B1 1179 0389 UB AMSTERDAM  GEDENKSCHRIFTEN VAN BENYOWSKY.  I  GEDENKSCHRIFTEN E N REIZEN DES GR AA VEN VANJBENYOWSKY DOOR HEM ZELVEN BESCHREEVEN, NAAR DE ENGELSCHE VERTAALING UIT HET OORSPRONGLYK HANDSCHRIFT OVERGEZET. DERDE DEEL. TE HAARLEM, B Y A. L O O S J E S Pz. M D C C X C I I,   GEDENKSCHRIFTEN E N REIZEN DES GRAAVEN van BENYOWSKY. VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf verlaat het Water-Eiland, en kom op de kust van Japan , waar hij door de Inwoonderen heusch ontvangen wordt, en eene verbintenis aangaat. Op den eerften dag van onze hervatte reize hadden wy helder heet weêr, met eene frisfe koelte uit het Noord Noord Oosten: de zee veranderde van kleur eu wierd geelagtig, dit bewoog mij om te laaten peilen , doch wij vonden geen grond : wij zagen ook een dubbelen Regenboog. III. Deel. A De  * GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN De hitte hioldt den vier en twintigflen July aan; de wind werd veranderlijk. Wy ontdekten land en dat het een Eiland was, en zeilden het ten Noorden om. Al ons wand was zeer gerekt, ik liet het aanhaalen. 's Anderen daags was het nog heeter , en de wind waaide met dezelfde kragt. Eenige plantgewasfen dreeven het fchip voorby , wy haalden 'er van binnen boord, aan één was een (tuk Zyde vast gemaakt. Deeze ontdekking verzeekerde my , dat wy naby Japan waren: maar dewyl 'er geen grond te peilen was , maakte ik daar uit op, dat wy ons te midden van de Eilanden bevonden , die Japan omringen. Ik liet daarom 's nagts naauwe wagt houden, gelukkig troffen wy geene hindernisfen aan. Met het aanbreeken van den dag , riepen die in de mast zaten: Land! doch 't was niet voor tusfchen negen en tien uuren dat wy het van 't dek konden zien , en onze koers op 't zelve aanloopende, hadden wy het op den middag duidlyk onder 't oog. Den zes en twintigften voeren wy met zeer fchoon heet weer den Noordhoek van het Eiland om. De Medegenooten verzogten my aan land te mogen gaan, by de eerfte gelegenheid , om deeze Eilanden, die waarfchynlyk bewoond waren , te bezigtigen. Ik beloofde aan hun verlangen te zullen voldoen ; en dit deed ik te gereeder; dewyl het van eene wezenlyke aangelegenheid was de kusten hier omftreeks te ontdekken, van welke ik geene kaarten had, en ■flegts eenige weinige uithoeken kende, opgemaakt uit de verzamelingen te Kamchatka. 's Namiddags riep  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. g riep de Heer kuzneczow , die in de mast zat , dat hy een zeil zag, en kort daar op, dat 'er vier zeilen in 't gezigt waren , en vervolgens fprak hy van eene groote menigte. Ik ging terftond na boven, met den verrekyker, en zag eene geheele vloot, onder deeze ontdekte ik drie groote fchepen , zy hielden alle Noordwest op. De vallende avond belette my by die vloot te komen. Wy haalden de beneden zeilen in , om te gereeder te kunnen bydraaijen : 's nagts zeilden wy voort , het dieploot ftaag uitwerpende ; dan ten drie uuren 's morgens zetten wy alle onze zeilen by , en hadden , ten zes uuren, voor uit een laag land. Ten negen uuren niet meer dan twee mylen van 't zelve af zynde hield ik af- en aan , en zond de kleine boot, met den Heer kuzneczow en zes man om het eiland nader te verkennen. Wy bevonden ons op de Breedr te van 33 Gr. 41 Min. en op de Lengte van 345 Graden. Het Eiland den volgenden dag naderende dreef ons de ftroom fterk Westwaards. Ik liet eenige fchoten doen , tot fein voor de boot om terug te keeren ; doch dezelve niet ziende liet ik het anker 's namiddags vallen, 't was acht uuren eer de boot wederkwam. De Heer kuzneczow berigtte , dat het Eiland niet bewoond was ; doch dat hy 'er verfcheiden hutten van planken opgeflaagen , gevonden hadt , rondsom welke eene menigte van vischgraaten lag: waar uit hy opmaakte, dat de Japanners op dit Eiland kwamen enkel om te visfchen. Den nagt helder zynde, ligtte ik 's middernagts het A 2 an-  4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN anker. Wy zagen 's morgens ten vier uuren een Eiland aan bakboord , en ten zes uuren een aan ftuurboord. Ik hield tusfchen beide door, en bevond my ten elf uuren in 't midden van 't kanaal. Op den achtentwintigften ontdekten wy een ander Land , en ik befloot myn koers door het kanaal te houden , met de boot voor uit en gefiaadig peilende, 's Namiddags kreegen wy drie vaartuigen in 't gezigt , omtrent vier mylen voor uit van ons af. 's Nagts zagen wy vuuren op alle de kusten. Met den dageraad zeilden wy een Baay in , en dewyl het dieploot uitwees dat de grond geregeld was , hield ik na ftrand , 't geen ik te veiliger doen kon , dewyl wy tegenftroom hadden. Ten acht uuren peilden wy zestien vademen. Welhaast bevonden wy ons in 't midden van eene menigte vaartuigen, alle bezig met visfchen: zy fcheenen over 't zien van ons niet benieuwd. Eenige digt by ons heenen vaarende , riepen Fiasfi to Holland! Fiasfi to Sindzi! andere fchreeuwden Namandabar ! Ten elf uuren naderde ons een vaartuig zeer net gebouwd en feinde ons : de masten waren vercierd met vlaggen en wimpels , waar op ik eenige letters zag. Naardemaal wy den Capitein in 't Japansch niet konden antwoorden , zondt hy eindelyk zyn jol , met een touw , en uit de gebaarden der bootsgezellen begreepen wy, dat ze ons wilden helpen om ons binnen te brengen. Ik liet twee touwen aan de jol brengen , die zy aan 't boord van hun eigen fchip vast maakten. Onmiddelyk ftreeken zy de zeilen , en meer dan tachtig roei-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 5 roeij'ers voerden ons met eene verbaazende fnelheid voort. Digt by het ftrand komende ankerde ik op twaalf vademen, ten zelfden tyde de touwen losmaakende , deeze bragt de Japanfche jol te rugge ; niemand wilde by ons aan boord komen : toen ik hun eenige belooning aanbood, weigerden zy zulks, by dit weigeren na hun hals wyzende ; ongetwyfeld wilden zy hier mede aanduiden , dat zy, op ftraffe des doods, niets durfden aanneemen. Dus in een Baay op de kust van Japan ten anker liggende gaf ik , 's anderen daags, last onze wapenen gereed te houden en ons kanon met fchroot te laaden , om gereed te wezen tot verdeediging , indien wy mogten aangevallen worden, gelyk myne Tochtgenooten fcheenen te vreezen. 's Namiddags ten twee uuren zond ik de Heeren wynbladth en kuzneczow , met twaalf gewapende mannen na ftrand. De Heer wynbladth had een brief mede , in 't Duitsch gefchreeven , behelzende eene opheldering wegens myne Reis, en een verzoek om leevensmiddelen. By deezen brief voegde ik drie Bever- en zes Martervellen , ten gefchenke voor den Overften. Maar dewyl ik myn volk niet wilde blootftellen aan de ongenade der lnwoonderen, ligtte ik het anker , en bragt het fchip, door middel van de floep , op twee honderd vademen van 't ftrand , waar ik ankerde op vyf en een halve vadem. Kort daar op zagen wy drie kleine boots na de onze toeroeien en naderhand na 't ftrand volgen. De tusfchenkomst van een rots belette ons de A 3 lan-  6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN landing te zien. 't Geen my groote ongerustheid baarde. Myne ongerustheid groeide van uur tot uur aan : 't werd negen uuren 's avonds, en nog daagde 'er niets op; doch toen riep de fchildwagt dat hij drie lichten het fchip zag naderen. Dit met eigen oogen gezien hebbende, wapende ik de floep met zestien man , en zond dezelve op nadere verkenning uit. Zy keerden fchielyk terug , en de Heer panow , die het bevel voerde , riep dat onze boot wederkwam , vergezeld van twee booten des Eilands , en dat ons volk vrolyk fcheen. Kort daar op hoorden wy den Heer kuzneczow , die verzogt dat hem drie touwen mogten toegeworpen worden. 'tGefchiedde onmiddelyk. De Heer Wynbladth kwam aan boord met een Japanner, zeer wel gekleed en gewapend met een fabel. Vol vertrouwen naderde hy , en deedt eene lange aanfpraak van welke ik geen enkel woord verftond. Om 'er nogthans iets van te begrypen, liet ik eoscarew by my komen, die deeze taal drie jaaren lang geleerd hadt te Irkuczk in Siberië , van een Japanner die te Kamchatka uit een fchipbreuk ontkomen was , en naa de Ruspfche taal te Mcscow geleerd te hebben, door den Raad onderhouden werd om de Sibtriers in het Japansch te onderwyzen. Ongelukkig had coscarew zyn Japansch grootendeels vergeeten, en alleen eenige woorden van pligtpleeging onthouden , waar op hy onzen Japanner onthaalde. Dan dewyl ik zeer verlarigde om het verflag te hooren van de Hee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 7 Heeren wynbladth en kuzneczow liet ik den Japanner by de Heeren panow en eoscarew , die hem in myne kajuit bragten. Het verflag van wynbladth behelsde dit opmerkelyk berigt. „ Zo ras wy by de Japanfche boots kwamen , „ die na ons toe voeren, deeden zy een teken met „ ieder de (linkerhand op de borst te leggen : wy „ deeden desgelyks; naa deeze pligtpleeging maak,, ten de Japanners duizend andere tekens , waar „ van wy 'er geene verftonden , dan alleen dat zy „ ons verzogten aan land te komen. Ik flapte op „ den oever , met acht man , 'er vier in de boot „ laatende om dezelve vlot te houden. Wy von„ den 'er twee honderd man te paard , en een „ gelyk getal te voet , gewapend met boogen en „ lansfen, zy groetten ons beleefd ; bemerkende , „ dat wy verlangden na de Stad of het Dorp „ te gaan , 't welk op eenigen afftand voor ons „ lag , booden zy ons paarden aan ; wy fteegen „ op , en werden dus , met ftaatfy , gebragt na „ het kasteel, aan 't einde van het Dorp, omtrent „ een vierde van een myl van de plaats waar wy „ aan land flapten. Hier fteegen wy af en werden „ gebragt in het flot , een Man van aanzien ont,, ving ons zeer beleefd , en geleidde ons in een „ groote zaal op pylaaren rustende. Daar vonden „ wy een ander aanzienlyk Man , gezeten op een „ Sopha , die tot ons zeide Fiasfi guzarmiaz , 't „ geen wy niet verftonden ; waarom wy hem al„ leen groetten, en door een teken beduidden dat „ wy hem niet begreepan. Hy vervolgde To HolA 4 „ land ?  8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ land ? ik vatte dit en gaf hem door een teken „ te kennen dat wy geen Hollanders waren. Daar „ op zeide hy To Sindzi, uit myne gebaarden be„ merkende dat ik hem niet verftond , voer hy „ voor: met vraagen To PhiKppine , To Braki , „ To Masni, To Tungufi ? en daar ik fteeds ont„ kennende beduidingen gaf, floeg hy op een trom„ mei , die naast hem ftondt. Op dit teken tra„ den verfcheide bedienden binnen, aan welken hy „ bevelen gaf, en dieterftond wederkeerden met boe„ ken en rollen papier; hy ontrolde ze het een naa „ het ander , en eindelyk gevonden hebbende wat „ hy zogt , gaf hy my een teken om tot hem te naderen , ik deed zulks. Hierop toonde hy my „ eene kaart, waarop ik Japan , China, de PM„ lippyne Eilanden , de Indien onderfcheidde , en „ een ftrook onbekend Land , bykans de grootte „ en de plaats van Europa uitmaakende. Hy nam „ myn vinger en wees my die op de kaart te plaat„ zen. Ik begreep dat hy verlangde te weeten van „ welk eene plaats wy kwamen. Ik wees op Eu„ ropa , dit verwonderde hem zeer. Hy toonde „ zulks door herhaalde keeren uit te roepen Na„ mandabar! en toen hy fcheen te twyfelen aan „ 't geen ik hem onderrigt had , bediende ik my „ van de kaart om hem door tekenen te beduiden, „ dat de langduurigheid onzer Reize en het flegte „ weêr, 't welk wy gehad hadden, ons hadt afge„ mat en dat wy leevensmiddelen behoefden. Hy „ fcheen my te begrypen, en duidde het aan door „ op zyn mond en buik te wyzen ; daar op riep » hy  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 9 „ hy zyne bedienden en fprak een geruime wyl met ,, dezelven. Dewyl ik verlangde weder na boord „ te keeren, bood ik hem de medegegeeven Pelteryen „ aan , hem te verftaan geevende , dat zy van u ,, kwamen , en ik niet meer dan de brenger was; „ ten zelfden tyde gaf ik hem den brief over, dee„ zen nam hy aan ; doch hy wilde de gefchenken „ niet aanvaarden ; en my herinnerende ,. dat de „ Japanners in de booten het aanneemen onzer gif- ten hadden afgeflaagen, met op hun hals te wy„ zen , volgde ik hun hier in. Daarop bragt hy „ my in een naastgelegen vertrek , waar ik eene „ Vrouw vond, die ik het gefcheuk overhandigde, „ en zy gaf my een mandje met bloemen , welke „ ik heb medegebragt. Uit deeze kamer tree- „ dende vonden wy een Heer in de zaal, met wien „ het Opperhoofd desgelyks een lang gefprek hieldt, „ en ons , dit geëindigd zynde , liet vertrekken. „ Deeze Heer werd onze geleider en bragt ons , „ met denzelfden gewapenden ftoet na de landing„ plaats , waar wy twee vaartuigen vonden met „ voorraad gelaaden, welke wy aan boord gebragt „ hebben. Die Heer tradt by ons in de boot, en „ het is dezelfde die zich thans by ons bevindt." Dit verflag verftaan hebbende ging ik in de kajuit om beleefdheden aan den Japanfchen Officier te bewyzen , en om zyne gunst te winnen bood ik hem een paar Sabelvellen aan. Het gefchenk fcheen hem te groot, want hy gaf ons te verdaan met één wel te vrede te zullen weezen ; maar , in 't einde , zich overgehaald vindende om ze beide te A 5 aan-  io GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN aanvaarden, toonde hy door tekenen dat het voor hem van belang was het aanneemen des gefchenks bedekt te houden , en hy verborg de Sabelvellen , door ze klein op te vouwen. Weder op het dek komende gaf hy last de vaartuigen te ontlaaden , dit gefchiedde terftoad ; hy nam affcheid, en wilde niet gedoogen dat wy het minste gefchenk aan het volk gaven. De voorraad aan boord gebragt, beftondt in vyf en twintig zakken Ryst , vier potten losfe Zuiker , vier kistjes met Thee , een kistje zeer fyn gekorven Tabak , acht Zwynen , zestien kistjes ingelegde Vrugten , een menigte Uyen , Citroenen , Pynappelen , en andere vrugten , twee vaten gezoute Visch, zes vaten wyn , en omtrent vyftig Vogels ; doch 't geen myne Tochtgenooten meest aanftondt, twee vaten met fterken drank. De dageraad verraste ons in het overneemen deezer goederen. Om zes uuren zag ik een boot, in de Landtaale Periaqua geheeten , met drie man na boord komen. Zy kwamen op zyde en zetten een jongman over , die zeer wel gekleed was , en door zyne gebaarden te verftaan gaf dat hy met my wilde fpreeken ; maar dewyl ik hem geheel niet kon verftaan, liet ik boscarew wekken, die, naa veele beduidingen, my te kennen gaf, dat veelen het fchip begeerden te zien ; maar dat zy bevreesd waren voor het kanon , in 't Japansch Tippo geheeten. Ik deed hem door boscarew , zo goed ik kon, weeten dat ieder een my welkom zou weezen , en op dat hy my wel zou begrypen, liet ik voor  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ii voor zyn oogen de trompen van 't gefchut ftoppen; hy maakte veel buigingen en vertrok. Ik gaf bevel om het fchip fchoon te maaken tot het ontvangen van het gezelfchap. Dit was naauwlyks verrigt of drie boots kwamen na ons toe roeijen. In ieder derzelven zagen wy een perfoon van rang met een parfol. De Heer wynbladth onderrigtte my een deezer tan het Kasteel fchryvende gezien te hebben. Zy traden aan boord en wy begroetten hun door het herhaalen dèr woorden Fiasfi Guzarmiaz ! boscarew beftemd zynde om my als Tolk te dienen , was wel gekleed, en volgde myne voorfchriften ftipt op : want , by elk woord , 't welk hy fprak , maakte hy de diepfte buigingen. Indedaad ik geloof, dat zyne grootfte verdienfte beftondt in deeze pligtpleeging : want het was my onmogelyk eenige kundfchap op te doen uit zyne kundigheid als Tolk : maar dewyl ik klaar verftond , dat de Japanners ten oogmerk hadden ons betuigingen van vriendfchap te geeven , bekreunde ik my wegens het overige weinig. Met oogmerk om hunne goede gevoelens te verfterken, gaf ik aan ieder twee Marter-vellen , welke zy met veel genoegen aannamen, of met de diepfte buigingen ontvingen. Deeze handelwyze fchynt ons by hun grooten dienst gedaan te hebben. Naa het aanvaarden deezer gefchenken gaven zy te verftaan nieuwsgierig te weezen om het fchip te bezien. Ik bragt in eigen perfoon hun overal. Een hunner met een penceel en papier in de hnnd, maakte 'er verfcheiden charakters mede , en toen hy weder op 't dek kwam , bezigtigde hy het ka-  ia GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kanon, fchreef weder, ongetwyfeld het getal der nukken optekenende : hy gaf zyne begeerte te kennen om te mogen weten , hoe veel manfchap wy aan boord hadden , ik voldeed hier aan met al het volk te doen boven komen. Hy telde ze en fchreef; doch toen zy ontdekten, dat'er ook Vrouwen fchetp waren, ftonden zy zeer verfteld. Zy gedroegen zich zeer heusch en gaven door tekenen te verftaan,.dat onze vrouwlyke Reisgenooten zeer veel moesten geleden hebben; waarop zy affcheid namen. Omtrent elf uuren kregen wy twee vaartuigen met voorraad met zes en twintig vaten water, en twee met Herken drank : de fcheepslieden weigerden iets te ontvangen en voeren , het goed ontfcheept hebbende , heenen. In de Baay van Ufilpatcher ten anker liggende had ik, naa alle deeze vriendlyke ontmoetingen , grooten trek om aan land te gaan , ik gaf dit den dertigften aan myn volk te kennen ; doch het wilde 'er niet in toeftemmen, en zy verzogten my dit uitteftellen : dewyl zy zich op de goede oogmerken der Inboorlingen niet durfden verlaaten. Terwyl wy deezen dag befteedden in het herftellen van ons wand , zagen wy 's namiddags dertig vaartuigen met wapperende vlaggen na ons fchip roeijen, toen zy nader kwamen hoorden wy den klank van verfcheiden fpeeltuigen , gepaard met gezang. Alle hielden zy op met roeijen, toen zy een halve kabels lengte van 't fchip afwaren , behalven drie die tot het fchip roeiden. Uit een deezer ftapte een oud Man over met twee Jongens , zeer ryk gekleed.  des GR.AAVEN van BENYOWSKY. 13 kleed. De oude Man reikte my een gefchreeven papier over , doch dit kon niets baaten : dewyl niemand aan boord Japansch fchrift kon leezen : ik liet boscarew komen , die , naa den ouden Man zyne woorden ten minsten twintig maaien te hebben laaten herzeggen , my onderrigtte, dat de Ulikamhy of Koning my deeze twee Jongens als Gyzelaars zondt , ten einde ik , met volkomen vertrouwen , en gerust my tot hem mogt vervoegen. Ik antwoordde en toonde door tekenen , dat ik gereed was om aan land te gaan ; doch dat ik de Gyzelaars niet aan boord wilde laaten blyven: naardemaal ik allen vertrouwen Helde op hun Ulikamhy. Terftond gaf ik last de kleine boot te bemannen , en trad 'er in met vier Medegenooten, boscarew en den ouden Man , met de twee Jongens , het fcheepsbevel overgeevende aan den Heer crustiew. Toen wy by de vloot kleine vaartuigen kwamen , riepen alle de Japanners , Uli Ulan ! eenige roeiden ons voor , de andere volgden drie aan drie op een gelyken afftand. Zo ras wy aan den oever kwamen, werden 'er carpetten gefpreid voor my en myne Medegenooten; en boodt men my terftond Thee met ingelegde Vrugten aan. Men bragt draagftoelen waar in wy een weg van omtrent een vierde myls afleiden, gevolgd door een gewapenden hoop , begeleid door dertien Officieren. Wy werden nedergezet voor een ruime tuin, aan den ingang (tonden twee Japanfche fchildwagten , die uitriepen Uli Ulan ! De tuin ingetreeden zynde werden wy ontvangen door twee Heeren  i4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ren fraai uitgedoscht, die eerst fpraken met onzen ouden Man , en vervolgens my met drie diepe buigingen groetten. Naa deeze pligtpleeging namen zy my by den arm, en geleidden my na een klein huis in 't midden van den tuin. Toen wy het huis naderden gaven de Heeren my te verftaan, dat ulikamhy in dat huis was ; wy vonden hem in een Salon , zittende op een geelen Sopha. Zyne kleeding was van groene en blaauwe zyde , met een geelen gordel. Onmiddelyk naa dat ik hem gegroet had, werd my desgelyks een Sopha gebragt, deeze was rood en ik nam 'er plaats op. Ulikamhy ftelde my drie vraagen voor , wie ik was ? van waar ik kwam ? en om welke oorzaak ik te Nipou gekomen was ? Ik antwoordde , met behulp van boscarew , dat ik een Europisch Krygsman was, by toeval en door flegt weêr in Japan gekomen: doch dewyl ulikamhy myn Tolk niet wel kon verftaan, werd hy bedagt om zich van fchilderyen te bedienen ; de fchilders papier en penfeelen genomen hebbende , tekenden de figuuren, waar door hy my onderrigtte van de voorwerpen , over welke hy met my wenschte te fpreeken. De eerfte fchildery, die hy my overgaf, was myn portrait, 't geen om de waarheid te zeggen , weinig -geleek , doch genoeg kenbaar aan myne kleeding , teffens ontving ik het portrait van ulikamhy , die my een hart aanboodt. Om te toonen dat ik de meening verftond, drukte ik de afbeelding van ulikamhy aan myn borst , die deswegen voldaan my digter by hem deedt komen, waar op wy elkander de hand gaven. Hy fprak daar  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15 daar op een korte wyl tot zyn volk , die myne vier Medegenooten , door my met voordagt uitgekoozen , deeden binnen ftaan. Hunne kloeke en rustige geftalte verbaasde hem , hy beval dat zy gcmeeten en uitgefchilderd zouden worden , dit gefehiedde in een oogenblik ; want het waren alleen omtrekken. Uit ulikamhy's gebaarden en tekenen begreep ik dat hy verlangde te weeten, waarom ik korter was dan myn volk. Om hem hier op te antwoorden liet ik een klein voetbankje brengen , om onder myn regter been te zetten, toen zag hy my, in myne natuurlyke grootte. Veel moeite had ik om het aan zyn verftand te brengen , dat in gevolge van een wond in den oorlog bekomen, myn regterbeen vier duimen korter geworden en ik daar door kreupel was ; 't welk my zo veel kleiner deedt fchynen. Den avond ons te midden van alle die onderhandelingen verrast hebbende , ftelde ulikamhy my voor den nagt by hem overtebrengen , en gaf tevens te verftaan , hoe hy gaarne zag dat ik drie of vier nagten bleef; dewyl 'er fchielykeen Man zou komen , die in ftaat was om met my te fpreeken , 't geen ik hartlyk verlangde om eenig berigt van de gefteltenis deezes Lands te krygen. Omtrent negen uuren in den avond vertrok ulikamhy met zyne Hovelingen , en wy wierden gebragt in een huis naast zyn Paleis , en daar onthaald op Thee , Ryst, gedroogden Visch , gebraaden Vleesch , ingelegde Vrugten enz., en op 't einde van den maaltyd boodt men ons zeer zoeten wyn aan. Wy maakten een (legt figuur in onze fpy-  t6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fpyzen op de wyze der Japanneren met kleine houtjes aan den mond te brengen ; de knegts hadden veel werks om het ons te leeren. Naa den maaltyd fpreidde men kusfens voor ons op het Carpet , en wy (liepen 'er zeer gerust, 's Morgens ten acht uuren kreeg ik berigt van boord , en verftond daar uit, dat de Japanners ons honderd zakken Ryst, twintig Varkens , met zeer veel Vrugten , gedroogden Visch, Wyn en Gevogelte bezorgd hadden. Een Japanner bragt my deeze tyding , ik zond hem te rugge met last om de watervaten aan land te brengen. Wy kreegen omtrent tien uuren de tyding dat ulikamhy kwam. Ik ging uit hem te gemoete, en zag dat hy vergezeld was door drie Bonzes , die zeer lange ftrengen koraalen , op de wyze der Paternosters aan hunne gordels hadden. Een hunner begroette my in zeer goed Duitsch. De Koning kwam by my, en gaf door tekenen te verftaan, dat ik met die Bonze zou fpreeken. Ik betuigde dien Geestlyken, dat hy die vreemde taal zeer wel fprak, hy bedankte my beleefd, met verzekering, dat hy zich gelukkig zou agten, indien hy my van eenigen dienst zou kunnen wezen. Deeze Bonze onderrigtte my , dat hy gebooren was te Touza; maar dat zyne Ouders genoodzaakt geweest zynde te Ximo te woonen , hy gelegenheid gevonden hadt om het Duitsch te Nangafaki te leeren , en dat hij een Bonze geworden was om zich van het juk der wereldlyke magt te ontheffen. Ten opzigte van ulikamhy zeide hy, dat die Koning was deezes Land- fchaps,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 17 fchaps , en getrouwd aan eene der Dogteren des Keizers ; dat hy bekend ftondt voor een der geleerdfte Mannen in 't Ryk , zeer bedreeven in de Starrekunde , dat hy de beste zielshoedanigheden bezat , en nimmer iemand beleedigde; dat hy aangebeden wierd in zyn eigen Landfchap en begeerd in alle andere. Vervolgens verzogt hy , dat ik hem wilde zeggen wie ik was , en hoe ik in Japan kwam ? Ik gaf hem eene befchryving van myn Land en van Europa in 't algemeen , waar van hy verklaarde eenige berigten ontvangen te hebben. Ik verhaalde , dat ik in den ftryd gewond gevangen genomen was door de Rus/en , die het algemeen volksregt gefchonden hadden door my na Kamchatka in ballingfchap te zenden , waar uit ik my door dapperheid verlost had , om na myn Vaderland weder te keeren ; doch dat tegenwinden my op de Japanfche kust dreeven. Dat ik hier geland was vol van vrees ; dewyl de Hollanders boosaariig uitftrooiden , dat de Japanners de Christenen om hals bragten. Op deeze laatfte woorden betuigde hy, dat 'er in de daad een befluit des Keizers was, om geen Spaansch of Portugeesch Christen in het Land toe te laaten ; doch dat dit befluit geene Christenen betrof van andere Volken , die nooit het Ryk eenig kwaad aangedaan hadden. De Bonze zou voortgevaaren hebben met dit gefprek, toen ulikamhy om ons zondt ; wy vervoegden ons by hem in zyn Paleis in de tuin , waar hy ons onthaalde op Vrugten en Thee. De III. Deel. B Bon-  i8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Bonze verhaalde den Koning wat hy uit my vernomen hadt, waar op deeze verfcheiden vraagen voorftelde betreklyk tot de wyze van oorlogen in Europa. Hy betuigde zyn leedweezen over myn ongeval , en boodt my aan ia Japan te blyven ; waar hy beloofde by den Keizer voor my eene aanzienlyke Bevelhebbers plaats in het Leger te zullen bewerken. Ik bedankte hem voor zyne goedneid ; doch verfchoonde my van het aanvaarden deezer toezegging: uit hoofde van myne Familie, welker toeftand een voorwerp was , 't geen ik zeer ter harte nam. De Koning keurde myne gevoelens goed , en vroeg my vervolgens wegens de Hollanders. Ik gaf 'er hem een berigt van, 't zelve voleindigd hebbende , bedankte hy my voor het vermelden der waarheid ; want hy zeide zeer wel te weeten, dat de Hollanders een klein liandeldryvend volk waren, onderworpen aan een Prins , die geld van hun trok , tot belooning dat hy hun door zyn krygsvolk verdeedigde. Ik nam de vryheid den Koning te vraagen , of hy dagt dat de Hollanders Christenen waren ? Hy antwoordde , dat Kooplieden geen Godsdienst hadden; hun éenig geloof beftaat in geld te winnen , terwyl zy zich weinig bekreunden omtrent het geloof in God. Begeerig om hem meer vraagen voor te ftellen , moest ik dit ftaaken : dewyl men bo.idfchapte dat het middagmaal gereed was. 't Zelve werd opgedicht op een klein tafeltje, twee voeten hoog, geplaatst tegen over dat van ulikamhy. Het onthaal belfond uit Ryst , gebraaden Vfcesch , ingelegde Vrug-  des GRAAVEN van EENYOWSKY. 19 Vrugten, en eene groote verfcheidenlieid van Zuikergebak, de drank had veel gelykheid op Mee. Geduurende den gar.fchen maaltyd fprak de Koning beftendig met den Bonze, 't was eerst onder het opzetten van het Naageregt, dat hy my vroeg , of ik een Christen was , lterk genoeg om tot verdeediging van het Kruis te fterven ? Ik antwoordde , dat ik geen eerbied voor het Kruis had dan wat de waarde van de ftoffe , uit welke het was zamengefteld, vorderde; dat ik zeker geen volk dagt aan te treffen, dwaas genoeg om my ter dood te brengen , om dat ik met waarheid zeide, dat hout niet meer noch minder was dan hout. Hier op betuigde hy , dat ik hem niet begreepen had, hy wilde vraagen, of ik gereed was om voor myn God te fterven ? Ik zeide daar op , dat ik voor myn God ftervende , tevens zou fterven voor den God der Japanneren ; dewyl ik één eenigen God beleed , den Schepper aller dingen. Dit antwoord voldeedt hem : want hy riep uit Namandabar ! en liet my zeggen, dat ik in 't ftuk van den Godsdienst waarlyk een Japanner was , indien ik niers anders geloofde. Ik onderrigtte hem , dar ik geen ander geloof had dan in den éénigtn God , den voortbrenger aller dingen ; en dat myn Godsdienst beftond in zo veel goeds te doen aan myne m demenfchen als ik kon, en niemand te verongelyken. Naa deeze ontvouwing omhelsde my de Koning , zeggende Sindaulla ! Sindaulla ! 't welk zo veel zegt als zeer goed ! zeer goed ! en toen vertrok hy om zyn flaapje te neemen. Naa 's Konings verft 2 trek  co GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN trek wandelde ik in de tuin met den Bonze , die my een verhaal deed van dit ryk en uitgebreid Land en Ryksbeftuur. Ik vervaardigde 'er eenige aantekeningen van , om 'er my vervolgens van te bedienen. De Bonze verzogt my 's anderen daags naa den middag , dat ik last zou geeven aan iemand om hem aan boord van myn fchip te vergezellen , 't welk hy begeerde te zien. Ik beval boscarew met hem mede te gaan , met bygevoegden last om hem een gefchenk van Sabelvellen te geeven, en met allen eerbied en heuschheid te behandelen. Ten zelfden tyde befchikte ik zes paar Bevervellen , vier en twintig Vosfenvellen, en even zo veel Sabelvellen op ftrand te brengen , met veertig goede wel fchoongemaakte fnaphaanen , en twee fttikken kanon op de roopaarden. Deeze fttikken waren modellen , door my op Kamcliatka gevonden. En dewyl de Bonze voor my verworven hadt om myn volk aan land te brengen, ftond ik toe , dat een zeker aantal eiken dag aan wal kwam. Naa het vertrek van den Bonze ging ik flaapen wegens geweldigen hoofdpyn. Toen ik ontwaakte, dat is te zeggen 's avonds ten acht uuren, keerde de Bonze weder , my bedankende voor het heusch onthaal aan boord en de gefchenken. Wy hielden den avondmaaltyd alleen : dewyl de Koning , met zynen Hofftoet zich na eene nabuurige Stad begeeven hadt. Onder het avondeeten en naa hetzelve zetten wy ons gefprek voort, ik vond veel gezond verftand in het gefprek van den Bonze. 't Was zeer  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ai zeer laat eer wy fcheidden : en dewyl de rust naa het middagmaal genomen , my belette te flaapen , wandelde ik in de tuin , toen ik op het naderen aan 's Konings Paleis , eene Vrouweftem hoorde, gepaard met een Snaarfpeeltuig : het fcheen my toe, dat het Muzyk en Zang aan geene welluidendheid ontbrak. Met den morgenftond ontving ik kundfchap, dat de gefchenken , welke ik ontbooden had , onder weg waren ; dat de Heeren panow , baturin en kuzneczow kwamen , om aan den Koning voorgefteld te worden ; dat alles aan boord in volmaakte rust was , en dat de Medegenooten zich op eene wyze gedroegen , die hun bemind maakte by de Inboorlingen. Ten tien uuren verfcheen de Heer panow met zyn gezelfchap, en de gefchenken werden in myne kamer gebragt. Een uur laater werd de komst van ulikamhy aangekondigd door een gerugt en het gefpeel van honderd onderfcheidene fpeeltuigen. De Bonze raadde my hem te gemoet te treeden, en myne Medgezellen hem aantebieden. Ik deed het onmiddelyk. Het eerfte gefprek beftond in de gewoone pligtp^egingen ; doch daar de Bonze eene voeglyke gelegenheid hadt waargenomen om hem te verwittigen van de gefchenken , gaf hy eene fterke begeerte te kennen om ze te zien, dus hy het middagmaal uitftelde en na myn vertrek ging. Toen ik den Vorst de gemelde gefchenken aanbood, voegde ik'er eene aanfpraak by, die met aandagt, fchoon niet verftaan , werd aangehoord. Ik ging daar op met den Koning B 3 en  GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN en vond vyf en dertig gedekte tafeltjes voor drie perfoonen aan ieder. Alles werd zeer fraay en in goede order opgedischt. Onder den maaltyd hoorden wy het lpeelen op veeleilei fpeeltuigen, 't welk fchoon verward , niet ongevallig klonk. Naa den maaltyd begaven wy ons in de tuin , waar men met de fnaphaanen op zekeren afttand fchoot. Het doel was een ftuk houcs bedekt met papier , en eenigen myner Tochtgenooten betoonden hunne bedreevenheid in 't fchieten meesterlyk. De Koning wilde eindelyk zelve de proeve neemen, naa een der fnaphaanen gelaadcn te hebben, liet hy een paard brengen , waar op hy fchoot met den uitflag dat het beest dood nedervkl. Zyne voldoening was onuitlpreekciyk groot, en in de overmaat zyner blydfcuap verzekerde hy my , dat ik vraagen mogt wat ik wilde , met verzekering dat het - my zou geworden. Ik bediende my van deeze gunstige gelegenheid om verlof te vraagen , dat ik in de Lauden zyner heerfchappye zou mogen wederkeeren om den koophandel , onder zyne be- fcherming te dryven. Zyn antwoord verbaasde my , want zonder een oogenblik in twyfel te hangen , ftond hy my deeze gunst toe , teffens aanmerkende , dat myn charakter de vooroordeelen door overlevering ingezoogen verdreeven hadt; dat hy my niet alleen zyne befcherming in de Landpaalen zyner heerfchappye beloofde , maar ook zyn invloed wilde te werk ftellen by den Keizer, om verlof te verwerven , dat myne febepen in alle diens andere havens vryiyk mogten komen. Hy verzeker-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 23 kerde my , dat ik op zyne beloften ten vollen ftaat kon maaken , zo lang myne oogmerken zicb tot den Koophandel alleen bepaalden, en ik niet bedoelde eenige verandering in den Godsdienst te wege te brengen, of poogd.; magt te verkrygen door het aanleggen van Sterktens. Hy befloot zyne aanfpraak, met te berigten , dat hy vóór myn vertrek de verbintenisfen wilde bekragtigen door een wederzydfchen eed. Omtrend den avond van den eerften Augustus zag ik toebereidzels maaken tot eene groote Illuminatie, en dewyl myn Tolk de Bonze afweezig was, vond ik my eenigzins in verlegenheid om de oorzaak te weeten. Hy verfcheen laater dan gewoonlyk en onderrigtte my, dat de Koning de Grooten des Lands hadt by een geroepen, aan welken hy my begeerde voorteftellen: ten welken einde ik verzogt werd by den Koning te komen ; en daar hy het noodig keurde my te onderrigten van de pligtpleegingen te dier gelegenheid waar te neemen , hadt hy dit zelve op zich genomen. Vervolgens geleidde hy my na de groote zaal , waar ik , aan den ingang ontvangen werd door twee Heeren ryk gekleed , die my in de zaal bragten en tegen over den Koning plaatften. Ulikamhy zat op zeer kostbaare carpetten, en hadt eene menigte gewapende Heeren, met uitgetrokken fabels nevens hem. In een rechte lyn tusfchen my en den Koning zag ik achttien voornaame Japanners , gezeten op carpetten, en een aantal gewapenden achter ieder van hun. In deeze orde vond ik de Vergadering. De Bonli 4 ze  24 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ze ftondt nevens my , en naast den Koning waren de fchryvers met papier , inkt en penfeel in de hand. Een hunner vroeg, met een verheeven Item, wie ik was ? Waarom ik in Japan, en van waar ik kwam , en waar ik heen ging ? De Bonze vertolkte deeze vraagen , en ik gaf dezelfde antwoorden, die ik voorheen den Koning gegeeven had. Eene volgende vraag was , of ik een Handel voor myne Natie begeerde op te rig-en , en waar- in dezelve beftaan zou ? Op het eerfte lid antwoordde ik ja ; maar verzogt verfchooning ten aanzien van het tweede : dewyl ik van aanleg geen Koopman zynde , daar over niet bepaald kon fpreeken; maar ik beloofde , dat ik , op myne eerfte reis kooplieden met my zou medebrengen, en in ftaat weezen tot het maaken van nadere bepaalingen. Het behaagde den Koning te antwoorden , dat de fchepen met Pelteryen moesten belaaden weezen ; ik beloofde zulks. — De laatfte eisch van hem was, dat ik my zou verbinden om nooit in Japan eenig Boek in te voeren over den Godsdienst handelende , en nog veel min een Bonze van myn eigen Land. Ik gaf hier op desgelyks myn woord: waar op de Bonze my zeide , dat ik kon vertrekken. Hy vervoegde zich wel haast weder by mymetberigt, dat ulikamhy gereed ftondt na de ftad Kilingue te trekken; doch dat hy vóóraf my gefchenken wilde doen , en my eene Vlag geeven, aan welke ik, by myne wederkomst in Japan zou te kennen weezen , en dat de Koning , daarenboven , my een Heer op de reis zoude toefchikken , onder voorwaarde dat ik  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 25 ik dien, ter eerfter gelegenheid, zou te rug brengen. Omtrent negen uuren 's avonds kreeg ik tyding van boord , dat alles zeilvaardig en het fchip vol voorraad was. Met veel genoegen verftond ik, dat de Vrouwen aan 't fchip van de Japanfche Vrouwen bezoeken en gefchenken ontvangen hadden. Een uur laater werd de avondmaaltyd in myn vertrek opgedischt, de Bonze en myne Officiers zaten mede aan. 's Morgens ten zes uuren ontving ik kundfchap , van de aankomst der gefchenken des Konings, welke my gebragt werden door twee Heeren , vooruitgegaan door den Bonze. Hy verklaarde bevel ontvangen te hebben om my aan boord te vergezellen , of by my te blyven al den tyd dien ik mogt verkiezen hier nog te vertoeven. De gefchenken beftonden in een Sabel, vercierd met goud en hangende aan een draagband , met fyne paarlen bewerkt ; een volkomen fervies van Porcelain verguld ; een voorraad van Thee en Tabak; een Vlag, om by myne wederkomst te vertoonen , op welke een Japansch opfchrift te leezen was ; een kleine Doos met verfcheidenerlei Juweelen gevuld , en een andere met vyftig gouden Rukken , ieder twee en een vierde once weegende , gefchikt om de reisonkosten te betaalen van den jongen Heer, dien de Bonze my aanboodt. Onderrigt dat de Koning reeds vertrokken was , gaf ik den Bonze te verftaan, dat ik ook beflooten had aan boord te gaan. Dit myn befluit vertolkt zynde voor de Heeren by ons tegenwoordig, werden 'er terftond Draagftoelen gebragt , om ons na B 5 ' den  •6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den zeekant te draagen. Hier vonden wy eene groote menigte volks , uitroepende Uli Ulan! Zo ras wy aan de haven kwamen verfcheenen 'er bykans dertig vaartuigen, waar mede wy naar boord roeiden , vergezeld door den Bonze en twee Heeren, die bemerkende dat myn kleine boot verfleeten was, na 'tftrand zonden om een ander, beter gebouwd,geheel nieuw en vernist. Zy gaven ons die ten gefchenke uit naam des Konings; van mynen wege deed ik op nieuw gefchenken aan den Bonze en de twee Heeren. De laatstgemelden ftelden my twee rollen papier ter hand behelzende , gelyk de Bonze my onderuitte , verlof om na Japan weder te keeren. Allen beveelden zy my de zorg aan voor den jongen Heer , die met my op reis zou gaan. Ik befpeurde in hem geene verlegenheid altoos om dat hy zich geheel onder vreemdelingen bevondt. Zy keerden weder na den oever. Aan boord gekomen verftond ik uit den Heer crustiew , dat de Medegenooten een voordeeligen handel gedreeven hadden met de Japanners , aan welken zy veele Pclteryen verkogten , voor Goud , Porcelain, Paarlen en andere kostbaarheden. VYF  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 27 VYF EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf verlaat de eerfte landingplaats aan de Japunjche Kust , vaart langs dezelve heen, doet een ander Eiland aan , met ongunstiger ontmoetingen en bemagtigt een Japanfche Bark. Op den tweeden Augustus deed ik alle de Tochtgenooten by een komen , om te befluiten , of wy ons ontwerp zouden volvoeren, en ergens een ftroopparty doen , volgens het plan op 't Water-eiland beraamd , doch geen hunner gaf eenig antwoord. Ik bediende my van dit ftilzwygen en verklaarde , dat ik als het voordeeligst inzag onze reis na Canton in China voort te zetten , waar wy onze Pelteryen zouden kunnen verkoopen , na Europa wedertekeeren , en vervolgens onder de befcherming van eenige Mogendheid, een zekerder ontwerp om eene beftendige Volkplanting op te rigten ten uitvoer te brengen : een ontwerp waar in het my niet konde misfen wel te flaagen : dewyl wy het geluk hadden om den Handel in Japan te openen. Deeze woorden waren naauwlyks gefprooken, of de geheele vergadering betuigde eenpaarig, dat ik myn eigen goeddunken in alles mogt volgen , en zy in alles Hipt zouden gehoorzaamen. Op deeze vcrzc- ke-  23 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kering beval ik de Japanfche vlag op te zetten ; en ten drie uuren gingen wy , het Land met één en twintig kanonfchoten gegroet hebbende , onder zeil , den koers Zuidwaards zettende. Onder het afzeilen ontmoetten wy eene menigte van visfchersvaartuigen, die alle op 't gezigt van ous fchip riepen OH Ulan ! De nagt was fchoon , de wind voordeelig. Op den derden Augustus wierpen verfcheiden der Medegenooten zich voor my neder, met verzoek, dat ik weder op de Japanfche kust zou ankeren , om hun op nieuw gelegenheid te verfchaffen tot het dryven van Handel , en een voordeeligen ruil hunner Pelteryen. Ik ftond hun verzoek te gereeder toe : dewyl ik kennis aan de kust begeerde te krygen ; doch ik beloofde hun wensch te zullen voldoen onder beding, dat zy zich met alle onderwerping zouien gedraagen. Met den dageraad ontdekten wy een Europisch fchip voor ons uit. Ik befloot 'er jagt op te maaken; dan welhaast ontdekte ik een Hollandfche vlag ; en dewyl dit fchip Zuid Zuid-oost aanhieldt, vervolgde ik myn koers, liet het ongemoeid vaaren , en zeilde langs een Kust , die ik voor een Schier-eiland hield. Onze breedte was 33 Gr. 36 Min. , onze lengte 40 Gr. 20 Min. 's Anderen daags op de Kust van Japan , in 't gezigt van 't Land , en op acht en twintig vademen waters met een ftyve koelte uit het Zuid-oosten , en een hoog loopende zee. De nagt was donker , het begon te (tonnen , te donderen en te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ag te blixemen. Met een zwaaren ftortregen ging de wind liggen. Toen de dag aanbrak, vonden wy ons door een fterken ftroom van het Zuiden na het Noorden loopende na de Kust gedreeven. Bemerkende dat wy by eene opening waren , die uitziat gaf van een goede reede of haven, het ik het fchip dryven , ten laatften kreegen wy zestien vademen waters. \Yy zetten terftond de kleine boot uit, de Heeren kuzneczow en panow gingen 'er in met acht man ; onze Japanfche Reisgenoot zou met zestien gewapende Medegenooten , onder het bevel van den Heer crustiew volgen om de kleine boot, in geval van nood te onderfteunen. Naa deeze afzending gaf ik last om onze wapenen gereed te maaken en te laaden , en onze kanonnen van versch kruid te voorzien. Den vyfden Augustus gingen wy ten anker op de Kust van Japan , ten Westen van het Koningryk Jedzo. Ten twee uuren 's naamiddags keerden onze boot en floep weder , vergezeld van een groot Japansch vaartuig. Toen zy digt by ons kwamen, riep de Heer kuzneczow dat wy het anker moesten winden , en fleeptouwen geeven aan de boot , de floep en het Japanfche vaartuig om ons in de haven te brengen. Ik deed het. De Heer kuzneczow aan boord komende, berigtte my, dat hy gelukkig het ftrand bereikt hebbende , de Japanners op 't eerfte gezigt voor hen wegvlooden; maar toen zy onzen Japanfchen Reisgenoot hoorden roepen , keerden zy weder, en ingevolge van zyne gegeevene onderrigting , hadden zy zich zeer wilvaardig be-  3o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN betoond in ons volk beleefd te behandelen; dat zy na een Dorp getrokken waren , in 't welk de inwoonders hun niet vreugdegeroep ontvingen, Ryst, Vrugten en een aangenaamen urank gaven ; dat , geduurende dit onthaal, een Japanner , gewapend met een fabel en een lans, met onzen Japan] hen Reisgenoot in gefprek tradt. Naa 't weik hy zich tot den Heer kuzneczow wendde met de woorden Nanghajaki Kalla> To Hollandi Fiasfi Guzanmas , en onmiddelyk bevel gaf een boot gereed te maaken , hen door tekenen te verftaan geevende , dat hy ten oogmerk hadt ons te volgen, om het fchip in de haven te brengen. Hy volbragt dit tot ons groot genoegen. ' Ten zes uuren bereikten wy den mond van de haven Mijaqui Iphima Kallas geheeten , waar wy ankerden in elf vademen. De Japanfche boot verliet ons , om na ltrand te gaan , en keerde welhaast met vyf andere weder , die ons na eene andere plaats bragten , waar wy op vyl vademen het anker wierpen. De Japanners ziende dat wy veilig ten anker lagen, verlieten ons, waar op ik de voorzorg droeg om het fchip te vertuijen. Ten'tien uuren kwam 'er een wel gekleed Japanner aan boord, my berigtende , zo veel ik uit de vertolking van boscarew kon opnnaken , dat by gëftel t was om ons te bewaaken; waar op hy onmiddelyk vertrok, en wy bemerkten ras drie groote booten by ons (en anker , elk had drie feinlichten, van myn kant hield ik aan boord fcherp wagt , met ontftooken lontftokken, hangende nevens het gefchut. 's Nagts liep  des GR. AA VEN van BENYOVVSKY. 31 liep de wind na het Zuidwesten, en blies met zulk een geweld , dat wy ons gelukkig rekenden in een haven te liggen. 's Morgens kwam ons ten boot op zyde , met drie Heeren daar in. Zy vroegen , van waar ik kwam ? Hoe lang ik ten oogmerk had te blyven? Waar ik heen ging? Of ik een Hollander was ? En in dit geval verzogten zy een brief na Nanghafaki ; en naa dit alles verzogten zy het fchip te mogen zien , en vroegen hoe veel volks wy aan boord hadden? Ik antwoordde, dat ik van verre kwam , dat ik op myn weg was na Nanghafaki , dat ik daar ten anker gekomen was , om een ftorm te ontwyken ; dat ik leevensmiddelen en water noodig had , en eindelyk , dat wy honderd koppen telden , die alles behoefden ; maar dat het fchip niet kon bezigtigd worden. Ik weet niet of boscarew het goed of flegt vertolkte ; maar ik bemerkte , dat zy over ons geenzins voldaan waren ; want zy gaven door tekenen te kennen dat zy niet geloofden , dat wy Hollanders waren , wyzende na onze baarden en kleeren, teffens uitroepende : Hay , To Gollandi, To Philpines ; toen ik begreep , dat zy ons voor Spanjaarden hielden van Manilla komende. Ik vervaardigde een brief voor de Hollanders. Affchrift van den brief gegeeven aan de Japanners , in de Baay van Mifaqui , om overhandigd te worden aan de Hollanders te Nanghafaki. „ Heil  32 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ Heil aan de Opperbedienden van de Fac„ tory der Nederlandfche Oost-Indifche „ Maatjehappy. „ Ik maak U bekend , myne Heeren, dat ik my „ op de Japanfche kust bevinde , waar op ik geko- men ben door een zamenloop van die omftandig- heden , die den Zeeman op zee dikwyls dringen ,, zyne veiligheid te zoeken , waar hy kan. Ik „ vind my in de uiterfte verlegenheid : waarom ik ,, het raadzaam geoordeeld heb , my tot U te ver- voegen, met verzoek dat gy my een Tolk zendt, „ en bylïand om my in uwe haven te brengen. „ Myn fchip is een Corvette , met omtrent hon,, derd perfoonen. Verzoeke antwoord, indien het „ U behaagt. „ Ik heb , myne Heeren ! de eer van te bly„ ven , UL. Dienaar, maur1ce august. bényowsky. P. S. ,, Ten einde gy lieden niet ingenomen mogt „ zyn met kwaade vermoedens ten mynen opzigte, ,, verklaar ik U, dat ik het Hoofd geweest zynde „ van de Confederatie in Poolen , ik het ongeluk „ gehad heb van door de Rus/en krygsgevangen ge„ nomen te worden; de Keizerin verbande my na „ Xamchatka , van waar ik ontkomen ben door „ moed en dapperheid , met negen en zestig Reis„ genooten : in gevolge hier van bevind ik my op „ de  öes GRAAVEN van BENYOWSKY. 33 „ de kust van Japan , op myn weg om na Eu* ropa weder te keeren." Naa het vertrek der Japanneren , verzogten my* ne Tochtgenooten , geen kans ziende , om zonder moeilykheden aan den handel te geraaken , dat ik de haven , zo ras de wind ging liggen , zou verhaten. Ik ftemde daar in toe , en welhaast waren wy met een gunstigen wind , onder zeil. Den zesden Augustus zagen wy een groot aantal visfchers fchuiten, veele van wier netten wy in (lukken zeilden , ze onmogelyk kunnende vermyden. Wy vervorderden onzen weg , met alle de zeilen by , de Zee was bedaard. Met den dag hadden wy Land noch Schip in 't oog. 's Anderen daags by zonnen ondergang zagen wy omtrent twintig fchepen Noord-oost aanhoudende. Myne Tochtgenooten , verbitterd over de te leurftelling hunner hoope op onze tweede ankerplaats , wilden dat ik op deeze vaartuigen zou aanvallen ; maar ik weigerde zulks , dewyl ik geen de minfte reden van misnoegen aan ulikamhy wilde geeven. Ik zette daarom myn koers voort met wind en ftroom ten mynen voordeele. Zo fpoedden wy weg tot den negenden Augustus, toen wy omtrent zonnen ondergang in 't Noordwesten Land meenden te ontdekken. Ten middernagt zagen wy by helder darren licht verfcheiden hooge uithoeken ; en met den dageraad bevonden wy ons by de kust , de wind gunstig zynde belloot ik 'er op aan te houden. Op den middag, bemerkIII. Deel. C te  34 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te ik den ingang van een Baay , ik zette het derwaards en ankerde op achttien vademen. Onze Breedte was 32 Gr. 45 Min. onze Lengte 330 Gr. 22 Min. De ligging van het fchip my niet toelaatende alles te zien wat aan den oever omging, beval ik de Heeren kuzneczow en wynbladth , met acht Medegenooten aan land te gaan , om zich in de gunst der Inwoonderen in te wikkelen ; maar de geweldige ontmoetingen myner Medegenooten gaven my reden om voor llegte gevolgen te dugten ; doch gelukkig bedaarde myne vrees, door de voorzigtigheid van den Heer kuzneczow, die, ziende dat de Japanners de landing wilden beletten , wederkeerde. Naa de wederkomst van de boot , en de verzekering , dat 'er een Stad lag op de kust van de Baay , ligtte ik het anker , en naderde tot op honderd vademen van den oever , en wierp het anker op zes vademen. De nagt begunstigde myne onderneeming, en wy vonden ons by het aanbreeken van den dag voor de Stad. 's Morgens ten zeven uuren zond ik de Heeren panow en crustiew , met boscarew als Tolk en twee en twintig gewapende Medegenooten in de floep , voorzien met twee kleine ftukjes gefchut. Naa deeze als mede de kleine boot afgevaardigd te hebben ftapte ik zelve in de Japanfche jol , die het ligtst zynde het eerst den oever bereikte. De Japanners ons naby den oever ziende , vertoonden zich gewapend met lansfen en fabels , en fcheenen gereed om onze landing te wederftreeven; doch uit  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 35 uit onze houding ontdekkende , dat wy beflooten hadden , hoe 't ook ging , te landen , trokken zy op eenigen afftand te rug. Toen ik op 't ftrand trad, gaf ik de Japanners een teken dat zy zouden naderen , en onmiddelyk naderde een oud Man , die een zeer goed voorkomen hadt. Hy vroeg wat regt wy hadden om daar te landen , en of wy verlof hadden van Dafi , aanmerkende dat de DuitJchen nooit aan land kwamen , zonder orde. Ik liet hem antwoorden , dat wy noch Hollanders, noch Spanjaards waren ; maar menfchen en vrienden , die om water en leevensmiddelen kwamen. Waar op de oude Man antwoordde , dat 'er water en leeftocht aan 't fchip zou gezonden worden ; maar dat wy weder na boord moesten gaan. Doch daar ik verklaarde, dat ik niet van Land zou gaan eer ik water en leevensmiddelen ontvangen had , haasten zich de Japanners om drie boots te laaden met welke ik na 't fchip ging. Verfcheiden Japan¬ ners , zich aan boord vervoegd hebbende , begonnen handel te dryven met myn volk , zy voeren in haast weder na wal ; 'er kwamen tien andere boots , geladen met Koper , Porcelain , Thee , Sabels , Zyde en Goud , welke waaren zy voor Pelieryen verruilden. Deeze handelgemeenfchap bragt eene gemeenzaamheid met ons te wege , veelen hunner toonden zich ons genegen ; onder anderen , fprak een jongeling veel tegen my, zonder dat hy zich kon doen verftaan, toen zyn geduld ten einde zynde , herhaalde hy : To Hollandi , To Sindzi , Pu Pu Tippo , 't welk ik verftond , en C a tot  36 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN tot antwoord bragt ik hem by onze kanonnen, en zeide To Hollandi, Pu. Omtrent den middag vertrokken de Japanners. Toen wy op het Eiland Xicoco , en de haven van Toufa , voor anker lagen , hoorden wy , op den elfden van Augustus, omtrent twee uuren naa den middag, een groot geraas op 't ftrand , gelykende naar het flaan op veele trommelen , kort daar naa zagen wy op den oever eene groote menigte mannen te paard, met lansfen en pylen gewapend, en een nog veel grooter getal te voet, die in een verbaazend aantal vaartuigen traden. Op dit vertoon , vaardigde ik terftond de Heeren panow en boscarew met achttien Medegenooten af, om de Japanners te verklaaren , dat ik begeerde onderrigt te weezen van hunne oogmerken , te weeten , of ik hun als vrienden , dan als vyanden , moest ontvangen. Doch zy waren naauwlyks van boord gegaan of ik ontdekte drie kleine vaartuigen van 't ftrand roeiende , het middelfte was vol vlaggen en wimpels. Ik nam dit op voor tekens van onderfcheiding, en maakte my gereed om ze by hunne aankomst te groeten. Onze kleine boot ontmoette de Japanfche , en volvoerde den last; en met elkander na 't fchip roeiende , begroette ik de Japanners met een loopend vuur uit het klein geweer, gepaard met het losbranden van zes ftukken gefchut. Dit betoon van beleefdheid was genoeg geweest, om onze bezoekers terug te dryven. Want zy gevoelden zich zo zeer door vreeze getroffen, dat zy in hunne vaartuigen op hunne aangezigten nedervie- len,  des GRAAVEN van EENYOWSKY. 