NUTTIGE en NOODIGE BEDENKINGEN OVER DE VOOR- en NADEELIGE GEVOLGEN VAN DE GESCHILLEN DER GELEERDEN in't ALGEMEEN, EN DiE DER GODGELEERDEN, IN 'T BYZOND ER. Ter Overweeging voorgefield aan ftc Party overvallen met Banftraffen, zo lang altze tegenftond, en genoodzaakt dikwih zelf tot fchaarnagtige boetdoeniugenjzoze tot de fttrkfteparr y wilde" overgaan. Toen de Keizers Kristenen waren ge. worden, wierden de Ban (tranen verzeid, met verbeartenis van goederen, gevangenisfen en balling, fchappen. Zulke harde mishandelingen namen de Difputen niet weg, maar bragten te weeg, dat men de noodzaaklyke Vryheid daaromtrent niet gebruikte, om Waarheid te ontdekken, of te vendaaren. Het geen doorgedreven wierd, door 't groottte getal derBisfchoppen, of door de magt der Keizers, had de overhand; en men gebruikte vreemde kun(tenaaryen,om zulke Perfonagien, op zyne zyde te krygen (a") Vervolgens had men nipt meer te doen, als middelen uittevinden , om de Leerftukken te verdeedigen , die bovendreven , en dje men niet meer mogt onderzoeken , zonder zig de ftraf£en op den hals te haaien, welke men die geen en aandeed , die men Katers noemde, dac is die zig aan het gez.,5 van 't grootfte getal niet onderworpen. Men moest groote kloekheid en (land- vas- (d) Zo nu de Luterfcuen van het Oude Licht de waereldlyken magt ook op hunne zyde kon krygen.dan zou het «iet die van het Nieuwe Licht misfchkn niet beter gaan. Doch die heerzugtige tydea om ovpr de Confeieotien *e fcserfchee zyn voorby.  ( 13 ) kan, dat Pcmpejus ongelyk had, om dat hy overwonnen werd, zo kan men ook niet zeggen, dat i by' voorbeeld , de Party die de zwaklte was in het tweede Concilie van Niceen, en die den beelden* dierst verwierp, een valfchen leer voorftond. De befluiten van de Kerkelyke Vergaderingen in zig zelve aangemerkt, en ontbloot van redenen, zyn zo wëinigOnfeiibaar, omtrent het ff.uk van de Leer, als die vaii de Zegenprslende Heirkragten omtrent het fiuk van Regtvaardigheid. Derhalven dewyl het belachlyk zou zyn de legers te laaten flaan, om te weeten, Wat Regt of Onregt is; zo zou men ook zeer önvoorzigtig te werk gaan , als men de Waarheid Zou willen vinden, door twee Partyen te laaten dis. puteeren, om zig te verlaten op het fiotvonnis van die Party, die niet als het gezag en de menigte aan haar zyde had. Laat ons (lellen, dat een volk willende weeten, wie gelyk heeft, de Stoicyntn of de Epicuristen, en hun lieden deed vergaderen , om zig te gedragen aan de uitwyzing van de meeste (temmen: Laat ons hier byvoegeh , dat de Voornaamfte van den Staat d'een de andere party begunftigde, dan zou het niet moeijelyk zyn te weeten, wie d'overhand Zou hebben Indien de Epicuristen\ grontfte getal Uitmaakten en de Staat hen begunftigde, wie twyfelt of ze zouden bovendryven (f) Hetzelve moet men wys, dat het kegt of de Waarheid altoos ann den kant van de overwinnende Party is, zo min in Kerkelyke als in Waereldlyke gefchillen. (f) Dit zou mm ook toepisfelyk kunnen maken tot -ie twistende Partyen onder di üedendaa^fche Lucerfche Ge-  ( i5 ) lende; want zo men van anderen zagtzinnig wJJ ge. handeld worden, dan moet men hen ook zobehandelen. Men moet niet zeggen, dat deWaarheid regt heeft, om de Dwaling te mishandelen, zonder dat dit wederzydsch even fchoon ftaat, cademaal dit niets anders is, als alle Maatfchappyen geweld in te boezemen > om dat elk van dezelve zig ver* zekerd houd, d3t z;y deWaarheid heeft, za dat men zo lang zy van deeze gedagten is, het niet zou kunnen kwaad keuren, dat ze haare gevoelens met geweld ftaande houd. Jk antwoord , ten derden, dat indien men door goede redenen verzekerd is , dat men aan zynen kant de Warrhtid heeft, het geoorlooft zy, die te verdeedigen , en dat niet anders als redenkavelingen tegen dezelve gebruikt worden. Men kanze met der daad niet bewaren in 't gemoed der menfchen, dan door dezelve middelen, die ze'er hebben ingebragt, dat is gezegd, door verlichting, eu door redeneering. In. dien zy zo gemeen niet is, onder de menfchen, alsze behoorde te zyn, dan is het niet.om dat het moeijlyk is de Dwaling door redenen om verre te ftooten, maar omdat men geweld tegen dezelve ge* gebruikt. Onderftsl, dat deeze twee Partyen niet anders gebruikten als de redenkaveling, dan zon deWaarheid weldra bovendryven. Ik beken, dat ik niet kan nalaten die geene van weinige opregtheid verdagt te houden, die zeggen, datze door goede redenen^verzekerd zyn, dat deWaarheid aan hun kant is, en die nogtans meenen, datze alle belooningen en ftraffen van de Burgerlyke Wetten vannooden Deeft,om zig ftaande K houdeD ? tegen de  ( ao ) ook met alle andere menfchen, die tegen malkander hebben gefchreven. De Prottflanten moeten deeze betigtingen niet navolgen, vooral daarze belydenïs doen v*an niets San te neemen,en van niets te verwerpen, dan na een ryp onderzoek; desgelyks geen acht tegeeven op de hoedanigheid*, of op 't getal der perfoonen. Niettemin de gewoonte geraak: in zwang onder zeer veelen van hun, om malkander voor Sociniaanen uifefcbelden; zo dra als zy iets meenen te bemerken, in hunne wederpartyen, dat naar een'ig gevoelen van Socinus helt; even als of men deezen fchryver maar had tegen te fpreeken ,om veiliglyk de waarheid te vinden, en of iets met hem gemeen te hebben, genoeg was, om Onwaardig te zyn, dat men gehoord wierd. 0 (ti) Dit vind ook plaats by de Hedendaagfcbe twistende Lutberaanen vermits zy die van het Nieuwe Licht be. fchuidigen, met Sociniaanfclje gevoeleus te willen aarf. kweeken. (*) Ep. 8.  e ai ) a& Epicuro tam multa bene dicta refetam potius ,, quam nostrorum. Quidest tarnen quaretu istasEpi„ curi voces putes ejfe, non publicas? Quam multa ,, Poeice dicunt , quce a Phüofophis aut dicta funt, „ aut dicenda? Zonder zig te bekommeren van wien zekere gedosten komen, zo men ze oordeelt valsch te zvn. dan moet men ze in zig zelve wederleggen: voor¬ eerst, door regtftreeks aan te toonen, dat de gron¬ den, waarop zefteunen , niet bondig, of dat de redenen, met welke ze bewezen worden, valsch zyn; en ten tweeden, door de ftrydige gevoelens,goed te maken met onwederfpreeklyke bewyzen. £n dit is het geene, dat men in Disputen heeft waar te neenien. Ik voeg 'er nog by, dat men hier ter goeder trouwe moet handelen , en zyne tegenparty geen gevoelens opdringen,dan't geen hy waarlyk "voorftaat. Dit is een grondregel, waar in al de vvaereld overeenkomt,en die zeUs de geenen, die za te buitengaan, beweren te onderhouden; zo "gelykformig is ze met de regtvaardigheid. Deeze manier van de Dwaling te wederleggenen de Waarheid te bevestigen, is de eenigfte, die 'c verftand verlicht, die 'er de Dwaalingen voor altoos uitroeit, en integendeel het geene Waaragtig is, inbrengt, zo dat niets roagtig is , om het 'er uhtedryven. Dit is h:teenige middel, dat hen betaamelyk is, welke begeeren, dat men gelooft» _ dat ze üit liefde voorde Waarheid bewogen worden te fchryven tegen hen, welker gevoelen zy kwaadkeuren. Al het overige is maar alleen bekwaam, om de Waarheid te onteeren, en fchyn te geeveu van het geene daartegen ftrydig is. Want, waarlyk men ftelt vast, zo men maar eenigzins B 3 weet  wéét te redeneeren, dat zy, die gaarne zulk föort van gapenen gebruiken, niet al te zeer overtuigd zyn, van 't geen zy zeggen, en dat ae met lastertaal voor den dag komen , alleen , om dat in hunne zaak meer drift p'aats heeft , als klaare en bondige overtuiging. Dit is zo waaragtig, dat men klaarlyk befpeurt, in de twist .gefchillen, die de Kristenen met mal, kander hebben, dar zy, die meest geloven zig tej kunnen verdeedigen , en hunne Tegenpartyeu te kunnen wederleggen . door goede redenen , nooit, of ten mintten veel zeldzamer, als andere in hunne Disputen, perfooneele aanmerkingen gebruiken, Men befpeurt in hunne fchriften een zeker vertrouwen, dat men in de fchriften yan de ftrydige Partyen niet gewaar word, en waar door ze betuigen verzekert te zyn, dat zo men hunne redenen gehoor gaf, zy onfeilbaar de overhand zouden heb- j ben; als 'er maar geen ander inzigt onderliep, en dat men de Waarheid al de uitwerking liet doen, die ze hebben kan, wanneer haarkragt, door geen geweld, gefluit word. Deeze menfchen gelooven ook , dat als men eens hunne redenen bevat heeft, rnen dezelve nooit kanveragten; hoewel zy, die *er door getroffen zyn, dikwils door tydelyke in«igten bewogen worden, om hunne gedachten te ontveinzen, of zelfs om regt anders te fpreeken. ?y vreezen geenfins , dat zy, die deeze redenen eens gefmaakt h(*bben , door deeze redenkavelingen van 'hunne tegenftrevers, zullen worden overgehaald. £y vreezen voor den omgang , die de andere met hen hebben , of voor hunne ftrikredenen niet, als 'er maar niet iets anders word ondergemengd. Dit edelmoedig vertrouwen doed zien , op wat grondflagen hunne overtuiging gebouwd is. Integer  ( 23 ) gendeeJ hunne Partyen,die inderdaad zwakker zyn in redenen, en veeleer door een geest van oproer gedre. ven worden, of met de vooroordeelen van hunne kindsheid zyn ingenoomen, als overtuigd door goede kennis, fchynen vrees te hebben, dat hunen redenen geen uitwerking genoeg zullen doen, zo zy 'er niet duizend dingen onder mengen, die den perfoon raken, waardoor, gelyk ze rheenen, die redenen eene kragt krygen, die ze