01 1179 0341 UB AMSTERDAM  GEDENKSCHRIFTEN VAN BENYOWSKY.   GEDENKSCHRIFTEN E N REIZEN DES GILAAVEN VAN BENYOWSKY DOOR HEM ZELVEN BESCHREEVEN, NAAR. DE ENGELSCHE VERTAALING UIT HET OORSPRONGLYK HANDSCHRIFT OVERGEZET. EERSTE DEEL. TE HAARLEM, B Y A. LOOSJES, Pz. M D C C X C I.   VOORBERIGT DES VER f AALERS. Indien veelvuldigheid, en vreemdheid van Lotgevallen , en zonderlingheid van CharaSler, de aandagt trekken ,• indien de tooneelen, waar op deezs gebeuren , en geene zich vertoont, deels in eenen fchaars bezogten oord geplaatst zyn, en beftendig afwisfelen , de leesgraagte leevendig houden , flellen wy met dit Werk in 'f Nederduitsch te kleeden , onzen Landgenooten een fluk ter hand , waar omtrent , de keurige Schryvers van the Analitical Review betuigen, „ 't zelve ongelyk aan te doen, wanneer zy niet bekenden 'er zeldzaam 5, een ontmoet te hebben, 'f geen hun een aange~ ,, naamer onderhoud verfchafte." De Graaf van benyowsky , de Schryver dee- zer Gedenkschriften en Reizen , ftaat van veele kanten bekend, voor een Man van bekwaamheid, en eene gefldtenisfe wonder gefchikt tot vreemde * ont-  ii VOORBERIGT van d.e n ontmoetingen , opgebragt in de fchool des Burgerkrygs, waar in de onverfchrokkenheid van zynen aart, en het vermogen , 't geen hy bezat om anderen in zyne belangen over te haaien , en den toon aan hunne verrigtingen te geeven, fteeds oefening yondt, en hem voorbereidde tot het doorworstelen van veele gevaaren , in welken anderen zouden hebben moeten bezwyken ; en zich te redden uit bykans onontkomelyke ongelegenheden, fchoon men de middelen door hem gebezigd niet altoos konne goedkeuren , en veel op de noodzaaklykheid , waar in hy zich bevondt, moet affchryven. Wy ontmoeten hem in Poolen zyn Vaderland, deel neemende m den Burgeroorlog ; door de Keizerin van Rusland in Ballingfchap na Kamchatka gezonden; van daar ontkomen als Scheepsbevelhebber op een hachlyken Reistocht , uit dat Schiereiland door den Noorder (lillen Oceaan , Japan en Formofa aandoende, na Canton in China ; en eindelyk aan H hoofd eener onderneeminge om eene Franfche Vastigheid op het Eiland Madagascar te vormen. Van de wyze op welke deeze fchriften in 't Engelsch, waar uit wy dezelve vertaald hebben,  VE. RTAALER. ut ben , in de wereld kwamen, geeft de Heer w. nicholson, dit verjlag. Omtrent het einde „ des jaars MDCCLXXXIV, vertoonde my de Heer j. hyacinth de magellan , F. R. S. een Heer, in 't geletterd Europa wel bekend, door de Wysgeerige Britfwisfeling , die hy jaa„ ren lang met de voornaamfte Geleerden gehou„ den heeft , een papizr in 't Fransch , be„ helzende den voorjlag om de Gedenkfchriften en Reizen des Graaven van benyowsky , in drie Deelen , by Infchryving uit te geeven ; een Plan 't geen men vervolgens liet vaaren. De Graaf bevondt zich toen niet in Engeland; maar was op een byzonderen Tocht na „ het Eiland Madagascar, tot welken de Heer magellan hem geen geringe fom hadt opgefchooten. Deeze Tocht Jlaagde niet gelukkig. De Heer magellan befloot toen het Werk „ het licht te doen zien , en ftelde het affchrift den tegenwoordigen Eigenaaren ter hand, teffens zich verbindende om de verrigtingen des Graaven van het tijdperk waar deeze Gedenkfchriften eindigen 5 tot diens Dood voort te „ zetten. Een onvoorzien toeval (lelde dien Heer buiten fïaat om aan zyne verbintenis te * 2 jj vol-  iv VOORBERIGT van den A, voldoen want kort na Kerstyd in den jaare „ MDCCLXXXVIII werd hy aangetast door •3, eene zwaare krankheid , die zyn geheugen zo„ danig verzwakte , dat hy zich tot geen Let„ terarbeid , hoe genaamd , vervolgens heeft kun- „ nen zetten. De oorfpronglyke Franfche Papieren zyn door de befchikking van den Heer nicholson in 't Britfche Mufeum ter bewaaringe geplaatst. De Engelfche Uitgeever heeft in een breedvoerig Vwrberigt , de in- en uitwendige blykhaarheden , voor de waarheid deezer in veele opzigten vreemde Gefchiedenisfen , bygebragt , en zouden wy niet nagelaaten hebben om dezelve hier plaats te geeven , tot voorkoming van niet weinige bedenkingen, die , onder het leezen , by veelen niet kunnen nalaaten op te ryzen ; doch wy hebben om reden , dat eenig vooruitzigt op nog nadere toelichtende berigten , aan ons gegeeven is, het beter geoordeeld , dit tot een Naaberigt ie bewaaren, waar in wy tejfens , een verfag zullen doen van de Bedryven des Graaven zints het einde zyner Gedenkfchriften , tot den dag waar opt hy fneuvelde: waar toe de  VERTAALER. v de Heer nicholson ons insgelyks in Jiaat fielt. Het Engelfchc Werk beftaat uit twee zwaare Boekdeelen in $to , en is voorzien met eenige Plaaten en Gezigten van Kusten ; doch wat deeze belangt, hebben wy geoordeeld dezelve, tot vermijding van de kostbaarheid des Werks , wel te kunnen agter wege laat en : te meer daar zy ons niet zeer belangryk voorkwamen ; en ook de Plaaten in het Engelfche Werk niet alle gevonden worden door het ongeluk van brand ten huize des Plaatfnyders. Verder zyn wy te raade geworden , om het Werk eenigzins, zonder benadeeling van den weezenlyken inhoud , te bekorten; beftaande die bekortingen, voomaamlyk, in op den Zeetocht uit te laaten de dagelykfche Scheepsberigten , zo dezelve niets behelsden , 't geen op zich zeiven gewigtig was, of vervolgens te pasfe kwam, en voorts de breedvoerige oorfpronglyke ftukken gewisfeld tusfchen den Graaf en de Franfche Staats dienaar en , Madagascar betreffende. Wy bevelen dit Werk aan onzen Vaderland- fchen  vi VOORBER. van den VETAALER. fchen Leezer , dien wy zullen verzogt hebben, zo hem iets zeer vreemds voorkome , geen te voorbaarig verwerpend oordeel te ftryken maar af te wagten , wat tot opheldering van 't zeive, fchoon niet altoos tot verdeediging van 't CharaSter des Graaven, te zeggen valt. GE-  GEDENKSCHRIFTEN GRAAVEN van BENYOWSKY. G raaf mauritius augustus van benyowsky, Magnaat der Koningryken van Hungaryen en Poolen , werd in den jaare MDCCXLI gebooren te Verbowa , een Erf heerlykheid zyner Familie , gelegen in het Landfchap Nittria in Hungaryen.- Hy was de Zoon van sajuuel Graaf van benyowsky, Generaal der Ruitery in Keizerlyken dienst , en rosa , Baronesle van Revay , Vrouwe en ErfGraviune van Thurocz. Het vroegfte gedeelte zyns leevcns bragt hy door in zulke Letteroefeningen en Bedryven als de opvoeding aan het JVeener Hof medebrengt voor kinderen van aanzienlyke Familien. Veertien jaaren bereikt hebbende bepaalde zich zyne keuze tot het Krygsleeven. Diensvolgens werd hy in het Regiment van Siebenfclnen als Luitenant aangenomen , en vervoegde hy zich by het Keizerlyk Leger, toen A te- E N REIZEN DES  s GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN tegen den Koning van Pruis/en te velde. De eerfte veldflag , dien hy bywoonde, was die van Lobofitz , op den achtfïen van October MDCCLVI , onder het Bevelhebberfchap van den Generaal isrown ; de tweede die van Praag op den zesden van Mey MDCCLVII, onder den Prins carel van lotharingen ; en de derde voor Schweidnitz , op den twaalfden van November MDCCLVII. In het volgend jaar MDCCLVIII hadt hy deel in den flag van Domfladt, onder den Generaal laudon. Naa deezen ontving hy een uitnoodiging van zyn Oom , dcri Starost van Benyowsky , om in Poolen te komen ; ten einde zich van de «erfenisfe diens Starostie te verzekeren. Hy verliet daar op den Keizerlyken dienst , en haastte zich na Lithamven, waar hy van zyn Oom voor Erfgenaam verklaard werd, en deezen opvolgde in het bezit van diens Landgoederen. Zeer ras werd zyne rust geftoord , door den fchielyken dood zyns Vaders , en de kundfchap , welke hy kreeg, dat zyne Schoonbroeders bezit genomen hadden van zyn Erfdeel. Deeze onverwagte gebeurtenis zyne oamiddelyke tegenwoordigheid ïn Hungaryen vorderende ,. verliet hy Lithamven , alleen met oogmerk om in 't bezit te treeden van den eigendom zyncr Familie ; dan by zyne aankomst vondt hy dien geheel in handen zyner Schoonbroederen , die met geweld hem den intrek in zyn eigen Kasteel betwistten. Te deezer gelegenheid , alleen lettende op de regtvaardigheid zyner zaake, en de inboezemingen volgende van zyren lee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 3 leevendigen aart , vertrok hy na Krusfova, eene Heerlykheid afhangelyk van het Kasteel van Verbowa , waar hy , naa zich door de Leenhoorigen voor Heer erkend, en van hunne trouwe verzekerd te zyn , hun wapende , en door hun byftand in 't bezit van alle zyne goederen geraakte. Zyne Schoonbroeders , dus uit hunne overweldiging verdreeven , beraamden het booste ontwerp om zynen val te bewerken. Ten dien einde fchilderden zy hem by het Hof te Weenen af als een weerfpauneling en verftoorder van de openbaare rust; in gevolge van welk valsch berigt de Keizerin Koningin een Kanfelaary-befluit tegen den Graaf deedt uitvaardigen ; in gevolge van 't welk hy niet alleen van zyn eigendom verftooken ; maar genoodzaakt was, met allen fpoed , na Poolen te vertrekken. Vergeefscu zondt hy uit Poolen veele vertoogen , ter regtvaardiging van zyn gedrag : zyne vyanden verdonkerden dezelve en bleeven in 't bezit zyner goederen. Deeze onaangenaame bejegening, gepaard by eene natuurlyk werkzaame gefteltenisfe , deedt hem tot Reizen befluiten , zo dat hy , zyne goederen in Lithauwen in goede bewaaring gefteld hebbende, na Dantzik vertrok , met oogmerk om zich op de Zeevaart toe te leggen ; hy deedt verfcheide Reizen na Hamburg , en van daar na Amjlerdam en Plymoulh. Hy ftondt op 't punt om een Tocht na de Oost-Indien te doen , als hy in den jaare MDCCLXVII verfcheide Brieven ontving van de Magnaaten en Raadsheeren in Poolen , hem overA 2 haa-  4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN haaiende om der.vvaards weder te keeren , en deel te neemen in de Confederatie toen in bewerking, De perfoonlyke hoogagting , welke hy veelen van den Adel in dat Koningryk toedroeg , gevoegd by de regtvaardigheid hunner zaake , en de overweeging van zyne eigene byzondere belangen , bewoog hem om na de ernltige aanzoeken zyner vrienden te luisteren. Diensvolgens kwam hy te Warjchaw in de maand July, waar hy met de Hoofden der Confederatie zich by eede verbondt. i. Dat hy de Confederatie erkende voor de éénige wettige Regtbank der Republiek , en dat hy alleen gehoorzaamheid zou betoonen aan de bevelen door dien Raad gegeeven. i. Dat hy den Koning niet zou erkennen vóór dat de Confederatie hem als wettig verkooren verklaard hadt. 3. Dat hy zich by de Confederatie zou vervoegen , waar dezelve hem berigtte dat zy ftondt te vergaderen , om de Rus/en door magt van wapenen te wederftaan ; en dat hy de Vaandels van de Confederatie niet zou verlaaten , zo lang de Rusfen in Poolen zouden blyven. 4. Dat hy getrouwlyk zou gehoor- zaamen aan alle de bevelen van den Raad of van de algemeene Confederatie. In de maand December verliet hy Warfchaw, met oogmerk om eene pooging te doen om zyne regten by het Weener Flof bekend te maaken : dan , in 't einde , ontzet van alle hoop om regt te verwerven , vondt hy zich genoodzaakt na Poolen weder te keeren. In deezer voege , onregtmaatig verftooken van aanzienlyke goederen in Hungaryen , zonder  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 5 der eenig (iet minde uitzigt van dezelve ooii: te zullen wederkrygen . belloot hy voor altoos de Landen onder het Huis van Oosten) yk ltaande te verhaten. Door het Land van Zips trekkende werd hy aangetast van eene geweldige Koorts , die hem noodzaakte zyne reis te vertraagen. Te deezer gelegenheid ontving hy herhaalde blyken van agting en vriendfchap ten huize van den Heer hensky , een Man van rang ; hy werd verliefd op eene van diens drie Dogteren , en fmaakte eerlang het genoegen van met haar in den Echt verbonden te worden. Geluk en rust was hy thans bezitter van ; doch het was zyn deel niet om lang in 't genot dier zegeningen te blyven. De Geconfedereerde Staaten van Poolen , waar van een gedeelte te Cracow zich verklaard hadt , in aanmerking neemende , dat de Graaf van benyowsky een der eerden was die te Warfchaw hunne vereeniging getekend hadt, fchreeven hem , dat hy zich by hun zou vervoegen. Hunne dringende aanzoeken zouden vrugtloos geweest zyn , hadt geen fterker band hem verpligt. Zyn Eed drong hem derwaards te trekken. Zonder zyne Echtgenoote daar van te verwittigen , ging hy heen en kwam te Cracow op den eigen dag dat de Graaf panin de belegering begon. Met open armen werd hy ontvangen door den Maarfchalk czarnezky , en terftond aangefteld tot Colonel Generaal , Bevelhebber over de Ruitery en Quartiermeester Generaal. Op den zesden van July MDCCLXVIII werd hy A 3 na  6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN na Novitarg gezonden om een Poolsch Regiment na etacow te begeleiden: een last dien hy me°t lof uitvoerde , brengende het geheele Regiment , uit zes honderd man beftaande , door het vyandlyk Leger voor de Stad. De Maatfchalk was zo wel voldaan over het gedrag des Graafs, dat hy den Algemeenen Raad overhaalde om hem tot Monfter-meester Generaal te benoemen ; een post tot welke hy een mededinger hadt in Prins martin van lubomiersky, die, by zyne aankomst te Cracow met twee duizend man geregeld Krygsvolk tot Lid benoemd werd van de Generaliteit der Confederatie , en tot InfpeéteurGeneraal der Ruitery. Vóór de aankomst van dien Prins hadt de Graaf van benyowsky , aan den Maarfchalk een onderneeming voorgeflaagcn om het Kasteel van hands, kroon te bemagtigen met het Poolfche Regiment in dienst van de Kroon, gelegerd in dat Landfchap. De Prins van lubomiersky , deezen voorflag vcrneemende , oordeelde dat dit ftuk gemaklyk te ondemeemen was, en beftondt het zelfs. Zonderden Graaf des te verwittigen, gaf hy zyne Ruitery last om voort te rukken , cu 't was eerst naa diens vertrek dat de Maarlchalk czarnesky van dit beftaan den Graaf berigt gaf. Deeze twyfelde niet den Maarfchalk te verzekeren , dat de Prins door de Rus/en zou verflaagen worden , eer hy halver wege was , en dat men zulks alleen kon voorkomen , door het overige der Ruitery , zonder uitilel, te zenden en op de Rusfen aan te vallen ten zélf-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 7 zelfkn oogenblikke als zy den Prins zouden aantasten. Ongelukkig draalde de Maarfchalk in het neemen zyns belluits , zo dat de Graaf van benyowsky, niet voor twee dagen naa 's Prinfen vertrek , last kreeg om met veertien honderd Ruiters, te zyner onderlteuning uit te trekken. In gevolge van dit uitftel kwam de Graaf, niet tegenftaande allen gemaakten fpoed, eerst te Kremenka zes uuren naa de uederlaage van den Prins. Nogthans hadt hy het geluk om de Kus/en op het flagveld aan te treffen , geenen aanval verwagtcndc. Op het berigt 't geen hy van zyne Spions van derzelver ligging en zorgloosheid ontvangen hadt viel hy de Rusfen aan , verfloeg ze , en herkreeg twee honderd man van de party des Prinfen' van lubomiersky , door de Ruïfen gevangen genomen. Naa deeze Krygsverrigting vormde hy het ontwerp om zelve de onderneeming tegen Landskroon uit te voeren. Op zyn marsch na die Sterkte ontmoette hy verftrooide benden van Prins lubomiersky, met welke hy de zyne verfterkte. Eindelyk kwam hy voor Landskroon, waar hy eischte, dat het Krygsvolk van de Kroon zich gevangen , en de plaats in zyne handen zou geeven : hy hadt het genoegen dat zulks in één uur tyds gefchiedde. Zyn, eerfte werk was de nieuwe Krygsbende den eed vantrouwe af, en in dienst der Confederatie te neemen. Hier op zondt hy een Boode aan Prins lubomiersky, (die, naa zyne nederlaage, zonder volk, zonder vrienden na Hungaryen gevlugt was,) om hem van den gelukkigen uitflag te verwittigen , en A 4 te  8 GEDENKSCHRIFTEN en RETZEN te verzoeken het Bevelhebberfchap weder op zich te neemen. Maar, twee dagen laater , volftrekt zeker berigt ontvangen hebbende , dat de Rusfifche Generaal Graal' apraxin , op weg was na Cracow, oordeelde hy het van eene onvermydelyke noodzaaklykheid zich te haasten ter verdeediging dier Stad , en dewyl hy voorzag dat eene Stad van die grootte niet kon verdeedigd worden zonder wel voorzien te zyn van leeftocht , lag hy de Landen van Bielz, Landskroon en Novitarg onder fchatting , en verkreeg tachtig wagens met graan en zes honderd osfen. Met deezen voorraad verliet hy Landskroon en trok na Cracow. Tc Wielüka, eene Stad beroemd door haare Zoutwerken , gekomen , ontmoette hy eene party Rusfen , die hy aanviel en verfloeg , dertig Gevangenen en de fom van negen honderd en tachtig duizend Pcolfclie guldens bekomende, 't welk 's Konings inkomst van de Zoutwerken was. In den nagt van den negenentwintigften July bereikte hy den Weixel , van waar hy een Boode afvaardigde om den Maarfchalk czarnezky van zyne wederkomst tyding te brengen , verzoekende dat de poorten mogten geopend worden , op dat hy niet ontdekt door de Rusfen , met de zynen de Stad mogt intrekken. De Maarfchalk , die geene byzonderheden van 's Graaven onderneeming vernomen , maar by gerugte gehoord hadt dat hy geflagen was, verheugde zich ten hoogften over diens wederkomst, en hy reedt de Stad in met vier duizend Ruiters, en eene groote fom gelds en leevensvoorraad. On-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 9 Onmiddelyk naa 's Graaven aankomst ftelde hy den Maarfchalk voor buiten de Stad een Legerplaats op te werpen , hem vertooneude dat de talryke Ruitery anderzins de Magazynen zou uitputten, zonder van eenigen dienst te weezen. Ten aandrange van dit voorltel merkte hy op , dat men de grootfte voordeden van zulk eene buitenlegering zou trekken; deeze zou de vereeniging gemaklykcr maaken van verfcheide Edelen , die zich niet ten voordeele van de Confederatie durfden verklaaren ; dewyl zy geene magt zagen orn hun tegen de Rusfen te onderfteunen. De vertoogen des Graafs vonden geen overhaaleuden invloed op den Raad der Confederatie. Er werd bevel gegeeven om de poorten der Stad te fluiten en te verfterken , en al het • Krygsvolk , ten getale van dertien duizend man , binnen te legeren. De Generaal apraxin kwam de Stad , van dag tot dag, nader, verwoestte het omliggende Land, zo dat het geen toevoer meer aan de Belegerden kon verfchaffen. Naardemaal hier door de leeverjsmiddelen zeer fchaars en duur werden , ftelde de Graaf den Maarfchalk voor om met twee duizend Ruiters een uitval te mogen doen , in hoope van eenigen voorraad in de Stad te brengen , en misfchien den Rusfifchen Generaal het Beleg te doen opbreeken. De Algetneene Raad der Confederatie omhelsde dien voorflag, en ftondt hem toe den drieentwintigften van July de Stad te verlaaten ; hy trok de poort aan den Weixel uit , en zwom met A 5 zy-  'io GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zyne Ruiterbende de Rivier over : devvyl alle andere overtocht volftrckt onmogelyk was. Zo dra hy het open veld bereikt hadt , zondt hy verfcheide Officiers uit om den Adel over te haaien dat zy zich met hem zouden vereenigen en aan de belegerde Stad voorraad bezorgen. Reeds vroeg in Augustus vondt hy zich aan 't hoofd van omtrent vyf duizend man Ruitery , en een groot aantal wagens , belaaden met leevensvoorraad en getrokken door Osfen, gefchikt om ten zelfden einde te dienen. Op den zevenden dier Maand kwam hy weder aan den overtocht der Weixel , maar deeze door de Rusfen bezet vindende , trok hy na Wielicka te rug , om met meerder zekerheid den voorraad ter Stad in te voeren. De beste wyze dagt hem de Rusfen aan de eene zyde aan te tasten , om aan de andere zyde den overtocht gemaklyker te maaken. In gevolge hier van toog hy op den tienden dier Maand, met drie duizend Ruiters rechtftreeks aan op 's vyands Legerplaats, laatende het geleide van den voorraad onder het bevel des Barons van kxusewsky , Colonel des Voetvolks , met last om zich van het oogenblik des aanvals te bedienen tot het intrekken van de Stad. 's Morgens ten drie uuren viel de Graaf, in eigen perfoon het volk aanvoerende , op de Rusfifche Legerplaats aan, en noodzaakte den Generaal apraxin al zyn volk zamen te trekken om hem wederftand te bieden , waar door de Baron van kxusewsky een geopenden weg verkreeg. Ten acht uuren, zich ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. n verzekerd bevindende dat de leeftocht ter Stad binnen gebragt was, trok hy fchielyk te rug, naa meer dan zestien honderd man verboren te hebben. De Rusfifche Ruitery , beftaande uit Cozakken en Husfaaren , zette den Graaf naa , die , in zyn aftocht het ongeluk hadt dat zyn Paard onder hem werd doodgefchooten , en hy zelve , naa twee wonden bekomen te hebben , eindelyk in 's vyands handen viel. De Rusfifche Generaal , onderrigt van 's Graaven welgelukten aanflag , vatte een zeer hoog gevoelen van hem op , en (lelde hem voor in dienst van haare Rus-Keizerlyke Majefteit over te gaan ; eene aanbieding , welke hy ma verontwaardiging verwierp. Hy Mondt , derhalven , op 't punt om met de andere Krygsgevangcr.en r.a Kiow overgevoerd te worden : dan , zyne vrienden losten hem voor twee duizend Poolfche Dukaaten. Op deeze wyze in vryheid gefield , merkte hy zich zelveu aan als ontflaagen van het woord aan de Rusfen gegeeven ; het ^oor eene onbetwistbaare waarheid houdende , dat een Man die het gebruik van zyne vermogens koopt, regt heeft om dezelve aan te wenden in zulker voege als hy tot zyn welweezen noodig vindt. Overeenkomstig hier mede kwam de Graaf weder te Cracow, en werd met het hoogfte genoegen door de geheele Confederatie ontvangen. By den eerften Krygsraad vertoonde by aan de Confederatie, dat dewyl de Stad niet langer in ftaat was om het uit te houden , het een zaak van de uiterfte aangelegenheid werd , om zich van eene an-  i* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN andere wykplaats te verzekeren. Ten dien einde Helde hy aan den Raad voor hem te benoemen otn het Kasteel van Lublaw , op de grenzen van Hungarye te bemagtigen. Men keurde dién voorflag in den Raad goed, welke de uitvoering aan den Graaf toevertrouwde , die den tweeëntwintigen .uit Craco» toog; zes honderd Ruiters waren'beftemd om hem te volgen. Op de Grenzen genaderd ftelde hy alles te werk tot het bekomen van de noodige kundfchap om den uitflag deezer onderneeming te verzekeren. Hy waagde het zelfs den bevelvoerenden Officier van het Kasteel een bezoek te geeven , die geen het minste gevaar vreesde. Naa eenige herhaalde bezoeken bewoog hy meer dan de helft der bezetting , om zich by eede voor de Confederatie te verbinden ; en hy wagtte alleen op het opdaagen van het Krygsvolk uit Cracow. Dan ongelukkig hadt de aanvoerder dier Bende de onvoorzigtigheid om het oogmerk waar toe dezelve beftemd was, te openbaaren ; zo dat de tyding in het Kasteel van Lublaw kwam vóór het Krygsvolk, en de Graaf van benyowsky , die zich ter opwagting gereed hieldt in de Stad Georgenburg , niet verre van het Kasteel , gevangen genomen en in 't zelve gebragt werd. De voorzorg door hem gedraagen om in Hungaryen te blyven befchutte hem niet voorgevaar: dewyl de Bevelhebber van Leutsch , een Keizerlyke Stad , het vreemde Krygsvolk , ftrydig met het Regt van zyn Souverain, toegedaan hadt, in Hungaryen te trekken. De bevelvoerende Officier van het Kasteel behandelde den Graaf met de uiterfte ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 13 agting , en zondt hem , volgens bekomen last aan den Generaal apraxin te Cracow , van welke Stad hy ;,eduurende het afweezen des Graafs zich meester gemaakt hadt. Gelukkig ontmoette hem op den doortocht van Novitarg, eene bende van twee honderd Geconfedereerden , wier Officier de Uniform kende des Krygsvolks beftemd om den Graaf te vergezellen , en hem uit hunne handen verloste. Zo ras de Officier den Graaf van benyowsky herkende gaf hy het bevel aan hem over. Met deeze geringe magt toog hy naar Lublin , eene Stad , waar het overige der Confederatie van Cracow vastgefteld hadt zamen te komen om zich met die van Bar te vereenigen. Niet verre van Lublin genaderd , vaardigde hy een kundig Officier af om te onderzoeken of de Riffen nog verre af, en of een gedeelte der Geconfedereerden reeds in Lublin gekomen waren. Deeze berigtte hem, by zybe wederkomst , dat hy een gedeelte der Geconfedereerden in Lublin gevonden hadt , onder het bevel van m, derzanowsky , die toen bezig was met den Adel van dat Palatinaat over te haaien om zich ten voordeele der Confederatie te verklaaren ; maar dat hy tevens berigt ontvangen hadt , dat de Rusfen met een verhaasten marsch naderden om de Geconfedereerden uit die Stad te verdryven. Deeze tyding deedt den Graaf van benyowsky het opzet om in Lublin in te trekken ftaaken: hy ging in tegendeel na Spicza , waar hy Geconfedereerden aantrof , die zich by hem vervoegden. Uit Spicza liet hy verfcheide Manifesten uitgaan , waar in hy Om  14 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den Adel aanmaande om zich met hem te vereerd, gen , de verzamelplaats beftemmende te Zamosc na welke plaats hy optrok. Te Karsnoslaw gekomen, verftondt hy dat een gedeelte der Geconfedereerden , die na Chelm geweeken waren , gevaar liep van aangetast te zullen worden door een Rusfifche Bende , beftaande uit een Batallion Voetvolk, acht honderd Cozakken en vier honderd Husfaaren. Terftond befloot hy hun ter hulpe te fnellen, en trok den geheelen nagt tusfchen den zeventienden en achttienden van October voort. Hy kwam bykans onmiddelyk naa de Rusfen , wier Ruitery zich over de Voorlieden begon te verfpreiden. Hy viel er op aan en verdreef ze. Ter Stad ingetrokken ftelde hy den Colonel suhalsky , dien hy met vier honderd Ruiters op het groote Plein vondt , voor , de Stad te verhaten en op de Rusfen aan te vallen. Dit beflooten zynde , trok de Graaf met zyne geheele Krygsbende uit , zich gehatende te vlugten , om dus 's vyands Paardevolk van het Voetvolk af te trekken. Het gelukte hem hier door de Ruitery tot twee mylen van Chelm te lokken ; toen , op een grooten afftand van het Voetvolk verwyderd zynde, wendde hy fchielyk om en viel op de Ruitery vol vuurs aan. De Cozakken geraakten, op den eerften aanval , in wanorde, de Husfaaren, dien uitgedaan hebbende , poogden na het Voetvolk weder te keeren : op deezer aankomst trok de Graaf, wiens magt geheel in Ruitery beftondt , te rug, honderd en zes man verlooren hebbende : de vyand durfde hem  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15 hem niet naazetten. De Graaf keerde na Karsnoslaw te rug, waar hy het genoegen hadt om drie honderd man voetvolk aan te treffen , gezonden door den Adel van het Palatinaat Sandomir , tot byftand van Bar , de Stad van welke de Algemeene Confederatie den naam ontleende. Door deeze verfterking bevondt hy zich aan 't hoofd van twee duizend man, alleen Veldftukken en Krygsvoorraad ontbreekende., Eer hy Karsnoslaw verliet hieldt hy een Krygsraad , waar in men bepaalde na Zamosc te trekken , en bezit van die Stad te neemen , om het noodige Geweer , Geld en Krygstuig le krygen. Op den achtentwintigften van October floeg de Graaf zich neder in de Voorlieden en eischte van den Stads Bevelhebber, drie duizend Dukaaten , wapenen voor twee duizend man Voetvolk , vier Veldftukjes , vier duizend ponden Buskruid en zes duizend pond Kogels. Binnen kort bykans dien geheelen eisch verkreegen hebbende, verliet hy Zamosc, met oogmerk om na Bekz te trekken , en den Adel in dat Palatinaat aan te moedigen tot het treeden in de maatregelen der Geconfedereerden. By zyne komst te Grodeck oordeelde hy het raadzaam zich eenigen tyd daar op te houden om af te wagten , welke verfterking de Adel uit het Palatinaat van Lublin hem zou zenden. Tusfchen den zesden en tienden November kreeg hy zeven honderd en drieënveertig Ruiters en honderd en veertig Voetknegten : waar op hy , zich fterk genoeg oordeelende om voor Bekz te verfchynen , op den twaalf-  i6 GEDENKSCHRIFTEN en PvEIZEN twaalfden Grodeck verliet en derwaards toog. Door het Dorp Lelki gaande , ontmoette hy een Officier met brieven van den Generaal vitt , Bevelhebber te Kaminiecz , aan den Koning. Deeze Officier , die gedwongen werd zyne papieren over te geeven , berigtte hem dat 'er daadlyk een Rusfifche party in 't veld was, met het bepaald oogmerk om de magt der Geconfedereerden ten zynen gebiede ftaande, te vervolgen en te vernielen , en dat de Rusfifche Veldheer zyn hoofd op prys gefield hadt. Naa dit onderrigt en in gevolge van de byzonderheden ontdekt uit de bekomene papieren , veranderde hy van toeleg , en in flede van zelve na Belcz te gaan , zondt hy niet meer dan zes honderd Ruiters derwaards , onder den Colonel suhalsky om die Stad onder fchatting te Hellen. De Graaf toog, met het grootfte gedeelte zyns Legers, na Sokal, eene Stad niet verre van Belcz , waar hy de wederkomst zyner Spions verbeidde. Een deezer daagde den twintigften des nagts op , met berigt, dat de Rusjen, vereenigd met een Regiment Poolen in dienst van den Koning , met allen fpoed in aantocht waren , om den Graaf te verrasfen , dien zy veronderftelden dat met zyne geheele magt zich in Belcz bevondt. Met het aanbreeken van den dag zondt hy last aan zyn Officier te Belcz het bevel voerende, om 's nagts den éénentwintigen uit de Stad te trekken , na het Dorp Lelki te gaan de Rusfen te gemoet , en hun uit te lokken om hem naa te zetten. Uitdruklyk beval hy hem om na Sokal te wyken , en niet na den vyand te wenden eer hy op den oever der  des GRAAVEN van BENYOWSKY. )? der Riviere was op den weg naa Sokal. Deeze bevelen afgevaardigd hebbende verliet de Graaf op den éénentwindgden van December Sokal, enplaatfte zyn Voetvolk , met vier Hukken Kanon in een liinderlaage, in een bosch ter zyde van den weg , terw 1 hy zelve , met zyne Ruitery , bedekt lag agter eene hoogte digt by Lelki. In deeze ligging bragt hy den geheelen dag en een gedeelte van den nagt door , dikmaals Benden uitzendende na Lelki om den vyand gade te flaan. Zyne Officiers kwamen alle uuren te rugge met berigt. Eindelyk verfcheen het lang gewenschte uur, 't welk hem kennis gaf, dat die van Belcz de Rusfen ontmoet hadden en önmiddelyk door dezelven aangevallen waren , als mede dat de Geconfedereerden , binnen zeer korten tyd , zyn Rost zouden voorby trekken. In de daad de Graaf hoorde verfcheide fchooten , en zag welhaast den Colonel suhalsky na Sokal wyken, naagezet door de Rusfen. Hy liet ze beiden voorby trekken, tot dat suhalsky het bosch voorby was, .•aar het Voetvolk in hindertaage lag. 't Zelve maakte een fterk vuur op de Rusfen , die terftond llü hielden en zich wendden na de hoogte agter wel* ke de Graaf bedekt lag , buiten het bereik van een Kanonfchoot. De Rusfen fchaarden zich in dagorde om den Colonel suhalsky te ontvangen ; die zich tegen hun Wendde, onderdeund door het Voetvolk uit de hinderlaagd. Zoo ras het fchjeten eert aanvang genomen hadt, viel de Graaf aan op 's vyands rechter vleugel, die, genoodzaakt te wyken, met de grootde wanorde in 't midden der dagorde B ltorc-  18 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ftortte. De Rusfen vogten nogthans met eene wanhoopige dapperheid , zo lang hun Krygsvoorraad ftrekte : dan , in 't einde genoodzaakt voor geweld te bukken , gaven zy zich Krygsgevangen ten getale van vier honderd man , zynde het overige van de party drie duizend. Naa deeze gelukkige beflisfing werd de Graaf, verwonderd dat hy geen Kanon by 's vyands Voetvolk vondt , onderrigt , dat de Rusfifche Bevelhebber de Generaal Ismailow, bemerkt hebbende, dat het Le;;er onder den Colonel suhalsky alleen een Smaldeel was, beflooten hadt dat de Graaf zelve te Bekz gebleeven ware ; waarom hy alleen de Ruitery zondt met zes Compaguien Jaagers om dit Smaldeel naa te zetten ; terwyl hy zelve met vier Battalions , zes Hukken Kanon , tien Esquadrons Husfaaren , en een Poolsch Regiment Ruitery na Belcz trok om de party van den Graaf te verdelgen. Om de beste narigten van de oogmerken deezes Generaals te krygen , vaardigde de Graaf benyowsky den Poolfclun Capitein ribniczki af, tot het doen van de noodige navorfchingen , en om , zo 't mogelyk ware , het Poolfche Regiment tot de zyde der Geconfedereerden over te haaien. Naa het vertrek deezes Afgevaardigden trok de Graaf met zyn Krygsvolk na Mofty, eene Stad ligdende tusfehen het gebergte van Zwart Rusland omtrent zestien mylen van het Slagveld , waar hy tot den zevenentwintigften bleef. 's Anderen daags kreeg hy op den middag berigt , dat 'er Troepen gezien waren op de hoogte , voorttrekkende met vlie-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 19 vliegende vaandels. Onraiddelyk bragt hy zyn volk in beweeging , toog tegen hun op , met oogmerk om ze heftig te ontvangen : doch welhaast vondt hy zich op 't aangenaamst verrast door de aankomst van een Poolsch Officier , dien hy terftond voor den afgezondenen herkende, en die hem onderrigtte, dat de Troepen in aantocht beftonden uit vier Esquadrons Poolfche Ruiters , die , den Rusfifchen dienst verlaaten hebbende , in dienst der Geconfedereerden verlangden te treeden. Zy werden in den gewoonen Eed genomen. De Graaf befioot daar op na Bar te trekken , om aan de Algemeene Confederatie verflag te geeven van zyne verrigtingen, en befchikking op zyne Krygsgevangenen te maaken. Doch , den volgenden dag kundfehap gekreegen hebbende van het inneemen van Bar en het wyken des Graaven van potoczky na de Grenzen van Turkye , verlangde hy zich by hem te vervoegen, en zou aan dit verlangen voldaan hebben , was hy door den Adel des Paiatinaats van Lamberg , die hem verfcheide Gezanten zondt, niet aangezogt geworden om zich na hunne Stad te begeeven en hun te onderfteunen in het verklaareu voor de Confederatie. Hy trok derhalven na Lemberg op den vierden van December , en hief eene fchatting in die Si ad ; doch kreeg geen meer verllcrking dan flegts vyftig Ruiters. Van Lemberg zondt hy eene party na Brody , om cenig geld te heffen , en hy zelve toog na den Dniejler. Op den veertienden ontmoette hy te Zaralow een gedeelte der Geconfedereerden van de Bende onder den Graaf van palanzky; B 2 uit  ao GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN uit deezen verftondt hy volkomen wat de Confederatie geleden hadt; het inneemeu van Bar , de nederlaag van den Graaf potoczky te Podhayze, ende gevangenneeming van den ouden Maarfchalk rulauzky ; doch 't geen hem 't meest van alle gebeurtenisfen trof was het oogmerk der twee Zoonen van dien Maarfchalk , om , daar hun Vader gevangen was , het Leger der Geconfedereerden te verlaaten. Alle deeze omftandigheden deeden den Graaf van benyowsky bcfluiten , om den eenentwintigden van December, na Zuaniecz te trekken. De jonge Graaven pulauzky, zyne oude vrienden, ontvingen hem met de grootfte blydfchap, als een Vriend bekwaam om hun byftand te bieden in hunne onderneemingen. Den volgenden dag werd hy benoemd tot algemeen Bevelhebber over de Ruitery en aangefteld tot Oppergezagvoerder te Zuaniecz , een post, welke de oudfte Zoon van den Graaf pulauzky aan hem afftondt , uit hoofde van het vertrouwen , 't geen hy in 's Graaven ondervinding Helde. Onmiddelyk naa de aankomst van den Graaf werd er eene verandering gemaakt in de Krygstugt der Troepen van de Geconfedereerden. Zy werden beter bezorgd , en op de ondergefchiktheid ftrikter gelet. En dewyl de ftrengheid van het Jaargetyd de aannadering der Rusfen fcheen te verbieden, bediende zich de Graaf van dien tyd om de Sterktens van Zuaniecz en Okopp met voorraad te vullen: in de laatstgemelde voerde de jonge Graaf pulauzky in eigen perfoon het bevel. Hy ftelde ook alle zyne  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ai ne vermogens te werk om den Graaf potoczky en karsinzky met den Maarfchalk pulauzky te bevredigen. Maar deeze bemiddeling liepbykans ongelukkig af voor den Graaf van benyowsky zelve; want de Graaf Potoczky , hem verdagt houdende van een toeleg om den Maarfchalk pulauzky door openbaar geweld , op vrye voeten te (tellen , ging zo verre dat hy last gaf om den Graaf van benyowsky in hegtenis te neemen. Dan deeze , de lugt gekreegen hebbende van dit bedryf, verliet de Legerplaats en vertrok na Zuaniecz , waar hy zich nog naamver dan voorheen verbondt aan de Zoonen des Maarfchalks pulauzky. Wanneer de Graaf op den negenentwintigften December het berigt ontving dat de Graaf potoczky , met zyn Krygsvolk na Bender vertrokken was, zag hy duidelyk , dat deeze fcheiding tusfchen de twee partyen der Geconfedereerden , derzelver kragt zou breeken , en raadde daarom den Graaf van pulauzky aan de Graaven potoczky en krasinzky te fchryven , om aan te tooncn de veelvuldige gevaaren , waar aan zy vcele gedeeltens der Confederatie zouden blootftellen , door zich van dezelve af te fcheiden ; dat het in tegendeel , volftrekt noodzaaklyk was, met eene groote menigte Turken in Poolen weder te keeren , om den Adel aan te moedigen en te onderdennen in het opvatten deiwapenen ten voordeele der Confederatie , 't welk zy gemaklyk konden doen door hunne byzondere belangens aan het algemeen welweezen der Republiek op te offeren. Maar de Graaf potoczky, alB 3 leen  act GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN leen luisterende na de inboezemingcn zyner eerzugt , en geftreeld door de onderfeheiding waar mede de Turken hen bejegenden , volhardde in het oogmerk om het Turkfche Leger niet te verbaten, en hy haalde den Graaf van krasinzky over om in die zelfde maatregelen te treeden. Dit fchïelyk vertrek der Graaven potoczky en krasinzky , en de afftand van het Turkfche Leger by Dender , ftelde de oogmerken geheel te leur van de twee partyen Geconfedereerden , beftaande uit zeven duizend acht honderd man; de eene helft onder 't bevel van Graaf casimir palauzky te Okopp , en de andere onder dat des Graaven benyowsky te Zuaniecz. Deeze twee Legerhoofden namen , om den moed in hun volk leevendig te houden en aan de weezenlyke oogmerken der Con» federatie te beantwoorden , drie duizend Lipky , eene foort van ligte Turkfche Ruitery , in bezolding, en , naa de beide Vestingen in ftaat van verdeediging gefield te hebben , betrokken zy twee Legerplaatzen tusfchen Zuaniecz en Okopp. Zodanig was hun toefland op den tweeëntwintigHen january MDCCLXK, Op den vierentwintigflen kreegen zy tyding dat eene Rusfifche Bende, aangevoerd door den Generaal Ïsmailow , zich nedergeflaagen hadt te Conjlantinow , in Wolma , en dat eene andere Bende onder den Generaal ks.itPetnikow te Lemberg lag. Hier uit bellooten zy, dat de Rusfen ten oogmerk hadden hun af te matten door hun ligt Krygsvolk, tot de verwagte aankomst des Generaals calitzin met het groot Leger.  des GRAAVEN van BENYOWSKY. %z ger. Om dit voor te komen was hun eerfte werk om de bewaaring der Sterktens van Zuaniecz en Okopp te bezorgen ; waar naa zy de Veldlegering opbraken om den vyand tegen te trekken. De Graaf pulauzky zou den Generaal kretsetnikow, en de Graaf benyowsky den Generaal ïsmailow te gemoet gaan. Benyowsky richtte zyn marsch na Skalat , een Kasteel en Stad toebehoorende aan den Graaf scipion , een zyner beste Vrienden , 't geen hem egter niet belette om zich meester te maaken van het Gefchut en den Voorraad. Van Skalat trok hy na Viogrodeck , Lampol en Zaczjlaw, te welker laatstgemelde plaats hy eene verfterking ontving van honderd en zestig Ruiters en twee en tachtig Soldaaten. Van Zaczjlaw week hy in het bosch van Lackow , en zondt twee Officieren uit om 's vyands post te Conjlantinow op te neemen. Zy verzekerden hem, by hunne wederkomst, dat de Generaal ïsmailow daar nog niet was aangekomen, doch dat men hem alle oogenblikken verwagtte , dat zich te Conflantinow alleen een Major bevonut, bevel voerende over zes Compagnien Voetvolk, voorzien van twee Veldftukjes , vier honderd Husfaaren , en drie of vier honderd Cozakken; dat de vyand geheel niets wist van de gefteldhcid der Geconfedereerden , die zy veronderftelden nog in hunne Sterktens te weezen. Benyowsky hadt deeze kennisgeeving niet ontvangen , of hy toog met zyne Krygsmagt den geheelen nagt tusfchen den zevenden en achtften February voort , en verfchcen 's morgens ten vier uuren B 4 voor  24 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voor Co?,ftantinow.. Qnmiddelyk fchikte hy. zyn volk in orde van aanval , en deedt denzei ven ten Vyf uuren op drie plaatzen te gelyk. De Rusfen booden geringen tegeuftand , vcelen hunner fneuvelden , riewyl de Turken niets verfchoondcn ; 't welk de Graaf benyowsky noodzaakte om den Aga die dezelve aanvoerde te bedreigen , dat , indien hy geen einde maakte aan de fiagting door de zyrïen aangerigt , hy deeze wreedheid op heeter daad zou (h affen. Deeze moedigheid van den Graaf Spaarde hei leeven van veclen deezer ongelukkigen. De Rusfen in deezer voege verfiaagen hebbende, nam by bezit van Conftantimiv , waar hy fchatting hief en voorttrok na Medzibors , van welke plaats hy op den vyftienden het Kasteel innam; de bezetting beftondt uit acht en zestig Grenadiers, met acht (tukken Kanon , en een voorraad van Krygsbehoeftens en Leeftocht. Van Medzibors ging hy de Rivier Bogh over na Grodek trekkende. Onder den weg ontving hy berigt , dat de Rusfen, vereenigd niet den Generaal branicky in 's Konings dienst , kennis gekregen hebbende van 's Graaven krygsverrigtingen en optocht, van Har vierduizend man Voet- en Paardevolk gezonden hadden om hem naa te zetten. Deeze tyding deedt hem zyn marsen verhaasten, en de Rivier Smotrick ten Noorden van het Kasteel Feljlin overtrekken. Op den zevenentwintigflen , Satanow bereikt hebbende , ontving hy de .tyding , dat de Graaf pulauzky , tegen Lemberg niet gcflaagd zynde , gepoogd hadt verscheiden partyen der Rusfen in de nabuurfchap dier Stad  des GRAAVEN van BENYOWSKY. *5 Stad liggende te doen verhuizen, drie van welken door hem verflaagen waren: doch dat hy berigten van de grootfte aangelegenheid ontvangen hebbende, behouden na Zuaniecz te rug getrokken was, in hoope om zich met den Graaf te vereenigen. Die daar op Satanow verliet en zich na Grodek begaf. Als hy het Dorp O [lokopia doortrok, ontmoette hy verfcheide wagens met gewonden , uit welken hy vcrftondt dat de Graaf pulauzky een zeer fcherp gevegt gehad hadt met de Rusfen by de Rivier Strebovicza en na C c dek geweeken was , de Rusfen het niet raadzaam oordeelende hem naa te zetten. Hier op deedt de Graaf van benyowsky zyne Troepen ftil houden om uit te rusten , en vervolgens den geheelen nagt door voortgetrokken zynde, kwam hy, met het aanbreeken van den dag, voor Grodek , waar de Graaf pulauzky zyne komst verdaan hebbende , hem ontmoette en in de Stad geleid.ie. De vereeniging van deeze Troepen was een dier gelukkige wendingen van den Krygskans , welke alleen den uitflag van eene welaangelegde onderneeming kon veranderen als die van den Generaal ïsmailow , die , zints het voorgevallene te Conjlantinow , den Graaf benyowsky opgezogt hadt, zonder hem te kunnen aantreffen. De Rusfifche Bevelhebber verdaan hebbende, dat de Graaf pulauzky met drie duizend man zich te Grodek bevondt , bedoor hem in te fluiten , 't geen hy zeker zou volvoerd hebben , indien de aankomst der Graaven met vier duizend drie honderd man , dit niet verhinderd hadt. B 5 Een  i6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Een afgezonden Legerboop der Geconfedereerden kondigde op den achtentwintigfteH van February de nadering aan van de Rusfen, die, ten getale van tien duizend , in twee kolommen aanrukten. Op den eerden van Maart waren zy 's morgens ten zeven uuren flegts dén rnyl van de Stad , wanneer de Graaf van pulauzky zich tegen hun in dagordening fchaarde met achtentwintig Compagnicn Voetvolk , zes dukken Kanon en de Turkfche en Poolfche Ruitery in eiken vleugel. Ten negen uuren ving de dag aan, begonnen door de Rusfifche Ruitery , die op den rechter vleugel der Geconfedereerden aanrukte en denzelven noodzaakte te deinzen. Het middelpunt werd ten zelfden tyde aangevallen door 's vyands Voetvolk in de gebc-ele uitgedrektheid, ook wendde 't zelve zich tegen den dinkervleugel. Op dit oogenblik deedt de Graaf benyowsky al zyn Voetvolk aanvoeren om den flinkervleugel van den Graaf pulauzky te onderfteunen, en hy zelve viel aan 't hoofd zyner Ruiterbende op 's vyands rechtervleugel aan, die op deeze trek geheel niet bedagt was. De Rusfifche Veldheer verdeelde daar op het middelde zyns Legers om de vleugels te hulp te komen ; maar de Cozakken des vyands overhoop geworpen zynde, belette dit het Voetvolk aan de bevelen te gehoorzaamen. Het gevolg was , dat de laatstgemelde in de uiterde verwarring geraakten en zich genoodzaakt vonden fchielyk te rug te wyken , met het verlies der Wagenen en Artillery. Deeze dag kwam den Rusfen op twaalf honderd gefneuvslden en een gelyk getal gevangenen te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 17 te (taan : 't getal van gedooden en gewonden der Geconfedereerden was flegts negen honderd. De twee Graaven verlieten op den tweeden Maart de ftad Grodek, en toogen na Zuaniecz, met oogmerk om een Krygsraad te houden , en een etndelvk befluit te neemen over de maatregelen voortaan te volgen. Op den zevenden verdeelden zy op eene vlakte tusfehen Zuaniecz en Okopp hunne Krygsbenden om ze in die Sterktens te brengen en van de doorgeftaane vermoeienisfeu te laten uitrusten. 's Volgenden daags hieldt men den Krygsraad , op welken de Generaals laurent , potoczky , grocholzky , radziminsky , SLABUSEltSKY j Kü- viczy , en andere Bevelhebbers van de Krygsbenden der Republiek , aan de Confederatie vefknogt, zich tegenwoordig bevonden. De beide Graaven , overtuigd , dat de Rusfen alleen de wederkomst der Lente afwagtten om de Turkfche Grenzen te naderen, vertoogden voor den Raad, dat het voorzigtig zou weezen de twee Posten van Zuaniecz en Okopp te verlaaten en na Poolen te keeren. Zy gaven voor reden , Dat terwyl zy op de Turkfche grenzen bleeven , de Rusfen hun afgefcheiden zouden houden van Poolen , en dat gevolglyk de Palatinaaten zich niet voor de Confederatie konden verkiaaren ; dewyl zy geen fteun vonden in eenige Krygsmagt. Dat zy zich ook verftooken zagen om onderftand en volk uit Poolen te krygen , tot aanvulling van dagelykfche verliezen. En, ein- delyk , dat de Vestingen Zuaniecz en Okopp het nooit tegen een Leger zouden kunnen uithouden. De*.  3? GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Deeze vertoogen vonden géén ingang by den Raad, die ftandvastig by 't befluit bleef om deeze twee Sterktens te bewaaren ; ten dien einde beflooten zy een Gezant aan de Graaven potoczky en krazinzky af te vaardigen met verzoek om manfehap en geld ; en een ander na Conftanlinopolen om dit zdfde van den Grooten Heer te verzoeken. Te vergeefsch toonden de Graaven pulauzky en benyowsky , dat de Rusfen , vóór de wederkomst dier Gezanten , hun zouden aanvallen en het hun onmogelyk maaken de tegenwoordige Posten te ver-, laaten: de Raad hieldt zich vast aan 't eerst genomen befluit. Eene Party uitgezonden om voorraad op te doen, bragt den tienden van Maart tyding , dat zy een talryken hoop van vyandlyke Ruitery te Korolouka gezien hadden. De Raad gaf terflond last om 'er een deel Krygsvolk op af te zenden. De Graaf benyowsky nam het geleide, uit eigen beweeging, op zich : doch in ftede van den Vyand, ontmoette hy zes honderd Geconfedereerden, die voorheen onder den Prins lubomiersky gediend hadden. De Graaf benyowsky ontving den twaalfden 's morgens berigt , dat de Generaal vitt zeven honderd man uit Kamieniecz Podolsky hadt doen trekken , om zich voor Zuaniecz neder te (laan. De Raad hier van verwittigd gaf den Graaf benyowsky last om de noodige fchikkingen te maaken, tot liet voorkomen van dit ontwerp , 't geen hy deedt door zich met acht Esquadrons Ruitery tot die Manfehap te vervoegen. By dezelve gekomen ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 20 verftondt by dat de Generaal viTT dit volk alleen gezonden hadt om een Rwfifchen Courier van Conftanlinopolen te ontvangen , die hun in handen geMeld zou worden door een Turkfche Bende van Chotyn. Op dit berigt gaf de Graaf van benyowsky den Officier te verftaan , dat de Turken genoeg vertrouwen in de Geconfedereerden fielden om dien Courier door hun heen te laaten trekken, voor wiens lot het onnoodig was dat de Generaal vitt zich eenigzins ongerust maakte : die alleen met zynen trotfchen aart geraadpleegd hebbende in het afzenden van dit Krygsvolk , rhisfchien reden zou vinden om zicli over dien ftap te beklaageu. Op dit antwoord volgde een bevel aan den Officier om tcrftond met zyn onderhebbende manfehap af te trekken ; of zich te verdeedigen. De Koningiyke Officier koos zonder toeven het eerfte , en keerde weder na Kamieniecz, gelyk de Graaf na Zuaniecz , waar de Rusfifche Courier intusfehen was aangekomen , dien hy van de Turken overnam om na Kamieniecz gebragt te worden. Graaf pulauzky zondt in den nngt van den vyftienden een Boode aan den Graaf benyowsky , met berigt , dat hy met een deel Krygsvolk uit Okopp getrokken zynde , op den weg na Oucze , door de Rusfen was aangetast en genoodzaakt te rug te wyken na Grodek , een Dorp waar men hem verzogt hadt te komen. De Graaf benyowsky (helde tcrftond met een gedeelte zyner Ruitery ten byftand ; maar , fchoon hy zestien mylen in veertien uuren  H GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN uuren aflei , bereikte hy de plaats niet dan naa den flag, die tegen alle vervvagting , ten voordeele der Geconfedereerden was afgcloopen : want de Graaf pulauzky hadt fiegts vier honderd man by zich om tegen veertien honderd te vegten. De Gevangenen by deezen flag verzekerden, dat die Party der Rusfen op verkenning was uitgezonden , om eenige Gevangenen te bekomen , om uit hun te vernemen hoe het gefield ware met de Sterktens Zuaniecz en Okopp. Zy gaven ook te verftaan het oogmerk van den Generaal ïsmailow om binnen kort deeze Sterktens met twaalf duizend man aan te taften. De Graaf benyowsky, den achttienden, wedergekeerd , deelde dit nieuws den Raad mede, 't welk bevestigd werd door een Poolfch Officier , die van Kamieniecz weggeloopen was om zich by de Geconfedereerden te voegen. Op den eenentwintigden nieuwe tydingen van de aannadering des vyands ontvangen hebbende , haalde hy den Graaf pulauzky over om de Sterkte Okopp te verlaaten , als buiten daat tot het uitdaan van een beleg; doch de Raad wilde in de ontruiming van die Plaats niet bewilligen ; dan in 't einde op den twee en drieentwintigden , verzekerd , dat de Generaal ïsmailow niet meer dan drie mylen van Zuaniecz af was , gaven zy alle hoop op. De Leden van den Raad toonden zich toen enkel bedagt hoe zy ieders eigene veiligheid zouden vinden , de een naa den ander verliet de Sterkte om in Turkye de wyk te nee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 31 neemcn , alle de Rusfifche Gevangenen met zich voerende. Dit bedryf liet de geheele befchikking der zaaken in handen des Graafs benyowsky. Deeze zag 's morgens den vierentvvintigften van de Sterkte de Colommen des vyands elkander volgende en zich verdeelende by het Dorp Havrilouka, waar uit hy opmaakte, dat zy voor hadden de twee Sterktens van Zuaniecz en Okopp ten zelfden tyde aan te tasten , eene gisfing waar in hy zich niet bedroogen vond. Op den zelfden dag liet de Graaf 's middags verfcheide achtponders op den vyand losbranden alleen met een derde van 't gewoone fchot gelaaden. Dc kogels, in gevolge hier van den vyand niet bereikende , beflooten ze, dat zy, zonder hinder , de Sterkte nader konden komen , 't welk zy onmiddelyk deeden , en aan de oprigtïng der batteryen begonnen te arbeiden. Den vyfentwintigften vingen de Rtisfen aan met op het Kasteel te fchieten , en voeren tot den avond voort, zonder eenigzius met nadruk beantwoord te worden ; doch in den nagt tusfehen den vyf- en zesentwiniigflen , toog de Graaf, naa den bevelvoerenden Officier onder hem last gegeeven te hebben om met het zwaarfte gefchut, by het aanb reeken des dageraads, op den vyand los te branden, door de poort van Otlaky , die na den Dniefter loopt, het Kasteel uit , met twee duizend Ruiters , en door Brahy gaande , reedt hy den geheelen omtrek des Rusfifchen Legers rond , zo dat hy , met het aanbreeken van den dag , zich daar agter bevondt. Op dit oogenblik begon het grof gefchut van het Kas-  ga GEDENKSCHRIFTEN en FvEIZEN Kasteel een zwaar en vernielend vuur aan te rigten in 's vyands Legerplaats , binnen een half fchot van de Vesting nedergeflaagen. Hunne Troepen , die zich niet konden verzamelen zonder zich bloot te Hellen aan het hevigst vuur , 't welk de gelederen dunde, waren welhaast in de uiterfte wanorde, die nog toenam daar de Ruitery op hun met geweld aanviel en eindelyk noodzaakte de Legerplaats met at den voorraad te verbaten , en in aller yl na Grodek te vlugten. Defchrik, welke hun aangreep was zo groot , dat zy met vlieden niet ophielden eer zy op zes mylen afftands van Zuaniecz gekomen waren. Tc deezer gelegenheid verboren zy elf honderd man aan Dooden, en drie honderd achtentwintig aan Gevangenen , twee Vaandels , drie Standaarden , en achttien Hukken Kanon. De Graaf benyowsky , na deeze verlosfing van Zuaniecz , verlangende om zyn Medegenoot Graaf pulauzky te Okopp by te Haan , toog onmiddelyk na die Sterkte ; doch vondt dezelve , by zyne aankomst in asfche gelegd , en geheel verlasten , uitgenomen van Herveuden en dooden. Eenigen der eerstgemelden berigten hem, dat de Graaf pulauzky , de onmogelykheid ziende om Okopp te behouden , naa het afweeren van drie aanvallen , zelve den brand gefiooken hadt in de Stad en in het Kasteel , en daar op terltond was uitgetrokken , met oogmerk om door 's vyands Legerplaats heen te Haan , en zich by den Graaf van benyowsky te voegen; doch dat zy van het volgend lot huns onverfchrokken Oppc-rhoofds geen verdere kennis droegen. De  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 33 De Graaf, de gewonden op gefehikte wagens gelegd hebbende, keerde weder na Zuaniecz. Den negenentwintigften ontving by een brief van den Graaf van pulauzky , met berigt , dat hy Okopp verlaaten hebbende , niet in ftaat geweest was om Zuaniecz te bereiken, en daarom den Dnisjler was overgetrokken; en zyn marsch door Moldavië neemende was hy gelukkig te Zombor gekomen, waarom hy voorltelde zich te vereenigen met de Geconfedereerden te Sandomir, in afwagting van 's Graaven komst, dien hy raadde Zuaniecz te verlaaten, en onmiddelyk na Turkye te wyken , en vryelyk door Moldavië op de Grenzen van Hungarye te trekken , waar hy hem zou opwagten in den omtrek van Zombor. Aan alle de Bevelhebbers deelde de Graaf van benyowsky deezen brief mede. Zy beflooten met hem in de maatregelen door den Graaf pulauzky opgegeeven te treeden. In gevolge van deezen raadflag zondt hy twee zyner Officieren na den Bacha van Clwtym , om deezen van zyn oogmerk te verftendigen , en den noodigen byftand tot den doortocht te verzoeken. De Bacha berustte in alle de eifchen door den Graaf gedaan , en beloofde alle hulpe. Er werd terftond bevel gegeeven om alle Veldtoerusting na Otaky , een Dorp niet verre van Chotym te zenden. Op den dertigften ontruimde hy Zuaniecz , en trok na Braha , een Poolsch Dorp op den oever van den Dniefier tegen over Chotym en ouder 't bereik van 't gefchut dier Sterkte. Niets was er nu meer te doen dan de Rivier C over  34 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN over te trekken ; maar juist toen de Graaf bezig was om eene brug te vervaardigen, zondt de Bacha hem eene boodfchap , dat hy op geenerlei wyze hem durfde toeftaan een brug over de Rivier te flaan zonder uitdruklyken last van den Grooten Heer ; en dat hy , daarenboven , by nader bedenken, het onraadzaam geoordeeld hadt den Graaf met diens Krygsvolk op het Turksch Grondgebied toe te laaten, vóór hy van Conflantinopole deswegen vryheid ontving. Deeze boodfchap bragt den Graaf in de uiterfte verlegenheid. Want , daar hy Zuaniecz ontruimd hadt, vondt hy zich blootgefteld om, by de eerfte gelegenheid , omringd te worden door de Rusfen, die den Bacha van Chotym in hun belang hebbende , gereedlyk en zonder gevaar , den Graaf konden aanvallen , als 't hun behaagde. Den zesden van April namen de Rusfen bezit van Zuaniecz , en zonden een party af met oogmerk om den Graaf met alle de zynen te verdelgen, 's Nagts tusfehen den zevenden en achtften werd hy te Braha aangevallen door vier duizend man ; doch de verhaasting des Veldheers behieldt den Graaf, 's Vyands Ruitery ging het Voetvolk voor en rukte het Dorp in, waar zy zeer flegt ontvangen werden door twee battcryen , door den Graaf op eene kleine hoogte opgeworpen. Hier door genoodzaakt te wyken Hopten zy den weg voor het Voetvolk , dat den berg van Braha afkwam ; en dewyl elk fchot van de batteryen trof, hadt de Graaf het geluk hun af te wyzen. Daar hij niet te min op geen tweede bezoek  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 35 zoek gefield was , verliet hy Braha op den achttien , en bereikte Kitaygrod , waar hy een brug over den Dniefier üoeg , en , in fpyt des verbods en der bedreigingen van den Bacha op Turksch Grondgebied kwam. Voorts toog hy door Mefava en wendde na Stadienieza by Chotym, waar hy zyne Tenten nederflöeg niet verre van de Legerplaats des Bacha's van Natolia, met oogmerk om zyne Krygsbenden een korten tyd rust te gunnen , en de noodige maatregels te beraamen tot het gemaklyk maaken van zyn marset) door Moldavië. De Bacha van Chotym zondt hem den tienden bevel om zyne Legerplaats optebreeken, en het Grondgebied des Grooteir Heers te verlaaten ; dit bevel ging gepaard met de bedreiging , dat hy op 't minfle blyk van weigering , alle de Geconfedereerden zou doen in Hukken houwen. De Graaf gaf ten andwoord , dat hy , daar de Groote lieer zyne befcherming aan de Geconfedereerden van de Republiek beloofd hadt , van welke hy een Lid uitmaakte, ten uiterflen verfleld Hond over het gedrag van den Bacha, die reeds zyn woord gebrooken hadt, door hem alle hulpe te belooven , en egter te verbieden de Rivier by Braha over te trekken, 't welk hem geheel blootfielde voor de overmagt der Rus[en ; dat hy geene bewyzen meer noodig hadt om zich verzekerd te houden van de kwaade trouw des Bacha's , die zyne diensten aan de Rusje?i verkogt hadt; en dat hy voor diens bedreigingen niet vervaard was ; ten vollen overtuigd , dat de braave manfehap , over welke hy het bevel hadt , geen C 2 last  36 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN last zo laag , als het ombrengen van de Vrienden en Bondgenooten des Grootcn Heers , die op diens Grondgebied de wyk genomen hadden , zouden uitvoeren. Naa het afvaardigen van deeze boodfchap maakte de Graaf zyne opwagting by den Bacha van Natolia , digt by hem gelegerd , aan wien hy alle byzonderheden van 't gedrag des Bacha's van Chotym ontvouwde , hem tellens verzoekende om zynen byftand tegen het geweld van dien verraader. De Bacha van Natolia, een heiralyk vyand des Bacha'3 van Chotym, beloofde den Graaf zynen byftand, en raadde hem een Boode na den Grootcn Heer te zenden , om dien te verwittigen van het gedrag des Bevelhebbers te Chotym. De Graaf deedt het dien eigen dag. 's Avonds den elfden zondt de Bacha van Chotym een Aga der Janitzaaren aan den Bacha van Natolia, met bevel om zich van den perfoon des Graaven te verzekeren , en hem na Chotym te zenden om ftrarfe te lyden wegens zyne vermetelheid. Dan de Bacha van Natolia hieldt zyn woord by den Graaf, door te verftaan te geeven dat de Graaf een Boode na Conftantinopole gezonden hebbende, volgens de wetten geregtigd was tot het hebben van een Vryplaats tot de wederkomst eens Firmans van den Grooten Heer ; en dat, daar 's Graaven perfoon wel in zyne handen betrouwd was , de Bacha van Chotym , over de veiligheid niet behoefde bekommerd te wezen , fchoon hy weigerde hem uit te leveren , zonder uitdruklyken last des Grooten  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 37 ten Heers. Na dat de Aga vertrokken was, raadde de Bacha van Natolia den Graaf, dat hy zyne Legerplaats zou opbreeken en weg trekken; ten einde de Bacha van Chotym zich op hem niet mogt wreeken door verraad. Deeze edelmoedige Turk liet het geenzins berusten by alle de tekenen van vriendfchap hem geduurende dit kort verblyf beweezen ; maar befchikte duizend Ruiters om den Graaf tot de Grenzen van Poolen te vergezellen. De Graaf brak den veertienden op en nam den weg na Cfemiowcze, de verblyfplaats van den Hospodar , waar hy den zestienden aankwam. Van daar vaardigde hy verfcheide zyner Officieren af om de achtergelaatene Veld-bagafie van Chotym te haaien ; doch deezen keerden met berigt, dat de Bacha alles zich toegeëigend hadt. In deezer voege geplunderd door zynen Bondgenoot , zette hy den tocht voort na Avriloveze, waar hy de Turkfche Spahis van zich liet trekken ; eindelyk bereikte hy Zadobricze in Polen , liever het op den kans des oorlogs laatende aankomen , fchoon in een zeer hachlyken toeftand , dan op de laage behandeling hem door de Turken aangedaan. Zyn Krygsvolk verfrist hebbende , 't welk thans uit omtrend drie duizend en negen honderd man beftondt, Helde hy zich voor op den achttienden na Zombor te trekken en daar met den Graaf van pulauzky te vereenigen ; maar veelen der Bevelhebberen weigerden hem te volgen , en verlieten hem veertien honderd Ruiters, die de zieken en gewonC 3 den  38 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ■den niet wilden mede neemen , en deezer bezorging belemmerde den Graaf grootlyks. Hy zette zyn marsch langs de Rivier Pruth voort tot aan Dobrilov , 't geen hy den zesentwintigften bereikte. Van Dobrilow toog hy na Oriow , en vervolgens na Dorchovicz , gelegen in een Valei tusfchen het Carpatifche Gebergte. Van Dorchovicz zondt hy den vyfden May een Officier na Zombor om kundfchap op te doen van den Graaf pulauzky ; deeze bragt hem den negenden tyding, dat die Graaf in Hungarye geweeken was , en dat de Rusfen zich daar onder het bevel van den Colonel brincken bevonden , die , van de aannadering des Graafs verwittigd , beflooten hadt hem op te zoeken. De Graaf, door dit berigt overtuigd van het groot gevaar waar in hy verkeerde , en 't geen hy niet kon ontwyken, dewyl hy ingeflootcn was door zyne vyanden , ftelde zyn volk voor Hungarye in te trekken, en daar eene gunstige gelegenheid af te wagten , om vereenigd met den Graaf pulauzky in Poolen te rukken. Maar zy weigerden hem te volgen : naardemaal zy , voor het grootfte gedeelte , uit overloopers uit Keizerlyken dienst beftonden , en gevolglyk zich op het Grondgebied der Keizerinne niet durfden waagen. In deezen verlegen toeftand fchoot hem geen ander middel over dan in het bosch van Zyduczow de wyk te neemen , 't geen hy tcrftond in 't werk ftelde. Zeker zou de Colonel brincken gemist hebben in hem te vinden , indien hy geen  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 39 geen berigt van deeze wykplaats bekomen hadt door een overloopcr , die den Graaf verliet als zy by Kippa in het bosch van Zyduczow introkken. De Rusfifche Colonel, oordeelende dat de Graaf na Stry zou trekken om zich te vervoegen by de Geconfedereerden te Sanok, verhaastte zyn marsch , en kwam te dier plaatze een halven dag vóór den Graaf, wiens volk door vermoeidheid en honger was afgemat. In deezen ftaat werd hy op den negentienden van May op den middag aangetast door den Colonel brincken , aan 't hoofd van vier dl izend man. De <}raaf was in 't eerst genoodzaakt te wyken ; doch zyn Gefchut bekomen hebbende, drong hy den Colonel op zyn beurt, te deinzen , die in 't einde het flagveld verliet en na Stry week. Het voordeel deezer overwinning ftrekte alleen om de elenden van den Graaf te vermeerderen , die , in deeze eene ontmoeting , by de drie honderd gekwetften , en twee honderd en achtenzestig dooden hadt , en geen ander uitzigt dan om met zyn volk in de bosfehen van honger te fterven, of zich met de zynen aan 't zwaard des vyands bloot te Hellen. Op dat hy egter zich zeiven niets te verwyten zou hebben nam hy den raad in van zyne Officieren en volk , die eenpaarig van oordeel waren dat men na Bialoboboky moest trekken. Het ontwerp vorderde eene fpoedige volvoering, fchoon het onmogelyk was 't zelve te volbrengen , zonder eerst de Manfehap en Paarden naa de vermoeienis van het heftig gevegt te verkwikken. Omtrent elf uuren ving de Graaf den optocht aan , en bercikC 4 te  40 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te op den twintigften in den morgenftond, het Dorp Szuka , waar hy, genoodzaakt tot ververfching ftil te houden, overvallen werd door een party Cozakken ; hy hadt flegts tyd om het Dorp te verlaten en zyn krygsvolk op de vlakte in dagordening te fchaaren , of hy werd aangetast door 's vyands Rtiitery , en kort daar op door het Voetvolk , onderfteund door verfcheide ftukken Gefchut , die de grootfte vernieling onder zyne Manfehap aanrigtten. Eindelyk werd de Graaf, in 't heetst des Gevegts, te vooren twee wonden met een Sabel gekregen hebbende , in 't lijf getroffen door de fchot van een Kanon met fchroot gelaaden. Zijn noodlot befliste dat van zyne party , en de Rusfen hadden ten laatfte het genoegen om hem hun gevangen te zien. Colonel rsaiNCKEN , de Aanvoerder van de party met welken hy geftreeden hadt , liet den Graaf brengen by den Rusfifchen Generaal Prins prosorouzky , die hem zondt aan den Generaal * * * *, Opperbevelhebber des Legers , toen te Tarnopol liggende , een Man zo wreed als bang , die, ftrijr dig met alle gevoelens van menschlykheid , met de ongelukken den Graaf overgekomen fpottende , niet alleen de Wondhcelers verboodt zyne wonden te verbinden ; maar hem op brood en water gezet hebbende , liet ketenen , en in dien ftaat na Kiow overvoeren, 't was, nogthans gelukkig dat de wonden van den Graaf hem in een ftaat bragten , die zyn geleider overtuigde dat hy gevaar liep van een oogenbliklyken dood, en deezen bewoog , om te Pokne gekomen , des yenfiag te doen aan den Ca- lo-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 41 lonel sirkow , bevelvoerend Officier te dier plaatze , die last gaf den Graaf in het Hospitaal te brengen, waar een Fransch Geneesheer blanchard geheeten, zyne wonden genas. Toen de Rusfifche Bevelhebber uit deezen verftaan hadt, dat de Graaf in ftaat was om het Hospitaal te verlaaten , deedt hy hem in de ftad zyn intrek neemen, vyftig Roebels tot zyn onderhoud uitfchietende. Staande zyn verblyf te Polone kreeg de Graaf kennis aan een Luitenant in Rusfifchen dienst milck geheeten , een Kourlander van afkomst, die, even edelmoedig als zyn Colonel , hem deel gaf aan het weinige 't geen hy bezat. Dus genoot de Graaf in het diepfte zyns wederfpoeds de vertroosting van vrienden aan te treffen , en hy begon zyn toeftand reeds als draaglyk aan te zien , toen hy op 't 011verwagtst in eens een lotwisfel moest ondergaan op de aankomst van den Brigadier bannier , die den Colonel sirkow in het bevelhebberfchap verving , en zeer tegen den Graaf was ingenomen. Onmiddelyk na het vertrek des Colonels deedt deeze Bevelhebber den Graaf in ketenen flaan , en bragt hem in den Kerker by de andere Gevangenen , aan welke deeze ontmenschte Dwingeland niets dan brood en water deedt geeven. By zyne intrede herkende hy verfcheide Officieren'en Soldaaten , die onder hem gediend hadden , en hunne betooningen van hoogagting en vriendfehap ftrekte hem tot den eenigen troost in deezen verdrietigen ftaat. Tweeëntwintig dagen bragt hy door in eene onderaardfche gevangenis , met tachtig zyner LotgeC 5 noo-  42 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN nooten , zonder licht , en zelfs zonder lugt, uitgenomen die kwam door eene opening , welke gemeenfchap hadt met de. Kafimatten. Deeze elendigen mogten niet uitgaan zelfs om hunne natuurlyke ontlastingen te doen; dit veroorzaakte zulk eene befmctting , dat 'er vyfendertig van hun overleden in achtien of twintig dagen. Ja zo verre ging de onmenschlykheid en barbaarschheid des Bevelhebbers , dat hy de dooden onder de leevc-nden liet rotten. 't Was eerst op den zestienden van July , den tweeëntwintigften dag na de opfluiting, dat de Gevangenis geopend werd. De Graaf werd gebragt na de Wapenplaats, waar reeds verfcheide hoopen van Gevangenen , allen geketend , zamengekomen waren. Welhaast werd bevel gegeeven dat ze na Kiow moesten vertrekken , en zy vingen den marsch aan onder de bewaaring van eene Compagnie , ten gebiede ftaande van een oud Capitein des Voetvolks. De wreedheid door deezen Rusfifcï/en Officier gepleegd aan de ongclukkigen onder zyn opzigt was zodanig als alleen kon uitgedagt worden door een monfter hem gelyk. Zyne beestagtige gefteltenisfe zette hem aan om hun de helft van het brood hun toegelegd te onthouden en de voordeden daar van in zyn zak te fteeken; hy lag de Dorpen waar hy doortrok fchatting op ; dewy] hy hun ontfloeg van de Gevangenen huisvesting te bezorgen, die hy aan alle de ongenade van het weer blootftelde , zonder tenten of eenig bedekzel hoe genaamd. Deeze ongelukkigen, door honger vermaagerd, en met wonden overdekt, niet in Raat om zo ras voorttetrek- ken  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 43 ken als de Bevelhebber vorderde , werden by aanhoudenheid geflaagen , en de Graaf bleef hier van niet bevryd , fchoon hy genoodzaakt was zich van krukken te bedienen. Deeze mishandeling , zo fchandelyk en aanftootlyk , veroorzaakte zulk eene vernieling onder de Gevangenen , dat van zeven honderd tweeëntachtig , die onder zyn geleide uit Polone gingen , niet meer dan honderd en achtenveertig Kiow bereikten ; de overigen waren geftorven of ftervcnde in de bosfchen agter gelaaten. Den vierden van Augustus kwamen zy eindelyk te Kiow , een Stad op de Grenzen van Rusland, alleen met aarden wallen verfterkt. De Gevangenen werden weder in de Kafimattcn opgeflooten, en leden dezelfde hardigheden als in Polone. De fterkte van 's Graaven lichaamsgefteltcnisfe , welke hem tot hier toe bekwaam gemaakt had om zulk eene opeenftapeling van onheilen en vermoeienis te verduuren , bezweek eindelyk , -en op den twaalfden kreeg hy een kwaadaartige koorts met ijlhoofdigheid gepaard , die tot den achtften van September duurde. De Bevelhebber van Kiow , Graaf Voieikou , deedt den tienden dier maand de Gevangenen voor hem verfchynen , by hem zat een Gelastigde om de naamen en het charakter van elk op te tekenen. De Graaf, dien zy voor hem moesten draagen hadt geen kragts genoeg om zyn naam te noemen als deeze hem op zyn beurt gevraagd werd. De Bevelhebber deedt daar op onderzoek wie hy was: en gaf onmiddelyk last dat hy afzonderlyk zou gehuisvest  44 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN vest en 'er twee Roebels daags voor zyne verteering gegeeven worden. Deeze behandeling , in gevolge van welke de Graaf goed voedzel -.kreeg , bragt hem op den weg ter volkomene herftelling. Maar ongelukkig voor hem kwam 'er toen last van Petersburg om alle de Gevangenen na Cazan te voeren , en de Graaf, die reis moetende doen, fchoon niet genoodzaakt te voet te gaan , Hortte weder in , 't welk den geleidenden Rusfifchen Officier verpligtte hem te Nizym, eene Stad onder het Regtsgebied van Kiow ftaande , te laaten. Een Hoogduitsch Koopman te dier Stede , de Heer levner liet zich aan den Graaf gelegen leggen , en kreeg verlof van den Waiwode om hem in zyn huis te mogen neemen. De welbezorgende oppasfing van deezen menschlievenden en edelmoedigen Vriend deedt hem zyne gezondheid herkrygcn, en ftelde hem in ftaat om in voeglyke kleedercn voor den dag te komen. Hy zou zyne rampen grootlyks verzagt gerekend hebben , indien hy te Nizym hadt mogen blyven ; maar by de aankomst eener tweede bezending van Gevangenen beval de Waiwode hem aan de zorge van den Bevelhebber. Zyn weldoener, van wien hy moest fcheideu, hadt de edelmoedigheid om hem twee honderd Roubels te fclienken ; die hy, uit vrceze dat ze hem door ecnige der Rwfifche Soldaaten mogten afgenomen worden, in handen gaf van den Bevelhebber, Wolkow geheeten , met verzoek van ze voor hem te willen bewaaren tot zyne aankomst te Cazan. Te Tula wilde de Graaf eenig eeten en andere nood- wen-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 43 wendigheden koopen , en verzogt van den Bevelhebber eenige Roubels in tegenwoordigheid van eenige der andere Gevangenen ; maar de beginzellooze 1'noodaart hadt niet alleen de onbefchaamdheid van te ontkennen eenig geld ontvangen te hebben; maar bejegende daarenboven den Graaf met de hoonendfte uitdrukkingen , en ftelde voorts alles te werk om het overige der reize hem moeilyk te maaken. Zelfs liet hy zyne kwaadaartigheid zo verre gaan , dat hy , te Cazan gekomen , den Graaf by den Bevelhebber der Stad, Graaf krafnin samaren , befchuldigde van den toeleg om een opftand onder de Gevangenen te verwekken ; uit hoofde deezer betigting werd hy geboeid en in den Kerker gefmeeten, waar uit hy niet verlost werd dan op het aanhoudend fmeeken der Graaven Maarfchalk czarneczky , potockzy en den jongen pulauzky. Uit de gevangenis verlost zynde kreeg hy zyn intrek by een Goudfmit , vendischov , een Zweed van geboorte , die hem op de vriendelykfte wyze behandelde. De agting , welke de Graaf verworven hadt, bezorgde hem veele kennisfen onder den Rusfifchen Adel. Op zekeren dag ten middagmaaltyd gevraagd zynde by een Man van aanzien, vernam hy uit verfcheide byzonderheden in de gefprekken , dat men een aanflag tegen het Gouvernement in den zin hadt. Eenige dagen daar na weder in 't zelfde gezelfchap verzogt , vervoegde zich een der gasten by hem, en deedt verfcheide vraagen betreffende de denkwyze der Gevangenen over het Gouvernement ; ten zelfden tyde te verftaan gee- ven-  46 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN vende , dat de Bevelhebber van Cazan , niet meer dan vier honderd man in bezetting hebbende, zeer ongerust was dat de Gevangenen , wier getal zeven duizend beliep , een opftand zouden verwekken , en dat hy , om zulk een gevaar te voorkomen , na Petersburg gefchrecven hadt om bevel dat ze na Siberië zouden gezonden worden. De Graaf doorgrondde terftond het oogmerk van den Heer i die hem zo byzonder onderhieldt ; doch , het niet raadzaam keurende in eenig gefprek te treeden, waar door hy mogt fchynen eenige verbintenis aan te gaan , andwoordde enkel , dat de Gouverneur , eene Bende dappere Mannen onder zyn gebied hebbende , die gewapend en in 't bezit des Kasteels waren , niets te vreezen hadt van lieden door ongemakken afgemat , en voor 't meerendeel daadlyk verminkt; doch dat hy ongetwyfeld voorzigtig handelde met alle behoedzaamheid overeenkomftig met het ampt 't welk by bekleedde aan te wenden. 