37 len, en bezwaarlyk door boscarew zich lieten vermaanen om op te ftaan, en voort te vaaren. Doch ik , van dit alles onkundig, gaf last nog zes ftukken los te branden op het oogenblik , dat de Japanfche Heer in 't fchip tradt, het gefchiedde. Zyn fchrik , op dit gebulder was zo groot , dat hy in zwym viel , en het duurde meer dan een kwartier uurs eer hy een woord kon fpreeken. Ik liet hem Japanfche wyn met zuiker geeven , deeze bragt hem by en gaf hem moed. Boscarew vroeg op myn bevel , wat hy my te zeggen hadt ? Hy gaf daar op te verftaan, dat hy uciiaymi mamas was, Bevelhebber en Kustbewaarder van het Koningryk Toufa ; dat hy , onderrigt dat wy vreemdelingen waren , zonder bevel des Keizers , in 't Land gekomen , verfcheen om ons in beflag te neemen ; en , om te bewyzen , dat wy hem hadden te gehoorzaamen , haalde hy een groote rol papiers van onder zyn kleed. Op dit alles my onkundig houdende van zyn oogmerk , nam ik dit papier en gaf het aan den Heer crustiew , met last om het te houden. De Japanner verzogt het, in groote verlegenheid , te rugge en wees na zyn nek , daar door aanduidende , dat hy in zyne bezending mislukkende het met den hals zou moeten boeten. Te zyner gerustftellinge deed ik hem de rol papiers wedergeeven ; maar tevens door myn Tolk weeten, dat ik zyn Meester hoogagtte, en diens vriend zou weezen , zo lang ik my verzekerd hield dat hy regtvaardig was , doch dat ik , van het tegendeel overtuigd, hem zou verachten. Op deeze woorden C 3 floot  38 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN floot mamas de ooren , en met veel moeite gaf ik hem te verdaan, dat hy zich zeer gelukkig mogt agten dat ik hem niet vasthieldt. De gerustftellende toon , op welken ik tot den Tolk fprak , maakte hem bedaard, en ik nam die gelegenheid waar om hem een Beverhuid en zes Sabelvellen te fcbenken. Hier was hy zeer blyde mede, en hy vertrok voldaan en met v.ele vriendfchaps betuigingen. Naa zyn vertrek , wel overtuigd dat wy te deezer plaatze geen gcregelden Handel zouden kunnen dryven , ligtre ik het anker , my bedienende van den gunstigen wind om Zuidwaards koers te zetten. Met het aanbreeken van den dag zagen wy een vaartuig , ik fchoot om het te doen bydraaijen; doch dit gelukte niet , voor dat een fchot het vaartuig tr f. Ik zond myn boot,aan boord. Op de ontdekking dat het een arme Visfcher was liet ik hem ver Ier ongemoeid zeilen. Op den twaalfden Augustus een Kaap omzeilende , kreegen wy vier Barken in 't gezigt , wy maakten 'er een korten tyd jagt op , doch dewyl zy Noordwest aanhielden, ftaakte ik het nazeilen, en ftevende weder Zuidwaards. Om zes uuren 's naamiddags ontdekten wy Land aaD ftuurboord, op een afftand van zes mylen , waarom ik alleen de marszeilen byhieldt. Omtrent drie uuren in den morgenftond bevonden wy ons zo digt aan den oever , dat wy het breeken der golven op ftrand hoorden, en de aanlichtende dag ontdekte ons welk een gevaar wy gelukkig ontkomen waren. Ten zeven uuren zagen wy vooruit een ander Land , en daar  des GPvAAVEN van BENYOWSKY. 39 daar wy met een ineUe vaart 'er op aan hielden , kreegen wy het z.er duidlyk onder 't oog ; en ten tien uuren zagen wy nog een klein Eiland. Myne Tochtgenooten (telden my voor om een Baay , die wy in 't gezigt kreegen, in te zeilen. Ik kon hunne dringende aanzoeken niet wederltaan, en ankerde op twee en twintig vademen tusfchen het groote en kleine Eiland in , op een kleinen afltand van het laatstgemelde. De Heer kuzneczow werd terftond met acht man afgevaardigd , en de floep volgde hun. Toen wy den Straat , dien wy eerst voor een Baay gehouden hadden, ingezeild waren, voer de kleine boot voorby een groote Bark die ten anker lag ; het volk van de Bark fchoot op myn volk met pylen , en telfens kwamerr 'er ongeveer zestig kleine vaartuigen van ftrand , zo dat myn volk zich in zeer groot gevaar bevondt. Ik werd hier van verwittigd door twee fchooten , en ligtte terftond het anker om den Straat dieper opvaarende , myne Manfchap by te ftaan. Welha.ist ontdekte ik hoe het met de zaak gefchaapen ftondt, en op de groote Bark aanhoudende, deed ik 'er twee fchoten op , die al het volk het dek deeden ruimen. De floep voer aan boord, en het volk nam bezit van de Bark ; terwyl ik het ftrand naderde en op ruim vier vademen het anker wieip , op een half kanonfchoot afftands van het land. Ik deed de Japanfche Bark ook daar brengen , op dezelve bevonden zich zes en vyltig man, vier hunner waren Mimas of Heeren , die 'de inkomsten des Keizers ophaalden. De laading beftondt uit Tabak , C 4. Zui-  4o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Zuiker , Zyde , Vernis , Porcelain , en honderd ftukken Leder, eenige baaien Katoen en Zyde, eenige kisten met Sabels , Draagbanden en andereu toeftel. By het Eiland Tacafima ten anker liggende, vergaderde ik myn volk op den dertienden Augustus , om te beraadflagen en te befluiten wat ons best te doen ftondt; de Vergadering befloot da laading van de Bark aan boord te neemen en het Eiland te verhaten. Ik vernam, niet zonder eenige voldoening, dat myn Japanjche Reisgenoot, die den Heer kuzneczow vergezeld hadt, in den eerden aanval, door een pyl gewond was. Wy hitften zyn ongenoegen aan , en hy verklaarde boscarew , dat hy zeer blyde zou weezen , indien wy alle de Gevangenen om 't leeven bragten : dewyl hy verzekerde dat zy op het Eiland Ximo t'huis hoorden , welks Inwoonders allen fnood en tot niets nuttig waren. Het gelukte den Heer boscarew zich door hem beter te doen verftaan ; waarom ik my van beider behulp bediende , om de gevangenen Officieren te onder vraagen. ' Zy bekenden Burger Amptlieden te weezen , aangefteld om de inkomsten van de Eilanden Takafina en Nanghafaki in te zamelen; dat zy weinige oogenblikken vóór ons de haven waren ingezeild , op een afftand gezien hebbende, dat ik jagt gemaakt had op verfcheiden Barken, desgelyks uitgezonden om de inkomsten der Zuidlyke Landen op te haaien ; dat zy te Takafina waren ingeloopen alleen met oogmerk om de Inwoonders tegen ons te waarfchuwen , en dat zy alleen hun pligt ge.  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 41 gedaan hadden met op ons volk te fchieten. lk liet myn Tolk antwoorden , dat ik hun yver prees , dat de ongelukkige uitflag aan hun niet te wyten was ; maar dat ik , dewyl zy nu in myne magt ftonden , het raadzaam oordeelde te beletten dat zy my geen verder leed deeden , en ik hun , om die reden , tot op myn vertrek , zou gevangen houden. Zy fmeekten my dat ik hun niet wilde ophouden : want dat zy bevel hadden , om binnen acht dagen , na de haven van Vranda weder te keeren , om zich te vervoegen by een convoy van vyf honderd fchepen , na de haven van Ofachta. Doch toen zy verftonden , dat zy geen hoop konden fcheppen op het herkrygen van hun Bark, toonden zy alle tekenen van wanhoop. Hun fmeeken was nogthans te vergeefsch ; want myne Tochtgenooten wilden 'er niet na hooren , alles wat ik van hun kon verwerven , was dat het leeven dier ongelukkigen gefpaard bleef. — 's Avonds ten vyf uuren zond ik vier hunner na wal om vaartuigen te befchikken , die de overigen af zouden haaien ; doch het liep tot zeven uuren aan eer 'er zes kwamen, waar in ik ze afzond, begeleid door zestien myner Medegenooten. C 5 ZES  4* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ZES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf verlaat Japan geheel en komt op Usmay Legon, een der Lequeio Eilanden , waar hy befchaafde menfchen en een zeer goed onthaal aantreft. Zonderlinge ontmoetingen op dat Eiland. (3 s van deeze Japanners ontflaagen hebbende liftten wy 's avonds ten negen uuren het anker , maakten zeil en geraakten met behulp onzer booten, den Straat uit. Zo ras wy ons in open Zee bevonden , ftevenden wy , den gebeden nagt, Zuidwest aan ; doch daar myne Tochtgenooten niet wisten hoe met het zeiltuig der Japanfche Bark om te gaan , moest ik die op 't lleeptouw neemen; dit vertraagde myn voortgang geweldig, 't Befluit viel de laading aan ons boord over te neemen , waarop wy een gat in de Bark boorden en die lieten zinken , de laading berekenden wy , zou in Europa tusfchen drie en viermaal honderd duizend Franfchs Li/res waardig geweest zyn. Het lek , 't geen wy den voorgaanden dag gekreegen hadden, nam op den veertienden van Augustus fteeds toe en vorderde onze uiterfte zorg om de gevolgen daarvan te voorkomen. Naa eenigen tyd zoekens ontdekten wy eindelyk, dat het water met  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 43 met een ftraal ter dikte van een mans arm door een fpleet in 't voorfchip drong. Het ongeluk was zeker veroorzaakt door de agtloosheid myner Medegenooten , die , om de Japanfche Bark te ontlaaden , dezelve aan boord gebragt hadden, het ftooten deed het werk uit eenige naden onder water vallen ; en dewyl het ons onmooglyk was dit te herftellen , baarde zulks eene groote ongerustheid. Met zonnen ondergang wakkerde de wind , de Zee werd ontfteld. Schoon de pompen fteeds aan den gang waren , konden wy het fchip niet lens krygen. Ten acht uuren riep een Man uit de mars Land ! Ongelukkig was de laading door water zodanig gefchrankt , en deedt het fchip over Stuurboord zo zeer hellen, dat de pompen geen dienst meer konden doen; het water rees tot eene geweldige hoogte. In deezen raadloozen toeftand bevond ik my aan den mond van een Straat , tusfchen twee Eilanden , welker (trekking ik in den nagt niet dan verward zien kon. Ik befloot met het dieplood in de hand voort te zeilen. Het fchip begon wat rechter te liggen ; en al myn volk was bezig met pompen en baliën. Onder deezen vermoeiendeu arbeid zond ik den Heer kuzneczow na wal om eene goede ankerplaats te ontdekken, 's Morgens ten twee uuren keerde hy weder met de tyding , dat hy een goede en gemaklyke Haven hadt aangetroffen. Ik befloot daar op aan te houden , op dat ik het fchip , door 't ligten van het anker , niet meer zou uit elkander werken , liet ik het anker zitten en voer met de marszeilen voort. De  44 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN De plaats door den Heer kuzneczow aangeweezen bereikten wy ten half vieren. Ik vond den ingang gevaarlyk , en bemerkende dat de wind opwakkerde en tot een ftorm dreigde aan te groeijen, werdt myne ongerustheid grooter. Ik liet de Japanfche jol uitzetten , waar in ik ging met vier man, bevoolen hebbende dat het fchip ons naa zou zeilen. Ten vier uuren hadden wy reeds een geweldigen ftorm , ondanks onze poogingen om het fchip voor uit te blyven , liep het ons op , en , om de maat onzer rampfpoed , vol te meeten, ftootte het jol op een klip aan den Zuidhoek van de Baay , en geraakte om ver , toen wy ons op omtrent twee honderd vademen van de wal bevonden. Ik wendde alle moeite met zwemmen aan om de havenplaats te bereiken ; doch de Zee was zo ongeftuimig , dat ik niet dan geheel afgemat het ftrand bereikte. Ik geraakte geheel bezelfeloos, tot ik opgewekt werd door myne Tochtgenooten , die de klip waar de jol omver ftiet onthouden hebbende , de kleine boot zonden om ons af te haaien; loginow een der lieden, die met my waren, riep hun, zy vonden my geheel weezenloos, onder een boom. Men bragt my by , en het berigt 't geen ik kreeg , dat het fchip in eene goede haven ten anker lag , deed my 't geleeden leed vergeeten, en ik wilde dat zy weder na boord zouden keeren ; maar verftaande dat 'er nog drie man weg was , verzogt ik hun die ongelukkigen op te zoeken, één hunner andreanow geheeten vonden wy leevend , en de andere twee dood op den oever. Hier op gin-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 45 gingen wy , bykans leevenloos in • de boot, en kwamen aan het fchip , 't welk op vier vademen waters lag; doch zo diep gezonken, dat ik befloot het op een zandbank te zetten. Ten elf uuren bragt men my , op myn bevel aan land : de vermoeienis hadt my dermaate uitgeput dat ik geen myner leden kon roeren. Myne Medegenooten floegen een tent op , terwyl anderen het fchip ontlaadden. De Heer baturin volbragt de begraavenis der verdronkenen. Het Eiland Usmay Ligon, waar wy ons bevonden , ligt op de Breedte van 20 Gr. en de Lengte van 326 Gr. 20 Min. Naa een flaap van vier uuren , die myn doodflaap fcheen te zullen weezen , werd ik den vyftienden van Augustus wakker gemaakt door de zorg myner Medegenooten, die niet opgehouden hadden met wryvingen. Zo ras ik tot my zeiven gekomen was , berigtte my de Heer panow , dat wy ons op een Eiland bevonden , bewoond door een volk 't geen hem toefcheen in een hooge maate befchaafd te zyn. Korten tyd daar naa gaf de Heer crustiew my kundfchnp , dat 'er zich twee Eilanders by den ingang van myn tent bevonden. Ik ontving ze zo goed ik kon , en in de hoop van my door de Japanfche taal te zullen doen verftaan, met behulp van boscarew , liet ik dien roepen. Alle onze poogingen waren vrugtloos. Zy fchudden flegts hunne hoofden , ten teken dat zy ons niet verftonden ; doch een hunner reikte ons een papier over waar op ik Latynfche letters zag. Ik ont-  4 dat de Heer wynbladth zich aldaar bevondt: wy  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 75 wy vielen op hun aan , en naa ten minsten zestig geveld te hebben, maakten wy vyf Gevangenen, en verzamelden eene groote menigte fpietzen en boogen , die wy in de boots medevoerden. Op dit berigt wilde ik van daar zeilen; geen lust hebbende om my aan den Kryg met de Inboorelingen bloot te ftellen; doch myne Reisgenooten drongen 'er op dat ik de Haven zou invaaren ; het onmogelyk vindende hunne woede te doen bedaaren , ftemde ik toe. Wy ligtten het anker , en zeilden met een flap windje, met de boots vooruit de Baay in, en ankerden op omtrent honderd vademen van den wal. Zo ras ik in de Baay aan den mond van eene Rivier by het Eiland Formofa , op den zeven en twintigften ten anker lag , deed ik acht en twintig man, onder het bevel der Heeren baturin en crustiew , met de floep na Land gaan. Zo ras zy daar kwamen , traden vyftig Eilanders hun te gemoete , die boomtakken in de handen hielden ; dewyl dit volk ongewapend was, ontving de Heer baturin hun vriendlyk. Zy wierpen zich eerst aan de voeten van myn volk neder , en gaven door tekenen te verftaan , dat zy vergiffenis verzogten. Deeze vrywillige onderwerping deedt de woede myner Tochtgenooten bedaaren , eenigen hunner liepen na ftrand en riepen ons toe , dat alles wel was. Op deeze vreedzaame verfchynzels verbeeldden zich onze Medegenooten , dat zy zich mogten waagen in de wooningen der Indiaanen , en verklaarden aan de Heeren baturin en crustiew , dat zy na het  76 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN liet Dorp wilden gaan. Zy begeerden na geen afraaden te luisteren : en ondanks het verbod dier I leeren , trokken 'er twee en twintig na het Dorp. Onderligt van deeze ongehoorzaamheid , befloot ik zelve aan wal te gaan , met vyftien Man, ik trok onmiddelyk op 't Dorp aan, 't geen niet diep Iandwaards in lag. Naauwlyks hadden wy eenige ichreedcn wegs afgelegd , of ik hoorde een geweldig vuur en een jammerlyk gefchreeuw. Het geraas vermeerderde , eindelyk zag ik myn volk vlugtende, naagezet door een aantal Zwarten , die hun met allen fpoed volgden. By my komende, hielden zy ftand, doch flegts zeven hadden wapenen , de overigen waren geheel uitgefchud, en veele pylen ftaken in hun naakt ligchaam. De ongewapenden beval ik na boord te gaan , en de anderen by my neemende , ging ik met myne Manfchap den hoop Eilanderen te keer ; eenigen onder hun waren gewapend met onze fnaphaanen. Ongelukkig voor hun dat zy 'er het gebruik niet van kenden ; en daar zy voor uit liepen, vielen zy de eerften voor ons vuur. Slegts twee hunner onrvlooden den dood , hunne fnaphaanen , om 'er in 't vlugten niet door belemmerd te worden , wegwerpende. Op het oogenblik dat de Indiaanen weeken of liever vlooden, kwam de Heer kuzneczow met twintig man ter verfterking, die hun uit hun Dorp verdreef, en't zelve op verfcheiden plaatzen in brand ftak. Naa de volle nederlaag der Eüanderen telden wy de dooden ten getale van meer dan twee honderd ; veelen waren gewond en gevlugt. Van  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 7f Van deezen krygstocht wederkeerende , ontdekten eenigen der Medegenooten , eene kleine Haven in de Rivier , waar zy zeven Boots en een noch onvoltooide Bark vonden. In deeze ftaaken zy den brand, en voerden de Boots , belaaden met de wapenen der Eilanderen , mede. Zo ras alles gedaan was, ging ik aan boord, en zette de belhamels in de muitery tegen baturin en crustiew gevangen. Dit voorval deedt het verlangen myner Reisgenooten om hier te verblyven , geheel verdwynen. Zy verzogten my eene andere ankerplaats op te zoeken. My bedienende van de ftilte liet ik het anker winden , en bragt met behulp der boots het fchip uit de Baay. Naauwlyks waren wy den Noordhoek omgezeild , of de ftroom dreef ons Noordwaards. Met den dageraad bevonden wy ons tegen over een kleine Baay , waar ik befloot in te zeilen ; doch dewyl de ftroom ons daar voorby dreef, wierp ik het anker op zes vademen. Omtrent acht uuren kwam 'er een klein koeltje, en ik maakte gereedheid om weder onder zeil te gaan , als ik twee Canoos op ons fchip zag aanroeijen. Ten tien uuren waren zy by ons , een hunner feinde ons, roepende Signor houvritto vai , vai! Door tekenen gaven zy ons te verftaan, dat wy hun zouden volgen. Ik deed het, alle de boots uitgezet hebbende, om terftond gereed te zyn , indien ons iets mogt overkomen ; doch wy voeren gelukkig eene fchoone Haven in , waar ik ankerde aan den Zuidlyken oever, met oogmerk om gedekt te  ?3 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te zyn voor alle winden. Wy lagen op drie vademen , met het fchip zo naby aan land , dat men op den wal kon fpringen. -— Ik moet hier aanmerken , dat , in dit jaargetyde , een geweldige ftroom langs het Eiland Formofa loopt , welke het fchip in één uur een en drie vierde myl Noordwaards voortdreef; doch ik nam waar , dat die eigende ftroom het fchip alle de inhammen van de Kust deed volgen 4 en ons altoos op denzelfden afftand van de Kust hieldt. Op den acht en twintigften van Augustus aan deezen oord van Formofa geankerd met fchoon , doch zeer heet weêr , hadden wy naauwlyks tyd om ons loopend touwwerk in orde te brengen , of een verbaazend getal Eilanders , van beide Sexen, vertoonde zich , medebrengende Gevogelte , Ryst, Zuikerriet, Zwynen , Orange-appelen en andere Vrugten , die wy inruilden voor Spelden , Naalden, en andere kleinigheden. Schoon dit volk zich zeer vriendlyk gedroeg, durfde ik het niet waagen my op hun te verlaaten. Hierom hield ik beftendig twaalf van myn volk onder de wapenen, 's Naamiddags omtrent drie uuren , verfcheen een hoop Eilanders met een Man aan hun hoofd, op eene grappige wyze gekleed , deels op de Europifche , deels op de Indiaanfche wyze. Op 't hoofd hadt hy een hoed met een galon geboord , op zyn zyde hing een groot zwaard; zyne kousfen waren van laaken, en zyne fchoenen ongetwyfeld van zyn eigen maakzel. Deeze vertooning verbaasde my, en ik zond terftond den Heer kuzneczow om hem te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 79 te gemoet te treeden ; doch , daar deeze de taal diens Mans niet kon verdaan , bragt hy hem aan boord. Ik verftond, dat hy een Spanjaard van Manilla was , die tusfchen de zeven en acht jaaren onder deeze Eilanders gewoond , en veel vertrouwen by de Inwoonderen van verfcheiden plaatzen gewonnen hadt. Zeer beleefd boodt hy my zyn huis aan ; doch ik oordeelde meer te moeten weeten , eer ik my aan hem toevertrouwde. Hy verhaalde my, dat hy van Manilla na het Eiland Formofa gevlugt was in een vaartuig, bemand met zes zyner flaaven; dat hy de vlugt hadt moeten neemen : dewyl hy in een vlaag van woede zyne Vrouw en een Dominicaaner, die hy by haar vondt, gedood hadt. Zyn naam zeide hy was Don Hieronimo pacheco , voortyds Capitein van de Haven Cavith te Manilla. Deeze Spanjaard verzeekerde my , dat ik veilig kon vertrouwen op het volk in deeze ftreek , die de beste lieden van de geheele wereld waren , en zich aan my verpligt hielden voor de behandeling hunnen vyanden aangedaan : want de tyding van myn gehouden gedrag omtrent de Formofaërs aan de laatst verlaatene plaats was reeds tot hier gekomen. Op dit goed nieuws deed ik hem een gefchenk van een vol ftel Kleederen , van eenige Hembden, en een goeden Zabel. Ik beloofde hem verder fchietgeweer en andere gereedfchappen te zullen geeven, mits hy ons byftand boodt , geduurende ons verblyf ; dit beloofde hy, en betuigde my niet te zul-  8o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zullen verhaten zo lang ik my op 't Eiland onthield. Een weinig met de Eilanders gefprooken hebbende , vertrokken zy , en hy bleef dien nagt over by ons. In den avond berigt ontvangen hebbende dat ons water begon te ftinken , gaf ik last met den morgenftond versch water te haaien; en vroeg aan Don hieronimo pacheco, waar het beste te vinden was. Hy zeide my, dat de Eilanders my goed Welwater zouden bezorgen ; maar dat 'er een Waterplaats was niet verre van een uitfteekende rots , die hy aanwees, waar wy het beste water zouden vinden, dat ergens te krygen was. Doch hy waarfchuwde my teffens , dat de Eilanders van dien oord met zyne vrienden in oorlog waren , en het daarom noodig zou weezen eenige gewapenden aan de Waterhaalers mede te geeven. Ik beval daar op den Heer panow , 's morgens vroeg met twaalf Medegenooten derwaaids te gaan , en op zyne hoede te weezen tegen alle verrasfing. Niet gerust op deeze genomene voorzorg, beval ik dat men my, vóór zy van boord gingen, zoude wekken, en hun allen geroepen hebbende , beval ik hun andermaal wel op hunne hoede te weezen. Zy gingen eerst ten acht uuren heenen , zo lang opgehouden zynde door het herftellen van eenige vaten. Naa dat de boots vertrokken waren , trad ik in gefprek 'met den Spanjaard , die ik bemerkte volkomen kennis van het Eiland te hebben. Van hem verftond ik , dat een gedeelte van het Eiland aan de Westzyde onderhoorig was aan de Chineefen; maar  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 81 maar dat zes zevende gedeelten onafhanglyk , en een derde gedeelte van die Wilden waren , onder welken wy ons thans bevonden. Hy verzekerde my , hoe zyns bedunkens , met zeer weinig byftauds, het bemagtigen van het Eiland, en het uitdryven der C/iineefen zeer gemaklyk zou kunnen gefchieden. Zyne redenkaveling , en de zamenloop van omftandigheden door hem opgehaald , I evielen my , en ik luisterde met te meer genegenheids, daar ik het ontwerp vormde om zyn plan uit te voeren. Ik bediende my daarom van de tegenwoordige gelegenheid om hem voor te fteilen , dat hy met my na Europa zou wederkeeren. Doch dit floeg hy volftrekt af, met verzekering dat hy Europa genoeg kende, om den Hemel te danken dat hy 'er uit was. Hy voegde 'er nevens , dat hy gewoon geworden aan de lcevenswyze op Formofa , en een goede Vrouw met verfcheiden Kinderen hebbende, pligts- noch genegenheids halven dit Eiland kon verlaaten. Ons gefprek werd door den Middagmaahyd afgebrooken. Toen wy , den negen en twintigften, aan tafel zaten, gaf Don hieronimo zyne verwondering te kennen , dat ons volk , daar de waterplaats zo naby was , nog niet wederkeerde , en verzogt my een Hoep op kundfehap uit te zenden. De Heer kuzneczow voer terftond met acht man heen , en kwam ten twee uuren , met de Canoe en de Periagua op 't fleeptouw te rug. Zo ras zy naderden , ftond ik verfteld dat eenigen hunner bebloed waren , en pylen in 't lyf hadden , en noch den III. Deel. F Heer  82 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Heer panow, noch den Heer loginow ziende, begon ik het ergfte te vreezen. Toen de floep aan boord kwam, gaf de Heer kuzneczow my berigt, dat panow en loginow doodlyk gewond waren , en dat john popow verflagen lag. Naa dat de Heeren panow en loginow aan boord gebragt waren, om hun allen mogelyken byftand te bieden , onderzat ik het geval. Het hadt zich dus toegedraagen. De Heer panow, alles rondsom opgenomen, en «een mensch daar omtrent ontdekt hebbende , ha.it lust gekreegen om zich te banden , terwyl de Medegenooten bezig waron niet de watervaten te v\d..n; 'hy hadt de andere uitjienoodigd om hem te volgen. Doch naauwlyks hadt hy zyne kleederen uitgetrokken en zyne wapens nedergelegd, of hy werd overvallen door twintig Indiaanen , die met pylen op hem fchooten. Popow werd eerst doodryk getroffen , ■ vervolgens vielen panow en logiWow , en alle de overigen werden gewond ; en zeker zou niemand hunner het ontkomen weezen , indien volinsky en andre niet op de Eilanders gevuurd hadden uit de ('„moe , waar in zy de vlugt namen. Zy voegden 'er by, dat zy niet na boord durfden komen , en den Heer panow , die zo wel ■M de Heer loginow , van tyd tot tyd , tekens van leeven gaf, wriaaten. In deezen ftaat bevonden ey zich toen de floep tot hunne verlosfing kwam. Op dit ber-igt liep ik na myn 'Vriend panow , rondsom hem vond ik al het volk vergaderd; maar, Hefeerlg te hooren wat hy fprak , zonder hem te itooren , drong ik niet daor. Di laatile woorden van  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 83 van dien onfchatbaaren Vriend zal ik nooit vergeeten, hy uitte zich tot de omftanders in deezer voege. „ Myne Broeders ! berigt myn Vriend , onzen „ Bevelhebber , dat myn eenige fmert in het ver„ laaten van dit leeven hierin beftaat , dat ik niet „ langer in ftaat zal weezen om hem in zynen ar„ beid by te ftaan. Zegt hem, dat ik hem als my „ zeiven bemin , en dat ik wel vergenoegd zou fter„ ven , wanneer ik zyne verdiensten en deugd be„ loond mogt zien. Verzoekt hem, uit myn naam, ,, myn dood niet te wreeken; maar zich te vreden „ te houden met myn Broeder van dit ongeluk be„ rigt te geeven. Neemt , myne Vrienden , een „ voorbeeld aan my; had ik den raad van ons Op,, perhoofd , van onzen Vriend, gevolgd, ik vond „ my niet in dit doodsgevaar. Eerbiedt en gehoor,, zaamt hem , als een Vader ; en gy , ongelukki,, ge Vriend stephanow, leg uwen trotfchen aart „ af, en dien haat , welken gy in 't diepst van „ uw hart omdraagt tegen dien waardigen Vriend. ,, Vervul myne plaats door uwe getrouwheid om,, trent hem." Op deeze woorden trad ik nader. Maar Hemel ! welk een gezigt ! hy fcheen alle zyne kragten herkreegen te hebben. Hy greep myn hand , weende , hy omhelsde my; doch was een geruime wyl niet in ftaat een enkel woord te fpreeken; in 't einde riep hy uit. „ Helaas! dier„ baare Vriend ! Ik zal welhaast niet meer zyn — ,, Ik ben 'er zelve de oorzaak van. ■— Maar ver„ geef het my. Myn laatfte wensch is , dat de Hemel u altoos vrienden geeve gelyk ik. F 2 „ Gy  84 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ Gy zyt ze waardig. Mogt het den Hemel „ behaagen , dat dit Land , 't welk binnen kort, „ myne beenderen zal bedekken , U ten erfdeel „ viele !" De dood belette hem de fpraak, en beroofde my van dien getrouwen Vriend. Loginow hadt eenige oogenblikken te vooren de tol der Natuur betaald. Ik befloot terftond hun te begraaven; maar dewyl ik zorg wilde draagen, dat hun overfchot ongeftoord mogt rusten , verzogt ik Don hieronimo , met zyne Vrienden de Eilanders te fpreeken, en verlof tot de begraafenisfe op hun grondgebied te verzoeken. Gereedlyk verkreegen wy toeftemming, en wy volvoerden de Lykftatie in alle orde. Ik liet twee en twintig kanonfchoten te deezer geleegenheid doen , en beval andreanow de volgende woorden te houwen op een fteen. „ Hier ligt vasili panow , een Rusfisch Edel„ man van doorlugtige geboorte en verdienden, de „ getrouwe Vriend van Mauritius benyowsky , „ die verraadlyk vermoord werd , met twee ande„ re Reisgenooten joiin loginow en john popow, „ door de Inwoonderen deezes Eilands , op den „ 29 van Augustus MDCGLXXI." Naa de begraafenis verklaarde my Don hieronimo , dat zyne Vrienden beflooten hadden den dood myner Reisgenooten te wreeken , en dat zy , ingevolge hier van op de Nabuuren zouden losgaan. Myne Medegenooten deeden mede den voorflag van wraakneeming , welke zy reeds begonnen hadden door het ombrengen onzer drie Indiaanfche gevangenen. Terwyl ik my dus gedrongen vond om uk- fpraak  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 85 fpraak te doen , onderrigtte my de Spanjaard, dat de Canoe , die wy op ons aan zagen roeijen, vol zat van onze vyanden. Myne Medegenooten wagtten geen bevel af, maar fnelden na de boots , en vielen op de Eilanders aan. By het eerfte vuuren vielen 'er dertien , de overigen werden «an boord gebragt , en terftond aan de Raa opgehangen. Ik verklaarde hun, dat deeze flachting genoeg, en het voorzigtig was den kryg niet verder voort te zetten ; maar helaas ! ik vond geen gehoor. Zy volhardden in hun befluit om de Indiaanen op te zoeken, en hun de heftigheid van hunne wraak te doen gevoelen. Naardemaal ik ter wederhouding op de gemoederen deezer verwoeden niets vermogt, was ik genoodzaakt te belooven, dat ik hunne verrigtingen zou beltuuren ; ten einde zy hun leeven niet roekloos en zonder vrugt mogten waagen. Myn befluit dus genomen zynde , ving ik het werk met ernst aan. Te deezer oorzaake verzogt ik den Spanjaard myn volk te geleiden na de voornaamfte verblyfplaats der vyandlyke Formofaanen ; en daar hy beloofde ons te vergezellen, gaf ik hem een goede Carabyn. Hy verzogt honderd van zyne Indiaanfche vrienden te mogen medeneemen. Ik gaf hem te verftaan, dat dit arme volk veelligt het flagtoii'er zou kunnen worden van hunne goede oogmerken , en den dood ondergaan door de hand myner Medegenooten , door hun niet van de vyanden te onderkennen. Deeze zwaarigheid nam hy uit den weg door voor te (tellen , dat elk van onze party een (tuk linnen om den flinker arm zou draagen. F 3 Ge-  &6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Genoegzaam keurde ik deeze voorzorg en ftemde toe in zyn verzoek. Onmiddelyk ging hy aan land om de noodige toebereidzelen te maaken tot den aanval, die vastgefteld werd by het aanbreeken van den dag. Omtrent* zeven uuren 's avonds deed ik het fchip door de booten fleepen op de hoogte van de Rivier, waar de moord gefchied was , en ankerde aldaar, 's Morgens ten drie uuren beval ik zes en veertig Medegenooten aan land te gaan onder het bevel der Heeren crustiew, kuzneczow, baturin, wynbladth en stepiianow. Wy wagtten op de komst van Don hieronimo , die ten vier uuren opdaagde. Zy toogen toen landwaards in; doch wy hoorden niets voor omtrent zeven uuren, toen het fchieten met klein geweer my verzekerde , dat de flag begon. Kort daar op zag ik eene menigte Eilanders , na een fteilen berg wyken ; myne Medegenooten aan boord richtten het kanon dervvaards, en veroorzaakten een geweldige flacbting. Deeze ongelukkigen , zich aan den eenen kant door myne gewapende Manfchap , en aan den anderen kant dooide Eilanders, onder het geleide van den Spanjaard geprangd vindende , vielen op den grond neder. Ik vond my toen gedrongen aan myn volk te doen verklaaren, dat ik op hun zou laaten vuuren, zo zy voortvoeren met moorden. Op deeze boodfchap vergenoegden zy zich met Gevangenen te maaken, wier getal zes honderd drie en veertig beliep. Gedooden telde men elf honderd zes en vyftig. 't Geen mi 't meest verwonderde was, dat onder de Gewon-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 87 wonden en Gevangenen veele Vrouwen waren, op dezelfde wyze als de Mannen gewapend. Onze krygstocht dus geëindigd zynde, zonder dat iemand van onze zyde eenige de minste wonde ontving , vervoegde ik my op 't ftrand. De Indiaanen booden my de flaaven aan ; maar dewyl ik 'er geen dén wilde aanneemen, koos de Spanjaard 'er vyftig, en liet de overigen aan zyne Vrienden. Ik vergenoegde my met alle hunne wapenen aan boord te brengen. Omtrent tien uuren verfcheen een party onzer Vrienden-eilanderen , met omtrent twee honderd Vrouwen, Kinderen en oude lieden, door hun gevangen genomen. De geheele bende was verrukt van vreugde, en keerde na hunne wooningen te rug; doch wat my betreft, ik begeerde eene plaats te verhaten , die niets vertoonde dan de verwoesting van een Dorp , door de onzen in brand geftooken , en begaf my weder na de eerfte ankerplaats. F 4 AGT  88 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN AGT EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf gaat aan Land. Een Legerplaats opgerigt. Bezoek des Generaals van Prins Huapo ; van den Prins zelve. Vei bintenis met dien Vont aangegaan. Toebereidzels tot een Kryg tegen een vyand van huapo. IVÏyn Vriend de Spanjaard uit my verftaan hebbende , dat ik wenschte eene Legerplaats aan den oever op te flaan , verzogt my op den eijjen dag , den dertigften Augustus , dat ik hem wilde vergunnen de noodige toebereidzelen te maaken. Op myne gegeevene toeftemming ging hy aan land, en keerde 's naamiddags ten drie uuren , mtt omtrent vyf honderd Eilanders , weder , die hutten voor ons begonnen op te rigten. Verfcheiden waren vóór den avond, gereed. Ik ging zelve aan land met de Vrouwen, de elf gewonden van het gevegt, waar in panow zyne doodwonde ontving, en zestien man tot een wagt. Met het vallen van den avond (lelden de Inwoonders aan onze regter zyde eene wagt van veertig man , om ons , zo zy betuigden , te beveiligen , voor de aanvallen der Bondgenooten van het volk, tegen 't welk wy, met zo veel voordeels , geoorloogd hadden. Toen  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 89 Toen de morgendond aanbrak, boodt Don hieronwo zyn Gezin my aan , nevens een groot aantal zyner Vrienden ; en gaf berigt , dat huapo, een Prins des Lands, zou komen om zyne dankbetuiging by my af te leggen, wegens liet wreeken zyner ün térdaahén op de twee Volken, hunne vyanden. Volgend zyne beduiding woonde huapo in eene ftad ruim dertig myJen landwaards in gelegen ; dat de middelde gedeelten zyner Heerfchappy zeer befchaatd waren , gelyk ook het geheele VVestlyke gedeelte van het Eiland: de Oostkust alleen werd bewoond door een wild volk , van 't welk hy nogthans uitzonderde het grondgebied aan huapo toebehorende , waar men een heusch en vlytig gedacht aantrof. Hy voegde 'er by, dat Prins huapo, tusfchen de tw ntig en vyf en twintig duizend gewapende mannen kon te velde brengen , en des niet tegendaande werd hy in zyne Hoofddad menigmaalen ontrust , door de party der Chineefen of derzelver Bondgenooten. Naa dit berigt gaf hy te verdaan , dat het gereedlyk zou gelukken een Verdrag met dien Prins te fluiten,en Vastigheden aan te leggen in zyn Land, welks voortbrengsels bedonden in Goud, Crylial, Vermilioen , Zuiker , Kaneel, Zyde, en boven al de fraaide foorten van Hout; deeze zouden eenen voordeeligen Handel kunnen uitleveren ; in verruiling hier voor zouden zy ontvangen eene menigte van run we waaren, Yzer, Europisch Laken, waar op de verkoopers tweemaal het capitaal zouden winnen. F 5 Hier  90 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Hier over liep ons gefprek, toen het werd afgebrooken door de aankomst van den Bamini of Generaal. De Spanjaard haastte zich om hem te gemoet te treeden , en ik liet hem , door myne Medegenooten , met drie fchooten uit de fnaphaanen begroeten. Naby myne Legerplaats gekomen zynde, deedt hy een Tent opflaan , op den grond fpreidde hy een kostbaar tapyt, ging 'er op zitten, en noodigde my het desgelyks te doen. De Spanjaard ftondt by ons om als Tolk te dienen. Naa de eerfte pligtplegingen vroeg hy wie ik was? van waar ik kwam ? en wat my op net Eiland Formofa hadt doen landen ? enz. Ik antwoordde kortlyk op alle deeze vraagen, dat ik een Generaal van een Koningryk was , die Krygsgevangen genomen zynde, myne ontkoming bewerkt hadt met een gedeelte myns volks, om na myn Vaderland weder te keeren ; dat ik , het Eiland Formofa op myne Zeereis aantreffende , op de Kust ankerde om water in te neemen; maar dat de wreedheid door twee Volken aan myne Reisgenooten betoond, de wraak gevorderd hadt door my genomen , en dat ik my gereed maakte om na myn Vaderland weder te keeren. Hy verzogt my , dat ik het vertrek zou uitftellen tot de aankomst van Prins huapo , die zo veel wonders van my gehoord hebbende, beflooten hadt my in perfoon een bezoek te geeven; in gevolge hier van was hy gekomen met een gedeelte Krygsvolk, om my tegen myne vyanden te verdeedigen. Ik antwoordde , zeer gevoelig te zyn , wegens de goe-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 91 goede geneigdheid des Prinfen; dat het my veel eers zou weezen hem te zien , en nog meer hem alle diensten, my mogelyk, te bewyzen. Dat de voorzorg om Krygsvolk te myner verdeediging te zenden overtollig was , dewyl geen geweld iets tegen my vermogt. By deeze verklaaring voegde ik de verpligtendfte betuigingen aan den Bamini , dien ik terftond een fraaijen Zabel ten gefchenke aanbood ; doch hy weigerde zeer beleefd dit gefchenk aan te neemen , verklaarende het niet te mogen doen buiten kennis van den Prins. Naa dit gefprek onthaalde hy my op Thee en Tabak , toen en by tusfchenpoozen deedt hy Betel en Areca-noot my toedienen met een kleine hoeveelheid lym, ik kauwde dit alles te zamen , en vond het hoogst walglyk. De kleeding van deezen Generaal bellondt uit een langen rooden Pantalon (*), Chineefche halve Laarsjes , een wit Hembd met een zwart Kamifool, en een rood overkleed , met eenige Koraalen knoopen in Goud gezet. Op zyn hoofd hadt hy een Muts van ftroo , zeer fcherp toeloopende , het boveneinde was vercierd met rood geverfd Paardenhair. Zijne wapens beltonden in een Zabel, een Lans , een Boog met een Pylkooker , gevuld met vyf en twintig pylen. De krygslieden die hem vergezelden waren geheel naakt, uitgenomen een ftuk blaauw laaken om den middel; hunne wapens waren Spietzen en Boogen. Toen (*) De Pantalon is een naauw kleed ^igt aan 't lyf, cn uit étn ftuk van 't hoofd tot de voeten.  92 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Toen op den een en dertigften van Augustus alle onze Hutten voltooid waren , deed ik al myn volk aan Land komen. Op de twee hoogtens door my aangelegd, plaatfte ik vier (lukken kanon, twee aan elke zyde van myne Legerplaats. Slegts acht man bleeven , tot een wagt aan boord. Onze maaltyd duurde niet lang. De FormofaanJche Generaal at met eene verbaazende ichielykheid, zonder een enkel woord te fpreeken : naa dat hy' zeer veel Ryst met eenige (lukken gebraaden Vleesch binnen geflingerd hadt , ftondt hy op , begon zyn Betel te kauwen en Tabak te rooken. Dewyl ik myn Hof by hem wilde maaken , volgde ik zyn voorbeeld , fchoon myn mond als in brand ftondt. Naa het eeten wandelden wy de Legerplaats rond. Toen wy by 't gefchut kwamen, verzogt de Bamini my, dat 'er kanon mogt afgeftooken worden. Ik beval terftond op vyf honderd fchreeden afftands een doel op te rigten , en zette zelve het kanon. By het tweede fchot viel een Boot door de Eilanders tot een doel gezet , in ftukken. De Formofaanfche Generaal ftondt hier over ten hoogden verdeld. Om zyne verwondering nog hooger op te voeren, beval ik myn Volk hunne fnaphaanen met fcherp te laaden, en te fchieten op een plank , tachtig fchreeden van ons af geplaatst. Zeer weinigen fchooten mis, en dewyl de plank doorfehooten was, gaf zulks hem geene geringe voldoening , die hy te kennen gaf door my veele toejuichingen te geeven. 's Avonds omtrent vyf uuren ontving de Bamini een Boode; die hem de naderende komst van huapo be-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 93 bekend maakte. Hy verliet my daar op en ging eene Legerplaats vervaardigen. Ik nam deeze gelegenheid waar om eenige Vuurwerken te doen gereed maaken, en tenens dien Prins het vermaak te fchenken om onze krygsverrigtingen te zien. De Eilanders waren intusfchen zo gemeenzaam met ons geworden , dat zy hunne Dogters vry in onze Legerplaats lieten ; het is opmerkenswaardig, dat 'er geen voorbeeld was van eenige kleine dievery door hun gepleegd , fchoon ons Volk zich vry agteloos gedroeg. Ik befteedde den nagt tot het voorzetten van het benoodigde tot de Vuurwerken. Met den dageraad maakte Don hieronimo zyne opwagting by my , maakte de aankomst van den Prins bekend, met bygevoegden raad , dat ik twee myner Officieren hemwaards zou zenden , in ftede van zelve te gaan. Dewyl hy zich tot Tolk aanboodt, fchikte ik tot die bezending de Heeren crustiew en kuzneczow , vergezeld van zes gewapende Medegenooten. Naa hun vertrek klom ik op een hoogte om de vervaardigde Legerplaats te zien, en ontdekte dat 'er eene zekere fchikking was in agt genomen. De Tent voor den Prins ftondt in 't midden, de andere daar rondsom. Omtrent acht uuren zag ik het Krygsvolk intrekken, en eindelyk verfcheen de Prins. Eerst kwamen 'er zes mannen te paard, met eene foort van Standaard. Op deezen volgden eene bende Voetvolk met pieken , naa dezelve tusfehen de dertig en veertig Ruiters, en een andere hoop Voetknegteu met boogen ; deeze werden opgeflooten door  94 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN door eene bende met ftokken en bylen gewapend ; en ten laatften kwam de Prins, vergezeld van twaalf of vyftien Officiers, gezeten op kleine, doch fraaije Paarden. Het overige krygsvolk trok zonder geregelde orde aan , elk nam zyn intrek waar hy best kon, en 'er werd geene wagt uitgezet. Ten elf uuren keerde Don hieronimo weder om my uit naam van den Prins te noodigen , fchoon de afftand niet groot was, bragt hy verfcheide Paarden mede. Ik fteeg terftond op , en bevond my fchielyk in de tent van den Prins. Zyn voorkomen trof my op 't eerfte gezigt. Hy was tusfchen de dertig en vyf en dertig jaaren oud , ruim vyf voeten lang , fterk van geltalte , leevendig van oogen en Vorstlyk van houding. By hem ingeleid zynde, vond ik, dat de Heer crustiew reeds zeer gemeenzaam was. Deeze betuigde my in 't Rusjisch, deeze Man zou ons zeer te ftade komen , indien wy ten oogmerk hadden op Formofa te blyven ; hy kon my verzekeren , dat ik Koning van het Eiland kon worden , wanneer het my behaagde. Naauwlyks hadt hy dit gezegd, of de Prins fprak my aan door onzen Tolk, verklaarende , dat ik welkom was op het Eiland; dat hy met de grootfte voldoening vernomen hadt, op welk eene wyze wy zyne vyanden hadden behandeld , waar voor hy my zynen dank betuigde. Hy voegde 'er nevens , niet te twyfelen of ik was de Perfoon , wiens komst voorfpeld was door de Propheeten, naar luid van wier voorzeggingen een Vreemdeling zou komen met fterke Mannen om de Formofaanen van het juk der Chi- nee-  des GR AA VEN van BENYOWSKY. 95 neefen te verlosfen ; waarom hy beflooten hadt by my een bezoek te komen afleggen, met aanbod van al zyn magt om my te helpen en te gehoorzaamen. Deeze aanvang der onderhandelingen deedt my van ftelzel veranderen, en de Spanjaard bragt my ongevoelig om eene nieuwe rol te fpeelen, door huapo te verzekeren , dat ik een groot Prins was , die Formofa kwam bezoeken, met oogmerk om ten vollen onderrigt te worden van de gefteltenis der Chineefen op het Eiland , en de wenfchen der Eilanderen te vervullen , door hun te ontheffen van de magt diens verraadlyken volks. Naa deeze onderrigting bedankte ik den Prins voor zyne my gunstige oogmerken , hem verzekerende, dat ik 'er akoos een gedeelte myner eere in zou ftellen in iets toetebrengen tot het geluk eens volks , gelukkig onder het beftuur van een zo wys en verftandig Prins. Maar , dat ik , thans alleen gekomen zynde met oogmerk om verbintenisfen aan te gaan met de inwoonderen des Eilands , en wel byzonder met den Prins , my by eene andere gelegenheid nader zou verklaaren : dewyl die zaaken in 't geheim dienden behandeld te worden. De Prins fcheen voldaan over dit antwoord, en verzogt my met hem te eeten. De Heer crustiew en kuzneczow waren mede van de party , zo wel als de Spanjaard , dien de Prins in zyne gunste aannam , en onmiddelyk naar de Landswyze deedt kleeden , hem tellens een Gordel en Zabel geevende als merktekens van onderfcheiding. De Prins ftelde my naa den gehouden maaltyd voor  yó GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN voor om myne Legerplaats te bezoeken. Terwyl onze Paarden werden gereed gemaakt, vaardigde ik den Heer crustiew af om myn volk in orde t& fcbikken , en den Prins met krygseere te ontvangen ; hy was vergezeld van omtrent vyftig Officieren te Paard ; de gcbeele trein van Kryu.-heden volgde hem op omtrent drie honderd fchreeden afftands. Toen wy in 't gezigt onzer Legerplaats kwamen , begon het fchieten met kanon , en de verbaasde Prins liep groot gevaar van in het lot zyner Officieren te deekn , die meest allen van hunne Paarden geworpen wierden door de fprongen en beweegingen welke deeze dieren maakten , op dit hun ongewoon geraas , en niet voorwaards wilden. Wy fteegen daarom af en kwamen in de Legerplaats, waar de Manfchap den Prins begroette met driemaal los te branden ; deeze plegtigheid eindigde met twintig kononfchoten van het fchip. Deeze luidrugtige ontvanging fchonk hem een onuitfpreeklyk genoegen , hy gaf my de hand , en dus gingen wy na myn Tent, alleen gevolgd door zyn Generaal en drie andere Officieren. Welhaast hervatte hy het gefprek, de redenen opgeevende, waarom hy de Chineefen uit het Eiland wilde verdreeven hebben ; en 'er bleef my geen twyfel over, of'trotsheid was het roerzei nm hun te beoorlogen. Zyne begeerte , ten dien opzigte , zou zeker voor my zrer voordeelig geweest zyn , indien ik my had voorgefteid in dit Land te blyven ; maar dewyl rryn befluit was zo fchielyk mogejyk naa Europa weder te keeren , oordeelde ik het geheel ongeraa- dcn  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 97 den my in te laaten tot eenige onderneemingen , die , zelfs als zy gelukkigst flaagden , myn wederkeeren min noodzaaklyk zouden doen worden. Maar, aan den anderen kant, ten vollen overtuigd zynde, dat ik door eene verbintenis met dien Prins , in ftaat zou weezen om de vestiging op dit Eiland aan eenige Europifche Mogendheid voor te flaan, befloot ik alles wat in my was aan te wenden, om de goede gedagten van deezen Prins mywaards aan te kweeken. In den naamiddag betuigde de Prins zyne begeerte om het fchip te bezigtigen. Ik beval onmiddelyk dertig onzer Medegenooten aan boord te gaan, en gaf den Heer crustiew last om den Prins te vergezellen , met onderrigting om hem , zo lang mooglyk aan boord te verrnaaken , op dat ik tyd mogt winnen tot het vervaardigen der Vuurwerken. Alles was omtrent zeven uuren gereed , ik bragt den Prins op eene plaats, waar hy het best kon zienj en na het losfen van drie zwaare kanonitukken begon het Vuurwerk. Hy betuigde zyne voldoening, maar voegde 'er by, dat de Chineefen 't zelfde deeden. Hierop vertrok de Prins , naa my zyn Gordel en Zabel gegeeven te hebben als een teken, dat hy de magt met my wilde deelen over zyn Leger, 't welk acht duizend man fterk was; doch niet meer dan twee honderd en zestig Ruiters telde. Zo ras de Prins vertrokken was, hield ik eene Raadsvergadering, waar in ik den Heer stephanow in zyne eer herftelde, en bekwaam oordeelde voor ons vertrouwen; en beval den Heer crustiew, om hem III. Deel. G als  99 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN als zodanig by alle onze Medegenooten bekend te maaken. Ten zelfden tyde befchikte ik het vervaardigen der gefchenken voor Prins huapo , beftaande uit twee fttikken kanon , die ik als ballast medevoerde , dertig goede Musketten, zes vaatjes Kruid, twee honderd yzeren Kogels en vyftig ponden Lont. Met het aanbreeken van den dag zond ik de Heeren crustiew , wynbladth en kuzneczow , om den Prins berigt te geeven van de Gefchenken , waar by ik dertig gemeene Japanfche Zabels voegde , en één zeer uitfteekend gewerkte voor den Prins huapo zelve , benevens twintig andere voor zyne eerfte Officieren. Don hieronymo kwam van wegen den Prins my een kort aanftaand bezoek aanzeggen ; hy zou alleen vergezeld weezen van zyne vertrouwdfte Officieren , het oogmerk was de Gefchenken te ontvangen , en met my te handelen over zaaken van de uiterfte aangelegenheid. Twee uuren laater verfcheen hy; dien tusfchentyd had ik my ten nutte gemaakt, om met den goeden Spanjaard te fpreeken, en hem vraagen te doen ; 't geen my hielp in 't opmaaken myner antwoorden. Eerst deedt de Prins een zeer pragtige Tent naast de myne oprigten , belegd met fraaije tapyten ; in deeze werd ik ontvangen. Hy ving het onderhoud aan met dankbetuiging voor de ontvangen Gefchenken , en deedt voorts de volgende vraagen : 1. Of ik een gedeelte van myn Volk kon agterlaaten, om by hem te blyven tot myne wederkomst? 2. Of ik met my zou kunnen brengen een aantal Krygs-  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 99 Krygsvolk, gewapend met Musketten, en bedreeven in de behandeling van Kanon ? en wat het onderhoud van één duizend man zou kosten ? 3. Of ik hem Schepen met Kation voorzien kon bezorgen, en Capiteins om 'er het bevel over te voeren ? 4. Of ik den affhnd wilde aanvaarden, welken hy wilde doen van het Landfchap Havangfin, 't geen hy met de Steden , Vlekken , en Iuwoonderen my in eigendom wilde geeven , onder beding , dat ik hem met Europeaanen zou onderdeunen, tot hy de Chineefen uit het Eiland zou verdreeven hebben ; ten welken tyde hy my zyn geheele Koningryk wilde fchenken ? 5. Of ik genegen was hem by te ftaan in een krygstocht , dien hy gereed ftondt aan te vangen tegen een zyner Nabuuren ; onder voorwaarde , dat hy my met eene zekere fom en andere voordeelen zou begiftigen. 6. Dat hy , naa myn antwoord ontvangen te hebben, my zou voordellen om een deeds duurend Verbond van vriendfchap met hem aan te gaan ? Deeze vraagen fcheenen my het werk van Don HiERONiMO, fchoon hy niet wilde erkennen, dat ze van hem voortkwamen. Ik antwoordde : 1. Dat ik eene vry lange Reize nog te doen hebbende, geen van myn Volk op Formofa kon laaten. 2. Dat ik wel gewapende Manfchap en Kanon mede kon brengen ; maar dat het overvoeren van een duizend man, een duizend en vyf honderd ponden G a Gouds  ioo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Gouds zou bedraagen ; en dat het onderhoud van zulk een Leger 's jaarlyks vyf honderd ponden Gouds zou kosten. 3. Dat ik hem gewapende Schepen , zo als hy verlangde, kon bezorgen; maar dat elk fchip van twintig (lukken , vyftig ponden Gouds zou beloopen. 4. Dat ik het Landfchap Havangfin aanvaardde op dien voet als hy 't zelve wilde overleveren ; onder het beding, dat ik hem zou onderdennen tegen de Chineefen, tot dat zy uit zyne Heerfchappy gedreeven waren; en dat hy den eigendom zyns Koningryks my zou opdraagen. 5. Dat, fchoon het jaargetyde my drong om fpoedig te vertrekken , ik nogthans , om myne verknogtheid aan Prins huapo te betoonen, gereed zou weezen om hem in zyne krygsverrigtingen, bydand te bieden : zonder eenige belooning te vorderen , dan 't geen hem naar zyne vrye keuze zou behaagen aan myne Tochtgenooten te fchenken. C. Dat ik gereed was om een Vriendfchapsverbond met hem te fluiten , en hoopte dat hy , met zo veel opregtheid handelende als ik, welhaast Koning des geheelen Eilands Formofa zou weezen, en in daat om zich zeiven en zyne Familie te wreeken op den Keizer van China , van wegen de vervolgingen, welke zy voorheen van die Mogendheid hadden moeten lyden. De Prins, met veel aandagt geluisterd hebbende na myne antwoorden , liet ze op een papier aantekenen , waar op ik ontdekte, dat zyne vraagen des-  des GPvAAVEN van BENYOWSKY. 