PROEF O V E S B IT VERNUFT des EERLYKÈN •OVEN DEW BEDRIEGER. b 0 0 E. ra* 0E& TV T C IC te GRAVE by A. VAH BIS REN,  Elfets de 1' ambitioii qui fe fert de la Ru*. Funeste ambition, detestable manie, Mere de 1'injustice & de Ia tirannie, Qui de fang Ia première a templi Vunivers, Et jetti les humains dans 1'opprobre & les Fers. t' est toi dont les fureurs toujonrs illégitimes Krent naitre a la tots les fceptres & les Crimes. Crebillon. Phymis Trage"*. Effets de Ia moderation qui fe fert de la raifoit, Le Calme d'un coeur pur, les delict d'une «me, Qu'auc«n «ouble tfemtut, Qfóeun defir rfenflame, Bonheur, que 1' unïvers 1!e faurok Procurer' qug tout 1'cfRMt humain « fauroit «terer. Bonhei qui dans nous feuls doit prendre Ia narsfanee, Voila de H Vcrtu la rfigne recorapenfe. Sequille. Appvends, foible mortel, & qu'* «tte fcience £e bovnc, s'il le peut, toute ta cónnoisfance; Appr=ndSdonc,qu'iln'EStpoin:icibas de bonheur, si la Vertu ne regie & 1' esprit & le coeor. La Vertu fait trouver le IW P°i« tamuable, EUerendleWonheurausf, parfait que ftable. Pope esfai fur 1'homme Ep. 4» trad. V' Rbsn**»  O P D R A G T Aan het GENOOTSCHAP ter bevordering van waaren godsdienst, deugd, komst, en W B ten* schap, in de Ba'taafiche Republiek. Medeburgers! L- hebt rny aangeboden om la U. L. Genootfchap te treden; ifc ne.i dit met geringe wetenfchap gewapend aangenomen. Wilt dan nu deze myne Proeve over het Vernuft des Eerlyken boven den Bedrieger aannemen, ifc bied ze U. L. met een hart van vriend - en broederfchap aan met dezelve geneigdheid als dia Gy L. uitboezemt ter bevordering van algemeen geluk. Ik laat aan ü. Z A het  het oordeel over of het beantwoordt , aan dit heilryk doel. Of fchoon Gy L. en ik. Leden van hetzelve Genootfchap zyn, tevens het. zelve doel hebben, zo durve ik my nogthans nier vlyen met TJ. L. goedkeuring. Dog daar op betrou. we ik , dat Gy L. zult bemerken* dat deze myne Proeve met een zuiver hart bewerkt is, het geen vurig na een algemeen geluk wenscht. Stryden myne middelen om daar toe te geraken met die van U. L. . dit komt door de verfchillende vryze van zien. Gy L. myne verügte rechters, zult het my niet ten kwaden duiden, dat ik myn hart en myne ondervinding volgens myn beste oordeel in alle delen van myne Proeve trouw geraadpleegd, en overeenkomftige denkbeelden geftaafd heb. Ik ben overtuigd dat Gy L. met my zult overeenilemmen in, dat ik den evenaar ten voordele der Eerlyken doe doorflaan, dat ik hm in vernuft doe . .. ze-  X 3 X zegepralen, 't geen de algemeene beïhsfing van myn vraagfluk behelst Verg niet dat myn ituk goed zy in alle delen, het gebrek is immers door de gantfche natuur. Daar is niets zonder gebrek, en dit gebrek heeft nog begin nog eind, goed en kwaad is in ieder pun het water, eh de aardfche dingen. Men fcheidt doör het vuur of men verdeelt, om de beftand - delen der lichamen te kennen» Men tracht de menigte der dingèn te kennen, en de menfehelyke 'natuur , om den mensen volgens zyne neigingen, afkeer behoeftens en lïrydigheden' wette» te ggVen. Die ïn alle deze dingen ene merkeJyke Verbetering west te brengen'* mag met recht, een vernuft genoemd worden. Maar die iets gantsch nieuws verzint, is gét5n vernuft; hy is een leugenaar: want iemand die iets nieuws voortfcra'gt, dat in de natuur hiet bekend was of is, kan men geenen anderen naam geeven , het zy die van dichter, De natuur is, om dat zy was, en zal altoos zyn > om dat zy is, zy is onveranderlyk dezelve in de menigte der dingen, die zy in zich bevat, en in den onveranderlyken overgang van het een in het ander, waar in zy overal dezelve is: want dat ding gaat over tot alle mogelyke werking, en dit werktuig gaat over tot alle mogelyke werktuigen. Spys word gyl; gyl word bloed, bloed wordt vleesch, gyl wordt zenuwen, zenuwen de zintuigen en de harfehs, en met deze worden voorwerpen ontwaard, denkbeelden gevormt, onthouden, A 3 ver-  C 4 ) vergeleken , beoordeeld , gerangfchikt , en tot één ga» feragr. De Spys ontlast zich ook weder op twe wyzen, door onmidlyke fcheiding der Maag, die het onreine ia de Darmen brengt en zich alzo ontlast, en door dat het oude bloed Vleesch word en afneemt; want het ligtfte der zaaken wazemt uit. Alle deze dingen worden weder andere dingen; alles was, is, en blyft in de Natuur. De Natuur is dan niet nieuw noch oud, maar is en zal onveranderlyk dezelve blyven. Alzo was, is» en zullen 'er alle kunften en wetenfchappen blyven: meting, weging, fcheiding was, is, en zal dan by gevolg blyven. En was de Natuur gevormt, wie had dan meer moeten wegen, meten, en fcheiden, dan de Vormer. Men neeme dan hoe dat men het wil, —■ van de grond takken der kunften en wetenfchappen kan geen mensch de uitvinder zyn. Hoe dat men 't ook bezind» men kan van een lichaam niet meer kennen dan twe zaken, naamlyk het uitterlyke en het innerlyke. Nu de proeven om de lichamen innerlyk en uitterlyk te kennen, kunnen verfchillen en iemand zoude eene betere, gemaklyker wyze weten uittevinden: om dit te erlangen, is dan het werk der Genie of van het Vernuft. Hoe menig Vernuft is 'er niet geweest, die zyn Vernuft by de Grieken haalde, — deze weder by oudere volken ; anderen weder by geval. Ik noeme, by geval, wanneer men oplettend word op iets, gelyk Newton, die op het vallen van eenen appel zyne attractie en repulfts bouwde, want, was hem dit zo juist op dat ogenblik niet bygevalien, dan hadt misfchien dit gantfche werk Hooit het licht gezien. Hoe menig ding had hy met zien vallen, dat hem het zelve denkbeeld hadt kunnen geeven? - alzo gevalüg, dat deze vai hem daar toe bragc Somwylen vervallen kiuitten en wetenfchappen; --  ( s ) i\a ze Weder in eenen merkelyken graad sa'i het kümfflPB. brengt, is een vernuft. Altoos is 'er een gedeelte der waereld waar dezelve in bloei zyn. By een jong of onbefchaafd volk klimmen ze allengskens; — van tyd tot tyd komt 'er een met buitengewone vlyt, die denzelven eenen floot geeft, — dit is een vernuft. Put by andere volken, — put uit de natuur, — die buitengewone groote daaden doet, die wetten weet te geeven, welken een gantsch volk beheeren, die Menfchen weet te leiden en te beftnuren, op zodanige wyze, dat zyne leer oiepe indrukzels geeft, — buitengewone dingen t« doen boven het gemeen vermogen, noeme ik werken van vernuft. a. Wat is Geest? de Geest is te vergelyke» met het vlugtige zout, hy dringt door alles fnel heen. Die de waare betrekkelykheden en llrydigheden in een voorwerp vindt op het oogenclik als hy 'er zich van bedient, noema ik een Geest. Hy is het, die vlug de waarheid met da fchoonheid paart; die kort en bondig fpreekt; die ee» fael en goed antwoord geeft. Doch zo dra wykt hy van èe waarheid en het ware fchone, — dan vervalt hy in valfche drogredenen en wordt gebrekkig. De Geest is onderfcheiden van het Vernuft; dat hy vlugtfg enkeld* bekende waar - en • fchoonheden zegt of (fchryft , en dat het Vernuft waarheden verkondigt, die onbekend waren: dat deeze laatfte eene fterke infpanning is, in de diepfta afgetrokken, of betreklykheden der wezens, en zelve tot de kennis van het wezen in zyn volle beftaan, zoekt te geraken, Vondel is Geestig, Hugq de Groot Vernuftig. 3. Watts PïrftandfVe&wiü komt af van verftaan;verftaan is zo vee! als kennen, waar op vak kennis? op, voorwerpen. By gevolg is verftand kennis van voorns:». A 3 pse,  ( 6 ) pen. Die nu weinig voorwerpen kent, heeft weinig veïjftand; — die veel voorwerpen kent, heeft veel vgrftandR Kennen , onderfteld goed kennen. Reter is 't , weinig voorwerpen goed, dan veele flegt te kennen, en was die verftandiger die weinig voorwerpen goed dan die veel oppervlakkig kende. Verftand is dan een gedeelte van geest, en geest en verftand zyn gedeeltens van vernuft. Poch 't is het verftand eigen om langer op een ding te blyven ftaan dan de geest, die (heller ovef zaken heen Joopt. Heeft nu de geest niet vooraf kennis, dan is het maar gevallig indien hy de waarheid treft. De geest loopt dan fpoedig over het geen hy weet, —- het verlïand zoekt je kennen. Vernuft, geest, verftand, hebben deze overeenkomen dat zy zich van dezelve, middelen, dezelve vermogens bedienen. Deze ondergefchikte vermogens zyn de zinnen, en beftaan in gevoel, gezigt, gehoor, fmaak en reuk. Zy onderfcheider. zeiven, wat zy van ieder zintuig leeren; het licht raakt ons gezigt, kaatst op het rietwerk der oogen, en doet ons de kleuren der figuren kennen, en zelve de vlakken van het figuur; dewyl de kleuren van een figuur eindigen, waar de kleuren van andere figuuren of liehaamen beginnen. Doch de kennis van het volkomen figuur zegt ons het verftand, hebben wy aan het gevoeljte danken. Alle beweging geeft klank, en iedere beweging geeft eenen byzonderen klank, die zich op het trom vlies Haat, door de voordftuwing der lucht of door onmiddelyke roering der lichamen. Wy ontdekken de beweeging door gehoor, gezigt, gevoel, — pn hoe meer zintuigen wy tot eene zaak kunnen gebruiken , hoe duidelyker kennis wy ontfangen: ook is het dat wy die denkbeelden ? die wy flechts door één zintuig hebfe?P ?n &® dpor tneer^ dubbelde k§mi$ noemom "Éi  C 7 ) De reuk deelt zich aan ons mede door dat de uitwazaming van een lichaam ons reukvlies raakt. De fmaak door de raking der voorwerpen aan ons gehemelte en tong, en derzelver uitwazeming, die ons reukvlies raakt. Door aanraking werkt dan ieder zintuig: Gevoel is derhalven de groot leermeester van Vernuft, Geest en Verftand. Dit gevoel is het leven zelfs; want zodra houdt dit op, zyn de fappen verdeelt — is 'er geene gemeenfchap noch mededeling meer, _ de zintuigen houden op te werken en alles flaat ftil. Dit is de dood, de overgang tot verrotting, en hier mede neemt Vernuft, Geest en Verftand een einde, Is in het lichaam leven, gevoel, eene tot iets overhellend — innerlyk—.noodzaakelyk— willende beweging, dan is 'er werking in de zintuigen , die nochthans flechts oogenbliklyk zo lang het voorwerp tegenwoordig is blyft; maar in de verzamelplaats dier werkingen, de harfens, zit het begrip, het geheugen, het vergelykend — beflisfend — rangfehichikkend -~ peinfend fcheidend en 't zaamftellend vermoogen over afwezende dingen. Ik plaats hel begrip vóór het geheugen, om dat men eerst een begrip, eene bevatting van iets moet hebben, alvorens het te kunnen onthouden; ook fchynt, dat begrypen en bevatten , komen van grypen en vatten; onthouden van houden , en dan is het dat ik eerst een lichaam moet grypen , vatten, alvdórens ik het kan houden. Wanneer ik nu een ding valsch begreepen hebbe, dan heb ik een valsch denkbeeld in myn geheugen, en 't is by - na als of ik naar een fchyn grype en niets houde, zal ik dan kiefen, wordt mya keus en oordeel valsch, rangfehik ik nu verder diergelyke valfche denkbeelden en oordeelvellingen, zo heb ik'ras eene verzameling van valfehe redeneringen, A 4 gjf  ( 8 ) Zie daar het verftand bepaald en zyne werk;ng aan gewezen, nw ziet men duidelyk, hoe nuttig het is, zuiver, zyne zintuigen te gebruiken, te begrypen, om eer* zuiver grond • denkbeeld in het geheugen te plaa'zen , dewyl toch dit de grond- oorzaak is van eene zuivere rede, ■welke het voorbrengfel is van alle Menfc'nelyke vermogens, die geen ander doel kunnen hebben, dan om het goede te erlangen en het kwade te vermyden. 4. Nu fehiet ons noch over te bepalen wat Wysheid is. Wysheid is die heblykheid, om geitaJig zyne' vermogens te gebruiken tot onderzoek der waarheid; dat is om alle dingen te gebruiken volgens hunne waare einden, alzo «m nuttig voor zich zeiven en vo^r allen te leven , .niemand te fchaden is Wysheid. Liefde is het gevolg der kennis, en dewyl zich de kennis der wysheid uittrekt over de gantfche natuur, zo is de algemeene liefde voor de gantfche natuur daar van het gevolg, volgens «Je kennis en de liefde te handelen, is g«volglyk herwerk Tan eenen waren Wyzen, en is het niet met recht dat aan het denkbeeld wysheid deugd wordt gehegt, die ten naauwften te faam verbonden zyn. 5. Tot hier toe hebben wy 's menfehen vermogens befchoüwd, en bevonden dat zy tot het opfporen van waare denkbeelden gefchikt zyn , en dat de middelen moetea leiken om fchoone en goede eindens te beramen. Nu zullen wy dan verder zien, wie Vernuftiger,Geestiger, Verftandiger, Wyzer moet zyn, de Eerlyke, of de bedrieger; dewyl de bedriegers zich waanen fchranderer te zyn, en veele anderen zulks geloven! Om dan niet alleen te doen zien, dat zy flegter, maai sok dat zy dommer zyn, is onze toeleg, als mede om hunnen trots te befnoejen, welke trotsch reeds een blyfc v*n hunne domheid is, m dat zy zich meer inbeelden va*  ( 9 ) dan zy waeten, en dan zy zyn; — ydelheid , welke hen by leven en dood in eene verachting ftort. Mortel, toi qu! jadis plus fier & moins tranquille, Comtcmplois tcs aieux, rangés en longue file, De tes pretentions vois le terme fa.tal, Et reconnois enfin le ver pour tor egal, Ou bien, fi ton orgcm! m'én irapofant encore, y elevant de ces os, qu'un vain inarbre decore, Me dit: ci git le. grand ; & quoi m.arbre menteur { Dans le lein de la tombe est il donc des flatteurs ? Je lis; ci git Ie grand! quoi! la! dans cette bierre, •Qu je n'apercois rein qu'une vile pousfierre? Imitation D.' HERVISV" l0 tombeaiï. Ik zal dan de vraagen, die ik my zeiven gedaan heb nopens het voorftel, wie Verftandiger is een Eerlyke of een Bedrieger? ftuk voor ftuk afdoen, 6 Waar toe heeft men meêr Verftand nodig om eene moeilyke of een gemaklyke zaak uit te voeren ? zeker zal elk moeten zeggen , om eene moeilyke zaak te doen. Het grootfte verftand legt, dunkt my, daar in, om eene ingewikkelde zaak zo duidelyk voor te ftellen, dat elk dezelve zo moet vinden en niet anders, en dat opvolging en werking in het geheel is door het verband der deelen. Wat overtreft het faamenftel der natuur, waar in ontdekt men meer éénvoud, éénheid en faamflelling ? juist, om dat alle deelen zo op eikanderen pasfen, komt dit één heel-al voor. Nergens vind men trouwer de wetten pp gevolgd; indien zy afwykt van haaren loop, is dit meer door 's, menfehen toedoen dan door derzelver gangen, De mensch kweekt den Muil-Ezel, — en zo inde na, tuur goed en kwaad word gevonden, het geen ook het kenmerk is tusfehen Eerlyken en Bedriegers, zo word door haar het drogtige, zo wel in een gedrogt als in den A 5  C ie ) feediieger [niet begunftigd , om dat het kwaad gebrekkig zynde, noodzaakelyk kwaad moet uitvallen, en in geluk en voortgang moet mislukken. Alle flegte daden hebben een liegt gevolg, al zyn zy ook al/erfynst uitgedagt, en ïr.et moeite bewerkt. Men moet hier wel onderfpheiden. Alle moeite is niet het kenteken van Verftand. Zal de moeite het kenteken zyn van meer en min , dan is de evenredigheid, waar mede dezelve wordt aangewend ten ppzigte van het voorwerp,en de juifte maate van aan dat voorwerp niet meer en niet minder moeite te hefteden dan tiet nodig is, een volftrekt vereischte, om van de moeite f en kenmerk des verftands te maken. Waarheid en evenredigheid zyn dan de gezellinnen der moeite en der volkomenheid. Het is de kern niet van verftand, dat een kunstuurwerker meer kunst en moeite befteedt, dan hy yodig heeft; het is de grote faam (telling niet van raderen en veeren dje een werktuig fchoon maaken, maar de eenvoud en dat het aan zyn einde voldoet. De dichter, die zyn $tuk zwaar maakt, door de hinder-palen der regels welken hy zich voorfchryft, is niet de meester, maar die ons door hetnatuurlykeyen eenvoudige roert, Zeker isde algebra moeilyker dan de regel van drieën, en tot de eerfte behoort onbetwistbaar meer kennis, maar als iemand tot ^en voorwerp de algebra met moeite gebruikt, het geeij $y door den regel van drieën met gemak had kunnen, doen , dan is deze algebra géén verftandige, maar $en foort van een Zot, die het gezond verftand aan de kunst opoffert. Alzo zyn de bedriegers, zy gebruiken ^neer moeite dan het nodig is; men kent hen aap hunne geveinstheid en benaauwdheid, getekend in oog en mond; jnen ziet hen woelen en kuipen; en in hunne borst ligt de wee! Yerfeolefi» die fceo, yqw d§ gedugt» uitlekking py* nig>  9°igt. En alhoewel het hen dikwyls voor den. wind, gaat ^ dat zy de eerlyken belasteren , bedriegen , verleiden, kan hun overleg nooit den naam van verftandig draagen, geluk, rust en weltevrendenheid, die zy. in a,nderen ftoaren, genieten zy nooit, wulpsheid en brooddi onkenfchap 3 kommer en ongezondheid, benyding en laster, twist en moord, zyn de gevolgen. Ces biens qui du bonheur portent le caraktére', Sont Ia fanté, la paix, le fimple necesfaire, Lorsque fur la nature on regie les befoins, Combien s'epargne t'on de travaux & de 1'oirts, Pope Ep. 4 tr. p. Resnel. Valfche verbonden3 dubbelzinnigheden, 't faamenrofr. ting, verraad, woord - breken , zyn hunne middelen; maar zyn deze kun(tiger,dan zulke duidlyke en waarachtige verbonden te maaken, die men flegts behoeft te voelen? zyn deze regelen verftandiger, dan zich van zyne pligten te kwyten, _ opregt en trouw alle menfchen ter helpen, — ftandvastig zyn woord te houden, liefde en kennis omtrent de natuur te. hebben , edelmoedig en broederlyk jegens het menschdom te zyn? Hebt gy ó. Drogredenaar I zulke fchoone vermogens der' natuur ontfangen, — zy haar dankbaar. Is het gewoon verftand voor u te gering en het werk te ligt? tyïl do0r algebrat fche rekeningen den loop der zon, maan en fterren berekenen; door Chimifche proeven; leert de taal wel fpre," ken, -ft leert het wezen en de betrekking der dingen — natuur - burger ~ ftaats - en - volken - recht; leert algemeene en byzondere wetten, ftellig gertaaft by volken door verbonden, en by den burger door de wergeevende macht, — hier zal uw geest werken vinden, m hart zal zich verblyden, en gy zult u fchamep, van u' met de .kleinigheden der loosheid te hebben opgehouden,' '  t 12 ) Het blvkt genoeg dat aan deze taak meer moeite, en tot deze moeite meer Verftand nodig is, dan tot liegen en bedriegen, waarom ik tot de volgende vraage over ga. 7. Wat is moeilyker een deugdzaam of een bedrieglyk volk te vormen? wezenlyk, die niet als list en bedrog, snzedigheid, ontugt en allerlei ondeugden wil, behoeft aich door denken en werken niet te krenken; hy kan de zaaken maar zo omtrent laaten als zy zyn, liegen beoriegen , ontrouw weezen, zyn woordt niet houden, Steelen, Vrouwenfchennis, verwoesten , zyn zulke grote kunften niet. De domfte menfcrten fpreeken altoos met de meeste draayingen en listen , om dat zy nooit op hun Verftand, noch op eene bekwaame broodwinning zich kunnen betrouwen; ingevolge dat loosheid en list op belang, ieer - en geldzugt zeer wel met domheid gepaart gaan. Hoe jneer men by zyn eigen is, oppervlakkig blyft ftaan, om «enige uiterlykheid te verkrygen, hoe minder zich de kring Iran het denkvermogen uitzet. Iemand die veel denkt, «m een algemeen geluk te bevorderen » —• die alles in het groot ziet, die de gantfche natuur betracht, om deaelve voor het algemeen nuttig te maaken, kan niet veel Imaak vinden in vuil gewin, brooddronkenfchap, ver» wyfde kleding, en tyd daar toe te befteedem Deze werkt met verftand en lighaam, vlagt de verweeken? de weelde,.