STELLING U Y T E E N E t ian M s x &, In 't openbaar den 15 July 1784. te Weeneh verdeedigd, in welke de Kerk van Utrecht voor echt Katholyk erkend wordt. Met twek andere stukken, dienende ter opheldering van 't gene wegens deze zaak in de Rotterdamfche Courant van den 17 Augustus 1784. en in eenige andere Nieuws papieren vermeld is. Te UTRECHT, By johannes schelling, By wien ook dezelfde verzameling in 't Latyn te bekomen is. M D C C L X X X I V.   B E R I G T AAN DEN X M M Z JE JR.. Artikel van JVeenen getrokken uyt een Hoogduytfch Nieuwspapier, vermeld in eenige Nederlandjcke Couranten, en zonderling in de Rotterdamjchs Courant van den 17 Auguftus laastleeden No. 99., doet ons denken dat het Publiek niet ongenoegen zal zyn, om de Jltlling raakende dc Kerk van Utrecht, waar van in dat Artikel geJproken wordt, te zien, wy deelen dan de zelve tl hier den Leezer mede. Deze ftelling is van woord tot woord dezelfde, als die den 5 July 1783- te Pavien {in Oostenryks Lombatrdyeii) op de Hooge Schoole , door den Graave Thaddaus van Trautmansdorf, Kanonnik der Metroplitaanfche Kerk van Olmutz , *tenbaar verieedigd wierdt. Wy hebben hier by gevoegd een Uyttrekzel uyC het gde Hsofdft. Eener fraai]e Verhandeling over de Kerklyke en Burgerlyke verdraagzaamheyd van denzelfden Heer, waar naar toe hy verzendt in 't e-ynde zyner bemerkinge op zyne Tliefis, die agter deze verhandeling geplaatst is, en welke hy, Z9 wel als zyn IVerkje aan denKiyzm<- heeft opgeiraagen. A 2 Ook  ( 4 ) Ook hebben wy gedagt den Lcezer geen ondienst te zuilen doen met hem nog een Jlukje mede te doelen , namentlyk het verjlag van dit uyttrekzel door de Schryvers van een Kerklyk Italiaansch Nieuwspapier, 't welk onderden naam van Annali Ecclefiallici, 'sweekelyks te Florence, met verlof van den groot Hartog , gedrukt en uytgegeeven wordt. De klagten, die de kardinaal Migazzi, AartsBisfchop vanWeenen. tegens deze Jlellinginbragt, toen dezelve aldaar den 15 July 1784. verdeedigd was, wierdenin handen gefield van den Abt van Braunau, Prefident en Directeur der Godgeleerde Faculteyt teWeenen, in wiens tegenwoordigheid die verdeediginggefchiedwas, om den Keyzer te dienen van zyn berigt. Het antwoord van dezen Heer was: Dat deze ftelling eene zuyvere Leere (orthodoxe) behelsde, reeds te Pavien zonder tegenkanting verdeedigd was, en dat, daar de Leering vol gens de meening zyner Keyzerlyke Majefteyt, pp alle de hooge Schooien van deszelfs gebied gelykformig moet zyn, de klagten van den Kardinaal geene andere oorzaak konden hebben, alszyne genegenheyd om de Hooge Schooien, Profefforen , enz., te beknibbelen. . Zyne Keyzerlyke Majcjieyt was tyer dit antwoord zeer voldaan^  r. STELLING XLI. Uyt eene Thefis over alle de Theologifche Leerftukken, welke in tegenwoordigheyd van den Doorlugtigften, Hoogwaardig ft en , en WydlufUgften Heer den Keyzerlyken Koninglyken Prefident en Directeur der Theologifche Faculteyt Cden Abt van Braunau) , en van de Keyzerlyke Koninglyke Examinatoren, in het kleyne Akademifche Paleys, ter verkryginge van d''Eer-trap van het Doctoraat , openbaar verdeedigd heeft d?Eerw. Heer Maximilianus Kollveg, geboortig uyt Boheemfch Eger, Bacelier in de H. Godgeleerdheyd, Diaken van het AartsBisdom van Weenen, 15 der Maand 7u~ b 1784. J STELLING. Een Bisfchoppelyke Kerk, ook in het gebied van Onkatholyke Vorften gelee- A 3  ( 6 ) leegcn, vervalt geenzints van haare waardigheyd om het langduurig openftaan van haaren Stoel. T er opheldering dezer Helling zullen wy hier byvoegen 't geen onlangs in de Theologifche {tellingen te Pavien verdeedigd, ter dezer zaake voorgefMd is, en 't welke wy hier Voor het onzeaanneemen. Deze waarheyd (namentlyk dat een Bisfchoppelyke Kerk, ook in het gebied van Onkatholyke Vorsten geleegen , van haare waardigheyd geenzints vervalt om het langduurig openflaan van haaren ftoel) welke klaarblykelyk is voor een yder, die maar eenige kennisfe van de Kerkelyke Hiërarchie, of Kerk overigheyd, heeft, wordt door veeIe' bewysredenen betoond in het Aanhangzei op de verfcheyde verzamelingen der werken van den zeer beroemden Heer van Espen (lupplem. advar. colleft. Oper. clar. viri van Espen ) 'T zal dan genoeg weezen hier met korte woorden als een aaneenfehakeling te vertoonen van die Hellingen, op welke deze waarheyd gebouwd wordt. Als eer/te fchakel dient deze grondftelling, dat een  ( 7 > een Kerk, volgens de befchryving van den H. Cyprianus, beftaat uyt den herder en het Volk met eikanderen vereenigd in het Kacholyk geloof. Een Kerk , zegt die H Vader, « het volk vereenigd met denPrieJier, en