01 '234 038s ■■-"«■«■liIIII 0385 UB AMSTERDAM   / , HET LEVEN VAN PAULUS den APOSTEL, I N KERKELIJKE REDENVOERINGEN, uit ge sprooken, IN DE hervormde gemeenten; ■ vam breda en amsterdam. door PETRUS HAACK, Je vooren, S. S. Theol. Hi$. Sacrce Profesfor, en Predicar%. ts Breda, daarna Predicaht te Amfterdatn, er. Lid van het Zeeuwsch Genoodfchap der fVectenfchappen. EERSTE DEELS EERSTE STVK, tb amsterdam, b ij JOHANNES ALLART, «IDCCXCVÏÏ»  Kerkelijk goedgekeurd  AAN ALL. ËN DIE DEN HEERE jESUS CHRISTUS in onverdervelijkheiü liefhebben, worden deze % * ,,• ' t*f ■ KERKELIJKE REDENVOERINGEN, over bet LEVEN van PAULUS den AP Q£ T E L,... MET Dl z E Z ij n E b^g*te. * 2 DAT  DAT DE VADER VAN ONZEN HEËRÉ JESUS CHRISTUS, UIT WIEN AL HET GESLACHTE, IN DE HEMELEN EN OP DE AARDE GENOEMD WORDT, HUN GEEVE, NAAR DEN RIJKDOM Z«NER HEERLIJKHEID , MET KRACHT VERSTERKT TE WORDEN, DOOR ZIJNEN GEEST» NAAR DEN INWENDIGEN MENSCHE. EERBIEpife,fl*GEDRAAGEN. | -~; $ . *£.. 4? » d O R ; PETRUS H A A C K, "' '*'.'■ f*'. *■ HUNNEN DIENAAR. IN DEN HE ERE. Gefchrccvcn iVAmftérflUS*, den zqflen van Wtntematmt. I 7 9 6. VOOR-  VOORBERICHT. Nimmer had ik groote denkbeelden van mijn eigen werk , of oordeelde het waardig , om het zelve door de Dampers, in het oopcnbaar uittegeeven ; ' drie Leerredenen bij bijzondere gelegenheden gedaan, hebben daarom- alleen het licht cezicn, en een en andere ?rijsverhandeïing in de werken van geleerde Genoodfchappen voorkokende ; dan 'thans in den aanbiddelijken weg van Gods Beduur, buiten Haat gefteld, om in het oopenbaar den onnaafpeurlijken Rijkdom van Christus te verkondigen, heb ik op de aanhoudende begeerte, van veelen geoordeeld , de-uitgaave dezer Leerredenen, zoo als ik " dezelve hoofdzaakelijk., in de hervormde en leeraarlievende. Gemeenten van Breda en Amfterdam » heb uicgefprooken, nu niet langer te mogen weigeren. * 3 *k  vi VOORBERICHT. Ik heb dit ook daarom dus op het titelblad uitgedrukt , om dat ik eenige daar vanalleen in de eerstgemekle, cn andere alleen in de laatfte gepredikt heb: en zeer ligt zal een opmerkzaam Leezer zien, dat 'er onderfcheidene Leerredenen hier .voorkoomen , die ik binnen den bepaalden tijd, niet heb kunnen uitfpreeken, ik heb deaerf*.. echter, fchoen ik 'er tweemaal over „predikte , in cene Leerreden , zoo als ik die had ppgefteld , uitgegeeven. ;r:t~ Gewoon zijnde j^r mij zei ven , 'er hier en -_daar aanteekéningen bijtevoegen , die, of de aa^fielding "en gronden aanwijzen , waar op' ik het een of andeigevoelen dmhelze , of de Schrijveren opgeven , waar #i men zulks vinden , of uitvoeriger bevve^ïlr zien kan , heb ik het ook L bij de uitgaaf dgrzelver, niet ondienitig geoordeeld, deze^aantekeningen 'er bij te voegen. Daar het mij niet onbekend is , hoe yeel 'er gefchreeven en hce onderfcheir den  V O O R B E R I C H T. W den 'er gedacht is, over de wijs, waar op 'de Kerkelyke Redenvoeringen behcoren te zaamen geileld te worden j ' heb ik deze zoo zoeken interichten, als ik oordeelde , dat dezelve, onder den Goddelijkcn zegen , het g&chiktfte zoude zijn , om mijn Hoorers wijzer en beter te maak en. Mijn hcerfchenda^töeleg was dar.r in , om door de befchöiuvin-g van- de voornaamfte " bijzonderheden ■> - van^ het Leven van Paulus den Apostel;, de ontwijffelbaare waarheid, ea-;hemekci.en oorfprong van den Christelijken Godsciénst, mijne Hoorers ter • onderwfzing- cn venroosting, die in de Godzaligheid is, voor* tedraagen. Tot dit verheevcn, einde, heb ik mij bediend, van den g$£erden arbeid, der beroemde Üitlegkundigeo, en maakte nimmer zwaarigheid , het een - en ander, daar toe dienende, en mij wel gefchreven voorkoomende, van hun te ontkenen ; offchoon zij onderfcheidenc Gpds* 4 dien-  Vin VOORBERICHT. dienftige begrippen voor zich zeiven omhelsden, daar ik vooral in het Uitlegkundige, reeds in mijne jeugd geleerd heb , dat hoe onderfcheiden , zommige beroemde Mannen ook gedacht hebben, het echter zeer nuttig is, bijzonder ook voor eenen üitlegkundigen, zich van hunnen geleerden arbeid te bedienen: Intusfchen verklaar ik oprecht en vrijmoedig,. dat ik de leer van den Hervormden Godsdienst, zoo als dezelve Jn den Heidelbergfchen Catechismus , Neïïerlandfche Geloofsbelijdenis , en het Nationaal Sijnode te Dordrecht, in den jaare zestienhonderd agtien en negentien gehouden , bepaald is, voor de waarachtige en volkoomene leer tot zaligheid houde; en gelijk ik van begrip ben, dat elk verpügt is, God zoo, te dienen , zoo, te verëeren , zoo als hij oordeelt, Éaa* het Goddelijk Voorfchrift, den onfeiibaaren en verplichtenden>gel van ons geloof, en van onzeu wandel, dit, voor Kern , die harten en nieren proeft, te kunnen verantwoorden; daar ik niets meer ftrij-  VOORBERICHT. « ïïriidig vinde , tegen de Goddelijke liefdewet , dan hierom, iemand met mond of pen , eenigen hoon of fmaad auntedoen, in hem te ontëeren of te lasteren, hoe veel te meer hem- daarom, eenige vervolging te doen ondergaan, (het fnoode kwaad, waar aan wel eer Paulus voor zijne bekeering zich fchuldig maakte,) zoo achte ik het mijne eer en mijnen roem, en danke 'er mijnen "God voor , dat ik in deze Leer, de 'JLeer van mijn hart, mijnen eenigen troost vmdè, in leeven en in fterven. En ik • maak geene zwaarigheid hier te melden het' geen. ik voor eenigen tijd onder mijne afbeelding toen uitgekoomen, aan eenen mijner vrienden fchreef. Die Goddelijke Leer, die Adums fchuldig kroost, In Jesus, door 't geloof, leert zaligheid verwerven. En in de bangfte fmart, den Christen waaren troost, Toont in 't beftuur van God, en juichende leert fterven; Die Leer, die alles grondt op Gods' gënaverbond. En Hem alleen,'den roem der zaligheld leert geev-en, Is aan het Scheeprijk Y, de leer van hart en mond. Van hem, dien gij hier ziet, geteekeud naar het leven. Voorts  je VOORBERICHT. Voorts heb ik ten aanzien van hei werk zelve,- (dat ik aan de Goddelijke befcherming, en Zijnen genadigen zegen, biddend aanbeveele ,) nog te berichten, dat mijn voornemen is, zoo God mijn leven, in Zijne gunst gelieft te fpaaren,het zelve in drie Deelen het licht te doen zien. In het eerde, zal ik Paulus voordellen, als Mensch, als Christen en als Apostel, en das zijné woedende vervolging , buitengewoone bekeering * en hemelfche roeping , tot een Apostel van den Heere Jesus Christus. In het tweede Deel, de grootheid van zijnen Geest, en verheeven * Charakter 9 kenbaar uit zijn Godverheerlijkend gedrag, onder de voornaamite lotgevallen zijnes levens. Eindelijken het derde Deel zijne uitnemende voorderingen in wijsheid en heiligheid , in verfcheidene gewigtige gedeeltens zijner brieven; zoo als het een en an-  VOORBERICHT. * ander, tot roem van Gods genade, en ter bevestiging van de troostvolle waarheid* en den goddelijken oorfprong van den Christelijken Godsdienst , daar in doorblinkt. Elk dezer drie Deelen zal in twee Stukken uïtgegeeven worden; de taal- en drukfouten, (waarvan de zinftoorende, ageer de laatfte bladzijde aangeteekend zijn,) die dikwerf door het naauwkeurigst oog voorbij gezien worden , zullen hoop ik , bij mijne Leezers verfehooning vinden , te meer daar ik zomtijds geen gelegenheid had , om de drukproeven te kunnen inzien. Behaagd het den nu verhoogden Zaligmaker , wien alle magt gegeevcn is, in den hemel en op aarde, dit werk, hoe gering het ook zij, te zégenen, en zoo tot bevoordering van het eeuwig heil, der geener die het zelve leezen zullen, en ter verheerlijking van zijnen Naam en Roem te doen dienen, dan zal ik, niet  ta VOORBERICHT. niet alleen mijn voornaam oogmerk beïeikt, maar ook rijke ftof hebben, om dien eeuwigen Zoon des eeuwigen Vaders, daar voor de eer, den roem, en de dankzegging toetebrengen, op aarde en in den hemel. God, die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zoude fchijnen, fchijne daar toe in veeier harten, om te geeven verlichting der kennis, der heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jesus Christus. HET    HET L E V E N VAN PAULUS DEN A P O S T E L, I lus hadde mede een welbehagen aan zijnen dood. — En Saulus ver* moestede de Gemeente, gaande in de huizen: en trekkende Mannen en Frouwen, leverdeze over in de Geyangenisfen. Onder de bewijzen voor de waarheid van den Christelijken Godsdienst, munt in de daad uit eene eerbiedige en naauwkeurige befchouwing van Je sus AposteI. Deel. A hn\ Hand. 8.. vs. ia. eu 3- Inleiding.  1 Hand. 8.1 *s. ia. en 9- 1 ] j BET LEVEN YAN ;n; wanneer wij, uit de gewijde Schrif-n, hunne gefteldheid van geest, hunne voorden, en hunne daaden naarfpeuren , -oor de verhooging van den Heilvorst, :n de uitftorting van zijnen Geest op iena dan moet men in waarheid erkenïen, dat 'er geen menfchen meer ongefchikt rcheenen, tot de uitbreiding van het Godsrijk van Immanuël, dan die eenvouwige Visfchers, die onbedreevenc Galileërs; die, sn door hunne ^nkunde , en door hun vreesachtig b'eftaan, meer nadeel dan voordcel , aan de Eer en Leer van hunnen grooien Meester, fcheenen te zullen toebrengen: onkunde en vrees, beide zoo groot in deze Mannen,op dien tijd, dat niemand hunner, een regt denkbeeld vormde van den aart en natuur van het borglijden des gezeegenden Verlosfers ; en toen dit voltooit zoude worden, in Jerufalem, en op Golgotha, vluchtten zij allen, Hem verlaatende; ja de ftoutmoedigfte onder hen, bezweek, op de befchuldiging eener enkele dienstmaagd, en verloochende zijnen Goddelijken Meester, dien hij waarlijk lief Jiad, met eenen Eed. Dan  PAULUS den APOSTEL. 3 Dan befchouwen wij deze Mannen, na dat de groote Hoogepriester onzer belij denis was opgevoerd, in de hoogfte hemelen , en gezeeten aan de rechterhand der Majesteit Gods, en van daar de belofte des Vaders op hen had uitgeftórt, naar Hand. 2: 33; welke kundigheden, welk eenen heldenmoed bezielS^ hen, na die dagen ? Zij fpraaken niet alleen in allerlei taaien van alle die Volken, tof. welke God hen zenden wilde, met eené Wijsheid, dat de kundigften 'er zich over ontzetten , daar zij Gods groote daaden zoo welfpreekend, zoo verheeven, verkondigden,met zoo veel moed, zoo onverfchrokken, dat zij, voor dien eigen,Raad, (van wiens vingeren nog het vergooten bloed, van hunnen vermoorden Meester drupte,) zijne eer.zijne onfchuld* zijne Godheid, zijne opfïanding, zijne glorierijke hemelvaart, met een woord, de waarheid van den Godsdienst, dien Hij gepredikt had, verdeedigden : ja dit deden zij, welke gevaaren hun dreigden, en welke ftrafFen hun ook aangedaan wierden ; en zoo hebben zij, door Gods genade, de A a . 'fun- Hand. t vs. ia. eu 3-  Hand. 8. vs. ja. en 3- ^ HET LEVEN VAT» fundamenten gelegd, van een rijk, het welk zon en maan verduuren zal, en in eeuwigheid niet zal afgebrooken worden. En kan zoo de waarheid van den Christelijken Godsdienst, beweezen worden, uit de woorden en daaden van Je sus heilgezanten; ia het bijzonder kan zulks ook gefchieden, uit het gedrag en den wandel van hem, die zich den minften der Apostelen noemt, den laatften van hen allen geroepen; maar geroepen op eenen tijd - «n wijze, en in zulke onhandigheden , en tot zulke groote daaden en heerlijke einden , dat , kan 'er immer een krachtig bewijs, voor de waarheid van onzen gezegenden Godsdienst worden bijgebragt, het is dit, dat Saulus van Tarfen, te vooren dreigingen en moord blaazende, in het verwoesten der Gemeenten , naderhand in die zelfde Steden, in die zelfde Sijnagogen , den onnafpeurelijken rijkdom van Christus predikte, tot dat hij, na die troostvolle waarheid, dertig jaaren lang, in veele Gemeenten, met zeer veel ijver en zegen, verkondigt te hebben,  PAULUS den APOSTEL. 5 ben, dien Godsdienst verzegeld heeft, met eenen geweldigen dood, dien hij blijmoedig onderging, voor de eer van dien Je sus, dien hij te vooren vervolgd had. Het leven en de lotgevallen van dien Apostel uit dat oogpunt te befchouwen, zoo als zij ten bewijze dienen , van de waarheid van dien Godsdienst , dien wij gclooven en belijden , en ons alle moet opleidenom dien Godsdienst grondig te kennen, en geloovig te beleeven, zoude onder eerbiedige inw'acTiting, van den zegen des Allerhoogften, ons, aan Hem geheiligd, oogmerk zijn, hartelijk geliefde Gemeente van Amilerdam, waardfte hoorders ! Ten welken einde , zoo God ons leven in zijne gunst gelieft te fpaaren, wij U Saulus zullen voorftellen in eenige Leerredenen , als Mensch , als Chriscen, en als Apostel, en dus eerst, in zijne woedende vervolging, buitengewoone bekeeringen hemelfche roeping, tot eenen Apostel van den Heere Jesus Christus. Dan de grootheid van zijnen Geest en verheeven Characler, kenbaar uit zijn GodverhëerlijA 3 kend Hand. 8. vs. ia. en 3- Hei ot>£* merk. .  6 het LEVEN van Hand. 8. vs. ia. en 3- kend gedrag onder de voornaamfte lotgevallen zijnes levens ; en eindelijk , zijne uitnemende voorderingen, in wijsheid en heiligheid, in verfchcidene gewichtige gedeelten zijner brieven, tot roem van Gods genade en ter bevestiging van de troostvolle waarheid van den Christelijken Godsdienst, doorblinkende. Wij moeten dan, in de eerile plaats, USaulus doen befchouwen , eerst, als eenen verklaarden vijand en driftigen vervolger van het Christendom; dan, zijne onmiddelijke en wondcrbaare bekcering, op den weg van Damascus; ten derde, zijne roeping en aaniïelling tot eenen Apostel van den Heere Jesus Christus, dien hij, met alle vrijmoedigheid, gepredikt heeft, zooteDamascus als in Jerufalem. Ziet daar gewichtige hoofdzaaken van het Leven van Paulus den Apostel ! Stelde die nu verhoogde Kruisgezant zijne eer cn zijnen roem daar in, dat de prediking van Christus den gekruisten , voor alle de gemeenten, die hem hoorden , eene reuk des leevens ten eeuwigen leven zijn mogt , God geeve , dat 'er veelen, in deze groote Gemeen-  PAULUS den APOSTEL, f meentc , door de prediking van de God-1 delijke kracht en, wijsheid, in de bekee-; ring, roeping, en het leven van Paulus den Apostel, doordraaiende, geloovig moogen gemaakt worden , ,aan het Euangelium! Hij die eertijds tot hem gezegd heeft, mijne genade zij U genoeg, mijne kracht worde in zwakheid volbracht, maake in ons die toezegging ja en amen * Gode tot heerlijkheid I Amen. In dit geheiligd uur, maaken wij eenen aanvang, van dit gewichtjg gedeelte der heilige gefchiedenis u te verklaaren , waar in de naderhand van God geroepen Apostel voorkoomt, in het bloeijen zijner jeugd, reeds blaakende in vijandfehap en vervolging tegen de eerfte Christen Kerk, en de ijvcrigfte belijders van den verhoogden Zaligmaaker. Laaten wij ter verklaaring, en nuttige; overdenking, onzer voorgeleezene Textwoor-' den , eerst u opgceven, wat de gewijde en ongewijde Schrijvers ons , omtrent den naam, afkoomst en hoedanigheden var» dezen laatften der Apostelen , berichten ; ten tweede, laaten wij de gefteldheid van A 4 zij» land. S. 's. ia, ca ?erde*  Hand. 8. vs'. ïa. en 3. Verklaring van ïietijleys. 8 het LEVEN van zijn hart eii zijn gedrag , te dier tijd, bofehouwen; en dan eindelijk daar uit eenige leeringen voor ons, ter toepasfing, afleiden. Ten aanzien van het eerfte ftuk : de gewijde pen van den Heiligen HistorieSchrijver bericht ohs , en Saulus hadde mede een v/elbehaagen aan zijnen dood; welke aantekening, hij ter naadere verklaaring laat volgen, op het gene hij even te vooren gezegd had, toen hij, van hem het eerfte melding • maakende , getuigt in het 58 vs. van 't vorige hoofdd. en de getuigen legden haare kleederen af, aan de voeten eenes jongelings , genoemd San- Lucas, die ook in dit zijn tweede boek aan Theophilus, een naauwkeurig verhaal wilde geeven, van die zaaken, die onder hun volkomen zekerheid hadden , begint dus in deze korte aantekeningen, hem eenen man te leeren kennen, van wien hij in het vervolg van dit boek, het meest zal fpreeken , als een der grootfte en gezegendfte werktuigen, ter uitbreiding van •het Koningrijk van Christus, dien hij .hier  PAULUS den APOSTEL. 9 hier voor de eerfte maal noemt, met den E Hebreeuwfchcn naam Saulus, en zoo 3 blijft noemen, waar hij van hem fprcekt, tot in het 13. hoofdd. van dit boek, daar hij bericht in het 9 vs. dat hij ook Pau■Jus genoemd is , met welken naam hij hem in 't vervolg benoemt , in dit zijn boek, en van dezen naam bedient zich de Apostel, ook in 't vervolg in alle zijne brieven , gelijk hij ook van den Apostel Petrus , en alle zijne tijdgenooten, alzoo genoemd is. De naam van Saulus naar den griek-1 fchen tongval £au*of, of naar de latijn-' fche • en nederduitfche uitfpraak Saulus , is dezelfde naam, die de Hebreen door Saul uitdrukken , gelijk wij vinden dat de verhoogde Levensvorst, toen Hij aan hem verfcheen , op den weg van Damascus, hem in de Hebreeuwfche taal toeriep Saul, Saul, wat vervolgt gij mij ? naar Hand. a6: 14. Een naam hem, naar der Jooden gewoonte, bij de befnijdenis gegeeven; een naam die Israëls eerfte Koning , uit dien zelfden ftam van Benjamin, waar uit deze, van eeuwigheid, in liefde voorgekenden A 5 die¬ and. 8. ;.ia. en ")vór den aam van  Hand. 8. vs. ia. en < < 10 het LEVEN van dienaar van den Koning der Koningen, gcfprooten is, gedraagen heeft, die een begeerden beteekent , meermaalen aan kinderen uit Jacobs nageflacht, om dat zij van den Heere begeerd en afgebeden waren, gegeeven , naar het gebruik der Jooden, die, in de naamgeeving hunner kinderen , hunne begeerten of verwachting van dezelven dikwerf uitdrukten; fchoon zij meermaalen daar aan nimmer beantwoordden, en, in plaats van Abfaloms, zoonen des Vreedes , wel eens Benonis, kinderen der Smerten, voor hunne ouderen waren ; 3an de aanleiding, tot het geeven van deïen naam aan Saul, is ons zoo onbciend, als ons de gedachte van zommiga Geleerden ongegrond voorkoomt , dar, Benjamin, Sauls Stamvader, door zijlen zegenenden Vader, op deszelfs Sterfbed, daarom Gen. 49: 27, bij een Wolf soude vergeleeken zijn, om af te maaen , hoe David Israëls Koning, door Jen eerften Saul, ea Davids Zoon en rleer, door dezen Tarfifchen Saul, zoude vervolgt worden. Zeker weeten wij, dat iit uitverkooren vat, door den Heere [esus, van den Vader van eeuwigheid  PAULUS den APOSTEL, n begeert, en gegeeven is, om uit de vijan- E den, en vervolgers van zijn eeuwig Gods- 3 rijk, mètmagt getrokken, en overgebragt te worden, tot het Koningrijk zijner liefde, om zijnen naam te draagen voor de Heidenen, voor de Koningen en de Kinderen Israëls, naar 's Heilands eigen verklaaring in het 15.VS. van.het 9. Hoofdd. dezes boeks. Dan of hem ten dien einde , en wel I door den Heere Jesus zeiven, de naam; van Paulus gegeeven - zij, gelijk de beroemde Chrijfosthomus gewild heeft, voornaamenlijk, om dat ook de naamen van zommige Apostelen, door den Heilvorst , toen Hij op aarde onder hen verkeerde , verandert, of zelfs andere toegevoegt zijn, kan niet beweezen worden, zoo min, als dat de Apostel Paulus , na de bekeering van Sergius , dien verftandigen Stadhouder , dezen naam tot herdenking van den roem van Gods genade zoude aangenoomen hebben, gelijk Hieronijmus reeds gedacht heeft. Aannemelijker zoude ons dan het denkbeeld van Vader Augusiinus voorkoomen , dat dc ;.ia. en Vaaront ?aulus  12 HET LEVEN VAN Hand. 8. vs. ia. en 3- i 1 1 < I 1 t l l de Apostel zich, uit nedrigheid,den naam van Paulas zoude gegeeven hebben , dat iemand die klein is beteekent, als een kleine of de kleinfte der Apostelen. Dan allerwaarfchijnelijkst oordeelen wij, het gevoelen van Origencs te zijn, het welk door zeer veele oudheidkundige Uitleggeren aangenoomen is , dat zijn Hebreeuwfche naam Saul , door de Grieken Saulos uitgefprooken, van de Romeinen toen hij onder hen^ begon te verkeeren en te ketenen den Romeinfchen, naam van Pauhis, onder hen zeer bekend en gewoon, aok door hen verandert is, (*) en, dat de (?) De Geleerde Gargon fchrijft, dat hij klein Ttn geftalte zijnde, naar der Romeinen gewoone, daar van bijgenoemd wierd Paulus,'zie hem >ver i Tim. i: i. pag. 3. De geleerde Johannes [ansfonius, beweert dit ook, in zijne heilige litfpanningen, ï. D. p. 51, om dat veele Roneinfche Edelen , naamen van hunne geftalte mtleend, voerden, als Longus, Magnus, Rufus, llandiêi , Crasfus , en andere, en ook om dat Vagenzeil, Alting en Vitringa , uit de Schrifen der Rabbijnen, hebben aangetcekent, dat hij ij hen, onder den naam van SamuSl de kleins, lekend geweest zij.  PAULUS den APOSTEL. 