— is gezond en fterk, leeft vergenoegt, cm dat hy werkt, —word niet wrevelig en buitenfporig in handelingen, om dat hy de vervelende ledigheid vliedt. Deze Man kan gefchikt zyn om een algemeen geluk te bevorderen, om het volk, doqr deugd, heil te> bezorgen. Hoe gemaklyk is het niet om eene Maatfchappy ©nbezonne guiten te vormen! Loos en geweldig te zyn is de $#»ff(/}g lm. Maar hoe zwaar is het daar en tegen  C n > «m dbor matigheid en regtvaardigheid de driften te t&ï daren , om evenwigt in de middelen van beftaan te treffen^ sm in alle dingen niet dan de zuivere waarheid, reen; e» billykheid te raadpleegen, — om te befchaven , vlytig te maakea, en den Mensen eene gantfche andere zedelyke gedaante te geeven ? De volmaakheid , éénheid, éénveud, van zodanige byzondere en algemeene regelen, is blykbaar, en zouden in evenwigt der moeilyke inflelling, aan het volk en leden eens diergelyken Sraate, gemak en geluk geeven. Maar welke hinderpalen van driften , — flegte heblykheden -— gewoontens , — ftVyd met eer — heersch en — fchraapzugtige bedriegers, zouden de inftellers niet aantreffen ? Daar en tegen is de Maat van looze guiten, daar het recht was te bedriegen te (telen , te moorden , ongebonden te zyn , onbeftaanbaar, en 't geen zyne grootfte onvolmaaktheid aankondigt, is war, wanorder, verwoesting; het geweld, hun grondregel van beftaan zelve, wierp dit fcheon gezeldfchap ras om ver. Tot in dieven hollen toe is dan recht, billykheid en orde noodzaaklyk. Zy zyn by gevolg verdoken van alle gronddenkbeelden en kunnen uit hen eigen ftof niet bouwen, hoe gemaklyk hètfcbynt, en het in eniger mate zy, on^ onregelmatig of verftandeloos te handelen. Even als de bedrieger» toevlugt tot de reden moeten nemen, even moeten in deze waereld van driften en onverftand, de wyzen zamwylen tot de leugens zich wenden. Wie zoude niet liegen om ouders, vrienden of menfchen van eenen onfchuldigen dood te redden? Doch dit 5s geen gebrek in de regels; want wilden de toomlozen, de bedriegers, de moorders, de regels van het gezond verftand aannemen, dan was deze leugen om iest wil niet jodig. Het is dan met meer gemak, minder doorziet en ver-  Verftand, dat men menfchen-list, leugen en bedrog 'i£ leren; dewyl reedis die hebbelykheden vry algemeen zyn, dan om hen matig', voorzigtig en deugdzaam te maken. Maar een Raat van fchurken zoude onbeftaanbaar, onmooglyk, onnatuuilyk, van alle wysheid ontbloot zyn; daèrfeene maatfchappy van eerryke menfchen , wel rnoeiljker is te vormen, doch mogelyk zy , en zeer gelukkig beftaan zoudei 8-. Wat is moeilyker, voorzigtig of foos — matig of ofirnatig te zyn? Voorzigtig is: die vooruit ziet) want dit komt van voorzien af. Hy moet dan het toekomende dobr het voorledene kennen ; — hy oordeelt na, wat 'eenedaadvoortbragt,wat eene daad voort zal brengen; — hy berekend de gevolgen van dezelve; — hy kiest wat het best voor hem en een. ander is; — hy fehaadt noch vertoornt niemand; want hy weet hoe hem dë geringfte zomwylen van nut kan zyn. Hy is by gevolg een minnaar der natuur des planten ryks, des dieren ryks, des ftoffen ryks; hy weet dat hy uit deze deelen beftaat, dat alle delén der gantfche Natuur gedeeltelyk in hem zyh^ waar door hy ook een natüurlyk denkbeeld derzelver ih zich heeft. Ja deze vborzigtige, deze diep' verftandige, moet noodzaaklyk alle dingen die hem omringen, eh die in hem zyn beminnen. Hoe wil en kan hy kwaad doen? Alles wat hy verdoet is van het zyne. Zoude hy dan niet fpaarzaam zyn? ta de faam-leving moet hy een trouwe verbondling zyn, door zyne ontrouw, zoude hy ontrouw en ftrydig met zich zeiven weezen. Iets te beloven en niet te behouden, maakt den belover ohgerymd; onbezonnen en fiegt, want een van beide: of hy heeft niet geweeten wat hy belooft hadt en volvoeren kon, of hy wil niet volvoeren, het geen by kan. De  C i* ) ©e voorzigtige keilt goed en kwaad én het fynfre tiëdróg maar wagt 'er zich voor, hy ziet den grondflag, very^ delt denzelven en bedient 'er zich nimmer van. Dezö Zadic (O kan door geene lozen gevangen worden. Als hy borg fpreek, weet hy voor wien en waarom eri kent zyne middelen. Zyna verdragen zyn waar, klaar era duidelyk, behoudende de gantfche waarheid en niets dan waarheid. Laaten wy hem eens tegens den lozen vergelyken. moü* Loosheid ij met bedrog, gelyk eerlykheid met verftani verknogt. Èen bedrieger is dan niet verfrandig efl een eerlyken niet loos. De loze ziet wel vooruit, maar op eene onregelmatige en* onzekere wyze; — hy overweegt de keten der natuur niet4 maar bemoeit zich flegts, Zeer bekrompen ea befchroomlyk, met zyne daad, daar hy da zydelingfche takken noch de gevolgen van in ziet, want deedt hy Zulks, dan was hy wezenlyk verftaddig, dan zoude hy wel zörg draagen, zich zelvert te fchaadén; — hy zoude weeten dat alle daaden zich te rug kaatsen. Licht en klank, alles keert weder, het heel-al is eert terug kaatzer, die de pyn van kwade daden in ieder gedeelte doet voelen, en die bedrog met kommer en oorlog ftraft. Doch zo ver ziet de looze niet in zyne daden, zyn bekrompen gevestigd op eene ongelukkige eer en bezwalkten roem, — op ydelheid, op gemak, op tegeiiftrydigheid. Hy is dan blind in kennisfe van het toekomende, hoe fchrander zyne vermogens ook kunnen zyn* en dat om wellust, die ééns overtollig genoten, geene; wellust meer is, en tot eene gewoonte overgaat, ja dia niet aangenamer maar integendeel walgelyker is, dan alle an- dan dat hy voorwendt te zyn. Hy houdt zich nedrig, maar is trotsch, «—-vroom, maar fpot met alles; — hy befpot zich zeiven, als hy daar door kan believen, want zo vergaat zyne vlyeryj de grootfte vyandin van het menschdom. Wat zal men 'er van zeg« gen, is zyne enigfte zedeleer, en toont van alle kanten dat hy zich meer om hef oordeel eens anderen bekreunt, dan om dat van zich zelven-. Nooit is hy reehter over zich zelven, maar word door anderen binnen de paaien gehouden; «*•. dit heeft hy dan met de onmondigen en zotten overeenkomflig' Wil hy een ambt hebben, —* hy kuipt onderhandsch, en verluidt zich legen Zynen mededinger, als of hy 'er geen wil. Hy fpreekt zelfs ats een Wysgeer over de begeerte: heit weinig verlangens, •— zyt met weinig te vreden, om hem te misleiden en hem in zyne handelingen te verflauwen. Indien hyk de waarheid gebruikt, is het nog een leugen, want hy doet het om waar te fchynen. Doet hy eene verbindjgenis, zy is dubbelzinnig, om dezelve door klanken te leur te kunnen ftellen. Hy hitst en ftookt alle menfchen ep, om in troebel water te visfchen. Ligt kan hy op deze wyze de woeste en domme menigte bedriegen. En, door dien 'er meer zotten dan wyzen zyn, zo is het 011gerymde zotte meer fmaakt en vindt meer aanhang dan dj  c 17 ; *e rede ontfangen 't raam de draf door algemene rampen , waarin de wyzen zelfs boeten ; want men kan van dolle honden gebéten en van (lieren gefloten worden, al heeft men nog zo veel verftand. Maar mag een voorzigtig mensch zich van eene kwaade oorzaak bedienen, om een goed uitwerkzel te verkrygen? — Daar het doel goed is, is het middel veeltyds verfchoonbaar, of fchoon daar al wat list en geweld mede gepaard zyn; want men kan het geweld niet anders dan door list en geweld te keer gaan, indien de geweldenaar naar gééne reden wil hooren. Anders was de verftandige, voorzigtige, goede 'er de prooi van, en het goede zoude wel ras kwaad worden; want dat geen, dat geftadig ongeluk aanbrengt, is kwaad. Zo lang 'er domme, onverflandige en kwade met,fchen zyn, zal men dezen moeten vangen en ftraffen, dat dikwyls met list en altoos met macht of een foort van geweld gepaard gaat. Alzo gebruikt een Leger - hooft list en geweld met eenen uiterlyken, — en de regeering met eenen innerlyken vyand. In het algemeen, wanneer het oogmerk is vrede en geluk of welzyn, zyn de middelen daar toe in de noodzakelykheid der dingen, en de menfehen eenmaal zyn zo als zy zyn, niet af te keuren; mits dat zy niet fnood zyn. Echter moet men nog liever eenig recht opofferen, dan veel bloed Horten; dewyl doch 'smenfehen rechten altoos gebreklyk in de uitvoering zullen zyn, zo lang hunne rede niet opgeklaard is. Intusfchen kan men niet beter doen, dan het einde door de oorzaak bereiken; by gevolg de rede te befchaven, en zynen vyand af te keeren, 't geen niet dan door moed en macht gefchied. Om den voorzigtigen, verftandigen, magtigen, goeden, •*» den loozen, geweldigen, flegten mensch te onderfcheidenj  ( 19 > vP'e noch de een noch de ander in volkomenheid g». Vonden wordt, zo kent men dien aan zyne hcbi)kheden. JDie gene, die de gewoonte heeft om het geluk door rechte middelen te bereiken, noemt men voorzigtig, verfiandig en goed, of fchoon hy wel eens van'de regelen der rede ufwykt; en dien geen, die de gewoonte heeft om alles door list en geweld te verkrygen, roemt men loos, bedrïeg'yk, (legt, of fchoon hy wel eens van zyie gewoonte afgaat, en goed doet. Wie nu de zwaar (te taak heeft van deze beide foorten van menfehen, dat de vra g was, laar ik aan het oordeel van een ieder over: — my dunk:, dat het klaar* bhklyk in myne beide af beeldzelen beflsten ligt. Wat het tweede lid der vraat* aanbetreft, wat moetijs* ker is, matig dan onmatig te z^. het geen ik zelfstol in het zedelyke wil trekken, of fchopn dit omtrent het Jighaamelyke doorgaans alleen \erftaan wordt, zal ik ook tragten op te losfen. Matigheid is, om door de rede bedorvene geneigdheid 'e beteugelen , in alles wat ons dierlyke aanbetreft. Alzo banaat dezelve in matig te eeten te drinken, zig te bewegen, te flapen en de minlust te genieten. Men bemerkt ligt dat de onmatigheid hier in gantsch geene kunst is. Wil men de matigheid tot alle zedefykheid, tot alle driften en begeertens uitftrekken, zp zal men bekennen, dat dan derzelver grenzen te overtreden nog minder kunst is. Men zal dan niet mogen begeeren dan zyn befcheiden deel, dejuifle mate der natuur. Men zal zich dan moeten kermen, gevplglyk noch hoogmoedig zyn, noch een ander hard berispen; devnyi hy zal weten, dat indien hy beter mogt zyn dan ec$ ander, fulks maar flegts een toeval is; — het zy dat jaeugd of ondeugd, verftand pj oaverftand aangeboren9 *■ i' tel  C 19. > het zy dat zy verkreegen worden, hy zal zich gelukkig .achten, om in zulke voor Jeelige omftandigheden geplaatst te zyn geworden, of om dezelve van de natuur of om dezelve door ene goede opvoeding, of omftandigheden verkreegen te hebben. Liever zal hy dan tragten deze gelukkige opvoeding, en omftandigheden, indien zy daar door verkregen worden te helpen vermeerderen , dan bedilzugtig en hoogmoedig te zyn, dat ook maar (legts eene halve ervarenis zoude aankondigen. Hy, die dan alzo matig is, en de ydelheid der eerzugt kent, dewyl een groot eer-ambt hem niet edeler of beter maakt, de ware eer in groote en goede daden beftiande, zal daar niet begerig naar zyn, en dezelve door kuipery op fporen. Veel liever zal hy voort varen met verftanJig en braaf te handelen, —- onophoudelyk werken, om alle nut dat in zyn vermoogen is, het zy groot of klein, te doen; dewyl groot en klein, (legts eene vergelykende verbeelding is. Die bewerkt, dat 'er veel voedzel, dekzel, en ander voorraad is, goede zeden en gezond verftand inprent, is niet kleiner in eer en minder agtings waardig dan de regent en veldheer. En misfchien meer roam waardig; want deze hebben meesttyds den naam' van een anders werk, — zyn ryk in middelen en hulp, om dit allen mede werken, Hy die matig is, zal niet tragten naar grote rykdommen, om dat hy niet veel nodig heeft, en de ledigheid niet begeert, die niet dan verveling en uir> fpatting in zeden opbrengt. De levendige natuur vergt beweging; — de rust is aan de dood gehegt, -— zy verderft de vogten; — zy bevordert zelfs de verrotting ia ftilftaand water. Hy die matig, — hy die verftandig is, moet zelfs een afkeer van den rykdom hebben, ziende, koe veel haat, nyd, bedrog, bederf in «eden, twist, ftryd, Ba ' m  ( 20 ) «ï i mooglyk zedelyk kwaad, het welk zelfs tot ?n da fceendren fla.it, hy verwekt. Die matig is, zo wel in het lighaamelyke al- in het zedelyke, moet de natuur ken, ren, de gevolg-n berekenen; hy moet onophoudelyk zyre geneigdbedt n en driften, die in den ongemeng. den dieren - (laat zo (Terk niet zyn, door de rede beteugelen. Dit is zeker moeilyker, dan nooit de reden te raadplcegen, en maar alles onmiddelyk te doen, wat ons de feedorvene geneigdheid en verkeerde driften ingeeven, —. en even wel is deze het middel, om meer vrede en rust, en algemeen gemak te erlangen. o. Wat is moeilyker en;beter, ware of valfche denkbeelden te hebben, — een wysgeer of drogredenaar te zyn? Alles war niet waar is, is valsch door dwaling of door bedrog. De o^rza.k van alle ïedeneringe is, om de waarheid, van wat ons goed en wat ons kwaad is, te kennen. Die dan de viaarh.id, van wat goed en wat kwaad is, te leur (telt, is zo ongerymd, dat by den fchyn voor het wezen aanneemt, en wordt door den waarheidsminnaar tweemaal overwonnen, door kragt der rede, en door den bloei des geluks. Nooit kan men in di' opzigt ongelykheden vergelyken. De lieden die mea vergel) kt, om de waarde hunner kragt te kennen , moeten van gelyke vermogens zyn; want om een kind, een zot te overreden, *- deze en de beesten te bedriegen , zoude in aller oogen laf en klein zyn, te meer, om dat het ligt te doen is, doordien de zaaken, die hy neemt, goed en feegeerlyk zyn, en dat hy (legts feilt in de maat derzelven, — inde wyze hoe ze te erlangen , waarop mindoorZigtigen het oog verliezen, ftaroogenije op het dadelylc genot, zonder de gevolgen te berekenen. Het grootfts oa^oiiik is, dat de manier van zien in het kwaaie-* ruia m  C 21 ) 20 fchielyk eene heblykheïd wordt, als in hef goede, waar door'er een foorr van oprechte bedriegers ontfraat,die verkeerd zien en verkeerd handelen, en dnt zelfs de fchranderffen een valsch oordeel verkrygen. Daadlyke roem daadlyk voordeel, is des drojjtigens dort. Weet gy dan niet d t men moet zaajen om te maajen, — dat men iers aan het toekomende moet opofferen? Het ware doel in alle opfporing, is de waarheid, de eorzaak der denkbeelden, voorwerpen, lighamen, werkingen door opvolging of aaneenfchakeling te kennen, gelvk: dit ding is door d t, — dat ding is door dit, — deze werking is door die,— dat ding is innerlyk en urerlyk zó — die werking is innerlyk van dien aart, en heeft een zodanig uiterlyk vermogen;—- dit met dat ding, deze en gene werking (taan met eikanderen in evenredigheid van her meerdere tot het minlere of in eene zekere gelykheid. Zie daar de werking des verftands op dingen, werkingen , eigenfchappen. hoedanigheden en betrekkingen, en om het nut van allen tot allen en van ieder tot ieder te kennen. Wil ik de waarheid in deze dingen en