G j   HÉT L E v V EN- V 4 M DEN BERÜCHTEN KAPER J JL 2$T- JB M Tn BEVELHEBBER van een ESKADER. onder LODEtVtK DEN VEERTIENDEN. I met een voorbericht of korte befchryving aangaande de beginfelen, voortgang en volmaking l der PRANSCHE ZEEMACHT, Uil HET FRANSCH HERTAALD. Waar achter gevoegd is een ij A - A M L Y S T van e e n i g e. '-•CHEEPSSPREEK WJ ZEN, Met derzelver befchryving en verklaring. TE ROTTERDAM, Br J O HANNES HOFHOUT, j e N CORNELÏS VAN DEN D R t £ Sj Boekverkopers op de Noordblaak* M, DCC. L XXX h  Qeene exemplaaren worden voor echt erkend, | die door eenen van de uitgevers eigenhart Wdertekend zyn, ^ O/'  HET LEVEN VAN **. JT 2ST- B JBL T«   T O O JU M M JD VOOR DEZE UITGAVE. ry omftandigheden van dezen tegenwoordigen X_J tyd heboenons aangezet , om de levensbe. -.fiWVg van J a n - li a r t, een vermaarden duinkerkfcben kaper, ook in onze landtaale gemeen te maken, en wy dekken den neder duitfchen lezer eenen dienst te doen, met hem de daaden mede te deelen van een man die zelfs berucht is in onze vaderUndfcbe historiën. ~ De franjcbe uitgevers van du werkje,-berichten ons: ,, dat vcrfcbeiden „ Jcbryvers eemge aantekeningen van deszelfs leven „ gegeven hebben, maar die niet genoegzaam zy,t „ 001 dezen groeten man te doen kennen. De geheels „ wereld (dus vervolgen zy)/preekt van j a n„ Bart , ieder heeft een verte/fel op zyne reke„ ntng te feilen. Zo die allen by een vergaderd „ taterden, zou men den wreedften mensch van hem „ maken , die er immer geneest is. ÏFy hebben mets aangenomen dan het geen met genoegzaam s, gezag bekleed is. 't Is aan den heer abt\™ , boekbewaarder van den hertog de la Valiere, dat ?, rvy de kennis verfchuidigd zyn, van de brlnnen ? ™ar«>[>f™ puttep moest. Jan eene van de *' Zgt7!fCe ^'cerabeT> h'rtt h de beleefdheid ?■ d,s bit bemerk van den ixaaren wyzen is." — * 4 «  yin Dit gezag voor de echtheid der franfche uitgave wordt niet weinig vermeerderd als men daar by voegt dat deze levensbefcbryving te Parys op 's konings koste gedrukt is , te gelyk een aanwyzing van zyn majesteits oogmerk in zulk eene be- funstiging ; en geen geringe onderfteuning voor et onze , om deze levensbefcbryving te doen dienen tot een prikkel voor de zeelieden. En bierby kunnen wy niet weigeren eenen man te kennen , die den Nederlander veel naadeels toegebrngt hebbende , natmirlyk door ons aan de fJechtfte zyde is befchouwd geworden. Dan , het ftreelt ons altyd groote verrichtingen te horen, van iemand die door zyne geboorte daar toe niet gefchikt febeen ; de opvoeding volmaakt den mesisch, maar wy zien nog liever de grootmoedigheid der natuur. Dit zal de lezing van dit werkje aan ieder aangenaam maken; en de levensbefcbryving van Jan-Bart, bet wit doen treffen waar toe men de daaden van groote mannen den nakomeling voor oogen fielt: vooral wanneer men in dezen tyd bier by overweegt welke voordeelen de kaapvaart, wel ingericht, en met een zeeman voorzien , die kloekmoedig en met beleid de gevaaren durft tarten, bet vaderland aanbrengt, maar boven alles welk een onfebatbaren afbreuk zy den vyand veroorzaakt- Onze franfebe febryvers melden met opzicht tot den ftyl: twyjfelen niet of'er zullen onder ,, onze lezers , eenigen weien die onzen ftyl berisp:n zullen; dien te droog en op een gepakt vin„ den de : wy hebben in ons fchryven de vlugheid „ zoeken naar te volgen , die onze held bezat in „ bet zegepralen. Horen wy den veroveraar der „ Gau- .  IX » Gaukn (*), zyne overwinningen verbalen„ onze foldaaten ftaan; de vyand gomt f de Rol „ meinen vallen aan; 'er wordt eene groote flach„ting gemaakt; zy fpaarden noch jongelingen „ noch oude mannen, noch vrouwen. Èn cider* Ï%S'P: lkak,m> ik za§> ik overwon» f£ hebben dezenfy zo kort als een vrye vertaling tol het naar gevolgd, en denken dat by bevalen'zal omdathyfpoedigbet tooneel doet vlaZere». ' De korte befchryving aangaande de franfrbe zeemacht deelt ons zeer beknopt bet verhaal van derzeher lotgevallen medé: tegenwoordig o k eel voorzverp van nieuwsgierigheid Aangaande de lyst van eenige fcheepsffireek, kunnen wy den lezer bfrichten ,l7wV die meest opgemaakt hebben uit woorden Toni deTiZe f'r*^'' °m **' Ck ^ordent de beide taaien juist niet omtrent dezelve zaaken gaan lp hebben ons meest bepaald oTdtwet *en daaden uitdrukken, om dat daar t ,n de mZte ofrzamehng voorhanden is. En bter in de l "en delyke hulp van kundige zeelieden gèbad hebbende Dan, rekenfcbap van onzen arbeid gegeven hebbende, vinden ivy ons verplicht den Kr te bt TH'hten dat wy voor der jch:yVcren rekenilg ia- Tatie ofdlZ dt'WerkJe * eer der bollatfdfche natte of die van bezondere perfoonen zou kunnen kwetfen ; daar bet waarheid is bebottt hJ n (*) Julius Cafar. bem  X hem berichten wegens den penning van jpozua van Beuningen , die eigenlyk Koenraad van Beuvingen genoemd geweest moest zyn , dat die penning nimmer hejiaan gebad heeft, en die heer met een eigenbandigen brief (f} aan den abt Volpilliere, zich van dezen laster gezuiverd heeft. Het geval van koning Willem den III. hebben wy geacht «enige verandering te moeten geven. En de oproer in Amfterdam C§) -. it niet van onze kennis. —Maar dit is op rekening der fcbryveren, en niet van onzen beid. Ferder wenfcben wy den lezer nut en vermaak , en den vaderlande voorfpoed. De vertaler. (") BlaJz. 3, van bet leven van Jan-Bart. Q) Deze brief is geheel te vinaen in de livik!' BESCHRYV1KG VAN EKNIGE voornaams, MEEST NEDERLANDSCHE mannen en VROUWEN, lilde deel, bladz. 319-320. (i] Bladz. 50, van bet leven van Jan-Dart. ($) Bladz. 83, als boven. VOOR-  VOORBERICHT, O F KORTE BESCHRYVIN.G AANGAANDE DE FRANSCHE ZEEMACHT. Wy geloven dat een verhandeling . over de zeemacht van Frankryk, dienen mag tot voorbericht van het leven van een der beruchtfte zeelieden van de Franfche natie. Wy zullen hier iri met zoo veele beknoptheid als ons moge]yk zal wezen, de begin felen , den voortgang , en de volmaking van dezelve in ons land, vertonen. Frankryk is een van de ftaaten die het aller voordeel igfte gefcnikt zyn voor de zeevaart. Ten noorden en ten westen door den Oceaan , ten zuiden door de Middelandfche zee befpoeld wordende, is het bekwaam om deszelfs koophandel en wapens over de geheele aarde heen té A voe-  co voeren. Deszelfs kusten zyn voorzien van uitrekende zeehavens, gemakkelyke ftranden, zekere reeden. By welke gefteldheid zich nog veele andere voordeelen voegen: want dit Ryk brengt overvloedig voort, alle de noodwendigheden, tot den aanbouw, tot de uitrusting, toe de uitreeding van fchepen. De Gaulen , welken wy befchouwen kunnen als onze voorouders, kweekten de zeevaart aan ; richtten wingewesten op in verfcheiden landfïreeken: de naamen van Galatie in Azia, van Galicie in Spanje, van Galles of Walles in Engeland, zyn daar van de bewyzen. De griekfche en Jatynfche historiefchryvers fpreken met Joffpraak van de zeevaart der Gaulen, bezonderlyk van die der inwooners van Marfeille. Wanneer de Romeinen deze Janden tot wingewesten gemaakt hadden , bezweek de nayver, de werkzaamheid, de moed van derzelver oude bewooners : de onderworpen Gaulen waren niet meer het geen de vrye Gaulen geweest hadden, Klo.  C 3 ) Klovis aan het hoofd der Franken viel in Gaule , en overweldigde het zelve: geftadig bezig met het maken van nieuwe wingewesten, dacht hy in 't geheel niet aan de zeemacht. Zyn opvolgers verdeelden zyn ryk onder eikanderen , en waren in gedurige oorlogen: de zeemacht wierdt langen tyd vergeten in Gaule dat toen den naam van Frankryk aangenomen hadt. De Saxen, de Deenen, de Nooren , bekend onder den naam van Normannen, konden van de dorre ftreeken welken zy bewoonden hun beftaan niet trekken, en zochten het daarom in de visfery, doorzwerven ftraks de zeeën die hen omringen; wierden ftouter; gingen verder heen. Eenigen ondernamen voet aan land te zetten op de kusten welken zy ontmoetten; plunderdendezelven. De roof waar mede zy in hun land wederkeerden , wekte de begeerlykheid van hunne landgenooten op : deeze onbefchaafden maakten famenrottingen, rustten fchepen uit; verfpreidden zich allerwege ; beroofden de kooplieden j A 2 ver-  (4) verwoestten alle de zeekusten; trotfeer. den zelfs de oppermacht der Romeinen. De burgerlyke oorlogen die Frankryk vernielden onder deszelfs eerfte koningen, vermeerderde de ftoutheid van deee on. befchaafde natiën; welken aldaar gedurige verwoestingen aanrechtten. Karei de groote verfcheen , deze uitmuntende vorst, wist in weerwil van de moeilykheden die de oorlog met verfcheide volken hem verwekten, eene zeemacht opterichten; de kusten van zyn gebied in veiligheid te ftellen voor de invallen en verwoestingen. Hy deedt al de oude zeehavens opmaken ; opende nieuwe; verbondt aan zich , door zyne weldaaden, de bekwaamfle zeelieden van zynen tyd; onderhieldt weluitgeruste en welgewapende kustbewaarders. Vreezende, door ontrouwe of weinig kundige ftaatsdienaars, kwalyk bediend te zullen worden , doorreisde hy zelfs zyne ftaaten, en bezocht de kusten. De munnik van St. Gal, die het leven van Karei den grooten befchreven heeft, verhaalt dat deze  (5) vorst in een der fteden van LangedoJc zich bevindende, uit het venfter van zyn pa'eis , verfcheide vaartuigen vernam, die de kust zochten aan te doen om volk aan land te zetten. Al de hovelingen zagen dezelven aan voor koopvaardyfchcpen: maar Karei de groote bedroog zich niet: hy zei dat het kapers waren van het Noorden gekomen, die meer wapens als koopmanlchappen aanbragten. De floepen die men uitzondt om kundfchap te nemen kwamen bericht brengen dat het in de daad kapers waren : maar de bewegingen die op de kust gemaakt wierden , deeden hen gewaar worden dat men op zyn hoede was : dat de keizer zich aldaar bevondt ; zy durfden geene landing ondernemen, en kozen de ruimte. Karei de groote, fprak, traanen Hortende : „ hebben zy de ftoutmoedigheid van „ op deze wys de franfche kust te drei„ gen by myn leven: wat zullen zy na „ mynen dood dan niet verrichten?" Zyne opvolgers bezaten noch zynen geest, noch zyne gaven, alles geraakte A 3 in  C 6 ) in kwyning, alles wierdt omgekeerd onder hunne handen, de werken waar van hy de fchets getekend hadt, bleven onvolmaakt , de ontwerpen door hem gemaakt wierden vergeten. Toen zag men Uit het Noorden geheele zwermen van roovers voortkomen, welken, om zich te wreeken over de hinderpaalen , die Karei de groote gefield hadt aan hunne ftroperyen en verwoestingen , Frankryk van alle kanten aanvielen. De eene party liep de Seine en de Loire in; de andere ging de ftraat van Gibraltar opzoeken, cn zeilde zelfs op tot Valence: zy ver. fpreidden den fchrik en de ontroering alom, en maakten hunne treden alleen bekend door het vuur, het bloed, en do flachting. De koningen, op hunne troonen bevende, gaven bevelen uit om hunne' onderdaanen te verplichten tot het verdedigen van de kusten: niemand gehoorzaamde daar aan. Eindelyk moest men in onderhandeling treden met zulke vreesfelyke vyanden; zich onderwerpen aan de voorwaarden die zy opleidden; hun  ( 7 ) km cdn gedeelte afftaan van het fconinkryk om het andere te behouden. Men liet hen toe zich in Neuftrie neder te zetten , dat federt naar hunnen naam Normandie geheten wierdt. Deze woestaards, Franfchen geworden zynde, wierden befchaafd; maar zy behielden hunnen moed; weerden de andere vreemdelingen af, en beveiligden de kusten voor de rooveryen. De linie van Kapet beklom den troon van Frankryk : de burgerkryg , die dezelve te voeren hadt, belette haar om aan de zeemacht te denken: zy kwynde weder gedurende eenige eeuwen. Omtrent het jaar 1095 maakte men onder Filippus I, het verbazend ontwerp van de Mahometaanen uit Palestina te verjagen: al de waereld vatte de wapens aan ; men kogt fchepen ; men voorzag zich van genueefche, venetiaanfche en kastiiiaanfche matroozen: toen hadt Frankryk 'er geene. De vreesfelyke verkwistingen die men maken moest om van buitenlands te verkrygen het geen Frankryk A 4 niet  ( 8 ) niet bezat, deeden aan de' zeemacht den* ken. — De oneenigheden welken Fi. lippus Augustus hadt met Richard Leeuwenhart , koning van Engeland , verbonden hem om eene geregelde zeemacht opterichten. Lodewyk VIII, ver¬ zuimde dezelve weder. — Lodewyk IX, ondernam overzeefche krygstochten, en verlevendigde de zeevaart wederom. Maar de opvolgers van dezen godvruch. tigen monarch veronachtzaamden weder alles. De mededinging die tüsfchen de koningen van Frankryk en Engeland ontftondt, de haat die daar door tusfehen de beide voiken wierdt opgewekt, ontftaken oorlogen die de geheele verwoesting van een der beide heerfchappyen fcheenen aantekondigen, en wel veel eer die der franfche dan die der engelfche. De koningen van Frankryk en Engeland bragten aanzienelyke vlooten in zee, famengefleld uit fchepen by de vreemdelingen opgekogt: men was by hun nog onkundig van de kunst der zeevaart. Men ftreedt op  ( 9 ) op zee; men verrichtte wonderen van dapperheid; maar de Franfchen . of minder bekwaam, of minder gelukkig, waren den meesten tyd in het nadeel. Karei V, genaamd de wyze, ftanchastig in het midden van de grootfte flormen, zich verhardende tegen de moeijeiy ■ heden, toonde dac men door moed en beleid zich boven de onheilen verheffen kon. Hy befloot, tot bepaling van den voortgang der Engelfchen , eene ontzagchelyke vloot uitterusten , tradt in een verbond met den koning van Kastilie, die hem van fchepen voorzag; betrouwde de zorgen der zeemacht aan Jean de Vicennes, heer van Couci, aan welken hy de waardigheid van admiraal van Frankryk fchonk. Deze waardigheid was opgericht onder Lodewyk IX, genaamd Saint Louis. Karei- VI, krankzinnig geworden zynde en buiten flaat om zich zeiven te be. fturen , kon niet voleindigen het geen voor de zeezaaken begonnen was Het koninkryk was verzwakt door de onbeA 5 kwaam-  C io ) kwaamheid van den meester; verfcheurd door de indringingen en kuiperyen; terwyl de Engelfchen zich van een gedeelte meesters gemaakt hadden; deszelfs ondergang fcheen zeker te wezen. Een voorgewende maagd, een verroesten degen in eene graftombe gevonden , deeden de zaaken van aanzien veranderen. Karei VII kwam weder in zyne hoofdftad : maar alleenlyk bezig om zich op den troon te vestigen , kon hy om de zeemacht niet denken. Nog bleef zy kwynende onder dezen vorst, en onder Lodewyk XI: maar zy herleefde wederom onder Karei VIII: deze wapende zich te Jand, en ter zee. Hy wilde voorgewende rechten op het koninkryk van Napels vernieuwen: deedt uit zyne havens uitlopen eene vloot van zeven en zeventig fchepen, achttien galeijen, acht galeatfen , en negen andere vaartuigen; de hertog van Orleans voerde het bevel daar over. Deze vorst maakte fpoedige maar vruchtelooze overwinningen , hy wierdt verplicht in Frankryk weder te fcee  C » ) keeren na onnoemelyke fommen ver* kwist en vee! volks verloren te hebben. Lodewyk XII wilde de ontwerpen van Karei VIII tegen Italië voortzetten, bragt eene ontzagchelyke vloot op de Middelandfche zee, maar zy deedt geen nut, dewyl 'er op die zee geen één vyandelyk fchip te vinden was. Hendrik VIII koning van Engeland verklaarde hem dert oorlog; deedt een inval in Frankryk: Lodewyk XII bragt eene vloot op den Oceaan, 'er vielen verfcheiden zeeü gen voor tusfchen de beide natiën. — De historie maakt melding van eenen die zeer gedenkwaardig is. De beide vlooten ontmoetten elkander op den ioden van Augustus in het jaar 1513, op de hoogte van Saint Macht in neder Breiagne. De engelfche vloot tachtig fchepen Iterk, tastte de franfche aan die maar uit twintig fchepen beftondt. De Franfchen vervulden door moed en beleid het gebrek in getal; behielden het voordeel van don wind; klampten hun aan; meer dan de helft der vyandelyke ichcptn wierdt door hen  C w ) hen vernield of in den grond geboord. Primaguet verdient dat men zich één oogenblik ophoude om hem van naby te befchouwen. Hy was kaptein, geboortig van Uretagne, geboodt de Cordeliere^ een fchip, op last der koninginne van Frankryk gebouwd , en zo groot dat het twaalf honderd foldaaten voeren kon, behalven het fcheepsvolk. Hy wierdt aangevallen door twaalf éngelfche fchepen ; verweerde zich met eenen moed die de woede naby kwam; boorde verfcheide vyandelyke fchepen in den grond ; floeg de anderen af. Een engelsen kaptein durfde hem weder naderen , wierp verfcheide vuurwerken aan zyn boord; ftak den brand in zyn fchip. Primaguet kon zich redden in een floep j gelyk bet grootfte deel van zyne officieren en foldaaten deedt: maar deze onverfaagde man wilde het verlies van zyn fchip niet overleven ; dacht aan niets anders als om zyn leven duur te