der beweeging bewoogen word, te verzagten, haare fcherpte te ontneemen, en voorzigtig uit te dryven, dan een haggelyke, en onzekere kans met een magtigen en talryken Vyand te wagen. Alle deeze redenen, voor en tegen de diertjes, wel gewikt en gewoogen, hebben my tot nu toe genoodzaakt, om te befluiten, dat dit opgefmukte zaamenftel der Schurft-diertjes, geen onaartige kortswylige uitfpanninge, en  OVER DE SCHURFT, enz. 193 en fchertzende uivindinge is, waar voor ik het zeker voor als nog houde, en waarom ik het ook hier en daar niet anders, als kortzwylig hebbe kunnen en moeten behandelen, 't geen Rofenft. ook wel van de een of ander verwagt heeft; vermits hy al bladz. 534. in de voorbaat geweest is, zeggende in 't begin, „ Dit „ is geen gevoelen uit korswyl aangenomen . Nergens behoorden fcherzeryen minder plaats te hebben, dan daar 't leven en de dood van vele menfchen van afhangt: doch dit gevoelen ftrookt geheel en al niet met de waarheid der zaak; waarom ik het, hoe dat het door de opgevyzelde nieuwigheid , een ieder toelacht, noch niet kan omhelzen,en het als zeer gevaarlyk agtte; maar het liever met die houde, die de Schurft in een zekere fcherpte onzer vogten ftellen, waar voor het zoo veel eeuwen met recht gehouden is. Niemand denke ondertusfchen, datj als ik zoo algemeen fpreek van de vogten, of van het bloed, dat ik de werking van de vaste deelen op de vloeibaare uitfluite: gantfchelyk niet; de goede en kwaade. gefteldheid van onze vaste deelen, heeft wel zeker de grootfte invloed op onze gezond-of ongezondheid. Het heeft my intusfchen zelvs veelmaaleri verwonderd, hoe dat de Auteurs en Voorftanders, in het befchryven van deeze Infeclen ; N die  104 VERHANDELING die alle oogenblik, door een gewapend oog, van naby waargenoomen, en naauwkeurig naaï het leven kunnen geteekent worden , (de inwendige ontleediging zou buiten twyffel wat moeyelyk vallen, en 'er zou een fcherpzienden en zeer gefchikten Ontleeder met een zeer fyn mesje toe vereischt worden), zoo aanmerkelyk in hunne befchryvingen verfchillen: 'er moest in derzelver omfchryving, en afbeelding geen enkel (tipje verfchil zyn, waar van het tegendeel zoo klaar plaats heeft, dat het van zelfs in 't oog valt. De zaak is te gewigtig, om 'er geen melding van te maaken. „ Bononius heeft deeze diertjes in de Schurft „ het eerft ontdekt, " (anderen kennen deeze eer toe aan Leeuwenhoek) „ en zegt „ zie Sandif. 2 D. 3 St. BI. 607. datze in fy! „ ne kleine waater blaasjes huisvesten , en „ van zommige met een fpeld op de naagels gedaan als vlooijen geknipt wierden, ze „ fcheenen hem een zeer wit bolletje, en j „ door het Microscoop gezien, verbeelden ze „ de gedaante van een Schildpad, witagtin„ van kleur, op de rug donkerder , dan el„ ders, met eenige lange en dikke hairen „ voorzien, gaauw in beweeging, en hadden „ fes pooten ; een fcherp hoofd, en twee „ kleine hoorntjes. Dit alles nam hy in on„ derfchciden perfoonen, en van allerley ou-' „ der-  over de SCHURFT, enz. 195 „ derdom en Scxe, in alle Saifoenen hetzelf„ de waar, " Odit moet wel opgemerkt worden:) „ en van plaats tot plaats holen „ maken, hy zag aan een diertje een lang„ werpig wit eitje. " Uit dit verhaal fchynt het klaar te blyken, a's men het eerfte gedeelte inziet, dat Bononius de diertjes met het bloote oog befchouwt heeft, en dan is het verfchil over hunne uitwendige gedaante nog onbegrypelyker , om dat ze dan zoo groot zyn, datze in hunne juiste forma gemakkelyker kunnen afgemaald worden: ik had ookverwagt, dat Bononius een groot getal eitjes zoude gezien hebben, ,, om datze fchielyk „ en ontallyk vermeenigvuldigen , maar hy „ zag 'er één eenig aan één diertje ". Deeze befchryving van deeze nieuwe fchaadelyke diertjes fchynt al vry naauwkeurig opgemaakt te zyn; en men zou aan derzelver begaanbaarheid bynaa geen geloof kunnen weigeren, was het niet, dat Bononius zelfs 'er eenigzints aan Icheen te wantrouwen, want, in 't vervolg, zegt hy niet Heiliger wyze, dat het zvaarlyk diertjes zyn; maar hy leid derzelver beftaanbaarheid, of liever aanweezenheid uit ongegronde gevolgen af, wanneer hy ververvolgens beiluit; „ Dat het diertjes zyn; „ blykt hier uit, dat ze door inwendige mid„ delen alleen niet te geneezen zyn : maar N i door-.  196 VERHANDELING „ doordringende, en bytende, de diertjes dor> „ dende vereifchen, *t is best naa de genee„ zing nog te fmeeren, om de jongen, en de eijërfjes zoo vee! te zekerder te dooden, „ anders broeijen ze wederom uit, en teelen „ voort, 't geen de Schurft is. " Op drie valfche, en volftrekt tegen de ondervinding aankopende, vooronderftellingen, die ik reeds wederlegt hebbe, en nog verder bewyzen zal, berust deeze gevolgtrekkinge van Bononius: namelyk, de ongegronde ligte befmettelykhcid en voortplanting; het niet kunnen geneezen van de Schurft door inwendige middelen alleen; en cindeljk) dat V dringende, bytende en de diertjes doodende vereischt worden. 'k Heb tot walgens toe beweezen, dat de Schuift niet zoo ligt befmet, niet zoo ligt voortgeplant word, waarom ik dien draad hier zal afbreeken,en ze op de volgende Bl. met weinig woorden eindigen. Als dit gezegde van Bononius fleek kan houden; dat de Schurftdiertjes , doordringende, bytende en doodende uit. wendige middelen , om uitgeroeit te moeten worden, vereilchen; dan moet de verfche ongezouten boter, (welke de zagte oly, „ waar „ door de jeukte en Schurft ook verdwynt " BI- 537- zoo niet in zagtheid overtreft, ten minlten evenaart), een zeer fcherp, doordringend,  over. de SCHURFT, enz. 197 gend , en bytendmiddel, de diertjes doodende, zyn; want daar door heeft Petersen, Koninglyken Sweedfchen Lyf Artz, de uitflag van de Schurft in veelen geneezen ;,' zeggende, ,, Eindéiyk is het ook goed, den uitflag te „ fmeeren met verfche ongezouten boter , en „ zoo daar door binnen agt dagen de Schurft niet weg gaat , " enz. Biykt hier uit niet ten duidelykfte, dat hy door verfche, dus zeer zagte,en geen de minfte doordringende fcherpte habbende, ongezouten boter, veelmaal de uitflag van de Schurft binnen agt dagen geneezen heeft. De Unguentum Nutritum heeft "er duizenden geneezen. 'k Heb nog heden in de maand Oclober 1776'. twee jonge nieuwlings aangeworven Soldaaten alleen door inwendige middelen geneezen, en geen van beiden heeft, noch zagte, nog fcherp bytende fmecringen gebruikt. In 't algemeen is men tegenwoordig van gevoelen, dat de Schurft, of liever, de diertjes door den reuk van Bloem van Zwavel, of door bytende middelen moeten geneezen, of gedood worden; dog 't is ook maar een gevoelen 't geen zoo ras verworpen, als geftelt is: Maar hoe men aan eitjes, uit welke de diertjes vöqrtN 3 k0Q'  luS VERHANDELING koomen, en waar aan men, zoo lang ze eitjes blyven, geen gevoel, geen zintuigen kan toefchryven, nogthans een leevendig-beginzel, toekent, fchynt wat vreemsd; en Bononius zegt, », de fmecring dood de eitjes "« Een ey is immers noch geen dier, maar blyfi Op zich zelfs zonder uitbroeijing, een ey, of een lighaam , dat men, aan zich zelfs overgelaaten, een ongevoelig;, dood lighaam kan noemen , en dat zal het blyven, fchoon bevrugt zynde, ten zy het door een natuurlyke koefterende warmte uitgebroeid word, gelyk zulks uit verrottinge» van zelfs ontftaande, overvloedig blykt; het fchynt althans niet vatbaar te zyn voor den reuk van iets, 't welk men van een verftikkenden'en bytende damp wel moet onderfcheiden. De Hoenders, Vogels enz. fterven zeer fchielyk gelyk ook alle dieren, dooreenig opgegeeten vergif, of door de bytende kragt, en verflikkende damp van 'Swavel, of andere dingen; maar derzelver evers zyn noch voorde reuk, noch voor de bytende fmaak van eenig Geneesmiddel vatbard-; ten zy dat het zoo boven maaten fterk invreetende was, dat het niet raadzaam zoude zyn, om het op onze opperhuid te fmeeren, waardoor welhaast verfchrikkelyke gevolgen, en de dood zelve, zouden ontftaan: voorbeelden van zulk een ongelukkigen uitkomst, door Corrofive of bytende Geneesmiddelen," vind men meer, dan te veel by de Schryvers aan-  over de SCHURFT enz. 199 aangeteekent, en de daagelykfche ervaaringe bevestigt 'er overvloedig de doodelykheid van. Men zou dus wel de Schurftdiertjes, maar niet derzelver eitjes door Oly, Zwavel, Bo, tar , iTabak , enz. kunnen dooden ; of men moest met fmeeren zoo ruuw en hard te werk gaan, dat men door het fmeeren en de diertjes, en de eytj.es te gelyk vernielde, en den lyder daar door fcherpe pyn veroorzaakre?, volgens Bl. 538. No. 13. In hoe verre ook Bononius de ligte befmettelykheid, en voortplanting^ van de Schurft plaats geeft, is niet wel te beflisfen , en men kan met de geheele weereld het tegendeel aan de Voorftanders der dieren overvloedig Maande houden. Maar om dat zy, door het fterk vooroordeel ingenomen, de zaak niet anders willen begrypen, en hunne oogen voor de klaare ondervindinge moetwillens fluiten; zal de Logica voor my het zwaard opvatten, wanneer ze zegt. Al wat ligt befmet , en voortgeplant word, beftaat uit diertjes. De Pest-Vlek-Gal-Rot-Koortfen, Pokken, Mazelen, Loop, Pvooddoop enz. befmetten ligt en worden voortgeplant. N 4  5PD VERHANDELING Ergo, de Pest, Loop, Roode-Loop, enz. beftaan uit diertjes. Of op deeze wyze AI wat ligt befmet, en voortgeplant word, beftaat uit diertjes. De zoo even genoemde Ziekten befmetti ten ligter, en worden ligter voortgei plant, dan de Schurft. Derhalven, de Pest, Loop, Gal -Koortfen enz. beftaan dan zoo veel te meer uit diertjes. Waar zal men dan blyven met verfcheiden naa» men van Ziekten, als de diertjes 'er de fchuld van hebben; by voorbeeld, dan kan een Gal-Koorts, geen Gal-Koorts meer genoemt worden, want de Gal heeft dan geen part, noch deel aan deeze Ziekte: en daarom" vrees ik met 'er tyd voor een verfchrikkelyke verwarringe, want het is onmoogelyk, dat onze naa Neeven, noch' de tot nu toe gedrukte boeken, noch de Ziekten, noch, en dat moet volgen , de Geneesmiddelen tegen dezelve, niet muilen kunnen verftaan. Wat een'ongelukkige tyd iti dat dan niet zyn! Ik  over de SCHURFT, enz. aai Ik geloof evenwel liever, dat Rofenft. te yeel oprechtheid bezit, om voortaan alle Ziekten op den rang der beesten te plaatzen; gelyk LiNNiEUs, die 'er zyn gewigtige reden toe heeft. Als dit nu van alle deeze, en meer andere Ziekten met grond kan gezegt; door de reedenen ondervindinge bevestigt worden; te weten, dat die alle door één eenige oorzaak, dat is, door wormen voortgeplant worden, waar toedienen dan alle die nuttelooze, en althans by de Animalialisten, tot walgens toe gefchreven fchriften, van zoo veele braave , en doordringende verftanden, wier boeken, niet ten onregte, met een angflvallig onderzoek, naar de oorzaaken van alle die gevaar, lyke Ziekten opgeftelt zyn: dan is, en blyft 'er immers maar één eenige oorzaak van alle die gevaarlyke en doodelyke Ziekten meer overig. Wat hebben die uitmuntende Mannen dan niet te vergeefsch gezwoegt en gezweet, ja met gevaar van hun leeven, althans met krenking van hunne dierbaare, en voor 't algemeen, zoo nuttige gezondheid, hunne kragten en vermoogens verfpild, in het opdelven van de verborgen oorzaaken van zoo veele duistere langduurige Ziekten; daar toch nu de eene, dan de andere oorzaak wel her, meest fchynt toe te brengen, tot het vooriN 5 bren'  aoa VERHANDELIN G brengen van deeze of geene Ziekte; en hoe veele oorzaaken loopen niet dikwils te zaamen, en moeten met oplettenheid naagefpoord worden, om eene, en vooral algemeene heerfchende Ziekten te leeren kennen, ja ook dan nog worden de geleerdde veelmaal bedroogen» Bononius vooronderftelt , dog op een valfchen grond, dat de Schurft niet, dan door uitwendige dringende en bytende ' middelen alleen kan geneezen worden; en fchoon dit nu al waar was, 't geen ik door herhaalde ondervinding veilig kan ontkennen; en als dit tot [een] vast bewysi moet verdrekken , dan zyn zeer veele verzweeringen, (welke, zullen zy geneezen worden, vermits inwendige mid» delen {niets helpen, of ten minden veeltyds niets uitregten, maar veel eer daar door van dag tot dag verergeren, door uitwendige middelen moeten geneezen worden), alle haare oorzaaken verfchuldigd aan diertjes, en dat zou ik zeer gemakkelyk wiskundig kunnen bevvyzen, was het niet, dat het tegendeel de gantfche waereld van zelfs in de oogen viel. Men zou haast de onbefchaamdheid hebben yan te denken; hoe zyne onze zeer geleerde Voorvaaderen een reeks van Eeuwen zoo yslyk onkundig gebleeven! en dat wel het verwonderenswaardigfte van alle is; hoe men nog  over de SCHURFT, enz. 203 nog heedendaagsch anders waarlyk geleerde Schryvers aantreft, die aan een opftoppinge van de maandelykfche' ontlastinge der Sexe; aan een gewoone, maar nu belette ontlastinge van de Hsemorrhoides; en aan ontelbaare andere oorzaaken, (van de alleen in de Hersfens verzonnen diertjes hebben ze niet eens gedroomd), diergelyke langduurige hardnekkige verzweeringen toefchryven, en welke alleen door uitwendige middelen moeten'geneezen, 'of zuiver gehouden worden. Dus is dit bewys, of deeze gevolgtrekkinge, ten voordeele der diertjes van geen de minfte kragt. Deeze zweeren, wanneer ze eens geneezen zyn , breeken ook door de minfte toevallige omftandigheid, of verborgen oorzaak dikwyls wederom open; en dit gebeurd meermaalen, en veel ligter, dan dat de Schurft, eens wel geneezen zynde 9 zich andermaal openbaard: wat vind men, onder andere, niet hardnekkige, en jaarlykfche open zweeren der beenen, die,naauwlyks geneezen, op nieuw openbreeken, byzonder van Zuipers van fterke dranken; ten zy men tot die dolzinnigheid verviel, van te ftellen, dat men zich door die fterke geesten, diertjes, de beenen doorknagende, op den hals haalde, 't geen bozwaarlyk gefchieden kan; ook ftryt het tegen Bl. 535? 536. No. 9, en 537. No. 12. Der- s hai- I  204 VERHANDELING halven kan men ook hier uit niets befiuiten om met grond het aanweezen der diertjes te bevestigen. Met veel meer reeden kan, en moet men 't een en ander uit onreine fcherpe, en het lighaam. naadeelige vogten, derwaarts gevoerd, afleiden. Waar van anders, zoo wel de critique, als Symptomatique verplaatzingen der Ziekte - ftoffe, indien het niet is van een tegennatuurlyke en fcherpe ftoffe , welke, de harde, beenderen zomtyds aangrypende, verteert, waar van ik een aanmerkenswaardig voorbeeld medegedeeld hebbe in de Vader* Iandfche Letteroeffeningen; en welke invreetende ftoffe door de werking der Natuur, 't zy ter heilzaame geneezing, 't zy tot een on. gelukkig uiteinde op 't een of ander, meer of min noodzaakelyk deel, verplaatst word» Het onderfcheid der diertjes, 't welk dq een , en ander Voorftander der dierlyke Sexe als zeer naauwkeurig opgeeft, is te aanmerkelyk, om 'er nog niet een woord van te. zeggen. „ Bononius, zie Sandif. 2 D. 3 St. Bl. 605. j, heeft ze in onderfcheiden perfoonen , en ,, van allerlei ouderdom en Sexe, eu in alle Saizoenen dezelfde waargenoomen. 'j Der- ' - [hak  over de'SCHURFT, enz. 205 ven ook dezelve diertjes, in wat voor zoort van Schurft; 't zy drooge, 't zy meer vogtig, 't zy goedaartig, 't zy meer hardnekkig om uit te roeijen: altyd zyn ze gelyk. „ L1N N m V s, zie Sandif. 2. D. 3. St. BI. Ö09. ' noemt dit zoort van Infeélen AcarusSiro, en Z zyn dezelve, welke zich in het meel op„ houden " hy zegt, „ men vindze nooit in „ puistjes (cf blaasjes) maar op eeuen klei„ nen afftand van dezelve in de rimpels . Bononius heeft ze zoo veelmaalen befchouwt, en in de waater blaasjes zien huisvesten, en maakt van de rimpels, waar in ze Linn/eus gezien heeft, in 't minst geen gewag. „ En, „zegt LiNNiEUS, ze gelyken bruine ftipZ> je^ (witte bolletjes zegt Bononius), die met '„ de punt van een naald op de nagel gelegt „ en met de adem warm gemaakt, loopen ". zoo dat ze dan buiten het lighaam, zonder den warmen adem ftil zyn, en niet loopen; dus vreezen zy zeer de koude, en beminnen de warmte, naar Bl. 536. No. 6. maar Rofenft. zegt uit het verhaal van anderen BI. 535' „ dat ze buiten het lighaam eyeren gelegd, „ zich fchielyk en ontelbaar vermeerderd heb„ ben "j dat zonder beweging niet wel mo^ gelyk, ja zelfs volftrekt onmoogelyk is; want eyeren te leggen , en die uit te broeijen 4 vereischt gewis een beweging; waarom men ook  aoö VERHANDELING ook ziet, dat Hoenders, eyeren zullende uitbroeijen , die van tyd tot tyd beweegen: ook bederven de eyeren, zeggen de Öeconomistenj, wanneer men zelfs in den winter, een voorraad van eyeren opgedaan heeft, en die nu en dan niet omkeert, dewyl ze niet geduurig omgekeert zynde, op die plaats, waarop ze lang ftil geftaan hebben, beginnen te verrotten, hier van daan dit zeggen, dat ey is eenzydig, 't geen door de ondervinding bevestigt word. „ En „ dat de diertjes op de huid zelve, in de rim„ pelen der huid, dog let wel, voornaame,, lyk om de randen der blaasjes , (derhalve „ niet in dezelve) gevonden worden ". LiNNaus zegt verder. „ In lang ftil ge„ ftaan meel ontdekt men veele duizenden* van „ deeze diertjes, en van daar is het, dat, als „ de minnen de ontvelde deelen der kinderen „ met bloem van Tarwe , in plaats van het „ ftof der iWolfs-klaauw ofBlaauwfel beftrooi9, jen, die deelen door de Schurft aangedaan „ worden; en geneezen zynde, zeer dikwils, door het beftrooijen met denzelven bloem ,, wederkomt, en zelfs befmettelyk is ", 'c geen beide de grootfte onwaarheeden in zich bevat, en tegen alle onbevooroordeelde ervaringe aanloopt. Hier uit zou men dan met veel waarfchyn- lyk-  over de SCHURFT, enz. ioy lynheid kunnen befluiten, dat, of de diertjes in het meel zelve gebooren worden, en het meel dus hun eigen en natuurlyk Vaderland is; of dat het meel zelve in diertjes veranderd word: hoe zal anders een nieuwe zuivere, en met versch meel gevulde meelbak, waarin voormaals nooit eenig oud, bedorven, of met eenig diertje befmet meel in geweest is,nieuwe diertjes kunnen voortbrengen, daar dezelve nimmer, dan uit eytjes gebooren worden, ten zy dat ze met de Tarwe te gelyk gezaayt.ook met dezelve aangroei jen, vermeerderen, en zich met de Tarwe vereenigen en vermengen. Men vind nog een aanmerkelyk verfchil onder de Auteurs der dieren, 't geen veel te grootis, om hetmetftilzwygente laten voorbygaan: te weten „ LinnjEüs heeft waargenoomen , dat deeze Myters agt poten hebben; derhalven ftelt hy twee poten meer, dan Bononius, die 'er maar zes ontdekt heeft, zie Sandif. a D. 3 St. Bh in notisk Hoe zal men dit aanmerkelyk onderfcheid , 't welk in zulk een naauwkeurige omfchryvinge der zoo veel gerugt maakende diertjes, waarvan het leeven en de dood van millioenen van menfchen afhangt, geen plaats behoorde te hebben, vereffenen, „ doordien de diertjes „ al-  so8 ^VERHANDELING altyd, en in aflerley Sexe dezelve zyn, blyven en gezien zyn ". Volgens Bononius. En dit groote onderfcheid maakt de zaak des te meer verdagt, om dat men geen moeite heeft om de diertjes ter toctze te brengen, want men vind hier of daar wel een eenige Schurfdige; ten minften men vind altyd Tarwenmeel; en bygevolg altyd Schurft-diertjes. Hoe zal men begrypen, dat 'er door het Tarwen meel, met zoo veel duizenden van deeze vergiftige diertjes vervult, en waar meede een aantal van kinderen, zoo in de Steeden , als voornaamlyk op het platte land dagelyksch bepoederd worden , dat 'er zeg ik, nogthans door 't zelve zoo weinig, en ik durf byna zeggen , geen een kind gevonden word, dat 'er door met een uitflag, of de dierlyke Schurft befmet word: het tegendeel heeft veel eer by hun plaats: De vuurige of by hun Schurfdige uitflag der Kinderen word 'er volmaakt door geneezen zonder uijflag : ook krygen de kinderen die uitflag en ontvellinge, voor dat ze ooit met meel • bloem gepoederd zyn, waarvan ik veelvuldige reizen ooggetuige geweest ben; en die kinderen, die by tyds, met de vereifchte voorzorgen, eer dat de uitflag, of ontvellinge zich openbaard gepoederd worden, blyven zuiveren krygen noch vuurige uitflag noch ontvellinge : ten minften, 'er ontftaat veeltyds deeze of geene Roofige uitflag, voor dat 'er ooit gepoederd isT  over oe SCHURFT, enz. 209 is, waar van ik nog zelfs, bebalven door de beide Ouders, en Grootouders,den 15 November 1775, in een kind van agt weeken wederom overtuigt ben geworden: dit kind, by uitneeraenheid door de Ouders, en niet door een flordige minne,zuiver opgepast, had een Roo15ge vuurigheid met uitflag, eer dat het eenmaal gepoederd was; doch genas zeer fchielyk door het nu en dan te poederen: en ik acht het alleen toevallig, en dan nog zeer zeldzaam, wanneer een kind door bepoederd te worden met Tarwen-bloem , een fchurfdige uitflag krygt. Indien het evenwel by toeval gebeurd is, dan kan die uitflag ontdaan zyn, om dat de Ouders, of Minne, uit vreeze voor dien uitflag, om die te verhoeden, zoo veel poeder'er op°ftrooijen, dat die door de pis, of door het uitwaafemend vogt,tot een koek gemaakt, hard word, en die teedere wigten nadeel aanbrengende , de zagte opperhuid ontvelt, en een roosagtige uitflag maakt: of door 't verdoppen van de uïtwerpbuisjes ad pudenda, een uitflag te weeg brengen : 'k Heb ook veelmaal gezien, dat'er Ouders waren, die, uit een verkeerde , en voor de kinderen nadelige voorzorge, de plaats eerst met eenig vet befmeerden, en dan die plaats met poeder, of meel, beflrooyden, op dat de poeder zich des te beter zoude vasthegten; waar uit natuurlyk, nu of Jan, een ontvelling, of uitflag moest gebooren O wor-  sio VERHANDELING worden. Het best doet men , wanneer men telkens, voor het