't Voortzetten van dit gefprek bewoog in 't einde den Rusfifchen Heer aan den Graaf te verklaaren , dat de Adel , in veele Gouvernementen grootlyk misnoegd was over het willekeurig gezag der Keizerinne , en dat zy , om zich zelven te verlosfen, gereed waren eene verbintenis aan te gaan tot het affchudden van het juk der flaaverny , en even vry als andere volken te worden ; dat het tegenwoordig tydsgewricht hunne oogmerken zeer begunfligde , dewyl de Troepen elders gebruikt wierden , en de Geestlykheid , even zeer misnoegd , gereed was zich by den Adel te voegen ; dat de Tartaa- ren  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 47 ren van Cazan , een volk natuurlyk geneigd om zich voor de Turken te verklaaren , ligt zouden kunnen worden overgehaald. Hy eindigde zyn gefprek met aan te merken , dat de Rusfifche Adel zeer veel ftelde in den byftand der Gevangenen, te midden hunner ongelukken , zo onwaardig behandeld. De Graaf gaf hier op , zonder eenigzins verlegen te ftaan , te kennen , dat de Gevangenen , zonder wapenen en altoos naauw onder 't oog hunner bewaakeren zynde, geen aanflag tegen het Gouvernement konden onderftaan ; doch dat zy , op het herkrygen hunner vryheid , gereed zouden wezen om hunne dankbaarheid op de yveiïgfte en kragtdaadigfte wyze , te betoonen ; en dat zy , gevolglyk , verlost zynde uit hun deerlyken toeftand , onverfchillig door wien , hunne verknogtheid aan hunne verlosfers zouden betoonen. Na dit onderhoud kwam de Graaf weder in 't gezelfchap , en werd met zo veele betooningen van vriendfchap bejegend, dat hy zich verzekerd hield, dat het geheele Gezelfchap uit Misnoegden beltondt. Onmiddelyk na het fcheiden des Gezelfchaps bezogt de Graaf zyn ouden Vriend den Maarfchalk czarneczky , wien hy de gedaane ontdekking bekend maakte. Den volgenden dag verzogt de Maarfchalk eenigen der voomaamfte Officieren onder de Gevangenen en deelde hun het geheim mede ; ten einde men door hunne raadpleegingen mogt beflisfen , wat wyze van handelen zy zouden volgen , in gevalle zy eenige voorflagen van de zyde des mis-  43 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN misnoegden Adels mogten hooren. Men befloot In eene geheime vergadering, dat de Geconfedereerden zich tot geene zaamzweering tegen het Gouvernement vereenigd met de Misnoegden zouden inlaaten ; aan welken nogthans eene belofte zou mogen gedaan worden , dat de Gevangenen, wanneer de Misnoegden de Stad in handen mogten krygen , op vrye voeten gefteld zynde , een lichaam zouden uitmaaken , 't welk met hunne verlosfers zou medewerken , tot 'er beflisfende bevelen van de algemeene Confederatie kwamen. Den Graaf van benyowsky werd de behandeling deezer zaake aanbevolen , die hy voorftelde , met den grootften yver , voorzigtigheid en fchranderheid , en op zulk eene wyze dat hy geen der Gevangenen in gevaar bragt , zelfs op de veronder, (lelling dat het Gouvernement de zamenzweering ontdekte. De Misnoegden , in tegendeel , zetten hun ontwerp voort met zo veel drifts , dat het hun gelukte om den Adel van de Gouvernementen van Vvonicz , Bielogorod , Kiow , en 't grootfte gedeelte van Muscow , de Hoofdftad van Rusland, tot hnnne party over te haaien. Zy wagtten alleen na de opdaaging der Tartaaren van Cazan , die zich verbonden hadden , met tusfchen de negen en tien duizend Ruiters voor de Stad Cazan te verfchynen. Zodanig was de ftaat der zaaken op den zesden November MDCCLXIX, toen 'er eene fchielyke verandering ontftond door een gefchil tusfchen twee Rusfifche Heeren; een hunner onderrigtte den Gou- ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 49 vcrneur, dat de Gevangenen, zamenfpannende met de Tariaaren , een ontwerp gefmced hadden tegen zyn Perfoon en de Bezetting. Deeze afvallige befchuldigde den Graaf benyowsky, om zyne Vrienden en Landsgenooten te fpaaren. 's Avonds ten elf uuren , op den zevenden dier maand, hoorde de Graaf, op niets van dien aart denkende, aan zyn deur kloppen. Hy kwam, geheel uitgekleed , met de kaars in de hand , beneden om na de oorzaak te vernemen ; en ftondt , de deur geopend hebbende , verfteld op het gezigt van een Officier met twintig Soldaaten , die vroeg of de Gevangene t'huis was ? Hier op ja geantwoord hebbende , rukte de Officier hem de kaars uit de hand , beval zyn volk hem te volgen , en begaf zich met allen fpoed na het vertrek des Graaven. Deeze hadt terftond zich bediend van den misdag, het huis verlaaten , en de vlugt genomen na het kwartier van zynen boezemvriend den Major wyn•bladtii, desgelyks een Gevangenen. Na 't verhaal van het voorgevallene hem overgehaald hebbende om met hem tc vlugten , vertrokken zy uit Cazan, na het digtst by gelegen Dorp , waar zy Paarden van de Boeren namen , om fpocdig te Sebukfar te komen. Deeze plaats bereikt hebbende gaven zy verfcheide Rusfifche Edellieden berigt van de ontdekking hunner zamenzweering; deezen hadden de fterkde reden om te vreezen voor de gevolgen van het vatten des Graaven , verleenden hem een ProD drusch-  50 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN druschna, of een Bevelfchrift tot het verkenen van postpaarden , inet geld en kleederen. Van Sebukfar trokken zy na Kusmoden Janskoy, waar zy nieuwe paarden namen en de reis vervolgden tot Nizney Novogrod , hier gaven zy zich uit voor Officiers , die van Kizlar na Petersburg wederkeerden met papieren van den Bevelhebber. De Waiwode hadt de beleefdheid om hun op 't middagmaal te vraagen en onthaalde hun heerlyk; waar op hy hun een brief mede gaf aan den Waiwode van IVolodomir , die hun ongemeen grooten dienst deedt , dewyl zy zonder denzelven zeker zouden vastgehouden geweest zyn. Zy vervorderden hun weg en trokken by nagt door Moscow , Twer , Velki Novogrod en andere plaatfen. Eindelyk , ■ op den negentienden van November, Petersburg bereikt hebbende , nam de Graaf zyn intrek.in een Herberg , en de Major fpeelde de rol van zyn Lyfknegt. By zyne eerfte wandeling ontmoette hy een Hoogduisck Koopman , van handwerk een Apothecar; deeze verffaan hebbende, dat de Graaf gaarne ter Zee na elders wilde vertrekken , wees hem het verblyf eens Hollandje]ien Koopvaardyfehippers. De Graaf zogt deezen op en verzogt als Reiziger nevens zyn Knegt te mogen mede vaaren , beloovende vyf honderd Dukaaten by zyne aankomst in Holland te zullen betaalen. Zy kwamen overeen , en dewyl de Schipper den volgenden dag zou zeilen , fprak hy met den Graaf af dat zy op de iVe-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 51. Neva-brug omtrent middennagt zouden komen; zy vervoegden zich ten bcftemden uure ter bepaalde plaatze. Naa de komst des Schippers met het uiterfte geduld wagtende , verfcheen deeze eindelyk , hy groette den Graaf, verzogt deezen een oogenWik te wagien , hy zou fchielyk vvederkeeren, na een dringende zaak met zyn Correspondent afgedaan te hebben. Hy bleef niet in gebreken van fpoedig weder te keeren ,. hemde den Graaf, die tcrftond volgde. Dan op 'l eigenfte tydftip als by den Schipper zynen dank zou betuigen , verfchenen twintig Soldaaten om- hem te vatten ; zy floegen hem neder , en bragtcn hem , met den Major by den Graaf csecserin, Luitenant Generaal der Politie, die , op eene beleefde wyze den Graaf acht vraagen voorftelde, door den Graaf beantwoord. Voor 1. vroeg hy na de Afkomst, het Vaderland , den Ouderdom en Godsdienstbelydenis des Graaven ? Hy antwoordde , een geboorcn Magnaat te weezen van de Koningryken Hongarye en Poolen, achtentwintig jaar oud, belydenis doende van den Christlyken Godsdienst. Ten 2. Onder welk eene Mogenheid hy gediend hadt , eer hy in de Confederatie tradt ? In Keizerlyken dienst als Officier in den Oorlog tegen den Koning van Pruis/en. Ten 3. Wie hem overgehaald hadt om de Acle van Confederatie te onderfchryven ? Dat hy als Starost het van zyn pligt agtte de Republiek by te ftaan in het affchudden van een vreemd juk. Ten 4. Of hy niet wist dat het Franfche Hof D 2 geld  5% GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN geld fchoot tot betaaling van de Troepen der Géconfedereerden ? Dat hy onkundig was of dat Hof zulks deedt , dan niet. Ten 5. Wat hem, een Gevangenen zynde, hadt aangezet om de andere Gevangenen tot opftand aan te zetten , en wat zyn oogmerk geweest ware in gevalle het hem gelukt was Cazan in bezit te kry- gen ? Dat hy nooit de Gevangenen tot op- ïlaud hadt aangezet , zyn oogmerk was alleen geweest de herkryging van zyne eigene vryheid , en dat wreede mishandelingen , wrelke hy in de gevangenisfen hadt moeten lyden , hem daar toe aanfpoorden ; dat hy nimmer beoogde de ftad Cazan in te neemen ; en dus gecne verdere bedoelingen gehad te hebben , die op het gewaande inneemen dier Stad zouden moeten volgen. Ten 6. Of de andere Hoofden der Confederatie in de zamenzweering begreepen waren , dan niet ? En of niet eenige Rusfen met hem hadden aangefpannen om dit lhood ftuk ter uitvoer te brengen? Welke hunne naamen waren , en op welk eene wyze de verbindenis tot ftand gekomen was? Dat by als een Gevangen man het noch noodig noch voegelyk vondt een Verklikker te worden; en dat hy gevolglyk het beantwoorden van deeze vraag weigerde. Ten 7. Of zyn vertrek van'Cazan na Petersburg geen vooraf bedagt oogmerk in hadt ? Van waar hy het geld hadt om zo lang een weg ter post af te leggen , en waarom hv voorgaf dat zyn Medge- zel zyn Knegt was ? Dat hy van Cazan op Pt-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 53 Petersburg gereisd was om te gemaklyker uit het Ryk te geraaken op eenig vreemd Schip ; dat hy geen ander oogmerk hebbende den Major wyneladtii voor zyn Knegt hadt doen doorgaan , om de kosten minder te doen worden. Ten 8. Waarom hy , op de veronderftelling dat hy ten oogmerk hadt het Rusfifche Ryk te verlaaten , de voorkeur aan Holland gaf? Dat hy tot het gaan na Holland geen andere beweegredenen hadt dan het ontmoeten van een Hollandsch Schipper die aannam hem over te voeren ; dat het daarenboven hem onverfchillig was na welk Land hy ging , als het maar buiten het Grondgebied van Rusland lag. Na deeze ondervraaging werd de Graaf na het Kasteel St. Peter en St. Paul gebragt , en daar in eene onderaardfche Gevangenis gezet , afgefcheiden van den Major wyncladtii. 's Morgens den drieentwintigften , den derden dag na de opfluiting , werd zyne Gevangenis voor de ecrfte keer geopend, en , naa drie dagen vallens kreeg hy een brok broods en een kruik met water. Den zelfden dag 's avonds bragt een Officier en zes man hem uit de Gevangenis na den Staatsdienaar , Graaf panin , die zich in zyn Kabinet bevondt , en honderd vraagen de een na den ander voorftelde, zonder hem tyd tot antwoorden te geeven ; eindelyk toonde hy hem eenige Papieren, uit welke hy verzekerde volkomen berigt te hebben van alle de kunftenaaryen des Graafs , hem met de hardfte verwyten overlaadeude, en raadende een bevestigend antD 3 woord  54 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN woord te geeven op alle de vraagen , die hem in den Raad zouden worden voorgefteld ; zoo hy dit niet deedt zou het liegt met hem afloopen. Na deezen vriendlyken raad beval Graaf panin hem weder te rug te brengen na de Gevangenis , en gaf tevens last om hem in ketenen te liaan. Den volgenden dag haalde men hem weder uit den Kerker , om voor den Geheimen Raad te verfchynen. Ter Raadkamer intreedende vondt hy twintig Rus/en zittende elk met een blad papier voor zich en eene pen in de hand. Graaf panin zat voor in deezen Raad. De perfoon , die de post van Procureur bekleedde, las alle de vraagen voor, door den Graaf csecserin aan den Graaf benyowsky gedaan , als mede de antwoorden daar op gegeeven. Graaf panin beval daar op den Graaf benyowsky te zweeren , dat alle deeze antwoorden met de waarheid overeenftemden ; hier aan voldeedt hy tcrftond. Vervolgens eischte de Graaf panin, dat hy zyn Eed zou herroepen , en de waarheid bekennen , dat hy hem anderzins op de pynbank zou brengen. Deeze bedreiging , verfchriklyk ge¬ noeg om de ftandvastigheid van den onfchuldigften aan het wankelen te brengen, vergramde den Graaf, die den Staatsdienaar te gemoet voerde , dat het hem , als Rechter , kwalyk voegde de post van Beul te beklecden ; dat rechtvaardigheid nooit tot ftraffe moest treeden vóór de overtuiging des befchuldigden ; en dat de Raad den Graaf voorgefteld hebbende zich door Eede te zuiveren , het te zyner fchdiig verklaaring noo.lig ware bewyzen by te bren»  des GRAAVEN van BENYOWSKY. SS brengen, dat de door hem gedaane Eed valsch was ; dat anderzins elke geweldaadige behandeling hem aangedaan een barbaarsch bedryf zou wcezen , waar aan hy nimmer dagt dat Haare Majefteit de Keizerin haare goedkeuring zou geeven. Dit antwoord des Graaven , 't welk de Secretaris van woord tot woord optekende , bragt te wege , dat verfcheide Leden van den Raad hem verdedigden tegen het gevoelen van den Graaf panin. Deeze Heeren merkten aan , dat de Gevangene van niets overtuigd zynde dan van zyn oogmerk om te vlugten , niet veroordeeld kon worden als een Staatsmisdaadiger. Uit die bedenking rees een gefchil tusfchen de Raadslieden , en de Graaf werd weder na de Gevangenis geleid. 's Morgens den vyfentwintigften verfchecn hy andermaal in den Raad om verhoord te worden in tegenwoordigheid van een Rusfisch Edelman , door den Bevelhebber van Cazan na Petersburg gezonden om voor den Raad te regt te ftaan. Deeze was dezelfde die den Graaf by den Bevelhebber van Cazan hadt aangebragt. Hy beweerde voor den Raad, dat de Graaf kennis droeg van de zamenzweering door de Rusfen tegen het Gouvernement gevormd ; dat hy hun aangemoedigd hadt, en de eigende perfoon was , die de misnoegde Party beloofd hadt met alle de Gevangenen byftand te zullen bieden. — De Voorzitter beval den Graaf zich op die befchuldiging te verantwoorden. Dit deedt hy door openhartig te betuigen , dat hy , in verfcheide Gezelfchappen der Edellieden , van voordellen gehoord D 4 hadt  56 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN hadt tegen den Gouverneur van Cazan'. Dat deeze Heeren , met de daad hem verfcheide voordellen gedaan hadden, om zich met de party der Misnoegden te vereenigen en alle de Gevangenen in hunne belangen over te haaien ; doch dat zyn 'ftaat als Gevangene van hem niet vorderende zyne begïnzels te verlaaten , en hun te verraaden , hy dit geheim gehouden hadt; en wat de voorflagen hem door de Misnoegden gedaan betrof, op deeze hadt hy terdond geantwoord , dat de Gevangenen zich nooit zouden verbinden tot eenige onderneeming tegen het Gouvernement van Cazan , en nog veel minder tegen de belangen der Keizerinne ; dat het hem niet voegde zich te mengen in de eifchen des Rusfifchen Adcls , die alleen hun eigen twist moesten beflegten ; dat de Gevangenen geduldig hun lot zouden draagen , fchoon de misnoegde Adel zich van hunnen dienst mogte verzekerd houden , in het enkele geval dat zy hun eerst op vrye voeten Helden. De Rusfifche Edelman erkende de egtheid van dit berigt. De Graaf keerde hier op weder in de Gevangenis tot den negenentwintigften , toen hy voor den Raad verfchcen , om zyn voldrekt Vonnis te ontvangen. In den aanvang deezer zitting bedreigde de Voorzitter den Graaf met de pyniging; doch niet in daat om eenige andere misdaad dan die van Otttviügteri , tegen hem aan te dringen , delde hy den Graaf voor een Gefchrift te tekenen , waar by hy zich verbondt om nooit tegen de Rusfen te dienen , het Ryk zonder uitdel te verlaaten , en 'er nooit  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 57 nooit weder in te komen op ftraffe des doods. Onder deeze voorwaarden beloofde Graaf panin hem zyne vryheid. De Graaf benyowsky twyfelde geen oogenblik om dit volgend Gefchrift te ondertekenen. „ Ik ondergefchreevene verklaar , dat ik , op „ myne vlugt van Cazan gevat zynde , naa het „ bekomen der vergiffenisfe my genaderyk verleend „ door Haare Ruskeizerlyke Majefteit , my ver„ bind om nooit eenige Mogenheid tegen Haare „ Keizerlyke Majefteit in den oorlog te dienen ; „ dat ik , op het bekomen myner vryheid , beloof „ voor altoos de Landen haarer Heerfchappye te „ verlaaten, my zelve, onder bedreigde doodftraf„ fe , verpligtende , nooit daar in weder te zul„ len komen onder eenig voorwendzel hoe ge„ naamd." Petersburg 19 Nov. MDCCLXIX. De Graaf deeze verbindenis getekend hebbende , werd , in ftcde van zyne vryheid te bekomen na de Gevangenis te rug gebragt en daar gehouden tot den vierden van December , toen omtrent twee uuren na middernagt , een Officier met zeven Soldaaten by hem kwam , hun bevelende dat zy den Graaf de boeyen zouden afdoen en kleeden in een gewaad van Schaapenvagten ; dit gedaan zynde kreeg hy de boeyen weder , werd gebragt op het voorplein der Gevangenisfe, en in een lleede geworpen , waar voor twee paarden gefpannen waren , die oogenbliklyk met allen fpoed wegreden. De duisternis belette den Graaf de voorwerpen rondsD 5 om  5? GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN om hem te onderkennen ; doch het geraas eener menigte van bellen deedt hem denken , dat hem verfcheide fleedeh volgden; eene omflandigbeid, die eene menigte bedenkingen in hem deeden opkomen over de noodlottigheid , en de zonderlinge omftandigheden zyner beftemminge. In den beginne vatte hy eenige hoop , dat men hem na Poolen voerde; maar de dageraad , die hem verfcheide Dorpen vertoonde , door welken hy uit Cazan vlugtcnde gegaan was, deedt deeze hoop verdwynen ; en hy hicldt zich verzekerd dat hy als een Balling na Siberië gevoerd wierd. Op den middag uitrustende kreeg de Graaf een ftuk droog brood : en , uit de fleede flappende om in eene andere over te gaan , bemerkte hy den Major wynüladth , den lotgenoot zyner ongelukken. De ftrenge koude veroorzaakte den Graaf veel pyn in zyne wonden ; en hy was meest bevroozen toen de Bevelhebber van het geleide hem deedt aftreeden om den nagt in een hut door te brengen. Wanneer hy het gebruik zyner vermogens weder bekwam, ontdekte hy in 't gezelfchap te wezen met den Major wynbladth , die geene wonden hebbende de koude beter kon uitharden. In dit lotgenootfchap van onheil ftrekte het eenigzins ter vertroosting dat zy elkander mogten zien en met elkander fpreeken. De Rusfifche Bevelhebber, Prins maneow, Luitenant der Bende van den Raad , getroffen door hun ongeluk , berigtte hun in vertrouwen, dat hy last hadt om hun na Moscow te geleiden, van waar zy  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 59 zy na Tobolzk, en voorts na Kamchatka, de plaats hunner Ballingfchap, zouden gevoerd worden. Hy hadt de beleefdheid hun te verzoeken om met hem te eeten. Te Moscow komende verliet hen deeze Geleider en keerde met de fleeden te rug , en zestien Soldaaten , onder bevel van een Luitenant , die de plaats van Prins maneow vervulde , verzelden hen op de reize. Den dertienden December bereikte zy Wolodomir , hier kreegen zy by zich vier fleeden met vier Ballingen , desgelyks verweezen om het overige hunner dagen in Kamchatka te flyten. Van deeze plaats af hadden zy dit gezelfchap. De Graaf wel bedreeven in de Rusfifche taal , onderzogt wie deeze Gevangenen waren. De een was vassili vassilics panow Luitenant van de Gardes; de tweede hippolite stepiianow Capitein van 't Voetvolk ; de derde asaph baturin , Colonel van de Artillery ; en de vierde ivan juanies solmanow , Secretaris van den Raad te Moscow. Hun wagt beftondt uit zesenveertig Soldaaten van Wolodomir , onder welke zy geleid werden tot Nizney Novogrod , 't geen zy op den achttienden bereikten. Van daar reeden zy na Kuzemcdemjazkoy , eene ftad , waar hunne wagt verfterkt werd met honderd en vyftig Ruiters , om te geruster door het Gouvernement van Cazan te trekken , op dien tyd ontrust door de invallen der Tartaaren , die , zints het vertrek des Graaven , reeds verfcheide daaJen van vyandlykheid gepleegd hadden , en met wel-  6o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN welken een gedeelte der Gevangenen Cazan ontvlugt , heen getogen was. Deeze onhandigheden deeden den Bevelhebber van 't geleide in geen der Dorpen vertoeven ; maar allen fpoed maaken na de ftad Malmitz , gelegen aan den oever van de Rivier. Viattka, waar de verfterking hen verliet. Van Malmitz trokken zy na Saragut , van daar na Kunzir , van Kunzir na Tuninkz en eindelyk na Tobolzk , de Hoofdflad van Siberië , zeven honderd en tachtig mylen van Petersburg. Te Tobolzk werden zy in de ftad elk afzonderlyk met zyne wagt gehuisvest. De Bevelhebber , Graaf denis juanovicz csecserin , Broeder van den Luitenant Generaal der Politie van Petersburg, een Man zo uitfteekende in menschlievcnheid , als in heuschheid van gedrag , deedt niet alleen de ketenen der Gevangenen afneemen , maar boodt hun allerlei gemak aan , hun zelf van Linnen verzorgende ; en daar hy begaan was met de elenden dezer Ongelukkigen , gaf ny hun verlof om veertien dagen in de ftad door te brengen , tot herftel hunner gezondheid , die veel geleden hadt door honger en de ruwheid van het Jaargetyde. Gcduurende den gcheelen tyd, dien de Gevangenen te Tobolzk bleeven , kreegen zy eeten uit 's Bevelhebbers eigen keuken , en , by hun vertrek , begiftigde hy ieder met vyftig Roubels , een voorraad van Brandewyn , en vyf honderd ponden Tabak , een zeer duure waar te Kamchatka. Dit verhaal der lotgevallen van Graaf benyowsky  des GRAAVEN van BENYOWSKY. Gi ky opgemaakt uit de papieren van den Graaf, eindigende , zullen wy het vervolg , 't geen hier door wordt toegelicht , opgeeven zo als het Berigt van zyn eigen hand luidt. DAG-  €t GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DAGVERHAAL van de reizen des graaven van benyowsky in siberië , na kamchatka , werwaards hy gebannen was op last des raads van petersburg. EERSTE. HOOFDSTUK. Inleiding. De Graaf komt te Tobolzk , de Hoofdftad van Siberië. Menschlievenheid des Bevelhebbers. Vertrek van daar. Dorpen op den weg. Stad Tara. De Rivier en Stad Tomfky. De Tartaaren neemen deel in het lot der Gebannenen. Een voorftel aan den Graaf gedaan om na China te ontfnappen , waar in hy uit hoofde van zyne wonden niet kon treeden. Gefchenk aan de Ballingen. Belangloos gedrag huns Geleiders. Ik was gebooren uit eene Adelyke Familie in Hungarje, en diende de Staaten van de Republiek Poolen in geen onaanzienlyken rang , en hadt het ongeluk om onder derzelver Vaandels , na zeventien wouden bekomen te hebben , door de Rusfen in den  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 63 den oorlog gevangen genomen te worden. Deeze ongelukkige gebeurtenis onderwierp my aan alle rampen , welke de Dwinglandy den mensch kan doen lyden. Van de eene Gevangenis fleepte men my na de andere , en ik werd eindelyk tot den elendigen ftaat van llaverny verweezen. In gevolge van het bevel des Rusfifchen Raad tot myne Ballingfchap , werd ik met ketenen beladen , en na Tobolzk gevoerd (*). Deeze Hoofdftad van Siberië telt omtrend vyf honderd huizen , bewoond door Rusfen en Tartaar en. Zy is aan den voet eens Bergs gelegen op welks top een Kasteel ftaat, over de Stad heen ziende , de woonplaats des Bevelhebbers. De Krygsbezetting deezer Stad beftaat doorgaans uit twee Regimenten Voetvolk , drie Esquadrons Ruitery en twee of drie honderd Cozakken. De Bevelhebber van Tobolzk , Graaf denis juanovicz csecserin , een Heer van eenen menschlievenden en edelmoedigen aart , ontfloeg my , den eerften dag onzer aankomst, van ketenen , en na my eene verblyfplaats toegefchikt te hebben , bewees hy my en den Major wynbladth, den medgezel myuer ongelukken , veele gunstbetooningen. De grootfte gunst, welke ik van den Bevelhebber verwierf, was ongetwyfeld het gebruik van pen en papier om myne onaangenaamheden te verdryven. Dierbaare pen , die de fchaduw der Vryheid kan gee- (*) Het voorverhaalde fpreklc over dit kort en eenigzins duister vcrflag van Graaf benyowskï's vroegere lotgevallen, een genoegzaam licht. Vsrt.  6.|. GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN geeven , daar het weezen niet beftaat ! Onfchafbaare gift der kunste , welks waarde alleen recht gefchat kan worden door die het gemis daar van ooit gevoelden ! Met u zal ik zielsvermaaken genieten , en door uwe hulpe myne ongelukken en klagten overleeveren aan volgende tyden ! Ik kwam te Tobolzk op den twintigften van January des Jaars MDCCLXX; en daar ik deeze Stad niet verliet voor den vierden van February , ftelde de goedgunstigheid en zorge van den Bevelhebber my in ftaat tot herkryging van gezondheid en kragten om de reis met meer moeds te kunnen ondtrnecmen. De Bevelhebber my met gunstbetooningen mild befchonken hebbende , waar in ook myne vyf Lotgenootcn deelden , verzondt ons na de plaats onzer beftemminge , onder het geleide van een Sottnik der Cozakken , met vierentwintig man: deeze hadt last , gelyk de Bevelhebber ons by 't affcheid be* rigtte , om ons met zagtheid te behandelen. In zestien fleeden gezeten verlieten wy Tobolzk j zo dat wy twee aan twee zaten , en de Sottnik céne fleede voor zich zeiven hadt. Sobidak was onze eerfte pleisterplaats , een Dorp geheel door Tartaaren bewoond. Onze Geleider nam ons allen by zich in een huis en beloofde ons dat dit ons geval zou wezen geduurende de geheele reis. Wy aten met hem, en de Cozakken zou men voor onze Knegts hebben aangezien : daar zy , volgens 't gegeevene bevel des Overften , ons zeer gedienftig oppasten. Zyn voorbeeld bragt te wege dat de ge- hee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 65 heele Bende niets naliet om onze reis zo aangenaam en genoeglyk te maaken, als men in een ftaat van flaverny zou kunnen vervvagten. Op den vyfden vertrokken wy van Sobulak , om onze reis te vervorderen en rustten op den middag uit by eene Rivier Supkra geheeten, om onze Paarden te verfrisfen. Onze Geleider onderrigtte ons , terwyl zyn volk van de hand was , om in de omliggende Dorpen eenigen voorraad op te zoeken , dat hy de Zoon was van een Zweedsch Colonel, die het ongeluk hadt van gebannen te worden , en dat hy zelve , een Siberier van geboorte zynde , aangefchreeven werd onder de Cozakken , onder welken hy thans Sottnik of Bevelhebber over honderd man was ; dat hy , zints deeze bevordering altoos getragt hadt om , als 'er Ballingen na Sibe. rie moesten geleid worden , daar over het opzigt te bekomen: dewyl hy het hoogst genoegen fmaakte in gelegenheid te vinden tot verzagting van hunne ongelukken. De vrye en ongemaakte wyze op welke deeze Officier zich uitdrukte , toonde genoegzaam , dat hy zyne wezenlyke gevoelens ontdekte , en het diende ons tot geen geringen troost ons onder het geleide van een braaf en medelydend man te bevinden. Van Supkra toogen wy , langs de oevers van de Rivier Irtiesk , en kwamen aan de kleine ftad Berenoivsky , daar wy den nagt doorbragten. Te dezer plaatze ontmoetten wy twintig Ballingen , die ons op visch onthaalden. Deeze ongelukkigen verzekerden ons , dat in het Landfchap van Tobolzky ■ E ^> al-  66 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN alleen meer dan twee en twintig duizend Ballingen waren , genoodzaakt om uit de Jagt hun beftaan te vinden. Den zesden verlieten wy Berenowsky en bereikten niet dan laat in den avond Ifirga , een Dorp van flegts vyftien huizen , door Ballingen bewoond. Onder deezen ontdekte ik een Hungaar , die my berigtte , dat hy Major geweest was van een der Hufaaren Regimenten in Rusfifchen dienst onder den Generaal hozvath ; dat hy wegens het vraagen van zyn ontflag , met oogmerk om na zyn Vaderland weder te keeren , gebannen werd. Hy verzekerde my een Edelman te weezen , van de Familie van orosz. Naardemaal ik geen gevaar liep van ontdekt te worden , als ik met deezen ongelukkigen in 't Hungaar sch fprak , 't geen hy met my alleen verftondt , deed ik hem verfcheide vraagen, onder anderen , hoe het bykwam, dat een zo groot aantal Ballingen, in de uiterfte elenden gedompeld, tot nog toe geene poogingen gedaan hadden om te ontkomen : hy gaf my te verdaan , dat een groot aantal hunner Lotgenooten het reeds ondernomen hadden om na Perfie te ontvlugten ; doch dat zy alle door de Nogaifche Tartaaren ontmoet en verflagen waren; dit hadt de anderen afgefchrikt en belet hun voorbeeld te volgen. Daarenboven vermeldde hy my zo veele hinderpaalen , dat ik my ten vollen verzekerd hieldt van de bezwaarlykheid om uit de Ballingfchap in Tobolzk te ontvlieden , en bedagt met veel genoegen dat myne beftemaüng-te Kamchatka lag, op de Zeekust, fchoon ik  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 6? ik my verzekerd hicldt, dat 'er geen Land op de wereld is , waar in men de vryheid niet kan bekomen door de vereeniging van kloekberaade Mannen , allen bezield met de zugt tot onafhangelykbeid. Na de Rivier Ifirga overgeftooken te zyn was Juska , een Dorp bewoond door Tartaaren , die ons op Merrie-melk en Paarden-vleesch onthaalden j de eérfte plaats waar wy ftil hielden. De ftrenge koude en de wind , die de fneeuw met drift voortjoeg , bewoog onzen Geleider om vier dagen in dit Dorp te blyven. Waar wy, den elfden, 's morgen vroeg uittrokken en op den middag rustten wy by een Rivier , welke wy overgingen na Ahujca , een Dorp gelegen aan den oever eener Riviere van dien zelfden naam , die in de Rivier Irtisch valt; Hier bragten wy den nagt over , en kwamen den volgenden dag te Tara , de Hoofdftad eens Landfchaps naar dezelve geheeten. Onze Geleider ftelde voor eenige dagen in die ftad te blyven , zo om de ftrengheid van het weèr , als op dat wy , uitgerust hebbende, te beter in ftaat zouden weezen om het overige van den weg af te leggen 't geen zonder fleeden moest gefchieden. Staande ons verblyf te Tara, gaf de Bevelhebber ons vryheid om in de Had en den omtrek te wandelen ; zyne vriendlykheid onswaards ging zo verre , dat hy den Waiwode overhaalde om ons ter middagmaaltyd te noodigen, en vervolgens verfcheide Inwoonders bewoog om ons gefchenken te doen. Deze beftonden uit E 2 klee-  63 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kleedercn naar het Jaargetyde gefchikt, en een goeden voorraad van brandewyn. Tara verlieten wy op den tweeëntwintiglten , en de Rivier Irtiska overgegaan zynde , kwamen wy te Luky , een Dorp bewoond door Tm taaren ; van daar liep de weg door verbaazend groote bosfehen en over hooge bergen , groote vermoeidheid greep ons allen aan , en my byzonder, daar myne wonden het reizen my dubbel bezwaarlyk déeden worden. Dan onze Dag-reizen waren zeer kort , de Nagten bragten wy in 't midden van de fneeuw door , en onze Paarden hadden geen ander voedzel dan Mosch. Aan de Rivier Om ons op den derden van April nedergeflaagcn hebbende , werden wy verrast door een hoop Tartaar en uit de Horde van Barabuts. By derzelvcr aankomst verzogten wy den Overften om wapenen te onzer zelfverdeediging , en zadelden tcrftond onze Paarden. De Tartaaren naderden , bekeeken ons voor een oogenblik en toogen op een vollen galop ons voorby, zonder eenig leed te doen. Na hun vertrek ftaaken wy de Rivier Om over , en zetten onzen marsch voort na de Rivier Juakra , aan welker boorden wy onze Tenten opfloegen. Met het aaubreeken van den dageraad , juist op 't oogenblik dat w.y onze Paarden zadelden, ontdekten wy een "hoop gewapende Mannen te voet, die ons in het Rusfisch toeriepen , dat wy hun zouden wagten ; dit beval ons onze Geleider. By ons komende groetten zy ons , en zich voorts tot 011-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 69 onzen Overften vervoegende , fielden zy hem verfcheide vraagen voor, wegens onzeii toeftand , deezen verftaan hebbende , beklaagden zy ons deswegen , met betuiging dat zy , in dit ongeluk, onze Lotgenooten waren , dat zy na Siberië gebannen , reeds zints tien jaaren alleen van de Jagt en Visfchery geleefd hadden. Hun getal beliep drieënzestig mannen, die naar allen fchyn eene onderneeming in den zin hadden. Onze Bevelhebber flegte gevolgen vreezende van hun gezelfchap , ftelde voor te vertrekken ; doch zy drongen hem drie dagen op die plaats te vertoeven. Deeze Jaagers, onzen Brandewyn uitfteekend vindende , lieten ons niet dan met leedweezen trekken. Van dit lastig volk ontflaagen verlieten wy de Rivier Juakra en trokken na Bogorodekoy , 't geen wy op den elfden bereikten. Van Bogorodekoy kwamen wy , de Rivier Oby overgeftooken zynde, te Tomszky , eene ftad vry geregeld gebouwd; doch meest met Tartaar en bevolkt. Dezelve ligt aan de Rivier Tomszky , en is , tot verdeediging voorzien van een Kasteel , de verblyfplaats van den Waiwode des Landfchaps , met vier honderd Soldaaten en acht honderd Cozakken. Des Bevelhebbers naam was villeneuf , een Heer van Franfche afkomst , Luitenant Colonel in Rusfifchen dienst , voortyds een Balling. Hy ontving ons met alle heuschheid , en gaf, door onzen Geleider daar toe overgehaald , verlof dat wy tot den tienden van May in de Stad zouden mogen blyven , om E 3 de  7« GEDENKSCHRIFTEN ex REIZEN de ftrengheid van het Jaargetyde te ontgaan, 't welk te meer leeds dreigde ; dewyl het weer altoos zeer nat is in 't laatst van April en het begin van May. Niet onaangenaam fleeten wy onzen tyd te Tomszky : dewyl de Tartaaren , uit onzen Geleider verdaan hebbende dat wy het ongeluk gehad hadden om Krygsgevangenen te worden , op een tyd dat wy vereenigd met het Turkfche Leger ftreeden, het een Godsdienstpligt maakten ons te onderfteunen. Onder anderen ftelde een koopman in Pelteryen een byzonder belang in myn welweezen. Hy floeg my voor na China te ontfnappen en betuigde zyne gereedheid om ook het gevaar te loopen van my te vergezellen. Hy berigtte my dat hy gebooren was in de Horde van Kantay in het Land van Kalkar , op de Grenzen van China , en volkomen kundig van den weg derwaards. Met allen genoegen zou ik zyn voorflag omhelsd hebben , hadt de bezwaarlykheid , of liever de onmogelykheid om ten minsten drie honderd mylen te voet af te leggen , my niet wederhouden. De clendige ftaat in welken ik my door myne wonden bevondt was genoegzaam om hem te overtuigen van de onmogelykheid dat ik dien voorflag kon aanneemen. Hy gaf my derhalven veele gefchenken , die het zy dezelve van hem alleen of van de Tartaaren te Tomszky in 't algemeen kwamen , meer dan negen honderd Roubels beliepen ; eene fom , die wy onder elkander verdeelden , en waar uit wy een Ge-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 71 Gefchenk aan onzen vriendlyken Geleider wilden doen ; maar deeze edelmoedige Man weigerde de geringfte beuzeling te ontvangen , en verzekerde ons , dat wy , by onze aankomst te Kamchatka ons geld wel zouden behoeven. E 4 TWEE-  f% GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN TWEEDE HOOFDSTUK. Vertrek van Tomszky. Juska Krasnoiarszk. IIlimsk. Doorgaande prys der Europifche Goederen en Pelteryen te dier plaatze. Bevoorregte Maatjehappy van Handelaars in Pelteryen. De Graaf ontwerpt zyn voorgenomen vlugt met den Heer hoffman. Eene Maatfchappy van Ballingen gevormd. Zy vertrekken na Jakutzk, den Heer Hoffman agterlaatende. Hun Oppasfers twisten. Ontrustend gevolg van FIoffmans dood; de uitwerkzels daar van gelukkig voorgekomen. Tomszky verlieten wy eindelyk op den elfden van May , toogen door een woest Land , bedekt met bosfehen en bergen , vernagtten altoos in de fnceuw, en na veertien dagen allcrmoeilykst reizen , waren wy in de noodzaaklykheid om ons eeten tot een half pond Bifcbuit voor eiken dag te brengen. Doch door honger en vermoeidheid afgemat , na acht Cozakken en twaalf Paarden onder den weg verlooren te hebben , bereikten wy , op den achttienden Juska Krasnoiarszk , eene Stad op den oever van de groote Rivier Jenijea gelegen. Dezelve beftaat uit omtrent dertig huizen , bewoond door Rusfifche Ballingen ; het Fort , of liever de jam-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 73 jammerhartige verfchansfing, waar in het huis van den Waiwode ftaat , is eene vierkante hoogte met Palisfaden omzet; de Bezetting die deeze Sterkte verdeedigt , beftaat uit twintig Soldaaten , desgelyks Ballingen. De Waiwode van dit Landfchap , vermaard door zyne gierigheid , huisvestte ons in zyne Sterkte ; doch hy verwaardigde zich niet ons te zien, tot dat onze Geleider hem berigt hadt van ons voorneemen om hem een gefchenk te doen. Dit deelde de Overften ons mede , en hy verzogt ons 's avonds by hem te eeten ; hy verfmaadde het niet zestig Roebels tot een gefchenk te ontvangen ; en voor eene gelyke fom verkogt hy ons een vaatje Brander wyn van omtrent achttien vlesfen. 's Anderen daags 's morgens drong hy onzen Geleider te vertrekken , gelyk wy omtrent den middag deeden. Het volgende van onzen weg was niet aangenaamer dan die van Tomszky. Geen voorwerp vertoonde zich aan ons oog dan een onmeetelyke fneeuwvlakte, hier en daar door bergen afgebrooken. Elke dag groeide de moeilykheden aan. Wy verlooren meest alle onze Paarden , en wy toogen de twee ketenen van bergen , die het Gouvernement van Illimsk van dat van Jeniftik affcheiden , door, bykans van honger ftervende ; niets hadden wy om het leeven by te houden dan de bast van Berkenboomen in water gedoopt. Eindelyk kwamen wy op den vyfentwintigften July , den zesentwintigllen dag van onzen marsch, op de oevers van de Rivier Angara , waar wy het geluk hadden eene Horde E 5 Tun-  74 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Tungifche Tartaaren aan te treffen ; die ons vier Rendieren gaven, met een voorraad van gedroogde Visch , in verruiling voor Tabak en Brandewyn. Illimsk , de Hoofdftad des Landfchaps van dien naam, bereikten wy op den zesentwintigften. Deeze Stad aan de Rivier Illima gelegen , dryft fterken Koophandel, ontftaande uit de groote menigte van Pelteryen daar opgelegd , en door de Ballingen bewaard tot de komst der Rusfifche Kooplieden , die dezelve inruilen voor Europifche goederen , en na China voeren. Zy winnen doorgaans twee honderd ten honderd op de Europifche Koopmanfehappen , en op hunne komst in China verdubbelen zy wederom hunne winst op de Pelteryen. De prys , waar voor de Europifche goederen aan de Jaagers en Ballingen te deezer plaatze verkogt worden is doorgaande : één pond Buskruid , drie Roubels ; één pond Tabak , een en een halve Roubel ; veertig pond Meel , vyf Roubels ; twee ponden Boter , zes Roubels ; een vaatje Brandewyn van achttien pinten , vyftien Roubels : en in evenredigheid van deeze waarde ruilen of koopen zy: een Sabelvel voor één Roubel; een zwarte Vosfenhuid , drie Roubels ; vyftien Noordfche Inkhoomhuiden , één Roubel ; honderd witte Konynen vellen , één Roubel ; vierentwintig Hermelyne vellen , één Roubel, enz. De Waiwode van dit Landfchap ons met zes Rendieren en twintig pond Meel tot leevensvoorraad voorzien hebbende , liet ons na Uftkotskoy trekken , een Dorp aan de Rivier Lena , waar wy  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 75 wy in Canoos flapten , gemaakt van bast van Berkenboomen, om dus onze reis te verhaasten. Wy zakten de Rivier Lena af, die voorby Jakutzk ftroomt , en , na het geheele Noordlyke gedeelte yan Siberië doorkropen te hebben , zich in de bevroozen Zee ontlast. Onze reis te water was gemaklyk en aangenaam door de fchoonheid van het Jaargetyde ; en wy landden gelukkig, op den twintigften van Augustus , te Jakutzk , waar wy allen in een huis geplaatst werden , met eene wagt van flegts vier Soldaaten onder een Sergeant , die onzen Geleider afloste. De Stad Jakutzk , gelegen op den tweeënzestigften graad Noorderbreedte , is de Hoofdftad eens Landfchaps, 't welk denzelfden naam draagt. Dezelve beftaat uit honderd en dertig huizen en eene Sterkte geheel van hout , en bewoond door Ballingen en Cozakken, een foort van Krygsvolk van het Gouvernement gevormd , door alle de Jongens van de Zweeden en Duitfchers , eertyds in Siberië gebannen , ten Krygsdienst op te fchryven. Zy worden doorgaans van het Gouvernement gebruikt om de fchatting der Tartaaren , die aan Rusland onderworpen zyn , op te haaien. Hun getal beliep , in den jaare MDCCLX1V twaalf duizend gewapende Mannen. Gedüurcnde ons verblyf te deezer plaatze kreeg ik kennis aan verfcheide Griekfche Kooplieden, aan welken de Keizerin het uitfluitend regt van den Pelteryhandel in dat Landfchap verkogt hadt voor dertig duizend Ruibels. Zy verzekerden my , dat zy reeds  76 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN reeds meer dan tachtig duizend Roubels boven dien koopprys gewonnen hadden ; doch dat zy verpligt zynde , tot het behouden van hun regt , die fom met de Gouverneurs en de Staatsdienaaren te deelen , geen zeer groote voordeden van dien Handel trokken ; boven al niet zints de Turkfche oorlog, geduurende de drie laatfte jaaren , den vrydom des Handels zeer belemmerd hadt. Ik geraakte ook bekend by veele Ballingen , uit welken ik vernam , dat 'er zich vyfenderu'g gebanne Officieren in die Stad bevonden , en dat het getal der Ballingen in dat Landfchap alleen vier honderd en vyfentwintig beliep. Alle deeze ongelukkigen beklaagden het vertrek van den Heer de brin , een Franschman , Colonel in Rusfifchen dienst , die vyf jaaren lang Waiwode van het Landfchap geweest ; doch , rampzalig voor hun afgelost was door een Rus zo zeer uitfteekende in wreedheid en barbaarschheid, als zyn voorganger in goedheid en edelmoedigheid uitmuntte. Op den derden dag na myne aankomst in de Stad ontving ik een bezoek van den Heer hoffman , een Chirurgyn , die van Petersburg gezonden was na Kamchatka om Chirurgyn Major van 't Gouvernement te weezen op eene jaarwedde van vyftien honderd Roubels. In ons eerde onderhoud ontdekte ik dat hy een fchrander man was van een braaven en beminnelyken inborst, 't Berigt , 't geen ik hem mededeelde van myne ongelukken , en de wreede barbaarschheid onder welke ik lang geleden hadt , trof hem ten derkde. En daar "hy zyne zen-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 77 zending na Kamchatka aanmerkte als een Ballingfchap , twyfelde hy niet , zonder eenige voorafgaande opening van myne zyde, voor te liaan, hoe hy van gevoelen was, dat wy te Kamchatka geland ons moesten toeleggen om ter Zee of na Japan of na China de Ballingfchap te ontvlieden ; en dat by hem geene andere zwaarigheid overbleef dan om bevaaren lieden te krygen tot het beftuuren van een vaartuig, 't geen hy wilde koopen onder voorwendzel van 'er mede te zullen visfchen. Dit voordel overtuigde my dat hy bellooten hadt deelgenoot in myn lot te weezen. Ik verzekerde hem daar op dat hy niet ongerust behoefde te zyn over het Scheepsbeduur ; dewyl ik genoegzaam in ftaat was zulks op my te neemen , door de veelvuldige ondervinding op myne reizen opgedaan. Tellens gaf ik hem te verdaan zyn beduit met het grootde genoegen vernomen te hebben ; vermids het volkomen overeendemde met het geen ik genomen hadt, zo ras ik hoorde dat Kamchatka de plaats myner Ballingfchap zou weezen : en dus , als hy by 't zelfde gevoelen bleef, en het diepde geheim hieldt, ik indond voor het welgelukken. Van dien dag af gingen onze gefprekken gedadig over de middelen om onze ontkoming te bewerken. Ik liep geen gevaar altoos met de ontdekking van dit voorneemen te doen aan myne Medeballingen, die, geduurende de geheele reis , my byzonder ontzag toegedraagen hadden , die was toegenomen door de bykomst van hoffman , die zich aan ons by eede verbondt. Op den negenentwintigden van Augustus  78 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN tus verkoos het Gezelfchap my tot hun Hoofd : 't zelve beftondt uit den Heer hoffman, den Major wynüladth , Capitein panow , Capitein hippolite stephanow , Colonel iïATURiN , en den Secretaris sophronow. De vuurige begeerte, welke wy allen hadden om ons Plan te volvoeren , deedt ons alle poogingen aanwenden by den Waiwode om ons na Ochoczk , eene Zeehaven in Siberië , van waar wy na Kamchatka zouden ingefcheept worden , te doen trekken. Gereedlyk beantwoordde hy aan onze wenfchen , en verzondt ons , den negenentwintigften dier zelfde maand , onder de bewaaring van twee Sottniks of Capiteins, met twaalf Cozakken onder hun bevel. Ongelukkig kon de Heer hoffman nevens ons de reis niet aanvaarden ; dewyl hy verpligt was zyne goederen met zich te neemen. By ons vertrek van Jakiitzk werden wy uitgeleide gedaan door de meeste Ballingen , die ons , aan den oever van de Rivier Lena , op een goed middagmaal onthaalden. Onder deeze ongelukkigen bevonden zich twee Rusfifche Heeren uit de Familie van gurgiew , beiden nog jong , die , na in de Lyfvvagt der Keizerinne gediend te hebben , volgens haar bevel , op den dood des laatst overleden Keizers , in Ballingfchap gezonden waren. • ■ De nieuwe wyze om in fleeden te ryden door Rendieren getrokken beviel ons wonder wel. De fnel- en vlugheid waar mede deeze Dieren loopen, kan men bezwaarlyk begiypen , en derzelver wyze van beftaan is nog verwonderlyker ; een hand vol mosch met  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 79 met pis gemengd ftelt ze in ftaat om de vermoeienis van drie of vier dagen uit te harden. Op den zesden dag van ons vertrek bereikten wy de oevers van de Rivier Tola; hier vonden wy ons genoodzaakt twee dagen te vertoeven, vermids onze Geleider het in den zin kreeg dien tyd te befteeden om een bezoek af te leggen by de Tartaarfche Opperhoofden van de Horde Jakutti , en hun gefchenken af te persfen ; zy bragten met de daad eene vry goede menigte Sabelvellen en Vosfenhuiden mede , als mede huiden van Roszomaken , Dieren byzonder eigen aan dit Landfchap ; in gedaante gelyken ze zeer veel op een Europifche Wolf, de huid heeft het zelfde voorkomen , uitgezonderd , dat de kleur glinsterend zwart is. De Vrouwen in Siberië draagen 'er mutzen van. De Rivier Tola toogen wy den derden van September over , en lagen onze reis dus verre zonder eenige ftoorenis af, uitgenomen dat 'er een gefchil rees tusfchen onze Geleiders , terwyl wy aan de oevers dier Riviere gelegerd waren, en zy ftil hielden om te fpeelen , 't geen zy zints ons vertrek van Jakutzk menigmaal deeden. Een der Cozakken , al zyn voorraad verlooren hebbende in een fpel tegen het Opperhoofd , liet zich eenige oneerbiedige woorden ontvallen ; waar op de Bevelhebber de Cozakken belastte hem te binden en honderd zweepflagen te geeven. De Cozakken , in ftede van den gegeeven last uit te voeren , koozen de party des ter ftraffe verweezenen en gaven den Officier , na hem uitgekleed te hebben , meer dan. drie  *o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN drie honderd dagen ; eene vêfrigting , die ons , fchoon wy 'er geen deel aan namen , eenig vermaak fchonk. Welhaast werd dit voorval gevolgd van een ander , 't geen ons grootlyks ontrustte. Wy kregen berigt door een Cozak, van Jakutzk afgezonden , dat de Heer hoffman overleden was ; als mede dat de Bevelhebber onder diens nalaatenfchap verfcheide papieren van aangelegenheid gevonden hadt, welke hy in een pak toefchikte aan den Bevelhebber van Ochoczk , om bezorgd te worden door onzen Geleider aan den Heer plenisner Bevelhebber dier Stad , hem randende ons niet na Kamchatka te zenden. Dit berigt verzekerde ons, dat de Heer hoffman of aan diens vrienden te Petersburg, eenige brieven hun van onzen toeleg verwittigende gefchreeven , of eenige aantekeningen daar toe betrekkelyk gemaakt hadt. Na veelvuldige veronderftellingen beflooten wy , dat de Bevelhebber ons ontwerp vermoedde , indien hy 'er niet geheel van overtuigd was ; als mede dat hy berigten gezonden hadt aan den Gouverneur van Ochoczk , ingevolge van welke het waarfchynlykst was dat wy voor de tweede keer in de Gevangenis zouden geraaken. In deeze omdandigheid ftelde ik mynen Medegenooten voor om het Brievenpak , zo mogelyk , magtig te worden , en den inhoud te veranderen , door behulp van sopnaoNOw , die Secretaris geweest zynde , een brief ten onzen voordeele zou kunnen opftellen , en by de andere papieren voegen. Myn voordel werd omhelsd , en wy befloo- ten  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 81 ten terftond ons zeiven van alle middelen te bedienen om het uit te voeren. Welhaast boodt zich van zelve eene gelegenheid aan. Wanneer wy, den elfden van September, de Rivier Aldan in booten zouden overvaaren , terwyl onze Rendieren die overzwommen , werd de boot, waar in onze Geleider zat, met zyne papieren omvergeworpen door boosaartigheid onzer Cozakken , die , na hem met zweepflagen fel geteisterd te hebben , verlangden hem eene andere trek te fpeelen , en zich geheel van hem te ontdaan, 't Was gelukkig voor hem dat hy goed kon zwemmen , en ras den oever bereikte. De vaardigheid , met welke ik te zyner hulpe toefchoot, en de verdenking waar in de Cozakken by hem geraakt waren , bewoog hem om zich by my te vervoegen, en dit deedt hy temeer; dewyl hy ontdekte dat myne Makkers my met ontzag bejegeuden , en dat ik , overzulks hem van veel diensts zou kunnen weezen , indien de Cozakken , in 't vervolg , eenige aandagen tegen zyne veiligheid mogten onderneemen. Deeze ruw belcide overtocht over de Rivier Aldan verpligtte onze Geleiders rust te houden , om hunne kleederen te droogen ; en ik bediende my van deeze gelegenheid om hun op Brandewyn te onthaalen , en teffens met hun een partytje te fpeelen. Myn list daagde zo gelukkig , dat zy , negen pinten Brandewyn gedronken hebbende , allen in daap vielen. Daar in liggende namen wy de papieren die wy opgefteld vonden in uitdrukkingen als (trekken moesten om onze Gevangenis allerjamF mer-  82 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN merlykst te maaken ; 't bleek dat wy alle reden hadden om ons zeiven geluk te wenfchen met het gebeurde. De brief des Bevelhebbers van Jakutzk aan den bevelvoerenden Officier van Ochoczk was van den volgenden inhoud. „ De twee Sottnik kolosovv en kostarguew , „ geleiden zes Staatsgevangenen , door last van „ den Raad , als Ballingen , na Kamchatka ge,, zonden , die wy begeeren dat gy , zonder toe„ ven , gevangen zult zetten , en naauw bewaa„ ren , tot dat gy van my een breedvoeriger berigt „ ontvangt , wegens hun gedrag en oogmerken ; „ ten einde gy hun met alle ftrengheid onderzoekt. „ 't Geen ik thans van hun weet, beftaat hier in. „ By hunne aankomst te Jakutzk kreeg ik mede„ lyden met hun , en gunde hun de vryheid om ,, in de Stad te wandelen ; doch zy misbruikten „ myne gunst , door verfcheiden der Ballingen tot ,, opftand aan te zetten ; één hunner in 't byzon„ der, maurice augustovicz geheeten , was lis,, tig genoeg om den Chirurgyn hoffman in zyne „ belangen over te haaien , deeze beloofde dat hy „ zich by hun te Kamchatka zou vervoegen , en een „ Schip bezorgen , om dus alle de Ballingen in ,, Kamchatka te verlosfen. Ik kreeg berigt van „ dit fnoode ontwerp uit een der Ballingen , met „ wien de Heer hoffman in vertrouwen , vóór „ zyn dood , gefprooken hadt. Ik vondt verfchei„ de papieren onder zyne nalaatenfchap , welke ik ,, niet verflaa : dewyl ze in 't Hoogduitsch ge- „ fchree-  des Graaven van benyowsky. g3 „ fchreeven zyn ; doch die ik u laat toekomen , „ in hoope dat gy in Haat zult weezen den inhoud „ te ontdekken. Nogthans veronderftellende dat „ deeze fnooden geen anderen toeleg hebben dan „ om te ontkomen , 't geen ik egter niet denk „ dat het geval is , blyft het noodig naauw op „ hun te pasfen en ik raad u hun dit jaar niet na „ Kamchatka te zenden. Ik zal een verflag van „ dit voorval met den eerden aan den Raad laaten „ toekomen , en de bevelen van denzelven vraa„ gen , doch het zal wel een jaar aanloopen eer „ gy ze kunt ontvangen." Wy doorlaazen de andere papieren van den Heer hoffman , doch vonden 'er niets in 't welk ons kon verraaden. 's Bevelhebbers brief alleen kon ons veel nadeels doen , waarom wy dien verwisfelden met een ander , op deezen zin loopende. Myn Heer ! *) De tvvee Sottnik, kolosow en rostarguew, „ geleiden zes Staatsgevangenen , op last van den », Raad , na Kamchatka in Ballingfchap gezonden. „ Na dat ik kennis aan hun gekreegen heb vond „ ik hun gedrag zodanig dat ik te hunner begun>, ftiging neigde , en ik hieldt my verzekerd dat „ zy allen Lieden van eer zyn , inzonderheid de » twee Vreemdelingen, die enkel Krygsgevangenen „ zyn. Myne geaartheid om de ongelukkigen by » te ftaan beweegt my om u , ten hunnen behoeF 2 „ ve,  S4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ ve , te fchryven. Is het niet gebruiklyk hun t in uwe Stad , eene zekere maate van vryheid te „ vergunnen , om hun te behoeden voor Scorbut „ eene kwaal zo gevaarlyk in uwe Haven ? Gy „ zult geen gevaar loopen met deeze ongelukkigen „ eene zekere maate van vryheid te verkenen; want „ het is onmogelyk dat zy een flegt gebruik zou„ den maaken van uw vertrouwen. De Chirurgyn „ hoffman , die gereed ftondt om na Kamchatka „ te vertrekken, is overleden en ik heb niemand in „ diens plaatze. Een deezer Gevangenen is van „ het zelfde beroep. Ik zie 'er geen kwaad in dee„ zen aan den Bevelhebber van Kamchatka aan te „ pryzen , die zulk een man behoevende , orige„ twyfeld van hem zal gediend zyn. De hier ne„ vensgaande papieren behooren aan wykn den Heer „ hoffman. Ik zend ze over op dat gy 'er eene „ overzetting van laat vervaardigen, en my eenig be„ rigt laat toekomen , wegens zyn eigendom; de„ wyl ik reden heb om te denken dat hy deel hadt „ in een Compagniefchap van Jaagers. Na alle „ heil gewenscht te hebben &c." In deezer voege ons ontwerp volvoerd hebbende lieten wy onze vrees varen , en aan onze voldoening ontbrak niets , toen wy , na het ontwaaken onzer Geleideren ons verzekerd mogten houden, dat zy niets van de verandering der papieren vernomen hadden. Wy vervorderden onze reis geheel ongeftoord tot de Rivier Inna , op welker oever wy den twintigften van September kwamen. De verbaazende  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 85 de veelheid van Visch in deeze Rivier deedt 'er ons twee dagen vertoeven , toen wy heen toogen met eene menigte van Visch en onze reis recht Oostwaards aan voortzetten. Wy toogen over zeer hooge en fteile Bergen. De koude was naby de bergtoppen zo ftreng dat twee onzer Geleideren dood vroozen. F 3 DER-  86 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DERDE HOOFDSTUK. Het Dorp Judoma. Sleeden door Honden getrokken. Komst te Ochoczk. Befchryving der Stad en Haven. Staat des Koophandels. De Ballingen gaan Scheep na Kamchatka. Gevaarlyke Overtocht. Op den negcnentwintigfte September bereikten wy een Dorp van niet meer dan zes Huizen, bewoond door Ballingen , en gelegen aan den zoom van de Rivier Judoma. Te deezer plaatze kreegen wy fleeden door Honden voortgetrokken ; dit was onze wyze van reizen tot aan Ochoczk. Schoon Judoma flegts zes jammerlyke Huizen telt , is de plaats wel bekend , als zynde de verzamelplaats van verfcheide Tungufe Volken , en zommige Horden van Mongolen , die zich derwaards vervoegen om met de Jaagers volgens affpraak te handelen. Het is door deezen verboden handel, dat de fchoonfte vellen in China komen zonder eenige belasting te betaalen : en het zou bezwaarlyk vallen voor het Gouvernement dit te Hutten ; naardemaal alle de Cozakken en hunne Hoofden 'er in deelen. In de maand November komen zy te Judoma zamen, ten getale van vier of vyf honderd gewapende Mannen, Daar-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 87 Daarenboven is een Staatkundige trek van het Gouvernement deezen verboden handel oogluikend toe te laaten ; dewyl het gevaarlyk zou weezen de Siheriers tot een opftand aan te zetten ; de minste ftoorenis zou de Inwoonders de wapenen doen opvatten; en gebeurde dit éénmaal, dan verloor Rusland voor altoos Siberië. Van Judoma vertrekkende , toogen wy over een fchriklyke keten bergen , waar wy ons zeer vermoeiden ; dewyl wy geheel onkundig waren in de wyze om met Monden te ryden. Meer dan eens viel ik in dieptens van zestig voeten met Honden en fleeden ; doch het is eene gelukkige omftandigheid, dat men in dit Gewest altoos in iueeuwvalt, zo dat ik , met al dit vallen niet meer dan eenige kneuzingen kreeg. Toen wy het gebergte overgetrokken waren , was onze reis vermaaklyker: want wy reisden, zonder gevaar, langs de Rivier Urak, waar ik , indien myne omftandigheden min elendig geweest waren , eenig genoegen zou gefchept hebben uit het gezigt 't welk zich aanboodt. Het beftondt uit onmeetbaare bergen van elkander afgefcheiden , ftaande op eene zeer wyde oppervlakte die een zee van fheeuw mogt heeten. Eene vertooning , welke de ziel met een gevoel van grootschheid en fchriklykheid met elkander vereenigd vervulde. Eindelyk bereikten wy , op den zestienden van Oftober , Ochoczk. Onmiddelyk werden wy na de Kanfelary gebragt en van daar na de voor ons beftemde Kwartieren , met vier Cozakken en een AtF 4 ta-  88 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ramen of Corporaal , tot wagten voor ieder. De bevelvoerende Officier deezer Stad en van het gcheelc Gewest was de Heer plenisner , een Courlander van geboorte , ten tyde van Keizerin ei.izabeth in ballingfchap gezonden. Ik kan niet bepaalen of wy de henschheid , welke hy ons betoonde , te danken hadden aan onzen vond van den verzonnen brief des Waiwode van Jakutzk , dan aan zyne natuurlyke geaartheid. Op den eerften dag onzer aankomst werden wy zeer gemaklyk gehuisvest by Stedelingen , die in vry goeden doene leefden , en wy kreegen teffens kundfchap dat wy volle vryheid hadden om uit te gaan als 't ons behaagde , mits wy een Wagt mede namen. De Stad Qchocz is gelegen op negenenvyftig graaden zeventien minuuten Noorder breedte , en achtenveertig graaden tien minuuten lengte van den Middaglyn van Kamchatka. De gebouwen zyn liegt van hout getimmerd , op den oever van de Rivier Oc'iota; de mond dier Riviere wordt befchermd door 't geen zy een Kasteel noemen , fchoon 't niet meer is dan een enkel vierkant , met pallifaaden omringd en op ieder hoek van een vierponder voorzien. De bezetting deezer Sterkte beftaat nogthans uit vier honderd en tachtig Soldaaten , alle Ballingen uit de Europifche Troepen. Drie honderd en tweeëntwintig huizen ftaan 'er in de Stad , bewoond door Ballingen , die , zints den Jaare MDCCXLV , den tyd van Capitein beerings Tocht , zich op de Zeezaaken hebben toegelegd. Derzelver getal bedraagt omtrent negen honderd  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 80 derd man. Ochoczk is de voorraadfchuur des Koophandels van Kamchatka. De Gouverneur is het hoofd van de vier daar zynde Vergaderingen; naamlyk de Vergadering der Admiraliteit ; de Vergadering der Krygszaaken ; de Vergadering des Handels ; en de Vergadering des Stedelyken beftuurs. Deeze bcnaamingen troffen my in den beginne en kwamen my veel beduidend voor ; doch de begogeling verdween welhaast , als ik bevond dat de Leden beesten waren , wier eenige verdiensten beftondt in hebbclyke ongebondenheid en losbandigheid. Menigmaal heb ik veelen van deeze Leden vyf of zes dagen agter den anderen volftrekt dronken gezien. De veelwaardige Pelteryen , welke de Koraks , de Lamutks , en Tungufes , die aan de Rus/en onderworpen zyn , en wier getal tweeënveertig duizend zielen beloopt , aan het Gouvernement , als eene fchatüng , betaalen , welker oplegging willekeurig verandert , naar het belang deezer Leden , die , by beurten de post van Inzamelaar waarneernen , verfchaffen hun de middelen om Herken drank te krygen , hoe hoog de prys daar van moge weezen , en zy misfen niet de zorg met Brandewyn van 't hart te fpoelen. Twee jaaren vóór myne aankomst was 'er eene Battery opgerigt op den Landhoek , die den ingang van de Haven fluit , om de Stad te befchermen tegen de invallen der onafhangelyke Koraks en Tfuktfy , twee woeste Volken , die het Noordlykfte gedeelte des Lands bewoonen , onverzoenlyke vyanden der Rusfen. Zy onderhouden gemeenfehap F 5 met  Oo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN met de onderworpen Koraks en Tungufes , waarom het Gouvernement reden genoeg vindt om derzelver zamenzweering te beletten. De gefteltenis deezer Volken ontrustte het Gouvernement ten tyde myns verblyfs : want dertig Cozakken, uit Ochoczk weggeloopen , wekten vreeze dat hun oogmerk mogt wezen deeze Volken te vereenigen; doch deeze vrees verdween op 't berigt, dat de wegloopers zich na de Rivier Amur gewend hadden. De Haven van Ochoczk , die op het dieplte niet meer dan negentien voeten waters heeft , wordt gevormd door de Rivier Ochota , die zich hier als een Baay vertoont ; de ingang is omtrent Noordwest. Ik vondt in de Haven twee fchepen ieder van twee honderd en vyftig tonnen, en elf andere, het grootfte laadde drie honderd en vyftig tonnen en het kleinfte tachtig. Deeze fchepen waren beftemd of om ontdekkingen te doen aan de Kust van Califomia ; of om voorraad over te brengen na de onderfcheide Havens van Kamchatka; of waren bevragt door byzondere perfooncn , die tochten doen na de Kurilles , Aleuthes en Alakfa Eilanden , om Bevers , Vosfen en Becren te vangen. De Havenmeester Luitenant sind verhaalde my , dat in 't laatst verloopen jaar , de Capiteins kreniczir en levasciieff , op last der Keizerinnc , tot een ontdekkingsreis gezonden , twee fchepen gewapend hadden , 't een de St. Pieter en St. Paulus , en het ander de St. Elizabeth geheeten, met welke zy vertrokken om de Kust van California op te neemen; doch dat zy wederkeerden zonder  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 01 der iets te hebben uitgevoerd , onder voorgeeven dat hun fcheepsvolk aan 't muiten was geflagen , fchoon de waare reden van het ongelukkig llaagen beftondt in hunne onkunde en gebrek aan ondervinding. Begeerig om van myn verblyf te deezer plaatze alle voordeel te trekken , vroeg ik onderfcheiden perfoonen , na de belangen van Rusland, de volkrykheid van Siberië , de gefchiedenis des Lands , de gewoontens , zeden en gebruiken der Inwoonderen , hunne vooroordeelen , en de verdragen tusfchen het eene Volk en het ander : doch dewyl dit onderwerp, in zeker opzigt vreemd is van myn doel in het tegenwoordig verhaal, zal ik 'er nader afzonderlyk van handelen , en hier alleen opmerken , dat Ochoczk en Kamchatka voor Ruüand plaatzen van groote aangelegenheid geworden zyn , door de jaarlykfche winst , welke de Koophandel aan dat Ryk opbrengt. De Secretaris van de Kanfelary verzekerde my , dat de "invoer van Beverhuiden , 't eene jaar door 't andere , zestien duizend beliep; van Sabelvellen drieëntwintig duizend, van Hermelynen honderd vierentachtig duizend, van zwarte Vosfen twee duizend vyf honderd , van Rosfomaken zeven duizend , van gemeene Vosfen veertien duizend , van Noordfche Inkhoorentjes zesendertig duizend , van Konyncn vyfentwintig duizend. Deeze Koopwaren worden na Jenifeik gevoerd , om ze voor Brandewyn , Tabak, Meel, ruw Laken, Zyde enz. te verruilen ; de inwendige waarde daar van beloopt niet meer dan twee honderd dui-  oï GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN duizend Roubels, fchoon de fom der verkoop deezer Pelteryen in China bykans twee millioenen Roubels opbrengt. Hier uit is openbaar, dat Rusland van deezen Handel groote voordeelen trekt. Ik bragt myn tyd te Ochoczk vry aangenaam door ; doch daar ik reden hadt om te vreezen , dat de Gouverneur van Jakutzk ons beraamd verraad , in zyne volgende papieren zou ontdekken , haalde ik myne Medegenooten over om eenftemmig last tot ons vertrek te verzoeken en by den Gouverneur onze verzending na Kamchatka , zo ras mogelyk , te bewerken. Wy troffen juist den tyd dat hy vaartuigen na Kamchatka moest zenden, en hy plaatfte ons aan boord van het fchip de St. Pieter en St. Paulus , van twee honderd en veertig last, met acht ftukken kanon , en drieënveertig man , onder bevel van de Ileeren esuryn en korostilow ; de laading beftondt uit honderd tweeënveertig zakken Meel; twee honderd vaatjes Brandewyn; het overige behoorde aan verfcheide Kooplieden , die het fchip bevragt hadden. By onze komst aan boord werden wy zeer ruw onthaald door den tweeden Scheepsbevelhebber, die , naa zich een vloed van fmaadtaal te hebben laaten ontvloeijen , ons deedt ketenen en voor de mast plaatfte , met bevel om ons tot de laagfte diensten te gebruiken. Naardemaal wy reeds aan een weinig vryheids gewend waren , trof ons deeze lotwisfel niet weinig ; dan dezelve duurde flegts één dag : want toen de Capitein aan boord tradt werden wy van de ketenen ontflagen , en hadden het  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 93 het genoegen van onzen vyand vyftig Knoutilagen te zien geeven , om dat hy buiten last ons op die wyze behandeld hadt. liet Dagverhaal onzer Scheepstocht is niet belangryk genoeg om 't zelve in 't breede op te geeven ; ik zal , derhal ven alleen fpreeken van de voornaamfte ontmoetingen. Op den tweeëntwintigften van November zeilden wy de Rivier tot den mond toe af, waar wy de wind uit het Noorden opblaazende op bykans drie vademen waters ten anker gingen. Den drieëntwintigften maakten wy zeil, de wind was Noordwest gefchooten met een holle zee en ftyve koelte. Op den vierentwintigften ftak 'er een geweldige ftorm op , die ons noodzaakte een Bylegger te maaken , de wind Zuidwest zynde ; 's nagts nam de ftorm toe , en de Capitein met al zyn volk zich dronken gezoopen hebbende was dit eene gunftige omftandigheid om ons meester te maaken van een fchip dus aan zee en winden overgelaaten. Ongelukkig voor ons belette het hooggaan der zee en de herhaalde windvlaagen ons het volvoeren eens aanflags van dien aart. Den vyfëntwintigften zette zich de wind , naa het geheele Kompas rondgeloopcn te hebben, in 't Noordoost en bleef fterk opwaaijen. Omtrent drie uuren in den morgenftond brak onze Groote mast, en wy namen de fteng van de Bezaansmast in , zo dat 'er niets dan de Bezaansmast ftaande bleef, 't Geraas deezer ongelukken deedt den Capitein ontwaaken , die uit zyn Kajuit kroop om ons bevelen te geeven ; doch een gedeelte van het gebrooken tuig op hem  94 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN hem vallende brak zyn arm , en ftelde hem buiten ftaat om zyn werk te doen ; en waarlyk hy zou weinig van zyne Scheepsbedreevenheid hebben kunnen toonen : dewyl onze Masten , Raas , en Want bykans geen dienst konden doen. In deezen verlegen toeftand verdubbelden wy onze poogingen om het gevaar af te weeren , en de Matroozen , hoe dronken zy waren , fcheenen het nut van onzen dienst te bezeffen. Eenigen hunner vervoegden zich by ons , wel hartlyk hunne Officieren voor onkundige en dronke beesten uitfcheldende , zwoeren zy onze orders te zullen opvolgen. De Capitein desgelyks overtuigd , dat hy aan onzen betoonden vlyt zyne behoudenis hadt dank te weeten , en vreezende het Scheepsbeftuur in handen te geeven van zyn Onder-capitein, dien hy tot hier toe gevangen gezet hadt , verklaarde uitdmklyk , dat hy het beftuur van het fchip aan my toevertrouwde tot dat hy zelve in ftaat zou weezen. De wind bedaarde omtrent ddn middag van den zesentwintigften , met veel moeite haalde ik een Voorzeil by, door den uithouw van den Boegfpriet als een ftomp op de groote mast te plaatzen, 's Namiddags ten vyf uuren fchoot de wind Noord-west en nam af; doch wy konden niet lang dien koers houden; want de wind liep weder Oostzuid-oost ; dit noodzaakte my fcherp by den wind te zeilen , en ik kon koers houden tusfchen Zuid en Zuid-west. Op den zevenentwintigften zagen wy Land ; en de middaghoogte wees uit dat wy ons op vierenvyftig graaden en zeventien minuuten  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 9 5 ten breedte bevonden. De Scheepslieden verzekerden dat het geziene Land het Eiland Sachalin was. Onze toeftand bragt my in verzoeking om deeze gelegenheid waar te neemen tot het ontkomen der flaaverny. Ik ftelde daarom de Scheepslieden voor aan de Kust van Korea ten anker te gaan , tot herftel van onze masten en om onze laading te verftuvven , als welke derwyze verfchooven was dat wy gevaar liepen van om ver te zeilen , als ons weder een wind , gelyk aan den voorgaanden, beliep. Niet tegenftaande dit alles , en alle overreeding , die ik aanvoerde , kon ik de matroozen daartoe niet ovcrhaalen , die , moed fcheppende op het vooruitzigt van beftendiger weer, my noodzaakten van de Kust van Korea af te houden. Te vergeefsch poogde ik het Kompas van ftreek te brengen door Yzer en Knoflook. Deeze list zou misfchien gelukt hebben , was de wind niet veranderd : doch deeze fchoot fchielyk tusfchen het Zuidwest en Zuid-zuid-west , en drong my , ondanks myne neiging tot het tegendeel, om na Kamchatka te ftuuren. Op den eerften van December verkenden wy Land , 't geen de Scheepslieden voor den berg van Alakfa hielden , en volgens hunne onderrigtingen wegens de Landmerken , bragt ik het fchip in den mond van de Bol/a. VIER-  S*6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN VIERDE HOOFDSTUK. Aankomst te Kamchatka. Onderhoud met eenige Ballingen aldaar. Opwagting by den Gouverneur , die bevelen geeft. Dorp der Ballingen. Schikkingen van czaar peter, omtrent hunne behandeling. IVÏet hoog water zeilden wy den tweeden van December de Haven in. Hier eindigde myn Scheepsbevelhebberichap. Den derden traden wy aan land, en namen onze intrek in een Towzth , eene foort van huizen van aarde geboud en waar van het dak alleen boven den grond zigtbaar is. Wy werden bewaakt door vier Soldaaten , acht Cozakken en een Sergeant. Omtrent den middag zagen wy verfcheide vaartuigen de Rivier afzakken : deeze droegen in de Landstaal den naam van Bajdara. Zy waren opgeflaagen van zeer dunne planken , vastgehegt aan Walvischbeen , met Zee-wolven huiden bekleed , en wel verbonden. Een deezer vaartuigen voerde een Rusfisch Officier met tien Cozakken , gezonden door den Gouverneur van Kamchatka om de papieren des Hofs af te haaien en de Gevangenen onder zyne bewaaring te neemen. De Officier ging eerst aan boord van het fchip , en kwam  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 97 kwam toen aan Land , waar hy onze wagt door zyne Cozakken afloste. Iets , 't geen hem , naar zyn eigen zeggen , trof op het eerfte gezigt van my, wekte zyne nieuwsgierigheid om te weeten wie ik was , 't geen ik zeer kort beantwoordde met te zeggen : ,, Een Soldaat , voormaals een „ Generaal , maar nu een Slaaf!" Dit antwoord verbaasde hem , en. verwierf, gelyk hy naderhand betuigde , zyne hoogagting. Toen hy vernam dat myne Medgezellen desgelyks Officiers waren, zette hy ons een middagmaal voor volgens 's Lands gebruik, uit gekookten en gebraaden Visch beftaande , met fyn geftooten Visch tot Brood gebakken. Deeze kookery zou den honger zelve gewalgd hebben; doch 't geen myn maag geheel van ftreek bragt was de drank , gemaakt van Visch in 't water gerot, welk bederf aan het water zekere zuuragtigheid geeft. Onder den maaltyd , die van goeden dienst zou hebben kunnen geweest zyn voor de Epicuristen onzer groote Steden , liep het gefprek over de Zeden en Gewoontens des Lands , en het befluit , by elke byzonderheid was , dat men geen ellendiger Land op 's Aardryks oppervlakte vindt. Na den maaltyd deedt de Officier ons in zyne Booten flappen , twee in ieder , en hy bragt ons in de Stad Bolforetzkoy OJlrogg geheeten. Vier Werften geroeid hebbende ontmoetten wy vier vaartuigen , met zeer wel gekleede manfehap aan boord. Zy hielden flil om ons na Europisch nieuws te vraagen ; doch wanneer onze Oppasfers hun onderrigt hadden , dat wy Ballingen waren , G fton-  98 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Honden wy verfteld over de verandering welke wy op hun gelaat befpeurden , over de vreugd en 't vergenoegen , die zy niet konden verbergen. Wy veronderltelden dat hunne dienstaanbiedenislen en betooningen van blydfchap fpotterny waren, en wy rekenden ons met regt beledigd , wy dreigden ons te zullen wreeken , indien zy voortvoeren ons in ons ongeluk te befpotten ; en zeker zouden wy den veronderltelden hoon niet ongeltraft gelaaten hebben , indien onze Oppergeleider ons niet onderrigt hadt dat ons misnoegen gegrond was op misverftand, en ons verzekerd, dat onze vermeende befpotters , onze lotgenooten in 't ongeluk en Ballingen waren , zo wel als wy zeh'cn. De geiykheid van ons lot en onheil verwekte oogenbliklyk vriendfchap, en hunne eerfte vervoering van blydfchap , alleen gegrond op de hoope van eenigen troost in ons gezelfchap te zullen vinden , werd door traanen gevolgd. Zy deelden ons een aandoenlyk verhaal mede van hunnen toeftand , en de wreede behandeling , welke zy ondergaan moesten ; hun berigt bevestigde ons in het begrip , dat 'er geene flaaverny is fchriklyker dan die eener Ballingfchap na Kamchatka. Ik verzekerde hun , dat wy hunne wenfchen met de grootfte hartlykheid aannamen , en betuigde , uit naam van alle "myne Medgezellen , onze brandende begeerte om in vriendfchap met hun te leeven , en eene onverbreekbare verbintenis met hun te onderhouden. By het eerfte gefprek hadt ik eene fchoone gelegenheid om een ftelzel van eenigheid tusfchen de Ballingen te vormen:  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 90 men : want zy lieten niet na my te berigten, dat veelen onder hun fteeds 'er op uit waren om den Gouverneur te vleyen , in hoope om zyne gunst te winnen, ten nadeele hunner Medeballingen. Myne aanmerkingen hier over 1'cheenen hun zeer te treffen , en zy betuigden de eerfte gelegenheid te zullen waarneemen om alle onze vrienden by een te verzamelen , tot het vastftellen van eene zekere onderlinge orde , en zy geloofden niets beters te kunnen doen dan my voor hun Hoofd te erkennen enz. Deeze verklaring was voor my zeer ftreelend , en ik ben ziats ten vollen overtuigd geworden van de voordeelige ftappen , welke zy zich Voorftelden. Onze Geleiofficier vreezende door den avond overvallen te zullen worden, dwong ons voort te gaan. Onze nieuwe Medgezellen veranderden hun koers om by ons te blyven , en , geduurende deeze korte reis , werden de betuigingen en verzekeringen der opregtfte vriendfehap honderd keeren herhaald. Zy beloofden dat wy gemak en voorraad genoeg in hunne hutten zouden vinden om eenige dagen van onze vermoeiuis uit te rusten ; doch dat het, binnen kort , voor ons noodzaaklyk zou worden te arbeiden om ons voor 't gebrek des hongers te hoeden. Hunne befchryving der verblyfplaats deedt myne Medeballingen het hart in de fchoenen zinken ; maar wat my betreft, die het altoos tot een grondregel geftcld heb om alles wat my mogeJyk was aan te wenden tot het voorkomen der grootfte rampen ,. om het tegenwoordig leed te boG a Ten  ioo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ven te worstelen , en my weinig wegens het toekomende te bekommeren , ik lette alleen op die gedeeltens des verhaals , welke ftrekten om my te onderrigten wegens onzen toeftand , en te denken om een mogelyken weg ter uitkomst. De be- fiuiten door my uit alles opgemaakt kwamen hier op neder. Dat de vryheid ons alleen vergund werd met oogmerk om leevensonderhoud te verkrygen , waar toe wy een onafgebrooken vlyt moeten aanwenden. Dat het voor my van het hoog- fte aanbelang was de gunst des Gouverneurs te winnen ; ten einde , by eene opkomende gelegenheid, verlof te krygen om een fchip ter Bevervangst uit te rusten, om daar door onze ontkoming te bewerken. Dat het noodig was eene eenheid onder de Ballingen te bewerken , en hun een zeker Ontzag voor my in te boezemen, Dat het vol- ftrekt noodzaaklyk was iets uit te vinden om het geheim te bewaaren , en een vertrouwen op my om met veelen te kunnen handelen over ons vertrek. Ik was zo geheet ingenomen met te denken over alle. deeze onderwerpen , dat ik zeer weinig lette op de omftandigheden onzer reize. Wy bereikten dan , eer ik het bykans bemerkte , met het vallen van den avond , de Stad , waar wy , by onze landing opgeflooten werden in een huis tegen over het Kasteel. 