2804 9 01 2127 0524 UB AMSTERDAM   VADERLANDSCHE DICHTOEFENINGEN» ONDER DE SPREUK: PRO P A T R I A. EERSTE STUKJE. TE LEGDEN, Bij C. van HOOGEVEEN, Junior. MDCCtXXXI.   MICHIEL de RUITER aan de kapiteinen van 's LANDS VLOOT (*) na de nederlaag der ENGELSCHE ZEEMAGT, onder den admiraal GEORG ASKUË: OP DEN xxvi. VAN OOGSTMAAND M D C L I I. AAN M IJ N E LANDGENOOTEN. ees, Batavieren! hier de taal Van ruiter, Hollands Admiraal, Toen hij met dertig ligte kielen De trotfche Floot van Albion* Door (*) Men leeze aangaande deeze aanfpraak het Leven van di HUITER door GEKARD BRANDT bladz. 27, 2? en 29. A a  4 VADERLANDSCIIE Door 's Hemels hulp, verdelgen kon! Zijn taal ontvonke uw braave zielen! Hij fpreeke u uit zijn grafzerk aan, En doe den ouden moed herleeven, Opdat, als toen, der Britten waan Voor Batoos watervolk mag beeveni D oorluchte Vrienden cn rechtaarte Vaderlanders! Die zo veel blijken gaaft van nooitbezweeken trouw: 't Heerschzuchtig Engeland zwicht voor onze Oorlogftanders En laat de zege aan ons, ten (leun van 't Staatsgebouw. Gods Almagt ftreed aan 't hoofd vau Hollands waterfchaaren: Zij fterkte uw kloek beleid en gaf ons moed en kracht. Nog eens: de vijand vlugt op de onverheerde baaren, En laat de fpiegels zien van heel zijn oorlogsmagt. Gij zaagt den Houten Brit met veertig zwaare kielen Opdaagen voor uw oog (*), en hieldt onwrikbaar ff and; Dan, • ■(•*) Eeftaande de Staatfche Vloot uit niet meer dan 30 Schepen. meest onder de 28 stukken. Zie c. brandt Leven yaa de jruitjsr bladz. 26.  DICHTOEFENINGEN. 5 Dan, ook welhaast zaagt gij, getrouwe heldenzielen! Zijn fierheid zwichten voor de hulp van hooger hand. Hoe drceven we op hem in met bliksraende kartouwen: Daar elk, gelijk een leeuw, voor 'tVaderland zich kweet! Wij mogten op ons recht en 's Hemels bijftand bouwen: En, dat verftcrkte een' held, die voor de Vrijheid ftreed. Zulks bleek, mijn aukes ! ( * ) die, in 't prangen der gevaaren , Het uiterst waagen dorst, toen 't volk den moed verloor. Gij zaagt den forfchen Brit, al fiddrend, op u (baren, Daar ge, in de plaats van vrees, den dood veeleer verkoor. Uw (*) Deez'was do uwe aukes, een Vries, met zijn Schip geduurende den flag diep onder de Vijanden geraakt en zo fel bevochten, dat zijn Matroozen, geen ontzet voor handen ziende, den moed lieten vallen en hunnen Kapitein poogden te dwingen, om zich over te geeven: maar deez', zich met een brandende lontftok voor de Kruidkamer geplaatst hebbende, verfchrikte, door zijn mannelijke taal, de Vijanden zodanig en gaf den zijnen zoo veel harts, dat zij een belluit namen zich tot den lesten bloeddruppel te verweeren, met dat gevolg, dat zij twee zwaare Engelfche Schepen in den grond fchooten, en een derde zodanig gehaavend werd, dat het geheel buiten ftaat van tegenweer was. Men zie ê. brandt, Leven van de ruiter bladz. 37 en 28. A 3  6 VADERLANDSCHE Uw voorbeeld deed den moed in 't Zeemans hart herleeven: Offchoon de ftrijdbre kiel, op 't fchuimend pekelveld, Door laag op laag begroet, u bijna had begeeven. Een bloodaart werd wel ras op uwe taal een held. God lofl niet eene kiel verboren we in het ftrijden: En, wij vernielden zelfs nog menig Waterflot. Laat ons de Aartsgoedheid dan alleen de zege wijden, Die ons doet deelen in dit gunftig Oorlogslot! Dan: a sku ë herftelt, om trotfcher op te koomen, Veelligt op Pleimouths reê zijn Vloot aan 't vaste Landj 't Was dus het raadzaamst, dat men ijlings op de ftroomen Hem volgde, tot in 't oog van 't Albiönfche ftrand. Hij wacht daar nooit uw komst, mijn waardeLandgenooten! En, wij, wij tasten best op eigen kust hem aan. Dit zal de glorie van deez' Zeetriomf vergrooten. God fterk', en dat 's genoeg, ons mannelijk beftaan! En, wakkre helden! wat, wat heeft men dan te vreezen? Zijn goedheid ftond ons bij in den voorleeden flag: Die op haar hulp betrouwt kan niet rampzalig weezen. Zij, zij verdedigt zelf het recht van onze vlag. ^  DICHTOEFENINGEN. 