anders niet zouden hebben. Zy vreezen, dat zy hun achting verliezen zullen by hunne navolgers, zo dezelve met die geenen verkeercn, die van een firydig gevoelen zyn. Zygelooven, dat men heel ligt hun gevoelen kan laaten varen, om tot een ander over te gaan; om dat, wat ze ook voorgeven, zy in deD grond overtuigd zyn, dat het in de gemoederen der menfchen maar geringe wortelen heeft , en dat men het door redekaveling ligt daar uit kan roejen. Zy die zig fterk bevinden in 't redeneeren, ftaan gaarne toe, dat men de gefchilftukken ontbloot van alles k wat niet wezendlyk tot Waarheid of Valschheid behoort; dat men dezelve met koelen bloede onderzoekt, als of men daarin geen belang had;dat men ftrengelyk redekavelt, en de redeneering zo verre uitftrekt, als men wil» mits aityd waarneêmende de regelen van we! te redeneeren, Niets van dit alles doed hen vrees hebben, en zy hoopen zelf, dat ze zig zekerlyk daarby wel zullen bevinden, gereed zynde, om van gevoelen te veranderen , in gevalle men hen toont, datze dwalen, door eenige valfche veronderftelling te maaken, of door kwalyk te redeneeren. Maarzy die alleen vertrouwen op het groot getal van hun£ 4 n«  ' ( =4 ') . ■ rfe Party, of andere dergelyke zaaken, die uit haar zelve met de waarheid niet verknogt zyn, willen niet toelaaten , dat men de gevoërérfs ontblootevan de Perfmeele Omfrandighedc'n der geenen, die ze 'verdeedigen of bettryden. Zy kunnen niet geflb-! gen, dat menfpreèkt van hunne gevoelens te onderzoeker), even als of de Waarheid geen proef kon uitltaan;j hoe ftVehg ze ook' mag zyn; Zy fchelden tegen de reden,als of ze" vreesden , dat dekennis, welke de Hemel ons gegeeven heeft, door de natuur zelf van onze ziel, én door het gebruik van ■de zekerde regelen der goede redekaveling , tegen de Openbaaring mogt ftrydig zyn, het welk zoveel is, als of men zeide,dat hy, die de Profeeten en 'Apostelen, op eene buiten gewoone wyze, verlicht heeft, ftrydig kan zyn met hem , die de Men■fchelyke Natuur gefchapen , en dezelve zulke be-gaafdheden heeft verleend, waar door ze de Waarheid van de Valschheid fchift, en tusfchen het zekere en onzekere onderfcheid maakt. Zy (lellen zig zo vreesagtig aan,, voor 't geen ze opentlyk ■bedden waaragtig te houden, als zulke, die ih een Proces een twyffelagrige zaak ftaande houden , doch welke~ zoo ze voor Waarheid doorging, hen het Proces kon doen winnen, Zy wilden wel, dat men het zonder onderzoek aannam, en zy beeven zoohaast als zy zien, dat de jvdvokaat van hunne Party dit (luk koomt aan te roeren. Daar is niemand, die een weinig kennis heeft, of hy 1 merkt wel, dat zé vreezen van dwaling'te zullen overtuigd worden. Deeze gemoedsgefteltenis doet eene uitwerking, die zeer fchadelyk is, voor 't onderzoek van onbekende Waarheden, en voor de bevestiging van de  ( =5' ) de geene, die reeds bekend zyn. Dat naamelyk^ die zo gefteld zyn, de gewoonte volgen van de hairklovers en van hen, die van de zwakheid hunner zaak overtuigd zyn. Het zy zy de gevoelens van anderen beftryden , of de hunne verdeedigen, zy mengen 'er honderden van tusfchen loopende gefchibtukken onder, die weinig of niet tot den grond van de zaak behooren, als willende te weeg brengen, dat men niet merkt, wat het hoofdgcfchil is J en om zo lang zy kunnen, een vonnis tegen te houden, dat ze meenen voor hen nadeeiig tè zullen zyn. Hoewel men van deeze vreemde manier van dispi tceien , waarlyk niet dan al te veel hcderdaagftbe voorbeelden heeft, die men zou kunnen aan wyzen, zo is het echter beter,. dat de lezer zelf die uitvinde , en dat zy die fchuld hebben, regt doen aan zig zeiven ; als hen,door ze te noemen, mogelyk vrugteloos te verftooren. Ik zal my dan te vrede houden met het gezegde toe te paffen, op de geenen , die wel eer over hoop lagen met de Eerde Kristenen De Jooden en Heidenen hadden zo dra de gevoelens van de .Kristenen over deü Godsdienst niet gehoord, of ze haalden naauwkeurig alles by een , wat ze meest dienftig oordeelden om de Kristenen h'aatelyk en veragtelyk te maaken ( i). Men maakte ze overal uit voor Novateurs. of (i) Voorbeelden van dit alles zal men vinden in de £ Verdedig. Schriften der Kristenen, en vooral in die van TertuUianits en drnobitts. B 5 •  f 35 ) of vinders van nieuwigheden; men fprak niet als van hun klein getal, van de geringe afkomst der geener, die eerst het Kristelyk 'Geloof predikten, van hun onkunde in de Lettgrwyshcid, zo men ze vergeleek met hunne Tegenpartyen ; van de fchandelyke lyffiraffen die ze geleden; van de haat, dieze zig verwekt hadden, en van andere dingen, die enkel hunne perfoonen raakten. Integendeel hield men van groote kragt de Oudheid van het $oden- en Heidendom; de menigte van hen, die hel omhelsden ; de Hooge Magten en aanzieniyke luiden, die het beleden;'de groote geleerdheid van de Joodfche Priesters, en van de Heidenfche Philofophen; de bloeiende Staat van den een en den ander, meenige Eeuwen herwaarts, en de luister waar in ze geleefd hadden, en geftorven waren , en al wat een Leere agtiDg kan byzerten, ten aanzien van de geenen , die ze gevolgd hebben. Nooit kwam 't deeze luiden in de gedagten, dat men met de gevoelens even eens moet handelen, als metde zeden. Gelyk men de perfoonen niet moet haaten, uit oorzaak van hunne fouten, zo moet men ook de fouten niet beminnen uit oorzaak, dat men verbonden is, met de geenen, die'er mede befmet zyn. Even zo moet men de gevoelens noch omhelzen, noch verwerpen, uit oorzaak van de geenen, die ze verdeedigen of beflryden; maar uit oorzaak van de gevoelens zelf, voor zo veel men befpeurt heeft, datze of waar of onwaar zyn (a). ,, Die „ naar Godsgeboden leeft, zegt Augi/(linui, moet S| een volkomen haat tegen het kwade hebben; „ ia (ï) Augustinus de Civime DeiLib, XIV. e.6,  ( *7 ) „ in diervoegen, dat hy den mensch niet haat, om de ondeugd, noch de ondeugd bemind, om den s, mensch; maar dat hy de ondeugd haat en de men„ fchen bemind." Perfectum odium debet maiit, qui fecundum Déum vivit, ut non propter vitiwn oderit hominem: nee amet vitium propter hominem, Op dezelve wyze moet men zeggen, dat hy, die de Waarheid wil uitvinden of verdeedigen , een volkomen afkeer moet hebben van de Dwaling ;irt diervoegen, dat hy geen gevoelen altoos omhelst, omdat hy de geene bemind of hoogacht, die hec voorftaan; en even zo ook geen gevoelen verwerpt, pmdat hy de geenen, die het verdeedigen , ziet gehaat of veragt te zyn. — De Waarheid is alcyd Waarheid, uit wiens mond ze mag voortkomen , en de dwaling is evpn zozeer Dwaling, alfchoouze voortkomt van luiden die men bemind, of in eere houd. Waar en onwaar is ten eenemaa! onafnan* gelyk van de perfooqen, die het befcryden, of Verdeedigen. De Joodennog Heidenen toonden nooit onwederfprecklyk, dat de gronden van het Kristendm niet onwankelbaar zyn. M ooit be weezen zy, dachun-. ne gevoelens waaragtig waren , door bewyzen , die men volgens de goede Redenkunde kan aannee. .men. Zy fpraaken niet als van Overleveringen hunner Voorvaderen, of van de Wetten, die de Hooge Maften, waar voor ze eene grocvre achting hadden, ten voordeeie van hunnegevoelens,often nadeele van de Kristenen, hadden gemaakt: redenen, dje alle Volken, welke eenige eeuwen latig gedwaald hadden, even zo veel grond als zy, konden ' *>y-  C *9 ) nin?. de Reden en de Wysheid niet te paskomen, en andere dergelyke dingen —. De Heidenen hadden hunne verburgendheden (4) over welke het 20 min geoorloft was te redenkavelen, dat men het leven verbeurde, zo men iets daar van open» ■ baarde aan de geenen, die'erniet waren ineewyd. Een vermaard Hiftoriefchryver (5) , eer hy de •Fabel van Hercules verhaalt, zegt, „ dat men in ',, de Fabelen, die verhaald worden, nies ftrenge„ lyk de Waarheid moet zoeken. Want, zeid hy, ., op de Toneelen fchoon wy niet gelooven, dat 1 „ 'er ooit Cmtauren of Menspaarden geweest zyn, , ,, die uit twee Nattuiren beftonden, noch ook een ,, Gerijon, die drielighaamen had ; nogthans laaten ,, wy niet na deeze Fabelen goed te keuren en „ dezelve toe te juichen, ter eere van de Godheid" Een Latynfche Hiftoriefchryver (6) zegt ook, dat men meer agting voor de Goden fcheen 1 „tebetoonen, door hunne daaden te geloven, als | ,, dcor deWaarheid daar van te willen weet en."Sanc~ tius ac reverentius.vifum de actis deorum credere, quam ! fcire. Inderdaad zo de jooden hunne gevoelens, die i met de gevoelens der Kristenen ftrydig waren, hadden begonnen te onderzoeken , aangaande de beftendigheid,en de voortreffelykheid van hunne Wet, ver' geleken met die van den Heere Jefus,zy zouden niet lang hebben behoeven te redenkavelen , om te zien, dat de wet van Mofes niet anders behelst, als zwakke en arme eerjte beginjelen, gelyk de H. Paulus fpreekt Cal. IV. vs. 9. zo men ze aanmerkt ten aanzien van f4) Zie Meursius Eteufiania cap. XX. - (5) Diodorus SiCülus Bibl. lib. IV. I \6~) Tacitus in zyne Gemania cap. 34.  