een kudde die zynen herder aanhangt. Wel is waar dat Cyprianus onder den naam van herder vooral den BifTchop verftaat; want hy fpreekt van een volmaakte kerk, welke dus daanig zonder een Bisfchop niet zyn kan. Doch hier uyt volgt niet, dat naar het Oordeel van Cyprianus, een Kerk vergaat, als zy tot den vveduwlyken ftaat vervallen is. Want men kan immers niet begrypen, dat een Kerk terftond vergaan is, als haar BifTchop of ziek , of afweezig, of geftorven is. Want al hoewel de voornaamftePriefter en Herder ontbreekt, zo b!y ven de mindere Herders egter voortgaan met de kudde te wcyden, en de plaats van den overleedenen BifTchop te vervullen. Hierom erkende ook Cyprianus zelf dat de Kerk van Rome , alfchoon van haaren Opper - Priel Ier Fabianus beroofd, waarlyk in weezen was Want hy fchreef brieven aan de Geeftelykheyd van Rome, die by het openftaan van den Stoel, deweduw- kerk beffierde. En toen de H. Martelaar IgA 4 na-  C 8 ) nanus ter dood zoude geleyd worden, beval by zynen Priefleren het beftier der Kerke met deze woorden aan: Priefters, wydt de kudde die onder a is, tot dat God den genen zal aangetoond hebben, die onder u het oppergezag bekleeden zal. Wantik Jtaa opgeofferd te worden enz. Ook zyn de Priefters gezonden om de kudde te hoeden, en de geloovigen moeten hen onderdaanig zyn, als aan dg Wet van Jefus ChrMwr; doch aan de Bijjchoppen als aan de Genade Gods, ge]yk de zelfde H. Ignariüs fpreekt. Want nier alleen aan de Apostelen, maar ook aan de 72. Discipelen heeft Chriftus gezegd: Die uluyden hoort, hoort my. Schoon dierhalven een Kerk, ook langen tyd, van haaren voornaamften Herder, te weeten den Biflchop, beroofd blyft, zo volgt hier niet uyt dat de zelve vergaan zy. Niet min zeker is 't, dat het eene Kerk niet fchaadt te zyn onder het gebied van Onkatholyke Vorften, fchoon zy van hen eenigen dwang lydt, en daarom belet wordt die uytwendige fteunzels te hebben, welke tot haaren uytwendigen luyfter vereyfcht worden. Want wie zal zeggen dat deze zaaken tot het weezen cener Kerke behoo- ren?  C 9 5 ren ? wierdt de Kerk wel door deze ftutten onderfchraagd, toen zy van haare goederen beroofd, uyt haare wooningen verdreeven, als fteels gewys, des nagts, in onderaardfche holen en graven haare Godsdienftige byeenkomften hielde, of in kerkers en gevangeniflèn haare H. OfFerhande opdroeg? heeft de Kerk opgehouden te beftaan ten tyde der vervolgingen, toen zy al haaren luyfter ontleende van de zuyverheyd haarer geloof, en van de Martel-dood haarer Ledemaaten? zy dan die, niet gelyk de Synagoog , aan welke een aardfche voorfpoed beloofd was, maar gelyk het Hemelfch Jerufalem gebooren, en in 't midden van verdrukkingen en armoeden opgewasfen is, heeft in 't vervolg van tyd zodanig niet kunnen veranderen, dat zy ophoudt de Kerk te zyn, zo zy geen pragtige tempels bezit, en niet voorzien is van ryk uytgedoste Kerkvoogden en andere dienaaren. Des fchreef aldus de H. Hieronymus aan Evagrius: ah waar zich etn Biffchop bevindt, 't zy te Rome, 'f zy f Eugubien , 'ï zy te Konftantinopelen enz., hy is van gelyke waarde, hy bezit het zelf de Priefterfchap. De magt der Rykdommen, en de verneedering der armoede maaken geen Bijfchop of verA 5 he-  ( io ) hevener, of geringer: voorat overige zyn zy alle d'Opvolgers der Apoftelen. Deze fpreuk heeft Gratianus uytgefchreeven , en in zyn decreet geplaatst, en hier in is hy gevolgd van den H. Bernardus in zyne verhandeling van de Zeden en Pligten der Bisfchoppen. H. 2, alhoewel zy zodanig een Eeuw beleefden, in welke de Kerk reeds met deze uytwendige vercierzels omhangen was. Eyndelyk de dwingende magt, en de toeftel eener Regtsbank , welke men onder het gebied van Onkatholyken niet kan oefTenen , worden niet vereyfcht om zich een denkbeeld van 't beilaan eener Kerke te vormen. Want de egte en weezendyke magt der Kerke is ganfch geeftelyk, te weeten, die van 't onderwyzen, .van de Sacramenten te bedienen, cn van de tegen fpreekers te beftrafFen, en hen, zo zy onbuygzaam blyven, van de gemeenfcbap der Heylige zaakcn te verwyderen. Deze magt, welke tot het bellaan eener Kerke volgens d'inftellinge van Chriftus genoegzaam is, kan zeer wel zonder eenige dwingende magt, en zonder den toeftel eener Regtsbank geoeffend worden. En zekerlyk dit Hoofsgewoel heeft noch Christus ingefteld, noch d'Eerite Kerk kunnen hebben.  ( IX ) ben. cTEerfte Christene Keyzers hebben aan de Bisfchoppen wel een foort van uytwendig Geregtshof verleend, maar alleen om daar te zitten als Scheydsmannen. In de XII Eeuw is, door toelaating der Vorsten, zodanig een Geregtshof in de Kerken tot de , Magt gekomen van Kerklyke Vonnisfen te vellen. Doch dit is iets toevalligs , 't welke, naar het goedvinden der Vorsten, haar gegeeven en afgenomen kan worden. Dit doet dan niets tot het weezen eener Kerke , gelyk breedvoerig betoond wordt in 't aangehaalde Aanhangzel I. Onderzoek der Verdediging van het Roadsbefluyt der Dottoren van Leuven. CSupplem. Disquifit. I. de Vindiciis Refolut. Docïor Lovaniens.) Niets dierhalven belet dat een Kerk waarlyk beftaat in het gebied van Onkatholyken, fchoon deze haar beletten een dwingende magt te oeffenen, en een uytwendig Geregtshof te bezitten , ja fchoon zy mogelyk zelfs belet wierdt in de vrye oeffening van haar Geestelyk regtsgebied. Want in dezen ftaat zyn de Bloeijenlte Kerken geweest ten tyde der vervolgers, en hebben daarom niet opgehouden van te beftaan: zy oeffenden, op die wyze als zy konden, de Kerklyke Bedieningen die tot het weezen van het HeyA 6 lig  C la ) lig beftier behooren. 'T is dierhalven wel zeker dat een Bisfchoppelyke Kerk, ook in het gebied van Onkatholyke Vorsten geleegen, geenzins van haare waardigheyd vervalt , om het langduurig openftaan van haaren Stoel. In der daad deze waarheyd fchynt my zo duydelyk te zyn, dat ik niet kan bezeffen met wat Billykheyd men over de zelve heeft kunnen twist verwekken. Doch deze twist is veroorzaakt ter gelegenheyd der Kerke van Utrecht, welke reeds zederteen geruymen tyd onmenfchelyk van het Roomfche Hofgequeld wordt, en voorzeker waar. dig is dat d'andere Kerken haar tegens. de verbitterde handelwyzen der Romeynen te hulp komen. Het Roomfche Hof heeft gezogt deze Kerk, die lang in weezen geweest is, en nog in weezen is, in een bloote Zending, gelyk men zegt, te verkeeren; om dit te bereyken heeft zy haar toevlugt tot dit zeggen genomen, dat die Kerk vergaan is, en onder dit voorwendzel zoekt zy de zelve te vernielen. Dit voorwendzel, waar door zy trage haare onregtvaardige verdrukking te bedekken, hebben Papendrecht, Lupus, en andere ondernomen te verdeedigen, welke die beuzelagtige redenen voor den dag gebragt hebben,, die wy hier in 't algemeen we-  C 13 ) wederlege! hebben. Tegens dezen heeft de. Schryver van 't aangehaalde Aanhangzel de Kerk van Utrecht ruym en breed verdeedigd. A y ï I.  I L Uyt het gde Hoofdftuk eener VerhandeV.nge over de Kerklyke en Burgerlyke Verdraagzaamheyd , Qpgedraagen aan Keyzer Joseph II. door den Heere Thaddeus van Trautmansdorf , Graave des H. R. Ryks, Kanonnik der Metropoli, taanfche Kerk van Olmutz. enz. Van § VU tot KIL VII. Xk agtte dat niets meerder aantoont den zeer zaguinnigen aart der Kerke , en haare zorge, tóegeevenheyd, en liefde om de genen die van haar vervyyderd zyn t' ontfangen, als de Gefchiedenisfe der Donatisten. Ik denk niet dat 'er ooit een foort van menfchen befraan heeft, welke meerder de infchikkelykheyd der Kerke genooten, en de zelfde hardnekkiger misbruykt hebben. Hun 1'nood bcdryf kon door geene verfchooninge verminderd, door geene verdraajinge verduysterd worden. Zy beftonden de leere der  ( 15 ) der Wederdooping, die reeds na de tyden •van Cyprianus in een voltallig Concilie door het algemeene Vonnis der Kerke veroordeeld was, weder in te voeren: vervolgens hadden zy zich door een openbaare fcheuring van d'Eenheyd der geheele Kerke afgefcheyden: om deze te handhaaven hadden zy allerleyde zeer fchandelyke misdaaden, te weeten opftand, volkmuytery, en d'onmenfchelykste fchelmftukken jegens de Katholyken gepleegd, gelyk wy een weynig laager zullen zeggen. Dit alles heeft de liefde der Kerk over het hoofd gezien. Zy deed op allerhande wyze haar best om hunne ongetemde trotsheyd en hardnekkigheyd te buygen, en de Kerk fcheen zich des te meerder tot hen te neygen , hoe zy halsterriger de fcheuringe aankleefden, en meerder, tegens haare kinderen woedden. Zy heeft onder het geleyden van Augustinus, meenige Byeenkomsten met hen gehouden, en door 't voorrtellen der edelmoediglte voorwaarden betragt hunne gemoederen te verzagten. De Donatisten hadden reeds veele Bisfchoppen gewyd, en hen de Stoelen, waar van de Katholyke Bisfchoppen in bezit waren, gegeeven. De Kerk ziende dat het den Donatistifchen Priestercn en Bisfchoppen al  C ■«? ) al te hard zoude vallen, zo zy genoodzaakt wierden hunne Stoelen te verlaatcn, op dac dit dan geen verhindering van 't aangaan der der vereemging zoude zyn , zo oordeelden Aurelms en d'overige Bisfchoppen dat men den Donatisten moest toeflaan de Bisdommen, die zy hadden, te gelyk met de Katholyken te behouden ; en dewyl uyt deze toelaating volgde dat er in ééne Kerk twee