D E BESTAANBAARE PROTESTANT REGTZINNIG. De Hemel en de Aarde zullen voorbygaan; maar myne Woorden zullen geenzins voorbygaan, JESUS. TE AMSTERDAM, By derven P. MEIJER en g. WAR NAR MDCCXCI.   i HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN VAN DEN CHRISTELYKEN GODSDIENST. X)e Protestantfche Grondregel onderftelt , dat het getchil met de Roomfchen, wegens den onfeilbaareu Regter op aarde , voor afgedaan wordt gehouden; doch onder beding van de Tegenwerpingen te beantwoorden. Tot beter verftand van het volgende, zal het echter niet geheel ondienstig zyn, by wyze van Inleiding, een kort berigt wegens dit vermaard Twistgeding voor te draagen. Het leerbegrip der Roomfchen, koomt hoofdzaaklyk hierop uit. „ God liet zich nimmer onbetuigd; maar „ verleende, ten allen tyde, ergens, eene onfeilbaars „ Onderrechting aangaande de waarheden van den Godsdienst , zendende den H. Geest tot den eer9, ften Stamvader en de volgende Opperhoofden of „ hooge Vergaderingen , tot aan de Geboorte of de „ openbaare Prediking van Hem , wiens Stedehouders „ zy waren. Toen werdt de kerklyke Regtbank feil,, baar , en veroordeelde den Zaligmaaker der wae, reld. Na den Hemelvaart, kwam de H. Geest op de Apostelen ; vervolgens ook op derzelver Opvol„ gers, en Hy rust nog heden op de Roomfche kerk, als zynde de eenige algemeene of katholyke, buiten „ welke geene zaligheid is te vinden. Zy kan niet „ bedrogen worden of bedriegen, Zy heeft de oorA 2. 9, fprong»  $ HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN „ fpronglyke Leere en Inzettingen behouden • zy » maakte, in verloop van tyd, eenige nadereBepaalin„ gen, doorgaands gebouwd op de H. Schrift en de „ Overlevering , en kan ook nog onfeilbaar beflis" f!eV U\:°0rkoomende gevallen, wanneer de „ Schrift en Overlevering niet toereiken. Aldus „ kan een ieder Christen verzeekering hebben , om" V"eDt dc leei'inêen van het waar Geloof, en z,v „ daarop met alle gerustheid verlaaten." & Van de Aanmerkingen der Proteftanten, om dit tc wederleggen , kunnen wy de hoofdfomme aldus op. geeven. Men bewyst Hgtelyk te veel , wanJer men van vooren zoekt aantedringen, dat God, ten allen tyde, gelegenheid moest geeven om den weetlust in tgodsdienffige te voldoen. Dit, immers, zou men zo verre kunnen trekken, dat ieder mensch, voor en onder de Wet , reeds meer hadt moeten weeten daa metterdaad vergund wordt aan de meestver^ Christenen Zulks viel niet in het plan des Allerhoog! ften, met Adams kinderen , voor dit vh-gti- leven waarin ook wy, door geloove , in een felverlicht zouden wandelen, en flegts ten deele kennen Van agteren inziende, ontdekken wy geenzi„s" dat onfeilbaar onderwys in de vroegfte tyden. De verfprei de kennis, voor zo verre dezelve niet natuurlyk verkregen fchynt, kunnen wy afleiden uit Goddelyke verfchyningen en aanfpraaken , uit de wonderdaadi~c Wetgeevmg en het inilellen van den openlyken Eerdienst in HM. Christus leeraarde zelf en door Af gezanten; maar gaf geene aanleiding om zulke Opvolgen te verwagten , fchoon Hy ons verzeekerd heeft aangaande de voortduuring eener algemeene Christelyke Kerk, faamgefteld uit alle dezulken , die , hoe  VAN DEN CIIRISTELYICEN GODSDIENST. '4 gebrekkig of onzuiver ook in veelerlei Leering, nog. tans het Wezen des Christendoms behouden. Door dit Geloof, zyn zy allen in de algemeene Kerk, en vereenigd onder e'én onzigtbaar Opperhoofd, terwyl ze uiterlyk verdeeld kunnen zyn in Gezindheden en Genootfchappen , of byzondere Kerken , die bykans onbekend blyven aan eikanderen. Terwyl de Griekfche Kerk de Roomfche veroordeelt, als afgevallen van de oude algemeene Kerk; erkennen wy beide Kerken nog voor Gedeelten van de algemeene, voor zo verre zy onder veel hout, hooi en ftoppelen , het Fondament blyven bewaaren. Wy blyven in die algemeene Kerk, tegelyk met de Roomfchen, van welke wy ons Uiterlyk afgezonderd bevinden. Met het voorwendzel van Gezag en Onfeilbaarheid , kunnen de uiterlyk • vereenigde Roomfche gemeenten geene verzeekerde rust toebrengen aan den waarheidlievenden onderzoeker. Door eigen onderzoek der H. Schrift, moet hy verneemen, of 'er ergens een onfeilbaarc Regter te vinden zy. De aanwyzing ontbreekt. Heeft de Onderzoeker eevenwel nog een gunftig vermoeden ; dan moet hy de Kenmerken der waare kerk nagaan. Onder deeze Kenmerken is de Heiligheid der geheele Leere. Dus heeft hy te beproeven, of dc Lcciïngen beftaanbaar zyn met de H. S., en onderling of tegen de Reden niet ftrydende. Maar hy kent zig zeiven ook hierin feilbaar , en handelt reeds tegen de vereischte onderwerping. Dus geraakt hy in eenen Doolhof, zonder opening te vinden. Het te rug treeden is te noodiger ; dewyl de Roomfche Kerk geene aanwyzing doet van den bepaalden Zetel haarer Onfeilbaarheid, waarover eene twisting is aanA 3 ge-  in Pf. CXiX. l8. 