poederen, de plaats omzig. tig met koud water afwascht, en wel zagt afdroogd. Als het poederen der kinderen ad pudenda, zoo veel kwaad veroorzaakt ; hoe blyven dan de overige ontblootte deelen ten tyde van het poederen met meel, altyd vry van de Schurftdiertjes? niet alleen omdat de diertjes zich beweegen , en van plaats veranderen, en een heele Armée aanfteeken, volgens Bl. 536, 538, maar ook om dat het beftrooijen met meel zelfs befmettelyk is: hoe blyft de geheele huishoudinge vry van die befmette meel-poederinge? om dat Bononius 'er by voegt, „ dat de „ diertjes gaauw in beweging zyn ". Sandif, S D. 3 St. El. 607. De geheele buik, billen, en beenen van het kind , maar vooral de handen van die geen, die 't kind poederde, moesten 'er door aarrgeftooken worden; om dat men de ftof van 't meet, hoe omzigtig men ook te werk gaat, op geen zekere bepaalde plaats alleen kan bepaalen; te meer, daar de diertjes zich, volgens Bl. 535• 533- No. 14, zeer fchielyk, en ontallyk vermeenigvuldigen, 't geen niet anders is, dan darde Schurft verbaazend fpoedigword voort-  over de SCHURFT, enz. sn voortgeplant, 't geen hier ten minften niet gefchied. Dccze poederinge met de handen gefchiedcnde, moeten een korst van zweeren, ik meen, van Schurft-diertjes worden ; te meer, om dat diergelyk poederen der kinderen altoos het werk der Vrouwen is, welke met de kinderen zeer ligt befmet worden , Bl. 535- No. 3. „ om dat het wecfzel van haar huid daar toe „ zeer gefchiktis, zoo dat het ongedierte ge„ makkelyker onder de opperhuid kan influi„ pen, om dat derzelver huid weeker en fpons„ agtigér is "; dan moeten en die poederende Vrouwen, en die gepoederde Kinderen, door het gedurig behandelen, en aanraaken van boven tot beneden met Schurft-zweeren bezaayt zyn; „ want, alleen door 't aanraaken konnen „ deeze diertjes van den eenen menfche tot „ den anderen komen ". zie Bl. 535. No. 1. en No. 4. kan dit nu gefchicden door alleen iemand aan te raaken, wat moet een dagelykfch e geduurige en onbefchroprride behandeünge met gepoederde, en dus met befmette, dat is, Schurfdige handen, dan niet uitrigten; cn niet tegenftaande dit alles , niet tegenftaande de zoo zeer ügte befmettinge , zoo blyven en Moeders, en Minnen, en Kinderen onbefmet; •t is onbegrypelyk;men fmyt metvoordagt poeder, dat is Schurftdiertjes op de tedere huid der O 2 Kin*  ü» VERHANDELING Kinderen en Vrouwen, en zy worden niet befmet. En uit dit poederen kan men ook ais een gevolg opmaken, dat de Schurft-diertjes zeer klein moeten zyn, om dat de meefte hunne Kinderen poederen met een daartoe gemaakt zakje van fyn gaas of neeteldoek, om 'er het meel in te doen. Hoe blyven, zou men zeggen, de Moeders cn Minnen, welke de Kinderen beftendig poederen, een oogenblik vry van de Schurft? indien de diertjes in het meel die te weeg brengen, en die zich zoo fchielyk vermeenigvuldigen? Ongelukkige Paruikemakers , Moolenaars, Grutters en alle Meelhandelaars, als Koks , Pasteibakkers, en millioenen van anderen, die zich met de keuken en 't gebak bemoeJjen, en dit is wel meest het werk der Vrouwen, met een weeke en fponsagtige huid begaaft: men vind gewoonlyk by haar altyd meel in de keukens, en derhalven altoos Schurft-diertjes. Ongelukkige enDwaaze! die zich willens, en weetens,ja als met voorbedagten raade befmet» ten, door hunne hairen, of Paruiken, als met een dreevel van fneeuw te laten bepoederen: en, op dat zy die onreine Schurft - diertjes, waar voor anders een iegelyk walgt; dan nog fjes te beter aan 2ich zouden verbinden, en by zich  over de SCHURFT, enz. 213 zich dragen , zich braaf vet laten fmeeren, met pomade ; ja /anderen maken een zalf van pomade, en poeder onder een gemengt, om zo veel te dikker hair te Verwonen; en dat gefchied dan eenig en alleen met dat oogmerk, om in 't vervolg des te meer van die diertjes geteistert te worden, en de Schurft zich gewillig, en als met geweld op 't lyf te haaien* Ik raade u allen, en verwerpt myn goede raad niet; laat u poederen zoo veel , en zoo dikwils gy wilt, maar vermengt altyd vooraf uw poeder met Bloem van Zwaavel; en draagt ten overvloede in ieder zak van uwe klederen, en in uwe hairr.nkken, een {tuk hele Zwavel 5 om een noadzaakelyk en moedwillig lydend Ongemak, zoo veel mogelyk, te verzagteni vergeet ondertusfehen niet, om uwe hoeden* mutfen, kleederen, enz. eensin de week met den damp van Zwaavel te laten doortrekken, op dat 'er geen fchuilplaats voor eenen kleinen, dog talryken en magtigen vyand, om 'er zich te nestelen, overig blyve; om ten minster! at» vrywillige, en tellens gevaarlyke Ziekte eenigzints te ontkragten, en dezelve verdraagelyket temaken; op dat ook door deeze voorbehoedmiddelen de ligte befmettinge met alle rnagfc tegengegaan, en verminderd worde; want hoe kortswylig deeze Ziekte ook mag zyn; de Schurft is wel verre van 'er mede te fpotten; ik wil Z6 O 3 heel  ai4 VERHANDELING heel gaarne , wegens de doodelyke gevolgen, aan anderen afftaan. Laat niemand intusfchen door degeele kleur., wélke het poeder van de Zwavel verkrygt, uit ongewoonte afgefchrikt worden. Defchoonheid, het wel of kwalyk ftaan van iets, hangt alleen af van de overheerfchende Mode, van de fniaak, en altyd van de caprices van iemand, die gezag heeft, en waar over zich dan alle zyne gunftelingen, die de huik naar den wind hangen, dwaaslyk, of geveinsd verwonderen. . De fchoonhekl is veel al een ingebeeld wezen,'t welk niet beftaat, dan in de verbeelding van die, die het hoog fchatten. En hoe belaggelyk het zich ook vertoont, ais het maar door Lieden van aanzien gedaan,of onderfteunt word; dat maakt het allerleelykfte, in korten tyd hetfraayfte, het fierlykfte, 't geen men maar al te veel in den dagelykfchen omgang befpeurd. Men vind ook geen fterveling, die een affchrik van de gele kleur van't goud heeft; en dit heeft hier nog veel minder plaats, om dat 'er niet de zotte Pedanterie, maar onze duurzaame en hoogftgefchatte gezondheid ten uiterften aangelegen legt. Wat zoude derhalven de geheele Waereld, dit Leerftelfel ftand grypende , niet allerellendigst  over de SCHURFT, enz. M$ digst ongelukkig zyn. Men kan ja immers alle géneenzamc verkeeringe met alle Meelhandelaars, Paruikemaakers, enz. niet wel ten eeneinaal affnyden ; fchoon dit anders het veiligfte tegengift tegen die diertjes zyn zoude; want in Moolens, en Paruikemaakers winkels , vind men geen enkel flip , waar men geen ftof, dat is geen Schurft-diertjes aantreft;en veel ligt zyn het alleen de diertjes, die witte bolletjes fchynen, volgens Bononius, die zich over al met hunne fes of agt pooten zoo vast hegten aan de klederen, de huid, de hairen, enz. en niet het ftof van 't meel zelve. Het hoofd te laten poederen, is gewis geen volftrekte noodzaakelykheid. Niemand zoude 'er met reden iets tegen kunnen inbrengen-, als het poederen door den Souverein verboden wier. de; en men zou, zonder de hooge gebiedende magt op eenige wyze te krenken, haast durven zeggen, dat zy 'er toe verpligt zyn, om het met alle ftrenghcid te beletten; want het is zeker, behalven dc genoemde gedugte kwaaien, ma;ir een ingebeelde zwier, en iemand, die het nooit gezien hadde, zou het ten uiterften als grillig moeten verfoeijen, of'er hartelyk om ïaggen; en 'er zouden groote fommen, meerder nuttig voor andere noodwendiger gebruiken , door uitgewonnen worden: behalven, dat nog het poeder, vermengt met het vet der dieren,de zwéetgaatéri vérftoptj oé nuttige uitO 4 waas-  aiö VERHANDELING waasfeminge belet, en alleen daardoor, ('kwil niet eens fprcken van de verzonnen Schuiltdiertjes""), verfcheiden aanmerkelyke en zwaare Ziekten, moeijelyk te geneezen , kan voortbrengen. Doch laat ik liever zwygen, op dat ik geen gevaar loope, van my het billyk ongenoegen , van een geheele Armée van Paruikemaakers op den hals te halen: en 't is ook myn zaak niet, om hun, die wegens de Lazeragtige Schurfdige diepe zweeren, waar mede zy, te weten de Paruikemakers, van 't hoofd tor de voeten dan bezet moeten zyn , een jammerlyk leven leiden, het leven nog bitterder te maken, niet hun het brood uit'den mond te floten, en hun tot den bedelftaf te verwyzen. Of men moet de zaak aldus begrypen , en dan word ze merkelyk verzagt voor de Paruikemakers, en Meelhandelaars; te weten, dat die onreine Meel-Schurftdiertjes even gelyk zyn aan de'Honigbijen, welke, gelyk de Lief. hebbers der Bijen eenpaarig getuigen, hunne Meesters kennende, daarom uit een byzondere achtinge, hun zelden of nooit met hunne ftekende angels beledigen: Dusdanig zal het dan ook zyn met alle Meelhandelaars, die door de diertjes, als hunne naaste vrienden, niet geplaagd worden; en dan is de zaak fchielyk , en gemakkelyker te verklaaren; want ik heb in verfcheiden jaaren, verfcheide Paruimakers > - ft*  over bE SCHURFT, enz. 417 gehad, en niet een van hun heeft de Schurft gehad, noch my befmet; doch de andere menfchen bleven aan 't zelve ongeluk, te weten, de ligte befmettinge der Schurft, onderworpen: en daarom zal ik het maar, zoo lang 'er geen genoegzaame tegenredenen zyn, daar voor houden, om dat ik 'er anders in 't geheel geen kans toe zie, om 'er my uit te redden. Dat de diertjes altyd dezelfde zyn en blyven, kan bezwaarlyk toegeftemt worden van Robert, die, in zyn festiende brief, zegt, „ Leur gales, „ (fpreekende van den ouderdom), font cPune „ toute autre nature, que celles des enfans; ellesfont ,, pelitcs , cuifantes £=? démangent beaucoup ". Hoe is 'tnu te begrypen, dat oude lieden, die 't meeste gedeelte van hun gevoel verlooren hebben, en by wie de zenuwen ftomp geworden zyn, nog meer door de Schurft geplaagd"worden, dan de teder gevoelige Kinders, ten zy dat oude menfchen door een boosaartiger, en hefdger zoort van bytende diertjes,onderfcheiden van die van jonge Kinderen,gebeeten worden, en dat valt de Kinders zeer toe, dewyl het anders voor die gevoelige wigten niet uit te harden zoude zyn; dog dit ftrydt wederom tegen Bononius, die de diertjes in allerley ouderdom dezelve gezien heeft. Beltond de Schurft alleen in diertjes,dan kon ze  ii8 VERHANDELING ze nooit,, als door befmetting voortgeplant worden, 't geen Rofenft* ook toeftemt, Bl. 536. Noi 4. No. 9. en 't geen nogthans veele ontkenner», eh onder anderen de aan geen vooroordeelën gehegte Tiffot, zeggende BI. ±66* §. 347. ,, Een kwaade Leevensregeling, vooral „ het misbruik van gezouten Spyzen, en de „ Morsfigheid, vooroorzaaken de Schurft, die „ egter dikwils door befmetting gekregen word*1 „ Zeer groote Geneesheeren meenen zelfs, dat „ men ze op geen andere wyze krygt; maar ik „ heb, zeer zeker, het tegendeel gezien". Hoefraay dit famenftel der diertjes zich ookaan onze lósfe en vlugtige inbeeldinge vertoone; 't is en blyft altyd een gevaarlyk Syfthema voor de Melancholici, die in ftaat zyn, om van die kleine Schildpadden , Machienes als Olyfanten te vormen, waar door ze lelyk zouden kunnen gehaavent, en wel eens geheel verHonden worden: en ik ftaa geen oogenblik langer iin twyfel; of een in den hoogften graad' Melancholicus, is de eerfte ftigter deezer uitvindinge geweest, en dan valt het my zeer ligt, om de allerongerymdfte, de verfchrikkelykfte, en de nooit gezien zullende worden, wangedrogten, tot een oorzaak der Ziekten te ftellen. Ik wil gaarne bekennen, dat nry dit leerftel- zol  over de SCHURFT enz. 219 zei der onreine diertjes in 't begin vry kortswylig, aartig, en zeer aanneemlyk voorgekomen is ; om dat men dus geen angstvallig onderzoek, naar de oorzaaken van de Schurft, Pest, Roodeloop, Vlekkoortfen, Pokken, Mazelen enz. noodig hadde; en om dat de Schurft een Ziekte van geen belang gereekend word; maar ook, om dat men aanftonds op de been is, met een fmeeringe, welke gemakkelyk kan gemaakt worden; niet veel omflag vereischt; en niet kostbaar is: nu en dan een purgeermiddel by zommigen niet uitgezondert; 't geen my, en anderen, en den armen Zieken byzonder wel zoude te ftade komen, vermits het ons onnodige moeite, en vry wat nuttelooze onkosten zoude befpaaren, want van beide is niemand een vriend; was 'er maar geen 00. genfchynlyk gevaar voor den armen Zieken ingeleegen: en dit laatfte, hoe voordeelig ,hoe gemakkelyk het ook anders zyn moge , is my dringend genoeg geweest, om van die al te gemakkelyke, en minst kostbaare behandelinge af te zien, tot dat ik beter, en klaarder van de zaak zal overtuigt worden; en myne voorgaande gewoonte, welke ik by Sandif. insgelyks geleezen hebbe, wederom op te vatten. Dit zyn 's Mans eigen woorden in een aanmerking tegen RofenJi.Bl541. „ Ik kan hier ten opzigte van alle zoorten van ;, uitflag, (fpreekenüe van de Schurft,;) aan- mer-  ±ió VERHANDELING „ merken, dat men zeer onvoorzigtig handelts „ wanneer men, gelyk de gemeene man " (en nu insgelyks de Geleerden) ,, gewoon is, dién ,, door uitwendige imterzelen te verdryven; s,, veele kinderen hebben daar door het leven „ verlooren, en anderen zyn voor altoos ongelukkig geweest. Het veiligst is, in allé „ zoorten, het lighaam, door bloedreinigende, ,, en zagte buik-openende middelen te zuivei, ren, en dan tot uitwendige middelen toevlugt „ te nemen ". Hoe durft Sandif, die Rofenft. op veele plaatzen met reden tegenfpreekt, in deeze verligte eeuw, tegen het gevoelen van de meeste, en vooral van Lirf n^eus, Geneesmiddelen , het bloed van onrein - en fcherpigheeden zuiverende, voorfchryven?Deeze en meer andere aanmerkingen, fchynen te doen denken, dat Sandif. dit onrein dierlyk zaamenftel niet zeer geneegen is; mogelyk is hem de flank van dat Vee onver" draaglyk. Niét alleen voor Kinderen is zulk een harJdelwyze dikwils doodelyk, of flort hun in ongeneeslyke Ziekten, waar door hun leven merkelyk verkort word; en die tyd, welke ze dan nog leven, allerellendigst, al zukkelende, en met bittere benaauwdheeden doorbrengen, waar door het Gemeene best te vroeg van nuttige Le-  over de SCHURFT, enz. aai Leden der Maatfchappy berooft word, en de tedere Ouders hun zielvergenoegend kroost met feitterheeden aanfchouwen; om dat ze, wanneer hun genoegzaame middelen tot hun beftaan ontbreeken, in de diepfte armoede gedompelt worden, want volgens Rofenft. Bl. 533. „ Is „ de Schurft by geringe of arme lieden „ dies te gemeener: Kinderen van voornaame „ ofryke lieden hebben zelden de Schurft ''. Maar ook de fterkfte menfch moet voor die verdervelyke fmeerzels bukken; en het droevig flagtoffer der ingebeelde Animalialisten worden. Ik hebbe in een klein werkje, over denadeelige gevolgen der Soldaten Stropkousfen, in welke ongelukkige uiteinden ikdagelyksch meer en meer bevestigt worde, getoont, dat het fmeeren, 'tzy te vroeg,'t zy te onvoorzigtig, 't zy te veel, of geheel ondienstig, met een zalf van Bloem van Zwaavel, en dit laatfte, zoo voor, als onder de fmeering, inwendig dagelyksch, en beide een geruimen tyd gebruikt, een fterk Soldaat, nog in zyn beste kragt, zynde veertig jaaren oud, en geen andere ziekte , dan alleen de Schurft onderworpen, heeft ter dood gebragt. Nog een ongelukkig geval, my by ondervin-, dinge bewust, zal ik bybrengen, van een Granadier, een robust fterk .mensch, die door iemand, buiten twyvel ontydig, met een Zwaavel-Smeerzel, zeker ook 'om de diertjes te doo-  323 VERHANDELING dooden, of de uitflag te geneezen, gefineerd, een doodelyke Asthma, gevolgt door het water in de borst, 't welk een gewisfen benaauwden dood ten gevolge had , gekreegen heeft. En wie weet, hoe veelen 'er al op diergelyke onvoorzigtige handelwyze ter dood verweezen zyn. Het gaat misfchien, met het fchielyk geneezen van de Schurft, juist zoo, als met het veerdig , en binnen weinig dagen geneezen van de Venus-Ziekte: welke gezwinde geneezingen zomtyds gelukken, wanneer de Natuur niet alleen alle vlak tegenftrydige, gevaarlyke, en ontydige middelen overwint; ja dat meer is, nog de kwaade Stoffe, ik meen de booze Venus-diertjes, zelve uitdryft: dog dit niet gelukkende, (want het gefchiet dan alleen by toeval, als iemand geneezen word; en de Natuur onvermoogend zynde dit uit te werken) , dan volgen bedroefde toevallen, door welke ik iemand onder het Regiment van de Prins van ■Saxen Gotha, op een deerniswaardige, en ellendige wyze , hebbe zien fterven: hy kreeg een opftopping van water ; ten minften hy waaterde droppelwyze , en nog in een zeer geringe hoeveelheid : mogelyk hadden de diertjes de doortogt van de Pis ingenomen en die aldus vernaauwt: zyn Scrotum zwol zoo fterk op, dat de Penis naauwlyks zigtbaar was: kore  over de SCHURET, enz. s.^ kort daarna openbaarden zich aan 't Scrotum hier en daar zwarte verdorven vlakken; en 't zelve wierd eindelyk geheel en al zwart, als een houdskool: hy kreeg een Delirium, welke hem tot zyn dood bybleef: hy bad een beftendige hik, en hy ftierf als een ellendige Martelaar van Venus. Deeze en meer andere fcortgelykende fprekende bewyzen zyn de droevigfte gevolgen van alle die al te fpoedige geneezingen. Veel ligt, gelyk ik met een woord aangeroerd heb, beftaat de Venus-Ziekte insgelyks uit diertjes, om dat ze een aanfteekende Ziekte, alleen door aanraakinge is, gelyk als veele de Schurft ftellen; om dat ze voorheen hier onbekent geweest, en van elders aangebragt is; om dat ze thans een vry algemeene en ligt befmettende Ziekte geworden is ; en om dat ze ons niet aangebooren is, maar van buiten komt, uit welke omftandigheeden men het beftaan der Schurft voortbrengende diertjes afleid, zie Bl. 534. 535. No. 1. No. 535. No. % No. 8. No. 9. 537. No. n. 538. No. 14. Ik zal ze 'er by voorraad maar daar toe aanftellen, want of ik, of een ander zulks doet, de zaak blyft immers dezelfde. Het meeste, dat my in 't begin van de gedag-  324 VERHANDELING dagten der onreine Schurft-diertjes aan 't waggelen, en eindelyk afgebragt heeft, is, dat men ze, naar myn gedagten, al te ver, en op de meeste gevaarlykfte Ziekten toegepast, en als een eenige oorzaak van alle die reets genoemde, en nog te noemen Ziekten geftelt heeft. Maar in 't byzonder heeft my tot een ernftiger, en oneenzydig onderzoek aangefpoort de gedagten van zulke, die de Schurft, als een heilzaame, en ter geneezing leidende, critïque ontlastinge in gevaarlyke Gal- en Rot* koortfen aangenoomen, en verklaart hebben : en ik wil gaarne bekennen, dat ik met geen mogelykheid deeze ftellinge, op welken boeg ik het ook wende, kan begrypen ; naamlyk , als men de diertjes voor de oorzaak der Schurft aanneemt; anders is de zaak gemakkelyk te verklaren, „ Een heilzaame Crifis is zeker een werking van de Natuur, uit een inwendig beginzelvan de nog overgebleevcn kragttn, en ftrekkende ter geneezing. Anders word een Crifis van zommige omfchreeven, ,, een fchielyke en haastige verande. 5, ringe van de Ziekte, verzelt met nieuwe ver„ fchynzelen, welke zich aanfionds verloenen, tot ,, een beter , of erger /laat , en zomtyds met ,9 aanmerkelyke ontlastingen , of met de daarop n vol-  over de SCHURFT, enz. 215 „ volgende, of ook %vel vergezellende neêrzettïn. „ ge van de ziektefiofe. Een crifis, ik fpreek hier altyd van een heilzaame , mag van andere anders befchreven worden: het is en blyft altyd een werk van de ten beste zorgende Natuur, uit een inwendig bcginfel ; en hoedaanige veranderingen 'er ook ten tyde van de crifis voorvallen, de Natuur doet altoos haar best, om zich by de gezondheid te bewaaren, of de gekrenkte te herftel* len. Dus begrypt men ligt, dat een van buiten sangebragte omftandigheid, hoe toevallig ook* geen de minfte oorzaak geeven kan tot voort^ brengihg van een crifis. Een crifis; door de Natuur gebrouwen wordende , of pas begonnen 4 of reeds merkelyk aanwezig zynde5 kan meri Wel bevorderen, als! men de Natuur voorzigtig volgt; men kan ze nog gemakkelyker door verfcheide zaakeh, als door een misflag in de nier: natuurlyke dingen, door verkeerde geneesmiddelen, gemoeds-aandoeningen enz. overdwarsfen en tegen gaan: Maar een fcheidinge der ziekte tè willen hervooft brengen , en de; Natuur op een verkeerde wyze met geweld te dwingen, of liever te dwarsboomen , zoudé éérder een doodflag zyn, dan eene geneezingè te bewerken.  