TV VOORREDE. der Lutherfche Gemeente ons aanleiding gegee. ven hebben, de volgende Verhandeling in't licht te geeven, om door voorbeelden van vroegere tyden ,en meer dergelyke oneenighedenover Kerkelyke zaakeh, duidelyk en klaar aan te. toonen de dwaasheid en de nadeelige gevolgen, welke voor het Kristendom in 't algemeen uit de al te verregaande Kerkelyke Oneenigheden \ ontftaan kunnen, en reeds in vroegere ryden ont(laan zyn, en misfchien ook voor de Lutherfche Gemeente daaruit ontftaan zullen, byaldien zy in't toekomende, niet kunnen of mogten goedvinden hunne gefchillen, in het minlyke te beflisfen, en zig met elkander als verdraagzaame Kristenen , wederom zoeken te vereemgen. Godgeleerde gevoelens of uitleg, kundige byzonderheden laaten zig nooit met geweld voortplanten, want hoe zal men een gevoelen aanneemen, waarvan men niet wezendlyk en inderdaad overtuigd is, of zig ten miuften verbeeld overtuigd te zyn. En , hoedanig zal men van eene zaak of gevoelen overtuigd worden, dan ten zy men met bedaarde zinnen , zonder drift of vooroordeel de zaaken, waar over verfchil is, naauwkeurigonderzoekt. en van weerskanten met alle bezadigtheid te werk gaat. Kort om alle Theo- lo-  Voorreed Ei * bgifche gevoelens, die niet res;tftreeks aan loopen tegen de Wetten van den Lande, noch tegen de grondregelen der Christen - Geloofs Belydenisfen ter Zaligheid 5 noch tegen de goe de zeden, noch tegen de rust en veiligheid der Burgerlyke zamenleving, behoorde men met geduld en lydzaamheid, onder elkander te verdragen, zonder deswegen malkander te ,haaten,te benyden,te mishandelen te vervolgen of te benadeelen, in elkanders beroep, eer .of goeden naam, vermits eene dergelyke handelwyze, immers volftrekt aanloopt tegens de Leer van Christus zeiven, en die van zyne Apostelen j die ons zo fterk de verdraagzaamheid , eensgezindheid en broederlyke liefde aanbeveelt, waarom ook de Apostel jacobus in zyn Zendbrief heeft gezegd Wie is „ Wys en Veritandig onder U? die bewyze 3, uit zyneii goeden Wandel zyne Werken in Zagtmoedige Wysheid; maar indien gy bits, teren nyd en twistgierigheid hebt in uwe „ herte, zo en roemt en liegt niet tegen de ,s Waarheid; deeze is de Wysheid niet,die van boven komt, maar is aardsch, natuur" „ lyk, duivelsch; want waarnyd en twisrgie,j righeid is, aldaar is verwarringe en allen j, bozen handel; maar de Wysheid, die van * 3 bo*  Vi V O Ö R R E E D E. „ boven is, die is ten eerften zuiver, daarna „vreedzaam, befcheiden, gezeglyk, vol van „ bat zogte vryheid yerleenen.". Amfterdam den April. •;, Het CossiSTORtuMder Gemeente, toegedaan F de Onveranderde Augburgfche Geloofsbelyde„ nis te Amfterdam; inde Amft-erdamfcheCoü„ rant van den ajften deezer Maand, en ver. volgens in verfcheiden andere Couranten ge' 4i gezien hebbende, zekere Advertentie, waar 3, in gezegd word": dat een groot aantal Le^ den dier Gemeente zig niet langer kunnende vereenigen met de Leerringen, die thans in dezelve openlyk worden voorgedragen, tot het  x VOORREED £. „ fcheuring fchuldig maaken, efi uit hunne „ Gemeente uitgaan , zodanige maatregulen te „ neeoien, als dezelve volgens onze Kerklyke „ Wetten en in goeden gemoede zal oordeeleu j, te behooren, „ Vermannende eindelyk alle goede en wel- meen ende Kristenen, om zig niet langer door 3> onwaarheden en lasteringen te laaten mislei„ den, maar van hunne vooroordeelen te rug „ te keeren, en dus mede te werken,om eene verwydering te helpen wechneemen, die al„ léén in misvatting haaren grond heeft, en „ niet dan door eenen ontydigen en onberaden „ yver vergroot word." A«ftum in onze Extraordinaire Confiftoriaale Vergadering , gehouden, op Woensdag den 2j April 1791. En uit derzelver Naam J. P. HOLST YN, Secretaris, Ailifterdam den 1 Mey. „ Directeuren tot in (tand brenging van de Gemeente, toegedaan de Zuivere Lutherfche „ Ccloofihiyde/iis binnen Amfterdam, geleezen „ hebbende in de Amfterdamfche Courant van ., den  VOORKEEDE. rt j, den 3often der voorige maand, eene Onfifloriaale Verklaaring hunner voorige Kerke; „ vinden niet ondienftig, aan het weldenkend „ Publyk, ééns en voor altoos, te verklaaren, dat zy zig over dezelve niet zullen uitbaten ,, maar zig flechts vergenoegen met de open„ gelegde Redenen, &c. van hun gedrag, wef' „ ke thans by den Boekverkooper^. Ammeling op den Zeedyk, door hun tot de uitgave ex a, presfelyk gequalificeerd, het licht zien." Aetum in onze buitengewoone Vergadering, gehouden,op Zondag den ïftenMey 1791. En uit derzei ver Naam, Fredrik Breitor qq. '„ Directeuren der Niéuw-opgerichte Lutber5, fche Gemeente binnen Amfterdam, verzoe„ ken alle refpective Deelneemers in het ge„ maakte Plan van Intekening, om de Sommen „ door hun ingefchreven , te doen betaalen 9, ten Huize van den Mede-Directeur Johan> 5, nes Henricus Gevels, op de Oudezyds Ach„ terburgwal, by het Oude Mannenhuis, op „ alle Dingsdagen, Woensdagen, Donder da. »' êen en Vry dagen, gedurende de maand Mey „ deezesjaar, te beginnen met Heden Dingst> dag den 3den van dezelve, 's morgens van 9» 10  BËDÈNÉINGEN over de ver sc heiden heid vam gevoelens der .Gelee'r de Nj en inzonderheid der godgeleerden. lD e Hidorie en de Ondervinding feeren ons, dac 'er niet alleen in de znaken vin de Burgerlyke Zamenleving, maar ook inde Weetedfchappen, die meest de belchouwing of dè Théorie raaken, altoos eene groote verfcheidenheid van gevoelens, ónder de menfehén, is ge wees tj en' dat men die nooit heeft kunnen te boven komen. De Waarhei i) heeft, met al haare aanminnigheid en helderen glans, dé duisternisfeh van de Dwaling nooit geheel kunnén vérdryven , wat vlyt ze ook daat toe mag hebben aangewend , en al de argelistig. heeden van de leugens, hoewel zomtyds onderfteund, met het uiierfte geweld, hebben nooit overal, of voor altoos, het licht der Waarheid kunnen uitblusfched. . Gevoelens, dié even twyftelagïig, of zelfs valsch waren , hebben eenige A Ecu-  < * ) Eeuwen lang,tegen elkander flryd gevoerd, zót!' der dat de eene Party de andere tot haare gedag, ten heeft Jiunnen overhaalen fa). De menfchen zullen niet eer nalaten verfcheidentlyk van dezelfde zaaken te oordeelen, dan wanneer zy van denken zullen ophouden; eu om hen volkomentlyk in alles overeen te brengen , moest wen hen in ltaat Hellen, om nergens van te oordeelen; dat is gezegd , hen van reden berooven , en onder den rang der beesten of planten ftellen. Men kan inderdaad, door geweld , zo lang als het duurt , beletten, dat deeze verfcheidentheid van gevoelens Biet geopenbaard word ; maar dit geweld is oneindig fchadelyker voor de Maatfchappy, als alk de Disputen van de Waereld. Men kan ook, door de menfchen in de uiterfte Onkunde te houden, ge!yk onder veele woeste volkeren gefchied, hen beletten, te disputeeren over fpitsvindige gefchil. len, die hen dan niet in de gedachten komen ; maar men kan zig niet verhoeden voor de noodzaaklyke gevolgen van deeze Onkunde > diealtyd vcrzeld gaat met duizend onordentlykhoden , en zelfs met de alleryzelykfte euveldaaden, die daar door, zonder fchroom, bedreven worden ; gelyk blykt uit de Historie van de Turken, en andere Volken van Jfta. Indien men dan de zoetigheden wil fmakeu van eene Maatfchappy , welke uit aienfchen bellaar , die (o) Dit blykt klaar uit de verfchiüende ?eften onder de Proieftanten , en zelfs onder eenerlei Sifte, als die van de Mennonieten , welke afzonderiyke gemeenten opgeregt hebben, gelyk nu de Lutherfche Ketk, it Amfttrdtm, ook voorneemens is te does.  C 3 ) die verftand hebben , of die omtrent het fïuk van Waarheid, en Dwaling niet onverfchillig zyn-dan moet men gereed zyn , om de ongemakken re verdragen, die uit de zugt of inbeelding van kennis voortvloeijen, dat is gezegd , de Verdeeldheden en Disputen. „ Daar zyn (zege Perfius) duizende zoorten „ van menfchen, en een verfchillend gebruik van „ dezelfde zaaken. Elk heeft zyn eigen wil, en » men Word door geene eene zugt gedreven. Mille hominumfpectes, et rerum discolor ufus Veilefuum cuigue est, nee voto vivitur uno (*). Vraagt men van waar deeze vreemde verfcheidénheid van lodens kan voortkomen,v,rrflits de reden aar lle menfchen eigen is, zo zal m?n antwoorden; dat *e ontft«n kan, of van de verfebeidenheid def opvoeding, of van de verfchiüende gefteltenisde herfenen en der fappen, of van de verfcheidenheid van be.ang en driften, of van d' onkunde der g-enen, die in draling zya , Gf ten laatflen mogelyk van eemge onderfcheid in de zielen, en die ons niet bekend is, als door haare gevolgen Maar hoe het ook zy met de dwalingen der mentenen, het is zeker, dat men oaderfielleti moet, dat 'er al! tyd zeer veele , die ongeneeslyk zyn, zullen g*von ien worden. 