Bibliotheek Universiteit van Amsterdam UI Z//i> 8571  ONDERRICHTINGEN wegens het reizen, SE N DAGVERHAAL een er reize UIT EUROPA na IN DIE.   ONDERRICHTINGEN WEGENS het reizen over land,langs den wech van SUEZ door EGYPTE, na EUROPA. M£T AANMERKINGEN OVER DE OMLIGGENDE LANDEN, EN DE VERSCHILLENDE REISWEGEN. BENEVENS DAGVER HAAJL eener ueize uit EUROPA na INDIE, door de groote woestyke VAN arabïe. DOOR JAMES C A P P E R, Esq. COLONEL IN DIENST VAN DE OOST INDISCHE MAATSC HAPPY IN ENGELAND. TEN TAN DA VIA EST. Naar den Tweeden Druk uit het Engehch. Met Kaarten. Te AMSTERDAM, By J. T N T E M A, 1786.   VOORREDEN. De vleiende goedkeuring, waar mede de Eerfte Druk van dit Werk ontvangen is, doet het my leed zyn, dat ik om een' tweeden gevraagd worde, eer ik tyds genoeg gehad hebbe om denzelven uit te voeren op eene wyze , welke denzelven eenigermaate der oplettendheid van het Gemeen waardiger konde maaken. Maar, dewyl het niet onwaarfchynelyk is, dat veele Reizigers in den loop van het tegenwoordige jaar verplicht zullen weezen om te land na en van Indië te reizen, en begeerig zyn om hun voordeel te doen met deeze Onderrichtingen, hebbe ik eenige weinige Exemplaaren doen drukken, met eenige noodzaaklyke verbeteringen, zo van drukfeilen als andere: cn daar ik te vooren de noodzaaklykheid van het openen eener gemeenfchap met Tndië, langs de Roode Zee, maar even aange* 3 roerd  vi VOORREDEN. roerd hebbe, zal ik nu, in deeze Voorreden , my begeeven toe eene meer naauwkeurige befchouvving van dit gewigtige onderwerp. Onze [der Engelfchen] uitgeftrekte en kostelyke Bezittingen in de Indien hebben al lang de afgunst van alle andere Europifche Volken gaande gemaakt. En het is geheel niet onwaarfchynelyk, dat de Zeemogendheden, Frankryk, Spanje en Holland, aangefpoord wierden, om zelve werklyk deel te neemen tegen ons, in den laatfren ongelukkigen oorlog; niet alleen door het oogmerk oni ons te berooven van onze Volkplantingen in het Westen, maar ook, om, indien het mogclyk ware, onze Bezittingen in het Oosten van ons af te fcheuren, en onder elkander te verdeelen (*): en dat zelfs de Kei- (*) Wy behoeven niet te zeggen, hoe ver de Schryver hier van de waarheid afwyke. Ieder weet hier, dat de onzen niets meer begeerden dan het genot der Traciaaten, door welke Engeland aan ons verbonden was , van welke het zelve voor dee-  VOORREDEN. vit Keizer, en Rusland, Denemarken en Zweden , onzydig bleeven, in hoope van den eenen tyd of den anderen de winften van dien voordeeligen handel met ons te deelen. De Keizer heeft, voornaamelyk met dat oogmerk , de Haven van Trieste reeds opengefteld, en wendt zyne poogingen aan, om den lang verloren handel der onderfcheiden fteden in -de Nederlanden te doen herleeven. Rusland heeft den vryen uittogt in de Zwarte Zee bedongen, om dat gedeelte van den eerstgemelden koophandel, welk eertyds langs de Golf van Perfie gedreven werd, in zyn oud kanaal te doen te rug deezen had gebruik gemaakt, maar welke het ons misgunde; dat wy, niettegenftaande de ongehoordfte tergingen en mishandelingen, alles met taai geduld verdroegen, tot dat de Engelfchen , om een' vetten buit in hun nest te fleepen, onder een nietig voorwendfel , ons eensklaps den oorlog verklaarden. Die oorlog werd van hunnen kant aanvallende gevoerd; maar hoe van den onzen? Verdedigende? kan het zo nog heeten? In de Americaanfche onlusten namen wy geen deel dan zeer laat, en enkel met woorden. *4  vin VOORREDE Ny rug keeren. Denemarken kan vooruitzien op het uitbreiden van zyne Bezittingen in dat gedeelte der waereld; en Zweden hoopt waarfchynelyk een gedeelte van den roof te zullen erlangen, en eenige Bezitting in Indië te verwerven door zyne getrouwe vrienden de Franfchen. Hadden niet cenige denkbeelden van deezen aart de overhand gehad , wy zouden, geduurende den laatllen oorlog, niet tegen een' zo grooten zwerm van vyanden geftreden hebben, noch, daar wy met verwoestinge gedreigd wierden, verlaten zyn door onze beste Vrienden. Zeer waarfchynelyk gaven dezelfde oorzaaken ook aanleiding tot de onnatuurlyke verbindtenis van het Hof van Verfailles met de Rcpubiikeinfche partye in Holland, en kunnen misfehien ftrekken om die verbindtenis leevendig te houden (*> Wanneer de Franfchen in ftaat ge- (*) Tot de verbindtenis met Frankryk, dat ons waarlyk edelmoedig behandelde, werden wy door de Etigellchen zeiven genoodzaakt. Anders waren wy  VOORREDEN. ix geraaken om een' nieuwen twist met ons te beginnen, hebben zy, ongetwyffeld, zich vast bepaald om hunnen aanval te doen in het Oosten; en dewyl zy geene haven nader aan het Schiereiland van Indië hebben dan het Eiland Mauritius , hebben zy eene naauwe verbindtenis gevormd met de Hollanders, op dat zy te gelyk hulp mogen verkrygen door de medewerkinge van derzelver, ■met de hunne vereenigde, krachten, en het voordeel genieten van Trinconomale, eene der veiliglte havenen in de waereld, en verre wech de best gelegene van alle in Indië, het zy om hunne eigen Bezittingen in de baai van Bengale te dekken, het zy om de onze te knellen. En het is niet te verwonderen, dat de Hollanders zich gereedlyk met dit ontwerp vereenigden; want, in gevalle van eene vredebreuk met hun, zouden wy an- wy geheel verfcheurd door de klaauwen der roofgierigheid. En is die verbindtenis zo onnatuurlyk? In veifcheiden Staatkundige Schriften is het tegendeel getoond. * 5  x VOORREDEN. anders , door de meerdere fterkte van onze Vloot (*■), in zeer weinige weeken hen uit het Schiereiland van Indië kunnen verdryven, en zelfs bezit neemen van het Eiland Ceylon, verre wech het kostbaarfte juweel van het Gemeenebest. Gednurende den onlangs geëindigden oorlog, hadden wy in Indië dikwyls geen bericht uit Engeland, geduurende acht of negen maanden; noch hoorden wy iets van de vredebreuk met Spanje, voor langer dan elf maanden na het begin der vyandlykheden in Europa. De Spanjaarden, die, gelukkiglyk voor ons, langzaam zyn in hunne beraadflagingen, en geenzins fchielyk in hunne krygsverrichtingen , deeden hun voordeel niet met ons gebrek aan kondfchap. Maar, indien een oorlog uitborst met Frankryk en Holland, het geen, om de reeds gemelde redenen, my geheel niet onwaar- fchy- (*) Van zo veel belangs is het, dat men de Zeemagt in beteren ftaat brenge: Jas est et ab holle doceri.  VOORREDEN. m fëhynelyk voorkomt, kunnen wy alle onze Bezittingen ingefloten zien, eer wy weeten, . dat zy in gevaar zyn van aangetast te worden, en hooren, dat zy geheel verloren zyn, eer wy in ftaat zyn om ze te ontzetten. De middelen, door welke wy onze vyanden kunnen beletten, dat zy, eerder dan wy, berichten na Indië zenden, zyn ten deele reeds aangewezen in de Inleidinge van dit Werk: maar zedert het in 't licht geeven der voorige Uitgaave, is een voorval gebeurd, dat het ontwerp, daarin voorgefteld, om eene herroeping van het Turkfche Bevelfchrift te vraagen, zeer veel gemaklyker kan maaken, en de Turken ook behoorde te beweegen om onze Renboden ongemoeid door Egypte te laaten trekken. Het voorval, dat ik bedoele, is het Vredesverdrag , onlangs tusfchen de Rusfen en de Turken gefloten; waarby de eerstgemelden voor het vervolg verlof hebben gekregen om de Dardanellen voorby te zeilen, en de vrye vaart op de Zwarte Zee te genieten. Daar de Turken dus  xn VOORREDEN. dus de voornaamfte deur van hun Ryk geopend hebben voor hunne openlyke en verfchrikkelyke mededingers, kunnen zy niet, met eenige voegzaamheid, of fchyn van reden, ons verlof weigeren, om ten minften paketbooten de Roode Zee op na Suez te zenden. In het eene geval geeven zy een weezenlyk voordeel op; in het andere wordt hun niets gevraagd, dat, zelfs van ter zyde, hunne eer of belang kan krenken. En, waarlyk, het is misfchien hunner overweeginge wel waardig, of het niet beter voor hun zyn zoude, alle hunne havens voor andere Europeaanen in het algemeen open te {rellen, dan, door op eene eenzydige wyze, de voordeden van hunnen handel met de Rusfen te deelen, dat byzondere Volk, over wiens toeneemenden rykdom en magt zy de meeste reden hebben om yverzuchtig te zyn, te verfterken en te verryken. Daar de Egyptifche Regeering in eene groote maate onafhangelyk is van de Porte, is het, misfchien, noodzaaklyk ook  V OORREDEN, xrn ook te overweegen, of de Beys wel zouden goedkeuren, dat onze Renboden door hun land trokken. De Beys hebben altoos den handel uit Indië na Suez zo veel aangemoedigd , als men onderftellen kan dat een zo onbeftendige en woelzieke hoop menfchen eenige, tot algemeen voordeel ftrekkende, maatregelen zal aanmoedigen. De reden hiervan is gemaklyk te vinden. Indien zy, door eenig middel, den Indifchen handel regelrecht na Suez konden brengen, zouden zy al de belastingen van Invoer en Uitvoer, welke nu te Gedda betaald worden, ontvangen, ter fomme van bykans tweemaal honderdduizend ponden ilerling in het jaar. Zy zullen , gevolgelyk, maatregels bevorderen uit welke zy zulke aanzienlyke voordeden zouden trekken. De eenige tegenkanting, die wy zouden ontmoeten, zou komen van den Sherif van Mekka. En deeze zelfs, gelyk ik aangemerkt hebbe, zal ons niet langer moeilyk vallen, wanneer hy ziet, dat wy ons onthouden van  KTC VOORREDEN. van koophandel te dry ven, en ons ftipteLyk bepaalen tot het zenden van paketbooten met Brieven. Bykans ieder jaar valt 'er iets voor het geen toont hoe noodzaaklyk het zy dat wy in ftaat zyn om Brieven langs de Roode Zee te zenden. Jk zal hiervan een zeer treffend voorbeeld bybrengen, het geen gebeurde by het einde van den laatften oorlog. — Na dat de vrede getekend was, werd de tyding daarvan overgebragt na Indië, zo wel dwars door de groote Woestyne , als over de Kaap de Goede Hoop. Evenwel bereikte zy Madras niet voor het einde van de maand Juny. Op den 13den en x$$&t van die maand, vielen 'er twee gevechten te land voor, en omtrent denzelfden tyd één ter Zee, waarin tachtig Officieren, en meer dan tweeduizend man, fneuvelden. Was nu de vaart over Suez op dien tyd open geweest, de Brieven hadden uit Engeland, na het tooneel der krygsbedryven, kunnen overgebragt worden in zeventig da*  VOORREDEN, xv dagen, en gevolgelyk had men deeze onnoodige opoffering, van zo veel braave luiden, kunnen voorkomen. Maar dit ongeluk , zo groot als het was, konde nog erger gelopen hebben. Want, na dat onze Vloot na Madras was gezeild, had de Heer de Suffren voorgenomen alle zyne zeefoldaaten, en eene party matrooz.n, aan land te doen flappen om zich te vereenigen met de Franfche troepen te Cuddalore, en een' wanhoopigen aanval op ons Leger te doen. Indien, derhalven, de Brieven, door eenig onvoorzien toeval, flechts eenige weinige dagen langer waren opgehouden , en dit ontwerp ter uitvoeringe gebragt, zou de uitflorting van bloed nog grooter geweest zyn. Met eene zo veel aanzicnlyker magt, hadden de Franfchen ons geheele Leger kunnen vernielen: waardoor alle onze Bezittingen op de kust van Coromandel bloot gelegen zouden hebben voor de aanvallen van tippo sahib, die waarfchynelyk zich aan onzen vrede met de Franfchen weinig of niet gefloord zou hebben» Men  xvi VOORREDEN. Meri zal natuurlyker wyze onderftellen , dat niets, behalven de vrees van zich met zeer zwaare onkosten te belasten, de uitvoering van een Ontwerp, dat op Staatkunde en Menschlievendheid beide gegrond is, zou kunnen beletten of vertraagen. Maar men kan gcmaklyk bewyzen, dat indien 'er eene Acle van het Parlement gemaakt wierd, om eene post voor de Oöstindifche Brieven op te richten, de Regeering der O. I. Maatfchappye daarby zeer veel zou kunnen winnen. Het is niet noodig, in een Werk van deezen aart, te treeden in eene lange reeks van uitrekeningen, om de waarheid van dit gezegde te ftaaven. Maar, indien de Regeering dit Ontwerp wil goedkeuren en onderfteunen, zal men veele byzondere perfoonen kunnen vinden, die het noodige geld vooraf willen fchieten, en, met één woord, al de kosten goedmaaken, onder voorwaarde, dat men hun toelaate eene redelyke Vragt voor de Brieven te ontvangen. I N-  INLEIDING. De volgende Brief werd in Indië gefchreven op verzoek van een' perfoon van aanzien, die eens in gedachten nam om langs den weg van Suez weder te keeren na Europa. Ik had op dien tyd geen oogmerk om denzelven gemeen te maaken. Maar devvyl, zedert myne terugkomst in Engeland, veelen myner vrienden my om een affchrift verzochten , hebbe ik, om de moeite van zelve het ftuk af te fchryven, of de onkosten van het te doen affchryven door anderen, te ontwyken, ten laatften met tegenzin myne toe. Itemming gegeven om het ter drukpers te laatèn gaan. De eerfte zwaarigheid dus te boven gekomen zynde , zal ik nu myn best doen om deeze Uitgaaf zo welgevallig te maaken als ik kan, door 'er een bericht by te voegen van A den  (II) den gefchiktften tyd, en de aangenaamfte wyze van over Suez uit Europa na Indië te reizen. Maar dewyl de Turken tegenwoordig allen Europeaancn verboden hebben langs deezen weg te reizen, zal het in de eerfte plaatze welvoegelyk zyn de redenen van dat verbod te ontvouwen, en te tooncn, dat de tegenwerpingen , welke de Turken maaken tegen het doortrekken van reizigers door Egypte, gcmaklyk kunnen uit den weg geruimd worden. Deeze weg na Indië was eenmaal de meest gebruikte van allen, maar, na de ontdekking van de vaart rondom de Kaap dc Goede Hoop, werd hy verwaarloosd dooide meeste Europifche Volken , en genoegzaam geheel overgelaten aan de Mahometaancn, die den handel langs de Roode Zee op de volgende wys dryven. In de maanden November, December, en January vergaderen de pelgrims, welken na Mekka ter bedevaart gaan, omtrent Suez. Sommigen hunner maaken eene Caravanc, en reizen van daar te land: maar zy, die koopmanlchappen by zich hebben , bevrachten groote fchepen van drie tot zeshonderd Jasten , om hen cn hunne goederen over te voe-  Voeren na Gedda (*), eene zeehaven niet volkomen zestig [Engelfehe] mylen van Mekka, en omtrent twee graaden van den Keerkring. Dewyl in de Roodc Zee aan de verfchillende zyden van den Keerkring verfchillende winden waaien, kunnen, in het zelfde jaargetyde, fchepen van tegen elkander overgefteldc kanten te Gedda koomen. Zy, welken , op den bovengemelden tyd, van Suez koomen, doen hun voordeel met den Noordwesten wind, terwyl anderen, die uit de Indien of uit het Gelukkige Arabië koomen, den regelmaatigen Zuidwesten Moufon te baat hebben. De bedevaartgangers, de plichten van hunnen Godsdienst volvoerd, en hunne wa^rcldlyke belangen in orde gebragt hebbende, trachten het, indien zy kunnen, zodanig te fchikken , dat zy tydig genoeg van Gedda vertrekken, om zich te kunnen bedienen van den Khumfeen (i) Wind , welke \, uit (*) De G moet in dit woord worden uitgefproken als eene Sj of DJ] : van waar n i e b u h r in zyne Reisbefchryving ook fpelt Df/idila. (i) Khumfeen of Khumjoon betekent in het Arabisch vyftig. Decze wind heeft zynen naam daarvan, dat hy geduurende vyftig dagen waait op ds boven gemelde wyze. A 2  C iv ) uit den Zuiden waait van het einde van Maart tot het mijden van May, en hen, in minder dan eene maand, na Suez te rug brengt. De Indiaanfche fchepen moeten ook Gedda vroeg genoeg verhaten om voor het einde van Augustus buiten de engten van Babelmandel te zyn. Deeze-zamenkomst der Mahometaanen, te Gedda, heeft den oorfprong gegeven aan eene foort van Jaarmarkt aldaar, welke aan de Regeeringe eene aanzienlyke fom moet opbrengen, dewyl alle ingevoerde goederen eene geregelde belasting van tien ten honderd betaalen. De regeering van Gedda behoort, eigenlyk gefproken , den Sherif of Opperpriester te Mekka. Maar, om de belcherming en hulp der Turken te genieten, wanneer hy die noodig heeft , ftaat deeze ook den Grooten Heer (a) toe, dat hy eenen Basfa derwaards zende. De Sherif eigent het grootfte gedeelte der inkoomften tot zyn eigen gebruik, gee- ' (2) De Groote Heer beroemt zich een gebiedend gezach te hebben over de drie Arabicn, en de kust van Barbarye. Maar dat gezacli wordt door de Voriten dee^er landen nooit daadelyk erkend, dan wat* neer het (kookt met hun belang, gelyk in dit voorbeeld.  Cv) gcevende aUeeftïyk een gering aandeel aan den Basfa. Maar fomtyds is hy ook verplicht eenige weinige beurzen (f) na Conftantinopolen te zenden, om den Grooten Heer en deszelfs Staatsdienaars in eene goede, luim te houden. In het jaar 1774 Helde de Gouverneur Generaal van Bengale aan fommige koopluiden te Calcutta voor, een fchip na de Roodc Zee te zenden, gelaaden met eene party goederen , gefchikt naar de Turkfche markten, en met dezelve regelrecht na Suez te zeilen, in plaatze van ze te Gedda te ontfeheepen. Hy hoopte hier door eenen nieuwen handel te vestigen , welke voor ons , en voor de Turken in het algemeen, even voordcelig zoude weezen, en te gelyk een nieuw kanaal te openen,waar langs men berichten uit Europa na Indië, en weder te rug, konde zenden. Het is niet noodig, hier ter plaatze de waarde van dit ontwerp, voor zo ver het den koophandel betreft, te ovcrweegen: het zy genoeg te zeggen, dat de Sherif van Mekka zeer fchiclyk zich hierover ontrustte, en zynen geheelen, zo geestelyken als tydclyken in- (t) Eene beurs bedraagt omtrent 500 ryksdalers. A 3  invloed gebruikte om deszelfs voortzetting te fluiten. In zyne onderhandelingen by de Porte over deeze zaak, werd hy ook yverig onderfteund door eene menigte van Turkfche koopluiden, welken vreesden , dat zy, by het daalen van de pryzen der Indifche waaren op hunne markten, fchade zouden lyden, het geen te eenemaal een einde zou gemaakt hebben aan den ouden vastgefteldcn handel op Basfora en Aleppo. Door een' zo gewichtigen zamenloop van belangen, verwierf men van den Grooten Heer eenen Firman, welke, ontkleed van de hcrhaalingcn, deezen Hukken eigen, en van Oosterfche grootfpraak, aüeenlyk het volgende behelst. „ De Gcfchiedenisfchryvers berichten ons, „ dat de Christenen, een ondernecmend en „ listig volk, van de vroegftc tyden af, be„ ftendiglyk zich bediend hebben van bedrog „ en geweld om hunne llaatzuchtige oogmer-, „ ken te bereiken. Onder den fchyn van „ koopluiden wisten zy eertyds zich te ves„ fifgéb te Damascus en te Jeruzalem ; op 5, dezelfde wyzc hebben zy naderhand wee„ ten voet te krygen in Indostan , , alwaar '3, de Engelfchen dc Ingezetenen tot fiaaverny gebragt hebben. Hetzelfde Volk nu aan- V 6*  C vu) gemoedigd door de Beys, hebben onlangs 3, getracht zich in te dringen in Egypte , „ buiten twyffel met oogmerk, om, zo ras „ zy kaarten van het land zouden gemaakt » en plans van de vestingen genomen heb„ ben , deszelfs verovering te ondernee„ men. Om deeze hunne gevaarlyke bedoelingen tegen te gaan, bevalen wy, op bet eerfte „ bericht van hunne handelingen, hunnen Af„ gezant aan zyn Hof te fchryven, met be„ geerte, dat hunnen fchepen niet wierd toe„ gelaten de haven van Suez te bezoeken. „ En dewyi aan deeze onze begeerte ten vol" „ len is voldaan, zullen, wanneer in het ver,, volg eenige hunner fchepen onderneemen „ aldaar te ankeren , de laadingen verbeurd „ verklaard , en alle perfoonen , welke zich „ aan boord bevinden, in hechtenis genomen „ worden, tot dat ons verder goedvinden be„ kend worde." Indien het noodig ware, zouden de Christenen zich zeer gemaklyk kunnen verdedigen tegen de befchuldigingen , welke hun in deezen Firman worden aangetygd, en ze met volkomen waarheid en rechtvaardigheid op de Mahometaanen doen te rug ftuiten. A 4 Het  C vin ) Het is algemeen bekend, dat de Ieerltellingen van hunnen Godsdienst, en de beginfels hunner Regccringc, deezen eenen geest van veroveringe en onderdrukkinge inboezemen; in zo verre , dat overal, waar hun Godsdienst en Regeeringsvorm gevestigd zyn, de voornaamfte onderdaan niets meer is dan de eerfte flaaf des Ryks, en gevolglyk elk hunner , zonder den geringften vorm eencr rcchtspleeginge van zyn eigendom of leeven kan beroofd worden. Hoe belachelyk is het dan , een' Mahometaanfchen willekeurigen AUeenheerfcher te hooren klaagen , dat de invvoonders van eenig land tot flaaverny gebragt zouden worden ? Maar de Gefchiedenisfchryvers van den Grooten Heer moeten hem wonderlyk misleid hebben, omtrent de handelingen der Mahometaanen en der Engelfchen in Indostan , of hy zou bezwaarlyk gewaagd hebben eene vergelyking tusfchen beiden te maaken. Beide partyen zyn even zeer vreemdelingen in dat land. De Mahometaanen vertoonden 'er zich eerst met het openbaare oogmerk om veroveringen te maaken: daar dc Christenen in het algemeen, en in het byzonder de Engelfchen, nooit eene daad van  ( ix ) geweld in Indië bcdreeven, voor dat zy genoodzaakt werden de wapens op te vatten ter zelfverdeediginge. Kunnen wy, na dat suraja uL dowla een aantal onzer landsluiden , te Calcutta , onrechtvaardiglyk, had ter dood gebragt, befchuldigd worden, dat wy ons gevoelig toonden over zulk eene wreedheid en onverdiende kwaade behandeling? En zoude het, na dat wy den degen, in eene rechtvaardige zaakc, getrokken, cn den aanvaller geftraft hadden , voorzichtig in ons geweest zyn , de wapens gerustlyk neder te leggen, en ons te onderwerpen aan de onderdrukkingen van den nieuwen Nabob, die zeer vroeg eene verraaderlyke en vyandlyke gelteltenis jegens ons liet doordraaien? Zekerlyk, neen. Het zou de uiterftc dwaasheid geweest zyn zich te verlaaten op de goede trouw der zodanigen, welken geene banden van eere of dankbaarheid konden wederhouden (3), Dus (3) Meer j af fier, de Nabob van Bengalen, was naauwlyks geplaatst op den throon van suraja ul dowla, of hy begon, onmiddelyk, aanflagen tegen ons te fmeeden. Maar zyne onderhandelingen met de Hollanders ontdekt zynde, werd hun ontwerp, uit vreeze, dat eene zo gemaklyke gemeenIchap tusfehen Europa en Afië, in het einde, nadcelig zou kunnen worden voor onzen Indifchen handel. Laat zulke menfehen berekenen, hoe veel het opzenden van goederen langs de Roode Zee na Suez; het ontfeheepen van deeze goederen, en het vervoeren van dezelve op kameclen, tot aan den Nyl, langs eenen wech van meer dan zeventig [Engelfche] mylen ; het verzenden van dezelve van Cairo na Alexandrië, Rofetta of Damiate, en het weder laaden derzelve, op eenige der gemelde plaatzen , om ze na de Europifche Markten te voeren , zou bedraagen; en zy zullen bevinden , dat goederen , in een bekwaam jaargetyde, de Kaap de Goede Hoop rond gezonden, en niet onderhevig aan verdere onkosten noch aan het gevaar van  C X XVII ) van onderwech bedorven te worden, ten minftcn vyftig ten honderd beter koop op alle Europifclïe Markten zouden komen. Wanneer de Vcnetiaanen den Indifchcn handel verlooren , werden 'er geen geweld noch looze ftreeken gebruikt om hen van denzelven te ontzetten ; de handel fiierf van zelve, dewyl de Portugcezen en andere Europifche Volken , de Kaap de Goede Hoop omreizende, uit hoofde van de kortheid en veiligheid der reize, tot minderen prys dan zy, die artikelen van den Indifchen Koophandel konden verkoopen , welke zy alleenlyk ontvingen, langs den meer verdrietigen, gcvaarlyken en kostbaaren wech der Roode Zee. Maar , indien wy het gevaar, dat de handel langs deezen wech nadeelig zou kunnen worden voor den onzen over de Kaap de Goede Hoop , in zyne grootile uitgeftrektheid toeflaan , moeten wy dan onderftellen, dat andere Europifche Volken zo blind zyn voor hunne eigen belangen, zo byster onkundig, of zo ongerymd ongevoelig, dat zy dit niet zouden ontdekken , en onmiddellyk hun voordeel doen met hunne kundigheden? Waarom zouden wy dan weigeren in die voordeden met hun te dcekn, daar wy de magt niet hebben om hun de- zcl-  C XXVIII ") zelve te beletten ? Indien de goederen weezenlyk, langs dien wech, beter koop in Europa kunnen gebragt worden, moet dec Indifche handel, onvermydelyk eene nieuwe omwenteling ondergaan. Maar hier uit volgt niet, dat wy 'er het zelfde aandeel niet in kunnen behouden , welk wy nu bezitten, zo lang wy onze tegenwoordige bezittingen in het Oosten kunnen bewaaren, en Engeland, gelyk het nu is, de eerfte Zeemogendheid der Waereld blyft. Maar het is tegenwoordig de vraag niet, of de handel, langs de Roode Zee, dien over de Kaap de Goede Hoop ecnigen aanmerkelyken afbreuk zal kunnen doen; en het is zckerlyk onze zaak niet daarvan eene proef te neemcn, Alles wat wy voor als nog begceren, is de herroeping van den meergemelden Firman, zo veel aangaat het verkrygen van eenen vryen doortogt voor onze renboden door Egypte, iets dat in gemecne rechtvaardigheid niet kan geweigerd worden. De inhoud van den Firman benadeelt onze belangen in weczenlyke Rukken , cn dcszelfs uitdrukkingen zyn ten uiterffe hoonende; en wy moeten niet vergeeten , dat dezelve werd uitgegeven in het uur onzer dicpite verlegenheid. Gclukkiglyk is het tooncel nu veranderd: en indien wy te edcl>  ( XXIX ) edelmoedig zyn om van die vcrandcringc ons te bedienen, is het, evenwel, cc hoopen, dat wy de Turken ten minlr.cn zullen verplichten tot het toeflaan van onze cifchen, indien al niet tot het verzoeken van verfchooningc voor hunne baldaadighcid en onrechtvaardigheid. De wech na Indië ovcrBasfora is vermoeiende , en niet zonder gevaar. Men zal, gevolgelyk, zelden langs denzelven reizen uit vcrkiezinge, of enkel om zyne nieuwsgierigheid te voldoen. Maar, dewyl het kan gebeuren, dat fommigc bedienden der Maatfchappye , verplicht zyn, ter verrichtinge van zaaken hunnen post betreffende, de grootc woestyn door te trekken , oordeele ik het van mynen plicht hun alle onderrichting te geeven, welke in myn vermogen is, op dat zy de bevelen hunner meesteren met veiligheid en vaardigheid mogen uitvoeren , en de reis voleindigen met alle mogclyk gemak voor zichzclvcn. Met dat oogmerk zal ik, aan het einde van dit Werkje, het affchrift voegen van een Dagverhaal, dat ik hield, toen ik dien wech langs reisde. En dewyl een enkel Reisboek voor de meeste Leezers van zeer weinig belang zou weczen, hebbe ik 'er eenige voorvalletjes en aanmerkingen tusfehen gemengd ,  ( XXX ) mcngd, welke, gelyk ik vertrouw», teven* aangenaam en nuttig zullen geoordeeld worden. Wy zullen dan in ftaat zyn, om, langs ver' fchilk-nde wegen, over -de Kaap de Goede Hoop, over Suez, en over Basfora, brieven en berichten na en van Indië te zenden. Maar wanneer wy van ééncn van allen zyn uitgefloten , zal 'er in elk jaar eene angftige tusfchenruimte van eenige maanden zyn , geduurende welke wy van weerskanten onkundig zullen zyn van het geen 'er in de onder* fcheiden gewesten gebeurt. Het beste jaargetydc om Engeland te verlaaten, om over de Kaap de Goede Hoop na Indie te reizen, begint in November en eindigt in April: dat om over Suez te gaan, begint in April en eindigt in het midden van Juny: de reis over Basfora zal de beste zyn geduurende de overige deelen des Jaars. Het vastflellen van eene beftendige opvolginge van berichten, bykans even regelmaatig als onze posten te huis , zou zeer geringe, indien eenige, onkosten vereifchen; zoude algemeen genoegen geeven geeven aan allen, die eenig belang hebben in de Indifche zaaken; en ter zelfder tyd ontelbaare voordeden aanbrengen, zo wel aan de Regecringc, als aan de O. I. Maatfchappye. BK IE F.  BRIE F, OVER HET REIZEN uit IND1E,door EGYPTE, over SUEZ. MYN HEER, Ik zou weinig zwaarighcid vinden in het bcfchryven ecner reize na Europa over land langs den wech van Suez, op eene wyze, die nuttig ware, en misfchien in zekere maate vermaakelyk voor iemand, die nooit de groote woestyn ware doorgetrokken; maar ik erkenne, dat ik verlegen ben, hoe ik myne- reden over dat onderwerp zal richten tot U, die reeds den wech, welke over Basfora leidt, gereisd hebt, en derhalven eene volmaakte kennis meet hebben van bykans alles wat een Reiziger noodig heeft te vvcetcn. Maar, dewyl ik, misfchien, niet in Haat zal zyn om het geen voor U vereiscfit wordt te onderfchciden van het geen gy niet noodig hebt, zult gy, myn Heer, my wel toelaaten, dat ik de verhandeling van myn onderwerp aanvangCj als of gy nooit in Arabic' geweest waart.  2 BRIEF over het REIZEN waart. Indien dan het grootfte gedeelte van mynen raad voor U zeiven onnoodig moge weczen, het zal ten minftcn, in vervolg van tyd, van dienst kunnen zyn voor den eenen of den anderen uwer vrienden. De voornaamfte tegenwerpingen, welke ik hebbe hooren maaken tegen het doen cener reize na Europa over Suez, zyn de kosten, de ongemakiykheid en het gevaar dier reize. De kosten zouden eene beuzeling zyn voor eenen man van vermogen ; of, wanneer zy tusfehen twee of drie perfoonen verdeeld wierden, zouden zy voor elk hunner minder beloojperi, dan of zy over de'Kaap de Goede Hoop reisden: de vaart langs de Roodc Zee is nu tamelyk wel bekend, en kan in een gefchikt jaargetyde niet langer gevaarlyk gerekend worden ; en wat het ongemak aanbelangt, ik weet 'er geen, dat niet genoegzaam geheel kan worden wechgenomen, door een weinig gelds ter rechter tyd en plaatze te beftceden. Wanneer gy van Suez na Alexandrië reist, kan het gebeuren, dat gy eenige onaangenaame hinderpaalen ontmoet, voor welke een man van. rang en middelen doorgaans veilig is in meer befchaafde landen; maar de meeste van deeze kunnen vermyd, of ten minftcn grootlyks vermin-  UIT INDIE nooft EGYPTE. 3 rtinderd worden door gefchenken van eene niet groot waardye te geeven aan de Beys en andere Voornaame luiden in Egypte. Een Europeaan behoort, om de befchimpingen van volk van laagen rang te ontgaan, in alle Arabifche en Turkfche landen, vooral in die , welke naby de ftad Mekka zijn, zijnen baard en knevels te laaten groeien, en altoos eene Oosterfche kleeding te draagen : het is best dat men éétte Hechte hebbe naar het Arabifche fatfoen, om op reis te gebruiken, en eene andere tamelyk fraaie van Turksch fatfoen, om te Cairo en te Alexandrië te draagen. Indien gy uwe reis in den winter doet, zal eene bonte pels u tevens dienftig zyn, en tot fieraad verftrekken. Maar men dient'op te merken, dat een Christen op geene plaatzcn in het Oosten groene klederen moet draagen; want groen is eene kleur, welke wordt aangemerkt als gewyd aan dezulken die de bedevaart na Mekka gedaan hebben, en aan de nakomelingen van den Propheet. Ook zien de Turken niet gaarne eenen Europeaan in het rood, welke insgeiyks eene begunttigde kleur by Mahomet was. Zy, die lange reizen in Europa onderneemen, zyn verplicht zich te voorzien van C wis-  4 BRIEF over het REIZEN wisfclbrieveti; maar op deeze reize zyn dezelve niet volftrekt noodzaaklyk: een perfoon van bekend charafter kan den gantfchen wech langs crediet vinden, tot welke fom hy wil, tegen wisfels op Engeland of Indië. Doch, indien men verkiest niet zonder een' genoegzaamen voorraad van gereed geld te zyn, moet men Venetiaanfche Zechinen by zich necmen, die gemaklyk te draagen, en tevens gangbaar zyn in alle landen tusfehen Indië en Engeland. Ik vertrouwe, dat gy geene zwaarigheid zult vmden in het bekomen van eenen Tolk om u te verzeilen, die zo wel de Arabifche als de Turkfchc taal kan fpreeken. De eerfte is volftrekt noodzaaklyk van den mond der Roode Zee tot aan Suez, de andere is meest m gebruik by alle menfehen van rang in Egypte. Geduurende de maand November, op welken tyd ik u zou voorflaan Madras te verlaatcn, is de reis rondom het Eiland Ceilon ten uiterftcn verdrietig. Ik zou daarom van gevoelen zyn, dat het verkieslyker voor u ware de Regeering te Eombay te verzoeken om eenen of meer Kruisfers der Maatlchappye, om dezelve, omtrent het midden van  uit INDIE door EGYPTE. 5 van November te zenden na Anjengo, eenen voor u zeiven, en een' kleineren tot eenen ligter of eene lootsfchuit. De Kapitein van het fchip, waarop gy u begeeft, zal van zelve zorg draagen, om een' genoegzaamen voorraad van allerlei foort van behoeften voor uwe tafel aan boord te neemen; maar bovenal moet hy last hebben om van Bombay de ruimte van water mede te voeren; want het water op het zuidlyke gedeelte der Malabaarfche kust is maar gemeen, en het beste, dat men in de Roode Zee kan krygen, naauwlyks drinkbaar. Indien gy, in de maand November, dat is in het fterkfte der Moufon, reist door het land van Travancore met uwe pakkaadje, loopt gy gevaar, dat de regen ze bederve: uwe bedienden moeten daarom met dezelve wat vroeger vertrekken. In een' goeden Palanquin zult gy zelve weinig ongemak van het wreder hebben; want gy kunt alle nachten flaape:i in goede Choultries, of anders in de Kerken, den geheelen wech van Pollamcotah tot Anjengo (6). Een Zee- (6) In het Oosten, alwaar men geene herbergen heeft, is men verplicht geweest openbaare gebouwen te ftichten, tot het ontvangen van reizigers. Deeze C 2 ge-  6 BRIEF over het REIZEN Zeeman zoude u misfchien raa'en niet zo vroeg als in November van de Ma'abaarfche kust te zeilen; hy zou zeggen, dat het te vroeg was om een' fpoedigen overtogt te hebben; want dat gy gevaar zoudt loopen van boven Gedda tegenwind te krygen. Het is waar , indien gy begeerig zyt om eene korte reis te hebben na Suez, moet gy niet denken om Gedda te pasfeeren voor het begin van den Khumfeen wind. Maar wat my belangt , ik zou zonder bedenkinge liever verkiezen eenige weinige dagen langer aan fcheepsboord te blyven, om het genoegen te heb- gebouwen draagen verfchillende naamen in onderfcheidtn landen. Op de luist van Coromandel worden zy Choültriés genoemd. — De Kerken, van wel- l.e boven gefproken wordt, zyn die, tot welker opbouwing de Iloomsch-Catholyke Zendelingen verlof hebben verworven van den Koning van Travancore, langs de Zeekust van deszelfs ryk. Maar de goede Vaders, fchoon onvermoeid in het verrichten van hunnen plicht, hebben, door hunnen yver, aan de zaak des Christeïyken Gódsdiensts meer nadeels dan voordeels toegebragt: want, daar zy de laagfte en verachtèlykfte luiden van het land in den fchoot der Kerke aangenomen, en geene andere bckeerelingen gemaakt hebben, worden de Christenen in Indië, met betrekkinge tot den Godsdienst, aangemerkt als het üitfehot van alk andere menfehea.  