13 de Apostel, naar de gewoonte van dien k tijd, en het gebruik zijner natie, onder 3 de Heidenen verkeerende , dit niet verfmaadt, maar ge volgt heeft, waar bij wij alleen wilden voegen, dat hij ook, in het aanneemen en benoemen van zich zeiven, met dien naam, in de daad eene grootheid van geest ontdekte , daar hij door Gods genade zich zeiven had leeren kennen, en 't gene hij tevooren voor gewin hieldt, fchaade en drek had leeren reekenen, toen hij waare nederigheid door den Geest van Christus geleerd had, zich met dezen naam daar hij waarlijk klein, en gering, in zijn eigene oogen was, benoemd heeft, en door anderen liet benoemen, om alzoo te toonen , dat hij de kracht zijner eigene betuiging kende : /* zal veel liever roemen in mijne zwakheden, op dat de kracht van Christus in mij woone; naar 2 Corint. 12: 2. Hoe gering dan ook deze naam, in deszelfs betekenis zijn moge , nooit is die door iemand gedraagen, die denzelven meer beroemd gemaakt heeft, dan onze Kruisgezant; hij is door hem voor ecuwig . der and. 8. ;. ia.eo  14 het LEVEN van Hand. 8., vs. ia. en /i * i : De plaats zijner geigorte. • Ier vergetelheid ontrukt, en aan de onlerflijkheid toege wijd , en hij is door ten vinger Gods in het Boek des Levens les Lams getekend, om in den jongften norgenftond der waereld, voor Engelen ;n Mcnfchen, door Christus zeiven , met eeuwige eer vermeld te worien; om dan , wanneer hij verheerlijkt ;al worden, in zijne heiligen, en wonlerbaar in aile die gelooven', den in ïijn eigen oog geringen Godsknecht te toen blinken, als de Zon in het Koning•ijk zijns Vaders. Twistten oudtijds zeven Griekfche Steden 3 aan wien van haar de eer der geboorte van den beroemden Homerus toekwam; de laatfte van Je sus Apostelen zag het eerfte levenslicht naar zijn eigen bericht, Hand. 21. in eene niet onvermaarde Stad van Ciliciën, in het eertijds bloeijend Tarfen , onder het Romeinfche Rijksgebied van Julius Cjfftr, en Augustus , met zeer veele voorrechten befchonken , daar een beroemde Hoogefchool , en zeer veele Kunsten en Weetenfchappen,in dien tijd bloeiden , en . waar-  PAULUS den APOSTEL. 15 waarin groote Mannen gevormd zijn; (*) I terwijl de zucht en ijver voor geleerde .kundigheden , naar 't getuigenis van Strabo Cf), bij deszelfs Inboorlingen, boven die van Atheenen en Alexandrien, uitblonk. Hier genoot hij die eer, dat groote voorrecht, dat hem naderhand tot zeer veel voordeel was, dat Claudius Lifias voor eene groote fomme gelds gekocht had, doch hij'4oor geboorte verkreeg, naamclijk het recht van het Romeinfche Burgerfchap, naar zijn eigen getuigenis Hand. 22: 28; 't zij dan, dat dit aan die Stad, door Csfar en Augustus gefchonken, dus aan deszelfs Inboorlingen toekwam; of gelijk andere denken, dat zijne Ouders of Voorouders , door geld of andere wezenlij- (*) Onder deeze worden geteit Antipater, Archidemus , Diogenes , Nestor , Diodorus , twea Athenodorusfen, waarvan de een de vriend van. ,Cato, en de andere de Prsceptor van Keifer Augustus zoude geweest zijn, gelijk Thomas Masfutius in zijn latijnsch werk, over hetleeven van Paulus verhaalt, Lib. L Q. II. pag. ¥11. (\) Libr. 14. p. 673, land. S. s. ia. ea  16 HET LEVEN VAN Hand. 8, vs. ia. er 3- lijke diensten, aan de Romeinfche Mogen heid, beweezen, dat recht, voor zich en hunne nakoomelingen, verkreegen hebben ; dat dit, omtrent de Ouders of Voorouders van Paulus gefchied was, gelijk omtrent anderen wel meer gebeurde, vermoedt de zeer kundige J. Wagenaar in zijne >Gefchicdenis der Christlijke Kerk, in de eerfte eeuwen. (*) Schoon nu de Kruisgezant, uit hoofde van dit recht, van de fmaadelijkfte ftraffen, die de flaaven en vreemden aangedaan werden, bevrijd was, en tot de vrije verkeering en inwooning in alle plaatfen des Romeinfchen Rijks, (*) Uit Jofeph. Antiq. Libr. XIV. C. X. $. 13. en 14. p- 708. en 709. Zie dit breeder en zeer geleerd onderzogt in Plevier, over Hand. 22: 28. en die breedvoerig wil zien, wat zeer veele geleerde Schrijvers gedacht hebben, over des Apostels Naam, Afkoomst, Geftalte, Kundigheden en Voortreffelijkheid , ook boven alle de Apostelen, die vindt dit alles, met de Schrijvers waaruit het getrokken is, zeer geleerdelijk bijeenverzaamelt, door den Hooggeleerden Petrus Hofftede , Bijzonderheden der Heilige Schrift, d. p. 146. en vervolgens.  PAULUS den APOSTEL, f? Rijks, als mede , tot het bekleeden van burgerlijke eeriimpten, en hooge waardigheden , in hetzelve konde toegelaateri worden ; maakte hij , echter, nimmer gebruik van alle die uitmuntende voorrechten , die aan het Romeinsch burgerfchap gehecht waaren, dan alleen, wanneer zulks zijne eigene veiligheid, of de eer en leer van Christus vórderden. - öpmerklijke beftuuring der höoge Godsregeering! — Saulus^, die op zijnen tijd, tot eenen Apostel en Prediker , van het Euangelie, onder Jooden en Heidenen, zou» de gefteldt worden, moest juist, daar gebooren , daar opgevoed , en ook daar tot de weetenfchappcn worden voorbereid, om dit alles dienstbaar te maaken, aan de belangen van dat eeuwig Euangelie, 't welk hem toen nog onbekend was. — Het is ook opmerklijk , 't geen bij Lucianus (of althans in zeker werk , onder zijnen naam uitgegeeven,) en bij Necephorus en Chryfosthomtis, gevonden wordt: volgends déze, zoude Saulus geene aanzienlijke geftalte gehad hebben ; maar kort en eenigzints geboogen van lichaam, kleen en kual h Deel. B van Hand. Sf; vs. la. ert Zijne geftalte.  *S hh LEVEN Ti* fland- 8. \ vs. ia. en *• i ] t Z?j»? 6P voeding. an hoofd geweest zijn ; zo als het ;een wij leezen, 2 Cor. 10: vs. 10, naar iet oordeel van den beroemden Witfius , ;n andere groote Mannen, dit fchijnt te Devestigen ; dan , onaangezien dit alles * befchouwen wij Saulus naar den geest: — boe groot en voortreflijk was dan dezen Apostel ! — dan ontwaaren wij m hem, de grootlïe kundigheden en genadegaaven; dan zien wij , welk eenen fchat van hemelfche wijsheid, ongeveinsde Godvrucht en blaakende liefde , voor de* eer en leer van zijnen verhoogden Zaligmaaker, God, in dat aarde vat , gelijk de nederige Kruisgezant zich zeiven noemt, gelegd heeft. — "Waren de andere Apostelen, aan der* oever der Galileefche Zee, bij den^visch^ vangst en het vervaardigen der Netten, groot gemaakt; Saulus had, in het beroemde Tarfen, (alwaar de weetenfchappen, haaren befchaavenden invloed over alle deszelfs Inwooners verfpreideden, zoo dat een beroemd fchrijver van dien tijd, alle de Inboorlingen van Tarfen, in kundigheden„ boven die der andere Steden, uidleeken- de  PAULUS den APOSTEL. 19 éé noemt) van zijne eerfte jeugd , gelegenheid, om zich in veele weetenfehappen te kunnen oeffenen , en wijsheid op te zaamelen: — ook heefc hij een gedeelte van die jaaren hefteed , 6m zeker handwerk te leeren , naar de gewoonten en tijdsomftandigheden , waar van de Jooden van dien tijd, voor hunne Kinderen , fchoon zij dezelve tot het Leeraars ambt fchikten, zich bedienden ; gelijk van meer dan eenen der befoemdfte Joodfche Leeraaren , zoude kun nen bewezen worden : terwijl de verne derde toeftand van dat Volk, welk toet reeds door alle Landen verftrooid was, ei de tegenftand , hetzelve, door de Heide nen , om deszelfs Godsdienst en gewoon ten , aangedaan , daar toe, zoo wij den ken , genocgzaame aanleiding gegeevei hebben: — zijnde dit dus het gefchiktft middel , om hunne zoonen in tijden va vervolgingen en gebrek , tegen armoed en ellenden, te beveiligen ; gelijk da óok, het Tentenmaaken of Leederbereiden waarin de Tarfers zeer beroemd waren (en 't welk veelen der ouden willen d; Saulus zoude geoeffendhebben,) hem mee B 2 m« Haha. 3. vs. ia. e» 1 2 1 » It r-  ■&o HET LEVEN V A IS/ Hand*. 8. vs. ia. en 5- Zijne geleerdheid. maaien, in tijden van gebrek en noody tot onderfteuning dienden ; zoo dat hij, daar door, de verdrukte Gemeenten, tot geenen last verltrekte, maar met eigene handen, voor zijnen nooddruft, werk. zaam was. — (*_) Intusfchen heeft zijne geboorte , en het onderwijs, 't welk hij in Tarfen genooten heeft, daar hij een Romeinsch Burger gebooren was, hem, gelijk zijne fchriften leeren , gelegenheid gegeeven ,, tot de grondiglle kennis, der Latijnfche en Griekfche Taaien; — ook maakte hij, door het leezen der Dichteren , en der uitheemfche Geleerdheid, groote voorderingen in de kennis van het menfchelijk hart, als (*) En, fchoon de geleerdheid met den koop* handel zeer wel beftaanbaar is, gelijk door deri zeer kundigen Hoogleeraar d'Orville bewezen is, in Oratione de Mercurii cum mufis felici cm~ tubernio, Habha. Amfi: 1730., hebben wij rede om God te bidden , dat Hij zoo voor de Leeraaren van den Godsdienst zorge, dat iij nimmer, gelijk de Apostel Paulus, met hunne handen voor hunnen nooddruft werkzaam behoeven te zijn , opdat de heilige bediening > jiiet meer minachting en nadeel lijde.  PAULUS den APOSTEL, ar als ook in befchaaftheid en oordeelkunde; — en hoe hij dit alles, inlaatertijd, dienstbaar gemaakt heeft, aan de heilrijke belangen van Zions Eerekoning , leeren zijne uitmuntende fchriften : (*) vooral zien wij dit, in zijne redenvoering, aan Koning Agrippa, in zijnen brief aan Philemon en verfcheidene andere gedeelten zijner brieven; ■— die, naar het oordeel van beroemde Taalkundigen, meesterftukken der Griekfche welfpreekenheid zijn : — fchoon hij anders doorgaans gewoon was, in eenen voor het algemeen vatbaaren ftijt, meer met woorden, die de Godlijke 3 dan die de menschlijke wijsheid leeren , zich uittedrukken , op dat de bekeering toch nimmer, aan het taalvermoogendes Redenaars, zoude worden toegefchreeven. (f_) En, (*) Zie de Spreuken uit Aratus, Menander, en Epimenides, door Paulus aangehaald. Hand. 28. 1 Cor. 15: 33.. Tit. 1: 12. (en Gargoa over 1 Tim. 1: 1.) (t) Hoe doorkundig Paulus was in den eigen aart der Griekfche Taal , is door den wijdberoemden T. H. van den Honert betoogd, in zijne voorbereiding tot den brief aan de Romei-' nen, bladz. 316. uitgegeeven te Franeker i6o8«' ±> 3 Hand. 8. i-s. ia. ca  Hand. 8. vs. ia. en 3- |2 HET LEVEN VAN En , daar .hij uit het zaad van Abraham, uit Benjamins beroemden nam gefprooten, een Hebreër uit de Hebreün was, cn dus de Hebreeuwfche taal , als zijne moedertaal , de taal van den Godsdienst zijner vaderen, kende, had hij gelegenheid, om de fchriften der Heilige en andere beroemde fchrijveren zijnes volks, in hunne taal, te kunnen leezen , en. oin daar na, in de Hoofdflad des Joodfchen Volks , de Zetel van den Godsdienst , het wetbewaarend Jeruzalem, onderwezen te worden; — gelijk zulks ook gefchied is , door een der beste en kundigfie Leden van het Sanhedrin , den grooten Raad derjooden, naamlijk: den wijzen en voorzichtigcn Gamaleël, (*) die hem de leer der wet , en de gevoelens der Pharizeën, een der befcheidendfte en beroeindIte Se&en van dien tijd, leerde kennen ; — onder wien hij ook zulke voorderingen gemaakt heeft, dat hij, naar zijn eigen ge- (*) Dat hij ten zijnen huize als zijnen voedi|erling en geliefden Zoon opgevoed is, oordeelt Sam. Petit. Obferv. bl. 3. c. a«  PAULUS den APOSTEL. 23 getuigenis, Gal. 1: vs. 14, » het Jooden-\ dom toenam , foy<"« vcelen van zijnen, ou->. derdom en zjn gejlacht, zijnde overvloedig ijverig, in zijne vaderlijke inzettingen; ■— waarom hij zich Hand. 23: vs. 6, eens Pharizeërs Zoon noemt, en naar PhU. 3: vs. 6. leevende naar de rechtvaardigheid die uit de wet is , onberispelijk. Dan, onaangezien deze groote voorderïngen in geleerdheid, hebben wij echter zoo min grond om te gelooven, dat Saulus de Priesterlijke waardigheid , in het aardfche Heiligdom aldaar , bekleed heeft, (*) of een der Leden van het Joodfche Sanhedrin geweest zij, gelijk de beroemde Moonen heeft gedacht, ft) dan dat wij grond hebben om te denken, dat zijn' Vader van adelijken afkomst, zoude geweest zijn, of met het Romeinsch Burgerrecht begiftigd, en met den Burgemeesterlijken Mantel bekleed, zitting, op het Tarfifche Raad- (*) Zie dit, in de Bijzonderheden der Heilige Schrift van Petrus Hofftede, 2. d. p. 171- ex Th. Ittigio Hist. Ecclef. Sec. u C. 7- Seft. 5- 5- 31- (!) Over Stephanus den Diacon. p. 850. B 4 land. S. s.ia. en  24 het LEVEN van Hand. 8. vs. ra. cn 3. ■■: » I 1 1 1 ] 1 1 Raadhuis, zoude gehad hebben: — evenmin kunnen wij denken , dat het dien eigen Mantel zoude geweest zijn, die van Saulus te Troas, bij Carpus lag. — De Schrijver van deze laatfte gedachte (*), die in de 9de Eeuw leefde, was met anderen, in die bewolkte dagen, gewoon zijne Helden, van halve Goden , of adelijke Grooten , te doen afdammen ; — dan de voortreflijke Kruisgezant, weetende, dat geene aanzienlijke geboorte , of het genot der grootEtè fchatten, den mensch bij God kunnen veradelen; rekende het zijne hoogfte eer, uit God gebooren te zijn; en, als een u-me en ellendige , deel te hebben , aan ïen rijkdom van Je sus heilverdienften. Dit echter, leerde Saulus in volle kracht :erst zien, toen Ananias, op Goddelijk Jevel , hem de handen had opgelegd; »en hij met den Heiligen Geest vervuld ,verd, en van de oogen zijns lichaams en (*) Hanno, Bisfchop van, Halberftad, Cit. lofft. 1. c. p. i6r. in notis. De reeds aangeïaalde Masfutius verdeedigt ook zijne adelijke ;eboorte en raadsheerlijken rang, op het gezag :an Ambrofius.  PAULUS den APOSTEL. 25 jen zijner ziel, de ichillen vielen, waar door tiij , te vooren , natuurlijk en geestlijk blind, daar na , natuurlijk en geestlijk ziende gemaakt werd, naar Hand. 9. vs. 17 en 18. — Zoo dat hij de groote werken Gods, zoo wel als de twaalf Apostelen , op het doorluchtig Pinxterfeest, in allerlei taaien, leerde prediken; gelijk die Apostolifche belofte ook aan Hem vervuld geworden is, en hij daarom tot de Corintheren kon zeggen: ik danke mijnen God, dat ik meer vreemde taaien fpreek, dan gij alle. Boven alle de andere Apostelen , had Saulus ook , bijzondere genade en eere van God ontvangen; zoo dat een beroemd bijbeltolk , tien voorrechten optelt, waar mede onzen Kruisgezant, boven de andere Apostelen,beweldaadigd was , (*) als: 1. het zien van den verheerlijkten Heiland, toen hij hem als zoodanig, tot het Apostelfchap riep, 2. en dat wel bij zijne bekeering: 3. daartoe boven anderen met de gaaf der taaien begiftigd : 4. de andere Apostelen over- (*) Hofftede Bijzond. 2. d. p. 189—200. B 5 Hand. 8. vs. ia. eri 3? Zijne uit. muntende, hoedanigheden.  Hand. 8. vs. ia. en a6 het LEVEN van overtreffende , in het doen van allermerk-r waardigfte wonderwerken: 5. daar hun ge* loof en hunne kundigheden trapswijze vermeerderden , verkreeg hij, op éénmaal verlichte oogen des verftands , toen hij met den Heiligen Geest vervuld werd: 6. van de fchatten der kennis, die in Christus verborgen zijn, verkreeg hij eene groote/e maate: 7. en wel,om die aan allerlei volken, en inzenderheid den Heidenen , te prediken , 8. waardoor' hij ook meerdere Gemeenten gefticht, en meerdere vrucht bij zoo veelen gezien heeft: 9. zijnde tot zulke verhevene eindens , eeuwen te vooren , in de Godfpraaken afgeteekend: 10. en dat hij , bij uitnemenheid boven allen, door Jesus zeiven, een uitverkoo%en vat genoemd is Q). '* Zon- (*) 'Ër wordt in de gewijde en ongewijde Schriften, bijna geen mensch gevonden, aan wien zoo veel lof boven anderen is toegezwaait, dan aan dezenPaulus. De beroemde Hoogleeraar Hemfterhuis, heeft twee Griekfche Redenvoeringen van Chrijfosthomus, in 't Grieksch uitgegeeven, met eene oude Latijnfche Vertaaling van Anianus, door hem, hier en daar verbeterd, waar in die Apos-  PAULUS den APOSTEL. 27 Zonder thans te onderzoeken in hoe ver-fc hierin , de roem van Gods genade in Saulus, ten koste van' die zelfde genade , in de andere Apostelen, verheven wordt, kan men van den nederigen Heilgezant, met zekerheid, dit zeggen , dat hij tot die zeer weinige en uitmuntende heilige mannen behoort, van wien in de Heilige Schriften, geen bijzondere zonde aange- tekent is , waarin zij gevallen zijn. Hierin overtrof, hij ? doch alleen door God; bewaarende genade, Aardsvaderen , Ko- nin- Apostel, boven alle de Patriarchen en Prophe ten, boven alle de Apostelen en Martelaaren verheven wordt, en het goede dat in alle uit blonk, aan hem alleen, wordt' toegekent: di niet alleen,' maar hij vergelijkt hem, met di vlekkelooze Engelen. , die God dienen voo zijnen Troon , en verheft hem in zommige op zichten boven hen ; 't Geen breeder in die bei de Redenvoeringen kan gezien worden: dan, ii die zelve uitgaave, te 'Leiden bij-Luchtman en Honkoop 1784. uitgekoomen , vindt men een zeer, voortreffelijke Latijnfche Oratie, van de Hoogleeraar F. Hemfterhuis , waar in de lc van. Paulus zoo welfpreekend, als geleerd, e oordeelkundig, wordt voorgeltelt, dat dezelv der leezing dubbel' waardig is. Hav'.d. 8, vs. ia. eii f 1 ï 1 f 1 sr  Èïand. 8 vs.ia. er Zj'n jon heling-. Jchap. 28 HET LEVEN VAN ningen, Propheeten en Apostelen. — Ook zien wij dat in zijn ganfche Charaéter, nier, alleen na zijne bekeering, maar ook vóór' dezelve, eene oprechtheid en grootheid van geest doorftraalt: — en daar bij, een beginzel van eenen welmeenenden ijver, om, naar zijn beste weeten, God te dienen, 't welk dan ook, door Gods genade en Geest , daar na geheiligd is , en hem heeft doen zijn, dien grooten Man, welke de God der wijsheid, ter verdediging van zijne eer en belangen, voor Koningen, voor de Heidenen en voor het volk van Israël, fpreeken deedt. — Dan dit zal ons breeder blijken, in de ontwikkeling van zijn Character, wanneer wij zijne daaden en lotgevallen , zoo voor als na zijne bekeering, befchouwen zullen. Beginnen wij nu, met de befchouwing van de gefteltheid van zijn hart en gedrag, in die dagen — en dit is het tweede fluk, dat wij rhans behandelen moeten. Lucas zegt : en Saulus hadde meede een welgevallen aan zijnen dood. , Had Lucas zoo even , in het gefchiedr verhaal, gefprookea van de fchroomelijke woe-  PAULUS den APOSTEL. 29 woede , en den ijsfelijken dood , die een • der eerfte armbezorgeren, Stephauus, een rechtvaardig en heilig mensch , met Gods geest vervuld , onderging , (wiens zorg, voor arme weduwen en ouderlooze weezen , dankbaare erkentenis verdiend had) door den haat derjooden, in hunnen dollen en verdwaasden ijver voor den Godsdienst hunner vaderen; wij vinden ook door hem aangeteekend, dat de getuigen, die ter zijner veröordeeling, zijne woorden verdraait hadden , hunne kleederen aflegden , om de eerfte te zijn die hem fteenigden,' — en in het 58fte vs. , doet hij ons zien, dat zij dit deeden, aan de voeten eenes jongelings, genoemd, Saulus; van wien hij nu opzettelijk begint te fpreeken in onzen Text , en getuigt, dat hij mede een welgevallen had , aan die woeste en vreefelijke doodftraf. — Deze Saulus, die een welgevallen had aan den dood van Stephanus , was toen een jongeling. — De beroemde T. H. van den Honert en andere , zijn van oordeel dat Saulus toen dertig jaaren oud was, dewijl men, naar 't gebruik van die tijden, d«f 3arrd. 8* is. i a. en  O O ffand. 8.d vs. ia. en , 3- ó » i 1 i 3 O .HET LEVEN VAN e zulken nog jongelingen noemde , die riemaal tien jaaren telden: — dan, daar W] niet bepaaleri kannen , hoe veel tijd ;r verloopen is,, tusfehen den dood van Stephanus , met de daarop gevolgde vervolging , en het geene verder in dit gtfte Hoofdd. gemeldt wordt , — en usfehen de bekeering van Saulus op len weg van Damascus , kunnen wij aiet juist bepaalen, hoe veele jaaren , le reeds in zijn jeugd , in vijandfehap' :egens Jezus Volgelingen, blaakende Saul , telde , toen hij een welgevallen' had, in den dood van Stephanus, en de kleederen der getuigen bewaarde. — Zeker is het, naar de uitdrukking, die de' heilige Schrijver gebruikt, daar hij hem' eenen Jongeling noemt, dat hij nog in het bloeien zijner jeugd was , toen de' driften van zijn hart het levendigfte waren ; _ zoo dat hij naauwlijks in ftaat, naauwlijks zoo oud was, dat hij, in zaaken en omftandigheden van dien aart, zulk een belang konde neemen en deel hebben , dan alleen door de bittere woede van zijn jeugdig hart, dat zich reeds teekende M  PAULUS den APOSTEL. 