D E GESCHIEDENIS VAN Sik CHARLES GRAND IS ON VERKORT.  ( « ) ssr gefchiedenis uitmuntende voorbeelden van deugd en regtfchapenheid , ter navolging , voorte/lellen, en u, ter opwekking uwer leeslust, een boekjen in handen te geeven, wfïks inhoud, door de verfchillmde en elkander af. wisjelende voorvallen, vermaaklijk en door ds daarin gefchetjle tafereelenu nuttig zijn kan. Het ander was, om u in het aanleeren van taaien, als de gefchikjle hulpmiddelen, ter verkrijging van verdere nuttige kundigheden, de behulpzaame hand te reiken; tot dit eindt zal men u dit werkje mede in andere taaie* aanbieden, en door andere, naar uwe vatbaarheid gefchikte , leerzaame en aangenqamt wrkjens dien. achtervolgen* De  ( 7 ) De Jlijl von deeze vertaaling is zoo een* vouwig als mogelijk is; men heeft, zoo veel v.et de duidlijkheid was overeen te brengen, het oorfpronglijk Engelsch woordelijk gevolgd, ten einde dus deszelfs vertaaling, vooral in de Engelfche taal, voor u zoo gemaklijk als doenlijk is te maaken; dit was ook de reden, waarom ie naamen en eertijtels der Engelfche perfoonen in het torfpronglijk gelleeven zijn, daar het toch zeer moeilijk zoude zijn, die, indien die door Mijnheer, Mevrouw ef Mejufvrouw vertaald waren, naar den eisch, in die van Mylord, Mylady, Sir, Mr , ■Itfistrifs, of Mifs overtezetten. Ontvang dus, Nederlandfche Jeugd', die en  < 8 > sn de volgende ftukjens, en bedien u van dezeiven met nut en vermaak.'Jndien ik hierdoor beide deeze doeleinden! mag bereiken, zal ik aan beide mijne , mij voorgemelds , «ogmerkm gelukkiglijk voldaan hebben. Cl  VAN GHANDI S O N. jf Willigheid en vergeeving van beledigingenhem dikwerf te binnen brengende, dat het geen bij toen leerde, de konst van verdediging, maar niet van belediging noemd werd. 6 5 s hJÜf ?eer G'Mdifon had het «ngeluk de beste der Moeders te verliezen terwijl hij nog zeer jong was, en dit gefchiedde door een,toeval, het welk alle haare les. ïen nog dieper in zijn hart drukte. Ziin Vader was thuis gebragt, gelijk men meende,doodlijk gewond in een tweegevechtde fchnk joeg deeze braave vrouw toe^ vallen op den hals, waarvan zij naderhand nimmer vrij was; het gevaar, waarin Sir Thomas, geduurende eenigen tijd, bleef c„ haare buitengewoone bekommerdheid en zorg, waarmede zij hem nacht en dag oppaste, bedorven haar Jigchaamsgeftel,en bragten haar tot zoo een flesten ftaat van gezondheid, welke uit de gevolgen bleek doodlijk te zijn. Eenige weinige uuren voor het overlijden van deeze uitmuntende vrouw , na dat zij,, volgens algemeene gronden, a3n haare kinderen de gehoorzaamheid aan hunnen Vademen broederen zusterlijke liefA 3 de,  6 GESCHIEDENIS de, als onaffcbeidbaar aan hun geluk verknocht { op het vuurigst had aanbevolen, had zij een bijzonder onderhoud met haaren Zoon wegens dit zelfde onderwerp, in hetwelk zijniet de grootfte liefde zijne zusters hem aanbeval; zij op dit oogenblik binnen treedende, vonden hem in traanen; deeze beminlijke Jongeling van elk haarer eene hand in de zijne neemende , knielde neder en leidde die in de uitgeftrekte ftervende hand zijner Moeder en zijn aangezicht over deeze drie handen bukksnde , zeide hij: alles, Mevrouw! — alles mijnedierbaarfte.beste der Moeders! wat gij mij opgelegd hebt — hij was buiten ftaat om voord te vaaren, maar haare armen waren met zijne traanen bsfproeid -, — genoeg, genoeg mijn Zoon! antwoordde zij, ik bedroeve u! en haar eigen arm kusfehende, voegde zij er bij: deeze, mijn üierbaare! zijn waardige traanen , met deeze traanen zalft gij mijn hart, ó hoe verzachtende is die balfem! haar hoofd opligtende, kuschte zij hem en herhaalde haare zegeningen. Na haar dood was deeze beminlijke Jongeling ontroostbaar; hij beminde zijn Vader,  VAN GR.ANDISON. f der, maar zijne Moeder had hij meer bijzonder lief gehad. Sir Thomas, offqhoon hij flechts weinig acht gegeeven had op zijne opvoeding in het algemeen, beminde hem buiten maate, en bad ten deezen opzichte des te minder zorg, daar hij overtuigd was, dat zijn verzuim door zijne uitmuntende Gemalin wel vergoed zoude worden, dewelke haare lesfen paarde met die van de meefters in verfcheide weetenfchappen , welke op haare begeerte hem onderweezeru A4 TWEE.  9§ BESCHIIDïNIS TIFEEDE HOOFDDEEL. De Heir Grandifon vangt zijne reizen aan ; het ongebonden leven van Creutzer zijn Gouverneur. De Heer Grandifon wordt een boezemvriend van Dr. Bartlett, Gouverneur van den Heer Lorimer, een loshandig jong lieer, welke eene naauwe vriendfchap met Creutzer aangaat ; de laatstgemelde begaat misdaaden, die hem verpligten zijne veil'gkeid in de vlugt te zoeken. De Heer Lorimer fpant met eene ligtekaoi famen om Dr. Bartlett om het leven te brengen', hetwelk bijna wordt uitgevoerd. Dood van den Heer Lorimer. Voorbeeld der edelmoedigheid van den Heer Grandifon. De jonge Heer door eene zwaare droefgeestigheid , u.rt hoofde van dit zijn onherflel baar .verlies, aangetast zijnde, liet zijn Vader, 'die mede ten fterkften getroffen was, en des te meer , daar hij niet konde nalaaten zich te verwijten, dat hij eeni- ger-  VAN GKANDISON. g germaate van dit verlies oorzaak was, 2ich door de verzoeken van den Generaal W. broeder zijner overleedene Gemalin , overhaalen, om hem toe te ftaan, dat hij ging reizen. De Generaal beval hem tot Gouverneur voor den Heer Grandifon aan, eenen Creutzer, een zijner Officieren, die gewond geweest zijnde, genoodzaakt was den dienst te verlaaten. Sir Thomas ftond zijn Zoon , die omtrent zeventien jaaren oud was, 800 ponden fterling 'sjaars toe, van den tijd af, dat hij met reizen eenen aanvang neemen zou, en eenigen tijd daarna verhoogde hij dit tot duizend ponden. . Creutzer, offchoon aan-denHeer Grandifon door zijnen. Oom aanbevolen, deed wel dra zien, dat hij een overgegeeven ligtmis was; deeze had echter het geluk , om, door zijne voorzichtigheid, verfcheide laagen te ontwijken , welke deeze Jooze deugniet zijner deugd gelegd had, in hoop, dat, indien hij hem daarin konde medefleepen, hij hem in zijne ver. maaningen,betrekkelijk zijn liegt gedrag, den mond zoude floppen, en voorkomen dat hij in zijne brieven aan Sir Thomas over hem klaagde. A 5 Toen  VAN G R A N DIS ON. toen hij hem wederom zag,fteldehij hem het voorbeeld van den Heer Grandifon, als een veel jonger man zijnde, voor oogen, en trachtte hem, door eenige van den Heer Grandifon's brieven voor te leezen, tot naijver te verwekken; maar al wat hij hier door te wege bragt, was, dat hij zijnen afkeer zoo wel jegens den Gouverneur als jegens dien Heer hier doorvermeerderde : echter verkreeg hij, door een van deeze brieven, voor een korten tijd, eenigen roem; deeze was gefcbree* ven weinig maanden voor dat denzelven hem vertoond werd , en bevatte de befchrijving eeniger plaatfen van aanbelang, door welke de Heer Grandifon gereisd was; hij verzon dus om dien te fteelen, en zijn Vader dikwijls begeerd hebbende om eene proeve van zijne waarneemingen op zijne reize te zien, fchreef hij dien woordelijk over, en zond denzelven aan hem als zijn eigen. De Doctor was zeer verwonderd toen hij van den Vader een brief van gelukwenfching ontving wegens de vorderingen van zijn Zoon, vergezeld van eenige fcherpe trekken, omdat de Doftor hem in A 7 ces  GE SCHIEDEN IS- een'al te ongunftig licht had voorgefteld'. De vooringenomen Vader merkte aan, dat hij nimmer gelooven kon , dat het een Zoon van hem aan geest zoude ontbreeken, en dat hij niet anders nodig had dan aangezet te worden ; hij gaf orders om het volgend gedeelte van zijn jaargeld te' verdubbelen. Doctor Bartlett den jongenHeer hierop onder handen neemende, bekende deeze hetgeen hij gedaan had-, enfcheen wegens deeze ftreek ten hoogden voldaan te zijn; zijn Gouverneur vond het echter noodzaaklijk den Vader uit den droom te helpen: de Heer Lorimer zeer Verbitterd zijnde tegen Dr. Bartlett, dewijl hij htm zoo ten toon gefield, en geduurig in zijn ongeregeld gedrag gehinderd had, had beflooten hem hier van berouw te doen hebben; en kennis gemaakt hebbende met esne ligtekooi, die door haare listige en gevaarlijke ftreeken verfebeide jonge reizigers reeds in den grond geholpen had, voegden zij zich bij elkander om zich op den Doftor te wreeken , die zij als hunnen grootften vijand befchouwden; zij vormden verfcheide ontwerpen , en een van cecze Haagde zoo wel, dat het.  VAvN grandison. 25 het zijn leven in het grootst gevaar bragt: men had groote moeite met Lorimer geno* men om hem in de gefchiedenis van het oud Griekenland en Rome te onderrichten ; zijn Gouverneur, een geleerd man zijnde, was zeer begeerig.om die plaatfen van het oud Griekenland , waarvan hij zoo veel geleezen had, te zien. Doctor Bartett verkreeg met zeer veel moeite op den Jongeling om Venetien te ver* laaten, waar dat laage vrouwsperfoon en de vermaaken van die plaats hem zoo fchandelijk aan zich gehecht hielden; hij nam hem met zich naar Atheenen, alwaar hij dat zelfde vrouwsperfoon vond, het-* welk hem te Venetien zoo veel hartzeer veroorzaakt had , hen gevolgd was, en nog Lorimers's maitres was. Echter, daar zij zich aan eenige nieuwe buitenfpoorigheden had fchuldig gemaakt, klaagde hij haar aan bij de rechtbank der Christenen , beftaande uit agt eerwaardige mannen, uit de agt wijken derftad, welke de verfchillen der Chriftenen bellisten; terwijl zij kennis namen wegens deeze zaak, kocht dit overgegeeven vrouwmensen eeoige fchurken om, die den Doftor bij dea  48 GESCHIEDENIS den Cadi, die de Turkfche Rechter van 200 eene plaats is, aanklaagden als een gevaarlijk en kwaadwillig man; deeze omgekocht zijnde door gefchenken , deed de Gouverneur zich daar meê bemoeijen, waarop de Doctor gevat en in de gevangenis geplaatst werd ; het werd zijn Christenvrienden in die plaats verboden zich ten zijnen voordeele er tusfchen te Hellen: hem werd het gebruik van pen en inkt ontzegd , en alle toegang tot hem geweigerd; daarna keerde het Jaage vrouwmensch, na de nodige maatregels genomen te hebben, met die lieden, welke zij omgekocht had om den waardigen Doctor in zijne geftrenge gevangenis te houden , inet haar liefje naar Venetien terug, alwaar zij zich aan- de allerongebondenfte levenswijze overgaven. Intusfchen de Heer Beauchamp , een Jongman van geleerdheid en fchoone begaafdheden , die eenigen tijd te vooren met den Heer Grandifon kennis gemaakt had, Atheenen bezoekende, werd aldaar onderricht van des Doctors ongeval , en hem bericht zijnde, dat de Heer Grandifon zich te Conftantinopolen bevond , zond  VAN GRANDISON. tf zond hij iemand derwaard , ten einde hei» van de geheele zaak en alle de bijzonderheden die ter zijner kennisfegekomen wa« ren, te onderrichten: de Heer Grandifon, welke bij dit bericht met droefheid en verbaazing getroffen was, vervoegde zich onmiddelijk tot den Engelfchen Ambasfadeur bij de Porte, en den Franfcben Mi. nister aldaar, bij wien hij bekend was; deezen begaven zich naar den Groot» vizir, waarna terflond eene orde werd uitgevaardigd om den Doftor in vrijheid te ftellen. De Heer Grandifon, met oogmerk om deboode (Chiaux), die dit bevel overbragt, in zijne reis te verhaasten, vergezelde hem en bereikte Atheenen juist toen de Gouverneur , des Doctors geldmiddelen uitgeput vindende, beflooten had om zig door middel van de koord heimelijk van de geheele zaak te ontflaan. Dit gevaar maakte den Doftor te waardiger voor het edelaartig gemoed van den Heer Grandifon, en eene zoo tijdige als gelukkige redding maakte den Heer Grandifon bemind bij den Doftor, terwijl zij beide vervuld waren met dankbaarheid jegens den Heer Beauchamp, die zich op de best  <ï .eESCHIEDENIS fcest mogelijke wijze veel moeite gegëêven had om deezen noodlottfgenflag op te fchorten, enAtheenen niet wilde verhaten al> voorens hij den Doélor in vrijheid had gezien. De Vader van den Heer Lorimer. geen het minfte denkbeeld hebbende, dat zijn Zoon deel had in de famenzweerirg tegen Dr. Bartlett, fchreef aan dien Heer, met verzoek om, wanneer hij in vrijheid was, zijn Zoon wederom onder zijn opzicht te neetrienï en de Doctor, evenmin te dier tijd vermoedende, dat zijn Pupil tot zulk eene laage fchelmerij in ftaat was, keerde terug naar Venetien, en redde hem uit de handen van dit verachtlijk vrouwsperfoon, waarna zij zich naar Rome begaven. Maar ook daar vervolgde de rampzalige Lorimer zijne ongebonden levenswijze, en werd eindelijk het flachtoffer van zijne ondeugden. Op zijn doodbedde bekende hij zijne toeftemming in de laagen, welke dit eerloos vrouwmen?ch tegen den Doctor had in het werk gefield, en bijzonder in die, welke te Atheenen ten uitvoer gebragtwas. Hij werd door onbefchrijflijke angflen gefolterd , en , zijn dood naderende , bad hij  VAN GRANDISON. ï> hij met den vuurigflen ernst om een langer leven , en beloofde, in dit geval, eene vol-maakte hervorming; de wijze van zijn dood, en de misdaaden waaraan hij zich, op aan-r ftooking van het verachtlijk vrouwsper-; foon , fchuldig bekende, troffen en bedroefden zijnen Gouverneur dermaate, dathij daarvan ziek werd. Intusfchen bezocht de Heer Grandifon verfchcide gedeelten van Afïa en Africa, en in het bijzonder Egypten, in welken tijd hij eene briefwisfeling met Dr. Bartlett onderhield. Bij zijne terugkomst in Italien, toen hij zich weder bij zi jne beide vrienlen zag,haalde hij den Doctor over otn den Heer Beauchamp in fommige Oosterfche landen te vergezellen. alwaar hij een bijzonder genoegen genooten had, en waar omtrent hij eenig nader bericht begeerde; hij wilde dat zulks op zijne kosten ondernomen wierd; want hem was bekend dat de Heer Beauchamp eene Stiefmoeder had, die zijn Vader had weeten overtehaalen om hem twee derde gedeelten van zijn jaargeld te 'onthouden, hetwelk hij hem had toegelegd toen hij zijne reize aanvong. Deeze  I* BES C HIEDENIS ' Deeze Heer was zeer onwillig om' toe te Hemmen in deeze voorwaarde, welke hem door zijnen waarden vrierad was voorgelegd : maar de Heer Grandifon was nimmer verlegen om drangredenen te Vinden om de kiesheid te ontzien van hen, •wier belang hij wilde bevorderen , en te doen fchijnen als of de aanneeming zijner gunst beide een pligt en eene verpligting ware, welke zij hem opleidden. Indedaad vond de Heer Grandifon vermaak in goed te doen : dus leende hij, toen hij zich te Livorno bevond , alwaar hij zich, uit hoofde van hetgemak eener Engelfche Kapel, eenigen tijd ophield ,aan een eerlijk koopman eene aanmerkelijke foin , op zijn handtïhrift ; maar eenigen tijd daarna, dc zaaken aan de verwachting van den ongclukkigen, man niet beantwoordende, bemerkte deeze weldaadige Jongeling dat deeze man neêrflagtig fcheen , en bij gelegenheid in zijn gezelfchap kwam met zoo veele teekenen van zijne verpligting in zijne houding en gedrag, dat zulks hem met medelijden vervulde ; waarom , zeide hij bij zich zelf, zoude ik het in »ijne magt houden iemand te bedroeven, wiens  VAN GRANDISOfT. »J wiens zedigheid en fchroomachtigheid aantoonen dat hij verdient gelukkig gemaakt te worden? Mijn leven is onzeker, ik kon fcbielijk fterven ; en de uit\oercrs mijner uiterfte wil het rechtmaatig achten om hiervan voldoening te eisfchen , en dit zou den armen man ligt in grooter zwaarigheden wikkelen ,dan die waaruit ditgeld hem gered heeft; ik zal daarom zijn hart verligten en in de plaats van hem aan zijne tafel en in zijn bed te doen zuchten,wegens zijne onzekere vooruitzichten,zal ik het hem die beide aangenaam maaken; zijn vrouw en kinderen zullen zich met hem verheugen, zij zullen zijn gelaat vrolijk op hen zien fchijnen, en bij gelegenheid het mijne met dankbaare blijdfchap ontmoeten. Hij vernietigde dus het handfchrift en ten zeiven tijde vreezende, dat desongelukkigen mans verlegenheid grooter was dan hij wilde bekennen, bood hij hem aan eene grooter fom te leenen; maar door zijn gedrag, bij deeze edelmoedige aanbie. ding, bevond hij dat de fom die'hij fchuldig was, en zijne twijffeling of hij wel in ftaat zoude zijn om die ten behoorlijken tijde  i& GESCHIEDENIS tijde te betaalen, zijne eenigftebekommering was; want bij wees de aanbieding van eene grooter fom dankbaar van de hand, en van dien tijd af wandelde hij met «ene ©pgerechte en vrolijke houding.  TAN GRANDISON. »g DERDE HOOFDDEEL. Een bericht wegens een adelijk geflacht te Bologne. De Beer Grandifon's vrie dfchap voor den Heer jferonimo, wien hij vrugteloos tracht te hervormen; hun verfchil; de Heer Grandifon weigert den degen te trekken , maar red daarna jeroni» ma's leven ; de dankbaarheid bij die gelegenheid door het geheel geflacht van fóronimo aan de.; Heer Grandifon getoond. Wij moeten nu inverfcheide belangrijke tooneelen komen, ontftaande door de verbindtenis van den Heer Grandifon met perfoonen, die voordaan in deeze gefchiedenis eene aanmerkelijke rol zullen fpee. len, en met wien het dus noodzaaklijk is den leezer nader bekend te maaken. Jn de ftad Bologne en in de nabuurfchap ■ van Urbino zijn twee takken van een adelijk gedacht, de Marquifen en Graaven ■Min Porretta, die hunne geflachtlijft van de  «4 GESCHIEDENIS de Romeinfche Vorden afleiden; in Bologne is de Marquis della Porretta een Edelman van uitmuntende verdienden, wiens Gemalin beroemd was wegens haare 'edele afkomft, haar verftand ,de goedheid 'van haar hart en zachtheid van haaren aart. Zij hebben drie zoonen en déne dóchter; de oudfte Zoon is Generaal in diend van den Koning dér beide Sicilien, en een man van eer en bekende dapperheid; doch trotsch-zijnde op zijnen adel, is hij hoogmoedig en driftig. De tweede, die tot de Kerk behoort, is reeds Bisfchop. De derde, Signor Jeronimo genoemd, fomtijds ook de Baron della Porretta, heeft een regiment in dienst van den Koning van Sartiinien. De Zuster wordt door hen alle bemind; zij heeft eene fchoone gedaante, is zacht in haare zeden, zij heeft verhevene maar rechtmaatige denkbeelden wegens de eer haarer kunne, zij is godvruchtig, weldaadig en mild. De verdandige en bevallige Grandifon werd, te Rome zijnde, de boezemvriend van Signor Jeronimo; deeze Jongeling had zeer reële fchoone hoedanigheden, hij had zeer beminnelijke zeden en was dut*  VAN GRANDISON. &$ daarbij zoo aangenaam vrolijk en levendig dat elk een zijn bijzijn zocht; maar ongelukkig was hij in een gezelfchap van losbandige Jongelingen , met welken hij zeer begeerig was den Heer Grandifon bekend te maaken: deeze Heer liet zich eenige maaien in hun gezelfchap brengen, maar daar hij hen geheel en al ongebonden van zeden bevond, poogde hij ernftig zijn vriend vaneen zoo gevaarlijk ge? zelfchap aftebrengen , door zich tegen hunne lojbandige grondbeginfelen te verzetten; maar verzot zijnde op het vermaak, had hij geen moeds genoeg om hen te verlaaten en hunne aanvallen op zijne zeden te wederftaan; echter was de vriendfchap van den Heer Grandifon zoo oprecht dat zij hem aanfpoorde om alle vermogens in het werk te Hellen, ten einde hem te redden; maar vindende dat zijne herhaalde vermaaningen vmgteloos waren , nam hij zijn toevlugt tot het fchrijvenen zond hem eenen vriendlijken; en toegenegen brief, in welken hij de zwakheid der drangredenen, door zijns losbandige kennisfen gebezigd, ten toon ftelde, en hem op eene dringende wijze B ver»  20 GESCHIEDENIS vertoonde de beweegredenen tot eer en deugd en de laagheid, welke altijd de onaffcheidlijke gezellin der ondeugd is; laat ons, zegt hij, de voorwerpen uwer najaagingen befchouwen : zijn het de vrouwen , die gij van het pad der deugd hebt afgeleid , die anderzins veel ligt gehuuwd en nuttige leden der uiaatfchappij zouden geworden zijn? Welk eenezwaare misdaad is eene verleiding van deezen aart! kunt gij roem draagen op de kuischheid uwer zuster en u zelf toegeeven in het belaagen der deugd van de zuster of dochter van een ander? Mannen mogen, in de trotschheid hunner harten, inftaat zijn om te beweeren, dat de natuur hen gefchikt heeft om boven de vrouwen verheven te zijn, de beste proef, welke van zoo eenen hoogeren rang kan gegeeven worden ,is de bafcherming,welke door den fterkeren aan den zwakkeren gegeeven wordt; maar wat kan hij ten voordeele van zich zelf en zijnen trotfehen eisch inbrengen, die al zijn vernuft hefteed in het verleiden , verraaden en bederven van haar, welke hij behoorde te leiden en te befchermen? ten uiterften ijvert hij om haar voor  VAN GRANDISON. 