werkingen te leur ftellen, dan moet deze drogrige wyze van redenering zeker in het onperymde vervallen; daar kan fééne aanéénfchakeling of geen oorzaakelyk gevolg in zyne Samenftelling zyn, en kan niet Enders dan herfchenfchimtfiige kennis te berde brengen, om dat zy niet in de z'alc is, en alzo dubbeld afhanglyk is der wezerlyke gewaarwording, en der drogreden, die'er zich tegen aankant. Gevolglyk is een drogredenaar nooit oorfpronglyk of origineel, maar (legts een tel-urflellend nabootfer, en met de grootfte vermogens, behoort hy nooit tot de verftanden van den eerden rang, mist daar en boven het doei var» dgenteen gelu^ dat het waar vernuft keufchetst. Valfohf denk»  denkbeelden zyn hier het tegengeftelde der waren niet alleen, gelyk door verkeerde betragting of door geloof gefchieden kan, of gelyk alle andere tegenftelüngen van klare en duist re, duideiyke en verwarde denkbeelden, want de duisteren zyn van de verwarden onderfcheiden, door dien de eerften eene mangeling van kennis der eigenfcbappen, en de and're by gebrek van onderfcheiding is, en do duideiyke van de verwarde, doordien de eerften eene overtuigende begryplykheid in zich bevat, t-'aar de anderen eene volkomene bewustheid zyn, gelyk die van zyne eigene aanwezenheid; maar deze valfche zyn van de ware denkbeelden onderfcheiden, door dat de drogredenaar opzetlyk de waarheid te leur fielt, of al het kwaad van een ding vertoont en het goede verzwygt, indien hy het begeert, of omgekeerd indien hy htt niet begeert. Ook do Franfchen die wel wisten , dat zy vele drogredenaars in hu» boezem droegen, hebben eene wet gemaakt, dar in alle regtspleeging de gantfche waarheid en niets dan de waarheid Zoude getuigd, oriderzogt en beoordeeld worden. De vraag, wat moeilyker is, valfche of ware denkbeelden te erlangen, is, nu wy gezien hebben wat reden e« wat drrogreden is, ligt te beantwoorden. Ieder die eenigzins de waarheid van de werkingen en voorwerpen der natuur nafpoort, die de onderfcheidene kunsten en wetenfchappen bearbeidt, die ieder denkbeeld wikt en weegt om het volgens de zuivere waarheid te bevatten, weet by ondervinding, dat zyn veftand niet toereikend is. Hy die alleen maar de zedeleer betragt ten oFzigte van hetrhenfchelyk geluk, fchiet te kort om alle hinderpalen te ontruimen. Het verftand dan genoegzaam zynde om alle. waarheden te bezitten, cm ze zelve in een vak volkoïfi«n ca te fpeuren, is het mee mogeivk, dat tet drog« ïe>  C 23 ) feden meer verftand vereist wordt, ter oorzaak en zig door ee» dubbelde reden na den ondergang fpoedden. Der Romeinen zedelyken dood was door hun (legt beftuur over hare wingewesten. Door ontaarding en veifyning in gemak des levens, gelyk Hannibal in Capoua Carthagos eind verhaafteae,deden zy alzo. Op luilekkerland Rome, B* ca  C 2r5 ) en op de verweekte Romeinen kwamen Hunnen, VnrW dalen, Alletmnhen, Allam-n; volken uitliet nöxr.'en van' Azia; der Ce,ten en ScUter (t) afkomfri,. , !ös| die zig reeds aan aaloude geweldenaars gedugt had eri gei' maakt, èn »ertyprdeden dit vermaarde volk daar zy (legt*" wilden' waren. "Wanneer de Onderdrukking èn kneveL'jr groot is, is 'er maar e"fiè kleine oorzaak to' eene gatifche otnkerii g nodig. een enkel byzonder geval, een ont iart bevel, dat een vader zyn eigen kind met een pyl vlak boven het hoofd zoude fchieten was de kwel waar üt ee"e omwenteling vloeide. Willem Tel was eene der *obr-' naanvlë bewakers, dat aeZwitzers het Oosten)ykfche julc afwier-en. Door verdrukking en knevelary wierpen ook {yi o Voor - Vaders, en in ons leven de Americ men het juk van Spanjen en Groot Brittanm'en af, daar de Franfchen en wy nog (reeds bez'g zyn , om het gebouw der Vrvh'eid te volrojen, dat dk een vreemJ lighaam kennen. Zonder oog zoude niemand ooit het eeuvoudig denkbeeld klaar erlangen: tog is het oog niet bekwaam zonder ligt of voorl werpen iets te kunnen gewaar worden, en zoude het niets bevatten,en geen onderföheid maken tusfehen eeni, ge dingen of kleuren zonder de hertfehens en zenuwen die het algemeen gevoel en denkvermogen bezitten. Alzo is het met de klank door het oor. Iemand blind en en doof zoude kunnen leven en verftand hebben , dog geene denkbeelden van ligt en kkur hebben, zo datdeze dan zeker zintuiglyk zyn, fchoon de kennis van kkur en klank niet volftrekt door het gezigt en gehoor alleen beftaat. Dit bewyst, dat het denkvermogen niets buiten de zintuigen kan, en dat de ziutuigen niets buiten hec denkvermogen kennen, dat zintuigen en denkvermogen, beiden buiten ftof niet beftaan, eindelyk duidt dit aan eene voikomene afhai.glykheid der natuur delen, de volkomena  ( 3* N> Be éénheid, onveranderlykbetd , en de onophoudelyke* verwis;ing der natuur, dewelke overal om tegenwoordig fn en door met zyn geheel in ieder deel is, in alle dingen Jeeft, voelt en denkt. Deze denkbeelden fchoon meer befchouwend, dan uitwerkend moeten tot de algemene liefde aller dingen der natuur aanfporen, ziende hoe alles in verband ftaat,en zynde zelve nuttig,bevorderlyk, ons geluk te kennen. Kennis der abftracten of afgetrokkenheden is niet onmiddeJyk door de zinnen, want na dat men de dingen door zintuigen kent, kan men dezelven bevatten , onthouden, Vergelyken , de overeenkomsten en ftrydigheden der hoedanigheden v..n de dingen bepalen, een algemeen denkbeeld vormen, en dit een afgetrokken denkbeeld noemen, gelyk gedaan word. Wy kunnen denkbeelden maken zonder eenige zintuigen daadiyk te gebruiken, doch niet zonder gevoel, Want gevoeloos, of niet meer te voelen onder eene zekere eenheid is zo veel als dood,of de verdeling der rtanddeelen van dat werktuig, dat dan uit ver* fcheiden levendige dieren, wormen, beftaat, en gansch ftfgefcheiden der vele werkingen, die in een faamgefteld lighaam tot een lopen, want het zyn deze vele werkingen pp vele dingen, die tot een lopen, die het tot een wizen maken, het geen eene zekere werkzaamheid in zyn kring bevat. Men heeft dan twee zoorten van denkbeelden, voorwerplyke of concrete , betreklyke of abftracten, die weder zo naauw in verband ftaan, dat zy niet op zich zelven beftaan, zelve dat de laatfte flegts gevolgen of beffenddelen der eerften zyn. Locèe wemtzc zintuiglyke en overwegende, en fchryft aan beiden onderfcheiden denkbeelden toe. Maar om weder tot de ingeborene gedagten te komen. WU men die onderftellen op eene onftoflyke wyze,  C '31 ) hermeen men geest'noemt, dan loopen zy te n?r. Geeft •we king was, is, en kan 'er komen zonder werktuig dat . Zyne drie marge beft md delen reeft. Hoe zoude men. fcutinejj begeeren en willen zonder zintuigen en de horsfens net dijnkwerktuig? Daar is geene beree te of bepalii g op eene begeerde zaak zonder gewaarwording, Rn boe kan men dingen innerlyk. uitvoeren ? Al dagt men djuizend jaaren lang om iets van de ee e plaats ua de ■andere te verzetten, zonde, tor deze beweging werkiuigen re gebruiken, die op wezen'hkevoorwerpen werkten, zo Zoude net njet gebeur. 11: wanr het uiterlyke kan rna.r alleen aan her uiterlyke raken, volgens de juxtapofitie of naast eikanderen legging der Mof, het is onmogLiyk,dat het geen in de midden is, omringd van alle katten, aan een voorwerp raakt, dat buiten zyn kirg is, (men werpe hier niet tegen, dat een lighaam in een ander kan dringen en op ilkarderen weken, juist o ïtmoeten zig dan de krii.gen^nog onmogelyker is tiet, dat geest, of onftof, eenige werking of voo.ftuwende kr-gt pp ftof nebbe. Te mind r kan zulks het wezen uitmaken, want dat geene delen heeft kan geene delen vcorbrengen. De beftand - deelen van iets beftaan niet uit niet, hebben niet met niet begonnen, en zullen nooit met niet eindigen. Hoe veel liefde moeten wy -dan niet voor de lighaamen hebben, en hoe vee! is deze leer, niet beter, dan die om de lighaamen te haaren? Dit geeft mensch-en-natuur-hatery;zig wanende boven dezelve te zyn, zal men zig niet omzien, om tegen haar zonde te pleegen. — Door deze leugen werd menig mensch, ja volk, bedrogen, en gaf hoogmoed en veragting, naat, rjyd, allerlei misdaden, tegen dat in gelyke betrekking met den misdrvver ftond, die een wederkeng, een  ( 3= ) ten talions lot onderging. Dit za! voortduren zo lan^ menfehen verkeerd derken. Dog laten wy dit ter zyde ftellen en varen voort! Daar is geen lighaam zonder dampkring, zonder uitvloeizel, maar dit is minder dan het lighaam, om dat het 'er uit voortkomt. De zeilfteen heeft zodanig een uitvloeizel, die zelfs eenige lighamen na zig haalt; De Elect rifeer - aal (Toot van zig af; allo gedisteleerde wateren, bloemen enz. hebben een uitvloeiZe/, die aan ons reukwerktuig raakt, wil men deze dingen den naam van geest geven, kan gefchieden, dan hlyft hy zyne beftand - deelen behouden: want of fchoon het Goud nog zo dun word uitgeflagen, behoudt het tog Zyne deelen, de fyne vloeibare lugt heeft even zo wel Zyne beftand - deelen, dan de grove harde rots. Laat Mozes, Taks, Epicwus, Demoiritus, TLetio. fhane vry beftemmen de vorming of wyziging der natuur tot Warelden , groeibare en levendige lighamen; zy weten het even zo min als de minste worm. Laat ik vry ftellen, dat de aardkloot van binnen hol, vol rook en damp is, en gelyk een lugtbol in de dunne vloeiftof zweeft: dat hy juist zo geladen is, dat hy in zyn loopkring moet blyven, op eenen gelyken afftand der zon. Wie zal dit kunnen bevestigen? het zal dan maar (legts eene onderftelling zyn. Velen geven deze foort van onderftellingen vpor waarheeden op: eenigen doen wysgerige dromen , anderen fcheppen boven - natuurlyke wezens, gelyk Prorheten, Astrologisten, Jongleurs of wikkelaars, gedaan hebben of dagelyks doen,om door bedrog van fpokery het vreesagtig- dom menschdom te beduren, te knevelen , te kluisteren. Wat my aanbetreft ik verkies het huishoudelyk verftand, zorg te dragen voor voedzel, 4ekzeJ, opvoeding, verdediging, voor al dat zedelykheitt, reg*.  < 33 ) regtvaardigheid en matigheid behartigd worden. Dat fpaar. zaamheid in het a'gemeen en in het byzonder zy ver boven zulke over-natuurlyke en ftaatkundige maatregelen. Que les fpeculatifs recherehent follement, Quel plan est le meilleur pour Ie Gouvernement, Tel qn'il foit, le meilleur c'est le plus èquitable, Et dont le bien publicq est 1'objet immuable. Pope Ep. 3. Est. i. 1' h'. tr. p, Resnel, Daar wy voor al onze reden toe nodig hebben, is om enze handelingen na de waarheid te rigten. Zy is dat vooruitziend en voorzigtig vermoogen, dat alle tegenwoordige en toekomende ongelukken fchuuwt; dat alle tegenwoordige en toekomende gelukken, zo wel in het algemeen als in het byzonder, door alle nodige voorwerpen der natuur tragt te bemagtigen, om alle zyne mogelyke behoeftens te voldoen, met deze matigheid om. gezond en fterk te zyn, en met deze regtvaardigheid om niet , dan zyn befcheiden deel , te neemen, om in vrede en liefde te leeven. De menfehen zyn van natuur gezellig niet uit gebrek, uit behoefte, ook niet om geprezen te worden,of een ander te bedillen, dit zyn eerder gevolgen,dan de oorzaaken, maar gelyk vele andere viervoetige dieren en vogels, die niet om voedzel te twisten hebben, gelyk allen die door groentens beftaan. Twisten wy om hebben en houaen, dit is door onzen begeeragtigen en ontevreeden aart, waar uit de verderfelyke nieuwigheids-lust ontftaat, ook misfehien om dat wy van Roofdieren aart hebben. Deze verfchillen van ons, dat zy meest alteen Zyn, op de jagt gaan of op de loer ftaan, en of fchoon dolende Ridders, Jagers en krygers zulks doen, ver^ mka zy zig daar toe, gelyk wy ons verzamel omt»  C 34 > zitten, te gaan, te wandelen, en tot onze hoogfte verlustiging te nemen, hadden wy Roofdieren aart,dan zouden wy mooglyk de gezelligheid fmaakloos vinden. De menfehen komen met de Roofdieren over één, in dat zy niet te veel, nog te lang by een moeten zyn. Als zy te. fearorotten, gaat het hun even als de Ganzen, die wanneer het kwaad weder zal worden te faam lopen, fchreyen en zig onderling flaan, dat op gelykewyze by menfehen gebeurt. Daar zyn ook veel gemmgde dieren die Vrugt-etend en verfcheurend zyn, onder anderen het; Varken, de mensch kon hier ook tce moeten behoren. 'Maar hoe dat men 't ook; befchouwe, hy is altoos een Jaamweeffel van goed en kwaad, welk faamweeffel. en mengfel,men wel voor eene eenflaotke fiorTekan houden,, dewyl zy door de gantfche natuur \erfpreid is, Veele drogredenaars houden ook fiaundei dat'er zonder kwaad geen goed is ; hier uit zoude volgen, dat wanneer zy kwaad deeden, zy het goed bevorderden ; gedekt door hun ftelzel, dat de keten der natuur onregtvaardigheid eischt, konnen zy in deugden alle mooglyk kwaad verrrigten. Hier zie.ik een tweda. natuur-regt geboren worden, om het goed, en het kwaad te gebieden. Bedilbaarheid en vei bod namen eeneind. En wezendlyk dewyl het niet veel erger kan lopen, als het loopt, kon het wel gebeuren, dat dje regten geen flegter gevolgen hadden als de wetten-, waar onder wy leven, die ook al wonderlyk aan eikanderen geweeven zyn. Dat in de natuur noodzaaklyk kwaad is, kan men niet tegen fprceken; dat het goede met het kwade vergeleken word, en dat men daar door het pnderfcheid ontdekt, i$ ook waar. Dat die middelen ia vergelyking van anderen goed, en in vergelyking vaa, jwjderea üegt worden,is ook waar^ zo wel in hei goede.  c 3$ ; ie, als in het fchone. Maar iets dat wezenlyk fchoonis, en in die ftaat blyft, is en blyft fchoon. Een levendig dier te geesfèlen zal hem pyn verwekken, indien het zyne zenuwen aandoet, dit kwaad is , en blyft kwaad, gelyk alle ziektens enz. Het voorwerp der reden is niet, om de natuur in zyne rampen na te bootfen, en zedelyk kwaad tegen het natuurlyk kwaad over te (rellen, want dan wierd het natuurlyk kwaad door de onregtvaardigheid vermeerderd, het geen nooit het doeleinde der rede kan zyn. Integendeel is haar oogmerk, om zig de natuurrampen af te weren, en een vredig gebruik van het goede der natuur te maken. Ook is het zedelyk kwaad buiten de fchakel der natuur, zynde het alzo valsch, om dezen fchakel in de keten der natuur te lasfen. Wil de drogredenaar, om ongeftraft alles te doen wat hy begeert, het zy goed, het zy kwaad, het kwaad in goed dag-ligt plaatfen, aanloklyken aanhang maken, het beduur teleur dellen of ontrusten; of indien hy beduurder is,zig verheffen, voorgevende dat allen om hem zy& «it kragt van eene bovennatuurlyke wil, wil hy het-goede niet bevorderen en het kwade niet voorkomen, alleen door eigenbaat beduren, wil hy het heil des volks niet voor de hoogde wet houden, eindlyk wil hy het oppergezag in de handen van een plaatfen, en die wilkeurige magt toe erkennen, door middel zyner valfche tongen, daa is zyne taal, al is zy welfprekend en overtuigend voor die zig met woorden laten pajen, even zo flegt als ongerymd, gevaarlyk voor het gemeenebest, en hy door zyne daden verdient niet alleen den ban, maar den dood, De oorfprong van beduur is door vermeerdering van Snenfchelyke betrektykheden , door de faamftelling der din|et?? door aanmatiging van eigendom, door mi algeC %, mm  C 3.0 ) meen belang tot beduur,om overeenkomften door wette» te gebieden, en het verfchil te verbieden, 't geen het pfftie en het zyne noodzaaklyk vergezellen; verfchiüen te beflisfen, vrede en welvaart van binnen, befcherming van buiten te handhaven; zal nu beduur eenen rigtigen gang hebben , moet zy aan dezen oorfprong beantwoorden, alomme regt, welvaart en befcherming ver. fpreiden , en deze beweging in alle deien en hoeken brengen; waar door een goede omloop van geluk door alle menfehen, gelyk of zy zig hand aan hand hielden geëlectrifeert, en alzo gelyk matig bewoogen wierden. Dit vergt eenheid en onverdeelbaarheid, in het beduur, hoe meer de magt tot een middelpunt loopt, hoe meer kragt, want verdeelt men de magten, zyn alle punten zwak en het heel-al is zonder band. Eenheid, eendragt is kragt fpaart magt, de vaardigheid overtreft het getal. Door eenheid fpaart men ambtenaaren en de vermenigvuldiging van zaken. De overtollige handen, daar. toe anders bedeed, zyn een roof voor algemeen belang. Die handen, die voedzel, dekzel hadden kunnen voortbrengen, leven niet alleen tot last maar tot onrust der bondelingen. Daar en boven geeft eenheid gemeenfehaplykheid. De zwarigheid alleen,die zig hier in opdoet,is het verfchillig bedaan. Het belang van den fterköen zal hier het overwigt hebben, de zwakke gedeeltens zullen tot in den elendigften daat gebragt worden, en het heelal zal 'er door lyden, indien daar op geene grote voorzorg gevestigd is. In alle gedeeltens moest de kragt vergeleken worden, om eene zekere evenrediheid te bepalen. Wanneer allen door land-bouw en fabriken beftonden, het geen het best was, om verdand, deugd en gezondheid, kragt en moed te. verkrygen, dan was; 'es  C 3? ) fehielyk e&n gelyk bezwaar te vinden. Dan was het verfchil verminderd, vette en magere grond enz. konden na evenredigheid op brengen. Maar zal het goud door koophandel regeren ,dan! het goud heeft fpanjen ontvolkt en ontzenuwd ;het goud maakt fchurken; het goud ferengd over-al rouw; zal in alle tyden in alle maatföhappyen war brengen. Uwe mynen moesten io,ooo voeten dieper leggen, dog wat baat, menfehen groeven door den aartkloot, om zig ongelukkig te maaken ; wie trouwt niet gaarne eene ryke vrouw, en dat om zig trotsch te doen ringeloren; men koopt gemak, een knaagworm van verdriet, en eindelyk den dood. Lieden, die u gaat verenigen, vereffend de boedels , neemt een gelyk beftaan aan, verfchillende van wyze, maar evenredig in bloei; offert uw geluk niet aan de rykdomop, zyt gene lage vuile flaven, laf hartige, kwaliagtige, verweekte menfehen door een blinkend fchyn. Thalis wierp zyn geld in zee en riep zyn geluk uit. Mogten gantfche ftaten ook zo wys wezen! Neen zy vallen liever,gelyk Athene en Charthago door den koophandel deden. Maar wilden zy zig laaten raden, gelyk de Athenienfers gehoor gaven aan het orakel, (door inblazing van Themistocks} haare haarden verlieten, op fchepen gingen, om hun ondergang door de perfeti te ontvliet]; dan zouden zy den koophandel der weelde vaarwel zeggen, en ons Vaderland zou één en onverdeelbaar door zedige en gelukki ge menfehen beftaan. Grote fteden zyn volgens Rousfeau een geesfel voor een land; my dunkt, als ik Franfchen en Engelfchen hoor twisten, zeide hy, welke ftad groter is Parys of London, als of zy lof wilden zingen, over wie' de eer had, van het flegst beftuurd te worden. Alle grote fteden, al het goud, bannen eer en deugd, en ik durve C 3 ge.  ( 3$ ) geloven> dat eer, deugd en gezond verftand den warefi bloei voor een ftaat is. Maar hoe een ftaat befta door eenheid of bortdelihg-fchap. Alle mehfchen te faam, die zig verbinden, zyn op* permagtig , de onverdeelde reden en magt van ieder maakt de algemeene reden en magt van allen uit, dit is de wet, de kragt en de heerlykheid. Alle deze bondelingen noeme ik de grondmagten. Verkiezen deze volmagten, vertegenwoordigers of koning, blyven dezelve bedienaars; zy doen het om loon ter vergoeding van het verzuim aan hun eigen beftaan, gelyk alle loontrekkende ambtenaren; zy zyn de volmagten , onder gefchikt aan de grond - mag* ten, en ftaan in evenredigheid tot deze gelyk een vol* magt in het burgerlyke tot die hem daar mede belegt. Deze grond-magten, of oppermagten zyn onderfcheiden van het wetgevend en uitvoerend lighaam > en hebben daar toe hunne volmagten gefield, om dat zy het zelve niet verrigten kunnen. Het Romeinfche volk heeft nogthans wetten van den eerften rang (Plebecites) gemaakt, daar de Senaat flegs orders gaf (Senatusconfult.) die zy nooit volgens Priestlei tot ftaande wetten durfden te ver» klaren. By onze heden - daagfche volken moest eene grote befchaving plaats hebben om tot dien graad te komen. Aanbelangende de volmagten, die het oppergezag ver. tegenwoordigen, moeten grote vryheid hebben, om hua beroep waartenemen. Zy moeten door gene burgerlyke gefchillen by kleine gerigten vervolgd worden, en moetea ten minsten dezelve vrydommen, gelyk die der afgezanten hebben, om dat hun beroep gewigtiger cn hooger is. Maar het oppergezag zelve niet onfeilbaar, by gevolge onftrafbaar zynde, zyn het de volmagten ook niet. Alles »at in dierlyke natuur is, is feil-en ftrafbaar, want alle M-  C 39 ) feilen zyn door de natuur", en worden van de natuur geftraft: doen allen kwaad, is 'er oorlog, hongersnood enz. doet een kwaad, is het fchavót zyn loon: velden J 'fchavot, krygers en beulen hebben dan enige overeenkomst. Feilen die gene, die de grondmagten vertegenwoordigen, zyn ze dubbeld (bafbaar, dewyl die geen die de wet maakt,dezelve het best kent, en ten mindert eer aan het geen hy zelve het best heeft geoordeeld moet doen, óm de wet door zyn voorbeeld, eerbied en kragt by te zetten. Hy is dan nog ruim zo ftrafbaar 'als andere menfehen; nog een, nog veel hebben regt om kwaad te doen. Alwaar 'er ook geen, die den regent zoude kunnen ftraffen, de ftrafloosheid van het kwaad is een gebrek aan magt; maar nooit kali zig een wezen, het zy onverdeelbaar of faam gefield, gelyk vergaderingen, die wetgevend of uitvoerend zyn, zig een regt aanmatigen, om zedelyk of natuurlyk ftrafioos over hét kwaad te zyn. Schoon het magtigft-e volk óngeftraft alles fchynt te doen, zó kan het door coalitie of zaamrotting beteugeld worden, ten minsten de oorlogsïampen voelen, dat altoos een ftraf is, zelfs in het midden derzege en uitgebreide overwinningen. De mensch vati natuur heerschzugtig zynde, moet elk op zyne hoede Zyn,de grondmagten of het oppergezag, Op zyn vertegenwoordiger den wetgever, de wetgever op dén uitvoerder. En willen zy zig allen gedugt en eerbaar maken, zullen zy zig fchamen te overweldigen , dat zy een ftreng zedig gedrag aannemen, dat zy betaamelyk de natuur voldoen, dat zy op alles oplettend zyn, en Zy zullen vlug van verftand, deugdzaam van hart, vaardig en gezond van lighaam worden , dan zullen zy kloeken en grootmoeéigen, die niet bedriegen en beledigen, niet ligt bedrogen , C 4 eo  ( 40 ) en beledigd worden, welvoeglykheid, vrede en vergenös. gen zai by hun wonen. Wat de volken aan betreffen, zy.zyn aan dezelve natuur-wetten dan die der onverdeelbaren onderworpen, zy rnocten redelyk handelen en het geluk tot doel hebben. Zy moeten hun verdrag vroom uitleggen en trouw handelen, en kunnen gene verdragen aangaan, die de vorigen vernietigen, ook met een derde mogen zy het,verdrag, meteen ander gemaakt,niet verminderen. De nood alleen verfchoont alles, dog deze nood moet geen voorwendzel, maar zigtbaar en waarfchynlyk zyn. Indien een volk overwonnen is, kan het zyn verdrag met anderen niet nakomen, zo den overwinnaar zulks niet behaagt. Nog by aldien het dreigend gevaar op hen fchynt los te breken, kan het den verbonden onderftand aan zyn bondling niet geven, of fèhoon die hulp nodig had. Maar ó volk! Verbonden zyn gevaarlyk, wil u niet fpoeden, maar aarfel, om eene alliantie te maken. Sta liever op uw eigen voeten. Het is immers van ondenfclyke tyden ondervonden, dat geallieerden met een veel groter magt, dan hun alleen voor zig vegtende vyand, verloren. Marlboroug en Eugenius kwamen over een. Dit was uit duizenden; zy wonnen, maar wie mag zig redelyk zo een zeldzaam geluk toe fchryven, en 'er op rekenen? daarom verbind u niet ligt! wil liever u nooit bemoeien met een anders zaken, zelfs indien een vreemdeling in u land komt, bezwaar hem niet, gelyk eertyds in Frankryk door het regt Aubaine gefchiede, zig da goederen toeëigenende van eenen aldaar geflorvenen. Nog boven dien wil een uwer zig mer den vreemden verenen, uitlanden, geef hem zelven de kluisters niet van lospenningen, gelyk traite foréfie luidt, laat hem gaan, de grond blyft  fclyft leggen. Vermy alles wat een volk kan doen twisten t Wy hebben gezegd,dat volken en enkele menfehen aan dezelve natuur-wetten onderworpen zyn, dog zyn volk en mensch onderfcheiden » dat de laatfïe onder ftellige wetten en regtbank leeft, en het volk niet: die niet anders hebben dan gelyk burgerlyke verdragen (fynallagm. unilat. commut. aleat. enz.) met dit onderfcheid nog, dat zy, gelyk in den onmiddelyken natuur-ftaat, tot het houden dier verdragen, door gene daar toe gefielde magt> waar aan zy zig onderworpen hebben , genoodzaakt kunnen worden i zy hebben dan gene ftellige wetten, by gevolg geen noodzakelyk regt. Alzo vervallen by volken zonder twyffel de verjarings-regten , ufucapion en prescriptie, het eerfte door lange bezitting; het twede uitfluytende, om niet meer door het regt te kunnen eifchen, het geen door aan houdende nalatigheid verzuimd is. Ook heeft men een volk wat af genomen, was dit een bewys zyner zwakheid , 't geen het fterkerwordende, wederom neemt. Wil men dan een vredigbezit, dat men niets overwinhe, gelyk de fchone oorlogs - verklaring der Franfchen aan hunne vyanden bevatte, om niets te willen overwinnen. Menfehen zyn in tegenfpoed wel zo deugzaam als in voorfpoed, wanneer zy zig niet veel aan reden en wetten binden, en zo gaat het met de volken. , Het geen volken in het verdragen veel te pas komt, Js het vetdrag fponsio geheten, dat is zonder uitdruklyke volmagt voor hen verdrag fluiten, waar van nogthans de bekragtiging op cie goedkeuring der grondmagt wagt, waar voor de verbintenis gedaan is. Een leger- hooft kan een watten -ftil-ftand fluiten, fteden op voorwaarde nemen en. overgeven, zonder daar toe eene uit gedrukte magt te hebben. C S Ia  ïn 'en na den ooriog, moeten vyahden zig na krygs gewoonte gedragen, niet wreder maken , het geen reeds al të wreed is- Allen en ieder krygs-gevangen moeten doör het regt postliminie weder ih hunne vorige regten treden, dog liet is moeilyk om fcbadeloos gefield te worden. De fchaÖe word hier als toegëvallig gerekend, maai- alles wat om algemeen wëlzyh op brdre van wethouders verwoest is, rnóét zonder twyffel vergoed wordéri. Het was zelfs niet meer als billyk,om de Tchade der frohtieren óf der grenzen te vergoeden > hier door zyn de midden-delen bevrydj waaróm hier de buitenflen door de binnenften fchadeloos moesten gefield wórden. Een ding is hier maar tegen, dat beftuurders en uitdelers gaarne knevelen en woekeren, zulks dverd;.dig, en door kostélyke Commisfaamfen gefchied, aan welker vingeren boven dien veel blyf: hangen. Dog wilde men alle daden agterwegeh laten j daar geeh bedrog mede gepleegt wierde, dan zou 'er ftraks geen bedryf meer plaats hebben, dit was nog érger, en zo érg als de dood. Maar hoe kan een mehsch tog zd Woekeren, hy heëft weinig nodigj zyn leven is zo kort, en de dood wanneer hy komen zal zo onzeker, dat het dunkt my de moeite niet waardig is, óm overdadigheid rnët zo veel gevaar, ongemak én onrust te kopen. Liever dat hy betaamlyk, matig en vredig zyne lusten voldoet en zig vatt zyne pügten kwyt. Deze gaan immers niet verder dart zyne betrekkingen.* Wy willen de voornaamfien eens kort hier ter neder Hellen. De eerften, zyn tot zig zelve, zyne volmaking, onderhoud eh verdediging; de twedeliefde, tot zyne ouders en bloedverwanten, om dezelvèn byzonderlyk te helpen, gelyk zy hem gëholpen hebben, hén vooral geen reden tot ergernis te geven;de derden, die in Él  c 43 ; ie faam leving zeker de twede zyn, om hei genieene- 1 best, waar door hy beftaat, getroüw te zyn; de vierden $ gehoorzaamheid aan de wet, en om die wél beftuuren te agten en te beminnen; de vyfden, om alle menfehen te helpen en niemand te fchaden1; de Zesdenj oni de dieren Wel te behandelen, te gebruiken maar niet te misbruiken ; de zevenden , levensmiddele 't zy granen,of gröentens, of vrugten, zorgvuldig aan te kweken, met mate gebruiken , en zorgen dat 'er niets van verloren gaat; dö agtflen, zig de middelen van andere behoeftens tot dekte! en verwarming fpaaren, zorg voor hout, turf 4 Wol en vlas jfteen Om te bouwen hebben; eihdelyk liefde voot de gantfche natuur, waar van elk een deel is. Hy heeft innerlyke eh uiterlyke pligten, van de eerfte is hy Zelve* van de tweede is de dwingende magt de regter. Hy heeft regt om alles te doen wat zyne vermogens kunnen, wat Zyne behoeftens én pligten eifchen, en dat zyn zyne onbevreembare regten. Hy moet alles wat van een ander ia voor heilig houden, 'er geen hand aanflaan. Nogtans by nood vindt alles een eindpaal. In nood , wie red zig niet voorden dood? hier fpreekt de natuur zelve, daar zy» geene pligten boven. Voor het overige moet hy trouw en opregt zyn, zy* woord houden in allerlei belofte en verbonden,en dezelve niet na zyn belang zoeken te verdrajen, zelve niet uitleggen het geen klaar en duidelyk is, want dit is drogredenaars werk. Zy fcherpen zig tog immer op listen en lagen,en om door klanken te bedriegen j met welke listen* lagen en klanken,zy regtmatig mogen gevangen worden, •n in kunstwoord retorfie heet Zyn 'er onverhoopt eenige gefchilleii gerezen,het best Is om deztóven te bemiddelen en in de min te vereffenen het  C 44 D het welfc compromitteren en tranfigeren gehaamd Word. Of anders goede vrienden, menfehen van onbefproken ge» drag en van gezond oordeel rot fcheidsmannen (Arbiters) nemen. Zig aan deze middelen te onderwerpen is veel beter,dan zig door pleiten en de kunst der avocaten en procurators te laten ontbeurfen , en een uirfpraak van . regters te hebben > die °P gezag der avocaten en procurators vonnisfen zonder te weten waar over. Is u kwaad gedaan, zyt niet al te heet op de wedervergelding, toont dat gy beter zyt,dan de kwaad-doender, veragt zyn daad, en doet hem, kan het zyn, goed in de plaats. Verder is kortelings op verdrag aan te merken,dat het zelve duidelyk en zonder bedrog moet zyn. Gebrek daar aan, zoude het verdrag moeten vernietigen. Dog dit was ftof tot ziftery, een lokaas voor drogredenaars, waarom misfehien beter is geene verandering toe te laten. Kinderen en zotten kunnen zigniet verbinden;de overigen gaan voor verflandig door, en moeten oppasfen dat zy niet bedrogen worden. Is men in dronkenfebap bedrogen, dan is men regtvaardig geftraft. Is men in overyling bedrogen, dan is het die zyn fchuld, die niet met het fluiten van het verdrag gewagt, tot dat hy behoorlyke kennis der verbinding, of van zyn onderwerp, door navorfiing bekomen heeft. Die verbintenis maken, kunnen ze ook breken, daar behoort toe het goed vinden der beide bondelingen, als mede om dezelve te matigen in zyn wezenlyk en betrek. Jyk beftaan, dat is in de pligt of fchuld en op de wyzehoe. Door alle daden der menfehen moeten voorzigtigheid \ welvoeglykheid, gematigheid doorftralen en dat zelve tot in zyne begeertens en driften handhaven. Die dan het eer  ( 45 ) eerfte iets begeert, heeft den eerften aanfpraak op het zelve, of moet het ter beflisfing van den perfoon overig ten, indien het perfoonlyk is. Zo het zaaklyk is, het geen begeert wordt, in vergelyking met iets anders, en da ?aak behoort aan een handeldryver, dan heeft hy, die het eerft zyne hegeerte te kennen geeft, het eerfte regt in gelykheid van prys; Zo het zaaklyk is en het behoort aan een, die daar mede geen handel dryft, dan moet hy het aan dien bezitter overlaten, en zyne eerfte begeerte geeft bem geen regt, al wilde de bezitter ook de begeerde zaak door eene uit de hand koping overdragen; kon hy de begeerde zaak zo geregtelyk aan den tweeden als aan den eerften begeerder over doen, dewyl het eene, zaak is, daar genegendheid beflist En zo beiden te gelyk begeerden en dat de perfoon, waar van iets begeerd wierd een handeldryver of onverfchilljg was, om aan dees of geen de zaak in vergelyking over te geven, zo zoude het lot moeten beflisfeq zo.nder het minfte verfchil daar over te hebben. Door regtvaardigheid, billykheid, welvoeglykheid, toegevenheid, matigheid, werkzaamheid, in alle daden van de grootfte af tot de kleinfte toe te vestigen, zoude wiskundig algemeene liefde, vrede en zedelyk geluk opbrengen. In matigheid te leven i§ order, baart gezondheid, of fchoon de maat van den eenen en van den anderen verfchillend is, heeft tog ieder zyn maat, en ieder zal Zig wel bevinden met dezelve in agt te nemen. In vrede en lust te leeven, het geen beftaat door zig na de in» fteiling der faamleving te fchikken, is het ware verge-. Sloegen, of fchoon de. werkzaamheid en rust, gelyk da infchikkingen van den eenen wat meer of wat minder zyn, •ils van den anderen., is. gejondheid en vergenoegen, dia door  C 46 ) door matigheid, werkzaamheid en welvoeglykheït ontftaafi» het grootfte geluk, dat onder menfehen te bereiken is. Ik neem hier het woord geluk in den zin van wel2yn, zp als het doorgaans gebruikt wordt, en niet in den sin van fortuin, zo zal de drogredenaar zelve moeten bekennen, dat hy na dit welzyn van vrede en gezondheid wenscht, offchoon zy de middelen daar toe niet gebruiken, en altoos na uiterlykheid, die het fortuin geeft, haakt, die zyne wensch niet vervult, kan hy met regt In dit ftuk onverftandig heten- Dit bewyst met een dat «drogreden, die uit valfche denkbeelden, van minder gewigt en vernuft is, dan de reden, die uit ware denkbeelden beftaat: want de proef van alle denkbeelden ligt in de uitwerking; waar uit volgt,dat men niet beter de proef *an de waarde der denkbeelden kan nemen, dan door dezelven in werking te brengen, en ze daar na te fchatten. Bedrog fteunt op domheid of op nalatigheid van zommigen,en het kwaad gebruik dat'er den bedrieger van maakt. Geweld, met bedrog gepaard, is niet wel te verhelpen door die 'er door lyd. De onregtvaardigheid, in eene reeks bedreven, geeft aan allen, aan den bedrieger zelven rampen, 't zy door oorlog, 't zy door ftraf-oeffening der regt-bank, of der natuur; waar uit te bedui ten is, dat domheid en bedrog, gebrek aan geest of onverftand in het berekenen der gevolgen is. Ligt kan men een regel té leur ftellen, zelfs den grond regel doet aan anderen niet V geen gy niet wilt dat u gtfehied. Ik wil niet,dat my regt wedervare in eene zaak, waar in ik ongelyk heb, za! een drogredenaar zeggen, daarom zal ik geen regt doen Wedervaren aan die ongelyk heeft, dus zal ik op dien regel, die ongelyk heeft niet in ongelyk ftellen, en ik zal met bedriegen voortyaaren. Qoet aan een ander dat  € 47 ) legeert. Deze is ook te verminken; hy die begeert zig dronken te drinken zal ook een ander doen dronken drinken. Niets gaat door dan by lieden die verftandig goed willen. Twee maal twee is vier. Neen, zegt onzen redenaar j daar zyn gene onverdeelbare eenheden, dus. is 'er pok geen vier, die uit eenheden moeten beftaan. Maar dit is te veel moeite om niet, want zo hy f. 4 fchuldig was, zoude hy die daar mede niet betalen kunnen, of men z.ou hem met de ftok eenheden doen proeven, tot dat hy ze gaf. In het algemeen alles heeft zyne bepaalde en onbepaalde of wilkeurige delen, de eerften zyn eindig,de andren oneindig. Ieder houdt voor een,'t geen in zo of dusdanig figuur, of in zyn kring npodzakelyke ftanddelen heeft. Wat is gelukt dat voor my geluk is, is het altoos voor een ander niet, dat ik begeer, begeert juist een ander niet, als ik dan neem 't geen ik begeer, en een ander neemt, dat hy begeert, zyn wy beiden ge-lukkig. Maar indien hy dan begeert 't geen gy begeert, is 'er ftryd, en beiden zyn ongelukkig. Vryheid is niet te doen wat men begeert, maar is het goede te kiezen, tpB zyn voordeel te handelen, zonder iemand te hinderen of tefchaden: had men regt,om een ander te fchaden en te hinderen, leefde niemand in vryheid. Wilgt u in, pm alle begeerlyke voorwerpen pogen te bemagtigen, uwe begeerte zal toenemen, en gy zult van begerig, begeriger worden. De begeerte is een fppokfel dat by de (f) Vampires te vergelyken is, het vervolgt u overal, knaagt en verflikt: Ot tX)I"Spanje vooral,daar voor een paar eeuwen de domheid op dea tioon zat, waren veel Ipoken Vampires, Succubes en Incubes. IVJea leze hier otet Ar gent lettres juives, die zeer aangenaam ea le#r. ryit zyn.  