verkopen, en den Engelfchen het genot te ontroven van het vermaak van de Franfchen ver-  ( 13 ) vernield te hebben ; fchoon geheel in brand liep hy aan op het admiraalsfchip van den vyarid , klampte het zelve aan boord; bragt het vuur daar in; fprong een oogenblik daar na met het zelve in de lucht. Meer dan drie duizend mannen fneuvelden in dezen flag door het ftaal, het vuur en het water. Weinig tyds hier na wierdt de vrede gefloten. Franeois I, maakte ook aanfpraken op Italië, en fterke toerustingen om het ryk van Napels te overheeren. Men weet welke de gevolgen van deze onderneming waren. Hy bragt op de Middelandfche zee verfcheide oorlogfchepen, en eenige galeijen. Franeois Doria voerde het bevel over deze vloot. Sloeg verfcheide- maalen die van Karei den vyfden. Hendrik II onderhieldt eene genoegzaam aanzienelyke fcheepsmacht op de Middelandfche zee , en op den oceaan , hy hernam Boulogne, waar van de Engel- fchen zich meesters gemaakt hadden. . De Franfche zeemacht begon ontzagchelyk te worden: de Franfchen handelden in  C 14 ) in Azia, in Amerika; Jeerden de kunst der zeevaart; zy zouden vreefelyk op zee geworden zyn : maar de onlusten die die ryk overkwamen in het laatst van zyne regering en onder die van zyne opvolgers Karei IX, en Hendrik III, deeden de zeemacht weder in de vergetenheid verzinken. — Men heeft daar van een overtuigend bewys in de geheime onderrichting die Filippus II , koning van Spanje, aan zynen zoon Filippus III gaf: „ Laat u piet vervoeren", fprak hy tot hem, „ omtrent de zeevaart der beide „ Indien : de zekerheid van uwe ftaaten, „ uw eigen roem hangt daar van af. „ Frankryk kan u geen hinder te weeg ,, brengen : inwendig verfcheurd , uit„ wendig verzwakt . verwaarloost het „ geheelelyk de zeezaaken : maar wan„ trouw u omtrent de Engelfchen, vrees de oproerige Nederlanders. Dezen al„ leen hebben de begeerte, en de macht om u te benadeelen. Samen veréénigd „ kunnen zy meer dan honderd en vyf„ tig fchepen in zee brengen". Hen-  C 15 ) Hendrik IV, geftadig bezig met de inwendige oorlogen van zyn koninkryk, kon de zeemacht van Frankryk niet weder herltellen. Die groote koning belastte den prefident Jeannin, die in de hoedanigheid van buitengewoonen afgezant naar de Staaten Generaal vertrok, met de zorg van naauwkeurige ophelderingen aangaande de zeemacht in te neemen, en, eenige officiers die langduurige reizen gedaan hadden, met zich te brengen. Men ziet in de verzameling der onderhandelingen van dezen voorzichtigen afgezant, de maatregels die hy nam om de oogmerken van zynen meester te vervullen. Men ziet nog in de koninklyke, en ftaatkundige aantekeningen van Maximiliaan de Bethune, hertog van Sully, dat de franfche zeemacht tot zulk een trap van nietigheid gebragt was, dat dit ryk buiten ftaat was om deszelfs gevoeligheid te betonen over den hoon dien men het durfde aandoen. De hertog van Sully begaf zich naar Calais om naar Engeland over te fteken met geheime onderrichtingen: hy fcheep-  fcheepte zich in aan boord van den 'heer de Vic, vice-admiraa!, en gouverneur van deze Had. Twee engelfche fluitfchepen kwamen by hem, a!s tot eerbewys, en om hem naar Londen te begeleiden , maar de engelfche bevelhebbers begeerden, voor dat zy hem aanneemen wilden , dat de heer de Vic zyn vlag ftreek,' om, gelyk zy zeiden, aan die van hunne meesteresje de eer te geven welke men verfchuldigd was aan de oppergebied/Ier der zeeën. De omftandigheden verplichtten den afgezant en den vice-admiraal zich aan deze wreede en onrechtvaardige wet te onderwerpen. Hendrik IV, bevondt zich eindelyk in zulk eene groote armoede van fchepen ,. dat de kardinaal de Richelieu, tegen deszelfs zoon Lodewyk XII f, zeide, dat de overleden koning zyn vader 'er geen één tot deszelfs befchikking hadt. Deze armoede verftoutte den groothertog Ferdinand om zich de heerfchappy der Middelandfche zee aan te matigen, niemand durfde zich verzetten tegen de verwoestingen die hy op de kusten  C ff ) téri van Langedok en van Provence aan. rechtte. De kardinaal d'Osfat zegt in! ëenèn zyner brieven: „ ik ben verwon„ derd een ryk zo machtig als Frankryk, ,, door twee zeeën befpoeld, geheellyk „ Onvoorzien van oorlogfchépén te vin„ den , daar ondertusfchen die kleine vorsten van Italië, waar van de mees3, ten elk nog maar een duimbreedte zee 3, hebben , galeijen bezitten , en tuig„ huizen voor hunne zeemacht." De groothertog Ferdinand verbrak andermaal de vriendfchap met Hendrik IV, èn begaf zich aan de zyde der Spanjaarden; doch meer door vrees dan door neiging. Hy antwoordde aan den marquis d'Alincourt , wien Hendrik IV belast hadt met hem verwytingen te doen over zyn gedrag tegen Frankryk : „ al de fchuld is aan de zyde van den koning „ uwen meester; zo hy alleeniglyk veer,, tig galeijen in de haven van Marfeille ;, gehad haddë, ik zou my gewagt hebben 3, van te handelen gelyk ik nu gedaan h heb." Hendrik IV hadt hét ont- B werp  ( 18 ) werp gefmeed, om van den vrede, dief zyne dapperheid en overwinningen aan Frankryk befchikt hadden , gebruik te maken tot het oprichten van eene zeemacht , en om het koninkryk zo gevreesd te maken op zee, als het te land was; maar een moorddadige hand fneed den draad van zyne dagen af; eindigde de uitvoering van zyne uitgebreide voornemens; wierp Frankryk in de droefheid en ontroering. De kardinaal de Richelieu, dit uitgeflrekt verftand , verfcheen onder Lodewyk XIII, won deszelfs vertrouwen en maakte daar van geen gebruik als tot den roem van Frankryk. Ik heb den koning beloofd, zegt hy in zyn ftaatkundig testament, al myne bekwaamheden, en al het gezag dat hy my heeft kunnen geven , te zullen gebruiken , om de party der Hugenooten te vernietigen } den hoogmoed der grooten te fnuiken ,• zyne onderdaanen weder tot hunnen plicht te brengen j en zynen fiaam te verheffen onder de vreemde volken. «—- Hy vestigde de grondflagen va$ eene  ( 19 ) eene geheele nieuwe zeemacht; gebruikte dezelve tegen Roehelle , de fchuüplaats der protestanten; de toevlucht van alle misnoegden. Het voordeel van deszelfs ligging, de flerkte van deszelfs werken j de ohderftand die het van de Engelfchen Verwachtte , hadden deszelfs hoogmoed opgevoerd tot het punt van onverdraaglykheid voor eenen ftaatsdienaar die zich ten hoofdoogmerk voorgefteld hadt, om de onlusten in het koninkryk te bedwingen , en de party der protestanten uitteroeijen: Hy zelfs voerde de belegering aan, en geleid door zynen inborst alleen j die hem voor ondervinding verilrektc, wist hy de ontwerpen der Engelfchen te verftrooijen, hunne krachten te wederftaan, en Rochelle te dwingen om zich övertegeven. Deze overwinning maakte hem alle de voordeden bekend die de zeemacht heeft, en hoe nöodzakelyk dezelve voor Frankryk was; Hy deedt timmerhout verzamelen ; voorraadhuizen bouwen; fehepen opkopen. Het was voor Bj da.  C 20 ^ dezen grooten man niet genoeg zich bezig te houden met de vernedering van het huis van Oostenryk; hy begeerde nog dat de koning zyn meester met dê Engelfchen de heerfchappy der zee deelde, zelfs dat hy die geheel en al bezat. Hy deedt zich noemen grootmeester en algemeen opperbewindsman van den koophandel en van de zeevaart van Frankryk; het geen hem in ftaat ftelde tot de uitvoering van een deel der ontwerpen welken hy zich hadt voorgefteld. De eerfte die de uitwerkfels gevoelde van de macht welke de koning hem in handen gefield hadt, was de hertog d'Epernon , zo vrymachtig onder de minderjaarigheid van Lodewyk XIIL Deze hertog vorderde, als heer van het landgoed Candale , dat de wakken dér fchepen die de zee op de kusten van Medok wierp, hem in eigendom behoorden. De kardinaal deedt aanfpraak op dat recht, by gelegenheid dat in 1627 twee portugeefche karacques, van Goa komende, op deze kusten ftranddeti. De  C « ) De hertog, die gouverneur was van Guyenne en Bordeaux, wederllondt eenigen tyd; eindelyk moest hy het recht van admiraalfchap, dat hy dacht hem toe te behooren, afftaan. Toen kende men te recht wie de kardinaal de Richelieu was, die den trotlten en driftigften van alle menfchen had gedwongen te bukken, De kardinaal de Richelieu , hoorde, met goedheid , alle de voorllagen die betrekking hadden tot den koophandel, en onderzocht dezelven met opletten, heid, moedigde de voornaamfte kooplieden van het koningryk aan om buiten lands te reizen, daar alles te verzamelen wat de kunst voortrcffelyk voorbragt. Hy ontboodt de bekwaamfte handelaars uit Frankryk en andere gewesten ten hove; bragt geheele um'en in onderhan-' delingen met dezelven door. De fpoedige gevolgen die de onderne» mingen van den kardinaal de Richelieu vergezelden , maakten de macht van Frankryk openbaar, en waar toe het in Haat zoude wezen, zoo het eens gebruik B 3 maak-  ( 22 ) maakte van zyne krachten; wanneer het talryke vlooten uit zyne havens deedt lopen , beftuurd door bevelhebbers van moed en ondervinding. Het was voor Lodewyk XtV bewaard om deze wonderen te verrichten; om de Franfchen in alle oorden der wereld vreeslyk en achtbaar te maken. ■ Deze groote vorst gevoelende van welk eene nuttigheid de zeemacht voor Frankryk was, maakte daar van een der voornaamfte voorwerpen van zyne oplettendheid; en de zeemacht bragt zeer veel toe tot den doorluchtigen voortgang dien hy maakte geduurende den veeljaarigen loop van zyne glorieryke regering. De havens wierden herfteld, aan alle oorden wierden oorlogfchepen gebouwd; zestig duizend matroozen wierden in den dienst aangetekend; 'er wierden zeefbldaaten aangelteld: de monarch bezichtigde zelfs de zeehavens. —- Frankryk alleen wederflond de fcheepsmachten van Spanje, Engeland en Holland, veréénigd om het zelve te verderven; verfloeg dezelven ver.-  C n ) verfcheiden maaien. Lodewyk XIV zocht den roem der natie. Zyn yver bezielde zyne onderdaanen: men zag eene menigte van groote mannen ten voorfchyn komen : zyne legers ter zee en te land wierden altyd wel beftuurd: de dapperheid der foldaaten onderfleunde de bekwaamheid der bevelhebbers. Terwyl men in Europa over den vyand triomfeerde, wederitond men deszelfs pogingen in de andere deelen der waereld. De omwendingen die deze monarch in den laatften tyd van zyne regering ondervondt, dienden alleen om hem noggroo= ter te vertonen-: hy zal altyd de loffpraaken en de bewondering van het nageflacht verdienen. Onder de regering van Lodewyk XV, maakten de gezworen vyanden van Frankryk gebruik van eenige onvoorziene en ongelukkige omftandigheden ; vielen op het koninkryk aan, dat op de gegeven en ontfangen eeden , in gerustheid geblec ven was, en, tot overhoping van onrechtvaardigheid , eisten zy voorwaarden, B 4 die  C 14 ) die men in dien tyd hun niet weigeren kon. Lodewyk XVI vordert hun tans daar van de rekening af. Deze monarch houdt zich alleen bezig met den roem en het geluk zyner onderdaanen : hy is een teder vader die zyne eigene noodwendigheden ter zyden fielt om alleen aan die van zyne kinderen te denken. -— Hy draagt te famen met wyze en verlichte flaatsdienaars de zorgen van het ryksbeftuur; deelt evenredige vergeldingen uit; doet zich bewonderen door alle de Franfchen; maakt zich ontzagchelyk voor alle zyne vyanden; en dwingt hun zelfs om hem lqffpraaken toe te brengen. HET  Bladz. i HET LEVEN van den BERUCHTEN KAPER J <2L JST-JB JL JBL X; BEVELHEBBER van een ESKADER i onder LQDEWTK DEN VEERTIENDEN. Jan-Bart, deze beroemde man wierdt, in het jaar 1650, te Duinkerken van zeer geringe ouders geboren. Zyn vader was een visfer, die van een talryk buisgezin voorzien was, hy dèedt zyn beroep al vroeg leren door zyne twee oudlte zoons, Jan en Kaspar; zonder zelfs eens te denken om hun in het lezen en fchryven te doen onderwyzen. Men onderfcheidden hen beiden alleen door hunne doopnaamen : Jan was B 5 de  % ÏÏETLEVEN de oudfte; hy wierdc gemeenlyk Jan-Bart genoemd , en dese beide naamen wierden hem, in 't vervolg, tot één ei^en naam: men kent tegenwoordig dezen groocen zeeman nog niet, dan onder den naam van JanBart. Sommige fchryvers hebben verzekerd dat Jan-Bart te Hamburg geboren wierdt; en daar een misdaad beging , welke hem nooJzaakte naar Holland te vluchten. Dit is een laster die buiten alle waarfchynelykheid is. Want de Had Duinkerken beroemd zich wegens zyne geboorte. En daar by zou de ridder de Forbin, die nydig was over zyne verdienfte, en zynen roem, niet nagelaten hebben bekend te maken dat zyue jeugd bevlekt was. Jan-Bart bezat eene verheven ziel, hy fchaamde zich zeiven tot den ftaat van eenen visfer vernederd te zyn; befloot zich daar boven te verheffen, ging naar Holland, en nam dienst voor fcheepsjongen. Een ongelooflyke werkzaamheid, gepaard met eene onverwinnelyke flandvascigheid, maakten hem de verwondering van allen die met hem naar zee gingen. Hy diendé onder den foemvugcigen de Ruiter; wierdt wel ras eer» mtftekend zeeman. De  VAN JiN-BAiT. 3 De Hollanders door hun geluk dronken geworden, durfden hunne nabuuren honen, en deeden verfcheiden gedenkpenningen munten, ter befchimping van gekroonde hoofden. Eene van dezelven vertoonde de hollandfche maagd, op haare zegetekens ter nedergezecen, met een byfchrift dat te kennen gaf, dat zy verfcheiden koningen op den troon herfteld, de zee gezuiverd, en de rust van Europa bevestigd hadt, door het vermogen van haare wapenen. De inwooners van dit gameenebest hadden den koning van Engeland afgemaald als een werkeloozen en wellustigen vorst. Zy beroemden zich den koning van Frankryk in den loop zyner overwinningen bepaald te hebben, en deeden nog eene gedenkpenning liaan, op welken men Jozua van tfeuningen, een van hunne ftaatsdienaars zag, hebbende eene zon boven zyn hoofd , mee dit byfchrifc: Confpeftu mes ftetit fol, dat is, op V zien van my is de zon ftil blyven ftaan. Waar door zy wilden te kennen geven, dat Holland den lo^p van Lodewyk den XIV., die de zon ten zinnebeeld voerde, gefluit hadt. — In het eindde Hollanders bewezen de grootfte ondankbaarheid aan Frankryk, dat hun altyd befchermd hadt, zelfs hun de middelen befchikt hadt om het juk van Spanje af tê werpen. Zy  4 LfïT LEVEN Zy fielden alle hunne pogingen in het werk om geheel Europa tegen deze mogenheid in de wapenen te brengen Lo- (*) Men heeft in dien tyd de Nederlanders deze befchuldtgingen opgelegd, en zy zyn dnor verfcheiden fchyvers geno*gzaam weHerlegd. ldere tyd heeft zyn bezondere gebeurterdsfen, en elk burger tracht de eer van zyn vaderland op te houden, nochtans is het ondienstig alle de voorvaren van reeds voorledene eeuwen te willen rechtvaardigen, en dat nog als men daar toe niet gevergd wordt. Maar dewyl deze levensbefchryving hier in onze taal verfchyut, vinden wy ons verplichc den lezer ontrent deze befchuld'ging naar de historiën van dien tyd te verzenden . en ook onder anderen naar de verantwoording voor Holland ^ door den heere Franeois Halma, gevoegd by zyne uïrgaave van La Hollande aux pieds du Roy, of Holland aan de voeten des Ke>:ings, met de tegenzangen, in welke verantwoording, hy, het gedrag van Frankryk ten opzichte van dezi:n ftaat, dutdelyk voor oogen ttelt. En om te doen zien welk een verplichting Holland den koningen van Frankryk fchuldig was in de afwerping van het fpaanfche juk, wyzen wy den lezer bezonder naar het vertoog (O van den heere de Mmrlag, in den jaarc (i) Dladii i?7.  van Jan-Bart. 5 Lodewyk de XIV, al re gevoelig om hunne moedwilligheid niet te beteugelen, gaf den i6den April 1671 een manifest uit, waar by hy dien ftaat den oorlog verklaaide, eh jaare T593 , juist in 't midden der fpaanfrte oorlogen , aan de (laaten gedaan, waar in die afgezint van Hendrik den IV hun bedankt voor diensten aan dien vorst bewezen , welke de koning nog niet in ftaat was te vergelden , en waar op Halma. laat volgen: (1) maar welke en hoedanige die diensten geweest zyn, blykt alleen hest uit de » gedenkfchriften van den heere de Sully. Koning „ Hendrik de IK (dus luiden zyne woorden,) „ ah hy tot de kroon kwam, was aan de hceren „ Staat en der Vereenigde Nederlanden, zo voor „ geleend geld, Joldyen, buskruit, krygstuig, als „ bet onderhouden van troepen, en febepen ten „ behoeve van zyne majesteit, geduurende den „ oorlog met die van de Ligue, deugdelyi fchul„ di& eene femme van negen millioenen , twee „ honderd en vyf en zeventig duizend frar.fcbe „ ponden." — Het onderling belang van alle flaaten , vordert wederzydfche diensten te bewyzen. (*) Het manifest van Frankryk kwam den 6den April 1072 uit in 's konings raad, waar op de vyandelykheden zeer kort volgden. (1) B!