Bisfchoppen moesten zyn, iets dat fhydt met de tugt der Kerkregels, welke niet toelaat dat er meer als eenBisfchop in yder Kerk voorzit, zo zonden Aurelius en d'andere brieven tot doverige Bisfchoppen, envoornaamentlyk aan den Roomfchen Paus Anastafius,_m welke zy verklaaren, dat men de wonde in deze zaake aan de tugt der Kerkregels toegebragt behoorde te dulden, om den Vrede te maaken, welke zy zeyden dat boven de Kerktugt teftellen was, wyl de liefde kraa;tiger als de Kerkregels verbindt; en dat het veel erger is een ongeneesbaare wonde van fcheunng, met het verderf van zo veede Kerklyke wetten t'overtreeden: datd'eerite wet, tot welke alle d'overige moetengebragt worden het Heyl des volks is; eyndelyk dat deliefde, welke de de menigte der zon-  C 17 ) zonden bedekt, des te meer bedekken zal al wat er te-gens de regels der Kerke misdaan is om het goed der Vrede te verkrygen. VIII. Door deze redenen had de H: Augustinus, die de Raadgeever hier van ge•weest was, d'overige Bisfchoppen bewoogen.^ Diens volgens wierden de Donatisten in de Byeenkomsten te Carthago, van de Katholyken als Broeders behandeld, en in een Brief welke, op aanraading van den I I: Augustinus, de Geestelykheyd van Hippone aan den Bisfchop van Carthago, toen nog een fcheurmaaker, fchreef, wierdt hy de Bisfchop van den eerften Stoel van Afrika genoemd, Zo veel vermogt in die gelukkige tyden de liefde der vrede op de gemoederen der Bisfchoppen. Ja binnen deze paaien beperkte zich niet de zucht om de vereeniging te verkrygen. Want uyt die beraadflaaging welke men ondernomen had van twee Bisfchoppen eener Kerke tot de Dood van een van beyden te dulden, konde het ligtelyk gebeuren dat het Christene volk, aan eenen Bisfchop gewend, niet zoude toelaatendat deze order gefchonden wierdt. Deze zwaarigheyd hadden d'Afrikaanfche Kerkvoogden begreepen, maar zy  ( iS ) zy wierden er niet door afgefchrikt. Om dezelve te voorkomen namen zy een befluyt, regt waardig deharderlyke liefde, en 't geen nooit uyt het geheugen der nakomelingen behoort gewifcht te worden. Namentlyk zy fchreeven aan Marcellinus, die uyt naame desKeyzers, in de Byeenkomsten met de Donatisten voorzat, dat zy zeer bereyd waren om het goed der Vrede, en ter vermeydinge van den aanftoot des volks afftand te doen van hunne Bisdommen aan de Donatisten, op dat er in yder niet meer dan een Bisfchop zoude voorzitten. Want zyzeyden, dat zy Bisfchoppen gewyd waren tot het heyl des volks, en dat zy dierhalven het gene zy met dat oogmerk hadden op zich genomen, om het zelve behoorden af te Haan: zy zeyden dat d'Eenhey d veel kostelyker was als de Bisfchoppelyke myters en waardigheden. Dezeinfchikkelykheyd welke omtrent d'allerfnoodste en hardnekkigfte ketters gebruykt is, kan iemand buytenfpoorig voorkomen. Doch in die gulde tyden wierden de gemoederen door een zuyverder liefde ontfonkt, en men begreep wat volmaaktelyker hoe de kostelyke Eenheyd boven alle goederen moet gefield worden. In dit gevoelen kwamen gewillig over een alle de Bisfchoppen ten getalle van drie-  ( 19 ) driehonderd, die in die Byeenkomsten tegenwoordig waren, een of twee uytgezonderd, welke egter, toen zy wisten dat alle d'overige toegcftemd hadden, door fchaamte aangedaan ook zelfs goedkeurden de voorgeftelde wyze van de Vrede aan te gaan. IX. Zo dikmaals als ik dit by ray zeiven in myn gemoed overweeg, zo meenigmaal gevoel ik my geheel ontroerd door de tedere herde,nkinge van dien gelukkigen tyd: enterwyl ik myne oogen wende op de handel» wyze welke het Roomfche Hof zedert omtrent 80 jaaren houdt met de allerbedrukfte Kerk van Utrecht, word ik gedwongen uyt te roepen: ach wat zyn wy vervreemd van de voorbeelden onzer voorvaderen! Toen had men te doen met openbaare ketters, met fcheurmaakers, met onrustige en muytzieke menfchen, die de Eenheyd verbroken hadden, en de Kerk met allerley foortvan fchelmftukken, ook met Wapenen en Moorden quelden. Doch nu heeft men te doen met de Bisfchoppen der Kerke van Utrecht, welker geloof ongefchonden is, gelyk het blykt uyt hunne openbaare bewysfchriften, en voor al uyt de Kerk vergadering van Utrecht die in druk gegeeven en overal verfpreyd is, tegens welke men töt dus verre ook niet de min-  C 20 ) minfte dwaaling heeft kunnen inbrengen, en waar van Clemens Xlïï. zelfs betuygd'heeft dat zy zuyver van Leer was. Men heeft xe doen met Bisfchoppen tegens welker Leere tot dus verre niets zelfs door hunne verbitterste Vyanden is opgeworpen, ten zy die woeste laster van Jahfenistery, welke reeds zettere veele jaaren de voorftanders van nieuwe gevoelen gewoon