D E MINNA38.YEN E N LOTGEVALLEI VAN EEN EMIGRANT.   D E MINNARYEN E N LOTGEVALLEN VANEEN EMIGRANT, NA HET FRANSCH VAN A. J. DUMANIANT* IN TWEE DEELEN MET PLAATEN Te AMSTELDA M, by G. ROOS, MDCCC.   MIINA1YEI E N LOTGEVALLEN VAN E E N E E MIG R A M T. Het noodlot, dat zo veel bellier over de lotgevallen heeft, maakte my federt "verfcheidde jaren de fpeelbal der omttandigheden. Zoo ik hopen mag dat men eenig belang in het verhaal van mynè lotgevallen zal Hellen, en den lezer van my zeggen zal : hy is geen flegt mensch, hy was fteeds minder te mispryzen dan te beklagen , is myn doelwit .bereikt. Ik ben in het jaar 1770 geboren uit eera tter ondfte geflagten van het voormalig Bourgondi'Cu: myn vader had den dienst verlaten met ran£ 'vtn brigadier by s' Konings legers; een oHge^ A t hem  C « ) hem aan het hof aangedaan, had hem doen beduiten zig na zyn landgoed te begeeven; zyne geftrenge openhartigheid had hem by alle hovelingen gevreesd gemaakt. Een beminnaar van deugd en orde zyndc , zeide hy openlyk zyne gedagten over lieden tn 't beduur, die hunne magt misbruikten , en zig boven de wetten dorsten verheffen. Even zeer als hy de eerfle flappen van het volk tot de vryheid toejiiigten , ook even zeer misprees hy de buitenfpoorigbeden, waar toe hy het zelve zomwylen zag vervoeren; zyne geftrenge deugd kou geen infehikkelykheid als het de waarheid betrof, lyden •, hy Iprak, fchreef, en ontmaskerde de verraders, die meer fchranderfaeid dan hy befaten , en die hem het flagtoffer van hunne valfche aameigingen wisten te maken: dan laat ons de gebeurtenisfen zelve niet vooruitlopen. Myne opvoeding was als die van alle jonge edelliedenik had ecne oppervlakkige kennis van alle wetenfehappen bekomen, zonder 'cr een eenige in den grond te verdaan; maar ik fpeelde re>  ( 3 ) redelyfc wel de viool, eii ik was vry handig In het palmhout en ivoor 'dr.iaijcn; dit is de eenige lamst , die my het dierbaarst en het meest waard is , en aan wien ik al het geluk, dat i!c tot dus verre genoten heb, verfchuldigt ben. Had ik niet kunnen ivoorclraaijcn , ik had nimmer s o * piiie gekent, en mogelyk beftond ik niet meer. rj Welk eene invloed kan niet eene omftandig»hcid, op zig zelve onverfchillig, op het noodlot van den mensch hebben! Ik had myn vader Op een dorpfaest vergezeld , waar de jonge lieden uit den omliggende plaatfen by een gekomen waren , daar dansten onder de olymboomen de eenvoudige boerenmeisjens , de aanvallige burger dogters en de voornaamfte juffrouwen van die lattdftreek zonder onderfcheid van rang. Aller oo« gen waren gevestigt op sophie, dogter van den Baron de ranges, en zy had geen erg dat zy de fchoonfte van allen was. Toen ik haar' zag, gevoelde ik die eerste gewaarwording, die ons waarfehuwd dat de natuur ons een hart gegeven heeft, dr,t noodwendig moet beminnen, en dat de vriendfehap alleen het zelve niet vervul. A 2 l«fl  C 4 ) len kan, ik haakte vuuriglyk na de eer Van met sophie te danfen, maar twintig anderen hadden het geluk haar eerst verfogt te hebben. Hoe be" nydde ik hun! Zy gaven haar de hand, hunne oogen vestigden zig op ,de haare, en fomwylen floeg zy haare oogen op hun neder. Ik was de eenige, die zy niet aanzag. Dit gezigt ver. fcheurde my , en het was' my niet mogeiyk 'er «y afietrekken. Eindlyk nam het dorpfeest een einde, Sophie haalde uit haar zak een kunstig gewerkt ivoor Bonbondoosjen , waar op het afbeeldfel van haren moeder was. Zy nam 'er eene pastille uit, en ze boodze ook de lieden die by haar ftonden aan. Men bewonderde de fraaiheid van het doosjen, ieder nsm het in de handen tot eindlyk een lompen ze liet vallen; en het dekfel brak, sophie gaf een gil; de botmuil tiagte zig te verfchonen, en de goedhartige sophie trooste die onhandige, terwyl zy teEFens het ongeluk, dat haar doosjen, het laaste gefclienk van eene moeder, die niet meer leefde, getrof. fefl had, betreurde. Ach, riep zy uit, zo men Ho'g maar een werkman kon vinden , die het zei-  r 5 ) zelve vermaken konde. — Ik zal die werkmaa zyn, antwoorde ik, teffcns na haar toetredende. — Gy mynheer? —• Ik heb geleert ivoor te draatjèn, en het verlangen om een verlies, dat gy betreurt te herftellen , zal het geen aan myne kunst ontbreekt, volmaken. Op hetzelve oogenbük naderde myn. vader en de Baron de nanger ons; Sophie verhaalde hem het voorval met haar Bonbondoosjen, en het door my gedaane heui'che aanbod , myn vader ftond voor myne bequaamheid in. Ik behield het doosjen en kreeg verlof het zelve als hat gemaakt was te rug te brengen. Het begon duister te worden, toen het rytnig van den Baron voorkwam, sophie groetede ons beleeft en vertrok met haar vader: ik volgde de-myne, hy fprak tegens my , mnr.r ik was peinzend, en fugtede, hy was in het denkbeeld dat ik my te veel door het danfen vermoeid had, en hield my den geheelen weg over eene fchoone redevoering, die de lezer my wel zal vergunnen niet, te herhalen, over het febadelyke van de "vermaken, wanneer men 'er zig te Ifcrk aan overgeeft. Met leedwezen loop ik over A 3 een  ( * ) een aantal kleinigheden, welker herinnering my dierbaar is , en nog treft, heen. Voor anderen zou het verhaal daar van laf en verveelend zyn. Ik laat die dus daar. Ik zag sophie andermaal, en het gelukte my haar in de gevoelens, die zy my ingeboezemt had, te doen deelen, ik was te zeer verliefd» om haar te kunnen verleiden ; en harre zedigheid en ingetoogenheid was te gtoot om rriet de pogingen van een minder befchaamd minnaar vrugtloos te maken. Beiden tot veinzen onbekwaam , maakten wy onze vaders tot vertrouwelingen van onze liefde. Ons huWelyk werd befloten, maar de voltrekking uit— geilek. Sophie was 15, Ik, 18 jasren oud. Ik was niet geplaatst, myn vader had voor my een brevet van Sous - Lieutenr.nt' by 't Regiment van de Koning verfogt en verkregen, 't welk na de affellaffkg der Muskettiers, het kweekfchool was voor jonge lieden van geboorte, die tragten Color.els van andere Regimenten te worden. De neiging na iets nieuws, die ncodzaaklykheid van de beproeving van nieuwe gewaarwordingen, die de jeugd ad zeer kwek , had my weieer myn va-  ( 7 ) vader doen verfoeken het oogenblik van myn vertrek te verhaasten; ik ontfong de order, juist toen ik dezelve hec meest vreesde. My fchoot niets over dan te gehoorzamen. Met eene gevoelige ziel geboren , en daarenboven verliefd, was deeze fchciding in de eerste oogenblikken van mvn geluk, voor my zelve hard en wreed. Ik verliet eene minnaresfe, die ik aanbad, een liefhebbend vader, en een jonge vriend, St. firfaiN genaamd, zoon van een welgezeten burger van ons dorp, die met iny in myn vaders huis opgevoed, beurtelings de vertrouweling van myne vermaken en verdrietlykhcdeii geweest was, Die alletbraaffte jongeling wilde dienst nemen onder 't Regiment van de Koning , ten einde my niet te verlaten. Ik had veel moeite om hem van zyii voornemen te doen afzien; en het was de noodzaaklykheid, die ik hem aantoonde, dat ik iemand had, die my zo dikwerf ik het verlangde, iets nieuws van myne soph ie konde melden, myne brieven aan haar ter hand ftellen, en my haare antwoorden doen geworden , die hem overhaalde om te biyven. Byaldièn onze vaders hunne qo« A 4  C 8 ) gen over onze bricfwisfeling lieten gaan, zoude dezelve min zeldzaam en meer gedwongen geweest zyn. De liefde haat alle dwang, en bemind de geheimenis, en wil zyne geheimen niet ontlasten dan in de boezems der zulke, die deszelfs Hef en leed nog fmaken kunnen. Ik kwam te Nancy alwaar het Regiment in Guarnifoen lag, omtrend het midden van het jaar 1788 ann. Het is eene fchoone Had, met fraaije wandelingen voorzien. Egter verveelde het 'er my rasch. Ik was als geheel aan my zelve over gelaten in eene nieuwe waereld , in welkers zeden en vermaken ik geen behagen vond. De losheid van myne makkers, hunne ongebonden en tevens trotfche houding , hunne fierheid omtrend officieren van anderen corpfen, hunne onbefchaamtheid- omtrend de burgers, en hunne voorgewende afkeer voor de vrouwen , gevoegd by de hoonende gcfprekken, die zy zig omtrend dezelve veroorloofde, maakten my haar gezelfchap ondraagJyk. Van hunnen kant egter bcweezen zy my (Senïgé beleefdheden, die ik verkeerd beandwoof- de,  C 9 ) de, men hield my voor een gek, een eigenzinnig mensch, en welhaast bemoeidde men zig niet meer met my. Getrouw in het volbrengen myner pltgten, bragt ik myne overige tyd in eenzaamheid door , maar ik was egter niet alleen, ik hield my geftadig bezig met de brieven van sophie te leezen, die my fteeds vlytig antwoorde. Op zekeren avond wandelde ik in den kweekhof en volgde zonder gedagteu een meisjen d e met een jongman van de ftad onder den arm wandelde. Ik bezag hun en ik fugtede. Zy zyn gelukkig, zeide ik by my zelve, men heeft hun niet van elkander gefcheiden. Elk een beziet hen , en zy zien na niemand. Geheel van liefde vervuld, is voor hun 't heel-al niets. liet ' is reeds duister , en zy behoorden reeds i'huis te zyn, dog zy denken 'er niet om: zy hebben elkander flegts eene zaak te zeggen, en zy worden niet moede van die te herhalen. Het vergenoegen der onfchuld en van het geluk is op htm gelaat te lezen. Zy begrypen niet, dat de kwaadfprekeöheid hunne wandeling, die zy reeds te lang gerekt hebben , ten kvvaade kan duiden. Ik was gaan A 5 zit-  C Io ) zitten, om hen beter te zien; niet uit eene kwaalyk geplaatste nieuwsgierigheid, maar uit een geheim voorgevoel , dat my fcheen te zeggen : waak voor deze gelieven, mogelyk hangt hun een gevaar, waar voor zy niet bedagt zyn, boven het hoofd Ik hield my met dat denkbeeld bezig, toen zy circa twintig treden van my af door drie officiers van myn Regiment wierden aangedaan. Het meisjen verhefte haare Mem , en het woord, onbefchaamde, deed my begrypeu , dat men haar mishandelden. De minnaar worftelde tegens twee van myne makkers, die lafhartig genoeg waren om haare degens te trekken tegens een ongewapend man, terwyl de derde het meisjen omarmden, en met zyne onbefchaamde hand de fchoonheden betastede , die eene zuivre liefde omzien had. Ik zal zien, riep hy uit, of 'er agter deze halsdoek die aanlokkelykheden verborgen zy::, die zy. fchynt te beloven. Gy zult het niet zien , zeide ik met eene dreigende ftem hem tevens met geweld te rug Hootende. — Wie zvt gy ? — Een vriend van orde en betaamlykLeid, die over uwe onbefchaftneid verontwaardigd is.  C ii ) is. Midlerwylen bedekte het meisjen dat nu los geraakt was haar minnaar met haar- lyfY deze riep woedend uit; dat men my eene degen geeve, en ik tart ze alle drie. Het gerugt van dit voorval lokte verfcheidden * menfehen derwaerts. De aanvallers maakten zig weg. Ik bood de twee gelieven aan, om hun na huis te geleiden; het geen zy aannamen. Zy overladen my als hunnen redder met vriendfehapsbewyzen: iniusfchen voldeden wy niet aan de nieuwsgierigheid van de menigte, die derwaarts gevloeid . was. Wy lieten hun in het denkbeeld, dat het gefchreeuw, dat zy gehoord hadden , het gevolg was geweest van eene twist tusfehen militairen, die op hunne aankomst de viugt genomen hadden. Het meisjen hield my onder den arm. Zy beefde en drong zig digt by my: ik merkte dat haar hart klopte; haar minnaar hield my van de andere kant by de hand, die hy van tyd tot tyd op zyn bom bragt. Wy gingen met fneüe fchreden, en zonder een woord te fpreken. Wy hielden voor een huis, dat ik herkende voor dat van een Jskenkoper, by wie» ik wc! fioffen gekogt tsd, Ml De- , jong.  C " ) jongman klopte aan, de deur werd geopend, en ik wilde heen gaan. Gy zult, zeide de jongman, aan mejuffrouw sophie het genoegen niet weigeren van haarcn redder te kennen. Hoe sophie, riep ik uit! Zy die ik* bem'n voerd ook die naam , die my zo waard is. Wat ben ik gelukkig u van nut te hebben kunnen zyn , en wat zal zy my daar da.ikbaar voor zyn ! Intusfcken kwamen de ouders te vooffehyn. Het fcheen my toe dat het onvcrwagt gczigt van een jong ofricicr hun verbaasde. Ik bemerkte het, en wierd fchaamrood: ik Helde my de daad, die myne Confraters begaan hadden voor oogen ; en fchaamde my over mynen monteering. Sophie verhaalde het voorgevallene en vergrootede de gevaren die zy en haren minnaar uitgedaan hadden, ten einde de dienst, die ik haar bewezen had, op hooger prys te (rellen. Haare goedhartige moeder omhelsde my onder het Horten van traanen en haar vader drukte my tegens zyn hart. Men wilde my ten eeten houden, ik ftond 'er over in twyffel: ik zag dat eene weigering sophie onaangenaam was, en ik bleef.. . - ■ Ze.  Zedert langen tyd had ik zo eene verrukkelyke avond niet doorgebragt ; ik was het voorwerp van de zorg en' van de erkentenis van een agtenswaardig huisgezin, en dat om eene eenvoudige daad, die elk voorbyganger, zo 'er eenig eeilyk bloed in zyne aderen flraalde, zoude verrigt hebben. De vertrouwelykheid vestigd «ig da. delyk tusfchen perforen, die gtfchikt zyn om zig onderling te beminnen. Ik vernam dat de jongman dub ril uil genaamd was, en dat hy van zyne vroege jeugd by de Heer berger, • wiens zaken by met even zo veel vlyt als kunde waarnam, gewoond had. Sophie was byna even oud als dubreuii,, zy hadden begonnen met vriendfcbap voor clkanderen optevatten , en warén geëindlet met zig te beminnen. Men had hun voor elkander gefchikt, en zy waren op het punt van ver. eenigt te worden. Wat zyn zy gelukkig, riep ik in vervoering uit! Men heeft hun niet van eikanderen gefcheidenl Myr.e sophie is fchoon , van een goed humeur, zedig, en deugdzaam, even als mejuffrouw', ik geloof zeker, dat zy my bemind; ik aanbid haar, en men vergt my van haar af-  C 14 ) . afgezonden: een verdrietig leven te flyren! Plukte ik flegts de vrugten van de opoffering, die men my oplegt, die men 'er zig van heeft durven ▼oorftellea! men heef: my hier gezonden om myn verfland en myn hart te vormen, om lesfen vati deugd en heldenmoed te ontfangen, en het aanfehouvven van baldadige en verwyfde jongelingen, die roem dragen op hunne ongeregelthedeu, op hunne zedenloosheid , en hunne belachlyke1 vooroordcelen bedroeft my. Myne toorn ontftak, en ik fchilderde ze erger af, als zy in der daad waren. En waar het moeilyk , het gedrag van de meeste myner kammeraden te pryzen, 'er waren egter verfcheidde beminnenswaardige officieren onder, die wel verdienden , dat ik tot hunnen eer eene uitzondering maakte. Men heeft de daad van de jonge DESiLii niet vergeeten, die zig voor den tromp van het kanon aan eene gewisfen dood blootftelden , ten einde bloedvergieten voor te komen. De tyd was in eenen aangenaamen en belang, ryke Omgang verloopen ; zedert lang hadt ik niemand  C '5 ) mand gevonden, met wien ik over sophie haddurven (preken , ik herhaalde honden maaien nietsbeduidende kleinigheden, die men de beleefdheid had, als belangryk aan te hooren. Men deed' my niet opmerken, dat ik de infehiklykhc-id van myn' gastheer misbruikte, en ik dagi 'er niet aan. De dag die aanbrak, deed my myne onbeleeftheid begrypen, ik nam affcheid en maakre duizend verfchoniugen over myne onwellevendheid; en men bedankte my, dat ik het genoegen, dat zy met my gehad hadden, zo lang gerekt had. De huisdeur was naauwlyks agter my gefloten, toen ik door een jong officier, die zyn gezigt in zyn mantel verborg, tegengehouden wierd. Herkent gy my zeide hy, my by den arm vattende? zeer wel: maar wat betekent eene zo zonderlinge behandeling? Gy hebt my beledigt. — Hoe kan dat zyn mynheer, het is de eerste reize, dat ik de eer heb met u te fpreken. — Gisteren avond hebt gy my toen ik wandelde aangevat, en gy hebt verfcheidde beledigende uitdrukkingen tegens my gebezigd. — Hoe! zyt gy  C i« ) gy een van die, welke een agtenswaardig jong meis-» jen beledigden'? — Zeer agtenswaardig voorwaar, daar gy den geheelen nagc, by doorbrengt. — J3oosaartig mensch! zonder u zou ik baar niet gekend hebben. — Het is dan aanmy, dat gy deeze gelukkige ontmoeting yerfchuldigt zyt? —■ Zyt omzigtig in uwe uitdrukkingen. — Ik heb u niet gezogt, om omzigtig te zyn. —■ Welke zyn uwe voornemens? Gy hebt my gehoond, door party te trekken voor een burgermeisjen, gy moet my daarvoor in 't openbaar op de parade verfchoning vragen. — Ik zal daar, zo gy het begeert verhalen, de wyze op welke ik drie moeitemakers belet heb om mogelyk een ongewapend man om hals te brengen. De twee anderen ken ik tot heden niet, het zal hun vry ftaan zig bekend te maken, ten einde den lof te ontfangen, die hunne edelmoedige handelwyze verdient, — Ik wilde u fparen, en u den weg tot berouw openftellen — kan men immer berouw hebben van zyn pligt te hebben gedaan? Welaan laat ons zien , of gy het tot het uitterfte zult laten komen ? — Ik ben daar toe be-  C '7 ) bereid. — De vermoeijenisfen van de aagt zullen mogelyk uwen arm verzwakt hebben, ik ben edelmoedig genoeg om u tot morgen uitftel te geven, mits gy my belooft vast op de beftemde plaats te zullen zyn. — Neen mynheer, op het oogenblik, fchoon het geene gelyke party is. Ik geef u de keuze van 't geweer -— gy begrypt my niet; als ik met u vegt; ftel ik het leven vaa een braaf man tegens dat van een verfloorder van de openbaare rust in de waagfchaal. De wetten , die de famenieving befchermen, hebben het regt om de daad door u verrigt te ftrafFen; wy leven niet meer in die woeste eeuw, toen men' zig door eene mandag van eene lafhartige daad zuiveren konde... dit gezegde maakte hem woedend; by trok zynen degen, en liet my naauwlyks tyd oin my in (laat van tegenweer te (tellen. Daar ik zag dat hy zonder my eenigfints te ontzien aanviel, en my tragte het leven te benemen, was ik bedagt om my te venveeren. Ik was zeer bedaard, nam myn dag waar en k wetfie hem in de borst; hy viel fchuimbekkende van woede neder; Ik naderde, om hem te helpefl , hy had zy. B uen  ( I« ) nen degen nog in de hand, en terwyl ik my bukte om hem de hand te geven, bragt hy my een fteek toe boven de regter heup, die onder de linker ribben uitkwam. Ik weet niet, wat my yerder gebeurde: ik was buiten kennis geraakt, toen ik myne oogen weder opende, vond ik my geheel verzwakt, zo door bet bloed dat ik verloren, als om dat men my adergelaten had. In den beginne had ik moeite om dubreuil, de heer berger en zyne dogter, die by myn bed Honden, te herkennen. Spreek niet, zeide sophie, het fpreeken is u volftrekt verboden, uwe wondis niet doodlyk, dubreuil heeft uit het vengtter de moordadige aanval tegens u, gezien, hy vloog na u toe, dog kwam te laat om de'zelve te beletten; hy wist niet waar gy woonde, en heeft u hier laten brengen, alwaar men u alle die zorg zal bewyzen, die men van eene teedre en oplettende vriendfchap verwagten kan. Ik ben, helaas! de oorzaak van uw ongeluk; zo ik het Zelve niet geheel herftellen kan, zal ik ten minden tragten het te verzagten: dit zeggende, fmolt zy in traanen, die ik op myn gezigt voelde vallen, weg, ik  C *5> ) ik wilde haar antwocrden, mw zy hield my de hand op de mond en fchoof de gordynen digt. De koorts wierd heviger, en geduurende ver.' fcheldde dagen was ik in gevaar en buiten kennis. Myne genezing volgde egter fpoedig, myrJ knegt ftelde my verfcheide brieven van sophie ter hand. Wat mag zy van myn fiilzwygen gedagt hebben, «eide ik tegens hem? Zy weec 'er de reden van, antwoorde my franco is, ik heb aan uwen Vriend St. riRMI„ gefchre' ven, hetgeen my van uw geval bewust was. Hy was nog bezig met fprcken , toen ik myn Va. der zag binnen treden ; ik wiide in zyne armen vliegen, maar ik was te fterk aangedaan,- en viel van my zeiven; egter had dit ligt toeval geene kwaade gevolgen voor my, Die liefhebbende Vader was zyne ongerustheid niet langer meester geweest; Ba dat hy van het gebeurde 1 derrigc was , prees hy myn gehouden gedrag, maar wilde zig aan myneri vyand wreeken. ijy cischte rcgt tegens hem, die groot gezag had, doordien hy van eene der voornaamfte familien van Vrankryk waS. en dat de gunst destyds nog 13 5 veel  C 20 ) veel vermogt. Hy was egter genoodzaakt, het Regiment te verlaten, maar werd weldra als Co. lonel by een ander benoemd. Op deze wyze waren de wetten kragtloos tegens byzondeie befcherming, die alleen de zwakken trofen; en men verwondert zig dan nog , dat 'er omwentelingen gebeuren! Veeleer moest men zig verwonderen, dat dezelve niet meer voorvallen in alle Landen , daar eene' zekere clasfe van Burgers ftrafloos de ftrafwaardiglle buitenfpoorigbeden pleegd. Zo dra ik geheel beffteld was, verzogt myn Vader myn omflag uit den dienst. Ik had gedagt, zeide hy, U op de fchoole der deugd en der dapperheid te bren. gen, en gy kunt hier niets dan een flegt gedrag en zedeloosheid leeren. Gy zult voortaan . onder de Franfche Guardes dienen; de Colonel daar van is my bekend , daar leeven de Officieren minder onder elkander, en zy .geven den toon niet in de gezelfchappen , maar ontvangen ze. Daar zy genoodzaakt zyn zig fatzoenlyk te gedtagen, om ia dezelve poegang te krygen, won.  