101 desgelyks gefchreeven waren. Hy deedt my voorftellen, of myn befluit onveranderlyk was ? en op een bevestigend ja , ftelde hy de plegtigheid der Eedzweering voor ; waar in ik met al myn hart toeftemde. Terwyl alles hiertoe werd gereed gemaakt , nam ik de gelegenheid waar om hem een Zabel, en een paar fraaije Piftoolen aan te bieden. Ik deed het zeltde aan zyn Generaal , en verzogt, dat hy de andere aan de voornaamfte Officieren des Legers wilde uitdeelen. Kort daar op berigtte de Prins dat alles gereed was , en wy traden uit , en vonden een klein vuur , waar op wy eenige fuikjes hout wierpen. Beiden kreegen wy een reukwerkvat. Deeze waren met outftooken hout gevuld; waar op wy reukwerk wierpen ; en ons Oostwaards keerende, deeden wy verfcheidene rookingen. Naa deeze plegtigheid las de Generaal de Vraagen en myne antwoorden ; als hy ophieldt, wendden my ons na het Oosten en herhaalden de reukwerkbranding. Op het voleindigen der voorleezing boezemde de Prins verwenfchingen en vloeken uit over hem , die het Vriendfchapsverbond tusfchen ons geflooten zou verbreeken. Donhieronimo onderrigtte my, dat ik het desgelyks zou doen , en vertolkte myne gezegdens. Dit gedaan zynde wierpen wy ons vuur op den grond, en ftaaken onze Zabels tot het gevest in de aarde. De omflanders bragten onmiddelyk eene menigte groote fteenen aan , waar mede zy onze wapenen overdekten, de Prins omhelsde my onder betuiging , dat hy my als zijn Broeder erkende. G 3 In  102 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN In de Tent wedergekeerd deed hy een geheel ftel kleederen naar 's Lands wyze gemaakt brengen en my aantrekken: dus toegerust gingen wy na de Legerplaats van den Prins , en werden met allerlei vreugdebetooningen ontvangen. Op onze aankomst was 'er een meer dan gewoone rykvoorziene middagmaaltyd gereed ; en dewyl de Prins myne Officieren genoodigd hadt , liet ik ze allen medegaan, uitgenomen den Heer baturin , die , in myn afwezen het bevel voerde. Geduurende den maaltyd werden wy onthaald op een zeer luidrugtig foort van Muzyk, en een aanhoudend getrommel. Van tafel opltaande was ik niet weinig verwonderd de twee ftukken Kanon aan den ingang der Legerplaats geplant te zien. Maar de Heer wynbladth onderrigtte my , dat myn Volk den Prins het plaifier gedaan hadden om ze daar te plaatzen. Ten vier uuren werden alle de voornaamfie Officieren byeengeroepen , met de Bamini aan hun hoofd; de Prins fprak een geruimen tyd met hun , en liet ze, zyne reden geëindigd hebbende, vertrekken. Een half uur daar naa fteeg de Prins , ik en de Spanjaard te Paard , reeden door het Leger heenen ; waar alle de Officiers my groetten. De wyze van groeten beftondt hier in, dat elk Officier met zyne (linkerhand den ftygbeugel aanraakt des genen dien hy groet. De Legerplaats doorgereeden hebbende gingen wy weder in de Tent des Prinfen; die 'er op aanftondt, dat ik my zou bepaalen om hem op zyn Krygstocht te vergezellen : dewyl ik beflooten had hem by- ftand  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 103 fiand te bieden , oordeelde ik het voegelyk iets van het geval te weeten. Ik kreeg de volgende onderrigting. Prins hapuasingo , Vorst van een nabuurig Landfchap , Bondgenoot en Schattingfchuldige der Chineefen, hadt, ingevolge vaneen gefchil eeniger byzondere perfoonen, gevorderd , dat huapo verlcheiden van zyne eigene Onderdaanen ter dood zou brengen : en dewyl huapo hier toe niet kon verftaan , beoorloogde hy dien Vorst , die deezen kryg ongelukkig voerde , en zich in 't einde genoodzaakt vondt eene groote geldboete aan hapuasingo te betaalen; en, fchoon hy aan 't gemaakte Verdrag voldaan hadt , vorderde nogthans de Chineefche Bevelhebber een verdere betaaling , onder voorwendzel van de kosten, gemaakt met zyn Krygsvolk te velde te brengen; op dien grond hadden de Chineefen , bygeftaan door hapuasingo , een zyner fchoonfte en vrugtbaarfte Landfchappen veroverd. Dat hy , de tegenwoordige gunstige gelegenheid om wraak te neemen op den Nabuurvorst en de Chineefen in aanmerking neemende , hoopte door mynen byftand zynen wensch vervuld te krygen. Hy voegde 'er by, dat het Leger van hapuasingo uit niet meer dan vyf of zes duizend man beltondt , en dat de Chineefen , die hem ter hulpe konden komen, uit één duizend man beftonden, van welken 'er niet meer dan vyftig man met Musketten gewapend waren. Dat de afftand van hapuasingos Hoofdftad üegts een en een halve dag trekkens aflag van de plaats, waar wy ons bevonden ; en dat de wegen zeer goed waren. G 4 Op  io4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Op dit verflag beloofde ik myn Bondgenoot byftand in den Kiyg, en vorderde niet meer dan één dag om alles geieed te maaken , als mede zestig Paarden voor myne Medegenooten en de Krygsgoederen. Die belofte vervulde den Prins met de grootfte blydfchap, en bewoog hem Don hieronimo tot Generaal over de Ruitery aan te ftellen. Ik bedankte hem voor dit blyk van vertrouwen ; maar dewyl ik hem noodzaaklyk digt by my had om tot Tolk te (Trekken, verzogt ik den Prins hem teffens te verklaaren voor Hoofdbevelhebber, die 's Prinfen bevelen en de myne voordroeg , die blindling moesten gehoorzaamd worden. De Prins beloofde, dat alles volgens myn wensch zou gefcbieden; waajrop ik hem verliet, en met den Spanjaard na myne Legerplaats keerde. Terftond naa myne aankomst vergaderde ik myne vertrouwdfte Vrienden, aan welken ik myne belangen en oogmerk ontvouwde , onderfteund door de verzekering, dat wy vervolgens in ftaat zouden weezen op dit Eiland eene Volkplanting op te rigten, onder de befcherming en vriendfchap van Prins huapo. Maar , dewyl het van het uiterfte aanbelang was, dat onze Medegenooten hier in bewilligden , bewoog ik myne Vrienden hun aan te zetten om my een verzoek te doen tot het volvoeren van dit ontwerp. . By het aanbreeken van den dageraad ging de uitwerking van die list mynen wensch te boven. Uit myn Tent komende zag ik twee Afgezondenen , die , uit naam der Medegenooten , my verzogten , dat een gedeelte van hun den  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 105 den braaven Prins huapo mogten byftaan in zyn oorlog tegen de Chineefen. Op deeze boodl'chap deed ik al de manfchap zamenroepen , en ftelde dezelve voor , hoe ik het niet raadzaam vond in hun verzoek te bewilligen ; dewyl het ongerymd was, dat wy op zo weinig gronds ons zo verre in dit gefchil zouden mengen , dat wy eenigen onzer zouden zenden om deel te neemen in dien Kryg ; dat eene onderneeming van dien aart al onze hoop ten aanziene van dit Eiland zou kunnen verydelen, hier toe was alleen genoeg, dat Prins huapo de nederlaage kreeg. Myne aanfpraak deedt den moed myner Medegenooten bezwyken ; doch ik wekte dien terftond weder op , met te verklaaren , dat ik niet minder dan zy bevroedde, welk een gewigtigen dienst wy huapo zouden kunnen doen ; maar dat ik, overtuigd, hoe onze geheele agting te deezer plaatze afhing van dit Krygsbedryf, verzogt , dat zy veertig man van de moedigden zouden uitkiezen , met welken ik zelve op dien Krygstocht zou uittrekken. Hier op verzogten zy het lot te mogen werpen, met verzekering, dat zy eenpaarig myn befluit goedkeurden. Ik liet de zorg der looting aan den Heer crustiew over , en benoemde de Officieren in deeze rangfchikking. De Slinkervleugel. De Heer kuzneczow , De Heer boscarew, en 13 Medegenooten. G 5 In  io6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN In 't midden. Ik zelve, De Heer stephanow, De Heer sibaew, en 16 Medegenooten. De Regtervleugel. De Heer wynbladth, ! baturin , en 13 Medegenooten. Naa het maaken deezer fchikking deed ik wapens en krygsbehoeften uitdeden , en vier Draaibasfen tot de floep behoorende aanbrengen , met zestig fcherpe patroonen , en twintig met fchroot voor ieder ; om van deeze Draaibasfen meer dienst te hebben , liet ik yzeren ftaaven vervaardigen om ze in den grond te fteeken, en elk met een vifier voorzien om te beter te mikken. De Fleer baturin voerde deezen last zeer wel uit. Omtrent tien uuren ontvingen wy zestig Paarden; dan 'er nog acht nodig hebbende tot het vervoeren onzer Draaibasfen en Krygsvoorraad , vaardigde ik Don hieronimo af, die ze medebragt. Deezen dag aten wy allen met elkander ; en naa het Bevelhebberfchap by myn afweezen , in handen van den Heer crustiew , met de Heeren gurcsinin , meder en czurin onder hem, overgegeeven te hebben, nam ik myn affcheid. NE-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 107 NEGEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Graaf trekt met Prins huapo ten Jïryde , en behaalt de overwinning op diens vyandlyken Nabuur. Ryke gefchenken hem gegeeven, die hy onder de zynen uitdeelt. Zyne Tochtgenooten willen op Formofa blyven ; hy brengt hun van dit voorneem en af. O p den eerden van September (*) kwam ik 's naamiddags ten vier uuren in de Legerplaats van Prins huapo , om hem met myn volk als eene Hulpbende te dienen; onmiddelyk liet hy de Tenten medeneemen, en maakte zich gereed om my te volgen, naa honderd en twintig Ruiters, en vier honderd Voet- (*) Hier is een verwarring omtrent den tyd in 't Handfchrift des Graaven. Onder de Dagtekening van 31 Augustus zyn de voorvallen van drie geheele dagen begreepen , gelyk uit de aangeweezene uuren blykt. Het is niet onwaarfchynlyk, dat hy aan Land zynde, aantekeningen hieldt van de voornaamfte gevallen, en die vervolgens uit zyn geheugen in Dagen verdeelde ; en dat de tegenwoordige Dagtekening 3 September moet weezen: eene vooronderftelling , "die, door drie volgende dagen in een te vervatten , zeer wel ftrookt met Prins HUAros zeggen , dat hapuasingos Hoofdftad op den aOtand van één era een hal-en dag trekkens lag.  ioS GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Voetknegten befteld te hebben om den weg te baajien. Wy trokken voort tot elf uuren , toen wy ftil hielden by een water Halavith geheeten. 's Morgens ten vier uuren toogen wy weder op weg, en als wy ten zeven uuren van een berg nederdaalden, wees Don hieronimo my eene kleine Stad, aan huapo toebehoorende; maar dewyl wy dezelve bykans eene myl ter regterhand lieten liggen , kon ik met geene naauwkeurigheid altoos over dezelve oordeelen. De omliggende Landftreek fcheen wel bebouwd. Ten negen uuren hielden wy ftil om onze Paarden te laaten uitrusten en te voeren , zy kreegen ryst te eeten. Ons aan den kant van een bosch nedergeflaagen hebbende, bleeven wy daar tot vier uuren in cLn naamiddag , om het voorttrekken op 't midden van den dag , die zeer heet was , te vermyden. Wy trokken voort tot tien uuren 's avonds; en floegen ons neder in eene Valei , waar wy twintig Osfen kreegen , belaaden met Ryst , eene menigte van Vrugten en verfcheiden vaten met eene foort van Brandewyn. 's Morgens ten drie uuren vingen wy den optocht weder aan , en zetten dien voort tot negen uuren, wanneer wy een Dorp bereikten, naby 't welk een vischryk water was , waar wy uitmuntenden visch vingen. Naardemaal ik dit Dorp van de Inwoonders verlaaten vond , dagt ik , dat het den vyand toebehoorde ; des Spanjaards onderrigting bevestigde dit opgevatte denkbeeld. Uit deeze byzonderheid twyfelde ik niet in 't minste, of hapuasingo was onderrigt van onzen inval : te deezer oorzaake wilde ik gaarne met den Prins raadplee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 100 pleegen: en dewyl hy my volgde op den afftand van één marsch, oordeelde ik hem te moeten opwagten. In deeze Valei gelegerd duurde het tot den vyfden laat in den naamiddag, eer Prins huapo opdaagde. Ik nam de vryheid om hem te onderhouden over zyne traagheid in 't volgen ; hy verfchoonde zich deswegen, door by te brengen, dat zyn Volk met den Krygsvoorraad en Lyftocht belaaden zynde, zyzo fchielyk niet konden voorttrekken, 's Morgens ten drie uuren namen wy den optocht weder aan ; twee uuren laater deeden zich aan my en Don hieronimo , die den Voortocht hadden , tusfchen de dertig en veertig Ruiters op. Onmiddelyk rukte ik met zes Medegenooten en den Spanjaard voorwaards. Zy fcheenen geen agt op ons te Haan, voor dat zy ons vooronderftelden binnen hun bereik te weezen ; en toen omwendende , reeden zy met een volle gallop op ons aan met de Speeren in de hand. Hun moed verflaauwde niet weinig , door het eerfte losfen onzer fchietgeweeren , 't welk twee hunner uit den zadel deed ftorten , die wy gevangen namen. Don hieronimo ondervroeg hun, en wy verftonden, dat wy fchielyk het groote Leger op ons zouden zien aanrukken , en dat wy ons niet meer dan zes uuren van de Hoofdftad af bevonden. De overigen van myn Volk zich by my gevoegd hebbende, vervorderden wy onzen marsch, zonder iet merkwaardigs te ontdekken, dan eenige Dorpen ter regter en (linkerhand, en eene verbaazende menigte Vee. Vermits wy ons thans niet verre van den vyand bevonden, betrok ik eene voordeelige Legerplaats ,  iio GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN plaats en ftelde myne Draaibasfen, ter verdeediging* Omtrent den middag ontdekten wy een bende van omtrent honderd Ruiters, die naderden om op hun gemak onze gefteldheid op te neemen ; ik liet het toe, met oogmerk om hun een onbefchroomd aannaderen in te boezemen. Ten twee uuren op den vierden September zagen wy eene andere Ruiterbende van omtrent vyftig fterk aan onze regterzyde ; en vervolgens een gansch Leger, van ten minsten tusfchen de tien of twaalf duizend man; doch weinig Ruitery. Dewyl ik geene beweeging maakte, begonnen zy zich tot den aanval toe te rusten : ten zelfden tyde maakte ik myne manfchap gereed om een geweldig aanhoudend vuur te geeven. De Draaibasfen verkoos ik zelve te beftuuren , en liet ze daarom in 't midden brengen. Eene party van twintig Ruiters naderde wat over drie uuren , om een buitenpost door my bezet aan te vallen. Zo ras zy binnen het bereik myns gefchuts kwamen , brandde ik los; doch het deed geen andere uitwerking , dan dat het fchrik aanjaagde. Welhaast bekwamen zy hier van , en zy fchikten hunne geheele bende om my te overvallen ; maar zy werden zo heet ontvangen , dat 'er by de twee honderd bleeven. Dit verlies, in ftede van hun drift te verminderen, bleek hunne woede aan te vuuren. Zy naderden 'voor de rweede keer, en vonden zich naa een groot verlies, genoodzaakt af te deinzen. Ik vervolgde hun twee uuren lang, wanneer het vallen van den avond my noodzaakte het vervolgen te ftaaken. De  des GRAAVEN van BENYOWSKY. m De Prins kwam niet voor elf uuren by ons, wy beraauflaagden en beflooten den vyand , op onze beurt aan te vallen. Ten twee uuren fchikte ik onze Krygsbenden in orde , en plaatfte een Smaldeel myner Medegenooten aan ieder vleugel en hield met het myne het midden. Ten drie uuren gingen wy op den vyand los; en dien vry digt genaderd zynde, wagtten wy den dageraad af om den aanval te beginnen. Omtrent vyf uuren vingen wy dien aan; doch het geluid onzer Draaibasfen en Schietge weeren was genoegzaam om den vyand de vlugt te doen kiezen. Hun nederlaag was te grooter , daar zy op geen aftocht bedagt geweest waren. Het grootfte gedeelte week in de Stad. De drift der Krygsbenden van huapo deedt dezelve ons vooruitfnellen. In dit tydsgewricht wendde de vyand , niet bevreesd voor onze vuurwapenen, zich op deeze Eilanders , en ving een deerlyke flachting aan , die egter ophieldt toen wy aanrukten , en zo ras wy gebruik van onze wapenen konden maaken. Toen het gevegt in de Stad begon, ftelde Don hieronimo voor , vyftig Ruiters aan de andere zyde van de Stad te zenden , om hapuasingo het ontkomen te beletten. Ik beval onmiddelyk twintig myner Medegenooten, onder de Heeren stephanow en baturin , deeze oost waar te neemen. Zy waren zo gelukkig , aar zy Prins hapuasingo , nevens vier zyner Vrouwen , met welke hy poogde te ontvlugten , gevangen namen. Deeze gevangenneeming befliste het geheele gefchil : want hy beloofde Don hieronimo aan alle de eifchen van huapo  H2 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN apo te zullen voldoen, op voorwaarde, dat zyn leeven en dat zyner Familie zou gtfpaard worden* Toen hy voor my verfcheen, verklaarde ik, dat hy myn Krygsgevangen was , en dat ik , wel verre van eenige begeerte te hebben om hem te dooden , zyne vriendfchap wenschte aan te kweeken, onder voorwaarde , dat hy alle voldoening gave aan huapo , die met regt op hem verfbord was. Wanneer ten elf uuren alles wat naar Kryg geleek geHaakt was , liet ik huapo opzoeken, om hapuasingo in diens handen over te leveren. Maar, dewyl deeze Prins liever verkoos een Aanfchouwer, dan een Speeler in dit bedryf te zyn , liep het tot den middag aan, eer hy kwam; ik leverde hapuasingo aan hem over, onder beding dat zyn perfoon geen leed zou gefchieden , en dagt het raadzaam myne Legerplaats aan de andere zyde der Stad te kiezen; dezelve werd Xiagumay geheeten. Op den vyfden ontving ik ten drie uuren in deeze Legerplaats een bezoek van huapo , vergezeld van zyn Generaal , die my met betuigingen van vriendfchap overlaadde. Naardemaal ik verftond , dat de geheele Kryg een einde genomen hadt, ontvouwde ik den Prins myn oogmerk om weder na de Legerplaats van myn Schip te keeren , en zo ras mogelyk onder zeil te gaan. Deeze verklaaring fmaakte hem niet: maar dewyl hy overtuigd was, dat geene pooging iets zou uitwerken om my van myn voorneemen af te brengen , hieldt hy zich te vrede met te verzoeken , dat ik , zo fpoedig mogelyk , zou terug keeren , 't geen ik plegtig beloof-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 113 loofde. Deezen dag maakten wy fchikking op ons vertrek , en de wyze op welke my , volgens bevel van den Prins, lyftocht aan boord zou bezorgd worden, 's Avonds verzogt Don hieronimo my , één myner Medegenooten by hem op het Eiland te laaten, om hem by te ftaan in zyne verrigtingen. Op zyn dringend aanzoek bewoog ik den jonden loginow , wiens Broeder vermoord was, zyn verblyf hier te neemen tot myne wederkomst , om de taal des Lands te leeren , en ons in onze volgende werkzaamheden te helpen. Den volgenden morgen ontving ik de Gefchenken van Prins huapo , beftaande in eenige fyne Paarlen , acht quintaalen Zilver, en twaalf ponden Goud. Hy verontfchuldigde zich over de geringheid des Gefchenks : om dat hy zo verre van huis was, en myn verhaast vertrek het hem onmogelyk maakte , 't zelve aanzienlyker te doen worden. Doch voor my zeiven zondt hy een doos , met honderd Hukken Gouds , in 't geheel dertien en een vierde pond wegende ; en gaf last aan den Bamini ons te vergezellen met honderd en twintig Ruiters , en zorge voor ons onderhoud te draagen , Don hieronimo ging met my als Tolk. Ik gaf last tot ons vertrek 's naamiddags ten vier uuren. Naa op den zesden September onze Eeden en Verbiutenisfen met Prins huapo vernieuwd te hebben , namen wy ten drie uuren affcfaêid; en had ik de voldoening om te zien, dat hy niet zonder traanen ons vaarwel zei. Ten vier uuren vingen wy onzen terugmarsch aan; en toen myn volk aftrok, gaf ik myne 111. Deel. H Draai-  ii4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Draaibasfen den Prins ten gefcbenke, met hetgrootfte gedeelte des medegenomen Krygsvoorraads; ten zelf den tyde verzogt ik de gunst , dat hy onzen by hem blyvenden Medegenoot loginow tot Generaal van zyne Artillery zou maaken. Dat beloofde hy in diens tegenwoordigheid. Onze marsch viel zeer gemaklyk en aangenaam : want wy zaten op goede Paarden en namen den kortften weg, en werden ryklyk met allerlei foorten van voorraad bezorgd, op de plaatzen waar wy ftil hielden. 's Volgenden daags zetten wy onze reis voort door een vermaaklyk wel bebouwd land, doorfneden met fchoone Rivieren , en volkryk , gelyk wy konden opmaaken uit den kleinen afftand des eenen Dorps van het andere. Wanneer wy ergens onze rust namen, vonden wy ons omringd door eene menigte volks, die gefchenken bragten. Hunne goedwilligheid dienden wy met teruggefchenken te beloonen. Op deezen dag bood ik den Generaal een gedeelte aan van het Goud en Zilver my door den Prins gefchonken ; doch hy weigerde volftrekt 'er iets van aan te neemen, zeggende te vreden te weezen met myne vriendfchap, welke hy verzogt, dat ik tot myne wederkomst hem zou toedraagen. Ten drie uuren in den naamiddag op den achtften bereikten wy eindelyk onze Legerplaats , zeer vermoeid en afgemat door de geweldige hitte, welke wy hadden doorgedaan : dewyl 'er zo lang wy op deezen Krygstocht waren, geen regen viel. De Generaal, de noodige bevelen aan de voornaamden des Lands gegeeven hebbende om ons voorraad te ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ii| Verzorgen , nam affcheid. Hy omhelsde alle myne Medegenooten een voor een; en op 't oogenblik zyns vertreks, ftelde hy my , van wegen den Prins een Parelmoer ter hand , en fchonk my een kostbaare Tent met een keurlyk gewerkt ïapyt. Naa het vertrek des Generaals ontving ik de gelukwenfchingen myner Medegenooten, en ik zag met de uiterfte voldoening , dat de Heer crustiew op alles de beste fchikkingen gemaakt hadt. Des avonds begeerig zynde myne Medegenooten een blyk van myne mildheid te geeven , verdeelde ik onder hen al het Zilver en Goud by gewigt, en ftelde de Paarlen en doos met Goud my byzonder gegeeven , in de handen myner byzondere Vrienden , de Officieren en de Vrouwen. Toen de Medegenooten verftonden , dat ik niets voor my zeiven behouden had , ftelden zy voor elk my de helft van hun aandeel te rug te geeven; doch ik weigerde zulks, hun verzoekende het geheel te bewaaren , en hunne edelmoedige neiging te betoonen, in gevalle ik het noodig mogt vinden hun om eenigen byftand van die natuur te vraagen: in welk geval ik geene zwaarigheid zou maaken het van hun ter leen te verzoeken. Dit gedrag van myne zijde fcheen hunne zielen te verheffen , en gaf my een volkoomen bewind over aller harten. Op dit oogenblik werd ik ten vollen overtuigd , dat, fchoon een man van verftand zich van zyne meerderheid kan bedienen over laagere geesten, nogthans ééne daad van edelmoedigheid, ter gelegenen tyde betoond , meer betekent dan duizend aanfpraaken , hoe uitmuntend ook. H 2 Na»  Il6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Naa dat het volk vertrokken was, bleeven myne boezemvrienden by my , en zogten my over te haaien om myne wooning op Formofa te vestigen , in het Landfchap door Prins huapo aan my afgedaan. Zy Helden my voor, dat de Medegenooten, op deezen dag, overtuigd zynde van de zagtheid myner regeeringe , en vervuld met het diepfte ontzag voor my , genoegzaam zouden weezen om eene Volkplanting te vormen ; dat wy , daarenboven , over China , vervolgens eenige Brieven zouden kunnen afvaardigen na Europa, om eenige Mogendheid in onze belangen over te haaien, of ten minften van daar onderfteuning te ontvangen. Zy beweerden hun gevoelen met zo veel klems, dat ik, in 't einde , geene andere tegenwerping had dan myne byzondere belangen; naamlyk dat ik eene Vrouw had , die ik beminde, en waarfchynlyk een Kind ; dewyl zy zwanger was ten tyde myns vertreks. Maar, om myne eigene byzondere gevoelens te bedekken , fchoon ik 'er zo veel van openbaarde als ik noodig oordeelde , bleef ik niet in gebreke hun te vertoonen , dat één Perfoon meer kon doen dan duizend Brieven ; dat ik, derhalven , by myn wederkeeren in Europa , met reden mogt verwagten de gunst van eenig Hof te zullen verwerven; dewyl wy 't zelve van de grootfte voordeden konden verzekeren ; als daar was het vormen van eene vastigheid op de Aleuthes-Eilanden, om een voordeeligen Handel in Pelterijen te dryven; om den Handel op Japante. openen; om eene vastigheid te vestigen op de Lequeio Eilanden; en eene  ces GRAAVEN van BENYOWSKY. 117 eene Europifche Volkplanting op te rigten op het Eiland Formofa. Ik gaf myn verzekerd vertrouwen te verftaan , dat deeze voordellen een gelukkig gevolg zouden hebben ; en dat, in gevalle geen der Europifche Hoven onze voorflagen wilde aanneemen , wy het dan nog altoos in onze magt behielden , om ons Plan uit te voeren, door het uitrusten van byzondere Schepen. Deeze redenkaveling haal¬ de hun in 't einde over , en zy verzogten verlof om dezelve aan alle de Medegenooten voor te draagen : want zy verzekerden my, dat deezen tot één toe , beflooten hadden myne toeftemming te verzoeken , om niet van Formofa af te gaan. Naa dit gewigtig ftuk voldongen te hebben, ging ik te rust , en had dezelve zeer noodig ; ik ontwaakte niet voor den volgenden morgen. Opgedaan zynde ontving ik de Afgevaardigden des Volks, dat door den Heer crustiew van myn oogmerk onderrigt , 'er in berustte , fchoon het reeds een tegenovergedeld befluit genomen hadt. Zy bepaalden hun verzoek tot het voordel dat ik dit Eiland niet zou verlaaten vóór den twaalfden deezer maand; ten einde zy tyd mogten hebben om uit te rusten van de ondergaane vermoeienisfen. Ik dond dit verzoek te gereeder toe ; om dat onze Krygstocht , fchoon kort , moeilyk geweest was , en hun braaf gedrag deeze infchiklykheid vorderde. Ik beloofde, derhalven , tot den twaalfden op Formofa te zullen blyven ; zy beantwoordden zulks met den hartlykden dank. Op deezen dag aten alle de Tochtgenooten met elkander. H 3 Naa  jiS GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Naa den maaltyd gaf ik op den negenden bevel, om allen arbeid te ftaaken , en verlof dat alle de Medegenooten zich mogten verlustigen ; mits 'er eene wagt van zes man aan Boord , en een van vier in de Legerplaats bleef. De Officieren namen deeze gelegenheid waar om het Eiland in den omtrek te bezigtigen, en ik hield my bezig met het een en ander over Formofa en eene daar op te rigtene Volkplanting op 't papier te brengen, VEER-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 119 VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Eenige berigten wegens het EU nd Formofa, en een Plan om 'er eene Volkplanting te vestigen. H t Eiland Formofa draagt by de Chineefen dm naam van Touai ouai, en by de Inboorelingen heet het Paccachimba. 't Is een der fchoonfte en rykfte Edanden der wereld. De grond brengt op zeer veeIe plaatzen , jaarlyks twee Oogften van Ryst en andeie Graanen voort , met eene groote verfcheidenheid van Boomen, Planten en Vrugten; Rundvee , Schaapen , Geiten en Gevogelte is 'er in menigte. De veelvuldige Rivieren, Meiren en mindere wateren leveren overvloed van Visch. Het heeft veele gemaklyke Havens , Baayen en Inhammen aan de Kust. Uit het Gebergte haalt men Goud , Zilver , Vermillioen , rood en wit Kooper, als mede Steenkoolen. In acht Vorstendommen is het Eiland Formofa verdeeld. Drie liggen 'er aan de Westzyde en worden beftuurd door de Chineefen , en van 't zelfde Volk bevolkt. Alle jaaren komt 'er een Gezant uit China om de fchatting op te haaien van deeze drie Landfchappen , welke by wyze van Hoofdgeld geheeven wordt. De Keizer houdt vyf honderd fcheH 4 Pen  120 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN pen om 's jaariyks deeze fchatting over te voeren, welke beftaat in eene groote menigte Ryst , Graanen , ruuwe Zyde , Kamen , Goud , Zilver en Kwik. De beftuurders deezer Landlchappm, breiden fteeds hunne bezittingen uit , of door list, of door het aangaan van verbintenisfen, in zulker voege , dat zy verfcheiden Steden en Landen van hunne Nabuuren verkreegen hebben. De Inwoonders van dit Eiland zyn befchaafd , uitgenomen , die aan de Oostkust keven. Over 't algemeen verwyfd van aart en moedloos , overgegeven aan luiheid , aan de zagtheid der Lugt- en Landftreek zyn ze hun beftaan verlchuldigd ; de grond levert alles met zeer weinig arbeids op. Als men de drie Chineefche Landfchappen uitzondert, zyn de Mynen op dit Eiland overal onbearbeid. Zy vergenoegen zich met het Zand te wasfehen, om 'er het Goud uit te haaien. Vinden zy Paarlen in de fchulpen, het is enkel by toeval. Het gemeene volk op Formofa gaat gekleed in blaauw Katoen. De Steden zyn altoos in de vlaktens gebouwd , de Dorpen op het gebergte. De Huizen van aanzienlyke Lieden zyn groot en fchoon ; maar eenvoudig ; die des gemeenen Volks niet meer dan Hutten , en ftaat het hun niet vry betere te bouwen : de meeste vindt men met ftroo en riet gedekt , en ze ftaan met palifaden van eikanderen afgezonderd. Het Huisraad is niet meer dan 't geen de nooddruft volftrekt vordert. In de huizen der voornaame Fo-mofaanen zyn rfzonderlyke vertrekken , waar in zy eeten , vreemdelingen ontvangen ,  ces GRAAVEN van BENYOWSKY. iai gen , en zich verlustigen. De vertrekken der Vrouwen (laan altoos op zich zelve van het huis gefcheiden , fchoon in den zelfden omtrek, het ftaat niemand vry daar in te treeden. Op dit Eiland zyn geene Herbergen voor Vreemdelingen; maar de Reizigers zetten zich neder in het eerfte huis, waar zy komen , de Eigenaar ontvangt hun vriendlyk , onthaalt ze op Ryst , Vleesch , Tabak en Thee. De eenige Handel dien de Inwoonders van Formofa dryven is met fommige Japanfche Barken, die hier aankomen, en met de Chineefen. In elk Landfchap zyn vyf of zes Steden , die inrigtingen hebben om de Jeugd leezen en fchryven te leeren. Hunne fchryf- en cyfferletters zyn zo moeielyk als die der Chineefen. Hun uitfpraak is nu eens fchielyk en fchel, dan weder langzaam en grof. Zy krygen hunne boeken uit China. Men vindt 'er Toveraars en Gelukzeggers, die een grooten invloed hebben op het volk. Hun Godsdienst beftaat in het aanbidden van éénen God , en het volvoeren der gezellige pligten. De onoverheerde Landfchappen , worden beftuurd door Prinfen en Koningen, die een volftrekt oppergezag oefenen over hunne Onderdaanen. Geen deezer laatften , de grootften niet uitgezonderd, heeft eenigen Landeigendom. Zy trekken hunne voordeden van de Landen, aan het goeddunken van den Vorst onderworpen , en van de verdiensten hunner Slaaven. Eenigen der voornaamften hebben duizend, ja twee duizend Slaaven. De Raad der Prinfen beftaat altoos uit hunne eerfte Krygsbevelhebberen; zy houden beftendig hnn KrygsH 5 volk  iaa GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN volk in dienst, verdeeld in vier , vyf of zes Smaldeelen , die geduurig op de grenzen blyven. De Lyfwagt der Souverainen beftaat uit vyf uf zes honderd Jongelingen , gefprooten uit de huizen hunner aanzienlykfte Onderdaanen. De oude Soldaaten worden gebruikt tot het Bevelhebberfcbap der Steden en Dorpen ; want 'er is geen Dorp op Formofa , of het Haat onder een Krygsman , die 's jaariyks aan zyn Opperbevelhebber eene lyst moet opgeeven van het volk in zyn Regtsgebied. Formofa door de Zee omringd zynde, onderhouden deeze Prinfen beftendig een zeker getal van Vaartuigen , met twee masten en vier en twintig riemen. Zy gebruiken geen kanon , maar veel kunstvuurwerken. Een Plan om eene Volkplanting op Formofa aan te leggen. Eenige grondregels dienen vooraf te gaan. 1. Eer men eenige pooging doet tot het ftigten eener Volkplantinge, hebbe men te overwegen, of men ten oogmerk heeft die Volkplanting aan te leggen op den voet eens Krygsmans , dan die eens Koopmans ; en of het best is blooten Handel te dryven , dan het eigen vlytbetoon tot het kweeken van 's Lands voortbrengzelen op te wekken? 2. Tot de vorming eener Volkplanting is het noodig de genegenheid , het vertrouwen , en de verknogtheid der Inboorelingen te winnen. Wanneer men hunne harten gewonnen heeft , zullen zy van zelve de Volkplanters meesters des Lands laaten : en als dan zal het gemaklyk vallen de Regeerings- ge-  des GRAAVEN van BENYOWSKY,- 123 gefteltenisfe welke men verkiest in te voeren , of die foort van Handel, welke men best keurt, aan te vangen. De Regeeringsgefteltenisfe kan met weinig magts gehandhaafd, en het Land tegen de aanvallen van Vreemdelingen verdeedigd worden. 3. De Volkplanting moet noodwendig op den grondflag van het Krygsweezen rusten , en door zugt tot roem bezield worden, als dan kan ze veroveren , en is vry van verovering door anderen. 4. Men moet verzekerd wezen van de gezondheid der plaatze, waar men de Vastigheid ftigt ; niets hebbe men te verzuimen om dit voordeel , den mensch zo noodig , te verkrygen. 5. Noodig is zich te verzekeren om goede Havens, vrugtbaare Gronden, en de voornaam (te Rivieren , en alle takken van Koophandel te krygen; de aankweeking ten fterkften voort te zetten , en door deeze middelen het vlytbetoon wakker te houden. 6. In eene eerst opkomende Volkplanting hebbe men te vermyden , Sterktens van den eerften rang aan te leggen , en de Hoofdplaats in het binnenfte des Lands te vestigen : waar dezelve altoos buiten' het bereik zal weezen van een fchielyken fchok. Op deeze wyze zal eene Volkplanting in 't bezit des Lands zynde , de eerfte aanval eens vyands , en het vermeesteren van een Buitenpost aan den Zeekant de bezitting niet beflisfen. 7. De veelvuldigheid der Raadsvergaderingen en het aantal der Leden daar toe noodig , moet zo min  i24 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN min mogelyk weezen ; en hebbe men alles wat niet volftrekt noodig is te vermyden. 8. De Weelde moet verbannen worden ; maar 't zal voegelyk weezen uitwendige kenmerken van Grootheid vast te ftellen, overeenkomstig de onderfcheiden rangen van Burgers die de Volkplanting uitmaaken ; hier door ontvangt de nayver een prikkel. o. Vlytbetoon moet aangemoedigd en beloond worden , door de opklimming van den eenen Burgerrang tot den anderen, en door de Volkplantelingen het verkoopen hunner waaren te bezorgen. Het geld in deezer voege onder de Volkplantelingen verfpreid door de verkoop der goederen keert altoos by den omloop tot het beduur weder. 10. Geweetensdwang moet geheel en voor altoos verbannen wezen. Gelukkig hy, die Verdraagzaamheid en het Geloof in den éénen God vastdelt. n. Men moet een Wetboek invoeren ten voordeele der Slaaven ; waar in men middelen beraamt om deeze ongelukkigen onder het menschlyk Genacht, door arbeid en vlytbetoon tot den rang van vrye Burgeren te verheffen. 12. De volkrykheid de eenige waare grond zynde van de magt eens volks moet het Beduur de bevolking aanmoedigen door opofferen en aankweeken door wetten. Dit zal gelukken door losbandigheid en ongeregeldheid ftreng te drafTen , door voorregten en gunstbewyzen te fchenken aan Vaders en Moeders , die een zeker aantal Kinderen , in wettigen Egt gewonnen, vertoonen. Op  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 125 Op deeze grondflagen wenschte ik eene Volkplanting op Formofa te vestigen. Vooronderfteld, dat eene Mogendheid in Europa myne aanbiedingen aanvaardde : ï. Zou ik verzoeken, dat die Mogendheid zich bepaalde tot de Oppermagt, en dezelve , op dit beginzel , geene andere voordeden zou bezitten , dan die voortfprooten uit de onderftandgelden en den handel der Europifche Onderdaanen. 2. Overeenkomstig met dit Plan zou ik drie gewapende Schepen eifchen ; een van vier honderd en vyftig tonnen; een van twee honderd en vyftig tonnen ; en een van honderd en vyftig tonnen ; met Leeftocht voor achttien maanden. 3. Als mede verlof om Werklieden van allerlei foort aan te werven, ten getale van twaalf honderd, met de noodige Opzieners die ik zou kiezen. 4. Dat ik voorzien wierde met een noodige voorraad van wapenen en krygstuig ; en voor de waarde van één millioen en twee honderd duizend Livres aan Koopwaaren , die ik nader aan zou wyzen. 5. Dat ik , voor den tyd van drie jaaren , verlof zou krygen om 's jaarlyks vier honderd nieuwe manfchap aan te werven ; en den jaarlykfchen toevoer van twee honderd Vondelingkinderen van beide Sexen. 6. Dat aan alle de Onderdaanen van die Mogendheid verlof zou gegeeven worden om met de nieuwe Volkplanting te handelen. 7. Dat men my zou toeftaan Voorraad en Han¬ del-  %ió GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN delhuizen in dezelfs Volkplantingen aan te leggen. Deeze Artykels toegeftaan zynde ; zou ik bepaalen. i. Dat de nieuwe Volkplanting 's jaarlyks eene zekere fomme gelds opbragt aan de Mogendheid, die dezelve befchermde, tot eene dankerkentenisfe. a. Dat de Volkplanting den Befchermer zou byftaan in alle oorlogen , door een bepaald getal Krygsknegten en Zeelieden te leveren. 3. Dat geen Koopwaaren , of 't geen tot Europifche Weelde behoorde , toegeftaan zouden worden in de nieuwe Volkplanting , uitgenomen de Voortbrengzels en de Handwerken der Landen des Befchermheers. 4. Dat de geheele fom, opgefchooten tot het uitrusten van gewapende fchepen, met den Krygsvoorraad en Koopwaaren , ten voordeele der nieuwe Volkplantinge , tot eene geregelde fchuld zoude gemaakt worden : waar van men de drie eerfte jaaren intresfen betaalde, en de hoofdfom in het vierde afloste. Deeze bedingen dus vastgefteld zynde, wilde ik wederkeeren na de Haven Maurice, waar ik, overeenkomftig het Verdrag met Prins huapo aangegaan, zou ontfcheepen , en naa een Krygsvastigheid aangelegd te hebben, gaan na de Hoofdftad des Landfchaps aan my afgeftaan. Op den tienden van September kwamen de Medegenooten uit zich zeiven te werk, en begonnen het Schip te laaden. Ten deezen dage ging Don ihe- R.O-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. xtf ronimo een Eed met my aan in 't by weezen van al myn volk , door welken hy zich verbondt de gunstige geneigdheid van den Prins mywaards leevendig te houden. Ik deed hem een gefchenk van eenige Latynfche boeken en wapenen. EEN  128 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Vertrek van Formofa. Komst aan de Chineefcht Kust te Tanafoa. Vriendlyk daar ontvangen. Komst te Macao. Gunstig bejegend. Dood van aphanasia. Ik gaf op den elfden September last om aan boord te gaan; de Inboorelingen hielpen ons, zo veel zy konden , met alle bereidvaardigheid. Stephanow verzogt nogmaals aan Land te mogen gaan , ik durfde hem zulks niet vergunnen : dewyl ik voor de fnoodheid zyns Characters vreesde , welke alles wat wy hier gevorderd waren , zou hebben kunnen verbrodden. Maar vermids ik niet wilde , dat de weigering van my zou komen , beloofde ik hem zyne begeerte aan onze Tochigenooten te zullen voordellen , en dat ik , op 't oogenblik hunner toeftemming , my daar niet tegen zou verzetten. Ik beval eene algemeene zamenkomst aan boord , in den morgen , om dit ftuk te beflisfen ; doch stephanow was naauwlyks van my af, of ik pleegde raad met fommigen , aan welken ik diens oogmerk mededeelde. Elk, door dezelfde beweegredenen als ik bewoogen , wederfprak zyn oogmerk , en veelen hunner namen het op zich allen tot weigeren  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 129 ren te beweegen. Den nagt befteedde ik in het fchryven van onderrigtingen voor Don hieronimo, en ging met den dageraad nevens hem aan boord. Naa aficheid van de Eilanders genomen te hebben , ftelde ik Don hieronimo een Brief voor Prins huapo ter hand , met lastgeevingen aan loginow , die eindelyk van ons fcheidde en na Land ging. Onmiddelyk naa diens vertrek vergaderden wy om te raadpleegen over het verzoek van stephanow. Het befluit viel , dat het niet geduld moest worden dat iemand van boord ging , en inzonderheid, dat men zulks aan stephanow , die zo veele blyken van zyne kwaade oogmerken gegeeven hadt* moest ontzeggen. Deeze ongelukkige Man , door wanhoop raazende , poogde zich over boord te werpen; dit zyn onzinnig gedrag verpligtte my hem vast te zetten. Intusfchen wonden wy het anker , en gingen onder zeil met de twee boots voor uitj nevens vyf of zes vaartuigen van Formofa , gereed te onzer hulpe , daar het uitkomen bezwaarlyk viel. 's Anderen daags den mond der Haven bereikt hebbende werd het ftil, 't geen het boegzeereu noodig maakte, en eindelyk het ten anker gaan. Dan met den dageraad koelde de wind uit den Zuid-oosten op, en ik fteevende Noordwaard om den Noordlyken uithoek des Eilands boven te zeilen. In den nagt ging de wind liggen , en wy zagen aan 't ftrand veel vuuren. 's Morgens ten acht uuren ontdekten wy voor uit twee Eilanden, met een Kanaal tusfchen beiden van genoegzaame ruimte om 'er in III. Deel. I te  i3o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te loopen en het door te zeilen. Ten elf uuren deedt zich ten Noorden van ons , op den afftand van drie mylen, een groot Schip op; ik poogde 'er jagt op te maaken ; doch daar het fneller dan wy zeilden , gaf ik het op. Onze reis vervorderende met wisfeling van weer, deed ik stephanow op den dertienden uit zyne gevangenis ontflaan , en verklaarde myn voorneemen om den koers na Macao te zetten. Op den vyftienden vonden wy, in den morgenftond ons omringd door eene menigte Visfchersfchuiten. Omtrent negen uuren kreegen wy de Kust van China in 't gezigt, en ik befloot eene Haven op te zoeken. Verfcheiden Visfchers , digt by ons, booden ons Visch te koop aan ; en onze geneigdheid hier toe befpeurende kwamen verfcheiden Canoes ons op zyde , van welken wy den ganfchen voorraad van Visch voor twaalf Piasters kogten. Twee Chineefen onder deeze Visfchers fpraaken een weinig Portugeesch ; en lieten zich overhaalen om ons te Macao in te lootzen. Zy vorderden hier voor honderd Piasters ; maar verzogten teffens aan Land te mogen gaan tot het haaien hunner kleederen ; waar toe ik verftond, onder beding , dat één te gelyk na Land zou gaan. Deeze overeenkomst getroffen zynde , bragten zy ons op eene ankerplaats. De Lootzen 's volgenden daags aan boord gekomen , gaven my het teken om het anker te ligten, en de Kust langs te zeilen, om te Tanafoa binnen te loopen, voor reden geevende Mandarin Hopchin malas , Mandarin Tanajou bon bon malto bon. Ik ge-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 131 geliet iny dit alles wonder wel te verftaan ; en gehoorzaamde myn Loots. Met den dag toonde hy my de Baay van Tanafoa , die wy invoeren , en tegen over het Kasteel ten anker gingen. Wy begroetten 't zelve met drie fchooten, en werden met even zo veel beantwoord. De Loots ging onmiddelyk na Land, en kwam niet vóór tien uuren weder met een Mandarin en een Tolk. Hy vroeg my wie ik was? Aan welk Volk het Schip behoorde? Van waar ik kwam? en werwaards ik heen ging? — Ik antwoordde , dat ik een Europeaan, en een Edelman uit Hungaryen was ; dat het Schip aan de Rus/en hadt toebehoord ; doch dat ik het van hun , die myne vyanden waren , hadt genomen , dat het thans my zeiven toebehoorde ; dat ik van Kamchatka kwam , my op myne t'huisreize na Europa bevond, en voorneemens was te Macao in te loopen. De Mandarin fchreef myne antwoorden met een pcnfeel, en betuigde verwonderd te ftaan, dat hy Hungaaren in China zag. Vervolgens vroeg hy wat wy ontbraken ; en verftaande dat het ons aan verfche leevensmiddelen mangelde , vergunde hy dat een gedeelte myns Volks met den Tolk aan wal zoude gaan. Van deeze verlofgeeving my bedienende , zond ik de Heeren wynbladth en kuzneczow na Land , nevens zes onzer Medegenooten , om myne gefchenken aan den Gouverneur te zenden. Deeze beftonden in een Beverhuid en twee Sabelvellen. Op den zeventienden kwamen 's naamiddags ten vyf uuren , myne Officiers te rugge met de beodi I a fchapj  13^ GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fchap, dat de bevelvoerende Mandarin myne gefehen* ken , met genoegen , aanvaard hadt , en tot een tegengefchenk gezonden een Porcelainen Servies , met twee kistjes Thee, zes Koeijen en twaalf Varkens , nevens een menigte van Wild en een foort van Arrak. De Medegenooten bragten veel Zuikergebak, en keurlyk gewerkte kleinigheden mede. De Tolk gaf my te verftaan , dat de Mandarin eenige Pelteryen begeerde te koopen , doch heimlyk. Ik zond hem daarop honderd vyftig Beverhuiden en drie honderd Sabelvellen : voor welke ik(, in drie vaatjes zes duizend acht honderd Piasters ontving. Hoe veel reden vond ik hier om my over het verlies van zo veele Pelteryen op de reis te beklaagen. Myne Medegenooten dreeven desgelyks handel met de Inboorelingen , en verkogten elk ftukje van een Beerenhuid , 't welk zy konden magtig worden. In den nagt kwamen verfcheide Chineefche vaartuigen nevens ons ten anker , en veele myner Tochtgenooten gingen aan boord. Zy vertelden my, dat elk vaartuig verfcheiden kamertjes hadt , waar in jonge Dogters waren , die haare gunsten verzogten. Myne Scheepsgenooten hadden overlast van te veel vrugten aan Land gegeeten te hebben. 's Volgenden daags, deedt de Loots my weeten, dat de wind gunstig was, en wy 'er ons van moesten bedienen. Ik zette daarom de zeilen by , en Revende Zuidwaards aan , deeze koers was niet overeenkomstig met de begeerte van myn Loots , die volftrekt het ftrand niet uit het oog wilde verliezen. De menigte van Vischfchuiten was ontelbaar;  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 133 baar; met het vallen van den avond hielden zy alle na Land , en myn Loots haalde my over om desgelyks te doen. De Lootzen vroegen, toen wy op den negentienden ons op omtrent 12' , 32' bevonden , of myn Schip meer dan zes voeten diep ging; op myn zeggen van meer dan acht voeten , verzogten zy dat ik het anker zou laaten vallen ; dewyl op het vierde uur van Gety de diepte , te deezer plaatze , tusfchen de acht en tien voeten was. De ftroom beneden liep hier in eene ftrydige rigting met den ftroom aan de oppervlakte. Ik ging , volgens hun onderrigt , ten anker , en tekende deeze waarneeming in myn Dagboek op, ten einde kundiger Zeevaarenden , in vervolg van tyd dit bekragtigen. Met eene zagte koelte uit den Oosten ligtten wy 's avonds ten zes uuren het anker, en wy hadden voorftroom. In deezen nagt beviel de Vrouw, door den Heer czurin medegenomen. De Chineefche vaartuigen , die ons den ganfchen nagt omringden, maakten een groot geweld met de riemen. Met het aanbreeken van den dag ontdekten wy eene Vloot , voor aan zeilde een Schip van eene verbaazende grootte, bykans geheel verguld , en rondsom met vlaggen en wimpels behangen. De Lootzen berigtten my , dat het de Vloot van Canton was , die de inkomsten na Pekin bragt. Wy telden honderd en zes en tachtig zeilen. Terwyl wy veele Zieken aan boord hadden, werd ik op den twintigften overvallen door een geweldi1 5 ge  i34 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ge Koorts. De Lootzen raadden my dat ik een Oranje-appel , in zyn fap gebraaden met zuiker en een goede hoeveelheid Gember zou gebruiken. Zy maakten dit geneesmiddel gereed , het baarde een overvloedig zweeten en deedt de Koorts wyken, 's Avonds ten acht uuren berigtte my de Heer sicaew, dat stephanow zich van myne onpasfelykheid , en die der Heeren wynbladth, baturin , gurcsinin en kuzneczow bedienende , een party gevormd hadt ; doch dat hy nog niet kon zeggen wat zy bedoelden , en beloofde op hunne beweegingen te zullen letten. Naauwlyks hadt hy uitgcfprooken, of ik hoorde een groot geraas aan boord. Ik trad ter Kajuit uit , en vond den Heer crustiew in twist met stephanow. Onmiddelyk gaf ik last den laatften te vatten , en naa ingewonnen berigt vernam ik, dat hy het volk voorgefteld hadt een Klaag vertoog tegen my te tekenen, om 't zelve by onze aankomst aan den Gouverneur van Macao over te leveren. Ik liet hem in de boeijen zetten. Den een en twintigften gingen wy omtent zes uuren 's avonds ten anker ouder de Eilanden , de Ladrones geheeten. 's Morgens ten vyf uuren gingen wy weder onder zeil , en ten tien uuren weezen my de Lootzen een Eiland, 't geen zy Omy noemden ; en gaven my te verftaan , dat Omy de naam is door de Chineefen aan Macao gegeeven. Welhaast zagen wy het Fort en de Portugeefche vlag van 't zelve waaijende. Op den middag tegen over 't  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 135 't zelve zynde , begroette ik het met twaalf fchooten. 's Anderen daags ftonden wy gereed de Haven in te zeilen , waar verfcheiden fchepen ten anker lagen : men gaf my fein in het doorvaaren van de engte , dat ik zou ankeren; maar dewyl ik het niet noodig agtte den tyd te verkwisten in nietsbeduidende pligtpleegingen, ftevende ik ter Haven in, en wierp het anker naast een Fregat van veertig Hukken. Zo ras ik ftil lag , begroette ik de Admiraliteitsvlag met vier en twintig fchooten , door twaalf beantwoord. Terftond ging ik aan Land , en digt by den Vlootvoogd heen vaarende, gaf ik hem een bezoek. Op myne aankomst by den Gouverneur , geleidde men my in eene Zaal, die ik opgevuld vond van Priesters en Monniken: onder deezen zag ik verfcheiden Negers van de Canarifche Eilanden. Naa eenigen tyd wagtens verfcheen de Gouverneur, de Heer de saldagna , en ontving my met de uiterfte beleefdkriek Toen ik hem myne ongelukken en ontkoming verhaald had , gaf hy my verlof om Huizen in de Stad te huuren, en myn Volk te bezorgen, tot ik eene gunstige gelegenheid zou vinden om 't zelve na- Europa te zenden. Eenige Magiftraatsperfoonen by dit gefprek tegenwoordig, duidden aan een kwaad vermoeden omtrent my te hebben ; om welke reden ik , ter voorkoming van verdere woordenwisfeling , het geraaden oordeelde myn Schip, als een pand , in de handen des Gouverneurs te laaten , I 4 be-  Ï3Ö GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN befpreekende alleen voor ieder myner Medegenooten de noodige wapens , als Snaphaanen , Piftoolen en Zwaarden , die ik desgelyks in 't Kasteel ter bewaaring gaf. Naa deeze overeenkomst beval de Gouverneur aan den Heer Hiss , een Franschman van afkomst , doch die eenige jaaren te Macao gewoond hadt , my byftand te bieden en tot Tolk te ftrekken. 's Avonds ten zes uuren , de wagt aan boord gekomen zynde , liet ik al myn Volk aan wal gaan. Den eerden dag verbleeven myne Medegenooten in een Herberg. De buitenfpoorigheid en greetigheid, met welke zy het brood en de verfche fpyze ten lyve infloegen , kostte dertien hunner het keven , en vier en twintig werden gevaarlyk ziek. • De Fleer FIiss twee gefchikte Pluizen gevonden hebbende , huurde ik ze den volgenden dag en be^ trok ze met myn Volk. Deezen dag hield ik den maaltyd by den Gouverneur , in 't gezelfchap van eene menigte Priesters , die van dat oogenblik af aan na de eer dongen om myne Tochtgenooten tot de Roomfche Kerk te bekeeren. t'Huis komende vond ik al myn Volk wel gehuisvest, en eene kamer voor my gereed gemaakt. De Gouverneur hadt uit zyn eigen huis my huisraad toegefchikt. Ik befteedde deezen dag in bezoeken af te leggen by den Bisfchop van Mitelopolis , by den Stads Procureur , by de Kloosters en de voornaamfte Ingezetenen. Ik beval myn Volk, dat zy zich in Uniform , in 't rood en wit , zo wel als de Officiers zouden klee- den;  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 137 den ; de Portugeefche Dames namen het op zich om de kleeding gereed te maaken voor onze Medereizigfters. Men begrootte deeze kosten op acht duizend Piasters, en de maandlykfche rekening van huisvesting , eeten en drinken , beliep zes duizend twee honderd Piasters. Op den vier en twintigften ontving ik bezoek van den Gouverneur , en de voornaamfte Inwoonderen der Stad , als mede van den Bisfchop , vergezeld van de onderfcheidene Geestlyke Ordens. Deeze allen vergezelden my na den Hoppo of Chineefchen Gouverneur, die ons op Thee en Zuikergebak onthaalde. Deezen dag ftierven 'er nog drie myner Medegenooten , en derzelver bekeering werd door de Stad bekend gemaakt. In den avond vervoegde zich by my een Dominicaaner Priester , een Vriend des Gouverneurs, zunitta geheeten, en boodt my byftand aan , zo veel in zyn vermogen was ; dewyl ik dagt dat' ik , door zyne tusfchenkomst, my zou kunnen ontdoen van myne Pelteryen , deed ik hem deswegen een voorflag , en hy ftemde toe dezelve te zullen neemen. Ik leverde hem diensvolgens vier honderd en tachtig Bevervellen , vyf honderd Sabelvellen , en honderd en tachtig Hermelynen: wy kwamen overeen , dat hy my voor ieder Bevervel vyftig , voor ieder Sabelvel zes , en voor ieder douzyn Hermelynen acht Piasters zou betaalen , 't welk eene fom uitmaakte van acht en twintig duizend vier honderd en veertig Piasters ; het geheele en eenige overfchot van zo veel fchats aan PelteI 5 ryen5  *S4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ryen, als ik van Kamchatka had weggevoerd ! Een fchraale fomme , naauwlyks genoeg om de kosten te Macao goed te maaken. Ik beval den Fleer stephanow uit zyne Gevangenis te ontflaan : dewyl hy een volkomen verdeedigfchrift had opgefteld. Van Stadswege ontving ik een Geichenk van duizend Piasters in Goud , met twee en veertig Rukken blaauw Laken , en twaalf Rukken zwart Satyn. Dit Gefchenk ging gepaard met een verzoek , dat ik een Affchrift van myne Reize in de Stads Archiven zou leveren. Ik beloofde de Afgevaardigden , dat ik hun een Uittreksel zou ter hand Rellen : dewyl ik zo zeer myne eigene belangen uiet kon verwaarloozen , dat ik de verdiensten myner Handfchriften weg gaf. Deezen dag hield fk het middagmaal met den Bisfchop van Mitelopolis , de Heer le bon , van Franfche afkomst. Ik fprak met hem af, dat ik, tot myn wederkeeren na Europa , de befcherming van de Franfche vlag zou verzoeken, waar toe hy my beloofde met raad en daad te zullen dienen. Op den vyf en twintigften September betaalde Juffrouw aphanasia den tol der Natuure. Haare vroegtydige dood trof my zeer ; byzonder dewyl dezelve my beroofde van de voldoening om haare verknogtheid aan my te vergelden , door het FIuwelyk met den jongen popow , Zoon van den Archimandrit , aan wien ik den bynaam myner Familie gegeeven had. ■ lk vaardigde den Heer crustiew af met brieven aan Beftuurders der Franfche  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 139 fche Compagnie , behelzende myn verzoek om onder befcherming van de vlagge zyner Allerchristlykfte Majefteit te mogen genomen worden. Hy keerde op den negen en twintigften weder, en bragt een zeer gunstig antwoord , voor my een zeer aan» genaam nieuws. TWEE  14© GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Verfcheiden aanzoeken den Graave gedaan. Zamenzweering van stephanow en wynbladth. Ziekte des Graaven. Veelen fterven te Macao. Onderhandeling met de Chineefen. 