zyn aan te vryven om uytmuntcnde Katholyke mannen, en handhavers der aloude Leere haatelyk te maaken, en welke zo menigmaal door de by na oneyndige gefchriften der beste Godsgcleerden, ja ook door de befluyten der Roomfche Pauzen zelfs, is verbriezeld en vermorseld, zo dat het te verwonderen is dat er in onzen tyd fommige menfchen zo een onbefchaamd voorhoofd bezitten dat ze, als of er niets over deze zaake gezegd ware , dezen ftinkenden, en door ouderdom ontzenuwden, van de geleerden veragten , en van d'ongeleerden befpotten laster niet ophouden zeer trost en valschelyk op te fmeuken. Dit is zeker, hoe men ook dit verfchil over de Janfenistery, Quesnellistery enz. mag ooneemen, dat het zelve geenzins tot het geloof behoort! Waarom »t mede zeker is, 't welk ook Rome zelfs niet ontkent, dat er tusfchen haar, r - en  ( M ) en de Bisfchoppen van Utrecht geen verfchil op het (luk des geloofs is. X. Maar daar gelaaten 't gene tot de Leere behoort, over het Regt der Utrechtfche Kerke is er met het Roomfche Hof een gefchil opgereezen. Toen in dat Land dege■ daante der zaaken veranderde, is aldaar ook de Godsdienst veranderd, en die al oudeKerk ftandvastig blyvende in het Katholyk geloof, door ontelbaare rampen verdrukt, van haare goederen beroofd, en door de Stormen heen en weer geflingerd, verdiende byftaUd, hulp , en troost. Ondertusfchen in deze omftandigheden heeft het Roomfche Hof, den bedrukten bedruktheyd toevoegende, deze Kerk beroofd van haare oorfpronkelyke Bisfchoppelyke waardigheyd, van haare Kapittels, en gelyk men gewoonelykfpreekt, Moeder - kerks regten, en dezelve, gelyk men zegt, in een bloote Zending veranderd, met haaren Aarts Bisfchop, daar hy nog leefde, en tot de zynen wederkeerde, uyt zynen Stoel te ftooten. Hier uyt is de verdeeldheyd ontftaan want die allerbeklaagelykfte Kerk heeft niet kunnen gedoogen, dat men haar van haare oorfpronkelyke Bisfchoppelyke waardigheyd, en van haare eygene herders beroofde, om ze over te geeven aan vreemde Zende- lin-  ( fc* ) lingen, die van de Vergaderinge der Voortplantinge des geloofs tot haar kwamen. Hierom heeft zy langen tyd een eygen Bisfchop verzogt, afgezanten en gemagtigden naar Rome gezonden, de voorfpraak van anderen gebruykt en alle middelen aangewend om het Roomfche Hof tot billykheyd te beweegen. Doch zy heeft in 't geheel niets verworven. 'T gemoed der Romeynen is altoos onbuygbaar gebleeven. 't Eens gevelde Vonnis moest niet 'herroepen worden. Die ongelukkige Kerk dan tot zulk eenbeklemdheydgebragt, heeft andere Kerken om hulp gefmeekt. Om natuurlyke herders te hebben heeft zy tot de nabuurige Bisfchoppen gezonden, om voor haar Geestelyken en Priesters te wyden. Doch eyndelyk hebben de naast geleegene Bisfchoppen, vreezende de gramfchap der Romeynen, geweygerd de wydingen teverrigten. Des is zy genoodzaakt geworden zich elders te wenden. Zy heeft dan den raad en het gevoelen verzogt dervermaarste Univerfiteyten, en deruytmuntenfte Kanonike - Regts - geleerden van Parys , Leuven, en andere Landfchappen; door deze onderfchraagd heeft zy, na een langduurigen tyd, ddor de noodzaakelykheyd gedwongen , om in haare zaaken te voorzien, zich  ( 23 ) zich door het Kapittel, aan welke van regtswegen de verkiezing toekwam, een Aartsbisfchop van Utrecht verzorgt. Doch zy heeft zyne wyding uytgefteld, hoopende dat eyndelyk Rome zich over haaren ongelukkigen toeftand zoude ontfermen. Maar zy is in haare hoop bedroogen geworden. 'T Roomfche Hof is halsterrig by zyn voorneemen gebleeven. 'T heeft den Aartsbisfchop niet willen erkennen, maar hem voor een hardnekkigen en fcheurmaaker gehouden, en alle die den Bisfchoppen , door het Kapittel van Utrecht verkooren, onderdaanig zyn, voorongehoorzaamen, wederfpannigen, fcheurmaakers, en in den Ban vervallenen verklaard. Van deze Vonnisfen heeft de Geestelykheyd vanUcrecht beroepen , en is voortgegaan met haare Bisfchoppen volgens het oud gebruyk te verkiezen en te wyden; geevende van hunne verkiezinge aan Rome kennis, en verzoekende altyd de bevestigingdoch telkens heeft zy van het Roomfche Hof Banvonmsfen bekomen, waar van de twee laaste onder de Regeering van Pius VI. Uytgefprooken zyn; 't eeneBanvonnis (*) toen d'Aarts- (*) Jantekening van den uytgeever. De Schryver fpreekt hier wat min nauwkeurig. De Paus heeft  C *4 ) d'Aartsbisfchop van Utrecht hem een Brief toezondt waar by hy hem geluk wenfcht over zyne verheffinge tot de Pausfelyke waardigheyd, en hem verzeekert van zyne gemeenfchap en van die zyner Geestelykheyd met den Apostolifchen Stoel; 'tander, toen hy hem bekend maakte