NADER RAPPORT DER PERSONELE COMMISSIE, over onderfcheidene /lukken, betredende t EENE LEG-, BEWAAR- EN WERKPLAATS , OF HAVEN DE RESERVE, «Is een vervolg op *t rapport van Sept. T/yö, INGELEVERD EY DE NATIONALE VERGADERING den 21. February 1797. In den HAAG, ter 's lands drukkefy.   INHOUD. Inlevering van dit nader rapport der commisfie. Inhoud van 't verzoekfchrift van Enkhuizen, mm* van 't voorftel van den B. R. Bacot. Voordel van den B. R. Bosch. Inhoud van 't verzoekfchrift van Medemblik. « mm der misfive van Hoorn. < van 't verzoekfchrift van Delfzijl, I Dec. , , . van 't nader adres van Delfzijl, 19 Dec, Ontwerp ter behandeling dier commisforialen, Algemeene aanmerkingen. Bericht der commisfie over Delfzijl, naar 't voorftel van den B. R. Bacot * en de adresfeu van 't gemeente beduur aldaar. mm — over 't jongst aanbod van Enkhuizen, en deszelfs nadere deductie. w-tt op de misfive van Hoorn. ,, ...—„ op 't verzoekfchrift van Medemblik. Algemeen overzicht en belluit. Nabericht, 't Voorftel van den burger L. Brandligt, hoofdzakelijk opgegeven, en beoordeeld.  Drukfouten in "t rapport van' Sept. dus te vet beteren. hl. 1$ regel 18 langs lees lang -5 12 gemeenebest lees gem. langs de z. zes '— 43- 6 gefcheide lees geheide — 21 teekening E, lees hier by overge* legde teekening, i— ^6 2I djc iees dat — 47 35 doorflaande lees ■ doorgaande — 5 2 9 gerichtspunt lees gezichtspunt 1 3 e" elders Medenblik lees Medemblik —~ 5ö —— 30 ichaa lees fchaal — 53 18 gands lees ginds — 60 7 bevestigd lees bevestigt — 61 £0 ongewogen lees opgewogen ■— 66 ■ 8 Andringe lees Andringa — 70 22 andwoorde lees beandvvoorde — 72 — 4 en ongewapende lees ja! zelfs ge- yrz] ende — 75 ' 8 aangelegt lees aangelegd ■— 2i5 a|s iees ai ■— 79 ló een lees één Drukfouten in 't nader rapport van 21 Fehr. — 12 ' 3 vanrd lees vaart — 18 . ao laatfteu lees laaide — 21 • 15 hebben lees hebbe -— 16 32. dringendfte lees dringendften — 38 10 geval lees , in geval ■— Ca 24 Iiajtely- lees hartelyken  C i ) GELYKHEID, VRYHEID, BROEDERSCHAP. Extract uit het Register der decreten van de nationale vergadering , reprefenterende het Volk van Nederland. Dingsdag den 21 February 1797. HET DERDE JAAR DER JBATAAFSCHE VRYIIEID. _|__)e burgers reprefentanten Nieuhoff, en verdere bij onderfcheidene decreten, gecommitteerden toe nader oaderzoek van eene meest gefchikte leg-, bewaar-, en werkplaats , hebben ter vergadering uitgebragt het navolgend nader rapport: f Fiat infertio ) En gedecreteerd het voorfebreven rapport met de memorie te doen drukken, en dingsdag den 14 Maart aan de orde van den dag te ftellen. Accordeert met voorfz. Register. A   C 3 3 B. B. R. R» \Uwe commisfie, aan deivelke Gij het onderzoek een'er ïpieest gefchikte leg- bewaar- en werkplaats, of haven dé wéferve 9 voor ''slands fchepen van Oorloge en de beoor- I deeling der /lukken, daar over bij de nationale veri gadering i '-gekomen, voor heen zoo wel, als ook noch I onlang, hebt opgedragen , ten einde daar op voor te draI gen derzelver bedenkingen , en dezer vergadering te dienen I Van advis, — volledig overtuigd van V dringend ge: wicht dier zaak, welke, zal diezelfde dit jaar eindelijk i met nadruk aangetast worden, volfirekt geen langer uitftel gedoogt. Dit bezef noopte ons , om op de zedert I den 31 October ïyQÓ, nader ingekomene, en in onze handen ge/lelde, ft ukken ten eersten te berichten. Ge» $ lijk wij ons ook kort daarna aan 't werk begaven, tef I voldoening aan het beftuis dezer vergadering , betreffende het verzoekfchrift van den raad der gemeente van . jjsiin.uuK.crt) — c« » yuurjiui run wc» uui gUT rejj/ejca- i tant G. J. G. Bacot, ingeleverd den 31 Oct. I. I. ■—> als mede dat van den burger reprefentant B. Bofch d. dt 8. Oct. — voords het verzoekfchrift van deii raad der ; gemeente van Medemblik d, d. 9. NoV. eindelijk ■ noch de misfive van den raad der gemeente van Hoorn • d. d. 30 Nov. Waarbij al wederom kwam een : verzoekfchrift Van 't gemeentebeftuur van Delfzijl d. d. • 1. Dec. Waarop ten leste volgde het voorftel van den burger L. Brandligt, d. d. 2 Jan. 1797. Wij vertrouwen van uwe befcheidenheid, B B R.R! I dat gij deze vertragende opvolging van-te beoordeelene ftukken ons ter vetjehoning laat gelden, immers in zoo \ ver, dat dit bericht niet eer door uwe commisfie is inge'sj diend. Thands zijn wij bereid, dezer vergadering van I elk dierzelven het, naar ons vermogen naauwkeurig uitK a ge*  < 4 ) gewerkt, verflag aan te bieden. Ten Welken einde wij hier voor U lieden, welken den tijd naar waarde, dat is op V hoogst waardeert, en wier aandacht wij door, voorlezing ligtelijk al te veel zouden vergen, met den meest verfchuldigden eerbied, overleggen dit ens nader rapport, of'vervolg memorie, waarin wij elk dier f ukken afzonderlijk hebben onderzocht, en daar over opgegeven onze bedenkingen , en '/ geen wij vermeenden , dat U als ad'vis, diende te worden voorgedragen. Dit alleen zij ons vergund, als een algemeen advis, hierbij te voegen. Uwe commisfie vermeent, dat de beraadplegingen over V onderwerp der /lichting van e'ene leg- bewaar- en werkplaats voor ^slands fchepen van oorlog, of'haven de referve, onverwijld kunnen worden voordgezet* zco nochtans, dat van de naderhand ingekomene voor ftellen, of ft ukken, dat, of die, V eerst worden gefield ten ondeTwerp der discusften, welken Delfzijl en V Nieuwe Diep aanbevelen. Waarom' trent wij voords meenen te motten adviferen, dat, hoe voortref/ijk ook de haven van V Nieuwe Diep reeds zij, en, gelijk wij vertrouwen, eerlang noch zal worden; dat, hoe veel belovend ook V gebruik van Delf- zij Is kom, en reede, ons ook toefchijne , beide de¬ ze Zee-gelegenheden hier , in V ftuk van referve haven, ontijdig worden aangevoerd. \_Gelijk in deze onze memorie broeder is ontvouwd]. Mocht de vergadering dit ons advis niet kunnen billijken, dan dienen, naar 't verder advis uwer commisfie, die beraadflagingen te worden gefchorst, tot dat van het onderzoek der gelegenheid van Delfzijl behoorlijk bericht zal zijn ingebracht. Mocht de vergadering dit ons advis' billijken, dan kunnen de beraadflagingen over het rapport uwer commisfie van 27 Sept. I. I. ongehinderd voordgaan, door dien, naar 't oordeel uifer •commisfie, het jongst aan-  ( 5 ) aanbod van Enkhuizen te gewaagd zij, en zonder ommiddeüjk voordeel voor V Bataaffcbe Volk; — door Hen de misftve van Hoorn het in dat rapport opgemaakte bef uit niets verzwakt; door dien ook Medemblik in zijne meerdere verkiesbaarheid bevestigd blijft. Intusfchen onderwerpen wij dit ons gevoelen }met allen eerbied, het welverlicht oordeel dezer vergadering, en berusten volvaardig in derzelver wijze beflisfing.^ \Hage 21 Febr 1797. Bes. NIEUIIOFF. H.,3»4van HOORN. H. VERHEES, A 3 NA   ( 7 ) NADER BERICHT der perfonele commisfie, over onderfcheidene fiuk» ken betreffende eene leg- bewaaren werkplaats, of haven de referve^ als een vervolg op 't rapport van 27 Sept. I796"- B. B. R. Rl Het bericht der perfonele commisfie, geflagen ten onderzoek van het voorftel van den raad der gemeente der ftad Enkhuizen, betreffend de meest gefchikte legbewaar- en werkplaats van 's lands fchepen van oorlog in 't noordelijk deel van het Bataafsch gemeenebest, of de memorie over de gefchikfte plaats voor een haven de referve langs de zuider zee, was wel op den 31 October 1. 1. aan de orde van den dag geftelddan doch de onderlinge beraadflagingen over dit itulc werden nog eenige dagen verfcaoven, door dien,juist opdien zelfden dag, in deze vergadering gelezen wierd het verzoekfchrift van den raad der gemeente van Enknuizen, houdende: „ dat ,offchoon bij het zelve [bericht der perfonele commisfie] in vele opzichten de itad Enkhuizen, uit hoofde van derzelve voordeeligelegging aan de Z. zee, als eene meer gefchikte leg-plaats van grote oorlog fchepen, als ook voor aanbouw van fregatten, wordt aangemerkt; ja zelve op diverfe refpecten van het zelve rapport, boven de ftad Medemblik geprefereerd : de rapporteurs echter op het flot van hunne gedetailleerde memorie minder aannemelijk voor den haven van Enkhuizen, dau wel voordien van Medemblik en Hoorn, adviferen. Waar van het ongunstig idéé alleen is toe te fchrijven aan het obltacul A 4 het  L 8. 1 het welk de rapporteurs meenen gelegen te zijn in de bank, of droogte, voor de ftad, welke hindernis de requeftranten befchouvven, vangeene de minde beduidenis te zijn, vermids flechts eenige maanden behote ven beileed te worden, om de voorfchrevene bank, den voDrnaaöiften, en eenigen hinderpaal, waarom Medemblik zou worden geprefereerd , op Vlaaks diepte van 14 a 15 voeten te brengen." Dat de requcftran- ten vourds vertrouwen, deze eenige zwarigheid uit den weg geruimd zijnde, deze vergadering niet anders zal kunnen befluiten , dan de ftad Enkhuizen , met uitfluiting der twee andere fteden, te bekwamen tot eene legplaats van grote liniefchepen en fregatten. — Dat zij vervolgends verklaren, „dat de Stad Enkhuizen ? ter bevordering van de algemeene belangen van 't vaderland , geneegen en bereid is , om de droogte of bank voor de ftad gelegen, voor hunne Tekening, zonder eenige kosten van den lande, binnen een behoorlijk te bépalenen tijd , met die van Vlaaks diepte gelijk te maken, en alzo diep te houden , in dat" vooruitzigt , dat dan ook de ftad Enkhuizen zal worden geprefereerd voor en boven de twee andere fteden." Bij dit voorftel van den gemeente - raad van Enkhuizen voegde, op dien zelfden dag de burgervertegenwoordiger G. J, G. Bacot een ander, houdende, dat men uit hoofde van het hoog gewicht der zaak voorhanden, in de keuze eener leg- en werkplaats voor 'slands oorlogfchepen. zich niet moest bepalen tot eene der drie gemelde plaatfen in het noordelijk gedeelte van ons gemeenebest , zonder ook bedagt te zijn geweest op het onderzoek: of 'er bui. ten dezelven eene noch betere, en dieswegens dev©orkeus ten dezen einde meer verdienende , te vinden Ware ? —— Dat welligt de haven en reede van Delf-  C 9 ) Delfzijl, aanmerklijk door diepte, uitgebreidheid, goeden anker grond, verval van water, dekking tegen dorm en winden enz. van den zeekant, geljk mede door de binnen vaart op Groningen , en verdere betrekkingen landwaard in ,— wel onderzocht, in de keuze van eenen haven de referve den voorrang verdiene — Dar de betrekkelijke beflisfing omtrent hét ingeleverd verflag geene nadere befchikking mag prejudiciëren. — Maar dat der commisfie verder werde opgedragen, om ook het nodig onderzoek te doen : in hoe verre voor 'slands algemeene belangen, en die der marine in het bijzonder , van de reede en kom van Delfzijl, een minder of meerder gebruik, al of niet, behoorde te worden gemaakt, en waar in het dan zou bedaan ? alles ten fine van confideratien en advis. " Beide deze voordellen hadden zo veel gewichts en invloed, dat men de beraadflagingen over de bovengemelde haven-memorie, aan de order van den dag zijnde, tot den 8 Nov. 1. ï. uitdelde, wanneer de burger vertegenwoordiger B. Bosch het volgend voorftel deed/' De misfive van den raad der gemeente van Enkhuizen, inhoudende een aanbod niet minder dan de wegneming eener zandbank voor den haven van die fiad leggende, is door deze vergadering van dat gewicht geoordeeld te zijn, dat de discusfien over het rapport der zeehavens van het noorder quartier, het geen den 31 October 1. 1. aan de orde van den dag was, verfchoven is, tot de leden dezer vergadering over de mogelijkheid der wegneming van gem. zandplaat zich nader zouden kunnen informeren. Dan, daar deze informaiien in den tijd van zes dagen door de leden niet hebben kunnen gefchieden, noch ook de fteden, Hoorn en Medemblik, in dien tijd hare bedenkingen op het Ehkhüizer voordel [zo zij zulks mochten A 5 ver-  [ io ] verkiezen] hebben kunnen inbrengen; del ik voor: dat de vergadering de discusfien over het rapport der zeehavens van het noorder quartier, als nog verfchuive", en daar toe eenen anderen dag bepale." Hier op werd gedecreteerd: het bovengem. request van den raad der gemeente van Enkhuizen , beneffends het voordel van den burger repre- fentant Bacot, mede draks vermeld, te dellen in de handen van die zelfde commisfie, [thands bedaande uit de burgers reprefentanten Bds. Nieuhof, H. D. van Hoorn, li. Verhees en B. Blok] om het een en het ander te examineren, en der vergadering daar omtrent te dienen van confideratien en advis; — en dat inmiddels het rapport van de voorfz. burgers reprefentanten, den a7 Sept. 1. 1. uitgebracht, zal worden gehouden in advis, tot dat de voorfz. commisfie over het gemelde request, en de propofitie van den burger reprefentant Bacot, zal hebben gerapporteerd. Wij voegen hier bij het verzoekfchrift van den raad der gemeente der dad Medemblik, d. d. 9 Nov. insgelijks tot datzelfde eind, ons opgedragen, houdende, na een aanbevelend verflag van hunnen best gekeurden haven: dat het gehazardeerd aanbod van Enkhuizen bij deze aanzienlijke vergadering,in zoodanig Belangrijk befluit voor den lande, van geen invloed, noch ten nadeel van Medemblik, mag ftrekken; —— Idat de dad Medemblik, hoe bezwaard en bekrompen ij; ook in derzelver financien, ter bevordering van de al- 11 gemeene belangen van 't vaderland, geneegen en bereid is, in vooruitzicht van voorkeur, om het bankje i in den mond van den haven aldaar, door de commis- I lie bij het rapport opgegeven, binnen korte dagen, ■ voor hare rekening, en zonder eenige kosten van den I lande, geheel weg te ruimen, en vervolgends op de I diepte van 15 a 16 voeten water te onderhouden, en I daar^ I  ( II ) daarenboven, ten dienste van 'slands marine, aan den lande afteftaan alle zoodanige gronden en gebouwen, als aan de ftad in eigendom behoren, aan de zuid zijde van den westerhaven, als welken, bij het voorfz. rapport, ten dienst van den lande worden geoordeeld benodigd te zijn ; even gelijk zij requeftranten, in het afgeloopen jaar 1795, bereids een ftuk gronds , voor rekening van de ftad aangekocht, en aan het committé der marine afgedaan hebben. Al verder voegen wij hier bij de misfive van den raad der gemeente van Hoorn d. d. 30 Nov. 1. 