2.26 VERHANDELING Wanneer derhalven in gevaarlyke ziekten, gelyk Rot-en Gal-koortfen, enz. de Schurftdiertjes, (men mag dan niet meer zeggen de uitflag van de Schurft uit een onzuiver bloed), als een criüs mogen en moeten aangemerkt worden, dan is deze crifis geen werk van de goedertieren Natuur, uit een inwendig werkendeoorzaak ontftaande ; want de Schurft-diertjes, en bygevolg de Schurft insgelyks, komen, van elders buiten het lighaam; dan is men ook in ftaat, om zelfs, fchoon het voor de Natuur nog veel te vroeg ware, een crifis daar te ftellen , ('t geen ik tot heden nog van niemand gehoord hebbe, en 't geen volftrekt met gevaar, indien niet met den dood gepaard gaat;, vermits wy geen Meesters , geen Overheerfchers, maar Dienaars van de Natuur zyn), want de diertjes van de Schurft kan men of d or een befmette aanraaking van iets, of iemand ligt verkrygen; of het zekerfte door een befmettende Inenting iemand doen deelagtig worden. Derhalven ben ik ook altyd in ftaat, zo veelmaal een crifis te weeg te brengen, als ik maar wil, en zulks goed vinde; gefield zynde, dat zoodanig een mensch vatbaar is voor 't ontvangen der diertjes; en zy zouden 't hem niet eens vragen. Dus kan ik insgelyks de Natuur noodzaaken, om een geheel anderen weg in te flaan, dan zy, ter voorkoming van den dood, volftrekt nodig oordeelde: ja dan verklaar ik alle zo-  over de SCHURFT, enz. 22? godanige voor moedwillige, althans voor onvoorzigtige doodflagers , die niet altyd, ten minften in alle mogelyke gevallen, de Sehurftdiertjes in eenen dood kranken, of gcvasrlyken lyder, by wien de Natuur te dom, of te onvermogend is, om een gunftige crifis te maakten , doen overbrengen door de befmettinge der Inenting, om datze het allerzekerfte plaats heeft. Dit moet men altyd voor zeker vooronderftellen, dat, zo 'er een crifis door een Schurfdig uittlag-diertje, in een zieken zonder Inëntinge ontftaat, dat 'er dan het een of ander ligt befmettend onderwerp moet tegenwoordig zyn geweest: ik weet ook niet, dat men opgemerkt hebbe, dat 'er meer, dan den zieken met de Schurft bezet worden , alhoewel dit niets zoude befiisfen; maar ik moet zulks wegens de ligte befmettinge evenwel eens op de baan brengen, Eén eenig eitje in een rimpel van de huid gelegt, is alken genoeg om de Schurft, dat is een crifis, te weeg te brengen, om dat de diertjes buiten het lighaam zelfs eijeren hebben gelegd, en die uitgebroeid zyn geworden. Edoch waar toe nog al dien vergeeffchen omflag, om een eitje te zoeken, en dat zeer voorztgtig, om het niet te kwetfen, van de p 3 hUld  228 VERHANDELING huid te ligted, en op een ander liphaam te plaatfen. Een zieken , om des te zeke'rder te zyn, dat hy de Schurft zal krygen, van boven tot beneden te poeijeren, is alleen in ftaat om dat uit te werken: en daarom quod fieri potest per pauea, non fit per plurai Nt> tura femper paiicis contenta.- Dit gevoelen , gewis meer kortswyl'g en fchertzende, dan ernftig en waaragtig; wil ik •wel openlyk bekennen, fchynt zo verheven, en zo verward, dat ik voor de diertjes als nog geen plaats vinde, waar dat zy by my zullen geinquartierd worden. Men verband op deze wyze, indien niet geheel, ten minften voor het grootfte gedeelte, de ontaarding van onze vloeibaare deelen, aan welker naauwkeurige kennisfe ons wel zeer veel gelegen legt. Alle Schryvers, rogthans oordeelen niet alzo van de oorzaak der Schurft: men vind 'er nog, die,geen blinde Slaaven vanLiNN^us zynde, de gezonde reden, en de dagelykfche ervaring tot hun rigtfnoer houden; 'er is ook geen beter Leidsvrouw, dan deze twee, en die zyn in alle gevallen de veiligfte. Bal dïngek, zie Sandif. 4 D. 1 St. Bl 283, zegt, „ De Schurft ontftaat uit een ont- „ aar-  ovür de SCHURFT, enz. 229 „ taardinge der Tappen, en niet van diertjes " (dit fchynt Sandifon ook ftilzwygende toe te (temmen) , „ is in Hospitaalen „ meer, dan eenig andere ziekte te geneezen, „ en is niet altyd van denzelfden aart; want „ in zommigen ontftond de koorts door de Schurft " (en dan moeten de gewoone „ Koortfen insgelyks, volgens Linn/eus, „ uit de diertjes haar begin neemen), „ in „ anderen bragt dezelve een zeer goede fchei„ dinge, (crifis) der ziekte te weeg " (en dit laat zich zeer gemakkelyk begrypen, en verklaaren), „ en fomrnigen kreegen ze door ,, befmetting. Dit is zeker, dat de Schurft ,, dikwils andere ziekten verzelt, of een uit„ werking van dezelve is, en dat zy fomtyds „ groot gevaar voorfpeld", (Als nu de Schurft ecu uitwerking van andere ziekten is , dan kunnen de diertjes onmogelyk op liet tooneel verfchynen, ten zy dat die andere ziekten ook haar geboorte van de diertjes rekenen ; en dan ftaat het in de magt van die kleine diertjes, om, door 't voortbrengen van alle foorten van gevaarlyke ziekten, ons in een ogenblik te doden: of indien ze een goede luim hebben, ons, door het daar ftellen van een heilzaame crifis, van den dood te bevryden. We mogen dus wel op onze hoede zyn om ze niet te vergrammen; maar ze liever tot pnze boezemvrienden te maaken: ik wil ze ten. P 3 min-  &39 VERHANDEL! N G minften door geen zwavel-damp reden geven om toornig op my te worden, want ik kenne hunne loze, en boze ftreken by bevinding.) „ Als de huid hare kragt verliest, de öft^ „ waasfeming verminderd word, de Soldr.sfc „ zich niet genoeg zuivert, raauwe en onver„ teerbaare fpyzen eet, als hy wormen in „ de darmen heeft, vuil water drinkt, en „ eindclyk zyn fappen tot verrotting overhel„ len", Cgelyk blykt in de Rot - kcortfen), ,, of als hy nog zwak, en van vorige Ziek„ ten nog niet herfteld zynde, te veel eet, 9, dan is zyn lighaam zoo geftcld, dat het ,, gemakkelyk de Schurft kan krygen ". (Deze zyn ja alle oorzaken, waar aan de diertjes geen het minfte deel hebben). „ Somtyds 9, ontftaat de Schurft uit de Scheurbuik ", (derhalven ontftaat de Scheurbuik uit wormpje.«), „ en het is een ieder bekend , hoe vee„ le ziekten geboren worden, als de Schurft „ te rug gedreeven is; en dan is 'er geen „ kragti^er middel, dan Veficatoria, en Ka;npher in Amandelmelk". (Beftond de Schurft Uit diertjes, en waren ze na onze ingewanden gejaagd, ze zouden zich zeer behoedzaam wagtcri voor de vehemente werkinge der fcherpe fp-aanfche vliegen, om daar door we* derom voor den dag te komen.) „ Wordt de „ long door de Schurft aangedaan, dan kan O men de kwaade toevallen aanftonds afwee- ren,  over de SCHURFT enz. 335 „ ren , als men door bet Sulphur auratum „ antimonü eenige brakingen verwekt. In „ het algemeen word de Schurft kwalyk be„ handeld" (dat zeer waarfchynlyk is,)„hy ;, begint met een zagt afvoerend middel, „ B. V. het poeier van Rhabarber en Ipeca„ cuanha, voorts laat hy drinken gerftenwa„, ter, of een drank uit Rad. Graminis^ Chi„ r.c, Scorzoncra, enz., en geeft alleen in die „ gevallen, als de fappen zeer taai zyn, de Hnitdranken. Somtyds heeft hy de Mercurius Dalcis, Aethiops Mineralis, en het „fpiesglas gebruikt. Dog hy heeft zeer veel „ nut gehad uit het baden van warm water, „ als hy naderhand, om de uitwaasfeming te „ bevorderen, zeer veel thee liet drinken. „ Men kan niet genoeg aanpryzen de Zie„ ken met zeep te wasfehen. De vogtige „ Schurft, welke door een zware ontfteeking „ en verettering verzeld word, vereischt, ge„ lyk Störck zeer wel aanmerkt, alleen „ verkoelende en verdunnende middelen; in „ deeze foort zyn alle andere middelen fcha,, delyk. De zwelling en pyn vorderen fom„ tyds uitwendige middelen; het Unguentum „ aJbum cum camphora, met veel Boomoly „ vermengt, verzagt fomtyds de pyn buiten„ gemeen, en werkt niet als een famentrek„ kend, maar als een verzagtend middel ". P 4 Dee-  233 VER HA NDE LING Deeze fmeering zoude vooral, wegens de veel. beid van de zagtrtreelende Boomoly, de goed;keuringe van Bononius niet wegdragen; „ want „ 'er worden bytende , en de diertjes dodende „ middelen gevorderd ". zegt by met de Ani* malialisten. „ De Schabies,zegt de Auteur verder, volg* „ de gcmeenlyk op de Rot-koortfen, en kwam ,*, met deze en de Scheurbuik bet naaste over- een. Op de meeste plaatfen van het lig„ haam, fomtyds ook in 't aangezigt, bad„ den ze groene korsten. Hy verdeeld de ziek- te in drie tydperken, in de uitbotting, het ,, zweeren en de opdroogirg ". (dus niet in de uitroeijiug, of het doodflaan dér diertjes) „ In den beginne zoude men dezelve, gemakke- lyk met den Geest-uitflag konnen verwarren, „' dog in h vervolg onderfcheid ze zich ge„ makkelyk door de groote zweeren : by „ de minfte verkouding klaagden ze over onlydelyke hoofdpynen , en dan zwof„ len de klieren der oxelen , en liesfcher.' „ was de hitte al te groot, dan was de pyn ondraaglyk. Om dat hy zelve de Scabies t, gehad heeft, wanneer hy naauwlyks van de andere, hier voor befchreeven ziekte, vol- komen herfteld was, heeft hy des te beter y derzelver toevallen leren kennen. » ?n  pvER be SCHURFT, enz. Q33 ■ „ In de Soldaten was de groene korst dik„ wils met hair bezet. Onder de Geneesmid„ delen heeft hy voornaamlyk gebruikt het „ Oly van Koptrraot tot twee drachmen in een „ drank van agt pinten, door Helmïch fterk „ aangepreezen: hy gaf tevens zeer veel vm „ dunnende dranken, en veel zeep, om dikwils „ te wasfchen. Was de zwakheid zeer groot, „ dan deed hy de Gtobuli Mariiales in het „ water. Openbaarde zich de loop door 't in„ flaan, dan kon dezelve geftuit worden met „ kleine giften van de Ipccacuanlsa en Rhei om dat daar door de fcherpe Loop verwekkende ftoffe uitgedreven, en de verdere prikkelinge tot afgang aan de Ingewanden ontnomen wierde. Men vind hier in deeze afzienly. ke Schurft geen het minfte gewag gemaakt van Zwavel, en evenwel zyn de lyders geneezen* Deze brede orafchryvinge , zo der oorzaken, toevallen, als de genees-wyze, zyn die niet alle de overtuigende bewyzen, welke men, zonder verre gezogte beuzelaryen , allerklaarst kan begrypen? En zyn dit, zonder de Wereld maar zo wat op de mouw te willen fpelden, geen meer, dan overvloedige redenen voor een ontaarding , of fcherpte in de vogten , waar uit namurlyker wyze een uitflag, of de Schurft; p 5 kan  234 VERHANDELING kan en moet geboren worden? Beftond de Schurft uit diertjes, en is ze tegenwoordig zo ligt te genezen; hoe is het dan mogelyk,,, dat „ iemand in 't Groot Hospitaal te War„ schouw, geduurende drie jaren lang de „ Schurft, welke eiken zevenden dag te voorj, fchyn kwam, behouden heeft". Zie Sandif 5 D. 4 St. Bl. 775- Men durft immers niet ftaande houden; ten minden men zou veel moeite hebben om te bewyzen,datze aldaar zulke onkundige Genees», en Heelmeesters hebben, die, zulk een ge wig tige post aanbevolen,is de Bloem van Zzvavet in de eerde plaatfe, en vervolgens meer andere tegengiften, als Tabak, Oly,zie Bi. 537. No. 10. tegen die onfchuldige diertjes, in deze, zo zeer verlichte eeuw, niet zouden gekend hebben: en ik twyfel 'er geen ogenblik aan, ofdezen, door de ingebeelde, en op het Spinnewebben Vlies danfende diertjes , geplaagden lyder zal , in die driejarige tyd , van binnen en van buiten bezzuaveld zyn geweest; zo dat zyn geheele lighaam met de uitwaasfeming , indien niet geheel van Zwavel bezwangerd is geweest, ten minden Zwavelachtig zal geroken hebben, waar door de diertjes, in dien langen tyd, voldrekt hadden, moeten fterven.  over de SCHURFT, enz. 235 Is de Schurft zo ligt befmettelyk ? en vermenigvuldigen de diertjes zo ontallyk? dan is liet zeer te verwonderen, dat in dien tyd van drie jaaren, waar in ze ruim tyd gehad hebben, om millioenen van Naneven voort te telen, alle de bedienden, en de overige Zieken van dat groot Hospitaal niet befmet zyn geworden, dat zekerlyk zou gefchied zyn, als dit gevoelen door de onbedriegelyke bevinding bevestigd wierde. „ Beftaat, herhaal ik nog eens, de Schurft „ uit diertjes? Vermeenigvuldigen zy zich zoo „ ontallyk ? Is de Schurft zo zeer ligt befmettelyk "? Wat is de Mensch , het Pronkbeeld van zyn Maaker, dan vooral boven vele andere redenloze dieren , niet ongelukkig op deze Wereld geplaatst! hoe blyft hy een enkel ogenblik gezond , en vry van de Schurft ? Waarom fterft hy niet dagelyksch, als een gepynigde Martelaar dier onreine diertjes, door duizend doden? Ja hoe bereiken wy alle een tiende gedeelte van onzen leeftyd? welke, behalven door de diertjes gcfoltert te worden, met een groot aantal van andere dodelyke ziekten moet worstelen. Driewerf ongelukkig voor my, als een Schurfdigen drie jaar onder myne bezorginge Was, zonder hem te hebben kunnen geneezen; 't geen  2j6 VERHANDELING t geen my evenwel ook zou hebben kunnen ten dele vallen; waar voor my den Hemel tot heden gunftig behoed heeft: was ik zo ongelukkig geweest, myn verdriet ware eindeloos, en 't zou my tegen myn zin dingen doen in 't werk (lellen, die ik in andere zou moeten veroordeelen En dit moet niemand verwonderen, als hy begrypt,en gelooft met den Ridder LiNNiEus, die de Brand van het koorn, Cde andere Ziekten van het graan zyn ook buiten alle twyfel reeds diertjes , of zullen het wel haast worden; ten minften, de waarfchyntykJieid pleit 'er zeer voor; maar ze zyn misfchien gelyk, aan die der kinderpokken , die zo klein van Linnteus gefield worden, dat ze tot heden toe, voor een gewapend ,oog ongenaakbaar syn), insgelyks onder de diertjes rekent, gelyk men zien kan by Sandif. 5 D. 5 St. Bl. 638. „ Linn/eus heeft in de Brand van het koorn „ diertjes gezien, welke zich in het water be„ wogen, na twee dagen tot elkander nader„ den, en een weeffel maakten, dog de werk„ tuigen van derzelver beweging " (buiten twyfel wegens derzelver ongemeene kleinheid) „ niet kunnen ontdekken ". Zy zullen nogthans welhaast een plaats krygen in de volgende uitgaaven ; en deze diertjes zyn alleen inftaa» dat Linnsus een nieuwe Phyfiohgia, Genera en Species Animalium laat herdrukken, want Sandif. zegt vervolgens, ,, In de laatfte, of  - ©ver de SCHL\RFiT, enz. 23? „ of twaalfde uitgaave ", (en dit was al in 't jaar 1709. Wie heeft van zyn leven iets diergelyks ongerymder gehoord), „ heeft Linn-sus „ de Rhinoceros niet meer onder de Glires, „ maar onder de Bclluct geplaatst ". (Mogelyk rolt hy 'er in een later druk wel eens wederom onder). ,, De Vkcdermuis is onder de Primates „ gebleven ". Dit zal Linn^us zekerlyk fparen tot de volgende uitgaven, om de herdrukken te vermeerderen, „ en ze dan, vol,) gens Koestner, onder de Bestia fchik„ ken ''. Sandif. 5 D. 3. St. Bl. 640. Koee. reuter zegt by denzelven 6 D. 4 St. Bl. 862. „ Voorheen wierd deze Vogel door Linj „ NiEüs ook tot de Meropes gebragt; doch in „ zyn laatst uitgekomen famenftel brengt hy „ dezelven tot de Upupa ". Wat moet men van zulke en diergelyke fchakeringen, die in 't Ryk der Planten insgelyks aan te treffen zyn, denken ? Men raadplege maar flegts alleen over dit ftuk den kundigften Kruidkenner Da. vid Meese, wiens ontydigen dood de Kruidkundigen zeer betreuren. 't Is derhalven een uitgemaakte zaak , de Ziekte van 't Koorn beftaat in diertjes, „ want „ LiNNiEUs bevestigt het ''; en de Ziekte Van 't koorn brengt, volgens Tisfot, die verfcheiden waarnemingen van andere heeft by een verzamelt, de allcrvreeslykfte, en byna onge- nees-  23 C VERHANDELING neeslyke Ziekten voort; dus nog erger dan de Pest zelve. Ellcndigfte, en onder alle gefchapen Wezens , ongelukkigfte Mensch voorwaar! die het brood, gebakken uit koorn, 't welk ziekelyk is, en bezwaarlyk gekent. met moeite gezuivert, (dat is de vergiftige diertjps te doden)» en onverfchillig, ja zonder eenig kwaad ver" moedengegeeten wordt, geen oogenblik, als 't ware, kan ontbeeren. De pap • eetende wigten moeften al in de wieg verfmoord worden i en allerbitterst fterven voor dat men hun de nodige , en gefchiktfte hulpmiddelen , welke nog niet genoeg tegen die veelvuldige Verfchrikkelyke kwaaien ontdekt zyn, konde toedienen; zo verwoestend zyn deze Ziekten, zo al vernielend zyn deze bloeddelooze diertjes; zy moeten het fterkst vergif bykans evenaaren ; en daarom zegt Tisfat. by Sandif. 3. D. 3 Sr. Bl. 250enz. „ Het brood uit zulk ziek moederkoorn 5, gemaakt, gist nooit goed, kan niet wel ver„ teerd worden, is flymerig , zwaar, veroor„ zaakt walgingen, en is in den jaare 1758 ,, oorzaak van veele (kepende buik - en huid,, ziekten geweest : hebbende of ftuipen, of „ het vuur veroorzaakt. Sommige kreegen de „ Vallende ziekte , en wierden naderhand p naauwlyks geheel van dezelve verlost. Sommi-  over be SCHURFT enz. 239 ., mige wierden zinneloos en bleeven tot den „ dood toe bot. „ Te Marburg was deeze Ziekte niet vry van „ befmetting; 't geen nergens anders waarge„ nomen is. In Bohcemcn, in 't Jaar 1736. be„ gon de Ziekte met een lastige prikkeling der voeten, even of 'er mieren over dezelve lie„ pen; kort daarna wierd de maag door zeer „ zwaare pyn aangetast; van daar ging het on„ gemak naar de handen, en begaf zich eindelyk „ naar het hoofd. Op de tintelinge, of prikke„ linge der handen, en voeten, volgde een „ famentrekking der vingeren, handen en voe„ ten, welke de allerfterkfte mensch niet kon „ beletten, zoo dat men zou gezwooren heb„ ben, dat de leden , welke op verfcheiden „ wyze getrokken wierden, uit malkander zou- den gaan. Door een fterk gefchreeuw ga„ ven de lyders te kennen, dat hunne voeten „ als gebrand wierden , terwyl het lighaam s, door het zweet als wegdreef. Na de pynen ., wierd het hoofd zwaar, en met draaijingen „ geplaagd, voor de oogen vertoonde zich een dikke damp. Sommige wierden geheel blind; „ andere zagen alle de voorwerpen dubbeld. ,, Zy vergaten zich zelve , waggelden even als dronke menfchen, en waren zinneloos. „ Sommige wierden dol, andere zwaarmoedig, 0, andere flaaperig. Die 15 jaaren oud waren, kree-  24'3 VERHANDELING j, de Vallende ziekte, en de meeste derzelven „ ftierven. Deeze Ziekte wierd vergezeld door „ eene agterwaardfche Kramptrekking, en uit j, den mond kwam een bloederig fchuim van een geele of groene kleur. Doof de ftuipen ,i wierd de tong dikwils beledigd, én by fom« j, mïgen z-vol dezelve zoodanig op, 'dat de fpraak belet wierd, en eene groote quantiteit kivyl uit den mond liep. Die maag py j, nen hadden, kreegen na eene braaking, de „ Vallende ziekte , en ftierven. Die na dè „ prikkeling huiverig wierden , eh door de „ koude als verftyfden, wierden aan de handen en voeten minder getrokken, Op alle deeze toevallen , volgde een onverzadelyke „ honger. Zeer weinigen hadden een afkeer 3, van 't eetèn. Aan den hals van ëen lyder openbaarden zich Bitbones, die eg er geen „ Pestbuilen waren. Deze verwekten onverdraaglyke en brandende pynen, en uit dezeiven kwam geele etter. Op de voeten van „ eenen anderen kwamen vlakken te voorfchyn 9, gelyk aan die van Vloo-beeten, welke agt ,, weeken ftaan bleeven. Het aangezicht van j, fommigen wierd zeer leelyk door veele vlaki, ken. In twee huizen ftierven ze alle. Onder 500 Zieken , waren 300 Kinderen benee„ den de 15 jaar. De verfchrikkelyke toeval„ len, en ftuipen, de leden , het hoofd, de „ oogen en lippen op een wonderlyke wyae aars'-  ov.ér de SCHURFT, enÈ. 241 „ doende, en het gebruik der zinnen volko' ,i men belettende, konden door geen midde4 len gefluit worden: fommige, die geneezen wierden, waren zeer traag van verftand; In „ anderen was 't eerfte toeval een doofheid „ in de beenen, waarop.fchielyk pyn volgde; ,j een ligte zwelling zonder ontfteeking, eene 5, koude paarfche kleur, verfterving en afval;, ling van het lid. „ In Sohgne was de pyn gering, wierd ook „ niet vergezelt door Koorts, de lyders ge;, bruikten geene hulpmiddelen,maar de Neus, „ Handen, Armen, Voeten, Beenen, Dyen , ;, verftierven en vielen af. Andere wierden „ door verwonderenswaördige ftuipen aange;, tast. Een Boer wierd door deeze ziekte aanr •i, getast; het vuür deedt aanftonds alle deTee, ,, nen afvallen van dep. eenen voet, vervolgens die vart den anderen, daar na het overige L der Voeten, en eindelvk het Vleesch van beide de Beenen, en Dyen, zoo dat niets, „ dan de bloote Beenen, overig bleven. „ Een Moeder, drie Dogters, en twee Zoonen verlöoren zeeven Beenen, en vier Voe„ten; en van alle twaalf Voeten bleef alleenlyk één over. $ Sommige wierden door verfchrikkelyke Q in-  242 VERHANDELING „ wendige pynen geplaagd, die door de warm,, te van 't bed, of van de lugt merkelyk ver„ meerderd, en door het gevoel van een ver„ fchrikkelyke koude vervangen wierden. „ Dit lastig gevoel, van de uiteindens der „ leeden beginnende, verfpreidde zich vervol„ gens tot in de Armen, Schouders, Beenen „ en Dyen, tot dat zy door een verfterving „ uitgedroogd, en, zwart geworden zynde,af„ vielen. „ Men heeft menfchen gezien, die zonder „ etnige pyn gevoeld te hebben, één of meer leeden van eene vinger, door verderving „ aangedaan, en afgevallen in hunne hand■„ fchnenen, of kousfen vonden. De leeden s, vielen af, en men zag in rHotel Dieu men„ fchen, die niet meer dan den romp hadden s „ en egter verfcheiden weeken in 't leven blee„ ven, alzoo het afvallen der leeden niet ver„ gezelt wierd door een bloedftorting. Van „ T20 Zieken, zyn 'er naauwlyks vier of vyf „ doorgekoomen. 'k H ib reeds te veelgezegt van die verfchrikkelyke, van die moorddaadige Ziekten, welke voor geen Geneesmiddelen wyken, en die nogthans door zulke önzigtbaar kleine, dog met règt al vernielende diertjes voortgebragt wor den  ovEtt de SCHURFT, enz. 24.3 den, om 'er met grond voor beducht te zyn : en wie zoude durven gelooven, dat zulks metde gezonde reden kan over een gebragt worden. - - De fchrandere en doorkundige Tifot, zich met wezenlyke, en voor 't menschdom nuttige overdenkingen bezig houdende, denkt hier geheel anders, als hy zich dus uitdrukt. •IvïWwo. ioov si TSfi» ah ai v.is-j ?.?Hn^M, „ In het Ryk der Planten zyn verfcheide - vergiften, welker wyze van werken wy niet " weeten. Onder deeze behoort ook het Moe\ der Koorn. Het zelve heeft eenen walgagti" gen, en fcherpen fmaak, waar in het over" eenkomt met de meeste verdoovende vergif" ten. Dit Koorn fchynt een vergift in onze " vogten te brengen, 't welk, als wanneer het T, zelve de Zenuwen, prikkelt ftuiptrekkingen; ", dog als heft Bloed in een ftaat van verrotting ,, doet overgaan, het Vuur verwekt Lees ^Sandif: 3 D. 3 St. BL 265. Deeze ontdekking der diertjes breid LiNj, n«Os nog verder uit op de Koortfen met uit„ flag, en mogelyk, zegt hy, zyn de diertjes „ in de etter der pokjes ongemeen klein, en daarom onzichtbaar ". Sandif. 5 D- 3 St. k 638. Q a In  244 VERHANDELING In het vervnjg zullen de diertjes der pokken wel zeker gezi.m befchreven en uitgebeeld worden, en dit zal wederom gelegenheid geven , om zoo niet de Genera, ten minden dö Species Animalium te vermenigvuldigen, en een nieuwe druk op te leggen. 't Is nogthans zeer fyn uitgedagt, dat de Pok-* diertjes önzigtbaar zyn: maar waarom zvn die Infecten her eerst in de etter te voor onderftellen, daar zy toch met het begin der Ziekte moeten tegenwoordig zyn? als de magteloosheid, huivering,Koorts, brakingen, en verdere toeval en zich beginnen te vertoonen, en de uitflag op de huid noch niet zigtbaar is; want de diertjes, als de eenige ware, oorzaak der Kinderziekte geftelt, moeten , zonder enige de minde bedenkinge, voor dat 'er zich het geringde kenmerk openbaard, of op, of in het lighaam post gevat hebben; oin datze van elders aargebiagt worden: of de diertjes moeten uit, of in de etter d-or verrottinge geboren worden, 't geen niemand gaarne zaltoeftaan; en dan zyn ze ook geen oorzaak, maar een gevolg der Pokjes. Mogelyk. en ik fla geen ogenblik langer in bedenki g. zyti 'er twee voorname Hoofdzoorten van Pokdiertjes, waarvan de eene foort zeer goedaartig zynde , zeer goedaartige , of on  over t>e SCHURFT, enz.