's Morgens na onze aankomst werden wy door onze Wagten voor den Gouverneur den Heer nilow gebragt, die , berigt ontvangen hebbende van de dienften door my betoond in onze  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ioi ze overvaart , my zeer beleefd ontving , en bedankte voor de zorge en moeite genomen in 't bcwaaren van het fchip. Hier op ondervroeg hy ons ieder afzondcrlyk , wegens onzen ftaat , den oorfprong onzer Ballingfchap enz. ; ten Hot beval hy ons by den Secretaris van de Kanfelary te gaan den Heer studeikyn , die hy zeide , dat wis breeder onderrigting zou geeven , wegens onzen aan-, ftaanden toeftand , dien hy , zoo veel het van hem afhing , zou zoeken te verligten , mits wy ons gehoorzaam gedroegen en op eene vreedzaame wy-. ze onzen pligt volbragten , door de Hyasjak of Schatting aan de Kanfelary , welke ons zou opgelegd worden , te verminderen. Na deeze hoflyke aanfpraak liet hy ons by den Secretaris der Kanfelary brengen , dien wy in het Kantoor vonden. De knegt van den Gouverneur gaf hem een papier over , 't geen hy las, en daar op ons verzekerde , dat wy het voor een groot geluk moesten agten na Kamchatka gebannen te zyn: dewyl 'er geen beter geaart Heer in de wyde wereld was dan de Gouverneur; en dat , wat hem betrof, hy een Heer van rang was , vereerd met het byzonder vertrouwen Haarer Majefteit de Keizerin ; en daar en boven geneegen om ons op de kragtdaadigfte wyze te befchermen. Ik betuigde hem onzen dank'voor zyne goedheid in zich gunstig te betoonen aan ongelukkigen , en verzogt van hem te mogen weeten wat ons te doen ftondt, en welk een gedrag hy van ons in 't vervolg wagtte ? Het antwoord was , dat wy den volgenden dag G 3 op  io2 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN op vrye voeten zouden gefteld worden en voorzien met onderhoud voor drie dagen ; na welken tyd wy voor ons zei ven moesten zorgen. Dat ie¬ der onzer van de Kanfelary zou ontvangen een fnaphaan , een lans , een pond kruid en vier ponden kogels , een byl , verfcheide mesfen , en andere werktuigen en Timmermans gereedfehappen , waar mede wy onze hutten konden bouwen ; en dat wy vryheid hadden om onze verblyfplaats op dén myl afftands van de Stad te kiezen ; doch dat wy, geduurende het eerfte jaar , ieder aan Pelteryen honderd Roubels moesten opbrengen , voor deeze ons verleende voorregten. Dat ieder alle wec¬ ken dén dag ten dienfte van het Gouvernement moest werken , en dat wy uit onze huizen niet langer dan vierentwintig uuren agter een mogten blyven , zonder verlof van den Gouverneur. Dat elk Balling 's jaarlyks aan de Kanfelary zou opbrengen zes Sabelhuiden , vyftig Konynenvellen , twee Vosfenliuiden en vierentwintig Hermclynvellen. Na deeze onderrigting liet de Secretaris onze Wagten heen gaan , en deedt ons lyftocht voor drie dagen geeven , in 't geheel beftaande uit negen ponden gedroogden Visch. Wy verlieten de Kanfelary cn begaven ons na het Magazyn om onze geweeren en gereedfehappen te ontvangen. Ze werden ons , naar onze keuze , gegeeven : want de Pakhuismeester ftondt ons toe uit te zoeken , als wy hem beloofden eenige Pelteryen te zullen vereeren. Met het uiterfte genoegen zag ik my zeiven  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 103 ven weder gewapend; en myne Medegenooten hadden eene gelyke voldoening uit dezelfde oorzaak. Als wy uit het Magazyn traden zagen wy twintig Ballingen , die eenige fleeden , door Honden getrokken , mede gebragt hadden , om 'er onze goederen op te laaden; zy booden ons hunne Hutten aan tot wy 'er een voor ons zeiven zouden gebouwd hebben. Wy aanvaardden hunne uitnoodiging en toogen na hunne wooningen. Hunne herhaalde beleefdheden vielen ons lastig door den grooten honger , die ons prangde ; eindelyk bereikten wy omtrent drie uuren in den naamiddag hunne verblyfplaats , zynde een klein Gehugt van acht Hutten , en een gelyk getal van Balajdns of Magazyncn. In 't midden van 't Gehugt fLondt een langwerpig vierkant Gebouw , 't welk onze nieuwe kennisfen ons zeiden dat de Zaal hunner openlyke zamenkomst was. Het getal deezer ongelukkigen was drieëntwintig, en 'er waren dertig Vrouwen , die by hun wouden. Onder die Ballingen merkte ik op dat een Perfoon , crustiew geheeten , eene vry groote maate van gezag bezat, en wierd welhaast gewaar dat het zyn huis was, waar in wy ontvangen werden. Hy verzogt ons in zyn Tourt rondsom het vuur te gaan zitten , terwyl de Vrouwen ons eerst Brandewyn en gedroogden Visch , en vervolgens thee cn boter aanboden ; dit ontbyt werd gevolgd door een middagmaal geheel nit Visch beftaande ; wy hadden tot een Naagercgt Caviar en Ceder-nooten. Onze middagmaaltyd ging in groote ftilte toe , zoG 4 zeer  1.04 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zeer waren wy bezig met onze holle mangen te vullen ; doch , dit verrigt hebbende , begon ons gefprek met vraagen van onzen kant wegens onzen tegenwoordigen toeftaud. De antwoorden , welke wy kreegen, dienden alleen om ons de uitgeftrektheid onzer ongelukken te meer te doen kennen. De voornaamfte byzonderheden welke wy vernamen waren : dat de bevelen , door czaar. peter gegeeven , inhielden , dat geen Balling eigendom kan bezitten ; en dat , ingevolge van dit Bevclfchrift , de Soldaaten der bezetting menigmaal in de huizen der Ballingen traden , en wegnamen wat hun aanftondt, tegen welke berooving de Ballingen niets konden doen. Dat , ingevalle een Balling', hoe zeer ook getergd , het beftondt een Burger , of een Soldaat te flaan , hy veroordeeld word om van honger te fterven. Dat dewyl zy verklaard waren verbannen te zyn uit de Burgerlyke Maatfchappy, elk getrouw Onderdaan verboden word hun in huis te ontvangen. —— En eindelyk, dat daar het leeven hun aïleen vergund was tot geen ander einde dan om genade van god af te fmeeken en vergiffenis hunner zonden te verwerven , zy alleen gebruikt konden worden in de gemeende bezigheden om hun dagelyks brood te winnen. De kennis deezer byzonderheden vervulde my met afgryzen en verontwaardiging. Dit is dan , nep ik by my zeiven uit , de inrigting van een Man, geeerbied door geheel Europa! Maar , dewyl ik geen oogmerk had om geduldig den jammesftaat van zulk eene  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 105' eene flaaverny te verdraagen , deedt dit berigt alleen myn drift tot het infpannen myner poogingen om 'er uit verlost te worden , meer en meer ontbranden. Als een eerfte ftap bepaalde ik my zeiven om afzonderlyk te fpreeken met crustiew , die eene blykbaare meerderheid hadt boven de anderen , en die , door een achtjaarig verblyf in Kamchatka , my gemaklyk alle noodigc onderrigting kon geeven. Na dat ons gefprek eene geruime wyl geloopen hadt over de onaangenaame lotgevallen deezes leevens ; en wy uit onze Onthaalers verftonden dat 'er onder hun waren die zesentwintig jaaren gezugt hadden onder dit flaaffche juk , riep panow , een myner Medgezellen , die geduurende het geheele gefprek als in diepe befpiegeling verzonken gezeten hadt , uit: „ Hoe is het mogelyk myne vrienden, „ dat braave Lieden gelyk gy zyt , dit ongelukkig „ lot kunt verduurd hebben , zonder eenige poo„ ging te doen om u aan die Dwinglandy te ont,, trekken? Gy zyt dan bevreesd voor den dood, „ en in dit geval vrees ik zullen wy geeu Mede„ ftanders onder u aantreffen ! Hy wilde dit gefprek voortzetten ; maar crustiew gaf my ecu teken om hem te fluiten , 't geen ik deed door het onderhoud elders heen te wenden ; doch ik befloot tellens crustiew de reden af te vraagen, waarom hy 'er tegen hadt dat wy op dien vryen trant fpra» ken ? Onze Gastheer deedt ons op nieuw Brandewyn en Thee voordienen , en ftelde zyne Makkers voor G 5 om  ioö GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN om ons in hunne Hutten te ontvangen en hun voor. raad met ons te deelen ; hun aanduidende , dat wy , in den winter geen wooningen voor ons zeiven zouden kunnen vervaardigen. De vergadering juichte dit voorftel toe , en , om onze vereenigiug te bevesiigen , zwoeren wy eene onderlinge vriendfchap ; na welke verrigting elk zyn Huisgenoot kreeg. Myn lot, aan welks fchikking wy iets toegebragt hadden , viel ten huize van crustiew. VYF-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ioj V Y F D E HOOFDSTUK. De Graaf wordt een Boezemvriend van den Heer crustiew , een Balling. Eene Maatfchappy opgerigt om de middelen ter ontkoming te beraamen. Des Graaven aanfpraak en Plan. De Ballingen maaken hunne opwagting by den Gouverneur en den Kanfelier. De Gouverneur benoemt den Graaf tot Taalmeester zyner Kinderen. Een onvoorzien toeval maatigt zeer hun onheil, en bevordert de ontwerpen der Ballingen. D e plaatzen onzes verblyfs das bepaald zynde , ging elk heen , en ik nam de eerfte gelegenheid , dat ik met crustiew alleen was , waar , om de reden te vraagen van het Hooi en des gefpreks van panow , hem tellens verzekerende my niet te kunnen diets maaken , dat dén hunner laaghartig genoeg zou kunnen zyn om zyne Medemakkers te verraaden. 't Is waar, myn Vriend , was zyn antwoord , gy kunt geen reden hebben om zo laag van iemand hunner te denken , fchoon het zeer zeker gaat , dat 'er eenigen onder ons zyn , die liever hun geheele leeven in dit vervloekte Land zouden willan doorbrengen , dan zich aan de gevaarcn der Zee blootftellen. Doch de allervernederend-  ioS GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN rcndfte omftandigheid is , dat 'er onder ons eenige j'noodaarts gevonden worden , die , in hoope van hunne vryheid te herkrygen , door het verraaden onzer geheimen, zeker geen tyd zouden verzuimen om onze ontwerpen aan den Gouverneur mede te deelen : want 'er is een wet , de eenige gunstige voor de Ballingen , welke inhoudt, dat elk Balling , die aan den Gouverneur ecnig verraad zal ontdekt hebben , betreffende zyn gezag , en de openbaare rust , huisvestende onder de Ballingen , onmiddelyk in vryheid gefield zal worden. Hy befloot zyn gefprek met my te verzekeren , dat zyn leeven en uiterfie poogingen ten mynen dienfte gereed waren ; dat hy zich van de eerfte gelegenheid zou bedienen om my tot Hoofd van de Maatfchappy te doen verklaaren , en dat , met één woord, myne beginzels en uitzigten in 't vervolg de regelmaat zouden weezen om zyne eigene naar te beftuuren. Wy fielden de brcedfpraakiger overweeging van onze belangens uit tot eene andere gelegenheid , wanneer wy de wyze zouden bepaalen van eene onderneeming om onze vryheid te herkrygen of ons leeven aan dit beftaan op te offeren. Dit was het vcrrigte op dm eerften dag myner aankomst, en wy gingen ter rust. Ik overwoog alles wat op denzelven gefprooken was , en bepaalde my omtrent de middelen om het geheim te bewaaren van 't geen wy onderling , in 't vervolg mogten beraadflagen of vastftellen. By myn opftaan 's anderen daags doorzag ik de geheele Hut die my toefeheen wel voorzien te zyn; doch  des GRAAVEN van BENYOWSKY. icq doch 't geen my op de aangenaamfte wyze verraste was een Alkove van dezelfde foort als ik in gei flaapen hadt , gevuld met Franfche , Rusfifche , Engelfche , Hoogduitfche en Latynfche Boeken in goede orde gefchikt. Ik vond anson's Reize op een tafel liggen , en begon 'er met vermaak in te leezen ; doch naauwlyks had ik eene bladzyde uit of crustiew tradt binnen en omhelsde my. Ons gefprek viel terftond op dien wydvermaarden Reiziger , en myn Vriend betuigde my , dat hy , zints zes jaaren, reeds bedagt geweest was op het middel om Kamchatka te verlaaten en na de Mariane Eilanden te trekken. Het verhaal van het Eiland Tinian , gelyk het in die Reisbefchryving voorkomt, hadt de verbeelding van crustiew dcrmaate getrolfen , dat dit Eiland , zyns agtens , niet minder was dan een Paradys. Uit deeze trek hem nader hebbende leeren kennen, befloot ik hem myn eigen befluit en dat myner Medgezellen te ontdekken , en tenens te verzoeken dat hy zich by ons zou voegen. Volvaardig nam hy myn voorflag aan , en nederknielende , lag hy onmiddelyk den eed van trouwe en gehoorzaamheid af. Hy verzekerde my te gelyk, dat hy door in onze Maatfchappy ingelyfd te zyn , dezelve met twintig Leden zou verfterken ; doch verzogt myne toeftemming om hun daar over te fpreeken. Ik was zeer verheugd over eene aanwinst van dat belang ; doch bepaalde my om zyn eed van getrouwe Vriendfchap te aanvaarden , hem tevens fmeekende om niet te fchielyk te werk te gaan ; maar te wagten na de goedkeu-  Iio GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN keuring onzer Maatfchappye , voor welke ik ten oogmerk had regels op te (lellen tot verzekering van ons onderling behoud en het regelen van ons gedrag. Na deeze voorbereidzelen gaf ik 'er myne Medegenooten berigt van , en wy vormden een Raad , beltaande uit de volgende Leden. Ik zelve als Opperhoofd , pan0w, baturin, stephanow , solmanow , wynbladth , crustiew , wasili , myn oude Knegt. Ry de opening onzer Vergaderinge , fprak ik de Leden in deezer voege aan. — „ Eene verfcheidenheid van gebeurtenisfen heeft ons „ gedwongen te deezer plaatze gebragt , wy voe„ len ons gedrukt door een algemeen treffend on„ heil. Allen zyn wy bewust van de wreedheid en „ barbaarsheid, die ons omringt, en de duur daar „ van dreigt ons met de fchroomlykfle gevolgen. „ De overmaat onzes ongeluks behoort ons der„ halven op te wekken om op onze verligtenis be„ dagt te weezen , door het fchriklyk juk van „ flaaverny , 't welk onregtvaardigheid en dwing* „ landy ons opgelegd heeft , af te werpen. De „ gelykheid van onzen ongelukkigen toeftand, ftelt „ ons allen in rang gelyk ; 'er kan onder ons aan „ geen voorrang gedagt worden uit hoofde van de „ Tytels , die wy voorheen of door geboorte of „ anderzins verkreegen hebben. Op dit oogenblik „ zyn wy allen gelyk uit hoofde van den aart on„ zes toeftands ; en, uit dit oogpunt de zaak be„ 1'ehouwd zynde , wil ik u eene inrigting mede„ deelen tot ons betrekkelyk , ten einde wy, met „ volkomene veiligheid , een Plan kunnen ontwer- 55 Pe",  des GRAAVEN van BENYOWSKY. in j, pen , welks uitvoering ons in vryheid zal ftel- ,, len. Uit onze eigene ervaarenis in de we- „ reld zyn wy overtuigd , dat geene Maatfchappy ,, kan beftaan , zonder de keuze van een Perfoon, ,, aan wien het oppergezag is toevertrouwd. De ,, keus van zodanig iemand moet derhalven ons „ eerfte werk weezen. Hy zal door ons zeiven „ onderling worden aangefteld ; maar ten zelfden „ tyde dat wy hem met ons Vertrouwen vereeren, „ is het noodig dat wy hem de volftrektfte Onder„ daanigheid bewyzen. Om zonder marren tot „ deeze benoeming toe te treeden ftel ik u voor de ,, allereenvoudigfte handelwyze : te weeten , dat „ ieder den naam des Perfoons door hem verkoo„ ren fchryve , en de meerderheid zal de zaak be- flisfen. Wanneer een Overften in dier voege zal „ verkooren zyn , moet hy de volgende vier Ar,, tykelen bezweeren. ia ,, Dat hy alle zyne bekwaamheden zal in„ fpannen , en alle mogelyke middelen' gebruiken „ om een Plan te vormen , 't welk hy zal vol„ voeren met gevaar zyns leevens. Dit Plan zal „ weezen om ons , zo ras mogelyk is , in vry„ beid te ftellen. 2. „ Dat hy geen onderfcheidende voorkeur zal „ geeven aan eenig Perfoon onder ons ; maar den „ Raad onderrigten van elke zaak, welke hy denkt „ dat voordeelig kan zyn met betrekking tot zyne „ verrigtingen. 3. „ Dat , ingevalle het Opperhoofd mogt ver„ langen van zyn Plan af te zien, of tot dat oog- „ merk  in GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ merk voordellen aan den Raad doen , of ten „ dien einde met iemand in 't byzonder fpreeken , „ hy , op de daad zelve , met den dood zal ge„ ftraft worden ; en den Raad het regt hebben „ om dit vonnis uit te voeren op die wyze als de„ zelve het voeglykst vindt. 4. „ Dat het Opperhoofd , na het afleggen van „ deezen Eed, ieder byzonder Lid der Maatfchap„ pye afzonderlyk in den Eed zal neemen. Wel„ ke Eed hier op zal nederkomen." 1. „ Dat ieder Lid der Maatfchappy , alle zy„ ne bekwaamheden zal infpannen , met gevaar „ zyns leevens om mede te werken tot de voldoe„ ning van 't Plan , 't welk , tot verkryging der „ vryheid , zal omhelsd worden. 1. „ Dat hy , het gezag zyns Opperhoofds er„ kend hebbende , hem zal gehoorzaamen met de „ uiterfte onderdaanigheid ; en , daar hy zich „ door onregtvaardigheid en dvvinglandy, afgefchei„ den vindt van alle Burgerlyke en Staatkundige „ Maatfchappy , zonder eenige bepaaling gehoor„ zaamheid zal betoonen aan het verkooren Hoofd, „ dien erkennende voor zyn Souverein en Mees„ ter. 3. „ Dat hy zich , uit hoofde van deezen Eed, „ het vertrouwen van de Maatfchappy , zonder ,, eenige bepaaling waardig gemaakt hebbende, zal ,, verbinden om de volftrektfte geheimhouding te „ bewaaren , wegens alles, wat van deezen dag ,, af, en vervolgens zal behandeld of beflooten „ worden ; en , in gevalle hy deeze verbintenis fchendt  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 113 fchendt zal hy zich , op de daad zelve , mis„ daadig erkennen , en waardig om met den dood „ geftraft te worden , aan welken hy zal onder„ heevig zyn van het oogenblik zyns afvals van den ,, tegenwoordigen Eed ; onderwerpende zich des„ gelyks door deeze verklaaring om het werktuig ), te wezen der uitvoeringe van elke doodftraffe , „ die in den Raad beflooten zal worden , tegen „ ieder van de Maatfchappy, wie het ook mag wc„ zen." En laat het Opperhoofd, na het afnemen van deezen Eed , dit vierde Artykel vastftellen. „ 4. Dat , indien in geval van Verraad , of het „ Opperhoofd , of eenig ander Lid van de Maat„ fchappy , in handen van het Gouvernement valt, „ hy het diepst geheim zal bewaarcn ten opzigte „ van hunne vereeniging; en dat de zamenverbon„ denen alle middelen , met gevaar huns leevens, „ zullen aanwenden om dien perfoon uit de han- den van het Gouvernement te krygen , of door „ hem met openbaar geweld te verlosfen, of hem te „ voorzien met vergif of wapenen , om zich van de onderdrukking te ontheffen." Deeze Aanfpraak werd met allen eerbied aangehoord , en ik hieldt my verzekerd , uit de houding myner Toehoorderen , dat zy myne voorftellen goedkeurden. Ingevolge hier van nam ieder een ftuk papier , en fchreef, naar eigen verkiezing , een Naam. By het openen der briefjes waren 'er zeven met myn Naam befchreeven; het myne droeg $fen van crustiew , 't geen hun deedt belluiten H dien  114 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN dien Heer als tweeden te benoemen. Wy deeden daar op onze Eeden en ik nam alle de Leden onder den Eed. Zodanig was het einde van myn tweeden dag in KamcJiatka. Na de zamenkomst des Raads op den tienden van December bepaald te hebben , verklaarde crustiew , dat hy verfcheide vrienden hadt voor te ftellen als Leden onzer Maatfchappy , waar aan ik myne toeftemming gaf, den tyd hunner aanneeming op dien dag bepaalende. Op den zesden der gemelde maand vergaderden wy om gezamenlyk onze pligtpleegingen by den Gouverneur af te leggen. Hy ontving ons , en onclerrigt zynde dat ik verfcheide Taaien fprak , benoemde hy my tot Taalmeester van zyn Zoon en zyne drie Dogters , uit welken hoofde hy my ontfloeg van allen openbaar werk , en beval dat my 't zelfde ten onderhoud zou gegeeven worden als aan de Soidaaten der Bezetting. Na my van deeze bepaaling verwittigd te hebben , riep hy zyne Kinderen , maande hun aan tot naarftigheid , en te leeren wat ik hun zou onderwyzen. Toen deeze pligtpleeging geëindigd was maakten wy onze opwagting by den Kanfelier , die ons op dezelfde wyze ontving. Wy vonden hem aan het Schaakbord met kolossow Hettman der Cozakken. Hy beval ons te wagten tot het fpel uit zou weezen. Ik vervoegde my digt by de tafel en nam den ftaat van het fpel op. Myn gevestigde aandagt wekte de verwondering des Kanfeliers , die vroeg of ik fchaaken kon ; ik zeide ja. Kort daar op zyn  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 115 zyn eigen fpel liegt , en , naar zyne gedagten , verlooren vindende , beloofde hy my vyftig Pvoubels , indien ik het kon winnen. De Hettman verzette 'er zich tegen , betuigende met geen Balling te willen fpeelcn , als ftrydig met de Wetten ; doch de Kanfelier verklaarde dat hy het beffaanbaar met de Wetten mogt doen : dewyl deeze alleen de gemeenzaame verkeering met de Ballingen verboden; de Hettman eindelyk , eer geraakt over de aanduiding van den Kanfelier , dan door vrees dat hy zyn fpel zou verliezen , ftemde toe dat ik het fpel zou uitfpeelen. Na eenige zetten was myn Party Schaakmat. liet fpel geëindigd zynde ontdekte ik dat 'er gefpeeld was om vyf honderd Roubels , en ik ontving terltond de vyftig Roubels. De Hettman verfbord , wilde hier van wraak neemen , en de Kanfelier ftondt voor de betaaling in , als ik het verloor. Hy liet myne Medegenooten vertrekken , na hun twee flesfen Brandewyn vereerd te hebben, en hieldt my om te fchaaken. Ik won drie fpelen agter een , 't welk twee duizend Roubels in de zak des Kanfeliers bragt , van deeze bedroeg myn aandeel honderd en vyftig Roubels. Op den middag vertrok ik, en zag kort daar na, den Hettman digt agter my. Hy riep my zeer beleefd, en onderrigtte my dat hy een Plan in zyn hoofd hadt , waar door ik , in 't zelve toeftemmende , voor my groote voordeden zou behaalen. Van myne zyde vreesde ik , dat zyn verlies hem mv ten vyand mogt gemaakt hebben , ik ftelde daarom H 2 voor  aió GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voor hem de honderd en vyftig Roubels my gefchonken weder te geeven , de best mogelyke verfchooningen maakende over het gebeurde. Maar myne vrees verdween fchielyk toen hy my zyn ortwerp ontdekte ; dit beftondt hier in , dat ik zou fpeelen tegen eenige ryke Kooplieden , die groote fommen van hem gewonnen hadden , en dat , indien het geluk my diende , hy verzekerd was van eene groote winst , waar van het vyfde gedeelte my terftond zou Betaald worden. De omftandigheid , waar in ik my bevond , en het gebrek aan geld om myne onderneeming ter uitvoer te brengen, deedt my zyn voordel omhelzen , en hem verzekeren van goed geluk tegen zyne mededingers in dit fpel. Zo ras ik myne toeitemming gegeeven had, vergat hy dat ik een Balling was , en ftondt 'er op , dat ik by hem het middagmaal zou houden. Ik werd door het Huisgezin zeer beleefd ontvangen : want hy ftelde my voor als een uitmuntend , fehoon ongelukkig Edelman , aan wien zyn Gezin groote verpligting hadt. Onder den maaltyd werden wy overvallen door verfcheide van de aanzienlykften der Stad ; doch myn Gastheer, die , uit hoofde zyner Bedieninge de derde perfoon was in het Gouvernement , wist zo wel hoe het onderhoud aan te leggen , dat hy my vestigde in die maate van agting welke hy begeerde dat ik zou bezitten. By myn vertrek deedt hy voorraad geeven van Boter, gezouten Vleesch, Ryft en Brandewyn , genoeg om myn Gezelfchap ten minsten vyf dagen te onderhouden. Te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 117 Te huis komende verzamelde ik myne Medebroeders , en verhaalde hun al het gebeurde. Op het gezigt van myn voorraad en de honderd en vyftig Roubels , dagten zy de Voorzienigheid in perfoon te zien ; hun hoop groeide nog aan , toen ik hun onderrigtte van de verbintenis , welke ik hadt aangegaan met den Hettman tegen de Kooplieden, Onzen avond fleeten wy met groote vreugde , en bouwden veele Kasteelen in de lugt. Zo ras het Gezelfchap vertrokken was zette ik my om voorfchriften in 't Latyn, in 't Fransch en Hoogduitsch voor myne Leerlingen te fchryven ; en vervolgens ging ik, door hoop opgebeurd, te rust, en genoot den verfrisfendften ilaap. . H 3 ZES-  li3 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ZESDE HOOFDSTUK. De Graaf treedt in zyne Bediening als Taalmeester. De Gouverneur geeft hem eene Slaavinne , en eene Sleede door Honden getrokken ten gefcher.ke. Een voorflag hem gedaan door eenigen der voornar.mfl.en in de Stad om eene School op te rigten. Een Schaakfpel party. Een Avondvermaak. Aphanasia nilow , des Gouverneurs jongfle Dogter , zeer met den Graaf ingenomen. Mevrouw nilow keurt haare genegenheid goed. TVTyn laat opftaaa noodzaakte my zeer fchielyk na 't huis des Gouverneurs te gaan , waar ik het jongde gedeelte des Gezins in de Zaal vergaderd vondt. Ik gaf hun de voorfchriften en deedt hun de woorden fpellen. De jongde der drie Dogteteren aphanasia geheeten , zestien jaaren oud , delde my verfcheide vraagen voor , wegens 't geen ik dagt in myn tegenwoordigen toedand. Haare vraagen verzekerden my, dat haar Vader hun eenige onderrigting gegeeven hadt, wegens myn afkomst en ongelukken. Ik deedt hun daar op een verhaal van myne Lotgevallen, 't welk myne Scholieren zeer fcheen te treilen , doch de jongde fchreide zeer, Zy was eene fchoone jonge Dogter,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. n9 ter , en haare aandoenlykheid verwekte by my eene fterke ontroering , maar , helaas ! ik was een Balling. De Gouverneur tradt binnèn en luiderde na myne lesten. Hy fcheen zeer wel voldaan over myne leeringen, en onderrigtte my , dat hy ten oogmerk hadt my eene Slaavinne van Kamchatka te fchenken , als mede eene fleede met twee Honden. Ik bedankte hem voor dit gunstbetoon ; doch merkte aan , dat ik , als een Balling , geen eigendom kon bezitten en bcflooten hadt myn lot met geduld te verdraagen. Hy volhardde egter by zyn befluit , en zeide , dat de Raad geenzins misnoegd zoude weezen , wegens zyne goedgunstigheid mywaards, na een berigt ontvangen te hebben van den weezenlyken dienst , welken ik den Staat gedaan hadt, door het Schip te bewaaren, met het leeven en de goederen van de Onderdaanen der Keizcrinne. De goedheid van zyne befchikking trof my zeer , en ik bedankte hem , met alle opregtheid , waar op ik myn affcheid nam. Maar hy hieldt my een korten tyd op , en beval dat 'er eene fleede zou ingefpanncn worden die hy my ter hand ftelde , met een Voerman , dien hy beval my te gehoorzaamen. Wanneer ik met deezen toeftel aankwam , was het by myne Medgezellen of'er weder .wonderwerken gebeurden ; en inzonderheid , als ik hun verhaalde alles wat de Gouverneur gezegd hadt; zy geloofden reeds ontflaageu te zyn van het juk der llaaverny onder myne befcherming. Maar panow II 4 ver-  120 GEDENKSCHRIFTEN én REIZEN verbaasde de Vergadering door op te merken, dat zy zo veel reden niet hadden om zich te verheugen : want des Gouverneurs goedgunftigheid zou myn yver verdooven , en dat wy vervolgens , by de eerfte verandering van eenen Gouverneur, bloot gefteld zouden blyven aan 't geen de Barbaaren over ons befchooren. Hy zou voortgevaaren hebben in deeze Redenvoering ; doch ik oordeelde' het raadzaam , hem te ftuitten , door het vernieuwen van myn Eed , met alle verzekering dat ik geheel bereid was , om alles , ten beste van de Maatfchappy , aan te wenden. Na het middageeten ontving ik een bezoek van den Hettman , die vergezeld was door de twee voornaame Kooplieden casarinow en roscuzakow. Na eenige pligtpleegingen Relden zy my voor het oprigten van een School om 'er de Taaien , de Rekenkunde en de Aardrykskunde te onderwyzen ; en , om my hier toe in ftaat te ftellen , booden zy my aan een geheel nieuw Huis te bouwen op eene plaats , waar ik mogt verkiezen , en eene openbaare School op te rigten. Ik nam huune aanbiedingen aan , onder voorwaarde , dat zy den Gouverneur zouden beweegen om zyne Kindereu na die School te zenden ; dewyl ik , verpligt zynde alle dagen na het Huis des Gouverneurs te gaan, het opzigt over de openbaare School niet zou kunnen op my neemen. Wy maakten onderling deeze fchikking, dat ik ieder maand vyf Roubels zou ontvangen voor elk Kind , dat zy , daarenboven , my een halven Roubel zouden betaalen voor vuur en  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 12 ï en licht , en eindelyk dat zy een fom zouden zamenbrengen tot myn Huisraad en Leeftocht, en een Dienstboode , om myn eeten gereed te maaken. ' Hoe meer ik dagt op de gunstige wisfeling van myn toeftand, hoe meer myne hoop aanwakkerde , dat ik in ftaat zou weezen om veilig het Plan , te myner verlosfing beraamd , uit te voeten. Want het bedroevend denkbeeld van eene Vrouw , welke ik beminde , en die , in myn afweezen , waarfchynlyk een Kind gekreegen hadt , zweefde geftadig voor mynen geest en belette my een volkomen genoegen te fmaaken. Verzonken in deeze gepeinzen floeg ik weinig agt op het gefprek tusfchen myne Medgezellen en onze Gasten. Maar de Hettman wekte my op uit myne mymering , door my te verzoeken , dat ik by hem zou komen eeten , en op het Schaakbord eenige fpelen doen. Ily onderrigtte my dat hy deeze party hadt voorgefteld aan den Heer casarinow , toen tegenwoordig, die het niet zou ontkennen, dat elk Spel'zou weezen om drie honderd Roubels , van welke hy 'er honderd en twintig op myne zyde zou houden, en de Kanfelier dezelfde fom , dat zestig Roubels van ieder Spel aan my zouden komen ; maar dat zy, in gevalle ik verloor, het verlies zouden draagen. De Heer casarinow ftemde 'er in toe, onder voorwaarden , dat 'er vyftig fpelen zouden gedaan worden ; en dat het hem vry zou ftaan met anderen eene verbintenis te maaken van lieden , die ieder de vryheid zouden hebben om tegen my te fpeeH 5 len ,  ui GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ten, en zou het den Kanfelier of den Hettman vry Haan in myne plaats te fpeelen. De Hettman antwoordde dat hy alleen bedingen kon maaken voor zich zeiven : men belloot deswegen den Kanfelier te gaan fpreeken. Deeze Heer behandelde het ftuk zeer flim , door in 't eerst eenige zwaarigheden te maaken , fchoon hy op 't laatst toeftemde ; de Artykels werden gefchreeven en ondertekend , met liet bygevoegde beding , dat het geld , by 't eindigen van elk Spel , zou betaald worden. De vcibintenis werd bekragtigd door een Avöndonthaal , by 't welke vyftig perfoonen tegenwoordig waren ; de Gouverneur zelve , met zyn Gezin kwam binnen. Op diens komst werd 'er om Muzykanten gezonden en het Dansfen begon. Wat my betreft ik was een genoeglyk aanfehouwer van alles. Met allen thans op een vry gemeenzaamen voet geraakt zynde , verzogt ik den Kanfelier eenige flesfen Brandewyn aan myne Makkers te zenden. Hy noodigde hun allen , en fchikte een kamer tot hun gebruik , waar zy alles konden zien wat 'er gebeurde , zonder gemeenfehnp te hebben met het gezelfchap ftrydig met de Wetten. Geduurende het geheele onthaal verliet myne Leerlinge aphanasia my niet dan om mede te Dansfen , 't geen zy zeer bevallig deedt ; ha3re Moeder kwam eens by ons en fluisterde my in: ik denk dat uwe Leerlinge uwe Vriendin zal worden , hou het oog op haar; ik ben een goede Moeder. Zy fprak met my in goed Hoogduitsch ; en dewyl het de eerfte keer was dat ik met haar fprak , vond ik my  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 123 my eenigzins verlegen ; doch , fchielyk my herftellende , verzekerde ik haar van myne hoogagting en onverbreeklyke verknogtheid. De Gouverneur my in gefprek ziende met de Moeder en de Dogter , kwam mede by ons , en verzogt ons onderhoud te mogen weeten ; doch Mevrouw nïlow onthief my van te antwoorden door te zeggen, dat zy vroeg of ik haar Dogter Muzyk kon leeren ? Deeze tusfchen bedagte vond verloste my van alle bezorgdheid: korten tyd daar aan vertrok de Gouverneur met zyne Egtgenoote. De jonge Juffrouw nilow vervoegde zich weder by my met berigt, dat haar Vader de toeiïemming gegeeven hadt tot het oprigten van eene openbaare School, en dat zy met haare Zusters en Broeder menigmaal het genoegen zouden hebben van hunnen Meester te bezoeken, 't ls onmogelyk de beminnelyke en bevallige houding van deeze jonge Dogter te befchryven. Twee uuren na middernagt vergezelde ik deeze myne Leerlinge met haare Zusters na het huis des Gouverneurs en keerde daar op na myn verblyf. ZE-  m GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ZEVENDE HOOFDSTUK. Het Schoolgebouw opgerigt. Gefprek met Mevrouw kilow. Voordeelen ontjlcumde uit 's Graaven bedreevenheid in het Schaak/pel. Juffrouw aphanasia met den Graaf in een onderhoud. Be Maatfchappy der Ballingen vergroot. Beerenjngt. M yn Vriend crustiew kwam op den achtften van December met het aanbreeken van den dag by my om te vraagen, welk eene plaats ik verkoozen had voor het nieuwe Gebouw ; en uit myn Hut treedende , vond ik het Hout gereed liggen. Zo ras ik de plek gronds aangeweezen hadt, begonnen de Timmerlieden met de Hukken in elkander te zetten. Na het Ontbyt ging ik na het huis des Gouverneurs , om de gewoone Lesfen aan myne Leerlingen te geeven , die ik met de gefchreevene letters in de hand vondt. Toen zy de Lesfen opgezegd hadden verzogten zy my eenige Hoogduitfcke en Franfche woorden met Rusfifche letteren te fchryven. Gelukkig was ik voorzien van een Rusfifche, Hoogduitfche en Franfche Spraakkunst, gevonden onder de Boeken van myn Vriend. Ik gaf hun dezelve met eenige onderrigtingen wegens het  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 125 gebruik. Zo ras de les uit was deeden zy my veelvuldige vraagen , wegens myn Land , de Zeden , de Gebruiken , enz. Toen ik gereed ftondt te vertrekken , verfchèen de Vrouw des Gouverneurs , en deedt my, haare Kinderen heen gezonden hebbende , by haar nederzitten. Zy verhaalde my , dat ze de Dogter was van een Zweedjchen Collonel , na Siberië gebannen ; dat haare Moeder veranderd was van Godsdienstbelydenis , en zy getrouwd aan den Heer nïlow , op dien tyd Luitenant Collonel , een braaf Maii ; maar zeer overgegeeven aan den drank , eene buitenfpoorigheid , die hem lomp en ondraagelyk deedt worden ; dat zy geen vermaak hadt dan alleen in haar Gezin rondsom haar te zien opgroeijen , fehoon zy voor tegenwoordig , na veel geleden te hebben door haare twee oudlte Dogters. getrouwd te zien aan twee Officieren, op het deerlykst aan gulzigheid en dronkenfehap verflaafd, het lot der jongfte moest betreuren , als door haar Vader gefchikt tot Egtgenoote van een zekeren kuzma, een der onverdraaglykfte Mannen op den aardbodem. Zy verzogt my , deswegen , myne poogingen aan te wenden om het vertrouwen van den Gouverneur te winnen, en wat ik kon aan te wenden om hem van befluit te doen veranderen. Ik antwoordde deeze goede Moeder , dat ik myn best zou doen , en dat zy my , ten allen tyde , gereed zou vinden om haare bevelen uit te voeren. Weinig tyds daar na nam ik affcheid en vond t'huis ko-  ia6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN komende eene uitnoodiging van den Hettman om een party op 't Schaakbord by te woonen. Intusfchen hielden wy ons middagmaal , en naa het zelve ftelde crustiew aan my de Perfoonen voor , die in onze Maatfchappy begeerden aangenomen te worden. In den namiddag kwam 'er een Vrouw by my om de maat te neemen tot het maaken van Hembdeu en Kleederen , naar het gebruik deezes Lands , waar de Vrouwen al het werk van Kleermakers verrigten. Ten zeven uuren ging ik na den Kanfelier , waar ik vyf Kooplieden vondt. Wy fpeelden vyf fpelen , vier won ik 'er van , en nam na honderd en tachtig Roubels ontvangen te hebben myn affcheid. 's Anderen daags ftelde zeker Koopman csulosmikow , gehoord hebbende dat ik eenig geld bezat, my voor twee fpelen met hem te doen; doch verklaarde om niets minder dan twee honderd Roubels het Spel te willen fpeelen. Ik omhelsde den \'Oorflag , alleen uitftel tot den namiddag verzoekende : dewyl ik na myne Leerlingen ten huize des Gouverneurs moest. In de Zaal treedende ftond ik vcrfteld, dat Juffrouw aphanasia afweezig was, en nog meer ontzette het my te hooren dat zy ziek te bedde lag ; doch , haar Les willende houden, verzogt hadt dat.ik by haar mogt komen; een verzoek door haare Moeder toegedaan. Ik werd in haare kamer gebragt , waar deeze beminnelyke jonge Dogter my de gevoelens van haar hart ontvouwde, met zulk eene openhartigheid en eenvoudigheid, en  des CRAAVEN van BENYOWSKY. 127 en op zulk een toon , dat de Rusfifche fpraak ^ op dat oogenblik , my de zoetluidendfte van alle toefcheen. Ons onderhoud werd afgebrooken door het binnen treeden van Mevrouw nilow. Ik vertrok en t'huis komende vond ik den lieer csuxos* nikow die drie fpelen verloor. Het overige van den dag werd bedeed in fchikking te maaken op het aanneemen der Aankomelingen , die crustiew hadt. Wy beflooten , dat de Raad van Achten alleen de geheimen zou weeten , en dat alle de andere Perfoonen , als in het toekomende zouden toegelaaten worden , alleen zulke byzonderheden zouden weeten als de Raad noodig oordeelde hun mede te declen om hun vertrouwen te verzekeren. In deeze zamenkomst werd de vorm van den Eed opgefteld en wy befteedden het overige van den avond in het bereiden van een onthaal. De Heer crustiew ging, met het aanbreeken van den volgenden dag de perfoonen opzoeken, die zich aangegeeven hadden om in onze Maatfchappy te treeden , en-keerde 's morgens ten negen uuren met hun weder. Deezen waren demetrius kuzneczow , een vry Rusfisch Koopman ; aphanasi kumin , Capitein der Cozakken , een Vryman ; andries gurcinin , gcweezen Kamerdienaar van Keizerin elizabetii , een Balling ; joan sibaew , Capitein der Jaagcrs , een Vryman ; alexis protopop , Aartsdiaken der Kerke , een Vryman ; levonti popow , Capitein der Jaagcrs , een Vryman ; joan csurin , Broeder van den Capitein eens  ia* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN eens Koopvaardyfchips , een Vryman : magnu bieder , geweezen Lid der Admiraliteit vnnr ,..,.„ tig jaaren gebannen; joan wolkovv , eenjaagcr, een Vryman ; cassimir bielski , een Poolsch Sta' rost, vyftien jaaren geleden gebannen ; greWus lobczow , Collonel der Infantery , een Balling • ïiekaclius Prins zadkoi , achtien jaaren geleecfen gebannen; juliaan brandorp , een Zweed zints zes jaaren Balling; nicholas srebernikow' Capitein van een Regiment Lyfwagten , een Balling ; en andries biatzinin , een Balling. Deeze allen werden voor den Raad gebragt , de Eeden en de Verbintenisfen las men hun voor. Zy deeden terftond de eerfte en tekenden de laatfte • dan om hun nog ftaatlyker aan ons vast te hegten beflooten wy , dat allen , die van de Rusfifche Kerk waren , zouden Biegten en door het Sacrament hunne Eeden bekragtigen. De Heer crustiew vergezelde hun, ten dien einde, na de Kerk,, waar protopop hun de gemelde Kerkplegtigheden deedt verrigten. Als zy uit de Kerk gekomen waren hielden wy ons kleine Feest ; de Gouverneur met zyne Familie , de Kanfelier , en de Hettman , met verfcheide andere der voornaamfte Inwoonderen van de Stad, vervoegden zich , in den avond by ons , onze Vergadering met een bezoek vereerende. Dit bepaalde het Tydpcrk van de onafhangelykheid der Ballingen : want de Gouverneur , zeer dronken zynde , zwoer dat hy my voor 't Hoofd der Ballingen erkende , en beval den Kanfelier om eene Ade  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 120 Acte op te Hellen , by welke my die naam wettiglyk werd toegevoegd : ten zelfden tyde beloofde hy aan het Gouvernement te zullen fchryven , ten mynen voordeele , en verzoeken dat ik in dienst van den Staat mogt gebruikt worden. De Kanfelier en de Hettman onderfchraagden de oogmerken des Gouverneurs , en hadden het genoegen om bykans zeven honderd Roubels van de Kooplieden op het Schaakfpel te winnen , en hier uit werden de kosten van ons onthaal goed gemaakt. Wy beflooten , den elfden op de Beerenjagt te saan, en kreegen van den Gouverneur verlof om vier dagen te mogen uitblyven. Op deezen dag ontving ik een aanmerkelyk gefchenk van Linnen en eenig Zilverwerk van den Heer nilow. -— 's Volgenden daags vertrokken wy , zestien fterk, wel gewapend, met acht fleeden op de Beerenjagt, en gingen de Rivier af, die bevroozen was. Acht en twinttig Wersten voortgereisd hebbende, hielden wy ftil aan de wooning des Opperhoofds van Cfekawka; t hy gaf ons een berigt van de veelvuldige bezoeken, welke hy van Beeren in de nabuurfchap ontvangen hadt , gaf ons.een middagmaal en eeten aan onze Honden : naa 't welk hy ons bragt by een water 't geen in de Rivier van KamcJiatka viel. Maar op 't oogenblik dat hy drie Beeren op den oever van dit water zag , verzogt hy ons op 't alleremftigst te rug te keeren , verzekerende dat het anders om ons leeven zou gewed zyn. Deezen raad gegeeven hebbende, maakte hy zich weg, en wy naderden onze vyanden , tot den afftand van I een  13^ GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN een fhaphaanfchoot, wy fehooten en wondden ze ; verwoed door de wonden fehooten zy toe om met allen geweld op ons aan te vallen, 't Was een geluk , dat myne Meedejaagers gewoon waren aan deeze Jagt : zy traaden de Beeren te gemoet , en veriloegen ze , naa een langen ftryd , alle drie : want geen hunner verkoos het Üagveld te verlaaten. Ten aanzien van deeze Beerenjagt zyn de volgende omftandigheden opmerkelyk. Op het gezigt van een Beer treedt een der Jaageren voorwaards om den aanval te beginnen , hy doet dit door den linker arm aan het Dier voor te houden, deezen vooraf met dikke Rukken houts in de lengte omwonden hebbende , ten einde de Beer , by den eérften aanval , dien niet breeke. Op 't oogenblik dat de Beer den arm byt, Reekt de Jaager hem met een Spiets in den linker fchouder. Na deeze Reek komen de overige Jaagers toefchieten en Reeken met hunne Spietfen het Dier , 't geen dikvvyls dit wapentuig breekt, en , indien de eerfte fteek niet wel getroffen is , dan valt hy aan op den toebrenger, en deeze wordt niet zelden het ilachtoffer zyner ftoutmoedigheid, of ten minften gewond. Na het verdaan deezer drie Beeren lagen wy dezelve op onze fleeden , en keerden na Cfehawka weder. Ter halver weg ontmoetten wy onzen Gastheer en twintig Inboorlingen van Kamchatka met Lansfen en Boogen gewapend. Zy zeiden ten onzen byftand te komen «j doch de gedoode Beeren ziende zongen zy onzen lof en bragten ons in zege-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 131 gepraal te rug. Het eerfte werk der Kamchatkaers was de Beeren te villen, voor de huiden gaven zy ons zesentwintig Marter-vellen en acht Vosfen-huiden voor het vleesch. Deeze ruiling ftondt ons zeer wel aan , en wy beflooten by 't maanlicht uit te gaan om meer Beeren op te doen. Dit gelukte , wy vernoegen 'er vyf; doch sibaew werd gewond. Onder deeze Beeren was 'er dén van eene verbaazende grootte en zo wit als fueeuw. De huid van dit Dier fchikten wy tot een gefchenk aan den Gouverneur , en ftelden voor de vier andere ten eigen gebruike tot matrasfen te houden. Wy belaadden 'er onze fleeden mede en keerden na onze wooning te rug , waar wy ze vilden en het vleesch zoutten. Voorts bragten wy ons gefchenk aan den Gouverneur , die het met allen genoegen ontving. 1 3 ACHT-  132 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ACHTSTE HOOFDSTUK. De Openbaare School geopend. De Maatfchappy der Ballingen vergaderd om te fpreeken over een ontwerp om ter Zee te ontkomen. Schaakfpel. De Graa f fielt Kaarten op van de Kusten en Eilanden by Kamchatka. Gevaarlyk gevolg van het fiük onlangs in de Maatfchappy der Ballingen behandeld, 't Zelve afgeweerd door den Graaf, die zeer bezwaarlyk ontkomt dat hy vermoord wierd. Zyn vyand gefiraft. De Schoolplaats, op den veertienden van December , gereed zynde , ontving ik myne Schoolieren en verkoos de Heeren crustiew en panow tot myne helpers, 's Namiddags kwamen de Kinderen des Gouverneurs , 't getal myner Schoolieren was drieentwintig. Onder deezen bevonden zich drie Kooplieden , die het rekenen wilden leeren. Sibaew verzogt my den zestienden eene zamenkomst te beleggen ter mededeeling van eene ontdekking betrekkelyk tot onze onderneeming. Ik beftemde daar toe dien avond ten elf uuren. In de Vergadering deelde sibaew op myn verzoek mede, 't geen hy te zeggen hadt. Het kwam hier op neder. In de laatst verloopene maand Augustus was csu-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 133 csulosnikow van Ochoczk gezeild .met een Schip van honderd en vyftig tonnen , gewapend en na de Aleuthifche Eilanden beftemd om Beevers te vangen. Zyn Scheepsvolk beftondt uit achtentwintig Jaagers , die nooit op Zee geweest waren , een geweldig opfteekende ftorm hadt het fchip op ftrand gezet; csulosnikow hadt het volk , op dien tyd gedwongen zonder ophouden te arbeiden om het Schip uit den grond te krygen ; en , op hunne weigering , om in dien arbeid voort te varen, byftand van den Gouverneur verzogt om ze tot het werk te dwingen. In gevolge deezer behandelinge hadden zy eenpaarig befiooten eerst het Schip in vlot water te brengen, en voorts met het zelve de flaaverny te ontvlieden. Sibaew door hun deswegen geraadpleegd, bediende zich van hunne neiging om hun te kennen te geeven , dat zy geen kans hadden van wel te flaagen , of zy moesten my kunnen overhaalen om het bevel op my te neemen ; waar toe zy onmiddelyk befiooten en hem verzogten my van hun befluit te verwittigen. Hy oordeelde het zyn pligt den Raad hier van te verwittigen , op dat dezelve mogt bepaalen wat best gedaan ware in deeze omflandigheden, welke, zyns bedunkens, zeer tot ons belang medewrogten: dewyl wy , door ons getal te vermeerderen ons in ftaat ftelden om openbaar geweld te gebruiken tot het bemagtigen van het Schip en gewapender hand onze ontkoming te bevorderen , indien wy door list dezelve niet konden verkrygen. Deeze voorflag kwam ons zeer gewigtig voor. I 3 Elks  134 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Elks oordeel werd gevraagd, en de Raad liet zich in 't einde overhaalen om myn gevoelen te omhelzen , 't welk daar in beftondt , dat sibaew hun ten antwoord zou geeven , dat ik grootlyks aangedaan was over de hardigheden , welke zy moesten lyden ; doch dat ik , reeds éénmaal verraaden geweest zynde als ik myne poogingen aanwendde om de ongelukkigen te helpen , op hunne voorttellen niet kon vertrouwen. Want het was genoeg, dat één uit de achtentwintig afvallig en myn Verraadcr wierd ; en dat zy , daar de onderneeming een Opftand infloot , geftraft zouden worden met voor al hun leeven in de Mynen te werken. Ik prees aan, dat van mynen wege bun geen auder antwoord dan het gemelde zou gegeeven worden ; doch ik haalde sibaew over om hun aan te moedigen in de neiging tot het verlaaten van Kamchatka , en te vermaauen tot het aanwenden van alle middelen om myn vertrouwen te winnen, terwyl ik voor my zeiven het beleid van deezen aanflag bewaarde, als dezelve eene grootere rypheid zou bekomen hebben. 's Anderen daags kwam sibaew 's morgens met twee van de voornaamftc perfoonen des Scheepsvolks van Mr. csulosnikow , de een was lapin geheeten een Overften , en de ander parenesin een Timmerman. Beiden wierpen zy zich, by het inkomen , voor myne voeten neder, en bezwoeren my , dat ik hun in de onderneeming niet zou verlaaten. Zy merkten op , dat hun befluit my aangenaam moest weezen ; dewyl ik daar door myne eigene vryheid zou, verzekeren; zy boooen nan zich  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 135 zich met eede te zullen verbinden tot trouwe en gehoorzaamheid aan alle myne bevelen, en my tot het einde der wereld te zullen volgen. Ik voer voort met zwaarigheden aan te dringen, tot zy my verzekerd hadden, dat zy zich door den heiligden Eed en het gebruiken des Sacraments wilden verpligten om alle verbintenisfen , welke ik voeglyk oordeelde , aan te gaan. Dit befluit bepaalde my om hun eenige hoop te geeven , dat ik den post van Opperhoofd zou aanneemen , mits zy hunne Tochtgenooten overhaalden om onder denzelfden Eed in myn lot te deelen. Ten welken einde ik hun verklaarde , dat zy , zo ras zy allen zamenftemden , tot my mogten komen om den Eed van vereeniging af te leggen. Als zy vertrokken waren, deedt ik myne Medegenooten by my komen en ontdekte hun de affpraak met de voornaamflen van csulosnikows volk genomen. Men keurde de flappen door my gedaan goed , en het Gezelfchap zich vermeerderd vindende met achtentwintig flerke en moedige Mannen , twyfelde niet langer aan een gelukkigen uitflag. Wy kwamen over een om , van dien dag af, ons bezig te houden met het vervaardigen van patroonen en het gereed maaken onzer wapenen. Elk onzer zou een fnaphaan , een paar piftoolen , een fabel, een fpiets en zestig patroonen hebben. Den achttienden bragt ik een goed deel van den dag door by den Kanfelier met Schaakfpeelen , en won het zeven maal. Na huis keerende trof ik I 4 den  136 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den Heer norin , Luitenant der Bezetting aan , die my vyf honderd Roubels te leen vroeg , welke hy ter zyner uitrusting noodig hadt ; dewyl hy benoemd was tot Bevelhebber te Nisniojlrogg. Ik beloofde aan zyn verzoek te zullen voldoen , onder beding dat hy my op zyn woord van eer verzekerde , zich heusch te zullen gedraagen omtrent de ongelukkige Ballingen , die in dat Regtsgebied woonden. Hy ging met my , ik gaf hem de vyf honderd Roubels, en ontving daar voor zyne betuigingen van vriendfchap en dankbaarheid. Myne Medgezellen ontrustten zich over deeze groote uitgave ; doch wanneer ik hun verzekerde , dat ik nog bykans vyf duizend Roubels bezat, vonden zy zich ten dien opzigte gerust gefteld. De Kanfelier verzogt my den volgenden dag een in 't klein gebragte Kaart te vervaardigen van de Kurilles en Aleuthes Eilanden, met de Kusten van Kamchatka en Ochoczk; en, om de noodige hulpmiddelen daar toe te bekomen , gaf hy my verlof om uit de Archiven zodanige Rukken te neemen als ik tot dit onderwerp betrekkelyk mogt vinden. Naardemaal deeze bezigheid my tydverdryf verfchafte in myne verdrietige omftandigheden , en tellens my kundigheden kon opleveren noodig tot het volvoeren van myn Plan , aanvaardde ik het gereedlyk ; en ontving uit de Kanfelary verfcheide Dagboeken en Reisverhaalen, zo van Officieren in Rusfifchen dienst , als van byzondere Perfoonen. By het eerRe doorleezen bevond ik , dat ik op niets met  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 137 met zekerheid af kon dan op 't geen ik in de Dagboeken Van spanberg , beringh Cll tsirikow VOnd aangetekend. Mevrouw nilow was my ondertusfehen fterk aan, dat ik haare Dogter Les zou geeven in de Muzyk. Ongelukkig voor my beftondt alles wat ik in die kunst verftond in het fpeelen op de Harp , een Speeltuig 't geen bykans een wonderwerk zou geweest zyn, als men het op Kamchatka hadt aangetroffen. Egter beloofde ik , om Mevrouw genoegen te geeven , een Harp te zullen maaken , fchoon ik nimmer eenig gereedfehap van een lnftrumentmaaker gebruikt hadt. t'Huis komende raadpleegde ik met myne Vrienden over de volbrenging myner belofte ; en na dat ik een model van de Harp hadt opgegeeven , nam panow het op zich om my te helpen ; crustiew beloofde de fnaaren van Honden en Rendieren darmen te zullen maaken; en stephanow ftondt voor de yzeren fchroeven in. De Heer csulosnikow, de Koopman, vervoegde zich op den eenentwintigden by my , met verwyt, dat ik zyn Scheepsvolk tot muitery hadt aangezet , en dreigde , dat hy , zo ik hem de belhamels niet ontdekte , terftond na den Gouverneur zou gaan om deswegen te klaagen en bevel te krygen tot myne gevangenneeming. De rechtttreekfche en verzekerde wyze, op welke hy my aanviel, deedt my vreezeu voor eenig verraad van de zyde zyns volks; doch dewyl het noodig was allen fchyn van verlegenheid te weeren , antwoordde ik , dat hy 1 5 zin-  i3« GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zinneloos moest weezen om my van eene zo dwaaze onderneeming te befchuldigen. Ik erkende , dat zyn volk zich by my vervoegd hadt om met my overeen te komen , wegens het bouwen van myn huis , en dat ik met hun eene bepaaliug maakte ; waar van ik egter gaarne wilde afzien , indien de Gouverneur dezelve onvoeglyk mogt vinden. Ik voegde 'er by deeze opening niet te geeven met oogmerk om my te verontfchuldigen by hem , dien ik al te zeer veragtte om bedagt te weezen op eenige beantwoording van zyne befchuldiging; maar dat ik dit deedt om hem , wegens zyn gebrek aan menschlievendheid te doen befchaamd Haan. Daarenboven verzekerde ik hem , dat ik , zonder tydverzuim , myne opwagting zou maaken by den Gouverneur , en deezen berigt geeven van de flegte wyze op welke hy met zyn volk te werk ging, 't geen hy , fchoon buiten ftaat om zonder werken te kunnen leeven , van dit middel wilde berooven zo veel hy kon ; en dat, wat my zeiven betrof, ik welhaast gelegenheid zou vinden om hem de gedaanc aantyging betaald te zetten. Staande ons gefprek kwamen verfcheide myner Medgezellen te voorfchyn , en het onderwerp verftaande fchreeven zy bet bedryf diens Koopmans toe aan eene begeerte om zich te wreeken over het verlies eencr fomme gelds aan my op het Schaakfpel. Het gefchil liep hooger en eindigde met een dragt Hagen , waar van hy zyn aandeel ryklyk kreeg. Om de verkeerde gevolgen deezer ontmoeting te voorkomen , ging ik tcrllond na den Gouverneur , en  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 139 en gaf deezen verfiag van de befcfiuldiging van csulosnikow , niet vergeetende de onbefchoftlieid van zyn gedrag te vermelden. De Gouverneur was des geftoord, en , aangezet door 't geen zyne Vrouw en Familie 'er by voegde , zondt hy een Sergeant om csulosnikow op te zoeken, en op 't oogenblik dat hy binnen tradt, verklaarde hy hem, zonder verlof tot fpreeken te geven, dat hy hem , zo hy vervolgens my immer beledigde, in de Gevangenis zou zetten en in regten vervolgen, wegens het verlies van het Schip zyner zorge toevertrouwd ; en dat hy , verftaan hebbende, dat het Schip niet van ftrand af te brengen was , het volk ontflaan moest en vryheid geeven om aan boord van een ander Schip te gaan. De Gouverneur zondt een Officier na den Kanfelier , op dat deeze bevelen mogten worden uitgevoerd , en de arme csulosnikow was verpligt.'er zich aan te onderwerpen , zonder een woord vvederfpraaks. Ik bedankte den Gouverneur en keerde na myne wooning ; dan naauwlyks had ik een derde gedeelte van den weg afgelegd , of ik werd aangevallen door csulosnikow en diens Neef, met twee zwaare knuppels en uitgetooge mesfen. Ik was van geene wapenen , dan een ftok , voorzien , en vondt my op een grooten afftand van alle hulp. Ik zette my nogthans in een ftand van tegenweer met myn rug tegen een Pakhuis, en in dien Hand ontving ik veeIe Hagen op den arm. Doch één myner ftokflagen trof zo gelukkig het hoofd van csulosnikows mcdeftander dat hy ter aarde Hortte : nu flegts met één  Ho GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN één te doen hebbende , viel ik vol woede op hem aan , en brak myn Rok , en moest my voorts alleen van myne vuisten bedienen. Dan de eerfte aanval trof hem zodanig dat hy bloed opgaf en lyfsgena verzogt ; deeze verleende ik hem onder een heftig verwyt van zyn verraaderlyk gedrag. Ik beloofde , nogthans, van dit voorval den Gouverneur niet te zullen fpreeken. Myne reis vervorderende ontmoette ik sibaew , die my bebloed en met verfcheide builen aan 't hoofd ziende, vroeg wat 'er gebeurd was ; ik verhaalde het , en hy ging terftond na den Gouverneur om hem des te verwittigen. Deeze zondt onmiddelyk een Wagt om csulosnikow en diens Neef te vatten , welke laatstgemclde 's naamiddags aan de bekome hoofdwonde overleedt. Csulosnikow werd veroordeeld om zes maanden lang Landswerk te verrigten, en alle zyne goederen werden aan den Staat en Kerk verbeurd verklaard. Met zeer veel moeite bereikte ik myn huis , en , ondanks alle aangewende moeite , moest ik tien dagen het bedde houden. By aanhoudendheid ontving ik bezoeken van de voornaamften des Lands, byzonder van het Gezin des Gouverneurs , 't geen zich aan myne herftelling grootlyks liet gelegen liggen. NE-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 141 NEGENDE HOOFDSTUK. De Ballingen ontkomen ter naamver nood de V?rgiftiging op Nieuwjaarsdag. Ontdekking van den Man , die hun ontwerp uitbragt aan hen door een hunner medegedeeld. De Ballingen komen zamen en brengen 's nagts den Verraader om 'f leven. Verdere nafpeuringen door het Gouverne. ment gedaan; doch verydeld door eene toevallige cmjlandigheid. Op den eerften dag des Jaars MDCCLXXI. lagen wy onze gelukwenfchings bezoeken af by den Gouverneur en andere voornaame Perfoonen , en kwamen vervolgens by een , om een vrolyken dag te houden. Van verfcheide Kooplieden hadden wy Thee en Suiker ten gefchenke ontvangen, waar op wy ons zeiven onthaalden. Maar dit onthaal kwam ons duur te (laan : want naauwlyks hadden wy een vierendeel uurs de Thee binnen , of wy werden aangevallen door hevige buikpynen en braakingen. De Heer panow was de eerfte die verzekerde dat wy vergeeven waren; want hy hieldt ftaande waargenomen te hebben dat veele (tukken Suiker een zouten fmaak hadden. In gevolge'van deeze veronderstelling dronk elk onzer eene groote menigte Wal-  i42 GEDENKSCHRIFTEN ex REIZEN Walvischtraan. 't Is onmogelyk ons lyden te beichryven : deezen vonden zich fterker aangedaan dan geenen. Wat my betreft, flegts één kop Thee gedronken hebbende , voelde ik na het inneemen van de Traan , dat myn pyn week , alleen eene trilling in alle myne leden nalaatende. Maar myne uiterlle poogingeu waren noodig om myne Medemakkers op te pasfen , ten getale van veertien , waar van 'er vcelen bloed opgaven. Terwyl het nog hachlyk Hond kwamen verfcheide onzer Medeballingen ons zien , en , hoorende wat 'er gaans was , bragten zy fchielyk veel Rendieren-melk , die onze pynen verzagtte , en ze in beevinge der leeden deedt eindigen , alleen de Heer csurix overleedt in den nagt, en de Heer panow bragt 'er bezwaarlyk het leeven af. Zo dra wy onze kragten weder gekreegen hadden en op 't geval dagten , onderzogten wy de Suiker. Ik gaf een ftukj'e aan een Kat, en een ander aan een Hond, omwonden met een brok Visch. Beide deeze Dieren kreegen zwaare ftuiptrekkingen, en borften binnen een half uur. De Proeve overtuigde ons dat de Heer casarinow , een Koopman , de Suiker vergiftigd hadt ; doch , dewyl het van veel aangelegenheid was de zaak tot in den grond te onderzoeken, bellootea wy het Uil te houden; waarom wy protopop de begraafenis van den Fleer csurin lieten bezorgen , en de Heer panow zich beter bevindende , werd na zyn eigen Hut overgebragt. 's Anderen daags ging ik omtrent den middag , my-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 143 myne opwagting maaken by den Gouverneur , met oogmerk om hem berigt te doen van dit wedervaaren , en ten bewyze nam ik het Suikerbrood mede. Den Gouverneur vond ik niet gereed om geloof te geeven aan myn verhaal; waar op ik aanbood hem te overtuigen door den Heer casarinow te ontbieden , en hem Thee voor te zetten , en tusfchen beide hem in 't gefprek te verftaan te geeven , dat ik den Gouverneur een Suikerbrood gefchonken hadt; want het gedrag van casarinow, merkte ik op , zou by die gelegenheid , niet misfen , zyne fchuld of onfchuld aan te duiden. Mevrouw nilow keurde myn voorflag goed , en de Gouverneur Remde toe myn raad te volgen , onder voorwaarde dat ik in een naast vertrek getuigen zou weezen van 't geen 'er gebeurde. De Gouverneur zondt om den Kanfelier, den Hettman , casarinow , en nog twee Kooplieden. Op het oogenblik hunner komRe ging ik in de naaste kamer , waar ik alles kon hooren wat 'er omging. De Kanfelier en de Hettman kwamen eerst en kreegen onderrigting van de zaak , tot welker onderzoek zy gekomen waren. Zy befiooten, dat casarinow deeze daad van wraak tegen my hadt uitgeoefend wegens veel gelds op 't Schaakfpel aan my verlooren ; zy betuigden aan de waarheid myns verhaals niet te twyfelen. Ten zelfden tyde merkten zy op , dat, indien dit ftuk tegen casarinow kon beweezen worden , het volfirekt noodzaaklyk zou weezen hem naar 't firengfte van de Wet te ftraflen , door hem tot de Mynwerken te verwy- zen,  ï44 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zen , na de geheele verbemtverklaaring zyner goederen. Casarinow verfeheen eindelyk met de twee andere Kooplieden. De Gouverneur ontving hem beleefd en begon te fpreeken over het uitrusten van eenige fchepen tot de Beevervangst na de Aleutlies Eilanden. Onder het fpreeken , Relde de Gouverneur voor een kop Thee te drinken , 't geheele Gezelfchap nam 'er genoegen in : hy zette zyn gefprek met casarinow voort, hem vraagende ofhy niet gewoon was verfcheide maaien op één dag Thee te drinken , 't welk hy met ja beantwoordde. Intusfchen werd de Theetafel gereed gemaakt, 'en de Gouverneur, het oog flaande op het Suikerbrood, betuigde zyne verwondering over de edelmoedigheid der laatst aangekomene Ballingen, en gaf te kennen van my twee Suikerbrooden , tot een Nieuw-jaars gefchenk , ontvangen te hebben ; waar van hy het genoegen hadt een gedeelte aan het gezelfchap voor te Rellen. Op deeze woorden verbleekte casarinow. De Gouverneur vroeg hem of hy zich niet wel bevondt ; hy zeide gantsch niet wel te weezen, en verzogt na huis te mogen gaan. De Kanfelier zeide , dat een paar koppen Thee zyne ongefieldheid wel zouden doen bedaaren. Hy volhardde met zich daar van te verfchoonen. Eindelyk werd een ingefchonken kop hem aangeboden en de Gouverneur drong 'er op dat hy dien zou uitdrinken. Dus geprangd twyfelde de ongelukkige Schurk niet langer of hy was ontdekt , en verklaarde , zich voor de voeten des Gouverneurs neder-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 145 der werpende, dat hy de Suiker vergiftigd hadt, met oogmerk om de Maatfchappy te ontdaan van zulk een MonRer als ik was. Hy verzekerde denGouverneur dat hy hiervan zelve overtuigd zou worden, als hy de verklaaring hoorde van een Perfoon piatsinin geheeten , die hem eene zamenzweering ontdekt hadt, door my gefmeed om alle de Ballingen te wapenen en fchepen te bemagtigen om daar mede uit Kamchatka te ontfnappen. De Gouverneur was te verwoed over het beltaan van casarinow, om eenigzins agt te daan op zyn zeggen ; hy liet hem in de Gevangenis werpen, en beval den Kanfelier voort te vaaren met de verbeurtverklaaring van 's Mans goederen , en het vonnis van een Vergiftiger , uit zyne eigen bekentenis , tegen hem op te maaken. Na dat ik hem ter Gevangenisfe had zien uitleiden vertrok ik , dewyl de tyd des middagmaals voor den Gouverneur daar was. Onmiddelyk deed ik den Raad zamen komen en vervolgens allen, die den Eed van Verbintenisfe gedaan hadden vergaderen-. Ik vermeldde hun het verraad van piatsinin , die 'er zich tegenwoordig bevondt ; de Vergadering verwees hem ter DoodRralfe , doch vergunde hem drie uuren om zich tot den dood te bereiden. Alexis protopop Rondt hem hier in by. 