uit INDIE door EGYPTE. 7 hebben van, by koel weder door Egypte te reizen. De Khumfeen-wind komt uit denzelfden hoek als de welbekende Siroco , en brengt ten naasten by dezelfde uitwerkzels voort ; hy is zelfs op zee onaangenaam, en zoude in het doorreizen der woestyne bykans onverdraagelyk zyn. Ook wil de pest laat in het voorjaar dikwyls uitbreeken , en woedt zelden met veel gewelds te Cairo voor Maart of April. Daar uw Kapitein, zonder twyffel, een Bevelhebber van ondervindingc , en daar by van goede kaarten zal voorzien zyn, zal het voor my niet noodig weezen u met zeemans aantekeningen lastig te vallen. Ik zal daarom de waarnecmingen , die op zee te pas komen, flegts zeer losjesaanroeren , en myne aanmerkingen bepaalen tot het geen voornaamelyk tot uw gemak of tydkorting kan ftrekken. Men heefe op de fchepen , in de maand November , de gewoonte, van, met behulp der zee- en landkoclte, de Malabaarfche kust op te werken tot op de hoogte van Torca of Cochin , en dan met den Noordoosten wind westwaards over te fteeken , om Caipini en Schulipar, twee van de Lacadivifche Eilanden, te bereiken. Na deeze verlaatcn te C 3 heb-  3 BRIEF over het REIZEN hebben, is het eerfte land, dat gy ziet, het Eiland Socotra , het geen naby den ingang der ftraat van Babelmandel is gelegen. De Arabifche of Oostlyke kust van deeze ftraat, welke gy nadert tot op den afftand van eenige weinige mylen, vertoont zommige romaneske gezichten , voornaamelyk beftaande uit onguur groote bergen en hooge gebroken rotzen, met de puinhoopen van kasteelen op dezelve; maar daar zyn weinige bewoonde Heden van eenige betekenisfe, tot dat gy het Eiland Perim zyt voorby gezeild , waarmede de kaap der Oostlyke kust maakt het geen de Arabiers Al Bab, dat is de Poort, noemen. Gy zult weinig tyds verliezen met eens in te loopen te Mocha, de eerfte ftad met eene zeehaven aan de Oostkust van de Roode zee binnen de Poort , alwaar gy u kunt voorzien van allerlei foort van ververfchingen, in het byzonder van alleruitmuntendfte druiven, in overvloed. Indien uw voorraad van mondbehoeften , welke gy van Bombay hebt medegevoerd , niet goed mogt zyn, kunt gy hier Abysfinifche Schaapen koopen , die volmaaktlyk van dezelfde foort zyn als die aan dc Kaap de Go:de Hoop; van welke een  uit INDIE door EGYPTE. 9 een half dozyn genoeg zal wcezen om u te voorzien tot Gedda , alwaar gy gelegenheid zult hebben om u van alles wat tot het overige der reize noodig is, beter in foort en tot laageren prys, genoegzaam te verzorgen. De Schaapen zyn te Mocha zeer duur , wordende alle als een ftuk van koophandel overgebragt van de tegenover liggende kust, van Abysfinie : het fchynt, evenwel , zeer ongemeen , dat de Inboorelingen van het Zuidlyke gedeelte van Gelukkig Arabic, die de fchoonfte paarden, muilezels en ezels van de waereld aanfokken , het aankweeken van fchaapen verwaarloozen , welke, zonder twyffel, in dezelfde weiden zeer wel zouden llaagen : voornaamclyk , daar fchaapen- en lamsvleesch een voornaam gedeelte van hun voedfel uitmaaken. Het gezicht op Mocha, van de Zee, zal u waarfchynlyk doen beduiten om aldaar aan den wal te gaan : de huizen, mosqueën, minarets, en zelfs de ftads muuren, zyn gewit, het geen op eenen afftand een voorkomen van zindelykheid aan de fiad geeft; maar gy zult bevinden, dat het inwendige in geenen deele beantwoordt aan het uiterlyke voorkomen. De Gouverneur zal u zekerlyk door C 4 den  io BRIEF over het REIZEN den Makelaar der O. I. Maatfchappye eene noodiging zenden om aan land te komen, en, indien gy dezelve aanneemt, ben ik verzeke d, dat hy u met de grootfte blyken van achtinge zal ontvangen. Wy werden by hem ingeleid als gemcene reizigers, die, op onzen wech na Europa, ons na Suez begaven. By onze komst aan land deed hy ons begroeten met drie kanonfehooten, en de havenmeester bood ons koffy aan by de poort, alwaar wy eenige weinige minuten ftil hielden, om te wachten na het muzyk van den Gouverneur, gelyk ook na een paard, dat voor ieder van ons geleid zou worden. Dus voorafgegaan, en verzeld door eenige perfoonen van rang, gingen wy na het huis van den Gouverneur, dat in het midden van een groot vierkant plein ftaat , en gebouwd is van ruwen fteen en ongebakken tichelfteenen : wy werden, langs twee naauwe gebroken trappen, na zyne vertrekken geleid, alwaar hy gezeten was in ene foort van chiosque, of eene zitplaats in ccn venfterbank , uitziende op de zee. Hy Hond op, toen wy in het vertrek kwamen, en groette ons zeer beleefdelyk op de Arabifche wyze , door zyne rechterhand op *yne linkerborst te brengen , en het hoofd een  uit INDIE door EGYPTE, n een weinig te buigen. Na eenig algemeen gefprek over onze voorgenomen reis, dat omtrent een vierde deel van een uur duurde , werden' 'er pypen , zuikergebak, en koffy gcbragt, en eindelyk een wierookvat om den baard en de klederen te bewierooken, welks verfchyning, in alle Oosterfche landen, gelyk gy weet, myn Heer, gebruikt wordt als eene leus om u affcheid te doen neemen. Indien gy verkiest aan land te flaapen, zal de Makelaar u brengen in een huis, dat aan xle Maatfchappye toebehoort, en op de Arabifche wyze gebouwd is. Een Heer van het kantoor .te Bombay heeft hier, geduurende twee of drie jaaren, zyn verblyf gehouden, in de hoedanigheid van Supcrcarga of Agent. Maar, dewyl de uitkomst van het ontwerp niet beantwoordde aan zyne eigen verwachtinge, of aan de verwachtinge der geenen, die hem gebruikten , werd hy te rug geroepen ; en de zaakén der Maatfchappye zyn zedert dien tyd grootendeels waargenomen door den Makelaar , die een Inbooreling is van Guzeratte, en zo wel Engelsch als Moorsch ipréèkt Tusfehen Mocha cn Gedda zyn eenige gevaarlyke ondiepten, maar in dit jaargetyde C 5 heeft  12 BRIEF over het REIZEN heeft men van dezelve niets te vreezen, wanneer de wind tot zo verre gunftig is ■om Noordwaarts op te zeilen. De Stad Gedda is niet byzonderlyk waardig gezien te worden , en het is daarom beter daar niet •aan land te gaan. Want, dewyl derzelver afftand van Mekka niet meer is dan zestig {Engelfche] mylen, zou een Christen, van welken rang hy ook mogt wcezen , zelfs al ware hy vermomd in de klecding des lands, onderhevig zyn aan onaangenaame befchimpingen en beleedigingen van het graauw, dat zich bykans oordeelt befmet te worden met den adem van eenen ongeloovigen, wanneer deeze zich zo naby hunnen heiligen grond bevindt (*). Uw tolk, of eenig ander Mahometaan aan boord van uw fchip , zal u alles wel kunnen bezorgen, wat u ontbreeken mag. Te C) De ffli niebuhr vond het te Gedda, of Dfjidda zo erg niet. Het was genoeg, dat hy e:i zyn gczelfchap zich niet begaven na dat gedeelte der Üiad dat het naaste aan Mekka is. Het is waar, dat zy niet alleen op het Oostersch gekleed waren, maar ook Brieven van voorfchryvinge hadden aan den I?as(a en andere voornaame luiden, en daarby do .Arabifche taal fpraken. Maar zelfs het gemeen be'lecdigde hen niet. Niebüiik's Reishfchnyiag , l. Deel. bl. 271, env. van den Hoogduiti'chen druk.  uit INDIE door EGYPTE. 13 Te Gedda begint het onaangenaame gedeelte der reize; want, binnen één of ten hoogften twee graaden benoorden necze plaats , verliest men do )rgaans den pasfaatwind of Moufon, en ontmoet den Noordwestenwind, welke, gelyk ik te vooren hebbe aangemerkt, langer dan tien maanden in het jaar de overhand heeft in dit gedeelte der Roode Zee. De lootzen van Gedda, die jaarlyks eene reis na Suez en weder te rug doen, moeten gevolgelyk bekend zyn met al de havens, gelyk ook met de winden en ftroomen, de voortekens van flecht weder, enz. Het zou daarom voorzichtig zyn eenen derzelven in dienst te necmen om u in veiligheid te Suez te brengen. De kosten , geloove ik , zouden niet meer bedraagen dan dertig ponden iïerling, en hy zou waarfchynelyk uwe reis ten minften veertien dagen , of misfchien drie weeken , kunnen bekorten. Het is zeer te beklaagen, dat de Kapitein van het fregat de Covsntry, die onlangs de Roode Zee opzeilde, onverwacht gewikkeld wierd in eenen twist met de inwoonderen van Coüre, eene plaats omtrent zes graaden noordwaarts van Gedda aan dc Westelyke kust, en niet meer dan honderdentwintig [En-  14 BRIEF over met REIZEN [Engelfche: myJcn van de oevers van den Nyl. Indien het met veiligheid konde gefchieden, zou men altoos liever verkiezen daar te landen dan te Suez: want het bovenfte gedeelte der Roode Zee maakt het verdrietigfte en geyaarjykfte gedeelte der gcheele Reize uit; en daarenboven is Opper-Egypte vol van gedenktekenen der Oudheid. De puinhoopen der vermaarde ftad Thebae zyn binnen den afltand van zeer weinige [Engelfchc] mylen van Ghinnah; wenvaarts men reist van Cofire, en van daar tot aan Cairo zyn de oevers van den Nyl, den gantfehen wech langs, bedekt met aanzienlyke overblyffelen van verwoeste Steden, raakende welke Dr. pococke en de Heer norden zeer geleerde en naauwkcurige berichten hebben in het licht gegeven. Men zegt dat [in het bovengemelde gefchil] niet alleen de fterkte en een aantal van huizen verwoest, maar ook bykans zeshonderd der Inwoon deren van Cofire gedood wierden. Dit verhaal is waarfchynelyk zeer veel vergroot; maar, evenwel, daar, geduurende langer dan twee uuren, een hevig vuur op de ftad gemaakt wierd, is bet toch te vreezen, dat veelen van de Inwoonderen moeten gcfncuvcïd zyn : en het is  uit INDIE door EGYPTE. 15 ïs daarom tegenwoordig overtollig met meer naauwkeurigheid naar deezen wech onderzoek te' doen. Ik kan, evenwel, deeze uitweiding niet befluiten zonder myne hoop te kennen te geeven, dat men hun eenige vergoeding zal doen voor hun verlies; want dit, het zy de aanval rechtvaardiglyk gedaan wierd of niet, is volftrektlyk noodig, eer eenig Europeaan het reizen langs dien wech behoort te waagen. Zy zullen, by wyze van wedervergcldinge, iedereen opofferen, welken zy in handen kunnen krygen, tot dat men eenige krachtdaadigc middelen hebbe in het werk gefield om hen te bevredigen. 'Er zyn vccle groote vlekken, of Heden, aan de Oostzyde der Roode Zee tusfehen Gedda en Suez; maar, dewyl de eene Arabifche Stad weinig verfchilt van de andere,zou het louter tydverlies weczen, indien men, na Mocha gezien te hebben, zich te Yambo of te Tor wilde ophouden. Het eerlle is eene plaats van grooten koophandel niet verre van Medina;, en het andere eene kleine haven, welke meest bewoond wordt door lootzen, alwaar bronnen zyn van tamclyk goed water. Tor is omtrent vyfendertig [Engelfche] mylen van den berg Sinai, by wel-  i5 BRIEF over het REIZEN welken een klooster is van Griekfche Christenen, gedicht, naar men verhaalt, door de Keizerinne helena [de Moeder van const a n tinus den Grooten] en gewyd aan de H. catharina. Indien gy eenige nieuwsgierigheid hebt om dit klooster te zien, zoudt gy, naar alle waarfchynelykheid, door aan de Monniken te fchryven, van de Arabieren verlof kunnen verkrygen om ongemoeid van Tor te vertrekken. Maar de Arabiërs en de Monniken zyn niet altyd in goede vriendfehap, terwyl de roofgierigheid der ecrstgemelden, de weerlooze toeftand der anderen, en de bygeloovigheid van beide partyen, menigvuldige gefchillen tusfehen hen veroorzaaken. De Monniken, om zich tegen alle verrasfing te behoeden, houden altoos hunne deuren genoten; en wanneer zy om noodzaaklyke verrichtingen uitgaan, of weder te huis komen, worden zy in 'eene mand afgelaten of opgetrokken tot een der venfteren van het klooster, welke niet minder dan veertig voeten hoog zyn. Maar zy gaan zelden uit , daar zy alles wat tot verzorging van voorraad voor hunne tafel noodig js, bezitten binnen hunne eigene muuren , welke meer dan drie vierde ee-  uit INDIE door EGYPTE. 17 eener [Engelfche] myl in den omtrek haaien. De reis van Tor na Suez kan, met eenen voordecligen wind, gemaklyk in eenen dag, en, hoe het ook moge loopen, in vyf dagen gedaan worden. Zo dra zich een fchip vertoont in het gezicht van Suez, wordt eene boot aan boord gezonden om na het oogmerk van deszelfs komst te verneemen. Derzelver officier brengt gewoonlyk een gefchenk van den Gouverneur mede, beffaande in een fchaap of twee, eenige platte koeken broods, eene kruik met water , en een' kleinen voorraad van fruit, voornaamelyk oranjeappelen, welke zeer fappig en van een' uitneemend lekkeren fmaak zyn. Dewyl de bode een man is van eenigen rang, is het gebruikelyk hem te begroeten met drie kanonfchooten, en hem te onthaalen op coffy, tabak, zuikergebak, enz. Wanneer hy weder aan den wal gaat, zal hy niet weigeren eenen brief van u aan wien het u gelieft, te Cairo, mede te neemen, en dezelve zal denzelfden avond met eenen bode worden voortgezonden, te gelyk met een bericht van uwe aankomst aan den voornaamiteu Bey • te Cairo , welke Sheick Belled genaamd  18 BRIEF over het REIZEN naamd wordt. Het zou niet voorzichtig zyn eenige geheimen in dien brief te fchryven; maar gy kunt 'er bevelen en berichten , raakende uwe reis, en last in geeven om te maaken, dat te Alexandrië een vaartuig voor u gereed ligge. Gy kunt uwen rang bedekt houden , of openlyk bekend maaken , naar dat gy het gevoegelykst oordeelt. Naar myne gedachten zou het best zyn , dat gy u bekend maakte; onderfteld zynde, dat men geen reden heeft om u te verdenken, dat gy eene groote fora gelds of juweelen van groote waarde met u voert. Het is waar, men zal gefchenken naar uwen rang verwachten; maar dan zal ook hunne oplettendheid in u te dienen geëvenredigd zyn aan uwe milddaadigheid jegens hen ; het onderfcheid van de kosten zal voor eenen man van vermogen gering weezen, en het gemak zeer groot dat gy 'er by winnen zult, wanneer men u voor eenen peribon van hoogen ftaat houdt. Lord a. pigot, die in het jaar 1776 te Cairo was , vertoonde zich daar in zyn weczenlyk cbaraéter , en werd met groote beschaafdheid behandeld; en, indien ik wel onderricht ben , was 'er geene groote onevenredigheid tusfehen de gefchenken ,  uit INDIK door EGYPTE. 19 ken, welke hy gaf, en die, welke hy in vergelding ontving. Iemand, die uit noodzaaklykheid verplicht, of door zyne geaarthcid geneigd is, een zeer zuinig huishouder te zyn, moet niet onderneemen uit nieuwsgierigheid, of vermaakshalve, door het Oosten te reizen, alwaar men de baldaadigheid en bygeloovighcid der inboorelingen alleenlyk kan te boven komen door eene vertooninge van rykdom en milddaadigheid: en indien bezigheden iemand in den bovengemelden toeftand verplichten langs dien wech te reizen, moet hy zich redden zo goed hy kan. De Gouverneur van Suez is gewoonlyk een der Beys, of der groote Heeren, welken de Regeering der Voornaamften (*) in Egypte uitmaaken. Zyn rang geeft hem gevolgelyk recht op eenige beleefdheid. Indien gy verkiest hem een bezoek te geeven, is het alleen noodig, dat gy hem daags te vooren kennis geeft van uw oogmerk, met bepaalinge van het uur, waarop gy aan den wal zult gaan, en hy zal buiten twyfFel u beleefdlyk ontvangen. Maar, dewyl het antwoord op uwen na Cairo gezonden brief, waarfchynelyk, in vier dagen, ten lang- (*) Ariflocracy. D  2o BRIEF over het REIZEN Iangftcn, zal te rug komen, zal het misfchien beter zyn, dat gy wacht tot deszelfs aankomst; want .de Gouverneur van Suez zal niet weeten, op-welk eene wyze hy u moet ■ontvangen, voor dat hy tyding hebbe van Cairo, en in dien tusfchentyd kunt gy eenige ongefteldheid voorwenden om aan boord te biyven. De aangenaamfte gefchenken, welken gy deezen Heeren kunt aanbieden, zyn korte, met zilver verfierde fnaphaanen of piftoolen met dubbele loopen, indien zy eenen wyden mond hebben (*), zo veel te beter, porfeleinen kommen, kleine gouden Franfche repetitie zakuurwerken, Keemkaubs, of ftukken neteldoek. Door het eene of het andere van deeze dingen te fchenken aan den Gouverneur van Suez, nevens eenige beuzeling van dezelfde foort aan den opziender over de inkomende rechten, welke een dienaar is van den Grootcn Heer, en aangeftcld wordt door den (*) Bell-mouthed Haat in het Engelsen. Dit worde gebruikt van geweeren, welker opening wyd uitloopt als eene klok, gelyk die der donderbusfen, om den fe'ioot te verfpreiden. Of men hier voor in het Nederduitsch eenen byzonderen naam hebbe, is my onbekend.  uit INDIE door EGYPTE, ai den Basfa' van Cairo, zult gy u van groote blyken van achtinge verzekeren, en het onderzoeken en overhoop haaien van uwe pakkaadje voorkomen. Een fchroomachtig of zuinig man zou, misfchien, eene tegenwerping kunnen maaken tegen het openlyk verklaaren van uwen rang , uit vreeze, dat uw ouderliefde rykdom, by de Arabiörs bekend wordende, hen mogt in verzoeking brengen om u in het doortrekken der woellyne aan te randen. Ilï voor my geloovc niet,dat men daarvan ecnig gevaar loopt, cn ik ben inderdaad overtuigd, dat gy veel meer waagt met u bloot te ftellen aan eene toevallige ontdekkinge, dan door openlyk bekend te maaken welke uw rang zy, cn dat de beweegredenen van uwe reize zyn nieuwsgierigheid en vermaak. De tegenwoordige Hertog van lafoens, een Portugcesch Edelman, was incognito te Alexandrië genoegzaam op denzelfden tyd, in welken Iiord percy daar verfcheen in zyn weezenlyk characler, cn tcrwyl men den laatstgemeldcn toeilond te paard te ryden, verzeld van Lyfwachten, terwyl hy gefchenken ontving van paarden cn andere dingen na genoeg van dezelfde waarde, als welke hy zelve aan de Beys gaf, D 2 werd  22 BRIEF o ver het REIZEN werd 'er een bevel afgevaardigd om den eerstgenoemden in verzekering te. neemcn, en het was niet zonder eenige moeite, dat by, geholpen door den Hccrc baldwin, ontkwam aan boord van een fchip, dat te Alexandrië lag. De Sheick Belled heeft een groot gezach over Turken en Arabieren beiden, cn gy zoudt derhalven de Landengte by Suez, zonder ecnig gevaar van in moeite te geraaken, kunnen overtrekken, onder de befcherming zyncr Lyfwachten, welken hy waarfchynelyk zou zenden om u te geleiden, zo ras hem was bekend gemaakt wie gy zyt. £>e afftand van Suez tot Cairo is niet meer dan zeventig [Engelfche] mylen. Sommigen hebben deeze kleine reis afgemaald als ten uiterften vermoeiende en gevaarlyk. Ik hebbe reeds myne gedachten verklaard raakende het gevaar, en ik moet hcrhaalcn, dat hetzelve, indien men flcchts de gewoone befcheidenheid in acht neemt, my voorkomt, als volftrektlyk ingebeeld: cn wat de vermoeienis aanbelangt, gy kunt reizen in eenen tukt-rawan, of eenen draagftoel, welke door Kameelcn of Muilezels wordt gedraagen, waarvan de beweegjng niet zeer ongemaklyk is. Deeze voertuigen kan men tc  ütt INDIE door EGYPTE. 23 Ce Cairo met weinig moeite krygen, maar het raadzaamfte voor u zou wcezen , dat gy u te Bombay een deedt maaken van bamboezen, dat ligt en gemaklyk ware, en u zo wel voor eene tent, als tot een reistuig, konde dienen. Indien gy niet verkiezen mogt met eenen tukt-rawan belemmerd te weezen, en de Bcy u geen paard zond, zou de waarneemer uwer zaaken, waarfchynelyk, te Cairo wel een voor u bezorgen. Maar ten ergften genomen kunt gy een kenen van de Arabifche Lyfwachten, die u van Suez begeleiden ; cn deeze paarden, fchoon niet zeer fraai, zyn verre van ongevallig in het beryden te weezen, daar hun tred aangenaam is, en zy volkomen vry zyn van koppigheid cn gebreken. Als de dag tot uw vertrek van Suez be« paald is, moet gy een' grootcn voorraad opdoen van brood, en geheel gereed gemaakte fpyzen, vogelen, fchaapen vlees ch , enz. Wanneer het jaargetyde koel is, kunnen zulke dingen drie of vier dagen goed blyvén, dat langer is dan gy gevocgelyk onder wech kunt zyn na Cairo. Uw geleide zal altoos des avonds ftil houden, wanneer gy alles wat ü behaagt kunt opwarmen, indien gy warme D 3 fpy-  24 BRIEF over het REIZEN fpyzen verkiest boven koude. In de woeftyne is geen water: en daarom zou ik u raaden, dat gy eenige weinige dofynen vlcsfcn, in manden,mede van boord naamt; want het water te Suez is eenigzins brak ; en daarenboven voeren de Arabier? het hunne mede in beestenvellen, die juist altyd niet zeer zindelyk zyn. Niettegenftaande ik van gevoelen ben, dat 'er geen gevaar is van door de Arabiërs gemoeid te' worden, voornaamelyk wanneer men de voorzorgen gebruikt heeft, van welke ik alreeds gefproken hebbe; evenwel zou ik, om alles buiten bedenking te ftellcn, u raaden, dat gy, als uw pasport van Cairo komt, uwe pakkaadje een paar dagen vooruit zondt; en, wanneer gy, door eenen daartoe aan u afgevaardigden bode, bericht ontvingt, dat dezelve omtrent half wech Cairo was gekomen, zoudt gy, zonder belemmerd te weezen met eenen hoop van kameelen, die langzaam voorttrekken, en elkander ophouden, dan kunnen op reis gaan, cn, zonder in de hitte des daags te reizen, 'er zelve by komen, in, ten langftcn, acht- en veertig uuren; zelfs eenen bekwaamen tyd tot llaapen en ververfohinge onder wech necmen- de  vir IN DIE door EGYPTE. 25 de. De Arabiërs maaken zich nimmer fchuldig aan het pleegcn van ecnig geweld tegen reizigers, van welke foort ook, indien zy niet door hoope op buit in verzoeking gebrast, of getergd worden door eenige daad van vyandlykhcid. Indien derhalven uwe pakkaadje, welke altoos het voorwerp van hunnen aanval zyn zou, ongemoeid voorttrekt, zal uw perfoon volkomen veilig weezen. Deeze reis zou met groot gemak in achttien of twintig uuren kunnen gedaan worden; maar clan moet gy uwe pakkaadje achter laaten, en gy zult uw geleide niet gemaklyk overhaalen om u te verzeilen in deeze fchielyke wyze van reizen. De gedaante des lands gelykt zeer veel naar die der groote woeftyne, als zynde onvruchtbaar en te eenemaal zonder boomen, uitgenomen eenige weinige Egyptifche doornen, welken eene gecle bloem draagen. Op eenen afftand van omtrent twintig mylen van Cairo ontmoet gy rotzen, tusfehen welke gy eenen ftecn vindt, die naar zeer fraai geaderd verfteend hout gelykt. Dezelve kwam my keurlyk genoeg voor om mede te brengen na Europa; ik nam daarvan eenige weinige kleins flukken by my, over wclD 4 ke  i6 BRIEF over hetvREIZEN ke men zich in ons land grootlyks verwonderde. Het is noodzaaklyk, dat men te Cairo aankome voor den ondergang der Zonnc, dewyl op dien tyd de poorten gefloten worden. Want indien gy vyf minuten na poortfluiten aankomt, zult gy genoodzaakt zyn den nacht zeer ongevallig door te brengen in de voorftad onder arme Arabifche hutten. Maar, bchalven dit ongemak, is het zeer verkiezelyk omtrent het midden van den dag naby Cairo te zyn om een der aangenaamfte uitzichten, welke ik ooit gezien hebbe, te genieten; een uitzicht, welks fchoonheden, misfchien, eenigzins vermeerderd worden, dewyl zy'zich opdoen na eene opvolging van gezichten waarvan het eene eislyker en woester is dan het andere. Wanneer gy omtrent drie [Engelfche] mylen van Cairo zyt, ziet gy, van den top van eenen der bovengemelde heuvelen, deeze Stad gelegen in een vruchtbaar dal, cn bevochtigd door den Nyl, die in kronkelende bochten langs cn voorby haare muuren ftroomt, door een ryk land, zo verre het oog aan weerkanten reiken kan. In het Zuidwesten is eene zeer.groote hooge rots, aan welker voet, on-  uit INDTE door EGYPTE. 27 onmiddelyk aan de Stad, het Kasteel en het Paleis ftaan: in het Noorden en Noordwesten beflaan de gebouwen eene uitgeftrektheid van ten minften tien of twaalf [Engelfche] mylen in den omtrek, en tusfehen dezelve zyn eene menigte prachtige begraafplaatzen en Moskeen , welker koepels en colommen [of minarets] aan dit gezicht eene verfcheidenheid geeven, welke zelfs die der bestgebouwde Steden in Roomschcatholieke Landen overtreft, in welke de Kerken de fchoonheid der uiterlyke vertooninge grootlyks vermeerderen. Dien dag , op welken wy op deezen heuvel waren, was het weder eenigzins nevelig, anders, zou ik onderftellen, moesten wy ook de Pyramiden gezien hebben op den achtergrond van dit bekoorelyke landfehap. By het inkomen van de poorten der Stad wordt gy niet tegengehouden noch ondervraagd, gelyk gemeenlyk gefchiedt, wanneer gy komt in eenige der Steden op het vaste Land in Europa; maar uwe leidsluiden brengen u onmiddellyk na het huis van uwen Europifchen Correspondent, cn deeze moet den volgenden dag met de tolbedienden een akkoord maaken over uwe pakkaadje. Indien men te Suez* uwe koffers verzegeld»heeft, E> 5  28 BRIEF over het REIZEN gelyk gewoonlyk gefchiedt, moet gy niet dulden, dat deeze zegels 'er afgenomen, of gebroken worden; want de Tolbedienden zouden misfchien blyde zyn, dat zy zulk een voorwendfel hadden om u te bedreigen mee bet ongenoegen der Regccringe, om daardoor een aanzienlyk gefchenk, ten einde hen te doen zwygen, van u te kunnen vraagen. Het is waarfchynelyk genoeg, dat zy diergelvke konftenaaryen jegens u zullen werkftellig maaken, zo ras gy 'er hun gelegenheid toe geeft, vooral, indien gy uwen naam en rang verbergt. De bedienden van . den tol te Suez verzegelden onze koffers, gelyk ook onze pakjes brieven; op deeze wyze bragten wy ze te Cairo. Maar dewyl 'er veel regen viel, terwyl wy dewoeftyn doortrokken, openden wy onze koffers en doozen, om onze klederen, en vooral onze papieren, te droogen; evenwel niet, zonder alvoorens eenen Heer te Cairo over de gevoegelykhcid van dit beftaan geraadpleegd te hebben. Wanneer den volgenden morgen de Tolbedienden kwamen om onze pakkaadje te bezichtigen, en men hun verhaalde wat wy gedaan hadden, maakten zy den fchyn van te geloovcn,. dat wy de zegels  uit INDIE door EGYPTE. 29 gels gebroken hadden om eenige verboden goederen te bedekken, of ten minftcn het betaaien der vastgeftelde rechten te ontduiken. Misfchien waren wy in ftaat geweest, hen, door middel van een weinig gelds, te bevredigen. Maar onze vriend verachtte hunne bedreigingen, vertrouwende, dat hy den Scheik Belled zou overhaalcn om tot ons voordcel tusfehen beide te komen. Ongclukkiglyk voor ons bedroog hy zich ook hierin, en ten laatften kostte deeze daad van geringe onoplettendheid ons bykans driehonderd ponden fterling, benevens geene kleine benaauwdhcid, dewyl wy, op bevel van den Basfa, te Alexandrië, verfcheiden dagen werden opgehouden. Ik zoude u raaden, zo wel ten beste van uwe gezondheid als vcrmaakshalve, by uwe aankomst te Cairo, genoegzaam onmiddeliyk na den hummam, of het bad te gaan. De Turkfche wyze van zich te baaden overtreft oneindig ver alles van deeze foort, wat tegenwoordig in cenig deel van Europa bekend, of ten minften in gebruik is. Want zelfs de meeste Inwoonders van Italië, een Land eertyds zo beroemd door de pracht zyncr badftooven, hebben deeze weelderige, maar  30 BRIEF over het REIZEN maar heilzaame, gewoonte al zeciert lang verwaarloosd. Dewyl fommigen uwer Vrienden misfchien nooit eene Turkfche badftoof gezien hebben, zal ik trachten eene befcbryving te geeven van die, welke ik gebruikte, die eene van de gemcene foort was, hóedanige men in elke Stad in de Levant kan vinden. Het eerfte vertrek is eene ontkleedkamer, die hoog van verdieping cn ruim is, omtrent vyfentwintig voeten lang en achttien breed. Langs den muur is eene foort van bank, omtrent twee voeten hooger dan de vloer, en omtrent zeven of acht voeten breed, zo dat men, na zich gebaad te hebben, geheel uicgeftrekt op dezelve kan nederliggen. De venfters zyn om hoog, by den zolder der kamer, zo wel, op dat de tocht niet op de baaders valle, wanneer zy ontkleed zyn, als wclvocgelykhcidshalve. Na dat gy u ontkleed hebt, geeft een bediende u een fervet, om het om uw lichaam te doen, met een paar muilen, en dus toegetakeld wordt gy door eenen naauwen gang geleid na de ftoomkamcr of het bad, dat een groot rond gebouw is van omtrent .vyfentwintig voeten middellyns, gevloerd met marmer. In het midden van dit  uit INDIE door EGYPTE. 3* dit vertrek is eene in het rondloopende bank, waarop men zich nederzet, tot dat men zich in eene zeer ruime uitwaasfeming bevindt. Uw leidsman of oppasfer begint u dan onmiddellyk te wryven met zyne hand, welke bedekt is met een Huk grove ftof, K:sfay geheten, en doet daardoor eene foort van korst, die door het wasfehen alleen zich niet laat wechneemen, van de huid afvallen. Na dat hy u eenige weinige minuten heeft gewreven, leidt hy u in eene kleine kamer, 'waarin een heet bad is van omtrent vier voeten diep en tien voeten in het vierkant; hier zal hy aanbieden u te wasfehen, hebbende zyne hand bedekt met eene zachtere ftof dan te vooren, of gy kunt u ook eenige welriekende zeep doen geeven om u zelve te wasfehen. Na dat gy hier zo lang gebleven zyt, als het u behaagt, wordt gy geleid na eene andere kleine kamer daar naast, alwaar gy twee kraanen vindt, welker eene heet, de andere koud, water geeft, het geen gy u zelve over het lichaam kunt werpen, na het water getemperd te hebben, tot welken trap van warmte gy begeert, of volkomen koud, indien gy dit liever verkiest. Deeze is de laatfte afwasfehing. Na dezelve wordt gy bc-  32 BRIEF over het REIZEN bedekt met een fervet, en van hier wedergebragt na de ontkleedkamer, en geplaatst op de bovengemelde bank met een tapyt onder u. Gy ftrekt u op dezelve uit ter voller lengte, en uw oppasfer begint u af te droogen met fervetten. Sommige luiden doen hunne nagels korten, cn worden ge/hampoed (7). Na het baaden en de bewerking van het fhampoccn, rooken de Turken gemecnlyk hunne pyp, en na verloop van omtrent een uur, eenige weinige minuten meer of (7) Het Shatnpoeën wordt in onderfcheiden Landen op verfchillende wyzen gedaan. De allergewoonlre manier is, dat men eenvoudiglyk met de handen cn vingers drukt op het lichaam en de leden, inzonderheid aan de uiterfte deelen, zo dat men dezelve te zamen drukke, maar zonder nypen. Deeze is de aigemeene gewoonte, welke door de bedienden der Aüatifche Heeren gevolgd wordt; maar de barbiers en de oppasfers in de baden doen ook de gewichten en zelfs de wervelbeenderen van den hals kraaken, door een fchielyken ruk, welke voor perfoonen, die 'er van hunne jeugd niet aan gewoon zyn, een eenigzihs pynlyk gevoel veroorzaakt. De Chincefche en Maleifche barbiers munten vooral uit in deeze kunst, die nogthans door geheel Alie wel bekend is, en geoefend wordt. Men merkt ze aldaar aan als een noodzaaklyk middel om het gebrek van lichaams beweëginge, geduurende het heete weder, te ven vullen.  oit INDIE door EGYPTE. 33 of minder, kleeden zy doorgaans zich aan, en gaan na huis. Het ware te wenfchen, dat eenig bekwaam Geneesheer de moeite wilde necmen van ons te onderrichten, welke de waarfchynelyke uitwerkfcls van het gebruik der Turkfche baden in Engeland zouden weczen. Indien wy mogten oordeelen uit eene vergelykinge der volkskwaaien van Alle en van Europa, zouden wy onderftellcn, dat het gemaatigde gebruik van het bad de jicht en zinkingen in dit gedeelte der waereld even ongemeen zou doen worden, als zy in het andere zyn. Zeer weinige inwoonders van Afie zyn gekweld met deeze ongemakken, fchoon het vleesch, dat zy ceten, zeer heet met fpeceryen is gereed gemaakt, en geftoofd in klaare boter; en fchoon zy zelden eenige lichaamsbeweeging maaken, en veelen hunner zich heimelyk toegcevcn in andere uitfpoorigbeden, welke by ons gerekend worden de jicht te veroorzaaken. Waarom zouden wy clan aan de warme baden en het fhampoeè'n niet eenen zekeren trap van kracht toekennen in het uitwerpen van die ftöffen, welke, indien zy niet wórden wechgenomen, de jicht en andere fleepende ziekten onder ons  34 BRIEF over het REIZEN ons vcroorzaakcn ? Doch dewyl myne kennis van deeze zaaken ten uiterflen oppervlakkig »• geevc ik allcenlyk deeze denkbeelden in nederigheid op aan de Heeren van de kunst op dat dcczcn ze in overweeging mogen necmen, en 'er hunne gevoelens over uitbrengen. Zo veel mag ik my, evenwel, vermoeten uit eigen ondervindinge te zeggen dat het warme bad, na het ondergaan van eenige geweldige vermoeienis, zeer verfris, fende is. Op mynen wech van Suez na Cairo, eene reis van zeventig [Engelfche] mylen, was ik,geduurende twee dagen en twee nachten, blootgefteld aan zeer flecht weder, zonder tent, of eenig ander bedekfel dan eel jas. By myne aankomst aan het eind» myner reize ging ik, afgemat van vermoeidheid en ftyf van koude in een warm bad, en na daar omtrent een half uur gebleven te zyn, was ik volkomen herfteld. In myn gantfche leeven ben ik nooit vrolyker en moediger geweest, of beter in ftaat om myne reis te vervolgen. Op den dag van uwe aankomst te Cairo moet gy u bepaalcn, of gy den Sheick Belled en den Basfa wilt bezoeken dan niet. Ik onderitclle, dat dit, in eene groote maate, zal  / uit INDIË door EGYPTE. 