2/ekere Heer gohr , Capitein in dienst van de Engelfche Compagnie , gaf my op den derden van Oftober , een bezoek , met aanbieding van den dienst der Beftuurderen van de Compagnie, en een vryen overtocht na Europa; mits ik my verbond om myne Papieren aan de Compagnie ter hand te ftellen , in haaren dienst te treeden, en geene myner ontdekkingen aan anderen mede te deelen. Dit voorftel, zo tastlyk baatzugtig , fmaakte my niet; doch ik oordeelde 't genoeg , daar op te antwoorden , dat ik zeer gevoelig was over de aanbieding my gedaan ; maar dat ik die der Franfchen aangenomen hebbende , myn befluit niet kon veranderen : dat, wat myn treeden in den dienst der Compagnie betrof, zulks my zo gemaklyk niet toefcheen; dewyl ik niet alleen verzeekerd zou moeten weezen van eenige aanzienlyke post ; doch dat 'er intusfchen voor al myn Volk moest gezorgd , en ons gemeen lot in de uitvoering van verfcheiden ontwerpen  des GRAAVEN van BENYOWSKY. i4x pen verzekerd worden. Myn antwoord verbaasde den Heer gohr, die, op eene gemaakte wyze zyn affcheid nam. Oogenbliklyk naa zyn vertrek werd ik gewaar , dat stephanow hem vergezeld hadt; en leidde hier uit af, hoe 'er weder iets van den kant deezes Mans broeide, en het vervolg zal uitwyzen dat ik my in deeze meening niet bedroog. 's Anderen daags ontving ik een Brief van den Heer l'heureux , Supercarga van de Nederlandfche Maatfchappy. Hy zondt my een gefchenk van Laken , Wyn , Bier , Brandewyn, gezouten Leevensmiddelen , en twee duizend Piasters. Zyn Brief en Gefchenken gingen vergezeld met de aanbieding eener overvoering van my na Batavia , en de verzekering dat ik in dienst der Compagnie zou aangenomen worden ; doch daar dit alles fteunde op dezelfde voorwaarden als die der Engelfchen , weigerde ik de Gefchenken te aanvaarden, uitgenomen den Drank. De Heer jackson , een Engelsch Koopman te Macao woonende, kwam vergezeld van den Heer keyz , twee dagen laater by my; zy vernieuwden de voorflagen van den Heer gohr , en toonden eene volmagt , getekend door den Engelfchen Raad te Canton , om de voorwaarden myner Verbintenisfe te regelen , en een gifte van vyftien duizend Guinjes aan te bieden. De eerfte voorwaarde , en wel eene buiten welke 'er niets in zou gedaan worden, was, dat de Compagnie, uit hoofde van het overleveren myner Papieren , en het treeden in haaren dienst , my een jaargeld zou toeleggen van vier duizend Ponden  142 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den Sterling , 't geen ook op myne Kinderen zou komen ; dat elk Officier een jaargeld van honderd Ponden zou trekken , en ieder Medegenoot dertig Ponden ; en dat zy my allen byftand zouden verkenen om Vastigheden buiten China aan te leggen. Op deeze eerfte voorwaarde erkenden de Gevolmagtigden , dat zy geen genoegzaame volmagt hadden om met my zulk een Verdrag te fluiten , en zy vertrokken naa verzogt te hebben , dat ik hunne aanbiedingen zou overweegen. Deezen avond onderrigtte my de Gouverneur, dat vier Engelfchen by hem geweest waren , en hy dagt dat verfcheiden myner Medegenooten door de Engelfchen zich hadden laaten overhaalen. Indedaad deeze Heeren, geltoord over het misfen van hun toeleg , verwekten moeilykheden onder myn Volk , waar in stephanow hun wonder vaardig ten diende ftondt. Op den twaalfden kreeg ik een Brief van den Heer de roeien , Beftuurder van de Franfche Compagnie te Canton , waar in hy my berigtte , dat twee Compagnies fchepen , de Dauphin en de Laverdi, gereed waren om my en al myn Volk aan boord te ontvangen. Denzelfden dag gaf de Heer kuzneczow my te verftaan , eene zamenzweering ontdekt te hebben , aan welker hoofd stephanow zich bevondt, die zich verbonden hadt myne Dagverhaalen en Papieren aan de Engelfchen over te leveren , voor vyf duizend Ponden Sterling: ten bewyze daar van toonde hy my een Brief van den Fleer jackson , waar in die Koopman verzekerde, dat de Heeren gohr , hume en beg gereed waren om  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 143 om die ibm te betaalen op het overleveren van alle myne Papieren. Op dit onderrigt nam ik alle myne Papieren uit myn kist, en gaf ze ter bevvaaringe aan den Aartsbisfchop van Mitelopolis, zonder dat een myner Medegenooten zulks bemerkte. Alle de Medegenooten liet ik op den vyftienden zamenkomen. Ik gaf hun te kennen , verzekerd te zyn dat een aantal onder hun op my te onvrede was : waarom ik het voeglyk oordeelde hun te verklaaren , dat allen , die hun geluk elders zogten , vryheid hadden om my te verlaaten ; en dat, daar zy allen eene belooning uit myne handen ontvangen hadden op 't Eiland Formofa , ik my van hun ont- flaagen rekende. Naauwlyks had ik uitgefproo- ken , of de Heer stephanow overlaadde my met fmaadredenen , en befchuldigde my van een toeleg om de Medegenooten te ontzetten van hun aandeel in de voordeelen , welke ik ftond te ontvangen , voor de kundigheden op de reis verkreegeu ; dat myne gemaatigdheid op Formofa betoond , in het afftaan van myn aandeel in de gefchenken van Prins huapo , enkel een ftreek was om hun van grooter voordeelen te berooven. Hy zette daar op de Medegenooten aan om myn gezag af te fchudden, door hun te verzekeren, dat hy hun een ryken fchat zou bezorgen , op 't oogenblik , als zy beflooten myne Papieren hem ter hand te ftellen, en zyn Party te volgen. De fnoode zamenzweering van dien Man was niets vreemds ; doch , toen ik vernam , dat hy onderfteund wierd, door den Heer wynbladth, myn geweezen Major, den Medgezel myner Balling- fchap,  Ï44 GEDENKSCHRIFTEN èn REIZEN fchap , ■ en mijn Vriend , kon ik geen paaien zetten aan mijne verontwaardiging, en te betuigen dat hunne gedraagingen hoogst haatlijk waren ; en te hunner befchaaminge ontvouwde ik voor de Vergadering hun heiuilijken toeleg , en bewees mijn zeggen , door het vertoonen van jacksons Brief, die hun overtuigde, dat de Heeren stephanow en wynbladth , onder voorwendzel van de Medegenooten dienst te doen , de vyf duizend Ponden ten hunnen eigene gebruike zogten te krygen. Zy werden zeer vergramd en dreigden hun. Maar stephanow hieldt 'er elf aan zyn fnoer , met welken hy na myne wooning ging : en terwyl ik in gefprek bleef met myne Vrienden , nam hy de kist weg, in welke hy vooronderftelde dat myne Papieren waren. Zo ras ik deeze mishandeling bemerkte , toog ik na zyn Kamer , vergezeld van twintig Medegenooten. Fly weigerde de deur te openen. Ik deed dezelve open breeken. Op myn intreede loste hy een pistool , doch hy trof my niet. Ingevolge van dit beftaan gaf ik bevel hem te vatten, en in ftrikte bewaaring te houden. Naardemaal het desgelyks noodig was my van den Fleer wynbladth te verzekeren , ging ik na zyn Kamer ; doch hy was in den Tuin gegaan, gewapend met een paar Piftoolen , en een Zabel. Ik befloot hem te bezetten : dewyl de hoogte der omtuining hem verhinderde 'er uit te komen. Dit alles ging zonder eenig uitwendig gerugt toe : de deuren van het huis waren geflooten. De Heer wynbladth , 's anderen daags , afge- mat  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 145 mat door den geduurig vallenden regen , en misfchien door honger geprangd , verzogt vergiffenis , en gaf zich over aan twee Medegenooten, in den Tuin gelaaten om op hem te pasfen. Dus deeze twee onrustige menfchen in verzekering hebbende , oordeelde ik het geraaden hun van het overige Volk af te fcheiden , en zy werden , op bekomen verlof des Gouverneurs op het Kasteel gebragt. Onze Officieren zich willende wreeken op de Engelfche Zendelingen , fpeelden hun een pots, welke meest aankwam op den Jood, die zich in deezen handel gemengd hadt , en deerlyk geflaagen werd. By denzelven vonden zy de papieren , de voordellen behelzende , door hem gedaan. Te weeten: — Voor eerst, dat de Engelfchen aan eiken Medegenoot duizend Piasters zouden betaalen , ingevalle zy de Compagnie wilden dienen , en myne Papieren hen ter hand Rellen. Ten tweeden , dat in gevalle de Medegenooten weigerden de Engelfche Party te kiezen , de Compagnie hun met geweld , in den naam der Keizerinne van Rusland zou gevangen neemen en overleveren. Ten derden , dat de Compagnie er voor zou inftaan om de vergiffenisfe der Keizerinne voor hun te verwerven , indien zy wilden befluiten eene reis na Japan en de Aleuthes Eilanden te doen. Voorflagen van dien aart konden van geen verRandig Man komen, 't Was, myns inziens , een bedrog gefmeed tusfchen stephanow en den Jood, om de Medegenooten tegen my op te hitfen. Op den twee en twintigften werd ik overvallen III. Deel. K door  146 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN door een geweldige Koorts. De Gouverneur hadt de goedheid van my eene kamer in zyn huis aan te bieden. Ik nam dit te gereeder aan , dewyl het geraas myner Medegenooten voor my ondraagelyk was. Het bevel droeg ik op aan den Heer crustiew , en ik begaf my ten huize van den Gouverneur, waar myne ongefteldheid aanhieldt tot den achttienden van November. In dien tyd ftierven vier myner Medegenooten en drie hunner Vrouwen. Het geheele getal der op Macao overledenen beliep drie en twintig. Deeze menigte van Dooden , in zo korten tyd, gaf my een zeer ongunstig denkbeeld wegens de lugtsgefteldheid van China , ten minften in de Zuidlyke deelen deezes Ryks. De Gouverneur ziende, dat ik op den vyf en twintigften November herfteld en voorneemens was weder den intrek by myne Medegenooten te neemen , berigtte my, dat hy, geduurende myne ziekte, veel moeite gehad hadt met de Chineefen ten mynen opzigte ; dewyl de Engelfchen hun gezegd hadden , dat ik een Zeefchuimer, en Weglooper uit den Rusfifchen dienst was ; en dat , op dit narigt , de Beftuurder of Onderkoning van Canton , den Gouverneur verzogt hadt my over te leveren, of, in allen gevalle , my terftond te doen vertrekken ; en dat hy uitftel verworven hadt, tot dat ik van myne Ziekte zou herfteld wezen. Om deeze reden raadde hy my voor te wenden, dat myne Ziekte nog aanhieldt, tot den tyd dat de Franfche fchepen gereed zouden weezen om te vertrekken. Uit zyne verlegenheid bemerkte ik, dat hy vreesde mynenthalve in moei- lyk-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 147 lykheden te zullen geraaken. Ik verzogt hem , daarom , onzydig te blyven , en nam op my de zaak met de Chineefen zelve af te doen. De Heeren hiss en crustiew vaardigde ik den zes en twintigften heimlyk af na Canton , met een Vertoog voor den Onder-koning, en een Brief voor den Heer Romen ; ten einde hy 't zelve in de gehoorkryging by het Chineesch Opperhoofd mogt overleveren. Myne Afgevaardigden kwamen eerst den derden van December weder ; my een verlof medebrengende om myne opwagting by den Onderkoning te Canton te maaken. Deeze zondt een heerlyk Vaartuig met vier en zestig riemen om my af te haaien, en liet my een brief toekomen, met betuiging dat hy onderrigt was wegens de valschheid der befchuldigingen , tegen my ingebragt, en dat hy hoopte my te overtuigen van het Regt , 't welk de Chineefen Helden als ik was , wisten te laaten wedervaaren. Dit was zeer ftreelend; maar myne voldoening van korten duur : want op den vyfden , den dag tot myn vertrek bepaald, liet de Manderyn hoppo van Macao my weeten , dat indien ik niet ten oogmerk hadt om zo verre als Pekin te reizen , het gaan na Canton voor my niets kon betekenen : dewyl de Onder-koning my niets te zeggen hadt. Deeze fchielyke verandering verwonderde ieder , en boven al den Bisfchop van Mitelopolis , die myne zaak zeer ter harte nam. Ik ftond by my zeiven in twyfel, of ik na Pekin zou gaan; en gevoelde grooten ftryd : want gaarne zou ik K 2 die  148 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN die Ploofftad en het binnenfte des Chineefchen Ryks gezien hebben ; eene gunstige gelegenheid daar toe boodt zich aan ; maar die omhelzende , zou ik myn ontwerp hebben moeten laaten varren , en myn vertrek na Europa verfchuiven. 't Was niet dan na veel overweeging, dat ik in 't einde befloot, van myn oogmerk , om na Canton te gaan , af te zien. Inmiddels kwam myn Japanfche Reiziger weder, hy was tien weeken ziek geweest. Zyne herftelling was my hoogst aangenaam , ik Relde in hem veel belangs. Toen ik op den zesden myne kisten bezag , vond ik dat de verzameling van veele byzonderheden , op myne Reis gemaakt , weg was ; en hoorde , in 't einde , tot myn innigst leedweezen , dat stephanow en wynbladth alles verkogt hadden aan den Engelfchen Jood. Ik liet terflond naa deezen knaap zoeken ; maar hy was naa de bekomene afrosfing naa Canton vertrokken. De Heer sibaew verzekerde my, dat de Jood alles gekogt hadt voor vyftien honderd Piasters; terwyl de Paarlen , die ik had, alleen vyf maaien die fom waardig waren. De Bisfchop van Mitelopolis onderrigtte my 's anderen daags , dat hy uit den Secretaris van hoppo (een heimlyk Christerï) verftaan hadt , dat het gezegde van zyn Fleer valsch was , en dat de Onder-koning my verlangde te zien. Hy fchreef dit gedrag toe aan de kunstenaaryen van den Heer jackson , en poogde my te beweegen om een tweede Ver-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 149 Vertoog voor den Onder-koning op te ftellen; maar dewyl ik dien ftap als niet bevorderlyk voor myne belangen in zag , weigerde ik zyn raad te volgen, wel te vrede dat ik ongeftoord te Ma:ao kon blyven. K 3 DRIE  i5o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DRIE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Gereedmaaking tot het vertrek van Macao. AfJcheid van stephanow. Verdrag met de Franfchen. Vertrek van Macao. Aankomst aan Isle de Franfche. Overvaart na Europa. Komst in Frankrijk. «LX\\e. myne Tochtgenoot en deed ik op den tienden van December zamenkomen , en ftelde hun voor , dat wy ons aan boord van Franfche fchepen zouden begeeven , om na Europa weder te keeren. Zy Remden hier in toe , en onderwierpen zich geheel aan myne fchikkingen. Deezen dag een fmeckfehrift van den Heer wynbladth ontvangen hebbende , ontfloeg ik hem uit zyne gevangenis : maar dewyl ik hetzelfde vertrouwen niet kon Rellen op den Heer stephanow , gaf ik hem vier duizend Piasters , met vryheid om te gaan waar het hem behaagde. Hy vervoegde zich terRond by de Hollanders , de Heer l'hereux ontving hem , in verwagting , om uit hem berigt van onze Reis te krygen , en zondt hem na Batavia. Ik gaf last om alles tot ons vertrek gereed te maaken , toen ik het verdrag ontvangen had tusfeheu my en den Heer st. iiilaire , Capitein in dienst van  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 151 van de Franfche Oostindifche Maatfchappy, getekend, en bekragtigd door den Heer Robien. Ik verbond my honderd en vyftien duizend Livres Tournois te zullen betaalen voor my en al myn volk na 1'Oriënt. Op ontvangen berigt, dat het noodig was een Verlofbrief van den Onder-koning te hebben om de Rivier Tigu te mogen opvaaren ; zond ik den Heer mss te dien einde aan den Onder-koning. Deeze keerde den eerden van January des jaars MDCCLXXII met dien Verlofbrief weder, welke my vier honderd en vyftig Piasters kostte voor drie vaartuigen , die my met de mynen aan den mond van de Tigu zouden brengen. Ik verkogt myn Schip aan een Portugeesch Koopman , voor vier duizend vyf honderd Piasters , waar van hy de helft in gereed geld betaalde ; de Gouverneur behieldt voor zich al de Scheepsvoorraad. Van den vyfden tot den tienden January befteedde ik den tyd in het betaalen myner rekeningen , en alles afgedaan hebbende , vond ik myn beurs zeer plat. Den dertienden nam ik affcheid van den Gouverneur en de voornaamfte Lieden der Stad. 's Avonds gingen wy aan boord van drie Sampans, om 'er mede te vaaren na de Franfche fchepen, beftemd te onzer ontvangfte, als zy de Haven van Canton zouden uitzeilen. Wy verlieten Macao op den veertienden, de Gouverneur begroette ons met één en twintig fchooten van het hoofdkasteel. Naa eene verdrietige Reize bereikten wy eindelyk den mond der Rivier Tigu, en werden zeer beleefd ontvangen door den Man» K 4 da-  152 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN darin , fchoon hy in 't eerst ons weigerde aan Land te gaan. Het gezigt, nogthans, van een beurs met Piasters leenigde zyne geftrengheid , en bragt zo groot eene verandering te wege , dat hy ons toeftond in het Fort ons verblyf te neemen. Deeze vriendlykheid kwam ons zeer wel te ftade : dewyl de Franfche fchepen niet voor den twee en twintigften dier maand kwamen ; in dien tusfchentyd kreeg ik vryheid te paard uit te ryden , vergezeld van eenige Tartaar en. De twee verwagtte fchepen daagden in 't einde op. Het één was de Dauphin van 64 (tukken gevoerd door den Ridder de st. hilaire , aan boord van 't zelve ging ik met de helft van myn Volk; het ander, de Laverdi geheeten, van 50 (tukken , nam de andere helft van myn Volk in. Wy (levenden na hle de France ; waar wy, den vierden van February de Linie onder door gezeild hebbende , den zestienden van Waart aankwamen. Myne aankomst aldaar was my te heuchlyker; dewyl ik reeds moede was van het beantwoorden der veelvuldige vraagen , my door de Franfchen gedaan , wegens de ontdekkingen op myn voorgaanden Reistocht. Deeze Reis gaf my volkomen kennis van het heerichend charakter eens Volks, waar aan ik my waarfchynlyk voor het toekomende myus leevens zal verbinden. Zo dra wy ten anker kwamen , en de Gouverneur , de Ridder de roche , verftond, dat ik aan boord was , zendt hy een Sloep, aan de Regeering toebehoorende , om my af te haaien. By myn  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 153 myn intreede in de Stad werd ik met Krygseere ontvangen , de Gouverneur ontving my allervriendfykst , en boodt my zyn huis ten verblyve aan. Ik aanvaardde zulks gaarne, te meer daar ik hoopte , dat zyne ondervinding my van dienst zou weezen , in het regelen van myn gedrag omtrent het Franfche Hof en de Staatsdienaaren. Naa een dag uitrustens noodigde de Gouverneur my om met hem het Eiland te bezigtigen ; op deeze Plaifierreisjes kreeg ik eenige kennis van de belangen der Franfchen in dit Eiland , fchoon ik nooit kon toeftemmen om 'er den naam eener Volkplanting aan te geeven. hle de France kan nimmer iets meer worden dan een Krygsvastigheid. De aankomst van den Luitenant kreguelin gaf my veel ligtingfehap. Want deeze Zeeman, van eene Reis naa de Zuidlyke Landen te rug keerende , gaf ftoffe van gefprek aan alle Staatkundigen en Nieuwsvertellers, die, tot dien tyd, alleen van my gefproken hadden. Ik maakte kennis met dien Officier ; doch , uit het geen ik zelve in 't Noorden gezien had , kon ik bezwaarlyk gelooven , dat hy zulke aangenaame Landen ontdekt hadt, als hy verzekerde dat in 't Zuiden beftonden. De Capitein de st. hilaire berigtte my den eerften April, zyn vertrek op den vierden bepaald te hebben. Ik maakte my gereed en voorzag my van eenige Reisbehoeften , door den edelmoedigen byftand des Gouverneurs , die my eenig geld leende. Affcheid genomen hebbende , ging ik den vierden aan boord , waar de Gouverneur met alle de Officie-  i54 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN eieren my een bezoek gaf. Wy ftaaken den eigen avond in Zee. Aan het Eiland Madagascar ankerden wy den twaalfden , waar ik by het Fort Dauphin aan land ging. Eenige byzonderheden , uit den Gouverneur van hle de France verftaan, deeden my wenfehen, eene nadere kennis op te doen , ten opzigte van dit fchoone en groote Eiland ; maar ongelukkig voor myn oogmerk, kon ik 'er niet vertoeven, en moest den veertienden weder fcheep. Den zeven en twintigften zeilden wy Kaap de Goede Hoop om. Onder den weg ontmoetten ons twee uitgaande Franfche Oost-Indifche fchepen, en twee Engelfche , en wy kwamen den achttienden van July gelukkig aan hle de Croix. Zo ras wy voor anker lagen , zond ik een Officier aan den Luitenant du roy te Port Louis , die toeftemde dat ik met al myn Volk daar den intrek nam. Den volgenden dag ging ik aan Land. De Bevelhebber ontving my zeer vriendlyk , en vaardigde een Bode met myne Papieren af aan den Staatsdienaar; zy werden aan den Hertog d'aiguillon toegefchikt, die my den tweeden van Augustus door een Bode van Staat liet noodigen. Deeze Staatsdienaar bevondt zich toen in Champagne , ik vervoegde my derwaards, en werd met alle onderfcheiding en vriendfchap onthaald. Hy ftelde my voor in dienst van den Koning , zyn Meester te treeden , met de aanbieding van een Regiment Infantery ; ik nam zulks aan , onder beding, dat het zyne Majefteit zou behaagen zich van my  des GR. AA VEN van BENYOWSKY. 155 my te bedienen om Vastigheden aan geene zyde van de Kaap aan te leggen. ■ . In Frankryk had ik desgelyks het geluk om myn Oom aan te treffen , den Graaf van eenyow , Bevelhebber van het Kasteel en de Stad Bar, Commandeur der Koninglyke Orde van St. Lazare , en Ridder van St. Louis. De byftand deezes waardigen Bloedverwants en de goedheid van zyne Majefteit, ftelde my in ftaat om een Postbode na Hongaryen te zenden , om onderzoek te doen na myne Huisvrouw en Kind. Zy kwam op 't einde des jaars ; doch hadt het ongeluk gehad van haar Zoon te zien fterven, juist ten tyde van de aankomst van myn Postbode. Een ramp die my te fterker trof; dewyl ik toen gelegenheid had om hem zeer voordeelig in Frankrijk te plaatzen. In de maand December ftelde de Hertog d'aiguillon my , van wegen zyne Majefteit , voor, eene Vastigheid op te rigten op het Eiland Madagascar, op den zelfden voet als ik op het Eiland Formofa ontworpen had. Eindelyk fchikte ik my naar het verlangen deezes Staatsdienaars , voor wien ik altoos dankbaarheid zal behouden , zo wel als perfoonlyke agting toedraagen. einde van het derde deel.   GEDENKSCHRIFTEN VAK BENYOWSKY.   GEDENKSCHRIFTEN E N REIZEN DES GHAAVEN VAN BENYOWSKY DOOR HEM ZELVEN BESCHREEVEN, naar de engelsche vertaaling uit het oorspronglyk handschrift overgezet. VIERDE DEEL. TE HAARLEM, B y A. L O O S J E S Pz. m d c c x c i i.   GEDENKSCHRIFTEN BETREFFENDE den tocht van madagascar , tot het oprigten eener koninglyke vastigheid op dat eiland , welks uitvoeren, door zyne majesteit den koning van frankryk, toevertrouwd was aan den graaf van benyowsky, collonel van een bende vrywtlligers , in 't jaar mdcclxxii. INLEIDING. j^Jaardemaal de uitflag van alle onderneemingen iri een wyd afgelegen Gewest, om 'er eene Vastigheid door de Èuropeaanen aan te leggen , altoos zo wel afhangt van de juiste bevelen en voorfchriften, als van voorbereidende fchikkingen , en welgegronde werkzaamheden , fteunende op de kennis des Lands, eh geëvenredigd aan de voordeelen, welke men Zich voorftelt te verkrygen, agt ik het noodig een berigt té geeven van de om Handigheden, die myne komst op het Eiland Madagascar voorgingen ; orriftandig; iv"- 'Deel. a w  2 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN heden, die aanwyzen, dat ik , niettegenftaande de zeer fchaarfche middelen my vergund , gedaagd ben in het aangaan van vriendlchups vcrbintenisCen met het grootRe gedeelte der Inwoonderen van dit wyduitgeftrekt Eiland; en, gevolglyk, dat , indien ik, gelyk ik mag zeggen, niet geheel verhaten geweest was door den Staatsdienaar, dat de oorfprong was van de elenden , ziekten , en Rerfte , waaraan ik, met myn volk, my blootgefteld vondt , het Eiland Madagqscqr , ten deezen dage , in verbintenis met Frankryk ftaande, een Magt zou gevormd hebben, in Raat om de volkplantingen van dit Ryk op hle de France' en Bourbon te onderReunen , en deszelfs Vastigheden in Indie te verdeedigen , als mede om nieuwe Handeltakken aan dat Ryk te verzekeren, die. omueetelykc lchatten in 's Konings fchatkist zouden hebben uitgeftort. Om de verfcheidene hindernisfen , welke ik ontmoet heb, zints myne komst op dit Eiland, in den klaarften dag te zetten, en die gebeurtenisfen te ontvouwen , welke door fchielyke omwentelingen my gunRige voordeelen bezorgd hebben in het daarRellen van die Vastigheid, zal ik een verdag doen van de oorfpronglyke fchikkingen des Staatsdienaars, volgens welke ik bevel kreeg myne werkzaamheden in te rigten. De Heer de boynes, Staatsfecretaris der Zeezaakcn., deelde my, op den vyftienden van September des j.uvs MDCCLXXII, het oogmerk van zyne Majefteit mede om eene gewigtige onderneeming te doen op het Eiland Madagascar, en dat zyne Majefleit be-  des GPvAAVEN van BENYOWSKY. 3 beflooten hadt, dien Tocht my toe te vertrouwen. Ingevolge hiervan, onderrigtte hy my van deeze befluiten , ten einde ik de fpoedigfte en gefchiktfte maatregelen mogt neemen om dit gevvigtig werk te volvoeren. Naa den Staatsdienaar bedankt te hebben , voor het vertrouwe waar mede hy my vereerde , merkte ik op, dat ik, geene kennisfe van Madagascar hebbende, en volftrekt onkundig omtrent den aart der onderneeminge, welke zyne Majefteit my wilde toevertrouwen, de maatregelen tot dien Tocht noodig niet kon beraamen. Het gelukkig flaagen daar van zou afhangen van de bevelen en middelen, overeenkomftig waarmede ik myne verrigtingen met de grootfte ftiptheid zou regelen. De Staatsdienaar my verzekerd hebbende, dat my niets , noodig tot het welflaagen myner onderneeming zou ontbreeken, voegde 'er nevens, dat het oogmerk van zyne Majefteit was eene Vastigheid aan te leggen op Madagascar, welk, in het toekomende, zou kunnen Itrekken om een uitgeftrekter plan te volvoeren , door het vertrouwen van den Koning, de Prinfen en de Hoofden des Lands te winnen, en deezen over te haaien om hun Eiland onder de be- fcherming van zyne Majefteit te (tellen. Ik vertoonde daarop, dat, om eene onderneeming van dien aart en van zo veel aanbelangs, uit te voeren, in een zo wyd afgelegen Land , welks ongunftige lugtftreeke, gevoegd by de jaloufy der Inwoonders, zo dikwyls vroegere ontwerpen en onderneemingen verydeld hadt, wel afgepaste fchikkingen , groote A a magt,  GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN magt, geftaadige aanvoer noodig waren om niets op 't geval te laaten aankomen. De Staatsdienaar keurde myne bedenkingen goed, en beloofde voor alles te zullen zorgen: het op zich neernende alles verder uit te werken , wat tot myne zending noodig wassen daar over inet my te handelen op 't einde der maand. Eenige dagen laater ontboodt my de Staatsdienaar ten zynen huize en onderrigtte my, dat 's Konings oogmerk was my het bevel te geeven over 1200Man; dat hy zorg zou draagen om, geduurende den tyd der wervinge , de ftelligfte bevelen te geeven , ten einde 'er niets mogt ontbreeken om de groote ondernceming, tot welke ik geroepen werd, voort te zetten. lk toonde den Staatsdienaar, dat 1200 Man my te veel toefcheen voor eene onderneeming, alleen ftrekkende om het vertrouwen van de Inwoonderen des Eilands te winnen ; en verzogt dat niet meer dan 300 Man my na Madagascar zouden vergezellen. Dit voldeedt den Heer de boynes. Het volk op den twintigften van January MDCCLXXIII geworven zynde, gaf ik den Staatsdienaar des berigt , verzogt om zyne bevelen , en den last betreffende de onderneeming. Hy gaf te verftaan, dat hy 'er nog niet aan hadt kunnen arbeiden , doch het toevertrouwd hadt aan den eerften Commisfaris. Deezen vond ik bezig met een plan ïe ontwerpen ; doch 't zelve nog onvoltooid zyn-* de, kon ik van hem geene naauwkeurige onderrigting ontvangen. Met het begin der volgende maand desdt de Heer de  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 5 de boynes my weeten, dat het plan, door den Commis ontworpen, hem niet behaagde, en dat hy my de vryheid gaf om zelve een plan te vervaardigen, en 'er de noodige verzoeken tot het volvoeren van myn Tocht by te doen; by herhaaling betuigde hy, dat de Koning niets meer ten oogmerk hadt dan om op Madagascar eene Vastigheid aan te leggen, tot verzekering des onderhouds van Isle de Trance en Bourbon, tot het openen van nieuwe bronnen des Koophandels, en om 'er dienst van te trekken in Indie, als 'er een oorr log mogt ontdaan. Hy wekte my op om , in dit plan, niets overteflaan van alles, wat ik tot volvoering dier oogmerken noodig keurde, —1— Ik fprak over dit alles met den Heer audat den eerften Commisfaris, die geen kennis van Madagascar hadt dan uit de ftrydige verhaalen der Kooplieden, meer (trekkende om het (tuk te verwarren, dan my licht te geeven omtrent den voorgenomen Tocht. Hy deelde my verfcheiden verhaalen van Madagascar mede, waai> uit ik, als mede uit het byzonder berigt van CapiV tein johannis , die verfcheiden reizen na Madagascar gedaan hadt, het volgend plan ontwierp. I. Dat ik van den Staatsdienaar bevel kryge om met myne Bende Vrywilligers na Isle de Trance overtefteeken, met een jaar voorraad van fpys, drank en maandgeld. II. Dat hy bevel geeve aan de Gezaghebberen op Isle de Trance, om my twee Schepen te verfchalfen, ieder van 120 of 150 lasten; tot het overvoeren van de Manfchap en den noodigen voorraad tot het aanleggen der Vastigheid op Madagascar. Eén deezer A 3 fchc»  6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fchepen zal onder myn bevel blyven , om gebruikt te worden op het Eiland, het ander na Frankryk wederkeeren om de narigten over te brengen van den toeRand en het gelukken der onderneeming, met het geen noodig is medegedeeld te worden. III. De Staatsdienaar zal aan de Gezaghebbers op Isle de France last geeven my koopwaaren te verfchaffen ter fomme van tweehonderd duizend Livres, met voorraad van Artillerie en Kiygsbehoeften, als ook het noodige tot Hospitaalen , en Werklieden, met de Gereedfchappcn , vereischt om de noodige gebouwen voor het volk zyner Majefteitre vervaardigen, IV. Om de onheilen uit de ongezondheid der lugtsgefteltenisfe op Madagascar te ougten te ontgaan, geduurende den tyd noodig tot het bouwen der huizen , zal de Staatsdienaar den Gezaghebberen op Isle de France beveelen, my vier tot het ineenzetten in gereedheid gebragte huizen mede te geeven; een tot een algemeen Pakhuis; een tot een Hospitaal; een tot een verblyf der Soldaaten; en een tot myne wooning. V. De Staatsdienaar zal aan myne zending toevoejen perfoonen gefchikt om de zaaken te beftuuren, om rekening te houden en den Koophandel te dryven; terwyl ik de vestiging der Vastigheid voortzet. VI. Ook zullen de Gezaghebbers op Isle de France gelast worden my , ingevalle van nood, met Manfchap, leeftogt, krygsvoorraad , koopwaaren. en geld tot het betaalen van myn Krygsvolk te voorzien. VII. De Staatsdienaar zal my, het eerRe jaar honderd en twintig Recruten toefchikken, om de Vas. tig-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 7 tigheid wel voorzien te houden, tot dat ik zyne eindelyke bed uiten mag weeten. By het overleveren van dit plan, verklaarde ik den Heer de boynes, dat ik, zo my deeze eifehen geheel toegeftaan wierden, my verzekerd hield te zullen flaagen in het winnen van het vertrouwen der Inboorelingen, en het vestigen der Vastigheid; maar dat, dewyl verrigtingen van dien aart onvermydelyk vorderden eene gezette kennis van de plaats, ik de eer zou hebben om een uitgeftrekter en beter zamenhangend plan, met berigten en kaarten, met veiflag van de zeden, wetten, en het Staatsbcftuur dts Ëilands, overteleveren ; vergezeld van eene geregelde opgaave der benoodigdheden, om met zekerheid een zo groot ontwerp uittevoeren. Myne voordellen vonden gereeden ingaftg , de Staatsdienaar zou 'er den Koning opening van doen, en ik mogt my verzekerd houden, dat het geheel tot myn genoegen zou gefchikt worden. In deeze gunffige gedagten vond ik my verfterkt door gefprekken, vervolgens gehouden met den Heer de boynes en den Hertog d'aiguillon. Op den negentienden van Maart werd ik by den Staatsdienaar ontboden, die my een brief overgaf, behelzende de oogmerken van zyne Majefteit met het aanleggen eener Vastigheid op Madagascar; en een affchrift van een brief aan de Bevelhebberen op Isle de France; en hy beval my tellens, zonder uitftel, met al myn Manfchap , na de haven van "Oriënt te gaan, waar ik zyne bevelen om na Isle de France te ftevenen zou ontvangen. A 4 Tk  S GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Ik zag toen dat myne zending, in zeker opzigt, ten believe ftondt der Bevelhebberen op dat Eiland en dat het minfte gebrek aan genegenheid of eenig misverftand aan hunne zyde, niet alleen myne verrigtingen zou kunnen belemmeren, maar zelfs geheel en al verydelen Ik deed deswegen myn beklag by den Staatsdienaar, met verzoek dat hy den inhoud des briefs aan die Bevelhebberen wilde veranderen, en te bewerken, dat ik uit Frankryk voorzien wierd met de noodigfte behoeftens. Het antwoord kwam hierop neder, dat 'er geen tyd meer was om veranderingen in die fchikkingen te maaken; dat hy zich verzekerd hieldt van de goede geneigdheid en den yver der Bevelhebberen op hle de France, die voorzeker het my aan geen byftand zouden laaten ontbreeken; en eindelyk, dat ik daar zijnde alles mogt doen, wat ik noodig oordeelde tot 's Konings dienst. Hy voegde 'er by , dat hy daarenboven, door nieuwe zou voorzien in de bezorging van de byzondere noodwendigheden , welke de veiligheid der Vastigheid vorderde. Niettegenftaande dit beflisfend antwoord waagde ik het nieuwe vertoogen te doen over de ongelegenheid, welke uit dusdanig eene fchikking zou kunnen ontftaan. Doch de Staatsdienaar bleef by zyn eerfte antwoord, met byvoeging , dat, daar het oogmerk van zyne Majefteit was, dat ik, zo fpoedig mogelyk, na hle de Fiance zou overfteeken, myn vertrek niet te veel kon verhaasten. Ik ging van hem, met een hart vol van voorgevoel der rampen en onheilen, waaraan ik my, met myn volk, zou blootgeftcld vinden,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 9 den. Om deeze voortekomen vervoegde ik my by den Hertog d'aiguillon, met voordragt van de orders en fchikkingen des Staatsdienaars , en de rechtmaatige vrees, die my wegens bet welgelukken bekroop. De Hertog beurde my op met de belofte dat hy den Heer de ppywES zou gaan fpreeken, dat de zaak zeker van gedaante zou veranderen, en dat ik my gerust mogt ftellen. 's Anderen daags kwam de Heer auoat by my met berigt, dat de Heer de boynes", met gewigtigé en dringende zaak en bezig zynde, op dien tyd, my niet kon fpreeken over den Tocht; doch dat hy van diens wege kwam om my te verzekeren , dat alles tot myne volkomene voldoening zou gefchikt worden , dat hy beflooten hadt den brief aan de Bevelhebberen op hle de France te veranderen, en zelfs de eifchcn door my gedaan te verbreeden; dat ik onmiddelyk na dit Eiland zou vertrekken, dat de onderftand uit Frankryk my fpoeclig zou volgen, en dat intusfchen, de Bevelhebbers van hle de France, my zouden voorzien , overeenkomftig met de bevelen hen gezonden , met benoodigdheden , die ik mogt behoeven vóór de aankomst der geenen, welke ik onmiddelyk op Madagascar zou ontvangen , en my vervolgens in ftaat zoude Hellen om alles te doen zonder onderffeuning van dat Eiland, en eindelyk, dat, met betrekking tot den brief aan de Bevelhebbers op 't zelve, de gewigtigfte Artykelen veranderd waren , om hun te doen weeten, dat ik meester gelaaten was van myne verrigtingen, en dat zy op geene andere wyze met myne zending te doen hadden, dan in zo A 5 ver-  io GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN verre zy my den onvermydelyk noodigen byftand, dien ik zou behoeven, moesten verfchaffen. Deeze opening van den eerften Commisfaris voldeedt my des te meer; dewijl ik my ftreelde met de hoope om my met eere te kwyten van den gewigtigen last door den Koning my opgcdraagen. EER-  des GPvAAVEN van BENYOWSKY. u EERSTE HOOFDSTUK. De Graaf van benyowsky vertrekt na Isle de France; teleurjlellende ontmoetingen hem daar bejegend. 13 y myn affcheids gehoor, op den tweeëntwintigften van Maart had ik het genoegen om uit den mond van den Fleer de boynes, de bevestiging tewerneemen van 't geen de Heer audat, te myner gerustftelling, gezegd hadt. My de Brieven en myn Last overreikende was zyne betuiging: „ Ik zal alle uwe eifchen voldoen, en gy zult reden hebben om over my voldaan te zyn !" Dus afgevaardigd door den Staatsdienaar, vertrok ik ha POrieht, waar ik fcheep ging in het fchip la Marquife de Marbcuf. Op den tweeëntwintigften van September landde ik op hle de France; waar een gedeelte van myne Bende vóór my was aangekomen ; de overigen waren te VOrient gebleeven om fcbeepsgelegenheid af te wagten. By myne aankomst in deeze volkplanting was de Heeer de ternay,de Gouverneur, afweezig, en ftondt niet voor de maand Oclober weder te keeren. En, daar de Heer maillart, de Intendant, geweigerd hadt alleen met my te handelen over de zaak myner zendinge, wagtte ik den tyd van det'huis- komst  ï2 gedenkschriften en reizen komst des Gouverneurs af, en verzogt vier dagen om het geen tot myn vertrek na Madagascar behoorde met hun te regelen. Zy gaven my te verftaan, dat zy, elk hunne byzondere zaaken ter hunner befchikkinge hebbende, met my niet, dan afzouderlyk , konden handelen. Ik maakte daarom myne opwagting by dep Heer pe ternay, van wien ik, naa het overgeeven des my opgedraagen last, het noodige tot het volbrengen verzogt. Dan hy antwoordde geene byzondere bevelen , met betrekking tot myne zending ontvangen te hebben ; dat de algemeene brief van den Staatsdienaar den Fleer maillart meer dan hem betrof: dewyl de benoodigdheden en de byitand, welke ik behoefde, betrekking hadden tot de geldmiddelen , waarmede hy niet te maaken hadt ; dat hy zyn pligt zou betragten in alles wat de befchikking myner Krygsbenden betrof, dat hy zyne Majefteit fchip de Postillion my ter hand zou Hellen, agtervolgens het Hof bevel, om 'er my van te bedienen ;ot voltrekking van myn last; dat al het overige den Intendant bcirof. Naa dit gefprek vervoegde ik my by den Heer maillart ; djen ik desgelyks opening gaf van de bevelen des Staatsdienaars, en een ftaat van het benoodigde tot volvoering van myne zending , welke ik hem in 't breedc ontvouwde ; alles aandringende met zulke redenen als my kragtigst fcheenen om hem overtehaalen om met my mede te werken in alles wat van hem afhing, om 's Konings dienst op de beste wyze te vervullen. Dan hoe zeer ftond ik verwonderd , als ik hem hoorde zeggen , dat hy zich ver-  ces GR AA VEN van BENYOWSKY. ij verbaasde, dat het Hof een Tocht hadt doen onderneemen, zo naadeelig voor Isle de France; alle de Kooplieden op dat Eiland waren bedorven , indien de voorgenomene vestiging op Madagascar gelukte, waar zy, door hunne medewerking, eenen voordeeligen handel dreeven , die niet wettig kon geRremd worden, door een enkelen brief eens Staatsdienaars ; doch dat hy niet te min zien zou wat 'er kon gedaan worden, tot hy Heilige bevelen van het Hof ontving; doch dar \ y niet kon naalaaten het Hof te on„ derristen, dat het ontwerp onuitvoerelyk was: vermids het volk op Madagascar, anderhalve eeuw geleden alle de poogingen voor Frankryk afgeweerd hadt , en 't zelve nu zich niet zou onderwerpen, daar het onder een vast eigen opgerigt Staatsbeftuur ftondt. Zodanig een antwoord van den tweeden in gezag op deeze volkplanting, verRerkte myne vrees, reeds te Verfailles opgevat, dat ik Rond overgegeeven te worden aan de genade van eene nayverige party; die, gelyk verfcheiden berigten inhielden, niet fchroomde openlyk zich te verklaaren tegen eene Vastigheid op Madagascar, en reeds begon 'er den eerRen (lag aan toetebrengen; een party, die, zo als het vervolg zal uitwyzen j de Vastigheid in den deerlykRen ftaat bragt. De Heer de maisonville , door den Staatsdie* naar benoemd om Onder-Commisfaris en Pakhuisboekhouder onder my te weezen, geweigerd hebbende om na Madagascar te gaan, benoemde de Heer maillart zekeren vahis een Scheepsklerk van een be-  l4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN bekend (legt charaéter, in diens plaats; de openbaare befchuldigingen die tegen hem liepen, maakten hem geheel ongefchikt tot een post die braafheid en bekwaamheid vordert. Ik bragt 'er myne tegenverklaring op in, den Fleer maillart verzekerende, dat ik nimmer doen wilde hebben met een mensch van Hegten naam, dat hy onmiddelyk een ander perfoon, zulk een post beter waardig, moest kiezen. Hierop kreeg ik geen nader antwoord , dan dat die vaiiis goedgenoeg was voor Madagascar ; werwaards hy niet begeerde iemand van eenige betekenis hier te zenden ; dewyl hy zeker zyn verderf in den mond liep. De verontwaardiging welke dus een antwoord verdiende , deedt my de voorzigtigfte zyde kiezen; ik keerde hem den rug toe. Vervolgens had ik een nader gefprek met den Fleer ternay over myne zending; en gaf hem een aandoenlyk tafereel van den ongelukkigen toeftand waarin myne Bende zou geraaken , en het lyden waaraan dezelve zich zou blootgefteld vinden, indien hy volhardde met my den verzogten byftand te weigeren. Dan ik kon niets by dien Gouverneur vorderen, die openlyk beweerde, dat de Vastigheid op Madagascar niet zou gelukken; dewyl de Staatsdienaar zo onvoegelyk gehandeld hadt , dat hy de Opperhoofden van Isle de France niet raadpleegde over middelen, noodig in 't werk te ftellen. De Heer maillart herhaalde , aan den anderen kant, geduurig, dat de Staatsdienaar deezen Tocht geheel aan de Floofden van Isle de France hadt moeten toevertrouwen; dewyl zy 'er perfoonlyk belang by  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15 by hebbende, voorzien zouden hebben in al den vereischten onderftand; daar zy, dewyl de bevelen van den Staarsdienaar wegens de benoodigdheden , onbepaald waren, op dezelve niet durfden afgaan. Ik bemerkte duidelyk, dat 'er voor my niets anders overbleef dan om myn vertrek na Madagascar te verhaasten, ondanks het gevaar van my blootgefteld te zien aan de uiterfte elenden, en my verlaaten te vinden op de wreedfte wyze, tot de aankomst des voorraads rechtftreeks uit Frankryk , my door den Staatsdienaar beloofd. Dit befluit, hoe fterk, beantwoordde best aan myne verbintenisfen en gevoel van eer. Ik zag daarom alle die ongelegenheden over 't hoofd, en gaf last om het fchip de Postillion te doen vertrekken , met dertig Soldaaten , ten einde het Eiland op te neemen, en te onderzoeken na de zeden en de magt der Inwoonderen; ten einde ik myne verrigtingen, overeenkomftig met 's Konings last, te fpoediger mogt volbrengen. Op den zevenden van December ging saunier, Luitenant van een Fregat, en Commandeur van de Postillion, onder zeil na Madagascar. Van dereede fchreef hy my, dat de Heer maillart, niettegenftaande myne verzoeken, en zyne beloften, geene dan kleinigheden hem hadt toegefchikt, niet genoegzaam tot gewoone gefchenken aan de Floofden des volks ; ook ontbrak het hem aan brandewyn voor het Krygsvolk, 't geen hy uit zyn eigen voorraad zou moeten verzorgen; deeze was hem geweigerd. Met rede verwonderd over 't geen ik vernam vroeg ik den Fleer maillart des opheldering;  16 GEDENKSCHRIFTEN en réizen ring; hy antwoordde, „ dat het Hof hem meester 5, gemaakt hebbende van zyne eigen verrigtingen, fti y, 't geen Madagascar betrof, het my niets zou baa„ ten in vervolg hem over dit onderwerp te koï, men fpreeken." Staande zeven agtèrvolgende dagen had ik verfcheiden onderhandelingen met den Heer de ternayJ ik verzogt hem den Heer maillart overtehaalen om zyn pligt tê volbrengen, ten opzigte van myne zending , en dat zy te gader dé Kooplieden, die op de kust van Madagascar handelden, zouden hebben te laaten weeten, dat zy dien handel moesten ftaaken, tot dat 'er nieuwe bevelen van den Staatsdienaar kwamen; ten einde ik kennis mogt neemen van de misbruiken, en den handel op eenen voet brengen meer ten algemeenen voordeele, en van de Vastigheid in 't byzonder. Hy berustte in myn voor- ftel; maar, toen ik vernam dat hy zyn bevel alleen gefchreeven en niet bekend gemaakt hadt , verdubbelde ik myne klagten; en had het verdriet uit den Heer maillart te verftaan , hoe hy dit zeer zeldzaam vondt, dat ik aandrong op een ftuk, 't welk vreemd was van myn last; dewyl het een Koophandel betrof, die, gewettigd zynde , niet verboden , veel min afgefchaft kon worden, door een enkelen brief van een Staatsdienaar; De wapenrusting van myne Dende, op den tweeent wir.tigften van December nog niet uit Frankryk a-angekomen zynde, was ik v.?rpligtgeweest myn volk met geleende wapenen in den wapenhandel te oefenen.