1173 H > 1 31,  81 1178 9978 UB AMSTERDAM  LEESGESCHENK [v o o b, de NEDERLAN D SCHE JEUGD, door C. M ü L L E ij Predikant U Zydirveld. EERSTE STUKJE. Te Rotterdam, Bï NICOLAAS CORNEL, Boekverkooper. i 7 9  KERKELYK GOEDGEKEURD.  VOORBERICHT Het dunke niemand vreerad, dat ik het getal der Werkjes voor de Nederlandfche Jeugd gefchreven, vermeerdere. Het onderwijs en eene behoorlyke opvoeding der Kinderen, ook van den geringen Burgerftand heeft my altyd zwaar op het hart gewogen; door de befchikking der Voorzienigheid ben ik nu in eenen kring geplaatst, waaiin ik ook iets tot derzelver zedelyke befchaaving kan toebrengen, en waarom zoude ik my hierin dan van mynen pligt onder Gods genade niet kwyten, ook door het uitgeeven van dit Stukje: waar toe ik vooral aanleiding heb gekregen door het leezen van het fraaije Werk van den vermaarden en doorgeleerden Hoogleeraar ysbrand van HaMELSVELD, over den zcdelyken toeftand der Neder, landfche Natie aan het einde der agu tiende Eeuw. Waarin zyn Hoog Eerw. ook van gevoelen is , dat men den Kinderen al in hunne eerfte jeugd beginfelen yan Godsdienst behoorde in te boeze. men: en daarby in aanmerking neemende, dat veele der Werkjes voor onze * 2 Jeugd  *v VOORBERICHT. Jeugd gefchreven, in't geheel van geenen Godsdienst, of helaas! op eene gansch onverfchillige wyze handelen , en de meeste voor den geringen burgerftand te kostbaar zyn; heb ik my met het vervaardigen van dit Stukje in myne uuren van uitfpanning bezig gehouden; zullende dezelve wel befteed achten, wanneer het iets mag toebrengen ter bevoordering van deugd en godsvrucht onder die tedere Spruiten, welke eens een volgend geflacht zullen uitmaaken: word het met genoegen ontvangen, het zal my aanfpooren, om verder met het vervaardigen van foortgelyke en andere Werkjes voor onze Nederlandfche Jeugd fpoedig voort te gaan. Wy moeten onzen Leezeren ook om verfchooning vraagen, wegens de druk. fouten, die 'er het geheele Werkje door gevonden worden. Onze afweezenheid van de Drukpers heeft dit veroorzaakt. Eindelyk behouden Schryver en Uitgeever aan zich het recht, om dit Stukje, ook in de Franfche Taal, ten behoeve der Schooien uit te geeven. den 4 Nov. 1791.  LEESGESCHENK voor be NEDERL4NDSCHE JEUGD/fa GESPREK TUSSCHEJSTTWEE KINDEREN. Willem- Hebt gy al gehoord, Jan, dat wv een nieuw Leesboek gekregen hebben, na dat wy het A B C Boek lang genoes gebruikt hadden? Un Ja, Willem; en ik ben daar zeer veïblyd over. Ik heb van Vader en onzen Meester gehoord, dat 'er veele fchoone dingen in ftaan. Zyt gy 'er ook niet blyde mede, Willem? Willem. Wel degelyk! Wie zou daar niet verheugd over zyn? Het zyn immers dingen, die voor ons nuttig en aangenaam zyn. Wy zullen daar door verftandiger en gelukkiger worden, wanneer wy die dingen kennen en ons daar naar gedraagen. A Jan  ^ 2 # Jan. Ik tvenschte wel, dat ik allee «1 wist, wat ,„ dat fraaije boek ftaat. 31 ,^1LLEM ,1Vjaar noe k,)n"ert wv dit «i.? uGl h,ebt Selyk Willem. VVv moeten het Boek eerstleezen. Wy zullen dar met ai]en iever en oplettenheid ^oen op Z^l^^^ 60 aa"» umgen leeren, zoo als het goede en Vhnnr, zaame kinderen betaamt Wy weeLn™ noï zoo we.n,g, en wy moeten evenwel™! veel weeten, willen wy ons zoo gedraUenS dat onze Ouderen. Meesters en aSere & fchen ons lievhebben , en wy voor ons zé ven gelukk.g en vergenoegden™ even.' Wxllem ja, dat zullen wy doen Want wanneer onze Ouderen, en anS menlchen ons niet liev hadden en nie? voor" ons zorgden ; wat zouden wy dan ™t Jmel lukk.g zyn! Wy kleine Kinderen kunnen ons zeiven i„ >t geheel niet helpen. " " Jan. Dit is waar, Willem Wat moe- ten wy hun wel danken, dat zy zoo S voor ons zorgen: ik 2al daarom myne Ou, deren recht lievhebben, en zeer geTor^m hebben y ^ Z0° fraai boek Jan, Dit is zeer goed. Wy moeten ook wel  wel letten, op het geen de Meester ons da'r bv "a zeggen Want als wy met opËftSTe. lil zyn, ^llen wy« leren En dan blyven wy domme en kvvaide lü wTl'lem. Dit zou zeer negt van ons gedaan zyn, en onze Oudereu zouden ons niet meer kunnen beminnen- 3 A 2 DË  4 De twee JONGENS en de TUINMAN Jïiar waren eens tweejongens, die in eenen 1 um wandelden- De Tuinman waarfcW de he„ dat ze met te digt by de byênkorven, die m den Tuin fionden, moesten ko. Sferden? Z£ d£ Bye" niec 8eftoken Daar heeft my nog nooit geene Byë «efto. ken, Zeide de eene Jongen en ging 'ef met vryposugheid naa toe, dan, eer hy'er ™oï om dacht, had hy al eenen fteek gekregen die hem niet weinig zeer deed. ' Hy wierd dus door fchade wys. De inr'e. ren in tegendeel, was het door de vermaa» ning van den Tuinman geworden, en kwam met te digt by de Byen, waar door hy ook niet geftoken wierd. y HET  5 HET VREESACHTIG KIND. JEene flegte Meid had een ^y^rg- hier washetnauwlyks «tonerof de «w«. te man was 'er ook. Vol angst ' h^nrfleen. MaafE ilBft*-SSX fwïten man, agter de muur in den fchoor- X^net Kind uit het huis in den tuia en verborg zich agter eeni boom Met een kloDtiend hart en een angltig gelaat zaa nei. oveïSl heen; en ziet, eensklaps kwam de Seman bovenuit den fchootfteen te voor, fC Hei Kind begon tans overluid te fchryên en om hulp te roepen. De Vader kwam en vroeg, wa het icheelde? Met eene yreesffi houding wees het naar den fchoorfteen , en kon van fchrik bezwaarlyk zeggen, dat de zwarte man daar waare De Vader lagchte, en vroeg den kiemen A 3 m  6 Jaffen jongen, welk kwanrf ru weger hem dan riliil^? f^^ea bang voor den fchoorfteenvee^r? e„ ! F greep her kind, hoe weinig«dén L ï bf" "slc"el1 1,1 de ■'«ad zeer getaarlyfc is. DE  DE VERMETELE JONGEN. Een reizende Koopman bezocht eens den Vader van eenen jongen wildzang en onvoorziatisr kind, welk Hendrik, heette. Vt Koopman bond zyn paard aan de deu.: vast en ging in huis. Hy was pas; binnengetreden of fluks, was Hendrik daar, en wilde 5?ch nu van de gelegenheid bedienen om ook eens tepVrdfe rfden. Zyne|kle*eZ«J' ter, welke met ver daar van daan ftond, bad en üneekte hem, dat hy toch van het mard zou blyven. Maar hy ftoordez.ch Cr niet aan/ En daar het paard digt by eenen «ap ftond, viel her hem gemak yk om er op teKringen. Doch het paard, welk geenen vreemden Ryder wilde dulden, begon, zoo dra hy 'er op zat met de voorste en agterfte pooren in d'e hoogte te fpnngen welk zoo lang duurde * tot dat 'er onze Hendrik afviel. In het vallen kreeg hy van 't paard nog eenen Gag oP het hart, zoo dat hy voor Xd bleev feggen. het bloed kwao. hem uit den mond en de neus, en hy wierd van ieder eèn voor dood gehouden. Maar na verloop van eenigen tyd kwam hy weer by zich zei v en, en toen begon zyne ellende eerst recht.  8 De fchade die hv eeleden h,j telbaar; hy moei 3er de hevi^r°nher* pdnurig bloedfpuwen, leevde 11 •fmarten ken en itierv. Ach ware S 3 V,er Wee" zoo vermetel nieV»ew^<=f . Henür^ toch re Kinderen do0^ fvn vonrl'",^,0^611 andc' aigtiger te zyn! y V00rbee,d Ie«en voor- EEN TWEEDE VOORBEELD het ys gfa„ 2*J,Jtt £lUt'T W op yas wyzer en zeide: Pi?t ifr ^f,F*EDaiK de. Het heeft n™ K gaa niet me- gevrozer , en k hfb ^ "^V I)acht™ mensch op het vscïi^°g geeDSn groote« * water fan m*v!