D E VOORTREFLYKHEID, NUTTIGHEID e n noodzaaklykheid van de GESCHIEDENISSEN des O.T, BETOOGD, in e e n e REDEVOERING over i CORINTH. X. ii. door YSBRAND van HAMELS VELD? S, Th. Dotl. en Predikant, Lid van het Provinciaal Utrechts Genoodfchap. Te UTRECHT, By A. van PADDENBURG, J. M. van VLOOTEN,  Uitgegeven naar Kerkenorde. Utrecht den i8.Novemb. 1783. H. SCHOUW, Pred. te Utrecht. C. MOLTZER, Pred. te Montfoort. C. S. DUYTSCH, Pred. te Mydrecht.  VOORBERICHT. Zs eer velen , die deeze Redevoering hebben aangehoord, hebben ray verzocht, dezelve door den druk gemeen te maken, en wel hoe eer, hoe liever, terwyl de Winter-beurten in deeze Gemeinte nu cenen aanvang hebben genomen, tot welke ik ze, als eene opening en inleiding gefchikt had. — Deeze aanfpooring en uitnodiging, heb ik niet kunnen noch mogen weigeren. — Ik geef dan deeze Redevoering, zo als ik ze heb uitgefproken.Die het goedvind, kan ze by myne Leerredenen over Esther IX. en X. en Matth. VII. 6. envf. 7--11. voegen, op welke ik, volgends gegeven woord, nog twee Leerredenen over vryc ftoffen zal laten volgen. ■ Het onderwerp in deeze Redevoering, heb ik niet uitvoerig behandeld , maar flechts de hoofdzaken aangeroerd en gèfchetst. — Kündigen vreten ligt,uit welkeSchryvcrs de bedenkingen, die ik in de Föoraffpraak bybrèng, ont* 2 leend  VOORBERICHT. lcend zyn , en welke my de ftoffe tot myn betoog verfchaft hebben. — De Vaderlandfche en Vryheid-lievende gevoelens , welke ik heb uitgedrukt, zyn, gelyk ik niet twyfel, de gevoelens van alle myne Land-genooten , die met my de dierbaare zegeningen van de Vryheid hoog-fchatten ; en Vryheid , Eendracht en Godsdienst,aanmerken, als de wezenlyke fleunzels van Nederland ! .— God make dezelve beftendig, en doe ze duurzaam onder ons bloeien tot de laatfte Nakomclingfchap ! — Dat de overdenking van de Gcfchiedenisfen des O. Test. daar toe ftrekke, om onzen eerbied en achting voor deeze drie Bevalligheden op te wekken en te bevestigen! — DE  D E VOORTREFLYKHEID, NUTJIGHEID E DJ NOODZAAKLYKHEID V A DJ DE GESCHIEDENISSEN des O.T. VOOR-AFSPRAAK. Gemeinte van deeze myne Vader* (|4 D Jfi ftad, heeft eene van over lange ty"ê^^f? den gebrüiklyke gewoonte, dat haar, geduurende den Winter, op den dag desHceren en des Vrydags avonds, een Hoofdftuk uit de zogenoemde Hifiorifche Boeken des" O. Teil. by vervolg, in dit zelfde Heiligdom opengelegd en verklaard word. Dit flaat thans wederom eenen aanvang te nemen. Dewyl ik nu eene liefde-beurt op my genomen heb A te  % LEERREDEN te vervullen, zal ik uwe Aandacht in dit avonduur onderhouden, over het nut, het welk deeze Hifiorifche Boeken des O. T. in zich vervatten; Ik zal bctoogen, dat het eenen Christen betaamt , ook dit gedeelte der Godlyke Schriften te onderzoeken, en te leeren verftaan; — Dat dit aan Hem zeer veel voordeel kan aanbrengen, en op zynen toeftand, als Mcnsch, als Burger, en als Christen eenen heilzaamen invloed kan hebben. Ik vind my hier tce te meer opgewekt, omdat, in onze dagen, fommigen zeer laag op deeze Gefchied-boeken vallen , en zelfs beweeren, dat het te wenfehen ware, dat de Christenen over het algemeen, die minder, of wel — geheel niet lazen. En, alfchoon ikgcene rede heb, om myne Mede-burgers en MedeChristenen van dit verkeerd gevoelen te verdenken , daar het tegendeel zelfs hier uit blykt, dat doorgaands het aantal Toehoorderen by deeze Predikaatfiën niet gering is, evenwel kon de één of ander ligt verleid worden, wanneer men iemand op deeze of foortgelyke wjTze hoorde redekavelen: „ Wat hebben j, wy aan een gefchied-verhaal, gelyk dat van „ het O. T. ? Een verhaal van overoude „ gebeurtenisfen, van welke de Schryver van „ i Chron. IV. 22. zelf getuigt: Deeze dingen 55 zyn  övèr i C O R. X. ii. 3 zyn oud? Een verhaal, het welk voor „ een groot gedeelte het bedryf van byzonde„ re menfchen, gelyk in de levens-gefchiede„ nisfen der Aards-Vaderen, tot in kleinighe„ den toe, omflagtig befchryft,daar wy zelfs „ de woelingen, twisten en jankeryeti van „ afgunftige en naaryverige vrouwen dikwils „ in het breede uitgehaald vinden? -— Een „ Gefchied-vcrhaal, op andere tyden zo kort, „ dat het geen ééne omftandigheid in het rcg„ te licht plaatst, maar veeleer den Lezer „ overlaad en verwart met on'éindelyke Ge„ flacht-rekeningen, daar Pauhiszelf ons voor waarfchuwt (i Timoth. I. 9-) Een Ge» „ fchied-verhaal van een byzondcr Volk en „ Natie, waar mede wy niets uitftaand/e heb„ ben, en het welk zich door zyne dwaashe„ den en haat tegen andere Volken, het „ meest berucht heeft gemaakt? Ja, het „ is 'er zo ver van af, dat deeze Gefchiede„ nisfen nuttig zouden zyn, veel meer zyn zy „ nadeelig! De Gefchied-boeken des O. Teft. „ zyn geen' onmiddelyke, voor alle Christe5, nen gefchikte, voorfchriften van ons zede„ lyk gedrag; — Veeleltukken van deezeBoe„ ken hebben in het geheel niets te doen met „ den Godsdienst en Zedekunde; — Van veele „ zou het beter zyn, wegens de menigvuldige A 2 flech-  4 LEERREDEN flechte voorbeelden van wreedheid, dwee„ pery, kwalyk begrepene Godsdienftigheid, „ en grove zonden van Mannen, die als Hei„ ligcn geroemd worden, dat zy van ongeöe„ fende en min onderwezene Christenen niet „ gelezen wierden. Eindclyk, hoe dor „ en onvruchtbaar zyn deeze gefchiedenisfen „ voor het innig Christendom, en hoe veel be„ ter kan men zynen tyd hefteden, met het „ lezen van Zedekundige en ftichtelyke Boe3, ken, die bekwaam