&n. fn^iei-' i>zzn den -yry&ezds fa?if?eZ , ItAPTl, dze men dus devr hins? ■ya*eeu->t'i Broeders. j-rederik, dumont, Vriend van Fredcrik. flip, Knegt' ~\ j> van Ilulertus. katryntje, Dienstmaagdj co^iedianten, in de k le e ding van een oude Vrouw, Husfaaren, enz.  VRYHEID, GELYKHEID , en i BROEDERSCHAP. VADERLANDSCH KLUGTSPEL. >:>:>o>;xx >:>;xx«x>!xxx;< xxxxxxxxxxxxxxxxxm EERSTE TONEEL- hubertus, flip. ii u b e r t u s. Flip ! zet u naast my neder, zeg ik u. flip. Maar, —— zulk eene gemeenfaamheid, ii ü b e r t u s. Kwam onder de oude couftitutie in 't geheel niet te pas: doch tegenwoordig heet het anders. Thans zyrt wy allen aan elkander gelyk. Thans zyn wy alle Broeders flip. Evenwel dunkt my, Zit, zeg ik, en wederftreef my niet. Du menfchen moeten met geweld bekeerd worden. ——. Daar is een pyp; flop eens. A flip.  8 flip Wel zeer verpligt, —— ik weet, > HfBERIUS, Stop, zeg ik. Wel nu, Burger Flip! vertei my nu eens wat gy weet. flip. Dat er tusfchen een Heer en een Knegt een zeker -onderfcheid moet weezen, ~ en dat, HUBERTUS. Ja.' ja.' ik weet wat gy zeggen wilt, Flip.' 'tls waaragtig zo, tusfchen heer en knegt moet wel deeglyk onderfcheid weezen; —— een groot onderleid zelfs; maar t gy hebt geflopt en gy rookt niet? f l r p. Het vuur is uit. Ik zal eens wat ander gaan taaien. HUBERTUS. Dat behoeft niet, Burger.' myn pyp brand goed; ik zal u wel wat vuur geeven. flip, ter zyde. „ Die Gelykheid en Broederfchap zyu wel zeer ver. wonderlyke dingen." •HUBERTUS. U. Zyt gy aan.? I goed. Om nu weer op óns F'"soost te komen, tusfchen een heer en een knegt moet een zeker onderfcheid weezen, zegt gy; niet waar? flip. VRYHEID, GELYKHEID  en BROEDERSCHAP. ^ r l i p. Na myn domme verftand ten minften. n u b i! r t u s. Ik geloof het zo goed als gy, Burger Flip! maar, in een land, waar geen heeren of knegten meer zyn, daar komt immers dit onderfcheid niet te pas? > flip. Dat fpreekt van zelfs; daar kan het niet te pas ko. men. hubertus. Wel nu, in zulk een land zyn wy tlrans. - Ze. dert de gezegende komst der Franfchen , zyn hier geen heeren of knegten meer. Allemenfchen zyn aan elkander gelyk, en wy allen zyn Broeders van elkander. Dit heb ik u reeds duizendmaaien gezegd. flip. Gy hebt meer verftand dan ik, derhalven moet het waar zyn. Egter om zo familjaar me: elkander om te gaan, dat dunkt my vleit niet. Er is iets in, dat my tegen de borst ftoot, maar dat ik zo niet uit kan drukken. hubertus. Vooroordeel, Burger Flip.' by myn ziel'louter vooroordeel. Heeft niet eene hand ons gefchapen? Zyn wy allen niet van dezelfde ftof? . Hebt gy geen dorst? flip. Ja! 1 ■ maar ik zal wel eens in dc keuken gaan drinken. A 3 Eraj  0 rRYHEID, GEL YKHEID hube rtus. Even als of gy een Varken waart, waaromtrent de welvoeglykheid vordert, dat het uit den trog tapt. Daar, Burger Flip• drink. flip. Maar dit is uw glas, - hubertus. Kunt gy dan uit myn glas, niet drinken ? Of zyt gy vies van my? flip. Gansch niet; maar de welvoeglykheid, hubertus, Die vervloekte welvoeglykheid.' ik zeg a drink. flip. Uw gezondheid. • _ Opjlaande. Ik zal eens h u b e r t u s. Waar gaat gy naar toe? flip. Ik zal het glas eens gaan fpoelen. hubertus. En waarom zult gy dat glas fpoelen? S flip. Om dat ik er uit gedronken heb. au-  en BROEDERSCHAP f HUBERTUS. Zet aanftonds neer het glas, en ga zitten. ~- Hoe.' Burger Flip zyt gy dan een vergiftig beest, of hebt gy 'de pest? Zyn uw lippen niet even zo zui¬ ver als de mynen? Waar ziet gy my voor aan? FLIP. Voor een verflandig man, die zeer wel weet, wat hy doet; maar neem my niet kwalyk, dat ik die nieuwe conftitutfe nog niet gewend kan worden. Ik heb my verbonden om uw knegt te weezen, — en . HUBERTU s. En dat wilt gy mooglyk blyven? FLIP. Ik hoop het, want gy zyt een goed heer. HUBERTUS. En ik hoop het niet. Burger Flip.'wanneer gy myn knegt wilt zyn, vertrek dan liever van daag dan morgen. FLIP. Ik verzoek by u te mogen blyven; maar als gy geen heer meer zyt, en ik geen knegt meer ben, wat zyn we dan? HUBERTUS. Menfchen die elkander gelyk zyn. Broeders, die gemeenzaam en vriendlyk met elkander verkeeren, en die elkander over en weder diensten bewyzen, zonder daar  ff VRTHEID, GELYKHEID daarom heerfchappy te