1. almede tot dat zelfd eind ons ter handen gefteld, houdende eene optelling van opofferingen op 't outer des vaderlands ten dienst van het departement der marine aldaar; nieuw aanbod van het geheel fchuiterS eiland, ten dienst der marine, het land afteftaan; — insgelijk van de benodigde uitdieping van dok en haven voor 'slands fchepen, in hope zeggen zij, „ dat het voordeel daar door aan den lande en de verkwikking aan onze arbeidzame, doch thands kwijnende , medeburgers toetebrengen , de te makene onkosten rijkelijk zullen opwegen"; • aanprijzing der interieure fuuatie van dok, haven, werf, magazijn, geftaafd door het getuigenis van de commisfie uit hun H. H. M. M. volgends rapport d. d. 19 Meij 1795; geHjK mede uit het rapport van 27 Sept. 1. 1.; nadere confideratien omtrent het exterieure, als toch meer vatbaar voor langdurige ondervinding van deskundigen, werkzaam in dat vak, dan voor eene eens te ne- mene proef, of oculaire infpeccie ; bedenking over de interieure en exterieure fituatie aldaar te zamen genomen, ter meer juiste vergelijking met anderen; de befchouwiug van den lcheepsbouw en takelagie van de kiel af tot het zeekiezen toe, in alle opzichten voor Hoorn pleitende, als daar geichie- de-  C 12 ) dende met de minste moeijte, kosten, en tijd; ■ 't kamelen binnenshavens zonderden mond te Hoppen of de vaard te ftremmen; de vastheid van den grond onder 't flip in het Hoornfche hop voor werpankers; verzekering, dat de diepte aldaar niet afne- me, en uitdieping nimmer hebbe plaa*3 gehad; de niet noemenswaardige fom dier kostbare wate'rfchepen bij het in- en uitbrengen der fchepen door het Hoornfche hop, in vergelijking der kosren bij het uitdrilien van fchepen in andere havens ; de rede van het gebruik dier waterfchepen te Hoorn; . eindelijk het befluit, dat de interieure en exterieure e.xpeditien, en kosten, wel vergeleken en afgewogen, de balans merkelijk ten voordeel van Hoorn zouoverflaan, als mede die hope, dat deze bedenkingen, vrij van alle lieTivc, of onware, uitdrukkingen op de havens van Enkhuizen en Medemblik , de ferieufe overweging dezer vergadering znlleu verdienen. Al verder voegen wij hier nog bij het verzoekfchrift der muuicipaliteit van Delfzijl d. d. i December, dezer commisfie, om die zelfde reden, overhandigd, houdende: hoe ook zij, gedreven uit eene zuivere liefde ten algemeenen best, en niet door den vernederden geest van plaatfelijk eigenbelang, 't oog dezer vergadering nodigen ter befchouwing van een, hoe zeer verwaarloosd,-— hoe dikwerf vergeten, plekje aan de boorden der Eems, de uiterfte grenzen des Vaderlands, dan doch, ten opzicht van Neerlands voordeel en aanzien, zeer belangrijk plekje, Delfzijl! . hoe daar de Eems, zoo uitnemend gefchikt voor de zeevaart, langs den voet der fortresfe ftroomt, overal vasten anker grond oplevert, en wel beveiligde legplaatfên; hoe daar genoegzame diepte is vuur de zwaarfie oorlog fchepen, die op de reede voor Huöi'e ankers kunnen zwaaijen en draaijen, ter-  ( 13 > terwijl ook geen zeegat veiliger kan worden ingezeild, dan datderEems; hoe die haven thands Hechts met flijk, — en geen zand, bezet, met weinig kosten kan worden opgeruimd; — hoe dit gezegde proefondervindelijk geftaafd worde niet alleen door de fchepen der Afiatifche compagnie, voorbij Delfzijl na Embden ftevenende, maar ook door het roemrijk voorbeeld van de Huiter, de O. I. retour vloot te Delfzijl Bergende; boe dit mede bevestigd worde door het getuigenis van deskundige zee-officieren van vroegere en latere tijden, zelfs noch na deze jongde omwenteling, zoo veel bronnen van de kennis der srangelegendhèid dier plaats, waar fcheepheffende kamelen onnodig zijn, 't uitzeilen of inzeilen van terugkomende,of op kruistogt uit zijnde, fchepen zeer gemaklijk is; — hoe dus ook zij eerbiediglijk verzoeken, te onderzoeken, uit hoofde van het gewicht der zake, en het algemeen welvaren van ons geliefd Vaderland, of'er, behalven Hoorn en Enkhuizen, ook nog een gefchikte haven voor 'sLauds fchepen kan aangelegd worden! Eindelijk kunnen wij hier noch bijvoegen een nader adres van het plaatfelijk beduur van Delfzijl d. d. 19 Dec. 1796, ons om die zelfde reden toegewezen, houdende eene algemeene apologie, of verdéediging van het zoo lang miskend, als te dikwerf mishandeld , en deeds verwaarloosd, Delfzijl, tot hier toe het noodlottig flachtoffer van het partijdig federalisme en der nijdige daatkunde, voor wier bedwelmenden invloed de fchone gelegenheid van des zélfs haven, hoe zeer door de natuur begunstigd, hoezeer belangrijk vor eene zee-mogenheid ! zwichten moest; — en vöorda eene bezondere apologie van deszelfs veiligheid , voor al met betrekking op het nabij gelegen vreemd grondgebied, 't Pruisfifche Oö'stvriesland. — Dat uame* lijk  C 14 ) lijk Delfzijl, uit dien hoofde, geenszins ongefchikt kan worden gerekend tot een haven de referve, tracht men hier te betogen, eerst van den zeekant. Daargelaten het diplomatiek verfchil over de aanfpraak op de Eems, of ook aangenomen, dat Pruisfen dis kan bevaren, wat dan nog! Pruisfen is geene zee-mogenheid, gelijk wij, die met twee kapertjes den handel en haring-visferij van Embden kunnen Irremmen. Batterijen van deO.Vriefche kust bereiken Delfzijl niet. De Wester Eems wordt door kleine fchepen bevaren.— De mond der Ooster Eems in dit vaarwater is fchier buiten 't bereik, zelfs van een dertig ponder. Van den Oost Vriefchen wal, fchoon met gefchut bezoomd, is geen het minst verdriet te duchten. De vaart, langs deze zijde van de Paap en den voet der vesting Aromen de, is boven het bereik van het gefchut : de afftand tusfchen Douvres en Galais is niet veel groter. Voor 't verbranden der vloot aldaar is ook geene vrees , moetende zulke fchepen van Watum tot Delfzijl , twee uuren gaans, de ongenade van 't vuur der wel voorziene wallen verduuren. De haven ligt vervolgends binnenwaard; eene afgeperkte kom tusfchen Delfzijl en den dijk, op welke toegang eene menigte batterijen fpelen. Van den land kant, is ook de vijand voor Coeverden, de Bourtange, de Langen Akkerfchans , de Oude Schans, den Ganzen dijk, en zoo voord, door water- en vesting-werken wel te weren. — Het befluit is een verzoek, om van deze uitnemende gelegenheid, overeenkomstig het belang der natie, het recht gebruik te maken. Ziet daar, B. B. R. R.! eene reeks van cömmisforialen , waar op gij goedvondt de bedenkingen en ophelderin gen dezer commisfie iuteroepen. Gelijk wij gevoelig zijn voor de eer van het vertrouwen, het welk ons daar  (. 15 ) daar in toedraait : zoo is onze wensch en begeerte om daar aan, naar ons best vermogen, te beandwoorden. En konden wij bier uwe goedkeuring weg dragen, geen loon zou ons edeler kunnen zijn. Schoon wij hier voor ons zien, fchier een zevental ondericheidene brieven, voordellen, of verzoekfchritten; fchoon in die zeiven een vier dubbel belang,niet luttel uit elkander loopend, zich met den eerden opflag doet bemerken : voegen wij echter die allen te zamen. De bruid trouwens, waar om allen vrijen, is eene en dezelfde:bij mij is Neerlands dierbaarde fchat bestgelegen, zegt de burger van Hoorn; ——beter bij mij, zegt die van Enkhuizen; bij mij nog beter , zegt die van Medemblik; en bij mij welligt best van allen, zegt die van Delfzijl. De Commisfie was misfchien wel in ftaat om al het geen hier te zeggen viel in eenige weinige grote trekken zamen te vatten: dan vrees van mis verdaan te worden , en 't hoog plichts bezef zoo voor deze vergadering zelve , als ook voor de burgerij, aan de welke zij, den vrijen toegang gunt, en wier belang zij behartigt, en wier zaak zij beflist, roepen ons ter nadere ontleding. Wij verledigen ons dus voivaardig allen, duksgewijze, met onze bedenkingen of ophelderingen na te gaan, ten einde over diezelven het, ons meest doenlijk , licht te fpreiden, ter grondige en fpoedige beflisfing dier grote zaak, de bepaling der keuze voor een haven de referve, in deze vergadering, en ter overtuiging van de gegrondheid dierzelve voor eiken Bataaffchen onbevooroordeelden burger. Die uit dit gezichtspunt de zaak met ons befchouwt, zal de uitvoerigheid hier niet overtollig wraken, veel min als nodeloze langwijligheid gispen. Voor af zij het "ons gegund eenige algemeene bemerkingen te maken. Uwe  ( 16 ) Uwe Commisfie , bezig met het ontwerpen der voorgaande memorie, of havenbericht, doorzag te wel het gewicht dier zaak, en de moeilijkheid dezer taak, ten opzicht zoo velerbezondere belangen, dan dat zij zich kon vleijen met eene olgemeene goedkeuring. Intjisfchen heeft dezelve geene redenen zich deswegen zeer te beklagen. Zelfs in de voorhanden zijnde ftukken, of nadere brieven, en voordellen,' vinden wij onze grondbeginzelen osaangevochten , en onze beiluiten, over het geheel genomen, onbedild. Ja! zelfs de brief van Hoorn, fchoon tegen dit ons bericht gekant fchijnende , doet , gelijk wij eerlang zullen tonen, geen wezenlijken inbreuk hier op. Immers wij mecnen ons , met eenigen grond, te mogen vleijen, geen hoofdzakelijk duk, hier of elders , te hebben misgezien. Zouden wij ons ten dien opzicht niet wel mogen beroepen op de boven aangevoerde ftukken zeiven? [ W,J willen niet ontveinzen , dat in de meeste dierzelven een onderlinge, door eene lange reeks van jaren begrijsde, naijver kennelijk doorftraalt; ook niet, dat diezelfde kan worden afgeleid uit een zeker municipalisme, of ftedelijk belang, 't algemeen van het één en ondeelbaar Bataafsch volk, meer aan het zijne, dan het zijne aan het algemeen, opofferende: maar zijn wij daar toe bevoegd? Wij eerbiedigen veel liever in dezen onderlingen naijver een edel bewijs, om onze Bataaffche zeemacht te beVoorderen, — eene zucht, vereerd te mogen zijn met de bewaring van oorlog fchepen, en verheven tot het Palladium van Neerlands dierbaarften fchat! . den hogen prijs, waar op die eer mag gewaardeerd worden , gepaard met eene prijswaardige begeerte den bloei en welvaart van elks burgerij te doen herleven. Uit een zoortgelijk beginzel, uit die edele gevoelens vaa  C 17 ) ivan vaderlandsliefde voordgefproten, willen wij ooi; jliefst befchouwen de aanbiedingen van opofferingen, waar van de fteden uit het noorder quartier gewagen ; Jnaamlijk, niet als voorwaarden eener negotiaüe om een jhaven de referve hier of daar te_ ftichten, of van een voorrecht, een uitfluitend recht op dien zelfden, boven andere fteden, of plaatfen. Inde dagen der gelijkheid heeft zulk een privilegie koop weinig val, en 't Batatfsch volk , houdt oppermachtig aan zich, ook daar omtrent fteeds, ten allen tijd, overeenkomstig zijne ware belangen, te beftellen: gelijk daarom ook deszelfs vertegenwoordigers op hunne beflisfende keuze niets zal kunnen doen wegen, dan de grotere gefchiktheid, en het daarmede gepaard algemeen vidks belang,, kennelijk in de minfte kosten, en den meesten fpoed. Maar wij zullen, en willen, deze aanbiedingen nemen voor dankbare blijken vaii vaderlandsliefde, om, wanneer «nen eene of andere plaats,voor een haven de re-, ferve meest gefchikt, heeft verklaard, dan daartoe mede te werken, en het zijne vrijwillig, als eene edelmoedige gift op het outer des vaderlands, te offeren.—. Neerlands volks vertegenwoordiging zal die ftad, wel-> ke ler bevoordering van het vaderlandfche zeewezen, vrijwillig, het hare toebrengt, omtrent het vaderland, welverdiend verklaren. En dat moet eener vaderlands.