zyn, om menfehen be55 ter, wyzer en vromer te maken? " Tegen deeze en foortgelyke bedenkingen zal ik, in dit uur, de gewyde Gefchied-boeken trachten te handhaven , en derzelver nuttig-, ja noodzaaklykheid aan te toonen 5 Niet twyfelende of gy zult my, waardfte Hoorders ! met genegenheid uwe aandacht verleenen. Laten wy om eenen Godsdienst-zegen bidden! enz. TEXT  over i C O R. X. ii. 5 TEXT. iCOEJNTHEN X. n. Ende deeze dingen alle zyn haar lieden overgekomen tot voorbeelden: ende zyn befchreven tot waarfthouwinge van ons , op dewelke de einden der Eeuwen gekomen zyn. Waardste Hoorders ! CjTy hebt, uit het geen ik in de Voor-affpraak zeide, aireede kunnen vaslftellen, dat ik thans niet voornemens ben, omeigenlyk eenen Text te verklaren ; De woorden van den Apostel Paulus, die ik u voorlas, zyn ook niet zo moeilyk, dat zy eene breedfpraakige verklaringe nodig hebben. De Apostel waarfchuwde de Corinihiërs, door het voorbeeld der Israëliten, dat zy zich toch zouden wagten van afval van God en den waaren Godsdienst, als ook van andere zonden en euveldaaden; maar zich door de rechtvaardige ftraffen, die lsraëls volk getroffen hadden, zouden laten affchrikken en te rugge houden; En Hy befiuit deeze zyne vermaaninge en waarfchuwinge in ons vers met deeze vvoorA 3 den:  6 LEERREDEN den : Ende deeze dingen enz. Alle deeze oude gebeurtenislen, en ftraffen op overtredingen tegen God en zyne geboden, zyn hun lieden, den Israëliten, overgekomen tot voorbeelden, of gelyk andere handfchriftcn lezen, voorbeeldelyk, opdat wy daar uit zouden leeren, dat wy, foortgelyke zonden bedryvende,foort- gelyke ftraffen te vreezen hebben; Daar toe zyn zy ook befchreven tot waarfchuwing van ons, op welke de einden der Eeuwen gekomen zyn. Dit gezegde heeft in het eer- fte voorkomen wel ecnige moeilykheid, doch die evenwel meer de vorm en fchikking, dan den zin der woorden betreft. De einden der Eeuwen, geven niet anders te kennen, dan hetgeen anders heet, het laatfte der dagen, of deeze laatfte dagen (Hebr. I. i.), en de gant- fche fpreekwyze heeft deezen zin : Wy, Christenen, beleven in deeze laatere eeuwen de invoering van eene nieuwe en betere huishouding van God met zyne Kerk, terwyl de vorige , de Mofaifche, nu oud geworden en naby de verdwyninge is; gelyk zy thans, myne Hoorders ! aireede voor meer dan zeventien Eeuwen verdweenen en afgefchaft is. Nu zoude iemand kunnen denken? Waar toe alle deeze voorbeelden van het oud Israël bygebragt ? Alle dingen zyn thans nieuw gevf orden ? Neen,  over. iCOR. X. ii. Neen, - zegtPaulus; Deeze dingen alle, die den Israëliten zyn overgekomen, zyn hun over gekomen als voorbeelden, en zyn befchreven tot waarrchumng van ons, oP welke de einden der Eeuwen gekomen zyn. — Even dit is hetToehoorders! dat wy tot het onderwerp van deeze onze Redevoering verkoozen hebben :. De voortreflyBeid, nuttigheid en noodzaaklykheid van de gefchiedenisfen des O. Test. ook met betrekking tot ons, die zo veel laater tyden beleven. Gy verwagt niet van my, geloof ik, dat ik thans in den lof der Gefchied-kunde over het algemeen zal uitweiden; Dat ik haar zal verheffen als de fchouwplaats der menfehelyke be- dryven, het baken des levens, — eene leermeestresfe van de wisfelvalligheden der ondermaanfche zaken, daar dikwils de magtigen vernederd, en de nedrigen verhoogd zyn; . Als eene levendige fchildery en afbeelding van den mensen en deszelfs geaardheid, aan den éénen kant met donkere verwen de menigvuldige ondeugden, laage ftreeken, onrechtvaardige verdrukkingen, en geheime listen der ftervelingen afmaaiende, maar ook aan den anderen kant met het fchitterenst koloriet, ons vele loflyke daden, navolgingsA 4 w«uu««  s LEERREDEN waardige deugden , en pryslyke handelingen voor oogen ftellende; — Uit al het welk wy voorbeelden ter navolging, gedenktekensten affchrik, en gronden van bemoediging en troost, om tegenheden met geduld te verdragen, en in den yver tot goede zaken niet te verflaauwen , ontlecnen kunnen. Dit alles, hoe waarachtig ook, waarom men vooral aan de jeugd, het naarftig lezen en beoefenen der gefchiedenisfen, byzonder der VaderLandsche , nooit genoeg kan aanpryzen , — behoort niet tot myn tegenwoordig beftck, voegt niet zo zeer voor deeze plaats. Overëenkomftig myn doel, moet ik my be. paaien tot de gevvyde gefchiedenisfen, die in de Boeken van het Oude Testament vervat zyn : Van deeze nu mag ik met het grootfte recht al dien lof getuigen , welken mannen , der zake kundig, aan de Gefchiedcm's-kunde in 't gemeen hebben toegekend; Maar, ■ deeze Heilige Gefchied-boeken hebben nog boven de algemeene gefchiedenisfen , uitmunt tende voortreflykheden, die het voor ons aangenaam en nuttig , ja noodzaaklyk maken, om ze te lezen en te weten. Zonder eenigzins verlegen om te zien naar . bewyzen, die zich zelve om ftryd aanbieden, zonder zwier of tooi van woorden te behoeven,  OVER iCOR, X. II. 9 ven, kunnen wy aan elk verftandig Hoorder, overtuigend aantoonen, I. De uitmuntende voortreflykheid ; II. Ongemecne en wyd uitgeftrekte nuttigheid; III. En volftrekte noodzaaklykheid deezer gcfchiedenis. IV. Wy kunnen onze gezegdens ftaven met een gezag, waar voor alle Christenen eerbied moeten hebben. Ziet daar het beloop van deeze onze Redevoering ! Waarna wy de zeilen zullen innaaien, met eene korte opwekking, vermaaning en vertroosting, die de plaats ccner Toepasftnge vervangen zal. I. Wanneer wy