voeren, of den vryen nek onder een fb.afsch juk te krommen. Maar, Burger Fiip! gy fnuift alleen. flip. Ik durf het u niet prefenteeren. HUBERTUS. Is het niet om dol te worden? —• Hy durft geen fhuifjé aan zyn medemensch; aan zyn Broeder prefenteeren.' ■ Aanftonds zeg ik, laat my fnuiven.' flip. Wanneer gy het zo verkiest. HUBERTUS. Ik verkies het zo en niet anders. Maar nog jets, Burger Flip.' ik heb opgmerkt, dat gy my nooit by myn naam noemt: waarom zegt gy niet, Burger Hubertus! tegen my ? flip. Zedert dat gy my verbooden hebt, om, mynheer! tegen u te zeggen, ben ik in de grootfte verleegenheid geweest; want den geen die men dient met de zelfden naam te noemen, als hy ons geeft, dunkt «ny, . hubertus. Zwyg, Flip! gy zyt niet waardig een vry mensch te weezen. Maar wat is het ? , Waar. om ryst gy zo fchielyk op? flip. Mynheer uw Broeder komt. fiu.  en BROEDERSCHAP 9 hubertus. Ën om dat mynheer myn Broeder komt, daarom zond gy u fchaamen, om uw recht als mensch te oeffenen, en om genot van de Vryheid, de Gelykheid en de- Broederfchap te hebben? Ik beveel u te blyven zitten. flip. Maar ingevallen Burger Hubertus.' het waar is, dat ik genot van de Vryheid moet hebben , waarom dwingt gy ray dan om te zitten, wanneer ik opryzen wil? hubertus. Gy-hebt gelyk, Flip! by myn ziel.' gy hebt tien. dubbeld gelyk. Nu fpreekt gy nog eerst zo als het een vrye Nederlande' betaamt. Maar dien a- ristccraat wil ik niet te fpraak ftaan. TWEEDE TONEEL, r re d»r ik, flip. ï ;•: beei ic. H et fchynt dat myn Broeder bang voor my is. flip. . .... ..... . Gy kent uw Broeder .mynheer! -—— Hy is dood goed. FIlEDERir. Hy is zelfs al te goed, en 't is zyn overmaat yan goedheid, die hem 'tot zulke wonderlyke begrippen B ver'  Ko VRTHEID, GEI.TKHE1D vervoert, welken ik vrees dat, maar ik hoor Volk, dunkt my. FLIP- Het is dezelfde heer, die Wet een halfuur, toe* gy niet te huis waart, naar u heeft komen vraagen. DERDE TONEEL. FREDERIK, DUMONT. FREDERIK. Ach, myn Vriend Dumont! mag ik u nog een- Maai 2ien? De tyd heugt my niet meer, Bat ik het geluk had, van u te omhelzen. DUMONT Ta' dat is waar, my lieve Freifcrik! gy weet ik ben een liefhebber van zwerven, en zedert de tirannifche regeering van Oranje heb ik zo wat door Vrankrvk Duitschland en Engeland gekruist. Thans n» Jvn Vaderland verlost i|, kom ik er weer ui, en ben weer als te vooren, weetje? FRÉDËR1K. Wat zyt gy? BUMOST. Comediant. F RE DER' ir, Comediant? i eene nattige verkiezing waarlykt  en BROEDERSCHAP d u M o n t. Dos menfchen zin is des menfchen ieeven, zegt het fpreekwoord. Ik bevind er my wel by, en vooral nu ik, door het ten toneele voeren van rechtfchape Vaderlandfche Hukken, myne Landgenoote van nut kan zyn. Doe my het vermaalt eii kom morgen eens kyken. - frederik. Dat zou ik gaarne doen, myn Vriend! maar ik kan niet wel van huis» om dat ik het oog op myn Broeder dien te houden. n u MOKT, Het oog op uw Broeder houden? En waarom dat? frederik. Omdathy, uithoofde van eenoverdreevenbegrip,dat hy zig van de vryheid, evengelykheid en de broederfchap vormt, allerlei zotheden begaat, die hem en ons allen van groot nadeel zouden kunnen worden. d u m o h t. Misfchien begrypt hy , ter goeder trouw, deeze wenschlyke zaaken, indiervoegen, als fchurken, baatzugtigen en kwalykgezinden, gaarne zien zoude, dat ze waren. frederik. Gy begrypt het recht, myn Vriend! Hy heeft het B 2 beste  12 VRYHEID, GEL YK HE ID beste hart van de waereld, en 't is zyn verftand aileen , dat in dit geval dwaalt. De vryheid ontaart by hem in losbandigheid, in geweld. De evengelykheid vernietigt by hem alle onderfcheidingen en rangen, hoe billyk, hoe nuttig en noodzaaldyk ook, en de Broederfchap word by hem eene ergerlyke en laage gemeenzaamheid, waar door hy zig met Jan rap en zyn maat gelyk fielt, en er zig dcerlyk door by den neus laat leiden. D V M ONT. Maar, uw broeder heeft immers zyn verffsnd en oordeel? waarom geneest gy hem niet van deeze allerfchadelykïte en zotste begrippen? FREDERIK. Ik zoek hem daaglyks met de bondigfle redenen te overtuigen; maar het helpt niet; hy luistert er niet naar of hy ontloopt me. DUMONI, Ja.' redeneeren tegen zulk zoort van zieken is wel goed; maar 't is verre na niet genoeg. FREDERIK. Wat moet ik er meer aan doen? OOMOKT. Gy moet hem de dwaasheid zyner (tellingen, daadIyk en in volle kragt, doen gevoelen. Zodanige wan. begrippen moeten door de kastydende ondervinding verbeterd worden. F RE-  en BROEDERSCHAP. 