UBM: 684 J 41 W%4 VERMEULEN Grafische afwerking 046-4851195 Bibliotheek Universiteit van Amsterdam U I ZOOZ Z9.5/  D E HISTORIE DER J O O D E N, Van den tyd van JE SUS CHRISTUS Tot op den tegenwoordigen tyd. Om te dienen tot een Vervolg Of DERDE DEEL, Op dc WERKEN van FLAVIUS JOSEPHUS. Uit het Fransch Vertaald. w Te AMSTERDAM^ By J. van G U L 1 Kj MDCCLXXXIV.   VOORREDE VAN DEN SCHRYVER. #5êSt®ie hier eene Verfaameling van alles wat &( fa den Godsdienst en de Hiftorie der Joo den betreft, federt Herodes den Groöten. Ik heb deeze Natie in alle plaatfen van de Wae* reld gevolgd, waar heen zy gevlugt is, en heb de tien Stammen doen herleeven , die in het Oosten begraaven fcheenen. Ik heb onderzocht het geen de Scheuringen, de Seclen, de Leerftukken, de Kerkplegtigheden, die men in den Godsdienst ingevoerd heeft, betreft. Ik heb de itoffen van een gefcheiden, op dat men ze zonder moeite zou kunnen wedervinden; en ik heb den Text niet overlaaden met HelSïeeuwfche let* a ters  ST* zeiver onheilen verfchillende kenmerken hebben; want in alle hunne andere Ballingfchappen ftelde God een tyd, waarin hy zich hunner gedenken, cn het Juk van hunne Onderdrukkers verbreeken zou, om hun de vryheid wederom te geeven. De langfte., welke die van Egypte was, duurde Hechts weinige eeuwen; zy keerden van Babylonie terug ten einde van zeventig jaaren, en de vervolging van Antiochus moest een einde neemen na drie jaaren en tien dagen: maar God heeft niet bepaald, hoe lan'g de tegenwoordige onheilen van den Jood zullen duuren. Hy vertroostte hen, in hunne voorige rampen, door Helden of ingeblaazen Mannen; Ezechiël propheteerde te Babylonie, en Daniël wees van verre de toekomst van den Mei ft as aan. De Macchabeën deeden de eer der Natie herleeven, door hunne overwinningen op de KoninA 2 gen  4 HISTORIE g t. gen van Syrië; doch tot heden toe heeft men °iïK' niet gezien dan valfche Mesfiasfen, die het Juk Hoorder Natie, door het te willen affchudden, verzwaard hebben: het geflacht der Propheeten is uitgebluscht, en men ziet 'er geen, die het einde van eene elende, welke een zoo groot aantal van eeuwen geduurd heeft, toezegt. Toen zelfs, wanneer G od zyn Volk den Ongeloovigen in handen leeverde, droeg Hy zorg om een Lighaam eener Natie te bewaaren, door • het in een en dezelfde plaatfe over te brengen; zy bevondt zich geheelyk verzameld in het Dal van Goozen, toen ze Egypte ftondt te verlaaten: Cyrus hadt niet veel moeite m het byèenbrengen van de ftammen Juda en Benjamin, om zcr naa Jeruzalem terug te zenden. Een gedeelte van de Natie bewoonde dezelve Steden, en detente! Iers bevolkten de beide oevers van den ftroom Chaboras; maar ten tyde van Jeruzalem verwoestingc, en vervolgens, ftaande den Oorlog van Keizer Adrianm, wierdt de Natie, door ongehoorde flagtingen verzwakt, over alle de Provintiè'n des Roomfchen Ryks verfpreid. De verftrooijing is zoo groot , als zy immer was, tn naauwelyks vindt men eenige overblyffels van de twee ftammen in het Oosten, waar zy voortyds in grooten getale en aanzien! yk waren. Toen de Romeinen zich meester van Judea maakten, lieten ze aan de Inwoonders eene openbaare Godsdienstoefening,en 'tgebruik van hunne Wetten; de Synagogen, zoo als die van Da/nas- cut  derJOODEN. 5 erts, oordeelden met gezag over de zaaken van i. den Godsdienst , waarby de Christen zelf be- Bjjï !clang hadt: de Hoogepriester hadt een fchynbaarHoorüsT. vermogen. Men hadt zelfs Rechters tot in Chaldea toe, gelyk zulks blykt uit de Historie van Sufanna; doch nu is hun niet de minste fchaduwe van Oppermagt overgebleeven: nogthans is de Natie altyd aanweezig, en telt zich nog by millioenen. DERDE HOOFDSTUK. Bjzondere kenmerken van den rampfpoed der Jooden. De ftraf, die God over deeze Natie geöe- i. fend heeft, kan niet verbaazender weezen, ^°X\K' nademaal Hy daarin de menfehen, den Gods-HootDST. dienst en het Land, waarin zy woonden, begreepen heeft. De plechtigheden, die zoo weezendlyk zyn voor den Joodfchen Godsdienst, kunnen niet meer nagekomen worden; die gantfche toeftel van Kerkzeden, welken den luister van dien Godsdienst verheften, en waardoor 't oog der Heidenen zoodanig getroffen was, dat ze hunne Gefchenken en Offeranden naa Jeruzalem zonden, is geheel vervallen: want 'er is geen Tempel meer, geene Altaaren, geene Offeranden. Waarom hechtte God zyn' Eerdienst aan eene enkele plaats, aan een' eenigen Tempel, vast, indien Hy zich niet verplichtte, om denzelven A j voor  6 HISTORIE ïolK ''°°r aItoos duurzaam te doen zyn? En waarom heeft Hy dien ïaaten vervallen, zoo Zyn wille hoogst.was, dat de Offeranden eeuwig zouden zyn? De Godsdienst heeft niet alleen geleeden, maar de menfchen wierden ook op de llagtbank gebragtmen verkocht op de Markt de geenen, die dé woede des oorlogs, of die van den foldaat, ontkomen waren: men verfpreidde ze over den geheelen aardbodem 3 en deeze verfpreiding duurt alsnog. Eindelyk het fchynt, dat hun Land zelve met een' onöphoudelyken vloek beladen zy. De Heidenen , de Christenen , de Mahomedaanen; met een woord, de meeste Volken hebben zich meester van Jeruzalem gemaakt, en dezelve beurtelings bezeten. Hoe veele omwentelingen zyn 'er niet in de Ryken en Staaten voorgevallen, geduurende den loop van zoo veele eeuwen? De Jood nogthans is de eenigftc, aan wien God 't bézit van dat klein ftuk Lands, 't welk hem van de grootfte noodzaaklykheid is, dewyl hy cp dien Berg moet aanbidden , geweigerd heeft; en nooit heeft 'er zich eene genoegzaam gunstige gelegenheid opgedaan,om hem daarvan het vol bezit weder te bezorgen: ja,hy kan'er heden ten dage naauwlyks zes voeten gronds koopen, om 'er te kunnen begraaven worden. VIER-  DEitJOODEN. 7 VIERDE HOOFDSTUK. De Jooden worden onderfcheiden in Oosterfche en Westerfche. De tien ftammen, welken Sa/manafar naa Me- BoLEK_ die vervoerde, hadden aldaar hunne woon- iv. plaatfe gevestigd, welke zy geduurende een goedHoofDST" aantal eeuwen behielden, en het is bekend, dat ze alle jaaren hunne Offeranden naa Jeruzalem zonden, zoo lange als de Tempel nog in zyn geheel was. Zy zeiven kwamen daar by menigte om God aan te bidden, en dit getal van vreemdelingen was fomtyds zoo groot, dat 'er de Romeinfche Landvoogd van Judea van verfchrikt was, en 'er den Keizer kennis van gaf; om dat hy vreesde, éat van daar een magtige hulp mogt komen, om hunne verdrukte Broeders te onderfteunen, en hunnen Godsdienst, die aan den Tempel van Jeruzalem vastgehecht was, te verdeedigen. Ook waren 't deeze vreemdelingen, uit alle hoeken van het Oosten gekomen, die de eerfte preeke van den Heiligen Petrus, op het Pinkfterfeest, aanhoorden, en waarvan een gedeelte zich bekeerde; maar den Tempel en de Altaaren omverregeworpen, en 't gebruik der Offeranden afgefchaft zynde, kwamen de Oosterlingen niet meer mi Jeruzalem, om te aanbidden, en begonnen dat gedeelte hunner. Natie, 'twelk in het Westen, of ïn Judea rampfpoedig was, met verachting aan te zien. Men A 4 ver-  8 HISTORIE Ho» verdeeIde zich welhaast in twee onderfcheidea Ho^/ZT"' ?amn de Cene^ diG ESyPte' ff,A/w> en de a^ere gedeelten van het Roomfche Ryk bewoonden, Westerfchc Jooden genaamd werden, in tegensoverftellinge van die, welken hunne woonplaatfe hadden m Baby lonk, mCkaldea, in Asfyrie en Per/Ie, die men Oosterfche Jooden noemde. Deeze beide partyen der Natie hadden in vervolg van tyd verfchillende Leeraars en Opperhoofden; de Opperhoofden van 't Westen, die hunnen zetel in Judea hadden, namen den tytel van Patriarchen aan, en de Opperhoofden van >t Oosten lieten zich Forsten der Gevate genisfe noemen, VYFDE HOOFDSTUK. Welk onderfebeid 'er gemaakt wordt tusfehen de Patriarchen van Judea en de Vorsten der Gevangenis. ï, "TJe Jooden (tellen een groot onderfcheid tusv* fchen de Patriarchen van Judea, en de VorHopFDST.ten der Gevangenis; zy noemen deezen Rabbana, en de anderen enkel Rabban; en beweeren, dat de Vorsten in eene rechte mannelyke lyn van David afftamden, terwyl &t Patriarchen daar. alleen door de vrouwen van afkwamen; zy zeggen, dat het Huis Davïds zyn volle kracht heeft, om dat 'er nog doorluchtige perfoonen van deeze familie te Bagdad zyn, uit dewelken men de Op.  DER. JOODEN. o Opperhoofden der Natie verkiest, gelyk men f. federt een onheugelyken tyd gedaan heeft. BovEKDan de bewyzen deezer onderfcheidinge zyn zeerHooFDs-r. zwak. Men gaf vervolgens den naam van Vorst in 't Westen ook aan hen, die in Duitschland, of Italië, 't opzicht hadden over twintig Synagogen, 't Geen men zegt van den Huize Davids is nog ongegronder; want het is onbetwistbaar, dat 'er, na de verftooring van Jeruzalem, nog Afftammelingen van dien Prins in Judea waren, dewyl Vespafianus en zyn Zoon Domitianus ze lieten zoeken, 't welk nieuwe vervolgingen tegen de Jooden veroorzaakte. Edoch hoe weet men, dat de Nakomelingen van David naa Baby-lonk gevlucht waren, en dat dit Huis zyn behoudenis eer in 't Oosten, dan in 'c Westen gevonden nebbe ? Hoe weet men, dat dc Prinfen daar altyd uit voortfprooten door dc mannen, en de Patriarchen door de vrouwen, nademaal de Geflachtlysten verlooren waren? Men kan kwaalyk ' de tien ftammen in het Oosten onderfcheiden, of liever, daar is een zoo groote verwarring onder de Jooden, dat men ze onmogelyk kan onderkennen, en men verheelt zich niet alleen, dat de {tamme Juda altyd den Scepter heeft gezwaaid, maar ook dat het Davids Geflachte is, 't welk dien almog in 't Oosten heeft. Hieromtrent •kan men niet 'dan onzekere en bedriegelyke vooroordcelen hebben ; daar zyn 'er twee, een ten voordeele van de Patriarchen, die, de Natie in het Heilig Land herfteld en de Wet behouden hebbende, boven de Vorsten behoorden A 5 ge-  10 HISTORIE i. gefield te worden: het andere ten voordeele van v ' de Vorsten der Gevangenis, ter oorzaake dat, HooFDST.dewyl ze veel langer tyd in weezen geweest waren dan de Patriarchen, het natuurlyk was,dat de Rabbynen, nayverig voor de eer hunner Natie , dezelven zeer hoog opvyzelden, en boven de Patriarchen fielden. Dit is de waare reden van de voorkeuze, die men den Vorsten der Gevangenis geeft, boven de Patriarchen van Judea; laat ons hunnen oorfprong zien. ZESDE HOOFDSTUK. De oorfprong, 7 Gejlacbt en bet gezag der Patriarchen. Boik 1VTEN Dehoeft daarin ge£ne groote gchcimevi. * nisfen te zoeken; Jeruzalem verwoest, en HooFDsr-het volk in verfcheiden plaatfen verftrooid zynde, was 'er niet over dan een klein getal Priesters en Leeken, die derzelvcr wooninge in Judea zochten te vestigen. De geenen, die van de Levieten en Priesters overgebleeven waren, wendden hunne vlyt aan, om het overfchot van hunne Natie te herzamelen; Tiberias en Japhne fcheenen hun daartoe het bekwaamfte te zyn. 't Gezag was toen geheel in handen der Priesteren, die beter in de Wet, die men behouden wilde, onderweezen, en dus het gefchikst waren, om ze aan anderen te onderwyzen. Davids Geflacht was byna uitgebluscht; zyne Nakomelingen, daar-  DER JOODEN. u daartoe gebragt zynde, dat ze de kost moesten i. winnen, met eenige morgen lands te ploegen, BVjK* dachten fints langen tyd niet meer, om den troonHoofDs-n hunner Voorouderen te herftellen. Het volk dacht nog minder, om ze daar weder op te zetten, of zelfs om hun eenige fchaduwe van gezag te geeven, vermits men daardoor den nayver der Romeinen ontftoken, en hunne wreedheid weder opgewekt zou hebben. Agrippa, de laatfte van Herodes Geflacht, was naa Rome gegaan, alwaar hy als een byzonder perfoon leefde ; wel verre daarvan afzynde, om zich de Regeering over zyne Natie aan te maatigen. Indien 'er derhalve eenige fchaduw was van oppermagt onder de Jooden van Tiberias, dezelve viel in handen der Priestercn van 't Geflachte Levi en Aaron, welker kennis en kunde in de Wet hen boven de anderen verheften. Men oordeelt ligt, dat dit gezag niet groot zyn kondc, in eene zoo verbaazende verwoesting, als die der Jooden geweest was; zy waren niet dan arme vluchtelingen, wier elende hen by de Romeinen hadt doen verachten: dan dit gezag vermeerderde welhaast, naar maate dat het volk aanwies en magtig wierdt; en gelyk het Hoofd van iedere clasfe der Priesteren zich noemde Rosch Abbot, het Hoofd of den Opperften der Vaderen, zoo namen zy die van Patriarch aan, betekenende het zelfde in de Griekfche-taal , welke in het Roomfche Ryk meer bekend was dan de Hebreeuwfche. Deeze Patriarch was, in 't gantfche Westen, 't Hoofd van zyne Natie, gelyk de Vorst der Gevan-  * HISTORIE i. vangenis het was in 't Oosten; Egypte en dc omvi.K' Eggende plaatfen, waar zich Jooden bevonden, Hoofdst hingen van hem af. Hy befliste de gevallen des gemoeds, en de voornaamfte zaaken der Natie; hy hadt het voornaamfte opzicht over de Synagogen; hy fchreef fchattingen uit, om de kosten zyner bezoeken goed te maaken; onder zich hadt hy Amptlieden, die de Gewesten doorgingen ter \ uitvoering van zyne bevelen: met een woord, hy verkreeg" by trappen een zeer groot gezag over de verftrooide Jooden , die het zich tot eer rekenden, hem voor Opperhoofd te erkennen en van hem af te hangen ; ten einde door dit middel eenigen fchyn van eenigheid te onderhouden. Behalve den Patriarch, ftelden de Jooden Leeraars aan het hoofd van hunne Hoogefchoolen, aan welken men dikwyls den naam geeft van Opperhoofden en Prinfen, 't zy om de waardigheid van dit ampt te verheffen, of om daardoor den eerbied te kennen te geeven, welken de Leerlingen hebben, of moeten hebben voor hun, door welken ze onderweezen worden. Deeze Hoofden der Hoogefchoolen waren dikwyls Mededingers der Patriarchen, en hadden fomtyds hevige gefchillen; een zelfde perfoon bekleedde ook fomtyds deeze beide ampten, >t welk veel verwarring te wege bragt; men moet j& echter onderfcheiden. Z E-  der JOODEN. 13 ZEVENDE HOOFDSTUK. De tjd der Inftelling en H getal der Patriarchen van Judea. De inftelling der Patriarchen heeft, volgens r de Jooden, plaats gehad omtrent honderd B?**" jaaren voor de verftooring des Tempels; want zyHoorosi. zeggen, dat Hillel, die men, om dat hy uit Babylonie gekomen was, den Babyloniër noemt, de eerfte zy geweest, het welk dertig jaaren voor de geboorte van Jesus-Christus zou geweest zyn. Deeze cerfte Patriarch werdt door zyn Zoon Simeon opgevolgd, en Simeon door Jochanan, die niet van 't genacht van Hillel was, maar door zyne verdiensten tot deeze waardigheid verheven wierdt; hy was het, die, de deuren van den Tempel van zelve ziende opengaan, uitriep: „ ö Tempel! Tempel! waarom ontroert ^ gy U? Wy weeten, dat gy vernield moet 3, worden; want Zacharias heeft dit geprophe„ teerd, zeggende: Berg yan Libanon doe ime 33 poorten open, en dat de vlamme uwe Cederboomen 33 ver/linde". De Opvolgers van Jochanan waren Gamaliël, Zoon van Simeon, en Simeon de II; deeze Patriarchen zouden de Natie voor de verftooring van Jeruzalem beftierd hebben, en weinig tyds daarna : maar ze zyn zonder grond door de Jooden uitgedacht. De H. Schrift maakt 'er geen gewag van ; Jofephus ook niet: want waren ze hem bekend geweest, hy zou niet nage-  14 HISTORIE i gelaaten hebben, om 'er van te fpreeken. Hier vT komt noS dat deAsmoneën, die ten zelfden HoofDSTltyde Koningen en Opperpriesters waren, geenen tot Opperhoofd des Volks geduld zouden hebben, die uit den gedachte Dapids waren, en wier enkele tegenwoordigheid hun zou hebben doen gedenken, aan hunne onrechtvaerdige aanmaatiging; hunne waare oorfprong moet derhalve in laateren tyd gezocht worden. AGTSTE HOOFDSTUK. Van bet Ampt der Patriarchen van Judea, fints de ver/iooring van Jeruzalem. Bo'ek "F)e inftdlinS dcr Patriarchen hadt eerst plaats vut' J-y onder de Regeering van den Keizer Nerpa, HooFDST.en dc eerfte Patriarch, die ons bekend is, was Simeon de III, Zoon van Gamalièl; want hy leefde ten tyde , dat Adrianus het Roomfche Ryk beftierde. Hy ftamde in rechte Iyn af van den ouden Hillel (*), en deeze waardigheid bleef in zyne familie tot den jaare 429 van onze tydrekening, wanneer ze afgefchaft werdt. Deeze Patriarch hadt zyne woonplaats in Tiberias, eene Stad, gelegen op den oever van het Meir^'t welk haaren naam draagt. In deeze Stad ver» (*) Opvolging der Patriarchen, federt Hillel de» 0:ideii, of zyn geQacht: 1. Hil-  DER JOODEN. 15 verzamelden zich eenige Jooden, benevens eenigen r. van hunne Priesters; zy ftichtten daar eene Hoo- \\\f gefchool, die vermaard werdt door de opftellingHooFDsx, van de Misnah, zynde 't Joodfche Wethoek, en door de geleerdheid der Leeraaren, die aldaar onderweezen. Het gezag des Patriarchs ftrekte zich uit over het geheele Westen 3 en hy hadt onder zich veele Amptlieden , waarvan eenigen zich insgelyks Patriarchen, en anderen Apostels noemden. De laatften waren zoo veel als Gezanten, die de Landen doorgingen, om, in naam des Patriarchs, de verfchillen , die tusfchen byzondere perfoonen, of in de Synagogen, ontftaan waren, te vereffenen; mitsgaders om de fchatting, die men jaarlyksch aan den Patriarch betaalde, te verzamelen: en op hunne terugkomst deeden ze hem verflag van den ftaat, waarin zy de Kerken ge- von- 1.Hillel de Babylonier. 1. Hillel de Babylonier. (*) 3.Simeon, zyn Zoon. 3. Rabban Simeon, zyn Zooa 5. Gamalièl, Zoon van Simeon. 3. R. Gamaliël Ribona. 4. Simeon II, Zoon van Gamalièl. 4. R. Simeon, Zoon van Gamaliël. j. Gamaliël II, Zoon van Simeon. 5. Rabban Gamalièl, zyn Zoon. 6. Simeon III,Zoon van Simeon II. ff. R. Jehuda. (de Vorst) 7. Juda, Zoon van Simeon II. 7. Hillel (de Vorst) zyn Zoon. 8. GamaliëlIII, Zoon van Juda. 8. Rabban Gamaliël, de oudej.Juda II, Zoon van Gamaliël III. 9. R. Simeon III. 10. Hillel II, Zoon van Juda. 10. R. Juda Nafi. (de Vorst) 11. Juda III, Zoon van Hillel ft 13.Hillel III, Zoon van Juda. 1.3. Gamaliël IV, Zoon van Hillel. (*) D. Ganz brengt deeze Lyst op tien Geflachten, tellende defcclven op de bovenftaande wyze op; BUdz. 118.  16 , HISTORIE i. vonden hadden. Zy ftrekten hem ook tot Raadsyil£ lieden, en waren by de Natie in groot aanzien.. Koofdst.Behalve de fchatting, die de Synagogen aan den Patriarch betaalden, hadt hy over dezelven nog een groot gezag. Hy ftelde de Opperften daarvan aan , die dikwyls deeze waardigheid van hem kochten ; ook hadt hy 't vermogen om nieuwe Synagogen op te richten; hy befiiste de gefchillen, die in dezelven ontftonden, en loste de 'Zwaarigheden, die men over eenige plaatfen der Wet maakte, op. Zoo groot was het gezag des Patriarchs, wiens waardigheid ook erflyk was. NEGENDE HOOFDSTUK. Historie der Wcsterfche Patriarchen tol den Jaare 429. f. T aat ons, met anderen, den oorfprong der o bk. patriarchen ftellen op Gamaliël den 11, dien Boofdst. men in eene rechte lyn doet afftammen van Hillel den ouden. Men verzekert, dat hy de Zoon was van Simeon, van wiens uitmuntende verdienften Fl. Jofephus in zyn leeven fpreekt. Hy was een der geenen, welken by den Hoogenpriester Ananus naa Galilea werden gezonden, om Jofephus het gebied af teneemen; dochhywierdt genomen door hem, dien hy gevangen naa Jeruzalem meende op te zenden. Men maakt 'er een Martelaar vanr om dat hy op last van Tim wierdt omgebragt. Si-  OER. JOODEN. 17 Simeon , ten tyde der inneeminge van Jeru- ■ 1. tmlem-'t, geftorven zynde, liet een Zoon na , Ej°xE-K' • Gamalièl genaamd, die, gelyk wy hier boven ge-Hooi»s?. fteld hebben, onder de regeering van den Keizer Nerpa, Patriarch moet zyn geworden , 't welk beter met zynen ouderdom , en de gcfteldtcnis des tyds overeenkomt, dan wanneer men fielt, dat hy zulks zy geworden in 't vyfdc jaar na de vernielinge des Tempels. Daar was fchynbaarlyk geen perfoon bevoegder, om deeze plaats te bekleden, dan Gamaliël^ als zynde den Zoon van een doorluchtig man, wiens nagedachtenis men eerbiedigde-, waarlchynlyk was hy het dan, op wien men 't ooge wierp, om het overfchot van dit ongelukkig Volk te beftuuren. Wy vinden weinig van zynedaaden gemeld, en 't geen men daar van aantreft is van dien aart, dat het geen gewag verdient. De tweede Patriarch bloeide onder Keizer Adriatjus; hy komt ons voof onder den naam van Simeon den III, en was de Zoon van Gamaliël. Hy was ook Hoofd der Hoogefchool, gelyk zyn Vader was geweest, en kwam zyne afzetting voor, door 't ontdekken der famenzweering, die zyn Mededinger Meir tcgens hem gefmeed had. Juda de Heilige, was de Zoon van S'tmzon, en werdt na den dood zyns Vaders, Vorst van zyne Natie-, hy heeft onder drie Keizers geleefd, te weeten onder Antoninus den Godpruchtigen , Marcus Aurelius&nCommodus. De eerfte begon te regeeren in den jaare 138, en de laatite ftorf in 't jaar 194 van onze tydrekening ; dus was Judd>s beftier lang, dnurende, 45 jaaren. Deeze Juda wedt III. Deel. B ver-  28 H I S T O R T Ë vermaard, inzonderheid door 't famenftellen van l°xK' de Herhaaünge der Wet, welk Wetboek Misnah IIoofdst genaamd wordt. Dit Burgerlyk en Kerklyk Wetboek fplitfte hy in zes deelen: 't Eerfle handelt van het ondcrfcheid der zaaden in een veld, de boomen , vruchten ,- tienden enz, Het tweede regelt de onderhouding der Feestdagen-, in het derde, dat over de vrouwen handelt, worden alle de Huwelykszaaken beflist: het pierde, raakende 't verlies, gaat over de pleitgedingen, die uit den Koophandel ontftaan, en hoedanig men daar omtrent te werk moet gaan. Men voegt 'er by eene Verhandeling over de Afgodery, om dat het een der voornaamfte punten is, waar over het gerichte gaat. Het pyfdê deel ziet op de Offeranden; en in het laatfte onderzoekt men alles, wat tot de reiniging noodig is. (*) De tyd der opftelling deezes Wetboeks is niet zeker, nogthans ftelt men, dat Juda het gemaakt hebbe , omtrent den jaare 180, wanneer hy, vierenveertig jaaren oud zynde, in den bloei zyns ouderdoms was. Zyn gezag fteeg door dit werk zoo hoog, dat hy zich boven de Wetten ftelde; want, zoo lang Jeruzalem in ftand was, waren de Hoofden van den Sanhedrin aan dien Raad onderhevig en ftrafbaar ; maar hy ftelde zich in zoo verre boven de oude Wetten dat hy Simeon, den Zoone Lachis, hebbende durven beweeren, dat dt-Vorst gegeefeldmoest worden, als hy zondigde, geftrengeiyk geftraft zou hebben, byaldien deeze zich niet door een fpoedige vlucht gered hadde. Deeze hoogmoed bleef hem by tot (*) Zie Terder in hei rokende XIV. Hoofdflufc.   A*JUsJSraiNG ,VAN TOSS PAÏRIAKCH.OI-HOOÏ-D ms XAAB5 , -TC? TfCvftrtttA  DEK. JOODEN. tq zynen dood toe; want hy begeerde, dat men j. zyn lighaam met pracht wegdraagen, en in alle B°EKde groote Steden, waar zyn Lyk zou doorgaan ,Hooïdst, zoude weenen, verbiedende zulks in kleine Steden te doen. TIENDE HOOFDSTUK. Vervolg der Patriarchen tot den Jaare 429. 'tT'ooK. zyn dood hadt Juda van alle de ampten t V befchikt; hy beval dat een zyner Zoonen, B°x.K* Simeon genaamd , de JPyze zou geheeten den; dat Cbanina, Zoon van Chanina, het Hoofd des Raads, en Gamaliël de III Vorst zoude Zyn. De Vorst was de geen, dien wy Patriarch heeten; hy, die voorzat, was het Hoofd des Raads, en bekleedde zyne plaats in zyne afweezigheid : de Wyze hadt den derden rang. Hy moest geleerd zyn, alzoo men hem raadpleegde over de gefchillen en twyfelingen, die uit de Wet ontftonden ; hy zat aan de linkerhand des Vorsts, gelyk het Hoofd aan deszelfs rechterhand! gezeten was. Gamaliël was dan door zyn Vader verkooren tot Vorst, zyn Zoon Juda volgde hem op, en deeze hadt zyn Zoon, Hillel den II, tot Opvolger. Hillel maakte zich een naam door de tyd-. rekening der Jooden vast te ftellen, daar ze te vooren zeer verfchillende was; hy telde de jaaB 2 ren  I 20 HISTORIE l ren van de fchepping'der waereld af ,• welke tyd-' °x.K' rekening de Jooden nog heden volgen (*); doch HoomsT-het geen het aanmerkelykfte is in 't leeven van deezen Patriarch, is- dat hy Christen werdt, gelyk de H. Epiphanhts getuigt: dit moet in 't jaar 310 of 312 gebeurd zyn-, wanneer Conftantihus het Roomfche Ryk beftierde. Zyn dood gevoelende aannaderen , liet' hy den Bisfcliop van Tiberias by zich komen, onder voorwendfel van hem, even als een bekwaam Geneesheer , over zyne kwaal te raadpleegen, en vraagde hem terftond den Doop-, de Huisbedienden bragten water aan , even als of men zich daar van- tot eenig geneesmiddel hadt willen bedienen,- en na hen het vertrek te hebben dnen nitgna-n ,ontvingde Patriarch der Jooden den Doop van den Bisfchop;. ELFDE HOOFDSTUK. Vervolg derzelve Jiofe tot 429. ■ r- TTiLLEs liet een minderjaarigen Zoon na, onxf.K' -^--"-'der de Voogdyfchap van twee Vrienden, SooFDSTdie hem in de gronden van zynen Godsdienst opvoedden^- Hy- werdt zelf Patriarch, of Vorst der Jooden , en beloonde een zyner Voogden met het Apostelfchap;doch de Jooden, befpeurd heb- £*) Volgens- deeze tydrekening is Christus gebooren in ienjaare S7êo; maat Hy moet gebooren zyn ia 't jaar 3910.  nï* JOODEN. ai hebbende dat hy, op het voorbeeld van zynen ?• Vader., veinsde , behandelden hem met zoo veel °x l gewelds, dat hy by den Keizer te Conjlanticfi00™*? ging klaagen. De Keizer ontving hem zeer wel, en gaf hem het recht om verfcheiden Kerken voor de Christenen te bouwen,, by welke onderneeming hy zich verrykte. Juda, zyn voedfterling, maar die in den Joodfehen Godsdienst volhard hadt, was nog Patriarch des Volks ten jaare 356. , Hy moet kort daar na geftorven zyn; want Julianus de Afvallige , aan 't gemeen der Jooden fchryvende, fpreekt van een anderen Patriarch, Jules, of Hillel genoemd , en zyn brief is van den jaare 363.. rieeze Hillel was de Zoon , van Juda, en hadt het bewind over zyne Natie tot het jaar 385, of daar omtrent. Thans verfcheen de laatfte van alle de Westerfche Patriarchen, met naame Gamaliël. De H. Hieronym.us fpreekt van hem al fints het jaar 392, als van een man, die reeds in een lang gefchil met Hefyekius was geweest. Hy was zeer bédreeveri in de Geneeskunde, welke weetenfchap door meer Patriarchen met eencn goeden uitflag was geoefend , alzoo ze niet altyd ryk genoeg waren, om van hunne inkomsten te lecven; en zulks ftrektc geenzins tot verminderinge hunner waardigheid, alzoo deeze konst in den beginne ook door de Christen Bisfchoppen werdt geoefend. Gamaliël bekleedde deezen post nog in 't jaar 415, dewyl het in dit jaar was, dat de Wet, B 3 van  22 HISTORIE. r. van Theodo/ius, die hem een gedeelte van zyn XI* gezaê ontneemt, gegeeven wierdt; en »t zy dat HooFDsr.deeze Gamalièl, volhardende in 't misbruik van zyn gezag, den Keizer mishaagde; 't zy dat het genacht der Patriarchen ophielt: zeker is het, dat deeze waardigheid afgefchaft werdt in den jaare 429, na dat ze den tyd van driehonderd vyftig jaaren in ftand geweest was. De Primaten, of Opperkerkvoogden, kwamen in de plaats van de Patriarchen, maar hun gezag was niet alè'ens. Men ftelt, dat deeze Joodfche Primaten aan die der Christenen gelyk waren; zynde 't Hoofd eener Provintic, en Voorzitter in den Raad , dien men daar verzamelde : dan men vindt verfcheiden Primaten der Jooden alleen in dc Stad Akxandrie, ten tyde van Cyrillus. Zy werden door het Volk by meerderheid van ftemmen verkoorcn, in plaats, dat de waardigheid van Patriarch erflyk was in den huize Hiileh, cn elke Provintie onderhielt zyne Primaten. TWAALFDE HOOFDSTUK. Van de Vorsten der Gevangenis te Babylonie. r. npoT dus verre van de Patriarchen Van het Boek. X Westen gefprooken hebbende, achtten wy 't Hoofbst. ook. noodig, om een kort verflag te moeten doen van de Vorsten der Gevangenis, die het andere ge-  DER JOODEN. 53 gedeelte van de Natie, 't welke in Babylonie t en in andere gewesten van het Oosten verftrooid x u.' was, regeerden, Derzelver oorfprong is onbe-H°orDST' kend, en men vindt 'er geene voor het einde van de tweede eeuw •, de eerfte, dien men aantreft, is Huna , die ten tyde van Juda den Heiligen leefde, en volgens het waarfchynlykfte gevoelen, omtrent den jaare 22,0 of 222, tot Vorst der Natie verkooren werdt. De Vorsten der Gevangenis werden met veel prachts en plechtigheden aangefteld, zy hielden fomtyds hun verblyf te Mahazia, maar bragten het over naa Babylonis, of Bagdad, waar zy ter Richtbanke voorzaten. Daar waren ook agtëntwintig Synagogen, waar onder die van den Vorst was , wier zuilen van allerlei kleur van marmer was; voor de Kas, waar in men de Wet bergde , v/as een Vierfchaar , waar op de ftoel van den Vorst der Gevangenis en van zyn Huis geplaatst was. Zyn bewind ftrekte zich uit over alle de Jooden, die in Asfyrie, Chaldea en 't Parthifche Ryk verftrooid waren; hy verordende alle de Hoofden der Synagogen van 't Oosten, van waar hyook de noodige onderftandgeldenontving, zoo tot onderfchraaginge zyner waardigheid, als ter betaalinge der fchattingen , die de Koningen van Per/ie hen afvorderden. Dit Ampt was nog in de elfde eeuw in ftand, wanneer het geweldig gekrenkt werdt. DeHoogefchoolen, die zoo beroemd waren, werden geflooten ; het Volk "en de Leerlingen vluchtten naa het Westen, en inzonderheid naa Frankryk, B 4 waar  24 HISTORIE t Boek. XII, HoOfDST r. Boek. XIII. HóOEDST DERTIENDE HOOFDSTUK, Van de Joodfcbe Hoogefcboolen. T^Tat de Hoogefchoolen der Jooden belangt, men " Wil dat zc opgericht werden in den jaare 220 of 230, 't welk zeer wel ftröokt met de voorsz. aanftellinge van den Vorst der Gevangenis; zelfs een Leeraar zynde, en zyn voornaamfte zorg gaande over de betrachting en onderhouding van de Wet, is het te denkèn ,.dat hy zyn gezag ten eerften aanwendde ter oprichtinge eener Hoogefchoole. De oudlte was die van Nahardea, eene Stad op den oever des Euphraats gelegen. Men 'verzekert, dat aldaar een vermaarde School was al van het jaar 185 af; dat een Rabbin , Samtièl genaamd, die daar jong uitgekomen was, en de MhMh geleerd hadt onder Juda den Heiligen te Tiberias, in zyn Vaderland terugkwam , 't bellier van deeze School op zich nam, of dezelve oprichtte. Hy ftorf in 't jaar 150; en de Stad Nahardea ten jaare 278 ingenomen zynde, werdt de Hoogefchool vernield. Wefc waar-ze geduurende eenige jaaren met Veel roems onderweezen. De Hoofden der Gevan genis verloeren hier door, en door de verdere verdrukking der Ongeloovigen, hun gezag; hun naam drong echter door tot de twaalfde Eeuw: doch na dien tyd vindt men 'er geen gewag meer van gemaakt.  PER. JOODEN. 25 Weinig tyds daar na richtte men een Hoogefchool op te Sora, gelegen op den Eaphraat, zestig mylen van Nahardea, alwaar de Jooden wier-j den aangetast door eene zwaare pest, het welk aan die Stad den naam deedt geeven van Matha ]\lgchafïa, dat is, de Stad der yerzoemnge, der genade en barmhartigheid; want een Rabbin, den Inwoóndcron geleerd hebbende eene plaats uit Exodus op te zeggen, zoo werden zy door dit middel geneezen. Daar waren twee Rechtbanken, om den Jooden, die aldaar woonden, recht te bezorgen. Men richtte 'er eene Hoogefchool op in 't jaar 195 , welke des te vermaarder wierdt, vermits R. Huna een haarer eerfte Hoofden was anderen ftoiien deeze oprichting met meerder recht in den jaare 220. Pundebita was eene Stad in Mefopotamie, zeer aangenaam ter oorzaake van de fchoonheid haarer Gebouwen, maar. zeer in opfpraak,om dat haare inwoonders meestal Roovers waren, waarom niemand gemeenfehap met hen wilde hebben, en de Jooden hebben nog het fpreekweerd, dat men van woonplaats moet veranderen, als men een Pundebitaner tot gebuur heeft. R. Chasda, die Amptgenoot van R. Huna geweest was, verkoos die Stad echter in 't jaar 290 , om 'er te onderwyzen; doch deeze Hoogefchool bleef in naam er: luister verre beneden die van Sora. Men richtnv in den jaare 353 twee andere Hoogefchool en op, de een te Naresh, digt by Sora , en de andere te Machujia. Wyders werdt 'er nog een vyfde B $ o\u L Boek. XIII. [OOIDSTj  ZG HISTORIE i. opgericht, ten einde van de zesde eeuw, op eene xin- plaats, genaamd Peruts Sciabbur , alwaar men zegt HooPDST.dat negenduizend Jooden waren. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Van de onderfcheiden Leeraaren der Jooden. L T~\ewyl wy van de Hoogefchoolen en derzelver x°iyK.' Hoofden, (die men niet met de Vorsten HoofDsr.der Gevangenis, fchoon ze ook geen gering deel in 't bellier der Oosterfche Jooden hadden, moet vermengen,") gefprooVpn hebbenj is 't natuurlyk dat we mede een kort verflag doen van de verfchillende Leeraaren deezer Natie, welken men in zesderleië foorten onderfcheidt. De Joodfche Leeraars beweeren, dat God twee foorten van Wetten op Sinaï gegeeven hebbe, waar van Mozes de eene opgefchreeven, en de andere zyner geheugenis hadt aanbevolen, welke laatfte aan 't nageflacht was overgeleeverd door de Leeraaren en Propheeten. Men heeft niet veel moeite, om deeze Overleevering, of mondelyke Wet, yin mond tot mond te doen gaan, zoo lang 'er Priesters, Propheeten en H. Schryvers zyn geweest; doch het baart niet weinig bekommering, om die te vinden van Esdras af tot Juda den Heiligen: nogthans is men niet in gebreken gebleeven, om eene volgreeks van Va. 8 de-  der.'JOODEN. *>.sT. dan toen bekleed door Gamaliël den II. Zyn verfchil met eenen Jofiia was oorzaak zyner afzettinge; doch dewylAkiba van geene aanzienlyke geboorte was, werdt Jofua tot Vader des Raads verkoozen, en Eleazar, de Zoon van Azarids, die, zoo hy gefchat mogt worden, in ftaat was om den Keizer groote lommen gelds te bctaalen, en zich met Gamaliël" vereenigd hadt, genoot met hem de waardigheid van Patriarch. Eleazar, maar agttien jaaren oud zynde, en nog geen' baard hebbende, raadpleegde zyne Vrouw, aleer hy daar toe overging, dewelke vreesde, dat men hem verachten zoude, om dat hy nog geen gryzen baard hadt; doch God kwam hem hier in te hulp , want in een oogenblik zag men op zyne wangen agttien ryën wit hair te voorfchyn komen, zoo dat daar door alle bekommering weggenomen wierdt. TWEEDE HOOFDSTUK. Vervolg derzelve Stoffe. De Jooden , de eer hunner Natie willende ii. verheffen, geeven een groot getal Geleer- Bjj kden op, die na de verdelging des Tempels, enHoopdst. in 't begin van de tweede eeuw geleefd hebben , en aan welken zy verfcheiden voorönderIII. Deel. € ftel-  ft HISTORIE n, ftelde Werken toefchryven. &szet de Groots ii. komt het eerfte voor; hy was de Zoon van, fiooiDST. Hkcanus, een man van aanzien , maar die zoo nalaatig omtrent de opvoeding zyns Zoons geweest was,dat hy,agtè'ntwintig jaaren oud zynde , de Wet niet kende, welke onkunde hem verfcheiden dagen deedt weenen ; doch de Propheet Eüa wees hem een meester aan, waar op 'hy naa Jeruzalem ging, en van Joliaimes, den Zoone Zeekat, zyne gebeden en eenige punten der Wet leerde. R. Jehofiia was de Medgezel van Ëliezer , die aan 't Hof van Trajanus, den Opvolger van Nerva, veel vermogen hadt; dan hy was zoo leelyk en maager, dat de Dochter van Trajanus hem eens vraagde, hoe eene zoo groote wysheid in zulk een morfig vat beflooten konde zyn ? Hier door gehoond, vraagde hy der Piïmesfe, waarom ■zy toeliet, dat men den wyn in aarde vateri deede? Hy raadde haar, dat ze denzelven in zilveren vaten zou laaten doen, 't welk op bevel der Prinfes gefchiedde , maar de wyn wierdt zuur. Trajanus, hier over ten hoogften gebelgd, deedt den geever van dien raad voor zich komen, die, in plaats van te antwoorden, dat hy daar door hadt willen aantoonen, dat men fchatten in aarde vaten kon bezitten, den Keizer vertoonde, dat zyn Dochter hem het eerfte gehoond hadt over zyne leelykheid. Jeksfua hadt ook de kunst van in de lucht te vliegen, uit krachtc van den onuitfpreekelyken naam. Ten deczen tyde biocide ook Simeon Joackides, van  d ë r J Ö O D B n. jJug van wien we ook reeds gefprooken hebben; hy .jj was de Opfteller van het Cabbaliftiek Boek de Ztfuffi■ B Kzyn tydgenoot Eiiezer Ilaggalili , of de Galilc pr, deJkoïpsr. Zoon van J^/i, was ook een Leeraar der Cibuala. Deeze fchreef de tweeëndertig Eigenpthtrpso der Wet, ten opzichte van de tweeëni'ertig ivegen der Wysheid. Daar was nog een ar ',ct Eiiezer 3 Zoon van Jakob, wiens mantel in den Tempel verbrand was, tot ftraffe dat hy daar in gefiaapen hadt; men fchryft hem toe eens Verhandeling over de Maaten des Tempels. Ook leefde toenmaals de Dichter Ezechiël, die den Uitgang' idt Egypteland in Griekfche verzen famenflelde; hy biocide voor den tyd van Clemens van dlexandrie, die hem aangehaald heeft; en dus moet men hem plaatfen op 't einde der eerfte, of i'n 't begin der tweede eeuw. Dc laatfte Geleerde van dien tyd, van v/icn We melding zullen maaken, is de Schryver van het f^spt^tpnt der twaalf Fatrjarcken , die u.en vooronderftelt omtrent denzelfden tyd in Egypte geleefd te hebben. In dit Werk fpreekt hy van de verftooring van Jeruzalem , van verfcheidën bedryven des Mesjias, en zelfs van de Schriften der Euangclisten en Propheeten, welken die dingen gezien hadden. Men vooronderftelt wyders, dat hy van den Joodfehen tot den Christelyken Godsdienst overgedaan was, ep dat hy zich, onder den naam der twaalf Patriarc tie/i verbergende, daar op toelei, om, eenige kemiierkert van zyn' voorigen Godsdienst onder zyne rrophetiën, aangaande 't Leeven en den Dood des C 2 Mes-  SÖ HISTORIE ii. Mesfïas, vermengende, minder bekend te zyn j nEK' wat hier van zy, men houdt zich verzekerd, HoofDST.dat dit Boek den Jooden noch toegefchreeven, noch daar uit eenige bewyzen tegens hen gehaald moeten worden. DERDE HOOFDSTUK. Historie der Jooden tot de regeering van Keizer Adrianus. n. \\EE ZE Natie leefde , federt de verwoesting BinK' van hun Vaderland, in groote elende enverHoofdst.drukking; en gelyk 'er niets is, dat een Volk meer aanfpoort tot muitzucht en ongehoorzaamheid, dan wanneer het in zyn' Godsdienst belemmerd, gehaat, vervolgd en met groote geftrengheid behandeld wordt: zoo is het niet vreemd, dat de Jooden naa hunne voorige vryheid trachtten. Doch zy namen, onder de regeering van Trajanus s den tyd niet wel waar, zynde ftout genoeg om de magt van een zoo grooten Vorst te trotfeeren. Verbitterd door hunne voorige rampen, bragten zy hunne wreeden barbaarschheid zoo verre, als 't mogelyk was; zy openden dit tooneel te Cyrene s eene Stad van Lybia, alwaar ze federt veele eeuwen gevestigd en magtig waren. Zy behaalden in 't eerst eenig voordeel op de Egyptenaars; maar de vluchtelingen de verflagenheid beide en de wraakzucht "m Akxandrk gebragt hebbende, zoo werden  DB* JOODEN. 37 den al de Jooden, die in deeze groote Stad ge- n. bleeven waren, om hals gebragt. B°f f' Schoon nu deeze wederwraak by de JoodenHoomT, van Cyrene ten hoogften verdiend was , waren zy'er echter zoo toornig en woedend over, dat ze ee»en Andreas tot hun hoofd verkoozen, onder wiens geleide zy het platte land verwoestten, en tweehonderd en twintigduizend Inwoonders van Lybia op de flagtbank bragten. Om deeze wanorde uit den weg te ruimen, zondt Trajanus den Overfte Martinus Turbo derwaards, die zulks niet kon doen, dan na de Jooden lang en geweldig bevochten te hebben, waarby hy zelve veel Volks verloor; en Lybia bleef zoodanig ontvolkt door de flagtingen, door de Jooden aldaar aangerecht, dat Adrianus zich genoodzaakt vondt, om Volk, ter bewooning van dat land, derwaards te zenden: deeze opftand gefchiedde in het begin der tweede eeuw, of. in het jaar 115 van onze Tydrekening. Dan deeze wanorde bleef hier niet by; in het volgende jaar ontftonden 'er nieuwe beweegingen jn Mefopotamie; doch Trajanus zondt een Moor, Lu/Jus Quietus genaamd , den grootften Veldoverfte, dien het Ryk toen hadt, derwaards. Deeze boodt den Muitzuchtigen, ingevolge van zyn last, het hoofd zeer dapper, en bra.^t 'er zoo veel van om, dat de overigen den moed verlooren gaven; en dewyl de tegenwoordigheid des Overwinnaars noodig was, om hen in hunnen plicht te houden, ftelde de Keizer hem aan tot C 3 Land-  3? H ï S T O R i E tl tandvoogd van Palestina s op dat hy hef! in 'c qog ^°jeiK- kon houden. ïoofDST. Een nieuw onweer ontfiondt in 't eiland Cyprus, richtende de Jooden aldaar eene flagting aan. van tweehonderd en veertigduizend Inwooners. De jooden loochenen geenfins deeze gebeurtenis; want zy zeggen, dat de Jooden, die zeei talryk op dat eiland waren, zich op al de Heidenen Wierpen , en zulk een algemecne fiagting onder dezelven aanrichteden, dat 'er niet een overbleef. Trajanus bragt ze te onder door zyncn Veldoverfteh Adfidhtn , en vervolgens wierdt hun de komst op dat eiland volftrekt verbooden. VIERDE HOOFDSTUK. Pan dtn cpftdnd der jooden onder Keizer Adrianus. Boek *ivi'aar ^ was ficc'lts een begin van elendc; 'iv.' Keizer Adrianus volbragt hunnen onder- HooïDST.gang5 hen tot zulk een grootenramfpoed brengende , dat ze genciodzaakt waren hun brood te winnen, met het uitleggen van droomen, en goed geluk te zeggen. Zy floegen wederom aan 't muiten, waar van men drie oorzaakenopgeeft. AJ.riahtts hadt hun, gelyk Domitianus en JVerpd, dé befnydenis verbooden -,tcn anderen hadt die Vorst, gelyk wp reeds aangemerkt hebben, Volk ter bewooning naa Jeruzalem gezonden, en bouwde pp haaren puinhoop eene Stad, waar aan hy zyn naam  dei Jooden. 59 naam gaf, en welke hy aan Jupim- Capiiolinus li toewvde. De Jooden, niet kunnende dulden, clK dat hunne Stad door vreemdelingen wierdt l woond, namen de wapens op, en verjaagde; nieuwe Inwoonders, waar door's Keizers oogmerk voor een tyd verydeld wierdt. De derde oorzaak was de heerschzucht van Barchochebas, die zich de Ontroering, welke de twee eerfte omftandigheden in de geiaaoederen te wege gebragt hadt, ten nutte maakte, en het Volk tot den Oorlog deedt befluiten; doch vermits wy hier van de valfche Mesfiasfen beginnen te fpreeken, zullen wy vooraf van dezelven eenig gewag maaken. V Y F D E HOOFDSTUK. Van de Verleiders der Jooden, die zich voor den Mesfias uitgaven. TT^a.ar dc tyd nu gekomen was, in welke het be- H. -L* drog het hoofd vrymoedig dorst verheffen, BoyKliadt Gamalièl niet willen dulden, dat men-zichHooïdst. tegen den voortgang des Christelyken Godsdienst verzettede. Overtuigd door den kwaaden uitflag van twee Verleiders, „Theitdas p zeide hy (*), „ ftondt voor deeze dagen op, zeggende dat hy „ iets was, wien een getal van omtrent vicrhon„ derd mannen aanhing: welke is omgcbragt, en „ allen, die hem gehoor gaven, zyn verftrooid I*) H.iiJel. der Afosi. v: 36, 3r> 3 8 c4  40 HISTORIE ll „ en tot niet geworden. Na hem ftondt op Ju°vEK* j» das de Galileër de dagen der befchryvinge,en Hoofdst.,, deeze is ook vergaan; —- indien nu dit werk uit menfchen is, zoo zal het gebroken worden.» Wy zullen niet onderzoeken wie de eerfte van deeze twee Verleiders geweest zy, maar ons aan de fchikking van den H. Lukas houden. De Oudvader Origenes plaatst ook onder de valfche Mesfiasfen Shnon den Toopenaar en Dofttheus; zy waren beide van Samarie geboortig: Dofitheus was de Meester, Simon de Leerling. De eerfte zeide ftellig, volgens Origenes, dat hy de Mesfias was, by de Propheeten voorfpeld; en, om zich het kenmerk daar van des te beter eigen temaaken, beweerden zyne Leerlingen, dat hy van de dooden was opgeftaan, en dat, zoo hy zich niet voor het oog vertoonde, dit daar uit voortkwam, om dat hy eenige jaaren in een fpelonk verborgen moest blyven. Aan den anderen kant hieldt Simon ftaande, dat hy de groote kracht pan God was, die de Wet op Sinaï gegeeven,de gedaante en beeldtenisdes Zoons, onder Tiherius regeering, aangenomen hadt, en die in 't vervolg op het hoofd der Apostelen was nedergedaald, in de gedaante van vuurige tongen; waar uit men befluiten kan, dat Simon zich niet rechtftreeks voor den Mesfias uitgaf, hy was nogthans het Hoofd eener Seóte. ZES-   DEN" VEXI^BIBBK BARCHOCHBBAS . 3£ SW. g: pG^eU.  der JOODEN. 41 ZESDE HOOFDSTUK. Van den Verleider Barchochebas. THVoch de voorgenoemde Bedriegers hebben, n. -"-^ op verre na, zoo veel geruchts niet ge- B0**maakt, als Coziba , of Barchochebas; hy was,HooFDST. gelyk de anderen, een Roover, die zich, door deeze handteering , meende te verryken , en, door zyn' geweldenaaryen tegen de Romeinen, eenig gezag by zyne Natie te verfchaffen. Om in dit zyn voorneemen des te beter te flaagen, nam hy voor, zich voor den Mesfias uit te geeven, laatende zich noemen den Zoon der Sterre, of Barchochebas , ten einde te doen gelooven, dat hy de Ster was, dewelke Bileam van verre gezien hadt; hy beweerde, dat hy een der fterren des Hemels was, gezonden tot den byftand van 't Volk, en om het zelve der verdrukkinge, waar onder 't zuchtende was, te onttrekken : veelligt was het, om de Jooden in deeze meening te bevestigen, dat hy vuur en vlam zynen mond deedt uitgaan, wanneer hy fprak, 'twelk hy, gelyk de H. Hieronymus zegt, door middel van ontftooken vlas verrichtte. Op dat hy zich nu volkomen naa het vooroordeel der Jooden, die een zegevierenden Mesfias begeerden, fchikken mogt, nam hy voor,om ze van het juk der Romeinen te verlosfen, 't welk, fints den laatften opftand, door dc vervolging van Adrianus, van dag tot dag zwaarC 5 der  4* HISTORIE Boek ^ ^ $**8P*^ in dit VOO'-neemCn WHS 8$g VI ' een Akiba, een man van groeten naam. onder BoosDST.de Jooden, van groot nut: hy was zyn Voorlooper en riep uit: Ziet hier ae fterre , die van Jakob moest uitgaan. Barchochebas nu, de gemoederen genegen hebbende gevonden, om hem te volgen, verzamelde een Heirmagt van tweemaalhonderdduizend mannen, van welkers fterkte en moed by de jooden zeer breed opgegeeven wordt, zeggende, dat 'er niet een onder ware, of hy was in ftaat, om, te paard rennende, een Ce* derboom van den Libanon uit den grond te rukken. Bitbjr wierdt verkoozen tot de Wyk- en Hoofdplaatfe van dit nieuwe Ryk; Eufebius plaatst deeze Stad in de nabuurfchap van Jeruzalem; maar 'er waren twee Steden van dien naam, waar van da eene twaalf, en de andere tweeënvyftig mylen van de H. Stad gelegen was. ZEVENDE HOOFDSTUK. Het begin en de voortgang des Oorlogs van Barchochebas tegens Adrianus. n. TUTanneer nu deeze Verleider zich aldu's va' voor den Mesfias, en den Vorst van zy- HoorosT.ne Natie verklaard hadt, wachtte hy tot dat de Keizer Adrianus uit Egypte te Rome was teruggekomen, eer hy hem den Oorlog verklaarde; dit deedt hy in 't jaar 134 na de geboorte van Christus, en het 17de van de regeering diens Vorr^. De-  pen JOODEN. tfo Dcwyl d'e Jooden in groote verachting wafert, zoo kreunde men zich in den aanvang weinig aan deeze beroerte; alzoo men meende, dat ze, door de Oorlogen van Trajanus , welken nog versch in st geheugen Honden, zoodanig verzwakt wareh, dat ze veel moeite hebben zouden , om hunne roekeloosheid ftaande te houden; dan men ondervondt welhaast,dat men zich misleid hadt. Het getal der Muitelingen vermeerderde; zy vochten met eenen moed, waar uit men hunne wanhoop kon opmaaken: daarenboven voegden zich alle de Roovers der nabuurigc gewesten, uit zucht tot den roof, by hem. Men zag dus, dat Judea niet alleen, maar ook, gelyk XiphHimis zegt, de geheslê darde hl beweeging- ware , waarom men genoodzaakt was andere maatregelen te gebruiken. Barchochebas, die de Romeinen in getal van manfchap overtref, bragt hun veel nadeel toe. Tinpffft Èufus t die éeftigen tyd te voorert 's Keizers Landvoogd in Syriè was geweest, was het nu van Judea; de Keizer, te vooren niet gedacht hebbende, dat deeze muitery zoo groote gevolgen zoude hebben, zondt ftraks aan dien Veldheer een goeden ondefftahd: doch dezelve dikwyls geflagen wordende, deedt sldneiius den Veldheer Jidius Severus, een der grootje Krygsmannen vart zyncn tyd uit 7^Ar/;■ geen flag leeveren, maar hy tastte ze by hoopen aan5 drong lustig op hen in, fneedt hun den leeftocht ?f, en, door deezen weg deovcf' ~ hand n. ÈOEIC VII. rlOOFDST  44 HISTORIE li. Boek. VII. Hocfds: II. Boek, V III. Hoofdj: AGTSTE HOOFDSTUK. 7 Beleg en de inneeming van Bither, de dood van Barchochebas en van Akiba. T^Taar het zeggen der Rabbynen, waren 'er, in die Stad alleen, vierhonderd Col/egiën, in ieder Collegie vierhonderd Leeraaren, en ieder Leeraar hadt vierhonderd Leerlingen, die, verzameld, een groot Leger uitmaakten. Zy ftonden't eerfte geweld der belegering uit,fchoon Ze Hechts gewapend waren met priemen, waar van zy zich bedienden om te fchryven. Barchochebas moedigde alle zyne onderdaanen 'aan, en liet den vermaarden Rabbyn Tryphon ombrengen, om dat hy van overgaave fprak; de Stad werdt nogthans ingenomen, en Barchochebas omgebragt (*). „ Adrianus, wien men ,, zyn hoofd gebragt hadt, was verlangende om „ ook zyn lighaam te zien; maar toen men 't ,, zelve wilde vervoeren, vondt men eene flang 33 om zyn' hals, die de draagers verfchrikte, en „ de (*) G. Horviits zegt, dat deeze valfche Mesfias, na den uiterfien hongersnood uitgeftaan te hebben , met eene groote menigte Joo den omgekomen zy. Hist. Ecclef. & gol. pag. j>. Edit 1666. hand verkrygende, ging hy 't beleg flaan voor Bither, welke Stad hun eene wykplaats ver'ftrekte.  dik, JOODEN. 45 „ de Vorst erkende, dat God alleen dien man „ hadt kunnen dooden." In 't vervolg heeft men echter het bedrog van dien man erkend I dien men vervolgens noemde den Zoon der hugenen. Ondertusfchen waren de Leerlingen, die de Stad zoo wel verdeedigd hadden, met hunne boeken vastgebonden, en in 't vuur geworpen; de flagting, voegt men 'er by, was zoo groot, dat'er meer Volks in deezen Oorlog om het leeven kwam, dan 'er uit Egypte getoogen waren: men vondt op een enkelen fteen de bekkeneelen van driehonderd kinderen. De ftroomen van bloed waren zoo groot, dat ze fteenen van vier pond gewichts zeewaards fleepten , fchoon de zee daar vier mylen van daan was; met een woord, de Inwoonders dier plaatfe mestten hunne Landeryen in geene zeven jaaren, zynde vet genoeg geworden door de doode lighaamen. Om deeze reden hebben de Jooden een Lofzang in hun Liturgie ingelascht , ftrekkende voor den Vastendag, dien men den 18 der maande, die aan de maanden July en Augustus beantwoordt, vierde; in dit Gezang noemen ze Adrianus een' tweeden Nabuchodonozor, en bidden God te gedenken aan deezen wreeden Prins, die vierhonderd tagtig Synagogen vernield heeft. De Voorlooper van Barchochebas, de Leeraar Akiba, werdt met zyn' Zoon Pappus, aan wien eenige Christenen de Zondaaresfe, Maria Magdalena, zonder eenigen grond, ter vrouwe geeven, gevangen genomen; hy wierdt, op last van ii. Boek. viii. loOïDST.  tl JRoik. viii KootLs-, ii. È O E IC. ix. ËÓOEDSI 46 H ï S T O R ï £ van den Keizer, met een yzerett kam revild, en mei hem, zegt de Misnah , vervloog de eer der Wet. '■ Ondertusfchen is het zeker, dat deeze Oorlog een der zwaarfte geweest is. De Romeinen wierden dikwyls verflagen, en verlooren veel Volks; van de zyde der Jooden fneuvelden 'er pyfhonderdtagtigduizend menfehen , en men kon de geetten niet optellen, die door honger, elende en yt vuur pergaan •waren. Na de inneeming van Bither ^ hadden dc Jooden nog vyftig verfterkte Sloten, mitsgaders Krygsvolk, om dezelven te verdeedigen •, maar dewyl de voornaamfte Aanleiders voor 's vyands wapenen hadden moeten bukken, zoo waren de overigen ook zeer verzwakt,en hielden zjchftille. NEGENDE HOOFDSTUK. Keizer Adrlanys voleindigt den opfrouyj van Aelia Capitolina. "jVj" a het eindigen van deezen Oorlog, die in, of na -1 ~ den jaare 134 begonnen was, en twee jaaren •moet geduurd hebben, liet Adrianus de nieuweStad, die hy, al voor den Oorlog, gezind was geweest op dc puinhoopen van Jeruzalem te bouwen, volvoeren. Dé omtrek deezer nieuwe Stad, die hy Aelia Capitolina noemde, was eenigfins vérfchillende van dien der oude Stad ;■ verfcheiden plaatfen, welken eertyds buiten de poorten waren, wierden daar in beflooten: maar evenwel bediende men zich dikwyls van dé gr ondilagén der eerfte  d «.JOODEN. 47 fte Stad. Deeze opbouw gefchiedde geenfins ten gevalle der Jooden j de Keizer beftemde de Stad voor geheel andere Inwoonderen: want hy ver-] .feoodt hun daar ooit -Weder in te komen, en, om jinn 'er een afkeer van te geeven, veranderde hy Jiet gebruik der ovcrblyffels van het oude Jeruzakm. Hy liet de fteenen, die tot den Tempelbouw gediend hadden, tot een' Schouwburg aanwenden , en ,de Beeldtenisfen der valfche Goden itellen op de plaatfen, waar de Tempel geweest, Jesus-Christus gekruifigd en begraaven'was. Eindeiyk hy liet op de poort, waar dooi" men naa Bethkhem ging, de gedaante van een Varken plaatfen, om hen van de komst in Jeruzalem af te fchrikken; want hy wist, dat zy dit dier, van *t welke de Wet hun het gebruik verbooden hadt, haateden, en dat zy geloofden, dat de poort, door deeze gedaante, bezoedeld en ontheiligd was, De Keizer deedt daarenboven, om de Stad des te zekerder van haare oude Bewoonders te ontleedigen, een groot gedeelte van dezelven op de Terebinthifche Markt verkoopen, zynde Terebinthe de plaats, waar Abraham zyne Tente nederfloeg, en waar hy de Engelen ontving, 't welk haar eerwaardig maakte. De Jooden wierden daar voor den prys van paarden verkocht, en die geenen hunner, welken niet verkocht konden worden, wierden op eene andere Markt,die XAGaiaWierdt gehouden, gebragt.- Dit eie^dj,g VoUs y£rzj^el^e zich, en kwam, ten tyde van den H.Ui:ronym:!s, van de Romeinfche Krygslieden de vryheid koopen, -om Jeruzalem te zien; men zag de Vrouwen., de li. Boei;. ix. loOlDS*.  4' H I s T O Rgri e. tl de Grysaarts met gefcheurde kleedercn, overlaafx.K' den van jaaren, en met de traanen in deoogen, HooFDST.den Olyfberg beklimmen, en de puinhoopen van den Tempel beweenen. De Krygslieden maakten zieh den eerbied, dien de Jooden voor de vervallen overblyffels van de H. Stad hadden, en de geftrengheid , welke Adrianus hadt gehad, van hen voor altoos de intrede daar van te verbieden, langen tyd ten nutte; want men verkocht hun het gezicht van die plaats zeer duur, zoo wel als de vryheid om eenige reukwerken te fpreiden op een' fteen, die aldaar was. Ook liet Adrianus een groot deel van deeze gevangenen vervoeren naa Egypte, alwaar ze grootelyks in getal toenamen; doch het Joodfche Land werdt nogthans zoodanig van zyne oude Bewooners niet ontleedigd, of daar bleeven 'er altoos nog eenigen, hoewel arm en elendig: de Patriarchen woonden in dat land, daar waren nog vermaarde Schooien in Tiberias, en Leeraaren, welken Origenes gezien en geraadpleegd hadt. TIENDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Oosterfche Jooden, geduur ende deeze beroertens. ii. T~"\E Jooden, die het Oosten bewoonden, waBoek. J_J ren vcel gelukkiger_ de keizer Trajanus Hooipst. hadt tot Mefopotamie toe tegens hen geöorlogd; maar zoo ras Adrianus ten Rykszetel was geftee- gen^.  der JOODEN. 49 gen, cn eenen weinig eerlyken Vrede beven ee- tt nen onzekeren Oorlog verkoozen hadt, bewillig- B°BS:" de hy, dat de Euphraat ten grcnspaale zoit ver-Hoötdst. ftrekken aan het Roomfche Ryk. Dus hadder de Jooden van dat land geen deel aan den Oorlog, welken die Vorst tegen hunne Broeders voerde; wel is waar, dat 'er eene famenfpanning onder drie foorten van lieden wierdt gevormd: eenige Bewoonders der nabuurige Gewesten, door de zucht tot buit, en door den eersten uitflag, die gelukkig was, aangemoeoigd , vervoegden zich by hunne oude vyanden, om de Romeinen te beftryden. Veele Jooden van de andere Gewesten des Ryks , die altyd naa hunne Vrvheid haakten, en de gelegenheid zochten om dezelve te herkrygen , maakten zich deeze ten baate; veelligt kwamen 'er zelfs van de verfte plaatfen, en van den anderen kant des Euphraats, tot bvftand hunner Broederen: 'c getal der dooden dep derhalve boven de zeshonderdduizend, welk getal men in Judea alleen niet hadt kunnen vinden, na het geene onder de regeering van Trajanus voorgevallen was. Men kan nogthans niet zeggen, dat Adrianus zelf den Oorlog tot in 't Oosten toe gebragt hebbe, en den Ephraat over gegaan zy; want hy week naa Tivoiy, alwaar hy zich verder haatlyk maakte door de wreedheden, welken hy daar oefende. III. Deel. D ELF-  50 HISTORIE ELFDE HOOFDSTUK. Van de Leerlingen van Akiba, en andere Geleerden der Jooden van dien tyd. n. \ kiba, verzekert men, tiet een groot aan- Boek. r\ T ... ' , rt xi. taI Leerlingen na, die niet alleen door hunHoofDsx.ne geleerdheid, maar ook door hunne deugden uitmuntende waren. Juda 3 de Zoon van Elai3 zondigde nooit geduurende den loop zyns leevens; hier ïüt komt het voort, dat, wanneer men van eenige goede daad fpreekt, zonder den verrichter daar van te noemen, men hem dezelve toekent: onder zyne Natie ging hy door voor den Vorst der Redemaren. Hy werdt het Hoofd eener Hoogefchoole , en maakte eene Verklaaring over Levitkus , welke men het Boek by uitfiek noemt. Hy vastte byna 't geheele jaar door, leevende van Beetwortelen, en geenen wyn, dan op de Feestdagen, drinkende Chanina, de Zoon van Chachinai, ftelt men in 't getal der Richteren , die ten dien tyde hunne Rechtbank te Japhne hadden. Hy was jong toen hy trouwde, maar verliet zyne Vrouw ter leerïnge van de Wet, waar in zyn yver zoo groot was, dat, toen hy naa zyn huis teruggekeerd was, hy noch hetzelve, noch zyneVrouw herkende. Een ander Leerling van Akiba, met naame Eleazar Chistna ,was een zoo groote Rekenkonstenaar,d<7; hy de droppels water 3 die in de zee zyn,telde. Jochx-  DER JOODEN. 51 Jochanan Hasfandalar, die ook onder de regee- 11. ring van Adrianus leefde, zeide: dat alle verga- Pvj*' deringen, in den naame Gods gevormd, JiaandeUooiosT. bleeven, maar dat de anderen te niete gingen; om dat de deugd de ziel der Byëenkomsten is, en de knoop, die ze famenbindt; maar de ondeugd verderft ze en brengt ze ten gronde. De voortreffelykfte nogthans van Akiba's Kweekelingen was de vermaarde Meir, welken naam men hem gegeeven heeft, om dat hy het'Licht der Geleerden was, en de oogen zyner Leerlingen opende. Dojithay, of Dofitheus, was een van Meir's Leerlingen, en men rekent hem onder 't getal der Thana'iten. Somechus, de Zoon van Jofe, een ander Leerling van Meir, was zoo bekwaam, dat hy op ieder vraag, die men hem deedt ,agtenveertig redenen gif. Ckelpeta, een Burger van Tfipporï, hadt twee Zoonen, die door Meir onderweezen werden, waarvan J ófe zich het vermaardst maakte. Keizer Adrianus verbande hem uit T'.b. rias naa dc plaats van zyne geboorte, waar de Geleerden niet,gelyk op de Hoogefchoolen, geëerd werden. Aldaar oefende hy 't ambacht eens Leerbereiders; hierom hebben de Jooden , ziende dat de meesten hunner Leeraaren niet dan Werklieden waren, hunne fchande in eer veranderd, door eene Wet te maaken, die den Rabbynen verordent een ambacht te leeren; doch ten dien tyde deedt men het uit nooddruft. Zyn Broeder Simon ontmoette een hongerigen Leeuw, die hem verfcheurd zou hebben, byaldien God geen brood hadt doen regenen, 't welk D 2 de  52 HISTORIE BoiK. dC LeeUW boven ^ Ligliaara va.n Simon verkoos, xi. ' Hy was zoo arm, dat hy niets hadtom den SaoHoorns*tath te vièrèrf, waar over hy aan 'God zyn leedweezen toonde,die een kostbaarért fteen van den Hemel in zyn' handen deedt' vallen. Hy verpandde dien zeer ras aan een Juwelier; maar zyne Vrouw, het gedrag haars Mans niet goedkeurende, beval hem Gode den fteen wederom te geeven : hy keerde in dc daad weder naa de plaats, alwaar hy hem ontvangen hadt, en boodt God denzelven aan, die door een tweede wonderwerk, grooter dan het eerfte, den fteen wedernam. Met zoo veel geest en 'fmaak redeneefen de Jooden van hunne Leeraaren; voor het overige leefde hy ten tyde van Judah den Heiligen, onder de regeering van Amotnnus en de volgende Keizers; ook was 'er toen nog een andere 'Si. won, Zoon van Eleazar , van wicn niec minder wordt gebeuzeld. TWAALFDE HOOFDSTUK. Antoniuus de Godvruchtige doet den Jooden den Ourlog aan. Boek Qchoon de Jooden by Antoninus meer dan by xu zyn Voorzaat begunstigd wierden. bleef die iïoofDST-bcgimftiging nogthans niet beftendig; want hy deedt hun den Oorlog aan, om dat ze tegens hem cipgeftaan waren. De oorzaak hier van was deeze. Het  eer JOODEN. 53 Het verbod van Adrianus tegen hunne befnydë nis was nog in volle kracht, en hier in hatfi ze eenen Keizer gehoorzaamd, die hen, do fnelheid zyner overwinningen en' het gs zyner wapenen, daar toe gedwongen haat; doch zy konden niet op zich verkrygen, om langen tyd van dit Verbondsteken van hunnen Godsdienst verftooken te blyven: zy verzamelden zich zoo ras zy konden , en wilden Antoninus gewapenderhand dwingen, om 'hun: deeze vr'yheid weder te geeven. Dan de Jooden hadden het te kwaad; Antoninus verfloeg ze, doch na 'dat hy ze verflagen hadt, hergaf hy hun het voorrecht van zich te befhyden. Van dit voorrecht wierden de Samaritaanen, die denzelven Godsdienst beleeden, verftooken, gaande alleen den Jooden aan ; daarenboven wierden de Nieuwbekeerden 'er ook van uixgeflooten, en 't was niet geoorloofd zqodanigen te maaken. Ook was, zegt' men,' by deeze wet niet verbooden van zich een Befnedenen te laaten maaken, maar zy verboodt den Genccsheeren alleen, op dooditraffe, de kinderen gelyk de Jooden te befnyden. Niettegenftaande deeze toegcevendheid van Antoninus, werden dc Jooden nogthans zeer hard behandeld; want JuplvM; de Martelaar zegt, dat men hunne Steden, Burgtcn , Oogsten verbrandde, en hun belette in de i-L Stad te komen. D * DER-  54 HISTORIE DERTIENDE HOOFDSTUK. Onderhandeling van Juftinus den Martelaar met den Jood Tryphon, en de tyd van dezelve. II. rpEN dien tyde hadt JuRinus de Martelaar een xni' onderhandeling met den Jood Tryphon. De HooiDsr. Jooden fpreeken van een vermaarden Rabbyn, Leermeester, of Amptgenoot van Akiba , dien men Tryphon noemde , en met wieri, naar de meeninge van Lightfoot, de voornoemde Oudvader redetwistte. Hy was niet alleen ryk, maar ook liefdaadig; want men verzekert, dat, Akiba met de zorg der armen belast zynde, hy hem vierduizend gouden kroonen gaf, die hy in eenen dag omdeeldc. Tryphon vermaande de menfehen om de heiligmaaking te verhaasten, overmits de konst lang , maar H leeven kort is; God eischt het, en de belooning zal overvloedig zyn; nogthans leerde hy: ,, dat de mensch niet verplicht „ is de gehecle Wet te volbrengen;.zoohy Hechts „ zyne vermogens infpant, ten einde daar een ,, gedeelte van te weeten, hy niet zal nalaaten s, eene groote belooning te ontvangen." Men leert ook van hem, dat men ten dien tyde den naam der vier Letters niet meer uitfprak; de naam van Jehovah is onuitfprecklyk , om dat hy, zonder dubbelzinnigheid , het Weezen van God  der JOODEN. 55 God (*) uitdrukt , terwyl dat de andere naa- n. men hem niet dan door zyne eigenfchappen doen kennen. De Geleerden daarenboven waren hetHooïDsr. niet eens over de uitfpraak van denzelven; maar hier kwam nog by,dat de Godloozcn, welkers getal na den dood van Simeon den Rechtvaerdigen vermeerderde, daar een misbruik van maakten, waarom men ophielt denzelven uit te fpreeken. Tryphon, verzekert men, na de nederlaag van Akiba in Griekenland gevlucht zynde, tradt met Juflinus in onderhandeling; maar behalve dat de Jooden weinig kennis aan hunnen Tryphon hebben , fchynt de geen, die met Jufi'mus den Martelaar redetwistte, de hoedanigheid, noch de geleerdheid , van een Leeraar gehad te hebben. Hy redetwist zwakkelyk, en antwoordt by na niets .op de Godfpraaken, die men aanhaalt; dus was deeze Jood veeleer een onbeampt perfoon, die, door de verwoesting van zyn land, genoodzaakt was van plaats tot plaats te vluchten, eerst naa Corinthen en vervolgens naa Ephefen , alwaar Juftinus hem ontmoette. Wat nu den tyddeezer onderhandeling betreft, men bewyst uit drie kentekenen, die zeer voldoende , maar niet van ons bellek zyn , dat ze gefchied is in, of omtrent den jaare 155 na Christus geboorte; zy was daarbenevens vruchteloos, dewyl elk in zyn gevoelen bleef. VEER- (*) Men noemt deezen naam Schim Hammephorash, nomen expofitum , om dat hy de Weezenjlykheid van God uitlegt. De Hedendaagfche Jooden hebben nog zulk een grooten eeibied voor deezen naam, dat ze hem niet zouden willen uitfpreeken. D 4  56 HISTORIE VEERTIENDE HOOFDSTUK. Dood van Antoninus, en de Oorlog van Keizer Aurelius tegen de Jooden. Boek l\/TARCtTS Antoninus kort daar na,teweex i v.' ten, in den jaare 160, geftorvenzynde, fteeg KooiDST-Marcus Aurelius ten Rykszetel. Deeze Vorst was wel uit den aart zagtzinnig, maar de Jooden hadden des niettemin verfcheiden onheilen onder zyne regeering uit te ftaan. Aurelius hadt zulke "kwaade gedachten van hen, dathy, op een tyd door Judea trekkende, om naa Egypte te, gaan, uitriep, dat hy 'er Volken hadt gevonden, zoofnood als de Marcomannen en de Sarmaaten, die woeste Volken, welken onder zyne regeering 't Romeinfche Ryk een' blocdigen Oorlog aandeeden, en 'er een groot deel van verwoestten. Daarenboven waren 'er twee nadcelige omftandigheden voor de Jooden. Vofogefis, 'Koning der Parthen, maakte toebercidfelen tot den Oorlog in den tyd, dat Antoninus den geest gaf, en begon dien weinig tyds na zyn dood, doorhetdoen van geweldige ftrooperyen. Severianus , Landvoogd van Cappadocie , zich daar hebbende willen tegenftellen , kwam met zyn geheele Leger om. De Parthen , vervolgens naa Syrië trekkende, richtten 'er groote verwoestingen aan. De Oostcrfche Jooden, die Onderdaanen der Parthen e.n vyanden.van de Romeinen waren, voegden zich by hen. .en vergrootten aldus 't getal van der-  der JOODEN. 57 derzelverKrygsbenden. Aurelius zondt zyn Ampt- m genoot, L. Verus, met de beste Bevelhebbers des B°f/; Ryks; maar hy bleef te Antiochie,alwaar hy ziehiioo/as^ der wellust overgaf, en zyne Bevelhebbers den Kryg liet voeren. Casftus , die aan hun hoofdwas, verfloeg Vologefes, dreef hem al vluchtende naa zyne Hoofdftad Ctefiphon, welke hy innam, en 't Paleis der Koningen vernielde. Babylonie, welke nog eenig aanzien maakte, Mezopotamia en de landen van Medie, alwaar zoo groot een getal Jooden waren, wierden verwoest-, Seleucie, op den oever van den Tlger, gaf zich vrywillig over: dan de Romeinen, het Verdrag van overgaave gefchonden hebbende, vermoordden daar vier- of vyhnaalhonderdduizend menfehen. Eindelyk volgens het Vredeverbond, 't welk eerst vier jaaren na 't begin des Oorlogs geflooten wierdt, bleeven Mezopotamie en Osrho'éne den Romeinen onderhevig; zoo dat de Jooden van dit land nogmaals onder derzelver gehoorzaamheid kwamen. VYFTIENDE HOOFDSTUK. De zucht der Jooden tot oproer, en hunne haat jegens de Christenen. I^assius, die het Oosten verliet om de Sar- II. ^ maaten te beftryden, fier op zoo veele kloeke daaden en overwinningen, die hem onder hetHooFDSTgetal der Helden fielden, aangezet (*), zegt r*s . r nien, (*) 't Jaar tjf'. 0 5  58 HISTORIE ïl. men, door Fauftina, Gemaalinnc van Marcus AuXEV*' reliuss welke hem Keizer maaken wilde, ten einSooFosT.de hem, na den dood van heur Gemaal, dlb zy meende te kwynen,te trouwen; nam den naam van Keizer aan in Syrië 3 waar van hy Landvoogd was; 't gerucht hebbende doen löopen, dat de troon, door het overlyden van Marcus Aurelius 3 ledig was. Zyne regeering was niet anders dan een droom ; want zy duurde niet langer dan drie maanden en zes dagen. De Jooden echter, die maar gelegenheid tot beroerten zochten, het vuur in de nabuurfchap aan 't branden ziende, bleeven niet in gebreke 't zelve nog meerder te ontfteeken, voegende zich by de "Wederfpannigen. Marcus Aurelius verleende vergiffenis ann-de kinderen van Casfius, wiens hoofd men hem gebragt hadt, en fpaarde 't bloed der Raadsheeren , die in de famenzweeringe getreeden waren; zelfs liet hy zyne Brieven verbranden, om ze niet te kennen: maar den hoon, hem door de Jooden aangedaan ,■ kon hy niet verzetten, en, om ze daar voor te ftraffen, ver"ïlieuwde hy de Wetten , wélken Adrianus tegefïs hen hadt afgekondigd, 't Zy evenwel dat de Wetten kwaalyk ter uitvoer gebragt werden, inzonderheid in Azie , waar de Jooden talryk waren, en 't welk verre afwas van Rome, of dat ze de vryheid kochten , om den Christenen te mishandelen; althans zy maakten zich in dat land uitmuntende door hunnen haat. Juflinus de Martelaar hadt hun reeds de uitwerkingen van dien hartstocht, die dikwyls uitbarstte, verweeten; doch  der JOODEN. go doch zy lieten dien nogthans blyken in Smyma by ll den Marteldood van Polycarpus; want zy voeg B£yE' den niet alleen hunne ftem by die der Heide-u°°ïdst' nen, om op de Schouwplaats te roepen: 9i h een godlooze; maar zy waren de yverigften rondom zyn houtftapel. Zy vervolgden dien grooten Man ook nog na zyn dood, den Rechter verziekende , den Christenen zyn- dood lighaam niet te geeveh, onder 't valsch voorwendfel, dat zy het aangebeden, en Jesüs Christus om hem verlaaten zouden hebben; eindelyk deedt de Hopman van de Wacht, de verwoedheid der Jooden op dit doode lighaam ziende, 't zelve tot asfehc verteeren. Dit voorval wordt door den Kardinaal Norh op 't Jaar iöó geplaatst. Deeze beweegingen konden by een opgerooid gemeen veroorzaakt, en toegelaaten zyn geworden door den haat, dien men op de Christenen hadt;doch daarom is het niet minder waar, dat de Jooden binnen Smyma eene groote vryheid van geweeten genooten , nademaal zy de Schouwplaatfen bywoonden, èn zich van de Heidenenafzonderden. ' ZESTIENDE HOOFDSTUK. . Zonderlinge bekeering en Doop van eenen Jood. TT ft was in deezen tyd, dat de buitengewoo- ir. ne bekcering en doop van eenen Jood voor- ^Pyj" viel. Een man van deeze Natie, onder de re-HooFDsx. gee-  Gq HISTORIE II geering van Marcus Aurelius, met Christenen in xV*' eene woestenye reizende, werdt door een' zoo HoofDjT.hevigen dorst overvallen, dat men meende, dat hy het bederven zoude. Hy hield zoo nadruklyk aan om den doop, dat het de Christenen, die volftrekt geen water hadden, verlegen maakte; doch een van hen voorzag daar in door zand te neemen, 't welk hy op het lighaam van den bekeerden Jood wierp, fpreekende deeze VerbondsWOOrden uit: Jkdoopeujn den naam.,des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geests. De Jood wierdt door deezen nieuwen doop gezond, en ging tot aan de Stad Alexandrie. Diomfius, die daar toen Bisfchop van was, wierdt van 't voorval onderricht, en geboodt, dat de Jood niet water herdoopt zou worden, , Nicephorus voegt 'er by, dat een gelyk geval onder Athanafms gebeurd was, en. hy heeft 'er nog een derde voorbeeld aangehecht, het welk ten zynen tyde te Conjlantinopolen. is gefchied. .Eenige Kinderen baadden zich aan den Zeeoever, en kreegen in den zin, om een kleinen Jood, die by hen was, te doopen ; na den doop maakten zy hem van den flip van zyn rok eene foort van helm , en gaven hem in de hand een ftok, in plaats van een waskaars. Hier op geleidden zy hem met ftaatfie, al.zingende, naa eene Kerk, waar zy ingingen, het gewyde Brood, of Heilige Gaaven, ontvingen, waar de Jood gelyk de anderen van nam. - De zaak maakte gerucht; de Jooden wierden 'er door ontroerd : de Bisfchop ■ van Conjlantinopolen wierdt 'er van onderricht. Men  per JOODEN. fa Men ontboodt het kind, dat, niettegenftaande il de tegenkantinge van zyne ouders, verfcheen; B°yf; men vervulde 't geen aan deszelfs doop ontbrak ,Hoosd'sï£ en men maakte van het zelve een Priester , toen het den vereischten ouderdom hadt. Wy zullen de waarheid van het voorverhaalde niet onderzoeken , maar alleenlyk zeggen, dat Dionyfius eerst na den dood van Keizer Aurelius gebooren is, en dus kan hy geen'Bisfchop van Alexandrie zyn geweest. Indien de gemelde voorvallen waar zyn , moet men 't eerfte in de zevende Eeuw plaatfen, en het andere ten tyde van Nicephorus. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Van de bekeering van Hegefippus. TToewel veele lieden twyfelen aan de be- ll JLJ- keering van Hegefippus, komt men daar in xVu echter over een, dat hy een Jood ware, en menHooFB««! betwist niet, dat hy het Christendom omhelsd hebbe. De verloochenaars der Drieëenheid eisfehen hem op als een man,die Hechts de helft van den weg hadt afgelegd, en die, de grondftelling der Eenheid van God, die hy met de melk ingezoogen hadt, niet konnende verlaaten, by de geZinte der Ebionieten,die de Godheid des Zoons loochenden, bleef; hier van daan komt het, dat men hem den Joodfchen Christen (*) noemde. Hy bedienen Judaica • Ctrittiamu.  62 HISTORIE ii. diende zich niet dan van 't Hebreeuwfch.fi Euarixvu. geliuni, dat den Ebionieten eigen was; doch de' HooFDsr.bewyzen, die men tegen hem te berde brengt, zyn zeer zwak. 't Geen,dat uit het Euangelium der Nazareè'ers wordt aangevoerd, is Valsch; zeggende Eufebius alleen, dat hy verfcheiden dingen, uit het Hebreeuwsch en Syrisch Euangelium, en uit de operleeveringen der Jooden, die niet gefchreepen waren, gehaald, uitgegeeven hadt. Men zou dan moeten befluiten, dat hy Jood gebleeven was, om dat hy zich bediende van de'ongefchreeven overleeveringen der Synagogen, gelyk men befluit, dat hy een Ebioniet was, om dat hy fomtyds het Hebreeuwsch Euangelium heeft aangehaald. Het is derhalve beter, dat men ftelle, dat hy de Leere, die te Corinthen en te Rome aangenomen was, volgde; want hy zelve zegt, dat hy naa Corinthen trok, waar de Kerk ftandvastiglyk gebleeven was by de zuiverheid van 't geloof, en dat Primus, die 'er toen Bisfchop van was, hem groote vertrooftingen gaf, door de fa~ menfpraaken, die zy hadden, over de Waarheid. Hy trok van daar naa Rome, en bleef altyd verè'enigd met de Bisfchoppen,die ten dien tyde den ftoel bekleedden. AGT-  der JO.O DEN. 63 AGTTIENDË HOOFDSTUK. Van de verfchillende gezindten onder de Jooden. Van de bekeering tan Hegeftppus fpreeken il Hf. daarom, vermits hy ons leert, dat xviii; de Jooden overleeveringen hadden, die ten zy-HooFBST' nen tyde nog niet gefchreeven waren, 't welk nog een bewys opleevert, dat Juda de Heilige de Misnah niet famenftelde , dan onder de regeering van Commodus (*) , nademaal ze nog niet uitgegeeven was ten tyde van Hegejïppus, die onder Marcus Antoninus leefde. Hegejippus fpreekt ook van zeven gezindten onder de Jooden, waar van de vier vermaardfte waren de Samaritaanen, de lJharizsën, Sadduceën en Esfeën, voegende de Galileërs daar by; deezen waren de naavolgers van dien beruchten Judas, die, ten tyde van de Befchryving, onder Augustus gefchied, opgeftaan was, en niet wilde, dat men de Keizers voor meesters erkennen, en hun de fchatting betaalen zoude. Deeze geest van oproer was nog in weezen, en het waren deeze Scheurmaakers, die de verfchrikkelyke beweegingen, die den val der Natie hadden helpen verhaasten, veroorzaakt hadden. De Hemerobaptisten , of Dagdoopers , hadden, volgens Epiphanius, alle de dwaalingen der Pharizeên en Sadduceën vereënigd; doch wy kunnen C*) 't Jaar 180.  64 H I S T O R 3 L n. 'nen niet zien waarom men deze1 ven daar mede5 xvm. befchuldigt ; want hun naam toont alleen aan, HoofDsr.de zorg, die zy hadden, om zich dagelyksch, of ieder dag verfcheiden maaien, te wasfehen. Eindelyk ftelt Hegeftppus de Masbotheërs onder de Joodfche gezindten. Deeze Sedte vormde zich na den tyd van Jesus-Christus; want zy is niet bekend in 't Euangelium,nochbyeenigouder Schryver. Men ontdekt hun waar gevoelen in de Pausfelyke Buiren ; zy loochenden de Voorzienigheid , en geloofden, dat alles by geval gefchiedt: zy verwierpen ook de onfterfelykheid der ziele. Dus waren de 'Masbotkeërs een tak der Sadduceën, gelyk de Hemerobapiisten uit de Pharizeën gefprooten waren. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Van nog een/ge andere Joodfche Gezindten. BoÉ'k EHEEt anders is het denkbeeld, 't welk xix.' Juflinus de Martelaar aan Tryphon gaf van de Hooidst. verfchillende gezindten, die de Jooden zynes tyds verdeelden, fchoon hy een tydgenoot ware van Hegeftppus. De Es/èën ftilzwygende voorbygaande, maakt hy gewag van drie gezindten,de Ge~ nisten, Meristen en de Hellenisten; men zegt dat de Genisten daar uit hunne eer haalden, dat ze van Abraham», den Vader der Geloovigen , afftamden. De Meristen verdeelden de Schriftuur, en na-  der JOOD E N. é§ ruimen alle de Propheeten niet aan, omdat ze door it, verfchillende geesten ingeblaazen waren. De RelSenisten begonnen ook een nieuwe gezinte teHooiDST, maaken, federt de overwinningen van Alexander dm Gr bot en; men gaf ze dien naam^ om dat ze onder dc Grieken vermengd waren, derzelver taal fprakc'n , en dc H. Schriftuür, toen ze vertolkt was, in dezelve lazen: dit was derhalve 't eenigftc onderfcheid , 't welk men vindt tusfeheh hen en dc andere Jooden, met'de welken zy denzelfden Godsdienst hadden, dezelfdë Plechtigheden, dezelfde Offeranden. Einde van het Tweede Boek, ill Deel f Kiê*  66 HISTORIE DER JOODEN, DERDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Burgeroorlog tmfchen de Jooden en Samaritaanen; Keizer Severus zegepraalt over Judea. b l%. TT EN Arabiesch Schry ver verhaalt, maar men weet H 1 niet °P welken grond» dat al in 't eerste jaar l00ICST-dcr regeering van &ww, een Burgerlyke Oorlog ontftondt tusfehen de Samaritaanen en de i Jooden; zy keverden elkander eenen bloedigen veldJlag, na denwelken men van oyederzyden veele dooden telde (*): alleen!yk weet men, dat 'er ten dien tyde een Hoofd der Dieven was, Claudius, genaamd', die met een Bende gewapend Volk het platte land afliep : hy verraste zelfs den Keizer, dien hy groette even als of hy een der Hoplieden van zyn Leger was geweest, en maakte zich,na deeze verasfing, t'zöek, in dier voege, dat men hem niet kondc opfpeuren. Zoo nu de Krygslieden van Claudius Jocden waren, gelyk hy, is het zeer waarfchynlyk, dat ze de Sa- (*) Alhuph. Dyx. fag. 79;  der JOODËN. 6? Samaritaanen in hunne landen met meer woede Ui. pionderden , en dat deezen hunne ftrooperyen B°jE!C* trachtten te weeren en dit heeft Alhtpharages^00^^ genomen voor een Burgcroo: log. Pescemius Niger, in Syrië tot Keizer uitgeroepen zynde ( ' ), poogde hy Judea, dat digt by was, zich voor hem te doen yerklaareö; maar ihdit Volk eene ónfeheudbaare getrouw heid voor Severus vindende, deedt hy hun zoo veel leeds> als de kortheid van zyn bewind het kontje -toelaaten. Severus was in 't eerst zoo gevoelig niet over dien dienst , als hy zyn moest; ten anderen hielden hem gewichtiger zaaken bezig: Want hy was genoodzaakt om den Oorlog in het Oosten tegen Trologefes , Koning der Parthen, te voeren (f ). De Jooden, die tusfehen den Tiger en Euphraat in grooten getale waren, hadden by deezen Oorlog veel. uit te ftaan; Adiaiene, waai* Van de Koning, in 't einde der voorgaande, of in 't begin van deeze Eeuw., belydenis van den Joodfchen Godsdienst hadt gedaan , werdt verwoest : Babylonie en Seleacie : werden ingenomen. De belegering van Ctefiphon was van langen duur; maar eindelyk ftormenderhand ngenomen zynde , liet men een gedeelte der lnwoonderen over den kling fpringen, en men voerde van ■ daar honderdduizend gevangenen mede. By zyn'terugtocht trok Severus in Judea; men vindt niet aangetekend, of hy daar eenig Krygsvolk op" de been (*) 't Jaar 194(t) I» 't jaar j9j. E 2  68 HISTORIE. Bo"k been VOüdt' dan ofdc ftl"oopingen van Claudius, t. die met een Bende Booswichten 't platte land Hoofbst. afliep,genoeg waren, om zyn Zoon de zegepraal toe te ftaan : maar Eufébius zegt ftellig, dat Se■verus den Samaritaanen en Jooden den Oorlog aandeedt. De Raad daarenboven , vermengende het geen de Vader in Syrië 3 en dc Zoon in Judea gedaan hadden,gaf last tot een Joodfchc Zegepraal. TWEEDE HOOFDSTUK. Voorrechten door den Keizer aan de Jooden toegejïaan. B111'- T/"EIZ:ER $eperUs niaakte op deeze reize vern.K' AV fcheiden Wetten, die Paleftina aangingen; Hoogst, een van dezelven verboodt een Jood te worden: hy liet aan deeze Natie de vryheid, om hunne Kinderen te bcfnyden; maar verhinderde dat ze geene nieuw Bekeerden maakten, en deeze Verbondstekenen aan Vreemdelingen gaven. Zy hadden een woonplaats in Gr.: . m ra bet srbi I van in Jeruzalem te woont n « i , ig [n v .. Q onder de regeering van Se* ... t fc halve niet twyfelen, of d. Keizei verkJ zich tegen deeze Natie, gei snde dc eerfte jaaren van zyne regeering. Doch hy begunstigde ze in \ v.■: i |gj3 hanus geeft daar van voor red n, d ; \ i • erkende , dat 'er zeer aanzienlyke KedéN onder «ceze Nane waren; maar men kan daar nog twee an-  der JOODEN. 69 anderen by voegen: de eene de getrouwheid, die in. ze in de raedeftrceving van Pescennhts Niger, ge- Bo,j'ctoond hadden , en de andere dat, dewyl Seve-Ü.?ïsr. rus ten hoogden gierig was, de aanzienlyke perfionen der Natie zyne befcherming en gunst gemaklyk, boven de Christenen, kochten. Dit is niet Hechts eene gisfiijg'; want de Historiefchryvers bekennen , dat hy geen inbreuk deedt op hunnen Godsdienst, tn hun toeflondt Ampten te bek/eedeu; hy lei hen groote fchattingen op, en belaadde ze met verfcheiden lasten. Daar is een andere Wet, gemaakt onder Seve* rus, behelzende, dat de Voorrechten der Jooden, zich niet verder uitflrekkende dan tót de zaaken, die inbreuk op hunnen Godsdienst zouden kunnen doen, zy lot de voogdy der Heidenen, gelyk anderen , zouden benoemd worden. Om nu de Voogdyfchap te Rome te oefenen , moest men een Burger van die groote Stad zyn; de vreemdelingen waren 'er buiten gcflooten. De Jooden wierden dus aangezien als Roomfche Burgers; zy waren verkiesbaar tot ampten en verfcheiden bedieningen; en dit onwederroeplyk plakaat werdt lange jaaren onderhouden : maar Leo fchafte het eindelyk af. Daarenboven was 'er een fprcekwyze in dc Wet van Severus, die dezelve dubbel voordcelig maakte ; want, den Jooden het genot van alle de voorrechten der Burgeren van Rome geevende, liet men hun de vryheid, om de ampten van het Hof, en om Vroedfchapte worden, afteflaan; omdat, zoo 'er al een eertrap in deeze ampten was, zy nogthans te lastig waren. E 3 DER-  70 HISTORIE D ER DE HOOFDSTUK. De baldaadigbeid der Jooden tegen de Christenen té Carthago. ni. TTAeeze befcherming beurde hunne ncdcrgefla- *ul' §en ho?e weör °P i na ?'00 vceie rampen Hpopdst. uitgedaan te hebben, zich door Severus befchermd ziende,geloofden ze, dat Daniël een zoo gunstige omftandigheid voorzegd hadt: maar deeze voor-* deelen maakten hen baldaadig tegen dc Christenen, die by den Keizer wierden vervolgd. Tertullianas, die ten dien tyde'zyn Verdeediging voorde Christenen fchreef, vondt zich zeer gehoond, een man van deeze Natie te zien, wandelende langs de ftraaten van Carthago, het fchildery van een man draagcnde , met Ezelsöoren , gekleed met een langen Rok, en houdende in zyn hand een Boek met deeze woorden: de God der Christenen. Doch deeze fpotterny tegen ongelukkigcn komt uit een laag gemoed voort-, de Jooden hebben van de Christenen veele andere beleedigingen moeten uitftaan: 't gemeen ftclt het beurt om beurt, naar maatc van zynenvoorfpoed, tewerk, en dit wordt geen vervolging genoemd. De uitvinding was zelfs niet nieuw;, want Tacitus hadt den God der Jooden byna op dezelve wyze vertoond. Voor 5t overige kan men daar uit opmaakcn, dat dc Jooden uit Egypte tot in 't dicpfte van Afrika getrokken waren, en dat ze toen een huisvesting todden te fyrfliïgë'jQk 'er de Hoofd-  d s r JOODEN. 71 ftad van was ; dat ze daarenboven in een ge- 111. rusten ftaat leefden, terwyl de Christen-Kerk bjieik" leedt; want zelden dryft men den fpot met deHooFDsr. vervolgden, wanneer men'er zelve onder behoort. VIERDE HOOFDSTUK. Caracalla weent, ziende een Jood geefelen. TVTen meent, dat Caracalla de voetftappen van Ut ±vJ. zvn vader volgde; men kan niet twyfe- ivf" len , of hy beminde de Jooden van kindsbeenHo0ÏDST* af, dcwyl 'er een aan 't Hof was, die met hem fpeelde: en dit kind, op last des Keizers, gegcefeld zynde, weende Caracalla 'er om, en was zoo bedroefd, dat hy, geduurende veele dagen zyn'Vader niet wilde zien. Caracalla was, naar alle waarfchynlykheid, yitja/ia3 tweede Gemaalinne van Sereras, gefprooten; dus wierden deeze traancn in het jaar 195 van der Christenen tydrekening vergooten: want toen moest hy zeven jaaren oud zyn. Deeze Prins veranderde vervolgens geheel van aart, men herkende dat kind niet meer, 't welk men, van zyne eerfte jaaren af, teerhartig en milddaadig gezien hadt; doch dewyl men nogthans niet verneemt, dat hy iets tegen de Jooden gedaan hebbe , heeft men reden om te gelooven , dat zy zich eene zoo lange reeks van jaaren, waar in zy gerustlykleefden, ten nutte maakten, om de verzameling van hunne overleeveringen op teftellcn. E4 VYF-  HISTORIE • V Y F D E HOOFDSTgK. Van Juda den Heiligen, en de Verza, meling der Oveileeveiingen. 1U \V/r'Y nebben reeds aangemerkt, dat Juda de OEK- y\ Heilige ter wacrcld kwam ten dage van ppotpsT. Akiba's overlydcn, in 't jaar 135 ; hy kon derhalve zyne verzameling van overlecveringen niet oprnaaken pndcr Antoninus, maar veeleer onder de regeering van Marcus Aurelius, van Sererus, of van Caracalla. Men moet zyn lecven uitrekken tot het begin der derde eeuw ; want doet men bem fterven in 't jaar 194, zal men eene groote gaping, vinden in de Historie der Patriarchen, pic men niet kan vervullen, dan door aan eenige Patriarchen een' onmaatigen ouderdom te gceven. Dit kan njen voorkomen, zoo men fielt, dat Juda de Heilige, in 't jaar 135 gebooren, tagtig jaaren geleefd hebbc, tot het jaar 210 of 215. Zyn Zoon Gamaliël wierdt Vorst tot het jaar ~S°- Juda, deszelfs Opvolger, ftorf omtrent het jaar 250. Hillel de JL , welken Origenes hadt geT kend, kon ljgtelyk 't begin der vierde eeuw, en de regeering van Conflantinus, bereiken. 'Er waren twee foorten van Overlecvcringcn; de eene waren den Hellenisten alleen eigen; de andere namen dc Hebreen van 't Heilig Land, van dc Pharizecn voortkomende, aan. De cerften verwierpen de Leeraaren van Tiberias , welker VÊfëglltinS fn haaf voor de Griekfche Jooden da^ ge-  ber JOODEN. 73 gelyks aanwies. Daar nu dc Hellenisten de Over- nr. Jecveringen opfchrecven , en van tyd tot tvd BoErKWerken uitgaven, die 'er mede opgevuld waren,Hoofss*, wilden de Hebreen een gelykc Verzameling hebben , 't zy om 'er zich by gelegenheid van te bedienen, 't zy om ze te ftellen tegen de Overleveringen, welken de Scheurmaakers verfprcidden. Juda ae Heilige was 'er , gelyk wy reeds gezegd hebben, de Opfteller van ; zyne Leerlingen, onder anderen Jochanan (*), volmaakten en breidden deeze Misnah uit , door hunne uitleggingen en by voegingen, waar uit dan elft* delyk de Gemara, of Talmud van Jeruzalem , voor den dag gekomen is. ZESDE HOOFDSTUK. Het voorneemen van Heliogabalus, om de Jooden te vervolgen. Ondertusschen fchcclde het weinig, of E IHzy hadden eene wreede vervolging, onder vl' de regeering van Heliogabalus, moeten uitftaan,HooH>5T* Deeze Vorst hadt zich laaten befnyden, en at nooit Varkcnsvleesch, uit Godsdienstigheid, en om de Goden te zuiverder te dienen. Dit kon hy C *) Jochancm of Johannet, Zoon van Eliezer , en Schryver van Je Gemara, was van zulk een ongewoone fchoonheid , dat men hem aan de deur der Baden ftelde , op dat de vrouwen, die daar uitkwamen, getroffen door zyn gelaat, en daar het denkbeeld van behoudende, kinderen mogten voortbrengen, die zoo fchooa waren ajs deeze vermaarde Léeraar. E5  74 HISTORIE in. hy van de Jooden, ontleend hebben, in welker E°EjK- nabuurfchap hy gebooren was, en waar mede zyn HoofDsr.gezin veel omgang hadt; maar dit aanneemen hunner zeden zou hen niet van zyne woede bevryd hebben, zoo de dood hem niet hadt wederhouden. Uit Syrië komende, hadt hy zynen God, wiens barbaarfche naam den Raad verftcld deedt ftaan, mede te Rome gebragt. Hy noemde denzelven Eliogabalus, zynde de Zon of Jufiters waar van hy Priester was. Na dat die Vorst nu eenen prachtigen Tempel ter eere van Eliogabalus gefticht hadde , deedt hy daar in overbrengen het Palladium, het Vuur •pan Vesta, de Moeder der Goden, en 't geen by de Romeinen voor het Heiligfte gehouden wierdt; vermits hy verftondt , dat Eliogabalus de eenigfie God zoude zyn , die men aanbadt. En om de verëeniging van Godsdienst vollediger te maaken, nam hy het befluit, om den Godsdienst der Samaritaanen en Jooden daar in te doen komen, als zynde hem zeer bekend. Van de uitvoering deezes voorneemens hingen het Geluk en 't Lceven der Jooden af'; want zy zouden nooit bewilligd hebben, om de Zon in 's Keizers Tempel te gaan aanbidden, met al dien toeftel van plechtigheden, die derzelver dienst uitmaakten, en zy konden niet dan de dood en de wreedfte ftraffen verwachten vaneen Prins, dicn.de Histoiiefchryvcrs vergelyken by Nero, en andere Wangedrochten, die het Ryk beftierd hebben.Dc onverwachte dood van dien Vorst bevrydde dan de Jooden, zoo wel als dc Christenen , van dit onheil, 't welk hen over 't hoofd was hangende, Z  per JOODEN. 75 ZEVENDE HOOFDSTUK, Staat der Jooden onder Keizer Alexander. Severus. T^e zagtheid van Ahxander Severus bragt, zon- iil «Wt billyk ware 't zelve te doen voor'de Landvoogden, waar aan men het leeven en het welzyn der Volken toevertrouwt. Eindelyk hy herhaalde dikwyls deezen grondregel, dien hy van den Jood en Christen hadt geleerd: doet eenen ander niet het geen gy niet wilt, dat men u dop. AGTSTE HOOFDSTUK. Staat der Jooden onder eenige volgende Keizers. Bo/'jc. *T)E volSendc Keizers lieten aan de Jooden de vin. rust, die zy genooten; Phi lippus, in slra0TDSThië gebooren , waar de Jooden grooten omgang hadden, begunstigde dezelven. D echts, die de Christen-Kerk vervolgde, uit fpyt van dc befcherrifi'n'g, welke Pkilippus haar verleend hadt, zou ze onder dezelven hebben konnen vermengen; doch, behalve dat het onderfcheid tusfehen beide deeze Godsdiensten genoegzaam bekend was, blykt 'het niet, dat ze deel gehad hebben aan de korte, doch treffende onheilen, welken die Vorst deedt Jyden. Men moet ze ook niet doen komen in de ver-  DER JOODEN. 77 Vervolging van Valer;anus, noch ze aanmerken als lil de oorzaak van dezelve , om dat Denys van Alex- BvlEIf> andrie zegt, dat die Vorst daar toe wierdt aange- Hoofdst, zet door een Hoofd der Synagoge van Egypte; want deeze uitdrukking watf, gelyk wy zoo even hebben aangemerkt, den Jooden wel eigen, maar 't zy dat de Egyptenaars, die met hen vermengd waren, dit Woord ontleend hebben j 't zy dat de Toveraars van dat land Vergaderplaatfen en Hoofden hadden, aan dcwelken men geen bcnaamingen wilde gceven, die aan den Tempel en Priesters van het Heidendom geheiligd waren; 't zy dat Denys van Alexandrie deeze uitdrukking, die hem eigen is, uit haat tegen de Jooden, aan dc Opperiten der Toveraars toegepast hebbe: het is altoos waar , dat het een Toveraar van Egypte was, die Vatetianus omzettede, en dat de Jooden geen deel hadden aan de vervolging , die op hst van deezen Vorst plaats hadt. Cyprianus, die omtrent deezen tyd leefde, arbeidde aan hunne bekeering., door eene wydloopige verzameling van Godfpraaken, waar van hy de toepasfing maakte op de voornaamfte gevallen van het leeven van Jesus-Christus, .en de Leerftukken der Christenen; en dit noemde hy het Boek der Getuigenis/en. Wydcrs hadt een Joodfchc Leeraar, Scfciath genaamd, die men op het einde der derde Eeuw plaatst, en die, hoewel blind zynde, echter zeer geleerd was, een gefchil met de Christenen, waar in hy eenig gelyk hadt. Men was gewoon, God biddende, zich naa 't Oosten te keeren; Scefciath kantte zich hier  7 8 M t S T O R i L' tJè' hiCr tegen' zcSSendei dat ÖWfti in het bidden, VIII.' ZlCn W!ie zich aldaar verzameld hadt tot het welzyn van den Staat, en belegerde zyneri Vyand tweemaal in Ctefiphon. Maar, na een groot getal overwinningen, en zich zeiven Keizer te hebben doen verklaaren, liet Zenobia, zyne Vrouw,' die alleen wilde heerfchen , ten jaare 267 hem met een Zoon , dien hy by eene voorige Vrouw gewonnen hadt, om hals'brengen. Vopkcus■ zegt, dat zy zich met haare Zoonen, onder wier naam zy   HET GEVANGEisrKEBMXïr VA3ST ZBXOBIA.  SER JOODEN. 89 2-y regeerde, in 't bezit van 't Ryk ftelde; BSP maar men ziet een haarer Gedenkpenningen, 8XE^" waar op zy alleen is, met den eernaam van j&pSamxfë zer'm Septimia Zenobïa (*); mitsgaders de Hoop aan de andere zyde, houdende een hoorn van «vervloèd. Zy nam ook den eernaam van Koningin van 't Oosten aan, en maakte zich meester van Syrië en Phenicie. Dus hadt Theodoretus niet moeten zeggen , dat de Romeinen haar 't befiier van deeze twee Provintiën hadden toevertrouwd; zy regeerde daar als eene vrymagtigc Vorstin, en mam in t vervolg haare kinderen aan als Amptgenooten in het Ryk. ; i - ZESTIENDE HOOFDSTUK. Zenobia's Godsdienst, Overwinningen op de Romeinen; haare nederlaag en gevangenis. Deeze Vorstin was van den Joodfchen Gods- \\% dienst', waar aan ze zoo verknocht was, ^vi. dat i&, vèrllaan hebbende dat Paulus van Samo-KoorDsx, fateke Jesus-Christus fl echts als een mensch befchouwde, dit gevoelen goedkeurde, als nader komende by dat van de Synagoge ; en het was om deeze reden, dat ze hem het Bisdom van^atiochie gaf. De H. Athanajïus ftelt haar ten voor- beel- C,*5 Srptimix 'Zeiwhia- Aiigtsta. E 5  ?o HISTORIE. aX bceldc voor, om dat zy , fchoon ze eene Joodirt XVL- ware, de Tempels der Christenen niet gaf aan ******die va" ^aren Godsdienst, om 'er Synagogen van te maaken; want zy behielt aan zich de mag; om nieuwe Synagogen te bouwen, Gelyk alles voor Odenaat hadt moeten bukken, zoo waren haare wapens niet minder voorfpoedig; .want toen ze, na zyn dood, meester zyner Staaten was geworden, voegde ze Egypte by haare eerfte overwinningen , ftrckte zich uit in klein Azie tot aan Tyanes en Ancyra, en drong door tot in Bitkynie, alwaar ze , volgens Vapiscus, Chalcedonh innam. Hier door was het, dat Ain-diamis de zaaken van het Ryk , dewelkcn ZenoÜa jn eenen Hechten ftaat gebragt hadt, begon te herftellcn. Hy trok in Bitkynie , *t welk zon-, der wedcrftand haar eerften meester weör erkende; van daar trok hy in Cappadoeie , en Tyanes voor hem de poorten gcfiootcn hebbende, zwoer hy, dat hy 'er geenen hond in 't leeven zoude laaten: maar bezadigder geworden zynde, en zyn eed nogthans niet willende breeken, ftondt hy zynen Krygsknechten toe, om alle de honden te dooden; Zenobia was te Antiochie, vanwaar ze haare Krygsbenden voort liet trekken tot by Jmmes , 't welk 'er niet verre af was. Hier begon de flag digt by den vloed Orontes. De bende van AureUamt deinsden, om dc Ruitery der Koninginne, die zwaar gewapend was, buiten adem te brengen; vervolgens op dezelve aanvallende, floegen ; zy ze op dc vlucht. Zabdas, die voor die Vorstin 't bevel voerde, voorziende dat men te An~ tio-  der JOODE N. 0* iiochie, zqo men van zyne nederlaag gewaarfchouwd 11 ï. was, voor hem de poorten fluiten zoude, kleed- Ex°vi" dc een man, en hem den naam van sJw-eüanusgec. Hooide vende, ftrooide hy uit dat hy den Keizer gevangen medevoerde; doch welhaast werdt deeze list ontdekt: hy onthielt zich te Amiochie niet langer op, dan om Zenobia van daar te haaien, cn nam met haar de vlucht. Men moest een tweeden llag ieeveren, waar in de Ruitery van Aureiiams gebroken wierdt•, maar, terwyl de Palmyrenen haar vervolgden, tastte men het Voet-, volk aan, 't welk in de pan gehakt werdt. Zenobia hadt nu geen anderen weg in te flaan, dan om zich in Palmyra, dat voordcclig gelegen was, op te fluiten. Dc Perfcn, Sarazynen en dc Volken van. het Oosten, deeze Vorstinne, ondanks haare ongelukken, altoos aannangende, poogden vruchteloos haar by tc ftaan; de Pcrfen wierden geflagen, cn de Sarazynen genoodzaakt dienst te neemen onder de Benden van Aureliani>s. Zenobia ging heimclyk ter Stad- uit, om by de Pcrlcn onderftand te zoeken; maar toen ze den Euphraat meenden over tc gaan, voerden de Loopcrs van Aurdianus , die haar vervolgden, 'haar gevangen weg. Paknyra gaf zich hier op over; Zenobia werdt met haar Zoon in zegepraaL omgevoerd : men belaadde haar met zulke , zwaare gouden ketens, dat ze verfcheiden Amptenaaren noodig hadt, om dezelven op tc houden. Daarenboven was ze verfierd met edele gefteentens, en gezeten op een kostbaaren wagen, waar mede ■4Y gedacht hadt, haare zcgcpraalende intrede bin-  92 HISTORIE bÖL b5nnen Rme te doen' in PIaat* dat zy 'er nu. xvi. ais Slavin werdt ingevoerd. De wagen van OdeflooFDsx.,;^, haar Gcniaal? wag 00k een verfierfelg van Aurelianus zegepraal, die daar by liet zien 't geen 'er het rykfte, en kostbaarfte was in 'c Oosten, dat hy nu, door zyne overwinningen weêr aan het Ryk gevoegd hadt. Zenobia woon-' de te Rome, of liever teTholi, waar ze een Lusthuis hadt. Het is zelfs waarfchynlyk,'dat zy hertrouwde , dewyl vcrfcheidcn Historiefchryvers het verzekeren, en 'er ten tyde van Hieronymm nog een gedacht te Rome was, 't welk den naam van Zenobia droeg, en. van deeze Prinfes afftamde. 't Was wel de gewoonte niet, dat de mannen den naam van hunne vrouwen aannamenmaar men kon daar echter van afwyken ten opzichte van eene fiere Koningin, die denzelven te vermaard gemaakt hadt, om dien te laaten verfterven. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. - De Regeer ing van Waballatus, Zoon van Zenobia, 9oL j-T0EWEL het, onder de Geleerden, niet BooT11' CenS ware' of 'er een dusgenaamde Koning, oorDST.in ftede VanZenobia, den troon beklommen heeft, laaten de eermunten van Waballatus niet meer tce te twyfelen, of'er is een Vorst van dien naam geweest. Hy was een Zoon van' Zenobia, die  DER JOODEN. 93 flie hem haar Deelgenoot in de regeering maak- m ie., en .hy volgde haar in de omwenteling van BoEJChaar geluk; want hy wierdt met'haar in zege-Hoo^s^ praal omgevoerd. Maar Aurelianus 9 die de twee andere kinderen van Zenobia, met een groot gedeelte van den Adel hadt doen omkomen, hadt berouw van zyne wreedheid. " Wy hebben ge„ no'eg Palmyrenen", zeide hy tot zich zeiven, „ "omgebragt; wy hebben de Landlieden over j> den kling doen ipringen, den Grysaarts den *, ftrot afgefneeden, de Kinderen vermoord: wy 3, hebben de Vrouwen niet gefpaard. Aan wie „ zullen wy dan de reeds verwoeste Steden en „ Landen laaten, byaldien wy dc geenen, die „ nog overig zyn, niet verfchoonen" ? Hy verfchoonde ze in de daad, en gaf eenig gedeelte van het Ryk aan Waballatus in Armenië; want men ziet eenigen van zyne Gedenkpenningen, in welken hy deezen eernaam neemt: Waballaius van Armenië, met het gelaat van Aurelianus ^ van Wicn hy die Kroon behielt. Daar zyn 'er zelfs anderen ,waar op de jaaren zyner regeeringe ftaan uitgedrukt. Het is onzeker, of hy den Godsdienst zyner Moeder omhelsde, en dc Jooden, éven als zy, begunftigde; wat hier van zy,hoe zagt ook het lot des Zoons van Zenobia mpgt Zyri, deeze flikkering van voorfpoed en gezag in de Joodfche Natie, onder die Vorstin, verdween, en dus verlooren zy veel met haaren val: en al hadt Waballams hen befchermd, kon deeze btIcherming zich niet verre uitftrekken, AGT-  94 HlSTORtË AG T TIENDE HOOFDSTUK. Van eenige Joodfcbe Leeraaren, die in 't Oosten bloeiden. BoÏk. T3E meeste Joodcn weckert in de Steden varl xvm. Per/Je, alwaar derzelver Leeraaren voort Bbowsx. gingen gerucht te maaken. Men roemde ten dien tyde grootelyks eenen Chiia, den Zoon van slscé, die, geen meester kunnende worden van zyne ongeregelde lusten, zich in een rookenden Oven Wierp. Hy hernieuwde de gewoonte van de handen tot aan den elleboog toe te wasfehen; want hy beval, dat zy, die zich voor den maaltyd waschten, den vinger van de hand digt geflootcn zouden houden, op dat het water, 't welk men daar op wierp, langs den arm zoude nederloopen Hy beweerde, dat de Soldaaten zei ven gehouden wajeir., om zich na den maaltyd te wasfehen. De reden, welke hy van dit gebruik bybragt, is kortswylig. Men gelooft, dat 'er in het zout eenig deel van het zwavel en het zout van Sodoma is; men vreest, dat 'er niet iets van aan de handen blyft, en dat men, zich vervolgens deoogenwryvende, 't gezicht mogt verliezen, daarom is men volftrekt verplicht, om zich na den maaltyd te wasfehen. Daar was ten dien tyde nog een beroemde Redetwister, die niet alleen aan de Leeraaren van • Babylonie geen rust liet, maar om ze met nog meer-  DER JOODEN. meerder fchaafflte te bedekken, deedt hy (*-) m zyne Vrouw tegens hen redetwisten. Hy was BoEK' Jeremias en de Meester der Gefchilïen genoemd.Hoorosw Eindelyk men zag 'er anderen te Sora, waar de Meesters verzameld waren, om dat de Hoogefchool van Nahardea met de Stad, die meningenomen en geplunderd hadt, gevallen was. Zirh, bygenaamd Kattinh, was 'er nog; eerst hadt hy zyn Land verhaten, om te Tiberias te gaan ftudeeren, alwaar hy zelfs de oplegginge der handen hadt ontvangen: maar 't gezag en de vriendfchap van Huna hadt hem in zyne Hoogefchool herroepen, en hy bleef 'er tot den jaare 300, wanneer hy, de begeerte om in Judea begraven te worden hem bezield hebbende, zyn leevend lighaam daar liever wilde brengen, dan het zelve, na zyn dood, de reize derwaards te laaten doen. Schoon dus de Jooden van Babylonie veel van zich zeiven hielden, lieten zy echter niet na, hunne ftudiè'n in Judea te doen, en daar dikwyls voor den dood weêr te komen. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Redetwist der Jooden met Manes. T%/|"anes, de Vader der Manicheën, verfcheen ui. omtrent het einde der derde Eeuw. De BoEKJ Joodfche Godsdienst, hun God zelve waren nietHoofcs^ naa zynen zin; en de gewyde Historie met alle de -C*) Het jaar 39^.  $6 HISTORIE in. de wonderwerken, waar mede zy beladen ig^ XXX- ergerde hem, in plaats van zyne rede en verflooFDST.ftand daar aan te onderwerpen. Hy kon geen God der Heirsch aaren dulden, cn die alle' de Natiën j die zich in den weg zyns Volks bevonden, deedt verdelgen. Hy twyfelde niet, of eene Godheid, die de wraak, den moord en dc verwoesting der fchepfelen beminde, moest een kwaad begindfel zyn, een Vyand der menfehen en nog grooter Vyand van God, die ze gefchaapen. heeft. Het Euangelium was een weinig meer naa zynen finaak, om dat 'er meer erbarming en minder rechtvaerdigheid, meerder genade en minder kastydingen in zyn. Hy het echter niet na groote onderhandelingen te houden met de Jooden van Per/ie, waar hy veel kennis hadt, hetzy dat hy zich ten vollen in de Wet onderrichten wilde, of liever dat hy ze weêr terug wilde brengen van het geene, 't welk hy hunne dwaaling noemde. De hedendaagfche Jooden ftemmen de onderhandeling van hunne Voorvaders met Manes niet toe, en in hunnen Almanach ftellen zy den oorfprong der kettery van Manes omtrent het einde der regeeringe van Conftantinus; doch deeze. dwaaling in de Tydrekenkun.de is tastbaar,  is i k Jooden. gt TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Joodeü dryven den fpot met Diocletianüs. THMndelyk, de Vervolging van Diocletianus *ïf. ' gebeurde eenigen tyd daar na; doch de woes- x x*4 te en wreede Vorsten, die op 't einde der derdef100108^ eeuw het Ryk beftierden, fpaarden de Befnydenis en de Synagogen , ten zeiven tyde dat zy den Oorlog voerden tegen de Tempels en Peribonen, die den Christelyken Godsdienst bcleeden. Diocletianus achtte ze veelligt zyne gramfchap niet waardig ; en hun getal in het Romeinfche Ryk grootelyks verminderd zynde, dacht men het onnoodig te zyn, om geweld tc gebruiken tegens cenen Godsdienst , wiens armoede en klein getal geen argwaan aan het Heidendom gaf. Zy vernaaien evenwel , dat die Vorst voorneemens was om hen te vervolgen, en dat hy daartoe was aangedrecven geworden, door de fteekende fpotternyen der Leerlingen van Juda den Heiligen , dewelken den draak gcftooken hadden, wegens dat hy de Zwynen gehoed hadt, maar dat zy zyne gramftoorigheid te leur fielden, door hem te zeggen, dat, indien zy den Varkensdryver hadden veracht, zy den Keizer eerbiedigden. Dit verdichtfel is misfehien een kwaalyk begreepen uitlegging van de voorzegginge , die men aan Diocletianus hadt gedaan, dat hy Keizer zoude zyn, als hy een wild Zwyn geIII. Deel. G dood  9* HISTORIE gg"'.. dood hadt> het weIk n€m aan»oopte ora dikwyls xxf op deeze beesten ter jagt te gaan; maar dit- wild' HoorDsT.Zwyn was AperO, Hoofdman van de Lyfwacht, wiens dood hem den weg tot het Ryk opende. In de daad, fchoon Diocletianus van eene laage geboorte ware , 1S het evenwel niet waar, dat hy een Varkenshoeder was geweest. De Leerlingen van Juda den Heiligen waren die in Dalmatie, de plaats van zyn' geboorte, om hem dit verwyt te doen, of wel durfden zy het doen, Wanneer hy, reeds ten hoogften geducht, in Syrië trok? Dit is des te kwaalyker uitgedacht, om dat ze Juda den Heiligen ten tyde van Antoninus doen leeven. [(•) Deeze naam betekent in 't Lafyn een Wild Zwyn. Einde van het Derde Boek. VÏER-  HISTORIE DER JOODEN» VIERDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. De Staat der Jooden onder de Chris-' ten Keizers. Niet veel gelukkiger waren de jooden onder ïv. de Christen Keizers , dan zy geweest wa- B °jE R° ren ónder de Regeëring der Afgodendienaa-HooFDsï, ren; hun lot veranderde naar den aart der Vorsten. Conflantimis hielt zich te vreden met het maaken van eenige Wetten, die naauwer paaien aan de vryheid der Jooden ftelden, fchoon ze 't voorwerp van zynen haat waren; maar ongevoelig helde men óver naa dé drift der natuur, dewelke ftrekt om de geenen , die ons in zaaken van Godsdienst tégénfpreeken , te ftraffen en te vervolgen. De Kerkvergaderingen zelfs, die rec'htvaerdiger hadden moeten zyn, namen dien aart aan 5 en werden dc ftookebranden ^ die dé Vorsten tegéns 't overfchot van eene ongelukkige Natie aanhitften ; dus wettigen en beginnen de Kerkvergaderingen dikwyls de vervolgingen 5' die G 3  ioo H ISTORIE éIl'k de Koninëen vervolgens tot den uitërften gfaaü l ' voortzetten. HoofDsT, Het eerfte geval, dat men in 't leeven van Confiantinus aantreft, cn den Jooden aangaat, vindt met-; by Zonar as , vèrzèkereride dat ze te Rome een gefprek hadden met Hélend3 Moeder van dien Keizer, die nog niet tot den Christelyken Godsdienst bekeerd was. Zy vertoonden aan deeze Vorstinne, dat, zoo haar Zoon gelyk gehad hadde 't Heidendom en deszclfs Afgoden af te fchaffen , hy echter voor zyr?e zaligheid niet veel verder was gevorderd, nadcmaal hy, in plaats van' de Helden der Heidenfchc Oudheid, een man aanbadt, die weinige eeuwen te voorcn gekruisd was. Hekna , godvruchtig en ongerust voor dc zaligheid van haaren Zoon zynde, noodzaakte de Leeraaren om met Paus Syhester in onderhandeling te treeden, dié niet toefde' om over deeze Vyandcn van den Christelyken Godsdienst te zegepraalen; doch terwyi me'rt nog bezig was te redetwisten, deedt een Toover'aar', genaamd Zambres, welken de Rabbynen hadden mede gebragt, een Os dood voor de voeten van Syhester nedervallen. Dit wonderwerk verbaasde hem geenfins; want hy maakte den Os weder leevendig: waar op alle de Omftanders, een verhevener kracht in den Paus erkennende dan in den Tooveraar, zich toen lieten doopen, en Hekna verzocht ook om ondcrweezert te worden. Dit is een fprookje van een Monnik. Gelyk 'er nogthans ailerleiè' foortcn van geesten in de waereld Zyn, en 'er zich eenigen opdoen,ligtgeloovig genoeg om  DEK. JOODEN. IQI pm deeze onderhandeling, dit wonderwerk en dp iv. fpoedige bekccring, die daar op volgde, te ver- B°EIi;duuweo; kan hy op 't gezag van Abulpharagesllo°iDi^ ileunen, welke verzekert, dat 'er twaalfduizend zoo Jooden als Heidenen waren, zonder de vrouwen en kinderpn tp rekenen, die zich te Rome, pnder de Regeering van Conftantinus, lieten doopcn. Hy fpreekt niet van het wqnderwerk; doch zoo men het verhaal van den Arabier hecht aan dat van den Griekfchen Monnik, kan men het laatfte geval befchouwen als het gevolg van het cerfie, en dc bekeering van een zoo groot getal penfchen3 als het bewys en de uitwerking van den wedcrlcevendig geworden Os. TWEEDE HOOFDSTUK. Of Conftantinus de Jooden vervolgd, en hun de oor en heeft laaten af fnyden, Aok beweert men, dat Conflantinus de Befnec- iy, dencn vervolgde; want Chryfoflomus verze- Bj?K' kert, dat zy zich op eenen dag verzameld heh-HooFDs-r. bende, om Jeruzalem te herbouwen, die Vorst, wien deeze ftoutmoedigheid vergramde, hen verrast hebbende, hun de oor en deedt affnyden, cn ze vervolgens in alle de Landen van zyn Ryk verltrooidc, even als zoo veele gevluchte Slaaven. Eutychius voegt 'er by, dat Conflantinus zc allen dwong, om zich te hiaten doopen en VarG 3 kens-  102 HISTORIE IV- kensvleesch op een' Paaschdag te eeten. Men n ' kan de vervolging niet verder brengen ; maar PpppbsT.rnen twyfelt of deeze Stukken wel waar zyn. Chryfoflomus heeft veel gezags in de Kerk; dan, het is altyd niet veilig hem te gelooven, wanneer hy Historiën verhaalt. In de daad, de Jooden zeiven zeggen, en ze worden door Abujpharages pnderfteund , dat het de Keizer Adrianus Was, die hun de oor en deedt affnyden, even als aan Slaaven, die hy pp de Markten van het Ryk deedt verkoopen. Daarenboven was Jeruzalem herbouwd onder 6e regeering van Conftantinus , deszelfs Bisfchop Was tegenwoordig geweest by de Kerkvergadering van Niceën: en de Keizer ftichtte 'er zulke trotfche Gebouwen , dat Eufebius hem op eene pnvoeglyke wyze zeide, dat dit het nieuwe Jeruzalem ware, by de Propheeten voorzegd, dat hy gebouwd hadt. Hoe konden de Jooden dan aan 't muiten flaan, en zich vprgaderen, om eene zaak te verrichten, welke Teeds gedaan was ? Eindelyk, fchoon 'er in het Rechtboek van fheodoftus verfcheiden Wetten tegen de Jooden zyn 'die den naam van Conflantinus draagcn, is ?er. ncgthans niet een, die hen verwyst, om zich de, voren af te fnyden, om gedoopt te worden, noch om, V'arkenspleesck te eeten. P ER-  der. JOODEN. 103 DERDE HOOFDSTUK. De bekeering van Jozeph, en de aanzienljke ftaat der Jooden te Tiberias. Doch deeze Prins gaf verfcheiden Plakaaten ivin het licht, die den ftaat en den onge- \\\' rusten aart van de Jooden onder zyne regeerïngIIooECs:r' doen onderkennen. Het eerfte is een der voornaamfte; het werdt gegcevcn, zoo wy ons niet vergisfen, in 't jaar 315, ter gelegenheid van eenen Jozeph, die dc Synagoge hadt verlaaten, om den Christelyken Godsdienst te omhelzen. De Jooden, verftoord om zyne bekeering, gingen hem tot in zyn huis toe belecdigen, en, bevonden hebbende dat hy het Euangelium las, ontrukten ze hem zyn Bock, overlaadden hem met fchcldwoorden en ilagcn, fiecptcn hem naa de Synagoge, waar hy wreedelyk gegeefeld werdt. Niet tc vreden met deeze eerfte beleediging, ftieten ze hem in den vloed Cydmts, wiens drift hem verre genoeg wegfpoelde, om hun 't vermaak te geeven van te gelooven, dat hy verdronken was; maar God bchielt hem, Hy ontving den Doop, maakte zich ten Hove bekend, en verworf van den Keizer dc vryheid, om Tempels op verfcheiden plaatfen, waar ze nooit geweest waren, tc gaan bouwen. De Jooden hadden zich herftcld te Diocezarea, te Tiberias, te 'Nazareth en te Capcriiaum, en hadden zich deeze Steden zoodanig eigen gemaakt, dat zy 'er geeG 4 nen  104 Historie; uZ'k nOT vreemdc,i«g « wilden dulden ; zy zöndcc in.' den dc Samaritaanen, die met hun denzelfden. HoofDST. Godsdienst belccden, daar niet van uit. fozeph ondernam den Christelyken Godsdienst in allq die. Steden te doen doorgaan ; ten dien einde ftichtte hy 'er Kerken. Hy vondt tc Tiberfas eenen wederftand, die de wonderwerken des Hemels naa zich trok. Daar was in die Stad, waar in dc Misnah gemaakt, cn de Hoogefchool was, een groot Gebouw , 't welk men beftemd hadt tot een Tempel voor Adrianus» wiens naam het droeg ; dcch dcwyl dit Gebouw nooit volvoerd geworden was, fchikte men het zelve om 'erBaden van te maaken. Jazepk wilde het aan God toewyé'n. Hy wilde kalk hebben, om het te voleindigen, en liet daar toe ovens buiten de Stad oprechten ; maar de Jooden , gramftoorig over zyn voorneemen zynde , namen de Tooverkunst te baat, en deeze kunstwas van dien uitflag, dat zy belettcden, dat het vuur niet aan het branden gmg, en dat men dus geen kalk konde maaken. Jozeph, mocijclykover een zoo onverwacht voorval , ging ter Stad uit aan 't hoofd van eenen grooten hoop volks, 't welk nieuwsgierig was onj te zien wat hy ging verrichten; ter plaats gekomen zynde, maakte hy het teken des kruis, riep den naame Jesus aan over't water, 't welk hy in een groot bekken hadt medegebragt, gaf het zelve door dit middel de kracht, om de Tooverkunst tc doen vcrdwynen, en het vuur te doen branden: 't water ter zeiver tyd werpende in alle 4v ovens , zag men aanftonds 't hout aangaan, en  der JOODEN. 105 en dc vlam daar uit komen. Dit wonderwerk iv« bekeerde een groot getal Jooden; evenwel lieten de anderen niet na 3 zich te kanten tegenIIoort>sx, den bouw des Tempels, waar van men niet dan een gedeelte kon opbouwen, in 't welke men eene kleine Kerk ftichtte. Epiphanius fchynt wel overtuigd van dc waarheid des Wonderwerks; wat ons betreft, wy zullen allecnlyk aanmerken, dat de Jooden nog magtig in Judea waren, onder de regeering van Conflantinus, nademaal ze alleen aldaar vier Steden bezaten, onder welke Nazareth, waarin Christus opgevoed was, zich bevondt. Uun getal maakte ze. baldaadig, dewyl ze de gecnen, die Christenen wilden worden, mishandelden, en zich openlyk tegen 's Vorsten bevelen, aangaande 't bouwen van Tempelen, ftcldcn. VIERDE HOOFDSTUK. Van verfcheiden Wetten tw« Conftantinus tegen de Jooden; hunne geiueldenaaryen. T^it was gewis het gecne Conflantinus nood- iv. *-f, zaakten, om het Plakaat, waar van wy gefprooken hebben, te doen afkondigen. Hy ver-HooFDST. wyt hun, dat, wanneer iemand zynen Godsdienst wilde verhaten, zy hem fleenigden, of in 't vuur wierpen ; en hy verwees hen tot dezelfde ftraffe met hunne medeplichtigen. En dewyl zc niet aan G 5 de  \o6 HISTORIE 'JYz-j de eeffte wet gehoorzaamden, maar in hunne misBfy K- handelingen voortgingen, zag de Keizer zich gePooidst.dwongen, om een tweede Wet te maaken. ConJtentinüs verbcodt den Christenen ook, op eene willekeurige toffe, Jood te worden • doch dewyl 'er meer gevaars was voor de Slaaven, die zich konden laaten overhaalen door hunne Meesters, zoo gaf hy, zes maanden voor zyn dood, een Wet uit, om den Jooden te verbieden, dat zy de geenen, die in hunnen dienst waren, niet te befnyden hadden, Hellende alle ce geenen in vryheid, die aanbrengen zouden, dat hunne Meesters hun de voorhuid ontnomen hadden , of die Christenen wierden. Eufebius, die deeze Wet gekend moet hebben, geeft haarvry meerder -uitgeftrekthcid; want hy beweert, dat het den Jooden niet gcöorloft ware, Christen-faaven te Onder de regeering van Conftantinus plaatst men dc Kerkvergadering van Eliberis, die twee be.fiuiten tegen de Jooden van Spanje maakte. Zy hadden in dit Land veel omgangs met de Christenen; zy aten famen en leefden gemeenzaam: maar de Kerkvergadring verboodt deeze gemeenfchap van maaltydcn, op ftraffe van den Kerkolyken Ban voor den geenen, die met een Jood zou eeten. By het ander befluit werdt verbooden aan de Eigenaars van Landeryen, hunne Vruchten door de Jooden te laaten zegenen, om dat kunne zegening die der Christenen vruchteloos maakte, dreigende dezulken ten eenemaal uit de Kerk te verbannen, die me: zouden gehcorzaamen. VYF-  p E R JOODEN. 107 VYFDE HOOFDSTUK. De Natie ondergaat eenig onheil in bet Oosten. /"^Vndertussciien wierden de Oosterfche iv. Jooden met eenig onheil, in de perfoqn van B°EKeen hunner Hoofden, bejegend. Dit was de ver Hqofdstmaarde Ravena, of Rabba Nachmanides, Hoofd der Hoogefchool van Sora. Men fpreekt van twee vermaarde mannen, den een ouder, den ander laater; de eerfte leefde in 't jaar 474 onzer Tydrekening, maar dc tweede ftorf voor de Kerkvergadering van Niceën in 't jaar 322. Hy ftondt in zulk eene hoogc achting, dat men in zyne Hoogefchool twaalfduizend Leerlingen telde; men noemde hem gemeenclyk den Verplanter der Bergen, om dat hy eene zpo diepe geleerdheid bezat, dat hy de groqtfte zwaarigheden vereffende. Hy ftelde een Werk op, dat geduurende zyn leeven en na zynen dood geacht werdt; dit was eene Verklaaring over 't eerfte Boek Mozes, waar in men de Historie van het H. Land, naar den letterlyken en verborgen zin, vindt: men noemde het Berefchit Rabba. Maar men moet het niet verwarren met ccn ander Werk van denzelfden naam, 't welk een Verklaaring is van de Mismth van Juda den Heiligen, faamgeiteld by Ofchiangia, een zyner Leerlingen. Ravethi. na langen tyd in de Hoogefchoolen • van  10? HISTORIE BdTk van Babylonie onderweezen te hebben, wierdt by °y K- den Koning van Per/ie van verfcheiden misdaaden BpoïDsr.befchuldigd; dg vreeze. van gevangen genomen, en tot den dood verweczen tc worden, drong hem pjn de vlucht te neemen en zich te verbogen: doch hy ftorf in zyne fchuilplaatfe. Eenigen verzekeren, dat hy gevangen wierdt genomen, en dat Sapor, hem ter depd zou hebben laaien doemen, maar dat de Keizerin,zyn Moeder, hem het zeggen, dat hy niet aan dien Jood zou hebben te raaken, om dat zy veel om denzelven geleedm hadt. Wy wecten niet of dc Thalmudisten 't Euangelium nagefchrecven, dan of zy zeiven dit geval bedacht hebhen; dc droom der Keizérinne Weduwe was van meer vruchts altoos, dan die * der Huisvrouw van Pilatus (*); want Sapor (lel \ de zich te vreden met Ravena Nachmanides te verbannen, en hy overlcedt in zyne balüngfchap' Intusfchen was deeze Vervolging niet algemeen , alzoo de Hoogefchoolen te Babylonie, cn in dc nabuurigc plaatfen, bloeiden, Ravend liet eenen Neef na, aan wien hy dei} naam van Avli gaf, zoo om te tooncn, dat hy een Weeskind was geweest, als om dat hy niet wilde, dat hy den naam droeg van zynen Overgrootvader Nachman, uit vreeze,, dat men niet ten eenigen dage den Neef met den Oom, cn den Leerling met den Meester, mogt verwarren. Avii maakte zich de Lesfen van Ravena zoo wel ten nutte, dat hy ten jaare 325 Hoofd werdt der Hoogefchöole van Pundebita, en dezelve tot het (•) Matth. xxvii: i9. ■ jaar  dèr JOODEN. ióg Jaar 339 beftierde. Hy trouwde op het einde iv. zyns leevens met eene Weduwe, by welke hy BovSKeen Zoon verwekte, die genoeg bekend is onderHoojósT, dtn naam van Rau Bibi. Daar was nog op de Hoogefchool van Sora een Hoogleeraar, Jozeph genaamd, van groot Licht. Hy was blind, maar zyn ziel was vervuld van kennisje; men geeft hem zelfs den naam van Sivaï, om dat hy volkomeulyk wist alle de Overleveringen, die aan Mozes op den Berg Sinaï gegeeven waren. Men meent, dat hy de Schryver is van de Chaldeeuwfche Uitleggingen over eenigen der H. Schriften, als over de P/aïmetr, de Spreuken, den Prediker, Ruth en Esther. ZESDE HOOFDSTUK. Van de Vinding de? Kruis door een" Jood. TT et was nog onder de Regeering van Con- iv. *■ fiantinus, dat een Jood, met naame Judas, het Hout, waar opJesus-Christüs geleeden hadt,Hoorns*; ontdekte; en de Vinding van het Kruis, zoo dikwyls aan de Heilige Helena, Moeder van Conflantinus, toegekend, moet aan dien Jood wedergegefeveri worden. Dit verhaal werpt de overleevering van de H. Helend , 't welk algemeener aangenomen wordt, en de Vinding van het Kruis veel meer eers aandoet, om verre. Het vooroordeel evenwel is voor den Jood; want het ftil- zwy-  lip HISTORIE Bove'k zwygcn van Eufehh's over dcczc vinding, cn wel Vj. ' in eene nabuurige plaats van zyn Bisdom en van HooFD".zynvcrblyf,is tcn vöördcelc van Judas: en het is ónmogelyk,dat hy 'er niet van gefprooken zoude hebben, zoo het dc Moeder van zyn Held ware, die dit kruis ontdekt, die het met luister gedaan, cn zoo God haarenyver met öpenbaarc wonderwerken verzegeld heeft. Daarenboven geeft Gregorius van Tours, dc oudfte van allen, die van de vinding des Kruifes gefprooken hebben, daar de eer van aan Judas, die hy aanziet als den geenen, die het zelve aanwees. Daar ligt weinig aan gelegen, of Gregorius van Tours$ gelyk Schelftraten, Boekbewaarder van het Vankaan , gelooft, dit verhaal uit een oude Lyst der Paufen gehaald . nebbe; maar het is onwedcrfpreekelyk , dat in deeze oude Lyst dc Vinding van het Kruis, en de Dood van Judas, geplaatst worden, 't Zelve leest men in het Roomsen Pontifikaal, 't welk Holfienlas j andere Boekbewaarder van het Vatikaan, met veel naauwkeurigheid hadt nagezien. Deeze bewyzen zyn niet verdacht; zy komen van goederhand : het zyn de' oude Historiefchryvers der Paufen, die dezelven verfchaffen, en hunne Boekbewaarders, die ze openbaar maaken, en die ten zclven tyde der waarheid hulde doen. Te vergeefsch haalt men den Brief van Cyrillus van Jeruzalem aan , die Helena weder op de' baan bragt; want deeze'Brief is volftrekt verdicht: en 't geen men tegenwerpt, dat Gregorius van Tours zoo wel Helena als Judas ten too.fieele toert, en aan den eenen de"ecre geeft van 't kruis  Ef £ £ ƒ O O D È N, tü h kruis van Jesus-Christus aangeweezen,- iy. en aan de' andere van hetzelve ontvangen en Boeic' geëerd té hebben, is van geen belang altoos -Hoogst; want deeze' grove feil komt daar uit voort * dat men de jaaren van Conflantinus, ert van zyne bekeering,, niet wel berekend heeft. Immers was Eufebius Paus alëer Conftantinus Christen wierdt; Judas vondt het kruis van Jesus-Christus onder 't Pausdom van Eufebius: het is derhalve onmogelyk , dat Helena alsnog eene Afgodendienaaresfe en Heiden zynde, eenig deel aan dit Voorval gehad hebbc. Deeze Jood aan wien de Roomfche Kerk, ook ten deezen opzichte, meer verplichting dan aan Helena heeft, zou een volleedigen dienst gedaan hebben, zoo hy gezegd hadt waarom het hout van 't kruis niet verrot ware, geduurende den tyd van driehonderd jaaren, dat mert het onder de aarde gelaatcn hadt, cn hoe men het, na zoo veele omwroetingen , die men ter dier plaatfe gedaan hadt, niet weder hadt kunnen vinden ? Doch wat hier van zy, onzes erachtens is het veel waarfchynlyker, dat men het hout van 't kruis den Krygsknechten ten prooi liet, om 'er vuur van te ftooken ; want het was houd. ZE-  112 H 1 b' T Ö R I è ZEVENDE HOOFDSTUK. De Jooden zyn oorzaak der Vervolging jegens de Christenen. iv. TTMndelyk het was (*) onder de Regeering vil' van Conflantinus, dat de Jooden, magtig aan HoofDST.het Hof van Per/ie zynde, wraake namen over 't geen zy leeden in 't Romeinfche Ryk, verwekkende eene hevige Vervolging tegen de Christenen van 't Oosten. Het Euangelium was, federt eenigen tyd, in Armenië doorgedrongen; zelfs zegt men, dat een van deszelfs Koningen, Tiridat&s genaamd , het Christendom omhelsd hadde. Van daar ging het tot de Perfen over, die een' grooten omgang hadden met de Armeniërs; men begon Kerken te bouwen en Priesters in te wyen: daar was zelfs een Bisfchop voor de twee Steden Seleucie en Ctefiphon , die de voornaamften van. dat Land waren. De Jooden hadden zich daar vermenigvuldigd, om dat zy 'er in eene diepe ruste leefden, en geen der Perfifche Koningen ze vervolgd hadden. Nydig zynde over den voortgang , dien het Christendom maakte, morden zy deswegens ; doch toen zy zagen, dat een van de voornaamft.cn gefneedenen van Sapor, genaamd Ustazacles3 Christen wierdt, hiel- (*) Het jaar 344.  der JOGDEN. iig bielden zy geert maat meer: zy verbonden zien iy. met de Magi. Simeon, Bisfchop van Ctejiphon, werdt befcliuldigd van fnisdaadige verftandhou ■ Hoof lis ding met. Conflantinus tc voeden; dit was genoeg om hem in 't verderf te ftortcn. Deeze Bisfchop weigerde de Zon eh den Koning aan té bidden, toen hy voor zyn troon gebragt werdt. ,, Ik „ boog voorheen de kniën voor Uwé Majefteit", zeide hy, „ örii dat ik het gewillig dccde, en „ het een burgcrlyk cerbewys ware \ maar nu „ kan ik zulks niet doeil, oni dat Gy 'er een „ Godsdienstig bcdryf van maakt, cn dat Gy my „ myn' God wilt doen verzaakert". Hy wilde zelfs Ustazades niet aanzien, om dat hy de zwakheid hadt gehad van voor 't geweld tc bukken, en dc Zon aan te bidden. De vergramde Koning liet hem in dc Gevangenis aan böeijens (laan. De Jooden cn Magi, deeze gelegenheid te baate nëemende, flöegen handen aan het werk, en wierpen alle dc Kerken der Christenen om verre. Dc Vervolging Was langduurig en geweldig. tjstazades, oude gelheedcne van Sapor, en uitmuntende door zyne diensten,berouw van zyne zwakheid hebbende ; was 'er de ebrfte Martelaar van. IIL Dïsi* Ü AGT-  114 HISTORIE AGTSTE HOOFDSTUK. De Jooden plunderen de Christen - Kerken ; derzelver geweldenaaryen. bJTk. T~1E Kinderen van Conftantinus waren veel geviii. ' ftrenger, dan hun Vader was geweest. ConlloovDSTftantius3 meester van het Ryk geworden zynde, was genoodzaakt hun den Oorlog aan te doen. Deeze Vorst moest aangedaan zyn door de wanorden , die de Jooden in Alexandrie gepleegd hadden , toen Gregorius de Cappadocië'r aldaar de plaats van AthanaJJus ging bekleeden. Zich ten jaare 341 by de Heidenen , die nog talryk in deeze groote Stad waren , gevoegd hebbende, plunderden zy de Kerken, verbrandden de gewyde Boeken, ontkleedden zich in de Vonten, cn ontwyden dezelven op zulk een onbefchofte wyze, dat Athanafms het niet heeft durven zeggen. Hunne onbefchaamdheid ging zoo verre, dat ze de Maagden, die zy ontkleed hadden, dwongen haaren Godsdienst af te zweeren doch dewyl deeze wanorde gefchiedde op aanhouden van Gregorius, die de Muitelingen betaalde, en dat deeze Ariaanfche Bisfchop veel gunst aan 't Hof hadde, gaf men zich de moeite niet om hen over deeze geweldenaary te ftraffen, en het was de opftand der Inwoonderen van Diocezarea, die den Keizer de wapens tegens hen deedt opvatten, gelyk wy in het volgende Hoofdftuk zullen zien. NE-  £> er JOODEN. Jij NEGENDE HOOFDSTUK. De opftand der Inwoonderen van Dioeezarea tegen Conftantius. y ï dachten ongeftraft, geduürende den op- ïf. ~f( ftand van Magnenthis, aan 't muiten te kon- b//tf/w was veel gunsdxri. ■ ' ger, dan die van Couftmius. Deeze Vorst £*™ hadt geene rede om de jooden, die niet dan een', eenigen God aanbaden, en een' afkeer van de Afgodcry des Heidendoms hadden, tg beminnen; doch hy was wel te vreden, zoo hy Hechts 't getal der vyanden van den Christelyken Godsdienst, die hem veel geduchter voorkwam vermeerderen., en alle de GQ.dsdicsten in het harnas jaag.cn konde,op dat het Heidendom, in 't midden deczer ftryden, mogte zcgepraalen. Hy. ontlastte de Befneedenen van de belastingen, waar mede Conflatnius ze hadt overltclpt. Hy fchreef hun, en deedt, in zynen Brief, aan. hunnen Patriarch de eer van hem Broeder te noemen 't welk aantoont, dat ze. toen m.agtig i,j het Ryk waren. Eindclyk, hy ftondt hun toe te offeren en den Tempel van Jeruzalem te herbouwen, om dat zy hem vertoonden, dat ze geene Offeranden buiten 't Heilig Land konden doen. Zy bedienden wch van 's Keizers befcherming, eerst om de^ Christenen te hooncn; want zy vergaderden in verfcneiden Steden van Judea cn Syrië: zy wier-' pen hunne Kerken tc Gaza3 Akakn en te Be- ryr  per JOODEN. lil rphus, om verre; men Hechtte 'er-twee te. Da- iv. mascus, waar van 'er een nog in puinhoop lag Bor**; ten tyde van Ambrofius. Die van Ëgypte dócdemioox-DST, ?t zelfde, en dc fchoonftc van alle dc Kerken binnen Alexandrie. wierdt om verre geworpen. Ten tweeden arbeidden ze aan den herbouw den Tempels van Jeruzalem, waar toe dc Keizer hun, als gezegd is, niet alleen verlof, maar ook bouwftoffén cn geld gegceven hadt. Hieronymus, van de Jooden van zynen tyd fbrcekendc, verzekert, dat zy zich verbeeldden, dat zy , vierhonderd en dertig jaaren na hunne verftrboijing1, zich meester van de Romeinen moesten maaken , dezelven aan de Sabeërs verkoopen, den Tempel van Jeruzalem herbouwen, en dat, de Mesfias alsdan komende, die Stad weer in haaren voorigen luister zou verfchynen; dat dc nabuurigc Vlekken, en Steden, zonder'er zelfs Sodoma van uit te zonderen , herbouwd zouden worden. Zy grondden zich op verfcheiden Godfpraken, die hun beloofden, dat God zyn Volk van deszelfs vyanden ver los Ce n , en Sion weÈr opbouwen zal. Toen ze zagen,, dat Julianus hen aanfpoorde, om aan dit werk te arbeiden, geloofden zy , dat God hunne wenfehen voorkwam , en Zyne beloften begon uit te voeren. Zy befchimpten de Christenen ; zy lieten gouden en zilveren Werktuigen maaken, om aan dit nieuw Gebouw te arbeiden : de Vrouwen cn Kind.eren floegen 'er de hand aan, en de Heidenen zelfs hielpen hen aan de herftellingc des Tempels. U 5 DER-  12* HISTORIE DERTIENDE HOOFDSTUK. Van de Wonderwerken, die de wederöpbouwing van den Tempel beletteden. BoIk. TVTEN ZGgt' dat G0E> deeze heröPbouwing des xhi. Tempels verhinderde door drie Wonder- Hoofdst. v/erken, welken, fchoon eenigfins verfchiliende , door drié oude Historiefchryvers, Socrates, Sozomemts en Theodofetus , verhaald worden. Het eerfte deezer wonderwerken was een aardbeeving, die voorviel toen men de fondamenten van den ouden Tempel opruimde, om 'er nieuwe te leggen, en welke de bouwftoffen overhoop wierp. Volgens Theodoretus wierdt dezelve voorgegaan door eene Godlyke kracht, die des nachts de oude bouwftoffen en het gruis , die men weggeruimd hadt, wederbragt;, en vervolgens vaneen wonderbaarlyken wind , welke de fteenen vcrftrooide, fchoon men daar een groote menigte kalk en tiras haddc opgelegd, om ze vast te doen houden. Door deeze aardbeeving -ftorven, zegt Sozomenus, een groot getal menfehen, die daar als werklieden of toekykers gekomen waren, en onder de puinhoopen van de nabuurige huizen en gaanderyen , waar onder zy zich begeeven had,den, verpletterd wierden. Het tweede wonderwerk was een vuur , 't welk van onder dc fondamenten , die men gelegd hadt, komende, een gedeelte der werklieden  IV BOEK. HET OMKOMEN' MENIGTE JOODEN. 3f Be,/. 1A! Stó^Hsfc.   der JOODEN. 123 dan verteerde, en de overigen op de vlucht iv. dreef. Een der opgenoemde Schryveren doet dit ^[\f' vuur van den Hemel nederdaalen ; Socrates doetHoaWï. het een geheèlen dag duuren, om de bylcn, fpaden en 't ander werktuig, 't welk tot het werk gefchiktwas, te verteeren. Sozomenus verhaalt met eenige onzekerheid den dood der werklieden, en het is niet tc denken , dat de Jooden hier door , tegens hunnen dank , gedwongen wierden om te erkennen, dat Jesus-Christus Goo was-, want zy gingen niet alleen met den Tempelbouw voort, maar hunne ftandvastigheid was ook oorzaak van een derde wonderwerk. Zy befpeurden des morgens , dat 'er een groot getal glinsterende ftarren op hunne klcederen gezaaid waren, die ze daar af wilden neemen, maar dit gelukte hun niet; Sozomenus voegt 'er by, dat deeze ftarren.zoo konstig gewrocht waren, dat ze door de hand des Werkmeesters daar op geplakt fcheeneil te zyn. Theodoretus wykt een weinig hier van af, en fpreekt van zwarte, in plaats van glinsterende, ftarren. Verfchilt men dus in 't verhaal dier wonderwerken , men is niet minder verdeeld over de uitwerking van dit derde wonderwerk ; want de een verzekert , dat de Jooden, zoo verhard als of ze niets gezien hadden, weer naa huis gingen, en de twee anderen zeggen, dat demeesten Christenen werden, en dat het gerucht van hunne bekeering ter ooren van den Keizer Julianus kwam. Wat van dit alles zy, laaten wy pnbefüst; ondertusfehen is het zeker, dat, z§q  124 HISTORIE BoT'K 200 Ga"z 3 een van de J00dfche Tydrekenaars. ml beweert, de Tempel niet gebouwd werdt, tel oorzaake van den qnverwachten dood van Julianus, een ander, met naame R. Gedalia, verzekert , dat deeze Tempel, met groote kosten herbouwd, om ftortte, en dat des anderendaags, een groot mar, dat uit den Hemel kwam, de werktuigen, die '-er nog over waren, deedt fmelten en, een ontelbaar e menigte Jooden. omkomen. Deeze bekcndtcnis der Rabbyncn is zoo veel te. aanmerkelyker, alzoo zy tot fchande der Natie {trekt, en die Heeren niet gewoon zyn dc Boeken der Christenen na te fchryven. VEERTIENDE HOOFDSTUK. De tocht, van Julianus naa Verüe. iv. Julianus, die ten jaare 363 de wederöpbouxiw" J winS van den Tempel hadt toegedaan, voor. Eoofüsr dat hy naa Perfie trok, zette daar zyne overwinningen zeer verre voorc. Hy vondt'er een gedeelte der tien ftammen, die eene. gancfche Stad bclloegcn. In de daad, men tekent aan, dat die Vorstin Me/ene, 't welk een Eiland is, dat de Ttger, of Apameus, maakt, aangekomen zynde, een aanzieniyken rang hielt; hy naa eene plaats, waar. de Euphraat zich in verfcheiden vlieten verdeeld, trok, en eene Stad wondt, Bithra genaamd, die by de Jooden wierdt bewoond, en welke zy veriaatcn hadden, om dat de muureii niet hoog, noch  dér JOOD EN. i«$ noch ftcrk genoeg waren, om een belegering uit iv. te ftaan. Deeze Stad hadt eenig aanzien gehad in ^y** 't Ryk der Perfen, overmits men 'er nog hetHooiDsr. Paleis des Keizers en Huizen zag, om 'er bezetting in te leggen, 't Leger van Julianus ze verlaaten ziende, fbrk 'er den brand in en verteerde dezelve tot asfche. Men kan niet twyfelen, of dit waren de Jooden der tien ftammen, in het Oosten verftrooid , dewyl ze tusfchen de takken van den Euphraat gelegen waren. Zy waren 'er talryk en magtig, nademaal ze een geheele Stad befloegen. Zy hadden ook getrouwheid voor hunnen meester , dewyl ze alles verlieten , liever dan de Romeinen , die zich van hun verblyf zouden bediend hebben, af te wachten en tc ontvangen. Julianus wierdt in deezen Oorlog omgebragt, Crt Jopinianus, die hem opvolgde, zag zich verplicht om den euvelmoed , dien de gunst vart dien Vorst, zoo wel den Heidenen als den Jooden van 't Romeinfche Ryk, hadt ingeboezemd, te ftuiten. Hy deedt dit, maar zyne Regeering was zoo kort van duur , dat zy hem aanzagen als eene wolk, die flechts voorby dreef; en dit wel te meer, dewyl Valens een volkomen vfyheid van gewisfe voor alle de Vyanden van den Christelyken Godsdienst, Heidenen, Jooden, Ketters, wederom invoerde. Hy deedt zelfs iets! meerder; want Valentinianus en hy handhaafden de Jooden, en derzelver Patriarchen, in 't bezit van alle hunne voorrechten. De Wet van beide deeze Vorsten is verlooren, maar dewyl Arca- dius}  0, i! I S T O R I Éj fei^ dius, op hun voorbeeld fteunendc , alle deeze xiv"' rechten bevestigde, moet men niet twyfelen of Hodbdst. zy hcbben dezelve gCgccven- Ondertusfchen Vernietigde Valens, ten jaare 383, ee'ii hunner grootfte voordeden, nadcmaal hy ze aan de openbaare bedieningen onderwierp , en de voorige plakaaten, die hen daar van bevrydden, te niet deedt. De woorden van deezen Vorst zyn aanmerkelyk, omdat zy doen zien, dat de Geestelykheid toenmaals zoo bevoorrecht niet was, als men zich hedendaagsch verheelt. Het Plakaat, waar op de Jooden zich vlyen van de bedieningen des Hofs vry te zyn, is by dit tegenwoordige vernietigd; want het is zelfs der Geestelykheid niet geoorloofd, om zich aan den dienst van God fó wyen^ zonder te vooren, 't geen zy aan >t Vaderland fchuldig is, beweezen te hebben: en hy, die zich waar. lyk aan God wil overgeeveu, moet een man verfchaf- % # ZW J>üM *fl de openbar re bedieningen vervullen kan. VY FT I-EN DE HOOFDSTUK. Maximus begunstigt de jooden; bun ftaat onder Theodofius. Bolk fT0EWEL Theodofius deeze Wet van Valens , xv; * die eerst onder de Regeering van Arcadius Hoopdst. ter uitvoer wierdt gebragt, niet herroepen heeft, waren de Jooden des niettemin in dien tyd gelukkig genoeg. Maximus, ten jaare 387-een oP- Mnt?  D I R J Ó O D È fj, J2? Hand in 't Westen verwekt, enVatentiulanus ge- iy. noodzaakt hebbende , om de befcherming van BosKTheodofius, die toen in Jllyrie was, te fmeeken,ll.cn het Géboüwghig verbranden, *t*wèik xv.' tcgc» 's Keizers inzicht was ; willende dar dc «oorDST.joodcn beftenvryen en openbaaren Godsdienst zouden hebben, terwyl hy de Kerken der Ketteren eerst in de Steden en vervolgens ten platten lande, hadt doen fluiten; en dus hadt hy, niettegenftaande de Vertoogen van den II. jimhroftus^ die zich deswegens in een Brief aan den Keiz?r zeer onheusch uitliet, bevolen, dat de Brandftichters de jooden fchadeloos zouden ftellcn. Ook blyfct het niet, dat die Vorst deeze zyne verdraagzaamheid ingetrokken hebbe; want in 't laatftc jaar zyns levens gaf hy een Wet s waar in gezegd wordt: „ Daar is geen Wet, die den j, Jooden de vryheid van gewisfe ontneemt; daar., om doet het ons leed, dat men hun in zekere' 3, plaatfen derzelver Synagogen benomen hebbc; 3, en wy beveeïen aan uwe grootheid 3 de ou(luimigheid der Christenen, die , onder den 3, dekmantel van Godsdienst, de roekeloosheid heb„ ben om te doen 't geen by de Wetten wordt « verbooden, te ftuitcn, en mét de verëischte 3, géftrengheid te ftraffen de geencn, die dc Syi, nagogen berooven of om verre zullen werpen". Z E S-  dek. JOGDEN. 129 ZESTIENDE HOOFDSTUK, Van de kecbtbank èn byzondere Rechters der Jooden, T^Ve Jooden., varï de waardigheden uitgeflooten IV. * ' zynde, betaalden naauwkeuriglyk de fchat- xvi. tingen, die men hen dikwyls wat te grof oplag HoojdSk Gy kunt | zeide Auguttinus, noch Keizers, noch Landvoogden worden, gy kunt in den Krygsdienst, noch in den Raad treeden; gy hebt zelfs de vryheid niet van te eeten aan' de tafel der groote Heeren / . gy betaalt de fchatüngen. Zy waren dus, offchoon jimbrofius den Keizer ^ uit yverzucht, het tegendeel dacht wys te maaken, volkomen aan de "Wetten onüeiworpcn •, doch gelyk ze fomtyds rechtsgedingen met de Christenen, of ook onder elkander hadden, zoo ftondt dc Keizer hun een byzondere rechtbank toe. Men weet niet, of het deeze Keizer ware., die hen uit Conflantinopolen deedt gaan,, en hun een Wyk in den Stanor vergunde , dat is, in die tusfchenwydte 3 welke tusfchen de Stad en de Zee leedig was geblééyenj doch zy ftichtten daar voor zich eenc foort van Stad , die nog in weezen was ten jaare 12.04, wanneer de Kruisvaarders naa het H. Land töogenj want zy waren gehuisvest, zegt Har duin, voor den Toren 3 in hel kwartier der ffooden , dat meh Stanor noemt, alwaar een zeer goede en rykê Stad u-as; en daar zyn ze nog hedendaagsch aanwéëIII; Deel, 3 tè&  ïSO HISTORIE IV. zig. Theodofius vergunde hun , dat ze niet verxyjK- antwoordelyk zouden zyn, dan voor den Schout HoorcsT.van Stanor, of den Rechter van da: kwartier, welk voorrecht zy genooten hebben, tot dat MamU 'Comnenus het den bodem irriloeg, en ze aan alle de andere Rechtbanken onderwierp'. Deeze Schout was wel een Keizerlyke Rechter; maar de Jooden hadden ten minften een groot voordeel van voor geene andere Rechtbank betrokken tekunnen worden. , Behalve deezen burgerlyken en openbaaren Rechter, hadden zy nog hunne byzondere Amptenaaren en eigen Overheden, die zy zeiven verkoozen, en welken van hunnen Godsdienst waren; welke verkiezing gewoonlyk in de maand September gefchiedde. Deeze eigen Overheden bellisten doorgaands de zaaken, die tot de Kerk of dcrzelver tucht behoorden j en Theodofius gaf een Wet, waar by hun gezag, door de Rechters aan het waggelen gebragt, herfteld werdt. De Primaaten deeden de Zondaars m den ban, en jaagden de geenen, die een fchandelyk feeven leidden, uit de Synagoge. De fchuldigen, die hunne Rechters niet beweegen konden, vervoegden zich by de burgerlyke Overheden , die ze of door hun gezag, of door dreigende voorbeden, in den fchoot der Kerke deeden wederkeeren. De Prïmaatcn bragten hunne klachten voor Theodofius (*) over het geweld, dat men hun aandeedt, en dat men ze dwong hunnen Godsdienst te (*) In 't jaar 39;,  5 È £ J O O D È N. igi tc ontcercri, door h ontvangen vhn menfcheri, welken hunner gemeenfchap onwaardig waren; BxviK' waar op de Keizer aan de Overheden dés RyksH°°ri>sï; vcrboodt $ daar toe hunne hulp' te verleenen , brieven van voorfchryving té geeven $ én zoodanige indringingen goed te keuren; herftellende alles aan 't oordeel dér doörluchtige Patriarchen, én der uitmuntende perfooncri van de Synagoge; Èrt deeze Wet wérdt eénigén tyd daar ha hernieuwd door Arcadius: Dus was de ftaat der" Jooden zeer zagt; en gerust genoeg onder de Regeering van Theodofius. mmm^^^aé^mm^rm^mm.. «mmmm nm mi» mmml ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Het Feest vak Haman werdt in de vj>fdé Eeuw verbooden, en waarom. De meefte Plakaatcn, die de Christclyke Kei- fyL zers in de vierde eeuw gegecven baddert, £vit wïerden iri deeze ter uitvoer gebragt. Men ver-Hoor,:'s* hieuwde 'er eenigen, en men voegde daar anderen by, die noodzaaklyk fcheenen j om de baldaadigheid der Jooden tégen den Christelyken Godsdienst! té beteugelen: Theodofius de" jonge Was' gedwongen in dit kWaad te voorzien; maar hy deedt het altoos op eene billyke wyze: want hy ftrafte niet dan de geënendié door de' misdaadc'ri, welken zy bedroeven, zich des waardig" maakten,- De eerfte gelegenheid,- die zich óp~ dëedt,- betrof een hunner' Godsdienstige óeféniri-  m historié J3ovi'k. gCn' waar Van zy ecn misbruifc maakten. Zy gfrfxvji.' gen in het jaar 408 nog voort met het vieren HooFr>ST-Van het Feest tan Haman, en van hunne veflös'fing door Es-Uier. Het Volk, tot dit Feest pleelrtiglyk vergaderd , deedt duizend buitenfpoorighcden'; want het gefchiedverhaal van deezen Vyand van hunnen Godsdienst leczende, maakten de mannen en kinderen een verfchrikkelyk geraas, ftampcndd met de voeten, of flaande met fteenen eil hamers op de banken , zoo dikwyls als men den naam van Rathan uitfprak. Na deeze Godsdienstige oefening volgde dc fiempery, gelyk dit het gevolg is van alle de Feesten, die mén ter gedachtenis van eenige verlosfmg viert. De Christenen namen geen deel in deeze zotternyerf; maar men was gewoon een groote galg op te richten , en 'er de gedaante van Haman aan te hangen, \ welk deedt vermoeden, dat hun-inzicht was, de Christenen te hooncn over den dood van Jesus-Christüs, die aan't hout gëhangen was geweest, en veelligt bedroog men zich niet. In de daad, zy veranderden de galg in een kruis, en verbrandden naderhand het hout met dc gedaante, die zy daaraan gehangen hadden, 't welk niet gefchieddc zonder vervloekingen, die op den Messias, denwelken wy aanbidden , nederkwamen. Theodofius de TI, daaf van gewaarfchouwd zynde, vcrboodt foortgelyke Galgen op tc richten en ze te verbranden, op verbeurte van alle voorrechten, omdat het niet billyk ware, dat zy de verborgenheden van het Christendom befchimpten. Men gehoorzaamde ia  der JOODEN. 183 in eenige plaatfen ; maar men zag daarom niet i v. minder nieuwe beroerten ontdaan in Macedonië xv*vc en Dacie. Aan den eenen kant volhardden de'ioorasT. jooden van dat Land den Christelyken Godsdienst te hoonen, en aan den anderen kant verbrandde men derzclverHuizen cn Synagogen; zelfs verwees men fomtyds dc Jooden, die aan geene andere misdaad, dan aan die van den Godsdienst fchuldig waren, ter dood. Theodofius (*), altyd rechtvaerdig, vcrboodt de verdrukking, die men den Jooden deedt ondergaan, en aan de Overheden om ze ter oorzaake van den Godsdienst te ftraffen; en te gedoogen dat men de hun toekomende Gebouwen verbrandde, op voorwaarde , dat ze van hunnen kant den eerbied, aan de heerfchendcKerk verfchuldigd, niet zouden overtreeden. Des niettemin lieten de Inwoondcrs van ]nmestar niet na, drie jaaren daar na, in eene buitenfpoorigheid te vervallen ; de ongebondenheid hadt de overhand op den eerbied, dien men aan de Wetten van den Vorst verfchuldigd was; want zy hechtten eenen jongen Christen aan de Galg van Haman, cn geefelden hem zoo onërbarmelyk, dat hy 't beftorf. De Christenen van dat Land, verhoord over een zoo barbaarsch Schouwfpel, liepen tot de wapenen ; de ftryd was geweldig, om dat de Jooden daar talryk waren: de Landvoogd van 't Gewest, Theodofius daar van verwittigd hebbende , gaf hy last om dc fchuldigen te ftraffen , en 't oproer werdt door derzclver kastyding geftild, (*) 't jaar 408 en 412- I 3 AGT-  HIST ORIE AGTTIENDE HOOFDSTUK. Synagogen door de Christenen om verre geworpen; Mozes een valjche Mesfias. BcL \¥/ Y hebbcn reeds verhaald , hoe verbitterd £"!'T dB CbristC!'cn °P ^ Jooden waren , in zoo PW • verre, dat ze, onder Theodofius den L , dezelven m de oefening van hunnen Godsdienst zochten te ftooren, hebbende reeds een van hunne Synagogen verbrand. Men merkt met recht hier omtrent aan, dat zy, die belydenis doen van den hcerfchenden Godsdienst, zich alles meenen geoorloofd te zyn; zy beelden zich in, dat zy hunnen yver doen blykcn,naar maatc der geweldenaaryen, die ze oefenen, en in deeze gedacht-en ftellen ze aan hunne drift geen paaien. ' De Christenen , onder dc Regeering van Theodofius den ƒƒ, wierpen de Synagogen om verre, zonder andere redenen daar toe te hebben, dan den haat, waar mede zy tegen deezen Godsdienst zwanger gingen. Vondt een byzonder perfoon zich door eenen Jood beleedigd,ftraks wikkelde hv het gemeene Volk in zyne belangen; men liep met hoopen naa dc Synagogen, cn ft'ak ze in brand! Zulks deedt men vcrfcheidemaal in Macedonië ' pn de Keizer was genoodzaakt zyne Onderdaanen te vertoonen, dat het aan elk in % bvzondpr niet vry ftondt, om zich zeiven recht te B989| M Rechtbanken waren opgericht, om hun-  der. JOODEN, ig5 hunne klachten aan te hooren, en 'er uitfpraak iv. over te doen, beveelende voorts den Rechtcren xviiT' van dat Land de hand daar aan te houden. DeHooPDs-r, Kerkelykcn, gewoon hun voordeel met de wanorde te doen , voegden zich by het Volk. Die van Antiochie, waar de Jooden in groot getal en ryk waren , plunderden de Synagoge, en wydden aan Gor^ en aan de Kerk 't geen zy geroofd hadden ; men meende den Dieffial te heiligen , door aan God te geeven 't geen een byzonder perfoon zich niet zou hebben durven toeëigenen, zonder zich voot 't Gerichte bloot te ftellen. Men beklaagde zich over eene zoo ergerlyke behandeling, en deeze klachten waren zoo reehtmaatig, dat ze door den Overften van de Lyfwacht onderfteund werden, die van de wanorde en de redenen, die dezelve hadden veroorzaakt , onderricht was; Theodofius verwees de Geestelykheid tot wedergaave van het geene zy genomen hadt, of van dcszelfs waarde, en beval dat men hun eene plaats zoude aanwyzen ter herbouwinge cencr Synagoge. Dit vonnis was billyk,, nadcrnaal dc Jooden in het Ryk op de goede trouw der piakaaten leefden •, het kwam Simeon den Styliter, die ten dien tyd leefde, nogthans zoo niet voor, want hy trok hevig de party der Geestelykheid en der Muiteren van Antiochie. Hy.fchreef zoo fterk aan Theodofius ten hunnen voordeele, dat hy niet alleen, ten jaare 423, de gegeeven bevelen herriep, maar ook den Overften der Lyfbende, die hem aangcraaden hadt de Roovers te ftraffen, afdankI 4 te.  HISTORIE BoVE'K tC' De gU"st' welke T^°*>M hem op zyn aai}, xvin.' houden bewees, zette niet alleen dc Christenen gfiQfDST.yan Antiochie aan, maar ook die van dc nabuurige Steden en Provintiën, om nieuwe aanvallen Op de Synagogen tc doen; men was dus genoodzaakt zyne toevlucht wederom tot Theodofius te neemen, om eenige befchutting tegen zoo dikwyls herhaalde beleedigingen tc erlangen (*). Deeze Vorst, een vyand van gewcldenaary zynde, verboodt 'er eenige te pleegen; de Christenen waren 'er over geërgerd, zy trokken 't harnas weder aan tegen de Jooden, en klaagden dat de befcherming van den Vorst dezelven baldaadig hadt gemaakt. Ondertusfchen wierdt het verlies der Kerke geboet door een voorval, 't welk in 't jaar 434 in het eiland Candia gebeurde , alwaar een groot aantal ryke Jooden waren, en waar van de meesten , na dat ze grovelyk om den tuin geleid geworden waren door een' valfchen Mesfias, zich bekeerden. Deeze Mesfias was Mozes genaamd, en wilde doorgaan voor den ouden Wetgeever des Volks, die uit den Hemel neder gedaald was, om aan het zelve een glorieryke ver.losfmg te bezorgen; hen dwars door de Zee leidende, om weêr. in 't beloofde Land te komen, gelyk men gedaan hadt toen men Egypte» verliet. Deeze Verleider hadt, volgens Socrates, niet meer dan een jaar. noodig, om alle de Steden cn Dorpen, van het lïland tc doorloonen, en de Jooden dien waan in Het j>w%j*.  der JOODEN. 137 ■in te prenten. Zy waren zoo fterk in deeze ver- iv, beelding , dat, den geftelden dag om zich in Bxvul zee te werpen gekomen zynde, de Landman0001**?* den bouw der Landen verwaarloosde, en de Eigenaars 't bezit van hunne vaste goederen aan den eerften Inncemer overliet; Hellende zich elk te vreden met mede te neemen wat hy vervoeren kon. Mozes, zyne Bende op den top eener Rotze vergaderd hebbende, zoo wierpen zich de geenen, die het eerst gekomen waren , in het water, zonder dat hun geloof aan 't waggelen geraakte. Vrouwen en Kinderen ftortten zich met een gelyke drift van boven neder; maar men befpeurde welhaast, dat Mozes een Bedrieger was: veelen verdronken, anderen werden gered door Christen-Visfchers, die zich daar met hunne fchuiten bevonden, en gingen hunne Broeders waarfchouwen , dat het 'er weinig aan gemangeld hadt, of hunne Ligtgelopvigheid hadt hun het leeven gekost. Men poogde den Bedrieger te vatten, maar hy was verdweenen , 't zy dat hy, als Voorganger, niet de anderen zyn graf in zee gevonden hadt, of dat hy zich by tyds fphuil maakte. Wat hier van zy, zeker is het, dat de meesten wys werden; en, fchaamroqd zynde, dat ze zoo veel vertrouwen gefield hadden in eenen gewaanden Mesfias, zochten zy den Vyuaren, en werden Christenen. I 5 N E-  HISTORIE NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Honderdduizend Jooden uit Alexandrie gejaagd. bÓI'k TN dC enkGle Stad Akxandrh teIde men honxix*' derdduizènd Jooden ; zy waren oproerig en Hoo»mt.muitzuchtig, en de haat, dien ze jegens den Christelyken Godsdienst voedden , verbitterde verder een leevendige en oploopende gefteldtenis: want zy hadden, even als de overige Egyptenaars, gevoel van de hitte der luchtftreek. Daar (*) vielen dan dikwyls opfchuddingen in deeze groote Stad voor, en zelden namen zy een einde, zonder bloedftortinge. De Zaterdagen Wierden aangemerkt als zoo veele vechtdagen, om dat dc Jooden, op dien dag niets om handen hebbende, en genegen zynde tot zuipen en zwelgen, zochten, in plaats van naa de Synagoge te gaan, gelegenheid om hunnen moed te toonen, en om dat de Christenen en Heidenen hen dikwyls belcedigden , wanneer ze naa de Synagoge gingen. Ook waren 'er Schouwipelen op dien dag, waar by de Jooden liever tegenwoordig waren, dan by hunne Godsdienstigheden. Het by een vergaderd gemeene Volk zocht menigwerf met hun krakkeel; men wierdt handgemeen, en de Landvoogden hadden zeldzaam gezags genoeg, om deeze opfchuddingen te ftui- (*) Het jaar 415.  a e r JOODEN. 139 iiüiten. Op een dag, dat Orestei, Stadhouder iy. van Alexandrie, ten Schouwburg was, waar hy Eo,ekeenige burgcriyke fchikking over de Schouw-Haófós?, fpelen cn Tponeelen maakte , wierdt men ras ontwaar, dat hy omringd was van de Aanhangers van Cyrillas; men vermoedde, dat ze daar niet gekomen waren, dan om 't gemoed des Stadhouders te verbitteren, en hem eenige verordening tegen de Befneedenen voor te fchryven. De tegenwoordigheid van Hierax,die flechtseen enkele Befticrder van de laage fchoolen was', maar een der gehuurde Pluimftrykeren van Cy- — ritttts, en die in de handen klapte terwyl deeze Bisfchop predikte, maakte hunnen toorn verder gaande. Zy riepen luidruchtig uit, dat deeze man, die zy als hunnen vyand befchouwden, aldaar met geen ander inzicht was gekomen, dan om ze fmaad aan tc doen, cn 't oproer gaande te maaken. Hy moet reden tot deeze klachten gegecven hebben, nademaal dc Stadhouder hem door zyne Amptslieden deed vasthouden , en, zonder, andere wyze van rechtspleeging, op het Toonecl geefelen. Cyrillus was geen man, om van den Stadhouder, die hy doodclyk haatede, eene dusdanige beleediging te ontvangen. In plaats van zich aan hem over zyne onrechtvaerdigheid, indien hy 'cr al eene begaan hadde , te beklaagen, liet hy eenige Jooden in zyn Palcis komen, en bedreigde dezelven; doch zy verachtten de bedreigingen van eenen Kerkelyken, dien dc Gouverneur openlyk dwarsboomde. Zy heflooten zelfs de Christenen om te bren-  Ho HISTORIE Boek. brengen ' ten welken ei»de een hoop faamgexix. zworenen des nachts langs de ftraaten liep, roe*™»t. pende, dat de voornaamfte Kerk der Christenen te Alexandrie in brand ftondt. Het Volk liep in menigte en zonder wapens uit, om den brand te blusfchen; waar op de Jooden, die zich door een teken onderfcheiden hadden, dezelven naa ■ maate, dat ze aankwamen, om hals bragten. Wanneer nu Cyrilhts dit vernomen hadt, trok hy met een menigte Volks uit, ging in alle de Synagogen, eigende dezelven aan de Kerk toe, gaf de Huizen ter plonderinge over, en jaagde de Jooden, gantsch naakt, uit de Stad. De Stadhouder was daar geweldig over vertoornd, om dat de Bisfchop in de rechten der Amptenaaren van het Ryk getreeden was, en om dat hy die groote Stad byna ontvolkt zag, door de algemeene ballingfchap der Jooden; hy verwittigde daar het Hof van, terwyl Cyrilhts zyne klachten tegen de Jooden ook derwaards zondt: het Volk nam de party van den Stadvoogd tegen deszelfs Patriarch, dien zy noodzaakten om Oresus den vrede te gaan verzoeken. TWIN-  O E n JOODEN. 24i TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de affcbaffing der Patriarchen. en ander onheil viel hun eenigen tyd daar [ na (*) in het Ryk te beurt;, want de lee- Boek. vénswyze der Joodfche Patriarchen verwekteHo* f tegens hen gemor en klachten, en de fchattingen, die ze op de Natie heften, veroorzaakten hunnen val. Wy hebben reeds gefprooken vari het recht, het welk de Patriarchen tot het heffen van deeze fchattingen hadden; laat ons daar nu by voegen, dat Theodofius en Valentinïanus ze daar van beroofden, en het heffen van penningen, dat men op hunne Onderdaanen deedt,aan de Schatkist van het Ryk hechtten. Honorias gaf ook op het einde van de vierde Eeuw (f) eene Wet over dit zelfde onderwerp; doch Honorius herriep zyne Wet vyf jaaren (§) daar na, en herftelde den Patriarch in alle zyne rechten, invoege hy alstoen, over 't gantfche Ryk, daar van in bezit was. Men wierdt deeze fehatheffing dan moede ; de Keizers eigenden zich dezelve ten eenemaal toe: Photius gelooft zelfs, dat de Primaaten, die na de Patriarchen volgden, verplicht waren daar voor in te Haan, en dat geld in de Schatkist te brengen. Eindelyk, Theodofius fchafte de waardigheid yan Patriarch af <*) In 't jaar 449; (-f) 't Jaar 399. (3) 't Jaar 40*.  142 H ï s T O R i n ' it. af in 't jaar 479', zoo men niet liever wil zëfte&Li Boek. j-.. . , ■ , t . ^öö1-1*? xx. ü3l ze aoor de Jooden vernietigd wierdt, moede IIooedst zynde om een zoo groot Heer ie onderhouden, >t welk niet waarfchynlyk isy want dit ampt hét niet na der Natie luister by té zetten, en voor haaf, in 't Romeinfche Ryk, het middenpunt van èenigheid te zyn. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK; Èilhke Wet van Honorius voor de TVesterjche Jooden; hy beneemt hun het ampt van Agenten. Wk. tT0N0Riüs, die het ander' deel van het Ryk Hootdst bCZat' hadt VCCl °Proeren uk te ftaanj nooit MT-tèmdë eenig Vorst zoo veele Dwingelanden, en de Yvcraars gelooven, dat zyne overwinningen de belooning waren van zynö drift tegen de Ketters. Het is waar, dat hy ze fomtyds plaagde^ maar hy hadt evenwel veel billykheid voor dejooden^ die onder zyn' Regééring leefden.- Men' heeft zelfs eene Wet, ter gelegeilheid van hen' gegeeven,- behouden, die hem eeréaandoet;want hy verklaart (*): „ Dat de roem van een goed' f> Vorst daar tó beftaat, dat hy elke Maatfchappy i, de rechten, die zy verkreegen heeft, gerusteij Jyk laat genieten; cn dat hy zelfs dan> wanii neer een Godsdienst van den' Souvcfein niet ft VOO?' (*) 'i Jaar 41^  DER JOODEN. 143 ?, voor goed gekeurd wordt, denzelven nogthans iv. „ by zyne Voorrechten moet handhaaven." Deeze B.2E£" grondregels volgende, beval hy, dat niemand deHoofds't. «Synagogen ongcftraft zoude mogen om verre werpen, noch zich dezelven toeëigenen; hy vcrboodt zelfs hen te noodzaakcn , om den Sabbath te fchenden, onder voorwendfel van 't algemeen welzyn en den dienst van den Staat, om dat het overige van de week genoeg was den Staat, waar 't vereischt werdt, te dienen. Doch dewyl hy deezen Godsdienst ook niet meer en meer wilde ftyvcn,zoo verboodt hy nieuwe Synagogen te bouwen, en ontnam de Krygsampten en die van Agenten aan de geenen, die ze bezaten. De Agenten waren in den Krygsdienst onderfcheiden •, zy hadden drie foorten van bedieningen: i) de fchattingen in de Provintiën te heffen, 2) 't Koorn in dc fchuuren en naa het Leger, tot onderhoud der Krygsbenden, te doen overvoeren, en 3) den Vorsten voor Verfpieders en Renboden te dienen. Keizer Augustus hadt deeze Opzienders in ieder Provintie en in ieder Keurbende aangeftcld. Zy gaven den Vorst kundfchap van alles wat 'er omging, en zy befchikten tot dit einde van de openbaare rytuigem Honorius ontnam den Jooden deeze bediening, welken in dien tyd zorg droegen, om de fchuuren te voorzien , gelyk zy dit nog hedendaagsch in verfcheiden Staaten doen. TWÉE--  historIe TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK.- De Jooden zyn talryk in MinorKa, zbddf, ze de voornaamfte Ampten bekleeden. xxu Eiland Minor ka , waar in men twee aanboowsTzienlyke Steden vondt , de eene , Jammona geheeten, waar de Bisfchop zyn verblyf hield, was voor de Jooden ontceganglyk: wanneer zy 'er i,i wilden komen , ftorven zy zeer jpoedig) zy werden van den bükfem ge/lagen , of van eenige getieldigé Ziekte aangetast. En het was om dezelve reden, dat 'er geene Wolven, noch woeste Dieren yfc ren, en dat de Slangen , die men daar in groeten getale zag , ophielden vergiftig te zyn. Iri tegendeel waren de Jooden in de andere Stad, welke men nog Port Mahon noemt, zoo aanzienlyk, dat, fchoon ze aan den Keizer Honorius . onderworpen waren, zy niet nalieten daar Graaven te worden, en alle de burgerlykc waardigheden tc bekleeden ; want Theodorus , die een Leeraar der Wet, en Hoofd der Synagoge was,hadt ook den eerften rang by de Christenen, om ■ dat hy alle de ampten hadt bekleed, Severüsj Bisfchop van het Eiland gewórden zynde, nam het befluit, om die al tc magtigc en tairyke Natie onder zyn gebied te bekeeren. De reï's van Örojius, die uit Judea kwam, belaaden met de' (*) t jaar 418*.  i) E R JOODEN. 145 överblyffels van den H. Stephanus, om ze in Span- IV. je te brengen, blies hem dit voorneemen in; B£xn' •Want op de nadering van dien Heilig , voéldeHoofdst* men zich door dat vuur ontvonken, 't welk de Heer op de aarde is komen ontfteken: eri men begon in de Huizen, en tot op de Markten, tegen de Jooden te redetwisten. Severuswiei&i in dit zyn voorneemen verfterkt door droomen, die zoo wel als de wonderwerken, waar van déeze bekeering verzeld ging, zoo kwaalyk uitgedacht Zyn, dat ze niet verdienen verhaald te worden; fchoon hy zelve zegt, dat daar door, !n agt dagen tyds , vyf honderd en veertig menfchen zich bekeerden. Dan het is zekerder, dat het geweld daar in het grootfte döel gehad hééft; want Severus ontveinsd niet, dat veele aanzienlyke perfoonen de vluéht namen, om zich in Holen tc Verfchuilen, waar zy niet weder uitkwamen, dan door de nabyheid van eenen dood, dien de honger ging veröorzaaken. Waarom een» fchuilhöek gezocht in dc rotfen,en zich aan den dood blootgefteld , zoo 'er noch woede van den kant des Volks, rtoch geweldenaary van den kanc des Bisfchops, plaats gehad hadde? Hy bekent, dat men zich te fcheep begaf, om zyn Vaderland en Goéderen te Veflaaten ; gefchiedt zulks als men niets te vreezen heeft? Eindelyk, hy voert een Galileët in, uitroepende! Ik kan niet langer byu, Jöoden, wöonen; want de haat der Christenen h zoo geweldig, dat ze my zouden dooden: ik zal tot de Kerk gaan , om den dood te vertnydeti en mytt leeven te behouden! III. De ei» K DRIE-  146 HISTORIE DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Jiaat der Jooden onder de Wandalen. Bovek. "T)2 inval der indalen, een wreed Volk, dat xxiii. . geen denkbeeld hadt van verdraagzaamheid HoornsT.jrj zaaken V£m Godsdiemt j moesten hun nieuwe onlusten veröorzaaken. Evenwel is het waarfchynlyk , dat ze aan deeze Natie niet deeden gevoelen, dan de wanorden, die in groote Staatsverwisfelingen onvermydelyk zyn; want men vindt in de Werken van Auguflinus verfcheiden verhandelingen, faamgefteld tegen de jooden, ftaande de Regeering der Ariaanen in Afrika, die ons doen zien, dat hun toeftand niet harder noch elendiger geworden was, dan in de andere gedeelten van het Ryk. In het Pleitgeding der Synagoge tegen de Christen-Kerk, beweert de Synagoge; dat ze noch de Slaavin,noch de Dienstmaagd der Christenen is, nademaal men ze niet als gevangenen vasthoudt; en dat, in plaats van hen de ketens en andere tekens van dienstbaarheid te doen draagen , men hun de vryheïd van de fcheepvaart laat, en van hunnen handel te dryven. De Wandalen lieten hun dan de oefening van hunnen Godsdienst en des Koophandels. Maar aan den anderen kant antwoordt haar de Kerk.,, dat zy verplicht is den Christenen - de fchattiugen te bet aaien; dat een Jood niet naa het Ryk Jlaan a noch Graaf, of Landvoogd eener Pro-  DER JOODEN. 147 provintie kan worden ; dat hy niet in den Raad, iv. noch in den Krygsdienst kan treeden; dat men hem xxnf' zelfs niet aan de goede tafels ontvangt; en dat, zooüooidst, men hem al de middelen laat, om zyn kost te winnen , zulks alleenlyk gefchiedt, om hem niet van honger te laaten flerven. VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Jlaat der Joodfche Natie onder de Regeering der Gotthen. VAEENTiNiANUs bekrachtigde te Rome, en „IV0 ' Boek. in het overige van het Ryk, dat onder zyn xxiv. gebied ftondt, aile hunne voorrechten; hy lietHooi:E>ST* de Synagogen, die onder de voorgaande Regeeringen gefticht waren, ftaan; maar ten zelfden tyde ftelde hy zich tegens het aanbouwen van nieuwen: en, vernomen hebbende dat men een' Tempel wilde ftichten, liet hy denzelven ter neder werpen , en befioeg den Onderneemer in boete. Toen het Ryk van meester veranderde, en de Gotthen Italië onder hun geweld bragten 3 lieten de Jooden niet na befcherming by deeze barbaarfche Koningen te vinden. Theoderïcus befchermde ze tegen de beleedigingen van het Volk, en der Kerkelyken. Hy volgde de grondregels, die zyn Geheimfchryver Casfiodorus hem hadt ingegeeven van niemand te dwingen, om dat alle geweld in zaaken van Godjdienst misdaadig is. Deeze Vorst vertoonK 2 de  248 HISTORIE Bcus'k de hun dikwyis hmne drift voor de XXiv.' ^delyke goederen en rust, terwyl ze de onflerfelykhoansT.Aeto verhoren; maar hy wilde niet, dat men ze op deezen weg bragte door geweld, dewyl mei* 2iCh daar gelykelyk op verliest, als men dien met van gantfcher harte ïnllaat. Het deedt hem leed, toen hy vernam, dat men, om het verfchil van een byzondcr pcrfoon te wreeken, de Synagoge van Rome hadt verbrand;. hy beftrafte den Raad om zulks toegelaaten te hebben , en vertoonde hun de gevolgen , welken zoodanig eene opfchuddmg konde hebben, nademaal de vlam, door den wind voortgedreeven, een groot gedeelte hunner Stad in kooien zou hebben kunnen leggen. Hy beftrafte de Geestelyken van Milaan ook fterk, om dat ze zich meester van eene Synagoge en van dc Goederen, die daar aan vast waren, wilden maaken. Eindelyk de Burgers van Genua wilden alle de voorrechten, die de Jooden, welken daar fints langen tyd gevestigd waren, bezaten, vernietigen. Het Volk, opgehitst door zyne Hoofden, floeg aan het muiten, ging met hoopen dc Synagoge plunderen, waar van men het Dak wegnam. De Verdrukten namen hunne toevlucht tot Theodericus, wiens billykheid hun bekend was. Zy bedroogen zich niet; want die Vorst handhaafde hunne voorrechten, en gaf verlof om de Synagoge te herhouwen, op voorwaarde van 'er niet meerder fieraadiën by te voegen, en ze niet grooter te maaken, dan ze te vooren was geweest. Op  der JOODEN. 149 Op deeze wyze eindigden de Jooden de vyfde iv. Eeuw(*) in het Romeinfche Ryk, zy moesten xxEy' dikwyls den haat en de opfchuddingen der VoI-Hqoidst. keren uitftaan : maar zy lieten daarom niet na het beste deel van hunne voorrechten , door 't gezag der Vorsten, te behouden. {*) Het jaar 500. Einde van het Vierde Boek. K 3 II I-  150 HISTORIE DER JOODEN, V Y F D E BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. R. Asce , Voorzitter der Oosterfche Hoogefcboole, en Samen ft elder van den Babjlonifcben Tbalmud. Bob k. *|\/T'Odelervtl biociden de Hoogefchoolen j. m.het Oosten, onder het beftier van jj °°,CST' iafa», den Samenftcldcr van den Babyfonifchen Thalmud. Deeze Stad was zyn Geboorteplaats (*), doch hy onderwees te Sora. Hy wierdt tot .Hoofd van deeze Hoogefchool verkooren in het veertiende jaar zyns ouderdoms. Men geeft hem grooten lof na; want men vondt by hem de Wet, de Godsvrucht, de Nederigheid en de Heerlykheid: vier zaaken, die niemand, behahen hem, ooit beze■ ten heeft. fBy vondt een' nieuwe Leerwyze uit; want, in plaats van zyne Leerlingen altyd aan 't Col! legie verbonden te houden, en, geduurende het gant- (*JI Het jaar 353.  der JOODEN. ï$l gantfche jaar, les te geeven, hielt hy 'er geene v. dan in de maanden February en Augustus. In de BojEK* maand February gaf hy den Leerlingen eene Ver-^rosr. handeling, en zondt ze naa huis om daar op, geduurende zes maanden, te ftudeeren. Zy kwamen in de maand Augustus weder, en gaven rekenfchap van 't geene zy geleerd hadden. Men onderzocht de ftoffc; men redetwistte in zyne tegenwoordigheid, en vervolgens loste hy de zwaarighcden op door de uitfpraaken der Leeraaren, die hem voorgegaan waren. Tien perfoonen waren tegens over hem gezeten, waarvan 'er vyf de Vorsten der Kroonen genoemd werden , en aan welken opgelegd was, om breedvoerig uit te leggen 't geen de Meester gezegd hadt, mitsgaders om naleezingen voor de Leerlingen te houden, welkers getal op tweeduizend vierhonderd beliep. Men roemde en gaf eerpryzen aan de geenen, die door hunne naarftighcid uitmunteden. De Voorzitter verzamelde alle de ftoffen, die verhandeld waren, en het is uit cleeze verzameling dat de Thalmud van Babylonie is faamgefteld geworden. Eindelyk hy wees het onderwerp aan , 't welk men het volgende half jaar moest beftudeeren, waarop de Vergadering fcheidde. Na dat Asce op deeze wyze den tyd van zestig jaaren onderweezen hadt, gaf hy eene verzameling van zyne uitfpraaken in het licht, dewelke hy in vier deelen onderfchciden hadt. Het eerfte hielt in de grondregels en lesfen van de Misnah, met de twyfelingen die men kon tegenK 4 wer-  153 HISTORIE Bo« Werpen' en derzelver oplosfingen; in het tweede I; verhandelde hy verfcheiden verfchillen, waar Hw«,sT.0ver hy >t gevoelen der Taneërs en Gemaristen aanhaalde: 't derde deel vervatte de fpreuken en grondregels, die men federt Judah den Heiligen. mtgcgeeven hadt; en in het laatfte vondt men de uitleggingen, welke de Schriftuur verfchafq tot uitfpraak van de opkomende Pleitgedingen, met de verklaaringen der voornaamfte Leeraaren. Dit was de eerfte verdeeling van den Babylonifchen Thahnud; doch dewyl Asce, in den jaare 427 geftorven zynde, zyn werk niet voltooijen konde, zoo veranderden zy, die na hem de hand daar aan floegen, van manier, en voegden 'eraanhangfclen by, welken 't zelve veel vermaarder gemaakt hebben. 0ndert"sfchen wierden zy nog in de voltooi. Jing. van den Tktlmud verhinderd door eene vervolging, w?ar van wy terftond zullen fpreekendit Werk werdt derhalve niet voor den jaare 500' 545, ten einde gebragt. Men verfpreidde 't zelve onder de gantfche Natie, welke overeenkwam, dat het niet meer geoorloofd zoude zvn eemge dingen daar by te voegen, of af te nce- T WEE-  dek. JOODEN. 153 TWEEDE HOOFDSTUK. Van de Opvolgers van Asce, en den Vont der Gevangenisje. °JT\ e genoemde Hoogleeraar hadt Marlmar tot v; Opvolger, maar anderen zeggen, an R. Houna z; bolus, deeze plaatfe ingenomen hebbende, dceat een groote menigte Jooden over de kling fpringen, de anderen door onderfcheiden ftraffen omkomen , en het overfchot tot eene droevige flaavernye overgaan. Ondcrtusfchea bevredigde Chosroës zich, toen hy hcrfteld was, met hun, en bediende zich 'er met vrucht van tot zyne voorneemens. In de daad, deeze Vorst, die den Oorlog beminde, ftrooide uit, dat hy de wapenen opvattede, om den dood van Mauritius, zyn Weldoender, tc vvrecken op Phoras,die hem omgebragt, en zich meester gemaakt hadt van 't Ryk. Hy wierp zich , onder dit voorwendfel, ten jaare 615 »» L 3 ®~  H I S T O R j E BoV;E. f ie £>*■. alwaar hy ccn verb:iazcnde ^ Vi. fng aanrichtte. Hy kwam d^ g" fiporDST.ren.cerino- v. „ w , ' weder onder de • regcenng van Heraclm, nam Jeruzalem in voerde met zich weg het Kn ie ' h T t ' " hy hun alle de Christen-gevangenen over i ttenvoLZC T k0Ch£en ^ °m « tL V°ld0Cn' d00r ze onbarmhartiglyk ter dood te brengen; negentigduizend perfoonen W ZEVENDE HOOFDSTUK^ Jooden famenzweering tegen de Inwoonders van Tyrus aan haaren aart- ^ L gC'eSc"hcd?n waar, om «. «££ TI,ans taodt zid'  der JOODEN. 167 komen; de Jooden, zich van deeze omftandigheid v. bedienende, maakten eene famenzweering met y*n alle die van hunne Natie in Judea, om op een'Hoohwt. Paaschdag alle de Inwoonders der Stad Tyrus om hals te brengen, ten einde zich meester van zulk een gewichtige plaats te maaken. Alle de Saamgezworenen begaven zich dan heimelyk aan den voet der muuren van Tyrus; doch grooter tegenftand ontmoetende, dan men gedacht hadt, om dat men ze te gemoet zag, verfprcidden zy zich ten platten lande, waar ze de Kerken der Christenen verbrandden. De Burgers van Tyrus, die dit fchouwfpcl van de Torens en Bolwerken aanzagen, lieten op ieder Tempel, die 'er viel of brandde, éénen Jood den kop afflaan; dewyl men nu op deeze wyze tweeduizend Jooden ombragt, moeten zy tweeduizend Tempelen verbrand hebben. De Burgers, hier op uitvallende, vonden deeze Bende , welke zich als fchaapen op het platte land verfpreid hadden , en richtten eene groote flagtinge daar onder aan, zoo dat zy loon . naa werken ontvingen. / Inmiddels wierdt Chosroës door zynen Zoon en » Onderdaanen in een Kerker opgefiooten, en men gaf hem , in plaats van brood, goud en zilver, tot hem zeggende, geniet op uw gemak alle deeze dingen, welken gy met eene ormrzadelyke drift begeerd hebt. Ily ftorf van honger in het midden zyner fchatten, ten jaare Ó28 , en drie jaaren daar na nam de Perflfche Heerfchappy , die tot de Sarazynen overging, een einde, zynde Isdigerdes, den laatften Vorst der Perfen,digt byCW*/*overwonnen. L 4 AG T-  ï6S H ï a t o R i L, A GTS TB HOOFDSTUK. ^ ^Jooden ^ ^ Mahomed. *k MziTrondt op in dcn ™ *° BflwpïTaantal nlT "W j e" p,antte' in e™ groot wT de Zyne" G°dSdienS£ v-rc door den frelv. ï f dC Jooden vaH nem zvn famenft* van Godsdienst verfchaft te hebben /do h den deeze God^bSdtweÏSn "* dat deeze Natie M/il JZ W' tp r u • i>muc j Mahomed met uister LT y" 2,ende komen' "»» voor don 2? Joodfehen Godsdienst verleende, dien «1 too die lieden, wc|te„ de Wet verik h'T mdt M; Sen"gfte Beb0den *» «o over, r dt. Men voe-t daar by dot de Jooden een ofteer ™ hef Mahomedoandom gekreeKe„ heb gee-  der JOODEN. 169 geevcn, om den Christenen veel kwaads te doen, v. Hy leerde van hun de Bcfnydenis , de onthou- Bvff' ding van Varkensvlecsch en veele andere gcbi-ui-'1^1^ken; en dweyl een Dame hem altyd van Jooden omringd zag, twyfelde zy niet, of hy was een Godlyk mensen. Verre dat dc Jooden door Mahomed zoo zeer begunstigd wierden, als fommigen gedacht hebben, haatte hy dezelven geweldig, 't zy dat hy dit deede uit ftaatkunde , ten einde de Christenen in zynen aanhang te trekken, of dat hun wedcrlland hem mishaagde. Hy beklaagde zich over hunne hardgcloovigheid, en dat ze, in plaats van hem als Propheet te erkennen, hem zyne Naavolgers zochten te bencemen , en dezelven tot hunnen Godsdienst tc doen overgaan. Hy kon den tegenftand van Cajab , een der voornaamfte Jooden, niet dulden, die den voortgang van zyne gezindheid verhinderde; waarom hy lieden omkocht , ten einde hem van kant tc helpen : cindelyk hy kwam tegen , hen tot eenen openbaaren Oorlog. In het derde jaar van de ffegira floeg hy 't beleg voor de Kafteclen, die ze in Hegiafa bezaten, en, na de geenen, die zich in dezelven begeevcn hadden, genoodzaakt te hebben, om zich op genade over te gecven, jaagde hy ze uit het Land, en gaf den Mufelmannen hunne goederen. De Jooden verzamelden weder, en leeverden hem den flag van Kaibar , vier dagreizens, van Medina, waar de Jooden verflagen en omgebragt werden , uitgenomen Cajab, die de behendigheid hadt van zich met het overL § fchet  ï?o HISTORJE B ^ cp t jaar g23 vin onze tydrekening begint.  DER. JOODEN. 173 offl 'er een Moskee te ftichten; doch hy was y. verwonderd te zien, dat de grondvesten van dien BoE:;' nieuwen Tempel losgingen, zoo ras men ze lag.Hoo«>sr. My raadpleegde met dë Jooden, die by henl waren, welken hem antwoordden, dat het wonderwerk niet zoude ophouden , voor en aleer men een Kruis , dat op den Olyfberg geplant was, hadde weggenomen. Omar geloofde dit; het kruis werdt weggerukt, en de grondvesten van de Moskee bleeven vast. De Arabiers houden, integendeel ftaande, dat hun Calif den Bisfchip van Jeruzalem een zeer eerlyk verdrag voor de Stad toeftondt; dat hy 'er in toog zonder te gedoogen , dat 'er eenige Wanorde door zyne Krygsbenden wierdt gepleegd ; en dat, niet willende verdraagen, dat men den Christenen eenige Kerk ontnam, hy Sophrónius zeer zedig eene plaats verzocht, waar hy een Moskee kon oprichten. De Bisfchop wees hem den fteen van Jakób én de plaats, alwaar de Tempel van Salomon was, welke de Christenen uit haat jegens de Jooden, met vuilnis vervuld hadden. Omar arbeidde zelf om die plaats te reinigen, en wierdt in deeze Godvrucht door den Hoofdman van zyn Leger naagevolgd ; eindelyk hy bouwde daar een Moskee. Deeze beide verhaaien zyn zeer verfchillende; volgens >t een was de Tempel Salomons nog in weezen, en het ander verzekert, dat de plaats, waar dezelve was gebouwd geweest, met vuiligheid vervuld geworden was : het een verdicht een wonderwerk van 't kruis, \ geen de anderen niet gekend heb-  i?4 ö I S T O K i v. hebben. Het ééri doet de Jooden fpreeken xiïk ^x.EK' haat tegen den Christelyken Godsdienst j en hét flooïDST.andéfe ftelt het pleegen van geweld aan de zydé der Christenen. Hoe het zy, zeker is het, dat Omar meester van Jeruzalem wierdt, en vervolgens van de Perfen, na dat hy, door zyne Veldoverften 3 aan Isdigerdes, den laatften hunner Koningen , verfcheiden Veldfiagen geleeverd hadt; Dus eindigde dc Perfifché AUecnheerfching, en de Jooden«, die langen tyd onder dezelve geleefd hadden , gingen nu over onder de hcerfchappy der Sarazynen en van Omar$ die zyne overwinningen aan dén eenen kant voortzette tot den Vloed Oxus, en aan den anderen kant tot in Egyy>~ te, waar hy Alexandrie vermeesterde. ELFDE HOOFDSTUK; Staat der Jooden onder de Opvolgers van Omar. v- \VZY zuh*en ons niet ophouden met dc veelx i. ' -" vuldige overwinningen en krygsdaaden van HoofDST-de Opvolgers van Omar, maar alleen verhaaleii hoedanig het met de Jooden onder derzclver re geeringen gefchaapen ftondt. Isdigerdes, zegge» hunne Historiefchryvers, vervolgde hen eenigen' tyd voor den Oorlog,dien de Arabiers hem aandeeden; hunne Synagogen wierden aan de Magi gegeeven, hunne Hoogefchoolen geflooten, eir de vervolging deedt een groot getal perfoonerl >y>~iU  BEE JOODEN. Ï75 omkomen; dus waren zy verheugd van meester v. te veranderen. En hier toe hadden zy des te meer rede , nadcmaal ze in ruste leefden onderH°°iDsT.de eerfte Califen ; want de Arabiers verfoeiden het geweld, dat men het geweeten aandoet, en gaven hun de vryheid weder om hunnen Godsdienst te oefenen. Hunne Hoogefchoolen wierden wederom geopend ; want Chanina beftierde die van Nahardea, tcrwyl Mahomed zyn' Godsdienst en Ryk uitbreidde; Chana, een der Uitmuntenden, leeraarde te Pundebita onder Omar Mar ; Rabba, dieeen andere Uitmuntende was, volgde hem op, ge- , duurende dat Schenina Sar/kus , de Zoon van Calipta, te' Sora regeerde. Aly hadt eenige verfchillen met hen over het verwyt, dat zy hem deeden dat zyne gezindte, fchoon eerst opkomende, reeds in partyfchappen Verdeeld was. De Jooden deeden hun voordeel met deeze verdeeldheden , die des te gevaarlyket waren , overmits men zich door Burgeroorlogen verfcheurde. Zy drongen Aly op eenen tyd over deeze ftoffe, d'ie hen op zyn beurt vraagde: waarom zy, toen ze nog naauwelyks de Roode Zee waren doorgewogen , van Mozes eischten, dat Iry hun Goden zoude maaken, om dat ze de Afgodendienaars zich 'hadden zien buigen voor de Afgoden der Moabieten ? Dit deedt hen ftilzwygen. Aly liet nogthans niet na dezelve Jooden, waar tegens hy redetwistte, te befchermen. ïn de daad, zy vernaaien zeiven, dat R. /zaak, een der uitmuntende Leeraaren, hem ging begroeten en hulde doen, toen hy den Koning  176 HISTORIÉ v. ning van Perfiè' overwonnen hadt, en dat deezS B^i%' Calif hem groote cere aandeedt , en g-rootelyks HooFDST-vcrhefce. Hy deedt ook de Dochter des Konings van Perfie trouwen met Bostenay , die ten deezen tyd Vorst der Gcvangenisle was. De rekening van deeze Histoiïefchryvers, die hier Aly voof Omar neemen , volgende, moet dit huwclyk een der laatfte zaaken zyn,- die deeze Vorst voor zynen dood beliootcn heeft; want hy wierdt in het zelfde jaar 662 omgebragt. Omar begunstigde ook nu en dan de Jooden j want een Mufulraan, by uitfpraak van Mahomed$ zyn proces veriooren hebbende, en het zelve voof Omar, om naa gezien te worden, gebragt zynde, nam hy zyn fabel en hieuw 'er den hardnekkigen Mufelman het hoofd mede af, om den Jood te wreeken over de vittcry van zyn tegenparty. Na dat hy Calif geworden was, en een Jood aart hem zynde komen klagen over eenen Landvoogd, aan wien hy eenige koopmanfehappen geieeverd, en die hem niet betaald hadt •, vraagde Omar inkt, cn geenen by de hand vindende, nam hy ccn fteen van den muur van Medina, die hy Üet bouwen, en zette daar deeze woorden op: doe de klachten, die men my van u doet, ophouden, of laat uwe Landvoogdye vaaren. De Jood, den fteen gebragt hebbende, ontving een fpocdigebetaaling, 't welk den toegang, dien deeze Natie by den Calif hadt, en de liefde van dien Vörst voor de gerechtigheid, doét zien. Evenwel , zoo hy billykhcid hadt jegens byzondere perfoonen-, Üe't  Oer j O O D Ë Ni 177 hy echter niet na der Natie een groot ongelyk X. aan te doen; want dit gedeelte, dat, na de over- B winningen van Mahomed, in Arabie gebleevenHoofdst. ■was, betaalde ftiptelyk de fchatting aan de Müfulmannen: doch Omar, zich het woord des Propheets herinnerende, da: men geen twee Wetten in het Eiland van Arabie moest dulden, jaagde de Jooden daar uit. De Joodfche Natie genoot onder Jefld geen minder rust en vryheid \ haar Vorst der Gevangenisfe regeerde met een gezag, dat byna zoo groot was als dat eens Konings. De Hoogefchoolen waren , geduurende de ftaatsvcrwisfeling, byna verlaaten geweest, en het'verloop der Leerlingen en Meesters was zoo groot, dat men te Sora genoodzaakt was een Wever tot Hoogieeraar aan te ftellen , om dat hy de Wet bejl«deerd hadt; doch men hernam toen den fmaak tot de Weetenfchappcn , en men zag wéér veele uitmuntenden te voorfenyh komen: ook herbloeide nu de Geneeskonst (#). Deeze Natie bloeide insgelyks in Egypte, waar van dc Ommiaden zich, zoo wël als van Syrië, meester hadden gemaakt. Een Kluizenaar van dit land , Casmus de Schoolgeleerde genaamd , ziende dat de oogst groot was, ondernam tot derzelver bekecring te arbeiden ; hy deedt zulks met zoo veel yver, dat de geenen, die hem kwamen (*) 't Jaar «84. III. Deel. M  178 HISTORIE V. men bezoeken, hem byna altyd tegen de Jooden bxï.k' fchryvende vonden. Dewyl hy niet dan met Hoofdstmoeite uitging, zondt hy zyne Leerlingen, cn onder anderen den vermaarden Mofchus, om tegen s hen uit de H. Schrift te redetwisten ;■ ■ doch men weet niet welke uitwerking deeze beweegingen en fchriften, die verloorcn zyn, veroorzaakten. TWAALFDE HOOFDSTUK. De Joodfche Homerieten, en dtr?Mver wreedheid jegens de Christenen. b7ek. TT^I aar' was een Natie van Homerictcn, Ethio-xii. piërs genaamd, fchoon ze aan geene zyde Hoordst.van de Go]f jn %$afög gelcgcn ware. het j00. dendom was daar zegepraalende onder de befcherming van den Koning, die 'er belydenis van deedt. Gregentius, Aartsbisfchop van Thephar in Arabie, arbeidde in de vyfde eeaw aan hunne bekeering. Hy hadt , in tegenwoordigheid des Konings,een gefprek met IJerbanus; de vergadering was tal'ryk, om dat men de aanzienlykftèn van deeze Natie uit alle de Steden van het Ryk hadt doen komen. Men redetwistte langen tyd vruchteloos in het Paleis; Herbamis beweerde, dat God nooit door zyne Propheeten hadt verordend, den Zuon en II. Geest aan t-e bid- "UJ" dén.  r> e r JOODEN. 179, (Sm, dat dit'eene nieuwigheid der'Christenen, v. was. Hy bragt het gebod der Wet by , waar BoxE^' door de dienst van nieuwe Goden verbooden Hoogst. wordt, het zy dat hy den tekst anders las dan wy, 't zy dat hy ze kwaadaartiglyk uitbreidde, om hem op Christus toe te pasfen.; hoe het zy, de onderhandeling althans eindigde met een hüstcrryk wonderwerk, 't welk al .te grof gesponnen is om proef te houden.. Jesus-Christus daalde van den Hemel neder, en na den donder vooruitgezonden te hebben, het hy zich.; aan alle de Omftanderen zien •, hy fprak en zeide, dat hy zich op het. gebed des Aartsbisfchops was komen vertoonen , en verzekeren , dat hy door hunne Vaders gekruifigd was geworden t en weggaande doeg hy alle de Jooden met blindheid, laatende niet dan aan de Christenen 't gezicht. Zoodanig een wonderwerk kón niet anders, dan de bckeering van alle dc Homerieten ten gevolge hebben ; ook verzocht Herbanus om met zyne medegezellen -gedoopt te worden , 't welk. hun ten eefften het gezicht weder gaf: vyfduizend vyfhonderd bekeerden 1 zich op ftaanden voet, en Gregemïui ging dc overigen doopen ia alle de Synagogen -van het Ryk. Daarenboven gaf de Koning, die reeds Christen was, plakaaten uit, om de wederinvoering van het Joodcndom op doodftraffe .te beletten; hy onderwierp zich aan den ■ Aartsbisfchop, en deedt niets dan met zyn raad in eene regeering van dertig jaaren. Zyn Zoon, Sördidus, hadt altoos denzelfden eerbied voor de Kerkelyken. Dan, behalve het onM 2 ge-  ito HISTORIE BcTek gerymde' dat in dit verhaal voorkomt, is fret xT beweezen , dat men twintig of dertig jaaren na HooFDsr.deeze wonderbaarlyke en voikomene bekeering van het Ryk der Homerieten, den Koning en al het Volk zoo Joodsch vindt als ooit. In de daad, onder de regcering van Jujiinus waren de Homerieten Jooden , en deeden toen eene onderneeming tegen dc Christenen van Negra. Theopkanes , Cedrenus en Zotiaras fpreeken niet dan in algemeene bewoordingen van een tocht der Homerieten (*)_, waar 'mArethae, Koning der Stad Negra, een Martelaar werdt, en wiens dood gewroken wierdt voor den Koning van Eihiophie; doch Nicephorus verhaalt, dat Duvaan, Hoofd van de Natie der Homerieten , en een Jood van Godsdienst y door den Duivel ingeblaazen zynde, het befluit nam om Negra, een Stad van Arabie', aan te tasten. Hy kon ze niet door geweld inneemen; maar, hebbende den Inwoonderen verlof gevraagd öm 'er in te mogen komen, onder eede van geen kwaad te zuilendoen, hadt men hem dit niet zoo ras toegedaan, of hy offerde de gantfche Stad aan God ten offerande, door alles te vuur en te zwaerd te verwoesten. Arethas ontving 'er met de anderen de kroon des Marteldoms ; een jong kind, 't welk de; Geweldenaar van de moeder wilde afrukken ,. beet hem in de dye, en ontvluchtte om met haar te fterven. Jufiinus, van deeze wanorde verwittigd, zondt krygsbenden aan E/esbaan, • -W9 i'^¥'^jPt>:ftO(aiéi . •••tf.v' . die; ■ (*) In 't jaar gij.   V. BOEK. DE KATÏTÏTK < mr DWEEPKHÏ ) TEKKKACHT.  der JOODEN. 181 die in Ethiopië 't bevel voerde , en Dutiaan ter V. zee en te land aangetast hebbende, overwon hy ^i*" denzelven, nam hem leevend gevangen en deedtHooFDs-r. hem fterven. DERTIENDE HOOFDSTUK, Staat der Jooden in 7 Romeinfche gebied onder Juftinianus. T Tappen de Christenen reden, om in veele v. opzichten ontevreden te zyn, over de han- Bx°Sif delwyze van Keizer Juftinianus; de Jooden had-HooFBsrden ook dikwyls oorzaak, om zich over hem te beklaagen: want hy maakte Wetten en oefende de Krygstucht jegens hen. Procopius verzekert, dat hy hun vcrboodt den Paasch op eenen anderen dag te vieren dan de Christenen; dewyl nu hunne rekening van die der laatstgenoemden verfchilde, zoo gebeurde het zelden, dat dit Feest op denzelfden dag inviel; en dewyl de Jooden naauw gezet zyn op hunne rekening, en op den veertienden van de maand Maart, was het hun de vryheid beneemen om dit Feest revieren, wanneer het overgebragt werdt op den dag, dat de Christenen het vierden. Daarenboven deedt hy de geenen , die het Paaschlam aten , in groote boeten beflaan. Deeze Vorst deedt een andere inbreuk op hunne vryheid, verbiedende aan de Overheden hunne getuigenfsjen tegen de Christenen te ontvangen , en M 3 hen  HISTORIE,: b J-k fep Mf* nauwr.kk recht, om uiter/Ie willen enb;^ xm." S*ftlgittge» te maaken■, beroovende.) -. Paar waren Hoogst.niet dan de Landlieden der Samaritaanen , wier Kinderen van derzclver Vaderen konden erven, Hy ontnam hun ook dc openbaare oefening van hunnen Godsdienst in Afrika, gebiedende, dat de Synagogen verbeurd verklaard, en in Kerken veranderd zouden worden; den Jooden te gelyk verbiedende om in fpelonken te vergaderen, en' den dienst op hunne wyze te doen; om dat het eene ongcrvmdheid is te dulden , dat de Godloozen Godsdienst-oefeningen, die geheiligd zyn , zouden doen. De Jooden verlooren ook een gedeelte hunner Voorrechten in verfcheiden plaatfen van het Ryk. De gemelde Wet (*) wierdt .inzonderheid ter uitvoer gebragt te Borium, eene Stad van Afrika , gelegen aan den voet van het gebergten, !E weik ten westen zznPentapolis grenst; de gelegen-heid van deeze Stad was fterk, om dat een keten van Bergen den toegang daar van tocfloot, en niet dan een zeer naauwen' doortochtj liet, om 'er te komen. De Jooden hadden zich daar een fchuilplaats verzorgd , en woonden 'er in grooten gctalle onder Juflinianus, zy leefden 'er zoo veel te geruster, mdemaal de Keizer daar geene fchattingen vorderde, cn dat men 'er nooit een Tollenaar van dien Vorst gezien hadt. Zy hadden 'er een kostelyken Tempel, waarvan ze de ftichting tot aan Salomon deeden opklimmen; 't geen, dat men daar uit befiuiten kan, is, dat ze •"• ^■ !' ''• ::-"-7-! »ö bsz ïfesutaicfm, Vri m ter (*) 't jaar 535,.  bek JOODEN. 183 ter dier plaatfe federt langen tyd hunne woonplaatfe gehad hadden, en dat ze ryk waren, niettcgenftaande zy de Mooren tot gebuuren had-1 .den. Jujlinianus ondernam de bekcering van deeze Stad, zoo wel als die vnnAigala, alwaar het Heidendom ten jaare 530 nog in ftand was, en waar men den Afgoden offerde in Tempelen, aan Akxander den Grooten en Jupher Ammon toegew.yd. De Keizer flaagdc in zyn voorneemen; de Jooden zoo wel als de Heidenen omhelsden 't Christendom: de Synagoge, of Tempel van Sakmon wierdt een Kerk, en Juftinianus liet de Stad met muuren omringen, om ze zekerder te doen zyn. Onder dezelve regeering wierden 'er ook nog eenige Jooden bekeerd, 't welk niet zonder wonderwerken toeging , waar van wy 'er een , als het'voornaamfte, doch op rekening van Evagrius , hier zullen verhaalcn. Dit wonderwerk gefchiedde te Conjlantinopolen. De Grickfchc Kerk hadt het gebruik van het ovcrfchot des H. Avondmaals aan de Kinderen te laaten eeten. Het gebeurde nu eens, dat, wanneer het H. Avondmaal gehouden , en 'er eenige heilige deelen van het onbevlekte lighaam van Christus, onzen God waren overgebleeven ; men de kinderen uit fchool riep, en ze dit ovcrfchot liet eeten; ongelukkig komt 'er ook een joods kind, en at gelyk de anderen. Deszclfs Vader, verwonderd zynde dat het langer uitbleef dan naa gewoonte, vraagde aan het zelve de reden daar van, en, die verdaan hebbende 3 wierp deeze ontmenschte GlasM 4 blaa- v. Boek. xiii. loOFDST,  VBoek.XIII. HoOfDST V. Buik. XIV. Hoofdsr HISTORIE blaazer zyn Zoon in den Oven, Cn deedt dien weder toe. De tederhartige en ongeruste Moeder zocht haar kind overal geduurende drie dagen, zonder het te vinden ; maar eindelyk, dewyl ze by den Oven deszelfs naam al zuchtende noemde, riep het Kind haar, gaf haar tc verftaan, dat een in 't purper gekleedc Vrouw hem voor het branden bewaard, en voedfel gegeevcn iadt. Juftinianus , daar van onderricht zynde iet de Moeder en het Kind haaien, die den Doop ontvingen; doch de Vader, hardnekkig weigerende zich te bekeeren, wierdt in een der koorlieden aan een kruis genageld. VEERTIENDE HOOFDSTUK, Opfchuddingen der Jooden onder Keizer Juftinianus. YXe eerfte deezer opfchuddingen (*) werdt veroorzaakt door een' valfchen Mes/las, die men Julianus heet. Hy verfcheen in Pakftina, en bedroog het volk van dat land; en dewyl hy de hoedanigheid van Veroveraar aannam, om zyne Natie des te ligter om den tuin te leiden, deedt hy alle de geenen, die ligtgeloovig genoeg waren hem te volgen, de wapenen aanneemen De Muitelingen, de Christenen, die zich inbeelden mets te vreezen tc hebben van eene Natie, wel- (*; Het jaar j30.  dik JOODEN. 185 welke zoo dikwyls getemd was, onvoorziens aan- v. vallende, maakten 'er eene groote flagting onder; maar de Krygsbenden van den Keizer kwamenHoofds't. de verdrukten te hulpe, verftrooiden in korten tyd de Muitelingen, welken het aan ervaarendheid ontbrak, en die de eerfte beweegingen van hunnen haat involgden: hun Hoofd werdt gevangen genomen , en met den dood geftraft, het welk een einde van deeze opfchudding maakte. Dit voorval vinden wy nog op eene andere wyze aangetekend. De Jooden van Scitopolis hadden eenig verfchil met de Christenen; de Samaritaanen kwamen in het fpel, en eenige Huizen van de Stad verbrandden. Juftinianus, verftoord zynde dat de Landvoogd niet fpoedig genoeg dit oproer gedempt hadt, liet hem het hoofd afflaan ; de Samaritaanen , 's Keizers geftrengheid ziende, en dit voorbeeld hen met vrees bezwangerende, ftelden een Hoofd derRooveren, Julianus genaamd , aan hun hoofd, die eenige Kerken pionderde en verbrandde. Hy trok in Napolufa, waar men Spelen en Wedloopen vierde. Hy wierp zich op tot Rechter en Meefter; Nicias, die den eerften prys behaald hadt, zich by hem aangeevende om dien te ontvangen, vraagde hem Julianus van welken Godsdienst hy was? Dy wierdt moeijelyk toen hy vernam , dat een Christen den prys over die van zyne Natie behaald hadt, en flocg hem het hoofd af in den renkring zeiven ; hy mishandelde grootelyks den Sisfchop der Christenen, maar de Veldheeren van Palestina hunne Krygsbenden verzameld M 5 heb-  ï86 HISTORIE v. hebbende, vervolgden den vluchtenden Julianus, ExivK' en aaalden nem in- zyn Leger werdt geflagen, HooFDST.men nam hem gevangen en floeg hem het hoofd af, 't welk met de fluijerkroon, die hy droeg, aan Juftinianus wierdt toegezonden. Twintigduizend Samaritaanen kwamen in deezen Veldflag om, de anderen weeken op den Gerizim, Arparizim en op den Tverberg in Trachonitis; ook werden 'er twintigduizend jonge Jooden als Slaaven gekocht, en naa Per/ie gevoerd, waar ze weder aan Indiaanfche Kooplieden verkocht werden. VYFTIENDE HOOFDSTUK. Opjïand der Jooden te Cezarea, en in Italië. »ovek T")AAR was een andere opfchudding, vyfè'nxv.' twintig jaaren daar na, te Cezarea (*). De Soofdst Samaritaanen en de Jooden , die elkander doodelyk haateden , lieten evenwel niet na , zich tegen de Christenen van die Stad te verëenigen. De Tempelen werden om verre geworpen, men bragt veele menfehen om hals; de Landvoogd wierdt in zyn Paleis gedood; zyne Vrouw, het gevaar ontfnapt zynde, ging heure klachten brengen voor Juftinianus , die. terftond aan Adamantius bevel zondt, om kennis van de zaak te nee- 334613 / 2 b van , i men- (*) In 't Jaar SSS-  DER JOODEN. 187 men. 't Onderzoek gedaan , en de Jooden bc- v. ■fchuldigd zynde van al het geen, dat 'er haate lyks en wreed in deeze geweldpleeging gefchiedHooFDsi-. «was, verklaarde Adamantius de goederen der geenen, die ryk waren, verbeurd, jaagde een groot geral der Muitelingen, die deel aan deeze feicelykheid gehad hadden, op de vlucht, en liet pan anderen het hoofd afflaan.' Deeze gerechtspleeging was zoo bloedig-, .dat ze alle de J>oden pan dat land deedt beeven, en hier uit befluit men, dat het niet mogelyk zy, dat 'er een derde opftand tegen Juftinianus in Palcftina plaats gehad kan hebben; te meer, om dat de Griekfche Histonefchryvers, die niet onkundig daar van konden zyn , geen gewag van dit .geval maaken, ZOO min als Paulus de Diaken. Dan het was in JtaJie ,. dat men zich hoogelyk tegen Juftinianus en Belifarius , die Napels belegerde , verklaarde. Deeze vermaarde Veldheer hadt Afrika weder onder de gehoorzaamheid des Keizers gebragt, de Wandalen overwonnen, en in de zegepraal, die men hem deswegens te Conflantinopolen verordende, haalde hy de heilige Vaten des Tempels van Jeruzalem, die Titus te Rome gebragt, en Gizeric wegge » voerd hadt, toen hy die groote Stad pionderde , voor den dag. Dit voorwerp, dat het inneemen van Jeruzalem, en de vernieling van den Tempel, wéér te binnen bragt, moest de Jooden van Conflantinopolen ontzetten. Op dit gezicht fcheen een hunner van een' Prophetifchen geest vervoerd , en riep uit, dat deeze kostelyke Vaten niet  ï88 HISTORIE Boe n^et naa C°nftmt'tnoP°len moesten gebragt, noch xv.' in 't Paleis des Keizers geplaatst worden. Men Hoofdst.fccm^ Zeide hy, dezeben niet bewaaren, dan in de plaats , waar aan Salomon ze geheiligd heeft; en om deeze reden is het , dat Gifericus de Stad Rome heeft bemagtigd, en de Romeinen Gifericus verwonnen hebben. Wanneer nu deeze foort van Godfpraak aan Jujlinianus verhaald geworden was, geloofde hy den Joodfchen Propheet, en zondt fpoedig de gouden en zilveren Vaten naa Jeruzalem. Toen Belifarius in Italië kwam, om Napels te belegeren, waren 'er in deeze groote Stad twee partyen, de een voor den Keizer, en de andere • voor de Gotthen, die door de Jooden, die talryk en vermogend in die Stad waren , begunstigd Wierden: zy, die het met den Keizer hielden, hadden, om zich van de moeijelykheden van eene Belegering te bevryden, aan Belifarius doen vertoonen, dat het beter was Rome te gaan belegeren, om dat, indien hy deeze Hoofdftad innam , Napels, die niet dan door dwang den Barbaaren onderworpen bleef, natuurlyk tot gehoorzaamheid zou wederkeeren ; maar hy verwierp dit voorftel, en hielt zich te vreden met de belofte van groote voordeden, zoo men tot een verdrag wilde komen. De artykelen van het verdrag waren reeds opgemaakt en aangenomen van Belifarius, die al wat men hem vraagde toeftondt, wanneer , de party der Gotthen een tederhartige aanfpraak aan de Burgers deeden, en dezelve door de tegenwoordigheid der Joodfche Koop-  £> E R J O O D E N. 189 Kooplieden, die daar waren, bekragtigden, om v. her. Volk te verzekeren , dat ze, gcduurende B 0 E de Belegering, noch aan 'leeftocht, noch aan oor-Hooi^ logsbehoeftens-, gebrek zouden hebben; de Burgers, bemoedigd door deeze verzekering, herfchépten nieuwen moed, cn verdcedigden de plaats twintig dagen lang met groote dapperheid. Belifarius verloor een goed getal braave Veldoverften en Krygsknechten in de menigvuldige aanvallen , waar in , hy afgeflagen wierdt. Tkeodatus , die natuurlyk ter verdeediging van eene zoo gewichtige plaats , en van zulke yverige Onderzaaten, hadt moeten toefehieten, hadt het harte niet om Belifarkn in zyne Legerplaats te gaan aantasten. Napels wierdt derhalve ingenomen -, de Jooden hadden de wacht aan den zeekant, en dewyl zy overtuigd waren , dat men hun geen kwartier' zou geeven, nademaal ze de voornaamfte oorzaak waren van den tegenftand, dien men gedaan hadt zoo vochten ze als wanhoopige menfehen : zelfs was de Stad reeds aan eene andere zyde ingenomen 3 toen zy nog het geweld 'des vyands in hunne verfchanfingen tegenftonden; doch de dag ten laatften aangekomen zynde, wierden zy daar in overmeesterd. By de verovering gefchiedde 'er een groote ilagting, in welke, als te denken is, de Jooden 't minst gefpaard werden. ZES-  ïoo HISTORIE, ZESTIENDE HOOFDSTUK. Van Keizer Juftinus, en den opjland onder Phocas. V. Tustinus nam de plaats van zynen Oom, en xvi" J beklom den troon ten jaare 565. Zy, die beHo0FDSTweeren, dat hy een fraaije Synagoge van de Jooden kocht, die hun te Conflantinopolen in de wyk der Koperflageren was overgebleevcn, en dat- hy 'er eene Kerk van maakte , welke hy aan de Chalcopratiaanfcbe Maagd, of Verkoop/Ier van koper en ketels, toewydde, misgrypen'zich grooielyks. Het is waar, dat dc Jooden zich'in 'teerst ter' neder gezet hadden in de wyk van Cónftantiflopoleu, welke heur naam ontleende van de ketels en 't koper, dat men daar verkocht, om dat ze misfehien in 't koper werkten en daar handel' in dreeven ; maar het was lang geleeden, dat men ze van daar gedreeven hadt, om ze in Stanor te doen woonen, waar ze nog hedendaagsch zyn. Daarenboven ftichtte Theodofius de jonge de Kerk aan de gemelde Maagd, en dus kan men niet zeggen , dat de Jooden daar een Synagoge hadden, noch dat Juftinus ze van hun gekocht hadde, om 'er een Tempel te bouwen. De dwaaling komt hier uit voort, dat, de Kerk van die Maagd door eene aardbeeving om verre gefmeeten zynde, Juftinus die weder van onder haare puinhoopen deedt oprichten. De Jooden leefden genoegzaam gerust onder de re-  der JOODEN. sgi regecring van Mauritius; maar Phocas ten troon ge- v. fteegen zynde , door het ombrengen van zyn B°*jK' Meester en deszelfs Kinderen, beeldde men zichHooïDST.' in , dat deeze ftaatswisfeling gevolgen" konde hebben, en dat het gemakkelyk ware" ongeftraft misdaaden te begaan ; terwyl een gedeelte van de onderhoorige Volken zich niet dan met moeite aan den Dwingeland zoude onderwerpen. Die van Syrië , zich magtig binnen Antiochïe bevindende, deeden hun voordeel met de gelegenheid, en górdden 't zwaerd aan tegen de Christen. Het oproer was algemeen, men vocht va'n wederzyde met veel hevigheid; maar de Jooden, 't fterkfte zynde, bragten zy' een groot getal perfoonen om, en verbrandden de anderen'in hunne huizen , waar in zy vuur geworpen hadden. De Bisfchop wierdt óp eene onwaardige wys behandeld ; want men fleeptc hem langs de ftraaten j men fneedt hem zyne geheime deelen af; men itak ze hem in den mond ; na hem in deezen verfchrikkêlykèn ftaat herom. gevoerd te hebben, wierp men hem in een vuur, waar in hy verteerd wérdt. Phocïis'was geen man , om zoodanig eene buitenTpoorigheid te vetgeeven ; de goedaartigfte 'Vorsten- zouden dezelve geftraft hebben: de Wederfpannigen ondervonden derhalve zyne rechtmaatïge gëftrengheid. . Hy zondt den Graaf Bonofus nïa-Antiocfiie, die ze niet kon noodzaaken om de wapenen ne* der te leggen ; men was verplicht Krygsbenden tc verzamelen, die, ze geflagen hebbende, een groote flagting daaronder aanrichtten: de gevangenen werden gefolterd, verminkt en uit de Stad gebannen. 2y  192 H I S T O R 1 U v. Zy waren ook talryk en te duchten in het e>XyjF; land Cyprus , waar zy in 't jaar 606 middel geHoo/dst. vonden hadden, om 'er zich weder ncêr te zetten, ondanks het befluit, dat men daar onder de regeering van Adrianus hadt genomen, om 'er zelfs de reizigers van dien Godsdienst niet tc dulden. Leontius , Bisfchop van Napels op dit eiland, ondernam hunne bekeering, en gaf eene Vermaaning uit, om ze tot de Kerk te brengen ; doch men weet niet. wat 'er de uitwerking van was. Gregorius de Groote leefde ten dien tyde; deeze Paus was overtuigd, dat men de Jooden moest ontzien , in plaats van ze te haaten, om dat ze eens herroepen moeten worden: hy arbeidde ook aan hunne bekeering, en fchreef aan zynen Ontvanger in Sicilië , om aan zyne pachters, die Christenen zouden worden, 't derde deel der inkomsten, die ze hem fchuldig waren, kwyt te fchelden. Hy beeldde zich in, dat het geoorloofd was geld aan te wenden, zonder te gelooven, dat deeze gefchenken het geloof inblaazen konden; maar, zeide hy , indien men de Vaders niet bekeerd , ten minften zal men de Kinderen winnen. De Jooden hebben dien Paus geroemd in hunne Jaarboeken, wegens zyne zagtzinnigheid en goedertierenheid jegens hen, en met recht, gelyk wy zullen zien in 't volgende Hoofdftuk. ZE-  der JOODEN. 