's Avonds werd hy buiten gebragt , en met een fchoot door het hoofd ontzield. In gevolge van de verklaaring door casarinow gedaan , deedt de Kanfelier een Cozak piatsinin geheeten voor zich komen , en ondervroeg deezen na het K ge-  146 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN gebeurde. De arme Knaap wist niet wat te antwoorden ; doch hy ontkende voluit casarinow ooit gefprooken te hebben. De Kanfelier gaf zich de moeite niet om verdere nafpeuringen te doen, maar zette in het vonnis eene verklaaring van valschheid tegen het getuigenis van casarinow. TIEN-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 147 TIENDE HOOFDSTUK. De Graaf heeft het Speeltuig voor de jonge Juf. frouw aphanasia in gereedheid. Leden aan de Maatfchappy der Ballingen voorgejl'eld. Het plan der ontkoming bepaald. De Gouverneur fielt een Reis voor. Groote fommen op het Schaakfpel gewonnen. Een gedeelte daar van voor de Familie des Gouverneurs gefchikt, Aphanasia verklaart haare genegenheid voor den Graaf, in tegenwoordigheid van haaren Vader , die des zeer gefloord is; doch te nedergezet wordt. De Gouverneur maakt de noodige fchikkingen om het vonnis van Ballingfchap des Graafs te vernietigen. W"y waren op 'den derden van January onderrigt van alles wat ten huize des Gouverneurs en in de Kanfelary gebeurd was , en zagen , met het grootfte genoegen , te rugge op onze ontkoming van de gevolgen des Verraads en der Vergiftiging. Veelen onzer hadden egter nog verfcheide ongeReldheden daar van overgehouden. Op deezen dag was myn Speeltuig in gereedheid en de fnaaren geReld. Ik bragt het aan Mevrouw nilow , en fpeelde 'er voor haar eenige Airtjes op ; en fchoon 't geluid verre van liëflyk was , werd de toonftemming verK 2 ruk-  148 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN rukkend geoordeeld door den Gouverneur , en de geheele Familie ; en was', naa dien tyd het Speeltuig geftadig in handen van de jongfte Dogter aphanasia. De Heer stephanow gaf ons 's anderen daags te verftaan , ontdekt te hebben , dat bocsarow, ïsmailow en lapin , drie bevaarene Jongelingen , befiooten hadden met vyf of zes Jaagers, een fchip te vermeesteren en te ontkomen na de Aleuthes Eilanden , om zich daar neder te zetten. Hy merkte op, dat wy, daar het voorftel van hun kwam, op hun konden vertrouwen ; maar dewyl het verraad van piatsinin een fterken indruk gemaakt hadt op de gemoederen. myner Medegenooten , vergenoegde ik my , met voor te ftellen , dat de Heer stephanow zich met hun zou inlaaten , en hun verflerken in hun befluit , tot dat wy , wegens hunne toelaating, zouden overeengekomen weezen: doch dat wy dit befluit zouden uitftellen tot den tyd der volvoeringe dezes ontvvcrps. Men ftemde in myn voorflag en den Heer stephanow werd de bezorging deezer zaaken aanbevolen. Op den vyfden , hielden wy raad om te overleggen , wat middelen wy zouden ter hand flaan om ons ontwerp te volvoeren. Het befluit was , dat, om allen vermoeden in 't vervolg te voorkomen , het meerendeel van ons de Stad Bolska zou verlaaten , en zich , geduurende dan Winter te Nisney. Oftrogg nederzetten , ouder voorwendzel van de Jagt. Doch dat zy in de maand Maart , of ten uiterfteri den vyftïënden van April, zich weder by my  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 149 my zouden vervoegen ; dewyl als dan de Haven van Ys bevryd geraakte en de Scheepvaart begon ; wanneer wy de eerfte gelegenheid zouden waarnemen om een Schip te bemagtigen , waar wy ons in zouden begeeven, en Kamchatka verlaaten. In gevolge van dit befluit bepaalde men verder , dat de Heeren crustiew en stephanow het op zich zouden neemen zich te verzekeren van een gedeelte des Scheepsvolks van het eerfte Schip , 't geen uitgerust ftondt te worden , om daar door de volvoering van ons Plan gemaklykcr te maaken ; terwyl ik my zou verbinden aan den Gouverneur , den Kanfelier en den Hettman om het uitwerkzel te verydelen van de itiboezemingen der Kooplieden, die, door de verraadery van piatsinin en verfcheide andere omftandigheden , verfterkt geworden waren in hunne vermoedens. Op den zelfden dag verzogt ik van den Gouverneur verlof voor de afweezigheid myner Medemakkeren, op dat zy by Nisney Novogrod mogten jaagen ; ik verkreeg 't zelve. Zy vertrokken den volgenden dag , na dat ik hun twee honderd Roubels gegeeven hadt om hun de reis te veraangenaamen , als mede een Brief van voorfchryving aan den Heer norin , bevelvoerende Officier te Nisney-Oftrogg. De Gouverneur deedt my , daags na het vertrek deezer Jaageren , een voorflag , dat ik hem zou vergezellen op eene reis, welke hy in deeze maand voor hadt met zyne Familie. Ik zeide te zullen gehoorzaamen , en beloofde my gereed te zullen maaken ; doch de Kanfelier en de Hettman , die K 3 kort  i5o GEDENKSCHRIFTEN en PvEIZEN kort daar op binnen traden, namen het euvel, dat ik hunne Schaakpartyen verliet. Dan de Gouverneur verzekerde hun , dat hy niet langer dan zeven of acht dagen zou uitblyven ; in gevolge hier van befiooten zy dezelfde reis te doen, onder voorwaarde , dat wy een Schaakbord zouden mede nemen. De Gouverneur werd nieuwsgierig om te weten welk eene fom zy met fpelen gewonnen hadden, zints ik van hunne party geweest was; een overdag gemaakt zynde bleek het, dat dezelve tweeënveertig duizend Roubels bedroeg zo in Geld als in Pelteryen. De Kanfelier verzekerde, oTh zyne vcrknogtheid aan den Gouverneur te toonen , dat hy met my was overeengekomen om een tiende gedeelte van de winst tot een gefchenk aan de Familie van den Gouverneur te fchikken ; hy riep my en den Hettman tot getuigen. De Gouverneur was hoogst in zyn fchik met deeze bekendmaaking , en liet onmiddelyk zyne Dogters roepen , haar het nieuws vertellende , 't welk zo veel voordcels beloofde : hy merkte op dat zy het, in de eerfte plaats, aan my hadden dank te weeten, en voorts aan de vriendfchap van den Kanfelier en den Hettman. Ik bemerkte dat de Flettman zich belgde over den ftap van den Kanfelier , waarom ik hem ter zyde riep, en vertoonde dat deeze daad van edelmoedigheid , zo wel als de goede gevolgen, welke daar uit fttffldcn ge'oooren te worden , hem en ons voordeelig zouden weezen ; dat 'er nog een vvyd veld open ftondt om winsten te behaalen. Deeze verzekering ftelde zyn geldgierig hart eenigzins te vrede. De  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 151 De Familie van den Gouverneur betuigde haare dankbaarheid. Maar de jonge Juffrouw aphanasia voegde 'er by te hoopen , dat de Kanfelier en de Hettman zich voor myne belangen in de bresfe zouden Hellen , en de vernietiging verwerven van het Vonnis myner Ballingfchap , als mede de noodige genade ; ten einde ik eenige waardigheid in het Gouvernement mogte bekleeden; op dat haare opregte begeerte om my gelukkig te zien , en in myn geluk te deelen , mogt vervuld worden. Op dit zeggen overviel een vlaag van woede den Gouverneur , hy overlaadde my met fcheldnaamen en verwyten ; doch de Kanfelier en de Hettman verklaarden zich fterk tegen de onregtmaatigheid om my , wegens de genegenheid zyner Dogter, eenigen blaam op te leggen. Zy merkten op, hoe het niet onmogelyk was dat ik , in 't vervolg, een plaats in 't Gouvernement bekleedde , en in dit geval kou de Gouverneur niets beter doen om het geluk van zyne Familie te verzekeren. Hunne redenen vonden eindelyk eenigen ingang by den Gouverneur , die geheel bedaarde en hun betuigde. Myne Heeren , gy zyt getuigen van de verklaaring zo even door myne Dogter gedaan, over welke ik my ten hoogften zou fchaamen ; doch daar gy dezelve verfchoonbaar vindt , vergeef ik .het haar, en neem op my myn gezag te zullen aanwenden om het Vonnis van Ballingfchap, over benyowsky geftreeken , te verzagten. Ik verzoek , derhalven , dat gy eene Afte zult tekenen , welke ik u zal voorleggen , die , volgens de Wetten van K 4 czaar  152 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN czAAii peter. , eiken Balling van het Vonnis ontheft. Deeze Wet houdt in , dat ieder Balling, die eenig verraad tegen het Gouvernement zal ontdekt hebben , ontflaagen zal worden van de ftrengheid van het geftreeken Vonnis. De Balling voor u heeft regt op deeze ontheffing : want hy heeft de pooging van casarinow om ons re vergeeven ontdekt. Zonder zyne verklaaring zoudt noch gy, noch ik in leeven zyn. Gy kunt , over zulks , niet palaateq deeze Acte te onderfchryven : wy zullen dezelve aan den Raad vertoonen met onze Brieven van voorfchryving ; doch alleen welftaanshalven : want de bevelen des Keizers vorderen dit niet; maar ftellen vast , dat elk Gouverneur of Waiwode , Voorzitter in den Raad , of Kanfelier , met toeftemming der Raadsheeren, geregtigd zullen weezen om zulk een ontheffing van het Vonnis uit te fpreeken. Dit zeggen van den Gouverneur werd, als eene Godfpraak aangehoord , en de Kanfelier verzogt den Gouverneur om 's anderen daags den Raad te beleggen , en dit werk zyn beflag te geeven. De Hettman deedt zyn best om Mevrouw nilow over te haaien*, om met hun mede te werken en den Gouverneur te bevestigen in den gedaanen ftap, die zyne Familie voor zich geboogen aanfehouwende , en het oor kenende aan de voorftellen van den Kanfelier en den Hettman in 't einde zyne toeftemming gaf, en my met myne Vryheid geluk wenschte, ELF-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 153 - ELFDE HOOFDSTUK. De Graaf in gevaar van door zyne Medegenoolen gedood te worden. Hun vermoeden geweerd. Een hachlyk tydflip. Gefchenken aan den Graaf gedaan. De wyze waar op zyn Vonnis van Ballingfchap wordt ingetrokken. Hy doet een voorflel aan den Raad. Gunftige geneigdheid der Inwoonderen van de Stad. Gevolgen van 's Graaven bevordering. Dit alles was niet in ftilte en met geheimhouding togegaan. Des Gouverneurs Familie verhaalde het voorgevallene verwardelyk, en de geheele Stad hadt kennis van myne aanftaande Vry verklaaring, eer ik het huis van den Gouverneur verliet ; 't welk ik deedt , na bevel ontvangen te hebben om den volgenden dag, 's morgens ten elf uuren, in de Kanfelary te komen. Onder den weg ontmoette ik veeIe Perfoonen , die my met gelukwenfchingen overlaadden, t'Huis komende vond ik de Fleeren panow , stephanow , baturin en crustiew , die my met zekere bedremmeldheid aanfpraaken , en te verftaan gaven, dat ik voor de algemeene Vergadering moest verfchynen. Ik vroeg , welk eene dringende zaak myne tegenwoordigheid vorderde , en gaf te kenK 5 nen ,  154 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN nen , dat ik hun een zeer aangenaam nieuws hadt mede te deelen ; doch groot was myne verwondering op het antwoord van panow , die my te ver•ftaan gaf dat dit nieuws my het leeven zou kosten, 'er byvoegende , dat ik een Verraader was, en dat 'er niets meer kon gezegd worden van eene zaak, genoegzaam om beflist te worden volgens de inrigting , die ik zelve hadt opgegeeven. Verbaasd over dit gefprek hadt ik geen tyd om te overleggen , welke beweegredenen hun konden aanzetten om op deeze wyze te handelen. Te vergeefsch verzogt ik myn besten Vriend crustiew om my eenig inzigt van de zaak te geeven : want hy floeg het af, onder betuiging dat het hem verbooden was met my te fpreeken , en dat ik nood- zaaklyk voor de Vergadering moest verfchynen. . Ik trad binnen. De eerRe voorwerpen , die my in 't oog vielen , waren twee myner Medegenooten , gewapend met Sabels , by de deur {taande , en een glas op de tafel met Vergif gevuld. Deeze toebereidzels lieten geen twyfel over of ik was befchuldigd van Verraad , en dat de behandelingen des Gouverneurs ten mynen voordeele myne Medegenooten in den waan gebragt hadden , dat ik hun befchuldigd en verraaden hadt. • Op deeze ver- onderftelling verzogt ik verlof om te mogen fpreeken , en verhaalde terRond alles wat aan 't huis des Gouverneurs was voorgevallen , en teffens het befluit des Gouverneurs. Myn verflag voleindigd hebbende verzogt ik Vonnis. Verbaasdheid en vreugde was op aller aangezigten te kezen. De Heer pa-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 155 panow naderde my eerst, en verzogt , zich voor myne voeten nederwerpende, vergiffenis, en verzekerde dat hy de bewerker was van alles wat ik zag. Hy verklaarde my , dat hy , niet kunnende gclooven , dat myne verbintenis met de Hoofden des Gouvernements enkel het uitwerkzel was van toeval , my zlnts lang van Verraad verdagt gehouden en niet nagelaaten hadt alle myne flappen na te gaan; dat hy deezen eigen morgen dit doende zich volkomen verzekerd gehouden hadt van myne dubbelhartigheid , als hy vernam dat ik , uit kragt der inrigting van czaar peter , vry verklaard werd ; deeze overtuiging boezemde hem het befluit in , om my van kant te helpen , fchoon by de volvoering daar van uitgefleld hadt enkel met oogmerk om zyne Mcdegenooten te waarfchuwen van 't gevaar , 't geen zy liepen. Uat zy , in gevolge van zyne verklaaring befiooten hadden my te dooden : doch dat ik myn leevensbehoud verfchuldigd was aan den raaclflag van den Heer crustiew , die de Vergadering overhaalde om my te hooren, eer zy voortflocgen tot het begaan van een misdryf: dewyl hy, ten koste zyns lccvens , voor my inftondt. Naardemaal men nu de verzekering van den Heer crustiew waarheid vondt , badt hy.my om vergiffenis wegens zyne haastende voorbaarigheid. Ik omhelsde deezen waardigen Medegenoot, dankte hem voor zyne zorge , telfens verzoekende , dat hy , in 't vervolg , een beter gevoelen van my zou hebben. De vrees der Vergadering hier door verdweenefl zyn-  156 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zynde vierde dezelve zich bod in de aangenaame vooruitzigtcn , hoe zeer myne vry Verklaaring zou Rrekken om de volvoering van ons Plan te verzekeren. Na het fitheiden der Vergadering raadpleegde ik met de Heescn crustiew en protopop wegens myn bezwaar omtrent de Dogter des Gouverneurs en Moeder, die , my in een vryen Raat ziende , my drongen haar te trouwen , 't geen ik niet kon doen : vermids ik reeds getrouwd was en befiooten hadt onzen uittocht voort te zetten. Crustiew hieldt my voor oogen , dat myn Huwelyk gedwongen zynde, niet wettig konde weezen, en dat ik , by myn wederkeeren in Europa , my van deeze nieuwe Egtverbintenis kon ontflaan. Protopop was van oordeel , dat ik voor het uitwendige het Huwelyk zou kunnen voltrekken , zonder in eenige verbindtenis te treeden ; ten welken einde hy my beloofde een Getuigfchrift te zullen geeven. Beiden poogden zy my over te haaien , dat ik niet moest twyfelen om my naar den zin van 's Gouverneurs Familie te fchikken , tot bevordering van het algemeen belang. Maar ik befloot niets te doen , 't geen myne eer kon bevlekken. Ik verklaarde daarom , dat ik , om tyd te winnen , deeze zaak zo lang zou uitfiellen als ik kon , en dat ik niet twyfelde of ik zou het Huwelyk kunnen verfchuiven tot May; ten welken tyde het ons misfchien tnogelyk zou zyn de zaak op eene andere wyze te befchikken. Ik moet bekennen dat ik in myn hart het grootfte leedweezen voelde , wegens de ouaangeuaame omRandigheid , waar in ik eene lie-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 157 lieve jonge Dogter bragt , die ik tceder beminde ; doch de hoop , dat zy , in 't vervolg van tyd , gelukkiger zou weezen in eene Egtverbintenisfe meer met haaren ftand ftrookende , verzagtte eenigermaate myn hartzeer. Het overige van den dag befteedde ik om op eene vocgelyke wyze in de Kanfelary te verfchynen, en maakte 's avonds mijne opwagting by den Kanfelier en den Hettman , om hun mynen dank voor de betoonde gunsten te betuigen. Beide deeze Heeren boezemden de vuurigfte gelukwenfchingen uit. De Kanfelier befchonk my met eene fleede zeer fraai gemaakt van Walvischbeen en verguld , getrokken door vier witte Honden , en daar by een Slaaf om dezelve te beftuuren. De Hettman deedt my het gefchenk van een Parca of Mantel van Beeverhuiden , geboord met zwart Vosfenvel en een Muts van blaauw Fluweel met een Sabel-rand. Op den achtften verzamelden alle de Ballingen aan myn huis. Ten tien uuren kwam de Secretaris van de Kanfelary de Heer szudeikin om my in de Kanfelary te verzoeken. Ik deedt myne fleede iufpannen , en reedt na den Kanfelier , vergezeld door myne Medegenooten , die voor de poort ftaan bleeven. De Secretaris bragt my in de Raadkamer, waar ik den Gouverneur vondt als Voorzitter met achttien der voomaamfte Heeren, den Kanfelier en den Hettman mede gerekend. De Gouverneur hieldt een vry lange aanfpraak om my 't geluk te doen bezeilen, dat ik in handen gevallen was van rechtvaardige en verlichte menfehen. Hy weidde breed uit  153 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN uit over de zagthcid van het Rusfisch Staatsbeftuur, de voortreffelykheid der Rusfifche Wetten, en floot zyne aanfpraak met het pryzen der Keizerinne , wier deugden hy ten Hemel toe verhief. Na deeze Redenvoering beval hy den Kanfelier de Aéte myns ontllags te leczen , welke van deezen inhoud was: „ Gedreeven door den onvermydelyken pligt van „ Regtvaardigheid, en ryplyk ovcrwoogen hebben„ de het gedrag van augustus sabiueloviez , een „ Balling hier ter plaatze volgens Vonnis van den „ Raad , en voldoende aan den wil van Haare „ Keizerlyke Hoogheid , catiiarina , Keizerin en „ Alleenheerfcheresfe aller Rusfen , verklaar ik Hem „ ontflaagen van het Vonnis des Ballingfchaps over „ hem geftrecken , en beveel zyne in Vryheid ftel„ ling , overeenkomftig met het oogmerk van de „ Wet, voorkomende in de XVde Afdeeling der „ onderrigtingen wegens de Wetten tegen gebannen „ Perfoonen ; en ten einde de oorzaaken , welke „ my hier toe hebben doen befluiten, in het Ge„ rigtshof aangetekend blyven , beveel ik dat de „ fpecies fa&i, onder deeze Aéte zal gedrukt wor„ den , gelyk my dezelve door den Kanfelier is „ opgegeeven. ,, liet behaage zyne Excellentie den Gouverneur „ in aanmerking te neemen de verklaaring van au- gustus sawueloviez , die de pooging ontdek„ te van casarinow om den Gouverneur, nevens „ de voornaamfte Regcerings perfoonen door Vcr„ gif om te brengen ; ongetwyfeld met oogmerk „ orn  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 159 „ om het beduur deezes Landfchaps in zyne han„ den te krygen en het Ryk daar van te ontzetten. „ Dat de gemelde augustus samueloviez , om „ dit misdaadig oogmerk te bewyzen , zyn eigen „ leeven , met het leeven van veclen zyner Mede„ ballingen waagde , door een proef des Vergifts in zyn eigen perfoon te neemen; en op die wy„ ze met gevaar van zyn eigen leeven, en van dat zy„ ner Vrienden , duidelyk het misdryf van den ge„ noemden casarinow aan den dag gelegd heeft; die ook zelve belydenis deedt van deeze misdaad. „ Het behaage , overzulks , zyne Excellentie den Gouverneur , om , overeenkomstig met de be„ velen van czaar peter , deezen augustus sa- mueloviez van Ballingfchap vry te verklaaren." Was getekend novozilow , Kanfelier. szudeikin , Secretaris. Dit bevel, de Adïe van Vryverklaaring inhoudende , werd in den Raad geleezen zynde , vervolgens , naar de Wet , openbaar bekend gemaakt. Naa het voorleezen deedt de Gouverneur my aan de tafel naderen, gaf my een Spiegel en beval my dien te kusfchen. Na dat deeze plichtpleeging volbragt was, omhelsde hy my, desgelyks alle de Leden des Raads daar tegenwoordig. Onmiddelyk hier op kwamen zes van de Lyfwagt binnen met een Trommel, en gingen vervolgens met den Secretaris uit om myn Ontflag in de Stad uit te roepen. Terwyl zy deezen  iöo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zen last volbragten, verzogt ik van den Gouverneur verlof om een voorflag te doen. Vryheid tot fpreeken verkreegen hebbende, verzekerde ik den Raad, dat ik , naa een dienst van deezen aart aan den Staat gedaan te hebben, befiooten hadt myn geheele leeven te befteeden in het aanwenden van poogingen tot bevordering der belangen van dit gedeelte des Volks, 't geen zich zo zeer aan myn welzyn hadt laten gelegen liggen ; dat ik , in gevolge deeze ■geneigdheid , voorftelde een Graanteelt te onderneem en op den Zuidlykften uithoek des Lands , en een genoegzaam gedeelte gronds tot Weiland aan te leggen , zo dat de Inwoonders van Kamchatka hun eigen voorraad daar zouden vinden. Om dit ontwerp ten uitvoer te brengen verzogt ik alleen verlof, om my , met de andere Ballingen in dat Landfchap te mogen nederflaan , met veertig Inboorlingen als Arbeiders. De Kanfelier fprak ten voordeele van dit ontwerp en de Gouverneur Hemde toe deeze zaak in eene volgende Raadsvergadering te zullen overweegen. By het fchciden van den Raad werd ik ter middagmaaltyd genoodigd ; doch eer ik my derwaards begaf, fprak ik myne Medegenooten en verklaarde hun de redenen van mynen gedaanen voorflag , welken zy gunstig keurden tot het oogmerk onzer vcrceniging. Ontelbaar waren de gelukwenfchingen , die ik onder den Maaltyd ontving. De Familie van den Gouverneur betoonde boven al haar genoegen; doch allermeest de jonge Juffrouw aphanasia, die zich, dien  des GRAAVEN van BENYOWSKY. iöi dien dag , zeer fraai opgekleed ha It. Twee en twintig der voornaamfte Heeren uit de ftad bevonden zich op dit middagmaal. Een hunner casiwir. geheeten , ftelde onder het naageregt voor , dat de lof van goede bedryven zich niet by woorden moest bepaalen , doch dat , daar de Gouverneur voldaan hadt aan den eisch des Regts , het de pjigt der Maatfchappye was belooning aan verdienden te fchenken; hy floeg daarom voor, dat de Burgers met elkander bedagt moesten wezen om een fouds tot myn beftaan zamen te brengen. De Gouverneur gaf op deezen voorflag te kennen , dat hy ernffig bedagt was om myn fortuin te maaken , en dat hy ten oogmerk hebbende zyn Dogter aan my uit te huwelyken , het zyn zaak was om voor myn beftaan te zorgen. De Kanfelier bragt hier op in, dat daar de Gouverneur een talryk Gezin hadt , de voorzigtigheid vorderde dat hy zyn eigen middelen niet te zeer uitputte , en gevolglyk wel mogt toelaaten , dat zy , die genegen waren een blyk van dankerkentenisfe aan my te betoonen , deeze hunne neiging opvolgden. De Hettman onderfleunde het zeggen des Kanfeliers en de Gouverneur ftondt ten laatften toe dat casimir. zyn plan zou uitvoeren , tellens betuigende , dat hy het Huwelyk tusfchen my en zyne Dogter niet langer wilde uitflellen dan tot den tyd dat hy bevel ontvangen hadt van den Gouverneur Generaal van Irkuczk , dien hy reeds verzogt hadt om over de plaats van Luitenant Generaal der Politie ten mynen voordeele te befchikken. L Het  162 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Het gezelfchap juichte dit befluit toe , en de avond werd door allen , behalven my , zeer vrolyk gefleeten. Geene woorden zyn magtig om de verlegenheid van myn hart te befchryven als ik bedagt , dat ik gedwongen was eene beminnelyke en onfchuldige Maagd te bedriegen. Ik kon myne aandoening niet verbergen voor het doordringend oog van Mevrouw nilow , 't was met de grootfte bedremmeling dat ik haare vraagen oploste, door voor te geeven, dat myne zigtbaare treurigheid, te midden eener algemeene vreugde , ontftondt uit het kwellend denkbeeld dat ik my afgefcheiden vondt van het gezelfchap der overige Ballingen , wier vriendfchap ik op hoogen prys ftelde. De erkentenis eener zo natuurlyke aandoening voldeedt haar , en zy poogde deeze kommervolle gedagten te verzetten , door de belofte , dat zy middelen zou beraamen om de hardheid van hun lot te verzagten : doch zy verzogt ten zelfden tyd , dat ik voortaan myn verblyf zou neemen in het huis des Gouverneurs , waar men kamers voor my in gereedheid gebragt hadt , ten einde ik altoos by de hand mogt weezen , als 'er iets te doen viel. Deeze voorflag belemmerde my grootlyks : maar dewyl ik eene menigte van redenen kon aanvoeren om voor dit betoon van genegenheid als nog te bedanken , drong ik alles aan , wat ik kon bedenken , om haar te overtuigen, dat zy my toellond, naar gewoonte, buiten de Stad en het Kasteel myn verblyf te houden , zy ftemde eindelyk hier in toe. TWAALF-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 163 TWAALFDE HOOFDSTU K. Doorflaand blyk van het vertrouwen op, en de verknogtheid der Ballingen aan den Graaf. De Gouverneur en de Raad Jchenken vryheid aan de Ballingen. De Graaf belooft het ontflag te bewerken van den Man, die ten oogmerk gehadt hadt hen door vergif om te brengen. Eerdere beraamingen der Ballingen in hunne ontwerpen om te ontkomen. Een vrolyk onthaal voorgefteld. De Heeren der Stad geeven gefchenken aan den Graaf. Goede uitwerking van 's Graaven poogingen ten voordeele van zynen vyand. 13y myne t'huiskomst vond ik myne vrienden vergaderd. Veelen hunner ftortten traanen van vreugde , en verklaarden , dat zy daar myn fortuin gemaakt was , en zy op my zich zouden verlaaten , befiooten hadden om van den Eed der Verbintenisfe af te ftappen, om het in gevaar ftellen myns leevens in 't vervolg te voorkomen. Zy betuigden dat hun befluit eenpaarig was, en zy deeze verklaaring deeden uit hoofde hunner perfoonlyke gehegtheid aan my. Ik bedankte hun voor dit betoon van vriendfchap; doch gaf tevens te kennen myn vast bepaald en onverauderlyk gefluit om de banden onzer flaaverny L 2. te  i64 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te verbreeken , en ftelde voor den Eed van Vcfbintenisfe te vernieuwen. De Heer panow oordeelde , dat wy een Boode moesten afvaardigen na Nisney-Novogrod om onze Medegenooten te verwittigen van het gebeurde, ten einde geen valsch verhaal hun de hoop tot het herkrygen hunner vryheid mogt ontneemen. Overeenkomstig met deezen voorflag werd sibeaw derwaards gezonden. Dewyl myne Schoolbezigheden , door alle deeze tusfchenvallende gebeurtenisfen , afgebrooken waren, droeg ik de zorg daar over op aan den Heer wynbladtii , Major der Confederatie , die gevangen genomen en met my in Ballingfchap gezonden was; ik benoemde den Heer meden , die lang in Ballingfchap geweest en met den Major uit Zweeden afkomstig was , tot zyn Helper. De Heer batorin hadt de kaarten door my van de Noordfche Scheepvaart ontworpen in orde gebragt , ik bood ze den negenden van January den Kanfelier aan , die, naa het geeven van zyne goedkeuring , dezelve aan den Raad overleverde , en des Gouverneurs toeftemming verwierf om ze aan de Admiraliteit van Petersburg over te zenden. Op denzelfden dag ftelde de Kanfelier voor om my op te draagen het oprigten eener vastigheid tot den Landbouw in Lopattka , en naa eene korte raadpleeging , deedt de Gouverneur in den Raad eene Acte opftellen , by welke my de byftand des Gouvernements beloofd werd ter uitvoering van dat plan. Hier door vond ik my gevolmagtigd om eene Volkplanting van Ballingen te ftigten , want de vooringe-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 165 genomenheid des Gouverneurs en der voornaamfte Burgeren mywaards was van zulk een uitfteekenden dienst in het verklaaren der voorfchriften van czaar peter, dat de Gouverneur zich geregtigd oordeelde , om in deeze Acrte te betuigen , dat alle Ballingen , die zich na Lopattka zouden begeeven om eene Volkplanting te vormen , en zich daar neder te zetten tot den Landbouw , van het vonnis des Ballingichaps zouden ontheeven worden ; en dit alles gefchiedde overeenkomftig met den zin der wetten , die men bevondt duidelyk in te houden, dat ieder gebannen Perfoon , die wcezenlyke diensten aan den Staat zal gedaan hebben van zulk eene natuur als ltrekte tot deszelfs behoud , bevoegd was om Ontflag te erlangen. Deeze handelwyze van een geheelen Raad overtuigde my , dat 'er geene wetten kunnen weezen of ze kunnen eene veiklaaring dulden die de tydsgelegenheid voorfchryft. Plet werk van deezen dag voltooide myn genoegen : want , na dat ik in den Raad betuigd hadt alle de Ballingen overgehaald te hebben om de oprigting deezer nieuwe Volkplanting mede te onderneemen, beval de Gouverneur my dezelve voor hun te brengen , tot het tekenen hunner verklaaring. — Ik fnelde met dit bevel na huis, deedt myne vrienden by een komen , en ontvouwde myne boodfchap. Zy volgden my terftond na de Kanfelary , om hunne onderwerping aan de gemaakte fchikking te ondertekenen ; in gevolge hier van deedt de Gouverneur eene Amnestie ten hunnen behoeve afkondigen. L 3 De  i66 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN De fchielykheid myner bedryven verbaasde elk een ; doch 't geen my het meeste genoegen gaf was de volle verzekerdheid dat niemand myne oogmerken verdagt hieldt. Uit de Kanfelary gaande vervoegden wy ons te gader om onze dankbetuiging af te leggen by den Gouverneur , den Kanfelier , den Hettman en de verdere Raadsheeren. Het overige van den dag werd befteed in het bezoeken der Kooplieden en andere Stedelingen. Terwyl ik ten huize van kolosow den Hettman was , verzogt de Familie van casarinow my, om diens ontflag uit de gevangenis en de herroeping van het vonnis , 't welk hem tot de Mynen verwees , te bewerken. Ik beloofde deeze bedroefde Familie , dat ik myne uiterfte poogingen zou aanwenden ; maar dewyl ik gehoord hadt , dat zyne goederen , die verbeurd verklaard waren , meer dan zestig duizend Roebels beliepen , zag ik duidelyk hoe bezwaarlyk het zou vallen : want het was zeker , dat ik deezen ongelukkigen Man niet kon behouden , dan op voorwaarde , dat hy alle gedagten om zyne goederen weder te krygen moest laaten vaaren. Ik onderrigtte zyne Vrouwe van myne bevreesdheid ten dien opzigte ; maar zy verzekerde my , dat haar Egtgenoot, die opoffering zou doen onder beding , dat de Gouverneur hem zou gebruiken op eene reis na de Kurilles Eilanden om de fchattingen op te haaien. Ik beloofde op dien voet zyne vryheid te zullen bewerken. En , daar deeze daad van edelmoedigheid zeer veel zou toebrengen om myne agting te doen klimmen, befloot ik  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 167 ik alles te zullen aanwenden om de zwaarigheden (welke zich mogten opdoen) te boven te komen. Dien zelfden avond hadt ik gelegenheid om den Kanfelier te fpreeken en ftelde hem de zaak voor. Hy vondt 'er eerst geen fmaak in : maar toen ik hem berigtte , dat casarinow van het herkrygen zyner goederen afzag , begon hy te twyfelen ; en kort daar op zeide hy my iets bedagt te hebben om alle zwaarigheid weg te neemen ; dan dat hy zyne gedagten aan den Gouverneur en den Hettman zou voordellen , en my , binnen vier en twintig uuren , een bellisfend antwoord doen toekomen. 's Anderen daags hieldt ik eene Raadsvergadering met myne vrienden , waar in wy , na onze algemeene belangen overwoogen te hebben , befiooten de noodige toebereidzels te maaken , om in de maand Maart , na 't Land Lopattka te trekken , te welker plaatze wy ons vlytig zouden betoonen in het vestigen onzer Volkplantingen , en dat wy , by eene voegzaame gelegenheid van den Gouverneur een Schip zouden verzoeken om onze goederen en voorraad derwaards heen te voeren ; by de aankomst van 't welke wy 'er bezit van zouden nemen en vaarwel zeggen aan dit ellendig verblyf. Ingevolge van dit befluit ftelden wy vast voorraad te verzamelen tot eene Zeereis van drie maanden. By het fluiten der Vergaderinge ftelde ik voor aan het Gezelfchap een vreugdemaal te geeven, wegens onze onthelfmg van flaaverny ; en in 't zelve de L 4 ' voor-  IÓ8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voornaamfte Burgers der ftad te noodigen. Myn voorftel werd goedgekeurd en de Heer crustiew zou 'er alles toe gereed maaken. Omtrent den middag onderrigtte my de Heer casimir , dat de Vergadering der Heeren in de Had befiooten hadt my een gefchenk te doen van zes duizend Roebels , een derde in gereed geld , een derde in koopwaaren , en de andere derde in voorraad en noodwendigheden tot het huishouden. Ik nam deeze blyk van edelmoedigheid aan ; en daar hy my de boodfchap fchriftlyk bragt , gaf ik hem een gefchreeven antwoord , in 't zelve zorg draagende om alle uitdrukkingen te gebruiken die de grootheid myner dankbetooning te kennen gaven. Na het vertrek van casimir ging ik het middagmaal houden by den Gouverneur , en verwierf van hem de vryheid om het gemelde onthaal til 't Stads huis te geeven : de vyftiende van January werd 'er toe bepaald; dewyl de Gouverneur op den zestienden zyne reis wilde aanvangen. Het middagmaal gedaan zynde kwam de Kanfelier binnen met den Hettman. Zy fpraaken een korten tyd met den Gouverneur in zyn fpreekkamertje , en zonden om my. Ik kreeg berigt , dat de verzogte vryheid van casarinow vergund was, onder voorwaarde , dat hy onmiddelyk na de Karilles Eilanden zou gaan, en daar twee jaaren blyven , een tyd lang genoeg om zyne geledene fchade vergoed te krygen : want deeze Heeren hadden geen  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 169 geen ooren altoos om de verbeurtverklaarde goederen weder te geeven. De Gouverneur belastte my met de boodfchap , die ik zonder morren volbragt. De Gevangenis intreedende zag ik deezen ongelukkigen Man voor my geknield, vergiffenis fmeekende wegens den toeleg om my van 't leeven te berooven. Ik vroeg hem , zijne klagtcn afbreekende , wat reden hy kon hebben om gunst van my te verhoopen ? Hy antwoordde , dat hy tot myn medelyden zyne toevlugt nam , en vergiffenis verzogt uit hoofde van zyne ongelukkige Familie. In 't einde wilde ik hem van verlegenheid ontheffen, en deelde hem de voorwaarde mede onder welke ik dagt hem uit de Gevangenis te zullen kunnen redden. Deeze nam hy aan met betuiging van eeuwig verfchuldigden dank ; en toen ik hem zeide voor hem verlof verworven te hebben om voor twee jaaren na de Kurilles Eilanden te gaan, verzekerde hy my dat een enkel jaar genoeg zou weezen tot herftel van de geledeue fchade. Waar op ik hem verzekerde , dat hy op vrye voeten zou geReld worden zo ras de fchepen , om hem derwaards te brengen , in gereedheid waren. Dit berigt bragt hem in eene vervoering van vreugde. Hy omhelsde myne kniën en betoonde zyne dankbaarheid met de harfiykfie bewoordingen. In deezer voege verzekerd , dat casarinow bereidvaardig was om den gedaanen voorflag aan te neemen , verliet ik hem om den Gouverneur des te berigten ; deeze was hier over zeer in zyn L 5 fchik,  i/o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN i'chik , en beval den Kanfelier, casarinow, niet den Sergeant cusmina , tot het invorderen der fchattingen op de Kurilles Eilanden te benoemen. Ik bemerkte dat de Gouverneur een byzonder gefprek met den Kanfelier en den Hettman wenschte te houden , en nam myn affcheid. Door de ftad wandelende gaf ik een bezoek aan de Familie van casarinow , en berigt van de gunst door den Gouverneur aan hem beweezen. Natuurlyk moest ik erkentenis en dank vervvagten ; doch myn hart was naauvvlyks beftand tegen de verrasfing van eene Familie voor my nedergeknield te zien , welke my haaren befchermer en weldoender noemde. Ivan csorni die my na het voorgevallene met casarinow nimmer bezogt hadt , kwam my desgelyks omhelzen , en liet zich op deezen trant hooren. „ Luister , myn Vriend , ik was , zo wel als „ casarinow , onderrigt van uwen toeleg , en „ gevolglyk hadt ik even zo veel regts als hy om „ uw vyand te weezen. Wy waren Medegenoo„ ten in de befchuldiging die wy voor hadden te„ gen u in te brengen ; doch ik was geen mede„ ftander in den aanflag om u door vergif van ,, kant te helpen. Het ongeluk , 't geen nader,, hand myn Bloedverwant trof, deedt my uw ,, verderf zweeren. Uwe edelmoedigheid jegens „ hem heeft my met u verzoend en ik zweer niet ,, alleen alles wat ik weet geheim te zullen hou„ den ; maar bied my aan tot uwen dienst in al„ les wat gy van my moogt vorderen ! " Dec-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 171 Deeze verklaaring verbaasde my ; doch ik antwoordde alleen , te hoopen dat hy zyne dankbaarheid zou betoonen door al het gebeurde te vergeeten. t'Huis komende verhaalde ik alle de voorvallen van dien dag aan myne Medgezellen , die zich verheugden over den gelukkigen ftand onzer zaaken, DER-  W. GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DERTIENDE HOOFDSTUK. Toebereidzels tot het Huwelyk. Zonderling voorbereidend gebruik. Voorzorgen om het geheim te bewaaren en den voortgang van de onderneeming te verzekeren , geduurende de afweezigheid van den Graaf. Groote ontwerpen om Landvoogdyen en Ryken in 't Noorden op te regten. Een onthaal by gelegenheid van de vryheid der Ballingen. TVT J.V Aevrouw nilow verzogt my den elfden by haar te komen , en gaf my haar verlangen te verRaan , dat haar Dogter by het onthaal op den vyftienden met my zou aanzitten en openlyk voor myne aanftaande Lïuid verklaard worden. Naardemaal ik geene voegelyke ontvvyking kon bybrengen , Remde ik toe in haar verzoek; waar op zy haare Dogter deedt roepen en haar aanprees zich op dien dag zo te gedraagen als haar tot eere zou ftrekken. Na het vertrek van haar Moeder berispte myne vermeende aanfiaande Bruid my dat ik meer gehegt was ^aan het gezelfchap myner Mcdegenooten dan aan 't haare. Ik beantwoordde haare dringende aanmerkingen , door te belooven dat ik , zo dikwyls my mogelyk was , by haar zou weezen. Myn  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 173 Myn woord gegeeven hebbende om by den Gouverneur te eeten te blyven , die my nu niet anders dan Zoon noemde , verzogt hy my onder 't gefprek voor den maaltyd, om eene korte Befchryving van Kamchatka , voor de Drukpers gefchikt , op te ftellen : dewyl hy eene proeve van zyne bekwaamheden in dit vak wilde geeven. Ik beloofde het werk , na zyne denkbeelden te zullen opftellen , en verbond my het te voltooien geduurende onze Reis. Hy betuigde zyne voldoening wegens deeze belofte , zeggende , dat hy hoopte door dit werk het Gouvernement van Ochoczk te verwerven. Na den maaltyd verhaalde hy my , in vertrouwen, dat de verbeurtverklaaring der goederen van casarinow hem achtien duizend Roebels waardig geweest was ; doch dat de fchurk ruime vergoeding zou krygen op de reis ter inzameling van de fchattingen. De Gouverneur was 's avonds te gast genoodigd by ivan csorni. Ik vergezelde hem met myne toegefchikte Bruid. De Heer proscurakow wilde met my op 't Schaakfpel fpeelen , en wy maakten eene vry fterke party. De Kanfelier en de Hettman waren op myne zyde; proscurakow, ottlaskow en ribnikow ftonden het met elkander. Het fpel was om vyf honderd Roebels gereed geld, twintig douzyn Marter vellen, twaalf Bever en twaalf zwarte Vosfen vellen. Met veel moeite won ik eindelyk het eerfte en de drie volgende fpelen. Het fpeelen hieldt ons op tot drie uuren 's nagts , en myn aan-  Ift. GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN aandeel in de winst bedroeg omtrent acht honderd Roubels. De Gouverneur vondt vermaak in na ons fpeelen te kyken en verliet het gezelfchap niet voor omtrent vier uuren in den morgen. Ik vergezelde hem tot aan zyn huis en wilde myn affcheid neemen; doch men haalde my over daar te vernagten, onder voorwendzel dat ik in den nagt buiten gevaar mogt loopen. Maar groot was myne verwondering , toen de Vrouw des Gouverneurs my in de kamer van Juffrouw aphanasia bragt , daar op vertrok, zeggende , ik hoop gy zult voorzigtig wezen ; doch daar het voegelyk is dat gy gewent met elkander te leeven , dagt ik dat gy niet beter tot uw verblyf konde geplaatst wezen dan by myne Dogter : met deeze woorden ging zy heenen my een goeden nagt wenfchende. Verbaasd als ik was over deeze taal en handelwyze , zo ftrydig met de gewoonte in Europa, had ik ruime ftoffe om ftelzels te vormen; maar myne fchoone Gezellin veroorlofde my niet myne gedagten daar op te vestigen. Zy hadt zo veel te zeggen en ik zo veel te andwoorden , dat wy den tyd llceten zonder op flaapen te denken en ik verliet haar gezelfchap niet voor acht uuren in den morgenftond. Toen ik t'huis kwam vond ik den Heer crustiew en myne andere vrienden zeer bekommerd over myn uitblyven ; doch hunne vrees week zo ras zy my zagen. De vermoeidheid van den voorigen dag, gevolgd van een flaaploozen nagt, vorderde dat ik eeni-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 175 eenige rust nam. Ik ging dan te bedde na crustiew herinnerd te hebben, hoe hy op zich genomen hadt alles tot het onthaal op den vyftienden in gereedheid te brengen. Als ik ten vyf uuren ontwaakte had ik het genoegen om myne vermeende aanftaande Bruid by my te zien , zy gaf, op de aandoenlykfte wyze, haare bekommerdheid voor myne gezondheid te verftaan , en verklaarde dat zy my niet wilde verlaaten : waarom zy reeds tot haar Moeder gezonden hadt om haar te doen weeten , dat ze my ongefteld gevonden hebbende , voomecmens was my op te pasfeii. Het hielp niet haar te vertoogen , dat haare verknogtheid aan my haar in een ongunstig licht mogt brengen by haar Vader ; want zy volhardde in haar befluit; en terwyl wy over dit onderwerp fpraaken , kwam 'er een Dienstmaagd van Mevrouw nilow met de boodfchap, dat haar Mevrouw het befluit van haare Dogtcr goedkeurde , en daarom haar Dienstmeid zondt en haar bed : na het afleggen van die boodfchap , en de gewoone vraagen na myne gezondheid vertrok deeze. Dien dag liep ten einde zonder eenig ongunftig voorval. Op den dertienden bragt ik aphanasia na 't huis des Gouverneurs en werd 'er op de gulfle wyze ontvangen. De Gouverneur verzogt my in zyn fpreekvertrek en vroeg my of ik vervolgens alle morgens één uur lang aan zyn huis wilde komen , om de Berichten en Brieven , welke hy ontving , te leezen , om 'er een geregeld verflag van derzelver inhoud op te maaken en de andwoorden , als mede de  i?6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN de bevelen te helpen vervaardigen. Dewyl zyne begeerte voor my een wet was tragtte ik deeze taak met yver en alle myne bekwaamheden te volvoeren. Hier op nam ik myn affcheid, begeerig om den dagmet myne Medegenooten te flyten, om zekere fehifckingen te regelen noodig tot onze verftandhouding, geduurende myne kort aanftaande reis. Myne Vrienden verwelkomden my by myne wederkomst en fchonken my een volkomen Hel Klecren van rood fatyn geboord met goud en afgezet met fabelbont , en een paar heerlyk geflikte Laarzen ; my verzoekende dat ik het op den vast naderenden Feestdag zou aantrekken. Na dit voorfpel , 't welk gepaard ging met alle betooningen van vriendfehap en hoogagting , beftemde ik 's namiddags eene algemeene zamenkomst. Ik vermaande myne medeleden van den Raad zorgvuldiger dan ooit te zyn om oris geheim te bewaaren ; naardemaal de minste onvoorzigtigheid ons allen ten verderve zou ftrekken. Ik verborg voor hun myne vrees niet wegens myne afweezigheid; waarom ik wilde dat zy een Eed van onbepaalde gehoorzaamheid zouden afleggen aan de bevelen van den Heer crustiew , en niets doen buiten zyne toeflemming ; en dewyl ik begeerig was een geregelde verftandhouding te hebben met den Heer crustiew verzogt ik hun my drie reisgeuooten uit het getal der gewoone leden toe te voegen , die mogten voorgeeven door my gehuurd te zyn , op dat ik , in gevalle van eenig ongeluk , niet zonder byftand mogt wezen ; maar my van hun bedienen om  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 177 om in tyds kundfchap aan de Medegenooten te doen toekomen , als 'er ontdekking van eenig verraad mogt plaats hebben. Ingevolge van myn voorflag werd befiooten , dat ivan kudrin , george lapkin , en nicolaw ru- batow , my zouden volgen , elk met een fleede j, wel gewapend , en vergezeld van een Inbooreling op wien zy konden vertrouwen. De Heer panow keurde deeze voorzorg niet genoegzaam ; doch begeerde , dat verfcheide Leden der Maatfchappy hunnen dienst zouden aanbieden aan den Gouverneur om fleeden te huuren en hem te zyner beveiliging en zekerheid te geleiden. Men trad in de maatregelen van panow , en de Heer kuzneczow nam op zich dit ftuk den Gouverneur voor te liaan. Zo dat , daar zy , die kuzneczow zouden vergezellen , zes fleeden ftonden uit te maaken , ik door dat middel een toevoegzei van twaalf gewapende Mannen zou bekomen , die met my en de zes anderen 'er negentien uitmaakten , een genoegzaam aantal om den eerflen fchok te verduuren. Deeze voorzorge bepaald afgefprooken zynde fleeten wy dien dag en avond alleraangenaamst. De Hettman gaf my 's morgens den veertienden, een bezoek en verzogt my den Gouverneur over te haaien om hem , met den Voortyd, na Petersburg te zenden , en zyn verzoek te onderfchraagen , dat haare Keizerlyke Majefteit hem wilde toeftaan eene Vastigheid op te rigten in de Aleuthes Eilanden , onder hem als Gouverneur. Ik kende de eerzugt van deezen Man door en door, fchoon M ik  173 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ik niet kon nalaaten by my zeiven te lagchen over de geestdrift van dien Man , die , met zeer geringe bekwaamheden , begeerig was een Wetgeever te worden. Daar nogthans zyne vriendfchap en goede geneigdheid my noodig waren , beloofde ik des Gouverneurs toeftemming op zyn verzoek te verwerven, en verbond my een ftuk van wegen den Gouverneur op te ftellen , ter onderfteuning van zyn voorflag. Myne dienstvaardigheid bewoog hem tot de betuiging van de fterkfte gehegtheid aan myn perfoon , waar by hy eene belofte voegde, dat ik, by zyne wederkomst bekleed zou worden met het Gouvernement van Kamchatka , terwyl myn aanftaande Schoonvader dat van Ochoczk zou krygen. Volgens zyne begrippen zou ons Driemanfchap onveranderlyk weezen ; doch dewyl de Kanfelier geheel buiten het plan gclaaten was, ftelde ik deezen nieuwen Gouverneur voor om hem het Gouverne^ ment van Kamchatka op te draagen ; te verftaan gevende dat ik te vreden zou zyn hem na de Aleuthes Eilanden , als Onder-Gouverneur te vergezellen , waar ik hem van den grootften dienst zou kunnen weezen in de vermeestering van Califomia, een ont.werp , 't welk de verbeelding van den Hettman allermeest vervulde. De toon vol overtuiging , welken ik gebruikte irt dit den Hettman te beduiden, zette zyne verbeelding in vollen gloed ; het overige des gefpreks wees duidelyk uit de buitenfpoorigheid van zyne denkbeelden ; want ik kon gereedlyk bevroeden dat hy met eenigen wederzin het denkbeeld behieldt van een ftaat  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 179 ftaat van afhangelykheid , terwyl hy het in zyn magt hadt een Souverain te worden. Als hy vertrokken was deelde ik het onderwerp van zyn bezoek aan myne Vrienden mede , en kon niet nalaaten op te merken hoe weinig de Rusfifche Raad, door welks beOuit ik in Ballingfchap gezonden was , dagt om de ontwerpen , die toen voor mynen geest zweefden , en wel inzonderheid om de denkbeelden daar uit gebooren om Ryken te ftigten en de Spanjaarden te berooven van hunne afgelegenfte bezittingen , toen ik dit hersfeufchimmig ontwerp in gefchrift ftelde. Niettemin rees 'er by my eenige waarfchynlykheid, dat , ten eenige tyde , California zou kunnen bemagtigd worden door de Rusfen , en dat de Spaanfche Volkplantingen , vroeger of laater, aan hun ten prooije zouden kunnen ftrekken. Omtrent den middag ging ik by den Gouverneur en gaf hem berigt van het voorftel des Hettmans , vergezeld van zo veele redenen om het te begunstigen, dat hy 'er zich over voldaan vondt , buiten twyfel , ingenomen door de hoope om het Gouvernement van Ochoczk te bekomen. Wanneer , naa het middagmaal de Kanfelier en de Hettman kwamen, handelden wy in 't breede over den voorllag van den laatften, en ik zag, met de uiterfte voldoening, dat deeze drie perfoonen myn plan omhelsden; zy verzogten my 't zelve in gefchrift uit te werken. Het ftond derhalven aan my deeze drie Gouverneurs aan te ftellen ; ik beloofde hun , wat myn pen vermogt, ten hunnen dienfte , te zullen aanwenM 2 den,  180 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den. Deeze dag fchonk my ëene befliste meerderheid in Kamchatka-. Tot hier toe was ik nuttig geweest aan deeze drie Hoofden; doch , wanneer zy een Relzel omhelsden , welks vervaardiging van my afhing , werd ik meer dan nuttig en voor hun volftrekt noodzaaklyk. 's Avonds vertrok ik om onderzoek te doen na de toebereidzelen tot het groot onthaal. De Heer crustiew gaf my een breedvoerig verflag , waar uit ik vernam dat alle byzonderheden op de beste wyze befchikt waren. Alle de Ballingen kwamen, den vyüienden, dien grooten dag, tot my, wel en zelfs ryklyk gekleed. Wy trokken van myn huis na dat des Gouverneurs, in drie en twintig fleeden , elk getrokken door vier Honden, wy werden met veel hanlykheids ontvangen. De Kanfelier en de Hettman daar zynde hefbaarden ons de moeite om na hunne huizen te gaan. De Gouverneur gaf ons een lyst van de perfoonen, die hy wilde toegelaaten hebben. Ik zondt toen eenige myner Medegenooten uit om de Gasten te noodigen , terwyl ik zelve met den Heer crustiew en de my toegedagte Bruid na het Stadhuis ging om fchikkingen te maaken. Wy hadden elf Muzykanten , en de tafel was gedekt voor zeven en zestig perfoonen , vyf en dertig Heeren en twee en dertig Juffrouwen: want de jonge Heeren en ongetrouwde Dames werden alleen verzogt óm te dansfen naa den maaltyd. -Dewyl de Hettman my drie Rukjes Gefchut geleend hadt fehooten wy dezelve af, by de aankomst van de Familie des Gouverneurs. Ten twee uuren ging het gezelfchap aan tafel ,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 181 fel , en bleef 'er tot vyf uuren; wanneer het jongfte gedeelte van 't gezelfchap begon te dansfen en daar mede tot 's nagts ten drie uuren aanhieldt. De Heer kuzneczow wist zich zo wel in de gunst des Gouverneurs *in te dringen, dat zyn gezelfchap en de aanbieding van zes fleeden om de goederen en de reisbehoeftens des Gouverneurs te voeren , werd aangenomen. Hy gaf my terftond berigt van deezen gunstigen uitflag , waar over ik hem omhelsde en met al myn hart bedankte. Toen de Gouverneur heenen ging zeide hy my, dat hy zyn Reis tot den zeventienden wilde uitftellen : dewyl hy een dag van de vermoeienis begeerde uit te rusten : een befluit my hoogst aangenaam om dat ik zelve die tusfchenpoos van rust wel noodig had. By het fcheiden des Gezelfchaps ftelde Mevrouw nilow haare jongde Dogter voor en verklaarde haar voor myne aanftaande Bruid. Dit veroorzaakte gelukwenfchingen van alle kanten, niet vry van jalouzy by eenige Kooplieden en jonge Officieren. Als ik gezien hadt , dat de Gouverneur t'huis gekomen was , vergezelde de jonge Juffrouw nilow, daar ik my verfchoonde ten huize des Gouverneurs te blyven , my na myn verblyf, om , gelyk zy zeide , op myne gezondheid te pasfen. Den zestienden ging ik geheel niet uit voor 's avonds , wanneer ik de voor my beftemde Bruid aan 't huis haars Vaders bragt, die de geheele bezorging van de Reis op my , als zyn Secretaris , M 3 liet  18a GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN liet aankomen. Onze fleep zou beftaan uit negentien fleeden , en zes en veertig perfoonen. De tyd van ons vertrek was bepaald op den zeventienden 's morgens ten zes uuren. VEER-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 183 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Dagverhaal van eene Reis gedaan door den Gouverneur van Bolforezky Oftrogg , in gezelfchap des Graaven van benyowsky. Op den zeventienden van January MDCCLXXI. de dag waar op onze Reis bepaald was , liep het tot tien uuren aan eer wy Bolforezky Oftrogg verlieten. Wy bereikten dien dag Molerowka , waar de Tajon of het Opperhoofd , van onze komst verwittigd , ons op Visch en Cavejaar onthaalde en den Gouverneur een gefchenk van verfcheide vellen gaf. Het weer was koud en vriezend, en wy moesten tegen den Oosten-wind op. 's Anderen daags toogen wy van Molerowka tot aan Baniowka, waar wy ontvangen en vergast werden door Ballingen , die desgelyks veele Pelteryen aan den Gouverneur fchonken. Van Baniowka , en eene Rivier van dienzelfden naam , op den negentienden vertrokken zynde, bereikten wy , na veel arbeids en vermoeijenis, Hereboftova. De Tajon van Koanik klaagde hier aan den Gouverneur , dat een Soldaat uit de Bezetting van Verchney Oflrogg , na diens Dogter gefchonden te hebben , haar geflaagcn hadt. Ingevolge M 4 van  iö4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN van deeze befchuldiging , die beweezen werd, gelastte my de Gouverneur een bevel na Verchney OJi't'gg af te vaardigen , dat deeze Soldaat met den Knout zou gellaageu worden tot hy het beftierf. Gp den twintigften kwamen wy te Chiakollautka , bykans afgemarteld door de heftigheid van den wind en bedekt door een Rerke fneeuwjagt. Naauwlyks waren wy den Voorhof van het verblyf des Tajons ingetreeden of het werd een volflaage Rorm, en wy vonden 's morgens ons verblyf onder de fneeuw bedolven. Het Landvolk deedt zyn best om een doortocht door de fneeuw te graaven, dat wy 'er uit konden. Begeerig om te zien hoe 't land 'er uitzag klom ik door het gat; doch het was onmogelyk het minste teken van eenig huis te ontdekken , fchoon ik wist, dat ons gevolg , in negen onderfcheiden Yourts, gehuisvest was. Het volduuren van den Rorm, die de menigte van fneeuw rondsom ons zeer vermeerderde , noodzaakte ons hier te blyven tot den vyf en twintigften. Den zes en twintigften vertrokken wy 's morgens en kwamen 's avonds te Vaiowka, waar wy eenige Ballingen vonden, wier werk beftondt in zout te maaken in de Baay van Avatcha. 's Anderen daags vergezelde ik den Gouverneur om deeze beroemde Baay te gaan zien. 't Is een heerlyke kom , waar in ik waarnam ,.dat een groote Rivier en drie kleindere zich ontlastten , hoewel de Rusfen het tegendeel verzekeren. Vervolgens bezigtigden wy het Pakhuis aan 't Noorden van de Baay gelegen. Ons  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 185 Ons gevolg vervoegde zich den acht en twintigften by ons , en wy trokken digt by het Meir van Natafchova heen en bereikten Katchaun , waar de Gouverneur groote gefchenken ontving. Hier kreegen wy den Hettman en de Kanfelier by ons, wier gezelfchap diende om ons onderhoud te verleeven- digen. Den volgenden dag trokken wy voorby een ander Meir, Kimak geheeten, en reisden voort na Ahime. Welke plaats wy den dertigften verlieten en Tahallka bereikten , waar de Gouverneur befloot uit te rusten. De Tajon, die een van de aanzienlykfte was in het Landfchap , bleef niet in gebreke om ons op Rendieren-vleesch , vrugten , en gedroogden visch te onthaalen. Wy trokken , den tweeden van February, voort na Kronetowa. Hier was ik begeerig om het Land van Kronock te zien , Oostwaards van ons gelegen , terwyl wy het Meir van Kronock ^en Westen van ons hadden. Maar de Gouverneur kantte zich tegen myn oogmerk aan; my verzekerende, dat de weg derwaards niet gebaand was, en ikwaarfchynlyk in ,de fneeuw zou begraaven worden. — Op den derden vervorderden wy onze reis na Katham, van waar ik na Nisney Conratiew eene boodfchap zondt om myne Medegenooten berigt te geeven van onze aankomst en te verwittigen om een gefchenk van hunne beste Pelteryen aan den Gouverneur , den Kanfelier en den Hettman te zenden. 's Volgenden daags kwamen wy , langs een zeer flegten weg over bergen en dieptens , te Chovalova , waar wy den Heer norin vonden , den bevelvoerenden M 5 Of-  186 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Officier te Nisney , vergezeld van de voornaamfte Kooplieden, ons opwagtende. Zy onderrigtten den Gouverneur dat 'er aanzienlyke gefchenken gereed gemaakt waren tegen zyne komst in de ftad. De Rivier Kamerath , op den vyfden , overgetoogen zynde , vertoonde zich een gedeelte der Ballingen voor den Gouverneur, wien zy hun oogmerk om hem gefchenken te geeven bekend maakten , en zich voorts in ons gevolg voegden. Denzelfden dag bereikten wy, 's avonds ten zes uuren, de Stad of het Dorp Verchney , waar de Gouverneur zyn intrek nam ten huize van den Protopop; ik was daar mede gehuisvest , maar de anderen by Burgerlieden. Daags na onze aankomst kreeg ik last om alle de gefchenken na Bolska te zenden ; en volgens eene maatige berekening vond ik dat de Reis des Gouverneurs na Nisney hem bykans zeven duizend Roebels waardig geweest was. Hier bleeven wy tot den dertienden , en vermids de ftrengheid der koude my niet toeliet buiten te gaan , befteedde ik deezen tyd om eene Befchryving van Kamchatka te vervaardigen , welke dienen moest tot bevordering van de oogmerken des Gouverneurs. In deezen letterarbeid werd ik alleen geftoord door het fchaakfpel , waar op ieder, die zich van het gemeene volk wilde onderfcheiden , zich zeer gefteld toonde. Myne winst in dit fpel bedroeg bykans dertien duizend Roebels in pelteryen en gereed geld , welke fom de Kanfelier en de Hettman met my deelden. Op den dag onzes vertreks bereikten wy het Dorp Ka-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 187 Kamenin , waar alle myne ontwerpen in duigen gefpat zouden wezen , hadt een gelukkig toeval my niet onderrigt van dit allerdreigendst gevaar. Toen ik , den veertienden , 's morgeus uitging om den Heer kuzneczow te bevelen , dat hy iemand zou afvaardigen tot onze Medegenooten te Bolska , om hun van onze wederkomst te berigten , werd ik aangefprooken door een Inbooreling , die verzogt by den Gouverneur toegelaaten te worden , hy hadt , zeide hy my , een Brief voor hem van een Balling , die ziek geworden was en daar door verhinderd den Gouverneur zelve te gaan fpreeken. Ik beval deezen Man dat hy my zou volgen en ging met hem na kuzneczow , waar ik den Brief openende zag , dat dezelve een verflag behelsde van de geheimen onzer Vereeniging , door een der Leden levantiew geheeten. Deeze was van Nisney vertrokken om den Gouverneur te ontmoeten , en in eigen perfoon des verflag te doen ; maar , gelukkig voor onze zaak , een geweldig kolyk greep hem aan op 't midden van zyn weg , en drong hem het middel van een Brief te baat te neemen. Op deeze onderrigting beval ik kuzneczow onmiddelyk te vertrekken met ivan kudrin , en den Verraader af te maaken. Ik keerde weder tot den Gouverneur met wien ik ontbeet, waarop wy onze reis vervolgden. Te Kolitova gekomen verzogt ik den Gouverneur daar zich eenigen tyd op te houden , onder voorwendzel, dat ik gaarne den Vuurberg van Kramaia wilde gaan zien. Hy ftemde dit toe en wy bezig- tig-  i88 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN tïgden den volgenden dag deezen verinaarden Vuurberg. Ik naderde tot op vyf roeden van den mond, waar een fchielyke uitbarsting van zwavelagtige rook my overviel, en agterwaards deedt deinzen, zo dat ik in de heete asfche nederftortte cn myn aangezigt brandde. Ten myne gelukke waren 'er verfcheide Inboorclingen van Kamchatka by de hand , voorzien met yzeren haaken, waar mede zy my te rugge trokken , en , na de gebrande plaatzen met YValvischtraan befmeerd te hebben , na Kalitova te rug bragten. Hier vond ik kuzneczow van zyn tocht weder gekeerd. Hy verhaalde my dat levantiew zyn befluit aan zyn Neef te Nisney ontdekt hadt, die, zich niet in ftaat bevindende om het hem te ontraaden , hem vergeeven hadt met een glas Brandewyn , 't geen zy zamen dronken ; en dat, by de aankomst van kuzneczow , de ongelukkige fnoodaart lag te zieltoogen. Hy beleedt zyn oogmerk aan kuzneczow en fmeekte hem als een gunste af hem uit zyn lyden te helpen , tellens verklaarende dat de Maatfchappy der Ballingen niets meer te vreezen hadt ; dewyl zyn Brief onderfchept was en hy zyn oogmerk aan niemand ooit ontdekte dan ajn zyn Neef, die, getrouw aan zyne verbintenisfe , hem vergif gegeeven hadt. Dit berigt ftrekte my tot groote voldoening , en bewoog my om by den Gouverneur aan te dringen op onzen terugtocht ; maar dewyl hy befiooten hadt eerst Tigilb te bezoeken , kon ik niets anders doen dan hem volgen. Op den zestienden kwamen wy te Napana, waar ik  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 189 ik een vreemden Balling vond, met wien ik terfton d kennis zogt te maaken ; niet weinig ftond ik verfteld een Man te zien van twee en negentig jaaren in volkomen gezondheid. Hy onderrigtte my , dat hy een Zweedsch Colonel was , eu'renscihjld heette , nu negen en veertig jaaren geleden na Siberië gebannen werd, en twee en twintig jaaren in Kamihatka gefleeten hadt. Ik ftelde hem voor, dat hy zich by ons te Bohka zou vervoegen, hy Hemde hier in toe, en ik verwierf voor deeze verplaatzing verlof van den Gouverneur ; doch deeze oude Balling overleedt kort daar naa. Wanneer wy den zeventienden Chippin bereikten vonden wy de Jourts verlaaten , zo waren ook die van Voloska , welke wy 's anderen daags zagen , den derden dag onzer Reize zetten wy den voet in Tigiib , eene Stad en Sterkte , welke ik vervolgens zal befchryven. Hier hieldt de Gouverneur zich drie dagen op en ontving kostbaare Gefchenken. Van daar vertrokken wy den drie en twintigften na Galiny ; op de twee volgende dagen namen wy den weg over Belozoiova en Sigican. Den vyf en twintigften te Takoitt gekomen zondt de Gouverneur 's anderen daags van daar den Kanfelier en den Hettman na Verchney Oftrogg om het Krygsvolk te bezigtigen , terwyl hy zelve met zyn Reisgevolg de reis na Bohka vervorderde. ■ Ivanka was onze rustplaats op den zeven en twintigften, én 's anderen daags Bohkeretzkoy Oplrogg binnen treedende, Werd ik door myne Vrienden ontvangen met die hartlykheid , welke alleen kan aan-  loo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN aangetroffen worden in eene Maatfchappy vereenigd door onlosmaakbaare belangen. De vermoeidheid van myne Reis liet my niet toe voorttevaaren met het vervaardigen van een affchrift des Werks door my voor den Gouverneur gefchreeven. 't Welk ik, daarom eenige dagen laater overgaf. En dewyl het eenig berigt kon geeven wegens deezen afgelegen oord der wereld zal ik het te deezer plaatze invoegen. VYF-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 191 VYFTIENDE HOOFDSTUK. De Gefchiedenis en Befchryving van Kamchatka. II et Schiereiland van Kamchatka vormt den Noordoostlyken uithoek van AJia , en ftrekt zich uit van den 62 tot den 51 graad Noorder breedte. De Westkust van Kamchatka is vol Inhammen , die veele Havens opleveren , en is doorfneeden met veele Rivieren, onder welke Bohka de voornaamfte is. De fchepen van Ochoczk komen deeze Rivier op , 't welk zy egter niet veilig kunnen doen dan by Spring-ty , wanneer het water tusfchen de negen en elf voeten wast. Het valt bezwaarlyk dezelve op te vaaren , ter oorzaake van den Herken ftroom , en de veelvuldige Eilanden. Kamchatka , aan onze Zeelieden in den Winter eene wyk- en fchuilplaats aanbiedende, zet hun aan tot het doen van reistochten ter ontdekkinge. Thans is het alleen een verzamelplaats en een pakhuis , gefchikt tot den handel in Pelteryen, daar gebragt door de Jaagers vandtKurillesen Aleuthes Eilanden; maar indien de Souverain het goedvondt op deeze Eilanden Volkplantingen aan te leggen en den handel met China , Japan, Korea en Idzo door te zetten , zou Kamchatka een bron van groeten ryk dom en wel-  iös. GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN welvaart voor het Rusfisch Ryk kunnen worden. Dit Schiereiland kan desgelyks dienen om eene gemeenfchap te vestigen tusfchen de twee vaste Landen van Afia en Amerika. De eenige gemaklyke Haven aan de Oostkust is de Baay van Avatcha, Ra. cova geheeten. De Gouverneur van Kamchatka heeft 'er een geregelde Sterkte aangelegd om den ingang te verdeedigen. De Inwoonders van de verzengde Lugtftreek hebben aan de Zon de kunst van vuurmaaken te danken; maar de Noordlyke Volken zyn die verfchuldigd aan de Vuurbergen. Ik denk dat deeze verfclrynzels uitwerkzels zyn van de middelpunt hitte der Aarde , die doordringt , en dat de Zee tot die verfclrynzels het haare toebrengt door eene gisting, veroorzaakt door de zoutdeelen des Waters , door de Aarde heen gezypeld. Dan zonder my verder uit te laaten in gisfmgen , wegens den oorfprong der Vuurbergen , moet ik hier optekenen , dat 'er boven de twintig in het Schiereiland van Kamchatka gevonden worden. Van deezen zyn de drie vermaardfte te Avatcha , Tolbatfchi , en die by de Rivier Kamer'alleria. Dezelfde oorfprongen waar uit de vuurbergen ontdaan , hebben ook een groot aantal heete Bronnen voortgebragt , welke men bevonden heeft dat de kragt van Mineraale wateren bezitten. Het water , 't geen uit deeze heete Bronnen fpringt , is bedekt met een zwart fchuim. Ik verzamelde 'er van, en vondt het volkomen gefchikt om als Oost-Indifclie Inkt gebruikt te worden. Ten  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 193 Ten aanzien van de vrugtbaarheid des gronds van Kamchailia kan ik , na verfcheide aanmerkingen en waarneemingen gedaan te hebben niet nalaaten de onderfcheide berigten deswegen aan de Kanfelaary overgeleverd te wederfpreeken. Alle de poogingen om graanen te teelen zyn mislukt , behalven op welgemeste gronden. Schoon 'er natuurlijk eenig hout groeit , genoegzaam tot het vervaardigen van Hutten , is 'er geen hout gefchikt tot Scheepstimmerhout. In dit opzigt kan ik den Heer steller tegenfpreeken , die desgelyks verhaalt dat dit Land overvloed heeft van gras , en dat het Vee zeer kloek is van geftalte. Indien 'er eenig Hoornvee te zyner tyde in Kamchatka geweest hebbe, moest derzelver aantal vermenigvuldigd weezen zints het jaar MDCCLXXI, wanneer ik eene reis. door Kamchatka deedt en door geheel dat Schiereiland niet meer dan vyf Koeyen en twee Stieren vond , die negen maanden van het jaar gevoed werden met boombast : want 'er is geen groente dan tusfchen de maanden July en September. De Lugtftreek in Kamchatka is zo zagt niet als veele Sohryvers voorgeeven. .Een aanhoudende nevel , die 't geheele Land bedekt , veroorzaakt Schorbutike kwaaien en andere ongefteldheden, die de Bevolking belemmeren. De koude is zo ftreng, dat , geduurende de laatfte winters, verfcheide Soldaaten op hunne posten doodvroozen. Het lang liggen blyven der fneeuw veroorzaakt desgelijks blindheid , in zo verre dat de Inboorelingen zelden meer N dan  194 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN dan veertig jaaren bereiken , of zy hebben het gebruik huns gezigts verboren. Kamchatka brengt Metaalen voort. By Avatfet vond ik Yzer- en by Girova Koper-erts. Op de bergen ontmoet men Rotskriftal groen en rood ; de Inboorelingen gebruiken het tot punten aan hunne werpfpietzen. De eenige foort van boomen , welke in Kamchatka groeijen, zyn bastaard Pynboomen, Cederboomen , Willigen- en Berkenboomen. De Cederboom brengt een zaad voort , waar op de Inboorelingen zeer gefteld zyn ; de bast der Berkenboomen dient hun in ftede van brood. De eenige nutte Plant in dit Land is de Sarana met bloemen , die in Augustus vrugt voortbrengt. De Inboorelingen van Kamchatka draagen zorg om 'er een grooten voorraad van te verzamelen , deeze , met Cavejar gemengd , maakt eene foort van Pastey die zy voor zeer lekker agten; doch by welke ik denk dat ik het leeven niet zou kunnen houden. Behalven de Sarana, van welke ik fprak, doet het Gouvernement nog eene andere plant verzamelen , daar bekend onder den naam van Finovaya , waar uit men eene foort van Brandewyn ftookt , 't welk een maatig voordeel geeft, doch fchadelyk in 't gebruik is , uit oorzaake van den vergiftigen aart deezer Plant. Het zou zeer heilzaam weezen het fboken van deezen Brandewyn te verbieden , en een grooter voorraad uit Europa in te voeren. In het Dierenryk is Kamchatka fchaars voorzien. Der  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 195 De eerfte rang komt toe aan de Honden , die leevende den dienst van Paarden verrigten , en na hun dood kleeding aan de menfchen verfchaffen. De Pionden in Kamchatka zyn groot, wakker en werkzaam ; ze worden gevoed met Opatia , dat is een mengzel van gedroogden Visch en bast van Berkenboomen ; doch veelal moeten zy hun eigen voedzel zoeken , 't welk zy vinden in de Rivieren , uit de heete Bronnen voortkomende , die Visch opleveren. De Vos komt naast den Hond in aanmerking; de vagt is glad en glanzig , en 'er is in Siberië geen Bontwerk 't welk tegen de Vosfenhuiden van Kamchatka kan haaien. De Ram van Kamchatka levert uitmuntend vleesch; de Vagt agt men hoog , de Ploorens maaken een Artykel van koopmanfchap uit ; dan in de laatst verloopene jaaren is het geluk deezer Dieren zeer afgenomen. Zeer gemeen in Kamchatka zyn de Sabeldieren : de Inboorelingen zo wel als de Jaagers maaken 'er jagt op. Het getal der Sabelvellen 't laatfte jaar ter markt gebragt beliep zes duizend acht honderd. — Het Bont van de Marmot is zeer warm en ligt. Beeren worden in groote menigte op Kamchatka gevonden. Ze zyn niet boos van aart, en doen geen leed , dan alleen tot eigen verdeediging. De Jaagers moeten op de Beeren jagt maaken tot hun eigen leevensonderhoud ; doch het gebeurt dikwyls dat zy verzeerd worden , fchoon de Beer zelden een Man doodt. Het fchynt als of dit Dier het N 2 lee-  ipó GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN leeven fpaart van het Schepzel, 't welk het niet meer vreest. Men weet niet dat zy ooit Vrouwen befchadigden. Deeze Dieren zyn des zomers vet , 's- winters maager. Onder de Dieren van beiderlei leeven gelykt de Manate of Walrus op een Koe in de gedaante van den kop. De Wyfjes hebben twee fpeenen en houden de jongen tegen de borst vast. De Franfche hebben aan dit Dier den naam van Lamentin gegeeven , uit hoofde van deszelfs gefehreeuw. Het heeft een zwarte ruwe huid , zo dik als de bast van een eiken boom en kan dezelve den flag van een Byl wederflaan. De tanden worden boven Yvoor gekeurd. Kamchatka levert 's jaarlijks tusfchen de twee honderd en vyftig en drie honderd van dezelve uit. Het vleesch der volwasfene fmaakt als Osfevleesch , dat der jongen als Kalfsvleesch. Beevers worden 'er in Kamchatka gevonden. De huid deezer Dieren is zagt als dons; de tanden zyn dun en fcherp , de ftaart is kort , plat en breed, en loopt fpits uit. Men vangt de Beevers hier met ftrikken , zomtijds fchiet men ze onder het ys. De Zeeleeuw heeft de grootte van een Os ; dezelve (laat een fchriklyk geluid ; maar , gelukkig voor de Zeelieden , zyn ze een der tekenen van de nabyheid des Lands 't geen men anders van wegen de veelvuldigheid der digte nevelen niet wel kan onderkennen. De Zeeleeuw is een vreesagtig Dier , men fchiet het met een harpoen , met een fnaphaan , ook met een pyl uit een boog. De Zeekalveren of Robben worden in groote menig-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 197 nigte gevonden by alle de Eilanden en Uithoeken van Kamchatka. Nooit gaan ze verre van land ; maar zwemmen de monden der Rivieren op om den Visch te verflinden. De huid der Zeekalveren wordt gebruikt om 'er Laarzen van te maaken. De Inwoonders van Kamchatka vangen deeze Dieren met ftrikken. Kamchatka heeft overvloed van verfcheide foorten van Visch , van den Walvisch af tot de kleinfte foorten. 't Gevogelte is 'er fchaars, en dewyl ik van deeze Visfchen of Vogelen niets byzonders of nieuws weet, zal ik 'er niet over uitweiden ; maar voortgaan om nog iets van de Inwoonderen te zeggen. De oorfpronglyke Kamchatka'érs noemen zich helmen , 't welk zo veel zegt als Inwoonders des Lands. Indien wy de herkomst van dit Volk wilden afleiden uit den aart hunner taaie , dan zouden wy 't zelve voor Afftammclingen van de Mongal-Tartaaren houden ; hunne gedaante gelykt naar die van dat Volk , hun hair is zwart, hun baard dun , en hun aangezigt breed en plat. Dit Volk bezit geene overlevering wegens deszelfs afkomst: 't was talryk by de aankomst der eerfte Cozakken, doch 't is , zints dien tyd , fterk afgenomen. Geene andere middelen van beftaan hebben de Inwoonders van Kamchatka dan Visch , Wortelen , Beerenvleesch, en Boombast, en drinken tot drank, zomtyds Brandewyn , welken zy zeer duur aan de Kooplieden betaalen. Schoon dit volk thans gekleed gaat , welk voordeel zy te danken hebben aan de Europeaanen, komt N 3 zulks  ï96 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zulks hun zeer duur te ftaan , als men daar tegen over fielt de barbaarfche en dwinglandfche behandeling welke zy van hunne nieuwe Meesters hebben moeten lyden. De Vrouwen zyn zeer gefield op opfchik , zy doen haar Keukenwerk niet zonder handfclioenen aan te hebben , en zy zouden , om geene reden , welke ook , dulden dat zy van een Vreemdeling gezien werden , zonder haare handfchoenen en blanketzel , 't welk zy in de ruimte op haare wanftaltige aangezigten fmeeren. Zy woouen in twee foorten van huizen ; de Winter-wooning noemen zy een Tourth , de Zomer-wooning een Balagan. De geheele Godsdienst der Inboorelingen van Kamchatka beftaat in het geloof dat hun God , voorheen in Kamchatka gewoond hebbende , zyn verblyf eenige jaaren lang aan de Oevers van elke Rivier vestigde, en deeze plaatzen met zyne Kinderen bevolkte, aan welken hy , eer hy vertrok om zich elders te onthouden , het omliggend Land ten erfgoed gaf. Om deeze reden verlaaten zy nimmer een eigendom zo oud en onontvreembaar. De aandoeningen van dit Volk zyn enkel zinnelyk. Geluk beftaat , naar hun denkbeeld , in ledigheid en de voldoening van natuurlyke lusten, 't Is onroogelyk hun te overreden dat eenige wyze van leeven gelukkiger of aangenaamer kan weezen dan de hunne , en zy befchouwen altoos de leevenswyze in Rusland als ten uiterften verfmaadenswaardig. Eene byzondere wyze hebben de Kamchatkaërs in het  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 197 het voltrekken hunner Egtverbintenisferi; doch daar si'amberg dit breedvoerig befchreeven heeft zal ik 'er niets van gewaagen. Groote gemeenfchap heeft 'er tusfchen lieden van beide de fexen plaats; en, volgens de beginzelen deezes volks, is de Veelwyvery geoorlofd ; doch het Rusfisch Gouvernement verbiedt dezelve, in welk opzigt het misfchien ftrekt tot ontvolking deezes Lands. Het valt bezwaarlyk te begrypen wat een zo elendig Volk , 't welk niets te winnen of te verliezen heeft, kan aanzetten om een oorlog aan te vangen. Maar het gaat vast , dat zy zeer wraakzugtig zyn. Het oogmerk huuner oorlogen kan geen ander weezen dan om Gevangenen te bekomen , en de Mannen tot werken en de Vrouwen tot hun vermaak te gebruiken. Het lydt , nogthaus , geen twyfel of de Cozakken verwekten , by hunne aankomst, onlusten en verdeeldheden onder de Kamchatkaïrs, ten einde voordeel te doen met hunne binnenlandfche Krygsvoeringen. Het te onderbrengen van dit Volk heeft den Cozakken veel moeite gekost; want fchoon het zwak is in het doorgaand elendig leeven , betoonde het zich fchriklyk in zyne verdeediging. Zy hebben zich bediend van krygslisten en verraadery als geweld te kort fchoot ; en hoewel het waar moge weezen dat dit Volk laf is , vermag de vrees des doods onder hun zo weinig dat de Zelfmoord zeer dikwyls gepleegd wordt. Men heeft voorbeelden van dit Volk , dat zy in eene wykplaats door de Cozakken belegerd , en van alle hoope op uitkomst verftooken , eerst de halzen van  108 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN van hunne Vrouwen en Kinderen afgefneeden en vervolgens zich zei ven gedood hebben. Het gebruik van Muchomor is zeer gefchikt tot dat einde; eene zekere hoeveelheid d-aar van ingenomen, doet hun in een diepen flaap , van alle aandoening beroofd , fterven. De Muchomor is eene foort van Champignon zeer algemeen in dit Land ; deeze in den drank gemengd veroorzaakt dronkenfchap en vfolykheid ; doch , in overmaat gebruikt verwekt het fterke ftuiptrekkingen , die in den dood eindigen.  GEDENKSCHRIFTEN VAN BENYOWSKY,   GEDENKSCHRIFTEN E N REIZEN DES GRAAVEN VAM ]F3ENYOWSKY DOOR HEM ZELVEN BESCHREEVEN, NAAR DE ENGELSCHE VERTAALING UIT HET OORSPRONGLYK HANDSCHRIFT OVERGEZET. TWEEDE DEEL. TE HAARLEM, B Y A. L Q O S J B S Pz. m e c g x c. i.   GEDENKSCHRIFTEN E N REIZEN DES GRAAVEN van BENYOWSKY. ZESTIENDE HOOFDSTUK. Het verhaal van de bedryven der Ballingen weder opgevat. Toebereidzeh ten kryg. De gefieltenis van de Maatjehappy der Ballingen veranderd. Uitwerkzei daar van. Naa dat ik myne korte Gcfchiedenis van Kam. chatka den Gouverneur hadt ter hand gefield, die het, zyns oordeels, een meesterftuk vondt, uitgezonderd dat de fpreekwyzen niet geheel vry waren van eenige vreemdigheid, vestigde ik myne aandagt geheel en al, om zulke maatregels te beraamen en zodanige voorzorgen te gebruiken als het welgelukken van myn Plan konden verzekeren. De twee voorbeelden van verraad hadden my zeer ontrust, en daar ik te doen had met een volk, 't geen zich fL Deel. a dov  ft GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN door bet vooroordeel van den Godsdienst liet beftuuren, kon ik niet te veel voorzorg draagen om myzelven in zekerheid te dellen. In gevolge hier van deed ik alle myne Medegenooten, den eerften van Maart, 's avonds ten zes uuren, zamcnkomen. Ik opende de Vergadering met een verflag van myne Reis en den dood van levontjew; waar op ik verklaarde hoe het, myns bedunkens, noodzaaklyk was alle de afweezigcn op te roepen, op dat wy gereed mogten weczen om ons zeiven te verdeedigen, of, des noods, een aanval te doen. De Heer meder bcrigtte de Vergadering, dat hy honderd patroontasfen vervaardigd had, ieder voorzien met acht en veertig gevulde patroonen, en zestig andere met fcherp daar op; dat de Fleer crustiew zestig mesfen hadt bezorgd, die met voordeel, in ftede van Houwers, konden gebruikt worden, dewyl elk derzelver achttien duimen lang en drie breed was: dat 'er zestien paar Pistoolen, en zes en dertig Bylen gekogt waren, en dat de Heer panow honderd Pieken hadt doen maaken. Het getal onzer Maatfchappye beliep negen en vyftig Perfoonen. Elk fchecn gereed en ten vollen befiooten te hebben den anderen te helpen. Ik verzekerde daarom myne Medegenooten, datwy, wanneer wy onze magt by een hadden, in ftaat zouden zyn allen openlyken aanval af te keeren, maar wy moesten by den anderen weczen. Om deeze reden beval ik den Heer panow onmiddelyk een Bode aan de afweezenden aftevaardigen. Plet aannaderen der Lente bragt te wege dat wy, zonder eeni-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 3 eenige agterdogt te verwekken, konden zamen komen; dewyl de Gouverneur en alle de Inwoonders van Kamchatka overtuigd waren, dat wy ons geheel en al fchikten om ons gereed te maaken tot het vestigen onzer woonplaats op den uithoek van het Schiereiland. Om te meer fterkte aan dit algemeen gevoelen by te zetten4 ftelde ik aan de Vergadering voor, het gereedmaaken van een Verzoekfchrift aan den Gouverneur, met bede dat hy ons een Schip zou vergunnen, om al onze goederen en benoodigdheden derwaards over te voeren. De Vergadering ftondt gereed om te fchciden, wanner de Heer panow nog een voorftel deedt. Hy ving aan met op te merken, dat de onvoorzigtigheid van één enkel Perfoon genoeg zou weezen om al onze hoop te verydelcn: weshalven hy het van dc uiterftc noodzaaklykheid rekende ftaande deeze Vergadering te befluitcn om allen gezag in myne handen te ftellen; ten einde ik, naa zo veele blyken van myne verknogtheid aan hunne belangen gegeeven te hebben, in 't vervolg, ontflaagen zou weczen van myne oogmerken, betreffende de maatregelen die ik oordeelde te moeten neemen, en de middelen welke ik voor had te gebruiken om myn Plan uit te voeren, mede te deelen. Ply ftelde daarom voor, dat zy allen zouden overeenkomen om zich ingewikkeld aan myne bevelen te onderwerpen en die onderwerping door een Eed te verzegelen. Ply bragt in 't midden, dat, wanneer de Maatfchappy iü deezer voege het Oppergezag aan A a my  4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN my hadt opgedragen, het aan my zou ftaan ces Raad te benoemen, cn de Hoofden aan te dellen, die gebied zouden voeren over de partyen, welke ik vervolgens noodig mogt oordeelcn. De Heer stephanow kantte zich tegen dit voorftcl aan: doch de Maatfchappy ftemde 'er in toe, zo dat stephanow alleen ftondt. Om zyne verlegenheid te verdryven verklaarde ik, dat ik hem tot Lid van myn Raad zou benoemen; ten einde hy, die alleen myne oogmerken fcheen te mistrouwen, op myne bedryven mogt agtgeevcn. De Vergadering kantte zich egter tegen deeze benoeming, op het aanftaan van den Heer panow, die verklaarde dat stephanow zich onbekwaam gemaakt hadt tot eenig vertrouwen van onzen kant, cn dat hy enkel, om hem van onze geheimen uit te fluiten, dit voorHel gedaan hadt. Want hy konde niet verbergen aanduidingen te hebben van verraad, beraamd door stephanow, fchoon hy nimmer verkoozen hadt den grond zyner bedoelingen nategaan: naardemaal hy het leeven en de eer van zyn Bloedverwant wilde fpaaren. Doch hy dreigde, dat, indien stephanow niet tocflemde in het ontvangen en uitvoeren deibevelen , die vervolgens ftonden gegeeven te worden, tot den dag van ons vertrek, hy zich verpligt rekende, alle middelen, hem mogelyk, in 't werk te flellcn om kennis te krygen van alle zyne bedryven, en dezelve der Vergaderinge voor te (tellen. Ik flond zeer verfleld den Heer panow in deezer voege te hooren fpreeken, in tegenwoordigheid van stephanow , die geen enkel woord daar tegen in- bragt.  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 5 bragt. De Vergadering verbaasde zich niet min en verzogt my, den Heer panow te noodzaaken om te zeggen wat hy wist; doch ik weigerde zulks, aanmerkende, dat ik veel eerbieds hadt voor de gevoelens van den Heer panow, en het onbepaaldst vertrouwen ftelde op zyne verklaaring. Nog- thans vroeg ik den Heer stephanow, of hy de bevelen zou ontvangen en gehoorzaamen ? Hier op gaf hy een toeftemmend antwoord; doch teffens voer hy fterk tegen my uit, en verklaarde dat ik aan den Heer panow myn leeven hadt dank te weeten. Hy riep deezen zynen Bloedverwant tot getuigen, dat hy geene bedoeling hadt om de belangen der Maatfchappy te verraaden; dat zyne wraak alleen perfoonlyk op my gemunt was; kwam ik om, voegde hy 'er nevens , het zou niet veel te beduiden hebben; dewyl hy wel verzekerd was, dat veelcn van het gezelfchap bekwaamer dan ik waren om het Opperbcvelhebberfchap te voeren. Hy betuigde, daarenboven, dat ik misbruik van myn gezag gemaakt hadt met levontiew te doen dooden: in welke zaak zyn Neef bedroogen was: dewyl ik bedoelde my met diens goed naa zyn dood te verryken. Deeze taal met veele verzekering uitgeboezemd, wekte de verontwaardiging op van den Heer kuzneczow, die den brief des overledenen aan de Vergadering aanboodt. De hand was terftond bekend, cn de inhoud regtvaardigde myn befluit. Deeze omftandigheid bragt egtcr geênc verandemg in de denkbeelden van stephanow tc wege, die zich cp het oordeel van God tusfchen hem cn my beriep. A 3 Dit  6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Dit oordeel is gegrond op eene gewoonte der Cozakken , die vastftellen, dat, twee gefchil hebbende in een tweegevcgt treedende in 't byzyn van getuigen, de overwonnene fehuldig moet verklaard worden. Dit zyn beroepen veroorzaakte eene verdeeldheid in de Vergadering. De verRandigRen waren van oordcel, dat zy met hun gezag moesten tusfchen beiden trecden en stephanow veroordeelen; doch de overigen twyfelden. In deeze verdeeldheid van begrippen oordeelde ik het raadzaam voor my zeiven te antwoorden, verzekerd dat het van het uiterRe aanbelang was dat ik betoon van moed liet blyken. Ik zeide daarom, dat ik zyne uitdaaging aannam en hem verzogt den volgenden dag ten tien uuren, twee mylen van onze wooning, te verfchynen. De Medegenooten (braken af ons te zullen vergezellen, onder het voorwendzel van een jagtparty. Dit voorval bragt eene vertraaging te wege in het geheel volvoeren van panows voorRel. Fly keurde het, cgter, raadzaam, stephanow in 't oog te houden cn poogde hem tot bedaaren te brengen; doch het onmogelyk vindende zynen Bloedverwant van gedagten te doen veranderen, liet hy hem over aan zyn ongelukkig lot. 