13 FREDERIK. F,n hoe moet ik dit aanvangen ? d o m o N t. Indien het u ernst is, om uw Broeder van deeze gevaarlyke dooling te geneezen , frederik. ' TwyfFeijt gy er aan, of zulks my ernst is? D ü M ONT. Wel nu, dan kan ik u helpen. Dan zullen wy hem nog deezen avond geneezen. Hoor.' ik heb myn troep by my: wy zullen een klugt met hem fpeelen, die hy nier beter zal weeten, of 't is eene waaragtige gefehiedenis, en die hem in den grond geneezen zal. FREDERIK. Maar! . du mo nt. Wees niet ongerust; hem zal geen leed gefchieden. Ily kent my niet, en de luiden van myn troep nog minder: maar alvoorens moet gy ook uw dienst, boude er van verwittigen , ten einde deezen het fpel niet verbrodden. frederik. Dat is de minfte moeite. Maar waarin zal deeze fclugt beftaan. domoiit, Ik zal 't u zeggen, B 3 F RE"  U VRYHEID, CELYHHEID frederik Houd u fh'1, daar komt myn broeder. Lasten wy in dit vertrek gaan. Hy moet u niet zien. VIERDE TONEEL. hubertus, alleen. Hoe is het mooglyk, dat er nog menfchen op gods aardbodem gevonden worden, die geen beminnaars en voorftanders van de vryheid,.gelykheid en broederfchap zyn? Zo ongeneert te leeven: zo vry op alles toetetasten: nergens een trotfche meerderheid te ontmoeten : overal zyns gelyken, zyn broeders te vinden , .en zo een onbepaalde gemeenfchap van hart, van vriendfchap en van goederen te leeven.' Welk een onuitfpreekiyk geluk voor den waaren menfchen. vriend, die een gevoelig hart in zynen boezem omdraagt. Na eenige tusfchenpoozing. Katryntje.' burgeres Katryntje.' rTFDETONEEL. hubertus, katryntje. hube rtus. Burgeres'. — Zuster.' KATRYNTJE. Tut, tut, zeg maar liever Katryn tegen my! Hu.  en BROEDERSCHAP. ij hubertus. Zyt gy dan myn medeburgeres, myn zuster niet f katryntje. Word je gek? Ik ben uw dienstmeid. hubertus. Dat woord dienstmeid verfchiit by my niet veel van het woord flavin, en een flavin in myn huis te hebben, K at r y ntje. Als ik u niet aanfia, jaag my dan maar weg. .. Niet of graag. hubertus. Hoe weinig kent gy de rechten van den mensch. — Medeburgeres! ik wilde u dezelfde leeren kennen en genieten, ■- k atr tnt ]%. Loop naar de maan. hubertus. Ons Vaderland is vry, en alles wat er in ademt moes jusgelyks vry weezen, katryntje. Hebt gy my niets anders te zeggen? h ub e r t u s. Telt gy dan de voorrechten der vryheid, gelykheid en broederfehap zo weinig, dat gy, ■ katryntje. Ik wensch u beterfchap. Vaarwel J HU.  tö VRYHEID, GELYKHEID hubertus. Neen! blyf. Ik heb u nog meer te zeggen. katryntje. Schielyk dan, want ik moet in de keuken weczen. hubertus. Is het eeten gereed ? katryntje. Ja al lang. hubertus. Als gy dan zo goed wilt zyn, burgeres 1 dek dan de tafel maer. katryntje. - 't Ls wel. ZESDE TONEEL. hueertus, alken. Et is een zoort van menfchen in de Waereld, dat gebooren en gefchikr en gedoemd is, om de flaaven Van anderen te weezen, en dat, even gelyk de paarden en de ezels, met dé ftok, met vloeken en een toom in den bek, geregeerd wil en moet worden, of het kan niet bëftaan. De groote vraag is nu maar, of men in een Maatfchappy, waar Vryheid, Gelykheid en Broederfchap j,eerfchen, gebruik, of Iaat ik liever zeggen , misbruik mag raaaken van dergelyk een flaafsche zielsgefteldheid? Z E-  m BROEDERSCHAP. xt ZEVENDE TONEEL hubertus, katryntje. katryntje, met het Tafelgoed. en de Taf ei gereed maakende. Gy eet maar alleen? hubertus. Ja Burgeres.' —; maar ik mag niet zien, dat gy zo werkt; ik ben immers er even zo na toe als gy. Ik zal een handje toeft'eeken, en u helpen. katryntje, hem wegflootende. Weg, Jan hennegat.' Bemoei u met myn zaa- ken niet. hubertus, ter zyde. „ De meisjes zyn de onbekeerlykfte van allen." katryntje, eenige Schotels haaiende en opzettende. Ik zal maar in eens alles opbrengen, wat ik heb.- KUfïERTUS. 