«d», iff.  fi Het léven en de redens daar van voorftelde. De koning van Engeland wien de Hollanders beledigd (*) hadden , vereenigde zyne krachten met die van den koning van Frankryk. Men maakte van de een en de andere zydë toebereidfels. De rióllanders , ziende dat zy de twee ©ntzagcHelykfte machten van Europa te beftryden hadden, zochten al die geenen aart zich té verbinden die uitftekende bekwaamheden voor de zeezaaken betoond hadden; en boden Jan-Bar* een bediening aan. Hy hadt toen den ouderdom van een en twintig jaaren en eenige maanden nog maar bereikt; zich nooit in de gelegenheid bevond den hebbende , om die grondbeginfeis van opvoeding te ontfangen , aan het gemeen der menfchen zo noodzaakeiyk, om dezelven in hun gedrag te geleiden ; hadt hy niets buiten de zeevaart geleerd, én kon ook niets dan de zeevaart. Inborst en oordeel wezen hem aan wat hy in deze gefteldheid te doen hadt. (*) De voorfpoed der Vereenigde Nederlanden , de aanwasfende uitbreiding van derztlver koophandel, was den Engelfchen aliyd eene ergernis , en de grootfte belediging voor hunnerkoning.-  van Jan-Bart. f hadt. (i) Hy weigerde de aanbiedingen die men hem deedt, wilde zich niet overladen' met de fchande , die elk verdient die de wapens opvat tegen zynen koning en zyn vaderland, nam de vlucht, keerde weder naar Duinkerken en nam dienst op een kaperfchip; betoonde zo veel dapperheid dat hy den aandacht op zich deedt vestigen. De ka^ per keerde nooit in Duinkerken weder, zonder aanzienlyke pryzen gemaakt te hebben. De bevelhebbers en matroozen Hemden over een dat zy ten deele hun geluk aan JanBart verfchuldigd waren j dat zyn voorbeeld hun allen opwekte. Zyn naam was nog maar alleen in de haVen van Duinkerken bekend. Zyn roem verbreidde zich nog niet verder: wel haasC maakte dezelve een gerucht dat zich tot aan het hof verfpreidde. In 1675 hadden zyne pryzen hem eene genoegzaam aanzienlyke fom opgebragt; waarom hy befloot zyne bekwaamheden voor zich zeiven aan te leggen; rustte, voor zyne eigene rekening, een galjoot uit, wapende het zelve met twee ftukken kanon, en zes en dertig mannen5 liep ter kaap uit, ontmoette by Texel een fre» CO Üiti, de Dunkeraue, tweede deel.  § Hét léven fregat van achttien ftukken en zestig mannen. Hy hadt de ftoutheid om dit aan te tasten; klampte het aan boord; overmeesterde het zelve, en bragt dit fchip te Duinkerken op , maakte hier by nog andere pryzen, 'c geen hem in ftaat fteldé om zich met eenige andere kaapreders van die haven te Verbinden Zy rustten te fameh een fregat vari tien ftukken kanon uit , ivaar over Jan-Bart het bevel aanvaardde. Naauwlyks üit de haven van Duinkerken vertrokken zynde , ontmoette hy een hollands fregat Van twaalf ftukken , de Hoop genaamd, 't geen hy aantastte, en nam na een gevecht Van eenige duren; hy ging verVolgens in de Oostzee kruisfen, viel aan op' een koopvaardyvloot, uit eene aanzienlyke menigte van fchepen beftaande, geleid door twee fregatten, het een van twaalf én het ander van achttien ftukken kanon. Dit laatfte klampte hy aanboord, nam het, floeg het ander op de vlucht; vernielde een gedeelte van de vloot, overweldigde het overfchot. Deze verrichtingen moedigden dé kaapreders aan die zich met hem vereenigd hadden; zy deeden vyf fregatten uitrusten. J a n- (0 Memoires cbronoltgiques du /ems.  van Jan-Bart. j> |an-Bart voerde het bevel over een dat de Overwinning genaamd was, en achttien Hukken kanon voerde. Bevelhebber over dit klein eskader zynde , ging hy met het zelve, op den ziften van Maart 1676, onder zeil, ontmoette een hollands fchip van tiea ftukken, vermeesterde het zelve, en zondt het op naar Duinkerken. Deze prys wierdt op vyftig duizend kroonen gefchat. Eenige dagen daar na, ontmoette hy acht köopvaardyfchepen die van Londenkwamen, geladen met verfcheide goederen, geleid wordende door drie oorlogfchepen , het eene een zeeuws van achttien ftukken, de twee anderen van Oostende van vier-en-twintig; en van acht-en-twintig ftukken. Zo ras hy déze fchepen gewaar wierdt, gaf hy order aan een van zyne fregatten om de koopvaardyfehepen aantetasten ; hy viel aan op.de drie die tot geleide dienden ; en ging teritond over tot de entering van het zeeuwfche fchip , ftortte den kaptein voor zyne voeten neder , noodzaakte het ontroerde fcheepsvolk tot overgeven , haastte zich om het: oostendefche fchip van agt-en-twinrig ftukken te bereiken , maar die nam de vlucht, het andere , van vier-en-twinrig ftukken, volgde deszelfs voorbeeld. JanBart bragt de acht koopvaardyfebepeu C ié  io Het leven r^.Drïke?e1°? ' benevens hec zeeuwfche fch.p dat hy by entering veroverd hadt. Het lyk van den kaptein, die door zyne hand geineuveld was, hadt hy i„ het fchip gelaten. De luitenant deedt het zelve balfemen, en naar Holland overvoeren. Deze overwinning deedt veel eer aan Jan-Bart, wyl de dne vyandelyke kapteins voor dappere bevelhebbers gehouden wierden. Jan-Bart kwam gedurig met aanmerkelyke pryzen weder, na de fchepen tot geleide dienende op de vlucht geflaeen of overmeesterd te hebben. In de Meimaand yan i677. ontmoette hy zestien , rykgeladen koopvaardyfchepen, die uit Holland naar Engelend op weg waren, onder geleide van een fregat van vier en twintig ftukken en tastte met zyne gewoone onverfaagdheid het fregat aan: de kaptein die het zelve voerde was een dapper man, en boodt een hardnekkrgen wederftand. Deze tegenftand wekte den moed op van Jan-Bart, en zyn voorbeeld bezielde al zyn fcheepsvolkeindelyk na een gevecht van drie uuren maakte hy zich meester van het hollandfche fregat, nam de koopvaardyfchepen ; bragt alles te Duinkerken op. Te rusteloos en yve- CO Memoires Chronologiques,  van Jan- B4a r t. fi yverig zynde om niet fteeds werkzaam te wezen, liep hy, in September van het zelve jaar, weder uit om te krüisfen, met zyn eigen fregat, dat hy hadt doen verdubbelen; zyn eerfte ontmoeting was een fregac, genaamd Neptunus, van zes en dertig ftukken, en vry fterk bemand , dienende ter geleide van verfcheide koopvaardyfehen. De ftoutmoedige Jan-Bart twyffelde niet om het aan te tasten, ging terftond tot de entering over, deedt onder zyne flagen al wat hem voorkwam nederftorten , bragt den fchrik in het vyandelyke fchip, vermeesterde hét Zelve , voerde de koopvaardyfchepen met zich, en bragt dezelven, met het vyandelyke fregat, in Frankryk op. Lodewyk de XIV Onderricht van de uitftekende daaden van dezen vreefelyken zeeman, zondt hem een gedenkpenning met een gouden keten. Het fchip, de Overwinning, dat hy gewoon was te voeren, en waar mede hy zo rnenigwerf zich in het midden der gevaareïi bevonden hadt, was, door de menigte v'ari kanonfehoqten doorboord, buiten ftaat geworden om langer zee te bouwen ; hy nam daarom een ander, de Dauphin genoemd, van veertien ftukken kanon. In Maart vai 1678, ontmoette hy een hollands fchip, Schiedam genaamd, voerende twee en dertig c a flslk-  H| ï L E V E Hf ftukken kanon, voor Texel toe kustbewaarder dienende. Dit fchip , op zyn krachten vertrouwende, ging op hem los, gaf hem de laag, dagt dat hy de Dauphin overweldigen zou, verheugde zich reeds in den roem van den vrecsfelyken Jan-Bart verwonnen te hebben. De overmacht van gefchut en volk, bragt geen fchrik in de ziel van een oorlogsheld, die allen fchrik te boven was. Jan-Bart beval dat men tot de entering overgaan zou ; geboodt, en ftreedt. Hy ontfing verfcheiden wonden, velde alles neder wat hem tegenftond, viel op den bevelhebber van dat fchip aan, doodde hem, en maakte zich meester van zyn fchip. Engeland was federt verfcheiden jaaren van Frankryk afgefcheiden, om zich tegen het zelve met Holland en Spanje te vereenigen: door deze vereeniging was de zee met een veel grooter aantal vyandelyke fchepen bedekt, en Jan-Bart vondt menigvuldiger gelegenheden tot den ftryd , om overwinningen te behalen, en pryzen te maken. Een ongelooflyk gecal vyandelyke fchepen boorde hy in den grond, verbrandde hy, of bragt dezelven op in de haven van Duinkerken: de registers van de zeezaaken zyn daar van opgevuld. CO In  VAN J A N - B 'A * T. 13 (1) In het laatst van 1678, de vrede tusfchen alle de mogenheden getekend zynde, begeerde de koning, die, dikmaals de dapperheid en het beleid van Jan-B art , hadt horen roemen, den zeiven in zynen dienst te hebben, en gaf hem het bevel over een fregat van veertien ftukken, met order om tegen de roovers van Salé te gaan kruisfen. Hy nam een rooffchip van deze natie, gewapend met zestien ftukken kanon en veertig mar/; bragt het op te Toulon (aQ. De heer de Fauban hadt veel van Jan-Bart horen fpreken : en verkreeg een verheven denkbeeld van dezen zeeman; roemde zyne verdiensten zeer by Lodewyk den XIV, die hem daarom in rang verhoogde. Spanje geweigerd hebbende de bedongen uitwisfelingen te voldoen, voor de plaatfen die Frankryk by het fluiten van den vrede aan het zelve wedergegeven hadt , befloot Lodewyk,de XIV. zich zeiven recht te verfchaffen ; bragt zyne troepen op den fpaanfchen grond, en nam daar verfcheiden plaatfen in. Spanje, in weerwil van de zwak» heid waar in het zich toen bevondt, ver« klaarde in 1683, den oorlog aan Frankryk. Hes (1) Mfmoirés cbronohgiques. (7.) Uhtoii e de Dunkerquc. C 5  f4 Hetleven Het hoopte alle de mogenheden van Europa in zyn belang te zullen vereenigen, om de heerszuchtige ontwerpen , die men toen aan Lodewyk den XIV. toefchreef, te vernietigen. Het bedroog zich daar in : Holland weigerde aan de voorftellingen van den prins van Oranje, gehoor te geven. Karei de II, koning van Engeland, wilde de vriendfchap' met Frankryk niet verbreken. De keizer hadt de handen vol met den Turk. Lodewyk den XIV. wendde alle zyne land- en zeemacht tegen Spanje aan. Jan-Bart voerde het bevel over een fregat, met order om in de Middelandfche zee te kruisfen. Daar hy een fpaansch oorlogfchip, waar op drie honderd en vyftig foldaaten van die natie waren, ontmoette, dat hy aantastte, nam , en te Brest opbragt. Weinig tyd daar na fcheepte hy zich in met den heer i'Abümont, op het fchip de Gematigde, behorende tot de vloot, welke gefchikt was om die der Spanjaarden, in de nabyheid van Kadix aantetasten. De twee fcheepsvloten ontmoetten elkander, en 'er viel een hevige flag voor. Jan-Bart verrichtte daar wonderen van dapperheid; nam twee fpaanfche oorlogfchepen , fchoon hy in de dye gewond was. (i) Hy kreeg in 1639 het be» (O Memeires du cbevalier de Forbiti.  van Jan-Bart. ij bevel over een fregat van vier en twintig ftukken, vertrok van Duinkerken, met den ridder de Forbin, die een fregat van zestien ftukken geboodr. Zy hadden order qntfangen om verfcheiden koopvaardyfchepen te geleiden, voor 'skonings rekening geladen, en naar Brest beftemd. Geduurende deezen tocht ontmoette hen een hollandfche kaper van veertien ftukken ; daar zy jagt op maakten; en op zyde kwamen; wanneer zy denzelven aan boord klampten. De kaper ftreedt als wanhoopig ; gaf zich niet over voor dat hy het grootfte deel van zyn manfchap verloren hadt. Jan-Bart, en de ridder de Forbin bragten hem te Brest mee de fchepen die zy geleiden. Daar omringen zy order om naar Havre te gaan, ter geleide van twintig andere koopvaardyfchepen, die zeilreê lagen: Midden in het kanaal, tusfchen de Kiskasfen ontmoetten hen twee engelfche oorlogfchepen , ieder van vyftig ftukken kanon. De prins van Oranje, die federt korten tyd den troon van Engeland hadt beklommen, hadt deze mogenheid ook ingewikkeld om zich tegen Lodewyk den XIV te verklaren. De twee engelfche fchepen , alle zeilen byzettende, kwamen op de vloot aanlopen. De ridder de Forbin raadde Jan-Bart C 4 om  ig* Het leven om de ruimte re kiezen. Maar Jan-Bart antwoordde hem, dat hy zich nooit met de ichande bedekt zou zien , van voor zynen vyand do vlucht gekozen te hebben. Hv gebpods de vloot, men moest gehoorzaamcn Jan-Bart en Forbin wapenden drie Jan de gromde koopvaardyfchepen; namen öaar toe marroo/.en van de andere : gaven dezelven bevel om een van de beide vyandelyke fchepen aanpasten, en dat bezig te houden , terwyl zy met hec andere flaags zouden wezen. J a n - B a r -r'beva! den ridder van hem byteftaan; liep met volle zeilen op een der engelfche fchepen aan; maar de wind begon op het oogenbük te leggen, en dit veroorzaakte eene valfche aanklamping. Zyn boegfpriet geraakte vast in de hoofdtouwen van het vyandelyke fchip. De ridder de Forbin kwam oogenblikkelyk tot zyn hulp: Jan-Bart redde zich weder; zy vielen met zo veel woede op den vyand aan, dat zy hem noodzaakten om de kampanje en het dek te verlaten; toen zagen zy zich op het punt van dat fchip te overmeesteren'; maar de. andere Engelsenman kwam tot deszelfs hulp. De drie koopvaardyfchepen , in plaats van hem al vechtende bezig te houden, gelyk men overeengekomen was, verlieten lafhartiglyk hun party. Dit  van Jan-Ba* t. 17 Dit fchip viel de twee franfche fregatten aan, op den affland van een kleine fnaphanfchoot, het geen de gefteldheid van het gevecht deedt veranderen, dat toen verfchrikkelyk wierdt. Jam-Bart en de ridder de Forbin (Treden als twee verwoede leeuwen , om de koopvaardyvloot tyd tö verfchaffen tot het ontfnappen. Eindelyk het grootfte deel der manfchap van de franfche fregatten fneuvelde ; de beide kapteins wierden gewond , hunne fchepen geheel onttakeld en doorboord: zy gaven zich over, niet meer in ftaat van verwering zynde. De overwinning kwam den Engelfchen duur te ftaan; zy verloren een groote menigte van hun volk en officieren, onder welke laatfte ook een kaptein was. De luitenant nam het bevel over de beide fchepen op zich , bragt Jan-Bart en den ridder de Forbin te Plymouth, en ook hunne fregatten; behandelende zyne krygsgevangenen wreedelyk. Hy was verdrietig dat derzelver moed en halsftarrigheid hun zo duur te ftaan kwam, en het middel was geweest om, aan de koopvaardyfchepen, de vlucht naar Roebelle zoo gemaklyk te maken. Men fehudde den ridder de Forbin uit, maar men liet aan Jan-Bart zyne klederen, om dat hy engelsch fprak. — De gouverneur van PlyC 5 uaouth  iS Het leven rnouthgaf terftond bewyzen van zyne hoogachting aan deze twee bevelhebbers: deedt hen aan zytien tafel eten ; onthaalde hen zelfs heerlyk: maar deedt toch den ridder de Forbin zyne klederen niet wedergeven Het onthaal geëindigd zynde, wierden zy «aar een kleine herberg gebragt, daar men hen in een kamer, wier venfters met yzeren trahen voorzien waren, opfloot, en daar Men"/ f1WaChren V0°r d° deur fte'de. Men geloofde geene voorzorgen genoecr te kunnen gebruiken , om een man gevangen te houden die zo ondernemend waf als J A N! .dart. ■*■ Zodanig eene gefteldheid kon niet nalaten om twee menfchen, gelyk Jan-Bart en *Zr\°n?fUldig te maken: 20«der ophouden hielden zy zich bezig met het uit, denken van middelen om hunne gevangenis te ontfiappen. Het geluk bezorgde hun dezelven : een oostendefche matroos , nabeftaande van Jan-Bart, voerde een klein vaaitmg van zyne natie : door een ftorm zoodanig gehavend zynde dat hy genood- Z%ZuZS Aym°UCh in te '°P?n onfrich te Jierftellen (i), vernain hy dat Jan-Bart aldaar gevangen gehouden wierdt ; vroeg, ea CO Memoires du cbevalier de Forbin.  