34. Luk. XXIV 45! Hand VI I. 35. a Pttm nj. ^ Doch ^ wordt enkel vermeld, dat fommige menfchen, in eenige byzondere ftukken , verlichting „00di2 hadden' en dat Paulus eenige duistere ftoffen hadt aangeroerd Over 't geheel laat zig hieruit niets anders befluiten , dan dat, onder het O. V aan de Ifraëlieten de vereischte kennis werdt gegeeven • als meede, dat het Evangelium verkondigd is mèt de Z7ï:dui?reid- Wyï Klaarheid van deBybel van agteren beoordeelen, houdende ons aan de Ondervinding. Volgens deeze ftelt ieder Protedant, dat het noodige ten vol'e» klaar is, zelfs in meest alle Vertaalingen. Hiermeede loopthynietin een rond; om het kiaare vooraf te Hellen tot een vereischte van het noodige; maar hy beweert, dat elk onbevooroordeeld, eenvouwig, eerbiedig, oprefft en heilzoekend Leezer dit noodzaaklyke zeekerlyk zal aantreffen, als van zelve zeer blykbaar en overtuigend Op deeze Betuiging doen de Roomfchen, zo zy vertrouwen, eenen Herken Aanval, zeggende : „ deeze noodige Klaarheid wordt volftrekt wederfprokcn, dooide ProtelTanten zelve ; wantzy befchuldigen eikanderen onderling, niet alleen van groote Dwaalingen«aar ook van Ketteryen , d. i. van doodelyke Dwaa- lingen.  VAN DEN CHRISTELYKEN GODSDIENST. ï? lingen , Dwaalingen ten aanzien der Grondartikelen. Dus zynze gefcheurd tot verfchillende Gezindheden, die zig zeer onverdraagzaam betoonen omtrent eikanderen." Wy zullen naauwkeurig tragten te zyn in dit te beantwoorden. Zonder eenige Bedektheid of Verdraaijing , en zonder ons te behelpen met Woordafleiding, moeten wy, volgens het hier bedoeld Kerkelyk Spraakgebruik, de Grondartikelen bepaalen , als zynde die verbondene Hoofdleeringen, welke den C. Godsdienst onderfcheiden en kenmerken ; zo dat geene van dezelve veranderd of weggenomen kan worden, zonder het Wezen van dien Godsdienst te vernietigen C3). Met andere woorden, laaten zig de Grondartikelen aldus befchryven , dat ze Leeringen zyn , welke ieder ten vollen moet aanneemen, om te kunnen behooren tot de algemeene C. Kerk , en zonder welker Geloof geene Zaligheid is te wagten. Doch, dewyl fommige Proteltanten niet durven vastltellen de eeuwige Verdoemenis van alle Heidenen , Dëisten en Ketters ; zo verftaan zy , door Dwaalingen omtrent de Grondartikelen , zodanige, welke alle Verwagting der Behoudenis wegneemen, in zo verre die Verwagting rust op de Leere en Beloften des Evangeliums. Iemand, derhalven, die eene of meer van de Grondartikelen afkeurt, is, naar 't oordeel des anderen, een oncbris- ten, (3) heidegger, Corp. Theol. Chr. Loc. I. Thef. 52. gerDes, Compend. Theol. Dogm. Loc. I.App. j. a. turretin, Difert.de Artic. fundam., ontduikt de verpligting tot het maaken van eenen Lyst, die algemeen goedgekeurd kan worden ; maar j. c. doederlein waagt eene mislukkende pooging. luftit. Theel. Cfuift. §. 23. Edit.tert. 1784.  H HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEJÏ ten , en , voor zo verre deeze zig echter den naam van Christen toeeigent, noemt die hem een Ketter in den gebruiklyken Kerklyken zin. Van deeze' - Hoofddwalingen , onderfcheiden zy zorgvuldig alle andere Afwykingen van de waarheid , alfchoon&fom mige van dezelve zeer gewigtig en gevaarlyk worden geagt. Wy ftaan toe , dat de Proteftanten elkander onderling te last leggen zeer groote Dwaalingenmaar beweeren tevens , dat men elkander wegens eigenlyke Kettery niet onderling befchuldigt. Dit befchuldigen gefchiedt alleenlyk door die Party welke de meeste Bepaalingen maakt omtrent de Grondamkelen; terwyl men , van den anderen kant, de Veroordeelaars houdt voor Christenen, die wel de Hoofdwaarheden behouden; maar dezelve overlaaden verdonkeren of ontfieren, door veelerlei Toevoegzeis uit gebrek aan Smaak en Oordeelkunde, vooral de hooge're mt Dweepzugt of Bygeloof. Eene Aanmerking,' welke men , m 't vervolg , meer dan eens moet her! denken, zal ik hier nederftellen , en dan overgaan tot beantwoorden. Wanneer de Proteftanten de Roomfchen beftryden, Hellen zy zig dihvils bloot, dooide algemeene zaak der Proteftanten ongelukkig te ver. mengen met byzondere gefchillen , welke hier zorgvuldig afgefloten , en door de Proteftanten onderling vereffend moesten worden. De Proteftanten, nu, welke anderen verketteren, geeven dit antwoord aan de Roomfchen. De H. Schrift is klaar genoeg voor de eenvouwige, heilbegeerige en opregte Onderzoekers. Het Ongeloof en de Retteryen bewyzen alzo geene Dmsterheid in het noodige ; maar alleenlyk de kragt der aaugeboorne of verkregene Bedorvenheid en Vooroordeelen by die rampzaligen , maakende hen onbe- kwaa.ni  VAN DEN CHRISTELYKEN GODSDIENST. Ij kwaam tot een waarheidlievend, eerbiedig en biddend Onderzoek (4). Hiermede zyn wy voorbereid tot het verder beantwoorden van de Tegenwerping der Roomsgezinden, ontleend van de Gebreken der Verdraagzaamheid onder de Proteftanten. „ De Proteftanten , zeggenze, vermaanen elk tot eigen Onderzoek. Zy moeten deswegen , de natuurlyke Gevolgen daarvan ook voor lief neemen; dewyl de Dwaalenden geenen onfeilbaaren Regter kunnen