'tIs zeer goed, lief kind.' Het fpyt my maar dat gy zo flaafsch voor my arbeid. katryntje. Slaafsch ? Gy hebt wel een groote verbeelding van u zelvé. ■■ Denkt gy dan dat ik uw flaavin ben? C hu-  tt VRYHEID, GE LYKHEID hubertus. Ik hoop het ten minnen niet. katryntje. Vlei er u ook niet mede; want zo ik al iets ben, dan ben ik op zyn allerminst, uwe Despote, die u als een flaaf regeert. iiueertus. „ Ik geloof, waaragtig, dat zy de waarheid fpreekt ,• want zy weet my meesteriyk naar haar hand te ftel, ltn." kat ry ntje. Eet nu, en als gy my noodig hebt, roep dan maar! hubertus. 'tls zeer goed, Burgeres Katryntje! A G T S T E TONEEL. hubertus, flip, drie karels. met Pistoolen en Sabels gewapend. flip. Burger Hubertusi hier krygt gy drie gasten. eerste ka rel, Huuertus , die zig aan tafel wil zetten, ruuwlyk ter zyde Jlootende. Vryheid, Gclykheid, Broederfchap.' TWEE-  en Ti R OEDERÏCHAF. 19 tweede karel, imgelyks Hubertus, wegfloa. tendt. Of don dood. derde karel. Wy necmen de ganfche tafel in requifitie. h u b e r t u •» , ter zycte tegen Flip. „ Flip.' dat dunkt my is vry onbefchoft. t l I p ■ Dat dunkt my niet. Het komt my voor, dat deeze drie Burgers de rechten van den mensch wonder wel weeten te doen gelden, dat is te zeggen, om te eeten als zy honger hebben; om vry toe te tasten, waar z,' iets te eeten vinden; en om gelyk en Lroedirlyk de p rtie met elkander te deelen. hubertus. Ja.' dat is alles wel maar ik heb hen niet verzogi. flip. Hoe ' de Broeder zal dan niet aan tafel mogen ko • men eeten, zonder dat gy hem eerst verzogt hebt? De mensch die u volmaakt gelyk is, zal zig dan niet in uw plaats mogen zetten, wanneer gy er hem geen verlof toe geeft? hubertus. Ik kan u niet tegenfpreeken; evenwel, . . C a hu-  ao VRYHEID, GELYKHE1D flip. Zy vreeten als wolven. Wanneer gy wat hebben wilt, dient gy er fpoedig by te weezen. hübertus, zig aan tafel zettende. Dat zal ik doen. Hy neemt eenig eeten op zyn tafelbord, doch telkens ■word het er gezwind door de anderen afgepikt en opgegeeten. Maar, Burgers! dat is niet fatzoenlyk. eerste karel. Fatfoenlyk? fatfoenlyk? durft gy dat vervloekte woord gebruiken, in een Maatfchappy, waar alle menfchen aan elkander gelyk zyn.? tweede karel. Daar wy alle als Broeders moeten leeven, en de godlykc vryheid op den troon zit? derde karel. Schiet hem voor den kop. Hy is een aristocraat. hubertus. Maar ben ik dan geen meester in myn eigen huis? derde karel. Meester? wat meester! vryè' Republikeinen hebben, kennen geen meester. By zulk een Despoot wil ik niet langer blyven. - Gaan we ten eeriten heen, TWEE-  en BROEDERSCHAP, 21 TWEEDE KAKEL. Hy kent de edele vryheid en gelykheid niet. ■ Wy zullen wel ergens anders komen, daar wy broe. derlyker onthaald worden. EERSTE KAREL. Maar wy hebben nu wel gegceten, maar nog uiee gedronken. DERDE KAREL. Wat zwaarigheid! Wy zullen deeze Bouteilles mede neemen. Na alles te hebben opgegeeten, neemen zy de Bou. teüles met zig. Als gy weer gasten krygt, Burger Hubertus.' dan zou ik u raaden, dat gy ze onthaaldet, meer overeenkomfh'g de rechten van den mensch, de Vryheid» de Gelykheid en de Broederfchap. Zy geeven hem gevoelig de hand. Vaarwel, Broeder.' NEGENDE TONEEL. HUBERTUS, ÏLIP. FLIP. Om reeht voor de vuist te fpreeken» burger Hube?« tus.' dan dunkt my, dat dit drie waare vrienden ran Vryheid, Gelykheid en Broederfchap zyn. C 3 H«"  BS FRYHEID GELYKHEID HUBERTUS 't Is mooglyk, Flip .' maar ondertusfcheu hebben zy »l!es zo fchoon opgevrteten of medegenomen, dat er voor my niers is overgtbieeven. FLIP En een man als gy, zou zyn Broeder kwalyk nee. men, dat hy zyn avondmaal opat, en, voor een enkele keer, niets voor hem overliet? Is het broederlchap zyn evenmensch geen fl.uk brood, en geeu mond vol wyn te gunnen. HUBERTUS. Gy hebt gelyk, Flip.' maar deeze handelwys komt my zo wat woest , zo wat ftoo,.ende voor. FLIP • Ja.' Burger! 