van Jan-Bart. 19 en verkreeg de vryheid om hem te gaan bezoeken. Forbin en Jan-Bart deelden hem het omwerp , dat zy gemaakt hadden om te ontkomen, mede; boden hem twaalf honderd franfehe /rara aan, zoo hy zynen byftand daar roe verleenen wilde: die fom bragt hem in verzoeking; hy bezorgde hun eene vyl, om een der traliën van het venfter door te vylen. Zy haalden, een chirurgyn die hnnne wonden verbondt, in hunne belangen over: hy was een Franschman, opgebragt met een fchip van deze natie , en begeerde zeer om naar Frankryk weder te keeren. Twee fcheepsjongens, belast met hunne oppasfing , wierden gewonnen door hunne beloften; en dienden hun voornemen met ongemeenen yver. Na verloop van elf dagen kwamen de fcheepsjongens aan de gevangenen berichten dat zy vertrekken konden : een dronken fchipper, in deszelfs fchuit flapende gevonden hebbende, hadden zy denzei ven in eene andere overgedraagen, en deszelfs vaartuig in een plaats gebragt, genoegzaam afgelegen van de haven, waar zy zich geduurende den nacht infchepen konden, zonder ontdekt te worden. Zy verzochten den chirurgyn aan den oostendefchen matroos te zeggen dat . hy, brood, bier, kaas, een kompas, pas-  20 Hetleven fer, en zeekaart bragt, in de boot, die de jongens bezyden afgelegd hadden; en alles go-eed te houden tegen middernacht De twee gevangens haastten zich om de weren venfterrralie door te vylen , en zo dra de oostendefche matroos een fleen door dat venlter inwierp, gelyk zy afgefproken waren, roaaktten zy hunne beddelakens aan het afgevylde end der tralie vast; daalden daar by af; vonden den matroos die hun verwachtte ; begaven zich in aller yl „aar de boot met den chirurgyn en de twee jongens. De ridder de Forbin, die nog niet geheel genezen was van zyne wonden, belastte zich met het roer; Jan-Bart nam de groote nem, en een der jongens de kleine. De reede voorby roeijende, ontmoetten zy verfcheide engelfche kruisfers. Men riep: waar heen de fibutt? Jan-Bart, die gelyk wy gezegd hebben, engelsch fprak, antwoordde: vis fer Ken dikke mist, geduurende den nacht opgerezen, begunstigde hunne vluchc. Twee en een halven dag waren zy bezig om bet Kanaal over te fteken. Jan-Bart, die jong en flerk was, roeide al dien tyd mes een onvermoeidheid die den ridder de Forbin verwonderde: hy poosde niet als om wat te eeten, \ geen hy nog met groote overyling deedt. Zy kwamen eindelyk op de kusten van  van Jan-Bart. zx Van Bretagne, na vier en zestig mylen afgelegd te hebben; flapten aan land by een dorp genoemd Harqui , zes mylen van St. Mak. Waar zy een ftrandwacht van zes mannen vonden, daar gefield om de protestanten de vlucht naar Engeland te beletten» Een van de foldaaten herkende den ridder de Forbin; ging naar hem toe; begroette hem \ en verhaalde hoe het gerucht verfpreid hadt dat zy beiden dood waren: Jan-Bart en hy. Van hier namen zy den weg naar St. Malo, alwaar verfcheiden kooplieden hen mee veel toegenegenheid het nodige geld aanboden. De ridder de Forbin begaf zich naar het hof; Jan-Bart, die aldaar geenen begunstiger hadt, wilde daar heen niet gaan, hy vreesde voor een verwyt dat zy zich niet wel verdedigd hadden : maar het gerucht was bun reeds vooruitgegaan. De manfchappen van de koopvaardyvloot hadden den moed van de Forbin en Jan-Bart reeds doen kennen, verzekerd zynde dat zy aan denzelven alleen hun behoud verfchuldigd waren , en deze twee dappere bevelhebbers zich opgeofferd hadden tot hunne redding. De ridder de Forbin , onderricht van de gevoelens des konings ten hunnen opzichte , ging by den heer de Seignelai,  42 Het leven minister van de zeezaaken. Deze heer ofté fing hem met groote minzaamheid ; tt™L hem den koning voor. die den ridder zeer veel goedgunstigheid betoonde, naar de bezonderheaen van het geval vroeg, en vier honderd kroonen tot een gefchenk gaf. De Forhtn verzekert, dat hy aan den koning te kennen gaf hoe Jan-Bart de gevaaren met hem gedeeld hadt, en zyne dapf-erheid alten toets verduren kon; enniet m£e de oplettenhe.d en de goedertierenheden van zyne majesteit waardig was. De monarch gaf deszelfs welgevallen, aan den ridder de Forbtn te kennen, over het recht dat hy Jan- h art deedt, en zeide regens den heer de Louvois , die zich toen naby hem bevondt : de ridder verricht eene daad dU wetntg voorbeeld aan myn hof heeft, hy verhtef herntot kaptein; gaf den zei ven rang tan Jan-Bart; zondt dezen het zelve pfchenk. Deze verrichting zou ontvvyffel! baar groote loffpraaken verdienen, zoCen den nader de Forbin daar in geloven kon «...r by is verdagt dewyl / J fpreekt zo als wy in 't vervolg zien zu len In 1690 deedt de koning te Brest een aanziene yke uitrusting geree^ ma,cnS ^ het bevel daar over aan den graaft Tol. *g' dien h>- tot vice-admiraal aamtelde. Jast-  vak Jan-Bart. as Jan-Bart, die toen te Duinkerken was, kreeg order om de Alcion te voeren , een fchip van veertig ftukken , en twee honderd en twintig mannen; en zich daar mede by de vloot, te Brest, te voegen. Zy beftond uit acht-en-zeventig fchepen, en eenen-twintig branders. Den 23ften Juni ging zy onder zeil; en kwam den 2Qften in het Kanaal, daar zy het onder de kust van Engeland heen hield. De graaf de Tourville zogt den 4den Juli iemand die ftout genoeg, en, te gelyk bekwaam genoeg was om den vyand te gaan befpieden. Jan-Bart boodt zich daar toe aan; ging in een kleine fchuit en nam eenige vislynen mede , naderde geduurende den nacht tot by den vyand. Men riep: wie daar! hy antwoorde in het engelsch: vis fer: men liet hem met rust: hy nam met oplettenheid de gefteldheid van den vynnd waar , en kwam daar van den graaf de Tourville naauwkeurig berichten. De vyandelyke vloot beftond alleen uit zeven-en-vyftig oorlogfchepen, en dertig mindere vaartuigen, zo fregatten als branders. Zy was boven den wind gelegen, op ééne ry gefchaard; en de fchepen maar een halve kabellengte van elkander verwyderd. De Hollanders hadden de voorhoede ; de engelfche admiraal van de roode vlag ■■> hadt  II ET LEVEN hadt de middelrogt; derzei ver admiraal vari de blaauwe vlag maakte de achterhoede uit. Al hunne fchepen waren veel zwaarder als die van Frankryk : zy hadden *er meer dan twaalf van honderd Hukken; de overige waren naar evenredigheid. Loefwaards op van deze gefchaarde ry waren de branders ert andere vaartuigen geplaatst. Inge volg van deze herkenning maakte de graaft Tourvillt zich gereed tot het gevecht ; ft el de zyne vloot in dagorde; ging op den vyand af; en tastte hem, om negen uuren des morgens, aan. Geduurende dit gevecht, dat een gedeelte van den dag aanhield, betoonden de Hollanders veel meerder moeds dan de Engelfchen. Zes van hunne zwaarfte kielen wierden ontmast en doorboord. Zy zetten 'er verfcheiden op ftrand, die door de Franfchen verbrand wierden. Hun verlies beftond in vyftien fchepen : twee derde van hunne manfchap lheuvelde , wierdt gekwetst , of gevangen genomen. Aan de zyde der Frar.Lhen, waren niet meer dan yier honderd cicaden, en omtrent vyf honderd gewonden. Na het gevecht liepen de twee vereenigde vlooien den Teems op om zich van de bekomen fchade te herftelien. De ftaaren van de Nederlanden, onderricht van hec verlies hun-  van Jan-Bart. 25 hunner zeemacht, wapenden terftond veertien groote fchepen; deeden dezelven naar den Teems vertrekken om zich by de anderen te voegen, üe franfche vloot landde Weder aan de kusten van Frankryk: en men ontfcheepte de gekwetften en zieken te Honfleur en te Havre. Terwyl de heer de Tourville zyne fchepen herftelien deedt, liet Jan-Bart het zyne ook fpoediglyk nazien, dat maar ligte fchade bekomen hadt, fchoon hy langen tyd had gaftreden, met eene dapperheid die den vyand deedt beven , eti den moed opwekte van ieder die met hem was. — Hy ging kruisfen op de kusten van Holland ; vernielde de hollandfche visfery, boorde byna al derzelver visfchuiteh in den grond. De Staaten beklaagden zich groopelyks over hem: maar hunne klachten waren de loffpraak van Jan-Bart. Het was hem nier genoeg de uitwerkfels van zyne rusteloosheid aan één deel van de vyanden zyner natie te hebben doen gevoelen, hy wilde zynen moed nogaan een ander deel betonen. Naar Duinkerken wederkeerende ontmoette hy twee engelfche fchepen, die vier honderd en vyftig deenfche foldaaten naar Engeland overbragten; viel dezelven op ftaanden voet aan, nam ze ook byna zoo haastig weg; en bragt die alD we-  a6 Hetlevï» weder in de haven van Duinkerken Vervolgens ging hy naar Brest zich by de vloot voegen: hy wierdt met vier andere oorlog- veTvTn" tW6e branders' ondtr "et bevel van den marquis d>'Amfreville, afgezonden om in Ierland hun te gaan onderfteun / de party van koning Jakobus hielden. ündertUsfchen deedt de graaft Tourville eene landing ,n Engeland, aan den kant van lorbay; verbrandde in de baai van Tingfflouth twaalf vyandelyke fchepen, en keerde weder naar Brest tegen het midden van Augustus 1690. De koning hadt te Hamburg twee fchepen doen laden met buskruid, koper, lood, wapens, enzv., deze waren op de Elbe gebleven om zich te herftelien. Men was bevreesd dat de Hollanders hier van de lucht gekregen hadden, en die zouden overmeesteren, en zogt daarom iemand die bekwaam was om dezelven te geleiden en te befchermen: J A N - B a a t wierdt met de uitvoering hier van belast. Hy vertrok terftond; begaf zich naar Hamburg- en vernam dat de twee ichepen nog niet gereed waren. Veel te rusteloos om in werkeloosheid te blyven, sim hy onderwyl op die kusten kruisfen; ranr! foeneerde, eenige fchepen, die van de walvisvangst te rug kwamen, yoor vyfen-veertig  van Jan-Bart. a? duizend franfche kroonen; kwam weder te Duinkerken , met zyne rantfoenen , en de twee fchepen met goederen beladen; trotfeerde verfcheiden hollandfche oorlogfchepen, om hem aantehouden, door den vyand op zynen weg gezonden. Lodewyk de XIV, onderricht dat Engeland en Holland alle hunne pogingen aanwendden om de fchade in t voorleden jaar in het Kanaal geleden weder te herftelien, zondt, aan den graaf de Tourville, bevel om de toerustingen werkftellig te maken, diehy nodig achtte tot den wederftand. De graaf begaf zich naar Brest; deedt de monstering over zyne vloot, en manfchap; hieldt zich gereed tot het vertrek. Jan-Bart wierdt het bevel over 't fchip de Uitgebreidheid, in het blaauwe eskader, gegeven: 't welk van zes-en-zestig ftukken kanon was, en bemand met vier hondert koppen: maar dit jaar viel 'er tusfchen dé vyandelyke vloot, en die van Frankryk, niets aanrnerkenswaardig voor. Jan-Bart vertrok zich in Duinkerken om de bevelen des konings aftewachten. Een vyandelyke vloot blokkeerde deze haven zodanig dat alle groote fchepen belet wierden orn daar in of uit te lopen. Jan-Bart, ongeduldig van op die wys opgefloten te zyn, nam voor alles te wagen om zich dezer D 2 on-  Het levew onverdragelyke ledigheid te onttrekken ■ Hy liet , den heer de Pontchartrain, toen minister van de zeezaaken , (en opvolger van den heer de Signelai, federt kort overleden,) voorftellen om een eskader uit re rusten uit kleine fchepen beitaande; verzekerde dien flaatsdienaar dat hy met dit eskader door de tusfchen - wydten der vyandelyke fchepen heen zou komen: de ruime zee zou winnen; en den koophandel, dien de Engelfchen en Hollanders met te veel veiligheid in het Noorden dreven , zou gaan ontrusten. Terftond hadt de heer de Pontchartrain fmanV in zyn ontwerp; beval hem de voorgeftelde uitrusting te doen, en bezorgde het geld dat daar toe nodig was (l\ Het hof is altyd van wangunstige n vervuld geweest : toen waren 'er die met nyd befchouwden dat een man van eene laa:*e geboorre de oplettenheid van den ftaarsdienaar naar zich trok ; en zulk een belast wierdt met eene onderneeming van het uirerfte gewicht. Zy wendden voor dat de voorfteüing van Jan-Bart onuitvoerlyk was; en den koning in nuttelooze geldverfpiliingen Irak. De itaatsdienaar geloofde hun (i) Memoires du cbevaliér de Forbin en Memoires du tents.  van Jan-Bart. 29 bun veel te licht ; fchreef hier over aan Jan-Bart op een harde wys, en beval hem de uitrusting te Haken. F.en man van een minder ftandvastigen aart, zou onder den flag, die de afgunst hem toebragt, bezweken hebben; maar Jan-Bart fchreef, met toeftemming van den ridder de Forbin , een antwoord ; toonde den ltaatsdienaar aan dat zyn voornemen zo wel ontworpen was, dat 'er geen twyffel aan den goeden uitflag overbleef; de middelen ter bereiking die hy gebruiken zou, lejde hy hem open; hy ftondt zelfs in voor alle toevallen, en verzekerde dat de belangen van den koning vorderden dat men het plan volvoerde. De heer de Pontchartrain gaf zich over aan zo veele beweegredens; antwoorae op eene verplichtende wys; en zette hem aan om voort te gaan. De uitrusting volbragt zynde , gingen zy des nachts onder zeil. Jan-Bart die aan het hoofd var» het eskader was, beval den anderen kapteins hem te volgen, en naartevolgen. By zeilde door een der tusfen-wydten van de vyandelyke fchepen , en gaf van wedsrzyde de laag: de anderen deeden insgelyks. JanBart hadt de ruime zee gewonnen, en de vyanden, hadden, in deze venasfing, niet *ens gedagt om hem aan te tasten. Mei het D 3 aan-  2,o Het leve-n aanbreken van den dag bevond hy zich reeds buiten hun gezicht. Tegen den avond wierdt hy vier fchepen gewaar, die den zeiven koers met hem hielden. Terftond was zyne gedachte dat zy afgefloken waren van de vloot die Duinkerken blokkeerde ; hy zondt om dezelven te herkennen , en vernam dat het drie rykgeladen engelfche fchepen waren, naar Rusland beflerad, geleid door één oorlogfchip. Hieldt zich, geduurende den nacht naby hen; tastte, met den morgcnltond, het oorlogfchip aan, nam het weg, zonder veel tegen'ftand te vinden; en vermeesterde ook de drie andere fchepen. Jan-Bart hadt order van het hof ontfangen, om al de vyandelyke fchepen die hy nam te verbranden; maar Patoukt, intendant van Duinkerken , voor zyn eigen belang zorgende, hadt deze order gematigd, voorwendende dat de mening van het hof was om daar van de kostbaarlte pryzen uittezonderen. Hierom hadt deze intendant een prysmeester medegegeven , met bevel om de pryzen van aanbelang aan denzelven in handen te ftellen. Alzo de vier fchepen ten minde vier miliioenen waardig waren, nam de prysmeester dezelven over , deedt die bemannen, en door een fregat naar Berk'ken was; vroegen hoe hy het toch verricht hadt om met zyn klein eskader uit Duiakerken te komen, daar die haven door een '  van Jan-Bart. Ar een engelfche vloot geblokkeerd w?s. Hy plaatfte hen allen op een ry; en dreef hun uit den weg, door ftooten met zyn ellebogen en vuisten , ging midden door hen heen; hy keerde weder, en zei: zie daar hoe ik gedaan heb. Sommigen kwamen al lagchende by den koning, en verhaalden het geen 'er voorgevallen was. Lodewyk de XIV wilde zich vermaken; deedt Jan-Bart roepen; en vroeg, denkende hem in verlegenheid te zullen brengen, hoe hy midden door de engelfche vloot, die voor Duinkerken lag, was heen gekomen. Hy antwoordde den koning in krachtige woorden, en in zeemans taal, dat hy hun de laag van wederzyden hadc toegezonden. De hovelingen gaven hunne verwondering te kennen ; maar de koning zei: hy [preekt wel wat onhefchaafd ; maar hy handelt niet te min 'dapper in myne zaak. Vervolgens zag hy op zyi-'e hovelingen, en voegde daarby: is 'etonder ulieden een, die in /laat is om te doen 't 'geen hy doet? op'deze onverwachte vraag, Honden zy allen zeer verzet, en bogen het hoofd. I )e naam van Jan-Bart vervulde gëfteêl Vcrfailles: de hofjonkers zeiden tefcèri elkander: komt, laat ons den ridder t>f Kor bin gaan bezoeken, die hier den l-er kidt.  42 Het leve* Lodewyk 'de XIV befchonk onzen zeeheld, met een erkentenis van duizend kroonen'op de koninklyke fcbatkamer, betaalbaar by eenen van de trefauriers, Pieter Gruin genaamd, wonende in de groote Hoiuwerf-fh-aat by den Tuin. Jan-Bart ging naar Parys; in die ftraat gekomen zynde' vroeg hy deur aan deur waar Pieter Gruin woonde? het huis gevonden hebbende, zei hy tegen den portier: woont bier Pieter Gruin niet? de portier antwoordde: bier is het waar de beer Gruin woont. Jan-Bart gaat daar op het huis in, loopt den trap op opent de deuren , en komt in het vertrek daar de heer Gruin met verfcheiden vrienden het middagmaal hieldt, en vraagt : wie is bier Pieter Gruin? Pieter Gruin antwoord hem : tk ben het wien men de beer Gruin noemt. Jan-Bart geeft hem de erkentenis over. De heer Gruin neemt dezelve aan, leest die, en iteekt zyn hand over zyn fchouder, om ze hem weder te geven, laat die vallen, en zegt: gy kunt over twee dagen wederkomen. Jan-Ba*t trekt daar op zyn fabel , dien hy altyd in plaats van een degen droeg , en zegt tegen den heer Gruin: hier, raap dat op, en betaal op ftaanden voet. Ken van die by den heer Gruin aan tafel waren, herkende Jan-Baat, en v . ze£  van Jan-Bart. 43 zei tegen dien heer: betaal maar , bet is Jan-Bart, men moet met bem niet kortsvoylen. De heer Gruin ftondt op, raapte de erkentenis van den grond, en verzogt aan Jan-Bart om hem te volgen, dat hy betalen zou ; ging naar zyn kantoor , nam" zakken met zilver geld, en ging die wegen. Jan-Bart, dit ziende, zei: ik moet goud hebben 5 en mynheer Gruin, dien de fchrik beleefd gemaakt hadt, betaalde hem met goud. Men raadde Jan-Bart van zich fraai aantekleden, om zyne majesteit te gaan bedanken , voor de goedheden die zy voor hem gehad hadt, en affcheid van den koning te neemen. Jan-Bart deedt hier op, een goudlaken rok, kamizool en broek, maken, en het geheele kleed, zelfs ook den broek met zilverlaken, voeren. Die voering was hem zeer hmderlyk , vooral die van den fcroek; en de'edc den koning en het geheele hof lagchen , wanneer zy deze eenvoudigheid vernamen. De ridder de Forbin wierdt •geheel nayverig, toen hy zag dat de koning en de ftaatsdienaars, meer gunsten aan JanBart bewezen, dan aan hem, en onze held des ridders aanzien geheel verduisterde,verzogt onder het departement van Brest geplaatst te worden , om ontflagen te zyn E a va».  