35 zal afhangen van hun gedrag, of misfchien ruim zo veel van het character, waarin gy verkiest u te vertoorten. Wanneer gy incognito reist, is 'er geene reden voor u om by hen te gaan; Maar in dat geval moet gy ü onderwerpen aan de kwellinge van op eenen ouden Ezel herom te ryden, gelyk alle Christenen moeten doen, uitgezonderd dezulken * welken een uitdrukkelyk verlof hebben om een Paard te gebruiken. Doch daar Lord a. percy , en vóór^ hem Lord chaRlemont, vryheid hadden om te paard te ryden, is 'er geen twyffel aan, of de bezorger van uwe zaaken zal in ftaat zyn om dezelfde vryheid voor u te verwerven. Maar dan, gelyk ik reeds aangemerkt hebbe, zullen 'er gefchen; ken van eenige waarde vereischt worden, zo voor den Sheick Belled als voor den Basfa. Men onderrichtte ons, dat het niet noödig was den Basfa te bezoeken, wiens gezach irt het Land, naar men ons vertelde, enkel in naam beftond. Maar ik hebbe u alreeds gezegd, dat wy tot onze fchade ondervonden, dat dit eene vergisfing was. Want hadden wy hem behandeld met behoorelyke oplettendheid, of, in andere woorden, hadden wy onze opwachting by hem gemaakt, cn E hemf  36" BRIEF over het REIZEN hem de eene of de andere beuzeling tot een gefchenk aangeboden, de zaak van?het openen onzer pakken zou-in ftilte zyn afgelopen. Op dat gy op uwe hoede moogt zyn tegen dezelfde- ongemakken, welke wy ondergingen door onze onkunde raakende de natuur van den Egyptifchen ;Regeeringsvorm, zal ik trachten u een algemeen denkbeeld van denzelven te geeven. Egypte is verdeeld in vierentwintig Landfchappen, elk van welke beftuurd wordt door eenen Sangiack of Bey. Het grootfte gedeelte van deeze vierentwintig Beys houden hun verblyf te Cairo, alwaar zy altoos, eenmaal ter weeke, en fomtyds meermaalen, byeenkomen in eene Raadsvergadering, welke zy den Divan noemen. De Sheick Belled is de Voorzitter van den Raad, en heeft de uitvoerende magt der Regeeringe. Zyne bediening gelykt eenigzins naar die yan eenen Doge te Venetië, doch met eenig meerder gezach: hoewel dit ook afhangt van eene verfcheidenheid van onhandigheden, by voorbeeld, of hy zelve een man zy van groote bekwaam^ heden en ftandvastigheid; of hy door eene fterke party onder zyne Amptgenooten onderfteund worde; en of hy met den Basfa in goed  üit INDIE door EGYPTE. 37 goed verfland leeve dan niet. Toen ik my te Cairo bevond, was de Sheick Belled een man van geene groote flerkte van geest, en zyne veiligheid vérfchuldigd aan de onderlinge yverzucht van twee Beys, welken beide na zyne plaats dongen, en in magt elkander bykans evenaarden. De Basfa wordt door de Porte gezonden als Onderkoning van wegens den Grooten Heer. Indien hy het zo kan fchikken, dat hy verdeeldheid zaaije onder de Beys, en zich heimelyk voege by de fterkfle party, terwyl hy eene flipte onzydigheid fchynt in acht te neemcn, krygt hy fomtyds grooter gezach dan de Sheick Belled zelve. Maar dan moet hy ook met groote voorzorge en omzichtigheid handelen: want, indien zyne flreeken ontdekt worden, en de party, die tegen de zyne is aangekant, de overhand benoude, zal hy zekerlyk genoodzaakt worden het Land te verlaaten. De manier van hem zyn affcheid te geeven draagt de merktekens der fombere en willekeurige wyze van handelen in dit Oosterfche Gemeenebest. Wanneer de Beys tothetbefluit gekomen zyn om hem te doen vertrekken, zenden zy eenen Carracoulouck van den Divan, of Raad, na zyn huis. Deeze nadert de plaats, E a waar  38 BRIEF over het REIZEN waar dc Basfa - gezeten is; ffaafc ftilzwygpnde den hoek van het vloerkleed op, en gaat fchielyk weder heen. Hy is evenwel verplicht een' fchriftelykcn last mede te neemcn, welken hy in zyncn boefcm fteekt, laatcnde eenen hoek van denzelven zodanig uitfteeken, dat hy duidelyk kan gezien worden. De naam Carracoulouck betekent een' zwarten bode; want hy is gekleed in het zwart, en draagt op zyn hoofd eene foort van muts, van dezelfde kleur. De Basfa vermeet zich nooit dit bevel, of liever deeze leus, van den Divan te wederftaan, weetende, dat tegenftand hem zeer waarfchynelyk het leeven zou kosten. Hy begeeft, derhalven, zo fchielyk als by kan, zich fiilletjes na Boulako, dat omtrent twee en eene halve [Engelfche] myl ten Westen van Cairo gelegen is: of, wanneer hy vermoeden heeft van eene geweldig groote verbitteringe tegen hem, wykt hy verder na Rofetta, en, van daar, by de eerfte gelegenheid, na Cyprus, alwaar hy blyft, tot dat hy tyding ontvangt van Conftantinopolen. De Divan, of de Vergadering der Beys, om de uiterlyke vertooning van plichtmaatigheiJ omtrent de Porte te bewaa-en, zendt cc-  it INDIE door EGYPTE. 39 eenen afzonderlyken bode na Conftantinopolen, om te klaagen over het verkeerde gedrag van den Basfa. Maar de Groote Heer, niet onkundig van zyn onvermogen om zynen Staatsdienaar ftaande te houden, flaat verder geen acht op deszelfs afzetting dan door een' anderen Basfa na Cairo te zenden, cn dikwyls den geenen, die in'ongunst is gevallen, eene boete op të leggen. Zodanig, myn Heer, is, in het algemeen, de buitenftreep van deezen Regeeringsvorm; cn daar het voor u, geduurende uw kort verblyf in Egypte, onmogelyk is de geheime kunstgroepen van ftaat aldaar zo wel te ontdekken , dat gy kunt oordeelen, welke party de overhand hebbe, zult gy het, misfchien, voorzichtigst oordeelen, beide met dezelfde oplettendheid te behandelen. Waarfchynelyk zal ik, by eene volgende gelegenheid, wanneer ik eene volkomene onderrichting bekomen, en meer ledigen tyd, hebbe, u lastig vallen met eenige verdere aanmerkingen over deezen ongemeencn Regeeringsvorm; maar ik zal het tegenwoordige bericht befluiten met een' zonderlingen trek hunner ftaatkunde, van welken, zo veel my bekend is, in geen Land,hoe genaamd, een voorbeeld wordt gevonden. E 3 De  4° BRIEF over het REIZEN Da kinderen der Beys kunnen noch den rang, noch de bezittingen, hunner Vaderen erven, noch zelfs aangefteld worden tot• ee. nige bediening, welker bekleeding men voor eenen Bey gevoegelyk oordeelt. Het is waar, . de Divan fchikt, by den dood van eenen Bey, een gedeelte van deszelfs goederen tot onderhoud voor het nagelaten gezin; maar het overige gaat over tot deszelfs Casheef of Stedehouder, welke doorgaans den overledenen opvolgt in bedieninge en goederen. Deeze Casheefs zyn Georgifche of Circasfifche Slaaven, welken de Bey in hunne jeugd gekogt, en als tot kinderen heeft aangenomen, en in gevolge hiervan opgevoed met^groote zorge en tederheid, met oogmerk om 'er dankbaare Voogden voor zyne weezen van te maaken. Deeze wet werd hun zekerlyk ingegeven door hunnen afkeer ' van eene eenhoofdige Regeeringe, en hunne ver, kiezinge van een Gemeenebest; maar zy greep, buiten twyffel, eerst plaats onder de beftuuringe van den een' of den anderen kindcrloozen perfoon, of de Item der natuure zou zekerlyk de voorfchriften der ftaatkunde onderdrukt hebben. De Stad Cairo en de omgelegen ftreeken zyn,  uit INDIE door EGYPTE. 41 zyn, gelyk gy weet, vol van zeldzaamheden; maar niets trok zo zeer myne aandacht, als de eindelooze verfchcidenheid van volk op de openbaare ftraaten; en, evenwel, kom dc ik niets onder hun ontdekken, dat geleek naar een oorfpronglyk volkscharaóter. De hedendaagfche Egyptenaars zyn een on gelykfóortig mengelmoes van allerlei volken, en, daar zy, ongelukkiglyk, alleen de flcchtftc trekken, zo van geest als lichaam, van hunne voorouderen hebben behouden, zyn zy nu, naar myne gedachten, het ongevalligfte en verachtelykftc Volk van den aardbodem geworden, cn hebben geene meerdere gelykheid naar de oude Egyptenaars, dan dc tegenwoordige puinhoopen naar derzei ver eertyds prachtige gebouwen. Wanneer gy uwe nieuwsgierigheid te Cairo genoegzaam voldaan hebt, kunt gy van daar te lande voortreizen na Alexandrië; maar gy kunt met veel grooter gemak', fpoed, en veiligheid, tot aan Rofetta te water reizen. Men heeft op den Nyl twee foorten van fchuiten, de eene gelykende naar eene Bengaalfche budgerow of bark, en de andere eenigzins zweemende naar eene Moorfche punE 4 iey  42 BRIEF over het REIZEN *ey (8): maar,, in het algemeen, kunnen do Egyptifche fcfraiten niet haaien by die van Bengale, zo wel in fraaiheid als in gemaklykheid. Ik nam te Cairo eene met achttien riemen, met welke ik, in dertig uuren, te Rofetta kwam. Twee derden van de manfchap roeide geduuriglyk, terwyl de overigen op hunne beurt fliepen. De oevers der Riviere zyn bedekt met wel bewoonde vlekken en dorpen. Maar dewyl de Inboorelingen van dit gedeelte des Lands het beste character niet hebben, en in het byzonder den Europeaanen vyandig zyn, is het niet voorzichtig, dat men zich onder hun vertrouwe. Men oordeelt het zelfs noodzaaklyk, dat men des nachts, onder de tent of het dek der fchuit, licht brande in eene papieren lantaarns, (8) Eene Bengaaïfche budgerow gelvkt naar de barken van de Londenfche Schuitevoerders: eene Moorfche punkey is eene lange fmalle boot, welke met tien of twintig riemen geroeid wordt. De eerfte gebruikt men in het op- en afreizen der groote nvieren in Dengalen, en de Landfchappen benoorden hetzelve; de andere wordt zelden gebruikt dan wanneer men met den ftroom afkomt; en, wanneer het water in de rivier hoog is, zegt men, dat zy tien pf twaalf [Engelfche] myien in een uur afleggen.  uit IN DIE door EGYPTE. 43 pfj, om tc tooncn, dat men uit Europa C*) en op zyne hoede is, of deeze roovers zullen fomtyds , op hoop van buit , u aantasten. Wanneer gy ten anker moogt gaan, moet gy ook oplettende zyn, dat zy niet van den oever komen zwemmen, en iets uit de fchuit kaapen, waarin zy zeer bedreven zyn. De zwaarigheid tegen het doen der gantfchc reize, tot Alexandrië, te water, is de branding in de Bogaz, of den mond der riviere by Rofetta, welke dit gedeelte der reize ecnigzins gevaarlyk maakt. Het zal daarom beter zyn, dat gy te Rofetta aan den wal gaat, en van daar te land voorttrekt. De affland is omtrent drieëndertig [Engelfche] mylen. Men laat den Christenen toe deeze reis te doen op kameelen of muilezels, of zelfs op paarden, indien zy de kosten willen doen van dezelve te huuren. Indien gy omtrent acht uuren in den avond van Rofetta vertrekt, kunt gy met "het aanbreeken van :,.: : den (*) Strookt dit wel volkomen met het geen even te vooren van de vyafldigheid deezer luiden jegens de Europeaanen gezegd is? Of hebben zy grooter denkbeeld van den moed der Europeaanen dan va» dien hunner eigene landgenooten, en zyn zy 'er, daarom bevreesd voor? E 5  44 BRIEF over het REIZEN den dag te Alexandrië komen, het gcen wanneer men eenen maanlichten nacht heeft,' de aangenaamfte wyze van reizen is: want hierdoor kan men de hitte der Zonne vermyden, welke op het midden. van den dag, zelfs in het winter-jaargetyde, zeer ongevallig is. Wanneer ik u raade des avonds van Rofetta te vertrekken na Alexandrië, bedoele ik niet, dat gy u van Rofetta op reis zult begeeven op den avond van uwe komst aldaar. Indien de tyd u toelaat te vertoeven zult gy 'er genoegzaame tydkorting vinden voor eene week ten minftcn. Niet dat Rofetta zelve, zo ik geloove, overvloediglyk voorzien is van Oudheden; maar men vindt, zo in als omtrent de Stad, veele hedendaa-fche gebouwen, die zeer wel bezienswaardig zyn. Het is eene plaats, voor welke de Mahometaanen zeer grooten eerbied hebben, zeggende, dat, indien Mekka-hun benomen' wierd, de bedevaartgangers, welken nu derwaarts reizen, in het vervolg Rashid, dat is Rofetta, zouden bezoeken. Dit .gevoelen is, waarfchynelyk, gegrond op eene overlevering' dat een van Mahomets naaste bloedverwanten eertyds leefde, en nu begraven ligt in ee-  uit INDIE door EGYPTE. 4$ eene Moskee, welke aan de noordzyde der voorftad gebouwd is. De lengte van deeze Stad is omtrent twee [Engelfche] mylen: maar zy is niet meer dan eene halve myl breed. Omftreeks de Stad zyn veele landhuizen toebehoorende aan Christen koopluiden, in welker tuinen overvloed is van uitmuntend fchoone Oranjeappelen, en van veele der uitgelezenfce vruchten van het Oosten. Maar het geen 't meest toebrengt om dit verblyf voor hun aangenaam te maaken, is de redelykheid en befchaafdheid der Mahometaanfche inwoonderen , welken , niettegenftaande de vermeende heiligheid der plaatze, byzonderlyk beleefd zyn jegens de Christenen, terwyl te Damiate, dat alleenlyk aan de overzyde, of den Pelufifchen kant, der Delta gelegen is, geen Europeaan zich kan vertoonen, zonder zeker te weezen, dat ,hy gehoond zal worden. Van deezen geweldigen afkeer kan men geene andere redenen geeven, dan dat, geduurende de kruisvaarten, aanzienlyke afgezonden hoopen van de legers der Christenen aldaar dikwyls plagten te landen. De verhaalen der verwoestingen, welke dezelve dan aanrichtten, zyn tot de nakomelingfchap overgebragt, en hebben eene  4$ BRIEF over iiet REIZEN ne zo diepgewortelde verbittering in de gemoederen der inwoonderen van Damiate veroorzaakt, dat dezelve nimmer zal kunnen uitgerooid worden, zo lang deeze gebcurtenisfen in geheugen blyven. Europifche reizigers klaagen gemecnlyk over de kwaade behandeling, welke zy in al de Oosterfche landen ontmoeten, maar in het byzonder, wanneer zy de puinhoopen van oude Steden doorzoeken. De yverzucht, welke de Mahometaanen by deeze gelegenheden doen blyken, wordt altoos gefteld op rekening van godsdienftige vooroordeclcn, of van gebrek aan befchaafdheid, maar ik verzoeke verlof om 'er op eene andere wyze reden van te geveii. In het algemeen wordt onder de Mahometaanen geloofd, dat alle Europeaanen zeer bedreven zyn in de verborgene en geheime weetenfehappen. Dit veroorzaakt, dat zy ons in het zelfde licht befchouwen als het gemeen eh de onkundigen in Europa onze goedergelukzeggers of toveraars, dat is met eene foort van vcrwonderinge, welke gepaard gaat met vreeze en verfoejingc. Behalvcn dit vooroordeel, zyn zy ook,"door de historiën, welke zy dagelyks hooren verhaalcn  uit IN DIE door EGYPTE. 4? len uit de Arabifche Nachtvertellingen, ten vollen overtuigd, dat in hun land veele orideraarfche paleizen zyn vol van paarlen en diamanten, cn onderftellen, dat de Europeaanen in • Egypte komen om dezelve te zoeken. Wy erkennen altoos, dat wy na zeldzaamheden uitzien: dit dient om hen in hunne dwaaling te bevestigen. Want', daar zy niet het geringfte denkbeeld hebben van het geen wy door zeldzaamheden verftaan, befluiten zy natuurlyk, dat wy zoeken na de paarlen en diamanten, welke onderfteld worden in de gemelde paleizen verborgen te zyn: en deeze meening wordt krachtiglyk verfterkt door den yver en angstvallige oplettendheid , welke onze Oudheidkenners vertoonen in hunne navorfchingen. Gelyk men zegt, dat de middelbaare warmte van een land ten naasten by bepaald wordt uit de middelbaare hitte der bronnen in hetzelve; zo kan men den geest en het character eens Volks ontdekken door het leezen van hunne begunftigde boeken; om welke reden ik u in alle manieren raade deeze Arabifche Nachtvertellingen door te leezen, eer gy uwe reis aanvangt. Geloof my, myn Heer, zy bevatten veele keurige en nutte on-  4-3 BRIEF over het REIZEN onderrichtingen. Door vcelen worden zy verkeerdlyk aangemerkt als een verdicht voortbrengfel, en daarom veracht, op eene wyze, welke zy niet verdienen. Zy werden, gelyk ik reeds hebbe te kennen gegeven, door eenen Arabier gefchreven, en worden algemeen door geheel Afie gelezen en bewonderd door luiden van allerleien rang, door ouden en jongen. Wanneer men ze, derhalven, befchouwt als een oorfpronglyk werk, waarin, gelyk de waarheid is, de zeden en gewoonten van het Oosten in het algemeen, en de geaartheid en het charaóter der Arabiërs in het byzonder befchreven worden, moet men zekerlyk beJluiten, dat zy de oplettendheid der Liefheb beren verdienen. Ook zyn zy, „aar fflyne" gedachten, m andere opzichten, niet geheel ontbloot van verdienften. Want, hoewel de buitenfpoorigheid van fommige der Vertellin gen te ver wordt getrokken, kunnen wv over het geheel, niet nalaaten ons te ver! wonderen over de verbeelding en vinding* kracht van den Schryver in het uitdenken eener zo groote verfcheidenheid van vermaakelyke voorvallen. Ik noeme ze vcrmaakelyk, om dat zy my dikwyls eene zeer aan^enaame uitfpanning bezorgd hebben, en ik fe, ny-  uit INDIE door EGYPTE. 49 nyde niemand, die te verheven is van geest om zich door dezelve te laaten vermaaken, zyne gevoelens: maar eer iemand eene beflisfende uitfpraak doet over de waardy van deeze boeken, behoorde hy ooggetuige te zyn van de uitwerkinge, welke zy veroorzaaken by de geenen, welken ze best verftaan. Ik hebbe meer dan eens de Arabiërs in de woeftyne rondom een vuur zien zitten, luisterende na deeze vertellingen met zulk eene aandacht en vermaak, dat zy de vermoeidheid en de ongemakken te eenemaal vergaten, onder welke zy een oogenblik te vooren geheel bezweken. Kortom, myn Heer, om op dit onderwerp niet langer te blyven ftilftaan, deeze boeken worden door geheel Afie in dezelfde achtinge gehouden, als de Avontuuren van Don Quichot in Spanje: en ik houde my verzekerd, dat geen man van eenig verftand, of van eenigen fmaak, zou denken om het laatstgemelde Land door te reizen zonder vooraf de werken van cervante s te leezen. Omtrent ter halver wege tusfehen Rofetta en Alexandrië komt men aan eene plaats Madhia geheten,alwaar men,met hoog water, zich met eene Veerfchuit moet doen overzetten;  50 BRIEF over het REIZEN ten;maar, by laag water,kan men 'er gemaklyk te paard doortrekken. Naby het Veer is een ferai of pleifterplaats, alwaar men kan flaapen. Maar, indien het noodig is, dat gy eenen nacht onder wech blyft, zult gy beter doen met na de ftad Aboukeer te gaan, welke gelegen is aan de Zeekust, omtrent anderhalve [Engelfche] myl ten Noordwesten van het Veer, op welke laatstgemelde plaats de ferai voor het weder open, en ten uiterften morfig is. Van Aboukeer, of van het Veer, tot Alexandrië is omtrent zeventien rEngelfche] mylen; Met betrekkinge tot eene befchryvinge van Alexandrië, en het omgelegen land, zal ik, als vooren, verlof verzoeken om u te wyzen tot pocock, norden en niebühr, enz, neemende, evenwel, de vryheid van in eenige weinige punten van hun te verfchillen, en 'er ook eenige aanmerkingen by te voegen, welke ik by geenen der bovengemelde Schry veren hebbe aangetroffen * raakende den tegenwoordigen, zo wel als den voormaaligen, toeftand van Egypte. Het komt my voor, dat niemand de moelje of fteenen muur van omtrent duizend yards  uit INDIE door EGYPTE. 51 yards (*) lengte, welke gebouwd werd om eene gemeenfehap van het vaste land met het eiland Pharos te maaken, met genoegzaame oplettendheid heeft gadegeflagen. Daar Alexandrië gebouwd werd met oogmerk om den koophandel te bevorderen, is deeze muur, waarfchynelyk, even oud als de grondlegging der Stad, niettegenftaande in deszelfs boogen zich cenig Gothisch werk fchyne te vertoonen. Van hoe uitmuntende bouwstoffen moet hy dan oorfpronglyk zyn te zamengefteld, dat hy den flag van wind en water bykans tweeduizend (f) jaaren wederftaan hebbe! Dr. pococke verwondert zich, met groote reden, over de gewelfde waterbakken onder de huizen, om het water van den Nyl in te ontvangen, hoewel van deeze waterbakken tegenwoordig niet meer dan vyf of zes zyn overgebleeven. Maar, naar myn gevoelen, hadden dezelfde arbeid en kosten beter befteed kunnen worden, indien men de graft, welke van den Nyl na Alexandrië loopt, (*) Of drieduizend voeten. (f) Eigenlyk moest het zyn ruim tweeduizend. Alex ander, de Stichter deezer Stad, ftierf omtrent 320 of 322 Jaaren voor onze Jaanelliuge. F  52 BRIEF over het REIZEN loopt, had opgetrokken met dezelfde duurzaamc bouwftoffen als den fteenen muur; door welk middel de ftad, tot aan het einde der waereld, rykelyk van water zoude voorzien geweest zyn , en koopmanswaaren uit alle declen van Egypte met het grootfte gemak na dezelve hadden kunnen toegevoerd worden. By gebrek van zulk eene fchoejing is de Calisck, of graft,nu ingeftort> het geen eene der voornaamfte oorzaaken van 'het verval des koophandels, en gcvolgelyk van den ondergang der ftad,is. Het is langen tyd onder de Geleerden, zo wel Ouden als Hedendaagfchen, een begunftigd gevoelen geweest, dat de Egyptenaars met Runden en Weetenfchappen bekend waren, terwyl alle andere Volken zich nog in eenen ftaat van onkunde bevonden. Men verhaalt ons, dat zy dc Meetkunde ontdekten door het maaken der verdcelingen van delanderyen na de jaarJykfche overftroomingen van den Nyl; dat de helderheid van den dampkring in hun gewest hen, eerder dan andere Volken, in ftaat ftelde tot het doen van Starrekundige waarneemingen; en dat de vruchtbaarheid van hun land aanleiding gaf tot den koophandel door hen in ftaat te ftellen om al-  uit INDIE door EGYPTE. 53 alle hunne nabuuren te voorzien van koorn en andere noodwendigheden des leevens. Deeze bewyzen zyn , evenwel, meer fchoonfchyncnde dan gegrond: want, indien wy de ontdekking der Meetkunde aan het overvloeien van den Nyl, die der Starrekunde aan de helderheid van den dampkring, en die des Koophandels aan de vruchtbaarheid van den grond verfchuldigd zyn , in dat gedeelte van Indostan, dat tusfehen de Keerkringen ligt, zyn nog grootere rivieren, welke jaarlyks overvloeien, eene nog helderer lucht, en vruchtbaarder grond. De Nyl bezorgt, alleenlyk eens in het jaar, eenen voorraad van water aan de landen, welke langs zyne oevers zyn gelegen, en de geringe hoeveelheid van regen , welke op andere tyden valt, brengt geene vochtigheid genoeg aan om den geringüen trap van groejinge te onderhouden. Daar, in tegendeel, de rivieren in Indostan, vooral die aan de kust van Coromandel, geregeldlyk tweemaalen in het jaar vol worden , eerst door dc regens , welke in de maanden Juny, July en Augustus vallen, op het Balagatfchö gebergte, waarin de bronnen van deeze rivieren liggen; en naderhand door. den Noordoosten Moufon, of het KegenfaiF 2 foen,  54 BRIEF over het REIZEN foen, dat op de Coromandelfche kust plaats heeft geduurende de maanden October, November en December. Wat de gunftigbeid der luchtilreek aanbelangt, of de helderheid des dampkrings tot het bereiken van Starrekundige oogmerken , kan 'er geene vergelyking plaats hebben tusfehen Egypte en Indostan. Want, geduurende het grootfte gedeelte des jaars, is in Indostan , des nachts, naauvvclyks eene wolk aan het uitfpanfel te zien, en de lucht is 'er, voornaamelyk in de zuidelyke gewesten, nooit ongevallig koud ; zo dat een Starrekundige 'er alle gelegenheid cn aanleiding zou hebben om zyne oefeningen in de open lucht voort te zetten , daar in Egypte het uitfpanfel dikwyls met wolken bezet, en de lucht zo koud is, dat het onaangenaam is na zonnenondergang buiten deur te zyn. De Indiaanen hadden ook, in het ftuk van kleedinge, dat eene der noodwendigheden, of ten minften van de weczenlyke gemakken des leevens, is , zeer duidelyk den voorrang boven de Egyptenaars. Want, indien wy onderftellen , dat de menfehefl allereerst zich kleedden met vellen van Dieren , Indië heeft overvloed van groote bosfehen en uitgeftrek- te  uit INDIE door EGYPTE. 55 te vruchtbaare vlakten, in welke Dieren van allerlei foort, zo wilde als tamme, oneindig veel fchielyker moeten voortgeteeld hebben dan in de barre woeftynen van Opper-Egypte. Maar in een heet land moesten de inboorelingen, natuurlykerwyze, de voorkeuze geeven aan kleederen van geweeven katoen. Nu is de katoenboom, zelfs ten deezen tyde, zeer zeldzaam in Egypte, en het is wel bekend, dat dezelve in Indië groeide, en dat men 'er van het katoen ftoffen tot kleeding gemaakt heeft, zo lang wy eenige kennis van dat land gehad hebben. Uit deeze voorafgaande Hellingen is het, derhalven, natuurlyk te onderftellcn, dat de Indiaanen in de vroegfte tyden zeer veel waarfchynelyker de Egyptenaars moesten voorzien van de noodwendigheden en verkwikkingen des leevens, dan zeiven door deezen voorzien worden ; dat de Indiaanen de Meetkunde ten minftcn zo noodig hadden als de Egyptenaars; en dat zy ten minftcn even groote , indien geene grootere, voordeden hadden in het voortzetten van de beoefeninge der Starrekunde. Tot dus verre, evenwel, is alles enkele gisfing; want wy hebben geene Overlevering of Gefchiedenis van die tyden , in welke of de E- F 3 gyp-  S6 BRIEF over het REIZEN gyptenaars of de Indiaanen in eenen onbefchaafden ilaat waren. Maar, indien wy het onderwerp vervolgen, zullen wy zeer duidelyke bewj^zen vinden, dat, wanneer 'er eene gemeenfchap tusfehen hen plaats greep , de Egyptenaars alle die ftukken van weelde uit Indostan ontvingen, welke de Grieken en Romeinen weder kogten van de Egyptenaaren. Het zou verdrietig en overtollig zyn deeze alle op te tellen; ik zal my daarom vergenoegen met alleenlyk zyde, fpeceryen, paarlen , diamanten, en andere kostbaare Heeren, te noemen. Men onderflelde, in vroegere tyden," dat de meeste van deeze dingen kwamen uit Gelukkig Arabië; maar deeze dwaaling is reeds zedert lang verworpen. Het is nu wel bekend , dat niets van dezelve een voortbrengfel was van Arabië , maar dat zy alle met fchepen uit Indië derwaards gcbr'agt, cn van daar verder de Roode Zee opgevoerd, wierden met andere voortbrengfelen des lands. Men zal my, misfchien , tegenwerpen , dat de Egyptenaars en Arabiërs, doorgaans, onderfield worden eerder dan de Indiaanen dc kunst der Zeevaart gekend te hebben; en dat, gevolgelyk , hoewel Indië' fpeceryen , enz. voort-  uit INDIE door EGYPTE. 57 voortbragt, de Egyptenaars en Arabiërs derwaards reisden om dezelve te baaien. Daar de Gefchiedenis over dit onderwerp te eenemaal ftil zwygt, kunnen wy alleenlyk trachten dit Huk te bepaalen door de bevvyzen van beide kanten des gefchils voor te draagen. Vóór dat eenige gemeenfehap tusfehen de Indiaanen en de Egyptenaars plaats had, hadden de beide Volken, naar alle waarfchynelykhcid, kennis van het timmeren van kleine booten, of liever vlotten, tot het overfteeken van diepe rivieren, en zelfs om zich, in hetzelfde land, te water van de eene plaatze na de andere te begeeven; maar te gelyk moet men toeftaan, dat de Indiaanen veel beter bouwiloffen hadden om zo wel kleine als groote booten te vervaardigen, dan de Egyptenaars of zelfs de Arabiërs; en de booten van den huidigen dag" toonen nog duidelyk, op welke wyze de Indiaanen van die bouwftorfen gebruik maakten. De planken zyn gemaakt van een ligt dryvend buigzaam hout, en aaneengehecht met coir, of de bast van de kokosnoot, tot eene foort van dun touw gedraaid: al de grootere touwen zyn gemaakt van dezelfde ftoffen, en zelfs de riemen zyn cevormd uit eenen langen Hok met een plat l? 4 Huk  53 BRIEF over het REIZEN ftuk hout op denzelven vastgebonden met eene koord van coir, om het blad van den riem te maaken. De tegenwoordige groote booten deezes lands van twintig of vyfentwintig last, vooral die, welke behooren tot dc Lacidivifche en Maldivifche Eilanden, worden nog op dezelfde wyze gebouwd, met geen ander onderfcheid , dan dat zy naar eene grootere fchaal gemaakt zyn. Met deeze doen zy, in het goede jaargetyde , reizen veele graaden buiten het gezicht van land; en evenwel konden zelfs de eerfte proeven der kunst in deeze foort van dingen niet ruwer geweest zyn dan nu deeze vaartuigen. Het is derhalven waarfchynelyk, dat zy, zo ras zy de breedte wisten der ftraat van Babelmandcl, en voorzien waren van werktuigen tot het doen van waarneemingen , ook gewaagd hebben van de Malabaarfche kust over te fteeken na die van Arabië. ■ Misfchien zal men my vraagen , wanneer en hoe zy kennis kreegen van de breedte deezer ftraat. Deeze is eene zwaarigheid, welke ik niet gcloove , dat iemand eenigzins meer dan ik kan oplosfcn: maar het is mogelyk , dat 'er eertyds eene reeks van eilanden was, het eene byna in 't gezicht van het an-  uit INDIE door EGYPTE. 59 andere, van de Malabaarfche kust tot aan die van Arabië", welker grootfte gedeelte in eenige geweldige fchokkinge der Natuure dooide zee kan verzwolgen zyn, zo dat 'er geen blyk van zy overgebleven , uitgezonderd het eiland Socotra, en de Lacidivifche en Maldivifche. Maar zelfs onderfteld zynde, dat diergelijke Eilanden nimmer beftaan hebben; evenwel, daar de Indiaanen goede bouwffoffen hadden tot het timmeren van fchepen, en eene zee om op te zeilen , welke beftuurd wordt door regelmaatige ftroomen, en op vaste tyden waaiende winden , terwyl de Egyptenaars niets van dit alles hadden; mogen wy , zekerlyk , eerder onderfiellen , dat de voortbrcngfels van Indostan door de Indiaanen na Egypte overgevoerd wierden, dan dat zy uit Indië gehaald wierden door de Egyptcnaaren. Indien de Indiaanen niets van de Egyptcnaaren noodig hadden , het zy van de noodwendigheden, het zy van dc verkwikkingen, des leevens; indien de Egyptenaars fpeceryen en andere Hukken van weelde uit Indië kreegen; en indien de inboorelingcn van Indië eerst bekend waren met de weetenfehap der Starrekunde en de kunften der Zeevaart, welk F 5 al-  6o BRIEF over het REIZEN alles ik voor waarfchynelyk houde; dan is het niet meer dan redelyk te onderftellen, dat de Kunften en Weetenfchappen eerst bekend waren in Indië, en van daar, de Roode Zee op, na Egypte gebragt wierden. Ik verwachte wel, dat de voorftanders van Egypte my zullen uitdaagen om eenige overblyffels van oudheid in Indië te vertoonen van zo hoogen ouderdom als de Pyramiden. Om deeze Heeren te voldoen, zal ik de eene onmogelykheid tegen de andere fte-llen, door hen te verzoeken, dat zy den tyd aanwyzen der ftichting van Gour,dat,zevenhonderd en dertig jaaren voor Christus geboorte, de hoofdftad was van Bengale, of dien van het beter bekende Palibothra der Ouden , dat de hoofdftad van Indië was , lang voor de tyden van al ex and er. Als een verder bcwys, dat de Inboorelingen van Indië in eenen gevorderden ftaat van befchaafdheid waren vóór omtrent tweeduizend jaaren, verzoeke ik ook te mogen aanmerken, dat onlangs te Mongheer eene koperen plaat werd opgegraven, waarin Shanfcrit letters gefneden waren, behelzende eene gift van land van bickeram ge et, Raja van Bengale, aan eenen zyner onderdaancn, ge- dag-  uit INDÏE door EGYPTE. 61 dagtekend omtrent honderd jaaren voor de Christelyke Tydrekening. Het is niet noodig in een breed vertoog van redeneeringen over deeze Plaat te treeden. Ik ben overtuigd, myn Heer, dat gy in een oogenblik zult begrypen, hoe lang de Kunften en Wectenfchappen in Indië moeten bekend geweest zyn , eer deeze regelmaatige verdeelingcn van land plaats greepen, en de giften daarvan in koper gefneden wierden met letters, welke onzen bcdrevenften Kunftenaaren zelfs in deezen tyd niet tot oneer zouden vertrekken (*). De fchranderc Heer iialhed onderricht ons, in de Voorreden zyner Bengaalfche Spraakkunst, dat de Raja van Eishnagur, die , naar zyn zeggen , verxewech de geleerdfte en bekwaamfte Oudheidkundige is , welken Bengale in deeze Eeuwe heeft voort- ge- (*) Om recht uit te fpreeken, dit bewys betekent niet veel. Honderd jaaren vóór onze Tydrekening konde men dit ook wel doen te Rome cn in Griekenland, welke beide Landen, ondertusfehen, laater dan de Egyptenaars kennis kreegen aan Kunften en Weeteni'chappen. Toen Rome gebouwd werd, dat meer dan -30 jaaren voor onze Jaartelling gebeurde , • en veel vroeger, was reeds Egypte een rcagtig Koningryk.  62 BRIEF over het REIZEN gebragt, ftellig verzekerd, dat hy zelve boeken , in de Shanfcrit taaie gefchreven, in bezittinge heeft, welke een bericht geeven van eene gemeenfchap , die in vroegere tyden plaats greep tusfehen Indië en Egypte, waarin de Egyptenaars beftendiglyk befchreven worden als de Leerlingen, en niet als de Onderwyzers, der Indiaanen; en als zoekende in Indostan die befchaafde opvoeding en die Weetenfehappen, tot welker mededeeling niemand hunner Landsluiden genoegzaame kundigheden bezat. Dit getuigenis van den geleerden Raja is by my van groot gewicht (*), te meer daar nog tegenwoordig in Bengale boeken voorhanden zyn, gefchreven in de Shanfcrit taaie, welke affchriften zyn van andere, die door de Braminen gezegd worden gemaakt te zyn, meer dan tweeduizend en tweehonderd jaaren voor de Christelyke Tydrekening. Wanneer men dit toeftaat, cn ik geloove vastlyk, dat het bewys 'zeer mogelyk is, moeten dc Egyptenaars een zeer nieuw (*) Maar zoude, onder het getuigenis van deezen Raja, niet wel eenige nationaale trotsheid kunnen loopen? Men weet hoe zeer de Indiaanen roemen op de oudheid van hun Volk, en tot welk eene bui-* tenfpoo.ige hoogte zy dezelve opvoeren.  uit INDIE door EGYPTE. 