2? voor allerlei vijanden te bewaaren uitgezonderd alleen voor zich zelf en voor haare eigene kwaade neigingen. Welk eenen zegen zijn deugdzaame kinderen voor hurme ouderen ! maar welk eenen troost kunnen de ouders heb-_ ben van hunne kinderen , geboren om de erfgenaamen hunner fchande te zijn; en welke hun aanweezen zelf aan losbandige grondbeginfelen verfchuldigd zijnde, geene eer van hun gefiacht hebben op te houden, geenloflijk voorbeeld na te volgen, maar door hunnen Vader moeten gewaarfchuwd worden, zoo hij zelf door eene noodlottige ondervinding overtuigd is, om die paden te vermijden, welke hij betreeden heeft; aan de andere zijde, hoe gevaarlijk is de huislijke verbindtenis, in de broederlijke en vaderlijke wooningen' eene zuster, eene dochter inteleiden welke met tedere liefde zal ontvangen worden, uw eigen aanbelang te verfterken door eene verbindtenis met een edelen waardig gedacht, het welk zich verheugen zal de lieveling hunner hoope aan den Baron della Porretta toe te vertrouwen! — Dit zal voor een B a edel-  VAN GR AN D I SOK. een man op den grond liggen, worllelende met twee moordenaars, waarvan de een hem den mond flopte, terwijl de ander hem fteeken gaf. De Heer Grandifon fprong uit de postchais, trok den degen en liep derwaard zoo fnel hij kon, zijn bedienden toeroepende om hem te volgen ; hierop koozen de fchelmen het haazenpad , terwijl hij een van hen hoorde zeggen: laat ons voordmaaken , wij hebben hem genoeg gegeeven". Verontwaardigd door de laage verraaderij van deeze moordenaars vervolgde hij hen, en haalde een van hen in; deeze zich omwendende keerde hem de tromp van zijn donderbus toe, welke hij neder floeg: hij wonde hein en fmeet hem op den grond; maar bemerkende dat de andere fchurk terug keerde, om zijn makker te helpen, en dat twee andere te paerd eensklaps te voorfchiin kwamen, dacht hij het voorzichtiger te zijn om terug te keeren, alhoewel hij zeer begeerig was om een van deezen gevangen te neemen. Zijne bedienden hem in gevaar ziende hepen fchreeuwende naar hem toe, wanneer de' moordenaars,zich veelligt verbeeldende, B 5 dat  GESCHIEDENIS *iat er nog meer volgden , het voor zich veiligst achtede , met hunnen terug gekomen medemakker het haazenpad te kiezen , daar de Heer Gran» difon zich verblijdde van hen ontflagen te zijn; hij haastte zich terflond tot den ongelukkigen , maar hoe groot was zijne verwondering toen hij bevond dat het Jeronimo was, die heimelijk zijne beminde op het fpoor volgde. Zoo dra hij teekens van leven gaf, zond de Heer Grandifon terftond een zijner bedienden naar Cremona om een Chirurgijn , en intusfchen verbond hij twee zijner wonden, een in de fchouder en de ander in de borst; maar er was nog eene andere in de heup en deeze bevond de jonge verlosfer boven zijn vermogen te zijn, om naar den eisch te behandelen; hij trachtte echter met zijn zakdoekde bloedftorting te fluiten , en hem inde ehais geholpen hebbende plaatfte hij zich nevens hem, waarna hem door een zij. Jier knechts bericht werd, dat hij in een ander gedeelte van het bosch de knecht van den Baron della Porretta gebondenen gekwetst gevonden had, en zijn paerd naast  VAN GRAND ISO N. JJ naast hem dood liggende. Hier op flapte de Heer Grandifon wederom uit de postchais en den armen man flaauw vindende, uit hoofde van zijne wonden en buiten ftaat om te kunnen ftaan, plaatfte hij hem in het rijtuig, en wandelde er nevens; op deeze wijze namen zij langfaam den weg naar Cremona, met oogmerk om den weg voor den verwachtwordenden Heelmeester te verkorten, die hen ook weldra ontmoette. De postchais hield ftil en de Chirurgijn er inklimmende vond den Baron in zwijm liggen; hij verbond echter zijne wonden en vergezelde hen naar Cremona , hier opende de gewonde zijne oogen, hij zag en herkende den Heer Grandifon , en door den Heelmeefter onderricht zijnde dat hij zijn leven aan hem verfchuldigd was, zeide hij: o Grandifon ! had ik uwen raad flechts gevolgd! had ik ten uwen opzichten mijne belofte gehouden! hoe zeer hebbe ik u beledigd! kan mijn edelmoedige verlosfer mij dit vergeeven? indien het Gode be. haagt mij te herftellen , zal hij voordaan den leidsman in mijn volgend leven zijn. B 6 De  VAN GRANDISON. Al Marquizin , die bij elke zaak van aanbelang, welke haar voorkwam, haar hart voor hem open lag, en de Marquis, die zich door zijne befchaafdheid deed uitmunten, was nimmer beter vergenoegd, •dan wanreer hij hen bij elkander vond; .en gew oonlijk beweerde de beminnelijke ;CIementina, offchoon zij met geene lesien bezig waren , het recht te hebben om in tegenwoordigheid van haare Moeder te eijn. De zaaken bevonden zich in deezen ftaat.toen de jonge Graaf de Belvedère, die in Spanje opgevoed was, naar Parma terug keerde; hij lag een bezoek af bij deeze edele Familie, zag en beminde Clementina : daar nu de Graaf niet Hechts een verftandig, maar tevens een welgemaakt man was en een groot fortuin bezat, waren zij a'.ls van gevoelen, dat zoo eene verbindtenis zeer wenschelijk was. De Marquis gaf daaraan ten fterkften zijne goedkeuring , de Marquizin had deswegens meermaalcn een onderhoud met den Heer Grandifon : zij meende het noodig te zijn zijue gedachten hierover te hooi en, daar de Baron, buiten zijn weeten, meermal"  4S -GESCHIEDENIS maaien verklaard had, dat hij meende er geene andere wijze van vergelding zijner weldaaden overig te zijn, dan door hem met dit geflagt te vercenigen. Intusfchen kon het niet misfen , of de Heer Grandifon, dus door alie de leden deezer edèle Familie met zoo eene onderfcheiding behandeld , en dagelijks ooggetuige zijnde van de tallooze volmaaktheden der beminliike Clementina , moest nu en dan zijne eigenliefde opgewekt voelen en zijne wenfchen aangefpoord , om zoodanig eene rijke belooning magtig te worden; maar deeze ftreelende gedachte trachtte hij tel* kens, als dezelve1 in zijn hart oprees, te v'erdooven; hij zoude doch alle poogingen, om zich in de gunst van deeze edele Jongvrouw in te willen dringen, alware het flecnts door het oog en door gedienftigheden, als een misbruik van het edelmoedig vertrouwen, hetwelk zij in hem fielden, befchouwd hebben. De rebellie intusfchen in Schotland uitbreekende, was de Heer Grandifon , die bekend ftond voor iemand die de belangen van zijn Vaderland vuurig behartigde , wel eens genoodzaakt zich in gefchillen deswe*  VANGRANDISON. 47 duurende den geheelen avond, met eene buitengewoone levendigheid, hetgefprek, offcboon er in haare oogen en houding niets doordraaide dat gemaakt fcheen; toen zij hem dank zeiden voor het genoegen, hetwelk hij deeze geheele Fam.liebad aangebragt, voegde zij er haare dankbetuigingen bij: en toen zij haar verlangen betuigden om hem, voor dat hij zich naar Engeland begaf, nog eens bij hun te zien, deed zij hetzelfde: het hart van den Heer Grandifon bevond zich merkelijk verligt en hij was vol vreugd op het zien van zoo eene gelukkige verandering; toen hij" affcheid nam, begaf zij zich voorwaard om zijne affcheidscomplimenten te ontvangen , hij wilde haar eene kusch op de handdrukken, maar zij bood hem haare wang aan : mijn broeders verlosfer, zeide zij, moet zich niet op zoo een afftand houden , er bijvoegende: God bewaare mijnen Voogd waar hij ook ga! nimmer ontbreeke het u aan eenen zoo aangenaamen vriend als gij voor ons geweest zijt! en jn het Engelsch zeide zij hem: God bekeere u, Ridder! Daar de Baron zich buiten flaat bevond om  VAN GR.ANJ5IS0N. 51 verwekt tusfchen haare godvrucht, die vuurig en oprecht was , en haare dankbaarheid en gevoeligheid , dat haar teder geitel buiten ftaat was die te te draagen. In de ftad Florence is eene Familie van eenen uitfteekenden rang en aanzien; de hier toebehoorende vrouwen hebben eene vriendin, welke bij haar woont, genaamd Beaumont, welke in haare jeugd door haar Oom van haare bezittingen beroofd werd. Zij is eene'Engelfche protestante en is zeer geacht uit hoofde van haar verftand en de goedheid van haar hart; deeze Dames, met deeze haare gezellin, bezochten op een dag de Marquizin della Porretta, toen deeze bedroefde moeder baar het droevig geval verhaalde, en daar zij dachten, dat niets, hetwelk door menfchlijk verftand te weeg gebragt kon worden, voor Mejuffer Beaumont ondoenlijk was, begeerden zij dat de jonge Dame ten haaren huize, te Florence, aan haare zorg mogtworden toevertrouwd; dit werd onmiddelijk toegeftaan en zij namen haar mede. Mejuffer Beaumont won weldra de genegenheid der ongelukkige Clementina, en door haare zeer verftandige handelwijze vond zij midC a dei  ga GESCHIEDENIS del om op haar te verkrijgen, dat zij haar deoorzaak haarer zwaarmoedigheid ontdekte, en dat die van haare liefde tot den Heer Grandifon haaren oorfprong had. Haare hoop, dat zijn afwezen haar eindelijk haare rust zoude wedergegeeven hebben, was oorzaak dat zij zich met zoo veel ftandvastigheid bij zijn vertrek gedragen had; maar zij was niet lang in Haat om zoo eene zwaare rol uittevoeren; echter betuigde zij hem nimmer te willen huwen , die uit hoofde van zijnen godsdienst, een vijand was van het geloof, waarin zij nooit gewankeld had, en hetwelk zij verzekerde nimmer te zullen veranderen, al zoudeer eene aardfche kroon, a's eene belooning, geplaast worden op het hoofd van den man , dien zij beminde. Hierop fchreef Mejuffrouw Beaumont eenen zielroerende brief aan de Marquizin, waarin zij haar een bijzonder bericht van dit onderhoud gaf; en deeze Dame zond van haare zijde haar een antwoord vervuld met de vuurigfte uitdrukkingen van dankbaarheid, ingeflooten in eenen brief aan haare dochter, waarin zij trachtte haar  VAN GRANDISON. 53 grootelijks tot zijn voordeel vinden. Deeze tijding trof den Heer Giandifon op het levendigst; want hij vreesde , uit hoofde Van de kennis die hij van de Dame zelve en van de geheele Familie had, dat de voorwaarde, betreffende hunne woonplaats en godsdienst niet ligtelijk overeengebragt zoude worden ; uit deezen hoofde ftelde hij al zijn verftand in het werk om zijne vreeze gsandete houden en alle ftreelende hoop optefchorten. Hij keerde oogenbliklijk naar Boulogne terug , alwaar hij bij zijn aankomst met alle teekenen van vriendfchnp en achting, door den Marquis en den Bisfchop, ontvangen werd. De Baron, die nog zijn kamer hield,zeide, hem omhelzende ; na is die zaak, welke ik zoo lang in het oog haJ, beflooten. o Ridder! gij zult een gelukkig man zijn; Clementina zal de uwe en gij zult Clementina's zijn! nu omhelze ik indedaad mijn' Broeder — maar ik zal u niet ophouden, haast u tot het gelukkig meisje , dat bij haare Moeder is, beide zijn zij bereid om u tè verwelkomen. De Heer Grandifon werd hierop in de asfemblékamer der Marquizin gebragt, alwaar hij C 4 deeze  56 GESCHIEDE KIS deeze Dame, zeer rijk gekleed vond, benevens de beminlijke Clementina, mede in eene fierlijke kleeding en ftaande bij haar ftoel, terwijl de blos haarer natuurlijke zedigheid, verlevendigd door eene inwendige bewustheid, welke uit het tegenwoorJig voorval haaren oorfprong fcheen te neemen , haare bevalligheden eenen glans bijzettede, welke dien van haare rijkfte juweelan te boven ging. De Jvlarquizin gedroeg zich jegens hem met groote tederheid en achting, veronTfchuldigde haar Dochters ftilzwijgen en verlegenheid, en toen deeze zich verwijderd had, betuigde zij deel te neemen in het geluk, hetwelk hem was toegedacht; tevens te kennen geevende, dat zij de fchikking der verdere bijzonderheden aan den Bisfchop en hem zelf overliet; terwijl zij er bijvoegde, dat er voor Clementina even hetzelfde gedaan zoude worden als of zij dien man huwde, met wien zij gewenscht hadden haar veréénigd te zien • toen zij zich verbeeldden dat haare genegenheid nog niet gevestigd was. De Heer Grandifon juichte haare goedheid ten hoogden toe: en toen zij er bijvoegde, dat  VAN G RAND IS ON. 6$ vengfter te klimmen , die reeds halfin hetzelve gekomen was, en aan een derden , die beneden was, toeriep, dat hij zich haas* ten moest om bij hem te komen. De Heer Grandifon liep naar dien tweeden kaerel, welke een pistool op hem affchoot, doch hem gelukkig miste ; zoo dra hij de punt van den degen in zijn arm voelde, wierp hij zig, eenigzins met behulp van den Heer Grandifon, van boven neder op den derden , die bezig was met op de ladder te klimmen , en fmeet hem daaraf, waarna zij beide de vlugt namen; intusfchen was de moordenaar, die binnen was, in flaauwte gevallen; beide de meiden lieten de knechts van de Heeren Grandifon en Danby binnen , die door het gefchreeuw der vrouwen uit hun vengfter en door de pistoolfchoot ontwaakt waren; de twee knechts desbooswichts fchouder, op bevel van den Heer Grandifon, verbonden hebbende, bragten hem in de zaal; toen hij tot zich zei ven kwam, bood hij aan eene volledige bekentenis te doen:en voor eenMagistraats-perfoon gebragt zijnde, ontdekte hij den ganfcheri fnooden toeleg. De  €6 GESCHIEDENIS Da Heer Danby had een broeder van een fpoorloos gedrag, aan wien hij dikwerf groote fommen geids gegeeven had, welke deeze in ongebondenheid had doorgebragt; hij had mede op elk der kinderen van dien broeder duizend Guines vastgezet, deeze had de dwaasheid en onbefchaamdheid, om voor zich zelf eene gelijke fom te eisfchen, bijbrengende dat hij daarop een •even zoo groot recht had als zij, vermeenden, en woedend geworden zijnde, toen hij een weigerend antwoord ontving vormde hij 't ontwerp , om in 't bezit van alle zijne goederen tegeraaken,- want de Heer Danby, nog ongehuuwd zijnde en daar het bekend was dat hij een afkeer had van het denkbeeld om zijn uiterile wil te maaken , had die deugniet deeze fchurken gehuurd om hem te vermoorden , en ten einde deeze daad den fchijn hebben zoude van door roovers gefchied te zijn, moest het huis geplunderd worden zoo dra het fchelmftuk volbragt was. De booswichten zouden elk duizend Kroonen ontvangen , zoodra die onnatuurlijk monfter in bezit van zijn broeders goederen gefield was; vijftig Kroonen waren hen op hand betaald, hunne laag-  VAN GRANDISON. 6f laaghartige aanfteller wachtte den uitflag der zaak te Calais af, en weldra onderricht zijnde van het gebeurde, ftak hij naar Douvres over; de beide kaercls, die het gelukt was te ontfnappen, waren door hunne kneuzingen buiten fiaat fgefteld om ver te vlugten,zij werden gevat: de gewonde te veel bloed verlooren hebbende werd niet herfteld; zijne makkers, die hem overleefden, werden ter dood veroordeeld; maar door voorfpraak van den Heer Danby werden zij naar de galeijen gezonden. - Geduurende dien tijd dat de Heer Grandifon de dierbaarfte wenfchen van zijn hart j aan zijnen Godsdienst en de liefde tot zijn. } Vaderland opofferde, en blootgefleld was i aan gevaaren, welke al zijn moed vereischjj ten, gaf zijn Vader zielvaan het vermaak ij over , hij ftelde over zijne dochters, als i Gouvernante , de weduwe van een zijner j medgezellen , genaamd Oldham , wier rijkdom het niet zoo wel als die van Sir . Thomas had kunnen uithouden; deeze Daj me had zeer goede hoedanigheden , was j van eene goede geboorte , fchoon en | huishoudelijk; maar ongelukkig werd zij 1 weldra zoo gevoelig voor de gunst en ge- fchenr  68 GESCHIEDENIS fchenken van Sir Thomas, dat zij binnen een jaar genoodzaakt was naar de dad te komen, alwaar zij in de kraam beviel. De oudfte der jonge Dames op dien tijd omtrend negentien en de jongde zestien jaaren oud zijnde, hadden moeds genoeg om zich tegen de terugkomst deezer Dame en het herneemen haarer bediening te verzetten; en op zich te neemen om alles in haar hoofdverblijf in Hampshire zelve te beduuren; maar daar Sir'Thomas nog een ander Landgoed in Esfe« had, bragt hij Mrs Oldam derwaard: en geduurende eenigen tijd was elk in de verbeelding dat zij met elkander gehuwd waren. Sir Thomas was ten hoogden te onvreden tegen zijne dochters, wegens haare verzetting tegen het terugkeeren haarer Gouvernante; hij had ook in de dad nog eene andere maitres , welke in alle zijne losbandigheden fmaak vond. De jonge Dames werden nu door Sir Thomas met groote gedrengheid behandeld , en zijn zoon was niet lang buiten 'slands geweest, toen hst haar verboden werd briefwisfeling met hem te houden, opdat zijne dwaasheden het onderwerp hui}  VAN GR AN D I SON. Ti weende bitterlijk en beklaagde zich zeer wegens deeze harde behandelingjdoch vond geen medelijden, en werd , in verwachting van eene nog veel geftrenger rechtsoeffeping,op zijn neef geweezen , die als nog afwezend was : zij beriep zich op de Dames, doch deeze verweeten haar datzij een fchandelijk leven geleid had;haar tevens waarfchuwende, dat dit Hechts het begin van haare ftraf was, dat haar broeder haar recht zoude doen wedervaaren; hij was een deugdzaam man, en zij waren verzekerd, dat hij op haar met afgrijzen zoude nederzien: dus ondervond deeze ongelukkige vrouw nu reeds de geftrenge blijken der wisfeling van haar geluk, en had meer dan te veel redenen om te duchten , dat zij haaren broeder tegen haar zouden opftooken, daar zijne bezittingen, door zijn Vaders verfpilling, merkelijk verminderd waren. De weinige nabeftaanden, die zij nog in leven had, waren lieden van eer, die, federt haaren omgang met Sir Thomas, alle gemeenfehap met haar hadden afgefneeden; zij moert daarenboven voor een zoon die zij bij haar man had behalven de twee bij Sir Thomas, zorgen! Da ZE-  ?6 GESCHIEDENIS Z EVEND E HOOFDDEEL. Sir Charles terugkomst in Engeland. Zijn verpligtend gedrag jegens zijne zusters en Mrs Oldham. D e zaaken deezer Familie bevonden zi.ch in ditn ftaat toen SirCbaries in Engeland aankwam; hij zond geen antwoord op den brief van zijne zusters, maar vertrok terftond naar Calais, begaf zich fcheep , en bevond zich nog dienzclfden dag, dat hij aan land ftapte, aan 't huis van zijnen overleeden Vader, in S. James Square; hoe vrees-verwekkend was niet voor de zusters-de eerfte aankomst van eenen broeder na eene afwezendheid van agt of negen jaaren, van wien haare bezittingen volftrektelijk afhingen en bij wien zij, door haaren nu zoo even overleeden Vader, van pligtverzuim befchuldigd waren. Hij ftapte voor de deur van de postcbais, en beide zijne zusters ontvingen hem in  van grand ison. 77 in de zaal; zij herhinnerdenzich den bevalligen jongeling van zeventien jaaren, gelijk hij haar verlaaten had, met zijne fchoone donkerbruine krullende lokken om zijne fchouders zweevende ; fchicterende fchranderheid in zijne fchoone oogen, en zijn levendig uitzicht, verzacht door eene vrolijke geaartheid : zij bedachten niet dat ook haare kinderlijke trekken tot vrouwelijke fchoonheden waren opgewasfen, en fcheenen niet te verwachten die manlijke geftalte en houding, die levendigheid en onverzaagtheid, die edele zwier, die nu , bij zijne herinnering van zijnen beminden en nog onbegraaven Vader, meer dan gewoon deftig was. o Mijn broeder ! zeide Carolina, hem met open armen te gemoete loopende, maar van zijne omarming terugdeinzende , mag ik wel zeggen mijn broeder? zij was op het punt van te bezwijmen , bij omhelsde en onderfteunde haar in z'jne armen. Charlotte, de jongfte, aangedaan door zijne tegenwoordigheid en verwonderd over de aandoening van haare zuster, liep terug naar het vertrek, hetwelk zii verlaaten had en wiem zich od een , jj 3 oanK  78' GESCHIEDENIS bank neder. Haar broeder vo'gde haar terwijl hij MifsCarolina.met zijnen arm om haar middel geflagen , tot bedaaren bragt. Mijne Charlotte! zeide hij, haar met oogen vol verwachting aanziende , hij ftak zijne noodigeside hand naar haar uit en haastte zich naar de zitbank- zij herkreeg nu het gebruik van haare voeten, en opftaande floeg zij haare armen om zijnen hals: hij drukte nu beide zijne zusters aan zijn hart en riep uit: ontvangt, mijne dierbaarfte zufters! ontvangt uwen broeder, uwen vriend en zijt verzekerd van mijne onverminderde liefde! Deeze verzekering, zeiden zij, dat balfem voor haare harten was, en toen zij alle gezeten waren, daar hij tegen over haar zat, zag hij dan de eene dan wederom de andere aan, en haar beide bij de hand neemende, zeide hij: beminnelijke vrouwen! hoe bewondere ik mijne zusters 1 ik twijffele niet of uwe zielen Hemmen met uwe uitwendige hoedanigheden overeen! we'k een vermaak zal ik van mijne zusters genieten! hoe hoogmoedig zal ik op haar zijn! mijne lieve Charlotte, zeide Mifs Carolina, terwijl zij haar zusters andere hand vattede, heeft  VAN GRAND1S0N. 91 mengd zijode, deelt nu, mijne zusters .'dit met elkander , dit afbeeldzel , zijn hand op zijne borst plaatzende, alwaar hetzelve nog was, is van oneindig grooter waarde, dan hetgeen voor het overige de drie beurzen bevatten. Sir Charles en zijne zusters alles on-' derzocht hebbende wat dat vertrek bevattedc, volgde hij Mrs Oldham naar haar kamer, alwaar zij, hem htt kabinet aanwijzende , hetwelk al wat zij bezat bevattede.zich zeer beklaagde dat Mr. Grandifon haar geweigerd had om vijftig ponden fterling daaruit te neemen; hij zeide haar dat zij verzekerd konde zijn , dat haar recht zoude gedaan worden; hierop het zegel breekende , verzocht hij haar Hechts dat geene aantewijzen , hetwelk zij dacht noodig te zijn dat hij zag; hij vond zich genoodzaakt de nieuwsgierigheid zijner zusteis te beteugelen , die gaarne den inhoud der laaden ondeizocht zouden hebben. Zij toonden hem het kabinet, hetwelk al haar geld , bankbriefjens en obligaticn bevattede , die zij eerlijk had overgewonnen. Mifs Carolina vroeg, hoeveel dit wel bedroeg ? dit doet niets ter zaa-  92 GESCHIEDENIS zaake, zuster! zeide Sir Charles, gij hoort dat Mrs Oldham zegt, dat het eerlijk overgewonnen is; ik durve zeggen, dat mijn Vaders goedheid zijn minfte bediende »n ftaat ftelde om geld overtewinnen, en ik zoude er geen houden willen,die ik niet dacbt dat zulks doen konde. Ik maak geene vergelijking, Mrs Oldham, gij zijt eene vrouw van fatfoen. Ik geloof, zeide Mrs Oldham, fchijnende voor de berisping der Dames te fchroomen, dat er omtrend de twaalfhonderd ponden fterling is; zij fcheenen verwonderd over de aanmerklijkheid dier fom en merkten aan, dat zij dikwerf zeer verblijd zouden geweest zijn indien zij zooveel fchellingen onder haar beiden gehad hadden. Sir Charles vroeg haar, waartoe zij doch meer dan haar dagelijks geld noodig hadden? en hij voedde er bij, dat, nu zij recht hadden obp onafhanglijkheid, hij hoopte dat de bezitting van elk haarer, meer dan die fom zoude bedraagen. Mrs Oldham zeide beevende : in dit geheim laadje zijn formnige gefchenken, ik doe van dezelve afftand; zoo gij mij wilt gelooven, Dames! nimmer hebbe ik die begeerd, tevens aanbiedende  VAN GRANDISON. 93 de om deeze laade te openen.. Doe dit niet, Mrs Oldham! zeide Sir Charles, en de gefchenken en het geld is het uwe: nimmer wil ik mijn Vaders goedheid intrekken of verminderen; hij had het recht om te doen gelijk hij goedvond; indien hij een niterfte wil gemaakt had, zouden zij dm niet het uwe zijn? Zoo gij, mijne zuster! of gij, Mrs Oldham! mij iets kunt opgeeven h'eteeen hij flechts voorneemers geweest is~aan iemand der zijnen te doen , ik zal dit zijn voorneemen met dezelfde naauwkeurigheid uitvoeren, even of hij dat in zijn Testament bevolen had ; zullen wij dan geen recht doen ten zij wij daartoe door de wetten genoodzaakt worden? de wetten zijn niet gemaakt voor een man van geweeten. Na dat Sir Charles al wat in het huis was onderzocht en op^eteekend had, gaf hij aan Mrs Oldham de fleutel van haar vertrek over, tevens aan den huisbewaarder gelastende, om haar in het vervoeren haarer goederen de behulpzaame hand te bieden, wanneer zij dit begeerde, en haar toeteftaan om ten allen tijde te gaan en te komen met dezelfde vrijheid en beleefd-  J>4 GESCHIEDENIS heid als of zij het hais nimmer verlaa'en had; zich hierop tot zijne zusters wendende , zeide hij: gij kunt uit het recht, hetwelk ik doe aan zoodanige perfoonen, die niets dan recht van mij eisfcheu kunnen, afneemen , dat het mijn ernftigvoorneemen is, u meer dan recht te doen. Gij zoudt de eerfte geweest zijn die de vrugten mijner liefde zoudt genooten hebben , indien ik niet bevreesd geweest ware, dat de voorzichtigheid mijne voorneemens zoude beknibbeld hebben; het doet mij leed, mijne zusters! uit hoofde van uwe groothartigheid, dat gij onder mijne magt gelaaten zijt.