het Overlydenvan zynen onderhoorigen Bisfchop (den Bisfchop van Deventer) en hem verzogt dat metontflag van den Niceenfen Kerkregel, welke drie Bisfchoppen tot de wyding van een Bisfchop vereyfcht, de zelve door twee mogte gewyd worden, om dat er niet meerder by de hand waren. In dezen ftaat zyn en bly ven de zaaken nog gefteld, ondertusfchen wordt de Kerk dier Landen in verfcheyde deelen verfcheurd, de Zendelingen voeren er een Inlandfchen Oorlog tegcns d'eyge en natuurly- ke heeft geen antwoord op den Brief, waar van hier gemeld wordt, gegeeven: maar ter gelegenheyd van de verkiezing en wyding van den Bisfchop van Haarlem, in het jaar 1778. is dit eerste Banvonnis door Pms VI. gegeeven,- toen namentlyk de nieuwe Bisfchop zyn Heyligheyd van zyne wyding door een Brief verwittigde, en hem de Belydenis toezondt van zyn geloof en van zyne aankleeving van den H. Stoel, volgens het Formulier dat den naam voert van Pius IV.  ( *5 ) ke Herders, rukken uyt hunnen fchoot hec Christene volk, en hebben zich van het grooste getal der Parochieën meester gemaakt. Dus wordt van binnen en van buyten een zeer edel gedeelte der Kerke zo veeIe jaaren lang elendig geflingerd, zonder dat zich eenige hoop opdoet van met het Roomfche Hof de zo lang gewcnschte , en op allerley wyze gezogte eendragt te kunnen treffen. XI. Wie deze handelwyze vergelykt met die welke d'Afrikaanfche Bisfchoppen jegens de Donatiften gehouden hebben, zal ligtelyk bezeffen, dat ik niet zonder reden gezegd heb, dat wy zeer verre vervreemd zyn van de voorbeelden onzer voorvaderen. De Bisfchoppen van Afrika waren ten uyterfte bezorgd om zeer openbaare Ketters tot zich te trekken. De Romeynen verdryven van zich door herhaalde banvonnisfen Bisfchoppen van eene uytmuntende zuyvere leere. d'Afrikaanfche Bisfchoppen agtervolgden met goedgunftigheid de van hen vlugtende vyandeh der eenheyd en vrede , en deeden hun best om hen te verzagten, en tot d'eendragt te brengen. De Romeynen geeven niet alleen geen gehoor, maar verwerpen zelfs verder de gene die allerB zeem  ( ) «eerst d'eenheyd en vrede betragten, die kragtelyk cTeendragt verzoeken, en 'er oni als aan de deur kloppen. d'Afrikaanfche Bisfchoppen hielden met de Donatiften verfcheyde Byeenkomften om de vrede te treffen, en fmeekten meer dan eens om de hulp des Keyzers, dat hy zich zoude toeleggen op het herftellen der vrede. De Romeynen willen met egtkatholyke Bisfchoppen geen vredes onderhandeling aangaan, of yerbreeken de zelve als zy nauwlyks begonnen is, blyvende doof voor de fmeekingen der middelaars, ja ook voor de goede gedienffigheyden der Vorften zelfs, die meer dan eens door hunne afgezanten dezelve hebben aangewend. d'Afrikaanfche Bisfchoppen wendden alle poogingen aan om van de fcheuring af te trekken die gene, welke de Katholyke Bisfchoppen uyt hunne ftoelen gejaagd, en door moord en geweld dezelve zich aangemaatigd hadden. De Romeynen onderneemen, zo veel in hen is, fcheuring te maaken met die gene, welke zich niet in de ftoelen van anderen zoeken in te dringen, maar die hunnen eygen ftoel tegens vreemden befchermen. d'Afrikaanfche Kerk. voogden behandelden op allerley wyzen zeer aagtzinnig hovaardige fchenders der Kerkre- geIs?  gels, verftoorders der Kerklyke tugt, en heyligfchendige overweldigers der Kerken. Dé Romeynen verbitteren op allcrley wyze verdecdigers der Kerkregels, handhaavers der Kerklyke tugt, en befchermers der oorfpronkelykeKerkregten. d'Afrikaanfche Bisfchoppen gedoogden dat zelfs de Kerkregels gefchonden wierden, om de Donatisten tot de vereeniging te brengen, en Honden toe dat er twee Bisfchoppen over eene Kerk zouden zyn. De Romeynen fcheyden van zich af die, welke volgens de Kerkregels eenen Bisfchop verzoeken, om over eene Kerk het beftier te hebben, en die de nieuwe gebruyken van het Roomfche Hof, (Irydig met de veel nuttigere Oude Kerktugt, niet willen aanneemen. Eyndelyk d'Afrikaanfche Bisfchoppen waren zeer bereyd om van hun eygen Bisdom af te ftaan , op dat de Vrede , op wat wyze 't ook mogtezyn, zoude getroffen worden. Doch de Romeynen hebben den Aartsbisfchop van Utrecht niet willen fpaaren, die zich bereyd verklaard had om zyn Aartsbisdom af te ftaan, zo maar zonder den ondergang zyner Kerke de gewenfehte eendragt bevestigd wierdt. XII. Ik weet wel dat de Romeynen, om den haat en de verfoeying t' ontwyken, eeB a ni-  ( *s ) nige voorwendzels by brengen. Zy zeggen dat de Kerk van Utrecht te niet gegaan is, te weeten de Bisfchoppen, de Geestelykheyd, en het Volk, want een Kerk niets anders is als een Volk met zynen herder vercenigd. Maar 't gene te verwonderen is, dit houden de Romeynen ftaande tegens fpreekende Bisfchoppen, en tegens eene Geestelykheyd en Volk die mede roepen dat hunne Kerk, welke uyt deze te famen vereenigd beffaat, niet vergaan is. Edoch 't is myn Voorneemen niet de Befchreyenswaardige Gefchiedenisfè dier Kerke op te geeven. Men kan wegens deze ftoffen leezen d'ontelbaare werken, die er over in 't licht gegeeven zyn, en onder anderen het Laaste Aanhangzel gevoegd by de Werken van Van Espen over het Kerklyk Rcgt. 