e SjCH UR PT, enz. 249 Zie daar G. L. myn plan; en op dien voet zal ik jaarlyksch voortgaan, om myne nieuwe ontdekkingen mede te delen; en dit kan ik des te.gemakkelyker ter uitvoer brengen, om dat ik, de voorgaande drukken niet uitgezonderd , ook in myn twaalvde veranderde Uitgaave, verbetering durf ik niet zeggen, ten minsten de fpecies van fommigen, indien niet het geheele Genus der diertjes, zal verplaatzen , en eene andere verfchikking maken; behoudende nogthans eenige voor my overig, om die in de voigende Drukken van tyd tot tyd te verfchikken. En dan vrees ik voor niemand ,dan voor Sandifort, die van C: C:Linnê, over zyne befchryving der zeldzame Planten, zegt, De tytel fchynt alleenlyk veran„ derd te zyn, om dat het werk by een an- , der gedrukt word Sandif 5 D. 3 St. Bl. 635. en of ik my dan deeze eigenbaatzugtige en fchandelyke openbare berispinge regt- matig, of onregtmatig zal op den hals halen, wil ik liever niet onderzoeken. Om nu tot myn voorgeftelde taak weder te keren, en die ten einde te brengen, zo zegt Linn^eus in zyne Verhandelinge; de Exanthsmat: Vivis, door Nyander verdedigd, „ Dat de Schurft, Kinkhoest, Pokken, Ma„ zelen, en de Pest aan Infecten moeten toege„ fchreeven worden. Den Roodenloop houd hy Q 5 vo°r  250 VERHANDELING „ voor eene Schurft " (dat is Infecten) „ in ,, de darmen, en fchryft denzelven toe aan „ eene foort van Acari, zynde vonrnament„ lyk daar toe overgehaald geworlen, door „ het geval van den Heere Rolandir. Dees4 „ in het huis van Linn^us wonende"(derhalven een getrouwe ie veraar en aanbidder van de grillige gedagten van Linnjeus) , ,, kreeg de loop, en wierd door Rhabarber, „ en verdoovende middelen geneezen ; na „ verloop van agt dagen kreeg hy dezelve „ Ziekte, en wierd wederom door dezelve „ middelen herfteld: agt dagen daar na kreeg „ hy voor de derde reize den loop, en dit ,, gaf gelegenheid, dat men de oorzaak zeer ,, naauwkeurig onderzogt " (Het blykt vooraf dat het een zeer goedaartige Loop (Diarrbaa) geweest zy) „ Linn^eus raadde hem, „ te zien; of, in 't geene hy ontlaste, ook „ eenige I ifecten gevonden wierden „ (en dit zeggen was alk.en genoeg om ze 'er dadelyk in te vinden,) „ en hy ontdekte daar „ in zeer veele Acari, welke met de Acari „ Farina veel overeenkwamen. De oorzaak, „ waar door deeze dierrfes in het lighaam kwa, men fchoof men op den drank, welk n hy „ des nagts gebruikte " (wonderlyke invallen voorzeker! om de fchuld op een eenvoudigen drank te werpen), „ en denzei ven onderzoekende, vond men in den beker, die uit  over de SCHURFT, enz. 251 uit hout, van Jenever Boomen gemaakt was, „ eenen witachtigen ftreep, naauwelyks voor „het bloote oog zichtbaar, welke ftreep, „ door het Microscoop onderzogt, niet anders „ was, dan eene groote menigte vat Acari van „ dezelfde foort, als die, welke Rolander in „ den afgang ontdekt had '? (en dit kon niet wel anders.). „ Wanneer men water in den „ beker goot, veranderden zy niet plaats": dit gefchiede zekerlyk door de beweging van het water, waar voor zy een afkeer hadden; als men des fomers water in een vat heeft, waar in wel haast wormen of Infecten geboren worden, ziet men in een ogenblik,dat de diertjes, als men maar de minfte beweging in het water maakt, zich aanftonds van de oppervlakte verwyderen, en den bodem van 't vat naderen: dus hebben deze diertjes ook de witte ftreep zeker in hezettiuge gehouden, 'k Verwondere my daarom ook geenzins, dat deeze diertjes zich op gelyke wyze, (wanneer men den beker onbedagtzaam aanvattende, of fchuddende , 't geen door den haast in tyden van Ziekte altoos gefchied; en vooral, wanneer-men geen fchyn van vermoeden op diertjes hebben kan) wederom na die witte ftreep, hunne gewone verblyfplaats, begeven hebben; en hebben zy dat gedaan, waar aan ik niet twyvele, Rolanders loop was door geen fchyn-Infecten, maar door een andere oorzaak, herhaalde reifen wedergekomen. maar  252 VERHANDELING „ maar midden in den nagt begaven zy zich „ op de oppervlakte van het water, alwaar zy ,, tot tien uuren des morgens hun voedzel zog?» ten, en zich naderhand wederom na hunne „ plaats begaven "•: derhalven fchynen zy, gelyk de Vledermuifen > Nachtuylen,enz. onder de nachtdiertjes geplaatst te moeten worden, en, om datze te gelyk in 't water leefden, zou men deze, ter naauwkeurige onderfcheidinge van anderen van hun foort, met andere infigten begaaft, en het water niet beminnende, of des nagts rustende, Nagt - Water-Loop-Diertjes kunnen noemen, om alle war orde in 't vervolg te ontduiken. „ Deeze Aedri hadden weinig „ ongemak van verfcheide vogten, welke men „ op denzelven goot; door Oly liepen zy onbe„ fchadigd"(zy verfchilden dus van de Schurft diertjes, die door den Oly gedood worden, of zy vlieden 'er voor, BI. 537. No. 10.) „ Doch „ Brandewyn, en voor al de Tiftuur van Rha„ barber "(dat Roland: rs geluk was.) „ kon,, den zy niet verdraagen, welk laatite vooral „ opmerking verdiend, vermits het bekent is, dat de Rhabarber in de Loop zulk een voor„ treffelyk middel is. Naardien nn deeze Inj, feéten zoo gemakkelyk in het lighaam komen „ konnen, zoo oordeeld LiNxaius dir ook „ de reden te zyn, dat de Schurft, en Loop ,, zonder befmetting dikwils geboren woraen ; „ daar in tegendeel de Infeéten, welke, de Pest Pok-,  ©vér de SCHURFT, enz. 253 „ Pokjes, en foortgelyke Ziekten veroorzaa„ ken, niet by ons waargenomen worden, en „ in goederen , of door menfchen, tot ons moe„ ten gëbragt worden •'. (Om dat nu de Loop, en de Schurft zonder onderfcheid het gantfche jaar door waargenomen worden, zo moeten de Loop-en Schurftdiertjes, geen Trekdiertjes zyn, gVlyk die der Pest, Pokjes en diergelyke , want Linn^us voegt 'er by,) ,, Dewyl eindelyk alle Infecten, die deeze of „ fóoitgelyke Ziekten verwekken, niet op ee„ nen en denzelvden tyd Waargenomen worden, ,, zoo kan men ook reden geeven, waarom „ eenige Ziekten tot vaste jaargetyden be„ paald zyn ". Zie Sandif. 3 D. 5 St. BI. 586. 587. Indien hét eert natuurlyke eigenfcbap van deze jGalopdiertjes is, dat zy het Jenerbomen houd, om daar in te nestelen, eyeren te leggen , die uit te broeyen, en als 't zand der Zee te vermenigvuldigen, beminnen; dan fchynen dip, die geen eétvateni, noch drinkfchalen Uit dat hout hebben, en voor al die, die *er vart 't midden van de nagt tot des morgens 10 uur geen gebruik van maken, geen gevaar te lopen , van door die Loopdiertjes overrompelt te zullen worden; en met al den huisraad van Jenever bomen hout gemaakt af te fchaffen; en 't onfchuldige hout zelfs, aan onze hiüfen den ni-  254 VERHANDELING invoer te ontzeggen, zou men misfchien alle Loop kunnen verbannen. De Schurft-en Loopdieftjes fchynen dus fchadelyke voortbrengzels van Europa te zyn : en wie zal hunnen tegenfpreken, dat fommige der andere, als de Pestdiertjes, uit Turkyen geboortig zyn: andere zyn misfchien met oude , bedorven 'myterige Ryst van de Oost herwaarts overgevoert, voor welker tranfport geheel Europa weinig verpligting heeft aan den eeriteri Schipper, die ze voor ballast geladen heeft. Niet t' onpas valt my in handen de Gazette Salutaire a Bouillon No. 34. du jeude 21 Aout 1777. alwaar Boijer zich dus uhlaat. „ Vob- fervation que je donnc ici, elle eft fcrupuleu,, femcnt vraie, & c'ejl quclque chofe aux yeux „ de ccux qui [gavent tres bien comment quelque- fois les ócrivains arrangcnt les fails qu'ils rop° ?, portent ". In 't algemeen ontwoord ik op dit verhaal, 't zy waar, 't zy door een melancholieke inbeelding verzonnen,dat,als ééneenig geval,tot een algemene Regel, vooral in de Geneeskunde, moet aangenomen worden , dan ben ik alle ogenblik inllaat, om de reeds lang beproefde kragten van zeer vele Geneesmiddelen, zeer gemakkelyk t' onderfte boven te keren, en door, 't h>  ver de SCHURFT, enz. 255 't invoeren van nieuwe, een gehele verwerringe te veroorzaken: hoe veelvuldige reyfen verwekken de Jalappe Rhabarber, Senebladeren en foortgelyke,alken Brakingen:en Ipecacuati' ha, en Tartarui Emeticus. Afgangen zonder brakingen: Evenwel blyft een ieder van die zyn eigen kragt behouden. Uit één byzonder geval iets op te maken, is, in het ftuk van redenkaveling, de valscbte en ongerymfte van alle bedriegelyke fluitreden. Un Exemple, s'il peut en citer un, nt fait „ loi, " Tijfot dans Ponanisme, pag. 84. Herhaalde gevallen, die men niet van opgefmuktheid kan verdenken, zyn zelvs veeltyds niet genoegzaam, om 'er onwrikbare gevolgen uit te trekken: 'k zal maar weinige voorbeelden om myn gezegde te bevestigen bybrengen: Wanneer zekere Juffrouw een voor haar zeer aangenaam purgeermiddel wil gebruiken, dan eet zy 's avonds te voren gebraden, of gekookte Kastanjes, en dan heeft zy, den volgenden dag, gewaonlyk drie, ook wel vier ontlastingen, waar van ik een lyst zoude kunnen opgeven, en ik kan my niet erinneren, dat het in 15 jaar eens gemist heeft: zynde dit des te verwonderlyker, om dat zy gewoonlyk aan verftoppingen onderworpen is, zo dat zy in een zekere ongefieldheid, wel ver-  256 VERHANDELING wel verre nogthans van eenig' foort van Kolyk 9 vier weken zonder eenige ontlastinge heeft doorgebragt; zynde nog daar 'en boven genoodzaakt om,; voor een Laxeermiddel, een dubbelde , ook wel een drievoudige hoeveel- , heid te gebruiken; en niet tegenftaande dit, heb ik de uitwerking der Kastanjen zo dikwils opgemerkt, als zy die gegeten hadde. Doctor Cyrüs kent nog heden een Kapitein* die, wanneer hy 's avonds te voren hard gekookte eyeren eet, de volgende dag verfcheiden afgangen heeft. .fDen zei ven .Geneesheer kent nog een Dame, welke, als zy een Loop (Diaahaa) heeft, dezelve altyd kan floppen, wanneer zy gelegenheid heeft, om rype wyndruiven te eten. : Wie zal nu zo dwaas,' zo waanwyszyn, om uit zulke herhaalde gevallen, tegen alle reden,' en tegen de ondervinding, door zo veel jaren,' ja doör een reeks van eeuwen bevestigt,'hardnekkig te willen beweren , dat gebakken Kastanjen, dat hard gekookte eyeren, voor een ieder gewone purgeermiddelen zyn; of dat rype druiven , om een loop te fluiten, altyd móeten gebruikt, en aangeprezen worden, fchooii ze in de meeste gevallen, dog niet om te floppen, van nut zyn; indien een rotagtige floffe,' en niet een verflappinge der ingewanden'er oorzaak  over BÈ SCHURFT, enz. 25? zaak van is. Men kan hier noch aan de inbeelding, noch aan 't geval, noch aan een op die tyd byzondere gefteltheid, niets toefchryven* om dat noch de Kastanjes, noch de harde eijers, niet als een purgeermiddel; noch de rype wyndruiven, om te floppen, gegeven, maar toevalliger wyze, door de ondervinding dikwils bevestigt geworden zyn: ook zoude het ten uiterften te verwonderen zyn, dat een fterke verbeeldings kragt altyd, en jujst op die tyd, zo veel vermogen, en die zelfde invloed op ons lighaam konde oeffenen; en dat onze Natuur ook dan altyd gedienftig genoeg was, pm aan die verdwaasde inbeeldingen te gehoorzamen ; 't geen althans op het eerfte gebruik niet wel kan toepast worden. Ongelukkig dan de zodaanige! allerongelukkigst de Melancholici ! wier hersfens zoo onafgebroken met de dwaaste, met de grilligfte verbeeldingen bezwangert zyn; indien hunne Natuur, of kragten genoeg bezat, of dwaas genoeg was , om ze op te volgen; welhaast wierden zy in hout, Steen, en affchuwelyke gedrogten veranderd. Men zou op de verhalen van LiNNiEUs al een zonderlinge Crifis konnen maken , en ze, volgens de uitdrukkinge van Boijer; of, fchoon met andere woorden, op de leest van Sandif. fchoeyen,dog dit zal ik tot een betere gelegenheid verfchuiven. R Stel  258 VERHANDELING Stel eens voor een ogenblik, dat bet geval van Rolander, die zekerlyk gezworen zal hebben in de woorden van Linn^us, gelyk niet onduister uit het gantsche verhaal in alle deszelfs opgenoemde omftandigheden blykt, de waarheid geweest is, waar voor ik niet durve inftaan , dan kan men hier uit noch niets ten voordeele der Loopdiertjes befluiten: daar uit volgt alleenlyk, dat 'er diertjes met den afgang, waar in men zonder de Loop te hebben, geduurig diertjes zal ontdekken, zyn ontlast geworden; maar daar uit op te maken, dat deze diertjes, als de eenige en voorname oorzaak van die Loop, en ook die van alle anderen , moeten gehouden worden, ftryt tegen de gezonde reden, tegen de dagelykfche ervaringe. Het komt my ook gnntsch niet onaanneemlyk voor, dat , 'als Linn^eus deze Strontdiertjes vooraf, zonder die gezien te hebben, uitgetekent hadde, dat men dezelve juist zo in die vuile drek zoude gevonden hebben. Dat nu dê Loop van Rolander zich een, en andermaal op nieuw geopenbaard heeft, moet niemand verwonderen, als men maar alleen gade flaat de verdovende, dus doppende middelen, welke Linn/eus ter wegneeming, of ftuiting van dien Loop, zonder twyvel te vroegtydig, en dus verkeert voorgefchreven heeft. Op  over de SCHURFT, enz. 259 Opdat nu Rolander geen nadeel van die verkeerde Geneeswyze in 't vervolg zoude ondervinden, noch de bittere vrugten van de Opiata befunren; heeft de gunstig werkende Natuur, de nog in 't lighaam te rug gebleven, en nog niet genoeg uitgedreven onzuivere ftoffe, andermaal getragt uit te dryven; 't geen zy altoos poogt te doen, en waar in ze nooit misflaagt, zoo lang haar geen genoegzaame" kragten ontbreeken, waardoor zy, en de in het lighaam agter gebleven fcherpe prikkelende ftoffe der Ziekte; en voor al de verkeerde, of t' onpas gegeven Geneesmiddelen kan, en moet te boven komen, en veeltyds dadelyk overwint! eri indien zy dit niet vermogend was, waren de meeste Lyders het flacht-offer der verkeerde aangewende Geneesmiddelen ; welk ongelukkig lot ook niet zoude gemist hebben Roi ander te treffen; en dat is in dit geval de eenignigfte en waarfchynlykfte reden van de wederinftortingen van Rolander in een herhaalde Loop; door welke hervatte aanvallen , zoude hy in 't vervolg gezond, en niet blood geftelt worden aan een fmeltenden dodelyken Loop,of eenige andere langzamerhand uitteerende ziekte , de fchadelyke ftoffe zo lang , en zo dikwerf moest uitgeworpen worden , als 'er vereischt wierde, om welvarend te kunnen leven; Hoe menigmaal herhaalt de Natuur een voordeelige Loop, in welke te doen ophouden R % door  fi6o VERHANDELING door vcdovende middelen, onzen dood gelegen was, als we ons oogmerk ongelukkig genoeg bereikten. Hoe veelvuldiglyk word een Loop ' p een heilzaame wye vernieuwd, zonder dat men, met eenige mogelykheid , de waarfchynlyke oorzaak, ook alle naauwkeuri. ge oplettenheid aangewend zynde , kan ont. dekken; of zonder een tastbare misflag in de levens regefrag begaan te hebben* eene niet, of naaUwliks merkbare verftopping van de uitwaasfemende buikjes veroorzaakt meenigwerf, en zeer gemakkelyk nieuwe en hardnekkige aanvallen van een Loop; vooral in lieden,die door d' een of ander Ziekte eenigzints verzwakt, gevoeliger, en dus ligter vatbaar geworden zyn, voor de geringde van buiten aankomende omftandigheid, welke de kundig* fte Geneesheer veelwerf niet kan doorgronden, en door de opmerkzaamfte Zieke niet kan ontdekt worden. En dit moet niemand verwonderen, indien men maar met een vlugtig oog eens naagaat de 'grote hoeveelheid der uitwaasfemende ftoffe; welke volgens Rofenflein Bl. 25Ó. in de pokken, „ wanneer twee „ derde gedeelte van de huip vry was, zoo , groot is, dat 'er dan nog ten minften ne„ gen Oneen van deeze uitwaasfemende ftof„ fe te rug gehouden worden , welke door haare fcherpte, indien dezelve geen uitgang „ vind, veeftyds Zinkingen, Koorts, (en dede Loop kan men hier gewis niet uitfluiten)  over de SCHURFT enz. s6i ten) voortbrengt : hoe veel te meer dan in een lighaam zonder pokken, waar in van de oppervlakte van ons lichaam derhalven ruim 27 oneen uitwaasfenvt; dog waar van een ruim gedeelte kan te rug jretmuden worden; en deze agtergebleven ftoffe; nu op de darmen vallende, kan ligtelyk een Loop en wel een herhaalde Loop daar ftellen.: ook bewyzen de dagelykfche gevallen overvloedig deze ftellinge: Een zieke, met een Loop aangetast, geneest niet zelden door een overvloediger uitwaasfeming ; en deze onvoorzigtig opgehouden wordende, komt den Loop wederom te voorfchyn; of wy moesten zo konftig zyn, dat we door 't vermeerderen, en verminderen der uitwaasfeminge , of van 't zweet, diertjes konnen uitdryven uit ons lighaam, en ze ook wederom in 't zelve inbrengen, en dan zou men haast tot dat belaggelyke moeten vervallen, om te ftellen, dat onze uitwaasfemende vogten, diertjes waren ; of dat die in diertjes veranderd wierden, en dat de diertjes alzo uit onze vogten zonder eitjes geboren wierden. Dat nu deze Loop van Rolandt.r juist twemaal na elkander zich .wederom geopenbaard heeft, daar van kan de oorzaak zeer verborgen'geweest zyn: dog deze reden voldoet zeker weinig, en daarom zeg ik liever, dat de ware oorzaak kan, en zal geweest zyn; dat die fcherpe Stofte R 3 door  262 VERHANDELING door verdovende, en derhalven door te vroeg floppende middelen, in de darmen ingekhristert, zich niet heeft kunnen ontlasten: maar Van tyd tot tyd is opgezamelt, vermeerderd en wederom fcherp geworden , de enigzmts verzwakte en ligt gevoeliger geworden ingewanden heeft geprikkelt, en de Natuur, die prikkelinge, ter afweringe van Roi-anders dood, hem door die verdovende middelen gedreigd, te regt volgende , dezelve ter volkomen genezinge heeft ontlast ; of dat, gelyk ik met een woord reets aangemerkt hebbe, de onzigtbaare uitwaasfeminge, welke de nog in 't lighaam opgehouden fcherpe ftoffe veelmaal ontlast, verftopt zynde , een en andermaal op de darmen gevallen is; de zenuwen derzelver aangedaan en geprikkelt heeft, en alzoo den yorigen weg, den Loop namelyk, wederom gezogt, en gevonden heeft, en gevolgt is, 't geen te dikwerv gebeurd , en te we] bekent is, dan dat men 'er een ogenblik aan zoude twyvelen: Een overvloedige uitwaasfeminge kan een Loop volmaakt geneezen: en eene verhinderde of verminderde, een hardnekkige Loop veroorzaken, of langduurig-maken. Men weet uit de gevallen, dat, de uitwaasfemende ftoffe, fcherp wordende, de hardftë beenderen kan verteren; geen wonder dan , dat  over de SCHURFT, enz. 263 dat men in fommigen, de fcherpte dier ftoffe, gelyk ook die van de bedorven gal, enz. ras bemerkt, wanneer ze ontlast worden, en de zodanige ondervinden wel haast een aandoenlyke pyn uit een ontvellinge aan den anus, door de fcherpe en fomtyds brandende ftoffe gemaakt, welke ontlastingen, indien die veelvuldig zyn, de Loop genaamt word.-geen wonder dan, dat van deze in 't lighaam dooi: verkeerde Geneesmiddelen opgehouden ftoffe een nieuwe en hernieuwde Loop ontftaat, door een, gedurige vernieuwde prikkelinge der Ingewanden. Dat nogthans die Loop net op den bepaalden tyd van agt dagen zich twemaal wederom geopenbaard heeft, is enig en alleen een werk van de Natuur geweest, welke door de vergaderinge der ftoffe daartoe is aangefpoort geworden, e.11 welke duifenden voor ons onbekende, en diep verborgen wegen, om zich te redden, en ons in 't leven te behouden, weet en inflaat: en dan is die tyd enkel toevallig aan te merken, 't geen ook alzo wel de derde, vierde, fesde, als de agtfte dag had kunnen voorvallen, Het ontbreekt in de Geneeskunde aan geen voorbeelden van ziekten, en onder die van Koortfen, welke, behalven de gewone op zeR 4 ke».  264 VERHANDELING kere bepaalde uuren dagelykfche aankomende, en afgaande koortfen, alle fes, feven , agt dagen, enz. een vasten tyd zeer geregeld houden: Wie is toch ftaat, om daar van een voldoende reden te geven; of ze moest daar in gelegen zyn, dat my al vry waarfchynlyk toefchynt, en het behaagt my des te meer, om dat ik 'er, als ik my niet verfchriklyk bedriege, de eerfte uitvinder van ben, en dat is al wat groots in deezen tyd: te weten, dat men niet alleen vooronderftelt, mnar voor zeker aanneemt, dat 'er even zoo veel foorten van koorts-diertjes zyn, als 'er koortfen gevonden worden , en dat derhalven ieder foort van diertje, ook zyn eigen foort van koorts voortbrengt; en dan is de zaak ligt uitgemaakt.