£ 'mP Td We' in zynenloop. Dan hy was nam ys gekomen of het H, tid ?» " °P het bezeerde zich, en wierd! nau^L ^ nog wel met groote mSte "gS fnydende werktuigen m,£re fpee,en' met gelyke dinge. Kk£ ffn^ ? der* ongelukkig%oor k?n£en' voor groote menichen dfcnïï " Zdden DE  DE BROER EN ZUSTER. It rans. Hoe zoo vroeg, Zuster? de zon is nog niet eens op. De Zwaluw heefc pas hiar srezang begonnen, de vroege haan heeft nauwlyks den morgen gegroet; en gy zyt reeds in den daauw uitgegaan. Welk feest wilt gy van daag bsreiden. dat gy al zoo vroeg uw korvje vol bloemen plukt. Mietje. Wees gegroet, Broer liev ! Hoe komt gy in den koelen morgen hier? Wat begint gy met den ftillen dagenraad^ Ik heb hier Viooltjes, Meibloemen en Roo» zen gezocht, en zal die nu, terwyl Vader en Moeder nog flaapen, op hun bed ftrooiën; dan zullen zy onder eenen lievlyken reuk wakker worden, eublydezyn, wanneer zy zich dus met bloemen beftrooid zien. Frans. O myn lieve Zuster! Myn le* ven bemin ik zoo zeer niet, als ik U bemin. Gister avond, Zuster, gy waart'er by, toen Vader naa die hoogte zag, op welke ny dikwils gaat zitten; zeide hy, wat zoude het daar aangenaam zyn, als 'er een prieel ftond, A $ on» 9  I© onder welkers fchaduwe wy konde ritten rfr hoorde dit, en geilet my Sffi »* zag Maar heden ben ik vroeg opgeftaan èn en\ M P"?1 "^«d. en deziS ginS en herwaards bewegende hareiftruiken daar aan vastgebonden, Zuster liev! kom bieren zie myn werk is voltooid,- laat niets dK voor dat Vader zelvs het ziet: wy eenen vrolyken dag hebben ' ' Mietje. Broer liev! hoe aangenaam zal hy verwonderd zyn, wanneer fV Vnn verre het prieel ziet (taan! Nu 'al ik £ gaan, mfö hun bedwdeL, £dïï bloemen daarop ftrooien. Frans. Als zy onder den lievlvken reuk wakker worden, zullen zy malkandereï met eenen vnendelyken lagch aanzien énTeïï T*VhÓlt h,e.ef5MIET,/gedaan; waar £ dat beste kind? Zy heeft vóór ons ontwaa* ken al voqj ons vermaak gezorgd. Mietjb. En Broer! als Vader uit het venster het pneel ziet. Hoe! beariegikmv? zal hy zeggen, ginds 0p die hoogte ftaat een prieel/ Zeker, dit heeft Fran^S. voerd. Hy zy geregend! de rust des nachts weerhoudt hem met, van voor het genoegen zyner Onderen te zorgen! tian z,l hy de ge. heele dag voor ons aangenaam zyn, want die in den morgen iets goeds begint, gelukt vreugde!16'' * ^ ^ verm«ide'nzyne HET  ® « s HET ONWEER. Heette, Het Meisje van brave en deugdzaame Ouderen en op zich zeiven anders ook een goed en verftandig kind, had de zwakheid, aai zy «" ^ het Onweer ware. £00 ara zy ui ucu i.um« maar een donkere wolk in de lucht zag, beevde zy al en men kon haar dan met geen mo« gelykbeid zoo ver brengen dat zy buiten de deur kwam. Wanneer het donderde hep zy sinds en herwaards, van de eene kamer m de andere, of in de kelder en verborg zich in de duistere hoeken van het huis. Zy bedekte haar gezicht, wanneer zy niet anders kon, en flopte haare ooren, zoo dat zy mets zasc, noch hoorde. Haare Ouderen hadden ze reeds dikwils beftraft, haar het dwaaze en ongerymde van haare vreeze onder het oog gebragt, en alles beproevt, om het Kina kloekmoediger en verftandiger te maaken. Weet gy dan niet, zeide de Moeder baar dikwils, dat het onweer, de donder en de bhkzem zoo wel van onzen goedertieren ne* melfche Vader komen als regen en zonne* fchyn? Onder zoo veele duizende Mentenen  12 word er niet één door den blikzem getroffen. Onweders, Noorderlicht en derfe vke meer, zyne heerlyke verrchynzelen in K tuur, waar uit wy de allesmagt, grootheid en goedheid van God leeren kennen en "iet dat wy doQr dezelve m™n> e» fchnkken zouden vervuld worden, if V0S my, voegae de Vader 'er by, befchouwe ^°7nlir a-ge«--etwo°nUS ring, en vmde my daar door aangemoedigd om mynen Schepper te verheerlyken " ' Maar alle deze voorftellingen hielpen wm, a.?rDi^we«ende e» "egïheoen ^„V1. VUU1 uuimeugoedertieren Va* der erkenden, hadden haar "in haare eers?é jaaren eene zeer groote vrees voor het Onweer•ingeboezemd, en allerlei akelige dingen daar van verteld, en wanneer bef do" derde, maakten Zy haar wys: dat God oïvergenoegd en kwaad op de menfchen wa- Het gebeutde eens, dat Kbïttp haare Moeder uitgegaan ware tÏÏzv onderweg op een open veld waren, ïntSorS er een onweer. De lucht wierd met zwarte woiken bedekt,- de wind waaide hevig l et Jof vloog id de hoogte; vreeslyke bhkzem flagen kletterden door de lucht; de doX ratelde boven haar hoofd en 'er viel ee» Kerke regenbui. Niemand beevde meer dan het arme Keetje. Van fcbrik £ vreeze wist ze met, waar zy Wyven, of waarin zy krui-  13 kruipen zou* Zy zag niets waaronder zy zich kon verfchuiien, en haare Moeder poogde te vergeevs om haar moed in te boezemen. Eindelyk ontdekte zy eenen grooten boom. Ach! myn lieve Moeder, riep zy uit: laa< ten wy onder dien boom ons verfchuiien. Neen, zeide haare Moeder, het is zeer onvoor» zigtig, wanneer men by een onweer onder hoornen gaat ftaan. Het onweer flaat dik* wils in hooge boomen, en God kan ons zoo wel onder den boom vinden als hier. Wy ftaan overal onder zyne magtige en goedertieren hand. Maar men mag zich niet moedwillig in gevaar begeeven. De Moeder had deze woorden pas gezegd, of de blikzem floeg in den boom en Keetje vetfchrikte zoodanig, dat zy gevoelloos ter aarde viel. Toen zy weer tot haar zeiven was gekomen, zag ze, hoe gelukkig het was geweest, dat zy niet onder den boom gegaan waren, en begreep dat het niets baatte , of men zich by een onweer verborg, of niet. Nu ziet ge, Kind liev, zeide de Moeder tot haar, dat al wie op God betrouwt en dien Hy onder zyn bewaaring neemt, niets te vreezen heeft. Gy moet tragten altoos een gerust geweeten en eenen goedertieren God te hebben; en als gy dit bezit, dan zult gy zonder angst, of vreeze op deze waereld leeven. Want zy, die God lieva heb-  ï4 hebben , moeten alle dingen, het zy gelukkige of ongelukkige ten besten dienen. Gy moet danroni maar altoos deugdzaam zyn, of 'er een onweer is, of niet, en God al. toos lievhebben, dan zal Hy u ook altyd, al is het onweer nog zoo verfchrikkelyk, bewaaren. Doch K f et je zeide tot haare Moeder: lieve Moeder het wa^ evenwel beter, als men nooit onweer had! Zy zyn zoo ver» fchiikkelyk en ontzettende! — Ën waarom Keetje liev? Zy zyn zeker zeer verfchrikkelyk voor «mdeugende en godlooze menfehen; doch voor zulk zoort is alles verfchrikkelyk en gevaariyk,. het geen God doet. Maar voor deugdzaame menfehen en die God lievhebben, is het onweer niet verfchrikkelyker dan eenig ander veil'chynzel in de Natuur. God kan alles in de geheele Natuur, als regen en droogte; bette en koude; wind en water; vuur en lucht tot mid* delen gebruiken, om de menfehen te ftraffen en te kasryden Uit alle deze verfchyn» zelen in de Natuur moeten wy ieeren, hoe magtig, wys , regtvaardig en goedertieren onze God en Schepper zy. Het onweer hield fpo^dig op, en op het zelve volgde de fchoonste en .heerlykfte javond. De geheele Natuur was als herlcba* pen; velden en beemden waren groener; de lucht was heldereren aangenaamer; nK.nlehe« en vee verheugden zich. O hoe Iieerlyk is dk ai-  i5 alles! riep Keetje. — Zoomyne dochter! zeide haare Moeder, nu ziet ge, of hef wel beter zou zyn, wanneer men in't geheel ffe«u onweer hadde, gelyk gy zoo even wilder. Zouden wy na dit warme en zoele weer wel zulk eenen fchoonen avond gehad hebben, als 'er