31 in eenen ingekankerden haat, tegen de i Navolgers van Jezus den Nazarener. — c Reeds zoo vroeg, daar hij nog een jongeling was, zonder ambt of bediening , bleef hij aanhoudend woeden, —1 niet alleen in Jerufalem, in alle de Sijnagogen, waar van 'er aldaar, volgends hetbericht der Jooden , ruim 400 waren; (*) maar ook in die der andere Joodfche Steden : '— en , hierin zich niet kunnende ver- (*) Naar liet bericht der Jooden in Gemara, • Hierof. Megilla, Cap. 3. Fol. 73. zouden 'er te' jerufalem 480 geweest zijn , en fchoon men hier, de bijzondere Schooien , die bij veele Sijnagogen gevoegd waren, tot onderwijs in den Godsdienst , waarvan wij in de Heilige Schrift, in den Talmud en bij Philo leezen , 'er al onder rekent, dat mij waarfchijnelijk uit Philo, en anderen voorkoomt ; waren 'er te Jerufalem, zoo voor binnen- als buitenlandfche Jooden, zeer. veele' Sijnagogen , waar in de Jooden , (toen reeds naar Hand. 2: 5 — 12. onder alle volken, die onder den hemel waren verftröoid, en van tijd tot tijd te Jerufalem komende,) in hunne landtaal, den Godsdienst konden verrichten. Zie Hand. 6: 9. en Plev. over de Hand. 2. d. p. 12. benevens Lilienthal. Oord; Bijbelverk; 18. d. p. 96., land. 8. s. ia. en  Hand. 8 vs. ra. ei 3- 33 HET LEVEN VAN ■ verzaadigen , vloog hij zelfs naar de bur' tenlandfehe Steden , dreigingen en moord blaazende , het welk wij niet naauwkeuriger kunnen voordellen , dan met 's Mans eigene taal, voor Koning Agrippa, Hand. 2.6. vs. 9, ïo en 11. Ik meende waarlijk bij mij zeiven , dat ik tegen den naam van Jezus van Nazareth , veele wederpartijdige dingen moeste doen.. Het welke ik ook gedaan heb te Jerufalem , en ik heb veele van de heiligen in de gevangenisfen geflooten , de magi van de Overpriesters ontfangen hebbende , en als zij omgebragt werden , ftemde ik het toe , en door alle Sijnagogen heb ik ze dikmaals gejiraft, en gedwongen te lasteren : en boven maaien, tegen haar woedende , heb ik ze vervolgd, ook tot in de buiten [landfcht] Steden. Terwijl zijne bekeering, naar de naauwkeurigfte berekening, en de beste gronden der tijdrekenkunde, uit gewijde en ongewijde Schrijveren opgemaakt zoo' (*) Na eene langduurige en naauwkeurige' Ygrgelijking der tijdrekenkundigen ,.oordeclen wij do  PAULUS den APOSTEL. 33 zoo het ons toefchijnt voorgevallen is, althans niet vroeger, dan in het laatst van d'e tijdsbepaaling van den geleerden Schutte in zijne H. Jaarboeken, (3. d. p. 37. en Verh. över de 70 weeken , 2. d. p. 127 — 240.) naauwkeuriger, ten aanzien dezer gebeurtenis te zijn , dan die der beroemde Hoogleeraareti T. H. v. d. Honert en H. van Alphen , in hunne voorbereidingen tot den brief aan de Rom: cn den twcedenbrief aandeCohdiedèbekeeringftellen in 't voorjaar van 't vierëndertigfte jaar gefchied te zijn', (welke den zeer kundigen J. C. Lilienthal, nog vroeger nam : en in 't drieëndertigfte ftelt-, zie zijne oordéelkundigeBijbelverklaaring, 7.d.p.56"o.) de twéé redenen, die ons voornaamelijk daar toe gebragt hebben, zijn : dat binnen één jaar tusfehen Christus dood en Saulus bekeering, niet voorgevallen is , 't geen in de 8 eerfte- hoofdd. der Hand. voorkoomt; gelijk Schutte bewijst ,■ en J dat -in de bereèkenirig van de zi jaaren voor zijne gevangenis, onder Nero, in 'f vijfënvijftigfte jaar na Christus geboorte, gelijk wij ook Hellen voorgevallen, 'er naar onze reekening eenen een halfjaar tezaamen, te veel geveekend wórdt, zoo voor deszelfs verblijf in Macedoriien , als •voor zijne reizen van Jerufalem na Antiochien én andere Steden', tot Ephezen toe. (Zie van Alphen voorb. p'a'g. '13.) en dus negentien en een half jaar van het vijfënvijftigfte jaar, waar in /. Deel. C 1 hy Eiind. 8r «.ia. en f.  34 het LEVEN van vs. ia. en Hand. 8. ▼s. ia. en 3- van November, of het begin van December, van het vijfëndertigfte jaar na Christus geboorte, en dus bijna drie jaaren na deszelfs kruisdood ; terwijl de Apostel ruim dertig jaaren lang, met allen ijver en hij gevangen is afgereèkend, is hij in 't laatst van 't vijfëndertigfte bekeerd; de geleerde Pearfon in Annalibus Paulinis, en Usferius, bepaalen die ook tot het vijfëndertigfte jaar van Christus geboorte, het tweeëntwintigfte van Tiberius; andere tot het volgende jaar , het laatfte van Tiberius ; andere tot het agtëndertigfte, het tweede van Cal'igula, met Ludovicus Capellus; andere met Spanheim tot het negenëndertigfte die 'er eene geheele Disfertatie over gefchreeven heeft: Zie cok den beroemden Basnage, in Exercit. AntiBaron ; pag. 181. et feqq. Dan al ftemden wij toe, dat de overlevering, die in de tweede eeuw cn laater bij de geloovigen, voor waarachtig aangenoomen is, dat Jesus, den Apostelen bevoolen had, twaalf jaaren lang aan de Jooden het Euangelie te prediken , eer zij het alomme verkondigden, op dat niemand onder hen mogt kunnen vo&geeven, deze prediking niet gehoord te hebben; gelijk men vind bij Clem. Alexandr. Strom. L. VI. p. 636. Edit. Col. 1678. Apollon. apud Eufeb. Hist. Ecclef. Lib. V. C. XVIIL p. 236. Edit. Redding. 1720. zoo kan daar u»C nog geen genoegzaam tijdsbepaalead bewijs gsjioornen worden.  PAULUS den APOSTEL. 35 én getrouwheid, en met den uitgebreidften | zegen, dien gckruisten Christus als den < Zoon van God , den Koning Israëls gepredikt heeft; tot dat hij, reeds zestig jaaren oud, voor het bloedig zwaard van Nero geknield , dat Goddelijk Euangelie met zijnen dood bevestigde. Wie had dit immer kunnen denken, van; Saulus , die zelfs nog een jongeling zijn- j de, nog gcene mannelijke jaaren bereikt heb-1 bende, nog in het eerfte vuur, en de drift1 zijner jeugd, dat deze reeds een welgevallen zoude getoond hebben, in de ijsfelijkfte doodftraf, en in den vreefelijken moord van eenen Man, die met hem in godsdienftige gevoelens vcrfchilde; zoo dat deze Saulus, 'zelfs het voornaamfte werktuig werd-, van de jammervolfte vervolgingen, tegen zijn eigen maagfchap , naar den vleefche, die anders dacht dan hij, over den eerdienst van den waaren God ; en dit getuigt echter Lucas , -^ulus hadde mede een welgevallen aan zijnen dood c« hij verwoestede de Gemeente, gaande in ïle huizen, en trekkende Mannen en brouwen leverdeze over in de gevangenis. C 2 De ïand. £. 's. ia. en lijn wel\ehaagenn den dooi 'an Steêemus*  36 het LEVEN van Hand. 8. vs. ia. en 3. É I 5 < < ■ '-. ■ 1 > 1 1 De woorden, die Lucas hier heeft aanerekend , dat Saulus een ivclbehaagen in ijnen dood had, gelijk Saulus ook dis land. 22: vs. 20 , voor den Heere Jeu s van zich zeiven erkent, hebben erfcheidene uitleggeren doen denken , lat hij in dien tijd zelfs een Lid van het Sanhedrin, den grooten Raad der Jooden, ;oude geweest zijn; daar toe ook ten bevijze aanvoerende, 't geen hij voor Koïing Agrippa, van zijne vervolgingen verklaard heeft, Hand. 26: vs. 10: en als 'dj omgebragt werden, Jleinde ik het toe. Dan al ftemden wij toe, het gevoelen ?an den geleerden Alting, dat, Saul op jevel van den beroemden Gamaliël, zijnen Grooten Leermeester, (van wien der Joelen Talmud getuigt, dat met hem, de zuiperheid der wet , en de luister van het Pharifeëndom geftorvcnis.) dat gebed zoude hebben opgefteld, waar bij, op bevel van den Raad , de verdelging der ketteren , van God werd afgebeeden, het werk echter den beroemden C. Vitringa getoond heef:, dat zulks onder-eenen anderen Gamaliël, n* de verwoesting des Tempels , te Japhne ge-  PAULUS den APOSTEL. 37 gefchied is. Wij hebben indedaad, geer grond, om van den bezadigden Gamaliël aan wiens voeren Saulus gezeecen had , te denken, dat hij immer zulke bloeddorftïge lesfen , aan zijnen jeugdiger Leerling zal gegeeven hebben; want deze verftandige Leeraar der wet, die afkeert was van die fchroomelijke vervolgingen . tegen J-E-sus Navolgers , had zich daai tegen opentlijk verklaard , in den voller Raad der Jooden; naar Hand. 5: 34-40 Dan hoe dikwerf verkeerde drift, d« jeugd, door hooge en verwaande denkbeelden van eigen kundigheid, bover haare wijze en grijze Leermeesters . bederft, en daar door, menigmaal zelf uitmuntende jongelingen , tot nadeel var Kerk en Vaderland doet ftrekken; leeren wij ook hier uit Sauls gedrag ; — doch dit bewijst zijne zitting, in der grooten Raad der Jooden , niet. Nergens getuigt Saulus dit ook van ziel: zeiven , dat hem anders, in meer dar een tijdftip zijner verantwoording , zoude te pas gekoomen zijn. Integendeel , tiij onderfcheidt zich altijd van dien C 3' 6r°0' , Hand. ?. vs. ia. en i 3- ! t  Hand. 8. vs. ia. en 3- 38 HET LEVEN VAN grooten Raad , en verklaart duidelijk dat hij van denzelven raagt ontvangen had , naar Hand. 26: 10, gelijk ook Lucas, in het 1 vs. van 't volgend Hoofdd. ons leert , hoe hij die magt verkreegen had, om in Damascus , de gemeente te verwoesten; en breeder leert dit Saulus zelve, Hand. 22; 3-6. daar hij den Hoogepriester, en den geheelen Raad tot getuigen roept; niet, dat hij een Lid van dien geweest was , maar wel dat den Raad aan hem brieven on bevel, tot vervolging, gegeeven had. En waaren oudtijds, naar het getuigenis der Joodfche Meesters , de openbaare gerechtsplaatfen, buiten de Poorten der Stad, op dat de Raad niet zoude fchijnen vermaak te fcheppen , in het ombrengen der misdaadigen, gelijk die dan ook bij de openbaare ftraföeffeningen niet tegenwoordig was, zo bewijst dit ons, dat Saul, die zig bevond, bij het moorddaadig ombrengen van Stephanus, buiten de Stad , en dus ook geen lid des Raads, geen van zijne Rechters kon zijn; trouwens het afleggen van de kleederen der  PAULUS den APOSTEL. 39 getuigen , aan zijne voeten , om die te* bewaaren , en de uitdrukkelijke aantcke- 3 ning, dat hij nog eenen jongeling was, welke in den grooten R.aad der Jooden, tot geene medeleden konde verkooren worden , wederfpreekt dit. Dat Saulus een welbehaagen in den dood van Stephanus , en het ombrengen der Heiligen had , kunnen wij zien , in zijne behulpzaamheid aan de getuigen , die de eerfte fteenen cp hem wierpen, door hunne afgelegde opperkleederen tc bewaaren , tot dat hij ter dood toe gefteenigd was; — gelijk dan ook de getuigen , van zijnen ijver voor de wet, en zijnen haat tegen Stephanus overtuigd, hem deze gerust toevertrouwden ; — en daar hij naar zijne eigene verklaaring, een groot behaagen had, in het ombrengen der Heiligen, ftemde hij in hunnen dood, door , en als befchuldiger van, en als getuigen tegen hen, voor den Joodfchen Raad te ftrekken. Ja, dat hij hier mede inftemde, niet alleen , met woorden, maar ook met daaden , getuigt Lucas in het 3 vs. en C 4 Saw 'and. 8. s. ia. en  40 het LEVEN van Harrd. 8. vs. ia. en 3- Saulus. verwoesttede deGemeerite. Saulus yerwoestede de Gemeente , gaande, in de huizen, en trekkende Mannen en Vrouwen , leverdeze over in de gevangenisfen. . Had Saul, gelijk de anderen geene fteenen pp Stephanus geworpen; zijne handen niet bevlekt met dat onfchuldig bloed ; hij hadt echter met oogen en gebaarden, zijn welbchaagen, daarin getoond; voor God ftond hij dus fchuldig, aan dat bloed, daar hij, naar Rom. ï": vs. 32, een welgevallen had, in die geenen, welk zich daar mede bevlekten. Dan zijne, zoo het fchecn , ontembaare drift en toomlooze woede, namen hand over hand toe, even gelijk de bruifcher.de watergolven, die allen tegeniland trachten te vernielen; 't gezicht van bloed en moord, van woede en geweld, hoe ijsfclijk voor het menfchelijkhart, werd van tijd tot tijd, hem tot genoegen , en vermaak; hij wilde nu, niet flechts tot aanfehouwer en getuige flrekken, maar hij word eenen der eerfte aanvoerers, en uitwerkers, der verfchrikkelijkfte vervolging. • Want, zegt Lucas, Saulus yerwoestede de gemeente. Na  PAULUS den APOSTEL. 41 Na dat de verhoogde Levensvorst, ten bewijze dat hij gezecten was , aan de Rechterhand der Majesteit, in de hoogfte Hemelen , de getuigen van zijn lijden, met zijnen Heiligen Geest, rijkelijk en wonderdaadig vervuld had, en in ftaat gefield, om de groote werken Gods in vcelerlei taaien te verkondigen , waren 'er zeer veelen geloovig geworden aan het Euangelium; zoo, dat'er op dien allerdoorluchtigften, Pinxterdag, omtrent drieduizend zielen voor het Godsrijk van Immanuël gewonnen werden : — en dit nam der* maate toe, dat Lucas aangeteekend heeft: En de Heere deede dagelijks tot de gemeente, die Zalig wierden Hand. 2:47 ; daar wij ook Hand. 4: 4. reeds van vijfduizend leezen ; dan , fchoon op de kruin van 't zegenrijk Golgotha, den kop der helfche ilang , door den Leeuw uit Juda's ftam verpletterd was, Sauls woede en hevige vijandfehap hielden echter niet op, maar, bleeven aanhoudend woeden, tegen het geloovig erfdeel van den verhoogden Heilvorst. Daar nu fcherpe bedreigingen, Je sus leerlingen niet hebben doen zwijgen,en fnerpende C 5 gees- Hand. g. vs. ia. en 3-  4= Hand. 8. g( vs. ia. en 3- e£ di xi d v g v \ \ J c t \ < < 1 het LEVEN van esfelflaagen , hunnen ijver voor Gods r , zelfs niet verflaauwen deeden, rees ; vervolging al hooger. Was Stephais de eerfte armbezorger, een man vol ;s Heiligen Geestes, door fteeniging srmoord , en zoo de eerfte bloedgetuii', voor de waarheid van Je sus opanding geworden, nu fcheen de dolle verolgzucht, paal noch perk te kennen; want :r ontftond te dien dage eene zoo groote ervolging , tegen de Gemeente , die te erufalem was , dat zij alle, behalven e Apostelen , verftrooid werden , door e landen van Judea en Samaria ; terwijl het eene groote daad van geloof, in ijver voor God was, dat eenige Godvruchtige Mannen den dooden Stephanus , hoe zwaar de vervolgingen ook ivoededen , de eer des grafs deeden gelieten, en hem hartelijk beweenden ; dus werd den eerften bloedgetuige, die om de eer en leer van Jesus ftierf, eene zoortgelijke eer als zijnen Meester aangedaan , zoo dat Godvruchtige Mannen, voor zijne begraaving zorgden , en hem , hoe geweldaadig omge- bragt.  PAULUS den APOSTEL. 43 bragt, ter aarde beitelden; terwijl ook dit! de verbittering, tegen 's Heilands navol-, gers, deedt roeneemen. Dan op welk eene wijze werd die vervolging zoo heevig? die woede zoo fel? Dit zegt Lucas eigenaartig in den Griekfchen Text SswAgj Ss i\vftamro rijv htiKwtev, want zoo zetten wij hier & over (gelijk onze overzetters op verfcheidene andere plaatfen gedaan hebben,) want Paulus, verwoestede de Gemeente ; en dan zien wij hier, dat hij zelve; de aanleidende oorzaak, en het voornaamfte werktuig , daar van geweest is; en gelijk deze opvatting aan het verband en oogmerk van Lucas volkoomen beantwoordt , zoo wordt zij ten klaarften bevestigt, wanneer wij zien, welk eene fpreekwijze hij gebruikt , om de woede , die Saul betoonde , en de vervolging, die hij aanrechtede, uittedrukken. é\\>fidivzTo hij verwoestede , bij de Schrijvers des Nieuwen Tcstaments, koomt zij nergens , dan hier voor ; doch de geleerde en taalkundige Alberti (*), heeft aan- (*) Obf. Philol. p. 2254 land. 8. 's.ia. eix I.  ■Band. 8., :vs. ia. en 3- 14 het LEVEN van getoond , dat zij bij de Griekfche Sehrij/crs , van de wilde verfcheurende dieren gebeezigt worde , die geheele kudden vernielen en vreefelijke verwoestingen lanrecbten ; en fchoon wij, op 't gezag van Dorotheus, niet bepaalen durven , dat 'er met Stephanus, nog tweeduizend Christenen zouden gedood zijn , moet echter die vervolging zeer vreeslijk en bloedig zijn geweest, als wij overweegendat Lucas in het ifte vers getuigt, dat 'er eene groote vervolging tegen de Gemeente werd, die te Jerufalem was, en dat zy alle verfirooit werden door de landen van Judea en Satnaria, behalven de Apostelen. Saulus getuigt zelve daar van , Hand. 22: 19. En ik zeide, Heere, zy weeten dat ik in de gevangenis wierp, en in de Sijnagogen, geesfelde die in u geloofden: en Hand. 26: 10. Het welk ik ook gedaan heb te Jerufalem, en ik hebbe veelen van de Heiligen, in de gevangenisfen geflooten, de magt van de Overpriesters ontvangen hebbende -• en als QWgebragt werden, ftemde ik het toe. Trouwens, de uitdrukking die Lucas  'PAULUS den APOSTEL. 45 cas zoo fierlijk gebruikt, cn onze Over-] zetters zoo krachtig vertolkt hebben,, toont dit duidelijk; hij verwoestede de Gemeente: die weleer zoo bloeiende, zoo talrijke Gemeente , uit verfcheidene duizenden beflaande, was, of in gevuugcnisfen geworpen, of in woede doodgefiaagen, of door de vlucht verflrooid ; zoo dat de. Vergaderplaatfen, waar in kort te vooren, de Heilige Geest de harten , met blijdfchap en Godverheerlijkende dankzeggingen vervulde , nu verwoest en leedig, of met onfchuldig bloed, door vreefelijken moord , bevlekt waaren ; en dus niet ongelijk aan een Landfehap, daar de wilde dieren, onder de grazende kudden eene treurige en algemeene verwoesting haddeja' aangericht. Dan , 't fcheen niet genoeg, aan den bloeddorftigen en woedenden Jongeling, dat de Godsdienitige Vergaderplaatfen verfbord en leedig , de gevangenisfen vervuld waaren , en dat 'er reeds zoo veel bloeds vergooten was , daar hij in alle de Sijnagogen, hen menigmaalen beflrafte, en dwong te lasteren ? of in de gevangenis wierp land. % 7S. ia. e'ii  Hand. 8. vs. ïa.en Trekkende Mannen en Vrouwen , leverdezeever in dt gevangenis.. 0 het LEVEN van wierp1 en geesfelde , gelijk hij zelve getuigt ; neen: daar hij magt van de Overpriesters ontvangen had, naar Hand. 26: io. wien hij zelfs daartoe, fchoon hunne harten en vijandfehap tegen Jesus kennende, aangezogt had, gelijk hij dit ook daar na deed , om zijne woede den vollen teugel , ook in de buitenlandfche, Steden te kunnen vieren, naar Hand. 9: r. of hij vliegt ook in de huizen, trekkende Mannen en Vrouwen , en leverdeze over in de gevangenis , naar het 2de lid van 't 3. vs. Nu waren de openbaare plaatfen , voor den Eerdienst van den waaren God gefchikt, niet meer veilig; nu konden de vrolijke lofgezangen der Godverheerlijkende dankzeggingen, en de plechtige en verëenigde gebeden, om de krachtige werking des Heiligen Geestes , niet meer opklimmen tot God; daar de woede der vervolging blaakte , daar zwakke Christenen tot het lasteren van den Heere Jesus hunnen God en Zaligmaker gedwongen, of door fnerpende geesfelflaagen geteifterd werden; Jesus echte navolgers hielden even^  PAULUS den APOSTEL. 47 evenwel zich verborgen in hunne huizen of 1 kwamen daar in, in ftiUe te zaamen , < wanneer de deuren geflooten waren, om de vrees der Jooden ; dan ook daar, zijn zij niet langer zeker : de burgerlijke vrijheid, wordt door de woede van Saul, en door de magt van den grooten Raad vertrapt; geen huis is meer veilig voor onderzoek ; geen christen voor vervolging; geen wooning hoe gering, geen vertrek hoe kleen, geen fchuilplaats blijft meer ondoorzocht; en zij die Hechts bekend liaan , of onder het vermoeden vallen, van de eer en leer van Christus toegedaan te weezen , worden met geweld vervolgt, daar Jerufalem , nu van een gezicht des vredes, in een Akeldama , eenen akker des bloeds, verandert wordt; en hy die gevonden wordt, ziet zich zonder aanzien van gedacht, jaaren of fexe, naar de gevangenis, medoogenloos weggefleept, de traanen der zwakke vrouwen en der weenende maagden , kunnen zelfs het verharde hart , van eenen onbezuisden en woedenden Saul, fchoon nog een jongeling land. 8s. ia. en  Hand. 8. vs. ia. en 3- f.8 HET LEVEN vam ling zynde, niet verzachten; hij rust niet, /oor dat hij alle, die van dien weg waren, in de gevangenis ,en magt van den Joodfchen Raad, heeft overgebragt; om hunne befchuldigingen en getuigen bij een te raapen , en hen , onder fchijn van ijver voor den Godsdienst, op de wreed» (le wijze te doen flraffen. Dit verftrooit de Gemeente, zoo dat zij verwoest wordt; 't welk de belijders van Jesus, naar zijn Goddelijk bevel , Matth. 10: 23. daar zij in de eene Stad vervolgt worden , naar de andere doet vluchten. Ziet daar, eenen verwoestenden Saul, in het bloeien zijner jeugd , ziet daar eenen Jongeling , met zoo veele kundigheden en voorrechten voorzien , die alles aanwendt , om veele fmaadelijke dingen te doen tegen Jesus den Nazarer.er; ziet daar, eenen Godslasteraar en vervolger der Gemeente, eenen verklaarden en woedenden vijand van het Christendom ; en ging, het naar zijnen wensch, men richtede hem eerlang eene Eerzuil op, met dit opfchrift, in duurzaam marmer gehouwen: NomenChristianorum deletum , de naam der Christenen is uitgedelgd. Om  paulus den apostel. 49 Ongelukkige en medelijdenswaardige Na-! volgers van den zoo fel vervolgden J e s u s!; houdt echter moed! gij wordt waardig geacht, om zijnes Naams wil, fmaadheid te lijden ! houdt moed 1 Die volllandig blijft tot den einde toe , die zal zalig worden I zoo is de onveranderlijke belofte, van uwen verhoogden Heilvorst .' Wreekt u zeiven niet, geeft geen toorn plaatfe, vraagt niet, in vooruitloopende drift, waar blijft de donder zijner wraak! waar is de God des oordeels ! Uwe traanen worden geteld , en haast voleind ! Uwen woedenden vervolger , zal God beteugelen. Staat en aanfchouwt het heil des Heeren, gelooft en haast niet! Uwen woedenden vervolger, zal God maaken tot een gezegend werktuig, ter uitbreiding van dat Euangelie, dat hij nu vervolgt. Hij, hij zelfs zal eerlang, met u, het zich eene eere rekenen , om Christus wille fkraadheid te lijden ! Hij die u nu vervolgt, zal u nog vertroosten ! en het heilrijk van uwen Zaligmaker uitbreiden, van zee tot I. Deel. D zee Jand. 