- Ik verzogt wapenen van den Heer de ternay , Lui-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 17 Luitenant van het Wapenhuis op Isle de France; naar verfcheide hoogloopende woordwisfelingen, verkreeg ik ze, en wapende myne Bende op eene gefchikte wyze; zorggedraagen hebbende om het grootfte gedeelte der wapenen te herftellen. Weinige dagen laater onderrigt, dat een byzondcr fchip gereed was om na Madagascar te zeilen, en genegen om my van deeze gelegenheid te bedienen om myne bevelen aftevaardigen aan de Heeren saunier en d'esteruby, ontbood ik vauis, die nog de post van Pakhuisboekhouder waarnam, en vroeg hem hoe het ftondt met de vervaardiging van 't geen tot myn Tocht noodig was? Hy antwoordde alleen aan den Heer maillart , en aan my in 't geheel geene rekenfchap fchuldig te weezen ; dat hy geen agt behoefde te flaan op iets in 't miufte van alles wat ik mogt goedvinden, hem voor te ftellen. Dit onvervvagte antwoord van een-Man, die, uit den aart van de post, welke hy bekleedde, aan myne bevelen onderworpen was, deedt my by den PleerMAiLlart klaagen; die my zeer koel te houden gaf, dat vahis, volgens den hem gegeeven last handelde en dat ik niets meer moest wagten. Den achtëntwintigften bezogt ik den Heer de ternay weder om hem te verpligten tot het hervatten van zyne onderhandeling met den Heer maillart, wegens de noodwendigheden voor mynen Tocht. Dan hy zette my af met te zeggen, dat de Staatsdienaar zyne bevelen rechtftreeks aan den Heer maillart gerigt hebbende, deeze alleen belast was met derzelver volvoering. Ik ging daarop by den IV. Deel. 6 In-  iS GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Intendant, vergezeld van myn Major, en een Capitein der Krygsbende. Ik deed by hem de fterkfte vertoogen , merkte op , dat myne eifchen gegrond waren op de bevelen van zyne Majefteit, getekend door den Staatsdienaar; en dat hy, zonder in zyn pligt te kort te komen, my geene dingen kon weigeren, die myne verrigtingen noodwendig vorderden. Dan zyn antwoord klonk op een toon, dien ik niet verwagt had van iemand in zynen rang. Hy liet zich uit in de fmaadlykfte aanmerkingen over myne zending; en hadt de vermetelheid van te zeggen, dat, indien de Heer de ternay zyn raad wilde volgen , hy een einde aan myn Tocht zou maaken: dewyl het Hof niet gelet had op dit ontwerp, gevormd door een blooten gelukzoeker; en dat zelfs, wanneer de Staatsdienaar de ftelligfte bevelen mogt geeven , hy liever zyn post zou afftaan, dan eenig deel hebben in een plan zo liegt ontworpen. Zulk een onvoegelyk antwoord noodzaakte my hem te verlakten, zonder 'er iets op te zeggen; en ik bediende my van het vertrek eens fchips, om den Staatsdienaar te onderrigten van alles, wat tusfchen de Opperhoofden van Isle de France en my was voorgevallen. Toen , in den aanvang van December , de rest myns volks, met het fchip de Laverdi, op Isle de France gekomen was , verzogt ik , brandende van verlangen om myn vertrek na Madagascar te verhaasten , de Hoofden van Isle de France om fchepen tot myn overtocht, hun teffens eene lyst overleverende van de volftrekte noodwendigheden, als gereedfchappen, geneesmiddelen, en inzonderheid twaalf vaten azyn,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 19 azyn , en drie lekfteenen. Ik drong te fterker op deeze twee laatfte artykelen , dewyl ik volkomen verzekerd was van de flëgte hoedanigheden des waters op Madagascar, die of modderig of met metaalftoffen bezwangerd waren , en alleen door azyn en lekfteenen min fchadelyk konden worden , als van welke middelen veele Europifche Krygsbezettingeh zich met veel voordeels, bediend hadden. De Heer maillart verzogt, den elfden van December, met my een gefprek te houden, of ten Zynen huize , of aan dat van den Heer de ternay. Ik koos het eerfte. Waar de Heer maillart , in tegenwoordigheid van den Heer de ternay en den Heer de bellecombe, Oud-Bevelhebber op Bourbon , verfchooning verzogt, wegens zyn voorig gedrag, myne vriendfchap verzogt, en verzekerde dat de fluifir, die tot nog toe zyne oogen, ten op'zigte van myne Zending , verblind hadt , was weggenomen, dat hy nu wist, dat de Staatsdienaar byzondere reden hadt om my te gebruiken tot het maaken eener Vastigheid op Madagascar ; gaarne wilde hy in dien arbeid met my deelen, voor zo verre het afhing van voorraad, welke bezorging aan hem ftondt. Hy verzogt my al het voorgaande te vergectcn, en om myne vriendfchap. Ik behoefde op myn antwoord niet lang te peinzen. De Intendant fcheen gevoelig getroffen over de onvoegelykheid zyns gedrags en betuigde volvaardig te weezen om den gelukkigen uitflag myner onderneeming te bevorderen. Ik verzekerde hem dat myne agiing en vriendfchap altoos gepaard zouden gaan , en dat hy van nu af am B 2 ze  ao GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ze beide bezat. Deeze verklaaring was, van myne zyde, te opregtcr: dewyl ik my geen denkbeeld kon vormen, dat een Man op een post van dat aanbelang gefield , zich fcbuldig zou maaken aan zulk eene maate van bedrog en geveinsdheid ; maar het vervolg zal uitwyzen, dat de Intendant des geene zwaarigheid maakte. Ik ontving, op den zeventienden dier maand, van den Heer de ternay het gefchut en de krygsbehoeftens noodig tot myn vertrek, en ik bevlytigde my om myne Manfchap in het behandelen des gefchutS af te rigten. Dezelve deedt het tot myn volkomen genoegen. De Heer maillart ontzette van zynen kant, VAHis , van de hem toevertrouwde post, en gaf die aan eenen senaut, dien ik niet kende. De Opperhoofden van Isle de France deeden my, eenige dagen laater weetcn, dat zy het fchip de Des Forges, 't geen alle dagen van Bourbon verwagt wierd tot myn overtocht befitmd hadden; dan de Fleer maillart merkte op, dat hy flegts een klein gedeelte van koopwaaren met dat fchip zou kunnen zenden; dat de Pakhuizen geheel onvoorzien waren van azyn, en hy niet wist wat 'er van de lekfteenen geworden was; doch dat hy niet verzuimen zou deeze met het eerstvolgend fchip te zenden, even of hy verpligt was ze eerst van de kooplieden in te koopen. Op den laatften dag van die maand verzogt ik den Heer de ternay tot den wapeiifchouw over myn volk te neemen. Ik liet hen andere kleederen geeven; dewyl de my gezondene zeer gebrekkig waren. Op den eerften van January MDCCLXXIV brieven van  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 21 van Madagascar ontvangen hebbende , waar uit ik vernam , dat de voorraad door het fchip de Postillion aangebragt zo gering was, dat myn volk naauwlyks voor drie maanden leeftocht hadt, en dat myne tegenwoordigheid zeer vereischt wierd : dewyl eenige van de Volkshoofden reeds vyandlykheden hadden aangevangen. Ik vervoegde my daarop by de Heeren de ternay en maillart , met bede om my, zo ras mogelyk, een fchip te bezorgen om na de'plaats myner befiemming te vertrekken. Maar , toen deeze Heeren antwoordden, dat zy my 'er geen, in 't verloop van eene maand konden bezorgen: dewyl alle fchepen, die te hunner befchikkinge Ronden , in dienst der Volkplantinge waren, befloot ik zelve een fclu'p te huuren. Dan van dit voorneemen werd ik afgebragt, door de toezegging van den Heer de ternay , die my verzekerde dat ik het verzogte fchip zou hebben , vóór het einde van January. Ik maakte dienvolgens myn volk tot het vertrek gereed; maar op het berigt dat drieënzestig man zich in het Hospitaal bevonden, befloot ik deeze te laaten ouder het bevel van den Heer maring myn Luitenant Gollonel , en onder het beftuur van den Capitein de sanclier , tot hunne volkomene herflelling; wanneer zy, zonder uitflel na Madagascar zouden worden overgevoerd. Ik vernam ten zelfden tyde, dat een gedeelte myner Manfchap verleid was door andere Regimenten, dat eenige myner Vrywilligeren reeds waren doorgegaan, en dat de nadeelige gedag ten wegens onzen Tocht verfpreid, met zo veel kwaadaartigheid verfpreid , zo veel velds gewonnen hadB 3 den,  22 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den , dat een gedeelte myner Officieren zich ziek veinsden, om daar door hun vertrek na Madagascar te doen verwylen. Ik verftond wyders, dat de Opperhoofden van Isle de France , zendelingen na Madagascar hadden afgevaardigd tot den Koning hyavi en andere Volksopperhoofden , om hen te vvaarfchtivven , dat ik geen ander oogmerk had daq om het juk van flaaverny op het geheele Eiland te Jeggep. In deezen ongelukkigen toeftand , ten vollen begrypende , dat de dienst van zyne Majefteit groot!yks zou lyden door een zo fchrikbaarend vooroordeel, iprak ik myne Manfchap daar over aan, en in 't byzonder myne Officieren, die, overwonnen door de kragt myner redenen, en door hun eigen gevoelen van eer , tot bun pligt wederkeerden , en zich genegen betoonden om n.y te volgen. Hier op maakte, ik myn vertrek na Madagascar bekend , en liet weeten dat alle vrywilligcrs , boven al werklieden, die lust mogten hebben om my te vergezellen, zouden komen , om met my over de voorwaarden te fpreeken. Dit veroorzaakte dat veelen zich by my vervoegden. Doch niet weetende of zy vry waren, en allen, zelfs den minften,aanftoot willende vermyden, vervoegde ik my by de Heeren de ternay en maillart. De eerfte verklaarde , dat hy aan niemar.d verlof zou geeven om het Eiland te verlaaten; en de laatfte dat hy zich openlyk zou verzetten tegen liet vertrek van iemand desEilands, die mogt verkiezen my na Madagascar te vergezellen; dewyl het niets anders was dan hun ep de flagtbank brengen: want by  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 23 hy verklaarde berigt ontvangen te hebben, dat verfcheiden Benden gewapende Eilanders op myne komst wagtten, gereed om my aan te vallen. Deeze Intendant bragt het zo verre, dat hy poogde een myner Officieren om te koopen, en overtchaalen om hem een volledig berigt van myne werkzaamheden, ten allen tyde te bezorgen. Zo bevlytigde die Intendant zich om de bevelen des Staatsdienaars uittevoeren. Het vertrek van het Fluitfchip zyner Majefteit La Triquaire gaf my, op den tweeëntwintigden, gelegenheid om myne papieren na het Hof te zenden. De volgende dagen was ik bezig met de goederen myns volks aan boord te bezorgen, en de Heer maildart my verzekerd hebbende , dat hy zorg zou draagen om alle de artykelen te leveren tot welker bezorging na Madagascar hy last hadt, delde ik my gerust. Myne bezoeken afgelegd en de tegenbezoeken ontvangen hebbende , gaf ik aan de Groote Rivier op den tweeden van February, ter gelegenheid van de geboorte myns Zoons een Feest, en beval daarop myne Krygsbenden met vliegende vaandels na de Haven te trekken. Zy gingen terdond aanboord, en ik had het langgcwenscht genoegen om 's avonds ten zes uuren na Madagascar onder zeil te gaan. B 4 TWEE-  c4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN TWEEDE HOOFDSTUK. De Graaf van benyowsky komt op Madagascar. Deerlyke leefland, waarin hy zyn volk vindt. Landing zyner manfchap. Verdrag met de Hoofden van Antimaroa. Verraadlyke en vyav.dlyke ontmoetingen. Veelvuldige verdragen en vriend, fchapsyerbintenisfen. Kommerlyke taf and en behoeften. Op onzen overtocht moesten wy, den vyfden van February , door den noordewind genoodzaakt , te Bourbon het anker Jaaten vallen en daar blyven tot den zevenden. Den veertienden bereikten wy de Baay van Antongil op Madagascar. Zo ras de Des Forges in gemelde Baay ten anker lag zond ik de kleine boot na ftrand, om my terRond tyding te brengen van den toeftand myns volks, en de geneigdheid der Eilanderen. Het Rrand Rondt vol met Volkshoofden, die zich zetr voldaan betoonden over myne aankomst; dat gaf my niet weinig genoegen. Maar deeze aangenaame denkbeelden verdoofden niet weinig, als ik binnen de palisfade trad die myne manfchap infloot, en welke zy, uit mangel aan middelen om de Eilanders te betaalen, zelve hadden  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 25 den moeten vervaardigen. Dit zwaar werk, by hunne eerlte landing, in een zeer heet land, hadt hun uitgeput en in den deerlykften ftaat gebragt. De bevelvoerende Officier en de Chirurgyn waren beiden ziek, zonder hulp of geneesmiddelen, en onder de geduurige noodzaaklykheid om dag- en nagtwagt te houden tegen de Inbooreüngen, die met eene gewapende Bende, op dit kleine aantal manfchap waren aangevallen : niettegenftaande hunne zwakheid hadden zy zich met zulk een moed verdeedigd, dat zy zeven krygsgevangenen bekwamen van een Opperhoofd raoul geheeten; doch zy hadden, om reden van ftaat deezen, zonder losprys, weder op vrye voeten gefield. Ik verftond dien toeftand myns volks niet, of myne eerfte zorg was hun al den byftand, dien ik kon, te verleenen. Zy hadden noch Pakhuis , noch Barakken, noch Hospitaal, noch zelfs een overdekte Plaats om my in te ontvangen. Deeze gebouwen konden in korten tyd niet vervaardigd worden, dan door de Eilanderen zelve. Ik oordeelde het daarom raadzaam niets te verzuimen om hun over te haaien tot de belangen der Vastigheid; en, om hun vertrouwen te winnen , deed ik het meerendecl zamen komen , aan 't welk ik gefchenken uitdeelde, en het genoegen fmaakte om verfcheiden Hutten van de Eilanderen te koopen, tot huisvesting van myne Officieren en Krygsvolk, tot dat de onvermydelyk noodige gebouwen in gereedheid konden weezen. In aller yl werd 'er een Hut voor my opgeflaagen , en het werk ging met zulk een fpoed voort, dat ik den volgenden dag myB 5 ne  z6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN rte Krygsbende kon ontfcheepen. 't Zelve kwam met allen praal en de bestmogelyke orde aan land, om daar door den Eilanderen ontzag in te boezemen. Terwyl deeze dingen naar wensch gingen , was ik bedagt op het ontfcheepen der laading. Ten dien einde verzogt ik den Scheepscapitein de saint feux, de lyst van de ingelaade goederen. Doch groot was myne verbaasdheid als ik vernam , dat 'er bykans geen brandewyn , of koopwaaren op Honden , en dat de laading meest heftondt uit het minst beduidend artykel, kooien. Ik vondt my in de noodzaaklykheid om wyn, brandewyn , koopwaaren en geneesmiddelen, die de Capitein my ter koop aanboodt, overteneemen; en daar hy geen Wisfel op den Koning wilde aanvaarden, en ik de goederen niet kon misfen, gaf ik 'er hem een op myn eigen rekening , groot tien duizend en vyfhonderd Livres. Deeze Ca¬ pitein weigerde my ook Manfchap om my te helpen, voorgeevende daartoe last te hebben van de Opperhoofden van Isle de France; doch dewyl hy dezelve niet kon toonen, maakte ik gebruik van het gezag, waarmede zyne Majefteit my bekleed hadt. Op den negentienden February liet ik alle de Opperhoofden van het Landfchap Antimaroa aanzeggen , dat zy op den eerften Maart te Louisburg hadden te komen , ten einde ik hun mogt onderrigten van de oogmerken zyner Majefteit, ten aanzien van de Vastigheid, welke ik op Madagascar zou oprigten, en hun zo veel mog-]yk in onze belangen overtehaalen. Ten zelfden dage gaf ik last het gefchut te Hellen en ons tegen verrasfing te dekken. Meer dan twee-  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 27 tweehonderd Inboorelingen arbeidden vry willig om den grond boven het waterpas der Riviere optehoogen en een aanvang te maaken met het vullen van een moeras. In dien tusfchentyd kwamen 'er twee van zyne Majefteits fchepen , het een gevoerd door den Luitenant kerguelin, en het andere mede onder diens bevel, gevoerd door den Heer foron, op de reede ten anker. Op 't fchip des eerften waren tweehonderd zielen, ik bood hun allen mogelyken byfland , en de verfrisfingen bragten een fpoedigherflel tewege. Berigt ontvangen hebbende dat tegen den eerften Maart de Hoofden des Landfchaps Antimaroa op weg waren na Louisburg, gaf ik nieuwe bevelen om tegen verrasfing op de hoede te weezen. Ik ontving ze buiten onze omwalling, vergezeld van myne Officieren en dertig Soldaaten. Achtentwintig waren zy in getal en vergezeld van omtrent tweeduizend Zwarten, die een kring vormden. By deszelfs ingang zette ik my neder, en onderrigtte hen door myn Tolk, dat het oogmerk des Konings van Frankryk was de Inwoonders van Madagascar onder zyne befcherming te neemen ; tot dit gunstbetoon was hy bewoogen door de kennis , welke hy droeg van hunne verknogtheid aan het Franfche volk; hy hadt beflooten eene Vastigheid opterigten, om hun tegen hunne vyanden te verdeedigen; Pakhuizen te bouwen, waar zy ten allen tyde, voor een goedkoopen prys , zulke waarcn zouden vinden als zy noodig mogten hebben: naamlyk lakens, Herken drank, buskruid, kogels, vutirfleenen enz.: deeze zouden hun geleverd worden ia verruiling voor de voortbrengzelen huns Lands en bo-  28 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN boven al ryst, welk laatst gewas zy niet te veel konden teelen. In beantwoording van alle deeze gunst- betooningen des Konings, vorderde ik alleen, voor eerst, dat zy met my een verbond van vriendfchap zouden aangaan , en my Land vergunnen om myne Vastigheid aanteleggen; dat zy den Eilanderen zouden toeftaan Landeryen te verkoopen aan de zodanigen der Franfche Natie , als verkoozen zich onder hun neder te zetten. Ten tweede, dat zy my zouden vergunnen, in het binnenfte gedeelte des Lands, naby den oorfprong van de Rivier Tingballe , Flospitaalen en Pakhuizen , op een eigen plek gronds, te bouwen. Ten derden, dat zy zich zouden verbinden om den eigendom der Vastigheid te verdeedigen. Naauwlyks hadt myn Tolk uitgefprooken, of zy hieven allen een vreugdekreet aan, en betuigden niet te kunnen twyfelen aan de goede oogmerken des Konings , naardemaal hy hun Schepen en Krygsvolk gezonden hadt, in voorkeus boven andere Landfchappen, om hun tegen hunne vyanden te onderfteunen; dat zy hem voortaan voor hun Vriend erkenden, en dat zy toellonden om my het Land te fchenken, waar ik myne Vastigheid had beginnen aanteleggen; mits ik onder eede beloofde geen ftcrktens te zullen bouwen. Wat het Land binnenwaards betrof, dit zouden zy in overweeging neemen; maar dat zy een eed vorderden, by weiken ik verklaarde, dat ik geen regt over hun had, en my bepaalde tot den enkelen tytel van hun vriend, in welke hoedanigheid ik hun tegen hunne vyanden zou byftaan. Dee-  des GR.AAVEN van BENYOWSKY. 29 Deeze voorwaarden toegeftemd hebbende deeden wy den eed tot bevestiging van ons verdrag. Deeze plegtigheid welke zy Cabarre noemden, ging vergezeld van een onthaal, waarin zy een vat brandewyn dronken , 't geen zy onder elkander verdeelden. Myne vrienden keerden na hunne Dorpen weder, waar zy nieuwe Feesten vierden ten betoon van hunne vreugd, dat zy de vriendfchap des Konings van Frankryk verkreegen hadden. Op den derden Maart vaardigde ik het fchip de Postillion onder bevel van den Heer saunier, 't welk ten mynen dienste ftondt, na Foul Point, met last om de zodanigen die de Inboorelingen tegen my zogten voor in te neemen, te verdry ven, en hyavi , den Koning en Opperoverften des Landfchaps van myne vriendfchap te verzekeren, hen gefchenken te doen, en overtehaalen om mynen byftand te vraagen tegen de Fariavas met welken hy in oorlog was. Dit fcheen my het zekerlte middel om verlof te krygen tot het vestigen van een post op Foul Point. Berigt van myn volk ontvangen hebbende, dat de Zwarten, ondanks den eed, de wagten 's nagts verfborden , en de klagte van den Pakhuisbewaarder senan , dat het Magazyn beftoolen was, gaf ik den Volkshoofden te verftaan, dat ik, indien eenige Inboorelingen de posten , by nagt naderden, eerder de wagt te antwoorden, gelyk afgefprooken was, genoodzaakt zou weezen op hun te vuuren. Zy gaven myne Tolken te verftaan , dat , indien ik één Zwarten doodde , zy tien Blanken tot wederwraak zouden ombrengen. Dien eigen avond kwam een Zwar-  3o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Zwarte met zyn werpfpicts nevens andere digt by den Schildwagt, vervoegde zich by het Magazyn, en in Rede van den Schildwagt te antwoorden , wierp hy zyn werpfpicts op denzelven: de wagt fchoot, doodde 'er één, en kwetfte twee anderen. Dit bedryf, hoe regtmaatig, dagt den Inwoonderen eene regtmaatige ftolTe tot klagre en wederwraak, lfc zogt zulks aftewendên door hun op een afRand van onze Posten te verwyderen. Om hier in te flaagen, zonder myn volk aan gevaar bloot te geeven, Relde ik aan vier Plooiden voor my hunne Dorpen te verkoopen, die Louisburg omringden. Zy Remden hier in toe, en ontruimden ze, zo ras zy betaald waren. Ik gaf terRond bevel om ze te flegten. Op déeze wyze werd ik meester van dien geheelen hoek Lands en myn voik vondt minder gelegenheid tot ongeregeldheden. Schoon de Zwarten weggetrokken en te vrede waren met den koopprys voor hunne Dorpen , lieten zy egter hun oogmerk om de Vastigheid te bederven niet vaaren. Eene Vrynegerin onderrigtte my, dat zy opgeRemd hadden ons allen door vergif om 't keven te brengen, en my eerst opteofferen, doormiddel van den leeftocht , dien zy aan ons verkogten. Ingevolge hier van verbood ik eenige fpys van de Inboorelingen te koopen , of zy moesten 'er eerst van geëeten hebben. Deeze proef kostte een hunner het keven: want eene vrugt, die hy te koop aanboodt gefmaakt hebbende, viel hy kort daarop dood te neder. Zyne medeftanders van deezen treurigen uitRag verwittigd, welke hun verraad ontdekte, vlooden de Rivier op, waar zy den doortocht zogten te ver-  des GRAAVEN van' BENYOWSKY. 31 verfparren door het omhakken van boomen. Zy vuurden op een Bende door my op hun afgezonden. Een Opperhoofd, siloulout geheeten, verzogt op den twaalfden een mondgefprek naby een bosch, onder voorwendzel van hulde te doen. Dit zonderling verzoek, met de daarby gevoegde weigering om in het Gouvernement te komen , deedt my verraad vermoeden. Ik zond uit om 's mans beweegingen waar te neemen, en ontdekte ras, dat hy, ingevolge van een eed door hem met de saphirobay gezwooren ,• om my om hals te brengen, myne komst met omtrent drie honderd gewapende Zwarten verbeidde, en dat 'er nog een veel grooter aantal in 't bosch verborgen lag. Om dit laage voorneemen te verydelen zond ik twee veldftukjes, met vyftig Vrywilligers, onder bevel van twee Officieren, die zo vol moeds op den vyand losgingen , dat deeze groote hoop Zwarten door vrees gejaagd verftrooid werd, eenige begaven zich in de moerasfen, de overigen gingen in hunne boots, waaruit zy fterk fchooten, doch zonder iets uitterigten. Dit noodzaakte my de veldltukjes op hun los te branden. De eerfte kogel wierp een hunner grootfte boots om verre, en doodde zeven man. Twee dagen naa dit voorval gaf eene Negerin, die my voor verfpiedfter diende , te verftaan , dat de saphirobay, siloulout en raoul eene verbintenis gevormd hadden, met de nabuurige Landfchappen, om de Vastigheid te verwoesten. Om de uit- werkzels eener zo gevaarlyke zamenzweering te voorkomen, beval ik myn Major 's nagtsten elf uuren uitte-  32 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN tetrckken met zestig vryvvilligers, en in de boots van de gemelde Franfche fchepen nog op de reede liggende, na de legerplaats des vyands tevaaren, omtrent drie mylen van ons afgelegen. Flet volk landde 's morgens ten drie uuren, deedt terRond den aanval, dreef hun boschwaards in, verbrandde het Dorp en vernielde de werken. Deeze flag gaf rust aan de Vastigheid, en ik ging met den Major en een Ingenieur om een hoog Eiland d'Aiguillon geheeten, één myl van Lquisburg gelegen, opteneemen. Ik beval daar een Oven, een Hospitaal en een Sterkte aanteleggen tot befchertning van een Kruidtuin aan den voet van den Berg der Ontdekking. De zes nabuurige Landfchappen , zeer verheugd over het lot van raoux, siloulout, en hunner andere gefhagene vyanden, fchikten op den vierentwinRen, my gezanten toe met den voorflag van een eed van vriendfchap en om my gefchenken te brengen; m beantwoording hier van en om hun aan onze belangen te verbinden , liet ik brandewyn onder hun imdeelen, naar gelange van hun aantal, 't welk zeer groot was. De saphirobay zonden mv twee dagen laatcr desgelyk gefchenken en verzogten om vrede. Ik gaf te verftaan, dat, naa de aanflagen tegen de Vastigheid gemaakt, vergiifenis en geen vrede moest gevraagd worden, en dat ik die niet zou geeven zo lang zy raoll , wiens fchandelyk gedrag overtuigend gebleeken was, voor Opperhoofd erkenden; dat zy een aanvang moesten maaken met de hindermsfen uit de Rivier wegteneemen en ons de vrye vaart op dezelve te bezorgen. Zy keerden te rug  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. §j rug met beloften van aan myne verzoeken te zullen voldoen: doch den volgenden da* zagen wy bewys van het tegendeel; want de Rivier was bedekt door boomen met vrugten beladen. De vol voerders van myn bevel om des onderzoek te doen berigtten my dat de Saphirobay in de Rivier Tanguin boomen van het fterkfte vergift, 't welk zy kennen, geworpen hadden, om dus het eenigst water, 't welk wy gebruikten, te vergiftigen. Ik moest, derhalven, tot zelfsbehoud dit water van het ingeworpene zuiveren, en vaardigde een deel Inboorelingen , onder bevel van eenige Vrywilligers af, om alle de boomen van deeze foort, die naby de Rivier ftonden, omtehakken en te verbranden. Deeze voorzorg hoe veel ook kostende was noodig om ons geheel verderf te weeren. Naa Manambia getrokken ontdekte ik Koperërts op eert berg, en gaf kennis van die ontdekking aan den Staatsdienaar, eerst bevolen hebbende dat niemand 'er de. hand aan zou flaan. Op den eerften van April verfcheenen verfcheiden Opperhoofden der Angontzi, hunne vriendfchap aanbiedende , met belofte van zich te zullen gedraagen volgens alle de artykelen in de voorige Cabarre voorgefteld; teffens de gunst verzoekende, dat men eene Handelgemeenfchap met hun Land zou oprigten. Dit bewoog my om een Commies met vier Vrywilligers en eenige Koopmanfchappen derwaards af té zenden. In den volgenden nagt de posten in eigen perfoon bezogt hebbende, ontdekte ik dat 'er zeven Vrywilligers met wapenen en bagagie vermist wierden. Dit IV. Deei, G deedfc  54 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN deedt my vermoeden dat zy weggeloopen waren, 's anderen daags vond ik dit vermoeden bevestigd. Ik kon hier geen gebruik maaken van myn Krygsvolk , zo onkundig van de Landsgefieltenisfe. Ik zond derhalven eenige Zwarten , onder bevel van Officieren uit myne eigene Bende, de wegloopers m' Deeze voorzorg was te uoodiger : dewyl ik reeds berigt ontvangen had, dat meer dan vyftig andere Vrywilligers , met twee Officieren daar on* der, opgeftemd hadden de zeven wegloopers te volgen. Ter voorkoming van dit tweede kwaad, bragt ik de geheele Bende Vrywilligers onder de wapenen, naa de wapenoefening gedaan te hebben, deed ik hen de wapenen op den grond leggen, en beval dat zy rechtsom zouden zwenken, en zonder wapenen aftrekken , en deeze liet ik alle in myne wooning bezorgen. Onmiddelyk deed ik de misdaadigen vatten en binden. De zeven wegloopers 's avonds te rug gebragt werden in een Krygsraad ondervraagd; één der Zameuzweerderen verweezen tot het loopen door de fpitsroede , en drieëndertig tot ligter flraffen. Het bleek hun toeleg geweest te zyn om eene verbintenis met de Eilanderen aantegaan tot het vernielen van onze Vastigheid, en dat deezen hunne ontkoming door een byzonder fchip zouden bewerken. De Piket de Postillion , den derden van Maart uitgezonden, kwam den zesden van April te rugge, met berigt, dat het Opperhoofd hyavi , niettegen» ftaande alles wat door byzondere Kooplieden tegen de Vastigheid gezegd was, ernftig myne vriendfchap begeerde, en verzogt dat ik een post digt by hem zou op-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 35 oprigten. Verzekerende , dat hy gereed was eene Palifade, naar mynen zin te maaken, en dat hy alles zou doen, wat in zyn vermogen, of in dat der onder hem ftaaude Bevelhebberen was, wat ten voordeele der Vastigheid kon ftrekken. De Hoof¬ den van St. Maria verfcheenen den volgenden dag met verzoek om, onder Eede , een verdrag van vrede en vriendfchap opterigten. Zy begeerden dat ik een post op hun Eiland zou aanleggen, en de flachting , welke zy voorheen onder de Franfchen hadden aangerigt, vergeeten; als tot welke zy aangedreeven waren dctor de wreedheid en dwinglandy der Franfchen zelve. Ik was overtuigd van de waarheid huns berigts, en beloofde al het voorgaande niet te zullen gedenken. Wy deeden de wederzydfche Eeden, en ik verbond my een perfoon te zullen zenden om den handel in brandewyn en andere goederen te openen, voor wiens veiligheid de Hoofden hun eigen leeven ten pande fielden. De ondervraagingen van de Eedverwanten voorheen gehouden gaven gelegenheid tot een tweeden Krygsraad , op den negenden , tot ftrafrè van den voornaamen bewerker met de fpitsrcede, en van een ander met geesfeling, de overige leeden ftraffe naar verdienden. Het fchip de Postillion moest gekield worden; ons ontbrak pek en teer; in ftede daar van bedienden wy ons van zekeren harst hier voor handen, door de Eilanders Ditti-moenti geheeten, 't geen zeer wel aan het oogmerk beantwoordde. Op den zeventienden zond ik het fchip de Grand Bourbon, met eenig Krygsvolk na Hyavi, met geC 2 fchen-  $6 GEDENKSCHRIFTEN ex REIZEN fchenken voor dat Opperhoofd, die zyn Broeder hadt' afgevaardigd om, in zynen naam, een Eedverbond van vriendfchap aantegaan. Van de Saphirobay, die, om myne genegenheid te herwinnen, siloulout uit hunne Landpaalen gedreeven, en hun Opperhoofd Raoul vernederd hadden , kwamen tweeëntwintig Hoofden, en meer dan twee duizend ongewapende Eilanders. Naa veelvuldige betuigingen van het diepst berouw en de vernieuwing hunner Eeden, bood ik hun brandewyn en gefchenken aan, die zy met veel betoons van genoegen aannamen , en vertrokken , met belofte, dat zy ons onverwyld de goederen zouden zenden, welker prys by de Qqbarre bepaald was. 's Anderen daags verfcheen raoul zelve om verfchooning en verlof te vraagen , dat hy zich in zyn land mogt onthouden; ik Remde het toe, mits hy den Tytel van Prins niet voerde. ik oordeelde het van het grootfie aanbelang, kennis te bekomen van de inwendige gefieltenis des Lands , waar , volgens het berigt der Eilanderen, zeer fchoone Vlaktens en Rivieren tot bevordering der gemeenfehap gevonden worden. Den Luitenant van een Fregat saunier zond ik de Rivier Tingballs op ter ontdekkinge, Den drieentwintigften uitgevaaren kwam hy den zesëntwintigften weder, met verflag, dat de Puvier tien mylen van den mond af bevaarbaar was, en noordwest aan in 't land opliep, dat dezelve zich in twee armen verdeelde ieder ter gemelde verte bevaarbaar. Hy voegde 'er by , dat aan deeze Rivier zeer fchoone welbebouwde Vlak«ens gevonden wierden, en Bergen bezet met heerlylï Tim-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 37 Timmerhout, 't geen met weinig kosten te water na de Vastigheid kon worden afgevoerd. Deeze ontdekking behaagde my ten hoogden: dewyl ik reeds wist, dat de Rivieren ftrekten om drie voornaame Handelplaatzen te openen , een aan 't westen van het Eiland Bombatoh, een aan 't noorden van Kaap d'Ambre, en de derden aan 't oosten van Angontzi,° alle de Rivieren van gemeenfchap ontlasten zich in de Rivier Tingballe. Ik nam daarom voor myne Vastigheid en de gemeenfchap met die onderfcheiden gewesten uittebreiden , zo ras ik kragtdnadiger byftand, dan ik tot nog ontvangen had, uit hle de France kreeg. 's Anderen daags kwamen de Hoofden der Zuidlyke Landfchsppen met gefchenken,- en om in den Eed eens vriendfchapsverbond te treeden , verzoekende dat een myner Officieren onder hun mogt woonen en handeldryven. Ik vaardigde een Tolk af, om deeze Landfchappen opteneemen, eenige deezer lagen meer dan honderd mylen af van de Hoofdplaats ; intusfchen fchortte ik myne verdere bevelen op. 's Avonds den agtëntwintigden kreeg ik berigt van den dood des Pakhuisbewaarders, den Heer senan. Ik beval den Major zyn Kist en het Magazyn te verzegelen en 'er wagten by te Hellen. Welhaast bleek my de gegrondheid myner vreeze wegens zyn flegt gedrag: alles was in wanorde, op de lysten van ontvang en uitgaaf niets aangetekend. Om de voordeelige gemeenfchap te verhaasten, welke ik my te land de Westkust langs voorgefteld C 3 had,  3» GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN had, eene gemeenfchap volftrekt noodig om den handel te openen met de Kust van Ajrica, en byzonder met het Landfchap Bombatoh, 't welk veel Vee en Katoen oplevert, zond ik een Tolk, twee Officieren , en honderd vyftig Zwarten , my door de Bondgenootfchaplyke Hoofden geleverd, derwaards met last om op dien Tocht verfcheiden posten opterigten; om den kortften weg na de Westkust te ontdekken en te baanen ; om met de Hoofden binnenslands vriendfchapsverbintenisfcn te fluiten; hun te overtuigen van de voordeelen, welke zy konden verkrygen door den handel met de Blanken; om de magt,"de geneigdheid en zeden der Invvoonderen , als mede de lugtsgefteltenis opteneemen, en Rustplaatzen aanteleggen voor die vervolgens koopwaaren derwaards zouden voeren ; en eindelyk om niets te vergeeten, wat ten beste onzer Vastigheid zou kunnen ftrekken; en bovenal de wegen te baanen, waar men gemak' lykst door bosfchen heen en over bergen komen kan. Wy bevonden ons in eenen zeer onaangenaamen toeftand; verfcheiden myner Officieren waren met Smaldeelen op weg of ziek : de voorraad verzamelplaatzen fchaars voorzien, en flegt befiuurd; in de Hospitaalen waren weinig geneesmiddelen voorhanden , en wy hadden geen Chirurgyn om de Vrywilligers te helpen, die verzwakt waren door den onvermydelyken arbeid in eene zo heete lugtftreeke. Ik had my van hun moeten bedienen tot het maaken onzer verfterking , tot het dempen van moerasfen. De krygsdienst des nagts, tot onze veiligheid , volgde op de vermoeienisfen van den dag. Steeds wagne  t des GRAAVEN van BENYOWSKY. 39 ik met ongeduld na de vervulling der beloften van den Heer maillart ; doch wy waren vergeeten, of liever, men hadt ons verzaakt. De eerfte dagen van Mey waren zo hachlyk, en myne Krygsbenden dermaate afgemat en ziek, dat ik, by mangel van een Chirurgyn, dat werk zelve zo goed ik kon verrigtte. Maar welhaast bevond ik my zelf in dien ongelukkigen toeftand. Een geheele week had ik aanvallen van koorts met geweldige hoofdpyn. In 't einde het niet langer kunnende uitftaan, beval ik dat men my na het Eiland d'Aiguillon zou overbrengen om frisfe lugt te fcheppen, en eenigzins uitterusten. Befchikking op het beheer der zaaken gemaakt hebbende vertrok ik met myn Gezin. De verandering van lugt fchonk my eenige verligting, en ftelde my in ftaat om myn Gezin , mede door de koorts aangetast, optepasfen. Met een bewonde hand volvoerde ik gelukkig eene aderlaating aan myne Vrouwe, zy herftelde. Daar zynde ontving ik berigt van een zeer vermoedeJyk wangedrag des Scheepsvoogds van de Grand Bourbon ; doch den ftaat myner gezondheid my verhinderende een naauwkeurig onderzoek te doen, ontveinsde ik zulks; doch de oneenigheid tusfcben die, in myn afweezen, het bewind voerden, nood» zaakte my weder na de Vastigheid te keeren. C 4 DER-  4v GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN DERDE HOOFDSTUK, Verplaatzing der volkplanting. . Trouwloosheid der Eilanderen. Ziekte en dood van eenigen, waar onder zyn Zoontje. Verlegenheid waarin men hem het. Twisten hem berokkend. Verbintenis[en. Trouwloosheden. Zsorg voor herftel myner gezondheid deedt my atte werkzaamheden opfchorten tot het begin van Juny. Ondanks de betoonde hulpe des Geneeshe-rs van het ingeloopen fchip de Bouquinville was de Heer marin, Luitenant Collonel myner Benden geftorven, en hadt dit zelfde lot vyftien Vrywilligers geduurende myn afweezen, getroffen. Dit aanmerkelyk verlies, en de welgegronde vrees van verzwaanng deezes onheils, deedt my de Officieren zamenroepen , aan welken ik voortelde landwaards in te treken om na een gezonder oord te zoeken , werwaards wy ons terfrond zouden begeeven. Eenfiemmig was de goedkeuring. De Fleer de marjgni myn Major, vertrok den volgenden dag met een B woonders zeer genegen te myner begunftiging gevonden hadden ; maar dat hunne kundfehap van het klein getal myner krygsmagt , hun niet toeliet zig veerdig te betoonen voor de Arabieren , die langen tyd hun Kust bezogt, en eene foort van heerfchappy over hun verkreegen hadden , zo wel door den grooten voorraad van koopwaren, die zy aanbragten, als door de overmagt welke zy tegen hun konden aan-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 53 aanvoeren. Doch dat zy, om met my zich te vereenigen , alleen den tyd afwagtten op welken zy den Arabieren het hoofd zouden kunnen bieden. Gaarne zou ik, op dit berigt, een nieuwen Tocht landwaarts in gedaan hebben, te meer daar de Afgevaardigden 'er by voegden , dat de weg om eene gemeenfchap over land te openen niet bezwaarlyk zou vallen. Dan, gebrek aan onderftand uit Isle de France , deed my hier van afzien. Ik moet hier nog aanmerken , dat zy in die weinige dagen acht honderd osfen gekogt hadden. D 3 VIER-  ft GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN VIERDE HOOFDSTUK. aflB*ÖBU' vfl» *» 5a^rCflrg0 des assisses, wraaaVy* geaYag. Affchaffing der Landsgewoonte om zommige kinderen, by derzelver geboorte omtebrengen. Verdere kennisneeming des Eilands. Des assisses gevat, weder vry gelaaten en herfteld. Dreigend oorlogs- en levensgevaar. Ontwerp om hem, als de Zoon eener Dogter van een Opperhoofd tot Erfgenaam eener Landftreeke te verklaaren. Des assisses bedankt. Verydelde zamenfpanningen. Nieuwe yerbintenisfen. Uitbreiding en verbetering der Vastigheid. Trouwloosheid van des assisses. De tyding, dat de Supercargo des assisses en de Pakhuisbewaarder aumont, met de Belle Poule aangekomen waren, deed my, den zevenden van October, na Louisburg vertrekken om die Heeren te ontvangen. De brieven van de Heeren ternay en maildart hielden in, dat de Heer des assisses, uit de fchatkist des Eilands, eene fom ontvangen hadt meer dan genoeg om myn krygsvolk de foldy van een jaar te betaalen. Ik vroeg om foldy voor zes maanden; doch hy antwoordde niet alleen geen geld op  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 55 op Isle de France ontvangen , maar integendeel uit zyn eigen beurs het geld opgefchooten te hebben om de meest benoodigde goederen voor de volkplanting te koopen. Ik moest derhalven myne toevlugt weder tot de beurs myner vrienden neemen, om de verflreeken foldy af te doen. Eenige dagen naa zyn aankomst deedt de Heer des assisses,buiten myn weeten, verfcheiden Volkshoofden by zich komen, aan welken hy een vat brandewyn fchonk , met verzekering , dat zyn komst ftrekte om hun tegen my te onderfteunen, ingevalle ik hun eenig onregt mogt aandoen ; dat zy hem voortaan moesten aanmerken als hun Befchermer op Madagascar, tot dat einde verfcheenen, als mede om op myn gedrag een waakend oog te houden. Zulk een misdaadig gedrag in een perfoon aan my ondergefchikt, vorderde, buiten twyfel, eene voorbeeldlyke ftraffe: maar dewyl het my in perfoon betrof, vergenoegde ik my met hem lustig doorteftryken. Hy fcheen des getroffen. Doch weinig dagen daar na kon ik niet naalaaten my ten vollen verzekerd te houden , dat hy , in meer dan dén opzigt geheel den Heer maillart ten dienfte ftondt. Het geduurig hartzeer en de onrust vernielden myne gezondheid, en ik ftortte in eene ziekte, dat de Chirurgyns aan myne herftelling wanhoopten. Toen myne ziekte op 't hoogst was, ontboodt de Heer des assisses myne Officieren in zyne wooning. Op hunne weigering ging hy by dezelven , en verklaarde byzondere bevelen van den Heer maillart te hebben , om , als myn leeven gevaar liep , alle myne D 4 goe-  56 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN goederen en papieren in beflag te neemen; en dat by uit hóófde van den gevaarlyken toeRand, waarin ik my bevond, hun verzogt hem behulpzaam te weezen in het volvoeren van dien last. Ze dreigden hem met hunne wraak, indien hy het beRondt ooit weder een dergelyken voorflag te doen. Dan op het oogenblik dat des assisses my voor dood rekende nam myne ziekte, door het ontlasten van gal, een keer, en ik geraakte buiten gevaar. Groot was myne verbaasdheid, toen myne Officieren my geluk wenfehende wegens myne herftelling my het voorgevallene verhaalden; ik zond terftond om den Heer des assisses, en beftrafte hem ftrenglyk. Hy beleedt in tegenwoordigheid myner Officieren , dat alles fleunde op byzondere bevelen van den Heer maillart. Fly Relde ze my ter hand. Ze mogten den naam van een Schandfchrift draagen • en ik zond 'er een affchrift van aan den Staatsdienaar met het Fregat de Belle Poule. Vervolgens verzogt de Heer des assisses my een gefchnft te tekenen eene verklaaring behelzende dat 'er verfcheiden zwaare diefflaflen in 's Konings' Pakhuizen gepleegd, en zeventien vaten wyn, zints zyne aankomst, weggeraakt waren. Ik antwoordde met myne tekening geen wangedrag te zullen bekragögen ; dat ik niet onkundig was van zyn en zyns volks wynzuipen, terwyl myne Officiers geen enkele vies zouden krygen; dat, wat de geRoolene goede, ren betrof, ik onderrigt was van zyn gedrag met de vrouwen, en dat hy de dieven te wel kende, om op regtsvervolging tegen hun aantedringen. Hy ftondt daar-  des GR AA VEN van BENYOWSKY. 57 daarover verflagen en moest zonder te kunnen antwoorden vertrekken. In den handel dreeven zy de goederen tot een hoogen prys. Ik beval dat koopwaaren, die de Zwarten begeerden, op de markt zouden gebragt worden, met verbod van 'er hooger prys voor te neemen, dan in de beëedigde verdragen bepaald was. De Heer des assisses overtradt dit bevel, de wagt bragt het aan, en de goederen' door hem gekogt werden in beflag genomen. Onze verfterking was nog in zwakken ftaat, en de huizen, naar de wyze des Lands gebouwd, begonnen te vervallen; ik oordeelde op beider verbetering bedagt te moeten weezen. Ik ontwierp een plan van een Fort, van een huis voor den Gouverneur,en honderd en dertig andere wooningen. Niet weinig ftond ik verwonderd te hooren, dat de Heer des assisses, op aanfpooring van den Heer maillart , zich openlyk verzette tegen deeze onvermydelyk noodige verbeteringen. Hy betuigde niemand dan den Heer maillart hier boven hem te erkennen, en dat diens bevelen tegen zulk een aanflag ftreeden. Niet alleen gaf hy zyne begeerte te kennen , dat 'er niets aan zou gedaan worden ; maar dreigde de Zwarten te zullen onderrigten , dat hy niemand zou betaalen, die 'er de hand aan floeg. Dit ongerymd gedrag veroorzaakte by my niets dan medelyden; en daar ik, van dit oogenblik af, dien Intendant befchouwde als een man van kwaaden toeleg, doch onbekwaam om een ontwerp, zo liegt beraamd, uit te voeren, deed ik verfcheiden Volkshoofden zamenkomen, om hun D 5 myn  58 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN myn ontwerp mede te deden, beflooten hebbende, wederom de beurs myner vrienden aantefpreeken, tot het betaalen der werkloonen; ingevalle des assisses bleef weigeren. Hun antwoord verfterkte myn opgevat gevoelen van dien Hen-. Zy betuigden allen niet te willen werken; dewyl zy uit hem verftaan hadden, dat ik flegts een zeer korten tyd op Madagascar zou blyven; doch dat hy hun niet zou betaalen, indien zy, op myn last voor de volkplanting arbeidden; Ik liet dit lafhartig volk met verontwaardiging van my gaan. Zodanig was de uitvoer der fchitterende beloften des Intendants van Isle de France , zelfs door een man , dien hy tot zyn Onder-zendeling benoemd hadt. Myn krygsvolk was uitgeput door arbeid en vermoeienisfen ; de Officiers werden gedreigd beroofd te zullen worden van de vrugt huns yvers; door de aanduiding, welke zy ontvingen , dat zy fchielyk afgedankt ftonden te worden door eenen nieuwen Bevelhebber, die welhaast myne plaats zou bekleeden. De Eilanders werden met vooroordeelen ingenomen tegen eene volkplanting, door de lastertaal van hen, wier pligt vorderde dat zy medewrogten om ons met hun te vereenigen. De leden der volkplanting zelve zagen , by zo veel uitgeftaane vermoeienis, zich verhaten, en verraaden by eiken ftap dien zy deeden: het krygsvolk was flegt gekleed, jammerlyk gehuisvest, en in een zwakke Plaats. Des assisses , fteeds gedreeven door den geest van den Heer maillart , deedt op den tweeden No- vem-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 59 vcmber, alle de Klerken, en die in 't beheeren der zaakcn deel hadden, ten zynen huize zamenkomen, en haalde een gefchrift te voorfchyn , behelzende, dat de byzondere bevelen des Intendans van Isle de France, die hy door vreeze my ter hand gefteld hadt, van zyn eigen opftel waren , dat die Heer 'er geen deel aan hadt: de omftandigheden hadden hem genoodzaakt om die valschheid te begaan. Onmiddelyk kreeg ik berigt van dit laage bedryf, en vervoeg* de my terftond met myn Major by dien fchurk, en hem bevolen hebbende my zyne papieren mede te deelen , vond ik het oorfpronglyke dier bevelen, getekend door maillart , en de Bedrieger bekende. Het overige van de Maand en het eerfte gedeelte der volgende, befteedde ik in met myn eigen volk zo veel verbetering aan de gebouwen toetebrengen als wy konden. Op den elfden van December, zag ik met groote blydfchap de aankomst myner Egtgenoote, wier tegenwoordigheid zo noodig was tot affchaffing van de meergemelde wreede handelwyze omtrent zommige kinderen. Hetzelfde fchip voerde my dertien Werklieden, zes Soldaaten, en twee Perfoonen toe. Een deezer was de Marquis d'albergotti de vezas , Ridder van St. Louis, Oud-capitein der Infantery; hy boodt my zyn dienst aan, dan ik kon denzelven , zonder beftemming des Staatsdienaars , niet aanvaarden. Zyn langduurige dienst , zyne ongelukken , die zo veel gelykheids met de myne hadden, verbonden my aan dien Officier, wien ik myn tafel en huis aanbood, 't geen hy aannam. De vrouwen van verfcheiden Landfchappen, onder- rigt  6"o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN rigt van de aankomst myner Egtgenoote , kwamen den Eed by haar afleggen van geen kind meer te zullen verdoen; men befloot, dat die den Eed brak flaaf en weggevoerd zou worden; dat men kinderen' met eenig gebrek gebooren, na de volk-plantin* zou zenden, om ten onzen koste opgevoed te worden %on> der dat de ouders ze zouden mogen te rug vorderen Een Feest, ten betoon van algemeen genoegen, volgde op deeze Eedverbintenis. Na het volvoeren van dit ftuk van zo veel aanbelangs voor de volkplanting en zo zeer ftrookende met de menschlykheid, werd ik bedagt om de Noordkust van het Eiland beter te leeren kennen. Ik vaardigde den Heer mayeur , met gewapende Zwarten af, hem last gegeeven hebbende om de Kust langs te vaaren, en alle de Havens, Baaijen, en Rivieren opteneemen , en de voornaamfre Volkshoofden dier Landfchappen in onze belangen overtehaalen; en tellens, als 't noodig was, door gefchenken te beweegen tot' het party trekken tegen de Seclaves, wier vyanden ik wist dat zy altoos geweest waren. Ook moest hy het Eiland Nosfebe naauwkeurig opneemen ; en te land weder na Louisburg keeren. Ten zelfden tyde beval ik een gedeelte van myn krygsvolk uittetrekken ter ontdekking van de Rivieren en Vlaktens in de nabuurfchap van de Hoofdvastigheid; en den Opper-Ingenieur des Eilands om met een Brik in zee te fteeken, en een aftekening te maaken van de Zuidkust, tot het Fort Dauphin. Drie boots zond ik uit om de Baay van AntongU aan de Oost en Westoever te peilen. Be-  des CRAAVEN van BENYOWSKY. 61 Bemerkende dat des assisses volhardde in my geene hulp te bieden in de werken noodig voor de volkplanting; en voortvoer met de Saphirobay tegen myoptehitzeu, met de Hoofden inteboezemen, datzy door zich tegen my te verzetten, een aangenaam werk voor het Gouvernement op Isle de France zouden verrigten; oordeelde ik het den negentienden, noodig, in 't einde een kloekmoedig befluit te neemen. Ingevolge hier van verzamelde ik myne Officieren, ftelde hun onzen toeftand voor, en het gedrag van den Heer des assisses , en vroeg wat zy oordeelden in het tegenwoordige geval te moeten doen. Hun gevoelen ftemde met het myne overeen. Ik beval , derhalven , dat hy in hegtenis zou genomen worden ; het gefchiedde terftond , en ik benoemde den Heer aumont tot zyne plaatsbeklecder. De tyding, dat deeze Man in ongenade gevallen was, verydelde de hoop van de Hoofden der Saphirobay , en zy kwamen, op den éénëntwintigften, met zes honderd werklieden om te arbeiden aan den door my ontworpen arbeid; waartoe zy ook aannamen zes duizend balken en vier duizend planken te leveren. Het vooruitzigt van het wederkeeren der Eilanderen in onze belangen , ftrekte grootlyks om myne ongerustheid te verbannen. De uitgezondenen tot het doen van ontdekkingen kwamen den drieëentwintigften weder. Hunne naauwkeurige verhaalen onderrigtten my, dat dit wyduitgeftrekte Land, de fchoonfte Vlaktens , met Rivieren doorfneeden, opleverde; dat het alleen aan volkplantingen ontbrak om dit Land de grootfte voordee' len  6z GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN len te doen fchenken. Zuiker, Katoen, Indigo, Koffy, Tabak, en dergelyke voortbrengzels, vondt men 'er in overvloed. Hierop vaardigde ik twee Bezendingen af, om ter Zee en te Land het zuidlyk gedeelte des Eilands opteneemen. De Chirurgyn Major berigtte my dat des assisses door zyne ongeregelde levenswyze, zich eene kwaal op den halze gehaald hadt, voor welke zyn gevorderde jaaren hem fcheenen te moeten beveiligen. Met medelyden over hem aangedaan , zond ik den Heer de sanglier om hem tot een geregelder gedrag te vermaanen , en beloofde hem in zyn post te herftellen, onder voorwaarde , dat hy , in eene ftaatlyk belegde Vergadering der Eilanderen openlyk verklaarde, dat alles wat hy gezegd en gedaan hadt, gefchied was op aaudryven van eene party op Isle de France, waar men jalours was over den bloeienden ftaat, waarin Madagascar , onder myn beleid, zoii komen; dat hy dus gehandeld hadt, om de gunst te winnen van den Heer maillart , wangunftig ten aanziene van alles wat Madagascar kon bevoordeelen. Zeer ftond ik verfteld als ik vernam, dat des assisses myn voorflag omhelsde, en beloofde voortaan zich anders te gedraagen. De vrywillige wederkeering van een zo gevaarlyk man gaf my veel genoegen ; en ik ftelde hem terftond weder in zyn post. Deeze huislyke bevrediging nam myne ongerustheid niet weg over den ftaat der volkplanting, die ik befchouwde als vervolgd door die van Isle de France, en door Europa verlaaten. Op den eerften van January MDCCLXXV, liet ik de  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 63 de Hoofden der Saphirobay vergaderen, en toen de onderwerping van des assisses , in hunne tegenwoordigheid gefchiedde, zag ik, met veel voldoening, dat veelen hem met een oog vol veragting aanzagen. By het fcheiden der vergaderinge verzogt het Opperhoofd raoul my in 't geheim te fpreeken. Hy gaf my te verftaan, dat cimanongou, Opperhoofd der Seclaves, in het Landfchap Antongin, zich vereenigd hadt met den Koning van Bojana, om my den oorlog te verklaaren ; en gezanten afgevaardigd tot de Saphirobay, ter uitnoodiging om mede tegen de volk* planting optetrekken ; dat veelen neigden om hem het oor te leenen; doch dat anderen beflooten hadden hun Eed geftand te doen. Dit onderrigt vorderde omzigtigheid van myn kant; dewyl de Seclaves veertig duizend ftrydbaare mannen in 't veld konden brengen. Gevaarlyk zou betoon van vrees geweest hebben , ik ontveinsde die aandoening , doch deed het maaken der werken fterker voortzetten. De Heer mayeur zoiidt my uit Angontzi een brief met een voordeelig verflag van dit Landfchap. De voortbrengzels en overvloed van vee, gingen myne verwagting te boven; weshalven ik, ondanks myne bedugtheid voor de Seclaves , manfchap daar heen fchikte om posten aanteleggen. Zyn berigt wegens de geneigdheid der Volkshoofden aldaar, gaf my hoope dat ik hen zou kunnen beweegen om, in genval van nood , byftand te verkenen ; doch tevens fchreef hy niet verder te durven gaan , zonder verfterking van manfchap. Ik beval daarom een Serjant, met twee honderd en vyftig Inboorelingen, hem te vol-  64 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN volgen en zich aan zyne bevelen te onderwerpen. — Afgevaardigden van de Sambarives en Antimaroa booden my vyf duizend man aan, als ik tegen de Seclaves oorlog moest voeren. Omtrent middernagt , op den achtëntwintigften, werd ik ontrust door het hooren van drie fchooten aan den oever der Riviere. Ik zond op kundfchap uit; doch men ontdekte niets. Doch op den dag kreeg ik berigt, dat de vaart der booten, de Rivier Tingballe en van Ranoumea afkomende gevaarlyk geworden was , door de veelvuldige hinderlaagen van kwaalyk gezinde Inboorelingen aangelegd om uit dezelve te fchieten. Ik beval, daarom, den weg te Land te neemen, en haalde sance , Opperhoofd der Roliandrianen, over om my vier duizend man te zenden. Men zette den arbeid aan/de Vestingwerken voort, en onder anderen ook het aanleggen van een Kaay op 't ftrand in de Baay. Den dertigtien .kreeg ik berigt van de posten op Foul Point, Masfonalla, Mananhar, Tamatava, en Angontzi, dat 'er veel goederen te koop werden aangeboden ; doch dat de pakhuizen ledig waren. Ik kogt de geheele laading van een Brikfchip, voor achtenzestig duizend Livres, die ik uit eigen beurs betaalde op een ontvangstbrief des Thefautiers. Mahertomp, een Volkshoofd digt by onze voornaamfte Vastigheid, hadt met de Seclaves eene verbintenis aangegaan om my te vermoorden. Deezen toeleg, op den eerften van February, verftaan en de zekerheid daarvan vernomen hebbende , ging ik onverwagt, vergezeld van verfcheiden Opperhoofden tot  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 65 tot hem, met verwyt over zyne trouwloosheid. Hy bekende zyn misdaad, en verzogt vergiffenis; doch zyne onderdaanen verklaarden geen doen te willen hebben met een zo trouwloos man. Zo dat hy door zyn eigen volk werd uitgebannen. 's Anderen daags kwam de Heer corbi , een myner vertrouwdRe Officieren, met den Tolk my aanzeggen , dat de oude Negerin susanna , door my van hle de France mede gebragt, in haare vroege jeugd aan de Franfchen verkogt, en die meer dan vyftig jaaren op hle de France woonde , verhaald hadt, dat haare medgezellin de Dogter van Rohandrian Ampanfacabé, of het Opperhoofd der Rohandriaanen ramini larizon , desgelyks gevangen genomen en aan vreemden verkogt was, en zy verzekerende kenmerken bezat, dat ik de Zoon ware van de Dogter diens Opperhoofds. Ingevolge van dit gerugt hadden de Sambariven verfcheiden vergaderingen gehouden , om my voor den Erfgenaam van ramini te verklaaren , en gevolglyk Eigenaar van het Landfchap Mananhar, en opvolger in den tytel van Am. panfacabé; een tytel, die, zints den dood van ramini larizon, niet was gevoerd. Deeze onderrigting oordeelde ik van veel aanbelangs , ik befloot 'er my van te bedienen , en dat braaf en edelmoedig volk in een befchaafden Raat, en op den voet van een vast StaatsbeRuur te brengen; De ligging des Landfchaps , de volkrykheid , de vruotbaarheid, de uitfteekendheid des gronds en der lugtsgefleltenisfe, wrogten , met verfcheiden andere omftandigheden mede , om my anitezetten tot het IV. Deel E " iea  66 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN leggen van een grondflag om 'er eene magt optevestigen , rustende op Volksvryheid. Maar , dewyl ik niemand had, wien ik myn hartsgeheim kon openleggen, beklaagde ik my by my zeiven over de blindheid des Staatsdienaars te Verfailles voor de belangen van Frankryk. Ik moest my dan vergenoegen met byzondere onderrigtingcn te geeven aan den HeercoRBi, ten aanziene van de antwoorden, die hy te geeven hadt aan zodanige Inwoonders als hem deswegens mogten vraagen. Dien eigen dag ondervroeg ik susanna over het gerugt, 't welk zy , wegens myne komst verfpreid hadt. De goede oude vrouw wierp zich voor myne voeten neder, en verfchoonde zich met te verklaaren, dat zy te eenemaal volgens haare overtuiging de waarheid gezegd hadt. Zy hadt myne Moeder gekend, wier gelaatstrekken ten vollen op de myne geleeken, en door een Droom, haar ingegeeven door zahanhar (het HoogRe Weezen) was zy aangefpoord otn het geheim te ontdekken. Flaare wyze van voordragt verzekerde my , dat zy geloofde 't geen zy fprak. Ik omhelsde haar, zeggende reden te hebben om alles wat myne geboorte betrof geheim te houden; dat zy , egter , als zy eenige vertrouwde kennisfen hadt , hun zulks mogt openbaaren. Op deeze woorden rees zy op , en zeide, dat de Sambarives des verwittigd waren, en dat de Rohandrian raffangour alleen een gtuiRig tydflip afwagtte om het Bloed van ramini te erkennen. Van den derden tot den elfden was men bezig geweest met een Kanaal van gemeenfchap tusfehen de Ri-  des GR AA VEN van BENYOWSKY. 