- Vind men derhalven diertjes, die zich alle dagen, om den anderen, derden, vierden, fesden, - agtften dag , enz. met nadruk doen gevoelen, en den lyder kwellen , dan brengen ze foortgelyke koortfen voort. Past dit nu toe op de Loop-diertjes van Rolander, dan is alle duisterheid, waar over de grote Boerhave zo jammerlyk gezwoegt en gezweet heeft, eensklaps en voor altoos uit den weg geruimt : en dan zou men, ter beter onderfcheidinge, deze diertjes met den bynaatu van gt - daagfche ■ nagtLoop-diertjes kunnen beftempelen ; of mén kan  over be SCHURFT enz. «165 kan ze ook met den naam van den eerften uitvinder vereeren. Het verwonderd my zeer, dat men, om het geval nog des te meer blykbaarheid by te zetten, niet gemeld heeft, dat Rolander juist om den agtften dag uit dien houten beker, waar in de Infeéten zouden geweest zyn,'en wel des avonds, of des [nagts alleenlyk gedronken heeft; en ook dan was dit ééne geval noch niet in ftaat, om daaruit, met volkomen zekerheid , algemeene gevolgtrekkingen in de Geneeskunde op te maaken; want dan zou ze geheel op zulke losfe fchroeven rusten, dat men met grond vrezen zoude, een Genees-of Heelmeester raad te plegen, ®n Genees - middelen te gebruiken. Als zulk een wyze van Redekavelinge doorgaat, dan wil ik de gantfche Wereld de 0genvërblinden, en dan durv ik ftoutelyk bevestigen , dat , wanneer een Kwakzalver , (Sit venia verbis:) een lang geduurd hebbende ziekte, waar op een uitmuntend Geleerd , Man zynverftandiedel en ftomp gewerkt heeft, geneest; dat dan zulk een Waaghals, en niet zelden de domfte Keerl, die men ooit ergens aantreffen zal, in geleerdheid overtreffe dien door en door verftandigen Geneesheer. R 5 Maar  s.66 V E'ïR HANDELING * , Maar hoe is toch deze Loop in Rolander 't allereerst ontftaan, daar hy te voren welvarend was; ten minften het gefchiedkundig verhaal maakt geen het minfte gewag van eene voorafgegane ziekte: en een mensch gezond zynde, misfchien nog jong, en bygevolg wel flapende, gebruikt zekerlyk geen Geneesmiddelen ; ten zy hy lust hadde, om zich met geweld een ziekte op den hals te halen, en dus zyn dood te verhaasten; vooral neemt hy die des nagts niet, om zich , door het verbannen van de verkwikkende flaap, des te fpoedigerte ontkragten; tenzy hy het pad ten enemaal byster was, en fporeloos dwaalde. Rolander heeft dan te voren uit dien fchadelyken Beker, uit Jeneverbomen hout gemaakt, niet gedronken, en nog minder in den nagt; of hy moest, zonder dat hem iemand ooit konde geneezen, ook door geen verdovende middelen, abyd aan de Loop ziek geweest zyn; (en ook dan waren het nog geen diertjes); want ik geloov nog niet, dat (zulke Slaap-verwekkende middelen, zulke fterke tegengiften tegen die diertjes zyn; en, fchoon genomen , • ze waren dodelyk voor hun, zo zou LiNNiEUs zich wel zorgvuldiglyk gewagt hebben, om Rolander zoo veel opium te geven, dat daar door al.de diertjes zouden geftorven zyn, en de Loop opgelnsuden hebben; of Rolander, en zyn Diertjes zouden fe ge- lyl:  over de SCHURFT, enz. 267 lyk voor eeuwig in flaap geraakt, en ten grave gedaald zyn, om dat 'er wegens de ontallyke menigte der Loop - diertjes een goede dofis van 't Heulfap zou vereischt zyn geworden O Ik vinde in 't verhaal by Sandif. ook niet aangetekent, of hy de diertjes met een gewapend, dan met het blote oog befchouwt heeft; indien dit laatfte waar is, moeten ze buiten twyvel vry groot geweest zyn, 't geen ftryden zoude tegen het gevoelen van Linn^us, „ zy „ zyn , zegt hy, door een Microscoop be„ fchouwt, bruine flipjes, fandift 1 D. 3 St. „ Bl. 609. want de Schurft-diertjes zyn klein, 9, en bezwaarlyk te zien; en deze Loop-ver- wekkende diertjes waren evenwel van dezelf,, de foort, als men in de Schurft ontdekt ". Zyn die zeer klein geweest, en naauwlykg zichtbaar; hoe heeft men die dan zo omftandig kunnen omfchryven, om ze in den rang der Schurft-diertjes te plaatzen? ja hoe heeft men die dan onbefchadigd door den oly kunnen zien ïopen? daar de oly , hoe zuiver, hoe klaar ook, het gezigt, ten minften het fcherp, en naauwkeurig zien, zeer belemmert, 't Is ligt te begrypen, dat zy de beste, dus fcherpe en helder doorfchynende Brandewyn niet hebben kunnen verdragen; want, hoe taay dat ze ook an-  tró VERHANDELING anders zyn, tegen de fterkfte Brandewyn zyn ze niet beftand, en die kunnen ze niet verdragen; en geen wonder; de fterkfte keerl moet 'er voor bukken» Was het gemene, en derhalven roodagtige , enigzints donker -doori'chynende Brandewyn geweest,dan begryp ik met geen mogelykheid, hoe men zulke kleine beesjes, zelvs door een Microscoop, zo van naby heeft kunnen befch uwen, om ze onder een zeker foort van dierjes te fchikken. Liever houde ik ze voor vry aanzienlyke grote beesten ; en dan zyn het buiten twy vel geweest van die foorten der diertjes, die men zo veelvuldige reyfen in den afgang met een halv gefloten en flaperig oog, en wel op enen verren afftand, gemakkelyk kan ontdekken; en die zich veeltyds, indien niet altoos, in den Endeldarm ophoudende,en aarsnraden genoemt, een lastige jeukte veroorzaken; welke onaangename gewaarwordinge en tegen natuurlyke prikkelende aandoeninge, verder medegedeeld aan de afgelegener darmen , door gemeenfehap met derzelver Zeenuwen, een fterker, dan gewone beweeging der darmen te weeg brengten daar door een Loop daar geftelt heeft, 't geen gantsch njet onmogelyk is, en menigwerf voorvalt. Maar om nu uit dit verfchynzel te willen be- we-  ©ver be SCHURFT, enz. 269 weren, dat een Loop altyd door deze Strontdiertjes, als de enige oorzaak , voortgebragt word, zóu )é iemand vooronderftellen , die , zyne hefsfens ontroert hebbende, een welverzekerde plaats nodig hadde. Misfchien zyn deeze Stront-Maadén vari Rolanoer , pas uitgebroeid, en derhalven nog zeer klein geweest 't geen aan een onaan» dagtige, of met zekere vooroordelen ingenomen ^ of voor een onkundig befchouwer, ligtelyk een vetvverringe kan maken. Een woildeflyke cours némen toch deze Loop-diertjes, en ze moeten, hoe klein ook^ verfchrikkelyk gezwind zyn: Want meer, dan twaalv dagen, wegens verkoudheid, Welke töen zeer algemeen regeerde, met een geringe hoest, verfloppinge in de neus, pyn in 't hoofd, en een heeschheid in de keel, zo dat ik fomtyds bezwaarlyk verftaanbaat Was , ziek zynde; kreeg ik des morgens om halv vyf uur, tusfchen den 29 en 30 November 1775. een bg-e Diarrhaa of Loop, zo dat deze diert» jes, van 't hoofd geheel en al verhuizende, my noch hoest,noch pyn in 't hoofd,noch heeschheid der keel, noch verftopping der neus overlieten: en deze Crifis, deze gelukkige veranderinge befpeurde ik in een ogenblik; want een quartier uur te voren, wegens myn Zoontje,  ajo VERHANDELING je, uit het bed moetende, gevoelde ik nog wel degelyk alle de bewyzen eener zware verkoudheid ; dog by de eerfte ruime ontlastingvan den begonnen Loop, was ik genoegzaam van alles te gelyk verlost. Als deze diertjes niet met een fnelle galop van't hoofd, de keel en de neus gelopen zyn, dan begryp ik niet, hoe ze 'er dus fchielyk gekomen zyn, fchoon het zeer voorzigtig, en als met ftille trommen moet toegegaan zyn; want in al dien weg heb ik ze door 't gevoel niet kunnen gewaar worden, ten zy dat ze, voor een ogenblik in de darmen halte gehouden hebbende, my een lastig geïommel en een geringe pyn der ingewanden veroorzaakt hebben. Deze waarneming ftemt volmaakt in me Bo= nonius, die zegt, „ de diertjes zyn geauw in „ beweeging 'Y Uit deze proev blykt derhalven Sonneklaar j dat alle tekenen van Verkoudheid, Verftoppinge in 't Hoofd, Hoofdpyn, Niefen, enz. aan diertjes moeten toegeftii reven worden. Wat krygen die onnozele beesjes niet al op hun rekening! en dat moet hun om hunne onfchuld hard vallen. Als deze diertjes, die zo klein zyn, zo ontallyk fchielyk vermenigvuldigd worden , en voor  over de SCHURFT, enz. 271 voor wier aanvallen geen mensch beveiligd, en, wegens derzelver kleinheid, geen toegang ongenaakbaar is ,(want Linn^eus zegt, zie Sandif. 3 D. 3 St. Bl. 587. „ Naardien nu deze In„ fecten zoo gemakkelyk in het lighaam ko„ men konnen, zoo oordeeld hy dit ook de „ reden te zyn , dat de Schurft en Loop ",laat ik 'er de verkoudheid maar by voegen: zon„ der befmetting dikwyls geboren worden",) zo gemakkelyk de Loop kunnen voortbrengen, dan is 't onbegrypelyk, dat de gantfche Wereld niet altyd op de Loop is; byzonder, wanneer 'er een gewenfchte overvloed van Fruit gewasfen is, waar aan zeer vele de Loop toefchryven. Deze diertjes moeten ook op die tyd, toen ik ziek was, van een zeer kwaadaartig foort geweest zyn; als men hier mede vergelykt het omftandig verhaal van een aanflekende Verkouwdheid te Parys, waar van in 't voorgaande al melding gemaakt is. Wrede, onbefehofte en inpoliete diertjes voorzeker! die geen Vorstinnen ontzien, by wien nogthansde rein-en fuiverheid den hoogften trap beklommen hebben. Hier vind ik al wederom onderfcheiden foorteu van diertjes, in 't vervolg te noemen; waar  274 VERHANDELING waar vati fommige goedaartig, een gunftige Loop of verkoudheid veroorzaken ; andere kwaadaartig, een kwade verkoudheid, Roodeloop enz. te weeg brengen: Jammer is het, dat verre dé meeste, indien niet alle Infeclen, de vrugten beminnen ! Ongelukkige jaren derhalven! en naar welke zo zeer gereikhalst word, wanneer men gelegenheid heeft van zyn hart in 't Edele Ooft te vergasten, om de anders zeer gezonde rype Somer-vrugten te eten; dog die nu 4 wegens de in zich beflotene, en wel ten enemaal gevaarlyke diertjes , erger, dan de Pest, te fchatten zyn. Gelukkig aan den anderen kant , dat de diertjes, de Loop kunnende veroorzaken, alleen in de harsfens hunnen Zetel gevestigt hebben. De meeste Loop begint, eer dat de vrugten ryp zyn , en wanneer die rykelyk gegeeten worden, ziet men de Loop traps-wyze Verminderen , minder gevaarlyk worden , en, door derzelver aanhoudend vlytig gebruik, eindelyk geheel ophouden; en dus zouden dfi diertjes door hun natuurlyk, en aller aangenaamst voedzel uitgedreven, en gedood worden; ja ook door diezeivde foort van Vrugten we«  ver de SCHURFT, tte. 273 wederom in 't lichaam gebragt worden, 't geen niet wel te begrypen, noch met de gezonde reden over een te brengen zy» De Loop moest zonder tusfchenpozinge* en onafgebroken haare woede vernieuwen , verdubbelen , en aan de Maatfchappy jaarlyks duifenden ontroven, als ze voortgebragt wierd door diertjes, die zo boosaartigzyn, zo ligt de befmetting voortbrengen,en zo ontzaggelyk fchielyk zich vermenigvuldigen; zo dat daardoor een algemene , onafgebroken flagtinge aangeregt9 én huis aan huis in diepen rouwe gedompelt wierde» De voortreffelyke nuttigheid dezer aangename, en ter heilzame genezinge, of ter gehele voorbehoedinge van een gevaarlyken Loop of Roode-loop, zeer voordelige vrugten, heb ik nooit blykbaarder beproeft gezien, dan in den Herflt van 't jaar 1775: Wy hebben te Namen in dien Somer een gezegende, en by uitiïekenheid overvloedige Oogst van de keuriglte Eerdbezien, Kersfen, Peeren, Appelen, Pruimen, Aalbeziën en ander Fruit, met dat gewenscht gevolg, gehadt, dat ik, en, 't geen my noch nooit heeft mogen gebeuren, ven 't eerde Battaillon van de Prins van Saxen Gotha^ geen één Gal-Rot-noch kwaadaartige Koorts, en noch veel minder van een befmettende Loop, S zelVS  274 VERHANDELING zelvs geen geringe fchynbaarheid 'er van, gehad hebbe; om dat onze Soldaaten, liefhebbers van die vrugten, tot overdaad toe, zich 'er zeer in vergast hebben: en zulks is des te meer te verwonderen; om dat in Soldaaten alle oorzaken, zo van eten, drinken, koude der klederen, nagtwaken in allerley guur en ongenadig weêr, enz. als ook hunne geduurige gemoeds-aandoeningen, als in een midden-punt zamen lopen, om alle die opgenoemde Koortfen , en de Loop voort te brengen: en niet tegengaande alle die bykomcnde oorzaken, is 't jny, in den tyd van 17 Jaren, noch nimmer gebeurd iets diergelyks ondervonden te hebben; waarom ik het met grond onder de fonderlinge gevallen mag betrekken; om dat ik 'er in dezen herfst vlak het tegengeftelde van ondervonden hebbe: De grote fchaarsheid, en de drarop noodzakelyk gevolgde duurte derBoomvrugten, in vergelyking van andere Jaren, en byzonder van 't overvloeijende jaar 1775.,heeft in dezen herfft van 1777. oorzaak gegeven, dat 'er niet alleen onder de Soldaaten , maar ook onder de Burgery van Namen een ruim aantal van Ziekten geregeerd hebben , waaronder twe Soorten voornaamlyk tot myn oogmerk dienftig zyn, en hier zeer gepast ter fneê komen : Vooreerst heeft hier algemeen geheerscht, een hardnekkige Loop, welke men bezwaarlyk van befmetting zal kunnen vrypleyten, en die van  over de SCHURFT, enz. 275 Van fommige Genees-en Wond - Artzen, met vry veel waarfchynlykheid, voor een foort van Roode-Loop gehouden is; om dat'er, indien niet by allen, althans by verre de meeste, bloed by ieder ontlastinge, dagen agter een, befpeurd wierde; 't was ten minften een Loop, die men niet met de naam van een gunftige of goedaartige Diarrhsa konde begroeten, wegens de veelvuldige bloederige, dog niet zeer pynlyke afgangen, welke in fommige verfcheiden dagen; in anderen enige weken duurden; 'k heb 'er tot drie, vier en zelve tot vyf weken gehad, waarvan 'er maar één merkelyk verzwakte , en die ook in 24 uuren meer dan 40 Stoelgangen had: by alle, uitgezonderd dezen enen, heb ik geen Koorts ontdekt; zy waren ook niet fonderling dorflig, gingen uit en in, hadden een tamelyken eetlust, en vervielen niet zeeri Een Roode-Loop konde men deze ook niet noemen; om dat de Lyders de kragten behielden, althans zeer weinig verzwakten, de pynen niet fwaar genoeg waren, en 'er van onsi Regiment in de Barakken, zo veel my bewust is, niet één eenige geftorven is, ten zy men *er onder betrekke een fuigend kind van één jaar van 't twede Battaillon, 't geen te gelyk een fterke aanval der uitbottende tanden moest befuuren: in 't Hospitaal is deze en gene aan die Loop geftorven, en daar over moet men zich te Namen geenfints verwonderen.  S7ö VER H_A N D E L I N G p Was 'er derhalven tusfchen een hardnekkige Diarrhaaa en ligre Dyfenteria, een middenfoort van Loop, tot die zoude ik lievft overhellen , om 'er deze toe te brengen. By enige anderen is de Loop, zo men my verhaalt heeft, gevaarlyker geweest, by wien dan ook de kragtifl fterk verminderd wierden, en de buikpynen met de geiuurige perfingen vry hevig waren, en in groot gevaar van 'er 't leven by in te fchieten. Detwede algemeen geregeert hebbende Ziekte; onder den Burger , en den Soldaat, was een Geele-Zugt, die met walging; brakingen; vuile, bittere en beflagen tong; verloren eetlust begon; enige hadden in 't begin een onleschbaren dorst; enz ; met weinig of geen Koorts verzelt; de Zieken, doch niet alle,gingen uit en in; hadden niet nodig het bed te houden; verloren weinig kragten, en waren gewoonlyk met 334 weken in ftaat, om hunne gewone bezigheden te verrigten: Sommiger Ziekte duurde geen eene week; ook vtm alle deze hebben wy niet één verloren. Wat mag toch nu wel onder de oorzaken dezer twe Ziekten begrepen worden? Indien men 'er de Gal en in hoedanigheid, en in hoeveelheid, ('k hadde my haast vergist, en gefchreven de Wormpjes, uit eitjes gelegt en uit-  over de SCHURFT, enz. 277 gebroeid in de Pyn-appel-klier van de Animalialisten,want die kleine Schildpadden prikkelen my geduurig in myn hersfens, en laten my zelvs des nagts fomtyds geen rust), de fchuld niet van geeft, dan wil ik wel bekennen, dat ik de plank t'enemaal mis ben. 't Was als iets byzonders op te merken, dat de gele kleur van fommigen het fterkfte was des morgens van negen tot tien uuren: als zy opftonden des morgens was de geelheid zeer verminderd , maar begon va» trap tot trap zich te verheffen ; gelyk ze dan ook na tien uur langzamerhand wederom begon af ie nemen. Ik houde my Wiskunftig verzekert, en dit zullen zy allen doen,by wien Tifot in enige achting gehouden word, dat, als wy in 't jaar 1777. zulk een rykelyken Oogft van lekkere, en gezonde vrugten, gehad hadden, waar door de gal, ontftelt zynde, op allerley wyze verbeeterd word, voor dat zich een fchyn van hardnekkige Loopen, en een vry algemeen heerfchende Gele zugt openbaarde; dat 'er dan geen voetftap van die twe gal-ziekten zich zoude vertoont gehad hebben. Menhore maar, en de klagten over de vooroordelen, en de nuttigheid der Vrugten, by Tifof, „Een verderfelyk vooroordeel, „ zegt hy met grond, waar mede men nog algemeen |s vooringenomen, is, dat de Vrugten „ fchadelyk zyn in de Rooloop, dat zy ze S 3 „ voort-  3?8 VERHANDELING M voortbrengen en vermeerderen. Daar is mis„ fchien geen vooroordeel, dat meer van de „ waarheid afwykt; de kwaade onrype Vrug„ ten, in flegte jaaren, kunnen Kolyken, foms, tyds de Loop, meermaalen opgeftopten Af,j gang, Zenuw-Ziekten, en Huid-Gebreken s, veroorzaaken, maar nimmer een regeerende „ Roodeloop. De rype Vrugten , van wat „ foort zy zyn mogen, en vooral die van de Zomer, zyn de wezenlyke Voorbehoedmid„ delen van deze Ziekte. De jaaren 1759 en 9, 1760 zyn ongemeen overvloedig in Vrugten ,, geweest, maar men heeft geen Rooloopen „ gehad. Zoo dikwils als ik de Rooloopen „ befpeurd heb, heb ik minder Vleesch ge„ geeten, en veel Vrugten; ik heb 'er nooit „ het minfte teeken van gehad. Ik heb in één 9, huis twaalf Zieken gezien; negen waren ge„ zeggelyk, zy aten Vrugten, en genazen: „ De Grootmoeder en een Kind, dat zy boven „ de anderen beminde, ftierven. Zy behan„ delde het Kind terftont volgens haare wyze, „ met gebranden Wyn, Oly, eenige Spece„ ryen, en geen Vrugten; het ftorf; zy be,, handelde zig op dezelve wyze, en onderging ,, het zelfde lot. „ Van elf Perfoonen, aan wien ftrengelyk „ de Vrugten verbooden waaren, aten 'er tien j, in den jaare 1750, als de Rooloop groote „ ver-  over de SCHURFT, enz. 479 -„ verwoesting maakte, veel Pruimen, en de» „ zen wierden niet aangetast. De Koetzier, „ alleen aan het vooroordeel gehoorzaamende, „ onthield 'er zig zorgvuldig van, en kreeg „ een verfchrikkelyke Rooloop. „ Een Predikant'kreeg de Rooloop; zyne „ Geneesmiddelen genaazen hem niet; hy at 9, opeen morgen drie ponden roode kruisbes„ fen met trek, en was den volgenden dag „ geheel herfteld ". Tijfot door Bikker Bl. 260* 361. 262. meer ftaaltjes van dat foort kan men daar lezen. „ Een Regiment Switzers wierd „ door het eten van Wyndruiven gered; na 't „ eten derzelver ftierf 'er maar eénaan deRoo„ loop, en 'er werden geen meer van aange„ tast. Tijfot". Onvoorzichtig fchynt 'er dan gehandeld te worden, wanneer den invoer van overvloedige rype Vrugten, van welke foort die ook zyn , in de Steden verboden word. Intusfchen zou de Regering niet kwalyk doen, met ftreng te beletten, dat geen halv rype Fruit ter merkt gebragt wierde. Men vind niet zelden Druiven, Pruimen, Aprikofen, Perfiken, enz. die zo hard zyn als Stenen, en die een wrang, de mond, maag en alle onze ingewanden zamentrekkend en onryp fuur bevatten; en daardoor heftige, krimpende en fnydende buikpynen ; ver-  * *8o VERHANDELING verftopten afgang met geweldige kolyken, of een ligte loop, doch geen rode loop veroorzaken. Nooit krygen de vrugten, onryp afgeplukt, dat gezonde, dat aangename, dat verkwikkelyke, dat verfterkende, dat dorstlesfende vogt, dan wanneer ze op een behoorlyke tyd geplukt worden. De lucht, en vooral de Son, zyn alleen in ftaat, om dat heilzame, en tegen de rode loop; gal-rot-en hete Koortfen, zo nuttige fap te bewerken: men ziet zelvs, dat de vrugten aan die zyde, daar zy 't mee&t door de Son befchenen worden, een groter ftn volmaakter wasdom verkrygen; zy zyn aangenamer en fmakelyker, ja heerlyker voor 't oog: die ftrelende rode kleur vind men alleen aan die zyde der vrugten, waar de Son hare koesteren, de en vrugtbaar makende ftralcn nederfchiet. Druiven, de hitte der Son voor 't grootfte gedeelte van den dag misfende worden zelden ryp,en behouden altoos een onaangenaam fuiu*. Doch om dat fommige Geneesheren, noch in de Lever, noch in de Gal of Galblaas, enig kenlyk gebrek, by 't ontleden der aan de Loop geftorven lyken ontdekt hebben, verband men uit de oorzaken van de Loop en Rode - Loop, alle ontaarding en fcherpte van de Gal, die anders zeer gefchikt is, om dezelve voorttebrengen: en de oorzaak daar van zy dan ook, wie ze zy; men vind juist geen gereder, geen gefchikter, geen kragtdadiger Geneesmiddel in de  \ri. ■'.-'.-^ ^ over he SCHURFT, enz.' ü&P de gantfche Apotheek, dan de Vrugten van allerley flag: deze zyn ja het vermogenfte middel om de Rode-Loop voor te komen, en te genezen; en dit doen ze, niet tegenftaande de menigte der wormen, die 'er in gevonden worden, door het verbeteren, verzagten, verftompen, ontbinden en wegnemen van de fcherpe, prikkelende en taaije gal, wanneer als dan de Loop ten enemaal moer ophouden te woeden; gelyk ook Hannes over de Onfchadelykheid der Boomvrtigten in het voortbrengen van de Rode-Loop zeer klaar heeft aangetoont. Zie Sandif 4 D. 1 St. Bl. na. Het is als iets byzonders op te "merken , en wy mogen het wel als een der grootfte gefchenken des Hemels met blyde dankerkentenisle gadeflaan, dat het Algoede Opperwezen ons zodanig een Inftinct heeft ingefchapen , 't welk ons, vooral ook in tyden van Ziekte, geduurig en zonder ophouden doet reikhalzen na die dingen, welke ons ten uiterften dienftig, alleen voldoende, ja zelvs hoogftnodig zyn ter hertelyke verkwikkinge , waarvan men zich geen denkbeeld vormen kan, als men in 't geval zelvs niet geweest is; en vooral ftrekken ze niet zeldzaam ter volmaakte herftellinge van onze gekrenkte gezondheid : hier vandaan, die aanhoudende , die onverzaatbare ,die hertelyke begeert» S s tot  **e82 VERHANDELING tot'fuure of fuurachtige dingen, alhoewel men in gezonde dagen daar aan een walge heeft, en en ze ons eerder zouden dienen tot een Braak' dan tot een Geneesmiddel; welke fterke lust, die doorniets, dan dan door 't genot van dezelve, kan voldaan worden , onder zekere bepaling van matigheid opgevolgt, den zieken dikmaal alleen herftelt. Hier van daan ook die watertandige trek na rype, na fuure vrugten , en waar van 't gebruik allerheilzaamft aan de verwagting beantwoord. Hier van daan, die fterke trek na Karnemelk in Loop-en Rotziekten; en men word zelden door deszelvs gebruik in zyn verwagting te leur gefteld: „ De Vrouw van een Akkerman, zeggen de Aucleurs van de Pruififche Verzamelingen , aangetast door een Dyfenterie (Rode-Loop) , dronk Karnemelk, welke haar aangeraden was: de afgangen wierden zodanig vermenigvuldigd, dat men wanhoopte aan haar leven; maar weinig tyd daar na, gevoelde de zieke een zekere welgefteldheid, het getal deiafgangen verminderde, en alle de toevallen waren niet zoo heftig. Derhalven dronk zy den derden dag nog gekarnde melk, en verkreeg een volmaakte gezondheid ". „ Dit zelvde geneesmiddel, te weten de Karnemelk, heeft naderhand doen ophouden bloederige , flyrnerige en pynlyke afgangen van een ander  over de SCHURFT, enz. a8| der Vrouw". Zie la Gazette Salntaire a Bouillon du 2 Janvier 172,7. No. u Onder de latere Geneesheeren heeft ook Lorentz dit zelvde middel met het grootfte gevolg tegen deze Ziekte aangewend. Zie zyn Werk : Morbi deterioris nota. Gallorum Cajlra tram Rhcenum fita ah Anno 1757. ad 1762. infeflantis. Onder de vroeger Geneesheeren ziet maar Degner in 't gelukkig genezen van een algemenen Roden-Loop, waar in hy de Karnemelk zeer aanpryst. Bl. 162. 