193 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. De billyke bandelvoyze van Paus Gregorius den Grooten jegens de Jooden. T~\ e Abdis van den H. Stephanus van Agrigen- v. turn in Sicilië, haaren yvcr by den Paus wil- xVif' lende doen gelden, en daar ten zelfden tyde eenig Hoofde. geld voor haar Klooster, dat arm was, meenende uit te haaien, gaf hem te kennen, dat een groot getal Siciliaanfche Jooden verzocht bekeerd te worden; maar hy liet zich niet verblinden door het denkbeeld, om de Kerk te doen aanwasfen. Hy beval der Abdisfe niets te verhaasten; te wachten dat ze wel onderweezen waren, voor dat men ze liet doopen, en dat, zoo eenigen onverduldig waren om dit Sacrament te ontvangen, uit hoofde van de onheilen, waar het Eiland mede gedreigd werdt, hy alsdan begeerde, dat men ze ten minften beproefde door eene boete van veertig dagen, en in dit geval bewilligde hy, dat men hun alleen een kleed tot de plechtigheid des Doops zoude geeven. Door deeze voorzorg wierdt de baatzuchtige yver van de Abdis bedroogen. Ook ftuitte hy den overmoed des Bisfchops van Palermo, op het zelfde Eiland. Deeze hadt eenig verfchil met de Joodfche Natie, en bediende zich van het gezag, het welk hem zyne waardigheid gaf, om ze te onderdrukken; men III. Deel. N klaag-  194 HISTORIE v. klaagde over zyne onrechtvaerdigheid aan den *xvu'. PauS 9 die deezen Prelaat fchreef om hem te verHoofdst. maanen, dat hy de Wetten Godsdienstiglyk onderhoudenden Rechters, dieniet verdacht waren, neemen zoude; en dat, ingevalle men' niet kon overeen komen, men alle deeze verfchillen voor hem zoude brengen, op dat hy 'er een einde van maakte. Hy was ook billyk genoeg , om de overmaatige drift van eenen nieuwbekeerden van Cagliari te veroordeelen. Het was een Jood, die daags te vooren den Doop ontvangen' hadt, en die, waanende dat hem alles vryftondt om dat hy Chriften wierdt, of dat men zich beroemd moest maaken in'de Kerk, waarin hy gctrecden was, zich aan het hoofd van een hoop jonge lieden ftelde, op eenen Paaschdag naa de Synagoge" zyner Natie ging, en 'er het Kruis met het Afbeeldfèf van de H. Maagd plantte. De Voornaamfte Burgers en Krygsamptenaars, in plaats van deeze geweïdenary goed te keuren, gaven een getu'igfchrift tegeh den nieuwbekeerden Jood; de Bisfchop zelf, die hy geraadpleegd hadt, weigerde zyne toeftemming daar aan te geeven, en verfoeide de daad. — Gregorius de Groote, deezen Kerkvoogd in deszelfs gevoelen en billykheid willende verfterken, prees hem, dat hy het kwaad niet met het goede hadt verward, en raadde hem den nieuwbekeerden te beftraffen, zonder de verfchooningen, die hy kon doen, door de fehuld te' werpen op zyn' y ver en liefde voor den Godsdienst, aan te hooren. Wyders begeerde hy, dat men het Kruis en afbeeldfèl ging wegneemen, en  BB* J ,0 O D É N. 195 efi de Synagoge aan. den Jooden liet, om dat, zoo v.. de W^et. hun, yettyedt nieuwen te bouwen, zy tevens ^Vii* beveelt dat men hun de geenen, die zy bezitten ,\wx.1&qo\t*t.. behouden; en in dien zelfden zin verwees hy den Bisfchop van Terracine, die in zyn Kerfpel een Synagoge, by de Wetten toegelaaten, weggenomen, en de Jooden uit een. andere plaats, werwaards zy geweeken waren, om .God tc bidden , verjaagd hadt. AGTTIENDE ;H O, O F D S T U K. tVit van Paus Gregorius aangaande dó >i Dienstboden. EtTK nu deeze Paus dikwyls geraadpleegd V. wierdt, omtrent de Joodfche Dienstboodeny \\nn' gaf hy deswegens verfcheidene bevelen; hy wü-Hooedst. de niet, dat men hun Christen-flaaven verkocht, om dat hy geloofde, dat de Christelyke Godsdienst onteerd zoude zyn, indien dezelve aan den Joodfcheri onderhevig ware< Hy fehreef der Koninginne Brunehaut, om dien Koophandel , die toen in Frankryk gedreeven wierdt, te verhinderen; ook zondt hy eenen brief over het zelfde onderwerp aan den Landvoogd van Sicilië, waar toe een ryke Jood gelegenheid verfchafte. Hy hadt veele' Christenrflaaven gekocht, aan welken Gregorius de ƒ. wilde, dat men ,de vryheid weder zoude geev'en, om dat de Keizerlyke-wettcn zulks verordenden. .Eindelyk,dc Paus beval, dat de JcodN 2 fche'  io6 HISTORIE v. fche Dienstboden, die tot de Kerk vluchteden xvfiL om zicri te bekeeren, hunne vryheid daar door HooïDST.zouden verwerven -.Januarius, die ten dien tyde Bisfchop van Cagliari was, zondt de vluchtende Slaaven wederom tot hunne Meesters, zoo als Paulus met Onejimus gedaan hadt; of wel hy kocht hunne vryheid voor de Kerkelyke penningen. Men kan zeggen, dat de Paus hier zyne oude billykheid vergat; want hy wilde niet verdraagen, dat de penningen der Kerk ter losfinge van deeze lieden , die door hunne vlucht vry wierden, zouden worden aangewend,, als of de Kerk en de Godsdienst een diefftal konden verfchoonen. Hoe het zy, men befpeurt uit de Brieven van dien Paus, dat de Jooden in Italië, Sicilië, Cagliari3tz\ry'x. waren, en dat ze tot dien tyd toe hunne rechten in alle de plaatfen, waar ze noch oproerig, noch wederfpannig waren, behielden. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. De Jooden worden door Heraclius vervolgd. bt^k TTeraclius veranderde ten opzichte van de xiV Jooden, de gedaante van 't Romeinsch, en HoorDST.der nabnurige Ryken, door zich hunnen vyand te verklaaren. Hy ondernam eene reize naa Jeruzalem , en in 't jaar 628 door Tiberias trekkende, vondt hy 'er een Jood, met naame Benjamin,  DER JOODEN. 197: mfa, die zoo ryk was, dat hy alleen den leef-1 v. tocht aan het Leger en aan 't Hof verfchaft hadt; z£ïx' doch deeze Man, een doodelyken vyand van deHoopDST-; Christenen zynde, bejegende ze dikwyls met kneevelaaryen en vervolgingen. Heraclius, die daar van verwittigd wierdt, en die de Natie niet beminde, niettegenftaande de diensten, die hy van den gemelden Jood in 't byzonder genooten hadt, liet hem by zich ontbieden, en vorderde van hem de redenen der onbillyke handelingen, die hy jegens de Christenen oefende. De Jood [ verklaarde, dat hy ze was haatende, om dat zy vyanden van zynen Godsdienst waren. Men weet niet, of de Keizer hem bevreesd maakte; maar ten minften fprak hy hem op zoodanig eene wyze aan, dat hy zich liet doopen, en, om de geheele Natie te ftraffe, verbande hy ze uit Jeruzalem, en verboodt haar de Stad, op drie mylen na, te naderen. De voorzeggingen van zekere Waarzeggers, die hy geraadpleegd hadt, maakten hem nog heviger tegen dezelve. Die onrustige Vorst ondervraagde ze over 't lot des Ryks, 't welk geweldig beroerd was, en zy antwoordden hem, dat het door een btfneeden Natie zou verwoest worden. Nademaal men nu zag, dat de Jooden in Egypte, Arabie, Per/ie, en zelfs in't Romeinfche Ryk, talryk en magtig waren , twyfelde Heraciius niet, of zy waren die befneedenen, die den Staat het onderst-boven zouden keeren. De hoop op eene herftelling, waar mede zy zich fteeds voedden, en de hevige poogingen, die zy gedaan N 3 had-  198 HISTORIE v. hadden, om hunne verwachtingen weezendlyk XIEXK- té maaken, vermeerderden't vermoeden, dat men Hoofdst. tegens hen hadt opgevat, en bevestigden de toeduiding, die men op hen deedt, van de Godfpraak; doGh Heraclius meende de vervulling daar van te voorkomen, door de Jooden te vervolgen, en ze met geweld te noodzaaken hunnen Godsdienst re verhaten. Ondertusfen droegen zy de ftraffe van een' ftaatsverwiafcling, die zy niet berokkend hadden, nademaal het de Sarrazynen waren, die, insgelyks befneeden zynde, hef Ryk om verre wierpen. De Keizer ftelde zich niet te vredenmet ze inde landen van zyn gebied te, ontrusten, en met ze aldaar door verfcheiden ftraffen te tuchtigen; hy liet zyne zorg tegens hen tot in de .nabuurige Ryken overgaan. Hy fchreef naa Frankryk, ten, einde men ze mogt dwingen, om zich te bekeeren. Hy wendde zich inzonderheid tot Sifebut, Koning van Spanje; deeze Vorst hadt de Romeinen door verfcheidene overwinningen, die hy op hen behaald hadt, verzwakt: hy hadt zyne overwinningen tot in Portugal toe voortgezet, en de zaaken van het Ryk waren toen in een zoo droevigen ftaat, dat Ge/anus, die 'er het beftier van hadt, wanhoopende van ze ftaande te houden, en onderftand van Heraclius te krygen, een verdrag van vrede aan Sifebut liet voorftellen. De voorftellen en gefchenken wierden wel ontvangen; men begon in onderhandeling te treeden, en Heraclius vorderde tot voorwaarde, dat de Jooden uit geheel Spanje zouden/verdreeven worden,  ©BR JOODEN. 199 den. Sifehtt ftondt dit artykeL,- *t welk Hera- v. elius hem in zeer fterke bewoordingen, en als een gewichtigen dienst, verzocht hadt, toe; deüooiDST. Jooden wierden dan gedwongen hunnen Godsdienst te verlaaten, of om alle de landen der Gotthen te ruimen. De Jooden fpreeken van deeze vervolging, als of zy vecllaater (*) voorgevallen ware, verhaalende, dat zy zich huilende en zuchtende ten Hove vertoonden; dat ze den Staatsdienaaren geld aanbooden, om de vervolging te doen ophouden:. maar dat de Koning antwoordde, dat hy verplicht was hen den Doop te doen ontvangen; dat,, zoo zy de meesters waren, zy nit£ in gebreke zouden blyven , om dc Christenen jte dwingen hunnen Godsdienst aan te neemen. Zy bragten 't voorbeeld by van Jofua, die de Volken nimmer noodzaakte om de Wet van Mozss tc volgen; zy verönderftelden, dat die Held, alvoorens eene plaats aan te tasten, den Bewooncren daar van den vrede aanboodt, onder voorwaarde, dat zy de zeven geboden der Noachiden zouden onderhouden (f). De zaak in zich zelve is orp waar , doch de Koning, zonder dezelve te onderzoeken , gaf ten antwoord, dat Jozua gedaan hadt wat hem goedgedacht hadt; dat hy geen gezag, boven 't zyne erkende; dat men moest gchoorzaamen. Zy herantwoordden; maar Sifebut, N 4 ; mue- (*) In 't Jaar 800., (+) 1) Gods ontzagehelyken naam te vierett; 2) den .mensch zvh recht te verjeh^ffen ; 3 ) geen menjclienhloed te vergieten ; +) gseiie Afgoden te dienen; ( ) geene rooveryen te f leegst!; 6 ) hloed\clü ie ■te vermyden; en 7) geen lid van een letxend dier te eetm, Cut-tm, 1 de Rep. Hei. 1.  2,00 HISTORIE Bove'k m°ede Zynde van aI,e hunne redeneeringen,liec xix.' de voornaamften vasthouden: men wierp ze in HocDST.den Kerker, waar in zy langen tyd kwynden. Een gedeelte verzaakte zynen Godsdienst, om de ftraffen, waar toe zy verweezen waren, te ontgaan, de anderen weeken naa Frankryk, waar Heraclius ze deedt vervolgen. De Jooden geeven te kennen, dat men, (taande de regeering van Sifebut, de vryheid niet hadt van uit Spanje te gaan, en dat de vryheid van zyn' Godsdienst boven zyn Vaderland te verkiezen niet toegedaan werdt; dan na zynen dood; 't is echter zeker, dat men alle die geenen wegjaagde, deweiken, door de bedreigingen en de geftrengheid der ftraffen, niet verwonnen konden worden. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Handeling eentger Spaanfcbe Vorst en, en Kerkvergaderingen jegens de Jooden. Boek. T"dorüs van Sevilie keurde den yver van Sixx. febut, als zynde zonder kennis, niet goed,en Ho0FDST.zich vervolgens bevindende aan ,t hoQfd yan'de vierde KerkTergadering van Toledo (*), welke op last van Sifenand, die Scuintila, den Zoon van Sifebut, onttroond hadt, vergaderd wierdt; liet hy 'er een plechtig befluit van maaken. Deeze Kerkvergadering maakte twee reglementen nopens de Jooden; by het eerfte wordt zoo de geweldenaary van Sifebut, als alle dwang in zaaken van Godsdienst, afgekeurd; by het andere, 't welk  dér. JOODEN. aoi eenigfins ftrydig is met het eerfte, wordt bevolen , dat de geenen, die zich door geweld of noodzaakelykheid bekeerd hebben, verplicht zyn! het geloof te behouden, en in de Kerk te blyven, om dat zy de bondzegels ontvangen hadden, dat de H. naam Gods gelasterd, en V geloof door deeze omftandigheid verachtelyk gemaakt zou worden. Men zag vyf jaaren daar na (*) nog een tastelykcr onftandvastigheid in de Bisfchoppen van Spanje; Chintlla zynde Sifenand opgevolgd, vergaderde dc vyfde Kerkvergadering van Toledo, wier befluiten dat zelfde jaar cn in dezelfde plaats door een andere Kerkvergadering bekrachtigd wierden. Deeze vergadering deedt drie dingen tegen de Jooden; i) zy prees haaren Koning,die door een yver om te vervolgen bezield was, en dankte God, dat hy de Natie eene zoo doorluchtige, wy ze, en voor het geloofyverende,ziel gegeevcn hadt. 2) Zy bekrachtigde plechtiglyk de Wet, die deeze Vorst gegeevcn hadt, om alle de Jooden uit zyn Ryk te verdryven; en (3 zy nam 't bcfluit, dat in het toekomende geen Koning den troon beklimmen zou, dan na te vooren eed gedaan te hebben van deeze Wet nooit te verkrachten, hem in den ban doende, zoo hy ze fchondt. Door dit vonnis hadden de Jooden veel telyden, en deeze Wcstgottifche Koningen gaven nog eene Wet uit, die het oefenen van geweld volkomen billykte. Deeze Wet brengt ter beweegrede by; dat, gelyk het de geweldpleegers zyn, die het Koningryk der Hemelen rooven, N g men 't jaar 6%t, v. Boek. XX. [oofdst.  V. Boek. XX. KOUÏDS' 1 1 1 ■* 5 t c t è d d «os HISTORIE men de menfehen moet haast .doen maaken, om dit voordeel te verkrygen ; en. zy beveelt, dat '•elke Jood, die zich niet zal laaten doopen, na dat 'er de afkondiging van gefchied zal zyn, honderd geefelflagen ontvangen , en verbannen zal worden met verbeurdverklaaringe van alle zyne goederen. Recefuintke deedt in 't vervolg (*) verfcheiden Kerkvergaderingen te Tohdo byè'enkomen, waar in de Jooden niet over het hoofd gezien werden. De geenen, die zich onder de voorige regeeringen tot den Christelyken Godsdienst bekeerd hadden, lieten daarom niet naliet Joodendom in hun hart te koesteren, gelyk ze in Spanje altyd gedaan hebben en nog doen. Men was deeze veinzery moede, en de. Koning begeerde dat men daar in voorzag; doch het eenigfte midiel was aan het verdrukt gewisfe de vryheid te lergeeven. Het fchynt nogthans, dat 's Konings landeling, en de befluiten van de Kerkvergade'ing, eene troostryke uitwerking te weeg bragen; want de voornaamften van de Natie kwamen >y een, en fchreeven aan den Koning uit naam •an die van Toledo en van gantsch Spanje , die ich in het zelfde geval bevonden, om hem te ietuigen, dat, zoo ze tot hiertoe geveinsd haden, zynde niet geheel en al Joodsch, noch ten enemaal Christen; zy nu gezind waren van gerag te veranderen, en den Christelyken Godsienst oprechtlyk te omhelzen. Zy verzekeren dien Vorst, dat zy geen gemeenfehap zouden  U E R. JOODEN. 203 (Jen hebben met die hunner Natie, welken niet' v. gedoopt waren, noch dat zy niet meer met hun zouden trouwen; dat 'ze noch den Sabbath,nochiIoQfdst. de Befnydenisfe, zouden onderhouden; en dat, indien ze op zich niet konden verkrygen om fpek te eeten, ter oorzaake van eene lange onthouding , zy ten minften geene zwaarigheid zouden maaken, om te nuttigen het geen met varkensvleesch gekookt Was. Eindelyk, zy beloofden den geene, die deeze belofte niet nakwam, te fteenigen, of te verbranden ; en zoo de Koning hem genade wilde geeven, door hem 't leeven tc vergunnen, zy bewilligden dat hy een flaaf, en zyne goederen verbeurd verklaard- werden'. Deeze brief is zoo net, dat hy 'er verdacht door wordt; het is zeer waarfchynlyk, dat men hun denzelven voorgezegd hadt, om den verftoorden Vorst te bevredigen, en te beletten tegens hen de geftrengheid der1 wetten te gebruiken ; de volgende Kerkvergaderingen van Tolsdo waren nog bezig, Om deeze veinzing te verhelpen. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De volharding der Jooden in hunnen Godsdienst. /^iNDERTüsscHEN volhardden de Jooden zoo f. V-* opendlyk in de belydenis van hunne Wet, xxi.' dat Ervigius zich, genoodzaakt vondt aan denHoofDST' Aarts-  404 HISTORIE %7ix Aarcsbisfch°P van To/edote beveelen, tegens hen xxl ' te fchryven. Zy tastten den Christelyken GodsTkomsT. dierist aan^ en deeden een bewysrede gelden, die daar uitgehaald was, dat jEsus-CHRisTus'niec in het zesduizendfte jaartal, 't welk tot zyne verfchyning was aangeweezen, gebooren was. Juliaan van Tokdo nam dan de pen op, en bewees door eene wydloopige verklaaring der Propheeten, dat de Mesfias reeds moest gebooren zyn. Hy vraagde hen, waar het land was, dat hun was beloofd geweest, dewyl ze daar uit verjaagd waren? "Men zoekt", zeide hy, "het Koningryk „ der Jooden, en 't is 'er niet; men zoekt hun „ Altaar, en men vindt het niet; men zoekt „ hun Priesterdom, en men ontdekt het nergens; „ men vraagt waar hunne Offeranden zyn , en „ niemand antwoordt, om dat alle deeze dingen „ afgefchaft zyn, gelyk het Daniël voorzegd „ hadt". Ter voorkominge van dit verwyt, zeiden de Leeraars, en hadden 't lang te vooren gezegd, dat ze in eenigen hoek van 't Oosten eenen Koning hadden, die over de Natie heerschte; maar Juliaan verweet hun, dat ze eene onwaarheid , die niet ftaande te houden was, voortbragten. Eindelyk, hy bewyst hun, dat JesusChristus gebooren is in het zesduizendfte jaartal , 't jaar der fcheppinge 5325 (*). Egka klaagde over eene famenzweering door de Jooden en hunne Broeders, die in Afrika ver- fpreid C*) Deeze Bisfchop leefde op 't einde der «rende eeuw, te wetten «S«, en neemt hier de overzetting der Zeventigen te baat, daar de tydrekening van den Hebreeufchen Text veei naauwkeuriger is.  db*. JOODEN. 205 fpreid waren, tegen zyne ftaaten gefmeed. Die v. Vorst vertoonde aan de Kerkvergadering, die te 7WWo vergaderd was; dat het kwaad in alle deHooiBM» Provintiën van het Ryk verfpreid, de Alpen noch in Frankryk niet over was gegaan, maar dat het daarom de aandacht niet minder waardig was; dat men het noch ontveinzen, noch dulden kon: waarom hy de Kerkvergadering niet alleen om' haaren raad, maar ook om haare hulp verzocht. Men raadpleegde, en men befloot, dat alle de Jooden van hunne voorrechten vervallen, voor altoos tot Slaaven verklaard, hunne goederen aangeflageh, en hunne Kinderen in handen der Christenen gefield zouden worden, om ze op te Voeden. TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den Jlaat der Jooden in Frankryk. "T^ve Jooden waren in dit Ryk niet veel geluk- t. -"-^ kiger; maar haalden zich dikwyls de onhêi- xxu.' len, die zy daar leeden, op den hals. Zy warenHooFCST* in weinig aanziens geweest, geduurende de eerste eeuwen, en zoo men de wetten van Canflantinus, die ze in 't Belgisch - Gattien aanwyzen, uitzonderd, heeft men moeite om de voetftappen van hunne nederzetting en magt in ditgrooteRyktevinden. In de daad, de Historiefchry vers fpreeken daar zelden van, voor 't begin der zesde eeuw, en beginnen 'er zelfs van te fpreeken op eene wyze, die hun tot fchande ftrekt; want zy maaken gewag van een  2CÓ H l S T ,0 R I E - * een; verraad, ,hetwelke zy Ce/hrius, Bisfchop van XMfc' aandeeden. ^gpft door C.Wx omgeeragt Bbomx/zynde, gingen zyne Krygsbcnden Canasfonm be, legeren; en die van den Bourgonjer, zynen Bondgenoot , berenden Ar/es., ' Tfeodorik zondt een Leger tot ondertand van zynen Kleinzoon, aan Wm men in 't jaar 502,; de fraaifte Steden zyns Ryks ontnam. De ■ Krygslieden verwoestten 'c Klooster, dat Cefarius voor zyne Zuster hadt gebouwd. Hy wierdt verdacht gehouden van geheim verftand met,de Franfchen te houden, en dat hy hun: de Stad wilde overleeveren. De Jooden, die met hem daar binnen belegerd waren, onderfteunden deeze befchuldiging met veel hevigheids. Op deeze vermoedens "hielt men den Bisfchop vast, en hielt hem gevangen, 't'zy in een Kerker, 't zy in zyn Paleis. Ondertusfchen meenden de Tooden, nademaal hy daar zeer heimelyk was, dat hy dood ware, juichten des wegens, en maakten 't geene zy gedaan hadden openbaar ; doch hunne zegepraal duurde niet lang; want-een. Jood, veinzende van ■ ■ 'den muur fchichten op de legerplaats der Belegeraaren tefchictcn,wierp'er te gelyk een briefje in, waar by hy den vyand vermaande, om geduurende den nacht tot de plaats te naderen, waar hy de wacht hadt, daar ltormladders tc planten en dat hy ze in de Stad zou laaten- komen, op voorwaarde, dat zyn Natie bevryd zou worden van dc plundering. Het briefje wierdt des anderendags morgens jonden, en ontdekte de trouweloosheid van den jood, en de onfchu.d van Ge-  D B 1. J !Q O D E N. 207 Cefarius. Wat hier van zy, laaten wy daar; het v.; blykt uit dit verhaal, dat de Jooden by dé Got- x^,e; then den Kryg:oefenden , en dat men hun, ge-HooiD^ lyk aan de andere Inwoonders,'de wacht der Stad ?S  2io HISTORIE Eovpk d0°Pt te wordcn» 'r welk op Pinkfterdag ter uity.xw. voer gebragt wierdt. De geenen, die moeds geHoowst. noeg hadden om te volharden, wierden uit de Stad gebannen , en genoodzaakt naa Marfeilk , van waar ze gekomen waren, weder te keeren* VYFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK, Andere bekeeringen der Jooden door St. Germain en Chilperik. BoL, "T) e Bisfchop van Parys, met naame Sr. Oerdcedt weinig tyds daarna eene ande• re bekeering (*). Naa Bourges gegaan zynde, om by- de verordening van Felix , die tot dat Bisdom benoemd was, tegenwoordig te zyn, vondt hy aldaar een Jood , Sigerius genaamd' dien hy zonder veel moeite bekeerde, maar zyn vrouw, die hardnekkig was, wilde den Bisfchop noch zien, noch fpreeken. Hy ging haar dan bezoeken, en, vermoedende dat eenige bezweering heure bekeering verhinderde, raakte hv haar . het voorhoofd aan; terftond zag men een dikken rook uit de neusgaten deezer vrouwe trekken. De bezweering wierdt verydeld, en de Duivel \ die haar gekluisterd hielt, uitgegaan zynde,' hoorde zy de vermaaningen aan, welken zy veracht hadt, vraagde den Doop, en bekeerde zich met haar geheele huisgezin. De Koning Chilperik, die ze ryk en aanzienlyk (*) Het jaar 'S79. 113  der JOODEN, Üi in zyn Koningryk van Solsfons en Pary* vondt ; V. ondernam ook hunne bekeering. Hy was een ***** kwaad Vorst, ën rekende het zich tot eene eerHooFDSï, den Jooden geweld aan te doen, en hen ten doop te houdén; maar het Sacrament werdt ontwyd door deeze nieuw bekeerden: men befpeurde wei ras, dat zy den Zaturdag zoo wel als den Zondag onderhielden. Ptiscus, de aanzienlykfte der Natie, niet willende veinzen, hielt ftoüt tegen den Koning ftaande, dat God geene Vrouw hadt, en dat geen God gebooren, noch gegeêsfeld kondè worden. Men Wierp hem in den Kerker (*); maar hy kwam 'er voor geld weder uit, en tyd verzoekende om zyn zoon aart eene Christinne te trouwen , kreeg een bekeerde Jood, dien de Koning ten Doop gehouden hadt, met hem verfchil, bracht hém om , en vluchtte met zyne faamgëzwoorenen in dë Kerk van den H. JuHaan, als in eene veilige vryplaats. De Koning fchonk het leeven aan Phatir, een der voornaamfte aandryvers.van den moord, die naar Bourgogne week, van waar hy gekomen was; doch hy wierdt weinig tyds daar na ook omgebragt. Een der faamgëzwoorenen vermoordde1 alle dc anderen in hunne vryplaats, en wilde" vervolgens wegvluchten, maar het volk benam hem bet leeven. Dus trok men niet veel voordcel van deëzë beweegingen, die Ckilperik maakte; en, in waarheid, hy wierdt aangedrecven door een beweegreden, welke God niet kon zegenen. 7.ÈS-- ( * ) 't Jaar 585. Ö c  2ia HISTORIE ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK; Van eene vermaarde Joodfcbe Hoogefchool te Lunel. s°£x. TvUNEL wicrdt in 'c vervolg een der vermaard-' xxvi.' fte Hoogefchoolen van de Jooden in het ooH>sT.westca De jCUgd kWam daar uit de verst afgelegene landen ftudeeren , en vonden daar niet alleen bekwaame Leeraaren, die haar onderwee-' zen, maar eene voorbeeldige liefdaadigheid ;\vant Benjamin van Tudela, die daar op 't einde van de twaalfde eeuw doorging , verzekert, dat de Leeraars hunne Leerlingen de kost gaven', en • hun van klcederen. voorzagen, geduurende den tyd , dien ze op de Hoogefchool doorbragtcn. Men heeft mogelyk nooit milddaadiger meesters gezien. Het is van deeze Stad , digt by Momfeïlier en Nimes gelegen , en welke men onderfcheiden moet van Lima een Bisdom tusfchen Lttka en Genua, dat men den naam van Maanzieke (f), of van Jarchi3 gegeeven heeft aan Salomon,^ den zoon van Ifaak, die een der geleerdile Rabbynen was, die Frankryk gevoed heeft. Hy was een bekwaam man, en zyne uitleggingen worden des te meer geacht, om dat hy ze verzameld hadt uit den mond der Leeraaren van alle de Joodfche Hoogefchoolen, die hy door- (*) Thans Strzcma, ( + ; Limatic»/.  der JOODEN. 213 doorgegaan was, hebbende ten dien einde byna v. alle de deelen der waereld, waar Jooden waren, Bx0xvÏ! doorgereisd. Hoofdst, Veele Geleerden hebben geloofd 3 dat de Jooden zich reeds van den tyd van Paus Gregorius den Grooten af, te Lunel neergezet hadden; doch alle de Leeraars, die de genoemde Stad vermaard gemaakt hebben, leefden eerst in de elfde, of zelfs in de twaalfde eeuw: dus kan het niet dan in dien tyd zyn , dat de Hoogefchool opgericht werdt. Schoon men zich ingebeeld hebbe , dat de voorsz. Paus eenige brieven aan den Bisfchop van Lunel, neemende deeze Stad voor Luna, gelegen in Italië, en aan welker Bisfchop die brieven gericht waren-, is het nogthans zeker, dat Gregorius zich met de zaaken der Provintie Languedoc bemoeid heeft. Theodorus, Bisfchop van Marfeille, was een onrustig man, die zich reeds moeijelykheden veroorzaakt hadt met den Koning Guntram, die hem uit zyn Bisdom hadt > doen vertrekken, en naa den kant van Trier, onder eene naauwe wacht, vervoeren het was niet geoorloofd hem te zien , cn hy hadt ter naamver nood iets, om zyne naaktheid te bedekken. Deeze man , 't gevaar, het welk hem dreigde, ontfnapt zynde, wilde zyn onrustigen en geweldigen aart aan de Jooden, welken in zyn gebied waren, of daar kwamen handel dryven, doen gevoelen. Vigillus, Bisfchop van Artes, een heerschzuchtig Kerkvoogd, zyne krachten by die van Theodorus voegende, zoo namen O 3 de  214 HISTORIE bJ£k dC ramPzalige Jooden hunne toevlucht tot Grexxvi.Sonus, die aan beide Bisfchoppen fchreef om ii.oOFDSTZe rot zagtzinnigheid te vermaanen, nademaal de Doop, dien zy aan deeze gewaande ba-keerden deeden ontvangen , hun den dood veroorzaakte, in plaats van hun het leeven te geeven; en dat hun afval ergerlyker wierdt, dan hunne bekeering fnehtelyk kon zyn. De brief van Gregorius leert ons, dat 'er in deeze Provintie een groot getal Jooden was, en dat ze daar van verre landen kwamen, om handel te dry ven. ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Jooden worden vervolgd door Dagobert, en Bathilda. Bou. !7x ondergingen welhaast eene andere, en geBoZr rWCldigerj vervolging. Dagobert, die alleen • *'UJ Frankryk regeerde, verklaarde, dat hy ze niet meer in zyn Koningryk kondc dulden, zoo zy geene Christenen wierden. Heraclius, die ze reeds uit het Keizerryk verjaagd hadt, hadt dezelve zaak in Spanje verkreegen , en zondt Gezanten aan Dagobert, om hem te verplichten de. zelfde voorbeelden te volgen. Deeze Vorst, die mettegenftaande zyne fchreeuwende zonden, den Godsdicnftigen fpeelde, omhelsde eene zoo gunstige gelegenheid, om aan het Volk te' behaagen, en om zynen, yver openlyk te kennen te geeven. Hy vergaderde in het jaar 629 dc Prc- laa-  DER. JOODEN. 215 laaten van het Ryk , aan welken hy zyn voor- y. neemen bekend maakte, zoo wel als den eifch ^xvii' des Keizers. De Geestelykheid keurde het be-Hoomr. fluit des Konings, waar mede hy, als 't ware, zyne Godsvrucht toonde , goed, en beval aan alle de Jooden, op leevensftraffe , uit de landen van zyne gehoorzaamheid te gaan, of om den Christelyken Godsdienst te omhelzen, 't welk met veel geftrengheid ter uitvoer gebragt werd. Deeze ftonden 't ongemak van eene tweede vlucht uit; want zy waren in Frankryk rust komen zoeken , om de geftrengheid van Sijelmt in Spanje te ontwyken, en zagen zich nogmaals verjaagd; de anderen waren niet beftand tegen de beproeving , en wilden liever veinzen , dan verbannen te worden. In 't jaar 655 hadden ze , onder de regeering van Bathilda, een nieuwen fchok uit te ftaan. Eenige Zeeroovers haar genomen, en in Frankryk aan Archinould, Opperamptman van het Hof, verkocht hebbende,, trouwde deeze haar aan C/opis den II uit, waar door ze van Slaavin eene Koninginne wierdt, na den dood van haar gemaal , en geduurende de minderjaarigheid van haare kinderen. Zy fchafte 't hoofdgeld af, 't welk men fints langen tyd in Frankryk moest betaalen, waar door ze twee kwaade gevolgen voorkwam ; het eene was , dat de Franichen , die zich , door het getal van hunne kinderen, aan grootere belasting blootgefteld zagen, ongehuwd bleeven. Het andere, dat zy, die werkelyk veel kinderen hadden, dezelven verkochten, om hun0 4 r.e  216 HISTORIE b Jvk m ele"de tG verliSten> en van de belasting ■ xxvii. te bevryden. De Jooden dreeven deezen onnatuuflyken bande], en gingen hunne jonge flaaven aan de Barbaaren verkoopen. Bathilda kocht veelen van deeze kinderen vry, en verboodt den Jooden zich voortaan met een foortgelyken handel op te houden. AGTENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden onder den Koning Wamba. v. EoÉk. XVT'amba, Koning der Gotthen in het Nar?™t'. bonnee/che Gat/ie, wilde 't zelfde doen om¬ trent het einde van de zevende eeuw (*); maar hy vondt daar in wederftand , cn verwekte een oproer, welk hy niet verwacht hadt. In de 'daad, de Abt Rahmrus, dc Bisfchop van Maguelone , en de Graaf van Touloujl, zich te famen veréénigd hebbende, namen de befcherming der Jooden aan; kantten zich tegen de uitvoering van 'tplakaat, en, het volk gewapend hebbende, plunderden zy het gantfche land tot aan Nimes toe, waar van zy den Bisfchop in de ketenen hadden doen flaan, om dat hy niet in hunne belangen wilde trceden. De wanorde vermeerderde door de komst van den Graaf patl/, die gekomen was om ze te ftillen ; hy was een Griek van geboorte, en hadt. veel deel in de gunst van  DER JOODEN. 217 Jfamba, die hem het bevel van zyn leger tegen y. de weêrfpannigen gaf. Maar, in plaats van hun flag te lcevercn, verklaarde hy zich voor hen;Hoon>s-r. nam Narbonne in, en liet zich tot Koning kroor.en. Wamba, die in oorlog was met den Navarrees, maakte fchielyk vrede, en, met die onderfcheiden legers in Languedoc vallende, hernam hy Narbonne , en overviel den Graave Paul in Nlmes. Hy hadt zich verborgen in de onderaardfche holen van den ronden Schouwburg, in verwachting dat dc Aartsbisfchop van Narbonne vergiffenis voor hem zou verworven hebben; maar twee Krygsknechten haalden hem daar by de hairen uit, cn men liet hem in boeijens (laan. De Koning maakte zyn geding op, en na veele rechtspleegingen , werdt hy fchuldig bevonden aan de misdaad van gekwetfte Majefteit, en ter dood veroordeeld, den Koning de vryheid laatende van hem vergiffenis te verleenen, op voorwaarde, dat men hem de oogen uitbooren, en dat hy gevangen blyven zou. Ondertusfchen wierdt het plakaat tegen de Jooden vervolgens uitgevoerd; de Koning jaagde ze uit Narbonne , en keerde naa Toledo terug, doende den Graave Paul, die op zyn hoofd een Pekkroon hadt, voor zich gaan, met de voornaamfte wederfpannigen , die men op wagens wcgflecptc, met fiechte kleederen, van kemelshair geweeven, aan, en het hoofd en den baard gefchooren, 't welk ten dien tyd een teken van eerloosheid was. Einde van het Fyfde Boek, O 5 HIS-  3i8 HISTORIE DER JOODEN, ZESDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in het Ooften. Bosk "W"Y ZUllen °nS niet °PhO"den met het geene i. ' men verdicht heeft wegens den Koning HoorDST.van Cozar^ en wegens zyne bekeering, in de agtfte eeuw, nademaal een geleerd man deezer eeuw handtastelyk de valschhcid daar van heeft aangeweezen; liever willen wy, in dit en in de volgende Hoofdftukken, den leezer onderhouden met het gunt den Jooden, ftaande de agtfte en negende eeuw der Christen-Kerk, in het Oosten wedervaaren is. u4bdahnekk bezat het Kalifaat in het begin van de agtfte eeuw (*), ert zette zyne overwinningen tot in Spanje voort, zegevierende overal, waar hy de wapenen voerde ; doch hoe groot zyne overwinningen ook waren, behielt hy veel ge- (*) Py begon te regeeren in 't jaar 685, het 65 van de Hegira,  DER JOODEN. 319 geHiaatigdheid: want hy vervolgde noch dc Joo- viden., noch de Christenen in zyne ftaaten. Aan BojE*' de eerften liet hy hunne Hoogefchoolen en Voor-Hoosi»?» rechten; en de laatften hem een van hunne Kerken te Damascus geweigerd hebbende, wilde hy hun dezelve niet met geweld ontnecmen : maar liet 'er hun het vrcedfaam bezit van. Valid, de oudfte van zestien mannelyke oiren, volgde zynen vader in 705 op , cn fchoon hy niet meer dan negen jaaren regeerde, liet hy echter niet pa een groot getal Provintié'n te veroveren. Spanje, Sardinië, de eilanden Minorka en Majorka, waren zyner wetten onderworpen; zyne Krygsbenden drongen door tot in Narbonneefch Gallie. Hy beminde de Christenen niet, en bouwde te Damascus een Moskee op de puinhoopen van eene Kerk ; hy ftichtte ook nog een Moskee te Jeruzalem. Soliman, dat .is, Salomon, zyn broeder, nam zyne plaats, maar behielt die niet lang. Hy was verplicht om Rama, in Paleplna, te verfterken, om de ftrooperyen, welken de Arabiers in 't Heilige Land deeden , tegen te «gaan. Omar de JT, Zoon van Abdalafis , volgde hem in 't jaar 717 op , van wien men eene zonderlinge famenfpraak met eenen Jood verhaalt. De Jood vraagde den Kalif openlyk zyne dochter ten huwelyk; de Kalif antwoordde hem, dat zulks niet kon zyn, dewyl hy van een anderen Godsdienst als de Prinfes was, De Jood hervatte , dat Mahomed zyne dochter aan Aly gegeeven hadt, die met hem niet van 't zelfde gevoelen was; en om dat  £20 HISTORIE bIek de KaÜf °Pmerkte' dat Ab de Bevelvoerder van i. ' het geloovig volk geweest was , vraagde de Jood , Hoofdst.waarom men hem dan in de Moskeen vervloekte? „ Zoo hy het Hoofd van uwen Godsdienst is, „ moet gy hem niet vervloeken; en zoo hy niet „ het zelfde geloof gehad heeft, het onderfcheid „ van Godsdienst belet dan niet, dat ik de Prin„ cesfe, uwe dochter, trouwe". Die gefprek was, zonder twyfel, opgeftemd tusfehen den Kalif cn den Jood, die zyn oogmerk wilde bereiken, en den haat verminderen, welken zyne onderdaanen voor Aly hadden. De Jooden moeten inmiddels een aanzienlyken rang aan het Hof gehouden hebben, om zoodanig eene rol te fpeelen , en om de Leeraars van den Mahomedaanfchen Godsdienst, die daar tegenwoordig waren , te bedriegen. De Kalif nam, in de daad, .deeze gelegenheid waar, om de vervloekingen , die men tegen de aanhangers van Aly uitfprak, af te fchaffen, en ftelde daar voor in de plaats deeze woorden vol liefdaadigheid : Vergeef ons , PIeere, en vergeef ook aan onze broeders, die belydenisfe doen van het zelfde geltof als wy. TWEE-  DER JOODEN. 22Ï TWEEDE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde fioffe. TT et Kalifaat kwam nu, met den dood van ■J-J- Omar, weder in het huis van Abdalmelek, waar van een derde zoon, Jefid den //genaamd,1 bezit nam. Hy maakte zich beroemd door zyne overwinningen, dewyl het onder zyne regeering was , dat de Sarrazynen Tolofa en Narbonne belegerden ; maar hy werdt het nog meer door zyne minnaaryen. Zyne liefde voor eene fchoone Slavinne was zoo groot, en tevens zoo onzinnig , dat ze hem het leeven kostte. Hy liet het Kalifaat aan Hefcham, vierden zoon van Abdalmelek. De Christenen van Egypte leeden in -*t jaar 738 zoodanig onder zyne regcering, dat de Koning van Nttbie, tusfchen Thebaïs en Ethiopië gelegen, hun met honderdduizend man te ! hulpe kwam , . en niet eerder wilde vertrekken, dan na dat Hefcham hem den Patriarch van Alexandrie hadt gezonden ,.om hem te verzekeren, dat men de Kerk in rust zoude laaten. 't Is waarfchynlyk, dat de Jooden ook deel hadden aan deeze gewcldcnaaryen, nademaai ze veröor- I zaakt waren door de gierigheid der Landvoog- 1 den van Egypten. Het huis der Ommiaden kort daar na, onder Marvan ,mtgev\orvcn zynde, ging het Kalifaat over - indat der Abbasftden, waar van Ab, oïAbbasSaffa, ! men noemt hem ook AbuIgebaOts^ eerfte Kalif was. De vi. Boek. ii. lOOPDST.  te* HISTORIE Vi. De eerfte Kalifen hadden hunnen zetel te Dd- it' wcw * maar deezen verkoozen de. Stad Zo»/«A Hoopdst. zynde gelegen op den oever van 'den Eupkraat, vier dagreizens van Bagdad, en dus bragten zy hunne hoofdftad digter by de woonplaatfe der Jooden, die altoos hunne Hoogefchoolen op den oever van deh Euphraat hadden ; en Almar.for, die zynen broeder opvolgde, bouwde zelf Bagdad] oni in meerder veiligheid te Zyn. De Abbasfiden behandelden de Jooden tamelyk gunstig genoeg. Na dat deeze Natie hadt uitgeftaan 't geen onvermydelyk , en gemeen is aan alle de' ingezetenen, in de groote Staatsverwisfelingcn van een Ryk, bekwam zy haar eerfte rust weer onder Wmahfbr , die een goletterd man was \ en die alle Geleerden zyner eeuwö aan zyn Hof lokte,'zonder zich té bekreunen over de verfcheidenheid der Godsdiensten. Hy nam een groot vermaak in de Statrekunde \ en hadt tot dit einde lieden, in déeze Weetenfchap geoefend, uit Veffiè doen komen. Hy hadt vooral "Jooden in zyn gevolg, die zich deeze gelegenheid ten baate maakten, om hunne Hoogefchoolen te doen herbloeijcn. R. Jofeph (*) en Savmd de uitmumeiidè (t) waren voorzitters in dc' Hoogefchool van Vundebha; Dorens (§), een andere uitmuntende , Ananias en Malcha (J.) volgden hen op. Daar waren ook twee vermaarde' mannen aan het hoofd der Hoogefchoole van So- ' ra$ ( *) 't Jaar uo. t ^ (T) 't Jaar 770.  DER JOODEN. 223 ra, beide Judah geheeten; de een was een Zoon vi. van Nachman, en de ander van Outhrineits. Boek. Acha was een ander geleerde, doch vermitsHooïdst". hy in verfchil geraakte met het Hoofd der Gevangenisfe, kon hy niet onder de verhevene, of uitmuntende Leeraars gefield worden. Deeze fpyt werdt nog door eenen anderen gevolgd. Samuêf, Hoofd der Gevangenis, benoemde, toen hy ftorf, een anderen Vorst tot zynen opvolger (*), en gaf niet alleen geen acht op de beroemdheid en kunde van Acha, maar verkoos den Dienaar van dien Leeraar; om hem aan 't hoofd der Natie te Hellen. Acha (f) deezen laatften hoon niet kunnende verduwen , verliet de Hoogefchool, en ging in 'judea fterven •, terwyl zyn Dienaar Niihroneus in 't bezit was van het Vorstendom, dat hy dertien jaaren behielt. Ananas (§) hadt het zelfde ongeluk als Acha. DERDE HOOFDSTUK. Wet van Giafar tegen de Jooden, en de dood van Almanfor. piAiAR, toegenaamd de Rechtvaerdige , die VI. ^J" ten deezen tyd leefde, te weeten in 't jaar Bi1E,K770, deedt den Jooden van Arabie, en zelfs van"-°on>sr. Perfië, veel kwaads. Hy was de zesde der Imam; dus noemen de Mufulmannen hunnen Opperpriester, die aan 't hoofd der Moskeen is. Hy heeft een O '* J»»r m. (+) 't Jaar 75o. CS) "t jaar 7SS-  324 HISTORIE vi. een tweevoudig gezag, het waereldlyke zoo wei als het geestelyke. Deeze Iman beval y dat de HoofDsr. Jooden en Christenen,die Mufulmannen wierden, de eenigfte erfgenaamen van hunne famielc zouden zyn; cn dewyl deeze wet zeer naauwkeurig werdt nagekomen, deedt zy veele kinderen afvallen , die door dit middel zich in het bezit fteiden eener naalaatenfchap, dewelke zy op geene wettige wyze konden verkrygen. Ondertusfchen kwam Aimanfor, wiens regeerïng tweeëntwintig jaar geduurd hadt , te ovcrlyden. Abdalla, zyn oom, hadt hem het Kalilaat betwist, het welk hy dacht aan zyne dapperheid en de diensten, die hy aan Safa beweezen hadt, verfchuldigd te. zyn ; maar verflagen zynde, floot men hem op in een huis, fteunen* nende op Zoutpylaaren: Almanfur, hebbende water onder dit Paleis doen loopen, fmolten de fteencn, het gebouw viel in, en Abdalla wierdt verpletterd. Mohadi, zoon en troonsopvolger van Aimanfor, was een vyand der. Jooden, en begeerde, dat men ze zou verplichten zynen Godsdienst te omhelzen , of wel dat men hen een teken, 't welk hen van de Mufulmannen onderfcheidde , zou doen draagen. Hy zondt Thefias, een van zyne Generaals, naa Emefus, met deezen last, dien hy met veel geftrengheid ter uitvoer deedt brengen. De Christenen beroemen zich, dat ze aan deezen Vcldoverftcn wederftand gebooden hebben ; zelfs brengen zy eene groote lyst van Martelaars te voorfchyn, die by deeze gelegenheid geleeden hebben; maar 'J:*ix uil . . 't zy  Id e r JOODEN. Sfig k zy dat de Jooden, die noch de Heiligen, noch vi de Martelaars, aanbidden, weinig begeerig zyn B°\f' geweest, om hunnen naam tot het nageflacht teHooresfi doen overgaan; 't zy dat ze eene zwakheid hadI den, die hun genoegzaam eigen is, van ligtelyk onder 't geweld te bukken: 't blykt niet by een I Van hunne gedenkftukken, dat zy de uitvoering i der bevelen van Mohadï tegen gehouden hebben. VIERDE HOOFDSTUK. , Van den Bedrieger Hakem, of by een Jood geweest zy. TTet was onder de regcering van den Prins VU I -■- Mohadi , dat de Bedrieger Hakem , toegeI naamd Burcd, of Mom-aangezicht, te voorfchynRö0fDS^ ; kwam. Men verzekert, dat hy een Jood van afkomst was, of hy hadt ten minften van deeze Natie ontleend de Schekinah, of de Godheid, die : op de oude Propheeten rustede, en de Zielverhuizing. Hy leerde 3 dat God de menfehelyke gedaante aangenomen hadt, door zich met dé 1 Perfoon van Adam te bekleeden, waarom hy den Engelen geboodt hem aan te bidden; d"at hy daar' na verfcheenen was in de Perfoon der Prophee: ten, en der groote mannen , die naderhand te : voorfchyn zyn gekomen ;■ dat hy eindelyk was < neergedaald op Abou Mosfem, Prins van Chorazzan, een der groote Veldoverften van zyne eeuw * I dien Aimanfor in zyne kamer hadt om hals doen IIL Deel, P fefófc  226 HISTORIE BoIk brengcn' uit vreeze, dat hy tegens hem opftaan, i°v_K- en het Kalifaat ontneemen mogt. Van daar was HooFDST.de Godheid op hem overgegaan. Hy deedt derhalve gelooven,dat hy een God was. Hoe dwaas dit gevoelen ook was, liet hy nogthans niet na een goed getal Christenen en Afgodendienaars op zyne zyde te krygen, welken hy in 't wit kleedde, om ze van de navolgers van Aly, die in >t zwart gekleed waren, te onderfcheiden. Dewyl hy in een veldflag een oog verlooren hadt, bedekte hy zyn aangezicht met eene gouden gryns, ten einde zyne mismaaktheid te verfchuilen * doch zyne Leerlingen gaven voor, dat hy dit deedt, gelyk Mozes, om de menfehen, doof de majefteit van zyn gelaat niet te verblinden. Hy hadt de konst van alle nachten uit een diepe put, een glansryk lighaam, gelyk de Maan, te doen verfchynen, 't welk verfcheiden mylen van daar zyn licht verfpreidde. Eindelyk, devwl hy den kryg verftondt, trok hy aan het hoofd eens legers te velde ; maar Mohadi hem door zyne veldheeren hebbende laaten vervolgen, begaf hy zich in eene byna onccenaakbaare fterkte. Ziende zich aldaar belegerd , vergiftigde hy zyne aanhangers, en verbrandde ze, waar na hy (*) zicri zeiven wierp in een bak vol fterk water, in verwachting, dat men zoude gelooven, dat hy wederom ten Hemel was gevaaren, nademaal men zyn lighaam niet vondt, maar een vrouw, die zich verborgen hadt, om zich van den dood te be- (*) '« J*>r 779-  dér JOODEN. aü7 bevryden, gaf de plaats over , ontdekte het ge- vi. heim, en men vondt in het fterk water 't haif BjyK* van dien bedrieger , 't welk niet verteerd ge-HoornsT. worden was. Abulpharagas noemt deezen bedrieger Ahnoknnneus. Hy beweert, dat hy zich op een houtftapel wierp, die hem geheel- en- al verteerde; en, dewyl hy aan zyne-Leerlingen beloofd hadt ten eenigen tyde wederom te komen, zoo volhardde deeze,gezindte, in plaats van door zynen dood uit den droom geholpsn te zyn, in haare dwaaling, en verwachtte hem langen tyd. Wy weeten niet, of men de Jooden moet belaaden met de fchande van een zoo treurig voorval ; want de zielverhuizing , welke het voornaamfte leerftuk van deezen bedrieger uitmaakte , was by de Perfiaanen zeer gemeen. Daarenboven leerde hy niet, dat de Godheid op hem rustcde , gelyk de Sch'chhtah op de Propheeten hadt gedaan ; hy verzon eene naauwere verééniging van de Godheid met Adam, en vervolgens met hem zeiven : eindelyk , Abtrfpharages heeft den oorfprong deezes bedriegers niet uit het Joch dendem gehaald. P i VYF-  228 HISTORIE VYFDE HOOFDSTUK. Gezantfcbap van Karei den Grooten aan den Kalif Aaron; door eenen Jood bekleed. bIik. A Xron; by genaamd <ƒ« Recht jaerdige, nam be- Ho0fV' Zk Van het Kalifaat na den dood van zynen oOIBST. Broeder in ,t -aar ?gó^ en w^ d^ grootfte Vorsten, welken de Arabiers gehad hebben. Karei de Groote, vondt goed een verbond met deezen Vorst aan te gaan, welk hy nuttig oordeelde 3 om eene afwending in het Oösterfche Ryk te maaken, op dat men 'er niet bedacht op zyn zoude, om hem de overwinningen , die hy in 't westen deedt, te betwisten. Hy hadt mogelyk nog uitgeftrekter oogmerken, waar toe hem de hulp van den Kalif vohtrekt noodzaaklyk was. Ten einde dit gezantfehap aangenaamer te maaken, verkoos hy een Jood Ifaak genaamd, dien hy naa Perjïe zondt met de Gnuiven Lanfrede en Stgismond; doch dewyl de twee laatstgenoemden onder wege waren overleeden, zoo bleef Ifaak alleen met de geheele zaak belaaden. Men is verwonderd , dat de Keizer eenen Jood tot dit ampt verkoos, daar hy in zyne Staatenzoo groot een getal onderdaanen hadt, die de veréischte bekwaamheden hadden, om het te bekleeden; zonder twyfel meende men, dat Ifaak (*) be. kwaa-  DER JO ODEN. 229 kwaamer was, om met eenen Vorst, die veel vi. omgang hadt met zyne Natie, welke in des-B°yK' zelfs Staaten verfpreid was, en die de ChristenenHooiDST. haatede , te handelen. Ifaak kende beter den ftyl en de gewoonten der Oosterlingen , dooi middel zyner vcrftröoide broederen, die in gun •fte waren aan het Hof van Adron. Deeze Jood Haagde (*) in zyne onderhandeling , zoo hy ten oogmerk hadt den oorlog in het oosten te ontfteeken-, want terwyl Karei de Groote den tytel van Keizer van het westen te Rome aannam, naderde Adron de grenzen van het Ryk. Een andere oorzaak deezer bezending zegt men te zyn , 't bezit van 't Heilig Land, 't welk Karei de Groote aan den Kalif verzocht. Wat hier op gevolgd is laaten we als onzekei daar, doch het is niet onwaarfchynlyk, dat Aaron, de Godvrucht, die Karei de Groote voor het graf van den Messias hadt, verneemende, , aan zyne Afgevaardigden toeftondt, om daar in te gaan, en hunne gefchenken en Godsdienst te doen , en dat hy de fleutels van dat graf aan Karei den Grooten zondt, om te betuigen, dat hy 'er in kon gaan, wanneer hy wilde: dan dit was eene beleefdheid , welke van geen gevolg was. Eindeiyk de Kalif belastte den Jood Izadk, met kostelyke gefchenken voor Karei den Grooten (f), en zondt met hem een Gezant, die met die van den Emir van Afrika aankwam; de ge- fchen- (*) 't jaar t«o. (t) t Ja" 801. P 3  =3o HISTORIE BoL ?henken beftonden in ^nen Olyphant van eene V. buirengewoonc grootte, in Aapen, in een UurHooÏPsx werk en in Kleedercn_ ^ genoodzaakt in Afrika te blyven, tot dat zvn Meester hem een Schip ZOndt, om alle deeze toerusting over te voeren. De Keizer ontving tc Aken de Gezanten van Aaron; welken hy op hunne klachten voldaan hebbende, wierdt /zaak weder met hen in Perfie gezonden, 't welk verder bewyst, dat die Jood in zynen eersten last geflaagd, en dat hy by den Kalif in groot aanzien was. Voor het overige genooten de Jooden, onder zyne regeenng, eenen diepen vrede, en zy deeden hunne Synagogen en Hoogefchoolen bloeilenook verdubbelde zyne liefde voorde Christenen' toen een Arts van dien Godsdienst hem heMee' ven hadt gered , door hem in eene beroerte waar hy in geftort was, tc doen aderlaaten- eu om dat de Patriarch van Akxandri, die ook'een Arts was, eene fchoone Egyptinne geneezen hadt door water, dat hy uit het land hadt gebrast? hy gaf hem de Kerken weder, waar van de Jacobiten bezit genomen hadden, ZESDE HOOFDSTUK. Staat der Jooden onder de Kaiifen Amin en Mamon. 9on\ ]~)E 0pTO,gcr van 3ür«» was zvn Zoon Amin HoZU C*)J maar aeCZC Prins was 200 ™ak r, (*) 't Jaar So3.  DER JOODEN. 231 aan zyne vennaaken verflaafd, dat hy de Staats- vi. zaaken verzuimde: zyn regeering was van kor-ByEK* ten duur. Zyn broeder Mamon , integendeel ,HootDsï, was een Vorst, die door zyne bedryven doorluchtig was, hy beminde de wcetenfchappen, en trachtte ze door de Arabieren te doen beminnen, die ze tot dus verre verzuimd hadden: en op dat hy daar in mogte flaagen, liet hy alle de goede boeken, die de Jooden hadden, in dc Arabifche-taal overzetten. Dit baarde dien Vorst moeijelykheden onder zyne Natie, welke reeds met verdriet hadt aangezien, dat hy beproefd hadde om haare zwarte kleederen in groene te veranderen ; men was zelfs om dit onderfcheid van kleederen tegens hem opgeftaan, vermits het zwart de kleur der Abasfiden is, opvolgers van Aly, en het groen die der Ommiaden. De invoering van vreemde en befchouwende weetenfehappen veroorzaakte (*) een ander misnoegen jegens hem; maar hy liet daarom niet na ze altoos te beminnen. Mashalla, één Jood en groot fterrekundige, verfcheen met véél luister aan zyn Hof. Hy hadt zich reeds bekend gemaakt aan dat van Almarfor. Hy hadt zeven Kalifen zien regeeren, en zynen roem behouden ; maar het was voornaamelyk aan dat van Mamon, dat hy uitmuntcde. Men zag hem aan als de Phenix zyner eeuwe; en de Vorst, die aan deeze weetenfchap zeer verkleefd was, beminde hem teder. Het (*) 't Jaar 831. P 4  ?32 HISTORIE pïl'r ^Het V3S °°k °nder de regecring van Kalif VI. Mamon, dat de vermaarde bedrieger Mousfa, BoefD5r.ZoQn van opftond. Hy beweerde, dat. hy A&zw was, de groote Wetgeever der Jooden , welken God wonderdadiglyk hadt opgewekt. Ondertusfchen gingen de Uitmuntenden voort de Hoogefchoolen van Sora en Pundebita vergaard te maaken; men merkt Hechts een ongeluk aan, dat te Sora in 't begin der negende eeuw gefchiedde: daar was, naamelyk, in twee jaaren geen Hooglecraar in deeze Hoogefchool Het was de vervolging niet, die deeze wanorde te wege bragt, dewyl Abumeus openlyk te Pundebita onderwees; maar die Leeraaren waren onderhng verdeeld , en deeze verdeeldheden, welken de hoogmoed en hcerschzucht baarden, verhinderden de verkiezing Yan eCn Hoofd: Aburneus (*) zondt zyn Zoon Cohen Tzedek te Sora waar Zyn party de overhand kreeg, cn de Stoel vervuld werdt. Dit geflacht bchielt zyn gezag pnder de Natie, tot na den dood van haar Hoofd! dewyl Abraham, zyn broeder, hem te Pundebita opvolgde: dus waren de Vader cn de Zoon, de Oom en de Neef, langen tyd de Hoofden der twee Hoogefchoolen, ('3 »r sH.  DER. J O O P E N. 233 ZEVENDE HOOFDSTUK. Pe Jooden worden door de Opvolgers van Mamon vervolgd. Mamon, op zyn fterfbed liggende, verkoos vr. tot zynen troonsöpvolger, in plaats van Byii*' zyn eigen zoon Abbas, zyn broeder Motasfem ,-Hooïdst. deeze zoon, die op het aanraaden van eenige Grooten, eerst van voorneemen was geweest het Kalifaat te aanvaarden, zich door dc vermaaningen zyns ooms overreden laatende, deedt hem niet alleen den eed van getrouwheid, maar hy noodzaakte ook alle zyne aanhangers om hem daar in naa te volgen. Deeze Motasfem was de eerfte der Kalifen, die den naam van God by den zynen voegde, Dewyl de Christen - vorsten zich noemen, Koningen door de genade Gods, begeerde hy ook, dat men hem zoude hecten Matasfem Billah, dat is: Vorst, door Gods genade behouden. Een weerzin in Bagded hebbende,om de veelvuldige opfchuddingen van derzclver Inwoonders, kwam hy nader by Syrië, waar hy Samarah, of Sermeniaï, bouwde, 't welk de Hoofdftad van deeze Kalifen wierdt. Hy regeerde zyne Staaten met veel rechtvaerdigheid, en won op Keizer Theophilus eenen veldllag, die den Christenen op meer dan dertigduizend man te ftaan kwam. Hy verfïoeg ook Babek, dien vermaarden bedrieger, die, noch het Joodendom, noch het Christendom, noch geene der bekende ? 5 ge-  234 HISTORIE vl gezinten, naar zynen fmaak vindende, eenen vnK' Godsdienst van wellust en vermaak hadt ingeHooïDsx.fteld; hy was zoo magtig, dat men zich verplicht vondt alle de magten van het Ryk tegens hem aan te wenden. Vathek, dien men ook Vathe Cohelle noemt, verklaarde zich, ten jaare 841, openlyk tegen de Jooden, om twee redenen, de eene, om dat ze met de geldmiddelen van zyn voorzaat hadden omgegaan: misnoegd zynde over hun bewind, fchatte hy ze, en haalde 'er groote lommen uit. Daarenboven vervolgde hy de geenen, die den Alcoran niet aannamen, en zelfs de Mufulmannen, die niet erkennen wilden, dat dit boek gefchaapen was geweest. Deeze Vorst beminde de vrouwelyke kunne overmaatig, maar tevens ook de lieden van geleerdheid; hy was daarenboven zoo milddaadig, dat men, onder zyne regeering, te Samarah, zyn Hoofdftad , en in de andere deelen van zyne Staaten, geen éénen Bedelaar zag. MotavakeJ vondt, toen hy zich, ten jaare 846, na den dood van zynen broeder, in 't bezit des Kalifaats wilde ftellen, wederftand; want men was voorneemens, om den zoon van Vathek te doen opvolgen: maar, om dat Mohammed te jong ware, volgde Motavakel zynen broeder op. Hy verklaarde (*) zich ook tegen de Jooden, want aan allen, die in zyn ryk waren, beval by een leeren gordel te draagen, op dat men ze aan dit te- (•) 'e Jaar èfcj.  DER JOODEN. 235 teken zoude mogen kennen. Hy floot ze uit Yi. alle ampten van den Divan en der burgerlyke Ê0EICregeeringe, 't welk aantoont, dat zy 'er tot dien^sT tyd toe ingang in gehad hebben. Hy verboodt hun yzeren ftygbeugels te gebruiken, en op paarden te ryden, laatende hun enkel het gebruik van ezels en muilezels. Niet alleen beroofde deeze Vorst dc Jooden van alle de eerümpten, waar van ze in bezit geweest waren; maar gaf hun ook een teken van ondcrfcheiding en eerloosheid : en 't geen voor hun het , droevigfte zyn moest, was dat de wet van Motavakel zich niet alleen over zyn Ryk, maar ook in de nabuurige Staaten uitftrekte. Eindelyk, zy is in weczcn geweest, want men onderhoudt ze nog hedendaagsch in de meeste plaatfen, waar de Turken het gebied voeren. Zy hadden een ander onheil, onder de regeering van deezen Kalif. De onecnigheid ontbrandde (:) weder in een van hunne Hoogefchoolen. Menachem, zoon van jozeph, was een der Uitmuntende, en zag zich alleen Voorzitter te Pundebita, wanneer men in 't hoofd kreeg, om hem een amptgcnoot, Matathias genaamd, te geeven. Hy kon deezen mededinger niet dulden; ieder maakte zich een aanhang, de twist was hevig: maar eindelyk behielt Menachem de overhand. Hy ftorf twee jaaren daar na, en liet de plaats en 't bewind aan Matathias, die daar vry langer het genot van hadt. AGT- (*) 't Jttr 86i-  136 HISTORIE AGTSTE HOOFDSTUK. Beroerte in 't Huis der Kalifen; de Jooden worden over een Gedenkteken geraadpleegd. b°sk ]Y/T0TAVAKEL wierdt door zynen zoon vervin." *- moord. Deeze wreede Vorst hadt een yzeHooïdst. ren oven, voorzien van verfcheiden punten, dien hy deedt ftooken , naarmaate hy de geenen, die hem vertoornd hadden, wilde ftraffen; en als de lyder riep: heb medelyden met my, antwoordde hy: het medelyden is een laagheid pan ziel. Zyn Vizier ftorf in dien oven , na dat hy 'er veertig dagen in gebleeven was. Hy fpaarde zynen eigen zoon Montasfer niet, die, deeze wreedheden moede zynde, hem liet ombrengen. Doch hy hadt nier lang genot van deezen vadermoord; aangevochten duor gevoelige knaagingen van het gewceten, meende hy zyn vader te zien, die hem zyne misdaad verweet. Zyn broeder Mothas was niet gelukkiger; want de Turken en Egyptenaaren, die hy in bezolding hadt, tegens hem zynde opgeftaan, gingen (*) in zyn Paleis,fieepten hem by de voeten van zynen Troon, lagen hem in de zon, alwaar ze hem zoo lang met hunne wapenknodfen floegen , tot dat hy zyne onttrooning hadt ondertekend. Men deedt hem weinig tyds daar na fterven, of van dorst, of door C*) 't Jwr 36j.  » n R JOODEN. as-7 door middel van met ys gekoeld water, dat ver- vi. giftigd was. Boes. Mothadi, die zyne plaats hadt ingenomen wierdtHoofcsr. welhaast afgezet door Mothamed. Deeze Vorst, die in 't jaar 891 ftorf, liet de Joodfche Leeraaren by zich komen, om hen te raadpleegen over een oud gedenkftuk, dat men ontdekt hadt op den heuvel van den minnaar, gek door liefde, dit was een plaats van Syrië. Daar waren in dit graf zeven iighaamen, en daar onder dat van een jongman, wiens aangezicht en lippen zoo bloozend waren, als of hy levende was geweest; by dit graf was een opfchrift, op eenen fteen gehouwen , 't welk men niet ontcyferen kon: de Jooden waren genoodzaakt hunne onkunde hier in te er- ' kennen; de Christenen en Arabieren, die vervolgens geroepen wierden, waren nietvoorfpoediger. Onder de Arabifche Jooden was 'er een, met naame Albumanasfer, die, na een langen tyd den loop der Starren beftudeerd te hebben, zich inbeeldde, dat de voorvallen van derzelver verè'eniging en invloeijingen afhingen; hy zonderde zelfs van deezen algemeenen regel de Wet, noch de Godsdienst, niet uit. Hy beweerde, dat de Joodfche - kerk gebooren ware onder de verëeniging van Jupiter en Saiumus; hy voorzegt vooral, dat het jaar 1400 doodelyk voor den Christe ■ lyken-Godsdienst zyn, en ten dien tyde zou moeten verlooren gaan; doch de uitkomst heeft de voorzegging loogenachtig gemaakt , en de ydelheid van deeze weetenfchap ontdekt. Deeze man ftorf in den jaare 826. NE-  238 HISTORIE NEGENDE HOOFDSTUK. Abdalla laat den Jooden een k&nmerk geeven;zy worden door Nicephorus en Michiel de Stamelaar, begunstigd. vi. rj^oT dus verre van de Oosterfche Jooden geIX. fprooken hebbende, gaan wy nu meer west- Hoofdst. waards, om te zien, hoedanig het zich met hun toegedraagen hebbe , geduurende de agtfte en negende eeuw, in het Ryk, in Italië, in Spanje, in Frankryk en in Duitschland. De Jooden vonden zich gewikkeld in de onheilen , welken Jeruzalem en Syrië verwoestten. Abdalla , de zoon van Aly, die geen Kalif, maar de Veldheer van zynen neef was, Judea doorloopende , beval den Christenen zich den baard te laaten fcheeren , en lange hoeden te draagen. Wanneer hy te Jeruzalem gekomen was, begeerde hy dat de Jooden, zoo wel ais de Christenen , in de hand gemerkt zouden worden, op dat men ze van de Mufulmannen zoude kunnen onderfcheiden De meefte Christenen, die men dus gemerkt hadt, deezen hoon niet kunnende uitftaan, of wel voor eene geweldiger vervolging duchtende, weeken naar de landen van het Roomfche Ryk, maar de Jooden, die Leo den Ifauvier even zoo zeer vreesden als de Kalifen , bleeven in de landen hunner gehoorzaamheid; zelfs verzekert men, dat ze Abdalla volgden, om zich met den buit, op de Christenen behaald , te verryken. Het  VI . 3B O E K. / ■/--r-,-T- MISHANDELING bek JOODKN, in THSACIK,   der. JOODEN. 239 Het is waar, dat deeze Veldoverfte 'er altoos een groot getal in zyn leger hadt, waar aan hy de Kelken der Kerken, en het huisraad, dat hy ge-i roofd hadt, verkocht; men beweert zelfs dat zy hem tegen de Monniken, welken hy volkomen haatede, geweldig ophitften. Zy waren overal ongelukkig ; want de Legerhoofden van Leo waren hun weinig gunstiger , en inzonderheid nam de Landvoogd van Thracie vermaak met hunne lange baarden te verbranden, waar aan hy pik liet vasthechten, en in brand liet fteeken. Theophanes (*) heeft dit geval onder de regeering van Leo den IV, en in denzelfden tyd gefield, dat hy Irene trouwde; maar hy moest het in den jaare 789, en dus tien jaaren laater gefteld hebben. Nicephonis beklom den troon in 't begin der negende eeuwe. Zich overlaaden vindende met zaaken van het uiterfte gewicht, en in het naauw gebragt zynde door Bardanes, die tegens hem was opgeftaan, verzekert men, dathy God verliet, om zich op den Duivel te vertrouwen; hy liet de Manicheè'n, en Attingenten (t) , vermaarde tooveraars, by zich ten hove komen, waar van hy zich niet alleen voordeeliglyk bediende om zich op den troon te bevestigen, maar Bardanes wierdt, door hun toedoen, ook verflagen. Deeze Attingenten waren geen Jooden, zoo als de Christenen ten onrechte gezegd hebben, en zelfs weet men, met geen zekerheid, hunne dwaaling; fchoon Paulus de Diaken zegt, dat (*) In 't Jaar 7,-9. (f) Aanuakers. vl Boek. IX. 0ofdst. t  2^0 historie Vi. dat ze Manicheè'n waren. Men kan ze dan nie'Ê S°x.K' verwarren met de Jooden; 'c is alleenlyk waar, HeoFD8-r.dat Nicephorus de Jooden befchermde, en dat zy onder zyne regeeringe, in eene genoegzaame ruste leefden. Michiel de Stamelaar ( * ) was hun nog gunstiger dan Nicephorus; zelfs verzekert men, dat hy een halve Jood was. Deeze Vorst was oorfprongelyk uit Amorium , eene Stad in Phrygia, waar heen zich een groot getal gezindheden begeeven hadden; als de Manicheè'n , de Attingenten, de Sabbatiaanen , en daar waren voor-al veele Jooden. Men wil dat Michiel van alle deeze gezindtens, die hy in zyne jeugd geftudeerd en gekend hadt, iets aannam; van de Christenen hadt hy den doop ontleend, dien hy in plaatfe van de befhydenisfe ftelde; maar voor 'toverige onderhield hy in 't algemeen.alle de Joodfche plechtigheden,, waarom Zonaras hem '/ riool van alle Godsdiensten noemt. Doch de verdraagzaamheid, die Michiel de Stamelaar gehad beeft voor alle de verfchillende gezindheden, en voornaamelyk voor de Jooden, heeft hem den voorsz. naam doen geeven, hoewel hy openlyk belydenisfe deedt van 't Christendom; zoo dat hy zich nooit van de Rechtzinnigen affcheidde, en dat zyne verdraagzaamheid eer een bewys zy zyner billykheid, dan van zyne ongodsdienstigheid. T I E N-  der. JOODEN. S4i TIENDE HOOFDSTUK. Beroerten /«Spanje; een valfcbe Mesfias; de Jooden door de Califen begunjiigd. "Dhotius verzekert, dat 'er ten zynen tyde vi. A een wet was, die de Jooden tot den dood tl0^Ki veroordeelde, zoo ras zy zich de goederen derllQUFust Kerke aanmaatigden ; zoo dit waar is, zou hun lot fpoedig veranderd zyn na den dood van Nicepkoms en Michiel, die hen met zoo veel zagtheid hadden gehandeld • doch fchoon Balfamon beweerd heeft, dat deeze wet niec waar was, om dat men dezelve niet vindt in de Bafilica; is het onwederfpreekelyk, dat, behalve de wetten van Constantinus en Theodofius de Jongen, 'er nieuwen gemaakt konden zyn ten tyde van Photius3 die de aanmaatigingen der Jooden op de Kerkelyke goederen betroffen, 't Is zelfs zeer waarfchynlyk, dat de Keizerin Theodora, welke den Beeldendienst inftellende, en de geenen, die ze niet wilden aanbidden, met de uiterfte wreedheid ftrafte, haare geweldenaary pleegde aan allen, die een afkeer voor dien eerdienst hadden. De Jooden konden in de vervolging, welke men deedt, niet vergeeten worden: en men breidde de wetten en ftraffen , die hen aangingen , uit, ten einde een voorwendfel te hebben, om ze te kwellen. Men weet niet wat ze in Balie deeden; Span-, III. Deel. Q ft  242 HISTORIE tl je kevert ons ook weinig ftofs op: de Sarrazy°XE K' nen waren daar in gekomen, en hadden 't zich HoofDST.onderworpen. Mozes of Mufa 3 Landvoogd van Afrika, door de Christenen ingeroepen, zondt een zyner Veldheeren, Tarck genaamd, in Spanje 3 Roderik verloor de Stad en 't leeven in het jaar 712. Mofes , zich van dit voordeel bedienende, trok in Spanje, en zette zyne overwinningen niet alleen voort tot Toledo toe, maar ook tot aan geene zyde van Saragosfe. Een Jood wilde zich deeze omwenteling te baat maaken (*), en van de oorlogen bedienen, die de nieuwe Landvoogden den Franfchen in Languedoc aandeeden, hy was Serenus genaamd, en gaf zich voor den Mesfias uit. Hy vondt in Spanje een groot getal lieden, genegen om hem te gelooven, en hem in 't Heilige Land te volgen ,"Waar hy zyn Ryk zou oprichten. Ambifa, die toen Landvoogd was, deedt zyn voordeel met dit wegloopen, en maakten zich meester van alle de goederen, die zy door hunne uitzinnigheid hadden achtergelaaten. Men zegt niet tot hoe verre Serenus deeze ligtgeloovige menfehen bragt, doch het is zeer waarfchynlyk , dat eenigen op wesT. het eerfte blootgefteld aan de ftrooperyen van de Arabieren, die de Westgotthen verflagen hadden. Narbonne vervolgens ingenomen hebbende, floegen ze 't beleg voor Tolofa. Men verzekert, dat de Jooden, die een afzonderlyk verdrag mee hen gemaakt hadden, hen hielpen, op voorwaarde dat men, na het inneemen der Stad, alle de zich aldaar bevindende Christenen, om hals zoude brengen. De Jooden van Tolofa, zegt men, waren dc geweldenaary van den Bisfchop , die toen leefde, moede; doch de naam van dien BisQ 2 fchop  244 HISTORIE vr. fchop wordt niet genoemd. Men vooronderltelty xif dat ze de Sarazynen uit Spanje riepen, en dat ze HöofDST.hun, op dc voorsz. voorwaarde de Stad zouden overiecvcren , tcrwyl zy verfcheiden voorrechten, en een» volkomen vryheid genieten zouden. De Sarazynen veroverden Narbonne onder weg, en naderden tot by Lions, richtende een bloedbad aan van al wat hun in handen viel. Hier op wierdt Tolofa belegerd , ingenomen, en alle de Inwoonders, uitgenomen de Jooden,waar aan men getrouwelyk het woord hielt, wierden omgebragt; maar Karei de Groote , Koning van Frankryk, drie veldflagen op Abderamus gewonnen , en de Stad Tolofa hernomen hebbende, wilde de verraaders ftraffen. Men verwees ze ter dood , en de werktuigen ter ftraffe waren reeds gereed gemaakt, wanneer het gefchreeuw en gezucht van zoo veele ongelukkige lieden den Monarch vermurwde , en verplichtte de ftraffe te veranderen. In plaatfe dan van eene algemeetié doodftraffe , ftelde men zich te vreden met de Hoofden van 't verraad het leeven te beneernen, en te verordenen, dat voortaan alle de in Tolofa woonende Jooden, driemaal 'sjaars aan de deur van een Kerk, die door den Bisfchop zou aangeweezen worden, een klap ontvangen, en voor altyd dertien pond wasch betaalen zouden. Daar zyn maar twee dingen in deeze gebeurtenis , die waar zyn; 't eene dat Tolofa door de Sarrazynen belegerd wierdt: zelfs meent men, dat om die Stad meer te benaauwen, zy 't Kasteel van Casielmoron bouwden, waar van men nog he-  der JOODEN. 245 heden de overblyffelen ziet, maar zy waren ge- vi. noodzaakt het belegop tebreeken. Ten anderen, men mishandelde de Jooden te Tolofa, cn mcnHooïDST. gaf oorvygen aan de perfoon van hunnen Syndic; maar dit deedt men uit haat jegens de Natie, zonder fchuldig te zyn aan de misdaad, die men haar ten laste leidc, van de Stad verraaden te hebben, om de Inwoonders om hals te brengen : men heeft de trouweloosheid voorönderfteld, ten einde de kastyding en eerloosheid te wettigen. TWAALFDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden onder Karei den Grooten, en Lodewyk den Goedaartigen. TT'arel de Groote hadt veel achting voor vi. j-*" de Jooden. Zy beroemden zich onder zyne BxanK' regeering, dat ze de vryheid hadden van de ge-Hooidst. wyde kelken , en 't geen 'er het kostbaarfte in de fchatkist der Kerken en Abtdycn was, te koopen. Die Vorst vernam met ergernis, dat de Bisfchoppen en Abtdisfen gelegenheid tot deeze befchuldigingen gaven,en deedt een itreng verbod aan die Geestelyken van niet weeder in zulk een fchandelykc buitenfpoorighcid te vervallen; maar hy verplichtte de Joeden niet wedergaave van het gekochte te doen, noch ftremde hen niet in hunnen koophandel: en, inderdaad, het was ook q 3 bil-  24Ö HISTORIE bÏe'k billyk'datzy geen ftraffe droegen van de gierigxii. ' en godloosheid der Bisfchoppen, die willens deeHooFDSTZe kerkroovende verkoopingen deeden, ten einde 't geld daar van tot hun vermaak aan te wenden. Zy hadden nog meer gezags ten Hove van Lodewyk den Goedaartigen. Hy hadt (*) tot Arts Sedecias, de vermaardfte van alle tooveraars. De tooveraars van Pharao waren maar Leerlingen in vergelyking van deezen Jood; want hy vermaakte Lodewyk en zyn geheele Hof met eenen man, wien hy handen en voeten afgehouwen hadt, in te flokken, dien hy vervolgens weder leevendig overgaf. , Op zekeren dag at hy, in tegenwoordigheid van 't Hof, een wagen niet hooi, met voerman en paarden, op. Hy vloog in de lucht; gelyk Simon de Tooveraar, en deedt honderden kunstjes van dien aart; doch dit zyn verdichte beuzelingen: alleen is waar, dat ze dikwyls gehoor by den Keizer, en een zoo grooten toegang tot zyn perfoon hadden, dat de Hovelingen en de Prinfen van den bloede hun gefchenken deeden, en aan hunne vrouwen kostbaare kleederen toezonden, om hunne befcherming te verkrygen. De Keizer gaf hun de vryheid, om nieuwe Synagogen te ftichten, en verleende hun zeer voordeel ige Ediêten. Een zoo magtige befcherming veroorzaakte afgunst, en veel wanorde in de Kerk van Lions. Agobard, die daar toen Bisfchop was, hadt aan (*) Het jaar 8ij.  der. JOODEN. &47 aan zyne kudde verbooden, Christen-Slaaven aart vi. de Jooden te verkoopen, om ze naa Spanje te ^xu^ vervoeren, en den Sabbath te vieren; by beval, Hooidsi integendeel, op den Zondag te rusten. Hy verboodt den Christenen ook wyn van de Jooden te koopen , en , geduu rende de Vasten , met hen te eeten; onder voorwendfel, dat, wanneer de wyn, dien hunne Herbergiers verkochten bedolf, of onklaar werdt, op den grond loopende, zy denzelven zorgvuldig opgaarden, om aan de Christenen te geeven. Zy verkochten hun ook het vleesch, dat ze voor zich niet goed vonden, 't zy om dat 'er de gal aan ontbrak, of om dat de long aan de zyden van het dier vast zat. Men klaagde over deeze beuzelachtige wetten aan Keizer Lodewyk den Goedaartigen, die, gebelgd op Agobard en op de Burgers van Lions, drie Gevolmagtigden derwaards zondt, om 'er na te verneemen. De Bisfchop was zeer verwonderd, deeze Gevolmagtigden tot zich te zien komen; en eenige Inwoonders, die waarfchynlyk nog grooter knevelaaryen pleegden , namen de vlucht. De Bisfchop, meer gezags hebbende, wachte het gevolg van het onderzoek af; 't welk hem niet voordeelig was, nademaal men de Jooden weder in 't bezit van hunne rechten, en de Markt van 's Saturdags op eenen andere dag der weeke ftelde, op dat noodwendigheid, om handel op dien dag te dryven, hen niet verplichten mogt de rust daar van te fchenden. Agobard verzette zich hier tegen. Q 4 Hy  «tf HISTORIE ZIk befchu,di^e de Jooden, dat ze verfcheiden xi'k" maal de kinderen van de Christenen geroofd hadHboïdït. den, om ze te verkoopen , e-n dat ze dingen deeden, die hem niet geöorloft waren te zeggen. Dit bragt hy in op de getuigenis eens vluchtclings van Cordua, dewelke zeide, dat men hem in zyne jeugd verkocht hadde; doch dit wierdt ten Hove niet geloofd, en de vermaaningen des Bisfchops waren vruchteloos. Laat onjs hier tusfchen beide aantekenen, wat de Jooden van dien tyd van Jesus Christus zeiden. Hy was een jongman., opgevoed in de School van Jnhanne-s den Doaper, die zich veele Leerlingen gemaakt hadt, waar van 'er een zulk een hard hoofd hadt, dat hy hem Petrus (*) hadt genaamd. Zyne Leerlingen, op een Feest, dag verzameld zynde, gingen hem te gemoet, maakten 'er eene foort van Koning van, en riepen i O-famia ; maar vervolgens verwees Tibtriut hem tot eene altoos-duurende gevangenis, om dat hy gelogen hadt, beloovende dat zyne Dochter, welke maagd was, baaren zoude, en dat zy Hechts een fteen ter waereld bragt. Dewyl men nu in den Kerker ontwaar wierdt, dat die Jesus een toovenaar was, verwees men hem tot de galg, en men brak hem het hoofd met eenen fteen aan ftukken. Zyne vyanden vertrouwden hem in de bewaaring van een Jood, die hem by een vlietend water begroef; 't water wies (*) Petra beteken? een Heen,  d e r JOODEN. 249 wies des nachts aan, en fpoelde 't doode lig- VL haam weg , 't welk niet kon wedergevonden BxÏl* worden, fchoon men 't zelve omtrent een jaarHoorDSTzocht. Pi/atus, die de Jooden befchuldigde, van hem niet dan uit wangunste omgebragt te hebben, overtuigd , dat hy wederopgeftaan ware , geboodt aan alle de Jooden, op ftraffe van verdoemenisfe in de Hel, hem aan te bidden. De Leezer oordeele over dit belagchelyk verfierdfel omtrent den Heiland. Ondertusfchen deedt de befcherming, welke de Jooden, tegens een der gelccrdfte Bisfchoppen zyner ecuwe, aan het Hof van Lndewyk genooten, hen in Frankryk bloeijen. Men zeide ten Hove rond-uit, dat men de Nakomelingfchap van Abraham, en die der Patriarchen, moeste eerbiedigen. Eenige Christenen verzuimden zelfs den Zondag, en onderhielden heiliglyk den Saturdag, om dat God denzelven hadt gefteld tot den dag zyner ruste. Men ging liever de Predikatiën der Rabbynen hooren, dan die der Priesteren en Monniken, die, ten dien tyde onkundig en bot zynde, weinig ftichting gaven. Eindelyk, een Diaken van 't Paleis, Putho, of Paur do, geheeten, verliet zyne waardigheid en tevens de Christen-kerk, om tot de Synagoge over te gaan. Q5 DER  250 HISTORIE DERTIENDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden onder Karei den Kaaien. bIek T)E j°°den' die 200 ma?ti? waren aan het xm. Hof van Lodewyk, handhaafden hun gezag HoofDST.aan daf van Kard dm Kaak)h De vermaarde Bedrieger, Sedecias, van wien wy reeds gefprooken hebben, was ook zyn Arts; en hy was hec, die hem vergiftigde, zynde daar toe omgekocht door Bofin, den Schoonbroeder van Karei, en door een groot getal andere Heeren; want die Vorst wierdt ten hoogften gehaat. 't Was onder de regeering van deezen Keizer, dat de Normandiers de Kuiten van Frankryk begonnen af te loopen en te piunderen, en men beticht de Jooden, die in Aquhania aanzienlyk en magtig waren, van ze begunstigd, en hun Bourdeaux by verraad overgelceverd te hebben. Dit gefchiedde in den jaare 848; doch men kan hen daar van zoo min overtuigen , als van het verraad, het welk ze te Tolofa gepleegd zouden hebben. VEER-  Dïfc JOODEN. 251 VEERTIEN DE HOOFDSTUK. Van den Staat der Jooden in het Oosten. k tiende eeuw, zoo zwart afgemaald by de Vï -* * Christenen, was zoo droevig niet voor de xYv\ Jooden. Wel verre van zich te beklaagcn 0VerlIooFDS'r de grove onkunde, welke zich toen over het Christendom verfpreiddc, beroemen zy zich, dat ze nooit zulke uitmuntende Leeraars gehad hebben, dan ten dien tyde. In het Oosten richtten zy eene nieuwe Hoogefchool op, om dat die, welken federt verfcheiden ecuwen opgericht waren, het getal der Hoogleeraaren en Leerlingen niet meer konden bevatten. De Arabiers lagen zich op de Studie toe, niettegenftaande de verdrukking, die 't gezag der Kalifen vernietigde; men zag by hen bckwaame Lyfartzen, en fpitsvindige Rede konstenaars, te voorfchyn komen; en fchoon men de ydelheid der Sterrekundige voorzeggingen ondervondt , liet men nogthans niet na zich op deeze weetenfchap, voordeelig aan het Hof, toe te leggen. De Jooden volgden de Arabieren na; men zag by hen de liefde e» den fmaak tot de weetenfehappen, die verdoofd was, herleeven. Hunne rust werdt evenw el geftoord door de onëenigheden, die 'er tusfehen de Hoogleeraaren en de Hoofden der Gevangenisfe ontftonden Zy zagen zelfs die Hoogefchoolen vervallen; en de geheele Natie, uit het Oosten  252 HISTORIE vi. ten verjaagd zynde, waren zy genoodzaakt nieuxiv.' we fchuilplaatfen in Spanje en Frankryk te zoeken. HooFDsr.Zy ondergingen nieuwe onheilen door den yver van de Kruisvaarders, die het zich tot eene Godsvrucht toerekenden, alle de Jooden, aleer ze Judea gingen bemagtigen, om hals te brengen. Dit zullen wy in eenige volgende Hoofdftukken zien. VYFTIENDE HOOFDSTUK. Van Vorsten der Gevangenis, Hoog* leeraars en Hoogefchoolen der Joo-° den in het Oosten. Boek. "F)avid was nn- Vorst der Gevangenis; en xv.' deeze hoogmoedige man regeerde zyne NaHoojDST.tje met het gezag eens Konuigs. De Joodfche Historiefchryversklaagen, dat zyne Voorgangers zich aan de Kalifen onderworpen hadden, en dat ze hun fchattingen betaalden; maar dat Dap'td alle zyne rechten weder deedt gelden, even als of hy Koning geweest was. Hier toe kan niet weinig geholpen hebben de lange regeering van Dat-id, die meer dan dertig jaaren % Hoofd van zyne Natie was, en de zwakheid van Moerader, die toen Kalif was. Dit verfchafte derhalve aan Dapid gelegenheid, om zich te verheffen, en aan zynen hoogmoed den teugel te vieren; hy veroorzaakte onrust en onëenighcid in de Hoogefchool van Pundebita, om dat hy zyn  der JOODEN. 253 zyn gezag te veel wilde doen gelden. De Joo- Vi. den hadden Misbifcher verkoozen, en aan 'tHoofd BoEKvan hunne Hoogefchool gefield; Dapid verkoosHoorlsi 'er een anderen. De nayver tusfchen deeze twee Hoogleeraars, die verfchillende rechten hadden, vermeerderde de wanorde; de onè'enigheid was hevig geduurende vyf jaaren, en men kon die niet vereffenen, dan door twee onderfcheiden Schooien in een zelfde plaats op te rechten. Die van Sora was zoodanig van haaren ouden luister vervallen, dat men niemand vondt, die aldaar wilde, of kon onderwyzen. Dapid beriep eenen Jom Tob; maar deeze man, die niet bekwaam genoeg was, om eene in 't verval zynde Hoogefchool weêr op te beuren , liet ze zo verwoest als die te vooren was. Men was dan verplicht R. Saadias in Egypte te gaan zoeken, om de leedige plaats te vervullen, en Leerlingen derwaards te lokken. Saadias kweet zich ten eersten met geenen ongunstigen uitilag van zyn plicht. Een zyner eerste zorgen was, zyne Natie te geneezen van de dwaaling der zietverhuizing, die by de Perfen federt een groot aantal eeuwen ingefloopen was, en zich altoos in net Oosten in ftand gehouden hadt, niettegenftaande de veelvuldige omwentelingen, welke in ■ 't Ryk en in den Godsdienst voorgevallen waren. De Jooden, die dezelve reeds ten tyde van den Heiland geloofd hadden, waren 'er, zoo wei ': als de Arabiers op verzot; en Saadias hadt veel 1 moeite , om ze hun uit het hoofd te krygen. : Hy deedt nogthans eenigen voortgang; maar de Vorst  254 HISTORIE vt. Vorst der Gevangenisfe hem verzocht hebbende XVK' een reglement, dat hy tegen de wetten hadt geHoofdst. maakt, te tekenen, weigerde de Leeraar een zoo onrechtvaerdig verzoek. Deeze weigering , die Dapid niet verwacht hadt, vergramde hem geweldig; hy verweet Saadias zyne ondankbaarheid, en liet hem door zyn Zoon bedreigen, dat hy hem den kop zou breeken, indien hy zyne bevelen niet gehoorzaamde; doch de Rabbi, zyne Leerlingen van deeze onbefchofte behandelinge kennisfe gegeeven hebbende, ftonden ze tegen Dapid op, en, hem in menigte aanvallende, gaven' hem verfcheiden Hagen. De Natie verdeelde zich , op het voorbeeld haarer Hoofden ; ieder koos party : Die van Saadias hadt terftond genoeg de overhand, om Dapid te doen afzetten, en Jofeph, zynen Broeder, als Hoofd der Gevangenisfe, in deszelfs plaats te ftellen ; maar zyn gezag was van geen langen duur. Dapid, door zynen aanhang onderfchraagd,nam weêr bezit van de regeering. Saadias was genoodzaakt te vluchten , en eene fchuilplaaats te zoeken, waar in hy zich zeven jaaren onthielt. In deeze wykplaats was het, dat hy de meeste Werken fchreef, die hem, na zynen dood, hebben doen leeven;doch hy kwam 'er eindelyk uit, om zich met zynen Vorst te verzoenen : ook hadt hy het geluk van hem te overleeven, en een gerust Bezitter van de Hoogefchool te zyn. ZES-  dbr JOODEN. a5s ZESTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelve Stofje. J-jit voorval leert ons, dat de magt der Hoof- vr. den van de Hoogefchool byna gelyk wasBo:EK> aan die der Vorsten, nademaal deeze laatftcnHoSi. geene wetten konden maaken, die kracht hadden , zoo ze niet by den Hooglceraar ondertekend waren. Daarenboven zyn 'er menigvuldige tegenftreevingen van den een tegen de anderen geweest. Saadias een vreemdeling in 't Oosten, liet niet na Davtd te wederftaan, die de hoogmoedigfte en magtigfte Vorst was, welken de Natie fints veele eeuwen gezien hadt. Deeze Hoofden der Hoogefchoole konden ten zeiven tyd Vorsten der Gevangenisfe weezen fchoon dit niet altyd gefchiedde. In der daad,' Hay, een der uitmuntenden, was ten zelfden tyde Hoofd der Hoogefchool en Vorst der Natie; daarenboven geeft men dikwyls den naam van Vorst aan de anderen. Men zegt, dat zoo een alleen in de Hoogefchool regeerde, en dat de Regeering van Rafi Nehemias, Hoofd van Pundebita in 'l midden van de tiende eeuw, agt jaaren duurde. De Vorsten der Natie , en de "Hoofden der Hoogefchoolen, wierden by meerderheid van ftemmen verkoozen. Het voorbeeld van Davif, die door den aanhang van Saadias wierdt afgezet, toont aan , dat hunne magt niet volftrekt, noch onafhanglyk was van 't Velk. Daar- en-  256 HISTORIE vi. enboven was de regeering niet ervelyk in Boek. een geacht, en zoo de Zoon eens den Vader HoorDST.opvolgde, gebeurde her. zelden. Men moet het zelfde zeggen van de Hoofden der Hoogefchool. De Vorst bragt het zyne toe tot de verkiezing door 't gezag, dat hy by de Natie hadt, maar de Leeraars gaven hunne ftem: men hoorde ook de ftem en de genegenheid van 't Volk, fchoon men het niet altoos deedt. Men vindt daar een voorbeeld van in de tiende eeuw. Men hadt te Pundebita een Hoogleeraar noodig. Een zeer ryk Koopman boodt zich aan, om dien post te bekleeden. Een gedeelte van 't Volk verzocht, dat men hem Nehemias voor mogt trekken ; de anderen verklaarden zich voor den Koopman, Adron genaamd, en deeze laatfte wierdt verkoozen: doch de andere volgde hem zeventien jaaren daar na op (*). De Natie was toen zoo bloei jende, dat men negenhonderdduizend Jooden telde in de enkele Stad Pheruts Schibbur. Deeze naam betekent de doorbreeking van Sapor. De Stad was vyf mylen van Babylonie gelegen , en zoo daar het bovenItaande getal Jooden in waren, moet ze ten uiterften door deeze Natie bevolkt, en dus ook zeer groot geweest zyn; want 'er zyn maar een klein getal Steden, die zoo veele lnwoonders in haaren omtrek bevatten. Scherita, die zich aan 't hoofd van de aldaar opgerichte School gefteld hadt, deedt ze dertig jaaren bloeijen. Hy was een (*; In 't jaar 9*9.  i> £ R JOODEN. .257 feen dood vyand van de Christenen, en inzonder- viheid van de Monnikken; hy fchreef regens hen , B ° en maakte ze voor Eedbreekers uit. Hy was hieiHóon»*. om by zynen Leerlingen des te aangenaamer ,die dikwyls den laster, dien men uitbraakt, als een blyk van yver aanzien. Scherira, zich gevoelende van ouderdom overlaaden , gaf zyn ampt over aan zyn Zoon Hay, den uitmuntenflen van alle uitmuntenden. Men wil, dat déeze Leeraar in rechte lyn van den Propheet Dapid afltamde, en, om dit te bewyzen , verzekert men, dat hy eenen Leeüw in zyn wapenfchild voerde,die ook in 't Wapen der oude Koningen van judea was. Hy maakte zich beroemd, by zyne Natie door een groot getal verfchillende Werken, die hy over *t koopen en verhopen op pand in 't licht gaf; daar is 'er ook eën over de uitlegging der droomen: een ander vervat zyne antwoorden op het Soek Jet/Ir). Ook was hy een Dichter en Cabbalist. Hy wierdt Hoofd der Hoogefchool van Pundebita , zoo wel als van die van Peruts Schibbur, waar in hy ai van zyn negenëntwintigfte jaar af Hoogleeraar was geweest; zelfs fchynt het, dat hy tot Hoofd der Gevangenisfe wierdt verkoozen , maar zich de afgunst van zyne eigen Natie op den hals ger haald hebbende , vervielen zyn Vader ën hy in eene geweldige ongenade. III. Deel- R £ jj.  ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg van den Kalif Cader tegen de Jooden. Bo*'.. T^ÏE Kalif, die toen regeerde» was Cader gexvii. naamd. Schoon hy van het huis der AbasHooFDSTfiden was, leefae hy ftilletjes by een nabuurig Vorst, Bahafedulla gehecten , die in de moerasfen, welken de wateren van den Tiger en van den Euphraat vormen, regeerde-, maar de Sultan verhefte hem tot den troon, na Thar afgezet te 'hebben. Men bemerkte wel ras , dat hy de regeering, die men hem hadt toevertrouwd, waardig was. Hy hervormde de misbruiken, die in den Staat waren ingefloopen ; hy ftrekte zyne zorgen tot in Egypte toe uit, alwaar hy den Fathemiten, die daar regeerden , bewees , dat ze niet, gelyk zy 'er zich op beroemden, van 't geflacht van Aly waren. Cader, die eenentagtig jaaren leefde, en meer dan veertig daar van regeerde , wilde de Jooden ook beteugelen, die zich al te veel van de voorige beroertens bediend hadden, en meer gezags aanmaatigden, dan ze moesten hebben. Scherira en Hay werden hem aangebragt als ryke en magtige lieden, die de Natie regeerden ; men nam ze gevangen, De Kalif ontnam hun alle hunne goederen, en liet Scherira , die meer dan honderd jaaren oud moest zyn, ophangen. Hay hadt het geluk van deeze geweldpleeging te ontvluchten; zelfs her- vat- 258 HISTORIE  dè'R. JOODEN. Vatte hy zyne lesfen op de Hoogefchool, en on- ft derwees aldaar tot den jaare 1034. Hy was de Bx°vEff iaatfte der uitmuntenden. HootDst. Na den dood van Hay, verkoos men Ezechias tot Hoofd der Gevangenis, maar zyne regeering was van korten duur en ongelukkig; want na twee jaaren geregeerd te hebben, liet de Kalif hem met zyn geheele Huisgezin gevangen neemen , en bragt ze allen ter dood, uitgenomen twee Kinderen , die na Spanje vluchtten. De Hoogefchoolen wierden toegeflooten, en de Geleerden genoodzaakt eene wykplaats in het Westen te zoeken, werwaards het verdreevene Volk hen volgde. 't Was onder de regeering van Ezechias, dat de fchcuring tusfchen de kinderen van Asfer en Nephtaü, die men als de eerfte Maforethen befchouwt, gefchiedde ; ten minden zyn ze de eerfte Spraakkonstenaars, die zich toegelegd hebben op het nazien en op de verbetering der Schriftuur. Deeze twee Geleerden, staren en Mofes genaamd, moeten noodwendig in de elfde eeuw (*) geleefd hebben ; want zy onderweezen niet alleen te Babylonie, waar de Hoogefchoo len geflooten waren, maar Maimonides, die, in de volgende eeuw, in Egypte leefde, fchreef zyn affchrift na dat van Ben Ascer. Hy leefde dan veele jaaren voor Maimonides, dewyl zyne verbeteringen reeds in Egypte goedgekeurd waren ; en indien men deeze Overziênders ouder maakc (*) !c 't jaar 103?. R 2  a6o HISTORIE tl\ maakt dan de 6lfde eeuwe' kan men hun nog XV u. minder hunne nieuwheid ver wy ten. Ho0lüsT. De verdeeldheid deezer twee mannen beftond voornaamelyk uit Spraakkonstige-kleinigheden; en fchoon men dezelven de kinderen van Ascer en Nephtali noemt, moet men zich niet verbeelden, dat zy den naam van hunne Ouders aangenomen hebben, maar dien der Stammen, waar uit zy beweerden gefprooten te zyn, en waar van zich het overfchot in het Oosten onthielt. AGTTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg der zelve Siofe. bIek. "T)e ^volging, die in het Oosten bleef voortHootds't duuren> bragt de zaaken der Natie ten eeoorDST- nemaal in den grond. Men kan den Kalifen deeze vervolging niet volftrekt toekennen; want Cajem, die toen regeerde,, beminde al te zeer de fchoone Weetenfchappen en de Geleerden, om de bloei jende Hoogefchoolen, waar uit men dikwyls Lyfartzen , Sterrekundigen en Droomuitleggers haalde, te niet te maaken. Maar 'er was, federt meer dan eene eeuw, eene groote verandering in deeze Monarchy voorgevallen ; want het huis der Buiden hadt zich meester gemaakt van het opperfte gezag. Buja, Hoofd van dit. huis, wilde van Chosroës, een ouden Koning van Pery?e, afftamme; hy leefde nogthansin de uiterfte armoede, wanneer hy droomde, dat uit zynen buik  der JOODEN. 261 wik een groot vuur uit ging, 'twelk, na een groot vi. land overdekt te heiben, zich Hemelwaards ver kefte, B"%*" . . j 3 xviii. en m drie vuuren verdeelde , welken V Volk ^/-Hoofdst. aarde aanbadt. Een Sterrekundige voorfpelde hem, dat die drie vuuren drie kinderen waren , die hy hadt, dcwelken de een na den anderen regeeren zouden; en hy bevestigde zyne voorzegging, na hunne geboorteftelling onderzocht te hebben. Deeze drie Zoonen van Buja traden, na verfcheiden omwentelingen, in den dienst van Mardavig, die Oorlog voerde (*) tegen den Kalif Mottader; zy maakten zich beroemd in deezen Oorlog, en behaalden verfcheiden overwinningen op den Kalif Mardavig; in het Bad omgebragt zynde, en geene kinderen nalaatende, om hem op te voïgen , zoo bediende Aly, de oudfte der Zoonen van Buja, zich van die gelegenheid, dewyl hy zich aan 't hoofd van een zegepraalend Hcir bevondt; hy veroverde Perjie, en ley de grondflagen eener nieuwe heerfchappye, welke honderd en zevenentwintig jaaren duurde (f). Deeze nieuwe Sultans wierden zoodanig meester te Bagdad, dat 'er niets zonder hunnen last gefchiedde. De Kalifen hingen 'er volftrekt van af; zy zetteden dezelven af, en deeden ze op den troon klimmen, wanneer zy wilden. Een deezer Kalifen wierdt door hen afgezet in het jaar 945- Mothi, die de plaats bekleedde van dien men ver« ' {*) In 't jaar 930. 00 Beginnende in 932. en eindigende in 1059. R 3  262 HISTORIE bIek ver^aSde' is bvna onbekend, om dat men hem xviir.' zelfs niet toeftondt een Vizier te hebben; hy Hoofdst. moest zich te vreden ftellen met een Secretaris, die zorg droeg van zyne inkomsten op te rekenen. Thai, zyn Zoon, aan wien hy het Kalifaat liet, na 'er vrywillig afftand van gedaan te hebben, wierdt 'er door den Sultan Baha Aldoufyf% die in zyne kamer tradt, onder voorwendfel van hem te begroeten, van verjaagd. Hy liet hem, door omgekochte lieden, van zynen troon rukken, die hem zoo lang gevangen hielden,tot dat ze de fchattenvan't Paleis geroofd hadden, Hy hadt het ongeluk zyne geweezen grootheid langen tjjrl te overleeven ( * ), en was genoodzaakt een onbeampt leeven te leiden, terwyl een ander voor zyne oogen regeerde. Een van deeze Kalifen , door de Sultans, en door den Emir Al Omara, of Opperbevelhebber van 't Krygsvolk, afgezet zynde, wierdt tot eenen zoo hechten ftaat gebragt, dat hy aan de deuren der Moskeen zyn brood moest beedelen, en de voorbygangers badt zich te herinneren, dat hy hun Kalif geweest was. 't Huis der Abasfiden, 't welk.de Jooden altyd begunstigd hadt, van zyn gezag vervallen zynde, zoo befloot de Sultan Gela Ledoulat, die onder den naam van Kajem regeerde, ze te verdelgen, en deedt ten dien einde de Hoogefchoolen , die na dien tyd nooit weder geopend zyn geweest, toefluiten. Hy verhandde, of verplichtte de £*) Tot ff9 jjircn toe;  der JOODEN. 263 dc ïïooglceraars, om zich zeiven te verbannen, v 1. cn om hunne Hoogefchoolen naa het Westen over te brengen. Hy bragt het Hoofd der Ge Hooïdst. vangenis met zyn geflacht om 't leeven. Het Volk leedt ook veel van deeze vervolging, welke, naa alle waarfchynlykheid, bioedig genoeg was, om de Jooden tot een klein getal te brengen, dezelven in de Woestenyen van Arabie te-ver ftrooijen, en ze tot in st Westen toe te dry ven. De vervolging, die jc Jooden als toen leeden, zoo tc Bagded als in de nabuurige gewesten, was zoo geweldig, dac ze het hoofd niet weder konden opbeuren. De Hoofden der Gevangenis waren in het vervolg zeldzaam , en behielden daar fleehts den naam van, zonder gezag. Men kon wel, in de dertiende eeuwe, eenige School hebben, waar aan men den naam van Hoogefchoole gaf-, maar die van Sora, van Pundebita, en alle dc anderen, die met luister gebloeid hadden, waren ten jaare 1039 volftrekt vernietigd. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Vervolging der Jooden in Egypte, onder de regeering van Hakim. De Joodfche Natie ftondt eene andere vervol- v 1. ging uit in Egypte , onder de Regeering xix: van Hakim, derden Kalif uit het huis der Fathe-HüJfDST> mieten. Zyn Vader hadt hem, nog jong zynde, in 't jaar 996 in handen van een Voogd gelaaR 4 ten.  2Ö4 HISTORIE bIIk ten' 'C Was een zwakke geest, die zich liet inxix. neemen by eenen Bedrieger, D. Ar ar genaamd, lioorpSTdeweIke, niertegenftaande dc achting, waarin hy by den Kalif was, omgebragt wierdt. Na zyn dood , nam een andere Bedrieger, Hamzak genoemd, zyne plaats in, en deedt Hakhn gelooven, dat hy God ware. Men maakte zelfs eene naamlyst op van zestienduizend lieden, die hem voor hunne Opperfte Godheid erkenden • en daar van is het, dat de Godsdienst der Dril zen, of Darariah, gevormd is , die nog heden ten dage in weezen blyft, fchoon die zoo weinig bekend zy, dat men ze, niet lang geleeden, van de Druïden dacht afkomstig te zyn, of van een Graaf van Dreux, en van andere Franfchen, die Godefried van Bouillon gevolgd waren , om Jeruza/em te heroveren ; maar Iaat ons deezen Godsdienst wat nader befchouwen in het volgende. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den Godsdienst der Druzen, en de vervolging van Hakitn. tlL WAKIM k°n de Kalifen, cl ie voor ^geweest HoiotastAa W3rf' "iet V0OT wettig bennen, en om S' deeze rcden M* hy ze in den ban doen. Zyn meester Hamzah deedt hem vervolgens het voorneemen vormen , 0m dc Mahomethaanen af te lCJaffen' ri1 ee»"" nieuwen Godsdienst te maa- ken,  der JOODEN. 265 ken, waar van hy het Hoofd zou zyn. Hy vr. maakte deezen fpooreloozen Vorst wys3 dat hy Bj"' de Groote God was, die de gedaante van eenHooH>sA Koning hadt aangenomen, om zich aan de menfehen te openbaaren. Hy gaf voor, dat die God, dien hy Abar noemde, de waereld gefchaapen hadt, vermengd van oude en jonge lieden, de eenen verbeeldden zich de Vaders van de anderen te zyn , en weezen de graffteden van hunne voorouders aan. Eenigen waren gebooren op zee in vaartuigen, die koopmanfehappen van den een tot den anderen oever voerden. De menfehen nu gefchaapen zynde, gaf God hun tot Wetgeever Adam den gezuiverden, die anders Channl wierdt genaamd ■, hy predikte honderd twintig jaaren, en bragt het Volk, inzonderheid de Arabiers, weder tot het 'geloof der Eenheid. Maar God, den Duivel, Arath genaamd , verplicht hebbende, dien Godsdienst te volgen, en Adam als den Opperpriester aan te zien, zoo maakte de Duivel met een gedeelte van het menschdom eene fcheuring. Adam , om zich ftaande te houden, verbondt zich met Enoch, dien men Adam den Misdaadigen noemt, en Seth3 bygenaamd den yergeetachtigen, of foffelyken Adam. Dan de waereld liet niet na den Godsdienst der Eenheidgezinden te verlaaten , en den Duivel tc volgen. God, vertoornd zynde, zondt Noach, die bezit nam van het Opperpriesterfchap, en leerde het Wiet aan te bidden. Zyn Godsdienst duurde tot Abraham , die 'er eenen nieuwen maakte; deeze puurde tot Mczes', die dc rnenR 5 fchen  266 HISTORIE vi. fchen leerde >t geene zy niet zagen aan tc bidxxK* dcn- jESuskwam vervolgens, die alle dc men* UootnsT. fchen in zynen Godsdienst wilde verëenigen hy regeerde tot den tyd van Mahomed, dewelke zich tegens alle Godsdiensten aankantede, om den zynen te vestigen, en deedt den logen aanbidden ; maar eindelyk kwam Hakim, of de groote God, ter waereld, om zich door de gantfche aarde te doen aanbidden, en hadt ten dien einde den eerften Adam weder medegebragt, zynde den Bedrieger Hamzah , die een zeer net Arabisch Boek opftelde, waar in hy zyn famenftel heeft opgefiooten. Hy gaf zich in het zelve de naamen van Opper/len Wetgeever, van oorzaak daoorzaaken, van het Woord, van God, van cnmiddelyken Verzamelaar. Hy ftondt alle blocdfchandelyke huwelyken toe, en fchajfte eenige Feesten af, het vasten van den Rhamadhav. , en de Bedevaart naa Mekka. Hakim, om zyne rol te beter te fpeelen, ging alle morgen op den Berg Moccatam, waar hy zich beroemde geheime famenfpraaken met God te hebben, 't Was aldaar, dat zyn Zuster, die voor de gevolgen van zyne buitenfpoorigheid beducht was, hem liet ombrengen; maar da wyl de moord geheim was, deed Hamzah zyn voordeel met deeze omftandigheid , om uit te ftrooijen, dat die Godheid verdweenen was, eu dat zy zich achter den muur van Alexandrie verborgen hadt, van waar ze te eeniger tyd weder moet komen; en de Drufen, die hedendaagsch meester zyn van den Berg Lihjn, van Beryihus, en  DER JOODEN. 267 en van eenige Zeefteeden van Syrïe, verwachten yi. hem, gelyk de Jooden hunnen Mesfias doen. Bxxx' Hakim verklaarde zich een vyand der Christe-Hooiósr. nen en Jooden ; hy beval de eerstgenoemden een teken te draagen, waar door men ze mogt kennen: hy liet alle hunne Synagogen om ver werpen, en dwong ze hunnen Godsdienst te verlaaten, en dien der Drufen te omhelzen. Maar dewyl hy onftandvastig was, zoo veranderde hy van gevoelen, en liet hun welhaast toe, hunnen voorigen Godsdienst weder aan te neemen. Deeze Vorst ftorf ten jaare ioaó in Egypte, waar hy regeerde. Einde rein het Zesde Boek., HIS-  öö8 HISTORIE DER J O O D E N, ZEVENDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Vin bet ydel gezag der Jooden in Spanje. Boek O** Weder bet Westen ^ keeren, zub i. ^ len wy zien hoedanig het zich aldaar, 2eduurende de tiende en elfde eeuw, met de Jooden toegedraagen heeft. De verdeeldheden en Oorlogen, die Spanje, geduurende de tiende eeuw, door de heersehzucht der Kalifen, ontrustten, gaven aan de Jooden van dat land veel rust en vrede, terwyl de Christenen zich, zoo door onderlinge onèenigheden als anderfins, veel onheils en onrust berokkenden. De Christelyke Geestelykheid, ten anderen , die de Jooden een goed voorbeeld hadt kunnen geeven, ging voort hen door haar gedrag te verergeren ; dus bevestigden zy zich te fterker in hunne on*eIoovigheid, dewyl ze geene uiterlyke hulp hadden , om 'er uit te geraaken. Daarenboven wierdt het geloof van dit Volk on-  i>er JOODEN. qöo onderfteund door het gezag en het getal der vit Rabbynen, die ten dien tyde (*) talrylc genoeg BoEKi waren. Behalve de geenen, die in Spanje ge-HoorosT, booren waren, gaf de Voorzienigheid 'er hun een doorluehtigen; dit was Mozes met een zak bekleed ! Deeze man , uit het Oosten gekomen, door Zeeroovers genomen, en met zynen Zoou op de Spaanfche kusten gebragt zynde, wierdt door de Jooden van Cordua losgekocht : dit deedt men uit milddaadigheid, zonder 's mans verdiensten te kennen. Maar zich verborgen hebbende in een hoek van eene School, gelyk een Leek, en als een arm mensch, die geene andere kleederen hadt dan een zak , waar mede hy zich bewondt, om zyne naaktheid te bedekken, redeneerde hy zoo grondig over de vraagen , die men voorftelde, dat het Hoofd der Schoole, opgetoogen van verwondering, hem zyne plaats inruimde. Men verkoos hem tot Rechter van de Natie, en gaf hem goede inkomsten; nogthans meer genegen zynde, om zyn leeven in zyn Vaderland te eindigen, befloot hy derwaards terug te keeren: maar de Kalif v/ilde hem dat niet toeftaan, uit eene reede van Staat. De Thalmud was toen in Spanje weinig bekend, eu wanneer 'er eenige redentwist ontftondt,zonden de Synagogen Gemagtigden naar Bagdad, om daar de oplosfing van te hebben. Dit is zoo waar, dat het gebed, het welk de Synagogen van Spanje, in de dagen van verdrukkinge , en in~ (*) In het jaar 957.  2'/o HISTOR'ÏÉ Vil. inzonderheid op de Verzoendagen, uitftortederi, j * door R. Masfim , Hoofd van eene der HoogeHoofdsï fchoolen van Babylonie, was opgefteld geweest. Hakim, Kalif in Spanje, die niet gaarne zag, dat zyne Onderdaanen dikwyls na het Oosten gingen, maar de Abasfiden, vyanden van zyn huis, en die het zelve ten gronde gebragt hadden, waren blyde, dat Mbzesmet den zak bekleed den Thalmud aan dc Spanjaarden leerde. Hy hielt hen by zich, om den voortgang van deeze bezendivgen, welken hem eenigen argwaan gaven, té ftuir.cn. Mozh regeerde langen tyd, en zyn Zoon -Snoek beklom in den jaare 997 zynen troon. 'Dus veranderen dc Historiefchryvers in een troon eèfï P.erhrerüoel, waar van 't gezag Hechts op eenige vluchtelingen zag, en maar te leen was. TWEEDE HOOFDSTUK. De Thalmud wordt in het Arabisch overgezet; onëenigheid der Synagogen, en pracht der Rabbynen. bvoeTk. UASCHEM de 11» Koningvanen*, diende 11. " Jooden Afchafez noemen, deedt nog meer HooFDSx.dan Zyn Vatiei.. want hy beval ^ dat ffi°n Thalmud in 't Arabisch zou vertaaien, »t zy dat hy nieuwsgierig was te weeten, wat dit Boek, zoo zeer by de Jooden beroemd, behelsde, 't zy dat hy het gemeenzaamer onder de Jooden wilde  DER. JOODEN. 