EVANG. LIJ TH. SEMINARIUM. 17 381   BR1EFS-WYZE VERHANDELING betreffende HET LEVEN VAN EM. SWEDENBURG, z y ne schriften en derzelver de. trekking TuT de tegenwoordige t y d en- UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD, EN TOT EEN VOORLOPER VAN EEN KORT UITTREKZEL uit 's mans schriften, BEHELZENDE zyne godgeleerde gevoelens van god, de wereld, hemel, hel, wereld der geesten, en het toekomend leven; MET E ENIGE AANMERKINGEN IN HET LICHT GEGEEFEN, door YSBRAND van HAMELS VELD. Te AMSTERDAM, By WE SS ING EN VAN der H E IJ, mdcclxxxx.   VOORBERICHT VAN DEN UITGEVER, De naam van swedenburg en zyne ontdek* kingen, aangaande de wereld der geesten , hebben zoo veel ophefs gemaakt, dat 'er Weinigeit onder myne landgenooten zyn zullen t die niet van hem gehoord hebben ; de berichten, aangaande zynen omgang met de geesten , en zyne wetenfchap van verborgen en geheime zaaken, gelyk het doorgaands gaat, vergroot of vervormd naar' elks byzonder inzien of bedoeling, zullen in veé~ len nieuwsgierigheid verwekt hebben , naar den eigenlyken aart van 's mans beftaan , leere en gevoelens, en hoe het met zyne voorgewendè openbaringen , voorzeggingen of gezigten eigenlyk gelegen zy, en wat men 'er van te koudeA hebbe* Zeer we'migen daarentegen , zullen deze hunne nieuwsgierigheid, welke echter des t§* 2 brtö'  i? VOORBERICHT grooter zal zyn, naar mate de menfchen doorgaands met het wonderbare , en ongewoone meer zyn ingenomen, hebben kunnen voldoen : swedenburg heeft in veele , zeer veele fehriften , •want hy was tot in het laatfte van zyn leven arbeidzaam , zyne leere voorgedragen ; maar deze fehriften zyn duister in Jlyl, uitgebreid, kostbaar , en in de Latynfche Taal opgefield j zoo dat dezelve zeer weinig gefehikt fchynen , om ons klaare denkbeelden van de eigenlyke gevoelens van dezen zeldzamen man te kunnen geven. Eindelyk, kwam in het voorgaande jaar, een werkjen in Oftavo in het Hoogduitsch uit, onder den Titel: Emanuee swedenburg's Godgeleerde Werken, of zyne leere van God, de ■wereld , den hemel, de hel, de wereld der geesten, en het toekomend leven. Benevens eene voorlopige verhandeling over het leven van den Schryver , zyne fehriften , en derzeiver betrekking op onze tegenwoordige tyden; zynde een uittrekzel uit alle zyne fehriften ,  VAN DEN U 1TGEVER. V ten , te Leipzig by PAur, gotthelf kum- jier. De ongenoemde vei z vnelaar van dit uittrek zei, doet zich in de voorloopige verbandeling, welke briefswyze is opgefleld, voor, als een yverig voorjlander en verdeediger van swedenburg en deszelfs gevoelens, zoo dat wy op de trouw van zyn uittrekzel ftaat fchynen te kunnen tnaaken. Toen dit werkjen my in handen kwam , vond ik my in ftaat, om het verlangen en de nieuwsgierigheid van zulken myner landgenoot en , die nopens swedenburg iet naders en zekerer begeerden te weten, te voldozn. Ik bezorgde dan de vertaaling van het zeke, en deel nu, by wyze van proeve, vooreerst mede de gemelde briefswyze verhandeling , welke , zo derzelver aftrek genoegzaam zal bevonden worden, om de kosten goed te maaken, door het uittrekzel uit swedenbürg's werken zelf zal gevolgd worden ; waardoor elk in ftaat zal wezen, om met eigen oogen te zien, en zelf over het gewigt, de gegrondheid of * 3 en-  tï VOORBERICHT ongegrondheid der uitfpraken van dezen zeldzo* men man te kunnen oordcelen. Ik zag my nog door eene gewigtiger reden aam gefpoord, om deze uitgave en bekendmaaking van SWEdenbueg's gevoelens te onderneemen, De tyd, dien wy beleven, in deze, gelyk men haar noemt, verlichte eeuw, gaat zwanger van groote gebeurenisfen ; alles kondigt ons aan, dat Europa zich in eene crifis bevindt, welke van eene groote omwenteling zal gevolgd worden. —. Het beoefenen van den By bel, en der Godfpraken, daarin voorkomende, zal een* ieder, die op de tekenen der tyden weet te Ltten,met my keren, dat die groote gebeurenisfen , door welke God liet Vienschdom zyne laatjle firafgerichten zal doen gevoden, om dus eindelyk het ryk van waarhüd en deugd, heerlyk over de gantfche aarde uit te heiden, eenen aanvang/laan te neemen, en dat ie Voorzienigheid reeds den weg daar toe bc* $eid. —i—■ Alle\ volken , alle menfehen fchynen •fik in de dwd in. de verwachting te vgrkeeren , dat  van den UITGEVER. vh dat 'er groote dingen gefchieden zullen j alle volken , alle menfchen fchynen te onvrede, onvergenoegd , ongerust met den tegenwoordigen toejiand van zaaien ; elk begrypt, dat eene verbetering s eene gantfche omfmelting nodig is. ■ . Dit dunkt my , geven alle die beroeringen en verwarringen te kennen, welke zich in alle landen van Europa vertoonen De reeds genoeg ontruste gemoederen worden nog meer verhit en grfchokt, door de zonderlingfte voortbrengzelen , of van dweepery, of van bedrog. - Wie zou het byna kunnen geloovenl en evenwel het is zoo , dat menschdom, het welk in deze zelfde eeuw, nog maar weinige jaaren geleden, byna niets geloofde, dat menschdom fchynt thans gefchikt te wezen , om alles te gehoven. ■ - Men ontrust het door eene gewaande of waare profelyten-maakery en uitbreiding van den Roomfchen Godsdienst, en een in het geheim werkend Jefuitismus. Een mesmer pryst het dier- iyk magnetismus aan, en hy krygt eene menigte aanhangers, die door het zelve wonderen meenen * 4 uit  vm VOORBERICHT uit te voeren. -—— Een grossing maakt een Mtwerp van een Rooaen - orde, bedriegt ligtgeloovige vrouwen, en fchryft een journaal voor Dames, bet welk men, denkelyk onbewust van ds mnjlandigheden en bedriegeryen van den Schryver, in onze taal mede gedeeld heeft, tevens mei eene aanpryzing van eene zoodanige orde aan onze Nederlandfche vrouwen. —— Men /preekt van eenen aanhang van Illuminati of verlickten, welke dooden kunnen oproepen, de natuurlyke magie, en derzelver geheimen ver/laan en oefenen , en zy vinden , zegt men, geloof, ook in Boven van Vorflen. Een swedenburg doet zich voor als een profeet, van God gezonden , om het verband van de geesten • wereld met de ligchaamlyke te ontvouwen, en de waare leere van ss menfchen geluk voor te feilen , en hy vindt duizende aanhangers, —— Wy kunnen dus te recht overneemen, de woorden van joannes i. Brief i: 18. Kinderkens! het is eene laatfte uure, en gelyk gy gehoort hebt, dat de Antichrist komt, zoo zyn ook nu veekn An-  VAN DEN UITGEVER. IX Antichristen geworden , waar uit wy kennen , dat het eene laatfte uure is. Wanneer foortgelyke bedriegers of dweepers op eenen tyd in het duister voortwerken, dat het menschdom met groote uitzigten en verwagtingen is ingenoemen, doen zy een onbefchryflyk nadeel; aan den éénen kant laten veelen zich door hun voorkomen en voorgeevens misleiden, om dat zy juist in de geJleldheid zyn , die hen gefchikt maakt, om het oor aan eiken bedrieger of dweeper te leenen; aan den anderen kant nemen meer kundige, en door de rede befchaafde lieden daaruit aanleiding, om den Bybel, den waaren Godsdienst vanjEsvs, de hoop en het uitzigt der Christenen , op de komst van hunnen Heer, in gêlyken rang te feilen, met de ydele voorwendzels van deze zelf opgeworpen Profeeten , of listige bedriegers. -— En het nadeel, welk de uitbreiding der waarheid, en de waare verlichting en verbetering van het menschdom daardoor ondergaat, is onbefchryflyk. Niets is dan noodzaaklyker, dan dat zy in het licht gebracht worden , bedriegeryen , gewaande * 5 in-  x VOORBERICHT infpiratien enz. worden toch door het licht openbaar gemaakt en befiraft; wanneer men hen van naby en in hunne waare gedaante kan befchou•wen, dan kan men hen eerst beöordeelen, en die vermaning van joannes opvolgen : Geliefden, gelooft niet een' iegelyken geest, maar beproeft de geesten, of zy uit God zyn, want veele valfche Profeeten zyn uitgegaan ia de wereld. Ik wil swedenburg daarom onder de bedriegers van het menschdom niet rekenen; maar dat hy zich zelve misleid, en door zyne verrukte verbeelding bedrogen is geworden, wat ook zyn verdeediger in den tegenwoordigen Brief zeggen moge, blykt my al te klaar uit den inhoud zyner gevoelens zelve, en byzonder, wanneer ik ze vergelyke met het gezond verftand en de uitfpraken van den Bybel. Om de gezegde reden dan, onderneem ik deze uitgave, op dat myne landsgenoot en, onder welken de neiging tot dweepery, meer dan te veel heerscht en gekoesterd wordt; door zulken, dien dit het min-  TAN DEN UITGEVER. XI min/Ie voegt, zich niet ligtelyk iet laten wystinken , en zich iet in de hand, laten floppen; ik heb om dezelfde reden, hier en daar eenigc losft aanmerkingen geplaatst, welke niet gefchikt zyn tot eene breedvoerige wederlegging, want waar toe zou die dienen ? maar die flrekken kunnen tot Nota bene's , om de opmerkzaamheid van. den Lezer te bepaalen, zy zyn met cyffers (i) (2) enz- getekend. Een woord, zoo goed als duizend: wy hebben, door het geloof in jesus, den vryen toegang ah verzoende kinderen tot den God en Vader van allen. — Engelen, jesus Engelen, worden tot dienst uitgezonden , om der genen wille, die de zaligheid beërven zullen. God heeft zyne dienstknechten in zyn woord getoond de dingen, die haast gefchieden moeten ƒ En al wis God vreest, ziet met lydzaame verwachting de komst van den Zaligmaker te gemoete ! En be- fchouwt met blydfchap de toebereidzelen, die door de Voorzienigheid daar toe gemaakt worden. Gy dan , geliefden , zoo fchreef petrus , 2 petr.  i Verhandeling ovê» fchenliefde vernietigd en uitgeroeid wordt \ in de plaats van deze zagte aandoeningen kwam teugellooze buitenfporigheid , welke het lichaam en de ziel vernedert; Ligtzinnigheid die dwaasheid in plaats van verfland fielt, weelde die de menfchen onbarmhartig en vreesachtig maakt, terwyl zy hen leert, huns gelyken of flechts na den uiterlyken fchyn te achten of te verachten (2). Al dit kwaad wordt door de wetenfchappen niet weggenoomen, die ik daarom verdorven noem, dewyl zy zich van haar waare doel en oogmerk verwyderd hebben. De natuurkunde, welke tot derzelver Schepper moest opleiden, heeft onze zogenaamde wysgeeren noch meer van Hem vervreemd; tusfchen Hemel en aarde ftaande, werpen zy in plaats van hunne oogen na om hoog te fiaan , dezelve diep beneden zich zeiven neder 5 fleehts alleen door de zinnen willen zy de betrekking van het zinnelyke nafpooren, en terwyl. zy zich zeiven tot deze wetenfchap der oogen en handen bepaalen, zo houden zy deze zinnelyke betrekking voor 't zuiver lichc (2) Ook in dezen .volzin is helaas! meer dsn te veel waarheid /  SWRDENBURG'S LEVEN, enz. 3 Jicht der natuur, welke men nogthans van boven verkrygen moet, dewyl het licht in den Hemel woont; Ende verjlaande, zegt Salomo in 't boek der Wysheid, Hoofdft. 8; vs. 21. dat ik hair anders niet en zoude magtig worden, ■ indien ze God niet en gave ; (en dat was ook kloekheid, te weten, van wien die genade komt,) zo ging ik tot den Heere enz. (3). De Godsdienst van geleerde en wellustelingen reeds lang veroordeeld, vondt weinig ingang by de grooten der aarde, die van de jeugd af aan de overtreding van deszelfs eerfte gebod gewoon zyn, naamtlyk 't gebod van menfchenliefde j toen de menfchen begonden, zich door ftand en geboorte boven elkander te verheffen, werden zy trots en hardvochtig; rangzucht kent geene liefde en baart dikwyk wreedheid, terwyl in de pogen van menig man van ftaat en adel, de mensen. (3) De wetenfehappen zyn ongetwyfeld een gefchenfe des hemels aan hec menschdom , en de waars geleerde, zal zyne kundigheden aan God dank weten; het is ook waar , dat veele gewaande "Wysgeeren aan het Syjlême 4e h Natuur hangen blyven., en zich niet tot den Schepper van alles verheffen , maar tevens is dit waar, dat. het één der kenmerken van geestdryving is, de wetenfehappen op eenen laagen prys te Hellen.,  P VERHANDLING over mensch zonder titel een nul in de fchep- ping is. Reeds voorlang ontftondt uit deze verachting van een deel van 't menschdom, de verfmading der wetten, volgens welke zy echter allen behoorden geregeerd 'te worden; de wet is een ukdrukzel van den algemeenen wil, een uitvloeizel van 't hoogfte verfland en Goddelyke wysheid , welke eertyds zelf wetten gaf: Doch om wetten te achten , moet gerechtigheid in de harten woonen; en om goed te doen, moet men het kennen en beminnen» Wat zyn wetten zonder zeden? zeide reeds een der grootfte mannen ten tyde van augustus. Goede zeden vloeiden voort uit wederzydfche deelneeming, en liefdeals de fterkfte fteunpilaaren der wetten, welke zelf niet anders zyn dan een band van wel willen en toegenegenheid. Deze heilzaarne banden, die de hoogmoedïgen veracht, worden door de gewoonte en de zugt tot den oorlog volkomen verfcheurd. Oorlog tusfcben fchepzelen , die alleen tot liefde gefchaapen, en met reden begaafd zyn. Oorlog tusfchen menfchen, welke Hechts éenen korten tyd op deze aarde vertoeven, en welker tegenwoordig en toekomend geluk al-  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 7 alleen van hunne wederzydfche liefde afhangt! De oorlog, zegt men, in geheel Europa , is onvermydelyk. De krygstrompet verkondigt den twist der Vorften 't teken tot moord, wordt gegeeven; en te gelyk vernielen duizenden elkander, zonder te weten waarom, zonder door de overwinning of door de nederlaag iet te winnen. De landen door deze verwoestende zwermen overftroomd, worden van haare bewooners ontbloot, en hunne kudden en andere bezittingen, worden vernield; wat nog overgebleven is, wordt door 't zwaard, gefchut, verwoesting , ongebondenheid, en ziekte, geheel verteerd, en dus fmelten legers van honderduizenden, als fneeuw. Kon men ze voltallig maaken; daar was nog meer bloed te vergieten , maar het geld ontbreekt, nu eerst begint men te onderhandelen, en vereffent in bedaard- en gelaatenheid een twist, die eerder bygelegd, de verwoesting der aarde, en de toorn des Hemels verhoed zou hebben. Evenwel is dit de gefchiedenis van alle nieuwe volkeren , op deze wyze wordt hun eigendom en de vrugt van hunnen arbeid vernietigd , en de verbetering der inwendige gefteldheid, en der openbaare zeden verhinA 4 derdj  8 VERHANDELING ovek derd; eertyds was dit kwaad nog niet duurzaam ; en men liet, na den oorlog de legers uit één fcheiden; hedendaagsch beflaat integendeel de oorlog midden in de vrede. Vergeefsch zegt de Wysgeer van Geneye- „ In eene wel ingerichte maatfchappy is ieder burger foldaat, volgens pligt, en niet wegens den ftand ," men laat alle wyze der aarde redeneeren en denken , de oorlog blyft gelyk te voren een handwerk, zo als de koophandel, en de rechtsgeleerdheid: Cedant armatogce. Wreede onbezonnenen, uwe moorddadige verbintenisfen verwoesten de zeden, de akkerbouw, de bevolking , de kunften i Keert te rug in uwe muuren. Maar wat zult gy beginnen! de eigenbaat, die onverzoenlyke vyand van 't menfchelyk geluk, zal u ook binnen deze muuren vervolgen , waar geen liefde meer is. Wie weet niet, hoe ver de verkleefdheid aan aardfche dingen de menfchen verleidt. Naakt komen zy in de wereld , en gelooven echter , dat zy hunne fchattcn mede zullen nemen; zy vergeeten dat deugd de eenige rykdom is dat men één in dien dag vergeefsch de handen met vreemd goed bevlekt ten Hemel heffen zal: Zal ik al 't kwaad fchilderen, 't welk door gierigheid,  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 9 heid, en den befmettenden adem der eigenliefde ontftaat? zal ik de verwoestingen van dat monfter optellen ? welks naam ik niet mag noemen, en dat met de ééne hand plundert en rooft, om met de andere te verkwisten: Neen! ik wil de menfchen, welke ik troost, en een middel ter redding aanwyze, niet neêrflagtig maaken , en hen door hart verfcheurende fchilderingen doen treuren. Het kwaad is bekend genoeg , ik wilde alleenlyk deszelfs bronnen aantoonen en bewyzen , dat 't nadeel onberekenbaar is, en de hoogde trap bereikt heeft : Onmooglyk kunnen de dingen nog langer zo beftaan, de aarde moet eene andere gedaante verkrygen, terwyl 't kwaad, dat ons verteert, van deze wereld, en gevolgelyk niet eeuwigduurend is. Zo dra 't zyn bepaalt doel bereikt heeft; zal 't vernietigd worden , en wel alleen door liefde en door de wedergeboorte van 't menfchelyk hart, om dit groote werk te voleinden , is zelf de fynfte menfchelyke ftaatkunde te onmagtig : Laat ons dan tot hem wederkeeren, die alleen aan 't menfchelyke doen en laaten , kragt, en voorfpoed geeven kan, indien de tyd van zyne eeuwige wy^eid voorheen bepaald, gekomen is; A 5 dan  2o VERHANDELING ove* dan zal hy die aan één van zyne uitverkoorev nen aangekondigd hebben (4). Maar is erin onze tyden één onder ons opgedaan, die zich voor een gezant van God heeft uitgegeven , zo laat ons zien, wie hy is, en hoeren, wat hy gezegd heeft: Ouder volken, dan de Israëliten , hadden reeds eenen Godsdienst, die genoegzaam gelykvormig was aan dien der Israëliten ; een dienst, die van de verëeering des waaren Gods in afgodery moet ontaard zyn , dewyl den (4) Ik geloof, dat in de daad de grootfte gebeurenisfen te wachten zyn, en dat de tyden naderen , in wel» ken het godlyk plan , waarnaar Hy deze wereld beftuurt, zich zal ontwikkelen; maar is deze Helling gegrond, die hier met eene magtfpreuk wordt te neder gefield? Hebben wy dan niet duidelyke voorzeggingen genoeg in den Bybel, die ons genoegzaam zyn, indien wy Hechts opmerken? Doch wy zullen dit rekenen, als of de Schry, ver gezegd hadt, indiende tyd enz. gekomen is» dan kan God dit aan éénen openbaren ; en dit willen wy hem toegeven , en in gevalle zich iemand voordoe, die zegt, Godlyke Openbaringen te hebben * gelyk swedenburg, willen wy dien geest onderzoeken.