216. 226. 310. Welk een verband heeft de Karnemelk tot de Loop-diertjes? De betrekking der Karnemelk tot de Gal-en Loop-Ziekten is meer dan tastbaar zo a priori als a pofteriori te zien: daar de nexus tusfchen de Rode-Loop, Galziekten enz. voor eeuwig een duister en onoplosbaar Raadzel zal biyven tot de beesjes. 1 'k Wil geerne bekennen, dat het my ten uiterften vreemd is voorgekomen, wanneer ik las, „ dat Princle, een doorkneed man in „ verftand, folide in zyn begrippen, en als 9, een vrye Engelschman denkende, van zyne „ gedagten, wegens de oorzaken van de Loop» ver-  28*4 VERHANDELING 9, veranderd en afgeftapt, tegenwoordig meer genegen is, om, met Linn^us, de bes, fmetting toe te fchryven aan kleine diertB, jes, daa aan rottige uitwaasfemingen ". Sandif, 3 D. 3 St. Bl. 586. 587. Ik hoop Ja zeker niet, dat de Engelfche Guinees, die thans de gantfche Wereld byna doen tuimelen, zich ook tot de Geneeskunde al uitftrekken. Tot deze ongelukkige gedagte is Pringue overgehaalt en vervoerd, om dat hy vervolgens zegt; ,, De Gal is in den Loop onfchul„ dig, want nooit heb ik na de dood, noch aan de Lever, en dunne Darmen, noch ,, aan de Gal, een merkelyke bederving waar„ genomen, en daarom geloof ik veel eer, „ dat een fterke ontlasting der Gal dienftig 9a zy *% Dit laatfte zal men Pringle geerne toeftemmen; want hoe meerder ontlasting der meer of minder bedorven GaJ, of Galagtige ftoffen 'er in 't begin ontlast worden, des te eer zal de lyder van de Roode - Loop herftejlen; waarom men, op de best mogelykfte,en fpoedigfte wyze, die moet tragten te bevorderen, of te veroorzaaken. Maar ik vraag hier derhalven; moet dan de bederving aan de Lever, aan de dunne Darmen, en aan de Gal zo zichtbaar, zo aanmerkelyk zyn, dat alle Ingewanden byns ver-  over de SCHURFT, enz. 285 verrot, en de gehele Lever en Gal door die veelvuldige rottige afgangen ontlast waren? en dan ge. loovik,datdeftank zo doordringend zoude zyn •> dat! het voor geen fterveling zoude uitte harden zyn,en de befmetting zou welhaast aan de Pest gelyk zyn, ja dezelve overtreffen. Het blykt intusfchen uit zyn eigen woorden, dat hy 'er een zekere graad van bederving, doch niet zo merkbaar, als hy zich misfchien vooraf voorgeftelt, en daarom ook verwagt hadde, in waargenomen heeft. De geringde meer, dan natuurlyke fcherpte van 't een of ander in ons lighaam, is overvloedig in ftaat, om onze gehele kleine Wereld in wanorde te brengen; behalven dat een meer, dan gewone, en meer, dan noodzakelyk vereischt wordende hoeveelheid van goede, onfcherpe en gezonde Gal, in ftaat is, om door deszelvs meerder prikkelinge der darmen een goedaartigen Loop daar te ftellen; waar van men het tegengeftelde, vooral in Kinderen, dagelyksch waarneemt: zo haast is immers de Gal-buis niet verftopt, zo dat de Gal, of in 't geheel niet, of niet in een genoegzame hoeveelheid, ter weivertering der voedzels, in de darmen kan ontlast worden, of de afgang! is veeltyds traag, taay, word meer of min belet, en veroorzaakt niet zelden zeer vele onheilen aan de Kinderen; en deze hinderpaal der verftoppinge niet kunnende  s86 VERHANDELING de uit den weg geruimt worden, bedervt de fpys-vertering langzamerhand, houd eindelyk geheel op, ze teren uit en fterven, als geraamten, door een aanhoudenden Loop uit zwakheid. Menfchen van een verder gevordender Ouderdom, de ontlasting der Gal door den Steen, als anderfints verhinderd zynde, krygen door de ontbindinge hunner vogten de Geel - of Water-zugt, en kunnen door geen Genees-middelen aan de dood ontrukt worden, ten zy die hinderpaal weggenomen worde. Dus kan de Galen in excctfu, en in dcfeStu zeer fchadelyk zyn, alhoewel ook in 't begin geen de minfte blyk van fcherpte, of verrottinge, waar toe ze anders natuurlyk overheid, befpeurd word; fchoon ze door de verftoppinge, door het ftil ftaan een tegennatuurlyke, en het lighaam nadelige eigenfchap moet verkrygen, gelyk aan alle onze vogten , niet behoorlyk genoeg bewogen wordende, of ftil ftaande, gebeurd, waar door de Gal een kwade Loop kan doen geboren worden. Het fuiverfte waater, ftil ftaande, bedervt, en word ftinkende. Voegt by dit ftilftaan, of trager, dan de gewone loop der Gal, de inwendige warmte en vogtigheid van ons lighaam; waar door drie oorzaken, de bederving onzer vogten, de Gal gewis daar onder begrepen , allerfterkft bevorderende , ont-  over de SCHURFT, enz. 28? ontftaan. Wanneer nu daar nog bykomt een Koortfige, en fomtyds een brandende, inwendige hitte, dan kan het niet anders zyn, of ook de uit zich zelvs tot bederv overhellende Gal, moet zeer fchielyk een nadelige, fcherpe, en de ingewanden al te fterk prikkelende hoedanigheid verkrygen, door welke onophoudelyke prikkelinge, die door de Koorts telkens vermeerderd word, de Darmen, tot beftendige, talryke, pynlyke en gevaarlyke afgangen aangezet worden. Ook toont de ftinkende, doordringende, en ondraaglyke reuk der in de Roode-loop groene ontlastende Gal meer, dan overvloedig, de ware gefteldheid van de Gal op die tyd; en NB: deeze fcherpe ftinkende galagtige ftoffen ontlast zynde, houd de Roode - loop ten enemaal op , of verminderd met derzelver pynlyke toevallen op ftaande voet. Hoe zou men nu nog langer aan de fcherpe , en ontbindende kragt der Gal, om een pynlyken Loop te maken . kunnen twyvelen? De kwaadaartige Rot-en Gal-Koortfen bewyzen 'deszelvs kragt overbodig; want in dezelve word door de ontbindende kragt der verrotte en bedorven Gal, het bloed zo ontbonden, dat het met volle ftromcn uit de bloedvaten vloeit, en door geen middelen kan beteugeld worden; Zie hier over, onder andere, Sandif. 6 D. 2 St.  a88 VERHA NiD E L I N G St. Bl. 365. 370. 402. 41a. 417: en 5 D. 1 St. Bl. 178. alwaar Strack de Morbo cum Petechus zegt, „ dat de quantiteit van 't ont„ laste bloed fomtyds fes of agt ponden be,, draagt. Van" Rofenft. zegt in een anderen zin van het bloed; „ Hun bloed, te weten van Kinderen, „ die de Engelfche ziekte hebben, is zeer fly„ merig, en waterachtig, en te gelyk fcherp. „ Men kan de fcherpte wel niet zien; doch zy „ is genoegzaam uit oorzaaken en werkingen „ te kennen ". Hoofdft. 22. Bl. 511. Soort* gelyke getuigenisfe kan men geven van de bedorven fcherpe Gal. Of zouden de Lever en de Gal ongenaakbaar zyn voor de bederving ? Voor de diertjes moet de toegang zekerlyk open ftaan: zy fluipen althans van de huid, ja van de Vingers zelvs, tot in de Longen; en deze weg is veel langer, en bezwaarlyker, dan die na de Darmen, Lever en Gal-blaas. Linn/éus zegt, ,, De Infecten komen gemakkelyk in het „ lighaam ". Sandif. 3 D. 3 St. Bl. 587. Uit deeze redenering van Frtngle volgen deze twee zaken: of dat hy ontkent een Roode-Loop met ontfleking der Ingewanden; of dat hy die nog nooit gezien heeft; dat ze nog. thans waarlyk plaats heeft kan men zien by Tijfot. 35 Hoofdft. Bl. 257. 258. en by anderen. ZlM-  over de SCHURFT t. 389 Zimmerman bewyst ze breedvoerig tegen Mznfide, Sandif. 6 D. rz St. BI. 303 en 394Heeft ze waarlyk plaats, waar aan niet te twyvelen is , dan kunnen insgelyks alle de gevolgen van een ontfteking, het Vuur niet uitgezonderd, in de Lever, Gal-blaas , en dunne Darmen, plaats hebben; en dan moet het uit gebrek aan foortgelyke gevallen voortgekomen zyn, dat Pringle zulks nooit waargenomen heeft, daar in 't minst geen bewys in (leekt; ten zy ook dat 'er een vooroordeel de fchuld van weg lraagd; en op die wyze zou men de gewigtigde ontdekkingen , en de opregtfte Waarneemers t'onregt kunnen verdagt houden , om dat men 't zelvs niet ondervonden had. Andere zyn dan gelukkiger geweest in hunne ontdekkingen. Lo ren tz zegt in dit geval5 „ dat alle de dunne Darmen ontdoken waren-1 „ De Darmen der verdorvenen vondt men „ Paerfch, ontdoken, Verdorven. In fommi„ ge vondt hy op de Darmen paerfche Vlek„ ken, in anderen waren de Ingewanden geheel verteert ". Sandif, 4 D. 1. St. 151. 96. en 104. Pringle getuigt zelvs: „ De kleur der dunne Darmen v/as uitwei dig Purper„ Zwart, f. 't geen zeker een groot bederv aan- T duid..  2qo VERHANDELING duid. Sandif. 3 D. 3 St. Bl. J84. Baker verhaalt uit een briev van Wollaston. De dikke Darmen waren by het ontleden der aan de Roode loop verftorvene door Ver. ,, fterving aangedaan en doorboord." Sandif- 4 D 2 St. Bl. 274. Hküerman heeft „ niet alleen de Darmen, maar ook alle overi» „ ge Buik- en Borst-Ingewanden bedorven gej, vonden^ In enigen was de binnenfte Rok -, der Darmen geheel verteert 1 aan de dunne » Darmen wierden by velen grote verftorven „ Plekken ontdekt. Alle de2e lyders hadden den Rooden loop , met eene Onfteekings„ of Rot-koorts gehad. De Milt, Lever, en het Alvlees waren verhard, en grooter Sandif. 5. D. 1 St. Bl. 80, 81. Kan men nu tvel fterker proeven vorderen, dan deze, om een bederv der Ingewanden aan te tonen. Strandberg verhaald van een zwaaren Loop van elf jaren; uit een ontfleeking 3, van de Lever, welke naderhand in een ver•>, zweering overgegaan was , ontftaande '\ Sandif. g ü. 3 Sr. BI. 585. Ik zal deze bewyzen befluiten, om geen meer ODnodige redenen voor de ontaarding der Galen der Ingewanden , by te brengen, met de gezegdens van' Hsfot; „ De groote Hitte , zegt hy , maakt j, het bloed en de Gal fcherp, verdikt dezelj, ve zeer, kan zich door de uitwaasfeming „ niet  over db SCHURFT enz. aoi 8, niet ontlasten, werpt zich op de Darmen ? prikkelt dezen, veroorzaakt pynen en den Buikvloed, dat is de Roode loop. Indien de 3, kwaal zeer erg wordt , ontüeeken de Dar» 3, men, daar komen Veretteringèn, Verzwee„ ringen , en Verftervingen, of Koud Vuur. „ Somtyds kondigt de Roodeloop zig aan met „ een Onfteekirgs-Koorts; Koortfigen, harden „ en vollen Pols; geweldige Hoofd- on Len„ den-Pyn; en gefpannen Buik ". Tisfot door Bikker 25 Hoofdft. Bl. 258. enz. 't Is altyd het veiligst, wanneer men den middenweg ftandvastig houden kan. Een hardhekkige, of voorbédagte ontkensinge van het getuigenisfe van anderen, ileept zoo wel hare grote hinderpalen na zich , dan een ligtveerdige toeftemming; het ftrekt altyd, tot nadeel van de Maatfchappy, als Geleerden dat zwak hebben, om met een voorberaden gemoed zaken te ontkennen, die zy in eigeri perfoon niet gezien hebben, en die hun al= leen op 't getuigenisfe van, en geftaafd door de bevestiging anderen medegedeeld zyn. Wie is in ftaat, en wie acht zich zo vermeten, om in Lyken die enigzints meer, of min fcherpe gal, tot voortbrenging van de Loop zeer bekwaam, altyd zoo naauwkeurig te on* öerkennen, dat men daar uit iets niet zekerheid zou kunnen bèfluuen, daar een geringe T si» ob>  £92 VERHANDELING ontaardinge van de Gal, byzonder in ligt aangedaane lyders, gemakkelyk in ftaat is om een goedaartige Loop voort te brengen, voor welke fcherpte de fcherpziende Ontleder zyne oogen moet fluiten: naar mate derhalven, dat die ontaarding toeneemt, vermeerderd de prikkeling, en brengt eindelyk een gevaarlijken Roode: loop te voorfchyn: enfchoon de ongeftelde Gal in enige al geen oorzaak tot de Buik-vloed geweest zij, kan men dan daaruit befluiten, dat. ze altyd in den Loop onfchuldïs geweest is. De fchielyke verligting en fpoedige genezing van den Rooden-loop, door 't verbeteren der Gal door 't gebruik van Vrugten, toont middagklaar deszelvs deelgenootfchap aan dien Loop; en hier uit zou men haast opmaken , dat 'er weinig bedorven gal vereischt wierde, om iemand aan 't Lopen te brengen. Wil iemand evenwel de redeneertrant van Pringle voor echte munt doen doorgaan, dan kan men, volgens dien regel, in andere gevillen ontwyfelbare gevolgtrekkingen, (doch die valsch zyn), in menigte daar uit afleiden! by voorbeeld, om dat in zeer vele Kinderen het fuur geen oorzaak tot ftuipen gegeven heeft, worden de ftuipen nimmer door luur voortgebragt, en vice verfa. Om  óver. de SCHURFT enz. soj Om dat iemand de ftuipen in Kinderen nooit uit het krygen der tanden had zien ontftaan > zoude hy kunnen beweren, dat het nimmer voorviel; en dus zou men een verwarden Logifchen-Cirkel maken: en als, dit tot een grond van iets te ftaven mag gelegt worden, dan nemen alle gezonde redeneringen ten enemaal een einde. Gelyk nu de Loop, en de Roode-Loop genoegzaam niet veel verfchillen, dan in de hevigheid, en gevaarlykheid der toevallen, zo zyn ook de oorzaken veehyds niet , dan in trap van geweld, befmettinge , en duurzaamheid onderfcheiden; 't zy men de Gal„ 't zy een andere meer waarfchynelyke oorzaak de fchuld daar van toekent. Ik verbeelde my, om de waarfchynlykheid, dat de Gal in een Roode-locp, zo niet altyd, 't geen zekeilyk wat veel zoude gezegt zyn, ten minften de meeste tyd, de fchuld moet wegdragen, nog verder te kunnen bewyzen uit de ondervindinge der Geneesheeren. Zy hebben opgemerkt, dat een Roode-Loop, dat Gal-en Rot-Koortfen, op een, en denzelvden tyd gewoed hebben; of dat de een, de andere fchielyk op de hielen gevolgt is; dat zeer veel verfchynzelen, het aanweezen van een bedorven Gal in deze Ziekten klaar te kennen geT 3 ven-  294 VERHANDELING de, daarom ook dezelvde Genees wyze moest jngeflagen worden, waar door de lyders genezen wierden ; den goeden uitflag heeft dus hun voorzegging bevestigt. 't Is my meer dan te dikwils gebeurd, om 'er aan te twjfelen; en 't gebeurd daaglyksch aan anderen, dat men aan een pas begonnen Zieke, pogingen tot brakingen hebbende, een braak middel geeft, in die verwagtinge , om door de gereedfte en kortfte weg, welke de Natuur ons aanwees , die gal-agtige Stoffe te ontlasten : maar in plaats van brakingen te Verwekken, verkoos dé Natuur, een Diarrbaa van twe drie en meer dagen, waar door eene menigte ftinkende bedorven Gal uitgeworpen wierd. Öf dat men een Zieke, die in 't be= gin genegen was, zich nu en dan door den afgang van de Zieke ftoffe te ontdoen, twe Scrupel Rhabarber met gelyke hoeveelheid Room van Wynfteen, voorfchreef, waar door hy een Loop krygende , verfcheiden dagen aan elkander zeer' veel bedorven Gal ontlaste , waar aan dit zagte, en zwakke Geneesmiddel weinig deel konde gehad, hebben j maar welke Loop, voor 't grootfte gedeelte, wel enigzints door de Rhabarber en Crcmor iartari geholpen , aan de lcherpte van de Gal , de Darmen prikkelende, moet toegefdireven worden, en dit is des te ontwyfeh baar-  over. be SCHURFT, enz. 395 baarder, om dat 'er niet zelden, eer dat de lyders afgaan, zeer gevoelige fnydende buik-, pynen worden waargenomen , welke langzamerhand verminderen, naarmaate, dac, en de prikkelbaarheid der Gal, en de te groote hoeveelheid deszelvs afneemt door de veelvuldige afgangen. Als ik ook de eigen , en natuurlyke naam van Gal-Koorts mag behouden , waar aan tot heden, zo veel my bewust is, niemand twyfelt, of het moest Liijh<ïus zyn, die ze veelligt liever Groene-Worm , of Diertjes-Koorts zoude noemen, en wien ik in 't vervolg in myn opftel volgen zalt dan verftaat de domfte mensch aanftonds •> dat het een Koorts is, welke tot zyn voor-: name, indien niet enige oorzaak heeft een ontaarde bedorven Gal, welke in trap van verrottinge en fcherpte toenemende, een RotKoorts voorbrengt. Het tegendeel hardnek, kig te willen ftaande houden , zou eer een onbefchaamde ftyf hoofdigheid mogen genoemt worden; om dat de dagelykfche ervarenheid ons dies aangaande meer , dan overvloedige, bevvyzen aan de hand geeft; Hoe dikwerv gebeurd het niet, dat in Herfft-Koortfen, vooral op een heten Somer. volgende, en byzonder , als 'er geen genoegzaame Wyn-fuuragtige vrugten , de fcherpte der Gal ftomp makende , gegroeit zyn, de T 4 ' Gal  VERHANDELING .Gal enig en alleen de ftokebrand 'er van moet gehouden worden; om dat, als men in 't begin , of zelvs voor den eerften aanval der Koorts, een Braak-middel geeft, mits dat 'er geen regenreden zyn , die het beletten; en het zelve aan 't oogmerk beantwoord, *er een menigte groene , wa'gtnde en Hinkende Gal uitgebraakt word , roet wegneminge der Koorts ; of dat den hegonnen lyder4 kiagten genoeg bezit, en door de Natuur geholpen, een heilzame overvloedige Loopkrygc. w.ar door die zelve galagtige ftoffen ontlast wordende , zodanig een Koorts op eenmaal de pas afgefneden , en de lyder op Maande voet , of na enige ligte aanvallen , van de Koorts bevryd word; zonder, zo 't my toefchynt, nodig te hebben in die, zoo wel als in andere foorten van Loop; zyn toévlügt te nemen tot onfchuldige diertjes', 't geen allerongerymft zoude zyn. Tiifot verklaart duidelyk zyn meninge als hy van de Cböféra (Bort, ook Galbraking genoemt) . welke Ziekte zich door fchielyke overvloedige en pynelykt Brekingen en Afgangen openbaaid , het volgende g. tuigt ; Bl. 249, „ Deze Ziekte, die altyd vaneen zeer fcher„ pe Gal afhangt, heeft gewoonlyk plaats op }, t eind van July en in Augustus; vooral ii zoo het zeer heet geweest is, en men gee- „ ne  over de SCHURFT, enz. 297 „ re Zomer-Vrugten gehad heeft, welkers „ gebruik de rottige fcherpte der Gal ver. „ ftomt ". De Aucleurs vande Dictionnaire Encyclope. diqe zeggen op het Artikel de Cbolera Marbo. 't volgende. C'elt en effet un dégorgement violent ét „ trés - abondant par haut & par bas de Matieres acres, ordinairement bilieufes, etc. „ La bile pue ici ie priucipale Role: les eva„cuations font bilieufes, jaunes, porracées , „ erugineufes, etc. On voit duns les Cada. „ vres toutes les marqués du ren*o-geraeht „ de la bile , qui eft quelquefois d'un jaune „ foncé, verdatre etc. On a trouvé le Foie „ obftrué, desfefché renfermant des kystes „ fteatomateux. On a rencontré des dilata" „ tions de la Veficule du fiel & du canal com„ mun. On a decouvert enfin des marqués de „ Phlogofe, & de Gangrene a 1'eftomac au „ canal inftestin etc. Men vind in deze Ziekte, gelyk in alle overige, wederom een fterk bewys tegen het dierlyk Syfthema van Linnzeus : te meer, daar men door de dagelykfche ondervinding, meer dan overvloedig bevestigt word, dat 'er in alle foo.ten van vrugten, en byzonder tin het gerjngfte en flegtfte flag, 't geen nog daar en boT 5 ven  3o3 VERHANDELING ven de Soldaten, en 't gemeene volk, die het grootfte der Inwoonders uitmaken, wegens de bekrompenheid hunner beurs, verp'igt zyn, te kopen; en 'er ook tot hun uitftekend voordeel gebruik van maker; een ruim aantal van diertjes gevonden worden, welke hun des te eerder moesten benadelen; om dat de meeste, en veel ligt, alle Soldaaten, gelyk den grootflen hoop van 't gemeen, hun lighaam opvul-; len met zulk onryp , wormachtig en flegt Fruit; en nogthans krygen zy geen Loop, zy krygen geen Gal- noch Rot Koorts. Daar by hebben zy die ongelukkige gewoonte, om alle fpyze ,; de Vrugten wegens derzelver aangenamen, en veeltyds, inzonderheid wanneer'er een fchaarsheid van Ooft is, voor hun ongewoner, fmaak, niet uitgezonderheid; op verre na niet klein genoeg te kaauwen; waar mede zy, hun maag opproppende, een onverteerbaarder voedzel voor hunne Ingewanden, met de daar uit voortkomende raauwe en ongezonde chyl maken, *t geen den Artz als van blad tot blad aangemerkt heeft, 't Is een dubbelde fchade, als men de fpyzen al tc gullig, zonder die klein genoeg verbryzelt te hebben, en met gantfche brokken doorzwelgt: 't is nadelig voor onze gezondheid; 't is'fchadelyk voor de zak. Hoe kleinder de fpyzen in de mond vermorzelt, en met het nuttige en noodzaakelyke fpeekzel tot eene fyne pap gemaakt worden; des <  over de SCHURFT, enz. 29p te minder werk heeft de maag, en verdere Chyl makende Ingewanden nodig, cm 'er ons gefchikt door te voeden, en 'er gezond bloed van te maken: Het eten koit te kaauwen is cok geen gering profyt; want men heeft op den duur Veel minder fpyzen nodig, om dat, 'er niet zoo veel van de voedzels, waar in nog iets nuttigs is, onverteert en nutteloos wederom uitgeworpen word. En deze twee redenen moesten ieder mensch tot een billykeomzigtigheid aanfpooren, om dit altyd naauwkeurig waar te nemen, te meer moesten wy ons daar op toe leggen, dewyl we door het langer kaauwen, en een aangenamer fmaak , waarvan de menfchen in deze dagen te grote Lefhebbers zyn, ontwaar worden: en, om dat \.r meerder tyd tr.e vereischt word, behouden we die geurige fmaak langer in de mond, waar in toch 1lcen het fmakelyke van 't eten beltaat. Na de maaltyd heeft een Koning gren aangenamer fmaak op zyn tong, die voor weinig ogenblikken met het keutigüe verbast wierde3 dan een armen hals, die ten gr ffe nu el of pannekoek, in groene en raauwe lamp-oly gebakken, tot zyn aangenaiimfte