-de beste der vrouwen vreesde altijd dat dit zoo zijn zoude; maar zoodra het zijn kan, zult gij geheel onafhanglijk van uwen broeder zijn. Beide Carolinaen Cbarlotta drukten haare dankbaarheid door traanen uit, hem betuigende dat zij bet als haar grootst geluk aanmerkten onder de magt van zoo eenen broeder te zijn. Eenigen tijd daarna van Mrs Oldham affcheid neemende, zeide hij haar dat het hem aangenaam zijn zoude te weeten, hoe zij haare zaaken had ingericht, daar doch elk ongelukkige recht had op de goede dien-  ■ VAN GRAND I SO N. 93 ; dienden van hen, die minder in vei tegenheid waren, en zoo zij.wanneer haare woonplaats gevestigd was, hem den ftaathaarer zaaken wilde openbaaren en wat zij zich i voorftelde te doen, omtrend degeenen , , -welke recht op haare zorg hadden , dat zij bevinden zoude haar vertrouwen niet ongepast geplaatst te hebben : Mrs Oldham bood hem bij de eerfte gelegenheid eene lijst aan van wat zij bezat, en een ontwerp hoedanig zij haare levenswijze dacht intcrichten,waarop hij de edelmoedigheid ; had van , uit aanmerking van haare zoons die zij bij zijn Vader had, eene lijfrente op haar vast te dellen. Daar Sir Charles bevond, dat zijn Vader zijne zaaken in verwarring nagelaaten had, verkocht hij zijn jagt-paerden, hardv draavers en jagthonden ; hij befcbouwde | het houtgewas op zijne landgoederen, en * liet dat geen vellen, hetwelk niet langer rr,oe6t blijven daan; maar ten nutte der nakomelingfchap plantte hij een jong eikenboomtje,op die zelfde plaats,vanwaar hij een eikenboom had doen uitroeijen. De verkoopingvan ditwerkhout in Hampsbire, daar hetzelve zeer gelegen lag, om ten ge-  VAN GRANDISON. 165 J ves eene Non, Lady Betty eene Abdis en | Mifs Byron eene Arcadifche Princes veri beelden: zij droeg eene witte Paryfche | muts, glinfterende van pailletten, verfierd Imet eene krans van door konst gemaakte bloemen en eene kleine witte pluim op de linker zijde, baar hair hing in na'uurlijlc I gekrulde lokken over haaren hals; zij lud ] een lbort van fakje aan, van blaauw fa'I tijn, geboord met zilver po int d'EJpagne, | welks randen in zilvere franje eindigden; j dit fakje floot naauwkeurig om haar midI del door zilveren haakjens, aan elk van | hetwelk een klein kwastje hong, dit alles ,j was met pailletten en glazen coraalen bezet: j een fluiër van witte Perfiaanfche zijde j was op haare fchouders vast gemaakt en \j hing los achter af: baar rok was mede van i blaauw fatijn, bezet en geboord even als \ het fakje: zij had armbanden aan en een Venetiaansch masqué; Mifs Byron fcbepte noch vermaak in de plaats , noch in de j menigte zotskappen , die rondom haar zwermden; haare fchitterende kleeding» die de oogen van het ganfche gezelfchap 1 tot haar trokken , maakte haar verlegen , j. terwijl het laf en buitenfpoorig gediag. E 5 hui  VAN GRANDISON. III riep de Dame, uitzinnig door fchrik, gemengd met vreugde , van zich. in beter banden te vinden, dan zij verwacht had , befcherm mij! red mij! in waarheid ik heb zoo eene- verraaderlijke behandeling niet verdiend. Neen , mijne waarde Dame! zeide de vrouw, indien Sir Hargrave u tot zijne echte wettige vrouw wil maaken, din kan er indedaad u geen kwaad gefchieden, zich hierop tot hem wendende , zeide zij hem, dat de Heer wachtte. Op ditoogenblik tradeen Geesthjke, met een verfcbriklijk uitzicht, de kamer in, het was een lang , lomp, krombeenig man, in een flordigen tabbaard, met een niet minder flordige paruik op , een groot i rood gepuist bakhuis en een grooten roo,i den neus; hij had een gebeden-boek vol I met vouwen in zijne hand, geopend bij het huwelijks formulier ; maar weinig acht geevende op deeze zoo verfchriklijke gedaante , (lootte zij Sir Hargrave met zoo veel geweld ter zijde, dat hij half ronddraaide, en de jufvrouw ftond te waggelen , zich ■ d'arop aan de voeten van den Geestlijken werpende, riep zij uit: goed, waard, i eerwaardig Heer! red een arm fchepfe. „  112 GESC HIE DENIS dat op eene laage verraderlijke wijze vart haare vrienden weggeroofd is. — Red mii van dit geweld ! — leen toch uwe hulp niet tot het rchtvaerdigen van zoo eene laage misdaad! De man fpras: door den neus en toen hij zijn dikgelipten mond opende hong de tabak rondom zijne geele tanden' hij vattede haare famengevouwe handen * rijs op, Mejufvrouw! zeide hij, kniel niet voor mij, men heeft geen kwaad met u voor, wie is die Heer in dat met zilver geboord kleed? Het is, zeide zij, Sir Hargrave Pollexfen, een godloos, zeer godloos man. o Mejufvrouw ! antwoordde hij, een zeer achtbaar Man! zich voor Sir Hargrave buigende. Toen haar naam vraagende , welken zij hem zeide , nam Sir Hirgrave haar bij de hand, en de Geesthjke begon door zijn neus • zeer geliefde! — de Dame was volkomen uitzinnig en , uitfchreeuwende : lees niet verder, lees niet verder! floeg zij hem het boek uit de hand , er lij voedende" vergeef mij , Mijnheer ! rr.aar gij moet niet verder leezen, ik ben op eene la-, ge wijze verraaden, ik kan niet, ik wil' niet de zijne zijn, ga voord I ga voord L Mijn-  VAN GRANDISON. 113 ; Mijnheer! zeide Sir Hargrave, haar hand met geweld vattede , zij mag zoo eene helleveeg zijn als zij wil, ik wil haar tot mijne vrouw maaken; daarop hervatte de : Geesthjke op den voorigen toon : zeer geliefde! zij ftampvoette en fchreeuwde: geen z§er geliefde! terwijl Sir Hargrave haare worftelende hand hield en deGeestlijke voordging : wij zijn hier voor Gods aangezicht ftrnen vergaderd \ Ik bezweere u, ' Sir Hargrave! bij deezen geduchten naam, uwe verdere onderneemingen te ftaaken ! beneem mij het leven, maar mijne hand zal nimmer met de uwe vereenigd wor- ! den! ga voord, Mijnheer! ik bidu, Mijn heer! ga voord, zeide de larghartige Sir i Hargrave, warneer de dag aankomt zal KI zij blijde zijn haar huwelijk te erkennen. ti Ga voord, zoo gij durft, Mijnheer! zeide zij, zoo gij in waarheid een dienaar Gods zijt, ga dan niet voord, maak mij niet wanhoopig; zich hierop naar de weduwe ; keerende, voegde zij er bij: Mevrouw! gij zijt moeder en hebt mij reden gegeeven om te hoopen, dat gij eene goede vrouw zijt; befchouw mij als of ik eene i van deeze uwe dochters was —zoudt gij kun-  H4 GESCHIEDENIS kunnen zien dat eene van haar op deeze f wijze behandeld wierd? lieve jonge juf- a vrouwen! zich tot elke van haar wenden- ji de, kunt gij dit gevoelloos aanfchouwen, 5 en zien , dat een arm fchepfel bedrogen, b verraaden en zoo gewelddaadig zoo laag - 1 mishandeld wordt, en zoudt gij van mijn il geval het uwe niet maaken ? fpreekt voor : mij! pleit voor mij! indien gij vrouwen zijt, fmeekt voor mij —gij hebt eene ziel 3 waarvoor gij verantwoorden moet, ikkan 10 fterven, maar nimmer, nimmer wil ik de ;b zijne zijn! — De jonge meisjens ween- t den en de moeder,zeer bewogen zijnde, l verzacht dat zij alleen met de Dame fpree- s ken mogt; dit toegedaan zijnde, begaven I zij zich in een ander vertrek, zij delde n haar de aanzienlijke rang en bezittingen van j Sir Hargrave voor, zijne welgemaakte ge- U daante, zijne eerlijke liefde en d3t zij j buiten daat waren haar tegen harder be- t handeling te bevrijden: aan de andere zij- [ de delde Mifs Byron haar haare onverwin- | lijke afkeer en haare verachtingvan allen f rijkdom voor; hoe, riep zij, zijt gij bui- 1; ten daat mij te redden! is dit, Mejufvrouwen! uw eigen huis niet? kunt gij uwe  VAN GR ANDIS ON. lijf jiuwe nabuuren niet te hulp roepen? ik zal (maaken dat er, voor dat de weekten einde lis, duizend ponden fterling u ter hand Jgefteld worden; ik ftel mijne eer voor de jjbetaaling te pand — duizend ponden, Dames' alleenlijk om mij te redden en mij fin veiligheid bij mijne vrienden te beJzorgen. ; Óp dit oogenblik trad Sir Hargrave bin|nen en verzocht, met eenenkwaadaartigen oogwenk, de jonge Dames, om zich naar Ij bed te begeeven en de halftarrige Schoon?! heid aan hem overtelaaten ; hij noemde i haar wreed en ondankbaar, en zwoer dat ■ zoo zij hem niet wilde toeftaan haar tot Lady Pollexfen te verheffen , hij haar vernederen zoude; indedaad, zeide hij, u zoude groot ongelijk gefchieden , door u de vrouw te maaken van een man van | mijne middelen en rang; maar ik zal die trotschheid doen daalen ; waarom .duivel l ; behoef ik te kruipen, te bidden en te fmeef ken, en dat Hechts om een wijf?— maar Mejufvrouw, voegde hij er met een glim: lach bij, gij zult veelligt de mijne zijn op ; zekeren anderen voet. De  GESCHIEDENIS De Moeder en jongde dochter wierden. toen door Sir Hargrave naar de deur geleid, de oudde volgde,terwijl Mifs Byron haar bad niet heen te gaan ; toen zij heen gingen , deed zij pooging om baar te volgen ,- maar Sir Hargrave de deur achter haar willende fluiten, gaf haar eene zoo vreeslijke kneuzing tusfehen de deur , daar zij halver iijfriKichen w?s, dat haar het bloed ter neuze uitfprong, haar borst was zwaar gekneld en een van haare armen gekneusd, zij gaf een gil en hij fcheen'verfebrikt; maar zij, terdond tot zich zei ven komende, riep uit, dat z:j nu hoopte dat hij haar vermoord had, en zich op een doel nederwerpende, herhaalde zij : Zoo! zoo! nu hebt gij mij vermoord, ik vergeef het u, hatnrj nu aan mijne Kunne over,- zij leed vreeslijke fmert, haar hoofd draaide haar gezicht begaf haar en zij geraakte in bezwijming. Sir Hargrave , doodlijk ontfteld, liep door de kamer, riep tot God dat hij hem genadig ware , en de vrou wen binnen gelaaten hebbende beklaagden deeze haar , zeggende dat de dood haar op het gelaat ftond; de Baronet, in het midden van zijn fchrik , nam haare ba-  VAN GRAND ISOK. II7 IJbebloede zakdoek, en zeggende dat deeze Jciet tegen hem getuigen zoude, trad hij lin het naast vertrek en fmett dien in het tvHur, waarbij de Geeftlijke en zijn me* ijdeftander, onder een kom punch, zaten. |o Mijnheercn! zeide hij, er kan deezen ! avond niets verricht worden, zie daar, 'Ineem dit, hen eenig geld geevende, de ,i D-ame ligt in eene flaauwte , ik wensch u 'iwel t'huis ; zij ftelden echter voor, om tot het aanbreeken van den dag in hec !' hoekje van den haard te blijven zitten, s maar de vrouwen vreezende dat zij hitt • weder bij zoude komen, kwam een haarer 5 binnenloopen , en verzekerde dat zij dood s was, waarop zij, na nog een borrel verzocht I te hebben , hunne hoeden en (lokken c p1 pakten en zich haaftig vandaar begaven, ï Toen Mifs Byron tot zich zeiven kwam, ij vond zij niemand dan de drie vrouwen i bij zich; zij was in een klam zweet, cn i daar er geen vuur in dat vertrek was, ■ bragten zij haar in de zijkamer, die nu I door de beide Heeren verlaaten was, en I daar zij naauwlijks in (laat was om te (laan, 1 zetteden zij haar in een armftoel en wresI ven haar de flaapen van het hoofd met Eau  124 GESCHIEDENIS ftuk — zich hierop tot den koetfier van Sir Hargrave wendende , die intusfchen zijne paerden met zweepflagen a; nzettede , riep hij hem toe: fchurk! rijdt voord zoo gij durft ; terwijl Sir Hargrave , vloekende en hem dre'gende, beval,om over al wat hem in den weg ftond heen te rijden. Sir Charles zich hierop tot de Ddtr.e keerende, zeide: Mevrouw ! wilt gij ? —o Mijnheer! Mijnheer! Mijnheer ! riep zij, red mij om Gods wil! ik ben in de handen van een booswicht! door laag bedrog in de handen van een booswicht ! help mij! help mij om Gods wil! Sir Hargrave trok den degen en riep zijne knechts toe , dat zij op elk die hem den weg wilde betwisten vuur zouden geeven. Mijne bedienden, zeide Sir Charles, hebben zoo wel fchietgeweer als de uwen en zullen zich tegen mijn bevel niet verzetten,- terg mij niet, dat ik hen dit bevel geeve. Wilt gij, Mevrouw! u onder mijne befcherjning begeeven? o Ja! ja! Mijnheer! zeide zij, met al mijn hart. Óp dit oogenblik opende Sir Charles de deur van het rijtuig , Sir Hargrave deed toen een ftoot op bem, zeggende: zie  VAN GRANDISON. t£$ zie daar, fchurk! maar Sir Charles tegen dien ftoot op zijn hoede zijnde, weerde dien af, echter raakte de degen zijn fchouder, hij had zijn eigen degen in de hand, doch in de fcheede, en daar het poortier open bleef, vattede hij Sir Hargrave bij den kraag, voordat hijzichvan den uitval, dien hij gedaan had, kon herftellen, en wierp hem met eenen draai onder 't achter* fte wiel van het rijtuig; hem toen den degen ontrukkende, brak hij dien middendoor en fmeet de beide ftukken weg; de mond en het aangezicht van Sir Hargrave waren weldra met bloed bevlekt, daar die door den knop van Sir Charles degen gewond waren, en zijn een been, al fpartelend, tusfchen de fpaaken van het wiel geraakt zijnde, beval Sir Charles den koetfier, om het behoud van zijnen meefter, ftil te ftaan. Niet tegenftaande de ontfteltenis van Mifs Byron, had zij zich zelven van dien mans-martel reeds ontdaan , Sir Charles ftond verbaasd over haare fchoonheid, maar nog meer over haaren fchrik: hij bood haar de hand aan, maar in plaats van die aanteneemen wierp zij zich, op het punt i" 3 zijn-  12.6 " GESCHIEDENIS zijnde van in fiaauvvte te vallen, in zijne armen, waarop hij haar om Sir Hargrave's paerden heen droeg en in zijn rijtuig plaatfte, haar verzekerende dat zij nu in eerlijke handen was en dat hij haar bij zijne zuster brengen zoude, eene deugdzaame en achtingwaardige jonge Damehierop bet poortier fluitende, bad hij haar haare vreeze te lanten vaaren; want dar, }hij in een oogenblik wederom bij haar zoude zijn ; de knechts van Sir Hargrave hadden de vlugt genomen en die van Sir •Charles, na hen een kort einde wegs nagejaagd te hebben, keerden terug om hunnen Meefter bijteftaan; hij beval een van hen aan Sir Hargrave zijnen naam te zeg. gen en begaf zich terug naar zijn rijtuig ^ waarin zij , door vreeze , neérgezeegen .was en op zijne a-mnader.ng niets zeggen kon dan: red mij! red mij! Sir Charles •befte haar op de bank, en haar op alle mogelijke wijze vertrooftende, bragt hij haar bij zijne zuster. M fs Chariotte was zoo verbaasd over haar broeders onverwachte terugkomst, en zoo aangedaan wegens de onlk-Itenis, die in de geheele houding der Dame nog zoo zicht-  VAN GRANDI S O N. 1*9 ; Nicht ziek, maar vervuld met dankbaar1 heid wegens de vriendelijkheid , welke zij van Sir Charles en Mifs Chariotte genoot. Wat Sir Hargrave aanbelangt, die was niet Hechts vrij wat gekneusd , maar had ! een nog grooter hartzeer, daar hij, in zijn val uit het rijtuig, drie van zijne tanden verlooren had; zijn bovenlip was doorgefneeden , zoo dat hij genoodzaakt geweest : was die te doen toenaaijen : hij zwoer zich te zullen wreeken en was niet zoodra her. fteld, of hij zond aan Sir Charles eene I uitda'aging; maar fchoon Sir Charles het j gebruik van alle befchadigende wapentuiI gen volmaakt verftond , had hij echter vol• ftrekt beflooten daarvan geen gebruik i te maaken, dan tot zijne eigen verdediging ; overtuigd zijnde dat het tweegevecht i ftrijdig was, zoo wel tegen de Godlijka i wetten als tegen die der maatfchappij, be< weerie zijn recht tot beveiliging van zijn ■■ eigen leven, zonder zich fchuldig te maa! ken aan moord; hij rechtvaerdigde echter het geen hij gedaan had, ftoutelijk, in't aangezicht van Sir Hargrave, verzekerende 1 dat, zoo hij hem andermaal fchuldig vond j j aa-a'  ^5° GESCHIEDENIS aani eene zoo blijkbaarc inbreuk op de wetten van menschlijkbeid en rechtvaerdighetd, bij andermaal zijne ililet&e p gingen zoude aanwenden , om de beledigde .onfchuld van de ultwerkfelen d,er 0nbe! fcboftheid te bevrijden. Sir Charles en zijne zuster werden ter. hoogften bekoord door de verkeer^ en de ongemeene hoedanigheden Ban haaren bevalligen ga*, ja kreegenzoo groore genegenheid voor haar , dat zir haar den naam Van zuster gaven: en toen Lord en Lady L. aangekomen waren . nadat Mifs Byon reeds wedoom naar Mr Reeves «rug gekeerd was. werden zij door S Charles en Mifs Chariotte derwaard ge* feragt, ten einde hunne nieuwe nabeftaan. de te zien en daarmede kennis te maak™ het hart van Mifs Byron vTZZTZlï dankbaarheid jegens haaren edelmoedig bevrijder, wiens deugden de ondeÏÏS pen haarer bewondering waren ™ deeze dankbaarheid rcr^™^™ liefde. Deeze geheele Familie fcheen a ? Jor eenen Peest bezield; Sir Charles wi t '^gevoelige vriend, zoo we la - £ bounnude hoeder,- en 200 wei Lo dÏ!  VAN GRANMSON. 131 als zijne gemalin en ha?re zuster zagen hein niet flechts als hunnen broeder, maar als hunnen vader aan, roem drasgende op de betrekking op hem, als hun hocgfte eer.Bij elke nieuwe gelegenheid, ter beöeffening zijner deugden, was hij het onderwerp van hunne loftuitingen , en daar Mifs Byron dikwerf verfcheiden dagen achtereen op 't Landgoed van Lord L. haar verblijf hield, w.erd zij onderricht van alle de omftandigheden in zijn leven , welke ter hunner kennisfe gekomen waren. F 6 NE-  rjï GESCHIEDENIS N E G E ND E HOOFDDEEL. Het edelmoedig gedrag van Sir Charles jegens de Neeven en Nicht van Mr Danby. M ifs Byron genoot, in een haarer bezoeken op 't Landgoed van Lord L., met de Dames van Sir Charles Familie, alle de genoegens, welke van eene onachterhou. «lende overeenftemming van ziel ontftaan; toen haarlieder broeder onverwacht naar Canterbury vertrok, zonder hen de oor«aak deezer reize 'medetedeelen ; in het eerst veronderftelden zij dat hij door liefde derwaard gevoerd wierd, en Mifs Byron leed eenige ongerustheid door deeze veronderftelling, maar weldra werden zij onderricht van de volgende bijzonderheden : De Heer Danby, wien Sir Charles, toen hij in Frankrijk was, het leven gered had, gevaarlijk ziek zijnde, tod begeerte in zijn vaderland te fterven, in.  VAN GUANDISON. *37 L ooeen af en weenden andermaal. Sir fcharles, toen opmerkende dat zijne teLenwoordigheid hen moeilijk viel, begat Ëich naar zijn vertrek, maar weldra terug komende, zeide de eene broeder tot den anderen : doe gij bet — doe gij het. — Mr Thomas Danby toen opftaande om te fpreeken, zeide Sir Charles hen , dat hij !hunne dankbaarheid uit hunne houdingen zag; bedenkt gij niet, voegde hij er bij, dat mijn vermaak ten minden zoo groot als het uwe is ? ik ben genoegzaam beloond door de overtuiging, dat ik getracht Uebbe een rechtmaatig gebruik te maaken [ van die magt, die mij is toevertrouwd; elk van u zal, hoope ik , met dit capitaal in zijne zaak uitmunten; indien ik u verphgt heb, luit ik elk van u dan aanbeveelen om, naar evenredigheid van uwe vermogens , en zoo zich de gelegenheid vooreloet, verdier.ftelijke zielen door rampen ter nedergedrukt , opteheften ; ziet hetgeen voor u gedaan is niet aan als de belooning van eenige bijzondere verdienden in u zelf, maar als komende van die Voorzienigheid, die het weldoen  I3§ GESCHIEDENIS tot een voornaam gedeelte van uwen i Godsdienst heeft, en laat mij u dit aan- i beveelen , dat gij in alle uwe handelin- I ,-gen zoo' wel weldaadigheid, als rechtvaer- p •digheid in het oog houdt. De broeders j betuigden, dat zijn voorbeeld hunne har- h ten geopend had, welke zij hoopten dat nimmer wederom zouden geflooten zijn ; de .zuster deed met bet oog dezelfde betuiging; en Mr Sylvester, door dit tooneel .opgewekt, zeide, met traanen in de oogen , dat hij na zoo een edel voorbeeld ongeduldig zijn zoude, tot dat hij zijne zaaken had nagezien, ten einde zich in iftaat te ftellen om ook eenig goed te kunnen doen. Sir Charles zeide de neeven , ■dat hij verwachte nader van hen te ver. neemen ; en hetzij zij met hunnen Mee- : Her overeenkwamen of niet , hij zoude i de fpoedigfte middelen bij de hand neemen om hen in bezit te ft Hen van dat geen , waartoe zij gerechtigd waren , zoo wel uit hoofde van zijne belofte , als uit hoofde van hunnes Ooms uiterften wil ; hunne zuster weende, en toen Sir Charles, bij hetaffcheidneemen van haar,haar de  VAN GRAND ISON. 139 ■He band drukte, drukte zij met dankbaarEeidde zijne wederom; maar op zoo eene feedige-wijze, dat.zij toonde, hoe zeer de Jdankbaarheid haar geheel had ingenomen ifcn haar boven de gemaakte welvoeglijk? Jheid haarer Kunne verheven had. TIEN-  14° GESCHIEDENIS . T! v TIENDE HOOFDDEEL. ft Mifs Byron bekent aan de zusters van -" Sir Charles haare liefde tot haaren I broeder. Sir Charles geeft haar ken- \ nis van zijnen moeilijken toeft.'and, k met betrekking tot Clementina, welke \ grootelijks ontfteld in haaren geest is: | en daar hij door eenen brief van | jferonimo overgehaald wordt, begeeft bi hij zich andermaal op reize naar Ita- " lie , met eene fchrifteüjke raadgeeving J der Geneeskundigen , en vergezeld s door eenen Heelmeefter. j M ifs Byron was verrukt door zoodanige li blijken van belangloo/e weldaadigheid in haaren redder, en de zusters van Sii Charles, door wisn zij tederlijk bemind werd, opgem rlu hebbende, met weik een genoegen zij het oor leende aan ahes wat zij vaa  166 GESCHIEDENIS Ven verdienden houden zoude) moet het aan uwe keuze ftaan, om weiken naam gij ook verkiest, te voegen bij dien van Clzmektim a." Bij het leezen van dit gefchrift was Sir Charles verbaasd , verlegen en vervuld met verwondering over de engelachtige zie! deezer Dame; hij wierp zich zeiven op een zitbank, zonder op Camilla te denken , die in de vengfterbank zat. Clementina fcbelde, Camilla haastte zich naar haar toe , bij fchrikte toen zij voorbij liep en fprong op, maar toen zij terugkwam, wekte zij hem uit de verdooving waarin hij gevallen was. o Sir! zeide zij, mijne arme Dame vreest uwen toorn, zij vreest en echter hoopt zij u te zien; haast u, haast u derwaard en behoed haar voor bezwijming. Hij liep naar binnen, de beminiijke Dame kwam hem te gemoete, en zich voor zijne voeten werpende , riep zij ; vergeef! vergeef een fchepfel , dat rampzalig zal zijn, indien zij u beledigd heeft; hij poogde haar op te heffen, maar zij zei-  VAN GRANDISON. IÖ? i\ zeide, niet te zullen opftsan voor dat hij : haar vergeeven had. Hij knielde dus, even gelijk zij geknield lag, en,,haar in zijne armen vattede , zeide hij: u vergeeven, jongvrouw ! o onnavolgbaare Vrouw ! kunt gij het mij vergeeven dat ik mij heb dur■ : ven verftouten, ja dat ik mij nog verftoute te hoopen van zulk een Engel de mijne te noemen! Op het punt zijnde van te bezwijmen, floeg zij haare armen om Sir si Charles, ten einde zich te onderfteunen , Camilla hield haar het vlug zout onderden neus , en zij herhaalde : hebt gij, hebt gij mij vergeeven? zeg dat gij mij vergee., ven hebt. U vergeeven, Jongvrouw ! antj woorddehij, gij hebt niets gedaan datver.• geeving noodig heeft ! ik bewonder de grootheid uwer ziel: zeg mij watgij wenfcht dat ik zijn zal, en dat zal ik zijn; rijs op, uitmuntendfte der menschlijke fchepfelen! Sir Charles haar toen ophefI fende , leidde haar naar een ftoel en knielde 1 onweetend op zijn ééne knie met beide | haare handen in de zijne en zag naar haar j op, met een oog vervuld met liefde en i eerbied. Camilla had zich naar de Marri «juizin gefpoed,uitroepende; oMevrouw! zulk  165 GESCHIEDENIS zulk een tooneel! haast u naar boven, haast u naar boven, zij zullen in eikanders armen bezwijmen. De Marquizin liep Ca. milla achter na en vond hem dus geknield. Mijn waarde Ridder! riep zij uit .