— Maar welk zal de toetfteen, en regel zyn, waarnaar wy hem beöordeelen zullen? Niets anders dan gezond verftar.d en de Bybel , die altyd hand aan hand gaan, wanneer wy het nopens dezen regel ééns zyn , dan aal bet onderzoek niet moeilyk vallen. ■■—  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. ir den Israè'liten bevolen werdt de altaaren van deze volken om te werpen , hunne Afgodsbeelden te verbreken, en hunne heilige bosfchen te verwoesten: Daar was reeds -oor abrahams tyd een waare Godsdienst in wezen , melchizedek , die Koning en Priester tevens was, gaf hem de tienden (*) en boodt hem, terwyl hy hem zegende, brood en wyn aan , als de twee heiligde tekens van den Godsdienst en Kerk: Uit verfcheiden plaatzen van moses 2'!e boek, uit jojua en samuei, blykt het, dat reeds voor de openbaring , die door moses aan de Israëliten gefchiedde, de Heere zich aan een ouder volk geopenbaard , en aan dit volk zyn woord toevertrouwd hadt, reeds voor dezen tyd geleidde hy de menfchen der eerde leefcyden door bloote ingeving, welke zy diptelyk volgden. Dikwyls zelfs hoorden zy Hem , of zagen Hem in menfchelyke gedaante; In deze eerde waarlyk Hemelfche Kerk, van welke de eerde Hoofddukken van moses ifte boek , de Megorifche gefchiedenis bevatten, was de openbaring onmiddelyk, maar toen de menfchen (*) Hier vergist de Schryver zich, alm abraham aan melchizep£k de timden betaalde.  sa VERHANDELING ovek fchen tot 't booze neigden , of min goed; waren, zo hieldt deze onmiddelyke gemeenfchap met den Hemel op, en de Heere fpoedde hun , en hunne nakomelingen door mededeeling van zyn woord te hulp, en zo werdt de aarde weder voor langen tyd gezuiverd en geheiligd (*). Toen vervolgens deszeifis werking op de harten verminderde, zo iwam 't Goddelyke medelyden andermaal de rnenfchelyke natuur te hulpe, door eene tweede openbaring van haar woord aan moses. Toen eincelyk de Joodfche kerk tot haar einde naderde, en den val van 't gantfche, menschdom dreigde te veroorzaken, zo oordeelde de Heere, dat zyne tegenwoordigheid) op aarde alleen dit kwaad verhoeden kon, e» (*) BI. 29. N°. 11. van swedenburgs Jpocalypfs r«. velata , raadt by aan, om dit oude verlooren woord in China en Groot Tartaryen op te zoeken, en verzekert, «Jat men het aldaar ontdekken zal. —. Een Fransch. reiziger vondt fpooren , en de overlevering hiervan te JBagtlad, alwaar hy zich enigen tyd opbield. Het ir. datzelfde woord , waarvan , gelyk wy reeds gezegd hebben , in moses 2de boek, en in 't boek josua enz, gefproken wordt ; daardoor wordt eene groote zwarig-. heid uit den weg genomen , en de oudheid dezer wetenfchap in 't oosten verklaard , welke wetenfchap onmoogelyk eerst na moses tyden kan ontftaan zyn.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 19 fehriften over de Mineralogie, Phyfica, Mathematica, Starrehwde, als een zeer geleerd en denkend man (*; en zyne verre en menigvuldige reizen , in de voornaamfte landen van Eu* (*) Do volgende Schriften gaf swedenburg over de zogenaamde wereldlyke wetenfehappen uit: i.) sint Verzameling van Spreuken uit seneca , en pubLius syrus 1700. 2.) Ludus UHiconius, Jive Carmina Miscellanea, Skara 1710. 3) Daedalus hyperhoreus , of proeven ei» aanmerkingen over tMathematifche, en Phyfifche onder, werpen 6 Deelen 1716 tot 1718. 4.) Handleiding ttf de Algebra' 1718- 5) Proeve om de inwendigs vxiarde van munten en maaien te bepaalen, tot vermyding van alle breuken in de rekeningen 1719. 6) Een verhandeling over 't gejlel der Aarde, en Planeeten 1719. 7) Een ander over de Zeeflroomen, Eb en Vloei. 1719. 8) Prodromus principiorum rerum naturalium , Jivt novorUm tentaminum Chemiam Phyficam exp.rimentaLm geometrice sxplicandi 1721. 9) Nova objervata fc? Inventa circa ferrum &'ignem, pracipue naturam ignis element .rem una cum nova cqmini inventione, 1721. 10) Metlwdus nova inveniendi longüudines locorum terra marique op? luna; 1721. 11) Modus, conflruendi Reccptacula navalia 1721. 12) Nova conJlruSiio aggeris aquatici, 1721. 13) Modus expkrandi viHUtesmvigiorum 1721. 14) Miscellanea objervata circa res iiaturales , prtefertim, Mineralia, ignem, èf moniium jirata , 4 Deelen 1722. 15) Opera philofophica, & mineralia,■ 3 Deelen in Folio 1734. iö) Prodromus PkilofophitS ra> tiocimntis , de infinito , de caufa creati.nis , fc? de Mi* chanismo operationis Anima & Corparü 1733' 1?) conomia Regni Animalis 2 Deelen in 4w. 1740» 1«3) Regnum Animale 3 Deelen in 4». 1744, & 1745, E 2  2o VERHANDELING over' Europa vermeerderden tevens zyne kunde , en verbreiden zynen roem (n). Wegens zyne deugd en geleerdheid van ieder, als een man van hooge waarde, eri onbefmette zeden geacht, ontrok swedenburg zich omtrent 't jaar 1740 aan alle tydelyke wetenfchappen en roem , om zich geheel aan de nafporing van de geesten wereld alleen toe te wyden. In 't jaar 1745 werdt hy met de eerfte verfchyning van boven begun. ftigd, en verkreeg het eerfte bevel des Hemels. Deze zyne roeping befchryft hy zelf met de volgende woorden (*). „ Ik fpysde (12) eens wat laat in myne » Her- (11) Niemand zal swedenburg zynen roem als eert diepdenkend, geleerd man, deugdzaam en arbeidzaam, betwisten. Maar maakt dit onmooglyk, dat hy naderhand , by het klimmen der jaaren een fpel zyner verbeeldings-kracht geworden is? (*) swedenburgs brief aan den Heer robsam, in devoorrede der Franfche vertaling van zyn Werk tan den Hemel en de Hel, dat onder den titel les Meneiltes du ciel, Ê? de l'Enfer, in 2 groote fivo. Deelen te Berlyn 17Ü2 uitgekomen is. (12) Die menschkundig is, en de toevallen der %othondria p,JJiva , Welke van de aBiva wel moet ouderfcheiden worden, en in de anders gezondfte menfchen valt, kent, zal verfcheiden opmerkingen maaken op dit verhaal van swedeksüro. Het is zeldzaam , dat  SWEDENEURG'S LEVEN, enz. 21 „ Herberg te London, en at met grooten eet„ lust; wanneer ik tegen 't einde der maal- „ tyd dat dezelve hem gebeurde na een laat avondeten, daar hy fmaaklyk gegeten hadt, en zyn irritabiel zenuw-geftel hem misfcbien herinnerde, dat hy te veel gegeten hadt. —— Wanneer zulk een toeval iemand overkomt, worden zyne oogen als met een' nevel bedekt, en het is niet zelden , als of 'er wormen of kleine vliegjens voor zyn gezicht zweeven. De gedach¬ ten , ik heb daar te veel gegeten! konden dit zenuwgeftel zoodanig aandoen, dat swedenburg meende eene Item van dezen inhoud buiten zich te hooren , gelyk die zelfde nu gaande gemaakte verbeelding hem eene gedaante in 't purper en in 't licht kon doen zien. — Met zulke denkbeelden vervuld en in de verbeelding, of in de waarheid , dat hy te veel gegeten hadt, begeeft de man zich te bed, en is het nu wel wonder, dat hy dien nacht meer denkt te hooren en te zien? —— Dit zou zich nog meer ophelderen, indien wy wisten, met welke onderwerpen van Studie, zich de werkzame geest van swedenburg dien dag of avond hadt bezig gehouden. —- En als nu ééns het verftand aan de verbeelding geloof begon te geven , en het geen men ontwaar was geworden voor iets wezenlyks buiten zich hieldt, was het geen wonder, dat foortgelyke openbaringen meermaalen gebeurden, dat de geheele gefteldheid van den goeden man eene gefchiktheid bekwam, om een voorwerp van de misleiding der verbeelding te worden; te meer, omdat hy van nu af dit aankoesrerde, door de wereld der geesten met al wat daartoe behoort , tot het onafgebroken onderwerp van zyne overdenkingen te maaken. B3  IS VERHANDELING oveh „ tyd bemerkte, dat zich, als 't ware, een „ nevel over myne oogen verbreidde , en „ dat de grond der kamer, waarin ik zat, „ geheel met affchuwlyke kruipende dieren en wormen bedekt was, deze verdweenen fchielyk, en de nevel verdeelde zich, en „ ik befchouwde in 't midden van een helder 8, licht, heel duidelyk eene menfchelyk ge„ daante in een hoek der kamer zitten, die 3, my met een verfchrikkelyke ftem deze „ woorden toeriep: eet met zo veel ! by „ deze woorden draaiden myne ongen , al„ lengskens klaarde myn gezicht weder op, 3, en ik bevond my alleen. De daaropvol„ gende nacht verfcheen my dezelve ge„ daante. met eenen helderen lichtglans om„ geven, en zeide; Ik ben God, de Heere, fchepper en verlos/er, en heb u uitverkoozen, om de menfchen den inwendigen geestelyken zin der H. Schrift te ver* klaaren; Ik zal u ingeeven, wat gy fchryven tnoet; 3} voor dit maal ontftelde ik my niet, en dit „ licht, offchoon 't zeer levendig was,maaka, te geene fmertelyke indruk op myne oogen. „ De Heere was in Purper gekleed, en dit gezicht duurde omtrent een kwartier lang.. v Nog  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 23 „ Nog in dien zelfden nacht werden de oogen „ van mynen inwendigen mensch geopend, „ en bekwaam gemaakt, om in den Hemel, ,, Geesten wereld, en Hel te zien, waar ik „ veele perfoonen van myne kennis zag, van „ welken zommigen reeds lang, anderen eerst „ voor korten tyd geftorven waren (*)." Van (*) Behalven den omgang met de Engelen en geesten, en die Infpiratie, met welke swedenburg de overige jaaren van zyn leven van den Hemel begunftigd was, verbaasde hy zyne medeburgeren door verfcheide wonderbaare verrichtingen en voorzeggingen, eenige der merl;waardigfte en onloogenbaarfte, derzelve zyn de volgende. j. Na de dood van den Heer van marteville te Stokholm; begeerde een koopman van de Weduwe de betaaling van eene aanzienlyke fomme , welke zy wel wist dat betaald was, maar de Quitantie daar. van niet vinden kon. In deze verlegenheid keerde zy zich tot swedenburg ; deze kwam den volgende morgen by haar met de tyding; hy hadt haaren overleden gemaal gefprooken, en deze hadt hem de plaats aangewezen , waar die quitantie lag, en daar zoude men ze vinden: de overledene verfcheen ook zyne gemaalin in een droom , met denzslfden flaaprok gekleedt , dien hy voor zyn dood gedragen hadt, gaf haar 't zelfde bericht en verdween weder; de dame verfchrikte daardoor zo fterk, dat zy haar kamenier, die in dezelfde kamer flicp, daarom opwekte, en haar 't geval verhaalde , de quitantie wierdt op de van swedenburb aangewezen plaats gevonden. Deze gebeurenis werdt aan 't Hof en in de Stad bekend, en ieder verhaalde B 4  54 VERHANDELING over Van dit tydftip tot aan zyn dood, welke \e London den 28ften Maart 1772 in zyn vyf- en dezelve op zyn wyze. De koningin van -W«i. kwam na de dood van haar gemaal voor eenigen tyd naBerlin, en nodigde onder anderen verfcheiden leden der Aka. demie ter maaltyd, van welken eenige de vryhcid namen haar te vragen, of die gebeurenis met swedenburg , die hier na volgen zal, en die haar zelf en de kroonprins van Pruisfen betrof, waar was ? de koningin wees deze vraag daarmede af, dat zy zeide, ó! wat het geval van de gravin marteville betreft, dit ig zeer zeker gebeurd! II. Als hy by zyne tetugkomst uit Engeland te Gothenlurg 60 mylen van Stockholm aan land tradt, zag by de grooten brand, die op dat zelfde oogenblik te Stockholm begon, vooruit, en fcheen zeer onrustig, een paar uureri daarna , wees hy ook bepaald aan , hoe ver de brand zich verfpreid hadt, alles werdt drie daarna door een Courier bevestigd. III. Als swedenburg eens te London fcheep gaan zoude, om na Zweden te zeilen , vroeg één van zyne vrienden, de Conful springer , aan den fcheeps kapitein dixon , die hem overvoerde , of hy veel mondbehoefte medegenomen hadt? swedenburg nam 't woord, en zeide: Wy hebben niet veel van doen, nadien wy heden over acht dagen des namiddags ten twee uuren in de haven van Stockholm zullen landen: deze voorlegging kwam gelukkig uit, gelyk de kapitein dixon by zyne terugkomrt verzekerde. * 1V- H? was reeds tachtig jaaren oud als hy op nieuw rcfeeep ging na London , zyne vrienden, die wegens zyne gezondheid bekommerd waren , maakten hem Zwarigheden wegens deze reis:, maar hy antwoordde hun 1  SWEDENBURG'S LEVEN, iw. 25 «211 tagtigfte jaar voorviel, fchreef swedeNt bukg verftheiden werken over de Geesten? we-> hun. „ Wy zullen elkander wederzien, want ik moet nog een dergelyke reize doen." Hy kwam ook gelukkig wederom , maar toen hy voor de laatftemaal vertrok, vroeg hem één van zyne vrienden, of zy elkanderen weder zien zouden ? hy antwoordde eenigzins ontroerd. „ Ik weet niet, of ik terug keeren zal, maar dit weet ik zeker, dat ik niet voor het afdrukken van myne Vera C-.ristiana Religio derven zal," dit werk werdt ook kort voor zyn dood voleindt. V. swedenburg was van afkomst eer arm dan ryk , en echter heeft hy groote fommcn weg gefchonken , en groote koopmsns-cantooren voor bankroet bewaard. VI. Een Heer uit Straatsburg en vriend van swedenburg vertelde ons, dat hy hem te Parys eene bediende bezorgen moest: deze bediende beklaagde zich na een pair da^en, dat swedenburg zyne kamer en kasten geitadig open liet; zeggende , hy vreesde eenmaal wegens diefftal aangeklaagd te zullen worden , welke by de zorgeloosheid van zyn Heer onvermydelyk was. „ Hy mag gerust zyn , zeide swedenburg , hy weet niet wat ik voor een goeden Schut-Engel voor myne deur heb," de deuren bleeven open: en er werdt niets gemist. (13) . (13) Welke ellendige beuzelingen! Wy willen onderftellen, dat alles flipt naar waarheid verhaald , niet verdicht, niet vergroot, of opgefchikt is, en hoe ligt gebeurt dit? Wat zegt het dan nog? In het i. geval, heeft toch de weduwe in den droom ook dezelfde aanwyzing , die swedenburg reeds gegeven had, één van B s  26 VERHANDELING over wereld, en over Geesten - zaaken, van welken wy hier de titels plaatfen willen. Zy zyn allen in de Latynfche taal gefchreven (*). In beide was overtollig! En boe veel kon men hier vragen ? Was swedenburg ook een vertrouwd vriend van makteville ? Kon by ook kennis hebben van een geheime lade of kabinet, waar deze laatfte wel gewoon was, iets neder te leggen? Was het enkel een natuurlyke inval, die swedenburg deedt raaden, om nog op eene zekere plaats onderzoek naar de Quitantie te doen? enz.