C si ) worcfea zy het wezenlyk zo door het voorbeeld van anderen, als uit hoofde van noodaaklykheid. Eer ik Nancy verliet, was ik ooggetuigen van de vereeniging van dubreuil met de jonge Juffer berger; ik veriiet ^ waardig, famielje niet dan met leedwezen: wy beloofden eikanderen te zullen fchryven : dit is altoos het laatfte woord, * men 2ig verwydert van de geene, die men bemind. Wy hielden ee. »e geruime tyd onze belofte: dan, gewigtige omHandigheden deeden eindlyk onze brief wisfeling ophouden. Ik gehoorzaamde myn Vader, zonder dat my zulks genoegen, of verdriet deed, maar toen ik van hem verffond, dat de Baron de nancer tot Afgevaardigde van den adel, by de Staaten Generaal benoemd , en dat hy bereids met zyne dogter, die hy „iet had willen verlaten, te Ver. failles was, waar ik my zelve van vreugde geen meester meer; ik zou dan binnen weinige daK 3 fiea  c & ) gên myne waard; sophie wederzien; deze hoop herftelde myne kragten , en vervrolykte my; de weg, en de toebereidfelen tot de reize , alles viel my ondraaglyk lang ; einiTlyk kwam ik ter beftemde plaatfe aan , ik zag haar, dien ik vuurig]yk beminde , weder , myn afwezen had my haar hart niet doen verliezen. Haar Vader ontfmg my , zo als men iemand entfangt, die' men welhaast hoopt zyn Zoon te noemen. Zo ras de by. üenkomst van de Staaten Generaal, die van geen langen duur zyn kan , zal gecindigt zyn , zeide hy, zult gy myn Zoon zyn. Wy zullen dt invloed der geestlykheid verminderen, iets aan het gefchreeuw van den derden Staat toegeven, het geen aan de kasfe mankeert aanvullen, en de voorregten van den hoogen adel verzekeren, en daar mede gaan wy uit een. Op dusdanige wyze droomde elk destyds zynen ftaatkundigen droom; men fliep gerust op den top van eene brandende berg , die weldra Itond uittebariïen, en ons met alle de werktuigen van verwoesting, die by in |'ig bevatte, verre weg te fmyteo. Ik  C ?3 ) Ik ben niet voorneemens de omwenteling te befchryven, ik laat aan de nakomelingfchap over , dit te doen uit de Schriften, van die destyds zullen geleefd hebben , en om tevens de waarheid uit zo veele tegenltrydige berigten, in welke de partyfchap de gebeurtenisfen in een verkeerd dagligt fteld , en waar in dezelve man , door den een als een held vereerd, en door den ander voor een roover uitgemaakt word, optemaken. Het hof had zig te Parys gevestigd, of liever , het was door het Volk derwaarts gebragt. De Nationale Vergadering was den Koning gevolgt; het Regiment Franfche Guardes beftond niet meer: en ik had de plaats van kamerheer by de Koningin bekomen. Ik zal niet tragten my deswegens te veröntfehuldtgen: op myne jaren denkt men weinig; ik had van zelvea de fmaak voor het hofleven inge. zogen. Ik befchomvde de Patriotten niet anders dan als oproerigen , die men weldra weder onder het juk zjude brengen. Zo al eens de reden en B 4 myn  c «4 ) myn hart zig ten hunnen voordeel verklaarden , deed ik het geweld aan : myn eigenbelang verblindde my, en ik Helde het zelve in de handhaving der oude inltellingen. Allen, met wien ik omgang had, dagten aldus, en ik begreep het van mynen pligt te zyn , my te houden, of ik even zo dagt. En inderdaad, ik moeide my weinig met de Staatkundige verfchilIen, en de groote belangens die Vrankryk verdeelden. Geheel aan myne sophie gewyd, zogt ik alleen haar te behagen, en bragt al den tyd , die ik vry had , by haar door. Pligtshalven was ik telkens op het kasteel van de Tuileriè'n, ik bevond 'er my ook op den i oden Augustus, benevens alle die tot het hof behoorden. Met eene beangstheid des harte, die onbefchryflyk was, zag ik dat fchriklyk gevegt beginnen , in 't welk de Franfchen hunne medebroeders cm halsbragten, of door dezelve ter neder geveld wierden. Het was my niet mogelyk , my van de plaats, daar het gevegt voorviel, te verwyde- ren,  C 25 ) ren, en al had ik zulks kunnen doen, zou eene valfche eerzugt my belet hebben , de vegtende partyen te verlaten. Ach, welk een fchrikbarend tooneel! ik yze 'er nog van. Ik was midden onder den hoop, toen de Nationale Guardes en het Volk, van alle kanten doordringende, ons noodzaakten binnen in het kasteel te wyken. Ik vlugttede na eene der bovenkamers, toen een der Vrywilligers, die my nazat, zyn geweer op my affchoot, hy fchoot mis, ik Jag op hem aan, en trof hem dat hy voor myne voeten nederviel ik floot daar op de kamer digt; doch dit was een zwak hulpmiddel , weldra konde de deur opengeloopen worden. Eene onverwagte inval redde my. Ik trok myn rok uit, en ontkleedde met moeite de ter neder gefekotene Vrywiüiger, wiens kleed ik aantrok, dit verrigt hebbende , opende ik de deur : het was meer dan tyd, de trappen waaren reeds vol gewapende Manfchnppen, die Ikgtoffers zogten , om aan hunnen wraak opteofferen. Ik riep hun toe , hier Cameraden deeze weg op , en leidde hen terwyl langs eene my bekende gang. Door myne verkasdheid zogt B 5 ik  C at? ) ik niet anders, dan hun van de kamer, daar ik uitgekomen was, te verwyderen. Eensklaps werd 'er op onze aankomst eene deur die half open ftond , toegefmeten-, men bonste 'er met geweld tegen, en op de eerfte itoot ging zy open: myne toettand was in dat oogenblik ysfelyk: ik had die woedende hoop den weg gewezen; veellig; konden zy eene ongelukkige , die weerloos was , oin hals brengen, zonder dat ik dezelve kon befchermeu. Welk een tooneel vertoonde zig voor myne oogen ! Ik zag een knegt die op derven lag op een rustbank uitgeftrekt; een bejaard man met een fterke en fiere houding, en een jong meisje, geheel aan haare droefheid overgegeven , op haare knicn, met hangende hairan tn uitgeihekte armen, om de dood fmeekende, maar tevens verfcheoiiing voor haar Vader verzoekende. Gy, die dit leest, ftel u in myne plaats , en beoordeel de toeltand waar in ik- my bevond ! Kan cenig Schryver zoo een treffend tooneel verzinnen, als het geval daar op-      ( =7 ) opleverde ? De bejaarde man was de Baron db nangbr, en het meisje, sophie. Geheel raadeloos en wanhopend op dit fchriklyk gezigt, wierp ik myn moordgeweer ter neder. Ik plaatste my vlak voor die ongelukkigen. Het is myn Vader, het is myne Echtgenoote, gilde ik uit; vermoord ons alie drie. Dit hield hun tegen , die reeds gereed waren , om toe te flaan. Een jongeling, na gisfing agttien jaar oud, een ouderdom, waarin nog de deugd en 't gevoel huisvesten, beurde sophie op en zeide, zig tot my keerende , Cameraad wy hebben de wapens opgevat, om de dwingelandy te beftryden , wy zyn geene moordenaars: Het Franfche Volk is niet wreed van aart; het word fehialyk toornig doch welhaast bevrecdigd het zig, en het weend even als de kinderen. Inderdaad waren zy alle gereed te fchreijen : wy wierden omringd en geliefkoosd, en men bragt ons in triumf na onze woning. De meenigte, die al meer aangroeide en • om  ( 28 ) ons geval vernam, zegende onze redders', en juigte hen toe met handgeklap. Die dag leverde aandoenelyke , en tevens verfchriklyke tooneelen op, en men zag de fchoonfte trekken van menschlievendheid , en van de ysfelykfte wreedheid byna ter gelyker tyd. Men zag menfchen, die byna geen klederen aan hadden, geld en kostbaarheden , die zy in het kasteel gevonden hadden, en die zy voor zig had kunnen houden , geirouwlyk te rug geven. Een jongeling van de Nationale Guarde, geleide een foldaat van de Zwitfers, wiens leven hy gered had, voor de balie van de Nationale Vergadering, verbond zig hem te onderhouden, en nam hem openlyk voor zynen broeder aan. Twee vrienden , die lang in hel kasteel gevogten hadden, en niet konden wegraken, verfchoolen zig in eene kamer onder een bed: op het ogenblik , dat hunne fchuilplaats met geweld ftond geopend te worden , en zy fchandelyk hun leven zouden verliezen, zegt de een tegens •den ander: laat ons decze fchandelyke fchuilplaats  C 29 ) plaats veriaten , en ons leven ten duurden verkopen •, met een komt 'er eene gewapende hoop de kamer taftuiven, hy grypt, in het opdaan, zynen ongelukkigen medgezel, die de tyd niet had , uit zyn fehuiiplaats te voorfc'nyn te komen , by de hairen , en hem zonder ophouden treffende, roept hy tegens den aanfehouwers: Zie $aar Cammeraden, een Aridocraat, die ik ontdekte, en van kant geholpen heb. Door deze verfoei'yke list redde hy zyn leven 9 en maakte zig in 't gedrang weg. Dan de opperde Wreeker fpaarde die ongelukkige , die na zoo eene verraderlyke behandeling in zyn bloed zwom. Hy werd nog levend gevonden door hun, die order hadden het kasteel fchoon te maken : een van hun herkende hem , en daar hy verpligting aan hem had, voerde hy hem na zyne woning, paste hem op, en had het genoegen hem fpoedig herfteld te zien. — Twee jaren daarna ontmoeteden die twee, waar van d' een zeker nimmer gedagt had, den ander weder te zien,  C 30 ) Zien, elkander in Duirschland, vogten te famen, en de moordenaar kreeg zyne welverdiende draf. Na den ioden Augustus , was het voor de bekende Koningsgezindcn gevaarlyk te Parys te blyven. Egter bleeven wy 'er verfcheide maanden gerust, tot dat iemand , die eene perfoneeleu^haat tegens den Baron had , eene zyner brieven liet drukken, die hy voor de Revolutie gefchreven had, en de laagheid gebruikte van de datum te veranderen. De Baron, op zyne onfchuld deunende, wilde die v'alfche befchuldiger vervolgen, maar sophie, door fchrik bevangen , fmeekte haren Vader liever te vlugten , dan zig aan de gevolgen van eene zaak, waar van den uitflag onzeker was, blootteftcllen, zo dat hy niet konde weigeren aan de traanen van zyne dogter gehoor te geeven. Hy verkogt zyne bezittingen, en verwisfelde de waarde daar van in goud, waar van hy het grootfle gedeelte aan een man. in bewaaring gaf, die hec vertrouwen, dat hy in hem ftelde, niet verraden heeft. Hy befloot dat wy na Hamburg, als  C 3i ) als zynde eene vrye en onzydige plaats, daar de Emigranten, die zig vreedzaam gedroegen en ryk waren, verzekert konden zyn, befcherming en veiligheid te vinden, zöude gaan. De 13aron de nanger was te edelmoedig om my in zynen vlugt te doen deelen, hy deed in tegendeel al wat in zyn vermogen was , om my afteraden , hem te volgen; maar myn Vader, aan wien ik het gevaar voor oogen gefield had, dat ik in Vrankryk liep, raade my aan, myne vrienden niet te verlaten, welke party zy ook koozen, uitgezonden die van de Wapens tegens Vrankryk optevatten. Ik wil my zelve in geen guuftiger dagligt doen befehouwen,als ik in der daad ben; hoedanig ook het gevoelen van myn vader rrfogte geweest zyn, ik was niet in ftaat anders dan de wil van sophie te volgen, en zy had tegens my gezegt, gy zult' met ons mede gaan, en dat gezegde had myn lot beflist. Door behulp van eene leugen, eenige voorfpraak, en door veel geld, kreegeu wy gemaklyk een paspoort tot Metz: de zwarig. keid was om aan de andere zyde over te komun. Eeni-  C 3= ) Eenige woorden, die ik tegens de man by wien wy logeerden, zeide, deed hem ons voornemen bemerken: hy zond ons een jood, die onder voorwendfel van ons eenige fraaijigheden te willen verkopen , weldra het onderwerp, waarin wy beking Helden, op het tapyt wist te brengen. Hy begon met zig eenigermaten tegen de revolutie uittelaten, dit gaf de Baron gelegenheid om daarop te antwoorden , het geen dezelve al ras deed. Daarop begon de jood den adel te beklagen, die genoodzaakt was het land te verlaten, en die zo veel gevaar liep met zulks te ondernemen. Gylieden fchynt ray toe eerlyke lieden te zyn, zeide hy met een gelaat van geheimhouding, en gylieden zult my niet verklappen by dat vee van Saus Culottes, die gylieden zoo min, als ik, mogt lyden, maar zo als gy my hier ziet, heb ik meer dan honden perfonen van aanzien behouden in Duitschland gebragt. Had gy lieden flegts een valsch paspoort, maar zo fchoon nagemaakt als de egte zyn kunnen, nodig, ik zou wel op my neemen, 'er een voor u lieden te laten maken. Wy hebben hier lieden , die alle handteekeningen en alle bedenk.  C 33 ) denklyke wapens kunnen nan;akei. Byaldien gylieden liever een egt verkoost, zulks zoude hooger te Haan komen, want ik heb een lid van de municipaliteit op myn hand, die zig, mits men hem 'er rykelyk voor betaalt, tot alles waagt om ?yne vrienden dienst te doen: maar dit alles zoude u niet bevryden van op de uitterfte grenzen doorfogt te worden. Gy zoud de helft Van uw geld die nen te geven, om de andere helft te behouden, en dan nog vind men naauwgezette lieden die u alles zouden afneemen, en daar voor vodden van asfignaten, waar mede gy aan de overzyde fchraal zoude uitkomen, in de plaats geven. Daar wy daar nu juist over ipreken, zo gy nog van die lelyke papieren overig hebt, zal ik ze voor u plaatfen, ik heb vrienden, die uit agtlng voor my, ze wel tegen geld zullen willen verwisfelen. Hoe zeer wy de hulp van die man nodig hadden , was egter de Baron de nanger te voorzigtig, om zig by de eerfte ontmoeting aan een hein onbekende te openbaren; zyn voorkomen beloofde ook niet veel goeds ; hy had iets loos in zyn gelaat, dat geen best denkbeeld van zyne eerlykC heid  C 34 ) keid gaf. Hy had zelfs bekend overal toe in Haat te zyn om geld te winnen, hy Hond met deugnieten in verband-, het was aogelyk dat hy 'er zelve een was, en dat hy ons op hoop van beloning in den ftrik zogt te krygen. De Baron gaf hem om zyne getrouwheid te beproeven, al het 'papieren geld, dat hy overig had. Die forame was groot genoeg om hem in verzoeking te brengen , en hy kon zig dezelve zonder gevaar benaderen, daar hy wel verzekert was, dat wy die niet zouden hebben durven te rug eifehen. Toen hy weg gegaan was, gong ik by onzen waard berigt wegens hem inueemen. Gy kund, zeide hy, gerust met hem handelen, ik ben het die u aan hem opgegeeven heb. Wanneer lieden als gy in deze tydsömltandighede» zon. der dienstbooden reizen , kunnen wy gemaklyk hun oogmerk gisfen. Ik heb gedagt dat onze is aak u van nut koude zyn, even als hy aan zoo veele andere heeren, dicmy de eer aangedaan hebben by my te logeeren, geweest is, en die my naderhand hunnen dank betuigd hebben, dat ik hem tot bunnen dienst bezorgd had. Betaal hem wel,  C 35 ) wel, eh hy zal voor u door een vuur lopen* Maak vry vooruit beding met hem, hy zal u bé. driegen, als hy kan; maar a!s gy hem uw goudbeurs vertrouwd, zal hy u dezelve op de beftem. de tyd en plaats onaangeraakt en zelfs zonder die geopend te hebben, te rug bezorgen. Des anderen daags 's morgens, kwam onze jood weerom, zo als hy ons beloofd had: hy had onze asfignaten voor een vry hoger prys verkogt, dan wy verwagt hadden; hy had zyne uitrekening met de grootfte naauwkeurigheid gemaakt, zelfs tot in de klynfte gebrookens, en bad 'er een half ten honderd voor zyne moeite afgehouden. De Baron wilde hem meer geven, maar hy bedankte 'er voor. Ik ben betaald, zeide hy, en ik ben nooit gewoon meer tc nemen, dan my toekomt: ik kan mooglyk met u in andere onderhandelingen treden, daar ik meer aan winnen zal. Hy bragt tevens ons geliefd ontwerp ati-» dermaal op het tapyt. Gy mistrouwd my, om dat ik een jood ben, zeide hy. De baron anr> wcordde hem: het verfchil van geloofbelydenis C a keef;  C 55 > heeft geen invloed op myne denkwyze, ik beoordeel de menfchen na hunne daden en niet na hun geloof. — 'Er zyn veele Christenen, die inderdaad meer joods zyn dan wy, dewyl men dog de naam van jood geeft aan bun, die hunne naasten bedriegen. Ik wjn myn kost zo goed ik kan, en het is my even eens hoe, als ik maar niemand benadeel, en dit is het voornaamfte. Ik doe een arm man dienst, als de gelegenheid het medebrengt, en de ryken doe ik betalen. — Ik geef u geen ongelyk. — Gy wild dan emigreeren ? — Wie heeft u zulks gezegd? — dit laat zig gemaklyk gisfen: wees openhartig, ik wed met u, dat dit mv oogmerk is. . — En als dat nu eens zo was t — Dit is zo, ik ben hier de eenige, die u het middel kan verfchaffen, om uw voorneemen zonder gevaar te volvoeren. Vertrouw u gerust op my, myn belang en myne genegenheid voor u noopen my om u te helpen. — Wat uw belang betreft , dit geloof ik, maar wat uwe genegenheid aangaat! ja, inderdaad myne genegenheid, of om beter te zeggen, myne denkwyze. Ik ben zo als gy my hier ziet, een ariftoeraat, —* Hoe gy? — Hoor  C 37 ) Hoor mynheer , veclen kiezen in het (Tuk van Staatkunde een party uit wezenlyk gevqel, maar de meesten pleegen alleen hun belang raad, Als dat zo is, behoord gy de omwenteling wel te beminnen, dewyl gy daar door in de clasfe van burgers geplaatst zyr. — Ik beken, dat klinkt fchoon , maar het gaat met den tytel van burger, .even als met de adelbrieven , men kan 'er de fchoorfteen niet van doen rook en Hoe gy durft te vergelyken? — Ik maak geene gelykenis. Laat ons nader over uwe zonderlinge ariftocratie, waar van ik de oorzaak niet begryp, fpreken. Voor de omwenteling, had men binnens lands de barrieren, daar men tol betaalde, wel nu! men fmokkelde de regten, en men won de kost. - Maar de gevaren...? ó Die zyn ook al aangenaam , als maar het voordeel groot genoeg is om dezelve te verzoeten. Maar thans vernietigd men alles, zonder dat men weet wat men doet. Men heeft na my niet willen luisteren. — Hoe gy waart gedeputeerde? — Ja Wel, van de Wetgevende Vergadering. — Men vond in die Vergade¬ ring fchraudere vernuften. — ja, by den adel. C 3 — Dit  C 33 ) — Dit was juist, dat ik wilde zeggen; ook is het tegens deszelfs zin geweest, dat men zo veele zottigheden gedaan, en de magt van de geestlykheid vernietigt heeft. — Dit zy zo, ik bemin de geestlyke niet. — Ook zelfs niet uwe Rabbynen — Zy zouden niet beter dan uwe priesters zyn, als zy maar even veel te zeggen hadden: maar den adel te vernietigen, en de buitengewoone in« posten aftefchaffen! — Ik heb voor de affchaf ■ fing derzelve geftemd, om dat zy het volk drukten , en dat zy een leger van Commifen vereischten. — Maar haalt men die Commifen uit het land der Iroquezcn, zyn het geene Franfcheu? —! Wel nu, laten zy eene andere kostwinning by de hand nemen. — En welke zullen zy beginnen, als 'er geene zyn? Men moet. in een land, dat ongemeen bevolkt is, daar elk geen morgen lands heeft, om te bebouwen, en daar altoos een aantal lieden overig zyn zonder kostwinning, en die 'er onmogelyk geene kunnen vinden, middelen uitvinden om hun ten kosten van het algemeen te doen beftaan. Het is uit hot overtollige van de rykdonj, dat men zulks vinde-u moet 5 dat men de ar. Jiicn  C 3? ) men vry van be'astingen laate, maar dat men de ryke Iedigganger het genoegen van uittefpatten doe betalen. Dat de geineene Itoffe tot kleeding, de grove pey, die den nooddruftigeri bedekt, onbelast blyve; maar dat men zonder medelyden belastingen legge op die dingen, die door de weelde uitgevonden worden, en waar mede de verwaantbeid zig verciert. en zy zullen 'cr niet te minder om verkogt worden. Ja, ik blyf 'er by, al trok den Staat 'er geen penning van, men behoorde de buiteugewoone belastingen weder in te voeren, ten einde dat aantal menfeheu te plaatfen, die anders by gebrek van middelen van beftaan zig in de waereld als gauwdieven zullen verlpreiden, of die. zig tot een troep roovers, zullen by een verzaamelen. Wie drommel, heeft u, mynheer de Jooct, zo geleerd gemaakt? — Men ziet de waereld, men word door de misdagen, die 'er begaan wordeu, getroffen, en men leert redeneeren. — Volgens zyn belang. — Dit heb ik u reeds toegedemd. —■ Wanneer 'er geene buitenge woone belastingen meer zyn, valt 'cr niet meer te duiken. — Ren man van verlamd draaid het over eene anderen boeg, C 4 en  C 40 ) en wanneer eene tak van zynen handel in verval raakt, zoekt hy het op eene andere wyze.' Thans is 'cr by het emigreeren wat te verdienen, en ik doe 'er myn voordeel mee, — Hoe zoo? — Ik breng ter flnïk alle braaven lieden, die zig we! aan my willen vertrouwen, over, mits men my vyftig Louifen voor ieder perfoon geeve, die men niet behoeft te betalen, voor men op een zekeren plaats buiten alle gevaar is, — En zyt gy zeker van den goeden uitflag ? — Zoude ik 'er my anders mede inlaten? „ Wanneer kunnen wy vertrekken? - als gy met uwe toebereidfelen tot de reize gereed zult zyn - Welke groote voorbereidfelen zyn dan daar toe nodig? - In de eerste plaats moet gy u van uw rytuig, waar mede gy «iet door de wegen, die ik u zal doen reizen, zoudt kunnen komen, ontdoen,™ alleen het vollirekt nodige tot uwe kleeding behouden; ik zal de zaken die gy genoodzaakt zyt te verkoopen, tot eene redelyke prys van u overnemen, en u drie goede paarden bezorgen, ik heb ar wat gy nodig hebt by de hand; vervolgens moet de juffrouw manskledeten aantrekken: zy is groot en wel opgewasfen, ik vertrouw dat zy  C 41 ) zy een fchoon mansperzoon zal gclyken. — Ik zal haar kleermaker, fchoenmaaker en hoedemaker zyn. Kan zy ook te paard ryden? — Zo goed, als ik; men kan haar gerust een afgerigc paard vertrouwen, zy zal 'er niets van vergen dat tegens de regel is, en weeten te beftraffen, als het niet oppast. — Ik zal haar dan dus uitrusten , ik heb daar verftand van. — Zo veel ra beter, ik zal u wel voorzien, en u toonen, dat ik edelmoedig met brave lieden omgaa. — Maar alle die toebereidfeleu vereifchen tyd. — Het overige van den dag. — Gy moet heden deze herberg verlaten, en de horpes boven zyne betaling een gefchenk van tien of twaalf louifen geven. _ En waarom dat? — Hy heeft my met u in kennis gebragt, en het is billyk, dat gy hem fchadeloos field wegens het voordeel, dat hy van u zou getrokken hebben, als gy langer by hem gelogeert had. Zo gy hem dst gefchenk niet gaaft, zou ik het hem dienen te geven, en dan was ik genoodzaakt het te winnen op de koopen die wy met elkander doen zullen. Gy moet heden avond gaan eeteu op eene pagthoeve die aan uw hosC 5 pes  C 42 ) pes toebehoort, gy kunt daar heen wandelen, bet is flegrs een klein uurtje van hier. Men zal geen kwaad vermoeden hebben , als gy de ftad uitwandelt , niemand zal agt op u geven. Ik zal de drie paarden voor af na de pagthoeve zenden, langs eene anderen weg, dan die gy gaan zult; doet, het linnen dat gy voor uwe reis wild bewaren in een pakje by een, ik zal van avond tegehs negen uuren by u komen en het u brengen. Wy volbragten alles volgens onze geniaalste afIpraak. Sophie, die ik nimmer dan in de klederen van haare fexe gezien had, verrukte my in het mansgewaad, zo door haare fraaije manieren, als ongedwonge houding. Zy zag 'er even uit als de fraaije cherub in na de uitvinding van beaumarciiais, die bekoorlyke page, die in zyne eerste jeugd alle vrouwen op hem deed verlieven. Om tien uur neegen wy te paard, de nagt was zeer duister, en de donkere wolken beletteden ons het ligt der ftarren te zien. De jood mede te paard, geleide ons door het veld langs naauwe en kronkelige wegen; wy reisden zonder een  ( 43 ) een woord te fpreken, voort. Als de weg breed genoeg was, reed ik naast sophie, ik drukta haar de hand, en fomwylen vatte zy de myne. Ik gevoelde te gelyk iets verrukkend en tevens droevig, ik was by haar, die ik beminde, maar ik ging 11a vreemde landen, en ik verliet eene liefhebbende vader, die ik mooglyk nimmer weder zou zien; sophie had ten miuften haar vader by zig: ik ontweek daar en boven myn vaderland, myn vaderland! dat ik nimmer konde hapten, en waar in 't my nimmer geoorlooft was te mg te keeren, Ik bemerkte dat de traanen my tegens wil en dank in de oogen kwamen, ik verloor my zelve geheel in droevige overdenkingen, Wy waren in eene laagte tusfchen twee heuvels gekomen,.de horifont was geheel voor ons gezigt verduistert, en het fcheen dat de natuur in de duisternis ruste , toen wy eensklaps links af van ons op den afttand van vyftig treden verfcheidde fteaamen hoorden. Laaien wy vlugten, zeide de jood, het zyn flruikrovers, want waren het militairen, zy zouden niet gefproken hebben. — Men riep ons toe, flaa; en ter gelyker tyd begroette men ons met verfcheidde fnap.  C 44 ) jTnaphaanfchooten. Het paard van de jood Hortte neder. Dat van sophie zette liet op een loopen. Ik volgde het op het fpoor en tragtte vergeef-ch 'er voorby te ryden. Eindlyk geluktte het sophie na een half uur gerend te hebben haar paard meester te worden. Laat óns hier ophouden, myn waarde, zeide zy, ik kan niet langer , ik derf. — Ik fprong van myn paard, sophie zeeg waggelende in myne armen neder, met moeite ontlaste ik haar van de fiiefbtugels , ik ligtte tiaar van het paard, zy was geheel beWeëgloos. Ik lag haar op het gras neder, het fcbeelde weinig, of een onzer paarden, dat rog niet bedmrd, en voor alles bang was, bad haar vertrapt. Ik bragt de paarden een eindwegs daar v:iu daan, en-bond ze aan eene boom: ik keerde daar op na sophie te rug, en fprak haar aan, haar fttlzwygen vei vulde myne ziel met fchrik; aan haare zyde geknielt met de eene knie op de grond, tragre ik haar niet de andere te onderfteunen, ik zerte haar overeinde, ik befpeurde geen leven in haar, haare handen in de- myne gedrukt bleeven koud, haar hoofd hong op myn borst, en het  ( 45 ) het zweet, dat van haar voorhoofd liep, bevogtig. de myn aangezigt, terwyl myne tranen het haare nat maakte, ik tragtte vergeefsch haar pols te vinden, maar die floeg niet; ik waagde het dcor haare kleederen heen, myn hand op haar hart te leggen, ik voelde 'er geene beweejixg aan; ik 011derzogt nog nader die laatfte toevlugt, die onsbloed zelfs.,nog in de laatfte opgenblikken doet bewegen, en myne beevende hand voelde het zagtkens Kloppen. Ik begon hoop te fcheppen, zy leeft nog, riep ik uit, en ik gevoelde eene idoening van vreugde. De dageraad begon reeds aanteligten, ik kon reeds vene van my af zien; 'wy bevonden ons in geene woesteuyë, uit alles bleek ons dat wy digt by bouwland en by eene bewoonde plaats waren. Terwyl ik met on. gerustheid sophie bezag, merkte ik, dat haar klederen bebloed waren; ik zogt na de wond, geene kwalyk geplaatste fehaamte weerhield my, ik bevond dat een kogel haar eene vleeschwonde onder de ribben gemaakt had. Ik nam linnen uit myne mantelzak, dat ik nat maakte in eene beek, die digt by ons vloeide, en waar mede ik de wond  C 4« ) Wond waschte, efi verbond, zo goed ik kon» Dit verband en de koude van het water hadden sophie weder by gebragt. Zy opende haare oogen en riep uit, o myn vader! — Ik begreep dat het zaak was haar te misleiden, en zeide dat liy in zekerheid was. Zy fcheen verwondert dat haare klederen zo verbavend waren. — Hoe kom ik in de (laat, waar in ik my bevinde ? - Door uwen wond. - Hoe ik gewond! door wie? M door die rob vers. - ó! ik herinner my. Wat hebben zy met myn vader gedaan? _ Die is ons vooruit gereden. - Laat ons by hem gaan, ik gevoel my reeds beter. - Zy was pynlyk, maar tragte het te verbergen. Ik hielp haar weder te paard; wy floegen de eerste weg de beste in, die ons na een Biirgt bragt. Ik zag eene herberg, wiens uithangbord my deed zien dat wy in Duitschland waren. Een ftalknegt kwam voor, ik kon een weinig Duitsch fpreken, ik had dit ge. feerd van een knegt, die van Straasburg geboortig was , en lang by myn vader gewoond had, en ik had 'er genoeg van onthouden om my te doen verlkan. Ik vroeg om een kamer en een  C 47 ) een bed. Ik bad veel werk om sophie te bewegen, om zig te rust te begeven, zy wilde de 'reis vervolgen, dog liet zig eindlyk overreeden. Toen ik haar wat bedaard zag, bekende ik haar, dat ik onbewust was, hoe het met haar vader afgelopen was. Wy zyn, zeide ik, door den duister en de ontileltenis waar in wy waren, van eikanderen geraakt, maar w'y zullen elkander te Tweebruggen, daar wy voornemens waren eenige' dagen te vertoeven, wedervinden. Ik haalde haar; met moeite over oin na bed te gaan. Na bene» den gaande om te zien, of ik een Chirurgyn kondevinden, zag ik de plaats overgaande een boer met een hoed in de hand, die ik erkende voor die', van den Baron: hy verhaalde my, dat hy die gevonden had by een paard, dat door verfcheidde fchoten gedood was. Ik ondervroeg die man, dog' hy wist my geen verder narigt te geven : ik gaf hem voor den hoed, zo veel hy 'er voor vroeg. Ik bood hem geld om in alle de naastgelegene dorpen onderzoek te doen, ik befchreef hem den Baron, en den jood. Ik zond iemand na Metz, of zy zomwylen derwaarts mogten te rug gekeerd zyns  ( 48 ) zyn; ik deed iemand na Tweebruggen vertrekken, om in alle de herbergen te zoeken, maar niemand van hun bragt my eenig berigt. De Chirurgyn die lk had doen halen, was afwezig, men wist niet wanneer hy te rug zou kamen: ik gaf 'er sophie kennis van, haar tevens myne hulp aanbie. dende. — Het is de eenige, zeide zy, die ik wil ontfangen. Ik ben hier in mansgewaad gekomen , ik kan voor uw broeder of uw vriend doorgaan, ik wil myn geheim door geene toevallige omiïandigheid, die ik mogelyk niet zoude kunne vermyden , ontdekt hebben, Eer^e vrouw in mansgewaad gekleed mankt de nieuwsgierigheid gaande, vestigt de acndagt op zig, en geeft reden tot veronderftellingen en kwaadaartige uitleggingen, en ik begeer niet, dit iemand op my agt (laan zal. Ik gevoel dat myn wond niet gevaarlyk is; de kogel , alleen door -het vleescli gaande heeft geene edele dealen gekwest y gy grimlagt, om dat ik kunstwoorden bezige; ik heb kennis van de Chirurgie. Op het land, alwaar ik groot gebragt ben, hadden wy geene Doctoors, wy hadden daar altoos eene klyne huisapo.heek voor de arme lieden. ' > Ik  ( A9 ) Ik heb door het leezen vaa eenige boeken, die wonden, die eene fpoedige halp vcreischten, lee. ren verbinden. Ik weet wat my nuttig is: volg flegts myn voorfchrift, en zyt niet bekommerd.