27I de maaken, om daar door de bedevaarten naa yn. Bagdad en Jeruzalem te beletten. Boek. R. Jozeph, Leerling van Mozes, ondernam ditHoofusr. groote werk, en bragt het gelukkig ten einde; doch hy wierdt 'er zoo hoogmoedig op, dat hy niet.langer kon vërdraagen , dat men Enock boven zyn hoofd ftelde, om Rechter van de Natie te zyn. Hy raakte met hem in twist, hunne Onëenigheid borst uit: de Synagogen namen party , maar die van Enoch was het talrykfte. Men zegt zelfs, dat 'er dagelyksch zevenhon ■ derd man uittrokken op zevenhonderd wagens gezeten, en deftig uitgedoscht op de wyze der Arabifche Heeren , om Nathan, den Zoon van Enoch, en den Kleinzoon van Mozes, te 'verzei • len. Jozeph werdt door deeze vergadering iu den ban gedaan; hy nam zyn toevlucht tot den Koning : maar Hafchem wilde zich met deeze zaak niet bemoeijen , 't zy uit Staatkunde, br om dat hy, leevende onder het gezag van zyneu Hagel?, of Grootkamerling, de vryheid niet hadt, om de geenen, die hy beminde, te befchermen. Jozeph , zich verftooken ziende van de befcher ming, welke hy van het Hof verwachtte, trok uit Spanje, en nam de reize aan na Bagdad, waar hy eene wykplaats dacht te vinden by den vermaarden Hay; maar deeze liet hem verwittigen, dat hy hem niet kon ontvangen, om dat de Synagogen van Spanje hem in den ban gedaan hadden. Hy onthielt zich derhalve te Damascus, alwaar hy ftorf, zonder te kunnen verkrygen, dat  272 HISTORIE boek ^ r"Cn het vonnis > 'c welk nien tegens hem n ' hadt uitgefprooken, herriep. Hoöfdst. De Jooden genooten toen, als gezegd is , een groote rust, en geene mindere befcherming, fchoon Spanje van buiten en binnen niet weinig ontroerd ware. R. Samttel Lept wierdt in den jaare 1027 de Geheimfchryver en Staatsdienaar des Konings v&nGrenada , die hem vervolgens tot Ptrjt pan zyne Natie aanftelde. Hy bediende zich van het aanzien, 't welk" hy ten Hove hadt, om haar te befchermen; zelfs oefende hy zyne milddaadigheden aan de vreemdelingen: want de Leeraaren van Afrika, van Egypte en van Babylonie, ontvingen eene wedde van hem. Men.hadt het genoegen te zien, dat zyn Zoon hem, ten jaare 3D55, in zyne waardigheden opvolgde ; en de cenigfte zaak, die deeze blydfchap temperde, was de grootschheid van deezen Jongeling, dien ■ zyne rykdommen hoovaardig hadden gemaakt, in plaats dat zyn Vader de nedrigheid, in zynen grootften cerftaat, behouden hadt. DERDE HOOFDSTUK. Vervolging dér Jooden in Grenada; zy worden door den Paus befchermd. bI^k 1VFAAR CCn onvoorzien ongeval ontrustte, in in.' ?A den jaare 1064, den vrede en kalmte, die ST'ZV eenigen tyd genooten hadden Jofeph Halle-  der. JOODEN. 273 t>y; een der geleerde Mannen van die eeuw, nam vu. voor de Mufulmannen te bekeeren. De vertaa- B°ff' ling van den Thalmud in de Arabifche taal, fintsHocwusT^ eenige jaaren gedaan, maakte dit voorneemen wel gemakkelyker, maar hy Haagde rogthans daar niet in. De Koning van Grenade kon deezen toeleg van eenen gedoogden Godsdienst op den heerfchenden niet verdraagen; de Bekeerder wierdt gevangen genomen en opgehangen : de vervolging nam op bevel des Konings eenen aanvang. Daar waren in dit Koningryk alleen vyfiien honderd Huisgezinnen, welken veel te lyden hadden. Dit onheil was zoo veel te gevoeliger . dewyl de voorfpoed hen ryk en magtig gemaakt hadt. ,, De geene", zegt een hunner Schryveren , „ die niet heeft hooren fpreeken van hunne glorie , van hunnen luister, en van den voorfpoed, waar in zy leefden, is onkundig in bet geene, dat het meest bekend is." Men was bevreesd , dat de nabuurige Koningen zulk een droevig voorbeeld zouden navolgen •, doch het geweld hield nog fpoedig op, en ging niet verder dan het Ryk Grenada. De Jooden gelooven , dat God deeze omwenteling by voorraad hadt doen beweenen, om dat men federt langen tyd, in de Synagogen van Spanje, den negenden dag van December vastte, op welken de vervolging begon. Zy Honden, van den kant der Christenen, eene andere omwenteling uit, waar door zy ten gronde zouden gegaan zyn, indien de Bisfchoppen, en zelfs de Paus, hun niet te hulp lil. Deel. S ge-  274 HISTORIE vlJ. gekomen waren. Ferdlnand verklaarde den OorBi°nK' aan ^e Sarazynen, daar toe aangezet zynde IfoofDsr door zyne Vrouw, dewelke Godsdienstig was, en den Godsdienst wilde verbreiden hy tastte ze aan, niettegenftaande de zwakheden, welken de ouderdom na zich fleept, en kwam als Overwinnaar terug. Vermits nu de Godsdienstigheid een groot deel hadt in deezen Oorlog, zoo befloot rheiij alvoorens tegen de Ongelovigen op te trekken , alle de Jooden van het Ryk in de pan te hakken , maar de Bisfchoppen fixlden zich daar krachtig tegen , en wederhielden, door hunne vermaaningen, de oploopendheid des Volks, der Krygsknechten en van de Koningen. Paus Alexander den ƒ/., die toen (*) den Roomfchen Stoel bekleedde, en die in Spanje erkend werdt boven Henorias, die zich ook beroemde den waaren Paus te zyn , fchreef aan deeze Bisfchoppen, om hen te pryzen wegens 't geene zy gedaan hadden. *i Geen men van it zegt, is zyn taal, is ons Zeer aangenaam geweest; dit is, dat gy de Jooden, die in 't midden van u zyn, verdeedlgd hadt tegen de gewe/denaary der geenen , die , den Sarazynen den Oorlog gaande aandoen, hen wilden ombrengen. Die lieden, door eene blinde drift vervoerd, wilden 't leeven beneemen aan menfehen , aan welken God mogelyk de zalig- en onflerfelykheid wil geeven. Hy haalde hun het voorbeeld van Gregorius den Grooten aan , die eenen foortgelyken yver geftuit en belet hadt, dat men niet eene Sy* (*) In 't jaar 10*4.  der JOODEN. a75 Synagoge omverre wierp. Eindelyk hield hy hun vu voor, 't onderfcheid tusfchen de Sarazynen en BoEKde Jooden, waar van die de Christenen vervolg-UoórDSK den s en ze uit de plaatfen , waar ze meester waren, verjaagden; daar, integendeel, de Jooden altyd gereed waren hun als flaaven te dienen. De Heilige Vader redeneerde naa 't gebruik van zynen tyd. De Jooden waren overal verfpréid, en , bv gevolge , moesten zy in de plaatfen, waar in zy zich bevonden, voor de overmagt bukken; zy waren daarenboven, in 't algemeen ïn verachting en gehaat. De Sarazynen waren daarentegen magtig, en maakten zich geducht voor de Christenen ; waren nu de Jooden in 't geval der Sarazynen geweest, en die in het geval van deezen, de Paus zou veellicht eene andere taal gevoerd hebben. De baatzucht en 'c eigen belang hebben toch fteeds meer invloed op den mensen, dan de Godvrucht, die men gewoonlyk aanvoerd, om het andere te billyken. VIERDE HOOFDSTUK. Verandering van den ftaat der Jooden onder Alphonfus en Petrus den t Tp\ e Staatsverwisfeling , door de Mooren van VII Afrika te weeg gebragt, was oorzaak dat B°yK' de Jooden uit de bekommering, waar in zy zich'loorcsl& bevonden, geraakten. De noodrufdgheden van den Staat, die zich van alle zyden vond aangcS 2 tast.  s?6 HISTORIE vu. tast, lieten Alfonfus niet toe de Jooden te ver°y K- drukken ; men moest ze eenigfins ontzien, en HooFDST.hun voorrechten toeftaan, om geld en onderftand van hun te hebben. Hy verleende hun ampten, en ftondt hun toe om Rechters over de Christenen te zyn. Gregorius de VIL, die zyne zorgen en rechten over aile de Koningryken liet gaan, vondt dit gedrag van Alphonfus niet goed. Deeze Vorst hadt den Paus een gefchenk gezonden, waardig des geenen pan wien men het zondt, en des Heiligen Petrus, aan wien het aangehooden wierdt. Maar, niettegenftaande dit bewys van zyne Godsvrucht, liet men niet na hem te beftraffen, dat hy den Jooden de Christenen, die hunne meesters waren , onderworpen, de Synagoge des Duivels opgericht (*),°^Kwas met de Morabethons, die, fints eenige jaaren Hoo'ïdst. hunnen inval gedaan hadden , en toen over de Arabiers regeerden. Men hield hem voor een der geleerdfte mannen zyner eeuw, en hy werdt in Spanje 'Vorst der Ballingfchap. Zyn Graffchrift, in verzen opgefteld , was een der heerlykfte: Houdt, zeide men, dat het licht deezer waereld uitgebluscht is; zegt dat in dit Graf de bron der wysheid rust: komt Dochters Tan Sion 3 en weent ; de waereld is begraaven , en vervalt tot blindheid : weent en zucht, want de Ark en de Tafelen der Wet zyn met deezen Leeraar verbryzeld. De tweede der Jzaaken was een Zoon van Barnek.- Hy deedt zyn Geflachtlyst opklimmen tot Baruch, Geheimfchryver van den Propheet Jeremias,en beweerde, dat zyn geflacht, hetwelk zich reeds ten tyde van Titus naa Spanje hadt begeeven , zich tot nu toe aldaar gehandhaafd hadt. Hy verftondt het Latyn, het Grieksch en het Arabisch; zich op de Wiskunst toegelegd hebbende , hadt hy zich in deeze weetenfchap zoo zeer beroemd gemaakt, dat de Koning van Grenada, by genaamd de Wiskunstenaar, om dat hy deeze Weetenfchap by uitftek beminde, hem ten zynen Hove deedt komen, ten einde eenige lesfen van hem te neemen. Hy wierdt 'er met zoo veel toejuigching ontvangen, en genoot zoo veel vermaaks by de Afrikaanfche Sarazynen, dat hy zyn Vaderland vergat, en aldaar bleef tot zynen dood toe, welke voorviel in het jaar S 4 1004.  2So HISTORIE Boik IO°4' Hy lag Seweldië overhoop met den eerstv. ' genoemden fzaitk; men kon ze^geduurende hun HoofBsr. Jeeven niet verzoenen: maar op "het tipje van den dood gaf de een een voorbeeld van berouw, en de ander van liefdaadigheid. Izaak , Zoon van ***** < ftori" het eerst; en zich ziek gevoelende, beval hy aan zyn Zoon, om by zynen vyand vergiffenis te gaan verzoeken , en zich in zyne armen te werpen , als tusfchen die van een Befchutsheer en eenen getrouwen vriend. De Zoon gehoorzaamde; Alphefi ontving hem in zyn huis|, behandelde hem alszyn eigen Zoon, en volhardde tot zyn dood toe met hem in de geheimen der Wet te onderwyzen. Doch 'er ontftondt een vry algemeener onëenigheid, raakende de betrachting der Weetenfchappen , van welke de Thalmudisten hunne Leerlingen hadden willen berooven, op dat ze genoodzaakt zouden zyn, blindelings hunne grondbegindfelen te volgen. Zy beweerden, dat het leeren der taaien en befchaafde weetenfehappen, reeds ten tyde van den Keizer Titus, was verbooden, uit vreeze, dat het Volk, onder de Natiën verfprcid, zich tot hunne afgodery mogt Jaaten overhaalen, na dat het door de befchaafdheid van hunne fchriften was verlokt geweest. De kanttekening , by den text van de Misnah gevoegd, vervat een vloek, uitgefprooken tegen den geenen, die een varken voedt, of die aan zynen Zoon het Grieksch leert; even als of het eene gelykelyk onreine zaake ware, een onrein  DER JOODEN. loi rein dier op te kweeken, of aan de menfehen vu. eene goede opvoeding te geeven. Boek. Deeze Wetten wierden echter niet altoos ge-HooiDsT. moedelyk nagekomen, al zoo 't niet mogelyk was, dat de Jooden , die in Egypte woonden, geen Grieksch fpraken , dat die van Rome geen Latyn verftonden; en dat die van Spanje, onder de Sarazynen vermengd zynde, zich niet fteeds van 't Arabisch bedienden. De R. Salomon, die in de elfde eeuw te Barceïïona leeraarde, hadt gezags genoeg om deeze ftraffe vonnisfen der vaderen te maatigen; maar hy dorst ze niet affchaffen. Hy fprak eene vervloeking en een banvonnis uit tegens alle de geenen, die voor den ouderdom van twintig jaaren, het Grieksch zouden beginnen te leeren. De grenspaal eenmaal weggenomen zynde , ftelde R. Mar zich boven den vloek, dien Salomon tegen de jonge Studenten hadt uitgefprooken , en hergaf ze eene volkomen vryheid ; men lei zich dan toe op de Taaien, op de Wiskunst en op andere Weetenfchappen , en dit bragt een aanmerkelyk getal van groote mannen voort. S S ZES-  5Sü HISTORIE ZESDE HOOFDSTUK. Van de Joodfche Leeraaren in Frankryk , en van den oorfprong hunner Predikatiën. Bo'sk "W"AS hCt gCtal der Leeraaren.in Spanje zoo \T' ■ ™ aanzicnlyk , Frankryk was 'er niet zoo Boopdst. vruchtbaar in; men zou zich zelfs kunnen beklaagen over zyne onvruchtbaarheid in dc eeuwen, die wy doorioopen : want men vindt 'er ten hoogften niet meer dan vyf of zes Leeraaren, die zich vermaard maakten. De doorluchtigfte was R. Gerfon (*), die eenigen zeggen te Mentz, in Duitschland, gebooren te zyn. Hy was nogthans een Frarschman 3 ten minftcn gaf hy 'er zyn Boek der Conftitutiën in 't licht. Men hadt waarfchynlyk ' minder achting voor hem ftaande zyn leeven, dan na zynen dood ; want men twyfelde langen tyd of men deeze verzameling van Wetten zoude ontvangen , die eerst in 't midden der dertiende eeuw (f) begonnen ingang te fcrygen. Men heeft hem naderhand het licht der Franfche Gevangenisfe genaamd. Een zyner voornaamfte Leerlingen was Jakoh, de Zoon van Jekar , een vermaard Muzikant, en die ook de geweetensgevallen zeer doorgrond hadt. De Leeraaren die hem gevolgd zyn, haaien (*) Of Gerfcium. (+) In 't jaar 124».  DER JOODEN. ,283 len zyne befluiten altyd met lof aan, en men yü. heeft ze aangenomen als Wetten, welken men By*"i' zonder misdaad niet kan overtreeden. Hoofdst: Hy hadt nog een anderen beroemden Leerling, dien de Rechtsgeleerden Albarcellonita heeten. Dit was Judas, Leeraar van Barcellona, die eene verhandeling opftelde over de rechten der vrouwen; een andere gaf hy over den tyd uit, Hy verhaakde historifcher wyze de verfchillende wyzen, op dewelken de Jooden den tyd gerekend hadden : hun eerfte tydftip was die van den uitgang uit Egypte; zy begonnen een ander by de verkiezing van een Koning, omdat alsdan de regeering van gedaante veranderde. Daar was een derdé op de intrede van Alexander den Grooten in Jeruzalem , 't welke tot de tiende eeuw van de Christen Kerk gevolgd werdt; want Scherira, die toen leefde, verplichtte zyne Natie dc jaaren te rekenen van de fcheppinge der waereld af. Hy gaf ook predikatiën in 't licht. Mozes Hadarfiïan, dat is, de Prediker, was ook een der Leerlingen van Gerfon. Men begon toen predikatiën in de Synagogen te doen, 't welk tot nog toe zeer verzuimd was geweest, en mogelyk had Gerfon dit gebruik ingevoerd , dewyl men twee van zyne Leerlingen ziet , die zich door de predikatiën bekend maakten- Mozes, uit Narbonne gefprooten, was zonder twyfel de wclfpreekendfte, vermits men hem by uitfteekendheid den tytel van Prediker gaf. Hy leefde in het midden van de elfde eeuw , en ftorf  284 HISTORIE bVek ft°rf hl jaat 1070 met de eer van den ver- vi. ' maarden Salomon Lunaticus , als zynen Leerling BooFDsrna te laaten. ZEVENDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in Hongaryen. Boek. "P)E J00dcn bloeiden ook in Hongarye; want vu. *~r Ladhlaus de Heilige, die aldaar regeerde in HoofDST.den jaare 1002 > eene Kerkelyke Vergadering by een geroepen hebbende, waar in hy wetten voer alle de Staaten der Natie maakte, beval, dat, indien de Jooden zich met eene Christen-vrouw verbonden , of een Slaavin kochten, men haar in vryheid moest ftellen, den prys door den Verkooper doen wedergeeven, en dien ten profyte van den Bisfchop verbeurd verklaar en. Coloman, Zoon van Ladislaus , was een ten uiterften mismaakt Vorst, kreupel, gebogchcld, en hadt maar een oog. Zyn Vader hadt hem Bisfchop van Waradyn gemaakt; doch na den dood zyns Vaders op den troon willende klimmen, verwierf hy van Paus Urbanus den II, ontflag van den Geeestelyken ftaat. Hy deedt den Venetiaanen, die Dalmatie wilden vermeesteren, den Oorlog aan, maar liet niet na goede wetten te maaken, welken men naderhand nagekomen heeft, en die in 't Rechtboek der Natie gevoegd zyn. Onder deeze wet-  DER JOODEN. 285 wetten waren 'er twee voor de Jooden van zyn vit Ryk; in de eene verboodt hy hun Christen-flaaven te hebben, op ftraffe van ze te verliezen,Hooïbsx, zoo zy 'er zich na eenigen tyd niet van ontdaan hadden: in de andere ftondt hy hun toe Landeryen te koopen, en ze te doen gelden, op voorwaarde, dat zy zich van Heidenfche flaaven zouden bedienen, om dezelven te bebouwen , en dat zy hunne woonplaatfen niet vestigden, dan daar een Bisfchop was. AGTSTE HOOFDSTUK. Van den valfchen Jozeph. Jozeph de Historiefchryver, Zoon w.n Gorion, vit is een der Leeraaren, welken Frankryk voor Bym de Synagogen voortbragt. Dit was in de elfdeHoorDSTi eeuw, fchoon hy beweerdt geleefd te hebben ten tyde van de belegering van Jeruzalem. Deeze Jood, om zyne Natie voorinteneemen , vertoont zich ,, als een Vorst, een Koning , een Priester; God hadt het Priesterfchap en het Ryk in zyn perfoon veréénigd, om den Oorlog te voeren". Jk ben, zeide hy , die Priester, welke de zalving tot den Oorlog ontvangen heeft; die Jozeph vol van den geest der Wysheid en der Kennisfe; van den geest des Raads en der Krachten van den geest der Weetenfchap en der vreeze Gods ; de geen, die zyn leeven ten beste heeft gegeeven voor het Volk Gods, voor zyn Heiligdom, en voor zyne  «85 HISTORIE Bo« T ^ (*}' Ee" ZynCT Kryg^nechten Mn vm • hem op eenen tyd toe f Gy zyt de Man GodsBoonsr.gezegend zy Jehovah, de God lsraèi, ^ de ziel, welke in U is , gefchaapen heef, en die U met IVysherd vervuld heeft! En, toen hy gevangen wierdt genomen, vraagde men elkander al weenende, in het vyandlyke Leger, fs d}'t dïs Man , die zoo geducht by de Jooden, en voor de Romeinen, was? Hoe is hy gevangen genomen, die alleen den fchrik in ons Heir gebragt, en 't Heelal met het gerucht zyner dapperheid vervuld heeft? Tttus deedt hem het zelfde recht als het Legerhy prees hem hooglyk , en, na de inneeming van Jeruzalem, verhief hy hem boven alle de Levieten en Priesters zyner Natie. ; "et is nict te verwonderen, dat een mensch zich met eigen handen kroont; maar het gemeen pryst zelden de geenen, die zich zeiven gepreezen hebben : Jozeph heeft het geluk , of de kunst, gehad, om zyne Natie om den tuin te leiden R. Tham, die zyn Joodfche Hiflorie uitff» Ct), verzekert, dat alle de woorden van Jozeph Gorions-zoon gerechtig- en waarheid zyn. Daar h niet eene enkele vahchheid in zyne Schriften. Hy evenaart veel meer de oude Propheeten ^n eenig Schryver, die te voorfchxn is gekomen De hand w & Eeuwigen God heeft op hem gerust, terwylhy zynWerk opfielde, en 'er gebreekt wei- p JonpPon, five, Jojefti, Bch Gor^i,Hiftorï* J^c* i-ibri Sex pag. 309. 345. (t) Te Cnftmtinofoim in ri«n jaajre 1540.  der JOODEN. 287 weinig aan, of zyne worden zyn de morden van vi!een Man Gods. De Rabbynen , die hem aan- By,^f" haaien, fpreeken van hem met roem; en fchoonHooFosr; men erkent, dat hy , zich meer dan tweehonderd jaaren ouder opgeevende, toen hy de Historie der Belegering van Jeruzalem fchteef, een misdag begaan hebbe, laat men niet na zyne geboorte hoog op te heffen , zoo wel als de dappere daaden,die hy,in hoedanigheid van Veldheer zyner Natie, tegen de Romeinen verrichtte; zyne wysheid, zyne voorzigtigheid, de oprechtheid zyiis gemoeds en van zyn hart , en zyne getrouwheid in de Hiftorie. Zoo hy de Thalmudisten fomtyds tegenfpreekt, laat men- 't aan de Leeraaren over, om ze over een te brengen, liever dan een zoo nuttig werk te verwerpen. Zonder ons nu op te houden met de bewyzen van de onechtheid deezes Schryvers, die maar al te baarblykelyk zyn , zullen wy alleen nog zeggen, dat de Rabbyn Salomon Jarchi, die in 't jaar 1140 fchreef, de eerfte is, die deezen Hebreeuwfchen Jozeph heeft aangehaald. Aben Esra en Abraham Ben Dior , die zyn Werk in zwang bragten, leefden in dezelfde eeuw. 't Zou een wonderwerk zyn,dat dit Boek drie of vierhonderd jaaren onbekend zou zyn gebleeven aan eene Natie, waar voor het gemaakt geweest was ; doch zoo het niet voleindigd is dan omtrent het einde van de tiende , of liever het begin van de elfde eeuw, is het niet te verwonderen, dat men het niet heeft beginnen te kennen, dan honderd jaaren daar na. On-  *88 HISTORIE vu. Ondertusfchen is de beweegrede van deezen Vin! Bedrieger zeer ligt te ontdekken; want in de Hoofdst. Griekfche taal eene Historie zyner Natie (*) , die zeer wel gefchreeven, maar weinig bekend' was by hen, voor welken zy opgefteld was, nam hy 't befluit om 'er eene diergelyke, onder zyn naam-, in 't Hebreeuwsch in 't licht te geeven. Men zou weinig geloofs geflagen hebben aaneen laater Schryver,die lang na de gebeurdtenisfen,die hy verhaalt, geleefd heeft. Hy nam derhalven den naam van Jozeph aan, en gaf zich uit voor den Schryver van een Boek, 't welk hy Hechts vertaalde. Op dat men hem nogthans niet mogt verwarren met den Griekfchen Historiefchryver , waar van hy den naam ontleende s gaf hy zich uit voor den Zoon van een anderen Vader, en nam den naam van Gorionides (f) aan, waar van het geflacht doorluchtig was. Hy ftal uit den waaren Jofephus tot den naam van 't genachte toe, waar hy zich wilde inenten. De list is hem gelukt; want dewyl zyne Historie in 't Hebreeuwsch gefchreeven was, zoo heeft hy den anderen Jofephus verduisterd , dien men onder de Natie verwaarloosd , en als een vreemdeling aangezien heeft, om dat hy in 't Grieksch gefchreeven heeft; terwyl men den Bedrieger tot aan de wolken opheft. Dan dit is genoeg ter onderkenning van deezen Schryver; laat ons nu wederom ter zaake komen. (*) Naamelyk Flavius Jojefhuj. (+) Of Goritiv- Zoon. NE-  bek. JOODEN. 28d NEGENDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in Duitschland en Bohemen. maaken geen gewag van de eerste komst vit ™ der Jooden in Europa, dewyl het tydftip B1°x.K:i daar van onzeker, en het waarfchynlyk is, datHooFDS*'zulks voornaamelyk eerst plaats gehad heeft na de verftooring van Jeruzalem. Dit Volk was niet alleen zeer vermenigvuldigd in de Gewesi ten, waar van wy reeds gefprooken hebben, ' maar ook in Duiuchland; zy hadden zelfs Syna; gogen gefticht in de meeste aanzienlyke Steden, : inzonderheid te Triers, te Keulen, te Mentz, en i waren tot in Frankenland doorgedrongen. Van ! daar waren zy getrokken naa Bohemen, waar zy, : geduurénde de tiende eeuw, den Christenen zui; ke groote diensten deeden, tegen dé invallen der Barbaaren, dat men hun de vryheid gaf van eene Synagoge te hebben. Zy waren ook in Hongarye gekomen. Een Priester Gotfchalk genaamd, die in de elf: de eeuw leefde, ftelde zich aan 't hoofd van vyfMenduizend Roövers, welken hy in Dumchland verzameld hadt, en verklaarde den Jooden déri Oorlog (*). Een zoo godvruchtig voorwendfei verwekte heni den eerbied der Volken, en dë (*) In 't jaar 1039. VL Deel. T  £9° HISTORIE vil befcherming der Koningen. Hy doorliep in weiix. ' n*S tvds Frankenland,- van daar toog hy naa HonHoofDST. garye , alwaar hy terftond de vryheid hadt van zyne wreedheden te verrichten: maar toen men bemerkte,dat dit Leger, onderden dekmantel van Godsdienst, roofde, en de Vrouwen der Christenen verkrachtte , overviel men hen terwyl zy dronken waren, en Gotfchalk verloor 'er, met het best gedeelte van zyne Benden , het leeven by. Een zoo droevig einde belette den Graaf van Lyninge niet eene gelyke ohderneeming te doen. Hy verwoestte een gedeelte van Duitschland, zich voor den Vervolger der Jooden verklaarende ; maar in Hongarye hebbende willen trekken, vondt hy den doortocht geflooten: voorgenomen hebbende om denzelven te overweldigen, tastte hy de geenen, die denzelven bewaarden, kloekmoedig aan, en door een gelukkigen uitflag opgeblaazen zynde , verdeelde hy reeds het Koningryk met zyne Saamgczwoorene-n , wanneer de Hongaaren hen ; terwyl zy raadpleegden, onverwachts op 't lyf vallende, op de vlucht dreeven. Keizer Hendrik, die toen te Regensburg was, verklaarde zich voor de Jooden , herftelde ze in de plaatfen, waar uit zy waren verdreeven geweest , en noodzaakte hen , die ze hadden gëplonderd, tot wedergaave : Maar dit was een nieuwe bron van onrechtvaerdigheden; want men betichtte de onfchuldigen van zich met den buit verrykt te hebben, op dat men het vermaak mogt   Vervolging ns joqbek booxbe keïhs-vmbbers  der JOODEN. 291 mogt hebben van ze uit te fchudden. Men heeft vu. zich vergist met deeze daad van barmhartigheid Bjxk' aan Henrik den V toe te fchryven ; want deHooFosi. Jooden zyn die verfchuldigd aan deszelfs Vader. TIENDE HOOFDSTUK. Vervolging der Jooden door de Kruisvaarders. De Kruisvaarten ontftaken een nieuwen yver vu tegen de Jooden (*). Zy beklaagen zich, BoxEE« dat deeze, als 't ware, Godvruchtige Kruisvaar-HooFDsr, ders, Keulen, Mentz , Wortns , Spier s doortrekkende , daar, van de maand April tot July toe, eene flagting aanrichtten; datzy 'er vyfduyzend menfehen doorftaken, of verdronken, en dat het getal der geenen, die gedwongen wierden, hunnen voorvaderlyken Godsdienst af te zweeren, ontelbaar was. Zy vergrootten 't niet; integendeel , de Historiefchryvers vermeerderen 't getal, en voegen 'er affchuwelyke omftandigheden by; zy verzekeren, dat men 'er te Mentz veertienhonderd verbrandde, en, dewyl 'ér, naar allen fchyn, tegenweer gebooden wierdt, en 'er wanorde ontftondt, zoo werdt de halve Stad in asfche gelegd. Die van Worms hadden zich terftond by den Bisfchop vervoegd; maar hy wilde ze niet ontvangen, dan op voorwaarde, dat ze Chris- i*) 't Jaar der waereld 4855, van dmttit 1095. T 2  202 HISTORIE vu. Christenen zouden worden. Het Volk ftondc °x K- hun niet lang toe te raadpleegen; de eenen omHoomïtheisden den Christelyken Godsdienst, dien ze wederom verzaakten, zoo ras het onweer over was: de anderen bragten zich zelveri om hals. Daar gebeurde iets dergelyks te Triers, de Vrouwen , de Kruisvaarders ziende aankomen, namen mesfen op, die zy in de borst van haare kinderen Haken, zeggende, dat het beter ware deZelven in den fchoot Tan Abraham te doen overgaan , dan ze aan de Christenen over te laaten: anderen, zich met fteenen belaadende, wierpen zich in de rivier, om 'er te verdrinken, fommi*en namen de vlucht op het Kasteel van den Bisfchop. Egilbert, die daar toen was , deedt voor hen eene Predikatie, waar door ze bekeert werden; doch in het volgende jaar omhelsden zy allen, een alleen uitgezonderd, het Joodendom, dat ze verlaaten hadden. De Bisfchop van Spiers was menschlievender ; want hy ontving niet alleen de vluchtelingen by zich, maar zelfs deedt hy eenigen van hen , die ze hadden vervolgd , op"hangen. Het kwaad ging zoo verre , dat de Jaarboeken van Beijeren twaalfduizend dooden in hun land telden; en anderen verzekeren, dat het getal der geenen, die in Duitschland fneuvelde::, ontelbaar was. ELF-  der JOODEN. 293 ELFDE HOOFDSTUK. Van de tweede Kruisvaart, die vry algemeener vervolgingen aanrichtte. T^|eeze was Hechts de eerfte Kruisvaart; daar vu. gefchiedde eene andere vyftig jaaren daar BxFjK" na (*); Rudolphus, wien de zorg was aanbevo.Hoofdst. ien , om dezelve aan de oevers des Rhyns te Prediken, deedt zulks met eenen goeden uitfiag, Dewyl bet een der punten van zynen Godsdienst , en van zyne Predikatiën was, dat men zich cersc van de vyanden der Christenen ontflaan, en de geenen, die naby waren , doorfteeken moest, aleer men ze in verre afgelegen landen ging opzoeken, maakte men zich zyne vermaaningen ten nutte ; maar, het kwaad was zoo groot niet, om dat een goed gedeelte by tyds de vlucht nam, en naa Neuremburg week, benevens naa de andere Steden, die van den Keizer afhingen, onder wiens befcherming zy meerder veiligheid vonden. Men moet zelfs recht doen aan den H. Bernardys, cn erkennen, dat de leer win Rudalpkus hem niet behaagde. Hy fchreef in 't jaar J246 aan den Aartsbisfehop van Mentz, die door de Predikatiën van deezen Kluizenaar gaande was gemaakt, dat men hem bewyzen moest, dat de vervolging, welke men de Jooden aandcedt, niet onmenfchelyk ware, en dat de Khü- l* J ': Jsir 1144. T 3  204 HISTORIE vu. Kluizenaar fprak zonder eenige roeping te hebx!K' ben, noch van de menfehen, noch van God; Hoofdst daarom wilde hy, dat men hem weder in zyne woestenye zoude zenden. Deeze vervolging, die de Kruisvaarders veroorzaakten, was algemeen; men gevoelde dezelve niet alleen in DuhsMarid. maar ook in Engeland, in Frankryk, in Spanje, 'va Italië. Men riep luidkeels uit: komt, laat ons ze zoodanig ombrengen ; dat men den naame Izraé'ls niet meer gedenke. De Christenen doodden 'er eene groote menigte; dan daar waren 'er nog vry meer, die door 't geweld, dat men hun aandeedt, tot wanhoop gedrongen, zich zeiven van het leeven beroofden; en het was met deeze flagtingen, dat de elfde eeuw een einde nam. TWAALFDE HOOFDSTUK. Van den jïaat der Jooden in het Oosten. ïobk 'XXf'Y zullefl m eens weder naar het 0osten xii.K' ™ keeren, en zien hoedanig het aldaar met HooFDST.de Jooden gelegen was, geduurende de twaalfde eeuw, en daar na den ftaat der Westerfche Jooden befchouwen. Benjamin van Tudela, eene Stad in 't Koningryk Navarre, waar uit hy geboortig was, en die in de twaalfde eeuw leefde, zal ons hier in ten Gids verftrekken. Hy ging alle de plaatfen doorreizen, in dewclken hy Sy-  dek. JOODEN. C95 Synagogen meende tc vinden, ten einde zich van vn den Staat zyner Natie te onderrichten. B&if' Op de oevers van den Euphraat was de Stadtioorcsv. Teihora, beroemd van wege het verblyf van Bikam., Benjamin meende in die Stad eenen toren te zien, die Bileam daar gebouwd badt, en die op alle de uuren van den dag antwoordde, om dat hy zich inbeeldde , dat Bileam een Tqoveraar, een Sterrekundige was, op de wyze der oude Chaldeeuwen ; daar de Schriftuur hem in tegendeel afmaalt als een man, die de Godheid kende, en die 'er de ingcevingen van ontving. De gezonde rede moest hem daarenboven geleerd hebben , dat 'een tooren , voor veele eeuwen door tooverkonst gebouwd, niet tot zynen tyd toe in ftand kon gcbleevcn zyn. Hy trok naa Mezopotamie, alwaar hy eene Synagoge zag, deweike Esd/as hadt gebouwd, toen hy Babylonie verliet om naa Jeruzalem te rug te keeren. Dit is ongerymd; want waarom zou die H. Man, die om niets anders dacht, dan om het Volk weêr in zyn Vaderland te brengen, getracht hebben, om het zelve in Chaldea te be vestigen, door een nieuwen Tempel voor het zelve te bouwen, toen hy op zyn terugtocht, en alleenlyk bedacht was om geld te verzamelen ter heröpbouwinge van Jeruzalem en haaren Tempel ? Benjamin vondt de plaats; waar de ver laaten Abraham woonde; en daar waren niet dan eenige Mufulmannen , die 'er hunne gebeden kwamen doen. Van daar ging hy op een eiland, 't welk de Tiber vormt, waar men eene fchoone Stad T 4 ziet,  29, den Zoon van Abdallec, xii. een der eerfte en gelukkigfte Kalifen. Deeze hoogst Stad wag. gelegen aan den mond van den Tiber, en door Omar gebouwd , om den Perfiaanen te beletten langs den Perfiaanfchen Zeeboezem naar Indien te vaaren ; in deeze Stad, Basfirah genaamd, waren een Synagoge en vierduizend Jooden , die 'er een volkomen vryheid van geweeten genooten. DERTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg van- den ftaat der Jooden, geduur ende de twaalfde eeuw. ' BoVk. 0NZE RCiZÏger VOndt zeven duizPnd Jooden xiil ^ te A/mozal, dat over 't oude Ninhe ligr, aoofDST.het eene van de puinhoopen van het andere, op den anderen oever van den Tiber, gebouwd, en alleen door eene brug daar van afgefcheiden zynde. Aldaar was ZaèheUK afkomstig van den Huize Dap'rds; daar was ook een beroemd Sterrekyker, Beren Alpherea genaamd, die den Koxung Zln-Aldin als Kapellaan diende. Aleer Benjamin te Bagdad kwam, trok hy door Rohobod, 't welk toen een groote en wel ver' flerkte Stad was, waar hy tweeduizend perfoonen vaa zyne Natie vondt. Carchemis, vermaard uit hoofde van de nederlaag van Pharao Neeko, f n gelegen op den oever van den Eaphraat veryattede vyfhonderd Jooden. Pundebita was van daar  Iv E s. JOODEN. 297 daar niet verder gelegen, dan twee dagreizens; vn. maar deeze zoo zeer bekende Stad hadt eenen ^^m' anderen naam gekreegen: men noemde baar toenHoorosr. Allobari, of Elnebar. Men vondt 'er nog eenige overblyffels van de Grootheid der Natie; want daar was het graf van Bostenay , dat Hoofd der Gevangenisfe, die een Dochter des Konings van Perfie getrouwd hadt. Men zag 'er ook die van twee doorluchtige Leeraaren , met de Synagogen, welken zy voor hunnen dood gefticht hadden ; doch het was niet meer die bloeijende Hoogefchool „bevolkt met een groot aantal Leerlingen, welkers Hoofden zoo veel geruchts in dc voorkeden eeuwen gemaakt hadden. Daar waren Hechts tweeduizend Jooden, waarvaneenigen zich toeleiden op de ftudie der Wet; daar waren ook nog eenige Schooien, maar woest. Het zelfde lot trof de Hoogefchool van Sora, gelyk ook die van Nahardea. Niet alleen waren de Hoogefchoolen geheel vernield , maar men hadt ook gebrek aan groote Mannen in dat land, en de Wet fcheen naar het Westen haare toevlucht genomen te hebben Indien 'er naderhand zich noch eenige Leeraaren opdeeden, hunne naam is byna niet bekend , noch hun gezag geëerbiedigd. De Opftellers van den Thalmud, noch die uitmuntende Leeraaren, waren, ten tyde van Benjamin, niet meer te Sora, te Pundebita, noch in andere plaatfen, te vinden, fchoon 'er nog veele Jooden waren , nademaal hy 'er tienduizend te Akera vond. T % • VEER-  298 HISTORIE VEERTIENDE HOOFDSTUK. Van de oudheid der Stad Bagdad; van de magt der Kalifen, en den naam van den geen, die toen regeerde. bIÏ'k. "RenJamin trok van hier naa Bagdad, de xiv.' -L' Hoofdftad der Koningen. De Perfiaanen geeHoorwT. ven eene groote oudheid aan deeze Hoofdftad van het Babylonisch Byk, 't welk eertyds Chaldca was. Zy beweeren, dat ze was gefticht geworden door de Koningen van Perjïe van de eerfte Dynastie, fchoon h,et onwederfpreeklyk zy, dat het Almanzor was, die 'er de eerfte grondfiagen van gelegd heeft; zy ftrekte naderhand tot eene zetelplaats der Kalifen, die hem opvolgden. Onze Schryver maakt eene prachtige befchryving van hun Paleis en van de Stad. Dc Kalif, die toen regeerde, was met eene opperftc en zelfs willekeurige magt bekleed. Hy hielt zyne Broeders, ieder in hun Paleis, opgefloten cn geketend , om dat ze eene famenzweering tegen hem gevormd hadden. Zyne Ondcrdaanen zagen, hem byna nooit, hoewel hy voor anderen zeer beleefd was. De Pellcgrims, die daar door trokken, fmeekten zeer ernstig een opflag van zyn oog, maar in plaats van zich te vertoonen, liet hy een flip van zyn kleed uit een venster hangen, op dat een icgelyk die zoude zien, cn een Heer van zyn Hof kwam dan tevens buiten, den Pel le-  x>ER JOODEN. 292 legrims toeroepende: Gaat in vrede j want onze vu. Heer, het licht der Jzraëllers, is gunstig; 't welk BX;y' hen met vreugde overlaadde. Hoofdst. Wat de magt des Kalifs aangaat, hy was meester zoo wel van het Geestelyk als Waereldlyk gezag. Het Volk ftelde hem byna gelyk met Mahomed, en hy hadt denzelfden rang by de Mufulmannen , als de Paus by de Christenen. In den Vasten van den Ramadan , ging hy uit zyn Paleis, kostbaar gekleed, hebbende, in 't midden van alle die fieraadiën, een lap zwart laken op zyn hoofd, om te kennen te geeven, dat al zyn glorie niet anders dan ydelheid is , en dat de blydfchap fchielyk in droefheid veranderd worde. Hy ging voor aan , door alle de groote Heeren van zyn Hof, en door eene ontelbaare mecnigte volks, dat op dien dag van zeer verre gekomen was , om 't vermaak te hebben van hem te zien, gevolgd. Wanneer hy by een Bedehuis, digt by een poort der Stad, kwam, en de toejuichingen des Volks hadt ontvangen, kuste hy zyn Rok, om den zegen wederom te geeven; en, op een geftoelte van dc Kapel klimmende, verkondigde hy hun dc Mahomedaanfche Wet; flagtte een Kameel, waar van hy de ftukken onder zyne voornaamfte Amptlieden omdeelde, diehetals eene zonderlinge gunst befchouwden. Na deeze plechtigheid keerde de Kalif alleen naa zyn Paleis , langs den oever van den Tiber, die met duizenden fchuitjes vervuld was , en de weg, dien hy betreeden hadt, was nu zoodanig gehei-  §00 HISTORIE bVU heiligd, dat niemand durfde gaan op de plaats, XIr_ waar op hy zyn voet gezet hadt Hoogst. Alhoewel nu de Kalif bekleed was met een Geestelyk en Waereldlyk gezag , lïèt hy evenwel niet na met zyne handen dé kost te winnen. Die, van welken Benjamin gewag maakt werkte in een Paleis, met zilveren pylaaren, met* goud en gefteentens verfierd , en maakte daar dekkleeden, welken men , met zvn zegel gemerkt, 0p de markt verkocht. Hy onderhielt zyn huis van 't geld , dat van deezen handel kwam. De naam van den Kalif; die toen regeerde kon den toenmaals reizenden Benjamin niet onbekend zyn; echter heeft hy zich daar in bedroogen. Hy was Mnstange genaamd, die tien iaaren regeerde (*). De Jooden leefden, ond^zyne regeering, te Bagded zeer gerust; want hy beminde ze, en hadt 'er verfcheiden in zyn' diensthy verftondt derzelver taal volmaakt, cn fchrecf ze , zelfs hadt hy eenige kennis in hunne Wet. Aldaar bevonden zich niet meer dan duizend Inwoonders van deeze Natie; doch, niettc-enftaande zulk een klein getal, zag men daarals 't ware, agtëntwintig Synagogen en tien Richterftoden , of Raadhuizen , aan welkers hoofd nen doorluchtige perfoonen waren,die zich met mets anders ophielden, dan met de zaaken der Natie, en men noemde ze de tien LeediggangerBoven deeze tien perfoonen was het Hoofd der Ge- C ) Tot het jair nri>.  öer JOODEN. goi Gevangenisfe. De geen, die deeze waardigheid vil toen bekleedde , was van Dapid afkomstig , en ^y** Daniël geheeten. De Jooden geeven hem denH°K>sT. eernaam van Heere, en de Mahomedaanen dien van Heere den Zoone Dapids. Zyn gezag ftrekte zich uit over alle de Jooden, die zich onder de heerfchappy van den Kalif, den Prins der geloopigen, pan Syrië af tot aan de yzere poorten, en tot aan de Indien toe, bevonden. De reizende Jood vertoont ons dit Hoofd der Gevangenisfe, als eene foort van Overheid; want de Mahomedaanen waren verplicht hem, zoo wel als de Jooden, te eerbiedigen, en de geen, die ' hem op weg ontmoetende, weigerde op te liaan én hem te groeten , ontving honderd geefelflagen, Wanneer hy den Kalif een bezoek gaf, gingen honderd Wachten voor hem, roepende: her ei dl den weg des Hes ren , des Zoons Dapids. De Natie was verplicht hem, van de verst afgelegene plaatfen, haare Predikers en Leeraaren „ die van hem de oplegging der handen ontvingen, te verzoeken ; en om zieh' in zyr.e waardigheid te handhaaven, ügtten de Kooplieden op de jaarmarkten eene fchatting, welke zy hem gaven. Men zondt hem ook uit de afgelegene Gewesten eenige ververfching •, Daniël hadt daarenboven zyn erfgoed en landeryen, die men hem gegeeven hadt, Hy hielt open tafel, en hadt Gasthuizen, waar in hy den armen de kost liet geeven; doch men moest deeze groote waardigheid en vryheid dcor eene fchatting,die men aan den Kalif betaalde, koopen , mitsgaders door ryke ge-  3C2 historie vn. gefchenken aan de voornaamfte Amptenaaren van Jim Zvn Hof. De ftaat van dit Hoofd der gevangeHooïDsr.nisfe was ten dien tyde op verre na zoo luisterryk niet, als Benjamin hem hier vertoont, en gefield dat 'er in de twaalfde eeuw een diergelyk Hoofd ware, moest hy niet alleen deeze zyne waardigheid van den Kalif koopen, maar van hem ook de handoplegging ontvangen. VYFTIENDE HOOFDSTUK. Van het groot getal der Jooden omtrent 'het oud Babylonie; van bet graf van Ezechiël en Jechonias. Boïk. T~)E Provintie van verlaatende, trok hy B XV' d0°r » alwaar hy by de vyfduizend ^oofDST.j00den vondt jdie hunnen Godsdienst oefenden in eene zeer groote Synagoge. Hy trok na het oude Babylonie, waar het Paleis van Nebuchodonozor een fchuilplaats van Nachtuilen en kruipend gedierte was geworden; doch 'er waren, eenige mylen van daar, duizend Jooden, die hunne gebeden in de open lucht deeden, of in de kamer, die Daniël gebouwd hadt, om God te bidden. Men zag 'er nog den gloeijenden oven, waarin Nebuchodonozor de drie Hebreeuwfche kinderen liet werpen. Hila is daar Hechts vyf mylen van daan, alwaar vier Synagogen en tienduizend Jooden zyn. Een weinig verder ondekt men de grondüagen van den ouden toren van Babel; einde-  der JOODEN. 303 delyk komt men aan het graf van Ezechiël, op vu. den oever van den ftroom Chobar. Daar zyn zes- ^ VK' tig torens, in ieder van dewelken een SynagogeHoorDST. is. Digt daar by is een ander gebouw, het welk Jechonids, na dat Evilmerodach hem de vryheid hadt gefchonken, ftichtte. Dit Paleis heeft van de eene zyde zyn uitzicht over den Euphraat, en van den anderen kant op den Cho~ har. Vyfëndertigduizend Jooden arbeidden aan dit groote werk , ten dienste van hunnen Koning. Men zag 'er zyn afbeeldfel nog in het verwulf, en die van alle de Amptenaaren, die hem verzelden , en achter aan dat van Ezechiël. Maar het graf van dien Propheet, dat men behouden heeft, lokte het Volk van alle kanten derwaards. De Hoofden der Gevangenisfe kwamen aldaar alle jaaren met een talryk gevolg. Het was een plaats van Godsdienstigheid niet alleen voor de Jooden,maar ook voor de PerOaanen en Mediërs , en voor eene rrienigte Mufulmannen, die daar hunne gefchenken gingen brengen , en hunne geloften aan de Synagoge voldoen. Zy eerbiedigen het als eene heilige plaats; waarom de zegepraal ende , of verflagene Legers het nooit aanraakten. Een lamp brandde nacht en dag op dit graf; en het was het Hoofd der Gevangenisfe en van de Raadsvergaderingen van Bagded,die de oly leeverde. Aldaar is een kostbaare Boekkamer, en alle de geenen, die zonder kinderen komen te fterven, vermeerderen dezelve, door 'er hunne boeken aan te vereeren. Men zag 'er zelfs het echte handfchrift der voor-  3ö4 HISTORIE vu. voorzeggingen van Ezechiël3 welken die ProBxv*- pheet met zyn eigen hand fchreef. Wy zullen Hoofdst. niet onderzoeken in hoe verre dit verhaal met de waarheid ftrookt; alleen zullen wy nog zeggen, dat 'er vyftien mylen van Èagded een plaats is, waar men zegt, dat Ezechiël begraaven is , en waar naa toe het overfchot der Natie in Bedevaart gaat. Coufa was federt eenigen tyd de Hoofdplaats van de Kalifen geweest; maar zy verlieten dit verblyf. Benjamin nogthans derwaards gegaan' zynde , vondt 'er by de zevenduizend Jooden , die Hechts eene Synagoge hadden. Hy meende daar ook het voortrerTelyke graf van Jechoniai te zien. Van daar ging hy naa Thema, waar dé Rechaüeten woonden, aan dewelken hy een groot en uitgeftrekt land geeft; waar van zy bezitters waren. ZESTIENDE HOOFDSTUK; Van den ftaat der Jooden in Egypte. bIU gypte is een der plaatfen, waar in de Joo. xvi.' den zich langen tyd gehandhaafd hebben. Hoofdst.zy waren daar talryk in de twaalfde eeuw, en Benjamin liet niet na hen een bezoek te geeven. Hy telt 'er dertigduizend in eene enkele Stad op de grenzen van Ethiopië , welke hy Chouts noemt. Hy zag tweeduizend Jooden en twéé Synagogen te Misraiim, 't welk hedendaagse!! gfoot  b é it JOODEN. J05 groot Cairo is. Daar was eenig gefchil tusfchen yir; hen, die dezelve uitmaakten. De oorzaak was B^y\' van weimg belang; want de eene, die uit Judeaiï-oowti gekomen waren , iedere afdeeling van de Wet vcrdeclende , bragten drie jaaren tot derzelver leezing toe, en de oude Inwoonders van Egypte lazen dezelve geheel in één jaar, gelyk men in Spanje e elders deedt. Daar was het, dat heC Hoofd van alle de Synagogen van dat land zyn verblyf hadt; deeze verkoos de Leeraaren, en hielt de belangen van de Natie by den Kalif ftaande. Onze reiziger hadt geen nood, om het land van Goofen, waar dc oude Izraëïiers een zoolang verblyf gehouden hadden , te vergeeten; hy meende daar eenige overblyffels te zien van de oude gebouwen \ die zy 'er gelaaten hadden. Verfcheiden Jooden hadden 'er hunne verblyfplaats. Men zag 'er tweehonderd in eene plaats^ vyfhonderd in eene andere, cn omtrent drieduizend in de Stad Gocfen; even zoo veel te Alexandrie, maar zeer weinigen te Damiaten. Behalvenandere misdagen van Benjamin, fpreekt hy ook niet \zxiAvi Jozeph, een vermaarden Ruhlin van Alexandrie , die een verhandeling opltelde van de geesten j die de Hemelen beweegden, en van de voorzeggingen uit de Sterren. Hy bloeide nogthans in 't jaar 1150; en veelligt in den tyd, toen hy zyne reize deedt. Ook maakt hy geen gewag van Maimonides, die ten deezen tyde leefde, en wiens lang verblyf te Cairo hem den Egyptifcken Mozes deedt noemen. 'Er zyn nog- III. Deel. Y thans  306 HISTORIE vu. thans weinige vermaarder mannen geweest*, hy *xvï.' hadt zelfs veel gezags in dat land , en ftrekte Hooïdst. zyne Natie , dewelke grcotelyks vervallen was van haaren ouden luister tot veel eer; want in plaats dat men eertyds honderdduizend Jooden in de enkele Stad van Alexandrie telde, was 'er in de twaalfde eeuw Hechts een zeer klein getal , die in de Provintiën van Egypte verftrooid waren. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Befcbryving van Judea; en het klein getal der Jooden in Jeruzalem. bTVk. T-Tbt is tyd om in Juelea te komen. Onze xvii. j- ■■• Schryver trok naa Tyrus, waar hy vierïoofdst. honderd perfoonen van zyne Natie vondt 3 waar van de meesten glasblaazers waren. Met dit ambacht was veel geld te winnen, om dat het glas van Tryus toen gezocht, en door de Jooden, die de Scheepvaart ook oefenden, wyd en zyd verzonden wierdt. Men zag 'er ook eenige Geleerden, voornaamelyk in den Thalmud, en een Egyptenaar , R. Ephraim genaamd , hieldt den eersten rang. De Samaritaanen hadden hunne hoofdftad verbaten ; maar daar waren 'er tweehonderd te Cefarea, en honderd te Sichem, waar van zy den zetel van hunnen Godsdienst gemaakt hebben. Zy hadden 'er Priesters s die wit het geflacht van  DER. JOODEN. 30? van Aaron afftamden , en die zich met geene vit; andere genachten vermaagfchapten, om des te BxvE,f' zekerder de opvolging van het Priesterfchap teiiooFcsT. behouden. Zy flagtten offeranden op den Berg Garizim, op alle plechtige Feestdagen , en beweerden, dat hun altaar gebouwd is van de fteenen, die de ftammen in den Jordaan leien, toen ze dien ftroom doortrokken onder het geleide van Jofua. Zy zyn zeer bygeloovig omtrent de waschingen en de keus der kleederen. Zy bewaaren met veel zorg die, welke zy in de Synagoge draagen, en trekken ze nooit op andere dagen aan het lyf. De Schryver beweerdt, dat men ze van de andere Izraëllers onderfcheidt, om dat 'er drie letters in hun Aljhabeth, en in de naamen van Abraham, Jzaük en Jacob ontbreeken, doch dit is zonder grond. Het is een wonderbaare zaak; dat Jeruzalema waar God zynen Tempel en Zynen naam hadt gefteld, en 't welke de Jooden als Zyne woonplaatfe befchouwen moeten , byna geheel door deeze Natie verlaaten zy. Onze reiziger vondt 'er niet meer dan tweehonderd perfoonen, die byna alle wolverwers waren, en die alle jaaren 't voorrecht kochten, om 'er alleen dit hardwerk te oefenen. Zy waren in zekere wyk, onder den toren van Dapid, opgeflooten , en voerden 'er byna geen ftaat. De verwondering vermeerdert, wanneer men de overblyflëls van bygeloovigheid , welken zy voor deeze heilige Stad hebben opmerkt; want op eene valfche verV s beel-  308 HISTORIE bIVk bee!din&' dat 'er ee»1 mu™ van 't Heilige der xvii.' Heiligen is overgebleeven, gingen zy voor deezen Hooïdst. muur bidden, even als of deeze plaats heiliger was dan een andere. Ook heeft hy zich misleid in zyne meening, wanneer hy meende de ftallen van Salomon te ontdekken, en verzekert , dat 'er in het gantsch Heel-al geen gebouw is aan dat gelyk. Het graf van Dapid, veertien jaaren voor deeze reis gevonden op den Berg Sion , is een andere hersfenfchim. Men vertelt, dat de Arbeidslieden , die op deezen berg arbeidden, en zich van hunne makkers, op eene behendige wys verwyderd hebbende, een Paleis ontdekten, onderfteund van pylaaren,met goud en zilver overdekt, zy een fchepter zagen en een gouden kroon, zynde die van Dapid: aan de linker zyde was het graf van Salomon. De begeerte bekroop hen om 'er in te gaan, maar een hevige wind wierp de arbeiders voor de poort van dit Paleis op de aarde neder. De Patriarch van Jeruzalem raadpleegde een Pharizeuw, Abraham genaamd, die hem ontdekte, dat het de graven der Koningen van Juda waren. Het grootste van alle deeze wonderen is, dat de Patriarch , in plaats van uit dit graf de fchatten te haaien, beval het zelve toe te metfelen, om dat de twee arbeiders, die het ontdekt hadden, ziek wierden , 't welk deedt gelooven , dat G od niet wilde, dat men de asfche deezer Koningen ging ontroeren , en zich met hunnen roof verryktc dan dit is voiftrekt valsch, nademaal men langen tyd  p E ll JOODEN. 309 tyd te vooren, het graf der Koningen van Judea vn. ontdekt, en 'er zoo menigwerf fchatten uitge- BoEKhaald hadt (*), dat het vruchteloos was om daarHoorosT, nog in de twaalfde eeuw na te zoeken. AGTTIENDE HOOFDSTUK. Van Benjamins Reize door Galilea. "W^as Jeruzalem van Jooden ontvolkt, het vu. ™ overige van het Heilige Land was het nog meer. Benjamin vondt 'er twee in eene Stad 3Uooids't. twintig in eene andere , waar van de meesten verwcrs waren. Hy verzekert dat Shunem een der Steden was , alwaar een grooter getal was, dewyl hy 'er tot driehonderd toe telde ; deeze Stad was niet, gelyk hy zegt, in de nabuurfchap van Jeruzalem gelegen, want zy was 'er zeer verre van daan,als digt by den Berg Gilboa en Ghifom. Ascalon, op eenige mylen afftands gefticht van die, waar van de H. Schriftuur zoo dikwyls fpreekt, en welke den Philiftynen toebehoorde, bevatte vyfhonderd drieënvyftig Jooden ;'t grootste getal beftondt uit Samaritaanen, het klcinfte uit Caraïten, die de overleveringen verwierpen 3 en de anderen waren Rabbanisten. In Opper-Galilea heeft de Natie zich, federt de . (*) Geljk Hyroemu en Her odes de Groote. V 3  VO HISTORIE BoVk dC venvoestina; ™ Jeruzalem, met meerder luisxvm ter gehandhaafd. In het Euangelium wordt het Hoofdst Galllea der Heidenen geheeten, ter oorzaake dat het gelegen was in de nabuurfchap der Heidenen , die daar aan grensden; en men moest daar doortrekken, om uit Judea op hunne landen te komen: zoo was 'er te Jeruzalem een poort van Ephraim, om dat men dezelve moest uitgaan, als men naa deezen Stam wilde gaan. Het was in Galilea dat de Jooden zich, na de verwoesting van de H. Stad, begaven. De Hoogefchool van Tiberias werdt vermaard door de Leeraars, die daar in onderweezen, en daar was liet dat men den Thalmud van Jeruzalem opftelde. Schoon ze, reeds in de vierde eeuw, veel van haaren luister verloor, liet Hieronymus nogthans niet na daar een bekwaam man uit te haaien , met wien hy aan de overzetting der Chronyken arbeidde. Van dien tyd af tot de twaalfde eeuw toe waren 'er ook nog veele veranderingen voorgevallen , want Benjamin vondt byna geen Jooden in Galilea der Heidenen. Hy zag te Tiberias Hechts vyftig perfoonen van zyne Natie, een Synagoge, en eenige oude Graflieden. Eindelyk pryst hy het anders niet, dan om de voortreffelykheid van deszelfs wateren en warme baden. Men zegt, dat de put, die zich op het gebed van Mirjam, Zuster van Mozes, in de woestyne hadt geopend, weder toeging toen ze ftorf, en dat die put cp eene wonderbaarlyke wyze naa Tiberias overgevoerd werdt. De wateren van deeze put liaan alle Saturdagen ftil; maar zoo haast  rtER JOODEN. 511 haast is de Sabbath niet geëindigd, of zy her- vu. neemen hunnen loop, en gaan zich vermengen ^vni met de beeken,die uit de natuur ter dier plaat-HooïDs-r. fe vloeien ; zy, die het geluk hebben van op het oogenblik, dat de vermenging gebeurt, water te putten, haaien 'er wonderlyke nuttigheden uit, dewyl het de zweeren en verfcheiden ziekten geneest. De waarheid hier van is, dat de warme baden van Tiberias zeer heilzaam zyn. Deeze Stad haare muuren verlooren hebbende , bleef langen tyd blootgefteld aan de geftadige ftrooperyen der Arabieren , die haar menigmaal heplunderd hebben , tot dat Soliman haar met eenen muur liet befluiten. Een niet zeer oud Schryver verzekert, dat 'er ten zynen tyde twee foorten van Hoogefchoolen waren, gelegen buiten de poorten van Tiberias , waar van dc een klein en de andere middelmaatig was. Indedaad de Jud a Zona, die het Joodendom verliet om Christen te worden, en die in het midden der voorgaande eeuw te Rome ftorf; hadt in een der Hoogefchoolen van Tiberias geftudeerd. Daar was 'er nog een andere, veel beroemder; te Safeta ; maar Benjamin fpreekt 'er niet van , \ 't welk doet gelooven , dat ze nog niet opgericht was. V 4 NE<  312 HISTORIE NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Van Benjamins reize in Griekenland en elders. bIIk. 'TJENJAMiN, door Griekenland trekkende, xix. *-». vondt 'er den Berg Pamasfus , na zoo !angen tyd de woonplaats van en der Zang¬ godinnen te zyn geweest, bewoond door tweehonderd Jooden, die denzelven beploegden,en 'er allerleië groentcns inzamelden. Zy hadden aan hun hoofd eenige Rabbyncn. De elende hadt ze van daar verjaagd, of mogelyk hebben zy eenige muitery aangerecht op deeze heilige plaats, dewelke hen verhinderd daar te woonen; want zy duiven tegenwoordig zich niet ter neder ftellen, dan eenige mylen van daar. Daar waren driehonderd Jooden te Corinthen; Thebe, zoo bekend in de oudheid, maar grootelyks vervallen in de twaalfde eeuw , voedde tweeduizend Jooden, Zydewerkers en Verwers. Hunne Rabbynen waren zoo geleerd , dat die van Conjlantinopolen alleen hun evenaarden. Hoe verwoest de Stad Thebe tqen ook ware , haare verwoesting is in 't vervolg nog grooter geweest; daar zyn hedendaagsch, in haar geheelen omtrek , niet meer dan vierduizend Christenen en Mufulmannen , de Jooden zyn fints langen tyd van daar verdweenen: daar waren 'er te Patras , te Lepainte, en in de meeste Steden van het Ryk, maar hun getal was niet aanmerkelyk. Men  D ï K. JOODEN. 313 Men telde 'er vyftig in de eene, en twintig in yii. de andere. BxixK' Griekenland verlaatende , kwam Benjamin teHoojusT; Aegrippon , eene groote Stad, gelegen aan den oever van de Zee, waar de Kooplieden zich van alle de gedeeltens der waereld naa toe begeeven , eri waar zich tweeduizend Jooden bevonden. Men vermoedt, dat dit het oude Chalcis was, digt by Negropont. Van daar trok hy naar Jabajlerisfa , mede een deftige Stad, dewelke honderd Jooden bevatte •, daar was een gelyk getal te Robenica, 't welk 'er flechts een dagreizens van daan was, en de helft minder van de Honderivier (*), waar door hy in Walachfè trok; om van daar naa Conflantinopolen te gaan. Wy zullen niet onderzoeken in hoe verre deeze tocht met de waare ligging der opgemelde plaatfen overeenkomt, noch of de Steden Jabajlerisfa en Robenica wel ooit in weezen zyn geweest; maar ons alleen by de gefchiedenis bepaalen. De Jooden leefden gerust in Sehucie, onder de regeering van Manuèl Qomnenus , die hun toeftondt aldaar een Hoofd hunner Natie te hebben , welke onmiddelyk van hem afhing, en dit lokte een groot getal menfehen naa die plaats; maar het waren niet anders dan Arbeids- en Ambachtslieden, die onder de fchaduwe van dit gezag derzelver toevlucht namen. Eindelyk Benjamin kwam te Conflantinopolen , waar omtrent tweeduizend Jooden waren, zoo Zydewerkers als (*) Cuntipotamot, V 5  Jï4 HISTORIE tii. als Kooplieden; daarenboven waren daar vyfhon*xul derd Caraïten, die in vrede met de andere JooHóotDsT.den leefden ; doch die 'cr nogthans van waren afgefcheiden door een muur, om de gemeenfchap te beletten. Zy waren allen in de voorftad van Galata, of van Pera, aan den oever van het Naauw , geplaatst. Het was reeds lang geleeden, dat Theodofius hun deeze verblyfplaats hadt aangeweezen, v/aarom deeze voorftad by de Franfchen wierd genoemd la Juhrie, of het Joodenkwartier. Tot hier toe (*) hadden zy het voorrecht van niet aftehangen , dan van den Bevelhebber van de voorftad, behouden; maar Mamïèl Comnemis ontnam hun dit voorrecht, en onderwierp ze aan de gewoone Rechters. Het is zelfs waarfchynlyk, dat die Vorst dit reeds gedaan hadt toen Benjamin daar door trok, overmits hy zyne Natie vertoont als zeer gehaat, onder zyne regeering , fchoon de Lyfarts van den Vorst, die een Jood was, niets vergat ter haare befcherming. Niet alleen was het den Jooden niet geöorlofd, om te paard in de Stad te ryden, maar de Grieken rotieden ook te famen, om ze te mishandelen , en ze te flaan als ze daar waren. Zy braken hunne deuren open;zy maakten hun water onrein, en wierpen hen met drek en modder: 't welk hem doet zeggen , dat zy zich aldaar in eene zeer fchandelyke en harde flaaverny bevonden. Zy hebben nogthans niet nagelaaten zich daar na dien tyd te handhaaven. TWIN- ■ C*) 't J.ar ii-i.  der JOODEN. 315 TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de Jooden in Italië. Onze Joodfche Reiziger trok nu naa Italië, vu en merkt aan, dat de Stad Genua zich reeds BoEKten dien tyde door haare Zeeroovers, die de zeeHooFcsT. fchuimden, verrykte. Haare burgers, onder elkanderen verdeeld , hadden byna allen torens in hunne huizen, waar uit zy zich beoorloogden ; men telde tot tienduizend zoodanige torens te Pifa, die tot dit zelfde einde beftemd waren. In beide deeze Steden was een zeer klein getal , Jooden. Hy kwam te Rome, welke genoegzaam bekende Stad hy als de Hoofdftad der Edomieten verbeelt, en den Paus als het Hoofd van hunnen gantfehen Godsdienst; hy maakt 'er eenen grooten Forst van. Daar waren toen verfcheiden geleerden Rabbynen , die 'er de Natie eer aandeeden, en R. Jechiel was Opzichter van 's Paufen geldmiddelen. Daar waren 'er ook te Capua, waar de Vorst : der Natie zyn verblyf hadt; men zag 'er ver/lan; dige en door de geheele waereld vermaarde Leeraaren. \ Daar waren nogthans maar driehonderd Inwoonders van deeze Natie. Men heeft zich verwonderd, : dat 'er een Vorst was voor zulk een getal Joo! den, die te Capua waren; want het blykt niet, : dat het overige van Italië hem als hun Hoofd erkende : en al hadt hy geheerscht, over het I, gelu-el gedeelte der Natie, die aldaar verftrooid wa-  |I6 HISTORIE Boï* waretlj 2011 zy»e heerfchappy toch niet zeer groot Xx*.- geweest zyn. Hy kwam te Napels, waar hy vyfSootdjt. honderd Inwoonders van zyne Nafie vondt; daar waren 'er honderd meer te Salerno, alwaar de Priester Salomon, de Griek Elias3 en R. Abraham van Narbonne, den eersten rang hielden. Paar waren 'er nog te Ma IJl, te Benevento, te Ascoli , te Trani, in het Koningryk Napels, 't welk de vergaderplaats is van allen , die zich t'fcheep begeeven willen , om in Bedevaart naa Jeruzalem te gaan. Hy vondt 'er flechts een te Corjlca; maar't getal was grooter in Sicilien;hy telde 'er tweehonderd te Mesjina, vyfhonderd te Talermo, en in alle deeze plaatfen betaalden ze geen fchatting. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK, Benjamin komt in Duitschland en in Frankryk. "O en ja min doorliep ook Duitschland en Frankxxi Tr-, ryk' In 't eerstgenoemde Ryk waren de SöofDsr.jooden in alle de groote Steden verfpreid. Hy vondt ze beleefd ,eerbaar,en yverig voor hunnen Godsdienst; zy ontvingen de vreemdelingen, en noodigden ze om met hun te drinken; zy verwekten eikanderen in hunne gastmaalen tot blydfchap, om dat zy hoopten, dat hunne verlosfing in een oogenblik gefchieden zoude; geloovende, dat hun wantrouwen en ongerustheden over de ver-  DER JOODEN. 317 vertraaging van deeze verlosfing , niet anders vi* dienden dan ze te verwylen. Eindelyk vermaanden zy eikanderen, om de Wetftandvastig aan te klee-HooiDsr. ven, om de verwoesting van Stoa te beweenen, en met geduld af te wachten , dat de ftem van, de Tortelduif hen wederom riep. Door deeze uitdrukking , genomen uit het Hooglied, verftaan zy , dat God ze roepen zal, om naa Jeruzalem terug te keeren j maar zy, die zich niet bekommeren over de herftelling van het Volk, zullen de Verlosfing niet zien, en met Izraé'l niet weder opgewekt worden. Hy drong tot in Bohemen door, 't welke men het Nieuwe Canacin noemde, om dat deszelfs Inwoonders hunne Kinderen aan alle de nabuurige Natiën verkochten. Eindelyk, deeze Reiziger hadt de Synagogen van Frankryk bezocht, waar van wy ook iets moeten zeggen. Hy kwam in dit Ryk langs den weg van Barcelona , welke hy als eene kleine Stad opgeeft, waar de Griekfche en Egyptifche Kooplieden niet nalieten te komen, om handel te dryven. Het getal der Jooden was 'er niet aanmerkelyk,zoo min als te Gironne: maar driehonderd waren 'er te Narbonne, aan welker hoofd R. Calonymus was, flammcndc in rechte lyn van David; hy was ryk cn magtig, inzonderheid in Landeryen, die hem door de Heeren van het land gegeeven waren, tot vergelding van de diensten, die hy en zyne voorzaaten beweezen hadden. Deeze Stad werdt aangezien, als het middenpunt der Natie en der Wet. , Ment-  318 HISTORIE Bvn. Montpclier was toen vol van Mahomedaanen, °*jK- van Grieken, van Christenen, en van Jooden, Hooïdst 't welk doet zien,dat deeze Stad ten dien tyde een grooten handel hadt met de verst afgelegen Volken. In de nabuurfchap was Lunel, waar de Heilige Vergadering de Wet nacht en dag beftudeerde; Mefchullam, die voorzitter in deeze vergadering was , hadt vyf Zoonen , allen zeer fchrander, en waar van de een, door en door bedreeven in de ftudie van den Thalmud, dikwyls vastede. De vreemdelingen, die daar kwamen ftudeeren, werden 'er gevoed. Beaucaire hadt ook zyne Hoogleeraaren, waar van de een met naame Abraham , uit zyn zak aan zes arme Scholieren verfchafte al wat zy noodig hadden, uit vreeze, dat de ellende de aandacht van hunnen geest mogt ftooren. Eindelyk daar waren in de twaalfde eeuw Synagogen te Arles, tc Marfeille , en niet alleen in de Steden, maar zelfs in de groote Dorpen. De Schryver eindigt met Parys, waar Lodewyk regeerde; aldaar was ook een vergadering;, zeer verknocht aan de Wet, en zeer liefdaadig: want zy ontving alle Jooden, die daar kwamen, als broeders. TWEE-  DER JOODEN. 519 TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervattende verfcheiden ver baaien nopens de verfoor ing der Jooden. T"~\us verre van de reizc van Benjamin van Ta- vïï. ' de/a; dewyl nu het verhaal van R. Peta- ^x^ chias veel overeenkomst heeft met het zyne,Hooi»sx; zoo zullen wy 'er ook van gewaagen. Petachias was te Regensburg gebooren , en leefde in de twaalfde eeuw ; want de Kruisvaarders waren meester van Jeruzalem, toen hy derwaards reisde: deeze Stad, door Godfriefd van Bouillon ingenomen zynde, wicrd door Saladyn ten jaare 1187 herwonnen. Dus was hy een tydgenoot van Benjamin, en vertrok omtrent op denzelfden tyd als hy, om de verftrooiden van Israël op te zoeken. Petachias trok naa Tar'arye, en befchryft de zeden van dat volk. De Inwoonders van dat land trouwelooze menfehen en dieven zynde, durft men daar niet reizen, zonder zich van een Gids te verzekeren , en om niet bedroogen te worden, doet men hem op deeze wys den eed afleggen; de Gids fteekc zich met een naald in den vinger, en laat hem, die den koop met hem maakt, het bloed zuigen. Hy gelooft, dat dit bloed in zyne aderen overgaat, en dat zulks een vast punt van zyne getrouwheid is; of wel men vult een beker met melk, waar elk een deel van drinkt,  S20 HISTORIE b^Vk drinkt 3 'en dit is een eed » dien men nooit xxiï.' fchendt. Op deeze wyze verzekerde Petachias tWDST.zicn van de trouwe van die, welke hem moesten begeleiden. Hy vondt geene waare Jooden in Tartarye; hy zag 'er alleen eenige Ketters van de Natie, aan dewelken hy vraagde: waarom zy de overleevering hunner vaderen niet volgden ? Zy antwoordden dat zy 'er geene kennis van hadden j hebbende hunne vaders hen nooit van geleerden, noch van derzelver lesfen gefprooken. Zy fneeden reeds vrydags al het brood 3 dat zy des anderendaags wilden eeten; zy bleeven den gantfchen dag zitten; zy aten in 't donker, en kenden geene andere gebeden, dan die in de Pfalmen van David begreepen zyn. Petachias onderfcheidt het oude en nieuwe Ninive zeer wel, van het oude zyn geene overblyffels meer te zien: het nieuwe ligt aan geene zyde van den Tiger. Daar vondt hy meer dan tweeduizend Jooden, die David en SamuèV, twee bloedverwanten , uit het Huis van David gefprooten , tot Hoofden hadden. Alle de Jooden van dat land waren gehouden 't hoofdgeld te betaalen, waar van de helft aan den Stadhouder des Konings van Babylonie gebragt werdt; de andere helft behoorde aan -oe Hoofden der Natie. Zy bezitten daar velden, akkers en wyngaarden, die zy aankweeken. 't Is een gebruik in dat land, zoo wel als in Per/ie, Medie en Damascus, geene vaste Zangers in de Synagogen te hebben; maar het Hoofd der Natie heeft aan zyn  ber JOODEN. 321 zyn tafel een zeker getal geleerden, en hy ver- vu. kiest dan den een, dan den ander om te zingen. BoEKDeeze Vorst hadt een zoo groot gezag, dat hyHo<*fDsT, de vreemdelingen, zoo wel als die van zyne Natie , ftrafte, wanneer zy tegen den anderen pleitten, en de vreemdeling ongelyk hadt: tot dat einde hadt hy eene gevangenis, om de misdaadigers daar in op te fluiten. DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Stoffe. pEDüuitENDE 't verblyf van Petachias te vil ^ Nhihe, wierdt hy ziek, en men gaf hem ^xin" ; op. Hy vernam het met zoo veel te meerderHooFDsV.; 1 droefheid, om dat hy wist, dat het gebruik van : zyne Natie was, aan den Stadvoogd de helft van ! alle de goederen der vreemdelingen , die in de ; Stad ftorven, verbeurd te verklaaren; en dewyl hyredelyke fraaije kleedcren hadt, zo twyfelde men niet of hy was ryk: hier om liet de Stadvoogd, door zyn Gcheimfchryver, een waakend oog op hem houden , oni zich van zyne goederen te verzeekeren •, maar de doorfleepe reiziger deedt zich op een draagbaar , van biezen gemaakt , aan dc overzyde van den oever voeren, 1 en bedroog niet alleen den Stadvoogd, maar zelfs den dood , door de goede lucht, die hy daar fchepte. Den Tiber afvaarende, vindt men in alle de III. Deel, X - Ste-  322 HISTORIE VU Steden en Vlekken Synagogen. Petachias tradt xxiii' in den tuin van den Overften eener Synagoge, HoorbsT die op den oever was ; hy vondt 'er allerleië foort van vruchten, zonder daar zelfs de Mandragoraas, Dudaim, waar van de H. Schrift fpreekt, van uit te zonderen, 't Is een plant, welker bladeren zeer breed zyn, en die het aanzicht van een mensen verbeeldt. Van daar ging hy naa Bagdad, en fchoon hy 'er maar duizend Joodfche Inwoonders telt, geeft hy nogthans aan het Hoofd der Synagogen tweeduizend Leerlingen, allen Geleerden. Zy liggen ter aarde, terwyl hy op een hoog-geftoelte geklommen, en in gouden ftof gekleed, lesfen geeft. Ieder heeft een affchrift van de Schriftuur , vierentwintig boeken inhoudende. De vrouwen gaan op ftraat met een fluijer op het hoofd, en fpreeken nooit tegens eenig mansperfoon, zelfs niet in huis, uit vreeze van verrast te worden. 't Hoofd der Gevangenisfe, die, ten tyde van Benjamin, de Natie beftierde, was Daniël genaamd ; maar na zyn dood verdeelden zich de Jooden, die, om dat Daniël geen mannelyk oir nagelaaten hadt, het recht, van een Hoofd der Gevangenis , om hem op te volgen , te verkiezen, behouden hadden. Een gedeelte verkoos David, en het andere hadt Samuè'l verkoozen, beide in rechte linie uit den Huize Davids gefprooten. De verdeeldheid duurde nog, toen Petachias van Bagdad 'vertrok. VIER-  ©er. JOODEN. 323 VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg der reize van Petachias. TP|eeze Schryver doet het getal der Jooden, vit die in Per/ie gezeeten zyn , tot zesmaal xxfv.' honderdduizend opklimmen, fchoon hy aanmerkt,Hoom>st. dat zy 'er dikwyls met veel ftrengheid behandeld wierden, hierom tradt hy maar in een dee1 zer Steden ; men gebruikte veel meer zagtheid , jegens hen te Bagdad, waar men geene fchatting : aan den Koning , maar een ftuk gouds aan het I Hoofd der Synagoge betaalt. De Koning, die dit Hoofd beminde, betuigde : hem eenige lust, om het lighaam van Ezechiël te zien. Samuël ftelde zich daar tegen , om dat men de gewyde dingen aan den ongewyden niet 1 moet ontdekken ; maar de Vorst op zyn ftuk :blyvende ftaan, zeide Samuël tegens hem, dat : men eene proeve neemen moeste met het opeinen van het graf van Baruch, Zoon van Nemia, die digt by hem begraaven was, op dat men, I na den Geheimfchry ver gezien te hebben , den f Meester mogte zien. De Ismaè'lieten , die het rgraf wilden openen, ftorven allen oogenblikkelyk; ley gaven den Koning raad , dat hy den Jooden i;zou bevelen , om het te openen, nademaal zy 'iniet zondigden met de overblyffels van een Hei|jig te ontdekken, om hem te doen eeren. Men üvastte drie dagen eer men het ontfiuiten onderiiftondt. Men wierdt haast de Baar van Baruch X 2 ge-  324 HISTORIE VIL gewaar, en men zag zelfs een flip van zynen rok. xxm De Koning vond niet goed, dat twee Heiligen Hoofdst. een zelfde plaats vcrryken zouden; hy gaf dan last, dat men Baruch elders heen zou voeren. Samuël gehoorzaamde; maar na de Tombe, die van marmer was, eene myl verre vervoerd te hebben , zette hy zich zoo vast neêr, dat men ze niet kon optillen: de Heilige Man verklaarende, dat hy deeze plaats tot zyn begraavinge verkoozen hadt, moest men zyne bevelen, die hy door de zwaarte en onbewecglykheid van zyn Lyk te kennen gaf, opvolgen. Ondertusfchen tekent Petachias aan het onderfcheid der Kerkzeden van de Jooden van dat land , met die van Duitschland. Het ftaat, als reeds aangemerkt is, ieder een niet vry den zang aan te heffen; die door het Hoofd der Synagoge daar toe verkooren wordt, heeft alleen het recht om dit te doen. Hy leest alleen de honderd Gebeden, en het volk antwoordt Amen. Een ander ftaat op en fpreekt met luide ftemme een gebed uit, het welk begint Gezegent zy •*|H3 Een ander heft de Gebeden van Lof- en Dankzeggingen aan , en het volgt hem ; men luistert met eene ftichtelyke eerbiedigheid toe. Zoo iemand van de wys afraakt, wenkt het Hoofd der Synagoge met de hand, waar op men zich ftraks verbeetert en van toon verandert. Niemand durft fpreeken, men trekt zyne fchoenen uit, en men "blyft, zo lang de dienst duurt, bloot voets. Eindelyk Petachias trok van 't Oosten naa Ju* de»t  ser. JOODEN. 525 Jea, waar hy zyne Broeders zag; maar hy be- vil kend ter goede trouwe, dat hy de Zoutpylaar ^xiv van Lots Vrouw niet kon vinden, en dat zyiiootBST. 1 niet meer in weezen is. Hy zag ook niet de twaalf fteenen, die Jofua uit den Jordaan hadt ■ gehaald ; maar hy hadt het vermaak van de \ fpelonk te zien, waar Abraham in begraaven is. Hy deedt ze voor geld openen ; hy ftondt veri baasd op de deur een beeld te zien, met ftar- ren, die boven deszelfs hoofd glinsterden. Na; demaal men hem te Akko hadt verwittigd, dat men daar drie lighaamen hadt begraaven , die der '. Patriarchen niet waren, daarom verdubbelde hy 1 de fomme, om in het waare Graf van Abraham : geleid te worden. Hy zag het, en dit gaf hem ; gelegenheid om veele verdichtfelen teverhaalen, | waar mede hy zyn verhaal befluit. VYFENTWENTIGSTE HOOFDSTUK. Van de doorluchtige Mannen, die onder de Jooden gebloeid hebben. thve twaalfde eeuw was zeer vruchtbaar in be- vil kwaame Leeraaren; dan, om niet verdrie- Bx°Xy; tig te zyn , zullen wy alleen van de voornaam-HoorDSTften gewag maaken. De eerfte, die ons ten deezen opzichte voorkomt, is Nathan, Hoofd der Hoogefchool te Rome, in den beginne der voornoemde eeuw. Hy heeft alle de bewoordingen X 3 yan  3*6 HISTORIE vil van den Thalmud uitgelegd ,'en deeze ftoffe zooxxvT danig uitgeput , dat zy, die na hem gekomen «ooiDsr.zyn, genoodzaakt waren uit hem te fteelen. Men gist, dat zyn dood voorviel in den jaare noó\ Aben Esra wordt de Wyze by uitneemendheid genaamd. Hy was in 't jaar 1099, naa alle waarfchynlykheid, gebooren; hy ging reizen, omdat hy zulks dacht noodig te zyn, om groote vorderingen in de weetenfchappen tc doen ; hy ftorf te Modes in het jaar 1174, den ouderdom van vyfenzeventig jaaren bereikt hebbende, en hadt bevolen , dat men zyne beenderen naa het Heilig Land zou brengen. Hy was een der grootfte mannen zyner eeuw ; hy was niet alleen een goed Sterrekenner, in welke weetenfchap hy. zeer gelukkige ontdekkingen deedt; maarhy muntte ookin de Geneeskunst uit; enhet was inzonderheid door zyne uitleggingen van de H. Schrift dat hy zich bekendmaakte. Hy floeg een anderen weg ïn dan zy, die hem voorgegaan waren, zich toeleggende op de Spraakkunst en op den letterlyken zin der Heilige Schriften, welken hy met zoo veel doordringendheid van geest en oordeel doorgrondde, dat de Christenen zeiven hem boven dc meeste hunner Uitleggers (*) verkiezen. Abraham Hallevy Ben Dior , Leeraar te Pesqualre, was een der geringde Rabbynen. Drie Geleerden droegen alstoen dien naam ; naamelyk, judas Hallevy, geboortig van Keulen, die, na (*) Men moet opmerken, dat hier alleen van de Hebréeirofche taal gefprooken wordt.  DER. JOODEN. 327 m verfcheiden faamenfpraaken met Rupertus ge- vit had te hebben, 't Christendom omhelsde, en BX°XE^langen tyd in zyn Vaderland, onder den naamHoo-DST. van Harman, lesfen in 't Latyn gaf. Een andere judas Hallen, een goed Dichter , die de Samenfpraak met den Koning van Cozar opftelde, wordt van eenigen als Schoonvader, en van anderen als Volle Neef, van Ben Esra opgegeeven. Eindelyk Abraham Hallevy (*) , die ten dien tyde het Boek van de Cabbala opftelde, lastte daar in de naamen van alle de Leeraaren, die de overleevering, waar over men toen met de Caralten in geen gering verfchil was, ontvangen, en tot daar toe behouden hadden , 't welk veel anderen, op zyn voorbeeld, hebben naagevolgd (f). Hy ftelde zich aan het hoofd der Rabbanisten en Overleeveraars, en onderfteunde hen met meerder hevig- en behendigheid, dan bekwaamheid; want befpeurende, dat hy niet konde antwoorden op de tegenwerpingen der Caraïten, bedienden hy zich van de achting, waar in hy by Alphonfus den VIL ftondt, aan wien hy groote diensten hadt gedaan, en verzocht voor allever- gel- (*) Hy werdt gebooren in het jaar 1090, en ftorf in 1140. ( + ) Hallevy Ben Dior maakte 't Boek, of Sepher Hakkaiala, dat met Adam begint. Ghedalia heeft de Keten van de Caiiala, Scbialphelet Hakkaiala opgefteld. Abraham Zacuth heeft gefchreeven de Juchafin, of de Verhandeling der Geflachten. David Gans heeft in 't licht gegeeven de Tfemach David , de Spruit of de Nakomelittgfchaf van David; welk Boek ook de naame» der Rateynen behelst. X 4  S28 HISTORIE Wi gelding, dat men zyne Tegcnpartyders het Rib xxv. zwygen wilden opleggen; dit verkreeg hy zonKooïDsi.der moeite , cn het verfchil hielt op door dit bevel van den Koning. ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg der doorluchtige Joodfche Leeraaren. BoVic. ]Y/Taimonides , eigcnlyk Mozes genaamd, HcSt wefdt dus geheeten ten opzichte van zy- EST'nen Vader Maimon; men noemt hem ook Ramhan , zynde eene verkorting van de vier woorden: Rabbi, Mozes, Ben, Maimon; kwam in dezelve eeuw te voorfchyn. Hy was te Cordua m 't jaar 1131 gebooren, en beroemde zich, gelyk de meeste Jooden van Spanje doen, van Da*ids geflacht te zyn. Zyn Vader Maimon, die een Rechter zyner Natie in Spanje was, ftelde onder zyne Voorzaatcn een lange reeks van Perfoonen , die by opvolging dit ampt bekieed hadden. ^ Maimonides hadt veel ydclheid in de beftudeeimg der Gemara gevonden , en beklaagde den tyd, dien hy daar by verlooren hadt, en zich toeleggende op weezendlyker zaaken , hadt hy de H. Schrift veel overpeinsd. Hy verltond het Grieksch; hy hadt de Werken der Wysgeeren geleezen, cn inzonderheid die van Arijloteles. Hy veroorzaakte nogthans zulke hevige bewee- gin-  DEK. JOODEN. 32* gingen in de Synagogen, dat die van Frankryk vu. cn Spanje eikanderen, om zynen wille, in den xxviT ban deeden. Hoofdst. Deeze Leeraar is, over 't algemeen, zoo by de Christenen , als by de Jooden, te vermaard, om niet eenigfins wydloopiger te zyn over 't geene wy van hem geboekt vinden. Wy zullen ons met geene tastbaare beuzelingen ophouden, maar ons alleen bepaalen by 't geen , dat ons 't waarfchyniykfte voorkomt. In zyne jeugd be* gaf hy zich onder de tucht van Jozeph den Leviet, den Zoon van Megas, onder wien hy in weinig tyds groote vorderingen deedt. De zucht om zyn geboorteplaats te herzien bekroop hem, maar na Cordua te rug keerende, onderwees hy, in plaats van in zyns Vaders huis te gaan, openlyk in de Synagoge, met groote verwondering der geenen, die daar tegenwoordig waren; zyn "Vader, die hem herkende, ging hem omhelzen en ontving hem in zyn huis. Maimonides verliet vervolgens 't Spaanfche Ryk, om zich naa Egypte te begeeven , waar hy 't overige zyner dagen doorbragt, het welk hem deedt noemen Mozes den Egyptenaar. Hy was daar langen tyd zonder ampt, zoo dat hy genoodzaakt was om als Juwelier zyn kost te winnen. Evenwel liet hy niet na zyne ftudie voort te zetten , en voltrok toen-zyne uitleggingen over de Misnah, die hy in Spanje , reeds van zyn drieëntwintigfte jaar af, begonnen hadt. .Alphadel, de Zoon van Saladyn, weer in Egypte gekomen zynde, na dat hy 'er door zyn BroeX 5 der  330 HISTORIE ^vn. der uit verjaagd geweest was, erkende de verxxvx diensten van Maimonides, en verkoos hem tot HooFDST.Zyn Lyfarts. Hy gaf hem eene wedde. Schoon hem nu dit ampt veel bezigheids verfchafte, liet hy echter niet na , hoe naayverig de Egyptenaars ook op hem zyn mogten, voor de geleerden te werken , en alles ter befcherming zyner Natie aan te wenden. Hy ftichtte eene Hoogefchool te Alexandrie, alwaar een groot getal Leerlingen, uit her diepst van Egypte, van Syrië en van Judea kwamen , om onder hem te ftudeeren. Hy zou 'er veel meer gehad hebben, indien eene nieuwe vervolging, die in 't Oosten voorviel, de vreemdelingen niet belet hadt, om zich derwaards te begeeven. Deeze vervolging was zoo geweldig, dac een gedeelte der Jooden genoodzaakt was Mahomedaansch te worden, om zich van ellende te bevryden; en Maimonides, die ze tot geene ftandvastigheid kon brengen, was verplicht, gelyk een groot getal anderen, om voor een valfchen Propheet te fpeelen, en aan die van zynen Godsdienst eene verlosfing te belooven, welke nooit plaats hadt. Hy leefde zeventig jaaren, en ftorf in 't begin der dertiende eeuw (*) , bevolen hebbende dat men hem te Tiberias zou begraaven, waar zyne Voorouders een Grafftede hadden. Een groote menigte Egyptenaars en Jooden vergrootte de pracht zyner lykftaatfie ; maar door Roovers aangetast zynde, liet men het lyk in den loop, en men nam (*) In 't jaar 605 van de lle^ira, of 1228 van J. Christnt.  der. JOODEN. ssï nam de vlucht. Het zelve gebeurde aan dit lyk vn. als aan dat van Bonifafius, Bisfchop van Mentz; *xxn. want de Roovers die dit lyk wilden opvatten ,HoorDsr. ten einde het in zee te werpen, vonden het zoo zwaar, dat ze het van de aarde niet konden opligten, en dertig mannen fpilden daar te vergcefsch hunne kracht aan. Deeze Leeraar ftelde een groot getal werken op-, hy verklaarde de Misnak: men wil dat hy zoo wel over de Geneeskunde als over de Godgeleerdheid , zoo wel in 't Grieksch als in 't Arabisch, fchreef;maar dat die Boeken, welken zynen naam draagen , zeer zeldfaam, of verloo. ren zyn. Hy fchreef eigenhandig den Pentateui chus naar een Exemplaar , dat men te jeru; zalem , zelfs voor haare verwoesting , bej waard hadt. Hy voegt 'er by, dat de Geest 1 Gods hem aandrong om naa Frankryk, naa Chaai fons3 naa Boitrgondie te trekken, alwaar hy hadt vernomen, dat hy een Exemplaar van de Wet. ! gefchreeven met de hand van Esdras, zoude vin; den. Hy vondt zich in zyne hoope niet bedroogen; hy vergeleek dit Exemplaar met dat van Jeruzalem , en bevondt dat ze volkomen overéén kwamen. Hy maakte daar een affchrift van, en gaf het zyne Leerlingen over, om het' | naa te fchryven en te verfpreiden ; dan men : vindt dit verhaal niet in zyne Werken, dus denkt men met rede, dat het verdicht zy. Hy i ftorf, in den ouderdom van zeventig jaaren, 'c ; zy in Egypte t of in Opper-Galilea, 't welk de plaats  I t& HISTORIE Boek pla"S V3n zyne beSrafenis was- wordende zoo xxvl wel by de Egyptenaars als by de Jooden beHooïdst. Weend , en de tyd zyns doods wierdt een jaar van jammerklachten geheeten. ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van 't misnoegen eeniger Rabbynen, over de IVzrken van Maimonides. BoIk. T^ewyl Maimonides befchuldigd wierdt, dat xxvii. hy de Cabhalen tot in zynen ouderdom toe ^"•veracht heeft, zoo was dit oorzaak dat hy zich den haat van eenige Rabbynen berokkende. R. Salomon, die aan 't hoofd der Synagoge van Monpelier was, ontveinsde zyn misnoegen tot dat zeker Boek van Maimonides, geheeten: De Leeraar van de twyfelachtige Fraagen , te voorfchyn was gekomen; maar hy en de andere Rabbynen van Monpelier verlooren hun geduld, toen zy zagen dat hy zich nog juister uitliet, dan hy in een ander Werk, de jlerke hand genaamd, hadt gedaan. Zy wierpen zich op als Verdeedigers van den Thalmud, waar van Maimonides zich zigtbaarlyk verwyderde. De R. David en Jonh, die toen te Monpelier ftudeerden, en zeer naauw aan hunne Meesters verknocht waren, kantten zich tegens zyne Leerftelling; zy vergaten niets om den audteur van dezelve in verachting te brengen, en om hem verdacht te maaken. Zy ver-  eek. JOODEN. verbrandden zyne Boeken, deeden de geenen, vrr. die ze lazen in den ban, en die zich op de ftu- Xxvn die der Wysbegeerte zouden toeleggen: dit \yasH°°n>sï,. een Oorlogsverklaring, waar aan een ieder deel nam. De Rabbynen van Narbonne waren de eersten, die in 't ftrydperk voor Maimonides kwamen; zy deeden hunne Broeders van Monpelier in den ban. Deezen, vergramd en vreezende door een grooter gezag dan 't hunne overftelpt te worden, haalden de Synagogen van Frankryk over in hunne belangen, en verplichtten ze om de Synagogen van Languedoc in den ban te doen. De Spaanfche Leeraars kwamen hunne Landgcnooten te hulp ; de vermaarde Kimchi, die aan hun hoofd was, om dat Narbonne, waar hy gebooren was, ten dien tyde van Spanje afhing, arbeidde fterk om den roem van Maimonides ftaande te houden, en den vrede te herftellen; doch hy vondt 'er tegenftand. De twee Abrahams, die toen te Pesquaire, een kleine Stad van 't oude Castille, Leeraarden, verfcheenen onder het getal der vyanden van Maimonides ; de een zeide met verachting, dat hy een jongeling was: de andere, dien men LTarravad noemt, fchreef zoo fterk, dat zyn tegenparty genoodzaakt was zyn nederlaag te erkennen ; die man , zei Maimonides , is de eenigfte , die my heeft overwonnen. Maar zich ten zeiven tyd opwerpende als Propheet, waarfchouwde hy hem,dat hy zyn Werk niet zou voleindigen; en in de daad hy ftorf in het zelfde jaar. Judas, een Arts en Hoofd der Synagoge van Te-  334 HISTORIE ^vn. Toledo, tradt ook in de party der Franfche Rabxxvu.' bvnen-in plaats van in die zyner Landgcnooten. HoofDsx.De yver, dien hy voor den Thalmud hadt, dulde niet, dat men hem eenigen aanftoot gaf. Hy fchreef heviglyk tegen Kimchi, die Maimonides verdeedigde; maar deeze bragt het heimelyk in Arragon en Catalogne zoo verre, dat hy de overhand op zyne vyanden verkreeg, en hy noodzaakte de Synagoge van dat land, om die van Frankryk in den ban te doen. De Rabbynen van Frankryk, over dit onverwacht bedryf verwonderd , bukten en herriepen de Kerkelyke bannen , die men tegen de Synagogen van Spanje hadt uitgefprooken. Al wat men te Monpelier gedaan hadt wierdt verbroken; zelfs ftondt men toe, om het Graffchrift, dat men op de Grafftede van Maimonides hadt uitgehouwen , weg te doen, vermits men daar verklaard hadt, dat hy een banneling was. Deeze ftryd, die onder de Godgeleerden plaats hadt, duurde veertig jaaren; en dezelve wierdt niet volkomen ten einde ge' bragt, dewyl men lang daar na de Leeraaren zich tegen Maimonides heeft zien verzetten , zyne Werken beftraffen, en zyne (tellingen wederleggen; doch de fcheuring, die zy veroorzaakt hadden, wierdt ten jaare 123a te niet gedaan. AG Th  der. JOODEN. S35 AGTENT WINTIGSTE HOOFDSTUK. Van nog eenige andere Joodfche Leeraaren dier eeuw. Zoo even fpraken wy van DavidKimchi; zyn vil Vader was Jozeph Kimchi genaamd, en een xBxvEnL hevige vyand der Christenen; zynde dikwyls opHoofDsx. eene hevige wyze tegens hen uitgevaaren in de Oorlogen des Heeren , in de Verhandelingen over het Geloof, en het Verbond tegen de Ketters, dus noemt hy de Christenen. Doch zyn Zoon, R. David Kimchi, was geleerder dan zyn Vader. De Jooden , op zyn naam, welke een Molenaar of vol meel betekent, zinfpeelende, zeggen, dat 'er geen meel is zonder Molenaar , dat is , dat 'er geen waare weetenfchap is zonder Kimchi. Hy lei zich ernstig toe op de Spraakkunst, en fchoon hy een gedeelte zyner taalkundige aanmerkingen ontleend hadt van een Arabier , Abud Valid Marum genaamd , die voor hem over dezelfde ftoffe hadt gefchreeven, verrykte hy zyn Werk zoodanig, dat het nieuw fcheen. Hy hadt van zyn Vader zyn haat tegen de Christenen niet geërft, ten minften fpreekt hy van dezelven met meer gemaatigdheid dan hy. Gerebrand hadt de moeite genomen van, in eene byzondere verhandeling , al wat hy in de Verklaaring over de Pfalmen van Kimchi, 't ■welk den Godsdienst nadeelig konde zyn, ge- von-  336 HISTORIE vu. vonden hadt, te wederleggen; doch die aanmerxxvm'. kl"§en waren ™ch gewichtig, noch noodzaakeHoofDsr.lyk. Men heeft zelfs die Verklaaring, welke zeer nuttig is om den Koninglyken Propheet tc verdaan, vertaald; en de Christen Godgeleerden achten grootelyks al wat uit zyne pen gevloeid is: daarom heeft men in de Bybels van Venetië en Bafel de meesten zyner Verklaaringen ingelyfd. Zyn Broeder Mms, die ook geleerd was, ftelde 't Hof der wellust op, waar in hy fprak van den ftaat der ziel; maar 't is nooit gedrukt geweest, alleen ziet men daar het handfehrift van in de Boekkamer van het Fatikaan. Daar is nooit een familie vruchtbaarer in Geleerden geweest, dan die van Salomon Jarchi, of de Maanzuchtige. Deeze vermaarde Rabbyn was van Champagne , en leefde in de twaalfde eeuw Hy verliet zyn Vaderland, om te reizen tot in het Heilige Land cn in Perfe toe. Hy lei zich inzonderheid toe op dc ftudie van den Thalmud. Zyne leerwyze wasbyzonder; hy hadt een verzameling gemaakt van verfcheiden zwaarigheden, welken hy op zyne reizen hadt hooren oplosten. By zyne terug reize in Europa bezocht hy alle de Hoogefchoolen, cn redetwistede tegens de Hoogleeraaren over de gefchilpunten, die zy verhandelden, en vervolgens wierp hy een blad van zyne verzamelingen op den grond, waar in * gefchil zonder naam van auctcur beilist was - men wil dat men die bladen, welken op verfcheiden plaatfen verftrooid waren, verzameld , en dat men daar de uitlegging des Thalmuds van gemaakt  der JOODEN. / 337 • maakt hcbbe. Zyne verklaaring van de Gemara yiL ' heefc zoo vol geleerdheid gefcheenen, dat men Xxvni hem den Vorst der Ui'leggeren noemt. Zyne aan Hoofdst. •. tekeningen over de Schriftuur zyn opgevuld met I Fabelen en Thalmudifche hersfenfchimmcn , 't welk zc van den een doet achten, en van den ; anderen mispryzen Hy huwde zyne drie Dochi ters aan drie Geleerden uit. R. Myer, de eerfte ; zyner Schoonzoonen, hadt drie Zoonen allen verï maard; waar na hy, terwyl hy beezig was aan de ruitlegging van den Thalmud, cn aan de verzameling der Schriften/ van zyn Grootvader Salomon, 'ten jaare 1180, in den ouderdom van vyfenzevcnt'tig jaaren tcTrier is geftorven, zyn lyk werdt te 1 Praag gebragt, alwaar hy zyne Grafltede hadt. NEGENËNT WLNTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg derzelfde Jloffe.- TJ'rankrï'k bragt toen ook nog voort Ja- vu. cob van Orleans, dien men gewoonlyk Rath x°x]x inoemt. Het was byzonderlyk in de twaalfdeHooFDsr. ;:eeuw de gewoonte, de naamen van de Leeraars te 'verkorten, en 'er een anderen van faam te ftellen, iwaar in zy dikwyls de eerfte letters van den iwaaren naam deeden inkomen De R. was altyd ivoor aan, om de hoedanigheid van Rabbyn te |docn onderkennen: dus was het dat Maimonides izich Ramban noemde; David Kimrhi, Radac; Sa\lomon Jarchi, Rifchi,- zyn Schoonzoon R. Juda, i III. Deel. Y Zoon  3S&* HISTORIE f$ Zoon van Nachan, Rivan; zyn Kleinzoon Samxxix.' fon Kisbam. aoofDsr. Tham, een ander zyner Kleinzoonen, die meede aan de uitlegging van den Thalmud gearbeid hadt, en in Champagne overleedt, werdt Rhth geheeten; ■en men heeft denzelven naam gegeeven aan Jaeob van Orleans , om dat men hem dikwyls met den anderen verwart, zonder dat men daar de rede van kan uitvinden, ten zy dat het was om dat hy dezelfde Werken opftelde. Deeze laatfte werdt ten jaare 1190 omgebragt, en zyne Schriften zyn met hem verlooren gegaan. De Jooden hadden dan in de twaalfde eeuw Mannen , die zich in allerleic Weetenfchappen beroemd maakten. Zy hadden voortreffelyke Spraakkonstcnaars,gelyk Kimchi; vermaarde Dichters , zoo als Juda Alcharif;, Halkvy, Jozeph Hadaiian van Cordua ,- zy hadden Stërrekundigen, Abraham Chiia, Abraham Na/7, en den grooten Aben Esra; zy hadden beroemde Hoogleeraars, en de Franfchen roemen boven-al Jfadc den ouden, Hazzawn, die zeventig Leerlingen hadt, zoo bedreeven in de Gemara, dat ze konden redetwisten over alle de ftoffen, welken men hun voorftelde, en uit de Gemara zelve bewyzen daar tegen aanhaalen. Juda van Parys , die veel geruchts maakte in de volgende eeuw, was een van zyne Leerlingen. Eindelyk, behalve de gewoone Godgeleerden, hadden zy nog Cabbalisten. De Synagoge baarde in de twaalfde eeuw ook geleerde Dochters. De zucht tot lange Bedevaar-  j» E R JOODEN. 339 vaarten was ten dien tyde by de Jooden, gelyk' ril. by de Christenen, eene heerfchende ziekte. Pe- 6XX]X iachia deedt 'er een in alle de Synagogen zynerHoorWifc Natie, en verhaalt, dat hy Samuël, Vorst der Gevangenisfe in 't Oosten, gekend hadt, die eene Dochter hadt, zeer geleerd in de Wet en in den Thalmud. Zy hadt een groot getal Leerlingen , aan dewelken zy openbaare I .esfen gaf; dan, uit vreeze dat de een of andere van die Schoollieren op haar verlieven, of haar verliefd maaken mogte, gaf zy hun Lesfen aan het vengfter van het huis, achter de traliën; zoo dat men haar wel hoorde, maar niet zag. DERTIGSTE HOOFDSTUK. Van de Joodfche 'Legerhoofden, en Afvalligen. T^\us verre van de Geleerden der Natie gehan- vir. deld hebbende, zullen wy nu ook eenig; Bxxx gewag maaken van derzelver Legerhoofden onioorosT, Afvalligen. In Portugal bloeide ten dien tyde eene Dom Salomon, Zoon van Jechaïa. Hy was een Wysgeer, maar tevens maakte hy zich, door zyne dapperheid, zulk eenen grooten naam, dat de Koning hem in 't jaar 1190 tot de waardigheid van Opper Veld maar fchalk verhefte, zynde den eerften eeretrap in den Krygsdienst. Hy kweet zich zeer gelukkig van het hem toeverY a trouw*  34ö HISTORIE bI"' trouwde nra^ * en get|oodt het Leger met veel xxx voorfpoeds. De Grooten van het Ryk werden Uoopdst. hier over nayverig, en poogden hem by den Vorst verdacht te maaken; maar hy ftelde hunne Lasteringen, door eene voorbeeldige zedigheid, te leur. Niet te vreden met deeze deugd zelve te oefenen, boezemde hy dezelve,' door zyn voorbeeld en wetten, zyne Natie ook in; want hy verplichtte haar, om niet meer te paard langs de ftraaten te ryden,naderaaal hy daar over misnoegd was: daarenboven verbood hy het gebruik van zyde Kleederen. . Eindelyk, zy hadden ook roemruchtige afvalligen; want Asmouil, of Samuël Ben Jehoudah, een Sparjaard van geboorte, en een Arts van beroep, verliet de Synagoge, waar in hy gebooren was, en wierp zich onder de Mufulmannen; om nu te bewyzen, dat hy ernstig den Godsdienst zyner Meesteren omhelsd hadde, fchrcef hy in het jaar 1174 tegen de Jooden. Hy betichtte ben , dat ze de Wet van Mozes vervalscht hadden; deeze befchuldiging wierdt by de Mufulmannen met toejuiching ontvangen , die dezelve den Jooden nog doen, en zy zyn zoo overtuigd, dat ze gegrond is, dat zy verbieden eenige plaats van Mozes Wet te vertaaien , of by te brengen, uit de Exemplaaren van de Jooden, of van de Christenen. Zy klaagen inzonderheid, dat 'er in deeze Affchriften der Wet geen' plaats is, waar in van de opftanding der dooden, van het toekomend Leeven , van de Almoesfen en van  DEK. JOODEN. 541 van 't Gebed , gefprooken wordt. Deeze aan- vu. wryvingen kunnen hun verfchaft zyn door Satnuël3 die ze verdichtte uit haat tegens eeneHoofDsx? Natie, welke hy verhaten hadt; doch het is veel waarfchynlyker , dat de vervalfchingen der Wet, waar over zy zich beklaagen, voortkwaI men uit de averechtfche uitleggingen der Thaimudisten. Einde van het Zevende Boek. Y s HIS,  24* HISTORIE DER JOODEN, AGTSTE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Van de valfcbe Mejfiasfen in V algemeen, zoo in 7 Oosten ah in V Westen. Vin. "f~\* i" bloei zynde groote Mannen konden Boek. \J niet beleuen ^ dat verfcheiden VolkbedrieSoorDST. gers te voorfchyn kwamen; en zoo de Natie eenigen roem verwierf door de kunde en verdiensten haarer Leeraaren , wierdt zy ook ontê'erd door heure ligtgeloovigheid voor agt of negen valfche Mesfiasfen, die alie Navolgers en Goedkeurders vonden. Het is waar, dat, indien men de meesten der geenen , die by de Christenen in de twaalfde eeuw bewonderd wierden, en die ze naderhand als Heiligen gevierd hebben, ten ftrengften onderzocht, men op dezelven zou kunnen toepasfen 't geen Maimonides van een valfchen Mesfias zegt, dat, zoo ze ter goede trouwe te werk gingen, het hun aan oordeel ontbrak; en dat, zoo ze God vreesden , het hun aan wysheid mangelde. De  be* JOODEN. 343 De Historiefchryvers (*) hebben ons de gedach- VMU tenis bewaard van een Gek, die tien jaaren langs Y** velden en bosfehen liep, zonder ander dak danHoorrisI1' den blooten Hemel, zonder ander kleed dan zyn bloote huid , en zonder ander voedfel dan dat der beesten te hebben. Hy rekende onder zyne groote beproevingen, dat, in de iheeuw begraaven liggende, een haas hem naderde, om zich aan zynen adem te verwarmen. Hy vondt zich aangefpoord, om den haas te vatten en te ftreelen; maar door Gods genade kwam hy de verzoeking te boven. De II. Bernardus en 't Volk bewonderden dien Heremiet, om dat hy zei, dat hy God beminde, fchoon hy uitzinnig was. Ieder Volk heeft zyne dwaasheden , hoewel verfchillende •, en terwyl men die van anderen befpot, geeft men geen acht op zyne eigenen. Laat ons van die der Jooden fpreeken, geduurende de twaalfde eeuw. TWEEDE HOOFDSTUK. Handelende van eenige valfcbe Mejjiasfen. De eerde kwam in 't jaar 1137 in Frankryk vin. te voorfchyn ; doch men wyst de plaats &°1lt' niet aan, waar hy verfcheen, noch wat de uit-^oorpsi-g flag daar van geweest zy. Men kan nogthans niet (*) Op het jaar 1135. y 4  344 HISTORIE nVl1 niet twyfc,en" of hY bewoog het Volk,dat hem li, ' aanhing, om onwettige vergaderingen te houHoofDSI den, overmits Lodewyk de Jong:-, die toen regeerde, hunne Synagogen liet ter neder vellen, en de Heiligen van Israël mishandele. Maimonides , die dertig jaaren na deezen Bedrieger Jeefde, verzekert, dat de Franfchen, in wier handen hy viel, hem ombragten ; maar de wraakoefening bleef daar niet by: want men vermoordde s nevens hem , de Heilige vergadering. Een ander Joodsch Historiefchryver beklaagt zich, dat door het misdryf van dien Bedrieger, men in frankryk, waar hy verfcheenen was , een groot getal Synagogen om ver hadt geworpm. In het daar aan volgende jaar (*) verfcheen een andere Bedrieger in Per/Je. 't Heir , dat hem volgde, was zoo talryk, dat hy ten ftryd tegen den Koning dorst optrekken. Deeze Vorst dwong de Jooden, die in zyne Staaten waren, hunnen Mesfias te vermaanen, om de wapenen neder te leggen, zy hadden dien valfchcn Mesfias fchoon te fmeeken , en hem bewyzen van zyne roeping te vraagen: hy wilde hun 'er geen andere geeven „dan den goeden uitfiag zyner oogmerken , waar van hy te verzekerd fcheen , om ze daar te laaten. Hy veinsde aangedaan te zyn op het gezicht der Kinderen , die de Moeders hem voorftelden na gevast te hebben, en hem befchouwden als de oorzaak haares verderfs, en van dat van alle die kleine fchepfeltjes. Hy ftelde (*) 't Jaar 1138.  DER JOODEN. 345 de den Koning van Per/Je voor , om de kosten vin. des Oorlogs te betaalen, en hem zyn Krygsvolk BoEKin veiligheid te laaten terugleiden. De Jooden, HoorDST. die den Koning zulks voorftelden , waren verwonderd dat hy het aannam ; 't geld, dat de Mesfins eischte, wierdt betaald, en de troepen afgedankt; doch dc Vorst, die nu niets meer te vreezen hadt , noodzaakte de ontwapende JooI den , om hem het betaalde geld weder te gee■ ven; men zegt zelfs dat den Bedrieger 't hoofd werdt afgeflagen. Maimonides fpreekt van een derden Mesfias, die, zegt hy, fluts tien jaaren te voorfchyn was : gekomen. Hy was een Spanjaard , van Cordua , geboortig , en haalde zyne Natie, in 't jaar 1157. over dat geheele land eene Vervolging op 1 denhals. De ligtgeloovigheid der Spaanfche Joo1 den was meer vergeeflyk, dan die der anderen, om dat 'er zich een van hunne vermaarde Lcer: aaren opdeedt, die de droomeryen, waar mede men zich over dc komst des Mesfias voedt, beI krachtigde; hy maakte opzettelyk een boek ter , betooginge , dat ze naby ware, en bewees het door de beweeginge der Starren. Maimonides zegt, dat de Rechtpaerdigen en Wyzen zyner Natie hem als een Gek befchouwden. Die Man ' moet in grooten naam geweest zyn, zoo hy den; zeiven by de uitkomst verloor; men gelooft gemcenelyk de geenen, die ons, (wanneer ze behendig zyn,) in onze hoop wecten te vleien. Y 5 DER-  346 HISTORIE DERDE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Stoffè. Bohk npIEN jaaren daar na kondigde een ander de °ui komst van den Mesfias aan, en hielt ftaande, HooïDsrdat hy ten einde van een jaar verfchynen zou; doch de voorzegging werdt valsch bevonden, en dit was een nieuwe bron van onheilen, cn vervolgingen tegen dit ligtgeloovig Volk. Men kon evenwel zeggen , dat 'er toen twee Bedriegers waren, die eenftemmig te werk gingen, waar van de een zich den Voorlooper, en de ander den Mesfias noemden ; ten minsten merkt een der Joodfche Historiefchryveren (*) aan, dat 'er ten dien jaare in het zelfde Ryk van Tiez, alwaar de Voorlooper gepredikt hadt, een Man was, die zich den Mesfias noemde: doch dewyl Maimonides, die toen leefde, niet dan van een Mesfias gefprooken heeft, is het beter hem te volgen, en te zeggen, dat de voorfz. Schryver zyne meening kwaalyk heeft uitgedrukt. In 't zelfde jaar 1167 maakte een Arabier den Jooden diets, dat hy door den Mesfias gezonden ware, om ze te verzamelen, en tot hem te geleiden. „ Gaat met my", zeide hy, „ laat ons allen gezamentlyk den Meslias te gemoet gaan ; want hy heeft my gezonden , om u den weg te wyzen". Maimonides verzekert , dat hy God vreesde, maar dat hy geene voorzichtigheid bezat; (•) Soloman BenVnga in Hrsi. JuoAica, pag. 169.  BEit JOODEN. 