44 Het leven van meer met j a n - B a r t te dienen. j a nBart was een vreemdeling aan het hof, hy begon daar zich zei ven te vervelen ; 'zyn dapperheid en werkzaamheid riepen h'em in 't midden der gevaaren : hy keerde weder naar Duinkerken, en vernam daar het droevig nieuws van de vernieling der franfche vloot, door de vereenigde fcheepsmachten van Engeland en Holland. ~ Wy geloven dat het niet buiten ons bellek is om iets van dit ongelukkig voorval te melden: de gevallen van een zeeheld verhalende, moet men ook de zeezaaken van zynen tyd aanroeren. Lodewyk de XIV. maakte, in 1692, de noodige toebereidfels , om koning Jakobus weder op den troon van Engeland te herftelkn ; en rustte daar toe twee vlooten uit, de een in dt n Oceaan, onder bevel van den graaf de Tourville, de ander in de Middeiandfche zee, waar over de graaf d'Etrées het gebied voerde. Koning Jakobus begaf zich , mee zyn geheele hof naar de kusten van Bretagne; yondt daar ierfche troupen, en eenige franfche benden, driehonderd transportfchepen, om dit krygsvolk, en de oorlogsbehoeften, over te voeren; de graaf d'Etrées moest deze vloot geleiden. Alles fcheen zo wel beltuurd dat men den goeden uitflag a!s ontwyffeibaar aanzag : maar de tegenwind  van Jan-Bakt. 45 wind belette den graaf d'Etrées, en zyne vloot, om zich by koningjakobus te voegen. De graaf de Tourville wierdt met de zyne op de reede van Berteaume opgehouden. Die tegenfpoeden verfchaften den vyanden het voordeel , van deze onderneeming te verydelen. De Prins van Oranje, die toen in Holland was, deedt fpoediglyk de vloot der Staaten wapenen; welke in zee liep, en zich by die van Engeland voegde. De graaf de Tourville kreeg order van den koning, om naar het Kanaal te zeilen; en flag te leveren, zonder aanzien, of de vyanden zwakker of fterker waren dan hy. De graaf vertrok den i2den Mey 1692. van de reede van Berteaume, met zeven-en-dertig oorlogfchepen , en zeven branders. Den 25(ten, op de hoogte van Plymouth zynde, kwam de marquis de Fillette by deze vloot, met nog zeven oorlogfehepen, en vier branders. De vyandelyke vloot beftond uit zevenen-tagtig oorlogfchepen, en achttien branders ; de Engelfchen hadden daarin tweeen-vyftig, en de Hollanders vyf-en-dertig fchepen. De graaf de Tourville vernam deze vloot den 29ften van dezelve maand; wanneer zy zich, tusfehen kaap de la Hogue en den hoek van Barfleur, bevondt; maar de E 3 miss  4°" H E T L E V I N «te belette hem om het getal der vyandelyke fchepen gewaar te worden. Van de U fogue e„ Cberlorg waren tien VMftu*'j vertrokken, om den graaf nieuwe bevelen van den koning te brengen. Zyne majesteit onderncht zynde , dat al de vyandelyke krachten by een verzameld waren, hadt den bevelhebber van de vloot nu order gezonden mond"161 l\L"afren' mar Zich aa" den mond van het Kanaal of by Hysfant op te houden en daar, de verfterking van den ' :ff^' e" ™**eiden andere fchepen, d,e men hem zenden moest, aftewachten Deze tien vaartuigen vonden den graaf ^ /W/. met: en hy volgde de eerst bekomen onderrichting; vertoonde die aan denkrygsraad? welken hyby een riep vooï den aanvang van het gevecht. Terftondzyn ' vloot ,n flago.de brengende, ging hy op den vyand los, die zich in flaa't Lde omVem aflewachten. Het gevecht begon de^ gens om tien uuren, met een hevig vuur De vyanden deeden verfcheide pogingen om de franfche vloot te verftrooijen , en geluS ten e.ndelyk daar in; maar de Fran*he„ verded.gden zich nog met onverfaagde dapperhe.d Omtrent acht uuren des avonds inaaKte de rook zulk een dikken nevel, dat" men elkander met meer onderfcheiden kon: het  van Jan-Bart. 47 het.fchieten wierdt van de een en de andeid zyde geftaakt; maar, na verloop van een halfuur, de nevel verdwenen zynde, begon men, by een zeer helderen manefchyn, het gevecht weder met dezelve hevigheid, en het hieldt aan tot dien avond ten tien uuren. De franfche vloot, fchoon veel zwakker, dan die der vyanden , hadt nochtans meer fchade veroorzaakt dan bekomen. De flag geëindigd zynde, wilde de graaf de Tourville zich bedienen van de ebbe, om den aftocht te neemen , liet eenige kanonfchooten doen, tot het fein van verzameling, en ging onder zeil met acht fchepen die zich by hem gevoegd hadden. De bevelhebbers der fmaldeelen deeden insgelyks: maar de mist verhinderde hen, om zich met den graaf de Tourville te vereeniger,; daar zy niet voor den anderen morgen ten zeven uuren toe geraken konden. Toen was de geheele franfche vloot weder by een , uitgezondert nog negen fchepen, waar van 'er zes naar la Hogue, en de drie andere naar Brest gelievend waren. De graaf de Tourville den geheelen nacht gezeild hebbende , vondt zich op den 30 Mei, eene myl te loefwaards van den vyand: maar zyn fchip was in den flag zodanig gehavend, dat het naauwelvks zee kon bouwen; waar door E 4 de  4S H ET LEVEN de vloot opgehouden wierdr, en het anker et vallen ,n 't gezfeht van Cberbo,g, 0p een kiemen afftand van den vyand. diefmrW een Ji rZ ^ ^ de Toü^ ^ een ander fchip over, en vervolgde zynen weg naar Ras-£ lambard. Hy dagt door ».dde« van de ebbe, daardoor, e'nZv^d vooru ,t te zullen komen. Ras - BlaJbard een kleine zee-engte, of ftraat, die gebakt wordt aan de eene zyde door de kust van Cotemu,, van karp de la Hoguetf, tot *l*manv,lle toe, en aan de andere zyde, door de e.landen van Origny en Guernefiylzy is omtrent vyf mylen lang, en een halve myT breed ; de ftroomen zyn daar geweldig en de gronden zeer vuil. De graaf de Tourville kwam den nacht tusfehen den 3often en SU.en Mei, aan den ingang van deze ftraat, wanneer hy zich vyf mylen van den vyand hevondt: doch de ebbe was reeds verlopen Hy trachtte te ankeren, maar de grond was te Hecht, zyne ankers braken. Twee-en twintig van zyne fchepen waren de ftraat reeds doorgezeild; maar dertien anderen waar onder ook het zyne, wierden genood-' zaakt het op genade van de ftroomen, te laren dry ven. Hier door geraakten zy aan ly van den vyand, en afgefcheiden van de anderen. Van deze dertien fchepen liet hy drie,  van Jan-Bart. 49 die het meest hefchadigd waren, teCberborg, en vluchtte met de overigen naar la Hogue. De vyandelyke vloot hadt zich in drieën verdeeld, om het overfchot der franfche te vervolgen. Een gedeelte maakte jagt op de twee-en-cwinrii! zeilen die de zee-engte van Ras- Blanchard door gekomen waren, maar dezen , re ver vooj uit zynde , hadden den tyd om St. Malo te bereiken. Zeventien engelfche en hollandfche fchepen bleven voor Cherborg , om de drie , door den graaf de Tourville daar galaten , meester te worden : maar daar niet in kunnende Hagen, verbrandden zy dezelven. De twee andere partyen, zich by het derde deel der vyanden gevoegd hebbende, floten den graaft Tourville in , op de reede van la Hogue ; waar koning Jakobus zich in dien tyd ook bevondt, met den maarfchalk de Bellefonds en den heer de Bon Repos: zy beraadflaagden te famen over den party die hun te kiezen ftondt. De graaf de Tourville hun vertoond hebbende, dat men de fchepen, die hy daar gebragt hadt, niet kon behouden; en dezelven verdedigende, dat deel van de vloot in gevaar bragt, van door den vyand omfïngeld te worden , belloren zy re famen om de manfchappen , het kanon , en de verdere toerusting te bergen ; de fchepen op ftrand  5o Het leven te zetten; de floepen te wapenen, en, zohet rnogelyk was, den vyand te beletten om de k.elen te verbranden. Men baalde dan daar alles uit wat men kon; zette de fchepen op ftrand ; en ftelde alle mogelyke middelen te werk om dezelven te verdedigen, maar dit gelukte niet, de vyand ftak d£n brand daar in Frankryk de« de graaf de Teurvüle , het tegen-bevel des komngs omlangen hadt. Lodewyk de XI V d ongeurk verneemende, zei//* zeven n,ets te veraten; de winden fiaai va van my afhing; de bmel zJe } f t ovenge verrtcht. Dewyl hem de herfi l- IZ71 r" k°mng Van £"^and niet hL haagd heeft, moet ik hopen dat hy die tot een en anderen tyd bevoaard. De vyanden vaardigden", na deze overwinning, een gedeelte van de vloot af be Jtaande uit twee-en-dertig fchepen, om de" haven van Duinkerken te blokkeren , daar onoPh0ud lyk kapers ukHepe , aar koophandel vernielden, door de pryzen die zy telkens op hen maakten. Jan-Bart die toen in die haven was, verveelde zich,' dus opgefloten te wezen, en herdenkende' hoe het hem de vorige reis gelukt was, hnn-  van Jan-Bart. $r hunne waakzaamheid te verydelen, befloot hy dit weder te beproeven. Op den 7den Oktober 1692, kwam hy met zeven fregatten en een brander, door de vyandelyke vloot heen , en ontmoette reeds den volgenden morgen vier rykgeladen engelfche fchepen, die hy nam , en naar een der havens van Frankryk opzondt. Eenige dagen daar na, vernam hy een vloot, van zes-en- tachtig zeilen, van die zelve natie, hieldt het daar op aan , vermeesterde die ; nam een gedeelte van de goederen over; deedt de manfchappen op zyne fchepen overgaan , en verbrandde de vyandelyke; ondernam eene landing in Engeland by Nieuw-kasteel; ftak daar den brand in omtrent vyfhonderd huizen , en keerde naar Duinkerken weder, met zyne pryzen, die, vyfmaal honderd duizend kroonen, waardig gefchat wierdei}. Weinig dagen daar na ging hy weder met vier fregatten onder zeil; en ontmoette een eskader van vyf engelfche fchepen , dat prins Willem den III na Engeland overbragt; onze zeeheld hieldt dicht daar op aan. De prins van Oranje , oordeelende uit het ftoutmoedige gedrag , en de beweging van deze vier fchepen , dat zy eenig oogmerk tegen zyn eskader hadden, vroeg wie zy waren. Men antwoordde, dat het  5» Het leven vier franfche vairtuigen waren, ondèr hevel van den kaprein Jan-Bart. Op doren naam beval de vorst, dar men zyne «l&'ftrv ken zou , zeggende : het bel*** Mr#*J* flaaten verbtet my tot een gevegt te Hm,» en zo die foute zeeman verneemt. d.,t ik my op een van deze fchepen bevinde, zal hy „iet nalaten om het aantetasten. Jan-Bart zon in de daad ondernomen hebben, een kans daar op te wagen, en al zyne bekwaamheid en ;raa aan boord met een gemaakten prys ; de kaD" tein, die daar op geweest wJ i t P den hppr v geweest was , berichtte den heer de ToHrvtllc, dat een vyandelyke koop-  van Jan-Bait. 55 koopvaardyvloot , van Cadix vertrokken was, naar de italiaanfche kusten en Smirna bertemd, die onvermydelyk in handen van de Frarifchen vervallen moest , dewyl de vyanden onbewust waren dat zy in deze ftreeken kruistten. De maarfchalk de Tourville liep te Lagos binnen , om eenigen zyner fchepen te doen fchoonmaken , en zuiveren, dewyl de gefchucpoorten, federt hun vertrek, niet open geweest waren, om de hooge zeeën en ftormen op deze reis. Den QÓften Juni, om vier uuren des namiddags, vernam men twee franfche wagtfcheperi, die met volle zeilen kwamen aanzetten, en feinfchocen deeden, om bekend te maken dat zy den vyand vernamen. Die twee fchepen kwamen van kaap Fincent daar de vyandelyke vloot, den weg naar Gibraltar neemende, voorby moest komen. De bevelhebbers van deze twee fchepen, berichtten dat zy des morgens ten zeven uuren , omtrent honderd en veertig zeilen ontdekt hadden , vyftien mylen boven die kaap, dat zy naar den kant der franfche vloot kwamen aanzetten , en in drie kolommen naderden ; maar dat zy, daar niet naby geweest zynde , niet hadden kunnen onderfcheiden , of het oorlogs- of koopvaardy-fchepen waren. De  .$6" Het leven De maarfchalk zonde deze beide fchepen weder op hunnen wi'j te rug , orn zo het mogelyk ware de vloot die zy vernomen hadden beter te herkennen. Hy vertrok te gelyk, zette den geheelen nacht alle zeilen by, en bevond zich den volgenden dag twaalf mylen van Lagos, in een gefteldheid om de ontdekte vlout te kunnen ontwyken, zo zy uit oorlogfchepen beitondc, en fterker was dan de franfche, ofomdaarop aan te houden , zo het eene koopvaardyvloot 'ware. Des morgens om zeven uuren hoorde men aan den kant van Lagos, een zwaareri flag, zo men dagt, van een fchip, dat in de lucht fprong: kort daar na zag men den rook daarvan, door den nevel heen, die wel ras van de zon opgetrokken wierdt; men vernam daar op nog drie of vier maal diergelyken flag en den zei ven rook; en ontdekte, zo haast de nevel geheel verdund was, langs de kust, de brandende fchepen. Toen herkende men dat het koopvaa'-dyfehepen waren, die de ridder de Saint-Maare verbrand hadt, geen kans ziende om die by de vloot te brengen , dewyl hy zich maar alléén bevondc, en de fchepen van het vyandeiyk gtleide hem kort op de hielen waren, — Di't geleide beftondc uit zevenentwintig fche*  van Jan-Bart. 57 fchepen , waar van het minfte van vyftig ftukken was: Deszelfs admiraal voerde tachtig , en de vice-admiraal zeventig ftukken. — De ridder de Saint-Ma ure bragt de beide kapteins , van de fchepen die hy verbrand hadt, mede; de een was een Hollander, die in zyn fchip voor zes maal honderd duizend franfche Jivres aan linnens, en de andere een Engelschman die voor vyftig duizend franfche kroonen aan lakens, aan zyn boord, gehad hadt. Zy berichtten dat het de koopvaardyvloot was die men gezien hadt. Toen gaf de heer de Tourville het fein aan zyn geheele vloot, zette zelfs alle zeilen by om op den vyand aan te lopen; maar hy bevond zich aan ly, en moest laveren om hem te naderen. De fnelfte zeilers kwamen, geduurende den nacht, de achterhoede op zy. Na een uur gevochten te hebben, bragt men twee Hollanders, van zestig ftukken , tusfchen twee vuuren in; noodzaakte hen de vlag te ftryken, en zich overtegeven. Geduurende den nacht, fpanden de Franfchen al hunne krachten in, om de loef te winnen ; hunne ligtfte fchepen, kregen een groot deel van de vyandelyke vloot tegen de kust befloten. De geheele franfche vloot maakte, den volgenden dag, een zeeruitgebreiden halven kring; nam F of  5$ HSTLIVÏJ? of verbrandde alle de vaartuigen, die daa? in befloten waren, en elk oogenblik hoorde men fchepen fpringen. Onderwyl wierden den maarfchalk verfcheiden fluiten van den vyand aangebragt , die geladen waren net masten, timmerhout, touwwerk, enzv De fchepen die verftrooid waren kwamen de een na den anderen, zich by den heer de Tourvtlle voegen , en ieder bragt pryzen mede Eén onder anderen kwam aan mee een hollandfche pinas , van acht en vyfti*. ftukken kanon , geladen met engelfche la! kens, tin, en gemunt zilver; men vondt'er gouden orologies in , waarvan eenige met eedele gefteentens bezet waren; en deze prys alléén wierdt op anderhalve milioen gefchat. Men kwam den maarfchalk aankondigen dat vyftig zeilen, waar onder vyftien oorlogfchepen waren, de ruime zee gewonnen hadden. Op dit bericht gaf hy fein om zyne vloot, die allerwege verftrooid lag, te hereenigen; liet af van de vyandelyke fchepen, die langs de kust lagen, te verbranden, en' kon die ook niet raer zich voeren. Hy zette koers naar den kant van Cadix, om den doortocht te fluiten aan het overfchoc der vyandelyke vloot. Den  van Jan-Bart. 5$ Den 2often Juni ontdekte hy verfcheiden Keilen, die het ook op dien kant aanhielden; maar zy waren nog zo ver verwyderd, dat men geen kans zag hun te bereiken, en kwamen ten getale van dertig op de reede van Cadix. De franfche vloot liet het anker vallen in 't gezicht van deze ftad; bevondt dac negen of tien vyandelyke fchepen reeds binnen de haven waren, en nog verfcheiden op de rivier Guadalquivir, die zich in de baai van Cadix ontlast. Op de aankomst van de franfche vloot liepen de overigen allen de haven in, uitgezonderd twee zwaare koopvaardyfchepen die, door de ligtfte kielen van den maarfchalk, afgefneden waren: het eene reeds met verfcheide kanonfchooten doorboord zynde , liep by vollen dag onder eene fortres , en onder het gefchut van Cadix: maar de Franfchen verbrandden het zelve, by hetaankomen van den nacht, in weerwil van het kanon der fterkte en van de ftad. Jan-Bart hadt ook den vyand doen ondervinden dat hy tot de franfche vloot behoorde. Met zyn fchip de Doorluchtige, van de andere afgedwaald zynde, ontmoette hy naby Fero zes hollandfche fchepen , waar van 'er een van vyftig ftukken kanon was, en de anderen van vier-en-veertig, van zesF 2 en-  fr> Het leven en-dertig, vin acht-en-twimig, van zes-entwintig , en van vier-en-twintig ftukken waren ; allen zeer ryk beladen. Hy tastte dezelven aan, en noodzaakte hun om 't op ftrand te zetten; waar na hy den brand 'er in ftak. — De gevangen kapteins van verfcheiden fchepen, verzekerden dat het verlies der vyanden wel twaalf millioenen beliep. Men verbrandde hier boven nog veele van hunne fchepen , die onderfcheiden havens waren ingelopen. In het eind de fchade die de vyand bekwam by Cadix y ftondt hem veel duurder , dan die welke Frankryk ecnigen tyd te voren geleden hadt, by ka pp de la Hogue. (ijl Jan-Bart begaf zich met de geheele vloot naar Toulon. Daar wierdt hem order van het hof gezonden, om het bevel over zes fregatten te aanvaarden , en van Flekkeren weder een graanvloot, voor 's konings rekening geladen , te gaan afhalen ; die hy gelukkiglyk in de haven van Duinkerken bragt, .fchoon de Engelfchen en Hollanders talryke eskaders, uit zwaare kielen beftaande , in zee hadden om hem den doortocht te CO Memoires du temps. Mem. de Quincj, ilistiire de Dunkerque.  