^ ii. Op het tweede geval, weder de waarheid onderfteld zynde, hoe dikwyls ryzeu kommerlyke gedachten op in iemand, die van eene reize t'huis* waards keert! Die man by terentius ftelde zich, t'huiswaards keerende, altyd alle kwaad voor, om zich , indien het ééns dus mogt zyn , voor te hevige ontiïeltenis te wapenen; indien nu foortgelyke overleg, gingen ook door den zin van swjedendurg gezweefd hebben, en daar onder het denkbeeld van brand, en het geval wilde , dat 'er juist omtrent dien tyd brand was in Stokholm , is daar nog iet bovennatuurlyks in ? He* iii en iv geval is alleen bewys van den goeden moed en verwachting van swedenburg , en dit kwam zoo uit. Is het iet vreemds ? v. Kon swedenburg dan op geene andere wyze bezittingen verkrygen , dan door zyne geboorte? En het vi geval leert, dat swedenburg een eerlyken bedienden hadt. of maakte ; door Zyne verzekering, dat hy een goeden befcherm- engel voor zyne deur hadt. Een knecht moet al hesl ftout zyn , om een' diefïtai in zulk een geval te waagen O #5 Cultit £f Airmem te London 17415. 2) Ar- cêna  'SWEDENBÜRG'S LEVEN, e -z. 3* ^ ten gekomen zou zyn , zaaken bekend te ■3, maaken, van welken ik vermoeden kon, •„ dat men ze voor leugen houden , en dat j, ik zelf in de oogen van veele lieden daar- door belachlyk worden zoude. Maar al- hoewel, ik verzekere dit bevel ontvangen „ te hebben, zo zal men my nochthans niet „ gelooven; doch ik flel my daar mede ge„ rust, dat ik 't bevel van mynen God ge„ hoorzaamd heb , en antwoordde hun met de woorden van paulus aan de Corintheren s, (1. brief cap. 4. vs. 10.) Wy zyn dwaze -„ em Christus willen , maar gy zyt wys in „ Christus (19) (*). De Heere heeft zica ,-, aan my geopenbaard, en gaf my bevel en „ last dat geen bekend te maaken , wat ik fchr.yve. Hy opende de oogen van myn s, geest, en leidde my in de geestenwereld in, waar ik den Hemel en de Helle gezien „ heb. Ik fprak met de Engelen en Gees„ ten, gelyk de één mensen met den ande„ ren fpreekt, en wel langer dan acht en twin- (19) Met deze woorden van paulus heeft zich menig dweeper getroost. Doch die ze in het verband leest, vindt er geheel iet anders in. (*) In dt aangehaalde voorrede, c  36 VERHANDELING over verzekerend dat geen, wat hy in den Hemel in tegenwoordigheid des Heeren, en in 't gezelfchap der geesten gezien en gehoord heefr. Verfcheiden van deze gezichten hebben wy geheel ingevoegd en vertaald, en anderen zal men in dit werk als uittrekzels vinden: Is 't dus wel gelooflyk of ook waarfchynlyk, dat een deugdzaam man, die de geleerde wereld zo lange tyd met zyne kunde verlicht heeft, het zoude gewaagd hebben acht en twintig jaaren lang , zonder geinfpireerd te zyn , in fpyt van zyn eigen geweten, in fpyt der Godheid , die hy {leeds vetèerde, in fpyt der waarheid , die hy altoos beminde , en in fpyt der menfchen, die hem beftendig hoogfchatten , zulk een taal te voeren? (23) bezwaarlyk laat zich de mooglyk- heid (23) Als deze woorden zullen betekenen, dat men, by mooglykbeid, swedenburg voor geen' bedrieger kan houden , die opzetlyk de wereld heeft willen bedriegen, willes wy het den Schryver gaarn gewonnen geven ; maar misleidde hy zich zeiven niet ? Wordt hy door zyne verbeelding niet bedroogen? Hier kan zeer wel mede beftaan , dat hy een deugdzaam man was , een geleerd man, een gemoedelyk man, een verëerer van God , en om zyne goede hoedanigheden geacht van de menfchen. Hier beroep ik my op de ondervinding van meer foortgelyke voorbeelden , die in de  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 37 heid van zulk een gedrag begrypen, het gezonde verlïand zelf verzet zich tegen zulk een vermoeden, ten flot, het is geen dwaas* heid swedenburg te gelooven ; maar wel dwaasheid hem niet te gelooven. Deïsten en Atheïsten verklaaren hem voor een' bedrieger , maar wie doet wel 't kwaal om des kwaads wille ? om zo iet te onderneemen, moet men een voordeel, een belang daar mede zoeken, en welk voordeel hadt swedenburg toch om de wereld te bedriegen ? de deugden die hy leerde, beoefende hy ook, vrywillig verliet hy den weg des geluks, en leefde in de middelmatigheid eenzaam , om zich geheel alleen met geestlyke voorwerpen bezig te houden. Dikwils heeft men zyne fehriften aangevallen, maar nooit zyne zeden , hy leerde, onderrichte, en flichte de menfchen, zonder van de genen, die ze regeerden , ooit iet te begeeren. Gevolglyk is het bezwaarlyk hem van bedriegery te befchuldigen, of hem eene andere menfehelyke be- gefchiedenisfen bekend zyn. ■ Het geen de Scbryver derhalven bybrengt tegen bun , die swedenburg willen verdenken van bedrog of msnfchelyke in" zigten, zullen wy laten gelden, alzqo het nieis afdoet tpt de hoofdzaak. C 3  ■$8 VERHANDELING over beweegreden toe te fchryven. j )} j^y. „ wilde zich, zal men veel ligt zeggen, een „ naam maaken." , swedenburg leefde in de eenzaamheid en verborgen. Zo, dikwils hy een van zyne fehriften klaar hadt» ftak hy na Amfterdam of na London over , om ze daar te laaten drukken ; en liet de uitwerking, die daaruit ontflaan zoude aan de Voorzienigheid over, en fprak by zyne terugkomst te Stockholm weinig of geheel niet daarvan: als zyne eerfte openbaringen hem in eenige gefehillen met de g'eestelyk-. heid wikkelden en als hy z;jg, dat men zyne meningen verwierp, zo zweeg hy in 't vervolg ftil , van deze tyd af zocht hy nooit Prozelyten te maaken , en verklaarde zich over zyne leer alleen met grootere achterhoudendheid en tegen weinige perfoonen, eq aan welken hy oprechtigheid en weetgierigheid toevertrouwen konde. Het is dus eenigermate onze plicht, hem gunftig en billyk te beoordeelen, na den maatftok , die God zelf ons gegeeven heeft, om de waare propheeten van de valfchen te onderfcheiden. Wis van zich zeiven /preekt, zoekt zyn eigen eer, maar die de eer zoekt aes geenen, die hem ge zonden heeft, die is waarachtig, en geene on.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 39 gerechtigheid en is in hem: (Euang. vao Joamis Cap. 7. vs. 18.) (24) Noch zyn 'er eenigen , die geheel niet twyfelen, dat swedenburg openbaringen van den Hemel genooten heeft, doch zy gelooven niet, dat dezelve aanhoudend geweest, en dat alle zyne fehriften door Goddelyke ingeeving gefchreeven zyn. (25) Een volftrekt geloof, en de geheele aankleeving aan swEDüfcBURG's leere is echter de eenigfte en fterkfte grondpilaar j op welke men fteunen moet. Niet alken enkele perfoonen , maar (24) Men zal mogen twyfeien, of de toepasflng van deze woorden hier wel gelukkig gefchied is. ■ ■ ■- Men zou zoo ligt te veel bewyzen. Daar is een yver voor de eere van God , die zonder verftand is. Iemand kan zyn leeven opofferen , voor dweeperyen. Hier zyn genoeg voorbeelden van. Vervolgers , verbrandden de ketters in den naam des Heeren! enz. — Deze woorden behouden nog met dit al haare waarheid , maar eene al'gemeene waarheid, kan verkeerd toegepast worden. (25) Dit is geheel ongerymd. Dus zullen wy dan nu een' anderen swedekbuuo nodig hebben , om ons te zeggen, wat in zyne fehriften Godlyk is, wat niet, ea om ons zyne duisterheden op te helderen. ——- "® zelfde kan aangemerkt worden op de volgende onnozele onderfeheid , tusfehen het geen God en het geen da Engelen hem gezegd hebben. C 4  40 VERHANDLING over maar geheele gezelfchappen zyn van dit geloof, volgen en bevorderen zyne leere metgrooten yver, kunde en fchranderheid. Deze trouwe leerlingen van swedenburg. geeven zelfs toe, dat men in zyne fehriften veele zwarigheden, en duisterheden aantrefie, alleen fchuiven zy de fchuld op de armoede en ongenoegzaamheid van onze aardfche fpraken, waarin hy zyne geestelyke denkbeelden niet verflaanbaar en duidelyk hadt kunnen uitdrukken , derhatven vatten wy de» waaren zin niet van zyne uitdrukkingen. Eindelyk, deze zwarigheden en donkerheden y die buiten dien maar zelden voortkomen., zullen riet altyd donker en onoplosfelyk bly* ven. —— Anderen onderfcheiden in zyne fehriften dat geen, wat de Heere hem voorgezegd heeft, van dat geen, wat de Engelen hem gezegd hebben: in 't laatfte geval konden dus zyne eerde fehriften zyn, dat is meer van Engelen dan van God, gevolglyk min onfeilbaar , dan de overigen welke van den Heere zeiven oorfpronglyk zyn , alleen beide ftemmen ia alles volkomen met eikanderen Overeen , gevölgelyk vinden swedenbuug's aanhangers reeds in hun geloof aan hem fter- kc  SWEDENBURG'S LEVEN, EKz. 4T ke beweegredenen tot gerustheid, onafhanglyk van 't vertrouwde, dat men aan het onderwys der Engelen verfchuldigd is; hunne onderwerpelykc overtuiging geldt hun ror;eï dan alle keuze , alle angftige onderzoeking der meningen, welke laatfle buiten dien onmooglyk is. Hoe kan men één gedeelte van swedbnburc's leere aanneemen, en 't andere verwerpen ? wie kan bepaalen , wat wegge, laaten , wat behouden moet worden ? wan neer men toegeeft, dat swedenburg zomwylen gemfpireerd kon zyn, waarom zoude hy 't niet altoos geweest zyn ? (26) Hy zelf verzekert, dat de Ileere zo genadig jegens hem geweest is, dat hy in geen zyner fehriften ïtt van 't zyne 'er by gevoegd heeft ; doch dewyl deze fehriften en zyn levensloop geene achterdocht tegen hem overlaaten; zo zoü men be:er doen, zich op zyn getuigenis te verlaatcn, dan op onze mening, dewyl swedenburg fpreekt van dingen, die hy naauwkeurig kende, daarentegen beweert men iet tegen hen, waarvan men niets weet. Ten (26) Dit is wat fterk, doch men kan het toegeven; de vraag is: of hy ooit gtjifpireerd was van de Godheid, dan of de verbeelding hem misleid heelt? e 5  42 VERHANDELING over Ten flot ligt de laatfte beweegreden tot achterdocht, tegen swedenburg in 't wonderbaare, waarvan alle zyne fehriften vol zyn. Zo dra een deugdzaam, verftandig en geleerd man, ons zoekt te overreden, zo is 't wonderbaare van zyne bewyzen geene beweegreden, om zyne mening te verwerpen zonder te onderzoeken. Men moet eerst den man, 't geen wat hy zegt, en de wyze, waarop hy 't zegt naauwkeurig nafpooren, voor dat men zich bepaalt. Deze onderzoeking willen wy verder voortzetten. 't Caracler (27) van de man is algemeen bekend, iedereen ftemt daarin overeen, dat swedenburg's gantfche leven aan deugd en wetenfehappen toegewyd was. De menfchen achten en beminden hem ; hy daarentegen beminden de menfchen, en diende hen, waar hy kon , zonder eenige eigenbaat of belooning. Zyn geheele levensloop bevestigt zyne fehriften, en geeft getuigenis van de Heiligheid van zyne gezegden en van de Zuiverheid zyner beweegredenen. In hem veréénigde zich 't natuurlyke, met 't bovennatuur- ly- (27) Het karakter van sivedendurg willen wy niet bevlekken: maar wat? en hoe heeft by het gezegd?  SWEDENBÜRG'S LEVEN, enz, 43 Jyke, om alle moogelyke getuignis der waarheid te leveren, welke de H. Schrift vordert, en die zy ons aanraadt, in die geenen na te fpooren, die zich voor propheeten uitgeeven, Wy koomen derhalven op zyne fehriften: Wat zegt deze man, die zich voor een afgezant van God uitgeeft ? Is zyne leere misfchien myftik ondoordringbaar,befchouwend'? Neen, zy bevat daadlyke liefde, en de Zedenkunde van 't Euangelie. Haar Grondpilaar is de God mensch, de fchepper, en verlosfer, en swedenburg predikt den menfchen de liefde Gods en des naasten. Gelooft, zegt hy, en doet goed, in zo verre gy goed doet, zult gy gelooven, de wil tot geed geneigd, verlicht 't verJland, de liefde brengt het goede, zy boezemt wysheid in,en uit 't waare ontfpringt 't goede. Verder predikt hy achting en gehoorzaamheid jegens Goddelyke en menfehelyke wetten; verklaart onze Zielsvermogens, en Gods werking op dezelve ; ontwikkelt den inwendigen verborgen zin der Heilige Schrift; handelt van de natuur der Godheid en van de menfehelyke Zielen ; van de fchepping en van de overeen(lemming des Hemels en der aarde. Hy zegt Verder wonderlyke tot nog toe nooit gehoorde  44 , VERHANDELING over de dingen, en leert in alle haare Euangelifche zuiverheid den Godsdienst van de nieuwe kerk van Jefus Christus, welke zich op den inwendigen geestlyken zin van zyn woord vestigt, en in de Heilige boeken onder den naam van 't nieuw Jerufalem verdaan wordt. Eindelyk befchryft hy zeer cmftandig den Hemel, de Helle, en alles wat daarin omgaat (28). Maar even deze befchryvingen waren voor de meesten een Heen des aan Honds, en men hield den Tempel, de marmeren Paleizen, die van Goud en Edelgefteentens glinsteren, de. prachtige fteden, en betoverende tuinen voor een f28) Hy leert] dan CO zedekunde : doch deze heeft geene Godlyke openbaring nodig, alzóo rede en fchrift die volmaakt bevatten. (2; De natuur der Godheid en der ziel, de fchepping, enz. dit ftemt overeen met de rede en fchrift, of verfchilt 'er van, in *t eerde geval, waar toe byzonderen ingeving ? in het laatfte , is hee geene Godlyke ingeving. (3) Hy zegt wonderlyke zaaken, en dit zal needer komen op dien inwendigen zin der H. Schrift, maar juist die inwendige zin is dat geen, waar alle dweepers en geestdryvers zoo veei ophef van gemaakt hebben. Hy befchryft omftan- dig den hemel &c. Maar is deze befchryving waar? alles komt weder op het zelfde punt neder , heeft swedenburg zich ook laten misleiden door de bukenfporighe. den zyner verbeelding ?  SWEDENBURG^ LEVEN, enz. 45 een louter verdichting, echter komen dezelfde befchryvingen dikwils in de H. Schrift zelf voor, by voorb: in de Openbaring van Juannes, en de gezichten van Ezediiël, van Daniël, en Zachar'üls. Ook wil men swedenburgs uitfpraaken niet gelooven, dat men in den Hemel alles even zo als op aarde aantreft , dat men de Engelen in menfehelyke gedaante ziet; dat de Engelen menfchen gelyk wy zyn, gaan, eeten, drinken, flaapen, zo gelyk wy op aarde. Zy kunnen verder niet begrypen, dat 'er in de .'geesten-wereld zo als in de riatuurlyke, bergen, vlakten, rivieren, bosfehen , paleizen, huizen, tuinen, wynbergen, oogsten, vruchten, dieren , huisraad, kleederen, bezigheden, arbeid , bedieningen, fehriften , boeken , goud, zilver , kostlykheden, metaal enz. zyn (*). Nogtans is dit alles geheel natuurlyk, en ligt te gelooven, om dat alle deze dingen in de natuurlyke wereld gevonden worden, waarom zouden zy dan niet in andere zyn (29)? Reeds (*) De coelo $* inferno, 103. 4. 5. 6. Vera Chrifiiana Religio, 792. 3. 4. (20) Maar de Schrift zegt, dat huik en fpjrze te niet gedaan worden , dat zy in den bemsl zyn gelyk de engelen, In tegenöverfteUing van de aardfche bezigheden.  