'T is ons genoeg eene dus» danige vergelyking gefchetst te hebben op dat, dewyï de gelegenheyd zich opdeed, wy begrypen zouden hoe verre bnze tyden van d'cerste der Kerke verfchillen> en hoe onderfcheyde d'yveris, door welke het gemoed onzer Voorraderen blaakte, van die door welke de meesten van onzen leeftyd ontdoken worden, daar die zich geheel toelagen om de ketters en fcheurmaakers tot het Geloof en d'Eenheyd der Kerke weder te brengen, z®  C *2 } zo fchynen de meeften der onzen zich geheel toe te leggen om de fcheuring te bevorderen , en om die binnen zyn buyten de Kerk te dryven. Voor 't overige, men moet niet denken dat dit de geest der geheek Kerke zy, in welke dezelfde liefde, dezelfde gemaatigheyd, en dezelfde betragting der eenheyd, 't zy by veelen, 't zy by weynigen altyd blyft duuren. Overzulks wordt ook nu het gedrag, welke het Roomfche Hof jegens die van Utrecht houdt, van veelen der verlichtte en kundigfie zo Priesters als Bisfchoppen mispreezen, die daarom met den ftaat dier Kerke een allergroosc medenlyden hebben, en aan dezélve, tot haaren troost, brieven vol van broederlyke liefde gefchreeven , en bewystekenen van onderlinge gemeenfehap gegeeven hebben, gelyk blykt uyt de ftukken die in 't licht gekomen zyn, welke die Kerk niet zeer lang geleeden ter haarer verdeediging byeen verzameld en uytgegeeven heeft. Als ik ditzeggewil ik geenzins dat menmy, gelyk dit gemeenlyk door de meefle Vleyers van hetRoomfche Hof gefchiedt, betigten van haat, of van een quaalyk gezind gemoed jegens dè Romeynen. Ik roep God "tot getuygen dat ik deeze dingen alleen gezegd heb innig ge* B 3 trof-  C 30 ) troffen door droefheyd des her'te over den zeer ongelukkigen toeibnd dier Kerke, en bewoogen door liefde en eerbied jegens de Kerke van Rome zelfs, de welke ik als het middelpunt der Eenheyd onfcheybaar aanhange, en my altyd beroemen zal aan te hangen. Want ik verlange zeer kragtig dat zy zelve de vlekke van haare hovelingen mogt uytwisfchen, te weeten dat zy hunner hardbeyd verzagte, en hen wederbragt tot de oude voorbeelden van gemaatigheid. 'T gene zekerlyk niet alleen tot rust en vrede van die lang geflingerde Kerk, maar ook tot ftigting der geloovigen, tot wegneeming van de verergernisfe der ketteren, en tot een volkome zegenpraaling der Chriftelyke liefde zoude dienen. Dat dan nooit die gulde fpreuken der Vaderen vergeeten worden, die wy menigmaale hebben ingeprent: Dat de Liefde alles bedekt, dat het Heyl des Volks d'eerfte wet is, dat men het goed der Vrede, en d'Eenheyd behoort te (tellen boven alles. . I I I  III. Uyt een Jtaliaanfch Kerklyk NieuwsPapier genaamd Annali Ecclesiatici ; Gedrukt te Florence by Antonius Joseph Pagani, met verlof van den Groot Hertog. In No. 21. van den 24 Mey 1784. wordt aldus van het voorgaande Uyttrekzel gefproken. D it Uyttrekzel, aan gene zeyde der bergen gedrukt, behelst de zevende en volgende afdeelingen tot aan de derriende van het IX Hoofdfr. van het zeer fraije Werk van den Heer Graave van Trautmans iorf, van 't welke wy in ons weekblad v;>n 't voorleden Jaar No. 35/. verflag gedaan hebben.Mogelyk heeft men, met dit afzondelyk uyt. te geeven, en te verfpreyden, voorgehad onze zeer bedrukte broeders der Kerke van Utrecht te vertrooften, die alzo zeer aan den Stoel van Rome, als zynde het middelpunt der Kathölyke Ecnheyd, gehegtzyn, B 4 1 als  C 3* ) als zy mishandeld vyorden door de fcheurzugtige Blikfemen van dat Hof, die altoos in de Jefiiitfche fmeederyen bewerkt, en altyd door de heyllooze aanblaazingen van die moordadige Smids gegloeid zyn. En waarlyk 't is eene trooftige zaak, dat men een Jongeling van een luyfterlyke Familie, die nauvvlyks uyt het Mamachifche (a) School van het Hongaarfch-Hoogduytfche Kollegie te Rome gekomen is, na de verplaatzing van dat Kollegie te Pavien, zo een regtmaatig belang ziet neemen in de zaak van die eerwaardige Kerk, en dat hy de geheele waereld in haare belangen fielt, door een werk uyt te geeven met de hulp van tweè vermaarde Profesforen van die Univerfiteyt, Zola en Tamburini, en onder de