van Jan-Bar t. óf w floppen. Deze verrichting was van een bezonderen dienst voor Frankryk, daar toen de graanen zeer fchaars en ongemeen duur waren. Zyne majesteit, om een bewys van derzelver hoogfte genoegen te geven , zondt aan Jan-B art het kruis van St. Louis C*> t In (*) Het kruis van St. Louis.] Zo wordt eene krygs-ridder-orde genoemd, door koning Lodewyk den XIV. in Frankryk ingefteld in bet jaar 1693, waar van het grootmeesterfchap aan de kroon behoort. Deze orde wordt gefchonken aan zee- en land-officiers, ter beloning var. hunne dapperheid ; doch die met deze waardigheid vereerd worden, moeten reeds tien jaaren in koninklyken dienst geweest zyn. Dezen ridders worden ook zekere jaargelden toegelegd, onderfcheiden naar hunnen rang: 'er zyn acht groote kruisdragers,, die ieder 6000 , vier-en-twintig kommandeurs die van 4000 tot 3000, en een onbepaald getal ridders die vin 2000 tot 800 franfche livres, jaarwedde trekken. — riet teken dat de ridders, van deze orde, dragen, is, een goud kruis, waar aan een gedenkpenning gehecht is , wier voorzyde, het beeld van den heiligen Lodewyk in een gouden harnas en met de koninklyke mantel omhangen , vertoont , hebbende tot ■ randfchrifc: Ludovicus M/.gnus ikstituit, An: 1693, dat is : door Lodeivyk den grooten 'ingefteld in bet F 3 Iaar  f,2 Het leven In verfcheiden noordelyke havens waren omtrent honderd lebepen , voor Frankryk roer granen beladen , blyven leggen , dia hunne reis, door den vorst overvallen zvn. de , niet hadden kunnen vervolgen. JanSart vertrok, den 281ten Juni 1694, weder met zyne zes fregatten , om deze vloot te gaan opzoeken. De fchippers van die graanfehepen. > ziet>de dat het vs hun den vryen doortocht liet, en men hen niet Kwam afhalen, gaven zich aan het ongeould over , en gingen onder zeil, geleid wordende door een zvveedsch , en twee deenfche oorlogfchepen. De onzydigheid, die deze volken onderhielden met de oorlogende mogenheden, gaf hun het recht om den koophandel allervvege te dryven. In weerwil van dit recht, zonden de Hollanders een eskader van acht oorlogfchepen, onder bevel van den fchout-by-nacht van het noorderkwartier, Hiddes de Fries, om de franlche vloot te overweldigen. Dit eskader ontmoette haar op de hoogte van Texel jaar 1603, en op de tegenzyde is: een vlammend zwaard aan we!i;s punt ten lauwerkrans vastgehecht is met een wit bfndzel, voerende tot omfchrift deze woorden : bellicjE viktutis medium, öat is: bei loon der oefisgsdeugd.  van Jan-Bar t. 63 Texel en hetVlie, overmeesterde de vloot, zonder dat het zweedfche of de deenfche fchepen de minfte F°ginS toc verwering aanwendden. Op den aoiten der zelve maand, wierdt Jan-B art deze vloot gewaar, omtrent vyftien mylen van den wal, zondt zyne korvette uit om te herkennen wie zy was, en men bragt hem bericht dat het acht hollandfche oorlogfchepen waren» die de franfche graanvloot, welke hy ging opzoeken, ontmoet en overweldigd hadden. Deze groote man pleegde in dit oogenblik geen raad dan met zynen yver en zynen moed ; en zei tegen zyne officieren : wy moeten daar op aanlopen en ftryden. Het belang van Frankryk vordert dit van ons, en geboodt te gelyk dat men alle zeilen by zou zetten. Toen hy op een kanonfchoot den vyand genaderd was, fprak hy nog eens tot zyne officieren: fpitsbroeders, geen kanon, zelfs geen fnapbaan; denken wy maar alleen om pistoolfcbooten, en fabeljlagen u:ttedeelen : ik ga den febout-by-nacbt aantasten, en zal u goede rekening daar van doen. Dit zeggende liep hy op hem aan, wachtte de laag van hem af, en beantwoordde die weder toen hy op een pistoolfchoot genaderd was; enterde zynen vyand. Dz fcheut-by-nacht Hiddes de Fries was eèa F 4. dap-  64 Het leven dapper en fterk m,n, en de eerfte die zich vmoonde om den Franfchen het hoofdje ' ven door zyn voorbeeld aan te nopen; maar Jan-Bast gaf hem een P„toolfchoot in de maag, een anderen Wh* arm'averfcheide« ftbelflagen op net *ede ' S ï°T,hem V00r ^ voeten neder. De Fr.nfchen, gewapend met den ys?efvkTl0ereHn bevelhebb-, richtten een yslelyk bloedbad aan op dit fchip , en wierden daar van meester in minder dan een half uur. Op dezelve wys, wierden oT twee andere oorlogfchepen overweldigd. De vyf ovengen gingen afbrasfen; en T miBa Rt hernam de geheele graan vloot, met al de matroozen die de Hollanders daarop overgezet hadden. Hy zondt een gedeelte van de vloot naar de verfcheiden havens Tn bet komnkryk, en bragt het ander deel te Dmnkerken binnen , m« de drie holl.nü fche oorlogfchepen C0. Het fchip d hy zelfs genomen hadt was van acht-en-vyftig ftukken het ander van twee-en-vyfti ƒ "f het derde van viér-en-dertig. In /yn e'ska! der was één fchip va„ vyftig ftukken ka. non,  van Jan-B art. non, één van twee-en-vyfiig, één van twee-en-veertig, en drie van veertig. De luitenant, van het fchip van Jan-B art, was gefneuveld met vyfuen mannen, en hy hadc vyfn'g gekwetften bekomen. Op het fchip dat hy genomen hadt, waren driehonderd dooden of gekwetften ; de fchoiu-by-nachc overleed aan zyne wonden. De drie deenfche en zweedfche fchepen, waren aanfchouwers van het gevecht gebleven. (ij Een jonge zeeman, van Provexce, verrichtte eene daad, die verdient dat zy verhaald worde. Jan-Bart den hollandfchen fchout-by-nacht aanklampende , Helde een prys van tien pistoletten , voor den geen die hem de fchouc-by-nachts-vlag afhaalde, en zes, voor hem die de grooce vlag van' dat fchip bragt. Deze zeeman met de andere op het vyandelyke fchip overgefprongen zynde, klauterde de groote mast op om°de vlag 'er af te halen. De luitenant, die dit vernam , deedt twee fnaphaanfchooten op hem , waar van de eene hem in de hand, en de andere in de dy trof en kwetfte. De zeeman wondt, met een ongelpoflyke koelheid zyn neusdoek om zyne hand, en zynen das om zyn dy, vervolgde met opklimmen; (O Mém. cbron. du tems.  65 Het leven haalde de vlag af; flingerde die als een gordel om zyn lyf; kwam weder af; en klom op de hut, om de vlag van het aehterfteven af te halen. Deze hadt hy reeds ten halven los gemaakt, wanneer de luitenant hem weder gewaar wierdt, en een Heek met een fponton toebragc; de zeeman keerde zich om, en de enterbyl van zyne zyde neemende , (tiet hy met de punt op den luitenant toe, ftak denzei ven een oog uit, en wierp hem ter neder , waarna hy vervolgde met het losmaken van de vlag $ voegde die by zynen gordel ; ging de beide vlaggen by Jan-Bart brengen, die hem met de beloofde vergelding befchonk. Niets kon de foldaaten wederhoudon , aangevoerd wordende door een man gelyk Jan-Bart. Die groote man deedt, door zyne dapperheid en bekwaamheid , de blydfchap in Frankryk weder herleven, dat reeds dooide armoede in wanhoop gedompeld lag. Deze overwinning mzg met recht in den rei der grootfte gebeurtenisfen van de regering van Lodewyk den XIV geplaatst worden. Om de nagedachte van zulk een voorval te bewaren , wierdt 'er eene gedenkpenning geflagen. Men ziet daar op de voortleven van een fchip aan den zeekant leggende, enCeres, eenigekorenhalmen houden-  van JaN-Bart. 67 dende, op het ftrand. Het opfchrift luit: Annona Augmta ; betekenende , overvloed van levensmiddelen, en op de tegenzyde was gefield: fugatis aut captis Batavorum navibus, M. DC. XC1V.; dat is, na bet op de vlucht flaan en nemen der boliandfcbe fcbepen in 1694. Zo ras Ja n- Bart te Duinkerken aangekomen was, zondt hy zyn zoon om den koning aantekondigen welk eene zege hy op de Hollanders bevochten hadt. De koning verhief den jongen Bart tot hoger trap in den zeedienst , en zondt brieven van adeldom aan den vader. Cl) Geen bevelhebber heeft ooit, van zynen monarch , doorluchtiger bewyzen van goedkeuring ontfangen als aan JanBart hier mede gefchonken wierden. Zie hier derzelver inhoud: „ LODEWYK door Gods genade , enzv. „ Alzo 'er geen zekerder middel is om in „ het hart der officieren, die in onzen 'dienst „ gebruikt worden, de zucht ter navolging ,, te ontfteken , en hun op te wekken ter „ uitvoering van voortreffelyke daaden, „ dan de beloning van zulken die uitgemunt „ heb- (1) Mémoires cbror.ohgiqaes du temps.  ét Hetleveh „ hebben in de verrichtingen die wy hen „ toebetrouwd hebben, en dezen te onder„ fcheiden met doorluchtige eerbewyzen „ die tot hun nagedacht kunnen overgaan, „ zo hebben wy met dit inzicht, brieven „ van adeldom toegelegd aan die geenen, „ welken onder onze officiers zich roemryk „ gedragen hebben : maar wy vinden 'er „ géénen die deze eerbewyzen beter ver„ dient, dan onze waarde en wel-beminde „ Jan-Bart, ridder van onze krygsorde „ van den heiligen Lodewyk , kaptein in „ onzen zeedienst, werkelyk een eskader „ van onze oorlogfchepen gebiedende , zo „ om de langdurigheid van zynen dienst, „ als om de waardigheid van zyne daaden' „ en verrich-ingen." Hier nu heefc men eene optelling van zyne heldendaaden , en men eindigt met die welke wy zo even verhaald hebben ; waar op dan vervolgd wordt: „ eene zo uitmuntende verrichting, „ waarby zo veele uicftekende daaden ge„ voegd zyn , doet ons overgaan om hem „ de bewyzen van onze hoogachting voor „ zynen perfoon, en van onze voldoening „ over zyne daaden , te geven , hem be„ fchenkende met der» titèl van adeldom, „ om op deze wyze , indien het mogelyk „ is, den yver te vermeerderen , dien hy „ be-  van Jan-Bait. ,, bezit om uittemunten in onzen dienst, „ en ten zeiven tyde de volgzucht in onze „ andere officieren te ontfteken, en in de„ zeiven de begeerte optewekken om hem „ naarteftreven ; in de hoop van voor hun, ,, en hun gedacht een diergelyke eer te ver„ werven. Om deze oorzaaken de gewich„ tige diensten van den heer Bart willen- de vergelden met onderfcheidende eerbe„ wyzen, die het nagedacht kunnen doen „ zien , de bezondere erkentenis die wy „ voor zyne dapperheid hebben, welke hy altoos beleid heeft met zo veel voordeels, tot den goeden uitdag der onderneemin„ gen , die hy tot onzen dienst verricht „ heeft : hebben wy , uit onze bezondere genade, koninklyke macht, en opper„ gezag, veredeld, en veredelen by dezen „ tegenwoordigen , met ons handfchrift, „ ondertekenden , den genoemden heer „ Jan-Bart, te famen met deszelfs kin„ deren , nakomelingfchap , en afdamme- lingen , zo mannelyke als vrouwelyke, „ reeds geboren , of nog geboren te wor„ den uit wettigen huwelyken , welken ?, wy verfierd hebben , en verderen met den „ titel van adeldom. Wy willen en begee„ ren , dat zy voortaan gerekend, gehou„ den, en geacht zullen worden voor edel, „ en  79 Het leve» „ en edellieden , in alle handelingen en „ plaatfen, zo in rechtszaaken als daar bui„ ten , en dat zy zich noemen en onder„ fcheiden kunnen als amptenaars , en ,, opklimmen tot alle trappen van de rid„ derfchap, titels, hoedanigheden en waar„ digheden van ons koninkryk; aanwinnen, „ houden , en bezitten alle leenen , alle „ adelyke landgoederen, heerlykheden van „ welken naam, titel, aart, en natuur die „ zouden mogen wezen; genieten alle eer „ voordeden , voorrechten , vrydooimen^ „ begunstigingen, uitzonderingen, ontlas„ tingen, die de andere edellieden van ons „ koninkryk genieten , eveneens als of zy „ van een oud en adelyk geilacht waren, „ zo lang zy adellyk leven, en niets tegen! „ ftrydigs verrichten : vergunnen aan den „ gezegden heer Jan-B art, en zyne na„ komelingen , de fchilden , en zegelwa„ pens te dragen,'gelyk zy hier by geftem„ peld zyn , met het vermogen om zyn „ wapenfchild te verfieren, met een gou„ den lelie, op een azuuren veld, die wy „ hem toegedaan hebben , en toeftaan by „ dezen , in gedachtenis en overweoincr „ van zyne bekende diensten ; en om de„ zeiven te doen fchilderen , graveren, „ beeldïouwen, in zyn huizen, landen' „ heer-  vin Ja n-B art. ?ï „ heerlykheden hem toebehorende, zodanig „ als hem goed zal dunken, zonder dat hy „ ter dezer oorzaake gehouden zal wezen, „ aan ons of onze opvolgers, eenige fchat„ ting of vergoeding te betalen, waar van „ wy hem ontlast hebben , en ontlasten. „ Eu om te dienen waar zulks nodig zou „ wezen hebben wy hem hier van gifte en „ overgifte gedaan by dezen. Aldus gege„ ven als een bevelfchrift aan onze lieve ge- trouwe, de lieden behorende tot ons par„ lementshof. Gegeven in Verfailles in de „ maand Augustus van het jaar onzer ver„ losfing 1694. het twee-en- vyftigfte van onze regering." Het wapen van den ridder Jan-Bart, is een zilver veld, half doorgedeeld met een azuure baar, waar op een gouden lelie prykt, boven deze baar is een zwart kruis, en onder dezelve een roode leeuw , recht opftaande met opgeheven kop en vuurige oogen, en daar boven een hand, houdende een blooten fabel. Cl) Jan-Bart was veel te driftig en werka-aam, om langen tyd in de rust te blyven: hy vertrok, den i3den July deszelvea jaars , van Duinkerken , met vier fchepen om CO Mi», du (tras.  ft Hét leven om op de engelfche kusten te gaan kruisfen^ ontmoette de pakketboot, en vervolgde die tot aan den mond der Maaze, waar hy midden onder een vloot van vier-en-twintig zeilen liep, geleid wordende door drie fregatten, het een van twee-en-veertig, het ander van vier-en-twintig en het derde van zestien ftukken. Het zwaarite liep op het "eskader van J an - B art aan ; maar de wind was hevig , en het gefchut van dat fregat raakte gaande ; het water liep de poorten in , en deedt het fchip ten gronde gaan. Van twee honderd zielen , zo fcheepsvolk als reizigers, kon men 'er niet meer als vyftien redden , die te. Duinkerken gebragt wierden. Zy verklaarden dat in het gezonken fregat twee-en - twintig kisten met ftaven zilvers, en eene kist met (laven gouds waren , voor rekening van hollandfche kooplieden; men fchatte dit verlies op een milioen. — Jan-Bart tastte daar op de twee andere fregatten aan, die het na een kort gevecht op ftrand zetten : ondertusfchen liep de koopvaardyvloot de Maas in. In de maand November 1694 , verrrokjiy nog weder met zyn eskader, om uit Noorwegen zeventien graanfchepen te gaan afhalen; bragt die behouden in de haven van Duinkerken binnen, zonder zelfs een vyan- de-  van Jan-Bart. 73 deïyk fchip vernomen te hebben. Zyn naam alleen deedt hen beven : zy durfden zich nergens te laten vinden daar Jan-Bart komen zou. Deze groote man boezemde zynen moed in, aan al de inwooners van zyn geboorteftad: zy deeden de Hollanders en de Engelfchen wanhopig worden, door de herhaalde pryzen die zy op hun maakten. 'A'asparBart, broeder van den beruchten Jan-Bart, hadt een fchip ter kruistocht gewapend. Hy vertrok dikwyls uit de haven van Duinkerken, en kwam nooit weder zonder aanzienlyke pryzen gemaakt te hebben. De Hollanders en de Engelfchen dan befloten hebbende om de ftad Duinkerken te verwoesten; bragten daar toe een ontfagchelyke uitrusting in zee, en verfpilden onnoemelyke fommen gelds. Zy hadden voorgenomen om zich hier door, eens in veiligheid te (tellen tegen de vreefelyke fchaden, die de Duinkerkers hun dagelyks toebragten, en zich te ontlasten van de aanhoudende ongerustheid waar in de bewooners van deze (tad hen hielden. Den 4 Augustus 1695, zonden deze vereepigde vyanden acht fchepen, die het anker lieten vallen in de haven van bet oude fort Mardyk, een uur van de ftad gelegen. G (O Men  74 Hetlivek CO Men gaf den inwooners van Duinkerken last om zo fpoedig mogelyk was het pik, teer, ilroo, en andere licht vuur vattende ftoffen in de benedeftad te brengen • men plaatfte tobben en okshoofden met water gevuld, in de ftraaten, en voor de deuren der huizen, om zich in nood daar van te bedienen. Men wierp op het ftrand , by de roozenhaag die den walgang omringd, een battery op van verfcheiden Hukken kanon. Den 5den , maakten de vyanden geenerlei beweging. Den 6den , des morgens , gaf de admiraal Barhlay , die over deze krygsverrichting het bevel voerde, met vier kanonfchoten het fein om zeilrêe te maken. Op het oogenblik zag men meer dan dertig fchepen onder zeil ; en tegen den middag, liet de geheele vloot het anker vallen ïusfchen de banken. Des avonds kwamen 'er verfcheiden regimenten ruitery binnen Duinkerken, om de battery op het ltrand te bewaren, en zich tegen eene landing te verzetten, zoo de vyanden die ondernamen. De volgende dagen deeden zy nog geenerlei onderneeming; maar den nden, des morgens Cl) Mém. de Qjiir.cj 3de deel. Hifi. de Dunkeique.  