-om den wil van mijn kinds hoofd, bedwing uwe dankbaare vervoering, o Mevrouw! zeide hij, op/taande en een van baare handen vattende, beroem u op uwe dochter; gij hebt haar altoos bemind en bewonderd, nu zu't gij in haar uwen roem ftelIen.Sta mij toe, Jongvrouw, voegde hij er bij, Clementina aanziende, dat ik dit gefcnrift de Marquizinne aanbiede. Hij gaf het haar toen over , zeggende: lees dit, Mevrouw, laat uw Gemaal, laat deBisfchop, laat Vader Marefcotti het leezen ; maar lees het met medelijden jegens mij, en beftier mij dan in betgeen ik zeggen,'hetgeen ik doen moet; ik geef mij zèlven geheel aan uwe en hunne beftiering over,en van de uwe, mijne waarde Jongvrouw' Clementina! gij zegt dat gij mij vergeeft, Ridder ! zeide zij, nu zal ik mij zeiven vergeeven; Gods goedheid en de uwe zullen, hoope ik, mij geheel herftellen! o Ridder! bemin mijne ziel, gelijk de uwe al-  VAN GRANDI SON. 169 ■altijd het voorwerp mijner liefde ge■dweest is. . 1 Elk lid dier Familie ftond verbaasd door deeze onverwachte ommekeer; de Baron 1 beklaagde zijnen vriend, en zeide hem, dat hij niet dulden kon, eene ziel als s de zijne onderworpen te zien aan de wispel7 tuurigheid van een krankzinnig meisje; t< maar niemand van hen kon zich inbeel1 den , dat zij bij haar befluit volharden H zoude ; en ten einde Sir Charles moed i\ tegeeven .bragten zij hem te b:nnen,dat l]zij zich geheel en al in zijne magt geHeld had , door te fchrijven . dat hij bij 4 den naam van Clementina zoo eenen naam voegen konde als hij goedvond. SirChar\ les begreep echter , dat haar geweten 1 daarin betrokken was, en in weêrwil van zi;ne hartstocht zeide hij hen ,dat hij niet 9 befluiten kon om haar te beweegen dat zij dit geweld zoude aandoen. Mijn waarde Grandifon! zeide de Bisfchop , zijne i hand vattede, hoe zeer bewonder ik u! ;>maar kunt gij zoo groot zijn? Zal ik niet, • Mijnheer! antwoordde hij, zulk een voorbeeld, mij door eene vrouw gefteld, vol'V gen? Ik kwam herwaard, zonder eenige H baat-  170 GESCHIEDENIS baatzuchtige oogmerken ; ik befchouwdè mij, in waarheid, als verbonden door die I voorwaarden, welke ik weleer had toege- j Hemd ; maar Jongvrouw Clementina en uwe Familie als vrij, indien zij bij haar I tegenwoordig voorneemen blijft, zal ik trachten daarin te berusten. Eenige weinige dagen daarna verzocht 1 de Marquizin, uit naam van Clementina, Sir Charles, dat hij haar wildeaanneemen 1 op die voorwaarden, welke zij zelf had- j den voorgeflagen , en dat hij van Gods- j dienst wilde veranderen: Vader Mares- 1 cotti, dit verzoek onderfleuner.de, wilde 1 hem op zijne knieën daarom fmeeken. o Ridder! zeide de Bisfchop, hoe geluk- " kig kunt gij ons alle maaken ! Mijn waarde Grandifon! zeide de Marquis, gij zult, 1 hoope ik, mijne dochter niet van de hand wijzen , eisch van ons welke voorwaarden gij begeert, binnen één maand zal zij met u in Engeland zijn, wij alle zullen uvergezellen en aldaar blijven tot dat gij goed- j vindt met ons terug te keeren. Jeronimo vattede fnikkend zijne hand, uitroepende: om Gods wille! om mijnen wille! om onzer aller wille! om uwer ziels wille .'mijn \ Gran- ]  VAN GRANDISON. 171 I Grandifon! wordt de onze! Laat uw Je. I ronimo u broeder noemen : indien mijne i traanen, mijne gebeden eenig vermogen 1 hebben, zeide de Marquizin , laat mij mijn i kind beneden roepen en zij zal u in onze j tegenwoordigheid de hand geeven : zij meent, behalven haare zorg voor uwe ziel, dat zij verpligt is aantedringen op die voorwaarden, op welke wij toegeftemd I zouden hebben haar de uwe te maaken, I uit hoofde van dankbaarheid wegens onze > toegeevendheid, in het toeftsmmen haarer wenfchen. Waardfte Grandifon ! voegde de < Bisfchop er bij, wijs mijne zuster, wijs de toeftemmende Clementina niet van de hand. Zij zweegen alle, met de oogen op Sir j Charles geveftigd, waarop hij antwoordde: ! Jongvrouw Clementina van de hand wijzen ! zegt gij, boe zeer kwetst gij mijne ziel door deeze veronderftelling: de edel-, 1 moedige en toegeevende voorflag van Jongvrouw Clementina, daar ik gewillig '' ben om aan haar zoodanige voorwaarden ! toeteftaan, welke zij aan mij niet wiltoe» i geeven, toont van hoe groot een aanbelang zij het verfchil, tusfchen beide onze H a Gods*  IfZ GESCHIEDENIS Godsdienften fchat. en ik moet alleenlijk zelf erkennen, dat de magt van weigering daar is, waar die behoort te zijn; laat ik er echter dit bijvoegen : dit gezelfchap kan mij niet vooral te plegtig houden; — indien ik altoos hier moest blijven en overtuigd ware dat er geen leven na dit is, uwe bevelen en die van Clementina zouden wetten voor mij zijn,- maar beeft zij niet de goedheid in haar gefchrift te zeggen, dat ik dezelfde denkbeelden heb als t!j; wegens de kortfiondigheid en ijdelbeid van de glorie deezer waereld en van de duurzaamheid der toekomende? —— ïlet is hard, zeer hard, zeide de Bïsfchop, voor een man, overtuigd van de waarheid zijnes Godsdiensts,om aan een ander, van eene verfchillende gezindheid, dat geen toeteftaan , hetwelk hij verwachtte dat hem zeiven toegedaan zoude ■worden. — Gij echter, Ridder I kunt dit doen, en hebt zulk eene grootheid van ziel , dat gij gundiglijk kunt oordeelen van hen die dit niet toedaan kunnen: ik bemin u ; maar gaarne wilde ik u nog meerder beminnen. De Marquizin weende; «rijne dierbaare Beminde, zeide de Marquis ,  VAN GRANDISON. 173 quis, haare hand vattede, hoeveel traanen heeft deeze zaak u gekost! mijn hart bloedt als ik u zie weenen; de Ridder is ons kind onwaardig, onwaardig de voorwaarden , die hem' aangeboden zijn , onwaardig onze vereenigde fmeekingen; hij is een onbeweegbaar man.— • Sir Charles , zeer getroffen zijnde , begaf zich tet zijde, maar na twee of driemaaien door de zaal gewandeld te hebben, keerde hij terug, waarop de Marquis, na hem toekomende, zeide : het doet mij ]eecj; — geen woord tot verfchooning, Mijnheer! viel hem Sir Charles in , ik begaf mij niet ter zijde omdat ik geftoord was, maar alleen uit droefheid, dat ik, volgens uw gevoelen, die eer niet verdiende, welke mij aangedaan was, van iemand dieuzoo waardig is. Schat mij ongelukkig , Mijnheer ! en heb medelijden met mij , het zijn mijne vafte grondbeginfelen en geene hardnekkigheid die mijn gedrag beftuuren: deeze zijn bet die dat van elk die hier tegenwoordig is, van de Dame hier boven regelen, en zullen wij niets voor elkander infcbikken, daar wij alle door dezelfde beweegoorzaak beftuurd H 3 wor«  -74 CESC HIEDENIS worden ? Hierop floeg de Bisfchop 2ijne ar. 1 men om Sir Charles, uitroepende : edel- ' moedige uitbreiding van hart! Sir Charles nu bevindende datClemen- J tina ftandvastiglijk bij baar befluit bleef, h begeerde dat zij hem wilden toeftaan nog ' eene pooging te doen , ten einde haar te 1 overtuigen dat zij met hem gelukkig kon 1 zijn, door haare zwaarigheden, met be- 1 trekking tot de onfchendbaarheid van zijn 1 eer uit den weg te ruimen en haar de vrije 1 beoefening van haaren Godsdienst toe te- ; Haan. Hierin Hemden zij eindelijk toe, en ' daar zij begeerde hem te zien , drong hij i op het fterkst bij haar aan, haar voordel- 1 lende, dat hij toegeftemd had dat zij haar ' eigen Kapel, haaren Biegtvader en haare eigen bedienden hebben zoude. Hij bragt bij, dat hij op haar Vader en Moeder 1 hoopte te verkrijgen, dat zij hem het genoegen zouden doen, van hen op hunne eerfte reis naar Engeland te vergezellen; en dat de Baron mede met hen zoude gaan en grooten dienst kon hebben van het gebruik der verfterkende baden in zijn Vaderland : hij weidde uit over het vermaak, hetwelk zij genieten zoude, door de lief.  van grandison. 175 liefde van zijne Zusters en haare Gemaals, die hen op hunne reize naar Italië zouden vergezellen, en met welk genoegen zij om het ander jaar Engeland en het land haarer geboorte zoude bezoeken; hoe dierbaar, zeide hij, zult gij beurtelings voor uwe oude en nieuwe vrienden zijn. —— Mijne dierbaarfte Clementina 1 laat ik van u verneemen dat gij meent gelukkig te 1 kunnen zijn, en zegen mij met uwe liefde. o! Hoe zal ik mij zeiven beveiligen, zeide i zij, tegen eene ftem , die de ftem der i liefde is ! indien ik wil trachten te redenkavelen , dan ben ik verlooren, — 1 toont mij dit alles niet, dat indien ik de j uwe was , ik al zijn zoude wat gij mij zoudt wenfchen te zijn ? en dan mijn eeuwigduurende vreede! mijne altijdduu: rende gelukzaligheid1 o Ridder! ik fha = geen twijffel aan uwe rechtvaerdigheid, i aan uwe edelmoedigheid, maar ik fchroom voor mij zeiven,— tracht niet, laat mij i dit herhaalen , tracht niet, vriendlijkfle der mannen! mij door uwe liefde te veri ftrikken. Sir Charles vreezende dat zij in zwijm zoude vallen, greep haar in zijns j armen ; zij hervatte : laat mij nu korte H 4 Uik  VAN GR. ANDIS ON. 211 moeite wederhielden van in flaauwle te vallen; toen zij eenigzins bij zich zelve kwam, hield zij haaren vinger, met eenige wildheid in haare oogen, opwaard, zeggende: ft! zij zullen ons hooren; maar kort daarna meerder tot zich zelve komende, ,zeide zij: o Ridder ! wat zal ik zeggen ? hoe zal ik hen aanzien? wat zal ik doen? ben ik in waarheid in hetzelfde huis met mijnen Vader, mijne Moeder , Jeronimo'? en met wie meer ? met wie meer? — Mijne waardfte Clementina, zeide Sir Charles, men is, uit liefde en tederheid teu waards pvereengekomen, dat gij eerst uwe Moeder zult zien, daarna uwen Vader, en, ij wanneer gij het goedvindt, uwe Broeders. I Mejufvrouw Beaumont en Vader Mares| cotti; uwe Moeder, Mejongvrouw! die 3 geheel en al toegeeflijkheid is, is ongeil duldig om uaan haar hart te drukken; welk | eene vreugde zult gij haar aandoen! hij bood | haar zijne hand aan, zij gaf hem de baare, i beide de Dames wenkende om met haar te I gaan, dewelke haar volgden in de kmer alwaar haare reikhalzende Moeder zich | bevond; zij liepen met open armen naar I «lisander toe: o mijne Clementina I o mijne  EIS GESCHIEDENIS ne Clementina! o mijne Moeder! was al wat zij konden uitbrengen, zij'zeegen ter neder, de armen der Moeder om denhals der dochter en die der dochter om haar Moeders middel geflagen zijnde; Sir Charles hefte haar op en plaatfte haar bij elkander. Vergeeving! vergeeving! vergeeving! riep Clementina, haare oogen en handen opheffende en uit haare Moeders armen zich op de knieën laatende glijden. De Marquis, nu niet langer in -laat zijnde zich intehouden, kwam binnen loopen, uitroepende: Mijne dochter! mijn kind! mijne Clementina! zie ik eenmaal mijn kind weder! Sir Charles had haar opgeheven , maar toen haar Vader binnen trad, viel zij wederom neder voor over op den grond, met uitgeftrekte armen uitroepende: o Vader! vergeef! vergeef mij! o mijn Vader! door hulp van Sir Charles hielp hij haar op , en plaatfte zich tusfchen haar en zijne Gemalin, zij floegen beide hunne armen om baar heen; zij herhaalde, in afgebroken uitdrukkingen, haare fmeekingen om vergiffenis , terwijl zij, in even zoo afgebroken  VAN GRANDISON. 213 ken woorden,baare zegeningen over haar uitftortten. Toen de eerfte gernoedsbeweegingen van Clementina voorbij waren, en zij de oogen begon opteflaan, riep zij uit: zie, Mevrouw! zie, Mijnheer! Lady L— aanziende, de gastvrije Dame, bij wie ik mijn verblijf gehad heb, zie, LadyGran. Idifon aanziende, meer dan eene vrouw, een engel; — bier fcheen zij om woorden Terlegen. Wij hebben, zeide de Marquis, in Lady Grandifon te vooren reeds de edelfte der vrouwen gezien en bewonderd: jhij ftond op om de Dames te naderen, toen B Sir Charles haar beide naar hem toe ge■ leidde; Clementina vattede met drift eerst 1de hand van Lady Grandifon en drukte die Ivuuriglijk aan haare lippen, daarna die j van LadyL— baar hart was vol, zij fcheen i buiten ftaat om te fpreeken, toen beide de I Dames, met oogen vloeijende van traa|nen, den Vader, de Moeder en de DochB ter geluk wenschten. Sir Charles vertrok, maar keerde wejIdra met den JJisfchop en Signor Jeronimo 1 terug; het is niet ligtelijk te befluiten , of dee;  814 GESCHIEDENIS deeze Heeren meerder vreugd, dan Clementina fchaamte en verwarring vertoonde. Zij poogde vergeeving te verzoeken, maar de Bisfchop zeide: geen woord wegens de voorleeden droefheid; wij hebben geen van alle fchuld, wij zijn alle anderwerf gelukkig, gelukkig door deezen Menfchenvriend in het algemeen en van ons gedacht in het bijzonder. Mijn altijd edele en achtingwaardige Broeder! zeide Jeronimo, die zijne zuster aanzijn beminnend hart gedrukt had, hoe bemin ik u , dat gij dus onze dierbaare Clementina vertroost en moed geeft! Elk artikel der voordellinge van mijnen Grandifon zal ten uitvoer gebragt worden. Wij zullen, gelijk hij begeerde, ons met hem in Engeland verheugen, en hij en alle die hem dierbaar zijn, zullen ons naar Italië vergezellen. Sir Charles bragt toen de zoo naar verdienften geachte Mejufvrouw Beaumont binnen ; Clementina zich in haare armen wer • pende, riep uit: vergeef het mij! de deugd zelve zal het doen 1 vergeef haar , dienimmer, nimmer uwe uitmuntende lesfen zoo zoude verwaarloosd hebben: zoo wel als haar  VAN GRANDISON- Sljj haar Moeders luiftenijk voorbeeld, indien haare ongelukkige ziel niet door een zwaare wolk verduifterd ware geweest. Mijne lieve Dame! antwoordde deeze, het was geenzins uwe fchuld , maar uw ongeluk , gij verdiendet medelijden, maar geene befchuldiging: wij denken alle zoo en zijn herwaard gekomen om uwen gewonden geest te geneezen; zoo deeze geneeztn is, zullen wij alle gelukkig zijn. De voorwaarden geteekend en door getuigen bekragtigd zijnde, wierden haar, een of twee dagen daarna ter hand gefield; na haar naam daaronder geteekend te hebben, fcheurde zij de overige naamen daaraf , kuschte het afgefcheurde ftiookje, ftak het in haar boezem; daarna op haar knieën vallende , bood zij haaren Vader en Moeder, die bij elkander ftonden.het gefchrift aan,zeggende» laat er nimmer gezegd worden, dat uwe Clementina zich verftput heeft, om door deeze voorwaarden de dierbaarfte Ouders te verbinden ; mijn naam ftaat daar en zal tegen mij getuigen , indien ik verbreeke hetgeen ik geteekend hebbe; maar ia  r l.l6 *»ESC HIEDKNIS in uwe vergeeving, Mijnheer! en in dé uwe, Mevrouw ! en in duizende daaden van toegeeflijkheid , heb ik uwe vriend* lijkheid reeds te veel ondervonden , dan dat ik wegens het toekomende zoude twiji felen. God maake uwe Clementina bekwaam om dat geen te zijn, hetwelk gij haar zoudt wenfchen te zijn! fta mij al-i leenlijk mijne keuze van een ongehuuwd leven toe, en uw woord is al de verzekering die ik begeer; zij omhelsden haar; haar daarna oprichtende, omhelsden zij haar andermaal. Deeze edele Dame was niet dan den voorigen dag onderricht, dat de Graaf van Belvedère haare vrienden naar Engeland vergezeld had. Sir Charles maakte haar dit met alle omzichtigheid bekend, haar ter zeiver tijd te kennen geevende, dat de Graaf zeer begeerig was, om van haar affcheid te neemen; zij ftond toe, hem als een der vrienden van haaren Vader en Broeders te zien, en uit dit oogpunt ftelde hij zijn vertrek uit. Zij had daarna verfcheiden onderhandelingen met hem, en gedroeg zich in tegenwoordigheid van haa-  VAN GRANDISON. 2IJ haare nabeftaanden.met al die achting, welke zij aan zijne verdierften verfchuldigd was. Zij was zeer gevoelig over het verlangen, waarmede haare Ouders en Broeders verlangden om haar aan deezen zoo begaafden Edelman gehuuwd te zien; zijkonniet ndaiten waarteneemen het vermaak, hetwelk in zijns oogen uitblonk , wanneer het haar behaagde zich met hem in gefprt.k te bejeeven , tn ernftigiijfe overweegende hunne beweegredenen , berevens de buitengewoons hoedanigheden van den Graaf^ vergeleeken met dé reden, die zij had om nimmer in het huwelijk te treeden , begon zij eindelijk te wankelen , en beloofde vrijwillig aan haare nabeita.mden dat, indien er zich binnen een jaar tijds geene redenen voor feeWëft on van voorneemen te veranderen , zij blijinoeiiglij,i in haare wei.fchen zoude fte urnen. In het kort, deeze edele FamüL bleef verfcbeiJtn aMalKfcd bij Sir Charles, een gedeeltj wan we.ken tij i zij op Grandifon-hall door rijten. Men nam alle gskfeenitedaa *üï,l deeze hartstocht beheerscht wierd, de« wijl zij nimmer vrolijk was dan op dien i tijd, wanneer zij les nam in eene taal die ;: haar waarfchijnlijk nimmer zoude te pasfe - komen. Daar haare zwaarmoedigheid meer s en meer toenam, verzocht men hem met haar te fpreeken; hij deed dit , en men befpeurde dat zij in 't algemeen in zijne t tegenwoordigheid eene vrolijke houding aan-  46 «ESCHIEDENIS aannam, en fchoon zij' zeer weinig fprak, zoo fcheen zij echter veel behaagen té fcheppen in hetgeen hij haar zeide ; op feetoogenblik dat hij haar verliet, trachtte zij alle mogelijke gelegenheden uitte vinden, om in eenzaamheid te zijn. Haare ouders, die hierover ten uiterften bedroefd waren, pleegden deswegens raad met Geneeskundigen , die alle uit éénen mond verklaarden , dat zij verliefd was; men befchuldigde haar dus hiervan, doch beloofde tevens de uiterfte toegeevendheid te zullen gebruiken met betrekking tot hem, die het voorwerp haarer liefde was .'deeze befchuldiging kon zij echter met geen geduld verdraagen. Op den avond, voor den dag die tot het vertrek van den Heer Grandifon bepaald was, had deeze edele Familie een kostbaar feest doen aanrechten, ter eere van een gast, waaraan dit geheel gedacht zoodanige buitengewoone verpligtingen had; zij hadden des te eerder zijn vertrek goedgekeurd, dewijl zij begeerig waren te weeten welk eene uitwerking dit op •Clementina hebben zoude: deezeDame vervoegde zich mede aan de tafel en voerde.ge- dun-  4.8 GESCHIEDENIS om het gezelfchap bijtewoonen, zoo begaf zijn vriend zich bij hem om affcheid van hem te neemen ; hij omarmde hem en riep uit: o mijn Grandifon! zult gij dan gaan ? zegeningen moeten u vergezellen ! maar wat zal er van een broeder en zuster worden , wanneer zij u verlooren hebben.» zij moet,zij zal de uwe zijn, waarom zoudt gij ons verlaaten ? De Heer Grandifon was verbaasd, daar hij (deBaron) te vooren zich nimmer zoo bijzonder had uitgelaaten. Hij antwoordde, dat dit niet zijn kon, want dat er duizend beletfelen in den weg waren; al hetgeen, antwoordde de Baron, dat van ons afhangt, twijffele ik niet of zal uit den weg geruimd worden. Vervolgens beraamden zij de wijze van voordzetting hunner briefwisfeling cn fcheidden van elkander. Den volgenden morgen vertrok de Heer Grandifon naar Jnfpruck; maar bij zijne aankomst in die fhd was hij ten hoogften getroffen door een brief, waarin hem bericht werd, datClemendna's vrolijk en levendig gedrag niet langer dan tot den volgenden dag geduurd had , maar dat haare ziekte met verdubbelde kracht weder»  VAN GRANDISON. 49 dergekeerd was. Zii had zich in haar kamer opgeflooten zonder dat zij fcheen te weeten , dat haare kamenier zich in dezelve bevond, of zonder eenig antwoord te geeven op de vraagen die deeze haar deed; maar haar ftoel.met den rug naar haar toe, tegen over de deur van een klein vertrekje , geplaatst hebbende, fcheen zij, na een diep ftilzwijgen .voorover geboogen , met eene zachte Item, tegen iemand te fpreeken, die zich in dit kabinetje be* vond., zeggende: „ Gij zegt dat hij indedaad ^mokken is, voor altijd vertrokken? neen, niet voor altijd." Wie, Mejuffer? zeide de kamenier, tegen wien. bidde ik, richt pij uwe reden ? „Wij zijn alle zonder twijffel aan hem verpligt, hernam zij, mijn broeder zoo dapper teredden.de moordenaars te vervolgen en, zoo als mijn broeder zegt, hem in zijne postchais te plaatfen en te voet er nevens te gaan." Zekerlijk, gelijk gij zegt, konden de moordenaars hem om bals gebragt of de paerden hem onder haare hoeven vertreeden hebben. Haare kamenier opende het kabinetje, trad er binnen, en ten einde haare denkbeelden afteleiden, liet zij de C deur  50 GESCHIEDENIS deur open, om te beproeven of dit haare aandacht van die plaats mogt doen afwenden; maar zij ging bedaard in haargefprek voord als of zich iemand in hetzelve bevond. Hierop in eene flaau we lach uitberstende, zeide zij: verliefd! dat is een zotte inval, en echter heb ik elk een meer lief dan mij zelf; op dit oogenblik de Marquizin in de kamer komende , ftond Clementina haaftig op, en de deur van bet kabinetje fluitende als of daarin iemand verborgen was, wierp zij zich aan haare voe» ten, zeggende: mijne lieve Mama! vergeef mij al de moeite die ik u heb veroorzaakt, maar ik wil. ik moet Gods kind zoo wel als het uwe zijn — ik wil mij in een klooster afzonderen. Al wat de Geneeskunde doen kon werd in het werk gefield; maar haar Biegtvader, offchoon een eerlyk en waardig man, had haar geest met fchrik en vreeze vervuld. Hij befpeurde de gunst waarin de Heer Grandifon bij de geheele Familie ftond, en vreezende dat zijn invloed eene uitwerking mogte hebben om deeze Dame uit den fchoot der kerk te trekken, had hij in haar hart zoodanig een tweeftrijd ver-  VAN GR.ANDISON. gj haar alle mogelijke vertroostingen te gee." ven, noodigende haar en haare beminnelijke vriendin naar Boulogne, en beloo» vende, uit naam van haar Vader en Broeders, een allertoegeevendst onthaal en do vervulling van alle haare begeerten. Clementina werd geruster en veel bedaarder na het ontvangen van deeze verzekeringen en keerde naar Boulogne terug, meer te vreeden en met eenen veel bedaarder geest dan zij bezat toen zij de ftad verliet, C 3 JTÏ-  GESCHIEDENIS VIJFDE HOOFDDEEL. De• geheele Familie bericht ontvangen hebbende van de liefde van Clementina ,zend om den Heer Grandifo u Zijn onthaal bij zijn terugkomst. Zijjlaan hem het huwelijk met deeze Dame voor; maar,fchoon hij haar met de grootfte tederheid bemint» zijn de voorwaarden van dien aart, dat hij dezelve niet kan toeftemmen; waarna hij andermaal hal e verlaat. De geheele Familie werd bij deeze ge. legenheid bij elkander genoodigd, toen men met aller toeftemming goedvond dat men om den Heer Grandifon zoude zenden. Deeze Heer bevond zich thans te IVeenen en Jeronimo wenschte hem in zijn brief geluk, daar hij het nu in zijn rnagt had hem te kunnen beloonen; hem in het algemeen te kennen geevende, dat de voorwaarden zoodanig zijn zouden dat het niet misftu konde of hij zoude die groo'  VAN GRANDISON, 57 dat zij niet twijffelde of hij beminde C!ementina meer dan eenige andere Dame, antwoordde hij : dat hij nimmmer eene Dame gezien had die hij met zoo groot eene tederheid bemind zoude hebben , indien hij zich zelf niet bedwongen had, uit hoofde van de hooge denkbeelden , welke zij zich van hunnen rang en aanzien gevormd hadden, wegens hun verfchil van godsdienst en uk hoofde van het vertrouwen, hetwelk deeze Familie in hem Helde; hij verzekerde dus de Marquizin, dat,daar hij zich niet had durven vermeeten de hoop te koesteren op dat geluk, hetwelk hem nu fcheen te verwachten, hij zich, zelfs nu ,nog naauwlijks derfde vleijen dit geluk te zullen bezitten. Zij hernam dat hij dit alles verdiende, dat hij wist welk eene achting zij