befcherming van den Roemrugtigen thans regeerenden Keyzer. Voorts, behalven die menigte der getuygenisfen, die aan de zuyverheyd der leere en aan de regten van die Kerk gegeeven zyn, welke door de Hildebrandifche (b) pre- 0) Dat is gezegd: Een School dat volgens den geest van den berugten Pater Dominicaan Mamachi beftierd wendt. O) Hildebramo Aartsdiaken der Kerke van Ro-  C 33 ) pretenfien vertreeden worden , heeft men hier eene leevendige vergelyking , die zeer bequaam is om Chrifteiyke gemoederen te treffen , van het gedrag der Afrikaanfche Bisfchoppen jegens de Donatiften, met het gedrag 't welke zeden het begin dezer eeuw het Roomfche Hof, en veele Pauzen jegens de Kerk van Utrecht gehouden hebben. Zo men den Geest der Kerke befchouwt, welke een geest van zoetaartigheyd, liefde, eendragt, en vrede is, zo leverteen voorval als dat een der klaarfte bewyzen op, dat d'onderneemingen van het Roomfche Hof tegens de Kerk van Holland, ftrydig zyn met den geest der Kerke en dat men dezelve in geenerley wyze moet toefchryven aan het lighaam der Kerke, of aan de geheele Kerk, en bygevolg dat alle die onregtvaardige banvonnisefn, tegens haar door de Romeynen uytgefproken, niet beletten dat men met dit kósteryk gedeelte der Katholyken de Kerklyke gemeenfehap moet bewaaren, gelyk in der daad Rome wierdt Paus in 't Jaar 1073. onder den naam van Gregorius VII. Een yder weet dat hy een ailcrgrooste Voorftander, en een geweldigs Verdediger van de Roomfche Hoogdiaaveadhedea is geweest. ■ B 5  C 34 ) daad die bewaard wordt door veele Kerken van Frankryk, Dirytfchland , Italien, en Spanje , en door een groot getal Prelaaten, en andere agtbaare Pcrfoonen , die belydenisfe doen van aan den Paus, geene blinde, maar eene redelyke, en met de Kerkwetten overeenkomitige gehoorzaamheyd toe te draagen. 'T zoude goed zyn dat men ook in onze taaie deze fraaye en gewigcige Uytweyding van den Graave van Trautmansdorf afzonderlyk liet drukken. De meeften der Italiaanen hebben of geene kennisfe van de zeer Karholyke Kerk van Utrecht, of kennen dezelve nie: als volgens d'onwaardige en onregtvaardige betigtingen, met welke dezelve tot hier toe is overlaaden geworden, en over de welke zy voor God in de bitterheyd haars herte zugr. Gelukkig dat op dit punt de duyfternisfen beginnen te verdwynen,en men heeft zekerlyk reden van te hoopen dat, na deze zaak onderzogt te hebben, de zeer vermaarde Univerfiteyt van Pavien, die zo veele bcquaame Profesforen bezit, en die over de Kerklyke ftoffen zulke gewigtige werken voortbrengt, zal navolgen denzo billyken als betaamelyken ftap, welken tot eer van Tofcane de Koninglyke Univerfiteyt van Senen ge-  C 35 ) gedaan heeft, met aan de bedrukte Geestelykheyd en Volk der Kerke van Utrecht haare brieven van gemeenfchap te zenden (c). Als dan zal het Banvonnis door Pius VI. tegens den Bisfchop van Haarlem in 't Jaar 1778.geveld, zo veel indruk niet meer doen, De kundige Uytgeever waarfchouwt ons, (pag. 12 van 't Excerptuin) (*), om eene mifïagting van den Graave van Trautmansdorf ?e verbeeteren, dat dit Breve uytgegeeven wierdt toen deze Kerkvoogt aan zyn Heyligheyd fchreef, om hem van zyne vvydinge te verwittigen, en hem zyne Belydenisfe des geloofs, en zyner aankleevinge van den H. Stoel, (e) Deafe brieven zyn van den Jaare 1778 en 1779- en vyftien in getal. Zy behelzen d'ondertekenmg van vier en twintig Perfoonen van aanzien uyt verfcheyde Provintien van het Gebied van den Groot Hertog van Tofcane, of van de Republieken van Venetien en Genua. Onder deze ondertekeningen vindt men die van zeven Profesforen in de Theologifche Univerfiteyt van Senen, waar van een Kanonnik en Groot Vikaris -was van de Metropolitaanfche Kerk, en drie Pastoors in de zelve Stad. Drie andere Paftoors voegden zich by hen, als mede, verfcheyde Profesforen , enKloofterOverftensderBenediktynen, Auguftynen, Dominikaanen, Kapucynen, enz. {*) Zie pag. 23 en 24.  C 36 ) Stoel, volgens het Formulier door Pius IV. voorgefchreeven, toezondt. 'T zy ons egter geoorloofd hier ter eere van Pius VI. te melden dat, toen in 't vyfde jaarzynerPauzelyke Regeeringe een hoofiche Monnik hem een Tafereel opdroeg van al het merkwaardige , dat hy geduurende die vyf Jaaren verrigt had, de Paus zelfs 'er met eyge hande uytfchrapte de Herroeping van, Fe* bronius, en het Banvonnis tegens den Bisfchop van Haarlem uytgefproken. Zo waar is 't dat groote Vorften eene verfoeying hebben van de vleyery, en meer werks maaken van de waarheyd en geregtigheyd , als van de valfche eer vmi voor onfeylbaar en ondwaalbaar door te gaan. E Y N D E,