'tis gemaklyker over de gelykheid en broederfchap te redeneeren, dan ze, in dien fmaak, te ondervinden. Hoe dikwfls hebt gy my niet gezegd, dat men in dit ftuk niet te verre gaan kan? HUBERTUS. Dat heb ik ook gezegd, en . ik zeg het nog Katryntje.' Burgeres Katryntje! Daar zal nog wel wat eeten in de keuken zyn. FLIP. Daar twyffel ik niet aan Burgeres Katryntje is Bog al geeft fchraale Keukemeid. TIEN-  en BROEDERSCHAP. s$ TIENDE TONEEL. HUBERTUS, FLIP KATRYNTJE. KATRYNTJE Wat is er nu weer? Hl'BEETü'. Burgeres! hebt gy niet nog wat eeten in de keu. kén. KATRYNTJ E. Hoe! is al dat eeten op? Wat onbefch^ttTler wreeten is dat.' En gy durft nog naar meet vraagen ? FLIP Burgeres Katryntje! de burger Hubertus heef drie vrienden van vryheid, gelykheid en broederfchap by hem gehad, die volgens de natuur en de rechten van de menschlyke maag, zulk een vervaarlyke honger hadden, en zo vreeslyk gegeeten hebben, dat er, zo, ds gy ziet, geen kruimeltje voor onzen burger is overgebleeven. EiTR Y N TJ E . Drie vrienden van vryheid, gelykheid en broederfchap, zegt gy? FLIP. ja.' ja.' wel te weeten. ■KATRYNTJE. , Zeg liever drie fchurken, drie tafelfchuimers, drie los-  ai VRYHEID, GELYKHEID losbollen, die hun voordeel doen met de zotheden vari de zulken, die zig knollen voor citroenen laaten verkoopen, die zig verbeelden, dat men, om mensch te weezen, zig tot den rang der diereu vernederen moet» die eikanderen de kluifjens voor den neus wegneemen. FLIP. Wel, Katryntje ik wist niet dat gy zo verflandig redeneeren kost. HUBERTUS. TMu dat is alles wel- Bezorg my maar wat ander eeten, dan is de zwaarigheid geneezen. KATRYNTJE. Ander eeten? Wordje gek? Ik heb u itri. mers gezegt, dat ik alles, wat ik had, op tafel heb gebragt. HUBERTUS. Hebt gy dan niets meer ? KATRYNTJE. Volftrekt niets. HUBERTUS. Dat ziet er flegt uit. KATRYNTJE. Ja! dat komt van de gelykheid en broederfchap.— IJlen zal u nog wel erger hebben; wagt maar.' HUBERTUS. Hebt gy dan geen brood? KA-  en BROEDERSCHAP KATRYNTJE. Ja! daar ligt nog een Quk oudbakken brood, dat zal ik u haaien. H-UEERTUS. Breng dan nog een flesch wyn mede. KATRYNTJE. Wat drommel.' is de wyn hier ook al op? FLIP. De Vrienden van. gelykheid en broederfchap hebben ze medegenomen. KATRYNTJ E. Wel nu, dat komt wel: in de kelder is ook geen wyn meer. HUBERTUS., ,. ; Zo dat ik dan, by myn korstje droog brood, niett te drinken heb? KATRYNTJE. • Drinken genoeg, — maar uit de pomp. HUBERTUS. Is er dan niets voor geld te bekoomen? KATRYNTJE. Te bekomen? 'tIs genoegzaam nagt, en alls winkels, kelders en logementen zyn geflooten. ■ Gy moet u behelpen, en weezen op een ander tyB 47  *3 FR YHEID, GELYKHEID DE OUDE VROUW. Burger Hubertus! ik hoop immers niet, dat ik alleen zal moeten flaapen? HUBERTUS. Burgeres.' wanneer gy het verkiest, dan zal Katryntje uw bedgenoot wel weezen. DE OUDE VROUW. Neen! dat is myn verkiezing niet, Burger! dat meisje knort my al te veel. HUBERTUS. Wat is uw verkiezing dan ? DE OUDE VROUW. Om by u te flaapen. HUBERTUS. De hemel bewaare ons.' —— Gy, oude Vrouw! gy by my flaapen ? DE OUDE VROUW. Ja ! ja! by: u, en dat in een bed! Gy ver* Wondert u. —- Ik zal u geen kwaad doen. HUBERTUS. Maar, Burgeres! de welvoeglykheid, ——— DE OUDE VROUW. Welvoeglykheid! dat is een aristocratisch woord. Is het niet Vryheid, Gelykheid en Broederfchap? —— Waarom zou dan een oude Zuster niet by haar jongen broeder mogen flaapen ? Zyn wy niet vry? Zyn wy niet aan elkander gelyk? HU.  en BROEDERSCHAP a£ hubertus. Aan elkander gelyk? ëen Jongeling van vyfentwin- tig, en een oude Vrouw van tagtig jaaren ? —. Hoor, Burgeres.' gy kunt van nagt hier flaapen, maar niet by my in een bed; dat zou gansch geen gelykheid zyn. de oude vrouw. Gy, Aristocraat! die zo veel ophef van uw patriottismus maakt: gy, die onophoudelyk de woorden van vryheid, gelykheid en broederfchap in den mond hebt, en die thans de trotschheid en onbefchaamdheid hebt, om aan uw oude, gryze, afgeleefde Zuster, een klein plaatsje in uw bed te weigeren.' ik heb u te zeggen, dat ik, dezen nagt, in een bed, aan uwe zyde flaapen zal. Verftaat gy dat? hubertus. Gy word onbefeheiden, Burgeres.' Ik zeg u, dat het niet gebeuren zal. de oude vrouw. En ik begeer het alzo. hubertus. Flip.' breng deeze vrouw aanflonds myn huis uit. de oude vrouw, twee pistoolen voer dex dag haaiende. Flip! wanneer gy my aanraakt, zyt gy een man des doods. D 3 fi.il.  |0 VR1HE1D, GE LTKHE1D flip. Maar, Moedertje! wanneer gy er zo zeer op gefield zyt, om by een man te flaapen, kom dan liever by »y. de oude vrouw. Zwyg.' en vertrek. hubertus. Hoe? moet myn knegt vertrekken? " de oude v r o v w. De welvoeglykheid, Burger.' waar op gy zo zeer gefteld zyt, vordert, dat er geen getuigen by zyn, wanneer man en vrouw naar bed gaan. hubertus. Man en vrouw.' goede Hemel! de oude vrouw. Flip.' dit is de flaapkamer van den Burger Hubertus, niet waar? tlip. Ja.' Burgeres! de oude vrou w. En is er alles wat er noodig is? flip. Jat Burgeres.' »e oude vrouw. Nu! gehoorzaam dan en vertrek, —— of, ■ Zv dreigt hem en fa vertrekt fchielyk. DER-  en BROEDERSCHAP. 31 DERTIENDE TONEEL. HUBERTUS, DE OUDE VROUW. BE OUDE VROUW. Burger! het word tyd om naar bed te gaan. Ik heb de voorleeden nagt weinig gefiaapen, en wensch heden nagt myn fchade eens intehaalen. HUBERTUS. Burgeres! flaap zo veel en zo lang als het u gelieft. ——— Daar is het ledikant. DE OUDE VROUW. Ja! Burger! maar gy moet ook naar bed ; want ik wil niet alleen flaapen. HUBERTUS. Goed, Burgeres! goed. — Ga maar vooruit. Ik zal u volgen. BE OUDE VROUW. Burger! ik ben altoos gewoon, om het laatst naar bed te gaan. HUBERTUS. Van deeze gewoonte zult gy voor deeze keer wel eens willen afstappen, burgeres.' DE OUDE VROUW. Gansch niet, Burger! ik blyf by deeze gewoonte, en in dit geval nog zo veel te meer, om, _ HUBERTUS. Welnu? om? DB  3* VRTHEID, GELYKHEID * • de oude vrouw. Om dat gy een Aristocraat zyt, die men nooit vertrouwen kan, en die er ftceds op 'uit is, om braave, eerlyke, eenvoudige patriotten, zo als ik ben, te bedriegen. hubertus. Maar heet het vryheid, om iemand in zyn eigen huis, ja; in zyn eigen bed te 'komtn dwingen? de. oude vrouw. Maar heet het Eroedtri'chap, om aan zyn zuster halstarrig te weigeren, van eerst naar bed te gaan, daar zy volilrekt niet agteraan ïlaapen kan ? hubertus, ter zjïè. ,, Ben ik niet een gek, dat ik my door zulk een oud flangevei laat dwingen?" overluid. Burgeres.' doe wat gy wilt, en ik zal het ook doen. d £ oude vrouw. Gy zult dan niet eerst naar bed? hubertus. Neen! ju oude vrouw, hem het pistool op de horst zettende. Dan zult gy, cito, cito naar de eeuwigheid. hubertus, verfchrikt. Schiet niet! Ik zal eerst naar bed gaan. Tet  en BROEDERSCHAP. 33 Ter zyde. „ Welk een afgryslyk wyf is dit!" Hy wil met kleederen en al naar bei. de oude vkouw. Wat is dit? Met kleederen en al naar bed, en dat, daar gy by my flaapen zuk? . hubertus. Dat is myn gewoonte zo, Burgeres.' de oude vrouw. En dat is myn gewoonte niet, Burger! — Hem dreinende. Schielyk. Ontkleed u, of, . hubertus, zig beginnende te ontkleeden. 'tls, by myn ziel.' ongehoord. Maar, Hy neemt een oogenblik waar, dat de oude Vrouw naar een anderen kant heen ziet; ftaat fchielyk op en grypt haare beiden handen. Nu kunt gy my geen kwaad doen. Nu zal ik om hulp roepen. Moord.' moord.' moord' FE ER.  JW VRYHEID, GELYKHEID VEERTIENDE TONEEL. hubertus, de oude vrouw, een menigte hussaaren, die, Op een woeste wys, het vertrek binnendringen erste hussaar. IVIoord ? moord P wel daar moeten wy by zyn. ■ Dat is ons ambagt. hubertus, ter zyde. „ Nu ben ik er nog flimmer aan toe." de OUDE vrouw. J3urger Hubertus! nu zullen wy zien, wie er gelyk heeft. tweede hussaar. Vryheid, gelykheid en broederfchap of den dood.— "Wat is hier te doen ? de oude vrouw. Deeze burger weigert by my te flaapen, het geen ik hem zo allervriendlykst verzogt heb. tweede hussaar. Aristocraat! de oude vrouw. Op het punt om naar bed te gaan, durft hy geweld gebruiken, en myn handen vasthouden. tweede HUSSAAR. Despoot I —— CE  en BROEDERSCHAP. 55 de oude vrouw. En zagtlyk hem tokkelende, om hem van zyn ver. raaderlyk opzet te doen afzien, en hem, op het zagte dons aan mynen boezem te drukken, roept hy uit al zyn magt, moord.' moord! tweede hussaar. Terrorist.' eerste hussaar. Naar de Guiilottine.' weg, weg maar j- tweeoe hussaar. Wat hebt gy ter uwer verdeediging intebrengeaf hubertus. Men dwingt my I eerste hussaar. Men dwingt u .? Schaamt gy u niet? Een zoon, der vryheid laat zig dwingen door een oude vrouwl tweede hussaar. Daar in ftaat hy gelyk met alle oristocraaten, die zo veel praats in het openbaar hebben, en z» meester., lyk de wet aan 't volk voorfchryven , terwyt ze, gelyk fnotjongens, zig in hunne flaapiarrters. door de meisjes en vrouwen laaten regeeren. de oude vrouw. Ik verzoek recht. Ik begeer van deezen aristocraat* overeenkomltig de rechten van den mensch, gefcherden te worden.  