7 Hoort naar mijn voordel dan! de zege is ons befchooren. De Vijand zie met fchrik, wen 't loot al dondrend weidt, Uit monden van metaal, den hollen boeg doorbooren! En, gaf hij blijk op blijk van zijn lafhartigheid? Wij zullen des te meör zijn hooge Zeekasteelen Veroovren, als hij, minst op onze komst verdacht, Aan land zijn fchaê herftelt; wilt dan in 't voorrecht deeleu, Dat Neörlands vrije Staat van deezen aanflag wacht 1 Ja, voelden eenigen hun hart den moed begeeven, Bij 't vestigen van 't oog op de Albiönfche Vloot? Die kunnen op uw fpoor naar heldenglorie ftreeven, En deelen in een' eer, voor allen even groot! 't Vermeerdert uwen roem, dat Gij op eigen kusten, Ten fteun der Vrijheid van den breeden Oceaan, Het Brittenlands geweld ftoutmoedig zult ontrusten En daar zien fiddren voor der Staaten Zegevaan. Die Hagen zullen zij het best, het zekerst voelen. Zoo bied men moedig 't hoofd aan onrecht en verraad, Dat aan 's Lands rijkdom zocht zijn' wuften moed te koelen. Zoo, zoo verdedigt raeu 't belang van onzen Staat. Hoe  -lt VADERL. DICHTOEFENINGEN. Hoe lacht de kans u toe en vleit ons met den zegen! 't Recht is aan deeze zij': daar de Almagt voor onsftrijdt! 'k Zie door haar' arm welhaast een duurzaam heil verkreegen: En, 't lieve Vaderland van 't fnoodst geweld bevrijd. MDCCLXXXI.  VADERLANDSCHE DICHTOEFENINGEN» ONDER DE SPREUK: PRO P A T R I A. VIERDE STUKJE. TE LEIDEN, Bij C. van HOOGEVEEN, Junior, MDCCLXXXI.   DE VRIJË ZEE, beschermd door onze VOORVADEREN, onder het beleid van 's LANDS ZEEHELD M. HARP ERTS ZO ON TROMP, tegen de HEERSCHZUCHT der ENGELSCHEN: IN DEN 3 A A R E M D C L I I. "^^"aar voert verbeeldingskracht mij heen! — Wat Rijksgebied vol ijslijkheden! — De lucht weérgalmt hier van geween; mé Ik zie de Deugd op 't hart getreeden. — Hoe kwijnt het dor en treurig veld! Geen bloemtje, dat ons vreugde fpelt, Of bloefemknop, of frisfche loover; Het aardrijk dekt een harde korst, Met rookend puin en bloed bemorst, En de Onfchuld fchreit vergeefsch in de armen vaneen'roover. D a Men  b2 VADERLANDSCHE Men hoorde nooit in deeze ftreek Den vrijen toon der filomeelen: Noch zag 'er ooit een zilvren beek Langs rijkbebloemde boorden fpeelen. 6 Neen: dit eeuwig dor Gewest Toont ons, op bloedig puin gevest', Een' opgepronkten Afgods-Tempel; Waarin de heerschzucht heur geboón En wetten geeft: ja, kroon bij kroon Op't hoofd eens Vleiers drukt, geknield voor haaren drempel. 't Zucht alles in dit aaklig oord. De Landman telt geen gouden airen: Ook doet geen loeiend ftemiikkoord Het oog op gladde runders ftaaren; — Maar 't volk, door last op last gedrukt. Gaat onder 't ijzren juk gebukt, Gefmecd voor vrijgeboren zielen. Ja, zelfs het bruifchend Element, Dat buiten God geen' meeftcr kent, Voelt zijnen vloeibren rug verheerd door trotfche kielen. — De  DICHTOEFENINGEN. 