lekkeniye gegtt.u heeft. En door een tegcnftelde, en verkeerde levers-wyze der Soldaat-n, kan men nu gemakkei jk begrypen, hoe dat. sy de nog levendige In,  30O VERHANDELING Infecten der vrugten, meest alle levendig,zon. der weinige te kwetzen, noch te doden, na binnen verzenden. Uit welke omftandigheden, zamen genomen, (en één van de ze oorzaken zou zelfs genoeg zyn; , men zich zeer moet verwonderen, hoe een Soldaat, voornaamlyk uit oorzaak der Infedten, die door de andere byk-jmende dingen meer gevoed en onderhouden worden , indien niet ongelukkig genoeg altyd, ten minften veeltyds aan Gal- en RotKoortfen, maar inzonderheid aan een onafgebroken Loop, ten tyde der Vrugten, ziek zy. En helaas! het gaat veel ligt met deze Infecten, gelyk als met de Polypi; dat ze wederom aangroeyen, na dat ze in verfcheiden kleine ftukken gebeten zyn; waar door dan 'c gevaar aanzienlyker ogen toeneemt , en dan is myne billyke voorzorge van weinig aanbelang met opzicht tot de Infedten; fchoon de overige vermaningen altyd haar waarde behouden. Ik herhaal het nog eens: hoe is't mogelyk, en hoe kan men begrypen, dat niet de gehele Wereld door zulke verfchrikkelyke , boosaar* dige, en zoo fterk zich vermenigvuldigende Vyanden, de Infecten, waar voor zich niemand verfchuilen kan cm dat ze, of van de eene plaats tot de andere zeer gemakkelyk overgevoert worden door Koopmanfchappen * klederen, enz. öf door zich zelvs over al hetn te  over de SCHURFT, enz. 301 te begeven 5 of door befmettinge rond gevoerd worden; of om dat ze wegens derzelver ligtheil, in de lugt opgenomen, door de Wind, over de gantfche aarde, en in alle afgelegen hoeken en oorden verftrooyt worden; aangevalk n en overmeestert word: en dit kan door derzelver veerdigheid, want ze zyn in een ogenblik van de opperhuid, in de Ingewande»; van 't Hoofd, tot in den Endeldarm verhuist: Bl. 240. als mede door derzelver taayheid gemakkelyk, en met weinig .moeite gefchieden, „ want zy leven niet alleen lang buiten het ,. lighaam, maar zy leggen 'er eyeren, en „ broeyen die uit 't Is dan een groot ge. ïuk, dat de mensch niet altyd de Schurft heeft; s»an een dodelyken Loop onderworpen is; geduurig aan Maazelen, en Pokjes ziek is; de Kink-hoest heeft; aan gevaarlyke, Gal-Roten Vlek-Koortfen krank ligt; beftendige Verkouwdheden gevoelt ; enz. dog inzonderheid, aan de alvernielende, en voor de gantfche Wereld met regt gevreesde Pest bloot geftelt wordt; ja waarom niet door alle Ziekten te gelyk aan 't Zkkbed gekluistcrt! of ieder flag van Diertjes moet een affchrik, en natuurlyke Vyandfchap hebben van een ander foort; welke hun niet in maagfchap beftaan; en dit laatfte nieuwe, van my alleen uitgevonden gevoelen, meen ik, in ftaat te zyn, door één eenig, maar ftevig bewys, te kunnen aantonen; name- lyk:  go* VERHANDELING fyk. De Rot-Koorts voortgebragt hebbende Diertjes, worden verjaagt door de Schurft, diertjes, die dan als een Crifis mogen, en moeten aangemerkt wordtn. Nog een bewys valt my in gedagten, en dat Hel ik ter goed of kwaad keuringe aan 't ge* meen voor: te weten, dat de Verkoudheids» diertjes verdreven worden door de Loop-ver» wekkende Diertjes, gelyk ik in my zelvs ben ontwaar geworden; zie BI. 254. of dit moest alleen, als een verhuizinge van woonplaats gehouden worden: doch één bewys is in de Genees kunde genoeg. Andere, en vooral niet min beroemde Schry» Vers, leiden de oorzaken van de Loop, Roode Loop en de overige genoemde Ziekten, gewis niet van Diertjes, maar van gantsch andere, zeer natuurlyke oorzaken af: en onder die, zegt Brockksby, by Sandef. 2 D, 3 St. Bl. 590. „ Indien de Loop zynen gang ging, dan was een zagt purgeer - middel met Souten, Manna, en Oly zeer nuttig. Som'yds was de Loop niet te genezen, ten zy door verande„ ring van lugt, dagelyksch paarde ryden, een goede levens-wyze enige maanden, of „ wel een geheel jaar , gebruikende tevens verfterkende middelen Wat invloed hebben alle deze zaken toch op die ftin- ken-'  over de SCHURFT enz. 303 kende 'diertjes ? immers niet ter wereld: Ook moeten dit andere Loop-diertjes geweest zyn, dan die van Rolander; „ de eerfte kon„ nen de Oly niet verdragen; de laatfie liepen „ onbefchadigd door den Oly, waar mede zy overgoten waren'*. BaldincIr verhaalt, Sandif. 3 D. 1 St. BI: 09-Ook neemt men in het veld eene Loop „ waar, welke uit gemoeds-aandoeningen, voor» „ namelyk door het verlangen naar het Vader„ land, en de Droefgeestigheid ontftaat, er» „ deze is ineestentyd dodelyk ". Aan deze Oorzaken kunnen de onnozele diertjes met geen mogelykheid deel hebben j of men moest zo buitenfporigfinneloos zyn, van ons blindelings te wülen doen geloven, dat men door Zielsbewegingen , door droefheid, enz, diertjes kan vormen, en zulk een verbeeldingskragt zou ja geen weêrgaa van fterkte hebben. Deze en foortgelyke Lopen ontfpruiten dan gewis uit Infecten, die in de Ziel huisvesten, en daarom , ter onderfcheiding van andere3 Geeft- of Ziel-diertjes genoemt wórden. Lorentz getuigt, Sandif. 4. D. i St. Bk £3 en 94. „ De Koode-Loop heerscht in 't 5, Veld des Somers , verminderd in den „ Herfft, «n houd geheel op in den Winter: „ doot  304 VERHANDELING „ door de Levens-wyze der Soldaaten wor„ den de eerfte wegen vervuilt, en met fcher„ pe vogten vervult, en door hitte en veran„ deringen der Lugt word de uitwaasfeming „ geheel belet, en dan behoord de Loop tot „ de verkoudheden ". ('t geen met myne gedagten zeer wel imftemt). „ In vervuilde en s, met fcherpe vogten gevulde lighaamen, be„ hoord ze tot Rot-Koortfen " ('t welk overeen komt met het voorgaande), „ en „ vorderd dezelvde genezing- Hy denkt, dat ',, ze dikwils uit genoemde oorzaken zonder „ befmetting ontftaat''. C39g Jsra aajrreib aiaxonrio 5b ftsafiux nssJcsioj Van waar is anders de eerfte Loop ontftaan? In dit gevoelen van Lorenz liggende volgende bewyzen. Vooreerft, dat de Loopdiertjes de koude niet Verdragen kunnen / en men vind de Schurfdigen nogthans zo wel des Winters, als des Somers, de diertjes van beide zyn evenwel volgéns Likn^üs „ van „ een Fami'Je". Ten tweden blykt hier uit, dat de diertjes, in de aangename herfftvrugten gevonden , geen de minfte deel aan die kwade Buik-loop gehad hebben; nademaal die al in den Somer , voor het lezen der Vrugten , begonnen is: en men kan 'er ten derde by voegen, dat die fuuragtige vrugten zeer dienftig tegen alle rottige (doften, geen oorzaak van die Euilivloed hebben kunnen  'over de SCHURFT enz. 305 nen zyn, maar veel eer een nuttig Geneesmiddel tegen dezelve, *t geen nog verder bevestigd word door Heureman, wanneer hy Schryft,,-, De Roo^e-Loop ontftondt voor dat de „ Soomer- vrugten ryp waren „• Eene al fe s, fterke minnenhandel heeft in veelen gelegen- heid tot den Loop ïgegeeven. Verzweerina, gen en Verhardingen der Vliezen, heeft men meer in de dikke, dan in de dunne ,•, darme waargenomen ''• Zie Sandif. 5. D. 1 St. Bl. 76 en 77. Venus is dan ook de Godinne der Loop-slnfe&ten ,"dat is, een minnehandel maakt loop - diertjes. Hakmes getuigt; „ De ootzaak van de Rode-Loop is „ een rottige Scherpte, om dat die middelen: welke dezelve bevorderen, altyd in den ro^ ,, de-loop fchadelyk zyn'; en in tegendeel „ 'die, welke de verrotting tcgenftaan , veel ,, voordeel te weeg brengen. Vooral zyn dé „ Suuren van groot nut : Hy boosaartigè „ Koortfen, als alle Sappen tot verrotting zyn a overgegaan, voegd zich ook dikwils den „ Roden-Loop; dus blykt uit alle deze om,-, Handigheden, dat die Stoffe, Welke den ro„ den-loop verwekt, van een rottige natuur y moet zyn. De rottige Stoffe wörd inwendig geboren, of uit verrotte uitwaasfemende zaken „ van buiten aangebragt „• Sandif. 4. D. r. St. Bl. 113 en 114. Dit bevestigt wederom myn gezegde? X Uit  305 VERHANDELING Uit dit een, en ander mag men veilig opraaken , dat de Stoffe van de Rode.Loop, van Rot-Gal-en Vlek-Koortfea, van een rot-of galachtige Scherpte, en derhalven vanéén natuur moet zyn, 't geen ik, zo kort mogelyk» met anjere Schryvers voldingen zal. „ R a ro dx befluit uit waarneemingen over », de Bluts - Koorts, dat de Peper -Koorn Vlek- ken eene rottige ontbindinge des bloeds te « kennen geeft ". Sandif.i D. i. S. Bi. 28. Brocklesby meld, zie Sandif. 2 D. 3 St. Bl. 587. enz. „ De Gal-Koortfen in den „ herft, in zommige verzelt meteen Loop, y eindigde in anderen met een Cblorera, in an>, deren hield dezelve aan tot 9 of 10 weeken; „ Braak-middelen te geeven, zoo lang als 'er » Galachtige Stoffe in de Maag , bicteren „ fmaak in de mond, een geelachtig beflag op ,, de Tong, en Walging was ". Wanneer men nu alle die Z;ekten aan Diertjes toekent, dan was de Mensch in 't algemeen, en onder die, dan Soldaat in 't byzonder, de ongeluk, kigfte van allen, als hy 'er op laat volgen Bl. 590. „ Door de Vlek en andere kwaade „ Koortfen fterven agtmaal zoo veel Soldaten, „ dan door den Oorlog zelve. Braak - midde„ len waren zo nodig in deeze Ziekte: wanneer „ alle toevallen eene verrotting aantoonden,  óver de SCHURFT, "enz. 307 gaf hy de fuuren, Afyn liet hy zelvs niet weg, „ als zich op den 10 of 11 dag zeer zware „ ftoelgangen openbaarden ", welke zekerlyk een Loop, indien niet een Roode-Loop te kennen gavent hoe zouden ook die middelen te ftade komen in Diertjes? ' „ Zomtyds ontftaan verklaart Whyt*; 3, Zinkings-pynen uit die kwade vogten in „ het bloed ", , gantsch alleen geholpen. De zuuren waren „ op alle wyze voordeelig ". BL 378. Deze zyn ja alle Geneesmiddelen tegen een rottige Stoffe, en van alle tyden met vrugt beproeft. Zimmerman deeld twe waarneemingen mede van Keller, Bladz. 383 en 384. „ Een kind van anderhalf jaar was reeds „ agt dagen op eéne elendige wyze met den Rooden-loop geplaagt, en men had het zel„ ve geene middelen, hoe genaamd, konnen „ in het lyf krygen, het had dikwils ftuipen, en fcheen welhaast te zullen fterven. Kel„ l e r raadde de druiven aan. Het Kind at „ geduurende agt dagen zeer veel Druiven „ en herftelde ". „ Èen voornaam Heer had de nodige öntlas„ tende middelen met goed gevolg gebruikt, „ doch hy begeerde geene andere middelen ih , te nemen, en deze herllelde door het ge„ bruik der Vrugten. Gewis eigenaartigè middelen, om den gevaarlyken Buikloop aart te zetten, in plaats van die te genezen, ter oorzaak der diertjes, die men in menigte aW eten?  over de SCHURFT, enz. 321 •etende doorflikt; en die den loop moesten vermeerderen; en indien die niet boosaartig is, daar door .kwaadaartig moet gemaakt worden. Nu weet ik dan ook reden en antwoord te geven op die Vraag, waar over ik veelvuldige reizen door de eenvoudigfte Landman, die my dien aangaande onderhouden heeft, ben, befchaamt geworden: namelyk; te Staphorst heerschte voor enige jaren een zeer kwaadaartige Rot-Koorts, waaraan vele ftierven; en onder die, die herftelden, waren de meeste zo ftyf, en in alle hunne geledingen zo onbuigzaam, als een boom, verzelt met een geweldige doofheid: en onder deze waren .niet weinig, die, 't geen ik nu bedoele, overladen waren met Luifen, zó dat ze niet naar behoren konden gereinigt worden: eindelyk moesten zy, om zich van die lastige gasten te ontdoen , het beddegoed, zo veel zulks toeliet, een en andermaal koken, tot dat de herftelden eindelyk van dat fehandelyk vee verlost wierden-. ' Vraagde my nu een Profesfor, of Lid van een aanzienlyk Genootfchap na de reden daar van; ik zou aanftonds cordaat antwoorden , en ik zou den Spyker op zyn kop treffen , met te zeggen, en dan is de zaak vry van  jsft VERHANDELING alle duisterheid, „ dat die luiten een Crifis, „ dat is een fcheidihg der Ziekte geweest jn zyn ". Is iemand niet voldaan met deze verklaringe, gelyk ze my ook bezwaarlyk voldoet, „ die neme dit affchuwelyk onge„ dierre voor de oorzaak van deze Rot„ koorts, „ en aan deze twee antwoorden, zamen genomen , kan geen fterveling geloov weigeren: te meer, om dat de Luifen, gefyk de Schurft, in een aantal van verfchynzelen en uitwerkingen overeenkomen, i. I3 'teen oude Ziekte, men leest*'er al van Exods. 3. vs. 16 en 17. 1. 't Is ook, even als de Schurft, geen noodzakelyke Ziekte , als men zich voor de befmetting hl acht neemt, en zich zeer zuiver houd. 3. Zy zyn, als de Schurftdiertjes , te verjagen en te doden door Tabak, Kwik , Rottekruit; en men ziet ook met welk een gevaar men foortgelyke middelen alleen uitwendig onvoorzichtig gebruikt, waarvan ik in een Meisje van 16 jaren, van een Landman, bedroefde toevallen gezien en genezen hebbe: 4. Zy komen van buiten: 5. De niets wetende en niets geleerd hebbende oude Wyven zyn 'er beter op afgeligt, om ze te doden , dan de veel geleerd hebbende Geneesheeren : 6. Zy lopen gemakkelyk van den enen menfche tot den anderen over door aanraking : 7. De befmetting gefchied zeer gemakkelyk, en ligter, dan van de  over de SCHURFT, enz. de Schurft: 8. Zy vermenigvuldigen zich on-, tallyk: 9. Trekt men de befmette klederen we. derom aan, eer dat zy geftorven zyn, en de eitjes verdroogd , of onvru^tbaar geworden zyn, men word wederom befmet; 10. Zy Veranderen onophoudelyk van plaats: 11. Zy maken vry diepe lelyke zweren: 12. Zyn zeer gemeen in onreine, en vuile Hospitalen en Gevangenhuifen, Armeeën, enz. 13. Zyn ge. - zellig, veel gemener, bekender en talryker , dan de Schurftdiertjes; om dat 'er meer menfchen met befmet zyn i 14. Zy veroorzaken jeukte, en, als men zich krabt, pyn; word dat heftig gedaan, de pyn word vermeerderd; de Kinderen fchreeuwen fomtyds van pyn, dat hun de tranen over de wangen biggelen a als zy gekamt, dat het zelvde is, als zy ge. krabt worden: 15. 't is, gelyk de Schurft, een fchande, veel luifen te hebben : 16, Zy zyn op de huid, in de rimpels , in de blaasjes of zweertjes: 17. Zy zyn zichtbaar, zon. der microscoop ; niemand twyvelt aan haar aanwezen: i8. Zy beftaan dan niet in de inbeelding ; niet in een uitwaasfeming, noch aangeboren, of verkregen fcherpte ; noch ia een zout of fuuragtigheid van 't bloed: neen, maar zy komen voort van kleine levendige Infeaen, uit eitjes uitgebroeid : 19. Zy ma? jken korsten: 20. Zy worden vermeerderd door de onreinheid, want by de onreinen komt di: X 2. ón-  334 VERHANDELING ongedierte het best voort: ar. Kinderen hebben die 't meest, cm dat zy door de tedere en fponsachtige huid gemakkelyker doorbyten, en influipen: 22. Zy beminnen een matige warmte: 23. De jeukte word of en aan bemerkt; dit weet een ieder; dewyl deze diertjes eten, zich bewegen, en zich tusfchen beiden ftil Houden, als ■ zy verzadigd zyn: 24. Zy komen ligt wederom: 25. Eén enig mensch kan een gehele Armée aanfteken; om dat zy zich ontallyk vermeerderen, doch het meest daar, waar de reini^heid onmogelyk fchynt. Zie daar een aantal van vergelykingen tusfchen deze twe diertjes. Kan men nu wel met enige fchyn van billykheid van my vorderen, om nog al meer, dan 25 overeenkom* ften, en gelyke eigenfehappen tusfchen de Schurftdiertjes, en de luifen by te brengen 'k had nog meer Van dat foort in myn harsfens, maar myn hoofd begint te jeuken; ik vrees, dat ik my my Zal moeten krabben, en my daar door pyn verwekken , waarom ik thans de pen nederleg, om my, door 't be fchouwen van andere voorwerpen, van de jeukte, en deszelvs gevolgen te ontftaan. Dit is, voorzeker! geen gevoelen uit kortswyl aangenomen, maar is gegrond op de ondervinding van alle eeuwen, en zal onwrikbaar blyven ftand houden, niet tegenftaande al-  öveh. de SCHURFT enz. 3tjr alle vieze en grilzieke nieuwigheden van die gene, die altyd met Bergen vol van nieuwe uitvindingen fwanger gaan, en uimmer een rype vrugt ter gezetter tyd baren. Verfchooc my deze uitflap. „ De gemoeds- aandoeningen hebben eenen „ groten invloed op deeze Ziekte "; waarvan by twe voorbeelden bybrengt Bi. 391. 4°9* 410..- en dat de ziels-bewegingen fomtyds alleen in ftaat zyn, om een gewone langdurige Loop uit te werken, daar van heb ik in my zelvs een allerklaarst voorbeeld gehad. Een myner intiemfte boezemvrienden in 't Jaar 1764., op het onverwagtfte op zyn bed des morgens dood gevonden zynde , wierd my zulks onverhoeds geboodfcMpt; juist op een tyd, als ik my aankleedde, om hem te bezoeken, waar door myn gedagten op hem geftadig ge vestigt, een blydfehap, van hem binnen weinig ogenblikken te zullen zien, in my te weeg bragten ; waarom • ik door die onverwagte tyding des te meer getroffen wierd; en 't geen van dat ongunftig gevolg voor my was, dat ik van dat tydftip een gehele veranderinge in myn Zenuw - geftel befpeurende, meer dan drie maanden door een fterke Diaarrhasa, ook des nagts, overvallen wierde; zynde voor die tyd zeer gezond geweest: ook waren geen geneesmiddelen, daar tegen in de X 3 mo-  326 VERHANDELING fflod», inftaat, om die te fluiten; maar alleen de voortihellende tyd, waar door gelukkiglyk de droevigfte gebeurtenisfen uit het geheugen geraken, heeft en de droevige nagedagten * en dien Loop langzameihand weggenomen. De Loop uit gemoeds-aandoeningen, en uit een hartelyk verlangen na net Vaderland, veel-, al dodelyk zynde , valt voornaamlyk voor in die ongelukkige Vreemdelingen, die tegen hun wi' gedwongen worden tot den kryg, waar te= gen huanne Natuur een inwendige onoverwinbare afkeer heeft, en die zy nooit, al fpanden zy al hunne kragten in, zullen kunnen te bo». Ven komen: een handelwyze, die in een Barbaar, in een Wreedaard, van alle Christenen moet verfoeit worden, 't Zyn voornaamlyk die ongelukkigen , die vaak uit andere Landen , aan hunne Ouders, Vrienden, ja Vrouwen en Kinderen ontrooft, erbarmelyk geteistert, en genoodzaakt worden, de Wapenen tegen hun eigen Heer, Land, Goed en Bloed op te vatten; waar uit een billyke en onophoudelyke Droefgeestigheid in alleeerlyke enredelyk denkende gemoederen moet ontftaan, en hier uit Ipruit dan dien dodelyken Loop voort. Bal. d in gek. bedoelt hier, zo 't fchynt, diebeklagensweerdige Vreemdelingen, die tot hun dood toe fomtyds met Stokftagen tot den dienst gedwongen worden: gelukkig! indien hun 't lot  •over de SCHURFT, enz. 5117 lot des doods vroegtydig te beurt valt. b*De Rodeloop diertjes moeten in fommige gevallen verfchrikkelyk boosaartig zyn, als men Zimmerman zich dus fterk hoort uitdrukken. „ De afgangen in dien Loop kunnen zo „ rykelyk zyn, dat de Lyders binnen twaalf „ uuren fomtyds het leven verliezen. En de ,, Rotkoorts, welke de Rodeloop voorgegaan „ was , en met dezelve volkomen oyereen „ kwam, taste zelvs volwasfenen zo fchielyk „ aan, dat zy in een quartier uurs gezond, en „ zeer Ziek waren ". Sandif. 6 D. 2 St. Bh 413 en 369 en 4 D. 1 St. Bl. 98. ?ï Triller, zie Sandif. 6 D. 1 Sr. BI. 173. „ zegt, dat de Exanthemata Miliaria fomtyds „ een Crifis te weeg brengen ". Bygevolg „ kunnen door een Crifis diertjes gemaakt wor^ den; .dewyl Linnjeus wil, „ dat alle Koort„ fen met"uitflag haar beftaan aan diertjes heb„ ben dank te weten ". • Zo op 't ogenblik verhaalt men my een geval van een Podagrist, dat my verfchrikte, .en my deed vermoeden, dat de. Podagreufe Softe ook diertjes waren ; want zy hadden gevoel; zy hadden dierlyke aandoeningen; zy waren fchrikagtig; zy vloden voor 't yskoude water. „ .Zetter Heer, aan het voeteuvel krank, ftak de . benen in yskoud water, in 't laatst van DecemX 4 . ber  35Ü VERHANDELING ber 1776, als het reets vroor: op het ogenblik* als zy 't koude water gevoelden, wierden zy ontftelt, verfcholen zich dieper in 't lighaam, en kropen, of liever, liepen te post na zyne Lendenen, (want zy waren daarin een ogenblik} ; daar zy hem met fterke en ftekende aanhoudende pynen wel betaalden: een jaar te voren , had hy die beesjes door diergelyke yskoude waterfchrik verjaagd ; en toen hadden zy hem zyn Scrotum geheel in bezit genomen, 't geen hem, behalven de doordringende pyn, , niet weinig verfchrikte, wantzy hadden 't zelve opgevultter grootte van de bol van een hoed, en nog had hy geen leergeld genoeg betaalt :. men begrypt van zelvs, dat 'er, om zulk een gezwel te vormen , Legioenen van Diertjes vereischt wierden: doch langzamerhand kroop de een voor, en de andere na, wederom na de voeten, dia zy deden opzwellen en met pyn vervulden tot weerwraak, tot dat alle podagreufe ftoffe, 'k wil zeggen, tot dat al de diertjes wederom op hun oude plaats waren ". Dit fchryf ik alleen voor de Podagristen ter waarfchouwinge, op dat zy aan my met dankzegging zouden gedenken. Niemand echter verwondere zich over de gewone tegenftrydige ftellingen vanLiNW-ffius, en  over be SCHURFT, enz. .32$ en dit heeft zyne byzondere oogmerken ten gevolge; want „ Hetgeen heden een Eeitje is, is morgen „ een Worm, en word eindelyk wederom een ,, Plant ". Sandif. 5 D. 3 St. BI. 637 en 638. Door welke ftellinge hy de eenmaal vastgeftelde orde der Natuur geheel vernietigt, en t? onderfte boven keert. „ Ik beken zegt Pr. Lulofs in zyne Natuur en Wischkundige Befchouwinge des Aardkloots,op een vooronderftellinge van Linnjeus aangaande de Gefteltheid en Legging van het Paradys, Het is jammer,dat dezelve aan ,, zo vele zwarigheden en ongerymtheden on„ derhevig is ". Bl. 388. Wil iemand nog groter, voor 't menschdom gevaarlyker ongerymtheden , ja 'k had haast gefchreven • met opzet, en voorberaden tegenftrydigheden, lezen; hy doorbladere alleenlyk de Syngenefia van den Kundigften Kruidkenner,„de Hr. Meese : „ daar vind men de 3. Artemifia, voor de „ eerfte Seripkium: en wederom deze laatfte „ voor de derde Artemifia. De tweede Stahe* 1 lina is ook de derde Sanloïïna, en deze we„ derom op een ander plaats de 2. Suhejina. De Matricaria is de Anthemis en deze we„ derom de Matricaria. De 1 Baccharh is ook „ de twede Iva. Dus vind men vcrfcheide X 5 „ Plan-  VERHANDELING Planten on der twederley Geflagt-Namen. » Welkeen onvergeeflyke, welk een gevaarlyke verwarringe en duiterheid! Zie Bl. 30. 