'sMorgens deed ik myne fleede infpannen, en trok met de Heeren crustiew cn kuzneczow na de beflemde plaats. De Heer panow vergezelde zyn Bloedverwant; ten negen uuren was het geheele gezelfchap byeen, en men Relde vast, dat het gcfchil door een twecgevegt met een breed zwaard zou be- flist  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 7 flïst worden. Zo ras wy onze wapens ontvangen hadden, kwam hy met eene onvoorbeeldlyke roekloosheid op my aan. Ik keerde den eerften flag af, door tegen zyn zwaard te daan, 't welk in twee Hukken viel: op 't oogenblik trad ik te rug om hem te toonen, dat ik my niet wilde bedienen van het voordeel zyner weerloosheid. De ellendige trok toen een pistool uit, fchoot op my, doch zonder my eenig leed te doen dan een febampfchoot op myn flinker arm. Zyn verraadlyke toeleg verbitterde my dermaate dat ik op hem aanvloog, fchoon ik zag dat hy een tweede pistool in zyne hand hadt, 't geen egter weigerde. Ik greep hem aan cn fmect hem op den grond. De Medegenooten kwamen tcrftond toefchieten, en wilden dat ik hem zou afmaaken. Ik weigerde het, cn keverde hem in hunne handen over, verzoekende dat zy het keven van dien ongelukkigen wilden fpaaren; doch myn verzoek belette niet, dat zy hem op allerlei wyzen mishandelden. De Heer panow nam hem onder zyn opzigt, cn wy keerden weder na ons verblyf; waar ik een Raadsvergadering beftemde tegen zes uuren 's avonds; iutusfehen ging ik den Gouverneur bezoeken en hiëldt by hem het middagmaal. Ons gefprek liep over de ontwerpen van den Hettman. Ik liet niets agter wege om den Gouverneur te verflerken in de hoop om het Gouvernement van Ochoczk te bekomen. Naa den maaltyd riep Mevrouw nilow my ter zyde cn bcrigtte my, dat haar Dogter op de voltrekking van ons Huwelyk aandrong, en gevolglyk dat het van my afhing, den dag tot onze vercenïgïng te bepaakn; A 4 dat  ZE. 8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN dat zy, als ik 'er in toeftemde het op zich nam haar Man over te haaien tot het vieren van ons Bruiloftsfeest. Ik vondt my genoodzaakt tyd te winnen; doch kon geene andere reden voor idtfteJ bybrengen dan myn oogmerk om eerst eene reis te doen tot het vestigen myner nieuwe Volkplanting, een huis te bouwen, cn fchikking op myne huislyke zaaken tc maaken, op dat haare Dogter niet zou blootgefteld weczen aan de ongemakken van het jaargetyde en alles tot haar gemak in gereedheid mogt vinden. Naa cëh lang gefprek ftemde de goede Moeder myne retienen als volwigtig toe en bepleitte myne zaak by haare Dogter, tot welke zy my inleidde; doch, zo ras zy ons verliet, kwam alles op my aan, en het was niet .dan met moeite, dat ik de beminnelyke jonge Juffrouw overhaalde om in het uitftcl te bewilligen.  s3es GRAAVEN van BENYOWSKY. 9 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Verfcheide onderhandelingen, in de Vergadering tot het beraamen van den uittocht der Ballingen uit de flaaverny, 's .Z^vonds op den beftemden tyd verfcheen ik in de Vergadering waar de Heer crustiew, gcduurende myn afweezen, voorzat. Hy fprak my aan uit naam der geheele Vergadering, welke my het volkomen Gezag en het volftrektfte Bevelhebberfchap opdroeg. Ik nam hunne onderwerping aan, die verzegeld werd door een ondcrlingen Eed. Deeze plcgtigheid volvoerd zynde ftelde ik den Heer panow voor my te verklaarcn, wat stephanow bcwoogen hadt, om naa myn leeven te ftaan. In 't eerst verzogt hy my op dat Huk niet aan te dringen: dewyl hy zyn woord en eed aan stephanow gegeven hadt, fchoon hy niet wilde ontkennen, dat hy, in een lang gefprek, naa dit jongfte voorval, van hem de vryheid verwierf om de oorzaaken, waar uit die vyandfehap tegen my ontftondt, te ontdekken. Myne vrienden verklaarden allen cenftemmig, dat het noodig was den fnoodaart voor ons te doen verfchynen; waarop kuzneczow hem onmiddelyk ging haaien. Deeze ongelukkige man verfcheen voor ons A 5 nUt  io GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN niet alleen zonder eenige bedremmeldheid; maar zelfs met eene foort van ftoutmoedigheid, door welke hy my fcheen uit te tarten. Ik gaf den Heer crustiew een teken, die hem ondervroeg over zyne gevoelens en de oorzaaken, welke hem tot eene zo verregaande kwaadaartigheid tegen my vervoerd hadden. Zyn antwoord was: 9» Zints ik eerst uw Opperhoofd leerde kennen „ vond ik het onmogelyk hem die meerderheid te „ vergeeven, welke hy zich over ons allen aanmaa„ tigde. Myn nayver was dikwyls woedend; maar „ het vertrouwen, 't geen hy in my ftelde, bragt „ my doorgaans tot bcdaaren, en dikmaals heb ik „ myn eigen befluit in het te boven komen van „ myne natuurlyke aeiging die tot bcleediging ftrekte „ goedgekeurd. Ik hield my overtuigd dat ik de „ onlosmaakelykfle verknogtheid aan hem bezat, „ toen eene jalouzy my aangreep. Ik zag de be„ minnelyke Dogtcr des Gouverneurs, ik werd op „ haar verliefd, en de gewisfe verzekering van haar „ aanflaand Huwelyk met uw Opperhoofd deedt my „ zyn verderf zwecren. Gy weet het overige, myne „ Heeren, en ik betuig tegenwoordig, dat, fchoon „ zyne edelmoedigheid myn leeven gefpaard heeft, „ dezelve geene verandering in myne oogmerken „ maakt. Indien gy het, derhalven, van eenig aan„ belang voor u rekent zyn leeven te behouden, „ fpaart dan het myne niet!" Verfcheide Leden der Maatfchappye vertoonden hem zyne dwaasheid en laagheid; doch zyne antwoorden weezen alleen uit, dat in zyn geest wan-  des GRAxWEN van BENYOWSKY. n wanhoop heerschtc. Zyn toeftand deedt my gevoelig aan, en ik vervoegde my tot hem op eene vriendlyke wyze hem verzekerende, dat ik geen wraak tegen hem koesterde, fchoon hy regtmaatige redenen hadt om zich zeiven te befchuldigcn, wegens het gering vertrouwen, 't geen hy in my ftelde, vóór dat hy befloot tot den laagcn aanflag op myn leeven. Ik berigtte hem, dat ik waarlyk agting hadt voor de Dogter des Gouverneurs; doch haar niet beoogde ter Vrouwe te neemen, en dat gevolglyk zyn wanhoop ontydig was. Ik riep toen het geheele gezelfchap tot getuigen, wegens dc waarheid myner verzekeringen; waarop de ongelukkige stephanow voor my knielde, my duizendmaal verfchooning vroeg cn verzogt al het voorlcdenen te willen vergeeten. Ik beloofde hem de volftrcktfte voldoeningvan zyn verzoek, onder beding, dat hy zich met onbezweeke trouwe zou onderwerpen aan de bevelen der Maatfchappye: en met oogmerk om ten zynen opzigte zeker te gaan, benoemde ik drie Medegenooten om op hem te pasfen cn alle zyne bedryven gade te daan. Naa dat ik dus het genoegen fmaakte van dien Man weder tot bedaaren te brengen, bepaalde ik den tyd om weder zamen te komen op 's anderen daags 's morgens ten tien uuren. De Heer panow kwam reeds vroeg by my om my te bedanken voor de goedheid aan zyn ongclukkigen Vriend beweezen, en teffens voor hem verlof te vraagen om my te mogen zien. Ik ftond dit toe, te gewilliger om dat ik op dc braafheid van pa-  12 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN panow my geheel kon verhaten, stephanow verfcheen omtrent tien uuren, cn verzogt van my de herhaalde verzekering, dat ik geen oogmerk had om de Dogter des Gouverneurs te trouwen, 't welk ik met den grootften ernst deedt; toen begeerde hy, dat ik op 't oogenblik myns vertreks hem zou toeftaan haar weg te voeren. Mcdelyden met 's Mans ongelukkige omdandigheid, zo wel als de noodzaaklykheid om my zclven te dekken tegen de uitfpoorigheden zyner wanhoop, zette my aan om te belooven, naa hem vermaand te hebben om geduld te neemen, dat ik alle middelen zou aanwenden om zyn wensch te vervullen, zo verre deszelfs vervulling zamen mogt Hemmen met de genegenheid van de jonge Juffrouw. Deeze belofte Helde den armen Man te vreden, die daar op naa zyne gevangenis wederkeerde. De Heer panow omhelsde my, toen hy weggegaan was, hartlyk onder veele dankbetuigingen voor de moeite, welke ik nam om zyn Bloedverwant tot bedaarde zinnen te brengen. Het overige van den dag werd hefteed in orde te Hellen op den dienst myner Medegenooten, ten einde elk zyn post wel mogt waarnccmen. In den avond kwam de Hettman met verfcheide Kooplieden om hun eenige partyen op 't fchaakfpcl te doen verliezen, 't geen naar wensch gelukte, en geen gering voordeel aanbragt: want de winst bedroeg dien avond niet minder clan twee duizend en vyf honderd Roubels. Op den vierden ontving ik een Brief uit Nisney Oftrogg van een der Medegenooten, loginow ge- hec-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15 hecten, berigtcnde, dat drie Ballingen Van Vtrcliney Oftrogg befiooten hadden zich by my te vervoegen om in onze Maatfchappy te worden toegclaaten, fchoon hy zich verzekerd Meldt, dat zy niets anders bedoelden dan hunne vryheid te herkrygen door my te verraaden. Hy gaf zyn vermoeden te verdaan, dat deeze drie Ballingen kundfehap hadden van ons oogmerk, uit den mond van wylcn levontiew, en befloot zyn Brief met befchcid dat hy nevens sibaew befiooten hadden , welhaast, met alle de Medegenooten, by ons te komen. 's Anderen daags hieldt ik eene Vergadering om een Verzoekfchrift te ontwerpen aan den Gouverneur , tot het erlangen van een Schip om onze goederen en gereedfehappen na Lopattka over te voeren , cn daar onze bedoelde Volkplanting aan te vangen. Dit volvoerd zynde berigttc ik hun van de kort aanftaande komst onzer Medegenooten uit Nisney Oftrogg, en het ontwerp der drie Ballingen van Vercliney. Ten aanzien van 't laatfte befiooten wy hun te zuilen bekennen, dat wy, wel was waar, voortyds een plan gevormd hadden om te ontkomen uit de flaaverny; doch dat wy, zints de Gouverneur ons onder zyne befcherming genomen hadt, befiooten hadden eene nieuwe Volkplanting te Lopattka aan te leggen, en hun gevolglyk voorflclden daar in deel te neemen. Ik verzogt alle Leden met hun te fpreeken overeenkom (lig met deeze fchikking. Omtrent den avond vervoegde zich by my de Koopman krasitnikow, en ftelde my voor een verbintenis met hem aan te gaan, dat hy alleen onze Volk-  14 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Volkplanting van het noodige zou voorzien; beloovende ons tot twaalf duizend Roubels Credit te zullen geeven. Ik gaf hem te verftaan, dat ik over deeze zaak, van een algemeen belang zynde voor alle de Leden der Volkplanting, geen verdrag met hem kon fluiten, eer ik hunne toeftemming hadt; doch dat ik 'er niet aan twyfelde, van wegen de voordeden, die zulk een Credit ons fchonk. PvCeds fchildcrde deeze Koopman in zyne verbeelding de groote winften, welke zodanig een uitfluitend voorregt der leevering van het benoodigde hem zou fchenken. In de hoop om myn voorfpraak te koopen haalde hy een beurs met twee honderd Roubels uit zyn zak, welke by my drong aan te neemenik oordeelde het niet raadzaam zulks te weigeren: dewyl het te meer flrekte om myne oogmerken te dekken, en het gemeen in den waan te brengen dat de Volkplanting eerlang zou gebooren wordenJ Met dit zelfde oogmerk verzogt ik hem my eenige goede Timmerlieden cn Smits te bezorgen. Dc Hettman vroeg my den volgenden dag by hem door te brengen, hy ftelde my een hoop papieren in handen, behelzende zyne ontwerpen omtrent de Aleuthes Eilanden; uit welke hy my verzogt een Vertoogfchrift op te ftellen om het aan haare Keizerlyke Majefteit over te leveren. Het hoofd deezes Mans was vol van zo veele fchikkingen omtrent louter harsfenfehimmige ontwerpen, dat ik veel moeite had om hem eenige der grootfte onbeftaanbaarheden m zyn ftelzel te ontraaden; en misfehien zou ik daar m niet gedaagd wcezen, indien de Kanfelier ,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15 lier, die, geduurende ons gefprek binnen tradt, zyne overrcedingen niet met de myne gepaard hadt. 's Avonds kwam 'er de Familie van den Gouverneur, die, op myn verzoek, eenigen myner Medegenooten genoodigd hadt,onder welken zich de Heer stephanow bevondt. Ik hadt voor af de gelegenheid waargenomen om Juffrouw aphanasia over te haaien, dat zy haare gevoelens omtrent hem zou ontveinzen, 't welk zy beloofde, en ik kon op haar woord ftaat maaken. Dus fleeten wy den avond op eene zeer aangenaame wyze, en ik hadt tyd om verfcheide aanmerkingen te maaken op de zwakheid van 's Menfchen geest, als ik zag dat stephanow, die, nog kortlings zulke poogingen tot myn verderf aanwendde , my thans geduurig zyn Weldoener, zyn Befchermengcl, noemde. In 't na huis gaan vergezelde ik de Vrouw des Gouverneurs op haar verzoek, en vernam uit haar wat stephanow en aphanasia met elkander gefprooken hadden. Het kwam op eene volkomene Liefdensvcrklaaiïng van stephanow uit. Aphanasia hadt 'er op geantwoord, dat zy, nog geene genoegzaame gelegenheid gehad hebbende om hem te leeren kennen, zyn verzoek tot eene Egtverbintcnisfe niet kon inwilligen; maar tehoópen, dat met den tyd zyne verwagtingen een gunftigen uitflag zouden hebben. Zy verzekerde hem, dat zy geen afkeer hadt van zyn voorkomen; doch dat dc vervulling zyner hoope, zo te vreezen ftondt, groote zwaarigheden zou ontmoeten van de zyde haarer Ouderen, die iemand van middelen zouden begeert :i  i6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ren om haar toekomend welvaaren te verzekeren, en dewyl hy, een Balling zynde, geene bezittingen'kon hebben, het vinden dier zaake zeer moeilyk zou weczen. Zy betuigde hem verder, dat deeze hinderpaal alleen kon weggeruimd worden door myne voorfpraak, waarom zy hem raadde alles aan te wenden om myne vriendfehap aan te kweeken. Ik bedankte deeze beminnelyke Juffrouw voor haare goedheid, terwyl ik ten zelfden tyde het opregtfte leedweezen gevoelde op de bedenking, dat ik°het werktuig zou moeten weezen van haar toekomend verdriet, fchoon haare vriendlykheid voor een oogenblik deeze droeve denkbeelden uit mynen geest verbande. ACHT-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. i7 ACHTTIENDE HOOFDSTUK. Be Ballingen in gevaar van verraad. Zy tragten een Schip te krygen; doch vrugtloos. Krygsfchikking. Eindelyk ontwerp. X3y myne t'huiskomst berigtte my de Heer crustiew, dat dc drie Ballingen ivaskin, voladimir en puskarew, wegens welken ik aanfchryving uit Verchney gekreegen hadt, verfcheenen waren. ■ Den zevenden 's morgens kreeg ik een bezoek van den Heer stephanow, die my verveelde door zyne kruipende laagheden. Ivaskin met zyne twee Medgezellen kwam my zien. Het eerfte gefprek liep over hun lyden, hun afkomst, 't geen zy befiooten met pligtplecgingen cn de waarnceming dat zy lang genoeg in dc wereld geleefd hadden om gereed te weezen tot onderwerping aan een Opperhoofd zo verlicht als ik was; voorts betuigende, dat zy deeze verre reis hadden afgelegd met bereidvaardigheid, om hun leeven tot bevordering van myn belang op te offeren. Ik bedankte hun voor 't goede gevoelen, 't welk zy van my hadden; dctól verklaarde, dat ik, even ongelukkig zynde als zy. zeiven, langs gcenen anderen weg hun eenigen dienst kon doen, dan door ccnigermaate hun lot te verII. Deel. B zag-  18 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zagten; ten welken einde ik hun, indien zy het verkoozen, gaarne deel wilde geeven, in de voordcelen, welke onze vlyt cn arbeid in de nieuwe Volkplanting ons zoude kunnen bezorgen. Dit antwoord bragt eene zigtbaare verandering in hun gelaat te wege. Ivaskin gaf my te verftaan, dat zy een veel wyder ftrckkende hoop hadden opgevat, door eenigen hunner byzonderfle Vrienden onderligt zynde, van myn ontwerp om de Ballingen in vryheid te Hellen; de hoop om hier in mede te werken, was de eenige beweegreden geweest , dat zy zich tot my vervoegden. Op deeze verklaring ver¬ zekerde ik hun, dat wel is waar de ongelukkige ftaat der flavernye, in welken ik my bevond, zo wel als 't lyden van zulk een aantal braave Lieden, my, in den beginne, hadt aangezet tot het befluit om, welke gevaaren het mogte kosten, onze vryheid te herkrygen: maar dat ik, zints het Gouvernement ons zulke uitfleekende blyken van befcherming gegecven cn de middelen gefchonken hadt, om in een draaglyker ftaat te leeven, van befluit veranderd was en alle myne Medegenooten overgehaald hadt, om van die oogmerken af te zien; in gevolge waar van hun befluit geweest was, om met my in de oprigting der Volkplanting mede te werken. Ik voer voort met hun in 't breede te ontvouwen, welke voordeden wy ons van die onderneeming konden belooven; en ik gaf zulk een flreelend berigt van myne goede hoop op een gelukkigen nitflag, dat zy zich volkomen van de weezenlykheid deezes Plans verzekerd hielden. Ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 19 Verfcheiden onzer Medegenooten traden welhaast binnen, en het geheele onderhoud liep over de middelen door my aangewend, om onze Volkplanting gelukkig te maaken. Ik nam deeze gelegenheid waar om ivaskin af te vraagen, wat zyn befluit was? Hy antwoordde, dat de zaak een ryp beraad vorderde en in ge et* oogenblik kon afgedaan worden. Maar puskarew en voladimir verklaarden beiden dat zy zich, zonder eenig beding, by ons wilden vervoegen, en betuigden in de tegenwoordigheid van ivaskin, dat zy, wat hun betrof, befiooten hadden geene verdere gemccnfchap te hebben met iemand, die het fchelmsch ontwerp beraamd hadt om Vryheid en Vergiffenis te verwerven, door het vcrraaden van een aantal braave Mannen; verzekerende dat zy de reis met hem ondernomen hadden, met het volflrekt oogmerk om zyn ontwerp te verydelen, in gevalle onze uitzigten geweest waren uit Kamcliatka te outvlugten; zy voegden 'er ivaskins geheele Plan nevens. Deeze, zich ontdekt vindende, begon vergiffenis te fmeeken. Ik zeide hem alleen, dat het enkel denkbeeld van zo fhood eene ondernceming my overtuigde, dat hy geen flraffe kou ontgaan; fchoou ik, wat my zeiven betrof, dewyl myn gedrag geheel voor geen verwyt vreesde, tot vergiffenis zou kunnen Remmen, op voorwaarde, dat hy nimmer weder onder myn oogen kwam. Zo ras hy vertrokken was, begaf ik my, het niet raadzaam keurende my bloot te Rellen aan de onderneemingen van zulk een laagen fhoodaart, tot den Kanfelier, en ontdekte deezen ivaskins onderB 2 n^e-  ao GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN neeming. Dit berigt vergramde den Kanfelier derinaate, dat hy onmiddelyk naa den Gouverneur ging en een bevel verwierf, om ivaskin naa Verdmzy weg te zenden, met last om nimmer te Bohha weder den voet te zetten. In deezer voege liep de onderneeming af van deezen verraader. Myne Medegenooten wenschten my geluk over den gelukkigen uitflag; doch ik verzogt hun om niets van onze oogmerken tc ontdekken aan deeze twee Nieuwelingen: dewyl ik vooraf proeven wilde hebben van hunne opregtheid en trouwe. Op den achtften deedt ik de Hoofden onzer Maatfchappy vergaderen, cn ging zamen met hun naa de Kanfelary, om ons verzoek wegens het Schip in te leveren. De Gouverneur deedt het voorlcezen. 't Befluit des Raads was,om,daar het Gouvernement ons geen Schip kon verzorgen, ons met Baydars, eene foort van lange Boots te behelpen. Ingevolge hier van bepaalde men, dat een zeker aantal van deeze Vaartuigen aan ons zou bezorgd worden, die door verfcheide keeren af- en aan te vaaren, ons cicnzclfden dienst zouden doen als een groot Schip. Om vertraaging voor te komen beval de Gouverneur dat men de Vaartuigen onmiddelyk in gereedheid zou brengen, en deedt ten zelfden tyde my de vergunning van het Land Lopattka ter hand dellen , met verlof om 'cr myn werk, zo ras ik den tyd gefchikt oordeelde, aan te vangen. Dit Raadsbefluit, zo ongunftig voor onze belangen, verydelde onze hoope om een Schip, geheel te onzer befchikkinge, tc bezitten. Ik hield derhalven  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ai ven raad, waar in wy, naa veel overleggens, bepaalden , onder verfcheide voorwcndzelen , .onze Reis uit te dellen, tot dat 'er zich eene voeglyke gelegenheid opdeedt om een gewapend Schip , met geweld in onze magt te krygen, en door dat middel te ontkomen. Ten einde de uitvoering van dit ontwerp niet geheel van toeval te laaten afhangen, bepaalden wy den twaalfden een geheime Raadsvergadering te zullen houden; tot Leden van denzclven werden onmiddelyk benoemd : Ik zelve, als Voorzitter, en de Heeren crustiew, kuzneczow, baturin, panow, gourcsinin Cll wynbladtii. 's Anderen daags kwam sibaew , en locinow van Nisney Oftrogg, nevens twaalf Medegenooten . Ik at dien middag by den Gouverneur, cn naa den maaltyd gaf Mevrouw nilow my haar voorneemen te verdaan om een geheel Huis van hout te laaten vervaardigen, op dat het geplaatst mogt worden, waar ik in myne nieuwe Volkplanting zulks verkoos. Zy verzekerde my, dat ik my niet behoefde te bekommeren over de befehikking op myne huislyke zaaken, dewyl zy de geheele bezorging daar van op zich genomen hadt: want zy was van oogmerk, dat ten langden in de Maand Mey dc Egtverbintenis tusfchen haare Dogter en my zou ftand grypen. Dit uitftcl verdreef myne reeds opgevatte vrees. Ik bedankte haar uit al myn hart voor de goedheid deezer op zich genomene bezorging, en fleet voorts den dag in 't gezelfchap van dit waardig Huisgezin. 't Was zeer laat eer ik t'huis kwam; ik vond 'er een Brief van den Heer norin , bevelvocB 3 rend  22 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN rend Officier te Nisney , door sibaew gebragt. Deeze Fleer hadt my een voorraad van Pelteryen toegefchikt ter betaaling van de aan hem geleende fom. Hy wenschte my geluk met de verworvene gunst des Gouverneurs, met myn aanftaand Huwelyk, en befloot zyn Brief met zich in myne befcherming aan te beveelen. Den tienden fprak ik met de Perfoonen, benoemd tot de Raadsvergadering op den twaalfden, en de dag werd verder bedeed in de befchikking op onze Wapenen en Krygsvoorraad. In eene byzondere byecnkomst beraamden wy den volgenden dag eene fchikking op den Krygsdienst, in gevalle wy geweld zouden moeten gebruiken. AVy zouden ons in de drie volgende verdeelingen fchaaren. De Slinkcr vleugel, onder bevel van den Heer wynbladth. Dc Heeren kuzneczow, stephanow, sibaew, bielsky, en lopcsow, met dertien Medegenooten. In 't Midden Ik zelve, het Opperhoofd, de Pleeren panow, ruimin , weder, srebernicow, lo- ginon en baturin, met veertien Medegenooten. De Regter vleugel, onder bevel van den Fleer crustiew. De Aartsdiaken protopop, de Prins zadzkoy, de Heeren brandorp , novozilow, lapkin en volkow, met twaalf Medegenooten. Aan puskarew en voladimir, als mede aan ismaelow en bayarew, door den Heer stephanow voorheen aangebragt, befiooten wy onze oogmerken niet te ontdekken, dan naa dc volvoering. ■ Ten dien zelfden dage Helden wy vast, dat alle de Wa-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 23 Wapenen zouden gebragt worden in het Huis onzer zamenkomst, waar ze gelaaden zouden ftaan, doch om ze te bedekken agter een daar toe gemaakt befchutzel. 's Morgens ten acht uuren op den twaalfden kwam de beftemde Raadsvergadering zamen : waar ik voorftelde te overleggen wegens het middel om een gefchikt Schip te krygen, waar mede wy, zo ras de Haven door den dooy van ys bcvryd zou weezen, konden ontkomen. De Heer wynbladth was van oordeel, dat wy de gelegenheid moesten waarneemen als een Schip zeilree lag: wanneer de Capitein gewoon was 's avonds te vooren een gastmaal te geeven, by 't welk een gedeelte onzer Medegenooten moest maaken te komen, voorzien van vergiftigenden drank ; die toegediend moest worden laat in den'avond, zo dat men tc middernagt gemaklyk bezit van het Schip zou kunnen neemen: wanneer, op een gegeeven teken, allen aan boord moesten komen, en het Scheepsvolk dwingen, om zonder uitftel zeil te maaken. Zyn voorflag werd verworpen. De Heer gourcsinin was van oordcel, dat wy onze ontkoming moesten volvoeren met de ons verleende Booten, in welken wy van het eene Kurelle Eiland op het andere zouden kunnen vaaren, cn van daar op Japan, waar wy Hollandfche Schepen zouden aantreffen , om 'er mede naa Europa te komen. Men keurde zyn raad niet goed. Dc moeilykheid van het vaaren met deeze Booten in open Zee, ging vergezeld met het blykbaar gevaar om B 4 van  24 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN van den anderen af te gcraaken: daarenboven zou men, om op de vastigheid der Hollanderen te Nangafakay te komen, Japan moeten omzeilen, 't geen onuitvoerelyk gekeurd werd. De Heer panow betuigde dat hy, wegens zyne volftrekte onkunde in Zcezaaken, het niet zou waagen eenigen voorflag in te brengen; en verzogt my verder om te vraasren. De Heer katurin oordeelde, dat wy den Gouverneur een onthaal moesten geeven, ter gelegenheid van ons voorgewend naderend vertrek naa Lopattka, op 't welk wy alle de voornaamfte lieden der Stad moesten noodigen, en dat wy, middenin den nagt, hun moesten vatten cn vast houden als Gyzelaars, tot dat het Gouvernement toeltemde ons een Schip te geeven. Dit voordel werd desgelyks verworpen, als te zeer zamengeftuld in de volvoering, ja onmogelyk: dewyl dc Bezetting beftondt uit twee honderd en veertig Soldaaten , een getal veel fterker dan het onze, zou deeze het altoos in de magt hebben om ons te dwingen de gevangenen in vryheid te dellen; daarenboven bevonden 'er zich omtrent zeven honderd Cozakken in de Stad, cn het was niet waarfchynlyk, dat zulk een aantal gewapende Mannen zich niet zouden mengen in een twist van dergelyk eene natuur. Eindelyk rees 'er geen min onoverkomelyke zwaarigheid uit de Zeeofficieren in de Haven, die hunne Scheepslieden bchooreude tot de negen of elf Schepen toen in de Haven liggende, zouden kunnen verzamelen cn onze ontkoming onmogelyk doen worden. De  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 25 De Heeren kuzneczow en crustiew , drongen 'er op dat ik myn gevoelen zou zeggen. Dit deed ik door aan den Raad te vertoonen de ongelegenheden vast aan de Plans reeds voorgefteld. Ik overtuigde hun, dat alle pooging, by openbaar geweld onuitvoerelyk was en daarom niet moest beftaan worden, dan in den dringendden nood. Ik betuigde myne gereedheid om myn leeven te waagen; maar tellens van meening te weczen, dat onze zaaken zo flegt niet ftonden, dat wy alles op een hachlyken kans zouden laaten aankomen. Ik ftelde hun vervolgens, als myn gevoelen voor, om ons te bedienen van het vertrek des Pakctboots de St. Pister en Pmrius, die den vyftiendcn van Mey ftondt te vertrekken, en flegts bemand was met twee en twintig Matroozcn en vyf of zes Pasfagiers. Ik wilde daarom , dat tien of twaalf onzer Medegenooten zich als Matroozcn aan boord van dat Schip zouden verhuuren, en dat de Heer kuzneczow, een Koopman zynde, met den Capitein zou overeenkomen wegens het vragtgcld voor den Overtocht, wanneer l:y den Capitein ligt door beloften en geld zou overhaalen, om 's nagts, in ftilte eenige Baaien Pelteryen in tc neemen, onder voorwendzel van een Sluikhandel. Deeze fchikking zou den Capitein noodzaaken 's avonds de Haven uit te zeilen, en als dan zou het gemaklyk vallen, door middel onzer Booten aan boord te komen; in welk geval wy ons meester van het Schip zouden vinden zonder bloeclftorting; dewyl ons getal met dat der Scheepslieden zou ftaan als vier tot éch: vervolgens zouden wy B 5 de  GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN de Matroozen en Officieren in onze Booten kunnen wegzenden, en onze reis vervorderen. Het einde onzer raadpleegingen was, dat men myn voordel eenftemmig goedkeurde, en de Heer kuzneczow kreeg last om twaalf Medegenooten uit te zoeken, en te bezorgen dat zy toegang kreegen aan boord van dat Schip. In den avond vergaderde de geheele Maatfchappy en ontving het aangenaame nieuws, dat de maatregelen in onze onderneeming uit te voeren volkomen bepaald waren, zonder het leeven of de veiligheid van iemand in de waagfchaal tc dellen. Deeze verzekering vervulde ze allen met vreugde. Vervolgens gaf ik de Vergadering te verdaan, dat ik het noodig oordeelde eene Reis naa Lopattka te doen, om het algemeen gevoelen van onze daar bedoelde Volkplanting te verderken. Men bewilligde in dien voordag, waarop ik de Heeren stephanow, panow, wynbladth en zes anderen, benoemde om my te vergezellen. 's Anderen daags ontdekte ik myn bedoefde reis aan den Gouverneur, den Kanfelier en der Hettman. De Gouverneur gaf last, dat my een Bcvelfchrift zou mede gegeeven worden aan alle dc Tajons of Hoofden der Plaatzcn in Kamchatka, om aan my dcnzelfden bydand te verkenen als of hy zelve kwam. Mevrouw nilow beloofde voor myn reisvoorraad te willen zorgen en wy befteedden het overige van den dag om onze Sleeden gereed te maaken, en de Honden tot den tocht te voeden. NE-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. a7 NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Eene Reis naa Lopattka. Een Siberifche Waarzegger. Wederiocht naa Bolsha. JVIet vier Sleeden vingen wy, den veertienden van Maart, 's morgens ten zeven uuren, de reis aan: wy hielden ftil aan 't Pluis des Gouverneurs om te ontbyten en affcheid te neemen. De Zoon des Gouverneurs en Juffrouw aphanasia vergezelden ons tot Nichilova, waarnvy het middagmaal hielden by den Tajon, en voorts onze reis vervorderden tot Tfekawka, waar wy ons nagtverblyf by den Tajon namen. Hier vonden wy een Schaman, die zich voor Waarzegger uitgaf , en , volgens het begrip der Inwoouderen, met den Duivel gemeenfehap hadt. Ik was nieuwsgierig om ooggetuigen te weezen van de bedryven deezer bedriegeren, en hield daarom by den Tajon aan, dat hy den Schaman tot my zou brengen om my myn lot te fpellen: de Tajon deedt zyn best om hem tot het voldoen aan myne begeerte te bevveegen; een gift van zes Roubels haalde hem over. Toen de Waarzegger intradt deedt hy alle Vrouwen uit de Yourth gaan, waarop hy zich naakt uitkleed-  a8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kleedde, en zyn geheele lichaam met zyn eigen water beftreek. Toen kleedde hy zich in een lang kleed van getaande hondevellen, op zyn hoofd zette hy een muts met twee hoornen, en maakte een trommel voor zyn buik vast. Dus toegetakeld plaatde hy zich in 't midden van de Yourth , en draaide zich ééns rond, onder het roepen van kutti, kutui, kutuchta, en haalde een vies uit zyn zak, die hy gedeeltlyk uitdronk. Naa dit alles wierp hy zich op den grond neder, en bleef'er vyftien minuuten beweegloos liggen. Dien tyd vcrftrecken zynde begon hy een bcklaaglyk gefchreeuw te maaken; kort daar naa rees hy op, en doeg, uit al zyn magt, op de trommel, zonder eenige tusfehenpoozing, dan alleen nu en dan om aan zyn jammerend gefchreeuw meer kragt te geeven. De beweegingen, welke hy maakte , waren zo geweldig, cn zyn gefchreeuw zo fterk, dat, in 't einde, zyn mond, oogen, cn alle zyne leden eene duiptrekkende beweeging kreegen, fchriklyk om aan te zien. Een uur dus doorgebragt zynde in allerlei mogelyk verbeeldbaare trekkingen, ging de Schaman op den grond i i derzitien en begor/ zyne Waarzeggery met een fchorre en flauwe ftem; hy voorfpelde my: „ Gy zyt gekomen „ om uw lot van myn Geest te verdaan; hy zal „ uwe poogingen onderdeunen om den dood te „ wreeken van de geesten uwer Voorvaderen, door „ de Rusfen verflaagen. 't Is Kutuchta , die met „ u is. Gy zult het bloed uwer vyanden zien; gy „ zult gelukkig zyn op uwe reis; doch naderhand, ,, vvauneer gy bloed zult dorren, zal uw eigen vloeit » jen»  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 29 „ jen; doch het zal dierbaar zyn aan de geesten uwer Vaderen!" Deeze woorden'uitgeboe- zemd hebbende viel hy in flaap, en de Tajon deedt hem in een afgezonderde Yourth brengen. Op myne vraag welk vogt deeze gewaande Waarzegger gedronken hadt? berigtte my de Tajon, dat het een aftrekzei was van Muchomor, eene foort van Champignon, die een dronkenmaakende kragt bezat. Hy verzekerde my dat dezelve fterk genoeg was om den Schaman zomwylen drie of vier dagen, naa dat hy den drank gebruikt hadt, te doen flaapén; waar uit ik beflöot dat dc Muchomor in uitwerking veel gelykheids hadt met Opium. Dit zeldzaam , doch geenzins vrolyk fpel geëindigd zynde, ging ik ter ruste. 's Volgenden daags bereikten wy Kurinka, een Dorp uit niet meer dan acht Yourths beftaandë: wy moesten 'er blyven tot dat een ftorm met fneeuwjagt, die ons alle ©ogenblikken dreigde te bedelven, over was. 't welk veroorzaakte dat wy niet voor den zestienden te Compak kwam, een Dorp aan den voet van den Berg Opala. De Tajon van deeze plaats boodt my verfcheide ftukken Koper-erts aan en eenige ftukken Lapis Lafuli. Den zeventienden diep ik tc Ozemaia, een Dorp op den oever eener Rivier van dien zelfden naam, die zich in het Meir Kaïille ontlast. Den achttienden kwamen wy te Tontina , een Dorp van de Knulles. Dc Tajon ontving ons zeer hartlyk, en beloofde ons te zullen vergezellen in het bezigtigen des geheelen Lands van Lopattka; doch  30 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN doch vry laat en zeer vermoeid daar komende, fielden wy alles uit tot den volgenden dag. Op deezen bragt de Tajon zyne Familie byonsin, en bood ons zyne Schepen aan om de Kaap rond te zeilen; want hy verzekerde ons, dat het Oostlykst gedeelte van Lopattka veel vrugtbaarder was, dan 't geen hy bewoonde. Maar dewyl ik befiooten hadt my in dier voege te gedraagen, dat ik het Gouvernement overtuigde van mynen weezenlyken toeleg om eene Volkplanting in deezen oord op tc rigten, ftelde ik voor te land te reizen tot het Meir Kuil, en verzogt den Tajon om een Gids. Hy boodt daar toe zynen dienst en dien zyner Zoonen aan. Wy verreisden 's morgens ten negen uuren, en waren niet voor 's avonds laat aan den kant van het Meir, wy trokken Oostwaards langs den oever tot wy een wooning der Kuillen bereikten, waar wy den nagt verbleeven. 's Anderen daags zetten wy onzen koers naa den oorfprong van eene kleine Rivier, welke in het Meir valt en bykans ter halver wege gelegen is tusfchen de Kaap Lopattka en het Meir zelve. Hier hadden wy het geluk eene vry aangenaame vlakte aan te treffen: doch, dewyl dezelve nog met fneeuw bedekt lag, kon ik over dc gefteltenis van den grond niet oordeelen. Ik vergenoegde my met eenige tekens op te rigten om de plaats der Stad, die ik ftond te bouwen, af te baakenen, ik maakte ccne aftekening van de plaats, alles met oogmerk om my des tc meer te verzekeren van het goed gevoelen des Gouverneurs en der andere voornaame Inwoonderen. Wy keerden van hier langs den  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 31 den kortflen weg naa Tontina te rug en bereikten die plaats in den avond. Naa een korte nagtrust , verzogt ik, 's anderen daags, den Tajon, dat hy my twee Baydars, zou bezorgen, in welke ik, met een zagt windje uit den Noordwesten, de Kaap, in zeer korten tyd, rondzcilde. Het Eiland Schoumtskoy in 't gezigt hebbende bcdoot ik aan de Noordwestzyde te landen, en 'er den nagt over te blyven: dewyl 'er geen wind was, en ik de Lieden niet wilde vermoeijen met roei jen. Op den twee en twintigden Revende ik na het Eiland Poromufir; en vermids de wind na't Oosten liep, bedoot ik over te deeken na het Eiland Anfigonone, gemeenlyk Alaide geheeten. Wy verlieten Poromufir 's morgens ten tien uuren, en kwamen op Alaide omtrent ten vier uuren, hier diepen wy Op de fneeuw, zonder eenig ander bed dan onze beerenhuiden. Het fchoone weer en de Zuidweste wind 's anderen daags 's morgens bragt my in bekooring om ter zee naa Bohha weder te keeren; doch, dewyl ik myne Sleeden en verder Rcistuig by den Tajon van Tontina gclaaten had, bedoot ik den Heer panow , in een der Vaartuigen derwaards te zenden, op dat hy daar mede de reis naa Bohha zou aanneemen. Naa diens vertrek ging ik, 's morgens ten elf uuren, onder zeil, en duurde Noord-noord-oost aan; een frisfe koelte deedt ons veel wegs afleggen. Omtrent vyf uuren 's avonds bereikten wy de Haven van Lopattka, waar wy, met veel moeite, binnen geraakten ;  32 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ten; dewyl wy het ongeluk hadden om by den ingang aan den grond te zeilen. 's Morgens ten vier uuren daken wy van Lopattka af, en voeren het drand langs, tot wy 's naamiddags ten drie uuren, op de hoogte der Haven van Bohha en te Tchekavka, een Baay aan den ingang , ten anker kwamen: want de Rivier nog met ys bezet zynde konden wy te water niet verder. Ik zond aan den Tajon om Sleeden, cn, eenige gefchenken aan de Kurelles van Tontina gegeeven hebbende, vertrok ik naa Bohherezk, waar ik den vyf en twintigden, 's morgens ten drie uuren, uit dc Sleede dapte. Myne wederkomst verbaasde den Heer Crustiew, die my berigtte, dat de Vrouw des G ouverneurs bevel gezonden hadt aan den Tajon van Nifchilow, om haar de weete te doen van myne aankomst aldaar: dewyl zy bcdootcn hadt een plaifierparty te maaken om my te gemoet tc trekken. Maar het nieuws, 't welk my de grootde voldoening fchonk, was, dat alles in rust bleef, en niemand langer twyfelde aan de wcezenlykheid van ons ontwerp. Ik ging te bedde; dan vermids ik voorhad den Gouverneur te verrasfen door by hem tc verfchynen met myn plan, gaf ik bevel my ten zes uuren te wekken. Ik dond op en tekende myn Plan, met den aanleg onzer tuinen, 't welk, over 't geheel, geen ongevallig vertoon maakte. Ten tien uuren was het in gereedheid, en ik ging onmiddelyk myne opwagting maaken by den Gouverneur. De Sergeant, die dc wagt hicldt zag my van verre en  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 33 en gaf 'er kennis van aan den Gouverneur en diens Familie, die ik reeds op de ophaalbrug vondt. Zeer voelde ik my getroffen over de wyze waarop zy my ontvingen. De Gouverneur nam my met zich in zyne kamer en hoorde het verhaal myner reize; doch op het zien van myn Plan kon hy zyne vreugde niet bedwingen. Dy merkte aan, dat de onderneeming, in de daad, een der gelukkigde invallen was, die iemand ooit gehad hadt, en twyfclde niet of haare Keizerlyke Majcdeit zou haare goedkeuring geeven als zy het Plan zag, gepaard met zyn vertoog van de omdandigheden daar mede vergezeld. Geheel vervuld met dit ontwerp zondt hy om den Kanfelier en den Hettman, om zyne gedagten aan hun mede te deelen: terwyl hy my intusfehen by zyne Dogter liet gaan, om aan zyne lieve aphanasia een verdag te geeven van myn wedervaaren. Deeze beminnclyke jonge Juffrouw ontving my met die verrukking, welke de opregthcid en openhartigheid van haar Character haar niet toeliet te bedekken , en haare agtenswaardige Moeder deelde in haare vreugde. Men hieldt my ten middagmaaltyd. Geduurende myn verblyf ten huize des Gouverneurs had ik geen tyd om te letten op 't geen 'er in myn binnende omging. De veelvuldige vraagen van den Gouverneur, den Kanfelier en den Hettman, die ik voeglyk moest beantwoorden, namen myne aandagt geheel in. Maar, zo ras de maaltyd gedaan was, ging ik heen, onder voorwendzel, dat ik eenige rust moest neemen; doch 't was 'er verre af. Want, II. Deel. C t'huis  34 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN t'huis komende kon ik de angstvalligheid, welke my aangreep, niet verdraagen, en was buiten (laat om eene menigte van bedenkingen, die op my aandrongen, af te weeten. Elke dag bragt het oogenblik der volvoeringe van myne onderneeming nader. Dankbaarheid en de verbintenis, welke ik aangegaan hadt met de Familie des Gouverneurs, deeden my verwyt by verwyt: want ik voorzag klaar, dat myn vertrek gevolgd zou worden van den ondergang van hem en zyne Familie: naardemaal het Flof aan hem alleen de misdaad zou wyten, dat hy my de middelen ter ontkoming bezorgd hadt. Deeze bedenkingen krecgen te meer gewigts door de overweeging, dat onze onderneeming, fchoon wel beraamd, kon mislukken, in welk geval 'er geen ander redmiddel overbleef dan om de fterkte aan te vallen, en door verrasfing te vermeesteren: een redmiddel, 't welk niet te werk kon gefteld worden zonder het bloed te waagen van hun, die zich zo grootlyks over myn welvaaren bezorgd getoond hadden. 'tWas blykbaar, dat de Gouverneur, die my zyn vertrouwen gefchonken en my met zyne vriendfehap vereerd hadt, op zyne beurt myne grootde erkentenis verdiende; maar, aan den anderen kant, zou ik, als het Hoofd eens Manfchaps myneedig worden en het leeven onwaardig, als ik de belangen der Maatfchappy in gevaar bragt of verzaakte. Zodanig waren myne overleggingen, welke ik aan den Heer crustiew, een Man van verdand, en myn opregte Vriend, mededeelde. Dezelve gehoord hebbende omhelsde hy my, onder de verzekering, dat  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 35 dat hy, uit hoofde van myn Charadter, altoos bedagt geweest was voor dit hachlyk tyddip, dat hy my oneindig verpligt was voor het vertrouwen , 't geen ik in hem delde, en dat hy zyn gevoelen vry uit zou zeggen. Hy ftondt toe, dat het Hof myne ontkoming aan den Gouverneur zou wyten, indien men 't zelve berigt gaf van de voordeden, welke hy my verleend hadt; doch dat de Kanfelier en de Hettman 'er desgelyks in betrokken zynde, 'cr geen twyfel aan viel, of zy zouden het verdag in dier voege opdeden , dat het Hof niets te weeten kwam van 't geen ten mynen voordeele gedaan was. Hierom mogt ik vry alle bezorgdheid laaten vaaren; inzonderheid, daar myne vcrpligtingen aan den Gouverneur niet in vergclyking konden komen met myn Pligt aan dc Maatfchappy verfchuldigd. Zodanig, zeide hy, was zyn denkbeeld ten opzigte van onze ophanden zynde ontkoming; maar, in gevalle wy ons genoodzaakt mogten vinden om met geweld ons dezelve te verfchaffen , dan moest het gevolg weezen, of dat wy allen omkwamen, of het Landfchap vermeesterden. Indien het laatfte gebeurde, dan zou het in myne magt (taan den Gouverneur onder myne befcherming te neemen, die ongetwyfeld dezelve met genoegen zou aanvaarden, om dus de dralfe te ontkomen; en dat ik, by onze aankomst in Europa, middel zou vinden.om mynen dank aan hem en zyne geheele Familie te betoonen. Deeze redenen, hoe zwak zy waren, dienden te myner gerustftelling, en ik bemerkte duidelyk, dat C a eeue  36 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN eene ziel, gereed om tot wanhoop over te (laan, zich gereed laat opbeuren. Zy die dit verhaal leezen, mogen over myne zwakheid of flerkte oordeelcn. Toen de Heer crustiew ontdekte dat myne bekommerdheid geweeken was, delde hy voor eene Raadsvergadering te beleggen , welke wy op elf uuren van dien avond bepaalden. TWIN-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 37 TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Een gevaarlyke verdeeldheid onder de Ballingen. De gevolgen van dezelve. D e voornaamde Medegenooten kwamen by een. De Heer kuzneczow berigtte my, dat by gedaagd was in tien Jaagers cn twee Inboorelingen van Kamchatka , op welken hy kon vertrouwen, onder het Scheepsvolk van de Paketboot de St. Pieter en Paulus geplaatst tc krygen; dat hy desgelyks met den Capitein was overeengekomen, wegens zyn overtocht naa Ochoczk, als mede over het aan boord neemen en heimlyk medevoeren zyner Koopwaaren. Dit berigt van den gevorderden daat onzer zaaken gaf my de grootde voldoening. 's Morgens, den zes en twintigden, ontving ik van Mevrouw nilow eene uitnoodiging voor my en myne Vrienden om haar te vergezellen in een Sleede-tocht. Wy gingen, diensvolgens, by den Gouverneur, en toogen met hem cn zyne Familie uit, vergezeld door den Kanfelier en den Hettman. Op den afdand van twee mylcn van de oevers van de Bohha, digt by den ingang gekomen, hielden wy dil, en bezagen eenige huizen nicuwlings en vry net van hout vervaardigt!. Naa de bezigtiging betuigde C 3 my  38 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN my Mevrouw nilow, dat ze voor my en haare Dogter beftemd waren, 'er by voegende, dat zy oordeelde bet haar, als Moeder te pasfen ons Muizen en Huisraad te fchenken, daar haare Egtgenoot ons Land hadt gegeeven. De Gouverneur, die, tot deezen tyd, onkundig geweest was van 't geen zyne Vrouw ondernomen hadt, keurde het ten eerden goed, en beval den Kanfelier werklieden aan te Hellen om alles te voltooijen. De Heer stephanow, die 'er by tegenwoordig was, en alles hoorde wat 'er omging, kon niet nalaaten by den Heer crustiew aan te merken, hoe by duidelyk zag, dat ik hem bedroog, cn de geheele Maatfchappy zou bedriegen; dit gezegd hebbende reedt hy met zyn Sleede weg. De Heer crustiew verborg dit gefprek voor my, alleen zeggende, dat hy genoodzaakt was naa huis te keeren: onmiddelyk hier op verliet hy ons; zo dat ik alleen bleef met den Heer baturin, die nevens my den Gouverneur naa huis vergezelde, en daar bleef eeten. Naa het middagmaal verzogt de Heer sibeaw my te fpreeken, en onJerrigtte my dat ik noodzaaklyk t'huis moest komen; • dewyl de Heer stephanow een gevaarlyken opftand verwekt hadt. Ik zondt hem te rug met verzekering, dat ik, zonder verwyl, zou komen. Doch daar het noodig was aan den Gouverneur eenige reden te geeven van myn fpoedig vertrek, verhaalde ik hem openlyk, berigt ontvan! gen te hebben, dat dc Heer stephanow weder een vlaag van krankzinnigheid gekregen hadt, die myne tegenwoordigheid vorderde. Juffrouw aphanasia zei-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 39 zeide openlyk, dat zy de ongefteldheid van dien Man kende, en zich verzekerd hieldt dat dezelve geheel niet gevaarlyk was. Het kon niet baaten, dat ik haar een teken gaf dit onderwerp niet verder te roeren : dewyl zy 'er geen agt op doeg; maar zy vervoegde zich tot my, zeggende: Gy gaat u waagen ten voordeele van een ongelukkigen fnoodaart, die u het leeven zoekt te bencemcn! waar op zy in traanen uitborst. Deeze woorden wekten 's Gouverneurs nieuwsgierigheid, die 'er opheldering van vroeg. Waar op ik hem een eenvoudig verhaal gaf van myn tvveegevcgt met stephanow, en liet niet naa op te merken, dat zyne vyandfehap tegen my ontdondt uit zyne liefdedrift voor Juffrouw aphanasia. Op dit onderrigt verzogt dc Gouverneur my,dat hy stephanow in gevangenis mogt zetten, waar hy wel middel zou weeten om hem wyzer te maaken. Ik ftond 'cr nogthans op, dat het in myne magt zou gclaaten worden hem t'huis gevangen tc neemen, en drong tevens aan op de noodzaaklykheid van dit gezagbetoon, om de ondergefchiktheid te bewaaren onder Lieden bedemd tot de nieuwe Volkplanting. Hy bedoot, daarom, my die magt te verkenen, en de Kanfelier voegde 'er by, dat het zeer voegelyk was my toe te laaten dit myn gezag tc betoonen. Den Gouverneur in dccze gefteltenis aantreffende verzogt ik deeze magtverkening in gefchrift, de Kanfelier delde dezelve op, en de Gouverneur tekende tcrftond. Deeze verrigtingen beletten my om zo fpoedig t'huis te komen als ik anderzius zou gedaan hebben. c 4 r,y  40 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN By myne aankomst vond ik meer dan vyftig Soldaaten of Cozakken, rondfom onze woonnoen, in gefchil met myne Medegenooten. Ik kreeg onmiddelyk berigt, dat de Heer stephanow, naa een gefchil met den Heer crustiew, een Soldaat geroepen badt dien hy eerst in 't oog kreeg, en hem verzogt om byftand: want dat ik hem anders ten dood zou brengen, en dat hy geheimen te ontdekken hadt aan dc Kanfelary. De Soldaat hadt anderen geroepen, en verfcheide Cozakken kwamen stephanow ter hulpc, die reeds door onze Medegenooten was opgedooten. De Soldaatcn drongen 'er op , dat hy in vryheid zou gefteld worden, en poogden eindelyk met geweld in onze wooningen te dringen, weshalven onze Medegenooten zich genoodzaakt vonden dc wapens op te vatten om geweld met geweld te weeren. Ik vroeg daarop of iemand hunner fchrift kon leezen? Een Corporaal antwoordde, ja. Ik liet deezen de Magtsveriëening door den Gouverneur en den Kanfelier getekend leezen; waarop hy my verfchoóning verzogt, en teffens, dat ik den Gouverneur van het gebeurde niets zou zeggen; Ik beloofde hem tc zullen zwygen; en hier mede nam dit ongenoegen een einde. Zo ras ik binnen trad, onderrigtte de Heer crustiew my, dat hy gelukkig den Heer stephanow gevolgd was, overtuigd dat deeze Man het verwekken van onlust in 't hoofd hadt; maar dat hv, hem niet kunnende innaaien voor dat hy reeds t'huis was, de Heeren kuzneczow en gourcsinin met zich nam. Deeze drie traden by stephanow in, dien  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 41 dien zy bezig vonden met fchryven. Op 't zien dier Heeren borst hy uit in vloeken en bedreigingen te gevaarlyk om door vrienden gehoord te worden, en bedoot met hun te verklaaren, dat hy onmiddelyk zou heenen gaan, en 't geheele verraad aan den dag brengen. Deeze omdandigheden weczen duidelyk uit, hoe zeer die dolle man te vreczen was. Zy poogden hem te vatten; doch hy toonde derk genoeg te zyn om de Heeren crustiew en gourcsimin om ver te werpen, en niettegendaande de Heer baturin zyn best deedt om hem vast te houden, was hy de deur uitgeraakt, en wekte de Soldaaten op om zamen te komen, te zyner vcrlosdngc: want hy verhaalde hun, dat de andere Ballingen hem poogden te vergeeven, en dat hy geheimen van verraad te ontdekken hadt aan de Kanfelary. De Heer crustiew merkte verder op, dat zy, terwyl de Soldaat naa de Stad liep, stephanow bonden en in verzekering hielden; doch de menigte, vervolgens zamengekomen, en de vryheid van stephanow vorderende, zagen zy zich gedwongen de wapenen op te vatten, terwyl sibeaw tegen over den gevangenen dondt, met last om hem 'te dooden, zo ras 'er gefchooten werd. Dit verhaal bragt my in vrecze voor het leeven van deezen elendigen; waarom ik my haastte de bevelen aan sibeaw gegecven , te veranderen; naa 't welk ik, vrcezende dat de Gouverneur 'er kennis van mogt krygen , den Heer crustiew last gaf wi hem tc onderrigten van het voorgevallene; en C 5 voorts  42 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voorts de geheele Maatfchappy deedt zamenkomen. Wy wagtten alleen naa de wederkomst van den Heer crustiew om onze onderhandeling te beginnen; hy kwam ten laatden, en bragt het goed nieuws, dat de Gouverneur my geheel meester liet van den Gevangenen , en de ftraffe op zyn misdryf pasfende; doch dat hy, ten aanzien van de Vergadering der Soldaaten en Cozakken, bevel zou geeven dat niemand , in het toekomende, onze kwartieren zou naderen , met oogmerk om geweld te pleegen, onder bedreiging van vyftig knoutdagen, cn drie maanden ■arbeids aan de openbaare werken. De Heer crustiew leverde my deeze goede tyding over, in de volle Vergadering, en zo ras hy zitting genomen hadt, vroeg ik hoe wy met stephanow zouden handelen? De meet derheid was'er voor om hem met den dood te draffen, als een Man bekwaam tot buitenfpoorigheden, die vroeg of laat de Maatfchappy in gevaar zouden brengen, en drong 'er op, dat het beter was het leeven van zeven en vyftig Perfoonen te behouden door één enkel perfoon op te offeren, inzonderheid een misdaadigen. Ik kon, nogthans, in dit befluit niet toedemmen, uit hoofde van myne verknogtheid aan den Heer panow, wien de gevangene in blocdvcrwantfchap bcftondt, en die niet by ons was. Ik wendde daarom alles aan wat ik kon, om hun over te haaien tot het uitdeden der regtspleeging tot diens wederkomst; doch de Vergadering fcheen te onvreden, en drong 'er op dat ik het doodvonnis over hem zou uitfprce- ken.  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 43 ken. 't Gelukte my, ten laatften, hunne vrees, door een list, tot bedaaren te brengen. Ik ftelde voor, dat stephanow voor ons zou gebragt en door de geheele Vargadering, wegens zyn misdryf, befchuldigd zou ' worden, dat men vervolgens het vonnis des doods over hem zou dryken: doch in ftede van Vergif zou ik hem alleen een Braakmiddel geeven; de uitwerkingen van 't zelve zouden hem doen geloovcn, dat zyn einde naby was. Ik verzekerde de Vergadering, dat dit oogenblik zyne bekeering zon uitwerken, en dit oogenblik zyn lot beflisfen en hem overtuigen, dat leeven of dood zou afhangen van zyne bekeering of volharding in zyne misdaadige oogmerken. Myn voordel vond ingang by de Vergadering. Ik zond, derhalven, vier gewapende Medegenooten om den Gevangenen: middelcrwyl was een Braakdrank gereed 'gemaakt. By zyne aankomst vertoonde hy zich voor ons met zekere onverzaagdheid; maar, het glas met vogt op tafel ziende, werd hy dood bleek. Eer eenige vraag aan hem gefchiedde, werd het Bevel des Gouverneurs hem voorgeleezen, en daar hy diens Hand kende liet men hem het fchrift zien, op dat hy ten vollen overtuigd mogt weczen van dc egtheid. Naa deeze voorbereiding bragt ik hem onder 't oog, dat zyn eerde wanbedryf niets meer aanduidde dan eene boosaartigheid tegen myn Perfoon; en daarom was hem vergiffenis gcfchonken; doch het tegenwoordige geval van zodanig eene natuur zynde, dat de geheele Maatfchappy gevaar liep, het niet in myn vermogen was de Wet-  44 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Wetten onzer Inrigtinge te veranderen, en dat ik hem gevolglyk aan het oordeel moest overleveren. — De Heer crustiew ftelde daar op al zyne welfpreekenheid te werk, om deezen ongelukkigen zyne misdryven onder 't oog te brengen, en zyne verblindheid voor zyne eigene belangen. Dit vertoog deedt den elendigen stephanow in traanen fineken, hy beleedt de zwaarfte ftratfe verdiend tc hebben. Elk der aanweezenden boezemde eenige woorden van fmaad en veragting over hem uit; en dewyl dit eenigen tyd aanhieldt,bczwecm de arme stephanow en viel op den grond. Door geest van Salamoniac en Azyn kwam hy weder tot zich zeiven. Terwyl hy in zwym lag, delde dc Heer crustiew het vonnis op. Weder bekomen zynde hoorde hy 't zelve met de uiterde ontroering aan; doch op de laatdc woorden; ,, om deeze redenen wordt gemelde ste„ phanow veroordeeld het vogt in dit glas tc drin„ ken, dat 'er de dood op volgc," bezweemhyvoor de tweede keer. Weder tot zich zclven gekomen verzogt hy my tc fpreeken, op de vergunning hier van, vroeg hy my verfchooning, wegens zyne misdryven, en hem, zo 't mogelyk was, te ontheffen van dit vonnis, belooveude dat hy zyn leeven en bloed zou opofferen in myn dienst. Hy verklaarde toen openlyk, dat zyn ongeluk ongctwyfcld eene ftralFe was van gods hand, dien hy vertoornd hadt door het onderdaan van een Fluwelyk aan tc gaan, fchoon hy reeds getrouwd was aan eene Vrouw, toen in Rusland leevende. Hy voer voort met de vcrklaaring, dat hy, van dit oogenblik af, de dwaasheid  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 45 heid zyner liefde afzwoer, welke hem Vervoerd hadt om zyn leeven op eene elendige wyze te eindigen. — Wanneer, eindelyk, deeze ongelukkige gedwongen werd het vogt te drinken, fmeckte hy de geheele Vergadering om medelyden en genade; doch te vergeefsch, dezelve drong aan op de volvoering van 't vonnis. Dus verzekerd van de bepaaldheid des genomen beduits nam hy het glas in dc hand; maar, 't zelve aan zyne lippen brengende, ontzonk hem weder moed en kragt, hy viel in de armen van sibeaw en eaturin neder, die het glas greepen. Op nieuw bekomen weende hy bitter, en verzogt andermaal de Vergadering om vergiffenis. De byzonderheid van den toedand, waarin ik hem befchouwde , maakte myn medelyden gaande: en dewyl 'er reden was om te vree zen dat het drinken, fchoon 't niet meer dan een Braakdrank was, hem van het leeven zou kunnen bcrooven, door fchrik, trad ik tusfchen beiden om voor hem vergiffenis te verwerven: deeze werd verleend, onder voorwaarde, dat hy gevangen zou blyven tot ons vertrek. Hy demde hierin toe ; dan dewyl hy zo zeer was afgemat, drong de Vergadering 'er niet op dat hy de onderwerping zou tekenen. Naauwlyks hadt hy kragts genoeg om my voor myne befcherming met korte woorden te bedanken , of hy bezweem ten derden maal. Ik liet hem by den Heer crustiew brengen , waar de Heer meder hem eene aderlaating deedt; doch deeze voorzorg behoedde hem niet voor eene geweldige ziekte, die hem aangreep en het bedde deedt houden tot den  46 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den tyd van ons vertrek. Dit voorval hieldt ons bykans den geheclen nagt bezig, en de Vergadering fcheidde een weinig voor het aanbreeken van den dag. Den zeven en twintigden ontwaakte ik vry laat, en dit belette my om myne opwagting, gelyk ik beloofd hadt, 's morgens by den Gouverneur te maaken. Juffrouw aphanasia kwam my zien en befchuldigde my over dit verzuim. Zy ontbeet met my en den Heer crustiew; waarop zy vertrok, gelukkig, op 't berigt dat ik niets meer van stephanow te vreezen hadt. Omtrent den middag kwam de Heer panow by my. Deeze waardige Medegenoot, onderrigt van het belang, 't geen ik genomen had in de behoudenis zyns Bloedsvriends, viel my om den hals en bedankte my voor myne toegevendheid. Vervolgens verhaalde hy my ontdekt te hebben, dat stephanow een plan gefmeed hadt om de Dogter des Gouverneurs weg te voeren, en ten dien einde zich verbonden met ïsmailow en boscarew, nevens zes anderen, die befiooten hadden Kamchatka te verlaaten; maar dat hy uitgedeld hadt my van dit ftuk te verwittigen: dewyl ïsmailow en boscarew hem verzekerd hadden , dat zy geen dap verder zouden doen, zonder hem des kennis te geeven. De Heer panow prees my deeze twee Mannen aan, als zeer gefchikt om aan boord dienst te doen, uit hoofde van hunne bedreevenheid in zeezaaken. Naa het middagmaal ging ik met den Heer panow een bezoek by stephanow afleggen. Deeze ongeluk-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 47 lukkige verhaalde hem het laatst gebeurde, waarin hy niet naliet de fterkde woorden te gebruiken overeenkomdig met zyn misdryf. Met eenig genoegen hieldt ik my overtuigd van de opregtheid zyner bekeeringe. De Heer panow gaf hem zyne gevoeligheid over het misdryf te kennen, en raadde hem zyne dankbaarheid aan my in 't vervolg te toonen. Wy vertrokken welhaast: dewyl wy 's Mans verlegenheid niet wilden vermeerderen. Ten mynen huize deeten wy voorts den avond genoeglyk. EEN  4» GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf in onderhandeling met den Capitein van een Schip. Voorbereidzeh lot de /leeds naderende volvoering des Plans. Heer kuzneczow vroeg my, den acht en twintigften, afzonderlyk te fpreeken; waarom ik verzogt, dat de Heeren crustiew, panow en anderen , die zich by my bevonden, zouden heen gaan. Hy berigttc my dat csurin, Capitein van het Schip de St. Pieter cn Paulus, hem gezegd hadt niet naa Ochoczk te willen gaan, uit hoofde van zyne fchulden, en uit vreeze voor de gevolgen van een Pleitgeding tegen hem in het Admiraliteits Hof, waar van de uitflag, indien het ten zynen nadeele werd uitgeweezen, hem tot het werken in de Mynen zou veroordeelen. Hy wilde, derhaïven, tot de Reis niet verdaan, dan op voorwaarde, dat de Heer kuzneczow hem zekerheid verleende voor drie duizend Roebels, cn beloofde by de Admiraliteit verlof te verwerven, dat hy Capitein mogt weezen op een Koopvaardyfchip. De Heer kuzneczow merkte op, dat deeze ontdekking zyn plan geheel verydeld hadt : dewyl hy geen daat kon maaken op de inwilliging van een ander Capitein, in gevalle csurin het Bevel-  dés GRAAVEN van BENYOWSKY. 49 Velhebberfcbap aan iemand anders overgave. - Dit verhaal ontzette my, in den eerden opflag; doch, crndig de omdandigheid van den Capitein csurin overwoogen hebbende, begreep ik dat 'er zich eenige grond van hoope opdeedt, om hem over te haaien in myne belangen. Onvenvyld deelde ik myne bedenkingen aan den Heer kuzneczow mede ; hy vondt ze gegrond; maar bragt als eene zwaarigbeid in, dat csurin zo derk gebegt was aan een Meisje in Kamchatka, dat hy nimmer zou bewilligen, om, zonder haar, dit Gewest te verlaaten. Ik nam deeze zwaarigheid weg door aan te merken, dat hy het Meisje met zich kon voeren; hiertegen wist kuzneczow niets te zeggen. Naardemaal ik wenschte van Capitein csurins gevoelens onderrigt te worden door met hem tc fpreeken , verzogt ik den Heer kuzneczow hem by my tc brengen, en dien Man, in algemeene bewoordingen , toe te zeggen, dat hy alles zou doen, wat noodig mogt zyn om hem dc verzogte dienden toe te brengen. Toen de Heer kuzneczow vertrokken was, vervoegde ik my by den Heer crustiew , die verfcheide onzer Medegenooten by zich hadt. Ik verhaalde hun onbewimpeld het gehoorde en het befluit door my genomen. Maar ik vond hun volflrekt overtuigd, dat ik in myn ontwerp niet zou flaagen. Naa den middag kwam de Heer kuzneczow, met de boodfchap, dat Capitein csurin welhaast by my zou weezen, Ik ging na huis en hadt even tyd om Thee gereed tc doen maaken. Hy verzogt II. Deel. D dui-  5o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN duizendmaal verfchooning, wegens de vryheid, welke hy genomen hadt, om by my te komen, en vroeg te mogen weeten, of ik ook iets te Ochoczk te zeggen had? dewyl hy het bevel voerende over dc St. Pieter en Paulus 'er zich gaarne mede zou belasten, en dat ik op zyne vaardigheid, in het volvoeren myner bevelen, ftaat kon maaken. Op deeze aanbieding gaf ik ten antwoord, dat ik, ten oogmerke hebbende eenigen Leeftogt en andere Goederen over te voeren, ten diende myner Volkplantinge, gebruik zou maaken van zyne vriendlyke aanbieding, en hem twee duizend Piasters ter hand zou ftellcn, om ze te beftceden aan zodanige Koopwaaren als ik hem nader op zou geeven. Ik voegde 'er by, dat, indien het in myn vermogen was hem eenigen dienst te doen, hy degts te fpreeken hadt : dewyl ik wist dat de Heeren in den Zeedienst zich wel eens genoodzaakt vonden, deeze en gecne zaak te onderneemen om de onkosten goed te maaken, welke zy noodwendig moesten doen om in ftand te blyven. Ik hoopte daarom, dat hy zich niet zou belgen over de aanbieding van die fom tot dat einde. De opene en onagterhoudende wyze, waarop ik deeze aanbieding deed, fcheen hem te treffen, en zyne houding overtuigde my, dat ik geen moeite zou hebben om de zaak met hem te vinden. Ons ge- i ° fprek werd afgebrookeu door het inbrengen van de Thee; doch zo ras dezelve was weggenomen, hervatten wy het onderhoud. Ply begon met my een berigt te geeven van het Pleitgeding 't geen hy met de Admiraliteit hadt, en hier op neder kwam. Ca-  des GRAAVEN van BENYOWSKY, 51 Capitein lewascheff hadt een Regtsgcding tegen csurin begonnen, wegens het verwekken van een opftand onder het Scheepsvolk van het Schip de St. Catliarina, op den Tocht van 't jaar MDCCLXIX. Verfcheide Matroozen verklaarden, dat csurin oorzaak was van het overzeilen des boots in 't midden van de Rivier Bohha, waarin zich Capitein kreniczin toen bevondt, en dewyl de Capitein te dier gelegenheid verdronk, hadt men een Regtsgeding tegen csurin aangevangen. Zyne verklaaring van de zaak fchonk my dofs genoeg om hem te overtuigen, dat hy gewis veroordeeld zou worden. Myne redenen fchcenen hem zo wel gegrond, dat hy verklaarde zich ziek te zullen veinzen om het Bevelhebberfebap over het Schip te ontgaan. Dit befluit noodzaakte my hem in zyne tweede verfchansfmg aan tc tasten; dat deed ik door hem te toonen, dat het uitdcl zyns vertreks hern niets zou baaten: dewyl de Raad, ziende dat hy beflooten hadt niet weder te keeren, den Gouverneur van Kamchatka zou afvorderen hem onder bewaaring over te zenden, zo dat hy door dit bcdryf alleen eenige maanden uitdel zou winnen; naa welke de verwarde daat zyner zaaken nog grooter zou weezen dan te vooren. Hy erkende de gegrondheid deezer bedenking, en verzogt my hem te zenden na myne nieuwe Volkplanting, of, ten minden te bewerken, dat hy mogt gezonden worden na de Aleuthes Eilanden , waar hy het overige van zyn ongelukkig leeven wilde eindigen, Deeze laatde woorden fpreekende, borst hy uit in traanen , en betuigde dat hy leeven en goederen D a zon-  52 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zonder fmart zou opofferen; maar dat zyne genegenheid voor eene jonge Dogter, met welke hy leefde , zo groot was, dat hy de gedagten van haar te verlaaten niet kon verdraagen. Naa deeze belydenis, verzogt hy my medelyden te hebben met zynen toeftand, en hem met myn raad en befcherming te dienen. Ik beloofde ernftig op zyne zaak te zullen denken; doch merkte op, dat het eenigen tyd zou vorderen ryplyk te overweegcn wat best gedaan was. Ik gaf hem nogthans myn woord, dat ik hem uit zyne verlegenheid zou helpen; maar drong 'er teffens op, 'als eene voldrekte voorwaarde, dat hy zyn toedand aan niemand anders zou ontdekken, en het niet in de gedagten neemen om het Bevelhebberfchap des Schips neder tc leggen. Hy zwoer dat hy zich naar myne onderrigtingen zou fchikken, en hier op fcheidden wy van elkander. Dan, dewyl ik het noodig keurde, door eenig onmiddelyk voordeel, hem aan myne belangen te verbinden, riep ik hem te rug en delde een zak met vyf honderd Roebels hem ter hand, met verzoek, dat hy die wilde aanneemen om een gefchenk voor zyne Juffrouw te koopen. Hy weigerde zulks eerst; doch ik drong aan op het aanvaarden, met te verklaarcn, dat, zo hy voldandig bleef in zyne weigering, ik niet zou gelooven, dat hy waarlyk aan myne belangen verknogt was. Fly nam myn gefchenk aan, en ik was verheugd met de zaak zo verre gebragt te hebben. By den Heer crustiew wederkeerende, onderrigtte ik de Maatfchappy van de goede gefchiktheid des Ca-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 53 Capiteins, en men Rondt niet weinig verftcld over de fchielykheid van de vorderingen, welke ik maakte. In gevolge hier van befiooten zy zich niet meer te zullen verzetten tegen myne befluiten in het toekomende ; maar mét geduld cn bedaardheid den uitflag te zullen afwagten. Ik verzekerde hun van myne bereidvaardigheid om alles van mynen kant te doen, en beloofde niets te zullen verzuimen om het welgelukken van myn Plan met alle omzigtigheid te bewerken. Ik merkte op dat door deeze fchikking, het oogenblik der uitvoering gemaklyk zou weezen, mits wy ons niet genoodzaakt vonden onze maatregelen te verhaasten, in gevolge van het verraad van een onzer Medegenooten, of eene ontdekking van de zyde des Gouvernements. Deeze laatde bedenking bewoog den fleer panow te verzoeken, dat ik ten minden aan de Vergadering het Plan zou opgeeven, 't geen ik zou volgen, in gevalle wy ontdekt of aangevallen wierden, als wy zulks het minst vermoedden. Op deeze Heilige vraag oordeelde ik best te antwoordden, dat myn befluit van de omflandigheden zou afhangen en de maatregelen door het Gouvernement genomen: zo dat het onmogelyk was, op dat oogenblik, myn bepaald befluit te zeggen. Maar dat ik, ondertusfehen, de Maatfchappy vermaande niet ontzet te weezen als het 'er op aan-, cn ons iets verrasfends overkwam; doch ftandvastig te blyven by het voorneemen om volmoedig tc derven. Ik voegde 'er by, dat ik, om alle verrasfmg te voorkomen, middel beraamd hadt om zekere berigten te krygen D 3 van  54 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN van eiken Hap, dien het Gouvernement tegen my mogt neemen; en dat, mits wy maar éénen nagt tyds hadden, ik inftond voor het in bezit neemen des Kastcels cn der Bezettingc; naa 't welke ik my verzekerd hieldt dat de Stad het niet zou kunnen uithouden ; naardemaal dezelve allerwegen blootftond voor het gefchut des Kastcels. Dit antwoord voldeedt panow; dan 't gaf gelegenheid tot een breedvoeriger gefprek, waar in ieder zyn gevoelen te verdaan gaf, en de geheele Vergadering herhaalde eenpaarig de betuigingen van ftrikte gehoorzaamheid in het hachlyk oogenblik. In verliet het gezelfchap om den avond aan 't huis des Gouverneurs door te brengen; waar men my, volgens gewoonte, als een Huisgenoot ontving, en het was omtrent middernagt eer ik t'huis kwam. Op den negen en twintigften hieldt ik my met den Heer meder bezig, in het vervaardigen van drie Petarden, om ze te gebruiken, als de omdandigheden het mogten vorderen, dat wy de poorten van het Kasteel of van de Kanfelaary met geweld moesten openen. Onder den arbeid dagt ik op de zaak van Capitein csurin, bekooktc myn plan, en liet hem tegen den avond by my verzoeken. Voor het middagmaal bezogt ik den Heer stephanow, wiens koorts den voorgaanden dag toegenomen was. Ik vond hem redclyk. Ply maakte veel verontfchuldigingeu,wegens zyne aandagen tegen myn Perfoon, en fcheen opregt berouw hier over te hebben. Ik poogde daarom hem op te beuren, door hem te verzekeren, dat het altoos in zyne magt zou daan myne  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 55 myne agting en vricndfchap te behouden, zo lang hy afliet zyne beledigingen te hervatten. Zyn antwoord bedondt in herhaalde betuigingen van beterfchap in zyn volgend gedrag, 't geen my bevestigde in het goed gevoelen van hem gevormd. Ik ging naa den middag na huis om Capitein csurin op te wagten, die ten vyf uuren kwam. Hy begon het gefprek met beloften en verzekeringen van zyne overgegeevenheid aan mynen dienst, begeerende te weeten wat ik, ten zynen op- zigte, bepaald had: waar op ik antwoordde. Voor eerst, dat ik van hem vorderde het Bevelhebberfchap over het Schip te blyven behouden, en naauwkeurig zich te gcdraagen ovcrecnkomdig met de fchikking met den Heer kuzneczow gemaakt. — Ten anderen, dat ik hem, by zyn vertrek, zou laaten weeten, wat hem te doen ftondt, doch dat ik, voor tegenwoordig, hem alleen kon berigten, dat de Heer kuzneczow de zaaken in dier voege zou beleggen, dat, op den tweeden dag naa zyn vertrek het Schip lek zou worden, 't welk eene voldoende reden zou opleveren om ten anker te gaan, 't geen hy te Lopattka zou doen. Intusfchcn beloofde ik hem des Gouverneurs toedemming te zullen verwerven, dat hy vryheid zou bekomen, om zich onder ons neder te zetten. Ik merkte aan dat dit my dc eenige lodyke wyze toefcheen, om de reis na Ochoczk te ontwyken; cn voorts, ten aanzienc van zyne wooning onder ons en zyn Huwelyk deed ik hem toezegging van twee duizend Roebels , cn de plaats van Capitein over het Krygsvolk. D 4 Myn  56 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Myn voorflag behaagde hem, en hy verbondt zich by eede, alle byzonderheden flipt te zullen naakomen. Hy boodt zelfs nan een verbindend gefchrift deswegen te tekenen, en het met eedc te bekragtigcn. Dit ftuk afgehandeld zynde, liet ik hem gaan, en haastte my om den Raad zamen te roepen, en deezen het nieuws van myn gelukkig flaagen mede te deelen. En, daar ik het noodig oordeelde, den Capitein csurin niet uit het oog te verliezen, beval ik den Heer kuzneczow zich met hem te verbinden en hem fteeds gezelfchap tc houden. TWEE  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 57 TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Toebereidzels tot het vertrek. Juffrouw aphanasia ontdekt het oogmerk der Ballingen. D e Heer crustiew en de Fleer panow werden, op den dcrtigften, aan 't hoofd van vyf en twintig onzer Medegenooten afgevaardigd om by den Gouverneur te verzoeken, dat het hem mogt behaagen den tytel van Befchermheer onzer nieuwe Volkplanting aan te neemen. Zy hadden tevens last om hunne opwagting te maaken, by den Kanfelier en den Hettman, behelzende een zelfde verzoek, dat zy andere Tytels, betrekkelyk tot onze Volkplanting , wilden aanvaarden. Eindelyk moesten zy ook gaan by de Magiftraat der Stad, om hun byftand en gunst voor de nieuwe Volkplanting te verzoeken, die den naam van Nilovaga zou. draagen, ter cere van den Gouverneur. Zy volbragten deezen drievoudigen last, en keerden weder met de tyding, dat zy een gunftig onthaal ontvangen hadden van alle de Heeren, door hun gefprooken. 's Anderen daags kreeg ik eene bezending van dc Magidraat der Stad, my berigtende, dat zy myn ingeleverd opdel gundig ontvangen hadden, en dat zy, uit hooide van het nut en de dienden, welke D 5 de  58 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN de Ploofdftad van ons vlytbetoon verwagtte, ons eene verzekering lieten toekomen, dat alle de' Kinderen , welken in onze nieuwe Volkplanting zouden gebooren worden, de Regten zouden hebben van Burgers van Bolsharezk. Den brenger deezer boodfchap een gefchenk gegeevcn hebbende, verhaalde ik ons goed geluk aan de Vergadering, die zich zeer vermaakte over dit Blyfpel van myn maakzcl. Naardemaal ik wist dat de Schepen tusfchen Ochoczk en Kamchatka vaarende , doorgaans niet meer dan tien of twaalf Vaten waters mede namen, beval ik , op den eerden van April , den Fleer solmanow , twintig of vyf en twintig Vaten te koopen, en dezelve naa Cfekawka te brengen, naa ze wel verzorgd te hebben, onder voorwcndzcl van ze te zullen gebruiken om Zout van Zeewater te maaken. Omtrent tien uuren ontving ik een boodfchap van Juffrouw nilow, dat zy my in den naamiddag begeerde te fpreeken, verzoekende dat zy my alleen mogt vinden : dewyl zy my iets van aangelegenbeid hadt mede te deelen. Vennids ik veronderftelde dat het laatde gedeelte van dit verzoek eene enkele aartighcid was , verwagtte ik , in geenen deele, iets buitengewoons; en myne verbaazing, by de uitkomst, was te grooter: daar ik geen de minde reden had om te veronderdellcn dat zy iets van myne oogmerken ontdekt hadt. Juffrouw nilow kwam 's naamiddags ten drie uuren. Haare ontroering by de intrede overtuigde my, dat zy zeer aangedaan was. Op 't zien van my zweeg zy een oogen-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 59 oogenblik en borst kort daar op in traanen uit, wierp zich in myne armen, zeggende, dat zy ongelukkig was verlaaten. Haare zugten en traanen bragten te wege, dat het langer dan een kwartier duurde eer ik een zamenhangende rede vernam. Ik was zeer ontroerd over haaren toedand, cn delde alles te werk om haar tot bedaaren tc brengen: maar dit viel zeer bezwaarlyk: dewyl ik geheel niets wist van de oorzaak haarer ontfteltcnisfe. Zo ras zy ecnigzins tot bedaaren kwam, verzogt zy my de deur te duiten, op dat niemand ons mogt dooren. Ik kwam, dit verrigt hebbende, te rug, cn verzogt haar nedergeknicld, my de oorzaak van haaren tegenwoordigen toedand te ontdekken, 't geen zy deedt met my te berigten, dat haare Dienstmaagd haar gezegd hadt, hoe een zeker Perfoon, ivan kudrin geheeten, een myner Medegenooten, haar den voordag gedaan hadt om in zyn lot te deelen, met byvoeging hoe hy gereed dondt om met my na Europa te vertrekken, waar hy hoopte haar in een voordecligeu dand tc plaatzen. De Meid hadt haar dit eerst verteld; doch, daar zy my niet bekwaam agtte tot zulk een laag en verraadlyk gedrag ten haaren opzigte, begeerde zy het uit diens Mans eigen mond tc verneemen; waarop zy dc Dienstmaagd overhaalde een byeenkomst met kudrin te bedemmen, om hem breedvoeriger uit te hooren, terwyl zy het agter een gordyn kon beluisteren. Op deeze wy/e was zy overtuigd geworden van haar ongeluk cn myn verraad; dat zy my de verlegenheid, om dit te verneemen zon befpaard hebben; indien zy, u't  6o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN uit overtuiging dat zy niet langer kon leeven naa zulk eene oneere, niet verlangd hadt om my 't laatst vaarwel te zeggen. Dit vermeld hebbende viel zy in zwym; en, Ichoon ik zeer ontroerd en verlegen was over deeze ontmoeting, ftorid ik niet verlegen, om, geduurende haare bezwyming, een plan te ontwerpen. Toen deeze beminnelyke jonge Juffrouw weder bekwam, vroeg zy my, of ze geloof moest geeven aan 't geen zy gehoord hadt? Ik wierp my voor haar neder, en verzogt haar my met bedaardheid te hooren cn te oordcelen, of ik te befchuldigen ware dan niet? Zy beloofde dit, en ik fprak haar in deezer voege aan. „ Gy zult u, myne Waarde, herinneren het be„ rigt 't welk ik u gaf van myne Geboorte en den „ Rang dien in Europa bekleedde. Ik vertcgenwoor„ dig my de traanen, welke gy, te dier gclegen„ heid , dortte. Flet ongeluk van In Kamchatka „ gebannen te zyn, zou, zints lang, my gedwon„ gen hebben om my van Dwinglandy tc ontheffen, „ door den dood, indien de kennis aan u en uwe ,, genegenheid jegens my, my niet wederhouden hadt. ,, Ik heb voor u geleefd, en, indien gy in myn ,, hart konde leezen, ben ik verzekerd, dat ik uw ,, Medelyden zou verdienen: want de bezitting van „ uw Perfoon is voor my zo noodzaaklyk gewor„ den als myn Beftaan en myne Vryheid. De Vry„ heid, van welke ik fpreck, is die niet, welke uw waarde Vader my gegeeven' heeft; maar duit in „ zich het bezit van myn Staat cn Rang. Ik heb „ ge-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 61 „ gehoopt op 't bezit van uw Perfoon, met oog„ merk om u gelukkig te maaken, door u deel te „ geeven aan myne Middelen en myn Rang. Deeze „ oogmerken kunnen in Kamchatka niet bereikt wor,, den. Welk een Rang kan ik fehenken aan myne „ Beminde dan die van een Balling? De gunstbe,, wyzen van uwen Vader kunnen kortftondig wee,, zen. Diens Opvolger kan, binnen kort, alles ,, herroepen, en my weder dompelen in den Haat van „ lyden en veragting, waar uit ik voor eenige oogen,, blikken gered was. Verbeeld u, myne Vriendin, ,, het leed en de wanhoop, die my zouden aangry„ pen, als ik u Deelgenoot zag van myne vernede,, ring en ongenade; want gy weet wel, dat de „ Rusfen de Ballingen aanmerken als eerloozen. ,, Gy hebt my gedwongen tot deeze verklaaring „ van myne oogmerken, in welken ik my geheel „ heb laaten beduuren door de neiging en de ver,, knogtheid van myn hart. Ik delde de mededee„ ling aan u uit; maar ik zweer u dat dit myn be- ,, duit was." „Waarom dan, viel zy my in de reden, ,, hieldt gy uw oogmerk voor my verborgen? voor my, die gereed ben u tot de uiterde grenzen des aardbodems te volgen" ? Deeze verzekering, bemoedigde my om voort te gaan, en deeze lieve Maagd in myne belangen over te haaien. Ik betuigde haar, deswegens, dat ik daar in alleen wederhouden was door de vrees, dat zy myne voordagen zou weigeren aan te neemen, uit hoofde van haare gehcgtheid aan haare Ouderen; maar dat ik thans niets uit dien hoofde te vreezen hebbende, haar kon be-  62 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN berigtcn, dat ik, myn oogmerk zynde Kamchatka te verlaaten, bedooten had haar mede te voeren; dat ik, om haar des te overtuigen, gereed was den Heer crustiew te roepen, die de waarheid zou bevestigen. Op deeze verzekering omhelsde zy my, cn f'meekte my haar het mangel aan vértrouwen te vergceven, tellens haare bereidvaardigheid om my te volgen vcrklaarende. Ons gefprek die hoogte van vertrouwlykheid gekreegen hebbende, verzogt ik haar alle vrees te laaten vaaren. Veelvuldig waren de proeven, die ik nam van haar beüuit, en de uildag overreedde my ten vollen, dat ze ten eencmaal bedooten hadt in myn lot tc deelen. 