46* VERHANDELING over Reeds zedert eeuwen heeft men gezegd, en beweert, dat deze wereld niet anders, dan eene afbeelding der andere zy, in welke laaste dezelve voorwerpen, alhoewel veel volmaakter aangetroffen worden. Want op dc aarde zyn ze aardsch en ftofiyk, in den Hemel daarentegen zyn ze van eene geestelyke zelfftandigheid, en altyd voor den inwendigen toeftand van Engelen en geesten gepast. Dienvolgens waren ook deze wonderlyke befchryving van swedenburg zeer natuurlyk en gewoon, 't zyn dezelfde dingen , die wy hier zien, alleen verbeterd, en werkelyk zoude het eenen man van zo zeldzaame geest vermogens met dat vuur der verbeeidingskragt (30) niet zwaar gevallen zyn, ons veel zeldzaamer en wonderlyker zaaken te verhaalen, als by ze hadt willen verdichten. Hy deedt het niet, terwyl hy niets verzonnen hadt, en dewyl men op deze wyze, gelyk hy verhaalt, niet verdicht. Die jen. ■ Of komt niet alles neer op de Ideên van plato? Het fchynt dus. (30) Men Hippe dit aan. ——— Het bevestigt ons vermoeden, dat juist deze verbeeldingskracht by swe.CENBuaG haare rolle gefpeeld heeft.  4ï VERHANDELING ovér ïien zo veele' cn verfcheiden onderwerpen fchilderen? die met de onze alleen 't uitwendige gemeen hebben, onderwerpen , welker geringste waarde in hunne pracht, fchoonhcid en glans beflaat; welker inrichting, gedaante, en kleur eene geestlyke en verheevene betekenis hebben ? Welk dichter, welken Romar.iehryver kon zulk eene geestelyke wereld verdichten (32), waarin alles, wat den bewooners derzdve omringt, te gelyk allegorisch en ook werklyk is eene wereld, waar alle dingen op het inwendige betrekking heb« ben, en door dit inwendige verbeterd worden, waar de hoogde wysheid, de grootfte fchoonheid bloeit, waar duizend verbaazende voorwerpen van allerlei foort de belooning en bewerking d^r Goddelyke li-.fde zyn, in welke alleen 't geluk des Hemels beftaat. Maar van welk foort dit wonderbaare in zyne fehriften ook zyn moge , zo kan toch niemand volftrekt beweeren dat 't onmogelyk is. Als een anders rechtfehapen en verftandig man (32) mühameö redeneerde omtrent op gelyke wyze van zynen Jlkoran. Niemand kan in zulken verheven ftyl fchryven! enz. en men twist nog, of die ftyl wel zoo verheven is ? Nu make men de toepatfing op dezs gezegden van den Schryver.  SWEDËNBURG'S LEVEN, enz. 49 man zegt, wat hy gezien heeft, en terwyl hy 't verhaalt, zyne Goddelyke zending vervuld , zo moet men hem zonder vooroordeel i en zo al niet met blinde onderwerping, ten minsten met eenig vertrouwen aanhooren (33). Eerst na veele jaaren in de beoefening der Deugd doorgebracht, werdt swedenburg in ftaat gefteld, ons te onderrichten, hoe wil men hem der hal ven in éénen dag leeren verftaan, zyne leere beöordeelen* aannemen, of verwerpen'? Alhoewel 'zyne leere met veele wonderbaar doorvlochten is, zo verlangt swedenburg terwyl hy ze opflelt, niets meer, dan dat men dat geen uitöefend, wat hy vyftig jaaren lang zelf geoefend heeft, en dit is wel de beste aanpryzing die hy ons van zich zeiven geven kan. Hy gehoorzaamd het geene hem bevoolen was, en doet wat mogelyk is.Te beweeren , dat een verftandig man niet aan bovennatuurlyke openbaringen gelooven: mag, zegt even zo veel, als een verftandig man kan niet aan God gelooven, want mee a'ï- (33) Dit is wat onbepaald. HJt is niet vo'ftrekt önmooglyk, dat iemand Godlyke openbaringen ontvangt. Maar onderzoek is nodig. De man, dié verhaalt , kan een deugdzaam man , maar zyne ve'rwèl dings-kracht kan hem tevens te ftetk zyn; D  5o VERHANDELING over al]e almagt van God kan dit hoogde Wezen, als het zich aan de menfchen openbaaren wil, geen andere dan menfchelyken middelen verkiezen , wy willen eens aannemen, dat de Heere ter wederopbonwing van 't ryk der liefde en des geloofs, swedenburg verkozen heeft, om zyne tweede komst, en de nieuwe kerk, waardoor de gedeldheid der aarde zal verandert worden, te verkondigen, zo kon in dit geval de afgezant, en ik waag het te zeggen, zelf de geen, die hem zendt, niet meer doen, dan zy beide gedaan hebben. De Heere fprak met Mofes, gelyk een vriend met een ander (34.). Even deze genade bewees hy aan swedenburg, terwyl hy zekere oogmerken met 't menschdom vervullen wilde. Zedert die ouden tyden waarin God zich aan zyne fchepzeien dikwyls openbaarde, is geen mensch weder opgedaan, die zich voor geïnfpireerd uitgaf,-en die, gelyk swedenburg zo veelwaarfchynlykheid, geloofwaardigheid, overtuiging, en zoveele beweegredenen van. vertrouwen in zyn perfoon en fehriften veréenigd heeft (35). Gy (34) En waarmede bewees moses zyne zending ? —> Met wonderwerken. (35) Dit zou een ruime uitwyding zyn, indien wy al  SWEDENËÜRG'S LEVEN, enz. 51 • Gy myn Heer , die van een zuiver hare en oprecht van geest zyt, zult in swedenburg geern eenen waaren Ziender, den Propheet van deze Eeuw en den Afgezant van God erkennen, en geene wond er werken begeeren om aan hem te gelooven, By 't door-? leezen van zyne fehriften , van welke ik r* een uittrekzel aanbiede, zult gy niet begeefen t dat de Schepper der natuur * den loop derzelve ftremme , om u te bewyzen * dat swedenburg zyn afgezant is , elk wonder $ dat tot 't geloof bewegen moet, is een dwangmiddel, welke de vryheid der menfchen wegneemt, (36) deze vryheid, welke \ edelfte voorrecht der menfchen en de grootfte weldaad van God is, terwyl 'er zonder dezelve voor ons noch belooning § noch deugd alle geinfpireerden van alle Ecuwen tot den Abt dé tilt» toe , met swedenburg wilde vergelyken. En waartoe is bet nodig? (36) Deze infpraak is ruim fterk genoeg, en zou lig; misbruikt kunnen worden. Verders weet ik maar twee middelen om' eenen , die zich een afgezant vaa God noemt te kennen, zyne woorden en zyne daaden ; zyntf woorden moeten getoetst worden aan de gezonde reden en den Bybel. Maar bevatten zy zaaken , daar deze beide bronnen onzer kennis meer van we', ten i moeten zyne daaden , en dus wor foren ;bewyzerï  52 VERHANDELING over deugd zyn zou , ook verklaart de Zweedfche propheet uitdruklyk, dat deze van hem verkondigde, en door 't wonder van zyne zending, aangevangene omwenteling niet dcor wonderwerken zal bevestigd worden. Veelligt konden met betrekking tot eenige weinige rechtvaerdige wonderwerken gefchieden, nochtans is dit niet 't hoofdmiddel , 't welk de Godheid daartoe verkoozen heeft, swedenburg zegt zelf: opdat do menfchen aan my gelooven, zal de Heere hun niet in denzelfden toejland plaatzen , in welken hy my gefield heeft , maar Hy zal wel hun hart roeren, en het verftand der goeden verlichten, deze laatfie zullen als dan erkennen , dat ik ze niet bedriegen wil, en dat ik zonder Goddelyke ingeeving, dat geen niet fchryven kon, wat ik gefchreeven heb: (*) (37) Wilt gy in dit opzicht swedeajburg's leere volgen,, zo zult gy u zeiven daar door overtuigen , of hy die door ingeeving verkreeg of niet. Christus zyn Heer en Meester heeft voor geven van zyne volmagt van God. — Hoe on derfebeide ik hun anders van den bedrieger of bedroogene? (*) De Coeio Inferno. Prcefatio. (37) Dus komt eindelyk alles daarop uit , wy moeten eene bovennatuurlyke onmidlyke verlichting van God ontvangen, om aan swedenbukg te gelooven. — Maar is dit beitaanbaar met de vryheid, van welke d» Bn'effchryver zoo even zoo gezond fprak?  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 53 voor hem reeds gezegd , dat men hem uit zyne werken kennen zoude, Myne leere , zegt hy, is myne niet, maar des geenen die my gezonden heeft. Zo iemand wil deszelfs wille doen , die zal van deze leer bekennen of zy uit God is, dan of ik van my zelve fpreeke, (*) en verder: maar die de'waarheid doet, komt tot 't licht. (**) Herinner u verder, als gy het Euiingelie leest, de gelykenis van den Zaaier, en gy zult daar uit leeren , dat men om te oogften niet alleen zaaien, maar de aarde ook te vooren behoorlyk toebereiden moet: het goede, zegt swedenburg , brengt 't waare voort, en de vermaarde paskal was inwendig van deze groote waarheid overtuigd , als hy zeide: „ dat men in de historilche gedenkftukken van de invoering des Christendoms, bewyzen genoeg vondt om wel gezinde menfchen te overtuigen, maar ook zwarigheden genoeg, om ftoute gemoederen te verwarren." De Heere begeert alleen de opoffering, die zyns waardig is, te weten die van 't hart en geest, dit heeft hy getoond door de wyze der uitdeeling zy- ner (*) Euang. Jwnn. Cup. 7. vs. 16. I7« (**) Dezelfde Qap. 3. vs. 21. D 3  SA VERHAKDELING over tier genade op aarde, en door de omftandigheden en perfoonen, die hy geduurende zyn aardfche leven verkoos , om wonderen te verrichten. Daarom zegt Christus tot de Pharifeën, die akyd wonderen eischten om aan hem te gelooven : dit boos en ovcrfpeelig ge/lacht verzoekt een teken , en haar zal geen teken gegeven worden ('). lazarus (f) badt abraham , om aan zyne vyf broederen éénen uit den dooden opgewekte te zenden, om hen tot berouw te beweegen, en abraham antwoordde : Zy hebhen moses en de Propheeten , laten zy dezen hooren , indien zy dezen niet hooren , zo zullen zy ook niet gelooven, al ware 't, dat '.er iemand uit de dooden opftondt, (* *) evenwel verrichte de Heere grooce en menigvuldige wonderen, maar alleen voor de zulken, die- reeds in hem geloofden : Heere, zeide de melaatfche , *• dien gy wilt, gy kunt my reinigen. Ik wil, zeide jesus, wordtgereinigt! (***). - Gy Zoon (*) Mattheus Cap. 12. vs. 3*9. (t) De Schryver van deze brief zal denkelyk den R~jken Man meenen, welke abraham badt, en nies -AZARUS. (*■'■) Lukae Cap, 16. vs. 21 en 31. (*f*) Matheus Cap. 8. vs. 2. 3.  SWEDENBÜRG'S LEVEN, twz. S5 Zoon davids ontfermt u onzer, zeiden de twee blinden, gelooft gy, vroeg hy hen, dat ik dat doen kan? Ja Heere wy gelooven ! Christus raakte hen aan , opende hunne oogen , en zeide: U gefchiede, na uw geloove. (*) Jairus badt hem wegens zyne dochter , als men hem zeide, dat zy dood was; vreest niet, zeide de Heiland , gelooft alleen- Jyk (**) (38). Wy (*) Mattheus Cap. 9. vs. 27-30. (**) Markus Cap. 5. vs. 36. (38) Dezen volzin is vol verwarring. Onze Schryver, die zoo hoog van den inwendigen zin der H. Schrift opgeeft , is geen groot uitlegkundige d£r letterlyken, die evenwel zoo voor de oogen ligt. —— Tot verbetering dient 1) JESUS wil> dat men zvne 'ecr onderzoeken zal; onderzoekt de fehriften. 2) Iesüs leere is zoo , dat zy zich aan het geweten openbaar maakt , indien het zelve niet verduisterd is door vooröordeelen, of ongevoelig door zinlykheid en ondeugd. 3) jesus deedt zyne wonderen, tot welken hy geloof vorderde , in het openbaar, tot befchaining en overtuiging zelfs van zyne partyen. 4) De misdaad der Pharifeën was, dat zy, zoo veele onloochenbare wonderen ziende, juist één teken van den hemel begeerden, en indien dit, waar mede zy God in de daad beproefden , niet gebeurde , lasterden zy de andere werken, van wier waarheid en godlykheid zy echter overtuigd waren, D4  6o VERHANDELING over „ belydenis der martelaaren, in 'c Euangelle „ zelfs ligt, naamlyk in degrooteonwederftaan„ bare aanfporing, de welke den geest als mede „ fleept, en geene menfehelyke fpooren in dit „ boek ontdekken laat. Hoe klein , roept hy uit, fchynen alle fehriften der Wysgeercn met „ dit boek ver-geleken.'" Wy voegen hier by, dat als mende betrekking van den eenen mensch tot den anderen veronderftelt, men zeggen kan: hoe klein fchynen alle fehriften der Wysgeeren met sweden burgs fehriften vergeleken (*; ƒ Wy konden verder om voor den Zweedfche Apostel nog meer gezag te verwerven, de ovcreenflemming van zyne grondflellingen , de eenheid van zyn leer, en haare uitbreiding aanvoeren: deze zeldzaame man heeft werklyk 25 quartynen over geestelyke waarheden gefchreven, waarvan veele zeer klein gedrukt, 400 tot 500 bladzyden bevatten, en noch 20 andere banden van 't zelfde formaat zyn aangekondigd , het is natuurlykerwyze niet te ver- (*) Hoofdzaakelyk kan dit van zyn werk : Sapientia Angelica de divino amore £? divina Sapi-Mia gelden, terwyl in dit werk geheel eigenlyk van den mensch en da natuur gehandelt wordt: tffee onderwerpen , waarvan de menschlyke wetenfchap van ouds af, febipbreuk gc^ leden heeft.  SWEDENBÜRG'S LEVEN, enz. 6t verwachten, dat een man, die zich 30 jaaren lang met de ftudien der afgetrokken fte onderwerpen der natuurleer bezig gehouden, en zo veel daar over gefchreven heeft nog even zo veel en gegrond in zynen ouderdom fch.ryvc:i zoude , wanneer de kragt van ziel en lichaam gewoon zyn aftenemen , te weten van 't vyftigfte jaar tot aan zyn vyf en tachtigfte toe, swedenburg heeft dit wonder verricht , en moet derhalven een buitengemeen en bovenna* tuurlyk hulpmiddel gehad hebben. Dit laatfte wordt nog daardoor bevestigd , dat de oordeelkunde in zyne zo talryke fehriften niet ééne wezenlyke tegenflrydigheid , geen eene wezenlyke weglaating vinden kon. Zyne eerfte fehriften worden door de volgende herhaald en bevestigd met alle haar gezag en aanhaalingen; zo dat men duidelykheid, zamenhang, en tegenwoordigheid van geest altyd in eeven hooge graad daarin vindt. Zyn laatfte werk vera Chriftiana religio, waarin zyne gantfche leer bevat is, en waarin men alle kragt van geest en van den ouderdom bemerkt, fchreef hy nog in zyn drie en tachtigfte jaar (*) (41). Ver- (*) Vet is een Quarto van 500 blalzyden groet. (4O Zeker is swedenburg een zeldzaam voorbeeld van  64 VERHANDELING over verdediger van zynen aanhang, gelyk me» zich zeiven ligt overreden kan. Ten alle ty-< den betoonden zich de verdedigers der proteftantfche kerk als partydige, driftige, en ongeduldige lieden , zo wel als hem partyen. swedenburg die zelfs in deze kerk gebooren en opgevoedt was , verwydert zich evenwel zo zeer van de veroordeelen derzelve, dat hy veel meer overal tot alle Chnflenen in 't gemeen fpreekt. Zyne onpartydigheid, gematigheid en verdraagzaamheid gaat zo ver, daE hy beweert, men kon in alle Godsdienften zalig worden, a's men vroom en deugdzaam leeft, en in zyn geloof oprecht is. swedenburg is dus geen blinde aanhanger van zyne Godsdienst party terwyl byna de helft van zyn groot werk (apocalypfis revelata) daartoe diende, om de leeren van de rechtvaardigmaking alleen door 't geloof; van de voorverordeneering van het tot boete genoegzaam berouw, en verbryzeling van't hart, en eenige anderen, welke in de gereformeerde kerk geleerd worden, te wederleggen. Hy noemt dezelve fchadelyka dwalingen, verwerpt ze en verzekert, dat hy ze in de geesten wereld heeft hooren verdoemen. Hy is verder geen blind aanhanger van zyn kerk, terwyl hy n° ictf van zyne Summae rïa  SWEDENBURG'S LEVEN, enz 65 ria expofitio doctrines novcs Ecchfia zegt: dat de roomsch catbolyken voor de Gereformeerden in 't nieuw Jerufalem ingaan zullen, eerstlyk, wegens de by bun ingewortelde leere van de toereikende genade en de verdienden van Jezus Christus tot zaligheid , ten tweede terwyl de roomsch catbolyken een hooger denkbeeld van de Goddelyke Majcfteit der menschheid des Heer en hebben, en dezelve door hunne diepe vereering van de hoftie aan den dag leggen, ten derde omdat zy leeren dat liefde, goede werken, boete en een deugdzaam leven tot zaligheid noodwendig gevorderd werdt (42): By alle deze tegenwerpingen tegen de God» delyke zending van swedenburg kunt gy nog de vreesVoor eene verandering voegen, welke byzonder in Godsdienst zaaken altyd ge- vaar- (42) Het is