voor hem hadden ; Clementina's genegenheid was op deugd gegrond, en zij twijffelde niet of hij zoude , zoo wel uit edelmoedigheid als uit dankbaarheid, alles toeftemmen wat van hem afhing. De Marquis , die kort daarna binnen trad, gedroeg zich met dezelfde toegeevendheid, hem te kennen geevende dat zijn Zoon de Bisfchop met hem C s we-  3& GESCHIEDENIS wegens de voorwaarden zoude handelen: men bood hem een aanzienlijken fchat aan' behalven een adelijk goed, aan Clementina, door beide haare Grootvaders gemaakt; ook zoude men zijn Vader verzoeken , om de huwelijksplegtigheid met zijn bijzijn te vereeren. Eindelijk deed de Bisfchopde zoo lang gevreesde voorflagen, waarmede noch zijn geweeten noch de liefde tot zijn Vaderland hem toelieten genoegen te neemen. Hij moest plegtig afihnd van zijnen Godsdienft doen en zich in Italië- nederzetten en hem zoude alleenlijk toegedaan worden eenmaal hi de twee of drie jaaren indien hij het goedvond, voor twee of driemaanden naar Engeland te gaan; en indien hunne dochter dit begeerde, mogt zij éénmaal in haar leven derwaard gaan, als een bezoek uit nieuwsgierigheid, en daar zoo lang blijven als zij zouden bepaaien. De Bisfchop, die zeer verbaasd ftond dat hij eenige zwaarigheden maakte, trachtte te vergeefsch hem van zijne, zoo' genaamde dwaalingen te overtuigen , daar hij zijn Godsdienst niet dan door ovtrtui*ing wilde veranderen; zelfs verweet hi/ heia  VAN GRANDÏ30NV $p hem,dat hij hardnekkig, ondankbaar en wreed was. De Generaal, die thans te Boulogne was, raasde dreigde en behandelde hem met verachting, terwijl de Marquis hem begon te befchouwen als onwaardig; de eer, die hemwa3 toegedacht. In welk eene verlegenheid bevond de Heer Grandifon zich gewikkeld, daar hij dus genoodzaakt was zich zelf cle geliefdftewenfchen vanzifn hart te ontzeggen en de vudrigrte verwachting te leur moest ftellen van die geenen, welke voor hem eene waare achting hadden ! maar wanneer detederlievendeMoeder hem bad, medelijden te hebben met haar hart en met het hoofd van haar ongelukkig Kind; en wanneer de vriendlijke , de beminnelijke Clementina bij hem, om zijn ziels wille, aandrong, om de leerftellirgen van haare heilige Moeder, de Kerk, te omhelzen, hoe werd üan zijne ziel verfcheurd door de verfchillende hartstochten , die beurteling! zijn gemoed pijnigden! maar hij was ten vollen voldaan met zijn geloof en vondonoverkomelijke zwaarigheden in dat, hetwelk zij hem wilden doen omhelzen,, en indien hij hierin Hemde , moeüen en C & ikm  Co GESCHIEDENIS ziin geweeten en zijn Vaderland de flagtofFers zijn. Hij trachtte echter een vergelijk uittevinden : Clementina was hem zeer dierbaar, hij zag nu bevalligheden in haar, die hij te vooren getracht had met onverfchilligheid te befchouwen.Hij ftelde voer om het eene jaar in Italië, het ander in Engeland bturtlings doortebrengen, indien zijne waarde Clementina haaretoeflemmirg geeven wilde om aldaar met hem te woonen; indien niet, ftelde hij voor, om van elk jaar alleenlijk drie maanden in zijn Vaderland doortebrengen. Hij bood haar aan, wat haaren Godsdienft betrof, volkomen haare vrijheid te laaten, en ingevalle er uit dit huwelijk kinderen voordkwamen, wilde hij de Dochters door haar en de Zoonen door hem opgevoed hebben; eene vcarwaarde waaraan men vertrouwde dat de Paus zelf zijne toeftemming niet weigeren zoude. Hieraan zoude de ongelukkige Clementina haare toeftemming gegeeven- hebben , en zij trachtte met ijver de toeftemming van haare vrienden hiertoe te verkrijgen; maar geene drangredenen konden hen beweegen om toeteftaan dat haare Dochter met een  VAN GRAND IS ON. 6: een Protestant in het huwelijk zoude treedtn. Dit befluit werd door de droevigfte tonetlen gevolgd: de Moeder fcheen wel eenigermaate onzijdig en de Baron bleef ftandvastig in de belangen van den Heer Grandifon; maar de Marquis, de Generaal, de Bisfchop, benevens de geheele tak der Urbino's, waren onbeweeglijk : de Generaal behandelde hem zelfs met eene beledigende trotfchheid, en daar hij zich verbeeldde dat de Heer Grandifon eenige konstftreeken gebruikt had, om de genegenheid van zijne Zuster te winnen,verbeeldde hij zich recht te hebben om hem deswegens tot verantwoording te roepen; maar niettegenflaande de Heer Grandifon grootlijks bedroefd was, zoo beantwoordde bij echter de driftige aanfpraaken van den Generaal met moed, verklaarendehem tevens,dat niets hem zoude beweegen.om zich op het leven van den Broeder zijns vriends toeteleggen; hunne geftrenge handelwijze ftrekte zich nu zelfs tot de ongelukkige Clementina uit, en de Heer Grandifon raadde hen meer dan eens vruchteloos aan, haar met toegeevendheid te behandelen. C 7 Men  fftt GESCHIEDENIS Men verzocht hem Boulogne te verlaaten en Clementina wilde men niet totflaan hem te zien, offrhoon zij op haare kniën fmeekte affcheid van hem te mogen neemen: toen zij hoorde dat hij vertrokken was, kon haare droefheid elk een tot medelijden beweegen , en deeze ging eindelijk in toevallen, in de diepfte zwaarmoedigheid en fiilzwijgen over. ZES'  Van grandison. 63; zesde hoofddeel. 1 De Heer Gr and'fort redt het leven van den Heer Danby. De wijze waar* op Sir Thomas Grandifon leefde terwijl zij 1 Zoo t op reize was.Zij dood e 1 de behandeling welke Mrs Oldham van de Zusters van' den Heer Grandifon ondergaat. I De Heer Grandifon verliet zoodra niet , Italië, of hij begaf zich naar Parys, om li aldaar het bevel van zijn Vader, om in zija ; Vaderland terug te keeren , aftewacbten : terwijl hij in Frankrijk was leide hij een bezoek af bij den Heer Danby, een voornaam en zeer eerlijk koopman , aan wien zijn Vader het geld overmaakte, hetwelk hij tot zijn gebruik noodig had: met deezen Heer was hij tevooren reeds bekend, ia en nadat hij eenige dagen met hem in de jj üad had doorgebragt, vergezelde hij hem naar  6t, GESCHIEDENIS naar een klein eenzaam huis in heC Kamerijkfche, hetwelk hij gewoon was zijne rustplaats te noemen. De Heer Grand.fon had fiechts één bediende bij zich, welke in een klein vertrekje boven den ftal fliep met een knecht van den Heer Danby, vermits er in het huis alleenlijk flaapplaaatfeii waren voor den Heer Danby, één vriend en twee vrouwelijke bedienden; omtrend middernacht werd de Heer Grandifon geftoord door het hooren van gerucht aan het vengfter der kamer van den Heer Danby; hij fchoot in een oogenblik zijne kleederen aan , trok zijn degen en liep derwaard, juist op het oogenblik dat een fchurk.met een groot mes inde hand , den Heer Danby' bij de keel gegreepen bad, die op dien tijd in een diepen flaap lag; de huid van den hals en een zijner handen, welke hij opgeheven had om zich te verdedigen, waren ligt gewond, toen de Heer Grandifon den booswicht met zijn degen in de fchouder ilak, op betzelfde oogenblik hem met geweld van hèt bed rukte en tegen de deur fmeet; waarop deeze uitgilde, dat hij een verlooren man was. Omtrend dien tijd was een tweede kaerel bezig met in het veng-  VAN GRAND ISON. 69 hunner briefwisfeling niet wierd. Dit verbod veroorzaakte deeze Dames het fmertlijkst verdriet, daar zij vreesden dat dit oorzaak zoude kunnen geeven , dat zij met onverfchilligheid door haaren broeder zouden behandeld worden, van wien zij, gelijk haar Moeder haar te vooren gezegd had, indien hij haaren Vader overleefde , maar al te veel zouden afhanglijk zijn. Maar fchoon Sir Thomas geene de minfte tederheid voor zijne dochters toonde, zoo beroemde hij zich in alle ge" zelfchappen op zijn zoon, die, gelijk hij zeide, al was wat men gehoorzaam, braaf, deugdzaam en godsdienftig noemen kan ; bij zijn vertrouwdfte vrienden tevens bijbrengende, dat dereden , waarom hij zijn zoon zoo lang bv.iten'slands liet blijven, was, omdat zijn zoons zeden en de zijnen zoo zeer verfchilden, en dat hij befchaamd zoude zijn zich door hem overtroffen te zien; maar dat hij voorneemens was zijne levenswijze te verbeteren , en als dan zoude hij hem ontbieden; intusfchen flierf Mrs Farnborough, de vrouw, met welke hij huishield, wanneer hij in Londen was, aan de kinderziekte: Sir Thomas was hierdoor  ?0 GESCHIEDENIS door dermaate getrofFen dat hij de ftacj verliet en ingevolge van zijne /hel voor. bijgaande goede voorneemens woonde hij, geduurende eenigen tijd, met zijne dochters , fprak er zelf van, om zijn zoon te ontbieden, en gedroeg zich, geduurende eenige maanden, als een oordeelkundig en verftandig man. Omtrend op deezen tijd , toen Mrs Farnborough gevaarlijk ziek werd, kwam Lord L — van zijne reizen terug en bragt Sir Thomas eenige gefchenken van zijn zoon, die alle gelegenheden waarnam om hem fraaigheden te zenden, waaronder van aanmerkelijke waarde waren, welke dus zoo wel van zijne genegenheid tot zijnen Vader , als van zijne fpaarzaamheid getuigenis gaven. Sir Thomas fcheen Lord L. zeer genegen, en bij zijne terugkeering naar Grandifon hall, na het over- I lijden van Mrs Farnborough, noodigde hij hem, om hem aldaar te komen bezoeken ; deeze Edelman ging hem dus op dit Landgoed opwachten, alwaar hij verliefd werd op de oudfte deezer twee jonge Dames , wien hij ook zijne hartstocht openbaarde ; zij gedroeg zich volkomen aan de  VAN SRANDISON, ?t i befllsfingvan haaren Vader; maar offchoon { dit huwelijk vcor haar ten uiterften voorj deelig was, zoo weigerde echter Sir Tho« i mas volftrektelijk zijne toeftemming. Eindelijk befloot Sir Thomas eene | fchikking in zijne zaaken te maaken , al] voorens hij zijnen zoon verlof gaf, om wederom naar huis te keeren ; maar hij 1 wist niet wat hij met Mrs Oldham, en | twee kinderen , welke hij bij haar had , : doen zoude ; hij twijfelde geenzins of I zijn zoon hadkennisvan zijnen misdaadii gen omgang met haar; echter verkoos hij \ niet dat hij haar zoude aantreffen , terwijl ! zij met hem op een der Familie-goedeI ren alsMaitrcs leefde: hij was even min ! geneigd haar onedelmoedig te behandeI len , en meende verpligt te zijn voor J haar en de kinderen, welke hij bij haar i had, zorge te draagen. Terwijl hij dus in overleg was op welk eene wijze hij de beste vertooning voor ' zijn zoon maaken zoude, wiens deugdzaam en verftandig gedrag hem half bet vreesd voor hem maakte .ontving hij een t voorflag van een huwelijk voor dien jon1 gen Heer, van wegens een der aanzienlijk.  f9 GESCHIEDENIS lijkfte lieden van het koningrijk, wiens dochter haaren broeder en zijne gemaalin op een reisje door Frankrijk en Italië verzeilende, te Florence op den Heer Grandifon was veriiefd geraakt. Sir Thomas had verfcheiden onderhandelingen over dit onderwerp, zoo wel met den broeder als vader van den Graaf: en was er zoo zeer op gefreld , om dit tot ftand te brengen, dat hij voorncemens was, om voor zich zelf flechts een jaargeld te behouden, en voor het overige, ter bevordering van dat huwelijk alle zijnegocderen op zijn zoon overtemaaken. Hij deed hem ook indedaad dien voorflag,maar de Heer Grandifon merkte in zijn antwoord aan, dat, indien deezen voorflag ontftond door zijne edelmoedigheid, genegenheid en toegeevenheid , welke hij zoo dikwerf ondervonden had, hij dit niet kon aanneemen; maar indien zulks voordkwam door voorflagen ten zijnen opzichte aan hem gedaan , dan verhoede God, zeide hij, dat ik uwen naam immer geeven zoude aan eenige vrouw, hoe doorluchtig ook haare afkomst, hoe aanzienlijk ook haare bezittingen zijn mogen , wier vrienden aan  van crandison. 73 aan mijn Vader zoodanige voorwaarden konden voorfJaan. Na dit antwoord befloot Sir Thomas alle verdere onderhandeling, wegens dit huwelijk,tot de aankomst van zijn zoon optefchorten. Terwijl Sir Thomas ontwerpen vormde van zijne aanftaande levenswijze, en reeds daadlijk met JMrs Oldbam was begonnen in onderhandeling te treeden , die ook het voorneemen nam om haar gedrag te verbeteren, en op den eerften voorflag toe ■ ftemde, om zich van hem aftezonderen, werd hij van eene hevige koorts overj vallen, welke hem, binnen drie dagen, van 1 het gebruik zijner reden beroofde: Hij i bevind zich te dier tijd met Mrs Oldham op zijn Landgoed in Esfex; en daar de Geneesheeren haar weldra geen hoop van herftel meer gaven , fchreef zij aan de beide jonge Dames, baar bericht geevende van het gevaar, waarin Sir Thomas zich bevond, welke weinige dagen daarna een brief afzonden aan haaren broeder, die zich thans te Parys ophield, in afwachting van zijn vaders verlof om naar huis te keeren. Op den elfden dag der ziekte kwam Sir Thomas eenigzins tot zich zelf, hij herkende D zijne  74 GESCHIEDENIS dochters en weende over haar; hijwenschte toen dat hij vriendelijker jegens haar geweest wzre; hij was gevoelig voor het gevaar, waarin hij zich bevond, en ver fcheiden maaien zijne zwakke handen en «ervende oogen opwaard heffende herhaalde hij: God is rechtvaerdig ik ben zeer godloos geweest —- berouw I berouwt o hoe zwaar een taak! Mrs Oldham nu in de kamer komende, zeidehij: oMrsOld ham, wat is nu de waereld? wat wilde ik niet geeven? maar bekeer u! bekeer u' bekeer u! breng uwe goede voorneemens ten uitvoer, opdat ik niet voor meer zielen dan voor mijne eigene verantwoordlijk zij. Kort daarna verviel hij weder in eene krankzinnigheid en ftierf. De twee dochters, haaren neef Grandt. fon en Mrs Oldham bedacht zijnde op haare eigene veiligheid, verzegelden elk niet zijn zegel alle die plaatzen in dit huis welke men vermoeden konde dat iets van waarde bevatteden. Mr. Grandifon nu het beftier in banden neemende, zettedeMrs Oldham de deur uit, haar niet toelaatende iets medeteneemen dan één ftel kleedexen, behalven hetgeen zij aan had. Zij j ween-  van grandisom. 79 ' j heeft niet onze broeder al wat broederlijk 1 is in zijn gelaat ? zijne goedheid draalt : ichter in hetzelve het meest, het zichtr I baard door: waar was ik toch bevreesd i j voor? mijn hart begaf mij mede, ik weet tl niet waarom, zeide Chariotte, maar w»j~' j: vreesden — indedaad, Mijnheer! wij vrees, i den — o mijn broeder! traanen biggelden ■ ï haar beide langs de wangen , —- wij hebben nimmer gemeend ongehoorzaam te zijn. Bemint uwen broeder, mijne lieve zusters! hernam hij, gelijk hij altijd trachten zal zich uwe liefde waardig te maaken; mijne Moeders dochters konden niet ongehoorzaam zijn— flechts eene misvatting — een ongelukkig wanbegrip. Hierop ^ drukte hij beider handen aan zijne lippen, dond op, begaf zich naar het vengder en wifchte zijne traanen af. — Daarna zich naar haar toekeerende, voegde bij er bij : daat mij toe, mijne lieve zusters!mij voor een oogenblik aftezonderen, deeze fchatting eischt mijn Vader. Zij geleidden hem met een dil ontzach naar zijn vertrek; geene pligtpleeging hoope ik, mijne Carolina! mijne Chariotte! hervatte hij, eenige weinige jaaren geleeden, waren wij D4 .waar-  go GESCHIEDENIS waarlijk'broeder en zusters, ziet uwen Charles nu aan, gelijk gij bem toen aanzaagt, en laat mijn afwezen , hetwelk mijne liefde vermeerderd heeft, de uwe niet verminderd hebben ! Elke der zusters vattede eene handen wilde die kusfen.maar hij flosg zijne armen om haar beide en kuste haar; hier op met aandoening het oog nu op zijn Vaders en Moeders afbeeldfels, dan op haar flaande, kuste hij hsar beide andermaal, waarna zij zich van hem verwijderden, terwijl vreugdetraanen langs haare wangen biggelden. Sir Chirles kwam na een half uur, in een ander gewaad, bij haar;hij kuste haar andermaal met eene tederheid , die alle vrees verbande en niets dan liefde overliet; kort daarna kwam hunnen neef Grandifon , na de voorafgaande pügtpleegingen lieten de Dames hen alleen; waarop dia Heer wegens de omftandigheden der ziekte en affterven van SirThomas uitweidde,verhaaiende aan Sir Charles wat zij verricht hadden, fcheldende tegen Mrs Oldham én uitvarende tegen het leven, hetwelk zij geleid had, ook tegen haare onwilligheid, om  VAN GRAND ISON. 8l om de zorg voor Sir Thomas, geduurende zijne ziekte, aan zijne dochters over te laaten : en voornamelijk wegens de ftout- ■ heid, die zij gehad had, van haar zegel zoo wet als het hunne op alle kasfen en ! kabinetten te phatzen, welke men veronJ derftellen konde dat iets van waarde bevatteden ; hij vroeg hierop Sir Charles of hij niet wel te vreden was over hetgeen zij met betrekking tot dit laag vrouwsperfoon gedaan hadden; deeze antwoordde alleenlijk , dat hij geloofde,dat alles om best wille gefchied was. Mr. ■ Grandifon befpottede haare droefheid en •! hartzeer , toen zij genoodzaakt was een k huis te verlaaten , waarin zij zoo lang ;i als Mylady Albefchik geregeerd had. Sir I Charles vroeg,of zij ook een uiterfte wil ' gevonden hadden ; maar men antwoordde i: hem, dat zij op alle waarfchijnlijke plaat\: fen gezocht doch geene gevonden had! den. Ik ben voorneemens , zeide Sir I Charles,om de eerwaardige overblijfzelen ti bij die mijner Mosder ter aards te beflsllen, hetwelk ik weet dat zijne begeerj te was ; eene nette maar niet prachtige graftombe- zal ter beider gedachtenis op. D 5 ge-  GESCHIEDENIS gericht worden , met een zedig opfchrift, \ hetwelk- veeleer ter onderrichting der lee- i renden, dan tot een Ioffchrift der over. leedenen verftrekken zal; de begraafnis zal deftig, maar niet weitsch zijn, en het geld der mindere onkosten zal in ftilte hefteed worden ter onderfteuning van behoeftige huisgezinnen , of van fommige mijns Vaders arme huurders, welke groote huisgezinnen hebben, en hun best doen om die door hunne vlijt te onderhouden; en dit alles was binnen kort ten uitvoer gebragt. Deeze plegtigheid was zoodra niet ver- 1 richt, of Sir Charles, op Grandifon hall j alles laatende gelijk hij het gevonden had, f kwam in de ftad, en brak, in tegenwoor- ] digheid van zijne zusters, de zegels die i zij in dit huis op alle kasfen en fchrijf. j kabinetten gefield hadden, en, na lijsten 1 van de daarin gevonden papieren gemaakt te < hebben, begaf hij zich met zijne zusters naar het huis in Esfex; toen zij daar waren, zeide hij haar, dat het noodzaaklijk i was voor Mrs Oldham, die in eene nabij < gelegen boeren-wooning gehuisvest was, i «lat zij bij het breeken der zegels tegen- 1 woor-  VAN ORANDISOK. «3 wcordig was, vermits zij ook de haare daarbij gezet had; hij zond dus om haar ; zij kwam met vreeze en beevende, terwijl Sir Charles, haar niet zoo fpoedig verwachtende, in den ftal was, met den ftalknecht naar zijn paerden ziende, welke van de feboonfte jagt-paerden en harddraaVers van Engeland waren: men wees haar, bij vergisfing, in hetzelfde vertrek, alwaar de jonge Dames waren; toen zij deeze zag was zij in groote verlegenheid, zij weende , zij neeg , en toen Mifs Carolina hsar meid bekeef, omdat deeze haar bij haar gebragt had , verzocht zij vergiffenis en wilde vertrekken; maar hield ftand, toen een der Dames haar zeide: Mijn Broeder heeft om u gezonden,wif niet, dat verzeker ik u, Mevrouw ! hij zeide dat het noodig is , daar gij goed hebt kunnen vinden uw zegel nevens het onze te plaatzen.dat gij mede tegenwoordig zijt wanneer die gebroRen worden, bereid u om hem te zien gij fchijnc magtig ontfteld en geen wonder! indedaad ik ben ontfteld , zeer ontfteld , zeide de arme vrouw; laat mij, Dames! vooraf om uwe edelmoedigheid fmeeken; D 6 cel  ?4 'geschiedenis een weinig medelijden , een weinig on~. \ derfteuningjik ben in waarheid eene ongelukkige vrouw ! en dit verdient gij ook te zijn, zeide Mifs Carolina, ik ben verzekerd dat wij er door lijden : en gij hebt u zelf zoo in den rouw geftoken, Mevrouw! en dat al vrij zwaar 1 inwaarheid, Dames! zeide Mrs Oldham, ik ben eene ! waare rouwdraagfter. Zie daar, Dames! I zijn de neutels van de provifiekamers van | den voorraad- en wijnkelder, ik dacht het 1 best te zijn die te houden tot dat ik dezelve aan uwe of Sir Charles orde kon over- ! geeven. Dames! als huishoudfter aange- I merkt, ben ik geene Hechte huishoudfter geweest, al wat ik in dewsereld bezitte is onder de zegels, ik hang geheel van uwe ' en uws broeders genade af! Gij zult binnen kort weeten, Mevrouw, zeide Mifs Chariotte, wat gij van hem te verwachten hebt. Sir Charles kwam binnen en zag haar, bleek en beërvende, nabij de deur liaan) en boog zich voor haar. Mrs Oldham) gelijk ik vermoede,zeide hij: ik bidde u, Mevrouw! ga zitten; ik heb om u gezonden , ten einde gij de zegels zoudt zien open-  VAN GRANDISON. $5 i openbreeken: — Ik bidde u, Mevrouw! ] zet u neder, voegde hij er bij, haar bij j de hand neemende en naar een ftoel lei"i dende , niet ver van zijne zusters, zich toen I tusfchen haar plaatzende,zeide hij, met | medelijden opzijn gelaat: ik biddeu, Me| vrouw! ftel u gerust, en keerde zich naar :| zijne zusters, ten einde haar tijd te geeven om te bedaaren; zij werd verligt door eenen | vloed van traanen en trachtte haare hoor* | baare fnikken te verbergen, die hij veinsde niette hooren;haare ontfteltenis trok de oogen zijner zusters op baar ; deeze I wendde hij af door haar iets te vraagen \ wegens eene fchilderij die aan het ander J einde van het vertrek hong ; toen zijn 5 ftoel nader bij die ongelukkige vrouw ji fchuivende, vattede hij andermaal baare bee'ij vende hand en zeide : uwe ongelukkige \ gefchiedenis , Mrs Oldham ! is mij niet i onbekend; zijt niet ontroerd,befchouw in j mij een vriend, die gereed is u dankte j betuigen voor alle uwe gedaane dienften en u de misdagen te vergeeven. Dit was meer dan zij verdraagen konde, zij wierp zichaan zijne voeten; dan, hij haar wederom op haar ftoel hefFende, zeide: iampfpoeD i dige  86 GESCHIEDENIS dige vrouw! Oldham was ongelukkiglijk I zorgeloos, men heeft mij echter gezegd I dat hij u beminde en dat gij zijne liefde waardig waart, uwe ongelukken bragtenu in kennis met onze Familie; gij zijt eene getrouwe beftuurfler in dit huis geweest; ik kan u met fchriftelijke bewijzen rechtvaerdigen; bewijzen, die ik verzekerd ben dat niemand hier betwisten zal. Mr. Grandifon , die een goedaartig man is maar een weinig haastig, heeft mij gezegd dat hij u met onvriendlijkheid behandeld heeft: hij meende dat gij ongelijk hadt.meter op aan te dringen dat ook uw zegel bij bet onze geplaatst werd , maar hij bedroog zich, gij deedt zeer wel. o Broeder! o Broeder I riepen beide de Dames tevens uit, half uit verwondering, fchoon mede half verftoord: bebt geduld met mij, mij» Zusters! zeide hij, wij alle hebben wel iets waaromtrend wij vergeeving behoeven (zij wisten niet of deeze vermaaning haar gold, uit hoofde van hetgeen haar Vader wegens haar mogt gefchreeven hebben). Hij verzocht dat de chocoladebinnen zoude gebragt worden., en Mrs Oldham door eene of andere bezigheid verlig-  VAN GRANDISON. s? lieting trachtende te bezorgen , verzoent hij haar zoo goed te zijn van die te doen I gereed maaken. J Zij had zoodra niet het vertrek verlaaten ■ of hij wendde zich tot zijne zusters-, mijne lieve zusters!zeide hij, laat mij u bij deeze : gelegenheid verzoeken, gunftig over mij te oordeelen. Ik befchouw deeze ongelukkige vrouw niet met betrekking tot haare eigen verdienlten jegens ons; de nagedachtenis van onzen Vader is daarin betrokken, zij is gerechtigd tot rechtvaerdigbeid om haar zelfs wille, tot edelmoedigheid om onzen wille en tot vriendlijkheid om mijn Vaders wille : in verfcheiden van zijne brieven aan mij prijst hij Mrs Oldham, - uit hoofde van haare huishoudelijke kun- S de, en hij had het recht om met zijne I eigen bezittingen te doen wat hij goedvond ; deeze waren de onzen niet voor nu hij konde al wat hij ons heeft nagelaaten, verminderd hebben ; hetgeen door eene welgeregelde beftuuring befpaard is, is het eenige dat ons, uit hoofde van belang betreft, en dit is in haar voordeel, hij konde Mrs Oldham recht gegeeven hebben tot een naam die onze eerbied, zoo ] niet  88 GESCHIEDENIS niet onze gehoorzaamheid zoude gevorderd hebben; gij hebt liefdaadige zielen en zij: de dochters van de weldaadigfte, de toegeevendfte der vrouwen, ik wiide over haar gedrag oordeelen alvoorens haar aan uwe menschlievendheid aantebeveelen • is zij niet genoeg vernederd? ik heb in mijn ziel medelijden met haar; zij beminde mijnen Vader, ik twijffele niet of zij betreurt hem in het verborgen, en durft zelf deeze haare liefde niet tot, haare verfchoonine inbrengen. Ik wilde haar nu Hechts b-fchouwenals iemand, die eene voornaame bediening in dit huis bekleed heeft, en het past ons, ons, ten haaren opzichte zoo te gedragen dat de waereld ziet dat wij naar alleen uit dit oogpunt befchouwen Toen zij de chocolade gebruikt hadden zeide hij Mrs Oldham dat hij gereed was met haar te gaan, en verzocht zijne zusters hen te vergezellen. In 't vertrek komende alwaar Sir Thomas geftorven was, werd' Mrs Oldham bleek, en verzocht verlof om hen in hst naaste vertrek te mogen afwachten. Arme vrouw,zeide hij, hoe ongelukkigJs haar toeftand! zij durft voor ons oog die tederheid niet vertoonen, die de  VAN GRANDISON. $9 de eere haarer kunne en der menschlijke natuur is. Een der kabinetten in dat vertrek openende, vonden zij een fraai kistje, waarop een papier geplakt was, op hetwelk gefchreeven ftond: Mijne Vrouw''s juweelen. Sir Charles vroeg zijne zusters, of zij de juweelen van haar Moeder niet ontvangen hadden , en op hun antwoord , dat haar Vader gezegd had, dat dezelve, indieni zij huuwden, de haare zouden zijn, boód hij haar terftond het doosje aan , zij begaven zich ter zijde om hetzelve te openen, terv/ijl haar broeder de papieren aanteekende. Behalvcn de juweelen vonden zij daar.n drie beurzen, in twee van welke een aanmerkelijk aantal goude Jacobusfen met eenige bankbriefjens en aaien der Oostlndifche Compagnie waren ; aan hel derde beursje was een briefje van deezen inhoud: „oer mijnen geliefden Zoon, in erkentenis van zijn pligtmaatig gedrag jegens zjn Vader en my, tan zjne kindsheid af tot op dit uur; van zijne liefde tot zijne zusters; van zijnen edelmoediJn imhrst, van zijne liefde tot de ^rhe,di van zijne zedigheid, moed, goedwühgheid, nandiastigkeid van geest, leerzaamheid en andengroote en beminnelijke hoedanigheden, waar.  