EUROPA, OP HET EINDE DER AGTTIENDE EEUW. TWAALFDE BRIEF. Jk vervolg den taak, in mijnen vootigen aangevangen, om U de wegen aan te wijzen, welken de natuurlijke vijand van Frankrijk in alle gedeelten der Waereld inflaat, om hetzelve allemooghjk nadeel toe te brengen. Heeft men, om de bezittingen der Franfehen ïn de Westindiën uit hunne handen te rukken, en hun vermogen in die waereldftreken geheel en al te vernietigen, getracht, hen eene verkeerde toepasfing en te ver gedreven gebruik te doen maken van de jgrondbeginfelen der Wijsbegeerte . en de infpraak der Menschheven- hejd de Staatkunde moest op dezelide wijze de middelen aan de hand geven, om de Franfche Natie van alles , wat haar nog van bezittingen in de Oostindiën overig was, warscö te maken, en haar zelve dat, als het warete doen wegwerpen. — Pondicherij, op de Kust  _ co val? Cofomandel, —— de vooroaamfte, om nïet te zeggen de eenige-vastigheid der Franfehen in Afië, en de hoofd- en ftapelplaats van hunnen handel in de Indien, van welke alle hunne overige Comptoiren afhangen, was den Engelfchen, van het begin van deszelfs beftaarc af, ten allen tijde een fcherpe doorn in den voet geweest. — Daar zij fteeds met nijdige oogen, en nimmer . dan met afgunst anderen nevens zich gezeten zien, en zien deelen in die voordeden, welken zij gaerne alleen en met een uitfluitend recht genoten, konden zij vooral nimmer met gelatenheid dulden, dat hunne mededingers deze hunne eenige bezitting in dat waerelddeel gerust en vreedzaam zouden blijven behouden, hadden zij, meer dan eens, getracht den Franfehen dit hun wettig eigendom met geweld te ontwringen, oin hen vervolgens te gemakkelijker van alle hunne Comptoiren te berooven, hen gansch en gaer van die Kust te verdrijven, en hunnen geheelen Oos- terfchen handel den bodem in te Haan. . Meer dan eens, was Pondicherij door hen aangevallen en beledigd; meer dan eens ook veroverd en verwoest geworden. Telkens echter hadt men hen, bij het maken van den vrede, genoodzaakt, de plaats weder af te ftaan, en in handen hunner vijanden over te geven; — en telkens, hoe zeer zij het dan ook hadden zoeken te vernielen, was Pondicherij, en wel meest door eigen kragten, en naauwlijks door het Moederland onderfteund , weder uit zijne puinhopen opgerezen > ja meestal zelfs machtige?  C3) en geduchter geworden, dan het immer van te voren geweest was. Maar hun ftak, daarenboven , nog geweldig in den krop, dat Frankrijk hun, gedurende den laatften oorlog, in de Oostindiën' zulke gevoelige flagen hadt toegebragt, en zij konden zoo gemakkelijk niet vergeten, noch vergeven, dat hunne ftaatzuchtige en verraderlijke oogmerken, tegen de Hollandfche bezittingen aldaar, geheel en al waren verijdeld geworden. Men moest iets diergelijks, voor het vervolg, voorkomen, men moest den Franfehen hunne eenige vastigheid, en, in dezelve, de gelegenheid ontnemen, van immer tot eenig vermogen op de Coromandelfche Kust, waar zij, boven dien, eenen Herken fteun hadden in het bondgenootfehap en de genegenheid van Tippo Saïb, ontnemen: gemakkelijk was dit niet te doen; althans niet in vollen vrede; maar men bedacht een loos, doorfteken middel, om, ware het moglijk, de Franfehen zeiven, met list zoo verre te brengen» dat zij, als uit eigen beweging, deze plaats lieten varen, en van haar bezit afftonden. ——Hier toe moest aan des Konings Staatsraad ingeboezemd worden: „dat Pondicherij, te ver „ van de Hoofdftad en het Moederland, en te " nabij de bezittingen zijne meer vermogende * naburen en mededingeren gelegen, nimmer * met eenig vooruitzigt op goed gevolg kan verdedigd worden, en aan 's lands algemeen " belang niet dan fchande en fchade kan toebren- ü gen? Tü dat lïet' vroe§ of laat' alti^' Wan" A a „ oeer  co' „ neer 'er een oorlog tusfehen de beide volken ontftaat, in de handen der Engelfchen vallen j, moet; dat Pondicherij niet genoegzaam „ verfterkt, en in ftaat van tegenweer gebragt „ is , of zelfs kan worden, om immer eenen i, behoorlijken wederftand te kunnen bieden aan „ den bezitteren van Madras, dat in tegendeel zoo wel verfterkt, en zoo wel in ftaat is, niet' „ alleen om eenen aanval te kunnen verduren, ,„ maar ook om zelfs de aanvaller te zijn; —— „ dat, zoo men al wilde ondernemen Pondicherij „ in eenigen ftaat van verweerbaarheid te bren„ gen, men zulks niet zou kunnen doen, dan n met het verfpillen van verbazend groote, van s, onnoembare geldfommen, en dat men daartoe „ in Afie eene krijgsmacht zou dienen op de been „ te houden, niet Hechts gelijk aan die der En- „ gelfchen; maar die dezelve nog overtrof; . M dat de Franfehen dezelfde reden niet hebben, „ om een zoo groot en talrijk leger in de Indien „ te onderhouden, als wel de Engelfchen, die „ 'er uitgebreide bezittingen, eenen rijken han„ del, en een wijduitgeftrekt gebied te befcher„ men, en tegen vermogende vijanden te ftrij„ den hebben, en dat hun Oostindifche handel „ niet van genoegzaam gewigt en aanbelang is, „ om de moeite en kosten van het houden eener „ lergermacht, hoedanig de bewaring van Pon„ dicherij zou vorderen, te verdienen en op te „ wegen; dat des de regelen van eene ge- „ zonde Staatkunde en de voorfchriften der thans „ zoo hoogstnoodige fpaarzaamheid het verlaten „ vaq  Cs) 'n van Pondicherij op alle wijzen vorderen; ——" „ en , eindelijk, dat men, Pondicherij verlaten,„ de, daarom echter nog niet zou genoodzaakt „ zijn, den geheelen Oostindifchen handel te „ laten varen, maar dien in tegendeel gemakke„ lijker , en op eene minder kostbare wijze, „ door middel blooteh'jk van de Comptoiren op <„ de kusten van Coromandel en Malabar, zou „ kunnen drijven, aan welken men oneindig ze„ kerer bijftand en befcherming verleenen kon„ van Isle de France, dan uit Pondicherij; dewijl „ men daar, buiten het bereik van alle vija-nd„ lijke macht, alle vermogens , alle krachten» „ ongeftoord kon bijeen trekken, en, in gevalle ^„ van eenen uitbarftenden oorlog, niet alleen niets „ te vreezen hadt, maar ook, dewijl men vans „ daar vrij wat beter in de gelegenheid en ftaac .„ was, van alles, wat men wilde, tegen- „ de bezittingen der vijanden te ondernemen." — Dan, of diergelijke inblazingen, van welke men; zich alle goed gevolg, bijeen verdeeld en meestal zijn eigen belang boven het algemeen welzijnbehartigend ministerie, beloofdenog niet ge-, noegzaam mogten zijn, trachte men te gelijker tijd aan eenen anderen kant, door middel zelfs van den Gouverneur van Pondicherij, den Graaf van Conwaij, eenen Engelschman van afkomst, en bij gevolg een zeer gefchikt werktuig tot een diergelijk oogmerk , den Franfehen, doorhet verwekken van onlusten en verwijdering, hunnen fterkften ftcun in het Oosten te ontnemen , en hunnen getrouwen bondgenoot, Tippo A 3 Saï%  co Saïb, als bet ware, door hunne eigene fchuld» van hunne belangen afkeerig te maken: waar toe men gelegenheid meende gevonden te hebben, wanneer, dezen Vorst zich naar de Kust van Malabar, met een leger, begeven hebbende, om den opftand van eenige Kaïrs te fluiten , en de aanvoerers van denzelven te ftraffen, eenigen dier rebellen , benevens andere ftaatsmisdadigen, zich naar Mahé, eene nietsbeduidende en kleene Franfche Refidentie , onder de befcherming van de vlag dier Natie begeven hadden. De billijk vergramde Nabab eischte deze zijne , zich aan hem vergrepen hebbende, onderdanen op; men had de onvoorzigtige ftoutheid van hen te weigeren ; Tippo, hier over geftoord, nam hen dus, gelijk men tvijs zijnde, ook van te voren hadt mogen voorzien , en redelijker wijze kon verwachten, met geweld weg, zonder echter de Franfche bezitting anders te beledigen: 'en zie hier eene fchijnfchoone reden voor den Gouverneur Conv/aij, om de Ambasfadeurs van Tippo, op hunne terug reize uit Frankrijk, de eene belediging op de andere hoopende, zoo fmadelijk te bejegenen en te honen , dat de tegenovergeftelde hoogstvriendelijke behandeling en het goed onthaal, hun in Europa, en aan het Franfche Hof, aangedaan, naauwlijks in ftaat geweest is, da kwade indrukfelen door eene zoodanige onbezonnene handelwijze wel diep ingegriefd, uit te wisfchen , en eene zoo zeer te vreezene, en, — trameer zij jeens plaats grepe> den Franfchea zoa  C7) 200 doodelijke, fcheuring voor te komen. -— De Burgers en Ingezetenen van Pondicherij, ea de meestveriichte Franfehen in het Rijk fchromen niet, alle de bovengemelde verkeerde, hoe zeer in fchijn Staatkundige, redeneringen, alle deze zoo flechte en onbedachte handelwijzen, die in het etablisfement zelve plaats hebben, aan den listigen invloed der nimmer geruste Engelfchen toe te fchrijven. De eerstgemelden hebben 'er zich, bij een ootmoedig , maar tevens dingtaal fprekend, fmeekfehrift aan den Koning, ten fterkfte over beklaagd, 'er de ongegrondheid en het onllaatkundige van aangetoond, en met al hun vermogen tegen ver- zet. Het is te wenfehen, dat de Asfem* blee Nationale, wier billijk en rechtmatig beftuur thans de willekeurige handelwijze van het Ministerie vervangen heeft, de oogen omtrent het wezenlijk belang van den Franfehen Oostindifchen handel openen zal, en dat hare wijsheid , die zoo blijkbaar doorftralende geweest is, ten beste van het beflaan der Westindifche Volkplantingen, ook waak- en werkzaam zijn zal, om de hoogstnadeelige gevolgen van diergelijke verraderlijke trames nog bij tijds voor te komen. Te gelijktijdig, dat het nijdig Engeland het Franfche Rijk, in zijne bezittingen en vermogen trachtte te benadeelen, was het ook bedacht, om hetzelve, aan eenen geheel anderen kant degevoeligtte verliezen te doen lijden, en het van de ftevigfte fteunpilaren zijner macht, -— van A 4 zij-  C 8> zijne groote mannen, en meestgeoefTende dienaren, zo in het Kabinet als in het Krijgsweze», te beroven, het volk, door allerleije heimelijke inblazingen, en in ftilte verfpreiden laster, onophoudelijk tegen dezen opruijende. —— Voornamelijk hadt men het geladen op zoodanigen der Staatsministers, die zij nimmer, door omkooping, hadden kunnen winnen, nimmer door fchpone reden om den tuin leiden, en in hunne belangen overhalen, nimmer door dubbelhartige betuigingen bedriegen; op hun, die, in vroegere tijden, bij meer dan eene gelegenheid, getoond hadden, de haatlijke en itaatzuchtige oogmerken van dat Rijk te doorgronden, en zoo wel genegen, als in ftaat te zijn, om dezelve tegen te werken, en den zoo fchadelijken en enkel ten eigen voordeele woelenden invloed van het Hof van St. James op de Kabinetten der Europeaanfche Mogenheden te doen vervallen, en in rook vervliegen. Niets moest den En¬ gelfchen gemakkelijker vallen , dan, in dezen opzichte, hunner kwaadaartigheid den vrijen toom te geven, in een tijdftip, in het welk de Franfehen, door eene gelukkige omwenteling, hunne vrijheid herkregen, en het luisterrijkst vooruitzigt van eene redelijke en beste regeringsform voor oogen hebbende, natuurlijk op derzei ver behoud naarijverig, en, uit hoofde van de groote meenigte der bekende vijanden. van hunne vrijheid en volksrechten, in eene gedurige vrees moesten . ijn, van die vrijheid en regeringsfö£» te verliezen» ea het doelwit van hunne. wen-  (9) wenfcheti en verlangen flechts van verre"en|ïn verbeelding te zullen befchouwd hebben. De vrijheid is altijd ongerust en achterdochtig; — en met reden: de heerschzuchtige neigingen, die de meeste menfchen, zoo