C 48 ) ö onder die voorwerpen, dat 'er de dood na volgt, Weert het allerhoogfte onder de menfehen, gy zult nog meer begeren: want gy hebt uwe begeerte onverzaadJyk gemaakt. Quoi? 1'hómme qui fe dit et fage et raifonnalile, ' IWècontant de fon ftirt, vivra feul miierable? S'il ne pofede tout, il croiia n'avoir den. Homme pour etre Iietireux, tu n'a qu'-un feul moven; C'est de vivre content des dons de la nature Et de te conformer a leur juste mefure. Pope esfay fur riipmme. Weest en word wat gy wilt, gy kunt nooit meer als mensch wezen en worden, en eene frisfche maagt is re verkiezen boven die ydele zottinnen, die door juweel blinken, maar gene frisfche maagden zyn. Hoe kunnen rnenfehen tog fmaak vinden in die belaglyken hoogmoed en uiterlykheid! ó gy,die niet weet, hoe of gy u drajen zult om wat te vertonen, gy vertoont een zot. Begeert weinig, hebt weinig verlangens, en gy zult dezelven voldoen kunnen, hebt de moed om zulks te beproeven. Ik befluit dit vraagftuk met het volgende, hoe veer moeylyker het is,waare dan valfche denkbeelden te verkrygen, en den fchyn voor het wezen te verlaten, dat deze de eenigfte wyze is, om een byzonder en algemeen geluk te bevorderen. 10. Welke is 's menfehen doel, gelukkig of ongelukkig te zyn 9 Wat een vraag zal men zeggenhet ftreekt van zelfs, maar wie zoude zulks beftuiten uit 's menfehen handelingen? daar zyn zo veel dommen, zo yeel fchurken, die zig zelven en anderen bedriegen, dat men de waarheid, hoe bloot zy ook ligt diep moet halen om deze guiten tf wederleggen, en aan te toonen dat zy niets dan~enr», 0*  ( 49 ) ^matigheden> twist en oorlog, ter verkrygmg eenes fchyns aanblazen, daar zy en anderen, alles vol.op, in vrede konden genieten, onder de verlustiging der fchoone natuur, en de opmerking der waarheids.wetten , die niets dan het doel des geluks en der gezondheid bevorderen, indien zy bedriegers 'er niet hardnekkig tegen aandruisten, en door geen domheidsdrom gevolgd wierden. Zommige houden de natuur-ftaat voor een ftaat van oorlog (f) Inderdaad is twist onder alle dieren, planten enz. Maar die daar op regt van fhoodheid vestigen, zien krom voor regt aan. Het fchone vlieden, het lelyke nabootfen, het kwade boven het goede te kiezen , der dingen die in de natuur zyn, kan nooit geestig en wys handelen heten. Anderen dat de natuur-ftaat des menfehen regtfehapett is, maar dat de Maatfchappy, waar door het myne en het zyne is ontftaan, alle haatlyke harts-togten en begeertens in den mensch heeft gebragt. (*) De gronden daar toe, waren tog ten minften in de natuur. Te ftellen dat alles op zyn best és, is even zo ongerymd, als het tegendeel dat alles op zyn /legts is. Immers ,het groot aantal menfehen leven onbedagtZaam, zonder nadenken, gelyk de beesten, en zyn de fpeeiballen van die daar gebruik van maken. Het is het zelve Zeggen zy die het land'wint,wint mj ooi, en zo krygt men een ftrop om de keel. Het te groot getal, willen in wellust, in overtolligheid, opgeblazen trotsch leven, zig ontzien en gevreest naken; vol hoogmoed bedillen zy gebreken in anderen, CD Hobbes. (♦) Roiisfeaic P  zyn blind op zig zelven; honsn door valfche gezlgten t« trekken, fchouders op halen, of andere houdingen, tekens Van minagting, voor die geene die veeltyds meer agting dan zy, verdienen, met leugen en laster blazert zy oproer aan om te knevelen, te woekeren, en onder het voorwendzel dat zy verbeteren, maken zy veele ryfcen en nog meer armen ; met een woord zy munten uit en dit is genoeg, gelyk Erasthostenes ,die van den toom fprong, om zig beroemd te maaken. De natuur van deze lieden fchynt zig in ongelukken fe verblyden. Ook roemen zy dikwils een kort maar goed leeven, welk zeggen even zo valsch is, dan alle hunne overige fchynredens, want dat het leven verkort baart ongezondheid en men moet gek zyn om dit voor geluk te houden. Het te klein getal willen matigheid om gezondheid zyn gevolg, voorzigtigheid om zig van alles zonder narchroom te voorzien ; regtvaardigheid in gelyke deling alle menfehen evengelyk zynde; billykheid om na omftandigheden meer of min te delen, doen boven 't geen de wet vordert; zy willen mededelend, behulpzaam zyn, wetende dat de kleinflen, ons dikwyls van den grootften dienst kan zyn, dat wy zelven rampfpoedig kunnen worden, zy willen leerzaam en oplettend zyn, om het nut van alle dingen te kennen; zedig zyn, wetende door gedurige ondervinding der vergelyking dat zy niet beter zyn dan andere dingen, dat alles dient het een gelyk het andere tot de volheid der natuur, zy kunnen gevolglyk niet hovaardig weezen; zy zyn de vrienden van de gantfche natuur, en waarfchouwen ieder voor het kwaad, die zulks van hun wil aunneemen; zy bemiddelen twedragt en ftryd, toouen san dat het de moeiten niet waardig is om zig te knibbelen, dat nooit andejs dan fchaad- Jvfe  ( 51 ) ïyk kan zyn; met een woord zy willen algemensjjliefcte en vrede tot geluk des menschdoms. De gronden van het geluk zyn alleen op de natuur gevestigd; doet geen kwaad,om dat kwaad kwaad opbrengt, doet diensvolgens goed, om des goeden-goede; weest matig, oni gezond te zyn, redelyk, om vrede te hebben, zyn de geboden der zedeleer, en de gronden waar op het geluk en alle mogelyke regten en pligten rusten. Waarom zoude menden mensch door boven-natuurlyke leugens leiden ? Men heeft dit altoos gedaan, maar wat is'er ook anders van dat bedrog door heerzugtigen gefmeed gekomen,dan een voortduurendeoorlog van alle ondenklyke tyden af tot nu toe? Wie weet als men eensalles cp de waarheid bouwde, of het niet beter was ? Om de menfehen gelukkig te maaken , dat zy zig in alje hunne natuurlisten en behoeftens kunnen voldoen is de pligt der regering, dat regenten dan fpaarzaam zyn in de groote huishouding, en bezorgd zyn op genoegzaamheid van levensmiddelen ; dat zy een voorbeeld van zedigheid en matigheid gaven; dat zy de akkerbouw aanmoedigen, velden doen bepoten; beplanten, bezayen, voorteling vermeerderen en de menfehen ruim over den aardbodem verfpreiden; want niets is bederfiykcr dan die plaatzen daar men de verftinking en het zedelyk bederf door wallen in bewaart of binnen de poorten fluit. — Vermeerdering van menfehen verminderen de lasten. Zy moeten kwade zeden en verweektheid te keer gaan, net volk doen óeffenen in wysheid en deugd , als mede in wapenhandel, om met moed het genietend geluk tegen eenen vreemden vyand te kunnen verdedigen. Zy moeten zig nooit vyanden maken, door zig met zyne zaken te willen bëmoejeri, en zig nooit een roem maken van by eer. andsr den baas te fpeelen.  ( 53 ) Zeker is het 's menfehen doel om gelukkig te zyn> niemand doet iets als om dat doel. De middelen verfchillen. Dit verfchil legt in de hoedanigheid des menfehen, gedeeltlyk in valfche begrippen, gedeeltlyk in domheid, die van de valfche begrippen Cl) onderfcheiden, door dat zy uit gul verkeerd begrypen beftaan, en daarom nootlottig zyn. Ook in de wyze van beftaan, door ongelukkige omftandigheden, wanneer men flegts het geluk moet bereiken dat men best kan. Nog zyn deze middelen ftrydig door verfchillende aart. De een vindt In het fpel, de andere in den drank, de derde in ontugt, de vierde in opfebik, de vyfde in onagtzaamheid, In ledigheid zyn geluk. Deze heeft afkeer van knollen, die van wortels; gene van vleesch , anderen van visch. " Ik deele dan het geluk in twee deelen, daar twee foorten van middelen aan beantwoorden , te weeten ,algemeen en byzonder geluk en middel. Het algemeen geluk noeme ik gezondheid, en weltevredenheid; matigheid en regtvaardigheid zyn de algemeene middelen daar toe. Deze gezondheid en deze weltevredenheid, beftaan niet uit dezelve dingen , deze verfchillende wyze van hoe en waar door, is het dan , dat ik onder het byzonder geluk, en onder de byzondere middelen rangfehikke. De gezondheid beftaat door matigheid niet in dezelve dingen; de weltevredenheid in een vergenoegd hart door regtvaardigheid, maar ieder moet het in zyn byzonder beftaan , vak, of in de middelen door zyn doel beraamd wezen, ii. Wie is voorzigtiger wyzer, die zyn doel bereikt, of (f) By voorbeeld een kind der weelde zal zig inbeelden meer te zyn, dan een ander, dit is een valsch of onwaar begrip, maar een domoor zal flegts een leugen van fpokery geloven, dit noeme ik guüc domheid.  ( 53 ) •f die het niet bereikt ? Alles wat de menfehen doen is om hun doel te bereiken, maar alle doelen zyn niet even goed, zo dat die geenen die twee verfchillende doelen bereiken, niet anders verfchillen dan in waarde, voordeel en gevolg. Die het ware doel wiskundig bereiken moest, is zeker den wysften, en dit is zeker,dia na waarheid handelt, en de goede natuur in zyne werken nabootst. Voor deze is het alleen mooglyk een doel, (dat in geluk beftaan moet) te bereiken. Want offchoon een enkel doel bereikt of niet bereikt word, dit bewyst niets; een fchurk kan zyn kwaad doel bereiken, maar dit is een afzondeilyk doel, dat geen faamweeffel van gevolg kan hebben; en een eerlyke kan zyn doel niet bereiken , dat in een faamweeffel van goede gevolgen te berekenen is. Wil men van goed doen vrugten plukken, dan moet het algemeen gedaan worden, het is hier meda gelegen als met de opvoeding. Eene byzondere goeds opvoeding heeft altoos het gewenst goed gevolg niet, om dat dien jongelings-geseldfchap, niet gelyk foortig is, en hy in de gevolgen van het algemeen kwaad deelt. Een eerlyke onder fchurken zal zeker geen groot voordeel van zyne eerlykheid behaalen, haat en vervolging zal dikwyls zyn lot wezen, maar dit bewyst niet voorde fchurkery en tegen de eerlykheid; want de fchurkery i" zyne gevolgen is ryk in rampfpoed en wiskunftig zonder doel. Daar kan maar een algemeen doel wezen, maar dat algemene doel, moeten alle andere doelen onderworpen gyn. Gelyk als met de oorzaken. Het begin van ons^ zyn is oorzaak alier onzer werkingen, evenwel zyn 'er oorzaken van ieder uitwerkzel, en zo is in ieder daad een oorzaak, even ais ons begin, dat ook flegts eee-werken O 3 fe  ( S4 > is. Nogthans|ontftaan alle onze werkingen uk die oorzaken en betrekken zy zich allen op die zelve. Gelykerwys moeten ook alle onze doelen overeenftemmen met het hoofd - doel, het geen is om gelukkig te zyn, dan zal 'er een volmaakt geheel zyn j door clien allen delen op clkanderen fluiten. Die nu dit hoofd-doel in alle zyne delen herent j is zeker vernuftiger, wyzer, verftandiger, geestiger, dan die een reeks van ftrydige doelen doet, onder een fchyn-hoofd-doel; want dit fchyn - hoofd - doel zynde eene verkeerde befchouwing van het geluk, is een gedrogt, welker ftrydigheden zyn wezendlyk geluk ftooren. Die dan onmatig is verderft zyne gezondheid, die onregtvaardig woekert, na wellust tragt, zyn hoogmoed vestigt op de veragting van anderen, ftaaft haat, nyd, en die kwaad doet wordt vroeg of laat met dezelfde munt betaald. Vele diergelyke menfehen maken bedrog, haat eu nyd algemeen, 'er ontftaat oorlog. Zy lyden nu gelyk de anderen, en het algemeen doel van geluk verbryfèlt, Jn meest alle zyne delen gaat voor hem, en voor anderen verloren. Integendeel, die alles ten goede fchikte, in alles rechtvaardig handelde, vele diergelyke menfehen zouden een algemeen en bjzonoer geluk bevorderen en bereiken: zy zouden.in gezondheid leven zo veel het de natuur toe. liet. Althans zouden zy het lighamelyk kwaad door het, zedelyke niet vermeerderen, maar in vrede leven. -—r~ Dat flegte menfehen, of die een drogtig geluk voor doel hebben niet ,altoos ongelukkig zyn in alle delen, is, dat deze in fk-ydigheid vervallen, en eenige delen, van het wezentlyk geluk tot doelen hebben. Een bedrieger kan. vriendelyk, behulpzaam en matig zyn: een zodanige die. gelukkig is, is hier nia,t gelukkig door zyn hoofd-doel van drogüs geluk, xam door zyne ibydende delen, die  C 55 ) met het hoofd-doel van wezendlyk geluk overeen komen. Alzo gaat het omgekeerd met den eerlyken die eenige delen van het drogtig geluk overneemt. Zie daar drie afbeeldzels om te vergelyken Den wyzen. Den domuien. Den lozen. Den Wakragtigén. Den dwalenden. Den leugentgdgeifU Den matigen. Den gulzigen. Den onmatigen. Den weinig begerende. Den wenfcher. Den veel begeren. (den, Den Sparenden. Den gierigcn. Den verkwister. Den regtdoender. Óe'" bedrogenen, Den bedrieger. Den voorzigtigen. Den verovyffelden. Den omzigtigen. Den minzamen. Den opgeüookten. Den twisrfr<)ker. Den vergenoegden. Den lastdrager. Den benydcr. Den nedrigen. Den laagmoedigen. Den hoogmoedigen Den zedigen. Den bewonderaar. Den praajder. Den gelyklieids minnaar, Den onderworpenen, Den heerzugtigen, Pen vrede-lievendcn. Den lyder. Den geweldiger. Den kloeken verdediger. Den lagen meden-moetcr. Den aanrander. Den werkzamen. Den luyeii. Den yverigen. Ik heb den dommen in het midden gezet, om dat hy door beiden voorgefiuwd ,zomtytis na wyzen raad handelt, meestal den fpeelbal des bedriegers is. Gelyk men van het a. b c. duizenden van klanken kan vormen, kan men van deze eigenfehappen duizenden Caraters maken. Zelve de eigenfehappen delen, dewyl ieder eigenfehap nog weder duizenden van graden heeft, en daar deze nog liegt een klein gedeelte der eigenfehappen zyn, zo kan men ligt nagaan hoe oneindig de verfchillendhedën zyn. Geen volmaakt wyze, geen volkome fchurk, nog niet eens één, die eene enkele eigenfehap volmaakt bezit, is op de wareld te vinden, Ook zyn eigenfehappen afgetrokken denkbeelden by v. b, daar is iets dat matigheid is, maar wie is 'er matig of onmatig zonder ophouden? matigheid is geen wezen,maa? ifl ia.f.t wegen, heeft geen byzonder maar eea algemeen. Q 4 ft&t  ( 50 ) beftaan, alle die zodanige eigenfehappen, in wezens is de matigheid. Myne bedoeling door deeze beelden is dat* niet om volkomenheid in aanwezens te ftellen, of dezelve voor mooglyk te houden, flegts ftrekken deze beelden om te doen zien, welk der drieCaraöers het meest geluk zonde opbrengen, zo wel. in (laats beroep als in het af. zocderlyk leven, en met wien het het best is, over-een. komst of gelykenis re hebben. Mogten dfe zig patriotten noemen en het by uitnemendheid onvolkomen zyn, tragten,om eenige ftauwe ge. Jykenis met het volkomen afbeeldzel des eerlyken te hebfccn. Mogten zy allen na een denkbeeldig fchcen handelen, dan zouden zy met een? geest vervult zyn; daar zy nu zo veel onderfcheiden aart en belangens hebben dan de oorden waar van zy komen in getalle, en van legging en van beftaan onderfcheiden zyn. De verfcheidenheid, om het niet verdeeldheid te noemen , wordt fteeds uitgebreider en verwydert van de eenheid het faam werkend midden-punt, waar in alle denkbare rregt befloten legt, Het is. dan jammer, dat zig de patriotten vcrdeelen en alzo veer-kragt verliezen. - Men telt onder hea voornaamlyk twee foorten de zogenaamde aristocraten of bester-heerfchers , en de democraten of zogeaaamde volks vrienden. De aristocraten zyn,, die het binnen hunne kasten (gelyk die der Egyptenaaren) willen bepalen, zy WÜlen pragt om eerbied te verwekken. De volks vrienden zyn , die de ambten onder het volk willen verdelen, die