OO «XSCHIEDENIS door hij ons eene zedelijke vtrzeekering geeft dat bij een goed man zal worden: dat God geeve. Amen. De Dames bragten deeze beurs terftond aan haaren broeder; toen hij het opfchrift geleezen had, zeide hij: Uitmuntende Vrouw! nog na haaren dood fpreektzij; haar Godvreezend gebed worde verhoord! Hierop de beurs openende, vond hij daarin vijf krooningpenningen van verfchillende Vorften , een gouden fnuifdoos, waarin drie diamanten ringen en een miniatuurpourtrait van zijne Moeder, in goud ge. zet, hetwelk uitmuntend geleek; het overige over het hoofd ziende, nam hij dit daaruit, vestigde in ftilte het oog daarop, kuste hetzelve en ftak het bij zijn hart. De Dames verhaalden hem wat de overige beurzen bevatteden en boden hem de actiën, bankbriefjens en het geld aan; hij vroeg of er op een of ander ook eenig opfchrift ftond, hetwelk zij met neen beantwoordden. Hij merkte aan dat er veelligt eenig verfchil in de waarde van den inhoud der beurzen zijn mogt, en ledigde die dus op de tafel en mengde den inhoud van beide door elkander, en voegde er bij: dusvermengd  96 GESCHIEDENIS gebruike der regeering te water vervoerd te kunnen worden, bragthem eene aanmerkelijke fom op, daarna ging bij zijn Landgoed in Ierland opneemen; hij betaalde een hypotheek die daarop gevestigd was, en maakte aldaar fchikkingen tot groote verbeteringen. Twee of drie maanden na Sir Charles reriigKomst in Engeland, kwam Lord L. uit Schotland naar Londen en tevens hem zijn eerfte bezoek geeven. Toen zijn Hoogedelheid zijne liefde voor Caiolina openlag , tn zij erkende achting voor hem te voeden, bragt hij hem tot haar , voegde hunne handen in eikanderen en die tusfchen.de zijne houdende, zeide bij ; met een hartlijk genoegen voege ik twee'handen in een, alwaar reeds twee zulke waardige harten verdénigd zijn, doe mij van nu af aan, Milord! de eer van mij als uw broeder aan te merken. Mijn Vaders zaaken ■waren eenigermaate verward, veelligt zag hij ongaarne dat zij (zijne dochters) te vroeg zich onder eens anders befcherming begaven ; maar indien hij lang genoeg geleefd •had,om zijne zaaken in orde te brengen buiten twijffel zoude hij haar gelukkig3ge*maakt  VAN GRAND IS ON. 9? tót hebben: deeze pikt heeft hij voor En overaelaaten; ik wil hem vervullen. De vreugde van Mifs Carolina maakte haar buiten ftaatvante konnen fpreeken,Lord L was ten uiterften aangedaan; Mifs Charjo'tte door dit tooneel bewoogen, niet haare oogen en handen opwaard en bad, dat God zijn vermogen zoo uitgebreid a.s zijn hart wilde maaken: en heeft mijne Chariotte, zeide hij, zich tot haar keerende, ook een of ander gelukk.g man, die zi met haare liefde begunftigt, g.j, mijne Zusters.' zijt mij beide even waardia- kom Chariotte! maak mij uwen vertrouwden, en uwe genegenheden zullen müne keuze bepaalcn. Sir Charles gaf a3n zijne zuster, voor baar huwelijk, een verzegeld papiérbver: ontvang dit, mijne Carolina! zeide hij, als u door uw Vaders weldaadigheid gefchonken in gevolge van hetgeen uwe Moeder, indien zij leefde, gewenfcht zoude hebben : wanneer gij Lord L. met de ééne hand begunftigt, febenk hem dan dit met de andere- en maak u op deeze wijze gerechtigd'tot die dankbaarheid, waarvan zijn waardig hart zal overvloeijenj ik heb niet  98 GESCHIEDENIS dan mijn pligt gedaan, door het vervuilers yan een gedeelte dier uiterfte wil van mijn Vader, welke ik in mijne gedachten voor hem gemaakt nebbe: hierop haar g-groct hebbende, verliet hij het vertrek, voor dat zij bet zegel gebroken had; dit gedaan hebbende, bevond zij dat dit papier voor 13 ooo ponden fterlings aan Bankbriefjes behelsde; zij wierp zich op een ftoel en was voor eenigen tijd buiten ftaat om opte ftaan ;zoo dra zij tot zich zeiven kwam, liep zij heen om haaren broeder optezoeken; men zeide haar dat bij in de kamer van haare zuster was; zij liepderwaard en vond Chariotte weenende; haar broeder had haar zoo even verlaaten. Wat fcheelt mijne Chariotte ? zeide hij. o Carolina! antwoordde deeze, welk een broeder' aijne edelmoedige goedheid is niet uittedrukken,zie daar deeze Obligatie! zij nam die op en bevond die van dezelfde fom te zijn, als welke hij baargefchonken had en dat die intreft opbragt 5 zij wenscbten elkander geluk en. weenden met elkander als of zij bitterlijk bedroefd waren. Carolina vond haaren broeder, maar toen zij hem naderde, kon zij haare dankbaarheid niet an-  VAN CRANDISON. Oo anders uitdrukken, dan door haare handen en oogen opteheffen; hij had haar niet zoodra op een ftoel doen zitten, of de even dankbaare Chariotte kwam bin#nen , deeze naast haar zuster geplaatst, en een ftoel voor zich zeh'en bij haar gezet hebbende, nam hij van elk eene hand en zeide: mijne lieve Zusters! gij zijt te gevoelig voor de blijken mijner broederlijke liefde, het heeft Gode behaagd ons van onzen Vaderen onze Moeder te beroövén, wij moeten eikanderen dit verlies vergoeden; befchouwt mij als de uitvoerer van eene [ uiterfte Wil, Welke behoorde gemaakt te I zijn en veelligt ook gemaakt zoude geweest zijn, indien er tijd toe geweest wa- j re: mijne bezittingen zijn grooter dan ik die verwacht hadde, grooter, vertrouwe ik, dan mijn Vader zelf gedacht heeft dat die zijn zouden , en ik kon niet minder doen dan ik gedaan hebbe: gij weet niet in hoe verre gij mij verpligten zult, indien gij nimmer weder een woord wegens dit onderwerp fpreekt. Kort hierna wierd Carolina aan Lord L. gehuuwd, die haar met zich naar Schotland nam, alwaar zij , door alle haare nabeftaanden ten boogften bewonderd en geacht wierd.  100 GESCHIEDENIS AGTSTE HOOFDDEEL. De Gefchitdenis van Mifs Byron, die door Sir Charles uit de handen van Sir Hargrave Pollexfen gered wordt, welke hem daarna eene uitdaaging zend , waaraan hij weigert te voldoen , 'zich echter met .waardigheid daarin gedraagende. Wij zullen nu Sir Charles daar laaten, ten einde den ieezer bekend te maaken met eene beminnelijke jonge Dame , die in 't volgend gedeelte van dit werkje zijne aandacht zal bezig houden. Mifs Harriet Byron vereenigde in haar gelaat veel bedaardheid , betoverende fchoonbeid en bevalligheid ; zij bezat een hart, dat even zuiver en ongeveinsd was; men las in haare geheele houding eene edelaartige ziel; deeze Dame woonde op Selby-hof in Nonbamp- tons»  VAN GRANDISON. IOI tonshire en was het vermaak en de glorie van alle haare nabeftaanden» het voorwerp van bewondering voor elk,die haar zag of met haar verkeerde,- zij was naar 'Londen gebragt,door haar Tante Reeves, die aldaar bij haare nabeftaanden een bezoek kwam afleggen, en hier vond zij, even als op het land, verfcheiden aanbidders; onder deeze was Sir Hargrave Pollexfen , een luchtige, trotfche en ingebeelde gekskap , met eene fraaije geftalte en eene jaarlijkfche inkomfte van 8000 ponden fterlings. Die Baronet was tosvallig in haar gezelfchap , toen zij het gefprek met haar geestige invallen en antwoorden ^erleevendigde; daarna,haar bij Mrs Ree yes bezoekende, deed hij, in tegenwoordigheid van haar Oom en Tante, eene openhartige verkiaaring van zijne hartstocht; waarop Mifs Harriet hem vrijmoedig antwoordde ,'dat zij hem dank zeide voor degoede gevoelens, die hij van haar had; maar dat zij zijne verdere poogingen niet kon aanmoedigen. Hij fcheen verbaasd wegens deeze verklaaring, en hsrhaalende : mijne verdere poogingen met kan anmioedigen, zeide hij: dat men hem verli^ E 3 ze-  GESC HIEDENIS aekerd had , dat haare genegenheid niet gevestigd was; maar dat dit gewisfelijk een roisflag zijn moeft: zij begeerde te weeKen of dit dan een noodzaakelijk gevolg was, d?t eene vrouw eene gevestigde keu« ze heeft, die de aanbiedinge van Sir Hargrave Tollexfen niet kanaanneemen. Wel, Mejufvrouw! zeide bij, wat dat aanaaat, ik weet niet wat ik daarop zeggen zaï maar een man van mijne bezittingen en , ge!ijk ik hoop, niet geheel en al onbehaag' lijk , zoo van perfoon als van inborst, van eenigen rang — welke, Mejufvrouw! indien gij inzoo veel ernst zijt, als gij fchjjnen wilt, welke zijn roch uwe tegenwerpingen? — Wij kunnen immers, antwoordde zij, niet alle in denzelfden perfoon hebaagen fcheppen ; men zegt dat de vrouwen grillig zijn,m:sfchieB ben ik dat ook; maar daar is altijd zoo iets, ik kan niet zeggen wat, hetwelk ons bevalt of ons tegeuibat. U tegenftaat, Mejufvrouw! U tegenftaat, Mifsliyron! riep hij uit, iis boop dat gij dit in het algemeen meent. Mijn Heer! hernam zij, ik wil gaarne gelooven dat negentien van de twintig vrouwen zich met de aanbieding van Sir Har- gra-  VAN GR AND IS OM. I03 grave PoIIexfen grootlijks begunftigd zouden achten; gij, Mijn Heer!hebt veelligt neer verdienden dan iemand , die mij misfchien beter bevallen zouden; maar vergeef mij, Mijn Heer ! gij valt niet in mijn fmaak. Indien uwe vergiffenis van mijne ftem afhing ^zeide hij, ik mag fier ven indien ik het u vergaf! — Ik val niet in uw fmaak! Mejufvrouw, zich zelf van rondom befchouwende , ik val niet in uw fmaak! in 't kort de Baronet ten hoogften geraakt, op de gedachte dat zij een zoo bevallig man als hij was verwierp, gedroeg zich met de grootfte onbefcheidenbeid , haar bsfchuldigende van trotschheid, ondankbaarheid en wreedheid. Mifs Byron zijne verdere beledigingen niet willende afwachten, maakte haare verontfchuidiging en begaf zich baastiglijk van daar. Sir Hargrave leidde bij haar kort daarna een tweede bezoek af,en na zich,wegens zijn voorig gedrag, verontfchuldigd te hebben, deed hij de hevigfte betuigingen zijrer liefde; hij bood aan een aanmsrk* lijk inkomen op baar vast te maaken en verzekerde haar, dat hij alles naar haar voorfchrift wilde inrichten; waarop zij ü 4 hem-  104 GESCHIEDENIS hem hetzelfde antwoord als te vooren gaf; maar toen hij er op aandrong om de reden te weeten, waarom zij hem van de hand wees, zeide zij hem openhartig, dat het met weerzin was, dat zij hem bekennen moest geen zoo goed gevoelen van zijn zedelijk gedrag te hebben, als zij hebben moest van een man , op wien zij de hoop van haar tegenwoordig geluk moest vestigen, en aan wiens befïiering zij haar toekomend geluk moest toevertrouwen. Sir Hargrave bulderde nu uit, herhaalende : mijn zedelijk gedrag, Mejufvrouw! gij hebt geen goed gevoelen van mijn zedelijk g.;« drag, en na het vertoonen van verfcheiden dreigende gebaarden vertrok hij zeer fchieljjk. Daar deeze jonge Dame nimmer te vooren in Londen geweest was, drong Lady Betty Williams, eene nabeftaande van Mr. Reeves , er op aan, dat Mifs Byron' haar naar een gemaskerd bal in het opera huis op de Hooirmarkt zoude vergezellen, zij zoude voor haare kleeding zorgen , en daar zij geene weigering wilde aanneemen, gaf zij, met weerzin , haare toeftemming. Mr. Reeves zoude een Eremiet, Mrs Reeves  Ïö6 GESCHIEDENIS haar dikwerf voor zich zei ven en voor hen allen verachting inboezemde. Zij bleeven daar tot twee uuren in den morgenftond; toen geleidde Mr. Reeves haar tot haar draagftoel en zag haar veilig daarin geplaatst, alvoorens hij Lady Betty en zijne gemalin aan de haare bragt; hij merkte op dat noch de draagftoel, noch de draagers dezelfden waren die haar gebragt hadden; hiervan de reden vraagende, antwoordde hem haar knecht, die Hechts weinige dagen in haar dienst geweest was, det de draagers vandaar gelokt waren om te gaan drinken , en dat hij, na twes «uren vergeefsch op hen gewacht te hebben, eene andere draagftoel gehuurd had, om hunne plaats te vervullen. De draagftoel vertrok, verzeld van haar knecht, die de aatigeftookene flambouw voor dezelve droeg; de draagers hadden nog niet ver gegaan, tosn zij riep, men hield fti! en haar fcuesht vroeg, wat er van haar bevel was? Waar ben ik, William? vroeg zij. Bijna t'huis, Mejufvrouw! antwoorride deeze, en toen zij aanmerkte dat 211 zeker een weg omgeloopen waren, ïtide bij, da: zij dit gedaan haJden met  VAN GRANDISON. tSf opzet om het gedrang der koetfen en draagftoelen te ontwijken : zij gingen dus voord ; maar kort daarna het gordijn openfchuivende, vond zij dat zij in het open veld was, en terftond werd het licht uitgedaan , waarop zij den omtrek van haar gillen deed weergalmen, tot dat haare krachten geheel uitgeput waren; eindelijk werd zij,in flaauwte gevallen, uit de draagftoel genomen , en toen zij wederom bij zichzelven kwam, bevond zij zich te bedde met drie vrouwen rondom haar, van welke eene aan haar hoofd ftond, haar een reuknes je onder den neus houdende, die pijnlijk was door den geest van hartshoom , en het vertrek was vervuld met een fterken reuk van verbrande veeders Waar ben ik? wie zijt gij, Mevrouw ? riep zij uit. Men heeft met u geen kwaad in den zin , zeide de oudfte; men wil ueene van de gelukkigfte vrouwen op aarde maaken, wij zou ien ons in eene kwaade daad niet wilien inlaaien,, dat hoop ik niet, dat hoop ik niet, antwoordde zij; Gij fchijnt mij toe moeder te zijn , deeze jonge jufvrouwen zijn, gelijk ik vei moede, uwe dochters; red mi| van mijn bederf, bidde ik—u, Mevrouw! E 6- reii  IOS GESCHIEDENIS red mij van mijn bederf, gelijk gij deeze uwe dochters doen zoudt; dit moet zeker het laag bedrijf van Sir Hargrave Pollexfen zijn, is dit niet zoo? zeg het mij, ik bid u, zeg het mij! Mifs Byron toen opilaande, ging naast het bed zitten, toen Sir Hargrave op dit oogenblik binnen trad; zij gaf een fchreeuw en hij wierp zich aan haare voeten, maar bevindende dat de vrouwen veel werks hadden om haar uit eene flaauwte te houden, vertrok hij: toen zij wederom bij zich zelf kwam, fmeekte zij en beloofde belooningen, ten einde baar te beweegen om haare vlugt te begunftigen; maar zij had naauwlijks begonnen te fpreeken,voor dat Sir Hargrave terugkeerde en haar op eenen trotfehen toon bad, zich niet zonder noodzaak te ontftellen , de vrouwen bevelende te vertrekken; toen zij het vertrek uitgingen, lloof zij vooruit en volgde die dochter, welke het eerst uitging, tot in de zijkamer, en toen, op haare kniën vallende, floeg zij haare armen om haar heen en riep uit: o red mij! red mij! Sir Hargrave volgde haar, Mifs Byron knielde, voor hem en zeide: zoo gij eenig medelij.  VAN GRANDISON. I09 lijden hebt, laat mij nu, ik fmeek het u, Mijn Heer.' uwe goedheid ondervinden. De vrouwen begaven zich andermaal ter zijde, en hij antwoordde : ik bebbe u gebeden, Mejufvrouw I en mede op mijne kniën, om mij uwe gunst te betoonen, maar gij wilde mij uwe goedheid niet doen ondervinden, kniel nu zoo lang gij wilt , de horretjes zijn nu verhangen. Barbaarsch man! zeide zij, van haare kniën opflaande , doch terftond daarop, de moed haar begeevende, voegde zij er bij: zijt niet wreed, Sir Hargrave! ik fmeek het u, ik was nimmer tegen iemand wreed; gij weet, ik was beleefd jegens u; o ja , hernam hij, gij fcholdt mij niet, ik fcheld u nu ook niet, lief fchepfel '. voegde hij er bij, uwe fchrik zelf is bekoorlijk , ik kan nu uwe vrees genieten, Mejufvrouw ! haar hierop poogende te kusfchen, keerde zij het hoofd om , waarop hij er bijvoegde: ik val niet in uwen fmaak, Mejufvrouw! gij hebt goen goed gevoelen van mijn zedelijk gedrag: en zijn dan deeze, Sir Hargrave! de middelen die gij bij de hand neemt, om mij te overtuigen dat ik er een goed gevoelen van behoore te hebben ? Wel E 7 nu,  110 GESCHIEDENIS nu, Mejufvrouw! antwoordde hij, gij zult in mij die goedheid vinden, welke gij mij niet wilde toonen; zijt de mijne, Mejufvrouw ! ik biede u mijne hand eerlijk aan , geef uwe toeftemming om Lady Pollexfen te zijn — geene weigering hoope ik, of wacht u voor het gevolg. ■Beneem mij het leven, Mijnheer! zeide I zij, maar mijne hand en mijn hart zijn mijn eigen;zij zullen nimmer gefcheiden worden. Gij kunt mij niet ontviugten, Mejufvrouw! hernam hij, gij zijt nu reeds gewisfelijk in mijn magt en nog zekerer zult gij de mijne zijn ; terg mij niet , maak mij niet wanhoopig :—hierop haar in zijne armen vattende , was zij zeer veifchrikt en gaf een fchreeuw ; terftond daarop kwam eene der dochters binnen, zeggende : Mijnheer ! zeide gij niet dat gij eerlijk wilde handelen ? de Moeder volgde haar naar binnen, zeggende: Mijnheer! Mijnheer! in mijn huis.' wat duivel! fchreeuwde hij, waarom komt gij binnen? ik dacht dat gij uwe eigen Kunne beter zoudt kennen, dan. dat gij u aan 't getier van eene vrouw zoudt ftooren. — Lieve, gezegende, gezegende vrouw! riep  Il8 GESCHIEDENIS Eau dela Reine; kort daarna-verlieten haar de moeder en oudfte dochter en begaven zich bij Sir Hargrave; de jongde daarna mede uit het vertrek geroepen zijnde, kwam de Baronet binnen , nam een ftoel en plaatfte zich bij Mifs ïyron , die nog aanhoudend eene geweldige pijn in haar arm en borst gevoelde; eindelijk brak deeze Dame het ftilzwijgen af en zeide : hebt gij nu wel gedaan , Sir Hargrave ! met zoodanige gewelddaadigheid te pleegen jegens iemand die u nimmer beledigde of dacht te beledigen ? in welke eene ontfteltenis hebt gij nu mijn Neef Reeves gebragt! z-j hield op, hij bleef ftüzwij. gen ; zij hervatte dus : deeze fchijnen eerlijke lieden te zijn, ik hoop gij wilt rnij flechts vervaard maaken, dat gij mij in geen (lichter gezelfchap brengt , verzekert mij dar gij het beter met mij voorhebtal de duivels! viel hij haar in; — zij hield wederom op , doch voegde er weidia bij : ik vergeef u, Mijnheer! de fmert die gij mij veroorzaakt hebt,— maarzoodra de dag aankomt zal ik de vrouwen zeggen, dat zij mijn Neef Reeves laaten haaien ; — hij vloog op en riep uit: Mifs By-  VAN GRANDISON. tip •Byron! gij zijt eene vrouw— eene waare vrouw,zijn geflooten vuist in de hoogte i heffende ; daarop , na eene korte tusfcheni poozing, gij zijt de volflagenfte geveinsde die ik in mijn ieeven gezien hebbe;— zij zweeg flil en beefde. Verdoemde gek! ; ezel! domkop! vrouwen-zot! ik kon mijzelf vervloeken dat ik den Geestljken weggezonden heb ; maar uwe veinzerij, Mejufvrouw ! zal u van geen dienst zijn,bet i geen mij hier mislukte zal op eene andere plaats volbragt worden , zij weende , maar kon niet fpreeken; kunt gij niet wederom in flaauwte vallen , zeide bij met eene ter- gendeglimlach. God bevrijde mij, bad zij ' bij zich zeiven, uit de handen van deezen , dolleman ! Zij ftond nu op, en daar de :j kaars nabij den fpiegel ftond, zag, zij haare I (masquerade) kleeding, waarep zij tot nu toe weinig acht gegeeven had. Jk bidde u, Sir Hargrave! laat mij u fmeekenmij niet meer te verfchrikken, ik zal u het geen voorbij is vergeeven , en het beli fcbouwen als eene gefchikte ftraf, dat ik toegeftemd heb om dus als een trotsch en dwaas fchepfel uitgedoscht te worden : uwe mishandeling, Mijnheer! fta mij toe u dit  120 GESCHIEDENIS te zeggen, is laag en eenen man onwaardig;maar als eene rtraffe befchouwd, wil u toeftemmen dat ik die verdiend heb laat mijne kaftijding hiermede een einde neemen en ik zal u met al mijn hart dank. zeggen en vergeeven. Uw lot is beflist, zeide hij, en de meid hem een huik geevende , herhaalde hij: uw lot is beflift Mejufvrouw! — hier, doe dit aan — val nu wederom in flaauwte— doe dit aan — zij bad, fmeekte en wilde voor hem knielen, maar alles was vergeefsch, de huik werd omgedaan willens of onwillens, en daarna ineen mans mantel gewemeld zijnde, werd zij, in weerwil van haare gebeden , van haare worftelingen en tegenftand,in een rijtuig, met zes paerdenbefpannen gepKitit hetwelk voor de deur kwam. " ' Het rijtuig was verzeld door verfcheiden heden te paerd, onder deeze was o0k haar knecht; toen Sir Hargrave in het rijtuig trad, zeide hij tot deezen: gij weet wat gij zeggen moet wanneer gij onbefcheidenen aantreft , en toen zij rrfide zeide hij, tergend: fchreeuw maarmijn liefje! en, barbaarsch haar befpottende, aapte hij het geblaet van een fchaap na;zich daar-  VAN GRANDISON. 