ras zij of eenig vermogen bezitten,of van meer dan gemeene en uitftekende begaaftheden voorzien zijn, bekruipen, zijn te zeer door de ondervinding bekend, om die ongerustheid niet te billijken. — Vrije volken, i de gefchiedboeken leeren dit overvloedig, zijn dus, van alle tijden af, veelmalen ondankbaar geweest omtrent hun, die den vaderlande het best gediend hadden, alleen om dat zij zich niet konden inbeelden, dat deze, tot den einde toe, eerlijkheids genoeg bezitten zouden, om niet eemaal hun overwegend vermogen ten nadeele van der burgerttaat aan te wenden, en dewijl zij vreesden, dat het volk eindelijk eens zijne dwingelanden én overheerfchers in zijne dienaren en befchermers ontmoeten zou. — Het is met deze volksgefteldheid, dat de Engelfchen dienvolgens getracht hebben, en nog bij aanhoudenheid trachten hun voordeel te doen, en door deze, dat zij hunne heillooze oogmerken zoeken te bereiken. Ik zal U hier een gordijn ophalen, waar achter een famenweeffel van zoo zeer in een allernaauwst verband ftaande kunstgrepen, een zoo aaneengefehakelde keten van kwaadaartig uitgedachte Mlreken fchuilt, en U dat verband, dien famenhang zoo duidelijk voor oogen leggen, dat Gij gegnen oogenblik langer zult in twijffel ftaan, AS «a  ©m met mij te befluiten, dat de oproerige bewegingen te Toulon, te Marfeille, en in andere zeehavens, door dezelfde ftokebranden berokkend, en de uitwerkfelen zijn van dezelfde verdervende hand , die de bij de Engelfchen of gevreesde of gehate bevelhebbers en ftaatsman- nen vervolgen; dat Gij geenen oogenblik zult aarfelen, om, bij U zeiven, beiden die vervolgingen en die oproeren aan dezelfde geheime kunstgrepen dier twistftokende Natie toe te fchrijven. Ik zal U thans hier niet fpreken van het verdriet, den Heere Necker bijnaar zonder ophouden aangedaan, waardoor men het eindelijk zoo verre gebragt heeft, dat die eerlijke en volklievende Staatsdienaar en Minister der Financie, met wien het credit van Frankrijk ftaan of val. len moet, der ongenoegens en gedurige aantijgingen en moeijelijkheden warsch, eindelijk zijn ontflag gevraagd, en, daar men, door eene onbegrijpelijke tegenftrijdigheid der menfchelijke handelingen, hem tot hiertoe zijn verzoek nog niet heeft willen toeftaan, het reeds zoo goed als genomen heeft. Het zou mij misfehien niet moeilijk vallen, te doen blijken, dat het al mede de Engelfchen zijn, die hem die ongenoegens , door middel van den, door hen zoo zeer gevleiden, gewezen Minister der Financien, de Colonne, zijne doodvijand,— aan wien zij in hun rijk fchuilplaats en befcherniing verkenen, misfehien ten loon van te voren ïdn hun gedane diensten, en die in Frankrijk nog  C ii 5 nog zeer vele vrienden en aanhangers heeft , hebben veroorzaakt, om, langs dien weg, zoo al niet eene nationale bankbreuk te bewerken, ten minsten den ftaat der Franfche geldmiddelen in verwarring te houden. In het beloop van dezen brief zal ik waarfchijnelijk nog wel nadere gelegenheid hebben, om dit punt nog eens aan te roeren. Het zijn meer bijzonderlijk de vervolgingen van den Graaf d'Albert de Rhioms, den Graaf de Saint Priest, en den Hertog de la Vauguijon, over welke ik voornemens ben U hier ter plaats te onderhouden. Ik heb U, bij het ver¬ haal van den opftand te Toulon, die, behalven het vernielen der Marine en hare Magazijnen, wel voornamelijk ten oogmerk hadt, den Commandant dier Marine, den Graaf d'Albert, te verderven, dat oogmerk duidelijk doen zien. — Hij was het, en hij, genoegzaam alleen van de fcheepsbevelhebberen, op wien de dolle woede van het gepeupel het geladen hadt: en het is niet, dan door, in fchijn, met dat gepeupel mede te werken, dan door hem, 'op eene fchandelijke wijze, in de gevangenis te werpen, geweest, dat het der Magiftraat en Burgerije gelukt is, hem aan die woede, ja, ik durf zeggen, aan eenen gewisfen dood te ontrukken. — Hij was het, zeg ik, alleen: want geenen andere, met hem aangevallene,met hem in hechtenis genomene, en in zijn lot gedeeld hebbende Officieren fchijnt dit overgekomen, om dat zij, in hunne bijzondere perfonen, voorwerpen van  van den haat waren; maar enkel en alleen; om dat zij den mned gehad hadden van, in die hachelijke oogenblikken , hunne gehechtheid , trouw en genegenheid voor hunnen Opperbevelhebber openlijk aan den dag te leggen, om dat zij niet gefchroomd hadden tot zijnen bijftand toe te fchieten, en getracht hadden, de moorddadige oogmerken van het onzinnig en aange- fchonnen graauw voor te komen. Die aan- llag, om den Graaf d'Albert van kant, en uit de voeten te helpen, liep dus te niet: gelukkig vondt men in de naastbij gelegene lieden, te Marfeille, bij de Natie, in de Nationale Vergadering, en aan het Hof, lieden, die hem recht deden; en wel ver van dat hem alle de tegen hem ingerichte uitftrooifels eenig nadeel in zijne achting zouden aangebragt hebben, is juist hij het geweest, wien men, door zijne verdienden gedrongen, het opperbevel over het Obfervations Escader, dat men, in de onzekerheid, of Spanjen door Engeland zou op het lijf gevallen worden, te Brest deedt bijeen komen, heeft opgedragen gehad. Met dit alles laten zijne tegenpartijen niet af, van, onder de hand, allerleije lasterlijke verdenkingen tegen zijne trouw, zijne volksgezindheid aan de belangen van de Natie te verfpreiden. — En is het niet wonder ? het zijn de Engelfche papieren , die de bronnen zijn, uit welke men die hatelijke betichtingen put, die tot alle die uitftrooifelen aanleiding en gelegenheid geven, en zich op den duur beijveren, om den zeebevelhebber bij het Franfche  <: i3 r " fche Völk gehaat en verdacht te maken. ——3 Zij waren het, die zulks juist het fterkfte deden in dien oogenblik, toen hij, tot het commando over het fmaldeel van Brest benoemd, zich gereed maakte, om derwaarts te vertrekken, en dat commando op zig te nemen, hem affchilderende, als iemand, die der Ariftocratifche partije toegedaan, om de belangen van deze te dienen, Frankrijk zocht in eenen oorlog in te wikkelen, en langs dien weg, wanneer dat rijk door denzelven zou afgemat en uitgeput zijn, de despotieke macht der Ministers, het gezag en den invloed der Grooten, en de voor het volk zoo fchadelijke voorrechten van den Adel en Geest- lijkheid wederom op den throon te helpen. ■ Men heeft de list geroken, en tot heil en welzijn der Franfche Natie begrepen, dat het niet is in de twist- en tweedragt- ademende papieren en gefchriften der Engelfchen, als die over het algemeen, waarvan men in Frankrijk niet onkundig is, aan de belangen der Ariftocraten, -aan partijdigheid tegen de verrichtingen der oppermachtige Volksvergadering, en boven alles aan haat tegen de Franfehen zijn,toegewijd, dat deze leeren moeten wat hun ten hunnen meesten beste te doen ftaat, en welke hoofden zij zich voor de te doene krijgsoperatien verkiezen en benoemen moeten. Even gelijk het oproer te Toulon in verband ftaat, met de genomene maatregulen, om den Graaf d'Albert de Rhioms in verdenking te brengen, e.n op die wijze van alle krijgsbewind te doen  C 14 > üitfluiten , even zoo zijn de weêrbarstige geneigdheid der Burgerij en invvoneren van Marfeille, hun willekeurige handelwijs omtrent de militie die tot hunnent in bezetting ligt, en omtrent de fterkten, die hunne ftad en haven verdedigen moesten, en hunne ftandvastig betoonde gehoorzaamheid, aan den wil des Ko- jiings en de afgezondene bevelen van het Ministerie niet alleen, maar ook aan de wettig genomene befluiten der Nationale Vergadering, op het naauwfte verbonden met het belasteren en vervolgen van den Staatsfecretaris den Graaf de Saint Priest. Zult Gij kunnen gelooven, mijn Vriend, dat de buitengewone Afgevaerdigden van Marfeille voor de balie der Vergadering verfchenen, om rekenfchap te geven, en zich te verantwoorden van en wegens hunne zoo vreemde en ongehoorde weigering van aan 's Konihgs gezondene orders , en zelfs van aan de zoo duidelijk bekend gemaakte en uitdrukkelijke begeerte der Souvereine Volksvergadering te gehoorzamen, en, omwenteling daar te ftellen, —— en voornamelijk in eene formele aanklagte van den Graaf de Saint Priest, als eenen despotiek en naar eigen willekeur handelenden Staatsdienaar, die niets anders zocht, dan het volk op te hitfen tegen zijne Vertegenwoordigers en de leden der Vergadering? —— Zult Gij kunnen gelooven, dat zij ftout, dat zij onbefchaamd genoeg, geweest zijn, van met eene diergelijke befchuldiging zoo Hechts in het wilde weg, en zonder zelfs den minsten fchijn van bewijs bij te brengen, het geen zij echter als befchuldigers in zulk eene zaak , en tegen zulk eenen man hadden behoord te doen, voor den dag te komen. —— Evenwel dit is nog" te gelooven. Men tracht altijd, wanneer men zich met reden niet weet te verontfchuldigen, zijne fchuld op anderen te fchuiven, zich, door iemand anders, het zij dan naar waarheid, het zij valfchelijk, de eene of andere fmet aan te wrijven, zijn eigen vuil fchoon te maken, of ten minste de aandacht van hun, die zijn gedrag moeten beoordeelen, door eenen derden een wezenlijk of vermeend kwaad op te tijgen; hoe zeer dit dan ook met het geen, waarvan men zelf befchuldigd wordt, niets moge gemeen hebben , van zijne begane misdaad af te leiden. En welk eene over- eenftemming is 'er ook tusfehen de voorgewende befchuldiging van de Graaf de Saint Priest, en die, van welke deze redenaars hunne overheid en ingezetenen kwamen vrijpleiten? tusfehen de gewaande bemoei jenisfen van dien Heer, om  < 16) ©m het volk tegen zijne Vertegenwoordigers op te hitzen, en het gewelddadig vermeesteren en, demolieren der fterkten van Marfeille door de Burgerij dier ftad? Ik verklaar U, dat ik 'er geene de minste vinden kan. —r Maai* het geen de Nakomelingfchap bezwaarlijk zal kunnen gelooven; het geen aan ieder een, buiten Frankrijk, ongelooflijk zal moeten voorkomen, is gewis, dat men in de Nationale Vergadering onnoozel genoeg geweest is, om eene zoo lasterlijke , en voor het overige niets ter zake doende verdediging genoegen te nemen; — is, dat men deze afgevaerdigden, die men hadt behooren te ftraffen, ten minste het ftilzwijgen opleggen, 'er in tegendeel heuschelijk ontvangen, en een goed onthaal heeft aangedaan; en dat zij, wel ver van 'er hunne rechters aan te treffen, 'er hunne vrienden en befchermers gevonden hebben. Trouwens men hoeft niet lang te gisfen, uit welken hoek hun een zoogunftige bejegening is te beurt gevallen, als men overweegt op wiens voorftel de zaak van Marfeille aan het Commité der rapporten verzonden, en aan de Afgevaerdigden vergund is, de zitting te blijven bijwonen, eene vergunning, die men ten allen tijde, als een gunstbewijs bij de Nationale Vergadering heeft befchouwd gehad; —« op voorftel namelijk van eenen man, die, na, meer dan eens, eene fchandelijke ftraf, uit hoofde zijner verregaande misdaden, verdiend te hebben, zich echter, door zijne geveinsdheid en welbefpraakte tong, den weg tot 's Lands eerfte en.  07) en aanzienlijkfte Vergadering , heeft weten te banen, eenen man, die, meer dan eens, getoond heeft, dat het hem om het even is, van welke middelen hij zich bedietid, om tot grootheid te geraken, wiens mond en pen, ■ even gelijk die van Linguet, fchoon in eenen hoogeten kring, ten allen tijde voor eene rijkelijke belooning veil is; eenen man, die zich in vroegere