347 zat; het mangelde dien Man meer aan oordeel, dan vni aan goede trouwe. Hy beroemde zich op het ver- BoEK' mogen van wonderen te kunnen doen; maar deHoLc'sT. Verrichters van wonderwerken verfchuilen gewoonlyk het bedrog onder de fchaduwe van eene natuurlyke, of gemaakte eenvoudigheid : daarom ; zyn ze nogthans geene mindere Bedriegers. De Jooden, met dien Man by uitftek ingenomen, raadpleegden Maimonides, o:n tc weeten ■ wat ze zouden doen Hy voorfpelde hun de ram: pen, welken dit bedrog der Natie zou berokke; nen, en raadde hun deezen zwakken geest wederom te recht te helpen; maar zyn raad werdt niet ingevolgd. De Bedrieger wierdt gevolgd by i eene menigte Volks, dan ten einde van een jaar i werdt hy gevat. De Koning vraagde hem naa de : beweegrede zynsbedrogs, waar op hy ftoutinoe: dig [taande hielt, dat hy zulks op Gods hevel ge: daan hadt, en verzekerde, dat, zoo men hem het ! hoofd affloeg, men hem op '/ oogenblik zou weder op . zien paan. De Koning over dit vertrouwen ver wonI derd, wilde den Bedrieger ter proeve ftellen; men floeg hem het hoofd af, en men bevont, dat het een konstgreep van dien fchurk was, die zich gevangen ziende, een zagtendood verkoos boven eene wreedere ftraföefening, die hy anders zou hebben moeten ondergaan. De Natie moest de gevol: gen zyner fncodheid verduuren; want men vervolgde hen, die hem aangehangen hadden; men deedt haar groote boeten betaalen: de vooringenomenheid was nogthans zoo groot, dat péfi ze daar niet van kon geneezen, en veclen blee-  348 HISTORIE vm. bleeven in de verbeelding, dat die man uit zyn n*K' graf weder op zou ftaan , gel)k hy 't voorHoofDST,zegj hadt; het welk niet gebeurde. Maimonides, die, achtervolgens de Helling der Jooden, geloofde , dat de dood eene voldoening is, die men aan God betaalt, badt dat de dood van deezen Bedrieger een Verzoenöffer mogt zyn, zoo voor hem als voor gantsch Izraël. Weinig tyds daar na een Melaatfe in eenen nacht geneezen zynde, alzoo hy zich, met melaatsheid overdekt, ter ruste hadt begeevcn, en geheel gezond was opgeftaan; deedt dit wonderwerk, dat in zyn perfoon gefchied was,hemgeloovcn, dat hy de Mesfias ware. Hy maakte den Jooden, die aan geene zyde des Euphraats woonden , dit bekend ; men geloofde hem , en men vergaderde rondsom denzelven: maar de Wyzen der Natie, die wel bemerkten dat die geneezing, hoe wonderbaarlyk zy ook ware, niet genoeg was om den Mesfias aan te duiden, bragten hem uit de dooling, en verplichtten hem om zulk eene zinnelooze inbeelding te veriaaten; doch deeze ydele pooging vertoornde echter 't Volk: men vervolgde 1 op nieuw de Jooden. Een hunner Historiefchryveren verzekert, dat tienduizend, de elenden, welken zy ter oorzaake van deezen gewaanden Ivlesfias leeden, moede zynde, de Wet verlieten, 't welk zyne nagedachtenis zeer verfoeijelyk gemaakt heeft. De vervolging hernieuwde zich ook heviglyk in Per/ie , ter gelegenheid van eenen zevenden Mesfias, die in den jaare 1174 eenig gemeen Volk verleid hadt; dan 't welke hem vervolgens voor een Toovcnaar, of een Duivel, aanzag. VIER-  DEil JOODEN. 349 VIERDE HOOFDSTUK. Van nog eenige andere zoogenaamde Mesfiasfen. Tn Moravie zag men een agtften Mesfias. Dee- vul • -"-ze, die David Almusfer genaamd was, be- BIVBc; roemde zich het vermogen te hebben, van uitHoMosT. het gezicht der menfehen , als hy het goedvondt, te verdwynen, en zich onzichtbaar te maaken. Men volgde. hem by menigte gelyk een wonderbaarlyk Man, die zonder twyfcl eei nige konst bezat om het Volk te bedriegen, en | zich behendig aan deszelfs oog kon onttrekken. ' Men beloofde hem het leeven, zoo hy zich : flechts overgaf in handen van den Vorst, die : zich van zyn perfoon verzekeren wilde, om den , voortgang der beweegingen, dewelken hy veroorzaakt hadt, te fruiten; maar men hieldt hem i het woord niet, en toen hy aangekomen was, wierp men hem in den Kerker: De Historiei fchryvers zeggen, dat hy door middel van zyne konst ontfnapte; men hadt hem fchoon te ver: volgen: 't was niet mogelyk hem tc achterhaa■ len. Men zag hem niet op de plaatfen, waar ! hy was; de oogen des Konings, die hem in per> foon naatoog, wierden voor eenige oogenblikken geopend: hy hadt het verdriet den geenen ,dien ; hy bedroogen hadt, te zien, zonder zich van ; zyn perfoon te kunnen verzekeren. Men wierdt •eene vruchtelooze achternavolging moede, en men  350 HISTORIE vni. men vermaande de Natie, welke in dien tyd I°VEK' talryk in Moravie was, om haar Opperhoofd Hoopdst. te voorfchyn te brengen; door vreeze en egen belang aangeduwd, vondt men 't middel uit om dien onzichtbaaren Man vast te houden : hy werdt in de gevangenis geworpen, en toen kon hy, 't zy dat hy zyne konst verlooren, of uitgeput hadt, niet vluchten, noch de hand des Scherprechters ontkomen. Daar was in dezelfde eeuw een negende Bedrieger, van wien men Hoch de geboorteplaats, noch de familie, noch den naam, noch de bedryven, weet. Evenwel hebben Maimonides en Salomon, den Zoon der Roede (*) van denzelven. gefprooken, en zy verzekeren, dat hy ten tydb van Salomon, den Zoon van Adrette, leefde. Dan de vermaardfte van alle de Bedriegers der twaalfde eeuwe was David Abroi, of Eldavld, dien men gemeenlyk plaatst in 't jaar 1199, of 1200; maar Benjamin van Tudela, die zyne reize deedt ten jaare 1173, van hem gefprooken hebbende als van eenen Man, dewelke voor tien jaaren te voorfchyn was gekomen, kan men niet twyfelen, of hy moet eenigfins van vrocgeren tyd zyn. Deeze Bedrieger was gebooren in eene Stad, Amaria geheeten, waar in men tot duizend befneedene huisgezinnen telde, die den Koning van Perjle fchatting betaalden. Hy voegde zich eerst by den Vorst der Gevangenisfe , cn by het (*) De voorgemelde Salomon Ben Virsfe*  DïB. JOODEN. S5t het Hoofd der Synagoge van Bagdad, die een vul vermaard Man was, zynde niet alleen zeer be- B°VE' dreeven in de ftudie des Thalmuds, maar ook /«Hoofdsü de konst der Tooverye, welke hy de Chaldeen zoo gemeen was. Zoo dra als hy eenige geheimen hadt geleerd, bragt hy de Jooden, Bewoonders eens Bergs, Haphtangenaamd, in zyne belangen, en noopte dezelven aan om de wapens op te neemen, ten welken einde hy ze bedroog door het doen van eenige valfche wonderwerken. De Koning van Perfie, die deezen opftand, en de • veroveringen van Ëldavid vernam, was 'er voor beducht, en verordende hem om zonder uitftel ten Hove te komen, onder belofte, dat, indien 1 hy kon bewyzen dat hy de Mesfias ware, hy i zich aan hem onderwerpen, en erkennen zoude i als eenen van den Hemel gezonden Vorst. Elda: vid deedt nu iets , welk men niet zou ver' wacht hebben; hy vertoonde zich, en hieldt by j den Koning ftaande, dat hy de Mesfias was. Men wierp hem in den Kerker; en men wachtte om hem te erkennen, zoo ras hy 'er wonderbaarlyk zoude uitgekomen zyn. Dit gebeurde; want terwyl de Koning in beraad was over den aart der ftraffe, die hy hem zoude aandoen , kwam men zeggen, dat Eldand ontkomen ware. j Men zondt hem ten eerften Loopers achter naa, i die tot befcheid bragten, dat ze hem gehoord hadden zonder hem te zien, en te kunnen vati ten. De Koning, van gedachten zynde, dat zyne lyfwacht zich hadt laaten omkoopen, toog aan \ hoofd  3d2 HISTORIE vin. 't- hoofd van zyne Krygsbenden tot aan de oevers Bj'yK- der rivier Gozan. Daar hoorde hy de ftem van Hoofdst,Eldavid, die, 0 Gekken! uitriep; maar men zag hem niet: men zag hem echter een oogenblik daar na, fcheidende met zynen mantel 't water der rivier, en daar door gaande. Het geloof van den Vorst werdt wankelende; hy was in vreeze dat het dc Mesfias mogt zyn: doch zyne Legerhoofden ftclden hem gerust, door hem tc overtuigen dat het niet anders dan guichelaryen waren. Doch 't Leger trok door 3 zonder den fchuldigen te vinden. De Koning fchreèf terftond aan de-voornaamfte Jooden, die in zyn Ryk waren, ten einde hen te noodzaaken, om hen Eldavid te leevcren, op ftraffe van, zonder kwartier omgebragt te worden, by aldien zy zulks niet deeden. Zacheus, Hoofd der Gevangenisfe, fchrecfaan den Bedrieger, dat hy de Natie wilde behouden door zich over te geeven; maar hy lachte om deeze bede, en wilde zich niet voor 't Volk opofferen. Hy volhardde in zyne ongeregeldheden tot dat zyn Schoonvader , aangefpoord door tien duizend gouden kroonen, welken Zaid Alladln hem beloofde , zyn Schoonzoon op 't avondmaal verzocht, dronken maakte, en 't hoofd affneedt, dat aan den Koning van Perfie gezonden wierdt. Die Vorst hielt zyn woord niet; want hy begeerde, dat men hem alle de geenen, die Eldavid gevolgd waren , zoude leevcren, en, op de weigering, die men op de onmogelykheid grondde  der JOODEN. 353 de, liet hy een groot getal Jooden in zyn Ryk vjn. den ftrot affnyden. Yv*' Men is in twyfel, of men deezen David vér-HooEDsr. warren moet met eenen anderen , den Zoon van David, waar van een oude Chronyk gewag maakt. Deeze laatfte was, gelyk de andere, een Perfiaan, en kwam in 't begin der dertiende eeuw (*) te voorfchyn. De Jooden zagen hem aan als hunnen Koning, en vonden een groot heir onder zyn gebied 5 doch de Historiefchryver geeft zulk een belagchelyk oogmerk aan dit Leger, dat men aan zyn verhaal moet twyfelen. • Zy wilden", zegt hy, „ van Perfie naa Keu„ len trekken , om drie Toovenaars van de Na„ tie , die daar moesten zyn, te vatten. Zy ,, waren reeds eenige nabuurige Provintiën van . j, Perfie doorgetrokken, wanneer ze genoodzaakt wierden wederom te keeren^ zonder dat men „ weet wat van dië Mannen^ welken men voor„ gaf van eene wonderbaare geftalte te zyn; ge,, worden zy, noch wat zy verricht hadden. Men zegt alleen , dat zy zich ten hoogften „ vleiden met de hoop van eene naby zynde ,; vryheid, waarom zy zich een Koning verkoo- zen hadden". Dit verhaal fchynt fabelachtig, of het is veeleer getrokken uit de geruchten, die zich in het Westen verfpreidden , wegens de overwinningen , die de valfche Mesfias reeds in Perfie behaald hadt. De Hoogduitfche Jooden j die ligt- (*) "t Jaar 1322. III. Deel. 2  354 HISTORIE boek geIoovig genoeS W8ren . °™ ^loof tc flaan aan iv. zyn gewaande wonderwerken,verbeeldden zich, HoomsT.en lieten mogelyk 't gerucht loopen , dat die Verlosfer uit het diepst van Perfie met een Leger naa het Westen zoude komen om ze van het juk der Christenen te ontdaan; en de Hoosduitfche Historiefchryver heeft deeze overleevenng overgenomen : dus is het zeer waarfchynlyk, dat deeze laatfte Mesfias genomen moet zyn voor den anderen, die David was genaamd. VYFDE HOOFDSTUK. Van de Bekeering eens Joods//// Keulea bITk. "Pen der eerfte voorvallen, die wy in dïi Ho.Lt Hoofdftuk zu»en aanmerken, is de bekee'ring vaneen Jood uit Keulen (*), waar van men, m het kort, de oorzaak en beweegredenen heeft opgedolven. Deeze Man leefde onder de regeenng van Hendrik de V., cn hy was , gelyk de Leeraaren zyner Natie,zeer ingenomen met den byfpreukigen zin der H. Schrift. Hy volgde Mindehngs de overleveringen der Oudvaderen, wanneer hy onthust werdt door een droom, dien hy als Goddelyk befchouwde. Hy meende den Keizer te zien, die, na hem een wit Paard en een gouden gordel gegecven te hebben , hem aan zyn disch liet zitten. Deeze ingebeelde eerbewyzingen maakten zoo veel indruks op zyn (*) 't Jaar noS. gC'  Dér j Ö Ö D E N. 355 ; gemoed, dat hy een vermaarden Leeraar zyner vin. ] Natie te Keulen, /zaak genaamd, ging raadplee- BoAEK- i gen. Deeze Rabbyn zei hem } dat het witteHöoFDST. Paard een' fchoone Vrouw» die hy zou trou- ' wen, betekende ; dat de gouden gordel st zinnebeeld was van de rykdommen, die hy bihnen weinig tyds verkrygen zou: en de maaltyd aart 1 's Keizers disch beloofde hem een grooten naam i en veel eers in de Synagoge. De Jood vondt geheel iets anders in deezen verborgen, droom ; Want hy ontdekte daar in de eer , die God hem deedt van hem zyn genade mede te deelen $ i en tot zyne gemeenfchap te roepen. Zie daar ■ waarfchynlyk 't geen hem t behalvert den : droom * bewoog. Hy hadt geld geleend aan den t Bisfchop van Munster, die hem het zelve in zyn : bisdom deedt haaien ; hy vondt daar een Man$, ; die hem de waarheid van den Christelyken ! Godsdienst wilde bewyzen door 't aanraaken 1 Van een heet yzer, waar van hy geen leed zoti ontvangen; doch de Bisfchop, verftandiger zynde , wilde 't yzer niet bezweeren , noch aart zyn geestclyken Rechter eene zoo twyfelachtigö proefneeming toeftaan : maar Herman tradt in gefprek met Rupert, Abt van Tuy. Door deszelfs ■ onderwyzingen aan 't wankelen gebragt , vastte ; hy op de Christen en Joodfche wyze, eetende geert vlcesCh , gelyk de Christenen , en ftrekkeridë zyn vasten tot den avond toe uit, even als de Jooden. Ondertusfchen kwam de genade zoo fpoedig Z 2 niet $  356 HISTORIE JWV niet* en zeJfs toen ze gekomen was, wilde hy °YK' hcimelyk vertrekken, en zynen Broeder wegHoopdït.voeren; maar hy verdwaalde,"en kon de poorten van Ments , om uit de Stad te gaan, niet vinden, tot dat hy het teken des kruis gemaakt hadde, 't welk 'er hem eene groote deedt zien, cn wel geopend. Hy liet zich doopen; maar in zynen doop lei de Duivel hem nieuwe laagen; Herman wilde uit het bad gaan met de eerfte reize, dat men hem dompelde, om dat het zeer , koud was, en hy de drie indompelingen voor de drie Godlyke Perfoonen nog niet kende. Hy begon het zelfde fpel weder by de tweede indompeling, en geloofde, dat het de Duivel ware, die de volvoering van de plechtigheid beletten wilde; doch dit bewyst veeleer, dat hy als nog de Drieëenigheid, noch de plechtigheden van den Doop , niet kende. Evenwel ging deeze bekeering voor vrywillig deor, en Herman volhardde niet alleen in den Godsdienst, dien hy omhelsd hadt, maar hy tradt ook in de orde der Geestelyke Kannunniken van den H, Atigusünus. ZES-   YBJ. BOEIT  ZESDE HOOFDSTUK. De H. Bernardus befcbermt de Jooden die den Paus de Rol der Wet aanbieden; Paus Alexander de III., bejchermt ze ook, De H. Bernardus, die de Albigenfen niet ver- VUL draagen kon en vervolgde, nam in denzelf- Boek. den tyd de party der Jooden, en wild» niet al-HoofösT. leen niet dat men ze vervolgde; maar hy beteugelde ook den geweldigen yver van eenige lieden, die op hun verderf uit waren, en billykte hen over de buitenfpoorigheid des woekers,dien ze van de Christenen eisehten. Hy grondde zyn gedrag op de woorden des Pfalms, waar God, van de Jooden fpreekende, ze verbiedt te dooden ; brengende nog by, dat hunne toekomftige bekeering de verdraagzaamheid, dewelke men voor hun hadt, volflrekt noodzaaklyk maakte, en dat 'er in de daad , zoo men zich over hunne woekerzucht beklaagde , veele Jooden gedoopt, en 'er Christenen waren, die den woeker tot nog een fchandelyker uiterfte bragten. Deeze brief van den H. Bernardus, was van des te meer aanbelang, alzoo hy denzelven aan alle Natiën zondt. De Abt van Clairvaux ftrekte dus zyne zorg voor de Jooden t*it, tot in de afgelegendfte plaatfen, en door eene zonderlinge eigenzinnigheid , of veeleer door een gebrek aan oordeel, dat men Z 3 niet  358 HISTORIE b7h'k "iet kan verfchoonen, fchoon ze gemeen genoeg VI. ' is, befchermde by eenige dwaalenden ten zelfÏ49QfD5T.den tyde,dat hy de uiterfte geweldenaaryen tegen de anderen toeftondt. Men zegt, dat het de zelfde H. Bernardus ware, die den Paus /«nocentius den II. verplichtte, om 'ter hunner begunstiging over te hellen; want dewyl hy dien Paus , die genoodzaakt was naa Frankryk te vluchten, van groot nut was, zoo gelooft men, dat hy hem die gevoelens van zagtmoedig- cn billykheid ingaf, die zoo veel te noodzaakelyker waren, overmits hy zich bevondt in een vreemd Ryk,waar hy zelve verdraagzaamheid en byftand noodig had. De Jooden zeiven bragten hem verder in hunne belangens toen hy te Parys zyne Wtrede deedt (*), want zy mengden zich in den ogtocht der geenen, die hem plegtiglyk te gemoet gingen, en lieten de P,olle der Wet voor hen draagen, die ze hem met veel eerbieds aanbooden. De Paus ontving hen zeer beleefd, Gon biddende hun het dekzel van de oogen te neemen, dat hen belette de in de Wet opgefiootene waarheden te zien. Men weet niet, of deeze plechtigheid eene genoegzaam voordeelige uitwerking voor de Jooden hadde, om die van Rome te verplichten dezelve te onderhouden, dan of de Paus vermaak fchepte de vyanden des Christelyken Godsdienstes te zien hem hunnen eerbied betoonen; dan het is eene der plechtigheden van de aanftellingen der Paufen, welke mea C') t Jaar j 145.  der JOODEN. Kien langen tyd behouden heeft. De Jooden van vin. Rome zyn verplicht hem op den weg van den ByIIC' H. Johannes van Lairan in te wachten, en hemHoon>ST. een Exemplaar der Wet aan te bieden; men leest het voorfchrift des antwoords, dat hy hun moet doen: „Ik vcrbiede", zegthy, „de Wet,niet, „ die gy van God door Mozes hebt ontvangen; „ maar ik veröordeele de uitlegging, die gy daar „ aan geeft, om dat gy den Mesfias verwacht, denwel ken de Apostolifche Kerk Jesus-Chris„ tus denkt te zyn, onzen Heere, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht". Eenigen tyd daar na hadden ze de befcherming van Paus Alexander den JU. noodig , die hun dezelve des te ligter toeftondt , uit hoofde dat de Rabbyn Jehiëi Opzichter van zyn Huis en Geldmiddelen was. 't Volk van Italië onthaalde de Jooden in verfcheiden plaatfen met ftokfiaji;en , en belette ze door 't werpen van fteenen hunne feesten te vieren. Zy bragten hunne klachten hier over by den Paus, die hun zyne befcherming verleende, verbiedende zynVolk hun de Synagogen, waar van zy in bezit waren, te ontneemen, en ze door beleedigingcn te verhinderen in 't vieren van den Sabbath, of in de oefening van hunnen Godsdienst; maar hy beval ten zelfden tyd, dat zy de Christen -Kerkelyken niet meer voor een Burgerlyke Rechtbank konden betrekken, noch Kerken bezitten ingevolge het pand- of kooprecht. Onder eene zoo voordeelige befcherming bloeiden de Befnecdenen in Italië tot het einde der Z 4 eeuw,  36° HISTORIE J& eeuw, en zelfs in de volgende. Cozzi, een klein ^^&^TT^wierdt v™rd do- , . een groot getal doorluchtige Rabbynen, die uit dezelft boezem voortfpruitten, Mouzza , d Stad, alwaar de Koningen de yzeren kroon aan' namen, bragt 'er ook verfcheiden voort 11, Nova, in Ancona, hadt dezelfde eer. ZEVENDE HOOFDSTUK. „ Van den ftaat der Jooden onder de Re geering des Konings Alphonfus. BVoT, HE7 b?Rin dC1' regee""S Koning Alpnon- eo^deelif £ T?* SPmjS ^ hU" «« — '' VadIf ^ ™L"? k'ein kind ' tocn ** vader, /^.^ door dc ƒ «cn omgebragt werdt. Hy beklom jong den t o n; gelyk hy daarenboven^Was,zoo lLt * ch hgt moeiden. J0zeph de Jood w/s zvn Staatsdtenaar 0*); hy wierd zoo ma^ig', dat hv een Koets en een Lyncht hadt. De Hee'ren v n het Hof waren dikwyls zyne Officieren. Gon-a lez, een zyner Comnüefen, een misdag welke zvne ongenade verdiende, begaan hebbende, nnm lZ befluit om zyn We.doender en Meester in > ve derf te ftooten. Hy verklaarde aan den Koning geJds te bezorgen, en ten deezen einde verzocht ^ van den Vorst agtjooden-hoofden, naarTyne C) 't Jaar u3o. ':CU-  DER JOODEN. 361 keuze, die hem toegedaan wierden. Hier door. vnj. vondt hy middel, om ten zelfden tyde aan twee B'°irK" hartstochten te voldoen, aan zyne gierigheid en aan zyn haat jegens de Natie. Hy koos agt aanzienlyke perfoonen uit, waar van hy 't hoofd liet afflaan, en hunne goéderen ten zynen winste verbeurd verklaarende, zoo delde hy zich voordeelig fchadeloos van *t geene hy den Koning hadt gegeeven. De koop dondt hem wel aan, waarom hy nog eene aanzienlyker fomme aanboodt, op voorwaarde, dat men hem een grooter aantal hoofden ten beste zoude geeven; maar dit aanbod wierdt niet aangenomen, om dat de Koning dien winst liever wilde, zonder bloedvergieten, door de rykften der Synagoge te noodzaaken hun leeven vry te koopen. Men bleef daar niet by, want men raadpleegde in den raad , of men ze uit het Ryk verjaagen zoude, ten einde zich in 't bezit van hunne goederen te dellen, en daar door in de kosten van den Oorlog te voorzien, zonder 't Volk door nieuwe lasten te bezwaaren. De gevoelens waren in den raad verdeeld, het welk den Jooden tyd gaf, elkander deedt raadpleegen, en om eene aanzienlyke fomme aan te bieden. Zy beweeren deeze verlosfing aan hunne Godsvrucht, en aan de vierigheid van hunne gebeden fchuldig te zyn. Men kan niet twyfelen, pf ze waren hevig in een zoo treffend gevaar; doch het geld was vry krachtiger dan het vasten en bidden. Hunne vreugd werdt volmaakt, toen zy zagen dat Gonzalez, hunne vyand, in Z 5 de  362 HISTORIE vm. de ongenade des Konings verviel, die hem hm vn - vaagen liet neemen, onaangezien de diensten, Hoofdst.welken hy hem gedaan, en de overwinningen die hy behaald hadde; want zyne gevangenis en val verzekerden hunne rust. Alphonfus wierdt zelfs zoo fmoorlyk verliefd op eene Joodinne, wier fchoonheid hem getroffen hadt, dat hy haar zyne glorie, en de belangen vjm zyn Rykj opofferde. Dg Grooten zyn Hot, door deeze ongebondenheid gereed wendden de vriendfehap en >t geweld aan, om de betoovering te verdryven; zy vermoordden de Mmnaaresfe, en deeden voor den Minnaar yerfchynen eene foort van fpook, >t welk hem de ku1Sch- en boetvaardigheid vóórpredikte Men zegt^ zelfs dat God 'er zich mede moeide, en dat de zege, door de Mooren, op Alphonfus behaald, eene voorbeeldige ftraffe van Gode waren, die eene verachte Echtgenoote wreekte. Dc jooden deeden hun voordeel met deeze gemkKlge omftandigheid; zy wierdenzoo magth; dat de Rabbyn Eliakim, die toen leefde, en ten dien tyd een ^/opftelde, (behelzende alle dè Plechtigheden, die in alle de Synagogen wierden onderhouden, en dat men de Gewoonte / Heelal noemt,) twaalfduizend menfehen van zyn Natte alleen in de Stad van Tokdo telde A G T-  DER JOODEN. 563 AGTSTE HOOFDSTUK. De Jooden worden vervolgd in *t Ryk van Leon en in Frankryk. Wy zullen ons niet ophouden met eenige vin. geringe verfchillen, die ten dien tyde ook \°ÏUK' onder de Geleerden plaats hadden, nademaal zeHooFI>sTmeer den Arabieren, dan den Jooden, aangaan. Maar behalve deeze onè'enigheden, hadden zy ten jaare 1496 eene vervolging in 't Ryk van Leon uit te ftaan. Een Geleerde der voorgaande eeuw heeft zich vergist, zeggende, dat het in bet Ryk van Leon in Frankryk ware, dat men toen de vierentwintig Heilige Boeken, welken Hillel hadt gefchreeven, te voorfchyn zag komen; want de verftrooijing van die boeken gefchiedde ter oorzaake der vervolging: en niet alleen vervolgde men de Jooden niet in Lyon, maar'er is daarenboven geen Koningryk van Lyon in Frankryk. Hun lot veranderde dikwyls i\\ Frankryk; men befchuldigde ze te Parys van den H. Willem vermoord te hebben, en, om ze daar over te ftraffen, doemde men ze tot het vuur. Men handelde ze zeer hard te Beziers; men begon alle jaaren op Palmzondag een zeker fpel, waar in het Volk behaagen nam, 't welk zorg droeg om het te hernieuwen. Dit Volk rottede des nachts byeen, liep.langs de ftraaten, brak de vengfters der Jooden aan ftuk, en fteenigde alle de geenen, die in hunne handen vielen. De Bis-  364 HISTORIE b?« BisfchoP> na dikmaals deeze wreede oefening. teZrZTu hCC NaChtmaaI van ******* ^o^.r.voorbermdde, gezien te hebben, handelde met de Jooden, en verplichtte ze om zich van deezbeleediging vry te koppen door eene fchattine: die men hem betaalen zoude. Het verdrag is zonderling; want de Bisfchop verbond zich, zoo voor zich zeiven ah voor zyne Opvolgers, om de Jooden te befchermen tegens alle beleediging, oorlog , Jleemging by dag en nacht , geduurende den tyd, die 'er verliep van Palmzondag tot Paasfchenverklaarende dat hy de deur van zyne Kerk zou doen fluiten voor een-ieder, welke die der Jooden zoude oploopen; en van hunnen kant verplichtten zy zich om jaarlyksch een zekere fomme, welke in dien tyd vier mark zilvers kon waardig weezen, te betaalen. Zy betaalden daarenboven vier mark zilvers aan de Kerk van den Nazarus, om fieraadiè'n te koopen. Dit ver drag werdt te Beziers geflooten in 't jaar ufo, t welk hun eenige rust bezorgde, tot dat ze" onder de regeering van Phillppus Augustus verjaagd werden, 't geen we in ft volgende Hoofdftuk zullen zien. NE-  DER JOODEN. S6s NEGENDE HOOFDSTUK. De Jooden worden uit Frankryk gejaagd en herroepen. TPJE genoemde Vorst, in het begin van zyne vin. regeering den fchyn van Godsdienstigheid B°x& aanneemende, verbande alle de Jooden uit zyn Ryk ,Hoofósi verklaarde hunne goederen verbeurd, en ftondt hen alleen toe hun huisraad te verkoopen, en het geld daar van mede te neemen. Hier door werden ze tot de uiterfte elenden gebragt, dewyl het Volk, zich de omftandigheid ten nutte maakende, weigerde re koopen , of te betaalen. De Historiefchryvers zelve klaagen , dat men den vluchtelingen de beurs ontrukte, en dat de elende zoo groot ware, dat veele lieden moeite hadden om zich op de been te houden ; eenigen verloeren 'er het leeven by; gelyk Jacob »an OrJeans, die in de Stad, dewelke hem de geboorte en den naam gegeeven hadt, dood geflagenwierdt. De fchryver van het leeven van Philippus Augustus verzekert, dat hy, door deeze ballingfchap, den dood wreekte van een Jongman, Richard genaamd, denwelken de Jooden te Parys gekruifigd hadden; en dat hy door dit voorbeeld overtuigd was van 't geen hy dikwyls aan de jonge Prinfen, die men met hem opgevoed hadt, hadt hooren zeggen} dat, naamelyk, de Jooden' alle jaaren een foortgelyken moord begingen. Deeze befchuldiging komt dlkmaals op het tapyt, en  366 HISTORIE sYll En by 3116 de Natiè'n wordt dezeifde misdaad ix.' den Jooden aangewreeven, zonder dat men daar Hdopdst. den oorfprong van kan naavorfchen, ten zy men ftelle, dat de haat, die in de tyden van domheid en bygeloof, dezelve hebbe uitgevonden, om zich aan de Natie te wreeken, wegens de door haare Voorouders, by voorverordening, gepleegde euveldaad. De Schryvers verfchillen over den tyd van deezen moord; doch wat daar ook van zy, Rh chard werdt aangemerkt als een Martelaar; men begraafde hem op het Kerhof der kleine Velden, (*) waar van de naam nog in weezen is. Men lag hem vervolgens in de Kerk der Onnozele Kinderen, waar uit de Engelfchen zyn romp wegvoerden, onder de regeering van Karei den 7, en niet dan zyn hoofd in die Kerk lieten, waar het wonderwerken deedt. Men grondde zich op dit voorwendfel, om een aanval op de Jooden te doen; men hielt ze in alle de Synagogen vast; men pionderde ze; men ontnam hun 't geen ze het kostbaarfte hadden, en men deedt ze vervolgens uit het Ryk gaan. Naachras, die ook (f) verhaalt, dat de Jooden heimelyk op Witten-Donderdag vergaderden, en, uit haat tegen den Christelyken Godsdienst, alle jaaren een kind flagteden, geeft eene andere, maar veel waarfchynlyker, oorzaak op, van deeze ballingfchap; want men vertoonde aan den Koning, dat (*) U Cimetiere des Vetits Ckamfs. (+) In het jaar ix3a.  b e r Jooden. 367 dat de Jooden zoo ryk en magtig waren, dat zy vnr. de helft van Parys bezaten, en dat ze de Chris- BoEK ten-flaaven noodzaakten op zyn Joodsch te lee-Hoorest. ven. Zy, die zich naa den tyd wisten te fchikken, en den Christelyken Godsdienst omhelsden ,bleeven in 't gerust bezit van hunne goederen; maar de anderen verlieten 't Ryk, en hunne Synagogen wierden in Kerken veranderd. Doch Pkilippus was niet altyd een vyand deezer Natie, 't zy dat hy het vonnis der uitbanninge niet gegeevcn hadt, dan op het ernstig verzoek des Kardinaals van Champagne, Broeder van dc Koninginne-Moeder, en eerfte Staatsdienaar, die het Ryk wilde zuiveren van eene pest, Zoo naadeellg voor den Staat; het zy dat hy zich op den Paus Tnnocentius den UT wilde wreeken, die hem wilde noodzaaken de Prinfes Ifembruga weder aan te neemen, en die het Kerkelyk verbod met zoo veel geftrengheid liet uitvoeren (*) , dat de lyken agt maanden bleeven liggen, zonder begraaven te worden, en de leevenden zonder Godsdienstpleeging deed zyn ; 't zy eindelyk dat de Staat te veel verliezen zou, door zich te ontblootcn van een zoo groot getal ryke Kooplieden, en bekwaame Werklieden: hy herriep ze uit hunne ballingfchap. De yveraars misprezen deeze herroeping van de vyanden des Christendoms, 't gemecne Volk mompelde daar over, en men heeft ze den Vorst niet vergeeven , dan om dat men zich verbeeld heeft, dat hy een vierde beweegrede hadde om zulks te doen. Dit was (*) In 't jaar 1190.  363 HISTORIÉ fa was om 'er geld voor de Kruisvaart van te trekIX. ■ ken even als of het geoorloofd ware kwaad ft»»*** doen, met opzicht tot een herfchimmig goed Wat 'er van zy, de inballingfchap gezonden Jooden kwamen wederom; maar het was voor geen langen tyd. 6 TIENDE HOOFDSTUK. Van den Staat der Jooden in Engeland. bT'k DE JO°Jen Waren llit EnSeIand verjaagd al x. van den beginne der elfde eeuw af (*) te»d,t.en dat is een der groote ballingfchappen, waar over zy zich beklaagen, om dat zy daar by grootelyks te lyden hadden. Evenwel hadden zy niet nagelaaten; om zich weder in dat Ryk te herftellen, en zy waren 'er zoo talryk onder de regeering van Hmrik den ïï\ dat zy hem een verzoekfchrift inleeverden, om nieuwe Kerkhoven te erlangen; want zy hadden 'er niet meer dan een, die te London was, werwaards men de reeds Hinkende lyken uit de verre afgeegene Provintiën brengen , of ze onbegraaven hiaten moest. Henrik, overtuigd van de billykheid huns verzoek, ftondt hun het zelfde toe (*) en Het hun in alle de Steden, waar zy zich üeérgezet hadden, daar plaatfen toe aanwyzen Maar zy hadden veel te lyden (t), onder de fttjm WM. rt ,tJilr tij9 (+rtJaar u re-  p E ft JtÓODEN. 3^9 regëering van Richard, om dat het HoF eri het vfft Vólk In den waan Waren, dat de Jooden, meest Ba%*alten Toovenaars zynde, dén Koning eenig na-Hoogst. deel zouden künnen doen, indien zy by zyne intrede en krooning tegenwoordig waren ; dus deedt men ben geftreng verbieden daar by te Verfchynen. Eenigen, die niet groote kósten van verre kwamen, om deeze ftatie te'zien, wilden noch hunne moeite, noch hun geld verliezen ; zy vleiden zich dat men ze niet zou kennen , om dat ze vreemdelingen in de Stad waren: maar zy bedroogen zich. De Officieren, hebbende 'er eenigen ontdekt te ÏVestmunftir, overlaadden ze met ftokflagen; men haalde ze half dood uit de Kerk: maar 't gerucht van dit bedryf tot iri de Stad overgewaaid zynde, zoo raakte het Volk gaande, liep de deuren def Joodfche Huizen op, en bragten de Jooden, die *er iri waren, cm hals. Gelukkig waren de geenen^ die getrouwe vrienden vodden, om by hen de Vlucht te neemen! De beweegirig ging van Londen naa 't Land over, en van de Hoofdftad naa de Próvintiè'h, alwaar een gröot getal vermoord wierden. Daags na de krooning werdt 'er last gegeeven tot ftuiting dier geweldena'aryen; doch het zy,dat dezelve kwaalyk ter uitvoer'gebragt wierdt, of wel dat het onrriögelyk was de Woede des Volks zoo fpoedi'g te beteugelen, de vervolging duurde byna h geheete jaar door, 't welk dat van 't Jübilé was. Eenigen hebben dit voor" val op het jaar iiqo geplaatst. III. De ei.. Aa Men  37o HISTORIE Men onderging nog een grooter ramp, toen x. Rtchard zich tot de Kruisvaart bereidde De ^-•Jooden meenden de gunst van dien Vo^ ge kocht te hebben,door groote fommen geldsje ^■an de fchatkist gebragt hadden, om zyne onkosten goed te mnbn. ™ u y floot mr „! , maaken' maar het Volk befloot tot eene algemeene flagting. Dit werdt te gg* uitgevoerd, waar men begon" ; L was het onheil verfchrikkelvker waar vy tien honderd zich van de Stad mees t r gebakt hadden, om ,er zich ^gj-g fei^zv rA SCr,d gew0rd™zynde, verzochhun LC } ? °nd*rhandeli"g te treeden, en hun leeven door geld vry te koopen. ? ian ^flagcnsynde, nepeenlJnnerin wa1: hoop uit , dat het beter was kloekmoedig voor J ^ * *»- , dan in handen ran de^Z * E6n iSder nam zyn mes Avden-^ T Enderen den ^ af te ' Pa 1' . f "nen bCgaVen Zich ve-°^ns in t Paleis des Konings, >t welk ze in brand (taken en ZKh met z£lye ^ ^ ch ver eerden. >t Volk, nu voldaan zynde, tradt in de verlaatene huizen, verrykte zich me Lrrrngdfhenfvoideedtaiie #*85 flqor de handfchriften, die men met de Bankhouders gemaakt hadt, te verbranden De Ko kon ituuen ; dus eindigde de twaalfde  der. JOODEN. 371 eeuw; laat ons nu zien hoedanig het met de Na- vin. tie in 't Oosten, geduurende de twee volgende Böx5IC' eeuwen, gefteld geweest zy. Hoojdst. ELFDE HOOFDSTUK. De Natie neemt in 7 Oosten af; wordt door den Calif vervolgd. De Jooden zyn , altyd in het Oosten aan- vltt. weezig geweest, en beftaan daar als nog; °x doch men weet weinig wat 'er, geduurende deHooIiDSl,* laatfte eeuwen, by hen voorgevallen zy. Verzwakt door de verfpreidingen, en in den omtrek hunner Synagogen bcflooten zynde, hebben zy weinig deel gehad aan de openbaare voorvallen. De Hoogefchoolen ten eenemaal vernield zynde, heeft men byna geene Leeraaren , die de Natie eer aandeeden, en 'er den luister van vermeerderden , meer uit die gewesten zien te voorfchyn komen: daarom fpreeken hunne eigen Historiefchryvers 'er zeldfaam van. Petaek'ia, die op zyne reize alle de Synagogen der Natie bezocht hadt, en wiens reis gelyk gefteld wordt met die van Benjamin, zyn Tydgenoot, verzekert, dat hy nog een Vorst der Gevangenisfe in 't Oosten, toen hy 'er doortrok, gezien hadt. Maar behalve dat hy weinig bekend is, bragt een vervolging, ontftaan op 't einde der twaalfde, of dertiende, eeuw, de Natie ten een-miaal ten val. Nasfer Lsd'miïlah „ een der Abasfiden, Aas was '  3?2 H I s T O R J ê Bo'ek. *J tGn dicn tvde W te 'Hogéad; hy regeerde" Hoof" ZeVrenvemiS jaaren' burende dewelke* hy z.ch tegen de Jooden verklaarde. Twee redeneJ waren daar de oorzaak van ; de eerfte om dat d.e vorst zeer yverig voor zynen Godsdienst was: vvant hy het in zyne staaten een groot getal Moskeen, en andere plaatfen voor den Godsdienst der Mufulmannen, bouwen. Daarenboven onteerde hy zyne groote hoedanigheden door e e fpooriooze geldzucht. Men zegt van hem,, dat hy een Regenbak, dien hy met goud en alver deedt opvullen, gezien hebbende, doch waar aan nog twee vademen ontbraken, uitriepzaïj „,erJa gemeg ^ Qm ^ J- maaken? En zyn Kleinzoon Meslanger, den bak - vmdendcriepin tegendeel «tf W iSaS g uk ig zyn Zü0 ik Img leeg te maakenl Ook zagen de een en ander hunnen wensch volbragt. Nasfer, die den regenbak vol wilde maaken , eigende zich de goedeI "™ f 0Ver!eede^vreemdelingen toe, welk "•cht (*) tot nog toe onbekend was geweest De rykdommen der jooden berokkenden hun zwaare kwellingen van eenen zeer gierigen Vorst en ten laatften eene opendlyke vervolging .wa c' ff,bWl h™> -t alle zyne Statten e vertrekken, 0f Mufulmannen te worden- een gedeelte ging vry willig in ballingfchap, cn een ander verkoos liever te veinzen. 7*7 C D Du recht noemer, fe Franfchen U droit tj^Um..  d ! ï JOODEN. S73 Jozeph, de Zoon van Jahia, ging, na eenigen Vm. tyd geveinsd te hebben, vrywillig in balling- Eoe^k. fchap. Hy was een bekwaame Arts; zelfs hadtHooros-r. hy de "Wiskunst beftudeerd, en fprak met de grootfte gemaklykheid van al het geen hy wist. Deeze Man geloofde , dat men zich niet moest blootftellen aan eene onvermydelyke elende door aan zynen Godsdienst op te offeren al wat hy bezat; dus bukte hy geduurende de vervolging van Nasfer, en zyn goed onder begunstiging van zyne veinzery, verkocht hebbende, week hy met al het geene hy hadt naa Egypte, alwaar hy Maimonides, die nog leefde, vondt, cn verbeterde met hem eene verhandeling over de Hemelloopkunde, welke hy hadt mede gebragt. Na den dood van Maimonides verliet hy Egypte, om zich naa Ateppo te begeeven, alwaar hy een Landgoed kocht, zich in den echtenftaat begaf, en, onder befcherming van Malek Aldaher, met de Geneeskunde bezig hielt. Een Arabisch Historiefchryver befchouwt hern als den Koning, en hy draagde daar den naam van; want zoodanig is de betekening van den eernaam Malek: maar men gaf hem dikwyls aan hun, die de oppermagt niet bezaten. Men befchouwde denzelven als een tytel, of zelfs als een heerlyken naam. Zeker is het, dat Malek Ai-Nasfer, zyn Broeder, toen in dat gedeelte van Syrië ueerschte. Hy hernam Damascus, en poogde weder in Egypte te komen, door middel van een famenzweering zyns huis, die hem derwaards riep; doch hy kon zyn Aa 3 doe!-  374 HISTORIE Bojx. doelwic niet bereiken, en wierdt omgebragt Hoii, T' Zynen Br0eder d00r Keizer der iartaaren, na de inneeming van Bagdad. Aldaher kon derhalve zyne befcherming aan Jozeph niet verleenen, dan als Luitenant, of Plaatsbekleder, ftaande de afweezigheid van Malek AlNasfer de laatfte fpruit der Nakomelingen van Saladln. De Arts ftorf in 't jaar 1226 te Aleppo veele jaaren voor deeze ftaatsverwisfeling, en beloofde aan een zyner vrienden, dat hy zou weder komen , om hem van den ftaat der zielen , na den dood, te onderrichten. Jozeph, het 'eerst geftorven zynde, kwam ten einde van twee jaaren wederom; doch dewyl hy eenige zwaarigheid maakte , om zynen vriend van 't gunt hy wist te onderrichten , nam de leevende den doode by de hand , herinnerde hem zyn woord, en verplichtte hem tot onderrichting over den ftaat der dooden. Hy deedt dit in weinig woorden: het algemeene, zeide hy , heeft zich met het a/gemeene, en het byzondere met het byzondere, hereenigd. Hier door leerde Jozeph aan zynen vriend, dat de ziel een gedeelte van 't Heel -al ware , en dat ze weder in dit Pleel-al zoude keeren, na daar van ontbonden te zyn geweestdaarenboven befchouwde hy het lighaam als een by- of afzonderlyk weezen, dat in 't middenpunt der aarde wederkeeren zou. Zie daar de uitlegging der woorden, die hem, welke ze gehoord hadt, in verrukking bragten, en geloofde  per JOODEN. 375 zynen vriend gezien te hebben in het voorpor- vin. taal eens Tempels, in het wit gekleed, en hem B °X\K' de hand gedrukt te hebben. Hoofdst. TWAALFDE HOOFDSTUK. Van de geleerdheid en verrichtingen van Mozes Nachmanides. Het Heilig Land was zeer verwoest door de ym.^ Oorlogen, die de Sarrazynen en Christenen xÏl aldaar, zoo wel als in Syrië, voerden. De mees-HooiDST' te Steden veranderden dikwyls van meester; dan dit niettegenftaande zag men daar Leeraaren en Synagogen. Indedaad, daar was het, wcrwaards de vermaarde Mozes Nachmanides zich begaf, en eene Synagoge ftichtte. Hy was te Girona in »t jaar 1194 gebooren, en leide zich eerst toe op de Geneeskunde; doch hy liet niet na groote vorderingen in de ftudie der wet te doen, welke hem heeft doen noemen de Vader der IVysheid; 't Hemel- licht ; de bloem der Kroont , der Heiligheid. Een Leerrede, die hy voor den Koning van Castilte uitfprak , deedt hem ook aanzien als den Vader der jVelfpreekendheid. Rambau, dus noemt men hem gewoonlyk by verkorting, verachtte ftraks de Cabbala; maar fmaak in deeze Weetenfchap gekreegen hebbende, werdt hy daar ten hoogsten bekwaam in. Hy vondt al wat hy wilde in de H. Schriften, en byzonderlyk in den Lofzang van Mozes; doch met eene Aa 4 ***  37ö HISTORIE Wft fc/EW»* GUM niet te vreden zynde, ZO0 X.r. begaf hy zich ook tot de werkende ***** Men befehuldigc hem van % gevoelen der Novatiaanen in de Synagoge te hebben willen invoeren, om dat een zyner Leerlingen, den draak met de Cabbale fteekende, hem uitdaagde om den naam van ^r in den Lofzang yan ^ ^ vinden. Ramban haalde hem terftond het 36 vers van het 32 Hoofdftuk van G^/,aan: Ik h»b zegd,dattk hunne gedachtenis onder >t memchdom zal uttwisfihen. De derde letter van ieder woord neemende, vondt men je. Abner. De Leerling hier door verbaasd, vraagde of 'er geen vergiffenis voor hem ware 5 gy hebt , antwoordde de Meester , de woorden der Schriftuur gehoord -^W, in wanhoop, wierp zich in een fchip zonder zeilen en riemen; Rantban blies 'er op en men zag hem nooit weder. Men weet niet waarom Ramban, die in zyn land eenen zoo grooten naam hadt, het zelve veLet om naa Jeruzalem te gaan; doch 't is ze^ hy zich derwaards hQgaU dM "ï? ftlch^,endati,y daar ftorf. Waf ,yne Werken betreft, hy fchreef onder anderen een Gebed over ds verwoest wg mn het Huh nf van de T^ ^ de fiSS^T* ™kkm> Cn «-der 5 Lltdfrt" E0hU: l^ & ook in t lifcht de Gehetmausfen der Wet, de Lusthof des N^d'n ov"' gefchillen, die ten dien tyd pfejf, J|«en ore? de gevoelp.^ yan Mg-  p E R JOODEN, 377 Baruch van Germersheim verliet ook zyn land, vrm om aan de hervorming der Synagogen van Spanje ^iï* te arbeiden ; van daar Hak hy over naa Candïa ,Hppïpsij en zocht eindelyk een wykplaats in Judea , alwaar hy zyn leeven eindigde. DERTIENDE HOOFDSTUK. Van de omwenteling in Egypte, en den toeft and der Jooden aldaar. T~^e rust van Egypte was niet minder beroerd, vut •V-^ dan die van 'c Heilig Land. 't Is bekend, bxul dar Lodewyk, by genaamd de Heilige dit Land opHooH>sii de Ongeloovigen poogde te veroveren (*). Hy nam Damiaten^ in, verfloeg Malek Almohadam, die zynen Vader kortelings was opgevolgd, en toen in Egypte heerschte; maar deeze Calif won een tweeden flag , waar in de Koning gevangen bleef. Men beweert, dat de achting, welke de ongeloovigen voor dien Vorst hadden, zoo groot was, dat zy in twyfel waren of ze hem , in plaats van den Overwinnaar , tot hunnen meester zouden aannpemen. Maar men geeft hem een eer, die hem niet toekomt ; want de omwenteling in Egypte , welke 't Saladynsch Huis ten gronde bragt, hadt een geheel vcrfchillende oorzaak. De Moeder van Almohadan deedt hem ombrengen dopt Ibek, 't Hoofd der Mammeluk- ken, C*) 't Jaar 134}. Aa 5  378 HISTORIE 8™ f"' f? Zy Wilde trouwen; dus deedt de liefxm. f> of de heerschzucht van eene ontaarte MoeH«,fEST.der, Egypte in andre handen overgaan. Men twyfelde niet om den Heiligen Lodewyk te verkiezen; want Jbek, de Minnaar der Sultane, wierdt tot Koning uitgeroepen , en de Mammelukken Wierden meester van dat groote Koningryk Deeze Mammelukken waren meest-allen van den Mahomedaanfchen Godsdienst, fchoon zy gelyk men zegt, ook Christenen en Jooden, wanneer ze hunnen Godsdienst afzwoeren , in hun lighaam ontvingen. Deeze laatften waren in geen groot aanzien in Egypte , ftaande tweehonderd vyfenzeventig jaaren, dat dit land door de Mammelukken geregeerd wierdt; het is nogthans ze*er dat ze veel gewonnen hebben by 't veran deren van meester, zoo als wy in 't vervolg zullen zien. Zy behielden aldaar derze'ver Synagogen; maar zy hadden geen deel aan de openbaare voorvallen : zelfs fchynt het , dat ze der btudie den rug toegekeerd hadden ; want daar Kwam niet een geleerde te voorfchyn. Men zag alleen, geduurende de veertiende eeuw (-), eenen Simeon Euvan, in eenige Ste den van Afrika ; maar hy Was in dat Land met geboren : want hy was daar uit Spanje waar hy de verklaaring van Alphes, die hy vertaalde, mede gebragt hadt, gekomen. Hy ftelde op een Tydrekenkunde der oude Rabbynen ; >/ Schild der Vaderen; H Spoedig Oordeel, en >, Oordeel der Gerechtigheid. (*) 'tjaar i39I. VEER-  pËR JOODEN. #79 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Geftddheid der Jooden onder de nieuwe Monarcby der Tartaaren in Azie. De Tartaaren, of Mog-Js, richten een nieuwe vnr. Monarchye op in Azia, en maakten zich Bx"vK' terftond meester van het landfehap ChorazzanJiooizsv. Deeze groote ftaatsverwisfeling werdt door een der geringfte redenen veroorzaakt, die Oppermogendheden in onmin kunnen brengen. Mohamed, by genaamd Ckovarazm Schah, regeerdee in 't Corazzan; en die Prins hadt alle de nabuurigc Vorsten genoodzaakt, om zich aan zyne wetten te onderwerpen: zelfs hadt hy de groote Tartaaren gedwongen, om de belegering van Samarkande te ftaaken. Een talrykc Karavaan van Tartaarfche Kooplieden, die in Perfie handel kwamen dryven 3 kwam te Orrar aan, eene Stad van Franfexane, onder begeleiding van een aanzienlyk Officier uit het Leger van Ginghizkhan. Almahak was Beftierder dier plaats. Hy deedt deezen Kooplieden verfcheiden bcleedigingenaan; en een hunner, die hem herkende, hem by zynen naam geroepen hebbende, zoo tradt hy als woedend in de Karavaan , en liet alle die Handelaars gevangen neemen , onder voorwendfel, dat ze zoo veel' verfpieders van Ginghizkhan waren. Zyn gramfchap was ontftoken, om dat hy een Turkoman van afkomst; om dat hy in het Serail met dc Slaavcn opgevoed; en om dat hy  38o HISTORIE tol hy van naam veranderd was , ten einde zyne X1V; afkomst verholen te houden. Hy fchreef aan HoofDST. zyn meester, dat men alle die Slaaven met dèn dood moest ftraffen; en gelyk de Perfiaanen het zeggen, de Wysten verblinden zich, wanneer 't befluit der Voorzienigheid gekomen is. Mohamed, die een zoo groot belang hadt, om met den Cham der Tartaaren in vrede te leeven, beval (*), zonder onderzoek te doen, dat men de Gevangenen zoude ombrengen, en wilde geen voldoening geeven aan Ginghizkhan, die dezelve eischte aleer hy zich in den Oorlog wikkelde Dezelve ontftondt tusfchen die Vorsten. Mohamed werdt moedeloos op het oogenblik, dat hy zaK den mannelyken wederftand, dien een klein getal Tartaaren deedt, en zyn Leger in den doortocht van den Oxus tegenhiclt. Van nu aan was hy in twyfel,om in de Tndiën te trekken, waar hy groote overwinningen gedaan hadt' doch hy veranderde van voorneemen. De Tar taaren bragten hem tot zulk een uiterfte, dat hy zich genoodzaakt zag zyne veiligheid in de eilanden der Caspifehe Zee te zoeken, alwaar hy ftorf, en in zyne kleederen begraaven wierdt om dat hy alles ontbeerde. Zyn Moeder, welke hy in een onwinbaar Kasteel geplaatst hadt, was, uit gebrek aan water , genoodzaakt om zich over te geeven; doch zy was daar naauwelyks uitgegaan, of 4r viel zulk een geweldige regen, dat de bakken overliepen. Ginghizkhan zond haar, in rouwgewaad,  DER JOODEN. 381 tot haarent; maar de groote famenloop der gee- vrit tién, die haar, voor heur vertrek, zien wilden, ^ïv" was zoo groot, dat ze, uit mangel van Lyf-HooF»srw wacht ,• ftikte. De Tartaaren zettcden hunne veroveringen veel verder voort; zy namen, in het jaar 1258, Bagded in. Monhadem, de laatfte Calif van het geflacht der Abasfiden, die toen leefde, was een Vorst van een zeer middenmaatigen geest,- en zoo zeer aan zyne vermaaken verllaafd, dat hy 'er zich niet vin kon onthouden, zeifs toen Ho« galou, Sultan der IVIogollen, de Stad infloot, en haar, door een tweemaandige belegering, zeer benaauwde. Dien Vorst genomen zynde , deedt men hem de ftraaten der Stad omwandelen, omdekt en zeer naauw beflooten in een fcheerwollen zadel, waar in hy weinig tyds daar na den geest gaf. Een zyner Zoonen was omgekomen, toen hy een der Stads poorten moediglyk verdeedigde, terwyl zyn Vader in flempery was, en de andere wierdt door den Overwinnaar doodgeflagen. Zoodanig was het einde van 't doorluchtig Huis der Abasfiden, na dat het zevenendertig Califen hadr. voortgebragt; en 't Oosten wierdt aan de Tartaaren en Mogols, die het uitplonderden, onderwerpen. Gelyk deeze woeste Natiën alle de plaatfen, waar zy doortoogen, verwoestten", zoo werden' de bezittingen, welken de tien ftammen in dat land hadden, vernield, en de Natie onderging nog een nieuwe verftrooijing. Zy hielden zich nogthans aan deeze nieuwe meesters van Azie, 1 en  53a HISTORIE ffi?^ lbmtyds ccniSe bcgunftiging.aan $ xiv. «ot. iSiaa, by genaamd iWco*^ o/™ Hoogst, na zich de Hecrfchappy , ten nadcele vanzyn Neet, aangemaatigd te hebben, wierdt een Mufulman , en haalde zich daar door den haat van zyne Onderdaanen op den hals, dewyl dezelven zeer geneigd waren tot het Christendom, en een afkeer voor de Mahomedaanen hadden. Argoun Khan, die met ongeduld dc aanmaatiging zyns Ooms dulde, trok uit het Chorazzan, alwaar hy geweeken was;, maar hy wierdt verdagen en gevangen genomen. Dit onheil bragt hem op den troon, want Zemir Buga, wien men order hadt gegeevcn, om hem om te brengen,, voegde zichby hem,en, den Oppcrften Veldoverften van zynen oom onverhoeds overvallende, zoo wel als den Sultan, die zich te Bagdad vermaakte, liet hy hem villen, en beklom den troon zyns Vaders in het jaar 1283. Argoun gaf ftraks 't beftier aan Raga , die hem zulk een gewkhtigen dienst gedaan hadt; inaar deeze Staatsdienaar, opgeblaazen door zyne verheffing, en dezelve niet in acht kunnende neemen, wierdt oproerig en omgebragt een weinig na den jaare 1287, en een Joodfche Arts, Saaddeddonlat genaamd, werdt de eerfte Staatsdienaar van den Sultan. Men doet hem dit recht, dat hy den Christenen niets deedt verliezen van 't geen, dat zy bezaten in 't rechtsgebied van Jirgoun,- doch hy bediende zich van al zyn aanzien ter verheffing van zyne Natie, en om haar nieuwe oprichtingen te bezorgen: dus begonnen de  pER JOODEN. 383 de Jooden van 't Oosten adem te haaien, en vin. voordeden te genieten, die ze zedert langen BxIVK" tyd verlooren hadden. HoofDs* De Mufulmannen zagen met verdriet deeze vorgen der Jooden aan 3 te meer om dat men ze van alle bedieningen uitfloot, en dat men voor hun den toegang tot de legerplaats van hunnen Vorst toelioot , maar welhaast wiarden zy getroost door de ziekte van Argoun. Zy lieten niet na gebeden te laaten doen voor de herftelling des Suitans; doch zy werden niet verhoord. VYF TIENDE HOOFDSTUK. Wat den Jooden na den dood van Argoun bejegend zy; de Grieken zyn zeer verdraagzaam. De Arts Saadeddoulat3 die de gevolgen, wel- vm: ken deeze ziekte konde hebben, zoo voor ^vf" hem als voor zyn Natie, voorzag, zondt over-Hooi«s'3èi al uitdrukkelyken last, om de buitenfpoorigheden, die men ftaande zyn Staatsdienaarfchap hadt begaan, te herftellen, en het Volk te bevredigen, door hun eene fpoedige voldoening te geeven ; maar dit was vruchteloos. Argoun ftorf in 't jaar 1201 , en voor zyn dood betichtte men zelfs den Staatsdienaar van zyn Meester vergiftigd te hebben. Hoe onwaajfchynlyk deeze befchuldiging ook ware, liet men echter niet na Saadeddoulat om hals te brengen ; en na den dood van  SÖ4 HISTORIÉ ' Bohk 7" den/orst' melken dood de Müfüirtókè xv • ais een der wonderwerken door Mahomed gcöoofDST.wrocht aanzien, wierp men zich op de Jooden, waar onder men een groote flagting aanrichtte, cm zich te wreeken over de weezendlyke, of gewaande, ongerechtigheden die men van dezelve geleeden hadt. In 't leeven vitiAbóttfaiM die, in 't'begin der Veemendc eeuw, Sultan was (*), leest men ook dat een Jood in een prachtige ftaatfie aan zyn Hof verfcheen; want hy werdt gevolgd van verfcheide Lyfjonkers, Waar van eenigen hem, als hy ging , onderftcunden. Deeze pracht gaf aan een fcherfend Dichter, die daar by tegenwoordig was, gelegenheid, om op zyne -kniën te vanen , even als of hy den Jood wilde aanbidden ; en toen men hem de rede van zyne kmehng vraagde, zeide hy- ]k m het overfchot te Huu van Mozes door de Engelen gedraagen, en heb gemeend het zebe ook te moeten eeren. Deeze fcherts die men bewaard heeft,doet ons zien, dat, mettegenftaande de flagting, welke in de Utcrazzan, na den dood van Argoun, gefchied was de jooden niet nageIaacen ^ )X'P l u M°g0,S' ^ wierden, te herftellen. Deeze Alleenheerfching wierdt *i den dood van Aboufaid (ff- in verfcheiden Vorstendommen verdeeld, cn deeze verdeeling baarde bloedige Oorlogen ; want elk zocht ziel over de grenzen van zynen nabuur uit te ftrek- ken, _ C*) 't Jaar i3:?. ( + j„f <  DÉR j O O D Ë N. 3S5 ken, tot dat Tamerlan (*) te voorfchyn kwam. vni Wy vinden niets in de Historie van 't Griekfche Ryk, 't welk den Jooden ftaande de tweeHöö*»ii eeuwen \ die wy doorloopcn j aangaat. Alleen weet men , dat zy 'er een volkomen vryheid vangeweeten hadden, hademaal de Grieken aan de Latynën verweeten, dat zy de Jooden geweld aandeeden , en dwongen den Doop te ontvangen , fchoon ze anders de eerfte waren om de Joodfche Kerkzeden aan te neemen. Deeze belchuldigingen waren niet ongegrond ; want de Kruisvaarders deeden den Jooden groote geweidenaryen aan, niet alleen in 't Westen eer zè vertrokken , maar in alle de plaatfen van het Oosten, waar zy doortogen. ZES- (*) De èigendlyké naam van deezen Held is, volgens het géVoelen van den Heer Petit de la Croix, TIMCr-Bec, zeggetó: peur dêtruire eniierement la f«biel nous mus attacberons au nom de TimurBee, laiiprons celui de Tamerlan quelle avoh adopté. Dat is: Om bet verdicht fel tin eenemaal te vernie. tigen, zulle» wy mis houden aan den naam van Timur-Bec, en dien van Tamerlan, dien het ( Verdichtfel) aangenomen hadt, daar laaten. Vo-ez rMoirt de Timur-Éec, dans t Avartisièmeilt, pjg. XYIU. iït Deel. Bb  S8ó HISTORIE ZESTIENDE HOOFDSTUK. De Aartsbisfchop van Toledo plundert de Jooden ; de Kruisvaarders brengen ze op de Jlagtbank. vm. Joodfche Natie was (*) talryk en vermo- XVt gende in het Westen, en byzonderlyk in 1&oomsT.Spanje, alwaar zy zich byna gelykelyk by de Califen en de Christen-Vorsten handhaafde; om dat de onderfcheiden nooddruftigheden van den ftaat dezelve voor den een en voor den anderen noodig maakten. Hun groot aantal ontftak nogthans fomtyds den naayver der Kerkelyken, die hen vervolgden. Dit gebeurde in het begin der dertiende eeuw te Toledo. De Bisfchop van die groote Stad, verdrietig wegens dat hy een te groot getal Jooden, die voorfpoedig waren, in zyn Bisdom zag, en zich met den roof verryken willende, wekte het gemeene Volk tegens hen op. Deeze Kerkvoogd was van eene leevendige en woelende geaartheid; hy bemoeide zich met alle zaaken, van Oorlog en van Vrecde, en daar viel niets aanmerkelyks in Spanje voor, waar in hy niet eenig deel hadt. Zyne verdienste hadt hem op den zetel van Toledo gebragt, niettegenftaande zyne geboorte; want hy was een vreemdeling in Cast Mie. Zyn Bisdom gevoelde de leevendigheid eens Mans, die ge- fchik- ( *) 't Jaar 1209.  DER J O O Ö É N. 387 fchikter was om hetampt van een Staatsdienaar, vin. of van een Legerhoofd, waar te neemen, dan B?:** dat van eenen Bisfchop. Maar de Jooden had-Hoogst. den meer van hem te lyden, dan de anderen; want zich aan het hoofd van eene gemeente, die hy in beweeging gebragt hadt, gefteld hebbende , tradt hy op eerte muitende wyze in hunne Synagoge , verftrooide de vergadering, en ging vervolgens hunne huizen pionderen. Hy meende zyne gierigheid te billyken , door den Jooden ten last te leggen, dat zy de Stad, toen de Mooren haar belegerden, verraaden hadden; maar zy wederleiden deeze befchuldiging met het ftilzwygen der Historiefchryveren , die zender hartstocht gefchreeven hebben; en, in de daad, het is niet waarfchynlyk, dat de belegerden eene belegerde Stad verlieten, om een myl verre van daar in proces/Je, of omgang te gaan, en dat zy 'er de wacht van verlaaten hadden, gelyk de Aartsbisfchop RoJrigo zeide. Daarenboven rechtvaerdigt het de verdragopftelling (*); want men ftondt hun toe niet alleen om hun Vaderland te verlaaten, maar ook om hunne goederen mede te voeren. Men gaf hun zeven Kerken, op voorwaarde van de fchattingen, die men aan de Gotthen betaald hadt, te betaalen ; en de Jooden , die in het verdrag begreepen wierden , hadden de vryheid van geweeten. Dit onheil werdt van een ander gevolgd (j)5 want (*3 Capitulatie-. (f) '< J^r titU  g88 HISTORIE Bo"1' W3nt dC Kruisvaarders» die gereedheid maakten xviK' om naar 't Heilig Land te gaan, hunne famert- Hoopbst. komst omtrent deeze groote Stad beftemd hebbende, dachten dat de Godsdienstigheid hun verplichtte, om de geenen, die den Heere Je sus gekruifigd hadden, op dé flagtbank te brengen, en dat de eerftelingen van dit bloed, aan God zynde opgeofferd, zynen zegen zou te wegebrengen, om uit de handen der ongeloovigen het graf zyns Zoons te herwinnen. Deeze Geheiligde Mannen ftelden geene paaien aan hunne wreedheid. Abravanel befchouwt deeze vervolging als een der vier geweldigften, die zyne Natie heeft uitgeftaan; want naar zyne rekening deedt ze uit Spanje een veel grooter getal Joodén gaan, dan God 'er onder \ wonderbaarlyk geleide van Mozes , uit Egypte hadt getrokken. De Spaanfche Adel ftelde zich tegen den voortgan deezer wreedheden, keerde ze door hun gezag, en door den wederftand, dien dezelve daar tegen deedt, af; maar Koning Ferdinand, die de liefde van het Volk poogde te winnen, door de Albigenzen te vervolgen , en die zelve 't vuur onder den houtftapel, waar in men ze verbrandde, ging fteeken, om de grootheid zyns yvers te doen zien, was den Jooden, de haatelykfte als hec ware, aller Ketteren, niet gunstig. ' Z E-  » E U JOODEN. 389 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Onëenigheid onder de Jooden wegens de Tephilim; van hunne Huwelyken, en de martelaary eens Kinds. TT\ e Jooden , hunne grondbegindfelen vol- vul gende, moesten aan zich zeiven hunne xvn.' onheilen wyten, en zich befehouwen als deHooïDST> eerfte oorzaak van hunne ongenade; want, volgens die, waren zy in twee grove zonden vervallen. Daar was eenige verfcheidenheid in hunne Tephilim. De bygeloovige Godsdienstigheid , dewelke men voor dit hoofd- en handbindfel hadt, was reeds ten tyde van Jesus-Christus bekend, en zy is in 't vervolg der eeuwen vermeerderd. Men telt tot agt uitfpraaken, uit den berg Sinaï gekomen , gelyk men fpreekt, waar van de voornaamften zyn, dat de voornoemde bindfels van eene vierkante gedaante, en met feezen genaaid moeten zyn. Dewyl 'er nu niets tot de minfte ftippen en verfieringen der letteren is, dat niet een onderwerp van fchroom en twist, tusfchen de Synagogen van Duitschland en Portugal, uitmaakt, zoo was men ontftelt te zien, dat de Synagogen van Spanje, in het begin der dertiende eeuw, over deeze 'ftofFe verfchilden. R. Baruch vertrok (*") uit Duitschland, '-'"'s -!'m «CV «wow» rto$ narf ilüarl q9||| <*) 't Jaar M3*< Bb 3  S90 HISTORIE vm. om hun de nieuwigheden, die zy in hunne Syxvn "agogen invoerden, te verwyten. Men weet Vmtitet, of het uit verdriet ware van zyne beftraffingen veracht te zien, dan de Godsdienstigheid, die hem aannoopte, om van daar te vertrekken; maar hy ftak naa Candia over, en van daar naa Judea. Daar was in Spanje een andere ergernis, die nog grooter en meer gegrond was; men fchroomde met meer om met vreemde Vrouwen in den echt te treeden. Dewyl het huwelyk met Christenen geftrengelyk verbooden was, is 't waarfchynlyk, dat zy zich ten minften dikwyls met de Dochters der Sarrazynen verbonden. Mozes van Cozzi blikfemde deeze echtverbindtenisfgn met den Kerkelyken ban, gelyk Esdrat hadt gedaan. Hy was uit Italië oorfpronkelyk en daarom is het, dat hy den naam behielt van \t Vlek Cozzo in 'c Milancesch, van waar hy gekomen was; maar hy was in Spanje gebooren, en ging door voor de vvyste Rabbyn van zynen tyd. Hy kon de ergernis, die hem deeze vermengde huwelyken veroorzaakten, niet verdraagen. Hy predikte menigmaal over deeze ftorTe en hadt eindelyk het geluk van gehoorzaamd te wordjn; want veelen zonden de vreemde Vrouwen t die zy gehuwd hadden, terug: 'er waren :oen alleen in de Stad Toledo by de twaalf duizend Jooden. Men heeft hen een andere (*), veel afgry- • - - f* (*) In t jan: 125c  dek. JOOD EN. 391 felyker, misdaad te last gelegd; want weltwin- vm, tig Spaanfche Schryvers befchuldigen ze van ^y^' een Kind uit het Choor te Saragosfa wegge-HooïDsr. voerd , en gekruifigd te hebben, 't Misdryf wierdt ontdekt door Wachters, die aan de poort der Stad waren, om acht te Haan op vaartuigen, die daar lagen. Zy befpeurden een fchitterend licht, op het graf van den kleinen Dominicusy dien men heimelyk aan den oever hadt begraaven ; zy gaven daar van kennis aan de Geestelykheid , die zich derwaards begaf, het doode lighaam vervoerde, en in de Kerk van den ff. Gilles in bewaaring bragt; maar uit hoofde van een andere verfchyning van den kleinen Heilig,bragt men hem in de Hoofdkerk van Saragosfa, die hem federt eert als een Martelaar , aan wien men groote wonderwerken toefchryft. Men vergelykt hemby Jesus-Christus; dochalledeeze verdichtfels zyn ongerymd; want toch hoe konden de Jooden voor een kind van zeven jaaren vree^en , gelyk ze voor Jesus-Christus vreesden, ter oorzaake van zyne Leer en Wonderwerken? Men voegt 'er eindelyk by, dat Mozes Alba\-zêr,die dit Kind vervoerd hadt, om, even als Judas, eenig geld te winnen, zyn wanbedryf erkende, en zich liet doopen. Bb4 AGT-  392 HISTORIE AGTTIENDE HOOFDSTUK. Men arbeidt aan de bekeering der Jooden; gejprek in tegenwoordigheid des ê Konings van Arragon. Boei, jVP* Verhaalt 0ok » dat eeïl Jood zich met nXT , , Zyn gaiKfchc hu[sê^n liet doopen, om tawgt hy by geval in een rots een oud Boek vondt, waar in hy deeze woorden las: de Zoon van God zal utt de Maagd Maria gebooren worden, en om de Verlosfing lyden. Deeze Godsfpraak was van eene andere gevolgd, dewelke voorfpelde , dat dit Boek gevonden zoude worden ten tyde van de maagd Ferrand ; doch het is beweezen, dat deeze maagd niet meer bekend is na de dertiende eeuw, dan zy het voor haare geboorte was. t Is zekerder, dat men toen fterk arbeidde aan de bekeering der Jooden. Raymond mn Pennajorte (*), uverfte der Predikheeren, hadt reeds de geweldenaary, die men te dikwyls aanwendde, veeleer om dit Volk te verderven dan om het te bekeeren , veroordeeld, en den weg der onderrichtinge en zagthdd aangeweezeu Dewyl hy in groot aanzien was by jakob den £, Koning van Arragon, van wien hv Biechtvader was, en dikwyls zyn Gezant by den Paus, zoo overtuigde hy dien Vorst, dat men de euvelmoed digheid des Volks moest tegengaan, veele lieden (*) la het j2ïr imj, ^  der. JOODE N. 393 verplichten om 't Arabisch en Hebreeuwsch te v;n. leeren, ten einde om tegen de Jooden en Sana *'< S zynen te redentwisten, en ze, door hen va .s~ hunne dwaalingen te overtuigen, tot het Chris tendom over te haaien. Men roemt groote. ?ks het goed gevolg, dat hy tegen de Sarrazynen hadt , en men verzekert, dat hy 'er meer dan tienduizend bekeerde; mitsgaders dat de Mooren van Afrika ernstig begcerig waren om het zelfde te doen; maar men fpreekt met zoo veel zekerheid niet van de bekeering der Jooden Men merkt alleen aan, dat ze veel eerbieds voor zyn perfoon, en erkentenis hadden wegens de zagte en billyke wyze, waar mede hy ze behandelde. Het is waar dat Koning Jacob van Arragon verfcheiden plakaaten, op zyn verzoek uitgaf; en fchoon dezelven, gelyk men fpreekt, niet bloedig waren, lieten ze echter niet na indrang te doen op hunne oude vryheid. De zorg van deezen Leeraar bragt den Bolk des Geloofs te weeg, welk Boek door een Man van dezelye orde, Raymqsd Martin genaamd, opgefteld was. Men heeft gemeend, dat hy een Jood van geboorte was, en, na zyne bekeering, 't Geestelyk kleed hadt aangetrokken; maar Nachmanides verwyt hem niet, dat hy het Joodendom hadt verlaaten, 't welk hy anders wel gedaan zou hebben. Hy was verkoozen geweest, pm de taaien te leeren, ten einde hy van dienst zyn zoude tot de bekeering der Jooden. Hy jiadf eenig deel aan het gefprek, dat te Barceïotta in 't Paleis van Koning Jakob, en in zyn teBb 5 gen-  394 'HISTORIE b^ek genwoordigheid tegen Mozes Nachmanides gehouxvra! den wierdt. Men verzekert, dat Raymond zyn Hooidst. tegenparty zoodanig in de war bragt, dat hy genoodzaakt was Spanje te verlaaten, en rmxjeruzalem te wyken, om de fchande en verwytingen, die men hem, of die hy aan zich zeiven , deedt, te vermyden; maar men doet Martin meer eers aan, dan hy verdient: want hy was de Redevoerder niet in den redeftryd. Hy fprak daar weinig in; een Monnik, Paulus geheeten, ftondt den aanval uit. Die is het alleen, van wien Koning Jacob fpreekt in het Plakaat, dat hy na den redeftryd uitgaf, en deeze zelfde Monnik wordt aangehaald in een ander gefprek, gehouden in tegenwoordigheid van Benediclus den XIII., als de geen, die met Nachmdnides geredetwist hadt. Gelyk het in foortgelyke gevallen doorgaans gaat, zoo ging het ook in dit; een ieder fchreef zich 't voordeel van den redeftryd toe. Paulus verkreeg van den Koning van Arragon een Befluitbrief, waar by den Jooden wierd aanbevolen, om hem hunne Synagogen en Huizen te openen, ten einde met hen te redetwisten, om hem alle de boeken, die hy ter hunner overtuiging noodig hadt, te leeveren, en om hem de kosten van de vervoering zyner Boekery te beurden, door af te korten van de fchatting, die zy aan den Koning betaalden, »t geen zy zouden uitgeeven. Van den anderen kant zong Nachmanides de zege in de ftukken zyns gefpreks, die hy waereld-  p E K JOODEN. 393 Teldkundig maakte, en beweert, dat de Koning vur. zoo voldaan was over zyn gedrag, dat hy hem driehonderd kroonen tot zyne reize gaf. MenHoofos?. voegt daar by, dat hy vervolgens leefde met den roem van één bekwaam Man; dat men hem nog bygebragt heeft, als een der groote Verdeedigers van zynen Godsdienst, en dat, zoo hy naderhand naa Jeruzalem week, zulks uit Godsdienstigheid gefchiedde. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Koning Alphonfus de X begunstigt de Rabbynen; fpreekt de Jooden vry van een manflag. Ten zelfden tyde, dat men zoo veel verfchil- via lende maatregelen nam tot de bekeering van de Jooden, door Plakaaten, Redeftryden enHooFBST. door Boeken, welken men met grooten arbeid en moeite opftelde, lieten de Rabbynen niet na by de Koningen zeer in gunst te zyn. sllphonfas ds X, (*) Koning van Castilte, nam zoo veel vermaak in het befchouwen der Starren , dat men hem gewoonlyk den Starrckyker noemde. De Rabbynen , die groote Starrekundigen waren, hadden geen moeite om zich aan 3t Hof van dien Vorst in tewikkelen. Juda van Toledo vertaalde , op zyn bevel, eenige Hemelloop- (*) 't Ja*r itfg.  ?9Ö HISTORIE Bo"K JA0°Pkundige Werken, welken teenna in het xix. Arabisch gefchreeven hadt. Deeze Vorst bedienÈW„.de Zich ook van een anderen Rabbyn, meVS me Izaak, den Zoon van Sid9 die de Hemelloopkundige Tafels, naderhand naa 's Konings naam genoemd , vervaardigde , en die van alle de Geleerden, die zich op deeze weetenfchap hebben toegelegd, zeer geacht zyn geweest. Mozes, de Zoon van TMon, die toen in het Ryk van Grenada leefde, vertolkte ook de beginfelen van Euolides, Het was waarfchynlyk onder de regeering van dien Vorst, die de Geleerden van alle Natiën en Godsdiensten begustigde, dat drie fchurken van Orfona, eene Stad van Andaloufe, een dood lighaam in het huis van eenen Jood wierpen, en hem befchujdigden van den moordenaar te zyn. Deeze lastering door de Stad verfpreid zynde, bragt het Volk alle de Jooden, die in deszelfs handen vielen, om hals. Eenigen redden zich in de huizen van hunne vrienden ; maar dewyl het thans het Feest van ongedeezemd brood was, en zy niet dan gedeezemd brood vonden, zoo ontbrak het 'er weinig aan, of zy ftorven van honger, om dat ze liever wilden vasten, dan de Wet overtreeden. De Inwoonders van Pa/ma volgden 't voorbeeld van die van Orfina, en vermoordden de Jooden , die hunne Broeders lieten verzoeken, om Gemagtigden naa 't Hof te zenden, ten einde eene flagting, die algemeen ftondt te worden, voor tekomen. De Vervolgers volgden de bezending var.  £er Jood én. $9t tan drié Jooden, die men gezonden hadt, van vin. naby, zy kwamen zelfs het eerst ten Hove, om Bx°,XK' dat de Befneedenen genoodzaakt waren geweestHoof»sf. den weg te verlaaten, en zich in een bosch te verfchuilen, uit vreeze van in de handen der Vervolgefen te vallen. Jezeph, Hoofd des Raads, die het woord voerde, fprak met zoo Veel welfpreekendheid, dat hy van 't gantfche Hof bewonderd wierdt. De Koning verklaarde de Natie onfchuldig aan den moord , die niet gepleegd geweest was; doch hy liet daarom niet ni hun hunne buitenfpoorige woekeryen te verwyten; mitsgaders de pracht van hunne kleederen, en de ftaatfie, waar" mede deeze' voorvluchtigz Slaaven langs de ftraaten gingen, 't welk den naayver van zyne Onderdaanen opwekte. Hy vraagde hun, waarom zy, daar ze in droefheid moesten zyn, leerden zingen ? Waarom zy, daar ze nooit ten Oorlog trokken, hunne kinderen den wapenhandel leerden? "Indien", zeidc hy hun, "gy de kwaade gewoonten myner Vol,, ken aanneemt, moest gy navolgen 't geen zy goeds hebben $ hunne zedigheid en liefde „ tot den vrede u eigen maaken. Ik fpreek u „ niet", voegde hy daar by, "als een Vorst, die u haat; want waarom zoude ik u haaten, „ nademaal God u bemint? Ik begeere ook niet met u te redetwisten; ik weet dat gy ver„ ontfchuldigingen en ydele voorwendfels voor den dag zult gaan brengen. Doet Hechts u nut met het gunt ik u zegge". De Jooden veröntfchuldigden zich hier op daar door,  35« HISTORIE Bo« d°ür' dat 'er onder hunne Natie eene vermen, xix. ginS va" goede en kwaade lieden was, gelyk 00k onder de Christenen. dat de Kon.ng de ^ der kleedcren niet dan in de Jooden hadt veroordeeld , zonder van kunne Vrouwen te fpreeken , '| welk hadt doen gelooven, dat het plakaat haar niet aanging. De Aanklaagers hielden daar op aan, dat men den Jood zou pynigen om te weeren of hy den moord begaan hadde; maar hy bevrydde zich daar van, door het graf te doen openen, waar uit men 't doode lighaam hadt gehaald, om het in zyn huis te werpen. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. R. Meir en zyne Werken; Godsdienstige Boeken der Rabbynen. b™k. NADIEN ^!ph0t hoofd tmnSr' TV dC Synag°gen van om den men H 'f11: Hy dUrfdC Zich wèl beroemen, dat hy de Mesfias was;maar hy beloofde dat men hehi welhaast zou zien verfch ^ meri de voorwaarde, die hy oplei, wilde vervullen. Deeze voorwaarde was zeer gemakkélyk; want het beftondt daar in, dat men leeren en wel onthouden moest eene voorzegging, wél*' hy opgefteld hadt, en waarin hy'waande 1 ««legging te geeven van m onuiifpreekelyken :Z?r DeOTerIe-ering , dié zicl/van ew tot eeuw vereeuwigt, brengt mede, dat de  DER. J O Ö D É N. 401 <9e naam Jehovah onuitfpreekelyke krachten Via vervat, en dat hy, die daar van of de carakters, Bxxt' of de uitlegging, kan Vinden, daar door tenHojrcsT. hoogften magtig wordt. Zacharias, dus was de naam van dien bedrieger; verbeeldde zich deeze uitlegging gevonden te hebben i en maakte ze bekend, in plaats vari ze geheim te houden, zoo als men tot hier toé gedaan hadt, en zondt (*) ze aan alle de geenen van zyne Natie, die in de verfcheiden Ryken van Spanje verftrooid waren. Hy hadt een JVÏedgezel \ die hem ter hand ftondt. Beide deeze Bedriegers bedroogen de waereld door de geftrengheid van hunne leevenswyze en door voorzeggingen ; zy bepaalden den dag, waar op de Mesfias moest verfchynen. De Jooden gingen $ na gevast en aalmoesfen uitgedeeld te hebben, naar de Synagogen in witte kleederen, om de uitwerking deezer belofte af te wachten. Een Jood die Alphonfus de Spïna genaamd wordt , en (f) een Monnik wierdt, en tegen zyne Natie fchreef, verzekert, dat ze wel verbaasd waren kruifen Op deeze witte kleederen, en op het linnen, dat ze t'huis gelaaten hadden, te vinden; doch men meent, dat hunne gfo'otfte fpyt de fchaamte was van bedroogen te zyn geworden. Daar viel in 't jaar 1290 een bédrog van eenen anderen aart voor, hét welke de Spaanfche Leeraars ontroerde; 't hadt de nooddruft en elen- de (*) 't Jaar isjS. ( + ) Hy leefde in 't Jaar 14J3. Ï1I. DÉÉL. CC  4?2 HISTORIE ^vm. de tot oorzaak. De Rabbyn Mozes, gebooren xxi.' in 'c Ryk va" Leon, was geleerd, maar arm. HoofDsr.Men beriep hem tot het beftier van eene Synagoge , waar van de wedden niet genoeg waren tot het onderhoud van zyn huisgezin, dat talryk was. Om daar in te voorzien, befloot hy, de meesters te bedriegen. Zy hadden in handen verfcheidene katerns van den Zohar, een "Werk, dat men aan Simeon des Jcchai toekende. Mozes van Leon, ziende dat men het zelve niet omdeelde dan by ftukken , die men grootelyks waardeerde, bootfte zynen fchryfftyl na, volvoerde >t geen daar aan ontbrak, en verkocht zyn Werk als volmaakt. Deeze list gelukte hem; hy vertierde een groot getal Exemplaar en, door welk middel hy den nooddruft zyns Huisgezins verlichtte: maar men wierdt ontwaar, dat 'er eenig onderfcheid van ftyl ware tusfehen den ouden Leeraar en den toenmaaligen Rabbyn, die, na deeze ontdekking , met fchaamte overdekt werdt. . TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK / *• •'>7^ sii.ied ia-, P / ,..-->lx/ jiv'fr 1;'„, Zonderlinge gebeurtenis van de Herdersbenden. vm. T~\ an alle deeze ongelukken kwamen in geen* x°xn' vergelyking by dat, het welk zy in het Hoojdst. begin van de veertiende eeuw ondergingen, waar van de uitwerkfels zich zeer verre uitftrekten. Het  DÉ* j O O D E fJ, 403 Het zdu niet gemaklcelyk zyn, om eene zoo vnx, zonderlinge gebeurtenis , als die der Herders- BX°XI' benden is, te vinden. By aldien eenige lieden,HoorMT« in de laatfte tyden, de Volken hebben willen bedriegen door valfche voorzeggingen, en door den fchyn van Godsvrucht, derzelver onderneeming is van geen vrucht altoos geweest. Zy zyn, om dus te fpreeken, te niet gegaan, zoo ras als zy ontluikten, en op dezelve plaats, waar ze te voorfchyn kwamen; maar men zal hier eenen hoop van Herders zien, die onderneemen de Godsdienstigen te fpeelen, die zich op hunne wonderwerken beroemen, die famen komen $ en talryke Legers uitmaaken; die Landfchappen uitplunderen, én die niet verftrooid kunnen worden , dan na een verbaazende bloedvergieting. Dé Jooden hadden veel deels aan de wreedheden* die zy in verfcheiden Ryken oefenden; en 'c was door de Herdersbenden dat die lange reeks van rampen begon, welken hunne Synagogen^ geduurende de veertiende eeuw* leeden. De Historiéfèhryvers (*) zyn het niet volkomen eens over deeze gebeurtenis. De Franfehen verzekeren, dat de verzameling der Herdersbenden in Frankryk een aanvang nam, onder de regeering van Philips den Langen, en dat ze de herovering vah het Ff. Land tot dekmantel namen. Zy hadden aan hun hoofd een uit zyné Kerk verjaagden Priester, en een Benedictyner* Monnik, die zyne orde veflaaten hadt, zy feMMP Cc a  4°4 HISTORIE V&fc maakten zoodanig een misbruik van de ligtgexxh.' 'oovigheid der Volken, dat men ze voor won«ooPBsx.derbaarlyke Mannen aanzag. De Landlieden ver. beten hunnen arbeid en ploeg, om hen naa te volgen; en de groote Heeren, door den vloed mcdegefleept wordende, verleenden hun derzclver befcherming, tot dat hun belang vorderde, om ze, uit vreeze van zelf geplonderd te worden, te vernielen. Zy liepen Languedoc en de nabuunge gewesten af, breekende de deuren van de gevangenisfen open, en haalden daar de kwaaddoenders uit, om hunne Benden te vergrooten; zy maakten zich meester van de Steden, waar in zy de uiterfte wreedheden pleegden, inzonderheid tegen de Jooden. Een aanmerkelyk getal van deeze Natie, in een Kasteel, onder befcherming des Konings van Frankryk, geweeken zynde, gingen de Herdersbenden ze daar belegeren, in het voorneemen van ze daar |e doen omkomen. De Belegerden verdeedigden zich als wanhoopigen, en toen het hun aan wapenen ontbrak, wierpen zy hunne kinderen van de hoogte der muuren af, om medelyden te verwekken: dan deeze offerande was vruchteloos. De Herdersbenden ftaken den brand aan de poorten, cn meenden hunne woede te gaan verzadigen met het bloed van hunne vyanden;, maar zy vonden niet dan doode lighaamen, en eenige kinderen, die overgebleeven waren. De Jooden hadden zich onderling het leeven benomen, om met te vallen in de handen der Christenen, die onmedoogender waren dan de Barhamen. Een en-  der. JOODEN. 405 enkele, die zyne Medemakkers omgebragt, en vm. zich zeiven niet hadt willen ombrengen, wierdt ^"^f' by den kop gevat, en in (tukken gehakt. hooïest;. DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Stojfe. Deeze gebeurdtenis wordt van de Jooden vm. eenigfinsanders opgegeeven, enzybeweeren xxm! dezelve getrokken te hebben uit eenige Spaan-Iio0i:D5Tfehe Werken, die zy in 't Hebreeuwsch overgezet hebben. Zy zeggen, dat een jong Spaansch Herder, Roar genaamd, voorgaf, dat hem een duif aan 't oor fprak, en dat zy zich in een jongman veranderde, wanneer hy de hand uitftrekte om haar te vatten. Roar veinsde, dat deeze duif, in eenen jongman verwisfeld zynde, hem bevolen hadt, om zich aan 't hoofd der Volken te ftellen, om een Leger op de been te brengen ter verjaaging van de Sarrazynen; en dat hy, om dit te beter te doen onderkenr nen, het teken van het kruis op zyn arm hadt ingeprent. Niet alleen zag men dit teken op den arm van den jongen Herder; maar 'er waren nog bekwaamer, of ligtgelooviger menfehen, die daarop eene Heilige belofte, van de Sarrazynen te zullen overwinnen, lazen. Daar was niet meer noodig, om de Herdersbenden in beweeging te brengen •, zy kwamen by een, en hun getal was zoo groot, dat Roar zich in weinig tyds aan 't hoofd van driehonderdduizend Mannen zag. cc 3 rit  4«5 HISTORIE b^Tk Dit Leger' ?t welk in * eerst betemd was, Xxm.' om de Moorcn uit Spanje te verjaagen, veranffoorosr. derde van voorneemen , om dat men bevreesd was, lieden, in den wapenhandel bedreeven, aan te tasten, en een nederlaag met den aanvang van den Oorlog, zou 't geloof van 't wonderwerk aan >t wagchelen gebragt hebben. Een omftandigheid deedt het bcfiuit vormen, om zich op de Jooden te werpen. Een Man van deeze Natie hadt verfchü gehad met eenen Herder; de gantfche bende nam met hevigheid de party op van den Medebroeder, die men beleedigd hadt en men befloot om de Synagogen te pionderen \ aleer men tot grootere ondernecm'mge overging! Men floeg de Jooden terftond dood; men verfpreidde zich in de nabuurige plaatfen , waar men alle de geenen van deeze Natie, die men kon vinden, op de flagtbank bragt; men toog van daar naar Navane, waar de wreedheeden verdubbeld wierden, om dat het getal aldaar seer aanzienlyk was. Aan zesduizend Jooden wierdt, in de enkele Stad Estella, de ftrot afgefneedcn; cn daar ontkwamen niet dan de geenen, die eene wykplaats konden koopen in de verfterkte Sloten van de groote Heeren. R Menachem vondt evenwel een Soldaat, die hem bet leeven redde. Hy was nog jong; zyn Vader, zyn Moeder, zyne vier Broeders, waren den bals afgcfneeden, en men hadt hem gantsch naakt, en vol wonden op de aarde laaten liggen. Een Soldaat, die hem des nachts hoorde kermen, aangedaan door zyn gezucht, bedekt hem met  der JOODEN. 4^7 met zynen mantel, bragt hem in zyn huis, en vin. liet hem geneezen. Hy wierdt in het vervolg XXjjf het Hoofd der Hoogefchool van Toledo, en, doorHoor^T. zyne geleerdheid onder zyne Natie vermaard. VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg der zelfde Swffe; vjftien duizend worden 'er verbrand op eene valfche befchuldiging. T~\eeze Herdersbenden trok van Navarre in vm. Languedoc, waar zy dezelfde verwoestingen X°XIV' aanrichteden. Niemand kon zich tegen deezenHoorDsr. vloed verzetten; hy ftrosmde van alle kanten over en veroorzaakte overal, waar hy doorging, ysfelyke vernielingen. Hoewel ze in het byzonder de Jooden aantastten , om zich van hunne goederen meester te maaken, waren de Christenen nogthans niet veilig, om dat het ligfte voorwendfel genoeg was, om ze tot het plunderen van derzelver huizen aan te moedigen. Men nam zyne toevlucht tot den Paus, die zynen zetel te Avlgnon hadt; maar de Herdersbenden verachten de blikfems zyn's Kerkelyken ban's. De Graaf van Thouloufe maakte de Wetten en de Rechtsöefening tegens hen werkzaam; hy liet 'er eenigen gevangen neemen: maar het Volk opende de gevangenhuizen, en dc Monniken, die zich op het wonderwerk beriepen, braken hunne ketens. Cc 4 De  403 HISTORIE BoTK De Grnaf wilde eenige J°oden redden; maar xxm de geen, aan wien hy 'er de bewaaring van Hoogst, hadt toevertrouwd, leeverde dezelven aan hunne vyanden over, en hy hadt de fmaad van te zien, dat men tot in zyne Stad de Jooden, die daar nog over waren, kwam dwingen om Christenen te worden. Zy onderwierpen'zich daar aan , om den dood te vermyden. De flagting bleef voortduuren te Bordeaux, telgen, te Gastel-Sarrajln, en in de andere Steden. Zy, die naa Narbonne geweeken waren, zich verbeeldende dat her. .onweer over was, kwamen uit hunne wykplaatsmaar zy vonden op hunnen weg eene bende van die Herders, welken, door dc Landlieden onder, fteund, hen in de pan hakten. De Koning Frankryk, alle deeze wreedheden moede zynde, gaf bevel, dat men ze zonder kwartier vervolgen zoude; de Adel wapende zich op last des Konings, en noodzaakte ze om naar Navarre en Arragon te wyken, waar zy den zeiven geest van verwoedheid bragten , en dezelve wanorden veroorzaakten. De Koning van Arragon vatte dc wapens tegens hen op, ftelde den Prins Alphonfus aan het hoofd zyns Heirs die den Opperften der Herdersbenden door zyn Lyfjonker liet ombrengen, en de overigen verftrooidc. Een gedeelte kwam door 'c zwaard om, en het ander door de pest (*). Deeze pest, die een gedeelte der Herdersben, den wegrukte, was een nieuwe bron van rarn, pen (*) $1 '* J«ar |Ja,, 0f „40, onder Paus CIemeWden VI, in Italië.  DER. JOODEN. 409 pen voor de Jooden. Men fchreef hier de uit- vm. werkfels van de pest aan de kwaadaartigheid der xxEjy Jooden toe, en men kon zo veeie Christenen Hoofdst, niet zien fterven, zonder zich op hen te wreeken wegens eene zaak, waar aan zy onfchuldig waren. Zy wierden befchuidigd, dat ze met de Landlieden van Mefura faamgezwooren hadden, om het water van de rivier te vergiftigen, en dat ze hun het vergif verfchaft hadden. Men wierp ze in den Kerker, en men deed hun langduurige ondervraagingen. Hunne onfchuld wierdt erkend;maar de Koning, die het onrecht, welk hy begaan hadt met ze zoo lang een tyd, en in zulk een groot getal, op een valsch voorwendfel, gevangen te houden, niet wilde bekennen, verklaarde, dat hy ze om geene andere rede hadt laaten vastzetten , dan om ze te bekeeren ; en, op hunne weigering van den Christelyken Godsdienst te omhelzen, wierp men 'er vyftjenduizend in het vuur, die dus verbrand werden. VVFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Jooden raaken in een nieuw gevaar door een droom. rjf y ftonden op het punt (*) van eene nieuwe vm. vervolging te ondergaan, onder de regee Xxvf ring van Alphonfus den XI. Deeze Koning vanHooED$$ Casülli befchermde de Natie. Jozeph, een Jood van (*) 't Jaar 1333.  410 HISTORIE tai van Astigy, hadt, reeds van de eerfte jaaren zyxxv. ner heerfchappye zynen geest ingenomen, en flooïBST. was eerfte opzichter van deszelfs geldmiddelen geworden. Maar op een tyd droomde die Vorst, dat hy de wolven vergaderd zag, om eenen Herder te vraagen, of zy zyne kudde den keel zouden affnydenPter vergoedinge van de beleedigingen, welken zy daar van ontvangen hadden. De verbaasd geworden Herder zou hun een zoo verderfelyke vraage toegeftaan hebben, indien een jonge Leeuw, die daar digt by was, hem daar niet van weêrhouden hadt. De Wolven kwamen , eenige dagen daar na,gramftoorig weder,fneeden veele Schaapen den ftrot af, en vluchtten weg. Deeze droom was te wel faamgeweeven, om niet als een voorteken befchouwd te worden. Een van zyne Gunstelingen ontdekte daar de geheimenis van , door den Koning te kennen te geeven, dat zyne oproerig geworden Onderdaanen van hem eens zouden eifchen, om de Jooden uit zyn Ryk te verjaagen; dat hy een zoo onbillyk verzoek zou inwilligen , zoo hy niet tegen wierdt gehouden door zyn Zoon, die in den droom wierdt aangeweezen onder de gedaante van een jonge Leeuw. De Koning die niet volkomen voldaan was met deeze uitlegging, liet een Jood haaien, overtuigd zynde, dat de geest van voorzegging, die zoo langen tyd onder deeze Natie hadt uitgeblonken, niet ware uitgebluscht. De Jood, die men ten Hove deed komen, hadt de goede trouw van zich noch voor Propheet, noch voor een Uitlegger van droomen 'uit te geeven. Hy veröntfchuldigde zich, uit hoof-  DER JOODEN. 411 hoofde van de onheilen der gevangenis, die den moed vtct. der Natie zoodanig neêrgeflagen hadden, dat men BoïKonder dezelve den fmaafc tot de WeetenfchappenïioorDsri ten eenemaal verlooren hadt. Zyn goede trouw werdt als eene veinzery aangezien. Alphonfus wierdt gramftoorig. Een zyner Staatsdienaaren wilde hem nederzetten door hem te vertoonen, dat, indien deeze Leeraars voortyds geweest waren als een Fakkel, dis zyn licht op verfcheiden plaatfen is verfpreidende, zy niet meer konden vergeleeken worden, dan by Jleenen, waar men eenigs vonkjes uit haalt, door ze tegen malkanderen te wryven. Terwyl men op deeze wyze in het Paleis redeneerde , hoorde men aan de poorten een verward geraas van ftemmen. Het was die van 't opgerooide Volk , 't welk eischte dat men hun de Jooden ten beste zoude laaten, om den euvelmoed van een kleene Befneedeling , die in een beeker , welken men by de procesfie omdroeg , zyn water geflagen hadt, te ftraffen. Men kon het ftraffen van een zoo fchreeuwehd wanbedryf niet weigeren; de Raad werdt met den avond vergaderd , waar in men raadpleegde over de ballingfchap, of de flagting der Jooden; doch het gevoelen nopens hunne ballingfchap hadt de overhand. De Koning Alphonfus onderteekende daar het plakaat van, hun verordenende om binnen den tyd van drie maanden uit zyn Ryk te gaan. De Koninglyke Prins ftelde zich tegen dit gevoelen, en verzocht dat het rechtsgeding mogt worden overzien, waar door men be-  413 HISTORIE bIek bevondt * dat het een 3°nSe Christen was, die xxv.' digt °y een Jood woonde , en die, uit nieuwsfioofpsx. gierigheid om de proces/ie te zien voorbygaan, uit het vengfter zynde gaan liggen, by ongeluk een pot met water op den beker hadt omgeilooten. De Koning nu beter onderricht, vernietigde zyn plakaat, en gaf geen gehoor meer aan de ongegronde klachten van het Volk,dat voorgaf, dat men de Christenen gewonnen had, om eene gunstige getuigenis van hunne vyanden te geeven. Dus kreeg de droom van Alphonfus zyn beflag. Het Volk, te onvreden, dit hun doel gemist te hebben , liet niet na zich, onder 't zelfde voorwendfel, in eene andere Stad op de Jooden te werpen, waar van zy 'er eenigen om hals bragten; maar Alphonfus, tien der Muiteren hebbende doen ophangen, ftremde de vervolging in haare geboorte. ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK, Vervolging der Jooden te Toledo; hunne voorbeeldige getrouwheid voor Petrus den Wreeden. bvÓT'k. XTaauwlvks waren zy dit gevaar ontkoxxvi. x 1 men, of zy geraakten in een ander, dat ST.veel erger was. Men (tandt te Toledo tegens hen op, en men zag toen eene vermenging van wanhoop en woede, die men niet zonder verwondering  EER JOODEN. 413 ring kan leezen. R. Afcher, eenigen tyd te vooren van Nothemborg, zyn Vaderland vluchtende, was met zyne agt Zoonen naa Toledo geweeken. Een van zyne Kinderen, ziende dat de Christenen zyn huis opliepen, om hem om hals te brengen, wierdt zoodanig door toorn vervoerd, dat hy alle zyne Bloedverwanten, die zich met hem opgeflooten hadden, om het leeven bragt: hy fneedt zyn eigen Vrouw, en die zyns Broeden Jacob > den hals af. Deeze Jacob was een vermaard Man, niet alleen om dat hy geduurende zyn leeven zoo belangeloos was, dat hy altoos, fchoon hy arm was, voor niet onderwees; maar hy lietook een vermaard Boek na, onder 't opfchrift van Turim, 't welk een famenftel van Burgerlyken Kerklyk Recht is. Deeze Jood eindelyk, na alle zyne Bloedverwanten vermoord te hebben, bragt zich zeiven ook om, uit vreeze van in handen der Nazareërs te vervallen. Men plaats deeze vervolging op het jaar 1349* zoo om dat R. Jacob de Verhandeling, waar van wy zoo even gefprooken hebben, in 't jaar 1340 gerustelyk opftelde, als om dat Alphonfus deXI.3 die de Natie fints 't begin van zyne regeering hadt begunstigd, nog in 't gemelde jaar 1349 leefde. Weinig tyds voor zynen dood was 'er een opftand, welken hy niet wederftaan kon. Petrus de Wreede, zyn Zoon, in het jaar 1350 op den troon geklommen zynde, zag, dat 'er zich verfcheiden partyfchappen in zyn Ryk vormden, 't zy door de euveldaadigheid der Volken, of door die der groote Heeren, die zich een ge- deel- vm. Boek. xxvt HoOfDST».  414 HÏSTÖRiE vm. deelte van »t gezag aanmaatigden, eri welke zeef xxvr.' heviSe beweegingen veroorzaakte. Henrik van Hooidst. Tristemare, zyn natuurlyke Broeder, onderfteund door Bcrtrandvan Guafclin, nam Toledo in, bragt hem om 't leeven, en vertoonde zich voor Burgos , 't welk nog wederftand boodt. De Jooden verfterkten zich in hun kwartier en weigerden zien aan den Overwinnaar over te geeven. kJV 3i trus» zeiden zy, „ is onze wettige Koning 5 3, wy willen liever 't leeven verliezen, dan een „ anderen meester die geen erfgenaam zyns a, huis is, te ontvangen". Zy zeggen, dat Henrik zich niet kon wederhouden van de getrouwheid te waardeeren , die zy voor eenen reeds ontzielden Koning hadden; en hy beloofde bun eerlyke voorwaarden, zoo zy in zyne belanden wilden treeden (*). Deeze Vorst door Vergif van zyn leeven beroofd zynde, wierdt den Jooden deeze misdaad opgelegd (f); want men verhaalt, dat Don Mehtr, Lyfarts van dien Vorst, een Hostie, dat uiteen ziedende ketel, waar in men het geworpen hadt, kwam, weggevoerd hebbende,- door dit wonderwerk zoodanig verfchrikt was, dat hy het heimelyk aan den Kloostervoogd bragt;- maar men zegt niet, dat dit den Arts tot bekeering ftrekte •> het is veel waarfchynly ker, dat zy, die tot hem door den Koning van Grenada gezondenzyn, deeze misdaad gepleegd hebbe, alzoo een Arts, die in 's Koningf  d e & JOODEN. 415 nings gunst was, wel zorg zou gedraagen heb- via ben hem niet te vergeeven. xxvi' De Jooden wierden niet gunftiger behandeldHwïcs* op het einde der eeuw, dan zy in 't begin geweest waren. Zy beklaagen zich, dat de Monniken, die zich ten Hove, of by het Volk, door den fchyn van Godsdienstigheid, in aanzien wilden brengen, zich geheten als of zy hunne onverzoenlyke vyanden waren. Een hunner kreeg, door middel van de Koningin, een bevel om ze alle uit Spanje te verjaagen; maar deeze Vorstin, verwittigd zynde, dat men geenen Wyngaard3 die goede vruchten droeg s moest afhouwen, noch ontwortelen, wierdt te vrede gefteld met eene fomme van vyfügduizend goude kroonen. Zy hadc daar geen genot altoos van ; want dewyl de Monnik weinig tyds daar na beticht wierd van liefde voor haar te hebben, en men hem ophing, deedt men haar het geld , dat zy ontvangen hadt, wefirgeeven, om dat het geen vrucht was van haaren yver en Godsdienstigheid, die zy verzameld hadt. ZE-  416 HISTORIE ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolging der Jooden onder Hendrit den Vervloekten, en Johannes; mitsgaders- /« Arragon. -r.p rnwud vs % gja usjj/fc-u nst>t'id «jj.- bITk. TV/T EN deedt 0ök zyn voordeel met de godsxxvii. -LTA dienstigheid van £fe«,/™& j/i3 Koning gooPB.t.van £w/*, bygenaamd den Vervloekten, die veertig jaaren oud was, toen hy den Rykszetel beklom. Martinus, Aartsdiaken van slstigy, lan°--s de ftraaten van Sevllle en Cordua preekende, hitfte hec gemoed des Volks zoodanig tegen de Jooden op, dat men ze om het leven bragt. De vlam floeg mar Toledo, marValencla, naar BarceJone, over, waar men den een plunderde, de anderen om hals bragt, terwyl de listigfte van Godsdienst veranderden, om zich aan het geweld des gemcenen Volks te onttrekken. De Synagogen van Seville en Cordua, die zoo talryk waren, wierden vernietigd, doordien dat ze van veelen verlaaten wierden. Hendrik verjaagde ze. Zy* die naaf Andalufie, en naaf andere plaatfen,' geweekén waaren, wïerden door de Inwoonders doodgefiagen. Daar zyn verfcheiden gevoelens over den tyd van deeze Vervolging; doch het waarfchynelykfte is dat van den Heer Brovlus, die dezelve plaatst op het jaar 1394. Zyn Zoon, Koning Johannes, was niet men- fche-  ÖElt JOODEN. 417 ichëlyker dan hy. De geenert, die zich onder vin. de regeering des Vaders verfchoolen hadden, XB^J; gingen onder die des Zoons elendiglyk verloo-H°oH>sT. ren, om dat men hun weigerde al het geene, dat tot het onderhoud des leevens noodig is, en dat men ze ligtelyk onderkende aan een rood teken, 't Welke zy verplicht waren te draagen. Zy waren niet gelukkiger in Arragon; want de Staaten vergaderd zynde, ten einde de gevolgen van een Oorlog, die onvermydelyk fcheen, voor te komen,zöo befloot men om nieuwe lasten óp de Mooren, en op de Jooden* te heffen, om de nooddruftigheden van den Staat te gemoet te komen, terwyl de Adel de wapenen zoude opvatten; en deeze fchatting ftelde hen bloot aan kwellingen, die hen krenkten ; blyvende niet alleen ten doel aan de gierigheid, maar ook aan den haat der Belanghebbenden, die nimmer fchrcomen, om een Volk te verderven; maar die zich een eere van hunne barbaarschheld maaken, wanneer zy dezelve pleegen tegen de voorwerpen van den openbaaren haat. ' ' - ' " - 1 r AGTENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de Geleerden, die ten dien tyde onder de Natie in bloei waaren. TToe elendig de ftaat def Natie geduurende yin. die eeuw ook mögte zyn; hoe algemeen haaré verftrooijing ook ware, liet men evenweluoofds*. III. Deel. Dd niet  413 HISTORIE Bym. niet na groote Mannen, ftaande dezelve, zien te xxvin. voorfchyn komen. Onder 'dezelven moet men HoofMT. tellen Ifaak Scïprut, een hevig vyand van den Christelyken Godsdienst, en die tegen denzelven de penne voerde. De oordeelkundigen (*) komen allen overeen, dat hy in de veertiende eeuw bloeide, fchoon zy niet juistelyk over den tyd eens zyn ;■ doch dit laaten wy aan die Heeren over. Salomon, de Zoon van Chanor, trok van Conflantinopolen naa Burgos, om aldaar de diepten van de TTet të openbaar en; dit was het opfchrift van een Boek, waar in hy de ongemakkelyke plaatfen van de vyf Boeken Mozes u\üei,e^ de uitleggingen der Rabbynen, die of al te leenfpreukig ofte buitenfpoorig vergrootend waren, verklaarde, i Zyn Zoon Sckem Tou was erfgenaam van den haat zyns Vaders tegen den Christelyken Godsdienst. Daar is een groot getal Rabbynen geweest, die denzelven naam gedraagen hebben. Sckem Tou van Leon fchreef tegens het Bondzegel des Ff. Apondmaals, om een jongen bekeerden, die zieh by den Paus te Arignon vervoegd hadt, weder tot dc Synagoge te brengen. Hy gaf in het licht, den grooten Weg des Geloofs, waar in hy dc waarheid van zynen Godsdienst door wysgeefige betoogingen meende te bewyzen. Een ander Sckem Tou, de Zoon van Jozeph Palkera, die in de zestiende eeuw leefde, was niet alleen een groote Prediker, die zyne Leer- C *) Critici.  O S É JOODEN. 419 Leerredenen over de vyf Boeken Mozes, en over vriL' de voornaamfte Feestdagen van het jaar, in druk^^*,' uitgaf; maar men acht ook zynen Brief van re-HoorDST. detwist, waar in hy onderzoekt , of men de betrachting (*) der Wet boven die der Godsvrucht , of de Godsvrucht bovjui de betrachting der Wet, moet ftellen. De geen, daar wy van fpreeken,. leefde in 't jaar 1375, en vertaalde in bet Hebreeuwsch het Euangelium van den H. Mattheus, onder 't opfchrift van den Toetsflcen. Men zegt, dat hy dit opfchrifc verzonnen hadt, om het Euangelium by zyne Natie veracht te maaken; maar hy kon een ander oogwit hebben, overmits het Euangelium het richtfnoer is van het geloof der Christenen. Na dit Heilig Boek in >t licht gegecven te hebben, trok hy het Harnas aan tegen onze voornaamfte verborgenheden, als onder anderen zyn, die der Drieëenigheid, en van den Mesfias-. Zerachia de Jonge leefde toen ook; men moet hem niet verwarren met een ander van denzelfden naam, die in de twaalfde eeuw leefde, en die voor een Spanjaard doorgaat, fchoon hy te Lunel in Languedoc gebooren was, om dat die Provintie toen van Spanje afhing. Deeze laatfte fchreef ter wederlegging van gevaarlyke gevoelens , welken een ander Leeraar, van Judea geboortig, over de natuur der ziel waereldkundig hadt gemaakt; hy was een der geenen, die irt h byzyn van BenediSlus den X1H in gefprek tradt., Ëih> {*) Studie. Dd &  420 HISTORIE Bo« Eindelyk öe Ko™ê ™ CastWe hadt twee" xxYin.Joodfche Artfen in zynen dienst. De laatfte,die HoofcST. Meir Aigudet genaamd was, was ten zelfden tyde Opperrichter, of Hoofd van alle de Spaanfche Synagogen. Hy vertaalde de Zedekunde van Ariflofeles. De Werken van dien Wysgeer waren toen zoodanig by de Rabbynen geacht, dat Schem Tou, een andere geleerde, dezelven in zyne Voortrefeiykheid der Wet invoegde. Dit was een teken van achting en des te meer zonderling, om' dat de Joodfche Leeraaren byna nooit de Werken van Vreemdelingen leezen, overmits zy ze ten hoogften mispryzen. Einde van het Agtfie Bae& BIS-  421 HISTORIE DER JOODEN, NEQE'NDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. De Joodfche Natie wordt by de Paufen begunstigd, en waarom? Schoon dc H. Petrus de Apostel der Jooden ix. zy geweest, en dat zyne Opvolgers, de BoEt voetftappen van dien Apostel drukkende, al hun-HooïDST. ne zorg behoorden aan te wenden tot de bekeering van dit Volk; laaten zy niet na, dezelve grootelyks te verzuimen. Van alle de Oppermogendheden is 'er byna niet een, wier Heerfchappy den Belheedenen zagter is geweest, dan die der Paufen. Zy begunstigen de Natie; zy haaien 'er Opzichters hunner Geldmiddelen uit; zy verkenen haar Voorrechten, en geeve^n haar eene volkomen vryheid van gewisfe. "Wel is waar, dat eenige Paufen haare vyanden geweest zyn; maar het is niet mogelyk, dat, in een zoo lang vervolg van Roomfche Bisfchoppen, zy allen Van eenerlei geaartheid zouden zyn geweest, en dezelve grondbegindfels gevolgd hebben. ■ Zy Dd 3 lee-»  4^ HISTORIE Bix leeven nog hedendaagsch gerustelyker onder de , heerfchappy dier Hoofden der Kerke, dan ergens JJooïpst. elders. Maar welke zouden daar van de redenen zyn? Deezen: De Paufen oefenen minder moeijelykheid en geweld tegen de Jooden, 0m dat ze ouder zyn dan zy, en om dat ze niet magtig genoeg zyn, om hun argwaan te geeven. De naayver der Vorsten wekt zich niet op , dan tegen eene ontluikende Republiek, of tegen een ongemakkelyken gebuur, die zyne Staaten uitbreidt, of die de gewesten, welken men hem ontnomen heeft, herneemen wil. Men laat de Volken die verre afgelegen en zwak zyn, en die geen nadeel kunnen toebrengen, veel geruster leeven, dan die daar tegens over gefteld zyn. Daaren' boven hebben de Jooden geen byzonderen haat tegen de Paufen, alle de Christenen zyn by hen even gelyk. Daar is niets in den ftaat der Jooden, dat den naayver, noch de andere hartstochten der Paufen ontfteekt. De zucht tot Wraak, en de eer van mededingers, of van wederfpannige Onderdaanen, te verdelgen, zet hen niet aan. Wel verre van by hun verderf te winnen, hebben zy belang, uit zorg voor hunne inkomften, om ze te fpaaren. De menfehelyke hartstochten zyn altoos meer ziedende, dan de yver, die alleen werkt. De Hoofden van den I^omfchen Godsdienst zyn altyd bekwaamer geweest, om hunne tydelyke belangen te kennen en te handhaaven, dan de Vorsten en Koningen der aarde. Zy bezitten de konst van aan anaeren in  oer JOODEN. 413 in te boezemen, 't geen zy zeiven niet doen. ix. De Paufen ontvingen op eene menschlievende BoJïKwyze te Rome de geenen, welken Ferdhmnd ^Hooidst. Catkofyke onmenfchelyk uit zyne Ryken verjaagde. Zy lachten in 'c heimelyke over de dwaasheid van een doorfieepen Staatkundigen, die zyne Staaten ontblootte van een aanzienlyk getal ryke3 en tot den Koophandel bekwaame, Inwoonders, terwyl zy zyne Godsvrucht grootelyks verheften. Hy volgde 't voorbeeld van zynè Voorgangers, die byna altoos de geenen begunstigd hadden, welken 't Volk en de Vorsten der andere Natiën dikwyls vervolgden, doch dit zullen wy eens nader gaan inzien. TWEEDE HOOFDSTUK. Van de ongefladigbeid van Gregorius den IX; mitsgaders van de flagting der Jooden. Gregorius de ix. Neef van Innocentlus ix. den ITT, was een der yverigfte Paufen (*). S°lK' Hy begeerde, dat alle de Vorsten hunne StaatenHooiDST. verlieten, om het H- Land op de Ongeloovigen te gaan veroveren. Hy hadt het vermaak van de eilanden Minorka en Majorka, die vol Miïfelmannen waren, in de handen der Chnstenen te zien wederkecren, na dat Ferdhiand de Vloot der (t) 't Jaar 1233. Dd 4  4*4 HISTORIE Bir der Mooren hadt vernield. Schoon hy in onmin • u • was met den Keizer Frederik, liet hy nogthans «oo^xniec na hem te fchryvcn, en te kennen te geeven, dat men de ongeloovige Jooden konde overleveren aan den waereldlyken Rechter, Qm te ltraffen. Hier door verweiderde hy zich van het gedrag zyns Ooms, die hen in hunne oude voorrechten hadt gehandhaafd. Maar hy zelf veranderde van gevoelen; want vernomen hebbende dat men de Jooden op verfcheiden plaatfen toen men zich tot de reize naa het ff. Land bereidde, ter llagtbank bragt, belette hy deeze barbaarfchc handelingen. Hy bevrydde ze van eene andere vervolging, dm men hun aandeedt, onder den dekmantel dar! ze menfchenbloed onder hunne geneesmiddelen gebruikten. De Inwoonders van HHM befchuldigden de Jooden,die hunne Stadsgenooten waren, den Christenen eenige kinderen ontvoerd te hebben, en ze in een moten den hals afgefne den te hebben, ten einde hun bloed tot benige geneesmiddelen aan te wenden. Het bedrog wts grof gefponnen; want het menfchenbloed is van geen gebruik in geneesmiddelen. De Keizer, die daar een naauwkeurig onderzoek na het doen was van hunne onfchuld overtuigd, en de His* tonefchryvers, die de J°«»en altyd misdaadig willen maaken, zyn verplicht te zeggen, dat die Vorst, die den voortgang der wreedheden, na kennis van de zaak genomen te hebben, belettede, zich door geld hadt laaten omkoopen. De-' zelfde woede vloog naa Spanjt over. De Engel- fehe.  der JOODEN. 