63 nieuw Volk fchynen in vergelykinge met de inboorelingcn van Indostan. Want, wanneer de eerstgemelden in de Letterkunde nog niet verder gevorderd waren, dan tot het maaken van bceldfpraakige figuuren (*), waren de anderen reeds bezitters van boeken, gefchreven in eene taaie, welke toen al tot een' hoogen trap van volmaaktheid was geftegen. Maar dit is niet alles wat aangedrongen kan worden, ten voordeele van de eifchen der Indiaanen. Wanneer men dén algemeenen ftaat des koophandels, in dien tyd, over de geheele waereld, onderzoekt, zullen zich nog eenige verdere bewyzen voordoen. In Europa had dezelve zeer weinig te betekenen; van Africa was zelfs niet meer bekend dan een. hoek; gevolgelyk moest al de koophandel , die toen plaats greep , uit Afie koomen. Omtrent deezen tyd was 'er eene keten, of, indien ik die uitdrukking mag gebruiken , eene ftraat van prachtige fteden van Ccptos tot Alexandrië (f), welke in eenen bloei- (*) Hiercgfyphics. (f) Omtrent welken tyd? Tweeduizend en tweehonderd jaaren, voor de Christelyke jaartellinge? Toen was 'er Alexandrië niet; toen was 'er de geheele Delta niet; toen begonnen misfchien en Indië en Egyp-  64 BRIEF over het REIZEN bloeienden ftaat bleevcn, nicttegcnftaandc het Egyptifche gebied menigmaalcn van Opperheerfcher veranderde. En uit alle kundigheden , welke ik bezitte, kan ik niet vinden, dat deeze Steden begonnen te vervallen ,tot dat dc navolgers van Mahomet den Indifchen handel van Opper-Egypte overbragten, na de tegen over liggende Kust der Roode Zee. Toen, en eerder niet, werd Opper-Egypte wat bet nog blyft, eene onbewoonde woestyn. Indien deeze gebeurtenisfen waar zyn, cn ik geloove, dat zy niet zullen betwist worden, kunnen wy redclyker wyze uit dezelve befluiten, niet alleen, dat deeze Steden van Opper-Egypte beftonden, door dc onderfteuninge, welke zy uit deezen handel -trokken , maar ook, dat zy haar oorfpronglyk beltaan aan dezelve verfchuldigd waren. En het is Egypte alleen niet, dat deeze uitwerkfels van den Indifchen handel heeft ondervonden. Alle Volken, welken het grootfte aandeel in dien handel hebben bezeten, hebben ook, zonder eenige uitzonderinge, gedu u- Egypte eerst bewoond te worden. Immers, volgens de ge woon e rekening, is de Zondvloed weinig meer dan 2300 of 2330 jaaren,voor de geboorte van Christus , voorgevallen.  uit INDIE door EGYPTE. 65 duurende dien tyd, het grootffe gedeelte van rykdom en magt genoten, en zyn, wanneer zy van denzelven beroofd wierden, bykans geheel weder verzonken in hunne oorfpronglyk onvermaardheid. Na dat de dwaasheid der Kruisvaarten was overgegaan, en de geheugenis der verongelykingen, welke men aan beide zyden ondergaan had, eenigermaate van weerskanten was vergeten, lieten de Mahometaanen, welken alleenlyk toeleiden, op het maaken van veroveringen en het verfpreiden der leere van hunnen Propheet, den Christenen toe het dryven van den koophandel tusfehen Europa en het Oosten, welke hoofdzaaklyk beftond in het vervoeren der Indiaanfche koopwaa. ren' uit de havens van Syrië, Palcestina en Egypte, na die van Italië. Het is wel bekend , dat de Venetiaanen, geduurende eenen langen tyd meesters van het grootffe gedeelte van deezen handel, en zo lang dit voordeel genooten, het rykfte en magtigfte Volk in Europa waren. Wy kunnen ook deezen handel nafpooren van Venetië tot de Hanfeefteden, welke in Duitschland haare opkomst aan. denzelven te danken hadden. Maar eindclyk ontdekten de Portugeezen den wech rond-  6<5 BRIEF over het REIZEN rondom de Kaap de Goede Hoop; en deeze ontdekking gaf, aan een gedeelte van den Indifchen handel, een' anderen loop: onmiddcllyk verviel Venetië, en Portugal werd een der grootffe Volken van Europa. De Portugeezen , evenwel, genooten hunne meerderheid Hechts voor eenen korten tyd: want de onderneemende en vlytige Hollanders vonden hunnen wech rondom de Kaap dc Goede Hoop, en vestigden zich in Indië fchielyk op de puinhoopen der eerften. Terwyl de rykdommen van Indië na Holland vloeiden, betwistten de Nederlanders het gebied der zee aan de vereenigde Vlootcn van Engeland en Frankryk. Eindelyk verkreegen wy [de Engelfchen] een grootcr aandeel van deezen handel dan ooit te vooren door eenig Volk, de Egyptenaaren uitgezonderd, bezeten werd, en ieder weet, dat Groot-Britannië, in dien tyd, wetten gaf aan geheel Europa. En men heeft de gaaf der Propheetie niet noodig om te kunnen voorfpellen, dat wy, indien wy beroofd worden van deeze bron van rykdom, op de ftaatkundige fchaal van Europa genoegzaam even laag zullen zinken  uit INDIE door EGYPTE. 67 kén als Holland f§), Portugal, Venetië, of zelfs als Egypte. Indien al de landen van Europa, welke ik opgenoemd hebbe, het grootfte gedeelte van hunne magt en rykdom uit den Indifchen handel trokken, en weder tot verval geraakten , wanneer zy van denzelven beroofd werden, mogen wij natuurlyk befluiten, dat gelykfoortige oorzaaken ook gelykfoortige uitwerkfels in Egypte hebben voortgebragt, en dat gevolgelyk Indostan de oorfpronglyke bron en fontein was der Kunftcn, der Weetenfehappen, en des Koophandels, uit welke deeze zich naderhand over de andere deelen des aardbols verfpreid hebben. Hoewel het eigenlijk eenigzins vreemd zy van het oogmerk van deezen Brief, kan ik niet nalaatcn aan te merken , dat 'er iets meer (§) Hier ziet men hoe een Uitlander , een Brit, over ons oordeelt. En, helaas! welk verllandig en oprecht Nederlander moet niet met linarte erkennen, dat dit oordeel maar al te veel waarheid behelst ? En nog laager zouden wy gezonken zyn , indien wy niet door de verregaande trouwloosheid der Engelfchen, en de onvoorzichtige trotsheid van derzelver aanhang hier te lande, uit onze bykaus doodelyke flaapziekte gewekt waren. God gecve, dat wy nimmer weder tot dezelve vervallen ! G  68 BRIEF over het REIZEN meer dan gemeene toevalligheid fchynt te zyn in deezen rcgelmaatigen voortgang der Kunften en Wcetenfchappen van het Oosten na het Westen. Onderftcld zynde, dat zy oorfpronglyk uit Indië zyn gekomen , gingen zy eerst van daar na Egypte, van daar na Griekenland, en zo voorts na Italië, •Duitschland, Frankryk, Spanje, en Portugal: uit het wcstelyke gedeelte van Europa ftakcn zy insgelijks over na America, alwaar zij, waarfchynelyk, zullen volharden denzelfden loop te volgen, tot dat zy haaren kring rondom den aardbol voltooid hebben door het openen eener gemeenfchap tusfehen de Westkust van America , en dc Oostelykfle kust van Afië. De verdere befchouwing van dit onderwerp zou my leiden tot eene lange reeks van ftaatkundige aanmerkingen: ik zal het daarom verlasten, cn wederkeeren tot het geen Egypte betreft. Groot verfchil is 'er onder de hedendaagfchen, raakende dc nette ligging der oude ftad Berenicc, aan den westelyken oever der Roode Zee; gelyk ook, of 'er tusfehen die ftad, en Coptos, aan de oevers van den Nyl, eene bcvaarbaare graft was. Indien gy tyds genoeg hebt om na Öpper-Egyptc te reizen, I of  uit INDIË door EGYPTE. 69 of te Coüïe aan land kunt gaan, zult gy, misfchien , verheugd zyn te vveeten , wat over dit onderwerp reeds gezegd zy, gelyk ook wenfchen alle onderrichting te ontvangen , welke ik u kan bezorgen , raakcnde deeze of eenige andere bevaarbaare graft tusfehen de Roode Zee en den Nyl. Beide Oude en Nieuwe Aardrykskundigen befchryven de overblyffels ecner graft van Suez na een klein meertje van bitter water, omtrent dertig [Engelfche] mylen ten Noorden van de gemelde plaatze, en van daar na eene vaart, die, naar men zegt, gegraven werd op bevel van Keizer trajanus, en van dat meertje loopt tot in den Nyl, eenige weinige [Engelfche] mylen beneden de ftad Cairo. Wat my aanbelangt, ik moet bekennen, dat ik niets, het geen na eene graft geleek, omtrent Suez zag, uitgezonderd een' kleinen waterloop; hoedanige 'er vee» len te zien zyn, beide in de groote en in de kleine woeftyne (*). Wat. aanbelangt de vaart, (*) De Groote Woeftyn trekt men door, wanneer men van Basfora geheel te land na Aleppo reist: de kleine ligt tusfehen Bagdad en Aleppo. Om deeze door te reizen , gaat men eerst den Euphrates op vaa Basfora na Ilella of Hilla, van daar na Bagdad, dat aan G 2 den  70 BRIEF over het REIZEN vaart, welke, naar men zegt, gegraven zoude zyn tusfehen Berenice en Coptos op de breedte van zesentwintig graaden in OpperEgypte, ik twyffele of dezelve wel ooit beftaan hebbe. De Heer d'anville fchynt te denken, dat 'er allecnlyk een wech gemaakt wierd van den Nyl tot aan de Roode Zee, en dat de misvatting daaruit ontftond, dat 'er eene bevaarbaare graft was tusfehen den Nyl en Coptos, dat vair deeze riviere niet meer dan zeven [Engelfche] mylen was afgelegen. Maar dewyl deeze groote Aardrykskundige zich niet zo diep in dit onderwerp heeft ingelaten, als gy misfchien zult denken dat het verdient, zal ik u eenige weinige woorden in bedenking geeven tot bavestiging van zyn gevoelen. De Schryvers , welken eene bevaarbaare graft, of eenen wech, geplaatst hebben tusfehen den Nyl en de Roode Zee van het hedendaagfche Ghinna tot Cofire , hebben waarfchynelyk gegist, dat dezelve op deeze plaats den Tigris ligt; van Bagdad na Hit of Heat aan den Euphrates; en van Heat door de Woeftyne na Tieba of Tybe. Het ftraks volgende Dagverhaal des Heeren capper, toont den wech door de groote vroeflyne, maar van Aleppo na Basfora,  ttït INDIE door EGYPTE. 71 plaats moesten geweest zyn , dewyl de afftand van de Zee tot aan de Rivier hier de kortfte is, als zynde, in eene rechte lyn, ten hoogden honderdëntwintig [Engelfche] mylen. Maar toegeftaan zynde, dat in OpperEgypte zulk eene vaart ooit beftaan hebbe, waarvan nu geheel geen fpoor meer is te vinden, is het niet zeer waarfchynelyk, dat dezelve in die richtinge zou gegraven zyn. Want,daar Cofire bykans drie graaden voorby [d. i. benoorden] den Keerkring is gelegen, zou de reis van den Keerkring tot aan Cofire, voor de Ouden, in hunne flcchtgebouvvdc fchepen , niet te doen zyn geweest dan geduurende het aanhouden van den Khumfeen wind, welke , gelyk ik te vooren hebbe aangemerkt, omtrent vyftig dagen in het jaar blaast. Hadden derhalven de Egyptenaars ondernomen zulk eene bevaarbaare graft te maaken, zy zouden ze verder na het Zuiden gegraven hebben , naby den Keerkring, alwaar zy hun van dienst konde geweest zyn geduurende zes maanden in het jaar, dat is, naby de plek, alwaar ptolomaeus en anderen het oude Berenice geplaatst hebben. Dr. pococke, die nicc fchynt gelet te hebben op deeze omftandigG 3 beid,  72 BRIEF over het REIZEN hcid, dat de Noordweste wind zo lang de overhand heeft tusfehen Cofire en den Keerkring, denkt, dat ptol.omaeus zich vergist in de breedte van Berenice, dewyl strabo, die Opper-Egypte bezocht had, Berenice naby Coptos plaatst. Daar evenwel het woord naby alleen eene betrekkelyke uitdrukking is, kan het even goed tweehonderd agtenvyftig* als honderd [Engelfche] mylen betekenen, cn kan daarom niet dienen tot eene proef, dat Berenice juist op dezelfde parallel van breedte als Coptos zou gelegen hebben. Over de ligging van Coptos wordt niet getwist ; en daar ptolomaeus, en veele der achtenswaardigfte Aardrykskundigcn, den afffand van daar tot Berenice bepaald hebben op, ten naasten by, tweehonderd agtenvyftig mylen (*), zullen de mcestcn, misfchien van ge- (*) Dat is 258000 fehreden. Zo geeft cellarius, Geogr. Ant. Tom. II., p. 832, den affiand van Coptos tot Berenice op, uit plinii, Nat. II: st. Lib. VI. cap. 23. Die plaats naziende, vinde ik, in mynen druk, 263000. Met Romcinfche letteren is tusfehen deeze getalen ligtlyk een misflag te begaan. Maar of de drukfeil in het werk van h.inius dan in dat van cellarius zy gefiopen, durve ik niet bepaalen. Alleenlyk moet ik aanmerken , dat, volgens eene andere opgaaf, by cellarius gemeld, dc aflland 261000 fchrèden zoude geweest zyn.  uit ÏNDfE door EGYPTE. 73 gevoelen zyn, dat Berenice gelegen was in de zogenaamde vuile Baai, ten Zuiden van Kaap Neus , en flechts weinige mylen vart den Keerkring. Ptolomaeus philadelphus maakte eenen wech van de eene deezer Steden tot de andere, op welken hy putten deed graaven, en gebouwen nichten, die men hedendaags in het Oosten Caravanferais zou noemen: maar van welke ik onderricht ben, dat tegenwoordig geene lpooren zichtbaar zyn. Deeze wech is door fommigen by mistasting genomen voor eene vaart; maar ik zal aan uwe befchouwinge eenige tegenwerpingen voordraagen, tegen de waarfchynelykheid, dat 'er ooit eenige vaart gemaakt is tusfehen dit gedeelte des Nyls cn de Roode Zee. Deeze vaart moest van water zyn voorzien geworden of uit dc Riviere, of uit de Zee. Indien uit de Riviere, zou zulk eene ontlasting uit dien ftroom, zelfs in het beste Jaargetyde, Bcneden-Egypte beroofd hebben van eene te groote maate deezer eenige bron van deszelfs vruchtbaarheid, cn in een droog Jaargetyde, dat ten minften eens in c!c vier of vyf jaaren invalt, zou zy eenen hongersnood veroorzaakt hebben. Want, gelyk G 4 »  74 BRIEF over het REIZEN ik te vooren aanmerkte; de regen valt hier nooit in genoegzaamen overvloed om den geringflen trap van groeiend leevcn te onderhouden. Indien de vaart van water moest voorzien worden uit de Roode Zee, konde een buitengewoon fprïngty, of een fform, de fluizen doorgebroken, en daardoor geheel BcncdenEgypte overftroomd hebben, zo dat het geheel een meir van zout water ware geworden. Ten minften zou de vermenging van het zoute met het verfche water het land ongefchikt gemaakt hebben tot de oogmerken van den Landbouw; behalven dat het grootfte gedeelte der Inwoonderen geen ander versch water hebbe dan het geen uit den Nyl komt (f). Indien dan dc Egyptenaars gec- Cf) Wat vroeger (prak onze Schryver van de overblyffeis ecner vaart van Suez tot aan den Nyl, op last van Keizer trajanus gegraven. Maar plinius, Lib. VI., Cap> 29. verhaalt, dat eerst sesostris, naderhand darius cn eindclyk ptolom a e u s , eene vaart van omtrent Suez (oudtyds Heroopolii) tot in den Nyl hadden willen grnaven. Dat de laatstgemelde het werk ook tot eene zekere lengte voortgezet, maar naderhand geHaakt had, dewyl het water in de Roode Zee drie ellen (cubitus) hooger was dan het land van Egypte, en men dus vreesde eene overfïrooming niet te zaden kun-  uit INDIE door EGYPTE. 75 geene vaart konden graaven, zonder hun land te bederven, of zich zelvcn te berooven van een' noodzaaklyken voorraad van water tot huislyke gebruiken, mogen wy redelyker wyze befluiten, dat zy nooit de zaak hebben willen onderneemen, of zeiven zich uit hun vaderland bannen. Dus, myn Heer, hebbe ik u alle waarneemingen raakende Egypte voorgedraagen, welke my voor den geest komen, ten minften die, welke zich in den naauwen omvang van eenen Brief laatcn befluiten. Ik zal nu nog in ovcrweeging necmen , welke maatregels gy moet neemen om van Alexandrië na Europa te reizen. . De tyd en wyze van uw vertrek van Alexandrië moet geheel afhangen van het ontwerp, welk gy by u zeiven hebt vastgefteld; dat is, of gy van oogmerk zyt om recht- ftreeks kunnen beletten. Toen men het werk Maakte,was men gevorderd tot aan eene bittere Wel (Jontes anieiros) 37400 fchreden van Suez. ■ Zekerlyk was zulk eene onderneeming in een zo vlak en Jaag land niet zonder gevaar. Maar door middel van fterke dyken en goede Huizen, de eene op eenen behooriyken afïtand van de andere in redelyk getal aangelegd, zou men het gevaar grootlyks hebben kunnen verminderen , of liever ge-' heel wechueeViieu. GS  76 BRIEF over het REIZEN flreeks na Engeland te vertrekken, dan of gy op uw gemak wilt reizen, en een tochtje van vermaak doen. Gy zult naauwelyks denken om den geheelen wech na Europa te land te doen, over Palaeftina, Syrië, Klein Afië, enz. Ik zal daarom alleenlyk melden, wat gy moet doen, wanneer gy over Zee gaat. Hy, die uwe zaaken waarneemt, zal u gemaklyk een fchip bezorgen , en het bevrachten, om u, na welke haven van Europa gy wilt, over te voeren; gy kunt dit op redelyke voorwaarden krygen, indien gy toeHaat, dat 'er tevens eene laading goederen worde aan boord genomen; en dit zal u geene ongelegenheid veroorzaaken; mits dat het fchip daarna onder uw bevel gefield worde. Van alle Volken, die deeze haven bezoeken , zou ik u raaden, gebruik te maaken van de Ragufaanen. Hunne fchepen zyn ftèrk en wel gebouwd; hun Zeevolk nuchtcren, zindelyk cn beleefd; en hun Gcmeencbcst is doorgaans in vrede met al de veffchillënde Staatcn van Barbarycn. Naast deezen zou ik , in vredestyden, den voorrang geeven aan dc Franfchen, welken hier eenen aanzienlyken handel dry ven', cn daartoe zeer grootc fchepen gebruiken. Er komen flechtl wei-  üït INDIE door EGYPTE. 77 weinige Engelfche fchepen, en deeze zyn •doorgaans klein en in een' Hechten ftaat. Indien gy haast hebt om fchielyk te huis te komen, is het best, dat gy het fchip bevracht voor twee maanden om u in de eene of de andere haven van de Adriatifche Golf, of Middellandfche Zee, te brengen; en dan zal het aan u eigen welgevallen ftaan om eene der plaatzen te kiezen, alwaar de quarantaine kort is, by voorbeeld, Malta, Marfeille, Ragufa of Trieste. Op alle deeze plaatzcn is, wanneer men eene: patenta netta of Zuiveren Gezondheidsbricf, heeft, de tyd der opfluitinge flechts achttien dagen. Ik zou u raaden na Malta te ftuuren; maar, indien de Wind uit het Westen komt, na dat gy Candia zyt voorbygezeild, en eer gy Malta in het gezicht krygt, moet gy trachten by den Pharo van Mesfina langs te zeilen, en uwe reis na Marfeillc te vervorderen, of anders de Adriatifche Golf opzeilen na Trieste. Wanneer gy de Adriatifche Golf zyt opgezeild, en de wind dan na het Noordwesten loopt, zult gy de haven van Ragufa onder uwe ly hebben; van waar gy u, na het voleindigen van uwe quarantaine, in welk gedeelte van Italië gy wilt, kunt doen aan land  7S BRIEF over het REIZEN land zetten. Eer gy te Alexandrië aan boordgaat, geeft de Conful, die uwe zaaken bezorgt, op denzelfden tyd als hy het fchip afvaardigt, u voor u zeiven eene afzonderlyke Vcrklaaring, of eenen Gezondheidsbricf. .. Indien gy van oogmerk zyt om een tocht-, je van vermaak te doen, zonder in uwen, tyd bepaald te zyn, en van Alexaridrië kunt vertrekken in de maand February, zult gy gevolgelyk eerst den Archipel bezoeken, alwaar gy, in de verfchillende Eilanden, eene onuitputbaare bron van aangenaame tydkortinge zult vinden. Gy zult-zeer gemaklyk in het verloop van vier maanden na Conftantinopolen kunnen reizen, cn onder wech alle plaatzen aan de Oostzyde van den Archipel bezoeken, welke bezienswaardig zyn: naderhand, wanneer gy na Italië reist, kunt gy het westlyke gedeelte gaan zien. Het fpyt my geweldiglyk, dat het tegenwoordig niet in myne magt is u eene byzondere befchryving van alle deeze Eilanden te geeven; maar te Alexandrië zult gy gemaklyk, raakcn.de dezelve , allerlei onderrichting krygen , die gy kunt begceren. Indien gy op uwe terug reize van Conftantinopolen, na het Noord, westelyke gedeelte van Candia voorbygeboül . zciid  uit INDIE door EGYPTE. 79 zeild te zyn, bcgeerig zyt het znidlyke gedeelte van Italië, en het Eiland Sicilië te zien, zal het noodzaaklyk zyn uwe quarantaine op Malta te houden. Maar dewyl de Inwoonders van Sicilië in het Jaar 1743 verfchrikkelyk van de pest geleden hebben, ben ik niet verzekerd, dat gy, van Malta komende, in eeltig gedeelte van het gemelde Eiland zult kunnen aan land gaan, zonder eenige dagen aan boord van uw fchip opgehouden te worden. Te Mesfina, alwaar de pest in haar grootfte geweld woedde, leggen zy dikwyls eene quarantaine van zeven dagen op, zelfs aan dezulken, die van dc tegenoverliggende kust van Calabrië komen. Maar de Napolitaanen zyn nipt zo naaiiw gezet; en gy kunt derhalven in de laatstgemelde Stad vryelyk aan den wal gaan, wanneer gy te Malta Prattica [of vryen toegang en handel] hebt verkregen. De tyd", dien gy hefteed hebt in het bezoeken van Conftantinopolen en de Eilanden van den Archipel, gelyk ook in het onderhouden van quarantaine, zal u te Napels brengen in July of Augustus. Dit is wel het gunftigfte Jaargetyde niet: maar dat kan men niet voorkomen, ten zy gy uw verblyf te Con-  8o BRIEF over het REIZEN,enz. Conftantinopolen,of op de Eilanden, verlengt, zo dat gy in September of O&ober te Napels komt. Dit is juist het beftek, dat ik liefst zou aanpryzen; want door dit kleine uitftel zult gy ten vollen tyd hebben om landen te bezichtigen, welke in den hoogften trap uwer oplettendheid waardig zyn; gy zult in ftaat zyn om den winter te Napels aangenaam door te brengen, en gy zult de geheele volgende Lente en den Zomer hebben tot uwe reis, door Italië en Frankryk, na Engeland; terwyl de warmte der Zonne toeneemt, naarmaate gy verder noordwaarts komt. En nu, myn Heer, u geleid hebbende tot op het vaste land van Europa, zal ik verlof verzoeken om te fluiten: niet,*evenwel, zonder u te verzekeren, dat ik, zo het noodzaaklyk mogt zyn, my gelukkig zal rekenen in u alle verdere onderrichting te geeven, welke in myn vermogen is, cn dat ik met grooten eerbied ben, MYN HEER, Uw gehoorzaamftz nederige Dienaar JAMES CAPPER.    DAGVERHAAL. By wege van eene Inleidinge tot dit Dagverhaal, zal ik de vryheid verzoeken om vooraf aan te merken, dat, wanneer de Regeering , of de Oostindifche Maatfchappy, het noodig vinde eenige Brieven na Basfora te zenden, na dat het jaargetyde om over Egypte te reizen voorby is, de kortfte en minst kostbaarc wech om dit te doen, is, dat men dubbele affchriften van de Brieven zende aan onzen Staatsdienaar te Wcenen, die ze verder zal voortfehikken aan onzen Gezant te Conftantinopolen. Van daar moet een affchrift gezonden worden na Aleppo, en een ander na Bagdad, beide welke, naar alle waarfchynelykheid, in minder dan twee maanden, uit Engeland te Basfora zullen komen. De post van Engeland na Weenen , en een renbode van daar na Conflantinopolen , zullen fpoediger en beterkoop reizen dan cenig Heer by mogelykhcid kan doen. Het zelfde kan men zeggen van de Tartaarfchc Ren-  82 DAGVERHAAL eeneu REIZE Renboden van Conftantinopolen na Aleppo en Bagdad. En wanneer de Brieven ecnig bevel of bericht; van meer dan gemeene aangelegenheid behelzen, kan men , om derzclver behouden aankomst te verzekeren, eene tweede party dubbele brieven na Weencn cn Conftantinopolen afzenden , eene week na het vertrek der eerften. Doch fomtyds kan het gebeuren, dat iemand langs deezen wech moet gezonden worden , niet alleen om bevelen na Indië over te brengen, maar ook om ze ter uitvoeringe te ftellen. In dit geval moet hy overweegen, of hy gehard is tegen de vermoeienis van den gantfchen wech te land af te leggen 'tot aan Basfora , dan of hy uit eenige haven der Middellandfche Zee te water wil gaan na Latichea (*) of Alexandretta. Het eerfte is buiten eenige tegenfpraak minst onderhevig aan vertraagingen van wind en weder; maar aan dén anderen kant is het ook verre wech het gevaarlykfte, vermoeiendfte en kostbaarfte. Daarenboven zyn flechts weinig menfchen in ftaat om den last te verduuren van in den wintertyd te post te ryden van Wee- nen (*) By andere Ladicia, oudtyds Laodicea.  van LIVORNO na INDIE. 83 nen na Conftantinopolen, en van daar na Aleppo; en de tocht over zee kan grootlyks verkort worden, door in eenige haven aan den Zuidoost-kant van Italië te fcheep te gaan. Alle deeze vcrfchillende redenen, voor en tegen derhalven bycen getrokken zynde, geloove ik, dat de mcesten zullen oordcelen, dat Brieven den gcheclen wech over te land na Basfora bchooren gezonden te worden; maar dat een Heer beter doen zal, indien hy een gedeelte van de reize na Syrië ter zee aflegt. Men ftond my niet meer dan twee dagen toe om my tot deeze reis gereed te maaken, cn ik had, derhalven, in het midden der bezorginge van myne byzondere zaaken, geen tyd om te overvveegen, welken wech ik best zou neemcn. De bevelen, die my gegeven werden, hielden in, dat ik over Holland na Venetië of Livorno moest reizen: ingevolge hiervan, verloor ik verfcheiden dagen, welke befpaard zoudjn geweest zyn, indien' ik het bovengemelde bellek gevolgd had, van, naamlyk, verder zuid.waa.ts te reizen, eer ik my te fcheep begaf. Het moet te cenemaal noodeloos gerekend worden, dat ik eenig bericht geeve van myne reize tot aan Livorno; daar de wech na H dcc-  84 DAGVERHAAL eener REÏZE deeze ftad zo wel bekend is, zy het genoeg te zeggen, dat dezelve gedaan werd in achttien dagen, niettegenftaande ik by Venetië om reisde, en bykans twee dagen onder wech wierd opgehouden; eerst door den Postmeester te Gorkum in Holland, die weigerde ons paarden te geeven, om in den nacht voort te reizen, en naderhand door een toeval, dat aan het rytuig gebeurde. De Conful te Livorno huurde, by onze aankomst aldaar, eene RagLifaanfche fhaauw van honderden tien last, om ons na Latichea of Alexandretta te brengen. Deeze was gereed om ons aan boord te neemen, den 27ftcn van September 1778; doch, dewyl het hard waaide, gingen wy niet aan boord voor den 2often, ten zes uuren in den avond. Daar ik in dit Dagverhaal niet bedoele den Zeeluiden eenige onderrichting te geeven, zal ik den tyd aanduiden volgens de gewoone wyze van rekenen, dat is, den dag beginnende ten twaalf uuren in den nacht, en niet volgens den Starrekundigen dag, ten twaalf uuren op den middag. Op den 2pflen September 1778, des avonds koozen wy zee, en kwamen tamelyk wel op de ruimte. Scpt. /  van LIVORNO na INDIE. 85 Sept. 30. De Wind in het Zuidoosten, blies den gantfehen nacht geweldig hard: in den morgen zagen wy een zeil, gelyk ook het Eiland Caprara,omtrent ten Oosten van ons, op eenen afltand van zeven [Engelfche] mylen, en het Noordelyke gedeelte van Corfica, ten West-Zuid-Westen. De Wind in den morgen gemaatigd. Oóf. 1. Veranderlyke Winden en Uil te. Wy zagen het Eiland El ba, in het Zuidoosten op den afftand van omtrent zes zeemylen, en het Eiland Pianofa, Zuid ten Oosten op omtrent negen zeemylen af Hands; de lucht met wolken bezet; in den avond begaf zich de wind na het Oost-Zuid-Oosten. Geene Waarneeming gedaan. Oef. 2. Veranderlyke Winden, en fomtyds ftilte. Zagen het Eiland Montc Christo, Oost ten Zuiden van ons op eenen afftand van zeven zeemylen, en vonden eenen ftroom, die na het Zuidoosten trok. De breedte waargenomen, op 420, 9' Noordelyk. Oef. 3. In den morgenftond ligte koeltjes, en fomtyds ftilte. In den avond begon het fris op te waaien uit den Zuidwesten, met toeneemendc koelte des nachts. Oef. 4. Het bleef zeer fris waaien, tot omli 2 trent  86 DAGVERHAAL eener REIZE trent tien uuren, wanneer de wind op eens ging liggen, en het voor omtrent een uur feil werd. Daarna begon het zeer hard te waaien uit het Zuid-Zuid-Westen; wy zeilden den geheelen nacht met digt gereefde marszeilen. Oef. 5. Zachte koelte en ftilte den geheelen dag; in den avond wakkerde de wind wat uit het Zuiden ten Oosten. De waargenomen breedte was 400, 32'. Oei. 6. Den geheelen morgen ftil, met zeer heet weder: omtrent twee uuren in den namiddag , ontftondt 'cr een koeltje uit het' Zuid-Zuid-Westen, met wat regen en eene zeer dikke lucht. In den avond zagen wy een groot Moorsch vaartuig, Noordvvaards aanhoudende. Dc breedte waargenomen op 40% 21' N. Ocl. 7. De Wind Zuid ten Oosten. Het waaide zeer hard geduurende de geheele vierentwintig uuren, met eene geweldige hooge zee. Geene waarneeming gedaan. Ocl. 8. De Wind Zuid ten Oosten tot op den middg. Daarna Zuid Zuid West, zeer fris opblaazcnde met eene holle zee. In den namiddag zagen wy een vaartuig, dat NoordWest-  van LIVORNO na INDIE. 87 Westwaards zeilde. De breedte waargenomen op 40% 10' N. 061. 9. De Wind van het Zuiden tot het Zuidwesten met een fris koeltje cn aangenaam weder. De waargenomen breedte 390, 40'. OSt. 10. De Wind Zuid-West, met eene frisfe koelte, en aangenaam weder. In den morgen mee her aankomen van den dag zagen wy hef Eiland Sicilië en de overige Eilanden by hetzelve, Lipari, Salini, Stromboli, enz. hielden landwaards aan, tot dat wy omtrent vyf [Engelfche] mylen van de Kust waren, en hielden toen den geheelen nacht af cn aan. Geene waarnceming gedaan. Ocl. 11. De Wind Zuid-Zuid West, een fris koeltje omtrent twee uuren in den morgenftond, koers gezet na den Pharo van Mesfina. Een loots kwam ons aan boord, omtrent zeven uuren in den morgen, cn bragt het fchip door den ingang van den Pharo, welke omtrent drie [Engelfche] mylen wyd is. Wy pasfeerden op twintig ïajrds, of minderen, afffand van de Kust van Sicilië. Het loon der lootzen is niet bepaald; maar hangt af van het weder, cn dewyl dit gemaatigd was , betaalden wy niet meer dan Hechts II, 3 twee  DAGVERHAAL eener REIZE twee zequinen en een' hal ven. Dikwyls eifchen zy v\f, en fomtyds twintig. Altoos, ze lert de groote pest te Mesfina > heeft men 'er eene quarantaine van zeven dagen gehouden, zelfs tusfehen de Kust van Calabrie en Mesfina. De gewoone quarantaine voor de zodanigen, die uit de Levant komen, is aldaar ten minften van veertig dagen, en op -het geringde beuzelachtige bericht van eene pest, willen zy niemand toelaaten voet aan land te zetten. In dat geval gaan de meeste fchepen na Malta. Het midden van het Canaal ffrekt zich omtrent Oost-Zuid-Oost en West-Noord-West. Den wind gunftig zynde, en het weder fchoon, bleef ik den geheelen dag op het dek , om het genot te hebben van een der fchoonfte gezichten, welke my ooit voorkwamen. Deeze fchoone zeeëngte werd buiten twyüel gemaakt door eenige fterke aardbeevinge, die misfchien ter zelfder tyd den oorfprong gaf aan dc nabuurige Vuurbergen den Etna en den Vefuvius. Dit denkbeeld kwam my voor den geest, terwyl ik de Straat doorzeilde , en ik fchreef het daarom op, in myn Dagverhaal, hoewel het myn oogmerk niet is veele aanmerkingen over de Natuurlyke Historie in hetzelve te plaatzen. Af en aan Reg-  van LIVORNO na INDIE. 89 Reggio zagen wy twee Franfche Xebecquen ten anker liggen; maar zy gaven geen acht op ons, gelyk ook niet op een Siciliaansch vaartuig, fchoon geen van beiden zyne vlag toonde De Siciliaanfche fchepen hebben altoos eene boot achteraan, om het fcheepsvolk in Haat te Hellen van zich door de vlucht te redden, in gevalle zy eenen Barbaryfehen Zeer00ver ontmoeten. In zulk een geval loopen zy altoos met het fchip zo dicht onder het land als zy kunnen, begeeven zich dan in de boot, landen, en vluchten in de bosfehen. Wy zagen den top van den Etna met rook bedekt, maar zedert eenige jaaren heeft deeze berg opgehouden vuur te braaken. Omtrent zes uuren in den avond waren wy de Straat doorgezeild. 061. 12. De Wind Noordwest, een aangenaam koeltje en zeer fchoon weder, het zuidlykfle gedeelte van Sicilië was in ons gezicht in het Zuidwesten, en Kaap Spartivento , dc zuidlykfle Uithoek van Italië , ten Noord-Noord-Westen, op eenen afftand van omtrent veertien zeemylen. Wy zagen en preiden een zeer net Ragufaansch vaartuig, dat op zyne fhuisreizc was van Genua. Waargenomen breedte, 37°, 25'. N. H 4 Oft.  9o DAGVERHAAL eener REIZE v O'fl. 13. Dc Wind Zuid-West ten Zuiden, een zacht koeltje, en zeer vlak Water, met fchoon helder weder. Waargenomen breedte 37% 8' N. Oa. 14. Een zacht koeltje uit den Zuidwesten in den ochtend, dat tegen den avond Zuiden ten Oosten draaide met fchoon aangenaam weder, en eene cJTene Zee. Ten acht uuren des avonds, zagen wy een Noorderlicht, dat langer dan een uur uitneemend helder fchecn. Waargenomen breedte 360, 34' N. Oa. 15. De Wind van Zuiden ten Westen tot Oost-Zuid-Oost; het waaide fris met eene woelende Zee. In den nacht draaide de Wind meer na het Zuiden; ten elf uuren 's avonds wendden wy. Geene waarneeming gedaan. Oa. 16. De Wind Zuid-West het eerfte gedeelte van den ciag een zacht windje dat tegen den avond toenam tot eene maatigc koelte, het weder cenigzins nevelig, met eene zeer hooge woelende Zee. De waargenomen breedte 360, 2' N. Oa. 17. De Wind West-Zuid-West, eene fi'isfe koelte en aangenaam weder voor het grootfrc gedeelte van den dag; omtrent den mid-  van LIVORNO na INDÏE. 