zeldzaam, dat swedenburg juist die {tellingen der Hervorming verwerpt, welke of door lüt her erkend zyn voor (lukken, daar de kerk by (laat en valt, gelyk de rechtvaardigmaaking, of die hy toont niet te verflaan , gelyk de voorverördeneerirg, of de al- of niet noodzaaklykheid der goede werken; terwyl hy zoodanige leerflukken der Roomfcbe kerk by voorb. da diepe verëering van de hoflie fchynt goed te keuren, welke echter voor het gezond verfland zo aanftootlyk is, dat verfcheiden Roomfchenzelven zich bemoeid hebben, om dit leerftuk te verzachten. - Zeker geen gtmfltg vooroordeel voor zyne Infpirasie? E  €6 VERHANDELING over vaarlyk is, maar deze ydle vrees ontftaat bloos daar uit. dewyl gy het nieuw Jerufalem ftoflyk maakt, 't welk veele anderen doen, en xvaarvoor men zich wachten moet. swede1nSuro behoort in geene deele onder die ongeluks» propheeten, welke beweeren, dat op dien en dien dag, in dit en dat land, op dit en das uur een aardbeving voorvallen zal, hy voorfpelt noch pest, hongersnood, noch andere plaagen, en fpreekt noch van natuurlyke noch van Staatsomwentelingen der aarde, van alle't buitengewoone verwydert, zegt hy veelmeer, dat alles op aarde zynen gewoonlyken Joop gaan zal, maar dat tevens de geest des menfchen door de waarheid van 't zuiver geloof verlicht, en 't hart derzelven door de liefde Gods en des naasten verwarmd zal worden, als welke de grondpilaaren der nieuwe kerk zyn, voor wei ken al het overige verdwynen zal , gelyk de duidernis voor 't licht der zon. (43) Maar zult gy zeggen, waar» . toe (43) Maar wanneer dit gebeurt, zal er dan geene groote omwenteling op aarde moeten plaats hebben ? Wanneer de ondeugd en het verderf plaats zullen maaken Yoor deugd en waare godsvrucht, zullende gevolgen niet kunnen achter blyven. ——- Elders maakt de Schryver -4WED2NEURG tot een profeet, maar wat heeft hy dan voer-  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 67 toe die nieuwe verlosling ? Welke vruchten kan men daarvan verwachten? en waarom gefchiede niet door ,de eerfle al dat geene, 't welk door deze tweede aan de menfchen beloofd wordt? Ik aiuwoorde, gy hebt geen regt, den Heer daarom tevraagen^ eri ik geen roeping om te antwoorden; maar ik geloof, dat de opmerkzaame waarneming dezer uitwerkingen en een regte aanwending vari uw eigen verfhmd toereikend zullen zyn, om ti op deze zwarigheden te voldoen j bedenk fnyn Heer, dat de uitvoering der oogmerken Van dit oneindig wys wezen altoos trapswyzè in Vervolg van tyd gefchk-d, dat hy. voor deze tyd, deze genade, en voor eene andere tyd^ eene andere voorbehouden heeft, en overreed ü zei ven , dat swedenburgs leere, de leere' der H. Schrift is, en de openbaring van deri iriwendigen zin derzelve bevat, dié veelligt reeds aan cle apostelen en eenige van liunné navolgers bekend was. De eerfte Chriftenert hielden zich aan de eenvoudigheid in onder» w'er- voorzegd ? Het laatfte oordeel in de Geestenwereld Ui het jaar 1757. Maar wie heeft er berichten van b'uitcri swedenburg ? • Hoe meer de Schryver voor den' dag brengt, hoe minder de zending van sWrnr^nrrwindt. E i  <58 VERHANDELING over werping van hun hart aan den letterlyken zin, aan de kerk getrouw, en door de waarneeming der voorfchriften van het Euangelie geheiligd, vervulden zy op deze wyze hun beroeping en de oogmerken des Heeren. In onze tyden daarentegen fielt deze Goddelyke verloflér tegen grooter kwaad grootere middelen, tegen bet verderf en de blindheid der menfchen fielt hy eene flerker verlichting , en het door de buitenfpoorigheden van den zin en geest, uit gierigheid en trotsheid voortgebragte kwaad , wordt door de flellige kennis van een toekomftig leven, en van 't geluk der zaligen, als ook door de ontdekking van den inwendigen zin der Heilige Schrift, en der Goddelyke waarheid beflreeden. Gy zult my tegenwerpen, dat ten tyde van Chriftus komst deze groote middelen ter redding, die thans eerst aangeboden worden , reeds volflrekt noodig waren , terwyl de menfchen toen reeds verdorven tn ellendig waren. . Dat kwaad was werklyk niet zo groot, als 't thans in onze tyden is, dit blykt uit den ouderdom van haare elende en van hun verderf. Een kwaad welke niet tegeneezen is, wordt fleeds erger , dit volgt uit zyn natuur, en daar het reeds by de inftelling van 't Chriflendom in we-  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 6? zen was, zo moet het heden ten daage noodwendig erger en algemeener geworden zyn, 't euangelie volgens zyn blooten letterlyken zin genoomen, welke swedenburg echter zo wel als den inwendigen geeftelyken zin erkend en leert dat Euangelie , zeg ik, bragt aan de menfchen ten tyde van zyne Openbaarmaking zeer veele en groote nuttigheden aan, en heeft van die tyd af geftaag dan meer dan minder goeds gewerkt, 't Is zo, in 't vervolg van tyd werd dit goed merklyk verminderd, en wel meest, door den trotfche eerzugt, door de verblinding en verkeerdheid der beftuurers van de kerk, welken den eerflen Chriftenen hunne eigene meningen, als van God ontftaan opdrongen. De Godsdienst, welke alleen 't verderf der menfchen bedwingen kon, werdt zelf mismaakt, en verdraait, zo dra menfchen begonnen eigene byvoegzels daar by te maaken. En hoe veel heeft men 'er niet bygevoegd! men onderzoeke eens den grond van deze overladene en verwrikte zuil! men leze 't Euangelie , de Handelingen der Apostelen, de brieven der Apostelen, en de Schriften der eerfle vaderen, dan zal men zien, wat eigenlyk de eerfte kerk was, vraagt gy my, waarom God toeliet, dat deze kerk, ontaarte, waarE 3 om  ft) VERHANDELING oveh om by al het bewaaren der zuiverheid van \ Euangelie, 't goddelyke woord voor 't geeftelyke en tydelyke welzyn der Chriftenen niet flerker werkte? myn antwoord is, de menfchen waren toen even zo vry als wy thans zyn, gelyk het de menfchen van h nieuw Jerufalem, van de nieuwe kerk des Heeren zyn zullen, welke geen dwang van 'c hart of geest duldt. Vergeet niet 't koftelyk voor- regt, dat wy van 't hoogde goed verkregen hebben, de vryën wil. Dit verklaart alles Gy zelf zyt eene wereld , en de mensch wordt daarom van de ouden eene kleine wereld genoemd; keer dus eens in u zeiven te rug, herinner u zeiven} wat gy gedaan hebt, en wat gy hadt kunnen doen. Deze befchouwing van uwe levenjjaaren en van uwe handelingen, zal u eene volkomene oplosfmg wegens den loop des menschdoms in 't gemeen geven (44). Alvorens ik dezen brief fluite, moet ik u nog (44) Alle deze redeneringen toegelaten, volgt "er dau nog de noodzaaklykheid eener nieuwe openbaaring uit? Indien flecht het Euangelie weder in zyn Volle kracht en licht door eenvoudige en niet gezochte uitlegging herfteld wordt, zal het dan min vermogend zyn, dan het altyd in zich was, volmaakt, bekeerenie dï liel, In den fluiten wysheid gevende?  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 71 nog voor de gevaren waarfchuwen, die in de tegen woordigen tyd de vrienden der waarheid dreigen. Het is u bekend, myn Heer! dat ten tyde der vervulling van de H. Schrift, veele lieden bovennatuurlyker werken verrichten zullen, en dat men gewaarfchuwd wordt voor de valfche propheeten (45), en valfche Chriftenen, die, als 't moogelyk was, de uitverkorenen zelf verleiden zoude, deze waarheid van swedenbürgs uitfpraaken, ten opzichte der tweede komst van christüs, wordt door den tegenwoordigen toeftand der zaaken bevestigd. Daar zyn werklyk tegenwoordig veele perfoonen zonder onderfcheid van ftaat of land, welke in de daad 't geeftelyke zien, en wel meestal door middel van den Magnetifchen flaap. swedenburg heeft dit in zyne verhandeling , de Sapientia Angeüca 17Ö3 Na 257 voorzegd. De mensch kan zich reeds in deze wereld tot het Hemelfche licht verheffen, als zynen lichaamlyken zinnen in eenen diepen flaap begraven worden, dewyl in dezen toe/land van den flaap de Goddelyke invloeden onverhinderd op den inwendigen mensch werken kunnen. De Magnetifche flaap of het zogenaamde flaap fpreeken waardoor (45) Juist deze waarheid moet ons omzigtig maaken ! E 4  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 75 |ohannes Hoofdft. 4. vs. 1.): maar men kan ze niet anders beproeven, dan door de overè'enflemming van hunne uitfpraaken, en deze fpreeken eikanderen alle tegen,de verfcheidene magnetifchc gezelfchappen van Europa, hebben door hunne flaapredenaars leerftellingen en kundigheden geleverd , die elkander regelregt tegen fpreeken ; zal deze tegenfpraak niet ten teken van hunne bedriegelykheid zyn? is men hier niet veel ligt in't geval, om aan de woorden des Heeren te gedenken, waar Hy ons zegt, dat om ligt geloovige menfchen te verleiden, de fatan zich in onze tyden in een Engel des lichts veranderen, en daardoor 't getal der verfchyningen vermeerderen zal? (49) Ten vierden, geloofde men de uitfpraaken der flaapredenaars tegen sw^di^neuug, omdat men zyn leere niet kende. Hy zegt ons in zyn werk de coelo & inferno, No. 246-257, het zy heden ten dage zeer gevaarlyk, om met (49) Waar heeft de Heere dit 'gezegd ? paulus fchryft, dat ds Satan zich dikvvils verandert in een Engel des lichts. —— Onze Brieffchryver is niet heel Bybel-vast. ■ En nu uit zyne eigen gez3gden moeten wy dan wel huiverig zyn, om gezigten en openbaringen toe te laten,  16 VERHANDELING over met de geesten te verkeeren , hunne kunstgreepen en listige aantogen ; om de menfchen te bedriegen, waren ontelbaar; hunne geheele bezigheid en hunne grootfle vreugde beftonde daarin , als zy de menfchen, met welken zy zich gelyk Hellen , verleiden en verwarren kunnen uit gebrek aan kennis van de geesten-wereld, welke swedenburg evenwel zo duidelyk befchreeven heeft, hielde men alles wat van daar kwam, voor waar en goed; maar de bewooners van deze wereld , die tusfehen hemel en helle in eenen toeHand van zuivering, verwagting en onzekerheid (50) zweeven , hebben nog altyd het zelfde karacter, dezelfde hartstogten en dezelfde vooröordeelen, die zy op aarde hadden. Het is daarom even zo noodzaaklyk , hunne uitfpraaken met 't Goddelyke woord, en 't gezond verfland famen te vergelyken , als het hier op aarde noodzaakelyk is, de menfchen eerst na te gaan, voor dat men hen gelooft. Hoe groote uitmuntendheid heeft swedenburg's leere niet boven deze uitfpraaken, terwyl zy altyd met zich zeiven, (50) Kent de Bybel ook zulk eenen toeftand ? Waar fpreekt hy daar ooit één enkel woord van ?  SWEDENBURG'S LEVEN, Biré, 81 j,, 't hart, welke beiden , ongeacht zyft hoógen cuderdom , geene verminde., ring geleden hebben, geduurende zyri 5i gantfche ryksbefumr, verbond hy de 3, fterkfte ftaatkunde met de gemoedelykj, fte rechtfchapenheid: en was een ver,, klaarde vyand van alle heimlyke ftree„ ken en listen , die hy als laage mid„ delen , om tot zyn oogmerk te ko* n men, verachte: „ Even zo min fchynt de Schryver „ des briefs , den Asfesfor swedenburö t, te kennen ; de eenige zwakheid van ,, dezen waadyk rechtfchapen man wasj ,, dat hy aan verfchyningen van geesj, ten geloofde. Ik heb hem zeer lang „ gekerid, en kan betuigen, dat hy van ,, zynen omgang en zyne verkeering j, met geesten zo vast overtuigd was 4 ,i als ik op dit oogenbük verzekerd 5, ben, dat ik dezen fchryve. Als bur,i ger en als vriend was hy de besté j H opréchtfte man; die elk bedrog fchuw„ de, en een voorbeeldig leven leidde^ „ De verklaring, welke de Ridder beylon van deze gebeureais gegeveil H heeft, is dienvolgens geheel ohgé-  8i VERHANDELING over „ grond, zo we] als 't nachtbezoek, 't „ welk de Graaven H*** en I***, by ,, swedenburg zouden afgelegd hebben. „ De Schryver des briefs kan zig on„ dertusfchen verzekerd houden, dat ik „ niets minder dan een aanhanger van „ swedenburg ben , enkel en alleen ,, liefde tot waarheid heeft my bewoo„ gen , eene gebeurenis getrouw te „ verhaalen, welke zo dikwils en her3, haalde keeren met geheel valfche om„ Handigheden verteld is geworden. Ik „ betuige de waarheid van 't geen ik ,, gefchreeven heb, door de onderteke„ ning van myn naam carel leonard van stall- hammer , Kapitein en Ridder van 't Koninglyk Zwaard-Order. Swedenburg kan intusfchen ook dit getuigenis misfen, dewyl hy zich bloot op het woord grondt, welks inwendigen zin hy verklaart , en gevolglyk fpreken de wonderen die by de verkondiging van dit woord ge« fchied zyn, zelfs voor hem. Ten  SWEDENBÜRG'S LEVEN, enz. 83 Tenvyfdcn zegt swedenburg, dat het middel, waarvan zich de geesten 't liefst bedienen, is vleijery en infchiklykheid. Dit wordt ook door de flaapredenaars bevestigd , daar zy gewoonlyk fpreken gelykvormig hun geloof, de grondftellingen van hunne magnetifeurs , of van anderen die tegenwoordig zyn, en altyd met lof verheffingen derzeiven; van daar komt het, dat de Katholyken in zekere onderwerpen die zich op hunnen Godsdienst gronden , wonderen zagen , en dat de Protestanten het tegendeel daarvan beweerden. (53) Ten zesden , is 't door dit bovennatuurlyke middel, zeer moeilyk om de waarheid van verkeering met geesten te erkennen , daar deze flegts van goede van God geinfpireerde geesten komen kan. Maar om met goede geesten om te gaan, moet men niet alleen in Heiligheid voorbereid, en van alle ondeugden en misdaden, ja geheel van dwa* lingen vry en zuiver zyn. (54) Zo (53) Wie weet dan, of de geesten in swedengt:u<; ook niet gevleid hebben, als zy vertelden, dat hy een gezant van Gnd was? Dc vraag gefchiedt enkel, om de onvastheid van zulke openbaringen te doen op» merken. (54) En wie is zulks op deze aarde ? Verbeeldde F 2 -«b  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 8? tifche beelden in volkomene magnetifche (tellingen , by voorb. waar een zittend perfoon de ééne hand op de maag, de andere op de rug legt. Het magnetismus heeft ook werklyk niet zo veel wonderbaar, als men gelooft , het beftaat bloot in de werking des van 't geweld der zinnen ontflagen en daar boven verhoogden geest, in welken toeftand dezelve gefchikt is, om zeer veel natuurlyk licht te verkrygen. Het magnetismus is vol* gens het getuigenis van opgeklaarde en denkende flaapredenaars, ('t welk ons tevens tot eenen richtfnoer dienen kan, om andere flaapredenaars, die insgelyks openbaringen hebben, en van Hemel en Engelen fpreeken, regt te beoordeelen) de toeftand der natuur, en van haare oorfpronglyke eerfte zuiverheid , maar deze toeftand kan zich aan ons in zynen gantfchen omtrek , en in de geheele volheid zyner goedheid niet openbaren; dewyl hy in de tegenwoordige wereld in eene onvolkomene orde der dingen plaats heeft, gevolgelyk zelf niet anders dan onvolkomen zyn kan. Het geen men heden ten dage in dit vak doet, is een bloote proeve, een zwakke fchets van 't geen de menfchen zouden kunnen doen, als zy zich in hunnen eerF 4 ften  W VERHANDELING over ften toelland van onfehuld terug Jconde plaats fen , want zy worden gefchapen, om weder, zydfche inwerking en kracht op eikanderen te hebben. Maar als dan zouden zy deze genezende kracht misfen kunnen; dewyl noch ondeugd , noch dwalingen op aarde zyn zou^ den, maar onze rampen ftammen , uitgezonderd de erfiyke en toevallige van onze dwalingen en ondeugden af. Met het verderf van 'c zedelyke, neemt ook dat van 't natuurlyke de overhand, en maakt ons aandoenlyk voor de invloeden der Hel, uit welke vervolgens, al ons lyden ontftaat. Deze laatfte zyn nogthans niet onherftelbaar, want nadien de ziel met het lichaam, en den geestelyken mensch met den natuurlyken omgeven is, zo vermag de eerfte den laatften te geneezen , of de ziel haar lichaam, 't welk zy in beweging en werkzaamheid brengt. Een goed hart is het leven des vleefches, en vriendelyke redenen zyn eene honigrate , Troosten de ziel, en verfrisfchen het gebeente. (*) Maar daar is geen geneesmiddel voor eeii door ouderdom verzwakt lichaam , dat al, ge- (•) Spreuken Salomm Ihofdft. IA. v«. 