—— Ik deed al wat zy begeerde. Ik vond in de naastbygelegene Stad, al wat zy noodig had ; zy kreeg een weinig koortfe , het geen zy my vooraf gezegt had. Na verioop van eenige dagen vielen de rooven af, de wond begon wel te (laan, en zy vond zig in (laat om op te zitten. Alle onze gefprekken liepen over haar vader» dan eens vreesden wy hem voor altoos te hebben verloren , dan eens hoopten wy hem weldra we» dertezien. Ik bood haar aan te vertrekken, om onderzoek na hem te doen. — Ach, verlaat my niet, riep zy weenendc uit, wat zou'er van my, geheel alleen, en van ieder verlaten, in een vreemd Land geworden, byaldien een onvoorzien toeval u van my vsrwyderde? —- Neen, myne waarde s o» fhii, ik zal u nimmer verlaten, onze beftemining is onaffcheidelyk van elkander. — Ik drukte haar D zagt  C 50 ) zagt tegen myne boezem, en zy gaf zig zonder eenig wantrouwen aan myne fchuldelooze liefkoo'zingen over. Eene vrouw die zoekt te behagen, weet met kunst weërfland te bieden , en den 'aanval en de verdediging voor uit te berekenen, en geeft zig niet over, voor het haar verveelt zig langer in te houden, daar in tegendeel eene vrouw die wezenlyk gevoel heeft, u voorkomt, haar nederlaag verhaast, en haaren' misflag niet bemerkt voor dezelve onherftelbaar is. Ik waardeerde sophie te hoog om te tragten haar te verleiden, en zy agte my genoeg om voor my niet te vreezen; zo wy misdreven hebben, was het zonder opzet van mynen kant, en zonder eene gemaakte zwakheid van de haaren: altoos te zamen alleen, zonder getuigen, verbysterde de liefde onze zinnen, en hielp onze reeden op hol. "Kan men het esne misdaad noemen, wanneer men voor de aangeur.amfle gewaarwordingen van de natuur zwigt ? Hoe nu! door eeuige woorden door een priester uitgefproken, en eenige regels door een regtsgeleerde gefchreven, word eene fchöóne, aan hem die greetig na haare bezitting haakt, overgeleverr, en  C si ) en het zou eene leenere mfansresfe -ufet vry 'flaan .over haar zelve te befchikken ? de bitfe lach der ondeugd maakt haar verlegen, de floutheid van bedorve menfchen doet haar fchaamrood worden, en men doet haar in 't algemeen fchande aan. o Wetten der zamenieving , wat zyt gy dikwerf flrydig tegens het wezenlyk geluk! Wy hadden reden om te veronderllelien, dat als de baron de nan ger ,het droevig geval, dat ons van elkander fcheide , overleeft had, hy niet minder dan wy ongerust zyn zoude, en dat hy geene moeite zoude fpaaren om ons weder te vinden. Wy hoopten hem te Hamburg te ontmoeten , zynde dit de plaats, die wy verkozen hadden om te woonen, en daar hy denklyk reeds zoude aangekomen zyn. Schoon wy van hem •gefcheiden waren, vreesden wy egter niet aan de ysfelykheden van de armoede blootgefreld te zullen wórden. Toen wy uit Metz vertrokken, waar van daan wy te voet gongen, had de Baron de aanzienlyke fowme gouds, die hy by zig had, onder ons drieën verdeeld. Wy hadden iets meer dau tweeduiD a zend  C 52 ) zend Louïfen. Sophie had daarenboven een ju> weel koffertje, ter waarde van festigduizend livres. Hier mede waren wy voor altoos tegens de nooddruft beveiligt, byaldien wy veroordeelt waren om den Baron nimmer weder te zien, en onze dagen van ons vaderland verwydert, te fiyten. Wy reisden voorzigtig en met bedagtzaamheid, en kwamen zonder eenïg ongeval, ter beftemde plaatfe aan. Onze ongerustheid vermeerderde, toen wy den Baron te Hamburg niet vonden : wy gongen by den bankier, by wien wy wisten, dat hy geld ontfangen moest; dan die wist niets van hem af. Sophie was niet te troosten, ik deelde in haare fmart, en tragte die op alle mogelyke wyze te doen verdwynen. Hamburg is eene vry groote en zeer volkryke Had, die door de koophandel bloeid, en die door haare onzydigheid, gedurende den oorlog zeer verrykt is; de inwoonders zyn gefchikt van zeden; zy behandelen de vreemdelingen , die het voorkomen hebben van bemiddeld te zyn, beleefd, en doen hun  C 53 ) nurj de diensten, die zy hun bewyzen, tegens goud betalen. By toeval logeerde naast ons een jong Franschman, die zig de Graaf de St- simon Het noemen, en die de zoon van een paardekoper van Parys was. Hy maakte veel verteering, en fchoon verfcheide lieden hem kenden , betwistede men hem den tytel, die hy zig gaf, niet. Hy fpeelde grof en gelukkig, en men verdagt hem van valsch fpeelen : hy had een inneemend voorkomen, een openhartig gelaat, en eene aangenaame fpraak, hy was vleiend , gedienflig en wist Zig intedringen. Hy kwam ons bezoeken, en bood ons zyne dienst aan, en offchoon wy voorgenomen hadden afgezondert te leven , lieten wy ons door zyne beleeftheid verleiden. Hy verfchafte ons alle afleidingen en vermaaken, die men in Hamburg vinden kon. Wy reeden dikwerf te famen op open rytuigen, zo als men gewoon is in Duitschland te gebruiken, in den omtrek van de liad. De weelde der ryke kooplieden aldaar bellaar in hunne wydwifgeftrekte tuinen, die zy aan geene liefhebbers D l der.  C 54 ) d-crzelve z;en laren. Zy honden die zorgvuldig' met haute deuren gefloten , zo dat men 'er alleen het droef gezigt der lange en hooge muuren vr.n heeft. St. simon had raiddel weten te vinden om zig den toegang tot eenige van dien te ver' fchaffen, als de eigenaars 'er niet waren. Hy had door behendige.vragen agter den flaat van ons vermogen, en de middelen van ons beflaan weten te komen; en hy had ontwaard, dat ik onzen fchat in een foort van een geldkistje zorgvuldig opfloot, en dat ik nooit uitging zonder de fkutel van onze kamer, waar aan ik tot meerdere verzekering een byzonder flot had laten maken, in myn zak te Heken. Hy prees myne voorzigtigheid, en fpoorde my aan om my wor elk te wagten; 'er zyn, zeide hy, afgeregte gaauwdieven, die om zig van het uwe meester te maken, u eene ftrik zoude fpannen, die zy lang te voren overleid hadden, et» waarin gy zeker vervallen zoud op het oogenblik, dat gy 'er het minst op dagt. Op zekeren ogtend flelde hy ons voor, om te Altona, eene klein? flad op het gebied van Dene- mar  C 55 ) maaken, zeer naby Hamburg gelegen, te gaan eeten. Hy deed het eeten laat opdoen , en hield ons zeer lang aan tafel bezig met een aantal klugtige vertelfels, die hy by menigte wist. Vervolgens biagt hy ons op eene zeer (legt ingerigte dansparty, zeggende, als men op reis is moet men alles zien. Men leert de geest van de natie niet in pragtige opgecierde zaaien kennen, maar wel ia. foortgelyke byeenkomften en feesten. Een fransenman is lugtig, maar de bewooners van het noorden zyn zwaarmoedig, zelve in hunne vermaken. Befchouw deeze dikke dansferesfen met haare roede wangen, gy zult 'cr geen een eenige zien grimlaggen: en egter vermaken zy zig zeer, of ten minnen verbeelden zy zig zulks. Hy verliet ons een korte poos, en ging praaten met twee militairen, die een flegt voorkomen hadden, en die iny en sophie fterk bezagen, terwyl hun uitzigt ons niet aanftond. Hy kwam weder by ons, en zeide ons, onze vragen wegens die twee kaerels voorkomende ; gy lieden zult u verwondert hebben, dat ik aan zulk zoort van volk kennis heb: een derzelve is mya knegt geweest, ik heb hem D 4. weg-  ( 55 ) weggejaagd om dat hy een dronknart en een ligt. mis was, thans ij hy Pruyfisch foldaat, en ligt hier op werving, hy zoekt de lieden voor de koning zyn meester te verronfelen, die 'er niet na eiet op, wat manier hy ze krygt; dog hy doet hier niets op en Iterft byna van honger, ik heb hem eenig geld gegeven. Laat ons nu vertrekken, het is reeds laat, als wy fpoedig gaan, kunnen wy nog voor poortfluiten te Hamburg zyn. Wy gongen een tuin door , het was reeds duist»r , hy geleide ons door een klein eenzaam flraatje, zeggende, dat dit de naaste weg was. Naauwelyks waren wy eenige treden in hetzelve voortgegaan, of wy wierden door gewapende manfchappen aangevallen, die, met geweld sophie en my van elkander' verwyderden. Te vergeefsch fchreeuwden wy en fielden ons te wéér; men mishandelde ons niet, maar men bond ons aan elkander arm aan arm. De verraderlyke St. simon bleef ongemoeid ftaan; en toen hy my buiten Haat van tegenweer zag, nam by de fleutel van myne kamer en van myn  ( 57 ) myn kist uit myn zak. By dit fchelmftuk ons nog befpottende, voegde hy ons toe, ik geef u over jonge lieden ! aan menfehen die voor u zorgen zullen, als gylieden u wel gedraagt, en die zig met de zorg van uwe opvoeding te voltooi]en, belasten zullen. Ik gaf kem alle fcheldwoorden, die de verontwaardiging en woede my ingaven, na; terwyl hy my in koelen bloede aanzag, zyne fchouders ophaalde, en zig verwyderde om de vrugten van zyn misdryf te plukken. Sophie fpraakeloos en verdomd door zoo eene overleide boosaartigheid bleef beweegloos, myne woede deed haar verfchrikken: Zyt bedaard, myn waarde, zeide zy, wy zyn niet ten eenemaal ongelukkig, nadien men ons niet van elkander fcheid, wy zullen ons leed te zamen draagen. Haare zagte dem vertroost» my, en haare traanen , die ik op myn aangezigt voelde vloeijen, deeden de myne vlieten, myne drift werd door de droefheid vervangen, en zonder een woord te fpreken, ge« hoorzaamde ik aan onze gevoellooze gebieders, die ons gelasteden hun te volgen. Men bragt D s ons  ( 53 ) ons langs het veld in een zoort van een (lal, daar nog zes ongelukkigen, die even als wy tegens het regt der volken opgeligt waren, bewaard wierden, en die in dat (linkend verblyf hun ongelukkig jjoodlot beweenden. Hoe is het mogelyk, dat welgemanierde volkeren, die een afkeer fcbynen te hebben voor die wreede benden, die huns gelyken verkopen, niet befchaamd zyn hun daar in natevolgen! Wat zeg ik van wreedcr te zyn dan die ! De Negers, de Wilden, verkopen de vyanden, die zy in den flag gevangen nemen, de Algerynfehe Zeerovers randen geene fehepen aan, dan van die natiën, waar mede zy in oorlog zyn, en hier maakt men eenen aanflag op de vryheid van vreedzaame mcnfchen, op wien men geen ander regt, dan dat der fchreeuwendfte roverye, heeft! En men pleegt deze gruwelen in de naam van een inagtig koning ! Niet alleen dat dit buiten zyn weten gcfeh ed, maar hy is 'er van onderrigt , en hy verbiedt het niet, Pruisfehen heeft altoos zoorgelyke ronlelaars in Hamburg, Altona, Luik en in de Hollandfche Grens-  ( 59 ) Grcnsfteden onderhouden. En de regeering die gefteld is om voor de algemeene zekerheid re waaken wil dit fchreeuwend onregt niet bemerken. En waarom niet? omdat hetzelve gewoonlyk onaanzienlyke menfchen treft, terwyl den onderdrukker een Souverein is. De deelgenooten van ons ongeluk. waren boeren of ambagtslieden, die men dronken zynde betrapt had. na hun daar toe eerst aanleiding te hebben gegeven. Des anderen daags met het aanbreken van den dageraad wierden wy alle agt in eena overdekte wagen vervoerd, en zo reisden wy voort, tot wy op het Pruisfich gebied kwamen. Toen wierden wy los gemaakt, en moesten het overige van den weg te voet doen, onder geleide van eenige dragonders ■ te paard. De kleeding van my en sophie, zekere voordeelige houding, die ons eene onbekrompe Haat en eene goede opvoeding geeft, vestigde de aandagt van de bevelhebber van ons geleide op ons. Hy fprak met ons, en daar hy mensclüievend was, beklaag» de hy ons, dog het Hond niet aan hem om ons lot;  X 6o ) lot te veranderen, sophie zag 'er uit als een 5ougeIing van festien jaren van eene tederen inhoud; hy had medelyden dat de reis haar vermoeide, en noodzaakte haar zyn paard te beryden. Hy was verrukt van haar zo fraay te zien ryden, die jongeling, zeide hy , heeft het paardryden geleerd. — Ik antvvoorde hem, hy is myn broeder, men heeft ons alles laten leren, dat aan onze geboorte en middelen voegde. — Het geen gylieden geleert hebt. zal u niet te onpas komen, ik zal myn best doen, dat gylieden beide in het corps, waar by ik dien, zult geplaatst worden; het voetvolk in Pruifchen heeft het liegt, maar de ruitery is min der te beklagen, vooral in tyd van oorlog; men onziet ons, en fteld ons minder aan gevaar bloot uit agting voor onze paarden, waar vin men vry meer werk maakt, dan van de menfchen. By geluk waaren vyfentwintig goude Louifen, die ik in een fakje onder myn kamifool verborgen had, aan de navorsfchingen van myne overweldigers ontfnapt, zy hadden myn horlogie en eenig zilvergeld gerooft. Sophie droeg een armband met bet  ( 6-1 ) het portrait van haar vader, met diamanten omzet; het welk zy het geluk gehad had te behouden, als meede eene groote diamante fpeld, Waar mede zy haar hemd vast Hak, en die onder haar das verborgen was. Met een wynig geld te geven verfagte ik het lot van myne medegevangenen , onthaalde ons geleide op brandewyn, en kreeg verlof van den officier om met hem te eeten, en in de herberg te vernagten, terwyl myne ongelukkige lotgenooten verpligt waaren in een fchuur op ftroo te flaapen. Onderrigt van het fchandelyk verraad, waar van wy de fiagtofFers waren, vertrooste hy ons, en beloofde in onzen toeftand belang te zul1 len nemen. Te Berlyn, de plaats van onze beflemming aangekomen zynde, wierden wy by een Majoor gebragt, die ons aanbood om ons fchrifdyk tot den dienst te verbinden. Toen ik zag dat zulks voor een onbepaalde tyd was , en dat ik moest teekenen , ^ dat ik my uit myn zelve en vrywillig verbond, Was ik myne verontwaardiging niet langer meester. Het is de fckreeuwenfte geweldenary, riep ik uit, dat  ( « ) dat men een ongelukkige die men door bedrog en dwang in boejens (laat; vergt, dat hy bekenne zig vrywillig in de flaverny van zyne roovers begeven te hebben. Zo uw Meester foldaaten nodig heeft, dat hy die neeme uit die onder zyn gebied gebooren zyn. Ik ben een fransch Edelman, de Koning van Pruisfchen heeft geen het minde regt op myne vryheid. — Uwe vryheid! het voegt u wel dit woord te noemen, voerde my de Pruisfifche Offi. cier met drift toe; uwe vryheid ! daar gy alleen uw vaderland onivlugt zyt, om dat het zelve zig onaf. hanglyk verklaart heeft. De trotsheid van u, en van Uwe party heeft geheel Europa tegen de fransfehen opgerokkend. Wat hadden wy met dien twist nodig , waar in wy door uwe bedriegelyke beloften gefleept zyn? Gy fchilderde ons uwe natie af, als of zy weder de flaverny begeerde , haare foldaaten zonder moed of ervarenheid, tegen wil en dank dienende, en gereed om met ons eendemmig te werken, en op ons verfchynen het geweer weg te werpen: wy hebben 'er geloof aan gewagen, en zyn 'er op in aanmarsch gegaan, en de velden van Champagne zyn met ons bloed geverft, en eene fchan-  C 63 ) fchandelyke terngtogt heeft onzen roem bevlekt: da Pruisfchen kunnen u nooit hun geleden verlie» vergeeven. Gy bemind de koningen, wel nu gy zult 'er een dienen , en mogelyk Mc gy te eeniger tyd met ons m uw land te rug keereu, met den dolk in de eene en de brandfakkel in de andere hand volgens uwe wenfchen. Lierer wil ik fterven, riep ik fchreiënd uit, dan het fchildej'y, door u afgefchildert, te zien; ik heb myn vaderland niet veria* ten om het zelve tê beftryden, ik heb alleen myn leven zoeken 'te redden, dat myne vervolgers belaagden. Ik fogt gerust te leven in eene gastvreijc ftad, en het verraad heeft my in de hinden van uwe -ronfelaars overgeleverd. Ben ik fchuldig in tiive oogen, om dat myn hart een afgryzen heeft van de behandeling, die ik onderga», en die ik niet verdien? De majoor begon op een fagter toon te fpreeken. — lk heb u hard aangefprooken, zeide hy, om dat ik een afkeer van de Emigranten heb. Elk die de wapens tegen zyn land voert, is in myne oogen een monster; gefchied 'er iets in het zelve dat hem niet aanfiaat, dit hy het verlaate en elders gaa leven, men is geen meester van zy.  ( <4 ) zyne denkwyze. Gy zyt ongelukkig, ik del be. lang in u. Ik misprys de fchandelyke middelen, die men gebruikt heeft, om u na hier te vervoeren , ik heb my dikwerf tegens dit misbruik aan. gekant, maar het zal nog lang blyven duuren in een ftaat daar de meenigte van foldaten de magt van den vorst uitmaakt; en daar 'er jaarlyks meer door ziektens en geduurige oorlogen weggefleept worden, dan het land kan opleveren. Het belang beweegt byzondere perfonen om onregt te pleegen, en de wet ftraft hen. Daarentegen befchouwen de vorflen als een regt om het zelve te pleegen, als het hun van nut is, en zy veroorlooven zig het zelve zonder vrees of wroeging. Als het aan my Hond, zoud gy en uw broeder dadelyk vry zyn. Maar het ii niet in myne magt. De luitenant v i l k i n heeft my over u gefprokeH, hy field belang in u beide, het zal hem aangenaam zyn, dat gy in de Compagnie daar hy onder is, diend. Ik voldoe met genoegen aan zyn verlangen gy zult morgen vertrekken om te ilryden tegens hen die wy de Poolfche Rebellen noemen, en die zeker fchuldig zyn? doordien zy ftout genoeg zyu om zig tegens de verwoestende aan-  C *5 ) «anflagen van drie gedugte mogendheden te durven verzetten. Ik drong by sophie aan, dat zy haare Sexc zoude openbaren, en zig niet blootftellen aan de vermoeijenisfen, die een beroep, zo weinig voor haar gefchikt, medebrengt. — De liefde, zeide zy, zal my kragten byzetten; wy zullen verdriet en gevaar te famen deelen. Zo myn minnaar gekwetst raakt, zal ik zyne wond verbinden , en voor zyn leven zorgen; zo ik door het doodlyk loot mogte getroffen worden , zal ik in zyne armen vallen, hy zal myne oogen fluiten, en ik zal ver. genoegd fterven. — Ik bleef aanhouden, zy be gon te weenen, en 'het was my niet mooglyk haare traancn te weêrflaan. Sophie begeerde, dat ik de Juweelen die zy overig had, zoude verkopen. Ik kreeg 'er drie duizend Livres voor, die men my in goud geldbetaalde, welke zy in twee gelyke deelen voor een onvoorzien' toéval verdeelde. Zy naaide dat geld in onze kleederen op verfcheide plaatfen, ten  ( 6-5 ) einde ons te beveiligen voor het onderzoek der geenen, die ons fomtyds mogten willen berooven; ons lot was draaglyker, dan wy wel gehoopt hadden, uit hoofde, van het geen ons overig bleef, en dat wy zo veel mogelyk fpaarden, om zo de gelegenheid zig opdeed, van te ontvlugten , ons daar van te bedienen. Wy fpraken af elkander te 'Hamburg wéér te vinden, byaldien het lot ons in onze vlugt mogt van een fcheiden. Wy kwamen met ons regiment op de grenzen van Poolen aan. In den begin vielen 'er enkel fchermutfelingen voor. Sophie hoorde rondsom ons de kogels fluiten, en het kanon bulderen, zonder eenige fchrik te betoonen: altoos hasre oogen óp my gevestigd, was ik het eenige voorwerp van haare vrees. Ach! welk eene toefland voor twee gelieven, als men beide dagelyks moet vreezen voor het leven van die men bemind. Het was my even als of alle de fchoten van den vyand op haar gerigt waren, elk oogenblik wenschte ik met myn lighaam haar tot een borst- we-  ( <57 ) wering te verflrekken. In eene van die onverwagte gevegten, die zo dikwyls tnsfchen ligte troepen plaats hebben , wierden wy onverhoeds door een corps Polakken, merklyk fterker dan wy, aangevallen; ik verviel tusfchen drie vyandelyke ruiters, en was op het punt van te bezwykeu. Sophiu vloog 'er op aan, fchoot me; haar pistool een van 't paard, kloofde de tweede' de kop, en dwong de derde met den fabel op de borst zig gevangen te geven. Dit voorval, dat in het gezigt van een Opperofficier gefchiedde, bekoorde hem in een jong Dragonder van een zo edel gelaat, en die naauwlyks kragt genoeg fcheen te hebben, om zyne wapenrusting te dragen Zy wierd dadelyk op het flagveld , dat wy behielden, brigadier gemaakt. De poolfche ruitery is verfchriklyk :n haaren eerlten aanval; zy valt heftig aan, de ruiters leggen voor over met een uitgeftrekten arm, de punt van den fabel voor uit op de hals hunner paarden; maar zo men den eerften aanval door ftaat, of dezelve vermyd, verfiaauwd hunne drift wel dra, E 2 en  ( « ) en zy zet het ras op de vlugt, als men ze op zyn beurt aanvalt. Men bewonderde de dapperheid van sophie. Men zeide van haar, hy is fchoon als adonis, en dapper als achilles. Men fehreef de byzondere en (helle (lap van de liefde tot de wanhoop aan de ydele zugt tot roem toe. Daar deze vrouw in een haglyk oogenbük alle de bekoorlykheden van haare fexe bezat, had zy 'er ook tevens de zagtheid,- zwakheid en bevreesdheid van. Het gevaar waar in ik was, verhief haar boven haar zelve: by aldien men haar had aangevallen, zoude zy zig niet hebben durven vei\deedigen. Even zo valt het bloohartiglte gedierte, als men het zyne jongen wil ontrooven, den roovcr aan, zonder zyne zwakheid te béreekenen. Ik deelde in de zegepraal van sophie, en die zegepraal deed my haar te meerder beminnen; zy was boven my gefield, en nooit zou een opperhoofd beter gehoorzaamd geweest zyn , als zy my iets te beveeïen zoude hsbben; de liefde gaf haar wel een andere magt over my, en die was verre boven de magt der men. fchen, en htt ydel onderfcheid van rang in de fa.  ( «9 ) famenleeving verheeven. Op de angstvalligheden aan onzen dand onaffeheidlyk, en die ons dagelyks aan nieuwe gevaren blootdelden, na, fcheen ons onze toedand gelukkig toe. Wy konden elk oogenblik, dat onze pligt ons niet bezig hield, met elkander doorbrengen: wy waren van onze opperhoofden geagt, en van onze Kammeraden, die wy dagelyks kleine dienden beweezen, het zy met hun in het geen zy nodig hadden te gemoet te komen, het zy met voor hun te fchryven, bemind. Wy leerden het Hoogduitsch, wy hadden daar in reeds eenige vorderingen gemaakt, en wy begonnen het zuiver te fchryven, zelfs met de Hoogduitfche letters, die een weinig van de onze verfchillen, Wy leefden dus eenige maanden agter een; o angdige tyd, gy had ook uwe bekoorlykheden ! de tyddippen, die wy tusfchen beide van elkander verwyderd waren, maakten ons die, waar in wy onze harten uitdorteden, des te bekoorlyker: als wy tot onze droefheid door eene gebiedende pligt van den ander gefcheiden wierden, was het E 3 ge-  C 7o ) genoegen van elkander weêr te zien, eens, ja hon. dert maal zo groot; wy meenden dat wv elkander wedergevonden hadden , daar wy reeds gedagt had. den, elkander voor altoos verlooren te hebben. Op zekeren avond , dat ik op fchildwagt fiond, reed zy als het hoofd van een patroelje het Camp uit, voorby my heen, zy reikte my de hand toe, drukte de myne, en zeide my vaarwel, op eene toon, die my, ik weet niet waarom, deed yzen. Ik had de kragt niet om haar te antwoorden. Vaarwel, riep ik uit, alleen zynde, als of ik tragte haar na te volgen. Nimmer had ik zo een droevig geluid van haar gehoord. Ach! zo het vaarwel, dat zy my toeriep, eens het laatfte was! Myn geheel Kghaam werd met een koud zweet bevangen : verre van my af was alles Uil , de patroelje was reeds door den duister verdweenen, ik verbeelde my dezelve nog te zien, ik meende dat ik hoorde fchreeuwen , en myne verhitte ver. beelding ftelde zig verfchynfejs voor den geest, ik ftelde my voor die kleine hoop foldaaten, door tal-  ( 7* ) talryke bataillons omringd, en sophie van het paard en bebloed in het Hof geQeept te zien. Myne verbeelding was ten top gedegen: dit fchriklyk tafreel was my deeds voor oogen. Ein. delyk gaf ik zonder het te weten een fchreeuw, waar op het geroep van werda van de naast by daande lchüdwagt aan de droom van een wakend mensch een einde maakte. Men kwam my aflosfen, myne ongerustheid was te hevig geweest, om reeds bedaard te zyn. Ik ging zo ver ik kon na den ingang van het Camp, om de patroelje te zien te rug keeren. Zy moest flegts twee uuren uitblyven; deze twee uuren verliepen , zonder dat zy kwam opdagen; de twee volgende uuren gingen op gelyke wyze voorby. De dag begon aan te breken, het werd klaar dag, en de zon ging weder onder, zonder dat men 'er iets van vernomen had. Ik wierd wanhopend en ter nederge(]agen. Alle myne cammeraden kende myne teedere gehegthetd E 4 voor  ( 7» ) voor haar dien zy waanden myn broeder te zyn. Zy bragten my allerlei veronderrteHingen, die gefebikt waren om my te doen bedaren, voor oogen. Vergeeffche pogihgen! ik had myne sophie ver. loren, de vertroostingen konden myn hart niet raken. Twee dagen daarna rukten wy uit, om (lag te leveren. Ik zal dezelve niet beichryven, want ik zag nog hoorde na niets meer. De Poolen werden gedogen. Niettemin wierd ons Regiment by den eersten aanval geheel overhoop geworpen. Het was niet mogclyk het weder by een te brengen, en elk redde zig door de vlugt. Ik beftuurde myn paard niet, maar liet het my voeren, werwaards het wilde. Ik had nog geen beduit genomen, wat ik zoude doen, maar ik verheugde my eenig. zints, toen ik zag, dat ik geene myner cammeraden rondsom my had. Myne flavemy was my zagt voorgekomen, toen ik die met sophie deelde, nu ik van haar byzyn verdoken was, viel ze my ondraagiyk. Ik fhelde door het veld boswaards; deze weg verwyderde my het,verst van het  C 73 ) bet Camp, en ik was niet voorneemens die weg te verlasén, Myn paard bleef, toen ik in het bosch was, van vermoeidheid ftilftaan , ik deed het den toom af om te laten weiden, en daar ik in geen drie dagen gerust had, ging ik aan de voet van een boom leggen, en viel in een diepen flaap; ik werd door de koude van de nagt wakker, en wist my in 't eerst niets te herinneren, maar ik v. as meer bedaard. ' Allengskens wierden myne gedagten weder levendig: sophie was de eerste, die my voor den geest kwam, .maar met minder treurige denkbeelden, dan voorheen, verzeld. Zy zal gevangen zyn , zeide ik by my zeiven; men zal haar uiuvisfelen, en zy zal by het Regimert te rug keeren. Zy zal daar myne vlugt vernemen , en daar wy afgefproken zyn elkander te Hamburg weer te vinden , zal zy haare fexe ontdekken, men zal haar laten gaan, en zy zal my komph vinden, en wy zullen op nieuw voor altoos vereenigd zyn. Aldus zogt ik door eene veronderftelling van moogclijke gebeurteuisfen myne droefheid te misleiden, en my met inbèeldingen te voeden. E 5 Ik  C 74 ) Ik was geheel door denken o.verftelpd, toen ik 'eensklaps iemand door het geboomte tot my hoorde naderen. Ik ftond fchielyk op, greep myn geweer, en riep, in 't fransch , vergetende dat ik in een vreemd land was, wie gy ook zyn mogt, houd Hand, of gy zyt een lyk. Men antwoorde my in dezelve taal, ik ben geen moordenaar, ik ben uw vyand niet. — Wie zyt gy f — Een onge lukkige Pool, die zyn leven uit den (lag gered, en de vryheid van zyn land overleeft heeft. — Een goede geleigeest had dien man tot my gefchikt, om. my voor de gevaren, die my bedreigden , te bewaren. Zonder hem zoude ik zonder leidsman aan alle gevaaren blootgeftelt omgezworven hebben in eene my onbekende landftreek, daar ik weldra in de handen van een detachement van het Pruififche leger zoude vervallen zyn. Twee ongclukkigen, die dezelve voorneemens en dezelve behoefcens hebben , en die toevallig bij elkander komen, maken rasch kennis; en terltond grypt 'er eene naauwe verbintenis en een wederkeerig vertrouwen tustchen hen (land. Ik verhaalde hem kortlyk myne lotgevallen , en myn voornemen om na  C 75 ) na Hamburg te gaan; hy befloot dezelve weg te neemen. Hy keerde na Frankryk, waar uit hy met een paspoort vertrokken was, om voor zyn vaderland te tlryden, te rug. Zyn naam was souski. My had zyne vrouw «n een kind in de wieg te Parys gelaten. Hy was uit nieuwsgierigheid in Fratikryk gekomen , en nu wilde hy 'er voor altoos zig nederzetten , met het overfchot van zyne bezitting , maar nog meer (leunende op zyne bekwaamheden, die hem overal een eerlyk bellaan konden verfcbaffen. Het Pruififche Leger , zeide hy, is rugwaards van ons af, wy zyn 'er reeds verre van verwyderd. Wy zyn fleclits twee mylen van Gabin; ik heb daar een nabeïlaande aan het einde van de Had woonen, wy kunnen daar gemaklyk voor het vallen van den avond zyn, hy zal u de middelen befchikken om u onkenbaar te maken. Van daar zullen wy na de golf van Dantzig gaan, en wy zullen de boorden van den Wezer langs reizen. Wy zullen eenige dagen by een myner vrienden te Wladislow blyven, vervolgens zullen wy door de wildernis van Valdow na Heil gaan , of na  c 76 ) na eene andere kleine haven , daar wy ons gemaklyk zullen kunnen infeheepen. Wy hadden onderweg geene onaangenaame ontmoetingen, zelve zoude onze reis niet zonder genoeglykheid verzelt geweest zyn, indien ik en myn reisgezel geruster van geest geweest waren: het was mogelyk, dat ik nader hy sophie denkende te komen, my voor altoos van haar verwyderde, het noodlot kon myne gistingen verydelen. SousKt zeide zyn Vaderland voor altoos vaarwel, hy zag hetzelve aan de verwoesting en plundering overgegeeven, de naam van Polen zelfs van de lyst der volkeren uitgefchrapt , deszelfs vryheid vernietigd , deszelfs voorftanders als oproerige vervolgd , en bij duizenden onder het geweld des overwinnaars vervallen. Myne naauwgezetheid liet my niet toe iets mede te nemen, dat aan den koning van Pruisfchen behoorde; door myne flaverny te ontvlugten, had ik gebruik gemaakt van het regt , dat geen flaaf kan betwist worden ; een raensch behoord niet in . ei-  C 77 ) eigendom aan die zich van hem meester maakt , en de rover die zulks durft ondernemen, is een wreed geweldenaar. Ik maalce een pak van myne kleederen en van myn geweer, dat ik zorgvuldig inpakte. Ik gaf het zelve in een krberg in bewaring , als mede myn paard, voor ik Gabin verliet; met last om het ter hand te Hellen aan de geen , die een door my eigenhandig gefchreven briefje zou vertoonen, waarvan ik aan de waard de weerga gaf. ïk deed het briefje in een pakje aan het adres van den Luitenant viliis, en ik verfogt de bloedverwant van souski hetzelve agt dagen na myn vertrek me; de post te zenden. Ik had een dubbeld oogmerk daar mede; ik maakte langs dien weg sophie myn lot bekend, zo zy uitgewisfeld was, want ik twyflelde niet of de Luitenant vi mn zou haar mynen brief laten leezen. S o u s k r verliet my te Hamburg , om zyne reis verder te vervolgen, ik fchektde met leedwezen van hem: zyn onderhoud was belangryk, hy had behalven dat hy veel verlhnd had, dat aanval  C 7» ) vallig character, die zagte gevoeligheid, die in een anders leed weet deel te nemen, hy fcheen zyne ongelukken vergeten te hebben, om zig alleen met de myne bezig te houden. Ik had, zedert ik Frankryk verlaten had, geen berigt van myn vader ontfangen, nog hy van my, ik had hem niet durven fchryven uit vrees van hem in ongelegenheid te brengen. Ik gaf aan s o u s k 1 de woonplaats van een man te Parys op, die hem myne brieven, zonder die op de post te doen, kon ter hand itellen. Het was -reeds lang niet veilig die met de post te zenden, men opende onbefchaamd de brieven; men moest, om in de oogen van de revolutionairen patriot te zyn het natuurlyk gevoel geheel uitfchudden. De onfchuldige briefwisfeüng van de zoon met zyn vader werd voor eene misdaad gehouden: men zag in dezelve eene zamen. zweering tegens de oppermagt des volks, en men ftrafte eene ongelukkige over de onvoorzigtigheid van een ander, die van het gevaar verweidert zig dorst uittelaten over de onderdrukkers, zonder die behoedzaamheid, die het kenteeken der ïlaverny is, en die de heerscbzugt vordert, in agt te nemen. De  C 79 ) De verraderlyke Sr. simon hield zig niet meer te Hamburg' op, ik vernam, dat hy dezelve nagt, dat hy ons aan de Pruisfchen gelevert had, van daar verdwenen was, na zig eerst van ons geld en juweelen meester te hebben gemaakt; hy had zig niet verwaardigt, onze klederen mede te nemen , myn hospes had dezelve zorgvuldig opgefloten, en ftelde ze my getrouwlyk ter hand. Ik beefde toen ik eene overrok weder zag, die sophie agt dagen voor het ongeluk ons overkwam , had laten maken. Ik zelve had de kouleur uitgezogt en het fatzoen geordonneert. Eenvoudig kleed, riep ik uit, hoe fraai waart gy door haare bekoorlykheden! helaas, deeze mouwen hebben haare teedere armen ontvangen, deeze kleppen hebben haar boezem bedekt; zy zal dat kleed, waar in zy zo bekoorlyk was, niet meer aandoen! Dan eens kuste ik het zelve en bevoatigde het met myne tranen , dan eens wierp ik het met woede van my af, het baarde my verrukkelyke, maar ook ysfelyke , herinneringen. Ik vond een vlegt van haar hair, die zy my voorheen gefchon- kers  ( 8o ;) ken had, weder, dit blyk van haare tederheid was een gedeeite van haar zelve, het was voor my een fchar. Hy afteen, die bemind heeft, kan gevoelen , hoe groot belang een minnaar (leid in dingen, die voor onverfchilBge van zeer kleine waarde zyn._ Ik bleef vier maanden, die my zo veele eeuwen toefcheenen, te Hamburg, Somtyds was ik in myne droom gelukkig; ik vond soprtiE weder: maar dit wreed bedrog maakte myne ontwaking meer treffende voor my. Dagelyks verwagte ik vergeefsch tyding; ik las de publieke papieren uit Vrankryk. De noodlottige lysten der flagtoffers, die op de plaatfe der Revolutie omgebragt wierden , deden my van nfgryzen bceven. Op zekeren ogtend vond ik 'er de naam van myn Vader op, met zodanige omfebryving, dat ik niet kon twyfelen, of hy was het. Verdomd en gevoelloos was het my niet mogelyk traanen te (lor. ten of te (préken: ik bleef eenige, tyd fpraakloos en' zonder gevoel; kort daar na begon myn bloed te zied.n, myn hart geweldig te kloppen, en ik ver-  ( 8i ) verviel in eene wanhopende razerny, ik brak al wat my in den weg ftond.enliet my in halfgebroken woorden dus uit. Monsters!., hoe bloed!., altoos bloed!... Geen mededogen!.. Gy zyt onmenscht wreed!., ik wil het ook zyn, ik wil vertrekken!.. Het is my niet moogelyk u alle om te brengen!.. Vervloekte overweldiger van myn land!.. Uw hart!., ik zal het uit uw Iyf halen!.. Ik zal het verfcheuren!.. Ik zal het verflinden!.. Ik nam de pen op en fchreef eene korte brief om aan sophie te overhandigen, als zy my in Hamburg mogt zoeken , zy was van den volgenden inhoud: „ Myne waarde sophie, „ zy hebben myn vader vermoord, ik vlieg om ,, hem tewreeken ofte nerven, gy kunt my in het leger van Condd, of liever te Parys over„ winnend of op het fchavot weder vinden." Ik ftelde myn vertrek niet uit, en was wemf. ge dagen daar na reeds in het hoofdkwartier van den prins van Condé; hy kende my, en ontvong my minzaam; de republiekeinen hadden nog niet die fchitterende overwinningen behaald, die de nakomelingfchap bewonderen zal. De oojtenrykcrs waF ren  ( 82 ) Ten in het bezit van Valencienues; Quesnoi en Landrecies. Frankryk te overheeren fcheen zeker te zyn, en de gefprekken van myne kammeraden behaagden my , daar die fteeds tot onderwerp hadden de roemryke intrede te Parys, en de wraak die men daar zoude uitoeftenen. Deze fchuldige fiad zoude uitgeroeid , en deszelfs inwoonders over de kling geiaagd worden ; men zou nieuwe flrafoefeningen bedenken voor de hoofden van de muitelingen, de foldaten by loting , en al wie posten aangenomen of nationale goederen gekogt of ten voordeele van de Revolutie gefchreven of gefproken hadden, moesten zonder genaden doodgefchoten of opgehangen worden. Ik brande van verlangen om de blaauwrokken te bevegten , ik befchouwde hen alle fchuldig aan de moord van mynen vader. Welhaast deed zig de gelegenheid op, ik verzogt de gunst om met een detachement ruiterei, die het veld ging ontdekken, mede te gaan; wy ontmoeteden een troep republiekeinen. Kiettegenflaande zy minder dan wy in getal waren, hadden zy de ftoutheid ons aan te vallen; na een hevig gevegt, met weder- zyd-  C 83 ) zydfche haat gevoert, werden zy genoodzaakt te wyken, na veel volk verloren, en veele van de onzen gedood te hebben; ik vervolgde een dragonder, die ik de anderen in dapperheid had zien overtreffen; wy bevonden ons in eene weide afgezondert van ons volk; eensklaps keerde hy zig om en vioog op my aan; wy losten beide ons geweer, dog zonder elkander te treffen, wy raakten daarop met het zydgeweer flaags, de gevesten van onze zabels raakten in elkander vast,wy herkenden ons, het was St. firmin, waar van ik reeds melding gemaakt heb, myn eenigfte vriend, die ik nog in de waereld gehad had. Eensklaps fprongeu wy van onze paarden en omarmdeu elkander, en bleeven dus een gerui men tyd zonder een woord te Inreken liaan. Hy brak het eerst het itilzwygen; hoe zeide hy, ik vind u midden onder de geflagende vyanden van myn vaderland, onder die ontaarde kinderen, die het onteeren , en deszelfs ingewanden verfcheuren! Ach St. firmin, als men uw vader onfchuldig om het leeven gebragt had, gy zoud anders fpreeken! En gy wilt dit op uwen vriend F 2 wree-  C «4 ) wreeken? —■ Kan myn vriend fchelmen dienen? Ik dien alleen de vryheid ! — Welk eene vryheid, groote God! — Ik verfoey even als gy de misdaden, waar mede zig vermeetle fchelmen bezoedelen : de' dwingelandy zal een einde neemen, geheel Fraukryk fpant tegen hun aan, en zy zullen op hunne beurt hunne fchuldige hoofden verliezen. — Voeg u by ons om hun te ftraffen. Het is my niet mogelyk de indruk te befchryven, die dit onverwagt voordel op hem maakte; zyne verontwaardiging deeg ten hoogden top , maar de vriendfchap dezelve overtreffende belette die uittebarsten. Ik kende den aard van bet geen zyne drift gaande maakte , ik zeide verder met veel vuur; indien ik niet vogelvry verklaard was, zou ik aan myn vaderland de grootfte opoffering doen, die van myne wraak, ik zou zelf in daat zyn myn land te dienen. Oordeel nu: kan ik zonder de uitterde onvoorzigtigheid te begaan in Frankryk te rug keeren? Neen gy kund zulks niet. — En als ik al konde!, wie zou ik 'er zoeken? ik heb myn vader verloren , de Bsron de n a n g e u, die my in zyn plaats  C «5 ) plaat- tot vader kon verftrekken, leeft niet meer; sophie, die engel, die my vertroost zou hebben, heeft zeker haar leven in e'en vreemd land geëindigt. — Sophie, en de Baron de nanger leeven. —- Wat zegt gy daar? — Ik heb ze beiden, toen ik door Parys trok, gezien. - Zy leeven! — Gy ziet, St. firmin, myne vreugde, myne vervoering, gy zyt niet wreed genoeg om my door een valsch berigt te misleiden; zeg my andermaal dat zy leeven! Heeft uw gezigt u niet bedrogen? — Ik heb ze gefproken. — Heeft sophie u over my onderhouden? — Haar vader heeft my verzogt uw naam niet te noemen. ■— O myne waarde sophie, gy bemind my dan nog; neen, ik zal de wapens niet meer tegem myn land voeren; ik ga myne dwaling aan de voeten van sophie afzweeren. Vaarwel St. firmin, vaarwel: ik vertrek op 't oogenblik na Parys. Onder dit zeggen, was ik weder te paard gedegen , en keerde hetzelve na de kant van Frankryk. — Wat gaat gy doen ongelukkige, riep St. emF 3 fir.  C 85 ) min uit , my met geweld tegenhoudende; hoe zoud gy op het grondgebied van Frankryk durven komen, met deze monteering, en de witte kokarde ; gy zoud geen kwartier uur daar zyn, of gy waard gevat, en... ach, ik yze 'er van, het was mogelyk dat ik zelfs order kreeg... Vlugt, ik wil liever dat gy onder de emigranten, dan in de handen van uwe beulen zyt. — Hoe, ik derwaarts te rug keeren! dit is my onmogelyk, ik moet sophie of den dood vinden. St. f i rm i n-, indien gy my bemind, bezorg my een ander kleed, ik zal dit teeken der flaverny dat u beledigt met voeten trappen; ik zal my met de kouleur der vryheid verderen, en zo het zyn moet voor dezelve ftryden: kan ik myne wraak meerder vergeeten? St. firmin deed zyn best om my myn voornemen afteraden, maar ziende dat alle(tegenkantingen vrugtloos waren, raade hy my, in eene verdekte plaats, daar wy digt by waren, my te verbergen, en hem daar aftewagten. Het was nagt, toen hy weer by my kwam, hy bragt my een kleed en eenige mondbehoeftens , en eene kleine zak met haver voor myn paard; hy had my de  ( «7 ) de weg opgefchreven, die ik neemen moest, om de. militairen posten te ontwyken: hy verzogt my niet dan 's nagts te reizen, en de .leden te vermyden. Eindlyk noodzaakte my die voorzigtige en teedere vriend, al het geld, dat hy by zig had, te nemen. Het was met fmart dat St. firmin my In myn voornemen behulpzaam was, en dat hy my hetzelve zag uitvoeren: zyne angstvolle vriendfchap gaf hem een voorgevoel van die gevaren , die ik ftond te ocdergaan. Frankryk leeverde destyds het tafree! op van een groot gevangenhuis, waarvan de onderfcheidde fteden de hokken uitmaakten. Het was even of de fchildwagten, die op zekere afftand van het eene einde der Republiek tot aan het andere geplaatst waren , op de eersten roep elkander konden toefpreeken, en allarmflaan , wanneer vcrmeetelen de vryheidsgrond durfden bezoedelen. Ik reed de weg op na Arras, waarvan ik flegts weinige mylen afwas, en vermydde de gewoonen weg, en de plaatzen die bewoond waren. Ik had F 4 reeds  • ( 88 ) - reeds agt uuren gereisd, toen ik by het opkomen van den ■ dageraad de klokken van Arras be» merkte, die ik gedagt had lung voorby te zyn: ik deed eenen grooten omweg langs het land om die ftad te vermyden, alwaar destyds de woede des volks ten hoogden top gedegen was. Ik trof eene flfgte herberg van den weg afgelegen aan; ik gong daarin om my wat uitterusten, zo wel als myn paard, die zulks ook hoog noodig had. Een oogenblik daarna kwamen 'er twee gendarmes in om brandcwyn te drinken; zy bezagen my van alle kanten, eu fpraken flil met elkander, ik vroeg haar onbefchroomd, of zy het op my voorzien hadden? — Neem het niet kwalyk, burger, zeide een van hun, wy vervolgen een emigrant, die zeden drie dagen hier om tlreeks zwerft. — Befchryf hem my, hoe by 'er uit ziet, zeide ik met drift, ais ik hem ontmoet, zal het fchielyk met hem gedaan zyn. Een emigrant ! op den naam alleen voel ik al myn bloed in myne aaderen kooken. Allons, camnieraden, laat ons op het welzyn van de Republiek drinken, te gelyk bood ik hun aan het ontbyt, dat ik befteld had, met my te nuttigen, het geen  ( 8p ) geen zy deeden. Ik fchikte myne woorden na de hunne. Myn overrok die ik aan had, de lange fabel, die op myne zyde hong, en vooral de wyn, waarop ik hun onthaalde, deed alle vermoedens by hun verdwynen, egter was ik niet gerust, voor dat ik ze weer te paard zag ftygen. Ik wende eene onpasfelykheid voor, om in deeze fchuilplaats, die my zo noodlottig had kunnen zyn, het overige van den dag te verblyven, en vertrok van daar toen het nagt begon te worden: weldra was het geheel duister, 'er viel eene koude regen, zo dat myn paard werk had om de wegen die ik infloeg te gaan, ik reed op het gevoel af, ik zag nog hoorde niets rondsom my. Eenklaps bemerkte ik dat ik op de Heenweg was, het fcheen my toe dat ik links en regts van my af muuren zag, een licht hier en daar verfpreidt, kondigde my eene bewoonde plaats aan, ik wilde te rug keeren, men riep my toe, wie daar! ik zogt het te ontvlugten , men deed een fchot op my, myn paard aan de dye gequetst viel F 5 ter  C 90 ) ter neder, ik kon 'er niet fpoedig genoeg afkomen, zo dat ik door vetfcheide menfchen die op het gerugt toegefchoten waaren, gevat wierd. Men fleepte my na eene wagt. ik wierd mishandeld en doortast, men verhoorde my, doch men luisterde na myne antwoorden niet: het gefchreeuw om my te verwyzen verhief zich , eene donderende (tem gebood , my voor de Revolutionaire Regtbank te brengen , dezelve was nog vergaderd, en hield haare zitting naast de wagt. Ik zag vyf of fes eerwaardige leden met een boosaardig gelaat, elk met een rooden muts op. Het gebouw waarin zy waren fcheen my toe groot te zyn, zy zagen my aan met veragting, en fpraaken my toe met bitsbeid, ik kon niets andwoorden op hunne befchul-. digingen, nog eenig papier vertoonen, men was gereed om my in een hok te Duiten, toen 'er ecnklaps een groot gerugt op de ftraat ontftond, men hoorde verfcheidde fchooten, de nieuwsgierigheid lokte elk na het vengrter, en men dacht om my niet, ik was digt by een open raam, regt over dat, voor het welk zy alle (tonden. Ik fprong 'er uit, de gevolgen daar van waagende, alle gevaar  ( 91 ) vuar fcheen my toe minder te zyn dan het geen my bedreigde. Ik kwam op myne handen neer, zonder my bezeerd te hebben, ik wilde verder vlugten, dan vond my door muuren omringd, ik vond een ladwerk, daar ik op klom en 'er van den anderen kant weer af fprong, ik kwam in een hof, daar ik nergens op de muur konde klimmen, nadien die overal gelyk en hoog was, ik vond eind lyk eene deur, die gemaklyk open gong, dan die my geene uitgang bezorgde. Rondsom my was het d uister, de ongelukkige fchroomeu de duisternis, en zoeken niet te min dezelve. Ik trad al tastende voort, en vattede eene yzere leuning, vervolgens klom ik na eene eerfte verdieping dan ik ftuite tegen iets dat voor myne voeten was : ik floote myn hoofd met geweld tegens eene deur aan, een oogenblik daarna hoorde ik iemand gaan, en zag licht door de reeten van de vloer , ik wilde te rug keeren. Eene jonge vrouw in nagtgewaad en een kaars in de hand, trad te voorfchyn; toen zy my zag gaf zy van fchrik een gil. Ach! riep zy uit, beneem my het leven niet. Ik viel haar te voet. zyt gerust, Mevrouw zeide ik, ik ben  C 2* ) ben niet de geen , die ik fcbyn te zyn , ik ben een ongelukkige, die zig door een onbegryplyk voorval hier bevind; ik fineek uw medelyden, en het behoud van myn leeven- — Wie gy ook zyn moogt, zeide zy, met eene nog outflelde Mem, fta op, en zyt van myne hulp, zo die u van dienst kan zyn, verzekerd. Die ftem kwam my bekend voor , ik nam de vryheid hnar te bezien. Bedriegt myn gczigt my, riep ik uit! heb ik u niet te Nancy gezien, zyt gy niet Mejuffrouw berger? — Wie zyt gy? —• Herinnerd gy u niet meer een officier van het regiment van de koning? Hoe zyt gy het! myn redder, myn vriend, wat rampfpoed heeft u in de ftaat, waarin ik u «ie, gebragt ? Zy bragt my 'in haare kamer, daar ik myn laast overgekomen geval verhaalde. Zy zeide my dat zy te Bapaume met haar egtgenoot gekomen was om eene erfenis te outfangen, dat haar man na Arras was vertrokken, en den volgende dag te rug zoucfe komen. — Wy waren druk aan het praten, toen 'er eensklaps herhaalde reizen op de voordeur geklopt werd. — Men zoekt my , riep ik uit, men zal zeker agterdogt op myne fcbuil-  C 93 ) Rauitplaais gekregen hebben. — Een dienstboode Hond op het gerugt op. — Maria zeide Mevrouw DEBRüiL, de vreemdeling, die gy hier ziet, is de vriend van my, en van myne man, men wil hem gevangen neemen, ik zal hem naast my in myn bed verbergen, zeg niet, dat myn man afweezig is, en doe de deur open. — En gy, zeide zy tegens my, trek uw kamizool uit, zet deze flaapmuts op, en houd u of gy flaapt.