91 middag eene kleine regenbui. Dc waargenomen breedte 35", 19' N. Orft. 18. De Wmd Zuid-West, een mooi fris koeltje, en nevelig weder. Omtrent vyf uuren in den morgen viel een der matroozen van de groote raa over boord; wy heezen de boot uit, en borgen hem, na dat hy twintig minuten in het water was geweest. Ten zeven uuren des ochtends zagen wy drie Franfche fchepen; ten tien uuren preiden wy een derzelve, zy kwamen alle van Smyrna en moesten na Marfeillc. Zy zonden eene boot aan boord, om te verneemen, of de Oorlog tusfehen Engeland en Frankryk verklaard was; maar onze Kapitein wendde voor onkundig te zyn. Om niet' bekend te worden, had ik de klceding van eenen Italiaanfchen matroos aangetrokken, en ging daardoor onopgemerkt door met de rest, Ten half zes uuren in den avond, zagen wy land in het Noord-Oo>tcn, op vyf zeemylen afffands; wy verbeeldden ons, dat het Goza was, op de hoogte van het Noord-oostelyke gedeelte van Candia. Oa. 19. De Wind West-Zuid-West, eene mooie koelte en zeer aangenaam weder. Wy zagen het Eiland Candia, tdh zes uuren in li 5 den  92 DAGVERHAAL eener REIZE den avond, kaap Soliman Noord-Noord-West van ons, op omtrent acht zeemylen afftands. De waargenomen breedte 34% 44' N. Ocl. 20. De Wind Noorden, met eene toeneemende koelte en aangenaam weder. De waargenomen breedte 340, 34'. N. Ocl. ar. De Wind Noord-Noord West; zeer zachte koeltjes , en fomtyds ftil. De waargenomen breedte 340, 31' N. Oa. 22. De Wind Noord Noord-West, eene zachte koelte in den morgen, den geheelen avond ftil. De waargenomen breedte 34°, 21' N. Oa. 23, De Wind in den morgen NoordWest ; ten drie uuren in den namiddag West ten Noorden, met eene zachte en meer toe dan afneemende koelte. In den avond zagen wy het Eiland Cyprus. Den volgenden morgen vertoonde zich Kaap Baffa in het NoordOosten, op eenen afftaria van omtrent twaalf zeemylen, Kaap Blanco in het Noorden, ten Oosten , op vyf zeemylen afftands , Kaap Gatto in het Oosten ten Noorden, op negen zeemylen afftands. Naby Baffa was het oude Paphos gelegen, van welken naam Baffa waarfchynelyk flechts eene verbastering is. In het land, omftreeks deeze Kaap, zyn de vrou-  van LIVORNO na INDIE. 95 vrouwen nog uitfteekcnd fchoon ; maar in de overige deelen van het Eiland , kunnen zy niet meer dan gemeen haaien. Onze Kapitein vond aan boord eene groote en onverwachte fchaarsheid van water, en befloot daarom voor eenige weinige uuren by Lernica ten anker te komen, om zich weder te voorzien. De waargenomen breedte 34% 22'. Oef. 24. De Wind Zuid-West; van tien uuren in den morgen tamelyk fris opblazende. Wy vonden eenen ff room die na het West-Zuid Westen trok. Dezelve dreef ons, in vierentwintig uuren, eenentwintig [Engelfche] mylen af. Kaap Gatto Noord-NoordOost van ons, op eenen afftand van omtrent vyf zeemylen. De waargenomen breedte 34% 36'. Ten vyf uuren in den avond, kwamen wy op de reede van Lernica, de landingplaats West ten Zuiden van ons, en de vlag der Engelfche faéforye West -Noord- West, omtrent anderhalve [Engelfche] myl van den wal. Wy vonden hier een Fransch Fregat liggen, dat van Malta kwam. Jn den avond gingen wy aan land, na het huis van den Ragufaanfchen Conful, welken wy eene Hipte geheimhouding aanbevalen; hem verplichtende, om ons, in tegenwoordigheid zyner be-  04 DAGVERHAAL eener REIZE bedienden, te behandelen als gemeene matroozen. 's Avonds ten acht uuren gingen wy weder aan boord* De ftad is gebouwd gelyk andere gemeene Turkfche fteden, met tichclfteenen * die in de Zon gedroogd zyn. lSTa dat wy aan land gegaan waren, kwam eene boot van het Franfche Fregat aan boord van ons fchip, maar vond niets, dat tot ons betrekking had. Wy zagen aan land den Engelfchen Conful, maar hy kende ons niet in onze vermommingc van Italiaanfche matroozen, en wy maakten ons niet bekend, uit vreeze, dat zyne bedienden onze aankomst mogten ruchtbaar maaken. OÉr. 25. In den morgen was het ftil, tot omtrent tien uuren. Toen ontftond 'er een zacht koeltje uit den Oost-Zuid-Oosten. Ten elf uuren kwam de Kapitein aan boord met een Griekfchen loots, en wy ligtten het anker met eene toeneemende koelte. Onder zeil geraakt zynde, begroetten wy het Franfche Fregat met vyf fchooten. Het antwoordde flechts met éénen. Oft. 26. De Wind veranderlyk, meest uit het Zuidwesten , cn dikwyls ftil ,• in den nacht te ecncmaal ftil. Met het aanbreeken van den dag , zagen wy een gedeelte van de  van LIVORNÖ na INDIE. 95 de kust van Syrië; in den avond, omtrent Zons ondergang, de bergen van Antiochie, .op eenen afftand van omtrent vyftien zeemylen.. De waargenomen breedte 35% 2 N. 061. 27. Een zacht koeltje uit het NoordOost ten' Noorden. Latichea in het NoordOost ten Oosten van ons, op omtrent acht zeemylen afftands. Wy hielden den geheelen nacht af en aan. Dewyl de wind ons tegen was, konden wy niet in de haven ko* men, en begonnen te vreezen, dat de Kapi- .tein van het Franfche fregat, by eenig toeval, mogt hooren, dat wy aan boord waren, ons volgen , en gevangen neemen. In den nacht zagen wy' aan land verfcheiden lichten. l-.ü Zb'{ f Oef. 28. Zachte koeltjes uit het Noord-oos. ten, Latichea Noord-Oost ten Oosten van ons. In den avond kwamen by ons aan boord drie Franfche booten, behoorendc tot koopvaardyfehepen, welke toen in de haven lagen , om ons in het binnen komen behulpzaam te zyn. Des avonds ten negen uuren, kwamen \vy ten anker op acht vademen waters, aan den mond der haven. 061. 29. In den morgen gingen wy aan .land na het huis van den Hcere sci per as, den  96 DAGVERHAAL eêner REIZE den Engelfchen Vice-Conful onder den Heere a b b o t te Aleppo , aan welken laatstgemelden wy eenen Brief zonden , in welken wy hem kennis gaven van onze aankomst, en van het oogmerk onzer reize. De tegenwoordige ftad Latichea ligt omtrent een vierde gedeelte eener [Engelfche] myl van de oude haven, welke in haaren voormaah'gen ftaat een allerkostbaarst en prachtigst ftuk wcrks moet geweest zyn ; maar nu ligt zy in puinhoopen, en de grond -is 'er, gelyk in de nieuwe haven van Alexandrië, zo bezet met brokken marmer en iteenen, die 'er in gevallen zyn, dat zy de ankertouwen der fchepen in ftukken fnyden. Het nabuurige land was eertyds beroemd door het voortbrengen van uitmuntenden wyn. Doch nu wordt 'er geen wyn gemaakt, en daar het land nog overvloed van druiven voortbrengt, en de Mahometaanen 'er niet tegen zouden hebben, dat men uit dezelve wyn perfte, kan dit aan niets anders dan aan de onweetendheid, of aan de traagheid, der Christenen en Jooden, waaruit het grootfte gedeelte van de Inwoonderen der ftad beftaat, worden toegefchreven. De Tabak van dit land is in zeer groote achtin- ap  van LIVORNO na INDIE. 97 ge onder de Turken en Arabiërs, en wordt nu in zo groote hoeveelheid geteeld, dat het grootfte gedeelte des Turkfchen Ryks 'er van voorzien worde. In het byzonder wordt hy gezonden na Damiate in Egypte, alwaar hy verruild wordt tegen de koffy, die aldaar van Mocha komt, gelyk ook tegen de ryst, die in de Delta groeit. Ware dit land onder een' goeden regeeringsvorm, en waren de inwoonders geneigd tot naarftigheid , men konde hier met de voordeden, die men 'er heeft van eenen vruchtbaaren grond en eene fchoone luchtftreek, niet alleen alle verkwikkingen, maar ook alle weelde genieten, welke deeze waereld kan uitleveren. Eene aanmerking, die, inderdaad, toepasfelyk is op bykans het geheele Turkfche Ryk, dat buiten tegenfpraak het fchoonfte gedeelte der waereld, ten minften der oude waereld, is. Daar de natuur zo milddaadig is geweest, is het jammer, dat haare uitgelczcnfte giften zo flecht befteed zyn. Oef. 30. Wy bleeven te Latichea om onze pakkaadje aan land te doen brengen , en onze rekening met den Kapitein te fluiten. De ledige tyd, dien wy deezen dag en den volgenden hadden, werd doorgebragt met wan-  98 DAGVERHAAL eener REIZE wandelen door en omftreeks de ftad , en met het bezichtigen der omliggende landen, alwaar veele treffclykc gedenkftukken der Oudheid zyn, maar in een' zeer vervallen toeftand. Aan den Zuid - Oostkant der tegenwoordige ftad, is een groote Triumphboog, rustende op kolommen van de Corintbifche orde, welke nu een gedeelte van eene Moskee uitmaakt. De Architraaf is vcrfierd met oude krygs- en zegetekens, en 'er zyn op verfcheiden plaatzen van het gebouw veele Griekfche Opfchriften: maar deeze zyn vernield, waarfchynelyk door de Mahometaanen. Omtrent eene halve [Engelfche] myl van de Stad, zagen wy verfcheiden grafkamers, in welke veele fteenen doodkisten geplaatst zyn in kleine nisfen , die opzettelyk gemaakt zyn om de kisten te ontvangen. In het midden van een deezer gewelven is eene bron, welker water gezegd wordt wonderwerkende krachten en uitwerkfels te hebben, als niet alleen alle. ziekten geneezende, maar ook de menfehen begiftigende met het vermogen van toekomftige dingen te voorzien , gelyk de Hooglanders in Schotland. De Grieken noemen deeze plaats de fpelonk van de H. Tecla. Sa-  van LIVORNO na IN DIE* 99 Saturdag, den iftèn November. Ten acht uuren in "den ochtend, begaven wy ons, onder het geleide van twee Janitzaaren , te paard op'reis na Aleppo, met muilezels om onze pakkaadje te vervoeren. Het eerfte gedeelte van den wech liep door een zwaar oneffen land:omtrent tien uuren,trokken wy over eene rivier, en begonnen in den voormiddag tusfehen de heuvels te komen, welke met bosfehen bedekt zyn. De wech door dezelve is eng, en fteil in het opklimmen en afdaalen; maar dewyl de paarden wel op de been, cn aan den wech gewoon, waren, ondergingen wy niet het geringfte toeval. De grond is hier eene foort van kalk en groote losfe fteenen. De oogst van koorn en van wyn was hier reeds eenigen tyd voorby geweest; maar, de boeren bragten ons eenige druivetrosfen, welke zy droogden tot hunnen wintervoorraad. Ten drie uuren in den namiddag, hielden onze muilczeldryvers ftil by eene kleine hut of veldftal, alwaar men eenen Kafar van vier dalers van ons vraagden. Den afftand van Latichea tot hier zoude ik onderftellen omtrent vyfentwintig [Engelfche] mylen te weezen. Dewyl hier geen huis omtrent was, zagen wy ons genoodzaakt in I de  ioo DAGVERHAAL eener REIZE de open lucht aan den kant van den wech te flaapen. Nov. 2. Ten twee uuren in den morgen, vervolgden wy onze reis, en hielden, omtrent den middag, ftil in de ftad Chokoor, alwaar de Gouverneur ons beval dien nacht te vertoeven. Dewyl de Caravanferai morfig was, trokken wy de ftad door , en Diepen in een open veld aan den Zuid-Oostkant der Stad, aan den oever van de rivier Orontes. Geduurende de reis van deezen dag, trokken wy over veele kalkheuvels , welke eene zeer fterke hitte te rug kaatften; maar de wech was veel beter dan gister. Wy zagen, zo ter rechter als ter linkerzyde van ons, veele aanzienlyke vlekken en fommige dorpen , welker inwoonders ons eene groote verfcheidenheid van druiven bragten. De Stad Chokoor is gelegen aan de Westzyde van de rivier Orontes, en omringd door een zeer fchoon land. Een Man, die zichzelven een Roomsch-catholick Priester noemde, maar als een Turk gekleed was, en geene Europifche taal fprak, bood ons een vertrek in zyn huis in de ftad aan; maar wy koozen het opene veld, met oogmerk om des anderendaags, vroeg in den morgen, eer dc poorten ' ge-  van LIVORNO na INDIE. ior geopend wierden, te vertrekken. Dewyl de maan uitfteekend helder fcheen , begonnen wy omtrent middernacht ons tot ons vertrek gereed te maaken; maar werden te rug gehouden door een nieuw bevel van den Gouverneur , die ons deed weeten, dat hy bericht ontvangen had, dat fommige Bedouinen zich op den wech bevonden, en dat hy in den morgen eene wacht na Aleppo zou zenden met eenig geld, die ons ook zoude begeleiden. Nov. 3. Omtrent vier uuren verlieten wy Chokoor, verzeld door eene groote Caravane, en begeleid door Ruitery en Voetvolk. Ten zes uuren in den morgen, kwamen wy by eene foort van tolhuis, alwaar men den Kafar ontvangt. Hier deed men ons ftil houden en afftygen tot dat de geheele Caravane opkwam, om gezamenlyk de heuvels over te trekken. Men vertelde ons , dat de Arabiërs tusfehen de heuvels in voor ons post gevat hadden. Evenwel wy zagen niets van hun. Twee Turkfche Ruiters, die uitmuntend wel opgezeten cn gewapend waren , en een gedeelte van ons geleide uitmaakten, reeden met ons vooruit op kondfehap. Wy waren omtrent een uur bezig met de heuvels 1 2 over  to2 DAGVERHAAL eener REIZE over te trekken; de wech over dezelve was ongemeen flecht; maar naderhand trokken wy door een zeer fchoon land, alwaar wy eene groote verfcheidenheid van w5'nftokken, gelyk ook vygeboomen en olyfboomen, zagen. Omtrent drie uuren in den namiddag, hielden wy ftil by de ftad Adelip, by een klein huis in de voorftad. Onze makkers, de Turkfche krygsknechten, hadden invloed genoeg in de ftad om ons eene zeer uitmuntende pillaw en eenige vruchten tc bezorgen. Zonder veel noodigcn, bewogen wy hen om daar mede in te deelen. Wy bevonden, dat zy zeer gezellige en nuttige reismakkers waren. Een hunner had gediend tegen dc Rusfen , cn gaf ons een zeer goed bericht van dien oorlog. i\ov. 4. Ten twee uuren in den morgen vervolgden wy onze reis langs een' zeer fteenachtigen wech. Wy rceden de Caravane eenige weinige honderd fchreden vooruit, tot dat wy te Khantaman kwamen : en toen reisden wy, omtrent negen uuren des morgens, alleen, voort door een heuvelig en fteenachtig land na Aleppo. Wy kwamen daar, in omtrent twee uuren en een half, en onze pakkaadje kwam 'er vier uuren na ons.  van LIVORNO na INDIE. 103 ons. Sommige Arabiërs, op Hechte paarden gezeten, ons geheel onverzeld ziende, trachtten ons beangst te maaken, door ons te vertellen , dat 'er roovers en plonderaars op den wech waren: maar niemand poogde ons eenig leed te doen. Evenwel onderrichtte de Heer abbot ons, dat wy onvoorzichtig gedaan hadden met ons geleide te verhaten. Het zou bclachelyk zyn, indien ik ondernecmen wilde eene befchryving te geeven van eene zo wel bekende plaatze als Aleppo, voornamelyk, daar wy Hechts weinig ledigen tyd hadden om iets met naauwkeurigheid waar te neemen. Dr. russel, die veele jaaren in deeze Had woonde, heeft 'er een uitgewerkt en naauwkeurig bericht van gegeven, welk ik iedereen ter leczinge durve aanpryzen, die wenscht bekend te zyn of met de natuurlyke historie des Lands , of met de zeden en gewoonten der Inwoonderen. Ik zal my voornaamelyk bepaalen tot een Verhaal van onze eigen verrichtingen. By onze aankomst maakten wy onze opwachting by den Heer Conful abbot, die ons zeer vriendlyk verzocht ons verblyf aan zyn huis te neemen. Wanneer een vreemdeling overkomt, met oogmerk om zich I 3 ee-  104 DAGVERHAAL ef.ner REIZE eenigen tyd in de ftad op te houden, is het gebruikelyk onder alle Europifche Heeren , die in de plaats zyn , hem een bezoek te geeven, dat gevolgelyk met een tegenbezoek moet beantwoord worden. Doch, daar wy Vreemdelingen waren, en niet lang dachten te vertoeven, had de Heer abbot, ten onzen opzichte, ontflag van die plechtigheid van hun verworven. Hy noodigde evenwel bcftendiglyk alle dagen gezelfchap aan zyn huis, door welk middel wy het vermaak hadden van al de Juffrouwen en Heeren van de plaats te zien. Dc by de Europeaanen meest gebruikelyke taal is de Italiaanfche. De meesten hunner fpreeken evenwel ook het Fransch en het Engelsch, en veele der Juffrouwen zyn bedreven in het hedendaagfche Grieksch, het Turksch en het Arabisch. De Europifche taaien leeren zy van elkander, het Grieksch van de dienstmeiden, en het Turksch en Arabisch van de inwoonderen des lands, en van haarc dienstknechten. Zelfs dc kinderen fpreeken het meerendeel deezer tialen op een' vlocienden trant, en met naauwkeurigheid. De Europeaanen hebben, uit eene algemeene infehryvinge , eenen kleinen Schouwburg gebouwd, welken zy met zeer  van LIVORNO na INDIE. 305 zeer veel fmaak opgefchikt hebben. Geduurende het winter-jaargetyde, fpeelen zy daar Franfche en Italiaanfche Tooneelfpelen, cn onderneemen fomtyds zelfs Operaas, met een zeer goed gevolg. Zy booden beleefdelyk aan, eenig klein ftukje tot ons vermaak te vertoonen; maar, dewyl het huis voor den zomer ontmanteld was, konden wy niet zo lang vertoeven, dat zy tyd hadden tot het maaken der noodige toebereidfclcn. Wy ontweeken het aanneemen van alle noodigingen zo tot middag- als tot avondmaaltyden; maar de Heer perdrieaux, de Franfche Conful, wilde van geene weigering hooren ; hy bleef 'er op ff aan, dat wy op een klein gezelfchap verfcheencn, dat hy zeer keurlyk en vrolyk onthaalde. De Confuls van alle Volken draagen altoos de Europifche kleeding; maar de Heeren, die tot de facforyen behooren, trekken gemeenlyk den Benish , of langen Turkfchen tabbaard, aan, met eenen hoed en eene pruik, dat eene vreemde, om niet te zeggen belachelyke, vertooning maakt. Zekerlyk zoude het gemaklyker en betaamelyker tevens zyn, dat zy of zich te eenemaal bepaalden tot de Europifche kleeding, of anders die der TurI 4 ken  io6 DAGVERHAAL eener REIZE ken geheel aannamen. De gewoonte van in een vertrek , in tegenwoordigheid van Juffrouwen , den hoed op het hoofd te hebben, treft ook eenen vreemdeling, als zeer ongewoon zynde; maar dit gefchiedt om de gevoelens der Mahometaanen te gemoct te komen, welken het onbctaamclyk oordeelen , dat men zich met een ongedekt hoofd vertoone. Dewyl 'er geene waarfchynelykheid was, dat 'er binnen kort eene Caravane na Basfora zou vertrekken , was de Conful verplicht eene kleine Caravane, alleen voor ons, aan te leggen. Hy maakte eerst een verdrag met een' Arabifchen Sheick, of Opperhoofd, voor een geleide van veertig mannen, om in weinige dagen te vertrekken. De Sheick moest, gelyk het gebruik is, kamcclcn bezorgen , om onszelven, onze pakkaadje, cn onzen voorraad van leevcnsmiddelen te vervoeren. Maar een Joodsch Koopman, van ons voorneemen hoorende, bood aan het geleide te verdubbelen, mits dat wy dertig kameclen, met goederen beladen, voor hem tot Graine medenamen. Na eenige overweeginge werden zyne voorflagen aangenomen, onder voorwaarde , dat hy voor elke laa- ding  van LIVORNO na IN DIE. 107 ding goederen ook twee kameelen zou zenden. Deeze Hukken in orde gebragt zynde , werd 'er een nieuw Verdrag met den Sheick gemaakt, waarvan het volgende da Letterlyke Vertaaling is. Vertaaling van een Verdrag met den Sheick suliman, over een geleide van Arabieren, door de groote TVoefiyne van Aleppo na Basfora. „ Dit Gefchrift dient tot verzekering dat „ wy ondergetekenden van den Arabifchcn „ ftamme Nigadi, uit onzen eigenen vryen „ wille overeengekomen zyn, te vergezellen „ cn te begeleiden den houder van dit Ver„ drag, den Colonel ca pp er , eenen En„ gclschman, met die van zyn gezelfchap : „ en dat wy ons verbinden met ons te nec„ men zeventig lyfwachten uit de Arabifche „ Hammen Nigadi, en Agalli, en Behni Kha„ led, die allen met fnaphaancn zullen ge„ wapend zyn: wy ondergetekenden zyn in „ dat getal begrepen, uitgezonderd Sheick ,, haggy su liman eben adeyah. ; ' „ En wy beloovcn ook , dat wy met ons „ zullen neemcn negen Rcfecks, met hunne i 5 » vulIi'-  io8 DAGVERHAAL eener REIZE „ vuurroers; te weeten, twee van dezelven „ uit de twee verfchillende ftammen , ge„ naamd Edgelafs, twee uit de twee ftam3, men IL Fedaan, eenen uit den ftamme van „ Welkd Aly , eenen uit den ftamme van „ Benni IFaheb, eenen uit den ftamme van „ Lacruti, eenen uit den ftamme van BaU „ gee, en eenen uit den ftamme van Sarhaa„ af: maakende te zamen negen Rcfeeks, als „ boven gemeld. „ Ook zyn wy overeengekomen, dat wy „ ondergetekenden onzen eigen voorraad van „ lecvensmiddelen zullen met ons brengen , „ gelyk ook den voorraad voor dc Lyfwach„ ten en de Refeeks, boven gemeld: en dee„ ze voorraad zal geladen worden op onze „ kameelen, van welke kameelen de huur „ door ons zal betaald worden: en wy nee„ men insgelyks aan voor ons zeiven te koo„ pen dertien rotolaas (*) buskruid, en zes„ entwintig rotolaas kogels, en de kosten „ van al de voorgemelde zaaken zullen be- 5, taald (*) Rotola, rotolo, of meU is een gewicht, waarvan men zich bedient in Sevilie, te Nap cis , cn in verfcheiden Kooplieden , in het Oosten. liet is met overal van dezelfde zwaarte.  van LIVORNO na INDIE. 109 „ taald worden door ons, en niet door Co„ lonel ca pp er. „ En wy verbinden ons ook,voor hem en „ voor zyn volk, te bezorgen dertien kamee„ len, tot zyn gebruik, en tot gebruik van „ zyn gezelfchap om hunne tenten en pak„ kaadje te draagen , gelyk ook water en „ leevensmiddelen voor hunzelven en voor „ hunne paarden: behalven deeze negentien „ bovengemelde kameelen, verbinden wy ons „ ook om twee andere fterke kameelen te „ bezorgen,' cm de Mohafa (f) te draagen, „ zo dat zy eiken dag een' anderen kameel „ beurteling kunnen gebruiken; en om eenen „• perfoon te bezorgen, om den kameel, die „ de Mohafa draagt, te geleiden van Alep„ po tot Graine; en daarenboven willen wy „ hem een' perfoon aanwyzen om zyne „ paarden op te pasfen. „ Wy ondergetekenden belooven aan Co„ lonel capper uit onzen eigen vryen wil„ le en toeftemminge , cn verplichten ons „ tot (f) Mohafa, of Mohafa is eene foort van mand, van teenen gevlogten, omtrent als eene groote wieg. Een Kameel draagt twee zulke manden, aan elke zyde eene. In elke mand kan eene reiziger naar welgevallen zitten of liggen.  iio DAGVERHAAL eener REIZE „ tot het betaalen van alle Kafars en Gia„ wayez, (dat is te zeggen, rechten en be„ lastingen) aan al de Arabiërs, en aan den ,, Sheick tamur, den Sheick tiveini, „ en aan al de Sheicks van den ftamme Be„ ni Khaled , cn aan alle andere Arabifche „ fcammen hoegenaamd: en wy flellen ons „ zeiven verantwoordelyk voor alles wat „ voorfchreven is: en verder, wanneer wy „ den Arabifchen Stam, genaamd II Mam „ en Shammar, of eenige andere Hammen, na,, deren, verbinden wy ons om van dezel„ ven eenen Refeek te neemen om met ons „ te gaan, tot dat wy hun grondgebied zyn ,, doorgetrokken. „ Wy beloovcn geene goederen, of zelfs „ gecne brieven van eenigen perfoon of perj, fooncn mede te voeren, uitgezonderd dc „ goederen van khwaja rubens, bedraa„ gende eenendertig kameelslaadingen, voor „ de vracht van welke goederen van khwa5, ja rubens wy de volle betaaling ont„ vangen hebben, dat is te zeggen, de Vracht, „ de Inamalumi, de Refeeks, de Giaway„ ez, Sigmaniak, cn alle andere onkosten „ tot aan Graine; wy hebben ze van hem „ ten vollen ontvangen volgens het recipis „ daar-  van LIVORNO na INDIE. in „ daarvan in de handen van den gemelden „khwaja rubkns berustende : daaren„ boven zyn wy met.onzen vryen wille over„ eengekomen, en hebben aangenomen, voor „ de gemelde eenendertig laadingen, te bezor,, gen voor elke laading twee kameelen, om ,, den bovengemelden Colonel capper te „ kunnen byblyven , en nooit van zyn ge„ zelfchap te fcheiden voor onze aankomst „ te Graine: en wy verbinden ons ook om „ te betaalen de Dolleels (het op kondfchap „ uitgezonden volk) den Maadeb, den Birak„ dar en den Chaous (bevelhebbers over het „ gewapende geleide): alle deeze gemelde „ perfoonen zullen wy zeiven betaalen, en „ niet Colonel capper. Ook zyn wy met „ onzen vryen wille met den gemelden Co,, lonel capper overeengekomen, om hem „ met zyn gezelfchap in zesendertig dagen „ veilig na Graine te brengen, te rekenen „ van den dag, op welken wy van het dorp ,, Nagrcb vertrekken. Maar, in gevalle de „ gemelde Colonel capper begeerig mogt „ zyn, ftil te houden om eenen dag of langer ,, te rusten, zal dat vertoeven niet gerekend „ worden onder de bovengemelde zesender„ tig dagen. En wy ondergefchreven ver- „ bin-  lis DAGVERHAAL eener REIZE „ binden ons ook, om, drie dagen vóór onze aankomst te Graine, een' bode van on„ zentwege, met den brief van den Colonel „capper te zenden aan den Agent der „ Britfche Natie te Graine. » En by dit gefchrift is bedongen en vast„ gefteld tusfehen den gemelden Colonel „ capper en ons, de ondergetekende per„ founen, dat hy ons voor al de bovenge„ melde dienften zal betaalen, negenhonderd „ eenenveertig dollars (*) en een vierde te ,, Aleppo, welke fom wy ten vollen ontvan„ gen hebben; en behalven welke de gemel„ de Colonel capper zich verbindt ons on„ der wech nog vyfhonderd dollars te gee„ ven ; cn daarenboven, by onze behouden „ aankomst te Graine, wanneer wy dit ons „ Verdrag met hem vervuld hebben, ver„bindt hy, de gemelde Colonel capper, „ zich ons te betaalen achthonderd dollars „ ruim. En in gevalle wy nalaatig mogten » zyn (*) Een dollar moet nagenoeg een ryksdaler bedraagen. Wat dollar ruwi, dat eenige regels laager voorkomt , zeggen wil, weete ik niet: ten ware rumi eene verbastering ware van Roomsck, gelyk dollar van daler, en dan zou dollar rumi een Roomfche daler, of ryksdaler zyn.  van LIVORNO na INDIE. 113 „ zyn in het vervallen van eenig gedeelte „ van ons Verdrag met hem, zullen wy de „ laatstgemelde achthonderd dollars verbeu„ ren; en wy de ondcrgcfchrcvcnen zyn alle „ verantwoordelyk de een voor den ande„ ren , voor het volbrengen van de bclof., ten, boven gemeld, omtrent welke de han„ delende partyen zyn overeengekomen. In „ oirkonde hiervan, hebben wy dit getekend „ met onze vingeren, den zestienden dag der ,, maane Shcwal geheten , in het jaar der „ Hegïra duizend eenhonderd en tweeënne„ gentig." SULIMAN EBBEN ADEYAH — MOHAMMED IL BISSHIR — ALLI EBBEN FADDIL — HAGGY ISA EBBEN HAMEIDAN — NAFFEH EBN RESHEIDAN — SULIMAN EBBEN GADDIB MOHAMMED EBN NID- GIIEM — SULIMAN EBBEN NAAISAY. De Getuigen van dit Verdrag zyn: IL HAGGI OMAR ULLEED — ISMAEL ESTRACY IL HAGGI MOHAMMED FIROUS — IL HAGGI IBRAHIM ULBED - IL HAGGI MOHAMMED EMIN IL TAKRITY — IL HAGGI FATIIU EBN IL HAGGU USUPH MAADARALOY ISMAEL EBN ACH- MED TECRITY. Op  ii4 DAGVERHAAL eener REIZE Op deeze wyze worden alle Caravanen, welke de groote Woeltyn doortrekken, gevormd; dat is te zeggen, een Arabifche Sheick of Opperhoofd van een bekend goed character, en groote ondervindinge , neemt een zeker getal van Refeeks of Deelgenooten aan, om zich met hem te vereenigen in her. bezorgen van kameelen aan de koopluiden der vcrfchillende plaatzen, in het vervoeren hunner goederen van de eene plaats na de andere, en elk van deeze Refeeks verbindt zich om een zeker getal van gewapende mannen te brengen tot verzekering van de veiligheid der Caravane,in 't dwars doortrekken der woeftyne. De Refeeks worden genomen uit verfchillende ftammen , om het gevaar , van aangevallen te worden, dies te geringer te maaken: want elk hunner draagt het vaandel of het veldteken van zynen ftam, welke vaandels alle ontrold worden, wanneer men in de woeftyne eenige • andere party ontmoet ; en, indien die party tot dcnzelfden ftam behoort als een der Refeeks, trekt de Caravane gerustlyk voort zonder cenigen overlast te lyden. Want de voornaamfte Sheick, of Hoofd van eiken Stam, trekt doorgaans de helft van het geen ieder Rc- feek  van LIVORNO na INDIE. 115 feek ontvangt van de koopluiden. De in het Verdrag cerstgcraelde Sheick behoudt voor zichzeiven de uitvoerende magt, en het opperbevel, over de Caravane: maar, in gevallen , waarin men tyd van beraad heeft, wordt 'er eene vergadering van al dc Refeeks beleid, en het onderwerp der raadpleeginge wordt by meerderheid van (temmen beflist. Veele Reizigers gecven den Arabieren een bovenmaate flecht character , doende hen voorkomen als een trouwloos en roofzuchtig volk, waarin men geen vertrouwen kan Rellen. Ik bekennc, dat zy zich by my in dat licht niet vertoonen. Zekerlyk trachten zy, gelyk de meeste menfehen, den voordeeligtten koop te fluiten, welken zy voor zich kunnen bedingen. Maar, wat my aanbelangt, ik heb hen-nooit geneigd gevonden om iets meer te vorderen dan hun gerechtelyk toekwam. Myne redenen, om gunftig over hen te denken, zullen blyken in den loop van myn Dagverhaal. Op den ioden van November, verlieten onze pakkaadje, bedienden, en kameelen Aleppo. In den voormiddag van den zelfden dag, namen wy affcheid van onze vrienden, K en  n6 DAGVERHAAL eener REIZE en dat, van onzen kant, gelyk ik verzekerd ben, niet zonder zeer gevoelige aandoeninge over het verlaaten van een zo aangenaam gezelfchap.. Wy vonden ons Leger neergeflagen in het dorp Nayreb, omtrent zes [Engelfche] mylen van Aleppo, werwaards de Conful zyne bedienden met de avondmaaltyd had gezonden. Den nacht brachten wy in een Arabisch huis zo aangenaam door, als, alle omftandigheden in aanmerking genomen zynde, kon gefchieden. Op den Ti den in den morgen, met het aanbreeken van den dag, verzamelde de Conful al de voornaamfte Arabiërs, onze bedienden, kortom alle onze afhangelingen, cn denzelven zyne laatlte onderrichtingen gegeven hebbende, met uitdrukkelyken last, om ons met den grootften eerbied te behandelen, keerden wy,en zyn broeder, weder-na Aleppo; hatende den Heer shaw, een zyner klerken, om nog ééne pleisterplaats verder ons te verzeilen,op dat wy, door zyne hulp, tcrwyl wy nog in de nabuurfchap van Aleppo waren, mogten voorzien worden van alles het geen wy mogtën vergeten hebben. Ten zeven uuren in den morgen, begonnen wy onzen optocht, en kwamen in negen uuren  van LIVORNO na INDIE. 117 re by het verwoeste dorp Haglier. Op eenen afftand van omtrent twee [Engelfche] mylen van hetzelve, zagen wy een meir van zout water, welks lengte meer dan tien [Engelfche] mylen fchecn te weezen. Aan de rechterhand, hadden wy eenige niet zeer hooge heuvelen. Omtrent twee [Engelfche] mylen van Haglier, trokken wy door een groot dorp, beftaande uit huizen gevormd als byenkorvcn. Naby hetzelve ontmoetten wy omtrent vyftig Arabiërs te paard; maar zy deeden geene pooging om ons eenigen overlast te doen. De wech was den gantfehen tyd goed. Ten vier uuren in den namiddag floegen wy ons neder op een' heuvel. Nov. 12. Wy bleeven te Haglier, om ons van water te voorzien en de kameelen te voederen , op dat zy twee of drie dagen mogten kunnen voortreizen zonder nieuwen voorraad. Daar myn kamerdienaar ziek was, trachte ik hem te beweegen, dat hy weder te rug keerde na Aleppo. Dewyl hy evenwel hier geweldiglyk tegen was, zond ik hem niet wech; maar, om echter niet verlegen te zyn om eenen bedienden, verwierf ik van den Hecre shaw, dat hy my zynen knecht overliet, die een Armeniër, en het reizen geK 2 wend  n8 DAGVERHAAL eener REIZE wend was, en aannam met ons te gaan voor honderd dollars , en de betaaling zyner onkosten. De Heer shaw verliet ons omtrent vier uuren in den namiddag. Ten elf uuren hadden wy een weinig regen; de wind 'was Zuidwest. In den avond voegde eene kleine Caravane, welke na Bagdad reisde, zich by ons. Ons eigen gezclfchap, waarmede wy dc woestyn zouden doortrekken , beifond nu in den Major t h o m s o n ,welken ik, op zyne reis na Indië, te Aleppo aantrof; den Hcere c. digmton, welke my uit Europa verzeldc; jean cadeo, eenen Franschman, mynen Kamerdienaar; babeck eenen kok, welken wy te Aleppo gehuurd hadden, en den knecht van den Heer shaw, eenen Armeniër ; tachtig gewapende Arabiërs, tien van welken Sheicks of Hoofden waren, en de overigen hunne dienaars cn afhangelingen. Khwaja rubens had, volgens zyne belofte, tweeënzestig kameelen gezonden tot eenendertig laadingen, en wy hadden negentien kameelen tot het draagen van onze tenten, Jee vensmiddelen en water, behalvcn nog twee om elk beurteling de Mohafa te draagen. Wy begonnen den eeiifen dag onze reis op kameelen, om te zien hoe derzelver beweeging ons geviel.  van LIVORNO na INDIE. 119 viel. Wy vonden den flap onaangenaam, en in het begin zeer pynlyk voor den rug en de lendenen; maar hun telgang gelykt naar denzelfden tred in een groot paard, en is niet ongevallig. cadeo,niet wel zynde, werd in de Mohafa geplaatst. Nov. 13. Met het aanbreeken van den dag ffreeken wy onze tenten, en begonnen de kameelen te laaden , maar begaven ons niet van de plaats voor acht uuren, wanneer de geheele Caravane begon op te trekken. Geduurende de eerfte vierdehalf uuren, was de wech tamelyk goed. Aan de linkerhand zagen wy het Zuidoostelyke einde van het zelfde zoute meir, dat wy te vooren gezien hadden. Omtrent zeventien [Engelfche] mylen van Haglier , en twee ter rechterzyde van den wech, zagen wy eenige puinhoopen. Wy gingen 'er na toe om ze te bezien, en vonden den buitenmuur eencr Kerke , gebouwd van fterken zwarten granit , zonder kalk; 'er waren vier groote boogen, welke venfters fcheenen geweest te zyn, drie in het Zuiden, en een in het Oosten. Naby dit gebouw waren ook de overblyffels van eene zeer groote Stad. Dc Arabiërs zeiden, dit dezelve van onheugclyke tyden af in K 3 puin-  120 DAGVERHAAL eener REIZE puinhoopcn had gelegen, cn Afhuck \lafhook genoemd wierd. Een kwartier voor drie uuren, hielden wy ftil op een' ryzenden grond, met den berg van Diaram in het gezicht omtrent in het West ten Noorden, en ten naasten by op eenen afftand van drie [Engelfche] mylen. Op deszelfs top vertoonde zich een vervallen gebouw, alwaar, naar men zegt, eene bron is van uitmuntend goed water, welke veel door dieven bezocht wordt. Wy zagen vyf Antelopcs , maar konden 'er niet na genoeg by komen om ze binnen fchoots te krygen. Nov. 14. Het regende het grootfte gedeelte van den dag, met weinig winds uit het Zuidwesten. Ten vyf uuren in den morgen, begaven wy ons op wech, en trokken over een oneffen land, welks grond een rood kei, achtig zand is, vol van holen, welke door de rotten en flangen gemaakt zyn. Wy zagen verfcheiden flangenhuiden. Ten twee uuren begon de lucht fterk met wolken bezet te worden, met donder in het Zuidwesten. Omftrceks vier uuren borst dc ftorm op ons los met eene fterke regenbui, welke eenigen tyd aanhield, cn ons verplichtte onze tenten op te liaan in cene plaatze, al»  van LIVORNO na INDIE. 