-; lievende burgerij voldoende zijn. Uwe commisfie, deze gevoelens- in allen even eens. befchouwende, zal niet ligt gevaar loopen, nu zo min als voorheen , de granzen van onpartijdigheid te over-, fchrijden. Hare zucht, om het trouw behartigen van het algemeen belang en volks welzijn zich ter hoogfte wet te bewaren, en aan hare beginzels, onlangs ontwikkeld, in de beoordeling dezer , naderhand inge-. diende, voorftellen, kiesch getrouw te blijven, is en Wij ft dezelfde. Het eigenlijke, het ware, gezicht»?. B punk  C > punt blijft onveranderd. Wij zullen ook in dit zelfde, pal blijven Haan, en, met geen meerderen eerbied of nadruk , de belangen van het zoo dikwerf vergeten plekje: van Delfzijl aan de boorden der Eems ter harten nemen, dan van eene ftad in het noorder quartier. Met deze gevoelens begeven wij ons ten bijzonder onderzoek van elk der ons opgedragene voorftellen. Laat ons eerst handelen over dat, het welk Del/zijl. betreft; en dan over die der fteden in het noorder quartier. Delfzijl. Het kan fchier niet anders, ©f het zeeplaatsje Delfzijl, aan de noorder zee, aan den mond der wester Eems gelegen, moet in het oog van een vaderlandlievenden Nederlander, die in koophandel en zeevaart Neerlands welvaren, en bloeij, zoekt, en zich noch door provincialisme, noch door municipalisme, laat begoochelen, allerbelangrijkst zijn. Gelijk de commisfie den burger reprefentant G. ^. G. Bacot, van het laatften vrij, doch van het eerfte wel overtuigd, kent: zoo billijkt diezelve ook, in meer dan een opzicht, dit zijn voorftel, om, naamlijk, op het onderwerp van een haven de referve geene volftrekte uitfpraak te doen, voor en aleer Delfzijl mede onderzocht zij ; en het verzoek van het plaatzelijk beftuur van Delfzijl loopt mede daar op uit. Voorzeker moet dit plaatfie, fchoon het zelve Hechts 8il zielen telt, in betrekking tot Neerlands fcheepvaart, en zeemacht, de aandacht tot zich trekken. Deszelfs legging , zo zeewaard als landwaard, deszelfs reede, uitgebreid en veilig , deszelfs haven, ruim en diep, en vele andere bezonderheden, belooven niet weinig ter bevoordering van koophandel en zeevaart. Dit  ( 19 ) Dit begreep reeds de oude Spanjaard, welks fchrikbewind Bitoos kroost nog doet ijzen, de hertog van Alba! Alba vergrimd op Etnbden , waar de ketterij toen fchuil en heul vond, wilde Delfzijl ter ftad verheffen. Door deszelfs gelegenheid ten koophandel en ter zeevaart, te gelijk ook om Embdenafbreuk te daen, genoopt, deed hij afperkingeu van wallen, grachten, bolwerken , enz. om deze zijne ftad, Marsburg te noemen, opmaken. Die van Groningen, tuk op hunne voorrechten, toonden, dat Delfzijl, als ftad, hem nadeeliger zou zijn, dan Embden. Albaas ontwerp, het zij door de beroerten dier tijden,— het zij uit zijn tanend gezach, — het zij uit den ouden ftreek der ftaatkunde, kreeg, behalven de voltrekking der fchans, door L. V. Nas/au begonnen, geen beflag. Omftreeks 1592 poogden die van Vriesland , mede Delfzijl tot eene ftad te maken, doch zonder gevolg. Dit begreep niet alleen, maar bevestigde, zelfs proefondervindelijk, onze zo dappere als zedige, doch altoos grote vloot-voogd, M. de Ruil er! wonder fciioon, toen hij met zijne west-indifche vloot van 19 zeilen, waar onder 5 Engelfche prijzen, den op hem loerenden Brit gelukkig voor bij flipte, gehuld in den mist, gelijk in een mantel, ■ den 6 Augustus 1665 s'ochtends het gat der Wester Eems vattede,— en 's middags 4 uuren zonder loots voor de vesting Delfzijl het anker wierp. „ De verflagenheid , zegt G. Brandt, die de gemoederen der ingezetenen zedert de" rampen van 'slands vloot [ 14 Junij 1665] hield beklemd, ftreek van het hart,"' — op de heuchelijks behoudenis en aankomst van dezen vader des vaderlands en held der zeen. Die blijdfchap, welke al wat edel gevoelde, toen bezielde, zal ook nu noch geen vaderlandsch gemoed zonder hartelijke aandoening lezen. — B a Dus  pus diende ook, zeven jaren later, dit zelfde Delf? : zijl, ten veiligen haven vóór de rijke O. I. C. retour- < vlooi, die den '4 Augustus 1672 den Brit, tot dien Zeeroof'op het doggerszand geposteerd, ongemerkt voorbij (treek, en van voor Delfzijl [het welk zij nog 'met gefchut en fcherp tegen den aauflag van den BisIchop van Munlter voorzag,] door dien zelfden grotèn vloot-voogd, kort daar aan, wierd binnen gehaald. Wij zwijgen van latere getuigenisfen , en opzettelijke berichten van kundige zee -officieren en ingenieurs, over de gunstige gelegenheid van Delfzijl , en het hut, daar uit voor de vaart te halen, waar op zich de gemeenteraad van Delfzijl in deszelfs verzoekfchrift te recht beroept. '"Uwe Commisfie, de havens in het noordelijk deel van ons gemeenebest opnemende, was van het een of het ander te Delfzijl niet geheel onkundig: dan onze zending niet derwaard zijnde , werd die haven toen geen onderwerp van ons onderzoek. Thands is dit onderzoek, ingevolge het befluit dezer vergadering Van 8 Nov. 1. 1. vooral ter voldoening aan het voofftel van den burger reprefentant G. J. G. Bacot, en der municipaliteit van Delfzijl, ons opgedragen. ' Uwe Commisfie zal niet in gebreken blijven, eerlang, de gelegenheid dier zeeplaats en deszelfs haven opzettelijk te gaan opnemen, en het nut, daarvan te trekken zoo veel, in haar vermogen is, grondig en naa'uwkeurig te berichten. Dan, fchoon wij, tot een ftellig bericht van het nut dier gelegenheid in het gemeen, noch niet in ftaat zijn: meenen wij echter wel in Haat te zijn," daar van zoo veel, of dat, te kunnen zeggen, het welk ons, behoudens beter, voldoende fchijnt om de beraadflagingen over een haven de referve, of het « * ■> •• ■', ■ • ' ' rap-  C 21 ) Rapport der perfonele commisfie van «7 Septembet J. 1. daar om niet langer te vei trekken. , Wij erkennen geredelijk, B. B. R. R! wanneef cmen eene zekere leg- en werk - plaats voor onze zeemacht wil (lichten, moet men zich niet bepalen tot ildeze of gene plaats in dit of dat kwartier: maar tot die, welke, over het geheel genomen, de meest gefchiktde daar toe zij; dat is, waar allerlei zcort wan fchepen, met de meeste gelegenheid, en in ilden minden tijd, kunnen uit- én inkomen, en waar idiezelven veiligst zijn. Dit laatst vereischt komt hier vooral in aanmerking, en maakt hoofdzakelijk den grond uit, waarom men zich in het onderzoek na een haven de reiferve alleen bepaald hebben binnen de Z. zee, of wel bij de havens in het noordelijk deel der zuider zee, als in den boezem van Nederland. Uit dit ger 'zichtspunt Delfzijl befchouwende, fchijnt ons deze (haven, betrekkelijk het voor handen zijnde onderjwerp, of haven de referve, het zij met eerbied geizegd, min tijdig aangevoerd. ,, Er zou in 'teind der republiek een haven te meer zijn;" zegt het plaats beduur van Delfzijl: maar juist daarom, dat Delfzijl i aan het eind. van ons Bataafsch gemeenebest is gelegen, durven wij die plaats niet gefchikt keuren tot dit doel. Zelfs in het Nieuwe Diep, maar hoe veel zou dit niet vooruit zijn, zoo wel doorlegging i als vooral diepte! mochten wij niet voorzichtig keu1 ren, Neerlands vloot te betrouwen [rapport bl. 75] ; I hoe, zouden wij dan Neerlands dierbaarden fchat veilig genoeg kunnen rekenen te Delfzijl,-— aan denoord, 2ee — in — of langs de wadden, — aan den buiten kant 1 van ons gemeenebest, — aan den mond der Èems,— | in het gezicht eener vreemde en machtige mogenheid ? ja! ware Oost Vriesland een onbetwist eigendom van U % het  ( 42 ) het Bataaffche één en ondeelbaar volk, of onsBjtaafsch gewest! uwe commisfie, hoe btfchroomd in hare uitfpraak, zou diezelve geenszins noch zoo driest hier ter neerftellcn; maar laten volgen op- en regelen naar het plaatzelijk onderzoek. Dan deze aangevoerde legging alleen, en daar uit ontfpruitende onveiligheid, fchijnt ons t'hands wel voldoende, om de beflisfing van een haven de referve na dit plaatzelijk onderzoek niet uitteltellen. Een enkele blik op eene figurative kaart dier [treken is voldoende om zich daar van te verzekeren. Ook fchijnt het ons min noodzakelijk, de gevaren, waar aan het fchoonlle deel der opgelegde zeemacht in zulk eene plaats zou kunnen zijn blootgefteld, breedvoerig op te tellen, al konden wij ook. Het verraderlijk booswicht zal licht vruchtbarer zijn in fnode ftreken uit te zinnen, dan wij kunnen aanvoeren, om daar tegen op onze hoede te zijn. Ook dunkt het ons niet noodzakelijk meer bedenkingen aan te voeren, die, fchoon in zich zeiven door kracht van geld, en tijd, en moeite, overkomelijk, echter,op de fchaal der vergelijking met Medemblik, een verbazend overwicht mede voeren. Terwijl, wilde men te Delfzijl mede een referve-haven ftichteu, deze vermenigvuldiging itrijdig ware met den geest van ons tegenwoordig zeewezen, ingericht niet naar het bezonder (tedelijk , maar het algemeen , belang. Intusfchen, fchoon wij, uit mangel van dit vereischt eener legplaats of referve-haven, Delfzijl niet mogen aanprijzen, blijft echter altoos die haven , aan dat eind der republiek, bij ons een zeer belangrijk onderwerp, en de oordeelkundige aanbeveling van den burger reprefentant G. G. Bacot bliift, overigens,bij ons in volle waarde. Welke? — en hoe groot die zij? of welk het gebruik van dezen zeenaven te maken zij? of  ( 23 ) of behoorde te zijn, zoo wel voor koopvaardij ~als gewapende fchepen, — 't zij in tijd van vrede of oorlog? — Welke voords de plaatzelijke gefteldheid, voordeelen, gebreken, middelen enz. zijn? in dit ftellig bericht, durven wij ons t'hands niet inlaten. Dit vordert een opzettelijk onderzoek, waar voor, behoudens de blijvende goedkeuring dezer vergadering-, de commisfie noch eenig uitftel verzoekt. De bovengem. bedenking zij t'hands genoeg om te befluiten, dat men, naar ons inzien, Delfzijl niet kan brengen op de lijst dier plaatzen, welken na den prijs eener formele leg- en werkplaats, of haven de referve, voegelijk kunnen mededingen. In dit opzicht, en in zoo verre, vleit zich de commisfie aan het voorftel van den burger reprefentant G. J. G. Bacot voldaan te hebben; gelijk mede aan het befcheiden verzoek der municipaliteit van Delfzijl, wier vraag: „ of er behalven Hoorn en Enkhuizen ook nog een gefchikte haven voor 's lands fchepen kan aangelegd worden? denkelijk dus zal moeten wordei opgevat: of'er, behalven Hoorn , Enkhuizen en Medemblik, ook nog eene andere plaats zij, die in het onderzoek na een haven de referve diende in aanmerking te komen, naamlijk Delfzijl? dit trouwens blijkt genoeg uit het beloop van den brief. En 't antwoord zal hier niemand te vergeefsch zoeken. Wil men echter die vraag, welke ons dubbelzinnig voorkomt, dus op vatten: of'er ergens, behalven Hoorn en Enkhuizen, ook noch een gefchikter haven kan aangelegd worden voor 'slands fchepen? dan and? woordtde commisfie, ja! naamlijk Medemblik: en zij vleit zich dit, in het bericht van 27 Sept. grondig getoond te hebben. Wij voegen 'er bij, dat wij, om. ftraks gemelde reden, dezen referve-havende voorkeus geveri boven Delfzijl, latende voords de aangelegenB 4 *ei*  f 24 ) peid van dien haven , en deszelfs voordeden ter bevooi* dering der koopvaart, of 'slands fchepen en vloten, ten nader onderzoek en bericht. Tegen het geen wij, naar het wel beraden bezef onzer nationale verplichting, door geen gewestelijk, of dedelijk, veel min perfoneel, belang belemmerd, op 't voordel van onzen zeer geachten medebroeder, den burger reprefentant G. J. G. Bacot, als ook het Verzoek van den raad der gemeente van Delfzijl, vermeenden, U,B. B, R. R! te moeten in bedenking geven, en daaromtrent te befluiteu voordroegen, fchijnt fchier geheel en ai ingericht te zijn 't jongde addres van den raad der gemeente van Delfzijl d. d. 13 Dec. 37<,6 (boven bl. 13 breeder gefchetst.) Deszelfs inhoud, eene apologie voor - of betoog van de veiligheid dier havenplaats,zoo wel van de zee- als land-kant, gedoogt niet, dat wij dit alhier onvermeld laten. Ook hier omtrent' zullen wij ons, zoo edelmoedig als rondborstig , verklaren, en onze bedenkingen U, zoo zedig als eerbiedig, voordragen. Met heler harten doen wij recht aan de wel befnedene pen, waar uit dit vaderlandsch duk vloeijde. Wij ei kennen, met eerbied en genoegen, den welmeenenden ijver voor het hoog en dierbaar belang des vaderlands, daar in doordralende, en de fchone gelegenheid van die zeeplaats, als daar aan best beantwoordende, voorgedeld. Wij gevoelen, met den raad der Delfzielfche gemeente, dat die gewestelijke en dedelijke geest, die te dikwerf het huizelijke gewest- of dads voordeel doordreef, ten kosten van het algemeen, en in fchier alle vergaderingen met dit opzet rondwaarde Uit de hoge raadzaal van de Bataaffche volksvertegenwoordiging verre geweerd moet zijn. - Ook wij gevoelen, met den raad eenlteramig, enoverrui- gead,  ( £5 ) gand i, dat het hoog beiluur van het Bataaffc^e volk alle zijne befiisling over de volksbelangen ,— die voor al, welken van zulk een onberekenbaar gewicht, en zoo verre uitziende gevolgen zijn, ais dit tegenwoordig onderwerp, alleen moet vestigen op een recht opgeklaard doorzicht van dat geen, 't welk het meest ter bevoqrdering van het algemeen belang van Neerlands heil en volksgeluk, nu en eerlang, ftrekt. Ook wij gevoelen, met dien gemeente raad, in vollen nadruk, het belangrijke van Delfzijls zeegelegenheid, als een zoo gunstig aanbod der natuur, dat het zelve niet zonder ondankbaarheid gemiskend zou worden, en zien ons ook door dit (luk meer en meer bevestigd in de grote verwachting, die wij koesteren van dit plaatfie, of liever deszelfs zeelegging , ten voordeel van Neerlands fcheepvaart, het zij voor den koophandel, het zij voor de gewapende zeemacht, en ten dezen opzichte, zoo wel in tijd van vrede, als vooral van oorlog. Dan, met dit al, kan ons het aangevoerde voor de veiligheid van dezen grens haven, welks vermogen wij in geenen deele willen ontveinzen, veel eer met blijdfchnp erkennen, geenszins voldoend gekeurd worden, om ons bovengelleld befluit, hoe gereed wij anders daartoe zouden zijn, intetrekken, en U te kunnen voordragen, aldaar een haven de referve, in dien zin, als ons vorig berichtfehetst, aanteleggen. Die veiligheid, welke wij in getnoede nodig oordeelen , als een onmisbaar vereischt dier plaats, waar vzulk een kostelijke, zulk een onberekenbare, fchat zal worden opgelegd, wordt hier niet gevonden. Wij bepalen ons alleen t'hands bij die veiligheid: overmids al het overige roekeloos door ons zou beoordeeld worden, zonder voorafgaand naauwkeurig onderzoek. —5 En deze veiligheid, hoe groot die ook B 5 zi)»  ( *6 ) zij, en van den water-, en van den land-kant, blijft voor ons noch veel te klein , om ons grootfte , fchoonïle, gedtichtfte, deel der Zeemacht, onze kostbaarfte fchepen, kostelijke magazijnen, waar in alles, alles moet gevonden of opgelegd worden, het welk benodigd is, om een vloot, geheel uitgerust, iil zee te brengen, te mogen betrouwen in eene plaats, hoe gunstig gelegen in veel opzichten, op de uiterste grenzen van zee- en land-zijde, in het gezicht eener vreemde en geduchte krijgsmogenheid, waar de kans of het gevaar, om die te verderven, al is het ook niet door eene gewapende vloot, voor het verradelijk booswicht, tuk op verderf, al te groot is, en blijft. 