dagen, allé moeite gegeven heeft, om Frankrijk van de belangen van het Huis van Oostenrijk aftetrekken, en eene onnatuurlijke en fchadelijke alliantie • tusfchen zijn Vaderland , Pruisfen en Engeland, te bewerken, die aan deze uitzigten zelfs het ware welzijn en vermogen van dat Vaderland heeft opgeofferd, gelijk zulks niet onduidelijk, van ter zijde, uit zijne eigene fchriften, voor elk wie de zaken met oordeel inziet, te befpeurenis; . eenen man eindelijk , die thans onder gegronde gerechtelijke aanklagtelijke aanklagte ligt van zich, op den beruchten zesden October, mede ingelaten] te hebben in de verraderlijke aanflagen tegen het Koninglijk Huis, en te hebben medegewerkt ter bevordering van het plan, om den grooten vriend der Engelfchen, den Jonathan van den Prins van Wallis, —. die te vroeg uit Brittanje, waar hij zich, uit vrees van ontdekt te zijn, was gaan verfchuilen, te rug gekeerd, zich thans, tegen zijn vermoeden, mede onder eene diergelijke aanklagte bevindt, zoo al niet in 's verftooten Konings plaats op den throon te beuren, althans tot Regent van het IL Deel, B Rijfc  Rijk en tot Voogd van den Vorst te doen ver- klaaren. Van den eerften oogenblik der Franfche revolutie af, zoo rasch zij Hechts was daar gefield, heeft men het altijd op den Graaf de Saint Priest voorzien gehad. . Na den bovengemelden zesden Oftober, bij gelegenheid van welken men hem heeft te laste gelegd, dat hij aan het gepeupel van Parijs, het geen hem klaagde, over de fchaarsheid en duurte van de eetwaren, en het gebrek aan graan, zou gezegd hebben , „ toen gijlieden écnen Koning hadt, j, hadt gij geen brood gebrek; nu hebt gij 'er „ twaalf honderd; wel, dat die u nu brood ver„ lcbaffen!" heeft men niet opgehouden gehad, hem nu van het een, dan van het ander te be- fchuldigen. Naauwlijks hadt hij zich van den gemelden laster gezuiverd, of men bedacht weder nieuwe grieven, en verfpreidde iets anders ten zijnen laste. „ Hij was een open- „ baare en onverzoenlijke vijand van de tegen» „ woordige regeringsform; hij droeg der „ Nationale Vergadering eenen doodelijken haat „ toe; hij heulde, in het geheim, met de „ vijanden van den ftaat, met de uitgewe- „ kene grooten, en trachte, zoo veel in hem „ was, ten behoeve van dezen, op nieuw eene „ omwenteling te bewerken." Zie daar, wat men zich, op alle mogelijke wijzen, beijverde, in de zoo meenigvuldige oproerige gefchriften, van welke Parijs en geheel Frankrijk overftroomd wordt, in de fchriften van Mam, van Canaille-Desmoulins , en diergelijke, die men ,  C t9 > -nen, —— wat kwaad zij dan ook zoo blijkbaar veroorzaken, en welke gegronde aanklagte 'er tegen hen worden ingebragt, door eene onbegrijpelijke gevoelloosheid, — of met welke andere naamen moet ik het noemen, voornemens fchijnt te zijn ftraffeloos te willen dulden, zonder tusfchenpozing, nu onder de eene, dan onder de andere gedaante, onder het wispelturig gemeen, dat altijd geneigd is, het ergfte te denken , en de fnoodfte lasteringen het eerst al* klare waarheden aanneemt, uit te ftrooijen. —> Éen der zonderlingfte befchuldigingen tegen den Graaf de Saint Priest, en die het best doet zien* van welken kant hem de vervolgingen berokkend worden, is die, welke zijne zaak, verbinden' met die der uitgewekenen, en zich in Frankrijk, waar zij eenen zoo edelmoe- digen onderftand en befcherming genieten, ophoudende Hollanderen: even of het van. het belang van dezen ware, hunne rust en welzijn, hun tegenwoordig tijdelijk beftaan, en dat hunner ongelukkige familien op te offeren aan de belangen der Franfche Ariflocraten, door met hen eene gemeene zaak te maken; even of deze dolzinnig genoeg zouden zijn, van zich te wagen aan den onzekeren uitflag eener te bewerkene contrarevolutie; — even of zij immer, door hun gedrag en openlijk aan den dag gelegde denkwijze , zoo hemelsbreed en in allen opzigte verfchillend, van alle Ariflocratifche grondbeginfelen, gelegenheid tot eene diergelijke verdenking hadden kunnen geven. Deze zouden dan, B a vol-  Volgens een door den Minister ontworpen, ea hun voorgefchreven, ten minsten verbeterd en goedgekeurd ontwerp, de Nationale Vergadering zoo verre zien te verleiden, dat zij het Rijk in onlusten en eenen oorlog zou inwikkelen, en dan, gelijk in troebel water, —» zoo als men zegt, goed visfchen is, zou het den Franfehen Ariftocraten gemakkelijk vallen, hunnen ilag te flaan, en, zonder veel moeite,door buitenlandsch geweld, en inlandfehe beroerten, de ge¬ volgen van dien oorlog, het hoofd weder boven te halen. — In mijnen negenden brief heb ik U reeds die befchuldiging opgegeven, zoo als zij in de Chronique de Paris gevonden wordt. —/ Naderhand heeft men die weder opgewarmd , en, in een nog kwaadaartiger licht voorgefteld, op nieuws voorgedragen, in een onder de hand uitgeftrooit fchotfehrift, onder den titel Avis pa* triotique, van hetwelk de fchrijver, overvloedig bekend, geenen den minsten twijffel overlaat, of het is voortgekomen van die helfche cabaal, die nu, federt drie jaren, Europa in rep en roeren gefield, en overal onlusten veroorzaakt heefty kortom van de Emisfarisfen en aanhangelingen der Engelfchen. « Daar echter dit alles niet genoegzaam geweest is, om den braven Staats-Secretaris te verderven; daar alle deze pogingen tot bereiking van dit heilloos en verraderlijk oogmerk vruchteloos geweest zijn; daar de mijn telkens verkeerd gefprongen is, en de deugd en zoo over¬ bekende verdienften van den wakkeren Minister.  C 31 ) ter, 'md— verdienften, die zelfs zijne bitterfte vijanden, met fpijt, erkennen, het, als eene rots tegen de aanklotfende en door den wind beroerde baren, tegen alle deze heimelijke en uit hunne duistere fchuilhoeken toegebragte flagen van het lichtfchuwende aterlingen, hebben uitgehouden, heeft de rustelooze kwaadaartigheid dezer uit den afgrond losgebarstene werktuigen eindelijk een middel uitgedacht , van hetwelk men zich eenen meer zekeren uitflag belooft. ■ Ik bedoel hier de openlijke en gerechtelijk ingerichte befchuldiging van den Graaf, als deelgenoot en medepligtigen in den ontworpenen aanllag van den Graaf de Maillebois, en den Ridder de Bonne Savardin, ter omwerping der tegenwoordige regeringsform van Frankrijk; — eene trame, looslijk van de gelegenheid ontleend, die men reeds, fints eenigeu tijd, van langfamerhand, fchijnt te hebben voorbereid, en waar. fchijnlijk nu denkt tot genoegzame rijpheid gekomen te zijn, om die eindelijk eens werkftellig te maken, en openbaar te doen uitbarsten.— Gij weet zekerlijk den loop dier gebeurdtenis: —» echter zal het misfehien niet ongefchikt zijn, en is het gewisch tot mijn tegenwoordig oogmerk niet ondienstig, de voornaamfte omftandigheden van dezelve U eens kortelijk, ter betere herinnering, op te halen. In de maand Maart laatstleden ontdekte een zekere Masfot de Grand • Maifon, Secretaris van den Graaf de Maillebois, Lieutenant-Generaal der Franfche Legers, en Ridder van de orde des B 3 Hei-  < »»-) Heiïigen Geests, ■ toen ter tijd, in dezelfd* hoedanigheid in dienst der vereenigde Nederlanden, en Gouverneur van Breda, aan de nafpeurings commisfie der ftad Parijs, een door dien Heer gefmeed ontwerp, om, door zijne ber werking , en met bijftand van eenige vreemde Hoven, onder welke dat van Spanje en Sardinië da voornaamften-waren, eene tegenomwenteling in Frankrijk uit te werken, den Koning het onbepaald en oppermachtig gezag te hergeven, de Prinsfen van den bloede weder in hunne te voren bezetene rechten, en alles op den ouden voet te herftellen. Volgens de geruchten die 'er, fchoon zeer verward en tegen eikanderen aanloopcnde , in meenigte , omtrent deze pntdekte zamenzwering, liepen, was 'er een vertrouwde perfoon naar Turin gezonden, om met den Graaf d'Artois over dat ontwerp nader te handelen, en het tot ftand te brengen. ■ Dit was alles, wat men doen ter tijd van deze zaak, en gedane ontdekking, die, gelijk ten uiterfte redelijk en voorzichtig was , met alle geheim behandeld werdt, vernam. — Algemeen werdt de grond der zaak geloofd: . men kende den Graaf de Maillebois voor eenen zeer ambitieufen man, van eenen onvermoeilijken en onrustigen aart, en alles ondernemend charaéter ; ■ - zijn onverzadelijke zucht naar grootheid , welke hem den Franfehen dienst, voor dien der Nederlanden hadt doen verlaten, zijn brandend verlangen, om nog eenmaal den Maarfchalks- ftaf van Frankrijk in zijne handen tg  C*3> te zien, eindelijk de vervallene ftaat zijner geldmiddelen, en zijne groote en voor hem onbetaalbare fehulien waren geen geheim; men was daarenboven geheel niet onkundig voor zijne verknochtheid aan de belangen der heimelijke buitenlandfche, en meer openbare binnelandfche vijanden van Frankrijk , en van alle redelijke Volksregering; men wist ein¬ delijk welk eene gemeenzame, en vertrouwde omgang, welke innige en naauwe verbindtenis 'er plaats hadde tusfchen dien ouden Krijgsman en de Marquifmne de Casfini, eene vrouw, van eene niet minder eerzuchtige en rustelooze geestgefteldheid, dan de Generaal zelf, en die, even als hij, eenen doodelijken haat voedde tegen de zoo heilzame omwenteling en derzelver voorftan- deren. Dat men alles zoo geheim hieldt, hadt zeker* lijk ten oogmerk dt volledige ontwikkeling der famenfpanning , als mede het gevangen nemen en in handen krijgen van zekeren officier, die» volgens het aanbrengen van Masfot, de onderhandelaar was tusfchen den Graaf d'Artois en den Generaal de Maillebois, en die met een affchrift van het ontwerp, ten dien einde, naar Turin vertrokken was. Het was niet moeilijk, na zulk eenen brenger, dat ongetwijffeld van eene nette en volledige uitduiding is vergezeld geweest, den man op het fpoor te krijgen. _ Dus ook, na hem eenmaal te Mon- targis maar een enkel quartier uurs gemischt te hebben, werdt, op den eenendertigften April, B 4 t»  (h 3 te Pont Bcauvoifin, op de grenzen van Savoijen gelegen, in hechtenis genomen den Heer deBonne Savardin, Ridder van Saint Louis, voorheen officier van de ruiterij in Franfehen, naderhand in Hollandfchen dienst, als Kapitein onder het legioen van Maillebois. ■ Omtrent ruim de helft van de maand Meij, althans voor den eenentwintigden, kwam deze gevangen te Parijs aan , werdt verfcheidene malen ondervraagd, en nu kwam de geheele zaak in het licht. Men wist nu, namelijk, met zekerheid, dat, en de Generaal de Maillebois, en de Ridder de Bonne Savardin, hunne ontwerpen en dienden, ter bewerking eener tegenomwenteling, aan den Graaf van Artois en het Hof van Turin hadden aangeboden ; dat de laatstgemelde , op kosten van den Generaal, naar dat Hof was gezonden, om bij hetzelve over het gemaakte ontwerp te negocieeren, en, bijaldien het aangenomen werdt, de noodige fchikkingen tot de uitvoering van hetzelve te beramen. • Men wist nu, dat het ontwerp hier in bedondt: „ dat„ een geoeffend en doorzigtig Krijgsoverde," — de meermalen genoemde IJves Marie-Desmarets, Graaf van Maillebois namelijk, „ aan den Graaf „ d'Artois zijne diensten aanboodt, om hem, — „ ingevalle niet misfehien die Prins eenige an„ dere oogmerken mogte hebben, in Frankrijk „ te rug te brengen, en in vorigen daar te her„ dellen, op eene wijze overeenkomdig met zijii nen rang en waerdighcid. Dat die oude  \ C*5 ) - en ervaren Krijgsman, die de zaak als zeep * doenlijk befchouwde, ten dien einde