geen onweer geweest was? N;en, zeker niet. Het onweer zuivert de luc tvan de vuile damoen, waaruit ziekten zouden ontdaan; het maakt dat dat wy vryer kunnen ademhaalen , het verkwikt menfehen enbeesten, en door den vruchtbaaren reggT, we ke 'er gemeeniyk op volgt, wasfen de planten en kruiden in de tuinen en op het veld zoo veel beter. Dit is immers veel meer aan de fchade, welke het onweer zomiyds veruor* zaakt. — God heeft alles wel gemaakt; en alles gefchiedt ten besten van hun, die Hem beminnen. HET  i6 HET STERVEND KIND. Vader en Moeder liev, zeide de kleine Davjd tot zyne Ouderen, laat my als het u believt, eens naa den goeden kleinen Toon gaan, want hy is zoo ziek, Ik hoor dat hy haast fterven zal, en ik wilde den lieven Toon toch nog wel eens zien. Zyne Moeder zeide tot hem t wel gy zyt in 't kort nog by den kleinen Gerrit geweest toen hy ftierv, en toen gy naa huis kwaamt' waart gy zoo treurig en terneergeilagen. ja, Moeder liev, antwoordde David, datkwam daar van daan, om dat Gerrit zoo woelde en zoo onrustig was, en naar het fcheen niet gaarne fterven wilde, want hy wist we] dat hy niet veel goeds gedaan hadde. Maar -ik weet zeker, dat het by onzen goeden Toon heel anders zal gaan. ■ Nu, ga dan, zeide zyne Moeder, en vertel my eens hoe het met hem is, en hoe hy zich in zyne ziekte gedraagt. David ging heen, bezogt zynen kleinen vriend en vond hem zeer zwak. Omdat hy hcorde, dat hy niet lang meer zouleeven, pleev  17 bleev hy by hem, tot op het ogenblik dat hy ftierv, om zyne Moeder alles wat hy gehoord en gezien hadde te kuuneH vertellen. , Moeder liev, zeide hy, toen hy weerom kwam, welk eene gefchiedenis kan ik u vertellen ! Ik ben nu ook bedroevd en toch is het my zoo goed, dat ik het niet befchryven kan, de goede Toon leevt niet meec hy is al in den Hemel, ik ben zoo by hem toe dat hy ftierv, wat was hy geduldig in zyne zkkte, en hoe gerust is hy geftorven! _ ik kan onmooglyk uitdrukken zoo als het is, maar ik zal het nooit vergeeten, wen ik aan zyn bed kwam, daar zyne moeder ook zat reikte hy my de hand toe en zeide: Gy doet, wel myn lieve David dat gy my nog eens koomt zien, ik bedank u daar voor; ik zal we'haast fterven, en verblyde my, dat ik; wel dra by onzen lieven Heer zyn zal, zyne Moeder fciireide, maar hy was vrolyk en wel te vrede, fchoon hy, zoo als men zien kon hevige fmarten onderging. Voor elke blyk van genegenheid, die men hem betoonde, was hy dankbaar, en nam gewillig, de geneesmiddelen" die men hem gav, in. Hy vouwde dikwils zyne zwakke handen, bad zeer aandachtig en met ernst, en zeide geheele verzen uit fraaije gezangen van buiten op De toeftand van zyne bekommerde Moeder ging hem zeer ter harte, en hy was meer voor haar, dan voor zich zeiven bezorgd. Hy vertroostte haar met B het  ® 18 % ret Hevderykfle gelaat. Hy zeide tot zyne Ouderen : lieve Ouderen ik zal haast gelukkig, ja zeer gelukkig zyn, en waarom «oud cv dan over my weenen? Zyne Vader was van droeffleid uit de Kamer gegaan. Toen hy op zyn verzoek weerom kwam, en Toon zyn einde voelde naderen; nam hy van een ieder en ook van my, een allervriendlykst affcheid. verzocht zyne Moeder, om nog eens te bidden , en onder het bidden blies hy aagties zyn adem uit. 0 Moeder, voegde David 'er by; ik wenschte, dat ik ook zoo fterven kon! D avi ds Moeder wierd door deze verS SJT haaren- zoon zeer getroffen Kind \1 Ure zy,; d,e 200 leevt a's Toon geeevt heeft, zal ook zeker zoo fterven. Die in Je sus geloovt, Hem liev heeft en Hem gehoorzaam is, zal gerust en zalig fterven. en het eeuwig leven beërven. ' DE  19 DE SCHOONHEID DERNATUUR. Beze zigtbaare Waereld beftaat uit eene ontelbaare meenigte van lighaamen en Ichepzden, welke op" duizenderlei wyze van e; kanderen onderfcheiden zyn en alle derzei* ver byzondere fchoonbe.d en nu hebben Zommige zyn levendig, fomm.ge lev,enloos. Zommige zyn in een g?**^*^®^ zommige rusten. Zommige zyn ons tot verge* noegen, wanne r wy ze zien ; weer anderen flreelen hu gehoor, den reuk en den fmaak. Zien wy najaden hemel; dan aanfchouwen wy de beerlyke Zon, het blauwe gewelv, ÏÏL de fchoon gekleurde wolken en des nachts duizend tintelende fterren Befchonwen wydeaarde, daar op zien wy boomen en gewaslen, die bloeien en vruchten draagen. Wy zien dieren van allerlei zoort welke op de aarde loopen, en vogelen, welkende zeiver ftreelend gezang boven ons, in de ïucnc doenhooren, Wy zien de Veld, en Turnvruchten, die ons voedzel verfchaffen, en door haaren aangenaamen fmaak oNyjg;  m 20 $ kwikken. En dit alles heeft God gemaakt• meestdeels voor ons gemaakt! Hoe S zyn wy dan verpligt, om dien God, onzen Weldoener te beminnen, en te dankèn voor a^het goede , welk Hy geduurig aan ons be- VAN  21 VAN' GOD DEN SCHEPPER DER WAERELD. Een Gesprek tusschen eenen Vader en zynen Zoon Vader. Zeg my eens, myn Zoon, waar van daan toch dat fchoone Huis, Cwaar in onze, Buurman woont) gekomen Zoon Waarvan daan dat gekomen is? Dat zal zeker door menfehen gebouwt zyn. Ik heb wel gezien, dat de menfehen huizen bouwden. Vader. Goed zoo, myn Zoon. Maar geloovt gy dan niet, dat dit huis zich zeiyen heeft kunnen bouwen, of dat het van zich zei ven ontdaan zy? Zoon. Van zich zeiven ontftaan? Neen; hoe zou ik dat kunnen gelooven 'i Hoe zou dit huis zich zeiven hebben kunnen optrekken, daar het 'er nog niet eens was ? Vader. Braav- Maar denkt gy wel, B 3 dat  6 « ö gttaald?"60^6" het uit niets lubben op. Zoon Uit niets? Wel neen; hoe zouden zy dat hebben kunnen doen 5 Zv hebben immers hout, yzer, kalk, fteenen en dergelyke diagen meer gebruikt, om het te bouwen ? Vader Maar dal hout, yzer, kalk en fteenen , hebben de menfehen die ook gemaakt ? Wat dunkt u daarvan ? Zoon. Neen, Vader liev! dit geloov ik met, die zyn ei van te vooren al geweest Vader. Maar waar van daan die toch gekomen mogen zyn? Zoon Dat weet ik niet, Vader liev. Vader. Gy geloovt toch evenwel myn Zoon, dat hout en fteenen van zelvs voordgekomen zyn? ««"ge Zoon. Neen; dit kan ik niet gelooven • zy moeten zeker van iemand voordgebragt zyn Maar het kunnen niet wel menfehen geweest zyn. Va d e r. Gy hebt volkomen gelyk, kind liev. Gy geloovt dan, dat 'er dingen zyn. welke niet door menfehen zyn voorclgebraV Maar gy ziet ook veele dingen, welke de menfehen niet hebben kunnen maaken. Zie eens rondom u; wat ziet gy overal? Zoon, Vader liev, ik .:ie zoo veel Ik zie menfehen, boomen en dieren. Ik zie den hemel, de zon, en by nacht de maan en de ifrerren. Va.  # »3 # Vader. Kunt gy u nu wel verbeelden, myn Zoon, dat deze groote en heerlyke zon, de maan en de Herren , die zoo ver van ons af zyn, door menfehen zyn gemaakt «eworden? ., , Zoon. Neen, Vader liev; rk kan my dit in het geheel niet verbeelden. Hoe zouden de menfehen die hebben kunnen maa- ^vIder. Maar zy kunnen evenwel uit zichzelven ook niet wel ontftaan zyn. wat denkt gy daarvan? , . . Z o on. Wel neen. Er zal zeker wel ie« mand geweest zjn, die ze gemaakt heett, die veel meer kar. maaken, dan de menfehen doen kunnen. . Vader En wie denkt gy wel, dat dit gezeooN??Dit moet zeker God zyn, zoo als ik wel gehoord heb. Is dit zoo niet, Vader liev^ _ tt ^ Vader. Wel zeker, myn Zoon. Met is God alleen, die dit alles heeft gemaakt; en ook de menfehen zelvs, met alles wat zv hebben en genieten, gefchapen heeft. Zoon. Maar Vader liev, ik zie God evenwel niet; waar is Hy dan? Vader. God kan ook niet gezien worden , myn Zoon, en evenwel is Hy overal; omdat Hy dit alles gemaakt heeft. Gy ziet de warmte ook niet, welke de menfehen zoo veel nut aanbrengt. Gy ziet ook uwe eigene i jj ^ ziei  i M i win? 2if'niet' e" evenwel zy* zy 'er Want uwe ziel doet immers uw lighaam werk zaam zyn; « dit zoo niet ? ë WCrk" lief.