's.ia. en  50 HET LEVEN VAN Hand- 8 vs. ia. ei 3- Toepasfing. Eerfte Leering. • zee, en van de rivieren toe aan de einden der aarde! Ziet daar geliefde, u opgegeeven, wat gewijde en ongewijde Schrijvers, ons omtrent den naam, afkoomst, en hoedanigheden van dezen laatflen der Apostelen berichten , en wat wij van zijn hart, en gedrag, te dier tijd te denken hebben. Wij kunnen "er ten onzen nutte, deze leeringen uit afleiden. Als, in de eerfle plaats: ,, dat in Sau„ lus reeds in het bloozert zijner jeugd, „ eenen grooten ijver uitblonk, voor den „ Godsdienst zijner Vaderen, dien hij tot „ dien tijd toe, als den eenigen waaren ,, eerdienst, van den hoogen God erkende, en verdeedigde." In 't afgetrokkene befchouwd, leert ons dit eene grootheid van geest en eenen verheeven ijver voor den Godsdienst in zijn Charaéter opmerken, dat hem ons hier voorfteld, in zoo ver als eenen uitmuntenden Jongeling, die de eer van den Godsdienst, en de ijver tot deszelfs verdeediging zeer ter harte ging, daar zijne daaden, hoe verkeerd, en  PAULUS den APOSTEL. 51 en misdaadig voor God en menfchen, echter duidelijk ten toon fpreideden de oprechte eerlijkheid van zijn hart, en zijne zucht en pogingen, om God naar zijn licht te verëeren, en zijn naam en roem te verdeedigen, ingevolge de denkbeelden , die hij toen koesterde: hoe zeer hij dan dwaalde, en zwaarlijk zondigde , tegen God, die hij waande te verëeren, en të behaagen. Hier ontdekken zich , fterke trekken van een eerlijk, van een Godsdienftig Characler, in den jeugdigen Saulus , die, vergeleeken mee zijn volgend gedrag, de waarheid van den Christelijken Godsdienst, uitneemend bevestigen, en hem hier tot een fpiegel, voor dei ontluikende jeugd, en rijper jaaren ter leering, en met behoorlijke bepaaling, ter navolging voordellen. Saulus kon in waarheid tot Koning Agrippa zeggen , gelijk wij leezen Hand. 26 vs. 4 en 5, mijn keven van der jongheid aan, het welk van den beginne onder mijn Folk te Jerufalem geweest is , weeten alle de Jooden, als die van overlange , my gekend hebben, D a das Eland. g. i?s. ia. ets 3-  Hand. 8. vs. ia. en 3- 52 11 t t LEVEN van dat ik naar de befcheidenfle Secle , yafi onzen Godsdienst, als een Pharifeer geleeft hebbe. Hoe weinige kunnen , ia rijper jaaren, zich met den Apostel , op hunnen vroegeren leeftijd beroepen, en hoe veele die bloozen moeten, wanneer zij, die verloopene jaaren der jeugd , na- ^ denken, waar in verfcheidene onbezonne daaden , hen hunne voorgaande levenswijs , met fchaamte , en zommige met fchande, herinneren mosten; vooral, wanneer zij hunne eerfte jaaren van de Godsdienftige zijde befchouwen. Hoe weinig leggen jonge lieden over 't algemeen 'er zich op toe, om in kundigheeden, en ijver voor den Godsdienst uit te blinken; daar vooral ook in deeze dagen , de ontluikende jeugd den Godsdienst, derzelver kundigheeden, en naauwkeurige waarneeming, tot een lateren leeftijd , en hoe dikwerf te vergeefs, uitftelt: daar veelen menigmaal afgefneeden worden , eer zij de helft hunner dagen bereikt hebben, en reeds een prooij voor 't donker graf geworden zijn, eer zij immer ernftig aan den Gods.-  PAULUS den APOSTEL. 53 Godsdienst, en deszelfs invloed, op ons hart en daaden, dachten! Daar zulke, meerraaalen, met llervende lippen verIdaaren moesten , dat zij nimmer geleeft hebben , naar den eisch van het Euangelie ! Terwijl Godvruchtige , bij het nadenken , van hunne vroegere jaaren, ook hier, of met fchaamte en verootmoediging voor God, ;over de dwaasheeden hunner jeugd, moeten aangedaan zijn ; of met dankzegging , over de zichtbaare blijken van Gods bewaarende liefde , aan hun betoond, ook in betere opvoeding en onderwijs, hen, door 's Heeren gunstrijke beftelling , gegeeven, ook hier in, den Vader der lichten verheerlijken moeten. ' Ten tweede kunnen wij ook hier leeren : „ dat 'er in geen tijdvak van „ het menfchelijk leven, meer gevaar „ is , om in de fnoodfte zonden, en „ grootfte buitenfpoorigheden te verval„ len , dan in de drift der jeugd." Het hart van den Jongeling , vormt dan, even gelijk Saulus deed , hooge gedachten van ei^en begrippen, en kun D 3 <% Hand. 3. vs.,ia. en 3- Tweede Letring.  54 het LEVEN van Hand. 8. vs. ia. en 3- digheeden, het waant zich veel wijzer te zijn, dan andere , die hooger jaa* ren en meerder ondervinding hebben \ en helaas! 't is deze te ver gedreevene eigenliefde, 't is deze trotfche verbeelding , waardoor hij , • die in zijn ei'gen oogen , zoo groot is, voor hem zelve , hoe uitmuntend hij anders zijn moöge, 'en te meermaalen voor Kerk of Vaderland, een zeer nadeelig gevolg , veroorzaakt ! Dat dit, uitmuntende Jongelingen, dat dit alle die in, de driften der jeugd leeven, leere zich zeiven te mistrouwen , en met de grootfie omzichtigheid , over hun perfoon en hunne eigene daaden te öordeelen ; die daaden welke de ontluikende jeugd, in zig zeiven met toejuiching befchouwt , en daarover , de bewonderende goedkeuring , hunner natuurgenooten, meent verdient te hebben. Die zélfde daaden, befchouwt die zelfde man, in rijperen leeftijd, wanneer de vermogens van zijnen geest meer ontwikkeld, zijn verftand meer befchaafd en bedaard ge- wor-  PAULUS den APOSTEL. 55 worden is, met afkeuring en verach- ] ting, en word zijn hart door genade; verlicht en verandert met oprecht berouw, dat hem voor God verootmoedigt, en met onzen Saulus verklaaren doet: het geen mij te vooren gewin was, ach^ ik nu fchaade en drek te zij.i. Ten derden: „ Hier leeren wij, dat , alle de kundigheden die het ver, Hand, alle de goede .hoedanigheden, die anders den besten geest verjSe, ■ ren , niet in ftaat zijn , den toome" loozen, door valfchen Godsdienst" ijver, verhit en verblind, inteteugc" len, in het begaan van bloeddorftige , en wreede vervolgingen, daar in de„ zulken onbezonnene drift, omtrentGodsh dienftige begrippen., meermaal : alk ., betrekkingen tot Volk en Vaderland. ja alle gevoel der menfchelijkhedi " verdooft." Dit, dit was de fchadelijk« bron, waar uit in den jeugdigen Sau lus, hoe Godsdienftig, .hoe kundig hoe' befchaafd anders , die onbezuisd< woede voortvloeide , dat hij zijn ma:.g fchap naar den vleefche, zijne eigen D 4 land ïnnrl. 8. 's.ia. en i- 1 Derde Leering, k t > I  Hand. 8 vs. in. er. 3- 56, het LEVEN van' landgenoocen , die in voornaame waarheden van den zelfden Godsdienst, anders met hem initemden y zoo doldriftig vervolgde. Hoe dikwerf zijn uit die onzalige en doodelijke bron , de allerbitteriTe wateren voortgekoomen !• Hoe veele , zijn in alle landen daar de leer der verzoening, het Euangelium des vreedes gepredikt is , van deze onbezonnen en dollen ijver , de jammerlijke flachtoffers geweest, daar het fchaadelijk bijgeloof, de wreedile vervolgingen deed aanrechten ! Hoe dikwerf, wierd het moordtoneel geverwt , met onnoozel , met onfchuldig vergooten bloed , om God te verëeren , daar het in de daad een gruwel , in Zijne heilige oogen was en zulken , die zich daar aan fchuldig maakten , moest doen bloozen , jaa doen beeven hebben , voor den ontzagchelijken toorn, van den wel zachtmoedigen, maar te gelijk heiligen en rechtvaardigen God, die van zulk eenen man des bloeds, en des bedrogs een gruwel heeft! De waare Godsdienst eischt overtuiging, door  PAULUS den APOSTEL. 57 onderwijs en leering , en zij haat vervolging en moord. Wij zien dus hie» op de overtuigenfte wijze, dat, welk eenen ijver voorden Godsdienst, welk eene grootheid van geest, 'er in het charakter van Saulus te befpeuren zij, dat al de kundigheeden, al de vermoogens van het menfchelijk hart , wanneer het door den waaren Godsdienst niet verlicht, en door den Geest van Christus niet geheiligd word, den niensch , onbekwaam doet zijn en blijven , om God recht te kennen en te dienen. Dat dit elk opwekke, om den zachtmoedigen Jesus, den grooten Inileller van den besten Godsdienst, na te volgen , die de beste zedenkunde , de zachtfte menfchenliefde, en de reinfie Godvrucht predikte ; die door zijn leer en voorbeeld , voor dwaalende bidden leerde, en alle vervolging afkeurde. Dat dit elk opwekke om bij het bevoorderen zijner kundigheeden, bij het onderzoek der gewijde Schriften, veel te bidden, om den Geest van Christus, ter einde met bedaardheid en zachtmoedigheid, D 5 me Hand. 8. vs. ia. en 3-  53 Het LEVEN van Hand. 8. vs. ia. en 3« mee wijsheid en Godvrucht , dwaalende te recht te brengen ; fteeds denkende aan die voortreffelijke les , van den Apostel Jacobus, waar mede hij zijnen uitmuntenden brief befluit: Die een zondaar , van de dwaaling zijnes wegs bekeert , zal eene ziel van den dood behouden , en zal menigte der zonden bedekken. Godvruchtigen ! ook hier in, is voor u te leeren hoe gij omtrent zulken, die naar uw oordeel , in Godsdienftige begrippen dwaalen, alle haat, nijd, toorn , en wraakgierigheid , als eigen werken des duivels, als wortels des doodflags en der vervolging , moet afleggen , en denken dat deze , God naar hunne denkbeelden op de beste wijze, dienen , dat zij uw mededoogen , uwe voorbidding vereifchen, maar nimmer uwen haat, zelfs nooit uwe verachting moeten ondervinden ! Neen daar gij ftoffe hebt om God , met dankbare harten , over den besten Godsdienst te verheerlijken, bidt teffens voor dezen, en zoekt die , zoo veel gij kunt, door den  PAULUS den APOSTEL. 59 den geest der zachtmoedigheid, te rechtte brengen, en het goede bij God voor hun te zoeken, 't Is intusfehen, voor den laatfien tijd der waereld bezwaart, voor den . heerlij kften Haat van Gods Kerk op aarde , dat God één en zijn naam één zal zijn , over de ganfche aarde. Wij kunnen uit deze ftoffe ten vierde leeren : „ dat 'er hier op aarde niets „ moeijlijker is , dan het beöordeeleh „ van Gods hoog en wijs beftuur; daar „ hij door zijne magt en wijsheid men> „ fchen dikwerf in hunne jeugd , naai „ allen uitwendigen ogenfehijn, daar toè „ ongefchiktst, langs onverwachte en on„ geziene wegen vormt , tot de geze> „ gendfle werktuigen vöor het heil var? ,, Kerk en Vaderland." Hoe dikwerl heeft God zulks getoont , hoe weinig letten wij hier Godvruchtig op. Wie had immer kunnen denken , da Mofes, een Man zwaar van taal & tong, die door Pharaös valfche Staat kunde , reeds bij het aanfehouwen val liet eerfte levenslicht, ter dood gedoemi was land. 8.r.s. ia.en 3. Vierde Leering, l l 1 s  6o het LEVEN van 'Hand. 8. ivs. ia. en 3- was, zoo wonderbaar gered, aan 't hof van dien zelfden Vorst, tot een verlosfer van een groot doch onderdrukt volk, zoude gevormt worden , en wanneer hij naderhand in levensgevaar, om het dooden van eenen Egijptenaar vluchten moest, door God , wien niets te wonderbaar is , zoude geroepen en bekwaam gemaakt worden , om de redder van zijne verdrukte Natie te zijn, en voor hen de kluisters der flavernij te breeken', pn hen in vrijheid , door Gods arm geleid, uittevoeren. Wie zoude immer hébben kunnen gelooven , dat Ifaïs jongfte en kleenfle Zoon, in 't veld , in 't hoeden van het zacht gewolde vee, en naderhand , onder het vluchtend omzwerven , als een veldhoen cp de bergen , door God zoude gevormt worden, tot den grootflen Krijgsheld, tot den besten Koning , die immer een groot Volk beftuurde : tot een Man , naar Gods hart , die (Tchoon hij als mensch zijne gebreken had) bij de grootfle heldendaaden , de tederfb? Godsvrucht voegde , en de Stam- va*  PAULUS den APOSTEL. 61 vader werd, van een Vorstelijk Huis, ] waar uit de meeste Koningen, en groot-: fte Vorsten gefprooten zijn. Wie zoude immer hebben kunnen denken , dat die vijandige Saulus , wiens ontluikende jeugd , zoo veele blijken gaf,- van de bitterfte woede, en blakendlle vijandfchap , tegen den besten Godsdienst; dat die te Tarfen, en te Jerufalem , in die zelfde jaaren, reeds door God gevormd werd, om voor dien Godsdienst zoo voordeelig te zijn, en dat dezen door God te zijner tijd , zou gefield worden tot een uitverkooren vat, 0/72 zijn naam te draagen , voor de Heidenen , voor de Koningen, en voor de Kinderen Israëls. Laaten wij 'er uit leeren , eerbiedig op Gods daaden te letten, voorzichtig te zijn , in dezelve te beoordeelen, en te gelooven, dat de Heere regeert ! Daar wij toch nimmer kunnen begrijpen, welke wegen God heeft uitgedacht, om zijnen raad te doen beftaan. Neem eens, welk ook de reden mag geweest zijn , dat de Voorouders van Saulus naa Tarfen trok- land. S. 's. ia. eri  6z HET LEVEN VAN Hand. 8. vs. ia. en 3- trokken , God had bepaalt, dat hij daar als een Romeinsch Burger gebooren, en door onderwijs daar moest befchaafd worden, om door God gemaakt re worden , tot dat groote werktuig , voor zijn eer en roem , en ter uitbreiding van den verheevenlten Godsdienst. Wanneer wij zoo Gods wegen en gangen , in 't befluur der waereld, nagaan , zullen meest alle de Volken , Mannen in hunne Jaarboeken geteekend vinden, die God langs onverwagte en ongeziene wegen heeft groot gemaakt. Doorbladerdt vrij mijne Landgenooten , de aantekeningen der eeuwen, waar in wij een Volk geweest zijn , gij zult ook onder ons de naamen en den roem der Helden daar in vinden , die in hunne ontluikende jeugd , niets groots van zich deeden denken , en , die langs onverwachte en ongeziene wegen , door God gevormd zijn , tot de gezeegendfte werktuigen voor 't heil van Kerk en Vaderland. De tijd laat thans niet toe, dit in bijzonderheeden te ontwikkelen en  PAULUS den APOSTEL. 63 en aantetoonen , van zulke Helden en groote Mannen onder ons, wier naam en roem reeds lange vereeuwigd , en der onfterfelijkheid is toegewijd. Dat dit ons oog en hart, fteeds op Gods magt en wijsheid vestige, en in alles, en dit zij vooral, uw beftaan Godvruchtigen , u een goed toevoorzicht doe hebben op uwen getrouwen God en Vader, die alles voor u >zal doen mede-werken ten goede , hoe ongefchikt het 'er u toe fchijne. Denkt altijd, dat David, toen hij uitriep, de Heere regeert , 'er bij voegde. Hij is met laagheid bekleed, de Heere is bekleen met jlerkte! Pf. 93 vs. 1. Gelooft dat. en laat dit, in ftilheid en vertrouwen uwe ftcrkte zijn. Eindelijk laaten wij hier uit , ter vijfde leeren: „ dat in een tijd, waai in de Kerk van Christus , ir „ bloei en luister toeneemt, zomtijd: , de grootfte benaauwtheid en bangftc „ vervolging nabij is , die God echtei „ naar zijn eeuwig plan , doet mede „ werken ten goede van zijn Volk." Di Hand. 8. vs. ia, én 3. Vijfde , Leering,  Hand. 8. vs. ia. en 3- 64 HET LEVEN VAN De waarheid hier van , vind gij iit zeer veele tijdvakken van Gods Kerk, in de afgeloopene eeuwen. Hoe duidelijk werd dit befpeurd, toen Jesus Apostelen door den Heiligen Geest, bekwaam gemaakt werden, om de grondflagen te leggen , van een rijk, dat Zon en Maan verduuren zal. Werden duizenden bekeert van de duisternis tot het licht, de Vorst der duisternis waapende te gelijk al de magt der helle , tegen hen. Wierd Stephanus vervuld met den Heiligen Geest , 'Saulus van Tarfen , werd door helfche woede ontftooken, om hem, en alle die, van dien weg waaren, bloedig te vervolgen. Dan, had de Zatan dit ten kwaade gedacht, God had het ten goede gedacht. Vluchteden dan Jesus waare aanbidders , zij verbreideden zijn eer en roem in alle plaatzen. Vliegt een dolle Saul van huis tot huis, verwoestende de Gemeente; God, de Allerhoogfte, wiens oog op zijne Kerk gevestigd is, zal dien eigen vervolger, in zijne woede, door almacht fluiten, en naar zijn eeuwig  PAULUS den APOSTEL. 65 wig plan doen medewerken, ten goede van die zelfde Gemeente! Nuttige en tellens troostvolle Leering, voor u geloovig erfdeel van Jesus! het leert u, en ten aanzien van den toeftand van Gods Kerk , en van uw eigen beftaan, voor Hem met eene heilige voorzichtigheid te verkeeren, nooit vreede, vreede , zonder gevaar te roepen. Op de lieflij kfte zonneftraalen en het fchoonfte en ftilfte weeder , volgt wel eens eenen loeijenden donder en den vreeslijkften ftorm ; zoo ook in dit ondermaanfche wisfelen vaak natuur en genade, vooren tegenfpoed, elkander af, en dikwerf onverwacht: dan, troostrijke waarheid! alle die afwisfelingen worden door God , uwen verbonds God, de Koning zijner Kerk beftuurd! Zij werken ontwijffelbaar mede ten goede, fchoon gij dit niet bezeft! Welk een voorrecht, welk een heil, onder dit beftuur geloovig en in een ftil vertrouwen te leeven! Wat 'er ook gebeure , gij wordt zalig ! uwe ziel zult gij als een buit uit deZe waereld wegdragen. Nog maar een kor* /. Deel. E ten Hand. S. vs. ia. en 3.  I Hand. 8. vs. ia. en 3> Jjde % HET LEVEN VA» 0 ten tijd ,- en gij wordt daar overgebragt, waar geen Sauls meer vervolgen zullen! waar geen vijandfchap meer plaats zal hebben , waar geen zonde meer zal woonen ! waar gij Gods wegen, en zijn wijs beftuur , met • aanbidding volmaakt zult goedkeuren; en behooren zult tot die Gemeente, welke geen vlek of rimpel heeft ! om eeuwig in het licht te wandelen ; want aldaar zal geen nacht zijn! waar gij in den grootften nadruk, ondervinden zult, dat die hier met traanen zaaien, daar, maaien zullen met gejuich. Amen !  PAULUS den APOSTEL. "6f IIde LEERREDEN. saulus blaazende dreigingen en moord Nabij damascus , door een groot licht uit den hemel omscheenen. Text: Hand. 9 vs. i—4. ïngejl. En Saulu blaazende nog dreigingen en moord, zegen de. Discipelen des Heer en, ging lol den Hoogcnpriester. En begeerde brieven , van hem, naar Damascus, aan di Sijnagogen, op dat, zoo hij cenige die van dien weg waren ; vonde , hij (dezelve') beide Mannen en Vrouwen, zoude gebonden brengen na Jerufalem. En als hij reisde, is 't gefchied dat hij nabij Damascus kwam, ende hem omfcheen fnellijk, cc?i licht van den hemel. En ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij eene ftem , die tot hem zeide , Saul9 Saul, .wat vervolgt gij mij? JNÏooit zijn de helfche aanflagen, van den Vorst der duisternis , dien Overften E 2 der Hand. g. vs. 1—4.. ingefl. Inleiding.  Ó"S HET LEVEN VAK Hand. o. vs. 1—4. ingefl. Ier magt en des luchts, die krachtig werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid , gevaarlijker, en meer te vreezen, dan wanneer hij zich onder de Goddelijke toelaating , verandert, in de gedaante van een Engel des lichts : zo lange hij als een woedende leeuw, brullend rondom gaat , zoekende wien hij zoude moogen verilinden , is hij minder te vreezen , dan waapent zich de Christen Kruisheld met het fchild des geloofs , xnet het zwaard des Geestes, en den helm der Zaligheid , en in die Goddelijke wapenrusting, kan hij , onder het oog van den Overlten Leidsman zijner Zaligheid , de vuurige pijlen des Satans wedcrftaan; maar wanneer hij listig zijne booze aanflagen weet te verbergen en zich van de zwakheeden van het bedorven hart, van het zwakke vlees te bedienen , dan is hij meer te duchten , veel gevaarlijker en behaalt dikwerf de overwinning in het menfchelijk hart , zijne helfche oogmerken bereikende, zoo deed hij Noach tot dronkenfchap, Loth tot bloedfchande, Job toe vervloeking, van den dag  PAULUS den APOSTEL. 69 dag zijner geboorte, David tot over- i fpel , Hiskia tot trotsheid, en Petrus j tot eene beè'edigde verloochening, van zijnen God en Heer vervallen. Maar, nog gevaarlijker zijn zijne listen , wanneer hij om zijne eeuwige vijandlchap tegen God en zijn erfdeel te betoonen, zich bedient, van Menfchen die eene gedaante van Godzaligheid vertoonen , en de kracht daar van verloochent hebben; dan zijn vooral, door zijne hulp, die kinderen der duisternis voorzichtiger en listiger, dan de kinderen des lichts in hunne gedachten : Zoo bonsde een Abfalom, onder fchijn van zijne belofte aan den Heere, te Hebron te betaalen, zijn eigen Vader van den Troon ; zoo deed Jefabel , Nabod als een Godslasteraar fterven , om de erve zijner Vaderen in te Hokken ; zoo veinsde de fnoode Herodes , den tijd en de plaats van Jesus geboorte te willen wee ten , om Hem te aanbidden , maar in de daad, om Hem te vermoorden; zo ijverde Demetrius voor de Godinne Diana der Ephezeren , en zocht eigen voordeel. E 3 Dan Tand. o. 's. 1 — 4. ngefl.  Hand. g. vs. 1—4. jngefl. ro het LEVEN van Dan wilt gij, eene van zijne allergevaarlijkfte listen , leeren kennen, zij is deze : wanneer hij om het Godsrijk van Immanuël , zoo veel hem moogelijk is, afbreuk te doen en ramp en fmerten toe te brengen, zulken bezielt, die met een oogmerk, om God te' verëeren, in de daad mecnende, Gode daar door eenen welbehaagelijken .dienst te doen, hunne medemenfchen welke met hun in Godsdienftige begrippen verfchillen , zonder ontferming of mededoogen, jammerlijk doen omkoomen. Nooit toch woedt de vervolgzucht, en bloeddorst heviger, dan onder het dekkleed van den Godsdienst vermomd; dan worden de wreedfte bedrijven, als prijsfelijke daaden en de ontmenschte folteringen , waarvan de natuur anders een afgrijzen heeft, als rechtmatige lïraffen befchouwd. Ja, zo God dikwerf zulke verblinden, die hunne handen met dit onfchuldig bloed bevlekten, niet door zijne almacht beteugelt had , 'er ware voor lang in waarheid gefchreeven ; de naam der Christenen is uitge&elgt. Dan, welke ge-  PAULUS den APOSTEL. 