34. 36. enz. Verwagt in myn Nieuw Samen/Iel, de Kanher-Beroer te- Podagra- Jigt- Bloeafpttwen - Tering* voortbrengende Diertjes; zie van deze laatfte Rofenft. BI. 375. daar by zal ik nog voegen een Legerfcbaar van Moorddadige Ziekten te weeg brengende Diertjes; als d? Vallende Ziekte volgens Rofenft. BI. 125. Het gevaar, om door diertjes befmet te worden is ook oneindig groter, dan de befmettinge, die alleen door de gewone aanftekende uitwaasfeming, of uitvloeizels, ontftaat, vermits deze laatfte Stoffe, zeer fyn, vlug , ligt ver* deelbaar, en door, en in de lugt zo verfpreid, en zo kragteloos kan gemaakt worden, 't geen ook zeer dikwils met vrugt gefchied, dat 'er geen gevaar van verdere befmetting meer te dugten is: van welke gefchikte voorbehoedmiddelen, om rottige aanftekende uitvloeyzels te verbeteren, en veel ligt t' onder te brengen, de Geneeskundige Schriften veclvuldiglyk gewagen, en daarom onnodig hier te herhalen. Daarin tegendeel, voor de befmettende Infedten, geen raad ter Wereld kan uitgedagt wor-  OVER DE SCHURFT, enz. 33* worden. Geene ftrerge koude immers, is in ftaat om ze te vernielen, of geheel uit te roeyen; waar voor nogthans alle befmettende Ziekten meesten tydfwygen; want de diertjes begeven zich dan zekerlyk, tot hun eigen veiligheid m de voor hun welverzekerde plaatfen, dat is, dieper in de klederen, huizen, of in het matig warm zynde lighaam. Tegen een grote uitwendige hitte, welke zy insgelyks fchuwen , zyn ze zeer gedekt, en ze kunnen zich op dezelve wyze verbergende, bet hnn gedreigde onheil ontduiken. Door fcherpe, of hun verflikken» de Genees-middelen zyn ze alle o;imogelyk te doden; doordien ze zich konltiglyk op een listige wyte weten te verfchuilen in de Longen, AÏaag, in Pudendis, enz. en dat in een ogenblik.0 'Er blyft derhalven geen uitvlugt, 'er blyft geen mogelyk middel meer overig; of men zoude, en Zieken, en Gezonden, en Op» pasfers, en Huis, en Inboel, waarde befmetr ting regeerde, ombarmhertig aan de alvernielende Vlam moeten opofferen, "t geen zekerlyk ongehoord, wreed, ten uiterften fchadelyk, en ten hoogften fchandelyk zoude zyn: ja ook dan zoude het nog te bezien ftaan, of alle de diertjes, met derzelver eitjes, wel gedood zouden worden. Veel ligt zou het een, en ander Infecï, of een bevrugt eitje door de Wind, of door de fterke Vlam , kunnen verjaagd, of weggevaagd worden, en zich ergens elders neerzet-  §35 VERHANDELING zetten, om hunne woede te verdubbelen: en „ nademaal ze zich onbegrypelyk ontallyk ver„ meenigvuldigen, zoude alle welberaadene „ voorzorge 't enemaal vrugteloos te leur gefield, „ en de aangewende moeite veriedeld worden. Om nu de Loop-diertjes een vriendelyk vaarwel te zeggen, en ten einde te fpoeden, want men zoude, door dat geduurig her- en derwaarts loopen, zelvs moede worden j zal ik tot Pok- en Pest-diertjes overlopende, nog kortelyk iets van dezelve zeggen. Gefield dan, dat de Kinder pokjes , Mazelen, Kinkhoest, Pest, enz. volgens Linn^EUS,ook door diertjes te weeg gebragt worden, gelyk de Loop, Schurft, enz. „ en dat „ die Ziekten niet op een en denzeïvden tyd „ waargenoomen worden, maar tot vaste jaar„ getyden bepaald zyn". Waar blyven dan die Pok- en Pest-diertjes in die tusfchentyd , wanneer ze hunne vergiftige aanftekende kragt niet oeffenen. Ik durve niet beflisfen , of de befmettinge by hun alle , op een en dezelve wyze gefchied: dan of deze op die, gene op een andere aart befmetten; dat is; of de befmettinge door de tanden , te weten door te knagen, gefchied, en dat ze in die gemaakte wondjes een vergif inblazen, of in fpuwen; of dat het door het byten alleen gefchied, en dat  over de SCHURFT, enz. 333 ' er een geduurige knaging vereischt word; of wel dat ze een byzonder fmettend vergif, naar hunnen byzonderen inborst en aart, uitbraken; of ook, dat 'er in hunne ontlastte vuiligheden de oorzaak van het fmet gelegen zy; en eindelyk, of hunne uitwaasfeming het grootfte onheil aanbrengt: of dat alle deze dingen by elkander vereischt worden, om een algemeene befmettinge van allerlei Ziekten in de Wereld te zenden; waar toe dan ieder foort het zyne afzonderlyk toebrengt. Verhuizen ze, in die groote Vacantie, wederom ba het Land hunner geboorte? zoo ja , hoe komen ze daar? Deze zwarigheid had zich rasfer, en min moeijelyker ontfwagtelt,als men maar de voorzigtigheid gehad hadde, van ze gevleugelt verjonnen te hebben: dog nu, ik beken het openhertig, weet ik hun cours niet. Zy moeten zekerlyk al een vry grote togt afleggen: en om dat zy, de eene alle 7 of 8 jaaren, en de andere, te weten, de Pest-diertjes, zeer onregelmatig, en naauwlyks één enigmaal in ééne eeuw, ja fomtijds in verfcheiden verftreken eeuwen, hunne befmettende gal uitbraken; ik wil zeggen, hunne aanftekende kragt, fcherp doen gevoelen, fchyn t derzelver juiste geboorte plaats, niet tegenftaande de Scheepvaart, na  334 VERHANDELING alle ver gelegen bekende Wareld-delen, viy uitgebreid is, tot beden toe onbekent te zvnt ten zy dat het aan ons uit gebrek van kundige narigten ontftaan zy. Of, en dan is de knoop ontwikkelt, zy moeten altyd tegenwoordig zyn; maar het vermogen hebben van te kunnen befmetten, en niet te befmetten; doch dan vervalt men hier in een ander zwaarigheid, die niet minder moeyelyk is, om op te los Ten, dan de voorgaande. 'tls onbetwistbaar zeker, dat 'er geen aangenamer, geen pleyfieriger, geen vergenoegender tyd voor de diertjes is, dan die der algemene befmettinge, om dat de vreugde dan ook algemeen is, geen dier leeft ja blyder, en vrolyker, dan wanneer, de fchaarsheid van lek. kernyen hun overvallende, zy wel haast een milden overvloed van keurige maaltyden mogen fmaken; deze nu hebben ze nooit beter, nooit rykelyker, dan in tyden van Pest, én andere befmettingen: maar hoe maken het dan die arme fchelmpjes, in gezonde, in heilzame dagen voor den mensch ? Waar dan van geleeft? hier kau ik my niet uitredden , maar verwarre 'er hoe langer hee dieper in, en daarom itel ik deze vraag aan 't Publiek ter beantwoordinge voors D& Gouden Eere-prys zal kt.  over de SCHURFT, enz. 335 leflaan, in zich nuttig aan 't Gemeen gemaakt ie hebben. Of men moet het eindelyk aldus verklaren, dat de diertjes eens afgemat, en verzadigd zyn. de, door de menigvuldige befmettingen, even als fommige andere dieren, in al dien tusfchen tyd flapen, althans werkeloos zyn: en wie weet, of zy dan niet by de Zwaluwen zouden aan te treffen zyn, welke in den winter hier of daar verfcholen en verftyft, als flapende nu en dan gevonden worden : misfchien verfchuilen zy zich in de dikke muuren der oude Kartelen. Dit volgt van zelvs; wil men ze daar opfporen,men moet vaneen goed Vergrootglas voorzien zyn, om ze in de drek, en vuiligheid te zoeken; maar dan moet hun flaap verbazend ]ang uitgerekt worden, en wel tot zeven, of agt jaaren in de Kinder-ziekte, en fomtyds meer, dan een gantfche Eeuw in de Pest, 't geen men bezwaarlyk iemand zoude kunnen wys maken; ja ook Linn^ïus zelvs zou het niet willen geloven. Na dat ik my wederom pas uit eene moeijelykheid enigermate uitgewikkelt hebbe, wikkele ik my in de andere ia: want hoe weinig dat 'er door den flaap van de vaste, en vloeibaars  336 VERHANDELING baare delen ook maar vervliege, en verteert worde; zoo is nogthans een agtjarige flaap; hoe veel te meer een vaste flaap van honderd, en meer jaren, in vergelykinge van zulk een uitermaten klein , en voor een gewapend oog zelvs, önzigtbaar beesje, veel te lang, om niet voor altoos den eeuwigen flaap te flapen , ik meen te fterven; en dan heeft men 'er gewisfelyk niet meer voor te fehrikken;, Volgens Rofenft. leven zy niet lang, en daar mede wensch ik ons allen geluK; zy leven niet zo lano-, als wy gewoonlyk onze klederen dragen , en dat is een oneindig vóordeek Zie No. II Worden ze met Koopvaardy-Schepen aangebragt, en ook wederom na hun Land gevoerd? Hoe komt zulk een met befmettende Ppk- en Pest-dieren bevragt Schip, bij welke zich misfchien de,Kink-hoest Vlek-koorts-diertjes, en ander affckuweiyk lelyk Vee tot gezélfchap voegen, door Zee? en dat nog wel op zo een langduurige reize; vermits ze ongetwyfelt van verre komen: „ die van de Kink-hoest worden, „ na alle waarfchijnlijkheid, uit Africa of Oost„ Indien tot ons overgebrag'." Rofenft. Hoofdft. 19. bladz. 378. Kwamen ze niet van zeer verre, men had ze al lang ontdekt- De  ovëR de SCHURFT, enz. 335 De Pest-diertjes zyn misfchien onderdanen van Mahomet,en wei van de uiterftegrenspalenMaar hoe maakt het zulk eén met Pest-dieitjes beladen, en beballast Pest Schip in de warmer lugt ftreeken, die ze doorzeilen moeten * alwaar de befmetting gemakkelijker gefchied, en heviger woed? 't Is onbegrypelyk, dat en Schipper, en Stuurlieden, en Matroozen niet op 't ogenblik, door al die Pest-Ziekten voortbrengende dieren , ter neer geveld worden ? My dunkt, dat ik zeer voorzigtig zal handelen, als ik den draad van dit gehele ff.uk kortelyk afbreke; anders Vrees ik,dat ik een Dool-hof, waar aan geen einde gevonden word, zal geraken; evenwel zal ik nog myn best doen, om my uit deze laatfte zwarigheid te redden ; my valt dan gelukkiglyk eene oplosfing in rr>yne denkbeelden,waar in alle myne Lezers wel genoegen zullen nemen: namelyk, dat het zelvde hier moet plaats hebben, 't geen ik van de Paruke-maakers f Molenaars; Meel-verkopers, enz. bladz. 216. met opzigt op de Schurft-diertjes gezegt hebbe; dat ook op dusdanige wyze* deze vernielende dieren , uit een natuurlyke ecrlyk- of infehiklykheid, de Zee-lieden* als hunne Weldoenders aanmerken ; en ze even daarom hunne gezondheid op de reize ongeftoort laten genieten; ten minften hun zeer moderaat behandelen, en hun op verre na zo verY woed  <5ü8 VERHANDELING woed niet aanvallen, dan wanneer ze hun overtogt volbragt hebbende, hun voor vragt-loon met Pest, Pokjes, Mazelen, Kink-hoest, enz. allerbitterst betalen, en dat is nog al een goedertieren inborst van die beesten: ondervonden de Zee-lieden het tegengeftelde, geen Schipper zou Schipper; geen Matroos zou Matroos willen zyn; en onze wyduitgeflrekte Zeehandel zoude in weinig jaren in duigen vervallen, en Hollandsen aanzien niet lange itand houden. Men zoude hier vooronderftellender wyze mogen vragen, en dan ontftaat hier wederom een zwarigheid: Waarom die na verafgelegen oorden Handeldryvende Steden dan niet dikwyler, niet beftendiger door dat fchuim van Pest-diertjes enz. aangerand en ontvolkt worden? Gelukkig intusfehen voor ons, dat 'er een voor ons verborgen weg moet zyn, waar door •alle die Pest Infedten, (hunne eitjes nemen zy zekerlyk mede op hunne lange reize, en veel ligt verftrekken ze hun tot voedzel), wederom na hun Land keren.- Mogelyk, en het ware van hartente wenfehen, word hun geboorteplaats, by toeval ontdekt; en, om daar toe des te fpoediger te geraken, behoorde men niet alle van alle befmettende diertjes, die reeds bekent zyn, mauwkeuiïge Afbeeldingen te maken; de nog on=r  ovèR i>e SCHURFT* enz. 339 onbekende , op vooronderftelde gistingen , in tekeninge te brengen; de Groot-Schippers daar jnte ouderwyzen, met de gevoegzaamile wyze, hoe die Infecten te vinden ; en hun alle van Microscopen, op 's Lands kosten, te voorzien: maar ook dat allerfchadelykst gewest, al levérde het ook goud op, eens ontdekt zynde, moest alle Koop'handel en Scheep-vaart, hoe profytelyk , ten enemaal derwaarts verbooden worden; want dan hadde men noch voor de Kinder-ziekte , noch Mazelen , noeh Kinkhoest, noch Pest, noch diergelyke vernielende Ziekten, niets meer te vreezen; te meer, om dat ik geloov, dat al die verwoestende diertjes jes gezamenlyke Buuren zyn, 't geen een groot voordeel zoude aanbrengen, naardien dan maaf een Famielie bekent geworden zynde, men niet verder nodig had de overige te zoeken. Het verdiend nog ene meer byzonderé aan^ dagt; dat die Menfchen haters , die Vyanden van onze vermaken, die ftoorders van de openbare rust, die geen Vorst op zyn Throon ontzien , noch verfchonen, en waar door jaarlyks duizendmaal duizenden van Huis- gezinnen in de bitterde droefheid, en befchreyenswaardige onherftelbaare armoede gedompeld worden, op zulke vastbepaalde tyden wederom komen* en ook vertrekken: en ik geloov veel liever, dat de Waarneemers in het aantekenen der ja* Y s ren»  34o VERHANDELING ren, waar in de Pokjes, Mazelen, Pest, enz. geregeert hebben, zich eerder merkelyk vergist hebben, dan dat die beesjes één jaar vroeger, of fpaeder wederom gekomen, en vertrok, ken zyn. De Natuur verwisfeit bezwaarlyk de van haar eenmaal vast gefielde orde; en da*_ blykt te meer; vermits Linn^eus met alle naauwkeurigheid heeft aangetekent, dat ze 99 zich, (let wel,) ter middernagt van die wit„ te ftreep des houten bekers begaven op de „ oppervlakte van het wm-er, alwaar zy juist tot tien uur des morgens, hun voedzel zoekende, tot hunne gewone verblyfplaats, na„ melyk de witte ftreep wederkeerden." Zo net wisten zy, en hun logement, en hun tyd in agt te nemen. Dit moet, gelyk ik al heb begonnen r"w| te merken, ieder een telkens in gedagtf 'gen, om op zyn hoede te zyn; om, of een keuken gereetfehap, uit Jeneverbo^èmaakt, uit het gebruik voor altoos te verbannen, en het op zyn best tot fieraad te doen dienen: of zo men, ondanks allen goeden raad,'er gebruik van maken wil,dat men het ja vooral niet doe, om zoveel te beter beveiligt te blyven; dan van 's morgens elf uur tot 's avonds negen, en nimmer inden nagt .-byzonder moest men vermyden alle houten vaatwerk met witte ftreepen doorvlogten. Ongelukkig is het voor den ongelukkiger» tactisch,  over tjë SCHURFT enz. 341 mensch, dat de Schurft - verkoudheid, VlekRot Koorts- en Loop-diertjes nooit vertrekken, maar hun Vaderland voor eeuwig vaarwel gezegt hebbende, hun woonplaats voor altoos by ons gevestigt hebben •, om dus hun vergif over al, en beftendig te verfpreiden: en even daarom behoorde alle man wel ter dege bedagt te zyn, om 'er de eigenaartige tegengiften tegen te ontdekken 5 en die uitgevonden hebbende, voor al niet als een Familie - geheim, voor zich alleen te behouden; maar ze tot nut van 't algemeen, getrouwen openhartig, zonder enige agterhoudinge, of bewimpelinge , aan 't Publiek mede te delen: en daar toe weet ik geen gefchikter raiddel aan de hand te geven, dan de van 's Lands wege daar toe aanzienly e gefielde beloningen ; naardien ook iede i door die diertjes geduurig ontvolkt wor het gevaar van deze onreine diertjes w' tegenzeggelyk, en teffens ontzaggelyk vermeerderd , wanneer Li nn/eus 'er uit befluit,,, dat „ de Schurft, en de Loop (bygevolg ook de overige reeds genoemde, en ongenoemde dierlyke Ziekten),, zonder befmetting zelvs, dikwils geboren worden." Men heeft dus een twevoudig kwaad hier uit te dugten.- voor eerst, het vrugtbaar voortbrengen van Ziekten door een aantal van fchulY 3 de»  542 VERHANDELING delooze diertjes zonder befmetting: ten twe? den , door de gevreesde befmetting zelve. Derhalven is het Edelfte Schepzel, den Mensch, het Pronkbeeld van zyn Maker; het ongelukkigfte, en deernisweerdigfte ilagtoffer der bloedelooze diertjes, die ons in een onafgebroken, in een allerbeklaaglykfte toeftand ftorten; en te gelyk in 't grootfte gevaar, in bitter benaauwde Ziekten, ja alle ogenblik in een onyermydelyken dood dompelen. Het is ongelukkig dat de fchynbare bewyzen voor dit Syfthemazo veel invloed hebben op de gemoederen der Geleerden. Kon het in 't algemeen aangenomen worden, dan was de uitvinding; dan waren vooral de eerfte uitvinders van dit gevoelen de zodanige, die een onwaardeerbare 9 en tot die tyd toe, nog verborgen, doch onbetaalbare Schat, aan 't menfehelyke geftagt toegebragt hadden; want het is by my onbetwistbaar zeker, dat 'er vroeg of laat, door de Natuurkundigen, of by toeval zulke tegengiften tegen alle die Pest-Pok-Mazel-KinkhoestInfeften, enz. zullen uitgevonden worden, dat men nimmermeer voor alle die verwoestende Ziekten te vreezen hadde: en dan kan men van de Medici zeggen, dat zy tot behoud van hun evenmensch, hur eigen Geflagt, hunne Wettige Opvolgers voor altoos verdelgd hebben. Geen  over de SCHURFT, enz. 343 Geen Hoge Scholen zullen 'er meer nodig zyn: onnoemlyke fchatten zullen uitgewonnen worden: de in de leerjaren onnut verfpilden tyd, zal tot nuttiger einden kunnen hefteed worden en men heeft dan niets meer te doen, dan de tegengiften algemeen bekent te maken, om die in geval van nood op ftaande voet aan te wenden: en daar mede is de gehele zaak ten einde gebragt; de Ziekten, hoe woedend ook, houden op; en den Mensch blyft voor als na een gewenschte gezondheid genieten, welke de grootfte fchat is, die hy op deze aarde kan verwagren, en die ik hun alle van herten toewenfche. Niemand verdenke my over deze en gene voorkomende uitdrukkingen ; de kortswyligheid der ftoffe gaf 'er overvloedige reden toe. Voor 't overige houde ik my aan 't zeggenvan een Criticus, die zich dus uitdrukt: „ Om tot kundigheeden te komen, moet men „ zich niet laten verblinden door de agtbaar. „ heid van de naam van een Autheur, die een „ Syfthema maakt, die een gevoelen voorftelr, „ dat eniglyk gegrond is op befpiegelingen • men moet de zaak met vlyt nafpeuren, en, „ zonder zich aan enig aangenomen gevoelen „ te hegten, moet men alle die gevoelens on- « der-  344 VERHANDELING derzoeken; die beftryden, die valsch fchy. „ nen; en andere voordellen,die gegrond zyn, „ zo't mogelyk is, op de waarneming, of ten „ minften, die gefchikt zyn om reden te ge* „ ven van een zeer groot getal van verfchynze„ len." criticus. Om nu myn voorgeftelde taak geheel af te doen, moet ik voor 't laatst nog een nieuwe waarneming, welke my nu eerst U> voorgekomen, hier plaatfen, om aan te tonen, dat de Schurft niet zo ligt befmet. In de maand Juny 1780. had ik een Soldaat 54 jaren oud, zeer met de Schurft bezet, zo dat hy reets in twe maanden, en ook nog, geen dienst konde doen: hy was vol met uitflag van 't hoofd tot de voeten: armen , handen, buik en inzonderheid de dyen waren met duizenden van kleine zweertjes bezet: de jeukte belette hem een aanhoudende en geruste flaap: hij had zyn hembden aan vlarden gefchuurt door de jeukte: hy had nog een hardigheid in de linkerzyde, die hem fomtyds ligte pyn maakte, die langzamerhand minder wierde, naar evenredigheid van den voorrdurenden en vermeerderden uitflag. Zoude ook dit gezwel in den onderbuik een verzamelinge,een nest van fchurftdiertjes geweest zyn? 't Is vry waarfchynlyk, hy kreeg een ligte anderen daagfche Koorts: ik  over de SCHURFT, enz. 345 ik wagtte my wel, om hem een fmering te geven. Deze mensch moet milioenen van bees* jes gehuisvest hebben: en wat wonder! geen één is, na zo veel herhaalde behandelingen en vifiten, nog aan my, nog aan myn Chirurgyn overgelopen: te meer, daar myn Chirurgyn hem op vier plaatzen met zalven en met plaasters heeft moeten verbinden: hy had vier kleine abfcesfen, met etter gevult; een boven" 't linker oog; twe op de benen, en een ter grootte van een fchellïng oP He Patella van 't regter been, die hem 'tgaan enige dagen belette wegens de zwelling en ontfteking; deze zweer gaf veel etter, en moest twemaal 's daags verbonden en afgeveegt worden; en niemand van ons is fchurfdig geworden.  Verbetering der voornaamfte zinftoorende Drukveilen. Blad., reg. ftaat lees i 19 by zy 6 2r niets zeker 11 5 Kindereti Kinder 16 3 erkenteni erkentenis 17 5 men vooral vooral 18 15 jeuktepyn jeukte, pyn ;si ■ 3 wezens wegens 21 j 19 ftellinge ftellinge, welke 22 t 5 af °r 128 11 24. 25. 28 16 hen hunne .30 18 tusfchen zonder tusfchen 32 17 mog mag. 34 18 verre de 34 23 en en van 38 16 27 29. 42 19 welke, welke 43 3 57. en 35. 20. en 38. 48 11 zo ' ze 49 i6eni7helpen bevor- benadeelen deren 49 2a ongegronde ongezonde 51 28 Schurft Schurft, 52 3 dezelve derzelver 55 24 onderwerpen onderworpen 56 13 onzydige eenzydige J7 4 30* *48' 57 21 naam naamst do 24 grootfche grootfte 6la&  DRÜKVEILEN. Blad. reg. ftaat lees 61 io voorfchrikken- voorfchikkende de 63 13 Kreits Krets 63 35 vooroor- vooroordee- 64 10 van aan 6*4 flo minuut feconde 66 ii in inden 66 14 ap op de 66 Ï24 en niets en 71 37en 28 de nanden 76 25 te 76 26 by de de by 77 22 ontwellende ontvellende 77 27 drinkende te drinken 78 7 verzogt verzagt 79 15 dat zelvs zelvs 80 2 rantal aantal 80 11 my zy 80 22 hardnakkige hardnekkige 81 23 word verre word, verre 82 22 fchuiven fchuwen 83 15 fchuivende fchuwende 83 18 niet niets 88 15 164. 183. 89 24 om om ons 90 8 om en 91 »6 ongezonde ongegronde 93 27 openbaare openbaart 94 24 waarheid onwaarheid 95 6 brandende brandde 95 8 luisterde luifterden Wad.  ,DRUKVEILER Blad. reg. ftaat lees 96 3 89. . 95> 98 18 zyn 99 29 81. 89. 100 y en een 133 9 Somerhitte Sortie-hitte hebbende 165 11 doorzelve . door dezelve 177 20 onde der onder de 378 2 zelvde zelvde woord 178 9 den éaim 181 16 voordeel nadeel 183 16 memen men. 184 7 uit Geneesmid- uit delen 186 3 nigzints enigzints 198 13 uit uit de 234 14 ,is is, 239 30 kree kreegen 243 18 , prikkelt prikkelt, 254 ,19 rop rap- 260 26 huip huid 270 17 me mét 271 22 bl. 30. 291 24 anderen van anderen 292 5 fenérp fcherpst 294 2 daarom waarom 297 CV Marbo Morbo 298 3 der aantal der 301 2 vond rond 301 11 240. 269. 302 11 2J4. 269. £ÏO 14 verzameli verzamelt