minder pragt en. formaliteit begeeren. De eerften zyn methodicq, hierarchiq, voor de fo?deratie; De andere zyn unitarisfen, houden om het heilige eigenbelangs - wille vaa amalgameeren der fchulden, (t) De eerfien vind men het peest CJP Myns. &.ed;unl;cns zoude ijt wel yeor bet amalgamceren der  ( 57 ) meest onder voorgaande iieden van geboorte af aanzien", by adel en burger-adel (patrices;) de tweeden onder die, welk naast aanvolgen ryken en intriguanten; de eerften hadden en willen houden, de tweden willen hebben en krvgen. Zy zyn dan Conformisten in heiben en gelyken zig juist in dat deel daar wiskundig ftryd door moet ontdaan. Deze twee voornaame foorten van patriotten zyn weder elk in drie foorren onder te verdelen. Loze volks - vrienden geven het volk een pluimtje om na zig te Hepen , en zouden gaarne alle middelen in het werk ftellen , geoorloofd en ongeoorloofd tot der zaak; verkryging die zy bedoelen. De dommen willen ook een brok mede, en zien geen ander middel, dan door hangen en branden , tog moeten zy lang hangen en branden, eer dat hun beurt komt. Eindelyk verftandige volks - vrienden die het deugdzaam, trouw en waaragtig menen, maar die niets afdoen kunnen, uit hoofde der anderen. Onder fchulden zyn, indien de Provintien gelyk in ftaat waren, dat de fchulden van Holland door de agter Hallen der andere Provintien waren, en niet door fpaarzaamloze, door den koophandel te onderfchragen, en door-watcrkerende uitgaaven, als mede door de ongelukken der andere Provintien in oorlogen alleen lydende, die meest-, al om Holland zyn geweest. Niets is. dog wysgeriger dan de een. heid in beftuur, dit is een middel-punts- kragt, die met hefboom, en wind-aas te vergelyken is, zy paart kragt, fnelheid, gemeenfchaplykheid en broederfchap. Alle deze lchoone dingen zyn te geBieten met tróuwe en eerlyke menfehen, welke geen handeldryvers zyn; deze willen ryk zyn, zy willen uitmunten: ook heeft Holland, altoos in weelde ydelheid en heerzugt uitgemunt. Voor het overige wat meer opbrengen zoude misfehien voor Gelderfen en Overysfelfen een dryfveer van na een zeker welbeftaan te zoeken worden-, en alzo niet onnuttig zyn. En worden de fchattingen wel befteedvoor algemeen nut van opvoeding,ontginning van landen, algemeens w*-. jpenjng en verdediging dan zyn zy veerdejig en niet fchadelyk. r \ *> 5  ( 58 > der de aristocraten zyn lozen vol van lagen en listen, om den ouden voet van uitmunten en trotsch te erlangen, en zouden 'er het gantfche land aan wagen. De domjnen zyn flegts hoogmoedig en zot, blaffen met de lozen. De verftandigften onder hen zyn die, welken menen dat, pragt en formaliteiten nodig zyn welke die famillien , die gewoon zyn te heerfchen, bezitten , waar voor het volk eerbied heeft; redenerende dat het volk niet anders dan door vrees van duivel, beul, en vertoning van iets meer als zy zyn, te regeren is. Men ziet ligt dat in dat ftaats - gebouw geen bouwkunde is. Dat uit zulk beftaan niet anders dan zwakheid |can voorkomen. Mogten menfehen eens eendragtig wilJen, algemeen werkzaam, matig, voorzigtig, regtvaardig en kloek worden, dat ik alle te faam verftand en eerJykheid noeme, zo was immers elk zeker om zyn doel Van geluk te kunnen bereiken, daar wy nu door gebrek ©an kennis van waar belang wisfelvallig ons doel bereiken^ en allen in onzekerheid leven, 12. Door welke grondregels zal men gelukkiger zyn, door die waar of die valsch zyn? een Fanglos (t) zoude aan het twyffelen raken. Wanneer men ziet, dat de ondeugd zegepraalt en de deugd vervolgd wordt, de leugen bemind, de waarheid gehaat, "de vlyer boven den opregten wordt gefield, wie zou niet twyffelen voor eenige. ogenblikken? Maar hier uit volgt niet, dat men kwaad mag doen, of valsch zyn, dat zulks wezendlyker, voordeliger en oordeelkundiger zou zyn. Het innerlyk en witerlyk, algemeen en byzonder genoegen is immers hoog Matten, dat door bedrog en geweld onmooglyk wordt;' ' ft tf) ?ie Gwlide- van Yvkair?,  ( 59 ). Ik fpreek hier niet van gewetens - rust, dit heeft eejl bedrieger ook, want goed en kwaad doen is eene gewoonte , maar ik verfta door het innerlyke, deze grieven, en verfmading, die de opregte niet lydt, beftaande door zyn eigen vlyt, met weinig te vreden, welke die om een ambt kuipt, moet verkroppen, begeerlyk zynde nooit te vreden en verzadigt is. En al is het ook dat die gene, •* die de heblykheden hebben., om goed te doen, vervolgd worden , zo is het niet te minder waar, dat eene faamleving van goede menfehen gelukkiger zoude zyn dan die. van booswigten. Aan eenen goeden kwaad te doen, dit bewyst niet dat het goede onvoordelig is j een Koe kan wel een Baco ftooten, hy is daarom niet verftandiger; de listige kan door minder listigen, ja door onnozelen gevangen worden, hy is daarom niet dom; gelykerwys wordt het goede niet kwaad en-onnuttig, of van minder waarde, offchoon het niet en flaagt en met rampen verzeld is. Rampen, fmert, pyn en dood zyn in de natuur, deze onvermydelyk. Maar wie zal tog in geinoede zeggen, dat hy liever kwaad is gedaan, dan liefderyk geholpen ? begeert gy dan , dat men u goed doet, doet goed, hier door vermeerdert zeker de heblykheid, die in alle menfehen door gewoonte eigen-aartig kan wordenMaar de drogrenaar zegt, zo my het kwaad meer voordeel brengt, zal ik kwaad doen, en zo my het goed doen nuttiger is, zal ik goed doen, op deze wyze zal ik altoos het beste hebben. Ziet gy dan niet, dat gy door u kwaad doen, het kwaad vermeerdert, en dcor uw daad, en door uw voorbeeld ? En ziet gy niet wanneer het kwaad te uitgebreid wordt, dat 'er dan twist, haat, nyd, oorlog komt? maar zal hy zeggen, de menfehen knibbelen tog over het goed, want dat is flegts een©  vergelyking, daar is ook nog beter en best, en het kwaad zo gering, dat men het naauwlyks kan onderfcheiden. Le vice et la vertu fe touclient de fi prés, Qu'en vain on chercheroit le point de la distance, Ou la vertu finit, ou le vice commence, Mais quolqu'entr'eux leurs traits paroisfcnt confondus, Pretendez-vous, qu'il n'est ni vices, ni vernis? Que le blanc,que le noir avec art s'asfortisfcnt, Qu'erjtr'elles ces couleurs fe indient et s'unisfent, Sur les fimples dehors vous laisfant decevoir; Direz vous qu'il n'est point ni de blanc ni de noir? Pope esf: fur 1'hora! Ep. a. trad: p: Re snel. De wyzen zelven , zal hy vervolgen , twisten daar over tot vegtens toe, want om de letter k of die fchoon en goed was voor de Franfche taal, hebben zy zig byna de hairen uit het hooit getrokken, en de accademiften dezer laatere eeuwen, moesten door gewapende magc tot vrede gebragt worden. Hoe gewigfigdit ook fchynt, is dit ligt te wederleggen door eene enkele verklaring, dat dit maar geleerden en gene wyzen waren. En of fchoon het gedeeltlyk waar is,dat deugd en ondeugd, waarheid en leu» gen naauwe grenzen hebben,door de verfchillende gezigtspuncten en doeleindens, waar door 'er een getal van oneindige fchynlyke ftrydigheden ontftaan, dat een ding in een opzigt kwaad en in een andèr goed is, dat een ander rog beter als het goede is, en dat eindlyk het best beter als het betere, dan het goede kan zyn, zo vervalt nog, thans die daar over knibbelt in twist, in het kwade, en al had hy gelyk, willende zyn begrip twistend doen heerfchen, gaat hy tot het vak der lozen over, en fnelt van de wysheid af, want hy moest het betere dan het goede teten varen, met allee» maar zagtmoedig by zyn gedagten;  C 61 ) ;e blyven, zonder op het minst te twisten , moetende het ai een groot goed wezen, dat tegen het grote kwaad van twisten kan opwegen, waarom hy dan door zyn betera als het goede te willen, meer kwaad dan goed doet, en Zyn hoofd-doel van geluk fin algemeene liefde verydelt» Even wel kan het kwaad groot genoeg wezen, om 'er zig tegen te verzetten, en dat het tog in het vak der wysheid blyft: want onze onderhouding en verdediging zyne onze waaragtige wetten, regten en pligten. Door deze zelve grond wetten mag die in nood is zig dóór kwaad doe* redden, het is aan de regering om voor veiligheid en wel beftaan te zorgen. De onzekerheid van beftaan met vrouw en kinderen, ja zonder vrouw en kinderen, moet ons noodzaaklyk tót bedrog en ontvreemding leiden. Gedwongen zynde om daadlyk zyn beftaan te verzorgen, kan hy zig niet gelegen laten leggen , of deze daad in het toekomende kwade gevolgen zal hebben, genoodzaakt Zynde om de eerfte middelen by de hand te nemen om onderhoud te verfchaffen voor hem en zyn huisgezin. De regering moet de deugd waarfchynlyk, beminnelyk, gemaklyk maken, en zorgen dat honger en kommer haat loon niet zy. Zy moet een voorbeeld geven van alle deugden, want die het meeste verftand heeft, heeft ook de meeste pligten. Het is eene eer pligten te hebben, het onredelyk vee, zo als wy zeggen, kent en heeft 'er geen. Zy moet werkzaamheid, matigheid en algemene liefde door inboezeming daar ftellen, en dan zullen da menfehen ondervinden, dat de ware grondregels meer geluk dan de valfchen geven. 13. Hebben de fchranderften en wysten onder de menfehen niet alles na de gronden der waarheids-regelen gezogt? zekerlyk ja. Maar wie zyn de fchranderften en wat  t « ) wat ïs waarheid ? Dewyl peü de rchrariderhelct en wysheid niet kan wegen of meten, dat dit enkel van de bevinding des oordeels afhangt, dat men ook het doel moet bewyzen waar op het zig noodzaaklyk moet vestigen, waar 'van de bepaling weder van het oordeel afhangt > en door dien het oordeel zig op de ondervinding van goed «n kwaad vormt, elk anders ondervindende, zo is het Oordeel vry denkbeelding. Ieder zyn oordeel waar op elk verlieft is, is zyn maatftok, zyn weegfchaalj Waar mede hy meet en weegt; en deze nieter en weger verfchilt in oordeel over eene zaak met een ander meter en weger, na mate hunner werktuigen, en Zoude het daar door moeten gebeuren, gelyk het gebeurd, dat deze, die voor wys houdt, die by den anderen als een zot gekenfchetst word. Wat meer is,de menfehen hoüden veeltyds voor zot, die wyzer is,alszy kunnen worden. Zy houden ook dikwyls valsheid voor waarheid, en loosheid Voor wysheid en verftand. En inderdaad hebben de wyzen en de lozen overeenkomften; die naauw aan elkandren verknogt zyn. Zy moeten kennis hebben, om werktuigen tot hun doel te gebruiken, en öf loos gelyk is aan het voorzetsel zonder los van pligten, zo kan men de lozen in dit opzigt geen verftand weigeren, en moet men ook die kennis voor waarheid en hun in dit gedeelte voor goed houden j makende het flegts tot kwaad door het misbruik. Een kleine fchurk gebruikt geweld, boet het met zyn rug of met zyn hals, maar een grote fchurk zit agter het fcherm, doet door zyne werktuigen geweld plegen > en weet het zo wel te overleggen, dat die werktuiglyke uitvoerders zyne verdiende ftraf ontfangen. Hy heeft een ftaat onderste boven gezet , zonder dat men hem van iets kan betigten. Zeker zo een mensch is fchran- der  jïer en net is jammer dat hy zynë vermogens, niet ver-i ftandiger, niet groter, niet beter gebruikt heeft, of het h» ongelukkig, dat de omftandigheden niet hebben mede gelopen om van hem eenen wyzen te vormen. Maar is hy te vergelyken by een Lockê, die groot als arts, groot als wysgeer, groot als wetgever (f) was, die altoos da dingen zo trachte te befchouwen zo als zy natuurlyk waren? Alle verheven geesten hebben gezogt en zoeken het menschdom in verftand en geluk op te leiden. Lycurgus, Solon , Plato, ^iristides, Èpaminondas, Cimo»t Philoptemen, Arèhititedes ; Numa , Publicoia, Cato* Mare - Aurelem, Thus ; Ölden - Barneveld enz. En gy bedriegers flort alle menfehen en u zelven in rampfpoed , doed dedingen verkeerd befchouwen, ontfiert de aarde, de natuur door verkeerdheid, door haat en nyd, doet menfehen op tanden grynzen, zig onderling fchaden, en om halsch brengen. 14. En is het niet een middelmatig door zigt om zig van misleidingen, dubbelzinnigheden of ftrikken te bedie* nen ? Het is middelmatig, doorzigtig om zyne handelingen op niets te doen rusten , en veel minder dan op niets, naardemaal zy niets dan onheil op lopen. Hoe veel winst bedrog mogt geven is her altooos fchadelyk, want hos flegt 'er ook onder de menfehen zyn , bedrog wordt in het algemeen gehaat, verfoeit en vervolgt, om welke redende! grootfte bedriegers het mon van vroom aannemen, en zelfs vele dingen doen, die menfehen voor braaf houden om eene eerlyken naam te winnen. Het bedrog moet dan wel flegt en onverftandig zyn, dewyl niemand roemt een bedrieger ta zyn. - CfchVai! zuid Carolina in amerika door Willem de 3 i* de Bricfclre «gering daar toe gefield, ,  ( 64 > «yfi. Wil men den naam van eerlyk behouden, moet het bedrog fyn zyn eh dat de fchade onmerkbaar zy, en dan Is het waarlyk de moeite niet waardig. Word het bedrog wat grof gepleegt, jongens wyzen den dader met vingers fia, zy hebben het van hunne ouders horen zeggen, want elk fpreekt over bedriegers in 't geheim, tragt ze op te fporen, en waarfchouwt zyne vrienden om zig 'ervoor te hoeden. Vele honden is den haas zyn dood. bedriegt gfof, gy wordt ontdekt en dan is het met uw winst gedaan. Daar zyn weinig menfehen die meer bedregen dan Avocaten , Procureurs, Dominés, en Docters zo als men ze op het platte land noemt, en den geesfel van den nuttigen bouwman zyn. Die weinige avocaten en procureurs die vlytig en eerlyk zyn, hebben ook het meest te doen, en bedienen de zaken van het grootfte gewigt, zyn ze iiier nu een weinig fpaarzaarn by, dat alveel gepaard gaat, dewyl een vlytig mertscb den tyd, tot onlustige ledigheid, tot allerlei wulpsheid en ydelheid hefteed , te lief heeft, en zig zou fchamen om veel in kroegen of focieteiten te lopen, iozyn deze fpoedig wel gezeten, leven in vrede, waar toe het best middel is, om altoos bezigen werkzaam te zyn. In het algemeen is vlyt en moed voordelig, onze natuur is daar toe geneigd, want zo lang wy leven is 'er altoos werking, en is flegs door den flaap gematigd, zou men dan deze werking niet ten nutte hefteden ? In tegendeel is het met de bedriegers zo gewonnen zo verHonden. Deze ongelukkige lieden zien niet voor uit, zy hebben het gezigt kort, het verftand bekrompen, want door deze hoedanigheid van hun verftand, zien zy de verre kwade gevolgen niet in, immers die een dreigend gevaar zag, zoude zinloos zyn indien hy het niet vermyde. Door die zelve hoedanigheid zien zy ook de toekomen-  C 8* J latende behoefte, ten minften niet met overtuiging, anders zouden zy niet onmatig, geil en wellustig en met onlusten verzeld zyn. Die zig het meest van advocaten , dominés en artfen bedienen zyn de zotten , ryken, dommen , die niets weten , waarom zy zig inbeelden vyanden te hebben, of ziek te zyn. Men ziet overal duidelyk,dat de natuur tegen de Iédigheid is, door dat dè ledigloper nooit rust heeft, maar altoos gekweld wordt. De verkwikkelyke hoop, dat zyn werk goed zal beflaan , de verkwiklyke flaap, die zig aan den werkzamen fchenkt, vlieden hem beiden. Ook is de ledigloper het laagfte, het flegfte voortbrengzel der natuur: hy is traag, loom, lui, dom, hoogmoedig, wrevelig, wraakzugtig, honend, lafhartig, bedilagtig, onbehalpzaam; hy was de eerste zot die ging veragten, en is met regt het onderwerp der veragting. Zie daar de kenmerken van die, die zich het meest van «dvocaten, dominés en artfen bedienen, gelyk-foortige ftof trekt of vloeit te famen. Nooit moet men zich van fchurken bedienen dan om fchurken te kennen, dan om ze als klugtemakers te gebruiken, om welker ongerymde daden men lagt. Ook heb ik dikwyls een tyger, een kat, een roofdier met oplettenheid aangezien , hoe flank, hoe loos zy 'er uitzien, en heb, dunkt my , gelyke gezigtstrekken in zulk foort van menfehen ondekt. Zy zyn het die zig van bedekte, dubbelzinnige of vreemde woorden bedienen, om niet verftaan te worden. Dit hebben weder fchurken en zotten gemeen, de een om te bedriegen , de ander om te pronken. Ik heb 'er een van het laatfte zoort gezien , die alle ongemakkelyke en onbekende woorden uit het woorden-boek zogt. Men vroe? hem, waarom hy dat deed? zegenpralend, lagchend van ^ vreugd  C 66 ) vreugd, zeide hy, wanneer ik die woorden gebruik, daH zal men my niet verftaan. Allen lagten om deze onnozelheid-, en zeiden hem, gy zyt wel buiten gewoon, want gewoonlyk fpreekt men om verftaan te worden. Agter vreemde woorden verfchuilen zig advocaten , of liever alle bedriegers, om aan het uitleggen en verklaren te geraken, om uit nieuwe twist enig vergiftig fap te zuigen. O bedroefde broodwinning. Daar en boven zyn zy nog hoogmoedig op hunne drajeryen. Alle jonge wysneuzen willen hier door ook hun verftand aan den dag leggen. Allen die geen wezentlyk verftand van zaken hebben , behelpen zig met het naast volgende, gelyk het lighaam en de fchaduw; die geen oliphant gezien heeft, behelpt zig met het afbeeldfel, en zo houden zig de middelmatigen met woorden op. Onder dezen vindt men de grote geleerden, die over woorden, daar wysgeren over Zaken zullen bedillen. Eindelyk kan men nog van dubbelzinnigen en bedriegers zeggen, dat zy een middelmatig doorzigt hebben, vermits zy geen middel weten, om door regte woorden en handelingen door de wareld te komen. Zy zyn het die meest-al door het lot befluurd worden ,zy zyn het die alles wagen, en nooit zekere gronden hebben, zy zyn het ook, die by luk of raak voordeel behalen. 