71 gevaarlijke listen, welk eene helfche woede , den duivel, en dien door wien hij woelt en woedt , immer bezielen moge , God fielt die op zijnen tijd en wijze, paal en perk, zoo dat 'er van agteren in gezien word, de Heere regeert. En dit is het, dat wij in dit uur, in een aanmerkelijk en zeer gewichtig gedeelte , van het leven van Paulus den Apostel , u nader zullen voordragen. Hebben wij, in onze eerfte Leerreden over het Leven van Paulus den Apostel, aan uwen aandacht voorgefteld, wat gewijde en ongewijde Schrijvers, ons , omtrent den naam, afkoomst, en hoedanigheden , van dezen laatften der Apostelen berichten , en wat wij , van zijn hart en daaden te dier tijd te denken hebben,: nu gaat de gewijde Pen, van den heiligen Gefchiedfchrijver vóórt, om ons dien eigen Man , in zijn dolle woede , tegen de Navolgers van den verhoogden Lcvensvorst , al meerder eri meerder ijverende , nader te leeren kennen , en tellens hoe God getoont E 4 heeft, Hand. 9. vs. r—4, ingefl. Het Verband.  Hand. 9 vs. r - 4 ingefl. 72 het LEVEN van • heeft ; dat hij alle de woelingen , van den grootften en boosten vijand zijns erfdeels , en van deszelfs werktuigen , tot onderdrukking van Jesus Godsrijk ingericht , door zijn genadig en almachtig beftuur, aan de uitbreiding van dat eigen Godsrijk, en de afbreeking van het rijk der duisternis , heeft doen dienstbaar worden. Dat God daar toe , eenen zeer zonderlingen en wonderbaaren weg, heeft ingeflaagen,daarin,dat een der grootfte vijanden , van zijn rijk, wanneer hunne vreeslijke woede , tot eene zeer gevaarlijke hoogte geftecgen was, door hem wondcrdaadig gcftuit, en deze juist toen , van hart en weg verandert is , wanneer hij naa eene vergeleegene Stad, te dier tijd nog eene veilige fchuilplaats, voor zijn vervolgd erfdeel, heenen fnclde, om zijne helfche woede , den vollen teugel te vieren ; daar hij op het oogenblik dat hij daar binnen zoude komen , op eene allerwonderbaarfte wijze , in zijnen onbezuisden loop gefluit , en in plaats van door den donder van Gods wraak ver-  PAULUS den APOSTEL. 73 verpletterd, en door een onverwachten '■ dood, alzoo in eene eeuwige rampza-: ligheid, neder geftort te zijn, gelijk hij zich waardig had gemaakt, door het verwoesten der Gemeenten; hij , naar den onbegrijpelijken rijkdom van Gods genade , ter bevo ordering , en bevestiging van den waaren Godsdienst, zoo van hart en weg veranderd is , dat hij van een verftokten Jood, eenen geloovigen Christen , van eenen woedenden vervolger, eenen ijverigen en Godverheerlijkenden Prediker van die zelfde leer, welke hij te vooren vervolgt had , door Jesus wonderdoende magt, en heerfchappij voerende genade, op 't onverwagtst geworden is. Tweehoofdzaaken, zullen ten dien einde, 'onze verklaaring uitmaaken : wij moeten Sauls.al hooger en hooger klimmende woede , zijne dreigingen en moord blazende vijandfchap , en daar uit voortkoomende pogingen , om die tot in Damascus voorttezetten, naauwkeurig befchouwen. En dan eerbiedig letten, op de wonderbaare en Godverheerlijkende E 5 wij- Tand. 9. 7S. 1—4. ngefl. Veriet' ling der Texty/oor' den.  74 het LEVEN van Hand. o vs. i —4 in&efl. Over de, geloofwaardigheid, va hetverliaa vanLuea: ■ wijze, waar op , de verhoogde Heilvorst, dit gefluit, en hem van hart en weg veranderd heeft. Gewichtige ftoffe, onze eerbiedige overweeging , dubbel waardig ; die ons de duidelijkfte bewijzen , van de blindheid en vijandfchap van het menfchelijk hart, zoo lang het door Gods Geest niet verlicht en geheiligt is , en teffens van de grootheid van Gods genade, en van zijne wijsheid en zorg omtrent zijne Kerk zal opleeveren ; en uit dit oogpunt befchouwd, ter bevestiging van de waarheid , en Goddelijken oorfprong , van den Christeliiken Godsdienst doen {hekken. „ God die gezegt heeft, dat het „ licht uit de duisternis zal fchijnen , „ die fchijne in onze harten, om te „ geven verlichting der kennis, der „ heerlijkheid Gods , in het aangezicht „ van Jesus Christus! Hij zeegene „ daar toe onze Godsdienflige poogingen, ,-, ook in dit uur. Amen!" - Wanneer wij onzen aandacht vestigen , op den Schrijver van deze zeer oude !en zeer gewichtige gebeurtenis, dan verdient  PAULUS den APOSTEL. 75 dient dit onze opmerking , dat, daar hij in zijn eerile boek , zulke zaaken verhaalt, die hij wel zelve niet gezien , maar op het getuigenis van anderen, bekleed met toereikende redenen van wetenfchap , in derzelver ontwijffelbaare waarheid , had leeren kennen : hij, in dit boek, zodanige gebeurtenisfen voordraagd , die hij of zelve bijgewoond heeft, of waar van hij , hen die dezelve waren overgekoomen , van naabij kende. Voornaamelijk heeft dit plaats, omtrent het geene hij van Saulus verhaalt, met wien hij dikwerf gereisd , en zeer veel verkeerd had: waarom hij dit zijn tweede boek . door de beituuring van Gods geest, voornamelijk inricht , om het leven! en zeer veele lotgevallen , van dier grooten en uitmuntenden Apostel , t£ verhaalen, en alzoo de leer van der Christelijken Godsdienst te ftaaven; daar om teekend hij hem, hier ook zoc naauwkeurig, naar zijn in- en uitwen dig beitaan , hem befchrijvende, als hlaa Hand. js. 1—4, ingefl. 1 l »  y6 het LEVEN van Hand. o. vs. i—4. ingefl. Saulus blaazende dreigingen en moord. blaazende nog dreigingen en moord, tegen de Discipelen des Heeren. Wanneer wij, de Griekfche woorden , die Lucas hier eigenaartig beezigt, in* zien , • dan zijn zij zeer krachtig , zeer zeldzaam: ontleend , naar het oordeel van onderfcheidene taalkundigen , of van een moordkreet, die in een bloedigen Veldflag wordt aangeheven , om alles te vernielen, 't zij, bij het inrukken in een overwonne Vesting, wanneer dezelve ftormender hand ingenomen , en met vuur en zwaard verwoest wordt, of gelijk zeer veele denken, van een vuurigen Jager , die het vluchtend wild, met alle drift naazet, om het zeker te treffen en gewisfelijk te vellen. Of gelijk het mij eigenaartiger voorkoomt, van het woest en verfcheurend gedierte , dat hunnen prooi reeds lang vervolgd, hijgend en blaazend opzoekt, dorftende naa bloed en heet op roof, zoo dat hun loeijen of brullen van verre gehoord wordt, en fchrik en ontzetting verfpreidt. Gelijk een vuurige en  PAULUS den APOSTEL. 77 en brullende leeuw, zijnen prooi met"; ontemb're woede naazet, om die ce ver- in: fchcuren en te verflinden. De zogenoemde Alexandrijnfche vertaaling des Ouden Testanients, bedient zich van deze Griekfche woorden , om die Hebreeuw fche uittedrukken , die, het eene befpringen , verwoesten, het andere drukken beteekenen , en eigenaartig uitdrukken , die woede, die houding, van een verfcheurend dier , wanneer het zijnen vervolgden en nagezetten prooi , binnen zijn bereik gekreegen hebbende, befpringt, met zijn klaauwen ter neder drukt, en verfcheurt. En dit is juist eene allernaauwkeurigfte teekening , van het beftaan van Saulus, in dezen tijd, door Lucas zoo verheven als eigenaartig uitgedrukt. Leert de menschkunde , door ervaaring in alle eeuwen, dat een booswicht doorgaans niet eensklaps koomt, tot het begaan der fnoodfte daaden , maar van trap tot trap zijn geweeten verdoovende , al boozer en boozer wordt, tot hij zoo ongevoelig wordt, dat hij eindelijk mis- daa- nd. 0. 1-4. Sfifl.  78 het LEVEN van Hand. 9 vs. i—4 ingefl. ■ daaden begaat, die , het menfchelijk hart doen zidderen. Dit ontdekte zich juist zoo in Saulus : eerst vervoerde hem zijnen valfchen Godsdienst-ijver , tot een goedkeurend befchouwen der bloedige vervolging ; hij bewaarde eerst de kleederen , der geenen , die Stephanus fteenigden , vervolgens teekent ook Lucas aan, dat hij een welgevallen had in den dood , van Stephanus, dat heilig mensch , die biddend den geest gaf, en op wiens krachtig gebed, met ftervende lippen tot God opgezonden, Augustinus zegt, dat Saulus aan de Kerk- gefchonken is: daarna zegt hij dat Saulus een verwoester der Gemeente werd, gaande in de huizen , trekkende Mannen en Vrouwen, leverde hij -: ze over in de gevangenis; zoo verliep zijne ontluikende jeugd. Met zijne jaaren nam zijne driftige en woedende vervolgzucht al meerder en meerder toe. Was hij nog' een Jongeling , toen de getuigen hunne kleederen aan zijne voeten nederleideden ; hij was , hoe jong ook , reeds zoo verouderd, en ver-  PAULUS den APOSTEL. 79 verftokt in zijne woede en vervolging, B dat hij daar in voortgaande nu , drei- ü gingen en moord blies, zelfs in zulk eene trap en maate als hij te vooren noch nimmer gedaan had : bij het klimmen zijner jaaren , bij het toeneemen i en ontwikkelen zijner kundigheeden, was; hij noch wijzer , noch bezadiger geworden. Hoe veele aandoenelijke. vertooningen , in het vervolgen, in het verwoesten der Gemeente , zijn dollen ijver reeds mogt verwekt hebben, hoe veelen hij zonder mededoogen, zonder aanzien van jaaren, of fexe, naar.de gevangenis had doen fleepen, of in de Sijnagoge doen geesfelen, of gedwongen had, Hem te lasteren, dien zij als hunnen God . en Zaligmaker befchouwden; niets had hem verzaadigt; of in zijne, woede bepaalt ; neen, hij bleef noch dreigingen en moord blaazen; hij ging nog van bloeddorftiger aanflagen zwanger en daar hij Jerufalem een geruimen tijd met bloed en traanen had vervuld, zoude hij nu, in afgeleegene S te- and. 9. 1.1—4. geil.* fi S ,5 ) Q s 1  8o HET LEVEN VAN Hand. 5 vs. 1—4 ingell. Hij doet dit, tege\ de Disci pelen de Heeren. • Steden zijnen prooi zoeken naatezetten , ' en te verfcheuren. En dit ontzettend en Godtergend ge. drag van Saul , teekent Lucas in des: zelfs boosheid en godloosheid ' naauwkeurig , wanneer hij de voorwerpen zijner vervolging noemt de Discipelen des Heeren. Gelijk het zeker is, dat de Schrijvers des Nieuwen Testaments in het gemeen , en Lucas in het bijzonder, gewoon zijn, den eeuwigen Zoon des eeuwigen Vaders, na dat hij hier de geftaltenis eenens dienstknegts aangenoomen hebbende, de reinigmaaking onzer zonden door zijn eigen bloed te weeg gebracht heeft, en gezeten is, aan de rechterhand der Majesteit, des troons Gods , in de hoogde hemelen, meestal den eernaam van Heere te geeven, trouwens dit was zijnen voorfpelden eernaam , zo , hadden zij hem leeren kennen, als dien Heere, hunne gerechtigheid; zo verftaat dien zelfden Schrijver, door de Discipelen van deezen Heer, geene an-  PAULUS den APOSTEL. Si anderen , dan , die zijne leer geloovig hadden aangenoomen, en hem, met Thomas, erkenden en beleeden, ais hunnen Heer en hunnen God; de Belijders van het Christendom droegen dezen naam , tot zij te Antiochien, naar Hand. XI: 36. Christenen genoemd werden, waar zij , van zijnen mond, licht en genade , door zijn onderwijs geleerd waren aftehangen, en voor zijn naam en eer uittekomen, niettegenflaande al den imaad en finart, om zijnen wil hen aangedaan; zij Haarden irlet een geloovig oog, op zijn eigen woord , in de waereld, zult gij verdrukking hebben', maar hebt goeden moed, ik heb de waereld overwonnen ; zij rekenden her. hunne eer, Hem te belijden, voor de menfehen , verzekerd zijnde , dat hij naar zijne onveranderlijke toezegging, hen eens belijden zoude voor den Vader en Zijne Engelen : en het fchijnt ons toe , dat Lucas dezen juist noemt Discipelen of Leerlingen des Heeren, o:n het booze en godlooze van Sauls woede , ons te doen opmerken ; want deze waren niet alleen zijne I. Deel. F maag- Hand. 9. vs. 1—4. ingefl.  32 HET LEVEN VAM Hand. g. ] VS. I—4. ingefl. 1 \ naagfchap naar den vlecfche , van zijrï :igen gedacht, aan wien hij dus, door ;ene naauwe betrekking, verbonden was;, naar ook menfchen, die hem nimmer ueleedigd hadden, die hij naar die wet, waar van hij zelve den Goddelijken oorfprong, en het geweeten verbindend gezach erkende, verpligt was lfef te hebben , en wel te doen. Ja, maar dit waaren juist zulke menfchen, die verfcheidcne hoofdwaarheden, van dien zelfden Godsdienst, van Sauluserkenden , en fchoon zij in andere gewichtige leerftclfels, van den Godsdienst met hem verfchilden, echter,.in die Godsdienilige begrippen , zoo wars waren van haat, wraakgierigheid en vervolging, dat zij, naar de Leer en het voorbeeld van den Grooten inlteller van hunnen Godsdienst, gewoon waren voor hunne vervolgers te bidden, en hunne vloekende vijanden te zegenen; welk eene vreeslijke woede , welk eene heete drift naar bloed en moord, teekent dit alles dan in den vervolgzuchtigen Saulus , daar hij tegen deze onfchuldige en braave menfchen  PAULUS den APOSTEL. 83 fchen van zijn eigen gedacht en maag I fchap naar den vleefche, zo vreeslijk j woedt, dat hij tegen dezen, dreigingen en moord blaast ,• zoo dat tegen hen zijnen mond vol is, van vervloeking , en zijn keel als een geopend graf; zo dat hij, nu de hoofdftad des Joodfchen Volks, de Huizen , de Sijnagogen , ja geheel Jerufalem , met bloed en traancn vervuld hebbende, een ontwerp , door bittere woede en helfche vijandfchap ingegeeven, poogt uit te voeren , om naar Damascus te trekken, en van daar Mannen en Vrouwen , Discipelen des Heeren zijnde, gebonden naar Jerufalem te brengen. Dit teekent ons de gewijde Pen, van den heiligen Historiefchrijver aan , en teffens geeft zij ons bericht , van de wijze , waarop hij dit gemaakte ontwerp naar zijn denkbeeld, met den besten uitdag zocht uittevoeren. Wij vinden 'er dit bericht van : hij ging tot den J-Joogenpriester, en begeerde brieven van hem naar Damascus, aan de Sijnagogen, opdat zoo hij eenige die van dien weg [and. 9. s. 1—4. igefl». Hij hegeerde van den Hogenpriester,brievetinaar Damascus.  84 het LEVEN vak Hand- 9. vs. r—4. ingeil. waren, vond, hij dezelve beide, Mannen, en Vrouwen, gebonden zoude brengen naar Jerufalem. Toen Stephanus zoo moordaadig werd omgebragt , ontftond 'er naar het ilte vs. van 't voorig 8fte hoofdd. te dien dage eene groote vervolging, tegen de Gemeente, die te Jerufalem was, en zij werden alle verftrooit , door de Landen van Judea en Samaria , behalven de Apostelen; dan fchoon de Discipelen des 'Heeren, in dezen, naar de Goddelijke les van hunnen verhoogden Meester, zich gedragen hadden , wanneer gij in de eene Stad vervolgd wordt, vliedt in de andere, dit alles kon hen niets baaten; hunne woedende vijanden , wel verre van nu zich ftil te houden, nu de Gemeente te Jerufalem verwoest was, fpooren ook hunne fchuilplaatfen op, en zijn rusteloos bezig, om ook hen daar te vervolgen, en uitteroeijen; en onder deeze munt Saul in list en woede uit; hoe ver Damascus ook van Jerufalem verwijderd was, hoe veilig ook daar, de fchuüplaats fcheen voor de verftrooide Gemeente, voor de ver-  PAULUS den APOSTEL. 85 vervolgde Discipelen des Heeren, hij heeft een plan uitgedacht , een ontwerp beraamt, dat zo het gelukte , het geheele Joodfche Volk van zijnen ijver, voor den Vaderlijken Godsdienst zoude overtuigen , en die gevluchte Christenen , die zich daar veilig waanden , zeker doen omkoomen , daar hij hen tot de dood vervolgen wilde , en niet resten, voor dat hij, die bij hem gehaate fecte, zal uitgeroeid hebben, naar Hand. 22: 4. Dit Damascus, werwaarts hij zich ten dien einde begeeven wilde, lag in een zeer aangenaame Landftreek , bij de riviere Pharphar, ten noorden van het Joodfche land, aan de noordkant van den berg Libanon, in Sijriën, en was eertijds, de hoofdftad daar van, die zeer bloeide door den Koophandel, de beste bron van welvaard voor Land en Volk, een zeer oude Stad , volgens de oudfte berichten, door Us, Amrams Zoon, een van Sems Zoons Zoonen gebouwd, waar van bij den Propheet Jefaia Cap. 7 vs. 8. deze zeldzame voorfpelling geboekt is , dat zij de Hoofdftad van Sijriën zoude F 3 We¬ lland. 9. VS. I—4. ingefl, Befchrijving van Damascus.  ■86 .het LEVEN van Hand. o vs. 1—4 ingefl. wezen, tot dat hij gebooren was , die ' heerfchen zal van zee tot zee , en van ,de rivieren tot aan de eindens der aarde. Te dezer tijd, was zij, zoo veele denken, aan het waercld dwingend Roome onderworpen, dat dan echter de teugels der regeering daar in handen van Aretas den Koning van Arabiën liet , die aldaar eenen Stadhouder had naar 2 Cor, XI: 32. zij was zeer Volkrijk, en 'er woonden een groot getal Jooden , dat al zeer aanmerkelijk moet geweest zijn , zoo dat de Inwooners van Damascus 'er eenmaal tienduizend Jooden, onder de regeering van Keizer Nero hebben omgebragt; (*) op dien tijd, genooten zij daar groote voorrechten , en hadden 'er hunne Sijnagogen, gelijk Lucas in "t meervouwige in onzen Text meldt; dit waaren openbaare Vergaderplaatfen , welke na de Babilonifche gevangenis, in alle Steden (*) (Gelijk Jofeph: 2de B. 4ifte h. zegt) om dat alle de vrouwen der Damasceners eenige ■weinige flechts uitgezonderd , den Joodfche.n Godsdienst toegedaan warejj.  PAULUS den APOSTEL. 87 den en Vlekken, daar Jooden woonden , j voor het uitllorten van plechtige gebe- j den, het leezen der heilige wet en het onderwijzen van het Volk, tot den Statelijken eerdienst van Israëls God, gefchikt waren. (*) En daar nu derwaarts , veele en zeer voornaame leerlingen van den Heere Jesus Christus, gevlucht waren, en tot nu toe daar veilig leefden, was hij beducht, dat deze daar, de Jooden tot hun- (*) Dat de Jooden door de geheele waereld, toen reeds verftrooid waren onder allerlei Volken, leert ons Hand. 1: 5—12. en de beroemde Leidfche Hoogleeraar de Moor, geeft in zijne Verhandeling over die woorden, (te vinden in zijne oude en nieuwe dingen pag. 368.) breedvoerig en naauwkeurig op , de ondericheidene tijden en gelegenheden , waar op dit gefchied is ; en gelijk de Jooden in Jerufalem, onderfcheidene Sijnagogen hadden , waar in zij God dienden, in de taal van dat Land, waar in zij woonden , gelijk onder anderen ook uit Hand. 6: 0. blijkt, zo is het zeer waarfchijnelijk , dat zulks ook in andere groote Steden , zoo wel als te Damascus en elders , zal hebben plaats gehad. F 4 land. (j. ■s. r—4. ngefl.  88 het LEVEN van Hand. 9. vs. 1—4, jngefl. hunne gevoelens, even gelijk re Jerufalem , mogten overhaalen , en van eten Godsdienst hunner Vaderen doen afvallen ; en , daar zijn haan en woede tegen Jesus van Nazareth, geen paal noch perk kende, oordeelde hij , juist deze buitenlandfche Stad, de fchuilplaats zijner gehaate vijanden, zeer gefchikt, om hen daar in zijne magt te krijgen , te binden, naar Jerufalem te ileepen , cn hen door het gezag van den Grooten Raad, te doen omkoomen, als wel weetende dat in dien tijd, de Jooden aldaar groote voorrechten genooten. Daar regeerde Aretas de Koning van Arabiën, aan eene Dochter van den Viervorst Herodes gehuwd; deze begunftigde in zijn hart den Joodfchen Godsdienst , waar van zommige willen, dat hij belijdenis gedaan heeft, en dus een Joodengenoot zoude geworden zijn, dan fchoon wij hier voor geenen genoegzaamen grond vinden, weeten wij zeker , dat hij opentlijk de Jooden befchermde , en zijne magt geleend heeft tot het, vervolgen der Chris- te-  PAULUS den APOSTEL. 89 tenen , gelijk wij vinden 2 Cor. XI: 32 en 33. Bovendien fchijnt hij zich listig van eene zeer gunftige en juist toen voorvallende gelegenheid bedient te hebben, om zijne helfche oogmerken , beter te kunnen bereiken; want fchoon de Koning Aretas , het gebied voerde in Darrascus, was het (zo veele denken) onder het Opperbewind der Romeinen, die eenen Stadhouder hadden in Sijriën, aan welken het geheel onderworpen was; dan van het laatfte van het drieëndertigfte jaar der christelijke jaartelling, was 'er geen Romcinfchen Stadhouder in Sijriën, zijnde Pomponius Flaccus, op het einde van het drieëndertigfte jaar overleden, terwijl zijn Opvolger Vitellius , die toen te Roome Burgemeester was , eerst in het laatfte van 't vijfëndertigfte jaar, in Sijriën gekoomen is. Van dezen tusfehentijd, fchijnt Saulus zich bediend te hebben , even gelijk de Joodfche Hoogepriester Ananias, deed, tusfehen het Stadhouderfthap van Porcius Festus , en dat van Albinus, om Jacobus, den Broeder F 5 de£ Hand. 9. vs. 1—4. ingefl. '  Hand. 9, vs. 1—4, Sngefl. (*) Zie Jofeph. Oudh. B. 20. h. 8. Plev. ad h. 1. en Schutte H. Jaarb. 