121 alwaar eene Caravane van kameelen onlangs bleek gelegerd te hebben. De gewoonc wyze van zich neder te flaan is als volgt. Wanneer de Caravane ftil houdt, worden de kameelen, welke de tent, de leevensmiddelen en de pakkaadje draagen, in het midden geplaatst , en die , welke de baaien met koopwaaren draagen, vormen een' wyden kring rondom dezelven. Van de laading wordt dan eene foort van borstweering gemaakt, en de kameelen zeiven, met eenen hunner voorpooten opgebonden, maaken een' anderen buitenkring rondom de goederen. Maar wanneer 'er weide is voor de kameelen, gelyk 'er deezen dag voor het eerst was zedert dat wij Haglier verlaten hadden, worden zij, na ontlaaden te zijn , losgelaten om te graazen; en eer het donker is, gaat een der kameeldrijvers uit, en maakt een geluid, eenigzins gelijkende naar dat van onze veehoeders , wanneer zij de koeien roepen. De kameelen, dit hoorende, komen allen op een' vollen draf by hem, en keeren na de Legerplaatfe, alwaar zy aan elkander worden vastgebonden om het afdwaalen in den nacht voor te komen. Onze rei ftrekte zich decK 4 zen  122 DAGVERHAAL eeneh REIZE zen dag na genoeg na het Oost-Zuid-Oostcn. Nov. 15. Het regende den geheelen nacht. Evenwel gingen wij ten zes uuren in den morgen op reis, maar waren genoodzaakt ten drie uuren in den namiddag weder ftil te houden. Wy trokken deezen dag over eenen kleigrond met zand gemengd, die zeer glibberig was, en op welken brem, en lang gras, groeide. Wy, doodden twee Hangen van omtrent zeven voeten lang, en zagen een' grooten troep wilde Eendvogels, die uit het Zuidwesten kwamen, en na het Noordwesten vloogen. Ons Leger was nedergeflagen in eene valeie omringd met kleine heuvelen. Op den top van eenen derzelven in het Noordoosten, is een wit gebouw, dat, volgens de vertelling van onze Arabiërs, door iemand was opgericht ter gedachtenisfe van zyn paard, dat naby deeze plek ftierf, na hem behoed te hebben voor het vallen in de handen van fommige Bedouinen, door welken hy vervolgd wierd. Omtrent vier uuren hadden wy eene wapenkreet, en ons volk begaf zich tot hun geweer; maar de verdachte perfoonen bleeken onze eigen kondfehappers te weezen. Nov.  van LIVORNO na IN DIE. 123 Nov. 16. De regen hield het grootfte gedeelte van den voorleden nacht aan, en de wind blies tamelyk fris uit het Zuidwesten. Ten zes uuren in den morgen, fchoot de wind vlak in het Westen, de lucht klaarde op, en ten zeven uuren gingen wy op den tocht. Wy trokken over een heuvelig oneffen land, de grond was na genoeg dezelfde als gister. Omtrent negen uuren in den morgen , zagen wy zes Struisvogels , op den afftand van omtrent eene halve [Engelfche] myl van ons. Ten één uuren vonden wy dc overblyffels van een dood lichaam. Het hoofd was geheel, met eenig hair op hetzelve; de ééne arm en beide beenen misten, en 'er was geen vleesch aan den romp. Omtrent tweehonderd yards verder, lag een blaauwe Arabifche rok. Ons volk onderftelde, dat dit het lichaam zou zyn van eenen renbode, die met brieven van Bagdad na Aleppo gezonden, cn zedert eenigen tyd vermist, was. Een weinig na twee uuren in den namiddag hielden wy flil, cn flocgen ons neder in eene met kleine heuvelen omringde vlakte. Onze Sheick ging op den top des hoogften heuvels, om uit te zien na Arabiërs, maar vernam geencn. Hy zond ook K 5 in  124 DAGVERHAAL eener REIZE in den avond twee kondfchappers na de naaste waterplaats, welke omtrent veertien [Engelfche] mylen van hier is, en by welke wy morgen moeten ftil houden om eenen verfchen voorraad van water in te neemen. Nov. 17. Wy begonnen onzen optocht een kwartier na zeven uuren in den morgen met zeer fchoon weder. Wy zonden kondfchappers uit, cn verlieten den eigenlyken wech om het ontmoeten van vyanden te vcrmyden. Wy trokken over een zeer oneffen land, waarvan de grond dezelfde was als die van gister. Omtrent twaalf uuren zagen wy de overblyffels van eene zeer groote legerplaatze.- Dit maakte onzen Sheick ongerust, en deed hem de Caravane byecn' zamelen om in eene welgefloten orde voort te gaan. Omtrent drie uuren, vertoonden zich drie mannen te paard op den top eens heuvels aan onze rechterhand. Wy Relden onze mannen in orde, welken hunnen oorlogsdans begonnen, hunne fnaphaanen over hunne hoofden fmytende, en juichende met groot gefchreeuw. Naarmate wy voorwaarts trokken, weeken de ruiters achteruit; wy toonden onze veldtekens, en zy ontrolden de hunne , waarop onze Sheick zeidc, dat zy gec-  van LIVORNO na INDIE. 125 ; geene onverzoenbaare vyanden waren. Wy 'trokken rechts af, en floegen ons neder in eene fterke post, aan de zyden gedekt door twee moerasfen, en van achteren door een' kleinen heuvel, op welken wy tien mannen plaatften. Van deezen heuvel konden wy, op eenen afftand van omtrent drie [Engelfche] mylen , duidelyk een' zeer grooten hoop van Arabiërs ontdekken , die, hunne huisgezinnen en kudden by zich hebbende , de vertooning van een Aartsvaderlyk Leger maakten. Zy zonden eerst eenen troep van omtrent vierhonderd mannen op ons af; maar ziende, dat wy in orde gefchaard ftonden om hen te ontvangen, kwamen 'er alleenlyk vyf mannen uit hun' grooten hoop tot ons, naar het fchcen, met oogmerk om met ons in onderhandeling te treeden. Dit ziende, zonden wy ook vyf mannen van de onzen te voet uit, hun te gemoet. Een kort gefprek volgde hier op, en daarna kwamen beide partyen in onze legerplaats, cn werden met groote plechtigheid door onzen Sheick ontvangen. Zy bleekcn Bcdouincn te zyn, onder het bevel van Sheick fadil, cn maakten een getal uit van ten naasten by twintigduizend ; de Vrouwen en Kinderen daaronder  ia6 DAGVERHAAL eener REIZE der begrepen. Na veel woordenwisfelingen Rond onze Sheick toe eene fchatting van eenen Zequin te betaalen voor eiken kameel, die koopmanswaaren droeg; maar hy weigerde iets te betaalen voor die , welken onze tenten , pakkaadje en leevensmiddelen voerden. Deeze voorwaarden beftemd zynde , beloofden de Bedouinen eenen Refeek met ons te zenden, tot dat wy buiten alle gevaar zouden zyn van door eenige hunner afgezonden partyen overlast te lyden. In het Zuiden van ons, op eenen afftand van omtrent vier [Engelfche] mylen, konden wy duidelyk de verwoeste ftad Tiaba ontdekken. Maar de Sheick ried ons dezelve niet te bezoeken ,' uit vreeze, dat wy door eenige zwervers uit het Leger der Bedouinen mogten aangetast worden. Men zegt, dat Paf myra, of, gelyk de Arabiërs het noemen , Tadmor, vyfenveertig [Engelfche] mylen ten Zuiden van deeze plaatze ligt, aan de andere zyde der heuvelen. Nov. 18. Sheick suliman, met de Bagdadfche Caravane niet bepaald hebbende, welk gedeelte van den eisch der Bedouinen zy zouden betaalen, blecven wy in dezelfde Legerplaatze. De Bedouinen bragten eenige kamee-  van LIVORNO na INDIE. 227 meelen te koop, voor den besten van welken zy'twaalf Zcquinen eischten. Ons Volk kogt een, dien zy flagtten om te eeten; doch het vleesch van een kameel, voor eene lekkerny gehouden wordende, veroorzaakte deszelfs verdeeling veel twistens onder hen, en het was niet zonder eenige moeite dat zy door hunne Sheicks wederhouden wierden van 'er om te vechten. Een der Bedouinen die ziek was, gehoord hebbende, dat wy Europeaanen waren, kwam om ons gevoelen te vraagen als van Geneesheeren. Wy zeiden hem, dat wy geene geneesmiddelen by ons hadden, maar zyn geval zouden opfchryven, en dat, indien hy ons voorfchrift na Aleppo wilde brengen, de Heeren aldaar hem zouden geeven het geen tot zyne geneezing dienffig was. Wy fchreeven,ingevolge hiervan,eenen brief; cn de broeder des lyders reed 'er des anderen daags morgens mede af, beloovende den brief in derdehalven dag over te leveren. Deeze Bedouinen zyn genoegzaam de eenige Stam van Arabiërs, welke leeven in de oorfpronglyke eenvoudigheid hunner voorouderen. Zy flaapen nooit in huizen, en komen zelfs in geen vlek of ff ad, dan alleen lvk om te koopen het geen zy noodig heb-  128 DAGVERHAAL eener REIZE hebben, of te verkoopen het geen zy willen misfen. Zy erkennen geene Overheden dan hunne eigen Sheicks, en zy betaalen niet, gelyk de meeste andere Stammen doen, eene fchatting aan eenigen der Basfas, welken tot het Ottomannifche Ryk behooren. In het Zomerfaifoen, wanneer de bronnen en poelen in de woestyne genoegzaam droog zyn , houden zy zich altoos naby den oever van eenige groote riviere, om het gemak van hunne kameelen cn fchaapen te weiden en te drenken: maar, na het vallen der regens, trekken zy van de eene plaatze na de andere,zelden langer dan eene week op ééne plek blyvende. Zy noodzaaken iedereen, dien zy ontmoeten, hun eene fchatting te betaalen; maarzy zyn zelden fchuldig aan wreedheid,ten zy hun wederftand Geboden en eenigen van hunne makkers gedood worden, in welken gevalle zy zeer wraakzuchtig zyn. In het jaar voor dat zy ons ontmoetten, tastten zy eene Caravane aan, welke van Damascus na Bagdad trok, en pionderden ze; maar hunne overwinning kwam hun duur te ftaan, cn dit maakte, misfchien, dat zy te gereeder naar voorflagen van vrede van onzen kant luisterden. Nov.  van LIVORNO na IN[DIE. 129 Nov. 19. Ten half acht uuren in den morgen, gingen wy op wech, en trokken, omtrent eene [Engelfche] myl oostwaards van onze legerplaatze voorby eene bron Van warm water, dat in kleur, fmaak, en trap van hitte, grootlyks geleek naar dat van de Bristolfche Bronnen. De Arabiërs noemen deeze bron Ain ul Koum. Onze Sheick verhaalde ons, dat hier, voordeezen, eene waterleiding plagt te weczen, om dit water uit de bron te leiden na eene oude, nu in puinhoopen liggende, ftad, omtrent veertien [Engelfche] mylen van daar, Gusfur ul Bain geheeten : maar wy zagen 'er geene fpooren van. Kort na het voorbytrekken deezer welle hadden wy een goed gezicht van Tiaba, het geen wy in het Zuiden zagen op eenen afftand van drie [Engelfche] mylen. De grond, over welken wy reisden, was eene taamelyk goede teelaarde, en bekwaam tot het voortbrengen van veclerlei foorten van graanen. Omtrent den afifand door onzen Sheick gemeld, doch meer dan eene [Engelfche] myl rechts af van den wech gelegen, zagen wy Gusfur ul Bain, het geen wy, door onzen Sheick verzeld, gingen bezichtigen. De bebouwde plaats is verdeeld in twee vierkanten ,  i3o DAGVERHAAL eener REIZE ten, en tusfehen dezelve ia eene doortocht van omtrent vyftig fchreden breed; elke zyde van het grootffe vierkant is omtrent tweehonderdenvyftig yards van elkander: de poort is in het middelpunt van den westelyken muur, en een kleine ronde toren ter wederzyde van de poort. Binnen in het grootfte vierkant zyn de puinhoopen van een gebouw, en naby hetzelve een onderaardfche doorgang, welke tot eene foort van hol of kelder leidt. In den Zuidoostelyken hoek des vierkants was eene galery van de Corinthifche orde in haar geheel, en de ftylèn van fommige andere kolommen lagen op den grond, welker voctftukken en kapiteelen wy niet konden vinden. Dc muuren zyn gemaakt van eene foort van Reen, gelyk die van Bath. Het kleinfte vierkant is gemaakt van dezelfde bouwftoffen. De binnenzyde van het kleinfte vierkant beftaat uit aanecngcfchakelde boogen in een' vervallen toeftand. Boven rondom dc muuren van beide vierkanten is eene foort van borstweeringe, gemaakt van kleine tichelftcenen cn kalk; maar wy konden tusfehen de fteenen van den benedenmuur geen kalkof iement ontdekken. De verfchynintr van eenige vreemde Arabiërs verhinderde ons ecnig  van LIVORNO na INDIE. 131 nig naauwkeurig plan of gezicht van deeze plaats af te tekenen. Deeze puinhoopen, en veele andere, welke men op deeze plaats in het gezicht heeft, zyn waarfchynelyk de ovcrblyffcls • van vlekken en dorpen , welke eertyds afhangelyk waren van Palmyra. Omtrent drie uuren hielden wy fff} op een ryzenden grond. Dc Bedouinen bragten nog eenige kameelen te koop; maar wy kogten geene van hun. Onze wech lfrekte zich deezen dag genoegzaam Zuid-Oost. Nov. 20. Het fcheen, dat de Sheick verwachtte aangetast te zullen worden-door de Arabiërs, welken wy gister zagen by Gusfur ul Bain, en om die reden de fchildwachten den gantfehen nacht zeer wakker hield. Ten zeven uuren in deezen morgen trokken wy over een bykans vlak land, welks grond beftond uit eene ligte witte leem, met lang dun uitgedroogd gras, op dezelve in bosfehen by elkander groeiende. Deezen dag zagen wy een groot getal 'van haazen en konynen, waarvan wy verfcheiden doodden. Ten drie uuren hielden wy ftil. Toen de Caravane zich eerst wilde nederflaan, waren 'er eene menigte Antelopes in het gezicht, die by onze verfchyning terftond de vlucht namen, L cn  132 DAGVERHAAL eener REIZE en zich niet weer vertoonden. In den avond verzocht Sheick suliman honderd en vyf dollars om zyne eigen rekening met Sheick fadil te kunnen (luiten, Het weder was fchoon, de Wind Zuid-Zuid-West, oaze wech Zuid-Oost. Wy zagen twee kudden fchaapen en bokken, en kogten een fchaap voor zeven dollars, welk wy onmiddelyk flagtten. Het was zeer vet en goed. Hier begroeven wy, zonder eenige lykplechtigbeid, eenen Arabier van ons volk, die gister gefforven was. Nov. ar. Ten zeven uuren in deezen morgen trokken wy over een effen land van ügte klei, waarop eene foort van varen en brem groeide, tusfehen welken wy eenige haazen en konynen fchooten. De Arabiërs maakten een' haas voor ons gereed op de volgende wyze. Zy groeven een hol in den grond van omtrent twee voeten diep, groot genoeg om den haas recht uitgeftrekt te be vatten. Dit hoi vulden zy met brem, waarin zy vervolgens den brand (taken; na dat de eerfte hoop brem verbrand was, fmeetcn zy 'er een' tweeden in, en daarop een' derden, tot dat het hol genoegzaam zo heet was als een oven: toen deeden zy 'er den  van LIVORNO na INDIE. 133 den laatften hoop brem in, en zonder den haas te ontweijen of uit de huid te haaien, leiden zy hem op het vuur, tot dat de vlam was uitgeblust: en eindelyk bedekten zy den haas met aarde, welke zy op den rand des hols hadden opgehoopt, zo dat zy door het vuur was heet geworden: en dus lieten zy den haas liggen, tot dat hy genoeg gebraden Was. De Arabiërs eeten vleesch en vel te gelyk; maar wy vergenoegden ons met het vleesch alleen, het geen wy een zeer fmaakelyk gerecht vonden. Wy kwamen op de plaats, alwaar wy ons nederfloegen omtrent vier uuren in den namiddag. Onze wech liep deezen dag Zuid-Oost, een weinig Oostelyker. Nov. 22. Ten zeven uuren in deezen morgen begaven wy ons op wech, en trokken, geduurende den dach, over twee heuvelen, maar over het geheel was het land tamelyk vlak. Op eene plaats trokken wy door eene laagte, welke het voorkomen had van het bed eener riviere te zyn ; maar ons volk was het niet eens over den naam. De grond was in het algemeen eene foort van ligte klei, gemengd met ff eenen. Wy fchooten eenige haazen onder de brem. Een half uur L 2 na  i34 DAGVERHAAL eener REIZE na drieën floegen wy ons neder op eene plaats Ain al Haroof genoemd. Hier vonden wy in eene laagte eene vry diepe wel, welker water flykig was. Het weder was fchoon en ongemeen heet; op den middag de wind Noordwest, en onze wech Zuidoost. Nov. 23. Deezen morgen ten zeven uuren, trokken wy over een oneffen land; de grond, de heesters, enz. waren dezelfde als den voorigen dag. Omtrent twaalf uuren trokken wy door het bed eener rivierc, dat omtrent honderdëntwintig yards wyd was, zo veel men kon zien aan de wilde gewasfen en heesters die aan hetzelve groeiden. Het water liep van het Noordoosten na het Zuidwesten. De rivier word Suab geheten, en men zegt, dat zy, na zwaare regens, niet waadbaar is. Wy doodden eenige baazen, maar zagen niet zo veelen als in eenige voorgaande dagen. Ook zagen wy eenige Antelopes en Struisvogels, maar op een' grooten afftand. In het Oosten was de lucht met wolken bezet, cn ftond in den morgen, wanneer de zon opkwam, onffuimig: op het midden van den dag was het Weder by uitRek heet, en in den avond koel; de wind genoegzaam Zuidoost; deeze wech liep ook naa  van LIVORNO na INDIE. 135 naa het Zuidoosten. Ten drie uuren in den namiddag hielden wy ftil. Wanneer de wind uit deezen hoek waait, bedekken de Arabié'rs altyd hunne monden met een gedeelte van hunne Tulbanden. Nov. 24. Ten zeven uuren deezen morgen , trokken wy door een zeer oneffen fteenachtig land. Ten twaalf uuren, hielden wy eenige weinige minuten ftil, by het bed eener riviere genaamd Ratgur. Omtrent één uur kwamen wy in het gezicht van eenige heuvelen Manget geheten. Zy ftrekten zich omtrent na het Zuidoosten. Het land, waar over wy vervolgens reisden, tot dat wy ftil hielden, was vry effen, en de grond eene ligte teelaarde. Ten half vyf uuren flocgcn wy ons neder. De wind was Noord-NoordOost, het weder fchoon, en op het midden van den dag zeer heet. Wy zagen eenige weinige haazen, en zonden onze kondfchappcrs uit om de naaste waterplaats te onderzoeken, welke op drie dagreizen afftands van ons was. Onze wech liep Zuidoost. Nov. 25. Wy trokken deezen morgen op ten zeven uuren, en op den middag fcheidde de Caravane, welke na Bagdad moest, van ons, om na de plaats haarer beftemminge te L 3 rei-  136 DAGVERHAAL eener REIZ'E reizen. Zy maakten Raat den volgenden dag tegen den avond in het gezicht van den Euphrates te komen. Wy waren zeer verheugd, dat wy van hen ontflagcn wierden; want zy hielden ons ongctwyfeld zeer veel op. Maar wy konden hen niet kwyt raaken zonder dat zy met den Sheick twistten, welke hen zekerlyk geleidegeld deed betaalen. De grond des lands was meest gelyk die van gisteren. Wy vingen eenige weinige haazen. Omtrent twaalf uuren toogen wy door het bed eener riviere, en hielden ftil een kwartier voor vyf uuren in den namiddag. Zo lang wy de Bagdadfche Caravane by ons hadden, reisden wy met geene grootere fnelheid , dan van twee [Engelfche] mylen in een uur; maar daarna rekene ik het op twee en eene halve myl in het uur. Onze wech liep deezen dag Zuidoost ten Oosten. Nov. 26. In den voorgaanden nacht hadden wy vorst, en de lucht was by uitftek koud, in den morgen de wind West-NoordWest. Wy begaven ons op wech ten zeven uuren. Ten acht uuren zagen wy op eenen heuvel, aan onze rechterzyde, de vertooning van een' puinhoop of vervallen gebouw; ftfaar men ried ons het niet te gaan bezichti* gen.  van LIVORNO na INDIE. 137 gen. Het land,'t welk wy doorreisden, was na genoeg het zelfde als gister. Wy vingen eenige haazen, en hielden ten vier uuren ftil aan den oever van het bed eener beeke, welke in den regentyd overvloeit. Nov. 27. Ten zeven uuren in deezen morgen , gingen wy op reis. De grond des lands, waarover wy reisden, belfond uit aard, zand en keifteenen. Aan onze linkerhand zagen wy eenige heuvels, die naar ff een geleeken, en omtrent drie uuren des namiddags trokken wy voorby eene diepe put, die het voorkomen had van eertyds eene fteengroeve geweest te zyn. Ten vyf uuren in den avond hielden wy ftil by Haglet ul Havran, alwaar wy eene groote menigte Wellen naby de oppervlakte van den grond vonden. Wanneer de kameelen binnen eene halve [Engelfche] myl afftands van deeze plaats waren, begonnen zy, •uit eigen beweeginge, zo ras te loopen als zy konden. Dit moet veroorzaakt zyn door dat zy de lucht van het water kreegen; zynde het nu den vyfden dag, dat zy niets gedronken hadden. De blyken, welke wy vonden, dat een talryk leger niet lang geleden deeze plaats verlaten had, ontrustten den Sheici, en hy fprak van den volgenden morL 4 gen  138 DAGVERHAAL eener REIZE gen na Mefhed Aly te reizen, het geen, naar zyn zeggen, zeven of acht dagen reizens van hier is. In den morgen, was de lucht zeer met wolken bezet, en de wind in het Oosten: maar tcgens den avond klaarde het op, en in den nacht hadden wy vorst. Onze wech liep Oost-Zuid Oost. Nov. 28. Wy bleeven by de bronnen tot negen uuren in den morgen, op dat de kameelen een' genoegzaamen voorraad van water mogten drinken, om 'er drie of vier dagen mede toe te kunnen. Ten half tien begon onze optocht. Wy trokken door een onvruchtbaar land, en hielden ftil ten vyf uuren. Omtrent een kwartier na tien uuren in den voormiddag, trokken wy door het bed van eene diepe beek, en toen wy aan dc overzydc kwamen, ontmoetten wy een' van ons volk, die na Cubesfa op kondfehap geweest was. Hy bragt tyding, dat Basfora zekerlyk door de Perfiaancn ontruimd, en in de bezittingc der Arabiërs was: gelyk OOk, dat mohammed khulleel, een Arabier, maar een openbaar Deist , die een' grooten hoop krygsvolk verzameld had, om Mekka aan te tasten en te vernielen, door het krygsvolk, en de bondgenooten van den  van LIVORNO na INDIE. 139 den Sherif verflagen was. De andere kondfchapper kwam met de kameelen niet te rug; deeze man kwam te voet by ons, en zeide, dat hy niet wist werwaards zyn makker gegaan was. In gevolge van het nieuws van Basfora, beloofde de Sheick ons, dat wy na Basfora zouden reizen in plaatze van na Graine. Omtrent twaalf uuren begon de wind zeer fterk op te blaazen uit het Noordwesten, dat eene bewolkte lucht en eenigen regen aanbragt. Wy hielden ftil omtrent half vier uuren in den avond. Onze wech liep Oost-Zuid-Oost. Nov. 29. De wind hield aan met by uitffek hard en koud te waaien. Wy trokken op ten half acht uuren, reisden door een dor cn onvruchtbaar land, en zagen aan onze rechterzyde, op een' zeer grooten afftand, eene kudde fchaapen. Toen wy ze eerst gewaar wierden, waren zy omtrent den top van eenen heuvel, het geen hen zeer groot deed voorkomen, en ons bewoog om ze voor een' hoop paarden aan te zien. Omtrent drie uuren kwamen wy aan een land, dat met brem bedekt was, van dezelfde foort als wy te vooren gezien hadden. Wy vingen eenige weinige haazen, cn hielden ftil ten L 5 half  140 DAGVERHAAL eener REIZE half vyf uuren in den avond. Onze Sheick verhaalde ons, dat hy bericht had, dat zich op den wech eenige Arabiërs bevonden. Hy zond twee mannen na een dorp om daaromtrent verdere onderrichting te bekomen. De man, die te voet was te rug gekomen, ging weder uit op een' kameel, om zynen makker op te zoeken; de wind bleef deezen geheelen dag hard doorwaaien uit den Noordwesten. Onze reis ging Zuidoost. Nov. 30. Ten half acht uuren gingen wy deezen morgen op reis; de wind blies uitermaate koud uit het Noordwesten. Wy trokken door een oneffen land met eenige weinige heuvelen van witten Reen. De grond was in het algemeen zandig, en eenige weinige heuvels van witte klei, welke, in nat weder, zeer glibberig moet zyn, en gevolgelyk gevaarlyk om 'er op een'' kameel over te trekken. Ten half vyf floegen wy ons neder naby een verwoest dorp. Ten Noordoosten van ons zagen wy een' heuvel, die het voorkomen van een vervallen gebouw had. Een onzer kondfehappers kwam te rug, en bragt bericht, dat 'er eenige Arabiërs waren naby de waterplaats, alwaar wy van oogmerk waren den volgenden dag Ril te  van LIVORNO na IN DIE. 1*1 te houden. Wy bedooten daarom een' anderen wech te gaan na het dorp Rahaly. Wy zagen drie Arenden hoog in dc lucht vliegen. Onze wech liep Zuid-Oost ten Oosten. December i. In het midden van den voorigen nacht kwam een man, en bevestigde het bericht van onze kondfchappcrs. Hy zeide, dat hy door iemand van ons volk gezonden was, maar wy hielden hem by ons, uit vreeze, dat hy door den een of den anderen vyand mogt gebruikt worden. Omtrent twee uuren draaiden wy Zuidelyk af, om dc bovengemelde Arabiërs te ontwykcn. In het eerfte gedeelte van den dag trokken wy over eene zeer groote uitgeftrektheid gronds, die in den regentyd onder water loopt. Naderhand ontmoetten wy verfcheid-n foorten van grond, maar voornaamelyk grof zand met kleine keitjes. Omtrent vier uuren in den namiddag, zagen wy fommige heuvels van wit zand ten Oosten van ons, by welken , zo als de Sheick zeide, uitfteckend goed water is. Maar wy hielden Zuidwaarts aan, om dc ontmoeting der Arabieren te vermyden. Op den middag zagen wy eene groote kudde geiten. Deezen avond kwamen in on-  142 DAGVERHAAL eener REIZE onze legerplaats twee mannen bekleed met vellen van Antelopes, welker voornaame bezigheid is deeze dieren te dooden, en de huiden in de nabuurige fteden te koop te veilen. Ten zes uuren in den avond hielden wy ftil, omtrent tien [Engelfche] mylen van Rahaly, dat wy deezen avond zouden bereikt hebben, indien wy „ie£ genoodzaakt geweest waren zo veel Zuidwaarts af te zakken. De wind was Westelyk; dc morgen en de avond koel; het midden van den dag ui, termaate heet; het weder fchoon. Dec. 2. Wy gingen deezen morgen ten zeven uuren op den tocht. Na omtrent drie uuren en een half over los zand gereisd te hebben, kwamen wy in het gezicht van twee groote hoopen dadclboomen. Wy deeden de mannen zich in goede orde fchaaren om na het vlek Rahaly te trekken, dat gelegen is in het midden van eene groote vlakte ,°cn omringd door een groot aantal van dadclboomen. Omtrent drie vierde dcelen eener [Engelfche] myl, ten Noordwesten van de plaats, zyn twee groote vyvers van helder water, welke hunnen toevoer krygen uit bronnen. Wy hielden eerst ftil by de vyvers, maar de Sheick ried ons nader by het vlek  van LIVORNO na INDIE. U3 vlek te komen. Men zegt, dat hetzelve vyf- of zesduizend inwoonders bevat, die een' aanzienlyken handel met de ftad Bagdad dry ven, voornaamelyk in dadels. De Bevelhebber of Arabifche Gouverneur zond ons by onze aankomst een gefchenk van gedroogde dadelen en brood. Wy zagen verfcheiden groote kudden van fchaapen en geiten, en kogten een fchaap voor vier dollars. Men eischte hier, voor kleine vogelen, een' halven dollar het ftuk: het fchynt, dat dezelve hier zeer fchaars zyn. De boomen in de nabuurfchap van het vlek fchynen eene ruimte van ten naasten by zes [Engelfche] mylen te beflaan; maar daar is geene weide voor het vee, uitgezonderd eenige varen, die tusfehen de boomen groeit. De grond is een ligt zand; het geen misfchien de reden is, dat de menfehen hier in het algemeen Hechte oogen hebben. Want, wanneer de wind met geweld uit den Zuidoosten waait, neemt hy het zand op , en men zegt, dat dit voor dc gezondheid der inwoonderen, zo wel als voor derzelver oogen, fchadelyk is. De Sumyel, of vergiftige- wind, welke in July en Augustus waait, komt uit dien hoek. Vroeg in den morgen kwam omtrent een dozyn van die men-  144 DAGVERHAAL eener REIZE menfcben, welken van de vangst der Ante lopen leeven, in onze legerplaats. In taaie zo wel als in gedaante, fchynen zy een geheel onderfcheiden volk te zyn van alle Arabiërs, welke ik ooit gezien hebbe. Zy worden door dezelven eveneens behandeld als wy onze gypües [of zwervende heidens] doen. i DCC- 3* De Sheick onderricht zynde, dat er een groote hoop vyandlykc Arabiërs op den wech was, zond cenig volk om met deze.ven te handelen, en verzocht ons te Rahaly tc bïyven, tot dat zyne boden te rug kwamen. Deezen morgen omtrent etf^reiü J kwamen eenige van deeze Arabiërs in onze legerplaats, en twee hunner bleeven by ons als Refeeks. Een van onze bedienden fchoot twee vogels, welke eenigzins gelceken na Patryzen, maar ruim zo groot waren. De borst van het mannetje is bedekt met zwarte plekken, en de hals geheel zwart; de pluimaadje van het wyfje is volkomen gelyk aan die van eene pr.trys-hen. Wy bevonden, dat de inwoonden van dit vlek groote dieven waren. Zy trachtten zich meester te maaken van alles, wat zy ongemerkt konden medeneemen. De Sheick zond een' man na Mefhed Aly om te zien of 'er ook meer vyandlyke Arabiërs  van LIVORNO na INDIE. 145 biërs in de nabuurfchap van deeze ftad waren : en ook om te onderzoeken, of de Perfiaanen Basfora verlaten hadden; volgens hunne antwoorden zouden wy onze reis inrichten. Het weder was mooi; de morgen koud; de wind -den geheelen dag Noordwest; in den avond was het Weder ongemeen fchoon, en de lucht gemaatigd. Wy gaven aan des Gouverneurs broeder een gefchenk van vier piasters , en eenen Benifh of langen Turkfchen rok. Deeze plaats is aanmerkenswaardig om haare fchoone windhonden. Wy zagen vcrfcheidene met dekkleeden op, gelyk onze harddraavers by de wedloopen. Dec. 4. Ten zeven uuren deezen morgen gingen wy weder op reis. De twee eerfte uuren trokken wy door ligt zand, waarin een groot getal doornbosfehen en eenige brem groeide. Omtrent negen uuren in den morgen, zagen wy aan onze linkerzydc eenen hoop van boomen, alwaar, zo als ons volk zeide, eene kleine ftad was, Aj&b geheeten, en aan onze rechte hand was een van fteen gebouwde koepel; zynde, zo gezegd word, de grafplaats van Sheick huzzar. Kort daarna trokken wy door eene plaats, welke het voorkomen had van een opgedroogd meir,  H6 DAGVERHAAL eener REIZE meir, op welks grond wy eene menigte wit Zout, van een' naar JoodenJym trekkenden finaak, vonden. Het fcheen zich een groot eind weegs na het Noordoosten en Zuidwesten uit te ftrekfcen, en wy waren omtrent anderhalf uur bezig met 'er door te trekken na het Zuidoosten. Toen kwamen wy aan klei gemengd met zand, en daaronder kleine keitjes. Omtrent drie uuren zagen wy een' anderen hoop boomen aan onze h'nkerzyde. Omtrent vyf uuren in den avond bielden wy ftil in eene groote vlakte van zand en keigruis, omtrent vier [Engelfche] mylen ten Noordwesten van een groot vervallen gebouw. Maar, dewyl het reeds laat was eer wy ons nederfloegen, fielden wy het bezichtigen uit tot den naasten morgen. De Sheick zeide, dat het eertyds door de Grieken gebouwd, en door de Arabiërs Khuttar geheten wierd. Het weder was fchoon en de wind Noordwest. Dec. 5. Twintig minuten voor zeven uuren , begonnen wy deezen morgen onzen tocht. Verzeld door den Sheick en eenen der Refeeks , gingen wy de puinhoopen, Khuttar geheten, van welke ik in myn Dagverhaal van gfter avond gefproken hebben, onderzoeken. De-  van LIVORNO na INDIE. 147 Dezelve zyn gelegen aan den oever van bet bed eener riviere, welke zeer diep geweest, en het misfchien nog is, wanneer de waterftroomen nederdaalcn. Het gebouw is een groot vierkant, omgeeven met een' muur van meer dan vyfendortig voeten hoog, cn elke zyde wat meer dan tweehonderd yards in de lengte, van ruwen ftecn en kalk opgetrokken. Binnen dit groote vierkant is een kleinder van omtrent honderd yards over elke zyde, en evenwydig loopendc met den buitenften muur. Het binnenfte gedeelte van dit kleinfte vierkant was verdeeld in eene menigte kamers en doortochten. Doch dewyl dézelve in een' zeer vervallen ftaat waren, konden wy geheel geene gisting maaken, wat zy geweest waren. Wy konden geene plaats vinden daar eenige bron, put, of bewaarplaats van water , geweest was. Maar de Sheik zeide ons, dat men, met graaven naby de oppervlakte van den grond, altoos water kon vinden. Wy zagen 'er niets aan dat naar eene Crickfche bouworde geleek; maar ons ■volk zegt, dat het zekerlyk door de Grieken gebouwd wierd. Toen wy deeze plaats verlieten , werden wy ontrust door de verfchyninge van eenige vreemde Arabiërs in het M Noord-  f& DAGVERHAAL eener REIZE Noord-oosten. Zy vertoonden zich zo ras wy buiten het gebouw kwamen. Maar fommigen van ons volk, die hunne beweegingen opgemerkt hadden, van de Caravane komende om zich by ons te voegen, verdweenen de vreemde Arabiërs, welke hen ons te hulp zagen komen. Ten elf uuren trokken wy voorby twee kleine poelen waters, dat helder maar ten uiterftcn brak was. Ten half vyf uuren hielden wy ftil. Het land, waarover wy getrokken waren, was zandig, en op zommige plaatzen vermengd met klei. Omtrent half vier uuren, zagen wy eene menigte kleine heuveltjes van zand, zo aan de rechter als aan de linkerzyde. Wy verlooren Khuttar niet uit het gezicht dan een half uur voor dat wy ons nederfloegen. Zes mannen op kameelen, cn zeven te voet,kwamen zich dicht by ons legeren. Het fcheen, dat zy de zelfde perfoonen waren, welken wy in den morgen gezien hadden, en die wel bekend waren voor dieven. In den morgen was de wind in het Oosten en zeer koud, het weder fchoon. Wy zonden deezen avond wederom eene bode na Mesbed Aly op kondfehap. Dcc. 6. Een kwartier voor zeven uuren gingen wy' deezen morgen op den tocht, cn lie-  van LIVORNO na INDIE. 149 lieten het volk, dat den Iaatflen nacht zich by ons gelegerd had, achter. Zy hadden aan Sheick suliman verhaald, dat een Fransch Heer,die na'Basfora reisde,aangetast en geplonderd was; doch dat hy, fchoon zeer gewond , waarfchynelyk het leeven zou behouden. Zy zeiden, dat de Arabiërs hem na Graine gebragt hadden, gelyk ook, dat de Heer zich zeer dapper gekweten, en zelve twee of drie van hun volk gedood had. De grond van het land, waarover wy trokken tot twaalf uuren, was een ligt zand met eenig kreupelbosch, en eenige weinige kleine heuvels aan de rechter en linkerzyde. Een kwartier voor twaalf uuren, kwamen wy aan eene plaats Hidia genoemd, alwaar een poel van water was, omringd met lang gras. Wy vulden hier eenige lederen zakken met water, dat helder maar zeer brak was. Naderhand trokken wy door een land, waarvan de grond doortrokken was met zout, ter rechter en linkerzyde hadden wy zandbanken. Omtrent op den afftand van twaalf [Engelfche] mylen zagen wy de ftad Meshed, of liever Mesgid Aly; dat 'is de Moskee of begraafplaats van Aly, die, gelyk wel bekend is, de behuwdzoon van Mohammed was, en de M 2 ge-  150 DAGVERHAAL eener REIZE geliefde propheet der Perfiaanen. Een kwartier voor vyf uuren, legerden wy ons naby eene plaats Birket Raliama geheeten. De wind was Oost Zuid-Oost, het weder fchoon. Een onzer bedienden een' jongen Kameel ziende zonder een' eigenaar, zonden wy een' man uit, die hem in ons leger bragt. Dcc. 7. Wy braken op, een weinig voor zeven uuren. De grond, over welke wy trokken, was zandig, met dicht kreupelbosch. Op den afftand van omtrent tien [Engelfche] mylen in het Noord oosten zagen wy de ftad Mislied Aly. Wy konden duidelyk verfcheiden minarets, en een groote vergulden koepel onderfchciden. Onze Arabiërs zeggen dat deeze laatfte behoort tot de Mesgid of groote Moskee der ftad. Hy vertoonde zich aan ons in een' zeer voordeeligen ftand; want de Zon fcheen 'er op, en gaf hem een zeer luisterryk voorkomen. Zo veel als wy, op zulk eenen afftand over de grootte van deeze koepel konden oordeelen , kan dezelve niet kleinder zyn dan het gewelf der St. paulus Kerk te Londen. Omtrent twaalf uuren kwamen wy aan een' heuvel, op welken twee kleine fterkten waren opgeworpen: de plaats word Alathe genoemd.  