—. Hier op gong zy te bedde , ik gehoorzaamde, en ging naast haar liggen. Weldra was het huis vol gewapend volk, zy zogten overal, kwamen in de kamer , daar wy waren , en fnuffelden onder het bed, in de kasten, en zelf in de kleinfte hoeken rond. Het fcheen hun niet mogelyk , dat ik eene andere fchuilplaats dan dit huis genomen had, hec latwerk dat ik gebroken had, toen ik uit den tuin van het Commité vlugte, wees hun den' weg, die ik itrgeflagen was, aan. Na dat eindlyk een hunner een ladder gevonden had, die gevaliig tegens de muur ftond, na de kant van den ftraat, verbeelden zy zig, dat ik langs  ( p+ ) langs dien weg ontfnapt was, en gingen heen, ten uiterften verftoord dat hunnè prooi het ontvlugt was. Ach! hoe zeer was ik en Mevrouw dubreuil gedurende dit onaangenaam onderzoek ontlleld. Zy had my in haare armen ge Uren geld, terwyl ik haar lighaam met de myne omvatte, en haar hart voelde kloppen. Toen de gewapende manfchap vertrokken was, en wy dezelve de deur agter hun hadden horen toetrekken, fchepten wy -lugt zonder te denken, om de houding, waarin wy waren, te veranderen; ik lag met mynen mond digt by die van mevrouw dubreuil: zy kuste my in haare onfchuldige vreugde onophoudelyk uit vriendfchap, en ik deed zulks uit erkentelykheid. De meid kwam weder binnen: jesus mar ia! riep zy uit, wat zyn die lieden boosaartig! wat heeft die jongen heer hun tog gedaan? Zy vloeken op hem op eene fchrikkelyke wyze. Helaas! hy heeft hun niets gedaan, hy kent ze niet eens. — Het is een goede inval van u geweest om hem in uw bed te verbergen. — Op dit zeggen bedagt ik eerst, dat ik  ( 95 ) ik eene plaats bekleede, daar ik niet langer behoorde te blyven. Ik verzogt mevrouw ouerbij i l deswegens verfchoning, — Myn man, zeide zy al Iaggende, zal niet denken, dat ik de eerde nagt, dat hy van my af is, by een ander flapen: maar in plaats van 'er verftoord over te zyn, zal hy my 'er voor bedanken. Egter zoude ik niet gaarne hebben dat hy op dit oogenblik hier kwam, eer ik hem de zaak uitgelegd had. ~ Ik bragt het overige van de nagt voor het bed van Mevrouw dubreuil door, wy waaren beiden te zeer ontfteld om te kunnen rusten. Ik verhaalde haar , het geen my, federt wy van elkander verwydert geweest waren, overgekomen was. De goedhartige mari a ftond by ons met de kaars in de hand, en dagt door de nieuwsgierigheid niet .om heen te gaan, voor dat myn verhaal geëindigt was. Dugreuil kwam aan , toen ik met zyn vrouw coffy dronk; zo hy verwonderd was my ten zynen huizen te zien , was hy het niet minder over de wyze waar op ik 'er gekomen was. Ongelukkige zeide hy , hoe durft: gy beftaan in Frankryk zon. der  C 96 ) der paspoort te reizen in een zoo haglyk oogenblik, als waarin wy ons thans bevmden ? Het geen u hier gebeurd is, zou u verder op ook overgekomer> konnén zyn. — De liefde tart alle gevaaren. — De minnaar befwykt, en het voorwerp van zyne min blyfc wanhopende over. Gy wild uwe teder beminde sophie wederzien, ik wil u daar toe middelen verfchaffen; hoe aangenaam het my ook zoude zyn u eene geruimen tyd hier te houden , zonder van iemand gezien te worden, wil ik u dat genoegen niet doen betalen door de vrees, die u dit verbiyf moet veroorzaken. — En ik zou geen misbruik willen maken, van eene belecftheid, die voor u van kwade gevolgen zoude kunnen zyn. Laaten wy een einde van deze tweeitryd van edelmoedigheid maken, vertrek deeze nagt, terwyl gy dog vertrekksn moet. Ik heb een paspoort na . Parys bekomen, onze ouderdom en lengte komen genoegzaam over een, om de uitduiding van den een voor den ander te doen dienen: ik ga niet naar Parys; gy zult van dit oogen» blik af de naam van dubreuil voeren, en u voor een koopman uitgeven; zie daar verfcheidde  C 97 ) de papieren die my vau geen nut zyn, en die uw paspoort kragt zullen byzetten. Gelukkig is de plaats, waar ik myn naam moest teekenen, oningevuld gebleeven. Wejaan , teeken dubreuil en neemt deeze brievetas aan, devvyl die heeren u alles ontnoomen hebben. — Maar — Hier komt geene kwalyk geplaatfte naauwgezetheid ie pas, ik wil nu uwe fchuldeifcher zyn, gy zyt lang genoeg de onze geweest. Een vertrouwd perioon zal u een uur van hier op den weg na Parys wagten, met een paard in de plaats van het uwe. Wy zullen voor dat de dag aanbreekt, uit het huis gaan, dan zyn al de patroeljes binnen, eu dan rusten onze burgers door hunne nagttogten vermoeid, op hunne veldbeddens. — Tk zal u op de beftemde plaats brengen, daar zullen wy ons vaarwel zeggen, en gy zult my beloven my te fchryven. Zekerlyk zal ik u fchryven. — Te Nancy, alwaar ik over een maand te rug zal zyn, maar gy zult zorgen van my niets dan onverfchillige zaaken te melden; ik zal uit uwe brieven zien, dat gy leeft, en dit zal voor myne vriendfchap voor u genoegzaam zyn. Moogt gy, als G wy  ( ps ) wy elkander weder zullen zien, my zulke droevige voorvallen niet meer te. verhalen hebben, als gy my verhaald hebt! Ik geraakte eensklaps uit een wanhopende toeHand, in eene ftaac van bedaardheid en gerustheid, die ik in langen tyd niet genoten had: myne droevige gedagten verdvveenen, de verknogtheid van St. firmin en het teeder belang dat dubreuil en zyne vrouw voor my getoond hadden, beletteden my alle Franfchen in 't algemeen te haten. Ik gevoelde, dat ik myn vaderland nog beminde, en ik fchreef deszelfs rampen alleen toe aan den invloed van eenige door het geluk begunstigde fchelmeti, wiens welvaard de voorzienigheid zelve tot vervvyt fcheen te ftrekkeu. Dubreuil en zyne vrouw zorgden zoo veel in hun vermogen was, voor alles dat ik nodig had: zy noodzaakten my een nieuw kleed aantetrekken, om dat men mooglyk de overrok die ik had aan gehad, zoude herkend hebben. Ik vond op het paard, dat zy my gegeven hadden, en dat  ( 99 ) dat nog vry goed was, eenen kostelyken mantel, die een mantelzak bedekte, waarin ik allerlei linnen, dat ik nodig kon hebben, vond. Ik was de geen, dien men verpligtte, en men zoude gezegc hebben, dat ik hun verpligte, door wel ce willen aanneemen, het geen zy my op eene zo heufche wyze aanboden, dat het my niet mogelyk was 'er een ftuk van te weigeren. EINDE VAM HET EERSTE DIEÏm G •   MINNAIYEN & N LOTGEVALLEN VAN EEN EMIGRANT. TWEEDE DEEL.   Ik vervorderde myne reis gelukkig» fchoou men my overal aanhield, raakte ik nergens in verdenking, alleen myn paard raakte by myne komst te Parys verdagt. Een commisfaris van de wyk maakte 'er zig in naam van de wet meester van, ik beduide hem te vergeefsch, dat hy boven de jaren was om genoodzaakt te zyn te dienen, men gaf my tot andwoord , dat men 'er meerder kennis van had dan ik, en dat ik het overigens van het comité te rug konde eisfchen. Op de naam van 't comité alleen zweeg ik uil, ik had by dat van Eapaume eene les gekregen, die ik nog niet ver* geeten had. Ik fnelde na het huis, dat de Baron G 4 , BE  de na kg er wel eer bewoond bad. Zonder eene verweuschte commisfarfs die my een half uur op. hield, zoude ik hem en sophie aangetroffen hebben, zy waren even te vooren uitgereden, en hadden den weg na Lyon ingeflaagen. Als ik hard rijde, zal ik ze inhalen, zeide ik by my zelve. Ik liep vliegend na de post, en eischte een paard, dat men my bragt. — Laat uw paspoort zien. — Daar is het. — Het luid niet verder als tot Parys. — Wel nu, wat kan dit fcbeelen? — Zeer veel, wy hebben geen lust om onze kop te verliezen, om u genoegen te gee- ' ven. -_ Woarlyk eene fchoone vryheid! men kan geen voet in dit vervloekt land verzetten, of den een houd u aan, en den ander berooft u. — Wat zegd die ariftocraat; riep een dik man in woede uit, en greep my teffenj aan. — Ik n00t. te hem terug, de menigte verzamelde zig rondom ons; men doeg en ik verweerde my, men fleepte my na een commisfaris, deze niet. thuis zynde, bragt men my by de maire, die geen tyd had om my te verhooren: men floot my op in eene groote kamer benevens nog wel veertig andere wan-  ( lo5 ) wanhoopige, die byna geene van allen wisten, waarom zy gevat waren, en die niet te min beefden uit vrees van voor den revolutionairen regtbank gcbragt te worden. Ik bragt tweemaal vier en-twintig uur in dit onaangenaam verbiyf door op eene flegte matras, waarvan ik de huur een maand vooruit moest betalen. Eindelyk werd het myne beurt om verhoord te worden , men had my de tyd gelaten om my te herftellen, en myne antwoorden gereed te maken. Men bragt my in eene kleine kamer gelykvloers aan het einde van eene lange gang voor drie mannen, die 'er (lordig in de klederen uitzagen. — Wie zyt gy ? — lüer zyn myne papieren. .— Zy zyn in order. - Waarom heeft men u gevat? - Ik weet het niet. - Gy hebt u tegens de vryheid uitgelaten, — Ja tegen de vryheid die de arillocraten hebben om Parys te verlaten. Ik kwam hier om my te doen betalen door een zekeren voorheen Mar/suis de St. amour, die al wat ik bezat medegenomen heeft, ik ontdekte dat hy vertrokken was. Ik wilde G 5 hem  r •* ) hem vervolgen, en men wilde my aan de post geen paard geven. - Men heeft gelyk gehad. Het tegendeel is waar, nu heb ik niets en gylie. den krygt ook niets. Gy had dus zwaare befchuldigingen tegens dien man? — Zeer zwaare. — Waarom kwaamt gy niet terflond by uwen aankomst hier ? -— ik maakte de meeste haast om hen te vervolgen. — Weet gy welke weg hy ingefiagen is? zeer wel; als ik van een paspoort en een order voorzien was, zou ik myn hoofd durven verwedden dat ik hem binnen driemaal vier-en twintig uuren zou innaaien en aan handen én voeten gebonden hier brengen. Het zou de moeite waard zyn hem te vatten : hy heeft voor meer dan een rhillioen aan geld of juweelen by zig, en dit alles is voor de Republiek verlooren, zo men hem de lyd geeft om Frankryk te verlaten. „ Wy hebben altyd oningevulde paspoorten van het comité van algemeen welzyn in gereedheid voor de agenten die in onze dienst zyn. Neem dit, vuld uw naam en kwaliteit in, en neem met een deeze order mede. Als gy onderweg Jemand ontmoet, die u verdagt voorkomt, vervoeg u  C 107 ) u by de regeering, en Iaat hem in verzekekerde bewaring brengen, men zal u overal den Herken arm Ieenen. Vertrek fchielyk; fpoed u, en laat geen oogenblik verloren gaan. Men zal ligt geloven, dat ik my dit verzoek geen tweemaal deed herhalen. — Ik gong terftond na de herberg, daar ik by myn aankomst myn mantel en mantelzak gelaten had. Myn hospes had, daar hy my niet zag terugkomen, dezelve in zyn kas geborgen, en had zigzelve daar van erfgenaam gemaakt, denkende, dat ik nooit zoude wederkomen. Ik vroeg hem myn goed terug: hy hield Zig eerst of hy my niet herkende, maar toen ik hem myn paspoort en order liet zien, en hem met het comité" van algemeen welzyn bedreigde, bedagt hy zig, en daar hy eerst onbefchaamd geweest was , begon hy nu zig te verontfchuldigen en te fmeken. Toen ik myn mantelzak opendeed om 'er linnen dat ik nodig had uittehalen , dagt hy dat ik wilde nazien, of 'er ook iets weg was, hy voorkwam  C log ) * kwam myne moeite om te zoeken , fchoon Ik 'er geene gedagten toe had, en hy haaste zig om my verfcheidde nukken, die hy reeds benadert had te rug te geven. Neem niet kwaiyk, cammeraad, zeide hy, ik dage aan uwe nette kleding en zindelykheid, dat gy een ariilocraat waart. Het is een buitenkans voor ons, die men overdreven revolutionairen noemt, die heeren een beetje te plukken. Wat zou 'er anders van de leer der gelykheid, die wy belyden , worden, als wy de ryken , dat overtollige, daar wy gebrek aanhebben, lieten behouden ! Wy vergenoegen ons met kleinigheden, in afwagting van de verdeeling der landereijen en kasteelen , die men ons zedert lang belooft heeft, en daar niets van komt. Ik ben een waar fansculotte, daar draag ik roem op, gy zult 'er geen vier in de Republiek vinden, die meer dan ik de goede zaak toegedaan zyn. Zodanig was destyds de zedelykheid van zommige zoogenoemde patriotten. Zy hadden de rooverei tot eenen vasten regel aangenomen. Parys, deze voorheen zo luistryke (lad, vertoonde destyds het droevig af beeldzei van de wanftallige armoede; elk ftelde 'er eer in  ( IOj> ) In flordig gekleed te zyn; de welgeftelde burgerwaren beangst zig als dusdanig te vertonen, en tragtteden zig onder de menigte te verbergen voor het onrustig en wangunstig oog van het begeerig en wreedaartig gemeen. Onverftandig volk! gy verbande de kunsten en het zyn de kunsten, die uw leven onderhouden. Gy beklaagde u over uwe armoede, en gy dagt niet, dat gy u die zelve op den hals gehaald had, dat zy het gevolg was van de valfche denkbeelden, die u weggelleept en die gy met geestdrift veripreid had. Ik verbeelde my, dat myn paspoort, en vooral myne kwaliteit van agent van de politie eene hetooverende kragt had die alle zwarigheden uit den weg ruimde. Als ik aan een posthuis kwam, zeidde men my, dat 'er geene paarden waaren, dan zo dra had ik myne papieren niet vertoond, of ik was op het oogenblik gediend. De lompe postil- ■ lons, even als alle anderen fpraken tegens my met de hoed af: het was als of ik de flaven van Afiëii zag, die voor een firrnan van den grooten heer beefden. Wat baarde my het. menschdom medely- den !  ( 11° ) den! Men brengd die lieden, zeide ik by my zelve , in het denkbeeld, dat zy vry zyn, en zy verr.eederen zig voor den geringlien dienaar van hunne dwingelanden! Die vreest, is laagkruipend, en bedekt zyn haat onder een op het oog vnendjyk voorkomen. Ik wierd overal met een foort van yver en drift gedient, waarvan ik de reden gemakkelyk begreep. Ik wilde de lieden, die van my afkeerig waren uit hoofde van de magt waarmede ik bekleed was, door myn gedrag innnemen. Ik fprak vriendlyk tegens elk en betaalde rykelyk de diensten, die men my bewees. Ik zag elk zyn gelaat een anderen trek aanneemen, en de welwillenheid de plaats van dwang, waarmede men my eerst befehouwd had, bekleeden. Toen ik door Fontainebleu trok, hoorde ik een myner geleiders tegens die hem ftond te vervangen zeggen: hy behoort tot dien aanhang, maar hy is gefchikt, zagt van aard, beleefd en edelmoedig, gy moet hem dien knol niet geven, die gy voor de flegte klanten bewaard, en die voor eenige dagen zo fraai ftortede op de Heenweg met die lely- ke  ke vent, die ons als honden toegraauwde, jacquot liet hem in de pekel, klapte met zyn zweep, hield zig of hy hem niet hoorde fchreeuwen, en hielp hem ook niet op, als het een braaf kaerel geweest was, zou hy zekerlyk den hals gebroken hebben, en deze komt 'er af met twee of drie bulten in zyn kop: wel mag men zeggen, onkruid vergaat niet ; bedien dezen burger als vriend: hy is niet grootsch en hy betaald wel. Ik wilde van mynen kant den roem die ik verkregen had van edelmoedig te zyn volhouden. Ik had uit het geen ik gehoord had, geleerd, dat de vrieiidfchap van de postillons geene onverfchillige zaak is, wanneer men te post reisd; ifc ondervond dit zelfs, zo als men weldra zien zal. Ik had dorst, en liét my een vlesch bourgogne wyn brengen, die ik met die twee maken, wiens reedenen my vermaakten, leegde. Circa een myl van Fontainebleu hield myn lejdsman op om myn mantelzak die over een kant hong te vergespen; ik gong ftapvoets vooruit, het was omtrend nagt. Eensklaps in eene laagte juist in eene draai grepen  pen twee kaerels myn paard by den toom, ik verweerde my en riep om hulp : de postillon kwam in een galop toefchie:en, en iloeg 'er met de zweep tusfchen, ik hielp hem, en wy noodzaakten de aanvallers, na hun braaf geklopt te hebben, de vlugt te neemen. Als ik alleen geweest was, zoude ik mogelyk bezweken hebben; ik verwagtte zodanige aanval niet, en had my dus niet in Haat van tegenweer gefield. Ik gevoel dat deeze twee kleine voorvallen van weinig belang fchynen, maar de aandagtige befchouwer zal dezelve niet zondtr vrugt leezen. Hoe gunstig men ook over ons rampzalig menschdom wil denken, als men de waereld ecnig. zints gezien heeft, kan meu zig egter gemaklyk overreeden, dat het gevoel van welmeenendheid by de eerfle ontmoeting van twee perfoonen van dezelve fexe niet terflond plaats grypt; men is in tegendeel van weerskanten agterhoudend , en bet voegt hun die zig geheel alleen onder onbekende vinden, de eerfle flap te doen, en niemand kwaadbefcheid te  C "3 ) te geven, men kan nimmer weeten wie men fomtyds nodig kan hebben. Hoe zeer ik verlangde om op de plaats myner beftemming te zyn . nam ik egter voor, niet meer by nagt te reizen ; de "duisternis was voor my altoos noodlottig geweest , ik herinnerde my myn vertrek uit Vrankryk, en mynen aankomst te Bapaume. Ik was bezig te Nuys van paarden te wisfelen, toen ik een groot geraas in eene kleine naastbygelegene herberg hoorde ; het was de dag van de decade, die men daar juist vierde. Men mishandelde eenen armen hals , die zig niet ver weeren kon : elk was tegen hem, en elk bcfchuldigde hem. Ik hoorde het fchrikbaarend gefchreeuw : na de guillotine! Ik drong door het volk, en wilde fpreken , maar men hoorde na my niet ; ik klom op eenen bank, en haalde myn paspoort en mynen lastbrief voor den dag, en noemde het Committé van Algemeen Welzyn. Terftond kwam 'er iiilte, ik fprak als magthebH ben-  C "4 ) bende , en ondervraagde de aanweezige , volgens de magt waar van ik voorzien was. Ik gaf het woord aan een van hun , die my het meest tegens den man, die fteeds by den kraag vastgehouden wierd, fcheen gebeten te zyn. War heeft die ongelukkige gedaan ? — Hy heeft gezegd , dat hy liever geld had dan asfignaten , dat de fchrik het wapen der lafhartigen was , dat de Republiekeinen alleen de dwingelanden behoorden te flraffen, dat robespierre een dwingeland is, en dat hy, die hem den hals brak, eenen grooteu dienst aan zyn land zoude bewyzen. — My houdende of ik uitermaten kwaad wierd, riep ik uit, hebt gy dat gezegt, fchelm ? — Een menigte antwoorde, ja, ja, hy heefc het gezegt. — Dat men dien kaerel aan my overlcevere , en hem binde , ik / zal hem voor de revolutionairen regtbank van Dyon brengen , die hem na Parys zal zenden, daar zyne zaak fpoedig zal afgedaan zyn. Uravo, bravo , riep de gantfche vergaderde menigte. Ik eischte een postchais , waarin men den gevangenen, die als een riet beefde , plaatfte ; ik ftelde een foort van proces verbaal op , dat ik door  ■ : ( H5 ) door alle de aanweezige deed tekenen; ik haalde twee pistolen voor den dag , die ik in mynen gordel ftak , en ging dus in eene overwinnende houding naast mynen gevangenen zitten. Verfcheiden mansperfoonen boden zig aan om my te vergezellen , gy zoud myne reize flegts vertragen , zeide ik, ik moet volftrekt dezen avond te Dyon zyn , om verfcheidde verdagte perfoouen te doen gevangen nemen. — Bravo , bravo , fchreeuwde men# — Weet daarenboven , burgers, dat een patriot wel honden contrarevolutionairen kan ftaai), en dot ik niemand- hulp nodig heb. Ik gaf daar op de postillon een teken om weg te ryden; binnen weinige minuten waren wy uit het gezigt van de plaats daar bet. voorgemelde voorgevallen was. Ik bezag myn bedroefde reisgenoot, die fchreidde. — Ongelukkige , zeide ik , hebt gy wezenlyk u verrtout, dusdanige onbedagte gefprekken te voeren? Helaas ! ik was een weinig befchoukeu, maar by myn ziel ik ben geen contrarevolutionair. ik ben een arm ambagtsman, die het weinig verfchild wie 'er regeert als wy maar wel geregeerd worden , en dat ik myne kost kan winnen : ik ben H 2 zelfs  C t\6 ) zelfs patriot , en heb myne zoon na de grenzen gezonden. 'Er is niets te werken , ik had eene kleine post by de veldtrain gekregen, eu meende nu na het leger van de Alpen te gaan : oordeel nu, of ik ten nadeele zou kunnen lpreken van de Republiek , die my ftond aan 't brood te helpen. Het is waar , dat ik kwaad van robespiirre gezegt heb , ik beken daar in fchuld; maar het kwam om dat ik geloof , dat hy gedceltelyk de oorzaak is van alle de rampen die wy lyden. Het geen ik gezegt heb , heb ik zonder erg of kwaad oogmerk gefproken , even als men onder vrienden gewoon is te lpreken. Vraag aan de postillon, die van dezelve plaats, als ik is, of ik een flegt mensen ben? — Ja, burger, antwoorde de postillon, die intusfehen wat zagter reed, en fomtyds eens omkeek , om te horen , wat wy fpraken ; ik keu hem, en wil voor zyne bras f hcid inftaan. — Kan ik op de uwe en op uwe befcheidenheid Haat maken ? Ja wel , Capitein, (tel vry beide op den proef — Welaan, ik zal uw zeggen, dat ik my zo verftoord op deze ongelukkige geveinsd heb te zyn, alleen om hem aan < het  ( "7 ) het ongeluk , dat hem dreigde , te onttrekken. Onder dit zeggen maakte ik het touw los, waar mede de handen van dien ongelukkigen gebonden waren , die my met een gelaat van aandoening bezag. De postillon had zyne paarden doen (lil ftaan en weende van vreugde. ■— Toe dan, maak voort. — Laat ik het genoegen hebben , een man zo braaf als gy zyt , te befchouwen. —• Onbezonne mensch , wy zyn niet zo verre van Nuys af , dat het niet mooglyk zoude zyn , dat ons iemand te paard volgde , en dat geene ontdekte , dat wy zo zorgvuldig zoeken te verber. gen. Zeg geen woord aan her volgend posthuis van liet geen gebeurd is , deze man zal fchynen by my te hooren , by reist met my. — Ik ver(laa u, zeide de postillon , en hy bragt ons te viervoet aan het naastbygelegen posthuis. Ik wilde hein ean asfignaat van honderd livres vor- zyn geleide geven , (de asfignateu hadden destyds nog waarde,) dan hy weigerde dezelve aantenemen. Foei , zeide hy , zou ik geld van u nemen; gy zoud denken daarmede myn (lilzwygen gekogt te hebben , ik ben nimmer zo wel voor myn geleide H 3 be.  C H8 ) betaald geweest dan nu. Hy voegde 'er by , terwyl by myne hand vatte en kuscbte, vergun my ueen teug aan te bieden, en weigerd' aan l'e vf.ile de eer niet van eens met u te klinken. Ik ben maar een arme postillon , maar alle welgeplaatfle harten zyn gelyk , en de ecrlykc lieden behoren alle tot een geOagt. Men kan ligt begrypen dat ik hem niet weigerde. Weldra waren de andere paarden gereed; l'eveille beval ons aan zynen makker , en wy waren in minder dan een uur te Dyon , daar wy niet dagten om ons op te houden. Eene goede daad geeft ons vergenoegen, zy tchenkt onze zie! die vreugde , die de droefheid, die haar kweld', verzagt. Ik had geene voorvallen meer op myne reize, waar van ik het overige met een foorc van vreugde vervorderde, elke post bragt' my nader by sophie: maar ik was egter niet geheel gerust. Lyon is eene grootc Stad, wy konden 'er beide eene geruimen tyd zyn , zonder eikanderen aan te  ( "9 ) te treffen • Het kon even mogelyk zyn, dat de Baron van voornemen veranderd was, en dat hy zyne dogter na eene andere plaats gebragc ..had. Hoe zou ik dan kunnen ontdekken, waar zy gebleven waren ; by wien zoude ik my vervoegen om tyding van hun te verneemen ? Myn reisgezel, verliet my aan de laatfte affpanning, ten einde iemand van zyne bloedverwanten te bezoeken ; die goede man overlaadde my met zegeningen , en wenschte eenmaal my te kunnen vergelden het geen ik voor hem gedaan had. De postillon vroeg my, waar ik te Lyon ging logeeren. — Ik weet het niet. — (ly kend dan de Stad niet? — Ik heb 'er nimmer geweest. — Dit zo zynde , hebt gy geene verkiezing voor de eene of andere herberg ? — Neen. Dan zal ik u brengen in het park, na de kant van de Schouwburg , midden in de Stad. — Het is my om 't even, als gy maar voort maakt. — Ik breng daar alle lieden van aanzien. — Allons! fchielyk te paard. — Die drommelfche cingel, de tong is doorgegaan. Ik heb 'er gisteren, ik wil H 4 zeg-  ( 120 ) teggen eergisteren , eene jonge Dame gebragt. ■— Een jonge Dame ! — Ja een zeer fraaye. — Zo nu ben ik klaar , voort, voort! — Hou op postillon ! — Hy klapte gedurig met zyne zweep, en hoorde na my niet , ik gaf myn paard de ipooren om hem in te halen , maar daar hy wist dat ik wel betaalde, draafde hy al wat hy kon, en ilelde 'er eenen eer in, dat ik hem niet voorby ltonde rydcn. Eindelyk raakte de cingel andermaal onklaar, en hy was genoodzaakt op te houden. Het is myne i'chuld niet, myii officier , ik heb hondertmaal aan myn meester gezegd , dat hy ze moest laten vermaken Zy was fraai, zeide gy? Zy mogt de drommel , zy deugd nu niets meer. ■— Ik fprcek u van de jonge Dame, die gy over eenige dagen hier gebragt hebt. — Ik dagt, dat gy dié verwenschte cingel meende. — Wel neen, ik meen die jonge Dame. •— Zo, zo, gy zyt een liefhebber van de mooije meisjes: daar is in Lyon geen gebrek aan. — Ik ftel alleen belang in die , daar gy zo even van verhaalde. — Was zy alleen ? w Neen, 'er was een heer by. Was die jong ? ~ dat kan ik my niet meer her. • in>  C 121 ) inneren. - 6 Die domoor. Als ik twee meir fclien van beide de fexen ryde , bezie ik nooit de man. - Denkt gy , dat zy nog te Lyon zullen zyn? — Ik ben ten minsten zeker, dat zy, toen ik hun 'er gebragt heb , 'er des nagts te zameii gellapen hebben. ■— Hoe te zamen ? — Wel ja, het was man en vrouw. — Wie heeft u dat gezegt ? — Dat kan men wel maden , de heer noemde haar zyne lieve vriendin, en zy zag 'er te eerlyk uit voor eene vriendin , die men onder weg opdoet. — Was zy groot of klein van postuur ? — Ik heb haar fiegts zittende gezien. —■ Hoe oud was zy ? —- Tusfehen de vyftien en dertig jaar. — Waarlyk eene fchoone uitduiding ! — Hoe kan men die fchoone Dames, met haare gaaze lluyers voor haar aangezigt , ook zo net bezien ? — Had zy geene zwarte oogen ? — Het zou wel kunnen zyn:— Zie daar.myne cingel weer vermaakt, de hospes uit het park zal u de rest kunnen zeggen , hy heeft langer met hun omgegaan dan ik. Ach, zeide ik by my zelve, mogte het sophie zyn ! Het overige van den weg fcheen my onbegryplyk lang toe, niettegeuH 5 flaan-  ( 12* ) ftaande wy reeden , zo hard als de paarden maar lopen konden. Ik moest aan de poort van ferein ophouden om myne pas te vertoonen, de. fehildwagt kon niet Ieezen, men was genoodzaakt een onder-ofilcier te roepen, die in een digtbygelegen koffyhuis was. Deze kwam met traage fchreden aangaan ; ik wierd verftoord, en fprak op eenen barsfchen toon , als iemand , die de magt heeft; ëmdèlyk kwam ik in het park aan. De postillon maakte in het binnenryden een groot geweld, om daar door te kennen te geven, dat hy eenen goeden klant bragt. Allen die in de herberg waren kwamen aan de vengfters.; de koksjongens , de luiegts en meiden, kwamen uitlopen , denkende een fraai rytuig te zullen zien, myn leidsman was my vooruit gereeden ; naauwlyks was ik door de deur en éven op de plaats die zeer klein was, of ik hoorde uitroepen: hy is't, myn vader ! hy is 't ! Ik zag na dien kant, en ik herkende sophie en den Baron de nakoer. In minder dan een halve minuut wierp ik myne postlaarfen regts en links van my af, en fprong de trap  C I23 ) trap op by zes trappen te gelyk. Ik vond de vader en de dogter , die my te gemoet kwamen loopen. Beide omarmde ik ze , en drukte hun tegens myn hart; ik wilde fpreeken maar was geheel buiten ■ adem , en de woorden bleven op myne tong (teeken. Zy namen my beide by de hand, en bragten my in hunne kamer myne ontroering en vreugde waren ten hoogden top gedegen. Bedaar, myn vriend ! bedaar, zeide my de Baron de nanger. -— Zyt gy het, heb ik het wei, dat gy het zyt ! —- Ja , ja , wy zien het wel , maar uwe ontroering is te fterk. — Ik be« fchouwde sophie , en zag dat haare oogen door tranen bevogtigd werden ; het waren tranen van genoegen, dit deed my ook fterk fchrejjen, en ik voelde my daar door verligt. Aangenaame toeftandt bekooriyke wellust ! gy zyt het waare afbeeldfel van het geluk in alle deszelfs volkomenheid. Ik had vergeten myn postillon te betalen, maar hy dagt 'er zeer wel om. Hy was zeker niet verliefd, hy kwam in de kamer met myne mantelzak op zyne fchouder en myne laarsfen in de hand.  