de gewyde gefchiedenisfen van het O. Teft. op zich zelve befchouwen, dan vinden wy de uitmuntende voortreflykheid derzelve boven de ongewyde gefchiedenisfen, A. In haare oudheid; B. In haare waarheid ; C. In haare klaar- en duidelykheid. A. Het zelfde, dat men als eenen grond van minachting inbrengt tegen deeze gefchiedenisfen, te weten, dat deeze dingen oud zyn, merken wy aan als eene voortreflykheid van dezelve. Met hoe veel recht ? mogen my- ne Toehoorders oordeelen, als ik my beroep op de algemecne genegenheid, en, als 't waT A 5 re,  10 LEERREDEN re, ingefchapen begeerte der menfchen, om den oorfprong van hun gcflacht te weten, en de lotgevallen van het zelve door de wentelende Ecuwen tot op onzen tyd toe na te gaan. — Wat waren toch de verdichtzels der oude Wysgeeren en Dichters van Egypten en Griekenland, in zo vele Cosmogeniën en Theogeniën , Wereld-wordingen en Gedachten der Goden , dan vuurige pogingen , om aan de blaakende begeertens hunner Medeburgeren te voldoen , welke het grootïle belang daar in Helden, om onderricht te ontvangen, hoe de mensch , hoe de wereld het allereerst ontftaan is? Nu is het in onzen tyd uitgemaakt en onwederzeglyk bewezen, dat de gewydc Gcfchiedverhaalen , tot de hoogfte Oudheid opklimmen ; — Zy beginnen met de Scheppinge der Wereld uit niets, met de toebereiding deezer aarde door de weldaadige Godheid, tot eene bekwame wooning voor den mensch, en met de vorming van den mensch zeiven, naar het beeld van zynen Godlyken Maker. Wy weten thans zeker, dat al de fnorkeryën van Egyptenaaren , Chaldeeuwen en Ckineezen, op eene verbaazend- hoogc oudheid van gefchiedenisfen , ydel en van allen fchyn van waarheid ontbloot zyn. — Mof es gclchied- verhaal al-  OVER i C O R. X. ii. ii alleen heeft alle de echte blyken en kenmerken van de gryste Oudheid ; En van dit begin af worden wy door de Heilige Gcfchied-Schryvers van eeuw tot eeuw geleid, door alle de doolhoven der onbekende tyden, tot dat zy ons overgeven aan het geleide der ongewyde Gefchiedenis, wanneer deeze , na herhaalde pogingen, eene genoegzaame fterkte gekregen heeft, dat wy ons op haar vcrvolgends verlaten kunnen. B. En, deeze ovJfte Gefchiedenis, is eene waare Gefchiedenis. — Hier zyn geen' konstclyk verdichce fabelen, geen' gedaante-wisfelingen; maar alles eenvoudige waarheid, die met haar onöpgefmukt fchoon, het hart treft. Deeze waarheid der gewyde Gefchiedenis, zal ik thans met vertrouwen voorönderftelien, myne Toehoorders zyn 'er, gelyk ik op goede gronden mag geloven, van overtuigd, en al wat men 'er ooit tegen ingebragt heeft, heeft den toets van gezond verftand niet kunnen doorftaan: — Maar in welk een helder-ftraalend licht van voortreflykheid, vertoonenzich deeze Gefchiedenisfen nu niet? Hoe bc- koorlyk is de waarheid! — Hoe zeer winnen het deeze Gefchiedenisfen, die niets dan waarheid in zich behelzen, van alle anderen, in welke waarheid met leugen vermengd is, en  LEERREDEN gefchied-verhaal en fabelen hand aan hand gaan ? C. Het geen aan deeze Gefchiedenisfen niet minder voortreflykheids geeft, is haare klaar- en duidelykheid. ■ De Waarheid word hie- niet met allerhande fieraad en zwier der Rederyk-kunst, veel min met de hoogvliegendheden eener wufte verbeelding opgefmukt. Zy vertoont zich in alle haare edele eenvoudigheid , en onwederftaanbaare kracht. . Deeze gefchiedenis verhaalt zo natuurlyi, zo juist, dat zy zich meester maakt van onzen geest, en ons, als by de gevallen, die verhaald worden, verplaatst, en tegenwoordigfteft.Zy roert de aandoeningen der ziel, en zegeviert over de hartstochten. — IJy, die, by voorbeeld, de gefchiedenis van jfofeph, in alle' haare byzonderheden, zonder deelneming, in den Bybel lezen kan, is een mensch zonder gevoel, zonder fmaak, zonder tederheid. Met dit alles, want ik wil opregt te werk gaan, ontken ik niet, dat 'er dutfere plaatzen in deeze gefchied-boeken voorkomen, dat vele Geflacht-Iysten voor ons veele moeilykheid en weinig nut fchynen te hebben; Doch, wien .zal dit bevreemden, die onze onkunde in de oorfpronglyke taal , onze vreemd- en ongewoonheid aan de zeden dier allercerfte ty.  OVER iCOR. X. II. *3 tyden , en meer andere bykomende omftandigheden in aanmerking neemt? Die erkent, dat ook deeze Gefchiedenisfen nog eene byzondere betrekking hadden op de menfehen van dien leeftyd, in welken zy zyn opgefteld ? — Men overwege alleen dit: Hoe klaar, hoe duidelyk, hoe natuurlyk moet. zulk eene Gefchiedenis zyn opgefteld, die, na duizenden van jaaren, ons nog, over het geheel, dus roeren en treffen kan ? Doch niemand zal my vergen, dat ik my langer ophoude met het betogen eener uitmuntendheid, die zich- zelve openbaar maakt; Ik kom derhalven tot myn II. Tweede ftuk , en beweere, — dat deeze Gefchiedenisfen eene ongemeene, en wyd- uitgeftrekte nuttigheid hebben. Dan, om dit te duidelyker uit elkander te zetten, zal ik bier onderfcheiden aanwyzen, A. Hoe veel wy uit dezelve leeren kunnen ? B. Hoe grooten en goeden invloed zy op de zeden kunnen en moeten hebben? A. Zo dikwils ik hoor voorwenden, dat de Gefchiedenisfen des O. Test. dor en fchraal zyn, en van weinig aanbelang, zo dikwils verwonder ik my, en raak in het vermoeden, dat men nooit met behoorlyke aandacht deeze gefchiedenisfen gelezen, — ja ik ben bedugt, dat  *4- LEERREDEN dat men zynen fmaak, indien al niet zyn hart bedorven heeft. Trouwens, het zy men ï. Als Mensch, 2. Of