° ° ^ Ik Weet het te wel, Vader Vader. Dan moet het zeker Je zyn, welke maakt, dar de ,velïhzn ree ken en gaan kan, ni„ waar? ' fpreC" vïZ"' jV« da,r ^e,00v iknn r. R- Men kan dus de Ziel niet zien en nogtans doet zy veele din«.» i ,» heeft God alles waï ™ ?ier h? z°° °°k reld gemaakt, fch00„ ft j™'6 wae* zien kunnen y Hein Ju,st "iet kennen le r . yDan zu!?fh°^en en beter geen wy hebben en n, Sy 2'en.' dac ai het onze kleederen onJTfvemaak aanbrengt, God komen I.' fpyze en drank va" Komen, ja, dat gy aiy, uwen Vader hebt,  @ *5 0 hebt, die voor u zorgt; daar vo^r moet gy Hem ook al danken.. Zoon. Maar dé kleederen en de fpyzen maaken de menfehen immers zelvs. Doen zy niet, Vader liev? Vader- Ja, myn zoon. Maar de menfehen, maaken maar alléén de dingen, die zy noodig hebben, in orde Maar hetgeene, waaruit die dingen gemaakt worden, heeft God voordgebragt. L'eze goede God Iaat als le vruchten , die wy gebruiken , wasfen. Hy geevt regen en zonnefchyn, waar door zy kunnen wasten. Hy beeft de dieren , van welken wy ons voedze! en onze kleederen hebben, gefchapen. De mensch kan eigent]yk niets maaken, niets nieuws voor den dag brengen. Hy kan maar alléén dat geehe bewerken en in orde helpen, welk die goede God voor hem gefchapen heett. En voor dit alles beseert God niet meer, dan dat wy hem lievhebben en onze dankbaarheid geduurig aan Hem betöóhen. Zoo". Vader liev, ho veele redenen hebben de menfehen, om dien goeden en lieven God te danken! Ik zal Hem ook almyn leven lang daar voor recht hartlyk liev. hebben, en my welwasten, om iets :e doen , dat ik weet, dat Hy niet wil hebben. Vader. God geeve , myn lieve Zoon , dat gy altoos by deze voornemens blyvt 1 Dan zult gy voor ahyd gelukkig zyn. B 5 GE-  20* GESPREK OVER HET BIDDEN. De Vader met zinen 2oos Dirk. Va deb, Waarom zyt gy zoo bedroevt, Dirx? Gy zyt misfchien met uw gefchenk niet te vrede. Dirk. Ja zeer wel, Vader liev. Vader. Wel waarover zyt gy dan zoo misnoegd ? Dirk. Ik heb hier eenefpreukgevonden, die ik niet veritaa. Vader, Laat ik die eens hooren. Dir k. „ De Heer is naby, alle die Hem aanroepen, alle cue Hem aanroepen in „ waarheid. Hy doet het welbehagen der a, geenen die hem vreezen; en Hy hoort hun geroep en verlost ze" Va d f r. Wel, wat kunt gy in deze fpreuk niet verftaan? Dirk  *7 Dirr. Daar ftaat immers: „ God doet het welbehngen der geenen, die Hem *? vreezen." Ik bid ook, en evenwel doet (iod niet, het geen ik begeer-, en nogtans heb ik hem ook üev. Vader. Dat is zonderling. Ik voor my verkryg van God alles, wat ik begeer. Maar zeg my, wat hebt gy dan begeert, dat Godu geweigerd heeft? Dirk Ik heb God ootmoedig gebeden, dat Hy myne Grootmoeder in 't leven wilde behouden. . Vader. Hoe hebt gv dan eigentlyk gebeden? Wat hebt gy tot God gezegd? Dirk. Ik heb het kleine gebede boek, welk ik van Oom gekregen heb, doorgelezen. Vader. Is daar ook een gebed voor eene zieke Grootmoeder in? Dirk Neen, Vader liev. Vadkr. Als gy nu eens lust had, om te gaan wandelen , en gy wilde my dit verzoeken , zond gy dan den wensch wel doen, dien uw meester voor u op Nieuwejaarsdag heeft opgelteld ? Dirk. Neenj dat zoude ik zeker met doen. Vader' En waaröm niet? Dirk Omdat daarin niets van het wan* dekn ftaat. Vader. Wel waarom hebt gy dan, toen gy voor uwe Grootmoeder wilde bidden, on«  @ 28 % onzen lieven Heer uw gebedeboekje, waar111 ook niets daar van ftaat, voorgelezen? ,Li"'°! d?t moet ik eens bedenken-' 'heb" iïCLnS 216 2ie ik' Waarin ik «edwaald neb ik bad den meester moeten verzoeken om een gebed voor myne Grootmoeder op te' fteden en dit had ik dan moeten bidden. V ader. Maar wanneer gy my wilt overhaaien, om u eene wandeling toe te lakten wie fielt dan dat verzoek voor u op? ' Dirk Niemand, Vader liev. Vader. Maar hoe kunt gy dan verzoeKen wanneer niemand dit verzoek voor u heeft opgefteld? or u Dirk. Wel, ik ftel dit uit myn eigen op. Ik lpreek, zoo als ik denk- Ik weet wel, da Vader het my niet kwalyk neemt, al zyn myne woorden zomtyds niet al te wd te zaamgevoegd. delen, hoe zoud gy my dan aanfpreeken? Djrk. Vader liev, het is van daag mooi weer; mag ik nu, als 't u believt, wat gaan wandelen? Ik zal braav oppasfen. ik zal niet verder gaan, noch langer uitblyven, dan ik mag. Va d e r. Geloovt gy wel, dat ik uw verzoek zou toeftaan? Dirk. Ja, ik geloov het, want ik heb zoo eenen goeden Vader; of hy moest 'er byzondere redenen voor hebben, dat hv mv met wilde Jaaten uitgaan. y y Va-  W ap © Vader Geloovt gy dan 'niet, dat God u al zoo liev heeft als ik ? D»rk. Ja, Hy moet my zeker nog meer lievhebben. Want ik heb wel gehoord, dat al het goed, welk myne Ouders aan my doen, van God komt, en dat Hy ook nog voor my zorgen zal wanneer zy 'er niet meer zyn? Vader. Gy hebt gelyk, myn Zoon. Maar waarom wilt gy dan uw gebed aan God, niet met uwe eigene woorden doen? Dirk. Ik weet het niet, Vader. Maar ik zie wel, dat ik geene rede hebbe, waarüm ik zulks niet doen zou. Ik kan immers met onzen lieven Heer zoo wel fpreeken, als ik met myn en Vader fpreek? Vader. Dit is ook zoo, Zoon. Wanneer uwe Grootmoeder nu nog leevde, hoe zond gy dan voor haar tot God fpreeken ? DiR k. QHy bedenkt ziek.) Goedertieren God, zou ik zeggen, laat toch myne goede Grootmoeder niet fterven I zy heeft my zoo liev, zy vertelt my zoo veel goeds, zy vertelt my uit den Bybel; wanneer ik ondeugend ben, dan beftraft ze my, op dat ik goed zou worden. Ah ik braav opgepast heb, dan geevt ze my wat. Och! lieve Heer, laatze toch niet fterven. (ffy weent.') Vader. Heel goed, Dirk. Deze bede zou onzen lieven Heer zeer aangenaam geweest zyn. Dirk, Maar als ik nu eens zoc gebeden had,  § 3° t bad, dan zou myn Grootmoeder nog keven, niet waar? Vader Zeg my noch eens de fpreuk, die u zoo moeilyk voorkwam ? Dir k. „ God doet het welbehagen der geenen die Hem vreezen. Vader. Welkers welbehagen doet God nu ? Dirk. „ Het welbehagen der geenen, die Hem vreezen. Vader. Maar vreest gy God wel? Dirk. Ja; ik vrees immers voor Hem, wanneer ik hoor donderen, of wanneer Hy ftormt. Ik zidder en beev, als ik aan de hel denke. Vad e r. Dit deed onze kwaade en ondeugende meid Truv, die ikkortlings uit myn huis gejaagd heb, ook. Zy vreesde God dan ook? D/rk Dat is onmogelyk. Hoe zou zulk een ondeugend Vrouwsperfoon God hebben kunnen vreezen ? Vader. Waarom komt u dat onmegelyk voor? Dirk. Wel, zy vloekte, zy was ongehoorzaam , zomtyds was zy dronken en zy fteelde ook. Vader. Dan is het zeker niet genoeg om Godvruchtig te zyn, als men voor den donder en de hel bang is ? Dirk. \lk zie nu wel, dat dit nog niet genoeg is. Wanneer men Godvruchtig wil ayn»  0 31 # zyn, moet men Gode ook gehoorzaamen en zich wagten, om iets kwaads te doen. j Vader. Maar doet gy dit nn? 