voorftel„ de, den Koning van Sardinië," Schoonvader des Graven van Artois, „ over te halen, tot het bijzetten van twintig duizend mannen; aan troepen, en het doen van een verfchot van "„ twintig millioenen aan geld. Dat men wijders 'l het Hof van Spanje op dezelfde wijze moeste* 1 zien te bewegen, om tot dit ontwerp toe te „ treden, en 'er deel in te nemen, het zij met „het verfchaffen van troepen, het zij met het „ opfchicten van een fora van acht millioenen. " Dat men den Keizer," deze was nog in leven ten tijde, toen het plan'ontworpen wordt, „moeste polsfen, om te vernemen, of hij mede „ niet zoude genegen zijn, om van zijne kant, 2 ook eenigen onderftand te bezorgen, het zij „ dan in geld, het zij dan in manfchap. Dat * het, zoo al niet zeker fcheen, ten minsten "„ hoogstwaarfchijnelijk was, dat de Hertog van * Tweebruggen, de Markgraaf van Baden, de „ Landgraaf van Hesfen , en meer diergelijke „ kleene Duitfche Vorften, het ontworpene plan, „ met alle hunne vermogens zouden ftijven, ter„ wijl zij vastelijk hadden voorgenomen, hun. ne rechten en vorderingen in den Elzas, op " alle mogelijke wijzen, ftaande te houden. Dat men, zoo deze ontworpene verbindtenis, tot " hier toe , tot ftand kwame, in het Kabinet ' van den Prins vervolgens moeste doen arbei- den aan een Manifest, tot hetwelk te ftellen l en in orde te brengen men den dienst van de B 5 Hee-  ( a6 ) „ Heeren Mounier en Lallij Torendal zou zien „ te bekomen, en dat gegrond zou moeten zijn „ op het declaratoir van de maand Junij. Dat „ dit Manifest, na door den Graaf de Maille* „ bois overgezien, en tot het oogmerk dienftig „ bevonden te zijn, moet uitgevaerdigd, en door „ den druk verfpreid worden, voornamelijk in „ de Provinciën van Dauphiné, Provence en „ Languedoc, inzonderheid ook te Lijon, en dit „ alvorens den veldtocht te openen. Dat meu „ eenen aanvang van dien veldtocht maken'zou, „»door op Lijon aan te rukken, waar men, door „ middel van den zich 'er in meenigte bevin„ denden Adel en de Ariftocraten, zich eene par» „ tij hoopte te kunnen maken, en dus weinig „ moeilijkheden en tegenkanting te zullen ont„ moeten; ja welke ftad men ligtelijk dacht te „ zullen kunnen overhalen, door het dadelijk „ en fpoedig vergunnen van eenige groote en bij„ zondere voorrechten aan dezelve, ten behoeve „ van haren Koophandel. Dat men eenmaal M meester van Lijon zijnde den Koning zou uit„ noodigen om zich derwaards te begeven, en „ zich bij de partij der Grooten te voegen. Dat „ men een ander Corps zou doen aanrukken door „ het Brabandfche, en een derde door Lotha„ ringen. Dat men, bij het inrukken van deze „ onderfcheidene legers; hoophadde, dat al wie „ der partije van den Adel en Ariftocraten was „ toegedaan, zonder vertoeven der onderneming „ zou toevallen, waardoor de armee van dag tot » dag ftond aan te groeijen: terwijl men, door » de  C*7) ■ de heimelijke bemoeijingcn en kunstgrepen " van geflepene zendelingen, en door macht van » geld, zou trachten, de troepen van het Rijk, 1 die in de grensfteden in bezetting lagen, te " winnen, en tot het verfterken van de partij * over te halen. Dat de bovengemelde drie " Krijgsverdeelingen zouden voortrukken , en 1 trachten door te dringen tot Corbeil, Senlis, l en Maux \ dat zij in de plaatfen, welke zij " doortrokken, en de daarom heen gelegene " {treken, de Municipaliteiten en Burgerijen zou" den ontwapenen, haar den eed aan den Koning * doen afleggen, en noodzaken tot het te rug "„ roepen van hunne Afgevaerdigden, ingevalle de Vergadering der Algemeene Staten alsdan 1 nog in wezen ware , en deze bleven zitting " houden; dat men eindelijk Parijs van alle kan1 ten zou influiten, en dat men hoopte, langs " dien weg, de Natie wederom te zullen te „ regte brengen." Zie daar wat de Qnderzoeks- Commisfie der ftad Parijs van haren ontdekten aanflag tot het bewerken eener tegenomwenteling goed vondt openlijk bekend, en gemeen te maken. Dan, dit alles hadt niets, het geen iemand, redelijkerwijze, verwonderlijk kan voorkomen; men kende, — gelijk ik boven reeds heb aangemerkt, den Generaal de Maillebois, men kende zijn charafter, en wist welke partij hij toegedaan was: men kende daarenboven, den Ridder de Bonne Savardin, voor het geen hij Was, eenen vreemdeling, eenen Savoijard, ee-  eenen gelukzoeker, die de fortuin alomme naliep , en tot alles in ftaat was, zoo het hem Hechts de minfte hoop kon geven van haar te zullen betrappen, eenen man, eindelijk, wien voor eenige jaren, uit hoofde van zijne gevaarlijke en den burgerftaat hoogstfchadelijke hoedanigheden, door uitdrukkelijk bevel des Konings, gelast was geweest, het Rijk te ruimen. het geen ondertusfchen billijk ieder braaf, ieder weldenkend, ieder onbevooroordeeld en door geene hatelijke inzigten of partijzucht gedreven mensch moest verwonderen, was, dat men, eensklaps en onverwacht, den Graaf de Saint Priest, in de befchuldiging zag ingewikkeld, en, ah deelgenoot en medeplichtigen van een hoogstftrafbaren aanilag tegen het volk en 's lands vastgeftelde wettige en redelijke regeringsform, zag aangeklaagd. Echter was dit niet dan al te waar: en, ik bid U, ga eens met mij na, op welke gronden. — „ De Ridder de Savardin heeft, blijkens zijne „ gehouden en gevondene aantekeningen, en achm tervolgens zijne bekendcenis, op den vijfden „ en zesden December, een mondgefprek ge„ houden met iemand, dien hij door den naam „ van de Farcij aanduidt, den zelfden vijf- „ den en zesden December, heeft hij volgens „ dezelfde aanteekeningen en bekendtenis, ook • gefproken gehad met den Grave de Saint B Priest 5 dezelfde bewijzen geven te ken- w nen, dat deze de eenige perfoon is, met wien „ hij, ten dien tijde, twee da^en achter den an- » de-  C 295 t deren eenig gefprek gehouden heeft, men „kan niet uit hem krijgen, wie ^eigenlijk die „ Farcij is; men brengt hem door ftrikvragen, „ en listig ingerichte wederleggingen van zijne „ gezegden in de maling; hij herinnert. „ zich dus, bij gelegenheid van het voorlezen „ van eenen brief, door hem, op den zesden „ December aan den Generaal de Maillebois „ gefchreven, wel, dat hij met den Grave de „ Saint Priest gefproken heeft; men doet m hem toeftemmen, dat zijn dagboekjen, op de „ gemelde dagteekeningen eenige gelijkheid tus„ fchen de namen van den Graaf de Saint Priest „ en de Farcij aanduidt; dat 'er tusfchen die 1 twee namen overeenkomftigheden, groote „ overeenkomftigheden plaats hebben ; dat het 1 fchijnt, dat de Heer de Saint Priest de man * is, dien hij bedoeld heeft, en willen aanduiden ; men trekt een bewijs daar uit dat * hij op den eenen tijd zegt, dat hij met den „ Heer de Saint Priest niet omftandig heeft kun„ nen fpreken over een diergelijk onderwerp, „ als dat eener tegenomwenteling , terwijl die „ Heer waarfchijnelijk te veel bezigheden hadt, „ en geen tijds genoeg overig, om in zoodanig „ omftandig gefprek te kunnen treden, en dat M hij echter, op het voorlezen van den bo^ vengemelden brief zich inderdaad herinnert, „ met den Heer de Saint Priest gefproken te „ hebben; de genoemde Farcij, van wien het „ dagregister van den Heer Savardin melding ge„ maakt wordt, fchijnt, uit de hem toegekende .. hoe-  C 30) „ hoedanigheden te rekenen, een man te moeten „ zijn, diè in eenige post is, een man van aanzien „ en vermogen, die invloed kan hebben op de ^ keuze der Generaals perfonen,en aan het hoofd „ is van het beftier; ~ de Graaf de Saint' f\ Priest is dit alles mede, derhalven die „ Farcij en de Graaf de Saint Priest zijn een en n dezelfde Perfoon; eindelijk de Heer de „ Saint Priest ftaat bij de Onderzoeks- Commisfie „ bekend voor iemand, die niet nagelaten heeft, „ bij alle gelegenheden zijner haat, en veraclr„ ting jegens de Nationale Vergadering te betui„ gen, zoo wel a!s tegen de wetten die zij ge„ maakt, en vastgefteld, de befluiten, die zij „ genomen heeft, en die dé bekrachtiging des „ Konings ontfangen hebben." En dit zijn de bewijzen, men durft voor den dag komen.' En deze komen voort van eene Onderzoeks - Commisfie eener voorname ftad, de eerfte ftad van het Rijk! — Welke zijn de lieden, goede God! die deze Commisfie uitmaken! In waarheid, men moet wel overgegeven dom, dwaas en onnozel, of — het geen eerder te vermoeden is, wel aller- kwaadaartigst, wel van de hatelijkfte en verachtelijkfte geaardheid zijn, om zich niet te fchamen van met zulke kinderachtige, niets beduidende , en zichzelven wederleggende bewijsgronden te durven voor den dag komen, ter bezwaring van eenen man van bekende trouw en beproefde eerlijkheid, eenen man, wiens verdienften zoo uitfteekend, en wiens kunde,  (30 beleid, en dienden van zoo veel aanbelang en. zoo hoogstnoodzakelijk, zoo onontbeerlijk zijn» in zulk eene netelige omdandigheid, in zulk een hachelijk tijddid, als waarin Frankrijk zich op dezen oogenblik bevindt! Het volk, bij hetwelk men het wagen durft, diergelijke bewijsredenen aantevoeren, moet wel ligtgeloovig, vooringenomen, blind, loshoofdig, en ligt te bedriegen zijn, zoo de te berde brengers van zoodanige flukken hopen kunnen, dat zij van eenigen invloed zullen zijn, en zij 'er hunne oogmerken mede kunnen bereiken'. Ik Weet niet, of zij. meerder verachting, of wel meerder verontwaerdiging verdienen : maar, ware de zaak niet van een zoo ernflig vooruitzigt, ik verklaar U, dat foortgelijke bewijzen, —— foortgelijke befpottelijke dukken,'die gewislijk fchandvlekken zijn van den ernsteenerrechtbank, en de eer en achtbaarheid eener Vergadering met het gezag des volks bekleed, allergefchiktst zouden zijn, om mij een vrolijk oogenblik te verfchaffeti: en eens helder uit de borst te doen lagchen. Ondertusfchen laten zij niet na indrukken te maken bij een dikziend volk, bij het dom gemeen, en doen meerder kwaads, dan gij U misfehien verbeelden zult; te meer, daar zij en grond geven tot, en aan den gang gehouden worden door eene ganfche meenigte van de alleroproerigde gefchriftcn, waarvan Gij U immer eenig denkbeeld kunt maken, en die, zoo iets, in ftaat zijn, de vrije Franfche Ccnditutie 'tot  C 33) tot den grond toe omtekeeren, met welk oogmerk ook, — en met welk oogmerk voornamelijk, zij fchijnen gefchreven te worden. . Bij mij is de Graaf de Saint Priest alleron- fchuldigst. Ieder, wie het genoegen heeft,- hem van nabij te kennen, kent hem voor eenen man van eer en trouw. Hij bezit te veel openhartigheids, te veel braafheids, -* irop de loyauté zou een Franschman zeggen, om in eene diergelijke verraderlijke famenzwering, jn welke juist hij de fchuldigfte de grootfte verrader zou zijn, als zijnde werkelijk in dienst des Konings, en hebbende zijnen dienst der Natie toegezegd , en trouwe aan dezelve gezworen, immer te kunnen deel nemen. Te groot, om niet voor het geen hij doet en vtoorneemt openlijk uit te komen, is hij buiten ftaat om eeni- gen zijner flappen in het duister te doen; . altijd openhartig, fpreekt hij gelijk hij denkt: ~ en zie daar misfehien de oorzaak en grond def zoo meenigmaal herhaalde befchuldiging van kleinachting voor de befluiten der Vergadering,' om dat hij misfehien, met honderd andere redelijke en de zaken niet enkel oppervlakkig befchouwende menfehen, in het geval geweest is,van openlijk de eene ^of andere harer vastftellin- gen niet te hebben goedgekeurd; om dat hij zeer zeker nu en dan wel eens ruiterlijk en uit de