als Burger, en lid der Maatfchappy, 3- Of als Christen , deeze Gefchiedenisfen naauwkeurig overweegt; in alle deeze betrekkingen, .kEmnen wy uit dezelve lesfen van wysheid en deugd opzamelen, i. Als Mensch, lees ik hier de gefchiedenis der Menschheid. Ik zie hier den mensch in zynen eerften ftaat der zuivere onfchuld. -— Ik zie hem nederftorten in dat zedelyk verderf, welks oorfprong ik te vergeefs nafpooren, en nooit, naar waarheid ontdekken zoude, zonder behulp van deeze gefchiedenis. Ik zie den mensch in alle Toeftanden; in den Haat der wildheid, in den ftaat der gezelligheid; — Ik zie de vermogens van zynen geest zich van tyd tot tyd ontzwagtelen en ontrollen, door de uitvinding van nuttige kunften en wetenfchappen, als ook door de befchaving van het verftand en zeden. ■— Als deeze gefchiedenis ons inleid in het huislyk leven, en in de tenten der Aardsvaderen, als zy my byzondere gebeurtenisfen en handelingen van enkele menfchen en enkele Huisgezinnen verhaalt, dan leer ik, als mensch, den Mensch kennen. Dan vertoont zich de Mensch aan my in alle de  OVER i C O R. X. II. 15 de trekken en kenmerken der menfchelykheid; — in alle de woelingen en het geweld deihartstochten. — Dan word het menschlyk hart', anders zo diep verborgen, voor my opengelegd. - Zo ryk in Mënsch-kunde is geene andere gefchiedenis , als die zich meestal met de openbaare daden en lotgevallen der Menfchen, Vorften of Landen bezig houd;— Maar, wie weet niet, hoe de menfchen zich in het openbaar vaak heel anders vertoonen, dan zy waarlyk zyn. - Hier leer ik dan Men- fchen-kennis! En hoe dierbaar, hoe voor- treflyk is dezelve? Hoe wys is Hy, die den Mensch, die zich zeiven kent ? — Als mensch, deeze gefchiedenis befchouwende , zie ik de Deugd en Godzaligheid in alle haare onnozele oprecht- en hartelyke wclmeenendheid ; —■ De hartstochten en driften in alle haare kracht; de ondeugden in alle haare af- fchuwelykheid ; den loop en voortgang der zonden, van kleine beginzelen en aanleidingen door duizend duizend vonden en overleggingen voordgaande en fteigerende tot eene verfchrikkelyke hoogte ! — Ik befchouw de zwakheid van den mensch in de voorbeelden van anders dcugdzaame en heilige mannen, die door den Aroom van ongebonden zeden weggeftroomd, - of door bekooringen ;der zonden ,-- of  ïö LEERREDEN of door vreeze, .— 0f door hoop, 0£ door de opwellinge der hartstochten en begeerlykhedentot de fchroomelykfte euveldaden vervallen zyn ! Dit alles befchouw ik; en myn hart zegt: Hoe zwak is de mensch ? 2. Vestig ik, als Burger en lid der famenleving, het oog op deeze gefchiedenisfen, dan vind ik in dezelve de voordeden, die Vryheid, Eendragt — en Vrede hebben, boven dwinglandy, —. verdeeldheden en het verwoestend oorlog. In de gefchiedenisfen van Israël zie ik een vry Volk, het welk onder Gods beituur, van niemand afhanglyk, geleid door zyne Oudften, de Hoofden deiStammen, en Vaders der Huisgezinnen , alle de voorrechten der Vryheid geniet; Een volk, het welk, onderdrukt zynde door ge. weldenaars, zich in Vryheid herftelt, en zyne rechten herneemt? Ik bewonder onder dit volk Mannen , die hun leven voor Vaderland en Vryheid waagden, en de fchrik waren der Dwingelanden! Ja, onder het zwak ge- flacht vind ik Jaëls, Heldinnen, die den Onderdrukker van Israël, de ftraf zyner moorderyën en rooveryën met zyn bloed doen boeten ; — Debora's, — Moeders in Israël, die de Helden opwekten ten ïtryde voor het Vaderland, en den lof van deszelfs Verlosfers zongen.  OVER I C O R. X. II. if gen. Wyze vrouwen, gelyk de vrouwe te Thekod, die door vpprzigtigen raad de ftad behoud, en door den dood van éénen oproermaker, Burger-bloed fpaartl In dat zelfde Israël betreur ik de dwaasheid van een volk, dat zynen voorfpoed niet dragen kan; dat de flaverny onder deKoninglyke alleenhecrfcbing verkiest boven het heilryk genot der Vryheid. ■— En thans ontdek ik het groot onderfcheid tusfehen deeze beide , en verklaar, dat, wanneer ik in het Bock der Richteren lees: Het land was ftü 40 jaaren, gelyk onder Othniël Het land was feil 80 jaaren, onder Ehud enz. dit ftil en vreedzaam genot van vryheid en vrede, my veel aanminniger en ftreelender toelagcht, dan alle de grootfehc overwinningen van David, of de oogverblindende, luider van Sak* mens heerlykheid. —- Ik pryze in Israëls Staat, zo lang die een vry Gemeene-best is, Hoofden der Vaderen , Voorgangers des Volks, Verlosfers van het Vaderland, die wars van eerzucht, het oppergebied, ook zelfs dan, wanneer het hun aangeboden wierd, weigerden te aanvaarden. Een Gideën! Ik, zcide deeze voor* ftander van de Vryheid, Ik zal over u niet heerfchen, ook zal myn zoon over u niet heerfebcni B de  ï8 LEERREDEN de Heere zal over u heerfchen! Woorden, die waardig zyn, om in den Tempel der VryheiDj in bet hart van alle Vryheids-zoonen', met blyvende letters gegraveerd te zyn ! Ga ik over tot de gefchiedenis van Israëls en Juda's Koningen,dan fchittert deeze waarheid my in de oogen , dat de troon van eenen Vorst nimmer vastftaat, indien hy niet onderfleund word door de zuilen van de liefde en achting des Volks, zo wel, als van rechtvaardigheid en gerechtigheid. Ook in dit gedeelte der gefchiedenis ontmoet ik groote Mannen, die het Vaderland beminnen, en moeds genoeg hebben, om tegen den Koning, die misbruik maakt van zyne maet, en zich tegen zyne Onderdaanen alles meent geoorloofd tc zyn, te zeggen : Gy