30. m l6 f3. 24, •  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 89 lengskens vervalt en nederzinkt gelyk de bladen , planten en boomen ; daar is geen geneesmiddel voor een in de bron des levens ontfhelt, of door een toeval meêgefleept lichaam; eindelyk, daar is geen geneesmiddel voor een lichaam, 't zy jong of oud, welks verdorvene ziel de orde omgekeerd , en de algemeene wetten en der {toffe naamlyk de zwaarte kracht en aantrekking van gelykfoortige deelen, in zich verwoest heeft. Om eigenlyk te fpreeken, daar is Hechts ééne eenige ziekte,naamlyk de verftopping waarhy wydit vergelyken kunnen; zo dra de zappen verdorven of verdikt worden,zo nemen ze met"t verlies van haare vloeibaarheid, eene zwaarte aan, welken zy overeenkomftig de evenredigheid van de machine (kunstwerktuig) niet hebben moesten, daardoor wordt haar werkzaamheid verftoord, zy vervalt en trekt aan, gelyk alle lichaamen in de natuur,de mensch begint ziek te worden en fterf t. Onze eerfte wyze voorouders, welke het beeld des Scheppers,in hunne oorfpronglyke zuiverheid behielden, (57) leefden (57) Wie waren die eerfte wyze voorouders? — Het eerfte menfchen-paar heeft reeds gezondigd. —— Het geen verders de Schryver van de oorzaak der p r mees-  po VERHANDELING over den uit dezen hoofde zonder eenige ziekten, of hadden Hechts niet ligt te beftryden. Hun lichaam was gezond , door middel van hun ziel en van hun gedagte», en als zy ziek waren , geneesden zy zich door hun gedagtcn. Men zal dit des te ligter gelooven , daar men nog tegenwoordig in onze verdorvene tyden, door de gedagten geneest; men geneest door maatigheid, vrolykheid, door inwendige te vredenheid, zo als men door het tegendeel door onmatig ftudeeren, door peinfen, verdriet, kommer, enz. zyn lichaam verwoest. In alle deze gevallen werkt 't lichaam zeer weinig, en de ziel alles. Dergelyken bewyzen zullen wel in een tydftip weinig gehoor vinden, waarin men gelooft, dat 't lichaam alleen alles is, en dat men blind moet zyn als men eene ziel aanneemen wil; doch juist in tegendeel, moet men veel meer blind zyn als men geene ziel aannemen wil. De mensch , die zich oprecht onderzoekt en nadenkt, erkent en voelt, dat alle wezen en werkzaamheid alleen in de ziel ge- le- meeste ziekten zegt, kan waar zyn, en wy kennen den invloed van onze ziel op het ligcbaam, maar wat vloeit 'er uit vooit ten voordeele van het Magnetismus, of van swedenburg? Niets.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 91 legen is, en dat buiten de gedagten niets daadelyks, niets levendig voorhanden is. (58) Deze uitgebreidheid, die wy lichaam noemen , is niets meer dan de betrekking van onze zinnen , de ftoiiyke zintuigen der zinnen zyn bloot betrekkingen op dat beginzel, dat op hen werkt, en onze ziel heeft geheel niets met de uiterlyke zintuigen gemeen. De gewaarwording, dat in onze ziel door licht en toon verwekt wordt , heeft geheel geene gelykvormigheid met de lugtige zagte ftofFe, waardoor licht en toon ontdaan, de ziel ziet en hoort door oogen en ooren, welke betrekkingen met de ftofFe hebben, dewyl deze zintuigen zelf ftofiyk zyn. De wezenlyke eigenfehappen die wy de ftofFe toeè'igenen , uitbreiding en ondoordringbaarheid zyn veelligt geheel niet wezenlyk voorhanden, en de ftofFe kan veelligt geheel iet anders zyn, dan waar voor wy ze houden; dewyl ons inwendig gevoel en voorftelling van uitbreiding en ondoordringbaarheid , noch uitgebreidt, noch ondoordringbaar is. In den toeftand des (58) Is dan alles Ideaal? En moeten wy dan Idealisten zyn, om geene Materialisten te worden ? Is 'er geen middelweg!  92 VERHANDELING over des flaaps by de afwezenheid van voorwerpen , wordt onze ziel dikwyls van gewaarwordingen aangedaan, welke zeer onderfcheiden zyn van die genen, die wy door de tegenwoordigheid van dezelve voorwerpen, en door 't gebruik van onze zinnen verkrygen. De tegenwoordigheid van de voorwerpen is dus niet noodzaaklyk , om in onze ziel gewaarwordingen te verwekken , gevolgelyk kan ons Ik, onze ziel alleen beftaan. In den flaap en na den dood beftaat ons lichaam nog wel, maar niet meer voor de ziel. Nademaal 't dus zyn en ook niet zyn kan, ons op eene van 't geen het is of geweest is, geheel verfchillende wyze aandoen kan, hoe zoude het eene voor ons wezen, noodwendige en daadlyke zelfitandigheid kunnen zyn? Neen, de floffe is flechts maar voor de ftofFe, de zuivere geest behoeft dezelve niet, kent ze niet, zoekt ze niet, flechts alleen de neergezonken geest, heeft de ftofFe opgezocht en verdorven. (59) Want uit 't fiof en komt 't ver- (59) En na alle deze redeneringen , zyn en blyven wy toch menfchen, wezens in welken ziel en ligchaam verëenigd één geheel uitmaaken.' Daar toe heeft onze Schepper ons gefchapen, waar'ü wil men dan het ligchaam zoo geheel verfuiaaden ? Het is iet anders,  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. qj "t verdriet niet voort: noch de moeite en fpruit met uit de aarde. (*) Haast u dus, myn Heer, om u swedeüburg's werken eigen te maaken , en pleegt onder 't lezen derzelven uw verftand Van alle 't zinnelyke , van alle vooroordeelen d;r weetenfchappen van alle ligtvaardigheid bevrydt, raad. Onderzoek gy swedenburg by 't inwendig licht en tegenoverftelling van alle wysgeeren, gy zult in hem eenen nieuwen mensch, gy zult in hem iet meer dan 'een mensch vinden. Uwe ziel zal met zekerheid en gewisheid overtuigd worden, dat hy waarlyk boven de natuur en boven de leugen verheven is. De waarheden, die hy verkondigt, zyn waarheden van behoeften en noodzaaklykheid, het moet dus waar zyn wat hy zegt , en 't bewys daarvan ligt in voortplanting en uitbreiding van deze Hemelfche leere. Herdenk wat gamaliei (60) tot ders, of de ziel niet na den dood des ügcbaams on« paslyk blyft? enz. Maar wederom de Bybel leert ons, dat ook het ligchaam weder zal opftaan, en dan eerst zullen wy volmaakt zyn. Hoe veel redelyker is dit? (*) Job 5. vs. 6. (60) Hoe dikwyls men gamaliels raad geprezen heeft,  SWSDENBURG'S LEVEN, enz. 99 „ weder bedaard en vrolyk , en deze was „ zyne laatfte beproeving. In de laatfte da* ,, gen van zyn leven, zo wel als in de voor„ gaande was hy volkomen by zyn verftand „ en by zyn geheugen. Zondag den 29fUn „ Maart 1772, hoorde hy de klok flaan, en „ vroeg hierop de waardin en de dienst„ maagd , welke beide by zyn bed zaten, „ hoe laat 't was? het is vyf uuren," zeiden „ zy: „ goed!" was zyn antwoord, „ik dank „ u, de Heere zegene u!" een oogenblik daarna „ ontfliep hy zagt. Daags voor zyn dood, „ en op zyn fterfdag ontving hy geen bezoek „ meer, en beide getuigen hebben hem nooit „ op dezen, noch op eenen anderen tyd iet }, hooren zeggen , wat zelf van verre naar eene herroeping gelyken kon " Dit bericht willen wy nog met de volgende, van geloofwaardige mannen verkregen byzonderheid befluiten. Weinig dagen voor swedenburg's dood, zeide één van zyne beste vrienden tot hem: „ hy zoude om Gods wil- len, voor wiens Richterftoel hy nu dra ver„ fchynen zoude, en om hunne vriendfchaps „ willen, hem nu verklaaren, of het geen hy „ gefchreven hadt, waarheid was?" swedenburg antwoordde: „ Myne leere is geG 2 „ lyk-  'ioo VERH. over SWED. LEVEN, enz.' „ lykvormig de waarheid, zy is my geöpen„ baard geworden , en zal byzonder in de „ jaaren van tachtig zeer verfpreid wor. „ den." (64) (04) Wy willen deze beide byzonderheden wet ge looven, zy kunnen beiden, als ook dat swedenbuhg veertien dagen voor zyn' dood zyn geestelyk gezigt verloor, heel wel uit de mensch-kunde verklaard worden. Het hadt volgends dezelve ligt kunnen gebeuren , dat hy het niet weder gekregen hadt. . Maar niemand, die mensch-kunde heeft, zal zulk een geestelyk gezigt, het welk, gelyk ons gebleken is, een fpel der verbeelding en niets ande.s geweest is, voor zich bcgeeren. swedenburg kon ook niet anders dan verzekeren , dat hy de waarheid gefchreven hadt', onderiteld dat hy een eerlyk man was, bet geen wy niet in twyfel willen trekken; want in dat geval Seloofdeby atlf, dat by waarlyk zag, het geen hy in de daad niet zag. en hoorde, het geen hy niet hoorde. - VV> houden ons aan den Bybel en de gezonde rede. „ De voorzegging van den dag zynes doods, is niet zonder voorbeelden van fïervenden , die echter geen aan» fpraak maakten op geestelyk gezigt.   xii VOORBER. van den UITGEEVER. ê petr. 3. 17. Zulks te vooren wetende, wacht u, dat gy niet door de verleiding — mede afgerukt wordt , en uitvalt van uwe vastigheid ; maar wast op in de genade en kennis van onzen Heer en Zaligmaker jesus Christus. Hem zy de heerlykheid , beide nu en in den dag der eeuwigheid, Amen.  VERHANDELIN G, betreffend e EM: SWEDENBURG'S LEVEN, en SCHRIFTEN. als mede derzelver betrekking op de tegenwoordige ty den. Brief aan den heer N***. Een flikdonker land, als de duisternis-Je zelve, de fchaduwe des doods, en zonder ordeninge, en het geeft fchynzel als de duisternis, JobXxvs. 22. elyk gy, myn Heer! zoo dwaal ik ook VJ op deze eenzaame en woeste aarde rond, maar de menigvuldige wederwaardigheden , die de menfchen hier treffen, hebben myn geloof niet doen wankelen, en na ik hoope, zal my de onuitfpreekelyke ellende van 'c menschdom noch tot een' Gods loochenaar, noch tot een' Manicheer maaken: Ik wenschte den bruifchenden ftroom des verderfs door Godsdienst en Zeden te fluiten, 't Kwaad komt van de aarde, de verlosfing moet van öen Hemel verwacht worden; federt dat de A men-  * VERHANDELING over menfchen de oude vereeniging tusfchen Staaten Zedenkunde verbroken hebben, is geluk en deugd van hun gevloden, en zodra zy de liefde Gods en des naasten uit 't oog verlooreh, werden zy ongelukkig en boos van harten: Bedorven zeden, en wetenfchappen, trotsheid op wereldfche grootheid, verachting der wetten, krygszugt, zelfsliefde, en gierigheid zyn de vyanden, met welke wy nu te ftryden hebben , en die zich wel gemakkelyk laaten optellen, maar die God alleen overwinnen kan (i). Het verderf der zeden ontftondt door de hedendaagfche zo gevaarlyke fexe, welke de wyze Schepper der natuur alleen om onzentwille met zoveele bekoorlykheden verfierd had, (i) De gewoone handelwyze van dweepers en geestdryvers, eerst het menschdom zwart te maaken , en akelige fchilderingen te vormen van het zedenbederf; om vervolgends het verftand en de verbeelding, nu met zulke treurige denkbeelden vervuld , en dus voorbereid, hunne droomen te gemaklyker te kunnen opdichten. — Schoon wy de waarheid niet ontkennen willen , dat, gelyk de wereld in 't gemeen „ in 't booze ligt," de hedendaagfche, ftaatkunde, en de ongelukkige toeftand van godsdienst en zeden , deze uitfpraak van joannes, in onze dagen op eene byzondere wyze bevestigen; evenwel is het niet onverfchillig, welk gebruik van die waarheid gemaakt wordt.  SWEDENÜURG'S LEVEN, enz. § had, en uit welker handen wy voornaamlyk ons geluk verkrygen moesten. De verbintenis met dezelve, daar wy zo na wenfchen, behoorde voor ons eene onuitputtelyke brori. van alle goed te zyn. Het huwelyk is de eerde grondflag der famenleving, want zodra de huisgezinnen vredelievend, en deugdzaam zyn, is ook 't algetneene huisgezin, het ryk gelukkig en bloeiend. Het huislyke leven is vol van zagtheid en onfchuld; dewyl daardoor de eenvouwigheid, als moeder van ver* hevene gezindheden, en goede daaden onderhouden en gevoed wordt; maar zodra dat leven veracht en gering gefchat wordt, za fcheuren de banden, welke de menfchen za* men bonden, zy fcheiden zich van elkande* ren verre weg ; gelyk de wilde dieren, ora eikanderen te vernielen, en te bederven; Riidden onder de wetten , wetenfchappen, en kunlten , waarop de menfchen zo trot* zyn, leeven zy onder eikanderen al wolven en hunne prachtige lieden , hunne Richterftoelen, Schouwfpeelen, en fchitterende Paleizen gelyken aan een moordfpelonk! Waarom ? Omdat door de verftikking der huwelyksliefde, te gelyk de vaderlyke, kinder-en broederliefde , als 5t voedzel der algemeene mm* A 2 fcfaea'  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 13 en dus openbaarde hy zich aan de menfchen in hunne eigene gedaante, om het zelve tot den wortel uit te roeien , maar 't fchoot op nieuw op; en de mensch verviel ongeacht de weldaad der verlosfing , ongeacht het licht van 't Euangelie, weder in ongeloof en boosheid ; De kerk des Heeren is byna v^rftoord, zy beleefde haaren dageraad, raiddag, avond en nacht; kindsheid , jongelingfchap , manlyken en hoogen ouderdom; en zal een einde nemen, gelyk menfchen en dagen vergaan; zy zal ophouden , gelyk alle dingen dezer aarde, waar alles Hechts voorby gaand, vlugtig, en niets ftaande en blyvend is (5). Doch (5) Het lust my niet, alle de byzonderheden in dezen volzin voorkomende , nategaan , en breedvoerig dien Aütgorifche gefchiedenis van moses ifte Boek te toetzen. De ongegrondheid van zulke willekeurige Allegorifcht Uitleggingen is zoo dikwyls en zoo duidelyk aangetoond, dat dit niet behoeft herhaald te worden. . Even min behoeven wy by dat woord van God, het welk wyin China en Tartaryè'n zouden dienen te zoeken , naar den raad van sivsdenburg , en hetwelk niet anders zal zyn , dan dat „ inwendig woord" , waarvan alle geestdryvers fpreken , hier lang ilil te ftaan. . Wy hebben het eeuwig-blyvend woord van God , het vtfelte ons beter dingen leert, men leze byzonder nopens den eigen aart en het onderfcheid der huishoudingen van God met zyne kerk, den Brief van paulus aan de Gala- tiën,  14 VERHANDELING ovEft . Doch zy zal flechts vergaan, om voor een ander heiliger en zuiverer plaats te maaken. De Heere , die zelf altyd de nedergeworpen muuren van zynen tempel weder opgerecht heeft. Hy, wiens liefde jegens de menfchen onuitputbaar is, zal hun op nieuw weder byftaan,enhun niet vaaren laaten, want hy heeft ons zynen byftand toegezegd, gelyk hy aan onze vaderen beloofd heeft. Het eerfte van moses aangehaalde woord verkondigde het tweede;'t geen den Israè'liten geopenbaard werdt; dit laatfte verkondigde de verlosfing : moses tiêrs, uit welken en uit zynen brief aan de Romeinen wy ook gezonden denkbeelden zullen ontvangen nopens bet eigenlyk oogmerk en de bedoeling van de openbaring, aan moses gefcbied. — Hetgeen de fcbryver van den ondergang des kerk bybrengt, is vlak tegen den Bybel; die ons verzekert, dat bet ga hoe het ga, en hoe ver» dorven ook de zeden des menfchen worden mogen, da Waare gemeente van jesus wel zal behouden blyven; zy behoort in haaren eigenaart niet tot de dingen dezer aarde , maar is een hemelsch Koningryk. 