vinden; zo dat zy alle Dwaalgeesten in hunne Kerkgemeenfchap moeten opneemen , en niemand, wiens gedrag onergerlyk is , mogen uitbannen." De Sehryvers over de Verdraagzaamheid kunnen hierop geen zuiver en helder antwoord inleveren , zo lange zy, volgens gewoonte, het burgerlyke met het kerklyke vermengen. Geheel en al zyn deeze twee zaaken in aart verfchillende. Ten aanzien van .het C. Geloof, is de burgerlyke Inrigting een bloot toevallig ding. By de eerfte Christenen kwam dit niet in aanmerking. Beftendige Gerustheid wegens regtmaatige Befcherming en uiterlyke Beveiliging was alles, wat zy'hieromtrent konden begceren. In dus- danigen (4) Deeze taal moet den Roomfchen niet vreemd klinken ; en zy hebben zig voldaan te houden met dit antwoord. Quis dixerit, Deum in fiiis epiftolis dictandis fcriptoribus faeris neceffaria perfpicuitate u/hm non fuiffe ? lncon~ sujfa, inquis, eft argumentatio ; fed experientia tot contra? riarum interpretationum oppofitum fuadet. Turpiter falleris. Contrarietas interpretationum & opiniomim faepe non obfctiritatem in fcripturis infert, fed interpretum & opinantium pravas affecliones & cupiditates , cum do&rina Scripturarum Patrumque pugnantes, evincit, concina, T. Lp, 50.  16" HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN danigen toeftand , ware het, voor het Christendom als Christendom , volmaakt onverfchillig, 0f de Keizer een Heiden ware , dan Broeder een'er Chris telyke Gezindheid , en dus Lid van de algemeene Kerk. Doch wy zullen dit ftuk wat breeder moeten verhandelen. De Staats of Burgerlyke Verdraagzaamheid is metterdaad niet geheel onbegrensd, i„ de Protelfantfche Landen. Dus willen fommigen de flagboomen deezer Bepaaling vcrbreeken , of Zywegen zoeken om dezelve te myden. Zal men, met vrugt, oordeelen over 't geen hierin regt en best is; dan moeten'ook Staatkundigen , Vorften en Overheden gekend worden. Elk Schryver hierover geniete zynen welverdienden lof, en aan niemand worde de moed benomen tot nuttig zyn ! Maar ik, die de Proteftanten flegts tegen de Roomfchen heb te verdedigen, meen *er thans geheel buiten te blyven , en my naauwkeurig tot het Kerklyke te bepaalen ; neemende, ten dien einde, mynen toevlugt tot een verdigt Gewest; doch 't welk, misfchien , wezenlykheid heeft verkregen in fommige der Staaten van Noord-America. Hoe het *y: ik verbeelde my fteeds een ontledigd Land , 't welk in eens bevolkt wordt , door Proteftanten van verfchillende Gezindheden, die deeze Conftitutie icheppen. De Staatsregeering befchermt aldaar gely, kelyk alle Belyders van Christus, zonder de eene Gezindheid boven de andere te bevoorrechten. De Staatsregeering verklaart, het hebben en bekostigen van Eerdienst en Onderwys geheel overtelaaten aan elks Verkiezing; of zy legt eenpaarige Belastingen op tot het in ftand brengen van epenbaare Godsdienst. oefg*  van den christelyken godsdienst. if oefening ; doch Iaat de Inrigtingen geheellyk over aan de byzondere Kerkgenootfchappen. Door dit uiterlykc ter zyde te Hellen , worden, alle twisten en klagten , daarop doelende , gantfchelyk af* igefneden; zo dat wy ons ongeftoord kunnen bepaalen' tot de Verdraagzaamheid in het Kerklyke. concina fielt vast, dat de Proteftanten geheel in 't naauw en tot zwygen zyn gebragt , als die hunne Belyderiis door hunne Daaden tegenfpïcekcn; dewyl zy niet al* lerlei Belyders tot hunne Kerkgemeenfchap toelaaten. Hy zegeviert öpènïyk, door het aanvoeren der woorden van-den vermaarden locke (5). De ruimfte Kerklyke Verdraagzaamheid is die, welke zig uitftrekt tot aan de Grondartikelen; zo dat ieder tot de'Gemeenfchap wordt toegelaaten, die dezelve toeftemt, alfclioon hy afwyke van de overige Leeringen, die, door de meesten erkend, en aangeprezen worden in openbaare Belydenisfen. Volgends deeze Verdraagzaamheid , is niemand uitgefloten , dan die inderdaad geagt wordt buiten het Christendom te zyn, fchoon men hem den naam vanmeedèchristen, uit burgerlyke beleefdheid , laat draagen. E'lk , die op proteftantfche gronden, waarlyk doordenkt, moet noodwendig erkennen, dat de Verdraagzaamheid eéveri volkoomen wordt betragt, door alle die Gezindheden of Gemeenten , welke niets bedingen , dan de goedkeuring haarer Grondartikelen , welke zy ter za%« hei! (5) T. I. £.221 g? feqq., is eene Afdeeling ,■ waarvan het opfchrift letterlyk luidt : au&oriiate joannis lochii, celebrii apud Anglos Philofopki , pro'1 es tantes ridicularii , & communi fenfu deftituti in hac cunt Catholich controverfia revincuntur. B  iS HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN beid volftrekt noodig agten, alfchoon zy ook zeer aanmerklyk verfchillen in het vastftellen van den Iahoud en het Getal haarer Grondartikelen. Dezulken die veertig Artikelen van dien aart voorleggen , zyn verdraagzaam tot het uiterfte der Mogelykheid', zw wel als zy , die zig met drie vergenoegen. Zelfs'diegenen kunnen niet roemen op meerdere Verdraagzaamheid , welke tot hunne gemeenfchap toelaaten allen , die belydenis doen van de Waarheid der H. Schrift te erkennen ; want deeze ruimte is enkel eeii gevolg van hunne byzondere Leerbegrippen. Stilzwygend hebben ook zy zeekerlyk eenige weinig» Grondartikelen , welke zy niet noodig achten , uitdruklyk te vermelden. Indien, b. v., iemand betuigde, den Bybel aanteneemen ; doch tevens te kennen gaf, bevonden te hebben , dat de Schriftuur God voortelde als onverfchillig omtrent zedelyk goed en kwaad , en geene gegronde verwagting overliet van een volgend Leven; naardemaal, volgends zyn inzien , alle gezegden wegens den toekoomenden Staat eeniglyk fteunden op het heerfchend Bygeloof der Pharifeeuwen, of te houden waren voor bloote Accommodatiën ; dan, immers , zouden die hoogverdraagzaamen zodanigen Belyder zeekerlyk afwyzen, als eenen Ongeloovigen, als eenen Spotter of Krankzinnigen. Hieruit merkt men terltont, dat veele Gefchillen over de Kerklyke Verdraagzaamheid geen doel kunnen raaken , en wy deswegen eene groote befpaaring van Papier mogen verwagten, inzonderheid, wanneer men die Verdraagzaamheid behandelen zou als eeneafzonderlyke Zedepligt of Deugd, welke geheel onaf hanglyk zou zyn van alle Leerbegrippen. De voorgelïelde Kerklyke Verdraagzaamheid moet niet bezwaard worde»  VAN DEN CHRISTELYK.EN GODSDIENST* ï$ den met ydele klagten over de fcheuringen der jam» merlyk verdeelde Christenheid , en is niet vatbaar voor Verbeetering , door een ruimer band van Eenig* heid, door buigen, rekken en draaijen, om dubbelzinnigheid of duisternis te verfpreiden over de welbepaalde Grondartikelen. Zy , die de Kerklyke Verdraagzaamheid onder de Proteftanten volftrekt onbepaald en algemeen willen hebben, moeten, derhal ven, vooraf, eene Overeen* komst bewerken ten aanzien der voornaame Leerftel* lingen, of ten minften overtuiglyk aantoonen, dat de Verfchilftukken niet raaken aan de Grondartikelen van eenige Proteftanten, en dat niets duidelyk in de Schrift geleerd en bepaald wordt , buiten 't geen aangenomen wordt door hen allen. De bedoelde Verdraagzaamheid zal zig, daarna, gemaklyk uitbreiden. Is het niet Paarden te fpannen voor eenen Wagen , waarvan de Wielen vastgeketend zyn , als men deeze Verdraag* zaamheid vordert, terwyl men het Verfchil in Leerbegrippen nog laat rusten ? Gelykt zulks niet naar eene Pooging, om als by verrasfing, door wild declameren over Liefde en Vreede, iemand een Pand af te troggelen, 't welk hy onmogelyk kan afftaan met een goed Geweeten ? Gevveetensdwang blyft doch een lelyk ding , alfchoon ook de Lyders Regtzinnigen Zyn. Dat dwaalen, dat dwaalen in befpiegelend Leerbegrip! Ja, daar zit het waarlyk ! En de hoog* verdraagzaamen zullen dit moeten dulden , zo langs zy niet gelukkiger zyn in het opklaaren. Sommigen , midlerwyl , beroepen zig op de rek < lykheid der Apostelen, die ook dezulken niet uitwierpen , welke overfloegen tot de allergroffte Dwaalingen, i Kor. XV. 13. 14, i?- Gal. II. al. V. 2, 4. B a Dodj  SO HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN Doch deeze Perfoonen behoefden het gezagvoerend m befhsfehend nader Ondervvys van den KruisGezant Zouden deezen aangenomen zyn , toen zy den Doop begeerden, indien zy dit apostolisch Ondervvys toenmaals volftrekt hadden verworpen ? Zouden de Gelovigen hen niet affnyden, indien zy, vervolgends, dat Onderwys bleven verwerpen , en 'er ziS teren vergaarden ? De onfeilbaare Regter ontbreekt onder de Proteftanten ; en zy gebruiken langmoedigheid omtrent de dwaalende Leden hunner Gemeenfchap zo lange deeze zig genegen betoonen, om Onderwy'. zing te ontfangen. y De Veragters der Apostelen werden ftrafbaare Scheurmaakers, als zy de Belyders aftrokken; om eenen eigenen Aanhang te maaken , en daaraan bedneglyk den naam van Christelyk toe te eigenen. Aan deeze ftrafbaare Kettery, i„ den fchriftuurlyken zin worden geene Proteftanten fchuldig , enkel door zi' vreedzaam afte fcheiden van dezulken , die, naar hun inzien , de voornaame Leeringen van den eenigen Heer en van zyne Zendelingen gantfchelyk voorbvzien of niets-beduidend maaken. Tegen de Roomsgezinden hebben wy nu no* te verdeedigen de meer-bepaalde Kerklyke Verdraa* zaamheid van veele Proteftanten. De Roomfchen befchuldigen deezen van onbeftaanbaare Wreedheid ■ dewyl zy zig niet vergenoegen met de Grondartikelen ' volgends eigene bepaaling; maar ookfymbolifche Boe-' ken en breedvoerige Belydenisfen uitgeeven, om, tot voorwaarde van toelaating, eenftemmigheid te bedingen in veelerlei Byzonderheden , welke zy wel aanpryzen als waaragtig en gewigtig; doch tevens als dien aart 3 dat 'er verfchillende gedagten over vallen  van den ciiristelyken godsdienst. lï vallen kunnen , zonder noodwendig de Zaligheid te verbeuren, 't Is niet te verwonderen, dat de Roomfchen deeze uïtfluiting zeer misdaadig vinden; naardemaal zy gewend zyn aan begrippen van Eenheid der zigtbaare Kerk , als bepaald tot