borst zijnen afkeer, zijne verachting voor de doldriftige flappen en onberadene maatregelen van deze of gene volkshoofden, zoo in als buiten de Vergadering, die niet, dan ten nadeel^ dec  C 33 ) der goedé zaak, der volkszaak zelve itrekkeö jonden, voor de verraderlijke en ten hoög- ften ftraffchuldige aanflagen vart zoodanige lieden , die, onder het masker van Volksliefde eii zucht tot vrijheid, enkel naar eigene verheffing en grootheid ftonden, of uit nog fchandelijkeÉ inzigten op den welvaart van hun Vaderland toelagen , heeft betuigd gehad. Een vijand van alle heimelijke kunstgrepen, en achter het fcherm ontworpen en beftierde behandelingen * heeft hij ten allen tijde zijn Vaderland en Koning, zoo buiten als binnenslands getrouw eri gelukkig gediend; hij is aan zijne uitfteekendé hoedanigheden en geheel niet twijffelachtig gedane diensten, niet aan eenige hooffche vleijerij, of eenen man van eer onwaerdig kruipen, alle zijne grootheid verfchuldigd; en het is dus zedelijk onmooglijk» dat hij, op eene laaghartige wijze, iets ten nadeele van eene regeringsinrichting door de Natie zelve vastgefteld, en door zijnen Koning bekragtigd, zou getracht hebben te ondernemen. Ware hij zulk een vijand van de Algemeene Volksvergadering en hare be-^ fluiten, als men hem nageeft, hij zou zich van zijnen post ontdaan, zich van alle bewind ontflagen, en misfehien, gelijk zoo veele andere grooten, zijn Vaderland hebben verlaten gehad— Eene bedaarde overweeging van dit alles bewijst; mijns oordeels, zijn onfchuld overvloedig, ert ééne betuiging van den Graaf de Saint Priest: „ dat hij," namelijk, # de befluiten der Nation*„ ie Vergadering eerbiedigt, dat hij erkent, het II. ïtek Ö *  C34) » van zijnen plicht te zijn, de befluiten te doen „ uitvoeren in alles, wat van hem afhangt, en „ dat hij aan die verplichting ten allen tijde „ heeft genoeg gedaan» dat hij bij zich zeiven * ten volle gerust en verzekerd is, zijn Vader„ land en Koning in alle gelegenheden met ijver 0 en getrouwheid gediend te' hebben, ten wel„ ken opzichte hij zich op het roemrijk getui„ genis hem, in het voorleden jaar nog, door * de Volksvergadering zelve gegeven beroepen » kan; eindelijk, dat hij de handhaving der Con„ lïitutie bezwooren heeft, en dien eed, zonder „ wankelen , zal geftand doen," doet bij mij meerder, oneindig meerder af, dan duizend lasterlijke uitftrooifels van eenige niets waerdige flokebranden. Ik ben blijde, en verheug mij hertelijk daar in, dat de Ridder de Bonne Savardin, wien fommige lieden, welke misfehien, in meer dan een opzigt belang hadden, dat de voorgekomen aanflag, en deszelfs ©mftandigheden in het duister verborgen bleven » ©p eene, minst ootmoedige, dan listig beleide wijze, uit de gevangenis der Abtdij van Saint Germain des Prés, waar hij in bewaringe gehouden werdt, hadden weten te doen ontfnappen,. ep nieuw ontdekt, in handen van het gerecht geraakt, en weder in hechtenis gefield is. 2oo dat de poging, om den Ridder te doen ontvluchten, van welke gedachten ik voor mijniet vreemd ben, met het oogmerk gedaan zij aiet zoo zeer van dezen ongelukkigen te redden, en anderen, die misfehien, deelgenoten van de  t 35 ) Samenzwering' zijnde, zich in het Rijk onthouden, en daar in aanzien en vermogen zijn, voor de gevolgen van dé ontdekking hunner fnoode misdaad te bewaren, als wel om den Staatssecretaris zoo veel te zekeser te verderven, ten minste hem onder eene nimmer uit den weg te ruimené verdenking te houden, en daar door zijne achting bij het volk en zijnen invloed op het bellier der zakett te ontnemen; dan is thans dat vooruitzigt door zijne wedergevangenneming geheel en al omver geworpen en vèrijdeld: • want ik ben tért völle gerust, dat de onfchuld van den Graaf de Saint Priest, eindelijk, ■ in weerwil van alle de woelingen zijher hatereti en van hun, die den bloei en welvaart van het Franfche Rijk nijdig zijn, en een vijandlijk hart toedragen, volkomen blijken, en zijne deugd dan te°fehooner fchitteren zal. Veel zou ik U nog kunnen zeggen, om die onfchuld aan den dag te leggen; vele gevolgtrekkingen uit zijn gehouden gedrag in alle deze omftandigheden, met dat inzigt, kunnen bijbrengen;-^ Vele aanmerkingen kunnen maken op de bijgebragce, zoogenaamde bewijsredenen der nafpeuTin^s-Commisfie, welke derzelver belagchehjke kinderachtigheid, en van alle waarfchijnlijkheid ontbloote en volgens alle reden blijkbare ongegrondheid duidelijk zouden aantoonen. — Dan zij zijn te erbarmelijk, om 'er mij eenen oogenblik mede bezig te houden; ook is zulks. mijn voornaam oogmerk niet. Evenwel kan ik niet van mij verkrijgen, dat ik nala*# C 3 zou  C3<5) zou, U een uittrekfel uit de verdediging vaa dien Staatsminister, . hetwelk, mijns bedunkens , die zoogenaamde bewijzen ontegenzeglijk wederlegt, en mij te belangrijk voorkomt, ora bet U te onthouden, mede te deelen, hoezeer dit anders ook moge fchijnen, hier zijne behoorlijke plaats niet te hebben. „ lk ben," zegt hij, „ befchuldigt van hoogst„ misdadige aanbiedingen, die mij door den Heer „ de Bonne Savardin zoude gedaan zijn, niet van „ de hand gewezen te hebben, bij gelegenheid „ der ontwerpen, die men aan dien officier, en „ aan den Generaal de Maillebois te laste legt; — „ ja, wat meer is, dat ik die aanbiedingen gun„ tig , en met goedkeuring, zou hebben ontfan• gen." a Ik betuig [heiliglijk, dat in die weinige be„ zoeken, die den Heer de Bonne Savardin, nu „ eenige maanden geleden , in de gelegenheid „ geweest is van bij mij afteleggen, hij mij niro„ mer, en in geenerhande manieren, noch onbe„ wimpeld, noch ingewikkeld, gefproken heeft „ van eenig ontwerp van tegenomwenteling en „dat hij ten geenigen tijde, ergens anders*van „ onderhouden heeft, dan van het verlangen, dat Ü hij betuigde te hebben, dat de fchulden van „ den Generaal de Maillebois door de Regering „ mogten betaald worden, of dat het haar gelie„yen mogte, dien Krijgsbevelhebber op nieuw „ in den dienst van Frankrijk te doen treden/' i Het fchijnt, dat alle de bewijzen, die de | Onderzoeks. Commisfie kan goedvinden bij te „ bren-  C 37) brengen, enkel en alleen neêrkomen op een gefprek, dat tusfchen den Heer de Bonne Savardin en eenen zeekeren Farcij zou gehouden ziin, van den inhoud van welk gefprek men „ een 'affchrift gevonden heett van de nana van „ den Heer de Bonne Savardin, en aan hetweuc „ men eenen draai geeft, die in de famenfpre„ kende perfonen de vijandigfle en ftrafwaerdig„ fte oogmerken veronderftelt." „ Juist op den vijfden December, heeft de „ Heer de Savardin in zijn dagboekjen aange„ teekend, bij mij mede een bezoek te hebben „ afgelegd, gelijk op den daaraanvolgenden dag,. m den zesden namelijk." Maar, in de eerfte plaats, wat heeft toch. dat dagboekjen van den Heer de Savardiu, ten " mijnen opzigte, te beduiden?" „ Is dit eene proeve, een bewijs, dat „ men mij, met eenigen fchijn van gegrondheid 1 kan tegenwerpen? Is dit boven alles een be„ wijs, dat men, voor eenige rechtbank tegen " mij zou durven, zou kunnen te berde bren" gen ? Ik ben ongetwijffeld verantwoordelijk. " voor het geen ik fchrijf; maar ben ik even"„ eens verantwoordelijk voor het geen anderen " fchrijven, buiten mijn medeweten, en dus bui* ten dat ik 'er de hand in gehad heb, of heb „ kunnen hebben? Niemand is 'er, die onkundig is, dat de „ Staatsministers, uit hoofde van den post, dien " zij bekleeden» in de onvermijdelijke verplich," ting zijn va,n, zonder eenig onderfcheid, elk.» C 3  C 3» > wie zich bij hun aandient, bij zich toe te H< „ ten; dat zij zelfs zich aan deze verplichting, in geenen deele kunnen onttrekken; hunne „ deuren zijn nimmer gefloten; hunne fprcekka„ mers zijn , ten allen tijde opgepropt ; ieder „ hurger heeft het recht van hun, iederen oo„ genblik zijne vorderingen voor te dragen, en „ zij zijn wel in de noodzaaklijkheid, van elk» ^ wie zich flechts aanbiedt, bij zich te moeten ,t ontfangen."* „ De Heer de Bonne Savardin heeft mij dus- kunnen komen zien, en met mij fpreken, even„ eens, gelijk iedere andere bijzondere perfoon, „ zonder dat men, uit dien hoofde ten minste » „ eenigen den minden grond heeft van te beflui„ ten dat ik fchuldig moet zijn, om dat ik hem gezien en gefproken heb; 'er is immers geene „ de minste betrekking, geen het minst noodza-. „ kelijk verband tusfchen het bezoek, dat die „ officier bij mij heeft afgelegd, en het gefprek» „ dat men veronderftelt tusfchen ons gehouden „ te zijn; en men zal moeten tpeftemmen, dat „ de ftaat en omftandigheden der Staatsministers} „ wel rampzalig, wel ten uiterlle beklagenswaer„ dig zouden zijn, bijaldien niet flechts de aller„ onfchuldigfte, maar zelfs de allergedwongenfte » „ de onvermijdelijkfte uitoeffening hunner ampts„ verpligtingen, tot welker verrichting hunne „ post zelf hen noodzaakt, immer eene grond vanr „ befchuldiging tegen hun zou kunnen worden, „ of flechts enkel aan dezen of geenen , dia „ hun een kwaad hart toedraagt , ten voor,- wend;-  C 39 ) n wendfel ftrekken, om hun eenig verwijt te „ doen." „ Niet alleen heeft de Heer, de Bonne Savardin „ nergens in zijne verhoeren verklaard, dat ik de „ perfoon ware, welke die Farcij zou 'geweest „ zijn, met wien hij, op den vijfden December „ laatstleden, dat mondgefprek gehouden heeft, „ het geen men tegenwoordig, door den druk „ heeft gemeen gemaakt, het eenig bewijs, „ dat eenigermate, met eene foort van fchijnbaar„ heid, de aanklagte der onderzoeks-Commisfie „ tegen mij zou kunnen wettigen, en aan dezelve „ eenen zweem van gegrondheid bijzetten: maaf „ hij heeft zelfs volftrekt het tegendeel ver„ klaard." „ Hij gelooft niet, heeft hij met ronde woor„ den gezegd, uit hoofde van de kennis, die hij „ heeft van de perfonele imborst en het charaéler, van den Heer de Saint Priest, dat deze immer „ de zendeling, de prediker, of de voorftander a en bevorderaar eener tegenomwenteling, zou „ kunnen worden." A Ik zou hier verder nog kunnen bijbrengen, „ dat, bij gelegenheid, dat men, in die ftukken „ fpreekt van den Heer de Montmorin» als van „ eenen Staatsdienaar, die men noodzakelijk zou» „ dienen te verwijderen, en van den Heer Necker „ als van eenen Minister, wiens aanftaand ver„ trek, om de wateren te gaan gebruiken, de „ tegenomwenteling, die men in het oog hadt, „ zou kunnen begunftigen, men 'er niet heeft » bijgevoegd, gelijk dit anderszins zoo natuurlijk C 4 „ zot*  9 zou gewéést zijn, dat bij en benevens die MI, „ nisters 'er een enkele gevonden wordt, op wien „ men zou kunnen ftaat maken, en dat die eene „ enkele niemand anders was, dan ik." „ Dan ik moet nog doen opmerken, dat, bij| „ gebrek van dadelijke bewijzen, de Commisfie „ voorgeeft, 'er ter zijner tijde en plaatze, nog „ anderen te zullen aan de had geven: maar ik „ ben in geenen deele voor die andere bewijzen m beducht; ik zal ze verwachten, en de geruste „ vertrouwendheid op de deugdelijkheid harer * befchuldiging van welke de Onderzoeks-Com„ misfie zoo veel vertooning maakt, is in het « minst niet in ftaat, mij de mijne op mijne on„ fchuld te benemen." Zie daar een klein gedeelte van 's mans verdediging, maar een gedeelte dat zijn hart te zeerkenfchetst, om eenen oogenblik aan zijnen on- fchuld te twijffelen. — Hoe is Frankrijk ondertusfchen, in vele opzigten, niet te beklagen daar een man , een Staatsman, als Saint Priest, in zijne boezem, eene