't Is zoo: te Medemblik kan dit ook gefchieden. 't Boek der ondervinding, zoo oudere als nieuwere, in- en uitheemfche, leert ons, hoe de aanüagen der boosheid , tot in het middenpunt van volk of land , wel eens beftaan doortedringen; dan doch wij laten rustig aan elks oordeel: of zulks in den boezem van Nederland, waar wij dat nationaal kleinnood, dit varierlandsch bolwerk, raden op te leggen, even zo ligt mogeljik, even zo zeer te vrezen zij , dan aan den uiterften zoom ? En deze gerustheid, zoowel als deze voorzichtigheid, zal niemand, die het vaderland wel wil, en dit ftuk grondig doordenkt, wraken. 't Kan zijn, dat dit eene zwakheid in ons zij. Dan, B. B- R R! wij fchamen ons deze zwakheid niet: wij houden hier ons oog geheel gericht op het gewicht dier zaak, op het hoge volksbelang, op het fchild van vrijheid en wehaart! Mier fehoomden wij iets te wagen, zonder den dringendfte nood! Hier roeenen wij te veel te wagen, door een gevaar uit het oog te verliezen, i welk ook 't fpade nakroost ons zou kunnen verwijten, datwij konden, en moesten,bezeffen. Men houde 't ons  C *ï ) ons düs ten goede, dat wij blijven afraden, een haven de referve te Delfzijl te ftichten , zonder nochtans daar door, iets in het overig gebruik hier van, Baarde wezenlijke waardij dier gelegenheid, te bevooroordeelen. Enkhuizen. Overgaande ter overweging der nadere voordellen der drie meergemelde fteden uit het noordelijk kwartier, beginnen wij met het verzoek van Enkhnizen d. d. 31 Oct. Gewaagde uwe commisfie in haar vorig bericht met lof, uit gevoel van eerbied, van de ernftU ge pogingen des gemeenteraads, ter bevoordeling van den roem en bloeij hunner ftad, en ttn welvaart hunner burgerij: dezelve deed zulks uit bczef van plicht; vleijerij had daar in geen fcnijn van deel. Met genoegen zagen wij den raad en de burgerij zich onderling beijveren, in hare ftad, gevestigd te zien het palladium der vaderlandfche zeemacht: en de hoge prijs, op welken men die eer waardeerde, bekoorde ons niet weinig. Wij zien en eerbiedigen, in zeker opzicht, uit dit zelfde oogpunt, deze nieuwe aanbieding van den raad der gemeente der ftad Enkhuizen. Nationale eerzucht, gepaard met een levendig bezef van het belang eener nationale zeemacht, en 't duurzaam voordeel voor die ftad en burgerij, zijn, buiten kijf, de echte drijfveeren van dit groot en ver nitziend aanbod. Drijfveeren, voorzeker! prijswaardig, en die een recht geaart vaderlander in eenen ftadsraad' en burgerij niet, dan met genoegen, erkent. Ook wij fchromen niet diezelven, op zich zeiven, prijswaardig te verklaren ! fchoon wij van den anderen kant beducht zijn, dat diezelven, te zeer gefpannen, den raad tot iets Hoopten, 't welk naauwlijks in het ver-  C *8 ) vermogen dier ftad is, en zijn zal, -— en iets fchrijven of ftellen, 'c welk bezwaarlijk de ftrenge proef der koude rede kan doorftaan. Wij vinden ons vérplicht, het jongst verzoekfchrift nader te ontvouwen; en dit zou uwe commisfie, met die zelfde kortheid, en dien zelfden verzekerenden toon, welk in dit voor ons leggend ftuk heerscht, kunnen doen; maar het gewicht der zaak, en het bezef van onzen plicht, roepen ons tot ëene grondigere en naauwkeurigere overweging. In het begin van het verzoekfchrift wordt gezegd, „ dat zij requettranten, bij examen van 't zeer ampel en gedetailleerd [ in zo veel details begaf zich de commisfie om vooral te voldoen aan het verzoek van Enkhuizen, rapport bl. 17.] rapport zijn ontwaar geworden, dat, offchoon bij hetzelve in veel opzichten de ftad Enkhuizen, uithoofde van derzelve voordeelige legging aan de Z. zee, als eene gefchikte leg- en bergplaats van grote oorlogfchepen enz. wordt geprefereerd." Gij weet, B. B. R. R! de rede is hier alleen van Hoorn, Enkhuizen en Medemblik , en wel, in het laatst van het rapport, meest over Medemblik, en Enkhuizen: maar dan zal men dit niet ligt in het rapport vinden. Daar komt Enkhuizen voor minder gefchikt. Het meèr en minder trouwens ontwikkelt zich uit de vergelijking , en dan leze men bl. 56.' en volgg. van het rapport. Verre zij van ons eenig fpitsvinding bedil, of illiberale vitterij. Deze aanmerking eischt de geftrengheid der waarheid, én de eerder commisfie, die geen geringen prijs ftelt, zich overal gelijk te zijn,en nergens inconfequent te fchijnen. Ook zou dit ligt voor ontijdige gevolgen kunnen ten grond worden. Betreffende de meerdere gefchiktheid van Enkhuizen voor dea fregattenbouw, die zich den raad van Enkn.ui- Zttt  c ^ ; zen toeeigent, moeten wij het zelfde aanmerken. Op El. 78 van ons rapport, waar van dit onderwerp gefproken wordt, vindt men zekerlijk geene meerdere gefchiktheid aan Enkhuizen , zoo als 't t'hands is, toegekend. Ook lezen wij verder: „ ja zelve op diverfe respecten van het zelve rapport boven de ftad Medemblik wordt geprefereerd." Wij kunnen niet ontveinzen, dat wij graag gezien hadden, dat men in e:n ftuk, als dit, zich meer bepaald had uitgedrukt.' Gaan wij te rade met het geen bl. 54 tot 63 in het rapport gevonden wordt, dan zou Medemblik dit ruim zoo goed kunnen aanvoeren. Al verder zegt men in het verzoekfchrift bl. 2 boven aan: ,, [dat] de rapporteurs op het (lot van hunne gedetailleerde memorie of rapport [naamlijk bl 58 volgg. ] minder aanneemlijk voor den haven van Enkhuizen, dan wel voor dien van Medemblik en Hoorn adviferen." Hoorn is hier, gemerkt als leg- en bewaarplaats, pleonasme; als departement, — komt het hier ook niet wel te pas, [men vergelijke bl. 78 en vulgg. van het rapport]. Waar van, dus gaan zij voord, het ougunftig idéé alleen is toe te fchrijven aan het obdaeul, het welk de rapporteurs meenen gelegen te zijn in de bank, of droogte voor de ftad." Alleen zal hier beteekenen voornaamlijk , hoofdzakelijk, , En deze, dus vervolgen zij, ,, hindernis befchouwen de requestranten van geene de minfie beduidenis te zijn. Vermids Hechts eenige maanden behoeven bedeed te worden, om de voorfehrevene bank, den voornaamden eneenigden hinderpaaJ, waarom Medemblik zou worden geprefereerd, op vlaaks diepte van 14 a 15 voeten te brengen." Hier kan , nog mag, uwe commisfie, van welken kant zij ook dit fier aanbod, deze grootfche en ftoute taal, befchouwe , hare verbazing ontveinzen. Heden-  c 30 y denten wij dien onvoorbeeldiger! ijver, die blakende ïticht van den raad, om den roem en welvaart van het havennjk Enkhuizen te verheffen; wij (taan verbaasd, dat een bank-bezwjar van geene de minfte beduidenis, niet reeds voor jaar en dag is weggeruimd, en de vaart voor Errfchuizen op vlaaks diepte gebracht en gehouden! Bedenken wij onze plechtige za- menkomsr, en breedvoerige onderhandeling met den raad te Enkhuizen, waar in de gelegenheid van die itad, zoo buiten als binnen, van Hap tot (tap, zorgvuldig werd verhandeld: wij (taan verbaasd, B. B, R- R! — dat men ons niets repte van dit oude bank* bezwaar, als van geene de minfte beduidenisl En waar? En wanneer? was dit immer tijdig, dan toen ! — Om in hunne edelmoedige aanbiedingen ons niet te bedriegen, verzochten wij den fecretaris van den raad ons die zeiven fchriftelijk mede te delen. Wij hebben diezelven letterlijk geboekt ("bl. 45,) en d.iar van met lof gewaagd: doch het aanbod, om dit niets beduidend bezwaar weg te nemen, werd ons toen niet gedaan. Of was dit dan te minbeduidend om 'er noch gewag van te maken? zoo veel te makkelijker had men dit immers kunnen doen, ja! moeten doen: terwijl het toch over bekend is, hoe veelbeduidend, ja! onoverkomelijk, dit bezwaar, alom, gewonelijk gehouden worde. En zoo veel te eer hadden wij, die ons willig aanboden, alle de gelegenheden gretig te vernemen, en alles te horen, 't geen die ftad tot een haven, de referve, kon aanbevelen, ook zulks verwacht, ten einde dit, toen, op de plaats zelve, te naauwkeuriger te kunnen onderzoeken , en daar na te vernemen , om dus ook daar van , in ons gedetailleerd rapport, een gedetailleerd verflag te doen. Zulks ware voor ons toen maklijker, en voor den lande buiten kijf vooideeiiger geweest. Schier dit verzuim van  C 31 > van den raad van Enkhuizen,of dat het zelve is, dit» na het uitgebracht rapport ingezonden , aanbod is oorzaak, dat de beraadflagingen over dit, voor den lande zoo heilzaam, werk., de bewaarplaats van 'slandshoogftenfchat! zoo langweer op nieuw vertraagd worden.—. Vestigen wy onze aandacht op deze bank, als een na- tuur-verfchynzel in de zuider zee, en op het groot kunstvermogen, dit als van geene de minfte be~ duidenis te doen verdwynen: wij Haan verbaasd ! Is 'c wonder? Het wegruimen van dit verfcbijnzel komt ons voor niet alleen als van de allerhoogfte beduidenis: maar welks waarfchijnelijkheid, ja! mogelijkhed, ons niet eens volledig inlicht. Verre zij van ons de wufte grootfpraak, over dit, zoo veel beduidend als veruitziend, werk, beflisfende uitfpraak te willen, of re kunnen , doen. Wij vinden ons, ter grondige beoordeling van dit ontwerp, noch opgewekt, noch ook genoeg in ftaat: Zoo veel echter meenen wij te kunnen, ja! als ook, om tijd en kosten uit te winnen, t'hands te moeten zeggen, dat dit uitdiepen der bank tot op eene diepte van 15 voeten, en het onderhoud daar van,— machtfpreuken ter zijde gelleld,— iets is, 't welk nog al van eenige, en wel zeer aanmerkelijke, beduidenis mag en moet gefchat worden: wij vernoegen ons Hechts eenige wenken te hebben gegeven. Men kan in rivieren en ftromen , gelijk in de levende natuur, in zeker opzicht, eene phijfiolcgie en pathologie Hellen. Ook rivieren en ftromen kunnen worden aangemerkt, als in een ziekelijken ftaat. Om de ziekte , of een ziekelijk ongemak, te genezen, kan men tweeledig te werk gaan: 't zij door de oorzaak zelve geheel weg te nemen; 't zij door zich Hechts bezig te houden het verfchijnzel, van tot tijd, te ruimen, of 't ongemak te dunnen. Wil men eene rivierkwaal, in den grond [radicaal  caal] genezen: reen zoeke de oorzaak op en neme die geheel weg, of geve aan diezelve zulke eene wijziging, dat derzelver uitwerkzd fchadeloos zij. De oorzaak, waar uit die droogte, of bank in het krabbersgat, is aftdeiden, naar de bemerking van lieden, des kundig, fchijnt gelegen te zijn in den itroomloop door 't Hoornfche gat, dwars over 't krabbersgat. Dan, hoe men die oorzaak wegneme, of hoe men dien ftroomloop in de Zuider zee eene dusdanige voordeelige, immers onfchadelijke , ftrekking doe nemen, en wel binnen weinig maanden, zoo, dat die ondiepte worde, enblijve, uitgehold tot 15 voeten, of vlaaks diepte ? • zou dit van geene de minsts. beduidenis zijn! . Wil men zich alken bij het verfchijnzd bepalen, en dus dit beietzel, deze ondiepe llreek, doorgeduurig krabben en baggeren trachten weg te nemen , of uit te hollen : dan vragen wij wederom met verbazing , en dit zou van geene de minfte beduidenis zijn! Hij, die eenige kunde van de Z. zee bezit, en eenig denkbeeld van eene verhoging van deszelfs bodem kan vormen, zal ligt bezefTen, dat het wegkrabben van eene bank, ter lengte van 240 rhijnlandfche roeden, [zodanige lengte trouwens zal diezelve, gerekend op 15 voeten diepte, voor zoo verre men uit peiligingen kan opmaken, ongeveer wel hebben], en zulks ter breedte van het krabbers gat, of a© roeden , weg te nemen tot op eene diepte van 15 voeten, eene onderneming zy van eenige beduidenis? Men berèkene Hechts op de voorfz. lengte eene geul, die met de wederzydfche glooijingen eene gemiddelde, of vierkante, breedte van 15 roeden heeft. Men ftelle, dat de tegenwoordige gepeilde diepte over de gehele bjreedte dier bank reeds werklijk gevonden wierd, en dat  C 33 ) dat die zelve, van de droogde plaats aan elks einde ia eene rechte lyi!, afdiepte, gelyk dit een en ander alzins toegeeflijk gefield is: zoo zoude dan de verdieping van ii tot 15 voeten, over eene oppervlakte va:: 240 *t$a 3600 vierkante roeden, naar eene gemiddelde berekening , bedragen eene hoeveelheid van 7200 fchaften, of 28800 lasten baggerdoffen van zand eni fchulpen; en dit, naamlijk, noch maar, indien men mocht aannemen, dat, geduurende de bewerking,; geene verontdieping, of nieuwe aanvoer van zanden plaats had. — Dit echter ftaa'nde' te willen houden, zou, voorzeker! ongerijmd moeten geoordeeld worden: gelijk zulks ook door eenê dadelijke óndervinding ter plaats zelve genoegzaam fchijnt tcgengefproken te worden. Immers is door eene uitbaggering van 15000 lasten , bij aanbededing, in het jaar 1783 gedaan, op eene lengte van 80, of misfehien minder,' roeden, deze bank Hechts if voet verdiept geworden , als zijnde daar door van de diepte van 9 tot op lof' voeten gebracht: ja! de achtereenvolgende jaarlijkfche uitdieping van 1000 tot 2000, of gemiddeld, I500' lasten, die dus in den tijd van 13 jaaren 19500 lasten