3- d. pag. 37. welke laatfte Schrijver echter meent, dat Vitellius , (die ook naar zijne opgaave in dat jaar eerst in Sijriën kwam) aan de Jerufalemfche Jooden die hij zeer geneegen was, toegeftaan heeft, om uit Damascus beide Mannen en Vrouwen , gebonden naa Jerufalem te brengen.. 90 het LEVEN VAN des Heeren en eenige anderen te doo< den , (*) om ook zoo te vrijer , Jesus Navolgers te vervolgen, - en uitteroeijen; daar hij wist hoe veel begunftiging de Jooden te Damascus vonden, onder het beiluur van Aretas. Maar ook fchijnen de Jooden volgens de oudfie berichten in Damascus, bijzondere voorrechten bezeten te hebben, zie 1 Kon. 20: 34. en hier uit leiden geleerde uitleggeren af, dat de Jooden in die Stad eenige Straaten hadden, Waar in zij, volgends het verbond met Benhadat,den Koning van Sijriën,' en Achab den Koning Israëls,geflooten, een onafhankelijk gezag voerden , en zeker is het dat de Romeinen , naar de geleerde aanmerking van  PAULUS den APOSTEL. 91 .van den beroemden Hugo de Groot, den Joo- H: den en in, en buiten Canaan, waar zij Sij- in; .nagogcn.-nadden , de magt lieten, om inzaaken de'ri Godsdienst betreffende, menfchen gevangen te neemen en. zelfs met geesfelingen te ilraiTen. Zij hebben zelfs, onder de hecrfchappij der Romeinen zijnde, doodvonnisfen geveld en uitgevoerd, gelijk in Stephanus gebleeken is, (*; dan door hun- (*) Waarfchijnelijk , zui!cn zommige dit Icczende denken , hoe kcomc dit overüen met de taal der Jooden, tot Pilatus, Joan. ;3- v* ."t. het is ons niet geoorloofd icmttrJ ie deiden, en mee het getuigenis van Maimonïdtt, die ste&t, vtertig jaaren voor het verwetten rsn den tweeden tempel hebben de doodvonnisfen opgthmden fn ïsrslt. Is nu Jerufalem verwoest eenenzeventig ja.ucn na Christus geboorte, dan zoiu'j, a'.^ me:i bij de drieSndertig jaaren van 's Ilcilandi leven dccze veertig voegt, twee jaaren voor zijnen dood die magt den Jooden ontnoomen zijn, en evenwel kan men niet ontkennen, dat de Jooden van die magt , na dien tijd, meermaalen zich. bedient hebben : want wij leezen meermaalen bij de Euangelisten , dat de Joodfche Raad diemaren uitzondt, om Jesus te grijpen, op dat zij JJem dioden mogten. Uit Hand. 5: 33. blijkt het dat nd. 9. 1—4» ;eIL  Hand. 5 vs. I—4. ingefl. 92 HET LEVEN VAN hunne dolle woede en verkeerden ijver voor eenen misvormden Godsdienst, en ver- loo- dat zij raad hielden , om Petrus en de andere apostelen te dooden, vergeleken met vs: 29. Ja zij naamen niet flegts zulke befluiten, maar voerden die ook uit, naar Hand. 6. Want Stephanus op de aanklagt, van valfche getuigen, voor den Raad gebragt , naar vs. 12. en van Godslastering befchuldigd, zat de Hoogepriester, naar Hand. 7: 1. in dien Raad voor, en ondervroeg hem : naar het 58fte vs. word het vonnis des doods, de fteeniging namelijk, naar Deut. 17: 7. aan hem uitgevoerd, en wel op de gewoone wijs, zoo dat de getuigen, eerst hunne kleederen afgelegd hebbende, hem fteenigden. Saulus verklaart het, met zoo veele woorden, aan Koning Agrippa , als ze omgebragt werden, fiemde ik het toe. Ja het zoude hem zeiven overgekoomen zijn , had hij zich niet op zijn Romeinsch Burgerrecht beroepen , naar Hand. 23: 27. en 24: 5-8. Het blijkt ook uit een ander gezegde, van den Raad, tegen Pilatus. Joan. 19. vs. 7. Wij hebben een wet en naar onze wet moet Hij fterven , want Hij heeft zich zeiven Gods Zoon gemaakt. Eindelijk , wat het getuigenis van Maimonides aanbelangt, de doorgeleerde Jofephus Schaliger heefc bevveezen, dat het Joodfche land onder de overheerde landfchappen, der Romeinen gebragt is, niet veertig jaaren voor da ver-  PAULUS den APOSTEL. 93 loorene vrijheid vervoerd, misbruikten zij veele van de aan hun vergunde voorrechten, waar- \ verwoesting van Jerufalem , dat is, in 't vijftiende jaar van Keizer Tiberius, maar eenenzestig jaaren voor die verwoesting , als Archelaus naa Vienna verzonden is ; en toen zijn , wel de doodltraffen van Israël opgehouden , in burgerlijke, maar niet in kerkelijke zaaken, gelijk de bijgebragte bewijzen uit de handelingen der Apostelen aantoonen. Vraagt men nu hoe dan de woorden van de Jooden , hst is ons niet geoorlooft iemand te dooden , moeten verftaan worden ? Wij antwoorden : dat wanneer wij de gefteldheid des gemoeds, van den Joodfchen Raad, in dien tijd en van hunne magt en oogmerken nagaan, deze anders duistere plaats , zeer duidelijk kan worden verklaard. Tot een grond daar van leggen wij, deeze aanmerking. Toen de Romeinen het Joodfche Land tot een wingewest gemaakt hadden, zonden zij Stadhouders, deze de hoogheid des Roomfcben Rijks en des Keizers verbeeldende, waaren bekleed met de inagt, om alle misdaaden tegen dat hoog gezag begaan , volgends de Romeinfche wetten, te ftraffen , waarom de Stadhouder Quintelius Varus , tweeduizend Jooden liet aan het Kruis fterven, naar het getuigenis van Jofephus, naar die Romeinfche wet', die zegt, dat de ftichters van opftand en oproer onder een Folk , zullen naar hunnen Jlaai Hand. VS. I—4. ingefl.  94 h \ t LEVEN van Hand. g. v vs. i—4. ingefl. C « < 1 1 1 I t racirdoor de Romeinen getergd werden, n dit heeft eindelijk, hunne verdrijving uit, aai en waardigheid , of aan een Kruis gehangen S, t den beesten voorgeworpen , of op een Eiland gebanen worden. Pilatus had onlangs eenige Galileërs m oproer ter dood laaten brengen , Bariabas was ook daarom gevangen, en 'er zaaen toen ook, twee tot bet Kruis veroordeelle misdaadigers ; dan daar de Romeinfche Staat;unde de onderhoorige Volkeren naar hunne :igene Godsdienftige wetten liet leeven, ftonien zij ook aan de Jooden het itraffen toe, pan de overtreeders der wetten, van den Godsdienst , en het Heiligdom; gelijk uit de te rooren bijgebragte bewijzen , getoond is. Bij de Jooden nu was reeds beflooten , Jesus te doen fterven, om dat Hij naar Joan. 11: 45—53niet alleen veele tekenen gedaan had, maar ook Lazarus uit den dooden had opgewekt en daar door veele in Hem geloofden; hier op hadden Zij in hunnen Raad beflooten, dat zij Hem dooden zouden , en niet alleen Hem maar ook Lazarus, naar Joan. 12: 10. eindelijk kreegen zij Jesus gevangen, en op de befweering van den Hoogenpriester bij den levendigen God : rondborstig zich verklaard hebbende dat Hij de Christus de Zoon van God was, werd Hij ter' dood veroordeelt; dan, hadden zij Christus toen naar hunne Wetten ter dood gebracht, dan  PAULUS den APOSTEL. 95 uit, en de verwoesting van het Land hunner Vaderen , ten gevolge gehad. Uit dan hadden zij Hem als een Godslasteraar, even als Stephanus moeten doen fteenigen; maar daar zij de allerwreedfte doodftraf, de kruifiging hem wilden doen ondergaan, waar voor ook nog eene verborgene reden was naamelijk, zij vreesden vooral op het feest het Volk, wilden zij Hem daarom door de Romeinfche Oppermagt doen fterven , daar kon het Volk zich niet tegen verzetten, daarom fielden zij Christus, aan Pilatus voor, als fchuldig aan zulk eene misdaad , die niet tot hun rechtsgebied behoorde , naamelijk het Crimen lesfa Majefiatis, de misdaad van gekwetfie Majefteit, gelijk Lucas opgeeft, Luc. 23: 2. daarom zeggen zij , wij hebben geen magt, of het is Ons niet geoorloofd zoo iemand te dooden , gelijk zij ook naderhand daar zoo op aandrongen, fchreeuwende, hij beroert het Volk, beginnende van Galiiea af tot hier toe! en zulk eenen te oordeelen, was hen niet 'geoorloofd. De Kruisftraf iemand aan te doen , of om zulk eene misdaad te ftraffen, was hen niet geoorloofd, waarom ook Joannes, 'er terftond in *t volgende vs. op laat volgen : cp dat het woord] E su vervuld werde, dat Hij gezegd, hadde, beteekenende hoedaanigen dood Hij fterven zoude. Waarom ook Pilatus terftond in 't Rechthuis ging en den Heere Jesus over de Koninglijke waardigheid ondervroeg, gelijk Joannes leert. 3and. ov. as. 1—4. hgefi.  $6 HET LEVEN VAN Hand. 9. vs. 1—4. ingefl. In wik eene betrekkingde Hoogepriesterdeze brieyen gegeven heeft. (*) Dit is bet gevoelen van den zeer kundtgen Heer A. Moonen, in zijn Werk , Paulus onder de Heidenen, p. 4. dan gelijk ik Gama» liël, nimmer op de lijsten der Hoogepriesteren van dien tijd gevonden heb , zoo heb ik ook geen een bewijs kunnen vinden , dat hij immer Voorzitter van den grooten Raad der Jooden geweest is. Volgens eene; aloude Inflelling onder de Regeering van Koning Jofias , door dien Vorst gemaakt, en die ftand 'gehouden heeft, tot aan de Babilonifche gevangenis, en die men leest 2 Chron. 19: 8—11. is 'er altijd een Voorzitter geweest, uit het Huis van David, over burgerlijke zaaken, terwijl de Hoogepries- ter Uit dat eigen beginzel handelde thans Saulus daar hij ging tot den Hoogenpriester, en van hem begeerde brieven, aan de Sijnagogen te Damascus. 'Er zijn 'er, onder de Uitleggeren , die meenen , dat Saulus daarom van den Hoogenpriester , deze brieven gevraagt heeft, om dat hij waardiger en aanzienlijker was, dan het hoofd van den grooten Raad der Jooden ; en dat hij daarom, die noch van den Raad, noch van deszelfs Voorzitter, dat Gamaliël zoude geweest zijn, gevraagd hebbe, (*) maar  PAULUS dem APOSTEL. 97 maar van den Hoogenpriester, die zomin ige Annas , en andere tijdrekenkundige Ukter in den tijd, het Voorzitters Ambt, ten aanzien van het Kerkelijke bekleedde; de Joodfche .Raad, verloor wel, met de Babiionifche gevangenis , zijn gezag, maar na de herftelling der Jooden, en hunne wederkeering in Canaan , werd dit herfteld. Zerubbabel een Vorst uit het huis van Juda , werd toen de eerfte Voorzitter; en de andere Jofua de Hoogepriester; deze inftelling. duurde tot aan de dagen der Hasmoneën , wanneer het Hoogepriesterlijke geilacht, niet vergenoegd met het Kerkelijk beftuur, beide de Voorzitters plaatfen , aan zich getrokken heeft, zonder nochtans die twee aanzienelijke waardigheden , in een te fmelten; neen zij fielden als van ouds, twee Voorzitters aan; maar , daar de Voorzitter over Burgerlijke zaaken, te vooren ftandvastig uit het Huis van JJavid verkooren was , werd hij van dien tijd aan, uit het Priesterlijk geilacht genoomen; 't welk dus doende, met onderdrukking van Davids Huis , zich van het geheele bewind , zoo in het Burgerlijke als Kerkelijke zocht meester te maaken. In dezen ftaat bleeven de zaaken , in het vervolg voortduuren: dus was de gefteldheid van den Joodfchen Raad , in de dagen van den Zaligmaker, en vervolgends. Dit begrip , dient ook tot opheldering, van de anderzints zoo I. Deel. G <^is: Hartd. (f, vs. 1—4. ingeöi  Hand. s vs. i—4 ingefl. 98 HET LEVEN V A n . Uitleggeren , toen Cajaphas meenen ge' weest te zijn. Doch. duistere plaats, Luc. 3: 2., alwaar de EuangeIist den tijd willende aanwijzen, in welken Joannes de Dooper, zijnen openbaaren dienst begonnen heeft, onder anderen zegt: dat zulks gefchied is onder de Hoogepriesters Annas en Cajaphas: Twee Hoogepriesters waaren 'er nooit te gelijk geweest. Annas was Voorzitter in den Joodfchen Raad . over de Burgerlijke , Cajaphas die toen Hoogepriester was, over de Kerkelijke zaaken, en dus waaren deze twee destijds de Hoofden des Joodfchen Volks, in welke betrekking, zij daar ook van Lucas genoemt Worden ; te weeten , de naauwkeurige Historiefchrijver, heeft daar een twederleie tijdsbepaaUng willen maaken , zijnde de eerfte ingericht naar de Regeering van Keizer Tiberius, (wiens Stadhouder Pontius Pilatus was) van wien de Viervorsten, die hier teffens gemeld worden , öfhangelijk waaren; de andere, naar de Regeering van die geenen , welken des tijds in de openbaare Jaarboeken , als de Hoofden, van het Burgerlijk en Kerkelijk beftuur , des Joodfchen Raads \ bekend ftonden : want offchoon , de Jooden in die dagen , aan de Romeinen onder* worpen waren , had men hen echter, als een bijzonder volk , hunne overheden gelaaten. Deeze opvatting omtrent het tweeleedig Voorzit-  PAULUS den APOSTEL. 99 Doch, dat dit denkbeeld niet naauwkeurig is , kan men onder anderen ook hier uit afneemen , dat Saulus zelve hier van ons het tegendeel leert, Hand. 22: 5. uit welke aanteekening blijkt, dat hij tot den Hoogenpriester als het Hoofd en Voorzitter in den grooten Raad der zitterfchap in den Joodfchen Raad, zet geen minder licht bij , aan het verhaal van Joan. 18: vs. 13 en 14. En leidde hem eerst heenen tot Annas , "want hij was des wijfs Vader van Cajaphas, welke deszelven Jaars Hoogepriester was, dat is dus te verftaan: zij bragten den gevangenen Jesus eerst bij Annas, als zijnde nu Voorzitter van den Joodfchen Raad in 't politieke ; doch in deze zijne betrekking, fchijnt hij toen nog geen misdaad in den Zaligmaker gevonden te hebben; het welk dan ook de reden was, waarom hij Hem kort daarna , aan Cajaphas den Voorzitter in het Kerkelijke verzond , gelijk Joann. vs. 24. aantekent. Zie dit ftuk breeder bij Corn. Mart. Simons Zedige Bedenkingen , over Luc. 3: 2. en Joan. 18: vs. 13 en 14. en uit den zei ven , dit gevoelen opgegeeven, door den zeer geleerden Staringh, in zijn Bijb. Woordenb. onder den tijtel van Overpriesters. Zie ook over de oprichting van dien Raad Bijn. gekr. Christus H. 2. 5. 1. p. 46. G 1 Eland 0. ps. 1—4. ingefl.  Hand. o vs. i—4, ingefl. 100 HET LEVEN VAN der Jooden, zich begeeven, en van hem als zoodanig die brieven gevraagd en bekoomen heeft, uit naam en last van den geheelen Raad ; hij verklaart die zoo ontvangen te hebben , en wist zeer wel, dat bij alle Sijnagogen , zelfs in Babiloniën , en Alexandriën , die brieven van zoo veel gezach en kracht gehouden wierden, en die uitwerking hadden , als of het Godfpraaken waren ; en volgends het verhaal van Eufebius , was de groote Raad gewoon, de buitenlandfche Sijnagogen met brieven, vervuld met de bitterfte lasteringen, te* gen de Sefte der Nazarenen te waarfchouwen. In Damascus derhalven, was hij volkoomen zeker, dat zij bij alle Sijnagogen, als zoodanig zouden aangenoomen worden, en dat hij daardoor in ftaat zoude gefield worden , om allen die van dien weg waren , beide mannen en vrouwen , gebonden na Jerufalem te kunnen brengen. Met deze brieven dus van den grooten Raad voorzien , was hij iemand, die met hun gezach bekleed was, en  PAULUS den APOSTEL. 101 en op hunnen last, eisfchen kon, voldoening aan die bevcelen , en uitvoering van dien last, die de groote Raad gegeeven had; zoo dat allen die van dién weg waren, gebonden en naar Jerufalem moesten gevoerd worden. De Jooden noemden zulken , die deze of zoortgelijke beveelen en brieven van den grooten Raad overbragten, met eenen bijzonderen eernaam , die eenen gezant, of eenen gezondenen bij uitnemenhcid betekende. (*)• Dit doet ons dus twee zaaken opmerken, voor eerst: dat Saulus , hier door, zich bij de geheele Joodfche waereld, van deze en volgende tijden , wilde beroemd maaken , als eenen buitengewoonen ijveraar, voor den vaderlijken Godsdienst ; en als zoodaanig , zich veraangenaamen bij den grooten Raad , en derzelver Voorzitters , om zoo hunne gunst te winnen: maar om dat hij ook daar in , juist zij • , ' ne ■ (*) Viel. Witfmm de Natalibus Paul'i et vita in Judaismo Praïfertim de Vocat. ad Christian, et Apost. §. 18.. G 3 Hand.V vs. 1—4. ingefl.  i Hand. 9.1 vs. 1—4. ingefl. 02 HET LEVEN VAN ie woedende vijandfchap deed zien , verd hem dezen gewichtigen post toevertrouwd ; om met deze brieven yoorlien , met die eer en dat. bevel van Jen grooten Raad te Jerufalen bekleed, laar Damascus te kunnen gaan, en dus coüde hij ontwyffelbaar bij alle Sijnagogen, in zijne bedoeling flagen; derzelver Overften zouden, door dien zeiven ijver gedreven , hem met al hun gezach bij[taan; en dus had hij naar de taal van r\nanias, in het 14. vs. in Damascus, magt van de Overpriesters, om allen die van dien weg waren, gebonden naar Jerufalem te brengen, zeker om hen daar te doen fterven; te regt dan, zegt Saulus zelve, Hand. 22: 4. dat hij tot der dood vervolgde : ook was het in hem waar, dat de Zaligmaker gezegd heeft, naar Joan. 16: 2. de uure koomt, dat een iegelijk die u zal dooden, zal meer.en Gode eenen dienst te doen. Ten tweede , moeten wij hier opmerken , dat den grooten Raad der Jooden, Saulus juist als de gefchikte man befchouwde, om deze hoogfte beveelen van  PAULUS den APOSTEL. 103 van den Godsdienst , over te brengen , * en te doen uitvoeren; en dus, dat dien i Raad door den zelfden Geest gedreven , met hem inftemde , en hem met dat vertrouwen verëert, en met dien post bekleed heeft; en in de daad die brieven zijn op hunnen last en bevel hem gegeeven, om zijn helsch voorneemen waarlijk uit te voeren, gelijk hij zelve verklaart, die ook te hebben ontvangen, en dat hij, met zulk een gezach bekleed en gefterkt, zich op reis begeeven heeft, gelijk hij opentlijk getuigde, Hand. 22: 5. Schoon wij niet kunnen bepaalen, of daarom , deze Hoofdftad van Sijriën , Damascus , dat naar veeier vertaaling is een Stad die bloed drinkt zoude genoemd geweest zijn , om dat daar de eerfte broeder-moord, aan Abel , door Cain zoude begaan zijn, zoo is het echter zeer zeker, dat Saulus in die Stad, zich met het bloed zijner broederen, zijner maagfchap naar den vleefche , bezoedeld heeft, en was het naar zijnen wensch gegaan, hij zou Damascus gelijk Jerufalem , tot eenen akker des bloeds gemaakt hebG 4 benj [and. o„ s. 1—4, ïgefU ffef oogmerk deler brie. /en des Hoogenïriesseri. 1  Hand. 9 .vs. 1—4 ingefl. 104. II ET LEVEN VAN ■ ben ; daar hij dcrvvaards ging , gelijk uit het vervolg blijken zal, met zulke mannen , op zijne reis vergezeld , en door den grooten Ilaad hem ten dien:': einde gegeeven , om allen die van, dien weg fvan die leer) waren , beide Mannen en Vrouwen, zonder aanzien , wie zij ook zijn mogten, medogenloos, te binden en naar Jerufalem te voeren ; dat is, gelijk hij Hand. 2,2 vs. 4. dit zelve verklaart, die van dezen weg 'waren , tot der dood te vervolgen. Zon~ der acht te liaan op fexe of jaaren; de tedere fexe zelfs zoude bij den wreeden en bloeddorstigen Saulus, geene ontferming vinden; was iemand die leer, die feJte, dien weg toegedaan , dan zou geen afgeleefde Grijsaard , geen ontluikende Jeugd , geen liefderijke Moeder , geen braave Vader, geen maagdelijke Schoonheid , geen zwangere Vrouw zelfs, verfchooning bij hem vinden ! Woester dan de woeste Heidenen, zouden noch gebeden , noch traanen , noch fexe , noch jaaren , hem beletten , om allen die hij van dien weg, daar vinden kon, doou de-  PAULUS den APOSTEL. 105 deze brieven gefterkc , als gebondene flachtoffers van zijnen valfchen en verdoolden Godsdienst-ijver, naar Jerufalem te lleepen ; en daar , door dien eigen Joodfchen Raad, wiens vingers nog drupten van het bloed des vermoorden Heilvorst, zonder eenige barmhartigheid , op de wreedfte wijze te doen omkoomen. Wee! arm en ellendig Volk van den Heere Jesus! in Damascus, door Saul gefchikt, als fchaapen ter flachting! zoo Hij die gezegd heeft, die hen aanraakt, raakt mijn oogappel aan, door zijne almagt hen niet rukt, uit de klaauwen van den moordblaazenden Saul; dan zal het vergelegene Damascus , waar zij zich veilig, rekenen, de plaats van hun verderf worden ; dan zullen de plechtige gebeden,de verëenigde dankzeggingen, de vrolijke loftoonen , en de blijde hallels, in Damascus door hen , tot eer en roem van hunnen Verlosfer , van hunnen God en Zaligmaker , blijmoedig aangeheven , afgebrooken en verwisfeld worden , met uaanen en jammerklagten ; daar hij derG 5 waards Hand. 9, ys. 1—4. ingeiL  io6 HET LEVEN VAN Hand. 9 vs. 1 — 4 ingefl. waards henen fnelde, om, door het gezach van den grooten Raad gefterkt, hen te binden en tot der dood te vervolgen: zoo was de gefteldheid van zijn hart, toen hij de reis naar -Damascus begon, en voortzettede ; en met deze overleggingen hield hij zich bezig, toen God dat heerlijk wonder van zijne magt en goedheid, ter uitredding, befcherming, en uitbreiding van zijn Godsrijk daarftelde dat ons Lucas dus verhaalt in het 3 en 4de vs. en als hij reisde is het gefchied, dat hij naarhij Damascus kwam, en hem omfcheen fnellijk een licht van den hemel, en ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een fiem , die tot hem zeide, Saul! Saul.' wat vervolgt gij mij! Zeer merkwaardig is zoo wel de tijd, als de wijze, waar op de verhoogde Levens-vorst, die hier ten goede zijner Kerk toonen wilde, dat Hem gegeeven was, alle magt in den Hemel en op de Aarde , dezen bitteren vervolger , in zijne onbezuisde woede fluiten wilde. Het  PAULUS den APOSTEL. 