't Geheim dus zeker zynde, door haare belofte om het onfehendbaar te zullen houden, ontrustte my niets meer dan de ontdekking aan haare Dienstmaagd gedaan. Ik gaf myne vrees aan Juffrouw nilow te kennen, die ze verbande door my te verzekeren, dat haare Dienstmaagd te zeer aan haar gehegt was om het geheim te ontdekken, dat zy daarenboven geweldig verliefd was op kudrin, zo dat zy indondt voor haare trouwe. Zo aangenaam eindigde ons gefprek, fchoon het begin zeer ontzettend was; en ik ontving de betuigingen van verknogtheid en getrouwheid van een hart geheel kunstloos en opregt. Mejuffrouw nilow vertrok eerst ten zes uuren. Terdond zond ik om kudrin , dien ik wegens zyne onvoorzigtigheid en wanbedryf bedrafte, en onder 't oog bragt aan welk een groot gevaar hy de geheele Maatfchappy hadt blootgedeld. Ik beloofde hem  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 63 hem tcffens dat ik zyn misdryf niet zou ontdekken aan de Vergadering; doch drong 'er op dat hy, in 't vervolg, zich zou vvagten om iets verder van den ftaat onzer zaaken aan de Dienstmaagd van Juffrouw nilow te ontdekken. Ik beloofde hem om zyne ongerustheid te doen bedaaren, dat ik de zaaken in dier voege zou befchikken, dat hy de Dienstmaagd kon mede neemen. Deeze arme Knaap werd, toen ik myne befchuldiging begon, met groote onfteltenis bevangen, viel voor myne voeten neder, fmeekende om genade: dewyl hy veronderftelde, dat ik hem aan 't oordcel van de Maatfchappy zou onderwerpen, van welke hy niets anders dan den dood te vreezen hadt. Maar, op myne vriendlyke bejegening , rees hy op, kuschte myne hand, en zwoer my eene eeuwige trouwe. Wat my betrof, Ik was wel voldaan dat ik my uit die benarde omftandigheid gered en de zaaken op een goeden voet gebragt hadt. Toen kudrin vertrokken was, ging ik na den Heer crustiew, die 's morgens gehoord hebbende van Juffrouw nilows beoogd bezoek en my zo laat ziende uitgaan, meende met my daar over te moeten boerten. Maar zyn vrolyke luim veranderde welhaast in verbaasdheid, als hy vernam wat 'er gebeurd was. Hy hieldt zich verzekerd, zeide hy, dat ik gebooren moest weezen onder een gelukkig Gedarnte, en dat niets kon mislukken onder zulke gundige voortekens. Ik lachte om zyn geestdrift, fchoon ik waarlyk gevoelig was over 't goed Geluk, 't welk zo veele onaangenaame toevallen van my hadt afgewend. Me-  64 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Mevrouw nilow verzogt my, den tweeden, te ontbyten, en afzonderlyk te fpreeken, zy vroeg my wat ik haar üogter gedaan had die gewoon was blygeestig t'huis te komen; maar nu, zints gister avond, Reeds in traanen zwom. Ik vond my zeer verlegen om deeze zwaarigheid te beantwoorden: in 't eerst wist ik niets beter te zeggen, dan dat Mejuffrouw nilow my een geheim hadt medegedeeld, 't geen haar alleen betrof, dat ik het onder het zegel van geheimhouding wist, 't geen ik niet vermogt tc breeken. Mevrouw njlow lachte om deeze verontfchuldiging, en liet vervolgens haare Dochter roepen, welke zy verzogt my te willen ontdaan van de opgelegde geheimhouding, op dat ik vryheid mogt hebben, om het op gister tusfchen ons voorgevallene te verhaalen: waar op zy antwoordde, dat zy het geheel op myne voorzigtigheid liet aankomen, en dat indien ik het noodig oordeelde vryheid van fpreeken had, fchoon zy 'er by tegenwoordig wenschtc te weczen, om te weetcn of ik de waarheid fprak. Ik verhaalde daar op, dat iemand met oogmerk om my gehaat te maaken in dc oogcu van Mejuffrouw aphanasia , haar onderrigt hadt, dat ik niet van den Griekjehen Godsdienst was, en overgehaald om my te vraagen, of ik tot dat Geloof wilde overgaan? dat zy, diensvolgens , my dien voordag twee dagen geleeden gedaan hadt; waar op ik antwoordde, dat ik, fchoon, myns oordeels, alle Godsdienstbclydcnisfen dezelfde waren, niet befluiten kon eenige verandering in de myne te maaken; cn als zy aanmerkte, dat dit myn be-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 65 befluit de voltrekking van ons Huwelyk zou kunnen beletten , gaf ik tc verltaan , dat wy dan zonder fchande zouden ftervcn : dit trof baar zeer, en onze vriendlyke zamenfpraaken hielden op, tot eene tweede gelegenheid zich opdeedt in verdere Verklaaring. Ik voegde 'er by , dat ik , in onze laatfle zaïnen.komst, myne hoop tc kennen had gegeevcn, dat Méjuffrouw aphanasia in 't vervolg min vertrouwen zou flellen op aanbrengers. Mevrouw nilow, met geduld myn verhaal aangehoord hebbende, beflrafte haare Dogter, dat zy zich met zaaken van den Godsdienst bemoeide; cn betuigde tc hoopen, dat haare voorzigtighcid in het toekomende zich z< u wagten voor zodanige buitenfpoorigheden. Zy vertrok , en liet ons in vryheid. Ik bediende my van deeze gelegenheid om tic jonge Juffrouw te vet* Herken in haar befluit, en zy verzekerde my, dat ik volkomen gerust kon weczen ten opzigte van haare Dienstmaagd, die, zo zeer als zy zelve ons veilig in Europa wenschtc te zien. Wy eindigden het onderhoud met een gefprek over het geluk, 't welk wy zouden genieten , wanneer wy ons in volkomene vryheid zouden vinden. Naa dit alles vertrok ik, beval een algemcene zamenkomst op den vyfden tc' houden, cn bezogt den Heer stephanow, die drie etmaal geyld hadt cn wien daarom blaartrekkende middelen toegediend waren. & Deel. £ DRIE  66 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DRIE EN TWINTIGSTE FIOOFDSTUK. Verfcheide Handelingen. De Kanfelier ontvangt berigt van het beftaan der Ballingen. Des Graaven poogingen om de gevolgen van die ontdekking voor te komen. D e Fleer solmanow bragt, op den derden van April , twee en twintig Vaten en verzondt ze na Tfekawka. De Fleer kuzneczow berigtte my, dat hy een vat Brandewyn gekogt hadt voor zeven honderd en tachtig Roebels, welke ik tcrRond betaalde. De Heeren baturin en wynbladth die last hadden om Zoutcvisch tc bezorgen, hadden twee Vaten voor Visch gereed gemaakt, cn één vat met Traan; doch zy konden niet meer dan vier honderd cn vyftig ponden Meel bekomen. 's Volgenden daags zeide my de Heer kuzneczow , dat Capitein csurin aan boord zou gaan om het Schip gereed te maaken; dat gevolglyk onze Medegenooten , in Scheepsdienst getreeden , gereed moesten zyn om op den zevenden te vertrekken; als mede dat hy, om op de verrigtingen van Capitein csurin te letten, bcdooten hadt zich fchcep te begeeven. Ik Remde in zynen voordag , hem ernflig aanraadende alle aandagt te werk te Rellen om de zaak hem toe-  des GPvAAVEN van BENYOWSKY. 67 toevertrouwd, te vervorderen; doch zicli tevens gereed te houden om, op het eerde opontbod, weder te keeren. Ten einde onze verftandhouding te zekerder mogt gaan, beval ik hem een vertrouwd Inboorehng van Kamchatka te Mikutka te plaatzen, om myne raadgecvingen en bevelen aan hem over te brengen. Jk kreeg, in den avond, tyding dat de Gouverneur zich ongefteld bevondt. E)c Byeenkomst, op den vyfden bepaald, ftelde ik tot den avond uit : dewyl ik noodzaaklyk den Gouverneur moest bezoeken. By myne komst in het Kasteel vond ik de geheele Familie zeer bedroefd, en den Gouverneur krank aan een geweldig kolyk. Ik gaf hem een weinig Extract van Alöe met Brandewyn en had het genoegen van te zien, dat hy omtrent den middag in daat was om te wandelen. Hy bedankte my voor den beweezen byftand, en verzogt dat ik hem eenigen voorraad wilde bezorgen van het Geneesmiddel, 't welk hem zo veel dienst gedaan hadt. Ik verzogt verfchoond te weezen om 'er ten eeten te blyven, en keerde na huis. Op de algemeene zamenkomst gaf ik de Vergadering een verdag van de maatregelen door my genomen,om my te verzekeren van het Schip de Si. Fitter cn Paulus; doch oordeelde het noodig tcffens myne vrees te kennen te geeven voor eenig ongelukkig toeval. Ik verzogt daarom, dat vervolgens niemand zonder een makker in de Stad zou gaan, cn dat zy dc openbaare huizen zouden vermyden; waar verfcheide gefchillen ontdaan waren tusfchen de Soldaaten der Bezetting en de Cozakken, cn myn volk. Ik merkE 2 te  6S GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te op, dat het oogenblik van de voldoening onzcs ontwerps naby was: waarom men allernoodzaaklykst alle misverdand moest voorkomen en op zyn hoede weezen. Ik maande hun aan ftil t'huis te blyven, cn altoos digt by de Hoofden door my benoemd, op dat zy zamen mogten komen, ingevalle 'er iets ouvcrwagts gebeurde , cn gereed zyn tot het gehoorzaamen van myne bevelen. Dc geheele Vergadering antwoordde eenpaarig, dat zy zich dipt naar myne bevelen zouden gedraagen , en ik volkomen op hunne getrouwheid kon daat maaken. Hunne bereidvaardigheid gaf my groot genoegen. Ik bedankte hen voor 't vertrouwen, 't geen zy in my delden , cn onthaalde hen ryklyk op Punch; dit hieldt de menigte tot vier uuren in den morgendond by een. Den zesden bleef ik den gchcclen dag t'huis, tot 's avonds toen ik den Gouverneur bezogt. Op den zevenden nam de Fleer kuzneczow affcheid van ons met tien Medegenooten. De Fleer baturin onderrigttc my, dat ïsmailow, boscarew en zablikow hem eene menigte van vraagen, onze nieuwe Volkplanting betreffende , hadden voorgefteld , cn dat hy ïsmailow zyn Vriend boscarew hoorde in 't oor duisteren, „ wy zullen niets uit hem te weeten ko. men; want hy is een Vriend van samuelovicz , „ laaten wy ons by anderen vervoegen." "Waar uit hy vermoedde, dat deeze drie Perfoonen eenig berigt hadden van ons ontwerp. Op die aanduiding herinnerde ik my, dat dc Heer stephanow met deeze Lieden verkeerd hadt, cn hun misfehien zommige by-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 69 byzonderheden mogt medegedeeld hebben. Ik vervoegde my terdond by hem; doch hy was niet in daat om op eenige vraagen te antwoorden. Niets bleef 'er over dan by den Heer panow te gaan , dien ik beval om een deezer drie Perfoonen op te zoeken , cn diens oogmerken te polsfcn, op dat ik myne maatregels daar volgens kon neemen. De lieer crustiew , van deeze zaak kundfehap gekrecgen hebbende , fcheen zeer ongerust, iets zeer ongewoons by hem , dewyl hy een Man vol moed was cn eene groote maate van dandvastigheid bezat. Naa een oogenblik bedenkens , verhaalde hy my, dat hy dagt in Raat te zyn om dit Ruk tot den grond uit te vinden; doch dat Ier rede was om voor een ontdekking van dc zyde des Gouverncments te vreezen, welke wy niet konden ontwyken, indien zyne begrippen waar mogten weezen: want hy vermeldde my, dat ïsmailow een kennis en vertrouwde was van den Kanfelier. De duidelyke tekens van bezorgdheid, welke ik in den Heer crustiew ontdekte , vcrpligttcn my zyne gevoelens tc vraagen, wegens de onderrigting van baturin. Ply antwoordde, hoe hy vreesde dat 'er iets onder de Vrouwen broedde; my verzekerende, dat de Heer kuzneczow ten oogmerk hadt de Zuster van den Scrjeant kuzmin met zich weg te voeren, cn deeze waarfchynlyk het geheim aan dat Vrouwspcrfoon ontdekt hadt; van den anderen kant was hy overtuigd, dat ïsmailow desgclyks gezelfchap hieldt met die Zuster des Serjeants , waar uit hy opmaakte, dat ïsmailow eenige aanduiding van ons ontwerp E 3 kreeg,  70 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kreeg , 't welk hem aanzette om eene volkomeuer ontdekking tc erlangen. Dit alles aan my medegedeeld hebbende beloofde de Heer crustiew , dat hy alles zou aanwenden om agter dc waarheid te komen, door middel deiVrouwen ; my raadende , intusfehen den Kanfelier te gaan bezoeken en op diens houding te letten, waar uit ik gereed zou kunnen befpeuren, of zyn Neef hem res'ds iets gezegd hadt van zyne ontdekking. Raadzaam kwamen my deeze dappen voor; ik het fl it tcrftond na den Kanfelier tc gaan, terwyl de lieer crustiew zyne onderzoekingen zou voortzetten. Dy den Kanfelier komende ontving hy my met meer beleefdheids , doch min hartlykhcids dan gewoonlyk. Hy beval Thee voor tc dienen, en terw fl dezelve werd gereed gemaakt , liep ons eerde gefprek over het Gouvernement: waar in dc Kanfelier alle de voordeden ophaalde , welke ik van de Hoofden ontvangen had in het voortzetten myner ontwerpen; tweemaal betuigde hy my te hoopen, dat myn yver cn gedrag zou beantwoorden aan hunne gundige gedagten cn handelingen. Ik verklaarde grootlyks getroffen tc zyn door dc blyken van goedheid my bewcezen, cn dat ik geene gepaste gelegenheid , om mynen dank te betoonen, zou laaten voorbyglippen. Naa eene korte tusfehenpoos vroeg dc Kanfelier, hoeverre ik verbonden was aan kuzneczow? Ik antwoordde, dat de Fleer kuzneczow my weezcnlykc diensten gedaan hebbende by myn eerde aankomen in Kamchatka■, toen ik my in dc uiterde behoeften bevond, ik het voeg- lyk  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 71 lyk oordeelde die goede diensten te erkennen , nu ik in ruimer omftandigheden was. Hy hoopte, zeide hy, dat myne beweegredenen zodanig waren als ik voorgaf; doch dat hy niet kon nalaaten my te doen wecten, dat men in de Stad verfcheidene bedenkingen maakte over onzen gemeenzaamen ommegang; en wel byzonder, ziuts men den Heer kuzneczow gezien hadt openlyk de Ballingen by te daan, met een fnaphaan in zyn hand, toen zy gefchil hadden met dc Soldaaten cn Cozakken, in 'tgeval van stephanow. Dccze ontdekking toonde my klaar genoeg , dat de Heer ïsmailow zyne vermoedens, of misleiden zyne ontdekkingen, aan zyn Oom hadt medegedeeld: waarom ik bedoot, door een doutc zet dit duk op te helderen. Ik gaf hem te verdaan duidelyk te doorzien, van waar dit vooroordeel tegen kuzneczow ontdondt; en verhaalde, dat kuzneczow cn zyn Neef by hetzelfde Vrouwspcrfoon verkeerden , die ik noemde, zynde de Zuster van den Scrjeant kuzmin; dat jaloufy dit middel aan zyn Neef hadt ingeboezemd , met oogmerk om zyn Mcdevrycr in lyden te brengen. Ik verzekerde hem , dat ik, wat my betrof, het een geluk rekende , tc deezer gelegenheid myne gevoelens by hem, als myn Weldoener, bloot te leggen. Ik dond toe, dat het zeer wel aan iemand als kuzneczow voegde tc verkecren met eene gemeene Vrouw , fchoon zulks zeer kwalyk paste aan zyn Neef, die een post van aanzien bekleedde; maar 't geen my het meest in deeze geheele zaak trof, was de ontdekking dat zyn Neef voor E 4 hadt  7* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN hadt die Dogter te trouwen; waarom ik kuzneczow had overgehaald haar te bewcegen om met hem na Ochoczk te gaan, en daar te trouwen. Ik beiloot met aantcmerken, dat ik dit bevvys van myne pcrfoónlyke verknogtheid aan hëih niet zou gegcevcn hebben, indien 'er geen grond geweest was om tc vrcezen , dat ftüzwygen , thans zyne vriendfehap mywaards zou doen verkoelen. Dc Kanfelier luisterde met alle aandagt, hieldt eenige oogcnblikken zich dil cn omhelsde my daar op, zeggende, dat hy, indien ik niet gekomen ware , misfehien een zeer gevaarlyken ftap zou gedaan hebben. Waarop hy my bcrigtte , dat zyn Neef hem zints eenige dagen geduurig gezegd hadt, verzekerd te zyn, dat kuzneczow, nevens my, niets anders bedoelde dan Kamchatha tc verlaaten, en eenige Vrouwen mede tc voeren , 'er byvocgende dat hy ten vollen verzekerd was van ons verraad; doch door nieuwe navorfchin'gen het nader zou ontdekken. Fly verzekerde , dat de herhaalde waarncemingen van zyn Neef hem hadden doen bcduiteu om stephanow by zich te laaten komen en deezen tc onderzoeken; doch dat hy myne komst als eene gelukkige omdandigheid aanmerkte ; dewyl dezelve hem de verlegenheid befpaardc in zyne vermoedens, ten mynen opzigte, te ontdekken. Myn berigt hadt hem de oogen geopend, en de noodzaaklykheid getoond om het gedrag zyne Ncefs nader te regelen. De zaaken deeze gundige keer genomen hebbende verzogt ik hem tc onderzoeken by den Capitein csurin , of het niet waar was , dat kuzneczow ten oog-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 73 oogmerk hadt met hem na Ochoczk te zeilen, en of 'er tusfchen hun geene affpraak bedondt, wegens dit mede overvaaren van eene Juffrouw. De Kanfelier zondt onmiddelyk om csurin , en , naa het ontvangen eener geheele bevestiging van 't geen ik dienswege gezegd had , beloofde hy my eene volkomene voldoening ten aanzien van zyn Neef. E 5 VIER  74 GEDENKSClIRIFTEN en REIZEN VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Nadere fchikkingen , om, by eene opkomende ontdekking, de ontkoming te volvoeren. Ik rekende my, by uitftek , gelukkig over het te recht brengen eener' zaake van zo wanhoopig een aart, cn haastte my na huis, waar ik den Heer crustiew zeer "ongerust vondt. Hy kon zynen toorn niet bedwingen toen hy my zag lagchen; en betuigde my voldrekt zeker te zyn, dat dc Kanfelier berigt wegens ons ontvangen hadt, en thans bezig was met onze ontwerpen aan het Gouvernement bloot te leggen: want dc Zuster vaniuiZMiN hadt hem verhaald, dat de Fleer ïsmailow aan 't vender geluisterd hadt na een gefprek tusfchen haar met kuzneczow, in 't welke hy beloofde haar te zullen trouwen, indien zy haare tocdemming gave om met hem na Europa te gaan; dat wel was waar dc reis lang zou weczen; doch dat zyne liefde en trouwe dit alles zou vergoeden. Hier op viel haare vraag, hoe hy het in de gedagten kon krygen om na Europa te geraaken ? en 't antwoord van kuzneczow was, dat men, over het wclgclukkcn van eenige onderneeming , onder het beduur van zulk een Opperhoofd als ik, niet behoefde bekommerd te weezen. Zy verklaarde, dat kuz-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 75 kuzneczow niets meer gezegd hadt: maar dat onmiddelyk naa diens vertrek ïsmailow binnen tradt, haar fmaadlyk bejegende , met bedreiging dat hy kuzneczow na de Mynwerken zou zenden. Eindelyk verzekerde zy den Heer crustiew, dat zy vermyd hadt kuzneczow over die zaak te fpreeken, uit vreeze voor ongenoegen. Op deeze kundfehap verzogt ik myn Vriend, dat hy zich na dat Meisje zou vervoegen en haar onderrigtcn, om, indien ze by den Kanfelier mogt ontboden worden, te zeggen, dat de Heer kuzneczow haar gefprooken hadt en met haar was overeengekomen om na Ochoczk te gaan, waar zy zouden trouwen ; en dat ik haar een Huwelyksgave van duizend Roebels beloofde, mits zy vertrok, en de bezoeken van den Heer ïsmailow vervolgens niet meer ontving. De Heer crustiew ftondt zeer verfteld over zulk een boodfchap, en vroeg my of ik myn verftand vciioorcn hadt? Ik zei dat hy myn oogmerk niet begreep, en gaf hem daarom een verdag van myn gefprek met den Kanfelier: waar op hy de zaak ten vollen vatte, cn zich haastte ter volvoering van mynen last. Wat my betrof, daar de Heer kuzneczow nog niet vertrokken was, liet ik hem by my komen, en gaf hem te verdaan wat hy moest antwoorden, ingevalle de Kanfelier hem mogt ontbieden. Deeze maatregels genomen zynde, bevond ik my geruster, cn ging laat in den nagt tc bedde: want ik kon onmogelyk rusten, zo lang 'er nog vrees voor ontdekking, uit deezen hoofde, overbleef. Op den achtften vernam ik, dat de Kanfelier kuz- nec-  76 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN neczow en de Zuster van kuzmin afzondcrlyk ondervraagd hadt, en met het aanbreckcn van den dag zyn Neef na Verclmey Oftrogg verzonden hadt, met last, om, zonder zyne toeftemming, niet weder te Bolfarctz te komen, 's Avonds kwam de Kanfelier zelve by my en verzogt verfchooning wegens zyne vermoedens, en fmeekte my de Huwelyksgave, die ik voor het Meisje beftemd hadt van hem aan te neemen. Ik weigerde zulks, verzoekende my daar van te willen verfchoonen ; daar ik het aanbod opnam als een bewys van zyn vertrouwen op myne goede oogmerken. 's Anderen daags onderrigtte my dc Fleer kuzneczow van zyn vertrek, en verzekerde my dat ik volkomen op Capitein csurin kon ftaat maaken. Dit gaf my eenigen troost: want, fchoon de Kanfelier fchyhbaar bevredigd was, kon ik niet langer op zyn vertrouwen ftaat maaken. Ik wist, dat zyne nadenkende gcaartheid hem niet zou toelaaten, om 't geen zyn Neef was overgekomen, uit den zin te zetten, en dat de geringde fchynbaarheden zyne vermoedens zouden opwekken ; hierom oordeelde ik het raadzaam myn volk fteeds bycen tc houden. Met oogmerk om my tegen alle verrasfing tc dekken, haalde ik de jonge Juffrouw nilow over om flipt te letten op alles wat ten huize des Gouvernements voorviel , inzonderheid wanneer de Kanfelier zich daar bevondt. Ook deed ik op dien dag dc Vergadering zamen komen, cn bcrigttc dezelve al het voorgevallene tusfchen my cn den Kanfelier , betuigende , dat ik, fchoon  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ~7 fchoon alle onze maatregels wel genomen waren, my zedclyk verzekerd hield van derzelver ongelukkigen uitllag: naardcmaal ik alle reden had om te denken , dat 'er eene ontdekking zou geleideden vóór den tyd des vertreks van het Schip, [hgev-olge van dit moedbenceinend vooruitzigt wilde ik deiVergadering eene andere fchikking voordraagen. Ecnpaarig verzekerden zy my van hunne gereedheid in toctedemmen in eiken flap, welken ik oordeelde tc moeten neemen; ik had alleen te bevelen, 't zou onmiddelyk volbragt worden. Op deeze vcrklaaring, zo vol vertrouwen, dclde ik hen voor, dat het ons onmogelyk zou weezen , het geweld van het Gouvernement tegen ons tc wederftaan, indien wy naby de Stad blccven; dat ik, daarom, op de eerde aanduiding van cene ontdekking hun wilde aangemaand hebben om na den Zeekant tc wyken, waar wy ons zeiven zouden kunnen verdeedigen in de derktc by de Vuurbaak, voorzien met vier zwaare ftukken gefchut die genoegzaam zouden weczen om de bel'pringers op cenen afdand te houden; dat ik, intusfehen, Capitein csurin, op wien ik kon vertrouwen , zou bcwecgen om het Schip uit dc Baay tc brengen, met het door het ys te werken; en dat ik niet twyfeldc om dit ontwerp, in den tyd van acht dagen, te volbrengen. Dc Vergadering zag deezen ftap voor heilzaam in, cn oordeelde het noodig dien tc werk te ftellen. Ik ftelde dc noodigc onderrigtiogen voor kuzneczow in gefchrifte, cn liet ze hem door dc hand van sibaew toekomen; cn gaf, ten zelfden tyde, last aan panow om  ?8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN om geld te geeven aan verfcheide onzer Medegenooten tot den aankoop van Buskruid in alle winkels, en was het mogelyk in het groot Magazyn; want ik' had kundfchap ontvangen, dat het kanon by dc Vuur* baak wel voorzien was van Kogels en Schroot, doch dat het Buskruid niet verder dan tot het doen van zes fehooten zou reiken. Het overige van den dag bedeedde ik in raadpleegingen met den Heer crustiew over de middelen noodig in de tegenwoordige gedeldheid onzer zaaken. VYF  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 79 VYE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Verfcheide handelingen betrekkelyk tot de ontkoming der Ballingen. Ontdekkingen door het Gouvernement gedaan. D e Fleer baturin gaf my, op den tienden van April, berigt dat boscarew en zaelikow eenen Brief gcfchreeven hadden aan den Heer stephanow , hem door eene Kamchatkafche Vrouwe ter hand gefteld. Ik liet dit terftond den Heer panow weeten, die het op zich nam by zyn Neef te gaan; 't geen hy zonder uitftel deed, en wederkeerde met den Brief, dien hy verklaarde zo even van die Vrouw ontvangen tc hebben; cn dat stephanow, naa het feezen van denzelven gezegd hadt: „ Ik ben de on„ gelukkige, die al het kwaad, 't welk volgen zal, „ veroorzaakt heb!" cn daarop zyn Bloedverwant verzogt den Brief aan my te bezorgen, met bede, dat ik deeze twee Mannen zou doen ombrengen, om ons geheim te bewaaren : want hy beleedt het grootdc gedeelte daar van aan hun ontdekt te hebben. De Brief was van deezen inhoud. „ De behandeling, welke gy hebt moeten onder„ gaan van het onwaardig Opperhoofd door u ge- „ koo-  So GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ koozen , heeft ons medelyden gaande gemaakt, „ Wij zyn onderrigt dat uwe krankheid niets te be„ duiden heeft; maar dat gy een gevangene zyt: „ wy neemen daarom deeze gelegenheid waar om „ u te verzekeren, dat wy gereed zyn om u te ver„ losfen, en dat gy kunt vertrouwen op onze bc» i'eidvaardigheid om ons leeven in die ondernce„ ming opteofferen. De Eed , welken wy met u ,, afgelegd hebben heeft ons wederhouden van uw „ vloekwaardig Opperhoofd te verraaden : daaren„ boven willen wy de oorzaak niet weezen van het „ verderf zo veeier Braaven als in onze Verbintenis„ fe getrecden zyn. Indien uw .leeven in veiligheid „ is , zend ons dan eenig berigt, en ontdek ons „ op welk uur van den nagt wy , zonder ontdekt „ te worden , in uwe gevangenis kunnen komen; „ maar, indien gy het raadzaam voor onze belan„ gen keurt, dat wy u van den Dwingeland verlos„ fen, laat ons dan uw wensch weeten cn zyn dood „ is onvermydclyk zeker. Gedenk aan de verbinte„ nisfen , welke gy met ons hebt aangegaan , cn „ wees verzekerd van onze trouwe." Was getekend: boscarew en zablikow. Ik las deezen Brief in tegenwoordigheid van eenigen der Medegenooten tot hunner geenzins geringe verbaazing. Eenigen hunner wilden deeze twee Bravos opzoeken, met oogmerk om met hun in gefchil tc gcraaken , cn ze van kant te helpen. De Heer panow onderfchraagde dit gevoelen : maar, wat  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 81 Wat my betrof, ik verklaarde, niet zonder grooten tegenzin , toe te kunnen Hemmen om de oorzaak te weezen van den dood van twee zulke wakkere jongelingen , te meer daar ik reden meende te hebben, om te denken , dat zy ons van dienst zouden kunnen weezen. Ik Helde daarom voor, dat de Heer panow zyn Neef zou overhaalen om hun een antwoord te laaten toekomen, 't welk ik zou opflellen: my wel verzekerd houdende, dat wy hun, door dit middel, in onze belangen zouden overhaalen; mits de Heer stephanow beloofde ons behulpzaam te zyn. De Heer panow flondt voor zyn Neef in , waarop ik den volgenden Brief vervaardigde. ,, Gy zult overtuigd weezen dat myne ziekte wee„ zenlyk is, als gy myn fchrift ziet. Ik heb het bed„ de gehouden, zints ik u laatst zag. Ik bedank „ u, myne Vrienden, voor den byftand, dien gy ,, my aanbiedt; fchoon dezelve geheel onnoodig is : „ want ik kan u verzekeren, dat myne geheele ver„ troosting tegenwoordig beHaat in dc erkentenis „ van myn onbetamelyk gedrag omtrent myn Opper„ hoofd. Gy haat hem; dewyl ik hem u befchree,, ven heb als een Man waardig gehaat te worden; „ maar ik bid u, op 't allerernftigfte, by den Eed, „ dien wy gezwooren hebben, myn hartenleed niet te vermeerderen, door eenigen aandag tegen dit „ waardig en agtbaar Opperhoofd. Ik hield hem „ voor myn vyand en handelde overeenkomdig met „ dit begrip. Ik zogt hem zelfs te dooden. Onge„ twyfeld hebt gy bedooten, dat hy zich zou wreefi- deel. F „ keu,  Sa GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ ken; maar, integendeel, heeft hy zich voor myn „ Befchermcr verklaard , en myn leeven behouden „ met gevaar van zyn eigen. Aan hem ben ik my„ ne veiligheid verfchuldigd, en ik bid u dien Be„ 1'chermcr als uw Vriend aan te merken. Ik heb „ deezen Brief gefchreven om dc gevolgen van uwe n «oldrifiigheid te voorkomen: haast u mywaards, „ op dat ik u nader onderrigtc , wegens mynen toe„ dand. Gy hebt voldaagene vryheid om my te be„ zoeken, en ik vlei my, dat ik, als wy elkander „ zien, u een weezenlyken dienst zal doen, door „ u kennis te doen krygen aan een Man, met wien j? gy u moogt vercenigen." Dit antwoord goedgekeurd zynde bragt de Heer panow 't zelve aan zyn Neef, die het affchreef en zondt het met den Briefbrengder. 's Avonds, omtrent elf uuren, verzogt de Heer panow my om by stephanow te komen , die boscarew en zablicow , met zes andere Bondgenooten by my wilde inleiden. Toen ik by stephanow intrad, verzogt hy my digt aan zyn bedde tc naderen, hy vatte myn hand en kuste dezelve. Hier op voer hy voort met alle zyne misdagen te vermelden, telde de tekens van goedertierenheid en vertrouwen op, welke hy ontvangen hadt, en bedoot met my vergiffenis tc vraagen; waar naa hy, zonder my tyd tc geeven om te antwoorden, boscarew en zablicow nevens hunne Makkers aan my voordekte, met betuiging, dat zy begeerden in onze Verbintenis te treeden, en dat ny zou indaan voor hunne trouwe cn verknogtheid. Op  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 83 Op deeze aanbieding vroeg ik hun of zy vastlyk beflootcn hadden in onze Maatfchappy te treeden, zonder onderrigt te weezen van onze ontwerpen en maatregelen. Zy gaven ten antwoord, dat zy van alles onderrigt waren en zich bepaald hadden om my voor Opperhoofd te erkennen. Naa deeze rondborstige verklaaring, onderrigtte ik hun, dat ik hun, op morgen, tegen drie uuren, zou verwagtcn, om hun aan te neemen als Lccdcn onzer Verbintcnisfe. Maar dewyl zy verzogten, dat ik hun zou tocdaan, in 't vervolg by ons te blyven, demde ik toe, dat zy den geheelen nagt zich hier zouden onthouden : want zy verklaarden onze wooning niet te willen verlaaten, vóór dat zy tot Leeden waren aangenomen. Den Gouverneur ging ik op den elfden bezoeken. Hy fcheen te peinzen op eenig onderwerp, 't welk zyne geheele aandagt innam: en dewyl het voor my van aanbelang was de reden van zyne diepdenkende houding uittevorfchen, vroeg ik hem na de oorzaak, en ontving tot befcheid, dat hy geloofde dat dc Kanfelier krankzinnig was; dewyl hy met hem gefprooken hadt van eene geheel harsfenfehimmige onderneeming : want , vervolgde hy , die dwaas houdt u verdagt van een oogmerk om te ontkomen , en heeft 'er my zo lastig mede gevallen, dat ik hem, in een gemelyken luim heb weggezonden; hy heeft zelfs myne Dogter durven befehuldigen als deel hebbende in uw verraad. - Ik antwoordde lagchen- dc, dat ik wel overtuigd was van de zwakheid des Kanleliers , die , fchoon van een waardig charactcr, zich hadt laaten misleiden door zyn Neef is.maiF 2 low,  84 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN low , een Man jaloers over zyn goed geluk en een vyand van een myner Vrienden kuzneczow. Ik onderrigtte den Gouverneur, dat ïsmailow een leugen verzonnen, en deeze den Kanfelier in 't hoofd gepraat hadt; waar op ik, zonder iets agter te houden , alles wat ingevolge daar van gebeurde, vertelde. Myne vertelling bragt den Gouverneur in een goeden luim. Hy zondt om den Kanfelier , die zeer verdek! ftondt, dat hy my by den Gouverneur zag zitten. Deeze begon het onderhoud, met berigt dat hy my te verdaan gegeeven hadt alle de vermoedens van den Kanfelier; en dat ik, aan den anderen kant, hem verhaald hadt alles wat tusfchen ons was voorgevallen. De Kanfelier fcheen hier op weinig agt te daan; maar zeide my in 't aangezigt, dat ik fchuldig was, en hy berouw hadt, wegens de toegeevendheid my ten aanzien van den tyd betoond: maar dewyl hy het geluk aaantrof om my op eene verzekerde plaats te vinden, zou hy zyne bewyzen bybrengen, en twyfelde niet of zy zouden voldoende weczen om den Gouverneur overtehaalen om my in de gevangenis te zetten. Hy haalde een- Brief van zyn Neef uit zyn zak, welke eene bevestiging behelsde van diens eerde befchuldiging , en eene beroeping op boscarew en zablicow ; deezen voorgeleezen hebbende vroeg hy den Gouverneur, of hy reden hadt om my te befchuldigen , dan niet ? De Gouverneur fcheen te twyfelcn : doch ik nam dit oogenblik waar om voorteftellen , dat men om die twee getuigen mogt zenden, en beloofde dat ik my fchul-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 85 fchuldig zou kennen, indien zy my van de minde overtreeding konden overtuigen. Tot onderdeuning van myn voordel merkte ik aan, dat hy stephanow kende voor myn onverzoenlyken vyand , en dat boscarew en zablicow zyne Boezemvrienden waren, van welken, gevolglyk niet te vreezen was, dat zy een vleiend getuigenis, ten mynen voordeele, zouden geeven. Ik verzogt, daarenboven, dat de Gouverneur my wilde toelaaten in zyn Kabinetje te gaan, geduurende het onderzoek. De Gouverneur nam dcezeu voordag aan, en de Kanfelier was in dc grootde woede, als hy zag dat ik hem in dit ftuk durfde daan. Hy verzogt, derhalven , dat 'er om die Perfoonen mogt gezonden worden, en als ik hem gezegd had, dat zy by stephanow waren, duurde men daar terdond heen. Intusfchen nam ik de vryheid om den Kanfelier over zyne ontdekking uittelagchen. Doch de Gouverneur betuigde , dat hy de vriendfehap met hem zou afbreeken , indien de befchuldiging tegen my valsch bevonden mogt worden. In 't einde werden de twee Getuigen aangemeld, en ik vertrok. De Kanfelier vertoonde hun den Brief, en zy gaven te verdaan, dat zy de hand wel kenden, fchoon zy onkundig waren van het onderwerp , waarover de Brief liep, en, met één woord, niets wisten van eenig verraad. Zy merkten op, dat het waar was, dat zy gemeenzaam waren met den Heer stephanow, die by bun, wegens my, geklaagd hadt , ingevolge hier van hadden zy zich F 3 voor  «6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voor myn vyanden verklaard en gelegenheid rrezogt om met my in gefchil te geraaken; doch dat hunne tegenkanting tegen my perfoneel was, en niet van buq vorderde om het Gharacter , als Mannen van waarheid , tc laaten vaaren. Zy voeden 'er by zich zeer wel te herinneren, dat de Heer ïsmailow' eenige dagen geleden, hun een hidorie, door hein zeiven verzonnen, verhaald en hun zo verre misleid hadt, dat zy gelegenheid zogten om met mvte twisten, met oogmerk om my tc bcnadcelen. Maar dat zy, zedert de ontdekking van de valschheid der vertelling van ïsmailow 'er van afgezien hadden , groot berouw hebbende, dat zy dus misleid waren; ja konden zy niet nalaaten hun befluit te openbaaren, dat ïsmailow hun, vroeg of laat, verantwoording zou moeten geeven van zyn gedrag. Naa deeze vcrklaaring liet de Gouverneur loscarew cn zaülicow hcenen gaan, met verzoek, dat zy zouden voortvaaren met dezelfde gevoelens van agting en vrieinifehap voor my tc koesteren. Hy haalde my uit zyn Kabinetje om getuigen te weczen van de befchaamdheid des Kanfeliers, die my naauwlyks durfde aanzien. Ik verzuimde niets 't geen kon ftrekken om zyn vertrouwen te herwinnen, en bewoog hem eindelyk om te fpreeken. Hy verdccdigde zich over zyne dwaaling, door de fchuld te leggen op de kwaadaartigheid van zyn Neef, over wien hy de heftigfle verwenfehingen uitboezemde. Hy verfehoonde zich zo goed hy kon by den Gouverneur, die hem tc verdaan gaf dat hy het neemen van zulke  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 87 vryheden niet goedkeurde. De geheele bevrediging hing dus van my af, ik volbragt ze gelukkig, door tusfchenkomst van eenige glazen Brandewyn. Deeze zaak afgeloopen zynde ging ik na Mevrouw nilow en haare Dogter , die my met open armen ontvingen, 't Verhaal, 't welk ik gaf van het voorgevallene verbaasde en ontrustte haar voor een oogenblik ; doch de gelukkige uitkomst voldecdt beide ten hoogden, inzonderheid de jonge Juffrouw aphanasia , die niet weinig ontrust was over 't begin myns verhaals. Ik nam myn affcheid , en zegende het goed geluk, 't welk my middelen verfchaft hadt om op myne zyde overtehaalen twee Perfoonen, wier volkomcne kennis van alle onze oogmerken, ons geheel in hunne magt dcldc. F 4 ZES-  88 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Verrigtingen van het Gouvernement van Kamchatka, ingevolge der ontdekkinge van des Graaven Plan om de Ballingen te verlosfen. TVT IMaa myne t'huiskomst cn het middagmaal werd de plegtigheid der aanneeming van boscarew cn zabucow voltrokken; waarop ik myne Medegenooten de doorgedaane gevaaren vermeldde, en openlyk mynen dank betuigde aan onze nieuwe Medegenooten voor den uitdeekenden dienst my beweezen. Wy bragten den avond met elkander door en ik verbet het gezelfchap niet, vóórdat ik befchcid kreeg van dc aankomst des Kanfelicrs, die kwam om onze bevrediging volkomen te maaken. Ik dreck hem lustig door , over dc ongerymdheid zyncs gedrags, en verzekerde hem, dat, fchoon ik myn best gedaan had om hem met den Gouverneur te verzoenen , hy zulks niet moest toefchryven aan gebrek aan gevoel wegens de belediging my aangedaan; maar aan eene begeerte om de Eensgezindheid tc zien hccrfchcn onder de Opperhoofden. Ik merkte PP , dat hy de inboezemingen van zvn Neef hadt fflqeten mistrouwen , naa de eerde ontdekking van diens  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 89 diens verraad en de valschheid waaraan hy beweezen was fchuldig te ftaan. Ik befloot door hem te betuigen, dat ik gereed was zyne tweede belediging te VGrgeeven ; doch dat ik , indien hy, voor de derde keer, zich tot zulk eene dwaaling liet vervoeren, niet zou nalaaten my te wreeken. De Kanfelier verzekerde, dat hy, in het toekomende , met alle opregtheid omtrent my zou handelen , en wy fcheidden goede Vrienden. De Heer kuzneczow zondt my, den twaalfden, met een brief berigt, dat Capitein csurin bezig was met het Schip toeterusten; maar dat het onmogelyk was om, geduurende deeze maand, van het ys bevryd te worden: dat hy inftondt voor de bemagtiging van de verfchansdng ; het vuur van dezelve zou het Schip befchermen, terwyl het Schip op zyn beurt, de naderingen tot dezelve zou bedryken; dat Capitein csurin genegen was, om , wat 'er gebeurde, in ons lot te deelen: dewyl hy zyne Beminde by ons hadt; cn eindelyk bedoot hy zyn brief met een verzoek, dat ik de middelen om zyne Beminde by hem te doen komen , wilde bevorderen. De vriendfehap en verbintenis van den Heer kuzneczow geregtigde hem om van my, alles wat in myn vermogen was, te verzoeken. Ik beval daarom sibeaw , die den brief bragt, in eene van de Boots la küsmika na Cfekawka te voeren. Naa den eeten kreeg ik een geweldig kolyk, gevolgd van een koorts. Ik was genoodzaakt te bedde te gaan. 's Nagts werd ik erger , 't geen my verpligtte om de Heeren crustiew en panow by F 5 my  90 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN my te ontbieden, aan welken ik de zorg en het opzigt over onze Maatfchappy aanbeval. De Heer crustiew, 's anderen daags Mejuffrouw aphanasia van myne ziekte onderrigt hebbende, haastte zy zich mywaards; en zy verliet, zo als ik naa myne herdelling verdond, myne beddcde niet, noch gedoogde dat iemand anders my oppaste. De koorts hieldt drie dagen aan, zeer ongeregeld. Door eene aderlaating en braakmiddel my van den Heer meder toegediend, verliet my dc koorts op den negentienden. Op den twintigden kon ik het bed verlaaten, en Mejuffrouw aphanasia onderrigtte haare Moeder van myne herllelling, die met haare andere Kinderen kwam om my geluk te wenfehen. Op dien tyd was ik reeds verdendigd van de diensten my door aphanasia beweezen. Ik bedankte haar, met de uiterde opregtheid, en befpeurde, dat myne dankbaarheid haar ongemeen trof. Naa het vertrek van Mevrouw nilow, fchoon haare Dogter by my bleef, gaf my dc Heer crustiew verdag , dat alle onze fchikkingen in goede orde waren , cn dat de rust, welke allerwegen heerschte, ons alle reden van vreeze ontnam. 's Anderen daags oordeelde ik het noodig Mejuffrouw aphanasia te overreden na huis te keeren; waarom ik haar vertoogde, dat haare tegenwoordigheid daar noodig was, tot voorkoming van alle verrasfing, uit mangel aan berigt van 't geen ten huize haars Vaders omging , 't geen niemand beter kon krygen dan zy. Hierom raadde ik haar, zo fpoedig mo-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 91 mogelyk, weder te keeren; zy begreep de kragt myner drangredenen, en fcheidde van my met traanen. Zo als zy weggegaan was onderrigtte my de Heer crustiew van zyn vermoeden , dat de Kanfelier, te zttmen met den Hettman, op ons bederf bedagt was ; want hy hadt vernemen , dat de Hettman, twee dagen geleden na Verchney Oftrogg ging, cn alle reden om te gcloovcn , dat het geval van den dood van leyontiew hem tot die reis bewoog: naardemaal boscarew cn zablicow een brief ontvangen hadden van ïsmailow , die hun nog voor zyne Vrienden hieldt, waarin hy hun verdag gaf van een dooddag , op myn bevel , gepleegd. Tot bevestiging van deeze zyne meening toonde my de Heer crustiew den brief, welke my ten vollen overtuigde , dat het onze zaak was ons toctcrusten tot een openbaaren aanval; want hoewel ik verzekerd was, dat de omdandigheden , die den dood van levontiew vergezelden , tot gecne hoogte van baarblyklykhcid tegen my konden opgevoerd worden , had ik genocgzaame reden om tc vreezen, dat de verklaaring van den Tajon, die den brief aan den Gouverneur gefchreeven in myne handen gedeld hadt, eene uitwerking zou tc wege brengen , die onderftcund door den invloed van den Kanfelier en den Hettman, niet kon misfen my overhoop te werpen. Hoe meer ik dit duk overdagt, hoe hachlyker het my voorkwam: en dewyl ik nog te zwak was om een langen tyd op te zitten, gaf ik den Jfccr crustiew last om de twee Ballingen , Metgezellen van deir Hcer ivaskin , in onze gemeenfehap aan tc neemen; de-  9* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN dewyl ik genoegzaam overtuigd was van hunne verknogthetd. Dit werd denzelfden dag volvoerd en zy waren zo wel voldaan over dit merkteken 'van vertrouwen, dat zy op de knieën my bedankten voor de gunst aan hun beweezen, door hun onder ons aan te neemen , en gelegenheid te geeven om zich te wreeken op het onregtvaardig Gouvernement, 'twelk hun verdrukt hadt, ofte derven in dc onderneeming. Op den twee en twintigden deed ik het geheele gezelfchap zamenkomen, Wapenen en den noodden Krygsvoorraad aan elk uitdeden ; op dat zy , als onze wooningen mogten aangevallen worden,niet onvoorz.en zouden veezen : cn dewyl 'er grond van vreeze was voor een aanval in den nagt, gaf ik bevel tot het houden van een Wagt en bet doen van Ronden. Tot meerder geheimhouding werden de "Wapenen 's nagts uitgedeeld. 's Volgenden daags bezogt my Mejuffrouw aphanasia , doch vermomd. Zy onderrigtte my dat haare Moeder bitterlyk fchreide, en haar Vader met haar gefprooken hadt op eene wyze, die reden gaf om te vreezen, dat hy ons verraad vermoedde. Zy bezweerde my zorgvuldig te weezen, en niet in het Fort te komen , indien ik ontbooden wierd. Zy vreesde, dat zy my niet weder zou kunnen komen bezoeken; maar beloofde my, in dat geval, haare Meid te zullen zenden. Zy verzogt my , dat ik genoodzaakt zynde geweld tegen het Gouvernement' te gebruiken , het leeven van haaren Vader zou fpaaren, en zorgvuldig vveezen voor myn eigen. Teederlyk omhelsde ik deeze lieve jonge Juffrouw, en be=  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 93 bedankte haar voor 't belang, 't welk zy ftelde ia myne bchoudenisfe. Naardemaal het my als eene zaak van aangelegenheid voorkwam , dat haare afWeezigheid niet ontdekt wierd, verzogt ik haar weder te keeren. Vóór haar vertrek herinnerde ik haar om naauwkeurig op haar Vader te letten, en my een rood lint te zenden, indien het Gouvernement een befluit nam om my te vatten, of aan te tasten; en dat zy, op 't oogenblik van onraad het vender van haar raam na de tuin ziende wilde openzetten, en een fleede over het bolwerk aan die zyde doen plaatzen. Zy beloofde myne onderrigtingen in agt te zullen neemen, en bevestigde haare beloften met eede en traanen. Zo ras aphanasia vertrokken was, oordeelde ik het noodig een flaak op te rigten om 'er een licht aan op te hcisfen: cn liet, ten zelfden tyde, myne Medegenooten wceten, dat het opgeheeven licht het teken van verzameling zou weczen. Den vier en twintigflen was ik bezig met alles te bereiden tegen een verrasfenden aanval. Ik liet een brug afbrceken , die gelegd was over een water, 't geen ons van de Stad affcheidde, en een enkelen plank in flede leggen, waarover niet meer dan ddn perfoon te gelyk kon gaan. 's Naamiddags omtrent drie uuren onderrigtte my de Heer crustiew, dat de Hettman wedergekeerd was , en den bewusten Tajon by zich hadt , en dat ïsmailow zich mede by zyn Oom bevondt. Deeze onderrigting wees ons genoegzaam uit, welke dappen ons te neemen ftonden ; maar om een grondiger kundfehap van den  94 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den ftaat der zaaken te krygen, zonden wy tien van onze Medegenooten van de Party van boscarew op ontdekking uit. Zy keerden eerst , kuit i„ den avond weder, en verhaalden, dat de Hettman £ea lang gefprek gehouden hadt met den Kanfelier en dat zy, omtrent vyf uuren, na den Gouverneur gegaan waren, vergezeld van ïsmailow en een Kam fchatskas Opperhoofd. Dit berigt deedt ons de Wagt en de Ronde verdubbelen; wy bleeven allen in de wapenen. 's Anderen daags bragt de Dienstmaagd van Mejuffrouw aphanasia een rood lint, met de mondlinge boodfchap , dat ik niet in het Port moest komen; dat haar Juffrouw cn Mevrouw nilow weenden- dewyl dc Gouverneur die beide zeer dreng bedreigd, en zelfs zyne Vrouw geflaagen hadt. Omtrent tien uuren zondt dc Gouverneur een Serjeant om my tot het ontbyt tc noodigen. Ik gaf ten antwoord, dat ik met geheel hcrdeld was van myne onpasfdykheid* en met kon komen; doch hoopte morgen daar toe m daat te zullen weezen. De Serjeant raadde my goedwilhg mede tc gaan, indien ik niet, met geweld, na het Fort wilde gevoerd worden. Ik verzogt hem zyne eigene zaaken te doen en myn antwoord overtebrengen; hem tcflens raadende tebiegten, eer hy iets van dien aart tegen my ondernam. Omtrent den middag zag ik den Hettman na ons hms komen. Ik ontving hem beleefd; hy betuigde van wegen den Gouverneur, my op het Fort tc noodigen. De zaak, waarover het tc doen was, verhaalde hy my in vertrouwen, was, om een der be- lach-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 95 lachlyke inbeeldingen van den Kanfelier te onderzoeken , die ik gemaklyk zou kunnen verydelen, cn dat ik , by gevolge , geene zwaarigheid moest maaken om hem te vergezellen. Wanneer ik ten antwoord ga!", dat myne ongedeldheid my niet toeliet tot den Gouverneur te gaan , cn dat ik zeker deezen dag niet zou komen , werd hy toornig en dreigde my door zyne Cozakken tc zullen dwingen. Ik lachte over zyne bedreigingen , 't welk geenzins drekte om hemtotbcdaaren te brengen. Hy riep zyne Cozakken om in te komen cn my te dwingen hem te volgen. Ik duitte, cn vyf myner Medegenooten kwamen terdond binnen, en ontwapenden den Hettman cn twee Cozakken, die ik verklaarde, dat zy myne gevangenen waren. Naa deezen dap vroeg my de Hettman verlof om aan den Gouverneur te fchryven. Ik beloofde een Brief van hem tc zullen afzenden; mits ik denzelven eerst Jas. In zyn Brief ftelde hy aan den Gouverneur voor om zich met my te verdraagen; tellens hem berigtende dat hy door my gevangen was genomen. Nevens deezen Brief vaardigde ik 'er een van my zeiven af aan den Gouverneur, waar in ik verklaarde , dat het voorbedagt verraad des Kanfelicrs , van 't welk ik volkomen onderrigt was, my bcwoogen hadt tot dit bcdryf, en dat ik hem verzogt 't zelve niet aan tc merken als eene pooging om een Opdand te verwekken: dewyl het van zyn Excellenties welbehaagen afhing my toetedaan na Lopattka te vertrekken. Ten vyf uuren zondt de Gouverneur my een boodfchap ,  96 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fchap, dat , indien ik den Hettman niet op vrye voeten Relde , ik deeze daad met het verlies myns leevens zou moeten betaalen; en dat hy myne zaak, 's anderen daags, in den vollen Raad zou behandelen. Indien ik daar onfchuldig bevonden wierd, dan zou hy zorg draagen, dat ik voldoening kreeg van den Kanfelier; doch dat hy, ingevalle ik my fchüldig bevond, my raadde te komen en by den Throon om vergiffenis te fmeeken. Ik fchreef ten antwoord, dat ik, indien het myn Perfoon alleen betrof, geen oogenblik zou twyfekn om voor hem te verfebynen; doch als het Hoofd van een Aantal Menfchen , door zyn eigen bevel daar voor erkend, kon ik niets doen zonder myne Medegenooten te raadpleegen ; en dewyl het reeds laat was Relde ik voor, hun, op morgen,- deswegens te fpreeken; met byvoeging dat myn gedrag, zo wel als de vryheid des Hettmans , van hunne bedisfmg zou afhangen. 's Avonds ten negen uuren zond ik zes Man uit de onzen om den Kanfelier te vatten; doch hy droeg zorge om niet uit het Fort te komen: dan zy bragten, in zyne plaats, my ïsmailow zyn Neef, en szudf.ikin zyn Secretaris , als mede den Tajon , dien men als getuigen tegen my zou doen dienen. Twee roode Linten ontving ik den zes en twintigden van Mejuffrouw aphanasia, en vernam, ten zelfden tyde , uit een onzer Medegenooten, dat dc Gouverneur den Raad zamen geroepen hadt, in welken niemand wist te zeggen hoe 't bykwam , dat ïsmailow en de Tajon nkt opdaagden; dat de Gouverneur,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 97 neur, dewyl 'er zich geen getuigen opdeeden, den Kanfelier dapper hadt doorgehaald , en bedreigd met de uitwerkzelen van zyne gramfchap, hem een verraadcr noemende, die vermaak fchiep in onlusten tc verwekken; en eindelyk , dat een ieder zich in den Raad verzekerd hieldt, dat de befchuldiging des Kanfeliéts valsch zynde, ïsmailow en de Tajon zich weggepakt hadden , als niet in ftaat om den toets doorteftaan. Ook hadt de Gouverneur, vol woede dat de getuigen niet verfcheenen , den Raad doen fcheiden, cn was na het Fort gegaan. Ten elf uuren kreeg ik een boodfchap, dat de Gouverneur zich verzekerd hieldt van myne onfchuld, en tocdondt , dat wy den Hettman , als Gyzelaar zouden houden; doch dathy, wclftaanshalven, vier Solcteaten om my zou zenden, aan welken hy verzogt dat ik my zou overgeeven. Ik antwoordde hier op, dat ik my geheel op het woord en de eer des Gouverneurs zou verlaaten, die van zyne Garde om my zou zenden; en dat ik , intusfehen , alles zou doen, wat ik kon om myne Medegenooten overtehaalen, dat zy in myn vertrek wilden toeftemmen, aan welke toeftemming ik niet twyfelde, uit aanmerking dat zy den Hettman als Gyzelaar hielden. Onmiddelyk naa het afzenden van deezen Boode, ontving ik een ander van Mejuffrouw aphanasia, die my verzogt by den Gouverneur tc komen , en my verzekerde, dat haar Vader, meer dan ooit, ten mynen voordecle was ingenomen. Ik kon daat maaken op de braafheid cn verknogtheid van deeze bemiunclykc jonge juffrouw, cn haar Brief zou genen II. Peel.. g est  98 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN geheel overhaalenden invloed op my gehad hebben, indien ik niet ontdekt had, dat 'er eenige geknipte takjes rood lint in waren, die my toonden hoe te handelen. Ik gaf daarop bevel aan de Heeren baturin, wynbladtii en panow, om zich aan 't hoofd hunner Smaldeelen te vervoegen , en zich tegen den nagt gereed te houden: vermids ik eenen aanval verwagtte, volgens een ontvangen berigt, dat de Soldaaten der Bezetting , zo wel als de Cozakken der Stad , bezig waren met het gerecdmaaken hunner Wapenen. Ons getal beliep zeven en vyftig Perfoonen ; doch de Fleer crustiew deedt my de weet, dat hy een bevel aan den Heer kuzneczow gezonden hadt om met zyn Volk wedertekeeren , en hem in den naanagt verwagtte. Ten einde ik niet verrast mogt worden, fchikte ik drie Verdeclingcn in zulken voege dat zy rondsom myne wooning waren, terwyl eene vierde binnen bleef. ZE-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 99 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Het Gouvernement zenit Krygsvolk om den Graaf gevangen te neemen. De Ballingen verzetten 'er zich tegen, en verkrygen, door hunne meerdere dapperheid, Krygskunde, en een gelukkigen zamenloop van omftandigheden, liet Fort in bezit. De Gouverneur fneuvelt in het gevegt. Omtrent vyf uuren 's avonds zag ik een Corporaal met vier Grenadiers, die voor myn deur ftaan bleevcn, waar zy riepen, dat ik dezelve zou openen, op bevel der Keizcrinne. Spottend gaf ik hem te verdaan , dat hy looch : want dat de Keizerin te Petersburg zynde zulk een Schobbejak als hy met haare bevelen niet zou .vereeren ; 'er byvoegende, dat, indien hy met beleefdheid wilde handelen, wy onze zaaken misfehien op eene vriendlyke wyze zouden kunnen afdoen. Hy antwoordde , door den Gouverneur onderrigt te weezen, dat ik hem zou volgen, en hy gevolglyk gereed was om zich in allen opzigte naar my te fchikken. Ik delde daarop voor dat hy alleen zou binnen treeden om met my te drinken, en vervolgens zich belasten met eenige Papieren , welke noodzaaklyk aan den Gouverneur moesten ter hand gedcld worden. Ply demdc hier in toe; Ga ik  ióo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ik liet hem binnen , floot de deur agter hem toe, op welk oogenblik hem vier pidoolen op de borst gezet werden, onder bedreiging van een oogenbliklyken dood, indien hy het ondernam een enkel woord te fpreeken. Vervolgens bragt ik hein in myne kamer, cn vroeg hem omtrent alle byzonderheden, welke ik verlangde te weeten; en als by alles verhaald hadt, beval ik hem de Soldaaten één voor één, elk by naam tc roepen , om binnen te treeden en te drinken. Hy moest zich hier aan onderwerpen. Op deeze wyze werd ik meester van die manfehap, welke ik liet binden cn in den kelder brengen. 's Avonds ten negen uuren ontving ik kundfehap , dat 'er een hoop Krygsvolk gezien was onswaards naderende. Ik nam de verdeeling van den Heer wynblath met my, en riep hun toe, dat zy niet verder zouden gaan. Zy beantwoordden dit met verfcheide fnaphaanfehooten: waarop ik de mynen gebood op de voorden te vuuren; wanneer 'er drie gevallen waren, bleeven de overigen bewcegloos , en lagen met de aangezigten op den grond. Ik kon nogthans zeer gemaklyk ontdekken, dat de Officier een man na het Fort hadt afgevaardigd , ongetwyfcld met verzoek om byftand. Ik zond daarom iemand op verkenning uit; doch niets werd 'er ontdekt voor omtrent elf uuren, toen ik vernam, dat een bende Volk van achteren op ons aankwam, en dat, uit het geluid, 't welk deeze aannadering vergezelde, 'er reden was om tc gcloovcn dat zy gefchut by zich hadden. Ik beval den Heer wynbi.adth het oog te houden op het eerfte Volk tc onswaards ge-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 101 gezonden, en naa de Verdeeling van het middelpunt geboden te hebben zich by my te voegen, trok ik op den Vyand aan. Eer wy handgemeen geraakten, zag ik den Heer stephanow, die, fchoon naauwlyks in ftaat om te gaan, gewapend aankwam, en enkel tyd had om my tc zeggen, dat hy verfcheen om met my te overwinnen, of tc fterven. Dit befluit verzekerde hem van myne hoogagting: want, fchoon hy het bczwaarlyk op de been kon houden, deedt hy nogthans alles om de Medegenooten ten ftryd aantemoedigen. Op den afftand van vyftig fchrceden tot elkander genaderd zynde, riep dc bevelvoerende Officier my toe, dat wy ons gevangen zouden geeven, dat hy anderzins niemand onzer zou fpaaren. Ik antwoordde , dat wy dan noodwendig de voorwaarden moesten weeten , en hy vroeg weder, welke voorwaarden ik vcr1 tngde voorteftcllen ? Onder dit gefprek , werd dc afftand niet meer dan vyftien fchrceden, op deezen begonnen wy te vuuren, en onze tegenflanders waren , op het eerfte fchot zo kleinmoedig, dat zy het kanon in den loop lieten, en in aller yl na het bosch vlooden. De Officier was hier in grootlyks te berispen : want was hy na het Fort terug geweeken, wy zouden het nooit overweldigd hebben. Niet meer dan ccn klein vierendeel uurs was 'er noodig om myn Volk tc verzamelen. Ik maakte my meester van 't gefchut, cn bediende 'er my van om op het Volk naby onze wooning los tc branden: cn myn vuur, fchoon alles in 't wilde gefchooten , belette hun op te ftaan; zo dat ik het Fort onverhinderd kon naderen. G 3 De  102 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN De Schildwagt, ons met kanon ziende aankomen, nam ons voor het uitgezonden Krygsvolk , en naa ons toegeroepen tc hebben , vroeg hy , of wy de Gevangenen mede bragten? Waarop ik een van myn Volk ja deed antwoordden. De Man haastte zich, op dit zeggen, om de Valbrug te laaten vallen; dit gefchied zynde traden wy volmoedig binnen, en niet meer dan twaalf man in dc Wagt vindende, maakten wy deezen fchielyk af. Terwyl een gedeelte myner Medegenooten voorttrok om de Cafematten te ledigen, liet ik dc Valbrug ophaalcn, en zette een Wagt. Deeze voorzorgen genomen zynde waagde ik het, fchicten hoorende op het plein, cn ziende dat myne Mededandcrs zich gereed maakten om de binnendeuren op te rameien, om door een vender, 't welk ik open vond tc klimmen. Mevrouw nilow en haare Kinderen , my ziende , baden om myne befcherming, cn dat ik haar Man en Vader wilde fpaaren. Ik haastte my na zyn kamer, en verzogt hem na het vertrek zyner Kinderen te gaan, tot behoudenis zyns leevens; doch hy antwoordde dat hy my eerst van het myne zou beroovcn; en loste tclfens een pidool , 't welk my eene wonde tocbragt. Ik was, cgter, geneegen om hem tefpaaren, cn toonde hem, dat alle wederdand vrugtloos zou weezen; waaróm ik hem nogmaals verzogt af te laaten. Zyne Vróuw en Kinderen wierpen zich op de knieën; doch niets kon hem bewecgen; hy vloog op my aan , gfèép my by de keel, cn liet my geen keuze, dan om myn leeven te derven, of hem tc doordooten. Op dit oogenblik brak de buitenpoort met geweld open;  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 103 open ; de tweede ftondt waagewyd, cn ik zag den Heer panow aan 't hoofd eener Party inrukken. Ply badt den Gouverneur my los te laaten ; maar, niets op hem kunnende verwinnen, zette hy my in vryheid door hem het hoofd te klieven. Geene woorden kunnen befchryven, welk een ongelukkig tooneel deeze gebeurtenis op den zeven en twintigften opleverde. Mevrouw nilow viel voor myne voeten neder, haare Dogters vielen in zwym, en de moedigheid van myn geest was naauwlyks in ftaat om dien fchok te verdraagen. Ik ftonu op 't punt om op den grond neder tc Horten , als de Heer panow my in dien toeftand ziende, my verpligtte om uit het vertrek te gaan, my verzekerende, dat hy Mevrouw nilow en haare Familie in zyne bcfcherming nam. Ply fmeekte my, dat ik my wilde vervoegen by eene party van myne Medegenooten, die nog met de Soldaaten ftrecden. Ik ging op't plein, waar ik een nieuw tooneel aanfehouwde , 't zelve lag bedekt met dooden en gewonden; eenigen deezer laatdcn onderrigtten my, dat onze Medemakkers bezig waren met in een onderaardsch verblyf in te dringen , in 't welke verfcheide Soldaaten de wyk genomen hadden. Ik haastte my om het leeven dier ongelukkigen te fpaaren, en de Heeren wynbladth en crustiew met vier anderen der onzen ontmoet hebbende, verdubbelde ik myne fchreeden na het Bastion onder 't welke de Cafemat was, toen wy een musketfehoot, en het geroep der vyanden hoorden. Dit fchot werd gevolgd van geregelde ontlaadingen , 't welk ons verzekerde dat ze niet van ons Volk kwamen, die G 4 zich  io4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zich in verfchillehde plaatzen bevonden. Wy keerden ons na onze ■ Schildwagt die onophoudelyk fchreeuwde: Vyand! Vyand! Toen wy by hem kwamen , en op de hoogte der palisfa'de klommen, zagen wy eene groote party Cozakken , die zich tot een aanval gereed maakten. Ingevolge hier van zond ik den Heer wynbladth af om alle dc Medegenooten te verzamelen, degts ene Wagt van vier Man laatende om te waaken over de Soldaaten in de Cafemattcn , intusfehen moest ik een feilen aanval verduuren. 't Was een gelukkige omdandighcid , egter, dat de ladders door de Cozakken aangevoerd tc kort waren, en de duisternis des nagts onze Belegeraars niet toeliet de zwakdc plaatzen van het Fort te ontdekken. Flun geduurig fchietcn diende ons om op hun wel tc mikken, 't welk veertien Man in tien minuuten deedt vallen , terwyl niemand ónzer céne wonde ontvangen hadt. Op de aankomst van den Heer wynbladth , met twee en twintig Man losten wy twee drieponders 3 twee fehooten uit dezelve waren genoegzaam om onze tegendanders te verdrooijen. Naa dcrzclver aftocht delden en laadden wy, voor een tweeden aanval bcdugt , al het gefchut , cn ruimden de dooden van het plein en uit de Cafematten weg. De Medegenooten gehoorzaamden myne bevelen met de grootde wakkerheid cn yver: zo dat 's morgens ten drie uuren alles in volmaakte orde was. ACHT  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 105 ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Be bedryven des Graaven en zyner Medeballingen, zints den tyd dat zy het Fort ingenomen hadden, tot den tyd der overgave van de Krygsmagt des Gouvernements, dat Gyzelaars aan den Graaf leverde. D e Schildwagt op het Bastion een tweede Krygsgemgt van de zyde der Stad gehoord hebbende, klom ik zelve na boven, en zag verfcheide brandende toortzen in beweeging, 't geen my deedt beduiten om eenige Perfoonen op kundfehap uit te zenden. De Heer crustiew nam deeze post op zich met twee onzer Medegenooten. Naa deezer vertrek liet ik vraagen om Mevrouw nilow te mogen zien. Verlof hier toe bekomen hebbende, ging ik naa haar toe en vondt ze te bedde. Ik wierp my voor haar neder om vergiffenis te vraagen , dat ik dc onwillige oorzaak geweest was van den dood haars Egtgenoots, en verzogt haar myn gedrag te hemwaards te ovcrwcegen, toen ik verlangde zyn leeven, met gevaar van myn eigen, te behouden. Haare droefheid , hoe groot ook , zette haar niet aan my eenige vervvyten te doen; zy vroeg alleen na haare Kinderen, en badt dat de Wagt door G 5 den  io6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den Heer panow by haar en haare Kinderen gefield, mogt weggenomen worden. Doch , toen ik haar onderrigtte, dat de Wagt alleen te haarer behoudentsfe daar gezet was, ftemde zy in het blyven toe. Met betrekking tot haare Kinderen was ik onkundig waar men ze geborgen hadt; doch een knegt onderrigtte ons , dat de Heer panow ze in de zaal hadt doen brengen, cn zorg gedraagen dat zy dooiden Fleer lapin adergelaaten wierden. Deeze aanduiding deedt my denken , dat Mevrouw nilow zulks ook zeer behoefde, zy liet 'er zich toe bewecgen. Ik zond, in aller yl,om den Heer lapin, met het noodigc onderrigt. En daar ik het niet voeglyk vondt my intedringen by eene Familie zo zeer door 't ongeluk beloopen, belaste ik dien Fleer alle oplettendheid en voorzorge aan te wenden, om de jammeren van dcrzclvcr toedand, zo veel mogelyk, te vcrligtcn. Toen ik uitging om dc posten te bezigtigen, ontving ik tyding, dat dc Heer crustiew wedergekeerd was, en ik ging daarom onderzoeken, wat hy ontdekt hadt. Hy onderrigtte my, dat dc Stad geheel door de Mannen verlaaten was; en dat dc Hettman, door eene party uit zyne gevangenis verlost, alle de Cozakken gewapend hadt, met deezen was hy geweeken op de hoogten, een halve myl van 't Fort gelegen ; voorneemens om ons uittehongeren ; dat zyne Krygsmagt niet minder dan zeven of acht honderd man telde. Op dit befcheid deed ik myne Lotgenooten byeen komen , en vertoonde hun , dat wy zeker buiten ge-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 107 gevaar eens aanvals in het Fort waren, doch dat, indien wy met het neemen van een fpoedig befluit verwylden, om , zonder liet vei lies van dén oogenblik, door te tasten , wy ons , misfchien in 't verloop van vier en twintig uuren, zodanig ingeflooten zouden vinden, dat wy niet in ftaat zouden wcezcn 'er uit te komen, en dus genoodzaakt door honger ons op genade over te geeven. Ik onderrigtte de Vergadering van het verflag my door den Heer crustiew gedaan, cn verzogt dat een ieder zyn raadflag zou inleveren ten opzigte van de flappen, die ons in den tegenwoordigen ncteligcn tocfland , te doen flonden. Doch daar men in geen plan overeenkwam, ontvouwde ik het myne, dat ik reeds voorheen gevormd hadt, op 't oogenblik dat ik het befluit van den Hettman vernam. Ik verklaarde , als myn gevoelen , dat wy twee of vier en twintig Medegenooten na de Stad zouden zenden om alle de Vrouwen en Kinderen in de Kerk te dryven, dat men, zo ras zy daar in wel opgeflooten waren, hout en alle brandbaarc floftc welke voor handen was, rondsom de Kerk zou opeenflapelen; dat, wanneer alles in dier voege befchikt was, 't geen zeer wel vóór het aanbreeken van den dag kon gefchicden , aan de Vrouwen kennis zou gcgeeven worden om zich tot ftervcn te bereiden, met berigt , dat het bepaald voorneemen haarer Egtgenooten om ons met geweld wederfland te bieden, ons geen ander redmiddel hadt overgelaaten, dan om hunne Familien optcoffcren. Eindelyk hadt men 'er bytevoegen, dat zy drie Vrouwen en twaalf jonge Dog-  108 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Dogters zouden mogen zenden om de Mannen en Vaders te verzoeken, dat zy de Wapenen zouden nederleggen. Men keurde deezen voorflag goed. De Heer panow nam het op zich dit alles uittevocren ; doch ftelde, als zyn begrip, voor, dat het noodig was het Lyk des Gouverneurs mede '\p de Kerk te brengen, als een middel om de Vrouwen te meer vrees en fchrik aan te jaagen. Naa zyn vertrek gaf ik de noodige bevelen ; en het Lyk van den ongelukkigen Gouverneur , wiens leeven my altoos dierbaar geweest was, werd oogenbliklyk dcrwaards gebragt. De geftaage woeligheid des bedryfs hadt my myne wonde doen vergeeten : doch ik wilde my van dit rydftip van rust bedienen , om 'er na te laaten zien. Ik zond om den Heer lapin , die verklaarde, dat de gevolgen dier wonde gevaarlyk konden weezen; dewyl het bloed geftold was. Indedaad de koude hadt eene groote hoeveelheid daar van doen bevriezen , om het te ontdooijen moest ik digt by het vuur weezen, 't geen my dc fmertendde pyn veroorzaakte. Ik kon noch daan, noch loopen, voor dat de Heer lapin 'er de kogel uitgehaald hadt, in welke kunstbewerking ik hem zeer behendig vond. Naa het verbinden myner wonde kon ik myn been niet gebruiken , hy deedt my in het vertrek brengen, waar de andere Gewonden lagen; en ik het verdriet had van negen myner Party dood, en zeven gevaarlyk gewond te zien , nevens meer dan vyftig Gevonden van de Bezetting: dc gedooden hadt men tri een der Bastions gefmecten. Naa last gegecven te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 109 te hebben om den noodigen byftand te verkenen aan allen die denzelvcn behoefden , liet ik my in 't vertrek des Kanfeliers brengen om eenige rust te neemen ; maar de onrust over het flaagen van myn ontwerp , liet my niet toe eenige te genieten vóór de wederkomst van den Heer panow, die verhaalde, dat hy meer dan duizend Vrouwen, jonge Dogters en Kinderen hadt opgedooten , die eenpaarig verzogt hadden eenige uit haar aan de Mannen te zenden , met toezegging dat zy ongetwyfeld deezen zouden beweegen om zich naar onzen wil tefchikken. Met het aanbreeken van den dag, oordeelde ik het noodig dit werk doortezetten , en bedoot één myner Medegenooten met de Vrouwen te zenden, den trom daande ten teken, dat wy in een onderhandelend gefprek wilden treeden; hy had last om de volgende eifchen voor te dellen. „ Wy zyn onderrigt van uw befluit om ons in het „ Fort op tc fluiten, cn ons in dc noodzaaklykheid „ te brengen om door honger om te komen, of „ ons op genade over te geeven. Dit befluit toont ,, aan uwen kant weinig oordecis; want het is, in„ dedaad , voor u onmogelyk ons te overtuigen, „ dat uwe befluiten tot dit einde gerigt zyn, terwyl „ gy in onze magt gelasten hebt de dierbaarde pan,, den door de Natuur aan ons gegeeven , uwe „ Vrouwen, uwe Dogters, en uwe Kinderen, die „ ons moeten beveiligen voor uwe dolzinnige woe„ de , indien gy geen Monflers zyt van welke de „ Natuur gruwt. Gy zult de Beulen weczen van „ uwe eigene Familien, en derzelver bloed zal te- » gen  np GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ gen u om wraak fchreeuwen. Intusfchen kunt „ gy één van de twee voorilagen, welken wy thans ,, doen, aanneemen. „ Voor eerst. Vorderen wy dat gy, één uur naa „ het ontvangen van deeze boodfchap , op vrye „ voeten zult Hellen die vier onzer, welken gy ge„ vangen gemaakt hebt, ten tyde dat de Hettman „ zyne vryheid kreeg ; cn dat gy vervolgens uwe „ Wapens zult nederleggen en u ongewapend by „ het Fort vertoonen, op dat wy Gyzelaars uit u „ neemen , noodzaaklyk om zodanige voorvallen „ voor te komen, als naderhand nieuwe vyandlyk„ heden zouden veroorzaaken. „ Ten Tweeden. Dat wy , op uwe weigering, „ om in deeze voordagen te bewilligen, den brand „ zullen Heeken in de Kerk, waar in wy uwe Vrou„ wen en Kinderen hebben opgedooten. Deeze „ zal derzelvcr begraafplaats weczen; hun jamme„ rend gefchreeuw zal u overtuigen van de vervul„ ling onzes beduits. „ Wy zenden dit gefchrift aan u, juist ten nc„ gen uuren; haast u om te vergaderen, en breng „ zodanig een raaddag uit, als gy, in uwe tegen„ woordige omflandigheden voeglykst vindt. Ons ,, beduit zal ten tien uuren Hipt volvoerd worden." Naa dit Gefchrift door dc Hoofden onzer Maatfchappye te hebben doen onderfchryven, vaardigde ik sibeaw af tot de Cozakken, met vier Vrouwen cn twaalf Kinderen. Toen onze Booden vertrokken waren, beyverdeu zich de Medegenooten in het zamenbrengen van Stoe-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. in Stoelen , Tafels en ander Huisraad rondsom de Kerk. Omtrent acht uuuren verzogt Mevrouw nilow my te fpreeken; doch, als zy vernam, dat ik niet kon opftaan om myne opvvagting by haar te maaken, kwam zy zelve, vergezeld van haare jongde Dogtcr. De vermoeienis dien nagt uitgeftaan, en het gemis van bloed hadt myn gelaat geheel veranderd: zy zag dit en vergat, als 't ware, haar eigen leed. Zy liep na my toe, en haare eerfte woorden , dc vrees voor myne behoudenis uitdrukkende, verfchaften my geen geringen troost. Deeze waardige Mevrouw , een regtmaatig leedweezen , over het verlies baars Egtgenoots uitgedrukt hebbende, vermeldde my, dat, fchoon de welvoeglykheid haar verboodt my te zien, zy niet kon nalaaten tc verklaarcn , dat zy my onfchuldig hieldt aan al het voorgevallene; dat zy met verwondering befchouwd hadt, myn geduld , op 't oogenblik dat haar Man my eene wonde toebragt, cn hoe ik, in het uiterst gevaar myns leevens , myne Wapens niet tegen hem wendde. Te deezer oorzaake was ik, gelyk zy betuigde, by haar geregtvaardigd; doch dat zy, dewyl 't haar onmogelyk zou weezen het algemeen een zelfde gevoelen te doen omhelzen , bedooten hadt onmiddelyk te vertrekken , naa de begraafenis van haar Man, tot welker volvoering zy myn verlof en bydand verzogt. Zy zette haar gefprek voort met my te vermelden , dat zy, met betrekking tot haare Dogter, dewyl zy zag hoe zeer deeze aan myn Perfoon gchegt was , en haar niet kon blootdellcn aan de gevoeligheid haarer Zusters en verdere Fami-  ii2 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN milie, toeftemde deeze my in handen te Hellen, mits ik beloofde haar, door het Huwelyk in zulker voege als ik haar verzekerd hadt, tot myne Deelgenoote tc zullen maaken. In deeze om Handigheid, gedrongen door de noodzaaklykheid om het hart gerust te dellen van eene ongelukkige Moeder, wier Deugd cn Moed ik niet kon nalaaten hoogst te bewonderen , beloofde ik alles wat zy van my vorderde. Daar op omhelsde zy haare Dogtcr, maande haar aan altoos dezelfde verknogtheid aan my te behouden; zy wenschte haar allen heil, eindelyk, haastig opdaandc riep zy vol drifts uit, „ Gy zyt „ de aanlcidende oorzaak van het verlies haars Va„ ders, wees haar een Egtgenoot en Vader tclfens !" Mevrouw nilow vertrok, haare Dogter onderrigtte my, dat zy vreeslyk geplaagd geweest was dooide verwyten haarer Zusteren, die haar openlyk befchuldigden van medewerking ;in het verraad, fchoon zy gaarne zou toegedemd hebben in het verlies van haar eigen leeven, om dat haars Vaders te behouden. Op deeze woorden borst zy in een vloed van traanen uit. Eenigzins bedaard zynde hervatte zy haar gefprek met aan tc merken, dat, in dc tegenwoordige omdandigheid haar geen ander open bleef dan my te volgen ; maar dat ik, ten einde de Menfchen haar Moeder niet mogten verwyten, haare toeftemming gegeeven te hebben tot het vertrek met my , haar wilde doen wegvoeren. Ik beloofde zulks: waar op zy desgelyks heenen ging, my voorfpocd wenfehende in myne onderneeming. Een kwartier over negen uuren geen antwoord van  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 113 Van de Cozakken ontvangen hebbende, gaf ik last dat, op drie vademen afdands van eiken hoek der Kerke, vuur ontdooken zou worden. Ten half tien kreeg ik berigt, dat op den berg eenige zakdoeken, ten teken wierden uitgedooken. Een kwartier voor tien uuren zag ik omtrent vyftig man , uit al hun magt, na het Fort loopen, doch ongewapend, 't welk fny deedt denken, dat de Cozakken tot de overgave bedooten hadden. Elf minuuten naa tien uuren kwamen twee Cozakken by my, bykans buiten adem, zy verklaarden afgezonden te weezen om my te berigten, dat myn eerde voordel was aangenomen, en dat, naa het verloop van een half uur, dc geheele Bende zich ongewapend voor my zou vertoonen; weshalven zy my baden niet voort te vaaren, eer deezen konden komen. Een oogenblik daarna verfcheen sibaew desgclyks met berigt, dat, op het eerde leezen van zyn brief, het befluit was om rcgelregt na de Kerk te trekken ter verlosfing van hunne Familicn ; maar dat zy, door de Vrouwen onderrigt , dat dc branddofen rondsom de Kerk opgehoopt lagen, en het vuur by de hand ftondt, zo dat hun befluit alleen de vernieling zou verhaasten van zo veele Onfchuldigcn , ontftondt 'er een twistgefprek, 't welk eindigde in het gevangenneemen van den Hettman, dien zy tot my zouden brengen. —- Een kwartier over elven kwamen eindelyk dc Krygsbendcn , cn dewyl ik myne bevelen aan panow gegeeven had, deedt hy de zodanigen, die ik tot Gyzelaars bedemd had, in het Fort treeden, en zondt de overigen na de Kerk om II. Deel. H hun-  n+ GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN hunne Vrouwen in de Stad te brengen. Ten zelfden tydc droeg hy voorzorg om eenigen onzer na den Berg aftevaardigen, tot het bcwaaren der nedergelegde wapenen, tot den tyd dat ze in het Fort konden geborgen worden. Alles dus in rust gebragt zynde , liet ik dc Cafematten openen, uit welke twee en veertig Soldaaten kwamen, met den Kanfelier, dien ik zond om den Hettman te vergezellen, 't Getal onzer Gyzelaaren beliep twee en vyftig Perfoonen, allen de voornaamde Inwoonders der Stad, wier keven indondt voor het gedrag des Volks. NE-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 115 NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vmigtingen zints den tyd dat zy de Gyzelaars gekreegen hadden tot het fcheep gaan des Graaven met de zynen. Op den middag deedt de Heer panow eene opneeming van onze Medegenooten , cn gaf berigt, dat de Fleer meder niet gevonden was. Men zogt onder de dooden; doch vrugtloos. Wy waren bekommerd over zyn lot, tot dat de Heer crustiew ons verzekerde vast in't begrip tc daan, dat hyzich t'huis zou verfchoolen hebben, en dat hy, als ik hem geliefde derwaards te zenden , deezen vermisten in den oven zou vinden. De Fleer panow vaardigde hem met vier gewapenden derwaards, die met hem wederkeerden. Doch vóór hy ingebragt werd, onderrigtte my de Heer crustiew, dat de Heer meder gevonden was op zyne knieën liggende en op hunne intreede uitriep, dat hy onfchuldig was, en niets van het verraad wist. Dit verhaal deedt ons lagchen; doch ik dond zeer verdek!, toen ik hoorde, dat de Fleer meder nog geloofde in handen van het Gouvernement te zyn. Ik zond, om des te meer verzekerd tc worden, om hem. By het inkomen wierp hy zich op den grond nader, en herhaalde zyne eeden, dat H 2 hy  iió GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN hy niets van het verraad wist. Ik deed hem opdaan; doch dit belette niet, dat hy my voor den Gouverneur hieldt, en in zyne byfterzinhigheid bleef volharden, 't Was niet voor dat ik myn hand aan hem toegereikt en een glas brandewyn gegecven had, dat by tot zichzelven kwam, en openhartig verhaalde, hoe hy , naa het hooren van het eerfte fchot, zich in zyn huis verborg , en god voor onze behoudenis fmeekte, dat hy, omtrent het aanbreeken van den dageraad , de Cozakken aan zyne deur hoorende kloppen, in zwym viel, cn weder bekomende zich verzekerd hieldt van onzen ondergang; een denkbeeld, 't welk hem van alle tegenwoordigheid van geest beroofde. Naa een weinig verfrisfing genomen te hebben, deelde ik aan elk der Hoofden myne bevelen uit. De Heer crustiew kreeg last na de Rivier te gaan om de Korvette dc Sr. Pieter en Paulus te bcmagtigen, met behulp van den Heer kuzneczow en diens party, en alle de andere Vaartuigen tc verbranden. De Heer baturin moest het Magazyn en de Schatkist opnecmen, cn een lyst maaken van 't geen hy 'er vondt. De Heer panow nam op zich dc begraafenis van den Gouverneur cn der Gcfneuvcldcn. De Heer wynbladth zou orde dellen op den Krygsdienst: wat ons betrof, myne pynlykc wonden lieten my niet toe eenigen dienst te doen; doch ik delde al myn vertrouwen op den Heer meder: want de kundigheid van den Heer lapjn bepaalde zich alleen tot het geneczen van wonden. 