C «4 ) hand. Het geweld dat hy maakte, met zyne vragt op de grond te werpen , deed my uit myne ver» rukking bekomen. Zie daar is zy, zeide hy , ik herken haar. - Wel ja , daar is zy. - Als ik u zeide dat zy mooi was , was het een teeken dat ik 'er kennis van heb, en wat is zy groot en welgemaakt ! Sophie bloosde , de Baron lagte, en zyne Ioffpraak deed my vermaak. Het is een minnaar aangenaam, dat elk behagen fchept in het voorwerp van zyne min. — Het verwondert my nu niet meer, zeide hy verder , dat gy zoo veel haast had om Lantekomen ,• maar ik heb u dugtig doen ryden, ik heb u nimmer my laten vooruit ryden , dit toond klaar den yver en de genegenheid van een postillon aan. Ik antwoorde hem niet , en hield my alleen bezig met sophie, en daar fprak hy niet meer van. — Ik wetisch u den goeden avond , myn officier. — Van s' gelyken. — Gy hebt my clan niets meer te gelasten ? - Niets. — Zyt gy dan niet over my te vreden ? — Het tegendeel , zeer wel. — Men zou het waarlyk niet zeggen, ~ Toen eerst be.  ( «=5 ) bemerkte ik, dat ik omtrend hem in gebreken gebleven was , en haaste rny zulks te herflellen. Ik gaf hem tienmaal meer , als hy bad kunnen hoopen , zelfs als hy my voor edelmoedig aangezien had : en ik verzogt hem verfchoning wegens myn onwillig verzuim. Dat is niets, zeide hy , in het heen gaan, mejuffrouw is wel in flaat anderen dan my te doen vergeeten. Ik zie nu dat deze Heer haar man niet is, ik wil wedden, dat gy het zyn zult : deze kwinkflag deed den Baron grimlagchen. Sophie reikte my haare hand , die ik vuuriglyk kustte. Deze kleine grap had eene gelukkige afleiding gemaakt ; myne ontroering werd minder, ik voelde myne denkbeelden zig weder in order fchikken , en ik zeide thans niets dan het geen ik wilde zeggen. De Baron had my op eene rustbank tus.lch.en hem en zyne dogter , doen zitten. Ik kan , zeide hy, de vreugde van u weder te zien, niet uitdrukken ; maar door weik onbegrypelyk toeval komt gy in Lyon by ons, daar myne dogter  ( ) ter geloofde de droevige verzekering te hebben dat gy iu Poolen gefneuvelt waard ? Hoe begeerig ik ook was, om , van het geeti hun beide betrof, onderrigt te zyn , moest ik egter hun ongedult voldoen. Sophie beefde op het horen van de gevaren, die ik uitgedaan had. Zy kwam digt na my toefchikken , even of dezel ve my nog bedreigden , en zy 'er my voor wilde befchermen. Wat bemin ik die St. firmin, zeide zy, hy is de oorzaak, dat ik u weder zie. — Voer nimmer weder de wapens tegens uw vaderland , voegde 'er de Baron by. — Hoe groot zou uw naberouw geweest zyn, als gy hem niet, dan dood , voor uwe voeten uitgeftrekt , herkend had, — Myn lot had minder beklaaglyk geweest, als ik door zyne hand geveld geweest was. — Verfchriklyk uitwerkfel van burgertwist, die de eenen vriend tegens den anderen, en den zoon tegens den vader in het harnasch jaagt, ó Franfchen! ö Franfchen ! zult gy dan nimmer verflandlg zyn , zult gy elkander dan nooit onderling vergiffenis fchenken ? gaa voort , myn vriend. - De  ( 127 ) De ontmoeting van mevrouw dubreuil fcheen een wonderwerk in hunne oogen. — Als ik een diergelyk voorval in een Roman las, zeide sophie , zou ik het niet kunnen geloven. — Het is egter gebeurlyk, alzo het my zelve overgekomen is. - Zy waren verrukt over de edelmoedige zorge, zo van de man als van de vrouw. Moe zeer men in 't algemeen het menschdom veragt , zeide de Baron , vind men zig egter ge« neigd zig met het zelve te verzoenen , als men zulke edele zielen aantreft. Men zoude willen veronderflellen , dat de flegte eene uitzondering op de algeraeene regel maaken. - Helaas , zeide sophie , de braven maaken de minderheid op de waereld uit, wy hebben 'er de droevige proef van ondervonden. - Dat komt, myne dogter, door dien de braave , op de regtvaardigheid van hunne zaak (leunende , en te gunstig over hunne, evenmenfchen denkende, (lil blyven van elkander verwydert zitten ,• terwyl de fchelmen, altoos bezien vereend , gebruik maken van de omfiandigheden, of dezelve daarfteüen , of het geen aan hun ge-  ( »« ) getal ontbreekt, door hunne domheid vervullen , en geene hinderpalen ontzien om hun oogmerk te bereiken. - Nu is het uwe beurt, zeide ik tegens soi'iiiE, na dat ik myn verhaal, dat ik zo kort mogelyk gemaakt had, dog dat dikwerf door de aanmerkingen van den Baron de nanger afgebroken geweest was , geëindigt had. - Ik zal aan uwe nieuwsgierigheid voldoen , zeide zy, laat ik my eerst een weinig bedenken. Na eene korte poos ving zy aldus aan : Ik tragte my te herinneren waar ik beginnen moest. Het is onnodig u van de lotgevallen, die ons te zamen overgekomen zyn, te fpreeken. Gy zult u herinneren het ogenblik vaii onze fcheiding, en het vaarwel, dat gy met zulk eene toon van aandoening toeriep. - lk ging van u af, en was droefgeestig en peinzende, zonder egter de gebeurtenis , die my boven het hoofd hing, te voorzien. Ik werd met myn gering getal manfchappen , een half uur van het leger , aan den ingang van een bosch , dat ik gong herkennen , omringd door wel honderd Polakken, die gewapend uit  C »29 ) uit de grond fcheenen optekometi. Zy hadden zig in eeiie graft , plat op de grond leggende , fchuil gehouden , tot wy midden onder hun waren : het was ons niet mogelyk ons te verweeren of te vlugten ; zy hadden onze paarden by den toom gevat , en wy waren genoodzaakt ons over te geven. Zy behandelden ons heusfchelyk : het geen de Pruisfchen juist niet altoos hunnen gevangenen doen. Wy hebben dikwyls te zamen over het lot van die ongelukkige boeren , die zig ter befcherming hunner haardfteden gewapend hadden, gezugt. — Onverflandige , zeide de Baron, zy waren minder vry , toen zy onder den ploeg gebukt door den adel geplaagd wierden , als zy onder de wetten van een vorst zullen zyn , wiens belang het is hun aan zig te verbinden. De bevelhebber van dit volk wilde flegts gevangenen maken , om grondig onderrigt te worden van de ligging van het Pruisfisch leger, het getal hunner Soldaten, en hun doelwit. Het is dus niet te verwonderen , dat hy zyne gevangenen zo befcheiden behandelde. •— Welke ook de reden van zyne 'goede behandeling jegens ons mooge geweest I zyn,  C '3° ) zyn , ik zal hem dezelve altoos dank wyten. — Ik hoor niet«gaarne, dat men den een verheffen tot nadeel van den anderen. De Pruisfchen vegten wel , en zyn edelmoedige vyanden : ik ben door hun te Rosbag krygsgevangen gemaakt, en ik moet hun over de my aangedaane behandeling pryzen. — Gy waart ook Colonel , vader ! en ik was flcjts een arm Onder-officier. Men verhoorde ons elk afzonderlyk, om te zien of onze redenen met elkander over een kwamen. De volgende dag zond men ons na Wladislow. — Na Wladislow riep ik uit: helaas ! gy waart dan in die Stad , toen ik 'cr doortrok. — Zonder twyffel. — Zo digt by u , en myn hart kondigde my zulks niet aan ! 'Er beftaan dan in de natuur' die voorgevoelens niet, die ons onderrigten van het geen waar in wy belang hebben. — Ja waarlyk , myn vriend ! zy bellaan , en ik moet 'er geloof aan geven. Heden ogtend zeide ik tegens myn vader, 'er is iets dat ik niet befchryven kan, dat my verzekerd, dat hy nog leeft. De voorledene nagt zag ik u in myne droom , gy kwaamt van het uitcerfte einde der waereld. Ik verhaalde dien droom  ( '3t ) droom aan myn vader, die a!le 'de denkbeelden van eene verhitte geest met geduld aanhoorde , en even als ik behaagen fchepte in zig met harsfeu. fchimmen te vergenoegen , toen het geweld , dat de postillon maakte, my na het vengfter dreef. Dwaas meisje , zeide myn vader , hy is het die daar aankomt, niet waar? — Mooglyk is het zo. — Gy verfcheen , myn gezigt bedroog my niet, en ik herkende u terilond. Durf nu nog zeggen, dat 'er geen voorgevoel . dat de voorboode van ons geluk is, beftaat 1 de reden, dat gy my niét te Wladisiïow aangetroffen hebt , is , om dat de Voorzienigheid , die over ons waakte, ons langs veiliger wegen , dan wy zouden hebben kunnen uitvinden, in de haven onzer begeerte wilde brengen. Ik hervat nu den draad van myn verhaal; toen ik uit het Pruifisch leger vertrok, had ik zonder twijffel eene van die felle ziektens onder de leeden , wiens fnelle uitwerkfels al ras de levensbronnen bederven, en de veerkragt van onze brooze lighamen vernietigen. Bereids twee dagen na myne aankomst te Wladislow, wierd ik door eene rotkoorts overvallen , wiens fchriklyke kenteekenen I 2 zig  ( 13= ) zig we) dra openbaarden : men bragt my na een gasthuis. — Gy, myne sophie! in een gasthuis! , Zy was toen niet sophie, zeide de Baron verftoord, dat ik in de reden viel, zy was een Soldaat , en het was df.ar haar plaats. Laat haar dan vervolgen, ik heb dezelfde historie meer dan twintig maal gehoord, en het verdriet my niet, die haar te laten herhaalen. Ik wil ze te ceniger tyd befchryven. Welaan , myn lieve vriendin ! ga voort, en zwyg gy , mynheer de praater , ilil. Waar was ik ook gebleven?— Aan dat gasthuis, daar uw vriend zo verftoord over was. — lk wist niet waar ik beland was, of wat men met my uitgevoerd had. Ik was buiten kennis en ylde geftadig. Men ontdekte weldra doof myne woor deti en toeftand, dat ik eene vrouw was. Myn geval raakte rtigtbaar, elk fprak 'cr van, men wist dat ik eene Frcnfche was. Men maakte gisfmgen en vertelde hondert vertelfeltjes van my , waar van 'er geen met de waarheid overeen kwam. Men kwam my bezien. Zy, die onze taal verftonden, tragteden uit myne redenen zonder zaraenhang op te maken, wie ik zoude kunnen zyn. Myne ma* nigr  - C 133 ) nier van fpreken was niet die van iemand, die geene opvoeding gehad had: men konde zien, dat myne geest door eene hevige liefde vervult was. Men Helt belang in eene ongelukkige liefde., men beklaagde my. Ik riep dikwerf om myn vader , en deze myne ouderliefde verwierf my de agting .van die geflrenge menfchen , die de liefde als eene zwakheid befchouwen , even of dezelve niet de natuur bezield , en de keeten is die alle weezens by een voegd; in een woord , de agtenswaardigffe gemoedsdrift, wanneer het een waardig voorwerp is , die dezelve verwekt , en de liefde teeder, deugdzaam en flandvastig is , en in ftaat tot de grootlfe opofferingen. — Gy raakt van uw verhaal af, myne dogter, door eene uitweiding, die geheel nier te pas komt. — Als ik hem bemind heb , myn vader , is het met uwe toeftemming, ja ik zeg flerker, gy hebt het my bevolen. •— En gy hebt getoond eene zeer gehoorzaame dogter te zyn. — Misgun my niet, mynheer de Baron , het genoegen van eene bekentenis. — Die gy zeker niet voor de eerfle reize hoord. Ik ben niet met u in Pruisfchen geweest. — Dit I 3 was  C '34 ) was ons grootfte ongeluk, myn lieve vader, zeide sophie, hem tevens om den hals vallende. — De Baron hield zyne traanen , die Honden nittebarsten, op. Vervolg, myn kind, maar (laa eenige kleinigheden oyor ; ik zoude geloven dat gy hem meer bemind dan my, en daar zou ik jaloers over zyn. — Gy beide bezit myn hart. —- Lief kind ! bemind my beide wel , uw geluk zal het myne u'nmaken. Wy liefkoosden hem , en hadden elk een zyner handen gevat, die wy vuuriglyk kusteden. Hy omarmde ons beide , en wierd aangedaan. Niettegenfiaande zyne natuurlyke goed. aartigheid, die telkens voor den dag kwam , Helde hy 'er zyuen roem in, zig niet zwak te toonen. Hy herinnerde zig het caracter, dat hy meende te bezitten. Eensklaps Hoote hy ons fchier norscli van zig af, en zeide met een aangenomen gelaat van geftrengheid, dat egter anders uit zyne oogen te leezen was: sophie , ik beveel u uw verhaal te eindigen, en laaten wy haar niet telkens by ieder zin flooren, dat neemt het belangryke weg, en men verliest den draad van het verhaal. — Ik heb alles wel onthouden. — Wel nu , waar is zy dan  ( I3S ) dan gebleven? — Aan haare ziekte en ylboofdigheid , en aan de liefde voor haar vader, die haar zo belangryk maakte in de oogen van de geene, die haar zagen. De hevige ziekteus , vervolgde sophie, hebben dat voorregt, dat het lighaam Iyd, zonder dat de ziel 'er gevoel van heeft. Het is even of dezelve van haare ligte bekleedfelen ontdaan , in eene geheel andere waereld , daar alles nieuw voor haar is, overgebragt is. Eene verhitte verbeelding (lelt zig wonderen voor, de natuur daarentegen verfraaid zig door bevalligheden, of maakt zig lelyk, door wandalligheden , die nimmer by haar gevonden werden. Zomtyds verbeelde ik my, als eene andere Medea, op eene goude wagen door de lugt te ryzen , en dat ik welklinkende toonen hoorde. Eensklaps veranderde het tooneel , eene afgrond opende zig voor myne voeten , en ik ftortede in eene diepte zonder einde. Na veertig dagen verliet my de koorts, myn hoofd was zwak , ik fprak niet meer, en was geftadig fluimerende: ik zag zonder te kunnen onderfcheiden, ik hoorde I 4. zon-  zonder te begrypen 't geen men zeide, cn ik antwoorde werktuiglyk op de vragen, die men my deed. Een voor myne kragten gefchikt voedzel , de natuur die altoos zyne verliezen zoekt te herftellen , de jeugd die de kragt heeft het kwaad tegen te ftaan , alles werkte mede tot myn herftel. Ik herinnerde my het voorledenen , myne vader en gy kwamen my voor den geest. Ik weende, en dit deed my goed , ik gevoelde dat ik nog beftond , en ik raakte in flaap. Het was reeds dag toen ik wakker wierd ; het ligt kwam door een luik dat half geopend was; ik zag rondorii my, en herkende niet meer die lange zaal daar ik in gebragt was , nog die fchoone en op eene regel flaande bedden , daar Zoo veele ongelukkigen, die de armoede in dat verblyf der fmarte gebragt had, hunne zugten uitboezemden. Ik was in een kostelyk bed met hemelsblaauwe, zyde gordynen met ziivere franjes , ik ruste met myn hoofd op zagte hoofdkusfens , en ik had zeer fyn linnen , voor myne " fexe gefchikt, aan. Op een mahonyhout pronktafeltje ftond een vergulde beker en verfeheiden andere kosibaare vaafen. De  C 137 ) De weerkaatfing van de (traalen van de Zon op eene fpiegel, verligteden het vertrek, dat alle pragt en rykdom aanduide. Ik dagt dat ik droomde en ging overeinde zitten. Wie beeft my, zeide ik by my zelve, in deeze betoverde plaats gebragt ? Leef ik weder in de tyd der wonderwer ken, toen bovennatuurlyke en weldaadige wezens voor het leven van ongelukkige flervelingen zorgden , en met eene flag van de toverroede een paleis op eene zandgrond deden voortkomen. Rondziende na zo veele dingen die my verwondering baarden, ontdekte ik, dat 'er een meisje, na gisfmg van vyfiièn jaaren, zindelyk gekleed in eene armfloel zat te flapen. Ik brande van nieuwsgierigheid; ik dorst egter haar rust niet ftooren, en begreep vol (trekt niets van myn gevalt 'Er fehoot niets overig om myne verbeelding volkomen te maken, dan de hulpbeWijzende fchikgodin , die Zo veele wonderen uitgeregt had, te voorfcbyn te zien komen. Ja myn vriend, ik vermaakte my zelve met dat kinderagtig denkbeeld, toen het my toefcheen, dat een giaaze raam door een bovennatuur, lyke magt geopend wierd. Als onze verbeelding I 5 eens  C '38 ) eens aan 't mymeren is, agt^ zy niets meer onmogelyk. Ik zag eene fchoone vrouw in den bloei haarer jaaren na my toekomen. 'Er behoord eeu ander penceel dan het myne, om haar afbeeldfel aftefchetzen. Haare houding was deftig en edel; in haare blaauwe oogen was de goedaartigheid te kezen, haar wezen dat geregeld en een weinig bleek was, maakte haare fchoonheid belangrykcr. Zy naderde zagtkens uit vrees van my wakker te maaken. — ó Gy, riep ik uit, wie gy ook zyn moogt, weldadig en medelydcnd weezen , ontfang myne hulde; ik kan myne erkentenis niet uitdrukken. — Myne zorg is betaald, antwoorde zy, daar alles voorfpeld, dat gy het leven behouden zult. Het jonge meisje , dat by my gewaakt bad , kwam nader by. — Mejuffrouw zeide zy, heeft goed gefmpen, zy heeft niets noodig gehad, dit is de eerde reize dat zy ftil en bedaard gerust heeft. —- Zy is nu behouden, antwoorde myne weldoenfter. Zie , j v l i e , haare groote zwarte oogen zyn niet meer verdooft, haare wangen kleuren reeds eenigzints, en haare lippen , die gisteren nog zo bleek waren, beginnen weder rood te wor-  ( 139 ) worden. — Ik gevoel njy wel , mevrouw, ja zeer wel , nu gy by my zyt. — Ik zal altoos by u zyn , zo dit uwe gezondheid herftellen kan. Ik bid u, mevrouw, zeg my, by wien beb ik de eer te zyn ; leg my eene gebeurtenis uit , die myne zinnen verward , daar alles my toefchynt toverv en bovennatuurlyk te zyn. Door weinige woorden zal uwe verwondering ophouden : ik woon naast het gasthuis , waar in gy in het gewaad van een jong krygsrfan gebragt zyt. Welhaast wierd men gewaar, dat gy niet waart, die gy fcheen te zyn : met, ondekte gedeeltelyk uwe geheimen door uwe onfchuldige mymeringen. — Hoe! wat heb ik dan in myne ylhoofdigheid gezegd? Gy beweende een goedhartig vader, van wien u het noodlot verwy' dert had, gy riep tot uwe hulp een minnaar, die u nog eeuwig zal beminnen, als by immer verneemt, hoe veel gy met hem op had. Ik bedekte myn aangezigt met myne beide handen, en bukte myn hoofd in myne fchoot: zy rigte my zagtkens op en omhelsde my. — Waarom zyt gy befchaamd, zeide zy, de liefde is eene noodzaaklyk- heid  C *4° ) heid voor harten die wel geplaast zyn, flegte men» fchen alleen beminnen niet. Ik heb ook bemind, mejuffrouw, myne liefde is wel ongelukkig geweest , en ik heb mcdelydeu met de rampfpoeden van gelieven. Ik was begerig u te zien, door het gceu men my van u verhaald had. Ik begaf my na het gasthuis, waarin gy waart, niet door eene nieuwsgierigheid die booneude voor de ongelukkige» is, maar door eene geheime neiging gedreeven, die my fcheen toeteroepen : ga, red haar: help haar^ 'er zal een tyd komen, dat zy u helpen , beklagen en beminnen zal. — Ja, mevrouw 1 van harten. — lk was verontwaardigt te zien , dat gy tot een voorwerp van fchandelyke en wreede winzugt ftrekte. Ach , wat zyri de menfehen onbegrypelyk , zeide ik , dat zy geld geven, om een ongelukkig meisje, dat lyd , en buiten kennis is, in eene kribbe te zien leggen. Ik bekeef de ziekenoppasfers , dat zy gedoogden' dat men u tot lpreken noopte, ten einde uit gefprekken , zonder zamenhang , een geheim te ontdekken , dat het nwe was , en waar van men het regt niet had u te beroven. Zy vermeerderde uwe aandoening. Die  ( W ) Die wreedaards , zeide ik by my zeiven, zullen haar doen derven ; ik verzogt en verkreeg verlof om u na myne wooning te doen vervoeren. De maatregelen die ik nam, bevryden u van alle gevaren , die uit de verandering van uw verblyf konden ontdaan. Den hemel ontfermde zig over myne bekommernis voor ü , en elke dag zag ik uwe ylhoofdigheid verminderen. Schoon de dode* lyke tekens niet zo rasch verdwenen, als ik wel gewenscht had , werd my ten minsten de hoop van herftel niet benomen. - ö Myne weldoender, ik heb my dan niet bedrogen, toen ik u voor een meer dan ménschlyk weezen aanzag! — Een goed en liefhebbend wezen , eu dk is alles. Men noemt my mevrouw jieiinsiïa, maar noem my uwe 'vriendin , die naam zal aangenaamer in myne ooren klinken , en meer vlei ende voor myn hart zyn. Ik wierp my in haare armen , maar myne' ontroering was te derk om te kunnen antwoorden, I ik kon flegts weenen. ~ En ik moet ook weenen , zeide de Baron. Die goedhartige mevrouw me Li «ska! het is aan haar dat ik het behoud van myne sophie te danken heb. Wy zullen na-  ( '4- ) nader by dit engelagtig fchepfel koomen, wy zullen niet altoos van haar gefcheiden zyn. Apropos! het is heden postdag, ik wil haar niet langer het genoegen onthouden , dat zy zal hebben, als zy •verneemen zal , dat onze vriend te rug is gekomen. Hier op ging hy na zyn fchryftafel , in eene kamer naast de onze. Toen ik alleen met sophie en niet meer ongerust was over het vervolg van haare lotgevallen, waar van ik de ontwikkeling niet vreesde, dewyl zy fchoonder dan ooit in myne oogen was, overtrof de liefde myne nieuwsgierigheid; ik nam haar in myne armen, en wilde haar kusfchen. — Laat af, zeide zy my, by na op een geftrengen toon, die ik niet verwagtede. — Gy bemind my dan niet meer? — lk bemin u met geheel myn ziel. — Maar die ingetogenheid? —■ Die is natuurlyk. — *£r was eens eene tijd, ó myn waarde sophie! — Toen hong ik alleen van my zelve af; ik heb nu myne vader wedergevouden, en nu kunt gy niets van my verkrygen zonder 'zyne toeftetnming. — Slechts eene kusch. — Neen. — Dat zal ik zien. - ik  ( H3 ) — Ik zal myne vader roepen. — Ik tragte haar zagtkens te overmeesteren, zy riep! myn vader! myn vader! — De Baron kwam binnen, ik was verlegen, — Wat wild gy ? — Als gy aan mejtif* vfotlvv me li ns ka fchryft , vergeet niet haar te melden , hoe zeer sophie haar bemind. — Het was wel nodig uw verhaal aftebreken, om my dit in de gedagtcn te brengen ? Dagt gy dan, dat ik dit konde vergeeien ? Hier op ging hy andermaal weg om zyne brief te eindigen. — Boosaartig meisje! zeide ik tegens sophie. — Deze keer komt gy met de fchrik vry, antwoorde zy my al laggende , maar als gy in 't vervolg niet verftandiger zyt.. . — lk beloof het u. — Geefmy ten minsten uwe hand. — Zte daar , zy is voor u, ik fterf liever, dan die aan een ander te geven.