67 Rivier en de Haven te graaven. Dit werd in vier dagen volbragt, fchoon het vyftien honderd roeden lang was. Omtrent zes duizend Eilanders'deeden dit werk. Op den zesden boodt het Volkshoofd ciewi der Sambarives my twee honderd jongelingen zyns volks aan , om als Vrywilligers onder my te dienen. Ik aanvaardde de aanbieding, en ftelde terftond order om ze in eene geregelde Bende te vormen, over welke ik den Zoon van den Rohandrian raffangour tot Bevelhebber benoemde. Wanneer 's volgenden daags de Heer des assisses my kwam aanzeggen, dat hy zyn post wenschte nederteleggen, en na Isle de France te keeren, volgde ik dit verzoek in, te meer dewyl hy my geen dienst deedt. Ik gaf hem veertien dagen tyd tot het opmaaken zyner Rekeninge. Een Tolk berigtte my , dat een oud man in het Landfchap Mananhar voorzeggingen verfpreid hadt, wegens eene algemeene omwenteling der Regeeringe van het Eiland, als mede dat de Aframmeling van ramini de Stad Palmire zou herbouwen. Hy voegde 'er nevens, dat deeze voorzeggingen een oproer onder 't volk te wege gebragt hadden, 't welk, onderrigt, dat de Sambarives my verklaard hebbende voor een Afftammeling van ramini hunne Hoofden verzogt hadt een Gezantfchap aan my te zenden, om des onderzoek te doen , en zo het waar mogt bevonden worden , my mede te brengen , en te verzekeren van de onderwerping huns Landfchaps- De llohandrians, de Anacandrins en Voadzin, hadden E 2 Hooi-  68 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Hoofden benoemd, die terftond over zee herwaards zouden komen. , Ik deed een reisje na de Gezondheidsvlakte en het Fort Augustus, om het maaken der verfterkingen te verhaasten. De Fleer mayeur , Oppertolk , berigtte my den elfden, dat twee Volkshoofden der Saphirobay aangekomen waren en gehoor verzogten. By 't zelve verklaarden zy, dat zy, onderrigt van het verdrag door my met de Sambarives, hunne wanden aangegaan , beflooten hadden al hun vermogen in 't werk te Hellen om de gevolgen van zodanig eene verbintenis te voorkomen, die met de daad eene verbreeking was van de Eeden met hun gezwooren; in 't kort, dat zy veel eer zich voor de Seclaves zouden verklaaren , dan met de Sambarives verbonden willen worden. Zy eindigden met te betuigen dat myn gedrag , ten opzigte van mahertomp geweldig geweest was, en zy, ondanks het vonnis over hem uitgefpröoken, geoordeeld hadden hem in de Cabarre te moeten aanneemen. Met rede vtrftoord over deeze verklaaring, gaf ik geen ander antwoord, dan een betoon van verontwaardiging, en beval dat zy terftond zouden vertrekken. Ten zelfden dage verfeheen raoul, Rohandrian van de Saphirobay, die my van de zamenfpanningen der Seclaves onderrigt hadt, verfchooning vraagen, wegens de gedragingen zyns volks , op'.aanhitzing' van den ouden mahkrtomi' , en verzekerde van zyn kant gereed te weezen, om zyn Eed van trouwe te vernieuwen , en hy ftelde zyn Zoon tot Gyzelaar in myne handen. Naa hem met alle onderfcheiding bejegend te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 69 te hebben, vroeg ik hem de waare reden te mogen weeten van de tegenkanting der Volkshoofden der Saphirobay. Hierop gaf hy my te verftaan, dat de voorouders van mahertomr en van Rohandrian onglahe deel gehad hadden in den moord des gezins van ramini larizon ; naa welken zy de Opperheerfchnppy over verfcheiden Lancifchappen aan zich getrokken hadden, ten nadeele der Sambarives, die, ten deezen tyde , verzekerd zynde , dat zy eenen Afftammeling uit het bloed van ramini gevonden hadden , verfcheiden Landfchappen van Antimaroa afgenomen, als hem wettig toekomende, te rug vorderden. Op deeze onderrtgting vroeg ik, of het zyn belang niet mede bragt zich desgelyks tegen de Sambarives te verklaaren ? Hy betuigde het tegendeel , voor reden geevende , dat hy afftamde van het geflacht safe Sibrahim , wiens gezin zich nedergezet hadt ter plaatze waar hy woonde, onder de bef'herming van ramini Ampanfacahé , en dat hy tegenwoordig genkend wierd onder de Saphirobay te behooren, alleen om dat hy zyne bezittingen wilde behouden. Ik vroeg hem verder, of hy iets wist van den Erfgenaam van ramini , over welken de Sambanves fpraaken ? Maar dewyl hy betuigde 'er niets van te weeten, oordeelde ik het verder vraagen noodloos; en verzekerde hem van de beftendige vriendfchap, welke ik hem en zyne geheele familie zou toedraagen. Hierover voldaan betuigde hy zyn verlangen om de volkpkiniing met al zyn magt by te ftaan. Doch verzogt my te overweegen, wat, ingevalle de volkplanting mogt opgegeeven worden, E 3 zyn  70 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zyn lot zou weezen, als liy zich alleen blootgefteld vondt aan de ongenade van woedende Opperhoofden, die niet zouden naalaaten hem en zyn geheele gezin aan hunne wraak opteofTeren. De Ingenieur,die den wegnade Gezondheidsvlakte en na Ranoumena zou aanleggen , berigtte my den twaalfden, dat dezelve geheel voltooid was ; en ik kreeg tyding dat de Saphirobay hunne Krygsbenden verzamelden, 's Anderen daags reed ik van Louis, burg na de Vlakte, en Rond verbaasd dien weg, in zo korten tyd, voltooid te vinden. Dezelve was vier roeden breed , zes Franfche mylen lang , en liep wederzyds fchuifls af tot waterloozing. Ik oordeelde de werklieden te moeten beloonen, en gaf ze ieder een élle blaauw laken en een vies brandewyn. Om de gemeenfchap met deezen weg te beveiligen, liet ik eene kleine Rerkte op de hoogte van Manabra aanleggen, met huisvesting voor vierentwintig man. — Ik bezogt vervolgens de posten tot Louisburg behoorende, en deelde verfcheiden Rukken gronds uit aan de Europeaanen in de Gezondheidsvlakte, en in de vlïikle van het Fort St. Johan aan den oever van de groote Rivier. Alle deeze gronden bragten van zelve Zuiker, Katoen, Tabak, en Tacamahaca hout voort1.''-■ >"-rf ;Jl aiJasL-Ri • <;-.•».■ i ,. / ,; Te Louisburg , op den zeventienden , wedergekeerd gaf ik last tot het voortzetten des aanbouws: en voer, 's anderen daags, met booten na Angontzi. Tot deeze reis beReedde ik acht dagen, en bezogt alle de Volkshoofden op de Kust , die betuigden0 zeer opregt aan my verknogt te weezen. By myne komst te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 71 te Angontzi was ik verrukt over de plaats, door myn Ingenieur verkoozen om de Vastigheid te bouwen; myne wenfchen naar vermeerdering van magt , ten einde voordeel te doen met de gaven, welke de Natuur zo mild aanboodt , vergrooteden; maar, helaas ! het uur van derzelver vervulling was nog verre van de hand; en te vergeefsch fpoorde de fraayheid der ligging , de goedheid van den grond , en het vriendlyk character der Inwoonderen my aan om ontwerpen te vormen , welke ik niet kon volbrengen. Men hieldt eene Staatlyke vergadering, waar ik in perfoon den Eed van Bondgenootfchap van dat volk ontving. Het overige van die maand werd in vrolyke onthaalen , door de Volkshoofden gegeeven, gefleeten. Op den tweeden Maart ontving ik over land tyding, dat een aantal Afgevaardigden uit de zuidlyke Landfchappen te Louisburg gekomen was , en met ongeduld myne komst verbeidde ; als mede dat de Saphirobay een Dorp, aan Manonganon toebehoorende, hadden afgebrand. Ik befloot terftond te rug te keeren: en dewyl de weg te land, fchoon möeilyk, de koi tfte was, befloot ik dien te neemen. Het Opperhoofd van Angontzi , onderrigt van myn genomen befluit , beval zyn draagftoel voor my gereed te maaken , en beflemde zes honderd gewapenden tot myn Lyfwagt. Een oogenblik voor myn vertrek nam ik de gelegenheid waar om hem de voordeelen onder 't oog te brengen, te wagten van een gebaanden weg tusfehen Angontzi en LouisbiïPg; Hy beloofde zes duizend man tot dit werk, onder vi.orE 4 waar-  ■72 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN waarde , dat het volk van Antimaroa hetzelfde getal zou leeveren. Naa een verdrietige reis bereikte ik den zesden Louisburg. Ik zag met blydfchap het moeras by den ingang der Stad geheel gedempt. Dit werk had ik dank te weeten aan dezelfde vrienden , die den weg na de Vlakte maakten. Men deedt my verflag van de verrigtingen, geduurende myne afweezigheid, en ik vond alle reden om wel voldaan te zyn. De Heer sanglier , die al dien tyd het bevel gevoerd hadt, onderrigtte my, dat de Afgevaardigden van vyf der zuidlyke Landfehapaen , een Vergadering tot Eedzweering verzogt hadden , gelyk ook zes byzondere Volkshoofden. Ik liet alles gereed maaken om die Vergadering den volgenden dag te houden. Vooraf fprak ik met de Heeren mayeur en cob.m over de onderfcheiden belangen, welke de Gezanten en Volkshoofden noopten om zicli tot my te vervoegen. Des onderrigt hield ik de Cabarre. Eerst fprak ik met de Afgevaardigden , vervolgens met de Volkshoofden. Dewyl hunne belangen dezelfde waren , trad ik met hun in eene algemeene Eedverbintenis. Hun gefchenken gegeeven hebbende, in beantwoording voor die zy bragten, liet ik hun gaan: dewyl de zaaken , met welke zy belast waren, eene fpoedige wederkomst vorderden. Myn Opper-Ingenieur deedt den voorflag om een Vuurbaak op het Eihnd d'Aiguilhn, en een Baak op den hoek des Lands by het inkomen der Rivieren opterigten, en dat hetzelfde volk hem in dit werk piogt helpen. Ik Hond het beide toe. Een  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 73 Een bezoek , op den negenden , van het Hoofd raoul ontvangende , ftelde ik hem voor zyne onderdaanen te gebruiken , om een weg na Angontzi te manken; naa een lang onderhoud beloofde hy my vier duizend man: en ik kreeg van twee andere Hoofden manonganon en mandique toezegging van twee duizend, ik vaardigde een myner Ingenieurs af na Angontzi om voor dien kant de volvoering te beginnen van een weg, die niet minder dan achtentwintig Franfche mylen lang zou weezen. Verftaan hebbende dat des assisses , vóór zyn vertrek , veele koopwaaren uit de Pakhuizen genomen, en dezelven verdeelt! hadt onder de Saphirubav, met oogmerk om hun tegen my optezetten, vaardigde ik den Heer certain tot hun af met eene verklaaring, dat des assisses de goederen uit de Pakhuizen van zyn Majefteit geftoolen hadt, en dat ik hun als medepligtigen zou aanmerken en behandelen, 't Gevolg was, dat, op den dertienden, twee Hoofden der Saphirobay kwamen , en het grootfte gedeelte der wedergevorderde goederen mede bragten; dan zy verklaarden , dat ik dit te rug brengen niet moest toefchryven aan vrees , maar alleen aan hun openhartig en eerlyk character. De waarde vin de uitgedeelde goederen , met oogmerk om de volkplanting te bederven, beliep meer dan drieëntwintig duizend Livres; een verbaazende fom , als men in aanmerking neemt, dat hy vyfuen duizend Livres geweigerd hadt tot het aanleggen van noodige werken. E 5 VYF-  74 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN V Y F D E HOOFDSTUK. Aankomst van Schepen. Ongunftige gevoelens we. gens benyowsky gekoesterd. Eene verzoening tusfchen oorlogvoerende Mogendheden bewerkt. De Graaf, by een nieuw opkomenden oorlog in leevensgevaar. De oorlog voortgezet en zegepraalehd geëindigd. V V an den berg Manghabey op bet Eiland d'AiguilIon, gaf men, op den vyftienden van Maart, eenfein, dat twee Schepen met twee masten in 't gezigt waren. Zy kwamen ten anker, het eene was ons afgevaardigd fchip met de Ingenieurs die de zuidlyke Landfchappen en de Kust opgenomen hadden. Het ander een Konings Brik van Isle de France. Toen Capitém joübert, die dezelve voerde, my zyn brief overgaf, getekend door de Opperhoofden van Isle de France , zag ik duidelyk , dat hy alleen gezonden was om myne verrigtingen te befpieden. Hy verklaarde my bevel te hebben, om het overfchot myns krygsvolks na Isle de France te rug te brengen; dat hy uitgezonden was op het gerugt, dat de Inwoonders my vermoord en het grootRe gedeelte myns volks afgemaakt hadden; dat het overfchot geweeken was op  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 75 op den berg Manghabey. De Capitein bevindende, dat deeze vertelling te eenemaale uitgedagt was ten gevalle der Opperhoofden op Isle de France , verklaarde gereed te zyn om , volgens den Heiligen last hem gegeeven, weder te keeren, indien hy my in leevenden lyve vondt. Deeze handelwyze der geenen wier pligt het was my te onderfteunen, deedt my alle geduld verliezen, en ik gaf den Capitein last om terftond te vertrekken. 's Avonds van dien zelfden dag kwam 's Konings Fregat la Belle Poule in de haven ten anker. De Capitein eischte van my fcheepsbehoeften en voorraad, ik deedt ze aflangen. De Ridder de genier. die dit fchip voerde betuigde zyn gevoelig leedweezen , dat de Opperhoofden op Isle de France zo zeer vooringenomen waren tegen de Vastigheid op Madagascar , en hy belastte zich met myne brieven aan het Franfche Hof. Myne daar by gevoegde Rekening wees uit , welke gewigtige voordeelen men, binnen korten tyd, van het Eiland Madagascar mogt verwagten. Wanneer la Belle Poule , op den drieëntwintigften, onder zeil ging, kreeg ik kundfehap , dat de Tariavas en Betalimenes, den oorlog aan iivavi verklaard , en de vyandlykheden reeds begonnen hadden. De Bevelvoerende Officier op Foul Point hieldt by my aan om bevelen, of hy hyavi byftand zou bieden, dan niet. Ik befloot in eigen perfoon derwaards te trekken , om het volk te bevredigen. 's Anderen daags orders gegeeven hebbende, tot den dienst aan de Hoofdvastigheid, beftemde ik een aan-  76 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN aantal van tachtig Soldaaten met twee duizend Ir,boorelingen om de Vastigheid te befchermen tegen eene verrasfing van de Seclaves en Saphirobay , en vertrok met twee Officieren en zes honderd Oorlogslieden van de Sambariven. Door Mananhar trekkende kreeg ,k zo veel verfterking van manfchap, dat ik my aan 't hooft! van omtrent vyf duizend gewapenden bevond. Op den eerden van April bereikte ik Foul Point, en reeds lag de Brik le Coureur met gefchut en krygsvoorraad daar ten anker. Ik deed fcfrvi tot my komen; en, daar hy my geen voldoende reden kon geeven van de oorzaak des oorlogs, ftelde ik uit myne meening te verklaaren , tot dat ik die van party zou gehoord hebben. Afgevaardigden van deezen verlcheenen op myn ontbod den volgenden dag en verklaarden my zich aan myne bdlLsfïng te zullen gedraagen , in hoope dat ik de voorschriften des Regts zou volgen. Zy betuigden dat hyavi den oorlog veroorzaakt hadt, door de Betalimenes en Fariavas te verbieden aan Foul Point te markt te komen; dat hy het Vee, de Slaaven, en de Waaren der kooplieden van hun volk, in btflag genomen, en daarenboven door zyne Soldaaten een hunner Dorpen overweldigd , en verfcheiden jonge Dogters weggeroofd en aan de Franjchen verkogt hadt. Dus van de oorzaak des krygs onderrigt, zond ik de gezanten, met eenige gefchenken heen, hun beloofd hebbende, dit gefchil tot hun genoegen te zullen afdoen , mits zy my den noodigen tyd gaven. Zy vertrokken zeer vergenoegd, te meer daar hyavi het  des GRAAVEN van BENYOWSKY 77 het gerugt hadt doen uitgaan, dat ik te zyner hulpe gekomen was. Hyavi ftelde ik zyn wangedrag voor oogen met zo veel nadruks , dat hy fehuldbekentenis deedt; doch tevens verzogt, dat ik op zulk eene wyze zou handelen, dat hy niet vernederd wierd in 't oog zyner vyanden. Ik beloofde dit, onder voorwaarde, dat hy zich aan myne fchikkingen zou onderwerpen. Hy verftond hier in , en ik gaf last op den derden een Cabarre te houden. Ten dien dage bragt ik myn krygsvolk onder de wapenen. De partyen kwamen 's morgens vroeg met hunne krygsmagt vergezeld, zo dat 'er omtrent tweeëntwintig duizend gewapenden byeen waren. De Cabarre begon , ik'ftelde voor een verdrag van verbintenis en vriendfchap aantegaan , volgens welke de Handel, voortaan, vry zou weezen tusfchen de drie volken , zonder het eifchen van eenige byzondere belasting; dat hyavi de jongst weggevoerden door zyne Soldaaten zou wedergeeven, of voor elk, konden zy niet gevonden worden , twee van zyne eigene onderdaanen; dat de Betalimenes en Fariavas, in 't vervolg , geene vlugtende onderdaanen van hyavi zouden ontvangen, en die, in de laatfte drie maanden , tot hun waren overgeloopen, noodzaaken weder te keeren , of 'er twee flaaven voor te geeven ; dat, eindelyk, de Betalimenes en Fariavas, als mede de onderdaanen van hyavi een genoegzaam aantal werklieden zouden leeveren , om een weg van gemeenfchap te vervaardigen ten algemeenen voordeele van den handel langs de Kust van Foul Point tot  7S GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN tot de Betalimems En dewyl dit laatfte voor hunne algemeene belangen van het grootfte gewigt was, betuigde ik van oogmerk te weezen om verfcheiden myner Officieren daar op het oog te laaten houden. Naa een twistgeding van drie uuren, 't geen elk oogenblik dreigde in een openbaar gevegt te zullen veranderen, bedaarden zy , Honden het eerfte toe; het voorleedene zou vergeeten , en de overloopers vervolgens van wederzyden overgegeeven of uit elks Heerfchappye gedreeven worden. Vyf duizend mannen zouden aan den voorgcflaagen weg arbeiden. Met een Eed werden deeze overeenkomften bekragtigd. Fïyavi deedt vyftig osfen nachten , dit deeden ook de Betalimems en Fariavas; zy werden onder het krygsvolk uitgedeeld. De Betalimems fchonken , ten betoon hunner dankbaarheid , myn krygsvolk vyf honderd osfen ; dit deeden ook de Fariavas ; hyavi gaf vyf honderd osfen en vyftig naaven. Het vee werd verdeeld onder myne navolgers ; aan de naaven verleende ik vryheid, op voorwaarde , dat zy zich naby een van myne Vastigheden zouden nederflaan , en een tiende gedeelte van de voortbrengzelen huns Lands keveren. In deezer voege den vrede, tot genoegen der beide partyen, genooten hebbende, bettoot ik na Louisburg wedertekeeren; alleen ftelde ik myn vertrek uit, tot dat ik dc eere genooten had , die de thans bevreedigde partyen my wilden betoonen. Ten befluire van dit Feest -gaven de Fariavas aan myne Troepen veertig naaven en twee honderd osfen; en hyavi twee duizend Piasters. Te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 79 Te Louisburg wedergekeerd vond ik alles in goede orde. Dan myn Tolk berigtte my, op den twaalfden, de aankomst eens Gezantfchaps des Konings van Boyana , en verftendigde my tevens , dat de Hoofden der Saphirobay en Antamboi, lieden aan dit Gezantfchap hadden afgevaardigd om dezelven in hunne belangen , tegen onze Vastigheid overtehaalen. In dit nieuws werd ik bevestigd door een oude vrouw, eene Inboorelinge des Lands, die my, daarenboven verzekerde , dat de Saphirobay het hoofd van het Gezantfchap der Seclaves door gefchenken gewonnen hadden ; en dat de laatstgemelden onder eede zich verbonden hadt om middelen te beraamen tot het af breeken der onderhandelingen , als mede om genoegzaame reden te vinden tot het overhaalen zyns volks tot hunne party. Andere Zwarten, aan de Vastigheid verknogt , verzekerden my van de waarheid, tegenwoordig geweest zynde by den Eed. In deezen hachlyken toeftand vaardigde ik een brief af na Isle de France, om toevoer van wapenen en krygsvoorraad. Ik zond met dat zelfde fchip myne familie en het grootfte gedeelte myner huishoudinge te rugge om myne krygsbedryven tegen de Seclaves te rustiger te kunnen voortzetten. Op den cenentwintigften kwam het Opperhoofd raoul verfterking van manfchap verzoeken ; dewyl de Hoofden der Saphirobay met de Seclaves beflooten hadden hen te verdelgeu : omdat hy weigerde deel te neemen in de Zamenzweering tegen de Vastigheid. Alle berigten van de gemaakte toebereidzelen lieten my geen twyfel over aan een onvermyde- ly-  8o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Jyken oorlog. In korten tyd kon ik geen onderRand verwagten, ftandvastighad en moed moesten mv redden. 's Nagts vertrok ik na de Gezondheidsvlakte, ten einde de vyand van myn afvveezen geen berigt mon ontvangen. Ik bragt terftond die post in een ftaat van verdeediging , en keerde na Louisburg weder Het grondgebied van Mahertomp voorby vaarenden 4 ontdekte ik eene legerplaats des vyands uit dezelve werd op ons gefchooten ; doch de afftand was te verre om te raaken , en ik kwam behouden te Louisburg. Op den achtëntwintigften deedt men my de weete , dat 'er Gezanten der Sambarives aangekomen waren. Zy verzogten eene onderhandeling, met uitfluiting van andere volken; my tellens verzekerende, dat, indien ik hun gehoor gave , en myne vriendfchap aan hun fchonk, zy my fchielyk van alle myne vyanden zouden verlosfen. Eene aangenaame boodfchap. Onmiddelyk gaf ik last tot het' gereedmaaken van alles tot onze zamenkomst. In deeze Melden de Sambarives voor. „ Het volk der „ Sambarives, het volk van God, woonende in de „ Landfchappen Mananhar en Masfoualla , hebben „ met leedweezen gezien , dat de Vastigheid van „ Louüburg vriendfchapsverbintenisfen met andere „ volken heeft aangegaan, hun uitfluitende: tegen,, woordig hebben alle deeze volken zich tegen hun„ ne Weldoeners verzet en zelfs ons uitgenoodigd „ om ons met hun tegen de Blanken te verbinden. „ Doch , daar de Sambarives altoos op de paden ,3 des  des GRAAVEN van BENYOWSKY. Si -j, des Regt gewandeld hebben, heeft ons volk hunne aanbiedingen afgeflaagen , aan de vriendfchap „ van het Hoofd der Blanken de voorkeus geevende ,, boven alle verbintenis, welke tusfchen ons en diens ,, vyanden mogt beftaan. Ingevolge van deeze gei,, neigdheid bieden de Sambarives ten byftand van „ de Vastigheid tegen den vyand vyf duizend man „ aan; en hoopen , door deeze daad , zich eener ,, Verbintenisfe waardig gemaakt te hebben, welker „ waarde zy kennen." Ik antwoordde, dat ik altoos begeerd had in eene verbintenis met hen te treeden ; de afgelegenheid huns Lands alleen hadt het tot hiertoe belet ; dat hunne aanbieding my zeer behaagde; dat ik dezelve' aannam , en een onbepaald vertrouwen ftelde in Sambarives, agtbaar door het bloed van ramini. Eene korte poos raadpleegden de Gezanten met elkander, en kwamen overeen om den gewoonen Eed van verbintenisfe aantegaan. Het overige van deri dag werd in vreugdbetooning gefleeten. 's Avonds berigtte rnyh Tolk , dat de Sambarives verdweenen waren. Dit ontzette my eenigermaate : dewyl zy den Eed der verbintenisfen voltrokken zynde, my vari hun vertrek hadden moeten verwittigen. Op den eerften Juny kreeg ik zeer vroeg in deri morgen kundfchap van de aankomst der Hoofden van de Saphirobay, die met de Seclaves in verbintenis ftonderi , alsmede dat zy omtrent drie duizend gewapenden by zich, en eene verrasfing ten oogmerk hadden. Het Opperhoofd raoul kwam een uur daar naa , verzoekende eene fchuilplaats voor zich IV. Deel. F efi  GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN en zyn Gezin, my berigtende dat de zamenverbondenen hem uitgeplonderd hadden , alleen hadt hy met zyne Fluisgenooten 'er het lecven van kunnen afbrengen. Een gedeelte zyns volks was gevangen genomen, en alle zyne goederen waren aan de vlammen opgeoiferd. Flet ongelukkig lot van raoul trof my zeer; ik verzogt hem met zyn Gezin in 't Fort te trekken. Dit Opperhoofd was, by het aanleggen der Vastigheid , door myne Bondgenooten uit zyn Land gedreeven, om dat hy het bouwen van eene Sterkte tegenftond, thans leedt hy om zyne verknogtheid aan myne belangen. Ten negen uuren vertoonden zich de Seclaves en Saphirobay op den afftand van een kanonfchot. Zy waren meer dan drie duizend fterk. Zy verzogten my in hunne Legerplaats te komen, om hunne bezwaaren te hooien. Dit ontzette my, daar zy dezelve door geweld van wapenen onderfteunden. Maar, om te toonen, dat ik door hunne verfchyning niet vervaard was , fchikte ik myn krygsvolk om het Fort te verdeedigen, en ging na de plaats der zamenkomst. Zy vorderden , dat ik myne Krygsbenden uit de binncnfte gedeeltens des Eilands zou te rug trekken, inzonderheid van de post in de Gezondheidsvlakte; dat ik hun zou ontflaan van den Eed, by welken zy my de oevers van de Rivier Tingballe hadden afgeftaan: dewyl ik hun verkloekt had door de belofte van een zekeren Handel, die hen dezelfde voordeelen zou verfchaffen, als zy genooten hadden van de byzondere Flandelaars, van welke zy beroofd waren, zints de aankomst des krygsvolks. Hun belang  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 8J lang duldde die Troepen niet : ook hadden de byzondere Handelaars altoos eene fchatting betaald, die nu werd ingehouden; ook bleeven de twee Ëerefchooten, voorheen zelfs door Konings fchepen aan hunne Opperhoofden beweezen, agterwege. Ik antwoordde, dat zy wel moesten weeten wat zy deeden : dat zy de Landen, zonder verbreeking des Eeds niet konden te rug vorderen; dat alle geweld door hun gepleegd my geregtigde om het met geweld te keeren. Dat het flegten van het Fort, en het te rug trekken der Troepen uit het binnenfte des Lands, ftukken waren, tot welken ik niet verftaan kon. De Eerefchooten kon ik in bewilligen; doch belastingen kwamen tusfchen Bondgenooten niet te pasfe. Myne taal verbaasde het volk. Doch zommigen der Floofden riepen, laaten wy de zaak afdoen ; daar zy thans de beste gelegenheid hadden, en my door geweld konden dwingen tot het geen ik niet goedwillig wilde. Flierop vond ik my van alle kanten omringd: en zou 'er zeer flegt afgekomen weezen, indien een Bevelhebber aan 't hoofd van vyftig Blanken zich niet tot myn byftand gehaast hadt. Zyn heftige aanval uoodzaakte een gedeelte des vyands tot het bieden van tegenweer, terwyl een ander gedeelte, een kans tegen het Fort gewaagd hebbende, met kragt was afgeweerd, en dit hunne Troepen in verwarring bragt. Dit gaf my gelegenheid om te ontkomen. Ik zag flegts twee Opperhoofden , die my den doortocht betwistten. Ik weerde hunne Hagen af. Zy riepen, hy is een Tovenaar, en 't is met E s ons  H GEDENKSCHRIFTEN en RÊIZÈN ons omgekomen. My bedienende van hunne dorr^ heid , kwam ik by het volk onder den my verlos^ fenden Bevelhebber: het waren eenigen myner Officieren en Soldaaten , die my omringd ziende, hun leeven gewaagd hadden, om my te redden. De Bevelhebber van het Fort zo ras hy bemerkte, dat ik uit 's vyands handen was , ftelde het gefchut en maakte zich gereed om te vuuren, 't geen hy verboden hadt, ten einde ik geen flachtoffer van 't eigen gefchut zou worden. Welhaast bemerkte de vyand myne ontkoming , en week , uit vrees voor 't gefchut ylings na het wond, in het afdeinzen eenige fchooten doende. Met veel genoegen zag ik in het Fort Wedergekeerd myn volk en kon 't zelve niet te zeer pryzen. Men zal het misfchien eene onvoorzigtigheid in my keuren, dat ik my dus in 's vyands handen begaf, daar ik het in myne magt had hunne aannadering te beletten door myn gefdhut te doen fpeelen. ; Dan, om tegen een volk, 't geen men ten oogmerk heeft te befchaaven , vyandlyk te handelen , is het noodig bewysftukken te hebben, dat zy de aanvallers zyn. Een Opperhoofd kan niet weigeren bezwaaren te hooien. Indien ik ftaande eene byeenkomst gebruik van gefchut gemaakt, en eene «achting te wege gebragt had, zouden de nabuurige volken, van de omftandigheden verkeerd onderrigt , het altoos voor een opzettelyk ftuk gehouden, en dit de gemoederen van my vervreemd hebben. Door dit te vermyden behaalde ik een weezenlyk voordeel. De omliggende volken , onderrigt van het  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 85 het gedrag der Saphirobay en Seclaves, en van de bedaardheid met welke ik hun had afgeweerd, konden niet nalaaten zich by ons te vervoegen. Om die zelfde reden befloot ik den vyand vredesaanbiedingen te laaten doen. Dan, men bragt my tyding dat de Bondgenooten alles volftrekt affloegen , en duizend man gezonden hadden om de post in de Gezondheidsvlakte te vermeesteren. Op den vierden kreeg ik berigt, dat de vyand aan het Fort Augustus, en in de Vlakte was afgeflaageu. Byftand van verfcheiden kanten toegevloeid, ftelde my in ftaat om met meer dan zes duizend man te veld te trekken tegen de Saphirobay , en Seclaves , by welken zich het volk van Antambour gevoegd hadt. Een moeilyke Veldtocht was 'er voor handen, rotfen en bergen moesten 'er beklommen, en moerasfige landen doorgetrokken worden ; dit dreigde my, dat ik geen gebruik zou kunnen maaken van myn gefchut, Eindelyk naderde ik de Legerplaats des vyands in de Vlakte Mahertomp. Myne gegeevene bevelen, om hem 's nagts aantetasten, werden zo gelukkig uitgevoerd , dat 's vyands leger de vlugt nam met agterlaating van twee honderd fnaphaanen. Wy kreegen veertig krygsgevangenen, Ik werd dus meester van de Vlakte Mahertomp, een alleraangenaamfte plek gronds, en de vrugtbaarfte van het geheele Landfchap Antimaroa , beflaande eene ruimte van zes mylen lang aan de oevers van de Rivier Tingballe , landv/aards in meer dan dertien mylen , wel bebouwd F 3 >en  36 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN en overal bewoond. Ik oordeelde het noodig eene post ter bewaaringe daar van aanteleggen. Dit voltooid en onder bewaaring gefield zynde, trok ik met myn geheele Leger na de Gezondheidsvlakte, waar ik vernam , dat de vyand, tusfchen de zeven en acht duizend fterk, cp niet meer dan twee mylen van ons af gelegen was. Dit deedt my halte houden tot ik vier veldflukjes uit Louisburg kon krygen. Maar de Hoofden myner Bondgenooten , begeerig om hunne dapperheid te toonen, eer het gefchut kwam , vielen buiten myn weeten den vyand aan. Zy deeden verfcheiden vrugtlooze aanvallen , en werden in 't einde te rug gedreeven. Myne veldftukjes gekomen zynde trok ik met dertig vrywilligers, en twee honderd in den wapenhandel onderweezene Inboorelingen, in foldy van de Vastigheid, 's nagts, buiten kennis onzer Bondgenooten uit , en begon met den dageraad, uit twee batteryen een hevig vuur op den vyand te maaken. Hunne verfchansfmgefl bezweeken, en zy haastten zich, in de grootfte verwarring na een arm van de Rivier Ranoumena, buiten 't bereik van myn gefchut. Dan, myne Bondgenooten , verwittigd dat ik met den vyand handgemeen was, vlooden ten wapen, en de Legerplaats vermeesterd vindende, trokken zy de Rivier fpoedig over, vielen aan en dreeven den vyand, zonder wederftand te ontmoeten, op de vlugt. De Sambarives zetten hun eenige dagen naa , doch ik bleef in de Gezondheidsvlakte. Den éénentwintigen, myn volk verfrist hebbende,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 87 de, brak ik met myn Leger op om nader te zyn aan een tweede fmaldeel des vyands, in het moeras van Jmpangou geweeken, op een Eiland omtrent zes mylen van omtrek. De vlakte van Mahertomp bereikte ik den volgenden dag, en floeg my neder by het nieuw aangelegd Fort. Vyf dagen befteedden wy om een weg door het moeras te ontdekken, en de ligging des vyands opteneemen. Den zevenentwintigften verliet ik de Vlakte , en de Rivier Tingballe overgetrokken zynde, kwam ik aan den ingang van het moeras, van waar ik zeer onderfcheiden de Legerplaats des vyands zag, op een afftand van anderhalf myl, beftaaude uit vier duizend man. 's Anderen daags viel 'er een gevegt voor aan den mond van de Rivier Ranoufontchy , dien de vyand met allen geweld wilde verdeedigen. De Seclaves verlooren zo veel volks, dat zy hunne Bondgenooten verlieten, wier magt door dit voorval zeer verzwakte. De aanhoudende regen deedt, op den eerften van July, het water van de Ampangou zo zeer zwellen, dat onze Legerplaats overftroomd wierd, en wy genoodzaakt waren meer dan een myl hooger optetrekken. Onze vyanden, die verplaatzing aan eene andere oorzaak toefchry vende, greepen moed en waagden het ons te ontrusten. Van den tweeden tot den achtften regende het by aanhoudendheid, dit gaf den vyand gelegenheid om zyne Legerplaats met een Dyk en Palisfaden te omringen. Op den negenden kreeg ik tyding, dat een party F 4 vaa  63 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN van omtrent drie duizend vyanden, zints de bekos mene nederlaage der Antambours eene tegenovergcftelde Legerplaats betrokken hadt, en dat eene andere party het omftreeks Louisburg vry onrustig maak, te' 's Anderen daags fchreef my de Bevelvoerende Officier van het Fort St. Johan, (dus had ik dat in de vlakte van Mahertomp geheeten,) het loopen van gerugten, dat de vyand geneegen zou zyn een verdrag aantegaan , ten nadeele van de Sambarives en andere met my verbondene volken, die reeds begonnen te morren, om dat ik den vyand niet aantastte , de hinderpalen door het hoog opgevloeide water veroorzaakt niet in aanmerking neemende. De vyand , op den dertienden , gebrek aan lyftocht hebbende in hunne Legerplaats, uit welke hy niet durfde komen , begon berouw te krygen van den oorlog, Ingevolge van dit onderrigt, vaardigde ik eenige boots met Rijst, Bananas en wat Brandewyn derwaards, en gaf hun te verdaan, dat ik zo verre was van eenigen toeleg om hun te verdelgen, dat ik hun een vryen uittocht wilde vergunnen, op voorwaarde dat zy de wapenen zouden nederleggen. Ik nam ten dien einde twee posten weg , die* den overgang van het Eiland tot het vaste Land dekten. Deeze flap was van een gewenscht gevolg ; want de vyand, zich van dag tot dag, meer en meer door honger gepraamd vindende , begon in menigte uittetrekken ; veelen kwamen tot my , ik ontving ze vnendlyk en liet hun , eenige ververfchingen gegeeven hebbende, de vryheid om te gaan, werwaards zy begeerden. Den  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 89 Den veertienden bragt men my berigt van de aankomst eens fcbips te Louisburg van Isle de France „ brieven overleeverende waar uit bleek , dat de Capitein door my gezonden om onderftand te verzoeken , een volftrekt weigerend antwoord bekomen hadt. Dit onaangenaam nieuws gaf my veel kommers: doch voorzigtigheid raadde my myn volk moed te geeven , ik liet daarom onder 't zelve verfpreiden , dat dit fchip ftond gevolgd te worden door twee Konings fchepen met eene verflerking van honr derd man. 't Gelukte my eenigermaate de ontfteltenis myner Officieren te doen bedaaren. Van den vyfcienden tot den negentienden ontving ik verfcheiden berigten, dat de vyand eene verraadelyke onderhandeling hieldt, met een gedeelte onzer Bondgenooten, Jk ftelde myne getrouwe verfpieders te werk om ontdekkingen te doen. Een Zwart hier aan fchuldig bevonden, werd in de vergadering der Hoofden ter doodftraffe verweezen. Ik ftemde hier in te gereeder toe: dewyl ik bevond dat het dezelfde man was, die, by het eerfte aanleggen der Vastigheid , zich verbonden hadt om het Fort Louis in brand te fteeken, Flet vonnis werd onmiddelyk volvoerd, Een Soldaat poogde een opftand onder myn volk te verwekken , dit mislukte, Hy vlugtte, en kreeg een fnaphaankogel. Aan welke wonde hy overleedt, eer het ftrafvonnis, door den Krygsraad over hem geveld, kon worden uitgevoerd. Op den achtëntwintigften bleef de vyand nog in kleinen getale op hunne posten, die zy vast beflooten hadden niet te verlaaten, aangemoedigd door de toeF 5 zeg-  oo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN zegging van dertig duizend man hulptroepen van de Seclaves. Ik befloot tot den aanval. Doch geen oogmerk hebbende eene flachting aanterigten, waarfchuwde ik hun door eenige kanonfchoten van onze aannadering. Onze Zwarte Bondgenooten vervolgden den wykenden vyand, tot de grenzen van Antiman anh ar. Aan den Capitein bourdé , wien de Staatsdienaar de Walvischvisfchery op de Kust van Madagascar hadt toegeflaan , in deeze onderneeming flegt gcflaagd zynde, verleende ik op zyn verzoek vryheid om ryst te koopen, tot eenige vergoeding van zyne fchade. Ik deed dit, dewyl de Vastigheid van koopwaaren ontbloot gelaaten , zelve geen handel kon dryven. Dezelfde vryheid gaf ik aan den Capitein olivier , die met een fchip van Isle de France gekomen was. Van onze vyanden op den derden Augustus ontfiaagen, en het Landfchap Antimaroa van allen bouw verftooken zynde, Relde ik de Sambarives voor, om den grond der Saphirobay , die uit hun Land verdreeven waren , intenecmeu. Zy omhelsden myn voorflag met genoegen, en zy kwamen terftond met my overeen, om my eene jaarlykfche erkentenis toeteleggen, voor de befcherming der Vastigheid. 's Volgenden daags hielden wy eene algemeene zamenkomst ter verdeeling van de Landen, op den vyand veroverd. Ik gaf den rechter arm van de Rivier Tingballe aan de Sambarives, en hield den linker arm voor de Vastigheid. Veelen onder de Saphirobay, de beledigingen, door hun tegen de Vastigheid  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 91 faeid begaan verfoeijende, verzogten vergiffenis. De vriendlyke wyze op welken ik hun ontving , deedt hun wel ras het geleden verlies vergeeten, en hunne Opperhoofden vervloeken, die hun volk aan hunne eigene byzondere belangen hadden opgeofferd. Uit deeze vlugtelingen verftond ik , dat de Saphirobay zich genoodzaakt vonden in de bosfchen omtezwerven, en van wortelen te leeven, dewyl de Hoofden der andere Landfchappen hun eene wykplaats weigerden. Ik befloot, derhalven, hier mede myn voordeel te doen , en de opregtheid myner oogmerken aan den dag te leggen. Ik vaardigde Gelasrigden tot de nabuurige Opperhoofden , met verzoek , dat zy aan de Saphirobay leevensbehoeften zouden geeven, mits zy hun oogmerk , om den oorlog voorttezetten , verzaakten. Deeze ftap moest voordeel doen. Een andere ongelegenheid ontdekte zich op den vyfden. Het onderhoud der Troepen onzer Bondgenooten viel zwaar voor de Vastigheid, en ik befloot ze te laaten trekken. Maar dit kon , volgens de Landsgewoonte, niet gefchieden zonder hun gefchenken te geeven. Dit gefchiedde de drie volgende dagen , en ik fmaakte het genoegen , dat verfcheiden volken, met hunne Opperhoofden, weder keerden , voldaan over myne behandeling. ZES-  92 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ZESDE HOOFDSTUK. Vtrbètering van Louisburg. Ziekte van benyowsky. Zyne herjlelling. Kommerlyke toejland der volkplantinge door gebrek aan toevoer. Vrede en verzoening met eenige volken van Madagascar bewerkt. Een nieuwe oorlog dreigt uit te barsten, Geen onderftand van Isle de France. V V an den last des oorlogs onthee ven, vestigde ik myn aandagt geheel op de volkplanting. Overtuigd dat myn volk zich aan veele ongemakken vondt blootgefteld in de wooningen, op de wyze der Madagascar er en van bladen vervaardigd, befloot ik ze geheel van hout te maaken. Myn plan ftrekte verder om Louisburg een meerder aanzien te geeven; dan, gebrek aan het noodige deedt zulks agter blyven. Eene koortzige ongefteldheid,dre my den negenden van Augustus hadt aangetast , vermeerderde den zestienden zodanig , dat ik het werkzaam gedeelte der bevelvoeringe aan Capitein mallendre moest opdraagen; en ten laatfren van alles afzien. Deeze ongefteldheid gaf gelegenheid, dat, op den éenëntwintigften van September , toen ik eenigzins herftelde, de Officiers van myn volk in eene opwag- ting,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 93 'tmg, welke zy by my maakten, my verzogten hun ontdekking te doen, wegens de oogmerken des Hofs ten aanzien van de Vastigheid op Madagascar ; ten einde zy, ingevalle myne ziekte my onbekwaam maakte om opzigt over de volkplanting te hebben, daar overeenkomftig mede mogten handelen ; doch op dien dag my onlustig vindende , verzogt ik dat zy 's anderen daags ten mynen huize zouden vergaderen; Dit gefchiedde , en op myne ontvouwing volgde eene volledige goedkeuring van myn gedrag (*). De Hoofden der Sambarives verzogten van my, op den tweeden Oclober , verlof om vlaggeftokken op hun grondgebied opterichten, ter onderfcheiding van elks aandeel. Ik ftond het toe , en gaf aan elk Opperhoofd een witte vlag met onderfcheiden roode en blaauwe ftreepen. Denzelfden dag ftelden de Hoofden der Saphirobay, die altoos verknogt gebleeven waren aan onze volkplanting, my voor eene Stad te mogen aanleggen, onder de befcherming van het Fort Louis, om hun te dekken tegen de ftrooperyen hunner vyanden. Ik bewilligde hier in gaarne: dewyl het ftrekte ter bereiking van myn oogmerk om dien oord zo veel mogelyk te bevolken, uit hoofde van de nabygelegenheid aan de Hoofdverblyfplaats, (waar thans tot myn genoegen acht houten huizen tot huisvesting der Troepen, nevens het Hos- pi- (*) Deeze onderhandeling, en de fttikken, te dier gelegenheid gewisfeld en getekend, worden onder de gewigtige langen in het Engelfche Werk gevonden.  94 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN pitaal voltooid waren,) dit moest de verteering daar natuurlyk grooter maaken, dan op eenig ander ge-* dedte van het Eiland. FIyavi, Hoofd des Landfchaps Mahavelou, verzogt den vierden myn byftand tegen de Fariavas en Betalimenes, die hem den oorlog verklaard hadden. Naardemaal dit Hoofd altoos de belangen der Europeanen hadt voorgedaan, befloot ik hem byftand te bieden. Wel verzekerd , dat het gerugt van myne vervoeging aan de zyde van hyavi een einde aan den kryg zou maaken. Van den zevenden tot den twaalfden, deed ik een reis om het Landfchap aan de Sambarives gefchonken te bezigtigen. Deeze Landen waren uitmuntend ; doch die de Vastigheid aan den anderen kant van de Rivier Tingèalle hadt, overtroffen dezelve verre. Welke voordeelen konden 'er niet getrokken worden van zulk een uitgeftrekte plek gronds, aan den oever eener bevaarbaare Rivier! Dit reisje herftelde myne gezondheid volkomen. Op den riertienden gaf ik last om het Fort St. Johan met een breeden wal en dubbele palifaden te verfterken , en 'er verfcheiden houten huizen te bouwen , tot gemak der geenen , die op hun weg na de Gezondheidsvlakte, zich daar mogten ophouden. De Heeren mayeur en corbi, na de noordlykfte gedeeltens van Madagascar gezonden om dezelve te land en water opteneemen, en van lambouin, die zich Koning van het Noorden noemde, het Eiland Nos-  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 95 Nosfebe (*) te koopen, zonden my eene boode met verllag van hunne verrigtingen ; Koning lajibouin hadt hun vriendlyk ontvangen , en zy hadden een vriendfchaps verbond met hem geflooten, en het gemelde Eiland van hem gekogt. Dus verzekerd van lawdouins vriendfchap, wiens belang het was zich te beveiligen tegen de plaageryen der Seclaves, kon ik ftaat maaken op een agtbaar Bondgenoot, bekwaam om tusfchen de vyftien en twintig duizend man te veld te brengen. Rust gaf aanleiding tot het voortzetten der gebouwen te Louisburg, eenigzins werd dezelve, op den éénentwintigften , geftoord door zwervende Saphirobay , die verfcheiden wooningen der Sambarives verbrand hadden, 't Hadt weinig moeite in deeze ftroopers te verdry ven. Het einde van Oiftober naderde , zonder de aankomst van eenig nieuws uit Europa; en het wederkeeren van den Ridder de sanglier , dien ik om onderftand na Isle de France gezonden hadt, verwekte by my de kommerlykfte denkbeelden , en ik bezat geen ander redmiddel dan myne ftandvastigheid tegen het ongelukkig lot, 't welk my vervolgde, Ik overwoog de aannadering van het flegte jaargetyde, geduurende 't welke ik, bleef de onderftand agterwege, alle reden had om te dugten dat de volkplanting in de deerlykfte verlegenheid zou gedompeld wor- (*j Dis Eiland Nosfebe ligt ten N. W. van Madagascar op 130 15' Zuiderbreedte, en 450 6' lengte van Parys.  96 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN worden. Het krygsvolk, geen toevoer, op welke zy dus lang hoopten, ziende opdaagen , moest zich als verlaaten aanmerken ; en zo veel te meer, dewyl, ondanks alle myne Voorzorgen, de gérugteö ten mynen nadeele van hle de France op Madagascar verfpreid waren. De moed myner Officieren, die vast beflooten hadden hun ph'gt te doen door hun volk aantemoedigen, was het eenige' dat my ten fteunzel diende. Maar, wie kon borg blyven voor het in ftand houden myner Krygsmagt, die van dag tot dag moest afneemen ? Hoe ongelukkig is een Bevelhebber, clie, naa het uitftaan van de moeilykheden in heete gewesten , naa het doorworftelen van gevaarJyke Ziekten, en het uitharden van oneindige vermoeienisfen die , naa zyne Troepen een derde gedeelte verminderd te zien, zich in de noodzaakiykheid bevindt om alles voorttezètten , zonder de behaalde voordeelen te verliezen; doch dezelve, integendeel voor fchielyke overrompelingen te be- waaren; die zich , in ftede van de verzogte onderfteuningen te verkrygen, blootgefteld vindt aan de jaloufy , en laster van Amptenaaren , door de R.egeering bevolen hem allen byftand te verkenen! Men hadt my toegezegd alle jaaren verfterking van honderd en twintig man te nullen krygen; dat hle de France my, in alle moeilyke gevallen, de behulpzaame hand zou kenen. Dan, heiaas! twee jaaren waren verftreeken, en ik genoot niets van dit alles. Bleef het op dien voet, dan was het jammerlyk tydftip op handen, waar in al de vrugt myns arbeids verboren ging, en Frankryk voor altoos beroofd werdt  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 97 werdt van het vermogen om het vertrouwen der Inboorelingen te herwinnen! Treurige denkbeelden, die in myn geest nog dieper ingang kreegen , toen ik de laatfte dagen van October befteedde om de onderfcheiden posten te bezoeken. Op 't gelaad des krygsvolks vertoonde zich een wanlust , niet gebooren uit een geest van te onvredenheid en muitery, maar uit moedloosheid, gebrek aan linnen ?n kleederen. Om in deeze dringende behoeften te voorzien zette ik , met het begin van November , een aantal Madagascarfche vrouwen aan 't weeven; eenige der Vrywilligeren, in 't kleermaaken bedreeven, vervaardigden kleederen van de geweevene ftolfe. Het gelukte my leder te bereiden, en het vooruitzigt van fchoenen te krygen wakkerde. 'Er moest iets weezen, om 's volks geest optewekken. Hiertoe oefende ik hun in 't fchieten na 't wit, en deelde pryzen uit aan de afgerigtfte fchutters. Dit hadt eene allergewenschte uitwerking. Op den vierden werd my bekend gemaakt de aankomst van effonlache een Hoofd der Saphirobay, door zyn volk gezonden om gehoor te verzoeken. ik ftelde hem, tot den volgenden dag uit, ten einde aan de Hoofden der Sambarives tyd te geeven om tegenwoordig te zyn by de boodfchap deezes Gezants. Hy tradt binnen, met kaal gefchooren hoofde, ten teken van onderwerping, en zich op den grond nedergeboogen hebbende, voerde hy deeze taal, ,, Ik, „ het ongelukkig Hoofd van de Saphirobay in Antima- IV. Deel G „ roa  $3 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ roa, werp my neder voor de Regtvaardigheid en „ Genade van het groote Opperhoofd , om zyne „ gunst te fmeeken , in den naam myns ganfchen „ volks, 't welk verlof verzoekt om Afgevaardigden „ te zenden, tot uitdelging van fchuld. Ik kom om „ myn leeven, is het noodig, opteofferen. Overwinnaar ! in ons befchouwt gy niet langer een „ vyand; maar de overblyfzels van een ongelukkig „ volk, gehoorzaam en onderworpen aan uwe wet„ ten." Myn antwoord was: „ Ik heb met leedweezen de „ ongeregeldheden der Hoofden van de Saphirobay ,, gezien. Ik roep uw eigen volk tot getuigen van „ de bezorgdheid door my betoond om het verbond „ (taande te houden en den oorlog te vermyden, „ welks einde geen ander kon weezen dan uw on5, dergang. En gy effonlache , die thans met my „ fpreekt, zeg, waart gy niet tot drie keeren be„ last met vredesaanbiedingen aan uwe Landgenoo- ten ? Was ik oorzaak , dat myne aanbiedingen ,, van drie weigeringen gevolgd werden ? Oordeel „ dan, op deezen dag, wie verkeerd gehandeld, en „ de ftraffe des Piemels verdiend heeft? De Eeden van trouwe , door welke wy verbonden waren „ vóór deezen ongelukkigen oorlog, zyn van u ge„ fchonden. Gy hebt een verdrag , in de tegen„ woordigheid van den grooten god gemaakt, ver- brooken. Hy is het die u ftraft, en met zyne fi wraake agtervolgt. Maar ik heb last om nim- mer vriendfehapsaanbiedingen, door het volk van Madagascar gedaan, van de hand te wyzen. Het ,, is  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 99 is myn pligt de ongelukkigen te befchermen en „ regt te doen, waar het behoort , ten koste van „ myn bloed , en dat myner Medegenooten. Uit kragt van deeze bevelen , verleen ik vergiffenis „ aan de Saphirobay. Zy mogen , zonder vreeze, „ geduurende de volgende maand, my eenigen hunij ner Hoofden zenden, om het algemeen belang der „ beide volken te regelen." Effonlache , wel te vreden met myn antwoord j herhaalde zyne verzoeken , gepaard met dankbetuigingen , en vertrok. De Hoofden der Sambarives, by deeze gehoorverleening tegenwoordig, gaven my hunne vrees te kennen, dat ik, aan de Saphirobay vergiffenis verleend hebbende, hun het geheele Land zou weder geeven, en zy, gevolglyk, genoodzaakt weezen, om de bekomen Landen te verlaaten. . Maar , als zy van my verzekering ontvingen , dat het gedeelte des Landfchaps aan hun afgeftaan , in hun bezit zou blyven , by het verdrag voorts met de Saphirobay te fluiten, waren zy wel te vreden. Van den zesden lot den dertienden November, was ik bezig met myn volk in den wapenhandel te oefenen , en deelde de nieuw gemaakte kleederen onder hun uit. Den veertienden kwam een boode van Foul Point, vergezeld van twee Hoofden, onderworpen aan hyavi. Ik vernam dat hyavi aan myne begeerte voldaan hadt, en dat de vrede geflooten was, doch, aan den anderen kant , dat de Hoofden onder hyavi ftaandé eenen opftand tegen hem in den zin hadden; dewyl zy zyne verdrukking niet langer konden dulden. De G 1 tweei  ïoo GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN twee mede gekomene Ploofden gaven my des berigt , en verzekerden my, dat het volk aan hyavi onderworpen, geheel bereid was om zich aan de Vastigheid te verbinden, mits ik my tegen hun Sou- verain verklaarde. Ik zou, op eenen anderen tyd, misfchien het oor aan deezen voorflag geleend hebben; doch het was thans geheel ongeraaden. Ik beloofde de twee Floofden , dat ik hyavi tot rede zou brengen , hun tevens verbiedende in dien tusfchentyd iets tegen hem te onderneemen. Myne belofte vergezelde ik met gefchenken, en zy vertrokken wel voldaan. De belangen der Vastigheid vorderden het beperken der magt van hyavi; maar eene fchielyke omwenteling zou dezelve waarfchynlyk in gevaar brengen ; 't is eerst naa tydsverloop, dat het gezag van zotnmige Opperhoofden kan gekortwiekt worden. Middelerwyl is 't noodig hun met zagtheid te behandelen , en hun tot recht verftand van hunne belangen te brengen. Vast gaat het, dat de volken van Madagascar nooit door geweld kunnen te onder gebragt worden, en het werk der befchaaving is alleen te volvoeren door een Man, die door een braaf en regtvaardig gedrag, het vertrouwen der Hoofden en des volks gewonnen heeft. Alle vaartuigen werden herfteld, en in ftaat gebragt om dienst te kunnen doen. De Pakhuisbewaarder aumont ftierf, in zyne Boeken vondt men geene aantekeningen van ontvangst en uitgave. Verfcheiden Zwarten van de Westkust deeden my op den negentienden, de weete , dat de Floofden der  des GRAAVEN van BENYOWSKY. iox der Seclaves eene zamenkomst gehouden en op dezelve beflooten hadden , de Franfchen te beoorloogen , en al het volk van de Oostkust in hunne belangen overtehaalen ; hiertoe waren reeds verfcheiden Hoofden na de Landfchappen gezonden. Deeze gerugten verdienden myne opmerking. Ik vaardigde, van myn kant, verfpieders af, om onderzoek te doen, ten einde ik tyd mogt hebben tot het maaken van toebereidzelen, ingevalle het aan de Seclaves gelukte eene verbintenis met het volk op de Oostkust te treffen , inzonderheid moesten zy verneemen, of zy voor hadden om aantevallen in het (legte Saifoen, 't geen my in groote verlegenheid zou gebragt hebben. Twee dagen daar naa verfcheenen de Hoofden der Sambarives met veel ongerustheid, over de tyding, dat de Seclaves den oorlog tegen de Vastigheid verklaard hadden. Zy vroegen, waarom de onderftand uit Frankryk zo lang verwylde; en wat ik zou doen, indien vóór die aankomst, de Seclaves in het flegte Saifoen eenen aanval waagden. Tevens opmerkende, dat ik, met myne geringe manfchap, geen wederftand kon bieden aan zulk een gedugten vyand, en dat zy zelve 'er de flachtoffers van zouden worden , als de getrouwfte en yverigfte vrienden der Volkplantinge. Om hun te bemoedigen en de vrees te verdryven , betuigde ik my te fchaamen over de beangstheid, welke een zo dapper volk, te deezer gelegenheid , liet blyken; dat de Sambarives een beter denkbeeld behoorden te hebben van myn moed, en dat ik wel wist wat my te doen ftondt. — G 3 Dit  ïp£ GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Dit voldeedt hun niet. Zy herhaalden hunne bezwaaren, en zeiden, „ Gy zult ons verbaten, uw Ko„ ning zendt u niet meer volks. Gy zult ons begee„ ven, en wy zullen alleen ongelukkig zyn, om dat 5, wy uwe vrienden geweest hebben!" De Hoofden en het volk fpraken uit ccnen monde.' Zy verzogten, dat ik hun byEede zou belooven hun niet te zullen verlaaten. Ik gaf verfcheiden onthaalen aan de Floofden en het volk der Sambarives, en liet niets agter wege , 't geen hun vertrouwen kon inboezemen. Dan ik had voor my zeiven even zo veel bemoediging noodig. Ik vond my , by de aannadering van het fleste Saifoen , zonder nieuwen voorraad, zonder versch krygsvolk, en met ddn woord geheel verlaaten. Myne verfpieders den vyftienden van December wedergekeerd zynde, bevestigden het gerugt van de toebereidzelen der Seclaves ten oorloge , en dat zy alleen het einde van het flegte Saifoen afwagtten om ten getale van dertig duizend man te veld te trekken; dat zy eene menigte van Zendelingen hadden afgevaardigd, om de Floofden van verfcheiden Landfchappen te winnen ; doch het meest op hunne eigene magt fteunden , zich vleiende met het denkbeeld , dat de Franfchen hun niet zouden durven ftaan, en dat zy, terwyl zy de Franfchen in hunne Forten opgeflooten hielden, de Landen hunner Bondgenooten zouden te onder brengen, en deezen nood- zaaken hunne vcldbanieren te volgen. . Dit nieuws, fchoon zeer onaangenaam, uit hoofde van de gefleldheid der Volkplanting , gaf my eenige verlig- ting:  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 103 ting : dewyl ik 'er door verzekerd wierd , dat de Seclaves my, geduurende het flegte faifoen, in rust zouden laaten, en dat de langverwagte onderftand middelerwyl zou kunnen opdaagen. Naa het noorden en zuiden van het Eiland zond ik Booden om de Hoofden te verwittigen van de beweegingen der Seclaves; hun telfens aanmaanende dat zy zich in gereedheid zouden houden om my, op het eerfte opontbod, by te fpringen; daarenboven gaf ik hun te verftaan , dat allen , die Seclaves by zich ontvingen, als vyanden der Vastigheid zouden worden aangemerkt. De Hoofden der Saphirobay en van Antambour, den agttienden aangekomen, met verzoek om eene zamenkomst tot bevrediging te houden, liet ik drie dagen daar naa toe. Zy vertoogden my, hoe krygsmagt en oorlogsramp , hun van hun Land ontzet hebbende, zy tot den veragtlyken ftaat van zwervende Landloopcrs vervallen waren; en eenpaarig beflooten hadden zich aan my op genade overtegeeven; dat zy alleen een gedeelte huns Lands verzogten te mogen bebouwen, zonder eisch op eigendom te maaken, 't welk den Sambarives toekwam. Zy eindigden met aantemerken , dat , indien zy ongelukkig moesten weezen, de troost van in hun geboorteLand te fterven, hun niet mogt ontzegd worden. — Door myne Tolken onderrigt van de opregtheid huns berouws , en overtuigd , dat het belang der Volkplanting vorderde dat het Landfchap zo veel mogelyk bevolkt wierd, fchonk ik hun vergiffenisfe, en de Hoofden deeden den Eed van trouwe en onderwerping. G 4 Op  io4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Op den zesentwintigften kwam de Ridder de sanglier , dien ik na hle de France gezonden had, te rug. Aan ftrand gekomen boodt hy my vier geworven Recruten aan, en deeze maakten de verfterking uit, die ik van Isle de France ontving. Ik beIteedde den geheelen dag met het leezen der my gezondene papieren, in hoop van eenig bevel of brief van den Staatsdienaar te zullen vinden; doch ik vond niets dan de fpotternyen, waarmede de brieven van de Heeren de ternay en maillart waren opgevuld. De Ridder de sanglier gaf my berigt vaa verfcheiden Regtsvorderingen, tegen my op hle de France aangevangen , en dat men allen bedrog en laster te werk ftelde om my te verdrukken. De vier perfoonen door den Heer de ternay my toegefchikt om als vrywilligers te dienen , bleeken lieden te zyn, die zich aan de fchandelykfte ongeregeldheden hadden fchuldig gemaakt. Ik fpaar hunne naamen , om den wil hunner Familien. Thans ontving ik kundfchap van het overlyden van Koning lodewyk den XV. en dat lodewyk de XVI. hem was opgevolgd; als mede van de verandering in het Staatsdienaarfchap. Ik begreep, dat te dier oorzaake de zending van toevoer zou vertraagd , en het plan myner verrigtingen misfchien geheel zou veranderd worden. In 't kort, alle deeze omftandigheden waren belemmerend. My bleef niets over dan geduld en ftandvastigheid, en de hoop dat het gordyn 't welk het toekomende bedekt, eindelyk zou worden opgefchooven. ZE-  des GRAAVEN van BENYOWSKY 105 ZEVENDE HOOFDSTUK. Slegte trek den Graaf, van hle de France gefpeeld. De Oorlog met de Seclaves dreigt uit te barften. Veelvuldige verbintenisfen met de Hoofden van verfcheiden Landfchappen. De Seclaves naderen. Toebereidzels ten Oorloge. Befchryving van het Koningryk der Seclaves. Nieuwe verbintenisfen. Toevoer van Krygsvolk. De Oorlog tegen de Seclaves verklaard en aangevangen. Optocht. Overwinning op de Seclaves behaald. D en eerften van January des Jaars MDCCLXXVI. befteedde ik in het opmaaken myner Rekeningen, zo van het Krygsvolk als van het Pakhuis, welke ik uit eigen beurs betaalde. De Brik van zyne Majefteit, door my na Mozambique gezonden, zeilde den elfden binnen. De Capitein onderrigtte my, dat hy genoodzaakt geweest was op Isle de France te ankeren, en flegts weinig Slaaven hadt kunnen koopen, Dit berigt kwam my vreemd voor : dewyl de Koopwaaren hem uit het algemeen Pakhuis medegegeven, eene groote fom beliepen. Ik zond een Officier aan boord, om de Officiers cn het Volk te ondervraagen wegens den Flandel op Mozambique, en ging in eigen perfoon om dit onderzoek by G 5 te  ic6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN te woonen. Ik vernam , dat de Capitein twee en veertig Zwarten op hle de France verkogt hadt, als mede de Ryst; dit maakte zyne'geheele Laading uit. Ik liet hem aan boord in hegtenis zetten. Men bragt drie Man van hle de France aan wal, de een gaf zich uit voor een Kleermaker, de ander voor een Schrynwerker, en de derde voor een Schryver, Zy waren alle ziek en uit het Hospitaal genomen, ongetwyfeld met oogmerk om het getal der dooden in Madagascar te vergrooten. Op den twaalfden kreeg ik berigt, dat de Rohandrian Cunifaloues op weg was, om zich onder de befcherming der Volkplantinge te begeeven, en wederftand te bieden aan de Seclaves, die hem bedreigden. Verfcheiden partyen der Seclaves hadden reeds eenige Dorpen op onze grenzen in brand geftooken. 