verdediging behoeft ! Zijne deugd , zijne braafheid , zijne doorknede Staatkunde , zijne uitftekende verdiensten, zijn doorzigt, dat zich niet gemakkelijk laat om den tuin leiden, deze zijn, en deze alleen, die hem, ten toon ftellen aan, den laster, aan de belaging, en aan onophoudelijke vervolgingen. Een der grootften, . zoo niet misfehien de eenige groote Staatkundige, dien het Franfche Ministerie tegenwoordig op-, levert, zijnde, moeten zijne onlochenbare verdien-  C4i ) diensten den vijanden van 's Lands voor de deur ftaande grootheid noodwendig allergevoeligst in de oogen Heken. — Het volk, ■ de Nationale Vergadering, zoowel het een, als de andere, hebben die, ten tijde der.omwenteling erkend; hebben 'er naderhand zelfs nog een loflijk getuigenis van gegeven. Wat is dan de reden dezer zoo .aanmerkelijke verandering ten zijnen opzigte? Deze zal blijken, zoo ras wij eens de oorzaken, die de gronden zijn, om welke men hem zoo haatlijk tracht te maken, bedaardelijk willen naargaan. Zijngedrag , gedurende eenen zoo ruimen tijd van verblijf te Conltantinopolen gehouden, waardoor hij zich de onbegrensde achting der Hooge Porte, en aan zijn Hof en Vaderland eenen verzekerden invloed op hare handelingen en befluiten verworven hadt, eenen invloed, die, met zijn vertrek van het Ottomannisch Hof tegelijk* «n eensklaps gevallen is; zijne manmoedige en onverfchrokken houding, met de naaugezetfte voorzigtigheid, en eenen man van eer en moed overwaerdig, door welke hij aan zijn Vaderland» te midden zelfs van de neteligfte omltandigheden, te midde van het fchandelijkfte onvermogen', bij een ander Hof en gedurende zijn laatst Gezantfchap, voor het minst nog eene fchaduw van ontzagverwekkende grootheid heeft weten bij te zetten, en de fchande te bedaren van openlijk voor zoo laag gevallen, en onvermogend te boek'te ftaan, als het inderdaad was; — zijne gehechtheid aan de zaak van zoo veele C 5 wv  C40 ongelukkige, die hunne en Frankrijks vijanden zoo gaerne, gelijk voor drie jaren, aai» hun noodlot, en de vervolging hunner dwingelanden hadden overgelaten gezien, eene gehechtheid van welke men , ook in Frankrijk, zich niet gefchaamd heeft, hem eene misdaad ie maken ; zijne aanhoudend aangewende pogingen, om den ftervenden invloed van zijn Vaderland op de zaken en aangelegenheden van Europa met een nieuw leven te bezielen, en daar door deszelfs waggelende grootheid op de .beenen te houden; zijn onverwinnelijke ■wederftand aan de looslijke beftekene kunsrftre*en en heimelijke pogingen van hun, die Frankrijk nog langer omtrent zijne wezenlijke belangen zoeken te bedriegen; zijn fcherp en niet gemakkelijk afteleiden doorzigt in de rijksaangelegenheden , waardoor hij de drogredenen en de voorftanders eener valfche, maar thans zoo zeer en alomme aangeprefene Staatkunde pal zet, en in Haat is de listen te verijdelen van hun, die niets anders bedoelen, dan de Franfche Natie , langs eene fierlijk opgepronkten dwaalweg en haren eindelijken ondergang te doen fmelten; *- Zie daar zijne eigenlijke misdaden! Kan men na eene zoodanige ontwikkeling nog twijfTelen, uit welken hoek hem deze vervolging aankomt? nog vragen, wie zij zijn, die den Staats - Secretaris deze onaangenaamheden berokkenen? Zij zijn het, die, of mis¬ leide of omgekoft, de belangen van Engeland voor-  (43) voorftaan; — die niet ophouden, eene alliantie? met Pruisfen aan te prediken; — die Frankrijk van alle zijne oude en getrouwe geallieerden trachten aftefcheuren, op dat het eindelijk eens alleen en op zich zeiven ftaande, of enkel met trouwlooze bondgenoten, en op welke het geenen ftaat ter waereld maken kan vereenigd, te gemakkelijker het flachtoffer worde van den haat, en de prooi van de afgunst zijner nijdige naburen, en van de vijanden eener op billijkheid en reden gegronde Volksregering; ——— eindelijk, die de oorzaken «zijn, dat Leopold te Reichenbach tot eenen allerfchandelijkften vrede genoodzaakt wordt, en dat het Hof van Madrid misfehien welhaast de vriend en bondgenoot v?n dat van St. James zijn zal, op voorwaarden, die den Koophandel van Frankrijk eenen onherftelbaren flag toebrengen , en zijnen nieuwgeves-*tigden ftaat in het uiterst gevaar ftorten zullen. Het is een Graaf de Mirabeau, wiens kunde en bekwaamheden, meerder dan zijn hart en characler, zijnen Vaderlande eer aandoen, c» die, wehigt om geheel andere dan ftaatsaangele, genheden, de onverzoenelijken vijand is via den Staatsminister, wien het onbekend is, dat hij doodelijk haat, en om welken uit den wegte ruimen hij nimmer eenige gelegenheden verzuimt ; ■ een Graaf de Mirabeau, die, om, zijnen verdacht wordenden goeden naam, en waggelende achting bij de redelijke en ware volksvrienden ftaande te houden, eindelijk, van batterij veranderd is, eindelijk, —— maar nu het  (44) het misfehien te Iaat is, te rade is geworden, de verbindtenis met Spanje voor te ftaan , en zich te beijveren, om zijnen landgenoten en der Nationale Vergadering het voor Frankrijk zoo gevaarlijk en lagen leggende gedrag van GrootBrittanje onder het oog te brengen. —— Het is een Brisfot de Marville, een der leden van de Onderzoeks - Commisfie , fchrijver van een Fransch dagblad, de vriend en protégé van den eerloozen Camille-Desmoulins, een man, die, in dit geval niet alleen zijne engelsgezindheid aan den dag gelegd, en pogingen aangewend heeft, om zijnen medeburgeren een verkeerd inzien in hunne belangen, en in de aangelegenheden van Europa te geven; een man, die vrij algemeen bekend Haat voor denkbeelden te voeden, en in zijne niet weing gelezen wordende fchriften aan den man te helpen, die niets minder dan gunftig voor het welzijn van zijn Vaderland, en overeenkomftig met deszelfs belangen zijn, en wien men, tot tweemaaien toe, in de vergaderingen van zijn district., deswegens, na voorafgegane dagvaerding, de fcherpfte verwijtingen gedaan, wien men in beide de gevallen, zelfs van overtuigd heeft • toen namelijk, wanneer hij alle zijne kragten infpande, om, ten blijkbare nadeele van Frankrijks Koophandel en Volkplantingen den flavenhandel verboden en afgefehaft te krijgen , en toen, wanneer hij hemel en aerde bewoog, en met alle macht ijverde, om den val en de vernietiging yan de Caisfe d'Escompte te 6e- \  C 45 3 bevorderen, het geen ongetwijffeld aan het rijk eenig overfchietend middel, om in zijne behoeften te voorzien, en zijn crediet ftaande te houden benemen moest, en dus niet misfchen kon» eene nationale bankbreuk te veroorzaken» Het is eindelijk een Marat, een Camille-Desmoulins, lieden, die als oproermakers gebrandmerkt, en alomme als de fchandvlekken van hun vrijheidlievend Vaderland bekend ftaan» —- Een ander ilachtoffer, dat de vijanden van Frankrijk onder de Hagen van hunnen haat hebben trachten te doen vallen', en aan hunne geheime inzigten op te offeren, is de Hertog de la Vauguijon geweest: en hier is nu eens de gebruikte trame zoo klaar en ;onbewimpeld, en zijn alle de omftandigheden zoo wel ontwikkeld, dat geheel Frankrijk ten volle overtuigd is, en niemand, hij zij dan wie hij zij, en hoe zeer dan ook zijn belang, of dat van hun, aan welker dienst en oogmerken, hij zich heeft overgegeven, en van welke hij het blinde werktuig is, hun daartoe ook dringen moge, zal durven of kunnen ontkennen , dat het het Engelfche Ministerie is, het geen, door zijnen invloed, door zijne kunstftreken, wellicht ook door zijn goud, de terugroeping van dien waerdigen Ambasfadeur heeft weten te bewerken. Eene gunftige en allergefchikfte gelegenheid, hier toe gaven de gerezene onlusten en ontftane verfchillen tusfchen de Hoven van Madrid en van Londen , over het recht van bezitneming van, en handeldrijving op de baai van San. Lo- ren-  t 40 ) rerizo, of de la Esperanza, door de Ëngelfché Nootka Sund, of de baai van Koning Georgé geheten, van welke ik U lager denkelijk nog wel Iets nader melden zal, deze onrustige twistftoke- ren aan de hand. Daar Frankrijk, in zijne zwakke en wankelbare omftandigheden, niets feoo zeer duchtede, dan in eenen oorlog ingewikkeld te worden, daar niets der pas ontlui- kende vrijheid, en naauwlijks gevestigde nieuwe regeringsinrichting zoo hoogstnadeelig was, dan buitenlandfche oneenigheden bij de binnenland^ fche onlusten gevoegd te zien, en dit den vijanden der volksrechten en ten behoeve van dezen gewrochte gewenschte omwenteling de fchoonfte gelegenheid moest geven, om het verschgev.estigde gebouw onder den voet te fmijten, en, op deszelfs puinhoopen, de overheerfehing weder ten pas neergeblikfemden throon te beuren, kon het niet misfehen, of, op"het minfte gerucht van Wapenklank, op de minfte flikkering van oorlogsvuur, zoo dicht in de nabuurfchap ontftoken en dat zoo licht tot het rijk kon overfiaan* inoest bij de voorftanderen der Volkszaak en de voornaamfte hoofden en bewerkers der revolutie, de vrees wakker en de aandacht gaande gemaakt Worden^ Alles, alles wat tot de gerezene Verfchillen aanleiding en gelegenheid kon gegeVén hebben, alles, wat dezelve kon fohijnen te 'begunftigen, moest noodwendig alle hunne achterdocht opwekken en aan den gang helpen. in die omftandigheden dan weet men der Natie cn der Algemeene Volksvergadering listiglijk diets te  C4? > te «aken, en haren argwaan op het denkbeeld te brengen , dat de Hertog de la Vauguijon, Ambasfadeur des Konings aan het Hof van Spanje, wien men reeds bij het voorvallen der omwenteling had vervolgd gehad, en die toen reeds bij de heethoofdigfte Demagogen in verdenking, en, . gelijk men zegt, in een kwaad blaadjen geraakt was, als zijnde door de Ariftocratifche partij gedespicieerd geweest, om eenen der toen gedemitteerde Staatsministers, en wel, zoo ik mij niet vergisfche, dien der buitenlandfche zaken te vervangen, door zijnen invloed en bewerking * dien twist tusfchen Engeland en Spanje berokkend hadt, het laatfte tegen het eerfte aangeftookt, en de bijlegging der gerezene gefchillen verhinderd, ten einde tusfchen deze beide Mogenheden eenen oorlog te veroorzaken, waarin hij dan ook hoopte zijn Vaderland, als door de Familie - verbindtenis aan Span* je verbonden, door de verplichting en noodzakelijkheid van aan hetzelve de vastgeftelde hulpbi jtezetten, mede in te wikkelen, om, langs dient weg, den val van de Volkspartij te bewerken» en het oude en voor het volk zoo drukkende ftelfel van regering het hoofd weder te doen bo*. ven fteken. Als zoodanig fchilderden de. zendelingen en omgekoften of bedrogene aanhan-. gers van Engeland den Hertog de la Vauguijon voor het oog der Natie af;- en het Britseh Ministerie, ——. fchoon* door zijne heerschzucht en inhaligheid zelf de baarblijkelijke oorzaak éei gertjzene onlusten zijnde 9 fchooa zeer wet  (48) .bewust, dat het de onderdanen der Ertgelfche Kroon waren, die, uit eene verachtelijke baat* Zucht en lage gierigheid gepoogd hadden, zich* tegen alle recht en billijkheid, tegen alle bekende en erkende rechten der Spaanfche Kroon aan, in eenen koophandel aan de onderdanen van deze laatfte alleen toekomende $ intedrin- gen, een ftap, dien dat niets dan eigene grootheid beoogend Ministerie niet alleen gewettigd hadt, door 'er de hand aan te leenen, maar waarbij het nog den verraderlijken aanflag gevoegd hadt, om zich van eene onbetwistbare Spanufchc bezitting door den weg van geweld, meester te maken, — dat