6 i ll\^l^Tde' mo« «et volgens de Natuurlyke billykhert geoorloft zyn aan hun,die verfchte lende gevoelens hebben,dat geene ftaande te houden, ■ »c (*) Ptrs. SaJ. V. vs. 5a. A a>  C 4 ) *c welk zy waaj-agtig oordeelen, en't géén zy vooY valsch houden, te beftryden. Indien ik geloofs dat het billyk is,my te hooren fpreeken , als ikuiy'n gevoelen zég, of dat van een ander wederleg, om dat ik ter goeder trouwe handel, en de Waarheid meen aan myne zyde te hebben, zoo km ik, de', zelfde Vryheid, zonder de grootfte onbiliykheid, aan een ander niet weigeren. Men kan uit louter gezag geen ftilzwygeu beveelen, aan eenige redenen, als aan die, welke (trekken, om de Burgerlyke Maatfchappy om ver te ftooten, niet door vergehaalde gevolgen, of die men niet erkent, maar regelregt en uit zig zelve. De reden hier van is, omdat, aan wat kant de W7aarheid ook mag zyn, ten aan. zien van de Difputen over fpeculative gefchillen; de Burgerlyke Maatfchappy nogtans moet (taande1 blyven, zonder welke men niet alleen de middelen niet zou hebben , om de Waarheid te onderzoeken, maar zelfs ook het leven voor allemerfchenondraaglyk zou worden. Het kwaad, dat men aanftonJs gevoelt uit redenen , die de Maatfchappy om verre ftooten, is geene twyflèlagtige zaak, of die toe', laat, dat men daar over raadpleege. Nogtans moet men agt geeven, om niet te oordeelen, dat een gevoelen uit zigzelve de Maatfchap. py om veire Koot, alleen omdat de meeste daar aan kunnen geërgerd zyn , dewyl zy met ftrydigé gedagten zyn vooringenomen. Anders zou men dezulken als verftoorders van de algemeene rust moeten aanzien. die anderen eenige Nieuwigheid leeren, welke in *t eerst niet wel word aangenomen, dat is gezegd, dat men dan alle die geenen moest veroordeelen , die de kennis van hunne tyden hebben zotken te vermeerderen,,of alle de grootde mannen van  ( 5 ) van. de voorgaande Eeuwen en van deeze, vooroproeiimkers te boek ftellen. (6) Ja men moest dan ook bet zelfde oordeel vellen over den Heete Je/ut en zyne Apostelen, wier leer, hoe nut ze ook mag zyn, ■ voor 't menfchelyk geflacht.nochtans groote Difputen en Oneenigheden veroorzaakt heeft. Men zou altyd verbonden zyn geweest, om den tegenswoordigen Staat der Weetenfchappen , als de voor. deeligfte, voor de Maatfchappy aan te zien, en als waarin meü niets kon veranderen, zonder de gemeene rust in de waagfehaaj te (tellen. Aldus zouden de gevoelens der meenigte het Kigtlhoer zyn geworden van Goed en Kwaad; hetwelk de gevaarlykfte zaak van deWaereld zou zyn, waardoor de denkbeelden van Regt en Ouregc, van Deugd en Ondeugd, ten eenemaal zóuden worden uitgebluscht. Want waarlyk het geene het grootfte getal behaagde , zou doorgaan voor goed en voordeelig aan de Maatfchappy, zonder eenige ander* 'reden, als dit zelve en gelyk alle de Lacdaarten verre af zyn van dezelve gevoelens te hebben, zo zou elk van dezelve zyn eigen Staatkunde en Geloof op zyn eigen hand hebben; welke dingen hoewel geheel verfchiilende en zelfs ftrydig zynde, echter even zeer onkreukbaar zouden zyn , in de plaatfen daar ze gevestigd waren. Dus 'zou men genoodzaakt zyn te bekennen , dat het geene in den eenen Staat goed was, in den anderen kwaad zou zyn. In. GQ Dit gezegde kan men ook toepasfen op het tbaas heerfchend gefchil, onder de Lutherfche Gemeente » A^ntei dam,  C 6 ) Indien men het wel bedenkt, zo zyn die geene ae waare verftoorders van de Maatfchappy die in wat getal ay ook mogen zyn gelegenl^'n^S ommt eenige gevoelens, welke van de hunne ver. ichihen, deszelfs leden te onderdrukken en dik. jr* -de autfh legden, en die meest y veren voor haaren welftand, De laatfte geeven waarlyk aan de andere gelegenheid tot oproer, maar dit is alleen eene onftrafbaare gelegenheid, welke de waaragtige oorzaak niet is van de beroertens Men heeft ze te zoeken in de verwaandheid en boo-heid van hen, die niets willen legren, en die heerfchen willen over de gevoelens van anderen. Aldus waren de Jooden en Heidenen de waare verftoorders van de algemeene rust, en niet Christus en zyne Discipelen, alhoewel de laatften het klein getal uit maakten, en hun best deeden, om nieuwe gevoe lens in te voeren, het welk hunne vyanden gelei genheid gaf,om de rust teverftooren van depfcetfen daar zy verkeerden, (e) Om dan een g. voelen,alsfchadelvk voorde Maat. fchappy, te boek te Hellen, is 't niet genoeg, dat het de nuenigie mishaagd, het moet ftrydig zyn met de wetten, die in 't algemeen van t gantfche menfchclyk geffagt, of altoos van de belchaafffe volkeren zyn aangenomen , zoo dat de kwaade ge volgen daarvan blykbaar zyn. Indien men, by voor. CO Wie nu onder de Lutherfche Gemeente. Die va„ het Oude, of die van het Nieuwe Licht , de eigemlyke verftoorders der algemeeoe rust onder hunne Gemeante ayn aal de uitkomst moeten Keeféni Wy intusfchea willen geene vta de beide paiiyea veroortJeeJeo.  C 7 ) voorbeeld, zeide, dat de Hoerery eene eerlyke zaak, en dat de Dievery niet kwaad was, en dat hetkwaalyk was gedaan, diesgingen te ltraffen; zulke rederen moesten niet geduld worden , omdat deeze gevoelens niet zouden kunnen ftand grypen , zonder geheel en ai de Maatfchappy te verwoesten, waar in ze zyn aangenomen. Indien ook gezegd wierd, dat men de Overheden, of Vortten, die volgens de Wetten gefteld zyn, en die niets doen, als dat daarmedè overeenkomt, niet moest gehoorzaameD; dit gevoelen zou onverdraaglyk zyn, om dat de gehoorzaamheid van de Burgerlyke Wetten, en van hun , cie de Uitvoerders en Bedienaars daar van zyn , volftrekt noodzaaklyk is, tot onderhouding van wat Maatfchappy het ook zoude mogen zyn. Maar wat aanbelangt andere zaalcen , die de gronden van deGemeene Rust niet, of niet ais van verre betreffen, zo dat, wat men ook mag voorftaan, deeze gronden onwankelbaar blyvenj dan moet het hen, die het meenen te kunnen doen , geoorlooft zyn te wederleggen , dat ze valsch oordeelen , en valsch te maken , dat ze voor waaragtig houden. Men kan de Natuurlyke Vryheid van de Menfchen, ten deezen opzigte, niet inbinden, zouderzig een groot verwyt op den hals te haaien, waarop niets valt te antwoorden. Het regt van hun, die de fterkfte is, heeft hier geen plaats, ten ware men, gelyk ik gezegd heb , de magt tot een kenteken fielde van Regtvaardigheid, het welk de grootfte ongerymdheid is. My dunkt, dat ik hier zekere Staatkundigen, die zig met de Waarheid en Regtvaardigheid, niet bekommeren, als iri zooverre dezelve voor hunne * A 4 oog-  ( 8 ) oogmerken diendig zyn, hoor roepen, dat wat men ook zeggen mag, van de liefde, die men voor, deeze Deugden in 't gros moet hebben, het npgthaus zeker is, dat de Difputen den Staat beroeren , gelyk blykt uit de ervarenheid. Om niet te herhaa. len 't geene ik alreeds gezegd heb, ik fte! vast, dat 'er fcniergeen flegter gefleltenis in een Staat is, dan wanneer ze geen verandering van gevoelens kan gedoogen, zelfs in fpeculauve zaaken , ?onder beroerd te worden;dewyl het niet mogelyk is, dat de menfchen niet dikwils van denkbeelden veranderen. Zy dan die zugt hebben voor de Behoudenis van hun Vaderland, moeten by wyze van voorraad arbeiden, om de zaaken op een anderen voet te brengen, om huniïü medeburgers tegevyeiinen , dat ze het tegenfpreeken verdragen, zonder hun toevlugt tot geweld te neemen, om de ftryd'ige Party te verdrukken. Het is veel ligter hen tot'deeze gematigdheid te brengen, a's men denkt, want het Volk word gemeenlyk niet in beweeging gebragt, als door ingeeving van den geenen, die hen bellieren, of in hui? pligt onderwyzen; en 'het hangt dikwils van deeze luiden af, hen zagte of geweldige gevoelens in te boezemen. Indien men overal, om de gematigdheid in te voeren, het hondertlte deel deed van het geene men gemeenlyk doet , om 'c gezag van de Waardigheden, of Eerampfen, die men bezit, te vermeerderen,- daar zc udeniiaauwlyks plantten zynalwaar de Difputen, pyer'fpeculative' Leerftukken , de gejrneene rust zouden verdooren. Maar men fielt dikwils alles in de waagfchaaj, om zyn magt te vergroptén, en men wil 8t minde gevaar niet looren, om onder de menfchen de billykheid te herftellen, die ze vaa natuu. rè  c 9 ; r.e yonr elkander hebben zouden, zozy'crniet wies» den afgetrokken. Indien men deeze Difputen , met eenige aandagt overweegt, dan zal men bevinden , dat ze geen" kwaad doen uit zig zeiven, maqr integendeel van groote nuttigheid zyn. By voorbeeld, wat kwaad deeden aan Griekenland, en aan 't Roomfehe ge* bied, de Difputen der Pinlof >phen, die in zo veeIe verfchillende gevoelens verdeeld waren? bragten ze te weeg, dat de Wetten van het Natuurlyk of Burgeilyk Kegt niet onderhouden wierden? i lebben de Steden van Griekenland zig daarby kwalyfc bevonden, en heeft het Roomfehe Gebied, dar, haar te onderbragt, geklaagd, dat dePhüofopheri de byzjgndere luiden beicctedeu wel te leven onder malkander, of hen tot eene Anarchie, (een Staat zonder hoofd) brag'en ? My heugt niet iets cierg.elyks gelezen te hebben, en ik geloof niet, dat men het met eenige) reden kan zeggen. Integen. deel,, door m'ddel van deeze Difputen ontdekten de Grieken en Romeinen dujzend gewigtigj waarheden, en vestigden dezelve op gr^ndllagen , die nog tegenvyoordig van de alierbekwaa.Tilte luiden gebruik^ worden. Ja men kan zeggen, dat. benevens der, ze..;en des Hemels, (die de eerde ooroprzaak is yan de wonderba-ire omkeering, welke, in !t Roomfehe Gebied voorviel, to n de Kiisteivke Godsdienst aldaar de overhand kreeg;, de Difputen der Bhilpfophen . en de V'ryheid, die zy namen , om alles te onderzoeken, niet weinig toe. bcagcen, om de menfchen te bereiden tot het ombelzen van 't Euangelium. Door veel te redeuee» ren, en zelfs elkander te wederleggen, wierden 2y de meeste gebreken gewaar van het Heidendom^ A 5 ~ W  ( lo ) en ontdekten de waarheden, die de Kristenen ver. volgens met groot voordeel tegen hen gebruik» ren. Dit kan men zien in de alleroudfte verdedi. gers van den Chrifctelyken Godsdienst en byzonderlyk in Klemens de Alexandryner, en in Eusebius, die eene menigte van plaatfen uic deGriekfchePhilofophen hebben byeengezameld , waarmede zy het Heidendom, om verre ftooten, en de Leerftukken des Euangeliums in diervoegen vast maken, dat de Heidenen, daarop