van LIVORNO na INDIE. 151 noemd. Op den afftand van drie vierde eener [Engelfche] myl van de Westelykfte Sterkte is eene bron van water, dat door eene diepe graft na de fterkte geleid, en daar, door middel van een rad, na boven gebragt wordt, om een' kleinen tuin , die onlangs by deeze fterkte aangelegd, en met eene groote menigte radyzen en uiens beplant is, te bevochtigen. De grootfte Sterkte is een vierkant omtrent negentig yards over elke zyde: op eiken hoek is een ronde toren van aarde gemaakt. Dc binnenkant is een fteenen gebouw van twee verdiepingen hoog , in den Mohammedaanfchen finaak gemaakt. Deeze plaats werd gefticht door onzen Sheick, die voorneemens is hier te gaan woonen , wanneer ouderdom of zwakheden hem noodzaaken zich van bezigheden te onttrekken. Hy fchynt verwachting te hebben, dat hy hier den grondflag van eene zeer groote ftad zal leggen. En dewyl hier overvloed van water is, cn een goede grond van ligte teelaarde, gefchikt tot de 'oogmerken van landbouw en tuinieren, is deeze verwachting zeer redelyk. Eene Caravane, die hier onlangs voorby trok, komende van Graine met oogmerk om na Bagdad M 3 te  152 DAGVERHAAL eener R EIZE te gaan, verhaalde aan het volk in de fterkte , dat de Arabiërs, Montifeek geheeten, een' grooten flag geleverd hadden tegen de Periiaanen niet verre van Basfora, waarin zy het geheele Pcrfiaanfche leger vernield , en daardoor zich herfteld hadden in het bezit van Basfora. De wind was Noord-oost; het weder fchoon; onze wech omtrent Zuid-oost ten Zuiden. Wy kogten een fchaap, waarvoor wy drie dollars en een' halven betaalden. Dec. 8. Deezen morgen een kwartier voor zeven uuren, vervolgden wy onze reis door een onvruchtbaar fteenachtig land, doodden eenige weinige haazen, en zagen, op den afftand van omtrent tien [Engelfche] mylen van ons in het Noordoosten, Gargam, eene oude ftad , welke tegenwoordig herbouwd wordt. Omtrent twee uuren in den namiddag, trokken wy over een' heuvel van rood grof, keiachtig, zand, en hielden ten half vyf uuren ftil in eene valeie, alwaar Hechts weinig weide voor de kameelen was. Omtrent acht uuren in den avond, wanneer onze fchildwachten, naar gewoonte, uitgezet waren, ontdekte een der geenen, die aan dc Westzyde geplaatst waren , vyf mannen te paard, welken, zo ras hy vuur op hen gaf, ' de  van LIVORNO na INDIE. T53 de vlucht namen. Wy verdubbelden onze wachten, en biceven eenige weinige uuren onder de wapenen, in verwachtinge dat zy ons, met meerdere magt verfterkt, zouden aantasten. De bode van Mefhed Aly was nog niet te rug gekomen, gelyk ook niet het volk, dat wy van de eerfte afzending misten. De Wind was Oost; de morgen koud; het midden van den dag by uitftek heet; de Wind liep in den namiddag na het Noord-oosten. Dec. 9. Deezen morgen trokken wy op ten zeven uuren, met eene donkere en wol" kige lucht in het Noordwesten, en den Wind uit denzelfden hoek. De eerfte drie uuren hadden wy een' zeer onvruchtbaaren grond, hard zand en groote donkerbruine zachte fteenen: naderhand kwamen wy aan een hard zand met eene groote menigte ftruiken en kreupelbosch. Ten half vyf uuren hielden wy ftil. Wy doodden eenige haazen; de lucht was wolkig en het weder mistig; in het Noordwesten zagen wy een vuur; men zeide ons dat het op den oever van den Eu- phrates was. Major thompson mis- te, omtrent den middag, zyn zakuurwerk ; maar dewyl hy 'er ten tien uuren op gezien M 4 had ^  15+ DAGVERHAAL eener REIZE had, zond hy eenen der Arabiërs te rug, om 'er na te zoeken,- hem beduidende, op welken afftand het moest gevallen zyn. De knaap bragt het zeer eeriyk te rug, zonder dat het gebroken was. Dec. 10. Ten zeven uuren deezen morgen, reisden wy voort, trokken door een zeer onvruchtbaar land, zagen aan onze linker1 zyde drie groote wolken van rook aan de oevers van den Euphrates, welke , zo als de Sheick ons zeide, op vyftien [Engelfche] myten afftands van ons was. Een kwartier uur na twaalven, hielden wy voor een half uur Ril by eenige bronnen van tsmclvk goed water. Tot twee uuren in den namiddag, bleef de grond onvruchtbaar, toen kwamen wy tusfehen eenige heuvelen van ligt zand cn ge- ' broken iteenen. Ten vier uuren , vertoonde zich aan de rechterhand een groote hoop Arabiërs, welke genegen fchecnen om ons aan te tasten. Ons volk hield onmiddellyk ftil , cn fchaarde zich in orde aan den kant van welken de vyand aankwam. 'Er werden eenige weinige fchooten gedaan ; maar een man trad voorwaarts, zwaaiende met een kleed in zyne hand,en begon eene onderhandeling met onzen Sheick, welke hein te gemoct ging, het  van LIVORNO na INDIE. 155 het geen 'een einde aan de vyandlykheden maakte. Ons. volk verfchilde ten hunnen opzichte van gevoelen. Sommigen hielden ftaande, dat zy dieven waren, welke ons in den nacht meenden aan te vallen. De Sheick zelve, fchoon hy hen vrienden noemde, ried ons onze tenten niet op te Haan, en den gantfehen nacht op onze hoede te zyn. Wy waren omtrent eene halve [Engelfche] myl van deeze nicuwlings aangekomenen gelegerd. Onze kameelen cn pakkaadje werden in een' zo naauwen kring gefchaard als mogelyk was. Onze onderftelde vyanden waren in twee -legers . verdeeld, het eene aan de Westzyde, het andere in het Zuiden. De wind was Wcstelyk, het weder fchoon. Dcc. n. De onderftelde dieven bleeven den gantfehen nacht gerustelyk in hunne legerplaats met brandende vuuren. Ten half zeven, begonnen wy onze kameelen te laaden; maar gingen niet op wech voor half acht. Wy oordeelden het voorzichtig onze manfehap in twee partyen te verdeden, welker eene voor de kameelen moest uittrekken, en de andere de achterhoede vormen. Geduurende twee uuren was de grond zandig met brem , en daarna een onM s vrucht-  I5<5 DAGVERHAAL eener REIZE vruchtbaar fteenachtig land, naderhand zand met brem, en op fommige plaatzen groote plekken, welke zich vertoonden als poelen , die door de zomerhitte opgedroogd zyn. Een weinig voor dén uur in den namiddag, kwamen wy by eenige wellen en een' grooten poel van brak water. Daarna trokken wy over dezelfde foort van land en grond als te vooren, tot by vyf uuren, en floegen ons toen voor den nacht neder. De lucht was wolkig in het Noord-oosten en Zuid-westen. Tusfehen twee en drie uuren in den morgen, viel 'er een weinig regen. Zes mannen van de party, welke wy den yoorgaanden avond zagen, voegden zich by ons op den tocht, en werden door ons volk met groote hartlykheid ontvangen. Dec. 12. Een weinig voor zeven uuren gingen wy deezen morgen op reis, en trok! ken over een' ligt zandigen grond gemengd met zout, en voorzien met eene groote menigte brem en eenig kreupelbosch. I-Jet laatfte gedeelte van den dag lag het zand in groote hoopen. Ten vier uuren, hielden wy ftil in een dal: van eene hoogte naby onze legerplaats zagen wy eenige puinhoopen , Couria geheeten, omtrent vyf [Engelfche] my-  van LIVORNO na INDIE. 157 mylen Zuidwaarts. Door middel van eenen Verrckykcr konden wy bemerken, dat het een vierkant gebouw was, met ronde torens. De morgen en de avond waren koel, maar het midden van den dag zeer heet, de wind veranderlyk ,• het water, dat wy gister hadden medegenomen , was brak en allerflechtst. Ten tien uuren in den avond vaardigden wy een' Brief af, aan den Heer latouche te Basfora, om hem kennis te geeven, dat wy onder wech waren, en te verzoeken, dat hy ecnig vaartuig, het geen gereed mogt zyn om na Bombay te vertrekken, wilde ophouden. Een der Arabiërs, welke zich gister by ons voegden, werd door den Sheick verkozen om den brief over te brengen. Dec. 13. Wy gingen deezen morgen ten zeven uuren op reis door een by uitftek oneffen land, welks grond uit een ligt en diep zand belfond. Omtrent vier [Engelfche mylen van de legerplaatze, in welke wy den laatften nacht hadden doorgebragt, zagen wy de voetftappen van een groot aantal kameelen en ezelen. Ons volk vermoedde, dat hier de legerplaats van een' hoop dieven geweest was. Wy draaiden onmiddclyk vlak Oost-  153 DAGVERHAAL eener REIZE Oostwaards af, cn trokken door een verbaazend diep zand, en door een land bedekt met zand en kreupelbosch. Op fommige plaatzen was de grond bedekt met gedroogde modder en zand, welk mengfel door de zon zo hard wordt, dat het zich vertoont als gebroken tegels. 'Er was niets dat naar eenen wech ge leek. Omtrent twee uur, werden wy twee menfehen op eenigen afftand van ons gewaar, en zonden drie mannen van ons volk op hen af, die een' van hunne kameelen namen, en by ons bragten; maar de menfehen ontkwamen het. Ten vier uuren hielden wy ftg op eene plaats, alwaar een aantal fonteinen, maar weinig water in dc bronnen was. Deezen avond vingen wy voor de eerfte reize een Wocstyn-rat (*), van welke wy een groot getal gezien hebben. Het is een Dier, dat, in gedaante cn kleur beide, zeer veel gelykt naar een klein Konyn. Het lichaam heeft (*) A De/erf Rat. De befchry ving, welke hier van d.:: Diertje gegeven wordt, is zekerlyk zeer onvolkomen. Het fchynt, ondertusfehen , het zelfde Dier te zyn dat by bütfon voorkomt onder den naam van Gerbo of Gerboifc, en dosr gmelin Cuniculus fmnilio of dxerg-kony.i genoemd wordt. VoiezrjUFroN Bist. Nat.'T. XXVI p. 183^/ fuivM. mdotite.  van LIVORNO na INDIE. 159 heeft omtrent de grootte van eene kleine Mol, de iftaart is driemaal zo lang als hei lichaam, en derzelver uiteinde is bedekt met een klein boschje hairr; de oogen zyn groot, vol en zwart 5 de achterpootcn byzonder lang. Het weder was fchoon, dc wind Zuid-oost, en zeer heet. Wy betaalden den Sheick honderd en tien dollars, het laatfte gedeelte der vyf honderd , welke tot de uitgaaf onder wech gefchikt waren. Dec. 14. Ten twee uuren in den morgen regende het. Wy reisden deezen morgen, ten zeven uuren,voort,over een effen land. Een koude wind kwam uit het Zuid-oosten, .met eene bewolkte lucht. Ten vier uuren hielden wy ftil. Onze wech liep Zuid-oostwaards. Dec. 15. Deezen morgen gingen wy ten zeven uuren op wech door een land van een' ligt zandigen, en meestal onvruchtbaaren, grond. Ten negen uuren in den morgen,zagen wy een' man op een' kameel, die ons verhaalde, dat hy een bocle was, die van den Sheick Sidon na den Sheick der Montifeeks reisde. Ook berichtte hy ons, dat Basfora nog in de handen der Perfiaanen was. In den avond zagen wy, ten Noorden van ons, eenige mannen op kameelen; maar zy kwamen  i6o DAGVERHAAL eener REIZE men niet naby ons: wy onderftelden, dat zy van denzelfden ftam waren, ais de man, die ons in den morgen voorby reed. De lucht was wolkig; 'er vielen eenige weinige druppels regen. De wind was West-Noord-west, en zeer koud; onze wech liep Zuid-oost ten Oosten. Dcc. 16. In het Noord-Oosten vertoonde zich weerlicht. Ten half acht uuren deezen morgen, vervolgden wy onze reis in eenzeer onzuiveren dikken nevel, welke omtrent één uur in den morgen uit het Noord oosten opkwam. Wy fcheidden nu van de Caravane welke khwaja rubens toebehoorde: dezelve ging na Graine, en wy trokken voort na Basfora met niet meer dan zes tien mannen en negentien kameelen. Onze Sheick gaf al het water aan de andere partye, denkende, dat wy dien avond in het dorp Coebda (*} zouden aankomen. Maar hy vergiste zich in den afftand. Wantniettegenftaande wy tot tien uuren des avonds toe voorttrokken, waren wy genoodzaakt den nacht, by gebrek van eenig drinken, zeer on- f*) Waarfchynelyk hetzelfde, dat, by Niebuhr, Kou:ib.it hewt. '  van LIVORNO na INDIE. 161 onvermaakelyk door te ' brengen. De byster groote bezorgdheid, welke onze goede oude Sheick hierover deed blyken, belette ons hem zyne onvoorzichtigheid te vcrwyten. Hy bood aan, den geheelen nacht te ryden om water te zoeken: maar men kan wel denken, dat wy hem niet toelieten zich te vermoeien. Dec. 17. Den laatst voorgaanden nacht, kwam 'er weder een dikke nevel op, en bleef zo zwaar aanhouden, dat onze tent doornat wierd. Vroeg in den avond, eer de mist opkwam, zagen wy drie of vier vuuren, naar oogenfchyn op den afftand van drie of vier [Engelfche] mylen in het OostNoord-Oosten. De Sheick onderrichtte ons, dat zy aan de oevers van den Euprates waren. Met het aanbreeken van den dag, trokken wy voort, en kwamen ten half tien uuren aan het dorp Coebda, het geene door de Perllaanen verwoest was. Hier vonden wy ecnig goed water. Ten minften het kwam ons, die in meer dan vierentwintig uuren geen druppel geproefd hadden, zo voor. Wy ontmoetten ook, te Coebda, den perfoon, welken wy met den brief na Basfora hadden gezonden , en die ons een antwoord bragt van den Heer  ï6z DAGVERHAAL eener REIZE Heer latouche. Omtrent één uur, kwamen wy te Zeieer (f), eene andere plaats, welke ook door de Perfiaanen vernield was. In den avond berichtte de Heer latouche ons, door een' tweeden bode, dat hy des anderendaags morgens ons muilezels en een -geleide zou zenden. Want, dewyl de vyandlykheden, tusfehen de Arabiërs en de Perfiaanen nog bleeven voortduuren, konde ons geleide ons niet verder verzeilen. Het weder begon omtrent den middag een weinig op te klaaren; maar het was niet volkomen helder voor den avond. Wy floegen onze tenten op, tusfehen de puinhoopen van Zebeer , en pJaatften eene buitenwacht vooruit na den kant van Basfora, om op onze hoede te zyn tegen alle verrasfing van de zyde der Perfiaanen. En deeze voorzorg kan niet onnoodig gerekend worden, wanneer men de geweldige verbittering in aanmerking neemt, die tusfehen beide volken plaats had, en welker oorzaak het volgende Verhaal duidelyk genoeg zal ontvouwen. Na dat de Perfiaanen Basfora hadden veroverd, fielden zy aly moiiammed aldaar tót ($) By Niebuhr, Zobeir.  van LIVORNO na INDIË. 163 tót Gouverneur, hatende hem eene bezetting van zevenduizend en vyfhondu-d mannek. NiettcgenRaande hy zulk een Monfter was, als men niet dan in het midden der verweestinge van een land kan vinden, had hy loosheid genoeg om zyne gcmoedsgefteltcr.is te verbergen, tot dat hy, door eene geveinsde gemaatigdheid, de inwoonders van de Steden en Dorpen , die van zyne belluuringe afhingen , zorgeloos had gemaakt. In omtrent twee maanden, brak hy uit, en begon zyne buitenfpoorigheden in de ftad Basfora zelve. Het eerfte flagtoffer van zyn' ongebreidelden lust was de Dochter van een' Arabifchen Geneesheer. De roem van derzelver fchoonheid was hem ter ooren gekomen, cn hy gelastte, dat zy aan zyn huis zcu gebragt worden ; alwaar hy haar drie dagen hield, toen de deur deed uitzetten en bloot* ftellen aan de befchimpingen van het Graauw. De Vader was zyne Dochter , toen zy van hem werd afgefcheurd, gevolgd na het huis van haaren fchaaker, en had deszelfs deur niet verlaten; zo dat hy de eerfte perfoon was om haar aan te neemen, toen zy weder losgelaten werd. Hy geleide haar na huis, onder wech voorneemens zynde haar, overig een-  16*4 DAGVERHAAL eener REIZE eenkomfiig met de gewoonten van zyn land, ter dood te brengen. Maar eer hy zyn voorneemen konde uitvoeren, kreeg zyne genegenheid voor zyn eenig kind de overhand op zyne achting voor de gewoonte, en hy befloot niet alleen haar leeven te behouden, maar ook, zo veel mogelyk was, de vlek, die haar goede naam gekregen had, door een huwelyk uit te wisfehen. Hy was ryk en zeer gezien in de ftad, en dit, gevoegd by de fchoonheid van het meisje, Relde hem in Raat een' Echtgenoot voor haar te krygen, niet wel ten vollen gelyk aan haar' eigen rang en voormaalige uitzichten; maar, evenwel , verre boven het gemeen verheven. De viering van zulk een huwelyk kon niet misfen een groot gerucht te maaken , en was gevolgelyk den dwingeland fchielyk bekend. Zo lang hy nuchteren bleef, fcheen dit nieuws hem noch vermaak noch fmart tc veroorzaaken. Maar, in zyne eerfte vlaag van dronkenfehap, zond hy om den Vader , den Man en de Vrouw, en vroeg hun , hoe zy dorften befchikken over eene perfoon, die aan zyn vermaak was toegewyd? Zonder te wachten, dat hy hun antwoord ontving, deed hy eenen zyner lyf- wach-  van LIVORNO na INDIE. 165 wachten de hoofden van den Vader en "den Man afilaan, en dwong toen de Vrouw, dat zy water aanbragt om het bloed van de handen des beuls te wasfehen. Hiermede hield hy niet op, maar het vervolg van zyn gedrag was niet alleen aanftootelyk, maar ook te onbetaamelyk om verhaald te worden. Niettegenftaande eene zo ongehoorde barbaarschheid waren het grootffe gedeelte der Inwoonderen van Zebeer en Coebda zo verdwaasd , dat zy bleeven woonen op eenen afftand van minder dan twaalf [Engelfche] mylen van hem; zich onvoorzichtiglyk verlaatende op de trouw van iemand, die dus openlyk alle wetten, Godlyke zo wel als menfchelyke, gefchonden had. Eenige weinigen, en Hechts zeer weinigen, van de voorzichtigff en hadden de eene en de andere van deeze plaatzen verlaten, toen aly mohammed, op zekeren nacht, in eene vlaag van dronkenfehap , uit Basfora trok met een' hoop krygsvolk, cn Zebeer verbrandde, tevens allen dood flaande , welken zich uit de vlammen poogden te redden. Van daar trok hy na Coebda, alwaar hy op dezelfde wyze te werk ging ; en toen- keerde - hy weder na Basfora, zich even zeer verheugende, dat hy N 2 een  156 DAGVERHAAL eener REIZE een aantal van weerloozc luiden, in koelen bloede, vërraaderlyk had nedergefabcld, als of hy eene roemruchtige overwinning over een magtig leger had bevochten. Hoe onderwerpelyk ook de Onderdaancn van voïftrektlyk willekeurige Regeeringen in het algemeen zyn, zelfs onder de zvvaarfte verdrukkingen, zouden de inwoonders van Basfora zekerlyk tegen den Gouverneur zyn opgeftaan, indien niet de ff ad, zo door pest als door hongersnood, genoegzaam geheel ware ontvolkt geweest, eer zy §a handen der Perfiaanen viel. De weinige rampzalige inwoonders, welke deeze verfchrikkelyke ellenden overleefden , konden noch hunnen dwingeland tegenftand bieden, noch denzelven ontkomen. Hun getal was te klein om eenigen goeden uitflag van eenen opftand tegen zyne magt te kunnen hoopen, en zich uit dc ftad te begeeven was onmogelyk. Zy waren derhalven genoegzaam tot° wanhoop gebragt, wanneer de dappere Stam der Arabieren, Momifeeks (*) geheten, befloot hen te verlosfen. Sheick TAMURj het Opperhoofd van deezen (*) Of Monters.  van LIVORNO na INDIE. 167 zen Stam, een leger van omtrent vyftienduizend mannen byeen verzameld hebbende, deed een' uitgeleezen hoop , van omtrent tweeduizend paarden , voorttrekken tot in het gezicht der muuren van Basfora. De overigen liet hy ten naasten by vyftien [Engelfche] mylen achter zich, verborgen in eenen wadi, of het bed van eenen waterloop naby de rivier Euphrates , welke plaats de Arabiërs tot het tooneel des gevechts gefchikt hadden : want, behalvcn den Euphrates in het Oosten , en den waterloop in het Noorden , was 'er een diep moeras in het Zuiden. Aly Mohammed, dien het niet ontbrak aan perfoonlyken moed, befpeurde niet zo ras zyne vyanden in de nabuurfchap van Basfora, of hy trok uit met vyfduizend uitgelezen mannen, om hem aan te tasten. De Arabiërs weeken te rug na hunne hinderlaag , en werden gevolgd door de Perfiaanen. Toen de Sheick bemerkte, dat de Perfiaanen tusfehen den waterloop en het moeras gekomen waren , deed hy zyn volk uit de plaatze van derzelver verfchuilinge te voorfchyn komen, en de eenige opening aan de westzyde door een gedeelte zyner benden gefloten hebbende, viel hy op den vyanden aan met N 3 den  i6S DAGVERHAAL eener REIZE den fabel in de vuist, en hierin wel onderReund wordende door den afgezonden hoop, welke de Perfiaanen in de hinderlaag gelokt had, deeden zy ze allen tot één toe fneuveIen; niemand in leeven laatc-nde, die de tyding hunner nederlaage konde brengen. Door ■ eene verwaarloozinge, van welke men zeer bezwaarlyk reden kan geeven , verzuimde Sheick tamur zyne overwinning te vervolgen, en regelrecht op Basfora aan te trekken, van welke Rad hy, ongetwyffeld, gemaklyk zich meester konde gemaakt hebben; want aly Mohammed had'er Hechts eene kleine bezetting in gelaten, die noch krach, ten, noch moeds, genoeg zou gehad hebben om eenigen wederftand te bieden. Dit Verhaal kreegen wy van eenen der voormaalige inwoonderen van Zebeer, welken wy bezig vonden met onder de puinhoopen te zoeken na het geen de handen der Perfiaanen mogt ontkomen zyn, toen zy de plaats pionderden en vernielden. In den avond rekenden wy af met onzen Sheick, en zo verre van hem gewinziek of zelfzoekende te vinden , gelyk deeze luiden doorgaans befchreven worden , gedroeg hy zich jegens ons met eene befchaafdheid en gul-  van LIVORNO na INDIE. 169 gulhartigheid, welke den befchaafdften Europeaan eere zouden gedaan hebben. Men zal zich herinneren, dat ik, volgens ons te Aleppo gefchreven verdrag, hem onder wech vyfhonderd dollars moest geeven, en nog achthonderd meer by onze aankomst te Graine. De eerfte fom hield ik daarom gereed om op zyn verzoek betaald te worden. Maar de laatstgemelde had ik geteld en in eenen zak verzegeld, om voor te komen , dat niet een gedeelte derzelve verloren of op eene verkeerde plaats geborgen wierd. Toen nu deeze zak te voorfchyn kwam, en ik denzelven wilde openen, deed dc Sheick my ophouden, en vroeg, of het geld in myne tegenwoordigheid geteld en verzegeld ware; en wanneer ik hierop een bevestigend antwoord gaf, fmeet hy het met eene achtelooze ongemaakte houdinge, welke zich in deeze daad geene verdienfte zocht, over zyne fchouder, en beval zyn' knecht het in zyne kist te leggen. Een man, die zo veel vertrouwen in een andar toonde, konde zelve niet fchuldig zyn aan eenige laagheid. En hierin had hy te meerdere verdienfte uit hoofde van onze" omftandigheden. Want, hy had my, indien ik hem bedrogen had, N 4 niet  i/o DAGVERHAAL eener REIZE niet na Basfora durven volgen om vergoeding te krygen. Dec. 18. Ten elf uuren kwamen de muilezels aan van Basfora, geleid door tien 5ePoys (*), die tot de fa&orv behoorden. Na dat wy affcheid genomen hadden van de Arabiërs met onderlinge betuigingen van vriendfchap, cn een verzoek van onzen perlyken Sheick, dat wy om hem wilden zenden om ons te verzeilen, indien wy ooit dien wech weder langs trokken, verlieten wy Zebeer. Dewyl de Sepoys te voet waren, en langzaam voortrokken, lieten wy hen by dc pakkaadje, en reeden voort na Basfora. Omtrent halfwech werden vvj ontmoet door de Heeren abraham en gally, twee van de Bedienden der Maatfchappye, die ons zeer beleefd kwamen te gemoet ryden , en ons geleiden na de Engelfche Faclory,' alwaar wy een weinig voer drie uuren in' den namiddag aankwamen. De vertooning van Basfora was ten uiterften baar , zynde de Had, gelyk ik boven aanmerkte, bykans geheel ontvolkt geweden door de pest, door ccc/p IndMtafcta krygsknechton. ook wel St*m er. gooi- de Holanders Sipayers, geheten.  van LIVORNO na INDIE. 171 eenen hongersnood, en door eene belegeringe. lïi het-jaar 1772 onderftelde men, dat 'er meer dan viermaal lioYiderdduizend inwoonders (*) in de plaacze waren, en, op den dag van (*) Dit getal is zekerlyk veel vergroot. Ik kan de verzoekinge niet wederftaan van hier eenige regelen ter ophclderinge uit te fcliryven uit niebuhr's Reisbefchryving. In het tweede Deel, bl. 209, (van den Hoogdukfchen druk) zegt die kundige Reiziger: „ De Stad Basra , (zo noemt' hy ze) ligt onder de „ poolshoogte van 30°, 30', aan de westzyde van „ den Schat cll arrab. Haar omtrek is.... onge„ veer ij duitfche myl. Zy is, evenwel, naarmaace van haare grootte, niet zeer fterk bebouwd, maar „ vol van dadeltuinen en koornvelden, en heeft dus, • in dit opzicht, veel gelykheid met de voormaalige „ ftad Babyion". En bi. 219. „ Dewyl men in „ de Oosterfche landen geene lysten heeft van de „ Geborenen en Geftorvenen, is het zeer bezwaarlyk, „ hier iets met zekerheid, raakende de bevolking der „ Stad, gewaar te worden. Vraagt men "er na by de Inwoonders, die fpreeken altoos van eenige hon„ derdduizenden. Over het geheel zal men, even„ wel, bevinden, dat de bevolking hier in verre na „ zo groot niet is, als men in Europa uit zulke berichten wel geloofd heeft. Binnen de muuren van „ Basra zyn 70 Mahalle of Wykcn. In foramige ,, derzelve vindt men wel 3 of 400 , maar in ande„ re daartegen flechts van 10 tot 20 huizen. Het „ overige beliaat uit enkel dadeltuinen, en' daarenbo„ ven vindt men .hier zeer groote b;graafp!aatzeu. N 5 Lui.  172 DAGVERHAAL eener REIZE van onze aankomfre, waren 'er, zekerlyk, niet meer dan zesduizend, de Perfiaanen daar! onder begrepen. De voornaamfte ftraaten zagen 'er uit als een kerkhof, en naauwelyks was eene ruimte van drie voeten van het eene graf tot het andere. Dec. 19. De Heer latouche trachtte eene fchuit, zo als zy hier te lande in gebruik zyn, te bekomen om ons over te voeren na Muskat; maar hy kon geene krygen zonder 'er om te zenden na Bunder Reeg of Bunder Aboufhaher , by ons Bunder Bushi. re Cf) genoemd. Dec. „ Luiden, welken deeze ftad zeer naauwkeurig ken„ den, verzekerden my, da: men, over het geheel „ genomen, in ieder Mahalle naauwelyks 100 hui- „ zen konde rekenen Rekent men nu, voor ie- „ der huis 7 Bewoonders, dat, door elkander gere„ kend, misfchien te veel zou zyn, dan is het ge„ tal der Inwoonderen, ten hoogften, vyftigduizend „ Maar indien zy geteld moesten worden, twyffele „ ik, of men 'er wel 40000 zoude aantreffen." De Heer n ie buur was in Basfora in het jaar 17Ö5. Zyn bericht is zekerlyk geloofwaardiger dan dat van iemand, die deeze ftad alleen doortrok en flechts hier verhaalt wat hy in het voorby gaan hoorde; terwyl men 'er tevens den oorfprong van den misflae des Heeren capper in kan vinden, (t) By niebuhr Abufchahhr.  van LIVORNO na IN DIE. 173 Dec. 20. De bezwaarlykheid van eene fchuit te krygen werd vermeerderd door een bevel dat van Shiras was gekomen, om alle vaartuigen aan te houden tot gebruik van het krygsvolk op zynen tocht, om de bezetting te verfterken. Deezen dag rceden wy de ftad rond , welke overal dezelfde naare vertooning maakte. De weinige Arabifche inwoonders, die 'er nog waren, toonden grooten eerbied aan den Heere latouche terwyl hy dc flxaaten " doortrok, uit hoofde zyner edelmoedigheid cn menschlievend gedrag jegens hen cn hunne landsluiden: van welken hy, na de verovering der plaatze, veelen vry kogt van de flaavernye , en na hunne bloedverwanten in het land verzond. Dcc. 21. 'Ér kwam tyding, dat de Sheick van Julfa een fchip genomen had, het geen te Bombay te huis behoorde, en dat hy het fcheepsvolk en de pasfagiers tot flaaven verkogt had. Dit nieuws bewoog de Heeren hier om ons te raaden, dat wy na een fchip zouden wachten, dewyl zy oordeelden, dat wy in de booten van dit land gevaar liepen van ook in des'Sheicks handen te vallen, welke ons op dezelfde wyze mogt behandelen. Maar wy hadden geene vryheid om te ver--  174 DAGVERHAAL eener REIZE vertoeven; hebbende, eer wy Engeland verheten, beloofd, dat wy niet na een fchip zouden wachten, indien wy eene boot konoen krygen. Dec. 22. Dezelfde zwaarigheden in het bzorgen eener boot blecven nog voortcuuren. Maar ons werd voor het einde van dc maand eene Doa beloofd, zynde eene boot die tien of vyfticn lasten kan kaden, cn W,eU ker planken als aan elkander genaaid zyn met touwen van Coir (*> Dc booten, in welke cie inwoonders den Euphrates overkeken na cn van de ftad, zyn niet anders dan groo'. te ronde teenen manden met leder omtrokken, waarin zy niet alleen menfehen, maar ook paarden cn Ifbmtyds kameelen, overvoeren. Dec 23 Wanneer ik onderzoek deed na de onderftelde oorzaak der pest, vond ik, dat dezelve algemeen wierd teegefchreven aan eene buitengewoone overftroominge der nviere, welke eene groote menigte Visch 10 de woest>'n- achterliet. Deeze Visch, verrottende, befmette de lucht. Wanneer wy de Rrceken rondom de ftad doorrceden, zagen (*) Zie biadz. 57.  van LIVORNO na INDIE. 175 gen wy nog eene byster groote menigte ylïclibeenen op den grond liggen. Dc pest woedt doorgaans in Turkyen cn Egypte, met het meeste geweld, in Maart en April, op welken tyd het Weder 'er by uitftek heet is. Daar het fchynt, dat de hitte de kwaadaartigheid deezer ziekte doet toenecmen, daar het Weder in Indostan heeter is dan in Turkyen, daar de Inwoonders denzelfden Godsdienst bclyden, dezelfde gewoonten onderhouden , hetzelfde voedfel gebruiken, en wooncn in lieden op dezelfde wyze , cn van dezelfde ftoffen , gebouwd , is het vcrwonderlyk , dat men aldaar nooit is bezocht geweest met deeze vreeslyke kwaaie. Inderdaad ik kan niet vinden, dat dezelve ooit bekend is geweest tusfehen de Keerkringen , zelfs niet in Gelukkig Arabië. Zo verre van eenige ongemeene voorzorgen te gebruiken tegen het invoeren der pest in Indië, wanneer dezelve Basfora ontvolkt had, hielden de fchepen, welke van deeze plaats kwamen, naauwelyks eenige quarantaine in eenige der havens, het zy op de kust van Malabar, of van Coromandel. Dcc. 24. Ten vier uuren in den namiddag trok sudüc khan de fiad in, aan het hoofd  J76 DAGVERHAAL eener REIZE hoofd van omtrent vierduizend mannen te paard. Zyn volk was ftout en welgemaakt, maar ellendiglyk gekleed en uitgerust. De Vorst zelve is een zeer fchoon mansperfoon, gelyk, inderdaad, de meeste Perfiaanen van rang zyn, a!s zynde het kroost der fchoonfte vrouwen van Georgië en Ciicasfie, zo wel als van hun eigen land. Dec. 25. Deezen morgen vroeg kwam de eigenaar eener Doa, om met ons over zyne boot te fpreeken. In het eerst was hy zeer uitfpoorig in zyne eifchen ; maar werd allengskens redelyker, en beloofde het vaartuig zonder uitftel gereed te maaken. Dewyl het Kersdag was, verzocht de Heer la touche de meeste Christen Heeren op een onthaal in de facfory. Onder dezelven vonden wy eenige Roomschgezinde Zendelingen, die zeer fpraakzaame en aangenaame menfehen waren. Schoon ik geen Epicurist ben , kan ik niet nalaaten aan te merken, dat het Wilde; arkensvleesch, welke eene der gerechten van ons middagmaal uitmaakte , verre wech het lekkerfte was, dat ik ooit proefde. Waarfchynelyk komt dit, door dat zy niets anders dan dadels eeten. Dec. 26, 27 en 28. Wy maakten toebereid-  van LIVORNO na INDIE. 177 reidfels tot onze reis. De Nakhuda, of Schipper, beloofde, dat hy binnen twee dagen ten langften zou zeilen. Dec. 29. De Nakhuda kwam deezen morgen by ons, en zeide, dat hy den volgenden dag met de eb, die omtrent ten twee uuren in den namiddag invalt, het anker zou ligten. Dec. 30. Omtrent twee uuren verlieten wy de facfory, verzeld door de Heeren, die tot dezelve behooren , welken, geduurende ons verblyf te Basfora , ons beftendigiyk behandelden met de grootffe beleefdheid en gastvryheid. Zy bleeven een weinig tyds aan boord van de Doa, en namen toen affcheid. Zo als zy uit de boot Rapten, ligtten wyhet anker, met een zacht koeltje, uit den Noordwesten, en het gety in ons voordeel. In den morgenRond kwamen wy weder ten anker by Aboo ul Khufeeb, alwaar wy vertoefden om hout, ryst, en dadels , die op deeze plaats byzonder goedkoop en goed zyn, in te neemen. Major thompson bleef te Basfora. Dec. 31. Wy bleeven voor anker liggen tot één (*) uur, ligten toen het anker, met ee- (*) Hier is zekerlyk een misflag, welken ik niet wee-  173 DAGVERHAAL eÏner REIZE een' Noordwesten wind. Ten twaalf uuren wierpen wy het weder uit, dewyl de wind geheel ging liggeB , en he£ gcty ong was. De rivier is, van Basfora, af omtrent eene en een vierde van eene [Engelfche] myl wyd, cn aan weerskanten beplant met daddboomen, tusfehen welke eenige weinige vlekken en dorpen veripreid liggen, dat een aangenaam gezicht maakt. Wy Zagen groote menigten van wilde Eendvogelen en ander watergevogelte op de rivier, maar konden ze niet binnen fchoots krygen. Ten vier uuren in den avond ügtten wy het anker, en zeilden voor by den mond eener rivie' re ten Oosten van ons, ahvaar men ons zeide , dat het einde van liet land van Basfora was en het begin van den Shanb (f) January i. i779. ïcn 2es u^ mor- pete te verhelpen. I„ den morgenHond kwam 't Schryver ten anker by Aboo ul Khufeeb: ging hv derhalven ten één uur onder zeil, dan moet dat, ten "oegftcn, des namiddags zyn geweest: en gevolgelyk kan het ankeren ten twaalf uuren niet voor den volgenden middernacht gefchied zyn. Ondertusfehen zegt hy, weinige regels laager, dat zy ten vier uuren in den namiddag weder het anker ügtten. * Hoe dit over een te brengen? Ct) By NiEB'iCfHR de Stam Kaab.  van LIVORNO na INDIE. 