3<ï VRYHEID, GELYKHEID EERSTE HUSSAAR. Uw begeerte is rechtvaardig, burgeres! — Volgens de rechten der vryheid, kunt gy van hem af, wanneer gy wilt. Volgens de rechten der gelykheid komt u de helft van den boedel toe, en volgens de rechten van broederfchap kan burger Hubertus hier geen enkel woord tegen hebben. HUBERTUS. Maar, —— TWEEDE HU! S A AR. Zwyg! ■ Vryheid; gelykheid; broederfchap, of den dood. EER STE HUSSAAR. Volgens de rechten van den Militair, moeten wy dit vonnis op Maande voet ter uitvoer brengen. ■ Tegen de Husfaaren. Broeders! gaat door het geheele huis van den burger Hubertus , en deelt den boedel in twee gelyke deelen. Tegen de oude Vrouw. Burgeres.' over het eene gedeelte kunt gy naar welgevallen befchikken. Deeze Husfaaren zullen u wel eens broederlyk byftaan, om u uw aandeel naar huis te helpen draagen.  en BROEDERSCHAP. 3? DE OUDE VROUW. Ik zal ze er ook zusterlyk voor beloonen. — Burger Hubertus! neem myn vrypostigheid niet kwalyk. Ik wensch u heil eu broederfchap! ( VTFTIENDE TONEEL. HUBERTUS, TWEE II U S S A A R E K. EERSTE HUSSAAR. Gy ziet, Burger.' dat wy handelen, volmaakt over» éénkomftig met de grondbeginzels, die gy openlyk ert allerwegen belyd; fcjoon gy er vry veel tegen fchynt te hebben , wanneer gy volgens die grondbeginzels behandeld word, om welke reden, wy u dan ook als een itrafwaardigen aristocraat befchouwen. VVy zullen echter broederlyk met u blyven handelen, zo als gy ziet, dat wy tot nog toe, gedaan hebben. HUBERTUS. ei< . . Wel nu? EERSTE HUSSAAB. Het recht van den mensch zegt, dat er tot arbeid loon ftaat. Gy hebt ons geroepen, om te beflisfchen tusfchen u en uwe bedgenoote; dat werk is nu verrigt, en nu wagten wy onze belooning. ——— Egter willen wy niet beloond worden, volgens die aristocratifche wyze, zo als de Rechtsgeleerde gewoon zyn Zig zelve te beloonen, met ailcs wat er overfchiet E 3 naar  3$ VRYHEID, GELYKHEID naar zig te fleepen; neen! Burger.' ook hierin moet de broederfchap geëerbiedigd worden en heilig Zyn. TWEEDE HDSS4AS. Recht zo' broederfchap of den dood. EERSTE HUSSAAR. Om dus volgens de heilige gelykheid en broederfchap te werk te gaan, zullen wy, voor onze veelvuldige moeiten, ons te vreeden houden, met de helft van den halven boedel die u is overgefchooten, en om te toonen, dat wy broeders zyn, die u op geen kosten willen jaagen, zullen wy ze zelf in twee gelyke parten deelen, en onze part door onze Husfaaren laaten medeneemen. HUBERTUS. Dit dunkt my, is, . TWEEDE HUSSAAR. Zwyg! eer wy u daarenboven nog ftraffen voor u> we aristocratie, die, ■ ZESTIENDE TONEEL. HUBERTUS, DRIE HUSSAAREIT. DERDE HUSSAA R. Wy hebben den boedel broederlyk in twee gelyke deelen gedeeld, maar tot arbeid ftaat loon; wat zullen wy nu voor onze moeite genieten.? EER-  en BROEDERSCHAP 34 eerste hussaar. Dat is waar, gy moet ook beloond worden. Burger Hubertus.' my dunkt, dat het broederiyk zal weezen, wanneer gy , met deeze Husfaaren, het boeltje dat u nog overfchiet, voor de derdemaal in twee gelyke deelen deelt., en hen met het eene gedeelte ziet te vreeden te Hellen. derde hussaar. o.' Wy zyn broeders; wy zullen ons met die kleinigheid wel vergenoegen. hubertus. Gy moest liever alles maar neemen. alle de husfaaren. Vryheid, Gelykheid, Broederfchap, of den dood! ZEVENTIENDE TONEEL, hubertus, alken. In de uitterfle mismoedigheid. Droom ik? welk eene behandeling! - . •Zyn dit Republikeinen? — Neen! het is een complot Rcovers, dat zig van het voorwendzel van vryheid, gelykheid en broederfchap bedient, om my van alles te berooven. Maar, . het af- grystlykste van alle is, dat zy my myne eigen Hellingen en grondbeginzelen voorwerpen, en dat ik  Ijo VRYHEID, GELYKHEID hunne dievery rechtvaardigen moet, oirt dat ze overeenkomltig myne eigene geliefdkoosde begrippen bewerkftelligd is geworden. — In een foort van woede. Een Parriot te weezen is zig zelve ongelukkig te maaken.' Op Gods aardbodem zyn de Despoten en Aristocraaten er het best nan toe. De menfchen zyn nog niet rvp voor de hervorming.' • En de vryheid, gelykheid en broederfchap, zyn verwenschte dingen, AGTTIENDE TONEEL. hubertus, frederik. hubertus. Hoe! gyhier? frederik. ja ƒ ik hier, maar in een oogenblik, dats gy my noodig hebt. hubertus. Dat is zeer mooglyk, broeder! FEEDES IK. Ik weet uw geval, en ik heb uwe alleenfpraak gehoord. hubertus. Dan weet gy ook, dat ik dubbele reden heb, ortt Voortaan het patriottismus te verwenfchen. f r £•  en BROEDERSCHAP. frederik. Neen.' broeder! dar weet ik niet. HUBERTUS. Hoe ? gy weet myn geval, —— en, freederik Ik weet alleenlyk, dat gy reden Ii(bt, om te ziern dat gy uwe grondbeginzels van vryheid, gelykheid en broederfchap veels te verre gedreeven hebt, en dat gy, in uw patriottisinus, tot een verdcrflyk uitterfte.