niets roet reden konden antwoorden. lacTantius heeft, onder de Latynen ook getoond, met meenige merkwaar* dige plaatfen, uit de voornaamfte onder de Ra. ; meinfche Schryvers, als Cicero en Seneca, dat de Heidenfche Godsdienst beiachlyk was, en dat niets beter overeenkomt met de gezonde reden dan het Kristendom, Wanneer de Kristelyke Godsdienst eenig getal van menfchen, in het RoomfcheRyk begonaan te winnen, dat is gezegd, weinig tyds na den dood der Apostelen, ftonden 'er eene menigte luiden op, die gevoelens hadden , welke zeer van elkander verfchilden, en die zeer groote Difputen in hec Kristendom veroorzaakten. Daar waren nog meer verdeeldheden, in de volgende Eeuwen, gelyk de geenen genoeg weeten- die eenige kennis van de [ Kerkelyke Hijlorit hebben. Deeze Difputen zouden grootelyks hebben kunnen dienen, om de Kristelyke Godgeleerdheid, die toet» geen Onfeilbaaren leermeester had, tot denkbeelden vanhaare eerfte grondleggers te brengen, en haarden waaragtigen luister te geeven; indien zy, die 't meeste gezag fcadden, en 't groot (Ie getal der verfchillende, niet enders gebruikt hadden, als redenen tegen hunne Par«  ( is ) vastigheid,of, wil men het zo noemen,hardnek, kigheid en ftyfzinnigtieid nebben , om de groote Party te verlaten. Die de moeite willen neemen , om met eenige aaniagt de Hiftorie teleezen van de1 Difputen over den Beeldendienst, zullen daarin van het geen ik zeg, merkwaardige Voorbeelden vinden. De Hiftorie zelf van Louis Maimbourg, hoewel ze niet zeer getrouw én naauwkeurig is, kan daartoe genoeg zyn. Maar de Proteftanten ku'inen 'er die van den Heer Spanheim by voegen alwaar hy de misdagen van den Jefuit heeft verbeterd; en de waarheid van de voorvallen, daar gefchii, over was, vastgeftelt. Die foorten van Difputen, daar het niet zo zeer te doen is, om de Waarheid of Valsheid,als om de achting, het gezag en de Weereldlyke Voordeden van de zegenpralendc Party, en integendeel, om de fchande en vernietiging van die de onderleggende Party is ; kan men niet anders als een lbort van Iiurgerlyken Ooilog aanmerken , meer bekwaam, zynde, om de Waarheid te verduisteren , of te onderdrukken, als om ze te ontdekken, en luister by te zetten. De uitkomst van twistgefchillen, die niet eindigen, als door't getal der ftemmensof dooreen gezag.datgeenzins onfeilbaar is,is zo luttel bekwaam om ons te dopa zien, wie gelyk of ougelyk heeft; als de goede of kwade uitflag van een Burgerlyken, Oorlog is, om ons te toonen, wie de Regtvaardigheid aan zyne zyde had. (t) Gelyk niemand befluiten kan C'J Derhal ven het is geeniin» eencnwedeifpreekiykbe-  men zeggen van de Stoicynen. Indien men by die alles nog voegt, dat de fterkfte Party die geene 200 ze wil, za! verjagen, die de andere Party heb* ben voorgeftaanj dat ze hen van hunne bedieningen zal afzetten, hunne goederen verbeurt verkiaaren en dat het in haar magt zal zyn de overwonnen Party eene foort van eerloosheid aan te wryven, dan zal deeze Ongelukkige Party weldra tot niet zyn gebragt, en h gevoelen van den Overwinnaar zal alleen de eer wegdragen, die men niet als aan de Waarheid verfchnldigt is< Mogelyk za! men my tegenwerpen, dat ik in deeze myne geneele reden fchynt te onderftellen.dat zy, welke ik zoek te overtuigen, dat deDifputen nut zyn, in dwaling of in twyffeling fteekenj daar ze onoer!tellen,dat de Waarheid onder hen isvastgefield, en dat het maar aankomt, om die zuivert? bewaren, doorniet te gedogen, dat de aangeno, mene gevoelens niet befèreden worden. Hierop antwoord ik voor eerst, dat elke Party my ten minfteiï zal toefhan,dat het te wenfehen ware, dat de andere, welke ze meent te dwalen, van de bondigheid myner redenen overtuigd waren. Ten tweeden, zo ze begeert, dat zy die dwalen hoewel ze het zelfs niet geloven, de zagtzinnigheid ge. bruiken van zig te laaten tegenfpreeken zonder verftoord te worden, zo is het niet minder regtniarig, dat zy, die inderdaad de Waarheid aan hun zyde , hebben.ook gematigdheid betoonen,omtrent de dwa- len- tneente, by al dien het zelfde geval by.hun plaats vond. •  tie Dwaiing, dié van bondige redenen is ontbloot* en die noch beióoniiig noch ftraf in 't werk field", öm iemand te winnen. Men .moet, wat men ook mag zeggen , Wel een kwaad gevoelen hebben vafi 't geen men de Waarheid wil noemen, om tcgeldven, datze geduurigin gevaar is, van 'ér onder tè raken, indien men ze door geweld niet ftaande houd. 111. Daar uit blykt dat de Disputen dienftig zyö, om het geene waaragtig is. uittëvmden , en dat het het Gezag en het Geweld maaralleen bekwaam is, om de geenen', die de zwaktte is, te verdrukken, het zy ze gelyk hebben of niet. Maar men zal vra'agen, of *t eene fraaije zaak, en of't nut is voor de Maatfchappy, de Geletterden en vooral de Godgeleerden geduurig handgemeen r.e zien , malkander verwytende, al wat de drift hun inblaast, of de een met de andere defpotdryver.de? Indien dit fcbadelyk en fchandelyk is, gelyk men naauwlyks1 kan twyfFJen, zo z.d men ook vraagen, wat meri bchoorie waar te reemen in de twis:gefchi!len om ze nut en cerlyk te maaken? Ik antwoord, dat 'er in 't byzonder twee zaaken zyn , waar op meri agt moet géeven, en zo men die zorgvuldig waarneemt,zullen de Difputen zo voordeelig en cerlyk worden, als ze in 't gemeen fchadelyk en voor hun onwaardig zyn, die de Waarheid.onderzoeken. HetEerfte is, dat men de gevoelens moet onderfcheiden van de perfoonen; en dewyl het'niet op' de perfoonen, maar alleen op de gevoelens aankomt, moet men, in d(zelve te beftryden, zich zorgvuldig wagten, van 'er iets onder te miepgeii' da«  v< Ü7 )) dat de petfoonen ra-akr. De haat, pf veracht tirg . die men tegen de perfoonen kan verwekken,-, raakr getnfir.s dc ].,<, rlhikkfn .di^ever) zeer waar. of val eb kunnen ~yu, w.at aedagten men ook mag hebben van de geenfen , dieze befyden. (g)< Die de W&arheid verdedigen, zyn ai zo dikwils veragt of gehaat Geweekt is-, als die de leugm voorHonden, en de iaatfte Ivbhen al zo wel de acbrtrtg en fefde var het vclktot zig getiokkeri, als' die de waarheid op hunne zyde hadden. Het is dan belachlyk van de perfoonen te fpreeken , als het op' gevoelens aankomt, „ Men kanzig,zfgt C i cer « „ waarlyk niet onthouden van te zeggen, wat ge,, voelen men kwaad keurt in h'em vanwien men „ verfchilt. Waarom men de onderlinge beris„ pingen van de geenen , die verfchillen niet moest „ mispryzen; maar de fcheldwoorden , fmaadre„ denen, oploopendheden, het hardnekkig kra„ keelen en kyven in 't disputeeren, oordeel ik ,, der Philofophie onwaardig -te zyn. Kan men ,, niet difputeeren , zonder tegen elkander inteleg „ gen, want men kan niet wel difputeeren met „ gramfchap, of hardnekkigheid." Dit is het gevoelen van Cicero wiens woorden men mogelyk liever in't Latyn zd leezen; „ Fieri nullopatiopotest ut non dicas quod non probet 'ëjui d quo disfentias. —Quamobtem disfentimtium inter fe repre. henfiones non funt vituperandce „ maledifta, com tü' O Het ware te wenfehen, dat de Lntherfchen hedendaags zulks in 't oog gehouden hadden , .dan zouden zy mogelyk tot dat uiterfle van eene fcheuring in hun Knik te maken niet gekomen zyn. B  ( iB ) tt tumel/a, turn iracundia, contmitnes, concerto.* „ ttonesquein dijputandopet'tinaces indignamihi Pht- ty lojophia videri folent Neque difputare finere* j, prehenjione, nee cum iracundia aut pertinacia reC' „ te difputari potest. (*) Dit doet men nogthans dagelyks. In plaatfe van de redenen te wederleggen, haalt men tegen de perfoonen alles byéén, wat men vinden kan, om hen in den haat, of veragting te brengen by de geenen, die tot den grond van dezaaken niet in. dringen, en die maar alleen van het uiterlyke oordeelen. Komt het, by voorbeeld aan, op het wederleggen van Epicurus, die onder veele valschheden, duizend zeer waaragtige en zeer nutte zaaken had voortgebragt, zo valt men aan op zyn leven, waarin men zo veel, als men vinden kan, zoekr te berispeD, om de allerwaaragtigfte gevoelens verdagt te maken. Aldus handelden de oude Stoicy. nen, tegen welke de vermaarde Gasfendus, deezen Philofooph zo fraay verdedigd heeft. Men moet nogtans Seneca hier buiten dellen i die geen zwaarigheid maakt, zig van de Lesfen en Voorfcbrif. ten van Epicurus te bedienen, als hy ze oordeelc met de waarheid overeen te komen. Hy eindigt (*) verfcheiden van zyne brieven met fpreuken van dee« zen Philofooph, van wiende Stoicy nen gezworen vyanden waren; en daar is niets billyker, ais't geen hy antwoord, aan de geenen, die hem tegenwierpen „ dat het ieurax had gezegd,'t geen hy voor voor, (*) Cicero lib. i. de Fm, nurom. 27 et 28. ' {*) Lib.i.  