zytdïeMan! •—- Dan, dat ik niet verder uitweide, myne Hoorders ! maar overga, om uwe aandacht te doen opmerken, 3. Wat men als Christen, uit deeze gefchiedenisfen leeren kan. Een Christen ziet hier, als in een wei-uitgevoerd Tafereel , dat de Godsdienst, het Geloof, de Deugd, den byzonderen mensch, en gantfche Volken gelukkig maakt; dat de zonde en ondeugd vroeg of laat door de Godlyke gramfebap, die met eenen langzaamen tred, maar zeker komt,  óver i C O R. X. ii. lj> komt, t' huis gezocht en rechtvaardig geftraft word. Israe'Js lotgevallen vertoonen ons, dat met den eerbied voor, of minachting van den Godsdienst, een Volk of Land, ftaat en bloeit, of valt en t'onder gaat. En, in de byzondere Perzoonen, hebben wy voorbeelden van uitmuntende Godsvrucht, van Geloof, vertrouwen op God, van Deugd enz* Wie kent niet de heerlyke Charatters van Abraham, van Mo/es, van David, en zo veele anderen? van welke de Schryvcr aan de HeIr een cap. XI. eene geheele lyst oplevert, die alle deer het geloof getuigenis hebben gehad ? •—« Een Christen , deeze gefchiedenisfen beoefenende, leert daar uit, hoe niemand op eene andere wyze zalig is geworden, danwy, en, hoe Jesus Christus gisteren , heden, en tot in eeuwigheid dezelfde is. Doch, daar van zal ik vervolgends nog nader moeten fpreken: — Thans befluit ik uit het bygebragte, dat ik rede heb, om my verzekerd te houden, dat 'er niemand is onder rayne Hoorders, of hy ftaat overtuigd , dat deeze Gefchiedenisfen eene buitengemecne nuttigheid hebben, en gefchikfi zyn om ons in allen opzigte wyzer te maken. B. In welke overtuiging hy te vaster zal üaan, als hy met my hier by voegt, dat zulke B % ge"  2ö LEERREDEN gefchiedenisfen denweldaadigftcn invloed hebben op de Zeden. Wie twyfelt, of voorbeelden hebben ruim zo groot een vermogen op onzen geest, die natuurlyk tot navolging geneigd is, het welk ons zelfs de kinderen in hun gedrag leeren, dan de verhevenfte en nadruklykfte lesfen? — "Wie weet het fpreekvvoord onzer Vaderen niet; Leeringen wekken, Exempelen trekken? — Nu hebben wy hier in deeze gefchiedenisfen voorbeelden van allerleie foort; — Van deugden en pligtcn in den byzonderen huislyken Stand, en in betrekking tot de Maatfchap- py en het Vaderland. Een Vader kan hier zynen pligt van tederheid, liefde en zorge jegens zyne kinderen; Kinderen hunne pligten van eerbied, liefde-volle gehoorzaamheid en trouwe jegens de Ouderen, leeren en navolgen. En , alfchoon de vcelwyvery toen vry algemeen in zwang ging, echter leeren ons deeze gefchiedenisfen, niet alleen, dat het van het begin zo niet geweest is , dewyl God deeze twee tot één vleesch gemaakt heeft; maar wy ontmoeten ook voorbeelden van huwlyks-trouwc, en van de onderlinge pligten der gehuwden. — Edele vriendfehap ! ficraad van den mensch! waar blonkt gyoóit in zo onbczwalkte fchoonheid, dan in dat onnavolgbaar vrienden-paar, Da-  OVER I C O R. X. II. il David en Jonathan ? Aanzienlyken des Volks, Beftierers in een vry Gemeene-best, kannen in deeze Gefchiedenisfen opfpooringen en bemoedigingen verzamelen , hoe de liefde en trouwe hunner Burgeren, te verkrygen , te . bewaren , en daar door gelukkig, geëerd en gezien te zyn ! —- Burgers leeren uit deeze Gefchiedenisfen, hunne Oudftcn, die voor hun heil en welvaart zorgen, in hun hart te zegenen, en éénsgezind mede te werken, tot behoud en welzyn van het gemeene Vaderland, Koningen, Vorften, Staatsdienaars , een iegelyk , van wat rang hy zy, of in welke omftandigheden geplaatst, vinden hier voorbeelden, die verdienen nagevolgd te worden. Wetgevers, hebben in Mufes ■ een voorbeeld, hoe vvyze, en naar de omftandigheden des Volks gefchikte wetten op te Hellen , en die gezag by te zetten. -— En tot u, ö Christenen, mag ik de opwekkende taal gebruiken van den gewyden Schry- ver Hebr. XII. 2. Daarom dan ook, alzowy zo groot eene welke van getuigen, rondom ons heb. ben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons ligtelyk omringt, en laat ons met ïydzaamheid loopen de loophaane, die ons is voorgefield. Wat de Voorbeelden der Ondeugden aanB 3 be.  2 2 LEERREDEN belangt, die in deeze Gefchiedenisfen voorkomen; Hoe gefchikt zyn deeze, om elk hart, in het welk ook maar een vonkjen van deugd is overgebleven, van dergelyke bedryven af te fchrikken? — De heilige Mannen, tot buitenfpoorigheden vervallende, zyn ons bakens, die ons leeren niet hoog-gevoelende te zyn, — die ons nedrigheid inboezemen, ■—• die ons vermaanen, om ootmoediglyk te wandelen met onzen God. Het is waar, de gefchiedenis voegt by haar verhaal niet altyd uitdruklyk by, wat zy goed of afkeurt; Doch zulks is ook niet altyd nodig. Daar is in ons hart eene lampe des Heeren , doorzoekende de binnen-kame- ren van het zelve, een zeker gevoel, ■ gewectcn, of hoe men het ook noeme, het welk ons de daden doet beöordeelen, en al wat zondig is, noodzaakt af te keuren. Ook toont het vervolg en het beloop des verbaals dikwils, hoe de daad aan de Godheid behaagde of mishaagde, als de Voorzienigheid ten iaatftcn het goede beloonde , het kwade ftrafte. , Ja zulke, gebeurtenisfen zelve, die zekere ondeugden met al te natuurlyke kleuren, fchynen te fchetzen, en die men bybrengt, als bevvyzen, om welke men het lezen der gefchie* denisfen des O.Teil. min voegzaam keurt,zyn in  over i C O R X. ii. 23 in de daad zeer nuttig vooi de zeden. Een voorbeeld voor allen! De dood van Judas zoon, Onan, Gen. XXXVIII. kan