van Jan-Ba xt. 75» gens ©ai zeven uuren, liep de vloot de reede op: zy beftondt uit na zeilen, zo groote als kleine. Ten acht uuren begonnen de bombardeergalioten te werpen , maar zonder eenige vrucht, om den verren afftahd. Zy gingen daarom voor het west fort ankeren, en maakten eene halve maan, onder bereik van het gefchut van deze fterkte. De fregatten fchikten zich achter dezelven, en in de tusfchenwydten. Aan Jan-Bart wierdt de bewaring van het fort de goedt Hoop toevertrouwd , en aan den heer de Saint-Claire, ook fcheepskaptein, die van't Groene Kasteel, aan de westzyde. De heer de Relingue , bevelhebber van een eskader, het zeevolk in Duinkerken gebiedende , zondt negen floepen af, onder bevel van den ridder Montgon , om zich langs de kust te posteeren, aan de westzyde en boven den wind van het fort , om de branders en vuurwerken aftefnyden, die de vyand onderneemen wilde daar op aftezenden. Hy posteerde negen andere onder bevel van den markies de Cbateau* Renault , tusfchen de twee hoofden , om daar dezelven tot zyne befchikking te hebben in tyd van nood. Hy plaatfte daar ook een pont met eenige (tukken kanon, vier-en-twintig ponders , die waterpas geG a fteld  76 Het levem fteld waren ; hier over geboodc de heer de Terriere. Van negen uuren des morgens tot drie uuren na den middag, bombardeerden de vyanden Duinkerken, zonder tusfchenpoozing. Tegen drie uuren liet de engelfche admiraal een roode vlag van de fokkemast waaijei); op welk teken verfcheiden kleine vaartuigen zeil maakten. De heer de Relingue begaf zich in een der floepen, die hy tuslchen de twee hoofden hadt doen ankeren , deedt de acht anderen volgen , en voegde zich by die welken langs de kust geplaatst waren. Hy gaf den ridder de Montgon bevel om op zyn post te blyven, met tien floepen, die hy deedt naderen om de branders en vuurwerken van den vyand waar te neemen; en met zes andere kanonfloepen , onderrteund door een gelyk getal met enkele draaibasfen gewapend , onder bevel van den markies de Cbateau - Renaut, ging hy rechtsreeks op de vyandelyke vaartuigen aan. Deedt verfcheiden kanonfchoten op de voorften , maar zy beantwoordden dit met zulk een hevig vuur , dat hy genoodzaakt wierdt aftehouden. De vyandelyke bombardeergalioten hielden in dien tusfchentyd niet op van Duin» kerken te befchieten: maar de vloed, en het  van Jan-Bart. yj het opfreken van den wind , verhinderden de borabarciiers het wit te treffen. Tegen vier uuren des namiddags gingen hunne fregatten onder zeil , naderden onder bereik van het gefchut der forten, waar op zy een geweldig vuur maakten, om zo de uitwerking der branders, die zy tegen de forten der beide hoofden wilden afzenden, te begunstigen ; maar de onverfaagde en onvermoeide Jan-Bart, naargevolgd door den heer Sainte-Claire, vuurde op die fregatten, met nog meerdere hevigheid, waar door zy genoodzaakt wierden zich te verwyderen. De vyanden zonden een brander af, die aan (tuurboord een groote floep hadt, waar in zes mannen (tonden, die vaardiglyk denzelven in brand (taken, en toen terugroeiden, om het gefchut der duinkerkfche vaartuigen te ontwyken. Zo ras de ridder de Montgon den brander, die met een ysfelyken damp zyn weg vervolgde, vernam, naderde hy dien (toutmoediglyk; deedt 'er de enterdreggen in werpen , en boegfeerde hem naar een afgelegen plaais, daar hy uitbrandde zonder eenig kwaad te doen. Weinig tyds daar na lieten de vyanden eenen tweeden brander afgaan , die , met geen minder rook als de ander, het aanzette op 't fort de goede Hoop. Jan*Baut, die G 3 daar  Het leven daar het bevel voerde, zondt hem zulk een menigte van kogels toe, dat hy afdraaide, en ook verbrandde zonder eenige fchade tfe te brengen. Men zondt nog twee andere af, maar het gefchut, der forten en floepen van Duinkerken , deeden die weder afdryven: zy brandden gelyk de vorigen uit, op plaatfen daar zy geen nadeel toebragten. De vyanden ziende dat alle hunne pogingen verydeld wierden, begonnen, om vyf uuren, te denken aan den aftocht. Zy hadden op Duinkerken twaalf honderd bomben geworpen, zonder de karkasfen nog te rekenen , en aan de ilad of derzelver forten weinig fchade veroorzaakt. Hnnne hoop was die te verwoesten, maar Jan-Bart badt de Duinkerkers met zynen heldenmoed bezieldt: zy trotfeerden de gevaaren, vernietigden alle de pogingen der Engelfchen en Hollanders, en deeden hunne hoop van een goeden uitflag, veranderen in de fpyt van die te leur gefield te zien. In het laatst van 't jaar 1693, hadden zy ook een aanflag op St. Malo gemaakt, om O) Jat»-  van Jan-Bart. 9ï CO Jan-Bart was groot, welgemaakt van leden, hadt een fterk voorkomen, en zyne geheeJe geftalte fcheen gefchikt te wezen om de moeijelykheden der zeevaart te verduuren. Alle zyne trekken waren welhefneden , hy hadt een aangenaam gelaar een fchoone kleur, groote en levendige blaauwe oogen , en blonde haaren. — Hy was matig, fprak weinig, bezat rechte denkbeelden , en een gezond oordeel: maar geen omgang met de waereld. — Hy was werkzaam, yverig; altyd gereed om te beginnen: de rust was hem verveelend. Zyne waardigheden wierden onderfteund* door een moed en dapperheid die allen toets verduren konden: maar altyd geleid wordende door de voorzichtigheid. — Hy trotfeerde de gevaaren daar het noodig was, en ontweek die waneer hy 'er noch roem noch voordeel van behalen kon. — Men zag hem meenigwerf onverhinderd midden door de vyandelyke vlooten heen zeilen, uitgezonden om hem aantetasten. Met veel zwakkere kracht , viel hy op zynen vyand aan, overmeesterde de koopvaardyVlooten, zo wel als de oorlogfchepen, tot geleide medegezonden. — De overwinning (0 Wit* dt Dunkerque. H a  93. Het leven die hy in 1694 behaalde, herftelde de vrolykheid in Frankryk, door den honger in de wanhoop gedompeld , en gaf hem een onfterffelyken roem. — üe naam van JanBart was een fchrik voor de Engelfchen Hollanders en Spanjaarden. — Zyn gewoonte was om de laag eerst van den vyand aftewagten , de zyne niet te geven dan onder het bereik van een pistoolfchoot, en daarop terflond tot de entering overtegaan. Jan-Bart, zonder geboorte, zonder middelen, zonder begunstigers, beklom de hoogfte waardigheden van den zeedienst: zyne daaden alleen fpreeken voor hem. Zyn leven ftrekt ten voorbeeld, voor allen die den zeiven loopbaan betreden, en moet de nayver in hun opwekken, om den nyd te trotfeeren , en hunne hoop te vestigen op eenen koning, die het zich een wet maakt verdiensten te beloonen. Men heeft veele verdichtfels op de rekening van dezen grooten man gefield. Wy hebben ons alleen , in dit verhaal, gehouden, aan het geen door gezag onderlteund is. De nakomelingfchap van Jan-Bart, heeft den roem van zynen naam altyd Haande gehouden , en houdt dien nog ftaande, met allen luister. NAAM-  NA AMLYST van benige SCHEEPSS PREEK WYZEN, met derzelver BESCHRYVING en VERKLARING. A anboordleggen. Met een ander <*• *■ Ichip zyde aan zyde gaan leggen. Aan den wind hangen. Zo naby den wind (turen als eenigfins mogelylc is. Aanhalen. Aantrekken van de fchoc- ten, boelynen, braden, enzv., om de zeilen fcherper by den wind te zetten. Aanklampen. Een vyandelyk fchip op een of andere wys naderen, en op zyde gaan leggen, om cot de entering overte- gaan. Aanslaan. De zeilen, door middel van de rae-banden, aan de raês vasthechten A r b r a s s ê n. Een zeil over een anderen of over denzelven boeg, doen volflaan, wanneer het zelve werkeloos op de rnasc ligt , door hec aanhalen van de eene ea net vieren van de andere bras. — Men 2t'gf, afgaan brasfen\ van een fchip dac H 3 een  a Verklaring van een gevecht verlaat , en zyn party ontwyki; en ook voor bet onder zeil gaan, van een fchip dat op'gebrast ligt. Afdanken. liet fcheèpsvolk van den dienst ontfiaan , en zyne verdiende huur betalen. Afdryvbn; of wraken. De richting van een fchip buiten desxelfs koers , door wind of ltroom, of beiden te famen werkende, veroorzaakt. Afhouden. Zich verwyderen van een ander fchip , van den wal , of van den ftreek des winds dien men volgde. Afknypen. Zie Prangen. A f r y d e n. Een florm afryden, is, voor het anker liggende, een ftorm doorltaan, zonder touw te kappen. Afschaken. Iets doen afzakken , door de hulp van nedertrekken, wanneer het, door wryving of klemming, niet gemakkelyk genoeg door zyn eigen zwaarte dalen kan. Afvallen, is gelyk aan afhouden. Men beveelt den roerbeituurüer dat hy laate afvallen, wanneer men merkt dat hy het fchip ergens moet afhouden, of als hy het in de af nouding te vroeg wil {tuiten. Amüniiie. Ai het fcheeps-oorlogstuig wordt in dezen naam begrepen, als: kanon.»  SCHEEPSSPREEKWYZEN. 3 non , kogels , roers, pistolen , fabela enterbylen, buskruid enz. * Ankeren. Het anker in den grond laten vallen, om het fchip vast te leggen. An kerk la ren. Her weder te' recht brengen van de ankertouwen, als de twee kabels van de ankers, waar voor men vertuid lege, in malkanderen gedraaid zyn door het verkeerd omzwaijen van het fchip' Ankïrïorti». Binnen boord haaien van een gedeelte van het bot van een ankerkabel , om het fchip tot het anker zelve te doen naderen. Ankerspringen. De loslaating van het anker uit den grond waar in het reeds gehouden heeft, Avar y. De fchade die een fchip, deszelfs toerusting, of lading bekomt. Avary-gros. Zo wordt dé ftbade genoemr, die veroorzaakt wordt, door vrywillig kappen of overboord werpen van iets tot het fchip of de lading behorende om het overige te redden ofte behouden het geen daarom noodzaakelyk fchip en lading raakt. Baakens. Nacbtbaaksns , torens , gc bouwd langs öe kust, of op roeien, waar op, geduurende den nacht, licht of vuur gehouden wordt, ora den weg aan de H 4 fche-  4 Verklaring van fchepen te wyzen, of dezelven van ge* vaarlyke plaarfen te waarfchouwen. . —_ Dagbakens, paaien of tonnen opdeondieptens enzv. geplaatst, tot diergelyke einden by dag dienende. Bakboord. De linkerzyde van een fchip, van achteren tot voren. Bakstaagwind. Een wind die fchuin, van achter in, over het fchip waait. Ballasten. Zwaare ftoff«n , als, zand, fteenen , oud yzer of gebroken kanon, enzv. , in een fchip laden , en in het ruim fchikken: om het fchip tot eene genoegzaame diepte in het water te doen zakken, en daar door het omflaan of kenteren te beletten. Bekleden. De ankerkabels met oud zeildoek bewinden , om het afvylen in de kluisgaten te beletten ; ook een omwinding van fchiemans- of kabelgaren , om eenig touwwerk maken, om hei voor befchadiging van 't wryvefl te behoeden. Br.slaan. De zeilen kort in een vouwen, en met de beflaglynen te famen- en tegen de racs aan-binden. Béwangen. Een mast met fchaalen beleggen., en die met touwen omwoelen, om dezelve te verftevken , wanneer zy door ftorm of kanonfchooten befchadigd is.  SCHEEPSSPREEK WYZEN. 5 fcoioiéREN, of trtikn. In ftiite ■ een fchip voorttrekken , door 't roeijen van de boor waar aan een touw van het fchip is vastgemnakc. , v B 00 r 0 a a n B o 0 r d. Men zegt van twee fcbepen dat zy boord aan boord ligïén 2Z]l debeidez^zeernaaa„etkan: Bwo?drNV ^ by de t0uwe" ?ezet !£h* 'a! ing' VVinneer de ande"> atgefchoten worden. Bot stek en. De ankerkabel, wanneer door T h r :nkef ,!'gt " r>'den> -d door laten fchieten , a!s men ziet dat het bekleedfel doorvylc , na dat ^ daarachter een andere bekleeding gelegd Renende oB 'c anker bete/te^n BovENSCHIp. Alleswataan van de toppen af tot aan het water is' en dat wy ftellen voor ^ >*, fchen doods werk en noemen. B r a m z e i l s koelte. Een matige wind d.e de fchepen toelaat de bramzeilen te H5 Bran-  6 Verklaring vah Branding. Het flaan van de golven of baaien der zee tegen klipren of ftranden, die daar op gebroken en weder terug gekaatst worden. — Het is ten uiterlte gevaarlyk wanneer een fchip in deze brandingen vervalt. Brassen. Door middel van touwen, brasfen genoemd , die aan de einden der raês vast zyn , de zeilen in verfchiilende Handen brengen, door 't aanhalen of vieren van dezelven. Breeuwen. Zie Kalf aten. By den wind houden. In tegenwind de zeilen zeer fcherp aarfbrasfen, om daar door te kunnen laveren. By draait en. Het fchip in zynen loop ftuiten, om een ander in te wachten, of om zich in dien tyd over een naderenden vyand te beraden. B r l e g g e n. Dicht by den wind draaijen, in ftorm, of in gevallen die eene vertoeving vereisfehen. Bystander. Een fchip dat, in de orde van een vloot, voor en achter den bevelhebber van de vloot, of van een eskader geplaatst wordt. Charteparty. Zo wordt eene fchriitelyke verbintenis tusfehen de afladers en den fchipper genoemd, gaande over de vracht,  SCHEEPSSPREE KWYZEN. % vracht, hec laden, losfen en de beftem- ming van het fchip. Deinzig. Zo worde mistig en dampig weder op zee, 'genoemd. Doorgaan van het anker, is wanneer het in een zachten grond niec houdende, daar doorgelleept wordt. Doorstaan. Laten doorftaan. Met volle zeilen voortvaren, aifchoon de wind op- fteekt. Draacende houden. Dit gefchied wanneer men by den wind zeilende, van den wind afgaat houden, en ruim heen zeilt. Dry ven. Zonder zeil of roet orgegyde zeilen den flroom Volgen. — Men lag te aryven, voor vol en achter tegen, wordt gezegd, wanneer de zeilen èoénrxg gefield zyn dar zy tegen elkander trekken , eene verrichting om den voortgang van 't fchip te vertragen. Dwarlwind. Sch^elyke en geweldig drukkende windvlagen, die veel al by hoog en bergachtig, land ontmoet worden. Dwarswind. Windltreek die dwars" over het fchip waait. Dyning. Ken holle beweging der zee die door fterken wind veroorzaakt wordr! En-  8 Verklaring van Entering. De vasthechting aan een vyandelyk fchip, door enterdreggen aan deszelfs boord of in het wand re werpen; en 't overfpringen van volk, om dat fchip vechtenderhand te overmeesteren. Gagie, ook wel maand-geld- De huur die het fcheepsvolk verdiend op de reize. Gang. Zie Slag. Gang verdubbelen. Dan aan de eene en dan de andere zyde van een vyandelyk fchip zeilen, om het de laag van wederzyden te kunnen geven. Gieren. Het fchip heen en weder laten draaijen, door 't kwalyk waarneemen van het roer. Glazen slaan. Op de fcheepsklok alle halve uuren, met daar op te liaan , het afloopen der glazen aankondigen, om den tyd van den dag en nacht te kennen re geven. Gyen. Met de gytouwen de zeilen by één halen, na dat de raês, tot een zekere laagre , geftreken zyn , uitgezondert de onderfle raés. Havery. Eene gewoonte om een zekere lom ten honderd van de vrachtpenningen, door de goederen te doen betalen, voor de haven-onkosten; die onderfcheiden is naar de verfcheiden plaatfen. Hoog-  SCHEEPSSPREEKWYZEN. O Hoogte neemkn. Met de graadboog de poolshoogte van de zon of darren fchieten , om te bepalen op welk een punt van de breedte zich her fchip bevind. t'Huishalen. Het tui-anker , met de groore boot of barkas, uit den grond winden, en vervolgens deszelfs kabel in het fchip naar zich toe winden, tot men 'c anker voor de boeg heeft. Inkorten. Voor een lang bot ten anker liggende, dat inwinden Om nader by het anker te komen. Inkrimpen van den wind, is het nadeelig worden van den wind, tot het oogmerk der rei ze. Jagen of Jagtmaken. Alle poging in 't werk ftellen, — alle zeilen byzetten, om een vyandelyk fchip in te halen, of een dat vlucht te vervolgen. Kaapvaren. Met kommisfie van de landsregering voorzien zynde, een gewapend fchip, voor rekening van bezonderekooplieden en burgers, in zee brengen; om den vyand afbreuk te doen, vooral op deszelfg koophandel aantevallen , en de, op hem genomen, pryzen, onder zekere belasting in eigendom te behouden. K a l f a t e n. Jn de naaden en reeren van een fchip , met een ha-  lo Verklaring van hamer en 't kalfaatyzer, werk in dryveu om die re (toppen. Kalmte zie Luwte. Kaplaken. Vereering aan den fchipper, die boven de vracht door hem bedongen wordt. Kappan. 