C 19 ) h voörtrefelyke lesfen uitgaf, en dat hy niéts móest i, gemeen hebben, met een Philofooph van eene i, andere Sefte (*) EhcoRbs dixit, quïd Mi i, tum alieho'? Al wac waar is ,zeide hy,komtmy „ toe, ikzal volharden met U Epicurus voorte. » draSen* °P dat zy, die blindelings hunne leer. i, meesters volgen, en geen acht flaan op hetgeen gefproken word, maar alleen wie het fnreekt weeten mogen, dat alle de beste dingeD ae! „ meen zyn :" Perfevërabó Epicurum tibi iLtere , ut uh qui in verba jurant ,nec quid dicalur efhmnt, fed a qm, fiiant guas opttma fum esfe commuma. Veele luiden zouden hedendaags zuïk eene les van nooden hebben , dewyl dikwils die het kragngOe is, dat ze tegen de gevoelens , die hen mishagen inbrengen, dat het afkomt van per! Ï!m?h §rÖmC ^ niet "avolgen. of dat luiden, die met deh hatelyken tytel vfnKettZ gebrandmerkt zyn è iets dergelyks gezegd hfb ï De Janfemsten befchüldigen de Jefuit Jvan heel" of ten rondten van halve Pelaeianery en de raneti; beugtmgen , die in de Roomfehe Kerk bel de even gevaarlyk zyn , maar die in den grond nït dienen kunnen , om eenig gefchii te befiïsfen. Al *at Pelagtus en zyne navolgers gezegd hebben is met noodzaaklyk valsch, en al wat hunne Tegenpartyen hebben gefchreven , is niet altyd waar. agtig, gelyk blykt uit hunne herroepingen! Even Ta7d *2 rtZ-M?ren Cal^ e" »« de geenen geiteld, die tegen hen gediiputeerd hebben;gelyk 00& (')EP- 1*, B 2  C -38 ) bybrenger, tegen Je geenen, die hen de Waarheid •wilden leeren. De Jonden en Heidenen konden niet gedongen, dat hunne gevoelens ftrengelyk onderzocht wierden. Zy vreesden, dat het Joodsndom, zoverre het met den Kristelyken Godsdienst ftrydig is, en het Heidendom eenklaps zouden onder de voer vallen , indien men de Kristenen eene volle vryheid gaf van ze beide te onderzoeken, en derzelver gebreeken te openbaren. Zy meenden, dat zy hunne Tempelen enAltaaren reeds zagen verlaten , en tot veragting worden van deeze nieuwe gezindheid, die de geheele waereld vervullen zou, zo men zig niet met geweldige middelen daartegen ftelde. Het inwendig gevoelen van hunne zwakke zaak, dat ze niet konden uitdoven, wat ze ook mogten doen, vervoerde hen, om de uiterfte buitenfporigheid te beproeven'', tot ver, drukking van de Kristenen, eerze al te veel menfchen tot hen overgehaald hadden. ' Beide voeren ze uit tegen de Reden, als tegen een Trouwlozen Wysgeer, waar door ze niet als tot groote afdwalingen, in 't ftuk van Godsdienst , konden gebragt worden. Eenige Rabbynm (3) die buitentwyffel de gevoelens volgden van hunne ■t: voorvaders, (zeggen ons; dat die in V ftuk van God. beleefdheid, de reden en zyne gedagten volgt, zonder Jtok offteunzel wandelt, en dat hy gelyk is aan iemand, 1 die des nagts alleen gaat in een woéjiyne, of in eene donkere plaats;dat hy in zyn verderf loopt, en in kuilen en veele gevaaren valt; dat in den Godsdienst 4e Mee.- i nirtg (3) Zie Boxtorf in zyn tlorilegiam op de titel van. \ Ratio kumana.  C 30 ) m de voortreflykheid des Euangëliuhis , êé Heidenen zouden nog veel Ugter de Valsheid Van den Godsdienst, waarin ze opgevoed waren , erkend hebben. Men behoeft zig dan niet te verwonderen, die zy , die in 't behouden van deeze Godsdienften een tydelyk belang hadden, zozeer fchreeuwden tegen het onderzoek en tegen deReden. Wanneer men Waereldfche Voordeden aan zekere gevoelens heeft vastgehegt, of dat die gevoelens daarvan de oorzaak zyn, zo kunnen zy , die deeze voordeden genieten , niet dulden,dat men dezelve in de Waagfchaal ftelt, door over de gevoelens te Cispüteeren, waarop ze gebouwd zyn. Dit is 't, datzekeré luiden zulke groote vyanden doet zyn van het onderzoeken , en niet deLiefde tot de Waarheid. Dö zendelingen beproeven nog daselyks, dat niets zo ftrydig met de bevestiging, of de voortplanting van den Ktistelyken Godsdienst is, onder de Vifiatifche Volken , hec zy Heidenen of Turken , als dat deeze clendige volkeren nietredeneeren, in'tftuft van Godsdienst, en niet in ftaat zyn, om eerebeuzelagdge onderftelling van een vasten Grondregel* nog een goed gevolg van een valsch te onder" fcheiden. Op dezelve wyze is het ook gelegen met de>ötfefc,die zig nergers mede bekommeren, ais öm de Overleveringen Van hunne Rabbynen van buiten te leeren. Om de Waarheid, en voortreffe* lykheid van den Kristelyken Godsdienst te erkennen, moet men een rrienscb, dat is gezegd redelvfc zyn, zonder het welk men, in 't ftuk van Godsdienst, uit geen Dwaaling altoos kan gered worden. Zo dra als het Kristendom de overhand ha'd, be« gouden de hardnekkige eu Hei(Unen, ia plaats  C P ) plaats van het wezen des Godsdienst te onderztië» ken, zo als 't in de Schriften der Apostelen geVonden word, als welke d'eenigfte bronaar daarvan) Zyn ; begonden , zeg ik, op hondert tusfchen lopen* de dingen te vallen, die geen noodzakelyke verbintenis hebben met het v-ezen van het Kristendom. De Jooden hebben de Kristenen hunne ver* deeltheden en de dwalingen van eenige onder de* Zelve voorgeworpen. Zy hebben altoos gezift over eenige duistere plaatzen van het Nieuwe Tesiamentf \ even als of het Oude niet vol was van dergelyke duisterheden, en van veel grooter zwaarigheden, en als of hun Volk altyd overeen was gekomenover alle de Artikelen van hun Geloof. De Heidenen gingen byna even eens te werk $ gelyk men zien kan uit de overblyfzelen, die wy van Porphirius hebben, in de werken van Hierónymur, en elders, en uit de tegenwerpingen van Julianus den Afvallige, die men vind in Cyrillils van Me** Qtidrie. Indien ze de Waarheid hadden gezogi, met zulk een yver, als ze zwarigheid zogten re ta maken, zy zouden ligt gezien hebben, dat deeze geringe tegen werpingen het wezen van den Kris-» telyken Godsdienst niet twyffelagtig noch duister kunnen maken. Maar zy hebben de geenen nagevolgd , die in een proces zo veel tusfchenvallend* zwarigheden maken, als ze kunnen, om het hoofd* Vonnis optehouden. Het is klaar, dat luiden, die aldus difputeererj» dit alleen doen, om te 'difputeeren , en geenfina om tot kennis der Waarheid te komen, 't welk hei oogmerk moet zyn van alle gefchillen. Nochtans moet men bekennen, toe fchande van onze Eeuw, bos  ( y- ) hoe verlicht die ook zyn mag, dat dit de manier is van de meeste voorige en hedendaagfche gefchilvoerders, in Religie zaaken. TV. Het geene i!< tot hier toe gezegd heb, raakt voornamelyk den geenen , die eenige Difputen aanheffen . of de bcftryders zyn. Die zig verdedï"gen zyn eenigzins in eene andere geftalte, en men TKan hen veele dingen toegeeven, die men in debe. 'Itryders niet verfchoonen kan. Maar men moet de pligten wat naauwkeurigerinzien , tot welkeze ver'bonden zyn, om de Disputen voordeelig te ma,ken, die ze gedwongen zyn te voeren. ' Het Eerfte , dat zy moeten waarneemen, is dit, dat 2e nooit moeten gebelgd zyn, dat men hunne gevoevoelens beftryde, of dopr de bewyzen, die ze tot derzelver bevestiging gebruiken, om ver te ftooten, of door gevoelens te bewyzen, die daar tegenftryden. Dewyl zy oordeelen , dat de Regt; .vaardigheid vei eischt, dat men hen hunne gevoelens liet fpreeken, wanneer zy het goed vonden, het zy om hunne gedachten te bewyzen, het zy om de zwaarigheden , die men hen kan voorwerpen, op te losfen; zo moeten zy met goede oogen aanzien, dat anderen dezelfde Vryheid neemen. Het zou eeneonverdraaglyke Tyranny zyn ; dat zo haast als iemand iets had gefchreven, of van zekere gevoelens belydenis deed ; het niemandgeoorloft ware, daar van re fpreeken , als om te pryzen. Men heeft dan geen regr, om te te klaagen, of verftoord te worden, alleen om dat men wederleid wordt. Dit is een raad van Cl-  C 33 ) fciCESo(7)met groot verftand voorhoud , als* hy zegt: „ Laat ons lyden, dat vvy wederfpro i, pen en wederleid worden, 't welk dié geenea kwalyk neemen , die aan zekere vaste gevoelens 3, als overgegeeveh en toegewyd, èn zo naauw ,, verbonden zyn, dat ze zelfs dingen , die ze „ niet goedkeuren moeten, verdeedigen, om niet 'i, onftandvastig te fchynen. Doch wy, die maar alleen volgen het geen aanneemlyk is, en niet „ verder kunnen komen, als tot het geene ons „ waarfchyneiyk voorkomt, zyn gereed, om zon„ der hardnekkigheid te wederleggen,' en zonder „ gramfchap wederleid te worden." Nos ipfos redargui refellique patia^ur quod ii/erunt iniquoanimo , qui certis quibusdam destinatisque fententiis quafi addictiet confecrati funt, eüque necesfitate conJiricti, ut etiam quct non probare fóleant, ea cogantur conjtantue caufa, dèfendeere. Nos qui fequü mur probabilia, nee ultrau id quod verijimile occurrit progredipejjumus, et ref'ellere Jinepertinacia ,et refelli [me iracundia paratifumus. Het is waar, dat Cicero in deeze laatfte woorden van de /ikadémisten fpreèkt, welke geloofden, dat het niet moge. lyk was, de Waarheid met zekerheid uit te vinden ' èn die alle onze kennisfe of liever onze gevoelens* bragten tot meer of minder waarfchyneiykheid j inaar het was fcnandelyk voor de geenen ,* die geïooven, dat ze van de Waarheid verzekerd zyn minder gematigdheid als deeze te betoonen, dmwylze gelooven, dat de Waarheid altyd bö'oven' haalt tegen enkele waarfchynlykfieden, zoo zë finaï (?) CiCEao Tuscul.