bedragen, hebben gezamenlijk niet meer kunnen uitwerken, dan dat men, op de droogde plaats, waar» Op 't eind van 't jaar 17S3, 102 voeten water werd gevonden, juist ten tyde van de eindiging der uitbaggering van 't jaar 1796", H voeten peilen konde. Hier uit blijkt dierhalven, als bij dadelijké ondervinding, dat, naar de tegenwoordige gedeldheid dier bank, eene opdroging van om en bij 1500 lasten,' zoo niet meer, jaarlijks plaats heeft. Dan, hier bij overwege men verder, dat men t'hands' deze opdroging befpeurt daar, waar het droogde dier bank flechts 2 k 3, of Weinig meerder, voeten dieperdan de daar omleggénde droogten en banken / ge-  C 34 ) vonden wordt: en dat,wanneer diezelve op 15 voeten wierd gebracht, die als dan eene geul van 6 of 7, of meerder, voeten diepte, beneden die omliggende droogten, en ligt beweegbare zand- en fchulpgronden , zoude moeten daarftellen; men brenge zich vervolgends onpartijdig voor oogen, hoe verbazend veel meer dan de gelegenheid tot opdroging, in vergelijking der tegenwoordige gefteldheid, met reden kan , en moet, worden voorzien? ja! ook't geen zoms een enkel ftormvloed , ter digtfpoeling dezer uitgediepte geul, kan verrichten: zoo zal men niet alleen moeten belijden, dat, wil men zich niet opzettelijk geblinddoekt houden, men zoodanige onderneming geenszins kan aan» zien, als van geene de minfte beduidenis \ maar men zal tevens overtuigd worden, dat, zoo al die onder neming, in zekeren zin, niet onmogelijk wordt toe* geftaan, 't althands ondoenlijk zij, de gevolgen daar" van met eenigen grond van zekerheid vooraf te kunnen bepalen, of de kosten, ter onderhouding, te berekenen. Maar, indien men al eens de meer dan waarfchijnelijke gevolgen van buitengewone ftormvloeden , ten dezen opzicht, hier van mocht uitzonderen;— indien men ook de jaarlijkfche uitdroging der bank over de gehele oppervlakte flechts op een halven voet konde ftellen , en , bedriegen wij ons niet, zal men bezwaarlijk een oordeelkundigen, met het plaatzelijke wel bekend, en het bovengaande behoorlijk, vooral ook onzijdig en onbevooroordeeld doorziende, aantreffen, die deze verdroging hier op, of minder, van voren , Maar oogenfchijn, zou durven gisfen: maar, herzeggen wij, ook dan zelfs zoude, over eene oppervlakte van 3600 vierkante roeden, jaarlijks 1800 fchaften, of 7200 lasten, enkel ten onderhoud moeten worden afgetrokken. Zijn zulke kosten, daartoe jaarlijks  ( 35 ) :|ijks benodigd, voor de ftad Enkhuizen, van geënt me minfte beduidenis? 1 Dan, hoe het ook hier mede zij gelegen, eene zoomanige liglvaardige befcbouwing fchijnt ook geenszins ■e ftroken met den voorflag van een ontwerp tot het «naken van een geheel nieuw zeegat, 't welk zich van jde ftad Enkhuizen tot bij den vuurtoren, aan den Gel■Iderichen hoek, zoude uitflrekken: zoo als in 't jaar I1787, door de toenmalige regering dier ftad, aan de ïlcommisfie van 't defenfiewezen is opgegeven, en waar lijvan de tegenwoordige raad der gemeente in deszelfs tlbrief aan het committé der marine, d. d. 4. april 1795 , '^melding maakt. De kosten, ter uitvoering van zulk ijeen ontwerp, zijn , buiten kijf, niet aan te merken, als tvan een gering, en niets beduidend, aanbelang: deizen nochthans dienen minder te moeten worden geifchat, dan de kosten, welken men zich tot het verbeüteren, en onderhoud, van het oude zeegat benoodigd Jvoorftelde. Anderszins trouwens is het, met de wijsjfheid eener regering, niet wel te rijmen, zulk een ontij werp in bedenking te nemen, veelmin tot een dadellijken voorflag te brengen: terwijl men teflens hier in ■ eene erkentenis van het gebrekkige der t'hands voor1 gellagene verbetering en inflandhouding van het oude ■ zeegat, niet dubbelzinnig ontwaar wordt I Zeiden wij boven, dat de waarfchijnelijkheid, ja! 3 zelfs mogilykheid van een goed gevolg dier onderneiiming, welke hier als van geene de minste beduidenis j:wordt aangegeven, noch niet ten vollen inlicht: dit i dunkt ons, ook nu noch, geenszins te veel gezegd. —Niet i te veel, ten opzicht der radicale genezing, door de oj oorzaak weg te nemen, of de ftrooms verleiding in 4 dezuider zee: — niet te veel , ten opzicht van het geI duurig uitkrabben of baggeren, 't Is zoo; de volftrékI te onmogelijkheid, om die ondiepte tot op 15 voeten L_ Ca te  C & ) !*e verdiepen, willen wij, in het afgetrokkene, bij zoo min, als In ons vorig bericht [ bl. 41], betwist ten: maar B. B. R. R! wij moeten die mogelijkheid hier befchouwen, willen wij diezelfde recht befchouwen* betrekkelijk,—en voor die ftad uitvoerlijk — en voor'ti Bataaffchevolk aannemelijk. Endanis, en blijft, ons diezelfde van gro;e bedenking Niemand,dezerzaken kundig, zal ligt ontkennen, dat het Itraks aangevoerde ( betreffen-' de 't geen jaarlijks van de bank ter dieping op ^voeten, en ter diephouding daar van, is aftetrekkenïj eene niet weinig gewaagde, gisfing zij. Zich te vleijen : met de hope , dat de bank geheel weggeruimd zijnde, de ftroom meer langs, en door, die geul heen zal I fchuuren, en dus die diepte bevoorderen, immers dj ontdieping voorkomen, is zich te vleijen met iets, 't welk Hechts mogelijk, geenszins waarfchijnelijk, veel mm bewijzelijk, is, naar beproefde gronden der waterloop kunde. I'itusfcheu ontkennen wij geenszins de Wisfelvalligheden, zoo gunstig, als ongunstig, in het verloopen van zandbanken in zeen, zeeboezems, of! gaten, dikwerf opgemerkt, en door de ondervinding geleeraard. Is 't dus aan de eene zijde ontegenzeggelijk, dat een gunstig toeval zulk eene verandering zou ' kunnen bewerken, waar bij de werktuigelijke uitdieping nodeloos, of ten minsten zeer gemakkelijk wierd. — 't is ook, aan den anderen kant,- even ontegenzeggelijk , dat een ongunstig toeval zulke eene veranoering zou kunnen te weeg brengen, die de kunst uitdieping geheel onuitvoerlijk maakte. De ongunstige kans, of't gevaar van meerdere ontdieping, ftaat dierhalven hier altoos over de gunstige kans van verdieping. Zulke bedenkingen doen ons te meer huiveren, als ■ wij ons oog flaan op het doel dier onderneming,— •sn referve-haven!' waar uit de Bataaffche zeemacht, m  ( 37 ) in den korften tijd, in zee zal kunnen worden gei bracht, en met welks aanleg zoo machtig veel ge« moeidis! — machtig veel! ten opzicht van den aanleg! — machtig veel! ten opzicht der beftemming! De gefchiödenis der grondveranderingen in- en op den bodem der zuider zee, voor Enkhuizen, zijn uwer commisfie te onbekend, dan dat Z'j daar van jets, met voldoende beflisfing, weet aan te voeren. ,vEdoch die natuurbefchouwing der bank geeft ons j irecht tot een zeker analogisch befluit: 'er is eene geI :duurige aanflikking, of aanvoering van zanden en ! fc hulp doffen, ter ontdieping, op die uitgediepte plaats. Dan diezelfde natuurbefchouwing geeft ;:ons ook recht tot een zeker analogisch befluit: op ideGammels, en 't Vlaak, heeft dit geen plaats, veeleer :fehijnt, volgends de berichten, in Hollands ftaatsirefolutien van 25 junij 1688, bewijzelijk, dat aldaar ,;de diepte eer verdiept, dan ontdiept, of verdroogd is. Maar laat ons mild zijnj laat ons aannemen de moi'jgelijkheid, —<— ja! de uitvoerlijkheid voor de ftad dEukhuizen: hoe kan, hoe wil, zij ons daar van overtuigen? Voldoende bewijzen, uit redeneringen afgeleid, ::zullen toch, wel ingezien, op gistingen uitloopen; de waterloopkunde, zelfs zal dit ons vermoeden hier 1 niet wraken; proefondervindelijken kunnen wij noch minder te gemoet zien. —— Eene momentanele uitdieping kan geenszins voor voldoende gekeurd worden , om daar uit, tot het vervolg, rustig te befluiten.—lEene proef van jaar en dag ftrookt niet wel met het belang van 't Bataaffche volk, en deszelfs zeewezen; ja! ware ook in de daad te veel gevergd. 'T is trouiwens, noch meer, noch minder, dan deze vergadering,—-» 3 dan 't Bataaffche volk zelve, te verplichten, dat ge') wichtig, dat belangrijk, dat dringend werk, waarna ! Neerlands zeewezen al over een eeuw lang heeft geC 3 reik*  ( 38 ) reikhalsd, op nieuw uitteftellen, tot dit de ftad Enk« huizen de uitdieping van haaf vaarwaters heeft beproefd! — En dan, —• weike guarahüe kan de ftad Enkhuizen, ingeval deze vergader/hg dit aanbod-wel eens wilde aannemen, en, daarop, aldaar, den haven de referve met de magazijnen, en het geeli daar toe verder behore, vestigde, voor de duurzame inltaalhouding van dit, dus uitgediept, vaarwater, daarltellen ? Zoude nationale vergadering wel minder kunnen vorderen geval Enkhuizen aan die voorwaarde eens niet konvoldoen, dan eene guarantie, rijkelijk geëvenreriigd, niet alleen aan den aanleg eil bouw van haven en magazijnen, maar ook aan alle die fchaden, welken 't Bataaf, fche volk in zijne zeemacht en zeewezen daar door kwam te lijden ? zou de ftad Enkhuizen minder mogen geven? i maar zou zij diezelfde kunnen ge. < ven? Ook, in dit opzicht, ftaat uwe commisfie ver-' baasd , horende, dat beletzel, waar van dit een gel volg is, en dus ook dit , als van geene de minfte be-i duidenis? Neerlands heilig volksbelang, met dat der I zeemacht zoo naauw verbonden, maakt ons dit zoo i bedenkelijk, dat wij het ftellig moeten afraden; — te 1 meer, terwijl wij ons hier ongevoelig zien gebracht in eene zekere privilegie• negotiatie tusfehen het geheel! en een deel, die, noch voor de ltad, nochi voor het Bataaffche volks-beftuur aan te raden is. En dan noch eens; waar toe dit aanbod? wat wint: het land door dit zelve? welk voordeel zal 't Bataaffche: volk trekken uit de opruiming der bank, of droogte,, voor de ftad Enkhuizen op Vlaaks diepte, en derzeU \ ver diephouding, zonder eenige kosten van den lande, | die zij verklaren, ,,ter bevordering van de algemeene ii belanden van bet va.Ierland'', genegen te zijn voor I hunne rekening te nemen , mids de itad Enkhuizen boven de twee andere fteden, ten opzicht van den ha i vea I  ( 3? ) ve de referve, geprefereerd worde. — Gefield, -- en dei, wl 5j"zoo mild, dat het bezwaarlijk verandw ordelijk zij, ['t geen wij, nu, hiel"bedoelen bedoeUW wij, voorheen, ook reeds in het rapport lx T. \ maar e-fteld, de bank voor Enkhuizen is opVlaaks diepte; - gefield verder, Enkhuizerinuakt ziin vaarwater geheel gelijk aan dat van Medemblik,— gefield nTc" eens, op Enkhuizen wordt de keuze eener egptaats van 'slands fchepen bepaald: - we k voordeel ontftaat daar uit voor het Bataaffche volk? — welk _Voor de ftad Enkhuizen? Voor 't Bataaffche volk ? -geen : want 't geen Enkhuizen buiten deszelfs haven zonder kosten vati t land te maken aanbiedt, vindt men voor MedembUK kosteloos gereed, Daar is de diepte reeds voor taan. tn, dezelve hangt ook van geen gegisten uitfl.g af, maar is door eene reeds vereeuwde proef bevestigd. Se anders was het gelegen met het aanbod die ftad om de havens, binnen, uit te diepen; want mt s iets , dat anders door-of ten kosten van de natie ion mo en gefchieden; daarom gewaagden wi] [rapport Z 6l ] daar van met geen geringen lof, als van eene v ije a nzienelijke gift, ter bevordering van de algemeene belangen des vaderlands. En ware het met het Tegenwoordil aanbod even eens gelegen: wi, zouden ook daar van met geen minder lof gewagen, ja Enkhuizen verdienstelijk voor het vaderland verklaren. Dan de uitdieping van het krabbersgat, nu, is iets, dat de natie "ee, wel mu-fen kan, en juist daarom ook voor zich zelve, en uit zich zelve , net hcht doen 17, om dat dit, door de gelegenheid van Medemblik, overbodig wordt. 1 tip- 1 de ltaa r>iisuui«» ; i , lijver van die ftad alleen , om beguuit.gd te tg C 4  ( 49 ) pet de eer dier legplaats , is een doorflaand biiik v.n den pnjs, waar op zij de vaderlandje zee pacht waardeert, én van \ voordeel, daar ui volt haar te trekken. Intusfdien moet zij ook daarom mrt.jks grote kosten doen aan de ujtdiepinde baZ >an waar d.ezelyen ? —, zekerlijk! of uk dl tooV deden die de legplaats aan de Ljrij zal oplvt Ten; of uit een bezonder fonds. Zoo het eerdere? dan gaat het voordeel uit de Wnla,r« zeker fW! • legplaats, voor een «ker deel, «po niet meer, over in njeuw bezwaar voor de ftad m burgerjj- 0 de " « eener ^ph ts: y bo£t de ^ ^ deelea I bank, en dierzelver diephouding, waar mede wie vThet°Ueell2 reg-Zil,ktJ dM' ""-o^'erhge van I,et vaderland, niets van koomt, dan de dagloogo der b. ggerjleden.-Zoo 't andere ? is daar toe bHoV ftad een zeker fonds voor handen? dan zou men m! mers d van £en V0Md >jen im gelijk nut trekken, door dat zelfde te bezigen rechtreeks ten welvaart dkr fchQne « ^echt yoordenng van werkzaamheid en koopvaart handel Medembhk bloeide door de voordeden uit de lesplaats; Enkhuizen door werk- en nijverzaamheid uit f.jn eigen fond, verwekt. Beide die' deden aalae in ftaat om met nieuwen luister te bloeijen En hier medezullen wij onze bedenkingen,met onthoudmgyan verdere aanmerkingen, eindigen.