425 fche Jooden zouden met niet meer menfchelyk- ix. heid behandeld zyn geworden, zoo zy 't gevaar BojEIC niet voorgekomen waren, door de gunst derHoorcsi. Staatsdienaaren en van den Koning te koopen. Men moordde, en men vervolgde op verfcheiden plaatfen ; doch 't was te Parys 3 dat de grootfte flagting plaats hadt. Zy zou langer geduurd hebben, byaldien Paus Gregorius de IX'« die toen den Stoel bekleedde s niet in fterke bewoordingen aan Lodewyk den Heiligen gefchreeven hadt, om den voortgang van deeze wreedheden te fluiten, en 't geweeten der Jooden geen geweld aan te doen. Dus waren zy hun leeven fchuldig aan. de verdraaglaamheid des Paus, niet alleen in zyn Bisdom, maar ook in Frankryk, ■ DERDE HOOFDSTUK. Vervolging te Frany en te Napels; en van het fpoedlg geleerd worden van Manachem. "T\ï Jooden wierden kwaalyk behandeld te ix. Frany en te Napels, door een opftand van Bi°jk' het Volk. Zy ('*) waren zeer magtig geworden**001^' in beide de Steden, en zelfs in 't gantfche Ryk van Napels; zy hadden daar talryke vergaderingen, en geleerde Rabbynen. Zy ftellen hunne. Dich- (*) '£ Jaar 1360. Dd 5  4^6 HISTORIE Bof'K Dichters van dat land Selvk met die van Prent vence' die toen in grooter naam waren. De KoHoofDST.ning befchermde ze opendlyk, om dat hy 'er gewichtige diensten in de Oorlogen, die hy hadt uitgeftaan, van ontvangen hadt. Hy beval Ze dervende aan; maar men dacht hun geen grooter dienst te kunnen doen, dan ze tot het Christendom over te haaien. Om dan de vervolping te verydelen, beloofden zy van Godsdienst te veranderen , met vryheid van met Dochters van goede huizen, en van doorluchtige geflachten van Napels in den echt te treeden. Al de waereld was bedroogen in deeze fchynbelofte, uitgenomen de Kerkelyken, die zich niet veel bekreunen voor wat prys zy geveinsde bekeeringen koopen. De Jood was verwonderd, dat men"" hem toeftondt het geen hy eischtc men moest 'er nogthans mede door, en Christen worden. Men was weinig minder verwonderd, toen men verfcheiden Huwelyken zag, die onder begunstiging van een zoo versch en verdacht Christendom geéhiedden. Zy, die geen kans zagen, om een huwelyk te doen, keerden weder tot hunnen voorigen Godsdienst. Een Monnik van Frany befloot, om ze daar over te ftraffen, en tot dat einde verborg hy een kruis onder den mesthoop, cn befchuldigde een Jood van de Stad van zulks gedaan te hebben. 'Er was niet meer noodig, om het Volk gaande te maaken; het floeg aan het muitenden bragt alle de geenen, die het kon vinden, om het leeven. De oproer fioeg van Frany naa Napels over.  der JOODEN. 427 pver, waar de Jonden op de flagtbank zouden ix. gebragt zyn , indien eenige groote Hecren de BI°IÏ1K*' rykften niet by hen verborgen, en aan deezeH°o«>s«! woede van 't gemeene Volk onttrokken hadden ; welke woede hunne Historiefchryvers rekenen als de agttiende hunner onheilen. De Jooden zouden ongelyk hebben, zoo zy den Paus van alle deeze beweegingen betichtten; hy hadt 'er geen deel aan: want Alexander de IV., die toen den ftoel van Rome bekleedde, zondt Oclavianus naa Napels , om de Guelfen, zyne aanhangers, daar weder te doen binnen komen, en 'er zyn gezag te doen gelden. Maar Otlaviamis kon zyn doel niet bereiken, en de Paus ftorf weinig tyds na den kwaaden uitflag van deeze onderhandeling; dus kon hy noch het leed, dat men den Jooden aandecdt, veröorzaaken , noch daar middel in ftellen. Zy leefden geruster in de Mar ca d'Amona. Dit land behoorde niet aan den Kerkelyken ftaat; want het was niet dan ten jaare 1532 dat de Krygsbenden van Clemens den VII zich daar van meester maakten, onder voorwendfel van het tegen de Turken te verdeedigen. Zy genoot toen haare vryheid, en de Jooden leefden daar in ruste; zy beroemen zich zelfs dat God daar, ter begunstiging van een Rabbyn, een wonderwerk deedt. Menachem was te Ricina Nova gebooren met een grof en dom verftand ; maar hy raakte eens in de Synagoge in ilaap, en dacht een man te zien, die hem een vat vol water aanboodt; en hy hadt 'er naauwelyks van gedronken, of hy  428 HISTORIE BoX£K hy Wierdt een der bekwaamfte Cabbalisten van m zyne eeuw (*). Wy ftaan voor dit wonderwerk HoofDSI.met in; maar her ftrekc om te doén zien, dat de Jooden zich toen in alle de plaatfen van Italië bevonden. VIERDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden onder Cïemens den V, en Johannes den XXII. Eo*'K PLEMENS DE V, die den Paufelyken zetel iv. ^ naa Apignon overvoerde, uic oorzaake van iiPorDST.de beroerten, waar mede Italië in *t begin der veertiende eeuw gekweld werdt, was daar hun Befchermheer tegens het geweld der Herdersbenden, als reeds gezegd is. Deeze Paus, die ze van het geweld bevryden wilde, arbeidde ten zeifden tyde (f) aan hunne onderwyzing; want hy beval, dat 'er in alle de Hoogefchoolen Hooglceraars zouden zyn, om het Hebreeuwsch te onderwyzen, en Opkweekelingen te .maaken, die in ftaat waren om tegen de Jooden te redetwisten , en ze te onderwyzen; na hunne taal, hunne Kerkzeden en de noodige wyze, om ze' te overtuigen, geleerd te hebben. Johannes de.XXII, die hem opvolgde, floeg eenen regt tegenovergeftelden weg in; het zekerfte dacht hy te zyn, om alle ffeExemplaren van <*) 't Jaar is30). ( + ) 't Jw tgï%  i)ER JOODEN. 429 van den Thalmud te verbranden, en hy vermaande ix. de Bisfchoppen zeer fterk , dat zy zich tegen de BI°VS P' joodfche bygeloovigheden zouden aankanten. MenHooIJ«« is nogthans verplicht tot zyn Pausdom te brengen , 't geen de Historiefchryvers van die Natie zeggen, dat een goede en billyke Paus, door zyne Zuster Sangifa wierdt verzocht, om ze uit Rome en den Kerkelyken Staat te jaagen; maar die Paus befchermde hen, en hielt hunne rechten ftaande. Hy die de eerfte fmeekingen van zyne Zuster wederftaan hadt, kon 't niet goed houden tegen de vertoogen van de Bisfchoppen, die zy tot hem bragt, en die hem verzekerden de Jooden gezien te hebben, den draak met hen fteekende, tpen zy het kruis in de Proces/Ie omdroegen. Het piakaat, waar by de gantfche Natie uit de Kerkelyke-Landen wierdt verjaagd, werdt in het licht gegeeven, 't welk eene des te grootere verflagenheid veroorzaakte , doordien zy, daar fints iangen tyd gewoond hebbende , 'er ook zeer ryk geworden was. Om nu dit onheil te doen ophouden, keerde men zich tot Robert,Koning van Jeruzalem, die de Jooden van den eenen kant begunstigde , en van den anderen kant met den Paus in een zeer enge verbindtenis leefde. Men noopte hem door groote gefchenken aan, om de herroeping van 't piakaat te weeg te brengen. De Paus, die het zelve niet, dan ten gevalle zyner Zuster hadt uitgegeeven,. ftemde het toe, mits dat zy te preden was, en hy deedt het te niet van '/ oogenblik af, dat zy honderdduizend guldens hadt ontvangen. Wy  430 HISTORIE êoxbk. „ Wy °°rdeeIen noodiS h^r aan te teekeneri, Iv. dat men den Paus, die dit Banvonnis gegeeven, «oofDS,en lgeng herroepen ^ m JLE ffle, kent zelfs Sangifa, h Paufen Zuster niet: alleen weet men, dat Johannes de KKT1 een Broeder hadt Petrus mn Eufa genaamd, aan wien Koning Karei de IV eenige voorrechten verleende. Doch dewyl de Historiefchryvers aanmerken, dat deeze gebeurdtenis voorviel onder Robert, Koninz *an Jeruzalem; en dat 'er toen een Robert was Koning van deeze Stad, zoo wel als van Napels en Sicilië , van wien Johannes de XXII Kanfelief was, en met wien hy altyd in goede verftandhouding leefde; en vermits Benedictus de XII die hem opvolgde, eene Zuster hadt, zoo is 'er rede om te gelooven, dat het Johannes de XII ware, die zich geweld aan deedt door de Jooden te verjaagen, en zich zeiven wederriep, toen hy de uitvoering van zyn piakaat beletten kon. VYFDE HOOFDSTUK. Van den Jlaat der Natie onder Paus Clemens de VI. Bobk. PLEMENS DE vi, kwam hun op eene uitfteeHooVFBST u ke"? WyZe te hulp< De ve™lging, wel- HooFBST.Jjg men hun aandeed^ dikwyIg 't welk aan een der hoeken eens Ryks aangeftooken zynde, niet alleen de nabuurige Provintien, maar ook de nabuurige Staaten, aanftak, en  der Jooden. 431 en altyd met eene verfchrikkelyke hevigheid ix. brandde, 't Voorwendfel van deeze vervolging, B<^ die fchier algemeen was, was 't vergif, dat zeHooFDsts in de fonteinen, en in de rivieren geworpen hadden, om alle de geenen, die daar uit zouden drinken, te doen fterven. Hoe ongerymd dit voorgeeven ook zy, daar ftorven dit- jaar veel menfehen, en zulks was genoeg om den Jooden deeze fterfte toe te kennen. Men bragt ze in Spanje (*) op de flagtbank, zoo als ook in Duitschland , waar dit onheil eenen aanvang hadt genomen. Daar kwamen 'er twaalfduizend in Besje* ren om 't leeven. De Keizerlyke Steden maakten bruggen en torens van de puinhoopen der huizen, die zy om verre geworpen hadden, waar van het getal' by gevolg aanzienlyk moet geweest zyn. Deeze, tot wanhoop gebragt, lieten zich onder de huizen, die men nederwierp, verpletten, en de anderen verbrandden zich zeiven daar in; ten einde zy niet in de handen van die onmededoogende Christenen mogten vallen. Clemens de VI was, in 't midden van alle hunne vervolgingen, hun Vader en Vertrooster. Hy ontving ze te An>ignon3 terwyl men ze elders verbrandde, en deedt al wat in hem was, om den voortgang van eene zoo groote woede te ftuiten. De Historie en andere Schryvers van dien tyd, befchuldigen hem van de Jooden behoed te hebben veeleer door geldzucht dan door menschliefde; maar op zyn beurt betichtte hy de Vervolgers, dat ze om geene andere rede . . ■ zoo .(*) 't Jaar 1343.  433 HISTORIE W f° SeweldiS te werk gingen, dan öm zithj y. door den roof van eens anders goed, te verryHoon,,T.jren. e„ fcpgelyk hadt al de waereld gelyk De Jooden waren ten dien tyde magtig iri Bologne; want behalve de Synagoge, die zy daar . reeds hadden, bouwde men 'er een andere; die grooter en fraaijer was, en zelfs richtte men aldaar een Hoogefchool op. Het was een der Hm* naarim,die, van Rome naar Bolegne gegaan zynde, aldaar deeze oprichting deedt. Dit geflacht ■ dat den naam draagt van Kinderen, is altyd door-' luchtig geweest, ën beweerde het te zyn van dien tyd af, doordien Mozes, die daar het Hoofd van was zyn geflachtlyst deedt opklimmen tot de Jooden ' welken Titus naar Rome overgevoerd hadt. Zy bleeven in deeze groote Stad woonen, tot het einde van de veertiende eeuw; maar toen gaven zy de voorkeuze aan Bologne. Zy verkreegen 'er groote bezittingen, en ftichtten de fraaifte van alle de Synagogen van Spanje. Veele Rabbynen, die aldaar kwamen onderwyzen, zetten haar een hieuwen luster by: zie daar een nieuw bewys dat de Paufen («) de Jooden befchermden; want zonder aan te merken, dat de Hannaarim de ontzagchelyké rykdommen, die zy bezaten, te Rome verkreegen hadden, was Bologne toen aandenKerkelyken Staat onderhoorig, en Bonifacius de IX, zoo geducht voor alle zyne Onderdaanen, belette niet, dat men eene nieuwe Synagoge oprichttede, welker grootte en fchoonheid de Reizigers- . deedt verwonderd ftaan. C) 't Jaar ,:S4. ZES"  b Ë E. JOODEN. 433 ZESDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden onder Keizer Philippus, in Bretagne. "17" eizer Philippus regeerde nog in Frankryk r± in 't begin der dertiende eeuw, en men BVIÏK* keverde hem verfcheiden fmeekfchriften in te-HoorDST. gen den woeker der Jooden,- die,- niet tevreden zynde met een overmaatig voordeel te trekken van het geld, dat zy leenden, en de Heilige Vaten in pand te neemen, hunne fchuldenaars tót flaaven maakten. De Vorsten wilden deeze kwellingen kwanswys niet zien, om dat de Woekeraars hunne befcherming kochten en om dat men, op de klachten van het Volk, recht deede, door de Woekeraars in groote boeten te beflaan, en hunne goederen verbeurd te verklaaren, welke goederen in 's Konings fchatkist gebragt wierden. Philippus wierdt nogthans zoo dikwyls lastig gevallen door de vertoogen des Volks, dat hy verfcheiden Raadsbeiluiten liet afkondigen, waar' by verbooden wierdt aan eénen Monnik geld . te kenen, zoo hy van geene opene Brieven' van' ■ zyn Kapittel voorzien was ? de Kerkfieraaden in pand te neemen, en de noodige gereedfehapperi van een arbeidsman. De Ruiter hadt de Vryheid van zyn paard te verpanden;' maar de A&." ker- en Timmerman, die van zyn arbeid leefae, IIE Deel, Ee ker»  434 H I S T O HE Boek ^ ^ ^ ^°°d nietS lee"en ' °P ftraffe v3ï3 Vi ' het geene zy geleend hadden te verliezen. Men gooFosx. was in uormandie nog geftrenger, waar, gelyk elders, Jooden waren; want de fchuldëifchers waren verplicht, om voor den Landvoogd te dagvaarden de geenen, die geld ontleenden, en de fctuvlden wierden niet voor goed erkend, ten zy dezelve in hunne tegenwoordigheid aangetekend waren. Doch hier door wierdt de wond niet 'geheeld , dewyl men in 't vervolg verfcheiden andere fchikkingen maakte, om 'er den voortgang van te beletten. Onder anderen was die van den Hertog van Bretagne aanmerkelyk. De Jooden, in dit gewest verfpreid , waren daar talryk; en dewyl ze byna-allen Woekeraars waren, zoo bragten zy het" Volk in armoede. De Kooplieden > en de Adel' klaagden daar over. Jan de Roux was toen Hertog van dat gewest, om dat Mauclerc zyn Vader, afftand van de regeering hadt gedaan. Deeze Vorst liet de Staaten vergaderen (*),. by welken verordend wierdt, op verzoek van de Bisfchoppen, Abten, Baronnen, sn Onderzaaten,van Bretagne, dat alle de Jooden poor eeuwig daar uit verbannen zouden worden. Men ontlastte alle de Schuldenaars der Jooden van de fchulden , die zy by dezelven gemaakt hadden;en men gaf den geenen, die 'er pand van hadden ontvangen, recht om het zelve te houden. Men verklaarde alle de geenen, die een Jood zou- C*) "t Jaar 353$.  Bïi JOODÉN, 4$ souden ombrengen, onfchuldig; enden Rechters ix wierdt verbooden, om 'er onderzoek na te doen, BoïKof daar pleitgedingen over aan te leggen. — MenHcJosf. befloot den Koning van Frankryk te verzoeken, om dit Staatsbefluit te doen naakomenj dat is, om de Jooden daar uit te verjaagen, om ze van hunne goederen te berooven, en om toe te ftaan, dat men ze om hals bragt. — De Hertog van Bretagne verbond t zich, zoo poor hem als poor zyne Af/lammelingen , poor het tegenwoordige en het toekomende, 1} om dë gemelde verordening te „ handhaaven, en dat, in gevalle hy ze over„ tradt, de Bisfchoppen niet alleen het recht „ hadden van hem in den ban te doen, maar ook j, om de Leengoederen , die hy in hunne Bisdommen hadt, verbeurd te verklaaren, zon„ der eenigen acht te' flaan op de voorrechten , ,, die hy reeds verkreegen hadt, of nog in het „ vervolg verktygen zou". Hy verklaarde, eindelyk dat "geene der Leenmannen van Bretagne tot het doen van hulde zou ontvangen worden, voor en alè'er hy voor twee Bisfchoppen, of twee Baronnen, zou gezwooren hebben deeze wet naa ié komen, en niet een Jood in zyne landen tg dulden. ïéa 2Ë-  436 If f s T O R. ï é Bevende hoofdstuk. Van hunnen Jiaat ty Lion en Langü# doe; wonderijke verandering van zeeven Jiukken Geld. b o^'ic. T~)E gI<00fe ^erkvergaderïng van Lion (*), waar' Vil. m de Keizer Lodewyk 4e Heilige met uit- HaorDsrgebluschte toortfen in den ban gedaan wierdt, maakte twee nieuwe befluiten. In het eene beval zy den Vorsten, die Jooden in de hun oriderhoorige landen hadden, om ze "te noodzaaken den Kruisvaarders ai den woeker, dien zy ?er van trokken, weder te geeven, op ftraffe van den Kerkelyken -ban voor den een ,- en de anderen werden beroofd van 't recht der Burgertyke-m'aatfchappyv Ten anderen verboodt meri dén Jööden van dë Christenen , tot; op hunne Wederkomst, te vorderen 't geen zy hun fcftuldig waren, of dat men een'echt verzekerfchrifc van hunnen- dood hadt. Men liet' den Jooden in verfcheiden plaatfen dè vryheid , om de ampten" te bekleeden; ten minften genooten zy dezelve' in Languedot, en ffien hadt' zich (t) te Monipelier dikwyls irt het gevaar gevonden van een Befneederi Landvoogd aan 't hoofd van de régeering te zien. Hierom was Willem de Heer van deeze Stad geJioodzaakt, om het in zynen niterften wil te  » « R JOODEN. 437 verbieden, en zyn Grootvader hadt het reeds ix. meer dan vyftig jaar te vooren gedaan. Om Byjfnogthans zyn geheeten te ontlasten, beval hyHooïDsr. aan zyne Erfgenaamen, om eene zeer aanzienlyke fomme aan eenen Bonet, die een Jood was, .te betaalen, in wiens fchuld hy zeer diep ftak. Niettegenftaande de befluiten der Kerkvergaderingen, en van verfcheiden Vorsten, hadden de Christenen Joodfche Slapven, en de Jooden hadden 'er Christenen. De Christenen vonden daar hunne rekening by, want dikwyls, in plaats van eenen (laaf te koopen ., ontrukten zy dien aan hunnen meester, die hem te vergeefsch wedereischte. 33e vluchtelingen vonden ook by hen een fpoé'dige en veilige fchuilplaats. Van den anderen kant bragten de Jooden de Christenen in flaaverny (*), en dit veroorzaakte, naa men zegt, talryke en in 't oog loopende bekeeringen. Men zegt, dat een Christen dienstmaagd , die, fchoon zy op Paasfchen 't Nachtmaal ontving , gewoon was de Verborgenheden te verachten, H Ouwel , dat men haar gegeevcn hadt , bewaarde , en het in haar Neusdoek by haar meester, die een Jood was, bragt. Hy nam, en zette het in zyn beursje by zyn geld. Eenigen tyd daar na opende hy het beursje , en vondt dat zeven livrei Parys geld van dien tyd, die hy daar in hadt, in even zoo veele Ouwelen veranderd waren. Wy zullen geene aanmerkingen over dit zondderlingverdiahtfel maaken ? £*) 't Jaar 114$. Eer  43» HISTORIE Bo*k kcn' maar> ons alleen b7 hetHistorifche houdenvu. de, zeggen, dat die Jood, naar men voorgeeft, HooFDSr.zich bekeerde, en veele zyner Geloofsgenoten medefleepte; zy gingen allen naa Rome, van waar Jnnocentha de ƒƒƒ dezelven tot den Aartsbisfchop van Sou zondt, om voor hun zorg te draagen AGTSTE HOOFDSTUK. Van de vervolging der Jooden onder Lodewyk den Heiligen. bÖu. T odewyk de Heilige, eqn grooten yver ; vhl f*$, voor zynen Godsdienst hebbende, Vervolgde • pp^alle de andpren# pe f„?u^tIe • aangerilocdigd door zyne bevelen, ging met de uiterfte geftrengheid te werk tegen de geenen , die men Ketters noemde. Eindelyk , deeze Vorst zich een valsch denkbeeld van de Kruisvaarders gemaakt hebbende, liet verfcheiden buiten fpoorigheden begaan door hen, die in deeze heilige famenfpanning traden. Onder zyne regeering ftondt het Volk te Parys (*) tegen de Jooden op, onder den dekmantel, dat ze op goeden Vrydag kinderen flagtten, en dat ze voor dien dag het Christen bloed van nooden hadden. Men bragt 'er verfcheiden op de flagtbank. Dezelve woede jloeg over tot de gewesten van Brie, van Touraine, van Anjou, van Poitou en van Mans, alwaar men aan wel tweeduizend vyfhonderd men-  p E R JOODEN. 43Q fchen ,'die hunnen Godsdienst niet wilden afzwee- 1 x. ren, een geweldigen dood deedt ondergaan. Met een woord, de woede ging zoo verre, dat de Hoofdst. Paus genoodzaakt was, om aan den Koning te fchryven, ten einde eene zoo barbaarfchë Godsdienstigheid te maatigen, en dat men den Jooden de infpraak van hun geweecen moest laaten volgen. In 't jaar 1213 wierdt een gefprek gehouden, in tegenwoordigheid der Koningin Blanche, die, terwyl Koning Lodewyk de Heilige naa 't H. Land getoogen was, het Ryk beftierde, tusfchen Jechiel en Nicolas Donim. De Koning hadt deezen Jechiel verheven tot de waardigheid van Raadsheer. Men wilde hem by den Koning misdaadig maaken, om dat hy geen wyn, dien men ten zynen tafel opdischte, wilde drinken; maar Jechiel, als een listig Hoveling, dronk het water , waar in de Koning zich dc handen hadt gewasfchen, en toonde daar door zoo.wel, dat hy geen afkeer voor de Christenen, noch voor den perfoon des Konings hadt, dat hy merkelyk in gunst toenam. Men moet dit op rekening der Jooden laaten, die deezen Rabbyn hoogelyk verheffen, zoo wel als zyn Schoonzoon Mardochcus van Oosienryk, of den Duitfcher, Ondertusfehen zeggen de Christenen , dat Jechiel de eer vart zynen Godsdienst, in tegenwoordigheid der Koninginne, zoo. kwaalyk ophielt, dat hy met fchande en fchaamte overdekt, Frankryk verliet, en in 't zelfde jaar naar Judea week, alwaar hy ftorf. Wat hier van zy , dit is zeker dat Ee 4 Zo-  «#? HISTORH BoiXK Lodevyk de Hemge de Joodfche Natie haatte en vm. z? uit zyn Ryk verdreef «,„,. • " ."e> e?> NEGENDE HOOFDSTUK Van den ftaat der Natie onder Philips Stputen. IX. ¥V die de Jooden wederriep ( * V Lnr PpoFcsr.die Vorst vnnr r^o^- /nLP^ ;> want fchoon echter dar hr^ nStlg WCCt men was mJL I °°r VeeIedi"g?n nietbefchroomd ken hem v ft?' ^ dC gefteIdheid zy«er zaaken hem verplichtte, om de verbannelingen weder in te roepen; want de gevangenis en 't Zr neemen van Lodewyk hadden het Ryk uitLpl en de Oorloogen, die Hiljps hadt uit Sn r^?6^^ -»- m^oordS, dangd' , e" nietb6ter tekunnen herftellen tL< " herr°epen van lied^n, die wede fchatten zouden medebrengen en re LT ! konst om het geld te doen omloopen Eindelyk t aangebooren zagtmoedigheid van P^/ die de Historiefchryvers heeft doen twyfe.e/ 'of JSn hem den tytel van Stoutmoedige» moetireeveT ^nften kan men niet twyfelen aan derzelver (*) 't Jaar urfc W32f-  DER JOODEN. 44I waarheid , nademaal zy weêr verjaagd wierden IX. onder Philips den Sehoonen. Boèk. De Spanjaards eisfchen Lep}, den Zoon vanHooioï*. Gerfmn, en Kleinzoon van Nachmanides, van de zy de zyner Dochter, als een dier Leeraaren, die hun eer aandoen, weder op; hy leefde in dien tyd in Spanje (*); maar Provence was zyn Vaderland. Hy was derhalve een Franschman, zoo men dó Provintién, die heden deeze Monarchy uitmaaken, en die altoos een gedeelte van de Gaules zyn geweest, als zoodanig befchouwt; maar hy was een gebooren onderdaan der Spanjaarden, welken daar toen heerschten. Deeze Rabbyn beweerde,' dat alle de verfchynfels, aan Abraham, aan de Patriarchen en aan dc Propheeten, gedaan, niet dan droomen en herfenfehimmen waren. Hy kon niet verdraagen, dat zy , die hem voorgegaan Waren, de Ezelin van Bileam hadden doen fpreeken, nademaal het een van die wonderen is, 'i welk, als men 't naar de letter neemt, doet lachen. Hy vergeleek deeze gebeurdtenis by het huwelyk van den Propheet O/bas, die nooit eene Hoer ten echt nam. Hy merkte aan, dat het gezicht van Bileam, in den nacht voorgevallen zynde, hy geen tastclyk voorwerp koh zien. Deeze Leeraar leefde tot in de veertiende eeuw, waar in hy (f) zyne verklaaring over Samuel, en verfcheiden andere werken, opftelde. Hy zag een gedeelte der onheilen, wélken zyne Natie in Frankryk verwoestten. ■ . TIEN- "t Jair iija. (4j '-t jaar t^3t- Ee 5  44* H I S T O R J | TIENDE HOOFDSTUK. Fan den ftaat der Jooden onder Philips den Schoonen. Ban. TV7 V0lk W3S 200 maS£ig on£jer de regeering x. van P/2//^ den schoonen (*), dat zy fom- 7etl °F ChdStend0nï ^ terwinlnS behaalden. Deeze ergernis verplichtte Nicolal den iry om den Inquifiteurs te bevoelen hen met een weinig meer geftrengheid te behandelen. Hy bejegende ze dikwyls met veel billykheidwant vernomen hebbende, dat Keizer Rudolphul den vermaarden R. Meir, die in Duitschland^. booren was, gevangen hadt genomen, om dat «y veel gelds van hem dacht te trekken, zoo tcnreef deeze Paus aan den Keizer, dat hy hem wé zyne boeijenshadt te ontflaan, indien hy aan Seen andere misdaad fchuldig was, dan aan de volharding in zynen Godsdienst. Het was onder de regeering van denzelven Fhtttps dat ze uit zyn Ryk verbannen wtó* den (f), en deeze ballingfchap wordt onder de TLëm°te .Qnhei!en' die de J°odcn geleeden hebben, gefteld; want ze beweeren, da- het getal der geenen , die ten dien tyde Frankryk verheten, tweemaal het getal der geenen, die Mozes, in den doortocht der Roode-Zee, en bv de verovering van.G***, volgden, te boven el I I waa ^uu magtig onder de regeerine  ft e r jooden. 443 ging. Maar hier in fpreekt men by vergrooting; ix\ want het getal is 'er nooit zoo groot in dat B°x.K' Ryk geweest. De Christen-HistoriefchryversHoorDS". kcnriëtt dit onheil toe aan 't wonderwerk, dat in een Hostie, of geheiligde Ouwel, als 't ware, gcfchied was. Een Jood hadt het zelve in pand gèhöhlèrii wierp het in een ketel met ziedend water, en zag ten zei ven tyde een kind van eene buitengewoone fchoonheid verfchynen. In plaats nu van aangedaan te zyn door zoo tastlyk wonderwerk, wilde hy dit wondcrbaarlyk kind den :;als affnyden; maar het vluchtte, en liep, naa maate dat de Jood, met het mes in de hand, het vervolgde, van den eenen kant van den keetel naa den anderen. Dit fchouwfpel ontroerde zyne kinderen , die het aan hunne Moeder gingen zeggen, de deuren van het huis openden, en 't bekend maakten, 't Volk en de Geestelykheid traden binnen, en zagen 't wonderwerk van de behouden Hostie; want het kind was reeds verdweenen. De Jood werdt tot het vuur gedoemd. Hy dacht zich daar van te befchermen , door den Thalmud in den houtftapel in zyne handen te houden; maar het vuur was 'er des te heviger door. • De waare oorzaak hunner ballingfchap was de geldzucht van den Koning, die zich ten kosten van deeze ongelukkigen verryken wilde; want hy was gierig, en deedt zyn Volk zulke groote knevelaaryen aan, dat die van Parys hem in het huis des Tempels belegerden ,alwaar hy een géheclcn dag zonder leeftocht was, doordien dö Be-  (M H i f t p r r e « Belegeraars, waar van de meegten naderhand os*f * ge^ngen wierden, niet wilden gedoogen, dat i^r.men hem het .bragte, Koningin zyn Schoonmoeder, hadt reeds de konst gehad van den Jooden groote fommen gelds af te persfen, ft welk niet zonde; 's Konings medeweeten kon gcchieden. Zoo hy dan de Kerken van zya Ryk m de Christen-Geestelykheid, pionderde, is het met te verwonderen, dat hem de lust bekoop, om zich het geen 'er' kostbaar in de Synagogen was, aan te matigen. Hy verbande dc Jooden op doodftraffe, of van bekeerin- en verklaarae ten zynen vpordeele de goederen* van jjlle de verbannenen verbeurd, laatpnde aan de' zeiven flechts hunne kleederen, en eenig geld om ze uit het Ryk te geleiden, medeneemen Een gedeelte ftorf onder weg van vermoeiing en elende;de anderen weeken naar DuinchlaJ, cn hier uit komt het, dat de Jooden van da! and zich als uit Frankryk oorfpronglyk, en af rfomstig van die vervolgden, befchouwen. E, L F D E U O O F D s T ü i?. Vervolg van dezelfde Stof?, Bo*k. nKEZE vervo]ging hadt tot gevolg, dat eeni. Hoofdst u ^ l00dm ^ godsdie™ der Christenen tasx.omhelsden, ten einde zich van de elende die hun in uitheemfche landen onvermydelyk fcheen, tc ;evryden. Onder deeze was mcoks do Lyra, eer?  ê i r' ƒ ö ö ö é ff.- 44$ ifen geleerde Jood, die' eën Monnik wiêrdt, erf iü , niet" alleën tegen dc jooden fdhfeëf, maar zich",- É%f' geduurende zyh gantfché'n lèeverisloop', toelefr^ö^^-' op de vérklaaring der Schriftuur, én, volgens de gewoonte van de Jooden, de boeken,' waar üit! zy faarngéfteld iS , in' Cdnonykeri eri Apochryferi verdeeldë, Hellende dat' van Tobias aan 't hoofd' der lsatfteh. Hy ftorf in het Klooster" ten jaare 13:40. De Meeste ahderefh' behielden fi Jóödendcm,' dat ze met den mond afgezwooren hadden; en een' van deeze nieuwbekeerden wierdt vier jaa"tcn daaY na te Parys verbrand.' Dé Jood, nie'tlegënftaafrdezyne'bekeering tot hef Christendom'", fpouwde op' de beelden van de KF.' Maagd (*>;• Hunne Historiefchryvers zeggen, dat God Philips den Schoenen ftrafte',om dat hy ze verbannen had?", gddóögerids' efatl hy' fitet. zelfde jaar irï eer, put viel, bezïg'-Zynde' een Hért te vervolgen,en dat hy fpoedlg ftorf; doelï dit1 is bezyde c?e waa?héM De gierigheid en belangzucht, die db Jooden int Frankryk hadt doetï verjaagen, deedt Ze daar' £gt jaaren laatef W&i^o^rtt^in^Loaê^yk Htrteïi,of de Opfoc'rige,- zyh "Vade? opvolgèhde','■en eene' grootewanotde in zyns'fgéldmidcfelen bê^öVefld'e'i** vindende het Kyk uitgeput van'geld1,■ heft'Volk' zuchtende', e» fteetPs géteed ?ÖÖ Oproei? dóoi rt gëhfeugsfl-van-dfe géldlfp'èrSiïge^ die WSS ohd%f dè voorige r-egeering iitfn hatft- ge&anV (M? biet te- WTZ'  44Ö HISTORIE Bix.K vreden een gunsteling zyns Vader aan de be, XI. geerte van dit Volk op te offeren, en hem te doen ophangen, maar dewyl deeze dood het kwaad niet heelde, eischte hy van de voorvluchtige Jooden eene groote fomme gelds, en op deeze voorwaarde herriep hy (*) ze in zyne Staaten, waar zy in ruste leefden onder zyn regeenng; maar tot hun ongeluk was dezelve zeer kort. Even als of zy voorzien' hadden 't gunr hun ftondt te wedervaaren, hadden zy veel zwaarigheid gemaakt om weder in Frankryk te komen, en 'er zich op nieuw te vestigen; doch de zucht tot het Vaderland hadt op alle andere beweegredenen de overhand, en veelen vonden zich daar in bedroogen. TWAALFDE HOOFDSTUK. Vervolging der Jooden ter oorzaakc van vergiftigde Bronnen. IX éobk. r/f£ bonden in den jaare 1320 de tweede'verHooidst. V0'ging der Herdefsbenden uit, dit onheil was naauwelyks over, of zy werden door een ander bejegend (*). De Historiefchryvers verhaaien, dat de Sarrazynfche Koning van Grenada, uit fpyt van zich Zoo dikwyls door de Christenen overwonnen te zien, 't middel zocht, om er zich van te ontdoen door een anderen weg, dan \ ) t jaar ,3I4. (+) -t Jaw  öïr Jood én. 441 dan die der wapenen. Hy riep tot zich de Joö- §É den van Zyn Ryk, en vraagde hun of 'er geen B^f' middel ware, om alle de Christenen te vergifti-Hoomft gen? Zy namen deezen last op zich, maar geloofden niet dien zeiven te kunnen ter uitvoer brengen uit hoofde dat ze te verdacht waren. Zy kochten evenwel eenige Melaatfchen om, aan welken zy hun voorneemen, om de putten en bronnen te vergiftigen, mededeelden. Men verzekert, dat deeze Melaatfchen, verblind door '£ geld ,- dat men hun gaf, en nog meer door de hoop van zich te verheffen, en met den roof der fneuvelenden té verryken , in vier algemeene Kerkvergaderingen famen kwamen , waar by zich de Gemagtigden uit alle de Lazarus-huizen der Christen-waereld zich tegenwoordig bevonden, Zy fmeeden alle te famert hun ontwerp, en zelfs deelden ze onder eikanderen om de eërnaamen en waardigheden van Graaven} van Bisfchoppen enz. JDe wateren Werden in Frankryk en Duitschland vergiftigd bevonden. Een Heer van Pertuy zondt aan den Koning de bekendtenis van een Melaatfchen, dien hy in zyne landen hadt doeri vasthouden , welke getuigde ? dat hy doöf €ërï ryken Jood was omgekocht, die hem een middel hadt gegeeven, waar in menfehenbloed $ Pisjr drieérleië foorten van kruiden, en een BdÈiié$ wierdt faamgemengd ,en dit alles droog gemaakt en in een zak gebonden zynde , wierp JMëfi hei in een put, en 't water wierdt 'er aanltorids' doo^ ■delyk van. Men fprafc be£ vofinis tégen de Mé iaacfeben wit j. ce NÉMfc! warden in boeijénS gc-  H ï 5 T O R j jg ■K* klonken» en de andere wierp men in hunne Las* X ii. rushmzen, met verbod van 'er uit te komen, 't Volk «oowst. van Languedoc, zonder de noodige gerechtsplechtigheden af te wachten, wierp zich op de Jooden, die men befchuldigde, en verbrandde de geenen, die men vattede ; men maakte te Chtnon, in de fiaifluagie van Tours, een grooten kuil, waar in men, zonder onderfcheid van kunne, agtëntwintig perfoonen wierp, die tot asfche verteerd werden; men zegt, dat deeze rampzaligen ten vuure gingen, als tot eene bruiloft ,■ door zegezangen op te deunen. De Moeders wierpen daar haare •fcinders in, om te voorkomen, dat ze niet gedoopt zouden werden. Veertig gevangenen, die men te Vitry in hechtenis hadt, den dag, waar op ze hunne ftraf zouden ondergaan , ziende aannaderen, verkoozen den geene, die zy hunnen Vader noemden, en die de oudfte en heiligfte was1 om ze allen om het leeven te brengen. Hy-ver! zocht, dat men hem een jongman zoude geeven, om hem te helpen, het welke hem wierdt toe' geftaan. Deeze twee Gevolmagtigden begonnen de flagting van hunne Broeders, welke zy welhaast geëindigd hadden. De Grysaart wilde nu dat zyn Medefcherprechter- en Makker hem doodde; de ftryd duurde eenigen tyd; maar d» jongman, die zin in 't leeven, en om zich te verl ryken, hadt, bragt den Grysaart,- om, en zich vervolgens met al het geld, dat hy kon mede; neemen, belaaden hebbende, maakte hy een touw, om zich van den toren neêr te laaten. Het touw te kort zynde, brak hy vallende zyn been?  DER. JOODEN. 449 Been, werdt vastgehouden; en met de anderen, ix. die men elders bewaarde, ter ftrafplaatfe gebragt. ^xii' Men ging te Parys met een weinig meer zagt-HooFDsf. zinnigheid te werk; want men ontnam het leeven niet dan aan hun , die fchuldig fcheenen j geenen wierden verbannen, en anderen gevangen gehouden, tot dat ze hunne fchatten ontdekt hadden, waar van zich Koning Philips de Lange meester maakte, en eene aanmerkelyke fommegelds bekwam.Eenigen beweeren nogthans, dat zy allen uit het Ryk verjaagd werden. Hoe ongerymd en uitzinnig dit voorgeeven ook ware, de Jooden moesten de woede van 't Volk ondergaan ; men wierp zich op hen zonder eenige gerechtelyke order; men betichtte ze alleen uithoofde van den ingewortelden haat tegen de Natie; men deedt ze fterven zonder de bewyzen hunner misdaadigheid in te wachten, 's Konings Raad, die veel bekwaamer was , deedt zyn voordeel met deeze beroerte, om deszelfs meester te verryken door de verbeurdverklaaring hunner goéderen, en door hunne ballingfchap. DERTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg van bunnen Jlaat in Frankryk. T Toe grof geweeven , en hoe fchandeiyk zin- ix. neloos, de verdichtfelen der Christenen, ^j"' als zy dien naam met recht verdienen, van dien!1°°ïDsf. tyd, ook mogen zyn, oordeelen we echter dat III. Deel. Ff dtr-  450 HISTORIE ix. derzelver verhaal tot der Jooden Historie be'. xiïiK' hoort; wy zouden 't anders liever nalaaten. AIHoorDSTle deeze ongerymdheden waren intusfchen, gelyk we gezien hebben, oorzaak, niet alleen dat de Jooden met grievende onheilen te worstelen hadden, maar ook dat ze, tegens hun gemoed, genoodzaakt waren te veinzen; dan dit kon de H. Maagd niet dulden. Een dier Jooden, die den Doop ontvangen hadt, ging ter Nachtmaal, enhielt de Hostie, welke hy aan zyne Medebefnydelingen bragt. Jesus-Christus hadt hem mogelyk deeze beleediging vergeeven; maar de fchurk hadt den euvelmoed van een beeld der If. Maagd te verminken; zy, over deeze belcediging gehoond, vervoegde zich by een Hoeffmid, en vermaande hem om voor haar tegen den Jood in een tweegevecht te treeden. De arme Smid, die geen lust hadt om den ftryd te waagen, liét zich verfcheidenmaal dezelve zaak aanzeggen; doch zoo als hy ter Kerke wilde intrecden, ging het verminkte beeld van zyn plaats , en kwam hem aan de deur bedreigen, dat, indien hy den Jood niet tot een tweegevecht uitdaagde , hy niet meer in de Kerk zou kunnen komen. Nu gehoorzaamde de Man; hy verzocht den Rechter (want Maria's bevel was niet genoeg) om tegen den Jood te mogen vechten, en beval hem om zich op ftaanden voet ten flagtvelde te bevinden ; maar de Befneedeling durfde zich niet verdeedigen: hy erkende dat God hem eer dan de Smid met zynen hamer (Joeg. Jk zag, zeide hy tegens hen , die hem zyne blooliUA ver-  i) é r Jooden. 4§k verweeten ^ ik zag duizend gewapende mannen tegen \x. tny, en wat konde ik alleen tegen duizend doen.? Hy wierdt van 't flagtveld naa de galg geleid, en,HoorDsr. tot groöté vreugd van den Hoeffmid en van de H. Maagd, in het vuur geworpen, is dit de eerbied, welken men voor ..de nagedachtenis van de heiligde der Vrouwen, die men de Moeder Gons! noemt, ihoet hebben? Wy weeten waarom eenige Schryvers hebben kunnen zeggen, dat de Jooden nooit, door 't openbaar gezag, in Frankryk Zyn herroepen; want de nood van den Staat noodzaakte Karei, Dauphyn Van 5t Viennoifchej en Hertog van Normandie i, om zé te herroepen geduurende dé wanorden , welkert de gevangenis zyns Vaders irt Engeland i, dé geweldenaary der groote Heerenj en de wéderfpannigheid des Volks, die eene zoö langduurige tyranny moede Waren, veroorzaakten. Daar was toen (*) een Monnik in den Kerker van Avignon-, dié na de Onheilen van Frankryk -, en den voorfpoed der Engelfchen iii dit Ryk voorfpeld te hebben, deri Aartsbisfchop van Thoulouje verzekerde, dat een Engel $ Stedenhouder van Jesus-Chiustüs^ eri uit zyn hart komende, welhaast op de aarde zoude ncderdaalen , om in zoo veele onheilen te voorzien, dat hy dé Jooden hekeeren, en duizend jaar op de aarde regeeren Zou; maar zyne voorzegging wierdt tert hoogften valsch bevonden. Karei bevestigde 4 toen hy Koning was geworden , 't geen hy $ Dtw- (*) 't'Jaar i3is. Ff a  45a HISTORIE bÓ*k. ZyMe' hadt gedaan, de Jooden van zyn xin. Ryk alleen verplichtende, om, ter onderfcheiHooFcsrdinge, een teken te draagen. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Van de algemeene ballingfchap der Jooden uit Frankryk. Boek F[ET ^ gCfchiedde ^ xiv.' der de regeering van Karei den VI. Deeze Hooïdst. Vorst was niet meer in ftsat, om zyn Ryk te regeeren. Den Hertog van Milan, Vader van Va* lentina, Hertogihne van Orleans, werdt ten laste gelegd (*) hem te hebben doen betooveren; maar hy was van natuur zwak van geest, en den angst, dien hem een onbekende op zyne reis naa Bretagne hadt veroorzaakt, hadt hem geheel uitzinnig gemaakt. De Jooden wierden befchuldigd van te Parys een nieuw bekeerden omgebragt te hebben 3 fommigen zeggen , dat het een Christen ware (f). Men weet niet of het getal der Moordenaaren groot was, en zelfs is- de moord niet zeker, nademaal een Schryver van dien tyd 'er aan twyfelt, zich vergenoegende te zeggen, dat men hem ge/lagen en leelyk behandeld hadde' en dat men, onderzoek daar naa doende, hadt' bevonden, dat ze, in fpyt der Christenen, verfcheiden onhebbelyke dingen deeden. Men nam 'er nog- (*) 't Jaar i3S9. (f) 't Jaar i39s.  see. JOODEN. 453 flogthans veele gevangen, waar van 'er eenigen ix. opgehangen , en de anderen gegeefeld wierden; U^K' daarenboven wierdt de Synagoge in eene boeteHooPDsr. van agttienduizend kroonen verweezen. Veelcn bekeerden zich, en wierden gedoopt; doch dit was niet dan een begin van clende, alzoo men ze allen twee jaaren daar na volftrekt uit het Ryk verbande ; en 't is van deeze laatfte ballingfchap af, dat ze een tydperk gemaakt hebben, en dat ze hunne jaaren beginnen te rekenen. Men heeft ze in Frankryk geduld , offchoon ZV daar geene volkomen vryheid van geweeten hadden. Profanus , die vermaarde Hemelloopkundige,, onderwees , in 't midden van de vyftiende eeuw, te Montpeller. Maria van Medicis deedt niet alleen Momalte te Parys komen, om haar tot Arts te dienen, maar zy verwierf ook van Henrik den IF~, haar Gemaal, een volleedige vryheid van geweeten , zoo voor hem als voor zyn gantfche Huisgezin. Men zegt .zelfs , dat ze zoo wel ten Hove gezien waren, dat hy met hen fpeelde •, dat Montahe, weigerde een zieke te gaan bezoeken, om dat hy den Sabbath zou overtreeden hebben, de Koning hem uitftel gaf, op dat hy den kranken behouden, en zyn Godsdienst niet fchenden mogt. Hy ftorf in 't jaar 1615 te Tours, in den tyd dat Ifabeïla van Bourbon naar Spanje overftak, om met Philips den If^. in den echt te treeden. De Ko» ningin liet zyn lighaam balfemen, 't wrik by eenige Jooden van zyn verwandfehap, die ny by zich hadt, naar Holland over wierdt gevoerd. Ff 3 Daar  4S4 HISTORIE Bpï't Daaf Ware" '°r vervolSens in Gascogm, en var? xiv. daar was het dat te voorfchyn was gekomen HpofDsx. jfaêk Castro de Tartas, die, door de Portugees zen in Brazilië gevangen genomen zynde, aan 't Hof der Inquifitie gebragt en leevende verbrand wierdt. De Jooden van Amjleldam hebben een Martelaar van hem gemaakt, en, als een Heilig, onder het getal der gelukzaligen gefteld; zelfs zeggen zy, dat hy oorzaak ware , dat men in Portugal 't gebruik van leevend te verbranden Sffchafte, om dat hy altyd, in 't midden der vlammen, uitgeroepen hebbende, hoort Israël onzen eenigen God, het Volk, dat hem hoorde, vervuld van verwondering, dezelfde woorden her' haalde (*), en, zonder daar aan te denken Joodsch wierdt. Daar waren 'er ook nog teLimoges, nademaal een jonge Lichtmis,die eene Joodinne hun diets maakte, dat de Mesfias uit dit minne'fpel zou gebooren worden, roepende des nachts aan de deur der ouderen, de Mesfias fiaat gebooren te worden uit eene Maagd , en deeze Maagd is my Dochter, welke bevrucht is geraakt zonder omgang met eenig mansperfoon gehad te hebben, 't Ligtgeloovig Huisgezin verbeidde met ongeduld de ge^ boorte, welke hen uit de dooling bragt, om 'dat ze eene Dochter te voorfchyn zagen komen. <*) 'C jaar iff47j V Y F-  s e R JOODEN. 455 y"Y F TIENDE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Sloffe. Dan eindelyk tot ernftiger zaaken weder- ix. keerende, zoo moeten wy nu gewaagen £ VK' van de wreede flagting, die het Volk van Ba-lloom,:jonne in de zestiende eeuw pleegde. Een Joodin (*) van den H. Johannes van Luts, die zich vermomde, hefehuldigt geworden zynde, dat ze een Hostie in haar Neusdoek hadt gewonden, kon het Volk zoo lang niet wagten tot dat men haar vonnis hadt opgemaakt, maar uit den Kerker haaiende (f), floot men haar in een ton, waar in zy leevende verbrand wierdt. Dat echter de Jooden in Frankryk gewöond hebben, was door verdraagfaamhcid, zonder 't openbaar gezag. De meesten veinsden en hielden zich als of zy belydenis deeden van een Godsdienst, waar van ze den grootften afkeer hadden. Daar zyn nog hedendaagfch in dat Ryk van die vermomde Jooden , welken toegang tot de openbaare bedieningen , en in de Kerk, hebben, om zich voor het Kpninglyk-gezag te dekken, 't welk hen pog in 't begin der tegenwoordige eeuw, tot in (*) 'ï Jaar 1515. ' ( + ) De Jooden ftellen deeze ballingfchap op het Jaar 5ig5 van de fchepping der waereld ; zy rekenen 305 jaafen federt de ballingfchap uit Frankryk ; dit is het iaar 1397 tot 1705. Daarenboven rekenen zy 577 jaaren na deeze ballingfchap tot vp het j»*r 167». Ff 4  45<5 HISTORIE ix. in hunne wykplaats met veel geftrengheid ver-, xv volSde. Hqqfbst. Men moet alleen de Stad Mets hier van ukzonderen, waar in zy hunne Synagogen, en voorrechten behouden hebben, om dat ze een Keizerlyke Stad ware, en om dat de Burgers, federt de overwinning van Henrik den IItot het jaar 1638, dat Lodewyk den XIFdaar een Parlement oprichteden, en onder de Keizerlyke Kamer behoorden; want gelyk de Jooden in het Keizerryk geduld worden, liet men hun te Mets dezelve vryheid. De Koning verleende zelfs, ter hunner begunstiging, een aanmerkelyk befluitfchrift; want een Vader, die zyn kind verlooren hadt, betichtte Raphaël Leo>y van het weggevoerd te hebben: hy loogchende het vruchteloos op de pynbank, de Jood werdt daarom niet min dan fchuldig verwcezen. Men fchetste hem af als een verdacht perfoon, die dikwyls m uitheemfche landen ging reizen, om dat hy nu en dan naar Genua Palmen, of Cedertakken, tot het vieren der Feestdagen, ging haaien. Men befchuldigde hem van toovery, en het vermoeden verdubbelde, toen men hem, in 't midden der pynigingen, verfcheiden barbaarfche woorden hoorde uitfpreeken. Hy fprak zyne gebeden uit in het Hebreeuwsch, en zei de Schemah. Men verbeeldde zich, dat hy even als Saul3 den geest van Samuël deede opkomenmen voegde daar by dat hy het kind om geene andere rede hadt weggevoerd, dan om het den hals af te fnyden, en zich van het hart te ber die*  der. JOODEN. 457 dienen, tot tooverkunstige bewerkingen. Hy ix; was ter naauwernood verweezen, en de rechts- BX°VR oefening verricht, dat men 't doode lighaam vanHoofDSTi het kind, dat men zocht, hervondt, en dat in het bosch verfcheurd geworden was. De Jooden bragten hunne klachten by den Koning in, die, aangedaan over de onrechtvaardigheid , beval, dat voortaan alle misdaadige zaaken der Jooden voor den Raad gebragt zouden worden, en hy bevestigde de voorrechten der Natie door een benuitfchrift, 't welk te St. Germain den i% April in 't jaar 1670 gegeeven wierdt. ZESTIENDE HOOFDSTUK. Van de knevelingen der Jooden in Engeland; bun opjland aldaar. "O ichard, Koning van Engeland kinderloos ix. gefto'-ven zynde, zoo beklom zyn tweede BXViK" Broeder Johan, door middel van zyne Moeder'ïooiDs^ Leonora, den troon. De regeering van dien Vorst was hard (*), hy mishandelde zyne Onderdaanen, en de Jooden hadden dus niet te verwachten, dat een, jegens zyne andere Onderzaaten, zoo hardvochtig Man, omtrent hen met meerdere billykheid te werk zoude gaan. Hy kwelde dezelven met groote afperfingen; en toen ze hem geld begonnen te weigeren, liet hy ze in hech-, te- (*) 't Jaar 1203. Ff 5  45* HISTORIE ix. tenis zetten, en verkreeg door 't geweld de? Exvi.K' Strafoefeningen 't geen hy door zyne Bevelfchrifr HoofDST.ten niet hadt kunnen bekomen. Men verhaalt van een Jood van Bristol (*), van wien de Koning tienduizend mark zilvers afvorderde, dat hy zich liever liet verfcheuren, en met wonden overdekken, dan zich los te koopen. Hier op geboodt de Koning, dat men hem alle dagen een tand zoude uittrekken, tot dat hy betaald hadt, hy leedt ftandvastig dat men 'er hem tot zeven toe uittrok: maar hy kocht zich vry toen men hem den agtfte ontrukken wilde. Men voegt 'er by, dat de Koning, nog me| deeze kneevelaaryen piet te vreden zynde, de goederen van alle de Jooden zyns Ryks verbeurd verklaarde, en ze door een openbaar Piakaat verbande. De Engejfchen ftonden tegen Koning Johan op; doch zyn dood ftremde de rampen, waar mede 't Ryk gedreigd wierdt. De groote Heercn, verëenigden zich by den jongen Henrik den Iir, verzamelden een Heirmagt onder zyne bevelen; en leeverden flag aan Koning Lodewyk van Frankryk, die, na al, wat hy genomen hadt, wederom gegeeven te hebben, veel werks hadt, om de zee weêr over te komen. Henrik regeerde zesënvyftig jaaren, en ftaande eene zoo langduurige regcering , ftonden de Jooden verfcheiden veranderingen uit. Een hunner, niet te vreden zynde, dat hy den Christelyken Godsdienst, Zonder dien te gelooven, haddc omhelsd, wilde ook (*) 't Jaar ma.  der JOODEN. 459 ook in de Kerkelyke waardigheden treeden, en ix. wierdt Diaken. Men wierdt het bedrog ont- Bxy,K* waar, en men gaf hem over in handen van 'tHoorDsx.' Gerecht, welk hem liet ophangen. Dit was de eenigfte Bedrieger niet, die in dien tyd geftraft wierdt. Een Man, die het Volk verleidde, wyzende aan zyne handen en voeten de indrukfelen der wonden van Jesus-Christus, gelyk de H. Franpscus in 't vervolg deedt, wierdt (*) door den Aartsbisfchop van Kantelberg in hechtenis genomen, en op eene geftrenge wyze gekastyd. : ZEVENTIENDE HOOFDSTUK, Van den jfoodfeben Wandelaar. Dewyl (*) in deezen tyd een Kerkvoogd ix: uit Armenië in Engeland kwam, kunnen ^xviT wy niet nalaaten,om ook iets, uit zyn befcheid1100^^ deswegens, van 't verdichtfel des JoodfchenWandelaars te gewaagen. Veele lieden vraagden aan dien Aartsbisfchop , of de gemelde Jood, die zich in 't Oosten ophielt, nog leefde? De Aartsbisfchop antwoordde, dat deeze Man in Armenië was; en een der Bedienden van zyn gevolg verhaalde, dat dezelve de Deurwachter van F flatus was, Calapkilus genaamd, dewelke, ziende dat men Jesus-Christtjs uit de Yierfchaar wegfleepte, hem een vuistflag op den rug- (*) 't Jaa/ 133^. '* T"r ni),  4<5o HISTORIE Bon*. rUgge gaf' om hem 'er goediger te doen uitgaan., xvn. ei1 dat Christus, verontwaardigd, tot hem zeide, «mm* Zoon des Mmfchen gMt hsm. ^ zyne toekomst afwachten. Hy bekeerde zich, wierdt gedoopt door Ananias, en Jofeph genaamd. Hy leeft altyd; hy bereikt den ouderdom van honderd jaaren, en alsdan wordt hy ziek, en valt in onmagt, geduurende dewelke hy weer jong wordt, en op den ouderdom van dertig jaaren komt; want hy was zoo oud toen Jesus-Christus ftojr" Deeze bediende verzekerde wyders, dat Jozeph by zyn meester bekend was; dat hy met veel deftigheid, en zonder lachen, antwoordt, wanneer men hem raadpleegt over oude zaaken, als over de opftanding der dooden, d;e int hunne graven kwamen, toen Christus gekruifigd was; over de Geloofsïeuze der Aposte- ■ {en, of de Historie der Heilige Mannen. Hy vreest altyd, dat Jesus-Christus de waereld zal komen oordeelen; want als dan moet hy fterven : en de misdaad, welke hy heeft begaan door den Zoone Gods te flaan,doet hem Adderen. Evenwel hoopt hy zalig te worden, om dat hy door onweetendheid gezondigd heeft. Hoe zinneloos dit vcrdichtfcl ook 'moge zyn, heeft men in 't vervolg nog eenen anderen wandelenden Jood verzonnen. Die was een Heiden, een Deurwachter van Pflatus; maar deeze was weezcndlyk een Jood, een Schoenmaaker, woonende by 'de poort, door dewelke JesusChristus naar den berg Caharia ging. Hy was Asfuerus genaamd, en ziende dat de Zoone Gcps, die  dur. Jooden. 4öi die moede en afgemat was, op zyn winkel ix. wilde rusten, zoo floeg hy hem; Jesus-Christus xvïi*' zeide hem, ik zal hier rusten, maar gy zult /oo-Hooidst. pen tot dat ik kome. In de daad van dit oogenblik af begon hy aan 't loopen te gaan, hy volgde Jesus-Christus , en heeft vervolgens altyd omgedwaald. Een Christen verzekert hem in 'c jaar 1547 te Hamburg gezien, en in een der Kerken van de Stad te hebben hooren prediken. Hy was een Man van vyftig jaaren, van eene voordeelige geftalte, draagende lang hair, dat over zyne fchouderen verfpreid was. Men hoort hem dikwyls zuchten, 't geen doet gelooven, dat hy berouw van zyne misdaad heeft. Men moet zig niet verwonderen over eene zoo groote ligtgeloovigheid, ten minften moeten de voorbeelden de bewondering verzwakken. Een en dezelfde plaats uit het Euangelium heeft deeze wanorde te weeg gebragt. Jesus-Christus zegt, dat 'er eenigen in zyn gevolg waren, die niet derven zouden, tot dat ze den Zoone des menfehen in zyne heerlykheid gezien hadden. Men geloofde van dien tyd af, dat de ff Johannes niet zoude fterven; men heeftzulksnaderhand gezegd, niettegenftaande de bewyZen, welken men van zynen dood hadt, en men heeft zelfs eene verhandeling opgefteld, om aan te toonen, dat dc ff. Johannes nog leeft. Sommige beweeren, dnt hy, zoo hy geftorven zy, een oogenblik daar na weder opftondt. Men voegt daar by, dat hy met Elias en Henoch in deeze of geene plaats vervoerd is, van waar hy met hen zal komen, om den Antichrist te beftryden; daar  4<52 HISTORIÉ bÏek d3ar w3s ?er 6en te Parys' die verkondigde, dat xvn? hy de H- Johannes, die nog leefde, ware: maar goan»T.hy wierdt te Thoulofe verbrand. Men heeft wandelende Jooden verzonnen, en op hen toegepast het geen Christus van Johannes hadt gezegd. De Armeniefche Aartsbisfchop, die ligtgeloovige geesten in Engeland vondt, en die zulks mogelyk zelf was, bragt ze Verder in den waan , dat 'er zoodanig een ware, nademaal hy hem gezien, en met hem gegeeten hadt. AGTTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg van den ftaat der Jooden onder Henrik den III. ïx. {"Vtdertusschen wilde Henrik de fff. (*) xvul aan de bekeerinS der Jooden van zyn Ryk Hoofdst. arbeiden. Hy dacht niet kragtiger voor de ziel zyns Vaders, of om de zonden zyner Voorzaaten, die groot waren, vry te koopen, te werk te kunnen gaan, dan, door de ftichting eener Kweekfchool, of van een Huis voor de bekeering der Jooden. Hy gaf daar de bêftiering van aan een bekwaam Man, die dit voorneemen grootelyks bevorderde. Alle de geenen, die zich bekeeren wilden, hadden daar een' veilige wykplaats, waar ze in ftilte leefden, zonder genoodzaakt te zyn hun kost dooreenflaafagtigen arbeid, of (*) 't jaar ij3j.  PER JOODEN. 463 Of door woekery, te winnen. Daar waren veele ix. lieden, welken de zucht tot leedigheid verleid- xvn*; de, en die door de neiging, om zonder moeiteHootdst.1 en arbeid gevoed te worden , vervoerd wierden. Het getal der Nieuwbekeerden vermenigvuldigde grootelyks, en 't Gedicht bleef lange jaaren aanweezig. Die van Norwich Iwierden weinig tyds daar »a befchuldigd een Kind den Christenen ontvoerd te hebben; het zelve een jaar gevoed, en, na het befneeden te hebben, op het Paaschfeest te willen kruifigen; dan hun voorneemen ontdekt geworden zynde, bleef de misdaad niet ongeftraft. Mattheus Paris (*) legt den Jooden van Norwich driemaal dezelve zaak te last, alleen verandert hy daar eenige omftandigheden in; want de eerfte maal bragt men de befchuldigden tot den Koning , die zyn Hof te Westmunster hielt, en zy beleeden daar hunne misdaad; men ftelde zich echter te vreden met ze op te fluiten, en hun leeven aan het goedvinden van den Koning over te laaten. Dezelve befchuldiging in 't volgende jaar hernieuwd geweest zynde, tastte men de vier Jooden, die het rykften van de Stad waren, aan, ten einde zich meester van hunne goederen te maaken, na dezelve opgehangen te hebben. Eindelyk, men klaagde (f) ze by den Bisfchip, over eene foortgelyke wandaad, aan. 't Was nu de Vader, die in de kamer van een Jood zyn Kind, dat hy federt een jaar dacht ver- (*) Op 't jaar 1335 en "35- (f) het jaar 1*39.  4ó"4 HISTORIE Sos'x verlooren te z^n' vondt- % maakte geruchtj xvm, nY rieP de Christenen te hulp, en de Bisfchop HooïDsr.iiet alle de geenen, die van.de Natie waren, vatten. De Befchuldigden beriepen zich te vergeefsch op het gezag des Konings ; de Bisfchop hielt ftaande, dat, dewyl het hier aankwam op eene beleediging, den Godsdienst aangedaan, deeze zaak niet meer tot 's Konings Rechtbank behoorde; dat hy daar de Rechter van was; en hebbende ten zelfden tyd vier der befchuldigden doen vatten, liet hy ze aan dc ftaarten van vier paerden vast maaken, en vervolgens aan een galg opknoopen, waar aan zy den laatften adem uitbliezen. Men leide dezelve befchuldiging , eenige jaaren daar naa (*) te Londen hen op; doch met zonderlinge omftandigheden. Men vondt op het Kerkhof van den H. Benedictus 't lighaam van een dood kind, waar men eenige Letters op vondt; 't Volk, dat dezelven niet verklaaren kon, liet van 't Huis der Nieuwbekeerden, eenige Jooden haaien, die deeze letters niet konden leezen, welke letters veel ligt alleen in de verbeelding des Volks beftonden. Want op wat wyze heeft men befpeurd, dat die letters Hebreeuwsch waren, zoo men ze niet konde onderfcheiden, om dat de huid ingekrompen en zwart geworden was ? Door eene andere wonderdaad ontdekte men daar op den naam-des Vaders en der Moeder van het Kind, en op welk eene wyze 't aan den (*) Het jaar IS4J<  der. JOODEN. 465 dën Jood, die het moest gekruifigd hebben,was ix. verkocht. Men raadt niet waarom, en op wat Bx0vEn*wyze deeze naamen zich daar op bevonden, inHoorasT. plaats van die der moordenaarert, wier ontdekking veel noodiger was. In de daad, men kon ze niet ontdekken •, maar eenige Jooden, ten dien tyde uit Londen gegaan zynde, gaven daar door gelegenheid om van dien moord befchuldigd te worden. Ondertusfchen verzekerde men, dat het kind wonderen deedt. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. De Jooden worden door de Kruisvaarders en in Engeland zeer gekweld. TT^e geheele Natie wierdt in H volgende (*) IX. jaar verfchrikt, door de vervolgingen, die Bx°ixK* de Kruisvaarders haar in Spanje, in Frankryk enHooecsTin Duitschland, aandeeden. Vreezende dat het onweer naa geene zyde der zee overflaan, en haar ten laatften ook treffen mogt, kwamen zy het voor, koopende van den Koning een Bevelbrief (f), waar by verbooden wierdt haar, in de gantfche uitgeftrektheid van zyn Ryk , eenig Jeed te doen. De Koning hadt by ongeluk dikwyls geld noodig, Galjrid, zyn eerfte Dienaar van Staat, dacht (*)'t Jaar ia3ff (+) 't Jaar 1239. HL Deel. Gg  465 HISTORIE ix. dacht het zelve niet gèmakkelyker te kunnen x°ix.K' vinden» dan by de Jooden. Op de weigering, iiooïDST. die zy hem deeden, van de groote fommen, welken hy hun afvorderde, lei men hun te last, dat ze een moord binnen Londen begaan hadden. Men nam ze gevangen, en, na veele kneevelaryen en kwellingen, waren ze eindelyk genoodzaakt het derde gedeelte van alle hunne goederen te betaalen. Maar dit was niet genoeg,om ze geheel vry te koopen; v/ant die onverzaadelyke Vorst eischte, vier jaaren (*) daar na, nieuwe gcfchenken van zyne Onderdaanen. Hy wees de geenen, die de Abten en Kloostervoogden hem bragten, zoo ze niet aanzienlyk genoeg waren, van de hand, cn vorderde grooteren. De Jooden wierden in zyne cifchen niet gefpaard. Hy ontving zelf het goud, dat men hem aanboodt, en liet het zilver by zyne Amtbedicnden ontvangen. Een eenige Jood, Adron genaamd, •was gedwongen hem r'ter mark gouds, en aan zyne Amptbedienden vierduizend mark zilvers, te betaalen. Deeze zelfde Aaron wierdt zeven jaaren daar na gefchat op tienduizend mark gouds, en op veertienduizend mark zilvers, om aan eenige noodzaaklykheden van de Koningin te voldoen, en om zich uit de gevangenis tc losfen; doch hy zelve rekende, en betuigde, onder eede, aan zynen Broeder, dat hy den Koning, voor zyn aandeel, tweehonderd mark gouds, en dertigduizend mark zilvers betaald hadt, 't welk waarfcbynlyker is. De (*) 't Jaar 1243.  b ï n J O Ö Ö E É 467 De andere Jooden waren niet gélukkiger; want lx men befchuldigde dezelve van valfche munt te BösiL Haan, van 's Konings zegel naa te bootfen, en,iIo^'st;; onder deezé vOorvvendfels; overlaadde men ze met fchattingen. Zy hadden hunne byzonderé Overheid en Rechters, en 't is waarfchynlyk, dat ze déeze Rechters door Overmaat van gefchenken wonnen; ten minsten befchuldigde men de fchattingheffcrs van ze te begunstigen, 'óm ze op hunne beurt uit te mergelen. Johan Lunel, alhoewel hy een Geestelyke was, was niet vry van deeze befchuldiging; men verwees hem , dat hy groote fommen gelds van veele Jooden haat genomen, ten einde hen voor de Rechtbank te befchermen, en hunne fchattingen te doen verminderen. De Koning duldde dat men hem wreédelyk behandelde, en zyne ftraf zou hog veel grooter zyn geweest, indien niet een der eerfte Staatsdienaaren zyne vergiffenis verworven hadde. Een Ridder hadt vervolgens 't zelfde lot; men betichtte hem van zich te hebben laaten omköopen door de Jooden^ van dewelken hy Commïsfaris,of Öpperrichterj was; en dat hy een valsch ftuk gelds gemaakt hadt^ waar op hy het zegel, dat de Koning hem tot de zaaken der Jooden hadt toevertrouwd, gefteld hadt. Door middel van dit ftuk gelds hadt hy een 'anderen Ridder onderdrukt. Dfe klachten» deswegens voor den Koning gebragt zynde^ huiverde hy zich daar door, dat de Jooden hem geholpen hadden; hy köri nogthans niet uit G-g 2 hM  468 HISTORIE Bix.K handen van 't Gerechte komen, dan met vernes xix.' zvns ampts, en eene zwaare boete te betaa> HoorDST.ien (*). TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den verderen ftaat der Jooden onder Henrik den III; %y Willen Engeland verlaaten. bÜhe'k DE Heilige-°orl°g verfchafte aan Koning^. xx; rik een nieuw voorwendfel, om zyne On- HooÏDSx. derdaanen te kwellen. De Paus hadt hem een fierken Brief gefchreeven, om hem te verplichten zich tot de Kruisvaart gereed te maaken, en den Koning van Frankryk fpoedig te helpen! Hy verbondt zich om zulks te doen; doch ten zeiven tyde ontnam hy den Jooden met geweld 't geen hun nog over was gebleeven: en na dat hy ze onmenfchelyk uitgefchudhadt, beroofde hy de Christenen van hunne edele gefteentens, en van alles, wat zy het kostbaarst bezaten. Vervolgens liet hy het gerucht verfpreiden dat de Koning van Spanje hem den Oorlog ver* klaaren wilde. Dit was een nieuw doelwit om hulp van zyn Volk te vorderen. De Grooten van het Ryk, te Londen vergaderd zynde ant woordden, dat zy, door de voorige fchattingen uitgeput zynde, niets meer konden opbrengen. C*) 't Jaar US,, dK>  beu JOODEN. 469' dat, zoo de Koning van Castil/e waarlyk den Oor- ix. log in den zin hadde, zy hunnen byftand niet BXXK" zouden weigeren: doch* dat, deszelfs voorneemen Hoofdst. nog niet uitgeborsten zynde, zy geen geld op onzekere geruchten konden geeven. Zy hadden hier toe des te meer reden, om dat de Koning (*) alleen begeerig was aan de geldzucht der vreemdelingen, die hy aan zyn Hof hadt, te voldoen. De wederkaatfing van deeze weigering viel op de Jooden, die min magtig en ryker waren. Dewyl men hun nieuwe geldfommen, die zy niet betaalen konden, vraagde, nam Elias van Londen voor allen 't woord op, en antwoordde aan den Raad, dat, dewyl men beflooten hadt, om ze in den grond te booren, 't beter ware hen uit het Ryk te bannen, of hun dc vryheid te laaten van daar uit te gaan, en dat ze mogelyk elders een Vorst zou,den vinden, die eenig gevoel van billykheid, of van menfehelykheid, voor hun zou hebben; dat de Koning wel wist, dat, wanneer hy hun de oogen uit de hoofden rukte, of dat hy ze leevend deede villen, zy de fom, die men van hun vorderde , niet zouden kunnen befchikken. Hy befproeide zyne redenen met traanen, en eindigde dezelven met in flaauwte te vallen, even als of hy op het oogenblik geweest ware van den geest te geeven. Evenwel weigerde de Raad hun de vryheid van uit het Ryk te gaan, en bragt hun onder 't oog dc onvermydelyke rampfpoeden, zoo zy zulks deeden, nademaal de Ko- (*) 'tjaav iiS4. Gg l  47Q fl ï S T O R I B M Koning van Frankryk ze uit zyne Staaten hadt xx gebannen, en ze doodelyk haatede. Men maa HoTO.tigde de fchatting, en hier door trok men van hun *t geen ze nog over hadden. Koning Henrik begon deeze afperfingen weder met het volgende (*) jaar. Hy vertoonde, dat, mettegenftaande, alle de fchattingen, die hy geheven hadt, hy daarom niet min arm ware en van alle kanten in fchulden zat. Indien men hem pp zyne eeden gelooft, beliepen zyne fchulden op wee- of driemaal honderd duizend mark Hy wist geen middel om deeze fom te vinden; men moest nogthans leeven, en de onkosten van zyn huis goed maaken; dus vraagde hy den Jooden om agtduizend mark. Zy vertoonden aan den Koning andermaal, dat ze bereid waren om het Ryk te verlaaten; en dat de Woekeraars van den Paus de laatfte hand aan hun verderf gefteld liadden. Henrik, over deeze weigering gebelgd, verkocht ze aan zynen Broeder Richard, die hem eene groote fomme gelds op dit koopverdrag fchoot. Men twyfelde niet, of Richard zou ze nog harder behandelen dan zyn Broeder, en de betaaling van zyn uitgefchooten geld tweevoudig invorderen; maar hy hadt medelyden met Aun, om dat hy overtuigd was van hunne armoede en onmagt. (*)/« Jaar 1255. EEN-  der. JOODEN. 471 EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Jooden , na nog eenige kwellingen uitgejiaan te hebben, worden uil Engeland gebannen. Bek al ven deeze wederwaardigheden , waar ix. mede zy tc worstelen hadden, befchuldigde ^^f' men, in 't qndergefchrecven jaar, die van Z/»-Hqofdstt coln met een meermaals verhaald verdichtfel, namclyic van een kind vermoord te hebben. Drie (onderlinge cmftandighcdcn deeden zich in deeze befchuldiging op eensdeelds, dat de Inwoonders van Lincoln vier Joqdén uit ieder Stad van En~ geland opöntbooden hadden, om by dit offer tegenwoordig te zyn. Ten anderen, dat de Moordenaar beleed, toen men hem het leeven hadt toegezegd , dat deeze offerande alle jaaren her-' nieuwd wierdt, fchoon dat men zulks niet altoos ontdekte, en dat de aarde 't doode lighaam van dit Kind uitgeworpen hadt. Voorts dat den Koning, de belofte, welke men aan den Jood gedaan hadt, van hem het leeven te fpaaren, niet willende bevestigen , en van hem niet te verminken , men hem niet alleen deedt fterven, maar men hielt ook eenenzeventig perfoonen te Londen vast, en men oefende tevens de uiterfte ftraföefeningen jegens veele anderen. Het was niet mogelyk, dat een Vorst, die met zoo veel gewelds regeerde, en wiens geldGg 4 zucht  47* HISTORIE ix. zucht het Volk uitputtede , zich geene wreede XXI? vyanden berokkende. Men maakte in Engeland HtwDs.eene famenfpanning tegens hem. De Graaven van Ley- en van Glocester, zich aan het hoofd der faamenfpannelingen ftellende, leeverden hem flag , waar in zyn Broeder Richard, dien men den Koning van Duitschland noemde , om dat hy tot Keizer, door de ftemming van eenige Vorsten, was verkooren, en Koning Henrik met zyn Zoon Eduard, krygsgevangen wierden gemaakt. Eduard ontfnapte uit zyn gevangenis, hebbende de vryheid verkreegen, om, in een naby geleegen land, eenige paarden te oefenen. Hy dotdie den Hertog van Ley cester, dien men doorftookcn op het fiagveld vondt, en Henrik, weder op den troon geklommen zynde , verklaarde de goederen der Saamgefpannenen verbeurd ten voordeele van hun, die hem getrouw gebleeven waren (*); maar alle deeze omwentelingen waren voor de Jooden van geen nut altoos: want de Saamgezworenen maakten zich te Lincoln meester van derzelver Synagoge, en ftaken van daar naar 't eiland Ely over, waar zy nog grooter verwoestingen aanrichtten. Na welken kant dan het Geluk zich wendde , werdt deeze Natie altyd onderdrukt. (*) 't Jaar ue?. TV7E-   IX. BOEK. MST, tot QMBXBNGING der JOODEN, rs- ENGELAND.  des. JOODEN. 473 TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Stofe. indelyic, men beweert, dat het Henrik de Ix. IJl was , die hen , door een Bevelbrief Boe'k; voor eeuwig uit Engeland verbande ; doch het IshSj, ons voorneemen niet , en ons bellek laat het niet toe, om dit te onderzoeken j zeker is het, dat de Jooden, op het einde der regeering van Henrik den III, nog in Engeland gevestigd waren. Daarenboven fpreeken geenen derEngelfche Historiefchryveren van dit eeuwig Banfchrift van gemelden Vorst j maar zy tekenen alleen aan, dat zyn Zoon Eduard, de Jooden, in het jaar 1287 , in hechtenis nam, en dat hy ze allen drie jaaren daar na in ballingfchap zondt. Anderen zeggen, dat dit in 't jaar 1291 voorviel, en deeze tydrekening ftrookt beter, volgens het gevoelen der Geleerden; want de Kerkvergadering van Londen, in het laatstgenoemde jaar gehouden, was oorzaak van hun verderf. Ook verhaalt men verfcheidenlyk de beweegredenen van deeze ballingfchap; want een Joodsch Historiefchryver beweert, dat ze by den Koning befchuldigd wierden van het geld vervalscht te hebben. De Koning, befpeurde, zonder moeite, de onfchuld der befchuldigden , en dat de Aanbrengers fchuldig waren aan de misdaad, die zy anderen aanwreeven; doch men liet daarom niet ra, om ze weêr op nieuws te befchuldigen, en Gë 5 ge-  474 HISTORIE Boek ^etu5Sen raede te brengen- De Koning, die eens, xxii.' zoo groote verbittering bejpeurde, was, zegt de Hisfco^t.toriefchryver, bevreesd, dat het Volk de gantfche Natie zou vèrfcheuren , en om hun het leven tc behouden,beval hy hen uit de landen zyner on~ derhoorigheid te gaan. Men doet fomtyds de liefde in deeze ballingfchap komen, en, van eene zoo droevige gebeurtenis, heeft men een Roman gemaakt; want men houdt ftaande, dat een Priester, fmoorelyk verliefd zynde op eene fchoone Joodïnne, haar zyn Godsdienst en Priesterfchap Opofferdey ?t zy dat hy den een en 't andere verliet, het zy dat hy veinsde, of dat hy zich liet befnydcn om haar te trouwen, om dat hy haar zonder deeze voorwaarde niet kon genieten. De zaak wicrd openbaar, en om de gewaande heleediging, die men den Godsdienst hadt aangedaan, door eenen Priester te verleiden, te wreeken, nam men het befluit om alle de Jooden, die te Londen waren, te verbranden; maar de Koning deedt de ftraf des vuurs niet ondergaan, dan aan de geenen, die de hand aan de befnydenis des Priesters gehad hadden, en beval aan alle de anderen om binnen den tyd van drie maanden 't Koningryk te ruimen, of' den Christelyken Godsdienst te omhelzen, en ten zelfden tyde de kinderen, die nog geene zes jaaren bereikt hadden, ontrukken s pm ze te onderwyzen. Men zegt ook, dat, na den dood des Konings, zyn Zoon, ziende 't Ryk door de pest en hongersnood verwoesten, daar de reden van wilde wee-  PER. JOODEN. 475 weeten. Men maakte hem diets, dat de onge- ix. loovigheid der Jooden deeze Godlyke wraak over x xn* de Natie haalde, en dat hy ze allen verplichtteHo0ïDs^ om Christenen tg worden; maar de hongersnood niet opgehouden zynde, beeldde men zich in, dat 's Hemels gramftoorigheid daar uit yoortkwam, dat men den Jooden zoo groot een geweld aandeede, en dat men aan dezelven eene volkomen vryheid van geweeten moest laaten. De Koning beval aan alle de Jooden , dat ze rondsom twee tenten, die hy opzettelyk aan den oever van de zee hadt doen ftellen,, verzamelen zouden; boven de eene was een kruis, en boven de andere de Wet van Mozes. Ten zelfden tyde liet men afkondigen , dat zy , die Christenen wilden worden, in de door het kruis onderfcheiden tent konden treeden, en dat zy, die in hunnen voorigen Godsdienst volhardden , in de andere tent, waar de Wet van Mozes boven was, konden gaan. De fcherpzinnigften befpeurden, dat 'er een adder onder 't gras verfchoolen was, en bleeven Christenen; maar de anderen werden om hals gebragt ten zelfden tyde, dat ze in de tent van Mozes giftgen, en hunne doode lighaamen in zee geworpen. DRIE-  47Ó HISTORIE DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vw de terugkomst der Jooden in Engeland. Bo*'*. ~^WY zouden ons niet met alle deeze verdichtxxiii.' ™ iels ophouden, ware het niet dat zy een HoMDST.groot deel van de Hiftorie der Jooden van dien tyd uitmaaken. Het geloofwaardigfte van het gunt wy zoo even verhaald hebben is , dat Eduard de TTL de Jooden uit zyn Ryk verdreef, hun geld gaf om naar Frankryk over te ftceken, en vervolgens hunne goederen verbeurd verklaarde. Deeze raad fchryft men toe aan eene Kerkvergadering, te Londen in den jaare 1291 gehouden, die de Bokken van de Lammeren willend? fcheiden, opendlyk verordende, dat alle de geenen van dien Godsdienst, binnen weinige dagen, vit Engeland hadden te gaan, en dat men hun de vryheid liet van hunne goederen mede te neemen. Eduard hadt het jaar te vooren een gelyk piakaat gegeeven voor alle de gewesten, die hy in Frankryk bezat. Men bragt tot reden van deeze geftrengheid by, dat de Jooden in eene te naauwe maatfehappy met de Christenen komende, dezelven verdorven ; en dat 'er zich in dien tyd veelcn opdeeden, die in hunne ziektens en tegenfpoeden, uit Godsdienstigheid naa de Synagogen gingen, brandende kaarfen in de hand houdende, en den avond voor den Sabbath daar  D E ft j O O D E N. 47? daar in doorbrengende. Wat hier van zy , de ix, Jooden verfcheenen niet weder zoo talryk in Rxxlf{ Engeland, na dat de voorfz. Kerkvergadering eenHooFDsiv' befluit des Konings hadt verworven, om ze daar uit te bannen. Men ftelde een verdeediglng voor hun op in, den jaare 1649 ten einde 't Parlement te beweegen , de geftrenge Wetten, die fints zulk een langen tyd in zwang geweest waren, te verbreken. Men vertoonde daar in, dat, indien hunne Voorouders den Mesfias gekruifigd hadden , het dit het Euangelium bleek, dat de Opperften en Leeraars der Wet alleen fchuldig waren aan die misdaad, terwyl het Volk riep Hozanna Zoons Dapids , en dat het nagefiacht niet moest geftraft worden, om een wanbcdryf, dat door een zoo grbot getal voortteelingen en eeuwen uitgewist was. In de daad men verleende hun, 't zy door dit Gefchrift, of om andere beweegredenen , de vryheid , die zy tot dien tyd toe verlooren hadden ; en deeze gebeurtenis is hun zoo voordeelig voorgekomen , dat zy ze in hunne openbaare gedenkfchriften bewaaren, en 'er de dagtekening van onder hunne aanmerkelykfte tydperken ftellen. Zy verkreegen ook een Synagoge , welke zy de Heilige Vergadering 3 en 't Joodfche Pamasfus, noemden. De Rabbynen, die deeze Synagoge beftierden, wilden niet dulden, dat men met de Christenen over den Godsdienst in gefprek trad; ten voorbedde ftrekke, dat Mylord Kidder, Bisfchop van JBath en Wells, den Ckacham van Londen in 't laatst  478 HISTORIÉ ix. laatst der voorige eeuw, aanboodt, om met een xxm' Jood in SelPrek te treeden, ten einde een jonge Hooïdst.Dochter, die reeds eenige kennis van den Christelyken Godsdienst hadt j te overtuigen; deCfeicham wees dit niet alleen van de hand, maar de Dochter, door haare Ouders opgellooteh zynde, was genoodzaakt zich naar derzelver wil te voegen. Een andere Jood wilde niet weêr tot de Zynen keeren , uit vreeze van zich verfcoijelyk by zyne Broeders tc maaken. VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van denftaat deezer Natie in Duitschland. lx. rj YN de Jooden in andere Staaten, Onder het Boek, ƒ . " ' Xxiv. gezag der Christenen ftaande, 't voorwerp «oüfDST. van den haat, en van ongerymde aanwryvingen geweest, zoo is 'er nogthans geen plaats, waar zy dikwylsër van gruwelyker misdaaden befchuldigd zyn geworden, dan Duitschland. Een der voornaamfte misdryven, die men den Hoogduitfchen Jooden te last legt, is, dat ze den Perfiaanen en Tartaaren,in hunne veroveringen begunstigd hebben (_*). Men weet niet wel wat hun doeleinde zy geweest; maar men verzekert, dat een groote menigte Perfiaanen't Oosten verlieten, om het Westen te verwoesten. Hunne ftrooping Was niet lang van duur ; zy floegen den weg nsa (*) 't Jaar uu.  DEii JOÖDEN. 479 jiaa Perfie weder in; want verwonderd zynde, ix. over de verhinderingen, die ze ontmoeteden, XX1EVK< om overwinningen te doen, verlieten zy eenHpoïDsï,; voorneemen, 't welk drie Tooveraars van dezelfde Natie, die te Keulen waren, hun ingeboezemd hadden. Men verzekert wyders^ dat de Jooden van dit Land, wier verfpreiding hen aandachtig maakte op alle onvoorziene voorvallen, zich vleiden, dat de Perfiaanen hunne Verlosfers zouden worden. Hunne verwachtingen en vreugd verergerden des te meer de Christenen, om dat zy zich niet bedekt hielden, en den naam van David gaven aan den Zoon des geenen, die aan 't hoofd van dat Leger was, zich verbeeldende, dat hy hun Koning zoude worden. Hoewel ze zich nu in hunne (;K) verwachtingen bedroogen zagen, lieten ze echter niet na, om 'er nieuwe , die nog harsfenfehimmiger waren , te bedenken ; toen ze vernamen, dat een ontzagchelyk getal Tartaaren tot in ITongarye doorgedrongen waren, en dat ze, na dit land verwoest te hebben , Bohemen en de nabuurige Staaten dreigden ; maar zy wierden in hunne ftroopingen door Keizer Frederik gefluit. De Jooden evenwel, door den yoorbygaanden voorfpoed , welken zy genooten hadden, verblind, beeldden zich in, dat de Tartaaren van hunne Natie waren, en hun te hulp kwamen; zy waanden dat hunne Voorouders , op de oevers van de Caspifchc - zee overgevoerd zynde, dit Volk, dat (*) Jaar iitu  4So HISTORIE IJC. dat overal waar het doortrok, verwoesting en xxiv. fchrik veroorzaakte, voortgeteeld hadden. Zy naëpoïcsT.rnen het befluit om zich by 't zelve te voegen, en ze te helpen door hun leeftocht en wapenen te zenden. Om zulks met te meer zekerheid te doen , beloofden zy aan de Vorsten den wyn, dien zy hun zouden brengen, te vergiftigen, en die Barbaaren op deeze wys te doen omkomen; men geloofde ze op hun woord. Zy deeden wapenen in de vaten met wyn, dien zy vergiftigd hadden , en zy waren reeds verre op hunnen weg gevorderd, wanneer men ze op eene brug tegenhielt, om hun de rechten te doen betaalen. Zy meenden vry van de betaaling te zyn door te zeggen ; dat ze deeze overvoering niet deeden , dan ten dienfte van den Staat en van den Godsdienst. De Pachter, die ten hoogften wantrouwig was, hebbende een vat doen openen, vondt het vol lemmers van degens en mesfen; het bedrog dus ontdekt zynde, nam men ze gevangen : zy wierden den Scherprechter overgegeeven, en met hunne eigen degens om hals gebragt. Het geen 'er in dit voorval 't gunstigst voor de Jooden is, was, dat Keizer Frederik ook wierdt verdacht gehouden van deeze Barbaaren geroepen te hebben; de befchuldiging was nogthans ongegrond. VYF-  VYFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. JDe Stad Frankfort raakt in brand; de Jooden worden van Kindermoord gezuiverd. Tn het zelfde jaar lei mén hun te last, dat zè ix. J- de bekeering van een Jongman hunner Natie, X°XE£ die zich te Frankfort wilde laaten doopen, beletHoorwT. hadden. Deeze befchuldiging fchynt beter gegrond te zyn, dan veele anderen, om dat het den Volke eigen is, en inzonderheid aan de Vaders om te beletten, dat hunne Kinders van Godsdienst veranderen, en ten dien einde gaan zy dikwyls de paaien, die de rede en wetten voorfchryven, te buiten; daarom zyn de Kerkvergaderingen ert de Keizers meermaals genoodzaakt geweest, om de geweldenaary der Jooden * die zoodanige bekeeringen beletteden, te beteugelen. De tegenkanting, waar van wy na fpreeken, kwam der Stad Frankfort en den Béfnedenen duur te ftaan; want het Volk, in beweeging geraakt zynde, omdat men hun een overwinning Van deezen aart oritrukken wilde, floeg aan bet muiten, en vatte de wapens op. Eenige Christenen wierden in den ftryd ortigebragt; hondert en tagtig Jooden fneuvelden 'er door het zwaerd, of door het viiur, dat ze aangeftoOken hadden: maar de brand, aangehouden hebbende, en van huis tot huis overgellagen zynde 3 wierdt de III. Deel, Hh helft dér JOODEN. fit  4B2 H I S T O r R I E ix. helft van de Stad tot asch verteerd, het welk Bx°Xv de overige Jooden in een nieuw gevaar bragt. HoofcsT.De voorzichtigfte, ten getalle van vierentwintig, lieten zich, om den dood te ontgaan, doopen. De befchuldiging van een Kind op het Feest van Paasfchen te dooden ging in Duitschland, zoo als in andere plaatfen van het westen, in zwang; men lei hun deeze misdaad te Hagenauw, in de Neder - Elzas, te last. Zy wierden beticht van drie kinderen van zeven jaaren , die men in een hunner huizen dood gevonden hadt, te hebben weggenomen. De klachten deswegens wierden voor den Keizer gebragt, die tot antwoord gaf, dat men deeze Kinderen moest begraaven, dewyl ze dood waren. Dit antwoord, dat eer naa eene boertery geleek, verbitterde de befchuldigingen; men twyfelde niet meer, of de Vorst hadt zich door groote gefchenken laaten omkoopen, en de Historiefchryver, die het geval verhaalt, durft verzekeren, dat, zoo hy geen recht deed, God hem daar over heeft geftraft met hem in de Hel te werpen. Doch een ander, veel billyker, fchryver zegt , dat de Keizer een vergadering van bekwaame Godgeleerden beriep, om uit hun te verftaan, of de Jooden geloofden het bloed van Christen-kinderen op Goede-vry dag te moeten vergieten, op dat hy als dan de ftraffe aan alle de Jooden van het Ryk zou doen draagen; doch niets zekers nopens deeze zaak hebbende kunnen ontdekken, liet hy zich te vreden ftellen, en de Jooden bragten daar ook veel toe door hun geld. Een Monnik, Ilicher genaamd, verhaalt nog een  der JOODEN. 4o*s een ander niet min beuzelachtig geval van de ix. Jooden van Keulen. Zy hadden een hoek van de x°x\?' Stad, waar in niet dan een enkel huis, dat doorHooF»st; een Christen bewoond werdt, over was. Hy liet 'er de beeldtenis van een kruis, met die van de H. Maagd en Johanneim plaatfen; de Christen van Wooning veranderd zynde, wierdt het huis door eenen Jood, die zich te Keulen kwam nederzetten, gehuurd, doordien hy 'er geen a der ter bewooning vondt. By een maaltyd, dien hy aan zyne vrienden gaf, werdt men de beeldtenis die de Christen 'er gelaaten hadt, ontwaar; en, na veele lasteringen onder den wyn tegen het kruis lütgefpouwd te hebben , nam een hunner zyn mes, en douwde 't in het beeld, waar het bloed terftond uitgudsde Een gedeelte der Jooden nam in verbaasdheid de vlucht. De Geestelykheid en 't Volk der Stad kwamen 't wonderwerk zien; men vulde een vat met bloed, dat uit de wonde vloeide: doch de Godsvrucht veranderde ftraks in woede. Men begon met het plunderen der huizen; men hielt alle de Jooden, die men kon krygen, vast, en men doodde de geenen, die zich niet bekeeren wilden, of niet ontvluchten konden. Hh a ZES-  4§4 HISTORIE ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de flagting der Jooden in Beijercu en in Berne. Bo^'k. T")0CH ee" veel verfchri^elykerberchuldigïng xxvi.' -"-^ werdt in Beijeren weêr op het tapyt geHoofDST.bracht (*). Een oude Vrouw bekende, dat ze een kind geleeverd hadt aan de Jooden, die al zyn bloed met een naaide hadde afgetapt, om 'er eene offerande mede te doen. Het Volk van Munióh raakte in beweeging, en, zonder 't vonnis van den Rechter af te wachten, floeg het alle de Jooden , die het kon vinden dood. De Amptenaars, zich vruchteloos tegen deeze om«andigheid Hellende, raadden de rest van de Natie aan in de Synagoge, die van fteen was, te vluchten; doch hun ongeluk werdt daar door des te algemeener, 't Volk volgde ze daar, ftafc 'er den brand in, en verteerde alle de geenen, die 'er eene veilige fchuilplaats hadden gemeend tc vinden, tot asfche, zonder dat de Hertog, noch de Hovelingen den voortgang van deez» geweldenaary konden verhinderen. Men heeft een Martelaar en een wonderwrochtend Heilig gemaakt van een Jongman van lVunzburg, met naame Werhner, aan wien de Jooden van dat land het bloed moeten hebben afgetapt, gelyk als in een wynpers, om 'er zich van te' be- . (*) 't Jaar 1286 en n39<  DER JOODEN. 485 bedienen in 't vervaardigen van eenige genees- ix, middelen. Die van Berne maakten eenen anderen BXxv1' Martelaar van eenen Rudolph, die op deeze hoofdst. wyze omgebragt was, en zy wreekten zynen dood, door 't leeven aan veele Jooden te beneemen. Men plaatst dit voorval onder de regeering van Keizer Adolph van Nasfauw; doch men weet niet wat de Historiefchryvers willen zeggen, wanneer zy verzekeren, dat deeze Vorst, ter gelegenheid van gemeiden moord, 't beleg voor Berne ging Aaan, zonder die Stad te kun- ' nen neemen. Daarenboven, als men naa 't gebruik, 't welk de Jooden konden maaken van het bloed van zoo veele omgebragte kinderen, vraagt, antwoordt men Hechts, dat zy 'er offeranden van doen, fchoon hunne Godsdienst niet toelaat menfehen te Aagten. Ook zegt men, dat zy, wanneer zy ze om hals brengen, uitroepen: Indien Jesus-Christus de Mesfias is, dat dan het bloed van dit Kind, onfchuldig en in het geloof van Christus geforven, my tot het eeuwig leeven hehoude. ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Handelende, van eenige Joodfche Geleerden in Duitschland. "j^pETTEGENSTAande alle de gemelde, 't ix•l"^ Christendom ontè'erende, befchuldigingen, xxvu. liet de Natie niet na zich in Duitschland te ver Hü0ll)i cHh 3 me-  456 HISTORIE *Jïz - meniSvu,di£ren- De Weetenfchappen bloeiden in' xxvn de Synagogen, aan welker hoofd men voortreffen Hoopdst lyke en geleerde Rabbynen zag. De enkele Stad Germersheïm bragt'er twee voort, waar van menden eenen Baruch van Germersheïm noemt, want toen begon men bynaamen te gebruiken. Eiiezer van Germersheïm, die van dezelfde Stad geboortig was wierdt een der grootfte Cabbalisten van zyne eeuw Hy fchreef ten jaare 1240 den Mantel des Heeren, gelyk een Joodsch Historiefchryver zegt; maar men denkt, dat hy zich verzint: want Eliezer moest eenigfins van vroegeren tyd zyn, nademaal hy de Cabbala onderwees aan Mozes Nachmanides , die in den jaare 1260, ten ouderdomme van 66 jaaren, ftorf. Jfaak van Weenen (*), niet te vreden met het licht te zaaijen, (dus was het opfchrift van een zyner Boeken) nam de moeite van boeken voor de Synagogen van zyn land naa te fchryven , om ze naauwkeuriger en ongebrekki^er te maaken. Hy hadt de behendigheid van een Huwelvks-verbond te doen gelden, waar van de dagtekening, by misflag, valsch, en van den tyd te bepaalen, waar in het gemaakt was. Dit oordeel deedt hem veel eers aan. Hy hadt tot Leerling Meir van Rottenburg, die zynen meester overtrof Hy wierdt de Rechter en Leeraar van zyne Natie, 't welk hem een lange reeks van onheilen berokkende; want dewyl men geloofde, dat hy zeer ryk was, of dat hy over 't geld van (*) 't Jaar I34s.  DER JOODEN. 487 van zyne Leerlingen befchikte , fchatte hem ix. de Keizer, op eene groote fom, en hielt |xvn hem, by gebrek van betaaling, gevangen-Hoofdst. Een van zyne Leerlingen ftondt voor hem borg; maar hy ftorf voor dat hy zyne vryheid verkreegen hadt. Meir wierdt, naar alle waarfchynlykheid in hechtenis gezet op last van Alben van Oostenryk, Zoon van Rudolph (*), en hy ftorf zes jaaren daar na (f), 't welk den vermaarden Rabbyn Asfer noodzaakte Hamburg teverlaaten, en naa Spanje te wyken, om dat hy, zich borg voor zynen meester gefteld hebbende, vreesde dat men hem kwellen, en na dczelfs dood doen betaalen mogt. De Hoogduitfche Jooden (§) maaken zich een groote eer van Amnon ; want zy maaken van hem eene foort van een wonderdoenden Martelaar. Zy vernaaien , dat de Aartsbisfchop van Ments, bewust dat hy door zyne rykdommen, geleerdheid, en fchoonheid onder zyne Natie aanzienlyk was, ondernamen om hem te bekeeren. Amnon vraagde drie dagen, om dit in beraad te neemen, en hadt berouw op 't zelfde 00genblik van zoodanig een antwoord gegeeven te hebben , om dat hy nimmer moest in twyfel ftaan over de verandering van Godsdienst. Hy beweende zyne zonde, en zyne vrienden arbeidden te vergeefsch om hem te troosten. De Aartsbisfchop, hem gedwongen hebbende om, na een geftelden tyd, zyn befluit te neemen, be- (*) 't Jaar 1399. (f) 't Jaar »S«* CS) '* Jaar U4J. Hh 4  4$$ HISTORIE b7ek bCVal' °P Zyne weigering,dat men hem de tor> xxm "en der voeten en de vingers der handen zoude *ïo0pDST.aflnyden. Hy namzei en ^ ze hwoutcn tM eerften dag van 't jaar, wanneer hy zich met zyne ingezouten vingers en toonen na de Synagoge hec brengen, en, na aldaar zeer vuurig gebeden te hebben, bcfpeurde men, dat God hem naa den Hemel hadt gevoerd. Drie dagen tiaar na het hy zich zien aan een Rabbyn, aan wien hy een gebed leerde, 't welk die nog in 't begin van 't jaar, en op het Verzoenfeest, bidden , fchoon de Hoogduicfche Synagogen zich langen tyd bediend hebben van een ander gebed door denzelfden Amnon opgefteld , en dat dus' begmr. Meester van >t Heel-al, koom myn eebed verhcoren. ' AGTENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den Jiaat der Jooden in Uttauwerj en in Augsburg. ben behouden hebben, Hier in volgde by  ï> E % JOODEN. 489 hy het voetfpoor van andere Vorsten, die, byna ix. allen, deeze Natie onder hunne befcherming na-xxvnï. men; die blykt uit de Kerkvergadering van //^.Hooïdst. nen, welke in dien tyd wierdt gehouden (*)» want deeze Kerkvergadering merkt aan, dat het getal der Jooden en derzelver vermogen zoo groot was, dat de inkomst der Kerfpelpriesteren daar grootelyks door verminderde. Hierom noodzaakte men ze fchadeloos te ftellen naar maate van het voordeel, dat ze van een Christen huisgezin, dat in zyn Kerfpel gewoond zou hebben, getrokken hadden. Daarenboven beletten zy hunne ' Vrouwen en Kinderen het Christendom te omhelzen , en lieten niet na de Christenen te befnyden , 't welk indrang op den Godsdienst maakte. Eindelyk, derzelver Synagogen vermeerderden; men maakte ze grooter, hooger, kostbaarder. De Kerkvergadering ftuitte deeze misbruiken door het maaken van nieuwe befluiten, en ten zelfden tyde dat ze de oude Synagogen in ftand hielt, beval ze, dat men de nieuwe gebouwden hadt af te breeken. DQch deeze befluiten waren van geen vrucht altoos, zoo lang de Landheeren en Christen Vorsten de geenen, die weigerden te gehoorzaamen, onder hunne befcherming namen; niet alleen deeden dit de Vorsten zeiven, maar zy gaven ook last aan hunne Drosten, om dc geenen , die hunnen byitand verzochten, te onderfteunen. st Kwaad was groot, dewyl men tot het laatfte hulp- < *) 't Jaar ^6j, Hh s  490 HISTORIE IX. hulpmiddel kwam ; want men verklaarde aan de xxvm. 0PPermagten en aan hunne Amptenaaren, dat ze Esojdst./'» den Ban en uit de Kerk gejaagd waren, zoo ze de Jooden bleeven befchermen, en 't geen de Geestelyken tegens hen befiooten en vastgefteld hadden weigerden ter uitvoer te brengen. Men (*) was te Augsburg genoodzaakt, om eene nieuwe fchikking nopens de eeden te maaken ; want men brak dezelven ftraffeloos, om twee redenen, i) Dewyl men in dien tyd zeer i bygeloovig was, en de Maagd en de Heiligen dikwylfer aangebeden wierden dan God , zoo deedt men de Jooden zweeren by den naam der Heiligen , by de Gelukzalige Maria, en zelfs by den Zoone Gods. Zy ftelden 'er geen zwaarigheid in om deeze eeden te doen, en ze te verfcreeken , om dat ze niet geloofden gehouden te zyn om ze na te komen. Toen men deeze foort van ontrouw befpeurd hadt, verplichtte men ze om altyd by den naam van God te zweeren, en by de IVet, die Mozes hadt gegeeven, hen met de hand de vyf Boeken van dien Wetgeever doende aanraaken; en deeze voorzorg hadden ook de Heidenen in vroeger tyd gebruikt. (*) "t jaar jaSj. NE-  PER JOODEN. 491 NEGENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in den Opperpaltz en in Frankenland. Wy zullen ons niet ophouden met den rede- ix. ftryd, dien de Jooden ten dien tyde met Bxx*x de Caraïten hadden, om den Leezer niet tot ver-Hooicsi. driet te zyn; maar ons by zaaken van meer belang houdende, zegsen, dat ze een grooter onheil ondergingen; want een Landman , Raind Flaisch geheeten, wierp zich op in 't jaar 1294, geduurende de Oorlogen, waar Duitschland mede gekweld was, door de mededinging van Adolph pan Nasfauw en Albert pan Oostenryk, dewelken men tot Keizers hadt verkoozen. Deeze omftandigheid van verwarring en beroerte te baat neemende ging hy in den Opperpaltz prediken, dat God hem zondt om de Jooden te verdelgen. Hy doorliep Frankenland en de nabuurige gewesten, houdende overal dezelfde rede, en om dezelve meerder krachts te geeven, gaf hy uit, dat zy een Hostie hadden geftoolen. Het volk kwam op deeze befchuldiging, zonder dezelve te onderzoeken , in beweeging. De Inwoonders van Neurenberg , van Nieumnark, van Rottenberg, van Amberg en van de andere Steden van Beijeren en Frankenland, aangemoedigd door Raind Flaisch, namen alle de Jooden, die in dat land waren, gevangen , en verbrandden ze. Eenigen wilden Zich liever zelf verbranden, met hun huisraad, Vrou*  49* HISTORIE Boek Vrouwen en Kinderen, dan door de Christenen xxix. in 't vuur geworpen te worden. Regensburg, Booedst veeI menfchelyker, behoedde haare Inwoonders. Alben van Oostsnryk wilde dit geweld af keeren ; doch hy kon geene krachtdaadigheid aanwenden ineen tyd, dat zyne vermogendheid wankelde, en het minste misnoegen van 't Volk, dat Raind Flaisch als een Godsgezand befchouwde, zou het voor den Graaf van Nasfauw hebben doen verklaaren. Dus moest men eenen gunstiger tyd afwachten, en dezelve daar zynde, wierden de Jooden in hunne voorrechten herfteld , en Neurenberg geftraft met eene groote geldboete, die des tc zwaarder viel, doordien de verdrukten een gedeelte van de Stad in asch gelegd hadden, door het in brand fteeken hunner huizen. Eenigen brengen dit voorval op het jaar 1292, en dus na den dood van Adolph, en zy voegen daar twee omftandigheden by, de eene, dat hetgeen het Volk in beweeging bragt het wonderwerk der Hostie ware, dewelke bloed ftortte, terwyl de Jooden dezelve in een vyzcl {tampten; de andere, dat 'er veele Christenen waren , die zich by de onderdrukten voegden, cn ze zoo krachtdaadig verdeedigden, dat het oproerig geworden Volk genoodzaakt was om ze te belegeren, en ze in hunne wykplaats te bedwingen. Hoe kan dit famenhangen ? Immers kon het niet anders zyn dan een oproer van 't gemeene Volk, die by de braave lieden veroordeeld wierdt; en men bragt ook te Frankfort niemand ter dood op deeze bcfchiildiging , vermits de Overheid naar rechte wilde handelen. DER-  ö E R. JOODEN. 493 DERTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolg van deeze zelfde Stojfe. TJ etrefpende deeze Volksbeweeging, weet rx. *-* men niet of ze door last des Keizers Alben BoeE te Neurenberg wierdt geftild; maar, ten minften,HoofDSA de haat haarer Inwoonders wierdt niet verminderd; want zy wierdt tien of twaalf jaaren daar na nog heviger, en men benam toen >t leeven aan den vermaarden Mordacheus van Oostenryk. Hy hadt een verklaaring gemaakt over eenige Boeken van den Thalmud, gelyk ook over de Werken van /zaak Alphez, die in eene zeer groote achting zyn. Hy hadt te famen gebragt het geen hy goed gevonden hadt in de Werken van tien Rabbynen, daar zyne aanmerkingen byvoegende Hy verliet Oostenryk, om te Trier te gaan leeraaren, alwaar /zaak, van Dijon geboortig, zyn Amptgenoot was; maar naa Neurenberg hebbende willen wederkeeren , wierdt hy tot de Galg verweezen. De wanorde, in plaatfe van te verminderen, vermeerderde; want eene Armleder (*), uit dè nabuurfchap van Nasfauw, ftelde zich aan 't hoofd van eenige Landlieden , en ze door de hoop op roof aanmoedigende, deedt hy hen de wapenen tegen de Jooden opneemen. Men ging verfcheiden plaatfen door, vermoordde zonder medelyden .(*) 't Jaar 1338;  494 HISTORIE Bo*K dCn dC geenen' die men kon vi"den, om zich xxx.' met hunne goederen te verryken. Keizer LodefiooFps-. wyk van Beijeren , die de gevolgen van dit oproer voorzag, hielt ze tegen, laatende aan Armleder 't hoofd afflaan , nademaal hy zulk eenen bloedigen opftand veroorzaakt hadt. Men zegt, dat de Jooden nog eene Hostie genomen hadden, zy wierden daar ten m'wflen van lefchtddlgd 3 en dat ze, dezelve doorfteekende, zoo verfchrikt waren van het bloed 'er te zien uitgudfen, dat ze uit het huis, waar in zy deeze groote misdaad begaan hadden, wegvluchtten. Maar (en dit moet zoo weezen!) ontdekt zynde, bragt men ze by den Hertog van Oostenryk aan , die niets wilde doen / zonder met Benediclus den XII. geraadpleegd te hebben; en deeze Paus antwoordde, dat men de Hostie eerbiedigen, en de geenen, die ze doorftooken hadden , ftraffen moest. Daar was een andere Hostie te Gustrouw, in 't Hertogdom van Meklenburg, dewelke gezucht en geweend hadt, om dat de Jooden haar onmenfchelyk doorftaken. Paus Clemens de V., hebbende ten jaare 1330 te Weenen eene Algemeene Kerkvergadering tegen de Tempeliers byëen geroepen, maakte 'er een befluit tegen dc woekery, en tegen de geenen,die dezelve vorderden. Hy verklaarde zelfs als voor zoo veele Ketters, de geenen die ze' goedkeurden. Dit befluit, openbaar gemaakt zynde, vonden de Jooden zich blootgcfteld aan veele kneevelaryen, welken hun de overmaatige woekcryen, die zy de Christenen deeden betaalen, op den hals haalden. Men fleepte ze voor de  der JOODEN. 495 de Rechtbank, en men betwistte hun hunne ix. hoofdfomme, om dat ze de Wet der Christenen x0xx*" overtreeden hadden. Inzonderheid gevoelden zyHooïas^ de uitwerking van deeze Wet in Duitschland; maar Menicho, Bisfchop van Spiers, verdeedigde (*) dezelven. Hy dacht, dat hun de Wet niet betrof, om dat de Kerk de geenen , die daar buiten zyn, niet oordeelt. Hy maakte zich diets , dat het hun veröorloft was woeker te vorderen, om dat men met hun ter goeder trouwe was overeengekomen. Hierom verboodt hy geftrengelyk, om ze voortaan, ter oorzaake van woekery te ontrusten. EENENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Vervolging der Geefelbroeders, jegens de Jooden. /~\m nu tot de Godsdienstigheid der Geefel- rx. broederen te komen, dezelve opende voor xxxi" de Jooden eene nieuwe bron van rampen (*).Hooix>sai Deeze Broederfchap , die byna te niet gegaan was, hernam weder kracht ten ondergefchreeven jaare, en was oorzaak van eene nieuwe flagting. Een hoop Volks , onder zekere hoofden verè'enigd, verzamelde tweemaal daags, en na zich gantsch naakt voor het Volk uitgekleed te hebben, geefelden zy zich met touwen, waar aan fpy- £*) 't Jaar ïj3j. (t) 't Jaar 134?,  40ö HISTORIÉ IX. fpykers en fpooren warén vastgemaakt. Zy fprasxxxi.' ken op eene treurige wyze eenige gebeden uit: HooïDsten lazen overluid een brief, die hun van dén hemel door een Engel gebragt was; by deezen brief beval God, die hem gefchreeven hadt, deeze kwellingen des lighaams té lyden,- ter vetligtinge der zielen , dié in 't Vagevuur zuchteden, en om de voortduuring der rampen, en der zonden, die Duitschland in st verderf ftortteden, te doen ophouden. Zy fleepten in deeze hunne broederfchap mede 't Volk van Spiert, vzw Straattiurg, ert van éenige andere plaatfen. Deeze Volken door de Geefelaars tegen de Joöden opgehitst, hielden ze vast, en verbrandden een groot getal in Thuringen; maar het grootfte onheil gebeurde te Frankfort, waar de Geefelaars, na eenige wanorde veroorzaakt te hebben, in een vergelyk bewilligd hadden, wanneer een Jood, Oijevaar genaamd, en wiens huisgezin ter dier plaatfe talryk was , zyne Broeders willende wreeken, een vuurwerk in 't Stadhuis wierp; 't vuur nam voed fel: de Stads fchriften wierden tot asch verteerd. De vlam floeg over tot de Kerk, die ook verbrandde; en zy vcrfpreidde zich tot Saxenhaufen toe. Men kon eene zodanige misdaad niet ongeftraft laaten; niet alieen werdt de fchuldige ter dood gebragt, maar ook alle de Jooden , welken zich in de Stad bevonden, uitgenomen een klcen getal, }t welk zich in Bohemen reddcde. Men befchuldigde dezelven in 't gemelde jaar van de putten, bronnen en rivieren vergiftigd te  der JOODEN. 492 te hebben. De Pest veroorzaakte toen groote ix. verwoestingen in Europa. Wy weetcn niet of xxxr' de Jooden daar minder aan ftorven , dan de an-HoorcsT.3 deren, en of men hun deezen zegen des Hemels misgunde; doch men geloofde ze fchuldig, om dat God ze bevrydde van byna een algemeencn ramp. Een zoo los vermoeden was genoeg; men verbrandde ze op zekere plaatfen, cn men floeg ze op anderen dood. Die van Mentz fielden zich te weer, cn tweehonderd ongewapende Christenen overvallen hebbende, zoo waren zy wreed op hunne beurt, en wreekten zich zonder medelyden aan dezelven. 't Volle, door deeze wraakneeming vergramd, liep tot de wapenen, en viel met zulk een hevig- en geftrengheid op hunne vyandenaan, dat 'er in dit voorval alleen twaalfduizend fneuvelden. „Men ftak de huizen „ in brand, en het vuur werdt zoo hevig , dat ,, de groote klok en dc glazen der Kerk van St. 93 Quintin fmoltcn. Deeze vloed overftroomde ,, geheel Duitschland. De Keizerlyke Steden ,, wierpen de huizen onder den voet, cn be,, dienden zich van de bouwftoffen deezer huizen, om torens en kasteden te ftichtten. ,, Men was des te greetigér om de huizen ne,, der te werpen, om dat men groote rykdom„ men onder derzelver puinhoopen vondt. Ro~ 3bert, Paltzgraaf, wilde zich tegen, deeze geweldenaary aankanten, en den vervolgden huis„ vesting geeven, welker onfchuld by de braa5, ve lieden erkend werdt : maar het Volk, en „ een gedeelte van den Adel, ftelden zich teIII. Deel. Ii „ gen  49* HISTORIE ix. 33 gen dit liefdaadig voorneemen. Men lei hem xxxl " te last> dat ny geld ontvangen hadt, om de Hoofdst. „ vyanden des Zoons Gods te befchermen". Alle de inwoonders van JJlm wierden verbrand, met hunne huisgezinnen en goederen; de Vorsten durfden zich niet bemoeijen met eene zoo tedere zaak, en de Natie vondt niet eene plaats waar ze zich konde verbergen. Daar was niet dan Litthattwën, waar zy geruster leefden, om dat Cafimir de Groote , verliefd op eene fchoone Joodinne, Esther genaamd, even als de oude Verlosferesfe van Gods Volk, hun groote voorrechten verleend hadt. TWEEËNDERTIGSTE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in Praag en Bohemen; de Keizer befchermd ze. Boe'k. V Y' ZlCh de VlUCht "aa Bohemen beSeeHeoiDST ^ hadden 9 konden daai' geen lange ruste »OÏD« vinden. ,t VoIk van praag ^ uit fpyt van het Paaschfeest te zien vieren, verkoos dien dag boven alle anderen, om hunne Synagoge te verbranden (*), benevens hen, die daar in hunnen Godsdienst oefenden. De uitvoering van dit ontwerp was gemakkelyk,om dat niemand zich daar tegen ftelde, en niet een mensch ontfnapte den dood , dien men hun bereid hadt. Dit voorval was C*) 't Jair 1391. '  der JOODEN. 