—— Ik zal nu uil u aanhooren. — En ik zal nu myn verhaal vervolgen. Ik wilde myne gevallen aan mevrouw melinska vernaaien; gy kunt ligt begrypen, dat dit geenzints was uit begeerte van uitteblinken , in een verhaal, dat my fmartfyk viel, maar zy betoonde my  ( 144 ) my eene zo teedere deelnceming , dat ik hoop voedde haar te bewegen, pogingen in het werk te (tellen om tny berigt van u te doen verkrygen , en u van myn perfoon verflag te doen. Ik wilde fpreeken , maar zy wederhield my. Gy zyt te zwak , zeide zy , om van uwe beleefdheid misbruik te maken. — Ach, mevrouw , zo gy wist i Ik wil tliands niets weeten; gy behoord my toe, voegde zy 'er grimlachende by, gy zyt myne gevangene; en uit kragt van al de magt die ik over u heb, verbied ik u een woord te fpreeken. — Ik voldeed al zugtende aan dit bevel. — Gy zult my aanhooren, zeide zy, indien zulks u niet vermoeid; en als ik u verveel, keer dan u hoofd van my af, en ik zal zwygen. Als gy iemand zult hooren die meer dan gy te beklagen zyt , dewyl myne ramp onherftelbaar is, zult gy u zelve mooglyk minder ongelukkig agten. Ik ben afkomstig uit een der oudfte geflagten van Poolen , myne bezittingen zyn geëvenredigt aan myne afkomst; maar wat baaten afkomst en bezittingen , die fchitterende toevalligheden van het ge-  C 145 ) geluk , wanneer dezelve zig tegens onze teederfte neigingen (tellen. Myn vader , die eerzugtig en trotsch was, had voorgenomen my aan een v>rsr, die aan den koning vermaagfehapt was, u't te huwelyken ; ik daarentegen had myne liefde aan ten jong edelman gefchonken, die al dat geene bezat, dat niet van de vdele (maak der menfehen en van derzelver nietige rangfehikking afhangt. Myn vader gelaste my een huwelyk'te voltrekken, daar ik een afgryzen van had; ik weigerde zulks, en dorst hem eene genegenheid bekend maken , die hein de grootfte hoon toefcheen. Zyne getergde hoogmoed deed de natuur zwygen , hy vervloekte my , en deed my van zig verwyderen, hy verbande my na eene eenzaame plaats. Myn minnaar , door myn afwezen tot wanhoop gebragt, deed alle mogelyke navorfchingen , hy ontdekte myn verblyf , en wist myne bewaakers te misleiden , en toegang tot het kasteel, daar men my gevangen hield , te krygen , in het gewaad van een boer. Hy ftelde my voor, myne gevangenis te ontvlugten , en met hem na London te gaan. Daar, zeide hy , zullen de vryheid befchermende K wet-  ( -4« ) wetten ons tegens het willekeurig gezag bevryden. Ik wilde niet vertrekken, voor ik wettig aan hem verbonden was; een priester van een nabygelegen dorp zegende onzen egt, eene dierbaare vereeniging , die flegts van korten duur was. Wy verborgen ons eenige dagen in eene boeren wooning. Heiaas , ik zal de genoegens die ik in die boeren hut genoot, niet meer in de pragtige verfierde zaaien fmaaken. Zy werd door twee gelukkige egtgenooten bewoond ; waarom haasteden wy ons dezelve te verlaten , of waarom deed ons eene noodlottige voorzorg in dezelve kostbaare oogenblikken verliezen? Wy begaven ons op reis, denkende , dat men moede zoude zyn ons te vergeefsch na te fpooren , en dat men de hoop van ons te vinden zoude opgegeeven hebben , toen wy ons op weg begaven. Wy hielden (lil in eene burgt , om daar des nagts te verblyven. Door eene van die zonderlinge voorvallen , die het geval daar Held om de best ontworpene plannen te very delen , was myne vader by zyne terugkomst van eene ontdekking , die hy aan niemand had willen toebetrouwen , een uur voor ons in de-  C 147 ) dezelfde bargt aangekomen. Een van zyn gevolg, die wy niet bemerkt hadden, herkende ons, niettegenftaande onze verkleeding , en gaf hem 'tf dadelyk kennis van. Hy was met zyn gevolg by een edelman van zyne vrienden afgetrapt. Niettegenftaaude de gramfchap, die hem bezielde, was myn vader egter zyn drift genoeg meester, om de ftraf, die hy my toefchikte, eenige uuren uitteftellen. Ik (liep zonder eemg mistrouwen of vrees in de armen van myne tedetbeminde egtgenoot. Midden in de nagt werd de deur van -ons vertrek met geweld open gebroken. Ik zag onder het glinsteren van flambouwen en wapenen myne vader met een ponjaard in de hand. Woedend vloog hy op ons aan. Hy doorftak myne echtgenoot op myne hygende boezem met een aantal fteeken. De ongelukkige had my met zyn lighaam tot eene borstweering veiflrekt. Men trok my byna dood uit zyne levenlooze armen, die nog om my geflrengeld waren. Ik was geheel nat van zyn bloed. Men wierp my in dien toeftand in een rydtuig, men bragt my in het kasteel waar ui; ik gevlugt was , te rug , en men fmeec K s my  ( HS ) , niy daar half dood in een donker hok, waar ik nog zoude zyn , byaldien niet eene fchielyke dood een einde aan de wraak mynes vaders zyns ondanks gemaakt had. Helaas ! men fterft niet van verdriet, nadien ik aldus agtien maanden heb kunnen leeven , gefolterd door alle de ysfelykheden der wanhoop. Tien jaren zyn 'er zedert dit bloedig voorval verlopen, en het is my nog geftadig in de gedagten. Gy ziet dat ik 'er nog van yze. — Hier op zweeg zy een wyl. Haare fchoone oogen werden met traanen bevogtigd. Zy Iprak op nieuw met eene zagte item, en eene toon, die my het harte trof. Ik heb niets overig van den ongelukkige» melinski, dan deze ring en dit afbeeldfel. Als ik fterf, zal men dit afbeeldfel op dit hart, dat nog geheel van hem vervuld is, vinden. Ik meende dat myn hart voor geene hartstogten meer vatbaar was ; ik gevoel door u byzyn, beminlyk kind , dat de vriendfchap nog vermogen op het zelve heeft. Gy hebt geweten , wat het is  C 149 ) is ongelukkig te zyn, gy zult my beklagen, my beminnen, en daar gy by my zyt, zal ik minder ongelukkig zyn. Verlaat my niet , bekoorlyk meisje, of zo gy al moet vertrekken, zal ik u overal volgen. ■ Myne waarde sophie, hoe zeer moet gy die voortreffelyke vrouw beminnen ! Ik bemin haar ook , fchoon ik haar niet kenne. — En gy zult ze nog meer beminnen , als gy haar zult kennen. Myne gezondheid werd rasch by haar herfteld. Zo dra zy van myne gevallen onderrigt was, voor. kwam zy myne wenfchen, en zond een vertrouwd perfoon na het Pruisfisch leger. Ik gaf hem eene brief voor den Luitenant vilein, onzen befchermer en vriend , mede. Na eenige dagen kwam die man te rug. De Luitenant was dood gefchoten , en men reekende u ook onder de gefneuvelde. Ik had aan de oplettende zorge van mevrouw melinska te danken, dat men my niet berigtede het geen' men dagt de waarheid te zyn. De boode zeide my, volgens de last, die zy hem gegeeven had, dat ons regiment order K 3 ont-  C i5o ) entfangen had om te rug te trekken, en te Berijm guarnifoen ie houden , dat de Luitenant en gy by zyn vertrek beide in volmaakte welftand waren, dan dat elk bemerkte, dat gy zeer droevig waart. Wy zullen na Berlyn fchryven, zeide zy, en als uwe kragten volkomen herfteld zullen zyn* zullen . wy derwaards reizen , ik ken daar veele lieden , wy zullen het ontflag van uwen minnaar verzoeken en verkrygen.- Deze hoop bragt myn volkomen herftel te weeg. Zekeren ogtend dat ik aan myn vengfter itond, zag ik in de flraat een man voorby gaan, die ik meende te herkennen : wy bezagen eikanderen by geval , en hy bleef ftil ftaan om my nader te be* zien. Zyne verwondering en de uitroep die hy deed toen hy my bezag , deeden my niet meer twyftelen , of het was onze Jood van Metz. Ik wenkte hem om boven te komen. Hoe, mejuffrouw , zeide hy , vind ik u hier in Wladislow, hier in myn vaderland ? Waar is die fraaije jongman gebleven , die u vergezelde ? — Ik zal u vertellen , wat hem wedervaren is, verhaal my, / hoe  ( «H ) hoe het met myn vader is. — Aeh, die goede man , hy is de oorzaak , dat ik Metz verlaten heb. De omwentelingen vervolgen my , mejuffrouw. Die van Vrankryk heeft my verjaagt, en ik weet niet waar heen , die, die men hier bewerkt , my zal voeren. — ln 's hemels naam, laat uwe omwentelingen daar, en antwoord my; Is myn vader in leven? — Ja, maar men heeft hem van zyne vryheid berooft. — Hoe zoo ? — Luister , die noodlottige nagt geheugt u wel? — •Ik heb die niet vergeeten. — Myn paard werd onder my dood gefchoten. Ik voelde het wankelen , fprong 'er af, en zetten het op een lopei zo hard ik kon. De roovers die ons aangevallen hadden , bekwamen geene buit dan een dood paard , waar van zy zig meester maakten. Dit deed hun myn fpoor verliezen, want zy waren ook te paard , en hadden my weldra konneu in, haaien. — Bekort flegts uw verhaal. — Dat doe ik, terwyl ik niet eens fpreek van de vrees die ik had, nog van eene beek , die ik doorwaade, en waar in ik tweemaal door den ftroom. •dagt weggefieept te worden. — Gy wilt dan K 4 gee-  '( '52 ) geene de minste omiiandigheid overflaan? — Nu zal ik u verder van uwen vader verhaalen. Ik vond hem byna een uur van daar geheel bebloed op de aarde uiigeftrekt, zonder hoed. De dag begon reeds aan te breeken , zonder dat zou lk hem mogelyk voorby gegaan zyn, zonder hem te zien. Een kogel had hem de fchouder verbryfelt; hy was pynlyk en verloor veel bloed ; egter was zyne eerfte vraag, die hy my deede, waar hebt gy myne dogter gelaten ? — Ik wist 'er niet meer van, dan hy zelve. Ik antwoorde hem zonder my te bedenken , zy is behouden. Dan fterf ik zonder teegenzin, zeide hy. Wy waren de weg , die wy gegaan waren, te rug gekeerd, en wy bevonden ons op 't Franfche grondgebied. Ik was verlegen, en wist niet wat te doen, Uw vader kon niet overend zitten. Ik kon niet van my verkrygen , om hem te laten leggen, en zyn paard mede te nemen. Hy geraakte buiten kennis , en men konde my voor zyne moordenaar aanzien , by aldien hy zonder te fpreken kwam te fterven- Ik wilde my liever aan alles blootftellen, dan hem te verlaten. Ik tragte het bloed te ftel. pen.     r  C '53 ) pen. Hy koude zig zelve niet keipen, ik was genoodzaakt zyne rok met myn mes los te (hyden. Het geen ik gevreesd had, gebeu;de; vier boeren , die na hun werk gingen en ons van verre gezien hadden , naderden ons , zonder dat ik hen zag : ik was te zeer bezig met myn werk. Ik lag met de eene knie op de grond by mynheer den Baron , met myn ontbloot mes in de eene hand, terwyl ik met de andere tragtede het kleed te fcheureu. Ik was geheel bebloed, en het fcheen dat ik bezig was iemand te beroven na hem het leven te hebben benomen. Dus heeft dikwyls eene goede daad de kenmerken van eene misdaad. Ik heb juist geen inneeraend voorkomen , mejuffrouw , dan dit is myne fchuld niet. Ik moet myn gelaat wel zo omdragen , als de natuur het my gegeven heeft; maar niettegeufiaande myne papegaais neus, myne wyde mond, myne kleine gryze en diep in het hoofd ftaande' oogen , en myne zwaare zwarte wenkbraauwen, ben ik tog goedhartig, en zelfs een ecrlyk man. Men kan iemands binnenfte niet zien , men beoordeelt het zelve na de fchors. Ik misprys die K 5 vier  ( 154 ) 'vier boeren , niet, om het geen zy my gedaan hebben , als ik in hunnen plaats geweest was, zou ik het zelve gedaan hebben. Ik fcheen een moordenaar te zyn, en uwe vader fprak niet. Zy greepen my aan en bonden my, zonder my egter te flaan , het geen my verwonderde , want dit verwagte ik. Vervolgens fneeden zy takken van de boömen , waar van zy fchielyk eenen draagbaar maakten , waar op zy hunne klederen lagen, en uwen vader zagtkens plaatften , en hem dus na een nabuurig gehugt , (dat agter de boomen lag , en dat ik het geluk niet gehad had te bemerken , daar zulks my een zeer onaangenaame ontmoeting zoude gefpaard hebben,) bragten. Zoo ooit iemand voor het leven van een ander beefde, deed ik het , mejuffrouw. Zie eens in welke fchoone toeftand ik my zoude bevonden hebben, als mynheer de Baron geftorven was zonder te ' hebben gefproken. Een chirurgyn en een lid van de regeering, die men had wezen halen, kwamen gelyktydig aan , met verfcheideh menfehen , die uit nieuwsgierigheid kwamen -zien , en een aantal gewapende manfehappen , die alle door elkander lie-  C '55 ) liepen ia de fchuur, waar in wy waren. De lieden van de kunst , naraenlyk een chirurgyn en een baardfcheerder , namen mynheer uw vader onder handen , terwyl de lieden van het geregt my beet namen. De omftanders maakten eenen kring om ons te bezien. Men had mynheer den Baron op versch ftroo gelegt ; elk was met hem begaan ; ik overend ftaande met de handen op den rug gebonden , baarde integendeel niets dan afgryzen. Wat maakte men fchoone lofredenen op my ! 'Er zyn waarlyk omftandigheden in ons leven , waar in het niet aangenaam is lelyk te zyn. De vrederegter en zyn griffier gingen op eene bank zitten voor een omgekeerd vat , dat hun voor eene tafel diende. Om uw ongeduld te voldoen , mejuffrouw , zal ik het verhaal bekorten van eene gebenrtenis , waar van my de omftandigheden nog varsch in het geheugen leggen. Wat doet de vooringenoomenheid niet in fommige gevallen ! De chirurgyn verklaarde dat uwe vader door een fchot gekwetst was : maar de getuigen verklaarden, dat ik hem met een mes geftoken had , en men geloofde de getuigen. Wanneer 'er eene  C 156" ) eene misdaad begaan is, moet 'er noodwendig eene fchuldige zyn, en wee dan hem, die men als zodanig befchouwd. — Laat uwe aanmerkingen daar. — A's gy het zo begeert, dan egter komen zy hier te pas of nooit. — Ik bid u , voleindig. De infnyding , die men aan mynheer uw vader deed, om de kogel, die vry diep zat, uittehalen, deed hem eene Kerke fchreeuw geven , en bragt hem geheel by zig zeiven. Ik was ten hoog■ften verheugd , niet om dat ik hem zag lyden , maar om dat'ky eindelyk de waarheid konde kenbaar maaken. ó Die braave , goedhartige man ! hy vergat zyne toeftand , om z>g alleen met de myne bezig te houden. Hy was verontwaardigt my in den Haat te zien , zo als ik u zo even verhaald heb , te vergeefsch myn best doende om myne onfchu'd te bewyzen : hy duide dezelve zo klaar aan , dat 'er zelfs bet minste vermoeden niet overbleef. Hy verhaalde kortelyk het voorgevallene op onze reize , maar hy liep niet genoeg over zekere omftandigheden heen , daar men op het zelve oogenblik geen agt op gaf, dan die al te ras ftof opleverden voor eene verklaring, die voor hem  ( '57 ) hem noodlottig was. De vrederegter maakte eert proces verbaal van hec voorgevallene op, en vertrok , na dat hy my had doen losmaken. De chirurgyn liet uw vader aan zyn huis brengen, en verzekerde hem , dat hy weldra buiten gevaar zoude zyn ; en ik keerde na Metz te rug. Ik had mynheer uw vader belooft hem des aoderen daags te bezoeken ; na hem toegaande ontmoete ik een lid van de politie, die het zeer druk fcheen te hebben. Ik had eenige geldzaakea met hem ui.fl.ande ; hy deed my de eer aan van my geld af te lenen, dat hy my niet weder gaf: maar tot vergelding noemde hy my zynen vriend, en was my zomtyds van nut. Ik vroeg hem, ik weet zelfs niet waarom, hoe hy het zo druk had. Men heeft my , zeide hy, eene luisterryke commisfie opgedragen , en daar , zo lk denk, wat aan te verdienen zal zyn. Wy gaan drie uur hier van daan, zekeren voorheen Baron de nang e r , aan wien een wonderlyk voorval overgekomen is, in verzekering neemen; hy fchynt zeer fterk verdagt te zyn van emigratie. Men zegt dat 'er -  ( 153 ) 'er ook een kind van Israël in betrokken is. Gy weet , myn vriend , dat 'er by een Jood en een Edelman altoos wat te winnen is. — Vertrekt gy fpoedig ? — «innen een uur: ik heb byna die tyd nodig om de lieden die ik met my moet hebben, by een te krygen. — Laat ons intusfchen ontbyten : de eene zaak Zal de andere niet belet- ten> ik trof hem op zyn zwak, hy nam myne aanbieding aan. — lk deed hem rykelyk drinken , en dronk zelve fpaarzaam. Hy kon 'er goed tegen, en het mogt my niet gelukken , hem zyne zending , die hem zo zeer ter harte gong, te doen vergeeten. Eindelyk verliet hy my. 'Er ftak een papier uit zyn zak , dat ik de behendigheid had van hem te ontneeraen, en dit was myn geluk. Het was niets minder dan het proces verbaal van den voorige dag , dat een bewys tegens mynheer den Baron was, die het zelve ondertekend had. Ik had de voorzigtigheid gehad eene andere j naam op te geven , toen ik hoorde dat mynheer uw vader omftandigheden , die niet te pas kwamen , in zyn verhaal aanhaalde. Ik ging fchielyk Ba myn huis, om al myn geld , dat ik bezat, te haa-  ( '59 ) baaien. Ik gelaste myne vrouw ons beste goed by een te pakken , en my op eene plaats, die ik haar opgaf, te wagten. Ik vertrok op een paard, dat ik nog had, en reed al wat het paard lopen kon , na mynheer den Baron. Hy was vry welvarende , en ten vollen by zyn kennis. Als hy te paard had kunnen zitten, zou ik hem medegenomen hebben. Dan dit niet mooglyk zynde, verhaalde ik hem fchielyk het gebeurde, en ont. worp een eenvoudig verhaal , het geen hy goed keurde. Ik raade hem zyn geld te bergen. Hy gaf het aan de chirurgyn , die een eerlyk man' was , in bewaring. Mynheer de Baron gelaste my , berigten van u intewiuneu, het geen ik hem beloofde, tfet was gevaarlyk voor my daar langer te vertoeven , ik vertrok dus. Ik nam de weg na Frankfort. In die Stad komende , deed een kind myn paard , dat zeer fchuw was, fchrikken : het fprong op zy , ik viel 'er af en brakeen been. Zie daar de reden , mejuffrouw, dat ik u niet eerder ontmoet heb. Ik ben te Ham* burg gekomen den dag, na dat gy van daar vertrokken waart, met den heer die u vergezelde. — Maar  ( i Byaldien ik had kunnen gaan, óf geluid geven, zou ik zekerlyk my zelve verraaden hebben. Myu geieidsman bemerkte myne ontfteltenis, en deed my op eene groote fteen nederzitten. Ik gevoelde het gevaar, waar aan ik my blootftelde, ik beflreed het gevoel van afgryzen, dat my bezielde, ik kwam weder by myne zinnen, en volgde de menigte die reeds begon te verminderen. De man, die zig als myn befchermer verklaard had, verliet my niet , hy hield my onder den arm. Ik hoorde rondom my elk een van myn geval fpreeker;. Zy zullen die ongelukkige wederkrygen, zeide men, hy ls ligt te herkennen aan zyne gryze rok, zyne blonde hairen en zyne zwierige houding. Hy gelykt wel na dien jongeling, zeide een werkman op my vvyzende. Zwyg , antwoorde zyne makker, den ander is veel grooter. Ik moest my digt by een muur plaatfen om het detachement dat ons verzeld had. te laten voorbytrekken. Ik verbeelde my, dat elk foldaat my bezag, en aanwees, en dat hy my wilde aanhouden. Ach! hoe lang viel my die weg. Eind-  C 181 ) Eindlyk kwamen wy aan eene klyne herberg, digt by de vaifche poort. Er was veel volk op de flraat byeen. Een man verhaalde, dat men myweder gevat had, hy vertelde de omftandigheedeu, die 'er by myne gevangeneeming plaats gehad had den, hy had 'er ooggetuige van geweest men zoude my doodfchieten; de nieuwsgierigen liepen op zyn woord af om my in myne laatfte oogenblikken te zien: zy vreesden te iaat te zullen komen. Wy gingen op eene kleine kamer van de vriend; my door myn ongeluk gefchonken. Rust hier wat uit, zeide hy, ik ga ..na beneden en zal zo weer boven komen. Ik ging. aan een klyn tafeitje zitten. Ben ik het wel, riep ik uit, hoe is het moogiyk dat ik die ysfelyke flagtbank ontfhapt ben! ó Myne sophie zo gy flegts konde weeten, dat uwe egrgenoot nog leeft, zyne toeftand zou u doen yzen, maar de hoop zou u ten minlïen niet ontnomen zyn. Wie of die weldadige fterveling zyn mag, die deernis met myn ongeluk gehad heeft? Ik zag myne redder binnen komen, die naam ben ik hem verfehuldigt, zonder hem had men my herkend. Hy bragt wyn m andere M 3 mond-  C !«* ) mondbehoeftens mede. Het was de eerfle reize dat ik hem bezag, zyn gelaat kwam my niet on. bekend voor, ik tragte my hetzelve te herinneren. 1— Drink eerst een teug, gy hebt het nodig, -— Ik bleef hem bezien, hy lagte my toe met een gelaat van vergenoegen. ■— Help myn geheugen, medelydend man. ■— Wel nu, ik ben het zelve. Wie zyt gy dan? ■— Zyt gy nuis vergeeten, herinnerd gy 11 niet meer, die arme ongelukkige, die gy het leven fpaarde. — Goddelyke Voorzienigheid; riep ik uit, gy gedoogt niet dat eene goede daad onbeloond blyve! — Gy hebt my behouden, ik hoop het u op myne beurt te doen. Ik wil u deze ftad, daar u zo veele gevaren dreigen , doen ontvvyken. Ik bekleed eene kleine post by de leger karren, op morgen zullen wy na het zuidiyk leger vertrekken. Ik heb twee voerlieden nodig; een heb ik 'er reeds aangenomen, gy zult den ander zyn. — Gy zult u in gevaar ftellen? — In 't geheel niet: een grof kamifool, wolle flopkousfen, en eene gemeene rok zullen u onkenbaar maaken, wy zullen uw blond hair onder eenen zwarten paruik verbergen. Maak uwe wenk-  ( »8J ) wenkbraauwen zwart, en befmeer uw gezigt, op dat uw vel wat van de zon verbrand fchynen. Ik zal voor u een lastbrief op eene verdigte naam haaien, en niemand zal om u denken. Op arme drommels, zo als wy zyn, word nooit agt gefla. gen. — Zoude ik vertrekken zonder myne egtge. noote te verwittigen ? —■ Ik ben in de geregtszaal geweest, zy is benevens de overige vrouwen, die vast zaten vrygefprokeu. Zy moeten eenige maanden in de gevangenis blyven. — Ik heb niet verftaan het geen gy my daar zeide, zeker met oogmerk om my wegens haar lot gerust te Hellen. Men had u doen vertrekken, toen zy voor den regtsbank moesten komen om haar vonnis aantehoo» ren. De algemeens roep zal haar onderrigten, dat gy ontfnapt zyt. Zy zal u zekerlyk aan de omftandigheden , die men haar verhalen zal, weeten, dat gy het zyt. Het is niet mogelyk haar berigt te doen toekomen in de plaats daar zy thands is. Gy moet dit geheim aan niemand vertrouwen. Wagt , tot dat zy op vrije voeten zyn zal. Zy zal weldra de redenen van uw ftilzwygen ^isfen; zy zal altoos hoopen; u weder t? zien, na M 4 die  ( i84. ) die hoop zal haar het leven draaglyk maken... — Zo was ten naasten by de taal die hy tegens my voerde , fchoon zekerlyk vry nadrukkclyker. Ik gevoelde de kragt van zyne redeneering, en ik gaf myne beftemming aan zyne edelmoedige zorge over. — Neem nu eenig voedzel, en ga dan op myn bed rusten, zeide hy, terwyl zal- ik alles by een zoeken, dat gy nodig hebt om morgen even als uwe makkers gekleed, voer den dag te komen. — Alles gelukte, zo als hy het overlegd had. Niemand floeg agt op my. Ik reed op den vollen dag Lion door, ik kon paard ryden, en fcheen geen van de minsthandigfte van de voerlieden. Op de bedaartheid van geest na, die het my niet mogelyk was te genieten, was myne reize voorfpoedig tot aan Orgon op de weg van Aix. Ik was in de flal bezig myne paarden te verzorgen, toen vidal, dit was de naam van myne waardige befchenner, by my kwam. Myn vriend, zeide hy, met de traanen in de oogen, wy zyn alleen, verander frhielyk van kleederen, hier is uw  C 185 ) aw kleed, dat gy te Lion aanhad. Men heeft vermoeden, dat 'er zig Emigranten onder de fcarrelieden bevinden. Ik weet dat men deeze nagt 'er onderzoek na zal doen: men heeft u zelfs in het oog Uw fatzoenlyke houding heeft u verraden. Ik heb in de zak van uw camizool eenige asfignaten en een dubbelde Louis, die ik niet nodig heb geftoken. Ik zoude het u niet gezegt hebben, .ware het niet, dat ik vreesde, dat gy het niet wectende, die geringe hulpmiddelen zoud verliezen. Verneeder my niet door die te weigeren. Mogelyk zult gy te eeniger tyd den armen vidal weeder ontmoeten , dat hy u nooit zal yergeeten. — Onder het fpreeken, hielp hy my aankleeden. — En waar zal ik heen gaan? —. tragt Toulon te bereiken. — Hy deed my Iangs een agter deur uitgaan: hy omhelsde my en wy fchciden van eikanderen. Haastig voortgaande, riep ik uit, wreede republiekeinen, wat heb ik u gedaan? Ik beu uwe yyand niet, en gy vervolgt my zonder ophouden. Beneem my het leven, ik zal niet tragten hetzelve te verdedigen, of my aan uw gezigt te onttrekken. Ik kon onmogelyk vier M 5 lHI.  ( -86- ) uuren gaan zonder aangehouden te worden: de fteikfte orders om alle vreemdelingen te onderzoeken, waren afgevaardigt ! Den hemel moest om ïny te behouden, nogmaals een wonderwerk verrigten. Ik ging langs den groote weg, my aan de zorg der voorzienigheid beveelende. Als een mensen in het ongeluk is, is hy godsdienftig; ik riep den hemel aan, en trad op eene flegte in een gerolde brieventasch, die met een oud zwart geheet poeijerig lint oaiwonden was. Ik raapte dezelve op en deed ze open; het was de fchat van een paruikemakers knegt, beftaande in vier asfig. naten van hondert ftuivers, eene kam en drie fcheermesfen. Onder de weinige papieren die in de brieventasch waren vond ik 'er een paspoort in. Myn hart klopte van vreugde. Ik ftak de brieventasch fchielyk in myn zak, en onderzogt met angstvalligheid of de befchryvlng van de geftalte met de myne overeenkwam. Pierre ricaud oud 27 jaar, wel nu 24 en 27 verfchild niet veel, lang 5 voeten , 'er was plaats agter, ik zal 'er by voegen 5 duim en 6 ftreeken; hair en wenkbraauwen blond, welk geluk! deze aftekening kon zo wel  ( *«7 ) wel na my als na duizend anderen gelyken. In de eerfte herberg herltelde ik dat geen, 't welk een wezenlyk ofiderfclieid zou hebben kunnen uitmaken; en dat paspoort, het geen men byna aan elk dorp afvroeg, diende my, als of het voor my gemaakt geweest was. Helaas! mogelyk boete de pi er re rigaud zyne agteloosheid of zyn ongeluk in eene gevangenis. Ik beken dat ik geen lust had daar na te onderzoeken. Het verlies was voor hem zo noodlottig niet, als het gevondenen] voor my voordgelig was. Hy kon voor hem doen fpreken, en ik, die zonder hulp op befchermer, en als een misdadige vogelvry verklaart was: had niets dan de dood te verwagten, als ik her. kend wierd. Hoe nader ik by ïoulon kwam, hoe minder hoop ik had daar binnen te komen. Men bragt alles in gereedheid om met geweld het beleg van die fchuldige flad doortezetten. Myne geneigdheid zou my van dezelve verwydert hebbeu, maar myn noodlot dreef my herwaarts. Het paspoort, dat ik by my had luidde op Bausfet, dat twee posten van Toulon ligt. Ver,  ( '88 ) Vermoeid door eenen verhaasten marsch, ging ik zitten by een boom in het woud vau eddis Ik was in flaap gevallen, en wierd wakker, door een genadig fchieten, ik zag circa driehondert pasfen van my af, eenige vrywilügers, die al wyken. kende vogten: een oogenblik daar na ontwaarde ik hen, die ze vervolgden, zy gingen my alle voorby. Toen liond ik op, en aarfelde wat my te doen ftond, wanneer ik op den weg een foldaat zag leggen die zo den geest gegeven had, Ik nam zyn geweer, dat by hem lag. Op hetzelfde oo« genblik vervolgden de vrywilligers op hunne beurt he:i, die hun vervolgt hadden, zy droegen geene monteering, ik begaf my onder hun: wy hielden ilil aan eene vertlerkten, post in de engteus van Ollionl. De Republikeinen verdreeven ons van daar, en deeden ons wyken , tot den afftand van een uur van Toulon, alwaar wy met het aanbreken van den dag binnen trokken. Ieder was na zyn huis gegaan, ik dwaalde alleen met myn gewe,cr op de fchouder door de flraaten van eene flad, die ik niet kende. Elk droeg  ( 18a ) droeg de witte kokarde, en ik had de driekleurige aan myn hoed. Verfcheidde lieden bemerkte dit, en vielen op my aan; ik zoude vermoord geworden zyn, zo my niet eene patroelje bevryd had: deze bragt my by den Engelfchen Generaal o i-iara. Ik verhaalde hem het voorgevallene te Lyon; myn ongeluk deed hem belang in my Hellen , hy wees my een verblyf aan , fchreef my op de lyst van eene compagnie, en verzorgde my van alles wat ik nodig had. Waar in befiaat tog dat gevoel dat men vaderlandsliefde noemt? Ik beminde fleeds myn vaderland; niettegenftaande hetzelve my vogelvry verklaart had, de inwoonders van Toulon boezemden my niets dan veragting in. Men had te Lyon ten minden nog tegens de overheerfching gewapend gefchenen; en te Touion had men zig aan de geflagenite vyanden van Frankryk overgeleverd. Ik was verontwaardigt van te zien dat de Engelfchen het bevel over ons als onze meesters voerden, dat zy bezit van onze vloot na-  ( »°° ) namen en ons tuighuis verwoesteden. Ik vogt met weerzin, my onder verraaders gemengd ziende. Welk eene wonderlyke tegenflandigheid heerschte 'er tusfchen myne wenfchen en myn byzoncer be. lang; ik wenschte dat de republikeinen overwinnen masten , zy overwonnen , ik verheugde 'er my over. Met de wanhoop in het hart zag ik my genoodzaakt eene fchuilplaats te zoeken op de fchepen der Engelfchen, die ons verwenfchen, en welkers lafhartigheid my toefcheen haare fnoevery te evenaarden. Ik zal de fmaadheden niet befchryven, die zy aan de menigte vlugtelingen, die hun met opene armen ontfangen hadden, en die zy belooft hadden te befchermen aandeeden. Alle door eikanderen beneden in het fchip gejaagd, gevoelden wy alle de ysfelykheden van de nooddruft. Kiettegenftaande de overtogt niet lang duurde, was zy egter voor verfcheidde noodlottig, die dood of zieltoogende in zee gefmeten wierden. Het fchip, waar op ik my gevallig bevond, liep Plymouth binnen. Ik wilde my niet laten aanteekenen op de lyst der gee.  C '31 ) geene, die hun aanweezen Honden verfchuldigt te zyn aan het vernederend medelyden van eene natie, welke ik haatedc, ik verzogt, en verkreeg verlof, om na London te gaan. In deze zeer groote ftad komende bezat flc niets meer dan eene Guinee en eenige fcheUingen, zynde het overfchot van den dubbelden Louis my door den goedhartigen vidal gefchonken. Ik verteerde in drie dagen de helft van die fomme, doordien ik de plaatfen niet kende, daar ik fpaarzaamer zou hebben kunnen leeven. Ik zag met verdriet , dat ik welhaast gebrek zonde hebben. Neen, zeide ik, ik ben altoos een franschman; myne hoogmoed zal zig niet vernederen voor de onbefchoftheid van die trotfche eilanders; ik zal hen geen byfland affmeken, die ik hun niet verfchuldigt wil zyn, ik zal my tegens het ongeluk harden. Ik ben gezond en fterk, en zal pakken dragen, en de metzelaars helpen, maar myne ziel zal onafhanglyk en vry blyven. IR verruilde myne korte rok voor een karaifooi om 1  ( IP2 ) om in te werken, ik doorkruiste de ftraaten met oogmerk om werk te vinden, en kwam voorby bet huis van een Ivoirdraaijer. Ik herinnerde my niet onkundig in dat handwerk te zyn , en het verwonderde my zelfs dat ik daar niet eerder aan gedagt had. Ik trad in den winkel en groette een dik man die zat te ombyten, en by wieu een meisje van 12 of 13 jaaren, dat zyn dogter was, ftond. Ik kon flegts weinige woorden van 't- Engelsch, hy verftond my niet, toen fprak ik franscb en het meisje antwoorde my. Ik zou trotsch tegens een man geweest zyn, en nu nam ik eene byna fmeekende toon aan, tegen de lieve eet tv; dit was haare naam. Ik melde haar de reden van myn bezoek, en de nood die my dwong werk te zoeken. Zy vertaalde haar vader, het geen ik haar zeide. Bettv had een goed hart, ik merkte aan haare ftem, dat zy met my begaan was. Meester tom hoorde haar aan zonder te antwoorden, en bezag my met een gelaat van veragting : eindelyk fprak hy. — Bettv vertaalde my ook zyn andwoord. — Myn vader zoude wel een werkman willen hebben, om hem in zyn werk te hel-  C IP3 ) helpen hy beeft meer te doen, als hy af kan, maar hy wil u niet hebben, als gy een Fransch Emigrant zyt; die mag hy niet lyden, hy befpeurd in u eene te treffelyke houding voor een eenvoudig ambagtsman. Vergun my, dat ik hem zeggen dat gy een arm krygsgevangenen zyt, die de flegte behandelingen , die men in Engeland de Soldaaten van de Republiek aandoet, ontvlugt zyt, hy zat u dan by zig neemen, al verltond gy zeifs uw werk niet: zou hy het u leeren, hy fielt zo veel belang in het lot der patriotten van alle landen, en byzonder van uwe natie! — Het verblyf dat meefter tomm my aanbood alleen aan eene leugen verfchuldigt te zyn, kwetfle myne naauwgezetheid. Als dit eene misdaad is, zeide betty met drift, neem ik die op my. Zy fprak daar op tegens haar vader, wiens gelaat zig ontfronzelde terwyl hy luisterde. Hy reikte my de hand toe, bood my bier aan, en hield met my een lange ftaatkundige redeneering, even als of ik hem konde verftaan. Bettï vertaalde 'er my tusfchen beide iets van. Daar al het geen hy zeide zeer redelyk was, gaf ik hem teekenen van goedkeurig , en van dat wy ons het N eerse  C IP4 ) eerst zagen waren wy de beste vrienden des waerelds. Na liet ontbyt wees hy my aan het einde van de winkel een klein kamertjen dat vry net was aan, dat hy voor my gefchikt had; hy liet my het overige van zyn huis zien, beflaande in twee kamers, Meester tojim bezat een ordentlyk vermoogeu, dat door zyne arbeid vermeerdert werd, hy had byna tngtig ponden flerling inkomen op een zekeren voet geplaatst. Hy zou des noods hebben kunnen leeven zonder iets te doen ; maar hy had behagen in zyn handwerk en hy maakte niets dan dat met zyne zin overeen kwam.' Ik was weldra de handeling van draaijen weder meester, ik had finaak en werkte gemakkelyk. Meester tomm wenschte zig zelve geluk van kennis aan my gekregen te hebben , ik ging nooit uit dan met hem, hy bragt my 's avonds in de herberg; ik verveelde my daar; maar die braave man betoonde my zo veel vrindfehap , dat ik hem nergens in mishagen wilde. Reeds den tweeden dag, dat ik by hem in huis gekomen was, gaf hy my by voorraad een  C 155 ) een geheel pnk kteeren voor de feestdagen. Bettv zogt de kouleur uyt, hy kogt my linnen voor hembden, de beminlyke betty fa eed en maakte die zelve. Zy was zeer bekwaam in alle handwerken haare Sexe voegende. Zy nam voor alles wat de huyshouding aanging, de plaats van haare moeder waar, die in Vrankryk geboren en federt twee Jaaren overleden was, en van welke de goede man nimmer dan met de tranen in de oogen fprak. Als ik leegen tyd had, ftudeerde ik in een engelsch woordeboek. De beminnelyke bet tv leerde my de uitfpraak. Na verloop van drie maanden las ik na de regels, en verflond volkomen de publieke papieren, waar van de flyl gemakkelyker is, dan die van uitgekipte boeken. Ik was de voorleezer van Meester tomm, hy deed my' niets dan de dagverhalen van de oppofitie party leezen. Hy was een groot voorffaander van de franfche omwenteling; wy waren het niet altoos eens; hy fteunde fterk op de grondbeginzelen , bezat eene dringende redeneertrant, en liet my dikwerf zitten zonder my te wederleggen. ' Ik fprak hem toen van de rampen, die Vrankryk onder de dwingelanN * dy  C -96 J dy van Robespierre leed. Het zoude even onbil. lyk zyn, antwoorde by daarop driftig, die rampen aan de vryheid te wyten, dan dat men de natuur befchuldigde dat het vergift op de zelve grond groeid, die fappige vrugten en voedfaame planten voortbrengd. Men moet alleen de booswigten haaten, die een misdadig gebruik van die fchadelyke gewasfen maaken. Verdiend de natuur daar om minder onze bewondering en erkentenis? Het misbruyk van eene zaak maakt de zaak zelve niet uyt. Het ryk der dwingelanden zal een einde nemen , en de vryheid zal zegepraalende uyt deze fchriklyke ftryd tusfchen het misdryf en de deugd te voorfchyn komen. Mecfter tomm was een zo eerlyk man , dat men zyne dwalingen (by aldien die beftouden) moest hoog-agten ; zy kwarten uit eenen fchoonen ziel, uit liefde voor het menschdom, voort- Ik zoude ten zynen huyze gelukkig geweest zyn zo het mogelyk geweest was, dat de beeltenis van sophie een oogenblik uit myn hert en geheugen had kunnen zyn. De beminnenswaardige betty had my als eenen broeder lief. Zy gaf my dien naam. Waarom zyt gy het  ( w ) het niet in der daad, wy zouden elkander dan nim. mer veriaten? zy was in die gelukkige jaren» waarin de harten die zig zelve niet kennen, de harstogten die zy gevoelen, verwlsfèien. De vriendfchap die men in. dat tydftip voor iemand van eene andere fexe gevoelt, is nog de liefde zelve niet, maar ftaat op het punt van het te worden. Ik ftelde te veel belang in haar, om haare onnoofelheid niet te eerbiedigen, en om niet alles te verwyderen, dat in ftaat was de zoete rust van haar jeugdig hart te ftooren. Ik gewende haar my nooit anders dan als haaren broeder te beminnen. Ik was zeer ingetoogen met haar; ik verhaalde haar myne ongelukken en die van sophie. De traanen kwaamen in haare fchoone zwarte oogen, zy zugte en beklaagde my. Die sophie, zeide zy, moet u wel hartlyk beminnen, gy 2yt zo ff0ed.zobe,e^ i Den hemel zal haar eens aan u wedergeeven. Ik imeelc daar daaglyksch om als ik bid. Ik vvensch zo zeer u gelukkig te zien, maar dan zullen wy , malkanderen niet meer zien, en gy zult den armen 3PTTY vergeeten. -Nnnim,™. v. ucvc zuster, I»Wn,.„ — Ay giimlagte en vatte haar werk we. N3 der  C ) der op. Aanval'g fehepfei! bya'dien sophie niet belfond , ik zoude u aanbidden, maar ik heb Hechts één hart, en dat beiioord my niet meer, ik heb het voor al myn leven wcggefchonken. Zonder de brave lieden daar ik woonde, die zo edelmoedige vrienden , zou ik onmogelyk zoo lang de plagen van eene wreede fcheiding uitgedaan hebben- Ik zoude alle gevaren getart hebben om in Vrankryk terug te keeren ; ik zoude my zelve ontwyflelbaar verloren hebben- Het veinzen verdroot my, ik verhaalde meester tomm het onfchuldig bedrog , dat het medelyden voor eene ongelukkige dogter ingegeeven had. Hy omhelsde haar , en betoonde my nog meerder beleefdheid deswegens. Ik agt u, zeide hy, om dat gy getragt hebt u door het werk uwer handen eea beftaan te verfchaffen* Gy waard geboren om een Patriot te zyn, het het noodlot heeft u by de tcgenftrydige party gevoegd. Ik misprys u niet , over het geene gy ge. daan hebt. De onverbidlyke geftrengheid der wet moge u drukken , elk die Hechts een hart heeft, zal u beklagen en vryfpreeken. Wanneer men uwe ge-  ( *99 ) gevallen zal weeten , zal men u niet gelyk Hellen f met die wreede menfchen, die alleen uit een dolle hoogmoed de wapens hebben opgevat tegen hun vaderland , die hem met afgryzen van zig moet doen verwyderen. Het is alleen aan hun en aan hunne volftandige tegenftreeving tegens alle heilfaa" me veranderingen, dat men de haat die dikwerf de oorzaak van misdaden geweest is wyten moet. Zy kunnen niet terug treden, fchoon zy dit gaarne deeden , dat is te laat. Meester tomm die geen zin hadde dat men hem op dat ftnk tegenfprak, en ik had 'er niets redelyks op te wederleggen en zweeg dus. Op zeekeren avond dat ik werk weggebragt had, bleef ik ftaan by het uitgaan van het tooneel van Covengarden, ik bezag, het onderfcheid of de overeenkomst van de fmaaken van London en Parys: toen ik een perfoon, wiens gelaat te zeer in myn geheugen geprent was, dan dat die daar ooit konde uitgewischt worden, in een fchoon rytuig zag flappen. Het was die verradelyke sa int simon, N 4 die  ( 100 ) die sophie en my zo fcbandelyk aan de wervers van de Koning van Pruisfchen overgeleverd had. Ik volgde zynen koets, en vond my digt by het portier, toen hy 'er uittrad. Ik was op het punt van hem aantefpreken, maar ik bedagt, dat het gewaad , waar in ik was, hem veel voorregt boven my zoude geven, byaldien hy my niet wilde herkennen, zo als natuurlyk te denken was. Ik bezag hem naauwkeurig, om my te verzekeren, dat ik my niet misgreep. Ik hoorde dat hy aan de portier zeide: ik ben morgen ogtend voor niemand te Ipreeken. Gy moet niemand laten boven komen dan eene juwelier, die ik verwagt. Zyn naam is Mr. rRic. liet is wel mynheer de romilli, ant. woorde de portier. Ik verwonderde my 'er niet over dat hy zyne naam veranderd had, maar ik was blyde dit toevallig te hebben ontdekt. Ik nam weldra een befluir. Het was eenvoudig. Ik kleede my de volgenden ogtend netjens aan, voorzag my vaneen paar piftoolen aan Meester tomm toebehoorende, en deed my onder de naam van den juwelier fric aandienen aan het huis, daar de gewaande Mynheer jromilli woonde. Jien knegt die in de voorkamer  < 101 ) •mer was, ging my aandienen. Laat IVTr. fric binnen komen, zeide hy, en laat ons alleen. Hy lag nog te bedde met de gordynen digt gefchoven, en met flcgts een half luik van de vengfters open. Neem dit juweelkistje dat op de fchoorfleen legt (ik herkende het zelve voor dat van sophie, en bezigtigde het aan het vengfter.) Het is een ongefchikte hoop zeer fchoone diamanten , gy hebt kunde, ik wenschte dat gy het in eene meer nieuwerweifehe fmaak zettede.-.. — Ik maakte de lui. ken open om het vertrek te verligten. Ik ging aan zyn bed, en trok de gordynen met geweld open. Hy ging over einde zitten. Herkend gy my, zeide ik? Het onweer konde hem niet meer getroffen hebben , dan myn gezigt deed. Hy wierd bleek en beefde. Ik konde vervolgde ik eene volkotnene terug gave vorderen van het geene gy van my geftolen hebt. —■ Gy hebt reeds de diamanten, — En de twee duizend Louizen? — Vergun my dat ik op fta, ik zal ze u te rug geven. — Ik floeg geftadig agt op hem met een der pifioolen in de hand. — Maar dit piftool zeide ik, vrees daar niet voor, ik zal niemand veimoorden, die buiten N 5 ftaat  C 102 ) ftaat van tegen weer is, maar gy hebt my geleerd u te wantrouwen... Hy ging in zyn fchryfkabinet, en haalde eene laade uit, die vol mee goud in rolletjes was : neem zeide hy. — Ik neem niets. Geef my het geen my toekomt. — Hy gehoorzaamden. Toen ik de rolletjes die hy my gegeven had, in myne zak had geftoken, zeide ik hein: als gy nu voldoening eischt wegens het bezoek dat ik u gegeven heb, ik bied u die aan: kleed u, en wy zullen uitgaan. — Gy hebt veeleer regt dit van my te vorderen wegens myn laag gedrag omtrend u. Ik twyffel, of gy zult willen geloven , dat ik 'er berouw over heb , en het is egter opregt; 'er is geen dag voorby gegaan , of ik verweet my myne misdaad. Ik zal u aantoonen, dat ik pogingen gedaan heb om die te herftellen. Zie hier myne briefwisfeling met de Pruyflfche krygs-kanzelary. Men heelt my geantwoord , dat gy als mede uw broeder dood waart. Het goud dat ik u ontnomen heb, heeft myn fortuyn gemaakt. Ik heb ondernecmingen' aangevangen, die alle gelukt zyn. Het goud, dat ik ove*ig heb, is nog niet het vierde gedeelte, van het geen  C 103 ) geen ik bezit, ik bied u zodanige fchadevergoeding aan als gy zult begeeren. — Ik wil niets hebben. — Overlaad my niet rnet uwe veragting. De armoede had my tot laagheid gebragt, de welvaard heeft my tot de gevoelens van eerlykheid, die my altoos zouden bygebleven zyn , by aldien ik in myne jeugd niet door de verkeering in flegte gefelfchappen bedorven geweest was , te rug gebragt. Geloof dat het moogelyk is, na gedwaalt te hebben, weder een eerlyk man te worden, dit is zo wynig moeite als men in de overvloed leeft. Terwyl hy met my fprak, kwam de knegt en de poortier verbaasd binnen en kondigden den wezenlyken M. F r 1 c , die hun volgde , aan. Ik was verlegen : sihon of romilli, want ik weet niet hoe ik hem noemen zal, merkte zuiks; hy haafte zig om my uit myne verlegenheid te helpen. Vergeef, zeide hy, Mr. fric een onfchuldig bedrog: een myner vrienden, weetende dat ik voor niemand dan voor u zoude te fpreken zyn , heeft gebruyk van uwen naam gemaakt, om nietregenftaande myne order binnen te komen. Ik zal van daag by u komen. Hier mtede fcheepte hy den  C i°4 3 juwelier af. De poortier en de knegt lieten onj alleen. Ik verheug my over dit voorval, zeide hy, het zal u, beter dan alle myne redenen overtuigen dat ik niet meer die geene ben die ik te Hamburg was. Ik had ftegts een woord te fpreeken om u te doen vasthouden en niettegenftaande uw onfchuld na de gevangenis brengen. — Het was niet mogelyk deze blyk van zyne opregte verbeete. ring tegen te fpreeken. Hy reikte my zyne hand toe, ik gaf hem de myne: hy bood my zynen dienst aan, die ik weigerde. Wy fcheiden van elkanderen , en ik zag hem niet meer: het was my onmogelyk hem te kunnen agtèn» Eenige dagen daar na, verliet ik het huis van Meester tomm; ik koos met weerzin die party; een natuurlyk gevoel van naaugezetheid deed 'er my toe befluyten. Ik zag met fmurt de vorderinhen, die ik op het hart van de gevoelige betty maakten ; zagtzinnig en openhartig zynde , zogt zy niet te ontveinzen, het geene in haare ziel omging, maar zy bezat eene redelykheid boven haare jaa. ren. Ik fprak tegens haar de taal van de vriend- fchap  C io5 ) fchap. Ach, zeide zy, ik gevoel wel dat ik ti te veel vrindfchap toedraagen. Mooglyk is het liefde, die ik gevoel, en ik moet geene liefde voor u voeden , daar gy de egtgenoot van eene andere zyt. Bemin altoos de ongelukkige betty, zo als men eene fuster bemind. Gy hebt haar dien naam gegeven, ontneem haar dien niet. Ik kon haar myne ontroering niet verbergen — Cy hebt medelyden met my, vervolgde zy; wel nu! breek niet eensklaps de banden, die my aan u verbinden maar ontbind dezelve Iangfaamerhand. Kom ons van tyd tot tyd bezoeken , vervolgens hoe langs hoe minder , en eipdeiyk geheel niet meer. — Ik bood haar in 't by zyn van haaren vader een klyn diamant handjen aan: zy vroeg, zyne toeftemming om het aanteneemen; en hy gaf haar dit dierbaar gedenkteeken van de vriendfchap van eenen beminden broeder. gy zeide zy, zult tot het laafte oogenblik mynens levens op myn hart geplaatst blyven! En gy voegde zy 'er by, weigerd' niet deze eenvoudige ring; beloof my » dat gy die altoos draagen zult. Als gy in het vervolg, verre van Engeland, zonder 'er om te denken, 'er uwe oogen op zult vestigen, zal de zei-  ( > " Is in de faubourg du Roule, of wel in die va» den tempel, kom morgen weerom,' en ik zal het u zeggen. — Gelooft gy, dat ze nog te Parys is? — Zy is 'er zeker nog, zo zy niet van daar vertrokken is. — Ik zou beter onderrigt geweest Zyn, als ik op de plaats zelve had onderzjek gedaan. .— Dit zou ik u ook aanraaden... Ik nam eene kamer in het huis, daar ik afgetreden was, en ik ging na de faubourg du Roule. Ik klopte aan bet eerfle huis, dat my eer.igzints aanzienlyk voorkwam,' ik vroeg na Mevrouw m el in ska. Ca eens hier urast, zerde men my. Ik deed zulks, dan kreeg geen beeter berigt. Hier wees men my een huis r.an; daar weeder een ander. Ik bragt meer dan een uur met noodeloos zoeken en vraagen door. Eindelyk trof ik een briefbeflelder van het postcomptoir aan. Kent gy ook zekere Mevrouw me linska, vroeg ik hem? — Gaa de tweede flraat ahie met voorzigtigheid voorbereiden om uw byzyn te kunnen uitftaan. _ Ik ben fterker, dan gy wel denkt. — Laat my myne Roman uitverhalen: ik had uwe egtgenoot in dit tuinhuis gebragt, ik zag u der waards gaan, en verborg dit dierbaar voorwerp voor. uw gefigt, en dwong htm tegen wil en dank zig agter deeze gordynen te plaatfen. _ Hemel! zy fchynen zig te beweegen, myn gezigt bedriegt my niet ik heb eene beweeging gezien, mogt gy de waarheid gefproken hebben , mogt myn Egtgenoot! Zie hem hier aan uwe voeten riep ik uit... — Zy viel in myne armen, en zeide vervolgens zig tot mevrouw melinska keerende: men fterft niet van vreugde, my  ( «3 ) myne zinnen zyn opgetogen, en egter niet verbysterd , myn geluk is tot den hoogden top gedegen, en ik kan hetzelve egter doordaan. — Het penceel van de bekwaamde kunstenaar kan niet dan gebrekkig dit verruklyk tooneel fchilderen, ik omhelsde myn kind en myne egtgenoote; mevrouw melin'ska omhelsde ons beurtelings; onze gefprekken waaren onaaneengefchakeld, wy zeiden hondert malen hetzelve, en wy wierden niet moe, de van hetzelve te herhanlen. 'Sr verliepen verfcheide uuren, eer wy dagten om het tuinhuis te verlaten. Toen wy wat bedaard waren, maakte wy een plan voor onze leevenswyze in 't vervolg. Laat ons, zeide sophie, een buiten goed aan de feine koopen. Mevrouw melinska zal ons nimmer verlaten, de eeilyke St, firmin zal de tyd van zyn verlof by ons komen doorbrengen, fchryf gy aan uwe vrienden te Nancy, aan de gedienstige Heer dubreuil, aan zyne beminnenswaardige vrouw: wy zullen hem verzoeken eenige tyd by ons in ons vteedzaatn afgezonden verblyf doortebrengen. Wy zullen berigt ontfangen van den agtenswaardigen en gevoeligen vidal, wy zul-  C 224 ) zullen hem een deftig verblyf bezorgen. Wy zullen onze dogter zelve opvoeden, en haar in die aangenr.ame wetenfchappen ondenvyzen, die de genoegens van het leeven uitmaken. Zo onze familie grooter word, zullen wy onze teedere zorg onder de kinderen verdeden onze bezittingen zyn aanzienlyk, wy zullen zo veel goed doen, als ons vermogen ons zal toelaaten... — Dit genoeglyk plan 'is reeds gedeeltelyk uitgevoerd, wy zullen het verder voleinden. Ik heb den braaven v id a l weder gevonden. Daar hy kundig en zorgvuldig is , draagt hy zorg voor onze eigendom men; ik had gedagt hem te verpligten, en 't is integendeel hy, die my andermaal van dienst is. Ik verwagt St, firmin, dubreuil en zyne huisvrouw. Niets ontbreekt aan myn geluk, dan myn vaderland gelukkig te zien. 13y aldien ik tegens hetzelve misdreeven heb, is zulks veel eer door de omftandigheeden, dan door myne wil veroorzaakt: ik heb dit zonder twyffel genoeg ge. boet, zo door de rampen, die ik uitgedaan, als door de verliezen die ik geleden heb. Schoon geheel afgezonden in myne fchuilplaats van "de ftaat-  C 225 ) ftaatkundige onweders, ben ik egter niet onver> fchillig wegens de voorfpoed van myn Land, door de wenfchen die ik voor het zelve doe. By al« dien ik bekwaamheden bezat, zon ik die ten algemeenen nutte befteeden. Nu vergenoeg ik my alleen daar mede , met die wensch, dat de Repubiiek, zo maatig door haare overwinningen, het voorwerp van nayver en het, voorbeeld voor alle volkeren van den aardbodem worden, door deszelfs inwendige rust en vereeniging van alle burgers. £ IN I) E VAN HET TWEEDE EN LAATSTE DEEL, \f