de heerfchende Gezindheid , waarin zy geflyfd worden , door onbehoedzaame uitdrukkingen van oude Proteftanten, en hoogkerkfche Episcopaalen. Onzydigen hebben moeite om zig van lagchen of gemelyk worden te onthouden , onder het leezen der redekavelingen van sharp of warburton over de onderlinge Betrekking van Staat en Kerk, en over de Verpligting der Disfeuters, welke zy daaruit zoeken afte leiden. Een Proteftant, die den Zuurdeesfem der oude vooroordeelen gantfchelyk heeft uitgezuiverd, zal onbewimpeld zeggen: volgends onze gronden, moet men het volkoomen overlaaten aan alle Gezindheden , of en welke Bepaalingen zy verkiezen te maaken omtrent het Kerklyke ; alzo een iegelyk ook hierin zyn eigen oordeel moet volgen, ter meeste bevordering van Waarheid en Godzaligheid. Laaten wy een geval in 't afgetrokken voordraagen. Eenige henderden of duizenden Proteftanten bevinden zig vry naauwkeurig eensgezind; zy onderteekenen de Artikelen van hun gemeen Geloof; op dien Grondflag, vormen zy een Kcrkgenootfchap , en beraamen de In* rigtingen tot den openbaaren Eerdienst. Zy treeden niet in 't beftuur van reeds gemaakte fondfen ; maar zullen alles bekostigen door weeklykfche of jaarlykfchc Bylagen. Hun Artikelboek is uitvoerig, niet flegts in 't geen noodig, maar ook in 't geen nuttig is te agten. Men zoekt Leeraars; men zegt: bezint eer gy begint; men vraagt hen, namelyk , of ;zy, in overeenkomst B 3 mes;  sa HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN met eigene Overtuiging , vrywiliig kunnen goedvinden , een Verdrag aantegaan , waarvan zy zig altoos kunnen losmaaken , een verdrag om te prediken en te ondervvyzen, eenftemmig met dat Artikelboek; welk Verdrag de Gemeente zal verbinden aan den Leeraar , zo lange , en ook langer niet , deeze zig daar onder niet bezwaard gevoelt, zo lange hem gemelde Overtuiging byblyft, of hy zig altans niet verpligt zal agten, om iets afwykends voortedraagen. Zouden de Predikers der Vryheid deeze Vryheid willen kluisteren ? Dit gebruik der Proteftanfche Vryheid kan niemand beledigen, of, op zig zelve, redenen geeven tot kJaagen over riaauwe bepaalingen. (6) Schocki men (6) Uit hoofde van hunne byzondere Leerbegrippen, of, misfchien, ook uit andere inzichten , tragten veele Engelfche Kerklyken te bewerken het affchaffen of ruimer Hellen der onderteekening. Hun verzoek mogen zy rtaag op nieuw aandringen; doch, om eenen gewenschten uitilag voor zich te verwagten , en ook als getrouwe VoorItanders van Regt en onfchendbaare Vryheid , moeten zy dan tevens zoeken te beveiligen de uiterlyke belangen der veele duizenden, die, uithoofde van hunne Godsdienstige Inzichten , nu zeer wel voldaan zynde , den Band voor zich zelve niet losfer begeeren te maaken, en ook liefst ia 't bezit willen blyven van hunne tegenwoordige voordeden, fchoon zy anderen niets misgunnen. Die overtuigde Regt-, zinnigen inecnen op hunne zyde te hebben , zo wel de fleilzaame waarheid , als de begunstiging van de burgerlyke wet. Zy achten zich genoodzaakt, voor Niet-christenen aantezien alle dezulken , die inbreuk maaken op hunne grondartikelen , en fbmtyds verpligt, om die overtuiging meederedeelen. Zal men deeze vryheid beteugelen , en hun aanzeggen ; moet uitgefloten worden of zwygen , en deeze  VAN DEN CHRISTELYKEN GODSDIENST. 25 men toeftaat, dat de Predikanten zyn om de Gemeenten , en niet de Gemeenten om de Predikanten ; beklaagen egter fommigen de verbondene Leeraars, in zo verre deezen dagelyks bloot (taan voor uiterlyke nadeelen. Ook hierin, beken ik, kan men niet alle Ongelegenheden vermyden; doch het koomt my tevens voor, dat de Geloofwaardigheid van den ouden geopenbaarden Godsdienst weinig fteunzel ontfangt van dezulken , die beweeren, dat'er nog groote Schatten verborgenzyn, dat de voornaamfte Leeringen, ingerigt tot het Menschdom in't gemeen, nu nog langzamerhand aan het licht moeten koomen, in gelykheid met de Vorderingen in menschlyke Kimden en Weetenfchappen. Op dezelfde wyze, kan en mag men ook een Vriendenkrans , een Kamer of Kerk-genootfchap opregten, volgends zeer rekkelyke Inrigtingcn , wanneer 'er , namelyk , een aan- deeze ftyfzinnige Bekrompenheid afleggen ? Zy zullen zig beroepen op hun Geweeten, en op hun Onvermogen, om Tegenftrydigheden door te zwelgen. Men kan hen niet behandelen als Onchristenen , als Krankzinnigen of als Ondeugenden ; om dat zy daartoe te veel gelooven , te veele blyken geevsn van kennis, en te goed zyn van Zeden. Zy zyn en blyven zeekerlyk fchuldelooze Landgsnooten en Meedeburgers. Zou het niet beter zyn, te bcgeeren , dat de Staat alle Kerklyke Bezoldingen introk , en dezelve bragt in afflag op de gemeene Belastingen, of ook sanlei ter bediening van die Armen , welke dusverre gemeentelyk bezorgd worden? De Proteftantfche Godsdienst zou zich zeiven aldus zeer wel handhaven. Dit leert de voorige Ondervinding. Alle Ingezetenen waren dan, ten deezen opzigt , in het geval der Disfenters, die, dooreen genomen, altans nietlaauwer zyn, dan de bevoorrechten, B4  MT MOM .