499 was zoo grievend en gevoelig, dat de Synagoge jXvan Praag daar de gedachtenis van bewaard in xxxJj' een gebed , dat ze eenigen tyd daar na op-Hoofdsï. ftelde om haar ongeluk te beweenen. Twee jaaren laater Wensceflaus , Koning van Bohemen en Keizer, willende aan zyne Onderdaanen, by dewelken zyne verwyfdheid en liefde tot den wyn hem ten hoogften gehaat gemaakt hadden, behaagen, ontfloeg den Adel en de Steden van al het geene zy aan de Jooden fchuldig waren. Dit befluit deedt het Volk gelooven, dat men alles konde waagen tegens eene Natie, welke door den Keizer niet meer befchermd wierd; de flagting begon te Gotka door het Volki maar zy werd veel verfchrikkelyker, toen de Landlieden zich by het Volk voegden. Die van Spiers ontzagen noch ouderdom, noch kunne, en men deedt alles over den kling fprirtgen, op eenige kinderen na, die men na de Kerk bragt om ze te doopen. Dewyl ondertusfchen-dusdaanige geweldplegingen verfoeijelyk zyn, en de Staaten ontvolken, hielt men ze tegen door eenigen def muitzuchtigften te ftraffen; en de Historiefchryvers poogen dit geweld te billyken , door de Jooden te betichten van een Priester, die het Sacrament by een zieke bragt,beleedigt te hebben* Men befchuldigde ze nog eens (*) van de Putten vergiftigd te hebben, en deeze befchuldigirtg, die den dood en de wreedfte ftraföefeningen naa zich fleepte, verfpreidden zich, volgens de Jood- fcb« (*) 't Jaar 1400. ïi 2  ' 500 HISTORIE bÓek fChe Schryyers' in Dokland, in Italië en in xxxa Proneucei maar zy voegen daar ten zelfden tyde HooPDST.by, dat de Keizer hunne onfchuld erkende, dat hy zynen 'Raad vertoonde, dat het onmogelyk was een bron, die altyd vliet, en nieuw water verfchaft, te vergiftigen: maar het volk, beweerende, dat ze de Jooden het vergif hadden zien werpen, onder 't ftil uitfpreeken van eenige woorden, zoo befloot de Keizer, te lastig gevallen wordende, om ze te verbannen. Dit befluit deedt de oproerigen een groot gefchreeuw maaken, even als of 'er geene ftraffen wreed genoeg waren voor hun, die eene zoo groote menigte Christenen hadden doen fterven: de Keizer was dus genoodzaakt om hun te beveelen te vluchten, of van Godsdienst te veranderen. Maar de Joodfche Historiefchryvers verzekeren, dat, niettegenftaande de ellende, die zoo groot was, dat men 'er geene gelyke gezien hadt, na de verwoestinge van Jeruzalem, niemand nogthans zynen Godsdienst verliet; fchoon de Duitfchers van alle kanten opflonden tegen de heiligmaaking Gods: Israël zyn glorie echter niet verliet. Het voorbeeld van eene zoo algemeene volharding is iets zeldzaams , en men moet ze gelooven op de goede trouwe van hunne Historiefchryvers. Einde van het Negende Boek. HIS-  501 HISTORIE DER J O O D E N, « TIENDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Van den Staat der Jooden in Spanje, en van hun gefprek. Jooden leefden federt langen tyd in Spanje; b*-k zy hadden zich aldaar vermenigvuldigd: zy hadden daar Synagogen, vermaarde Leeraaren ,KcCFDST* aanzienlyke bezittingen, wanneer Ferdinand, door een Godsdienstyver gedreeven, befloot om ze te verdry ven. De Synagogen wierden afgebroken •, 't Volk verbannen, en de Huisgezinnen, die een fchrik voor de ballingfchap hadden, daar toe gebragt , dat ze van geflachte tot geflacht genoodzaakt waren te veinzen. Dit zullen wy in de volgende Hoofdftukken zien ; doch dewyl deeze omwenteling niet dan op het einde van de vyftiende eeuw voorviel, en dat ze door aanmerkelyke gebeurtenisfen voorgegaan was, zullen wy daar de voornaamfte van vernaaien, aleer we tot hunne algemeene ballingfchap, en ongelukkige vlucht komen. Ii 3 Dc  503 HISTORIE bÓ^'k De Tegenwoordige Paus Benedi&us de X/77was °iK in Arragon (»), de eenige plaats, die hem over HoofBsx. was gebleevcn , en welke zyn gantsch gebied uitmaakte. Hy wilde zynen yver toonen met de Jooden aan te tasten. Hy begon met de gefprekken, zynde tot dit voorneemen gebragt door Hieronymus van Santa Fede (f), die de Synagoge verlaaten hadt, en zyn Arts was, hem verzekerende, dat hy alle zyne Tegenpartyders, door plaatfen uit den Thalmud, zoude overtuigen , dat Jesus-Chr istus de Mesfias ware. Men riep de voornaamfte Rabbynen uit het Ryk by een. Dom Vidal wierdt verkoozen tot voorvechter in de redetwist. De Jooden begonnen toen aan te neemen den prachtigen tytel van Dom, dien de Spanjaards ontleend hadden van 't Latynsch woord Dominus, by welken deeze eernaam Heere betekende, en der Godheid in 't byzonder gegeeven wierdt. Het Hoofd der Gevangenisfe, of de Opperfte der Synagogen van Arragon, was daar by tegenwoordig, gevolgd van veele vermaarde Leeraars. Dewyl de Paus ze met beleefdheid ontving, en ze de kost vry hadden, namen zy 't befluit om met bezadigdheid te fpreeken; zy hadden zelfs de laagheid van dien Tegen-Paus te pluimftryken, en op hem de woorden van David toe te pasfen (§) : Heere! toont ons Uwe goedertierenheiden geeft ons (*) 't Jaar i4i3. of 1413. (+) Hy was te voosm Jthojcbuek Mlarki genaamd,  d er. JOODEN. 503 ons Uw heil. Zy behandelden Hieronymus van x. Santé Yede hardelyk , dien zy Epicurus noem- Bo^K* den, en die by hen ten hoogden gehaat1IooïDST' was, niet alleen om dat hy ze verhaten hadt, maar om dat hy hen in een redeftryd, waar van' zy 't uiteinde vreesden , ingewikkeld had. Deeze man hadt roekeloos het voorneemen gevormd van de Jooden, door hunne eigen fchriften te overtuigen, dat Jesus-Christus volmaaktelyk hadt volbragt de vierentwintig charafters, die hy aan den Mesfias gaf. Hy wilde bewyzen, dat de Mesfias gekomen was, om dat E/ias heeft gezegd, dat 'er tweeduizend jaaren zouden zyn onder de natuur, die hy het leedi'ge noemt, tweeduizend jaaren onder de Wet, en tweeduizend jaaren onder den Mesfias. De Jooden antwoordden, dat de voorfz. woorden niet van den Propheet , maar van een anderen E/ias waren. Dit gefprek begon den 7 February 1413 , en eindigen den 10 Mai van 't volgende jaar, zonder vrucht altoos; want partyen fchreeven zich van wederzyden de overwinning toe. Zekerder is het, dat Benediclus de XIII. in 't volgende jaar ( * ) een Wet uitgaf, tegen den Thalmud, en tegen de woekeryen der Jooden; maar dewyl deeze Tegen-Paus eenigen tyd daar na afgezet wierdt , bleef zyne Wet met zyne andere Verordeningen verhooien: dus gevoelden de Jooden daar van de uitwerking niet. (*) 't Jaar 141 j. Ii 4 TWEE-  504 HISTORIE TWEEDE HOOFDSTUK. Piakaat tegen de Jooden te Toledo; andere gejprekkcn met Alphonfus. Bo*K DAAR dC j00de° in alie de onheilen, „. die lti de Ryken, waarin zy woonden, Hoofdst. voorvielen , deedt komen, hadden zy een goed ' deel aan den opftand der Stad Toledo , welke zich beklaagde, dar men haare voorrechten verkracht hadde, door haar een fchatting op te leggen, fchoon dezelve ligt en tot den oorlog noodig ware. 't Oproerig geworden Volk pionderde de huizen van de rykfte Stedelingen, en lloegen de geenen dood, die eenigen wederftand booden. De Jooden wierden niet gefpaard. Men ftrektehet geweld uit tot op de Nakomelingen der geenen, die bekeerd waren. Toen zelfs dat men een weinig meer ftilftand genoot, kondigde men Wetten af, die de nieuwbekeerden, zoo uit het Jooden- als Heidendom, van alle ampten uitflooten De Geestelykheid befchermde ze, want de De' ken van de Hoofdkerk van Toledo ten kanfel klimmende, blikfemde tegen dit piakaat der inwoonderen; en liet openbaarc Hellingen verdeedigen , in welken hy het zelve beftreedt. Om er te beter de gevolgen en onrechtvaardigheid van te doen zien, of liever, om een grooter getal perfoonen in zyne belangen overtehaalen, wees hy by derzelver naam verfcheidene doorlach-  PER JOODEN. 505 luchtige huizen aan, die zich vermaagfchapt had- x. (Jen met die van deeze bekeerde Jooden, en die BoEKmen daar door van dc ampten beroofde. Dit al-HooFDST. les was vruchteloos; maar Paus Nicolaas de V gaf eene blikfemende Bulle tegen dit piakaat uit, doende in den Kerkelyken-ban alle de geenen, die de Jooden , of Heidenen, die zich bekeerden , van Waereldlyke en Kerkelyke Ampten, van het Pricstcrfchap en van de Regeering, wilden uitfluiten. Deeze Bul werdt niet wel ontvangen. De Paus moest 'er zelfs eene tweede zenden, om de voorige te onderfteunen. Hunne Historiefchryvers fpreeken van een lang gefprek tusfehen Alphonfus, den Grooten Koning van Spanje, en Thomas den Scherpzinnigen Wysgeer. Wy zullen niet onderzoeken wie deeze Wysgeer zy geweest; maar men zegt, dat de Koning verheugd was, dien Geleerden in zyn Ryk te zien komen, om dat een onvoorzichtige Bisfchop weinig dagen te vooren hadt gepredikt, dat dc Jooden 't Paaschfcest niet konden vieren , dan met het biocd van eenige Christenen, en dat hy, indien dit waar was, ze uit zyn Ryk wilde jaagen. Behalve nog eenige andere redenen, befloot hy, dat de Jooden alles hadden, wat hen gelukkig en magtig kondc maaken; verftand, bekwaamheid, moed, rykdómmen en talrykheid. Thomas, den Koning hebbende laaten fpreeken, maakte eene loffpraak flecht genoeg voor de Jooden; want de bewyzen, die hy aanwendde ter betooging, dat ze op hunne feesten zich niet van menfchenbloed bedienden, waren li 5 by-  506 HISTORIE x. byna alle kinderachtig. Hy bewees met de woorn K" den van Abravanel, dat de Jooden de Christenea Hoofdst. niet onder de Afgodendienaars tellen , om dat hy, die een God, de Scheppinge der waereld, de Hel en het Paradys , gelooft, de Wet heeft. Hy befchuldigde de Christenen, dat ze het geluk benydden van hun, die, arm in Spanje gekomen zynde, daar ryk geworden waren, of zich deftiger kleedden dan de ryken. Met een woord, hy raadde den Vorst eenige Wetten tegen de pracht en woeker te maken, die het Volk zeer wel aanftonden. Het gefprek duurde eenige dagen: en dewyl Thomas den Jooden zoo opendlyk begunstigde, en Abravanel, van David deedt afftammen, verwekte hy hun de befcherming van. den Koning. 't Was ook in tegenwoordigheid van Alphonfus, Koning van Portugal, dat 'er een ander gefprek over den Godsdienst wierdt gehouden. Het voornaamfte van het zelve is, dat de Chriften tegen den Jood ftaande hielt, dat de XXTI Pfalm op den Mesfias zag. De Rabbyn deedt het verteldfel van een zyner Leeraaren, die zyn haan mishandeld hebbende, om dat hy hem te vroeg in den morgen opwekte, hem in de ketel wierp; maar de haan liet niet na altyd te kraaijen , en de meester beeldde zich in, dat de Propheet Jeremia dit geval voorzegd hadde. De Rabbyn ftak met rede den draak met hem, die zulk een dwaaze inbeelding hadt gehad ; maar hy beweerde tevens, dat, gelyk het belachelyk ware in de Godfpraak van Jeremia niet verfcheiden dingen f!e  der. JOODEN. 507 te zien, die op den haan niet pasfen, men het x. 1 zelfde moest zeggen van den XXII Pfalm, nade- B°jEKmaal Jesus-Christus, die den dood gewillig Hoofdst. onderging, zich niet kon beklaagcn, dat God hem verliet. Hy deedt nog andere beuzelachtige en ongerymde antwoorden, die de kracht en 't weezendlyke der voorzegging in het minst niet krenkten, veel min ontzenuwden, waarom wy als onwaardig ze daar laaten. DERDE HOOFDSTUK. Van eenige Geleerde Rabbynen, en 't Piakaat van Ferdinand en Ifabella. Ondertusschen genoot de Synagoge toen x. een groot voordeel; want behalve de Ge- °niK' leerden van Arragon , waar van wy gefprokenHoorDSThebben, zag men 'er veele anderen te voorfchyn komen. Chamai was vermaard door zyne Cabbaliftiefche konst (*). Hy onderwees 't geheim, om in het huwelyk meer jongens dan meisjes te genereeren, door het bed van 't Noorden naar het Zuiden te keeren. In de daad, het grondbegindfel der Rabbynen is, dat de majesteit van God haar verblyf houdt van het Oosten tot het Westen, en dat men haar onteert, zoo men 't bedde naa dien kant wendt, en wanneer men 't plaatst van 't Noorden Haar het Zuiden, beloont God (*) 'tjar 1430.  508 HISTORIE x. God dit teken van eerbied door de voortteeling van Zoonen, die men gewoonlyk boven de DochHaoFDsx.ters fchat. Joel, de Zoon van Schcu, gaf Leerredenen in 't licht, maar zyn ftyl was wydloopig en dus verdrietig: echter liet hy niet na zich te doen achten, om dat hy geleerd was, en dat eenige kenders zyne uitlegging van eenige verdeelingen uit de vyf Boeken Mozes zeer bondig gevonden hebben. Eindelyk, 'c geflagt der Jacadeb (*) bragt twee vermaarde Hemelloopkundigen voort, den Oom en den Neef, die de een zoo wel als de andere Hemelloopkundige tafels opftelden. Doch wy hier niet langer op blyven ftaan, om dat we nog veele Geleerden zullen vinden, die begreepen in 't piakaat van verwyzing, en gedompeld werden in de uiterfte onheilen, die deeze Natie als inzwelgden, en ze uit Spanje verjaagden. Ferdinand en Jfabella waren de geenen , die dit groote werk ter uitvoer bragten. Na den Oorlog, die ze tegen de Mooren gevoerd hadden, gelukkig ten einde ge'bragt te hebben, dachten zy niet meer dan om de Synagogen te vernielen, en om zich van de Jooden te ontdoen. Ferdinand de Katholyken gaf in de maand van Maart des'jaars 1492 een piakaat uit, waar by hy aan deeze Natie beval, om binnen den tyd van vier maanden uit de Ryken van Spanje te vertrekken, of het Christendom te omhelzen. Turrecremata, die (*) 't Jaar 1482 en 1484.  der JOODEN. 509 die 't beweegrad van deeze vervolging was, X. raadde dien tyd te verkorten, en liet, op groo- l,'°^r" te ftraffen, verbieden, leevensmiddelen te gee-HooFus-r. ven, en eenige hulp te verfchaffen aan de geenen, die met de maand April niet vertrokken zouden zyn. Eenige Historiefchryvers gelooven zelfs, dat men de vryheid, die men hadt gegeeven , van 't goud en hunne edele gefteentens mede te neemen, introk, en dat het hun alleen geöorlooft was ze tegen lakens, wyn , of andere koopmanfchappen, te verruilen. Dit verbod werdt nogthans niet ten ftrengften uitgevoerd, of de Jooden waren behendig, nademaal zy dertigduizend millioenen dukaaten medevoerden. Zy, die den moed hadden van hun Vaderland te verlaaten, waren verplicht om eenige dukaaten aan den Koning te betaalen, voor den overtocht in 't fchip ; zy , die niet wilden , of konden vertrekken uit gebrek aan geld, wierden Slaaven, en hunne goederen wierden verbeurd verklaard. Deeze laatfte bepaaling wierdt met zoo veel geftrengheid ter uitvoer gebragt, dat twee fcheepen, die gelaaden waren, op den geftelden tyd niet hebbende kunnen vertrekken, men alle de geenen, die zich daar op hadden ingefcheept, zonder medelyden verkocht. VIER.-  f 10 HISTORIE VIERDE HOOFDSTUK. Vervolg derzelfde Stofe. Bo^'k. l\/fARIANA verzekert, dat zeventig duizend Hoofd" Huisgezinnen, of agtmaal honderdduizend fdst. Perfoonen , uit Spanje vertrokken ingevolge dit piakaat. De Jooden tellen honderd twintigduizend Huisgezinnen, en zesmaalhonderdduizend hoofden. De gunst, die Abravanel langen tyd by den Koning en Koningin genooten hadt, bevrydde hem niet van de ballingfchap; hy moest zich t'fcheep begeeven, en met de anderen naar Italië ftevenen. Hy moest aich aan de ballingfchappen gewennen; want hoe glorieryk zyn leeven ook geweest zy; was hy dikwyls genoodzaakt te vluchten (*). Hy verfcheen van zyne eerfte jeugd af aan het Hof van Alphonfus van Portugal, en hadt veel deel aan deszelfs gunst; maar Johan de II, zyn Zoon, andere gevoelens hebbende , trok Abravanel heimelyk naar 't Ryk van Castille. Ferdinand en Jfabella, fchoon zy Katolyk waren , bedienden zich van hem tot de geldmiddelen; hy vergaderde daar in weinig tyds groote fchatten, en werdt met de overigen zyner Natie in 't jaar 1492 verjaagd. Hy week naar Napels, en verkreeg welhaast de gunst des Konings, wien hy groote diensten deedt; maar die Vorst in 't jaar 1494 geftorven zynde, en Ka- (*) 't Jaar 148 x.  DER JOODEN. 511 Karei de VIII zich, zonder eenigen tegenftand , x. meester hebbende gemaakt van 't Ryk van Napels, B1°v.K* was Abravanel genoodzaakt naar Sicilië te vluch-HooFDS'^• ten met Alphonfus de II, die zynen Vader was opgevolgd. Hy bleef, zynen Vorst getrouw, in 't midden der rampfpoeden, die hem van zyne rykdommen en kroon beroofden. Alphonfus ftorf in 't jaar 1495 in Sicilië, en Abravanel was nogmaals verplicht van fchuilplaats te veranderen, en na nog eenige plaatfen aangedaan te hebben, ftorf hy ten jaare 1508, in den ouderdom van eenenzeventig jaaren, te Venetiën. Deeze Man is niet alleen vermaard door eene lange reeks van tegenfpoeden, maar voornaamelyk door zyne fchriften. Hy is van alle de Rabbynen de geene, uit wien men het meeste voordeel kan "trekken, tot verftand van de fchrif„ tuur. Hy fchryft een zuiveren ftyl, en ge„ makkelyk om te verdaan; hoewel hy te uit„ gebreid is, en eer den ftyl heeft van een Re„ denaar, dan van een Uitlegger des Bybels. Men zag nog onder de doorluchtige vluchtelingen Ifaak, den Zoon van Arama, een groote Wysgeer, maar nog een grooter Cabbalist. Hy nam zyn Zoon R. Meir , een der grootfte Rabbynen van zyn tyd, en Aucteur van een Verklaaring over Job, mede. De Godlyke Cabbalist, de Wonderwerker (*) , dus noemt men Jofeph Gigatella , nam ook het befluit van te vluchten en leide in zyne ballingfchap uit de Eigenfchap- ien (•) Taiimaturpu.  512 HISTORIE x. pen van God, Zyne naamen, ut'de tien Sephiroths, i°vK" dat is, dat gedeelte der Joodfche GodgeleerdHooFDST.heid , 't welk het verborgenfte is, en te gelyk het gcachtfte by deeze Natie, /zaak karo was mede een der verbannenen; hy begaf zich ftraks naar Portugal, en Hak van daar over naar Jeruzalem; maar hy verloor onder weg zyne Kinderen en Boeken. Hy leefde in eene groote eenzaamheid, en fchreef de Geflachten, of de Kinderen /zaaks,' om zich over de geenen , welken hy verlooren hadt, te troosten. Het zyn twyfeiingen over de Vyf Boeken Mozes', die hy genoegzaam duidelyk oplost. Abraham Zaouth leefde ook in dien tyd. Men verward hem met Abraham den Jood, die uit het Arabisch een verhandeling over de kracht der Geneesmiddelen vertaald heeft. Deeze twee Schryvers gaven een Altydduurenden Almanach uit, cn de een en ander, hadden zich zeer fterk op de Hemelloopkunde toegelegd. Deeze was van Salamanca, en onderwees te Sarragosfa; maar hy was door 'r. piakaat van Ferdinand gedwongen zyn Vaderland te vcrlaaten. Hy week naar Portugal, alwaar de Koning Emanue'l hem den tytel van zyn Historiefchryver gaf. Daar was het, dat hy het vermaard Boek der Geflachtrekening, JuchasJIn, opftelde, vandefchepping der waereld af tot op het jaar 1500. VYF.   X. B OM. LÏEFBAADIGHEID VAN KEN STITTTRMAK, AAK EEmGEtr JOODKCT.  der JOODEN. 515 VYFDE HOOFDSTUK. Van de groote elende der Vluchtende Jooden, en Jlechte Staatkunde van den Koning van Spanje. T^Ve volharding der Jooden in hunnen Gods- x. dienst was niet algemeen ; daar was een Bo^K* groot getal, het welk denzelven verlieten, enHooFDST. zich naa den tyd fchikten , willende zich liever verbergen onder eene uiterlyke belydenisfe van het Christendom , dan zich blootftellen aan de rampen, die de voorvluchtigen vervolgden. In de daad, derzelver elende was alleryfelykst. De brand kwam in eenige fchepen, die hen overvoerden , en verteerde ze tot asfehe. Veelen leeden Schipbreuk ~, en kwamen in de zee om 't leeven, of door dc onbedreevenheid, of door den kwaaden wil der Stuurlieden. De pest de andere befmet hebbende, zette de Stuurman zyne laading aan land; en een gedeelte der geenen a die men aan land gezet hadt, herfteld zynde, vergingen van honger. De anderen kwamen te Fez aan, waar van de Inwoonders, door een zoo groot getal vluchtelingen verfchrikt, de poorten toefloQten. Dus moest men op het veld tenten opHaan, ën van eenige kruiden, die de droogte en onvruchtbaarheid zeer zeldzaam maakten, leeven. Behalven de ongemakken van 't weer; was men genoodzaakt cle beleedigingen uit te ftaan van III. Dbs: l. Kk ee-  514 HISTORIE x. eenige Inwoonders, die zich alles tegens ongelufe°y K' kigen geoorloofd onderwonden. Een hunner verIIcofdst. krachtte eene Dochter in tegenwoordigheid van haare Ouders, en kwam haar een oogenblik daar na den hals affnyden, uit vreeze, dat ze bezwangerd zou zyn, en dat ze een kind , dat joodsch zoude worden, ter waereld mogt brengen. Een Matroos overviel een hoop kinderen, die fchelpen en visfchen kwamen zoeken, als de zee laager wierdt. Hy deedt ze aan zyn boord komen, en gaf hun brood, 't welk een groot getal aanlokte. Op zekeren tyd ligtte hy het anker, nam alle deeze jonge kinders mede, die hy aan eenige groote Heeren verkocht, en de overigen in flaaverny bragt. Een Spaansch Stuurman nam het befluit, om alle de Voorbygangers om te brengen, ten einde, zeide hy, door hunnen dood het bloed van Jesus-Christus, dat ze vergooten hadden, te wreeken. Men vertoonde hem , dat JesusChristus, die zyn bloed voor de verlosfing der menfehen vergooten hadt , den dood des Zondaars niet begeerde. Vermurwd door deeze vermaaning, ftelde hy zich te vreden met ze uit te fchudden, en ze op den oever te werpen, waar men nieuwe aanvechtingen hadt uitteftaan. Een gedeelte ftorf, na drie dagen honger geleeden te hebben; eenigen werden verfcheurd door leeuwen, die uit een nabuurigen kuil kwamen: de anderen wierden gered door de liefdaadigheid van een Stuurman, die ze in zulk een droevigen toef/tand ziende 9 dezelven in zyn fchip ontving, en  DER JOODEN. 515 én zyne zeilen aan ftuk fcheurde, om hunne x. naaktheid te bedekken. Boek. Zy , die naar Italië overgingen, kwamen teHoofi>sT. Genua aan, waar de hongersnood de leevensmiddelen zeer duur maakte. De Inwoonders, ziende deeze vluchtelingen uitgeteerd door zulk menigvuldig en lang lyden, en van geld ontbloot om fpys te koopen, gingen langs de ftraaten, houdende in de eené hand brood, en een kruis in de andere. Zy booden 't brood aan die uitgehongerden aan, op voorwaarde, dat ze 't ktuis aanbaden. Deeze list gelukte, en zy, die moeds genoeg gehad hadden van hunne goederen en Vaderland té verlaaten* bezweeken onder deeze tweede beproeving. Men morde zéér over dëeze ftaatkunde van Ferdinand, die, door eene zoo kwaalyk verzonnen vervolging, zyn Ryk verwoestede. Hy ftelde zich daarenboven bloot aan eenen opftand, overmits agtmaalhondderdduizend perfoonen , tot Wanhoop gebragt, in ftaat waren om gevaarlyke opfchuddingen te veröorzaaken; en Abravanel heeft gelyk, wanneer hy op dit voorbeeld der getrouwheid van zyne Natie roemt, die de wapens konde opvatten tegen de geenen, die hen verdreeven , en een burger oorlog verwekkem De Koning kon daar voor wel op zyn hoede zyn geweest, maar de wanhoop doet dikwyls dé voorzichtigheid der Koningen en Prinsfen mislukken. Kk s ZÉS-  515 HISTORIE ZESDE HOOFDSTUK. De Jooden worden uit Portugal verjaagd. Bo^'k Tohan de 11' Koning van Portugal, die voor de vi. ' ingangen van Spanje was, wilde zich met den buit Hoofdst. zyas nabuurs verryken. De belangen zyner Staaten vorderden, dat hy den Jooden eene fchuilplaats gaf; hy hadt "er aanmerkelyke diensten van ontvangen. Hy hadt 'er eenigen (*) gezonden naa den kant van Ormus en van de Roode-Zee, die hem een getrouw verflag deeden, en die dienden tot de ontdekking in de Ooft-Indien; evenwel beminde hy ze niet. Ten einde zyne ftaatkunde en afkeer tegens hen te voldoen, ontving hy ze, en leide hun harde voorwaarden op. Ieder hoofd was verplicht hem agt gouden kroonen voor het recht van toevlucht te betaalen. Daarenboven ftelde hy een vasten tyd, na denwelken het niet meer geoorloofd was, om in zyne landen te blyven, zonder flaaf te worden. Beide deeze voorwaarden wierden vervuld door eene groote menigte vluchtelingen, die naa dit Ryk weeken, en die vervolgens liever in ilaaverny wilden blyven, dan zich aan nieuwe ongelukken bloot te ftellen. Zy klaagden, dat hy een groot getal naa de Dieven-Eilanden zondt, die nieuwelings ontdekt waren, waar ze elendiglyk om- kwa- (*) R. ^traham de Bda en Joufh Zafatere de Lame&a.  DER JOODEN. 517 kv/araen. Maar zy troostten zich ten zelfden tyde x. met 't denkbeeld , dat God hen daar over wreekte; want hy ftorf jong, en zyn Zoon, die,Hooïdst.| Ifabella trouwende, erfgenaam wierdt van verfcheiden Koningryken, viel van 't paard in de Taag, van waar men hem bragt in een Boerewooning, waar in hy den geest gaf, zoo dat de kroon in een anderen tak overging. Emanuel, de Opvolger van Johan, hadt in 't eerst medelyden met deeze onderdrukten , en gaf hun hunne vryheid weder; maar 't verbond, 't welk hy met Ferdinand en Jfabella , welker Dochter hy trouwde, aanging, veranderde zyne eerfte gevoelens. Jfabella verklaarde recht-uit, dat zy tot haar Schoonzoon geenen Man begeerde, die Gods vyanden in zyn Ryk verdroeg. Dit was niet dan het voorwendfel. De rykdommen, die de vluchtelingen in dat Ryk gebragt hadden, en 't getal der Onderdaanen, 't welk de Jooden en de Mooren vermeerderd hadden, wekte hunnen naayver op, en de fpyt van hun gedrag door dat van Emanuel, het welk gantsch tegenftrydig was, te zien veröordeelen , voltooide de verbittering in hun gemoed. Emanuel, die zyne belangens oo!c in 't oog hadt, offerde de Jooden en Mooren op aan een verbond, dat hem voordeeliger toefcheen. Hy gaf aan de eene en anderen een tyd om uit de landen zyner onderhoorigheid te gaan; doch hy hielt zyn woord aan de laatften, om dat men vreesde voor de fchaaverhaaling , die men in Afrika op de Christenen zou, doen. Maar K kr % men  Si8 HISTORIE b*ek me" verbrak dubbelde trouw aan de Jooden, yi K- door hun de vryheid te beneemen hunne kin- HooFDST.deren, die boven de veertien jaaren oud waren, met zich te vervoeren, 't welk hen in zulk een groote wanhoop ftortte, dat eenigen zich zei ven ombragten, en dat de anderen, de natuur aan hunnen Godsdienst opofferende, de Beulen van hunne eigen kinderen wierden. Daarenboven na drie havens aangeweezen te hebben, werwaards zy zich moesten begeeven, om ingefcheept te worden , bragt men ze flechts tot eene. Men moest derhalve van maatregelen veranderen, eene dubbele reize doen, zyne geldmiddelen uitputten, met een woord, de vertraagingen, die men tot de infeheeping gebruikte, maakten een groot getal elendigen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Van de flagting der Jooden te Lisbon. bÖ^k "P\E elende noodzaakte veelen, om zich voor viT Christenen uit te geeven, en deeze bekeeHsofdst. ringen 5 waar van de meesten geveinsd waren, hadden drieërleië uitwerkingen. Men vertrouwde zich niet op de geenen, die zich na den tyd gefchikt hadden, en bezweeken waren onder het geweld van hunne vyanden; en men bragt »er een groot getal op de flagtbank (*), zoo ras degelegenheid zich daar toeaanboodt. Ze kon niet (*) 't Jaar iSoj, hg~  DER JOODEN. 519 Jigter zyn. Daar was in eene Kerk van Lisbon x. een gekruiste, wiens wonde met een glas bedekt y°nK was; eenige gewaande Godsdienstigen geloofdenHoo?i>sT, uit het glas een fchitterend licht te zien komen, en riepen wonderwerk. Een onvoorzichtige Jood de zaak hebbende durven loochenen, zoo was het de Godsdienstigen en twee DominikaanerMonnikken genoeg, om 't gemeene volk tegen deeze Natie aan te hitfen, hoewel ze bekeerd waren. De oproer duurde drie dagen, geduurende dewelken men meer dan tweeduizend van deeze nieuwbekeerden ombragt, die men tot in de Kerken toe ging zoeken, en van de voeten der Outaaren met geweld afrukken, 't Was genoeg, dat men eenige verbindtenis, of vriendfchap met hun hadde, om 't voorwerp van de woede des Volks te worden. Men plunderde de Huizen , en vermoordde onmenfchelyk de geenen, die zich daar in opgeflooten hadden. De Overheid liet het Volk niet alleen begaan, maar begunstigde ook deeze beweegingen. Ernamdl kwam 'er eindelyk orde in ftellen, door her ftraffen van twee Predikheeren, die verbrand wierden, en door het afzetten der Overheid, die haaren plicht met gedaan nadt in het ftuiten deezer muitery. Eenige Historiefchryvers leggen den Jooden dit onheil te last, verzekerende dat zy het zich op den hals haalden , om dat men eenigen van hun, na opentlyk belydenis van 't Christendom gedaan, en den Doop ontvangen te hebben, vondt, in 't heimelyk het Paaschfeest vierende. Kk 4 Ze-  52° HISTORIE Bobk. Zekcer is hec' dac de veesten der geenen, die yii. m Spanje en Portugal bleeven, veinsden in plaats H°°w.van zich ernsüg te bekeeren. enzuiks .sdP^s mm* uitwerking, die het geweld, inzaaken van Godsdienst te weeg brengt. Het geen verwondert doet ftaan, is, dat die Godsdienst zich van geflacht tot gedachte voortplant, en dat dezelve nog aanweczig is fo de perfoon der veinsaarts in eene laatere nakomelingfchap. De groote Heeren van Spanje hebben fchoon ^rhindtenisfen te maaken, van naam te veranderen, en wapenfchilden van vroegere» tyd te neemen; mea \t daarom niet minder bewust, dat ze van Joodfche afkomst, en Jooden zyn. De Kloosters der Monniken en Geestelyke dochters zyn 'er vol van. De meeste Kanunniken Tnauifiteurs, en Bisfchoppen, komen wt deeze Natie voort. Dit zal den Leezer des wegens overtuigen, dat Orobio (*), die het voorfz verhaalt, die Veinsaarts gekend hadt, en ook ze.f van het getal geweest was, 't welk *oor het Sacrament de knien geboogen hadt. Daarenboven brengt hy bewyzen by van >t geen hv verhaalt, ftaande houdende, dat 'er in de Svna goge te 4m%4m BroederSi Zust £n J - Bloedverwanten van goede/Huizen uit Spanje en Portugal zyn ; en zelfs Franciscaaner-, Dominicaner- Geestelyken, en Jezuïten, die boeten komen doen, en de misdaad, die zy door >t veinzen begaan hebben, verbeteren. (*) Limbonb Cellat, turn J»dj0 fa&_ I0,_ A G T-  der JOODEN. 5V2i AGTSTE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Stqffè. De ondervinding bevestigt het geene Orobïo x. voorftelt. De Roomfche Kerk , na deeze B°*fVeinsaarts gevoed te hebben, ziet ze dezelven Hoofdst. uit haaren fchooc heenen gaan, en daar onder zelfs zeer bekwaame lieden, die zich veel meer op de kennisfe der Wet, dan op die des Euangeliums toegelegd hadden. Jozeph, zoon van Jehofcuh, die zyne Tydrekenkunde vervolgd heeft tot den jaare 1554, was een Spanjaard, en de beste Histbriefchryver, welke deeze Natie federt Jofephus gehadt heeft. Jozeph, zoon der Roede, was een andere Spanjaard, die, behalve zyn Joodfche Hiftorie, verfcheiden noodige regels tot verftand van de Gemara verzameld heeft. /zaak Cardofo, die ook van de veinsaarts uit Portugal afdamde, wordt een der eerfte Artfen van Castille ,wüüt hy in 't Spaansch zyne verhandeling over 't nut van *t water en den fneeuw, van 't koud of warm drinken, fchreef; maar zyne veinzery ten laatften moede zynde, verliet hy Spanje, den Katholyken Godsdienst, zyn naam van Ferdinand, dien hy met den Doop ontvangen hadt, en week naa Verona omtrent het midden der voorgaande eeuw. Hy fchreef ook nog eene verhandeling, waar in hy de voorrechten zyner Ndtie grootelyks opvyzelt, en de befchuldigingen der Christenen afkeert. (*) (*) I Jaar 18-70, Kk 5 On-  32* HISTORIE x. Ondertusfchen waakt de Inquijitie op deeze bviil' Nieuwe-Christenen; want dus noemt men ze nog HoofDST.hedendaagsch, fchoon 'er tweehonderd jaaren verloopen zyn federt de eerfte bekeering hunner Voorouderen. Zy zyn altyd verdacht by de wreede Rechters deezer Vierfchaar, die zich met hunnen roof verryken; het geringst vermoeden is genoeg om ze misdaad ig te maaken. Indedaad, wanneer 'er eenig toeval in 't Ryk gebeurt, befchuldigt het Volk hen van heimeiyk de Joodfche zeden te volgen, en van oorzaak der Godlyke wraak te weezen. Hier van zag men een voorbeeld in 't begin der voorige eeuw; want het Volk, uit men weet niet welk voorwend fel, in beweeginge geraakt zynde, ftelde zich een Dominikaaner, met het kruis in de hand, aan 't hoofd der Muitelingen; men pionderde; men fchondt de vrouwlieden ; men vermoordde vier- of vyfduizend van deeze bekeerden. (*). De Historiefchryvers klaagen bitterlyk , dat men nog voortgaat deeze geweldenaaryen te Cordua, te Lisbon, te Coiinbra, en tot in de Indien toe, te pleegen, zoo wel tegen de Vrouwen als tegen de Mannen; maar ten zelfden tyde maaken zy van de geen, die lyden, zoo veele Heiligen en Martelaars, welker dood God door uitfteekende wonderwerken wreekt. "Want zy vertellen, dat ten jaaren 1693 een Arts, Sytea geheeten, dien men te Lima den tyd van dertien jaa- (*) 't Jair iSoj.  der JOODEN. 523 jaaren gevangen hadt gehouden, en die aldaar x. een voorbeeldig leeven hadt geleid, zoo ras niet Bvhl ' in het vuur geworpen was, of een geweldigeHoo^sT^ wind en verfchriklyk onweer wierpen 't huis, waar in men hem veroordeeld hadt, om-verre. De Indiaanen zelf waren verbaasd over dit wonderwerk, en bekenden dat zy nooit iets diergelyks gezien hadden. — Een ander, dien men in Portugal verbrandde , zag zyne ketens in het midden der vlammen vallen, en men zag hem niet meer, 't welk de Beulen deedt zeggen, dat de Duivel hem had weggevoerd. Om de gedachtenis van deeze Martelaars te verheerlyken, bewaart men ?er een Naamlyst van. Deeze gewoonte hebben de Jooden langen tyd verzuimd gehad, maar men doet het tegenwoordig, ten minsten op eenige plaatfen, als onder anderen te Amfleldam. Onder dit getal telt men een Gccstelyken van dc Hemelvaart, die in 't jaar 1603 verbrand werdt. Sobremont, na tweeëntwintig jaaren een harde gevangenis te Lima, waar hy de Artszenykunde oefende, uitgedaan te hebben, wierdt, op bevel der Inquijïtie, in den houtftapel geworpen. Don Lopez ds 1rera was van eene Christelykc en edele Familie, maar te Salamanca geftudeerd hebbende , werdt hy een Jood, befneedt zich zeiven in den Kerker, en gaf zich den naam van Juda den Geloovigen. Hy wierdt ook verbrand, en ftorf met eene ftandvastigheid , die 't Hoofd der Jnquifitie noodzaakte te belyden, dat hy nooit zulk een ernstige begeerte om te fikrven, eene zoo groote verzekering van zvne za-  524 HISTORIE B o^'k. zaUSheid-> ^ eene zoo volmaakte flandvastigheid, gevia.' zien hadde, dan die van deezen Jongeling, die in U°o*DST.dm hlog} zym mderdoms was ^ jUmeyda wierdc w 't jaar 1655 te Compostella verbrand; — Mines te Cor^. In den jaare 1Ó80 hielt de Inquifttïe te Madrid haare plechtelyke Gerechtsdag, welke aan zeven perfoonen 't leeven kostte. Drie anderen werden te Lisbon, op eene gelyke plechtige wyze, twee jaaren daar na tot asch verteerd. Op deeze manier hebben de Westelyke Jooden de vryheid verlooren in vier Koningryken, Frankryk, Engeland, Spanje en Portugal; laat ons nu eens weer zien, wat die van 't Oosten, waar ze nog aanwcczig zyn, in dien tusfchentyd deeden. NEGENDE HOOFDSTUK. Van den Godsdienst van Tamerlan, en of de Jooden aan zyn Hof bekend waren. Bo^k. T~)E J°°dcn hadden veel te lyden door de fpoeix. dige en geweldige veroveringen van Ta- O0™sr-merlan; want deeze Overwinnaar, na Samarcande tot zyn Hoofdplaats te hebben verkoozen, trok in den Chorazzan, waar zy talryk waren. Hy maakte zich meester van Bagdad, en van 't geheel Irake; hy vloog in Syrië 3 waar hy Damascus (*) 't jur 1544 te Valltxdolid.  DER. JOODEN. 525 cus uitplunderde : hy verfloeg Sajazet , die in x. Natolie regeerde, waar deeze zelfde Natie groote B°xK* bezittingen hadt; en dewyl hy alle de plaatfen,«oopdst, waar zyne Heirmagten doortrokken, verwoestede, is het niet te verwonderen, dat de Jooden, door zyne ftrooperyen, te gronde gebragt en verftrooid geworden zyn. Tamerlan volgde den Godsdienst van Gingizkan, beftaande in zeven of agt ftellingen, welke de wet der natuur voorfchryft ; hy erkende de eenheid van God, en verklaarde zich een vyand van de Afgodery. Schoon men hem heeft vertoond als een barbaar, en dat hy onkundig was, om dat hy geen ander beroep, dan dat der wapenen gevolgd hadde, liet hy nogthans niet na de Geleerden te beminnen, en 'er een groot getal te onderhouden, met dewelken hy zich dikwerf onderhielt. De Genees- en Hemelloopkundigen waren ten zynen Hovezeer welkoom, en dus zou men reden hebben te gelooven, dat 'er zich veele Jooden opdeeden, nademaal ze in beide Weetenfchappen uitmunteden. De veroveringen van Tamerlan werden verdeeld tusfchen zyne Zoonen en Kleinzoonen, die het niet eens konden worden over de verdeeling zyner nalaatenfchap, en die eikanderen door deeze tweedragt verzwakten. Zy lieten niet na van zich honderd jaaren in ftand te houden, tot dat een Overfte (*) der Usbekken in het Chorazzan rukte, en 't op hem veroverde. Arbek, een afkoer Scharbek.  52<5 HISTORIE S§* ft**" van Tam^lan, was genoodzaakt naa de a. *>*<» te vluchten; waar hy omtrent den jaare HooFDST.I4Ö5 % Ryk yan den groQten ^ Men verzekert, dat daar een gewest van Cachèmre was, v0l Jooden, die al van den tyd van Salomon , of van Salmanafar af, zich derwaards begeeven, en daar de voetftappen hunner neêrzettmg, waar aan men ze nog heden kent, nagelaaten hebben. De Heer Thevenot verzocht een zyner vrienden te onderzoeken, ofzy, die in dat land waren, * H. Schriftuur hadden, en of hun Oude Testament gelyk ware aan het onze? Doch hy antwoorfe,dat> indien aldaar voortyds ]ooden geweest waren, zywch'ertegenwoordignietbeponden. „ Al het Volk»5 zegt de Heer Bernier, „ is aldaar of Heiden 0f „ Mahomedaan. 't Is in China, dat zy mogelyk W te vinden zouden zyn; want ik heb fints kort » in handen van onzen E. V. Jefuit te Dehli Brieven „ gezien van een Hoogduitfchen Jezuït, uit Pelt kin gefchreeven, vermeldende, dat hy 'erdaar 9i gezien hadt, die het Joodendom en 't Oude „ Testament behouden hadden ; die niets van „ den dood van Jesus-Christus wisten; en » dat zy zelfs den Jezuït tot hunnen Chacham had„ den willen maaken, Z00 hy zich Hechts onthielt »» van varkensvleesch te eeten. TIEN-  PER JOODËN. «ft? TIENDE HOOFDSTUK. De Jooden neemen Ismaël Sofi voor den Mesfias, doch verzaaken deeze dwaaling. Wat ook van het voorgemelde moge zyn, x. zeker is het, dat men 't gros der Natie Bo^** in Perfie en Medie moet zoeken. Daar hadt zyHoorosK haaren zetel; doch gelyk haare Synagogen vernield geworden waren , en de weetenfchappen, geduurende de wanorden van den Oorlog, niet konden bloeijen, zag men daar zints langen tyd noch Geleerden, noch Hoofden der Gevangenisfe, meer; en zelfs de byzondere perfoonen, die in de gewesten en Steden verfpreid waren, maakten daar eene droevige vertooning, om dat ze door de roofzucht hunner vyanden te gronde geholpen waren. Men zegt, dat zy het hoofd weêr opbeurde onder Ismaël Sofi, Hoofd van het geflacht, dat hedendaagsch in Perfie regeert. Deeze Vorst, die van Aly meende af te ftammen , verzamelde alle de geenen , die van die gezindte waren, mitsgaders alle de ellendigen, die hem wilden volgen. Hy vondt niet meer dan zeven- of agtduizend man in Caramanie, 't welk het oude Ctlicie is; maar hy liet niet na met dit klein getal in een der gewesten van Medie te vallen (*), Ferokhzad, die daar Koning van was, te verfiaan en om te brengén; en deeze (*) 'i Jaar 150a.  52S HISTORIE ïoXi"K 26 eerfte overwinning, in den ouderdom van x. veertien jaaren behaald , ftelde hem in ftaat om *°on*T.Tauris in te neemen , en om zich niet alleen meester te maaken van 't overige van Medie, maar ook van Per/ie. De Jooden, die in Medie talryk waren , van waar Ismaël zyne veroveringen hadt begonnen, verblind door zyne dapperheid, en door den fnellen en goeden uitflag van zyne voorneemens, verbeeldden zich, zegt men, dat deeze jonge Overwinnaar wel eens de Mesfias, dien zy federt zoo veele eeuwen verwachten 3 konde weezen. Twee omftandigheden hielpen hen in den dut brengen; de eene, dat Ismaël de Wet der Mufulmannen wilde hervormen, en zich fcheen te ftellen tegen den Godsdienst, welken 't volk in 't oosten beleedt: de andere, dat hy zich beroemde een uit den Hemel gezonden Propheet te zyn. Men zegt zelfs, dat zyne Hovelingen hem bovenden mensen verheften. Men befpeurde ligtelyk, dat men op een verkeerden grondflag gebouwd hadde , om dat, zoo Ismaël den heerfchenden Godsdienst beleedigde, zulks alleen was om de gezindte van Aly te herftellen, en de groote verandering, die hy maakte, zag niet dan op het Kapfel, om dat hy een rooden Tulband nam, rondsom denwelken twaalf plooijen zyn, die zyn Vader Haydar uitgevonden hadt; waarom men denzelven de Haydarfche^ Kroon heet. Ismaël eindelyk, wel verre van zich als den Mesfias der Jooden te doen befchouwen, verachtte hunne eerbewyzingen en fcheen voor hun meer afkeer, dan goeden wil', te hebben. ELF.  der JOODEN. 5»9 ELFDE HOOFDSTUK. De Jooden worden door Schak Abbas vervolgt, %yn gefprek en contraSt met de Chachams. "TAeezen Vorst, een Kinds-kinds-kind van X. Ismaël Sofi, door zynen Rand vertoond BxiK° zynde , dat Perfie zeer verwoest was, zoo be Hoofdst» floot hy groote voorrechten te verleenen aan allé de geenen , die zich daar zouden willen komen / nederzetten. Men zag van alle de nabuurige plaatfen een groot getal Inwoonders komen, en inzonderheid een groote menigte Jooden, die den Koophandel tot zich trokken, en zich verrykten, 'c welk hun wc! ras den naayvér der andere Inwoondercn, berokkende; ook bragten zy deswegens hunne klachten by den Sofi in. Daar, was geen gelegenheid om ze te ftraffen, zonder achterdocht te geeven aan dc andere Vreemdelingen , welken door dc verkrachting der voorrechten, federt eenige jaaren verleend, verplicht zyn zouden om te vertrekkenmaar men vondt in den Alcoran, dat deeze Natie den Godsdienst der Mufulmannen moest omhelzen , zeshonderd jaaren na deszelfs bekendmaaking, of ten eenemaal vernield worden. Abbas, die uit den aart Wreed was, zou 't bevel van Makomet ter uitvoer gebragt,en alle de Jooden in 't verderf ge^ ftort hebben , zoo de Mufti hem daar niet in belet hadde. Men befloot nogthans om de ChaIII. Deel. LI ehums  530 HISTORIE x. chams of de Wyzen der Natie, voor den Rech> Bxi.K' terft°el des SoPs te dagvaarden, ten einde op Hoofdst.zyne vraagen te antwoordden. Schak Abbas ondervraagde ze inzonderheid ovef de affchafiinge der offeranden , en van andere plechtigheden, waar van het gebruik hadt opgehouden federt de komst van Jjat of j e su s, wien Mahomed was opgevolgd. De Chachams, verwonderd over deeze vraagen , verklaarden , dat ze een Mesfias verwachteden, en dat ze den Christus, dien hunne Voorouders gekruifigd hadden, niet konden aanneemen. Abbas wierdt gramftoorig om dit antwoord, om dat de Alcoran op eene heerlyke wyze van Jesus-Christus fpreekt. Waarom zoudt gy, zeide hy tot hen, in den Christus niet gelooven , nademaal ik 'in hem geloof? Zy herantwoordden, dat de Christenen zoo veele Afgodendienaars waren . als dezelven , een vervloekt en aan '/ hout gehangen man aanbaaden. Welaan! zei de Sofi, gelooft niet in den •Mesfias der Christenen , dewyl gy zulks niet wilt doen ; maar wat dunkt u van Mahomed? Deeze vraag maakte ze verlegen; zy voorzagen het gevaar, waar aan zy zich blootftelden, zoo ze openbaarden 't geen ze dachten van den valfchen Propheet. Na dan heimelyk met eikanderen geraadpleegd te hebben, verklaarden zy, dat Mozes de groote Propheet ware, en de eenigfte , dien zy moesten volgen y maar dat ze Mahomed niet volflrekt verwierpen , om dat hy, door Ismaël de Zoon van Abraham was. Zy voegden by die antwoord gebedea en fmeekingen , dat de Stfi' ■me-  DÉR JOODEN. 531 medelyden wilde hebben met zyne Slaaven en x. Öndcrdaancn, die zich in zyne Staaten niet ge- BoIKvestigd hadden, dan om hem te behaagen. Hoorcsr. Abbas verweet hun, dat ze, onder voorwendfel van een Mesfias te verwachten, in hunne ongeloovigheid volhardden, en de anderen beletteden 't geloof der Mufulmannen te omhelzen, Maar, zeide hy, öm dit ydel voorwendfel weg te neemen, bepaalt een tyd voor de komst van uwen Mesfias; ik zal u met verdraagfaamheid behandelen tot de vervulling van dien tyd toe; doch indien de Mesfias, federt zoo veele eeuwen vertraagd, u nog eensbedriegt, is hetbillyk, dat gy den Godsdienst van Mahomed omhelst, of dat gy uwe goederen, uwe kinderen, en uw leeven verliest. Hy gaf hun tyd om met elkander te raadpleegen, en om te zien in welk jaar de Mesfias moest verfchynen. Na eene rype overweeging, befiechten zy, dat de Mesfias verfchynen moest in zeventig jaaren, te rekenen van den dag af, dat ze Voor den Sofi verfcheenen waren. Zy verydelden daar door de ftraffe, waar mede zy gedreigd wïerden, nademaal Abbas en zy moesten fterven voor een zoo lang beftek van jaaren. Abbas j die gierig was, verkocht hun deeze jaaren Van fust zeer duur, en deedt hunne belofte,1 welken onderling was, aantekenen; want zoo de Jooden van den eenen kant beloofden Mufulmannen te zullen worden^ of te bewilligen in de verbeurdverklaring hunner goederen' g en in hun geheel verderf in alle de Staaten vari den Sofi, indien de Mesfias ten einde van zevenLl 2 tij  532 HISTORIE x. tig jaaren niet verfcheen: alzoo beloofde Schak BxEjK' Abbas van zyne zyde , zoo voor hem als voof Hooidst.zyne Opvolgers, een Jood te worden, by aldien de Mesfias in dien tyd te voorfchyn kwam. De overeenkomst wierdt van wederzydcn getekend, onder de openbaare papieren bewaard, en de Jooden op twee millioenen gouds gefchat, ondertusfchen dat men de volvoering hunner belofte zoude afwachten. TWAALFDE HOOFDSTUK. Vervolg van dezelfde Sloffe. x. T~"\ a au. verliepen honderd vyftien jaaren na de Boek- J I 1 ,J , xii. regeering van Abbas (*), zonder dat men Hoofdst.dacht aan de overeenkomst, die hy met de Jooden hadt gemaakt. In de daad het Perfiaanfche Ryk was beroerd door dc oorlogen, die men byna geftadig voeren moest met den Turk, die zich van Bagdad (f) meester maakte, terwyl men tegen den Grooten Mogol doende was. Amurath de IV. vondt daar veele Jooden , die zich altyd in dat land, van hunne eerfte verftrooijing af, gehandhaafd hebben. Maar, fchoon deeze Vorst, zyn woord, dat hy gegeeven hadt, verbreekende, de Perfiaanen in de pan hakte, op dat hy zynen vyand, door deeze flagting mogt verzwakken, liet hy echter niet na deezè Natie te fpaa- ren, (*) Hy ftorf in den Ouderdom vin 63 jaaren, in 't jaar ( + ) 't Jaar 1638.  der. JOODEN. 533 ren, om dat hy geloofde, dat ze hem van grooten x. Boek. nutte waren. x t j De Oorlog baarde zoo groot eene verwarringHooFDST. van gedachten aan hei Perfnvanfche Hof, dat men het verdrag , dat Schak Abbas met de Jooden aangegaan hadt, niet ter uitvoer bragt; maar men verzekert, dat Abbas de //, die ten jaare 1642 begon tc regeeren, en die van een weinig geruster geaarthcid was, op zekeren dag de Registers van 't Paleis doorbladerende, in het Dagboek van zyn Vader de overeenkomst der Jooden en van Schak Abbas den I. vondt. Dit deedt hem nog des te meer wonder, om dat Zabathai Frevi toen veel geruchts maakte , en dat de meeste Jooden hem befchouwJen als den Mesfias, die hunne belofte ging vervullen. Hy deedt een grooten Raad vergaderen , om te raadpleegen over zulk een gewichtige zaak ; doch daar wierd by eenighcid van ftemmen befiooten, om deeze Natie zonder nifiel te verdelgen. Het bevel wierdt aan alle de Inwoonderen gegecven , zoo aan de vreemdelingen als aan de inboorlingen der Staaten van den Sofi, om zich op de Jooden te werpen , zonder kunne of ouderdom te ontzien, uitgenomen de geenen, die Mufulmannen, zouden worden. Deeze flagting begon te Tfpahan, de Hoofdftad zyner Staaten. Men pleegde ze met de zelfde wreedheid in de Provin tién van Seyra , van Ghilan, van Uumadan van Ar dan , van Taurls , alwaar de Jooden zich gevestigd hadden. Dit bloedbad LI 3 duur-  534 HISTORIE X. duurde drie jaaren (*), zonder dat de menfchexYi*" lykheid, noch het medelyden der Perfiaanen Hoofdst. ontwaakte : zoo dat 'er niet een Jood meer overbleef in al die groote uitgeftrektheid van gewesten , waar zy zulke groote rykdommen 4 verzameld hadden. Eenigen ontfhapten de verwoedheid des Volks,door zich in de landen van den Turk en in de Indien in veiligheid te begeeven , of redden zich door 't Joodendom af te zweeren. Men wil zelfs, dat de haat der Perfiaanen tegen deeze Natie zoo verwoed is, dat 'er geen hoop meer is , dat zy zich daar ooit weêr kan herftellen. In dit verhaal zyn eenige gebreken en ongerymdheden, die zonder dat wy ze aanwyzen van zeiven in 't oog loopen. Volgens de Tydrekening is 't waarfchynlyker, dat Schak Abbas ze vervolgde; en dewyl hy de geenen, die hunnen Godsdienst verzaakten, beloonde, of die veinsden. Mufulmannen te zyn, zoo dacht hy veel toegebragt te hebben tot de voortplanting des ge/oofs. Maar die groote Vorst, dieniet bedroogen wilde zyn, bemerkt hebbende , dat byna alle die Verlaatera van 't Joodendom veinsden, rekende hy het zich niet tot fchande, zyn voorneemen van Bekeeringen te doen, te verlaaten, en den Jooden de vryheid van geweeten , welke hy hun hadt ontnomen, weder te geeven. Zy hebben dezelve genooten tot dat een Dienaar van Staat, die ze haatte, of die zich wilde ver- (*) Te weeteia van 't jaar i55s af tot »5«j,  der JOODEN. 535 verryken door ze te vervolgen, zynen Meester x. dwong om hen te kwellen, „ en om ze te ^11^ „ dwingen Mahomedaansch te worden. HierfloorDsx. „ toe wendde hy alle zyne poogingen aan, hy „ fpaarde noch geweld, noch zagtheid, om zyn „ voorneemen te doen gelukken •, daar was zelfs een last van den Prins, waar by de oefening „ van den Joodfchen Godsdienst wierdt verboo„ den: maar niettegenftaande dit alles kon hy „ zyn doel niet bereiken ; want hebbende ze ,, naauwkeuriglyk laaten befpieden, zoo bevondt „ men, dat, welke fchyn van 't Mahomedaan„ dom ook in hun ware, zy 't Joodendom altyd „ oefenden , zoo dat men gedwongen was „ hun toe te ftaan om weder kwaade Jooden te „ zyn , dewyl men 'er geene goede Mufulman„ nen van kon maaken. Alle de geenen, die te „ hpahan zyn , zyn nogthans verarmd en elen„ dig-, ook is hun getal daar niet groot, om dat „ 'er niets voor hun te doen is. Zy betaalen „ den Koning alle jaaren hoofd voor hoofd een ,, fequyn , dat is omtrent een Hollandfche du„ kaat, en zyn genoodzaakt een klein vierkant „ ftukje ftoffe te draagen, twee of drie vingeren ,, breed, op hun rok, in 't midden van de borst, „ omtrent twee duimen boven den gordel, vast, „ genaaid ; het is om 't even van welke ftoffe „ dit ftukje zy, als het flechts van eene andere „ kleur is dan het kleed 3 waar op het is genaaid. LI 4 DER-  53<5 HISTORIE DERTIENDE HOOFDSTUK. Van den fiamme Levi te Schiras; van de Jooden te Lar, te Goa ^ in de Indien. BoXÉK "F)E Stam van Lepi beweert, dat hy zich gexnx.' J-y handhaafd heeft te , waar de Per- oofÜST.fiaanen eene fraaijc Hoogefchool, een groot getal Leerlingen, en Hoogleeraars hebben, om de Wysgeerte, de Geneeskunde en de Godgeleerd, heid, te onder wyzen. Zeker is het, dat aldaar meer Jooden zyn, dan te Jspahan ■ maar men raadt niet waar op hun voorgeeven van den Stam Leri te zyn, gegrond zy, noch op welk een wyze deeze ftam , die met Btaras en Nehemia mt Chaldea kwam , in die Stad heeft kunnen herzameld worden , om 'er handel in glazen en wyn te dryven ; want dit maakt hunne voornaamfte bezigheid uit. Zy zyn nog magtiger te Lar, de Hoofdftad eener Provintie ; want zy hebben daar een wyk die hun toekomt, aan den voet des bergs tusfehen de Stad en het Kasteel Zy hebben zich ook ten platten lande uitgeftrekt, aan den kant van den Ormus en van Bander Abasfi, ten einde een weinig deel te hebben aan den handel, die van daar gedreeven word op de Indien, waar zy voorheen veelen hunner Broederen hadden. Indedaad, men zag 'er van tweeërleis foorten 3 de eene uit Indiaa- nen4  der JOODEN. 537 nen, die Jooden geworden waren, gebooren, en x. de anderen, die uit het geflacht van Abraham voort kwamen. • Hooppsti De Koning van Portugal, die ze uit zyn Ryk gejaagd hadt, liet nogthans niet na dezelve in Goa en in andere plaatfen te dulden, waar ze opendlyke Godsdienstoefeningen hadden; en daar was het, dat men in 't jaar 1639 een Bedrieger te voorfchyn zag komen, die den Mesfias geloofde te zyn, en die een groot getal perfoonen, welken door een hevig verlangen naar vryheid en verlosfing hem navolgden , bedroog. Zyn befaamdheid vloog tot in Portugal over , waar zich lieden opdeeden , eenvoudig genoeg , om te gelooven en te bewonderen al 't geen men daar van zeide. Dan de Jtrquijttie jaagt ze tegenwoordig uit dat land, en noodzaakt de meesten om zich te verfchuilcn, of tc veinzen. Men befchuldigt ze van aan den Duivel tc offeren, gelyk de Brachmines, om hem tc beletten geen kwaad te doen,- doch deeze befchuldiging is buiten de waarheid; 't is alleen waar dat ze de zielsverhuizing van 't een in 't ander lighaam gelooven, cn zich ophouden met het toekomstige te voorzeggen, 't zy door de Cabbala, 't zy door de befchouwing der Hemeltekenen, of door de bcweeging der Sterren; iets, waar de Indiaanen veel vermaaks in fcheppen. Maar laat ■ ons tot die van Perfie en der Provintié'n, die daar van afhangen, of daar aangrenzende zyn, wederkeeren. LI 5 VEER-  533 HISTORIE VEERTIENDE HOOFDSTUK. Van de Jooden te Bagdad en in Armenië. Boxe'k:. "Ragdad, 'c welk zqo langen tyd de verblyfXiv.' plaats der Vorsten van de Gevangenis ger Hooïdst. weest waSj is ZCdert lang geen aanzienlyke Stad meer; men telt niet meerder dan vyfduizend Inwoonders, federt dat Amurmh de IV haar ingenomen heeft (*). De Jooden worden 'er nog- • thans gehandhaafd; zy hebben 'er eene Synagoge , en maaken een gedeelte der Inwoonderen uit. Doch hun getal vermeerdert jaarlyksch aanmerkelyk, door de bedevaarten, die men naar het graf van Ezechiël doet. Deeze Godsdienstigheid blyft by de Jooden zoo wel als by de Perfiaanen voortduuren , en daar komt te Bagdad alle jaaren een menigte Pelgrims aan, die daar uitrusten. Evenwel zyn ze daar ten hoogften gehaat; want de Rafedis, die eene afzonderlyke gezindte onder de Mufelmannen uitmaaken, willen geeneiieie foort van omgang met hun hebben. Men weet de Historie van een (f) deezer Ra- fedis, die een Waterdrager was, en die, een Jood zeer dorstig ziende, die 'er een glas van wilde koopen, zyn geld weigerde. De klachte deswegens werdt voor den Stadvoogd gebragt, die beval dat men den Rafedi ftokflagen zoude gee- (*) 't Jaar 1638. ( + ) 't Jaar 1639.  der JOODEN. 539 geeven, terwyi de Jood zyn water dronk zonder x. f i Boek. het te betaalen. Xlv: Men weet niet hoe men heeft kunnen zeggen,HooïDsr. dat zy in Armenië geruster leeven (*), ter oorzaake dat ze beter overweg kunnen met de Christenen van die Kerkgewoonte, dan met alle de anderen-, want de Armeniërs verdeedigen 't hoofdleerftuk van den Mesfias,'t welk een grooten afgrond tusfchen den Jood en Christen daarftelt; en al was 'er eenige gelykvormighei.ï n t plechtigheden, zoo zou dezelve niet genoeg i zyn, om tusfchen hen eene naauwe vcrecniL-; g te vormen, nademaal dat 'er, van alle Godsdientcn niet een is , die zich meer verrykt heeft met den roof des Joodendoms, en die een grooter getal plechtigheden aangenoomen heeft, dan de Roomfche, tegen welken dc jood een aanhoudenden kryg te voeren heeft. Daarenboven (temmen de Joodfche Historiefchryvcrs de zagtmoedigheid der Armenieren niet toe-, want zy vernaaien, dat die van Mafia hunne Natie befchuldigde van een Christen vermoord te hebben, om dat men hem in het huis eens Joods hadt r.ien ingaan , waar hy niet weder uitgekomen was. Het rcchterlyk onderzoek gedaan zynde, maar met veel verhaasting, bekenden de befchuldigden den moord -, men kruisfigde de eenen, men verbrandde de anderen: men fpaarde zelfs Abiob, een vermaard Geneesheer, niet, die in \t vuur geworpen wierdt. Drie dagen daar na ver- (*) 't Jaar iJur-  54° HISTORIE x. verfcheen de Christen weder in de Stad; men XIV-• erkende, dat de befchuldiging uit haat gefchied, Kgoïdst. en de bekendtenis hun door de hevigheid der pynen uit den hals gerukt was. Men bracht zyne klachten by Solman de II in, die den Onderrechters de kennis van foortgelyke misdaaden ontnam, en 'er de kennis van aan de Oppermagt liet. Indien deeze Natie nu in Armenië in vrede leeft, komt het daar uit voort, dat de Christenen van dat^and eenvoudig, onkundig, en gedwongen zyn te buigen , uit vreeze van een kwaad dat hun met de Jooden gemeen is, nademaal ze onder de Mufelmanncn leeven: of wel, dat deeze vrede hun is toegeftaan by de Otto! mannen, die hun in dit gewest hunne oude voorrechten behouden, zoo wel als in het overige van hun Ryk, zoo als wy in 't vervolg zullen zien. VYF TIENDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in andere gewesten van het Oosten. Bo^'k. 1VTEN 7,iCt ZC °°k in Medk' werwaards zy xv.*" overgevoerd geworden waren ten tyde van RooïDsr.de Gevangenis, en waar zy zich altyd, fchoon in een groot verval, gehandhaafd hebben. Men twyfelt of Tai/ris 't oude Ecbatane zy, of een (*) nieuw-  DER JOODEN. 54Ï (*) nieuwe Stad, gelyk de Arabiè'rs geloo- x. ven ; dan daar zyn in die Stad , veele ^V*" Jooden , die daar handel dry ven. C/w£/«Hoofdst. is een groote Stad in Medie , wier voordeelige ligging haar nog heden ten dage ryk maakt. Thahamasb hadt 'er zyn Hoofdftad van gemaakt, en bragt 'er gewoonelyk den winter door; zyne Opvolgers deeden 't zelfde, tot dat Abbas de J zyn Hof naar Tspahan overbragt. Zy dient om den Koophandel van Hircanie, van Jberie, en van Medie, met de aridere gewesten van het Ryk, faam te binden. De Jooden waren 'er al van den tyd van Sannacherib af overgevoerd , en 't was daar, dat Gaba'él woonde, aan wien Tobias tien talenten hadt toevertrouwd. Men kan niet zeggen, of deeze Natie zich aldaar zonder ftooring gehandhaafd hebbe, ftaande een zoo lange reeks van eeuwen , waar in de Stad en de Provintiën zulke groote omwentelingen ondergaan hebben; maar ten minsten zyn daar honderd Joodfche Huisgezinnen tegen veertig Huisgezinnen der Christenen. Doch men duit ze niet te Scamachie, aan de Caspifche-Zee gelegen, alwaar nog groote handel wordt gedreeven (t), maar de Tartaaren, die daar jonge Dochters, Jongens en Paarden brengen, om ze te verkoopen , verdraagen ze uit noodzaakelykheid , en bemoeijen zich met hun, (*) Gebouwt in den jaare 16 s van de Heyira, en 781 van der Christenen tydrekening. (+) 't Jaar 1637.  542 HISTORIE io* hun' om handel te kunnen dry ven. Men vindt xT 'er aan den Voet van den berg Caucafus Hoo«*T. welke de Arabiërs geloofden de gantfche aarde te omringen; zoodanig dat de zon op een zyner kruinen op, en achter den anderen onder, ging Men verhaalt, dat de Prins van Mhigrelie beweert van David afgefiamd te zyn. De Koningvan Imirctte houdt dezelfde zaak flaande. De oude Koningen van Georgië geloofden het ook ; en de fiam van Georgië fielt onder zyne eemaamen, dit hy int dien grooten Koning voortgefprooten is door Salomon, zyn Zoon. Maar deeze beweeringen zyn door geen een bewys onderiteund; alleen is H waar, dat 'er eene Synagoge is te Acalzike, een kleine Stad gelegen aan den voet des bergs Caucafus, welke de Georgiers gefticht hadden tegen de invallen des vyands, en welke de Turken hun ontnomen hebben. Zie daar den ftaat der Jooden in dit gantsch gedeelte van het Oosten, waar door men ziet, dat de ftammen, die aldaar verftrooid geworden waren, zich alsnog handhaaven in Perfie, Armenië en in Medie; zy hebben 'er hunne Synagogen, en zy zyn daar nog talryk, nademaal'er zich in alle de Koopfteeden bevinden, van Basfora ï én de Indien, af, tot aan Mingrelie toe. Dan de ftammen zyn 'er zoodanig verward, dat men ze niet meer onderfeheidt: zy zyn dom, arm, elendig, genoodzaakt de laagfte dingen te doen, om hunnen kost te winnen. Ten laatften, zy hebben zoo weinig gemeenzaamheid met hunne  » E H JOODEN. 543 ne Broeders van 't Westen , dat zy dezelven x. •byna niet kennen; doch laat ons hunne Historie ^y** in de andere gewesten van het Oosten vervolgen.Hoofdst. ZESTIENDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden te Damascus, en te Aleppo; derzelver wreedheid jegens den Apostel Paulus. T^Ta dat Damascus zeer groote omwentelingen x. ^ onderhevig was geweest, bleef ze altyd B£yf" eene aanzienlyke Stad in Syrië. De ChristenenHoorDsr. konden haar, ftaande deH. Oorlogen niet bemagtigen; de Sultans verdeedigden dezelve als een post, waar aan hun grootelyks gelegen lag : en Tamerlan haalde daar onnoemlyke rykdommen uit, na dat hy ze, in den jaare 1402, hadt ingenomen. De Jooden en de Christenen van dit land hadden, om dit tusfchen beiden aan te merken, eene ovcrleevering, dat het aardfche Paradys in het Dal van Damascus gelegen was. De laatstgenoemden meenden zelfs eene roode aarde te befpeuren , waar uit de eerfte mensch gevormd werdt, om dat ze hun bekwaamer fchynt ter vleeschmaakinge, of liever om dat Adam Ros genaamd werdt. Men zegt, dat zy deeze overleevering ontleend hebben van de Arabiers, die •verhaaien dat Sch&dad^ een tydgenoot van Hebtr en  544 HISTORIE Bo*K enAartsvaderder Hebreen, tweehonderd eff zeé xvi." tlë jaaren in dat land geregeerd hebbende, daar Ho™, eene Stadc bo™de, welke hy het Paradys noemde, en die onmiddelyk na zynen dood verdween. Doch het is niet noodig; dat men toevlucht hebbe tot de vefdi.chtfelen der Arabieren, om het Hof van Eden. in het dal van Damascus te Plaatfen ; haare ten hoogfte gelukkige gelegenheid, haare vruchtbaarheid en fchoonheid zyn genoeg, om aan hun, die daar woonen, deeze gedachten in te boezemen, fchoon de naamen van den Eaphraat en Tiger ons eene geheel verfchillende ligging aanwyzen. Men bewaart te Damascus ook de gedcnkftukken van de wreedheid der Jooden tegen den H. Paulus; 't zy dat de Mufulmannen daar omtrent zoo ligtgeloovig zyn als de Christenen, of dat ze, listiger en behendiger dan deezen zynde, eene ligtgeloovigheid, die hun voordeelig is, onderhouden , om dat ze het gezicht van die gedenkftukken zeer duur aan de Christenen verkoopen. Indedaad zy wyzen hun niet alleen aan het huis, maar ook het vertrek, waar in Ananias was, toen God hem beval, dat hy tot den H. Paulus moest gaan. De Christenen hadden daar eene Kerk, die vervolgens in een Moskee veranderd is, gebouwd. Zy wyzen ook het huis van Juda aan, waar in dezelve Paulus opgeflooten bleef tot zoo lange, dat Ananlas hem onderweezen hadt. De plaats, alwaar de H. Georgius gefteenigd wierdt door de Jooden, die hem befchuldigden , dat hy den Apostel door eene poort,  i) e k JOODEN. 545 poort, waar van hy de flcutels hadt, hadt laa- x. ten ontvluchten, is'zeer bekend. Eenige Reisbefchryvers verzekeren, dat de befchuldiging welHoorosT, gegrond was, cn dat, zoo de H. Georgius, de Poortwachter van de Stad was, de poort niet dorst openen, uit vreeze van daar voor vcrantwoordelyk tc zyn, hy ten minften aan de'n Apostel de plaats van den muur wees, waar langs hy zich konde aflaaten. Deeze plaats is bemuurd geworden , en de Arabiers verbeelden zich dat de Stad niet kan ingenomen worden dan op deeze hoogte. Men is zeer Godsdienstig omtrent het graf van den H. Georgius, waar in men brandende lampen ziet, waar van de oly de ziekten der Christenen en Mufulmannen , om dat ze het wonderwerk gelooven, wonderbaarlyk geneest. Doch niettegenftaande deeze gedenkftukken van der Jooden wreedheid jegens Paulus, die hunne nakomelingen nog meer gehaat moesten maaken, laaten ze echter niet na in Damascus tewoonen. Zy pleegden daar altyd, en pleegen'er nog koophandel; zy hebben daar hunne Synagogen, hunne Chachams, of hunne Leeraaren. Niet te vreden, dat ze Synagogen in de Stad hadden ^hebben zy 'er eene vermaarde ter plaatfe, waar zy gelooven dat de Propheet Elias Elifeus riep, om hem tot deszelfs leerling te maaken. Dit is eene verovering, die ze gemaakt hebben op de Christenen , die ter zclfder plaatfe eene Kerk gefticht hadden. Met een woord , zy hebben digt by de Stad een openbaar Kerkhof, 't welk van dat III. Deel. Mm der  546 HISTORIE x. der Christenen niet dan door een kleine laan is BxvxC afgefcheiden. Hoofdst. y/at nu Aleppo betreft, dit is het oude Berëén. Deeze Stad is ook altyd aanzienlyk geweest, offchoon ze, na dat de Califen haar den Grieken ontnomen hebben, door verfcheiden handen zy gegaan. De Jooden zyn 'er altyd zeer talryk geweest, en zyn dit nog heden ten dage; zy hebben daar Synagogen, gelyk te Damascus, en maaken een gedeelte van den Koophandel uit. Zy munten daar uit in de openbaare hoogtyden, en geeven fchouwfpelen , om hunne blydfchap over den voorfpoed . van het Ottomanfche Ryk, of over de geboorte van de kinderen des Sultans te toonen, trachtende daar door hun aanzien aan het Hof, en inzonderheid by den Landvoogd, van wien zy afhanglyk zyn, te vergrooten (*). De gunsteling des Groot-Viziers, die Bagdad aan het hoofd van honderdduizend man belegerde, en innam, was een Jood van Aleppo geboortig. Hy vólgde zynen meester naar het Leger, en't vermogen, dat hy by hem hadt, gaf aan zyne familie, die aldaar woonde, een groot aanzien, gelyk ook aan al dat gedeelte van de Natie, dat in Syrië verfpreid was. (*) 't Jaar 1638. ZE.  der JOODEN. 547 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Van den valjcben Mesfias Zabathai Tzevi. 't \V7AS in dezelve Stad, dat de vermaarde X. *» Bedrieger Zabathai Tzevï , die in de xvn*" voorgaande eeuw zyne Natie misleidde, zeggen-Hoofdst. de, dat hy de Mesfias was, te voorfchyn kwam. (*). Zyn Vader was Hechts een Hoenderkooper van Aleppu; doch hy liet daarom niet na het heerschzuchtig en roekeloos voornemen tc vormen, om te doen gelooven , dat hy de Verlosfer van Israël ware, door de Propheeten beloofd, en federt een zoo groot getal van eeuwen verwacht. Hy leerde al vroeg al 't geene hy weeten moest, om een zoo groote rol te fpeelen. Naauwelyks was hy uit de fchoole gekomen, of hy gaf lesfen; hy predikte op het veld in 't gezicht der Turken, die, terwyl zyne Leerlingen hem met verwonderinge aanhoorden, den draak met hem ftaken. Vierentwintig jaaren oud zynde, trouwde hy met eene Joodinne, welke hy verftootte zonder haar bekend te hebben, en nam eene andere, met welke hy ook in onthouding leefde. Men kan niet nagaan welk het doelwit van deeze herhaalde huwelyken , zonder voltrekkinge, ware, ten zy om de oogen der zotten door zy- (*) 't Jaar i555. Eenigen zeggen; dat hy te Smyma, in ftede ran ta Alepft, gebooren ware. Mms  54® HISTORIE x. zyne zucht tot kuischheid te verblinden/ Hy xvn.' Iei zich toe op de voorzeggingen, die hem den geest UooFDST.verder bedorven door de toepasfing, welke hy zich daar van deedt. Hy beeldde zich in, dat hy zich boven de wolken moest verheffen (*), gelyk Efdias het voorzegd hadt; en, 't zy dat zyne inbeelding ten eenemaal ontfteld ware, of dat hy gezags genoeg dacht te hebben, om zyne leerlingen om den tuin te leiden, vraagde hy hun eens, of zy hem niet in de lucht opgeheven gezien hadden, en misprees de verblindinge der geenen, die het nier. gezien hadden. Evenwel waren 'er verftandige lieden, die wel befpeurden waar een man, die zich zoo ftout beroemde wonderwerken te doen, en den naam van Jehovah uit te fpreeken , heen wilde. Men ontboodt hem voor de hoofden der Synagoge van Smyma, waar hy toen was, en wierdt ter dood veroordeeld;, maar niemand het vonnis ter uitvoer willende brengen, ftelde men zich te vreden met hem uit te bannen. Hy ging nu over naa Thesfalonica, eene Stad vol Jooden , welke hem een bekwaam tooneel fcheen, om zyn perfoonaadje te fpeelen ; maar men jaagde hem van daar, zoo wel als uit Athene, en uit verfcheiden andere plaatfen van Griekenland , 't welk hem noodzaakte om naar Alexandrie te wyken , waar hy meerder roems verworf. Hy was voor de derdemaal in den echt getreeden met een onè'erlyk vrouwsperfoon, de- wel- (*) Ef. 14: 14.  der JOODEN. 549 welke door haare Joodfche Ouders in Poolen, on- x. der 't opzicht van een Christen-heer van aanzien, was gelaaten. Hy gaf voor, dat de geestHooFDsi-. des Vaders , van zyn lighaam ontbonden , uit Azië tot in Poolen was overgegaan, om deszei fs dochter weder op te eifchen, en haar gantsch naakt in zyn huis over te voeren. Tzepi trouwde met haar , na dat ze Duitschland en Italië doorgeloopen hadt, en hy hadt gezags genoeg, om haar te doen aanzien als de Koninginne van het Ryk, dat hy veroveren moest. De broeder dcezer vrouwe , die een Koopman in Tabak te Frankfort was, verliet zyn winkel, en ging zynen fchoonbroeder opzoeken, in hoop van deel te hebben aan de waardigheden van de Kroon-, doch hy kwam wederom na dat hy zich, gelyk de anderen, bedroogen hadt gevonden. AGTTIEN DE HOOFDSTUK. Vervolg van dez>elfde Jlojfe. ry* zevi , die de waereld doorliep, vondt te Ga- x. za eenen Jood van grooten naam, Nathan x°vin Levi of Benjamin geheeten, aan denwelken hy Hoofdst. zyn voorneemen mededeelde. De tyd was des te gunstiger , om dat de Cabbalistcn uit een plaats van Daniël beweerden, dat de Mesfias moest komen in den jaare 1675. Levi vondt dit voorneemen goed, en gaf zich uit voor den Propheet Elia, die den Mesfias moest voorgaan. Hy Mm 3 ver-  55o HISTORIE X. verzamelde de Jooden te Jeruzalem, fchafte de xvm.' vasten, die men daar in de maand Juny vierde, Hoofdst. af, om dat de droefheid op het feest van den Mesfias niet betaamde. Hy wees op Tzevi, als op den geene , dien men verwachtte. Een gedeelte van de Natie wierdt misleid. Men liet zich ftreelcn met de hoop van Jeruzalem verlost te zien door eenen man, die de maand November bepaalde als den beftemden tyd van de nederlage en den ondergang des Grooten-Heers. De verftandigen, die zich de oogen niet verblinden lieten, bemerkten dat deeze opftand oorzaak zyn zoude van hun verderf; zy fielden zich derhalve tegen den nieuwen Mesfias, en deeden hem in den ban. Hy was dus genoodzaakt, om Jeruzalem te verlaaten, en wederom naa Smyma te gaan, en van daar naa Conflantinopolen , waar hy navolgers hoopte te krygen; maar vyfèntwin' tig Rabbynen waren hem voorgekomen, door brieven aan die van Smyrna, die te kennen ga▼en, dat hy een godloos mensen ware, en datde geen, die hem zoude ombrengen, Gode een zoo aangenaam werk zoude doen, als of hy veele zielen hadt gewonnen. Hy verliet Conjlantinopolen , om naa Smyrna te rug te keeren, alwaar zyne tegenwoordigheid noodig was; want hy wist, dat vier Gezanten, door Levi gezonden, daar by hem moesten komen, en voor den Mesfias erkennen. Dit gezantfehap bedroog het volk, cn zelfs een gedeelte der Leeraaren, om dat Levi, die het zelve zondt, onder hen een uitmuntend man was. De gantfche menigte, om  DER JOOJ>EN. 551 om den tuin geleid door zyne gemaakte nedrig- x. heid, door zyne zorgvuldigheid van zich allen Bxv\f,* morgen te wasfehen, door het eerfte naa deHoofDs-r. Synagoge te gaan, en vooral door zyne hartroerende predikatiën, erkende hem voor zynen Koning; een ieder bragt hem gefchenken, op dat hy zyne waardigheid mogt ftaande houden. Ondertusfchen vergat Levi zich zei ven niet, hy maakte allen de geenen , die hem gehoor wilden leenen, diets, dat Tzevi 't Hoofd der Natie ware; dat het Ottomanfche Ryk, onder zyn geleide, te niet zou gaan; dat men Hechts negen maanden wachten moest, geduurende dewelken hy verborgen zyn, en den volke groote kwellingen veroorzaaken moest; maar dat hy daar na met luister zou verfchynen op eenen leeuw gezeten, 't volk in zyn vaderland weêr brengende; en dat een prachtige tempel, waar men de gewoone offeranden in zou doen, alsdan van den Hemel zoude nederdaalen. De Smyrnafche Leeraaren kwamen by een, om andermaal te raadpleegen over eene zaak, die van dag tot dag van meer belang wierdt. Het wyste gedeelte vondt de kentekens van den Mesfias niet in Tzevi, noch die van Elias in den perfoon van zynen voorlooper; men verwees hem derhalve ter dood: maar dit gedeelte was het talrykfte niet, men moest voor de menigte bukken. Tzevi liet het volk in de Synagoge vergaderen, hy vierde een nieuw Feest, fprak verfcheiden maal den naam \zn Jehovah uit, veranderde eeniMm 4 t,e  552 H I S T O R I E Boe'k. gC woordcn in de Liturgie. Men erkende zvn $vui. gezag, en zelfs meende men iets godlyks in zyn HooFDsr.perfoon tc zien. Een derde doodvonnis, door de Rabbynen uitgefprookcn , ontftelde hem niet, want hy wist dat niemand het ter uitvoer zoude durven brengen. Zyne vrienden hadden den Calif van Smyrna gewonnen. Hy ging denzelven in zyn Paleis vinden, en verworf deszelfs befcherming. Het volk verkondigde, dat het vuur ten monde van Tzevi uitkwam, als hy tot den Cadi fprak, dat een Vuurkolom dien Turkfchen Landvoogd verfchrikt hadt, het welk hem verplicht hadt, om denzelven, in plaats van hem ter dood te brengen, wederom te zenden. Men haalde hem zegepraalende terug, zingende deeze woorden eens Pfalms: de rtchtehand des Ileeren is verhoogd. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Ver der ver wig van deeze Bedriegcry. Bo^k. "T)AAR ontbrak nu niets meer aan deezen nieuxix. wen Koning, dan een Troon; dus liet hy °°FDST'zich 'er een oprichten, mitsgaders eenen anderen voor de Koninginne, zyne Gemaalinne, en fprak zyne Onderdaanen van denzelven aan. Hv ftelde een nieuw Geloofs - Formulier op, 't welk een iegelyk verplicht was aan te neemen , als komende uit de handen van den Mesfias. Een ver-  der JOODEN. 553 vermaarde Jood, Kam genaamd, zich tegen zyn x. Ryk blyvende aankanten, liet hy hem by de Bxix" Synagoge opêifchen, om hem te ftraffen; op deHoorcsT. weigering ging hy daar zelve heen, aan 't hoofd van eene bende van vyfhonderd man , en Kam ontkwam den dood niet, dan door eene fpoedige vlucht. Zyne eigen Dochters ftonden tegens hem op , en bragten het geloof van hunnen Vader aan het waggelen. Veele anderen, die ongeloovig waren geweest, wecken voor den vloed, 'of geloofden ter goeder trouwe, dat hy zich vergist hadde. Men duidde op deezen Bedrie-' ger arglistig de Godfpraaken van het Oude Testament, en men deedt 'er de vervulling van in zyn perfoon zien. Toen hy zich tot zulk een hoogen trap van gezag verheven zag, deedt hy den naam des Ottomanfchen Keizers uit de gebeden doen, om daar den zynen in te ftellen , en aleer hy zich tot de verovering zyns Ryks bereidde , deelde hy daar de ampten en bedieningen van uit aan zyne gunstelingen. Hy noemde zich den Koning der Koningen van Israël, en zynen Broeder Jozeph Tzevi, den Koning der Koningen van Juda. Vervolgens vertrok hy in een klein vaartuig naar Conjlantinopolen , terwyl de meefte Jooden de reis te lande deeden. De overtocht duurde negenendertig dagen, geduurende dewelken de Groote-Heer van zyne komst gewaarfchouwd wierdt, en aan den Vizier Azem last gaf, om hem gevangen te neemen , en een goed Mm 5 ge-  554 HISTORIE x. getal ftokflagen te geeven, 't welk nagekomen BxixK' wierdt. Hoofdst. Doch dit toeval verfchrikte de Jooden niet, gedenkende aan de voorzegginge van Levi, dat de Mesfias negen maanden moest verborgen zyn, geduurende dewelken de Natie veel zou lyden. Zy waanden, dat dit de vervulling van de Godfpraak ware, en dit onheil verfterkte hen in hun vooroordeel, in plaats dat het hen uit de dooling zoude brengen. De misdaadige antwoordde in zyne verhooring, dat hy den eernaam van Koning niet dan tegen zynen zin hadde aangenomen, en om zich te dekken tegens het geweld der Jooden, die hem daar toe gedwongen hadden. Dit antwoord verplichtte den Vizier Azem, die zich ter belegering van Candia op reis ftondt te begeeven, hem met zagtheid te behandelen, en hem in de Dardanellen op te fluiten. Dit was een nieuw wonderwerk; want de Jooden hielden ftaande, dat de Groote-Heer de magt niet gehad hadt, om hunnen Koning ter dood te brengen , nademaal hy zulks niet gedaan hadt. Men kwam van alle kanten naa de Dardanellen toeloopen; men won den Gouverneur door menigvuldige gefchenken; men deedt 'er nog grootere aan den Mesfias, die, opgeblaazen, door de eerbewyzen, die men hem tot in zynen Kerker deedt, aan de geheele Natie geboodt, zyn geboortefeest te vieren; zondt overal gezanten, om te verkondigen, dat hy de Mesfias ware, om de wonderwerken, welken hy zich beroemde gedaan  ser JOODEN. 555 daan te hebben, en nog te doen, openbaar te x. maaken. Eindelyk, hy verleende volle aflaaten BXix' aan hun, die hunne Godsdienstigheid aan 't grafHoorusT. van zyne Moeder zouden laaten pleegen. Ondertusfchen hadt hy ook zyne vyanden. Ne~ hemos Cohen, een Poolfche Jood, ging hem, tot in zyne gevangenis toe, ftaande houden de valschheid zyner beweeringen, en wierdt een Mufulman, om hem des tc zekerder in 't verderf tc ftorten , door den Ca'macm dit geheel bedryf open te leggen. De Mufti wierdt toornig, om dat men genade bewees aan een man , die den Mahomedaanfchen Godsdienst, door zich voor den Mesfias uit te geeven, ontëerde. De Groote heer, aangezocht door zynè voornaamfte Amptenaaren, liet den Bedrieger te Andr'ianopel komen, en beval, dat men hem met een pyl en degen zou doorfteeken , om te zien of hy onkwetsbaar ware. Dit bevel verfchrikte Tzevi, die, op aanmaaning van den Geneesheer des Keizers, die hem daar het voorbeeld van gegeeven hadt, liever een Mufulman wilde worden, waarin hem zyne vrouw volgde. Evenwel, gelyk het volk nooit ongelyk wil hebben , was men nog niet geheel uit de dooling geraakt. De Caballisten beweerden , dat de Mesfias eenigen tyd by de Turken moest blyven, gelyk Hester by Asfuerus gebleeven was. Dit geval, waar by we wat langer blyven ftaan , heeft gelegenheid gegeeven aan een Boek van drie Bedriegers, zynde Zabataï Tzevi,  S56 HISTORIE BoXÉK TzePi' Mahomed Bey > of ƒ** Cigala, en Padre xxx.' Otiomama. Doch laat ons nu den draad onze? Ho»ïdst.Historie vervolgen, en zien hoedanig het verder met de Natie in Judea gefteld ware. Einde pan het Tiende Boek. HIS-  HISTORIE DER JOODEN, ELFDE BOEK. EERSTE HOOFDSTUK. Van de Hoogefchool te Sapheta. TT et is in Judea, dat men het grootste getal xl Jooden moeste vinden; men bedriegt zich °i.K*" nogthans, als men ze daar zoekt; want de lief-Hoofcsxde tot het H. Land is ten uiterften verkoeld, om dat het voor hun niet meer vloeijende van melk en honig is. Men kent het zich in de Synagoge tot eene Godsdienstigheid toe, zoo wel als in de Christen - Kerk, derwaards in bedevaart te gaan, en zich daar te laaten begraaven; maar 'er zyn weinig lieden, die zich daar met der woon nederzetten, uit oorzaake, dat 'er geene genoegfaame middelen zyn tot beftaan en verryking. Sapheta is by hen de bevolkt* fte, en tevens de vermaardfte Stad. Zy genieten daar verfcheiden voorrechten; want i.) deeze Stad, gelegen in den ftamme van Nephtali, negen mylen van Bethfa'ida, op eenen drietoppigen berg, heeft eenen zeer ongemakkelyken toegang:  5& HISTORIE Boek ga"g: dUS is men 'er veilig voor de ftrooperyen L der Arabieren, die de plaatfen waar zy kunnen HooFcsT-inkomen , berooven en uitplonderen. 2). Men weet niet of de Turken deeze Stad niet willen ontvolken, door de Jooden te mishandelen , of dat het de zagtzinnigheid der Ottomannen zy, die de Jooden derwaards lokt •, doch zeker is het, dat ze tc Sapheta talryker zyn, en dat men ze aldaar met meerder zagtheid bejegent, dan in alle de overige deelen van het Ottomanfche Ryk. Daar is een Hoogefchool, die op het einde van de twaalfde eeuw nog niet opgericht moet zyn geweest, dewyl Benjamin van Tudela daar geen gewag van maakt; doch dit gefchiedde weinig tyds daar na. Zy is zelfs zeer vermaard gewonden ; en fchoon de Oosterfche Jooden, federt een groot getal van jaaren, de Studie en Weetenfchappen zeer verzuimd hebben , laat men nogthans niet na aldaar Hoogleeraars en Meesters, die een grooten naam gehad hebben , te onderhouden. Men zendt de kinderen, om te ftudeeren, derwaards, uit hoofde, dat men daar de Hebreeuwfche taal in haare zuiverheid meent te leeren, even als of deeze taal aan hec H. Land vastgehecht ware, en dat de Leeraaren, die daar onderwyzen, en die dikwyls vreemdelingen zyn, dezelve beter fpreeken, dan de andere Rabbynen : doch dit is het vooroordeel des Volks, en de Hoogefchool van Sapheta,\s fints eenige eeuwen, 't geene die van Tiberias wel eer was, in wier plaats zy gekomen is. Aldaar leeraarde de vermaardfte Cabbalist, die na  DER JOODEN. 559 na Simeon Jochaides te voorfchyn is gekomen, xr. Hy was te Cor<&« gebooren, 't welk hem den BojÏK* naam deedt geeven van Mozes Cordoverus ; maarHooirsT. Spanje op het einde van de dertiende eeuw verlaatende, was hy een der Steunpilaaren, en mogelyk een der eerfte grondleggers deezer Hoogefchoole. In dezelve Hoogefchool heeft Dominicus van Jeruzalem ook eenigen tyd onderweezen. Hy was Leeraar geworden, na dat hy 'er zyne eerste ftudien hadt afgelegd, en gaf lesfen over den Thalmud. De Geneeskunde, welke hy ten zelfden tyde oefende, deedt hem beter kennen, dan de naam van Rau, en van Richter, dien men hem gegeeven hadt. De Sultan riep hem te Conjlantinopolen, om hem tot Geneesheer te dienen. Hy leefde tot het begin der voorige eeuw, en wierd Christen; vertaalde 't Nieuwe Testament in het Hebreeuwsch, en antwoordde ten zelfden tyde op eenige tegenwerpingen der Rabbynen over den marteldood des H. Stephanus. Weinige zyn 'er nogthans, die deeze School meereers aangedaan hebben, dan Mozes vanTrany cn Jozeph van Karo, die haar omtrent het midden van de zestiende eeuw beftierden. De een was in eene Stad van Apulie gebooren, en onderwees met zulk een vrucht te Sapheta, dat de Jooden hem het licht van Israël, den Sinaiet van Sina'i, den Leeraar, die de bergen wegrukt, noemen, om dat hy de tegenwerpingen, die men tegen de wet doet, oplost. De andere, naamelyk Jozeph van Karo, was een Spanjaard, en trok  5&o HISTORIE Eoï trok naar Galilea, waar hy in den jaare 1575 iEK- ftorf; hy verklaarde ook het recht der Natie met HeofDsr.zulk eene toejuigching, dat men hem het wonder van de waereld genoemd heeft. TWEEDE HOOFDSTUK. Vervolg van deeze Hoogefchool, en van derzelver Leeraaren. BoÊ'k. "T)och dccze Hoogefchool is niet altyd door HoÓfdst vreemdelingen beftierd geworden. Zy hadt OOFDST-Leeraaren, die uit haaren boezem zyn voortgefprooten. Mozes Alfcheh was ten jaare 1599 in deeze Stad gebooren, en maakte zich daar in de zeventiende eeuw beroemd, niet alleen door de welfpreekendheid zyner Leerredenen, maar ook door de verklaaringen, die hy over een gedeelte van de Wet vervaardigde. Men pryst .hem zeer om dat hy, in 't verklaaren der Schrift, iets nieuws voor den dag tracht te brengen ; en, zich meer aan de oude dan aan de nieuwe Uitleggers bepaalende, hy naauwkeurig hunne gevoelens heeft' voortgebragt, zelfs dan, wanneer ze de Christenen begunstigden. Samuel Ozida was een andere Prediker, die ook te Sapheta , zyne geboorteplaats, met verwondering gehoord werdt. Hy verklaarde de Klaagliederen van Jeremia, en noemde zyne verklaaring '/ brood der traanen. Mozes pan Na- gfara  der J O O t) E N. 561 tiara was ook uit Galilea, fchoon anderen mee- xi. nen , dat hy uit Portugal geboortig was, uit B°p* hoofde van 't geflacht van Nogkera, dat in ditHooïDsr» land geweest, of nog is. Hy onderwees te Sapheta , en hesft eene Verklaaring over de vyf Boeken Mozes, welke by de Jooden in achting is, nagelaaten. De Jooden hadden daar ook een Boekdrukkery. Eindelyk Judas Jona, die, na zich bekeerd te hebben, de Leermeester werdt van den geleerden Bartolocci, en hem het voorneemen inboezemde van zyne Rabbynfche Bibliotheek, was ook te Sapheta gebooren , en hadt den rang van Leeraar, of van Rabbyn, in die Hoogefchool aangenomen. Hy was afkomstig van een Spaansch geflacht , 't welk na de verjaaging van Ferdinad, zich naar Toscane begaf. Pius de V. het daar uit hebbende doen gaan , trok het naa het Oosten, waar Judas Jona gebooren werdt. Na dat hy daar zyne Studiën hadde afgelegd, ging hy over naa het Westen , en oordeelde te Amfteldam over de wettigheid eens uiterften wille* 't welk ten voordeele van een Bastaard door? deszelfs vader was gemaakt. Twee omftandigheden maakten dit oordeel beroemd ; de eene, dat de erffenis van driehonderd duizend gouden kroonen was: de andere, dat de Broeder van de överleedene daar bezit van hadt genomen, uit krachte van een vonnis, door de Rabbynen van Venetië uitgefpröoken. Judas Jonk vernietigde dit vonnis, en 't geen, dat hy velde, werd by zevenëntagtig Rabbynen van Duitschland en Thes~ III. Deel. Nn fa*  02 HISTORIE J5oxe'k falon'ca Soedgckeurd- De Jooden van Hamburg n.K' verkoozen hem vervolgens tot hunnen Rechter, öooïcst. cn leiden hem inkomsten toe ; doch van daar trok hy naa Poolen, waar hy den Christelyken Godsdienst omhelsde, en Juwelier van Sigismund den III werdt. Hy hadt zulk een fterk geheugen, dat, indien de Thalmud was verlooren geweest , hy denzelven weder hadt kunnen opftellen. Hy ftorf in den jaare 1668. Van alle de Steden van Judea is 'er niet eene, waar de Jooden federt langen tyd beftaan hebben, en nog heden met meerder luister en veiligheid beftaan. DERDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden te Jeruzalem. DAAR minder Jooden te Jeruzalem, dan lil. ^ te Sapheta. Men telt 'er niet meer, dan SoorDST- omtrent honderd huisgezinnen , die derzelver voornaamfte woonplaats hebben op den berg Slon. Eenigen hebben hunne bedieningen aan de Tolhuizen, de anderen zyn Geheimfchryvers van den Landvoogd ; doch het grootfte gedeelte beftaat uit nooddruftige lieden , die van aalmoesfen leeven. Zy laaten die tot in 't Westen toe haaien , werwaards de rykdommen en de kunde geweeken zyn. Het was om deeze reden, dat Jakob de Tomeriet naa Frankfort trok, en naa Holland, in den jaare 1684. Zyn Vader was uit Portugal naar een klein vlek van 't H. Land, digt  bër JOODEN. 563 i-ligt by Sapheta, en Tomer genaamd, geweeken. xt Zyne Broeders zonden hem uit, om het noodige B10IE1Kgeld tot hun onderhoud op te haaien; vier jaa-Hooriuf. ren daar na heeft men een anderen Gezant der Jooden van Jeruzalem gezien , die ook voor hun geld ging ophaalen , Jt welk genoegfaam hunne armoede bevestigt. Laat ons hier aanmerken, dat, wanneer men de reden vraagt van den geringen y ver, dien zy toonen, om zich te Jeruzalem neder te zetten, zy tot antwoord geeven, dat deeze Stad, by de toekomst des Mesfias, door het vuur des Hemels in asch gelegd zal worden , en dat een wonderbaare regen dit vuur vervolgens zal uitdooven, op dat deeze plaats, door vuur en water gegaan zynde, volgens't zeggen van den Propheet, gezuiverd zy van de onreinigheden , welken de Christen en Mahomedaan daar in gepleegd hebben. Zy vreezen, zegt men ,• in deezen algemeenen brand bedolven te worden , en daarom verwyderen zy zich van daar. — Doch is het niet beter twee natuurlyke redenen van deezen geringen yver voor het H. Land te geeven ? De eene, dat de Mahomedaanen Jeruzalem ook aanzien als een Heilige Plaats, waarom een groot getal Santons en Mufulmanfche Godsdienstigen zich daar ook met der woon begeeven hebben; en deeze lieden zyn zoo veele Vervolgers der Jooden, zoo wel als van de Christenen, in dier voege, dat ze minder rust en zekerheid in Jeruzalem genieten, dan elders: en dewyl 'er weinig Koophandel gedreeven wordt, kunnen zy Nn 2 'er  564 HISTORIE x i 'er geene groote winst doen; dus is dit reeds! BniK' een oorzaak van derzelver verwydering. ïiooFDsr. Toen SeÏÏm haar in 'c begin der zestiende eeuw (*) innam, was 'er een vermaarde Rabbyn, die een Boek, h Oog van Israël genaamd, opftelde; dit is een verzameling van uitleggingen der Wet, die in den Thalmud zyn. Veele Leeraars hadden reeds by een verzameld 't geen, de gefchillën der rechten en plechtigheden betrof; maar Rabbi Jakob verzamelde de uitleggingen der Wet, die in dat groote Boek verfpreid waren. Hy kon zyn Werk niet ten einde brengen ; maar zyn Zoon Levi, die ten minften al zoo geleerd was als hy, ei daar de laatfte hand aan, en gaf ze in 't licht. Ter gelegenheid van dit werk was het (f)* dat de Hoogleeraaren van Sapheta in beweeging kwamen; want dewyl ze befchouwende Leeraaren waren, hadden zy veel verachting voor de Leerftukken. Zy vonden in 't werk van Jakob en Levi, Leeraaren van Jeruzalem, dingen, die hun mishaagden. De twist was hevig en de onëenigheid groot, geduurende het leeven van Levi; maar na zyn dood werdt de naayver der Hoogleeraaren van Sapheta uitgebluscht. Men eerde zyne nagedachtenis; en zyn werk,dat het leezen van veele groote boeken uitfpaarde, werdt met veel toejuigching ontvangen. Seon van Modena arbeidde in de voorige eeuw (§), om meerder volmaaktheid daar aan te geeven, het ge- voe- (*) 't Jaar nt:. (f) 't Jaar 1533. (S) 't Jaar 1535,  DER J O O D E K. 565 voelen van verfcheiden Leeraaren , die daar aan xi. ontbraken, daar by voegende. *ul" 't Was, eindelyk, te Jeruzalem, dat men inHooFDST. ; 't jaar 1665 een voorbeeld zag van de grootfte veinzery, en een Jood in die Stad Patriarch der Christenen worden ; dit geval wordt dus verhaald. Een Jood, die door de noodzaaklykheid zyner omftandigheden gedwongen was zyn Godsdienst in Judea te verlaaten, maakte zich tot zyn voordeel zoo beroemd by de Christenen, dat ze hem trapsgewyze alle de graaden van den Geestelyken ftaat lieten doorgaan, en verheften hem tot de waardigheid van Patriarch van Jeruzalem , zonder dat men zyne veinzery ontwaar werdt. Maar dewyl hy aan zyne heerschzucht geene paaien ftelde, trok hy van Jeruzalem naa Conflantinopolen, ten einde aldaar den zetel, die open was, te verkrygen; doch hy werdt 'er door eene krankheid aangetast, die hem geen twyfel overliet van de nabyheid zyns doods. Hierop nam hy 't befluit, om 't fcherm, waar achter hy zich zoo langen tyd verborgen hadt, afteligten. Hy riep by zyn bed verfcheiden Grickfche Bisfchoppen, en een nog grooter getal Jooden, aan dewelken hy verklaarde, dat hy der Jooden Godsdienst altyd voor den besten hadt gehouden, en dat hy afftand deedt van 't Bisdom van Jeruzalem, om in zyne oude belyde- . nis, die hy nooit dan by monde verlaaten hadt, te fterven. Men kan denken, hoe groot de verwondering ware, en de ergernis, die door dit Nn 3 ge-  566 HISTORIE EoL f6Val veröorzaaktwierdt, het welk ligt de reden m. zyn , dat het by fommige Christenen ge- Hooïdst. wraakt wordt. VIERDE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in Afrika, en welëerst in Ethiopië. Boek. T7THIOpiE is eender plaatfen, waar in de Jootar ^ Z1Ch hCt Serustfte gehandhaafd hebben; •zy verdraagen zich zelfs gemaklykcr met de Christenen, alzoo deezen zich ook befnyden laaten. Zy eeten nooit varkensvleesch, en onderhouden godsdienstiglyk den Sabbath. Derzelver Koningen gelooven zelfs van de oude Jooden af te ftammen, en voeren in hun wapen een leeuw die een kruis vast houd, met deeze woorden: De leeuw van Juda heeft overwonnen ; eene meening , welke de Ethiopiers deeze Natie met meerder gunst moet doen behandelen. Daarenboven hebben de Jooden, die in dit land zyn, den Thalmud niet ontvangen, noch die menigte' van overleeveringen, onder welke hunne Godsdienst in andere plaatfen als begraaven ligt. Toen de Sarrazynen zich meester van Ethiopië maakten, weeken de Jooden, die voor eene vervolging vreesden, naar Ahysfmie, en bezorgden zich aldaar een fchuilplaats. Men behandelde ze met meer menschlievendheid, dan de inboorlingen  DER JOODEN. 50? gen van het land, dewyl een Arabier 3 die den xi. lof der Ethiopiers gefchreeven heeft, verzekert, B°^Kdat, de algcmecnc flagting der inwoonderen be-UoorDs-r. flooten zynde, zy van den Koning als eene gunst verzochten, dat hy ze als het volk der Schriftuur wilde handelen. Dit volk der Schriftuur , in den ftyl der Arabieren, zyn de Jooden. Men geeft hun dien naam in den Alkoran; want Mahomed, van hun fpreekende, noemt ze het volk des Boeks, ter oorzaake van het Boek der JVet en Propheeten. De Ethiopiers begeerden dan het zelfde lot te hebben, als de Jooden, en de Koning der Arabieren ftondt hun derzelver verzoek toe , op voorwaarde, dat ze zich een fneede in »t aangezicht zouden maaken j op dat men ze kondc onderfcheiden, en herkennen. Ondcrtüsfchen gaven de Jooden blyken van hunne getrouwheid aan David, Korting van Ethiopië , in de onheilen , waar in hy geitort was. Gradamet, by zyne onderdaanen uitgelokt, die zyner wreedheden moede waren , verkondigde hem den Oorlog. Gradamet was Koning van Adel, niet verre van Zeila, een Zeehaven van de Abysfynen, gelegen-, aan het hoofd zyns legers optrekkenende, kwam hy over de grenzen der Abyffcïners. De meeste Steden openden hem de poorten zoo veel te ligter, om dat hy haar ontfloeg van de buitenfpoorigc lasten, welke David hnri hadt opgelegd. David, die wel begreep, dat zyne Onderdaanen hem zouden verlaaten, indien hy den vyand niet terug dreef, trok voort om hem flag te leeveren; maar zyne Soldaat en, die N n 4 het  568 HISTORÏE BoÏL hCt VUUr der Musketfen, waar aan zy niet geIv- woon waren, niet konden uitftaan, verliepen uit Hoofdst. een, en de Koning was genoodzaakt in 't Gebergte te vlugten, waar hy zyn leeven droevig eindigde (*). Zy die hem getrouw gebleeven waren, riepen zynen Zoon Claudius aanftonds voor Koning van Ethiopien uit. Hy verdiende het te zyn; maar Gradamet, die zich meester gemaakt hadt van de Schatkist der Koningen; benauwde hem van de eene zyde, en zyn eigen Broeder (Jacob) betwistte hem het recht tot de Kroon van den anderen kant, en dus werdt hy genoodzaakt eene toevlugt in een byna onbekend gebergte te zoeken Q). Dit groote en uitgeftrekt Gebergte is in 't midden van Ethiopien. Men kan daar niet aankoomen, dan van eenen kant, en men kan 'er niet opkoomen, dan met veele moeite: Boven op het Gebergte is eene aangenaame vlakte waar verfcheide Beekjes vlieten; waar men uitmuntende vrugten vindt, en goede Weiden om beesten te voeden. Daar hebben de Jooden, waar van men geen eenen in geheel Ethiopien vindt, hun verblyf gevestigd. Zy koomen nooit van deezen Berg af en houden geen gemeenfehap met de overige Abysfieniers. Zy ontvingen den nieuwen Koning,die by hen was koomen toevlugt neemen, met opene armen, en verdedigden hem zoo kragtig tegen Gradamet, dat deeze Vorst, ziende hem niet te kunnen dwingen, terugweek. Naderhand kwam eene Portugeefche Vloot in Ethiopien aanlanden en  DER JOODEN. 569 en zette eenige Troupen aan Land, waar op xr. Claudius van het Gebergte afkwam en zyne zaa- B° V*" ken herftelde; en de Jooden welker getrouwheid Hoofdst. hy ondervonden hadt, werden zeer befchermd geduurende zyne gantfche Regeering. Oviedo, dien Julius III. Patriarch van Ethiopië gemaakt hadt, in hope van dat Koningryk aan zynen Stoel te zullen hechten, en die te vergeefs na het Land gezonden werdt, verzekert dat de Jooden daar groote ongenaakbaare Bergen bcwoonen, dat zy aan de Christenen verfcheiden Landeryen ontnomen hebben, die zy bezaaten; en dat de Koningen van Ethiopien hen niet konden onderbrengen, om dat zy weinige troupen hadden, cn om dat het zeer moeyelyk is tot in de Rotfendoor te dringen, waar binnen zy beflooten , zyn. Zy, die vreezen dat dit kleine iluk van een Koningryk, of liever die Wykplaats binnen de Rotfen en Bergen, dc verklaaring mogte verzwakken, die wy geeven aan de Godfpraak van Jacob, en een voorwendfel geeven aan de Leeraars der Jooden, om te zeggen, dat de Scepter van Juda nog niet verbrooken is, zyn al te zwak en vreesachtig Men moet nooit zaaken, die gebeurd zyn , loochenen uit belang. Want dat is het Koningryk niet, weVs. Jacob aan zyne Nakomelingschap beloofde: en kan men zeggen, dat eenige Jooden binnen de Bergen verborgen, waar men hen niet kan dwingen, die opvolging van Vorften cn Wetgeevers onderhouden, die het Volk der Jooden moesten doen bloeijen in het heilige Land? Nn 5 Zy  5?ö HISTORIE EoXE k Zy behie!den in 'c begin der voorgaande Eeuw iv. ' nog dat gezag , welk hen fomtyds öntzaglyk Hoofdst. maakte voor de Koningen van Abysfinh. En inderdaad zy bezacen toen byna drie Provinciën: maar Susneus} die toen regeerde (*), en die een önderneemcnd Vorst was, eenige Afgodifche volken, welke men Gaïïans noemde , en by welken hy opgevoed was, verflaagenhebbende, bragt den Oorlog over tot in de Bergen der jooden, en was fterk genoeg om 'er hen uit te jaagen. Men noodzaakte hen de Provintien te verlaaten die zy bezaten, en zich door het Koningryk te verfpreiden. Eenigen weeken naa de bronnen van den 2Vy/, by de Caffers, waar zy nog zyn. Anderen zyn geblceven in de Provintie van Dembe, waar zy Wol fpinnen. Inderdaad fommigen zyn Weevers, anderen Smids. En dewyl dat laatfte Ambacht haatelyk is voor de Abysfiniers, zoo laaten zy het aan de Jooden over, die op zich neemen hun alle de wapenen, tot den Oorlog noodig, te leeveren. Zy hebben daar hunne Synagogen én Godsdienst oefeningen, waar toe zy zich van het Thalmudicsch Hebreeuwsch bedienen, hoewel zy die verzameling der overleeveringen niet aangenoomen hebben. Eindelyk,daar is eene groote menigte die het Hof des Konings van Abysfwie volgen. Een Arabier, die op het einde der laatfte eeuw in dat Land gereisd hadt, verzeekerde den Heer Ludolf, dat ze ten getale van zestig-duizend aan 't Hof waren. Zy dry ven han- (*) Srfneus ftorf. in 't Jaar 153»,  der. JOODEN. 57i handel met de Christenen, en leeven in dat land) Xf zeer gemeenzaam met hun. ^"y2" Egypten, dat aan Ethiopië grenst, heeft hun ge-Hoofd:,r. dient tot een fchuilplaats. Het heeft weinig gefcheeld, of zy waren aldaar uitgeroeid in 't Jaar 1524; maar God verloste hen door eene onvoorziene omwending. Achmed, aan wien Solman II. Egypten hadt toevertrouwd, ftond tegen hem op en befloot ten zelfden tyde , zich meester te maaken van de Goederen zyner nieuwe Onderdaanen. Dc Soldaaten hadden reeds begonnen de Huizen der Jooden te plunderen, zich wys maakende, datze alles ongeltraft konden doen, in 't begin van eenen opftand; maar Achmed, zich ook willende verryken, ftelde deeze Natie op een fchatting van tweehonderd Talenten. Zy toonde haar onvermoogen en bragt maar vyftien Talenten in dc Schatkist. Achmed door deeze weigering getergd, gaf bevel, dat men die allen zoude gevangen neemen , die de fchatting niet betaald hadden ;. maar op het oogenblik, dat Sardis, een van zyne Officiers, deeze bevelen zoude uitvoeren, kreeg men bericht, dat 'er eene faamenzweering was tegen Achmed, en dat hy door de faamengezwoorene overvallen zynde in bet Bad, genoodzaakt was geweest te vlugten; dat men hem vervolgde met een Leger van Circasfiers, en dat hy zynen vyanden niet kon ontfnappen. Hy werd inderdaad gekreegen, de rust en veilighid werden in Cairo hcrftcld, en de Jooden uit het gevaar verlost. Om de gedachtenis van deeze verlosfing te bewaaren , maakten zy een  57& HISTORIE boek gr°0t feest' het weik zy msfm no°mden, ° yK- welk woord een Wonderwerk beteekent, en den Hoofdst. paal, waar aan het hoofd van Achmed gehecht werdt. Mozes Alefcaz, of de Roode, verfcheen korten tyd daar na (*). Zyn naam deed gelooven, dat hy van het gedachte der Rubeën was, een doorluchtig geflacht onder die Natie. Hy trok de party van Mofes den Egyptenaar, of Harramban, dat is te zeggen Maimonides, en wederleide die geenen, welke tegen dien Leeraar gefchreeven hadden. Buxtorf fpreekt van eene Verhandeling over de Verlosfing, welke hy zoude gefchreeven hebben ; maar, dewyl hy zich vergenoegt met den tytel daarvan aan te wyzen,zoo heeft men niet kunnen raaden, of Mozes de Roode daar in onderneemt zyne Broeders te troosten tegen de vertraaging der verlosfing, die zy vrugteloos vcrwagten. De vryheid, die men hen in Egypten heeft laaten genieten, heeft hen groot gemaakt. Hunne Werklieden en Kunstenaars waren verfprcid op het platte Land en in alle de Steden; de ryke en magtige Kooplieden woonden te Cairo; eindelyk, zy gaven voor Q) talryker in dat Land te zyn, dan toen zy onder het geleide van Mozes daar uit trokken. Maar dat getal is federt eenige jaaren grootelyks verminderd ; want de Reizigers, die hen daar gekend hebben, verzeekeren , dat ze geen vaste wooningen hebben, dan (*) 't jaar ijjj. (f) 't Jaar i5r3.  DER JOODEN. 