menfchen affchrikken, van zyn bedryf na te volgen, welke nopendsdie zonde, door de Zeuekunde niet wel voegzaam konden vermaand worden. Deeze gebeurtenis leert ons, welk een verfchriklyk kwaad, deeze voor de bevolking zo nadeelbe zonde,in de oogen van God is,die helaas! door gehuwden en ongelunvden maar al te dikwils gepleegd word, zonder te weten, wat zy doen', omdat de Zedekunde 'er niet of naauw- lyks van dorst gewagen? Wat dunkt u, myne Toehoorders? Zyn nu de Boeken der gefchiedenisfen des O. Teil. niet nuttig? ■—- Kan rnen ook eenig ander Boek met meer vrucht, met meer Uienring lezen en gebruiken? lil. Als eene derde Helling heb ik op my genomen te bewyzen; dat niet alleen deeze gefchiedenisfen nuttig , maar ook nocdzaaldyk zyn. Christenen moeten ze lezen en trag- ten te verftaan. Tot dit betoog ga ik thans over. Wanneer wy deeze gefchiedenisfen uit het rerte gezigt-punt befchouwen , dan zien wy terftond , dat zy één geheel uitmaken. Door zo vele onderfcheiden Schryvers opgeB 4 üeld,  ~4 LEERREDEN field , bedoelen zy echter alle in het gemeen ééne hoofdzaak. En welke is deeze ? Met één woord, de Godsdienst! —■ Deeze gefchiedenisfen zyn de gefchiedenis van den Mensch, maar, zo als die in betrekking Haat tot den Godsdienst! Of om duidelyk te fpreken, zy zyn de gefchiedenis van de Kerk, cn van Gods handelwyze met dezelve, waar in Hy zyne veelvuldige Wysheid heeft vcrheerlykt. —■ Deeze gefchiedenisfen vertonen ons de geboorte van de Kerk in het Paradys, daar aan het gevallen eerffce Menfchen-paar, genade word toegezegd, en de eerfle belofte van herfiel door den grooten VerJosfer word gegeven. De opkweeking der Kerk door Gods byzondere zorg , daar zy eerst als een kind, op eene zachte, maar zinnelyke wyze, door God zeiven meer onmiddelyk in verfchyningen , openbaringen, gezigten , droomen , onderwezen, geleerd, en volkomenergemaakt wierd, onder de Huishouding der Beloften.. — Vervolgends vertoonen ons deeze gefchiedenisfen de Kerk inden ftaat vanJongelingfchap, daar zy nodig had onder Voogden en Verzorgers, onder de Wet, als eenen Tuchtmeefter tot Christus gefield, cn ftrengcr in toom gehouden te worden, tot dat zy tot volkomenheid naar de'mate der grootte der volheid van Chris-  over i C O R. X. ii. 25 Christus, opgroeit onder het N.Teft. Uit dit gezigt-punt, onder dit beeld, leert ons de Apostel Paulus, vooral in zynen Brief aan de Galaten, deeze gefchiedenis der Kerk befchouvven. In deeze gefchiedenis is de ontwikkeling van het gantfche plan der Godheid, om zich in de verlosfing van zondige menfchen te verheerlyken. ;— Dit plan werd eerst duiftcr en ingewikkelder in de Moeder-belofte aan den Mensch ontdekt; Van tyd tot tyd in hcl- derer licht gefield, in de Voorzeggingen nopends den Mesfias, wiens Perzoon, en kenmerken, of gelyk de Schrift het noemt, gravecrzelen, werken, lyden en verrichtingen meer duidelyk worden bekend gemaakt. Die da grond der hoope en blydfchap van de Godvruchtigen uitmaakte, op wien Jacob ivagtte, in wien David al zynen lust vond, tot dat God in de volheid des tyds, door het zenden van zynen grooten Zoon in deeze wereld, zyn plan begonnen heeft tot volmaaktheid te brengen ; gelyk het zelve geheel voltooid zal worden , dan,( wanneer deeze Zoon het Ryk aan den Vader zal overgeven, opdat God alles zy in allen. —- is dit nu gegrond, gelyk het is, dan zyn deeze gefchiedenisfen des O. Teft. hoogst noodzaaklyk voor eenen Christen, wiens pligt B 5 het  LEERREDEN het is, dit Godlyk plan, naar de trappen van deszelfs ontdekking na te fpeuren; en wiens kennis, zonder behoorlyk onderzoek, van dit beloop der Gefchiedenisfen, altyd wankelend cn onzeker blyft. Maar nu ryst rnyne Reden nog hooger, en waagt eene ftelling, die ik niemand opdringe, doch welke ik verzoek in behoorlyke overweging te nemen. Deeze Gefchiedenisfen , zyn gefchiedenisfen van het beduur der Voorzienigheid, met dat byzonder doel, dat zy — fchaduw-beelden, of voorbeelden zyn zouden van toekomende gebeurtenisfen der Kerk en der wereld met betrekking tot de Kerk. Deeze geheimen, in deeze gefchiedenisfen vervat , zouden wy niet ligtelyk door ons zeiven ontdekt hebben, doch Paitlus heeft hier byzonder ons den weg aangewezen. Die gebeurtenisfen , welke de minachters der Gefchiedvcrhaalcn van het O. Tcft. twisten en jankeryën van afgundige en naaryverige vrouwen genoemd hebben, verklaart de Apostel dingen te zyn, die eene hooger e bcduidinge hebben, Gal. IV. 24. Sara cn Hagar zyn fchilderyè'n van de twee Verbonden: Hagar komt overeen met het dienstbaar Jerufalem, dat nu is, met deszelfs kinderen; — Sara is Jerufalem, dat yry is, het welk is onzer aller Moeder. Je-  over i C O R. X. ii. 17 Jesus zelf geeft tot deeze onderftelling meer dan eenen wenk ; gelyk wanneer Hy, by voorbeeld, zegt: Matth. XXIV. Gelyk de dagen van Nea'ch waren, alzo zal ook zyn de ioekomfte van den Zoon des menfchen. En, thans den fleutel hebbende, zien wy zelf de zaak klaarder in. Te weten, Toehoorders! In alle de werken van den God der waarheid, is eene welluidende overeen (temming. De werken der natuur, en het werk der genade, dragen door onderlinge Harmonie kennelyke blyken, dat beide denzelfden Al-wyzen God tot Oorzaak en Werkmeester hebben. Hemel cn Aarde, Zon, Maan, Sterren, Wolken, Winden, Bergen, Dalen, Rivieren, Zeeën, enz. kunnen gepast eene zinnebeeldige beteer kenisfe hebben, en worden in de daad in de Heilige