-Quaist. Lib. II Cap. 9, C  ( 34 ) maar de tyd en de Vryhcid heeft van te voorfchyn te komen. Men kan de Waarheid niet beftryden, als uit onkunde of kwaadaartigheid. Indien 't maar ge« fchied uit onkunde, dan is 't ligt de dwaalende te overtuigen, niet met verftoord te worden, maar door ze beter te onderrigten. Indien het uit kwaadaartigheid is, dan moet men wel wagt houden van verftoord te worden; want op deeze wyze doed men dat geene, 't welk die kwaadaartige luiden begeeren , want zy zoeken alleen de geenen te kwellen , die ze beftryden , en hen eenige onbedagte woorden af te perfen, gelyk gemeenlyk, doof de gramfchap gefchied; om hen aldus eenig fpel te ■maken, en in de waereld batelyk te doen worden. Derhalven moet men geduldig verdragen, dat men beftreden word, dewyl een ieder, die de gevoelens van anderen tegenfpreekt, dit noodwendigonderworpen is f *}. Maar men moet , ten Tweeden, aanmerken, dat zy die in een Dispuut zyn ingewikkeld , 't welk zy niet gezogt hebben, niet altoos in ftaat zyn, om de (*) Wanneer de Lutherfche Godgeleerden van het Oude en Nieuwe Licht, deeze en meer andere voorafgaande en navolgende redenen bepaaldelyk geliefden in acht te neemen.dan zoude het misfchien niet hoopeloos zyn, em hunne gefchillen in der minne te beilisfen, en hunne voorgenomene fcheuring, die niets dan tot nadeel van hunne gemeente kan verftrekken, voor te komen en te vernietigen. Wcnfchelyk ware het dat verftaodige mannen onder hunne Gemeente dit moeten bewerken.  C 3S ) de manier te kiezen, op welke zy zig moeten verdeedigen. Alhoewel zy hunne gedagten hebben voorgefteld , zonder daar iets onder te mengen van 't geen de perfoonen raakt der geenen, die van ftrydige gevoelens zyn, en dat ze zig bezig hebben gehouden, roet de Waarheid, in 't algemeen te onderzoeken: dan gebeurt het, dat zy , die hen onderneemen te wederleggen, dikwils opeen veel gevaarlyker wyze, hunne perfoonen , als hunne ' gevoelens beftormen, Hoe zal men zig tegen deeze luiden verdeedigen? Zegt men niet met al van de Perfoonlykheden, om zo te fpreeken, dan ichynt men zomtyds fchuld te hebben. Zo men 'er van fpreekt , dan verliest men het voornaame onderwerp van 't Difpuut uit het oog, het welk is de opheldering van de Waarheid. Dit laatfte onge« mak is waarlyk groot, vooral als de perfooneele krakeelen lang vallen; maar men moet dikwils, tegen zyn wil en dank, dit ondergaan. Zonder dit, zou'men in gevaar zyn, van zyne achting, en vervolgens de middelen te verliezen vantebeftaan, en nut te zyn voor de Maatfchappy, waarin men leeft. Dikwils hangt al 't genoegen en de rust, die men in 't leven geniet, daarvan af, en het keven zelf is fomtyds daar aan vast. Als men zig in dergelyke gelegenheden gefield vind , dan is het zeker, dat men verbonden is de laster af te kaatfen, door perfooneele aanmerkingen, waarin men anderzins niet zou behoeven te treeden. Indien als dan de waereld klaagt over deze manier vanfchry ven; indien ze hen, dieze gebruiken veroordeelt, haare klagten en veroordelingen moeten gerigt worden , tot hen, die daarvan een begin maken, en niet C s tot  C 30 ) tot hen, die niet als tegen hun wil en dank daartoe komen. Laat ons onderftellen, dat een Godgeleerde iemand beüryd , niet alleen met tegen zyne gevoe» lens te Disputeeien, maar ook met alles in het werk te ftellen , wat zy, die deezen fraaijen naarn onwaardig zyn, weeten aantewenden, om die hen mishagen, gehaat te maken; wat kan hydoen, die de vergiftige trekken van een zo gevaailyke laster verbonden is aftekeeren? Hy is genoodzaakt, om te toonen,dat hy,die hem beftryd, een lasteraar is, en by gevolg onwaardig, dat men zyne redenen geloof geeft, het welk zonder veele perfoonelykheden niet gefchieden kan. Maar is dit den beftryder of den verdeediger te wyten ? Ten Derde , hoewel men een beftryder niet ge* Boeg kan laaken, die een ftryd aanvangt, met een taal, waardoor hy zig zeiven toejuicht, eer hy bet gewonnen heeft, en waar door hy zyn tegen party veragt, dien hy poogt te verfchrikken, of geheel van zyn eer te berooven , door van hem , op eene grootfche en finadelyke wyze, te fpreeken ; zomoet men echter niet kwaadkeuren, daihy die antwoord, van zig zelve dat geene zegge, 't welk hy anders behoorde te zwygeh, Ik beken , dat het nooit geoorloft is, zig zeiven rond uit te pryzen, maar 'om een onregtmatige veragting aftekeeren , is hec geoorlooft te toonen, dat men niet vcragtelyk is; niet met ydele redenen, noch winderige beloften van t geene men doen zal , maar door een zedig Verhaal van t ceene men reeds tot nut van 't gemeen gedaan heeft, Het is geoorloft, du* te handelen , niet om by anderen lof te behaalsn, maar om de or>  ( 37 ; onrechtvaardigheid aan te wyzen van hen» die verachten 't geenze achten moesften. Plutarchus(*) toont in zyn verhandeling van de manier, om zig zeiven te pryzen, zonder haat te verwekken, dat zelfs in zekere gelegenheden niemand verwondert is, dat men zig zeiven pryst, ,, Men „ kan zig zei ven pryzen, zegt hy, zonder gelaakt te „ worden , als het gefchied , om zig te verdeedi„ gen tegen eenige befchuldiging, gelyk wanneer „ Perikles zeide, gy word toornig tegen een mensch , M als ik ben, die voor niemand onder u behoeft te wy,, ken, noch in kennis van 't geene men behoort te doen, „ noch in de kunst van het anderen te doen begrypen , en die vol ben van liefde voor myn Vaderland, en „ van veragting omtrent de rykdommen. „ Niet alleen wierdhy niet befchuldigt van poe„ hery, laatdunkendheid, of eerzucht; terwyl hy 3, zo voordeelig van zig zeiven fprak; maar hy „ deed de verhevenheid van zyn gemoed, en de „, grootheid van zyn deugd blyken, die met zig „ zeiven niet te vernederen, de nyd vernederde en „ te onderbragt. Men kan derhalven zulk foort van ,, menfchen niet veroordeelen; integendeel men J? volgt met vreugde de verhevenheid van hunge„ moed na, en men is uitermaten getroffen door hunne lofredenen; zo ze maar bondig en waar- agtig zyn , gelyk de uitkomst getoond heeft. „ De Veldheeren deiThebanen befchuldigt zynde, ,, om dat zy, als de tyd van hun Veldheerfchap 9, verfcheenen was, niet wederom te Thebe geko9, men waren, maar op de zaaken van Mes/ene or- , der (*) Tom. II. p. 535. C 3  ( 38 3 dergefteld hadden, zo hadden de Beotiërs groote „ moeite,om Pelopidas vry tefpreeken,jdie met„ onderwerping fprak , en hun barmhartigheid af,, fmeekte; maar zy durfden de zaak van Epami» 8„ nondas zelf niet in bedenking neemen,dieop ee- ne verhevene wyze befchreven had , 't geene hy „ voor den Staat had gedaan, en tot een befluit bad „ gezegd, dat hy gereed was, om te derven, hu ,, dien de Thebanen bekenden, dat ze hem niet ter „ dood veroordeelden, als om dat hy Lakonie be. ,, roofd had (over den tyd van zyn Magiflraats ampt) ,, omdat hy een volkplanting naar Mes/ene had ge„ bragt, en Arkadie herfteld had, in weerwi! van „ de Lacedemoniers. De Thebaanen vertrokken al „ laccheude, en met groote achting omtrent hem ingenomen." Hy voegt 'er, een weinig laager, een ander voorbeeld by , niet min merkwaardig: ,, De Romei„ nen, zeid hy, konden niet verdragen,dat Cicero, „ dikwils den lof ophaalde van 't geene hy tegen „ Catilina. gedaan had, maar als Scipio voor hen ,, was befchuldigt, en gezegd had , dat het niet „ gevoeglyk was; dat dis geene over Scipio zotir i, den vonnisfen , die hem het vermogen van over ,, alle menfchen vonnis te vellen, hadden dank te „ weiten , zo klommen zy met kransfen op 't hoofd, „ met hem op, tot het ( apitolium , en hielpen hem aldaar de Offernande doen. Namentlyk ,, Ciceto prees zig ze! ven, uit verwaandheid, zon„ der dat hy ergens door wierd genoodzaakt en 't „ gevaar, waar in Scipio was , maakte hem veilig »» tegen den nyd» Op  ( 39 aeeze wyze hebben de allerzedigfte zelfs ge. bandelt. Als de H. Paulus zag, dat de Eer van zyn Apostelfchap by de Korinthiers befbeden wieuï , achte hy zig verbonden om (gelyk in het XI en XII. Hoofdftuk te zien is) de Waarheid van zig zeiven te zeggen , gelyk hy ze van een ander zou gezegd hebben; dat is gezegd, om zeer voordeelig van zig zeiven te fpreeken. Men kan derhalven niet twyffelen, of dit is geoorloofd,in zekere gelegendheden , of wanneer dit gedrag ten eenemaal noodzaakelyk is, om een achting ftaande te houden, die men niet zoekt, om haar zelve, maaralleen, om in ftaat te zyn van met meer nuttigheid het Gemeenebest der Geleerdheid te dienen. Men moet van al de waereld zeggen 't geen Plutarchus in de gemelde Verhandeling van een man van Staat zeide, „ Een man van Staat , zegt hy, zoekt de „ glorie niet, als een vertroofting van zyne deugd; „ hy begeert daarom niet, datze met zyne daaden „ verzeld zy ; maar omdat het vertrouwen , 't ,, welk men op hem heeft, en het goed gevoe„ len, dat men van zyne vroomheid heeft, hem „ gelegenheid, geeven om een veel grooter getal van „ braave daaden, en om zelfde beste werken uitte. „ voeren. Wy kunnen met vermaak, en zonder moeite nut zyn voor hen , dieons vertrouwenen ons beminnen; maar zoo 't kwaad vermoeden en de laster tegen ons de overhand heeft, dan kun,, nen wy met geweld oDze deugd niet in 't werk „ (tellen, tegen luiden, die vlieden voor onze ,, weldaaden. Ten Vterde, men moet iemand , die zig verdeedigt, in een gefchil, dat de Letterkunde of Godgeleerdheid betreft, met het zelfde oog aanzien, C 4 ais  r 40 ) aSshen, die den oorlog afweeren, welken men her? in hun land aandoed. Indien de Vyand de gemeene Wetten van den Oorlog niet onderhoud, gelyk indien hy alles doodflaar, wat hem ontmoet, 20 hy alles in Vuur en Vlam zet, waarvan hy meefier word, zo is hy, die aangetast word', gedrongen, om op dezelfde wyze , Oorlog te voeren, 10: dat de belediger meer beleefdheid en befcheidenheid gebruikt; om dat hy op geen andere manier de woede van synen vyand kan beteuge. leii. —— Men beftraft de» geenen niet, die zig op deeze manier verdeedigt; integendeel men geeft al de fchuld aan hem, die zelf eerst geen billyken Oorlog heeft willen voeren tegen hen, die hy kwam beftryden. Het