107 Het was ah hij reisde , als hij naarbij Damascus gekoomen was: naauwlijks was het boos en bloeddorftig voorneemen- van Saulus , zoo ver ge voorderd',' dat hij zich, door de last brieven des joodfchen Raads, in Haat gefield zag , om zijne' oogmerken binnen Damascus te kunnen bereiken, of hij fnelt derwaards heenen , cn het fchijnt , uit het geheele gefchiedverhaal van Sauls bekeering, zoo door Lucas, als door hem zeiven meermaalen gedaan , dat hij deze reis te voet heefi afgelegd; 't zij dan, dat hij zich geenen tijd gunde , om naar eene andere gelegenheid te wachten, om derwaards te koomen , 't zij dan dat 'er eene andere oorzaak voor hem , en die met hen op den weg waren geweest zij ; ei het is onbegrijpelijk hoe in laater da gen, het denkbeeld zoo algemeen al; ftrijdig, tegen de oofterfche wijze vai reizen heeft plaats gehad, dat hij dezi reis te paard zoude verricht hebben daar het tegendeel allerduidelijkst is want naar het 14 vs. van 't 26 hoofdd zeg Hand. 9. vs. 1—4. ingefl. Saulus koomt naarbij Damast cus. 1 t t » t  Hand. 9 v.s. 1—4 Ingefl. J08 HET LEVEN VAM zegt hij , en als wij alle ter aarde gevallen waren, en naar het 16 vs. heeft , de aan hem verfcheenen Heilvorst , hem toegeroepen , maat! regt u op en /laat op uwe voeten. 'En naar het 8 vs. van dit 9de hoofdd. ftond hij op van de aarde , en zij hem hij de hand leidende bragten hem te Damascus , en dan blijkt ook hier uit , zijnen dolzinn'gcn ijver , tegen de discipelen des Heeren, dat hij zulk eene verre reis te voet heeft afgelegd, daar Damascus vijf of zes dagreizens van Jerufalem lag. En wel , gelijk wij uit het 7 vs., en ook uit de reeds aangehaalde plaatfen kunnen afneemen , waren 'er mannen bij hem , die met hem over weg reisden. Dat, ja wel rcisgenooten kunnen geweest zijn , naar dezelfde Stad, maar ook zulkendie met dien eigen vervolgzieken geest , om Jesus Gemeente te verwoesten, even als Saul , bezield waren , en onder zijne geleiding , op zijne aanvoering, door zijne lastbrieven gefterkt , zich derwaards heen begaaven \ menfchen die dus daar in  PAULUS den APOSTEL, iop 'in, met hem, van één hart en ééne ziel waren; dan waarfchijnelijker, koomt het mij voor , dat zij gerechtsdienaars , van den vijandigen Joodfchen Raad geweest zijn , hem medegegeeven , . om hunne brieven meer gezach en kracht bij te zetten. De Joodfche Raad, was het immers niet Sauls voornemen volmaakt eens , zij hadden hoofdzaakelijk het zelfde oogmerk , naar het 22 hoofdd. het 5 vs. was hij, van den. geheelen Raad brieven genoomen hebbende , naar Damascus gereisd s om ook de geenen die daar waren, gebonden te brengen, naar Jerufalem, op dat zij geftraft zouden worden. Dit nu kon het werk niet van een man, van Saulus alleen zijn , maar dit was ook juist het werk , van zulke mannen , die naar Hand. 22: vs. 9. met hem waren. Trouwens hij getuigt zelve Hand. 26: vs. 12. ó?:c hij naar Damascus reisde met magt en last van de Overpriefters, hij alleen kon zulks toch niet uitvoeren , en de Joodfche Raad had hem, niet alleen last, dooi hun- Hand. gl vs. 1—4. ingefl.  110 het LEVEN van Hand. g. vs. 1—4, ingefl. hunne brieven , maar ook magt, om die uittevoeren, op zijne reis medegegeeven ; gelijk hij hier zelve getuigt, en melding maakt van die met hem waren , zo als wij leezen Hand. 22:, vs. 9. voeg hier bij , het zeggen vafn Ananias tot Jesus, in het 14 vs. van dit hoofdd. tij heeft hier magt , van de Overpriesters om te binden, allen die uwen naam aanroepen. De Joodfche Raad, had toch zijne eigene dienaars, die hij uitzond, om zulken te vangen; gelijk dit ten klaarften blijkt uit de gevangenneeming des Heilands. Verbeelden wij ons Saulus, als eenenaanvoerer der verklaarde vijanden, van 's Heeren discipelen , daar hij met eene groote drift, zijne reis voortzet , om met en door deze mannen, allen die hij daar vondt, welke dezen weg waren toegedaan , te binden en naar Jerufalem te fleepen , en zoo zijnen ijver te toonen , voor den Vaderlijken Godsdienst. Met welk een inwendig genoegen , ziet hij zich met dezen last bekleed, door zulke mannen, waar op hij ftaat kon maa*  PAULUS den APOSTEL, m maaken, omringt; ja, hoe zal hij zich ver-1 lustigd hebben, in den voorfpoedigen enj zekeren uitflag zijner pogingen en in den roem en de eer, die hij daar door bij den grooten Raad behaalen zoude ; hij fnelt voort, hij verdubbelt zijne fchrecden, tot dat hij naarbij Damascus reeds gekoomen was, op den laatften dag zijner moeilijke, maar met ijver voortgezette reis. Hij zag naauwlijks van naarbij de toorenfpitfen der Sijrifche Hoofdftad, en de talrijke en uitftekende gebouwen van die Volkrijke plaats , of hij maakt reeds overleg, op welk eene wijze, hij met den besten uitflag , en met den meesten fpoed, zijne bloeddorftige aanflagen zoude uitvoeren. Uit het geheele beloop der gefchiedenis is zelfs vrij duidelijk afteneemen, dat gelijk Jesus leerlingen , die Hem te Damascus dienden, van Sauls koomst, magt, en oogmerken geweeten hebben, gelijk wij uit de taal van Ananias, tot den Heere Jesus vs. 13 en 14. kunnen afleiden, dat Saulus ook zommige hunner gekend, en van hunne vlucht derwaards geweeten heeft, mis- ïand. g, s. 1-4. r-gefl. ^  Hand. c vs. i—i • geil. ïï'ü ii e t leven van '• misfchien kende hij An'amas, en ando ' re leerlingen van den Heere Jesus, en bedoelde hen in zi:ne magt te krijgen , daar zij hem mogelijk te Jerufalem ontvlucht waren; waarfchijnelijk , verheugde hij zich met zijne booze reisgenooten , in het denkbeeld , hoe hij deze en die zoude binden , en naar Jerufalem voeren , en niemand overlaaten. Die van dien weg waren, zoude hij allen opfpeuren en in de Hoofdftad des Joodfchen Rijks gevangen binnen brengen, om dezelve tegen alle traanen en gebeden zelfs van kroost en bloedverwanten , voor de voeten van den grooten Raad neder te leggen, ten einde hun als verlochenaars en afvalligen, van den Mofaifchen Godsdienst, ten ilrengfren te doen ftraffen. Met deze ijsfelijke doch hem vermaakende denkbeelden , was hij naarbij Damascus gekoomen , naarbij de muuren van die grijze Stad. Niet ver meer van de Poort, die hij nu, trorsch op zijne magt , en vervuld met de verhevenfte denkbeelden van zijne oogmerken , en zich ftreelende met de roemrijke uit- koomst,  PAULUS den APOSTEL. 113 koomst daar. van, zoo meende in j te trekken , moest de eindpaal zijner j woede zijn , hier de plaats , waar de hooge Godheid , Saulus bepaald had, tot hier toe zult gij koomen en niet verder; althans met dat hart, en met die booze oogmerken. Niet eerder behaagde dit God , ter betooning van zijne wijsheid en magt ; niet, toen hij de kleederen der getuigen die Stephanus ftcenigden , bewaarde; niet, toen hij te Jerufalem de Gemeente verwoestede; niet, toen hij tot den H oogenpriester, om die lastbrieven ter vervolging vraagde; niet, toen hij zich op reis begaf, maar nu, nu, hij naarbij Damascus gekoomen was; en in dat zelfde tijdfiip , gebeurt 'er een heerlijk wonder. 't Was. middag , de gouden Zon fcheen in vollen luister, en vergulde met haare fchüterendc glansfen , het, voor Saul en zijne reisgenooten , naarbij gelegene Damascus ; dan op het onverwachtst omftraalde hem een heerlijker , een grooter licht uit den hemel , boven den glans der Zon , en bij /. Deel. H dat larld. g. SS. 1— 4. ngefl^  114 HET LEVEN VAN Hand. g. vs. i—4, ingefl. Saulus, fnellijk door es licht va den hemt anfchee- dat blixemend licht, hoorde hij een© ftem die als de donder ontzachlijk was, hem toeroepen: Saul! Saul! wat vervolgt gij' mij! zoo verhaalt ons Lucas in het 3 en 4 vs. Ontzettende gebeurenis, die ons door de pen van Lucas , en het verhaal van Saulus zeiven in zijne verantwoording voor de Jooden, Hand. 22. en voor Koning Agrippa , Hand. 26. naauwkeurig is aangetekend, in de daad een dubbel wonder ! dat en zijn gezicht en zijn gehoor onbegrijpelijk fterk trof! hier verhaalt Lucas ten aanzien van het eerfte , dat hem fnellijk een licht van den 'Hemel omfcheen, en Hand. 22: 5. noemt iSaul dit, een groot licht, en naar Hand. 26: 13. verhaalt hij , ik zag 6 Koning, in het midden van den dag, op den weg, een licht, booven den glants der Zon, van den Hemel s mij3 en de geenen die met mij reisden, omfchijnende. De Heidenen mogten oudtijds waanen, dat hunne Goden, bijzonder Jupiter, den grootften hunner Goden , onder blixemen en donderen gewoon waren  PAULUS dem APOSTEL. 113 i-en te verfchijnen, voornaarnelijk wanneer hunne wraak, over booze, en godlooze menfchen, en hunne hemeltergende daaden , zoude .geopenbaard worden; de Jooden wisten zeker, dat de hooge en verhevene God , die in de eeuwigheid woont, en wiens naam heilig is, zoo vreeslijk , eertijds verfcheenen was ; zij fielden vast, dat donderen en blixemen de kenteekenende bewijzen waren, van zijne Goddelijke en Majestueuze tegenwoordigheid, op Sinaïs rookenden kruin i Gelijk ons Jofephus (*) bericht. Groote taal- en bijbelkundigen , als de geleerde Vitringa en Elsnerus, (f) denken juist ook aan zulke ontzachverwekkende teekenen der hooge Godheid, en haare luisterrijke tegenwoordigheid; en het kan op geenen genoegzaamen grond geloochend worden, dat de Griekfche woorden meer- maa- (*) Jofeph. antiq. III. 4. (f) Vitr. in Obf. Sacr. Libr. IV. p. 370. ui fit Elsn. ad h. 1. p. 401. Men zie ook Openb ft vs. 5- H 9 Kandf 0. vs. 1-^-4. ingefl.  iiö het LEVEN van Hand. 9. vs. 1—4. ingefl. maaien in gewijde en ongewijde Schriften letterlijk , in die betekenis voorkoomen. Hoe ontzettend , hoe heerlijk moet dit licht geweest zijn , daar dit , het licht der Zon , fchoon onbewolkt, op het midden van den dag fchijnende, te boven ging; waarom Paulus''het naderhand , Hand. 22: 6. een groot licht noemt , en wel groot (dat is heerlijk , luisterrijk) in vergelijking van het licht der Zon op den vollen middag; daar het licht, dat Saulus omfcheen , dat zoo heerlijk boven uit blonk , in fchitterenden glans , en llraalenden luister, dat het licht der Zon, fchoon fchijnende in deszelfs grootfte kracht, daar door op eene zichtbaare wijze overtroffen werd; en wel gelijk Saulus het zelve zoo befchrijft van den Hemel, hem en de geenen die met hem waaren, omfchijnende, rondom zoo hij zich uitdrukt, Hand. 22. Van den Hemel boven, tot op de aarde beneeden, om hem en om de mannen die met hem op den weg waren fchir> terende, zoo dat zij allen met dat God» «ft  PAULUS den APOSTEL. 117 lijk licht omfcheenen en beflraald werden, en daar dit licht veroorzaakt werd , door de verfchijning van Hem, die nu verheerlijkt was, in den hoogden Hemel , met die heerlijkheid die Hij bij den Vader had , eer de waereld was , gelijk het 5. vs. leeren zal, kunnen wij geen denkbeeld , ook niet van de heerlijkheid van dit licht maaken ; en geen wonder, wordt van eenen zijner dienaaren gezegt, Matth. 28: 3., zijne gedaante was gelijk een blixem , hoe onbegrijpelijk heerlijk, moet dan dit van Hem afdraaiend licht geweest zijn ; daar Hij zich hiergelijk 't vervolg leeren zal, openbaaren wilde als den Heer der heerlijkheid , moet dit licht, Zon en blixemilraalen overtroffen hebben. . Hoe treffend moet dit voor Saul en zijne Mannen geweest zijn , daar het hen zoo onverwacht verfcheen , dat 'er hier , en in het 22 Hoofdd. gezegt wordt , dat het hem fnellijk omfcheen , zoo dat 'er niet het minfte voorteeken gezien werd , dat hem eenig denkbeeld te vooren , van zulk eene heer* H 3 lij- Hand. 9» vs. 1—4. ingefl.  U8 het LEVEN van Hand. 9.1 vs. 1—4., ingefl. 1 < 1 ijke verfchijning , van zulk een alleruisterrijkst lichc vormen deed; niets konligde zulks te vooren aan : de dag was ïelder, geen loeiënde ftorm verhefte lich , geen zwart betrokken lucht, noch jwaare plasregen werd 'er toen gezien; Je onbewolkte Hemel vertoonde de groote dagvoritin , de gouden Zon , in liaaren vollen luifter, op het midden van den dag; en zoo min 'er eenig fchijnbaar voorteeken , aan het blaauw azuur zich vertoonde, zoo min, ontflond 'er in den geest van Saulus , of van Zijne reisgenooten , eenig denkbeeld , van de groote gebeurenis, die zij zoo onverwacht aanfehouwden ; hunne denkbeelden , hunne oogen waren op Damascus , dat zij nu naarbij gekoomen waren, en zoo zouden intrekken, gevestigd ; gevestigd in dat hen ftreelend vooruitgezicht, om de Belijders van den naam van Jesus, ter dood toe te vervolgen; toen, hoogst waarfchijnelijk, dit het onderwerp van hun gefprek was , omfcheen hen, dit vreeslijk licht zoo fïiel , gelijk de blixem, zoo onverwacht als  PAULUS den APOSTEL. lip als een onvoorziene pijl, uk een ver- H borgen fchuilhoek gefchooten, eenen u reiziger treft; zoo fchielijk dat het heerlijk &licht, in vollen Iuifter daar was, eer zij de aankoomst, of het begin daar van bemerkt hadden. Het omfcheen hen in een oogenblik , 1 met zulk eenen fchitterenden glans dat\ zij alle ter aarde nedervallen, en waar-1 op terftond eene ontzettende ftem gehoord werd, die met een donderend geluid, Saulus deeze woorden deedt hooren. Saul, Saul, wat vervolgt gij mij! dit verhaalt Luc. in het 4 vs. van dit hoofdd. en nog omftandiger , vinden wij, dat Saulus zelve, dit aan Koning Agrippa verhaald heeft , Hand. 26: 14. in deze woorden, en ah wij alle ter aarde neder gevallen waren, hoorde ik een ftem, tot mij fpreekende, in de hebreeuwfche taal, Saul! Saul! wat vervolgt gij mij? het is u hart tegen de prikkels de verzenen te fiaan ? Verhaalt Lucas, in de eerfte plaats de wonderbaare bekeering , van den woedenden Saul, ten aanzien van het wezen der H 4 zr-ak* and. 9* i. i—4« gefl. Jij valt, iet alle ijne reis■enooten,',r aarde* *  Hand- 9 vs. i—4 iigefl. Ï20 HET LEVEN VAN- zaak , Saulus zelve oordeeld het noodig, alle de bijzonderheden , die 'er bij gebeurt waren , aan Koning Agrippa te verhaahfh , om hem van de waarheid van den Chriftelijken Godsdienst, en zijne wonderbaare bekeering , tot dien zelfden Godsdienst te overtuigen ; en hier door weten wij, dat niet alleen hij, maar ook alle zijne reisgenooten door dat heerlijk licht omfcheenen, ter aarde gevallen zijn ; 't geen ons dus de grootheid en vreeslijkheid, van dit ontzettend licht, ten duidelijkften doet opmerken. Hij Saul, en zij allen , die met hem waren, hoe ftout van moed , hoe onverfchrokken , welke onverzaagde helden , in hunne eigene oogen , hoe zeer dreigingen en moord blaazende , zij worden terftond, met zulk eenen vreeslijken angsr, tot in de ziel ontroerd , dat hunne knikkende kniën, en beevende lendenen bezwijken , zoo dat zij , als door den donder getroffen , doodelijk verfchrikt, ter aarde vallen.. Hier ligt nu de woedende Saul ! met zijne reisgenooten , in onmagt neder f zoo toont, die ontzaeh.  PAULUS den APOSTEL. 121 lijke Heer , wiens discipelen, hij tot I der dood vervolgde, dat Hij hem en j alle zijne Mannen , in een oogenhlik vernielen 1 kon, door den geest zijnes monds , en te niet doen, met den adem zijner lippen : 't kan zijn, gelijk een geleerd man (*) gedacht heeft, dat Saul een geleerde Jood zijnde , terftond gedacht hebbe dat het de Schechinah was , het zichtbaar teeken, de vertooning der Goddelijke tegenwoordigheid ; en dat hij daarom riep , éfé zijt gij Heer! althans dat vreeslijk licht, had dit ontzettende uitwerkzel, en de oorzaak moeten wij in Hem zoeken, die zonder dat licht, met dit eene woord, ik ben het! een ganfche bende, uitgewogen, en gewapend, om Hem te vangen, ter neder* ftoeg, waar onder ook van deeze Mannen , die met Saul waren , kunnen geweest zijn , als Gerechtsdienaars , van den grooten Raad der Jooden ; 't zij dan , dat dit vrees'ijk licht , boven den (*) Barringtons Misfel. S. Esfaij III. p. 5» H 5 [and. 9. s. 1—4« igefl.  ïland. o, VS. I—4. ingefl. Hij hoort eene ftem, hem toeroepende , Saul, Saul, wat vervolgt gij mij. 122 HET LEVEN V A H den glans der Zon , hen zoo fnel, zoo ontzachlijk omfchijnende , dit uitwerkte ; 't zij dan dat eene verborgene Godskracht, hen allen geveld hebbe; zij alle, vallen in een ogenblik ter aarde; fchoon wij geen denkbeeld vormen kunnen van den angst en fchrik in hun ontroerd geweeten, is het echter zeker dat Sauls geweeten bij datblixeniend licht , ontwaakt zal zijn geworden , daar hij , door de verfchrikking des Almachtigen aangegreepen , die ontzettende en donderende ftem hoorde boven hem in de lucht , Saul! Saul! wat vervolge gij mij! Naauwlijks ligt de ontroerde Saul , met zijne doodelijk verfchrikte reisgenooten , ter aarde gevallen, of hij hoorde eene meer dan menfchelijke Stem, want het Griekfche woord, dat hier voorkoomt en de doordringende kracht, dier vreezelijke en ontzettende Stem, die Saul nu hoorde , geen denkbeeld vormen ; want ïs naar Pf. 29: vs. 4- de fiem des Hee' ren met kracht, de ftem des Heeren met heerlijkheid , Hij die iprak was gelijk nader uit het 5 vs. blijken zal, niemand minder, dan de verhoogde Heilvorst, wien alle magt gegeeven was in Hemel en op Aarde , die als de waarachtige God, zich in kracht en heerlijkheid deedt hooren , waar van Job getuigt C. 37: vs. 4- bij brult met zijne fiemme , hij dondert met de ftemme zijner hoogheid. Dan zoo ontzettend het geluid was; zoo vreeslijk was de inhoud , van die ontzachelijke woorden , die Saul hoorde , die Saul verftond , gelijk hij Hand. -26, zelve zegt, in de Hebreeuwfche taal, \ tOi . i—4geu.  124 HET LEVEN VAN Hand. •vs. i—. ingefl. ?• tot hem fpreekende ; de taal van den Vaderlijken Godsdienst , waarin de heilige boeken gefchreeven waren , en God zich oudtijds aan de Propheeten, en op de rookende kruin van Sinaï , by de heerlijke wetgeeving geopenbaard had, de taal waar in God gewoon was tot Israël te fpreeken , en waar in Israël gewoon was in hunne gebeeden en dankzeggingen tot God te naderen , gelijk Saul zelve zeer wel wist ; in die heilige ,en hem zoo zeer van zijne kindsheid aan bekende taal, hoorde hij deze nadrukvolle aanfpraak , aan hem in 't bijzonder , aan hem alleen , gericht , Saul ! Saul! wat vervolgt gij mij ! korte woorden , maar van een zeer uitgebreid begrip , en van zeer groot gewicht, voor de ziel van den ontroerden Saul ; uit den Hemel , wordt hem , daar hij door een flhitterend licht zoo vreeslijk, als dat des blixems , omgeeven is , dat van ;een zeer heerlijken Perzoon, die hem verfcheen , afdraaide , gelijk in 't vervolg uit Hand. 26: 16. blijken zal , wordt hem mee een donderende ftem toege-  PAULUS den APOSTEL. 125 geroepen , Saul! Saul! wat vervolgt® gij mij! ii - Toe tweemaal toe Saul! Saul! tot een duidelijk bewijs, dat Hij die met zulk eene vreeslijke Stem , tot hem fprak, ,hem zeer wel kende , hem kende ,,. als een verwoeiter der Gemeente, als den aanvoerer van dien boozen hoop , die : nu met hem naar Damascus vloog , om daar als eenen hevigen vervolger, de flachtoffers zijner bittere woede , te binden en naar Jerufalem te voeren, ja hem bijzonder bedoelde , en daarom , bij herhaaling hem toeriep , Saul! Saul! Dan , was het voor hem zoo ontzettende , zich zoo te hooren toeroepen , bij zijnen naam , met eene zoo duidelijke als ontzach verwekkende herhaaling van den zeiven, nog veel vreesiijker, zijn de woorden , die hij terftond daarop hoorde volgen, wat vervolgt gij mij! De zwaare en vreeslijke misdaad , waar van hij met eene ftem , die door-, drong tot in het binnenfte van zijne ziel, befchuldigd werd, ten aanhooren van Engelen en Menfchen , is, dat hij dien Heer, and. i. 1-4, igefl. «! Zijn fchroomelijke misiaadwas.iene vervolgingvan dert Heere jESUSi  ia6 het LEVEN van Hand. g. vs. 1—4. ■'ogefl. Heer , die hij nu uit dat heerlijk erl [chittrend licht, zoo vreeslijk , zoo vol majefteit, hem hoorde toeroepen, dat hij dien vervolgde. Een geheel ander oordeel, velde Saul over zijn eigen gedrag, naar Hand. 26: 9. hij meende waarlijk bij zich zeiven , dat hij tegen den naam van Jesus yan Nazareth , veele wederpartijdige dingen doen moest ; hij dacht, dat hij daar door, eer aan den Godsdienst deed, en den God zijner vaderen waarlijk behaagde , dan de Heer der heerlijkheid, noemt het hier, zoo als het waarlijk was, eene vervolging tegen Hem ; en indedaad Sauls vervolging tegen de Discipelen des Heeren , zijn verwoesten van de Gemeente, kwam enkel voort, uic eenen bitteren en hoogst verfoeijelijken haat en vijandfehap van hem , tegen den Heere Jesus zeiven; hij wist dat dien Jesus de Nazarener, door aandrijven van de Overften des Volks, aan 't kruis geklonken was, dat deze Discipelen Hem erkenden , als hunnen God en Zaligmaker, als den Zoon van God, dei?  r PAULUS den APOSTEL. 