121 daarna oprichtede, riep bij, met eene zegepraaier.de houding: nu ben ik Heer en Meefter van Mifs Byron ! Toen zjj eerst afreeden , fchreeuwde zij één of twee maaien om hulp, wanneer hij, onder voorgeevcn dat zij koude zou vatten , een zakdoek over haar aangezicht en mond bond , haar verder met den mantel omwindende , leunde hij met zijne geheele zwaarte tegen haar , hield beide haare handen met zijne eene hand vast, terwijl hij , met de andere arm om haar heen gefhgen, haar op de bank hield; toen zij, op het aannaderen van voorbijgangers , om hulp fchreeuwde , hoorde zij dat een der bedienden Sir Hargrave als de beste echtgenoot, en haar als hetflecbtst vrouwsperfoon afmaalde ; dus verdween zelf de minfte fchittering van hoop uit de ziel der mishandelde Dame. Sir Charles, Lord en Lady L. verwachtende, die uit Schotland terugkwamen, was op het Landgoed van dien Edelman te Colnebrook geweest, alwaar hij zijne zuster Chariotte gelaaten had, ten einde zorg te draagen dat alles op hunne aankomst in gereedheid was,enkeerde in zijn rijtuig met F zes  lift ftlïSC HI F, DEN 19 zes paerden fladwaard, toen hij het rij. tuig van Sir Hargrave ontmoette, wiens koetfier hem den weg fcheen te willen betwisten. Sir Hargrave zag uit het rijtuig, oui te zien wat er te doen was; Mifs Byron trok den zakdoek van haar mond en oogen , uitfehreeuwende .• help!help om Gods wil! Sir Charles beval zijn koetfier ftil te houden , en Sir Hargrave , zijn koetfier vervloekende , fchreeuwde hem toet rijdt voord als ik het uzeg! de Dame liep andermaal om hulp, Sir Charles beval toen zijne bedienden te paerd den voorrijder van het ander rijtuig tegen te houden, en dreigde den koetfier van Sir Hargrave , indien hij voord durfde rijden. Sir Hargrave ging voord, met uit de andere zijde van zijn rijtuig, die van dat,waarin Sir Charles was, afgekeerd was, met vreeslijke vervloekingen tegen zijn koetfier te fchreeuwen, waarop Sir Charles, uit het rijtuig fpringende, naar de andere zijde rondging, en daar de Dame poogde te fchreeuwen, zag hij dat Sir Hargrave worftelde om den zakdoek over haaren mond te krijgen, terwijl zij, eenen vreemdeling ziende, beide haare armen uitftak en  VAN GRAND I SO N. I23 en riep: orn Gods wille!—Sir Hargrave I Pollexfen, gelijk ik aan het wapen zie, H zeide Sir Charles: ik vreeze dat gij daar I ft eeneflegte zaak zijt ingewikkeld. — Ik' I ben Sir Hargrave, en haal mijne vrouw, I d;e van mij gevlug't was. — Uwe echt© \ vrouw, Sir Hargrave! Ja zeide hij, met 'j een vloek : zij wilde van mij wegloopert » reeden mede nader bij , doch fcheenen bevreesd te zijn van al te na te komen. Houd het oog op die knaapen , zeide Sir Charles, men pleegt hier een flegt F s ftul.  VAN GRANDISON. I1J zichtbaar was, dat zij in bet eerst zeer weinig acht gaf op haare kleeding;enhoorende dat Sir Charles haar op eene zeer tedere wijze van zijne en zijner zufters vriendelijke befcherming verzekerde , trad zij na haar toe , kuste haar, met betuiging dat zij zeer welkom was in dit huis. Mifs Byron, door baar ongeluk te zeer ter neder geflagen, wierp zich voor Mifs Chariotte op de kihën , waarop zij en Sir Charles haar wederom op haar ftoel heften. Gij ziet voor u, Mejufvrouw! zeide zij, een zonderling fchtpfel, het oog op haar gewaad flaande, maar ik hoop, gij zult galooven dat ik een onfchuldig mensch ben, denk niet ongunftig, Mijnhetr! voegde zij er bij , hasre te famen gevouwen handen opheffende, van haar, die gij zoo edelmoediglijk verlost hebt, denk niet ongunftig van mij, Mejufvrouw! die laage,Iaage man ! —— Sir Charles verzocht ziine zuster, dat haare eerfte zorge zoude zijn om den geest dier beledigde Schoonheid optewekken en daarna om van haar haare adresfen te verzoeken, tan einde haare vrienden ber.cht van haare veiligheid te gceven , hierbij aanmerkrnde, dat eenezoo F 4 uit-  128 GESCHIEDENIS uitmuntende Jongs Dame geen uur gemist kon worden zonder bij haare vrienden de grootfte ongerustheid te verwekken; hkrop een beroemd Geneesheer ontboden en haar verzekerd hebbende dat zij in eerlijke handen was, en dat zijne zufter vermaak zoude fcheppen in haar van dienft te zijn, nam hij zijn affcheid. De onfteltenis van Ivlr en Mrs Reeves was bovenmaate groot toen zij, van de masquerade t'huis komende, bevonden dat Mifs Byron nog niet t'huis was, zij zonden terftond naar Lady Betty, maar deeze was niet inftaat hen eenig bericht te geeven; men ftelde alle bedenklijke midde. len in h»t werk, ten einde te ontdekken werwaard zij gebragt was , doch alles vrugteloos, tot dat zij een brief van Mifs Chariotte ontvingen, die hen berichtte, dat zij wreedlijk mishandeld geweest , doch nu in veilige en eerlijke handen was;dat, offchoon zij zeer ziek.nuech ter beter was dan te vooren. Mr Reeve* vertrok terftond naar het Landgoed van Lord L— met zich neemende een mantelzak, gevuld met kleederen van Alifs Byion ; hier vond hij zijne beminnelijke Nicht  VAN GRANDISON. I33 In gevolge hiervan werd hij teDouvres aan land gebragt; maar buiten (laat zijnde, om zijne reize verder dan tot Canterbury voord te zetten, zond hij om Sir Charles , en nadat hij d ar overleeden was, werd zijn lijk naar Londen gevoerd; hij had twee neeven en eene nicht, die hunne opvoeding aan hem verpligt waren, aan elk van deeze had hij duizend ponden fterlings gegeeven,ten einde de jongelingen als leerlingen bij kooplieden van aanzien te plaatzen en hen in (laat te (lellen om welvoeglijk voor den dag te komen: hij had hun hoop gegeeven, dat hij elk hunner bij zijn overlijden drie duizend ponden daarenboven zoude nalaaten; maar nadat de door hunnen vader gehuuroe booswigten het op zijn leven haditen toegelegd .waaraan zij echter onfchuldig waren, liet hij het geheel zijner bezittingen aan Sir Charles, maakende hem tot uitvoerder van zijnen uiteiften wil en univerfee'l erfgenaam , nadat hij aan elk van hun drieën twee duizend ponden had gelegateerd ; op eene edelmoedige wijze melding maakende van drie zijner vrienden in Frankrijk , en begeerende dat F 7 zijn  134 GESCHIEDENIS zijn Executeur drie duizend ponden tot weldanden, zoo in Frankrijk als in En. geland , aan welke perfoonen hij goedvond, zoude befteeden. Indien Sir Charles dit testament naar den Ietter had uitgevoerd , zoude hij hier bij aanmerkelijk gewonnen hebben, daar de goederen van Mr Danby meer dan 30 000 ponden fterlings bedroegen , maar fchoon hij een weinig daarover gebelgd was , dat noch de neeven noch de nicht van Mr Danby zijne begraafnis bijwoonden , bij welke hij hen verzocht had, noch bij de opening van htt testament tegenwoordig waren geweest, offchoon hij tot dit einde om hen gezonden had, zoo had hij echter bedooten het gebrekkige te herftellen, hetwelk veroorzaakt was doordien Mr Danby zijne gevoeligheid tot op de onfchildigen had uitgeftrekt, en dat hij een a! te groot gevoel van dankbaarheid had jegens S.r Charles, omdat die hem het leven gered had. Sir Charles verzocht dus Mr Silvester, hun Notaris, die gekomen was^ om hen wegens hun afwezen te verontfchuldigen , om de jonge lieden aan teraaden dat zij zich bedachten, daar hij ge*  VAN GR AM DIS ON. 1$5 geneigd was vriendelijk jegens hen te zijn pjB wenschte dat zij zooveel vertrouwen in hem wilden dellen, om han een bijzonder bericht van hunne oogmerken en , uitzichten te geeven. I • Hun Notaris, een braaf man zijnde, was ten hoogften met Sir Charles ingenomen , en omtrent twee uuren , nadat hij hem verlaaten had , zond hij hem een I briefje, in naam van zijne cliënten , waarin hij hunne dai kbaarheid en tevens hunne begeerte , om de eer te mogen nebben van hem dien nadenmid ag te komen opwachten, te kennen gaf; waarop Sir Gb;. -/en^ — ik weet, gij kunt! gij hebt. dezelfde denkbeelden, die ik bebbe, van de ; kortftondigheid en ijdelheid van 's wae'j relds r< em en van de duurzaamheid der ■jj toekomende ! indien ik moei en ftand, vaftigheid genoeg bebbe om u dit p. pier te tooneu , ftel mij door uw uitmuntend 1 voorbeeld in ftaat om mijne overwinning j van mij zelf te volmaakcn, en breng er | .mij niet toe om met de edelmoedigheid fcj mijner geëerde vrienden voordeel te doen; j — echter, na dit alles, dit moetik be:] .kennen, (daar ik niet dulden kan dat men ia -mij voor ondankbaar jegens zoo verheven  I/0" GESCHIEDENIS lijk afdoen hetgeen ik u nog te zeggen i had , door mij op mijn gefchrift te be- ■ roepen,hetwelk naar mijn genoegen niet I kan beantwoord worden. Zijt gij mijn i voorfpraak bij uw eigen hart en tracht: niet, dierbaarfte der mannen ! mij door' uwe liefde te verftrikken. Sir Charles verzekerde haar toen, dat, hoe duur hem dit ook te (taan mogt komen , hij haar genoegen zoude geeven, en nimmer bij haar op dit onderwerp aandringen , ten zij hem door den Bisfchop bericht wierd, dat zij van gevoelen veranderd was. De gemoedsbeweegingen , welke hij ondergaan had, waren naauwlijks te verdra-gen , en daar hij bevond dat zijne gezondheid daardoor geleeden had ."meende hij het noodzaakiijk te zijn, zoo van wegens de Dame, als om zijnen wille, om' door afwezenheid zich van haar af te gewennen; hij bezocht dus verfcheiden (leden van Italië en keerde toen naar Boulogne terug, om aldaar affcheid te neemen. De vreugde en dankbaarheid van ijlen Marquis, zijne Gemalin en Zoon we. gens de herftelde verftands vermogens van hunne onvergelijklijke dochter , het aan- ge- j  VAN GR AND IS ON1. IJ? jgenaam vooruitzicht op de herftelling van Jsfonimo, hunne bewondering van liefde jjegens hem, die hen onder zoo groote verpligtingen gelegd had, dit alles maakte hen verlegen, hoe zij de gunst, door hem aan haar bewezen zouden vergelden; zij baden hem om hen te kennen te geeven, welke vergelding hij zoude willen aanheeraen; waarop bij antwoordde, dat de hoogfte gunst welke bij bij mogelijkheid van hen ontvangen kon , zoude zijn , om door die edele Familie in het volgend [voorjaar met een bezoek vereerd te wor- jden; wanneer hij ook niet twijffelde, of zijn waarde Jeronimo zoude door net gebruik der Engelfche baden geheel herfteld j worden ; zij namen dit voorftel , met barjten vervuld met verwondering, aan , en Sir jCharles, na dat hij van Clementina en | Jeronimo een teder affcheid genomen bad,, SYertrok naar Engeland, H 5 TWAALF  $78 GESCHIEDENIS) TWAALFDE HOOFDDE EL: Mifs Byron tracht haare hartstocht te overwinnen; maar Sir Charles is niet zoodra in Engeland terug gekeerd of hij maakt hij haar zijne opwachting. Hunne Minnaar ij en Huwelijk» Geduurende zijn verblijf in Italië , had hij aan Dr. Bartlett een omftandig verbaal gezonden van hetgeen aldaar, met betrekking tot de edele Clementina, voorviel; en deeze brieven werden geduurig door de zusters van Sir Charles aan. Mifs Byron gezonden; welke, niettegenftaande iaare liefde voor den Schrijver, de edelmoedigheid had van die Dame te bewonderen , die in duizend gevallen de grootheid haarer ziel en de waardigheid haarer gevoelens aan den dag legde : door fommige deezer brieven wierd Mifs Byron be-  VAN GRANDISON. Xföf jioofd van alle hoop van met haaren edelj moedigen verlosfer veréénigd te zullen i worden, die alleeneenigen indruk op | haar hart gemaakt had; zij'trachtte ech|ter met blijmoedigheid in haar lot te beJrusten en hem alleen als een waardig en ■1 onwaardeerbaar vriend te befchouwen, iterwijl zij haar vermogen infpande om Jalle denkbeelden van immer nader met hem veréénigd te zullen worden te verbannen; jdeeze worftelingen met haar zelve hadden lecbterdit uitwerkfel, dat haare gezondheid Jtrapsgewijze afnam. Bij de aankomst van Sir Charles in zijn ^geboorteland, werd hij door zijne bloedverkwanten en vrienden met de vuurigfte betuidgingen van vreugde ontvangen; maar hij jwerd zeer ontruftdoor de tijding der ziekte avan Mifs Byron; hij nam dus de reis aan Ijnaar Northamptorïshire, alwaar die Dame jmet haare nabeftaanden woonde , en gaf aeen bezoek aan Mrs Shjirley, haar Grootimoeder , eene oude Dame van een zeer jbeminlijk charafter ; na dat hij haar van jden ftaat der zaaKen, met betrekking tot jClementina, onderricht had, vroeg hij haar 'of het beftaanbaar was met haare denk» 6 beel-  j80 GESCHIEDENIS beelden van kiesheid , om door haaren invloed hem te begunftigen ; er bijvoegende, dat, indien dit zoo was, en Mifs Byron een hart wilde aanneemen, hetwelk dus op eene onbegnjplijke wijze was verdeeld geweest, zij. hem onder zoo groot eene verpligting zoude leggen, waaraan hij alleenlijk kon trachten,te beantwoorden, door de zuiverfte dankbaarheid en liefde ; hierop een fchriftlijk antwoord verzoekende , liet hij op de tafel verfcheiden brieven leggen , welke hij van Jeronimo en Clementina ontvangen had, benevens zijne antwoorden , ten einde zij konden zien dat de zaak tusfchen hem en die Dame geheel geëindigd was, waarna hij affcheid nam. Mrs ShLrley zond terftond om Mifs'Byron, Mr en Mrs Selby en eenige andere nabeftaanden, en na hen van de aangenaame tijding verwittigd te hebben, lazen zij de brieven, welke hen ten vollen voldoening gaven; waarop de oude Dame aan Sir Charles fchreef,dat zij als de grootfte eer de aanbieding aannamen van eene verbindtenis, welke voor Familles.van den eerften rang tot eer zoude zijn,en dat het bij hen haare  VAN GRAND ISON. ï8l re vuurigfte wensch geweest was.dat de man, welke het bemin lijk meisje gered had, het in zijn magt mogt hebben om zich zeiven als haaren bevalligen minnaar vooitedraagen. Sir Charles maakte. na het ontvangen van deezen zoo welkomen brief, zijne opwachting bij Mifs Byron ; zij ontving hem in het eerft met eene zichtbaare verlegenheid , maar wierd weldra door zijn befchaafd en inneemend gedrag bemoedigd : hij toonde haar een' anderen brief van Jeronimo, waarin deeze zijn vriend er bij hem op aandrong, om aan Clementina ten voorbeeld te zijn, door zich in den echt te begeeven ,en berichtte hem dat deeze edele Dame niets vuuriger wenschte , dan te mogen verneemen dat hij gelukkiglijk gehuuwd was. Gij ziet dus, Mejufvrouw ! zeide hij, dat ik van de zijde van Clementina volkomen vrij ben, dat ik vrij ben door haar eigen keuze. Het was altoos de wensch van Clementina dat ik mij in het huwelijk zoude begeeven, alleenlijk hiervoor zorgende.dat de keuze die ik doen zoude, de genegenheid die zij mij had toegedraagennietontH 7 e«"  182 GESCHIEDENIS eerde; maar wanneer zij het genoegen heeft, de beminlijke Dame, die ik hier bij mij heb, teleeren kennen; dan,indien mij die eer vergund word, zal zij bekennen dat mijne keuze ten hoogden eer gedaan heeft aan die gunst, waarmede zij mij vereerd heeft. Hij zweeg en fcheen een antwoord te verwachten;— de eer,zeide zij, zeer ftaamelende , van Sir Charles Grandifon — niemand twijffelde — niemand kan twijffelen— ik moet erkennen — ik beken; — hier hield zij op: wat erkent mijne lieve Mifs Byron — wat bekent zij? zijt verzekerd, Mejongvrouw! van mijne eer , van mijne dankbaarheid; hebt gij eenige twijfFelingen. zeginij die; zie hier, Mijnheer! zeide zij, mijne bekentenis, de bekentenis van een hart, niet minder oprecht dan het uwe, dat ik verbijderd en ter nedergeflagen ben, door de 200 uitmuntende verdienden van die Dame, welke gij nog met zoo veel recht hoog acht: ik twijffel even min dan zij, Mijnheer! aan uwe eer, uwe rechtvaerdigheid en toegeeflijke liefde; uw charafbr uwe grondbeginfelenzijn volkomen waarborgen voor die vrouw, welke deeze toegeeflijkheid  VAN GRANDISON. l8$ -jieid zal trachten te verdienen; maar ik heb met billijkheid een zoonoog gevoeien v»het gedrag van Jongvrouw Clementina, dat ik vreeze dat het onmogelijk is. — Wat zoude onmogelijk zijn ? wat vreest mijne waarde Mifs Byron dat onmogelijk is? Nu ik zoo vriendelijk gedrongen word, hernam zij, waarom zal ik dan niet alles zeggen wat mij op 't hart ligt ? De arme Harriet Byron, wanneer zij de grootheid van die uitmuntende Dame befchouwt, vreest, dat zij met alle haare poogingen nimmer in ftaat zal zijn om voor zich zelve zoo eene vertooning te maaken als tot haare eigen rust noodzaaklijk is; - dit, Mijnheer! is al mijn vreeze? Grootmoedige, vriendhike, edele Mifs Byron, antwoordde hij in verrukking, is dit dan al uwe vreezeI dan moet Je man dien gij voor u ziel, gelukkig zijn. Clementina heeft voortreflijk gehandeld , door haaren Godsdienst en Vaderland boven alle andere beweegredenen te Itellen; en zal ik niet dubbel door dankbaarheid, aan haare wedergade in uitmuntendheid verbonden zijnde, die, zonder zoodanige beproevingen , echter met de kieschfte ziel ten mijnen voordeele eene. ©p-*nu>  184 CES C H IE DE N IS openhartigheid toont, die haar boven' alle beuzelachtige plegtigheden verheft, en tevens, eene edelmoedigheid toont' met opzicht tot de verdienden eener an' dere Dame, die zeer weinig voorbeelden vind? mogt mijn leven voortaan vergezeld zijn met zegeningen, geëvenredigd aan de dankbaarheid , welke dit hart voor uwe goedheid toonen zal. Mifs Byron, nu het vooruitzicht voor zich hebbende, van eene verbindtenis met iemand ,die tot haare tederfte liefde,achting en dankbaarheid gerechtigd was:een geluk , hetwelk zij tot nu toe zelf niet had durven hoopen , was haar hart alsverdrukt met overlaading van vreugd, en het vooruitzicht op de vervulling van haare hoogde wenfchen vervulde haar met angstvalligheden. Toen Sir Charles bij haar aandrong om de gelukkige dag te bepaalen , deed haare edelmoedige deelneeming in de belangen der ongelukkige Dame haar verzoeken, om zoo lang te wachten , tot da,t bij eenen brief ontvangen had. in'antwoord op dien , waarin hj haar had bekend gemaakt, dat hij zijne opwachting bij eene Engelfche Da me maakt?, die zijne keuze,.  VAN C RAND IS ON. 185 epre zoude doen. Eindelijk kwam deeze brief, waarin de edelmoedige Clementina in de fterkfte bewoordingen haar verlangen uitdrukte, dat deeze EngelfcheDame hem zoo gelukkig mogt maaken als zij zelve getracht zoude hebben te doen, indiener geene onoverkomelijke hinderpaalen tusichen beide gekomen waren ; verklaaïende dat zij nergens vuuriger naar wenschte, dan om de voltrekking van hun huwelijk te verneemen. Eindelijk was de gelukkige dag vastgefteld, de nabeftaanden van Mifs Byron vcrkoozen dat de plegtigheid, zoo veel nogelijk,in het openbaar zoude gefchieden, en toen Sir Charles ook tot dit gevoelen overging, berustte de Dame hierin, offchoon zij er niet dan met de grootfte ontfteltenis aan denken konde , van bij zoo eene plegtige gelegenheid aan 't oog van een groot getal sanfchouwers ten toon gefteld te zullen worden. Sir Charles noodigde zijne naafte bloedverwanten en die van Mifs Byron waren begeerig om haar te vergezellen. In den morgen van dien gelukkigen dag werd zij, bevindende dat haare angstvalligheid toenam, door Mifs Sbir-  185 GESCHIEDENIS Shirley, haar uitmuntende Grootmoeder, geaegend en bemoedigd , en Sir Charles verzocht van haar dat zij, ter voldoening van de beste der ouderen, haar gewoone tegenwoordigheid van geest zoude herneemen; anderzins, zeide hij, zoude ik, die er mij eene eer in zoude (lellen uwe hand voor het oog van duizend getuigen te ontvangen, berouw hebben dat ik zoo gulhartig voor eene openbaare viering deezer plegtigheid geftemd bebbe: op deezen dag, mijne dierbaarfte! roepen wij de geheele waereldtot getuige van onze onderlinge vreugde : laat ons nu ook aan deeze waereld toonen, dat onze harten veréénigd zijn, en dat de geheiligde plegtigheid, die niet meer ver. éénigd maaken kan; de verbindtenis is eene heilige verbindtenis, en laat ons aan de menigte toonen, zoo wel als aan onze ons omringende Vrienden, dat wij die voor een lofiijke verbindtenis houden; ik verg vati u, mijne Waardfte! dat gij door uwe zichtbaare goedkeuring mijne vreugde billijkt; de waereld rondom uwas gewoon uwe minnaars te zien,toon haar nu den Echtgenoot, dien gij u verkooren hebt. Ach,  VAN GRAND ISO N« l8? \Ach , Mijnheer ! hernam de Dame , gij jhebt mij eene drangreden gegeeven, die lik geduurende de geheele plegtigheid niet luit het oog zal verliezen. De Dames waren alle fierlijk gekleed, paar Mifs Byro.n was in het maagdelijk Wit: de trein naar de kerk beftond ia iagt kóetfen met vier paerden, en de aanifchouwers waren aan beide zijden langs tóen weg gefchaard; toen zij op het kerkihof ftil hielden, verfcheenen onverwacht ivier dochters zijner hoevenaars, waarvan de oudfte niet boven de dertien jaaren was, met nette mandjens in de handen, gevuld met bloemen, en zoo dra de Bruid, (Mr. Selby, Sir Charles en Mrs Shirley (uit het rijtuig traden, kwamen twee lieve kleine Flora*s te voorfchijn, in het wit (gekleed, met bloemkransfen op het hoofd, groote ruikers op de borst, en witte linjten rondom haare keurfen , en om de mandjens, gedeeltelijk los hangende, gedeeltelijk rondom de handvatfels als in liefdelilrikken gevlochten. Zij vergezelden het gezelfchap, twee gingen vooruit en de andere nu hier dan daar; alle ftrooidea zij bloemen.  188 GESCHIEDE NIS Bij het eindigen der plegtigheid nam Sir Charles, wien de vreugde een fchooner blos dan gewoonlijk op het gelaat verfpreid had, de Bruid bij de hand, haar kusfchende, zeide hij , met eene verftaanbaare ftem , dat God , mijne dierbaarfte ! uwen Grandifon gunftig zij, gelijk hij ook zijne Henrietta , nu niet meer Byron, wil gunftig zijn. Zij neigde zich laag, elk een zegende haar en noemde haar de beminnelijkfte der vrouwen: en hem de befchaaffte en be» valligfte der mannen. Sir Charles geleidde haar nu in de kerken-kamer, gevolgd door hunne overige vrienden; zoo dra zij haar Grootmoeder zag, knielde zij voor haar en zeide: Mevrouw 1 zegen uw gelukkig, gelukkig kind!God zegene voor eeuwig, zeide zij, de lieveling van mijn hart! Sir Charles hierop zijne knie voor de achtingwaardige Dame buigende , zeide: ontvang en zegen ook uwen zoon. De goede Dame was aangedaan; zij liet zich van haar ftoel op de knien gliiden, en haare handen en oogen opheffende . terwijl de traanen langs haare wangen biggelden, riep zij uit: Gij, Almagtige! zegen den dier- baa-  p VAN GRANDISON. 