't Azkcrkappen, is de kabel binnen boord afhakken, wanneer men, door een (toim belopen zynde, geen tyd heeft om het re ligten. Ook worden in een ftorm de masten gehupt , wanneer het fchip over zy gefmakt is, om het weder te doen ryzen. Kielen. Met fchip zo ver op zyde halen, dat de bodem zich geheel uit het water vertoont, om nagezien en gerepareerd te worden. Kielhalen. Een fcheepsftraf, waar by men den misdaadigen van de eene zyde van den nok der groote raê in het water doet vallen , en onder door het fchip, aan de andere zyde van het zelve weder ophaalt. Kielwater, of Zoc, is de (treek of fnyding, die door den voortgang van een vaartuig in het water gemaakt wordt. Deze fnyding is dieper en duurt langer, naar maate een fchip fterker zeik. Koers,  scheepsspreekwyzen. ij Koers, is de weg, dien een fchip geduu- rende deszelfs reize houdt. Kommissievaren. Ter koop-en kaapvaart uitgerust zyn, om op de reis naar een beftemde plaats, den vyand afbreuk te mogen doen onder weg. KoNvoijéRKN. Koopvaarders, dooroorlogfchepen , naar beltemde havens doen geleiden, om dezelven tegen vyandelyke aanvallen te befchermen en te verdedigen. Krengen. Een fchip op zyde doen leggen, om het zelve naartezien, en te herfteilen. —• Ook is het de fterke overhelling, van een onder zeil zynde fchip. Kruissen. Het heen en weder zeilen van Oorlogs- of kaper-fchepen, omtrent een bepaalde kust cf ftreek: om koopvaardyfchepen in te wachten, om die te geleiden , of vyandelyke fchepen , om daar mede flaags te geraken, of die te neemen. Laag. Al het gefchut dat, op een zelve dek, aan de eene zyde van het fchip gePlaatst is. - Laag , is ook een ry van Itukgoederen oP eene gelyke hoogte in het ruim geftouwd. - Laag geven, is de iosug van het gefchut dat op eene zyde te boord ligt. — Laag heken, wordt cezegd wanneer men de itouwaadje begint los te Jiiaken, Laag-  Verklaring van Laagwateï maken. Het fchafren vaa het fcheepsvolk, dat, terwyl het andere aan den bak is, de wacht gehad beeft. Laarzen. Een fcbeepsftraf waar by de misdadige , alleen een dun kleedje aan hebbende, voor de mast ftaande, op 't achterfte gewagen wordt, met de dagge, een end zwaar touw. Dit volgt gemeenlylc op het kielhalen. Labberen. Het flaan van de- zeilen als de wind daar van ter zyde langs gaat, en 'er als over voortrold. Laden. Het inneemen van goederen. — Ook buskruid en kogel in een ituk kanon doen, en aanzetten. Lagerwal. De kust of wal die aan ]y van een vaartuig is. Lager. Op bet lager bezet zyn. De (laat waar in zich een fchip bevind dat tegen de kust gehouden wordt, en de ruimte niet weder winnen kan, 't zy door tegenwind, te fterken wind, of gebrek aan wind. Legdagen. Het fchip, volgens gewoonte of overeenkomst, niet geladen of gelost zynde in den bepaalden tyd , worden de overig- dagen die men daar mede bezig is, legdagen genoemd , welke bo.ven vracht en hav.ery den fcnipper vergoed moeten worden, naar dat men bedongen •beeft. Lens-  ScHEEPSSPREEKWYZEN. IJ Lenspompen. 'r Schip lenspompen, is in ( een lek fchip het inkomende water weder uitpompen, zo dat het fchip vry van wa. ter hlyft. Lenss en. Alle andere zeilen beflagen zynde, alleen voor de fok voortlopen. Levendig houden. De zeilen levendig bouden, is de zeilen zo fcherp ftellen dat zy byna geen wind vatten, maar door het overglyden van denzelven blyven wapperen ; dit word verricht wanneer men weinig voort wil fpoeden. Loef. Zyde van het fchip die naar den oorfprong des winds gekeerd is, en zich het hoogst boven water bevindt. Loef. Loever. Loef waards. De zyde van waar de windltreek zynen oorfpronk neemt, en waar toe de volgende fpreekwyzen betrekking hebben: Loef afjïeken. Door fcherp by den wind zeijen,vaneen ander vaartuig den wind winnen en boven het zelve komen. Loefgierig zy„. Neiging of (trekking van een vaartuig, om , in weerwil van de beftuuring der voorzeilen en het roer, naar den wind toe te wenden. Loef bouden. Wel by den wind zeilen. Lo^f winnen - , gelyk aan loef af ft eek en, is het voordeel van den wind kiygen. I Loef-  ■ t4 Verklaringvan Loefivaarts liggen. Met opzicht tot andere fchepen, of eenig land, boven den wind leggen. Te kever uit. Alles wat boven de» wind van her fchip gefchied, of vernomen wordt. Oploeven. Het vaartuig met den voorfteven naar den oorfpronk des winds wenden. De loef te hebben en te behouden , is een van de aangelegenfte voordeden, in een gevecht. Loggen. Met een lyn wnar aan een plankje gehegt is, afmeten hoe fnel een fchip door 't water vaart. Loopend tuig. Al het fcheepstouwwerk dat door blokken over fchyven gaat, en dient om het ander fcheepstuig in beweging te brengen. Lootsen. Een fchip uit zee , van daar de droogtens beginnen, over de rivieren, of in de baaijen, tot aan de ftad brengen! Dit is het werk der kctslieden, wier kunst beftaat in de naauwkeurigfte kennis der gronden , en in de befturing van het fchip om dezelven te myden. Lossen. De ingeladen goederen uit het ruim , tot op de kaai, 'of overboord in andere vaartuigen, werken. L u u vv-  schïepsspreekwyzen. 15 Luüwte of Kalmte, Een bedaaring van wind, een zachter koelte, of bedekking voor den wind. Ly. .De zyde van een fchip, die, door den wind aan de loefzyde op het zelve aankomende, diepst in 't water gedrukt is. — Aan Ly zyn afleggen, is ten opzichte' van andere fchepen , of eenig land zich beneden den wind bevinden. Manschap. Al het volk dat in den fcheepsdienst is. Masten. Bemasten, de masten in een vaartuig oprechten, of planten. Marlen. Touwwerk , of lyken aan de zeilen vast hechten , om dezelven meer kracht te geven , en het infcheuren te beletten. M e r e n «/Mare tf. Met de meertouwen een fchip, aan kaai of paaien vastleggen Monstering. De nadere verbintenis van het fcheepsvolk, door derzelver ondertekening , van de voorwaarden van hunnen zeedienst. Mortepaaijen. Scheepkomen in p]aars van een ander, die werkelyk gehuurd wts Neus. Ma den neus op zee fieken. Het fch.p zodanig draaijen, dat het met den voortleven op het aanlopen der zee ligt. 1 2 Nood-  i6 Verklaring van Noodschoten. Losbranding van het gefchut, om aan andere fchepen, of aan den wal , fein te geven dat men zich in groot gevaar bevindt. Omhalzen. Het fchip voor den wind doen omwenden, waar van gezegd wordt, voor den wind omhalzen. Onderschip. De bodem en zyden van het fchip, die zich onder water bevinden. Welk woord wy (tellen voor het geen de Franfchen oeuvres mortes, doode werken, noemen. Onderzeilen, zyn de ftagfokken , 't groote en fokke zeil, en de bezaan. Onklaar anker. Men zegt dus, wanneer de kabel waar mede het uirgebragt is, om den boven-arm van het in den grond liggend anker is geflagcn. Opdoeken. Afgeflagen zeilen en vlaggen , in een vouwen en famen binden, om die weg te leggen. Oploeven. Zie onder Loef. Oproei jen. Het roeijen met een floep of boot, tegen (troom of wind. — Oproeijen , wordt ook gezegd van 't weder opboren van de kardoes in een (luk gefchuts , 't welk geweigerd heeft, en waar van 't fyn kruid op het zinkgat afgebrand is. Op-  SCEIEEPSSPREEKWYZIN. 17 O p t 0 p p e n. De raês fchuins langs de mast halen, door 'c aantrekken van de een en vieren van de andere toppenant Opwaarts uit. Een bevel aan het Icheepsvolk, om zich in het wand te begeven, tot het los- of vast-maken der zeilen. O verboord zetten. Het buiten boord hysfen van boot of floep. - Ook is overboord zetten , de fcheepsbegravenis: het lyk wordt in zeildoek genaaid , en met zwaarte voorzien zynde, na een tc-pasfelyic gebed, in zee gefmeten. % Over staag gaan. In het lavéren door het verzetten van de zeilen , door den wind heen , over een anderen boeg wenden. ° Pakgeven. Een fcheepsftraf, waar bv de m,sdadige met een end touw op den rug geilagen wordt. Pass a ate n. Vaste en wederom komende windffireeken, die in de groote zeeën op geregelde tyden waaijeh. Patsjaren. Zie Praaijen. Pekelen. Door 't uithalen van de zwik uit een vat tappen. Peilen. Met een afgedeelde maatflok, de diepte van de gronden meten. *3 PiE.  lo Verklaring van Pieken. De raês, byna recht op en neder, langs de mast halen. Pomp lenshouden. Door telkens pompen het water uit het fchip houden , zo dat het niet by de pomp (la. Praaijen, ook Pat/jaaren. Dit wordt gezegt van fchepen, die elkander in zee ontmoeten, en bydraaijen, om wederzyds te kennen te geven wie zy zyn , van waar zy komen , waar heen zy beftemd zyn, en de voorvallen hunner reize onderling mededeelen. Prangen. Den wind prangen , is zo fcherp als mogelyk is by den wind zeilen. Pratica. Het ontdag van de gehouden quarantaine. Premie. Een buitengewoone beloning, die gelteld wordt op eene bezondere verrichiing. Quarantaine houden. Een bepaalda • legtyd voor een fehtp, van een befmerte ©f verdagte plaats komende, om te ontdekken of op het zelve ook de pest regeert, na welken tyd, als men bevonden heeft dat volk en lading gezond zyn, vryheid gegeven wordt om aan land te gaan. Quartieren. De verdeeling van het feheepsvolk in twee bezondere partyen, die men het prinfe- en graaf Maurits. kv/ar-  Scheepsspreekwyzeït. 19 kwartier noemt , waar van de eene de wacht waarneemt terwyl de andere rust. Rank zyn, wordt gezegd van een fchip dat te final of te ligt geballast zynde, veel gevaars loopt van om te (laan. Reddeloos. De ftaat waar in een fchip gebragt is , wanneer in een gevecht of ltorm, deszelfs tuigaadje gehavend of verloren is. Reven. Met de reeffeizingen het zei] inbinden en verkorten , als te fterke wind niet toelaat om het geheele zeil te voeren. ïIoer-licten. Door talies op zyde aan 't roer en achterfteven vastgemaakt, het roer wat ophysfen, als de vingerlingen te veel klemmen. Ruimen van den wind. Het voordeelig worden van den wind, tot het oogmerk der reize. Ryden. De beweging van een fchip, in ftorm, voor anker liggende. Saluóren. Onderling eerbewys van de fchepen van onderfcheiden volken , of van een zelve natie , geregeld naar derzelver rang; ook de begroeting van Ireeden en kasteelen, in het voorby zeilen, of op de reede komen en vertrekken van daar. Dit beflaat gemeenlyk in het geven van eenige eerafchoten , die fomtyds ook beantwoord worden. I 4 Schaf*  20 Verklaring van Schaften. Het maalryd houden, van "r. fchecpsvolk, aan boord. ScHAvéLïN. Zie Omhalzen. Schanvólen. Zie Wryven. "$cheepsbestuur. De kunst om de beweging van fchip en tuig waar te neemen, en het zelve zyn reis te doen vervolgen. ' Schiemannen. Reparéren, téren, en fméren van de fcheepstuigaadje. Schroeven. Met icbroeven en dommekrachten de wol , hennip , enzv. in de fchepen werken. Seinen. Met gefchut, vlaggen ofvuuren ' aan andere fchepen tekens geven, om iets bekend te maken. Sjorren. Een touw fterker aanhalen om ^ iets wel vast te maken. Sjouwen. Den arbeid van het volk, wanneer het aan geen werk tot de fcheeps' befturing bezig is, maar zich met dragen, wegleggen,opruimen, fchoonmaken enzv. in beweging bevindt. — Sjouwen. De vlag, in de lengte famen gebonden zynde, aan den' ftok ophyfen, ten teken dat men een loors aan boord hebben wil, of eenige hulp vraagt. Slag in 't l av6ren. De voortgang van een fchip, dat by den wind houdt, van de eene wending van de boeg tot de andere. Slegtwatek. Een buitengewooneftille zee. S L I N-  SCHEEPSSPREEKWYZEN. 21 Slingeren. De beweging of'c over en weder gaan van een fchip , in de richting van deszelfs breedte. Slyten. Een vaartuig afbreken en geheel (lopen. Splitsen. Twee enden van een touw, met eene kunstige vlechting, aan elkander hechren. Stoppen. Ophouden met het vieren van een touw , en het zelve vastmaken. Storting. Schielyke in 't fchip valling van een zeegolf. Stranden. Door ftorm offterkendroom, met een fchip, op den wal gedreven worden> S tryken. De vlag Jfryken, is die nederlaten , tot eerbewys of ten teken van overgave. — De raês in V bol ftryken; is dezelven op beide zyden van de boordplanken nederlaten, om geen wind te vatten. Sturen. Door de beweging van 't roer, het vaartuig, naar vereis, doen draaijen, wenden, keren enzv. Stuurboord. De rechterzyde van het fchip, van achteren naar voren. Stuurmanskunst. De wetenfchap om een fchip, naar wiskunstige regelen, over zee te brengen, gegrond op flarrekundige . en meetkundige waarneemingen , en die van het fcheepsbeftuur, 1 $ Ta-  t* Verklaring van Takelaadje. Al het (Taande en lopende wand of touwwerk, dat op een fchip is Toetakelen. Het touwwerk op 'c fchip ltelien, en in orde brengen. Traven. Met, daar roegefc'hikte, fchroe- ven en jynen, het katoen, in dtLevwt, in de fchepen werken. Tüigaadje. De masten, touwwerk, ui- len, blokken, vlaggen , enzv. van een fchip. Uitrusten. Het fchip gereedmaken, en voorzien, van alles wat het nodig heeft om de reize te doen. Val. Een woord van bevel aan de roeiiers om zich in de floep of boot te begeven * L " N* Fan de raé wlkn. Een fchcepsftraf, waar by men den mïsdadigen met een koord om het lyf, verfcheiden reizen van de raê tot een zekere diepte in zee liat vallen; waar op gemeenlyk het laarzen volgt. Valwinden. Schielyk uitfchietende vlagen van den wind. Variabel. Veranderlyk. Menzegrdit van den wind, wanneer hy niet lang uit een zeiven (treek waait, maar telkens keert. Verdubbelhuiden. De huid of de builende planken van een fchip afbreken, en daar weder eene nieuwe omleggen. Ve*.  S CHEEEPSSPREKWYZEN. 2% Verlengen. Een fchip doorzagen, en een ftuk tusfchen in werken, om het langer te maken. Ver tui jen. Het fchip tusfchen twee ankers plaatfen, om voor te komen dat geen anker onklaar worde. Verzeilen. Van de een naar de andere plaats zeilen. — Een fchip verzeilen. Door onkunde of onvoorzichtigheid een fchip op ftrand, klip of andere gevaarlyke plaats Huren, dat het verga, of fchade lyde. ViCTALiéREN. Een fchip voor de reis, van levensmiddelen voorzien. Vieren. Eenig touwwerk een end door laten fchieten. Vloothouder. Een fchip dat fnel genoeg zeilt , om by da vloot te kunnen blyven. Volhouden. Laten vel/laan, is door de befluring van het fchip , maken dat de wind alle zeilen rond houde, en niet afgeknepen worde. Voordeel van den wind, het zelve met Loef. Voor den wind afvallen, is een fchip dat by den wind zeilt, fturen dat het voor den wind ga zeilen. Vuile gronden. Gronden die niet bekwaam zyn om het anker te houden. Vu-  24 Verklaring van Vuren. Vuurvoeren. Lantarens op het achterfchip of elders by nacht Hellen, om elkan ier te myden of te feinen. Vylen. Zie Wryven. Wa arloos. Tuig te waarloos. Zyn masten, en ander rondhout, touwen, blokken, zeilen en diergely'ce, tot de tuigaadje behorende, dat men in voorraad aanboord heeft, om 'er zich by verlies van 't andere van te kunnen bedienen. Wacht. De verdeeling, aanboord, van een etmaal in zes gelyke deelen , ofwacb~ ten. Waar van de eer fis wacht, opgezet wordt, des avonds ten 8 uuren ; de honde■ wacht, des middernachts ten 12 uuren; de dagwacht d-.-s morgens ten 4 uuren; de voormiddagwacbt, ten 8 uuren; de namiddagwacbt, des middags, ten 12 uuren; en \de platvoet, des namiddags, ten 4 uuren. Wacht opzetten, wordt bepaald genomen voor 't opzetten van de eerfte wacht des avonds, om acht uuren. Wakïn. Eenen tyd van vier uuren, by het fcheepswerk of de befluring bezig zyn, terwyl een ander deel van het volk in rust is. Wand aanzetten. De hoofdtouwen der masten, door het aantrekken der raalreepen,' ftyver aanhalen, om de masten te fteunen! Wan o  ScHEEPSSPREEKWYZEN. 25 Wand over legden. Een mast, nog kaal in een fchip ftaande, met het wand beleggen , om die vervolgens geheel toe te tuigen. Waterslaan, is water fcheppen. Wateren. Een fchip zien wateren, wordt gezegd van deszelfs eerfte verfchyning aan de kim. Wenden. Het door den wind keren, van een fchip of vloot, over een anderen boeg, om van koers te veranderen. Werken. De fterke beweging, van een, onder zeil zynde, fchip, by ftorm. Werpen. Met het uitbrengen van zekere kleine ankers, werpankers genaamd, om een fchip op eene rivier voorttrekken. — Werpen. Het dieploot uitbrengen om de dieptens te peilen. Winden. Het werken met het braadfpic of gangfpil, om met een touw dat daar om geilagen is, iets in te winden, of het fchip te doen vorderen door het inwinden van een uirgebragt touw. Windvang. Alles waarop de wind eenigen vat hebben kan , dat daarom in zwaar weder ncêrgeftreken wordt. Woelen. Eenig ftaande touwwerk, met dunder foort van touw , omwinden om vyling en fchade voor te komen. Wra-  2.6 SCHEEPSSPREEKWYZEN. Wraken o/Walen. Ongeftadig bewegen. Van 't kompas zege men, de naald of lelie wraakt of waalt, als zy heen en weder dwaalt, en geen ftreek houdt. Wrikken. Met het heen en weder draaijen van een riem. op het achterfteven gelegd, een boot of floep doen voortgaan. WRYVEN. VyLEN. SCHANVéLEN. De aanraking en verby elkander fchuring van rondhout, blokken en touwen, die daar door gevaar lopen van befchadigd te worden , als 'er door bekleedfel of omwoeling niet in voorzien worde. De Zee ontlopen. Door beflurig of jfterk zeilen , eene aankomende zeegolf ontwyken of vooruitlopen. Zeilen breeden , is , als de wind ruimt, de zeilen meer naar den wind zetten. — Zeilen minderen, is reven, of zeilen vast maken. — Zeilen feberpen , is door de boelyn, een touw dat haanepootswys op 't zeil vaart, den buik van 't zeil, aan de loef uithalen, om te beter wind te vatten. Zeilaadje. Zoo worden alle de zeilen te famen genoemd. Zkilrê-e maken. Zich door het losmaken van de zeilen, en lichten van het anker , in ftaat Hellen om onder zeil te gaan.