is bekend, dat fommige menfchen zo hard en zo blind zyn, dat ze niet gevoelen , dat ze kwaad doen, tot dat zeop dezelve wyze gehandelt worden, gelyk zy anderen doen. Als dan beginnen zy eerst door hun eigen ondervin. ding de onregtvaardigheid , en de onmenfebelyk. heid van hunnen eerften handel te gevoelen. Op dezelfde wys moet men oordeelen van hen, die alle billykheid en eerlykheid met voeten treedende, tegen hunne naasten Boeken uitbraken , vol van gal en bitterheid; zonder het allerminfte niet geraakt te zyn over het ongelyk, 'dat ze hen aandoen, en zonder ooit zigzelven aftevraagen, of zewelbegeeren zouden . dat men hen lieden zo handelde, indien ze In de plaats waren van (Je geenen, die ze hebben aangerand. Men ziet hen met voordagt in gelcbiijen treden, dip yoornaamelyk nergens anders toe diecen.als om door duizend fchandelyke Kunltepsaryen, luiden, die ze zomtyds niet kennen, fwan te maken, even eens als of het eerlyk was, in  C 41 ) fa gedrukte Boeken, dat geene te doen,-'t vrelfc tnen niet dulden zou in de Verkeering van luiden, die eenigzints befchaafd zyn, en dat men riet, zonder eerloosheid, zou kunnen doen voor de Vierfchaar van een Regter, die bewys zou eisfehen van alle betichtingen. Zo dra als men deeze luiden met eenige kloekmoedigheid antwoort, om ze tot bedenking te brengen; zo meenen zy, dat men alle de menfcbe'yke en Godde'yke Regtenverbreekt; zon, der te denken, dat ze geen régt altoos hebben, orn. te klagen,dat ze gehandelt worden,gelykzeandere handelen. Niettemin zo men het niet deed, zy zouden mogelyk nooit hun onregtvaardigheid bemerken en zouden hun leven doorbrengen, met al lachende,hunne naasten te fchenden en te verderven, en dit pneerlyk tydverdryf zou hun ecnigfte vermaak zyn. Her is waar, dat de aanfehouwers van deeze foort yaugeyegteu , nadatzeden aanrander misprefen hebben , óok fotptyds den geenen laaken, die zig verdeedigt, op zulk eene wys, a's men hem bevogten heeft. Intusfcbenkanmen niet twyffelen, of zy hebben gelyk, indien hy, die zig verdedigt, dit doed, zonder eenige noedzaaklykheid; dat "is te zeggen, als de hoon en laster van den beftryden hem geen kwaad doet, alfchoón hy zig flaauwlyk verantwoord, of ftilzwygt. Wanneer men dat geene 't welk geen fchade doed, met een al te groote hevigheid afkeert, zo volgt men die geenen na, welke een menscti. dooden, om dat ze by ongeluk van hem eenftootv gekregen hebben. Maar als de laster den geenen, die aangerand is? veel kwaads'kan doen , zo hy zig niet verdeedigt, en dat zelfs met grooten ernst, dan is het onbillyk hem te mispryzeu Indien mep het doed, dit ontttaat geenfins uit een grond C 5 yaq  C 43 ) van billykheid, en zagtmoedigheid; maar het is, om dat men geen gevoelen heeft van het ongelyk 't welk anderen word aangedaan. Men heefc hen altyd hondert fraaije lesfen van gematigheid voor te fchry ven, om dat het op hun eer en rust aankomt, en niet op het belang van hun, die hen raaden ftil te zwygen. Wanneer men de onkosten van een ander reguleeren zal, dan ismen altyd uitermaten gulhartig, omdat men het voorniet heeft, en even zo is men mildaadig .genoeg, omtrent de eer van een ander. Ik beken nogtans, dat men reden heeft om te klagen,over hen, die niet te vredezyndemet hun. ne onnozelheid en de Waarheid van hunne gevoelens te verdeedigen, zig vervoeren laaten om hunne Tegenpartyen de fmaadredenen betaald te zetten, die hen toegevoegd zyn. Niet alleen is dit ongeoorlofr, volgens het Euangelie,maar't word ook, door de reden zelf veroordeelt. Men moet geen goede zaak verlaten, men moerze verdeedigen , gelykze waardig is; maar men moet de perfoonen fpaaren, zo veel mogelyk is , omze tot de Waarheid over te haaien, zo het zyn kan, door gematigheid en zagtmoedigheid , of ten minden , om hen het bulderen moede te doen worden, doorze geheel alleen te laaten kyven. Ik zal hier niet aantoonen, in welk geval men op de lasteringen moet antwoorden, en in wat geval het beter is te zwygen. Aileenlykzaliktwee zaaken aanmerken; het eerde is, dat alle deDispuuten ,zo rasmoeten eindigen als mogelyk is ; want wanneerze lang vallen, dan loopenze onvermydelyk uit op perfooneele twisten, en op navörfching over de goede of kwaade trouw' van hen die Disputeeren, het  C 43 ) bet welk de allerverdrietigfie zaak van de Waereldïs. Ook moet men noodwendig fomtydsweer hetzelve zeggen welk den Lezer niet min moede word, als de perfooneele betwistingen. Men zoufchierniet een voorbeeld van een lang Dispuut kunnen by» brengen, waaruit deeze ongemakken niet ontftaan zyn. Derhalven moet men 't nooit zig tot eeu punt van eer rekenen, dat men de laatfte is in 't antwoorden, noch noodzaaklyk achten alle de misflagen van zyn Wederparty aan tewyzen , ,, Wan„ neer zou men een einde maaken van teDisputeeren „ en te fpreeken, zegt Auguflinns, zo men hen „ die antwoorden,altyd weder moest antwoorden? ,, Want die niet kunnen verdaan, wat 'ergezegd ,, word, of die door dwarsdryvery zoo hard zyn, ,, dat fchoon zy begrypen, dat ze ongelyk heb» ,, ben, echter nietluifteren willen, di«antwoorden, „ gelyk gefchreeven ii, —Zy fpreeken ongeregtigheid „ en zyn onvermoeid in hunne ydelheid. Indien wy ,, hunne tegenfprekingen zo dikwils willsn weder» ,. leggen, als zy met een onbefchaamd voorhoofd „ vast ((tellen, géén agt tegeeven, wat zy zeggen, ,, zoo ze maar op de een of de andere manier onze re,, denen tegenfpreeken , dan zou men nooit ge„ daan werk hebben, en zig een lastigen envrug,, telozen arbeid op den hals haaien (*). Qjiis „ disceptandi finis erit et loquendi modus, fi respon,, dendum esfe respondentibusfemper existimem ar? „ Nam qui vel n$n pojfunt intelligere, quod dieitur , „ vel tam duri funt adverfitate mentis, ut etiam fi in„ tellexerint non obediant, refpondent, ut fcriptum est (•) Augiflinus de cevi Dei Lib II. c. i.  ( 44 ) s, est (P/alm 31 vs. 1. ) ft loquuntur iniquitatem s, of^at" infatiabiliter vani funt. Quorum dicta contrarie „ fitotics velimus refellere , quoiies obnixa fronte Jta,, tuerint non curare quod dicant, dam quocumqut „ mode nosiris disputationibus contradicant, gwa?» „ /»V infinitum et arumnofum et infrucluofum vides. Het was fomtyds te wenfchen, dat de Disputeerders binnen een zekeren omtrek van woorden bepaald waren, dieze niet mogten te buiten gaan(*) even gelyk men de pleiters te Athenen een zekeren tyd ftelde by zandlopers, Men gaf er een of twee aan den befchuldiger, en eens zo veel aan den verdeediger, naarmate het Regtsgeding gewigtig of groot was; eo zodra als zy uitgeloopen waren, moesten de Advocaten ftilzwygeri , en over het Proces laaten vonnis vellen. Anderszins, dewyl de Grieken zulke groote praters waren,zou men over geen zaak hebben kunnen vonnisfen, als na eene menigte van pleydoyen, waar door men eindelyk de zaaken, daar 't op aankomt, zou yergeeten hebben. Even zo zou het dikmaals nutzyn.dat men maatftelde, op't getal en de groote.van de bladeren ,die men zou mogen vol fchryvenom te beftryden of te verdeedigen, in de Disputen, die de Geleerden dagelyks voeren onderelkanderen. Men zou niet het eene boek voo.r,b2t andere na zien uitkomen, om de gefchillen, die men wil verhandelen veeleer te verwarren, als op te hel. deren , of om fmaadredenen te fpreken , en te wederleggen , die de leerftukken, waar over men wist, niet raken. Het tweede, dat ik heb aan- ,te. f f > Zie de Thefaurus lingute Grac*, op het woord  ( 45 ) temerken , is dit, dat de Geleerden veele proce^ fen veeren , waar over men oordeel kan vellen, zonder dat 'er een antwoord van nooden is; té weeten, door alleenlyk de plaatfen der boeken , diemen beftryd te vergelyken, met bet geene, d^ar tegen word ingebragt. Het is dikwils beter, dat hy, die bedreden wordt, enkelyk aan den lezer verzoekt, zonder iets te antwoorden, dat hy de befchuldiging wil vergelyken, met de plaats die men aantast. Aldus krygt hy dikwils veel meer regt, als hy door lange verdedigingen bekomen zou; of zo hy niet verkrygt 't geen de regtvaardigheid van de zaak zou vereisfchen, echter heeft hy 'er minder door te verliezen, als door de moeite te neemen van te antwoorden. Men pryst fomtyds de Regtvaardigheid van de Turken , die alles van het eerfte oogenblik af, beflegten, of we'ker onregtvaardigheden dikwils beter zyn, als de traagheid,die, in 't Regt doen,aan veele Regtbarlkeo plaats heelt, Waar door de eene party zo WH als d'ander bedorven wordt. Wat my belangt, ik z u dikwils mcentn, door aanftonds, hoewel onregtvaardig, veroordeeld te worden van vooringenomen of onbillyke Lezers , minder te verheien; als dat ik genoodzaakt was, boeken te fchryven, om my te verdedigen, en om een Proc< s van letteren te winnen, 't welk de kosten Vin den tyd , om zo te fpreeken, niet waardig is, die men daar aan zon moeten hefteden. Hier mede nu meen ik genoeg gezegd te heb» ben, aangaande de verfchillende gevoelens, en de Disputen onder de Geleerden in 't algemeen, en de Godgeleerden in 't byzonder. Wenfche. lyk waajre het, dat mea in't ftuk van Godgeleerde ge-  ( 40 ) gefchillen doorgaans met meer bedaardheid, be« zaadigdheld, en kristelyke liefde en \erdraagzaamheid te werk ging, dan veeltyds gefchied, vermits daar door veele onheilen, en nadelige ge. volgen uit den weg zouden geruimd worden,