's Anderen daags gaven twee Hoofden der Sambarives, zeer aan my verknogt, my berigt, dat de Koning der Seclaves, heimlyk een Gezant gezonden hadt aan hyavi, om hem over te haaien tot het wederftreeven van de belangen der Vastigheid; dat hyavi over dit onderwerp eene Raadsvergadering hieldt, waar in de Gezant der Seclaves hem voorftelde, dat zy hem zouden handhaaven in de Souverainiteit van de geheele Oostkust, onder beding dat hy de Vastigheid den Oorlog zou aandoen. Maar dat hyavi in den Oorlog tegen de Blanken niet hadt willen verftaan; dewyl het, zo als hy zich uitte, voor den Koning onmogelyk was, de Franfchen te wederftaan, wier Fangafoudi of Tovenaars, veel fterker waren dad die der Zwarten; dat, daarenboven de Baron, met  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 107 met de Starren omgaande, alles wist wat tegen hem beraamd werd; en dat hy door een Eed aan de Volkplanting verbonden, er niets tegen durfde onderneemen , verzekerd dat hy dien Eed breekende, terftond zou fterven. Toen wy den veertienden ons in 't midden van het flegt Saifoen bevonden, zeide ik by my zeiven, indien 't zelve ons verzwakt, en de Onderftand agter blyft, mag ik met virgilius uitroepen: Sic vos non vobis nidificatis aves. Ik vernam dat hyavi , niet tegenftaande zyn antwoord aan de Seclaves gegeeven, tot hunne zyde overhelde, en hun wapenen enKrygsvoorraad bezorgd hadt. Dit gedrag bewoog my om zyn gezag te fnuiken, 't welk gemaklyk kon gefchieden door de Mulatta Hoofden, die van de Europeaanen afdamden, te verzekeren, det de verbintenis van hyavi met de Seclaves, hun in een daat van Slaaverny zou brengen; dat zy, aan hyavi onderworpen, welhaast onder zyne Slaaven zouden vermengd worden. Hun doutmoedige geaartheid zou hun op 't oogenblik bewoogen hebben zich aan hyavi te onttrekken, en zich geheel aan de Vastigheid te verbinden; dan, alles wel overwoogen hebbende, befloot ik een zagter weg in te flaan, om vrede en rust aan de Oostkust te bewaaren. Eenige volgende dagen hield ik verfcheiden Gabars, en deedt de beweegingen des Vyands gade flaan. Het huis voor den Bevelhebber was nu voltooid , en ik betrok het zelve, 't geen zeer ter bevordering van myne gezondheid diende. De Hoofden der Sambarives gaven my te verdaan, dat  io8 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN dat de Seclaves hun hadden uitgenoodigd, om zich tegen de Blanken te verzetten; doch dat hun Volle deezen hadden beantwoord , met het zenden van Kruid, Lood, en Vuurfteenen (tekens des Oorlogs), ten zelfden tyde verklaarende, dat de Sambarives met alle opregtheid zich aan my verbonden hadden: myne vyanden als hunne vyanden aanmerkten; dat zyde Seclaves die moeite niet wilden geeven om tot hun te komen: dewyl zy voor hadden tegen hun op te trekken. Ik onthaalde dit braave Volk. Myn Tolk onderrigtte my, dat de Sambarives verfcheiden hunner Floofden na eenige Landfchappen gezonden hadden , om het Volk over te haaien, tot het mede beoorlogen der Seclaves. Zy gaven openlyk te verftaan, dat zy allen, die zich niet by hun vervoegden, voor vyanden zouden houden, en hunne Troepen zenden, om hun Land met vuur te verdelgen. Grootlyks was ik voldaan over dit betoon van verknogtheid, en ik wenschte van harte na eene gelegenheid om eene wederkeerige blyk van myne genegenheid te geeven. Intusfchen ontving ik in 't zekere berigt, dat de Fariavas en de Betalimenes den Kryg tegen hyavi hervat hadden, en dat zyn eigen Volk tegen hem muitte, wegens de verbintenis met de Seclaves. Welhaast volgde er, gelyk ik verwagt had, een verzoek van hyavi. De Floofden der Antambours verzekerden my, dat verfcheiden Floofden der Seclaves, aan hunne grenzen woonende, geweigerd hadden de wapenen tegen de Vastigheid op te vatten; dat zy voor een gedeelte, ©m  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 109 om de woede van hunnen Koning te ontwyken, gevlugc waren onder de Antambotirs, en dat anderen zich begeeven hadden tot het Opperhoofd cunifaloues, tlie my dit berigt zondt en zelve kwam. Diafaick , Opperhoofd der Machineraron , een Vertrouweling van hyavi, kwam my byftand vraagen tegen zyne vyanden, en klaagde ten rechten tyde over de loopende gerugten, dat ik hyavi verlaaten had: waarom ik my noodwendig ten zynen voordeele moest verklaareu, om de onlusten , onder zyn eigen Volk oniftaan, tot bedaaren te brengen. • Ik antwoordde , dat hyavi zich zeiven gebragt hadt in de zwaarigheden, welke hem thans drukten; dat hy aan zyne vyanden reden gegeeven hadt om zich ten tweeden maale tegen hem te verzetten, wegens de verbintenis met de Seclaves tegen de Vastigheid aangegaan , dat zyn eigen bedryf ter waarfchuwing gediend hadt,aan de Betalimenes en Fariavas; dat ik de ftree- ken van hyavi wel kende. Het Opperhoofd fauna , verfteld over myn antwoord, wierp zich voor my neder, verzogt vergiffenis voor hyavi , met betuiging, dat hy zyn Meester tot ajflj pligi zou doen wederkeeren. Ik drong in myn ('teilig antwoord aan, dat hyavi zyn Broeder aan my moest zenden met 'vyf honderd gewapenden, gelast om tegen de Seclaves op te trekken, en openlyk zyne verbintenis met dat Volk herroepen. Ik beloofde, in dien tusfchentyd zyne vyanden te zullen wederhouden van iets tegen hem te onderneemen; doch dat ik, op de minfte blyk van weigering, my openlyk by zyne tegenftanders zou vervoegen. Men  iio GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Men kan zich niet gemaldyk verbeelden, welk eene omzigtigheid ik moest gebruiken, omtrent de Inwoonders van dit Eiland. Omwentelingen gefchieden zo vaardig, dat ik, om ze te voorkomen, een Redenaar moest worden, en my naar het charaéter deezes Volks, fchikken. Ongelukkig dat ik my van Krygsmagt ontbloot vond: de geringde verfterking zou my in daat gedeld hebben, om alle Omwentelingen naar myn zin te beichikken; doch ik had flegts honderd man, en deeze door vermoeienis afgemat, welk een gering getal tot bewaaring der uitgedrektheid waar in onze Posten gelegen waren, honderd en tachtig mylen langs de Kust beflaande ! Het was my onmogelyk, zo veele hinderpaalen als zich opdeeden, te boven te komen zonder Krygslisten te gebruiken. Op den derden van February betuigden my de Hoofden der Antambour en Saphirobai, dat zy, omeen doorflaande blyk te geeven van hunne verknogrheid aan de Volkplanting, my vyftien honderd gewapenden tegen de Seclaves aanboden. Goede tyding! riep ik uit, het voorbeeld myner braave Sambarives, zal andere Volken aanfpooren on hun te volgen! Een Schip aan een Koopman toebehoorende, kwam in de Haven ten anker. Die Capitein boodt my de Laading voor 's Konings rekening aan, en dezelve belfond uit Laken, Brandewyn en Zuiker. Volzeker berigt van den aantocht der Seclaven Verkreeg ik op den achtden. Ik ging alle Posten bezoeken, en vond de Artillery in goede orde. Myne Officiers, door de Inboorlingen onderrigt van deezen aanmarsch, vonden zich, onze zwakheid kennende, niet  öes GRAAVEN van BENYOWSKY. m niet weinig verlegen , en gaven my hunne bekommernis te kennen ; zich uit myne geruste houding verbeeldende , dat ik onkundig was van de aannadering der vyanden. Ik deed alles omftreeks het Fort Louis , 't geen 't gezigt van 's vyands komst kon beletten , wegneemen , en maakte allerlei vuurtuigen om opgefchooten te worden, ten einde de vyand ons niet mogt overvallen. De Hoofden der Landfchappen Antivari en Angontzi , booden my vyf honderd krygslieden aan» Dit gaf my eenigen troost. Flet grootfte gedeelte van het kwaade Saifoen was nu verftreeken, en onze zieken waren minder dan ik verwagt had. Van lambouin , Koning van het Noorden, kwamen gezanten die eene zamenkomst verzogten. Zy verklaarden, uit naam van hun volk, dat hy reeds te veld getoogen was, om, van zyn kant de Seclaves aantevalleu, en alleen op myne bevelen ten dien einde wagtte. Het verlangen van dit Opperhoofd om een beftendigen handel met de Vastigheid opterigten, om derzelver befcherming te genieten, welke hy noodig hadt tegen de Seclaves, en om zyn gezag te bewaaren, kon niet misfen aan de Volkplanting groote voordeelen toetebrengen. Op den tweeden Maart gaven de gezanten Van het Opperhoofd cunifaloues my te verftaan, dat hun Hoofd mywaards kwam, met rozai , Neef van den Koning der Seclaves , door zyn Bloedverwant uit zyn Geboorteland verdreeven , waarfchynlyk geneegen om te deezer gelegenheid wraak te neemen. Naa alle tekenen van vriendfchap aan deeze Afgevaardigden  ui GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN den beweezen te hebben , vaardigde ik eenige Verfpieders af om het gedrag van cunifaloues waar te neemen, en alle verrasfing voor te komen. Flet Opperhoofd cunifaloues, Bezitter van het Landfchap Santianak, was achttien jaaren lang Cynsbaar geweest aan de Seclaves , die menigwerf zyn Landfchap geplaagd hadden , onder het voorwendzei van fchatting te innen. Ik had , derhalven, grond om te denken, dat de beweegreden van zyne reis, fteunde op de hoope om het juk der onderwerping aan de Seclaves afrefchudden, door byftand der Vastigheid. Dit ftrooken van het oogmerk deezes Opperhoofds met het myne, kon dienen om de magt der Seclaves te verminderen : dewyl zyn voorbeeld van anderen ftondt gevolgd te worden. Rozai, die met hem kwam, behoorde tot het regeerend gedacht der Seclaves; de Vader des tegenwoordigen Konings overweldigde de Kroon , naa zich door eene fchielyke omwenteling der Ingezetenen, meester van het Land gemaakt , en , zonder mededoogen de oude Koninglyke Familie tot een ftaat van dienstbaarheid vernederd te hebben. Ik was verzekerd dat rozai veel aanhangers onder het volk hadt, die zich, als hy aan 't hoofd van eenige Legermagt verfcheen, by hem zouden voegen. Alle deeze omftandigheden , gaven my hoope, dat ik dit jaar van een Veldtocht groote voordeelen zou trekken ; en indedaad, had ik verfterking gekreegen, 'er was veel uitgevoerd. Dan ik moet, vóór de befchryving van den kryg tegen de Seclaves, dit volk eenigzins nader doen kennen. Het Koningryk der Seclaves , ftrekt zich  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 113 fcich uit van de Baay Masfaheli, aan de Westkust van Madagascar, liggende op 440 20' en 420 Lengte van Parys, en 140 en 160 Zuiderbreedte op dezelfde Westkust van het Eiland. Hier ftaat aantemerken, dat dit Koningryk niet verward moet worden met het oude Koningryk der Seclaves, 't geen zich veel verder Zuidwaards uitftrekt, en niet langer aan 't zelfde Hoofd onderworpen is. Het gezag van het eerfte Opperhoofd onder de Seclaves, dat van onheuglyke tyden af den tytel van Koning voerde, is vollirekt oppermagtig. Zyn geheele volk beftaat uit flaaven. De Hoofden , die onderfcheiden Landfchappen beftuuren , worden door hem benoemd. Hunne Bezittingen en leeven ftaan in zyne hand. Hy heeft altoos een Leger van drie duizend krygsknegten op de been. Zyn gezag , 't welk hy vaak misbruikt, maakte hem fchriklyk voor zyn ongelukkig volk, 't welk hem een doodlyken haat toedraagt. De Arabieren van de Eilanden Johanna, Comoro en Mayotto, hebben eene Factory te Maronvai, de Hoofdftad der Seclaves, die altoos voorzien is met koopwaaren, beftaande in Lakens, zilveren en gouden Sieraaden, Scheermesfen, Mesfen, Koraalen enz. in verruiling waar voor zy Pelteryen , Wierook, Amber, Wasch en Plout, ontvangen. Het gemak, 't welk de Koning der Seclaves vindt, in den handel met de Arabieren, en dat hy tot nog gevonden heeft in het verkrygen van Wapenen, Buskruid, en Brandewyn, van fchepen, aan byzondere perfoonen toebehoorende , en welke hy ontvangt in betaaling der fchatting van verfcheiden Landfchappen aan de IV. Deel. H Oost-  ii4 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Oostkust, maakt hem afkeerig van een rechtRreekfchen handel met de Franfchen. Het kan ook zyn, dat de Arabieren, jaloers op onzen mededingenden handel hem vervuld hebben met ongunRige gevoelens voor onze Volkplanting. Maar, dewyl, zints myne aankomst, alle de Landfchappen aan de Oostkust het juk der Seclaves afgefchud hebben, en hun niet langer van Geweer en Krygsvoorraad voorzien, moeten zy welhaast te ondergebragt worden. Het Land der Seclaves is eene gezonde lugtRreek. Het is vlak, heeft weinig bosfchen, wordt door ontelbaare Rivieren befproeid , er zyn onmeetelyke vlakten, bewoond door duizenden van wilde Osfen, de eigendom van elk die ze vangt. De Koning der Seclaves zou een Leger van dertig duizend man te velde kunnen brengen , indien hy 's volks genegenheid bezat; maar als 'er zich een fchyn van oorlog opdoet, vlugten veelen na het gebergte, aan de Oostkust. Door deeze uitwykingen zyn verfcheiden kleine volken gevormd. Naa myne aankomst op dit Eiland, heb ik altoos eenig volk, of na het Land der Seclaves, of op de grenzen van 't zelve afgezonden , en zy hebben geene van die ongeregeldheden aangetroffen , welke zo zeer aan de Zeekust van het Oosten heerfchen. Ik hou my daarom verzekerd, dat de Westkust beter zou zyn voor de Europeaanen. Zulk een voordeel , gevoegd by het bezit van verfcheiden uitmuntende havens, door welke men gemeenfchap zou kunnen hebben met de Kust van Africa , maakt het voor een Bevelhebber te deezer plaatse van de uiterfle aangelegenheid, om  des GR. AA VEN van BENYOWSKY. 115 om zich van dit Land te verzekeren, en hiertoe is, allernoodzaaklykst de geheele Oostkust in zyne belangen overtehaalen tegen de Seclaves. De gelukkïgfte gelegenheid boodt zich thans aan : want de Koning der Seclaves den oorlog verklaard hebbende tegen de Volkplanting en derzelver Bondgenooten, was het niet noodig om zich tot verdeedigende krygsverrigtingen te bepaalen. Maar de zwakheid en de veelvuldige behoeften myns krygsvolks , beperkten myn krygsmoed al te zeer. Ik ontving de goede tyding , dat hyavi berouw hadt over zyn gedaanen ftap, en dat hy, om dien misdag te verbeteren , twaalf honderd gewapenden zou zenden. Het Opperhoofd cunifaloues verfcheen , en ik noodigde tot de gehoorverleening de Hoofden der Sambarives , Saphirobay , Antambours , Antavacas en Antavolisbei. De aanfpraak luidde in den ftyl deezes Lands. „ Ik cunifaloues , het ongelukkig „ Opperhoofd des edelen ftams van Santianak, door „ de krygswetten aan de Seclaves onderworpen, „ kom de verfchuldigde eere toebrengen aan den „ grooten Krygsheld, het Hoofd der Blanken, wiens „ naam gezegend , en wiens arm gefterkt zy door „ de magt van god. Verzekerd, dat de verfpreide „ gerugten van den oorlog der Seclaves tegen u be„ raamd waarheid zyn, heb ik my gehaast om myn „ arm met dien myns volks u aantebieden. Be,, fchik over onze goederen naar uw welgevallen. ,, Uw wil zal altoos de myne zyn, en die myner kin„ deren. Verwaardig u onzen Eed te ontvangen Ha „ om  ii6 GEDENKSCHRIFTEN én REIZEN „ om u ie verzekeren, dat cunifaloues geen an„ der Heer dan u erkent!" Op deeze aanfpraak volgde een vreugdegejuich, aangeheeven en verfcheiden keeren herhaald door omtrent drie honderd Krygsknegten , die zynen ftoet uitmaakten. Ik gaf ten antwoord: „ Uwe roem, „ myn Vriend, en uwe ongelukken hebben u zints „ lang van myne befcherming verzekerd. Ik weet „ alle uwe eifchen, en de regtmaatige wraak, welke „ gy wilt neemen tegen den Overweldiger der Secla„ ves; en gy kunt u verzekerd houden, dat myn „ arm den uwen zal onderfteunen. Maar wat „ de onderwerping aan my, waar van gy gefproo„ ken hebt, betreft, hierin dwaalt gy. Weet dit, „ dat het met myne beginzelen niet ftrookt, de „ braave volken van Madagascar in dienstbaarheid „ te brengen. Voor my verzoek ik alleen uwe Vriend„ fchap: maar eisch uwe verknogtheid aan de ver„ bintenis, welke heden beftaat tusfchen de volken, „ wier gezanten hier vergaderd zyn. Myn eenig „ oogmerk is om u te onderrigten van onze aange„ legenheid; de voordeelen des handels te ontvou„ wen, en om een welingericht Staatsbeftuur , en „ kundigheden mede te deelen die tot geluk oplei,, den. Indien gy beflooten hebt u met onze alge,, meene belangen te vereenigen , dan zult gy den „ Eed van trouwe aan deeze verbintenis afleggen, „ en de bevelen uit myn mond of dien myns Op„ volgers, ontvangen." Nauwlyks hadt cunifaloues myn antwoord gehoord, of hy verzogt den Eed te mogen afleggen, zich  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 117 zich verbindende om aan de Volkplanting de fchatting optebrengen , die hy aan de Seclaves betaald had ; duizend krygslieden van zyn volk aanbiedende om onder myne bevelen te ftaan. De Eedzweering gefchiedde met alle ftaatlykheid. Rozai , Opperhoofd der Seclaves, met cunifaloues medegekomen , richtte zich daarop tot my met de volgende aanfpraak: „ Ik, rozai, de ongelukkige „ Prins van Boyane, zoek by vreemdelingen onder„ ftand tegen het onregt van eenen Overweldiger „ myns Koningsryks , die, niet te vreden met my „ van myn Land ontzet te hebben, myne Vrouwen „ en Kinderen in flaaverny houdt. Ik werp my „ voor u neder om befcherming. Het volk zegt „ van u,dat gy u den Vader der ongelukkigen noemt. „ Verwerp dan de bede niet van een Prins, die u „ om uwen byftand fmeekt. Ten blyk myner 011„ derwerping zult gy myn Eed ontvangen , en gy „ moogt u voortaan op my , als op een getrouw ,, vriend, verlaaten." Myn antwoord was : „ Ik beloof aan Prins ro„ zai , die de befcherming inroept van de Volk,, planting, en dervereenigde volken,den beftendigen „ byftand onzer wapenen, en dit met des te meer „ genoegen, daar zyne ongelukken voor hem plei„ ten; een pleit , 't geen altoos onderfteuning ge„ vonden heeft tegen onregt en verdrukking. In„ tusfehen kan Prins rozai zich door Eede van 011„ ze befcherming verzekeren." Dus voldaan hebbende aan de begeerte van den H 3 on-  M GEDENKSCHRIFTEN f.n REIZEN ongelukkigen Prins, keerde ik my tot hem en cunifaloues , hun raadende wel te letten op 't geen zy gedaan hadden , door zich by Eede aan de Volkplanting te verbinden, welker byftand zy zich konden belooven, zo lang zy getrouw bleeven; maar dat, indien zy den Eed braken, ik niet kon inftaan voor de ongelukkige gevolgen, die 'er uit zouden voortvloeien voor hunne Familien en Onderdaanen. Wanneer dit alles op den achtften gefchied was, werden de drie volgende dagen geileeten in Feesten, die de Floofden van de Oostkust gaven aan cunifaloues en rozai. Myne braave Sambarives Haken hierin boven allen uit. Deeze beiden verzogten daarop te mogen vertrekken , en tegen de Seclaves zich ten oorlog toeterusten. Zy verzekerden my geen tyd te zullen verzuimen, om zendelingen aftevaardigen na alle de Landfchappen aan de Seclaves onderworpen , om dezelve overtehaalen tot het kiezen der party van rozai, en befcherming te verzoeken voor die in hun verbond traden. Op den twaalfden kwam het Hoofd lamrazault met twaalf gewapende Boots en twee honderd Krygslieden. Hy betuigde tot byftand der Volkplanting aantefnellen ; dat hy , de zoon eens Blanken zynde, verzogt een der eerften in den ftryd te mogen wezen; en dat verfcheiden zyner Onderdaanen , uit het Land der Seclaves wedergekeerd, hem verhaald hadden, dat de Vyand niet meer dan vyf dagen trekkens van onze grenzen af was; waarom hy, als ik zyn byftand wilde aanvaarden, voorts uit zou trekken  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 119 ken om verkenningen te doen. Ik ontving dit Opperhoofd zeer vriendlyk; doch hield hem, om verfcheidene redenen, digt by my. Myn Tolk onderrigtte my 's anderen daags , hoe de Hoofden van verfcheiden Landfchappen ten oogmerk hadden, my Afgevaardigden toetefchikken, om te vraagen, of myn oogmerk was my opgeüooten te houden tot dat de Seclaves kwamen, of ik bevreesd was hun tegen te trekken? Hy gaf my levens te verftaan, dat alle de Hoofden in my een onbepaald vertrouwen fielden; maar vreesden, dat ik, door alleen verdeedigend te werk te gaan , hunne Landfchappen aan de mishandelingen der Seclaves zou opofferen. Dit verflag deedt my befluiten my van het tegenwoordig tydsgevvricht te bedienen , om de geheele Kust in myne belangen overtehaalen , welke Hoofden , met des te meer yvers my in het veld zouden byftaan, in den ftryd tegen de Seclaves, als hunne bezittingen tegen de ftrooperyen gedekt wierden. In deezer voege was ik weder ingewikkeld in eene zaak , die kloek beraad vorderde , om zonder byftand uit Europa, met een hand vol volks eene onderneeming van het grootfte gewigt aantevangen. Gelukkig was het flegte Saifoen voorby , en myne Troepen waren gezond genoeg, om door hun moed aantevullen , 't geen ontbrak aan onzen ongelukkigen toeftand. De Opperhoofden der Sambarives deeden my door gezanten uit verfcheiden Landfchappen, op den veertienden, weeten, dat zy allen gereed waren om te veld te trekken, en van my de bepaaling ver»/;v;;,H 4 van  120 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN van den dag. Ik gaf ten antwoord , dat ik meer dan genoegzaame krygsmagt om my hebbende , om de Seclaves te beletten hunne vyandlykheden op onze grenzen voorttezetten, in 'r eerst beflooten had myne Bondgenooten niet te verbinden om my te volgen , ten einde de bearbeiding hunner Landen 'er niet by mogt lyden. Maar dat ik , niet langer in ftaat om hunne dringende aanzoeken en vrywillige aanbiedingen te wederftaan, hunnen byftand aanvaardde , om met hun te deelen in den roem van de Secla. ves getugtigd te hebben ; dat ik, ingevolge hier van myne Booden zou uitzenden, om de geheele Kust te laaten weeten, dat ik beflooten had in 't einde der volgende maand te veld te trekken, rechtftreeks op den Vyand aanterukken en hem te noodzaaken flag te leeveren. Naauwlyks had ik dit gezegd, of zy riepen eenftemmig : „ De Seclaves zullen overwonnen ; zy „ zullen onze flaaven worden!" Het overige'van dien dag werd befteed in dansfen en het zingen van oorlogsliederen. Wat my betreft, ik was ongerust. Ik ftond op 't punt om eene zaak aantevangen , zonder byftand of bevelen van het Hof; 't welk op dat oogenblik misfchien het oprigten der Volkplantinge kon opgeeven , en myn volk te rug roepen, ingevolge van de valfche gerugten door de Beftuurders van Isle de France verfpreid. Drie jaaren waren 'er reeds verftreeken , zonder dat ik de minfte orders omtrent mynen dienst ontving. Naa veelvuldige beraadflagingen befloot ik , den vyftienden van Maart, aan de Seclaves den oorlog te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. iai te verklaaren; en bevel te geeven aan alle de Hoofden , om met hunne beste krygsknegten, op 't einde van April onder myn vaandel te komen. Geen genoegzaam eigen volk hebbende om de Veldftukken te gebruiken, tragtte ik de Mozambique flaaven , daar in te onderwyzcn. Dit flaagde dermaate, dat zy binnen weinig dagen, zonder byftand van Europeaanen, daar mede konden omgaan. Myne verfpieders bragten op 't einde van Maart my berigt , dat de Seclaves in 't Landfchap Antonguins ftil hielden om eene groote verfterking aftewagten; dat zy ten oogmerk hadden om rechtftreeks op de Vastigheid aanterukken , en tenens de grenzen te verwoesten, welker Inwoonders in de bosfchen gevlugt waren , en onze aankomst verbeidden om zich by ons te voegen. Op den eerften April deed ik alle myne Officiers in het Fort Louis zamenkomen om raad te houden, ten einde ik my zelve alleen geene onderneeming zou te vvyten hebben, die myne vyanden my als een bezwaar zouden kunnen tegenwerpen. Men befloot den Oorlog, als in onze omftandigheden onvermydelyk (*). Ons volk zouden wy in twee deelen fchiften. Flet eene deel zou, onder den Ridder de sanglier, onze Posten te Louisburg, St. Johan en Augustus bezetten; het ander onder my te veld trekken tegen de Seclaves, totdat de onderftand of de be- ve- (*) Van deezen Krygsraad is een omftandig verflag voor handen in de oorfpronglyke ftukken agter het Engelfche Werk. H 5  12= GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN velen , die ik wagtte, zouden aankomen. Onmiddelyk hier op liet ik de roode vlag waaijen, als een teken des oorlogs op Madagascar, zeer we! bekend. Ik oefende myn volk. De Artillery werd wel bediend, en onder myne Vrywilligers waren de afgerigtRe Schutters. In drie deelen onderfcheidde^ik 4113 man, die met my te veld zouden trekken, en door my de krygsmagt der Vastigheid geheeten werd. Ik zelve voerde het midden aan, le cerf had het bevel over den linker, en de malendre over den regter vleugel ; de mindere Bevelhebbers waren onder ons gefchikt, alsmede de Inlandfche Krygsbenden. Met de Hulpbenden, die de Bondgenooten ons ter verRerking konden toefchikken, beliep het geheele getal der gewapenden op zestien duizend, drie honderd en dertien man. Op den derden gaf ik de noodige bevelen aan den Ridder de sanglier , dien ik genoegzaam eigen Volk en Hulpbenden liet om onze posten te bewaaren. 's Anderen daags vormde ik een Legerplaats in eene Vlakte, omtrent ddne myl van Louisburg, om de Troepen aan geregeldheid te gewennen. Van hier liet ik bevelen afgaan aan de Hoofden onzer Bondgenooten , om op 't einde van de maand in Hirbay by Mananhar, vyftien mylen van de Vlakte waar ik gelegerd was, te komen. Ik koos deeze verzamelplaats om te gemaklyker het noodig onderhoud te verfchaffen aan zulk een aantal volks, 'tgeen den voorraad onzer Magazynen , binnen kort, zou opgeteerd hebben. Myne Afgevaardigden keerden den tienden weder met  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 123 met verzekering , dat alle de Hoofden tot den optocht gereed waren, en voor my te Hirbay zouden weezen. De Sambarives gaven een Oorlogsfeest, naar 's Lands gebruik. De Saphirobay deeden het insgelyks, en langs de geheele Kust was niets dan vuuren te zien. Op den elfden maakte ik myne papieren voor den Staatsdienaar gereed, verflag doende van alle myne verrigtingen. De vier volgende dagen befteedde ik om nogmaals onze Posten te bezoeken. Geneegen om myn optocht zo veel mogelyk te verhaasten , deed ik alle Boots tot het vervoeren van gefchut en krygsvoorraad in orde brengen. Myne Bondgenooten hadden beloofd zestig andere Boots te bezorgen tot het overbrengen myner Troepen. Zo dat ik grond had om te hoopen, daar mede onder zeil te zullen gaan , op den dertigften, en den tweeden van May te Hirbay te weezen. Van welke plaats ik voor had den vierden te vertrekken, met oogmerk om den achtften of negenden de andere zyde van het gebergte te bereiken, en op den tienden of elfden den vyand flag te leveren. Plet overige van den Veldtocht zou afhangen van den uitflag, of liever van de orders des Hofs , welke ik wagtte, en welker onzekere 'inhoud my noodzaakte niet te verre te gaan. Op den achttienden gereed om optebreeken, moest ik het genomen befluit volgen. Vaarwel alle fchroomvallige bedenkingen. Wanneer eene Krygsonderneeming is aangevangen, moet dezelve met kragt worden voortgezet. Op deezen dag verfcheen mij-  ia# GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN .mulf.m , Broeder van hyavi , met twaalf honderd krygsknegten ten mynen dienst; zy waren tot myn Lyfvvagt beftemd. FIyavi hadt eene keuze gedaan van jonge manfchap, onder welke 'er'geen was, of hy haalde vyf voeten en acht duimen. Twee Booden uit het Noorden gaven my berigt, dat de Hoofden der Landfchappen Antimananhar, Angontzi, en Antiamak, reeds op weg waren met drie duizend krygslieden, de helft te Land, en de helft te Water komende. Zy verzekerden my daarenboven , dat deeze Hoofden een Eed gedaan hadden, om myne vaandels niet te verlaaten , voor dat cimanour , Koning der Seclaves , krygsgevangen gemaakt was. d'Ecole , myn Tolk , voerde deeze Bende aan. In ging den dertigften van April onder zeil met myn kleine Vloot, beftaande uit honderd en drieënnegentig Boots des Lands, en hield ftil hy het Eiland d'Aiguillon, waar ik de laading bezigtigde, en veele ongelykheden verbeterde. Op den eerften May ftevenden wy na Manambida, zeven mylen van Louisburg; hier vond ik eene gefchikte Vlakte ter Legerplaatze. 's Avonds kreeg ik bezoek van de Floofden daaromftreeks. Het voornaamfte, tacalounin geheeten, boodt my drie honderd krygshelden aan, alsmede dertig Boots , gelaaden met lyftocht en dertig osfen. 's Volgenden daags brak ik op en zeilde na Tanjon, waar ik, op den avond, by myne aankomst, de Bende van tacalounin reeds gelegerd, met leevensmiddelen en vee voorzien vond. De Hoofden dee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 125 deezes Lands kwamen laat my begroeten, zy bragten tien Boots mede , gelaaden met leeftocht , en een drank uit Honing en Melasfen gemaakt, en drie honderd jongelingen ten krygsdienst. Juist toen ik gereed ftond weder fcheep te gaan tot het vervorderen myner reize, berigtten my Booden van cunifaloues , dat 'er omftreeks verfcheiden partyen van Seclaves waren, alleen op een gunftig oogenblik wagtende om my te verrasfen. Zy verzekerden my desgelyks, dat hunne Hoofden reeds in 't veld waren; maar vreesden, dat de Seclaves, hun in aantal zeer verre overtreffende, een voordeeligen aanval zouden doen , voor myne aankomst. Naa dit gehoord te hebben, beval ik hun my te volgen: en om te voorkomen dat myn Zwarte Bende , die onzen voorraad begeleidde, niet verrast zou worden in eene der engtens, beval ik den Heer de jualendre hen met zyn volk te dekken. Deeze voorzorge opgedraagen hebbende, fcheepte ik in en zette myne reis voort na Hirbay; dan eene fterke tegenwind noodzaakte my te Fontzimarou te ankeren. Een myner Boots met gefchut gelaaden ftootte tegen een rots en zonk, een ander raakte vast , en verfcheiden andere geraakten in ongelegenheid. Dit noodzaakte my den linker vleugel agter te laaten om het gefchut en de affuiten weder te krygen, en te Hirbay te brengen. De Hoofden deezer plaatze bezorgden my Vlotten en Boots , en bragten myn Smaldeel ter Verzamelplaatze, waar ik den vierden behouden aankwam. — Dan naauwlyks had ik tyd om myne Legerplaats te be-  ia6 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN betrekken , of verfcheiden Zwarten kwamen my aanzeggen , dat het Smaldeel, door de malendre aangevoerd, aangevallen was van de Seclaves. Twaalf Boots vaardigde ik terftond ten zyuen byftande af. Welhaast keerden zy te rugge, met tyding dat zy het Smaldeel op marsch gezien hadden, op een kleinen afftand van ons , en dat zy ongeftoord fcheenen voorttetrekken. Het kwam ook omtrent middernagt behouden aan. De Bevelhebber verhaalde my , dat hy met de daad, in eene engte door de Seclaves was aangevallen geweest; doch dat de vyand zich altoos op een vry grooten afftand hieldt, zo dat de fchoten niet konden raaken; en dat hy, dit bemerkende , het raadzaam geoordeeld hadt liever rechtftreeks op my aantetrekken, dan ftil te houden en eene fchermutzeling aantevangen. Op den vyfden kwam eindelyk myn linker vleugel aan, en al myn volk was toen byeen. Het getal des krygsvolks my door de Hoofden beloofd, nam van dag tot dag toe, en de menigte van leeftocht tot onderhoud noodig, was eene zaak van aanbelang, en prikkelde my aan tot het verhaasten myner krygsverrigtingen. De Booden van cunifaloues zond ik op den zevenden te rug , om hem te verwittigen van myn optocht , en kreeg ik ten dien zelfden dage kundfchap, door eene Bende op verkenning uitgetoogen, dat de Seclaves verdweenen waren, en zich na de grenzen van het Landfchap Antonguin begeeven hadden. Op dit verllag vaardigde ik den regter vleugel af, om den weg over het gebergte te baanen, en volg-  des GR.AAVEN van BENYOWSKY. 127 volgde denzelven fchielyk met myn geheele Leger. Met veel moeite trokken wy het gebergte Vohibey over. Ons gefchut op affuiten geplaatst , was zeer flegt gefchikt om dienst te doen in zulk een oneffen en bergagtig Land : veel beter zouden wy 'er ons van hebben kunnen bedienen, als het op de wyze van Draaibasfen was gefchikt geweest. Het gebergte overgetrokken zynde, nam ik myne Legerplaats by de Rivier Mananhar , waar ik de Hoofden der Antimogoli, Antivoiefon , Antivohibei en der Sambarives by my kreeg. Hun getal bedroeg omtrent vier duizend welgewapende mannen. Te deezer plaatze liet ik myne Krygsbenden twee dagen uitrusten ; en naa een voorraadverzamelplaats hier vervaardigd, en een gedeelte van den linker vleugel tot een wagt daarby gelaaten te hebben , brak ik met het Leger op, en trok, in drie kolommen, door een bosch , zich zes mylen van het oosten na het westen ftrekkende. Uit het bosch komende , ontdekte ik de Legerplaats van myn eerfte Smaldeel, en drie andere Legerplaatzen der Seclaves tegen over hun. Doch , dewyl al myn volk vermoeid was, befloot ik in de buitenfte deelen van het bosch te blyven, op dat ik niet overvallen zou worden door den vyand , dien ik my voorftelde aantetasten, zo ras myn Leger eenige rust genooten hadt. Van dit myn oogmerk verwittigde ik den Bevelhebber van het eerfte Smaldeel; ten einde hy zich niet zou ontzetten over een fchielyken aanval van myne zyde. 's Morgens ten drie uuren beftemde ik een achterhoede tot beveiliging van onzen reisvoorraad , en toog  Xü3 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN toog rechtftreeks aan op de eerfte Legerplaats des vyands. Met het opgaan der zonne bevond ik my binnen een kanonfchot van hun af. Op myne aannadering, fchikten zy zich in verfcheiden Smaldeelen voor hunne Legerplaats, fcheenen gereed ons te ontvangen , en begonnen terftond te vuuren. De Zwarte Troepen onzer Bondgenooten beantwoordden , ondanks myn tegenbevel dit vuuren, en noodzaakten my het gefchut te gebruiken. Twintig kanonfchoten dreeven den vyand op de vlugt, en deeden hun de eerfte Legerplaats ruimen, die ik voorby toog zonder Hand te houden, en voortging tot de tweede, welke ik in handen van myn eerfte Smaldeel vond. De Vyand hunne twee Legerplaatzen bemagtigd ziende, verlieten van zelve de derde , die welhaast in lichterlaye vlam ftondt. Deeze flag kostte den Seclaves tachtig dooden en vyftig gewonden , die krygsgevangenen werden. Aan myne zyde waren flegts eenige Inboorelingen gewond. De Hoofden der Bondgenooten, aangemoedigd door dit gelukkig begin, verzogten den vyand te mogen nazetten. Ik bewilligde hier in gereedlyk : dewyl hunne Cahars of byeenkomften het zeer moeilyk maakten. Naa het vertrek der Zwarten, bragt ik myne Legerplaats wat dieper landwaards in, in eene aangenaame Vlakte met Orange- en Banana-boomen beplant. Het Opperhoofd cunifaloues kwam op den veertienden by my met vyftien honderd krygsknegten. Hy verhaalde my , dat de op de vlugt gedreevene Seclaves overal een gerugt lieten loopen dat het de Blan-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 129 Blanken niet waren , die hun overwonnen hadden; maar Duivels onder hun vermengd , die fchriklyke vlammen op hun Leger braakten. Verfcheiden partyen van Seclaves kwamen op den zeventienden en fmeekten om vergiffenis ; my teffens verzoekende, dat ik in hun Landfchap wilde komen , om hun te befchermen tegen de verwoestingen, door myrne Zwarte Bondgenooten aangerigt. 's Anderen daags vaardigde ik den Heer de imalendre af na Antonguin, om de Bondgenooten tot bedaaren te brengen; en brak dien zelfden avond myn Leger op om in perfoon derwaards te trekken. Den negentienden kwam ik in 't gezigt van een Dorp der Antonguere , beftaande uit omtrent vyf honderd huizen, wel omzet met pallisfaden en met een wal omgeeven. Buiten het Dorp ontdekte ik zes Legerplaatzen , door de Hoofden der Bondgenooten betrokken. Wat my betrof, ik verkoos myne Legerplaats liever te neemen aan de zyde waar ik my bevond, om eene rust te hebben, die ik onmogelyk zo naby de Inboorelingen niet kon genieten. Alle de Hoofden myns Aanhangs maakten den volgenden dag hunne opwagting, om my geluk te wenfchen , en gaven eene zwellende befchryving van hunne krygsverrigringen : zy verzekerden, dat de Seclaves het niet raadzaam oordeelende binnen hunne grenzen te blyven, zo verre als de Westkust des Eilands gevloden waren. Het Opperhoofd der Antonguin, thienbato , verfcheen, den tweeëntvvintigften, in eigen perfoon in myne Legerplaats, met gefchooren hoofd en baard IV. Deel I ten  130 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN ten teken van onderwerping. Hy verzogt vergiffenis , dat hy de zyde der Seclaves gekoozen hadt, en deedt terftond den Eed van trouwe, zyn Landfchap voor overwonnen verklaarende , met verzoek dat het hem, onder beding eener jaarlykfche fchattinge, mogt afgeftaan worden. Uit dit Opperhoofd ontving ik byzonder berigt , wegens de Seclaves, 't welk my overtuigde, dat de Koning diens volks geneezen was van zyne begeerte om de Europeaanen te beoorlogen ; als mede, dat die Koning Gezanten hadt afgevaardigd aan hyavi , om door diens tusfchenfpraak met my den vrede, op welke voorwaarden ook, te fluiten. Eenige dagen laater kreeg ik Gezanten van den Koning der Seclaves , die een vredesonderhandeling vooifloegen, maar ik vond niet goed daar in toe te ftemmen, en verzond hen met het koel antwoord, dat de Hoofden der Seclaves niet om vrede, maar om vergiffenis moesten verzoeken ; dat ik ten oogmerk had in 't Land my eenigen tyd te onthouden om hun tyd te geeven tot beiluiten, en dat hun Koning -geen oogenblik moest in twyfel hangen, om zich te onderwerpen aan de wetten, onder de Hoofden aan de Oostkust vastgeftcld. Naa het vertrek deezer gezanten, bleef ik daar tot het einde van de maand gelegerd. Staande dien tyd, zond ik verfcheiden Officiers uit om de Landgefteltenis opteneemen. Hunne berigten overtuigden my meer en meer van het voordeel eener Vastigheid tri dit bekoorelyk ryk Land: doch zonder magt en voorraad zynde kon ik niets uitvoeren. ACHT-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 131 ACHTSTE HOOFDSTUK. Bepaalde last uit Frankryk den Graaf gegeeven. De genegenheid der Inwoonderen hemwaards. De Seclaves doen vredesaanbiedingen. De Opperhoofden des Eilands erkennen hem voor Oppergebieder. Zyne Officieren befluit en op Madagascar te blyven. Grooie zamenkomst 'der Opperhoofden, waar in hy tot Ampanfacabe wordt aangefteld. . Vreugdebetooningen en fchikkingen te dier gele. genheid. D e Heer le cerf liet my, op den eerften van Juny , weeten, dat eenige Zwarten, van Louishv.rg komende , hem verzekerden , dat zy twee fchepen in de Haven zagen ankeren. Dit nieuws bemoedigde my grootlyks. Dan het leedt tot den vyfden, eer de Bode kwam met brieven van het Hof1; in deezen zag ik met onuitfpreekelyk genoegen , dat de Staatsdienaar zyner Majefteits fchip, la Sirenne, met krygsvoorraad, leevensmiddelen en geld tot den handel gezonden hadt; en dat deeze onderfteuning welhaast door meerder en frerker ftondt gevolgd te worden. Maar, helaas! myne vreugde was van korten duur; want ik vernam uit de brieven van Isle de I 2 Fran-  13$ GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN France, dat dit fchip geftrand wrs, en ik geen onderftand te vvngten had. En om alles te bekroonen , onderrigtte my de Staatsdienaar in een afzonderlyken brief, dat zyne Majefteit aan zich gehouden hadt de verdere ontdekking zyner oogmerken ten asnzkn van Madagascar , tot het einde van het jaar; waarom ik alle myne weikzaamhedtn tot het bewaaren der Posten moest bepïalen. Dit alles flrekte tot vermeerdering myner bekommernisfen: en daar myne tegenwoordigheid te Louisburg noodig was , moest ik de krygsverrigtingen opfeborten. Ik pkegde raad met myne Ollicieren Over de flappen, in het tegenwoordig tydsgewricht te neemen. Ovefeenkomftig met het btfluit op denzèifden genomen , ftelde ik vast om na Louisburg te vertrekken, laatende myn Krygsvolk met alle de Zwarte Hulpbenden onder de bevelen van den Heer d« malendre. Ik had de Bondgenooten overreed, dat zy zich voldaan moesten houden met de voordelen op de vyanden behaald, en de overwinning op hun bevogten. De Floofden cunifaloues en rozai alleen waren te onvreden, om dat zy voor de wraak ('er Se.laves vreesden. Dan ik poogde hun te vreden te fit Hen met onder Eede te belooven, dat ik te hunner byftand zou toefchieteö, zo ras ik hoorde dat de Seclaves tegen hun op:oogen. Ciwjfalol'Es liet zich in 't einde dnor deeze belofte gezeggen; maaide ongelukkige Fiins rozai was ontroostlyk , en verklaarde my niet weder te willen verlaaten: dewyl hy eenmaal de toevltigt tot my genomen hebbende, al zyne hoep op de verbintenis met de Europeaanen fteun-  bes GRAAVEN van BENYOWSKY. 133 fteunde. Ziende dat deeze Prins zo zeer overftelpt was door zyne onheilen, beloofde ik tot de Seclaves te zullen zenden, om zyne Vrouwen, Kinderen, en geheel Gezin te rug te vorderen; en verzekerde hem , dat hy ftaat mogt maaken op eene fpoedige voldoening ten dien opzigte. Deeze verzekering ftelde hem gerust. Op den volgenden dng deelde ik gefchenken uit aan de Opperhoofden, en verdeelde de gevangenen; en my van de onderwerping des Landfchaps Antonguin verzekerd hebbende, vervorderde ik myne reis na Louisburg ; waar ik den twaalfden aankwam; en myn tyd Heet met het vervaardigen myner papieren voor den Staatsdienaar; alleen nu en dan moest ik afbreeken om deel te neemen in de Vreugdefeesten , die de Hoofden aan hun volk gaven ter vereeririge van onze behaalde overwinning. Eene vloot van Boots kwam op den zesentwintigHen in ons gezigt, koers zettende na de Haven. Zy ankerden onder veel vreugdbetooning. 's Avonds kwamen de Zwarte Krygsbenden aan land, en flöegen zich rondsom Louisburg neder. De Heer de malendre onderrigtte my, dat hy na myn vertrek Gezanten ontvangen hadt van de Seclaves, die, uit naam huns Konings voorflngen van vrede deeden; maar dat hy , daar hy van my geene bevelen hadt omtrent eene zaak van dien aart , hun alleen kon doen weeten , dat hun Koning , uit myn fpoedig vertrek, zich kon verzekerd houden, dat myn oogmerk niet was om dea oorfvr met aüeri gewei 1 ónovtezetten ; dat hy , derhalven, wel zm doen nvt I 3 ter-  ( 134 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN terftond Gezanten na my toetefchikken, om voordeel te doen van deeze myne gunstryke neiging, en de zaak ten einde te brengen ; waar in hy zeker zou fiaagen, indien hy , ten kenmerk van zyne opregte gezindheid tot den vrede het Gezin van Prins rozai aan my zondt. Met dit antwoord waren zy wel te vreden vertrokken. De Hoofden der Bondgenooten hadden Itipt geluisterd naar de bevek-n van mynen Plaatsbekkeder. Flet overige van de maand werd in Vreugdebedryven gefleeten ; 't geen my op veel Herken dianks te liaan kwam. Op den eerften van July weigerden alle de Volkshoofden met hunne Krygsbenden na hunne Landfchappen te vertrekken, en verklaarden reden te hebben om my, ten dien tyde, niet te verlaaten. Ik befteedde eenige dagen in de Posten te bezoeken, en te verfterken met myne wederkeerende Manfchap. Wanneer ik op den elfden by den lieer maveur , myn voornaarnften Tolk, aandrong om my de reden te ontdekken, waarom de Volkshoofden my niet wilden verlaaten , gaf hy my te verftaan, dat hyavi een brief van Isle de France ontvangen hadt, waar uit hy verltondt, dat ik opontbooden, en na Frankryk ter te rcgtftelling zou gezonden worden; en dat de Broeder van hyavi , dit nieuws aan verfcheiden Floofden medegedeeld hebbende , zy beflooten hadden , met geweld wederfland te bieden aan allen, die het mogten ondeiftaan , zulk een plan ten uitvoer te brengen. Dit berigt , my verzekerende van de verknogtheid des geheekn volks, fehonk my eenige voldoening in myn ongeluk; doch was niet in ftaat om  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 135 om de onaangenaame denkbeslden, welke in my opkwamen , te verdryven. 