573 dan te Cairo , en in de Zeelieden van Egypten, xi. en dat 'er niet alleen geen zyn in de andere fte- B ° * *• den noch op het platte Land; maar dat zy ge-HooïDsx, noodzaakt zyn, indien de Koophandel hen verpligt fomtyds daar te zyn , zich te vermommen en te verbergen , om dat de Landlieden hen kwaalyk behandelen, zoo haast als zy ze kennen. Daar zyn ook Jooden in het overige gedeelte van Africa. Het was inderdaad een Jood van dat Land, (*) die aan Mouley Archcy, Koning van Tafi/et, een der voornaamfte middelen bezorgde om den Oorlog te voeren tegen den Vorst van Qitivianet, tot wien hy gevlugt was. Want in het Kafteel Dar Michal gegaan zynde, onder voorwendfel van aan den Bevelhebber een bezoek v te geeven , maakte hy zich meester van die fterkte, en begon van daar zynen opftand te doen uitbarsten ; maar hy zou daar in te leur gefteld geweest zyn, indien hy niet eenen zeer ryken Jood gevonden hadt, dien hy van alle zyne fchatten beroofde , door middel van welken hy de Inwooners der Provintie byeen faamelde, en zich tot Koning deed verkiezen; en zette zynen broeder, Koning van Fez en Marocco af. Hy erkende den dienst,welken de Jood hem gedaan hadt, door aan die Natie dezelfde vryheid toe te ftaan, welke zy genooten hadt, en door Jo~ fua Ben Amosfeck (f) Vorst van de Natie te maaken. Mouley Ismaël, broeder des Konings van Tafilet, en die hem opvolgde, hadt nog grooter be- (*)'t Jaar iffSff. (+) Hy ftorf in 't Jaar iSr»,'  $74 HISTORIE b xl beleefdheid voor hun: Want om de diensten te HooLx H7g , WClk6n Dm 2°feph de Tokdo ge"—daan hadt> geduurende zyne ongmde ?«,maaktc hy hem niet alleen tot eenen van de Amptenaaren van zyn huis; maarhy zond hem ook aan de hoven van verfcheidenc Vorsten om met hun in onderhandeling te treeden; en hv maakte den vrede met de Vereenigdc Provintiën in 't jaar 1Ó84. Hy behield zyne ampten voor zynen Zoon, die de zelfde eere als zyn Vader genoot. * r Zy hebben lange te Oran gewoond: zy bekleedden daar zehs groote ampten: en onaangezien zy reden hadden om over de Spanjaarden te klaa gen, die hen vervolgd hadden, en nog voortgingen, hen met veele geftrengheid te hehandclen, heten zy toch niet na, een onfchendbaare getrouwheid voor hun te hebben. Vooreerst was het een Jood, die de verovering gemakkelyk maakte, toen de Cardinaal Ximenes dezelve ondernam. Hy was de vervolger der Jooden geweest, want hy was het, die aan ifabella het wreede voorneemen hadt ingeboezemd om hen te verjaagen , en die hetzelve deed uitvoeren onaangezien de tegenfpraak der ftaatkundigen! Ondertusfchen wierp hy toch het oog op een Jood, om de verovering van Oran gemakkelyk te maaken, die, door twee Mooren onderfteund, de Stad verried, in welke hy gevlugt was, en hy behield den vervolger van zyne Natie. De daad van een gierigen Jood, die door gefchenxen was omgekogt, is zoo verbaazend niet, als die  DER JOODEN. 575 die van den veroveraar, die ze ondernam. Ik xi. verwonder my altoos hoe een Held, die zyne Bi°vE' Godsdienstige Belydenis met voeten treedt, dieHoofosT, in zyn hart niet dan wreede en waereldfche deugden voedt, die tot aan het einde van zyn leeven zyn hoofd niet breekt dan met ftaatkumdige overdenkingen, en van hartzeer fterft, om dat hy te ver van de zaaken af is, by de Kerkelyken nog yverige Lofredenaars kan vinden. De Jooden bleevcn de Spanjaards in Orar^ begunstigen; want toen deeze Stad door de Nabuuren bedreigd werdt, beflootenzy, liever hun leeven op te offeren, dan ze door dc naebuurige Vorsten te laaten innccmen. In eenen opftand, hielden zy de Troupen in gehoorzaamheid, door de Soldy te betaalen, die men hun fchuldig was, en door leevensmiddelen te bezorgen. Ondertusfchen verjoeg men hen allen in 't jaar 1669. Zy befchuldigen den Marquis de Los Velez, dat hy verfcheidenc kunstenaryen bedacht hadt, om dat bevel van de Koningin te verkrygen, om dat hy de eerzucht van eene vrouw, die hy beminde wilde voldoen, door haar eene bediening te geeven , die langen tyd ervelyk geweest was in eene Joodfche Familie. Maar moest men dan zoo veel gedruis maaken, en zoo een groot werktuig be weegen, om iemand eene bediening te ontneemen? Daar was ook eene groote meenigte Jooden in de Provintie van Suz, die weleer (>:) van 't Ko- ning- (*) 't Jaar ia-3S.  576 HISTORIE Bohk "ingryk van Mamco afhinS» en welke daar van , genaamd Dattilius, denzelven bekeerd hadt door. deeze weetenfchap. Men moet zich Pp 3 niet 'tjaar 1493. (+) p'c"f Mïrandulanw Apci. p. 8».  596* HISTORIE X l niet verwonderen, dat een Prins van die hoeda^^l" nigheid een toevlugt gaf aan die geenen, die ffooPDsr.men uit Spanje verdreef, en eenen by zich nam om hem te troosten over de ongelukken,die hy ondergaan hadt. Maar Bonis de Lans, in Provence gebooren, die toen leefde, droeg zyne verhandeling over de Nuttigheid vap den Sterrekundigen Ring, die hy uitgevonden hadt, aan Alexander den VTden op. Hy fchreef in 't Latcin, cn men heeft bevonden, dat zyn ftyl niet liegt was, hoewel hy geloofde zich te moeten verfchoonen met deeze verzen: Paree (pprecor) quee funt rudibus errata Latino, Lex Hebrea mihi est, lingua Latina minus. Verfchoon de fouten ('k bid), die in myrJ" fchriften zyn, 3t Hebreeuwsch is ntfeigen, maar veel minder het Lötein. Een ander gedeelte (*) der Vlugtelingen uit Spanje en Portugal dacht eene fchuilplaats te Nafels te vinden; maar de Inquifiteurs (f) vervolgden hen daar met zoo veele hittigheid, en zy oefenden zulke groote kwellingen onder dat voorwendfel, dat het volk opftond. De, Onderkoning befloot de, Jooden te verjaagen (§), ten einde zich te gelyk van de Inquifiteurs te ontdoen. Hy bragt in, dat, alzoo het kwaad opMeld en het geloove der oude Inwooners zuiver %xi bekend was, men die wreede Medicynmees- ters. ©. \ $»* ",>"ï°- N J«r ($) 't J«r 1535.  der JOODEN. 59? ters nu niet noodig hadt, die wonden maakten, xi. en dezelven openden, in plaats van ze te fluiten. BVI_K' Dit gedrag werd daar na door Karet den Vden^™™*?* bevestigd, die de Jooden in dit zyn Koningryk, noch in dat van Sicilië, niet wilde dulden. Inderdaad (*) deeze Vorst haatte de Jooden, en de bedriegeryen, die hy ontdekt hadt, fchecnen hem daar toe reden te geeven. Een man van die Natie was ftout genoeg, om in zyne tegenwoordigheid ftaande te houden, dat hy de Mesfias was. Karei, volkoömén overtuigd dat hy een Bedrieger was, liet hem verbranden. Een Bedrieger, die behendiger was, fpeelde zyne rol een tyd lang beter. Hy was een Jood van afkomst; maar hy was in 't Christendom opgévoed. Hy hadt zelfs eene kleine bediening aan ?t Hof van Portugal toen David Lemlein aldaar aankwam, en hy befloot hem tot zyn oogmerk te doen dienen. David gaf zich uit, het Hoofd te zyn van het Leger van Israël. Hy hadt dit zelfs te Rome bekend gemaakt, waar hy Clement den VIII gezien hadt. In Portugal gekoomen zynde,'verplichtte hy den jongen Christen zyneh ouden Godsdienst weder aan te neemen, beneevens den naam van Salomon Malcko. Hy deed hem ftudeeren, en hy maakte zulke groote en zoo fpoedige voortgangen in de kennis der Ovefleeveringen en der Wet, dat de Jooden van Italië ftaande hielden, dat een Engel hem zyne redevoeringen vóórzeide. Niét te vreden zynde itfet veel (*) 't jaar 1514. PP 4  óoa HISTORJE SB veel kragt ^ prediken, ftelde hy veele Werken Boek. 0p, die een nieuwen ftraal aan zyne heerlykheid ÜIoofdjt. bezetteden. Zyn Medegenoot David muntte ook uit door zyn vasten. Men verzeekert, dat hy zes dagen was zonder eenig voedfcl te gebruiken. Hy leefde in 't openbaar, en hy hadt tot getuigen van zyne volkoomene onthoudenheid lieden, die hem als een godlyk man befchouwdcn: ondertusfchen durfde hy, noch Malcho den tytel van Mesfias aanneemen; maar beiden vergenoegden zy zich, met voor te geeven, dat zy de VoorlQopers waren van hem , die verfchynen zoude en de Natie verlosfen. Malcho hadt de onvoorzigtigheid van gehoor te verzoeken by Karei den Vyfden, die te dier tyd te Mantua was. Hy ftond het hem toe; maar in 't uitgaan van de kamer liet hy hem in hechtenis neemen en vervolgens in 't vuur werpen. David werd gevangen genoomen en in Spanje veroordeeld. De Jooden werden nogthans niet uit den dut geholpen door zulke droevige toevallen; maar geloofden nog lange, dat David Leimlein nog leefde, en dat hy zyne Vrouw, die in /talie gebleeven was, alle weeken kwam zien. Onaangezien deeze bedriegeryen bleeven d? Jooden nog zoo magtig onder het Pausfchap van Paulus TIT (*), dat de gal van den Cardinaal Sadolet 'er door verhit werd. Hy was Bisfchop van Carpentras, in het Stift van Avignon, waar de, Jooden altoos waren geduld geweest, federt f *) 't Jaar jS38,  DER JOODEN. 60 £ dat Johanna , Koningin van Sicilië deeze Stad xï. aan den Paus gefchonken hadt. Zy hadden daar B°E,Khunne Synagoge, gelyk zy ze heeden nog heb-HooEDsr. ben, hoewel deeze Stad in 't midden van Frankryk ligt, waar uit zy verbannen waren. Dit kon de Prelaat niet verdraagen. Hy fchreef aan den Cadinaal Famefe, en vertoonde hem i) dat de Paus nooit zoo veel goeds aan de Christenen gedaan hadt, als hy aan de Jooden deed; dat hy hun tytels vergund hadt, met nieuwe voorrechten en ecrampten, die hen zoo trots en ftout gemaakt hadden, dat de Christenen niets anders meer waren, dan fchapen in 't midden der wolven; dat ze uit hunne huizen gejaagd waren, en dikwyls zelfs uit de Steden, waar zy gerustelyk moesten woonen. <£) Dat men niet begreep, hoe een Paus, met zoo veele geftrengheid de Lutheraanen kon vervolgen, eu terzelver tyd zulk een openbaare befcherming en zoo byzondere gunsten aan dc Jooden vcrleenen, die eerder fcheenen waardig te zyn, gehaat te worden. 3) Hy merkte aan, dat het waare middel om zyn hof te maaken, en in de Kerkelyke Waardigheden bevorderd te worden, was, die Natie te begunstigen. Zy moest derhalven een groot vertrouwen hebben , dewyl men door haar te vleijen tot Bisdommen en andere Ampten kon geraaken. 4) Eindelyk, hy ontdekt ons de waare bron deezer befcherming; want deeze gunst kwam door de Threforiers van den Paus, en door de Opzienders van zyne geldmiddelen, voor welken de Jooden noodzaakclyk waren. Men Pp 5 liet  602 HISTORIE ^xi. liet niet na eenige acht te flaan op de vetfoo°yu gen des Cardinaals. Men deed het geen men HoofDST. gemcenelyk tc Rome doet: wanneer men daar penig nuttig misbruik ontdekt, men bemantelde het, en men fneed af het geen te gevoelig en fs veel gerucht maakende was. Weinig tyds daar na, deed Julius III. (*) die oordeelde , dat de zinnebeeldige verklaaringen der Gemara gevsarlyk waren, den Thalmud ver* branden. Alle de Boeken van de Gemara, die in Italië» waren, werden verbrand, zeggen de His= toriefchryvers (f). i Onder dit Pausfchap omhelsde Jofeph Tzarphati, vermaard Jlabbyn, die lang te Rome onderweezen hadt, het Christendom. Hy was van Fez, en in Frankryk gebooren ; maar zich naa Italien begeeven hebbende, waar de geleerdheid bloeide, verklaarde hy den Thalmud in de Synagoge en op de Hoogefchool van Rome. Hy bekeerde zich, en om den Paus Julius te meerder eere aan tc doen, nam hy den naam van Monte aan. Hy bewees, dat deeze Paus in de Heilige Schrift bekend was, en door de Gemara zynen naam uit den boezem van den Heiligen Text ontleende. Hy fchreef eenen grooten brief ran. Vrede aan de Synagoge van Rome, welke hy verliet, om aan dezelve te bewyzeh (§), dat de Mesfias reeds gekoomen was. Men deed hem Prediken tot de Nieuwelingen en tot de Jooden, die (*) 't jaar 153:4. (+)G.«z Tzemach David, $. 153. (S) 't Jaar 158 s.  p e a JOODEN. 60$ die by zyne redevoeringen moesten tegenwoor- xr. dig zyn; maar alzoo zyn perfoon by ben gehaat BVjS' was, om zynen afval, beklaagden zy zich by deJJHooiosji Cardinaal Sirlet, die hem deeze bediening deed pntneemen. Hy gaf eene Verhandeling uit over de verwarring der Jooden, voorgeevende, dat alle de Verborgenheden van 't Christendom in 5t Oude Testament gevonden worden; en dewyl dat Werk niet gedrukt was, zoo geloofde een Italiaansch Schryver, die eene Samenfpraak over het Geleove heeft uitgegeevcn , dat het hem vry ftond zich daar van te bedienen en het tc plunderen. In dien tyd waren te Rome nog meer vermaarde Jooden. Elias de Leviet was te Padua gebooren (t) ; maar alles, wat hy hadt, verlooren hebbende, toen die ftad werd ingenoomen, hadt hy ingang by eenige Cardinalen, welken hy het Hebreeuwfch geleerd hadt; en dewyl hy ongelukkig was, zoo verloor hy nog eens alles wat hy hadt, by dc plundering van Rome, door den Conneftabel van Bourbon. Hy week r\za Venetien % en van daar naa Duitschland,- maar dewyl hyaan de koude van dat Land niet kon gewennen, zoo keerde hy weder naa Italië, waar hy ftorf (§), §o jaaren oud zynde. Men hield hem verdacht; van zeer geneigd te zyn tot liet Christendom, en deeze verdenking is genceg voor die van zyne Natie, om hem te haaten; maar hy zwoer het ge- *) tabiano Fiochi. Bartoloc BUI. Rahi. T. UI pa; 8 U, £t) 't Jaar ijoj. m 't Jaar yu  &4 HISTORIE bJek. geIoof zyner Voorouderen geenzins af, hoewel yt fommigen dat geloofd en gefchreeven hebben, O0fDST-Eindelyk was 'er te Rome eene Vrouw (•), genaamd Debora , die zich toen begon bekend te maaken , en het vervolgens bleef doen, door haare Dichtftukken en andere Werken; want zy is eerst in 't begin der zeventiende Eeuw geftorven. Doch laat ons tot de Faufen wederkeeren. Paulus IV. verklaarde zich een vyand van die Natie (f), hy haatte haar met een doodelyken haat, en van het eerste jaar van zyn Pausfchap af, gaf hy twee Bullen uit, waar over de Schryvers bitterlyk klaagen. Door de eerfte beval hy, dat elke Synagoge, in de Landen onder zyne gehoorzaamheid opgerecht, alle jaaren tien Ducaaten zoude betaalen , voor het onderwys der Catechizanten , die het Joodendom wilden af-' zweeren; en door de tweede, die nog ftrenger was, lei die Paus aan de mannen op, eenen geelen hoed te draagen, cn aan de vrouwen, een fluijer van de zelfde kleur. Men vcrpligtce hen, alleen in eene wyk van dc flad te woonen, waar van de poorten des nachts moesten toegefiooten worden. Men floot hen uit van alle Maatfchappyen, bedieningen en beroepen, by de Christenen , zonder de Geneeskunst en den Koophandel uit te zonderen; want men bepaalde hunnen handel tot het vermaaken en verkoopen van oude klee- (*) 't Jaar ijSo. (+) In 't Jaar der Jooden 5315. der Chrkt. iïjj.  DER JOODEN. 605 kleêren. Men verbood hun meer dan eene Sy- XJ. nagoge te hebben in elke ftad. Men gebood ByEK" hun , alle hunne vaste goederen te verkoopentioorDST, binnen den tyd van zes maanden, het welk den prys daar van zodanig deed verminderen, dat zy het vyfde deel der waarde daar voor niet kreegen, en nogthans beliep de fom wel vyf honderd duizend kroonen. Eindelyk hy maakte eene Ordonnantie tegen deHebreeuwfche Boeken; want in plaats dat zyn voorganger Julius dezelven allen zonder onderfcheid veroordeeld hadt, om verbrand te worden, zoo maakte hy onderfcheid tusfchen die Schriften, waar in Jesus-Christüs behandeld was op eene wyze, die vol was van lasteringen, en anderen waarin men zich vergenoegde met den Joodfchen Godsdienst uit te leggen. Hy liet de leezing van deeze laatfte toe, en deed de anderen in 't vuur werpen. Deeze ligtgeloovige Paus viel in een ftrik, dien men hem gefpannen hadt; want men maakte hem wys, dat de Jooden, om zich te wreeken over eenige vrouwen, welken het Christendom aangenoomen hadden, Duivels aan haar gezonden hadden, die haar wreedelyk pynigden. Inderdaad zag men te Rome negenentagcig Joodfche Vrouwsperfoonen, die de bezeetenen fpeelden. Een Benedidtiner Monnik haar bezweerende, antwoordden zy, dat de Jooden haar die Duivels gezonden hadden, om dat zy zich hadden laaten doopen. De Paus, die de Natie haatte, en die een armhartige Godgeleerde was, raad genomen hebbende met zyne Hovelingen, nam het  6o6 HISTORIE ^ XI. het befluit om alle de Jooden uit de Landen zy|JK' ner onderhoorigheid te bannen. Maar een Jefuiet *ft>oFDsT ftuitte hem daar in, hem voorhoudende, dat dé Duivels den menfehen zóo niet ten dienfte ftonden , en dat zy niet op een genoemd tydpunt na eene plaats gingen, die men hun aanwees. Op deeze voorftelling deed mert breedvoeriger onderzoek; en op de eerfte zweepfiagen, die men de Bezéetenea gaf, bekenden zy, dat Zy alleen de bezectenert gefpeeld en ten laste van hunne Natie gefprooken hadden, op aanzoek van eenige Hovelingen, die hoopten hun voordeel te doen met den roof der Jooden, om dat de Paus de Confiscatievan de goederen der geenen,die hy verbannen of doen omkomen zoude, aan hun hadt overgelaaten. Deeze Hovelingen werden in hechtenis gcnömen en des nachts met den dood geftraft; én de PauS de uitvoering Van het recht verftaan hebbende, riep uit: ,, zonder myn goe,i den Jeftiit j zöude ik verdoemd geweest zyn 5 ïi want ik zou de Jooden ten onrechte hebben doen fterven. Ik bidde God , dat hy ze bei, keere; maar zóo lang als ik leeven zal," zal ik _,, zè niét haateri , noch hun moeite aandoen, „ gelyk ik gedaan heb". Hier van verkreeg hy veele eeré by alle de Christen Vorsten. Deeze dingen gebeurden in 't jaar 1552. Maar de Schryver vergist zich, want dc Theaün, onder wiens Pausfchap men die ontdekking deed, was Paulus IV., die éérst in 't jasfr 1555 verkoorert is. Deeze gebeurtenis kan dienen om tweederlei foort van menfehen uit den dut te helpen; dé  per JOODEN. 607 de eenen , die al te ligt de befchuldigingen ge- xi looven, welke tegen de vyanden des geloofs aan- B£E*• gebragt worden; en de anderen, die te veel aanBooKui; de Duivels en Toveraars toefchryven. Pius de V. (*) was ook zeer ftreng tegen de Jooden, en de vastftelling, die hy tegen hen bekend maakte,was gefchikt om hen in de gantfche waereld gehaat te maaken; want hy befchuldigde hen, dat zy de Christenen haatteden; dat ze den Kerkelyken ftaat bedorven, door de onmaatige woekeringen, die zy daar uit trokken; dat ze de Roovers aanhielden én fchuilplaats verleenden, en daar doof de rooveryen begunftigden; dat ze zich in de goede huizen indrongen,' om daar de vrouwen om te koopen, cn de plaatfen van affpraak te beftellen met derzelver mirtnaars. Eindelyk, men verweet hun, dat ze zich met toveryen en waarzeggeryen ophielden. Om deeze redenen verdreef men hen uit alle de Steden van den Kerkelyken Staat, uitgezonderd Rotifs en Ancona. Deeze uitzondering pleit voor dé befchuldigden; want men kan niet begrypen,dat Ac Paus, indien zy overtuigd waren van de misdaaden, waar van hy hen befchuldigde, hun een toevlugt zou hebben kunnen laaten te Rome, de Hoofdftad van den Staat, de heilige Stad, de Zetel van den Godsdienst, en de plaats van 't verblyf des Opperpriesters. Immers dezelfde ondeugden,, die hen uit zoo veele Steden deeden verbannen, motsten hen met meer reeden varr' Ro- t*) 't Jm* rjsjv  6ö8 HISTORIE XI. Rome verwyderd hebben, waar het verderf veel OEK. gevaariyker invloed heeft> De redenenj difi dg Boo»wT.Paus bybrengt, om een zoo tegenftrydig gedrag te verdeedigen, zyn klugtig. Hy behield de Jooden (zeide hy) in zyne hoofdftad, op dat de Christenen, die hen daar zagen, zich het lyden van Gods Zoon zouden te binnen brengen. [Even ais of de Inftellingen van den Christelyke Godsdienst , en alle de bygevoegde Kerk gebruiken -daar toe nog niet genoeg waren.] Ook hoopte hy, dat zy zich zouden bekeeren, door den omgang, dien zy met de Christenen hadden,en dat zy minder kwaadaartig zouden zyn, door de nabuurfchap van den Paus. [Even als of de omgang met de Christenen meer kragt hadt tot hunne bekeering te Rome, dan op andere plaatfen, en of de Paus door zyne nabyheid over het hart der Jooden konde gebieden.] Maar de eenigfte reeden, die men met grond bybrengt, is,dat deeze . beden nuttig waren voor den Paus, om den hophandel van het Oosten te onderhouden, en ter oorzaake Tan het voordeel\ dathy'er van trok. De Stedehouders van God zyn menfehen, gelyk de anderen en gedraagen zich naar enkel menfehelyke belangen. Doch het zoude veel beter met het gezond oordeel overeen gekoomen zyn, andere redenen te bedenken, of ten minsten die te verzwygen, welke men bygebragt heeft, om zich zeiven niet tegen te fpreeken. Sixtus de V. was oprechter, hoewel men hem befchuldigt, altoos geveinsd te hebben. Hy bekende inderdaad, dat de waare reden, waarom hy  kek. JOODEN. 609 by dc Jooden duldde, was,het voordeel, dat hy xi. 'er van trok. Een Rabbyn, genaamd Meir, of Bv'i.X' Meester Magin, een Franschman van af komst, Hooïdst. die zich te Venetïen nederzette, reisde door Rome, en dewyl hy geest hadt, beviel hy den Paus heel zeer. Hy droeg een Boek aan hem op, en maakte verzen tot zynen lof, die men in 't Italiaansch vertaalde. Eindelyk,hy gaf hem een Smeekfshrift over om een byzonder voorrecht van in zyde te werken. Hy gaf voor een wonderlyk geheim te bezitten, om de Wurmen, de Zyde, en het voordeel te vermenigvuldigen, dat daar van kwam. De Paus ftond hem verfchcidene voorrechten toe (*) , verbrak alle de Verklaaringen en Bullen van zyne voorgangers, daar mede ftrydig, al waren zy zelfs gegeevcn met eenen Eed en bedreiging van den Ban. De hoope van de Apostolifche Kamer te verryken, door een grooten impost te leggen op elk pond Zyde , was de beweegreden, die Sixtus den F. overhaalde om deezen Jood en zyne bedienden te onderfcheiden van alle andere werklieden, en aan hem een voorrecht te geeven,dat de anderen bedorf. Clemens de FJIL (f) was hun niet gunstig; want hy vernieuwde de Bulle van Pius den F. die hen uit den Kerkelyken Staat verbande. Ondertusfehen moet men twee dingen aanmerken omtrent deeze Bulle. Het een is, dat hy de Stad Avi- (*) "M^ar 1Si7- Zie het voorrecht by Bartel. BiU. Rati, T. IV. p. ao. (f) 't Jaar 1*93. III. Deel. Qq  6ió H ï S T O Ri ê XI. Avignon nog voegde by die van Anconaexx Roms\j *vl i,vaar zv altoos de vryheid van Confeientie beHooidst. hielden. Het andere , dat die Paus het voorrecht van te Rome te blyven, grondde op deeze reden. Dat de Jooden niet van Rome moesten verwyderd worden, noch van 't gezigte van den Paus, op dat zy altoos geleegenheid mogten hebben om zich te bekeeren; even als of zy zich meer te Rome, dan elders bekeerden, en zy zich op andere plaatfen niet konden bekeeren; en als of dat eene reden was om hen te Rome te houden, terwyl men ze uit de andere Steden van zyn gebied verbande. Indien men dat grondbeginfel volgde, moest men te Rome aan alle Ketters vryheid van Confeientie geeven, en de Stad daar mede vervullen, ten einde zy altoos geleegenheid mogten hebben om zich te bekeeren. De Natie hadt ten dien tyde nog andere groote nederzettingen in de Steden van Italië; maar eene der voornaamfte was te Feneticn. Dat Gemeenebest ontving hen in alle de plaatfen van zyn gebied, en behandelde hen zeer gunstig. Zy lieten zich ook voorftaan, dat zy die beleefdheid ten deele verdiend hadden door hunne getrouwheid , en door de groote diensten, die zy aan 't Gemeenebest gedaan hadden in den Oorlog tegen den Turk, en byzonderlyk in de Belegering van Candia. Daar (te Venetien) drukte Daniël Homberg,: voor 't eerste (*) hunne Hebreeuwfche Bybels. , Dee- (*') 't Jjar tsm.  DEil JOODEN. 6ii Deeze Drukker verhuisde van Antwerpen naar xï. Venetien, en dreef zynen voornaamften handel in By1IC' Hebreeuwfche Boeken. Om ze naauwkeurig teHooFDsr. drukken, gebruikte hy de geleerdfte Jooden, aan welken hy een Jaargeld gaf. Men verzeekert, dat hy 'er meer dan honderd in zyne bezolding hadt. Felix Praten/Is hadt de zorg over eene uitgave (*) van den Bybel, met de Chaldeeuwfche Uitbreidingen, en de Verklaaringen van verfcheiden Rabbynen, welke hy aan den Paus Leo X. opdroeg. Maar deeze uitgave is lang na de beste niet; om dat zy de verfcheiden leezingen der Maforethen niet genoeg in Orde kan plaatfen. Hy maakte nog eene andere, waar in de Inquifiteurs veele dingen uitfehrapten, die zy beleedigende tegen den Godsdienst vonden, waar door zy nog minder naauwkeurig is, dan de voorgaande; en men houdt eene andere uitgave in folio, van 1548 nog beter, waar voor men eene Voorrede Vindt van Jacob Chajim, of Joachim, de Schryver van de Verzaameling der Mafora. Deeze Drukker wilde, behalven dèn Bybel $ eene Letterkunst hebben. R. Abraham de Batmis arbeidde daar aan op zynen last, en maakte eene' zeer groote, welke hy de Bezitting van Abram noemde, zich verbeeldende niet meer Abraham te kunnen genoemd werden, na dat hy zyne twee kinderen verlooren hadt, geduurende het opftellen van dat Werk. Hy ftorf eer hy 't voltooid hadt (■f) 't Jaar 151?, Qq 2  6l2 HISTORIE Boek ^* ^' Calon^mos' die tocn te Eenetienwas f vi.' voltooide het geen daar aan ontbrak. Eindelyk, ^°0*DST-Bomberg drukte de Werken van verfcheide Rabbynen, en deed daar toe buitenfpoorige kosten, het welk zyne gedachtenis dierbaar gemaakt heeft by de Jooden. Naa Venetien was Dapid, de Zoon van Izaak des Pomes,gewceken, die uit erkentenis een Verhandeling opftelde om tc bevvyzen, dat de wetten van dat Gemeenebest Godlyk zyn, en dat God door zyne Propheeten beloofd hadt, h;t zelve te zullen bewaaren, als zoo een heilig Gemeenebest zynde. Deeze Rabbyn gaf voor dat zyn geflacht afdaalde van de Hoofden der Gevangenen , welke Titus van Jeruzalem naa Rome overgebragt hadt. Hy telde ook onder zyne Voorouders eenen Izaak de Ryke, en eenen Elias de Heilige, op wiens graf men zeven nachten lang wonderdaadige vuuren hadt zien branden Hy was een wonder van Geleerdheid van zyne teederfte Jaaren af; indien het waar is, dat hy op zyn zevende Jaar zyne Spruite Dapids heeft opgefteld. Zyn Vader was te Spoleto gebleeven; maar toen de Duitfchers Rome geplunderd hadden, vreesde hy door een gelyk lot bedorven te worden, en daarom nam hy alles mede wat hy hadt en ging ergens anders eene wykplaats zoeken. Maar hy verviel juist in het ongeluk, dat hy zocht te ontwyken; want de Benden wanColomnedQ Muilezels, (*) 't Jaar iSaï,  b ï J JOODEN. 6x3 ezels, die mee zynen fchat belaaden waren, ont- xi. moetende, namen dezelven, en bragten hem tot yi.*" de uiterfte armoede. Hy zette zich te Bevagnallo0VDS7' neder (*;, waar zyn Zoon, die in 1525 gebooren was, zich fterk: op de ftudie toelei. Het Handfchrift van een zyner Voorouderen , die in 't begin der twaalfde eeuw geleefd hadt, en die toen een Hebreeuwsch Woordenboek opgeftcld hadt (f>, viel by toeval in zyne handen. Hy beftudcerde dat niet alleen, maar befloot ook een nog veel breedvoeriger tc maaken, waar in hy de Kunstwoorden zoude brengen, waarvan de Rabbynen zich bedienen,alhoewel ze geene Hebreeuw- , fche zyn. Hy bragt ook in zyn Werk alles wat 'er goeds was in die van Rabbi Nathan, Elias den Leviet, en in de Wortelen van Kimchi, Omtrent den zelfden tyd, dat Bomberg zyne Drukkery te Eenetïên hadt, kwamen eenige Jooden van Speirs zich nederzetten te Soncino, (§), en verlieten den naam van hun geflacht om dien van de Stad Soncino aan te neemen. Zy bepaalden zich voornaamelyk tot het drukken van Hebreeuwfche Boeken-, en dewyl zy daarin byna de (*) In 't Latyn Mevania. (+ ) Dit Boek wordt genaamd 3*nj" Gmrwch van 3*1 J? ordinare), rangfehikken, om dat de Woordenboeken in rang gefchikt zyn naar de orde van 't Alphabcth. Nathan, Zoon van JecheH de Pomes, Hoofd der Synagoge van Rome in no5. was de Schryver van dat Werk, dat in Handfchrift gebkeven was. (J) 't Jaar 1490. Qq i  6i4 HISTORIE xi. de eerften waren, die deezen dienst aan hunne VI * Natie deeden, zoo werden ze beroemd en groot. Hoofdst Hier door haalden zy veele Rabbynfche Schriften als van onder het ftof op, die daar onder begraven zouden geweest zyn, en die men bezwaarlyk leezen ken. De Leeraars, die daar by veel gemak vonden om de Werken van hunne Voorgangers te leezen, gaven veel lof aan de Soncini, die zich lange in dien post gehandhaafd hebben , en zich van daar in de andere Steden van /taliën verfpreid. Daar zyn zelfs Leeraars van dien naam zeer vermaard geweest, en R. Ascer was uit dat gedachte voortgekoomen. Men hadt ook eene Synagoge te Tmola, en daar was de beruchte Gedalja gebooren (*), die van afkomst uit Portugal was. Hy gaf zich uit, (f) van 't geflachte der Jackijas te zyn, en hieldt ftaande, dat dit gedacht in eene regte lyn van /fai, den Vader van David, afftamde, en zich in Portugal gehandhaafd hadt; waar Athanarie, de Zoon van den grooten Athari den eerften van dien naam, drie Steden tot een Leengoed zoude gegeeven hebben aan eenen zyner Voorvaders, en hem Opziender van zyn huis en van zyn gantfche Koningryk gemaakt. Een ander van zyne Voorouders, die in 't jaar 1199 leefde, was Generaal der Portugeefche Legers geweest; dus vervolgt hy zyn Gedachtregister, hoewel het Boek verlooren was, en dat 'er niemand in Spanje en Portugal was, die van David kondc afftammen. M$H (■*; 't Jaar 1500. (t) 't Jaar 1549.  der JOODEN. 635 Men zag te Modena eene andere Synagoge, xi. aan welker hoofd was de R, Samuël, die in 't y\K' jaar 1550 de Oor deden van Salomon uitgaf. WyHwfDst. hebben reeds aangemerkt, dat die Heercn gemeenelyk grootfche tytels aan hunne Boeken geeven. Dit, waar van wy fpreeken, is een doorgaande verklaaring van het Kanonike Recht. Salomon is bekend door zyne wysheid, en de billykheid zyner vonnisfen, en de Schryver is niet bevreesd, het zelfde denkbeeld te geeven van zich en zyne befiisfingen, die inderdaad zeer geacht zyn. Daar was een Hoogefchool te Padua, welke ook" eene groote menigte Leeraars in haaren boezem koesterde. R. Meir (*) was aan 't hoofd van die Hoogefchoole. Jozeph (t) van Padua, die den naam van zyn Vaderland hadt aangenoömen, leerde daar ook. Izaak Phea (§) gaf daar ten zelfden tyde uit zynen iVeg des Geloofs, die hem veel roem gaf. Zy hadden daar hunnen grooten Prediker Menachem Rabba, wiens Redevoeringen over de vier deelen des Jaars daar na gedrukt zyn door zynen Zoon. Men ontvangt daar de JoodenDoftooren in de Geneeskunst, en zy moogen ze vervolgens oefenen in de Landen der Republiek. Eindelyk, zy hebben daar nog drie Synagogen, agthonderd perfoonen van hunne Natie, en een groot gheito: dus noemt men in /taliën de ftraaten en de wyken der Jooden, waar («) "f laar 155-8. (t) 't CS) >* Jaar ij5o. Qq4  6l<5 HISTORIE Boek. w3ar ^ 11611 d6S 3VOnds Opruit. Dat VSO vi.' Padua heeft drie poorten , en boven de eene Hooedst leest men (•; een opfchrift, welk dus begint:Ne populo coekstis regni h fes. JOODEN. 6S? geeft van het Boek welk den weg verlicht (*),in den xt zelfden tyd moet plaatfen; want men komt niet over een omtrent den naam des Schryvers. EenHoor»$*« Monnik, genaamd Ar lot, die aan 't einde van de dertiende eeuwe leefde, moet Concordantiën gemaakt hebben, die in 't Hebreeuwsch zyn overgezet. Maar men fchryft deeze overzetting aan Izaak Nathan toe, of aan Mordechai Nathan, en dewyl deeze twee Mannen beiden onbekend zyn, zoo kan men niet beflisfen, aan wien vart beiden de eere van dat Werk toekomt. Het is genoeg te weeten, dat een Nathan het zelve opgefteld heeft in 't begin der vyftiende eeuwe. Omtrent dien tyd was 'er in Duitschland eeii verfchil onder de Rabbynen over de Seheidbrieven. De jonge Lieden bemoeiden zich met dezelven op te ftellen; en dewyl zy niet genoeg onderricht waren van de oude gebruiken , zoo maakten zy fouten daarin. Om dat misbruik voof te komen, zoo ordonneerde men, dat niemands dan de aangenomene Leeraars deeze Brieven zouden opftellen, en dat alle de anderen van geetfö waarde zouden zyn; en men geeft voor, dat dit de oorfprong geweest is, waar uit Movelin zich den Tytel van Leeraar heeft toegeëigend. Maaf het is waarfchynelyk, dat de fierheid deezen nieuwen trap van eere heeft doen gebooren worden. De Christenen gaven den Doftoraalen hoed met veel pracht enftaatie op de Hoogefchoolen} en om hen natevolgen nam men denzelfden tytel aan, (*) 3T0 TKD D Sepher Meir NaiiK Rr 2  623 HISTORIE ^xr. aan, en men begon dien met eenige plegtighe-» 'Vil den optedraagen: die van Rabbynen, al te oud HooiDSTgeworden, was veracht. Die van Dom was nergens in gebruik,dan in Spanje; maar de Doctors waren overal ondericheiden by de Christenen. AIravanel, ziende dat dc Duitfchers hunne Leerlingen ordenden met te zeggen: Morenu, gy zp enze Doctor, was verwonderd over deeze gewoonte; maar hy bevond daar na, dat men het zelfde in Italië deed, waar die Tytelzeerfpocdig doorging- Het Concilie van. Ba fel, welk zyne zorgen en rechtsgebied zeer ver uitftrekte V*), geloofde, dat men de Jooden niet moest verwaarloozen, die talryk waren in die Stad en in Duitschland, Het zelve ordonneerde aan de Prelaaten, om in alle plaatfen, waar Jooden waren, eenige perfoonen te verkiezen, kundig in de Taaien om voor hun te prediken. De Vorsten waren verpligt, alle de Befneedenen, die in hunne Staaten gevonden wierden, naa de Predikatiën te zenden; en daar werden groerc boeten geordonneerd, tegen de geenen die hen verbergden, .of die hen beletteden, onderwys te ontvangen. Men verbood ook met dezelven eenige gemeenfehap te heb-, ben in maaltyden en in de burgerlyke framenleeving. Het was zelfs niet geoorloofd Huisknegten, Voedfters , Geneesheeren , of Hoevenaars van die Natie te hebben, noch hun Huizen te verhuuren digte by de Kerken, of in 't mid- (*) 't Jaar 143^  DER JOODE N. '629 midden der Steden:' en om hen te gemakkelyker xi. te onderkennen, verplichtte men hen kleedercn By J*; te draagen.*, van die der Christenen onderfcheidcn.Hoofdst. Eindelyk, het Concilie veroordeelde de geenen, die aan hun heilige Boeken, Krui ('en, Bekers en Kerkficraadcn verpandden, tot verlies van hun geld. Het Concilie maakte Reglementen voor de geenen die zich bekeerden. De nieuw bekeerden verkreegen door den Doop het recht van hunne goederen te genieten, behalven het geene zy geroofd hadden doar woeker; want men noodzaakte hen de' buitenfpoorige interesten te rug te geeven, als dé perfoonen nog leefden; en indien zy dood waren, fchonk de Kerk, als MeestcresfD van het aanflaan der kwaalyk verkrecgene goederen, dezelven aan de nieuw bekeerden. Dit Reglement is zonderling; want de Kerk heeft geen recht, • zich dc goederen van byzondere perfoonen toe te eigenen, voornaamelyk wanneer -zy verkreegen zyn voor dat iemand in de Kerk getreeden is, cn in den tyd der onweetendheid. Indien de Kerk dat recht heeft, mag zy het niet oefenen ten nadeele der kinderen en der erfgenaamen van die geenen, aan welken de wedergecving toebehoort. Eindelyk, men bragt daar door een beletfel in den weg voor de bekkering der-Jooden, door hun te ontrukken het geen zy verkreegen hadden. Die Kerkvergadering verk'aarde ook: door eene ediclak Wet de nieuwbekeerden'bekwaam tot alle ampten in de'Steden, waar zy zich lieten dooRr 3 pen,  «30 HISTORIE fiXl^ pen, om dat het veel edeler h weder geloor en te vu. worden door den Heiligen Geest, dan uit het Fleesch voQMT.gebooren te zyn. Het ftaat niet aan een Concilie te beftellen over de ampten van alle de Steden. Maar de reden, die men bybrengt is klugtig." Indien de Wedergeboorte eenig recht gaf tot waereldfche waardigheden, dan zoude eenmensch, die als een heilige te voorfchyn kwam, door die beweegreden zich meer recht kunnen toe eigenen op de kroon van een Vorst,dan zyn Zoon die naar het vleesch gebooren is. Het Concilie kon zich met verzeekeren van de oprechtheid der bekeenngen, het fcheen ook daar aan te twyfelen; want het verbood aan de nieuw bekeerden, elkanderen dikwyls te zien en omgang met eikanderen te hebben; om dat men door ervarenheid geleerd hadt, dat zy eikanderen bedorven, en dat hun geloof verzwakte. Men verbood hun ook, hunne dooden op de Joodfche wyze te be-' graaven; en den Sabbath te onderhouden, gelyk ook de andere gebruiken van hunne Natie; hetwelk genoegzaam bewyst, dat zy niet ter goeder trouwe afftand daar van gedaan hadden. En gelyk de Kerkvergadering groote voorrechten toeftond aan de nieuwbekeerden, zoo lei zy ook ïtwaare ftraffen op tegen de veinsaarts; want zy magtigde de Priesters over hun gedrag te waaken, hen aan te brengen by de Inquifiteurs, en den Waereldlyken arm te doen tusfchen beide koomen, om hen met meer ftrengheid te ftraffen; verklaarende, dat allen, die deeze Nieuwelingen befchermden, als begunstigers der Ketters  DER JOODEN. 631 ters zouden geftraft worden; en zy ftrekte haar xi. gezag nog verder uit. Zy verbrak en vernietigde vil. alle de voorrechten, welke aan de Jooden rnog-Hoof°sT' ten gegeeven zyn, het zy door de Paufen, of door de Keizers. Maar de Befluiten van Bafei bragten geene groote verandering in Duitschland te wege. Het is waar dat Lodewyk X van Beyeren de Jooden uit zyne Staaten verdreef; maar dit deedt hy eerst twintig jaaren daar na ( * ), en het Concilie hadt dit bevel aan de Souvereinen niet gegeeven. Deeze Vorst behartigde zyne belangen dus niet. Men mogt hem voorftellen, dat de ballingfchap van zoo veele ryke Inwooners zyne inkomsten zouden verminderen: hy ordonneerde nogthans, dat zy moesten vertrekken op éénen dag, en op een zelfde uure, uit veertig Steden, en uit alle de Vlekken en Dorpen van zyne Staaten, hy nam hunne goederen in beflag, en bouwde Gevangenisfen en andere openbaare Gebouwen op de plaatfen, die hun toebehoord hadden. De Prinfen van 'Meklenburg (f) voerden ook eene feherpe,eene wreede rechtsoefening uit in hunne Hoofdftad. Dertig Jooden werden daar ten vuure gedoemd; een van hun fprong in de Rivier, om de barbaarschheid teezer ftraf te ontgaan. En dewyl de Vrouwen en Kinderen in deeze ftrafoefening ook begreepen waren, zoo doodde eene Moeder, tot wanhoopgedreeven, met haa- (•) 't Jair t454. (t) "t Jast 149»* Rr 4  % HISTORIE Bxi. haare eigene hand twee van^aarc Dogters, en indif H6 TS Z£lfde '«óndergaan hebben! den de,Ch/1Stenen haar «i« uit derzelver handen gered hadden. Men befchuldigde hen , dat zy van eenen Priester, die met hun verbrand werd, eene Hostie gekogt hadden, die zy doordeken hadden, en die bloedig bevonden"we . het bTneH 27 befQhU!digd C*> in HoW. het bloed van een Christen, dien zy vermoord hadden, gedronken te hebben. Men deed hen onderyraagen, om hen te doen bekennen, dat zy met al een fchuldig waren aan die misdaad maar dat de gantfche Nade daar «"der andere valfche en ongerymde redenen die men daar van bybrengt, was ook, dat zy eene gelofte gedaan hadden van alle jaaren een men^ te zullen offeren ln eenig gedeelte van de Waereld om dat zy zich verbeeldden, dat zy niet konden bevryd worden van den feaad, die op aan Gol' r" ^ bI°ed V3!1 een fristen aan God op te offeren; en zy noemen dat, welk ZZlTT d3t iS ^ GoD k°™>^ of mogelyk Gaë? dat is Vrlosfer , tot befpot i„g van den gekruisten JESpS. Gelyk dit bloed beur tehngs in alle de Steden moest vergooten Wnr den zoo was het dit jaar gefchied/te. nZZ L 7^"' e" men hadt daar ^n Christen gedood; maar zy, die den moord begaan harden Werden ontdekt en geftraf, Het da? (*y 't Jm i494.  dek J O O D E N. 433 «at Christenen in goeden ernst zulke vertellingen vernaaien. . xf- ln Frankenland hadden zy nog een .grooter vnongeluk; want het Volk van Keuremburg jaag^"™* (*) hen alle uit die groote Stad, waar zy federt veele jaaren ryk en magtig geweest waren: maar zy gingen zich in eene kieine nabuurige Stad nederzetten, waar zy eene Synagoge oprechtten. Men befchuldigde hen van verfcheidenc misdaaden, om hen met fchyn van recht te kunnen verjaagen ; maar dc onbefcheidenheid , die de voorfpoed hun inboezemde; hunne menigte, die hen ontzaglyk maakte; hunne woekeringen, die de losbandigheid der jeugd onderhielden, maakten ben zoo haatelyk, dat men befloot zich van hen te ontdoen. Omtrent deezen tyd kwam dc Bedrieger Dapid Leimleln [van wien hier voor kortclyk gewag remaakt is] te voorfchyn. Hy dorst zich'niet voor den ' Mesfias uitgecven, maar hy hield Ito ut ftaande dat de Vfrlosfer in 't jaar 1500 zoude veilchyl nen, en met dat oogmerk verpligtte hy de ligt; geloovige Jooden, hunne ovens, waar in zy de ongdzuurde brooden bakten, af te breeken. Deeze ovens zouden onnut worden, om dat men in 't volgende jaar de ongezuurde te Jeruzalem zoude eeten. Men maakte zich vast gereed rot deeze gelukkige reize. Een vermaarde Rabbyn bekent, dat hy nevens anderen zynen oven hadt Bfgebrooken; en, het zy, dat hy zyne ligtgelo- vig- i*) 't Jsar 1499.  €b4 HISTORIE xi vigheid wilde verfchoonen; of dat hy nog niet *viif' van zyne dwaasheid was terug gekeerd, hy verHooFrsT.zeekert, dat die man wonderwerken deed, en dat het Hoofd der Synagoge van Frankfort dat aelfde verzeekerd hadt. David Leimlein begreep wel haast, dat hy eenen al te korten tyd voor zyne Propheetien genoomen hadt: daarom maakte hy bekend, dat de zonden des Volks de verfchyning des Verlosfers vertraagd hadden; en de Natie, in plaats van uit den droom te raaken, vergaaderde naby Jeruzalem, waar zy eene plegtige vasten vierde, om God te bevredigen, en de verlosfing te verhaasten, die toch niet gekoomen is. In 't begin der zestiende eeuwe, joeg men hen uit het Stift van Keulen: en ViUor a Carbe die het Joodendom verliet om Priester te worden, breidde zich uit in loffpraaken over den Bisfchop van Keulen, hem gelukwenfchende, dat hy het onkruid uit des Heercn akker hadt uitgeroeid, en dat hy zyn Bisdom van die zyner Natie gezuiverd hadt. En terwyl hy tegen die zyner Natie uitvoer, ried hy de Christenen, nooit tegen de Jooden te redetwisten, om dat zy van hunne kindsheid af aan 't disputeeren gewend waren, en dat men, om hen te overwinnen, eenen pylkooker vol pylen noodig hadt. Ondertüsfchen fchreef hy zelf tegen zyne Natie, en men leest thans nog boven de deuren der Kerke van St. Urfule te Keulen, deeze woorden: Victor weleer een Jood, fchreef in H jaar 1509 vier Boeken tegen de dwaaling der Jooden. Hy was omtrent vyf-  DB* JOODEN. 635 vyftig jaaren oud, toen hy zich liet doopen; xi. en het was moogelyk uit vreeze van gebannen ^[^ te zullen worden, gelyk zyne Broeders, datHoor-csT, hem de oogen geopend wierden. Een Aankoomeling, genaamd Pfepferkorn ontftak eenen fchrikkely ken Oorlog tusfchen de Geleerden der zestiende eeuw (*). Hy overreedde den Keizer Maximiliaan, dat men alle de Boeken der Jooden moest verbranden, om dat ze vervuld waren met fabelen en met lasteringen tegen Jesus-Christus. De Keizer wilde daar over de gevoelens weeten van eenige Leeraars, en byzonderlyk dat van Reuchlinus, die de taaien geleerd hadt onder Wesfels, dien Hoogleeraar van Groningen, dien men het Licht der Waereld noemde. Reuchlinus verviel niet tot een tegenftrydig uiterfte tegen dat van zyne vyanden; maar hy onderfcheidde twee foorten van Boeken , waar van dc eene de Leerftukken, de Zedekunde, de Kerkplegtigheden der Jooden, behelsden, en de anderen waren vervuld met lasteringen tegen Jesus-Christus. Men zei daar in , dat Jesus-Christus een afgodendienaar was, van een overfpeeler gebooren, die om zyne misdaaden was opgehangen. Reuchlinus ftemde toe, , dat men deeze twee Boeken moest verbranden, het een Nizzachon, en het ander Toledooth Jechu. Hy bragt verder by, dat de Placaten van Duitschland niet overal waren uitgevoerd, waar Jooden waren, dat het onmoogely k was alle de Boeken C,*) '1 Jur ijio.  63ö HISTORIE ^xi. ken te vernietigen, die door de gantfche wae< yff reld verfpreid waren, en dat een overgeblceven HoofDST. exemplaar genoeg was om nieuwe uitgaven te bezorgen. De gezonde reden deed zoo "redenceren , en deeze redeneering uit te ftrekken tot alle Boeken, die gedrukt en uitgegeeven waren. Nogthans reekende men het Reuchlinus tot een misdaad toe, dus te redeneeren, en de Godgeleerden begonnen den voortbrenger van dat gevoelen te vervolgen. Keulen trok de party van die Godgeleerden ; de Hoogefchool van Pans, die men geraadpleegd hadt, verklaarde zich ook voor hun , en de zaak werd gebragt voor den Keurvorst van Mentz ,- maar dewyl Reuchlinus door een Procureur vcrfchecncn was, zoo verkreeg Hoogflraaten, een der Keulfche Godgeleerden , die hem vervolgde, vonnis, het welk hy . voor den tyd deed bekend maaken. Reuchlinus beriep zich op den Paus, die last gaf aan den Keurvorst van Spelr, om dat verfchil te beoordeelen. Hoogflraaten werd veroordeeld rcct.de -kosten van het Proces, en hem werd verbooden het zelve voort te zetten. De verklaaring der Keul che Godgeleerden, werd verklaard voor i til en van geene waarde; maar deeze Godgelectd-m lieten daarom niet na, het Boek van Reuchlinus te verbranden. De zaak werd te Rome geoordeeld. Hoog Praaien ging derwaards, gefterkt met brieven van de Vorsten, en voorzien van groote fommen gelds, Waar door hy zich befchermers maakte. Hy dreigde den Paus, dat hy van zyn-vonnis-zou be-  SER JOODEN. Ó3f- beroepen op een Concilie; dat hy hem zou doen xi. afzetten als een valfchen Paus, en van de Kerk ^n** affnyden, indien men Reuchlinus niet veroordeel-Hoorr>slV de, zoo wel als de Jooden, die hy onderfteunde. Ondertusfchen was hy genoodzaakt zich te vergenoegen met opfchorting, die de Paus hem toeftond, toen men hem ging veroordeelen. Inderdaad waren de Rechters Reuchlinus gunstig, en zouden vonnis tegen Hoogflraaten uitgefprooken hebben, indien men het vonnis niet geftuit hadt op bevel van den Paus. De Inquifiteur was genoodzaakt met fchandc terug te koomen; de vrienden van Reuchlinus wachtteden hem op te Neuremburg, en zouden hem kwaalyk gehandeld hebben , indien hy voor deeze lage niet was gewaarfchouwd geweest. Reuchlin hadt reden om te zeggen, dat de Moniken in Luther eenen man gevonden hadden, die hun genoeg te doen zoude geeven om hen te noodzaaken , dat zy hem in rust zyne dagen zouden laaten eindigen. En inderdaad, dat gebeurde , Reuchlin ftorf in rust. De boeken der Jooden werden niet alleen gefpaard; maar men lei zich ook toe op de ltudie der taaien. Men begon de barbaarschheid en onweetendheid der vervolgende Moniken te gevoelen. Men hield federt op, de Jooden te befchuldigen, van die moorderyen der kinderen, die hun zoo veele kwaaden toegebragt hadden , en die becken van bloed hadden doen ftroomen. Men hield op, op zoo veele plaatfen Mirakelen voor te geeven van die geftoolene en bloedige Hostiën of Ouwels ,  638 HISTORIE Boek W6lS' t6r gunste van welken men de woede en ?i* het Seweld van «et bygeloovigvolk, zoo menig- Iooidst. maal hadt opgewekt. De afgodery kreeg toen een fchrikkelyken fchok , en de dienst van den eenigen God begon weder herfteld te worden.. Maar aan den anderen kant, begonnen de Proteftanten, die veel bekwaamer waren in de taaien dan de Moniken en Godgeleerden der voorgaan! de eeuwen, en zich verheften boven de vooroordeelen van het gemeen, de Schriften der Rabbynen te beftudeeren , en zy ontdekten de Verborgenheden , die zy met hunne eigene beginfelen beftreeden. Hun voorbeeld wekte de Godgeleerden van Rome op, die de zelfde leerwyze volgende, de zwakheid van den Joodfchen Godsdienst deeden zien. Men moet niet ontveinzen, dat zy hunne verdeedigers gehad hebben, aan welker hoofd men kan ftellen R. Jfaak, Zoon van Abraham. Deeze man verzekert, dat hy zyn leeven doorgebragt heeft aan de Hoven van Duitschland, by Vorsten, die hem dikwyls bewyzen van achting gaven. Nogthans is hy niet zeer bekend. Zyn Leerling, die zyne Twistfchriften verfaameld heeft, vergelykt hem by den Patriarch Ifaak, om dat hy dien naam droeg; en dat hy , gelyk Ifaak twee kinderen hadt, een Boek in twee deelen voortgebragt heeft, welker een kan vergeleeken worden by Efau , en het andere by Jacob. Hy hadt dikwyls gefprekken met dc Leerlingen van Luther , en tegen deezen fchreef hy den /leun des Geloofs. Zyn Boek is een van de  der JOODEN. öja de gevaarlykfte, die tegen het Christendom te xl voorfchyn gekoemen zyn ; want de Schryver ^i8,** doorloopt het gantfche Euangelie, en blyft bynooFBST. alle plaatfen ftaan in de Heilige Hiftorie, die hem eenige zwaarigheid kunnen opleeveren, en deezen dringt hy fterk aan, en wederlegt te gelyk de antwoorden der Christenen. Hy redeneert veel oordeelkundiger , dan de Rabbynen doorgaands doen. Men bragt ten dien tyde ook te voorfchyn het Nizzachon, of de Overwinning tegen de Christenen; en onder dien tytel hebben zy verfcheidene andere Werken in 't licht gegeeven tegen de Christenen, om dat zy voorgeeven , dat het zoo veele overwinningen zyn , die zy op de Christenen behaalen. Behalven de Jooden, die zich in Duitschland tegen de Gereformeerden verheften, zag men in Tranfylvanien nieuwe Leeraars te voorfchyn koomen, die men halve Jooden noemt: maar dat was veel eer eene beleedigiug, dan een naam, die zy met recht verdienden. Zie hier de zaak: Seidelius, een der hoofden van dien aanhang, hield ftaande , dat de Mesfias geen betrekking hadt op de Heidenen,maar alleen op de Jooden, aan welken hy beloofd was, met het zelfde recht als het Land Conaan; dat is te zeggen, als een byzonder voorrecht, dat zy alleen moesten genieten. Hy bragt de Offeranden en Ceremoniën, als byzondere Kerkgebruiken, welken tot den dienst van God konden toebrengen, ook tot deeze Natie. Maar hy was overtuigd, dat de gantfche  ö-p 'HISTORIÉ BoVi- fche G;'dsdienst: beftond in dc Tien Geboden^ WH, Welke natuuriyk in 't harte van alle menfcheri Hooïbst. gefchreeven was. Deeze mart deed vergeeffche poogingen om leerlingen te maaken in' Sik/te 4 waar hy aebuoren was; en ziende, dat het hem onmoogelyk was , zyne landgenooten uit de afgodery te trekken, waar in zy kroopen, zoc ging hy naa 'Poolen , waar hy eenige navolgers kreeg. Men befchuldigt Franpis Duwd ook, èen Halven Jood te zyn, om dat hy leerde, dat JesusChristus niet moet aangebeden worden, om dat de gantfche Schrift ons leert, God den Va1 der'alleen aan te bidden. J. Christus zeide by, geeft ons het voorbeeld van zynen Vader aan te bidden, en by het overgeeven zyner Ziele in zyne handen , heeft hy het Anathema, den Vloek Maranatha uitgefprooken tegen den gee-' nen, die iets tot het Euangelie toedoet. Indien het zelfs waar was, dat J. Christus de zorg over dc Kerk hadt, zoo lang als hy op aarde leefde, zoo kon men dat tegenwoordig niet zeggen, nu hy in den Hemel rust; en daar hy geen gevoel heeft van onze behoeften , zoo kunnen wy hem niet met vertrouwen in geest en in waarheid aanroepen. Socinus fchreef tegen deeze Godgeleerden, en wederlei hunne tegenwerpingen. Verfcheiden Proteftanten hebben naderhand het zelfde gedaan , en zyn gewoon geworden hen aan te merken, als een tak van het Joodendom: daarom hebben wy geoordeeld, niet voor by te kunnen een  der JOODEN. 641 «en woord daar van te fpreeken. Ondertusfchen xf. beken ik, dat ik 'er ongerechtigheid in vind, Byif' aan Uitvinders van eenen nieuwen Godsdienst,Hooïdst. dien van eene oude Kerk toe te fchryven. Men doet zulks om hen haatelyker te maaken; en om die zelfde reden telt men dikwyls George de Novare, onder de Jooden, die te Bologne verbrand is, om dat hy ontkende, dat de Mesfias gekoomen was. Het is waar dat hy dat leerftuk uit den boezem der Jooden gezoogen hadt, met welken hy verkeerde. Maar moest men hem verbranden , terwyl men de openbaare belydenis van dat gevoelen verdrtagt; en kon men zeggen, dat dat een Joodendom was ? Frangois Dapid was geen halve Jood; hy geloofde, dat men J. Christus niet mogt aanbidden, om dat hy hem aanmerkte als een bloot mensch , en daar in redeneerde hy veel juister dan Socinus. Seidelius ftaafde veel eer den natuurlyken Godsdienst, dan het Joodendom; en alhoewel het een gevolg van zyn gevoelen was , den Mesfias te verwerpen, zoo kon men daarom niet zeggen, dat hy den Godsdienst der Bcfnecdencn aannam. Maar genoeg gezegd van deeze Halve - Jooden, laat ons tot de waare wederkeeren. Zy gaven voor , zich in het Stift van Mershurg te hebben nedergezet (*) federt de verovering van Jeruzalem,• maar zulk een groote oudheid beveiligde hen niet voor de vervolgingen van Adolph, die 'er Bisfchop was; want hy ver- (*) 't jaar 1514. III. Deel. Ss  642 HISTORIE XI. verjoeg ze allen in 't begin der zestiende eeuBv°n.K' we (*)• ZY troostteden zich met de befcherHooïdst. ming, die zy op andere plaatfen vonden. Want de Keizer Ferdinand de Ijle befchermde hen niet alleen ; maar hy vergunde hun ook een Vorst der Gevangenisfe in Duitschland te hebben, en hy ordonneerde, dat dc Rabbin van Worms dien voorrang zoude hebben over alle de andere van zyne Natie Q). Men telt in den rey van deeze Vorsten , den beroemden Jakok , ■ een Duitfchcr van afkomst, x.e Worms gebooren en geacht by zyne Natie door zyne geleerdheid , die vier bekwaame Zoonen naliet, die alle Voorzitters der Hoogefchoolen wier den , Vorsten der Verflrooijinge, bewonderd in deeze eeuwe. Een van hun onderwees voornaamelyk te Friburg, waar eene School en een Synagoge was , gelyk in de meeste fteden van het Keizerryk, en byzonderlyk te Weenens waar men een heerlyk gebouw gefticht hadt. Zy hadden in Oostenryk een man, die nog veel vermaarder was dan Jakok; het was Salomon Luria, de Kroon van Ifra'èl, en het JVonder van dien tyd; alle de Volken wandelden by zyn licht; alle de Verjlrooijingen van Israël dronken van zyn water; en zyn naam was doorgegaan in de geheele waereld. Hy fchreef de Zee van Salomon , Jaam Salomonis. Hy zinfpeelde op zynen naam , en hy noemde zyn Boek een Zee, om dat hy daarin de diepten des Thalmuds peilde. Hy onderzocht byzonderlyk den ftyl en de fpreekwyzen. Hy werd tot den (*) 't Jaar 1559. (4) 'trj«r 1JS3.  t) i Ü. jöODÉN* Ó43 den Tlemelfchen Raad geroepen, dat is te zeggen, xi. dat hy üorf in 't jaar 1573. *yl\" Ia Poolen waren ook overvloedig geleerdeHooFcst. Leeraars. Men hadt te Graf au eene Synagoge, eene Hoogefchool, een Gerechtshuis , en eene groote Vergadering van Befneedenen. Zy waren door' de meeste lieden van Poolen verfprcid, en hadden daar fchoone voorrechten. Ondertusfchen lecden zy daar fomtyds overlast door de beweegingen des Volks. Hunne huizen raakten op zekeren dag in brand te Pofnanie, en zy zagen ze verbranden zonder ze te kunnen blusfen, om dat zy vreesden, dat de menigte hen zou aanvallen. Zy gaven voor (*), dat het een fchrik van God was , en dat de vreeze hen zodanig bevangen hadt, dat zy geen water durfden putten; zo dat alle hunne huizen , goederen , en boeken, de "Wet zelve, tot asfche verbrandden. Bohemen voedde insgelyks eene grootte menigte perfoonen van die Natie. Zy; hadden zich daar reeds nedergezet in de tiende eeuwe (f), en eene Synagoge gebouwd te Praag , welke vryheid hun vergund was tot erkentenis van de overwinningen, die men door hunne hulpe op de vyanden behaald hadt. Men rechtte in 't vervolg aldaar zelfs een Schole op (§) R. Falk was 'er het Hoofd van , en hy was de eerfte, die zyne leerlingen oefende in het twistredenen, op de wyze der Christenen: maar deeze leerwyze be- (*) 't jaar 1590. (-f)'t Jaar 99?. (S) 'i Jaar 1530. Ss a  644 HISTORIE XI. behaagde den Wyzen niet, en werdt ook vara Bv'jIK" allen niet goedgekeurd. Hoogst. Zy hadden daar ook hunne vyanden en vervol gers. Een brand, die byna algemeen was, verwoestte een gedeelte van Bohemen , de jooden werden befchuldigd , dien gedicht te hebben', en zy werden deswegens veroordeeld. Zy , die de vlammen ontkwamen , werden alle weggejaagd door den- Keizer Ferdinand, die de bewceging des Volks niet anders, dan door dat middel kon ftillen. Tien perfoonen vonden genade, en wa ren de eenigften, welken de vryheid gelaaten Werd om in Vraag te blyven. Maar de brandftichters werden voor het einde van het jaar ontdekt, en men riep alle de Jooden terug, die zich wederom in hun Vaderland nederzettcden. Weinig tyds daar na (*) trof hen een ander onwedcr; want men hield hen verdacht, te Praag gebeden tegen de Christenen gedaan te hebben. Op dat vermoeden ontnam men hun alle hunne Boeken en bragtze naa JVeenen. Dit verlies fmertte hun niet alleen wegens den prys derzelven , die zeer groot was ; maar voornamelyk om dat zy verpligt waren den dienst overluid te doen , en uit het hoofd; zonder te leezen ,. het welk aan veele ongemakken onderheevig was. Maar deeze ftorm was fpoedig over; men gaf de Boeken weder, die men genoomen hadt; en-moogelyk hadt men het alleen gedaan om hen de Boeien weder te doen 'koopen. Ferdinand verjaagde hen ( •) 't Jaar 1558.  der JOODEN. 645 hen in dat zelfde jaar uit geheel Bohemen, en xi. liet maar tien huisgezinnen in Praag; maar ter y zelfder tyd ftond hy hun toe, in de Landen vanHooïosT. zyn gehied tc blyven , en zelfs herftclden zy zich korten tyd daar na. Morarie hadt ook zyne Synagogen; maar zy lecden eene wreede vervolging in 't jaar 1574. Want, die deezen Godsdienst belceden, werden ten vuure gedoemd, en eene groote menigte werdt van kant gemaakt, eer men klagtcn tot den Keizer Maxlmiüaan konde brengen, die eindelyk ontferming hadt over die ongelukkigen, welken men onbarmhartig verbrandde. Ook lee- . den zy in Frankenland; want eenige huizen der Stad Bamierg afgebrand zynde, befchuldigde men de Jooden (*), dien brand gedicht te heben, en ter zelfder tyd ging men in hunne huizen; men roofde hun huisraad., en men ftelde zich fchadeloos ten hunnen koste, van het verlies, dat men door den brand geleeden hadt. Maar ten minste gefchiedden daar geene moorderyen. Eenigen tyd daar na hadden zy het zelfde ■ongeluk te Bonn. Schenk (|), dichter van de derkte, die zyn naam draagt, heimelyk voorttrekkende aan 't hoofd van eenige benden, hadt den poortbreeker ( § ) aan de poort van die Stad gehecht, en onder begunstiging van het gerucht, dat eenige varkens in de nabuurfchap maakten, die men opzettelyk kwaad deed, om te doen fchreeuwen , naderde hy de poort , deed ze fprin- (*) 't Jav 15:3. (+) 't Jaar i538. (S) Petard. bs 3  646 HISTORIE BoYk 1'pringen' em n'aakte zich meester van de Stad yfjK> voor de Hollanders. Hy liet ze over aan zyne ÉfooFDsr. Soldaaten, die haar plunderden; en de Jooden beklaagen zich, dat zy erger behandeld werden in de plundering; ondertusfehen hadden zy dat ongeluk gemeen met de overige Inwooners; doch 'er werd niemand gedood. De Jooden hadden reden, zich over deeze ongelukken te vertroosten, nademaal zy op 't einde der eeuwe de vryheid verkreegen om zich neder te zetten in de Landen des Hertogs van Brunswyk. Men hadt den Prinfen van dat Huis • altoos wysgemaakt , dat zodanige nederzetting onvoordeelig zyn zoude. Men liet aan de Koop*lieden niet toe over hunne Landen te gaan, cn als men eenen betrapte, plunderde men hem ongeftraft. Maar toen de klagten tot Hendrik Julius, Hertog van Brunswyk, gebragt werden, ftond hy aan de Jooden niet alleen vryheid vau Confeientie toe in zyne Staaten (*); maar hy ,gaf hun ook eene plaats in Neder-Saxen, om daar hunnen Koophandel te dryven. Toen waren 'er weinige plaatfen in geheel Duitschland, waar de Jooden niet handelden aan 't einde van de zestiende eeuwe. (*) 't Jaar 159:. AGT-  DER JOODEN. 647 AGTSTE HOOFDSTUK. Van den ftaat der Jooden in Poolen, in Bohemen, en in Diutschland, geduurende de voorleedene eeuwe. "JV/Ten hadt de Gereformeerden uit Poolen ver- *lj 1VJL bannen door eenen blinden Godsdienst vin.' yver; maar om dat die yver der Priesters 0nge-lloWDST' lyk en eigenzinnig is, zoo geeft men daar aan de Jooden eene volkoomen vryheid van Confeientie. Niet alleen hebben zy daar Synagogen en Hoogefchoolen; maar ook Gerechtshuizen, die groot gezag hebben, nademaal zy het lyfilraffelyke zoo wel beoordeelen cn vounisfen, als het burgcrlyke. Men verzeekert, dat zy daar het recht gehad hebben van geld te flaan, om dat men daar Siklen gevonden heeft met een Hebreeuwsch opfc-hrift; maar die Siklen kunnen daar uit Judea aangebragt zyn , of van eenige andere plaats En dewyl het graf, waar in men ze gevonden heeft, zeer verdacht is, zoo kan men daar- op geen recht gronden van geld te Haan, het welk alleen aan de Opperfte Magt van een Land toekomt. Uit Poolen koomen de geleerde Rabbynen voort; en derwaards zendt men de jeugd om te ftudeeren, die onderweezen wil worden in den Thalmud en de Overleeveringen der Vaderen. Ss4 Een  648 HISTORIE Xi Een van die Rabbynen (*) omhelsde het ChrisbviiiK tendom fn 't jaar 1656. en gaf zevenendertig HoofDsx. Vertoogen uit tegen den Godsdienst, dien hy verlaaten hadt. Men zette hem te Dantzik gevangen, om dat hy voor eenigen van zyne Broeders was borg geblecven, welker fchulden hy niet kon betaalen, het welk zyne bekeering in 't eerst zeer verdacht maakte. Hy zond ongezuurd brood met eenen brief aan Botfaccus om hem te bezweeren, by den Magiftraat te werken en hem te onderrechten. Men kwam eerst over een omtrent de beginfelen, waar over men'zou konnen redentwistcn, en de Rabbyn verliet den Thalmud en de Cabbala, als eene al te fyhe wysheid. Hy erkende , dat de reden geen rechter moest, noch konde zyn over de verborgenheden des Geloofs, en dat men zich eenig lyk aan de Openbaaring moest honden. Eindelyk, hy erkende, dat de Mesfias gekoomen was, en daar na deed men hem bekennen, dat, indien God weleer zulke blykbaare teekencn van zyne tegenwoordigheid gegeeven heeft, boven de Arke des Verbonds, die maar een houten kist was, men met meer reden moest gelooven, dat hy vereenigd is geworden met het menfchelyk vleesch, waar van de Arke des Verbonds maar een voorbeeld was. Deeze morden, riep de Rabbyn uit, zyn zoeter dan honig, en doorjleeken my het hart. Na dat hy den Doop ontvangen hadt, arbeidde hy aan de bekeering der geenen, die hy verlaaten hadt, en de (*) genaamd Salomsn.  der JOODEN. 649 Eeeze Geneesheer dertig jaaren geveinsd hebbende, vlugtte naa Amflerdam waar hy zich deed befnyden, en ftorf in 't jaar 164a. Athias £*) Amjterdam 1539. Tt 4  ö64 HISTORIE B«'k. ****** ecn Spanjaard van geboorte, onder- «o0f;sTT!ee;Stte//^' «^hykwam vandaaAe Amflerdam. Hy drukte (*) een Bybel, die zeer geacht is. -De Jooden gaven uit, dat deeze uitgaave gemaakt was naar twee Handfchrifcen, die zeer oud waren: het eene van Hillel, van wien wy gefprooken hebben; en >t andere van i«00 waarin men de groote Mafora zag, gefchreeven met beeldtenisfen van beesten, beeren en honden. De Heer m der Hoogt heeft eene nieuwe uitgave gegeevcn, die veel nauwkeuriger is No<* fchreef Athias een Schatkamer van Geboden en Rechten, welke eerst te Venetiën gedrukt werd met goedkeuring van alle de Wyzen van dat land. De verklaaring over elk gebod is kort en een der besten, die men leezen kan om dè Wetten der Jooden te kennen. Ifaak M, uit Bmfiüe gekoomen, was niet alleen een Prediker van naam; maar ook een groot Cabbalist. Hy vertaalde uit het Spaanscu in t Hebreewsch, de Paort des Hemels vm eenen anderen Cabbalist, genaamd Jrira. Hy gaf ook eene Uitbreiding uit over dc Vyf Boeken Mofes en zong in heldendichten de Triomf van Mofes! ' Mufrphia was een andere geleerde, die eene Verklaaring over den Thalmud van Jeruzalem gefchreeven heeft. Hy verftond de Hebreeuwche Taal zoo volkoomen, dat hy een Woordenboek opftelde, waarin hy eenc nieuwe en gemakkei) ke leerwyze aannam. (5) In 't Jaar i65ï en i667.  DER JOODEN, 665 Wy moetenSpinoza niet vergeeten, die zich zoo xl berucht gemaakt heeft door eene nieuwe Godver- Bf|K' loochening. Hy was te Amjlerdatn gebooren inJIooïWjii 1632. (*). Zyne Ouders waren Portugeefchen en Jooden. Hy was afkomstig uit eene eerlyke Familie; maar hy kreeg niet dan een bed van zyn Vaders erfgoed, en leefde altoos in armoede. Het was niet om de Wet en het voorbeeld der Rabbynen te volgen, dat hy leerde glazen flypen en brillen maaken; want hy verachtte ze reeds; maar om voor zyn beftaan te zorgen. Hy vergeleek zich zclven by eene pang, die haaren ftaart byt, om dat hem aan 't einde van 't jaar niets overig-was, hoewel hy van melk en gort leefde. Hy was zoo belanglos, dat hy eene groote fomme gelds affloeg, die een zyner vrienden hem aanbood, om zyne behoeften te verligten, en zich vergenoegde met een klein jaargeld, dat zyn vriend hem deed betaalen. Hy hadt het Latyn geleerd onder van dm Enden, die toen te Amflerdam onderwees, en die naderhand naa fikpus (f) gewecken zynde, in de faamenzwcering van den Ridder Rokan overging cn werd opgehangen. Men geeft voor, dat deeze pedant dc eerste zaden van Godvcrlochening in 't gemoed van Spinoza geftrooid heeft, om dat hy 'er belydenis van deed, en ze aan zyne Schoolieren leerde. Maar het was voornaamelyk de Philo- 'fq- (*) Op den 24 November<; + ) Digte by Paryt. Tt 5  666 HISTORIE ^xi. fophie van Descartes, die hem verveemd maakte ,°XEK- van de beginfelen en de weetenfchap der RabHooïDST.bynen. Hy vondt in hunne fchriften die klaarblykelyke waarheden, e , gebouwd, niet, als Des- i^V^-V*. gen aanbeval. Toen mer Sabbath en de Synagoge ' MlSpIt hem te vergeefsch daar M^'^vy^. ' jaargeld van duizend Liv:f||»|||i|^^^^ weigering hem berokken,1^']i%fcj.)i^|^(^^ 7^ dat men befloot hem te i > ^Ipgl lf »{\ 't uitgaan van de Synago| ( f ÖllPS Wè Amfterdam een man, die een moordpriem in de hand hadt; hy zocht hem te ontwyken, en inderdaad de fteek trof alleen zyn kleed, welk hy bewaarde ter gedachtenis van deeze gebeurtenis. Zich niet langer veilig achtende in de plaats zyner geboorte, waar de Jooden talryk en magtig zyn, zocht hy eene fchuilplaats te Leiden, en vervolgens in den Haag. Hy werd in den grooten ban gedaan; maar hy protefteerde tegen dat vonnis, in zyne afweezigheid gegeeven , en gaf zyn protest door een Spaansch opfchrift aan de Rabbynen der Synagoge te kennen. Eerst gaf hy een Meetkundig Betoog uit (*) volgens de beginfelen van Descartes, en vervolgens zyne Overdenkingen (f); maar eindelyk bragt hy die gedrochtelyke Verhandoling voort (*), waar- C*) 't Jaar 1954. (f) Mtiïtatiwu  DER JOODEN. 667 (*), waarin hy een nieuw ftelfel van Godver- xt loochening vormde, en het welk hem veel deed "x.** achten by die geenen, die de nieuwigheid ver-1100™'** kiezen boven de oude waarheden, en de duisterheid boven de allcrklaarfte dingen. De Prins van Condé, die de buitengewoone vernuften beminde, was zeer begeerig om henTte zien. Spinoza, die met zyne oude Japon niet naliet zeer gevoelig in 't ftuk van eere te zyn, en te heigen naa de onftervelykhcid, deed eene reize naa Utrecht in een zeer hachelyke omftandigheid. Deeze reize verwekte het gemor des Volks tegen hem, en was niet alleen onvoorzichtig maar ook onnut-, want hy kon den Prins niet zien, die eenige dagen te voren reeds van Utrecht vertrokken was. De Palsgraaf deed hem een Philofophifchen Leesftoel te Heide/berg aanbieden: maar hy weigerde dien aan te neemen, om dat de vryheid van Philofophecren, die men hem toeftond, nog te naauw beperkt voor hem was, nademaal men hem niet toeliet, den heerfchenden Godsdienst aan te tasten. Eenige geleerde Perfoonen trachtten hem ook naa Frankryk te lokken; maar heq is valfch, dat hy daar heen gegaan zy, en dat de vreeze, van in de Bastielje opgeflooten te worden, hem deed vlugten in 't gewaad van een Cordelier, gelyk men hem by Menage doet zeggen. Hy heeft Hol/and niet verlaaten, waar hy ftorf in 't jaar 1677. in den ouderdom van vier- (*) Trust atttt Theolggce-Patitiev.  66B HISTORIE xi. vierenveertig jaaren. Men heeft uitgegeeven, 1XK' dat hy, gevoelende naby zyn einde te zyn,verHooïdst. bood iemand in zyne kamer te laaten koomen, ten einde niet verpligt te zyn, tegenfpraak uit te ftaan, cn gerustelyk te fterven. Men voegt 'er by, dat hy altoos fap van Mandragora by zich hadt, om zyn einde tc verhaasten, cn het niet te voelen naderen. Eindelyk, men legt hem deeze woorden in den mond; o God; ontferm u over my, arme zondaar. Maar hy kende de Godheid niet beter in de uure des doods, dan hy geduurende zyn leeven gedaan hadt. Alhoewel hy een Geneesmeester hadt doen koomen, zoo is het nogthans zeker, dat de dood hem verraste ; en na dat hy lang gekwynt hadt, gelyk de geenen die een borstkwaal hebben, zoo werdt hy verftikt, toen hy geloofde nog verfcheiden dagen te zullen leeven. En hy hadt inderdaad reden om zich met die hope te vleijen, om dat hy dien zelfden dag, op welken hy ftorf, nog van zyne kamer naa beneden gegaan was. Hy heeft eenen Aanhang nagelaaten , die zyne beginfelen hadt aangenoomen; doch men kan niet zeggen of dezelve talryk is, om dat het vcrfpreide perfoonen zyn, op verfcheiden plaatfen, die geen lichaam, noch maatfehappy uitmaaken. Spinoza vond zyne tegenftreevers in zyne Natie. Orobio ftelde zich tegen den voortgang van die Secte. Deeze was een Medicynmeester, die in Spanje, waar hy gebooren was, Dom Balthafar Orobio genaamd was; maar hy veranderde van naar.s  i>ER JOODEN. 669 naam toen hy de befnydcnis aannam Het vein- xi. zen moede in zyn Vaderland, waar hy verdacht B°|K" geworden was, en veel deswegens gcleeden hadt,'IoofDST-. vertrok hy naa Amjlerdam, waar hy befneeden werdt. Hy fchreef tegen Spinoza en tegen Bredenburg, als een Philoföoph, die de Overnatuurkunde wel beftudeerd hadt. Orobio ondernam ook zynen Godsdienst te vcrdeedigen tegen Pb. van Limburg, Profcsfor by de Remonftrantcn te Amfierdam; maar werd door den zeiven bondig wedcrlegd. Deèze Doftor ftorf te Amflerdam in 't jaar 1687. korten tyd na dat hy met den Heer van Limburg een gefprek gehouden hadt, en dat gefprek gedrukt was. In de andere Steden van Holland zyn ook uitmuntende Rabbynen geweest. David Coken de T^ara, een leerling van Huziel, wordt vergeleeken by Hercules, den onderbrenger der gedrogten. Hy ftelde op de Stad Davids "ÏH T]7, waarin hy de gelykheid aanwyst, die tusfchen het Hebreeuwsch en 't Grieksch en verfcheide andere taaien kan gevonden worden. Hy maakte ook de Kroon van het Priesterfcbap, welk een brcedbreedvoeriger Woordenboek is, dan dat van Naihan, dewyl hy 'er twee duizend woorden bygevoegd heeft. Eindelyk, hy vertaalde uit het Hebreeuwsch in 't Spaansch het beginfel der Wysheid; een tytel van deeze woorden van Salomon ontleend: De vreeze des Heer en is het beginfel der Wysheid, Ein-  670 HISTORIE XJ. Eindelyk \ Juda Leo, zoo bekend door zyne Bene*K' fchry ving van Salomons Tempel, ftelde dat fchooHooïosT.ne Werk te Middelburg op. De Spanjaards eigenen hem zich toe, om dat hy inderdaad uit dat Land afkomstig was. Maar hy vertrok van daar om eene vryheid te verkrygen, die hy in zyn Vaderland niet hadt. Ten einde een naauwkeurig denkbeeld te hebben van den Tempel te Jeruzalem, maakte hy 'er een van Hout, volgens een ontwerp, dat hy uit verfcheide Schryvers zyner Natie getrokken hadt. Daar na maakte hy een Befchryving van zyn Gebouw,- welke hy eerst in H Fransch uitgaf, en te Amflerdam deed drukken. Naderhand vermeerderde hy dat Werk, toen hy 't in het Hebreeuwsch overzette (*),. De Geleerden bewonderden eene zoo nauwkeurige affchildering van dat oude Gebouw, en de Hertog van Brunswyk beval 'er eene overzetting van te maaken in 't Latyn, om 'er zelf over te kunnen oordeelen. JüdaXvex. het niet by dit eerste Werk; maar hy maakte ook een Befchryving van den Tabernakel, eene Verhandeling over de Cherubim, eene Verklaaring van de Psalmen', hy ondernam ook alle de plaatfen van den Thalmud^ die leenfpreukig zyn. Hy zegt zelf, dat dit Werk hem veel arbeid en moeite gekost heeft, Hy ftelde ook een verhaal op van de Gefprekken die hy tegen de Christen-Leeraars hadt moeten Uithouden. Maar deeze twee laatfte Verhandeling (*) '* Jaar i54j.  der JOODEN. 671 lïngen zyn nooit gedrukt, zoo min als die over xt. de wyze, op welke men het morgen en avond Offer Bj>xIt" opofferde. Hoofdst TIENDE HOOFDSTUK. Van den tegenwoordige ftaat der Jooden in alle de Deelen van de IVaereld. 93 TTet is moeijelyk het juiste getal der Joo- xi. den, die thans in alle plaatfen verfpreid B(yc „ zyn, aan te wyzen. Men kan geene zeekereHooFDST. „ tydingen melden van de tien Stammen, welke „ Salmanasfer weggevoerd heeft; en men weet niet „ waar zy zyn, hoewel de geheele Waereld nu 9, genoeg bekend is. Van het Oosten beginnen„ de, weeten wy, dat 'er een vry groote mej, nigte Jooden in Per/ten is, hoewel zy daar „ weinige vryheid hebben. Het Turkfche Ryk „ is hunne voornaamfte fchuilplaats, niet alleen „ om dat zy daar federt lange gewoond hebben ; ,, maar ook om dat een groot gedeelte van die, „ welke uit Spanje verdreeven zyn, daar heen „ gevlugt zyn. Daar zyn 'er meer te Conjlantis, nopolen en te Salonlca , dan op eene andere „ plaats. Men telt 'er meer dan tagtig duizend „ in deeze twee Steden, en meer dan een Mil„ lioen in 't Ryk van den Grooten-Heer. Eene „ groote menigte van Bedevaarders- uit alle hoe}, ken van de waereld begeeft-zich na Jeruzalem, „ en  6?2 HISTORIE Boek. a> e" nien zendt Sroote fotonen daar heen, ere x. „ de armen te voeden en de Hoogefchoolen te «»«*„ onderhouden. Men vindt 'er veelen ïnDuhsch„ land in de Landen des Keizers : maar zy zyn » nog talryker in Poolen en Lithauwen, en in „ Rusland :.faar heeft men Academiën en Disci„ pelen by duizenden, die onze burgerlyke en „ kerkelyke Wetten beftudeeren, om dat vv'y „ daar het recht genieten , de burgerlyke en * Iyfftraffelyke procesfen tc beoordeelen, die on» der dc Nacie ontflaan. In de Staaten der Pr-o„ testanten, van de Roomfche Kerk afgezonderd, „ zyn zoo veele Jooden niet. Nogthans worden „ zy met alle liefde en zagtheid behandeld in de » ^rlanden; te Rotterdam, te Amjicrdam, en „ te Hamburg, om dat die Kooplieden open zyn „ voor Vreemdelingen. Alle de Vorsten van „ Italië ontvangen de Jooden ; zy begunstigen „ hun, zy geeven hun befcherming, en handha„ ven hunne voorrechten onfehendbaar, zonder „ ze te veranderen; cn ik geloof, dat 'er ten „ minfte vyfentwintig duizend in dat Land zyn. „ Fez en Marocco, en de andere Steeden van „ Barbaryen, die niet aan den Turk onderwor„ pen zyn, bevatten een zoo veel te grooter ge», tal, om dat men daar heen kan wyken uit Spanje en Portugal, waar van zy niet ver af zyn. „ Daar zyn nog andere plaatfen in Africa aan den „ Zeekant, die ook met Jooden bevolkt zyn. Maar i, dewyl wy die weinig kennen , zoo is het }5 moeijelyk derzelver getal te bcpaalen. » Dus  Ï)£R JOODEN. 673 Dus redeneerde een Italiaans Rabbyn, die niet xi. lang geleden te Venetië onderwees, over den ftaat BoxElC zyner Natie. Laat ons hier by voegen de be-Hoofdst; fchryving, die Menasfe ons heeft nagelaaten. Deeze Leeraar, die geloofde, dat de wederkeering der Jooden zeer naby was, verbeeldde zich dat hunne ftaat klaarlyk was uitgedrukt in deeze woorden: De Heere zal ten anderen maale zyne hand aanleggen om weder te verwerven het overhlyffel zyns Volks, het welk over gebleeven zal zyn van Asfyriën, ende van Egypten, ende van Pathros, ende van Moorenland, ende van Elam, ende van Sinear, ende van Hamath, en van de Eilanden der Zee. enz. Jef XI: 11, 12, 13. De Propheet voegt 'er by: De Heere zal dorfchen, van den ftroom der rivieren af, tot aan de riviere van Egypten \ doch gy lieden zult opgeleezen worden een by een, 0 gy Kinderen Israëls. Jef XXVII n. Menasfe merkt aan, dat deeze Prophetie niet kan toegepast worden op de wederkeering der Gevangenen uit Babel, om dat God toen niet alle de verftrooide Stammen riep, noch alle de Israëliten, die hy onder de Volken verfpreid hadt. * De beloofde verlosfing wordt eene tweede. genoemd, om dat die van Egypte, die algemeen was, voorafgegaan was. In plaats dat de wederkeering uit Babel maar op twee Stammen zag, en toen de Israëliten Asfyriën verlieten om in 't Heilige-Land te koomen, den Nyl niet overgingen, noch eenige rivier van Egypte, of van Ethiopië, gelyk God belooft, dat gefchieden zal by III. Deel. V? dc  C?4 HISTORIE Boek de aI£eraccne verlosfing, waar by de wafeferj x. ' des Nyls en des Ettphrats zullen van een gefcheiHoowsT-den worden, gelyk de wateren der Roode Zee zich van een fcheidden toen zy uit Egypten gingen. Hy befluit daar uit, dat Jefala de algemeene ■wederkeering der Jooden aanwyst, benevens de verfcheidene plaatfen, van waar zy zullen uitgaan. De Propheet, zegt hy, fpreekt "i) van j) -dsfyrie en Egypten, om dat de twaalf Stammen „ zich in die Provintiën zullen vereenigen, 2) i3 Hy wyst Patkros aan, en men moet daardoor „ niet Peluften, noch Petra verftaan ; maar de „ nabuurige Parthen aan de Caspifche Zee, waar „ verfcheiden Leeraars de rivier Sabbathion plaat• « fen , aan de andere zyde van welke eene „ groote menigte Jooden woonen. 3) Qhus is Ethiopië, of Moorenland. En inderdaad in As„ fyrïen zyn verfcheiden Stammen. 4) Elam & „ eene Provintie van Perjiën aan de andere zydé yan den Euphrat, waar men fchrikkelyke Woe„ ftynen ziet, waar in een gedeelte der Natie „ verborgen is. 5) Sinehar is een andere Praai vintie naby Babel; want Mofes heeft Babel iiï den Lande Sinear geplaatst, en Daniël bericht „ dat Nebucadnezar de Vaten des Tempels in den ,, Lande Sinear bragt. 6 De Schrift fpreekt ry dikwyls van Hamath en de Chaldeeuwfche Uit3, breider , wien verfcheiden Uitleggers gevolgd „ zyn, verzeekert, dat het Amiochie is. Men ^ telt twaalf Steden van dien naam, welke op „ verfcheiden plaatfen gebouwd zyn, door vern fcheiden Vorsten; maar deeze is de Stad Anti-  dér j O ODEN. 6f§ i,, linchie in Aften, in Tartaryë. 7) De LXX Over- X!. zetters hebben het woord Hamath vertaald Bt Hof van Rome, en op Z gedrag van deszelfsMinifters tegen'de Ch"st ^n, die met alleen een zelfden Goo aanbidden maar ook een zelfden Mesfias. Indien de Paus de Jooden vereert met zyne befcherming, zoo behandelen de Koningen, die onder zynegehooT » fta hen op £ene ln gehoor_ toet heT InqUifitie VM en *«*M doet hen veinzen, of de ftraffe des vuurs lyden Het getal deezer veinsaarts is zeer groot en men moet niet befluiten, dat 'er geene Jooden MgJ -och zyn, omêdat met kent. Zy zyn daar zoo veel te gevaarlyker z decKee fr;lieen ta,ryk ^ ™ der de Kerkelyke vermengd, en in alle Kerkelv LTnfvl: k°0men' hun geene verdraagzaamheid , uitgezonderd te  der JOODEN. 68r Metz. Het getal der veinsaarts is daar zo groot xr. niet; maar 'er zyn 'er ook in de Koopfteden. In Box2E" de Steden van het Keizerryk vinden zy een fchuiUiooFps-r. en vryplaats. Poolen en Lithauwen zyn eene nog veiliger fchuilplaats voor hun; en daar zyn zy zeer bloeijende. Hunne Schryvers beklaagen zich dikwyls over de Proteftanten, als of die geene menschlievcndheid genoeg voor hun hadden. Nogthans vindt men by hen die barbaarfche Vierfchaar van Inquifitie niet. 7y leeven vreedzaam in veele lieden, waar de Gereformeerden de overhand hebben; en van alle plaatfen der waereld is Holland die, waar ze met den meesten luister verfchynen. Het is onmoogclyk het getal der perfoonen te bepaalen,waar uit deeze Natie thansbeltaat. Ondertusfehen heeft men reden om te gelooven, dat'er nog by de drie Millioenen perfoonen zyn, die deezen Godsdienst belyden, en die, zoo als zy zeggen, de getuigen zyn der Eenheid pan God onder alle de Volken der Waereld. Zy befchouwen zich nog altoos met hunne oude fierheid, als het Volk pan God. Zy zeggen, dat zy Konings kinderen zyn, en dat men by gevolg van hunnen kant geene laagheid, noch ongeloovigheid te vreezen heeft. Zy noemen zich dikwyls Barontien, alhoewel zy in elende zyn, en men geene onderfcheiding in hunne geboorte befpeurt. Zy verwagten altoos nog eene heerlyke wederkomst, die hen zal verheffen boven alle de volken der waereld. Zy vleijcn zich, dat deeze Verlosfing welhaast zal koomen, hoewel zy den tyd niet Vv 5 wee-  68a HISTORIE bohk T*™' °f 'iever' omdat zv 31 te dikwvls bex. • droogen geweest zynde, niet meer eenen tyd HopfDST. bepaalen durven; maar wy zullen van deeze wederkomst nog kortelyk fpreeken in het volgende Hoofdftuk. ö ELFDE HOOFDSTUK. Verfcbeide Aanmerkingen over de Bekeer ing der Jooden, en de wyze, die men gevolgd'heeft, om daar toe te doen koomen. Boek. Wy hebben de Historie der Jooden voltooid, i; f" deeze Natie Spreid gezien in alle ™T-de deelen van de waereld, en dat zy daar bewaard wordt, zonder de gewoone banden van faamenleeving te hebben. Men ziet daar geen Vest noch Opperpriester, die de Onderdaanen en de Volken vereenigt door een gezag, dat alle menfehen eerbiedigen, of door eenen voorfpoed,die . hen aanlokt. Men heeft derhal ven reden om te gelooven, dat God, die niets doet, dan tot een einde, dat evenredig is met zyne daaden, een wonderwerk doet , welk federt veele eeuwen geduurd heeft, om dat hy het overblyffel van zyn volk wil bewaaren , en hen t'eenigen dage bekeeren. Inderdaad de Propheet Hofea (*) heeft voorzegd , dat de kinderen Israé'ls veele dagen zul- &) Bef. III:4, «, le"  Dl* JOODEN. $5 jen blyven zitten zonder Koning, ende zonder %i. Vorst, ende zonder offer, ende zonder opgerecht beeld, ende zonder Ephod, ende Teraphim. Daar1*00^'-*» na zullen ■zich de kinderen Israels bekeeren, ende zoeken den Heere hunnen God, en Darid hunnen Koning: ende zy zullen vreezcnde koomen tot den Heere en zyne goedheid, in 'c laatfte der dagen. De Propheet wil daar den zonderlingen ftaat van een Volk vcrtoonen: i.) Het zelve zal geen Koning, noch Vorst hebben. Hec opperfte gezag is de grondüag van eenen ftaat. Men kan niet beftaan, indien 'er geen middelpunt van vereeniging is, en eene Regccring, die het volk in bedwang houdt, en de misdaaden ftrafc. De Jooden verkoozen de Alleenheerfching voor de Vryheid, die zy genooten onder hunne Richters. Thans hebben zy noch Koning, noch Richter of Vorst. Vraagt hen, waar zyn de Koningen der Natie, waar de Richters, die Vcrlosfcrs , en die Hoofden, welken God hun zond , by gebrek van Koningen? zy kunnen u geenen aanwyzen. 2,.) De Offerandcr. maakten het blykbaarfte deel van den Godsdienst uit, en de Ephod , faamengefteld uit edel gefteenten, waar in de Urim enThummim waren, verhoogde de heerlykheid van den Hoogenpriestcr, die hem droeg. De offeranden en de Priesters zyn afgefchaft,federt meer dan zestien honderd jaaren. 3.) Het is natuurlyk voor dat volk, welk verlooren heeft het geene zinnelyk in deszelfs Godsdienst was, hunne bedden en hunne Te raphim van andere volken te ontlecnen. Men twist  HISTORIE Boek tWiSt °VCr de &edaante der Teraphim; maar het jm. ' fchynt my onbetwistbaar , dat die beelden eene »»»bt.menfchelyke gedaante hadden, nademaal Mkhal een beeld in Dapids bed lei, om de-Wacht te overreden, dat het haarman was, die te fiaapen lag. De geneegenheid der Jooden voor de beelden, en de zinnelyke voorwerpen in den Godsdienst was zoo groot, dat God dezelve niet kon bedwingen, dan door geduurige en wonderdaadige ftraffen. Dit is de neiging van alle menfehen; want als men het menfchelyk geflacht onderzoekt, zult gy ondervinden, dat alle Gods. diensten offeranden hebben, of afgodsbeelden, en dikwyls beiden. Nogthans heeft het Joodfche Volk geene offeranden , noch Teraphim , hoewel het beiden zeer bemind heeft. Het kan niet meer offeren te Jeruzalem, en het vervalt nooit tot afgodery, alhoewel het onder afgodifche volken vermengd en daar van omringd is. 4.) Het moet in deezen ftaat peele dagen blyven; dat is te zeggen , een langen tyd. Inderdaad zestien , [thans mag men zeggen zeventien, ja byna agttien] eeuwen zyn reeds verloopen, dat zy zonder Koning, zonder Vorst, zonder opgerecht berld, en zonder offerande, geweest zyn. Zy zyn niet zonder God ; maar zonder den dienst dien zy verpligt waren hem toe te brengen; want zy hebben geene offeranden, noch Ephod. 50 Zie hier eene zeer zonderlinge , en laatfte onhandigheid ; want Hofea verzeekert, dat zy zullen zoeken Dapid hunnen Koning. Dapid is voor langen tyd geftorven, en zyne nakoome- ling-\  DÉR JOODEN. 6*83 lingfchap zodanig uitgebluscht, of vermengd, xi.^ dat men de Jooden niet toevertrouwd dezelve Xi. uit te vinden. Die David dan, die hunne Ko-HoOFBST< ning zyn zal kan geen ander zyn, dan de Verlosfer, door de Propheeten beloofd, en de Mesfias , tot wien zy zich bekeeren zullen. Maar dewyl de tyd van zyne komst voorby is, en de Propheet inderdaad fpreekt van eenen Koning, die beltond, eer men hem zocht, zoo heeft men reden om te geloovens dat de Jooden, met zich tot God te bekeeren, dien David zullen erkennen ; dien Gezalfden des Heeren; dien Mesfias, dien hy gezonden heeft. De Apostel Paulus voorzegt insgelyks , dat gantsch Israël zal zalig worden, en dat de Verlos/er uit Sion koomen zal (*> Men moet dit mogelyk liever overzetten tot Sion; want dat beantwoordt beter aan de gedachte van den Apostel, die verzeekert, datdeGoël, de Verlosfer Dy uitneemendheid , zich tot de Joodfche Natie zal vervoegen; en dus zegt ook Zacharia, verheugt s, gy dogter Jeruzalems; want ziet u Koning zal u koomen (f). Op deeze hope, dat God zyn Volk nog eens weder roepen zal, hebben de Kerkvaders en een groot getal Godgeleerden ook beweerd , dat men het zelve vriendclyker behandelen moest, dan andere dwaalenden. De Menfehen hebben federt lange aan hunne bekeering gearbeid, en fomtyds vry talryke bekeeringen uitgewerkt, maar zy zyn altoos verdacht C*) Kom. XI: a6. (f) Zaeb, 1X:.9.  686 H I s T O R 1 è tjz dacht geweest, en men heeft zich verpligt m ^ssissvoorzorgen te gebmiken dC wedckeenngen tot de Synagoge. Van »t begin der zesde eeuwe af heeft het Concilie van faen te verge^sch getracht, zich te verzekeren van de getrouwheid der Jooden, die Cnri - tot hun uttbraakfel, zeide het Concilie Zv « zyn ontrouw in hunne beloften; daarom moet * ï HVerPl,gte^ ZÏCh zes ™den onder « de catecheten te houden ; en daar na zal * rnen hen doopen, als men van hunne oprecht „ held verzeekerd is- En deeze Wet moest met gefchonden worden , dan voor die gZT vroeZf™** d°°dS W3ren' want d'n ver! vroegde men hunnen Doop. Het tweede Concilie vanMW») merkteam dat de nieuw bekeerden het ChrisLdl open ! lïo^Tm'Tdat zyhet omhelsd hadd- tToeïoud °nneerde hM hUMen Godsdie»s Z °ehouden> en opentlyk te belyden; en men verbood te gelyk, hunne kinderen te doopen, of zichhunne flaaven toe te eigenen, indien men 'niet LrZ kerd was mu de oprechtheid hunnes Geloofs Maar deeze Reglementen zyn niet aangenoo jnen, noch altoos uitgevoerd; want Florus $lq kort na het Niceenfche Concilie leefde h ft den Brief van eenen Bisfchop aan den Keizer bew aïd en moge.yk opgefteld, waar in hy den JZu lyken arm verzoekt tegen de Jooden en hunne . r kin- t*) * Jaar isf.  DER. JOODÊN. 687 kinderen. Inderdaad de Keizer, aan wien deeze xt Brief gericht was, was Karei de Kaale, en ik gis *x\^ dat Remt, die toen Bisfchop van Lyon was,den-lIo°fi's*zeiven gefchreeven heeft, of hem heeft doen fchryven door zynen Diaken. Hy vertoont aan den Vorst, dat hy alle Zaturdagen in de Synagoge deed prediken; en dat veele perfoonen het Christendom aangenoomen hebbende, hy zich van die bediend hadt om de kinderen te trekken, die men gemakkelyker kon winnen, dan die, welke in de dwaaling waren oud geworden, maar dat de Vaders verdrietig over die kunstgreep, de meeste van hunne kinderen weggezonden hadden in de Steden Magon, Vienne en Arles, waar zy magtiger en talryker waren , het welk hem mishaagde. Hy voegde daarby, dat hy alle de Jooden, voor zich ontbooden hadt, en dat hy hun gevraagd Iiebbende , of iemand het Christendom wilde aanïieemen, aanftonds zes kinderen zich voor zyne voeten geworpen, en den Doop begeerd hadden, en dat dit voorbeeld door zevenenveertig anderen gevolgd was. Hy befloot daar uit, dat, indien de Keizer zyne bevelen gaf aan den Bisfchop van Arles, en hem aandreef om het zelfde te doen, men 'er meer zoude trekken; en de beweegreden was zo veel dringender, dat, indien het een liefde werk is iemand uit de klaauwen der wilde leesten te ontrukken, die hem verfcheuren zouden, het nog veel grooter is, eene ziel te trekken uit de hand der dwaalenden, of booze geesten, die hen beletten tot God te koomen. Het blykt, dat die Bisfchop geene zwaarigheid maak-  Ó8? HISTORIÉ "laakte de J°odfche kinderen te doopen, doof Hoïi.,5e° ted°n"Ukke" Uit de armc» W> hunne V* ders, die hun het leeven gegeeven hadden, en dat men in frankryk het gezag van het tweede Concilie van Nlceën niet erkende, het welk zo- ' damge Doopen veroordeelde als ftrydig tegen de Wetten der Natuur. In Spanje en Portugal ziet men dikwyls, dat zy, die bekeerd fchcenen, hunne bekeerdere be. ipotten. Derhalven moeten die geenen, die aan de bekeering van dat volk willen arbeiden al toos wantrouwig zyn, en zich niet van hunne oprechthdd verzeekcren , dan wanneer hunne bekeering geheel en al vrywillig is. Het is niet genoeg dat zy niet voortgebragt is door vreeze nog beloften, noch hope; maar zy moet gefchiei zyn door overtuiging met vaste bewyzen en op eene goede en zekere leerwyze. De Griekfche Kerk heeft geoordeeld, dat men geene voorzorgen genoeg kon gebruiken om diegeenen in haaren fchoot te ontvangen, die haar verdacht vóórkwamen; want men ziet teekenen van geftrengheid in de Formulieren van afzweering die men dc aankoomelingen uit het Joodendom deed doen. Men heeft hen fomtyds getracht te trekken door beloften van tydelyken voorfpoed, voor welke zy zeer gevoelig zyn; maar door eene vreemde eigenzinnigheid, die men niet begrypen kan beroofde men in Frankryk de aankomelingen van hunne goederen; zoo dat Karei de VI. verpligt was te beletten, dat men de goederen in beflag nam  der. JOODEN. 6&9 nam van die geenen, die gedoopt wierden. xi. Gregorius de Groote, integendeel, maakte 'er R£ J *• eene verdienfte van, verdwaalde zielen te win-HoorDST. nen, door hen van imposten te ontlasten. De bygeloovige, die het hoofd vol heeft van zyne Mirakelen, maakt zich wys, dat 'er niets beter is om de Jooden te verblinden. Indien de Mirakelen waaragtig waren, zoude het een korte weg zyn om de ongeloovigen te overtuigen. De Jooden eischten wel eer teekenen ; maar J. Christus wilde ze voor hun niet vermenigvuldigen. Scmtyds vleidt men hen, fomtyds tergt men hen. De beste en zekerfte wyze tegen de Jooden is de Godfpraaken der Propheeten aantehaalen; maar men moet zich tot weinigen en die klaar zyn, bepaalen. Ondertusfchen is de bekeering der Jooden een mocijelyk werk; en het is niet altyd de fchuld der Bekeerders, indien zy niet gelukken. Deeze Natie in haar zelve beflooten, en vol van verachting voor het overige van het menfehelyke geilachte, (welke verachting fchynt by hen als met het bloed te zyn voortgevloeid, federt een byna oneindig getal van eeuwen) kan niet befluiten om vreemden te hooren, noch hunne Werken te leezen. Men heeft weinig omgang met hun. De gefprekken met hun zyn zeldzaam en gevaarlyk; om dat het moeijelykis, de Hebreeuwfche taal genoegzaam magtig te zyn, om tegen hen te redentwisten, die gewoon zyn die taal te fpreeken , en op ftaande voet te antwoorden op de zwaarigheden, die zy trekken uit de beteeIIL Deel. Xx ke-  6go HISTORIE BoVic k6niS Gn Uit den zin' die zyaan fon™ige woorxi' den geeven. Het fchynt ook, dat God hen beHoopdst. waart tot eene algemeene bekeering, welke niet ' gefchieden kan, dan door eene buitengewoone beftiering der Voorzienigheid cn der Genade. Nogthans moet men arbeiden aan de zaligheid van byzondere Perfoonen, wagtende op de algemeene roeping, en vertrouwende, dat God de gewoone middelen niet verwerpt; cn daarom moet men zich daar van bedienen in gunstige omftandigheden. Eerst en vooral moet men hun bewyzen, dat de Mesfias gekoomen is. Dat is hunne zwaklte zyde. Leest alle de Gefprekken, die men gehouden heeft, en de verfcheiden Werken, die men tegen hen uitgegeeven heeft; zoo zult gy ligtelyk befpeuren,dat zy niet kunnen antwoorden op de Godfpraaken, die den tyd der komfte van den Mesfias bepaald hebben, noch reden geeven van zulk een lang uitftel; en laat ons hun ongeluk niet befpotten, wegens de afgryfelyke elende, waar in zy gedompeld zyn. Het Christendom moet medelyden inboezemen met alle elendigen; maar de vernieling van den Tempel, waar aan God hunnen Godsdienst verbonden hadt, is een bewys, dat de Ceremoniën en Offeranden hebben moeten ophouden. De wyze Godheid zoude niet verbooden hebben ergens anders te offeren, dan in den Tempel van Jeruzalem , of zoude niet toegelaaten hebben^ dat zyn Tempel afgebrooken bleef geduurende zoo een groot getal van eeuwen, indien zyn voornee-  der JOODEN. 6ot neemen geweest was, dat de offeranden altoos geofferd wierden, en de Ceremoniën der "Wet nooit zouden ophouden. Voorts hebben wy allei voordeel van die zyde, want de Godfpraaken, die den tyd aanwyzen, waarin de Mesfias moest verfchynen, zyn flipt. Men kan die van Jacob niet ontzenuwen, dan door ydele fpitsvindigheden: want 'er geen Scepter, noch Wetgeever in Israël, federt meer dan zeventien eeuwen geweest is. Men verkorte de Perfifche Alleenheerfching zoo veel als men wil, het is toch altoos waar, dat de zeventig weeken van Daniël, federt eenen zeer langen tyd vervuld zyn. De vervulling der Godfpraakcn, die eenen vasten tyd bepaalen, hangt niet af van de zonden, of van de bekeering des Volks, om dat de wysheid van God, die deeze onbekeerlykheid voorzien heeft, re gelyk heeft moeten voorzien en aanwyzen, hoe lang zy dezelve verpligt was uit te ftellen. Dc eeuwige wysheid vergelykt zich dus niet met de verdorvenheid van 't hart, noch doet haare getrouwheid afhangen van de goede of kwaade geneigdheid der menfehen. Wanneer men de Prophetie van Daniël en Haggai faamenvoegt, maakt men "een betoog over de openbaaring van den Mesfias, waar tegen men niets redelyks kan inbrengen. Indien de Jood toeftemt, dat de Mesfias gekoomen is, kan men overgaan tot andere leerftukken; en indien hy deeze waarheid niet erkent, is het onnut den redentwist te vervolgen, want hy zal de andere deelen van " Xx 2 het xr. Boek. IX. loOfDST.  XI. Boek. XI. HOOÏDST i 3 < C i i f >i I 1 n n n fi e d z n v< k« te ïn 692 HISTORIE het Christendom niet aanneemen, indien hy dit verwerpt; en indien hy ze aannam, zouden zy hem onnut zyn, zonder de kennis van den Mesfias. Wanneer men dit fondament gelegd heeft, moet men onderzoeken waar die Mesfias is, die /erfcheenen is, en die de kenmerken vervuld leeft, welken de Propheeten aan dien Verloser gegeeven hebben: de Jooden bekennen, dat er in hunne gantfche Historie geen perfoon is, lie alle deeze kenmerken heeft. De Christen Heen wyst eenen Mesfias aan , die geboren vordt, die onderwyst, die fterft, op den tyd, oor de Propheeten aangeweezen. Eenen Mes-' as, die lydt, en die hecrscht, die in nedrigeid en in heerlykheid is. Eene der geweldig:e vooroordeelen van den Jood is, de tydelyke oorfpoed, dien zy aan de openbaaring van den lesfias hechten. Zy erkennen bezwaarlyk dien rerlosfer in J. Christus, terwyl zy alle hune gedachten zullen keeren naa een tydelyk koingryk en overwinningen, die hy behaalen loet. Daarom moet men dat vooroordeel beryden, welk door de eigenliefde gefterkt wordt, 1 men moet twee zaaken doen zien: De eene is! it de Propheeten de nederigheid van den Mesfias' )o levendig afgefchilderd hebben, dat de Leelars verpligt geweest zyn, zich 'er twee te :rbeelden, eenen elendigen, en eenen heerly:n. Deeze twee kenmerken, die de Propheen aan een eenig perfoon geeven, zyn verèenigd den perfoon van j, Christus. Ten tweede, dee-  der JOODEN. 693 deeze vereeniging wordt tastbaarer, wanneer xl men aan den Mesfias, in plaats van eenevoorby- I°x.K' gaande heerlykheid, een geestelyk en hemelschHooïDss Koningryk geeft, en dat zyne Heerfchappy zich uitftrekt over de zielen, over de hel, en over den dood. De Jood zal zonder moeite de volgende drie dingen bekennen: 1) Dat de geestelyke en eeuwige gaven veel uitneemender zyn,, dan die5 welken het lichaam en het tegenwoordige leeven betreffen. 2) En nademaal zy aan den Verlosfer der Natie het edelfte en grootfte , dat men bedenken kan, toefchry ven, zoo zyn zy verpligt toe te ftemmen, dat het voortreffelykfte deel van zyn gebied beftaat in de verlosfinge der zielen, en in de overwinningen, die hy behaalen zal over den Duivel, in 't bekeeren der Volken. 3) Zy kunnen niet ontkennen, dat zy deeze geestelyke gaven noodig hebben. Zy moe- > ten derhalven eenen Mesfias zoeken, die dezelven geeft. De Schryver van den Targum van Jeruzalem, deeze woorden van den ftervenden Aartsvader Jacob: Op uwe zaligheld wagt ik, $ Heere, omfchryvende, doet hem aldus fpreeken: ,, Ik verwagt niet de verlosfing van Gi~ ,, deon, den zoon van Joas; want dat is eene tydelyke verlosfing. Ik verwagt niet de ver„ losfing van Simfon; want dat is eene voorby3, gaande verlosfing; maar ik verwagt de verlos„ Gng van den Mesfias, den zoon van David, „ die koomen zal, om de kinderen Israels tot „ zich te brengen; myne ziel verlangt daar na,  694 HISTORIE Boek j' Cn Zy W3gt 0p zyne ver'osfing." Het geen X1; de ftervende Jacob van den Mesfias hoopte, was Hoo*dST.geestelyk; en nademaal J. Christus deze geestelyke gaven fchenkt, die verheeven zyn boven de voorbygaande verlosfing van Gideon en Simfon, zoo heeft hy het waare kenmerk vervuld, dat de Propheeten hem geeven; en de elende, welke hy geleeden heeft, overeenkomstig met hunne Godfpraaken, moet niemand terug houden. Wanneer men het Euangelie met de Schriften des O. Testaments vergelykt, vindt men in het eene de gebeden der verwagtinge, die een nieuw gebouw beloofden. In het andere ziet men dat gebouw, welk het gantfche denkbeeld van den ouden Bouwmeester vervult, en daar uit befluit men, dat het dezelfde God is, die het O. en N. Testament opgefteld heeft: in het eene belooft God, en in het andere vervult hy: in het eene geeft hy het denkbeeld van den Mesfias, die komen zal, en in het andere doet hy den Mesfias zien, dien hy in de voorbeelden en ceremoniën heeft aangeweezen. Men moet de Godlykheid van het Euangelie bewyzen, eer men in byzonderheden treedt van de andere verfchillen; want als men uit de vervulling der oude Godfpraaken beweezen heeft, dat het Nieuwe Testament van God ingegeeven is, gelyk het Oude, en dat het dezelfde God is, die beiden voorgezegd heeft; of dat de Mesfias, dien de Propheeten beloofd hebben, dezelfde is, dien wy aanbidden ; zoo vervallen de andere verfchillen, die ons van den Jood affchei- den,  DBB. JOODEN. 695 den, van zelfs; om dat het gemakkelyk is, dee- xi. ze leerftukken uit het Euangelie te bewyzen. xi^ De bekeering der Jooden zoude veel gemakke- Hoofdst. lyker zyn , indien zy minder eerbied voor den Thalmud hadden. Vooringenoomen zynde, dat 'er niets goeds is, dan by hen, verzuimen zy de vreemde Boeken én Schryvers. Zy kennen noch den Christelyken Godsdienst, noch de gronden , waarop die fteunt. Zy voeden zich met valfche denkbeelden, en fluiten hunne oogen voorde blykbaarfte waarheden; zy hebben 'er zelfs geen fmaak voor. Om dit te verbeetcren moest men hunne fchriften meer gemeen maaken. Dan zou men aan die Leeraars het belachlyke van hunne Werken doen zien , en men zou hen mogclyk gewennen om anders te denken. Het is moeijelyker, dan men denkt, eenen geest, die door kwaade ftelregels en valfche. grondbeginfelen bedorven is, teregt te brengen. Maar als men die grondbeginfelen verbeeterd heeft, en de vooroordeelen vernietigd, dan maakt de waarheid zich eenen ingang in het hart, en overreedt het gemakkelyk. Ik beken, dat de Jood zich een borstweering zal maaken van zyn Hebreeuwsch, en dat hy zal voorwenden, de eere te bewaaren van zynen Godsdienst , en van zyne Leeraars, door de kragt der oorfprongelyke woorden; maar het uiterfte zal hard zyn , en de overtuiging veel gemakkelyker te doen , wanneer men hem zoo verre gebragt heeft, dat hy moet kibbelen over de dubbelzinnigheid van een woord. Voor 't overige, dewyl de verbeeldingen der Leeraars by-  €g5 HISTORIE Boek oneindig zyn, zal men maar een klein geXV deelte daarvan kunnen verbergen, onder begunsBuoFDsx.tiging van den ftryd, en het overige zal in zynen vollen dag verfchynen. De Christen zal met meer vertrouwen fpreeken 3 wanneer hy een groot getal bewyzen voorhanden heeft; en de Jood op zoo veele gevoelige plaatfen aangetast, waardoor men de misleiding zyner Meesters ontdekt, zal minder moed en ftandvastigheid hebben om te wederftaan. Maar in den grond zyn dit maar uiterlyke middelen, en God alleen weet den tyd, op welken hy dit zyn uitverkooren Volk roepen zal. Ach was die tyd naby! EINDE.