1 Zy mag dan , wat het uitwendige betreft, taanen , zy zal haare kracht echter hernemen en tot volkomenheid gebracht worden. Deugd en waarheid zullen nooit, tot aan 's werelds einde, geheel worden uitgeroeid, maar ééns zich heerlyk openbaren. —-— Het zal dan de« zelfde waare kerk zyn, die volmaakt zal worden, door het voltooien van het Godlyk plan, maar die niet zal vergaan, om voor eene andere plaatste maaken. ——  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. i5 ses 5de. boek maakte den Heiland der wereld bekend, en Christus fpreekt zelf in zyn Euangeli met duidelyke woorden van zyne twede komst, dat is, van zyn geestelyk ryk, of van de ftigting van eene nieuwe kerk, welke na de vernietiging der oude, zich weder opheffen zal. Deze vernieting is het, welke by mattheus in 't 24fte Hoofdfiuk door 't einde der tyden, en door den gruwel der verwoesting aangeduid wordt; het kwaade, en valfche, het verderf, en godloosheid, welke op aarde heerfchen , worden door den gruwel der verwoesting (6) uitgedrukt, en wyzen duidelyk de laatfte tyden der tegenwoordige kerk aan. Doch Christus, die deze nieuwe kerk door de wedergeboorte, van het menfchelyken hart1,, en door de openbaring van den inwendigen zin der H. Schrift, door ingeving van geloof en liefde ftigten zal, christus zal nietin perfoon komen, noch op de wolken des Hemels,: of met grooten glans verfchynen, gelyk mattheus (6) Eene gezonde uitlegkunde leert, dat het 15 vers van matth. XXIV. tot de tyden van de verwoefting van Jerufalem behoort, de gruvoel der verwoefting hadt plaats, toen de Zeloten alles in Stad en Tempel met moord en bloed vervulden, en titüs met hetRomeinjche leger Jerujaiem belegerd hisldt.  ïtf VERHANDELING over theus woordelyk fchryft. Alle uitdrukkingen van deze plaatzen moeten bloot Figuur, lyk genomen worden (7), en 't bewys, dat zy geestelyk te verftaan zyn, en zich tot 't geestelyke ryk bepaalen , is hunne betrekking, hunne volkomen overéénftemming met alles, wat in 't vervolg aan joannes geopenbaard werdt; Dit laatfte Prophetisch boek fpreekt eerst Figuurlyk van 't kwaad en de dwaling, en verkondigt vervolgens eenen nieuwen Hemel, eene nieuwe Aarde, en het nieuw Jerufalem, welk van den Hemel nederdaalen zal; enkel zinnebeelden van 't goed, en waare, welke de plaatfen van 't kwaad, en valfche vervangen zal. Dat nieuw Jerufalem is de nieuwe kerk, welkers leden die genen zyn, die in 't geloof, en liefde volharden : Dit heeft de Heere geopenbaard, ook heeft hy bevoolen deze openbaring van joannes bekend te maaken, welke den fleutel van de- (7) Zoo eigenlyk behoeft wel niemand deze woorden te neemea, dat jesus op de wolken in perfoon zal komen , maar dit zal toch zeker zyn , dat eene doorluchtige , eene openbare ontdekking van jesus grootheid en heeilykheid omfchreven wordt, waar door zelfs het tot hier toe ongeloovig Jodendom zal genoopt worden, om hem te erkennen voor den messias. ——  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 17 deze groote gebeurenis, en de vervulling, en de fomma van alle Heilige Schriften bevat; voor alle de uitleggers een raadzel (8)die daarin Hechts de fcheuringen der kerk en van het ryk zien ; Men kan dit prophetisch boek als een onderpand van 't hoogde goed, eri als den troost van alle geloovigen befchouwen. Die geen, wien de Heere dit ontdekt en geopenbaard heefe, werdt van hem niet minder begunltigd, dan moses, ezechiel, ELiASj johannes; eh Paülus, en deze verzekert, dat hy veele jaaren achter één de wonderen van Hemel, en Hel met lichaamlyke oogen (9) aan- (8) En voor alle Christen dvreepers én geestdry'vers èen klip, daar het gezond verrtand fcbipbreuk op leedt! 1 En nogthans is dit boek niet onvérftaan- baar , mids men den tytel , het gezond verftand , en de kennis der gefchiedenisfen van wereld én kerk tot eenen fleutel gebruikt, om deszslfs zin te ontfluiten. — Het nieuw , dat is, het geestelyk Jerufalem , in des* zelfs laatfte Hoofd/lukken befchreven , is immers die kerk, die gegrond is in de leere der Apostelen van' jesus? openb. XXI. 14. Alleen dat deze kerk hief wordt vertoond, onder heerlyke beelden , zoo als zy* na het doorftaan van alie moeilykheden, zoo uit- als inwendige , zich verwonen zal ; opdat Gods beloften waarheid blyken te zyn, en hy ééns'van alle jfpl&R érkend worde. £9) Die dit verzekert, matigt zich in de daad meêj jfr itxai  i8 VERHANDELING over aanfchouwd heeft, dat hy eindelyk dikwyls met de Engelen gefprooken heeft, gelyk een mensch met zynen vriend fpreekt, van Hem onderricht, en aangeblaazen, Hel de hy eene menigte voortreffelyke fehriften op, en verzekert daarby, dat de Heere hem de verklaaring van joannes (apocalypfis revelata), en al dat geen, wat den inwendigen en tot nog toe verborgen zin (10) der H. Schrift betreft, zelf opgegeeven heeft. Deze Man was emanuel swEDENBURG,gebooren te Upfal in Zweden, den zofte January 168&. Zyn vader was een Lutersch geestelyken, en Bisfchop van Skara; de zoon bekleedde reeds in zyn jeugd eenen aanzienlyken post in een Land-collegie, en munte zo wel door zyne kundigheid, als door zyne onbaatzugtigheid en rechtfehapenheid uit; kort daarna vertoonde hy zich ook door talryke en gegronde fchrif- aan, dan paulus, die op geene openbaringen roemde, dan daar toe genoodzaakt zynde, en dan nog verklaarde , niet te weten, of het in , of buiten het ligchaain gefchied zy. Hoe redelyk is de Bybel? (10) Die inwendige en verborgen zin was altyd de leuze der geestdryvers! Jamnit-r is het, ds' zy dikwyls toonen den letterlyken niet te verftaan , en evenwel die voorwenden te kunnen lezen, daar zy nog me: (pellen kunnen, worden door de daad zelve wederlegd.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 27 ïn alle deze fehriften verklaart swedenburg de natuur en werkingen der ziel, derzelver verbinding met het lichaam, en fpreekt overal bepaald, en op één Goddelyke wyze van God eana Caleftia, 8 Deelen ald. 1745-1756- 3) De Ultimo Juikio &Babyhnia deftmiïn ald. 1758. 4) ö<- cal» & inferno, ald. 1758- 5) De equo allo , de qno in Apocalypfi, 1758. 6) Detelluribw in mundo nojiro foiari, ald. 1758. 7) De nova Hierofolyma, ald. 1758 8) Delicice fapientia, de amire conjugali ald. 1758. 9) Saplentia jlngelica, de divina amore divina J'apie ,tia, rtmfteidam 1763 10) DoEtrina 'tiw pro nova Hierofolyma , ald. 1763. 11) Lontii.uatio de Ultimo Judicia £ƒ de mundo Spiriluali, ald. 1763. 12) Sapientia angelic.t de provi* dentia divina, ald 1764. 13) A^ocalyp/is revda'.a, ald. 1766. 14) Summaria expofitio Dactrina nova Ecclefa, ald. 1769. 15) De Cmmercio anima cor[orii, ald. 37C9. 16) Vera Chriflia< a nligio, jeu wuverfalis theologia, London 1771. 17j DoBrina nova hierofolyma de Scriptura Sacra. 18) Summaria eXpofiiioJenjus ihtemi Scripturce Sacrx. 19) Appendix ad vetam cbiidianam religionem. 20) Sapientia angelica de omnipoteflate , omnifekntia, emniprajentiei, atemitate , immeufttats Del 21) De miraculis divinis £f magicis. Behalven deze Schriften, welke alien prachtig in quarto gedrukt zyn , liet swe. deubup.g nóg verfcheiden rnatiufcnpten na, van welke Bicn eene lyst op 't einde van 't twede deel der Franfche vertaaling van de Merveilles du ciel de l'Enfer, bl. 378 en volg. vindt. Men heeft ze reeds te London beginnen te drukken, en zy zullen 7 Deelen in quarto uituwaken, waarvan reeds 't eerfte onder den titel Clavis hieroglyphica verfcheenen is.  IS VERHANDELING over God de Engelen , den Hemel, en de Hel, Hy befchryft alle wonderen, die hy als oog, getuigen gezien heeft, beroept zich ten aanzien der waarheid van zyne befchryvingen op den Hemel, en neemt God en de Engelen tot getuigen van de waarheid van zyne zen> ding en van zyne redenen (14). Wy laten hem zelf fpreken: 3, In myne verklaring van de Openbaring „ van Joannis, heb ik niet uit my zeiven „ gefproken, maar alleen naar de ingeving „ des Heeren, welke door zynen Engel ge„ zegd heeft: verzegelt de woorden der prophetie „ van (14) Het kan zyn, dat swedenburg zich verbeeldt de werkingen der ziel en haar verband met het lichaam enz. verklaard te hebben, maar een onderzoeker, die duidelykbeid bemint, zal meer begrypen van de denkbeeldige wereld van plato, met welke de Hellingen van swedenburg vry wat overeenkomst fchynen tc hebben. Dat swedenburg op eene Godlyke Wyz.e van God enz. gefproken heeft, zal ook by elk niet erkend worden, en door ons nader beoordeeld kunnen worden by het uittrekzel uit zyne werken zelf. . Pat swedenburg voor zich zeiven geloofd heeft, dat alles, wat enkel in hem en in zyne verhitte verheelding omging, wezenlyk plaats hadt, willen wy wel gelooven, en daarom kunnen wy zyn beroep op God en de Engelen wel toegeven. Wy weten toch, hoe zoodanig zelfbedrog der verbeelding niets nieuws is.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz, §® 5i van dit boek niet, (Opcr.b. joannis XXII: 10.) „ en wil daardoor te kennen geeven (15), s, dat die verklaring van de Openbaring in 't „ vervolg gefchieden zou (*). Veelen „ der genen > welke myne fehriften, maar „ voornaamlyk myne befchryving des Hemels „ lezen, zullen alles voor een fpel van myne „ verbeeldingskragt houden, maar ik betuig „ in kragt der waarheid, dat alles werklyk „ onder myne oogen voorgevallen is, en dat „ ik dan, wanneer ik iet zag , noch fluimer» ,j de of fliep, maar volkomen wakker en by 5, myn 'zinnen was (16). De Heere is my ver„ fcheenen, en heeft my 't bevel en de zen„ ding gegeven, om de menfchen in alles te „ onderrechten 't geen zyne nieuwe kerk be„ treft, van welke joannes in de Openbaring „ onder den naam van 't nieuw Jerujahm „ fpreekt, De Heere heeft 't inwendige van » my- (15) swedenburg is juist geen gelukkig uitlegger des Bybeis. Wat deze woorden openb. XXII. io.te kennen geven, ziet men heter uit vergelyking van Hoofdft. X. 4. (*) Apocalypjïs revelata. Frcefatio. (16) Gelyk gezegd is, wy gelooven, dat swedenburg als etn eerlyk man naar waarheid getuigt, voor 200 verre hy zelf geloofde, dat dit alles geen fpel van zyne verbeelding was. Maar was zyn geloof redelyker, ^an dat van zoo veelen in koortshitten ? enz.  3o VERHANDELING over „ mynen geest geopend, en my in ftaat ge. „ field, dat ik zedert vyf en twintig jaareu „ in de Geesten-wereld zien, en te gelyk „ met de Engelen in den Hunei, en met de 3, menfchen op aarde omgaan en fpreeken » kan. De Apostelen en Propheeten rAU- „ LUS, EZECIJIEL, daniël, ZACHARlAS, eliza „ en meer anderen trouwe dienaars van God „ zagen insgelyks de dingen der gecsten-we„ reld , terwyl de oogen van hunnen geest „ geopend waren, waarom zal men zich dan „ daarover verwonderen , dat hy de- „ zelfde genade aan een ander mensch weder„ vaaren iaat, om hem in ftaat te ftellen „ zyne medemenfchen ten tyde der wederop- „ richting der kerk te onderwyzen (*)? , „ als ik de wonderen des Hemels, en 'tgeen „ wat onder den Hemel is , hefchreef, ge„ hoorzaamde ik bloot den Heere, die my „ bevolen hadt dit te doen (**). De „ Hee- (17) Wy ontkennen deze mooglykheid niet, maar eifchenvryheid, om zulk eenen propheet te onderzoeken , naar de rege.s van gezond verftand , en voorifj naar den Bybel. (*) Delicce iapientice de amore conjugali I. 26. (**) Summaria expcjitio Doadnz m be-  62 VERHANDELING over Verfcheiden, van zyne leerftellingen hebbefi by de Katholyke kerk eenige ongenoegens verwekt, en gy zelf, myn Heer, zoudt misfchien te onvredcn daarover zyn, zo zy u bekend waren. Ik wil beproeven, om hier op te antwoorden. sw£Denj3Ukg was een Lutheraan en fchreef overeenkomftig de Hervorming van de i6de Eeuw. Zyn nieuw Jerufalem is bJykbaar na de grondftellingen der hervormers ingericht, en zyne nieuwe kerk is de proteflantfche kerk. - 't is waar, dat hy N° 8 van zyne verhandeling de nova hierfolyma zegt ; onder de papijlen , of roomsch catholyken heerscht de waare catholyke kerk niet, went waar deze is, wordt de Heere aangebeden, en zyn woord voorgedragen, maar by hen is 't geheel anders, want zy laaten zich zeiven in de plaats des lleeren eer betvyzen, verbieden 't volk 't leezen der H. Schrift, en rekenen de uitfpraaken der Paufen gelyk aan dit woord, ja dik-' wyls Van een ongemeen fterk en gezond ligchaamsgeftel en arbeidzamen geest. — Maar behalven de duilterheden in zyne febviften , zou misfchien de oordeelkunde nog vry wat zwakheden ontdekken, indien zy de moeite wilde doen van zo veele deelen in een duifleren ffyj gefchreven na te «aan. —_ Het heilig donker is hier dikwyls een fraaïe fchuilplaats, om het oog der oordeelkunde te ontwyken?  SWEDENBÜRG'S LEVEN, enz. 63 wyjs mg booger, In de vera Chriftiana religio in 't Hoofdftuk van de H. Schrift, zegt hy; het gefchiede door de genade der Goddelyke voorzienigheid, dat in de twaalfde eeuw 't woord des Heeren 't volk door de Hervorming wedergegeeven werdt, in de apocolypfis revelata fielt hy zich volgens de geeftelyken zin der H. Schrift tegen die Herders, die alleen op zich zei ven, maar. niet op de kudde bedacht zyn, tegen die Priefteren, die door geeftelyke voorfchriften, geld aanbrengende inzettingen, aflaaten en Godsdienstoefeningen die hunne heerfchappy bevorderen , maar aan de geest van 't Euangelie vreemd zyn, van den Heere zelfs den naam van kooplieden der aarde verdiend hebben. Hy beweert verder apocalypfis revelata n° 753 — 926 dat het i8,ie — 21 Hoofdfluk des openbaarings van Johannes op de Roomfche kerk ziet en ze veroordeelt. Hy geeft vervolgens den inwendigen geeftelyken zin van dit prophetisch boek op, en verzekert, dat de Heere hem bevoolen hadt denzelven bekend te maaken ; vervolgens roemt hy het goede en voordeelige der Hervorming, en ze heeft er onbetwistbaar veel van. Maar ongeacht deze uitdrukkelyke ftellin. jen is swedenburg in geenen deele een blind ver-  7* VERHANDELING over door deeze bewering bevestigd wordt, die men zonder dit voor droomery verklaard zou de hebben, heeft geeftelyke verfchyningen of gezichten (vifions) veroorzaakt, in't begin geloofde men in de uitfpraaken van eenige flaap redenaars bewyzen tegen swedenburg en zyn leer te vinden, maar hierop is ligt te antwoorden (46). Het flaapfpreeken als de wonderlykfte en onloogenbaarfte werking van de dierlyke Magnetismus, beftaat ineenegantfche verwydering of fluimering der lichaamlyke zinnen; het is een geeftelyke toeftand, in welken de mensch door middel van de oogen van zynen geest ziet, enkel en alleen door de zinnen van den inwendigen mensch aangedaan wordt, en op deze wyze met de geesten omgang hebben kan, deze toelland , deze ontdekking , waardoor veel kwaad, en ziekten van 't lichaam kunnen weg genomen worden, geneest ook de ziekten der ziel. Het nachtwandelen is voor de wereld daarom nuttig , dewyl daardoor bewezen wordt, dat 'er nog eene andere dan de na* (46) Ik zal rny over het geen de Schryver bybrengt, ter vergelyking van het MagwUfmus en swldeneurg niet uitlaten; men heelt reeds voorbeelden van bedrog in fcet JUa^neijfmus ontdekt en aan het licht gebracht.  