'Dirk. Ach! zeker niet altyd. Va der. Maar wanneer gy nu een begin maakte, om God te vreezen, wat zoud gy dan wenfchen? Dirk, Dat ik Gode mogte gehoorzaam zyn, en my .wagten, om iets kwaad te doen. Vader. En dan zoud gy ook gaarne zien, dat deze wensch vervuld wierde Di6K„ Ja zeker ; want anders meende ik het niet. Va der. En wie zou u dien wensch kunnen vervullen? Dirk. Zeker niemand anders dan onze lieven Heer! En dien zal ik ook om de vervulling daarvan moeten bidden. Va der. Wat zoud gy aan onzen lieven Heer voordellen? Dirk. {Hy denkt,) Goede God, zou ik zeggen, maak, dat ik U altoos gehoorzaam ben , dat ik vermaak in het goede hebbe, en my wagte , om iets kwaad te doen. Vader. Dit is zeer goed, myn Zoon! Maar toen gy voorleden jaar ziek waart, en gaarne weer gezond wilde zyn, en den docter daarom verzocht; en de doétor u toen zeide: gy moet braav inneeraen, en ftil leggen, opdat gy geene koude vat: zeg my nn  32 nu eens, zoud gy wel weer gezond geworden zyn, wanneer gy dit maar alléén gewenscnc had, wanneer gy den Dc étoi flegts daarom verzocht had , en ook siet gedaan had, het geen hy u zeide. Dirk Neen; ik geloov niet, dat ik dan weer gezond zou geworden zyn. Vader Denkt gy dan wel, dat uw •gebed verhoord en veivuld zou worden, wanneer gy uit uw eigen niet doet, het geene gy doen moet, om God te gehoorzaamen en geen kwaad te doen? Dirk. Dit kan zeker niet gefchied2n; hoe zou ik dit begecren kunnen ? Het is immers, Bid en Werk, Vadkr. Wat zult gy dan doen moeten , om Gode te gehoorzaamen . vermaak in het goede te fcheppen, en geen kwaad te doen ? Dirk Ik zal zeker dat alles moeten doen, wat my daar toe dienstig is, iOm Gode te gehoorzaamen en geen kwaad te doen. Vader Maar wat zou het eigenlyk zyn, dat gy dan zoud moeten doen ? Dirk Ik weet het niet wel, Vader liev: maar ik zou het gaarne willen weeten. Vader, l;an zal ik het u zeggen , Om Gode te gehoorzaamen , moet men naar* ftig aan Hem denken; men moet denken, dat Hy allesmagtig en allesweetend zy, dat Hy de gehoorzaamen zal beloonen ,• maar de ongehoorzaamen ftraffen. Wanneer men vermaak  0 3 Ml eens, zoud gy wel weer gezond geworden zyn, wanneer gy dit maar alléén gewenlcht had, wanneer gy den Docter flegts daaröm verzocht had, en ook niet gedaan had, het geene hy u zeide Dirk. Neen ; ik geloov niet, dat ik dan weer gezond zoude geworden zyn. Vader.. Denkt gy dan wel, dat uw gebed verhoord en vervuld zou worden, wanneer gy uit uw eigen niet doet, het geene gy doen moet, om God te gehoorzaamen en geen kwaad te doen ? Dirk. Dit kan zeker niet geleideden: hoe zou ik dit begeeren kunnen? Het isimmers, Bid en Werk. Vader.. Wat zult gy dan doen moeten, om Gode te gehoorzaamen, vermaak in het goede te fcheppen , en geen kwaad te doen ? Dirk. Ik zal zeker dat alles moeten doen, wat my daar toe dienstig was, om Gode te gehoorzaamen en geen Kwaad te doen. Vader. Maar wat zou het eigenlyk zyn. dat gy dan zoud moeten doen ? D i r k Ik weet het niet wel, Vader liev: maar ik zou het gaarne willen weten Vader. Dan zal ik het u heggen , — Om Gode te gehoorzaamen , moet men naarftig aan Hem denken, men moet denken, dat Hy allesmagtig en allesweetend zy, dat Hy de gehoorzaamen zal beloonen; maar de ongehoorzaamen ftraffen. Wanneer men verC maalt  34 ' maak in het goede wil fcheppen, moet men letten op het nuttige en aangenaame, welk op het goede volgt: zoo ook moet men denken , hoe treurig de gevolgen van het kwaaddoen zyn, om het kwaade te verhaten. Dirk Nu begryp ik het, Als ik God wilde bidden, dat hy my leereu wilde, om hem gehoorzaam te zyn, en ik wilde niet doen, het geen ik doen moest, dan zou myn gebed te vergeevs zyn. Vader. Juist ZOo, myn Zoon. En nu ziet gy ook, waarom God de menfehen van hun die bidden zoo dikwils niet kan vervullen. Zy bidden niet, zoo alszy moesten bidden, en willen ook niet doen, het geene zy doen moeten. VER*  VERVOLG VAN HET VOORGAANDE GESPREK. Na verloop van twee dagen wierd het Ge/prek tusfchen den Vaderen zynen Zoon weer aangevangen en op de volgende wyze voordgezet. Vabc r. Ik hoor Dirk., dat gy van dnag uwe Lesl'en zeer goed geleerd hebtj ik ben daar verblyd over. Dirk. Ja, ik ben 'er ook b'iyde om, Vader liev, en dat ik ze met zoo vee! lust geleerd heb. Nn ben ik overtuigd, dat onze lieve Heer doet, het geene men begeert, ais men zoo bidt, gelyk men behoort te buiden: Vader. Hierover verblyde ik my van harten. Maar hoe weet gy dit dan? Hoe zyt gy daarvan overtuigd geworden. Dirk. Gisteren heb ik onzen lieven Heer gebeden, en van daag is myne begeerte al vervuld geworden. Vader. Waarom hebt gij God dan gebeden? Wat hebt gij van Hem begeert? IJ i k k Ik viel op myn knieën en bad op deze wyze: „ Weldaadig God, ik verC fl » heu-  « 36" ><» „ heuge my dat Gy my zoo lievbebt fa „ nog meer bemint, dar, ymyn. Ouders 'my „ beminnen! ik wenschre zoo gaarne deuS „ zaamen. Goedertieren God! geev mv " leuren R° het g°ede en > « leeren ! Bewaar my, dat ik v™ " Z™Vlfld W°rde' 4 kwaadT „ doen! Ik zal gaarne alles doen, wat " in T my voor ongehoorzaamheid „ en verleiding te wag-en " _ Op deze wyze heb ik gebeden, Vader liev! en onze lieve Heer heeft zeker myn gebed ver noord. Want ik befpeur, dat ik van daa, de kleine Ftoau, die wi!d; my "an £t MaTr%f He elen-t0C ^kn olZ^l m i my n,et overbaalen. Wanr dacht ik by my zei ven, hoe kan God mv', bSSÏÏ1 JSf" VWaWik ze zet nf oegeerei' lloe kan ik God bidden Wnt u my voor de verleiding bewaare, wanneer^ my met moedwil Jaat verleid™ " dl. Vinna. Gy moet iny Kret nw and. woord  3? woord op eenige vraagen geeven, vóór dat ik de uwe kan beandwoorden. n uk, Heel gaarne; als ik ze maar ka beandwoorden. Vader.. Zeg my eens, wanneer gy my om iets verzoekt, waarvan ik weet, dat het in de daad voor u van nut zy, by voorbeeld, dat ik u eene fpreuk zou verklaaren, weiger ik u zulks wel ooit? D i r k. Neen, nooit Vader liev. Vader. En waarom nooit? Dirk. Om dat gy gaarne hebt dat ik altoos meer leere. Vader. Maar als gy my om fnoe* peryen, om een nieuw kleed, om verlov tot fpeelen verzoekt, krygt gy dan ook altyd nwen zin. Dirk. Niet altyd. Vader. En waarom niet ? Dirk. Misfchien dooröm, om dat Gy beter weet, wat goed of niet goed voor my is, dan ik. Als gy my iets weigert, dan geloovt gy zeker, dat het niet dienstig voor my zy. Vader. Zeer wel geandwoordt, myn Zoon. Maar als gy my eens om een Mes verzocht, waarvan ik met verzekerheid kon vooruitzien dat gy u met het zelve doodlyk kwetzen zoud, zou ik uw verzoek dan wel inwilligen ? Dirk. Neen, nooit; zeker nooit. Vader. En waarom niet? C 3 Dirk»  « 33 ># D i pk. Omdat gy myliev hebt, en myn ongeluk niet gaarne zoud willen zien. V a D r; r. Wanneer ik het u nu weigere, wat befluit gy 'er dan uit? D.rk. i.'an moet ik 'er uit beOuiren, dat het my niet dienstig, of dat het fchadelyk voor my zy.. Vader. Kunt gy dan met recht 'er wel onvergenoegd over zyn, als ik het u weigere 'l. D. ek Neen; ik moet integendeel u veeleer daarvoor bedanken Vader. Zou het dan niet even eens zoo met uw gebed tot God gefield zyn? Dirk. Ik geloov van ja. Vader. ais gy dan bidt: ,, Heer „ geev my een hart en de krachten om goed te doen, " zal God uw gebed dan wel afflaan ? Dikk. Neen , zeker niet. V a d er. Waarom geloovt gy dat niet V Dirk. Omdat ik weet, dat God het zoo hebben wil, dat ik goed zv. Va dek. Maar wanneer gy nu andere dingen van God begeert, zoo als geld, gezondheid, voorfp.ied, vermaak, geloovt gy dan wel, dat God u dit altoos geeven zou? Dirk. Neen, dit zou ik zeker altyd niet durven verwagten. Vader. En waarom niet? Dirk.  39 Dirk. omdat ik niet weet, of dit' altyd wel dienstig voor my zou zyn. Het zou misfchien wel tot myn ongeluk ot dat van anderen kunnen verftrekken. Vader Maar op welke wyze zond gv dan deze dingen van God moeten begeerenf Dirk. Ik zou moeten zeggen: Heer geev my dit of die dingen, wanneer het voor my en anderen van nut is. Gy zyt a lesweeend, Gy weet best wat my dient, ot ""vadfr. Maar als God deze bede nu niet vervulde, zoudt gy 'er u dan wel over unnen beklaagen? , Dirk- Neen , in 't minfte met. Want ik moet in zulk een geval dan denken, onze lieve Heer heeft niet gedaan het geene ik van Hem begeerd heb, omdat hy zeer wel wiet, dat het nadeelig voor my zoude zyn, of dat anderen hier door zouden lyden. Vader. Gy ziet derhalven , myn Zoon, dat het evenwel waar zy, dat de Heer het welbehaagen der geenen die Hem vreezen doet. . ■ ts Dirk. Ja, Vader liev. Wantzybegeeren niets, dan het geene goed is, en ook niets, dan onder jdiebepaaling, wanneer het goed voor hun is. D,bk, was met deze verklaring van zyC 4 nen  40 nen Vader zeer wel te vrede; in zyn gebed hield hij dezelve geduurig onder het oogen wierd ook altyd van God verhoord. Na verloop van eenige maanden wierd zyn Vader ziek. üi K k fmeekte da^eivks met betraande oogen tot God: „ Lieve „ God! belpaar mynen Vader toch in het , leven, indien het goed voor hem en ,, voor my is!" Dan de Vader ftierv. Zvn braave Zoon beweende hem zeer; maar hv was tevens te vrede en onderworpen aan Gods wil Onze lieve Heer, dacht Hv heeft zeker geweeten, dat zyn dood voor hem en voor my nuttiger en beter zy. Dirk genoot ene groote rust en vrede in zm moed, en die had hy alléén het gebedje danken. Hy gmg byna elke week' naa het grav van zynen Vader,be vogtigde het met zyne traanenen zeide:,, Lieve Vader, de heer „ vergelde het TJ in de eeuwigheid, dat gy j "tp '»ddpn hebt geleerd, MOR-  41 MORG E N-GEB ED Ik danke U, ó God en hemelfchen Vader! in dezen mor^enllond enverheugemy, dat de dag is wedergekomen» dat ik nog leeve en gezond zv, Alles wat 'ik heb, en geniet, komt van U alleen. Gy laat den dag op den nacht en den nacht op den dag volgen, opdat de menfehen zouden kunnen rusten en hun dagelyks werk verrichten. Gy, o God zyt alleen goed en wys! Gy zorgt voor ons, gelyk een getrouw vader voor zyne Kinderen en zoekt ons gelukkig te maaken. Gy hebt my zorgvuldige Ouderen en Leermeesters gegeven, om my op te voeden en te onderwyzen. Goede God en Vader, geev my wysheid en verftand, geev my een opmerkzaam en verftandig harte, opdat ik dezen dag op eene nuttige wyze moge bededen; het goede, welk ik hoore. onthoude, en nakome. Bewaar my ook voor eigenzinnigheid , ongehoorzaamheid, ligtzinnigheid, nyd, twisten , moedwil en allerlei zonden- Geev, dat ik dagelyks wyzer en beter worde, bewaar myby het leven en de gezondheid, opdat ik U moge dienen door Jezus Christus, onzen Zaligmaker. Amen. .„™«L C s AVOND  42 AVOND. GEBED. Uwen naam zy gefdovt, o Heer, dat dezen dag weer gelukkig is voorbygegaan. Gy hebt myyee goeds doen genieren en voor veelerlei onheilen bewaard, Gy hebt my door fpys en drank verkwikt, dat V misfehien zoo vee! anderen menfehen zyn, die dit ales met genomen hebben. Ik geniet nog het leven en de gezondheid, daar 'er mogelyk cuizenden z,eken vo kommer op hunne Iegerfleden intgdtrekt liggen- Ik heb de gelegenheid gehad, om veele nuttige dingen te leeren, waarvan anderen verftoken zyn. Ik ben meun ftaat, om al'tgoede op te tellen, welk ik. gemete En dit alles komt van U alleen Hemelfchen Vader! welk eene goedheid bezit gy! Hoe kan ik U daarvoor genoeg danken ? Geev my een recht dankbaar hart, opdat ik uwe weldaaden recht erkenne, en altoos gaarne doe, het geene U welgevallig >s. Vergeev my ook alle kwaad en zonden, welke ik dezen afgelor en Qag gepleegd hebbe. Bewaar my in den nanftaancen nacht. Weer alle ongelukken van my en van alle menfehen genadig af. Zegen en hefcherm myne Ouderen - Vrienden en Leermeesters. _ Zegen alle menfehen' en maak hen alle gelukkig. Verhoor myn gebed, om Jlzus wil. Amen. GE-  43 GEDACHTEN VAN EEN KIND, DAT ZICH DKN GEHEEI EN D A G W EL GEDRAGEN HEEFT. Hoe fpoedig en aangenaam is deze dag voor my vnorbygegaan l Ik ben gèzojid en wel te vrede en heb geen gebrek aan .ets, wat ben ik verblyd, dat ik van daag gehoorzaam , naarltag en ordentelyk geweest Jv- dat ik zoo veel goede en nuttige dingen' geleerd hebbe. Hierom heb ik ook een goed geweeten en myn hart is zeer verge«oeed Ik danke U voor dit alles goedertieren God '. Nu ik my zo wel gedragen heb, behoev ik my voor myne Oudereu, Leermeesteren, noch voor U, goeden en hemelIchen Vader te fchaamen. Gy hoort en ziet alles, kent myn hart en alle myt,e gedachten. Met opzet heb ik geen kwaad wüien doen. Maar ben ik daaröm toch wel zoo, als ik behoorde te zyn? Ik kan Wel onweeiende gezondigd hebben- Want wie kan weeten , hoe dikwerv hy zondigt i Verg ev my ook myne verborgen afdwaalingen. Ach God, geev my genade, om  44 ken dag verftandiger en beter n» a toeneem™ S , "eiftand en deugd ligmaaken J JSCflR,5Tüs *P<* GE.  «K 45 GEDACHTEN VAN EEN KIND DAT ZICH DEN GEHEELEN DAG NIET WEL GEDRA- j GEN HEEFT. Ook dezen dag is weer ten einde gelopen; maar hoe heb ik denzelven doorgebragt ; Kan ik my verheugen ? Kan ik my denzelven met vergenoegen en een vrolyk geweeten herinneren ? Och neen ! Myn God! ik moet my fchaamen; my fchaamen voor U, den Allesvveetenden, die myn harten myne gedachten beproevt; ik moet my fchaamen voor myne Ouderen, Vrienden, en Leermeesteren , ja ik moet my ook voor myn eigen zelvs fchamen, dat ik willens en weetens my zoo flegt gedragen hebb2. Hoe veele goede, nuttige en aangenaame dingen had ik van daag kunnen Ieereu, dat ik iiiet gedaan heb? Nu is deze dag voor altoos voor my verloren. Ik ben wel ouder, maar niet verftandiger en beter, dan ik gisteren was, geworden. En wanneer men geen goed doet, en niets leert, dan word men ge-  geduung flegter en dommer. Roe ongelukkig zou ik zyn, als 'er meer dergelyke dagen kwamen: Ach goede God/ bewaar my voor dezelve, Hoe verkeerd heb ik gedaan dat ik onachtzaam; ongehoorzaam,eigenzinnig en boosaartig geweest zy! Hierdoor heb ik myne Ouderen en Leermeesteren, die my beminnen en dagelyks weldoen, droevheid aangedaan. F ierdoor hfb ik U, van wien ik het leven en alles heb, beledigd Eindelyk ik heb my zeiven het meest benadeeld, gelyk men altoos doet, wanneer men zich niet wel gedraagt. Gisteren mogr ik vergenoegd en vrolyk zyn, maai heden moet ik my fchaamen. - Het doet my leed'' Genadig en b^rmhertig God! vergeev my zulks; verleen my de genade, dat ik zulke on« deugden met meer begaa. Hoe kan ik toch zulk een groot kwaad doen en te°en mypen God zondigen 1 Bewaar my voordaan voor alie verzoekingen, en verleidingen tot het kwaade. Laat uwe vreeze geduurd in myn ban woonen! dan zal iic ü ook danken