Britsch Ministerie herli tal ik, had nog de verregaande onbefch amdheid van het quaii wangedrag des Ambasladeurs, cn zijne zoogenaamde irttrigues niet flechts stomme uittefchrecuwen, maar 'er zelfs aan het Franfche Hof formeel over klagtig te vallei:. — Hc: kende de omftandigheden van Frankrijk, cn zijne uit die omftandigheden voortfpruitci.de geneigdheid, om alles, wat flechts den zweem hadt van gelegenheid tot eene vredebreuk te geven, verre van zich te verwijderen. • Met deze kennis wist het dan ook meesterlijk zijn voordeel te doen. . Men twijffeld niet, of, op die klagten, zou men geenen oogenblik aerfelen, om den Gezant aan het Staatsbelang opteofferen, hem uit Spanje terug te roepen; en iemand, die voor de Engelfche inzigten een geduchte hinderpaal, en hun Ministerie een fteen des aanftoots was, uit den weg te  te 'ruimen* —■ Het voordeel, dat uit het wel« gelukken van deze kunstgreep voor de Engel* fchen moest voortvloeijen, was veelvuldig en gewigtig. De Hertog de la Vauguijon* dit was te overbekend, en zijne vorige Ambasfaden hadden zulks duidelijk genoeg bewezen, was een door en door geflepen, en der Staatsaange^legenheden kundig onderhandelaar; -—— hij was maar in het geheel geen vriend van de En* gelfche Natie, wier heersch- en baatzuchtige ontwerpen hij meer dan eens gedwarsboomd , ert tegenwerkt hadt; door zijne uitftekendé hoedanigheden en aangename gaven was hij aan het Spaanfche Hof ten uiterfte welgevallig* ert in zoo verre had hij 'er het Vertrouwen de* Konings en der Staatsdienaren gewonnen, dat hij 'er eenen vrij uitgeftrekten en veelvermogën- den invloed verkregen hadt» =■> Behalvert dat hij 'er dus de heillooze oogmerken en aanflagen der Britten kon tegenwerken, verilrekte hij aan de Franfche Natie tot geenen geringen fteun bij haren getrouwen en nimmer in gebreken geblevenen bondgenoot, en was hijonophoudelijk werkzaam, om den band van verleniging tusfchen de beiden volken nog gedurig jnaauwer toe te halen. Daar men nu Spanje Vijandelijk dacht aantevallen , ten minfte doof bedreigingen en knevelarijen van een gedeelte van het zijne te beroven, daar men, bovendien nog, dien band van vereeniging, zoo wen* fchelijk en heilzaam voor Frankrijk, het geert men voornamelijk tracht te krenken en te benaII. Deel, t> èe&'  C5°) deelen, poogde te verbreken; moest, inde eerfte plaats, hij die dit verhinderen kon en zeer zeker zou, uit de voeten geruimd worden, wilde men iets goeds van het ontwerp verwachten. — men kende den argwaan en de ligte geraaktheid van het Hof van Madrid en de Spaanfche Ministers; door dezen te doen geloven, dat men in Frankrijk van gedachten was, hen, door middel van zijnen Ambasfadeur, naar goedvinden te kunnen leiden en beltieren, moest men noodwendig hunnen trots gaaRde maken, en hen van hunne oude en anderszins welgevestigde genegenheid voor dit nabuurlijk Rijk aftrekken. Men hadt daarenboven nog eene andere grieve tegen den Heer de la Vauguijon, en hem hatelijk makende bij zijn Hof en Natie, tem in ongenade doende vervallen en terug zag roepen , voldeedt men tevens zijner gevoeligheid , en koelde eenen ouden wrok , die nog diep in de krop ftak. Gij zult zekerlijk kunnen gisfchen, wat tot dien wrok aanleiding moge gegeven hebben, daar Gij den Heer de la Vauguijon kent, en weet, dat hij, geduurende den oorlog tusfchen Engeland en züne Noord - Amerikaanfche Colonien , het Gezantfchap van het Franfche Hof bij de Republiek der Vereenigde Nederlanden heeft bekleed gehad: en meer immers was 'er niet noodig, om hem bij het Engelsch Hof en bij de Britfche Natie, voor altijd, en onverzoenbaar, gehaat te maken? Ongelukkiglijk viel het Fransch Ministerie , dat thans, misfehien voer  Cst) voor het welzijn vaii het Rijk 'te zeef gekortwiekt, naauwlijks durft werkzaam zijn, uit vrees! Van bij de Natie, bij welke zelfs zijne onfchuldigfte daden veelal ten kwade.geduid worden* te zullen geraken, en den naam krijgen van der omwenteling ongenegen, en der volkszake on- gunftig te Zijfi* wiens minste handelingen daarenboven ten naaukeurigfte en van nabij bewaakt worden, en dat gedurig ten prooi ftaat i nu aan den argwaan der Volksvergadering, dart aan de verdenking van een onftuimig en ligt bewogen gemeen, en ten allen tijde aan de lasteringen van oproerftokende broodfchrijveren, — ongelukkige zeg ik, viel het franfche Ministerie in den ftrik. Om der Nationale Vergadering te behagen, om het volk te believen * hadt het de zwakheid van aan zijne Vrees ert kleenmoedigheid de belangen van het Rijk op te offeren, en zijnen Gezant terug te roepen, hem bevel zendende van den Franfehen Conful* als Chargé d'Affaires aan het Spaanfche Hof* toen ter tijd zich te Aranjuez ophoudende} te prefenteren, zich vervolgens, met geheel zijrt liuisgezin ten fpoédigfte van Madrid te verwijderen en Spanje, zoo rasch doenlijk, gansch en al te verlaten. Men benoemde , ingevolge deze terugroeping, den Ridder Bour- guijon 4 m denzelfden ^ wien Gij mede * in 's Gravenhage, gekend hebt, en die thans * in hoedanigheid van Minister des Konings bij de Prinfen ert Staten van den Nederfaxifchefi Cirkel refideerde, om den Hertog aan het Hof D 2 vafl  f van Madrid te remplaceeren. Hadde rceil dc voorzigtigheid gehad van bedaardelijk naar te gaan, in hoe verre de befchuldiging der Britfche Ministers en hunne Agenten in Frankrijk tegen den Ambasfadeur gegrond mogte wezen, dan zou zijne onfchuld ten volle gebleken zijn. ■ Het zou dan zeg ik gebleken zijn, dat hij het, bij geene mooglijkheid, kan geweest zijn, die, met inzigt van eene tegenomwenteling te bewerken, de oneenigheden tusfchen Spanje en Groot- Brittanien had berokkend gehad. De Spaan- fche uitrusting, om de voornemens der Engelfchen op de baai van la Esperanza te ftoren, vertrok uit de havens van de Zuid-zee, op of tegen het einde van den jare zeventienhonderd achtentachtig, of uiterlijk in het begin van het volgende jaar. Dus indien de bevelen tot die expeditie van Madrid waren gezonden geweest, zouden zij noodwendig reeds in de maand van Julij, of ten laatfte in Augustus van het jaar zeventienhonderd achtentachtig, moeten zijn afgevaerdigd geworden. Hoe dan nu kon¬ den die expeditie en derzelver gevolgen de uitwerkzels geweest zijn van een bedisfeld en overlegd plan tusfchen het Kabinet van Verfailles en den Ambasfadeur en dat van Madrid, zoo dat plan had moeten ten oogmerk hebben, de Franfche revolutie en de daaruit gevolgde veranderingen van regeringsform tegen te werken, en' onder den voet te ftooten; daar die revolutie te Parijs eerst in de maand van Julij des jare zeventieuhonderd negen en tachtig is voorgevallen? — lm-  X 53 ) Immers heeft men die gebeurdtenis met geene mooglijkheid kunnen voorzien , om , zoo veel tijds te voren, reeds maatregulen van een zoo ver vooruitzigt, en van zulk eene onzekeren uitflag te nemen, met het oogmerk van 'er zich tegen te verzetten! Wie gevoelt' niet alle de onmooglijkheid, de kwaadaartigheid, en — het belachelijke van diergelijke aantijgingen? en hoe zeer moeten zij, die 'er zoo onbefchaamd mede voor den dag komen, niet gerekend hebben op de wuftheid, ligtgeloovigheid, en onopmerkzame- loosheid van het gemeen? Daarenboven, hoe befchamend voor de betichters, hoe van hunne doling en dwaasheid overtuigend voor hun, die zich door die betichtingen lieten misleiden en in flaap wiegen, hoe verontfchul- digend en roemrijk eindelijk voor den ten onrecht befc huldigden en opontbodenen Gezant waren deomftandigheden niet,, die zijne zoo verhaaste en> onverdachte terugroeping vergezelden ! —— Den twintigften namelijk van de maand Meij dezes jaars hadt het Spaanfche Ministerie aan den Chargé d'Affaires van het Londonfche Hof bij dat van Madrid, met kennis, voorweten, en overleg van den Hertog de la Vauguijon, de gematigde en vredelievendfte voorftellingen gedaan, en dienvolgens, op denzelfden dag, aart den Ambasfadeur van zijne Catholieke Majefteit te London, den Heer de Campo, bevelen afgevaerdigd, ora eene wederzijdfche ontwapening voor te ftellen, terwijl men op den volgendea dag» den eenentwintigden namelijk dier maand*. X> 3 bil  (54 > bij het Franfche Ministerie het bovengemeld bt* 'fluit van terugroeping des Ambasfadeurs 'nam, en den Courier afvaerdigde, die hem de bevelen brengen moest van zich van het Spaanfche Hof te verwijderen. Op denzelfden dag, daar¬ enboven, dat die Courier vertrok, kwam, van wege den Hertog de la Vauguijon, uit Spanje, een Courier aan, met de aangenaamfte tijding, die Frankrijk, in zijne tegenwoordige armelijke en uitgeputte omftandigheden verwachten kon,— die namelijk van een, door dien zoo zeer befchuldigden, zoo zeer verdachten, en zoo zeer hatelijk geworden Gezant, bij het Spaanfche Hof bewerkt voordeel, waarop men nimmer had durven rekenen. Gij weet, dat van alle de rampen, met welke Frankrijk, na zijne zoo gewenschte en zoo gezegende omwenteling, tot op dezen oogenblik heeft te worftelen gehad, geen der minstgeduchte, gevaarlijkfte , en drukkendfte is, de flechte en bijnaar wanhopige ftaat zijner geldmiddelen, en het daar mede gepaard gaand gebrek van muntfpeciën, welk laatfte, biijvendeïaanhouden, allerzekerst den volkomenen ondergang van zijnen koophandel en het ftilftaan van zijne fabrieken moest na zich liepen. Te vergeefsch heeft men in beide deze zoo na» deelige en hoogstdrukkende omftandigheden trachten te voorzien door het vervaerdigen van papieren geld, en het in gang brengen van asfig. natiën op de Caisfe d'Escompte: dit middel, behalven dat het, over het algemeen, aan het ■yolk maar gansch niet welgevallig is, heeft het kwaad,  <55) kwaad, het geen het moest uit den weg ruimen, misfehien nog verflimmerd. ln deze toe- dragt van zaken hadt het Spaanfche Hof een verbod gedaan, het geen niet misfehen kon voor Frankrijk van de allernadeeligfte gevolgen te worden. Spanje is niet Hechts voor Frankrijk, maar ook voor de meeste andere landen, eene rijke mijn, uit welke zij onophoudelijk tot in ftandhouding hunner geldfpeciën putten moeten. Niets moest dus voor dat Rijk, in een zoo dringend gebrek doodelijker zijn, dan dat de uitvoer van piasters uit Spanje verboden werdt. In weêrwil echter van dit verbod had de Heer de la Vauguijon, en wie anders , dan hij zou daartoe den benoodigden invloed gehad hebben? van den Spaanfchen Koning het allergunftigst verlof verworven van ten behoeve van het Franfche Rijk, bij uitfluitend recht, derwaards twee millioenen piasters te mogen verzenden, welke fommen men hem hadt doen weten ten dien tijde volftrekten onvermijdelijk noodig te wezen voor de toenmalige allerdrin- gendfte behoeften van de financiën des lands. Niet vergenoegd van aan zijn Vaderland op des' -zelfs uitdrukkelijke begeerte en verklaarde eisfchen nuttig en van dienst te wezen, hadt deze voorzienende en ten allen tijde op 's lands welzijn bedachte Staatsdienaar reeds vooraf, en wel denzelfden dag, dat het verbod van uitvoer was afgekondigd geworden, de dringendfte aanzoeken gedaan, en ten fterkften aangehouden gehad, dat het weder mogte ingetrokken worden.  