- zyt overgeflagen. Broeder ! in de natuur is een zekere order van zaaken ; is een hoogstwyze regeling van rangen en ondergefchikiheid : deeze order, deeze regeling te willen overtreeden, is niet anders dan de natuur te willen verkragten ; dan de maatfchappyen der menfchen het onderste boven te keere*1. De vryheid , de gelykheid en de brordeifchap hebben bepaalingen, die, wanneer nun ze eerb'ed'gt, het rrenfchdom ge» Iukkig maaken ; maar die, wanneer men ze oveitreexf, niet anders dan wanorder, onrechtvaardigheid, geweld ja.' den dood doen g ebooren worden. De Hemel zelve heeft dit onderfcheid bepaald * en, wie zyn wy» die tegen deeze bepaaling, met eenige vrugt, zoudea kunnen indruisfchen ? hubertus. Broeder.' ——— Ik ben ten vollen overtuigd. ——« Ik zie het, Patriot te weezen is nuttig, is uoodig j .. . Hm maar in deezea ïoï eea uktersten F  4* VRYHEID, GELYKHEID verteflaan is verderflyk. ——— Zie in my: het voorbeeld: ik ben er arm door geworden. FREDERIK. Gy zyt er arm door geworden ? HUBERTUS. Cy weet myn geval, en gy vraagt zulks nog ? FREDERIK Broeder! wanneer gy niet arm er door geworden Waart, zoud gy dan uw nog by uw oude gronditellingen blyven, na dit alles ondervonden te hebben? HUBERTUS. Neen.' myn broeder1 neen.' Ik ben volkomen van de valfchheid myner grondbeginsels overtuigd. F R E D E RIK. Dan zal ik u fpoedig uit den droom helpen. Hy geeft een wenk, waarop alle ie voo.igen Perfoo nadien verjchyntn. NEGENTIENDE TONEEL* HUBERTUS, FREDERIK EN ALLE DE VOORIGE N. HUBERTUS. Jrïoe! —— Broeder! gy fpant dan zaamen Biet de luiden, die my bedorven hebben. FREDERIK. Cy verfpreekt u, myn Broeder.' ik ipan zaamen snee da  en BROEDERSCHAP. 43 «te luiden, die u wyzer hebben gemaakt, door u een klein Haaltje te geeven, van bö"t geen er gebeuren zou* Wf'ner uwe grondbeginzels algemeen gevolgd wierden. - Ik heb dit lesje tot uw bestwil ^geeven.. en, ik verheug my daarmede, dat ik u overtuigd heb. HüfiER:rU s.- Ik bePTyp u niet, Broeder! ——— Vvie zyn deeze luiden dan? FREDERIK. Dit is myn oude vriend Dumont, die na lang' zwerven weder in zyn vaderland is gekomen, en zyn oude »ffaire van Comediant weder heeft by de hand gevat, en de overigen zyn de luiden, die tot zyn troep be. booren. HUBERTUS. Zo dat alles, wat hier dan gebeurd is, niet anders geweest is aan een klagt? FREDERIK. Niet inders, Broeder,' maar een klugt, ingerigt om tl, tot uw weizyn, te leeren. K ATR Y tf T J E. Wanneer het ganfche patriottismus maar geen klugtIpel word. FREDERIK. Dat zal het nooit worden , Katryntje! wanneer flegtselk waar Vaderlander zyn best doet. HUBEB TUS. ïk ben blyde, dat het maar een klugt is: evenwel, F» I?  4* V R YHEID, GELYKHEID ffy Viebt my ten vollen overtuigd, dat ik, in 't fluk van vryheid, gelykheid en broederfchap te verre ben gegaan, voortaan denk ik my naar uwe wyze lesfen te gedraagen Maar ik zie hier al de Husfaaren wel, doch de oude Vrouw, waar is die ? frederik. Daar foat zy? hubertus. Ei! ei.' ■ het is een jonge, lieve meid. katryntje. Ja! burger Hubertus.' wanneer zy u nu verzogt, om met haar naar bed te gaan, dan zou zy geen piftoolen noodig hebben, om u te dwingen- frederik. Myne vrienden! deeze hiftorie is tot myn genoegen afgeloopen. Laaten wy nu eens regt vrolyk weezen. Kom, Broeder.' gy zult honger hebben. Ik heb een goeden niaaltyd in gereedheid doen brengen. Deeze Husfaaren zullen nu waarlyk zig als broeders gedraagen, hubertus. Men leere uit myn voorbeeld, dat men door een te Terre gedreeven patriottismns, even zo fchadelyk voor let Vaderland en zig zelve kan worden , als de ergfte Oranje verdeediger immer weezen kan. EINDE,