's Avonds verzogt ik Mevrouw nilow my te vergun-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 117 gunnen haar tc mogen zien; doch zy weigerde zulks, 's Middernagts kwam Mejuffrouw aphanasia by my, cn, naa haar leedweezen over myn lyden betuigd tc hebben, onderrigtte zy my , dat , haare Moeder ten oogmerk hebbende naa twee dagen te vertrekken, het noodig zou weezen haar, zo fchielyk mogeiyk , weg te voeren. Ik verdreef de ongerustheden van deeze beminnelyke jonge Juffrouw en genoot daar op een weinig daaps. Op den acht en twintigden alles ter Begraafenisfe in gereedheid gebragt zynde, gaf ik last Mevrouw nilow tc laaten weeten, dat alles op haar bevel wagtte. Zy befloot dat het , zonder uitdel , zou gefchicden. De geheele Stad was daar op gehouden na de Kerk te gaan, cn de Begraafenis werd ftaatlyk volbragt. Van het Fort brandden één en twintig ftukken gefchut af. Naa het volvoeren van deeze plcgtigheid beval ik den Heer panow, den Aartsbisfchop , of door bedreigingen , of door beloften , ovcrtchaalcn om in de Kerk eene Rcdcnvocring tc doen, ten voordcele van de Omwenteling door ons te wege gebragt, cn vervolgens van alle myne Medegenooten , den Eed van getrouwheid aan my op het Euangelie aan het Altaar af te neemen; als mede dat hy, naa het volbrengen van dit alles, het wonderdoend Beeld van den II. nicolaas zou wegneemen; ten einde de Godsdienstverrigting aan boord, op de gebruiklykc wyze, zou kunnen volbragt worden. Deeze dap oordeelde ik noodzaaklyk: dewyl ik, door middel van dit bygeloof, tc meer gezags zou hebben over de harten der zodauigen, die zich II 3 do >r  nS GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN door hunne Geloofsvooroordeelen laaten beheer- fchén. Deezen dag had ik geduurig koorts, en kreeg, in den avond, berigt dat alles in de volUöaaktfte orde was afgeloopen. Omtrent middernacht kwam de koorts met meer gcwelds op, en kon ik naauwlyk zo veel doen als den Heer panow myn oogmerk te verdaan geeven om Mejuffrouw aphanasia weg te voeren, en myne redenen van dit gedrag te ontvouwen. De drie volgende dagen ylde ik voldrekt, ik werd drie maaien adergelaatcn , en dc Heer panow oordeelde het raadzaam my geheel nergens over te vraagen. Doch 's naamiddags den tweeden May, toen de Heer meder hem berigt hadt, dat ik buiten gevaar was, verhaalde hy my, dat de Heer crustiew de Korvette bemagtigd hadt ; dat dc lysten der goederen in de Magazynen opgemaakt waren ; en het Volk thans bezig was , om den voorraad tot onze reis bycen te brengen. Eindelyk vernam ik uit hem, dat Mevrouw nilow vertrokken was, dat zy , op 't oogenblik vóór haar heengaan, my kwam zien, bitterlyk weende, cn, zonder een woord te fpreeken, my verliet. Op myne vraag wat 'er van haare Dogter geworden was? kreeg ik ten antwoord, dat hy haar, 's avonds vóór het vertrek haars Moeders , uit een vender hadt doen klimmen , terwyl haare Zusters diepen , die ontwaakende daar over Veel opfchuddings verwekten; doch dat haare Moeder , het vertrek verhaastende , zich zeer gevoelig getoond hadt over het wegloopen haarer Dogtcr; d|t bragt haare Zusters in den waan, dat zy vry- wilt  des GRAAVEN van BENYOWSKY. n9 willig tot ons gekomen was. Hy zeide my, dat, naa het heengaan des Gezins, Mejuffrouw aphanasia myn bedfponde niet verlaaten hadt, tot deezen dag toe, wanneer zy, op de verzekering van den Heer meder. , dat ik my buiten gevaar bevond, zich hadt laaten overhaalen om eenige rust te neemen. In den avond my wat beter bevoelende, liet ik de Officieren en veclen myner Medegenooten binnen komen, en drukte myn genoegen over hun gehouden gedrag ten fterkften uit. Ik gaf last tot het maaken van vlotten, om het gefchut cn den voorraad aan boord te brengen. Op deezen dag booden zich achttien vrywilligers aan om myne Lotgenooten te weezen; onder deezen bevondt zich ïsmailow, de Neef des Kanfelicrs. Deeze Man hadt voor, den Secretaris des Kanfeliers , den Heer szudeikin , een kwaad lot te berokkenen , door deezen ten laste te leggen al het onheil, 't geen hy zelve beoogd hadt ons toetebrengen: geduurende den nagt wist hy zich zo wel in de goede gunst ceniger myner Medegenooten in te dringen , dat hy niet alleen van hun vergiflenis verwierf, naar hun teffens overhaalde, dat zy hem zouden bydaan om szudeikin te draden wegens het gepleegde. De fchurk bragt hun aan 't huis van den Secretaris, die zeker nooit bedoeld hadt ons eenig leed tc doen; zy haalden hem ten bedde uit, flocgen hem geweldig, en lieten hem, naa zyn huis geplunderd te hebben, half dood liggen. 's Anderen daags uit den Heer panow het gedrag van ïsmailow verdaan hebbende, deed ik hem in de boeijen daan. Ik had toeu de Archiven van de II 4 Kan-  120 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Kanfelary opgepakt , om ze mede te neemen. De groote voorraad van Pelteryen, door myne Officieren in de Magazynen gevonden , Helde my geheel gerust, wegens de middelen om beftaan tc vinden voor alle myne Medegenooten, tot wy in Europa kwamen. Dan myne bedaardheid werd geftoord, toen, omtrent tien uuren , Mejuffrouw abhamasia by my intradt. In den beginne wendde zy alle moeite aan om haar hartzeer cn traanèn te verbergen; doch zy werden eerlang allen bedwang te fterk, cn daar zy gebukt ging onder een drukkend leed, kostte het my weinig moeite te weeten te komen wat haar deerde. Het berigt , door haar gegeeven ontzette my in 'teerst; doch vervulde my onmiddelyk daar op met die hoogagting, welke een edel vertrouwen, in alle omftandigheden des lecvens baart. Deeze lieve jonge Juffrouw gaf my een Brief over, met 'er enkel by te voegen, „ Ik weet alles, vergeef my de „ eerfte vervoeringen van hartzeer! Ik ben bereid, „ en gy hebt voor geene zwakheid, in het tocko- „ mende , tc vreezen!" Verbaasd over den bcfhiitvollen toon waar op zy deeze woorden fprak, opende ik den Brief. Dezelve was gefchreeven door stephanow, die Mejuffrouw aphanasia berigttc, dat zy, naa door my bedroogen cn verraaden tc zijn, aan zichzelve, cn aan haare Familie, dc geweldig* fte wraaknecming vcrfchuldigd was; om welke te volvoeren hy zynen dienst aanboodt. Hy fchreef haar, dat ik getrouwd was, cn gcvolglyk binten ftaat pm haar in eenigen uitdcckenden lecvensrang tc plaat? ZPHv  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 121 zen. Hy vertoonde hoe zy, nimmer myne Egtgenootc kunnende worden, niet dan niet fchaade myne party kon blyven volgen : en hy belloot zynen Brief met te verklaaren, dat hy de fchande haar aangedaan door myn bloed zou uitwisfehen, ten welken einde hy alleen op de heruelüng zyner gezondheid wagtte , en haar zyne hand ten Huwelyk aanboodt. Deeze Brief zou my, op een anderen tyd, alleen vervuld hebben met medelyden over den pngelukkigen Man, die zyn gewis verderf in den mond liep; doch thans trof dezelve my ten ftcrkften. Want ik had vast bedootcn de bekentenis van myn Huwelyk uit tc dellen, tot dat ik eene voeglyke gelegenheid aantrof om haar uittchuwelyken. In deezen ftaat van verbaasdheid wekte zymy op uit myn gepeins, met te zeggen, „ Hoor, myn waarde Vriend! ontrust „ u zclveu niet; uwe aphanasia zal niet ongeluk,, kig zyn. Zy bemint u, en zal u altoos blyven „ beminnen. Zy kan zich nooit uwe Vrouw noc„ men ; doch gy kunt haar als uw Kind aannec,, men! " Onmiddelyk voegde zy 'er nevens, „ Zal ,, het zo niet zyn, myn waarde Vader?" Deeze opregthcid cn ongemaaktheid van character, gepaard by de manmoedige gevoelens eener zo beminnelyke jonge Dogter, doorboorden myn hart, en ik kon niet nalaaten fchatting te bctaalen aan zo verhee- vene begrippen. Ik verzogt haar vergiffenis, wegens het verbergen van myn Gehuwden daat, en bragt tot myne verontfchuldiging in, dat ik het gedaan had ten beste van myn gezin, en uit hoofde yan de verbintenis aan een Bondgenootfchap; welks H 5 LeT  i*t GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Leden hun leeven , tot behoudenis van 't myne , gewaagd hadden: en , met oogmerk, om haar nog meer in te neemen en haare vergiffenis te verwerven, drong ik als eene verfchooning aan, de gevoelens, welke ik voor haar koesterde. Myn zeggen , hoe weinig gefchikt ook te myner verdeediging, ontving zy met zulk eene belangneeming als my van vergif, fenis verzekerde; deeze fchonk zy my met te verklaaren, dat niets ter wereld haare verbindtenis aan myzouverbreeken. Zy voegde'er by,te vrede te zullen weezen met te leeven in het land, 't welk ik tot myn verblyf koos , en zich volmaakt gelukkig zou agten in my te zien cn my Vader te noemen. Zy hoopte volkomen rust te genieten in den boezem myner Familie: dewyl zy bedooten hadt geheel van alle Egtverbintenis af te zien: de eenige belofte, welke zy van mynen kant vorderde, was , dat ik haar zou aanmerken als myn eige Dogter: en haar vergunnen van Klceding tc verwisfclen; ten einde zy als een Man gekleed, te gemaklyker cn te ongedoorder my zou kunnen vergezellen. De Heer panow brak ons onderhoud af. Deeze getrouwe Vriend, onderrigt van het gebeurde, verzogt te mogen heengaan om zyn Neef van kant te helpen. Doch , kort daar op hoorende welk een befluit Mejuffrouw aphanasia genomen hadt, wierp hy zich voor haare voeten neder om zyn eerbied te betuigen voor haar moedig gedrag. Zy vertrok eindelyk met die bedaardheid van geest , welke alleen het gevolg kon weezen van een vastgenomen befluit. Naa dat zy weggegaan was , onderrigtte my de Heer pa-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 123 panow , daags te vooren gehoord te hebben, dat aphanasia myne Egtverbintenis ontdekt hadt, fchoon de naam des Perlbons , die deeze verraadende bekendmaaking deedt, hem verborgen geblecven was. Jly verzogt my zyn Neef aan den loop des regts overtelaaten , om de Maatfchappy te verlosfen van een Gedrogt, 't welk door zyne (treeken en boosheden , een volkomen verderf over ons allen zou kunnen brengen. Niet dan met de uiterfte moeite kon ik hem dit ontraaden; maar het gelukte in 't einde. Op dit oogenblik kwam de Heer baturin , my verhaaiende dat hy tegenwoordig geweest was by een tooneel ten huize van den Heer stephanow, waar Mejuffrouw aphanasia was ingekomen met de bitterde verwyten aan dien Man, wegens gebrek aan verknogthcid cn trouwe ten mynen opzigte. Zy verklaarde zyn Characler en Perfoon te veragten; dat zy hem nooit in eenig ander licht befchouwd hadt dan dat eens monfters van godloosheid cn ondankbaarheid ; dat hy geheel misnoomen was in het denkbeeld , dat zy immer gewenscht hadt myne Vrouw te worden: dewyl zy, uit myn eigen mond, myn voorig Huwelyk wist, en dat haar befluit om zich aan my tc verbinden alleen was in de hoedanigheid van Vriendin en Dogter. Zy eindigde haar gefprek met stephanow te raaden zyn eigen hart te ondertasten, alle denkbeeld van liefde haarwaards te laaten vaaren, en zyn gedrag in het toekomende te verbeteren. Stephanow, verbitterd door deeze taal, werd woedend, en greep een der pifloolen, die ter zyde aan zyn bedde lagen. Maar baturin ontwapen-  i24 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN pende hem, cn deedt hem onmiddelyk elders brengen , waar hy thans door twee onzer Medegenooten bewaard werd. Al het geld uit de Keizerlyke fchatkist, een menigte van Zyde, Satyn en Taf deed ik onder de Medegenooten uitdeden. Ik ontving een Brief van den Heer crustiew, aandringende dat ik my zou haasten om na dc Haven te komen, om dc Mcdegenoor ten te beteugelen , die zich onvoegelyk gedraagcu hadden omtrent de Inwoonderen. Op den vierden van May hielden wy raad over stephanow. Het vonnis was, dat hy geheel cn al tót onze raadsvergaderingen zou uitgedootcn en van allen bevel onder dc Medegenooten verdooten zyn. Even voor de fchciding des Raads vertoonde zich Mejuffrouw aphanasia , in Mans gewaad cn gewapend; het gezelfchap gaf haar den naam van achilles. Haare gedalte was in die klccding bckoorlyk, en zy hadt eene zo moedige houding als eene Vrouw met mogelykhcid kan hebben. Omtrent den middag waren de vlotten in gereedheid. Ik zondt vyf cn twintig onzer Medegenooten na den Zeekant, met drie en dertig Gyzclaars onder hunne bewaaring: dewyl zy my in de Stad over dc hand waren. Honderd zes cn veertig deeden gingen belaaden met goederen voor de Korvette. 's Volgenden daags beval ik den Priester den daatJyken Kerkdienst te verrigtcn; cn naa het leezen van het Euangelie deed ik alle de Medegenooten daar by tegenwoordig, den Eed van trouwe aan my afleggen. Naa het eindigen van deezen dienst gaf ik een onthaal  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 125 haal op 't Fort, waar by zich vcrfchcidcn Inwoonders tegenwoordig bevonden, 's Avonds ftelde ik ons vertrek, op morgen, vast. Naa op dien dag dc Pferföotien. tot het bcftimr benoemd , en de Inwoondcrs tc hebben doen zweeren, dat zy niets zouden doen, zonder de toeftemming van my of van myne Medegenooten , zo lang wy nog in Kamchatka blecvcn, ging ik heen, en alles werd verrigt tot groot genoegen van beide de partyen , fchoon dit genoegen uit zeer vcrfchillcnde oorfprongen opwelde, 's Avonds ten elf uuren kwam ik te TJekawka, waar ik met verrukking ontvangen werd door myne Medegenooten, en boven al door den Heer csurin, Bevelhebber der Korvette, die my verzekerde, dat het Schip den elfden van May gereed zou zyn om te vertrekken. Op den zevenden alles bczigtigd hebbende, vond ik reden om geheel voldaan te zyn over het vlytbetoon myner Lotgenooten. Myn genoegen vermeerderde nog als ik zag, dat honderd en tachtig Cozakken , die zy gedwongen hadden hun by tc (laan, druk met wyken bezig waren. Deezen dag vvaarfchuwde my dc Heer crustiew, dat de Kamchatkafche Tajon van Kawka, een ontkomen Luitenant der Bezetting met eede beloofd hadt my te zullen van kant helpen: hy bcrigttc my teJfens, dat de Tajon gekomen was, cn verlof verzogt om my tc fpreeken. Onmiddelyk gaf ik last dien Tajon te vatten, en voor my tc brengen; hy lochcnde dc bcfehuldiging, fchoon hy toeftemde, dat dc Luitenant hem den voorflag gedaan hadt. Een piflool by dien Leide-  126 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN deling gevonden verflimmerde zyn geval, en over* tuigde my van de voegelykheid om hem vyftig flagen met de knout te laaten geeven. Naauwlyks hadt ny 'er twaalf ontvangen of hy erkende zyn misdryf, en verklaarde, dat de Luitenant zich toen bevondt by den Tajon van een nabuurig Dorp , benevens de Heer gurgiew, Schoonbroeder van den Heer crus* ïiew , die zeer aan het Gouvernement gchegt geweest was. Op deeze verklaaring zond ik den Heer kuzneczow, met zes Medegenooten, om de Misdaadigers te vatten, die zy 's avonds ten vyf uuren by ons bragten. De regtspleeging en de drafuitvoering werd tot den volgenden dag uitgcdeld. Op deezen ontving ik het verzoek van meer dan dertig Vrouwen en jonge Dogters , die begeerden in het lot haarcr kennisfen te deelen ; doch het was ons onmogelyk zulk een aantal Menfchen aan boord te neemen: drie alleen kreegen verlof, de overige werden heen gezonden, met belofte, dat wy op onze landing aan het eerde Eiland een Schip om haar af te haaien zouden zenden. 's Anderen daags werd de Heer gurgiew, de Balling, de Heer valnoy, de Luitenant,veroordeeld tot vyftig knoutdagen, en de Tajon tot het dubbelde van dat getal. De draf volgde onmiddelyk op het vonnis. Gurgiew en valnoy werden na de Stad ter geneezinge gezonden.' Veertien Ballingen kwamen uit verfcheide plaatzen en verzogten onder ons aangenomen te worden. Zy krecgen hunnen wensch. Het Schip geheel hcrdeld en toegetakeld zynde , werden 'er op deezen dag  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 127 dag twee en twintig ingezoute Beeren tot Scheeps kost ingelaaden. Men voer de twee volgende dagen voort met laaden. Op den elfden was alles tot ons vertrek gereed. Ik ontfloeg de Gyzelaars, en zond ze na de Stad te rug, uitgenomen szudeikin, den Secretaris des Kanfeliers, dien het Volk dwong aan boord te gaan, om als Kok te dienen: zy gaven voor reden dat dit noodzaaklyk was: dewyl hy boete moest doen voor de onaangenaamheden, welke hy de Sociëteit in Kamchatka hadt aangedaan. ■ Toen ik aan boord kwam deed ik de Vlag van de Poolfche Confederatie opheisfen: welke plegtigheid vergezeld ging van twintig Kanonfchooten DER-  128 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf gaat onderzeil, Bereikt Beerings Eiland, waar hy kennis maakte met ochotyn. Berigt van deezen Man. Gevormde plans tot op(land , ontdekt, en verydeld. Op den elfden van May MDCCLXXI ging ik in de haven van Bolska aan boord van dc Korvette St. Pieter en Paulns , twintig gefchutpoorten had ik 'er in doen maaken; doch twaalf voerden degts houten Rukken. Op den Zeedienst Relde ik de noodige orders. Ik zelve was Opper- en de Graaf crustiew dc tweede Bevelhebber. Alle dc dienst doende Perfoonen waren vyf en zeventig Man , behalvcn deezen bevonden zich by ons nog negen Vrouwen en twaalf die degts medevoeren, zo dat wy zes en negentig zielen telden. Onze Krygs- en andere voorraad beftond uit 3 ftukken Kanon, 2 Houwitzers,2 Mortieren tot Bomben, 120 Snaphaanen met bajonetten, 80 Zabels, 60 Piftoolcn , 1600 Ponden Buskruid , 200 Ponden Kogels, 800 Ponden gezouten Vleesch, 1200 Ponden gezouten, cn 3000 Ponden gedroogden Visch, 1400 Ponden Traan, 200 Ponden Zuikcr, 500 Ponden Thee, 4000 Ponden beschadig! Meel, 40 Ponden  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 125 den Boter, 113 Ponden Kaas, 6000 Ponden onderfcheiden gemaakte Yzerwerk , 120 Granaaten, .900 Ponden Kanonskogels, 50 Ponden Zwavel, 200Pon* den Salpeter, 1200 Ponden , 36 Tonnen Water, 126 Kisten met Pelteryen, 14 Ankertouwen en den verderen voorraad van Touwwerk met de noodige dellen Zeilen. Één Sloep en één Boot. De Kor- vette ging ruim acht voeten diep. 's Voormiddags deed ik den Godsdienst verrigten naar de wyze der Griekfche Kerk. Plet Te Deum werd aangeheeven , en daar op vernieuwde al het Scheepsvolk den Eed van Gehoorzaamheid aan myne bevelen, 's Avonds ten vyf uuren zakten wy de rivier af en ankerden aan den mond. Den 12 May dclden wy de Gyzelaars dus lang by ons gehouden in vryheid en daaken in zee , zuidwaards koers zettende. De dilte deedt ons by een bank het anker werpen: doch by 't wakkeren van den wind gingen wy weder onder zeil , wanneer het Schip diet tegen een dryvend ysveld, wy fehooten het in dukken met een Kanonskogel. Den volgenden dag vervorderden wy, met derken wind en een hoogc Zee, onzen koers Zuidwaards. Met het aanbreeken van den dag ontdekten wy, ten Westen van ons de Rots Alayd. Wy hielden raad, welk een koers vervolgens te houden. Ik delde voor na een der Kurellen-eilanden te devencn, om daar eenigen voorraad op te doen en brood te bakken. Men toonde zich gereed om myn raad te volgen. Den veertienden hadden wy onder de Kwellenli. Deel. I ei.  130 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN eilanden flegt weer met fneeuw, cn zagen verfcheide Walvisfcheudooreen Zwaardvisch vervolgd. Twee Eilanden in 't gezigt hebbende rees 'er eenig ongenoegen : want veelen wilden hier ankeren : cn dewyl zy goedvonden my te dreigen als ik hun zin niet volbragt; liet ik 'er twee gevangen zetten, en bedoot aan die Eilanden niet te ankeren , vree/.ende voor oproer, 's Avonds nam de wind toe , wy reefden de zeilen geduurende den nagt: met het aanbrceken van den dag ontdekten wy een Bajdara of Boot, die in ons gezigt na 't ftrand roeijde. Veele vogels zagen wy van het Noorden na het Zuiden vliegen. 's Volgenden daags ftak de wind nog heviger op cn onze groote Raa brak. Wy ontdekten dryvend Zeewier , en eenige Walvisfchen. Het degte weer met veranderlyke winden hieldt den zestienden aan. Ïsmailow werd befchuldigd een oproerigen voordag gedaan te hebben aan twee Kamchatkaers; 't gevolg was gevangenzetting op brood en water. — De twee volgende dagen hadden wy geene byzondere ontmoeting , wy vongen eenige Kabbcljouwcn, zagen Walvisfchen van het Zuiden na het Noorden zwemmen, en verfcheide vlugten Vogelen, van het Oosten na het Westen vliegende: veel dryvend Zeewier rondsom het Schip, wy vischten 'er van op om 'er in tyd van nood ons van te bedienen. Het Eiland Beering kreegen wy den negentienden in 't gezigt. Ik nam waar dat het op 55 Gr. 15 Min. Breedte en op 8 Gr. Lengte van Bohka lag. Een halve myl van de Westkust ging ik ten anker. Terftond zond ik de kleine Boot met den Heer panow en  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 13 i en tien gewapende Mannen, tot het opneemen des Eilands: met last, om wanneer zy een goede ligplaats vonden het my door drie fchotcn te doen weeten, cn dc Boot onmiddelyk om my te zenden; maar, indien zy eenig Schip in dc haven of" onder weg zagen, moesten zy tcrftond, zonder te landen, wederkeeren. Naa zyn vertrek ligttc ik het anker cn liet het Schip na 't Eiland dryven. Een vierde myls van wal gekomen, veranderde de wind en ik moest bydraaijen. Welhaast hoorden wy het afgefprooken teken, en naderden dc baay , waar eene goede ankergrond was. Waar van wy ons bedienden , en dus den twintigften van Mey in een Baay van het Eiland Beering lagen. Schoon de Heer panow my verzekerd hadt, dat hy op 't Eiland geen mensch vondt, vaardigde ik egter eenige Manfehap af op nadere verkenning, en beval anderen aan ftrand een tent op te daan en ovens tot het bakken van brood te vervaardigen. Bcdootcn hebbende zelve aan land te gaan, gaf ik last het Schip te reinigen en onzen voorraad te lugten. Zes man bragten my met de kleine Boot aan land. Ik vond de tent vervaardigd. Omtrent vyf uuren keerden de op kundfehap uitgezondenen te rug, cn verhaalden my dat zy een myl van ftrand af een hut hadden aangetroffen, by dezelve een hond en onder een vat een Brief, welken zy my bragten. De Heer kuzneczow, die over deeze Manfehap geboodt, verzekerde my desgelyks in de hut vier vaten met Traan en tien of twaalf kwintaalcn Zoutenvisch gezien te hebben. Hy voegde 'er by , dat, zyns oordeels, I » jsc-  13* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zeker Menfchcn op 't Eiland waren: dewyl by voet* dappen in de fneeuw en een onlangs gemaakt pad gezien hadt. Om myne twyfclingcn op te klaaren las ik den Brief, die het volgende behelsde* „ Heil aan allen, die op dit Eiland komen! „ Ik onderrigt hun , dat het Schip de Elizaheth, „ 't welk de Haven van Ochoczk in 't jaar 1769, „ onder myn bevel verliet, een geheel jaar aan dit „ Eiland bleef, naa veel fchade door ftorm geleden „ te hebben. Naa dit lange verblyf, verzekerd dat „ alle onze poogingen om het Schip zeilvaardig te „ maaken nutloos zouden weezen, doopten wy'tzel,, ve en vervaardigden Booten van het gedoopte, 5, waar mede ik gereed daa om over te deeken na ,, het Eiland, 't welk Oostwaards ligt, in hoope van ,, een Schip te zullen aantreffen , waar in ik met „ myn volk zou wederkeeren." Gefchreeven den 24 Jan. 1771. ivan ochotyn Capitein. baltasar balakir.ow StUUrmaU. Op het Zuidlykst gedeelte van het Eiland vondt de Heer kuzneczow vyf Kruisfen opgerigt, waar van een dit Opfchrift droeg. „ Ter eere van god en „ St. nicolaas werd, in 't jaar 1769 op den 1% „ April dit Kruis gezet door peter kreneczin , „ Bevelhebber van een Tocht ter ontdekking van „ California." De laatstgemelde byzonderheid was voor ons van weinig aangelegenheid ; maar het vinden van eene foort  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 133 foort van Wortelen en Look kwam zo wel als de Traan en de Zoutenvisch ons zeer te ftadé. Wat den gemelden Brief betreft , bevond ik , naa een naauwkeuriger onderzoek het fchrift vry nieuw. Verfcheide bedenkingen bragten my te binnen , dat ik dikwyls had hooren fpreeken van deezen ochotyn, dien men te Ochoczk vertelde dat een Zeeroovcr geworden was. Om myne twyfclingen op te klaaren vroeg ik myne Tochtgenooten of iemand hunner ochotyn kende. Veelen hunner zeiden my terdond, dat ochotyn geen Rus was, dat hy het Schip, waar over hy bevel voerde bcmagtigd, cn zyn Scheepsvolk overgehaald hebbende om met hem hun Fortuin te zoeken, zich op de Aleuthes-cihnden hadt nedergezet, waar hy, geduurende de laatde twee jaaren andere Rusfifche Schepen nam, wier volk hy onder zyn bevel nam; zo dat het getal der Europeaanen onder hem meer dan honderd moest bedraagen; daarenboven hadt een aantal der Eilanderen hem tot hun Opperhoofd benoemd. Uit dit berigt maakte ik op dat ochotyn, of ten minden eenigen van zyn Party, zich op dit Eiland bevondt, ingevolge hier van koos ik vyf Man uit, die ik afzonderlyk heenen zond , wel gewapend en van leevensmiddelen voorzien , met een Brief van uitnoodiging aan ochotyn, of het volk van zyne Party. Om allen onheil te voorkomen beval ik aan boord en op 't land ftrikte wagt te houden. In de Baay St. Maurice, door myne Tochtgenooten geheeten, met fchoon weer ten anker liggende, werd den een en twintigden het meel aan wal geI 3 bragt  134 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN bragt cn men begon in vyf daar toe gemaakte ovens brood te bakken. Myne Medegenooten bouwden voor my een gemaklykc hut. Ik zond twee en twintig Man om de gevondene Zoutcnvisch cn Traan aan boord tc brengen; zes Man waren bezig met hout hakken, en de Timmerman nikita herflclde de gcbrooken Raa. 's Avonds zond ik vier en twintig vaten versch water aan boord , benevens Brandhout , ccn gedeelte van den Zoutcnvisch, met een vat Look, en cene menigte van Wortelen. Den nagt bragten wy ongeftoord door; maar 's morgens ten vyf uuren werd ik gewekt door den Fleer crustiew, die my berigtte verfcheide fehooten aan 't Zuidlykst gedeelte des Eilands gehoord te hebben. Ik trad terflond na buiten , cn hoorde verfcheide keeren agter den anderen fchieten: waar op ik onmiddelyk bevel gaf om alarm te liaan. Twintig Man van boord vervoegden zich by my. Om te ontdekken , wat 'er gaans was, als mede om de perfoonen, 's avonds tc vooren uitgezonden, byftand te bieden, gaf ik last aan den Fleer wynbladth om met zestien Man in de floep tc gaan, cn na het Zuidcinde van de Laay te roeijen, om te gemaklyker waar tc neemen, van waar uit fchieten mogt komen. Ilcrn heen gezonden hebbende liet ik het bevel in handen van den Heer crustiew, vervoegende my in dc kleine boot met acht van ons volk. Welhaast rocijden wy de floep voorby , en aan den Zuidhoek komende zag ik een Bajdara met vyf Man na ons tocroeijen. By het naderen kenden wy de Manfehap voor Rusfen, een hunner riep ons toe en zeide een Brief tc heb-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 135 hebben aan den Bevelhebber van de Korvette St. Piet er. Welhaast waren zy by ons, en hy gaf my den Brief over, ik las dcnzclven , en ftelde hun voor aan boord van myn Schip te komen. Zy ftemden hier in toe, en betuigden dat hun Generaal hun bevolen hadt aan boord te gaan; wy bereikten het Schip 's morgens ten tien uuren. Op myne aankomst vond ik myn volk in de uiterde verwarring. De Heer stephanow onderrigtte my, een opdand ontdekt te hebben door middel van alexi andreanow. Het duk onderzoekende, ontdekte ik, dat de Heer ïsmailow , met zyn Vriend zablikow, en vyftien anderen met eede zich verbonden hadden, om de eerde gelegenheid waar te neemen als het grootde gedeelte des volks aan wal, en ik aan boord was, om zich van myn Perfoon te verzekeren en na Kamchatka weder te keeren ; doch dat zy , ingevalle zy dit ontwerp niet konden volvoeren, my zouden om hals brengen, den brand in 't Schip deeken en het Eiland met de doep verlaaten. Dc verklaaring van andreanow werd bekragtigd door popow en raralow. Ik wapende daar op terdond alle Perfoonen, op welken ik het meeste vertrouwen kon dellen, en riep vervolgens de geheele bende byeen, aan welke ik de Hoofden der zamenzwecring ontdekte. Zy werden terdond in dc boeijen gedaagen en aan land gebragt om te regtgcdeld te worden voor een Raad, dien ik benoemde, en in welken ik den Heer crustiew tot Voorzitter benoemde. Naa dit verrigt te hebben, deed ik myn I 4 best  i3<5 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN best om alle beleefdheid te toonen aan de Lieden, die my ochotyns Brief bragten, Myn Adjudant gaf my 's anderen daags een Gefchrift over, uit naam van alle de Medegenooten, verzoekende dat ïsmailow en de Kamchatkcier palencsin, met diens Wyf, aan land zouden mogen gezet en op het Eiland gelaaten worden, en dat dc anderen , door hem verleid , vyftig dagen zouden ontvangen, en naa het vernieuwen van den Eed weder in den voorigen dienst treeden. Ik deinde te" gereedcr in dit algemeen verzoek toe: dewyl het van veel aanbelangs was een voorbeeld te geeven en myn gezag door zulk een dreng bedryf te vestigen. Naa dat ik myne bevelen aan den Fleer crustiew fchriftlyk aan wal gezonden had, deelde ik den inhoud des ontvangen Briefs mede aan de Manfehap , die zich by my beyondt: dezelve luidde in deezen voege. „ Heil aan den braaven, en onvertzaagden Bevel„ hebber van het Schip St. Pieter en al zyn volk! „ Waarde Vrienden en Medebroeders, wy hoor„ den met veel genoegen uwe gelukkige aankomst „ op dit Eiland. De Manfehap, door u uitgezon„ den om ons op te zoeken , heeft ons van uwe „ oogmerken ten vollen onderrigt; wy hebben hun, „ min als Gyzelaars dan als Vrienden, by ons ge„ houden, die wy aan u willen te rug zenden met „ voorraad, welken gy mogt behoeven. Staat den „ Brengeren van deezen Brief toe aan boord van uw 9, Schip te komen: 't is waarfchynlyk, dat zy ecni- 5J ge  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 137 ge bekenden zullen ontmoeten, 't welk ons zeer „ aangenaam zou weezen. Wy verzoeken van den „ Bevelhebber te mogen weeten, of hy het raadzaam ,, keure met ons in een gefprek te treeden; ten dien ,, einde bidden wy, dat hy ons volk wil te rug te „ zenden met berigt van de plaats der zamenkomfte. „ Wy wenfehen u allen voorfpoed, en beveelen ons „ in uwe Vriendfchap. Vaartwel!" ivan ochotyn Uit naam der Compagnie. De onderfcheidene gevoelens over 't geen ons, in dit geval te doen ftondt gehoord hebbende, befloot ik dén van de vyf te rug te zenden met myn antwoord, en de vier anderen te houden tot de wederkomst van myn eigen volk. Myn Brief was van den volgenden inhoud. „ Ik kan niet uitdrukken het genoegen 't welk ik „ gevoelde, als ik berigt kreeg van uw verblyf op „ dit Eiland. Het gedrag van den beroemden ocho„ tyn heeft my een jaar geleden hem reeds hoog „ doen agten, en niets belet my hem tc zien en van „ myne vriendfchap te verzekeren. „ Schryf de voorzorgen , welke ik vereisch by „ onze ontmoeting niet toe aan wantrouwen; maar „ wees verzekerd , dat verregaande voorzigtigheid „ alleen nadeelig is voor Mannen dien het aan moed „ ontbreekt. Ik verzoek, derhalven, dat op mor5, gen ten zes uuren de Heer ochotyn met vier van I 5 „ zy-  138 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ zyne Manfehap aan den Zuidhoek van de Baay „ kome, waar ik op 't zelfde uur, met een gelyk „ aantal my zal vervoegen ; zo ras wy elkander „ zien, zullen wy onze wapenen nederleggen en el„ kander naderen." maurits august. Deeze dag werd bedeed in het gebakken brood aan boord te brengen. Omtrent den avond ftond ik zes onzer Medegenooten toe op de Jagt te gaan, met last om 's morgens ten zes uuren weder te keeren. De Heer meder kwam aan boord , en bragt verfcheide noofen en ftukken kampherhout, die bewerkt waren, mede; hy vond deeze op 't ftrand. 's Morgens ten vyf uuren liet ik drie kanonfehoten doen, en het bevel over het Schip aan den Heer panow laatende, ging ik met vier Man in de doep. Naa drie kwartiers roeijens bereikten wy den afgefprooken hoek, waar ik den Heer ochotyn aan den oever vondt, die my zeer beleefd ontving. Hy zag 'er wel uit, was zes en dertig jaaren oud, en fprak zeer goed Hoogduitsch en Fransch. De eerde pligtpleegingen afgelegd zynde verhaalde hy my zyne gefchiedenis en lotgevallen , die verdienen vermeld te worden; doch ik zal my kortsheidshalven tot de hoofdzaaken bepaalen. Dc Heer ochotyn was een Man van eene Saxifche Familie, en diende onder Keizerin elizabeth, als Kapitein, in het Regiment van smolenskoi, 't welk hy verliet om Adjudant tc worden onder den Generaal apraxin. Toen deeze Generaal , op last der Kei-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 139 Keizerinne , gevangen genomen werd , zondt men hem desgelyks in de gevangenis met den Baron kxusewsky , die nog een Balling is te Jakutzk onder den naam van fiskin. De Heer ochotyn werd uit de gevangenis niet ontflaagen voor dat hy als Balling na Siberië trok. By zyne aankomst te Jakutzk, verwierf hy de gunst van na Ochoczk gezonden te worden, waar hy zich verhuurde op een Schip op de Bevervangst uitgerust. Naa twee tochten daar mede gedaan te hebben, bcmagtigde hy, op dc derde rcize , vyftig Man van het Scheepsvolk in zyn belangen overgehaald hebbende, het Vaartuig op de Aleuthes-clhndm, hy maakte 'er twee andere prys mede, welker Manfehap zich by hem als Lotgenootcn vervoegde. Zyne party beftondt, in den beginne, uit honderd vieren dertig Man, allen kloekberaaden en in daat om de zecmagt van Ochoczk het hoofd te bieden. Achttien maanden daar naa hadt hy het geluk om zich te vestigen op eene der grootde Aleuthes Eilanden, waar hy verbintcnisfen aanging door zyne Metgezellen aan jonge Dogters der Eilanderen te doen trouwen. Het vertrouwen, 'twelk hy kon dellen op de vriendfchap der Inboorclingen deezer Eilanden, hadt hen doen bcduiten om Volkplantingen aanteleggen : doch daar het hen aan de noodige wapenen en gereedfehappen ontbrak , was zyn befluit Kamchatka cn Ochoczk te bezoeken, met oogmerk om deeze twee Vastigheden geheel te vernielen cn alles weg te neemen, wat hy oordeelde hen van dienst te kunnen weczen. Wanneer hy zyn berigt geëindigd hadt, ftelde hy my  J4o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN my voor onze kragten te vcrecnigcn tot volvoering eens ontwerps van wraakneeming, waar na wy beiden even zeer verlangen mogten. Ik gaf ten antwoord , hoe het my zeer leed deedt met zyne bedoelingen niet te kunnen inftemmen : dewyl myn toedand een fpoedig wederkeeren na Europa vorderde: daarenboven beduidde ik hem dat zyne tegenwoordige magt genoeg was om hem van het welgclukkcn zyner onderneeming te verzekeren. Maar vermids zyn doel was om Volkplantingen op deeze Eilanden aantcleggen, raadde ik hem, dat hy zich tot eenige Europifche Mogendheid zou vervoegen: tot welk einde ik hem mynen dienst aanbood. Deeze bedenkingen kwamen hem gegrond voor en hy nam myne aanbiedingen aan, gelyk ik naderhand gelegenheid zal hebben om breedvoeriger te melden. Van myn kant deed ik hem een getrouw verdag van myne lotgevallen, en wy zwooren elkander vriendfchap. Wy fchcidden, hy om zich by zyne Medegenooten te vervoegen, en ik om na boord te gaan, waar ik alles in goede orde vond. Ik moet hier by nog aanmerken , dat dc Familie van den Heer ochotyn in Saxen bekend is onder den naam van leuchtenfeld , cn hy beriep zich , ten bewyze van zyn zeggen, op den Baron laffert , een Pruisfisch Officier, die in ballingfchap gezonden was na Kolima, en in 't jaar MDCCLX na Europa wederkeerde , ingevolge van een dringenden wedereisch van zyne Majefteit den Koning van Pruisfen. Op den drie en twintigften kwam 'er een Vaartuig tot ons van den Heer ochotyn gezonden, met een  Dïs GRAAVEN van BENYOWSKY. i4t gefchenk van honderd en vyftig fyne Bevervellen;' tot een vvedergefchenk zond ik hem twee honderd ponden Buskruid , honderd pond Lood , en eene menigte van Yzerwcrk; doch het aangenaamde gefchenk aan den Heer ochotyns volk bedond in twee honderd en veertig ellen laken , en vyf en twintigzakken meel. Des avonds zond ik aan boord tvvee en twintisr zakken tweebak en twee vaten gezouten vleesch. 's Nagts bezogt ik, door den Heer panow vergezeld den Heer ochotyn: wy vonden zes welgebouwde hutten, met palisfaden omzet, en befchut door vier kleine dukjes kanon. Hy zat by het vuur, met vyf en dertig Medegenooten. Eerst werd 'er Thee voorgediend , en wy fleeten den gcheclen nagt in drukke gefprekken, hy vervaardigde Brieven, welke hy my overgaf, met oogmerk om zekere Europifche Mogendheid overtehaalen, om hem in zyne oogmerken te onderdeuncn. Met het aanbreeken van den dageraad nam ik myn affcheid en kwam ten acht uuren aan boord. Toen deed ik al de Manfehap vergaderen cn deldc voor dit Eiland te verlaaten , de reis na China voort te zetten, van waar wy na Europa zouden kunnen wederkeeren. Men verzogt tyd van beraad tot den volgenden dag. Op denzelven kwam in den naamiddag myn Adjudant met drie afgevaardigden uit de onzen aandienen , my berigtende dat het volk een beduit genomen hadt en 'er vast opgedeld was om een doortocht ten Noorden van Kamchatka te zoeken : naardernaal het Zomerfaifoen ons een gelukkigen uitflag be-  i42 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN beloofde, en dat wy verondcrftcld zynde , dat 'er onoverkomclyke hinderpaalcn zich opdeeden, altoos de vaste kust van America zouden kunnen bereiken. Uit myne vertrouwde Vrienden verdaan hebbende, dat de meerderheid befiooten hadt dit plan, in fpyt van alles wat ik 'er tegen mogt inbrengen, te volgen, gaf ik myne toeftemming, hun befluit niet openlyk willende tegenfpreeken. Want een groot gedeelte des gczelfehaps mogt, naa bedagt te hebben wat 'er op Kamchatka was voorgevallen, waarfchynlyk berouw en het in den zin gekreegen hebben om zich verraadlyk omtrent my tc gedraagen; terwyl de nabyheid van Kamchatka alle hunne onderneemingen begundigde. 's Avonds zondt de Heer ochotyn my een berigt , dat de Heer stephanow hem gefchreeven hadt, dat hy en een gedeelte myner Manfehap befiooten hadden om tot hem overtekomen : ingevolge waar van hy my raadde het Eiland, zo ras doenlyk, te verlaaten, met verzekering dat hy, in gevalle van opftand, myzou bydaan in 't drafren der fchuldigen. Ingevolge van myn raad liet ik het volk zamenkomen en verklaarde 't zclven , dat ik hun plan zou volgen; doch niet zonder wederzin: dewyl ik my verzekerd hield dat het ons in moeilykheden zou inwikkelen , welke het nu in onze magt flondt te ontgaan. Ik verzekerde hun hoe ik het voor onmogelyk hield de Kaap Tfukeji om te zeilen, cn dat wy , als de Oostlyke Pasfaatwind ons ontdondt, onmogelyk dc kust van America zouden kunnen bereiken; maar dat ik beflooten had mjne byzondcre ge-  des GRAAVEN van EENYOWSKY. 143 gevoelens aan de begeerte der menigte op te offeren , die ik altoos, voor myne wet zou houden. Ik zou aan hunnen wensch voldoen, fchoon ik tevens hun moest waarfchouwen, welgegronde redenen te hebben , om te vermoeden, dat eenigen hunner een ontwerp gefmeed hadden nadeelig voor onze gemeene belangen, en dat ik my wederhield om de Belhamels te noemen , enkel in de hoop , dat zulks (trekken mogt om hun tot hunnen pligt te doen wederkeeren, en dat zy myne zagtheid alleen aan deeze beweegreden moesten toefchryven. In deezer voege befiooten hebbende dit Eiland te verlaaten, zo ras de wind gundig was, zond ik eenig volk aan wal om een Kruis op te rigten met dit Opfchrift. „ Op „ den 24 van May MDCCLXXI deedt maURIce „ august mauar de benyowsky, naa eene geluk„ kige veriosfing uit de Ballingfchap van Kamchatka, „ dit Kruis, ftaande zyn verblyf op dit Eiland, op„ rigten." De Heer stephanow verzogt my tusfchen vier oogen te mogen fpreeken. Dit vergund zynde onderrigtte hy my eene zamenzweering tegen my ontdekt en befiooten te hebben mij niet weder te verlaaten ; maar voor myne behoudenis te zorgen. Ik gaf hem myne verwondering daar over te kennen, en verklaarde openlyk, dat, indien ik eenig ding vreesde, ik hem allereerst zou hebben doen vatten: dewyl ik genocgzaame bewyzen tegen hem had; doch dat hy zyne behoudenis aan myne veragting van hem vcrfchuldigd moest rekenen: eene veragting uit myn onbevreesden aart oorfpronglyk. Naa dit antwoord  i/t4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN woord deelde ik hem den Brief van ochotyn mede j en onderrigtte hem, dat ik genegen was alles te vergeeten, en hem zelfs de naamen zyner Medepligtigen niet zou afvraagen, mits hy een gepast berouw betoonde, en my geen reden gaf om my zyne misdaadige gezindheid te herinneren ; en ten bewyze hoe verre myne kieschheid ten zynen opzigte ging, wilde ik hem belooven zyn gedrag als een diep geheim te bewaaren , ten einde hy , als het bekend wierd, geen voorwerp van algemeene veragting mogt weezen. De ftraffe toon op welken ik fprak, overtuigde hem, hy wierp zich voor myne voeten neder, erkende zyn misdryf, en fmeekte my om vergiffenis welke ik hem fchonk. EEN  des GRAAVEN van BENYOWSKY. i45 EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf vindt zich door zyne Tochtgenooten ge. noodzaakt Noordwaards op te zeilen. Hy bereikt de kust van America , doch moet van wegen het veelvuldig ys te rug keerent n J_-/cn vyf en twintigften van Mey verlieten wy* boot en floep ingehaald hebbende, Beerings Eiland, en devenden Noordwaards aan met een betrokken lugt en veranderlyke winden. 's Anderen daags was het weer helder, nu en dan fneeuw en vorst. In den avond zagen wy eenige ftukken dryvend hout met ys omkorst; wat later verfcheide vlugten van vogelen van 't Noorden na 't Zuiden vliegende. Den geheelen nagt was de lugt helder, de darren flikkerden , de koude nam toe en ons touwwerk bevroos. Met het aanbreeken van den dag vonden wy ons omringd door dryvend hout en dukken ys. Omtrent tien uuren kwam een zeer groote Walvisch zo naby ons dat ik 'er op liet fchieten, by het tweede fchot dook hy onder. Wy vervorderden Noordwaards koers houdende den zeven en twintigden onze reis, by fchoon, doch zeer koud weer, met fterke ongeregelde winden en een hooge zee. Ons Schip ftootte verfcheide kee- II. Deel. K • ren  Hó GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ren tegen ysvelden van eene verbaazende grootte met hout bedekt. In den avond zaten wy vast tusfchen twee ysvelden, die in dezelfde rigting als ons Schip dreeven. De dubbeling van het Schip hadt vooraan veel van het ys te lyden: 's nagts ontftondt 'er een hevige ftorm, die ons met een onmiddelyken ondergang dreigde. Het geduurig dringen van het ys tegen het Schip, (welks kraaken niet weinig toebragt tot het verdubbelen onzer vreeze) veroorzaakte een groot lek , en noodzaakte ons geftaadig te pompen, 's Morgens vonden wy onze zeilen zeer befchadigd cn geheel bevroozen. Ik gaf daarom bevel fteeds onder eiken mast op het dek , 't geen met twee duimen ys bezet was, braaf te dooken. Hier mede daagde ik in het ontdooien der zeilen. Omtrent tien uuren, brak het ysvcld aan duurboord, en wy ontdocgen ons van 't geen aan bakboord lag. Schoon het den acht en twintigden helder weef was, zonder fneeuw , was de koude ondraagclijk. Ten Noorden van ons by gisfing drie mylen, zagen wy een Schip. Wy wierpen het lood; doch vonden geen grond. De wind nam 's nagts toe , en wy lagen veel wegs af. Met den dageraad zagen wy land: hoewel ik my verlegen vond door de ftrydigheid der Rusfifche Kaarten nam ik het voor de Kaap Apachazana. Wy bevonden ons op de Breedte van 59 Graaden, en op de Lengte van 13 Gr. 30 Minuuten van Holfha. Den negen en twintigden deedt een fterke wind,, by een betrokken lugt, met een hooge zee, ons menigmaal in gevaar komen: groote ysfehotzen dreeven te-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 147 tegen het Schip. De verbaazende klompen der ysvelden vormden geheele bergen rondsom ons heen, erl dreigden ons met onvermydelyken ondergang: want het Schip daar tegen dooiende, werd alle oogenblikkcn zwaar gebeukt, het ys vroos rondsom het Schip vast, cn door dc bevvecging van tyd tot tyd, daar uit opgeligt, werd het van alle kanten befchadigd. By elke dyning ontdondt een fchriklyk geraas, dewyl dan het aangevroozen ys afviel. Onze wees groeide zeer aan, door de menigte van water in 't ruim, en den geheelen nagt vondt zich het Scheeps\\„k ia dc grootde verlegenheid. Deeze verminderde niet, toen , ten vier uuren , de wind nog toe- en onze Boegfpriet-raa wegnam : omtrent vyf uuren verlooren wy onze voorbraamdeng. Ten zes uuren lag het Schip geheel over bakboord fcheef, Cn de helmdok was onbeweegbaar. Gelukkig voor ons, dat het aanbreekend daglicht ons in daat deldc om te zien, dat een gedeelte van het ys zich vast gezet hadt tusfchen het roer en den agterdeven. Ik zond twee man om het weg te kappen, en kreeg het Schip weder recht. Was dit ongeluk ons in den nagt overgekomen, wy waren zeker omgekomen. Omtrent den middag ging de wind liggen, en wy ontdekten dat wy twee en een halve myl van land waren. Met veranderlyke winden en een verdopte lugt voortzcilende door een zee met ysvelden bezaaid, verzogt de Heer crustiew my op den dertigden, mt naam des volks, eene vergadering te beleggen. Ik Hemde 'er onmiddelyk in toe. Zo ras wy by een ï8weïr, verzogt men my, dat ik niet langer NoordK 2 vaaaêi  14» GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN waards op zou koers houden: dewyl zy zich verzekerd Hielden, dat hei onzen ondergang ten gevolge zou hebben. Dit gaf my eene fchoone gelegenheid om hun te verwyten 't weinig vertrouwen, "t geen zy in my gefield hadden, door my te dwingen dien koers te neemen. Ik oordeelde het noodig hun voor dogen te dellen de veelvuldige ongelukkige gevolgen, welke ontdaan zouden als ikmyten tweeden maale naar hun zien moest fchikken. De ontzettende voorwerpen, die hun den voorgaanden dag fchrik aangejaagd hadden, waren nog rondsom ons, en zetten aan myne reden alle kragt by. Ik had, gevolglyk, niet veel moeite om van allen de toezegging te verwerven, dat zy my in 't vervolg vryheid gaven om te doen wat ik voeglyk en voordeelig agtte. Ten teken van myne voldoening hier over gaf ik last, dat een dubbel rantfoen van Brandewyn aan ieder zoiv gegeeven worden. Kort naa het houden van deeze beraaddaaging berigtte my de Fleer panow , dat verfcheide onzer Medegenooten befiooten Hadden ons op de eerde plaats , waar wy ankerden te verlaaten. Deeze ontdekking werd terdond gedaafd , door vier hunner, die, uit naam van eene party, welker aantal zy weigerden op tc geeven, vroegen aan land te mogen gaan , onder voorwendzel om Bevers te vangen , wier huiden hun by gelegenheid van dienst zouden kunnen weezen. De wyze waar op zy deeze vraag voordelden, verwekte by my vrees voor een opdand, welke des te gevaarlyker was, dewyl wy ons in 't gezigt van land uevonden aan Kamchatka gren-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 149 grenzende, flier om beval ik , hun verzogt hebbende een oogenblik na myn antwoord te wagten, den Heer wynüladth om een gedeelte van die Medegenooten, op welken wy het meeste vertrouwen konden (lellen, te verzamelen, en met hun in myn Kajuit te komen, terwyl de Heer panow de beweegingen zou gadedaan van allen, die wy reden hadden te verdenken. Deeze last werd onmiddelyk volvoerd, en terdond daar op deed ik alle de Oproermaakers vatten, om ze naderhand te onderzoeken. Op den een en dertigden konden wy, fchoon het helder weer was , wegens den derken wind alleen onze bencdenzeilen gebruiken ; dc zee bleef met ysfehotzen bezet. Des naamiddags hielden wy raad tot onderzoek der gevangenen. Andreanow verklaarde, dat het getal der Medeltanderen twee en twintig beliep, en dat de Heer stephanow waarfchvnlyk aan hun hoofd was, fchoon hy het niet dellig kon verzekeren: naardemaal hy hem alleen hadt hooren noemen door sacharinow , 't welk de laatstgemeldc ontkende. De raa.'flag was de geheele Manfehap zamen te roepen, ik maakte de zaak op, cn verzogt hun oordeel. Eendemmig bedooten zy de misdaadigen zwaarte draden, cn den Aanlegger, mdien hy ontdekt kon worden, ever boord te fmytcn. Ingevolge van dit befluit deed ik de zodanigen, die ik als de voornaamden in 't verraad aanzag , ieder vyf cn twintig dagen geeven; de anderen werden, naa belydenis van berouw gedaan en vergilfenis verzogt te hebben, vry gelaaten. Maar, . dewyl ik regtmaatige redenen had om voor de gcvolK 3 gen  i5o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN gen van dit Oproer te vreczen, ontwapende ik allen die 'er zich in gemengd hadden. De Heer panow derk verbitterd tegen zyn Neef, dien hy altoos bezig vondt in het maaken van aanlagen tegen my, betuigde hem, dat hy bcilootcn hadt hem met eigen hand te ontzielen, by dc eerde gelegenheid dat hy zich weder vergreep. Deeze verklaaring, in tegenwoordigheid van al het volk gedaan , bragt eene overheerlyke uitwerking tc wege. In den avond werd ik ontrust door een gefchreeuw cn oproer op het Scheepsdek , veroorzaakt door sacharinow , den Vriend van stephanow , die dreigde sibaew te dooden ; doch dewyl de Heer crustiew 'er by tegenwoordig was , deedt hy sacharinow vatten, en in boeijen liaan. Dc nagt was helder, doch de koude zodreng, dat het water in het Scheepsruim bevroos. Gelukkig voor ons hadt de wind het ys weggedreevcn. Ten tien uuren zagen wy verfcheide Walvisfchen van het Noorden na het Zuiden zwemmende. Sacharinow kreeg een uur laater vyftig dagen. Den eerden Juny hadden wy betrokken dampig koud weer. Weinig ysfehotzen, maar veel dryfhout omringde het Schip. Wy zagen verfcheide vlugten van Vogelen, hier Vrille geheeten, zy zyn geheel wit, uitgenomen den Kop , en de tippen der Vleugelen en van den Staart, die zwart zyn. Ze kwamen zo digt by ons dat ik 'er twee fchoot, ik vond ze van grootte als Eendvogels, het vleesch fmaaktc taame- jyk goed. ■ By het naderen van den nagt koelde de wind op en liep Zuiden, ik kon alleen gebrui k van  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 151 van de onderzeilen maaken. Wy kreegen land in 't gezigt, 't geen wy, kort daar naa ontdekten een Eiland te zyn, wy zagen een Kaap 'ertegen over, ik befloot , al peilende , tusfchen beiden door te zeilen. Verfcheide Zeewolven en Walvisfchen vertoonden zich den volgenden dag; wy vonden ons in den morgendond met dryfys omgeeven , waar op eene groote menigte Landvogelen zat. Een zeer dik ysveld zagen wy, op den derden, waar aan een groote klomp bevrooren aarde zat, met kreupelhout begroeid. De wind dak by vlaagen op, en het breeuwde bykans geduurig. 's Avonds ging de wind wat liggen; doch kwam welhaast met verdubbelde kragt weder en werd een voldrekte dorm, zo dat wy weinig hoope hadden van den dageraad te zullen aanfchouwen. Het dooten van het ys tegen het Schip was zo geweldig, dat ik alle oogenblikken verwagtte de zyden ingebeukt te zien. Gelukkig had ik de voorzorge gedraagen om de raas en ftengen te drykeu , de Bezaansmast brak. Met den dageraad nam dc dorm nog toe, en wy ontdekten zeer onverwagt op den afdand van eene myl een rif, waar op de zee met een fchriklyk geweld brandde. De wederkeerende dag deedt ons nog klaarder bemerken, welk gevaar wy geloopen hadden: dewyl wy ysklompen van eene verbaazende hoogte op elkander gedapeld zagen. Befiooten hebbende myn koers te houden tot dat ik den afdand bepaald had tusfchen dc twee Kaapen, die de Rusfen verzekerden dat zeer digt by elkander K 4 la-  j:U GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN lagen , ftevende ik Noordwest op , langs de kust heen, en nam , op den vierden van Juny, waar, dat het Noordlyklte gedeelte van de Kaap aan de Americaanfche kust Oostwaards aanliep, ik hield af, cn ontdekte land ten West Zuidwesten: binnen kort hielden wy ons verzekerd dat het Eilanden waren. Het ys door den ftroom aangevoerd bragt 'cr ons zo naby, dat wy ze in den nagt zien konden, en met den aanbreekenden dag telden wy 'cr drie. Om het mede dryven met het ys tegen te gaan, zette ik zo veel zeil by als mogclyk, en wy ontdekten ten tien uuren land cn twee vaartuigen , die op ons afkwamen, Ten elf uuren wierp ik het anker. Wy waren op dc breedte van 65 gr. 20 min. op de lengte van 25 gr. en 30 min. Geheel van ys omringd lagen wy den vyfdcn Juny voor anker. De wind was ongeregeld , derk , en dc zee ging hol. 's Middags ten drie uuren bereikten ons de vaartuigen, de Lieden in dezelve fcheenen Tfukcfi te weezen. Ik noodigde hen aan boord door een Koreak, die by ons was. Zy kwamen zonder eenige vrees te toonen over. Uit hun verftond ik met zekerheid, dat wy niet meer dan omtrent veertien mylen van het Voorgebergte der Tfukcfi af, als mede dat de Eilanden, door ons gezien vier in getal waren , het Zuidlykde was het grootde. De Kaap , van welke wy in den avond afzeilden, was die van het groote Land Alakfina, de benaaming van America by dc Tfukcfi. Ten vier uuren my in gevaar van 't ys bevindende, en onderrigt zynde dat het onmogelyk was verder te gaan, befloot ik weder te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 153 tc keeren na dc kust van America, waar toe de wind diende. Op dit oogenblik werd het ankertouw door 't ys doorfneeden, en ik had naauwlyks tyd om de Tfukcfi weder over te Scheepen, aan welken ik een gefchenk gaf van eenige mesfen en brandewyn. Ten vyf uuren gingen wy onder zeil. Eenige uuren gezeild hebbende , zagen wy ten Zuiden van ons iets zwarts, 't welk de nabyheid der laatstgcmelde Eilanden aanduidde. Het ys belemmerde ons minder; wy zeilden met den droom mede, en de Kaap Alakfina om ; tusfchen de branding en het drand ontdekten wy een ingang. De Kaap befchutte ons tegen de ysvelden, en gaf ons volle vryheid om met het Schip te wenden. Ik bedoot daarom, in allen gevalle een ankerplaats te zoeken. 's Anderen daags het land nader aandoende vond ik een Baay waar in wy ankerden. Wy lagen niet ftil, of ik beval acht en twintig man aan land te gaan, tenten van onze zeilen op te daan , cn voer zelf 's naamiddags na wal met den Capitein csurin, die eene plaats gezien hebbende, welke gefchikt fcheen om het Schip tc kielen, my het voordel gedaan hadt om dezelve nader te bezigtigen: hy vondt die naar genoegen. Ik gaf daarom last het Schip te ontlaai den, en Capitein csurin moest op alles het Schip betredende toezien. Zes cn dertig van onze Manfehap , onder het bevel van den Heer panow , hadden daar aan te werken, terwyl de overigen bezig waren met visfehen, jaagen cn hout hakken. Toen al hetvolk dus bezigheid hadt, verzogt ik , op den zevenden, den Heer kuzneczow, als de vlugK 5 de,  154 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fte, om met eenige Manfehap op het doen van ontdekkingen uit tc gaan, Capitein csurin onderrigtte my, dat, fchoon het Schip wel eenigzins uit elkander gewerkt was, 't zelve genoegzaam in daat zou wcezen om in de Zuidlyke zeeën zee te bouwen, dat de lekken veroorzaakt waren door het losgaan der naaden, een ongemak dat binnen korten tyd door breeuwen kon herdeld worden. Die voordag was my hoogst aangenaam, en myn eigen oog verzekerde my van de waarheid. De Heer kuzneczow kwam niet voor 's avonds te rugge , met berigt, dat hy den naastbygelegen Noordlyken berg beklommen en in 't Noordoosten land ontdekt hadt; doch dat Oostwaards een uitgeftrekt land was met weinig bergen , op veele plaatzen zonder fneeuw en met rivieren doorfneeden. De vallende avond hadt hem verhinderd verder afgelegen voorwerpen te ontdekken, en hy verzogt vryheid om met meer anderen vergezeld , zyne nafpeuringen Oostwaards voort te zetten : want hy verzekerde my tekens gezien te hebben, dat 'er zich Inwoonders bevonden. Deezen Heer zo genegen vindende, en begeerig zynde om eene naauwkeuriger kennis van dit Laud op te doen, Vergunde ik hem dit werk voort te zetten. Ik bragt den nagt met eenigen myner Vrienden waakenddoor: dewyl ik voor eenig verraad vreesde: maar gelukkig bleef alles in rust. Het Schip op den achtden gekalfaat zynde, belaadde men het weder, en vulde de watervaten. Onze visfehery hadt ons één en een halve ton visch bezorgd , dien wy inzoutten; niet meer dan twintig Be-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 155 Bevers waren 'er gevangen, met eenige Zee-wolven; maar een grootcn voorraad van Look en welfmaakende Wortelen, die de dikte van een kinderhoofd hadden en van drie tot vyf ponden zwaar , bezorgde men aan boord. Ten elf uuren was al het volk Scheep, cn wy wagttcn na de wederkomst van den Heer kuzneczow. Hy verfcheen 's anderen daags , even over den middag , op 't drand. Ik liet hem met de kleine boot af haaien. Zyn berigt luidde, dat hy, op vier mylcn afdands van den oever, veertien hutten hadt aangetroffen; doch dat de Inwoonders weggevloden waren; alleen hadt hy in de hutten ddne oude Vrouw en eenige Kinderen gevonden. Die oude Vrouw was zeer bruin van kleur, hadt verfcheide figuureil op 't voorhoofd gefchilderd en de neusgaten doorboord ; doch daar hy zich niet kon doen verdaan door eenig woord uit de Koriacfche of Tfuhfifche taal, kon hy uit haar niets te weetcn komen. Hy vondt in de hutten verfcheide boogen cn pylen met zeer wel gemaakte yzeren punten en nam ze mede, verzekerd dat my hier door dienst zou gefchicden, als mede een bykans volkomen del kleederen van vogelvederen. Dewyl hy niets meer merkwaardigs aantrof was hy heen gegaan , laaiende eenige mesfen en kleine fpiegeltjcs in plaats van de weggenomene goederen ; welke handelwyzc ik hoogst goedkeurde- Deeze ontdekking overtuigde my ten minden, dat ik gelukkig genoeg geweest was in den afdand te bepaalen tusfchen de twee Kaapeti , waar over men zo veelerlei gisfingen gemaakt heeft, en waar  156 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN waar van de Rusfen eene zo vali'ehe opgave gedaan hebben: want het is niet waar, dat eenig Schip door deeze Straat gezeild is , fchoon het Volk tot dien tocht gebruikt, zo verre ging als Anadir, waar bun Schip overging , op 15 graaden lengte van Bolfjta en 73 graaden breedte. Zy volbragten hunne reis te land tot Anadir en van daar na Kamchatka, doch niet ter zee, gelyk zy hebben voorgegeeven. ■ Ten drie uuren ligttcn wy het anker, en zeilden uit de Baay van Aladar , begundigd door een derken ftorm. Met het aanbreeken des dageraads ontdekte ik dat wy heen gezeild waren tusfchen het Vasteland en Eiland Aladar geheeten; tellens zag ik een andere Kaap aan 't Vasteland, die een Baay vormde, en nam waar dat het midden van die Baay Noordwaards ftrekte. Omtrent tien uuren zag ik een andere Kaap, welks uithoek zich onderfcheidde door een berg in de gedaante van een zuikerbrood. Opgemerkt hebbende, dat de kust Oostwaards inliep , bedoot ik den tienden, dezelve langs te zeilen: dewyl wy niet langer hinder hadden van de ysvelden , en de wind gundig was. Wy bragten een aangenaamen dag door, den eerden zints ons vertrek van Kamchatka. De wind was fris , fchoon niet fterk, de zee bedaard, de nagt was eens zo fchoon als de dag. 's Morgens ten vyf uuren zagen wy eene groote menigte van Vogelen, van 't Zuid-Oosten na 't Noord-Westen vliegende: doch wy geraakten het gezigt des lands kwyt , voor den tyd van tien uuren, toen wy het op een grooten afftand in 't Noord-Oosten ontdekten. Onze koers bragt 'er ons  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15? ons nader cn nader by. Wy hielden het den elfden (leeds in 't gezigt , verfcheide Vogeldriften hielden denzelfden breek als eergisteren. Het volk aan boord was meer dan gewoon bedaard. Ik zag ten tien uuren een hoog land en de kust liep Oostwaards. Den twaalfden hielden wy het land van het Oosten naar 't Noorden in 't oog, verminderden de zeilen: dewyl eene zwartheid aan den gezigteindcr de nabyheid van land aanduidde. Wy gingen op veertien vademen ten anker. Met het • aanbreeken van den dag bevonden wy ons één en een halve myl van een hoog land ten Oosten , en een andere Kaap lag op vyf mylen afftands ten Noord-Noord-Oosten. Niet verre van daar was een Baay, die my fterk uitlokte om dezelve in te zeilen: maar myne Medegenooten drongen 'cr op, dat wy den kortften weg zouden neemen om eenige Europifche vastigheid tc bereiken: dewyl zy zich niet verbonden hadden om den Oceaan, tot het doen van ontdekkingen , door te zwerven. Ik oordeelde het daarom raadzaam aan hunne begeerte te voldoen en myn ontwerp te laaten vaaren. Ik ligtte het anker, en hield langs de kust heen. 's Anderen daags veranderde het weer en het begon te ftormen; de bovenzeilen werden ingehaald, en wy bedienden ons alleen van de benedenzeilen. Volgens 't befluit myner Reisgenooten hield ik zo na aan den wind als mogelyk. 's Nagts werd het volkomen ffil en het Schip flingerde vervaarlyk. Met den dageraad hadden wy geen land in 't gezigt, en voeren door veel dryvend zeegewas. De Seheeps- lie-  i53 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN lieden waren wel voldaan over de zagte lugtftreek ondcr welke wy onze reis vervorderden. Ten tien «uren ontdekten wy drie hooge klippen en zeilden om dc Zuidlykfte heen. Ten Oosten zagen wy vry hoog land op den afftand van negen tot tien mylen. Op den veertienden begon de lugt met zwaare wolken te betrekken. Dc wind liep Noord-West, en nam fteeds toe, doorwaayde beftendiger; dit deedt het my waagen de Marszeilen by te haaien. De vlakheid van hét water bewoog my om van dit voordeel gebruik te maaken. Het weer was des nagts als over dag; geen land in 't gezigt; doch wy namen dc ftrekking waar uit de zwartheid aan 't Oost- lyk gedeelte van den gezigteinder. 's Volgenden daags befpeurde ik den geheelen morgen tekens van naderenden ftorm; ik liet de Marszeilen bergen en de raas en de fteng van de Bezaansfteng ftryken: dc wind nam hand over hand toe, en het ftormde drie uuren agter een geweldig: wy hielden alleen de onderzeilen by. Ten zes uuren bevonden wy ons tusfchen de Kaap en een Eiland , 't geen wy omzeilden ; doch een tweede Eiland in 't gezigt hebbende, maakte ik een byleggcr met de Bezaan , fteeds Oostwaards houdende; doch de fterkte van den wind noodzaakte my alle zeilen te bergen en voor top en takel te dryven. Het geweldig dingeren rekte ons wand cn ftaggen derwyze, dat in den morgen onze Masten bykans geen fteunzel daar aan hadden: wy herfteldcn dit, zo goed wy konden, met bytouwen. Het ftormweer hieldt aan , en wy liepen op den zestienden gevaar van op een Eiland te ftranden: -■Al . 't  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 159 't geen wy door weinig min dan een wonderwerk ontkwamen. Deezen gehcelen dag grimde ons de dood aan; elke zee dortte over het Schip heen, de pompen konden het niet lens houden , en wy dreigden te zinken. In deezen benarden toedand vond ik my grootlyks begaan over de fchade, welke wy zouden lydcn aan den ryken voorraad van Pelteryen dien wy aan boord hadden, waar voor wy ons beloofden bykans één Millioen Piasters in China te zullen maaken. De wind bedaarde op den zeventienden allcngskens en het Scheepsvolk was yverig in de weer om het Schip in orde te brengen. Met den dageraad was het bykans (lil : wy konden wand en daggen aanhaalcn , de ftengen weder opzetten. De zon fcheen , wy konden eene waarneeming doen, en bevonden ons op 55 graaden 35 min. breedte en 31 gr. 30 min. lengte. Op den achttienden hadden -wy veranderlyke winden. Dewyl ik befiooten had te ankeren op het Eiland my door ochotyn vermeld, nam ik vast voor Oostwaards op deeze breedte aan te houden , uit vreeze van het te zullen misfen. Nieuwsgierig om te weeten , hoe het met onze Laading dondt, liet ik het Scheepsruim openen, waar uit een verfchriklyke flank kwam , buiten twyfel door het rotten der Pelteryen veroorzaakt. De Vrouwen en de Zieken, die , geduurende den dorm beneden gehouden waren , bragt men op 't dek. Zy bevonden zich in 't eerst zeer zwak ; doch werden naderhand beter, 's Nagts bedaarde de zee. De wind liep NoordOost.  ióo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Oost. Men pompte gedadig zonder geheel vaa 't water tc kunnen ontdaagen worden: dit vertraagde de vaart des Schips niet weinig. Met den dageraad zagen wy land uit het opperde van de Mast, en deeden alle moeite om 'er by te komen. Op den middag ontdekten wy dat het een Eiland was; wy peilden verfcheide keeren, doch konden geen grond vinden. TWEE  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 161 TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf komt by eene menigte Eilanden , vindt 'er verfcheide Rusfen , die onder 't bevel van ochotyn Jlonden; en hem hulpe bieden. Vertoeft op het Eiland Urimufir waar liet Schip herfleld wordt. Zeden dier Eilanderen. Vertrekt van daar om na Japan te (levenen. Wy kreegen op den negentienden Juny goed weer,gemaatigden wind, en een bedaarde zee; ik zette daarom alle zeilen by. Op den middag vaardigde ik zestien Man, onder 't bevel van de Heeren wyneladtu en kuzneczow met de Hoep na land, om ontdekkingen te doen , terwyl wy met het Schip Zuidwaards aan langs drand dreeven. Deezen gebeden dag bragten wy door met het herdellen van 't geen ontredderd geworden was geduurende den laatften dorm. Ten zeven uuren keerde kuzneczow te rugge, nevens twee Booten , vol Eilanders met twee Rusfifche Vreemdelingen aan 't hoofd. Hy verhaalde my,dat hetEiland de Groote Kadik heette, en dat 'er ten Zuidoosten een ander Eiland lag, dooide Eilanders het Eiland der Zwarte Vosfen genaamd. By zyne landing vondt hy zich omringd door de Eilanderen , gewapend met fpietzen cn boogen. Zy II- Deel. L fchee-  i62 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fcheenen voor te hebben hem het verder gaan te betwisten. Hy riep, dat indien zy van de Party van ochotyn waren, zy diens Vrienden zagen: op dit geroep traden twee Rusfen voorwaards om in nader onderhoud te komen. Toen zy eindelyk overtuigd waren, dat wy met de daad in goede verftandhouding ftonden met ochotyn, uit het berigt, 't welk kuzneczow hun gaf van zyn verblyf op Beerings Eiland, ftelden zy de Inboorelingen gerust, die de wapenen ncderleiden, en fchielyk toetraden om blyk van hun genoegen te geeven. Zy dclden voor kuzneczow na hunne wooningen te geleiden ; maar zyne begeerte om fchielyk weder aan boord te komen belette hem die noodiging te aanvaarden. Twee Rusfen bedootcn hem te vergezellen, en ter betoon van hunne goede oogmerken onswaards, belaadden zy de boots met verfcheidenerlei wortelen, en ettelyke Bever- en Vosfenhuiden. Op dit verdag gaf ik last de Eilanders te ontvangen , en, zo goed ons mogclyk was, te onthaalen; terwyl ik geen tyd verzuimde om met de Vrienden van ochotyn te fpreeken. Zy gaven my te verdaan , twee en twintig op dit Eiland fterk te weezen, en dat de Tajon van de plaats zich aan ochotyn onderworpen hadt , op wiens bevel zy toen bezig waren met Vaartuigen te bouwen. Zy verzogten dat ik hun eenig bewys wilde geeven van myn onderhoud met ochotyn. Ik oordeelde het noodig hun te voldoen door het vertoonen van diens Brief aan den Tajon van Urimuftr; deezen gelcczcn hebbende, verdween alle wantrouwen, en zy booden hun  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 163 hun dienst als Lootzen aan om ons Schip na Urimufir te brengen. Ik aanvaardde deeze aanbieding met groot genoegen; doch beduidde hun dat één Loots genoeg zou vveezen. Zy wierpen het lot, 't zelve viel op Gregoor salasiow. Wy gaven ons aan zyn geleide over. Voor den Tajon maakte ik een gefchenk gereed, 't welk ik aan den Metgezel van salasiow overgaf; mesfen en fpiegcltjes aan alle de Eilanders die zich aan boord bevonden uitgedeeld hebbende, gingen zy heen, en wy vervorderden onze reis met onze twee Booten agter aan. 's Morgens ten negen uuren bevonden wy ons in den mond van een Baay, waar salasiow verlof verzogt aan land te mogen gaan, om een Bajdara, die ons voor zou zeilen. Ik gaf hem verlof, en hy keerde met dit Vaartuig voor den middag weder. De fnelheid waar mede deeze Bajdara zeilde, en de handigheid met welke men dezelve befluurde, verbaasde my: het eenig zeil was een klein Huk doek, vastgemaakt aan een dok daande recht in 't midden van dc Bajdara. Steeds hielden wy 't land in 't oog. Den twintigden Juny hadden wy warm weer, gemaatigden wind, en geen hooge zee; veele vlugtcn vogelen gingen ons voorby. Salasiow bemerkende dat ik 'er aandagt op had, berigtte my, dat in dit laifoen, de Ganzen en Eenden na Alnkfina gingen. Uit het berigt, 't welk hy my gaf, werd ik verderkt in myn denkbeeld,dat het land Alakfina het Vasteland van America was. Hy verzekerde my, dat de afdand van het t>;root Land , niet meer was dan vyf en dertig of veertig mylen; en dat de EiL % las-  t&4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN landers menigmaal derwaards reisden om hunne Vrienden cn Bloedverwanten te bezoeken 5 de Tajon van Kadik was getrouwd aan eene der Dogteren van den Tajon van Alakfina homin. Omtrent drie uuren zagen wy , vooruitgerocid door de booten, beduurd door de Eilanders , een Eiland , 't geen salasiow ons verzekerde dat het Vosfen-Eiland was: my tevens'te verdaan gecvende, dat 'er nog drie verder Zuidwaards lagen. Twee uuren laater ontdekten wy aan duurboord nog een ander Eiland, en salasiow zeide dat 'cr vier waren. De ligging deezer Eilanden een zeer onregelmaatige zee veroorzaakende, bedoot ik ten anker tc gaan: ik raadpleegde daar over myn loots , die my onderrigtte, dat wy op twintig vademen waters waren; by 'twerpen van het dieploot vonden wy achttien vademen. In 't midden van 't kanaal liet ik het anker vallen, en onmiddelyk voer salasiow met zyn boot na wal, my eerst gezegd hebbende, dat ik myn koers door 't zelfde kanaal kon vervolgen, cn dat hy weder by my zou komen eer ik het naauw uitging; ten welken einde hy verzogt, dat ik een blaauwe vlag wilde opheisfen en eenige fchoten doen. In den nagt zagen wy verfcheide vuuren op het groote Eiland aan duurboord, cn ddn op het kleine Eiland, 's Morgens ten vyf uuren, haalde ik het anker op, maakte zeil, cn wy hadden een fchoon gezigt, van het Eiland , 't welk wy langs zeilden. Ten tien uuren zagen wy een tweede Eiland , aan bakboord , de bgging demde volmaakt overeen met het berigt van salasiow. Den  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 165 Den een en twintigften Juny hadden wy wind en weer als daags te vooren, en zeilden fnel voort. De Heer panow verzekerde my in een gefprek, dat wy het goed gedrag des Scheepsvolks te danken'hadden aan onze vriendfchap met ochotyn ; dat hy zich ten vollen verzekerd hieldt , dat een gedeelte der Manfehap, hadden zy het uit vrecze voor ochotyn niet gelasten , het Schip op ftrand zouden gezet hebben. In de daad de volkomenc wel te vreedenheid van al het volk , fchoon afgemat door zwaar werken cn gedaadig pompen , bewoog my om geloof te daan aan de gisdng van den lieer panow; doch ik was wel te vrede met het genot des voordeels deezer bedaardheid , zonder naauwkcurig den oorfprong daar van op te delven. Ten vyf uuren keerde salasiow te rug, met drie andere Vaartuigen , die eene menigte gedroogden visch, wortelen, alsmede honderden zestig Beverhuiden aanbragten. Aan boord komende boodt salasiow my den Lyftogt en de Pelteryen aan, int naam des Tajons van het Eiland, wiens Zoon hy met zich bragt, verzoekende deezen mede te neemen na het Eiland Urumufir, waar hy ten oogmerk hadt zyne Bloedverwanten tc bezoeken. Ik ftemde dit gerecdlyk toe, cn liet zyn Vader een Snaphaan cn verfcheide kleinigheden ten gefchenke toekomen ; onder de Eilanders deelde ik eenige fnuisteryen uit, cn zy vertrokken. Ten zeven uuren voeren wy voorby den Zuidwestlyken bock des Eilands,en kreegen recht voor uit een ander in 't oog. Salasiow zeide my dat het Amfchud heette, Wy zeilden den E 3 uit  166 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN uithoek om, cn namen ten twee uuren een rechten koers. Ten zes uuren zagen wy een Eiland aan bakboord , salasiow onderrigtte my dat het tot Urimufir behoorde, dat 'er nog een ander verder op lag; dit werd door de Mannen op de mars uitziende vernomen. Drie andere Eilanden vertoonden zich aan ftuurboord , salasiow noemde ze de BeverEilanden: wy hadden het Eiland Urimufir in 't gezigt , en salasiow nam op zich ons in de haven te brengen. 