-1 Wij b eden diezelven dezer vergadering aan, geheel en alleen al" bedenken ; de beflisfing kornt ons niet toe. Die'ze1ven afgeleid uit het algemeen welzijn, en het hoogst belang van 't Bataaffche volk, verplichten onsfu zen 'in^r adviferen: dat 't aanbod van Enkhuifn W VefZOekfchrift Wat, in het befluit vap fns vorig bericht gee^e verandering kan verwekken, en  t 41 ) en dat de beraadflagingen daar over, om dit aanbod, niet verder behoeven uitgefteld te worden. Na dat uwe commisfie dit bovenftaand bericht, op het voorftel van Enkhuizen, van 31 October 1.1. had opgemaakt en vastgefteld, werd ons, 2 Januari) 1797, van wegens den raad der gemeente een verzoek gedaan, om, voor en aleer wij dit bericht inbrachten, deswegens eerst noch eene commisfie van die ftad af te wachten , en met diezelfde te fpreken. Wij andwoordden gewillig te zijn om aan dit verzoek te voldoen, vertrouwende zulks te kunnen gefchieden voor n of ï2 dezer. Hier op ontvong uwe commisfie den 13 een brief van den raad der gemeente der ftad Enkr huizen, dus luidende: „ Weinig dagen geleden is ons door den procureur ten Dall bij misfive kennisfe gegeven, dat gijlieden aan ons verzoek wel hebt gelieven te defereren, met eene commisfie van onzent wegen op te wachten, ten einde over het door ons aan de nationale vergadering onlangs nader gemaakt adres met ul. in conferentie te treden. Wij zouden dan ook niet in gebreken zijn gebleven, om van deze vriendelijke acceptatie gebruik te maken, ware het niet dat diverfe ftedelijke omftandigheden ons, in de volftrekte onmogelijkheid, hadden gefteld, om op den II of 12 dezer maand, [zoo als gijlieden nochthans verlangdet], in den Haag te kunnen zijn , en het is dierhalven om geallegueerde redenen, dat wij thands de vrijheid nemen, per misfive te detailleeren, het gunt ons door diverfe zeevarende lieden , welken de bank of droogte , voor deze ftad gelegen , in vroegere tijden bevaren en gepeild hebben, is medegedeeld geworden. Het zelve komt dan hoofdzakelijk hier op neder. — Dat, namelijk: op deze bank in den jare J750 tot C 5 aan  ( 4« ) aan den jare 1765 geene meerdere diepte met dagelijks getij wierd gevonden, dan 7* voeten water; dat echter in den jare 1770 ©p deze diepte, offchoon toen reeds § voet dieper geworden, door het zoogenaamde krabbers gat en op de reede flappe ftromen liepen , en bij een weinig koelte een fchip op de kamelen ter reede leggende , niet meer dan twee ftrekeu onder den wind tegen de ftromen, opzwaaide; dat vervolgends jaarlijks eenige lasten zand, tot ftads gebruik zijn uitgebaggerd, offchoon men daar door geene aanmerkelijke verdieping op de bank gewaar wierd. Du wijders na den jare 1775, en vervolgends van tijd tot tijd, de ftromen binnen onze zeegaten , en ook wel bijzonder voor deze ftad, fterker zijn beginnen te loopen, het welk van 1775 tot op heeden meer dan de helft differeerde , zoo dat, wanneer men zich thands met een fchip ter reede bevindt, met eene frisfche koelte tegen den ftroom, en geftrekt langs het getije, kan opswaaijen. Dat, wanneer men in den jare 1783 op de bank een diepte bemerkte van 8* a g| voeten, men de natuur in dezen is te hulp gekomen , met dat gevolg, dat, wanneer in dat jaar eene quantiteit van 1500c lasten zand is uitgebaggerd, 'er een diepte is gekomen van io| voeten. Met deze uitbaggering was men allengskens voordgegaan, zo» dat jaarlijks ,door den anderen gerekend, eene uitbaggering van ruim 1000 lasten had plaats ge- I had, waar door de diepte op de bank met dagelijks ! getij actueel gebracht is geworden op ii- voeten water. Deze verdieping vermeent men met genoegzame zekerheid, dat niet zoo zeer aan de uitbaggering is toe te fchrijven, dan wel bijzonder aan den ebftroom, die, zoo als boven gezegd is, met merkelijk meer drift, dan in vorige tijden, doorloopt, en waar van dan ook het na- I  C 43 ) natuurlijk gevolg is, dat het zand hier door noodwendig zeewaard na de diepte fchuurt, het geen dan ook door de ondervinding worde bevestigd ; alzoo men thands I voet diepte op de droogfte plaatlen van de bank meerder bevindt, dan ten tijde , dat men de laatfte uitbaggering kwam te ftaken. Dat, voor het overige,de voornoemde droogte voor deze ftad in het groot fcheeps vaarwater niet bellaat uit harde zandbanken [gelijk wel degelijk plaats heett voor Medemblik, en elders, in de Zuider zee] , maar in een losfe zandige fchulp-,zn zelfs op eenige plaatfen veengrond, die zeer gemakkelijk zijn uit te baggeren, of door bekende machines kunnen los gewroet, en met het ebgetij na de diepte gefchuurd worden; uat dierhalven deze droogte door den bagger, beugel, en door het gebruik van eene wroet - machine zeer wel en fpoedig tot vlaaks diepte, ja zelfs dieper, te brengen zoude zijn; terwijl, in gevalle die diepte eenmaal is daargefteld, geene zware kosten tot onderhoud benodigd zuilen wezen,' aangezien de meerdere ftroom als dan die geul, als van zelfs, zal diep houden. ' Dat nog daar eli boven, vermids de ondervinding leert, dat de bank zonder uitbaggering jaarlijks dieper wordt , [ het geen eenig en alleen aan den fterkeren loop der ltroomen is toe te fchrijven, ] niet vreemd zoude zijn, dat, na verloop van eenige jaren, dit vaarwater genoegzame diepte zoude bekomen , om het zelve met fchepen te bevaren , die op vlaaks diepte moeten ligten: daar, in tegenoverftslling van dien, mede door den fterken loop der ftromen zeer wel kan worden veronderfteld, dat alle moddergronden, inwaard, hoe langer hoe meer, zullen verdrogen , zoo dat na verloop van jaren [hoe meerder hoge waterftromen , hoe eerder] de vaarweg van-, en na Amftcrdam en Hoorn voor grote fchepen onbruikbaar wierd  C 44 ) wierd bevonden. Ziet daar , medeburgers! het geen ten bevZVaVr °f di'°°gte' d0'jr ^skundig^ bevaren zeeheden, is geobferveerd geworden: - j Willen aan ul. eigene beoordeling gaarne overlaten, in hoe v.erre dit geavanceerde reflectie meriieert, en, als een ingrediënt vau uwlieder nader uit te brengen rap. port, zou kunnen ftrekken: — terwijl wij voor het X'^ * aanbe" Wij hebben 't nodig gekeurd dit ftuk, als een nader onderricht betreffende het bewuste onderwerp, hier n zijn geheel bij te voegen, terwijl wij het onnod g keurden ons bericht daarom te veranderen g tJa? fChef ,°nS bi-l"zonder bevallig, dat Enkhuizen reeds onze bedenkingen fchijnt te willen voorkomen, ichoon ons bericht nog niet eens is uitgebracht. Min toevallig echter was het voor ons, in dezen zelfden bnet, meer ter bevestiging, dan ter ontzenuwing dierzelven, voor al van zommigen, te vinden. t Hoofdzakelijke betreft den verfnelden ftroomloop, vooral der eb, waar door, zedert 1750—1765-! 1775 tot op heeden, de bank meer is afgefchuurd, dan door het baggeren, of het wroet.werktuig. — Hoe gebrekkig deze opgave zij, - die echter zoo volle, öig, zoo naauwkeurig moest zijn, zou diezelfde iets afdoen; — hoe luttel, hoe zwak, 't bewijs, dat zoo «erR, zoo bondig, zoo overtuigend, ineenftuk, als dit, moest zijn; — hoe onbepaald die verfnelde ltroomloop, waar eene nauwkeurigere bepaling zoo nodig was; hoe ongewis deszelfs uitwerking, de uitdieping, die zoo gewis moest zijn aangetoond, als er weinige waarfchijnelijkheid voor, maar de aller- grootfte, tegen is; hoe min voldoende die reden yan het geduurig baggeren en deszelfs geringe vrucht is, die zoo genoegzaam voldoende behoorde te zijn, als  L 45 3 als de ondervinding voor deszelfs noodzakelijkheid t en goed gevolg, pleit; —- hoe wisfelvallig de voor* uitzicht [gefield al eens, dat die berichten t'hands zoo waren], dat die gunfiige veranderingen gunfiig zullen blijven voordgaan , en geen ongunftige keet nemen ; hoe ver en diep het verfchiet is, [ ge-* fteld de ftroomkans bleef gunftig ] waar het niet vreemd zou zijn , dit vaarwaater te zien als genoegzame diepte te zullen hebben en houden: dit alles valt een opmerk- zamen lezer van zelve in 't oog. Maar wij zien geene noodzakelijkheid , deze onderwerpen, en noch meer anderen, uit dezen brief geftreng te ontleden, en in het volle daglicht te brengen. Hoe meer gewaagd, en min bepaald, de berichten in dezen brief zijn: hoe uitvoeriger en vervelender ons gefchrijf moest worden, zonder meer yruchts of nuts. Wij vinden geene redenen, die ons verplichten van het te voren aangevoerde af te gaan, en herhalen befluitende: op zulke zeer gewalgde en onzekere vooruitzichten [om niet eens meer te zeggen], zulke eene allerbelangrijk- fte onderneming van het Bataaffche volk, zulke zekere, en geduchte, kosten voor het vaderland, te wagen, — komt uwer commisfie in het geheel niet raadzaam voor. Uwe commisfie, harer onbetwistbare grondbeginsels fteeds getrouw, kan niet anders, dan haar vorig befluit, omtrent de meerdere verkiesbaarheid van Medemblik boven Enkhuizen, tot eene leg-, bewaar- en werkplaats, of haven de referve, ftellig te bevestigen, En ook dit moet diezelve, voor als noch, omtrent Hoorn, als departements plaats. — Intusfchen zij 't verre van haar, de zoo nutte als edele pogingen van die van Enkhuizen , op zich zeiven befchouwd, te willen verdooven: neen, zeker! veel eer opwekken, 't Is trouwens nu, en 't zal, ja 't moet,  ( 4<5 ) moet, altoos het wis gevolg zijn uit diezelven, dat, zoo wanneer, Enkhuizen zijne havens, zijne reede\ en vaarwaters in de daad verbetere; wanneer het diezelven wezenlijk in zulk eenen ftaat brenge, dat, welke dan ook de marinale werkzaamheid zij, kan diezelve aldaar met meerder voordeel voor 't Bataaffche volk, of met minder kosten en meerder fpoed, ter bevordering der nationale belangen opgericht, behartigd, voltooid of volvoerd worden, dan elders, Enkhuizen als dan ook, ongetwijlfeld de voorkeuze zal na zich trekken. Wij fchromen zelfs niet, als een wettig gevolg van onze grondbeginzelen en echt patriotisme, vast te ftellen, dat, mocht Enkhuizen door zijne wellukkende pogingen, 't zoo verre kunnen brengen , vroeg of fpade, dat 't zelve niet op gewaagde, maar wisfe en overtuigende, gronden kon aantonen, dat, 't zij departementale inrichting, 't zij fregatten bouw, 't zij zelfs referve - haven , aldaar met wezenlijk voordeel voor de financieele en maritime belangen van 't Bataaffche volk, kon wordert overgebracht, dat zulks ongetwijfeld zou gefchieden. Ja! dat in zulk een geval de hoogfte wet zelve, dat is 's volks heil en welzijn, Enkhuizen boven elke andere gelegenheid, welke die ook ware, de voorkeus zou toeleggen. Uwe commisfie, die zich waarlijk verblijden zal als de uitkomst dier onderneming, hoe zorgelijk haar die ookfchijne,voorEnkhuizengezegendzij, fchroomt eindelijk niet'er bij te voegen, dat zij, ingeval Enkhuizen de bank binnen twee jaren op vlaaks diepte mocht brengen, en eerlang met volledige bewijsfttlkken kon aantonen, dat die zelfde, drie jarenlang, jndien diepteftaat onverminderd gebleven was, geene zwarigheid make te verklaren, dat als dan Enkhuizen voor den fregatten-bouw zeerwel gefchikt was, en, alsdan, onder die gemelde voorwaarden, voor die werkzaamheden,  C 47 ) den, welken thands te Hoorn met recht, hoewel nochtans proviiioneel, voordduuren, meer verkieslijk. Hoorn. Wij nemen t'hands voor ons den ongemeen befcheiden brief dezer ftad uit 't noorder quartier, welke aan de vaderlandlievende opofferingen der twee^ andere fteden den welverdienden lof toezwaait. Wij hoorden dit met genoegen; gelijk mede, dit gehele ftuk, ook die trekken van het zelve niet uitgezonderd, welken , hoe zacht, en als met fluweel omtogen, op onze commisfie gericht zijn. Ook dit ftuk verdient opmerking, vooral de onze, ter bevestiging van ons gedaan verflach den 27 Sept 1. 1. Wij zullen onze bedenkingen , ter volledige ftaving van ons daar uit afgeleid advis, drieledig maken. 1. Betreffende de opofferingen, gedaan, of nog te doen, ten nutte des vaderlands, en deszelfs zeewezen. 2. Bemerkingen van dat geen, 't welk ons rapport, reeds uitgebracht, ftaaft. 3. Bemerkingen van dat geen, 't welk, als te min naauwkeurig, in 't zelfde wordt beroerd. Wat dan 't eerst aangaat: ook de ftad Hoorn was niet karig in opofferingen op 't outer des vaderlands; opofferingen in kosten ten nutte van het vaderlandsch zeewezen,— opofferingen in grond. — Hoorn toont zich, ook noch, bereidwillig iets toete brengen ter bevoordering van het zelve: 't is bereid geheel het Schuiters eiland den lande af te ftaan, en zich te verplichten ter benodigde uitdieping van "dok en haven voor 'slands fchepen aldaar. Wij vonden ons verplicht, ter eere dier ftad, deze edelmoedige aanbiedingen te moeten aanvoeren: terwijl wij voor ons de algemeene bemerking, boven [bl. 17.] opgegeven, hier herhalen. En wij twijffelen geenszins, of de vaderlandlievende raad der gemeent  C 48 ) mèente dief ftad en burgerij zal daar in te gereder' berusten als hij daar van gewenschte gevolgen heeft ondervonden. De opofferingen aan dok en haven maken dit ook tot zulk eene voortreffelijke inrichting, die niet alleen den algemeéuen lof van nut en fehoonheid_ wegdraagt, maar ook het committé der marine bij de hervormde inrichting van hej zeewezen als verplichtede , hier, waar diezelven met slands belang en welzijn zoo goed inftemden, de departementale werkzaamheden en den fregattenbouw voor als noch te doen voordduuren.