23 De Wreede, die den ftaf hier zwiert, Poogt dus haar' Zetel vast tc zetten: En, fchendt, daar zij de teugels viert Aan 't fnood belang, Natuur en Wetten. — Het recht der Volken wordt verkracht, En, de eedle Vrijheid aan de magt Van vloekgedrochten bloot gegeeven: Van vloekgedrochten, trotsch en wreed, Die op hunn' dollen oorlogskreet De vrijS Lucht en Zee voor haar gezag doen beeven. —• Door haar kon 't magtig Krete niet Den nijvren Lydi'èr verdraagen; En, Lacedemons rijksgebied Deed Grieken van hcur woên gcwaagen. Door haar begeerde Tyras, prat Op handelbloei en rijken fchat, Op 't zwalpend zout de wet te geeven: En, zwaaide Atheene langs den vloed Zijn' Waterfcepter, ftout van moed; Toch zr.g Megare in 't eind dees dwinglandij weêrftreeven. D 3 Door  S4 VADERLANDSCHE Door haar zocht Spanje ons vrij Gewest Weleer de vrijë Vaart te fluiten; (o) Maar: helden voor t Gemeenebest! Hoe wist gij dat geweld te fluiten! —• Gij deedt den wreeden Kastiljaan, ó Braaven! voor uw Zegevaan Op Nereus blaauwe golven beeven; En, 't rechtgeaarte Hollandsch bloed Voelt nog dien ouden heldenmoed, Op 't hooren van uw' naam, in 't eerlijk hart herkeven! —i Al trachte zelfs de Brit vol waan, Heur waterblikfems om te voeren; En, op den breeden Oceaan, ó Lecuwendaal! uw vaart te ontroeren; — Al dreigt zijn fiere togtgenoot Met een ontrustende Oorlogsvloot Der Batavieren kust en ftranden: Geen nood! uw heldendeugd verwon Het Zeegezag van Albiön, (Z>) Befchermers van het recht der vrijë Nederlanden! — ö tromp! () Zie de voorige Dichtltukje?,  DICHTOEFENINGEN. 25 ó tromp! die aan geen' eenen dag Bepaald, driewerf de Zoniieftraalen Op 't fchuimend Zout verrijzen zag, En, driewerf 't hoofd weêr onderhaalen: Gij, gij verdelgde in ftrijd op ftrijd Zijn Heerschzucht! — En, de Zee, bevrijd Door O en Batoos heldenzielen, Zag op den vierden morgenftond, In 't oog van onzen vrijen grond, Uw Zegetekenen afwaaien van '&Lands kielen, (c) Maar, hoe! — de Brit herftelt zijn magt, ( aan alle rechtgeaarte MEDEBURGERS. IP^olgde ik langs het pekelveld Rechtgeiiarte Vaderlanders! Der Bataven Oorlogsflanders > Met den Zeeuwfchen Waterheld; Zaagt gij in de woefte golven D' Engelandfchen waan bedolven, C a Mogt  i6 VADERLANDSCHE Mogt ik u in een Tafreel tromp's doorluchte zege maaien'y Ziet niet minder hier van galen, Groot, fiandvastig, trouw en eêly jfa, naar waarde nimmer te eeren9 Op dien vijand triomfeer en! —■ Hoort dat Sieraad van ons Land Aan zijn boord 's volks moed ontfeeken, En der Britten magt verbreekenl 't Geen hij, met een veege hand, Zelf, kloekmoedig en gelaten, Schetst voor Neérlands achtbre Staaten. Oii- (a) Men leeze, met betrekking tot de omftandigheden in dh Dicbtftukje vermeld, j. waoenaar, Vaderlandfcbe Hiftorie 12de Deel, bladz. 236 tot 238. c brandt, 't Leven van de ruiter, bladz. 46 en 47. en voornamelijk f. halma Tooneel der Verëenigde Nederlanden, Eerfte Deel, bladz. 345 cn 346. waar deeze Zeeflag breedvoerigst is omfchreevcn.  DICHTOEFENINGEN. i7 * * * C3nwrikbrc Zuilen van het lieve Vaderland! 'k Mag in dees' Letteren u de Overwinning melden, Bevochten, in 't gezicht van 't Florentijnfche ftrand, Op 't Britfche Zeegezag door Neêrlands Waterhelden. Ja,'kmag,fchoon zwaargewond, u fclietfen,hoe's volks moed En welbeproefde trouw, die allen bleef bezielen, Dees wufte en trotfche magt op d' onbetembren vloed, Tot eer van onze vlag, zeeghaftig mogt vernielen. — Wij toogen, op uw' last, naar 't Middcnlandfche Zout: En, 'k hield een Zestal van des Vijands Zeekasteelcn Bezet met onze Vloot, waar 't vrij Livorno, Hout Op al zijn fterkten, 't nat om zijnen voet ziet fpclcn. Florences Hertog had, dit wist ik, eerst verzocht, Ja, zelfs bevolen, dat die Watennagt zijn Staaten Zou ruimen: 'k wacht haar op, nabij Toskaanens bogt Reeds zeilreê, om die kust op 't fpoedigst te verlaatcn. (£) Hier zag ik eodlei, (