C 56 ) t ■ - m of ten minste 'er, met betrekking tot Frankrijk, i eenige uitzondering mogte plaats hebben. — En deze was de man, wien men wilde verwijderd hebben, den Gezant, wien men zoo fchan- delijk en onberaden het bevel van zijn opombod toezondt. Naauwlijks had de Franfche Ambasfadeur die bevelen van terugroeping, op zulk eene hoonende, en derzelver oorzaak zoo weinig bewimpelende wijze ontvangen, of de afzenders 'van dezelve bemerkten niet alleen het onbedachtzame en onftaatkunJige van dezen ftap, maar men kon ook in Spanje, door de verkeerde en den Franfehen nadeelige indrukfelen, die hij aldaar maakte; ten duidelijkfte befpeuren, van welke fchadelijke gevolgen iets diergelijks noodwendig zijn moest voor het welzijn van Frankrijk. De vijanden van Frankrijk namelijk verzuimden niet, ook te Madrid en aan het Spaanfche Hof, op rekening van den Hertog de la Vauguijon, en omtrent de oorzaken van deszelfs rappel, dezelfde geruchten te doen loopen, die men te Parijs en door gansch Frankrijk zoo ruimfchoots ver- fpreid had. Dit was dan ook de reden, dat, alhoewel de Hertog, onder welk een voorwen Jfel en uit welke oorzaak is mij onbekend, niet zoo haast kennisfe gaf van zijn opombod, en de brieven van zijn rappel zoo fchieiijk ten Hove vertoonde, als zijne vijanden wel gehoopt en verwacht hadden, men dadelijk na het aan, komen van den Courier door wien die bevelen waren aangebragt geworden, echter zeer veel  C57) onvergenoegheids bij den Koning, en niet weinig gemelijkheids bij de Staatsdienaren gewaar werdt. Deze zijn , gelijk elk , wie de Spaanfche Natie flechts eenigermate kent, ten volle bewust is, naar den gewonen aart van hun land, zoo zeer naijverig van hun gezag en achting, dat de minste verdenking, die hen zou kunnen doen befchouwen, als zoo zwak van afhangelijk te zijn, van wie het dan ook wezen moge, en noodig hebbende van zich in hun doen en denkwijze te moeten laten leiden en bellieren, bun onverdraaglijk is, en niet misfchen kan hun ongenoegen en verontwaerdiging gaande te maken. - Hoe oprechter en openhartiger het Spaanfche Kabinet is in zijne denk- en handelwijze, < — alle geheime kunftenarijen, bewimpelde daden, en in het duister beftekene intrigues aan hetzelve volmaakt vreemd en onbekend zijnde , des te hoogere gedachten heeft het van zijne wijsheid en voorzigtigheid, des te duldeloo- zer is voor hetzelve het denkbeeld van het blinde werktuig te zijn, en niets anders, van de loosheid van anderen, en des te lichter, met dit alles, ftrekt het ten fpeelbal van hun, die listiglijk zijnen argwaan op dit ftuk weten gaande te maken. Natuurlijk brengt mij het behandelen van dit onderwerp op het geen tot dit alles aanleiding gegeven heeft, de ontdane gefchillen namelijk over den ondernomenen handel der Engelfchen op Nootka - Sund , de wapening der beiden volken? en de daarop gevolgde onderhandelinD £ gen.  (53) gen, Eene korte opgave en 'ontwikkeling van dezelve zal de oogmerken der Engelfche menées, en het nadeel dat dezelve op het punt geweest zijn van aan Frankrijk toe te brengen,— misfehien zelfs toegebragt hebben , duidelijk doen zien, en dus dienen, om mijn geftelde wegens de vijandlijke inzigten dier Natie tegen de Franfehen nog klarer te betogen. Reeds federt eenigen tijd fchijnt het Engelsch Ministerie, in weerwil van den reddeloozen en waggelenden toeftand van dat Rijk, want dit is bij mij zeker, dat, hoe twijffelachtig, hoe gevaarlijk ook de omftandigheden van Frankrijk, uit hoofde van den bijnaar hopeloozen toeftand zijner geldmiddelen ook wezen mogen, Engeland even zoo zeer, zoo niet meerder nog, onderden last zijner fchulden, — die dagelijks meerder worden, door de onnoemelijke fommen die men tot heimelijke omkoopingen behoeft ; en den , buiten dien, zoo veegen ftaat zijner Financien wegzinkt, en, onder dien last, zelfs nog des te lager gebukt gaat, om dat het tevens zucht onder het buitenfporig overwigt eener alleruitgebreidfte beheering eenes veruitgeftrekten invloeds, en van eene fchijnbare colosfade grootheid; . het Engelsch Ministerie, zeg ik, fchijnt reeds, federt eenen geruimen tijd, eene wapening ter zee noodig geoordeeld te hebben ; het zij dan, om een ten uiterften misnoegd, en, zoo al niet naar herftel zijner vrijheid en beteugeling eener te willekeurige regering, ten mingten naar verandering van het Ministerie. .ha-  C 59 ) hakend, maar tegelijk ook een--roofziek en zich Jn twist en verwoesting vermakend volk, door zijne eigene onverzadelijke gierigheid en de hoop op eenen rijken buit, in toom te houden, van alle inzigten op binnenlandfche onlusten af te wenden en elders werk te geven; het zij dan, om zijnen invloed en overwigt op de zaken en aangelegenheden der Europefche Mogenheden ftaande te houden, aan de ftaatzuchtige oogmerken en buitenfporige vorderingen van zijnes. Meesters voornaamfte bondgenoot gewigt bij te zetten , Sweeden dat door hetzelve in eenen kommerlijken toeftand is ingefleept, met hoop te voeden, en daardoor af te houden van ilabbakken en het hoofd te buigen, eindelijk te beproeven , of men Rusland, even als den Koning van Hungarijen, door eenen bullebak, niet eenen fchrik kon aanjag-n, en, langs dien weg, de zaken der rede- en radelooze Turken, op dezelfde wijze als de Sweeden, door aanftokeuen opruijen, in het ongeluk geftort, herftellen; het zij dan, om, de gelegenheid daar zijnde, den bij hetzelve ecuwig gehaate Franfehen, op het lijf te vallen, tot den vernederendften toeftand te verlagen, en het vrijheidswerk, zoq loflijk door dezelven aangevangen, en niet minder loflijk doorgezet, tegen te werken; het zij dan eindelijk, om aan alle deze oogmerken tegelijk te voldoen, en, in alle gevallen, in gereedheid te wezen. Dan, om dit met eeni- gen fchijn van noodzakelijkheid te kunnen d0en, -rr-rr om het Parlement te gemakkelijker over  (6o ) over te ha'en, dien ftap te dulden en goed tt keu-en, behoefde men ten minste een voorwendfe!. en dit was het, dat het voorgevallene in de Spa mfche Amerikaanfche bezittingen allerfchoonst aan de hand gaf. • Allerfchoonst zeg ik,— want, in waarheid men kon kwalijk een plaufibeler voorwendfel gevonden hebben, dan zoo een, waarbij 's volks winzucht onmiddelijker belang hadt, en dat, bij gevolg, oogenblikkelijk en onwederlegbaar op het hart der inhalige Engelfchen werken moest. De Spanjaarden hadden in eenige hunner Scheepstochten, in de jaren zeventien honderd vier en feventig, zeventien honderd vijf en revend g, en vervolgens, door de groote Zuidzee ondernomen, de baai van San Lorenzo, of de la Esperanza aangedaan, en zich, bij die gelegenheid, de landen aan dezelve gelegen, uit hoofde van het recht van ontdekking, onverminderd hunne andere rechten , die zij op de gedeeltens van'Amerika, aan de Zuidzee gelegen hebben, toegeëigend, volgens getuigenis zelfs van den beroemden Engelfchen Zeeman Cook, die, voor de eerfte maal, in de baai aanlandde in de maand van April des jaars zeven» tienhonderd acht en feventig. . . ■ In het verfiag, dat de voorzegde Kapitein Cook aan zijne landgenoten, wegens zijne gedane ontdekkingen , deedt, bragt hij hun, onder anderen, onder het oog, dat de bewoners, der kusten» ten noorde van Kalifornia gelegen, door hunne jagt op meenigvuldige wilde dieren van die land*  C6t> landftreken, in de gelegenheid waren van aan de Europeaanen eene groote meenigte van kostbare pelterijen te verzorgen; — dat dit eenen zeer voordeeligen handel openen kon, te meer, daar men die goederen van daar zeer gemakkelijk naar China kon vervoeren, waar dezelve zeer gewild, en dus tot ongemeen hooge prijzen aan den man te brengen waren. Dit was dus een nieuwe tak van Commercie, langs eenen nieuwen weg, en die aanmerkelijke winsten beloofde. Door de hoop op deze aangelokt; vormden eenige Engelfche Kooplieden , in den jare zeventienhonderd vijf en tachtig, een ontwerp, om op de westelijke kusten van Noord-Amerika, naar de negen en veertigfte of vijftigfte graden noorder breedte, een comptoir of. vastigheid te ftichten, en zich in het bezit van die landen te ftellen, om zich dien handel, met uitfluiting van alle andere volken, voor altijd te verzekeren. Het is allerwaar- fchijnlijkst , dat dit ontwerp gemaakt, en de aanflag werkftellig gemaakt zij, met kennis, voorweten, en goedkeuring van het Gouvernement; de gisfing, dat de Engelfche Oost- indifche Compagnie de eigenlijke ondernemer van dit werk geweest zij , is, gemerkt haar recht van uitfluitenden handel, geheel niet ongegrond, terwijl men voorzigtigheidshalve, cm deze, en de Regering, onder welker befcherming zij ftaat, ingevalle van ;eenen kwaden tiitflag niet te compromitteren, zich onder een vreemd  weemd masker zou getracht hebben te verber* genten de namen van bijzondere Kooplieden, tot dat einde, alleenlijk geleend zouden zijn; — eindelijk, het is zeer zeker, dat de Portugezen deel in dit plan gehad, en tot deszelfs uitvoering medegewerkt hebben. 't Is waar , zij waren het eenige volk niet, dat hier door den pelterijen-handel zijn voordeel zocht: de Rusfchen, die, als bezitters van het tegen deze kusten over gelegen Kamichatka, meer dan ee-, Big ander volk , de Spanjaarden zeiven misfehien niet uitgezonderd, deze zeeitreken bevaren, hadden reeds meer dan eens pogingen gedaan , om zich dien handel toe te eigenen ; verfcheiden hunner lchepen waren 'er> van tijd tot tijd, aangeland , en dit hadt de ongerustheid en het wantrouwen der Spanjaarden natuurlijk gaande gemaakt, die hier over ook hunne klagten aan het Rusfisch Hof gedaan, en aan hetzelve hunne vrees hadden te kennen gegeven, dat het oogmerk der onderdanen van de Keizerin ware, hier eene en andere ltichting te vestigen ; dan , hare RuschKeizerlijke Majefteit hadt hier op een allerredelijkst, billijk en vredelievend antwoord gegeven , en de gedane flappen harer onderdanen gedesavoueerd. Nimmer ook hadt eenig volk zoo duidelijk zijnen opzetteüjken wil en toeleg doen zien, en aan den dag gelegd,om Spanje van zijne wettige bezittingen, Welker recht van eigendom niet, zoo als de Eu-  cm JSflgelfchen ten onrechte, maar listiglijk, voorgeven , en verfcheiden nieuwsfchrijvers, op hunne bloote verzekering, der waereld trachten diets te maken, op eene ingebeelde Pausfelijke vergunning, en niets afdoende brevetten van den Heiligen Roomfchen Stoel , maar op het recht van ontdekking en plechtige bezitneming, en op geflotene overeenkomften en traétaten met alle volken van Europa , met de Engelfchen zeiven, volgens* den uitdrukkelijken en in het minst niet twijffelachtigen of betwistbaren zin van het achfte Artikel van den Utrechtfchen Vrede, gegrond is, te beroven, dan de zich, per fas et nefas, alles wat flechts hunnen winzucht in de oogen fteekt, en hunne begeerlijkheid ftreelen kan, toeëigenende Britten. Het is waarfchijnelijk , althans het wordt vrij algemeen geloofd, dat de Rusfifche zeelieden den Spanjaarden het eerst kennisfe gaven van dit oogmerk der Engelfchen: dan , hoe dit ook zij, deze werden 'er van verflendigd, en hunne waakzaamheid wakker, om hunne rechten te befchermen, en zich in hunne bezittingen te handhaven. De Onderkoningen van Peru en Nieuw - Spanje, zoc* met dit inzigt, als om den fluikhandel, die zij vernamen, dat tegenwoordig fterker, dan ooit, ©p de plaatfen, aan de Zuidzee gelegen, gedrewerdt, te beteugelen, gaven bevelen, om, van tijd tot tijd, fcheepstochtep in die zeeitreken te  C0*O tc doen", en tegen alle ondernemingen, ten nadeele van de rechten en het gezag der Spaanfche heerfchappije een wakend oog te houden. \Hct vervolg van dezen Brief in ons Nummer 8. j