-En hoe meer die ftad door opofferingen aan het vaderland, zich verdienstelijk maakt; hoe meer zij daar dóór 'slands belang en wezenlijk voordeel meest te gemoet ga: zoó veel te minder reden zal 'er zijn, de werkzaamheden aldaar te verminderen. In de tweede plaats, vinden wij indezen brief ftoffe tot bemerkingen, die ons uitgebracht rapport bevestigen. — Hier toe laat zich brengen de aanprijzing van haven en dok. Het geen wij in ons bericht [bl. <7 en 50] hier va„ zeiden, wordt noch meer bevestigd door de loffpraak van de commisfie van H. H Mog ■ ter bezichtiging van 'slands marine enz. de burgers \ Aeneae, Storij, Lucas en Glavimans. Te recht preZen wij dus de gelegenheid van Hoorn binnen, en hadden zelfs nog meer kunnen zeggen. Maar te meer leed is het ons, dat Hoorn, te Hoorn, ligt, en met daar, waar onze warme vaderlandsliefde het zelfde wenschte. — Hier toe laten zich brengen verfcheidene, hier voorkomende, bedenkingen, aangevoerd ter verbetering hunner memorie van 12 Maart [rapport bl. 23J: als dewelke meer het inwendige,of Hoorn binnen, dan 't Uitwendige, of Hoorn buiten, betrof. Wij meenen dezen te vinden in den bnef, bl. 6, betrekkelijk 't Hoornfche hop, ónder Welks"  C 4S } welks weeken grond, of (]ib> een vasten grond is$ die ook werpkankers houdt, terwijl ook deszelfs diepte niet afneemt; — en dan betrekkelijk de kostbare water fchepen, en derzelver gerief. En, zeker! wij zien met leedwezen, dat die water• fchepen zulk een kostbaar bezwaar opleveren. Terwijl wij met genoegen zien de aanmerking over den (laat van 't Hop, als een bewijs , dat de departementale werkzaamheden, en dg fregattenbouw, daar goede gelegenheid hebben. Het geen, in deze aanmerking, tegen ons is ingericht j zullen wij in de derde plaats vermelden. - Hier toe brengen wij mede die aanmerking uit den brief [bl. grover de interieure en exterieure fituatie van die havens te zamen genomen , in vergelijking met anderen voor té dragen. — Juist daarom heeft de commisfie de ligging en gelegenheid van den haven van Hoorn, ge* lijk die der overige fteden , zoo wel van binnen, als van buiten , in aanmerking genomen , én in dé vergelijking op beiderlei betrekkingen gelet. En 't is ook juist, dat de langduurige, moeilijke, en kostbare, route van Hoorn na de Vlieter, de hoofdforri oplevert, waar door Hoorn vervalt, koe zwaar Ook Hoorn, van binnen, wege: maakt het gemis van dit vereischt, om met de meeste (treken van een doorfiaanden wind, in den minden tijd [rapport bl. 57] een fchip daar te brengen , dat Hoorns dok en haven, als een legplaats voor 'slands grote fchepen, te ligt wierd bevonden. En dat dit alles af doet, zonder te veel te bewijzen , blijkt uit het beroep öp Amfteldafti; 't welk, om diezelfde reden, zeer ongefclukt Zou zijn voor eene legplaats , of haven de referve. £)erwaard, zeiden wij daarom [rapport bl. 75. j Worden de grote fchepen, te Amderdam afgebouwd, ofnmiddelijk overgebragt, en opgelegd. •— De Onderlinge* D Vef*  ( 5o ) ' vergelijking betreft, zal diezelfde juist zijn, [gelijk de misfive bl. 4 , wel aanmerkt] de interieure en exterieure fituatie van den een en d- anderen: maar niet zoo zeer onder zich zeken, als wel van elk, in zijne gefleldheid van binnen en buiten, met het beginzel, den regel, den maatftok der vergelijking, wier formule de commisfie opzettelijk heeft ontworpen [rapport bl. 25-— £9 ] , en waar na de gelegenheid van Hoorn zorgvuldig is afgewogen, of,'die in de bepaling der waardij van den haven van Hoorn, als legplaats of haven de ïeferve, zorgvuldig is toegepast. Hier toe brengen wij eindelijk de fchets der gerieflijkheden op de werf, en in den haven van Hoorn, die de misfive [bl. 4 — 6] omftandig ontvouwt, door de gehele bouwagie en takelagie van een fchip, niet alleen van den kiel af, maar zelfs van den opleg van 't hout af, deszelfs bewaring, bewerking, vertimmering, tot dat 't fchip is afgetimmerd, en den haven uitftevent.—■ Geen wonder dus, dat 't committé der marine oordeelde, ten lands oorbaar , de werkzaamheden van dit departement te bewaren, en in zoo ver kon dit mede ter bevestiging dienen van ons bericht [bl. 79] ; gelijk mede, in opzicht van referve-haven, ter bevestiging van ons leed, waar mede wij ons hart van dit, anders zoo geriefelijk, dok en werkplaats, moesten aftrekken [bl, 58]. Dit zal wel het echt en juist befluit uit deze premisfenzijn, en geen ander, indien men ons bericht, over het vraagftuk eener meestgefchikte leg- en bewaar plaats, of haven de referve, in 't eigenlijk verband, befchouwe. In de derde plaats vordert de eer der commisfie, dat wij niet ongemerkt iaten voorbijgaan dat geen, 't welk hier, zeer heufchelijk en beleefdelijk , wordt aangevoerd, als te min naauwkeurig, door de commisfie te zijn bericht. De  C 5i > De raad der gemeente van Hoorn, de exterieure gelegenheid van hunnen haven nader zullende voordragen, merkt zeer wel aan, „dat deze exterieure objecten meest al van dien aart zijn , dat dezelven meer vatbaar zijn voor eene langduurige ondervinding van deskundigen, werkzaam in dat vak, dan voor eene eens te nemene proef, of oculaire infpectie, " Waar uit dus van zelve moet volgen, dat onze enkele proef, en eens gedane bezichtiging , moet zwichten voor langduurige ondervinding. Wij zullen ons hier in geene bezonderheden uitlaten, noch over de proef der diepte; — door eene kundige hand in een water, het welk, zoo als men hier hoort, niet verdiept, — gepeild; — noch over den aïftand van tusfchen de Vlieter en Hoorn; — noch over de verfchillende coursfen, op de kaart der z. zee in 't oog vallende; — noch over den binnen-haven, wijds monds met den buiten-haven vereeuigd. enz. Wijf zullen geredelijk toeftaan , dat de langduurige ondervinding van deskundigen over de hoedanigheidvan den grond in 't Hop, of geheel week, of hard onder week? of niet, dan al, ontdiept? en hier op, [want de waterfchepen zijn met dien grond in verband], meenen wij, komt alles neer, beter kan doen oordeelen, dan onze commisfie, door haar enkele proef en bezichtiging. Dit erkennen wij te gereeder nu, als wij toen 'er over uit waren, 't gebrekkige ééner peoef, ten dezen opzicht, door berichten der in ondervinding grijs gewordene kunde te verhelpen. Hier, B. B. R. R! kunnen wij niet beter dan,—«n de raad der gemeente zal dit niet wraken, dan dit ftuk woordelijk, hoe dit dan ook zij, uit ons proces verbaal, hier in te voegen. „ Na onderlinge plichtplegingen, verzelden de gecommitteerden uit den raad de commisfie na de magaD a  C 53 ) zijnen, werf, haven, enz. Dit afgeioopen zijnde, gongen de gecommitteerden uit den raad met de commisfie in het jagt. De commisfie, na 'teen en 't ander herhaald te hebben, ftelde aan de gecommitteerden uit den rsad voor; of zij ook noch iets anders, of meer hadden aantebrengen, 't zij hunne haven vanbinnen , 't zij het vaarwater van buiten, betreffende, het welk de gelegenheid hunner ftad en haven kon aanbevelen?— Dat de commisfie zich gaarne verledigen wilde om alles, 't geen ter opheldering, en ten voordeel hunner gelegenheid kon worden aangevoerd, van hun te verftaan. De gecomm. uit den raad be-_ tuigden, voor als noch, niets verder, of meer te' weten: echter, uit bezef van het gewicht der zaak, wilden zij gaarne daar over noch nader met den raad fpreken, en der commisfie daar van bericht geven j tot welke nadere conferentie gefteld werd het uur van 5, na den middag." „Vijf uuren verfchenen de gecomm. uit den raad, en, na dat hun door de commisfie was voorgedragen, hoe dezelve , getrouw aan haren plicht, niets meer wenschte, dan van alles, op het naauwkeurigst geinformeerd te zijn, waar toe zij de gecomm. uit den raad uitnodigde; hebben die gecommitteerden betuigd, niets met-r vanbezonder gewicht te kunnen aanvoeren;—dat zij in hunne memorie alles gezegd hadden;— dat zij oordeelden, dat hunne haven van binnen, en hunne gelegenheid, van voor den haven tot in het groot vaarwater, zoodanig was, dat grote fchepen derwaard konden komen zonder kamelen ; dat men , verieden jaar, den Befchermer had gekameeld, doch dat dit voor de eerfte maal aldaar gebeurd was, terwijl men. voorheen 'slands fchepen van oorlog, zoo wel als de O. I. C. greotlte i'ch.pen, zonder kamelen vervoerde, bezigende flechts waterfchepen, om die door den wekt»  ( 53 ) ken modder te halen ; dat het Hoornfche Hop daar aan geen hinder toebracht, enz. Alle deze berichten waren algemeen en bekend". „ De Commisfie, betuigende alle verwijl ^te willen voorkomen, 't zij van overhaasting, zij van gebrekkige informatien, vraagde, of zij ook andere perfonen ,of burgers der ftad,kenden, die nadere ophelderingen zouden kunnen gevtn ! —ja ; daar toe meenden de gecomm.'uit den raad iemand te hebben, die onlangs noch een groot fchip ter floping had binnen gebracht. Die man zou, tegen 7 uuren, bij de commisfie konnen, en aan dezelve, zoo veel hij kon, opheldering geven. Intusfchen vertrokken de gecommitteerden uit den raad, affcheid genomen hebbende, enz". „ Zeven uuren, verfeheen die burger, en verhaalde: hoe hij dat oorlogfchip had binnen Hoorn gebracht, langs bet vaarwater, over de hourrib, doorliet Hoornfche Hop enz. Welks berichten ons niets bezonders opleverden, waar van wij noch afzonderlijk gebruik konden maken". Het zal niet nodig zijn hier noch. iets verder bij te voegen. Wij moeten noch eens wederkeren tot die plaats in dezen brief [bl. 3], dus vervolgende: wij maken geene de minste difficulteit, deze op?eworpene zwarigheden, des gerequireerd, ten genoegen uwer vergadering numeratim te folveren: doch" enz. Bedriegen wij ons niet, dan vinden wij de opgeworpenene zwarigheden , zonder de minste difficulteit, (numeratim) (Uiksgewijze, op te losfen, op bl. 57 van ons bericht, in een beknnpt beftek. En 't zou dan moeten zijn de maehtigverre. aflland, men zie de zeekaart der Z- zee; of de veelheid der benodigde (leken, ■ men raadplege met 't compas; of de veranderingen in winden, — wie D 3 kan'  ( 54 ) kan daar voor borg (laan? of de ondiepte, die 't kamelen noodzakelijk maakt, hoe wenfchelijk ware het, die zwarigheid weg te nemen! of de weeke gtonden, die hec voordflepen met kostbare wa- terfchepen noodzakelijk maakt, men raadplege dezen brief zelve. Of nu deze zwarigheden, zoo ituksgewijze, zonder moeite, kunnen worden ontbonden en opgelost? dat wil zeggen, dat diezelven geen plaats hebben. Of anders; die afftand is met zo machtig ver; - veelheid van (treken is niet benodigd verandering in den wind ook niet, of één ftaande wind, is genoeg; de ondiepte, weeke grond hinderen niet: dit kan uwe commisfie zeer gerust aan 't oordeel van elk kundigen overlaten. . Uwe commisfie heeft in dit, haar opgedragen, onderzoek, als welbeze(fende, hoe critiek dat zelve was, zich fteeds beijverd, elks gelegenheden, zoo veel immer voor haar doenlijk, grondig op te fporen, met itrenge waarheid, en geheel onzijdig, vcorte dragen, en te beoordeelen. Zij heeft zich, in het opftellen van haar vorig bericht, met opzet onthouden, deze en gene dingen aan tevoe» ren, als daarvan niet volledig overtuigd, en bevreesd om iets roekeloos ter neer te (teilen, of iets ten bewijs aantevoeren, 't welk een ander, zonder moeite, kon ontzenuwen. Naar den dunk van den raad der gemeente van Hoorn, zijn wij hier echter zeer in gebreken gebleven. Intusfchen troost zich uwe commisfie hier mede, dat zij, zoo die opgeworpens zwarigheden, zonder difficultéit, numeratim of ftuksgewijze, volledig te ruimen, geene anderen zijn, dan de ftraks gemelden, gerust in haar befluit kan blijven volharden, met allen eerbied voor de kunde en doorzicht van de (tellers van dit (tuk. Terwijl, zoo zoms andere zwarigheden, dan die gemelden , mochten bedoeld wor-  C 55 3 worden, zij zich des onkundig bekent; immers die niet weet te gisfen, welken hier bedoeld worden! 't Komt ons voor, dat men hier (preekt van Hoorn,met betrekking op den haven de referve;— met betrekking op 't departement, kunnen wij dit noch minder rijmen. Onder de onnaauwkeurigheden , of roekeloos gefielde opgaven, vindt uwe commisfie voor al deze [misfive bl. 6]: dat de gronden in 't Hoornsch Hop, onder de flip, vast genoeg zijn voor werpankers; en, dat de diepte in 't flip, zints twintig jaren, onveranderd, bij menfchen heugnis, niet is cioor uitmodde- ring verdiept. 't Sinert ons, dat men ons, te Hoorn zijnde, en daar over handelende, deze aanmerkingen niet heeft mede gedeeld, om ons, ook daar van proefondervindelijk te verzekeren; ten minsten van de eerstere. Onze kiescheid op (Irenge waarheid, en trouwe opgaven, zou hier van niets hebben verzwegen. Vreemdelingen in deze ftad zijnde, vervoegden wij ons bij den raad der gemeente, om door hunne aanwijïinge van de echte gelegenheid aldaar grondigst onderricht te worden, en daar van hebben wij ons , zoo veel ons vergund is , trouw bediend. Voords kunnen wij op dit (luk kort zijn. 't Zou welligt niet zeer moeijelijk vallen te tonen, dat 't een en 't andere wel over een te brengen ware; — maar wij zullen eens mildelijk (lellen, dat onderden weeken grond in 't Hop harde is; — dat't werpanker door den weeken grond zakt, en vast houdt in den harden; — wij willen insgelijks de ontdieping van 't Hop, als eene theoretifche fpeculutie, eens aannemen : dan herhalen wij ons leed, dat men ons, die daar toe zoo veel gelegenheid willig aanboden, daar van niet op zijn tijd ondeniehtede; wij herha¬ len ons leed, dat wij, als kiefche waarheid minnaars, deze onnauwkeurigheid, zoo dezelve dus weD 4 zen-  ( 56 ) zenlijkis, niet konden vermijden. Schoon wij mede rondborstig verklaren, dat die in het befluit zelve geen verandering zou kunnen maken. Wij vinden noen iets ten bezwaar der commisfie, £ welk wij niet ongemerkt mogen laten, op 't flot der m.sfive (bl. 7). Dit fchijnt de juistheid van ons befluit te betwisten. Men vermeent, dat, expeditie en kosten, binnen en buiten, aangewend te Hoorn, te zamen genomen, in vergelijk van die van anderen , die bsJ»F,s merkelijk ten voordeel van Hoorn zou overflaau — VVij hebben, B B. R. R ! in onze beoordeeleude ver^eIjjiing juist deze en geeneandere rekening en afweging gebezigd, waar van het hoofd - foramier gevonden wordt in ons bericht, bl. 57 en volgg. Wij waren wel in ftaat, des noods, dat kort fommier met eene uitvoerige betoging, en bepaalde ben kening, tfcs gevorderd z.jnde, nader te beleggen: maar wij oordeehn dit, voor als noch, onnodig, als zijnde hi zeker opzicht baarbbjkelljk.