«OEEZOEK I» ZAJKM n». fc"oeiens der aanfteilende Gemeente DU Gevaar wordt verminderd , door het kiezen Z Ver:?' T de"kVVyZe Zy D verandering der r P^.nro t, uci uecaais is ze dzaam . en wprtf vi> Onderzoek, t well- ™ „ » . , bevordèlyk an „ w , ƒ '& ge"°men' ö t0t barheid en Opklaarine In •Idns Dafi  36 HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN* Daar zyn , namelyk, Schriftuurpkatfen , welke door zig zelve of de vergelyking met anderen , 0n eene verftaanbaare wyze , aanduiden zekere Waarhcden , die ten duidelyken en onmiddelyken Gevol-e Jiebbcn het voor ons onbegryplyke. Tegen dit onbegryplyke verzetten zig fommigen maar kloekmoedig , en geeven, daarom, eene andere Uitlegging aan die Voordellen , welke onvermydlyk tot dat onbegryplyke zouden leiden. Maar wy behouden nedrig die geopenbaarde Voorftellen ; wy onderwerpen ons Geloof eenvouwig aan Gods uitfpraaken, en erkennen aanbiddend, dat 'er aan vastgehegt zyn zulke Waarheden , welke onze Reden te boven gaan. Zo'dat dit kleingevoelig zyn, dit nedrig Geloof, dit eerbiedig Vertrouwen den ongeoefenden Landman niet meer dan den fchranderften Hoogleeraar kan bezvvaaren " De Proteftantfche Grondftelling kan derhalven duidelyken aanneemlyk gemaakt worden , door het wel in agt neemen van 't geen reeds aangeftipt is in het Vraagftuk. De Verpligting, namelyk, ftrekt zig niet uit buiten het mogelyke , hebbende een ieder voor zig zeiven te oordeelen , „aar zyne Bekwaamheid. Dit moeten wy nu wat verder ontvouwen, entevens aanwyzen , dat het betragten van het mogelyke onder Gods zegen , ook toereikend is voor rden «rel meenen Man , om den naam van Christen te kunnen draagen , zyn Pad te vinden en het einde des Gelooft te bereiken. Gemeenlyk maakt men , uit het hoofd, de vozende Sclnldery. De eenvouwige Mensch hoort hevige Gefclnllen ; de eene Leeraar waarfchuwt hem te-en den anderen; zyne Zaligheid loopt het uiterst Gevaardu maakt hem moedeloos en geheel verflagen. Ge' heel?  VAN DEN CHRIS TEL YICEN GODSDIENST. 37 hccle Benden, zo 't fc'iynt, van hoogagtbaare, zeer geleerde en vroome Mannen trekken tegen elkander op , en ftrydcn met kragt van redenen en bewyzcn, die den gemeenen Man herwaarts en derwaarts dryven , en welker Onderzoek hy geenzins durft onderncemcn. Wy zullen hier tegen ftellen het natuurlyk beloop , in eene Afbeelding naar het Leven. De ecnvouwige opregten meeuen veelal , in hunne Geboorte , den wenk der Voorzienigheid te befpeurcn; om te blyven in de Kerk , in welke zy gedoopt ■ zyn, en zig te voegen tot de ouderlyke Gezindheid. Sommigen onder hen , die ouderloos of als zonder Godsdienst opgroeijen, kunnen, door aanvallen, aan het wankelen geraaken ; doch dan bepaalt gemeende Veiligheid hunne keuze. Zy die onzydig (taan tusfchcn Roomsgczinden en Proteftanten , vinden aldus uitkomst. De eerlten verzeekeren , dat 'er geene Zaligheid is buiten hunne Kerk; terwyl de laatlten toeItaan , dat ook waarheidzoekende en deugdlievende Roomfchen behouden kunnen worden. De Twyfelaars gaan over tot de Roomfchen, handelende daarin nedrig, eerlyk en verltandig; want, daar niets anders het Eevenwigt kan wegnecmen, is de Veiligheid genoeg om den Uitflag te geeven. Dit is eene der voornaame redenen, waarom , midden onder de Proteftanten , niet alleen weinigen van de Roomfchen afvallen ; maar, van tyd tot tyd, ookecnigen , wier Ouders Proteftanten waren, tot de Roomfchen wederkeeren. Eenerlei uitkomst volgt, als de Onkundigen in tweeftryd ftaan tusfehen Proteftanfche Gezindheden , waarvan de eene de andere verkettert , terwyl de verketterde belydt , dat ook de tegenftrevende de Verdoemenis kan ontvlieden, zullende de] veelgeloovenden geoordeeld worden, C 3 "iet  ^ IUÏ JiKilïN O.VüEltZOKiC IN ZAAKEN tó" »«tt hm»eMimttingens maar volgends hunne Uy , die zig Öze,Ven nie W f/d o ;rVeU' °Vei' t0t die Gezindheid, Wete de ftrafile is in het uitwyzen. Is de bepaaW eenmaal gefchied, dan volgen 'er zelden beswï £ twyfehngen, of de ongeoefende ontfangt voldo Oplosfingen van de meer-geleerde qJ»JZ£ % g alles, blyft het onder de Proteftanten volftrekt dat ™de^«de Perfoonen in eenige Verte genheid geraaken, Doch dit bepaalt zig niet tot de -geleerden, en kan ook plaats vinden in de RooniLhe Ktfk wanneer namelyk, de Roomfchen overweeC^Ï* ™ de Onfeübaarheid T) • 1 ^"luinuiers , met verwerpmij' der ponsten cn dus al hun leven der dienstbaarheid on verworpen bly ven , door de vreeze van het Vagevuu Je meest bekommerde Proteftanten weeten z?g 21 nog te redden en ruste te vinden , door zig te Vervoegen by eene andere Gezindheid onder dezelve. Numoetenwynog, Volgends Proteftantfche Begirzelss onderzoekeu, hoe deeze laage Cksfe kan köo men tot die Kennis en Overtuiging, welke genoeg, noodig ter Zaligheid. Menfchen , dl -msVerftandsmagdgen nkt gehed m ^ d* -ervallen, kunnen niet opwasfen en leeven ond ' :;:; rt^^-^tew^e» wegen -ou , Phgt Bybel, Vcrgeevingder Zonde en eenen -OCKOomcnden Staat, * verdscht wordt, om aanlei*J. terVinden tot nadenken-. Zy, die dit -oedwl]ie,svcrimaaden, en 'er nimmer eenige aan. •:'r :'a"VÜkn bcfledt»> -yn onverantvvoor'dclyk. M*faai bezadigd zyn, willen 'er meer van hoo-  VAN DEN CHRISTELYKEN GODSDIENST. 