14. Wie is wyzer die door het lot,of die door zekere, regels beftuurd word ? het lot neem ik hier te wezen, by luk of raak, iets, door eene handeling te verkrygen. Iets op eene waagagtige wyze te ondernemen; b. v. een fchaker zal een zet doen , en een ftuk neembaar of ongeoekt laten , hcopende dat het niet zal gezien worden, dit noeme ik geen kunst, maar op eene ongegronde hoop betrouwen. Ik noeme ook lot.als ik by geval ergens ga, daar  'daar ieitiand la het wilde fchiet, eh" raakt my. In hst zedelyke, indien my een denkbeeld op een ander brengt, of zo een Neger uit Nigritien hier komt, my ontmoet, my iets vraagt, waar op ik een gantsch ftsltfel voor den dag breng, dat voor velen nieuw is. Lot zouds men ook kunnen noemen 't geen door geene wil beftemd was, en dan zouden 'er al veele lotgevallen zyn. Masr wil men lot nemen voor een zaak zonder oorzaak, dan vervalt dezelve. Alles wordt van het een het andre, en zo is het, dat alles zo is, zo als het is. Men zoude het geen ik noeme lot, ook een noodzaakiyk toeval, of noodzaakiyk-by-gelegentheids ontmoeiing kunnen noemen. Wilde men alles lot noemen, wat niet oorfprongJyk zuivere wil, zonder toedoening van iets, was, dan zoude alles zonder uitfluiting lotgevallig zyn. De wil =elve,die bepaalt, zoude lot zyn, want de wil ontrtaat door geen wil, maar komt door de natuur-lusten, en de voorwerpen,aan het begeren , is dan niet oorzaak van da Wil, om dat zy afhanglyk dier lusten en voorwerpen is Alles wat is, is noodzaakiyk, alles ontfangt een floot ' en deze voortduwende kragt,die in de natuur is, of h-t geen de natuur zelve is, brengt alle wyzingen voort, Jn welk figuur, gedalte, hoedanigheid, hoeveelheid en Waarde het gewyzigde ook zy. Evenwel s' menfehen wetten hangen van deze algemene wetten, of noodzaaklyke orde niet dan midlyk af, zy zyn wel door eene noodzaaklyke ontmoeting der lighaamlyke dingen voortgebraet en geftaaft, maar tot het nakomen dezer weren (buiten de natuur,) is de mensch niet door de natuur gedwongen, om dat zy gene daadiyke noodzaaklykheden zyn. De mensch daat hier alleen onder den zedelyken dvang, die hy gehoorzamen en overweldigen kan, 't geen fi 3 heat  C ) hem omtrent de natuur - wetten of noodzaaklyke orde enmooglyk is. By gevolg leven wy betreklyk den mensch in vryheid; de wet die men te famen maakt, kan men maken en niet maken, affchïjfFen, breken, nakomen en overtreden, maar wy zyn genoodzaakt ons te bewegen, en te fterven, zonder dat dit met onze wil over een komt. Die dan alle foorten van regrmatige verbintenisfen , die hy te leur ftellen en overtreden kan , houdt, is eerlyk, die zulke verbintenisfen houdt, en niet houdt na zyn daadlyk belang, noem ik loos, 't zy dat deze perfoon regent of burger is, dat de wettige verbintenis ftaatskundig of burgerlyk is : het zy hoe het zy, die het volken - regt of het burger-regt door bedrog, woordbreking of door geweld vernietigt,is flegt, en die trouwe hulde aan zyn goed verbond doet, is eerlyk. Het verbond van den mensch is of bekragtigd, of ftilzwygend. Zouden alle wetten volftrekt bekragtigd zyn, moest ieder burger meerderjarig zynde, trouw en gehoorzaamheid aan het wetboek, aan ieder wet moeten beloven , de maatfchappy zyner geboorte voor zyn woonland aannemende,moest hy zig zelve voor oneerlyk en vogel vry verklaren, indien hy met opzet verraadlyk in zyne pligten was. Vele lozen guiten zullen met ftilzwygende verbondlingfchap de gek fcheren, zeggende dat zy niets aan het menschdom beloofd hebben, welhalven niets verpligt zyn, Gelyk men de zotten opfluit, moest men domheid door de befchaving beperken, en de lozen door eene yzere roede in de noodzaaklykheid brengen van trouw hun geluk te bevorderen. Alle de wetten moeten algemeen en byzonder geluk behelzen, volflrekte gelykheid in regteh , merkbare gelykhei d in eigendom bevorderen , dat men gene ryken nog kt.  C 69 ) behoeft.gen vond. Verders moesten zy in voedzel en ▼oorteling voorzien, dat elk zyne natuurlusten konde voldoen, dan zou matigheid, dan zou regt vaardigheid, dan zou algemene liefde in plaats der yzere roede heerfchen, dan zou elk trouw aan zyne verbintenis zyn, dan zouden zig alle menfehen zonder verbond helpen,dan zouden 'er eindlyk zekere regels zyn ,om het gelukte fmaken. Het kwaad daar en tegen is met meer noodlot verzeld. Het kan wel gebeuren, dat die ik kwaad doe, my geen kwaad weder doet, maar dit is eene ydele hoop. Die zig Piet aanftonds wreekt laat het uit magteloosheid , of om aan den belediger een groter kwaad te berokkenen. In het eerfte geval wordt de magteloze fterk en de belediger zwak, kon hy hem wel eens met overmate betalen, hem kortwieken, om van zyne boze natuur niet andermaal gevaar te lopen. Indien ik myn woord niet hou, zal een ander my niet betrouwen. Het kwaad gelyk het goed keert weder maar niet altoos heterdaad. Een volk, dat volkomen trouw was in zyne noodwendige verbintenisfen met andere volken, het welk boven zyne noodwendigheid, (die men al zeer fterk bepalen kan) Zig niet met andre voiks zaken bemoeide, dat gedugt daar en boven was door zyne eigene kragten, (die het zig moest tragten te verwerven, of afftand doen een volk te zyn) waar de leden gelyk ftonden aan het volk, dezelve geaartheden hadden; daar matigheid en regtvaardigbeid witerlyk en tnnerlyk heerste, dat volk en die leden zouden vredig en gelukkig wezen. Een volk, daar en tegen, dat na omftandigheden irouw w ontren* was, dat zig ontzag voor een mag, ^ 3 tig*  ( 7o ) tiger volk, en een zwakker dwong, volgde gene zekere regels, msar handelde na het lot der omftandigheden, zoude veel al in oorlóg wezen, en al fehoon zegenpralend zoude het geftadig in rampfpoed leven, daar het trouw op zig zelven. berustend volk meest al van bevryd zoude blyven. Alzo is het in het byzonder, en in het algemeen, dat het wyzer en gelukkiger is, na zekere regels te leven dan het lot te volgen: Confuchis, Licurgus,Solon,Socrates, I'lat'o ,'Cicero , Mofttagne, Rousfeau, Locke zyn by gevolg wyzer dan sllcitiades, Sylla, Catilina, Lodewyk de JCI, Ferdmand van Spanje, Cartouche, en foortgelyken. 15. Ik heb tot nu toe aangetoont, dat de eerlyke yeestiger, vernuftiger, wyzer, verftandiger Was, dan de loze, maar niet dat hy meer vermogens had, dewyl ik /lel dat verftand van geftadig oeffenen , van geftadig vereelvken, afhangt. Ik ga dan nu ook zeggen, dat eerJvkheïd zeldzamer is. En dewvl roe bv menfehen het buitengewone meer geacht wordt, dan het gewone, en dewyl het moeilyker is het buiten gewone, dan het gewone in bpzit te krygen, zo h.'bben zv dubbelde reden door de beide zaken, waar on de algemene aetine valt, tin zie de heblykheid der eerlvkheid eigen te maken. Dit fluit niet in , dat alles moeilyk moet gemaakt worden, en dat alles wat moeite kost fchoon is, in tegendeel ■W gedwongene is onnatuurlyk, en ver van het ware ^Het' verftand in afgetrokkenheid is fterk geworden door frirwndiee onderfcheidineen, door de eenmaking der „erfeheidenheid, door valfche verfcheidenheid en valfche «.pnheid te onderfcheiden ; door de menigte dwalingen, door het bedrog. Dit verftand ontftelt den famenhang der.  f7» ) ier natuur, en berokkent ons ongelukken door eene verre ontaarding der natuur, en door de nalatigheid in alleen de fchone en gelukkige natuur na te bootfen. Wanneer ik onderftel dat alles vol is, wordt dit niet klaarder door te tonen, dat 'er geen ledigheid is; zo ook wordt het nut der matigheid niet door het onnut der onmatigheid gevestigt, en de waarheid, eer en voordeel der regtvaardigheid niet door de leugen, fbhande en fchade der fchurken bewezen. Deze uitbreiding is menfehen werk, en toont meer bekrompenheid, dan verftand of kennis aan, die in de zaak zelve is. Nu door het zedelyke, door het wulpfe, moet men het gemak door oneindig ongemak kopen, en zig met ■bedrog, hoogmoed, verweektheid, en oneindige hinderpalen beladen , waar onder de natuurlyke dieren niet gebukt gaan. Waren wy niet aan de weelde, aan een ingebeeld gemak , aan vooroordeel en grillen V%flingerd, dan zoude alles beter, en het geluk zo zeldzaam niet zyn. Maar tot zodanig eene zuivering, eene omkering, zoude veel kennis en moeite nodig zyn, dan moest men alle wegen en geheime lagen der bedriegers en vyanden der natuur verydelen, dan moest men menfehen door verrukking en door voorbeeld van zedelyke gedaante doen veranderen, hen in het ware geluk voorgaan, om hen als fchapen te laten volgen. Gefield dat dit gebeuren kon, gefield dat het gebeuren zal ,dan zoude alles gemakkelyker en de wysheid gewoner, of meer algemeen worden. Dan zou men volgens deze verhandeling befluiten, dat wysheid geene wysheid meer was. Neen , ik wil niet zeggen, dat wysheid, in zig zelve befchoüwd, moeilyk en buiten gewoon moet zyn , integendeel zy vindt fmaak, orde en fciioonheid in alles E 4 wat  < 72 y wat haar omringt, zy vindt wysheid in alle dingen dér natuur, zelve in'het eene niet meer als in het andere, en begeert niets als een vredig geluk, dat zy voor haar gemaklyk vindt. Maar ik houde ftaande, dat wysheid, zo lang loosheid heerscht, moeilyk en zeldzaam zal zyn , en dat zy altoos, in vergelyking komende met de loosheid, dezelve zal overtreffen, te meer zo lang loosheid, bedrog, geweld zullen ontzien en gevreesd worden. Slim, loos, listig, betekent onder menfehen, die niet onderfcheiden, wys, of wordt oneigentlyk gebruikt,en dan beduidt het gevat, fnedig, fchr ander. Komen de menfehen eens tot dat grote ligt, dat eerlykheid het enigst middel is om gelukkig te zyn; dat die te veel hebben, afftand doen aan die te weinig hebben., (mits dat goede oeffeningen zullen hebben doen begrypen, dat matigheid en werkzaamheid nodig zyn, gelyk voorzigtigheid en regtvaardigheid om vrede en vergenoegen aan het mensch-, dom te fchenken,) dat elk trouw zyne verbintenisfen gangaat en houdt; dat ieder door zyn werk belTaat, en niet door het werk eenes anderen , of door het voorledene «enes niet meer aanwezenden; dat ieder befchaafd en welvoeglyk zy; dat ieder by nood hulp geve en ontfange; dat ieder zyne lusten in matigheid voldoe, dan zal 'er liefde heerfchen, dan zal eenvoud pralen. De grootfte eenvoud, en het geen zig zeer gemaklyk, klaar, en duidelyk vertoont, is daar, waar de werking der natuur is, dit is het toppunt van kunst. De gangen der natuur zyn kunsteloos, zaait, 'er groeit, zaait niet, 'er groeit, de natuur kermt niet over de moeite van een pla,nt voort te brengen. Zy is het nogthans die het verrigt, willen wy onze ogen geloven, maar de mensch gelooft liever het geen hy niet ziet. Dit k het dom» IS*  C 73 ) v tie wonderbare, het verzotte op het oude, en op heft aieuwe, zyn lust in varatie, of verwisfeüng in tydverdryf, zyne wispelturigheid, zyne ontevredenheid,, zyn ongeluk. Hier in zyn de beesten veel wyzer, zy bemoeyen hen flegts met het geen hen aangaat. Zy gaan niet op fchool,en weten alles wat zy nodig hebben, Zy bewonderen niets, zyn niet veroordeel - ziek , by-en-ligtgelovig, of dom; maar nemen de dingen voor even zo als ?y zyn. Laat ons dan om wys te worden de beesten betragten, en ons daar na rigten. Laat ons vergenoegt zyn met een zeker aantal van variaties, die goed kennen gelyk de beesten, die zeker haare variaties, beter kennen, als wy de onzen. Wy hebben alles te veel ver. menigtvuldigd, waar door verwarring en qnbeflistheid ia lusten is ontflaan. Laat ons van beesten leren onderfcheiden, befchouwt hunne vergif.kennis; befchouwt hun fcherp zien en ruiken, hunne fnelheid, hun vaardig gebruik der leden; befchouwt het werk der kleine Bye, en het werk der Castors, die het alleen doen zonder microscoop, zonder wiskunde, zonder pasfers; daar wy door behulp van alle mooglyke werktuigen, acca'demi, fche lesfen, en zelve door het geweld der Controverfe, hunne werken nog niet eens zouden kunnen nabootfen! Laten wy dan bekennen,dat de natuur in het algemeen' en de beesten in het byzonder het ons in veele opzigten afwinnen. Zy werken, weten niet hoe en waarom, e» Regeren niet na de kennis; wy wilden het gaarne meten, $n weten beteven zo min. Waar op zullen wy tog hoog! moedig zyn? is het niet gelyk Pope zegt. Sp. 3» esf: fnr 1'hom: trad: ps Resnel. „ Voyez & ine fervir combien 1'liQimn? s'empresf-, Pit tjn vil aaiujal^qn'avec foia i'on engnüsfe;  r 74 ) 9 L'homme est fait pour rnoi feul; il ne peut péiiétrer, Que rhomtne ne le fert, que pour le devorer. •or is nog wys nog deugdzaam, üpe groot het onderfcheid zy tusfchqa dea dommea  ( 77 ) *n den wyzen, tusfbhen dan wyzen en den lozen is het niet minder. Welk een verheven zedeleer in het berekenen van heil en onheil, welk eene diepe redeneerkunst, die alles tot één doet lopen, die alle delen op eikanderen doet fluiten, en die het geluk van het geheel in alle delen doet rusten, ja deze onvergelyklyke leer, die de verbeelding boven de natuur brengt, en een denkbeeldig volmaakt fchoon en goed uitlevert, is de leer van den wyzen 1 De wyze matigt de natuur-rampen, vliedt dezelven, ja verbetert haar. Hy fielt zig een volmaakt geheel voor door de volmaaktheid aller delen. Ver dat de natuur in alle zyne delen volmaakt is, de grondflag van geboorte ftrydt met den grond flag van verderf, en dit gefchiedt door hevige omwentelingen, ea döor verfchriklyke fmert- Daar kraakt de donder, verluidt de dood , de blixem zet alles in vlam, en offchoon zy reinigt, is het een kwaad, dat de aarde reiniging nodig heeft, en dat nog wel op zo eene verfchriklyke wyze. Het aardryk fchudt, daar verzinkt een ftadt, duifenden levende lighamen fterven onder knarfinga der tanden! O pynelyke dood ! moesten wy om u , fmert verwekkend geboren en gedurende het leven gefolterd worden? Hoe verfchriklyk de natuur van deze kant is, zo zyn de lozen de monfters van deze ramp volle woeftyne; zy vermeerderen het natuurlyk met het zedelyk kwaad: Geen tyger, geen adder, geen fchorpioen, alle verflindende dieren te faam, alle vergift, alle mooglyk kwaad der natuurlyke dingen, doen zo veel kwaad niet aan de menfehen, als die zedelyke gedrogten. De lozen zyn oorzaak van alle zedelyk kwaad,en hetgeen ons de goede natuur geeft, bederven zy door hunne verderflyke handen. Hunne ftsatkuudj is van allerlei middelen, ge- «or-  corloofde en ongeoorloofde. Hun kunst is nïet groot; zy hebben gene grondregels, en gaan nimmer zeker. Hoe zyn zy te vergelyken by de wyzen, die duizenden verfchillendheden tot één weten te doen lopen? Welka taak is zwaarder, van die uit weinig middelen een geheel, waar de delen mede over een (remmen, moet bouwen, of van die, wie met vele middelen zyn geheel opbouwt, en omverfmyt, en zig niet wegens de delen bekommert? Vergelykt den lozen, en den wyzen beiden in hunne vernederende trappen, van hün doe/ niet bereikt te hebben, caamlyk dat de wyze meer geluk heeft willen Verfpreiden, als het hem mooglyk Was te doen, dat hy zelve vervolgd is geworden, — ftel hier den lozen tegen over, dat hy in plaats van roem en magt te winnen, veragt en vernederd is geworden. Wie is verhevener? Welk een verfchil! De wyze in zyn laagfte ftaat,- Socrates, met zynen vergiftigen beker is verhevener dart de loze op den throon van de grootfte voorfpoed. Want het doel van den wyzen is wezen, algemene liefde; en dat der lozen glorie, fchyn, hoogmoed. Om dit te verkrygen, ontftaat haat, nyd, moord, en hy verWoest nog dat gene, het welk de kwade natuur befpaart. Het kwaad wordt eindelyk zodanig ingekankerd, dat elk lid fmert voelt; nu komen de artfen, eene beroerte , eene omwenteling komt door het gehele lighaam, de genees middelen geven dikwyls nog fiegter gevolgen dan de natuurlyke loop, zo is het dat de wyzen met groot gevaar, verzeld met de droevigfte rampen, het kwaad der lozen verbeteren. De redekunde der lozen is gedrogtelyk, en zy zyn zo moedwillig door eene zekere domheid, dat zy zig zelven ongelukkig maken, ea het kwaad in het algemeen zodanig vestigen, dat de verba»  C 79' ) beteringen zelven gevaar lopen, om nog groter kwaaddaar te ftellen. Hy waagt zyn leven, zyn goed , zyn bloed, om een fchyn ; de tyger flurpt het bloed om zig te voeden , maar ditmonfter vergiet het om een niet wezen; menfehen! leert dit monfler, dat zig onder uwe figuuren verfchuilt, kennen, roeit het uit! zelfs verbetert de werktuigen, waar vati het zig bedient! Laat tog voor al de krygs lieden tot de wysgeerte in! Hebt gy gewapende magt buiten die der gewapende Burgerfchaar, hebt gy,dunkt U, volfttekt gewapende loon - magt nodig , zorg voor hunne goede zedenGoede zeden zyn de ware rykdom van een gemenebest; maar niet het goud, dit