en beftendiger ter uwer eere leven. GE]  <$< 47 ><§> GEBED VOOR HET EETEN. GoeddertierenGod, Schepperen Onderhouder van alle dingen, en Vader van alle mentenen! alle goede gaven, ook deze, welke wy voor on» zien en gebruiken zullen , worden ons uit uwe goedheid toegediend. Heer, wy erkennen, dat wy zelvs het geringste daarvan niet waardig zyn. Mogten wy hier wel te vrede met en dankbaar voor dat geene, welk Gy ons geevt, zyn, Bewaar ons voor 011 vergenoegdheid en onmaatigheid en verleen ons die genade,dat wy alles, wat wy doen , het zy eeten, drinken, of iets anders, ter uwer eere, tot welzyn van onzen Naasten , en ter bevoordeling van het eeuwig heil onzer onftervelyke zielen doen. Amen. GE-  rg,< 43 GEBED NA DEN EETEN. Wv danken U, goedertieren God en Vader voor de fpyze en drank, welke Gy ons toü onderhoud van ons leven gefchonken hebt. Gy laat het voedzel voor ons onderhoud en onze verkwikking uitfpruiten, en verheugt onze hanen met uwe goedertierenheden. Gy verzadigt alles wat leven heeft > met vreugde en welgevallen. Laaten wy uwe goedheid niet vergeeten en geev., dat wy daarvoor recht dankbaar mogen zvn Goedertieren God , die altyd ryk genoeg zyt voor den geenen , die U aanroepen, die voor de dieren des velds en de vogelen des hemels zorgt ■, gedenk in genade aan alle menfehen en trek U, voornaimlyk den armen en noodlydenden aan. U zy de prys, lov en dankzegging tot in eeuwigheid! Amen.  <8K 49 >è» VAN DE MENSCHEN. Het eerste , dat wy leeren kennen, zyn wy zeiven en de zigtbaare dingen rondom' ons , Da mensch is een wezen, welk uit eeri kunstig zaamgefteld lighaam en eene redelyke ziel beftaat. Het geen wy aan on^ zien en voelen is het lighaam. De uitwendige deelen van het lighaam zyn: het hoofd, romp en de leden, zoo als armen, handen , voeten en anderen. De inwendige deelen zyn de maag, welke de fpyzen verteert, de darmen, de long, waardoor wy adem haaien, het hart, welk door deszelvs beweging het bloed door het geheele lighaam dryvt, de lever, de milt, de nieren en andere meer. Tol de.vasiere deelen van't lighaam behooren de beenderen, de.zeuuwen, fpieren eft andere meer- De vloeibaare of weekere zyn; het bloed, het mergdeherfenen, dechylenz* De mensch heeft vyv zinnen: de oogen, waarmede wy zien, de ooren om te hooren, den fmaak, de reuk en het gevoel. Dat geene, weikin ons denkt, waardoor wy ons iers voorftelen, het welkeene begeer, te tot iets, of eenen afkeer van iets heeft, is de ziel! Het is derhalven de ziel, waar* mede wy iets begrypen , overleggen, verftaan , onthouden, ons iets te binnen brengen , over iets oordeelen , iets willen en niet willen. De ziel regeert het lighaam en D ge-  5o gebruikt hst als een werktuig tot alle haare vemf tingen. Zy is derhalve .ook voor treffelyker en van veel meer w.ardy dan hl hghaam; en wy moeten nog meer voïr dt ziel dan voor het lighaam zorgen. Wanneer een mensch ter waereld komt en m zyne eerstejaaren is, word hyeeiiKhid genaamd. Vervolgens wórd hy a£se« volwaslen mensch; en eindelyk, wanneer hy lang leert, een oud man. Maar niemand zal wo den Doch hy weet zeker, dat hv eens zal mpeten fterm)i De > «gt hy wanneer zyne ziele van het lighaam gefche * den word. Maar de ziel zelve ftervt niet die is onftervelyk en zal na den dood! des' ïeËÏTh Y"""*' 2y °Precht «ideugdaS geleevt heeft, eeuwig gelukzalig, of wanueer zy ondeugend en boos geweest£ eeuwig ongelukkig zyn. Wy £,£ der! halven altoos zoo leven, dat wv de dood geduung kunnen afwagtei'i, om Jat wy e'k oogenbhk fterven kunnen. y Als de mensch ter waereld komt, weethv Zm' geh^uno? "^ts. Maar God heeft hem zoo gelchapen , dat hy iets leeren kan wanneer, hy onder word, waardoor hy gel duung verftandiger, wyze?, beter MselLkS. Ssin ïfCh°i-te ku,ine"jeeren' »ss ze ven befcbuJdigen, wanneer hy dom onbekwaam en ongelukkig blyvt. ' Maar  <8>< 5i Maar voor alle dingen moet men redelyk denken, verftandigen ordentelyk leeren i'prejken; anders kan men met andere menfehen niet omgaan en niet voor zich en de zyn en zorgen, Wanneer de mensch niejt verftandig denken, of fpreeken kon; was hy niet beter dan een dier; ja hy was nog flegter: want veele dieren zouden hem in vaardigheid door een fcharp gezigt, gehoor en reuk en andere hoedanigheden overtreffen. Hy zou zeker een zeer ongelukkig en ellendig mensch zyn. Behalven het denken en fpreeken, moet men ook leezen en fchryven leeren- Want als men dit niet kan, is men zomtyds zeer ongelukkig- Het is eene 'zeer groote weldaad van God, dat hy den menfehen, de kunst om te.kunnen leezen en fchryven heeft laaten uitvinden. Even zeer is her. noodig voor alle men» fchen bcIvs in 't gemeene leven , om de Rekenkunst te leeren, en de Kinderen moeten by tyds zich daarop zoeken toe te leggen. Het onderwys in de voornaamste waarheden van den Godsdienst, en van de pligten omtrent God, andere menfehen en zich zeiven is ook voor een mensch, die gelukkig wil zyn , onöntbeerlyk. De Natnur> kunde, en van de dingen in de Waereld * de wetten en gewoonten van zyn Vaderland, de Gefchjedenisfen, of het geene'er •ndsc de menfehen gebeurd is, de belchryD a ving  VAN HET GEZELSCHAPLYK LEVEN DER MEN&CHEN. is geen mensch op da waereld, die v ..r zich zélven daar is, de een h ;eft geduurig de hulp en byfbnd van den anderen noodig. _ Hie-uit zyn de menschlyke maatfchanpyeu of zamenwooniWn onftaan. De groorfte menschlyke miarfcbappy w.rd een v olk , of Staar genaamd De kleinere maarfcnapryeu zyn de Huisgezinnen, de InWooners van eene en dezelvde Stad, van een Dorp enz- 5 In eenen ftant, of onder een Volk voeren gemeerdyk één of meer het gebied; houden alles in orde en worden de Overheid de Reuring genaamd. Anderen m. eten ge' hooiz^amtn en worden in ons Vaderland ln. gezetenen, maar in zommige andere Landen priderdianen geheten. De hoogste Regeering m ons Land berust by de Staaten van elk gewest Os Inwóoners van den Sraat, of de mentenen, waaruii ee» geheel volk beftaat, hebben veelerhande bedrvven; en dit nner ook zoo zyn, zal het land, of het volk gelukkig leven. Zommige btbouwe het land m  <&< 53 vjnff der aarde en andere kunsten en wee* tersfchappen zyn insgelyks voor de menfchea zeer nuitig en voor meting een onöntbeerJyk. Vooral rri'.et een Ki' d dar geene met aten iever en bereidvaardigheid zodten t, let ren, weik tot h-^ anbagt, die lev^ns'vy. ze, en dar bedryv behoort, dat hy v:)or zich wil verkiezen Een Landman, of Boer, moet At" landbouw en alles wat daartoe noodig is zeer wel ve-fhan. Een K'«opman moet de Koopmanlchappen, waarin hy handelt in den grond kennen; en eiken Kunstenaar en ambagtsman moet 0"k wel wee-en alles wat tot zyn bea^yv behoort; indien zy dit niet doen blyven zy dom en ongefchikt kunnen nooit op eeue eeiiyke wyze door de waereld komen. Z'ilke Kinderen, integerdeel, die, wanneer zy grooter gewor. den zynde, iets nuttigs geleerd hebben, Kun. nen overal door de waereld komen, en worden van hunne medeburgeren met eer ei achting overlaaden.  <$ verdienen. Deze worden dienstboden, meiden, knegts, daglooners enz. genaamd- Tot de kleinere huislyke maatfchappyen, of huisgezinnen behooren ouderen en kinderen, huis vaders en huis-moeders Heeren en dienstboden, knegten en meiden. Alle deze maatfchappyen, zoo groote als kleine, worden volgens zekere wetten en regels ingericht en beftuurt ; een ieder is verpligt om deze wetten en regels, wanneer zy goed zyn , nauwkeurig op te volgen , anders kan zulk eene maatfchappy n/et gelukkig en in vrede leeven. Die dezelve niet waarneemt, of daartegen handelt, word 'er buiten gefloten en geftraft. Die de welvaart van de maatfchappy, waartoe hy behoort , bevoordeeld, bevoordeeld ook zyn eigen welzyn- maar die ze ftoort, bewerkt ook zyn eigen ongeluk. In zulk eene maatfchappy werkt één mensch voor duizend anderen, en duizend weer voor éénen. Elk lid van de maatfchappy, die iets nuttigs uitvoert is voor een ieder nuttig en noodzaaklyk- Uit dien hoofde moet de een de anderen niet verachten, noch geringfcuatten- Zy moeten eikanderen beminnen , hoogachten en voor nuttige en noodzaaklyke deelen van 't geheel aanzien. D 4 VOOR-  0< 56 VOORSCHRIFTEN TER BEWAARING DER GEZONDHEID. ï^e gezondheid is een onwaardeerbaar ge. lcneqk van God, en de mensch is verphgr om voor deszelvs bewaaring te zorgen , voor zoo ver dit mogelyk zy. Neemt ten dien einde vooral de volgende dingen in aanmerking. _Wagt u voor alle hevigs gemoedsaandoeningen,- als vrees, hartzeer, fchrikken, haar toorn, nyd, wellusten, en voor'de bejaaging van alle zondige lusten, waardoor ziel en lighaam bdorven worde»]. Woon niet digt, wanneer gy het kunt vermyden, by moerasfige en vogtige planten waar de lucht met kwaada dampen vervuld is : of zoek u van het vuile water door gooten en andere middelen te ontlasten, tragt den grond te zuiveren, eu daaruit bouw en wellanden en tuinen te maaken. Slaap niet in vogtige vertrekken, of zulken die toegefioten zyn geweest: ze* de' vensters geduurig open , op dat 'er "ver* fche  «M 57 M> Jfche lucht in kome, maar hoed n voor de ttogt brengt geene brandende koole, beiporvene dingen of fterkruikende bloemen in :dezelve: laat uw üaapvertrek niet te warm ;zyn. Wagt u voor elke fnelle afwisfeling van ihette en koude; draag vooral zorg, dat gy ïu niet ten eersten verkoelt, wanneer gy verihit zyt, of nader niet aanltonds by een groot vuur, als gy al te koud zyt- _ Houd uwe wooningen alles wat in derzeiver nabyheld is, altoos zindelyk: gelyk ook liwe klederen en uw lighaam. Zie toe, dat uwe klederen niet te nauw zyn, noch bind nwe halsdoek of kousfehanden el te vast. Wees niet te weekhartig ten aanzien van de koude; kleed u ook niet al te warm. Wanneer gy bezweet zyt, wagt u dan wel; dat gy u niet ontbloot en de zweet eensklaps opdroogt Eet en drink niet aanftonds, als ge bezweet, of in eene hevige aandoening des gemoeds zyt. Laat de fpyzen, en vooral de zulken, waarin rauwe dingen zyn, niet lang in kopere ketels , of pannen ftaan, want deze «ergivtigen de fpyzen. Let op die fpyzen, die u kwalyk beko. men en vermyd dezelve. Overlaad uwe maag niet met te veel fpys en drank, ü Eet en drink niet al te heet, opdat gy D 5 nwe  uwe ingewanden niet verdervt, en uwe ge. zondheid niet benadeelc. ' S het^en^6^ * **** b6Wesir^ ko» "» Vlied de ledigheid en werkloosheid: zoék veele beweging, maar niet, die al te fterk Wagt u voor veele medicynen en gewen u daar niet aan. Gebruik „ooit onbekende geneesmiddelen dan van bekende doctors Zvt gy ziek, raadpleeg dan met uwen geneesbeer zoo (pocdjg als moge!vk - daaröver. Wanneer een Kind zich ergens bezeerd heert, moet het dit nooit verzwygen: want' hier door zou het zich voor al zyn leven Ongelukklffknnnpnma^bon u„Z . ,-. aanlrnnrls aan ^ima „.,j„ <_'i_-. , „„„ vuucicu DeKena maaKen. VOOR-  /OORSCHRIFTEN OM ZICHVER. STANDIG TE GEDRAAGEN. Ijzg 'er u op toe, om over 't algemeen zoo te leeven, als gy aan God, uwe Overheden en Naasten verfchuldigd zyt. Verlaat u nooit op andere menfehen, noch op uw eigen verftand, maar vertrouw op den aliesvnagcigen God. Maar vevbeeid u niet, dat gy u op God leunt verhaten, wanneer gy ook niet het uwe toebrengt. Wees vriendlyk, beleevt en gedienstig jegens elk één en geloov, dat elk mensch hoe gerin? hy ook zy, u' by de eene of andere gelegeudheid, wel eeus kan benadee. len. Zyt niet agterdochtig omtrent eerlyke Heden, en geloov niet aanftonds al het kwaad, welk van anderen gezegd word. Maar vertrouw zulke menfehen, welke gy niet kent, ook niet te veel, en openbaar uwe geheimen nooit, als het niet noodig is. Zoek de vriendfehap en de toegenegend- heid  over well/enfy eb e'dV Öy de «esn«i* ^noi*^»^*?* Wees „oo j*« tot Spreefnlf ^t^nZy"; d* J k«» van andere mei.fchen n, r, ^ebre"l te vee- vnn .welven n°Ch ook ni<4 ■«i^^liaïte^ ,egge"' °4 gy dien eensverSr? w™'nebt1 voor almos verloren w 8 y ^ st(1ee's| fcbyntotaliekVS" Vern!yd 2dye d™| en^e^let1aiSg 'n "-beroep, aangaan. b lnetta™k™, wdke u niet | «Ivs dat als L£i?^**WÜbapi Laat in alle uwe bedrvl f w , worden, en SoeS^S^^»^ Onderneem nooit iets hé? V/ ten einde kunt brenS- gy ni? ges uit te voeren E^TaS? "* ge eens op eene oirrhib.l tten wat dernomen. Schikte wyze hebt on- vér-  yermvden; manr vrees ook niet voor de zoodanige, die gy niet ontgaan 'amt. Gewen u nooit aan zulk- vermakken, die gy nie' altoos kunt genieten; zoHt u Zoodanig te gewennen, dai her unooit moeiiyk valt wanneer ge het een of an ier moet misfen. . Vermyd alle gelegendheden tot twisten: handhsavtrw recht en uwe beéittingéri zmder eigenzinnigheid, hevigheid en hardnekkigheid. Wil ook nooit het eerste, noch het laatfte woord voeren. Zoek u ook nooit door een trots gelaat, «ene hoogm «edige taal of anderzins in aanzien te brengen. Hoe meer gy hiermede .hoogachting wilt verwerven, des ;e meer ;zullen de menfehen u in hun hait vei achten. Gedraag u vriendlyk, beleevt, en dienstvaardig jegens elk een, fchoon hy ook op :eene andere wvze üod vereert, of eenen landeren Godsdienst dangybelydr: haat en veracht uit dien hoofde niemand. Want elk een geloovt, dat. zyn Godsdienst de waare zy. Gaa met memaid eene vertrouwde vriendfchap aan, dien gy niet zeer wel, enzedtrd langen tyd kent Wanneer iemand u eenige geheimen aanvertrouwt heeft, ontd k dezelve dau nooit aau anderen; als gy dit doet, zal niemand u immer vertrouwen. Wagt u, zoo veel gy kunt, om weldaaden aan te ncemen, die ge niet verdiend hebt;  ><§, wbti 'waVy S?Tn dikwi!s aanleiding tot de hevtgfte vyandfchap. ff Wees voorzigtig en behoedzaam in alld uwe bedryven, en verzuim nimmer iets; Seken./^01^3" tyd t0UChade kaE #NDE VAN HET EERSTE STUKJE, j  tNHOÜD DER STUKJE \\ Gefprek tusfchen twee Kinderen. . . ■ De twee jongens en de Tuinman. . ^ Het Vreesachtig Kind j De Vermetele Jongen- .... 7 Een tweede Voorbeeld. ... 8 De Broer en Zuster. \ . . . 9 Het Onweer. . . . 11 Het Stervend Kind. . . .16 De fchoonheid der Natuur. . 19 Van God den Schepper der Waereld. 21 Gefprek over het Bidden. ,. . 26 rVervolg van het voorgaande Gefprek. 34. IMorgen Gebed. ... .40 lAvond Gebed. . . . . 41 Gedachten van een Kind, dat zich een geheelen dag wel gedraagen hééft. 43 Gedachten van een Kind, dat zich den geheelen dag niet wel gedraagen heefc. 45 Gebed voor het Eeten. ... 47 Gebed na het Eeten. ... 48 Van de Menfehen. . . . . 49 Van het Gezelfchaplyk leeven der Menfehen. 53 Voorfchriften ter bewaaring der Gezond» heid yö Voorlchriften om zich verftandig te gedraagen. ..... ƒ9