179 morgen ligtten wy het anker met een zacht koeltje uit den Noord-Noord-Westen. Met het aanbreeken van den dag verlooren wy het land uit het gezicht, Huurden tot den middag Oost-Zuid-Oost, en naderhand Oost ten Noorden. Door eene waarneeminge vonden wy ons op de Noordelyke breedte van 29°, 41'. De lucht was eenigzins wolkig. Wy ontmoetten verfcheiden booten, die na den mond van de rivier zeilden. Jan. 2. De wind was Noord-West, en het weder fchoon. Omtrent tien uuren zagen wy land, dat zich Zuidwaards ftrekte, en zeilden omtrent één uur voorby Kaap Bang. Hier vertoonde zich eene groote Vesting. Ons volk zeide, dat dezelve door de Grieken gebouwd , die, eer zy nog vervallen was, voor onwinbaar gehouden wierd. Jan. 3. In den nacht woei het uitermaate hard, met eene hooge zee, en ons zeil door het geweld van den wind gefcheurd zynde, maakten wy een' bylegger, tot dat zy het afgcfneden hadden tot op de helft zyner voorige grootte. Met het aanbreeken van den dag, gingen wy weder onder zeil; maar het zeil voor de tweede maal gefcheurd , en het roer ook befchadigd zynde, O kwa-  rSo DAGVERHAAL eener REIZE kwamen wy ten anker af en aan Bunder Reeg, omtrent drie [Engelfche] mylen van land. Wy wenschten gaarne daar in te loopen, maar waren de haven voorby geraakt, en daardoor genoodzaakt na Bunder Aboufhaher, by de Europeaanen Bunder Bushir geheten, toe te houden. Dewyl het fris opwoei , en de zee hoog liep, was onze boot, by gebrek van een zeil en een roer, meer dan eens in gevaar van vol te loopen. In den namiddag bedaarde dc Wind, en ten vier uuren in den avond ons af en aan Aboufhaher bevindende, kwamen wy op de reede, en gingen aan land na onze facïory, alwaar de Refident, de Heer beaumont, ons ontving met de grootfte beleefdheid. Jan. 4. De Doa kwam in de haven , en wanneer wy haar onderzochten , bevonden wy , dat zy niet alleen gebrek had aan allerlei fcheepsbehoeften , maar dat ook haar roer geheel aan ftuk was. De wind woei hard uit het Zuiden. Jan. 5. Vindende dat de Schipper talmde in het koopen van fcheepsbehoeften en noodwendigheden tot de reis, dreigden wy, dat wy ze voor hem wilden koopen, en den prys aftrekken van de rekeninge der vracht, die  van LIVORNO na INDIE. 181 die hy te Muscat zoude ontvangen. Om dit voor te komen, bragt hy zelve een ankerftok , eenig touw, en twee kleine zeilen.' De wind was Zuid-Oost, de lucht wolkig met regen. Jan. 6". De Nakhuda voer voort met zyne Doa te herftellen , en beloofde tegen den avond gereed te weezen. Wind en weder waren als gister. Ik deed by iemand , die te Perfepolis was geweest, eenig onderzoek .na den tegenwoordigen ftaat der puinhoopen dier ftad. lïy noemde ze Tuckta Jumfhid (*), en zeide , dat 'er Hechts eenige wei- (*) By niebuhr, tacht J a m s c h i d , ' dat is , de verblyfpiaats van j a m s c ii i », volgens de gedachten der Perfiaanen een hunner vroegfle Koningen. Gemeenlyk wordt de plaats ook wel Tfchil mijidr, of gelyk men ook wel vindt TTckehel minor d. i. de veertig pylaaren genoemd; waarfchynelyk ftonden 'er nog zo veelen toen de Mohammedaanen eerst het land veroverden; doch nu zyn 'er veel minder. Zie niebuhr, II. B. S. 122. Doorgaans verfchilt de fpelling der Oosterfche naamen, zo als men ze by den Heere capper aantreft, vry wat van die, weike de Heer niebuhr opgeeft. De ïaatfte was waarfchynelyk meer met de Oosterfche taaien bekend dan de andere. Maar hier by komt ook , dat elk Europisch Volk in het boekflaaven der Oosterfche woorden de uitfpraak der letteren van zyne moedertaale volgt. De O 2 plaats,  182 DAGVERHAAL eener REIZE weinige pylaaren en boogen waren overge4 b]even» en deeze waren meest bedekt met ftruiken. De Griekfche naam Perfepolis was hem te eenemaal onbekend. Hy rekende derzelver afftand van Aboufhaher op omtrent honderdëntwintig [Engelfche] ' mylen. Daar ik deezen man even kundig als openhartig vond, vroeg ik hem ook na den tegcmvoordigen ftaat der hcdcndaagfcbe ftedcn, of liever na dien van het Ryk in het algemeen. Hy berichtte my, dat Ispahan, of,, gelyk hy het noemde, Isfahan nu genoegzaam geheel verlaten was, dewyl de zetel der Regeeringe was overgebragt na Shu ras (*) , alwaar kerreem khan (f) de tegenwoordige Beheerfcher , of, gelyk hy zelve zich noemt , Befchermer van Perfië, zyn verblyf houdt. Kerreem khan was' een der bekwaamfte Veldovcrften van den beroemden nadir shah, in Europa beter bekend onder den naam van kouli khan. Wan- plaats, door den Ileere capper Bunder reeg geheten , is waarfchynelyk dezelfde , welke de Ilr. nieb l h r Beuderrigk noemt. (*) Of Shüras. (f) Of kerim e han.  van LIVORNO na INDIE. 183 Wanneer nu deeze vermoord was , trok kerreem khan na Perfië, en dewyl hy een groot getal krygsknechten had, die ten fterkften aan hem verknocht waren, nam hy den tengel der Regeeringe in handen, welken hy zedert altoos gehouden heeft COEen Vorst, welke door erfrecht , of door vcrkiezinge, tot den throon komt, kan het waagen in eene openc Rad, gelyk Ispahan, zyn verblyf te houden; maar een overweldiger moet trachten zich door Vestingwerken in zekerheid te Rellen. Om deeze reden bepaalde kerreem zich tot Shiras, dat omgecven is met een' muur en graft, flerk genoeg om de aanvallen der Perfiaanen te wederflaan. Met oogmerk om zich nog meer te beveiligen, heeft hy alle zyne voornaamfte Amptenaars verplicht, hunne vrouwen in die Rad te brengen, uit welke niemand derzelve ooit weder kan vertrekken zonder zyn verlof. Konden eenige andere voordeden het gebrek der vryheid vergoeden, de Peifiaanen zouden geene reden hebben om over de gcRrengheid van dit bevel te •(*) Te weeten tot aan zynen dood, die voor korte jaaren is voorgevallen. O 3  184 DAGVERHAAL eener REIZE te klaagen: want te Shiras genieten zy zekerlyk alle vermaaken, welke uit eene fchoone luchtftreek en een' vruchtbaaren grond kunnen getrokken worden. Zy hebben vruchten en groenten van allerlei foorten in overvloed , en van hunne druiven maaken zy een' Wyn, wiens hoedanigheden bezongen zyn door hunnen welbekenden Dichter hafiz (*), welke ook van de Vrouwen gefproken heeft met zulk eene verrukkinge, .als , om de waarheid te zeggen, alleenlyk een' Oosterfchen Schryver kon betaamen: evenwel is 'er geen twyffel aan, of zy zyn ten uiterflen fchoon. Ook zyn de kunften hier niet te eenemaal onbekend; want te Shiras maakt men de fchoonfte degenklingen van de waereld, en verfierd derzelver greepen met fchilderwerk in brandverf; waarover men zelfs te Londen of te Parys zich zou verwonderen. In het kort niets ontbreekt 'er om Perfië tot een aardsch paradys te maaken , dan een geregelde Regeeringsvorm. De tegenwoordige overweldiger kerreem khan is te ver in jaaren gevorderd om zyne magt door het geheele Ryk te doen gevoelen, en zyn V) Of ADSJI HAF%S.  van LIVORNO na INDIE. 185 zyn Opvolger, wie dezelve ook weezen moge , zal bevinden , dat hy veel te doen zal hebben om een Koningryk te hereenigen, dat, geduurende zo veele jaaren, in eenen ftaat van regeeringloosheid en verwarringe geweest is. De groote kouli khan bedierf Perfie; de magt welke hy verzamelde tot zynen inval in Indostari, verwekte onder het Volk in het algemeen een' geest van onderneeminge en avontuuren, en de invloed des rykdoms uit den buit van het gemelde land vernielde te eenemaal den geest der naarftigheid. Ingevolge hier van werd het bebouwen der landeryen verwaarloosd, de koophandel ver,* laten, en de krygsbenden, welke geworven waren om veroverigen te maaken, verkwist hebbende het geene zy door den roof gewonnen hadden, zyn zedert altoos bezig geweest met hun geboorteland te verwoesten. Het lot van Perfie kan tot eene les dienen voor alle andere Volken om de voorkeus te geeven aan de traagere maar heilzaame voordeden van den koophandel. Overtollige rykdom veroorzaakt in eenen ftaat eene foort van koorts, geduurende welker verheffingen dezelve ongemeene krachten fchynt verkreO 4 gen  186- DAGVERHAAL eener REIZE gen te hebben; maar na zich uitgeput te' hebben door onnatuurlyke poogingen, zygt hy neder als een rampzalig flagtofièr zyner kwaaie (9). Jan. 7. De Nakhuda beloofde, dat hy de Doa in vierentwintig uuren gereed zou heb-' ben om te zeilen, indien de wind het toeliet Heden avond was 'er eene geweldige vlaag van wind uit het Zuid-Oosten, verzeld van donder, blikfem en regen; en dit was de fcheidmg van het weder; want in den nacht liep de wind na het Noorden met eene maatige koelte. Jan. 8 De Nakhuda kwam in den morgen ons zeggen, dat hy des avonds zou zeilen omtrent vyf uuren, op welken tyd wy aan boord gingen, en afzeilden in gezel- fchap C } Men zegt, dat Lord clive eens voortelde de nanoriaale fchuld [van Engeland] te betaalen door eenen tocht op China. Het kan zyn, dat hy in een vrolyk oogenbiik aan tafel tot zyne vrienden gezegd hebbe, dat zulk een ontwerp wel uit te voeren ware • en zo is het zekerlyk. Maar hy was een al te bedreven Staatkundige om te wenfehen, dat hy hondcrdënvyft.g mdlioenen ponden iterling op eens in Engeland tmogt mgevoerd zien, daar hy moest weeten, dat de helft deezer fomme een der magtigfte Ryken vall de waere,d onheiftelbaar bedorven heeft.  van LIVORNO na INDIE. 187 fchap van twee trankeys, welke na Gombroon (*) moesten. De wind Noord-NoordWest, en het weder fchoon. Jan. 9. Schoon weder met eene frisfe koelte uit het Noord Westen. Wy zagen het gebergte en de kaap Burdiftan, en hielden met. den middag Noord-Noord-Oostelyk aan, na eene ondiepte, de haan, genoemd, welke wy ten één uuren in den namiddag pasfeerden, en op welke twee Engelfche fchepen, het ééne in het jaar 1763, vergaan zyn. Op het gebergte van Burdiftan plagt men voor deezen aan de koopluiden te Shiras door tekenen kennis te geeven van het aankomen der fchepen, die uit Indië verwacht werden, op dat zy terftond te Aboufhaher mogten komen om de aangebragte goederen te koopen. De waargenomen breedte was 27% 53' N. Jan. 10. Omtrent twee uuren in den morgen werd het ftil, eh bleef zo den geheelen dag: omtrent zes uuren des avonds ontftond 'er een klein koeltje uit den Zuid-Zuid-Oosten. Omtrent vier [Engelfche] mylen van de kust zagen wy Kaap Naband (f), Oost ten CO Of Gambron. CO Of Nabend. O 5  138 DAGVERHAAL eener REIZE ten Noorden. De breedte was 270, ir, N. Jan. 11. Stil tot omtrent zeven uuren in den morgen. Toen ontftond 'er een klein koeltje uit den Noordwesten. Wy zagen een kleine boot, komende uit het Zuiden, en twee andere uit het Oosten, die, zo' ons gezegd werd , toebehoorden aan een' Zeeroover, abd ulrheman geheten. Zy kwamen niet binnen fchoots van ons, maar bleeven om ons heen zwerven tot dat het donker wierd, en verdweenen toen. Wy waren omtrent zes [Engelfche] mylen van de kust, op welke hooge rotzen zyn, Dar ul Asban genoemd, die zich wit gelyk kalk vertoonden. De .waargenomen hoogte 27% 8', N. Jan. 12. Eene frisfe koelte uit het Noordwesten , met fchoon weder. Wy zeilden voorby de Eilanden Sheick Shaub, Shudwan en Handeraby (*). De breedte waargenomen op 26% 23' N. Jan. 13. Het grootRe gedeelte van den nacht en deezen morgen was het Uil. Ten elf uuren kwam 'er een fris koeltje uit den Noordwesten , dat tot zeven uuren des avonds CO Of Sheck Shaïtb, Scittuar en Hindernbi.  van LIVORNO na INDIE. 139 avonds aanhield. Wy zeilden omtrent vyf uuren voorby de Eilanden (*), en zagen het hooge land van Gombroon in het OostNoord-Oosten. De waargenomen breedte 260, 23' N. Jan. 14. Zachte en veranderlyke koeltjes. Wy zeilden voorby de Eilanden Kefh en Belior. De breedte 26°, 24' N. Jan. 15. De wind in het Noordoosten woei fris op, en liep verder na het Oosten. In den morgen liepen wy na het Eiland Kismis (f), naby eene plaats, genoemd Daag ul Kumuck, en kwamen na tien uuren ten anker. Het was ftil, en de waargenomen breedte 26°, 36' N. Twee mannen kwamen van land in eene kleine boot, en bevestigden het bericht , dat mohammed rashid, Sheick van Julfa, een van de fchepen der maatfchappye, dat van Bombay na Basfora zeilde , genomen, en het volk tot flaaven verkogt had. , , Jan. 16. Ten negen uuren in den morgen ligt- (*) De Schryver noemt hier deeze Eilanden niet. Maar, naar alle waarfchynelykheid, zyn zy dezelfde , welke by niebuhr Befchreibung von Arabic;:, Tab. XIX. bekend (laan by de naamen 0.«, Frür en Bellür, CO Of Dfgisme.  ïqo DAGVERHAAL eener REIZE figtten wy het anker, zeilden de westzyde van het eiland Kismis, by de Perfiaanen Tow ly' geheten, rond, en kwamen weder ten anker naby Ras (of Kaap) Basfido (*), die, volgens eene gedaane waarneeminge ligt op de breedte van 26% 4Ï N. Het volk zeide, dat, tusfehen de twintig en dertig jaaren geleien, hier eenige Europeaanen zich hadden nedergezet. Wy zagen de overblyffeis van eene Kerk, en de puinhoopen van een groot vlek, dat gebouwd was van in de Zon gedroogde ftcenen. Ten twee uuren hgtten wy het anker met een zacht koeltje uit den Zuidwesten , en het gety in ons voordeel. Het kanaal tusfehen Kismis en het vaste land is, ter deezer plaatze, omtrent vier [Engelfche] mylen breed. Te Basfido namen wy een' verfchen voorraad van water in , het geen gefchëpt werd uit eene bak, welke de Europeaanen aldaar gemaakt hadden, en die overal met witten iteen gevloerd was. Ter deezer tyd waren in dit groote verwoeste vlek geen tien huizen bewoond, en alle door Perfiaanen. Jan. 17. Wy kwamen ten anker den voo- ri- (*) Of Bafidu, by anderen Basfadire.  van LIVORNO na INDIE. 191 rïgen avond ten half tien uuren, en gingen niet weder onder zeil voor den volgenden morgen na zes uuren. Omtrent zeven uuren kwamen wy tusfehen etlyke Eilanden, bedekt met boomen, van welke dc meeste twee voe"ten of meer in het Water Ronden. Deeze Eilanden zyn van elkander gefcheiden door zeer naauwe Kanaalen, zo dac dc boomen bykans elkander raaken, en een foort van een gewelfde laan vormen. Omtrent elf uuren, kwamen wy weder ten anker, daar het Ril cn de wind ons tegen was. Terwyl het volk bezig was met hout te hakken, zagen zy drie groote wilde Zwynen en eenige Biggen. Ten half twaalf uuren voor den middag begon het hard te regenen, en de wind blies op uit het Noordwesten. Dit duurde tot twee uuren: toen klaarde het op, cn wy ligtten het anker met een' bedaarden wind. Tot omtrent vyf uuren in den avond bleeven wy zeilen langs een naauw Kanaal, tusfehen de Eilanden door, en kwamen toen in het gezicht van eene Rerkte, en een verwoest vlek, Left geheten.* Het ligt aan den voet van een' heuvel op het Eiland Kismis. De vesting was by Zonne ondergang omtrent ten Zuidwesten van ons. By deeze plaats waren wy genoodzaakt  los DAGVERHAAL eener REIZE zaakt na onze boot te wachten, welke Sheick aly de Nakhuda aan land had gezonden om eenig. hout en visch tot zyn byzonder gebruik. Omtrent vier uuren in den namiddag zeilden wy weder voort, en ontmoetten een Galivat, dat aan Sheick Mohammed miny van Ormus toebehoorde. Uit hoofde van de mistigheid van het weder konden wy geene waarneeming doen. Jan. 18. Des nachts was het Ril, en dewyl wy het gety tegen hadden, ankerden wy. In den morgen met het aanbreeken van den dag, ligtten wy het anker met een zacht koeltje uit den Zuidwesten, hebbende Gombroon omtrent Noord-Noord-Oost van ons. In den avond wakkerde de wind, en liep verder na het Westen, waaiende het zeer hard van vyf tot zeven uuren na den middag» Toen begon het te bedaarcn. Geene waarneeming gedaan. Kaap Salaam (*) op het eiland Mo. hammed Salam?t, was omtrent Zonne- ondergang in het Zuidwesten. Jan. 19. De wind hield aan geweldig hard uit het Westen te waaien, dat het Schip zeer deed Oiageren, cn op den kop liggen. Ten CO Of Sa/maté  van LIVORNO na INDIE. 193 half acht uuren brak het zeil door de geweldigheid van den wind. Wy namen het af, en fioegen een kleiner aan. Dewyl het in het midden van den nacht by uitftek donkelen de lucht met wolken bezet was* hadden de Arabiërs, by gebrek van een kompas,niet geweten hoe zy moesten ftuuren. Zy hadden reeds meer dan twee uuren recht Noordelykaan gezeild, eer wy het ontdekten en hen te recht hielpen. Zy waren bedrogen, door eene vers. anderinge van wind, en door flecht ff uuren. In den morgen kwam 'er eene frisfe koelte uit den Noordwesten , welke aanhield tot tien uuren in den voormiddag. Toen werd het ftil: naderhand verhefte zich de wind weder uit denzelfden hoek. Wy namen de breedte 'waar op 16°. 29' N. omtrent vyf zeemylen van de kust. Wy zagen hooge bergen by Kaap Mozandon (*). De Stad Lema was omtrent den middag in het Zuidwest ten Westen van ons. In den namiddag weinig winds, en de lucht rondom met wolken bezet. Jan. 20. Omtrent één uur in den morgen, kwam 'er eene frisfe koelte uit het Noorden, O Of Musfendom, en zo aanftonds Lima,  194 DAGVERHAAL eener REIZE den, welke toenam met eene rollende zee. Omtrent vier uuren in den morgen brak ons Ruurtouw, en het was met veel moeite, dat wy het Schip beletten in- den wind op te loopen. Drie mannen begaven zich over boord om het roer te herftellen. Ondertusfchen flingerde het Schip zo geweldig, dat het in gevaar was , van vol Water te loopen, of ten minften den mast over boord te ftooten. Het roer, na verloop van omtrent een uur, gemaakt zynde, gingen wy weder onder zeil. Maar dewyl de lucht donker en buyig was, oordeelden de Nakhuda en de Stuurman het onveilig langer op Zee te blyven, en liepen daarom in te Khorfa. kan(*;, dat gelegen is op de kust van Arabië, in eene kleine baay, die alleenlyk" aan het Oosten open is, Aan de Zuid - Oost - zyde der baai is eene haven voor booten, alwaar wy m vlak Water lagen en geheel gedekt voor alle winden. Het regende den gantfehen dag geweldig hard, en onze pakkaadje en bedden werden derhalven wel doorweekt Ten zeven uuren in den avond dreeven èl wol- 0) Of Chorfakan.  va jm LIVORNO na INDIE. 195 wolken uit elkander, en het begon op te klaaren. Jan. 21. Omtrent twee uuren in deezen morgen, kwam 'er eene zeer harde bui van regen en wind , met geweldigen donder en blikfem uit het Noordwesten. Dit duurde bykans een uur. Indien wy op zee geweest waren, moesten wy onvermydelyk in minder dan vyf minuten te grond gegaan hebben : want, niettegenltaande wy op eene plaats lagen, die rondom met heuvelen omringd was, deed de wind ons vaartuig fchudden én kraaken, als of het de laag van een groot fchip bad ontvangen. Dewyl de wind in het Zuidoosten was, konden wy onze reis niet voortzetten. Wy gingen daarom , met het aanbreeken van den dag, aan land, na de top« pen der heuvelen, om een gezicht van het land te neemen, onze klederen te droogen, enz. Op een' kleinen heuvel aan de Westzyde van deeze kleine haven is een vervallen kasteel, eertyds gebouwd door nadir shah, om eene bewaarplaats van zyne krygsbehoeften te dekken, terwyl zyn krygsvolk Muskat (*) belegerde. De Stad, die aan (*) Of Maskat. P  lotf DAGVERHAAL eener R EIZE aan het eind der Baai gelegen is, was eertyds aanzienlyk; maar beflaat tegenwoordig Hechts uit twee of drie fteenen huizen: de overige zyn visfchers hutten. Jan. 22. De wind zich in het Noordwesten gezet hebbende , en het weder fchoon zynde, ügtten wy des avonds ten negen uuren het anker, en vertrokken van Khorfakan. Toen wy in zee waren, zagen wy eenigen blikfem in het Zuidoosten. Ten elf uuren in den avond begon de wind uit het Noordwesten op te wakkeren, en woei ten één uur met harde buien. Ten zeven uuren in den morgen , brak onze roertalie. Dit was niet langer dan een vierde deel uurs gemaakt geweest, wanneer 'er eene harde bui ontftond , en het roer zelve brak. Dewyl het onmogelyk was dit te herftellen zonder het uit te ligten, begaven zich eenige van ons volk daartoe buiten boord, en bragten in een half uur het overblyffel van het roer aan boord. Maar het duurde volle vier nureh eer het herffeld was. Ondertusfeben, dewyl wy geen bylegger konden doen maaken, ftreeken wy het zeil, en het fchip lag zydeling tegen den wind. Wy verwachtten ieder oogenbJik , dat het vol water  van LIVORNO na INDIE. 197 ter zou loopen, want het woei by buien zeer hard, met eene korte en holle zee. Toen het roer herfteld was, begaven zes van ons volk zich te water, om het weer aan te hangen. Omtrent twaalf uuren decden wy met groote moeite het fchip draaien, en voor den wind afloopen. Juist zo als wy het roer herfteld hadden , zagen wy Kaap Shems in het Westen. De breedte was, volgens onze waarneeming, 240, 34' N. Tc Khorfakan hadden wy geene waarneeming kunnen doen, maar uit deszelfs ligginge en afff and deezen dag op den middag, zoude ik onderftellen , dat het ligt op de Noorderbreedte van 250, 13'. Jan. 23. Den voorgaanden avond ten tien uuren, terwyl wy het zeil overbragten, om onder het land te loopen, brak onze roertalie nogmaals, en het fchip vloog met den neus in den wind. Na dat het touw herfteld was, trachtten wy het fchip te doen draaien om onzen rechten koers te hervatten; maar te vergeefs; en daarom ftuurden wy Westwaards, zo veel wy konden. Ons volk was zo afgemat door de vermoeienisfen van den voorgaanden dag, dat zy niet konden overgehaald worden om hun best te doen. Zy P 2 wa-  i93 DAGVERHAAL e ener REIZE waren, integendeel, nors en krakeelzuchtig, verwytende ons, dat wy de oorzaak waren van hunnen rampfpoed, door hen te noodzaaken om Khorfakan te verhaten eer het we. der bedaard was. Daar ons fchip zeer luchtig dreef, fchepte het geen water, fchoon de wind en holle zee zeer fterk toenamen. In den morgen, met het aanbreeken van den dag , zeilden wy' door tusfehen de eilanden Sawady en dc Stad Sohar aan de vaste kust, en de wind zeer veel gemaatigder zynde, kwamen wy, ten vyf uuren in den morgen, by Muscat ten anker. De ingang van de buitenhaven, alwaar wy ankerden, wordt verdedigd door verfcheiden beukcryen, welke met de oppervlakte van het water gelyk zyn. Maar de Arabiërs verlaatcn zich, met eenige reden, meest op twee fterkten, opgeworpen op twee heuvels, welke den mond der binnenhaven belfryken, en Marany en Jülaly genoemd worden. Niet bekend zynde met de wetten deezer plaatze, zouden wy bykans in een onaangenaam geval en nimmer kan in ftaat gefteld worden om iets groeiends voort te brengen; in welke gevolglyk niet ai-  222 DAGVERHAAL eener REIZE alleen geene Menfehen ooit woonen, maar zelfs geene Dieren, van welke foort ook, by moogelykhcid konden beftaan. Het Dagverhaal zelve wederlegt dit gevoelen; de opmerkende Leezer zal daarin befpeuren, dat 'er menigmaalen gewach gemaakt wordt van de puinhoopen, van gebouwen, welke, naar alle waarfchynJykheid, flechts geringe overblyffels zyn van het geen eertyds op deeze plekken ftond. Voor de ontdekking van den wech rondom de Kaap de Goede Hoop, toen de voortbrengfels van het Oosten noodwendig het grootfte gedeelte van de reize na Europa te land moesten vervoerd worden, en voornaamelyk in de vroegfte tyden der Oudheid, was dc groote woestyn ongetwyffeld een der voornaamfte kanaalcn van den Oosterfchen handel. Ik ondcrftelle , dat deeze gebouwen toen gefticht zyn, en kan het beftaan van Palmyra zelve, dat in het onvnichtbaarfte gedeelte der woestyne gelegen is, aan geene andere oorzaak toefchryven. Water , het groote beginfel zo wel van dierlyk als van groeiend leeven, ontbreekt 'er niet. Door middel van de waterftroomen, welke gemeenfchap hebben met den Euphrates, en uit de bronnen, die door dc geheele woestyne ver-  van LIVORNO na INDIE. 223 verfpreid zyn, kan men water genoeg krygen, niet alleen voor huislyk gebruik, maar ook tot de behoeften van den landbouw. De grond, in het algemeen, is 'er geenzins zo onvrugtbaar, dat hy niet bekwaam zoude zyn ter bebouwinge: 'er zyn flechts weinige plekken, die zich niet zouden voegen naar de aanhoudende poogingen der vlyt. Maar het melden van myne overige gedachten, raakende dit onderwerp, gelyk ook van myn gevoelen over het charaéter der Arabiërs, moet ik, om de reeds voorgemelde redenen, uitftellcn tot eene meer voegzaame gelegenheid; en ondertusfehen kunnen myne toegeeflyke Leezers verzekerd weezen, dat het van mynen kant niet zal ontbreeken aan eenige poogingen, om, ter hunner voldoeninge en vermaak, de volkomenfte en echtfte berichten te verkrygen. Indien deeze Uitgaaf niet ware afgedrukt geweest, voor het in het licht geeven van Kapitein cook's laatffe reize , zoude ik de volgende waarnecmingen in het lichaam van dit werk ingelascht hebben, alwaar zy geene vreemde vertooning zouden gemaakt hebben. De weetgierige Leezer, evenwel, en misfchien ook fommige zwakke- iy-  224 DAGVERHAAL eener REIZE lyke perfoonen, zullen het my vergeeven, dat ik ze, op eene eenigzins onregelmaatige wyze, op deeze * plaats invoege. De Heer anders on, in de befchryvinge van zyn bezoek, by den Koning van het eiland Tangataboo, in het eerfte Deel, bl. 323, van cook's reize, merkt het volgende aan: „ Na m dat het avondmaal geëindigd was, werd v 'er een' overvloed van laken voor ons ge„ bragt om op te flaapen. Maar wy werden „ vry wat geftoord door een zonderling „ ff aaltje van weelde, waarin hunne voor„ naame perfoonen zich vermaaken, naame„ lyk, van geilagen te worden terwyl zy „ flaapen. Twee vrouwen zaten byTUTTA„ kaihie, cn verrichtten deeze bewerking, „ welke tooge touge genaamd wordt; al wak„ ker, met beide vuisten, op zyn lichaam „ en beenen flaande, als op een' trommel, „ tot dat hy in flaap viel. Wanneer de per„ foon in flaap geraakt is , laaten zy een » weinig af in de heftigheid en fchielykheid „ van het flaan; maar hervatten het, wan„ neer zy eenigen fchyn van ontwaakinge „ in hem befpeuren. In den morgen bemerk„ ten wy, dat tuttafaihie's vrouwen „ elkander onderling verpoosden, en by beur- „ ten  van LIVORNO na INDIE. 125 ,, ten gingen flaapen. In alle andere landen „ zou men onderftellen, dat zulk een be„ dryf een einde aan alle rust zou maa„ ken; maar hier werkt bet, zekerlyk, als „ een flaapmiddel, en is een fterk bewys van „ het geen de gewoonte'kan uitwerken." In het tweede Deel, bl. 63, bericht ons Kapitein cook, dat hy, door eenige ongefteldheid belet wordende, na eene Morai te gaan in Attaharoo, den Heer king en omai derwaards zond, en zelve zich weder na boord begaf, verzeld door otoo's moeder, deszelfs drie zusters, en nog acht andere vrouwen. De Kapitein, om zyne eigen woorden te gebruiken, vervolgt: „ In het eerst ver„ beeldde ik my, dat deeze talryke fleep van „ vrouwen, met geen ander oogmerk in de „ boot kwam, dan om overgevoerd te wor„ den na Matavai; maar wanneer zy aan het „ fchip kwamen, zeiden zy my, dat zy voor,, neemens waren den nacht aan boord door „ te brengen, met het vast voorneemen „ om de geneezing te onderneemen van het „ ongemak, waarover ik klaagde, het geen „ eene foort van rheumatieke pyn was, wel„ ke zich van de heup tot aan den voet uit„ ftrekte. Ik nam de vrisndlyke aanbieding „ aan,  226 DAGVERHAAL eener REIZE „ aan, deed een bed voor haar fpreiden op ,, de vloer van de kajuit, en onderwierp my „ aan haare voorfchriften. Zy verzochten ,, my, dat ik tusfehen haar zou gaan ne„ derleggen. Daarop begonnen zo veele als „ rondom my konden bykomen , met beide „ handen my te nypen van het hoofd tot de voe„ ten, maar meer byzonderlyk aan de dee,, len, aan welke ik de pyn gevoelde, tot „ dat zy myne beenderen deeden kraaken, „ en myn vleesch eene volmaakte mummie „ wierd. In 't kort, na. deeze tuchtiging „ omtrent een vierde deel van een uur on„ dergaan te hebben, was ik blyde, dat ik „ uit haare handen geraakte. Evenwel, de „ bewerking gaf my onmiddelyke verligting, ,, het geene my aanmoedigde, om my, eer „ ik te bed ging, aan eene tweede fchuuring „ tc onderwerpen; en deeze was van zo goe„ de uitwerkinge , dat ik het den gantfehen „ nacht daar op volgende heel gemaklyk had. „ Myne vrouwelyke Doétors herhaalden het „ gebruik van haare voorfchriften den vol,, genden morgen, eer zy aan land gingen, „ en nog eens in den avond toen zy weder „ aan boord kwamen, waarna ik de pyn ge. „ heel wechgenomen gevoelde, en de ge- „ nie-  van LIVORNO na INDIE. 227 neezing dus volkomen zynde, namen zy „ den volgenden morgen haar affcheid van „ my. Dit noemen zy romee; eene bewer„ king, welke , in myne gedachten , den „ vleesch -lebuier, of alles van die foort, „ wat wy uitwendig gebruiken , verre te „ boven gaat. Zy is in algemeen gebruik „ onder deeze Eilanders, en wordt fomtyds „ verricht door mannen, maar doorgaands „ meer door vrouwen. Wanneer ten ee„ nigen tyde iemand een flaauw cn ver,, moeid voorkomen heeft, cn by iemand „ hunner gaat nederzitten, beginnen zy ter„ ftond de romee op zyne beenen in het „ werk te ftellen, cn ik hebbe altoos onder„ vonden, dat zy eene by uitftck goede ,, uitwerking had." In deeze beide Uittrekfels, genomen uit de onlangs uitgegeven befchryvingc der Reize van Kapitein cook , zal ieder, die in Indië -geweest is, in een oogenbiik dc bewerking van het fhampo'zn herkennen, het welk, ge-. lyk ik boven reeds hebbe aangemerkt, algemeen, door het geheele Oosten, in gebruik is. Met groot vermaak bediene ik my van het getuigenis, van twee zo achtenswaardige R ge-  228 DAGVERHAAL eener REIZE getuigen, om het weezenlyk beftaan deezer gewoonte, en derzelver wonderbaar kragtige uitwerking, te bewyzen. De wyze, door den Heere anderson befchreven, is in Indië in gebruik, gelyk op Tongataboo, met dit geringe onderfcheid, dat de Jhampoërs niet geweldiglyk met de vuisten, maar zachtjens met den kant der handen (laan; en ik bekenne, dat het my niet buitengemeen voorkomt, dat iemand, die door vermoeidheid is afgemat, daardoor in flaap gezust worde. Men zoude ook kunnen denken, dat geraas en beweeging kinderen wakker zou houden; maar wy weeten, dat het tegendeel waar is; want zy worden altoos door zingen en wiegen in flaap gebragt; en fomtyds zelfs Haan de minnen, by gebrek van ccne wieg, hun met de vlakke hand zachtjens op den rug, het geen de zelfde uitwerking heeft. Wy mogen onderftelIcn, dat de Koning van Tongataboo reeds lang aan dit genot van weelde gewoon was, en derhalven , gelyk een perfoon, die zich aan flaapmiddelen gewend heeft, een groote gift noodig had: zo groot dat zy eenen Europeaan zou ltooren en befchadigen. De bewerking, door Kapitein cook befchreven, is de gemeenfte foort  van LIVORNO na INDIE. 229 foort vanJhampoén, en die, aan welke de Europeaanen in Tndië de voorkeur geeven, die zelden hunne toevlucht neemen tot iets van deeze natuur, uitgezonderd in gevallen van eene geweldige vermoejinge, of weezenlyke ongefteldheid. Veele perfoonen, die zich tegenwoordig in Engeland bevinden, zouden, indien het noodig ware, de krachtdaadige werking van het fkampoen, vooral, in het verligten van rheumatieke of jichtige pynen, kunnen getuigen. Maar wat getuigenis kan 'er verder noodig weezen na de proef, welke ons gegeven is, door een' man die vry was van dc dwaalingen en verbeeldingen van zwakke zielen, cn wiens waarheidliefde by geene mogclykheid kan in twyffel worden getrokken. Het ware te wenfehen, dat iemand van des Heeren anderson's kundigheid in zyn beroep en wysgecrige neigingc van geest, voorzien van een zo onwraakbaar bewys van de zaak, op de plaats zelve, dit Rok met eene meer byzondere oplettendheid befchouwd had. Als iemand in de Geneeskunst ervaren, zoude hy, waarfchynelyk, in ftaat geweest zyn te verklaaren, op welke wyze de bewerking van het Jhampoén, de R 2 bo-  230 DAGVERHAAL eener. REIZE boven befchreven wonderlyke uitwerkfels voortbragt; cn zyne aanmerkingen, gevoegd in een zo algemeen gelezen en bewonderd Werk, zouden, gcvolglyk, niet minder algemeen zyn bekend geworden. De Wysgeer, die altoos zoekt na bouwfloffen, om eene vernuftige onderftelling op te richten, zal natuurlyk deeze gelykheid van gewoonten tusfehen dc inboorlingen der Eilanden in de Rille Zee, cn die van het groote Oostelyke Vaste Land , aangrypen, om tc bewyzen, dat de eerflen zekerlyk van de laatstgcmelden afkomftig zyn. Zonder uit tc weiden in vermaaklyke gisfingen en onderzoekingen, waartoe myn tyd my tegenwoordig niet toelaat, dat ik my begeeve, zal ik alleenlyk verlof verzoeken van aan te merken, dat, indien 'er wederom eene uitrusting tot het doen van ontdekkingen plaats moet giypen, dit.keurig Ruk in groote maate zou kunnen bepaald worden, door Taalkundigen met de fchepen te zenden, die bedreven moesten zyn, inde Arabifche, Malcifche, Chincefche en Rusfifche taaien. Door naauwkeurig den loop tc volgen, dien deeze verfchillende taaien gehouden hebben, kunnen wy ze na- fpoo-    van LIVORNO na INDIE. 231 fpooren langs de verfchillende kanaalen, door welke zy gevloeid hebben, en gevolglyk, door middel van deezen allerzekerften leidsman , eindelyk de Volkeren zeiven nagaan tot aan de bron, uit welke zy zyn voortgekomen.