is flegts de rykdom der lozen. Hoe ongelukkig is het als de heerlyke en gezellige hartstogt der liefde tot geilheid verbastert. Deze put merg en zenuwen uit, kragt en heerlykheid aan 't volgend geflagt. Zorg, dat die magt niet al haar vlyt aanwendt, om de zeden te bederven, die,eens bedorven zynde, deugd, verftand en vryheid doodt. "Alle de Haten van de oude wareld „ verwarren tegenwoordig het geld met den rykdom, den „rykdom met het geluk en den roem met de ware eer: „ bedenkt en vergeet tog nimmer, dat men niet gelukkig ,,kan zyn zonder gematigheid, niet magtig dan doop ,, volkrykheid en dapperheid, en niet roemrugtig met „eenen waren en duurzamen luider, dan door de deugd" (t) Lang heb ik bevonden, dat 'er byna voor ieder man eene vrouw, en voor iedere vrouw een man is, lang heb ik gezien, dat 'er vele ongehuwden waren, lang heb ik daar uit befloten het verval van zeden. Maakt eens een wet, gy zult niet eten, maakt een ander, gy zult u niet verweren; zet voor den eerften fpys, en voor den anderen een, die na zyn leven tragt, en ziet eens of uwe wet- (t) 2ie de volgende nou  Vetten ook overtreden zullen worden? zond gy daït eene wet willen maken, die altoos overtreden moest worden ? Nu dan, wilt ook de natuurlust der voorteling niet ftreromen, maar wilt den egt aanmoedigen, en belonen; een vry gezel of eene rrye gezellinne berispen, om dat hy of zy de onmidlyke natuur - wet overtreedt. - Maar waar zyn de middelen van beftaan ? In de werkzaamheid, matigheid en regtvaardigheid van allen. De natuur ftremt de faamkopling niet, dit ziet men aan de dieren, elk heeft daar zyne gade. Het zyn weder de monfters der natuur de lozen, de bedriegers, die de grote ongelykheid, van rykdom en armoede, van zwoegen en ledigheid ftaven, die alles bederven, zeden > gezondheid, vergenoegen, in hunnen eigene ingewanden voor een fchyn vroeten, waar van zy de domme, ver. agtelyke flaven zyn. Wilt boven dat gy de zeden der krygslieden beveiligd, ran hen fchrandere en kloeke mannen maken. Hen eene verhevene zedekunde, zedeleer, oorlogs-kunde en vaderlands-liefde in boezemen: voegd befchouwing by de uitvoering door zo veel boeken; als daar toe nodig zyn, en met meer, by ieder Battaillon, met een bekwaam onderwyzer. Wilt hen bedryven in verfterkingen, in gemene wegen en velden te doen ontginnen; want zig alleen in den wapen handel te oeffenen kan den tyd des levens niet weg nemen. Dan zult gy gene ledig lopers, gene zede bedervers, gene werktuigen der lozen en der ilaverny meer te dugten hebben, aan die, welke grondftellig haar leven aan regt, liefde, agting, en roem opofferen. Wilt gy den ftaat gelukkig maken, zorg voor de werkzaamheid, matigheid, eerlykheid van alle burgers. Zoekt hier in uwe kragt, en niet in het goud. Vestigd onop. hou»  C st > Jioudelyfc de ogen op Athent. op CdYta&. Zórg voer befchaving, heb in alle diftriaen boeken, werktuigen en 'onderwyzefs '5n een daar toe verordend huis, op dat ieder zig in alle künflen en wetenfchappen kan beoeffenen. Bepaal de boeken Voor ieder tak, voor al die kort behandeld zyn, de menigte en het wydluftige brengt niets dan verwarring te voorfchyU. Boven dién te veel lezen ontzenuwt, vóór al in boeken der weelde, die uit verizinzels beftaan, Want gelyk de weelde een fchyn is beirlïnt zy de leügen. Weinig en goed leZen, daar by veel Hghaamlyk Werk doen, is goed voor verftand en gezondheid., Gy Zorgt voor den landbouw; brengt weelde in veragting en loopt ha het punt van algemene liefde, Vrede ea geluk. „Dus zult gy zonder geweld , zonder dwang, „ Zonder vérbod, en ionder öiibillykheid den eerften „ rang tóe kennen , en verzekeren aan die öntfchuldige „ en gezellige bezigheden, welke de bevolking bevordert ,s en de fierheid van edle harten onderhoudt; welke aan ■ 5) het vaderland befchermers, aan de ftaats - vergaderin„ gen getrouwe raads - lieden, aan de onenigheden beif ïlisfers , en aan de deugd hoogagters oplevert, eh wel„ ke, zo men van fchatten fpreken wil, ware fchatten aan brengt, die zonder gevaar mogen vermeerderd „ worden, en voor welker befmetting men hiet behoeft „ te vreezen" (t). Dan zult gy ondervinden dat eerlykheid, verftand, wysheid, vernuft, voordeligar is, dan de loosheid en het bedrog, en gy zult de befpiegeling doorde uitvoering bekragtigen. Om dit ftukje over eerlykheid en bedrog op të helderen, en met aamgenaamheid te verzeilen, heb ik ge* oor- De helft des volks leed andermaal hongersnood; maardeze rampfpoedigen vonden onbarmhartige lieden z© ais zy te voren geweest waren, Een der voornaamfte Inwoonders had eene zeer fchone vrouw. Zyn buurman werd 'er verheft op, en fchaakte haar., Er ontftak eenen groten twist. Na zig braaf gefcholden. en geflagen te hebben, kwamen zy over één, om hun gefchil dooreen Troglodyt te laten beflisfen, die gedurende dit gemenebest in naam was geweest. Zy gingen tot hem, en fielden hem hun gefehil voor. wat belangt het my, zeide hy, dat die Vrouw aan u of aan u zy. Ik moet myn akker bouwen, ik zal zeker myn tyd niet verliezen, om uwe gefchillen te beflisfen, en myne voor uwe zakeu verwaarlozen. Ik bid u , my met rust te laten, en my niet met uwe twisten laslig te vallen. Daar op verliet hy hen, en ging zynen akker bouwen. De fchaker de flerkfte zynde, zwoer, dat hy liever wilde flerven, dan die Vrouw weder te geven. De and're, door drongen der onregtvaardigheid van zynen Buurman en van de hartheid des regters, keerde wanhopig te rug Op weg ontmoette hy eene fchone jonge Vrouw, die van de fontein kwam: hy had gene Vrouw meer; deze behaagde hem, 'en nog meer toen hy ontwaarde, dat zy de Vrouw was van die gene, die hy tot regter had willen nemen, en die zoweinig gevoelig aan zyn ongeluk was geweest. Hy fchaakte ze, en nam haar in. zyn huis. Een ander die eenen Vrugtbaren akker bezat, die hy met grote zorg bouwde, werd uit zyne bezitting door twe faamgefpannen buren verjaagd, die het gingen bewonen. Zy "gten aldaar een verbond op, om zig teEens overweldigers te verdedigen; dit beftand duurder •  C «7 ) enige maanden. Maar een van beiden willende niet langer delen het geen hy alleen kon hebben, dode den anderen, en was alleen meester des akkers. Zyn ryk was niet van lange duur : twe andere Troglodyten vielen hem aan , te zwak ter verdediging, werd hy vermoord. Een byna naakte Troglodyt, zag wol, die veil was. Hy vroeg de prys. De koopman zeide in zig zelven, billyk moet ik voor myne wol niet meer geld, als de waarde van twe maten koorn hebben , maar ze zal 4 maal zo veel gelden, dan zal ik 'er 8 maten voor hebben. In den nood moest de ander den eisch betalen. Nu ben ik wel op myn fchik zeide de koopman, ik zal nu koorn kunnen kopen. Wat zegt gy hernam de koper? gy hebt koorn nodig — ik heb 'er te koop : de prys alleen zal u verwonderen. Gy weet dat het koorn buiten gewoon duur is, en dat de hongersnood byna overal heerst;;— Geeft my myn geld weder, dan zult gy een maat koorn hebben, want ik wil 'er my op gene andere wyzen van ontdoen, al moest gy van honger fterven. Midderwyl werd dit gewest met droevige ziekten geflagen. Een bekwaam arts van een naburig land kwam daar, gaf zyne middelen zo wel te ftade, dat hy allen, die in zyne handen vielen, genas. Op het eind der ziekte ging hy om zyn loon vragen; hy ontfing niets; en keerde na zyn land te rug, alwaar hy vermoeid, en onbeloond na eene lange reis aankwam. Kort hier op vernam hy, dat dezelve ziekte andermaal dit ondankbaar volk floeg , zy wagteden niet tot hy kwam, maar kwamen tot hem. Ga onregtvaardigen zeide hy, gy hebt ia uwe ziel een doodlyker vergift, ais daar ik u F 4 iraa  < 85 ) Yfifi genezen zou. Gy verdict geene plaats op de aarr. de, om dat billykheid en menfchelykheid by u onbekend zyn: ik zou de Goden, die u beftraffen, beledigen, indien ik my tegen hunnen regtvaardigen. toorn verzettede. Erzexon den 3 der maan van Gemmadi123 1711. I*  11. BRIK» ÜIBÏK AAM oenzeeven TB ISrAHAW. VTy hebt gezien myn waarde Mizza, hoe de. Troglodyten, prooi hunner onregvaardigheden , te gronden gingen; Slegts twe huisgezinnen bleeven over van dit gantfche voJk.. Onder hen waren twe zeldzame men, fchen, die billykheid en regt kenden, en de deugd beminden; oqk waren zy door hunne regtfchapenheid, en der anderen fnoodheid, te faam verbonden. Zy zagen de algemeene ontroosting, hunne mededggenheid deed hen alleen lyden, het geen eene nieuwe beweegreden tot dien band was. Zy werkten te faam met zorg voor het gemeen belang, en hadden nooit verfchil, dan het «een eene zagte en ted're vriendfchap deed geboren worden, In een afgelegen oort hunner onwaardige medegezellen genoten zy een gerust en gelukkig leven. De aarde, door deze deugdzame handen bebouwd, fcheen* van aelve voort te brengen.  t 0 J Zy beminden hunne vrouwen,en genoten wederliefde, Hunne gantfche oplettenheid was om hunne kinderen in deugd op te voeden. Zy wezen hen gedurig op de onophoudlyke ongelukken hunner medegezellen, en (lelden hen dit droevig voorbeeld voor de ogen: Zy deden hen voor al voelen, dat het eigenbelang in het gemeenbelang (leekt, dat de fcheiding beiden doen verloren gaan; dat de deugd, ons tot geer, last moet zyn; an dat de regtvaardigheid voor anderen weldadigheid en liefde voor ons zelve is. Voor deze zorg hadden zy den troost der deugdzame vaders, dat is kinderen te hebben, die hen gelyken. Het opkomend jonge volk kwam . onder hunne ogeri op, vermeerde zig door gelukkige huuwlyken: het getal groeide aan, de eendragt was altoos de zelfde, en de deugd, wel ver van zig in de menigte je verflappen, werd groter door een groter getal •voorbeelden. Wie kan het geluk dier Troglodyten befchryven ? Een Zö regtvaardig vólk moest van de goden geliefd wor~* den. Van Honden dat zy de ogen openden, leerden zy hen kennen en vrezen. De Godsdienst verzagte in de zeden het geen de natuur 'er te ruim in gelaten had. Zy fielden feesten ter eer der goden in. De jonge meisjes met bloemen verfierd, de jongeus met idanfen en landgezangen, zette ze luider by: daar na volgden gastmalen, waar de matigheid niet minder dan de vreugde heerschte. Daar fprak de gulle natuur. Daar leerde men het hart fchenken en ontfangen. Verrast, bloosde; de maagdlyke fchaamte, dog de vérliefden werden ras bekroond door de vaderlyke toeflemmirig, eu door de moederlyke verblyding over eene zagte en trouwe vereniging. Mes  ( ) Men ging na den tempel, J. B R I I ï WSBEK AAN DENZE £ VEN» T J k kan U met genoeg fpreket. over de deugd der Troglodyten. Een hunner, zeide myn vader,» moet morgen zyn akker bouwen: ik zal twe uren voor hem op ftaan, en wanneer hy na den akker zal gaan, zal hy ae bebouwd vinden. Het ichynt, zeide een ander, in zig zelve», dat myn zuster fmaak heeft voor enen jongen Troglodyt onzer verwanten: ik zal 'er myu vader van fpreken en hem tot het huuwlyk overhalen. Men verhaalde aan een ander Troglodyt, dat dieven zyne kudden geroofd hadden: Het doet my leed, zeide hy. want daar onder was een fpier wit ooilam, dat ik den Goden wilde offeren. Men hoorde een ander zeggen; ik moet in den tem. pel de goden gaan danken, want myn broeder, waa? van myn vader zo veel houdt, is van zyne ziekte her-» field fee worden, «Jog,  C 93 ) Mog, daar is een akker, rakende aan die myns rader», die gene, die ze bouwt, is daaglyks aan de hitte de* zon blootgeftelt, ik zal 'er twe bomen planten, onder welker fchaduw die goede bouwman kan rusten. Op een tyd dat vele Troglodyten vergaderd waren, betigte een gryfaart eenen jongeling, die hy verdagt hield een groot kwaad gedaan te hebben. Wy gelooven het niet, zeiden de jonge Troglodyten, dat hf die misdaad verrigt heeft, maar indien het ware , dat hy, zo het mooglyk zy, de Iaatfte zyner bloedverwanten flerve! Men kwam aan een Troglodyt zeggen, dat vreemde* fingen zyn huis geplunderd , en alles mede genomen hadden. Ik wenste, zeide hy, dat de Goden hen 'er langer gebruik van gaven als aan my, indien zy niet onregtvaardig waren. Zo veel voorfpoed werd niet Zonder benyding genoten : de aangrenzende volken vergaderden, en beflotan onder een ydel , voorwendfel, om hunne kudden te roven. Zo toen dit befluit bekend raakte, zonden de Troglodyten gezanten, die hen op de hier volgende wyze fpraken. Wat hebben u de Troglodyten gedaan? hebben zy ïwe vrouwen gefchaakt, uw vee geroofd, uwe akkers verwoesd? Neen. Zy zyn regt vaardig, zy vrezen de goden. Wat begeert gy van hen? wilt gy wol om u te dekken? melk voor uwe kudden? of vrugten hunner aarde ? Legt de wapens neder, komt in het midden hunner, en zy zullen u van alle die dingen geven; maar zy zweren by al wat heilig is, indien gy als vyanden bannen aardbodem betrapt, dat zy u dan als een on- regt-  C 94 > vervaardig volk zullen befchouwen, en dat zy « afe wl* de beesten Zu'len behandelen. Deze wootdèn werden met veragrmg in den Wind geflagen, en zy . Wilden .trokken gewapend het land der Troglodyten in, Waar zy gene andere befcherming datt die'der önfchuld vermoeden. Maar zy waren zeer wel bereid om zig te verdedigen» Zy hadden hunhe vrouwen en kinderen in het midden hunner geplaatst. Zy waren over de onregt vaardigheid, maar niet oer het getal hunner vyanden verwonderd» Ëene nieuwe yver nam hunne harten in, de een wilde voor zyn vader, de andere voor zyne vrouw en kinderen, deze voor zyne broeders, gene voor Êyne vrienden, allen wilden voor het volk der 'Troglodyten fterven. De plaats van eenen gefneuvelden werd ogeöbliklyk dcor een ander vervuld, die buiten de algemene naak, den dood van dezen by zonderen te wreken had» Zodanig was de flag tusfchen de onregtvaardigheid en de deugd. «—-— Deze lage volken ,die zig niet fchaamden te Melen, fchaamden zig ook niet te vlugten; eïl zy vlooden voor de deugd der Troglodyten zonder 'er van bewogen te zyn» E*zeroïj étn 9 def msan van Gemmtdi, 3, tyiu 14-  C 9S ) ï4. BRIEF OSBEK AAN DENZELVEN A lzo het volk van dag tot dag talryker wiertf, dagten de Troglodyten, dat het nodig was een koning te kiezen. Zy kwamen over een, dat men de kroon aan den regtvaardigften zou geven, en wierpen allen de ogen op eenen gryfaart, eerwaardig door zyne jaren en beproefde deugd. Het hart van droefheid geprangd, keerde hy huiswaards, willende deze vergadering niet bywoonen. Wanneer men hem afgezanten zond, om hem , de keus, die op hem gevallen was, bekend te maken, zeide hy : Om Gode wil, laat ik niet ten hoon der Troglodyten doen geloven, dat ik onder hen de regtvaardigfte ben. Gy draagt my de kroon op: en zo gy het volftrekt wilt, ben ik genoodzaakt dezelve aan te nemen: maar ftelt u voor, dat ik van fmert zal fterven, als de Troglodyten, vry by myne geboorte, by myn eind on.  C 96 ) TTzr™wordeii- * *■» *** ^«k h'v „aar°m lk ° lr°efen be!eve"! m * ak hy oP eenen ftreng^n toon; * 2ie wel war dat il va„Iro1ndT z;Uwedeugd be?int u '-»*'• «onder dwang, moet gy noodzaakiyk eene fïrenge deugd oenenen, zo gy niet wilt tot dea fiaaf _ ^ *M fchyn. ute hart, gy wi,* ver aan een vorst, en aan zyne wetten, dan aati uwe ftrenge zeden onderworpen Zyn. Gy weet, dat gy dart liwe eerzugt kunt voldoen, rykdommen verkrvgen, en in eene lage wulpsheid kwy.en, uwe deügd kunt ontberen, mus n flegts te verhoeden, om in fnoden misdaden te vervallen. Hier oP ftond hy een ogenblik fHl,en «orte op nieuw tranen. Wat begeert gy dat ik doe ? Hoe kan ik iets aan een Troglodyt gebieden * Wilt gy, dat ik een deugdzame daad doe, om ze hem te gebieden, hv, die ze zonder my, door de erkele neiging der natuur zoude doen? O Troglodyten, ifc ben op het eind myner dagen, myn bloed is reeds koud in myne ad'ren, ik herzie welhaast uwe heilige ouders waarom wilt gy my verpligten, hen te bedroeven, hen* te klagen, dat ik u onder een ander juk, dan dat der deugd, verlaten heb ? Bz ZE kon den 10 der maan Cemmadi}2,tjtt. IlNB DEZER VERTELLING,  & fc & t <3>» S 19 10 26 11 21 22. l6 14 I 14 29 — 3* 17 9 *2 30 t6" a4 29 17 37 17 M £4- 40 i7 46 7 — 7 48 2 51 15 S—I 20 54 1 55 29 65 a5 73 2 74 28 75 24 79 5 81. 82 23 — 28 Ss 4 89 2 90 25 »i 5 93 13 »3 4 moet ftatn. en is het met dan is dezen algebrist doet chimifche proeve* by zyn eigen ik menfehen list houden gefmaakt gepaard mogt Zyn dan niet genoegzaam het dat een kleur is bevatlyker Thales Perfen uw hy gebruikt weest •atuurltisteg geven. oorzaak volmaakte ontdekt variatie C ik gebruik ) aa voor ae leidde figuur is het eind van het werk na het woord bekragtigen moest eene inerkelyke eindpaal zyn, beftaande ih eeii Itreep of iets diergelyks. verdubeliug verdubbeling op dor moest een toonteken ftaan niet de byvoeging zo als volgt: dir in plaats van dor. verzettede verzette gronden , gronde mini rauw autaren altare den Goden Code die goede «iien goeder. Staat niet te viel dan is deze algebra door chitnifche proeven by zyn eigen is menfehen-list behouden fraaakt gepaart zyn dan genoegzaam het een klaar Thalis perfeti U zy gebruiken weert natuuriisterj gaven oorzaken volmaakt ondekt varatie bedaar lelde figuure»