Schrift gebruikt, als Zinnebeelden van Geefteïyke zaken in het Ryk der genade. Dus is het ook met de gefchiedenisfen gele. gen : Wie weet niet, hoe de Schepping der Wereld uit niets, gebruikt word als een zinneprent van de herfchepping, van de geheele vernieuwing van den mensch, wanneer hy door Gods Geest vernieuwd word naar het évenbeeld van zynen Schepper? Wie weet niet, dat de Uittogt der.Israëliten uit Egypte, hunne leiding door de Woeftyn , en intogt in Ka-  28 LEERREDEN Kaman, een beeld verftrekken van der Gelovigen leidinge door de woeftyne deezer Wereld, en hunne invoering in den zaligen Hemei? Maar, dusdaanig eene overëenftemming ontdekt zich ook in de vroegere en laatere lotgevallen van de Wereld, met betrekking tot de Kerk. ■ Zo dikwils 'er in de Kerk een nieuwe Hemel en Aarde gefchapen word, eene nieuwe Hoofd-verandering in de Godlyke Huishouding gebeurt,dan heeft de fchoonfteOverëenftemming met het voorgaande plaats; alleen , dat] alles van tyd tot tyd volmaakter word. Zo dat in de lotgevallen cener voo- rige Huishouding, reeds de trekken en fcha- duwen der volgende te ontdekken zyn. Wy ontdekken dusdanige vernieuwingen van het gelaad des Jardryks, tot vyf herhaalde reizen in den Bybel, van welke de laatfte nog aan- ftaande is. Elk dcrzelvc eindigt met een geducht oordeel van God over zyne vyanden en die zyner Kerke, en eene vcrlosfing van zyne Gunstgenooten. De eerfte grootc omwenteling, had plaats by den Zondvloed, wanneer Noach met zyn achten behouden werd. Eene andere by den uittogt der Israëliten uit Egypteu. ■—- Eene derde by den ondergang van Babel , en de hcrftelling der Jo-  OVER I C O R. X. II. 20 joden in hun Land. De vierde gebeurde in de verwoesting van Jerufalem, en de invoering der Christelyke Huishouding, cn daar zal eene hcuchlykc vernieuwing van alles plaats hebben, by den bloei van het Gods-ryk in het laatfte der dagen. Al wie nu op de teekenen der tyden wil acht geven, het welk de pligt van alle verftandige Christenen is; want de wyze voorziet het gevaar, en verbergt zich, moet dan, uit de overëenftemming cn het verband van deeze gefchiedenisfen des O. Telt. deeze tcckenen leeren opmaken, cn die als voorbeelden bcfchouwen, om ze tot vvaarfchuwing te gebruiken , gelyk myn Text ons daar toe ook opfpoort. IV. Voor alles, wat ik tot hier toe van de Voortreflykheid, Nuttigheid cn Noodzaaklykheii der gefchiedenisfen des O. Teft. gezegd heb, heb ik eindelyk een gezag, het welk wy allen eerbiedigen moeten. Alle de Godvrnchtigen van alle tyden, hebben deeze gefchiedenisfen in hun geheugen geprent, vlytig overdacht, en 'er geduurig gebruik van gemaakt. Van daar, dat door ovcrleveringe de Oudftc dcczer gefchiedenisfen bewaard zyn gebleven, tor. dat Jslofes die uit ©verlevering en oude gedenkftukken zorgvul-  3o LEERREDEN dig heeft verzameld en opgefchreven. —-Van daar, dat de gefchiedenisfen van Gods Kerk, door Profeeten, Mannen door God aangeblazen , zyn öpgefteld 5 En, dat derzelver kennis en beoefening op meer dan ééne plaats word aangeprezen en op het kragtigst aangedrongen. Eén voorbeeld zal genoeg zyn uit den 78fr.cn Pfalm: Daar zegt de Profeet, 6 Myn volk! neemt myne leere ter ooren : neigt U lieder oore tot de redenen van mynen mond. Ik zal mynen mond opdoen met fpreuken. Ik zal verborgenheden overvloediglyk uitftorten van ouds her. Die wy gehoord hebben, ende weten ze, en onze Vaders ons verteld hebben. JVy zullen het niet verbergen voor hunne kinderen, voor het navolgend gejlacht, vertellende de loflykheden des Heer en; ende zyne fier kt e, ende zyne wonderen , die Hy gedaan heeft: Want Hy heeft een getuigenisfe opgericht in Jatob: ende eene Wet gefield in Israël, die Hy onzen Vaderen geboden heeft; datzy ze hunnen kinderen zouden bekend maken. Opdat het navolgend geflacht die weten zoude; de kinderen , die geboren zouden worden; ende zouden opjlaan, ende vertellen ze hunnen kinderen. Ende dat zy hunne hoop op God zouden feilen, ende Gods daden niet vergeten; maar zyne geboden bewaren. Daarom wierden Feest-en Gedenk-dagen on- der  OVER /COR. X. II. 3r der Israël ingefiekl cn gevierd, opdat de gebeuriemsfen niet in vergetelheid zouden geraken , maar de Vaders die aan de kinderen hy deeze gelegenheden zouden vertellen. Hier door zyn de Pfalmen en de Schriften der Prefecten vervuld met toefpeelingen op, en met aanhaalingen van deeze gefchiedenisfen; zodat iemand, die de Pfalmcn en Profesten met verftand zal lezen , zich de gefchiedenis van het O. Teft. moet eigen maken. Welk een gebruik de Apostelen in het N. Teft. van deeze gefchiedenisfen gemaakt hebben, kan uwe Aandacht reeds uit mynen Text blyken; Welk een heerlyk getuigenis geeft Paulns van alle cle Schriften des O. Teft. zonder dat hy de Hiftorifche uitzondert, i Tim. III. tó. Alle de Schrift, zegt de Apostel, is van God ingegeven, cn is nuttig tot leeringc, ■ tot wederlcgginge, •— 'tot verbet erin ge, ■ tot onderwyzinge , die in de rechtvaardigheid is; op dat de menfche Gods volmaakt zy, tot alle goed werk volmaaktelyk toegerust. Plet zy, dat men deeze plaats dus leest, gelyk gemeenlyk gefchied , het zy dat men met anderen , en overflaande, leest: Alle de Schrift, die van God is ingegeven, is nuttig enz. de zin blyft dezelfde- Wy weten toch met zekerheid, dat Paulus in den Canon des O. Teft. dezelfde Boe-  32 LEERREDEN Boeken had, die wy in denzclfden hebben $ en dus ook de Hifiorifche. Onze Zaligmaker, hoe dikwils fprak Hy van deeze gefchiedenisfen! Het zy , dat Hy den Joden verweet, al het rechtvaardig bloed, liet welk op aarde vergooten is van het bloed van den rechtvaardigen Abel af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, die gedood werd tusfchen den Tempel en het Altaar. (Matth XXIII. 