1"$ baaren Zoon mijner wenfchen. Hij befte haar met eene eerbiedige tederheid op en kuschte haar. Uitmuntende Vrouw! zeide bij, maar was te zeer aangedaan om meer te zeggen; en baar wederom op haar ftoel gebragt hebbende , keerde hij zich tot Mrs Selby; woorden zijn te gering, zeide hij, mijne daaden , mijn gedrag zullen getuigen van mijn dankbaar gevoel, van uwe goedheid, haar kusfchende, en van de uwe, Mrs Shirley ! en de uwe, mijne dier» baarfte! zich tot zijne Bruid wendende, die snaauwlijks in ilaat fcheen baare vreugde tte verdraagen. Laat mij andermaal, zeide (hij, die hand zegenen die mij gezegend |jheeft; zij bood hem die blijmoedig aan; lik geeve u, Mijnheer! antwoordde zij, snijne hand, en tevens een zwak, maar (dankbaar , hart; — bet "is alles het uwe; (hij boog over baar hand, onbekwaam om Ite fpreeken. Alle monden wenschten het [gelukkig paar heil! Ziet, mijne lieve jonge Dames! zeide de gelukkige en onderwijzende Mrs Shirley, zich tot verfcheiden jwehdende, die in de kerken-kamer binnen getreeden waren, ziet de belooning der (pligtmaatigheid, deugd en gehoorzaamheid! hoe  19O GESCHIEDENIS hoe ongelukkig moeten die ouders en nabeftaanden niet zijn, wier dochters,ongelijk aan onze Henriette, zich zei ven en hunne gedachten door eene fchandelijke keuze onteerd hebben! uw lot, mijne beminlijke dochters ! rondom ziende, zij gelijk dat van mijne Henrietta! Elk haarer verzocht haare hand.kuschtedie.en beloofde hetgeen zij gezien en geboord had in gedagtenis te houden. ■ Zoo dra de plegtigheid geëindigd was, begon men de klokken te luiden en Sir Charles geleidde zijne Bruid door eene rij van toejuichende aanfchouwers, door de kerk en langs het kerkhof, terwijl zij in het voordgaan door de kleine Flora's met bloemen beftrooid werden. Mijne lieve meisjens! zeide hij, ik verzoek dat gij de eer, mij aangedaan, voltooit, door ons naar Selby-Hof te vergezellen; zij kwamen terug in dezelfde orde als zij uitleg ian waren, en toen zij in de groote zaal bij elkander waren, vloeiden onderlinge zegenwenfchingen uit aller monden ; elk Heer kuschte de gelukkige Bruid en elke Dame den even gelukkigen Bruidegom. Lady G—, Sir Charles Zuster, geleidde haar in  VAN GRANDISON. 191 in een zijdvertrek, en haar in de armen vattede , zeide zij: nu , mijne lieve! nu cmbelze ik mijne waare Zuster ,mijne Zus» ter Grandifon! zoo wel in den raam van Lady L. als in mijnen : dat God uw geluk beveftige en uitbreide ! Mijne lieve dierbaare Lady G., hervatte de Bruid, hoe aangenaam, boe bemoedigend is uwe vriendelijke begroeting, uwe aanhoudende liefde en die van mijne waarde Lady L-— zullen het wezenlijke van mijn geluk uitmaaken liWaarom, Dames! ze iJe Sir Charles , verwijdert gij u van' het gezelfchap? zijn wij niet heden alle een geflacht? De vier kleine Flora's, met hunne bloemmandjers in de handen, komen d poort in, , wij zullen ons bij het gezelfchap veri| voegen en deeze binnen roepen. Zij keerden terug naar de groote zaal, en de lieve Flora's binnen geleid zijnde . nam Sir Charles elk deezer bii de hand ; mijne lieve kleinen ! zeide hij, ik wenschte dat ik u met zoo fchoone bloemen befcbenken kon als die gij ter eere van ditgezelfchap ; weggeftrooid hebt , tevens vijf Guines ! in elk mandje leggende, waarop bij baar ' twee aan elke hand aan zijne Bruid aanbood,  T92 GESCHIEDENIS bood , die haar met de bevalligfte gemeenzaamheid en vriendelijkheid ontving, De kinderen, daarna begeerende naar haare ouders terug te keeren , \verden zij derwaard geleid ; maar weldra keerden zij terug , met een verzoek van alle de hoevenaars, door dewelke in het kleine park een feest was toebereid, dat zij op den eenen of anderen tijd van dien dag de eer mogten hebben om den Bruidegom en Bruid bij hen te zien, al was het flechts voor twee minuten; maar toen de Bruid dit afflocg, beloofde Sir Charles te zullen gaan en haare verontfchuldiging te maaken. In den namiddag ging Sir Charles, ingevolge zijne belofte, derwaard, wanneer hem de huurders en hunne vrouwen alle geluk werschten ; en daar zij zich niet wilden nederzetten zoo lang hij ftond, nam hij een ftoel , waarna zij alle zijn voorbeeld volgden. Een dier braave lieden merkte aan, d it hem bet huwelijk van JVIr en Mrs Byron wel geheugde en prees hen als de beste en gelukktgfte menfehen; een ander bragt zich de geboorte der Bruid te binnen, andere verhaalden welk eene  VAN G RAND I S ON. -93- eene uitmuntende Dame zij van haare kindsheid af geweest was , en Iaat ik u maar eens zeggen, Mijnheer! zeide een man met grijze lokken , dat gij veel te doen zult hebben met haar te verdienen, bir Charles vond groot vermaak in deeze goedhartige gemeenzaamheid; hij maakte zijne verfchooning dat hij haar niet met zich eebraat had; maar zeide hen, dat hij hoopt» nog eene vrolijke maaltijd met ben te houden alvoorens hij Northamptonshire verliet en hierop nam hij, met zijne gewoone fpraakzaamheid, vriendelijkheid en befchaafdheid zijn affcheid; de gelukkige dag werd befloten door een bal, hetwelk, op verzoek van het ganfche gezelfchap, door den Bruidegom en Bruid geopend werd. Sir Charles fchreef den volgenden dag» ten einde zijn waarde vriend, den Baron della Porretta van de voltrekking zijns huwelijks te verwittigen, en eindigde met eene waarfchouwing in de dringendlte bewoordingen, om doch Clementina met eeente grooten aandrang tot het huwelijk aantedrijven; op denzelfden dag bragten de Diaconen hen een lijft van behoeftige lieden, beloopende meer dan honderd en  *P4 GESCHIEDENIS veertig perfoonen, verdeeld in twee rangen • in de eene waren de bekende armen de andere bevatte de huisvaders en arbeidslieden , die befchaamd waren om ondertand te vraagen, maar bij wien zij wisten dat zijne goedheid zeer welkom zoude zijn:hij gaf zeer mildelijk en in't bijzonder aan omtrent dertig van den tweeden rang gaf hij zeer rijkelijk ; de Diaconen, die zeer menscblievende mannen waren, gingen heen, hem zegenende. vp den volgenden zondag waren de nabeftaanden van den Bruidegom en Bruid zeer kosthjk gekleed; de Bruid , bevallig in allerlei kleeding , had rijker ftoffen aan dan gewoonlijk,kostbaare kanten en juweelen die nog meer luifter bijzetteden aan die fchoone geftajte en bekoorlijke gelaatstrekken , aan dewelke geen fcbilder ooit had k,,n.„, j.„6 , ----- ~-«nvn uuen; ae Bruidegom werd bovenal bewonderd door zijne aangeboren ongedwongen houding en waardigheid, en door de onopmerk. zaamheid op zijn uiterlijke vertooning welk de waare wel opgevoede man van geboorte, die gewoon is altijd net te zijn ,eigen is; totn zijne Gemalin naar hem  VAN GRAND ISON, J9S hem en haare vrienden naderde , ftonden. zij alle onweetend op, om haar, als het ware, hulde te doen; maar Sir Charles, met eene houding van meer dan gewoone gemeenzaamheid,naar haar toekomende, zeide .-hoe beminlijk! maar wat is al die fchittereiide bevalligheid by de fcboonheid van haare ziel ! deeze neemt ia mijn oog elk uur toe; zij opent naauw. lijks haare lippen, of ik vind reden om God en u , mijne waarde Dames! te danken t — tegen Mrs Shirley en Mrs Selby buigende, want aan God en u is zij haare uitmuntendheid verfchuldigd. Mijne lieve dierbaarel vergun mij u te zeggen, dat deeze uitwendige gedaante, die in het oog van elk vreemdeling uwe eerfte volmaaktheid , in mijn oog niet meer dan uwe tweede is; leer mij > Mijnheer ! zeide zij, uwe liefde verdienen.door de verbeetering van die ziel, die gij de goedheid hebt de voorkeuze te geeven , en dan zal ik de gelukkigfte vrouw op den aardbodem zijn. De kerk was ongemeen vol en het bevallig paar werd ten hoogden bewonderd: Sir Charles en zijne Bruid vergaten echter niet die nederige houding, welke aan die 1 2 plaats  10.6 Geschiedenis , plaats voegt, en die hen voor een tijd onopmerkzaam maakte op dien luifter, welke de oogen van elk,buiten de banken,waarin deeze Familie geplaatst was, tot ben trok: de kerk wat in den. namiddag nog voller. Hoe zeer werd Sir Charles door de armen en lieden, die in kommerlijke omHandigheden waren, gezegend , uit hoofde van zijne wel befteedde goedheid I Sir Charles en zijne jonge Gemalin, na de bezoeken van den omliggenden kleinen adel ontvangen en beantwoord, en na een tweedeonthaal hunner hoevenaaren bijgewoond te hebben, begaven zich naar Grandifonhall, de voornaame verblijfplaats van Sir Charles, alwaar zij , na andermaal den kring van bezoeken en tegenbezoeken rondgegaan te hebben, zich in die genoeglijke weltevreedenheid nederzetteden , welke de volmaakfte trap van menfchelijk geluk uitmaakt. Hij befteedde nu een aanmerklijk gedeelte van zijn tijd in het verbeteren zijner goederen , ten einde zich in ftaat te ftellen om zijne milddaadige inborst intevolgen ■ hij maakte zich bekend met elken  TAN GRAND IS O N. 197 ken huurer, Ja zelf met eiken hutbewooner onderzoek doende naar hunne omstandigheden, het getal hunner kinderen en hunne vooruitzichten ; wanneer zij in behoeftigheid waren, fchold hij hen de ach! terftallige huurpenningen kwijt, of zond h^n in dringende omftandigheden, wel ee; nig 'onderftand in geld, of wanneer zij geen vooruitzicht op voorfpoed hadden , fchoot hij hen geld tegen eenen kleinen intrest: op de begeerten der huurders, zetlede hij den eenen wel eens over op een grooter landgoed, een ander op een klei< ner, naar evenredigheid van hun vee, ot > waarfchijnlijkheid van een goed gevolg. I Door deeze middelen kwamen zijne huurI ders alle moeilijkheden te boven en weri den rijk, terwijl hij zelf de vrugtcn van { edelmoedigheid plukte, door het gemak en de naauwkeurigheid , waarmede zij hem zijne huurpenningen betaalden. Aan de andere zijde begon hij zich bezig te houden met degefchillen tusfchen zijne vrienden en hoevenaarsbijteleggen;en dikwerf bragt hij hen , die door eenig misverftand oneenig waren, wederom bij elkander ; I 3 daar  39$ BES CHIESE NIS daar bet zijn vaste grondftelling was dat één dag , doorgebragt in het berfte'llen van vreede en eensgezindheid, al waren de voorwerpen nog zoo gering, veel aangenaamer is, bij nader overweeging, dan een dag doorgebragt in de luisterr'ijkfte losbandigheid. DER-  VAN GRANDISON. 199 DERTIENDE HOOFDDEEL. Clementina, die haare vrienden ontfnapt is, komt naar Engeland, ten einde het huwelijk met den Graaf van Bel' vedere te ontwijken, en wordt onder de befcherming van Sir Charles en zijne Gemalin genomen ; zij wordt gevolgd door haare nabeftaanden en vrienden, die door Sir Charles ontvangen worden, door wiens beleid alle ongenoegens uit den weg geruimd worden. Het Be/luit. TerwijlSirCharles zich dus bezig hield met edelmoedige daaden van menschlievendheid en vriendfchap, ontvingen zij een brief van den Baro)n della Porretta, die hen met groote ongerustheid vervulde; door deezen brief vernamen zij, dat jongI 4 vrouw  20O GESCHIEDENIS vrouw Clementina er zeer opgefteld zijn. de om den geeftlijken fluijer aanteneemen' met zulk eenen aandrang en onophoudelijke kwelling gedrongen zijnde om haar hand aan den Graaf van Belvedère te geeven , dat haare herfenen hierdoor grootIijks ontfteld waren,-en dat, ten einde die verbindtenis te ontwijken en aan deeze lastige verzoeken een einde te maaken, zij haare vrienden ontvlugt was en met geen ander gevolg dan haar page, eenEngellch Jongeling, en haare dienstmaagd Laura, zich ingefcheept had fh een vaartuig, dat naar Londen zeilree lag, en dat beide, haar Vader en Moeder, hij zelf, benevens fornmige van haare vrienden, ontroostbaar zijnde wegens haar verlies haar volgden, hem biddende naar de vlugtende Clementina onderzoek te doen, en voor ben tegen hunne aankomst een verblijf te bezorgen. Het is geen wonder, dat deeze tijding beide , Sir Charles en zijne Gemalin , ten boogden ontrusÊte; zij waren toen op Grandifon hall , en deeze Dame vadelijk overtuigd zijnde van de ftandvastigheid zijner deugd, bad hem terftond om de ongelukkige dementi-  TAN GRAND ISONi ÜOI tina in zijne befcherming te neemen. Mijn. waarde Heer! zeide zij , befchouw mij als uwe hand, ten haaren dienst, onderfteunende.niet verzwakkendejmijne eenige bezorgdheid is voor haare veiligheid en eere, en wegens uwe aandoening in een zoo trefFend geval; laat mij dit verminderen, door daarin met u te deelen. Ziel mijner ziel! riep hij üit, haar aan zijne borst drukkende, ik had niet de minfte twijffeling aan uwe edelmoedige goedheid; het zoude onrecht gedaan zijn aan de ongelukkige Dame, en aan de kennis die ik hebbe van mijn eigen hart, zoo wel als aan u,de volftrekte beheerfcheresfedaar. van, Indien ik dacht dat het noodig wasu betuigingen van mijne onfchendbaare liefde te doen, ik zal u bericht geeven van eiken ftap dien ik bij deeze gelegenheid doe,en moet uwen raad hebben in hetgeen ik onderneem; want zoodanige kiefche zielen als de uwe en die van Clementina moeten na aan elkander verbonden zijn. Sir Charles reed terftond met alle haast naar Londen, alwaar hij een langen brief vond van de vlugtende Dame, welke, in niet fainenhangende revelaarijen, zich beI s klaag-.  aoa «ISCHIEDENIS klaagde wegens.'den flap dien zij gedaan hadverzekerende, dat zij verre was van gelukkig te zijn; maar wenschte naar zijnen «ad en befcherming, fchoon zij hem niet durfde bekend maaken waar hij haar kon vinden; echter ter zeiver tijd hem kennis geevende op welk eene wijze hij aan haar een brief konde zenden, die haar ter hand zoude komen: hij deed zijn besr in zijn antwoord, om haar geest te doen be. daaren ; aanbiedende, om haar onder de befcherming van zijne Gemalin of Zuster te Hellenden haar fmeekende om zijne ongerustheid wegteneemen, door bem terftond gelegenheid te geeven om haar te 2len-.I,n.,etn vo'senden brief trachtte zij ernftiglijk hem overtehaalen, om zijnen invloed bij haare vrienden daartoe aamewenden, dat zij haar haare vrije keuze overlieten, en voortekomen dat zij niet gedwongen wierd den Graaf van Belvedère te huwen; dit alles beloofde hij geleedelijK in zijn antwoord, en zij ftond Hem toe haar optewachten. Sir Charles ging derwaard en werd dooi taare dienstmaagd Laura binnengelaaten teen hj, m de kamer trad , verwelkomd tij  VAN GRANDISON. JfoJ hij haar terftond in Engeland: wilt gij, kunt gij, riep zij uit, mij welkom hectenfif mij! eene vlugtelinge, eene ondankbaare, eene ongehoorzaame! o Ridder! verlaag uw onbefrcet charafter niet, door het goedkeuren van dien onnatuurlijken flap, welken ik gedaan heb. Indedaad, Mejongvrouw! hernam hij, ik heet u welkom, uw broeder, uw vriend verwelkomt u uit al zijn hart in Engeland. Zeg mij, Ridder! antwoordde zij, voor dat wij een ander woord fpreeken, zeg mij of ik een Vader, of ik eene Moeder heb. God zij dank, zeide hij, Mejongvrouw! gij hebt die beide. God .'riep zij uit, haare handen opheffende, ik dank u! zoo ik die niet meer had, dan zou de raazende wanhoop mijn deel zijn; indien zij niet meer geweest waren,ik zoude mij zelf voordo verfoeilijkfle ouder moorderes gehouden hebben,! Zij zijn in de grootite verlegenheid, voegde hij er bij,wegens uwe veiligheid, en zullen zich gelukkig achten, indien zij weeten dat gij wel zijten in de handen van uwen broeder Grandifon. Zullen zij? Mijnheer! zeide zij, o hoe vreemd ! zij zoo wreed, en ech» l 6 tei  4©4 GESCHIEDENIS ter zoo toegeevend! ik zoo pligtmaatfg; cn echter eene vlugteling ! maar daar ik vaftehjkheflooten had, niet in eenen ftaat te treeden , waartoe ik te veel gevoel van eer had, dan dat ik mij met weerzin daarin zoude begeeven , konde ik dan wel een ander befluit neemen om mij van den wreeden dwang der overreeding te onttrekken ? Uw geweeten, Mejongvrouw! zeide hij , is voor u eene wet, indien dit u belchuldigt, zult gij berouw hebben; zoo dit u vrijfpreekt, wie zal zich verftouten u te veroordeclen ? Sir Charles trachtte toen haar geest te bedaaren, door uitteweiden over de vriendelijkheid waarmede zij door zijne vrienden zoude ontvangen worden; zij merkte aan, dat hij vermijdde de voornaamfte perfoon onder deeze te noemen, en vroeg, wat zijne Gemalin denken zoude van de arme vlugtende Clementina, en verzocht hem haar te verzekeren, dat zij nimmer in Engeland 20ude aangeland zijn, indien bij niet gehuuwd ware geweest; er bijvoegende dat, indien zij hem en zijne Gemalin ongeluk veroorzaakte , niemand op aarde kaar zoo zeer zoude kunnen haaten als  VAN GRAND ÏS ON. 20$ 2ÏJ in dat geval zich zelf haaten zoude. Sir Charles verzekerde haar, dat haar geluk in waarheid voldrekt noodzaaklijk voor dat van hun beide was; dat zijne Henrietta eene tweede Clementina was, die zij ken* nen en beminnen moest; want dat zij reeds gereed was om haar als eene dierbaarfte s zuster te ontvangen. Edelmoedige Lady : Grandifon ! zeide zij, ik heb haar charac: ter reeds vernomen en wensch u geluk, i jMijnheer! met deeze uwe gelukzaligheid; i het zoude mij gefmart hebben, indien gij ) geene Dame, uwer waardig, gevonden i laadt; maar dat ik gevoelig ben voor uw geluk en dat gij mij niet min acht, omdat I ik uwe voorftellingen heb afgeflagen, brengt veel meer toe tot den vreede mijner i ziel, dan ik u zeggen kan; wanneer ik i meer moeds hebbe en dit arm hart aan die zijde gerust gefield is, dan zult gij mij s aan haar aanbieden ; zeg haar intusfchen , i dat ik haar zal beminnen en dat ik mij zela ven aan haar ten hoogden verpligt zal : achten, wegens het gelukkig maaken van hem, dien ik eenmaal, offchoon uit een s verheevener beweegreden, de verwaand* J beid had van te denken, dat ik ook zoo 1 ? zou?  io6 GESCHIEDENIS zoude gemaakt hebben; zij keerde haar gloeiend aangezicht, bevochtigd met traanen , van hem af, terwijl de verwondering van Sir Charles over haare grootheid van zie!, zoo gelijk aan die van zijne Henrietta, hem verftomde ,• maar eindelijk haalde hij haar over om een vertrek in bet huis van Lady L- aanteneemenj zij gaf zelt haare toeftemming, om zich des anderen daags derwaard te begeeven. Sir Charles en zijne Zuster kwamen den volgenden morgen , en na eene zeer zielroerende ontmoeting , namen zij haar in de koets van Lord L. mede: alle de Dames van de Familie van Sir Charles trachtten om ftrijd de ongelukkige Clementina te verpligten, vooral zijne Gemalin, die haar voor lang, uit hoofde van haare deugden en grootmoedigheid, bewonderd had en haar nu met al de tedere genegenheid van eene beminde zuster behandelde. Clementina was niet lang bij de voornaame leden deezer gelukkige Familie bekend geweest toen Sir Charles door een expresfe eenen brief ontving van zijnen waarden vriend den Baron, om hem kennis tegeeven.dat de Marquis,- de Marquizin en loinmig* hun-  VAN CR.ANDÏSON. SOf hunner vrienden te Douvres geland waren; waarop hij terftond derwaard vertrok: met vier koetfen met zes paerden, zoo van zich zelf als van zijne vrienden , ten einde hen en hun gevolg van dienst te zijn, na dat hij zijn huis in GrosvenorSquare te vooren gereed gemaakt had om hen te ontvangen; hij was nog niet lang vertrokken, toen de Graaf van Belvedère, die ongeduldig verlangde om tijding van Clementina te verneemen, met een zijner vrientlen aankwam , en door Lady Grandifon met alle mogelijke teekenen van achting ontvangen werd; zij berichtte hem, dat Clementina veilig en in goede handen was; maar geene drangredenen konden haar overhaalen, om hem te ontdekken waar de Dame was. Sir Charles kwam niet zoo dra te Dou« vres, of hij werd door de geheele edele Familie met eene onuitfpreeklijke vreugde ontvangen ; fchoon hij hen vond niets ademende dan verzoening en liefde met en jegens hunne dierbaare Clementina.,. zoo had hij echter beilooten haar verborgen te houden , tot dat hij ten vollen verzekerd was, dat haar verftand geen gevaas' liep %  COS CïSCHlEDENIS liep van gekrenkt te worden door den dwang, om den Graaf van Belvedère ten huwelijk te neemen. Sir Charles geleidde de geheele Familie in gemaklijke dagreizen naar Londen , alwaar hij hen bragt in het huis , hetwelk gereed gemaakt was om hen te ontvangen , en bij zijn aankomft op bet aangenaamst verrascht werd, vindende dat zijne Gemalin, buiten zijn weeten, een fierlijk onthaal bad gereed doen maaken. De Marquizin was zoo ongeduldig om Clementina te -zien, dat elk een voor de gevolgen daarvan , met betrekking tot haare gezondheid , beducht was; en aan de andere zijde fmertte het de jonge Dame zeer, zich in zoodanigen toeftand te bevinden , dat zij genoodzaakt was om met haare ouders bedingen aantegaan, voor dat zij zicb voor haar op de knieën wierp , waarna zij zeer verlangde, niet tegenftaan' de zij fchroomde. Sir Charles had, op verzoek van beide partijen, een fchrifreiijk verdrag opgemaakt , waarvan en aan de hoofden der Familie en aan Clementina affchriften waren ter hand gefield, waarin bij voorilslde, dat zij alle denkbeelden van zich  VAN GR ANDIS ON. 2O0 zich ia een klooster aftezonderen zoude ter zijde Hellen, terwijl het haar toegeftaan werd haare wijze van leeven en haare bedienden te verkiezen ; dat haar Vader en Broeders haar zouden belooven, haar nimmer te willen overhaalen, veel minder te dwingen tot eenig huwelijk, en dat de Graaf van Belvedère zijne opwachting zoude ftaaken. Na 'eenige woordenwisfeling Itemde de ganfcbe Familie in dit verdrag; maar Jongvrouw Clementina vond groote zwaa« righeid om haar begunftigd ontwerp, van den geestlijken fluijer aanteneemen , optegeeven: als mede kon de Graaf van Belvedère niet zonder den grootften angst der ziele zich daaraan onderwerpen, dat hij van zijne eisfehen afftand zoude doen. Nadat deeze voorzorgen genomen waren, moest Clementina bij haare reikhalzende Ouders ingeleid worden; maar haarfchroom, om voor hen te verfchijnen, deed haar Lady Grandifon en Lady L— verzoeken, haar binnen te geleiden, en door haare tegenwoordigheid moed te geeven, waarin zij gaerne toeftemden ,- op den tijd tot deeze zielroerende bijeenkomst beftemd, ging Sir Charles om haare verwachtende Ou-  SIO GESCHIEDENIS Ouders voortebereiden, terwijl Lady Grandifon baar opwachtte. Clementina had een wild en onzinnig uitzicht , en aan Lady L— en Lady Grandifon de hand geevende, werd zij in de koets geleid; toen zij in de koets trad, beefde zij en fcheen zeer verward. Zij gaven haar allen mogelijken troost, terwijl de koets naar Grosvenor Square reed. Toen die ilil hield, kwam Sir Charles te voorfcbijh , en haare ontroering ziende, zeide hij: het is vriendelijk, mijne waarde Zuster! dat gijjongvronw Clementina vergezeld; uwe goedheid zal u vergolden worden, door het vermaak van de vriendelijkfte ontmoeting te zien, welke ooit tusfchen de toegeevendfte ouders en eene lang afweezige dochter heeft plaats gehad, o Ridder! was alles wat Clementina zeggen kon; hij zeide •haar toen, dat hij haar in een vertrek zoude brengen, waarin zij niemand zoude zien dan die met haar waren : oogfchijnlijk bemoedigd, gaf zij hem haare beevende hand en hij leidde haar in, gevolgd door beide de Dames , die zich aan elke zijde van haar plaatften, maar haar, met behulp van zouten en gerustftellingen ,met moei-   *