3 eenkomden , in welke gezongen, gebeden, geleezen en tot onderwys ofdigting werdt ge.fprökén; als moede ter bezorging van de armen. Dï heilige Mannen C 4 beb-  4° 11RT EIGEM QISEEJLZtmé r» lu bben deeze Inrigting niet verder beaswlH • W de grpote Hoofdzaake,™ Jen „Letar'n mst „, *. cm, ta-oe,,™. In20 « °,?0f" "vvyl 'er twee gep»? Plegtiglreden l,v> ' Het onderiiheidend Weze„ ^Z^T"'' fi,->llPI1 v r> C C!mstendom voor- fteUen. t Geen aangewezen wordt, door deeze Z WH, is genoegzaam ter ontvvikM" grondwaarheden oVJLTÏ Mtmkkehng van die gelooven ot^^migüen kunnen *« -est be^nL^^^^' ^ noodige wordt voo t^n Tz ST*' daarin onmiddelykaL^ewezt ; he^°°<%e 'daaruit °» - door alle fenrt» * Be«;bw^ ff' da' ren bet uiterlyke bepaalen fT' tmt)'1 amlc- Ge*  VAN DEN CHRISTELYKEN CODSDIENST. 4! Gemeenen; dcwylze geenen Ingang kunnen vinden dan alleen by meergeoefenden. Zy, die gezegd worden het leerzaame weg te redeneeren , zyn genoodzaakt, zig te bedienen van eene fchcrpzinnigheid en doorwrogte Uitlegkunde, welke den Byval der ongeoefenden niet kan winnen. Zo lange deeze de Bedieningen aanfchouwen , of daaraan deelen , zo lange daarby de SeliriftuurteklTen gebruikt worden, welke 'er op doelen; zo lange ook zal de gemeene man zig beftendig houden aan de naaste Beteekenis , zo als de plegtige Bedryven en de fchriftuurlyke Woorden dezelve geredelyk fchynen aan te wyzen. Het gemeen gezond Verftand der eenvouwigen zal by hem altoos de overhand behouden boven allen invloed van Geleerdheid , Kunst en Vernuft. Ten allen tyde , zal hy meer overneigen om 'er te veel dan te weinig in te brengen. Zy , die de Plcgtigheden geheel vergeestelyken , dwaalen , door verregaande Verfyning , voor welke geene ongeoefenden vatbaar zyn , en die eene gevorderde bedrevenheid ouderftelt in het onderzoeken en aanwenden der Schriften. Dus meen ik , dat de Proteftantfche Grondftelling wel bewezen , duidclyk verklaard en als beftaanbaar is verdedigd , ter voldoening van alle dezulken, die altoos zig zeiven gelyk blyven, elk ongemoeid laaten in liet genot van regtmaatige Vryheid, en het pligtmaatige nimmer boven het mogelyke doen tiitloopen, Hiermeede zou ik eindigen, indien ik niet voorzag, dat men ligtelyk nog eenige Bedenkingen zou verwagteji over de Nuttigheid en Nadeden van het algemeen gebruik der heilige Schriften. Sommige Proteftanten, in onze dagen, oordeelen het best, de min., geoefenden daarvan a'fte trekken, en deezen te bepaaC 5 len  42 MET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN len tot eenige verkorte Bybels, tot zeer beknopte uit-' trekzels uit het nieuw Testament , met zeer weinig gedeelten uit het oude; op dat zy hunnen tyd en aandagt met verfpillen aan 't geen zy niet verftaan, waarvan zy geen gebruik kunnen maaken, en 't welk hun meer tot Verwarring dan tot Verlichting zou dienen Gereedelyk erken ik de Nuttigheid van zulke verkorte Bybels ; doch plaatfe deeze in denzelfden rang met andere goede Optellen, zo als Inleidingen met tydreken-, aardryks- en historie-kundige Ophelderingen, Sleutels, bybelfcheHistoriën, Kortbegrippen, Vraag-, Gezang- en Gebede-boeken, ffigtelyke Levensverhaalen , opwekkende Befchouwingen en dergelyke 't Strekt my tot Vreugde, dat men, zo hier als buiten, meer agt begint te geeven op zuivering van Smaak, en deregteVereischten, om, meteenen goeden uitflag, te werken ten Nutte van 't Algemeen. Doch ik ftel tevens vast, dat ieder Schryver zig moet voorhouden , dat zyne eigene Gaaven en byzondere Denkwyze alleenlyk beftemd zyn voor eenen bepaalden krin- en hy zig geene Voogdyfchap daar buiten moet aanmaatigen. In dit Voedzel is eene onmeetlyke Verfchei. denheid mogelyk en dienstig. Zonder de fpotterny te vreezen van de nieuwften der zogenoemde Hervormers , blyf ik een egt Proteltant, en in het ouwerwets gevoelen ten aanzien van den geheelen Bybel. Geene Leerboeken of verkorte Bybels moeten ooit dienen om den Geheelen te verdringen en uit de handen te fpeelen, door bedektelyk zulke dingen te pleegen, welke men den Roomfchen, als zeer misdaadig, plag ten last te leggen. De gemeene Man weet zeer wel, dat zyn beste Leesboek feilbaar is, geftemd naar 't Leerbegrip des Opftellers, en vermoedt ligte- lyk,  VAN DEN CHRlSTELYKEN GODSDIENST» 43 iyk , dat de Uittrekzels iets overflaan , 't welk Hem kon keren of ftigten. De Bybel alleen heeft by hem Gezag, en verwekt eenen Eerbied, die hem het leezen doet voorkoomen als een gedeelte zyner Godsdienstoefening. Men waarfchuwe hem, dat zulks niet gefchieden moet by wyze van Boetdoening; om te onbezorgder te zyn