35.) Het zy, dat Hy ons vermaande, cm de Schriften, zonder onderfcheid, te onderzoeken. Of, als Hy ons inde verhooging en oprichting der koperen Slange in de woeflyne, zyne verhooging aan het kruis deed befchouwen; -— Of, als Hy met zo veel nadruk uitriep : Gedenk aan het wyf van Loth ! En dus meen ik, myn ftuk voldongen, en de voortreflykheid, nuttigheid en noodzaaklykheid van de gefchiedenisfen des O. Tefl bewezen en betoogd te hebben. Deeze gefchiedenisfen nu worden by vervolg, zodat elke week één Hoofdfluk word behandeld, aan uwe Aandacht opengelegd enverklaard. —- Men ontvouwt u de gebeurtenisfen, maakt ze u verftaanbaar door gepaste ophelderingen. Men leid 'er de zede-lesfen uit af, tot uwe leeringe , onderwyzinge, ver- be-  ÓVER. iCOR. X. II. SI beteringe, opwekkinge en vertrooftinge^ —* Men leid u in, in de Godgeheimen en verborgenheden, die daar in mogen vervat zyn. — Hoe fchoon,hoe loflyk en pryswaardig is deeze Inftelling? Dus hebt gy gelegenheid, om vele wysheid en kennis te verzamelen, en tot alle goed werk toegerust te worden. Hoe verkeerd zoude iemand te werk gaan, die nu deeze Gefchiedenisfen en derzelver verklaring met minachting behandelde? Die zuimachtig en nalatig was, als zyne omftandigheden het dulden, om op te komen tot Gods huis, en deeze Leerredenen met luifto- rende aandacht aan te hooren. Gy zoude dus toonen, gecnen lust te hebben, om wysheid te leeren, en vorderingen te maken in de verbetering van hart en zeden; —— en vooral zoudt gy dwaas handelen, indien deeze minachting by u ontftond, uit ongeloof aan Gods woord, uit afkeer tegen den Godsdienst en deugd, en uit genegenheid om in uwe zonden niet gehinderd te worden 5 dan zou ik met Paulus in het byzonder tot u moeten zeggen : Alle deeze dingen zyn gefchied ons tot voorbeelden, opdat wy geenen lust tot het kwaad zouden hebben. De ftraffen cn oordeelenden zondaaren in Israël overgekomen, waarfchuwen u, indien gy Gods woord en den Gods» C dienst;  34 LEERREDEN dienst verfmaadt, God zal u ftraffen, en het u ordentlyk voor oogen Hellen. Derhalven, myne Mede-Christenen! weest vlytig in het onderzoek deezer Gefchiedenisfen, gelyk van alle de Godlyke Schriften; gebruikt die, maar gebruikt die regt, -— gy zoudt dwaas handelen, zo gy enkel uwe nieuwsgierigheid in deezen poogdet te voldoen, dan zoudt gy ledig blyven van alle goede vruchten, die gy anders tot heil van u zei* ven, tot nut van uwe mede-menfehen, en tot heerlykheid van God zoudt dragen. Gy zoudt dwaas handelen, indien gy met de voorbeelden van groote Mannen, die gefeild en gezondigd hebben, u zeiven wildet verfchoonen, en uwe misflagen bewimpelen! U dan wagtende van eene verkeerde handel wyze in deezen, en u benaarftigende om de voorbeelden der deugd na te volgen, deiondeugd te vermyden, zult gy, van dag tot dag, vorderingen maken in uwe kennis, in uw geloof, in uwe Godzaligheid ! — Tragt Abrahams vertrouwen op God , —- Jfaciks Godsvreeze, — Jacobs zagtzinniggedrag, —- Jobs lydzaamheid, Davids geloof, ftand- vastig na te volgen. Gedraagt u zeiven, als Menfchen , als Burgers van een vry en geregeld Gerneene-best, — - als Christenen 5  over iCOR. X. ir. 35- nen 9 zo gelyk het den Heiligen betaamt. Dan zult gy u ook uit deeze Gefchiedenisfen troosten kunnen in alle uwe lotgevallen, t— Watu ook moge overkomen; deeze waarheid ftaat vast: De deugd word beloond : ——• God is getrouw, en laat nooit befchaamd worden de genen, die Hem verwagten. Het einde van den oprechten en Godzaligen Man is vrede! Hoe donker was dikwils de weg, dien de Godzaligen bewandelden? Hoe akelig de voorüitzigten ! —r— Hoe menigvuldig hunne tegenfpoeden! Maar, uit deeze alle redde hen de Heere! Hoe zalig was hun fter- ven! Zy ftierven aan des Heeren mond! Oud en zat van dagen, en werden verzameld tot hunne Vaderen, om in de opftanding deiRechtvaardigen , in hun lot te ontwaken. Beurt u zeiven daar mede bp in alle ongelegenheden , in alle wederwaardigheid. Die zelfde God, die hen geholpen enbeweldaadigd heeft,leeft; — By Hem isgeene verandering, noch fchaduwe van omkeeringe; Vertrouwt dan op Hem, Hy zal het maken ! Gy hebt daar toe te meer reden , daar gy in Jesus Christus de vervulling hebt van alle Gods beloften, en uit zyne volheid geniet genade voor genade. Gy moogt zien, gy moogt: C % hoa?  36 LEERREDEN enz. hooren, gy moogt ondervinden, dat de Godzaligften der Aardsvaderen, —■ de uitmun- tendften der Profeeten, de grootften der Koningen te vergeefs, geduurende hun leven verwagt en gehoopt hebben , —• want zonder u zyn zy niet volmaakt geweest! Voedt ook vertrouwen ten opzigte van de Kerk. — Heeft God het oude Israël geleid, — zyne Kerk bewaard en beveiligd , —— van trap tot trap tot volmaaktheid gebragt, -j—■ Hy zal, het op het laatst ook heerlyk maken. — En, hoe zeer Sions haaters, die haar gram zyn , mogen woelen en woeden , de Heere zal de zaak Zyner Kerk handhaven, —- Zyn geheel plan en raad volbrengen, —■ tot Hy alles zal wezen in allen ! AMEN ! Uitgefproken ia de Dom-Kerk des avonds den 26 Oaober 1783. De Voorzang was Pf. LXXVII1. De Nazang Pf. CVII. 22.