S WE DENBURG'S LEVEN, enz. 73 natuurlyke orde der dingen voorhanden, en dat in de menfchen iet meer te vinden is dan een bloot lichaam, ondertusfchen behoeft men evenwel niet zonder aanvoering en eenen zekeren leidsman, ook nog andere werkingen daarvan te verwachten. Zodra een flaapredenaar in den naam des Hemels dien hy gelooft, gezien te hebben, iet tegen swedenburg leere voorbrengt, zo is hy om de volgende gronden riet te gelooven. Eerstlyk behoeft men Hechts, als men niet een fpeelbal des bedrogs en der list wil worden, gezichten door andere gezichten te wederleggen, de Heer zelf heeft ons dit voorfchrift gegeven, en de middelen aangetoond, om in zulke gevallen 't waaren van 't valfchen te onderfcheiden: deze middelen hebben wy aangewezen, en zy fpreeken a'.le voor swedenburg. Hy is dus in 't bezit der roeping eenes afgezants van God, en men behoort hem door nieuwe twyfelachtige aanfpraaken daarin niet te Hooren, is er iemand als hy, van den hemel begunstigd en deelt hy zyne geeftelyke gezichten mede., zo moet alles, om geloofbaar te zyn, met swedenburgs leere overè'enftemmen, dewyl de éénheid van eene leere E 5 de  74 VERHANDELING over de noodwendige grondflag van dezelve, en het karacleristike teken der waarheid is. (47) Ten tweeden, kunnen zig de flaapredenaars ten minften voor een "korten poos, in eenen natuurlyken graad of toelland bevinden, gevolglyk zyn ze als dan tot geestelyke gezichten ongefchikt. Zo dra zy volftrekt beweeren, dat zy iet anders dan hun binnenile zien, zo kunnen zy zich zeiven misleiden, of anderen willen bedriegen. (48) Tenderden, behooren de geesten, die door de flaap - redenaars fpreeken , onder de bewoonders der geesten - wereld , en offchoon zy van hun aardsch bekleedfel ontbloot zyn, zo blyven zy menfchen, gelyk wy, met dezelfde begeerten en gewaarwordingen begaafd, die zy hier hadden en meer onder ons hebben; deze moet men derhal ven volgens 't bevel van johannes zekeriyk beproeven , gelooft niet eiken geest, maar beproeft de geesten , of zy uit God zyn. brief van joan- (47) Wy hebben aan dit kenmerk van de éénhsid der leere , met de Schrift swedenburg , reeds in ééns en andere byzonderheid te ligt bevonden, gelyk de Lezer uit de voorgaande aantekeningen ziet. (48.) Ook dit kan op swedenburg worden toegepast.  SWEDENBÜRG'S LEVEN, enz. 77 ven , met de reden, en met de H. Schriftoverè'enftemt ? (51) swedenburg behoeft geene bovennatuurlyke bevestiging, even zo min heeft hy een wonder, om geloof te verkrygen van noden, offchoon het te gelyk volftrekt waar is, dat hy 'er eenigen verricht heeft, waarvan wy het volgende verhaalen willen, omdat het gelegenheid gaf, om swedenburg van eene bedriegery te befchuldigen , van welke het onze plicht is zyne nagedagtenis te zuiveren. Zie hier de befchuldiging en de daad zelf, zo als ze op eene valfche wyze in alle nieuwspapieren geflaan heeft. (52) „ swedenburg, zegt men, was door eenige Ryksraaden, van de geheime briefwis„ feling tusfchen wylen de Koningin van „ Zwe- (51) Indien dit waar was! (52) Wy zullen van deze zaak alleen opmerken , dat de Koningin van Zweden , daar naar gevraagd zynde, 'er zig afmaakt en niet over uitliet. Om ze voor een eigenlyk wonder te gelooven, zou 'er nog al wat meer verëischt worden. ——-• Maar de Schryver is niet heel beflaanbaar met zig zeiven , dan heeft swedenburg geene wonderen verricht, en wonderen zyn een hinderpaal voor de vryheid , dan poogt hy iet voor een wonder uit te geven , dat nog verre is van bewezen , en bewezen zynde, van een eigenlyk wonderwerk te zyn!  f3 VERHANDELING over j, Zweden, met den Prins van Pruis/en haareri „ broeder, onderricht geworden , en had j, aan dezelve den inhoud van deze brieven j, geopenbaard;, terwyl hy haar deedt gelooif ven, dat hy door bovennatuurlyke midde„ len daarvan onderricht was geworden.'* Deze lastering, is eerst onlangs door hefj getuigenis van een zeer geloofwaardig man wederlegd , die ons vergund heeft, zynen brief bekend te maaken. Hier is hy: Stockholm den 13 Mai 1788= „ Met groote verwondering las ik den „ brief, in welken het gefprek, 't welk de beroemde swedenburg metdeKo„ ningin lotjisa ulkica genade heeft, „ verhaald wordt, de daarin opgegeven i, omftandigheden zyn geheel valsch, ca „ naar ik hoope , zal my de Schryver „ des briefs vergeeven, als ik door een }i getrouw verhaal der zaak , die van „ meer aanzienlyke perfoonen , welke „ toen tegenwoordig waren en nog le3, ven, bevestigd kan worden, hem be„ wyze hoe ze,er hy gedwaald heeft. „ Kort na den dood van den Prins ,} van Pruis/en, in 't jaar 1758 , kwam swedenburg volgends zyn gewoonte „ ten!  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 79 3, ten Hove; de Koningin werd hem „ naauwlyks gewaar , of zy vraagde „ hem: Apropos Heer assessor, hebt gy „ myn broeder gezien? swedekburg „ antwoordde: neen, en de Koningin „ vervolgde: als gy hem ziet , zo groet „ hem van my Hierby hadt zy geen an* „ der oogmerk, dan om te fchertzen, „ en dacht aan niets minder, dan hem „ om tyding van haaren broeder te „ vraagen. Acht dagen, maarniet vier „ en twintig uuren daarna, even zo min „ als by een byzonder gehoor verlee„ ning , kwam swedenburg weder ten „ Hove; evenwel zo vroeg, dat deKo„ ningin nog niet de zogenaamde witte „ kamer verlaaten hadt, waar zy zich „ met haare Hofdames en Freules onderhieldt. swedenburg wagte niet , „ tot dat de Koningin buiten tradt, „ maar ging regelregt in haar kamer , „ en luisterde haar iet flil in 't oor, de „ koningin werdt door verbaazing en „ fchrik ontfteld, en zy hadt eenigen „ tyd van doen, eer zy zich weder her„ ftelde; als zy tot zich zei ven geko„ men was, zeide zy tot eenige on> ftan-  80 VERHANDELING over ftanders: Slegts alleen God en myn „ broeder kunnen dat geen weeten, wat hy „ my gezegd heeft. Zy verzekerde ver„ volgens, dat hy met haar, van haare „ laatfte briefwisfeling met haaren broe„ der gefprooken hadt, welker inhoud „ flegts hen beiden bekend kon zyn. „ Ik kan niet zeggen op welke wyze „ swedenburg achter dit geheim geko„ men zy, maar zo veel kan ik op myn eer verzekeren, dat noch de Graaf „ H***, gelyk de Schryver des briefs „ beweert, noch iemand anders die „ brieven der Koningin onderfchept of „ geleezen heeft. De ryksraad liet haar „ toen volkomene vryheid om aan haa„ ren broeder te fchryven , en be„ fchouwde deze briefwisfeling als zeer „ onverfchillig voor den ftaat ; men „ ziet ligt, dat de Schryver van den „ bovengem. brief, het karacter des „ GraavenH***, geheel en al niet „ kent. Deze verëerenswaardige man, „ die zyn Vaderland zulke gewigtige „ dienften bewezen heeft, verëenigde de „ uitmuntendheden van den geest met „ de voortrefFelyke Eigenfchappen van „ 'thart,  U VERHANDELING om Zo dra wy de invloeden van ons afwy* zen, zo kan God zelf, uir kragt der door zyne Voorzienigheid eenmaal vast gefielde orde, en dewyl hy zelf die orde is, ons niet byftaan, noch zich aan ons openbaaren. Dit wordt door twee overeenflemmende plaatzen van 't Euangelie bevestigt, waarin gezegd wordt, dat zelf christus wegens 't ongeloof der omflanders, te Nazareth geene wonderen verrichten kon, en hy deedt aldaar niet veele teekenen om hum ongeloofs willen, (*) en hy kon aldair niet een eenige daad doen, — en hy verwonderde zich over hun ongeloof. (* ') (55) Het is dienvolgens geoorloofd te gelooven , dat by de nadering van deze tweede komst, waardoor de nieuwe kerk des Heeren weder opgericht zal worden, de booze geesten hun best zullen doen , om deze groote omzien swsnENEURG zulks van zich zeiven, dan was hy zekei op den dwaalweg; en is dit waar, dan heeft, volgends zyne eigen uitfpraak, God zich niet aan hem geopenbaard, (*) Mattheus Hoofdft. 13. vs. 53. (**) Markus 6. vs. 5 en 6. (55) Zoo als deze Tekften hier bygebracht worde», zouden zy eene firydigheid behelzen. Doch zf luiden dus niet, en komen hier geheel nies te pas.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 85 omwending te verwyderen, en den genen te dwarsboomen, die ze verkondigt. (56) Doch. men moest daar uit niet befluiten , dat alle uitfpraaken der flaapredenaars verwerpelyk zyn, en geen geloof verdienen, ontwyfelbaar vindt men by eenigen de waarheid , ik zal UEd. intusfchen dezelven niet noemen; maar ik geloof, dat de gegevene maatflaf, om ze te beoordeelen en van anderen te onderfcheiden, zeker en goed is. Het middel, waardoor de wonderbaare werkingen eener ware menschlievende geneeskunst voortgebragt worden, en die van de weldadige leerlingen van swedenburg beoefend worden, verdient onze gantfche opmerkzaamheid. De dierlyke magnetismus beftaat in de nafpooring en in de weder herltelling der Harmorden, dezelve moet dus ontwyffelbaar voorhanden zyn, dewyl het beftaan der Harmonie zelf onloochenbaar is. Wy gelooven echter, dat het alleen door middel van den Godsdienst van eenig nut zyn kan ; want met be- (56) Ja wel mag men dit gelooven! Zy mü- leiden de menfchen, op dat hunne bedriegeryen ontdekt wordende, deze ook zouden in twyfel raaken omtrent de waarheid der voorzeggingen van den Bybel! — Hoe vooizigtig moeten wy dan zyn! F 3  S6 VERHANDELING over betrekking tot zyn wezen is, hy godsdienftig; dewyl de ziel des genen die magnetifeert , veel meerdaarby werkt, dan zyn magnetisch Fluïdum (vloeibare Hof). Men inoet, zeggen de magnetifeurs, met elkander in betrekking, (en rapport) en wel in betrekking van het goede ftaan. Twee perfoonen , wiens denkwyze en zeeden even goed zyn , kunnen elkander in lichamelyke kwalen byftaan. De Heere zegt van de ware geloovigen: Op de zieken zullen zy de handen leggen, zoo zullen zy beter worden, (*) uit deze plaats blykt duidelyk , dat 't geloof alleen den zieken geneest ; uisa's geloof en niet de oplegging van zyn lichaam, wekte het kind der Sunamitifche vrouw op, zo gelyk elias door't geloof , dat van de weduwe te Sarepta, met dezelfde plechtigheden weder opwekte. Deze menigvuldige aanrakingen, oplegging] des lichaams, of der handen enz. zyn ilegts de vormen , de afleiders en voertuigen van 't goede, de gryze oudheid, hadt reeds kennis van deze hooge weetenfchap, en de Chaldeeuwfche priesters geneesden de zieken door de oplegging der handen. Men vindt Mgyp- tu (*) Markus 16. vs. iS.  94 VERHANDELING over tot de Joden zeide, welke in de eerfte tyden van den Christelyke kerk , de Apostelen wilden ter dood brengen ; voor deze dagen fiondt theuoas op, zeggende dat hy vat was, dien een getal van omtrent vier honderd mannen aanhing: welke is omgebracht, en alk, die hem gehoor gaven, zyn verjlrooid, ende tot niet geworden. Na hem fond op judas galileus, in de dagen der befchryving , en maakte veel volks afvallig , achter hem : en deze is ook vergaan , ende alle, die gehoor gaven, zyn verflrooid ge. worden. Ende nu zegge ik u lieden , houdt af van deze menfchen, en laat ze gaan , want indien deze W of dit werk uit menfchen is, zo zal 't verbrooken worden. Maar indien 't uit God is, zo en kondt gy dat niet breken , opdat gy niet misfchien gevonden en wordt, ook tegen God te Jlryden (*). De leere van 't nieuw Jerufalem zal zich derheeft, ik geloof, dat het waar is, het geen onlangs gezegd is, dat zyn raad de listige raad van eenen Ph-. meer was Hoe lang moet ik dan wachten, eer ik eene nieuwe leere goed- of afkeure? Sommige dwalingen vertokken in haare jeugd, andere bereiken een aanzienlyk getal van jaaren. Laat ons aan Mohammed. en zynen Alcortm denken! (*) Handelingm der Apostelen 5. vs. 36-39.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz, 95 derhalven verbreiden , de twede komst zal verkondigd worden, en men zal daaraan gelooven. Reeds wordt deze leere in de (Vestindiën bemind, en van Geestelyken openlyk gepredikt. Engelfche reizigers, welker uitfpraak niet verdagt is , betuigen , dat ze in Öostindiè'n bekend, en zelf van de Braminnen aangenomen is (*). Swedenburg was mogelyk flechts de verkondiger van deze groote gebeurenis, veelligt komen andere rechtvaar-, digen na hem , die in woorden en werken magtig, het huis des Heeren daadlyk opbouwen , en door wonderen bevestigen zullen. Wat ook het oogmerk des Heeren zyn mag, hy heeft zich echter over de menfchen ontfermd, die 't troostloofe en dwaafe materialismus verkozen, en hun liever aan geestelyke denkbeelden overgegeeven (61) Eene zekere gisfing, die tot heden noch behoorlyk gevoeld , noch die vereischte fchikking bekomen heeft, fchynt de menfchen (*) Slechts alleen de Stad Manchester bevat zeven duizend aanhangers van swedenburg , en in Engeland telt men in 't gemeen twintig duizend, (61) En van het ééne uiterfte in het andere vallen, Dum vitant, enz.  $6 VERHANDELING over fchen tot eene gelukkige omwenteling te \ëi* den. De trotsheid , die hunne beheerfcherg' en beftuurders maar al te lang verblind hadt, fchynt thans plaats te maaken voor de vrees voor kwade gevolgen en hieruit ontftaat de deeling van de hoogfte magt, als een zeker bewys der toenemende menfchenliefde , en welwillendheid. Eindlyk mag men hoopen s dat de geest en 't hart des menfchen door geloof en liefde zullen gezuiverd worden ; kostelyke vrugten van de nieuwe kerk, waardoor de zo lang gefcheidene Staat- en Zedenkunde eindlyk weder veréenigd zal wor» den (62). By ieder Hoofdftuk van dit werk, zult gy de bronnen aangewezen vinden , uit welken ik geput heb. Andere weinige aanmerkin* gen hebben betrekking op den tekst, zo als ook veele plaatzen van de H. Schrift, die dezelve bevestigen en die ik daarom aan te« haa* (62) Ik verwacht ook eene gelukkige omwenteling, eene nieuwe hemel en aarde , waarin gerechtigheid woont; doch niet, om dat swedenbukg het voorfpeld heeft, of in den zin van dien goeden man , maar uit kracht van Gods beloften in zyn woord , die door de van Gods Geest verlichte reden begrepen worden aan Gods waarheid, wysheid en goedheid te betaamen.  SWEDENBURG'S LEVEN, enz. 97 haaien , voor nodig hielde In 't gantfche overige werk fpreekt swedenburg altyd zelf, de zeldzaamheid en de hooge prys van zyne talryke Schriften , welke alle in 't Latyn gefchreven zyn, heeft my bewogen, dit uittrekzel te leveren , by 't welk ik niets van 't myne gevoegd heb, en uit 't welk, als de Heere mynen arbeid zegent, de wereld groote en gewigtige waarheden putten en leeren kan (63). Myn eenig doel daarby was: Ut cedificentur muri Jerufalem , {*) dat de muuren van Jerufalem weder opgebouwd worden. Ik heb de eer te zyn, enz. (63) Wy zullen dit by de Uitgave van dit Uittrekzel zien, indien wy befpeuren , dat onze Vaderlanders onzen arbeid met eenige goedkeuring en aanmoediging ontvangen. (*) P/alm 51. vs. 20. NASCHRIFT. Een Zweedfche geestelyken, met naame matthesius , die daar na onwys is geworden en nog te Stockholm leeft, hadt uitgeftrooid, dat swedenburg , wiens verklaarde vyand hy G was,  98 VERHANDELING over was, voor zyn dood zyne fehriften herroepen hadt, om deze befchuldiging te wederleggen , heeft richard shearsmith en zyne vrouw, in wiens huis swedenburg te London geftorven is, den 24"™ November 17S5 voor den eerften rechter der ftad, de navolgende verklaaring met eenen eed bekragtigt. „ Omtrent Kersmis, overviel swedenburg „ een foort van beroerte, waarvan hy weder „ htrftelde, maar hy bletf fteeds zwak en ,, zieklyk. Op 't einde van February van 't „ volgende jaar, zeide hy tot zyne waardin, „ hy zoude op dien en dien dag fterven , „ en zy kan betuigen , dat hy daadelyk op „ denzelfden dag, omtrent een maand r;a „ zyne voorzegging geftorven is. Veertien „ dagen voor zyn dood , onving hy 't H. „ Avondmaal op zyn bed , uit de handen j, van eenen Zweed/chen geestelyken met naa„ me ferelius, dien hy ook beval, om aan „ de in zyne fehriften bevatten waarheden „ getrouw te blyven. Weinig tyd voor zyn „ dood , verloor hy zyn geestelyk gezicht , „ en riep met angflige bedroefdheid uit: O ƒ „ myn God hebt gy dan eindelyk uw knecht ver„ laten ? Eenige dagen daarna verkreeg hy „ zyn geestelyk gezicht weder, hy werdt „ we.