- Ja ï wat meer is, al waar 't eens , des neen . dat die fom van beide die opzichten in eens genomen, wezenlijk niet ten nadeel van Hoorn was < ook dan zouden w:j noch ons leed moeten betuigen] dat de ligging van Hoorn, die fchone gelegenheid^ tot het eigenlijk doel, ongefchikt maakte. Men bedenke ilechts: t Bataafsch vólk, of volksbeftuur, raakt in die verplichting, om, ter befeberming der openlijke veiligheid, ten fpoedigften eene aanzieneliike vloot in zee 1» brengen; — men bedenke nu, — de zeemacht opgelegd in den haven de referve; men krijgt orde, de fchepen,- laat ons fttllen twaalf, toe te rusten, gelijk oogenblikkeiijk gefchiedt; men brengt diezelven ten haven uit: wanneer zal men hopen, dien. Texel te zien ?—wat dan ?zoo diezelven na diie weeken tijds eerst op de hoogte van Enkhuizen zaten, gelijk voorleden jaar den Befchermer wedervoer ? 't volks  C 57 ) Volksbelang ,~— de verplichting van een ftaat voor de onverwijlde befchermtng van haven en eigendom, de hoge zorg voor de veiligheid van land en handel, voeren eenen te gebiedenden toon, dan dat wij eene zaak van die natuur aan zulk eene onzekere kar.s zouden mogen wagen. Wij oordeelen 't noodeloos , om deze bedenkiug in haar geheel, gelijk uitnemend en treffend geleideden kan, door te zetten, — veel min anderen hier noch aan te fnoeren. De overdenking derzelve , verlegeleken met die verrukkelijke gelegenheid van binnen, doen ons op nieuw leed gevoelen, dat Hoorn te Hoorn ligt, en niet aan het Vlaak te duuwen zij. En wij herhalen ook hier , met 't zelfde leed, dat wij ons hart van Hoorn, als de gefchikfte leg-, bewaar- en werk-plaais voor 'slands grote oorlogfchepen moeten aftrekken. Ons advis zij dus: de mislive van den raad der gemeente der ftad Hoorn levert geene wettige redenen op, om de beraadflagingen over 't rapport der commisfie van 27 Sept. langer uitteftellen. Medemblik. Wij zien ons eindelijk gevorderd tot het laatfte der ons opgedragene voordellen, het verzoekfchrift van den raad der gemeente van Medemblik. En hier zullen wij kort kunnen zijn. Slechts twee zaken zijn ons bier voorgekomen, wasr van wij met een woord afzonderlijk moeten gewagen. Was de aanmerking, voorkomende op de 2de bladzijde onder aan, houdende de verzekering der requesfranten: „dat zoodanig gehazardeerd aanbod [het diepenen diephouden der bank van Enkhuizen] bij deze aanzienelijke vergadering in zoodanig belangrijk befluit, voor den lande van geen invloed wezen zal,"-— niet gemaakt tan Medemblik, 13 5 maar  <■ 58 ) maar van elke andere plaats: dezelfde leverde een onderwerp op van zeer ernftige overweging, vooral, zoo men er bij bedenkt, dat'taanbod van Enkhuizen in zich zetfs gewaagd, eigenlijk niet ftrekt ten voordeel van t land, of't algemeen, en mede brengt eene vertraging in 't werk der marine, of dat 't belan* Van 't gehele volk van Neêrland, ten genoegen van Enkhuizen, zal worden opgehouden. Wij zullen ons hier over niet uitlaten, even min yoor^ als tegen dit voorftel, of deze aanmerking: want 'er valt ook iets te zeggen voor Enkhuizen, eii deszelfs poging, zijner burgerij welvaart te behartigen , en dus ook de algemeene. De ftad Medemblik zal zich zoo min in dit geval onzijdig genoeg rekenen ais, m zeker opzicht, deze commisfie zelve, op wier bericht-deze aanmerking gebouwd is. üet^ andere ftuk uit dezen brief [bl. 3.] behelst 't offer van Medemblik op het outer des vaderlands, ter bevoordering van de marine; het ruimen van 't bankje in den havenmond voor die ftad [rap. bl. 36. 54. 60] , en deszelfs onderhoud , ter diepte van 15 ;\ ifj voeten, voor eigene rekening; en dan ook, dat het bereid is alle zoo¬ danige gronden en gebouwen, der ftad in eigendom behorende, aan de z. zijde van den westerhaven, als welken, bij 't voorfz. rapport, ten dienfte van'den lande, worden geoordeeld benodigd te zijn, den lande te cederen: gelijk zij requestranten, in 't afgeloopen jaar, bereids een ftuk gronds voor rekening der ftad aangekocht, en aan het committé der marine afgeftaan hebben. Wij zien ook deze welmeenende opofferingen van deze vaderlandlievende ftad, met die zelfde genoegens en gevoelens, als de anderen; en gedragen ons ook hier aan onze algemeeue aanmerking, boven [ bl. 7 ] geboekt. Even daarom zijn wij huiverig die zelven , waar bij echter Medemblik nooit verliezen kan, op de fchaal  C 59 ) fchaal der beflisfing te leggen. Ware het echter, dat deze vergadering, in hare wijsheid, de keuze vaneen haven de referve op Medemblik vestigde: dan zouden wij moeten advifeeren, dat men van deze opofferingen dier ftad, ten dienst des vaderlands, in de gedenkdukken dezer vergadering, met lof gewaagde. Dan dit het geval noch niet zijnde, kan uwe commisfie hier omtrent niets anders voor haar advis fteilen, dan — notificatie. Ziet hier, B. B. R. R ! ons , naar ons vermogen, van t den ons opgedragen last gekweten! Met welk ge1 volg? wij kunnen dit rustig'afwachten. Onze pogingen waren geheel ingericht om u te voldoen, en het i h--il des vaderlands, naar ons licht, meest te behartiI gen. Vergunt ons ten flot noch deze aanmerkingen ten I algemeen overzicht. Vinden wij in deze vermelde ftukken ijverige pogin- i gen, om waardigst gekeurd, en vervolgends vereerd, 1 en begunstigd, te mogen worden mee de dichting van J een haven de referve: wij ontmoeten ook welmeenen- de pogingen, om zich, door gulle en milde opofferinS gen, verdienstelijk en erkentelijk te betonen. Pogingen! die lof verdienen, al neemt men ook den wil ii voor de de daad. De voord zetting der beraadüagingen ever de beI' flisfende keuze der gefchikfte plaats ter dichting van i een haven de referve kan, en moet zelfs nood- I zakelijk, gefchorst worden, ingeval deze vergadering i oordeelde, dat de onveiligheid, die, behoudens beter, uwer commisfie een te wezenlijk beletzei oplevert, dan dat zij den haven van Delfzijl durft aanbevelen, geen wezenlijk genoeg beletzei ware. Dit zoo zijnde, volgt van zelve, dat het nader onderzoek der gefieldi beid van dezen haven, en alle de daar mede verbondene plaatfelijke gelegenheden, yoordeeltn, nadeelen , enz. voor-  ( 6-0 ) vooraf moet gaan, en daar van eerst omfiandig bericht worden inged end. - Is't echter, dat deze vergfder n, JmgeadeeVtadvU dezer eoaimisfie boven rfaia, 26I voorgedragen, met hare goedkeuring vereere —1 «an meent, uwe commisfie te mogen adviferen', dat de handelingen over de bellisfende keuze van eene plaats ter Ibcnting eener leg- bewaar- en werk-plaats, of het, door uwe commisfie uirgebragt rapport van 27 ^pr ongehinderd kunnen voordgaan, zonder door de nader ingekomene voorftellen , brieven of verzoekicnnfreir, te blijven verfchoVen; als zijnde Delfzijl, 2nM den mond der wester Eems, in het volle gezicht eener vreemde en machtige mogenheid, te min veilig blijvende vooras het veel beloovend , gebruik van dien haven te trekken, ten „ader onderzoek: en'Hooni., om die zelfde reden in 't rapport vermeld, en door de tegenwoordige nadere misfive niet T.'rzwakt, min gefchikt; ook ten opzicht van fcnkhuizen blijft uwe commisfie berusten in haar be• iHlt\in 5 raPP°rt opgegeven, zijnde het aanbod in deszelfs jongfle verzoekfchrift gedaan, te gewaagd, en zonder ommiddelijk voordeel voor 't land; insgelijks begrijpt uwe «ommisfie, dat het befluit bij 't rapport voor Medemblik uitgebragt, in volle waarde blijft, terwijl het aanbod, in 't laatst verzoekfchrift geroeid, tón blijke der welmenendheid, vaderlandsliefde en erkentelijkheid, mag ïtrèkken. Na dus ons vorig bericht op nieuw bevestigd te hebben, leggen wij ook dezen onzen arbeid, met den diepften eerbied voor Neerlands hoge volksvertegenwoordiging neder. Mogen onze bedenkingen uwe goedkeuring, Vaderen des vaderlands ! niet wegdragen: dat diezelven echter onze voornemers en bedoelingen nietontfta! Die allen paren zich met onzen geliefdften plicht, aan 't vaderland verdienstelijk te zijn, en m de beflisfing uwer wijsheid blijmoedig te berusten. NA-  ( él ) NABERICHT. Op 't lest ontvong uwe commisfie ook noch het Ivoorftel van den Burger, L. Brandligt, bij de nationale vergadering ingebracht den 3 Januarij 1797, aanbevelende tot eene legplaats, het Nieuwe Diep, als daar toe voor alle andere gelegenheden best gefchikt, voor al na de door hem optegevene verbeteringen, met aanbod van verdere ophelderingen aan de commisfie. Ingevolge hier van Cchreef de commisfie ommiddelijk aan den burger L. Brandlfgt, met verzoek, Ide nodige ophelderingen aan onze commisfie mede te jdeelen. 't Leed ook niet lang, of dezeive wierd vereerd met een bericht, ter opheldering van het gemelde voorftel beftemd. Wij kunnen niet beter doen, dan 's mans ontwerp in dezen, met zijne eigene woorden, voor te dragen , waar toe het begin dier memorie zeer wel is ingericht, en 't welk een fchier volledig overzicht over die zelfde aanbiedt. Naar mijn begrip'[zegt hij] begeert de vergadering, dat eene leg--en bergplaats aangewezen worde. i,] Alwaar, bezonder in tijd van oorlog, 'slands fchepen veilig kunnen leggen, zoo voor zware ftormen, als des winters voor ijsgang bevrijd. a,] Alwaar dezelven digt bij de hand zijn, om op de eerfte order te kunnen ageren. 3.] Alwaar dezelven, uit zee komende, eene fpoedige en veilige retraite kunnen nemen, en van de geledene fchaden herfteld worden. 4.] En eindelijk, waar men hun fpoedig van ammunitie, victualie, en het verdere benodigde, zoodanig kan voordien, dat dezelven weder zeilvaardig leggen." Ik  C 6a ) „ Ik zegge, dus'vervolgt hij , in tijd van oorlog, fchoon alle deze vereischten in vrede mede onontbeerlijk zijn: bezonder als de conftitutie zoodanige fchikkingen beraamt, dat nimmer 's lands navale macht tot die laagte gebracht worde, als dezelve onder het heilloos vorig beftuur vervallen was , maar dat als dan beftendig eenige fchepen tot dekking en beveiliging van de commercie in dienst gefield worden, welken, tegen den winter binnenvallende, eene veilige legplaats benodigd zijn, waar uit dezelven, zonder gelost of ontakeld te worden, vroeg in het voorjaar weder kunnen zee kiezen." • Maar,indien de vraag was,om,in tijd van vrede, eene bekwame legplaats aantewijzenvoor 'slandszware fchepeti van oorlog, die buiten dienst moeten blijven, zoude de ondergeteekende geene betere weten, als 't nieuwe dok voor de admiraliteits werven en magazijnen te Amfterdam, onder 't vorig beftuur begonnen, maar niet voltooid,geheel in order te brengen, met eene fluis aftefluiten, en ter diepte van iéaiS voeten uittebaggeren, en aldaar de fchepen opteleggen," enz. ■ Wij mogen niet ontveinzen, dat wij ia den burger L. Brandligt moeten eerbiedigen eenen hartelijvoorftander van 's lands zeewezen en koophandel, die zich, met ongemeenen vlijt en ijver, de verbetering ; van onze zeeflromen, gaten, havens, ftrand- en land- • winningen heeft ter harten genomen. En, fchoon I Zijne grote ontwerpen toen op lang na niet zijn ge- ? volgd,moet hem echter dit, tot geen gering genoegen van zijne pogingen, en arbeid ftrekken, dat hij, een aanmerklijk deel hebbe in den aanleg van een haven op Texel, en de hervorming van 't Voortreffelijk werkftuk, 't Nieuwe Diep, tot eenen haven, zoo als geen i ander langs de Bataaffche kusten. Om :  ( *3 ) Omtrent de grote aangelegenheid, en het uitgeftrekt gebruik van deze legplaats, zijn wij het met den den burger L. Brandligt fchier eens. Ook berusten wij, in zijn betoog, des aangaande. Wij hopen en wenfchen, dat de tijd van vrede en welvaart fpoedig herleve, ten einde men dit heilzame werk, verder en verder, volmake. Wij houden ons verzekerd, dat het vaderlandfche zeebeftuur dit allerbelangrijkst werk, waar op 't zelve den wel verdienden prijs weet teftellen, niet onvoltooid zal laten. Deszelfs bevordering is trouwens de bevordering der koopvaardij, zoo wel als der gewapende zeemacht, 't zij in tijd van vrede, 't zij vooral in dien van oorlog. Dan,betreffende den referve-haven, en deze is eigenlijk 't onderwerp van ons onderzoek geweest, en dit wel, bepaald langs 't noordelijke deel der zuider zee, waar toe de burger L, Brandligt het nieuwe dok voor de admiraliteits werven en magazijnen te Amfteldain , als best gefchikt, aanbeveelt: daar omtrentis uwe commisfie van een ander gevoelen, bet welk wij opzettelijk in ons vorig bericht hebben geftaafd. Wij zouden, ten dezen opzicht, hier kunnen herhalen, en zelfs noch meer, 't geen wij aldaar omtrent Hoorn aanvoerden. Wij betreuren, en buiten kijf de burger Brandligt met ons, dat Amfterdam en het Vlaak zo wijd gefcheiden zijn ; wij betreuren noch meer, dat die vaart voor grote fchepen met zoo veel onvermijdelijke moeijelijkheden bezet is, — moeijelijkheden te veel, en te groot, dan dat,naar ons advis,Amfterdam,alsrefcrve-haven, kan gebezigd worden. Wij kunnen niet berekenen, dat iemand van ons verwachte, of dat het iemand aangenaam zou kunnen zijn, dit ons advis in dezen, op nieuw breedvoerig te bevestigen: of, 't welk fchier het zelfde is, eene reeks van bedenkingen, uit ons vorig bericht van 2?  i