's Anderen daags zeer Ril zynde heisten wy floep en boot uit cn boegfeerden het Schip. Ten twee uuren bereikten wy dus den mond van de Baay, die wy invoeren en, op den affland van een kabeltouwslengte van het ftrand, ten anker gingen. Zo ras wy voor anker lagen , verzogt salasiow my aan land tc mogen gaan, om de Inwoonders en de Medegenooten van ochotyn van onze aankomst te verwittigen , ten einde alle oneenigheid te voorkomen. Ik zond den Heer kuzneczow met hem. Hy keerde omtrent drie uuren te rugge met twee andere Rusfen, die my uitnoodigden aan ftrand te komen , en my 't gebruik van een gemaklyk verblyf nevens een pakhuis , groot genoeg om onze geheele Laading te bergen, aanbooden. De Heer kuzneczow berigtte my, dat de Rusfen hem allen byftand ten opzigte van de Eilanderen beloofd hadden: doch dat ik den Opperden van het Eiland niet zien kon voor den volgenden dag, dewyl hy op zo verren afftand woonde. .Eer ik her Schip verliet, gaf ik het L-cvel aan den Heer csurin, en liet by hem acht'en twin»  des GRAAVEN van BENYOWSKY. i6y twintig Medegenooten , op welken ik het meeste vertrouwen kon ftellen, Alle de overigen, als mede de Vrouwen en de Zieken nam ik met my aan land. Daar vond ik een zeer gefchikt verblyf, en een groot gebouw om voorraad in op te leggen. Zo ras ik den intrek voor de Vrouwen en de Zieken befchikt bad, bepaalde ik waar myn Volk zich zou nederflaan , en gaf onmiddelyk last om het Schip te ontlaaden. Ik liet dit werk byzonder over aan de Heeren panow en wynbladth , alleen de Heeren kuzneczow en sibaew, met twaalf Medegenooten, by my houdende. De twee Rusfen, die my tot myne wooning geleidden, verlieten my, zo zy zeiden, om hunne Medegenooten en de Eilanders te verzamelen, ten einde by my een daatlyk bezoek af te leggen. Salasiow kwam ten acht uuren weder, met berigt , dat het Opperhoofd des Eilands my een bezoek zou komen geeven met de Vrouw van ochotyn en een groot aantal Eilanderen, en dat ik zeer voegelyk zou handelen met eenige kleine gefchenken te vervaardigen voor dc aanzienlykde Perfoonen , die hy op elf bepaalde. Naa dat hy my verlaaten hadt om zich by zyne Makkers te begceven, bcdeedde ik den gehcelen nagt in toevoorzigt op het aan land brengen onzer goederen, onder welken onze Schietgeweeren geenzins de minde oplettendheid verdienden. Men arbeidde met zulk een yver, dat wy zonder eenig ander behulp dan van dc floep en boot het Schip ten vyf uuren in den morgendond ontlaaden hadden. 's Morgens ten negen uuren diende men by my L 4 een  i68 GEDENKSCHRIFTEN ÉN REIZEN een oud Man aan, die Rüsfisch fprak. Ik liet hem binnen ftaan: hy trad in met een Jongen van twaalf jaaren, dien hy my als een gefchenk aanboodt; ik nam den Knaap aan, op voorwaarde dat hy een gefchenk daar tegen zou ontvangen. Het uitzigt des ouden Mans verzekerde my dat hy geen Rüs WÉS; doch dewyl hy het Rüsfisch vry goed fprak, werd ik zeer nieuwsgierig om zyne herkomst te verdaan. Ongetwyfeld bemerkte hy myne verwondering: want hy borst in een hartlyken lach uit, en zeide „ Myn „ Heer Europeaan, gy zult u verwonderen dat ik „ u dien naam geef; maar ik moet u onderrigten, »» dat ik meer weet dan alle de Aleuthers. Ik werd ,, in myne jeugd door de Cozakken gevangen ge„ nomen, zy voerden my na hun eigenland, waar „ zy my van Stad tot Stad bragten, tot ik cindc„ lyk in handen kwam van een Koopman, die my m met eenige Cozakken zondt om myn land op te „ zoeken, 't geen wy ten laatden vonden: de Co„ zakken zetten my aan den oever, op dat ik myne „ Landgcnootcn zou uitnoodigen om handel met „ hun te dryven. Maar my in myn Land weder„ gebragt vindende, keerde ik tot de Cozakken niet „ weder, maar bleef op myn eigen Eiland, waar de „ Tajon genegenheid voor my opgevat hebbende, „ my zyne Dogter kalki ter Vrouwe gaf; en de,, wyJ ik van alles wist, maakten dc Aleuthers my „ naa den dood myns Schoonvaders Tajon, en ik ï, ben tegenwoordig de inagtigde, de wyste en de „ rykde Tajon van dc Akwthes. Dan hoog in jaap ren geklommen heb ik het Bewind overgegecven u aafl  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 169 ,, aan myn Zoon , my vergenoegende zyn Vriend ,, cn Raadsman tc weezen. Myn Zoon behoeft voor ,, de Cozakken niet meer tc vrcezen: want een Eu„ ropifche Tajon , heeft diens Dogter getrouwd, „ en die Tajon is een God. Zie daarom heb ik „ gelachen en lach nog." Uit dit laatde zyns gefpreks begrypende dat hy van ochotyn fprak , onderrigtte ik hem , deezen zeer wel te kennen, dat hy myn Vriend en my een Brief voor zyn Behuwdvadcr hadt mede gegceven. — Op dit zeggen omhelsde my de goede oude Man, noemde my zyn Zoon, zyn dierbeminden Zoon, cu verzogt tc mogen vertrekken , om dit nieuws aan zyne Familie mede te dcclen. Toen deeze heen gegaan was, beval ik de Kisten met Pelteryen tc bezien. Wy vonden 'cr geen onbefchadigd : ik gaf Jast ze alle te lugten, te droogen, en de goede uit dc kwaade te zoeken. Dc Vrouwen namen deezen arbeid op zich. Op den drie cn twintigden van Juny kreeg ik ten één uur berigt van de aankomst des Talons, vergezeld door de Rusfen van ociiotyns Party en een zeer grootcn (leep eigen volk. De goede oude Man tradt voor allen uit en boodt my zyne Vrouw aan, dit deedt ook dc Tajon zyne Kinderen , met de Vrouw van ochotyn cn zonimige van dc voornaarndc Eilandercn. Naa deeze pligtpleeging vormde het gezelfchap een kring, te midden van welken de Tajon met zyn geheele Gezin ging zitten. Ik Het toen den Brief van ochotyn brengen, en gaf dcnzelven den Tajon in handen. De Brief luidde. P 5 „ Heil  i7o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ Heil aan myn Vader den Tajon van Tuachta, „ Hoofd der Aleuthes Eilanden! „ In de hoope dat god myn Vriend tot u zal „ geleiden, heb ik hem deezen Brief medegegee„ ven, om u te bërigten van onze Vriendfchap en „ te verzoeken, dat gy hem alle hulpe, welke hy „ noodig mogt hebben, zult bewyzen. „ Ik verwagt de aankomst van het Schip om na „ Kamchatka te gaan, van waar ik hoop weder te „ keeren voor de naastkomende fneeuw, om myne „ Vrouwe te omhelzen, en u van myne genegen„ heid te verzekeren. Alles wat ik de Cozakken ,, ontweldig zal voor u en uwe Onderdaanen wee- „ zen. Ik prys dcsgelyks , by deezen Brief, „ myne Medegenooten aan, om alle onderdaanig„ heid te betoonen aan myn Vriend, die deezen „ Brief brengt, en hem te gehoorzaamen, even als „ zy my gehoorzaamen. Ik wensch allen voorfpoed „ aan myn Vader , onze Familie, myne Medege,, nooten en myne Vrouw." Beerings-Eiland 24 May 1771. Ochotyn. De Brief wTerd door een Rus voorgeleezen, en overluid vertaald door den Vader van den Tajon. De Vrouw van ochotyn fchrcide en haare traanen overtuigden my, clat een Volk, 't geen wy gewoon zyn Wilden te noemen, ons ten voorbedde van Vriendfchap cn Verknogtheid kan drekken. Naa het leezen  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 171 zen van den Brief tradt een der Rusfen na my toe en berigtte my dat hy, ftaande het afweezen van den Heer ochotyn, tot bevelvoerend Officier was aangefteld, en, in gevolge van diens bevelen my verzogt over hem en veertig zyner Medegenooten te befchikken. Ik bedankte hem voor zyne aanbieding , en verzogt, dat indien eenigen hunner ons in het werk wilden helpen, ik hun dienst dankbaar zou erkennen. De Tajon verzogt van zyne zyde zynen Vader my het aangaan eener Vriendfchapsverbintcnis voor te dellen. Ten dien einde geboodt hy, dat 'cr zeven vaten met Water zouden gebragt worden om onze aangezigten tc wasfehen. Dc Tajon nam een deezer vaten, van leer gemaakt, en gaf vyf andere aan vyf Opperhoofden, het zevende aan my. Naa dit wasfehen onzer aangezigten , bragt men Vuur, en ieder nam een Kool, zeggende: „ Met „ Vuur als dit Vuur willen wy de Cozakken ver„ branden! " De Vriendfchapsvcrbintenis wierd voltrokken door de uitdeeling van zeven Pylen, van welken ieder de zyne verbrak, met het uitbrengen deezer woorden. ,, Onder ons zyn de Wapenen ,, noodloos!" Die den Tajon vergezelden bragten daar op Steenen aan, en maakten 'er een hoop van, ter gedagtenisfe van onzen Verbond- en Vriendfchaps Eed. Hierop onthaalde ik de Tajons op Brandewyn , en verdeelde ten minden twee honderd Ponden Tabak onder de Eilanders. Ik reikte ook myne gefchenken over, voor welke de Tajon my eenige kostbaarc Pelteryen beloofde. Met het naderen van den avond vertrokken de Ei-  172 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Eilanders na eene hoogte niet verre van ons, en hielden daar ffil. Door de Medegenooten van ochotyn verwittigd, dat deeze Lieden een Vreugdefeest zouden vieren, befloot ik 't zelve te gaan zien. Daar komende tradt de Tajon zo ras hy my zag, na my toe, en bragt my in den kring om te beter gezigt van den dans te hebben. Deeze was, in de daad, zeer zonderling: want op het geluid van een trommel geraakte de geheele vergadering in zulk eene bewecging als of zy in de hoogde maate krankzinnig waren. De Rusfen zeiden my, dat ik wel haast ze allen in flaap zou zien vallen: naademaal dit het bedendig uitwerkzel was van den MuchomorDrank, dien de Eilanders, by zodanige gelegenheden gebruikten. Dit gebeurde kort daar op, de Tajon viel zelve met de anderen in daap. De oude Man, zyn Vader, was de eenige uitzondering, hy geleidde my na myne wooning, cn ik nam die gelegenheid waar, om tc vraagen wat hem bewoogen hadt, om dien Jongen aan my af te daan? Hy antwoordde , dat toen hy voorleden jaar te Kadik was, dc Tajon van dat Eiland hem dien Jongen gegeeven hadt, die gebooren was op het groot Land van Alalfina, waar by buiten twyfel gevangen werd dooide Aleuihes, tegen wien zy een eeuwige vyandfehap gezwooren hadden: dat hy voor gevolgen vreesde van de zyde des Jongelings, en daarom bedootcn hadt zich by dc eerde gelegenheid, van hem te ontdoen. Naardcmaal ik beloofd had by het aanvaarden van dit gefchenk hem een ander te zullen geeven, fchonk ik  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 373 ik hem een Snaphaan, dén pond kruid, vyftig Kogels, vyf ponden Tabak en een vies Brandewyn. Dus de zaak met hem vereffend hebbende fcheidden wy, ik ging ter ruste, de Heer kuzneczow nam op zich wagt te houden. By myn ontwaaken verftond ik dat twee en twintig der Medegenooten van ochotyn zich aangebooeteti hadden om het Schip te helpen herftellen: twee hunner Kuipers zynde, gingen te werk aan het kuipen onzer Vaten, die wy zeer noodig hadden tot water; dewyl de bette der Lugtftrcck na welke onze reis lag, ons zou beletten versch water van de Yseilanden te haaien, gelyk wy tot hier toe gedaan hadden. Ten negen uuren kreeg ik berigt, dat eene menigte jonge Dogters gekomen was orn haaren dienst aan te bicden: maar dit berigt kreeg ik te laat om 'cr eenige befchikking op te maaken: want myne Tochtgenooten hadden reeds ieder een Meisje gekoozen. Nieuwsgierig zynde om te zien, hoe men met het herdeden van het Schip vorderde, ging ik aan boord cn vernam met genoegen, dat naa nog een etmaal werkens alles in orde zou weczen, cn dat ik gevolglyk, over twee of drie dagen, dit Eiland zou kunnen verlaaten. Ik wilde my van deezen tusfehentyd bedienen, om het binneudc gedeelte van het Eiland tc bezoeken, als mede de Eilanden, welke wy ontdekt hadden op onze aannadcring aan je/rainiifir. De Tajon liet my van zynen wege een voorraad van Wortelen cn Visch brengen. Den vier en twintigden van Juny bcdeedde ik, vergezeld van den Heer kuzneczow , om na het Oost- lyk  174 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN lyk gedeelte van het Eiland te gaan. Ik trok over fchoone vlaktcns, zeker gefchikt om tot den bouw aangelegd te worden; maar ik ontdekte geen fpoor, 't welk eenigzins uitwees dat deeze Eilanders den grond bebouwen. Hun voedzel bedaat uit zekere Wortelen, Visch , en het vleesch van Bevers en Zee-koeijen. Het Hout op dit Eiland groeiende, is zeer goed tot allen timmerwerk gefchikt. De Wooningen der Eilanderen, waar van wy 'cr veele bezogten, geleeken volkomen op de Balagans der Kamchatkaérs. Van dit uittochtje wedergekeerd zynde , bedoot ik, uit hoofde van het maager vooruitzigt om iets merkwaardigs te vinden, niet weder uit te gaan; maar myn aandagt te verdubbelen om het Schip gereed te krygen. 's Anderen daags ontving ik van Capitein csurin de weet, dat het Schip gereed was om de Laading in te neemen. Ik dcldc daar over den Heer crustiew. Flet Volk van ochotyn was ons ia dit werk van grooten dienst. Omdreeks twee uuren kwam de Vader van den Tajon by my met een gefchenk van zestig Vellen, en een Canoe van huiden gemaakt; de ligthcid van dit Vaartuig verbaasde my: want twee Mannen konden het gemakiyk draagen, fchoon het acht riemen hadt. De kiel alleen was hout, de rest van walvischbeen, overdekt met Zecwolvenhuiden, met het hair buitenwaards, t'zamengenaayd met draaden van Beveringewanden gemaakt. Ten vyf uuren verfcheen de Tajon desgelyks met gefchenken, en ik onthaalde hem nevens zyn Gezelfchap op Brandewyn. Onder-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 175 derrigt van myn kort op handen zynde vertrek, verzogt hy een Brief voor den Heer ochotyn, ik gaf 'er hem een over van deezen inhoud: waarde vriend! „ Naa een moeilyke en verdrietige Scheepstocht „ in welken ik door de dyfzinnigheid myner Me„ degenooten gedwongen werd Noordwaards op te „ zeilen tot 66 Graaden, heb ten laatden den fte„ ven na het Zuiden gewend en door den wind „ gediend het voordeel genooten om uw Eiland te „ bezoeken. Ik ben veel verfchuldigd aan de dicn,, den van salasiow, een uwer Medegenooten,dien ,, ik u bj^zonder aanbeveel. By myne aankomst „ hebben uwe Vrienden, en uwe Manfehap my al„ len bydand gebooden om myn Schip te herdcl„ len en tot een lange reis toe te rusten: en de „ Eilanders hebben, op hun voorbeeld, zich zeer „ geneegen te onswaards gedraagen. De Tajort van „ tuachta heeft bovenal in oplettendheid en vriend„ lykheid uitgedooken. Ik had wel gewenscht, dat „ myne Gefchenken, onder de Eilanders uitgedeeld, „ van grooter waarde geweest waren; maar helaas! „ gy weet dat Kamchatka de plaats niet is, van „ waar iemand ontfnapt, overlaaden met rykdom„ men : daarenboven bedonden myne bezittingen „ alle in Pelteryen, zo overvloedig onder de Eilan„ deren. By myn verblyf heb ik met veel genoe„ gen ontdekt, dat de Eilanders opregt aan u ver„ knogt zyn. Ik prys u derhalven aan, u, zo 55 veel  i?6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ veel mogclyk, van hunne goede genegenheid te „ bedienen; en om die reden zou ik u raaden al„ toos eene vertrouwde party van dat volk by my „ te hebben: want onder de Rusfen die by u zyn, „ worden 'cr eenige gevonden die den aart huns „ Lands zullen toonen. Om u buiten gevaar van » verraad tc houden, moet gy uw Volk fteeds be„ zigheid verfchaffen. Ik neem deeze gelegenheid »* waar om u nogmaals voor te dellen, dat, indien „ ik my in uw geval bevond, ik met twee daar toe „ gefchikte Schepen, verder Zuidwaards zou zeilen, „ waar gy ongetwyfeld Eilanden zult aantreden en „ de Lugtdrcek zal uwe ondernceming om Volk„ plantingen aan te leggen begundigen. De kennis „ die gy hebt van den Handel op China, en de 99 bcdendige aanvoer van Pelteryen, dien gy van uwe „ Vrienden op de Aleuthes Eilanden kunt krygen, tot het voortzetten van dien Handel, kan niet ,, misfen het in uwe magt te dellen om eene vas,, tigheid van het uiterst aanbelang te vestigen. Vaar „ wel, myn Vriend! Ik wensch u allen voorfpoèd, „ en gy kunt ftaat maaken op de aanwending my„ ncr uiterfte poogingen om een Europisch Mogend„ heid over te haaien tot het omhelzen uwer voor99 dagen." maurice augustus. Deezen Brief overgegcevcn hebbende aan den Tajon nam ik myn affchcid, voorncemens den volgenden dag fchecp te gaan. 's Morgens ten acht uuren beval ik ieder zich aan boord te vervoegen, Gefchenken  Des GRAAVEN van BENYOWSKY; i77 ken aan salasiow en de andere Medegenooten van ochotyn gedaan hebbende, ging ik met de Vrouwen en zieken van land: in het Schip vond ik alles in orde, 's Morgens vroeg den zes en twintigften ligtten wy by helder warm en ftil weer het anker, boegfeerden het Schip uit, tot midden in het kanaal. De Scheepslieden hielden een Feest by den Doop van den jongen Amerkaan, dien zy den naam van zachariaS gaven. Ontdekkende dat 'er nog meer dan vyftig Vrouwen aan boord waren, gaf ik last die aan wal te brengen, naa het uitdeden van eenige Gefchenken aan dezelvcn. Ten elf uuren gingen wy onder Zeil. 's Anderen daags hadden wyopZee, goed weer, met een gundigen wind, wy konden alle zeilen byzetten: tot vier uuren hadden wy dc drie Eilanden in 't gezigt, en den Zuidwestlykden hoek tot negen uuren. 's Nagts darrelicht weer. 's Morgens ten tien uuren zagen wy land uit dc mast, 't geen wy, daar de wind ons diende, tot op twee mylcn, naderden. Op den acht en twintigden veranderden wy eenigzins van koers, om de branding in 't gezigt naby het ftrand te myden. Met den avond begon de wind op te deeken, de zee ging hoog cn het Schip werkte derk. Ten acht uuren, den Zuidlykften uithoek van het Eiland in 't oog hebbende, namen wy den ouden koers, dewyl ik begeerig was deeze Eilanden te onderkennen, welke my befchrecven waren als liggende op de Noorderbreedte van 48 Graaden. Wy moesten wegens den aanwakkerenden wind eerst II. Deel. m zdl  178 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zeil minderen; doch vorderden veel wegs, 't geen nog beter ging toen wy de Marszeilen weder konden byhaalen. Ten tien uuren zagen wy recht voor uit land, 't welk op den middag flegts drie mylen van ons af was. Wy bevonden ons op dc breedte van 49 Gr. 6 Min. en op de lengte van 22 Gr. 40 Min. Den volgenden dag zeilden wy met een harden ftooker de Kaap van het Eiland Cusma voorby; omtrent vyf uuren betrok de lugt in de Kimmen, ten zes uuren viel 'er een zwaarc regenbui, doch dezelve duurde korten tyd. De wind blies zo fterk op dat onze Voor- en Bezaansdeng braken. Dc Laading fchoot door den fchok over , zes watervaten braken den bodem. Ik was zeer moeilyk wegens dit verlies, te meer om dat ik vreesde dat onze watervaten in een heete lugtdreck niet digt zouden blyven. Wy zeilden op dc breedte van 48 Gr. 4o Min. en de lengte 18 Gr. 30 Min. voort, en hadden 's anderen daags Nevelagtig weer met regen. DRIE  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 179 DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf verlaat dit Eiland , geraakt op zee in groot gebrek aan voedzel en water. Bereikt een onbewoond vrugtbaar Eiland, het Water-Eiland genaamd. Voorgevallene onlusten geduurende het verblyf aldaar. Vertrek na Japan. IWaardemaal ik alle voorzorg wenschtc te draagen om behoed te blyven voor het dcerlyk gebrek aan Water , beval ik de geregelde uitdeeling van eene zekere maate aan elk daags. Doch de Fleer stephanow kwam by my , cn verklaarde , uit naam des Volks, dat het aandeel van Befchuit en Water door my bepaald niet genoeg was, dat het Volk tweemaal zo veel vorderde, als mede een dronk Brandewyns, tot verderking. Dit bedaan van stephanow verbitterde my dermaate, dat ik hem dreigde over boord tc werpen, indien hy voortvoer met fteeds tegen my op te daan. Ik bedagt my nogthans, en zogt hem te overtuigen van de ongerymdheid zyns gedrags. Doch hy hadt 'cr geen ooren na, en ging dc kajuit uit onder het fpreeken der hecvigde vloeken, zeker met oogmerk om zyn verraad ten uitvoer te brengen. Ter voorkoming hier van vergaderde ik dc Hoofden des Scheepsvolks , om te raadplcegen hoe , in dit Ma ge-  l8ö GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN geval, te handelen : want ik was ten vollen overtuigd , uit de kennis welke ik had van de Perfoonen , die stepiianows Party uitmaakten , dat zy neigden tot het beftaan van iets ernftigs. Naauwlyks waren wy by een , of wy ontvingen berigt , dat stephanow een gedeelte des Volks aangezet hadt om een Watervat open te Haan tot lesfehing van hunnen dorst: om 'cr hun tc meer toe te beweegen hadt hy betuigd, dat wy digt by land waren, gelyk hy zich verzekerd hieldt uit myne eigene waarneemingen en de Kaarten door my vervaardigd, volgens dc onderrigtingen van ochotyn. Hy beduidde hun de reden wel te wecten, waarom ik befiooten had aan dit land ten anker tc gaan, en beloofde die reden op een anderen tyd hun heimlyk te zullen mededeelen; doch dat bet thans hoog tyd was my tc dwingen om aan hunne begeerte te voldoen. Dit berigt deedt ons op 't dek komen om dc Medegenooten tot het volbrengen van hunnen pligt aan te maancn : maar wy vonden ze allen gewapend met stephanow aan 't hoofd, die niet afliet dc fchriklykfte vloeken tegen my uit tc braaken, cn betuigde dat, daar het Volk hem tot hoofd verkooren hadt, hy alleen myn leeven wilde fpaaren om myn lydcn tc vergrootcn. Hy gaf last aan zyn volk om my te vatten; maar gelukkig voor my was dc Heer kuzneczow bedagt op het wakkermaaken van de Medegenooten , die in hunne hangmatten lagen te flaapen. Deezen vertoonden zicli allen gewapend op het dek, ten getale van negen, cn beletten het voortflaan der gcwcldaadigc poogingen. Wy vonden ons bepaald om op het Voor- fchip  des GRAAVEN van BENYOWSKY. i§i fchip te blyven, en aanfchouwden de verregaanddc ongeregeldheden , die stephanow niet kon weeren, want een gedeelte der zynen in de kajuit gegaan zynde , haalde 'er drie vaatjes Brandewyn uit, een gedeelte zoopen zy, een gedeelte droomde langs het dek. Te midden deezer zuipparty werden zy door den avond overvallen, en allen dronken zynde, wisten zy niet wat zy deeden , floegen geen de minde agt op de betuigingen van stephanow en gingen daapen. Stephanow zich dus van allen deun beroofd vindende , volgde hun na beneden, om te toonen aan welke gevaaren zy zich blootdclden, door my het gebied weder in handen te laaten. Wy bedienden ons van deeze verwarring om het groote luik te duiten; en terwyl ik ging om tc zien hoe het in myn kajuit gefteld was , vatte de Heer panow met de Medegenooten sibaew en loginow, den Stooker des opdands, doegen hem in bocijen cn maakten hem aan de Bezaansmast vast. 's Nagts ten éch uur bcrigtte de Heer wynbladth my, dat de Oproerigcn, verhit door den veclvuldigen Brandewyn na water verlangende, en niet wcetendc wat zy deeden, veertien watervaten den bodem hadden opengedaagen , die alle ledig geloopen waren, zo dat ons niet meer dan twee vaten en een half in 't geheel overblccvcn. Dit waren de jammerlyke gevolgen van dc onzinnigheid door stephanow verwekt. Myne Vrienden raadden my de misdaadigen te vatten en allen in de boeijen te liaan. Maar ik voelde my tc zeer getroffen door het vooruitzigt op onze aandaandc ellenden, om te deuken M 3 aan  182 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN aan ccn bcdryf, 'tgeen onverzoenlyken tweefpalt zou voegen by het leed, 't welk wy reeds leden en verder voor handen ftondt. Ten vyf uuren de voorzorg gedraagen hebbende om allen die stephanow hadden aangehangen te ontwapenen, deed ik al het Scheepsvolk op het dek komen, ik ftelde aan 't zelve voor het gedrag van stephanow, cn fchetftc met de derkfte bewoordingen een tafereel van het gebrek waar aan wy blootftonden, zonder eenig hulpmiddel om bet te verhelpen. De ongelukkigen , die het misdryf begaan hadden van onze watervaten open te daan, wisten, toen het hun gezegd werd , 'cr niets van. Wanhoop vervoerde hun om stephanow te vervloeken , als den Veroorzaaker van alles wat zy begaan hadden. Met eenpaarige ftemtnen vorderden zy den dood deezes Mans; zy drongen 'cr op aan om zulk ecu gedrogt tc verdelgen , en het was niet dan met de uiterfte moeite, dat ik hun overhaalde om zyn leeven tc fpaaren. Maar dewyl het noodzaaklyk voor my was te toonen, dat ik magt had om misdryven te ftraffen , ftelde ik voor, dat stephanow voor een onwaardig Medelid zou verklaard , en verweczen worden om als Koksmaat te dienen: 't zelfde vonnis ftreek ik over s udek in , geweczen Secretaris op Kamchatka , als gevangene medegenomen , en die fteeds de zyde van stephanow gehouden hadt. Stephanow werd voor dc groote Mast gebragt om zyn vonnis tc hooren; en daar hy zich voorgefteld hadt, dat ik hem ten doodc zou vcrwyzen, was hy laag genoeg om myn medelyden af te bidden , cn . e M nog  des GRAAVEN van BENYOWSKY. i8j nog laagcr gedroeg hy zich , toen hy zyn vonnis gehoord hadt. Hy bedankte my voor myne genade hem in dit geval betoond. De Heer panow verwoed over deeze laaghartige bedryven, zou hem voor den kop gefchooten hebben, had ik het niet belet. Op den eerden van July liep de wind na 't Westen, nam toe, cn ging met regenvlaagen vergezeld. Wy zagen veel dryvend Zeewier, de kleur van 't water fcheen verauderd , wy peilden verfcheide keeren ; doch vonden geen grond. Men bevlytigde zich om regenwater te vergaderen, cn wy kreegen twee vaten vol. Deeze voorraad was zeer welkom : doch dewyl dit water een derken tcerfmaak hadt, verbonden zich de Scheepslieden geen ander te drinken, om de rest van het ons nog overgebleevcne voor my , de Vrouwen en dc Zieken te bewaaren. De PIccr kuzneczow deelde my dit befluit mede. Met den avond werd het ftil: maar 's nagts vermeerderde de wind. De Heer csurin onderrigtte my , dat 'er nog vier vaten met water waren, bedekt door dc planken die het vertrekje voor zyn Vrouw affchootem Dit was my eene aangenaame tyding, doch ik beval hem deeze ontdekking aan de Medegenooten niet mede tc deeleu. Deezen dag herdelden wy dc Voor- cn Bezaandengen. 's Volgenden daags was liet wolkig weer. Naa den middag kwam 'er een regenbui, die den wind deedt bedaaren, doch het water wees uit, dat wy ons in een derken droom bevonden. De zee dondt zeer hol, het Schip dingerde vervaarlyk, ik zag niet zonder fchrik,dat dc Raas van de Middel- cnBezaansM 4 mast  J84 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN mast by vvylcn tot in 't water flecpten. De wind dak op, ik had reeds alle zeilen doen reeven. Het Schip maakte onder ,'t zeilen een groot geraas, veroorzaakt door den droom tegen welken wy opvoeren , cn waar aan wy ongetvvyfeld onze behoudenis te danken hadden; want in de donkerheid van den nagt, zouden wy anderzins het loopen op ftrand niet hebben kunnen vermyden. Het aanbrceken van den dag toonde ons het gevaar duidclyk : wy zagen de branding op den afdand van drie vierde van een myl. Flet dieplood wees uit, dat wy ons op de diepte van zes en dertig vademen bevonden. Wy naderden het ftrand en ankerden. Onmiddelyk zond ik een boot na den oever met den Heer kuzneczow, om tc zien , of 'cr een bekwaame haven was. De fterke wind deedt ons anker doorgaan en dreef ons weg. Ik fchoot verfcheide keeren om fein te geeven aan onze boot: dewyl ik weinig kans zag om met dien wind dc kust te naderen. De vrees van onze boot cn volk te verliezen, deedt my een byleggcr maaken; doch de droom voerde ons met veel gewelds na 't drand, ik zette de Bezaan by, hier door prangde het Schip zeer, en wy vonden ons in oogfchynlyk gevaar. Den derden vanjuly hieldt de wind aan; wy fehooten uit klein gefchut om de boot tot ons te feinen: wy haalden het Bezaanzeil in, cn het Schip dwars zees geraakende fchepte veel waters, en wy hadden veel werks om het regt te krygen. De Schecpelingen, by 't vallen van den avond vreczende op nieuw aan 't zelfde gevaar blootgefteld te zullen worden, dron-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. drongen 'er op, dat ik of myn koers zou voortzetten, of het Schip laaten loopen op een zandplaat, welke zy gezien hadden. Ik toonde hun, hoe het een sllcrbarbaarschst bcdryf zou weezen negen onzer getrouwde Metgezellen, op een onbekend Eiland, aan de genade of ongenade der Wilden over te laaten; dat ik daarom befiooten had liever te vergaan dan van 't drand af te houden: dewyl ik niet kon bewilligen in een raaddag, die my met het verwyt van myne Medegenooten verlaaten te hebben, zou overlaaden. lk betuigde befchaamd te Itaan over hun gebrek aan gevoel, blykbaar in den voordag om hunne Makkers in nood te laaten zitten; en dat, wat hun tweede voordel betrof, dit was onmogelyk te volbrengen: dewyl de wind Oostwaards geloopen ons niet toeliet het drand op eenige bepaalde plaats aan te doen; 't eenig middel om het dranden werkdellig te maaken, bedondt in het Schip aan den droom over tc geeven, die ons waarfchynlyk op het rif zou werpen. Om deeze redenen verklaarde ik hun vast bellooten te hebben in geen hunner voordagen te trcedeu. Dit bedisfend antwoord maakte hun woedend , verfcheiden hunner dreigden my; onder deezen riep baylakin uit, dat hy fchielyk een einde aan 't gefchil zou maaken, en een mes uit de hand van een der nevens hem daanden rukkende, liep hy na my toe. Ik belette hem in 't volvoeren van zyn voorneemen door een piflool los te branden, 't geen zonder hem te dooden, hem buiten daat delde om zyn voorneemen te volvoeren. Hier op poogden verfcheiden M 5 der  i.S6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN der Medegenooten met geweld de zaak verder door te zetten; maar het gezigt van de Heeren panow, crustiew , baturin , wynbladth en eenige anderen met pidoolen gewapend, en gereed om myne bevelen te volvoeren, bedwong hun overmoed. Eindelyk viel de avond, zonder dat wy onze uitgezondene Medegenooten zagen: ik deed daarom twee lichten aan boord ontdeeken, en by tusfchenpoozen een fchot met kanon doen. Omtrent acht uuren riep de wagt dat hy fchieten hoorde. Wy kwamen allen uit om te verneemen wat 'er van was, en hadden het genoegen van verfcheide losbrandingen niet verre van ons te zien. Het kort op een fchieten verzekerde ons dat het onze Tochtgcnooten waren , en wy vonden ons daar in niet bedroogen. Een kwartier over achten kwamen zy aan boord; doch niet zonder gevaar van de boot door 't dooten op de zyde van 't Schip te verliezen. Hunne behoudene wederkomst befchaamdc de Muiters, die dc oogen niet durfden opdaan. De Heer kuzneczow gaf my verdag van cle moeilykhedcn op den hertocht uitgedaan; en, in de daad, het was by een wonderwerk af, dat de boot het geweld der golven hadt kunnen verduuren. Fly was een uur, naa dat hy van boord gegaan was, by 't dranii,gekomen : doch vondt het onmogelyk 't zelve aan te doen, hy moest een hoog land omroeijen, 't welk hem voor den wind befchuttc, hier vondt hy eene bekwaame plaats om in een haven te gaan, daar verfcheide Vaartuigen en een vry groot tweemast Schip ten anker lagen. Aan land flappende zag  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 187 zag hy de Inwoonders, op de Chineefche wyze gekleed, in 't blaauw, met parafollen. Hy tradt na hun toe, zes Man in de boot gelasten hebbende. De Eilanders noodigden hem dieper het Eiland in te treeden, 't geen hy zou gedaan hebben, hadt hy het fein om aan boord te komen niet gehoord. Op dit fein hadt hy alles gedaan door tekenen en gebaaren om dc Eilanders te beduiden dat hy moest wederkeeren. Zy toonden geene begeerte om hem te houden; maar uit alles wat hy van hun kon begrypen, poogden zy hem te verdaan te geeven, dat het weer zeer ongundig was om na zee te gaan, dat hy aan wal moest blyven cn 's anderen daags 's morgens vertrekken. Doch dat, toen zy zyn vast befluit om heen te gaan bemerkten, een der Eilanderen zyn hand op zyn borst lag ('t geen by voor een teken van vriendfchap opnam,) hem daar op zyn Parafol, een Pyp en een klein zakje met Tabak overreikte; dat hy, niets by zich hebbende tot een tegengefchenk aan dien Eilander , zyn Sabel met Zilver gemonteerd aanboodt , en dat deze Man, hem een Mes gegeeven hadt. Ten opzigte van het Land berigtte hy, dat hy veele Varkens gezien hadt, doch geen Rundvee; dat de hutten of kleine huizen, by het drand geregeld gebouwd Honden , befchaduwd door boomen, en de kust fcheen wel beplant. Dit verdag, 't welk al het Scheepsvolk hoorde, maakte het zeer begeerig om op dit Eiland te landen , en zy fmeekten my alles aantewenden om het op die hoogte te houden. Ik had 'er niet min belangs bv dan zy, cn bedoot daarom op het drand koers tc  t88 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te zette Maar al onze hoop verdween, wanneer de wind, met verdubbelde kragt , uit het Wésten opwoei; ik kon het niet langer by 't Eiland houden,: en moest dieper zee kiezen , wy maakten fnellen voortgang cn vonden met den dageraad het Schip omringd van Bruinvisfehen en verfcheide Zeevogelen : de wind wakkerde Reeds. Wy bevonden ons op de breedte van 45 Gr. 20 Min. op de lengte van 13 Graaden. De regenbuien op den vierden van July gaven my eenige hoop dat de wind zou gaan liggen: doch dezelve hieldt tegen myne verwagting, met allen geweld, aan, en benam my alle hoop om de kust, die wy verlaaten hadden, weder te bezeilen. Ik dak derbalven by den wind op en zette myn koers voort. Nu bezag ik den Parafol, door den Heer kuzneczow mede gebragt; dezelve was van papier met olie bedrceken, en gefchilderd met verfcheide Chineefche en Japan/die Characters. De Pyp was van een gemengd metaal wit van kleur, en de Tabakszak geborduurd Satyn. Plet Mes was van goed daal met een welgemaakt hegt van yvoor. Deeze byzonderheden overtuigden my, dat de Eilanders met de Japan, ners handel dreeven. Met den avond bedaarde de wind, en wy konden het Bezaanzeil en gereefde Marszeilen voeren. 's Volgenden daags was het weer heet, de wind liep na 't Zuiden, cn wy haalden het wand, door de warmte zeer gerekt, aan; en doegen nieuwe zeilen aan, dewyl de andere zo verdeeten en vol gaten waren , dat wy ze niet wel langer konden voeren. Ik  Bfes GRAAVEN van BENYOWSKY. r% ïk deelde de oude aan het Scheepsvolk uit om 'er broeken van te maaken. Deezen dag hielden wy raad om te bepaalcn of wy na Japan zouden devcnen ; want dewyl ik geen zekere kennis had van eenig Eiland , oordeelde ik het best dien koers te neemen, om onheilen te ontgaan, die ons door gebrek aan Levensmiddelen cn Water dreigden. Onze voorraad bedondt uit zes vaten Zoutcvisch , twee vaten gedroogden Visch; doch deeze begon door dc hette te rotten, cn ik oordeelde dat wy dien niet veel langer moesten gebruikrn. Al onze goede Befchuit was op. Wy hadden twee vaten regenwater, cn vier vaten versch water. Ik kon, derhalven , berekenen , dat wy niet meer dan voor zes of acht dagen te eeten en voor veertien dagen te drinken hadden, 't Beduit viel om onzen koers na Japan tc zetten; doch te landen op eenig Eiland , 't welk wy in 't oog mogten krygen. Aan alle de Tochtgenooten maakten wy dit befluit bekend ; zy delden zich zeer onderwcrpelyk aan, en ftemden uit vrees voor honger en gebrek daar iu toe. Dc Heer meder onzen voorraad van gezouten Visch bezigtigd hebbende, verzekerde my, dat ik, binnen een of twee dagen , genoodzaakt zou weezen denzelven over boord tc werpen; hy raadde my daarom deezen Visch te laaten kooken en 'cr een vasten koek van te maaken , die te droogen in de gedaante van brood , 't welk ons in den uiterden nood zou kunnen dienen. Ik keurde zyn raad goed en beval hem de volvoering. Wy maaken hoekwand  iOö GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN gereed om Visch te vangen ; want wy zagen dien in overvloed. Op den zesden July , deedt de regen den wind afneemen en de zee bedaaren, wy konden alle onze zeilen voeren en hielden Westwaards koers. Met al ons visfehen vongen wy niet meer dan twee Visfchen, niet meer dan drie ponden met elkander weegende. By zonnen ondergang hoorden wy , voor de eerfte keer, zwaaren Donder. Het Scheepsvolk voor de gevolgen der hetlc, welke zy reeds begonnen te voelen, vreczende, verzogt my adergclaaten te mogen worden. Ik Hemde hier in te gereeder toe, om dat deeze voorzorge hunne gezondheid niet kon benadeelen. De nagt was donker , en wy hadden geen Maanlicht altoos ; doch het Schip, goeden voortgang maakende , gaf dit ons moed. Met het aanbreeken van den dag riep de Kwartiermeester Land'. Ik ging op 't dek, cn nam, gelyk by, eenige laagdryvcnde Wolken voor Land; doch de Zon opkomende verdreef onze begogclimr. 's Volgenden daags hadden wy fchoon weer, vlak water, de hettc der Zonnc deedt de pek in de zydnaaden van het Schip fmclten. Ik beval ze op nieuw te bepekken, en het dek als mede dc boorden alle morgens by 't opgaan der Zonnc nat tc gieten. De hettc ons lastig vallende liet ik een zeil tot affchutting fpannen. Deezen dag befteedden wy in 't gereedmaaken van onze floep , en het fchoonmaaken van onze WTapencn, cn het vervaardigen van klein touwwerk ; dc nagt was zeer fchoon. Ten negen uuren  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 19 c uuren 's morgens zagen wy iets in 't water dryven; tcrftond zetten wy de Boot uit cn roeiden derwaards. Zy bragten een Boot, die zeer befebadigd was en het onderstboven lag, mede. Wy haalden die op 't dek, en ontdekten dat het een kleine Visfchersboot was, want ik vondt eenige Vischlyncn van gedraaydc zyde , daar aan vastgemaakt. Men oordeelde die Boot te moeten herdellen, om 'cr zich des noods van tc kunnen bedienen. De wind nam op den achttien allengskcns toe, het weer bleef helder cn de Zon fcheen flerk. Nu namen wy de proef van ons Vischbrood, wy bevonden het hard, zuur, zeer zout, doch honger deedt het ons eeten. Met het vallen van den avond zagen wy veele Bruinvisfchen, doch konden 'er geene vangen. Een heldere nagt. In den morgen vervoegden zich vier Medegenooten by my, verzoekende, uit naam des Scheepsvolks, vergiffenis voor stepiianöw : dewyl ik van de getrouwheid deezer Lieden mywaards ten vollen verzekerd was, beloofde ik aan hun verzoek tc zullen voldoen; en dit met te meer genoegen ; naardemaal ik niet vuuriger wenschte dan myne Tochtgcnooten te overtuigen, hoe genegen ik was om hunne begeerte in te willigen. Toen zy ver¬ trokken waren, delde ik, in een belegde Raadsvergadering der voornaamden, myn oogmerk voor, om stephanow weder onder ons als Lid aan te neemen. Zy demden allen in myn befluit , uitgenomen de Heer panow , die verklaarde, dat ik naderhand nog meer dan ééns berouw zou hebben om my te beklaagen over deezen ftegtcn Man, over wien hy als zyn Bloed-  J9* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Bloedverwant zo veel reden hadt zich te feha& men. Ik liet 's anderen daags stephanow roepen, en gaf hem te verdaan dat hy vergiffenis bekomen hadt, en weder door ons aangenomen was: hem tellens vermaanende eindelyk eens af te laaten van zyne vyandlykheid tegen my, van wiens opregte vriendfchap hy zich moest overtuigd houden: dewyl het gehee! in myne magt gedaan hadt, my van hem te ontdoen, Hy fcheen ten uiterden voldaan cn beloofde op zyne eet dat hy zich, in 't vervolg, beter zou gedraagen; het ontbrak hem aan geen eeden om my te verzekeren van de opregthcid zyner bekeeringe, en ver-' zogt my , tot eene volkomener bevestiging van alles , het geheele Scheepsvolk zamen te roepen, voor 't zelve wilde hy openlyk zyn misdryf erkennen en vergiffenis vraagen. Ik maakte hier over eene verfchooning, aanmerkende, dat ik zulk een dap van zyne zyde niet kon of behoorde toe te ftaan:hydondt 'er nogthans op, en verzogt allen die 'er tegenwoordig waren, dat zy zyn voordag wilden onderdeunen; hun verzekerende , dat hy geen rust kon hebben, voor dat hy alle de Tochtgenooten overtuigd hadt, dat zyn hart en woorden zamendemden. Vcrmids ik zag dat hy onverzettelyk bleef, verzogt ik den Fleer crustiew aan het verzoek van stephanow te voldoen. Naa dat crustiew met den Boeteling vertrokken was , gaf ik myne vreugd aan den Heer panow te kennen , over de gelukkige verandering van zyn Neef; maar deeze braave Man bleef my verzekeren , dat ik my in dc opgevatte hoopc zou ba-  dus GRAAVEN van BENYOWSKY. 193 bedroogen vinden ; hy kende hem te wel om ie.ts zodanigs van hem te verwagten. Hy voegde 'er nevens wel te gelooven , dat stephanow, op dat oogenblik, waarlyk bedooten hadt zich getrouw te gedraagen, en zyn woord gedand te doen; doch hy wilde wedden, dat 'er geen acht dagen zouden vcrloopen, of hyzou, op nieuw, blyk geeven van zynen fnooden aart: waarom hy my ten allercrndigde raadde nooit eenig vertrouwen op dien fchurk te Rellen. 's Naamiddags kreeg ik berigt, dat de hoEpels van een onzer Watervaten gefprongen waren , en dat het water geheel weggeloopen , en een ander vat twee derden leedig was ; zo dat 'er niet meer dan drie Vaten en eenige Kruiken overblecven; met omtrent negen honderd ponden gedroogden Visch of Visch-* brood. In den alleruiterden angst en afgemat door Raagen arbeid dcet ik een bitteren nagt : cn dewyl het noodig was myne verlegenheid voor myne Medegenooten te bedekken , pynigde my dit bedwang zodanig , dat ik , in dien nagt , verfcheide keeren van benaauwdheid bykans in zwyra viel. 'Er was geen hoop op regen, het jaargetyde was zeer droog; ik had geene kennis van land in den wydeit omtrek , waar op ik eenig welgegrond vertrouwen kon vestigen. —- Met het aanbrecken van den dag liet ik al het Scheepsvolk zamenkomen , en gaf 't zelve berigt van onzen toedand, met een voordel, dat zy zich daags met een half pond Visch en een halve vies Water zouden moeten behelpen. Om hun te overtuigen , dat noodzaaklykheid my tot deeze beII. Deel. N pas.-  194 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN paaling bewoog, liet ik den voorraad van Visch op het dek brengen ; doch, in dsdc van negen honderd ponden, was 'er flegts vier honderd en zestig pond, cn by nader .onderzoek bleek dat wy veel minder dan drie Vaten Water hadden. Dit vertoon vervoerde hun tot wanhoop ; want zy verzekerden my dat zy het lyf niet konden honden by zulk eci! voorraad van dien Visch, welke daarenboven geweldigen dorst verwekte. Hunne bedenkingen waren, gelyk ik by ondervinding wist, maar al te gegrond; en om allen gefchil over de verdccling tc voorkomen, verdeelde ik den voorraad onder alle de Medegenooten, elk ontving ruim vier ponden; ik bewaarde de Befchuit , hoe zeer ook bedorven, voor de Vrouwen, Veelen ontvingen hun aandeel onder een bitteren vloed van traancn ; anderen vervloekten hun die hun aangezet hadden om in het Oproer te Kamchatka deel te neemen. Welk een droevig tooneel had ik voor oogen ! Den tienden July hadden wy by helder weer zwaafe hette, derken wind, doch zeer met vlaagen. De wolken dreeven met fnelle vaart, het donderde, en 'er viel een weinig regen aan boord. Flet Schip lag geduurig zeer fcheef ; waarom ik beval het boven boord met geteerd zeildoek te bedekken. Dc wind hieldt 's anderen daags aan, en wy kreegen daarby aanhoudenden donder en blixem. Voorzigtigheid raadde wel een bylcggcr te maaken; maar onze omdandighcid vorderde dat wy weg (hoedden. Ik maande daarom de Medegenooten aan tot wakkerheid in den Scheepsdienst; maar ongelukkig waren zy  bss GRAAVEN• van BENVOW&KY. i95 zy allen zo kleinmoedig, dat ik bykans wanhoopte het Schip by den wind te zullen kunnen houden. Een fchtiklyke nagt volgde op deezen bangen, dag gepaard met het geen op zee allerontzettendst is: het Voor- en Bezaan Marszeil werden met een ruk van de Raas gefchcurd: het fcheufett der zeilen vermeerderde aller vrees. De wind nam by fchielyk opkomende vlaagen toe, en dreigde ons geheel mastloos te maaken : dewyl ik niemand na boven kon krygen moest alles byblyven. De Bezaansmast werd door een blixcm gefpleeten; doch geraakte niet in brand. Plet dek flondt geduurig met water, en, indien dc wind veranderd ware met die fnclheid als ik meermaalen op zee ondervond, hadden ww onvermydelyk weg geweest. Gelukkig bleef dezelve by aanhoudendheid in denzelfdcn bock. De Heeren crustiew en panow verhaalden my den twaalfden, dat verfcheide onzer Medegenooten , hun voorraad van fpyze opgegeten hebbende, gevaar liepen van door honger om te komen; indien ik geen redmiddel wist te bedenken. Zy hadden reeds wanhoopige taal uitgedaagen. My viel in eenige Beverhuiden te kooken en met Walvischtraan tc befprengen. Ik deelde dien inval myne Vrienden mede, die denzelven goed keurden. Ik beval daar op een Beverhuid te fchraapen tc zuiveren en te kooken. Toen dit alles gereed was en ik bevond dat die fpys ons kon dienen om niet van honger te derven , liet ik 'er terdond van voorzetten aan de hongerenden. De greetigheid met welke zy voortvoeren om deeze fpys tc bereiden, deedt hun het gevaar vergceten, waar N 2 ■ in  i(j6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN in wy ons bevonden door den harden wind, cn 't was niet mögelyk hun aan eenig Scheepswerk te krygen , zo dat het geheele Scheepsbeftuitr voor my cn de Officieren opkwam. Geduurcnde den nagt hieldt dc wind met eenpaarig geweld aan , en de hooge zee dreigde, ons met het uiterdc gevaar: toen dezelve op eenmaal ging liggen; en ik Hond niet weinig ver* fleld , dat dc zee bykans onmiddelyk vlak wierd. Dcezc omHandiglicid duidde de nabyheid van eenig land aan; docli op welk een fireek het te zoeken, kon ik met geene mogelykheid bepaalen. Met het aanbreeken van den dag bedankten my de Medegenooten Jdat ik iets uitgevonden had,'t welk tot voedzel kon dienen ; cn dewyl 'er geen ander voedzel aan boord was, liet ik eenige huiden voor de Zieken bereiden, die wy thans negen en twintig telden, De Heer weder verhaalde my dat vcelen hunne Schoenen cn halve Laarzen fchoon gemaakt cn reeds meer dan twintig paar in dc pot gedaan hadden. Ik kreeg hier van een bevestigend berigt; ik kon niets anders doen dan dit tooneel van elenden bewecnen, een tooneel, 't welk , binnen één etmaal nog veel decrlyker ftondt te worden, door gebrek aan water. 's Anderen daags klaarde het weer allengskens op, en de Zon brak nu en dan door. Ik beval de luiken te openen, om het Schip te lugten: wy herftelden de Bezaansmast , cn doegen voor het afgescheurde een ander zeil aan ; tot herdellen van de Bezaansmast kwam my tc ftade, een groote Steng tot waarborg van Kam batka mede genomen. Hoe zeer verzwakt wy ook waren, kreegen wy alles voor den avond  des GRAAVEN van BENYOWSKY.' 197 avond in gereedheid. Terwyl wy hier mede bezig waren , hadden de Vrouwen de Pelteryen ontpakt. Zy bcdonden uit twee cn tachtig Bcvervellen, twee * honderd zes cn tachtig Vosfenhuiden, ééti duizend negen honderd Sabelsvcllcn. Alle deeze werden onder de Medegenooten verdeeld. Met den dageraad, ontdekten wy veel dryvend Wier en zagen eenige Vogels, die na Arenden geleekcn. Dit gezigt deedt in myne ziel die fchindering van hoope ontdaan, welke alleen in daat is om ons hindernisfen, die onoverkomelyk fchynen , te doen ie boven komen. Omtrent den middag betrok de lugt in 't Zuiden, wy wagtten met ongeduld na regen, om eenig water te krygen ; maar onze verwagting bleef onvoldaan. Het weer hieldt den veertienden aan helder te blyven, en dc wind dak meer op. Dc Heer meder berigtte my, dat wy niet meer dan vyftig pinten waters aan boord hadden , en dat hy het raadzaam oordeelde, de helft voor onze Zieken te befpaaren. Ik gaf hem last de helft daar toe te houden, cn de rest , met den dageraad, onder de Medegenooten uit te deden. Wat my betreft; niet langer eenig uitzigt hebbende op middelen om 't gebrek aan water te verhelpen, onderwierp ik my aan dat lot, 't geen my zo hard viel, dat ik, allen grond van hoope misfende, den nagt doorbragt met de koele lugt in te ademen. Toen dc dag eindelyk aanbrak, verleevendigde de frisheid van den morgen my ccniger maate. Ten zeven uuren gefchiedde de uitdceling van het water. MyJie Lotgenooten ontvingen hun aandeel met greetigN 3 " heid.  tg» GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN heid< Veelen dronken het oogcnbliklyk alles op , anderen zorgvuldiger befpaarden 't zelve. Naa deeze uitdeeling van het laatde water, lag ik, het onmogelyk oordeelende veel langer te zullen kunnen leeven, zo zeer was ik door honger verzwakt, myn Kaart aan myne Medegenooten voor, cn wees hun aan, dat wy nog twee honderd cn veertig of mogelyk nog wel drie honderd mylen van de kust van Japan af waren; dat ik niets wist van eenig Eiland omRrceks ons, cn wy dus zes of zeven dagen werks zouden hebben om die kust tc bereiken, zelfs met een voordeeligcu wind, welken wy naar allen fchyn niet tc wagten hadden: cn dewyl ik niet begreep hoe ik, in zo langen tyd , in onze tegenwoordige omftandigheden, het by't leeven zou kunnen houden, oordeelde ik het vocglyk hun aan te wyzen welk ecu koers zy moesten houden, in gevalle zy my mogten overlecvcn. Dit natuurlyk vertrouwen, waar mede ik myne gevoelens voor hun openleide, deedt hun fterk aan, en het was niet dan met de uiterde aandoening dat ik befchouwdc, hoe zy allen om dryd my een gedeelte van 't geen hun te beurt gevallen was, wilden aanbieden. Te deezer gelegenheid betuigde sudiakow , dat hy nog drie gezoute Visfchen in zyn kist hadt, welke hy my aanboodt, nevens een kruik water , door hem befpaard van zyn aandeel. Deeze edele daad werd algemeen tocgejuichd , en hy kreeg den bynaam van den Edelmoedigen. Gedrongen om dit aanbod te aanvaarden, Remde ik 'er in toe , mits sudiakow met my deelde. Wy namen de Middaghoogte, en ik werd verzogt op Japan aan te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 199 te houden. Onze breedte was 3a Gr. 36 Min, onze lengte 357 Gr. 15 Min.. Schoon weer met heete zonncfchyn, en een fterken ftroom na 't Westen loopende, hadden wy op den vyfticnden. Wy zagen veele Vogelen , onder welken wy veronderftelden dat eenige Landvogelen waren, dit gaf moed. Veelen aan boord Zeewater gedronken hebbende moesten geweldig braaken. De Heer meder. ondernam het om het Zeewater drinkbaar te maaken met 'er Thee in te doen; doch deeze nam de bitterheid niet weg. Ik nam 'er ook de proef van. By het ondergaan der Zonne riepen twee Perfoonen in de mars zittende, dat zy Land zagen. Elk kwam boven; doch de Zon ondergaande.konden zy niets meer zien. De Mannen die meenden Land gezien te hebben, onderrigtten my dat het iets Zuidlyker dan West lag. Ik liet alle zeilen byzetten, cn beval flipt uit te kyken; doch van den tyd dat zy meenden Land ontdekt te hebben , tot vier uuren in den morgenftond met een fnellen voortgang gezeild hebbende , waren zy overtuigd, dat zy wolken voor Land genomen hadden. Ten vyf uuren konden wy vooruit uit de mars niets zien dan zeer dikke wolken. Op deezen tyd flondt myn Hond Ne flor op het Voorfchip, geduurig blaffende en in dc lugt fnuivende. De Heer meder dit ziende liep na my toe , en verzekerde niet te twyfelen aan de nabyheid van Land: dewyl hy wist dat de Honden dit konden ruiken. De Heer kuzneczow ging zelf jn de mars, zeggende niet beneden te zullen komen N 4 voor  2oo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voor dat hy Land zag. Ten acht uuren riep hy Land! doch een oogenblik daar naa, dat hy wolken voor Land genomen hadt. Zachaïuas , myn Amïricdan met de overigen vooruit kykende, fchreeuwden ten negen uuren, Alakfina! Alakfina! en trok iny op het Voorfchip, zeggende in 't Rüsfisch, waar van hy eenige woorden geleerd hadt , Kom hier. Toen ik op 't Voorfchip kwam , wees hy my de plaats met den vinger aan, iteeds herhaalende^/a^/zna! fchoon niemand onzer iets kon ontdekken. Ik liep den Heer kuzneczow toe dat de Americaan Land zag, hy antwoordde dat hy niets ontdekte. Ik zond zacharias na de mars om hem de plaats aan te wyzen, en gaf myn verrekyker mede. Naa verloop van een half uur riep de Heer kuzneczow eindelyk Land ! Op diens verzekering klom ik zelve na boven, cn had het genoegen om ten laatdcn eene ontdekking te doen die onze elenden zou kunnen verzagtcn. Ten elf uuren hadden wy het Landduidlyk voor ons; en by peiling acht en twintig vademen waters en tot op een vierde van een myl van ftrand gezeild zynde , lieten wy het anker vallen. Onze breedte was 32 Gr. 47 Min. lengte 355 Ge 8 Min. 's Anderen daags zondt ik 's iiaamiddags ten twee uuren dc Heeren panow cn kuzneczow met twaalf Medegenooten in de Boot na Land om dc kust te onderzoeken en een haven te vinden, waar wy veilig konden liggen: hun Watervaten mede gecvende om van dat hoogst bcnoodigdc aan boord te brengen. Ten negen uuren zagen wy drie vuuren aan ftrand, tot  des GRAAVEN van BENYOWSKY. «mm tot een teken van eene ontdekte Havenplaats; doch de vuuren fcheencn ons toe wel twee mylen ten Noordwesten van de plaats waar wy lagen. Twee uuren laater keerde de Boot weder met vier Man, en eenig Water, 't welk met veel graagte gebruikt werd. Sidaew bcrigtte my, dat kuzneczow, aan de Noordzyde van het Eiland, eene zeer gemaklyke Baay ontdekt hadt, cn by dezelve een beek versch Water, en verzogt de Boot te rug te zenden, ten einde hy, met den dageraad mogt wederkecren, en het Schip derwaards brengen. Dit nieuws klonk allen , die aan boord waren , zeer behaagelyk in do ooren , dan het vervolg van zyn verhaal voldcedt nog meer, hy verzekerde dat 'er op het Eiland veele Zwynen en Geiten waren. Op dit berigt haakte elk om aan Land te komen , cn 't was niet dan met moeite, dat ik eenige weinigen aan boord hieldt tot het verrigten van het Scheepswerk. De Medegenooten alleen op hunne behoeften denkende, overweldigden de Sloep en roeiden ten getale van negen en veertig na wal. Naa het vertrek van dc Sloep zond ik de Boot met zes Man af om kuzneczow te haaien. Over vyf uuren ligtte ik het anker, om op te zeilen; wy hielden langs de kust, die een aangenaam vertoon opleverde. Ten acht uuren werd het Ril, cn ik moest weder ten anker gaan op twaalf vade^ men waters. Aan den wedergekeerden kuzneczow beval ik de Sloep op te zoeken, op dat dezelve mogt wederkecren en het Schip inboegfeeren. Boot en Sloepen kwamen beide te rugge, en wy voeren de Baay in op zes vademen waters, zestig vademen van N 5 flrand  ao* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ftrand het anker werpende , en een touw aan wal vast maakende. Op den volgenden dag zond ik achttien Zieken en de Vrouwen aan land, alleen vier Man met twee Ollicicrs tot een wagt aan boord laaten de. Deeze dag werd bedeed in het hakken van hout en het oprigten van hutten en tenten, en een plaats om 'er onze Laading in te bergen. De Heer wynbladth wierp eene kleine battery op, en plaatde 'cr twee Drieponders. Dc Medegenooten die daags te vooren aan land gegaan waren, bragten eenig gefchooten Wild en eene Geit voor de Zieken; anderen voerden Vrugten cn Planten aan, die wel fmaaktcn. Ik verbood egter dezelve raauw te eeten, doch gekookt of gezooden bleeken zy zeer goed en gezond te weezen. De overvloed van water en van Leevensvoorraad deedt welhaast allen het geleeden leed vergeetcu; alle hunne gefprekken liepen over den gelukkigen toedand, waar in zy zich bevonden. Wat my betreft, ik verheugde my over eene uitkomst , welke my bevrydde van de fchriklykheden eens harden doods en de verwyten myner Lotgenooten. De nagt was zeer fchoon; doch ik bragt dien geheel daapende door : want ik had, uitgeput van waaken en vermoeienis, de rust hoogst noodig. Vroeg in den morgen, egter, liet ik al het Volk zamenkomen , om elk zyn post aan te wyzen. Eenigen kreegen last om het Schip te bcwaaken , anderen om te visfehen, te jaagen, de Watervaten, cn de Zeilen te herdellen. Naa deeze verdeeling op den arbeid ontdekte ik hun myn oogmerk, om, zo ras wy  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 203 wy voorraads genoeg verzameld hadden , tot het hervatten van den Tocht , na Manille , op dc Philippyne-Eilanden te zeilen , van waar wy gereedlyk na Europa zouden kunnen wederkecren. Myne verklaaring werd met de uiterlle koelzinnigheid aangehoord. Het Volk verklaarde rust in de eerRe plaats noodig te hebben, dat wy naderhand wel beraamen zouden , wat ons te doen Rondt. Myne Tochtgenootcn gaven aan dit Eiland, 't geen hun zo gefchikt eene rustplaats fcheen, den naam van het Water-Eiland , uit hoofde van het heerlyk water, 't geen wy daar naa 't geledene gebrek, aantroffen. Op den achttienden July kwam in den naamiddag loginow , die met vier Man uitgezonden geweest was, om de geReltenis van het Eiland dieper inwaards te onderzoeken, te rugge. Zy bragten een grootcn voorraad mede van Pyn-appelen en Bananas, en verfcheide bundelen hout, in overvloed over 't Eiland te vinden. Doch 't geen dc meeste verwondering verwekte waren eenige Rukken Rots-crydal, cn zwaare Steencn, die eenige Mctaaldeclen, fchinlterende als Goud inhielden, 't Gezigt van het CryRal deedt de verbeelding myner Reisgenooten ontvlammen ; zy begonnen daar over , op hunne wyze te redcnkavelen, en bcdooten, dat, indien de aardryks oppervlakte Crydallen uitleverde , op grooter diepte , zeker Diamanten verborgen waren. De Erts door hun gevonden kon, huns bedunkens, niet anders dan Gouderts wcezen. Plet betekende niets, dat ik hun vertoogde hoe bedrieglyk fchynbaarheden waren, die Rots-cryRal niet in Diamanten zouden ver- an-  eo4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN anderen, en dat de gewaande Gouderts, niet meer dan Marcasfit zou zyn. Men leende geen oor aan myne voordellen ; de bcgogeling hadt hun te zeer ingenomen om in zo korten tyd als dezelve hun vermeesterde weder weggenomen te worden. De v uurigheid met welke myne Medegenooten hunne gevoelens hadden voorgeciraagen, deedt my voor erndige gevolgen dugten. Vyf hunner vervoegden zich tot my met de verklaaring, dat de Medegenooten, door vermoeienis afgemat, bcdooten hadden eenige maanden op dit Eiland te blyven; te gereeder waren zy tot dit beduit gekomen, uit hoofde van den genoegzaamen overvloed van Leevensmiddelen; en dat zy, daande dien tyd, zich zouden onledig houden met in den grond te delven, om eene menigte van Erts te verzamelen, datzyRotzcn zouden doen fpringen om aan den grond van het Cryflal te komen: die menigte van Goud en Diamanten zou hun zeer dienen by hunne wederkomst in Eurgpa. Zy ftaafden deeze verklaaring met Eede, betuigende dat zy van hun gevoelen niet zouden afgaan. Zy verzogten , dat ik zou belooven overeenkomdig met die begeerte te zullen handelen; doch dewyl ik niet goed vond myne toedemming terdond te geeven , liet ik hen heenen gaan, met belofte, dat ik hunne voorftellen zou overweegen, en den volgenden morgen myn voldrekt antwoord geeven. Toen zy vertrokken waren verzamelde ik myne Vrienden , om te overleggen welke maatregels in deezen best te neemen. Zy raadden my, dat ik my zou onderwerpen aan het welbehaagen der Menigte als  ces GRAAVEN van BENYOWSKY. 205 als dc wet der Stcrkdcn; zy vertoonden my, dat de ïochtgcnooten, aan land zynde na geen reden zouden luisteren, en dat ik, wel overtuigd van hunne hardnekkigheid alle reden had om tc vreezen dat zy tot uiterdens zouden komen. Die raad gaf my geen troost: want door de Menigte ten wille te weezen, had ik niets te wagten dan drceken cn partyfehap* pen, welker uitdag heilloos zou uitvallen voor myne Party. Ik deet derhalvcn den nagt in te peinzen, hoe ik het Volk tot beter verdand zou brengen. Met het aanbrecken van den dag vond ik myne tent omringd door Medegenooten , die myn befluit kwamen verneemen. Myne Vrienden hielden zich op eenigen afftand om my, des noods, by tc fpringen. In deeze omflandigheid oordeelde ik het best, hun voor te flcllen, dat ik bcdooten had de Erts te laaten onderzoeken om overtuigd te worden of 'er Goud in was, dan niet, want het zou de dwaasheid zelve weezen ons te vermoeien in fteenen te verzamelen , zonder eenig voordeel. Ik verzogt hun twee van onder hun tc benoemen die kunde van Metaalen hadden, om de proef te neemen: tetfens vcrklaarende, dat, in gevalle de Erts bleek waarlyk Goud te bevatten, ik terflond zou beduiten op het Eiland te blyven , zo lang als zy het noodig vonden; doch dat de ontdekking van het Crydal ons niets zou baaien : dewyl ik wel verzekerd was, dat men nimmer Crydal in Diamantmynen vondt. Zy hielden zich zo ten vollen verzekerd , dat dc Erts niets anders dan Goud zou uitleveren, dat zy in myn antwoord berustten, en anuueanow met ribnikow, twee Goud-  £oÖ GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Goudfmits, benoemden om de voorgcflaagene proeve te neemen. Grootlyks was ik vergenoegd zo veel vermogt te hebben op den geest van een aantal koppig Volk. Myne Vrienden wenschten my geluk met den uitflag; en de Fleer panow verzekerde my alles wat in zyn vermogen was te zullen aanwenden, om de Kabaal tc vernietigen; hy hieldt stephanow voor den Aanlegger. 's Volgenden daags hadden wy fchoon, doch zeer heet weer. 'Er was eene groote menigte Visch gevangen. Ik liet de helft droogen tot Scheepsvoorraad, en deelde de andere helft onder het Volk uit. Dc Heer baturin onderrigtte my , dat onze voorraad van Zout zeer verminderd was, en delde voor nieuw Zout te flooken: ik gaf hem drie Kamchatkaè'rs om hem in dien arbeid te helpen. Vergezeld van de Heeren panow en wynbladth, ging ik landwaards in; wy vonden het zeer aangenaam, en overvloeiende van Kokusnooten, Oranje- en Banana Boomen, ook eene zekere vrugt die zeer na Peeren geleek, maar, te zuur zynde aten wy dezelve niet. Op ccn der kleine heuvelen verfcheide ftukken Cryftal en Cinnabar; doch de aangenaamfte ontdekking welke wy deeden, was het gezigt van omtrent vyftig Zwynen. Wy volgden ze, met oogmerk om 'cr eenigen tc dooden, toen de jonge Stuurman potossiow my kwam aanzeggen, dat de Heer stephanow een gedeelte der Medegenooten verzameld, en met hun zeer fterk gefprooken hadt, dat zy allen, het bosch ingegaan waren, om een Eed tc doen. Op dit berigt keerden wy na onze Legerplaats we-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 20? weder , waar wy met den avond kwamen , deeze was een der fchoonde avonden , welken ik immer aanfehouwde, de ftarren flikkerden met eenen ongcmeenen luister. Tcrftond vervoegde ik my aan de tent van den Heer crustiew, die zeer verwonderd ftondt over het berigt myner entdekkinge : hy verze, kerde my , dat hy stephanow den geheclen dag, op een enkel half uur na, in 't oog gehouden hadt, 't welk hem een tc korte tyd toefcheen om eene zanienzweering te maaken; doch de Heer panow verzekerde hem, dat hy stephanow tot alles fnoods bekwaam keurde, en dagt dat hy op nieuw zich zou fchuldig gemaakt hebben. Het voorgaande gedrag Van deezen Man bewoog my het gevoelen van panow te omhelzen, en ik oordeelde het raadzaam maatregelen te neemen tot voorkoming van verraad. Met dit inzigt verzamelde ik de Vrienden tot welken ik in vertrouwen kon fpreeken, hun getal beliep zes en dertig Perfoonen. Onmiddelyk vaardigde ik 'er zes af na boord, om die in 't Schip waren af te lesfen : twaalf anderen bedemde ik om onze duitjes gefchut op 't drand te bewaaken, de rest bleef onder de wapenen , om geregeld wagt te houden, zonder eenige aanleiding tot vermoeden te geeven. Alles dus befchikt hebbende wagtte ik den dageraad af. 's Morgens ten zeven uuren waren het de Jaagers, die zich eerst vertoonden, met berigt dat zy ongelukkig geweest waren cn niets gezien hadden; fchoon ik my wel verzekerd hield, dat zy in dede van op de jagt by stephanow geweest waren. Ik ontveinsde myn misnoegen ; doch kon my niet langer be- dwin-  «ofr GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN dwingen, toen ik hoorde dat zy, die aan het herftellen van onze Vaten en Zeilen gefield waren, geweigerd hadden een flag meer te werken. Ik gaf daarom bevel om op den middag eene algemeene Vergadering te houden. 's Middags den twintigften July kwam de menigte zaaien* Ik ftelde hun onzen toedand op het nadruklykfte voor, en haalde op, hoe veel moeite ik deeds genomen had om het verlangen der Medegenooten te voldoen. Ik klaagde over hunne ondankbaarheid ten mynen opzigte, blykbaar in een nieuw verwekten opdand. Ik fprak van de haldarrigheid des Volks in niet te willen werken; 't geen ons in deerlyke behoefte zou dompelen , cn vroeg de reden , waarom zy tot een beduit gekomen waren , zo weinig voegende aan lieden van verftand cn eer. Verfcheide der Medegenooten weezen op stephanow , en riepen , Spreek ! wy zullen u onderfteunen '. Op dit teken overlaadde stephanow my met fmaadredenen, cn dreigde my en den Fleer panow met een fpoedigen dood. Ik ftuitte hem in zyn uitvaaren, en ving ecu redenvocring aan, waar in ik de Medegenooten bedankte voor het aandeel, 't geen zy, tot hier toe, in myn arbeid genomen hadden. Betuigende dat ik het opperbevel over hun om geene andere reden aan my gehouden had, dan om hun leeven te befpaaren op eene reis zo vol gevaaren cn moeilykheden; maar dat ik, tegenwoordig, nu de grootfte gevaaren cn moeilykheden waren doorgcwordeld, het Bevelhebberfchap geheel zon overgecven , cn dat zy niets te doen hadden dan een Opperhoofd te kiezen. Wat  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 209 Wat my betrof, berigtte ik hun, dat ik, niets meer te hóopèn hebbende van Lieden 20 geheel van eer en braafheid vervreemd, liever befloot onder de wilde Dieren te leeven, dan onder een hoop ondankbaaren , wier toekomend gedrag niet kon misfen eene aaneenfchakeling van misdryven en fnoodheden te zullen wcezen. Naa dit gefprek ging ik heen, zeggende, Dat zy die genegenheid tot, en verknogtheid aan my hebben, my volgen! Ik werd gevolgd door allen wier verbintenis aan myne belangen ik kende, en door twee en twintig anderen, die, tot hier toe, my twyfelagtig waren voorgekomen. By myn wederkeeren in myn tent vond ik by my twee en vyftig Medegenooten, behalven de zes, die aan boord waren. Ik had, derhalven, van het Eedgefpan niet te vreczen, en bedeedde een gedeelte van den nagt met te overleggen wat best gedaan was.' De dageraad brak niet aan of ik kreeg kundfchap, dat 'cr van stepiianows Party eenigen gekomen waren. Zy verhaalden my, dat zy zich meester van het Schip gemaakt hebbende het in hunne magt hadden my te verlaaten; doch dat hunne oogmerken edeler zynde zy my, gelyk zy verzekerden, voor hun Hoofd en Koning wilden erkennen, als ik hun wilde beloovcn met hun op het Eiland te blyven, dat zy, om my te overtuigen dat zy niet gekomen waren met eenigen toeleg om my te bedriegen, drie hunner by my zouden laaten, en zo ras zy myn befluit vernamen, stephanow in myne handen zouden dellen, ten einde ik niets van zynen wege mogt te vreezen hebben. Ik Deel. q De  2io GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Dc vermeestering van het Schip ontzette my; doch ik ontveinsde zulks zo goed ik kon. Myn onheil fcheen onuitkomclyk; want wat kon ik, op een onbewoond Eiland, zonder Schip uitvoeren? Om, derhalven , eenigen invloed te bekomen over dit balftuurig volk, noodigde ik hun uit tot eene zamenkomst, op welke ik beloofde myne daadlyke gevoelens aan hun tc zullen ontdekken. Dezelve werd terdond gehouden: alle Medegenooten waren 'er by tegenwoordig, uitgezonderd stephanow en de tien Mannen by hem aan boord. Ik verklaarde, dat niemand hunner meer dan ik hartlyk kon verlangen om zyn verblyf, op dit gelukkig Eiland te vestigen ; doch dat verfcheide bedenkingen my wederhieldcn van dit befluit te -omhelzen; om te toonen dat zy welgegrond waren, betuigde ik hun, dat ons gezelfchap uit een groot aantal Mannen bcdaandc, cn degts acht Vrouwen, deeze onevenredigheid onze eensgezindheid zou flooren; en dat, in dc daad, dit gebrek aan Vrouwen my wederhóuden hadt van het voordel om ons verblyf hier te bepaalcn: maar dat ik, eindelyk, ziende dat hun befluit genomen was, hier in wilde berusten, op êéne voorwaarde. Toen riepen zy allen, Luister'. Luister'. Ik vervolgde, dat myn oogmerk was ha Japan te zeilen, daar eene landing te doen naby eene Stad, waar wy zo veel Vrouwen als wy konden magtig worden, als mede Vee en Graan, zouden medeneemen en wegvoeren. Wilden zy zich verbinden om my in dien toeleg tc onderdennen, dan beloofde ik met hun op dit Eiland te verblyven, wcrwaards het weder-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 211 derkeeren ons gemaklyk zou vallen; éérie Maand zou genoeg zyn om dit ontwerp te volvoeren. Naauwlyks had ik myn voordel geëindigd, of zy allen riepen uit: Lang leeve ons Opperhoofd, Lang leeve onze Generaal! en zy kwamen de een naa den ander om myn hand te kusfen. Hun zo verre tot onderwerping gebragt hebbende vorderde ik, dat zy na boord zouden gaan en stephanow aan land brengen: want ik gaf hun myne vrees te verdaan, dat die dolle man zyne tegenftreevingen mogt eindigen met het Schip in brand te deeken. Deeze vrees wrogt ylings zo zeer op hunne gemoederen, dat zy in aller yl na dc landingplaats fnelden. stephanow het Volk van zyne Party ziende loopen, vcronderdelde dat zy door die van de myne wierden naagezet; hy kwam op drand om zich by hun te vervoegen; doch ftondt zeer vcrfteld, wanneer hy van zyne eigene party gegrecpen vverdt. Zy bragten hem tot my, ik delde hem onder de bewaaring van den Heer sibaew. Op den volgenden dag deed ik het Volk byeenkomenomdenEed van trouwe en gehoorzaamheid aan my te vernieuwen. Ik zwoer ten dien zelfden tyde, dat ik, naa onze ondernceming in Japan uitgevoerd te hebben, na het Water-Eiland zou wederkeeren om ons daar te vestigen. Naa deeze plegtigheid gaf ik last het gedaakte werk weder aan te vangen, te visfehen, te jaagen, en vrugtèn te verzamelen tot voorraad op onze reis. Wat stephanow betrof, ik ontdocg hem uit zyne gevangenis, op voorwaarde, dat hy openlyk vergiffenis van O 2 al-  £12 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN <4Je de Medegenooten. zou verzoeken: maar dewyl het niet langer raadzaam was hem eenig deel in den dienst toe te vertrouwen, bewerkte ik dat het Volk hem onbekwaam zou vcrklaaren tot het bekleeden van eenige post. Deeze ongelukkige Man verzogt my dat ik hem op het Eiland zou laaten ; doch ik weigerde toe te ftemmen in een verzoek hem door wanhoop ingeboezemd; hem toonende hoe ik voorncemens was, dc ongenade, die hy zich op den hals gelaaden hadt te verzagten, als wy weder op het Eiland te rug keerden: want ik durfde hem myne wcezenlyke oogmerken niet ontvouwen. Myne zagtmoedigheid verbaasde hem, en hy deedt ouder gewoonte Schuldbekentenis en belofte van Beter- fchap. De Medegenooten ingenomen met het ontwerp van eene nieuwe Volkplanting te vormen, 't welk naar hunne verhitte verbeelding eerlang een Ryk kon worden, arbeidden den gchcclen nagt, en Haakten, gelyk dc Heer panow my verzekerde, alle beproeving van de Erts, met het vast befluit om dat gedeelte van hun plan, by hunne wederkomst, uit te voeren. De nagt was klaar en fris, alle Zieken waren herdcld. De gevangen Visch was zeer goed en fchonk ons gezond voedzel, onze maaltyden hadden verfcheidenheid van Wild cn Vrugtcn. De Heer panow zes goede VVildfchutters met zich genomen hebbende, toog uit om Zwyncn tc fchieten. Met den dageraad vond ik de Medegenooten druk aan den arbeid, alles ging handig voort. Ten negen uuren gaf ik last al onzen Voorraad aan boord tc brengen en achttien herflelde Vaten met  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 213 met Water. De Heer baturin, onzen voorraad, opgenomen hebbende , toonde dat wy voor ééne maand ruim voorzien waren. Op deezen dag beval ik een kruis op te rigten met het volgende Opfchrift. „ In het Jaar MDCCLXXI op den 16 July ankerde „ de Korvette de St. Pieter en Paulus in de Ha„ ven van dit Eiland, onder het Bevel van mau„ ricius augustus van benyowsky, Magnaat van •„ Poolen en Hongaryen., Generaal van de Republiek „ Poolen, krygsgevangen genomen door de Rusfen, „ en op bevel van catharina na Kamchatka ge„ bannen, van waar hy het geluk hadt door zynen „ moed te ontkomen. Dit Eiland is onbewoond; „ het heeft overvloed van Wild Gevogelte; de Zee „ verfchaft zeer goeden Visch; de Vrugten en 't „ Water zyn zeer gezond; het ligt op 32 Gr. 47 „ Min. Breedte en 355 Gr. 8 Min. Lengte van „ Bolsha in Kamchatka. De Heer panow op den twee en twintigden July van de Jagt weder te rug komende bragt twee Zwynen en veele Vogelen mede. Wy zoutten het vleesch in, en bragten het fcheep. Ten vier uuren alle onze goederen aan boord zynde, en de wind uit het Oosten opwaaijende, bedoot ik onze landlegerplaats op te breeken en beval allen aan boord te gaan: dit was 's avonds ten negen uuren volbragt, 's Middernagts gingen wy, by helder weer, onder zeil; met eenige moeite kwamen wy de haven uit; doch den hoek des Eilands te boven gedevend hebbende, hadden wy een vlakke Zee, een zo voordeeligen wind als wy konden wenfehen, en wy vervorderO 3 den  si4 GED. en REIZ. des GR, van BENYOWSKY. den onzen weg met genoegen. Bt genoot, niets meer te vreezeH hebbende, een verfrisfenden ilaap. 's Morgens was het Eiland uit ons gezigt.- Vrolykheid heerschte onder de Scheepelingen. einde van het tweede deel.