wegens het overige; doch het lee* zen moet men niet alleenlyk toeftaan; maar ook (leeds aanmoedigen , zelfs fchoon 'er geenerlei Behulpzels bygëvoegd kunnen worden. Dit aanpryzen is niet ftrydig met het gezegde in het voorig Hoofdftuk» Daar fpraken wy over het volftrekt noodige voor ieder Mensch , en over de Verpligting om den Bybel te doorzoeken , tot het opmaaken van een Leerftelzel, en ter uitwyzing van Gefchillen. Hier handelen wy over den Bybel als een nuttig Hulpmiddel voor dezulken, die Tyd en Bekwaamheid hebben tot leezen; om 'er gebruik van te maaken tot Opwekking en Vertroosting. Stigting en Troost is ook indedaad bykans het eenige, 't welk bedoeld en gezogt wordt in ditleezen, by de groote Menigte der eenvouwigen. Twee Eeuwen lang is dit gedaan, met goede, fchoon niet altoos merkbaare, Gevolgen; en 't is zeer te wenfehen , dat zulks voortaan niet moge verflaauwen. Het gewaand begrypen van fommige Schriftuurtekften, het onlchaadelyk misduiden en fcheef overbrengen is niet zo zeldzaam ouder de gemeenen,als het opvatten van 'dezelve tot nadeel der Deugd of der wenschlyke Ruste des Gcmoeds. Alles blyft zeekerlyk in 't onvolmaakte. Onze keuze moet bepaald worden door het "Overwigt van het goede. En dit Overwigt is waarlyk groot. Zy, die van naby eenige kennis hebben aan Vroome eenvouwige Perioonen en derzelver onderlinge ver>  44 HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAK EN verkeering, kunnen dit best beoordeeld. Doorhetzeer Vlytig en angduurig bybeüeezen, verkrygenze zy een aanmerkelyke bedrevenheid in het fpraakgcbruikf Zy ol storr - fchoon zy geene algemeene Re£rels van Spraakgebruik weeten af te trekken ; ge,yk veJe" hunne Moederfpraak vry wel gebruiken, zonder ee S ontwik eld begrip van Grammatica. Hunne Eenvo* Wigheid van Oogmerk beveiligt hen voor de Verzo - P^veTofGel£Crden bl°0tftaM ■ *e> dIart -yver of Eerzugt, vervoerd kunnen worden tot Gustomame of Smaakbejag, tot het uituallen van eer Wdm&Xk Vernuft in fabelkundige OnderftelHngen en tot het opzoeken van arabifche Wortelwoorden ■ om zulke gezegden, die hun , door rykheid i„ Leerbel gnp, Godvrugt of Voorfpelling , te fterk zouden imaaken, genoegzaam te doorwateren (ü). Zy, enge» ^ of Smaak 4^ Fil. \. 9. Vergeiyk de a*mw, Luk. IX. D.£ nie finaaken ehynt aIdaar V0r K S ^ °/ of, volgends XVIII. 34., door ^ h Uuwerkze! „ . ^,„. Zm , ^ , ^ *« i ör. n. i4., aangeduid worden een Gebrek aan zekeren Smaak van welk Gebrek het Gevolg was * ^ ' zo da: ,tGlebrek de Voorwerpen omgekeerd ée^Z en bet wyzc z.g verwonen als enkele Dwaasheid ? De Smaak , door den H. Sehryver vcreiseht, is eene ■"?-«-•;. °» te bevatten «W,«erf. En deeze nood.ge Smaak fchvnt te kunnen valien in M^nfeben die mei behooren onder de groote Geniën en fraai e Ver' ^ea, w Menfchen, die niet geteld worden onder do emdej  van den ciiiustelyken godsdienst. 4* geletterden , vveeten niet eenmaal, wat het zy, Mofes en de Profeeten , of Christus en de Apostelen, met eenen kusch , te venaaden ; om den Bybel behendig uit den Bybel te ligten. paulus fchreef eens: het dwaaze Gods is wyzer dan der Menfchen. De goede Gezindheid der Gemeenen beveiligt hen gemeenlyk voor nadeelige toepasfingen uit voorbeelden of zedefpreuken. Het opbouwende en vertroostende koomt hun voor , in eene verfcheidenheid van Lichten en Samenftanden , boven alle begrooting. Enkele Schriftuurtekften geeven hun een kragtig en duurzaam Voedzel , naar het onderfcheid van Tocftand en Gelegenheden. Wanneer zulke Bybelminnaars, fchoon van verfchillende kerkgcnootfchappen, godsdienftig famenfpreeken, fchynenze zeer eenftemmig. Onder die armen van geest en behoeftigen, hoort men geene befpiegelende Leerftukken , geene Stellingen , die ftryd veroorzaaken. 't Geen zy uit den Bybel aanhaalen, 't geen waarlyk genoten en toegeëigend wordt, 't geen indruk maakt en werkingdoet, is genoegzaam hetzelfde by alle die Vroomen. Alle onderfcheid beftaat in leiding, in ftyl en begunstigde zegswyzen , die egter eendragtig famcnwerken ter aanmoediging van het goede. Waarlyk ! by alle bezwaarende Invallen, blyft nog ruime ftoffe over , om Gods Toevoorzigt, met dankbaarheid, te erkennen wegens het verleenen van dit overdierbaar Gcfchenk, heilzaame Vrugten voortbrengende onder alle ftanden der Menfchen , van de laagften af, tot dat ouder de wyzen naar den vleefche , onder de magtigen oï «delen. 2 Kor. I. ió.  46" HET EIGEN ONDERZOEK IN ZAAKEN ENZ, dat men koomt aan de Geleerden , wier pennen in beweeging zullen blyven , tot nader verklaaren , tot wederleggen en verdedigen , zo lange de Bybel een Goudmyn zal blyven voor Vrienden en ook voor Vyanden, of wel tot aan de voleinding der Eeuwen, Over de algemeene Beneveling kunnen wy zeekerlyk Bedenkingen voordraagen, die eenige Lichtftraalen uit, fchieten; doch het volkoomen regtvaardigen van Gods Wegen in deezen moet uitgefteld blyven, tot dat wy ons zullen bevinden in den volgenden Staat,