's Volgenden daags verzogten verfcheiden hoopen Inboorelingen van de Seclaves verlof, om zich te mogen'nederflaan op het grondgebied der Volkplantinge, gereed om alle de fchikkingen daar door gemaakt, te gehoorzaamen. Ik vergunde hun de Landen aan de linker zyde van de Rivier Tingballe. De magt van dit Landfchap dagelyks toeneemende, kon ik berekenen , dat het in vervolg van tyd een derde van de Bevolking des Eilands zou bevatten. Van den achttienden tot het einde der maand, deed ik een reisje ter Landverkenning voordwaards op in de binnenfte deelen des Eilands. Ik vond 'er verfcheiden groote Rivieren tusfchen de Bergketen van Ramangari en Volisbey, aan den voet van welke Bergen ik verfcheiden Mineraalen ontdekte, en fyne Rotskristallen , en onder deeze gekleurde. Naardemaal de rust, thans op het Eilandheerfchcnde, my tydruimte verleende, welke my tot nog ontbrooken hadt , bezogt ik , met den aanvang van Augustus, de woonplaatzen der Eilanderen, die ik in goede orde , en de Landen welbebouwd vond. Ik befloot Landen aan byzondere perfoonen uittedeelen tot het aanleggen van Dorpen. Verfcheiden Soldaaten en anderen verzogten Landvergunningen, die ik tot vierenzestig fchonk. Op den derden deed ik de Opperhoofden byeen komen, en toonde hun, dat hun verblyf te deezer pbatze het Land uitputte ; en dat, indien zy volftrekt beflooten hadden, naby my te blyven, ik hun 1 4 raad-  136 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN raadde hun volk na hunne Landen te doen trekken : , dewyl zy altoos tyds genoeg zouden hebben om 't zelve te verzamelen. Zy vroegen daarop, wanneer ik fchepen uit Europa verwagtte? Toen ik geen beflisfend antwoord kon geeven , verzogten zy my geen voorftel tot het vertrekken te doen; dewyl zy in dit Ruk alleen de aandrift hunner vriendfchap volgden, en beflooten hadden liever om te komen, dan my te verlaaten. Men gaf my, den veertienden, berigt van de aankomst der Gezanten vsn de Seclaves , die my de Familie van rozai aanboden, ten teken van de goede geneigdheid deezes volks. Die Gezanten bragten tevens drie honderd osfen en zestig flaaven , uit naam des volks, en verzogten, dat ik by Eede zou belooven hun in vervolg niet te willen beoorlogen. Ik nam deeze gefchenken aan en ontving de Familie van rozai met vermaak , maar de belofte v,an gegoed oorlog tegen de Seclaves te willen voeren eene verbintenis zynde, die de belangen der Volkplantinge betrof, betuigde ik dien Eed te willen doen, mits de Koning der Seclaves dien van zynen kant, mecle aflei, en my verzekering gave, dat hy zou toetreeden tot het verbond der Hoofden en der volken aan de Oostkust, en zich verklaaren voor een Lid van dat Rondgenootfchap, en onderworpen aan de befluiten door 't zelve genomen. Ik drong, daarenboven , 'er op aan , dat hy zyne toeflemming zou geeven tot den vryen invoer van alle Koopwaaren in zyn Land, om een onafgebrooken handel met zyn yolk te dryven ; en dat hy my zou vergunnen op voeg-  des GRAAVEN van BENYOWSKY 13.7 voeglyke plaatzen Pakhuizen te bouwen, die teffens ten verblyve van myn Krygsvolk en voor de Reizigers zouden dienen. Zy antwoordden op dit ailes niets bepaalds te kunnen zeggen, maar dat zy, zonder toeven, zouden vertrekken, om hun Koning des veiflag te geeven en diens wil te mogen verftaan. A's zy gereed ftonden om te vertrekken, gaf ik hun gefchenken, en zy beloofden my by Eede, dat zy hun Meester zouden overhaalen tot het aanvaarden myner voorflagen, en om zich geheel aan my te verbinden. De Heer mayeur liet my , op den zestienden, weeten, dat de Hoofden raoul , manding, raffangour en ramaromre, als Gezanten hunner volken , gehoor by my verzogten. Dit ongewoone voordel baarde by my eenige verwondering; ik dond onmiddelyk het gehoor toe, en rees op om die Hoofden te gemoet te treeden, in de veronderdelling dat zy reeds op weg waren. Maar de Heer mayeur onderrigtte my , dat de geknelde Opperhoofden zich nog in hunne Legerplaatzen bevonden , bezig met toebereidzelen om daatlyk te verfchynen : dat hy derwaards zou gaan om hun van het gegeeven verlof te onderrigten. Onmiddelyk naa myn vertrek verzogt ik verfcheiden Kfygsofficierefl en andere perfoonen in 't Bewind gedeld, om tegenwoordig te zyn by de gehoorverleening, die ik uit alles moest opmaaken, dat eene zaak van groote aangelegenheid zou uitbrengen, en hier in vond ik my geenzins bedroogen. De wagt van het Fort ontdekte omtrent tien uuren twee I 5 lichaa-  133 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN lichaamen van gewapenden , in kolommen aantrekkende , met flaande trom en ontrolde vaandels, en riep zyn volk ten wapen: maar de Officier der wagt, die, gelyk ik naderhand ontdekte, in 't geheim was, deedt geen wederdand bieden, maar riep hun alleen toe, en zondt my berigt. Ik zag met eigen oogen de aangenaderde Krygsbenden , twaalf honderd fterk, met de Hoofden en Gezanten, voorgegaan door de Vaandels der Landfchappen. Op de Paradeplaats voor het huis van den Gouverneur lagen zy de wapens neder, de Gezanten naderden, zy werden door myne Officieren ontvangen en tot my gebragt. Naa de eerfte begroeting , liet ik laage doeltjes, in dit Land by daatlyke gelegenheden gebruiklyk, aan de Hoofden aanbieden. Drie namen 'er plaats , maar het Opperhoofd raffangour bleef daan, en liet zich op deeze wyze hooren. „ Gezegend is de dag, die u in 't leeven bragt! „ Gezegend zyn uwe Ouders , die zorg voor uwe „ kindschheid gedrangcn hebben! Gezegend zy het „ uur, waar öp gy uwen voet op dit Eiland zette! ,, De Hoofden der Malgaos en de Capiteinen, wier „ harten py gewonnen hebt , die u beminnen en ,. getrouw aan u verkuogt zyn , hebben verfmn, „ dat de Koning van Frankryk voor heeft een ander ,, in uwe plaats aautedellen; en dat hy op u te on„ vreden is, om dat gy geweigerd hebt ons tot zyne „ (haven te manken. Zy zyn, daarom , zamenge,, komen^ en hebben Cabars gehouden , om te be,, flisfen wat te doen , indien dit waarheid mogt ,, weezen. Flunne liefde tot en verknogtheid aan u, „ heeft  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 139 „ heeft my, in deeze omftandighcid, verpligt, het „ geheim uwer geboorte te ontdekken, en uw regt ,, op dit wyduitgeftrekte Land, alle welks Inwoon- „ ders u aanbidden. Ja, ik zelf, raffangour, ,, gehouden voor het éénig 'overblyfzel der Familie ,, van ramini, ik heb afgeftaan van dit heilig regt, „ om u voor den dénigen waaren Erfgenaam van „ ramini te verklaaren. De Geest van god , die „ over onze Cabars heerscht, heeft alle de Hoofden „ en Capiteins doen zweeren, dat zy u wilden er,, kennen vcor hun Ampanfacabe; dat zy u niet zul,, len verlaaten , maar uw perfoon bewaaren , ten „ kosten van hun leeven, tegen al het geweld der ,, Franfchen." Dit gezegd hebbende zette hy zich neder. P>aoul rees op, en deedt zyne boodfchap in deeze woorden: Ik , raoul , Hoofd der Saphirobay , aan u ge,, zonden door de Hoofden en Capiteins der ver„ eenigde volken , verzoek dat gy op morgen een „ openbaar Cabarbelegt, om de hulde onzer getrouvv„ heid en gehoorzaamheid te ontvangen. Ik heb „ desgelyks last u te verzoeken , dat gy de witte „ vlag niet, maar de blaauwe laat waayen, ten te„ ken dat gy onze onderwerping van harten aan,, neemt. —— De Hoofden en Capiteins , in de „ Cabar verzameld, hebben my ook verzogt, dat „ gy de Officiers en Soldaaten op een afftand zult ,, verwyderen van de plaats der Cabarre , en dat ,, gy intusfchen, als eene wagt de twaalf honderd ,, Krygslieden zult houden, die het volkfteeds ronds„ om u wil doen zyn! Hier  Ï40 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Hier op ging hy zitten om myn antwoord aftewagten. Deeze onvoorziene ftap was niet weinig belemmerend; maar dewyl ik tyd verlangde om my te bedenken, en alles te befchikken, gaf ik te verftaan , dat ik de Hoofden en de Volken, met genoegen in eene Cabar zou zien, en dat ik dan myne gevoelens , in 't openbaar zou zeggen. Middelerwyl verzogt ik hun, dat zy zich geliefden verzekerd te houden van myne vriendfchap te hunwaards , van mynen yver voor hunne belangen; en myne geneigdheid om ten besten des volks alles opteolferen. Myn antwoord voldeedt hun ; zy allen boogen zich voor my neder eer zy my verlieten; een teken van onderwerping tot nog toe door geen Volkshoofd aan my bevveezen. Toen zy vertrokken waren, onderzogt ik by den Heer mayeur na de oorzaaken, die deeze omwenteling onder de Hoofden te wege gebragt hadden; doch hy verfchoonde zich met te zeggen, dat veelen myner Officieren meer vat/de zr.ak wisten dan hy zelf. Staande myn gefprek met den Heer mayeur , zag ik drie Officiers aan 't hoofd van vyfiig man : zy betuigden, dat zy allen , ontdekt hebbende, welke maatregels men op Isle de Frame genomen hadt, beflooten hadden liever hun leeven te verliezen, dan te zien dat ik Madagascar verliet; dat zy, wat hun betrof, verbonden waren met de Inboorelingen, en vast beflooten hadden hun verblyf op dit Eiland te vestigen, en daarom verzogten, dat ik hun niet langer zou aanmerken als Soldaaten , doch als Lieden ten mynen dienst gefchikt. Dee-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 141 Deeze ftap myner Officieren van rang maakte my nog meer verleegen. Te vergeefsch verzogt ik hun te bedenken wat zy beftonden, en merkte op, dat ik niet kon naalaaten hun te berispen in het volharden by een befluit van zo ver een vooruitzigt; maar zy voerden my te gemoet, dat zy, dien ftap ééns gedaan hebbende, niet konden te rug treeden, dat zy één belang hebbende met de Opperhoofden, en byzonder aan my verbonden, hun oogmerk zouden volvoeren, 't zy ik het goed- dan afkeurde. Zy haalden te deezer gelegenheid het gedrag des Staatsdienaars roywaards door, drongen aan op de kunftenaaryen en ltreeken, door de Bcftuurders van Isle de France in 't werk gefield om ons te verdelgen, en beflooten, dat het gebeurde genoegzaam was tot regtvaardiging van hun gedrag. De wyze , waarop zy dit alles voordroegen, liet my geen hoope over, dat ik hun van dit ontwerp af zou kunnen brengen. Ik maande hun, derhalven, aan om getrouw te blyven in hun pligt, en beloofde hun ontllag te bewerken, ten einde zy zich aan dit Land konden verbinden , zonder overblyfzel tot zelfsverwyt. Èén der Officieren verklaarde my , dat ik geen tien Soldaaten zou vinden, die Madagascar wilden verlaaten , en dat zelfs onder de Officieren 'er niet meer dan twee of drie waren, die niet met hun in 't zelfde gevoelen ftonden. Deeze onderrigting overtuigde my, dat de overeenkomst myns krygsvolks met de Opperhoofden , ontftondt uit de gemeenzaamheid, welke zy met de Inboorelingen gekreegeo hadden , geduurende den laatfien Krygstocht tegen de Seclaves. Naa  142 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Naa het vertrek der Troepen zette ik my om een plan te vormen, tot bevrediging van dit volk, en het meeste voordeel te trekken van de gunRige gevoelens, welke de Inboorelingen van my hadden opgevat en betoond. Dit plan bragt my natuurlyk tot dat, om de Inwoonders van Madagascar te befchaaven. Omtrent den avond gaf ik last om de kamer tot een Cabar gereed te maaken, en alles te vervaardigen tot een Feest, naa het houden der vergaderinge. Op den zeventienden liet ik éénentwintig fchoten doen van het Fort , zonder den Standaard te ontrollen ; maar aan de groote vlaggeflok voor myn huis woey, volgens myn bevel, een blaauwe vlag. Ik beval dat al myn krygsvolk in het Fort zou blyven. Ten zeven uuren , kwam 'er een bende van zes honderd Zwarten, en fchikte zich in een vierkant rondsom de Vergaderzaal. Ten negen uuren verlieten de Hoofden de Legerplaats , met al hun volk om de Cabar by te woonen. Aan de Paradeplaats gekomen, zonden zy my twaalf Opperhoofden, met een gelyk getal Standaarden om my te geleiden. Gereed zynde volgde ik hun: dan eer ik in de Cabar trad, wendde ik my tot de Opperhoofden, om hun te bedanken voor hunne beleefdheid. Tweeënzestig Opperhoofden zaten in de Cabar, en hunne Oppasfers bleeven gefchikt onder de wapenen. Het eerfle der Opperhoofden , die het woord voerde , was manonganon , hy fprak: „ Wy de „ Prinfen en Capiteins, hier vergaderd, die het ge„ heele Volk verbeelden , hebben beflooten om de „ Regten uwer geboorte , om uwe wysheid , cn ,, uwe  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 143 „ uwe genegenheid onswaards, u te verklaaren voor „ onzen Ampunfaca.be, en u te verzoeken dien Ty„ tel en Rang aanteneemen , met de verzekering, „ dat gy, getrouwheid, genegenheid en ftandvastig,, heid in onze harten zult aantreffen." ■ Antwoord ons. Ik ftond op met de betuiging, dal dezelfde yver, welke het geheele volk erkend had dat ik bezat voor hun welvaaren, my aanzette om hunne aanbieding te aanvaarden, in hoope, dat de Prinfen, Opperhoofden , en Capiteins des Volks my altoos de behulpzaame hand zouden leenen, in het groot ontwerp van befchaaving. lk haalde de voordeelen op, wel¬ ke zy, en boven al hunne kinderen, zouden trekken van het invoeren eens gevestigden Staatsbeftuurs. — Ik vervoegde my tot hunne hartstogten , door het ontvouwen van de Onfterflykheid , met welke hunne naamen tot de Naakomelingfchap zouden overgaan, dewyl zy wyze en menschlyke Wetten hadden ingevoerd, en weidde uit over den roem , welken het volk van Madagascar in volgende tyden zou verwerven. Dan 't geen hun meest trof, was het vermelden van de voordeelen, die een wel aangelegde Koophandel, onderfchraagd door vlytigen Landbouw, in zeer korten tyd zou aanbrengen. Indedaad dit gedeelte myns vertoogs, een onderwerp by die van Madagascar best bekend betreffende , was meest gefchikt om op hunne gemoederen te werken. Zo ras ik myne reden geëindigd had, vaardigden de Hoofden een Capitein af, om myne benoeming tot Ampanfacabe aan het volk bekend te maaken; waarop  144 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN op terftond het fchieten uit klein geweer begon, en bykans een vierde uurs duurde. By de eerstbekomene ftilte vatte een tweede Opperhoofd sancé het woord, en onderrigtte my, dat zyn volk u:y verzogt den dienst des Konings'van Frankryk te verlaaten , en tcwege te brengen dat allen , die hun verblyf op Madagascar wilden vestigen , dit desgelyks deeden; en eindelyk, dat ik zou zeggen, in welk Landfchap ik myn verblyfplaats verkoos , ten einde zy daar een Stad mogten bouwen. ~ Ik gaf hier op te verflaan , dat het myn oogmerk was den Franfchen dienst te verlaaten , en dat te bewerken by allen, die op Madagascar wilden blyven; maar dat ik dit oogmerk niet kon volvoeren, vóór de aankomst der Gelastigden van zyne Majefteit ; waarom ik verzogt , dat de Cabar de aflegging van den Eed wilde uit (teilen ; nog in 's Konings dienst zynde was ik myn eigen meester niet. — Wat de plaats myns verblyfs en de gemelde Stad betrof, deeze zou ik liefst in 't midden van het Eiland zien , om zo haby mogdyk aan elk Landfchap te weezen. Om hun myne oogmerken beter be¬ kend te maaken , betuigde ik , dat ik de waardigheid van Ampanfacabe aanvaard hebbende, myn eerfte pligt zou weezen goede Wetten vast te Hellen. Vrede en rust door het geheels Land te bewaaren , en het voor invallen van buiten te dekken: dat ik vervolgens myne aandagt zou vestigen op den Koophandel , om dien in een bloeienden ftaat te brengen, door het verbeteren des Landbouws; doch dat alle deeze dingen niet konden geleideden door myn wil al-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 145 alleen; maar dat ik afhing van den byftand der Volkshoofden , van welken zommigen tot Raadsheeren, anderen tot Landvoogden , anderen tot Krygsbevelhebbers, en tot den Zeedienst moesten beftemd worden &c. Deeze aanfpraak gaf aanleiding tot veele vraagen, en het hadt veel werks in hun de rechte meening te doen begrypeh van 't geen ik voorftelde. Het gelukte eindelyk , veelen der Opperhoofden boogen zich voor my neder en dankten my, dat ik hun de geneigdheid bad ingeboezemd tot het befluit om my tot hun Ampanfacabe te benoemen. Het derde Opperhoofd, 't geen het woord voerde , was DlAMANDRisiS. Hy merkte op , dat de Franfchen op my misnoegd en verftoord zouden weezen, om dat ik hun verlaaten had, en dat men gevolglyk verwagten moest, dat zy ons zouden beoorlogen. Hier over verzogt hy myne gedagten te weeten. Ik antwoordde, dat de Koning van Frankryk, al den tyd dien ik in zynen dienst verbleef, magt over my hadt, maar dat ik, op 't eigen oogenblik, wanneer ik dien verliet, myn eigen meester wierd. Ik ftond toe, dat de Franfchen waarfchynlyk nydig zouden worden , als zy op Madagascar een welgeregeld Staatsbeftuur gevestigd zagen ; doch dat het my fmerten zou, indien zy het plan omhelsden om met geweld tegen een geheel volk te handelen; dat ik, in een geval van deezen aart een ontwerp ten gepasten tyde zou voordraagen, 't welk ten grondflng itrekte van een vaste vriendfchap tusfehen de Fran- IV. Deel. K fchtn  146 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN fchen en de Inwoonders van Madagascar. Hier viel het Opperhoofd raffangour my in de reden, met aanttmerken , dat de Franfchen nooit goede vrienden met de Madagascariaanen konden worden; dewyl zy (leeds moesten gedenken aan de veelvuldige gefneuvilden huns volks op dit Eiland. Raffangour eindigde de Cabar met voorteftellen, dat 'er een onderlinge Eed zou afgelegd worden tusfchen my en de Opperhoofden , onder verklaaring dat dezelve openbaar zou herhaald worden, zo ras ik defl Franfchen dienst zou verlaaten hebben. Deeze Eedzweering gefchiedde onmiddelyk, en om dezelve meer heiligheids by te zetten, werd de Eed des bloeds gedaan. Deeze gefchiedt door het vel van de linker borst met een fcheermes te openen, en elk der byflanderen zuigt een drup bloeds van hem, die voor Hoofd wordt aangenomen ; by welke plegtigheid verwenfehingen en vervloekingen worden uitgefprooken tegen hem die deeze verbintenis verbreekt. INaa de Eedzweering droegen de Volkshoofden het Opperhoofd sancé op om over het Krygsvolk te gi bieden en op te pasfen, dat, by de aankomst van 's Konings Gelastigden, niets tegen myn perfoon zou ondernomen worden. Eer de Cabar van een fcheidde, girg sancé na buiten , orgetwyfeld om het Krygsvolk te zeggen,hoe zy zich gedraagenmoesten. Door een zyner Capiteins liet hy boodfehappen dat alles gereed was. Waarop wy uitgingen. Toen ik buiten trad, lieten de Troepen de vaandels zakken, en de Mudagascarfche Soldaaten, het geweer domptn- de,  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 147 de , lagen de linker hand op de borst, ten teken van Eedverbintenisfe. Naardemaal ik vernam , dat tot deeze Cabar bykans elf duizend man byeen gekomen was, deed ik twintig osfen (lachten, en fchonk hun twaalf vaten brandewyn. De Opperhoofden onthaalde ik afzonderlyk. De Franfche Krygsbende eindelyk verlof bekomen hebbende om uit het Fort te komen , volgden hunne Officieren , en wenschten my geluk met de verrigting,, die zy een overeenkomst tot eensgezindheid tusfchen de Volkplanting en de Floofden des Lands noemden. De Fleer d'ecole gaf my te verftaan , dat allen van het Franfche krygsvolk , die blaauwe linten op de witte kokardes droegen , beflooten hadden op Madagascar te blyven. Flet overige van den dag werd in vreugdebedryf gefleeten. Omtrent den avond vertoonden zich twaalf honderd vrouwen en jonge dogters op de Paradeplaats , om my geluk te wenfchen , waar zy zich vervolgens met dansfen vermaakten. Ik liet haar allen zakdoeken en linten geeven , en fchonk brandewyn met zuiker. De Opperhoofden deed ik den achttienden zamenkomen, en ftelde hun voor, dat zy elk na hunne Landfchappen zouden trekken , uitgenomen zes , die ik by my wenschte te houden om my als Raadslieden by te ftaan. Flet Opperhoofd sancé die zou blyven , legerde zich met drie duizend man, welke ten mynen gebiede ftonden. Deeze voorzorg dagt my te meer noodig; dewyl een Koopman, die van Foul Point kwam , in die Flaven geland , my verzekerd hadt, dat op Isle de France bevel gegeeven was om K 2 my  14* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN my in hegtenis te neemen en op te zenden, om als een misdaadiger gevonnisd te worden. Tusfchen den negentienden en tweeëntwintigRen, befteeddc ik myn tyd om affcheid te neemen van de Opperhoofden , die overeenkwamen dat zy zouden vergaderen op het oogenblik , als zy vuuren zagen aanReeken te Mangaby. Elk Opperhoofd verbondt zich tot de uitvoering van dit teken, door verfcheiden vuuren te zullen aanReeken op de Kust, of op het gebergte. Eindelyk zag ik nu de rust, zo zeer verlangd naa myne aankomst op het Eiland. Ik zag de geheele Oostkust volkomen aan de Volkplanting verbonden, en de Westkust gereed om in dezelfde verbintenis te treeden. De bebouwing des Lands overal verdubbeld zynde , beloofde een weezenlyk voordeel , en niets ontbrak 'er dan een ruimer onderftand van Frankryk , om allen heil van den tegenwoordigen Rand der dingen te trekken. Maar ongelukkig hadt men den gefchiktflen tyd om de Volkplanting te vestigen, laaten vooïby glippen, en ik zag my, met leedweezen , vernederd tot een beeld , 't welk alle zyne beweegingen door werking van buiten ontvangt. Daarenboven had ik alle réden om te vreezen voor de gevolgen van de vooroordeelen tegen my verwekt; want ik kon de vertraaging van het zenden des noodigen onderftands alleen toefchryven aan de valfche gerugten , welke de Beftuurders van Isle de France wegens de Vastigheid op Madagascar ten Hove verfpreidden: en had grond van vreeze dat het Staatsdienaarfchap , door die gerugten ingenomen , den onder-  des GR. AA VEN van BENYOWSKY. 149 derRand te rugge hieldt, met geen ander oogmerk dan om my te bederven. Ik zag desgelyks, dat de beginzels waarop ik de Volkplanting weer op Madagascar gegrond had , door gebrek aan magt , tot een crifis gekomen waren , welke de lnboorelingen bragt tot eene kennis van hunne eigene Rerkte , en om onderling een StaatsbeRuur opterigten , 't welk ééns gevestigd zynde, niet langer het verblyf eener vreemde magt onder hun zou gedoogen. En Frankryk zal, in dit geval, zich beroofd zien van alle de voordeelen, verkreegen door den Handel- en Vriendfchapsverbhitenisfen met de Inwoonderen des Eilands. Den zevenentwintigRen kwam van Isle de France een fchip, gevoerd door Capitein blanciiau» , beladen met Indifche waaren , zeer gefchikt om voor ryst te verhandelen. Ik beval den Pakhuisbewaarder deeze laading te koopen, ten gebruike der Vastigheid. Ik durfde dit niet naalaaten; dewyl het den handel met de lnboorelingen , en gevolglyk het voortzetten des Landbouws zou geftoord hebben. K 3 NE-  i5o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN NEGENDE HOOFDSTUK. Gelastigden uit Frankryk komen op Madagascar. Hun Bedryf. De Graaf doet afftand van het Bevell'.ebberfcliap en neemt , zich uit Franfchen dienst ontfiaagen hebbende , het beheer van de zaaken der Volkplanting, onder zekere voorwaarden op zich. Inhuldiging tot Ampanfacabe des Eilands. Befchikking op de Regeering en het Krygsweezen. Volmagt hem gegeeven om na Europa te trekken, en verbintenisfen met een Europijche Mogenheid te fluiten. Zyn vertrek na de Kaap de Goede Hoop. Op den tienden van September voer een fchip ter Haven in, het nieuws mede brengende, dat de Heeren bellecombe en chevreaü reeds op Isle de France gekomen waren , met een Fregat van zyne Majefteit, met last om , zonder toeven , zich na Madagascar te begceven. Deeze onverwagte omftandigheid verzekerde my, dat de Staatsdienaar deeze Heeren gezonden hadt als Gevolmagtigden , om zich van myn perfoon te verzekeren , en ftrenge maatregelen te neemen, om de Eilanders met geweld te onder te brengen. Myne vermoedens vond ik in  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 15! in 't einde bekragtigd ; want ik ontving een brief van een vriend , met berigt dat deeze Heeren last hadden om my na Europa overtebrengcn, ingevalle zy zeker konden gaan , dat zulk eene handclwyze ten mynen opzigte , de lnboorelingen des Eilands niet zou aanzetten, om alle de Franfchen uit hun Land te verdryven. Het vertrouwen 't geen ik op de lnboorelingen ftelde , fchonk my ten dien aanziene volmaakte gerustheid; maar ik was geweldig aangedaan, en met verontwaardigiug vervuld over het befluit des Staatsdienaars , en befloot myn post neder te leggen, om myne vrienden op het Eiland te kragtdaadiger te kunnen helpen. De Hoofden des Lands berigt ontvangen hebbende , dat 'er nieuwe bevelen van het Hof gekomen waren , die ontfteltenis onder myn volk baarden, verfcheenen den twintigften , met de vraag , of ik last gekreegen had tot myn vertrek , en hoe zulke bevelen konden zamenftemmen met de belofte door my gedaan, dat ik hun nimmer zou verlaaten. Deeze betuigingen waren gepaard met gejammer, 't geen my geweldig aandeedt; dewyl ik wist, dat het uit weezenlyke verkleefdheid voortkwam. Ik ftej !e alles in 't werk, om hun te doen bedaaren , aanmerkende dat de beweegingen , welke zy ongel wyfeld onder de Blanken gezien hadden , alleen ontftoiideu uit de toebereidzelen om een Opperbevelhebber te ontvangen, die van wegen zyne Majefteit fton.1t te komen om na de gefteltenis der Voikplantinge onderzoek te doen, en hun te verzekeren van zyne veelK 4 ver-  15* GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN vermogende befcherming. Dit antwoord deedt hunne vrees eeniger maate, fchoon niet geheel wyken. Op den éénentwintigftëti gefchiedde 'er fein, dat 'er een driemast fchip in 't gezigt was. Kort-daarop zag ik hetzelve , en kende het voor de Confolante. 's Avonds ankerde het by het Eiland Aiguillon; en twee uuren laater ontving ik een brief van de Heeren bellecombé en chevreaü, my berigtende dat zy als Gelastigden des Konings kwamen, om elk in zyn post de zaakc-n na te zien. * By deezen brief was een bevel uit 's Konings naam, dat ik aan boord zou komen. ' Naardemaal ik vooraf onderrigt bekomen had van den last deezer Afgevaardigden, oordeelde ik het niet geraaden aan boord te, gaan ; maar antwoordde, dat ik gereed was, om, overeenkomflig met 's Konings bevelen , het Bewind over de Volkplanting in hunne handen te Rellen, op dat zy volgens hunnen last mogten handelen, maar dat ik voor het maaken eener Acté van afftand, niet van land mogt of kon gaan. Nevens myn antwoord zond ik een afzonderlyken brief aan den Heer bellecombe , dien ik verzogt, zonder fchroom aan land te komen , en zonder zyn krygsvolk te ontfcheepen; beloerende aan alle verzoeken te zullen voldoen, zo verre ik het met eerlykheid beftaanbaar vond. Hy fchreef my te rugge, dat hy aan land zou komen , om my allen vertrouwen te geeven, door zich op my te verlaaten, 'er ten Hot by voegende , dat, indien hy geloof- geflagen hadt op alles wat hem gezegd was , hy deezen ftap niet zou gewaagd heb, ben;  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 153 bén; doch dat hy als een Krygsman, op myn woord van eer, ftaat maakte. 's Anderen daags kwam de Heer bellecomce, MaarfchaUk de Camp, en chevreau, algemeen Opzigter des voorraads, aan land. Ik ontving hun, óvereenkomftig met de bevelen van zyne Majefteit, my gegeeven in een brief van den Staatsdienaar, en bood terftond myn krygsvolk aan den fleer bellecombé aan , aan derzelvcr Hoofd hem erkennende voor Infpetïeür. 's Avonds gaven my die Heeren een papier over , behelzende vyfentwintig artykelen , betrekkelyk tot hunne Zending, op elk van welke zy myn antwoord verwagtten. Voorts was de dag gefleeten in gefprekken over verfcheiden byzonderheden de Volkplanting raakende. Den volgenden dag gaf ik myn fchriftlyk antwoord over (*), wy bezagen het Fort, de overige gebouwen, en het Hospitaal; de Fleer chevreau was ondertusfchen bezig met de Rekeningen na te zien, met die over de goederen gefield waren ; gelyk ik vervolgens alles wat den Kiygsdienst betrof, openlei. De Hoofden des Lands , die ik verzogt had in de Vastigheid te komen, op begeerte der Gevolmagtigden , verzogten eenig uitftel om de zodanigen, die op eenigen afftand woonden, byeen te krygen. De Gevolmagtigden deeden met my een reisje om de twee Posten, 't Fort St. Johan en Augustus, in de vlakte, te bezigtigen. De vrees van door de Land- kwaa- (*) Deeze Vraagflukken en Antwoorden worden geheel in de Bylaagen tot het Engilfche werk gevonden. K 5  J5'f GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kwaaie aangetast te zullen worden , verhaastte hun wederkeeren. Op den zesentwintigRen te Louisburg te rug gekomen , hielden zy eene vergadering met de Opperhoofden, in welke ik niet wilde tegenwoordig vveezen, ten einde de lnboorelingen vry uit hunne gedagten zouden uiten (*). 's Volgenden daags begaaven zich de Gelastigden naa my een ontflag gegeeven te hebben wegei.s myn gehouden gedrag, en een vereffening der gelden, na boord. Ik geloof, dat hun vertrek verhaast wierd door vrees voor de kwaaien, die men hun op Isle de France verhaald hadt , dat zeer gemeen op Madagascar waren. Deeze byzonderheid maakte waarfchynlyk hun kort verblyf op 't land verveelend, en ftrekt misleiden ten oorzaak dat hunne Berigten, fchoon vry goed opgcfteld, min gunRig zyn, dan zy anderzins zouden geweest zyn. Op den achtentwintigRcn leverde ik aan den Heer bellecombe myne Acte van afftand over, en gaf het bevel over 't krygsvolk aan den Fleer de sanglier. De Heer bbllecombe zondt my van boord een bevel in 's Konings naam, om myne werkzaamheden te bepaalen tot het bewaaren van de Hoofdvastigheid, tot dat ik verdere onderrigtingen van het Flof zou ontvangen, om geene Werken meer aanteleggen ; om den handel met de Zwarten te verbieden; en eindelyk, het verlof om van Madagascar aftegaan. Maar (*) Men treft ter voorgemelde plaarze ook den ukflaj van deeze Vergadering aan.  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 155 Maar dewyl ik naa afftand van myn Bevelhebberfchap gedaan te hebben , het niet goedvond eenige orders te ontvangen , gaf ik dezelve aan den Heer de sanglier , en liet de Afgevaardigden weeten, dat ik beflooten hebbende my voortaan met niets de Volkplanting betreffende, te bemoeijen, de nieuwe oogmerken des Staatsbeftuurs op geene andere wyze kon bevorderen, dan door de goede dienflen, welke ik hun zou kunnen bewyzen by de lnboorelingen. Op deeze verklaaring, verzogten my die Heeren, dat ik het heil der Volkplantinge zou bevorderen; maar betuigden tevens, dat zy myne Acte van aftand niet konden aanneemen : dewyl ik verpligt . 'as myn Post te blyven bekleeden tot de aankomst der bepaalde bevelen van zyne Majefteit, die naa hun uitgebragt vertlag, welhaast zouden volgen. Naa deeze verrigtingen vernam ik niet meer van de Gevolmagtigden, die na Foul Point voeren; wat zy daar deeden, is niet te myner kennisfe gekomen. Wat my betrof, ik ging terftond in een myner wooningen , waar ik bezoek kreeg van verfcheiden Volkshoofden, die onderrigt, dat ik den dienst des Konings van Frankryk verlaaten had , my verzogten den openlyken Eed als Ampanfacabe afteleggen; ten welken einde zy bevel tot eene algemcene zamenkomst des volks gaven tegen den twaalfden der volgende maand. Op den derden dag naa myn afftand, vervoegden zich verfcheiden Officiers by my, om hun met mynen raad te dienen ; van het krygsvolk werden 'er tot my gezonden , met betuiging , dat , indien ik het  158 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN het bevel over hun niet weder op my nam , zy beflooten hadden het Fort te verlaaten, en zich onafhangelyk te verklaaren. De Heer de sanglier , de tegenwoordige Bevelhebber, drong hetzelfde verzoek zeer fterk aan, my verzekerende, dat het krygsvolk zou muiten, als ik bleef weigeren, en de lnboorelingen als dan de reeds gemaakte Posten zouden overweldigen. ■ Deeze vertoogen en het onmiddelyk gevaar der Vastigheid deeden my, in 't einde befluiten, het bevel weder te aanvaarden, onder betuiging, dat ik dit alleen deed om de Europeaanen te behouden, en de verbintenis van Vriendfchap en Koophandel te bewaaren; doch dat deeze wederaanvaarding niet moest aangezien worden voor eene vernieuwing van eenige verpligting aan myn kant: dewyl ik myzelven aanmerkte, als geheel uit den Franfchen dienst ontflaagen. Dusdanig was het gevolg van de verhaasting, waarmede de Staatsdienaar te werk ging. Myn gedrag heeft vervolgens uitgeweczen , dat alle myne bedryven ontitonden uit de volmaak tfte kieschheid, en dat ik, in geenerlei opzigt, afweek van de verbintenis aan Frankryk verfchuldigd ; en , byaldien ik weigerde hulp te verkenen, in zodanige maatregelen als het Staatsbeftuur wilde neemen, tot fchennis der verbintenisfen van Vriendfchap en Koophandel, door my met het volk op Madagascar aangegaan, deed ik alleen myn pligt. 't Gaat vast, dat ik voor had door dit gedrag den Franfchen voordeel te doen : want ik was ten vollen overtuigt uit de kennis , die ik opgedaan had van de Charactecs eti Ze-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 157 Zeden des volks, dat elke pooging van geweld tegen de vryheid der Inwoonderen van Madagascar fchadelyk zou uitvallen voor de Vastigheid, en de alge- meene belangen van Frankryk. ■ Volgende tyden zullen uitwyzen , dat Madagascar nooit door geweld kan worden te onder gebragt ; zagtheid en billykheid alleen kan dit volk tot een welgeregelden ftaat vormen, die ééns gevormd zynde niet misfen kan grooten voorfpoed aan deszelfs Bondgenooten te bezorgen. Maar, helaas! naa 't geen 'er gebeurd is, heb ik geene hoop, dat de Staatsdienaar van ftelzel zal veranderen, fchoon ik beflooten heb alles te doen om 'er hem toe te beweegen. Begeerig om de Volkplanting op een voet te brengen , dat dezelve kon ftaande blyven, tot 'er nieuwe bevelen van het Hof kwamen, keerde ik den eerften van October na Louisburg weder, waar ik aan het krygsvolk verklaarde het bevel weder op my genomen te hebben , enkel met oogmerk om voor het bellaan der Volkplanting te zorgen , waarop ik my vervolgens zou toeleggen , met den Heer coquereau, den eerften Pakhuismeester. Om dit te befchikkeu en te regelen, befteedde ik de twee volgende dagen. Eene vergadering der Hoofden van de Sambarives, Saphirobay, Antavoeny , Antivohibey, Antimaroa, Antav.bour, Antimokol, Ammananhar, Safeibrahim en Saferahimina Opperhoofden, werd op den vierden gehouden, in welke ik voorftelde, dat ik, den dienst des Konings van Frankryk verlaaten hebbende, het voeglyk oordeelde zyne Majefteit, door zynen Staatsdienaar te onderrigten, van de gefteltenis der  153 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN der Volkplantinge , ten einde ik geen reden mogt vinden om my zeiven te befchuldigen over de gevolgen, ingevalle de Franfche Staatsdienaar mogt volharden in zyn oogmerk , om de Inwoonders van Madagascar met geweld te onder te brengen: waarom ik hun verzogt allen opregtlyk te belyden , of zy de volduuring der Volkplanting wenschten, dan dat dezelve werd te rug geroepen? En ik beloofde, onder Eede , hun befluit, van woord tot woord, aan den Koning te zullen toezenden. Over dit voordel raadpleegden de Hoofden bykans een uur , en weder gezeten zynde , gaven zy het volgende antwoord : „ Kunt gy, wys en voorzigtig als gy zyt, twy„ felen aan onze verknogtheid aan u? Hebt gy niet ,, gezien, met welk een moed wy tegen onze Broe,, deren Rreeden , toen zy oproerig geworden wa„ ren, om hun tot hunnen pligt te brengen ? Waar* ,, om betoont gy dan zo veel wantrouwen omtrent „ een volk aan u verbonden? Indien uw hart u zegt, „ dat gy den Franfchen het beste wenscht , zeg „ dan, en fchryf hunnen Koning, dat wy hem onze „ harten en vriendfchap opofferen. Maar wy wen,, fchen onder dit gebied tc lecven , gy zyt onze „ Vader , onze Heer. Laaten de Franfchen u be„ minnen, gelyk wy u beminnen , en onze wape,, nen zullen met de hunne vereenigd. weezen; ., onze vaandels zullen vereenigd zyn met dat der ,, Blanken, en wy zullen dapper vegten tegen den „ gemeenen vyand. Maar indien gy den haat der „ Franfchen moet lyden, dan zullen wy hun nooit „ voor  des GR AA VEN van BENYOWSKY. 159 ,, voor onze Broederen erkennen ; maar hunne vy„ anden zullen onze vrienden weezen. Dit zyn de „ gedagten en de woorden onzer harten. Beloof, „ derhalven, voor dien god , welken wy allen aan„ bidden, dezelve aan den Koning der Franfchen te „ fchryven , en dat gy meer aan ons dan aan de ,, Franfchen gehegt zyt, en ons nooit zult verlaa„ ten." Verzekerd van de eenpaarigheid deezes antwoords, maakte ik toebereidzelen tot de Cabar en Eed , ik verbond my om den Koning van Frankryk te onderrigten van de denkwyze des Madagascarfchen volks, en met hun in 't vervolg te leeven. De Opperhoofden verbonden zich, van hunnen kant, myne bevelen ftipt te gehoorzaamen en in goede verilandhouding met de Volkplanting te leeven. Naa het eindigen der plegtigheid gaf ik een onthaal aan de vergaderde Hoofden ; alle Europeaanen waren 'er by tegenwoordig. Deeze reeks, van gebeurtenisfen, eene Omwenteling voorgaande, welke het Tydperk der Befchaaving van Madagascar bepaalt , bragt my tot het maaken van verfcheiden bedenkingen. Ik wist, by ondervinding, hoe weinig ik kon vertrouwen op de gepastheid der befluiten van het Kabinet te Verfailles. Myne ftandvastigheid was my alleen overgebleeven, om my ftaande te houden tegen de vrees voor de ftaatkundige kunftenaaryen, die Frankryk tegen my zou te werk Hellen om myn goeden naam te bezwalken. Maar overtuigd van myne getrouwheid , befloot ik, om, naa myn ftelzel van gedrag onder de Hoof-  i6o GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Hoofden des volks van Madagascar bepaald te hebben , na Frankryk te gaan, en in eigen perfoon een verflag te geeven van het aanbelang der Volkplanting jen de vooroordeelen des Staatsdienaars tebeftryden. Ik wist wel, hoe veel gevaars ik zou loopen: maar de zorg voor myn goeden naam , en myne genegenheid voor het volk dat my aangenomen hadt, bragt my tot dit befluit. Ik ftelde, derhalven, vast, dat ik, daar Frankryk my niet van opftand kon befchuldigen, en alleen den Staatsdienaaren hunne onkunde van 's Ryks waare belangen verwyten , alles wat in my was zou aanwenden om dat Eiland Vrienden te bezorgen, en het groot werk der Befchaaving tot een gelukkig einde te brengen. Dit is myn befluit, en ik zal het aankleeven, zo lang ik leef! Van de onderfcheiden Opperhoofden ontving ik, den volgenden dag, groote gefchenken in flaaven, vee, en ryst, ik deelde ze uit onder het krygsvolk. Deezen dag al het volk der Vastigheid zamengeroepen hebbende, betuigde ik hun, dat ik hun rust met de lnboorelingen bewerkt, en voor hun be(taan gezorgd hebbende, tot dat zy beveelen van bet Mof konden ontvangen , hun thans zou verlaaten , en niet langer eenig bewind wilde voeren. Hunne traanen waren een antwoord, aan welker meening ik niet behoefde re twyfelen , en ik hoorde hun uit eenen mond betuigen: „ Neen ! wy willen onzen Vader ,, niet misfen!" Op den zesden kreeg ik berigt, dat zes afgevaardigde Opperhoofden met een groot getal gewapenden gekomen waren. Hun ontvangende, gaven zy te  des GRAAVEN van BENYOWSKY. ièt te verftaan, dat de groote dag van den Eed naderde , en dat de Opperhoofden, met het volk vergaderd , myne komst verlangden ; waarom zy krygsvolk gezonden hadden tot myne Lyfwagt en dienst. Om my naar hunne begeerte te voegen, lag ik myne Franfche kleeding af, en nam die van den Indiaan aan. Uitgaande , moest ik door een lange reeks lnboorelingen heenen trekken , die groot geroep maakten , en Zahanhar (*) aanriepen. Myne vrienden , de Officieren des krygsvolks, en allen, die tot de Vastigheid behoorden , volgden my. Zo ras ik in de Legerplaats kwam , werd ik ontvangen door alle de Opperhoofden, en gebragt in de Tent voor my opgeflaagen, met zes andere voor myne bedienden. Ik deed zes vierponders voor myne Tent plaatzen, en twee honderd man maakten myne dagelykfche Lyfwagt uit. De drie volgende dagen befteedde ik in het vervaardigen myner voorftellen aan de Vergadering, tot het oprigten van een vast Sraatsbeftuur. De groote dag, de tiende, daagde, en ik ontwaakte door het driemaal losbranden des gefchuts. 's Morgens ten zes uuren kwam het Opperhoofd raffangour., met zes anderen, allen in 't wit gekleed, en verzogt my te fpreeken. Ik ontving hun buiten myn tent, gelyk zy, in 't wit gedo?t. Raffangour gaf my getuigenis van het vertrouwen, waarmede de Inwn ,ieders van Madagascar my met de Oppermagt bekleed had- (*) Met deezen naam benoemen zy hec Opperweezsn, dezelve betekent Schepper der dingen. IV, Deel. L  i6i GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN hadden , en de hoop , welke zy fielden op myne kunde en goede dienden. Naa dit gefprek verzogt hy my, dat ik hem zou volgen. Wy gingen uit de Legerplaats in de groote Vlakte , en traden in een kring, gevormd door dertig duizend gewapende mannen. De Opperhoofden Honden ieder aan de fpitze huns eigen volks, en de vr , voorflagen van hunnen Ampanfacabe gehoord heb- , tiende, en een volkomen vertrouwen ftellende in , zyne genegenheid hunwaards , en zyne bezwoo, rene trouwe om de aangegaane verbintenisfen na , te komen, geeven hem eene voldrekte en onher, roepelyke volmagt, om in Europa te handelen met , den Koning van Frankryk , of eenigen anderen , Koning of Volk, om Handel- en Vriendfchapsver- dragen aantegaan. Ingevolge hier van , ver- klaaren wy, in de tegenwoordige Cabar, dat wy onze goedkeuring en bekragtiging geeven aan alles wat hy zal tekenen en fluiten in zyne hoedanigheid van een Ampanfacabe. En, om on- IV. Deel. M „ ze  173 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN „ ze onderwerping te bekragtigen, hebben wy eenpaarig beflooten , dat, ingevalle de Koning van Frankryk onze aanbiedingen niet aanneeme , de ,, Ampanfacabe volmagt zal hebben om zich by „ eenen anderen Souverain of volk te vervoegen, ,, om met denzelven Verbintenisfen van gemelden „ aart aantegaan , en wat daar aan vast is, te be- paaien. Ondertusfchen verbinden wy ons- „ zeiven, dat wy, geduurende de afweezigheid van „ onzen Ampanfacabe , geen vreemdeling op ons „ Eiland zullen ontvangen , noch eenig Verdrag met „ eenig ander volk fluiten. In getuigenisfe hier van „ hebben wy deeze volmagt vervaardigd , geleezen ,, in onze Cabar , en in handen gefteld van onzen „ Ampanfacabe. Getekend in 't bovengemelde jaar „ en maand, uit naam des geheelen Volks:" raffangour, Rohandrian. hyavi, Koning van het Oosten. lambouin , Koning van het Noorden. Op den éénentwintigften gaf ik den Hoofden te verliaan , dat ik verlangende om gereedheid tot myn vertrek te maaken , affcheid van hun zou neemen. Ik ftelde hun voor om, geduurende al den tyd van myne reis, raffangour voor Hoofd van den FIoogen Raad te erkennen , of, by diens afweezen, sancé. Het overige van den dag was een Feestdag , en op denzelven waren meer dan veertig duizend menfchen tegenwoordig. Van den tweeëntwintigften deezer maand tot den tien-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 170 tienden van December , was ik bezig met het befchikken eener menigte algemeene en byzondere zaaken. Op den elfden ging ik na Louisburg om den Bevelhebber met mynen raad te dienen. Den veertienden berigt ontvangen hebbende, dat alles ingefcheept en gereed was aan boord van de Brik de Belle Arthur, welke ik gehuurd had om my na de Kaap de Goede Hoop te voeren, nam ik affcheid om met de mynen fcheep te gaan. Toen ik aan den oever kwam, vond ik my omringd door de meefte Volkshoofden , en al het volk der Volkplanting, die my goede reize wenschten ; de lnboorelingen riepen zahanhar aan, dat deeze my wilde byftaan in myne onderneeming. Zy weenden allen. En in dit eenig oogenblik myns leevens gevoelde ik wat een hart kan lyden, als het afgefcheurd wordt van eene Maatfchappy , die 't zelve bemint. In 't einde ging ik aan boord, niet zonder eene tol te betaalen aan de Natuur, hoedanig ik nimmer ondervonden had, geduurende het vreeslyk lyden myner dwinglandfche ballingfchap. De Noorden wind begon eindelyk opteblaazen, en met den avond gingen wy onder zeil na de Kaap de Goede Hoop, waar ik my voorftelde een ander fchip te huuren, om my na. Frankryk te voeren. Deeze reis zal misfchien gelegenheid veifchalfen tot gelukkige omftandigheden, overeenkomftig met myne wenfchen, ten beste van de Volkplanting op Madagascar, en mogelyk de misflagen door den Staatsdienaar begaan, herftellen. M 4 NAA-  NAABERIGT. In ons Vobrberigt voor het Eerde Deel der dus verre volbragte Vertaalinge der Gedenkfchriften en Reizen des Graaven van benyowsky , hebben wy beloofd , in een Nadberigt, een verflag te zullen doen van de Bedryven des Graaven, zints het einde zyner Gedenkfchriften; en nog het een en ander omtrent zyne Reize te zeggen. Van dit beide kwyten wy ons by deezen. De Graaf van benyowsky , in Europa wedergekeerd, hadt van wegen het Franfche Staatsdienaarfdhap , volgens zyne verklaaring , de geweldigde vervolging te lyden (*) ; om deeze te ontwyken, ging hy over in Keizeriyken dienst, hoopende van dien Vorst, den bydand, welken hy voor Madagascar noodig hadt , te verwerven. Doch , welhaast ontdekkende, dat de belangen zyner Keizerlyke Majefteit niet ftrookten met het geen hy noodig hadt om aan zyne verbintenisfen, op Madagascar aangegaan, te vol- (*) Hy wist, volgens Abbé ROCHÖN, in Frankryk zich in de gunst van Dr. franklin intedringen, en diens voorfpraak te verwerven, en , voegt hy 'er by , ik heb my niet te befchuldigen, dat ik verzuimd heb Dr. franklin, van het Charaéter deezes Gelukzoekers te onderrigten. Ablê RoriioNs Vuyage de Madagascar.  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 1S1 voldoen, verliet hy den Keizerlyken dienst. Beter dagt hy te zullen flaagen in Engeland, waarom hy zich in Watermaand des jaars MÜCCLXXXIII. by de Staatsdienaaren zyner Groot Brittannifche Majefteit vervoegde, met een voorde] om den Koning overtehaalen tot het aangaan van eene verbintenisfe (*). 's Graaven voorflagen vonden daar geen ingang. Hy verliet Engeland met zyne Familie en eenige Medegenooten , op den veertien Jen van Grasmaand des jaars MDCCLXXXIV, om na America te fteevenen, aan boord van the Robert and Ann, gevoerd door Capitein alexander mac dotjgall. Den achtften van Hooimaand kwam hy te Baltimore, van Londen eene laading medegenomen hebbende, ter waarde van omtrent 4000 ponden Sterling, beftaande uit artykelen voor den Handel op Madagascar gefchikt. Twee redenen fchynen hem en zyne vrienden bewoogen te hebben om het rechtftreeks vaaren na dat Eiland te verwyderen. In de eerfte plaats vonden zy het hoogst bezwaarlyk, indien niet onmogelyk, om de vlag van eenige Europifche Mogenheid te krygen; en, in de tweede deedt 'er zich alle hoop op, dat de Americaanfche Kooplieden , wier Handel, ten dien tyde door de Omwenteling, die hun van 't Moederland fcheidde, eene geheel andere rigting genomen hadt, gereeder zouden weezen om de aanbieding van een nieuw kanaal van Handelgemeenfehap te aanvaarden , dan andere meer gevestigde Maat- (*) Men vindt het oorfpronglyke hier van in de Bylaagen agter het Engelfche Werk. M 3  i8a GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN Maatfehappyen. Die gedagte was gegrond. Een huis van Koophandel te Baltimore liet zich overhaalen om in dit plan te treeden, en bezorgde den Graaf een fchip van 450 Tonnen, voerende twintig zesponders en twaalf draaybasfen. Dit fchip met de laading werd gefchat op iets meer dan 4000 ponden Sterling, buiten de koopwaaren uit Londen door den Graaf medegebragt. Op den vyfentwintigften van Wynmaand des jaars MDCCLXXXIV , zeilde dit fchip the lntrepid geheeten , van Baltimore. Elk aan boord hadt zich by Eede verbonden tot volftrekte onderwerping aan den Graave, fchoon de Kooplieden te Baltimore een Capitein en een Supercarga benoemd hadden om den Graaf by te ftaan , terwyl zy onder zyn bevel waren, en het fchip te rug te brengen. De beftemming van het fchip was na de Haven van St. Augustus , op de Oostkust van het Eiland Madagascar , waar zy eene Vastigheid of Handelplaat zouden aanleggen', in de vaste verwagting, dat 's Graaven invloed op de lnboorelingen , en het Oppergezag, 't geen zy hem hadden opgedraagen, zeer veel voordeels zou fchenken. 's Graaven Gezin bleef in America, om de zwangerheid van Mevrouw BENYOWSKY. Met het begin van Louwmaand bereikten zy de Kust van Brafil door misdag , gelyk 's Graaven Reisgenooten zeggen, en om dat zy niet hoog genoeg opzeilden ; doch hy verklaart in zyne brieven, dat hy om hout en water deeze Kust aandeed'. Het eerfte fchynt egter het gcloofwaardigfte , want ■ ■ *y  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 183 zy waren omtrent eene maand bezig om Kaap Roque te bereiken, en geraakten in 't einde deerlyk aan den grond op het Eiland Juan Gonzalvez, by den mond van de Rivier Amargoza, op vyf graaden Zuiderbreedte. Het leedt tot in Grasmaand eer het noodige herfteld was , en zy ftaaken den Atlantifchen Oceaan over, het grootfte gedeelte van dien overtocht fchaars van voorraad voorzien. De laatfte brief des Graaven was aan de Kust van Brafil gefchreven, en gevolglyk moet het overige des verhaals uit de brieven zyner Tochtgenooten worden opgemaakt. Het blykt niet, waarom zy de Kaap de Goede Hoop omzeilden , zonder daar te landen. De eerfte plaats op welke zy kwamen was Sofala, op de Oostkust van Africa , waar zy den tweeëntwintigften van Bloeimaand des jaars MDCCLXXXV. ankerden, en veertien dagen tot verfrisfmg des fcheepsvolks bleeven. Den zevenden van Hooimaand wierpen zy het anker in de Baay van Antangara, omtrent tien mylen ten Zuid-Westen van Kaap St. Sebastian , en ontlaadden de vragt. De Graaf hadt ten oogmerk te land na de Baay van Antongil te gaan , waar het fchip by hem zou komen. Het blykt uit de brieven, dat lamisoutn, Koning van het Noorden , te meermaalen in de Gedenkfchriften des Graaven vermeld , zyne eerbetooning by den Graaf kwam afleggen; en dat een Bende Seclaves, onder hun Koning of Opperhoofd naby hem legerde, dat de Graaf hun voorftelde de Eedverbintenisfe des bloeds met hun aantegaan; doch om de M 4 ver-  I«4 GEDENKSCHRIFTEN f.n REIZEN vermoeidheid van zyne reize het wilde vervvylen tot den volgenden dag. Uit eene gefchreevene vcklaaring des Capiteins blykt, dat op den eerften van Oogstmaand, drie vierendeel uurs naa dat de groote boot aan 't fchip was wedergekeerd, 's avonds tusfchen tien en elf uuren, een fterk fchieten gehoord en gezien wierd aan ftrand, juist op de plaats waar de Graaf zich hadt nedergeflaagen; dat men tusfchen vyf en zes uuren in den morgenftond eenige weinige fchooten hoorde in een klein bosch omtrent een myl landwaards in, en dat met den dag 'er geene tekens van eenige Blanken aan den oever te zien ; maar dat alle goederen weggenomen waren ; en einde'yk , dat hun eigen gevaarlyke töéftand , door de weinige manfchap aan boord en 't gebrek aan wapenen, en de waaifchynlykheid dat de Graaf en de zynen door de lnboorelingen vermoord waren, als mede mangel aan voorraad , hun dreef om na Jnanna te ftevenen. V-n dit Eiland voeren zy na Oibo , waar de Supercarga het fchip ten behoeve der Bevrtfgterfcn verkogt. Indien dit al het berigt was, zou men natuurlyk moeten befluiten, dat 's Graaven onderneeming een ongelukkigen uitflag bekomen hadt voor het vertrek van het fchip; doch daar is een brief van een der perfoonen aan boord, waarin beweerd wordt, dat de fchryver en een ander perfoon niet overtuigd waren, dat het fchieten van de lnboorelingen kwam; doch dat zy de Verklaaring tekenden, om dat die dit oordeelden de meerderheid hadden: en in een anderen brief van een Officier (welke in zo verre de verme-  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 185 meling des Graaven en zyn volk door de Franfchen betreft, bekragtigd wordt door den fchryver des voorigen brief,) die, naa de volllaagene uitdelging van 's Graaven party krygsgevangene was op hle de France, wordt vermeld van fchieten in den nagt gehoord, maar ftrydig met de gegeevene Verklaaring, verzekert de fchryver, dat het 'fchip zeilde in 't gezigt der geenen die op 't ftrand ftonden, en dat zy het te vergeefsch met de Madagascarfche Vaartuigen poogden te agterhaalen. Die zelfde Bricnchryver beweert verder, dat vyftien dagen naa het wegzeilen des fchips, de Graaf na Angontzi vertrok, laatende Jiet meeste volk agter om liem te volgen, doch het grootfte gedeelte werd ziek en ltierf op twee naa. Uit deezen brief, die egter in zommige opzigten veel verklaarmgs zou behoeven, blykt, dat de invloed des Graaven zo groot was, dat hy een gewapende magt van lnboorelingen onder zyn bevel hadt, met welke hy na Angontzi trok, en vyandlykhcuen tegen de Fianfchen aanving door een Pakhuis van hun te overweldigen. Hier hieldt hy zich bezig met eene Stad naar 's Lands wyze te bouwen, en zondt van daar een Smaldeel van honderd man, om bezit te neemen van de Franfche Facïory op Foul Foint; doch zy werden verhinderd in de volvo.riug' van dit oogmerk op het zien van een Fregat, daar ten anker liggende. Ingevolge van alle die beweegenfsfe zonden de Beftuuruers van hle de France een fchip met zestig Soldaaten , die landden, en den Graaf aanvielen op den drieëntwmtigften van Bloeimaand des jaars MDCCLXXXVI. Hy hadt een M 5 klei-  i86 GEDENKSCHRIFTEN en REIZEN kleine fterkte , met twee ftukken gefchut , waarin hy met twee Europeaanen en dertig lnboorelingen, de aannadering des vyands afwagtte. De Zwarte vlooden op het eerfte vuur, en benyowsky een kogel in de regrer borst gekreegen hebbende, viel by de verfchansfmg neder; men fleepte hem by de hairen weg, en hy ftierf naa verloop van weinig minuuren. Vry overeenkomftighier mede is het verflag,'t geen deAbbé rochon geeft, van de laatfte pooging en het einde des Graaven. De Franfche Bevelhebber van hle de France, de Fleer de soullac , verftaan hebbende, dat benyowsky met een Anxericaansch fchip op Madagascar gekomen was, en ten oogmerk hadt om zich als een onaf hangelyk Souverain daar te vestigen , zondt in Bloeimaand des jaars MDCCLXXXVI. een fchip derwaards , om de onderneemingen diens mans te verydelen. Benyowsky op de Franfchen by hunne landing vuurende, toonde zyne vyandlyke oogmerken. Hy hadt een Pakhuis den Koning van Frankryk toebehoorende veroverd, op eene hoogte een fterkte gebouw met palisfaden omzet, en met twee ftukken vierponders tot verdeediging voorzien. Hy begon op de Franfchen te vuuren, toen zy op den afftand van twaalf honderd voeten waren. De Belegeraars lieten den vyand drie fchooten doen, eer zy vuurden ; doch het eerfte vuur der Franfchen was beflLsfend. Benyowsky een kogel in de borst krygende, verloor zyn leeven, zo als hy gereed ftondt om een Huk aftefteeken, met roeftige fpykers gelaaden. •— Zo  des GRAAVEN van BENYOWSKY. 187 Zo treurig een einde hadt het Leeven en de Lotgevallen des Graaven van benyowsky, „ een Man,'' (om my hier van de woorden des Engelfchen Uitgeevers w. nicholson te bedienen) „ van een 011„ verfchrpkkep geest, tot lyden gehard, en hebbelyk „ gewoon om het uiterlte gevaar met eene buiten„ gewoone maate van bedaardheid onder de oogen „ te zien. By deeze zonderlinge gaven bezat hy „ een grondige en vlugge kennis van 't menschlyk „ hart. Uit den aait, door opvoeding en hebbe„ lykheid was by gevormd om te overreden, te be„ velen, te dwingen : en zyn leevenslot gaf hem „ overvloedige gelegenheid om deeze bekwaamhe- „ den uittepefenen. Veelvuldig en verfcheiden ,, zyn de begrippen geweest over dit zeldzaam Cha,, rafter gevormd. Zy, wier belangen hun dreeven ,, om hem te wederüVeeven, hebben geene befchul„ digingen ten zynen laste gefpaari; en hunne befchul„ diging was van den ftérkfteh en fcluiklykften aart. „ Zyne vyanden hebben hem befchreeven als een „ ongevoelig Dwingeland, en een Roover zonder „ eenige beginzelen (*). Nogthans hadt hy, „ zo (*) M