127 den Koning Israëls, den beloofden Mes-j fias, als zoodanig, haatede hij hem, en j vervolgde zijne Leerlingen , om dat hunne leer naar zijne dwaalende begrippen, tegen den Vaderlijken Godsdienst ilreedDaar Saul met duizende misleide Jooden , dacht, dat Jesus nimmer uit den dooden verreezen was, nimmer beweezen den Zoon van God te zijn, uit de opilanding der dooden , hoorde hij hier dat Jesus leefde , dat Hij leefde in heerlijkheid, en daar hij meende a vijanden van den waaren Godsdienst te vervolgen , dat hij in waarheid God zelve vervolgde, en den waaren Godsdienst , in de daad niet kende; en daar hij voor God meende te ijveren, dat hij tegen God ijverde, geen menfchen, maar God zelve vervolgde, dien God, die zich hunner zaak, en belangens dermaate aantrok , dat die hen aanraakte, zijn oogappel aanraakte; het is dus als of een vreeslijke Stem hem toeroept: „ Wat „ vervolgt gij mij ! Saul! Saul ! hos „ godloos , hoe gevaarlijk is uw ge„ drag. Hoe godloos is het, mij, te n ver- ïand. 's. 1—4v ngefl. Het go& looze, ea  Hand. 9. vs. 1—4ingefl. gevaarlijke , van zjn misdaadiggedrag. 128 HET LEVEN VAN „ vervolgen , die het ganfehc land door„ gegaan ben , goed doende en genee,j zende, allen die van den duivel over„ weldigd waren, die door zoo veele „ teekenen en wonderen heb getoond, „ dat ik den Zoon van God, den Ko,, ning Israëls, den beloofden Mesiias ben,„ die in de waereld gekoomen is , om „ te zoeken en te zaligen dat verloo„ ren was , - die reeds op aarde , voor „ mijne vijanden ook ftervende gebeeden „ heb. Hoe gevaarlijk, Saul ! Saul! is „ dit vervolgen tegen mij , regen mij, „ die u door het vuur mijnes toorns, „ door den gloed mijner gramfchap , in een ogenblik kan verteeren ; welk „ eene dolzinnige woede , die u tijdelijk en eeuwig verderf in een ogen„ blik kan naar zich fleepen! wat ver-. „ volgt gij mij ! wat vervolgt gij mijn „ Volk ! dat u nimmer beledigd heeft, „ wier leer en wandel gij nimmer on„ derzocht hebt; wat vervolgt gij mij 1 „ wat hebben u deze mijne Schaapen „ gedaan 1 in wien gij mij vervolgt!" En dit alles, roept hem de God der heer-  PAULUS den APOSTEL. 120 heerlijkheid, met zoo veel ontzach ver- '■ wekkende majesteit toe, op dat hij i het godlooze en gevaarlijke van zijne dwaaze woede , en vloekwaardige vijandfchap 3 tegen den Heere Jesus, nu nog mogt inzien, ten einde hy, dien Zoon zoude kusfehen , om op dezen •weg niet te vergaan , wanneer zijn toorn maar een weinig zoude ontbranden. Hoe moeteil intusfehen deze woorden, Saul, als eenen donderdag getroffen heb-' ben , daar hij, hoe fier van moed , hoe fterk dreigingen en moordblaazende , nu, magteloos, met alle zijne reisgenooten,: j ter aarde nederlag , niet in ftaat om eei nen voetflap verder te trekken, naar dat Damascus, 't welk hij zoo naarbij gekoo1 men was en dat hij zoo meende in te ; trekken , om het van traanen en jammerklagten te doen weergalmen; dan welk eene hevige wroeging moet dit Hemels licht, die ontzachvervvekkende Stem, wegens zijne raazende vijandfehap tegen de Discipelen des Heeren , in zijn gemoed , veroorzaakt hebben , daar hij thans raadeloos , in de diepfte verflagenI. Deel. I heili 3and. 9. rs. 1—4. ngefl. Hoé ont' ■.ettende, leze geteurenis,mor SaU' us, moet reweeit iijn.  Hand. 9 vs. 1—4 ingefl. Toepas- 130 het LEVEN van heid van lighaam en geest, ter aarde ligt. Verbeeldt u een oogenblik, 't ontzettende van deze gebeurenis : Saul is reeds naarbij Damascus gekoomen , en vermaakt zich in dit denkbeeld dat hij nu toonen zoude, hoe hij niet alleen dreigingen en moord kon blaazen , maar ook uitvoeren ; met welk een blaakend genoegen befchouwt hij zijne brieven van volmagt, door den grooten Raad der Jooden, hem ter hand gefield, en het nu voor hem liggend Damascus; dan, op het onverwachtst, verfchijnt 'er een ontzachlijk hemellicht, de waereld wordt voor hem enkel blixemftraalen ! daar valt Saul ! hier zijne reisgezellen , hij hoort eene Stem, als van veele donderdagen , hem verftaanbaar toeroepen : Saul! Saul! vtat vervolgt gij mijl daar ligt nu die woedende en brullende vervolger , in onmagt neergezonken , met magt brieven en reisgenooten krachteloos ter aarde geveld. Zoo zien wij , Geliefde ! uit deze woorden , dat Jesus Christus, de Koning van zijne Kerk , altijd magt en wijsheid heeft, om de vervolgingen tegen Hem  PAULUS den APOSTEL. 13V Hem en zijn Volk, op zijnen 'tijd paal en perk te kunnen zetten; laaten wij 'er uit leeren. Voor eerst. „ Dat 'er nimmer fchroo-. „ meiijker vervolgingen gepleegd zijn , ,, dan wanneer de vervolgers waanden y „ God daar door te verëeren;" uit dien> vergiftigen fpringader kwam Sauls vijand-/ fchap, zijne dreigingen en moordblaazingen voort, en fteeg tot zulk eene hoogte, dat alle mededoogen en ontferming , uit zijn hart voor eeuwig fcheen gebannen te zijn; zien wij de Jaarboeken der waereld in , hoe dikwerf vinden wij dan tijdvakken , waar in de Kerk , of derzelver bijzondere belijders, op eene bloeddorliige wijze vervolgd werden , met oogmerken, om de eer van God, en de belangens van den Godsdienst uittebreiden ; terwijl dit maar al te veel , als een voorwendzel gebeezigd wordt, om den Godsdienst, flechts tot een dekkleed voor wraakzuchtige vervolging te doen dienen, en langs dezen weg worden de wreedfte bedrijven , als prijswaardige daaden geteekent, en de ijsI 2 fe- Han-fl. JM i/s. 1 -4. :ngcfl.. Eerjle Lesring.  Hand. g vs. ■—4 ingeil. 132 HET LEVEN VAN ■ felijkiie foltering waar voor de menfche' lijkhcid ziddert , als eenen Godbehaagenden en Hem vereerenden dienst befchouwt; naar Jesus voorzegging, Joan. 16: vs. 2. Hoe vaak zijn hier door» veelen jammerlijk misleid, die ftroomen onfchuldig bloed vergooten , landen ontvolkt, en God beleedigd hebben , die wel eens zijne donderende wraak, voor aller oogen bhjken deed ; zien wij de vervolgingen der eerfte eeuwen van het christendom, en der laatere tijden, vooral die fchroomelijke woede , die voor ruim twee eeuwen meer dan agtienduizend menfchen, in ons dierbaar Vaderland , in den waan dat God daar door vereerd werd, deed omkoomen; dan leeren wij hier, hoe diepverdorven en verblind , de mensch , door de zonde geworden is ; hoe weinig hij weet, van den rechten weg, om God te verëeren , en hoe hij blijft dwaalen, en tot de fnoodfte beleedigingen , tegen God en zijnen naasten vervallen kan , zoo, God hem met het licht van zijne genade niet beftraak, en door magt en goed-  PAULUS den APOSTEL. 133 goedheid linie, in den onbezuisden loop, 1 zijner boosheid en godloosheid. i Ik beken , zulke daaden van vijandfchap en geweld zullen veelen mijner hooreren verfoeien , en, door beter onderwijs van het vreedeminnend Euangelie , onderricht , die alles befchouwen , als zeer zondig en hoogst onbetamelijk ; dan , mijne Hoorers ! de Heilige Schrift leert duidelijk , dat alle menfehen, in den grond van hun hart , zoo wel als Saul eertijds was , vijandig zijn tegen God en den Heere Jesus Christus; dit erkende Saul naderhand openlijk , hij getuigt , niet alleen 1 Cor. 2: 14. de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn, zij zijn hem een dwaasheid, hij kan ze niet verftaan, om dat ze geestelijk moeten onderfcheiden worden ; maar ook hij noemt Rom. 5: vs. 10. alle menfehen, zoo lang zij niet met God verzoend zijn , vijanden van God, en hij leert Rom. 8: 7. het bedenken des yleesch, is vijandfehap tegen God, het onderwerpt I 3 zich land 0. 's. 1—4. ngefl.  Hand. 9 vs. 1—4 ingefl. ,134 het L.EVEN VAN zich der vet Gods niet, het kan ook niet. Hij die op zijn eigen hare cn daaden let, zal dit erkennen moeten , waarin hij dikwerf befpeuren zal, dat zijn wil, en zijne genegenheid , tegen den Goddelijken wil in zijne gebooden uitgedrukt, lijnrecht aanloopen; en uit die onreine bron, koomen nog de bitterheden en kwellingen voort, die Gods Kerk , het geloovig erfdeel van Jesus, dat veel al uit het onaanzienlijkfte deel der menfehen in deze waereld beftaat, wordt aangedaan , ter bereiking dikwerf van oogmerken, die voor de menfehen vermomd blijven , onder het dekkleed van-deugd, recht of ijver voor God en Godsdienst; doch die bij Hem die harten en nieren doorgrond, met een geheel ander oog en oordeel befchouwt worden. Intusfchen is dit in den grond dezelfde boosheid, waar aan Saul zich fchuldig maakte , en 't zijn beleedigingen tegen God begaan, die zich de zaak zijner Kerk, zijnes volks, zoo mauw aantrekt, dat Hij het, een vervolgen van Hem noemt, 't welk de zulken in ' •iï'-s-'fiV-.' «i  PAULUS den APOSTEL. 135 tijd of eeuwigheid bitter zal vallen ; dit was voor Saul , ook, na zijne bekee ring , altijd een doorn in het vleesch , hij noemt zich daarom den minjlen der apostelen en niet waardig, eenen apostel genoemt te worden , daarom dat hij de gemeente Gods vervolgd had. Dat dit dezulken , die zich voor God, hier aan fchuldig kennen , leere , den Zoon te kusfchen , eer zij op dezen weg vergaan 3 wanneer zijn toorn maar een weinig zoude ontbranden. Ten tweede, kunnen wij hier leeren „ dat de mensch nooit in één ogenblik, „ tot de grootftc boosheid koomt, doch, „ verdooft hij zijn geweeten , viert hij „ zijne driften den teugel , dan wordt „ hij trapswijze boozer en ongevoeliger, „ in het kwaade ; tot dat hij eindelijk „ misc'aaden begaat, die hij te vooren met „ afkeer befchouwde duidelijk bleek dit in Saul : Eerst bewaarde hij de kleederen der gecnen die Stephanus fteenigden , en had een welbehaagen in zijnen dood ; daar na, trekt hij Mannen en Vrouwen , en leverdeze over' in 1 4 • de Hand. 0. vs. 1—4. ingefl. Tweede Leering.  Hand. o, vs. i—4, ingefl. 136 het LEVEN van de gevangenis ; eindelijk , blaast hij dreigingen en moord : moorden en bloedvergieten zijn anders daaden , waarvoor de merfchelijkheid ijst; doch deze waren nu Saul , tot vermaak en wellust geworden : en zoo is het juist ook met zeer veele andere zonden; zeer veele daaden zijn 'er , waar aan de mensch niet dan met afgrijzen denken kan , waar toe hij niet dan trapswijze , door 't begaan van mindere overtreedingen , en 't verdooven der indrukken van zijn kloppend geweeten overflaat; doch verdooft hij deze fpreekende bewijzen der zonden , dan bekleed hij in zijne denkbeelden , zijne verfocilijkfte daaden , met eenige fchoonfehijnende voorwendzelen , of met het aangenaam einde , dat hij daardoor Waant te zullen verkrijgen ; hij begaat dezelve , hij doet dat met genoegen , hij ftclt zijnen roem zijne eer in zijne fchande , zoo bedrijft hij de affchuwelijkfte en gruwelijktte zonden, die hij te vooren , in anderen , met afkeer befchoudc. Dat dit elk Ieere met eene heilige. voor*  PAULUS den APOSTEL. 137 voorzichtigheid , op zijn hart en daaden i te letten , en God te bidden , om, getrouw, aan licht en pligt, te leeren leeven; fleeds indachtig zijnde aan die wijze les , van dezen zelfden Saulus, de begeerte ontvangen hebbende baart de zonde, en de zonde, de dood. Hoe veelen hebben , dit vergeetende, zulks op een fchandelijk treurtoneel, of in eene eeuwige rampzaligheid, te laat gezien ; maar hoe veelen ook , door Gods genade in hunnen dollen vaart gefluit, hebben dit met heete traanen beweend l Dat dit elk leere , nimmer, de fpreekende overtuiging van een kloppend geweeten tegen te gaan, en te verdooven. Nooit te denken de Heere ziet het niet, de God Jacobs merkt het niet. Op het onverwachtst toonde God meermaalen, dat hij zulke boozen beteugelen , en door den donder zijner wraak treffen kon ; denkt aan Pharao, aan Abfalom , aan Achab , aan Sanherib , aan Juliaan den Apoilaat, en andere booze en godlooze menfehen , die God in een ogenblik in verwoesting liet vallen, een einde neeI 5 ment land. 0. ■s. 1—4. ngefl.  Hand. o vs. 1—4 ingefl. 138 HET LEVEN VAN men , en te niete worden van yerfchrikkingen naar den 73. Pfalm. Zeldzaam, zeer zeldzaam , doet God verharde zondaaren, die met opgeheeven hand zondigen, tot inkeer koomen; in den Mofaifchen Godsdienst , was 'er geen offer voor. Door 'c dierbaar offerbloed van den Zoon van God , is 'er alleen verzoening voor te vinden, en wordt dit verfmaad, dan blijft 'er geen flagtojfer meer over voor de zonde , maar een fchrikkelijke ver* wachting des oordeels , en eene hitte des yuurs , die de tcgenjlanders zal verpanden ! Bij zulke verharde zondaaren , koomt het wroegend naberouw , dikwerf te laat ; en men mag hier wel opmerken, dat de Heilige Schrift zeer zeldzaame voorbeelden van booze en verharde zondaaren opgeeft , die God bekeerd heeft , flechts van éénen moordenaar, vinden wij, dat hij naarbij zijnen dood , door den ftervenden Levensvorst, de toezegging op den hemel verkreeg; en ook maar van éénen woedenden Saulus, dat God hem in den loop zijner zonde fluitede, en hem alleen, niemand zijner . , reis-  PAULUS den APOSTEL. 139 reisgezellen, van hart en weg veran-1 derde : en deeze zondigde nog in on- j weetenheid; ö dat dit verharde zondaaren , die ongevoelig in het begaan van gruwelijke zonden , van wat aart dan ook, gevallen zijn , tot nadenken , tot inkeer , tot waarachtig berouw , en diepe verootmoediging , voor den hoogen God mogt brengen ! verhardt u toch niet in de zonden , verhardt u toch tegen God niet, want nooit heeft zich iemand tegens God verhard , en vrede gehad ; nu , nu is 'er nog genade te vinden , voor de fnoodiie en booste menfehen , och dat God het u leere! laat u toch nooit door wanhoop vervoeren ! daar hier het Godlijk getuigenis ligt, het bloed van Jesus Curis^ tus , den Zoon van God, reinigt van alle zonden ; hij heeft dit door Sauls bekeering, u willen bewijzen , dit is zijne taal , 1 Tim. I: 15 en 16. Dit is een getrouw woord en aller aanne. ming waardig, dat Jesus Christus in de waereld gekoomen is, om zondaaren zalig te maaken, van welken ik de , voor¬ land, g. 'S. 1—4. ngefl. 1  ïland. o. vs. 1—4. ingefl. Derde Letring. 140 het LEVEN van voornaamfte ben. Maar daarom is mij barmhartigheid gefchied, op dat Jesus Christus in mij, die de voornaamfte ben , alle zijne langmoedigheid zoude beloonen , tot een voorbeeld der- geenen, die in hem gelooven zullen , ten eeuwigen leeven. De godlooze verlaate dan zijnen weg, en de ongerechtige man zijne gedachten , en hij bekeere zich tot den Heere, zoo zal Hij hem zijner ontfermen en tot onzen God, want hij vergeeft menigvuldiglijk! zoo ligt de goddelijke toezegging. ,, Ten derde, kunnen wij hier leeren; j,, hoe een al te vergedreevene eerzucht, „ een bron kan worden van zeer veele „ en zeer groote zonden." De eigenliefde , die in het menfchelijk hart , zulk eene nuttige fpringveer is , en met de noodige behoedzaamheid en bepaaling , zoo noodzaakelijk is, wordt zeer nadeelig en zondig, wanneer zij te ver gedreeven wordt, wijl zij dan onze eerzucht aandrijft, tot verkeerde daaden , waar door wel onze zelfshefde gekoefterd, maar de liefde , betrekking en verpligting tot God en  PAULUS den APOSTEL. 141 en onzen naasten , naar het voorfchrift | der volmaakte zedenwet, uit het oog verlooren wordt; ook hier door ftrui; kelde, hier door viel Saul , op eene ; jammerlijke wijze , door eenen valfchen ' Godsdienstijver misleid , en in de daad, het was de te ver gedreevene eigenliefde die hem, tot zulk eene bloeddorftige vervolging, aanfpoorde ; ik beken hij ' meende , dat hij veele wederpartijdige li dingen doen moest tegen Jesus van I Nazareth , dan zonder bedaard en genoegzaam onderzoek , zonder roeping , zonder last , begon hij zijn woelen en ■ woeden , tegen de Discipelen des MeeI ren ; en toen hij dien last naderhand i' kreeg, was het op zijn eigen zoeken, ' om te toonen , welk eene eerzucht hij bezat , om te ijveren , voor de Vaderlijke Inzettingen , boven veelen van zijn I gedacht en ouderdom ; hoe veelen zijn ' 'er over dezen fteen geiiruikeld , hoe 1 veelen doen het dagelijks; om eigen i eerzucht, om eigen grootheid te bereij ken, worden dikwerf de fnoodfle wej gen ingeflagen , en niet gelijk Saulus, na- Jand. 9.' 7S. I 4. ngefl.  142 HET LEVEN VAN Hand. 9. vs. 1—4. ingefl. naderhand naar waarheid verklaarcn kon, dat hij het in zijne onweetenheid gedaan had, maar door veelen tegen licht, beter weeten en de kloppingen van een fpreekend geweeten aan , door hoe veele voorbeelden , van vroegere en laatere dagen kon dit bewezen worden % dan voor geene waarheid , zijn minder bewijzen noodig, daar die bij de meeste menfehen , als een bron van de fnoodfte zonden , ja zelfs bij zulken , die God bekeerd heeft, nog gevonden worden ; die zijne diepe verdorvenheid', door Gods Geest heeft leeren kennen , zal hier van niet onkundig zijn. Bat dus elk Jeere tegen dit kwaad te waaken en te bidden , want de beste Christen kan hierin lichtelijk vervallen ; de hoogmoed verblind zoo onverwacht en onbedacht , het menfchelijk hart; David de man naar Gods hart , bad tegen dit kwaad, , toen hii fmeekte, 0 God bewaar uwen knegt voor trotsheden; hij erkende dit voor zich het grootfte goed, dat God hem nedrig en klein maakte; dat dit ook veel u gebed zij, oprechte van harten ! ^ini 1  PAULUS den APOSTEL. 143 Eindelijk en die is onze vierde Leering: „ in welke donkere omliandighcden, „ en op welke kommervolle wegen, Chris3, tenen immer koomen kunnen , zij ?, kunnen op de Goddelijke bewaaring en „ uitredding ontwijfelbaar liaat maaken , „ God blijft getrouw!" Troostrijke Leering voor u geloovig erfdeel van Jesus, waar van gij. de waarheid, door zoo veele bewijzen , door zoo veele voorbeelden , bevestigt ziet. Welke bewijzen , levert de overdenking van Gods magt, van zijne goedheid , van zijn onveranderlijk verbond , van Christus aangebragte voldoening, van zoo veele beloften, in het eeuwigblijvend woord van God, hier niet voor u op. Hoe veele voorbeelden bevestigen dit ! zij zijn ontelbaar. Denkt aan Noach van den algemeenen vloed bevrijd; aan Loth, uit een brandend Sodom gered; aan geheel Israël, uit Egijpten verlost ; aan David, meermaalen uit het oogenfchijnelijkst levensgevaar, en de handen der geenen die hem zoo gegreepen zou- , • 1 Hand. gh vs. 1—4. ingefl. Vierde Leering,  Hand. 9. vs. 1—4. ingefl. 144 11 et LEVEN van zouden hebben , ontkoomen ; aan Daniël in den kuil der leeuwen ; aan Sadrach, Mefach en Abednego, in den gloeijenden oven gefpaart; aan de Apostelen, door aardbevingen , door Engelen uit de gevangenislen uitgeleid ; eindelijk aan de Christenen te Damascus , die van Sauls koomst en zijne moordblaazende oogmerken bewust , tot God uit hunne benaauwtheid riepen , en ziet daar God redde hen ; en wel , door Saul, toen hij naarbij Damascus kwam , van hart en weg zoo te veranderen , zoo dat hij hen dichtende en voorlichtende y kon toeroepen, uw volk is mijn volk en uwe God is mijn God! rijke dof van vertrouwen en Godverheerlij kende dankzegging , voor een christen , door alle eeuwen. Vreest dan niet, al over koomen u naar Gods hooge wijsheid , tegenheden, die u treffen; donkere wegen waarin gij geen licht ziet , het blijft altijd uw pligt, ("bidt God om 'er aan te mogen beantwoorden,) om dan te vertrouwen op den naam des Heeren, en te fleu'  PAULUS den APOSTEL. ttf fieunen op den God uw es heils ; denk: altijd dat 'er niets voor God te wonderlijk is , Hij die de Zee klieft , dat haare Golven bruifchen , wiens naam is Heer der Heirfchaaren, is uwen verbonds God. Alle die wegen, moeten en zullen u ten goede medewerken , daar gij naar Gods voorneemen geroepen rijt; gij kunt ook uit deze ftoffe , Jesus onbegrijpelijke magt, om uwe vijanden te beteugelen , en u uit te redden, leeren kennen; hoe donkerder dan uwe wegen zijn, zoo veel te naader is het heuglijk licht der verlosfing ; als de tichgelfteenen verdubbelt worden, is Mozes voor de deur, dit was een fpreekwoord bij Gods oude volk. Is het niet genoeg, dat Jesus uwe zaak de zijne rekent, in uwe benaauwdheden benaauwd is , en u niets zal doen overkoomen, dan "t geen ten uwen nutte en tot zijne eer veriirekt ? Uwe lichte verdrukking, die haast voorhij gaat , werkt toch , een gansch zeer yitnemend eeuwig gewicht van heet lijk. I. Deel. K heid7 Hand. 9. vs 1 4» ingefl.  r4ö het LEVEN vak •ftand. 9. / vs. 1—4. ingefl. . ! leid, al ware het dan , dat gij oki esus naam en eer , fmaad en fmart noest ondergaan ; denkt aan zijne toezegging Matt. 5: vs. 10. Zalig zijn tij, die vervolgt worden, om der gerechtigheids wille , want hunner is het Koningrijk aer hemelen. En dit eeuwig Koningrijk , is de erfenis , die voor u in de hemelen bewaard wordt, want wat 'er ook gebeure , dit is onveranderlijk zeker, al zijt gij , gelijk gij met fchaamte voor God erkennen moet, ziende op uwe wegen, ontrouw, God blijft getrouw, hij kan zich zeiven niet verlochenen, en wie zal u fcheiden van de liefde van Christus ; hier ligt Gods toezegging , alle infirument dat tegen u bereid wordt, zal met gelukken ; alle tong , die in 'p, gericht tegen u opflaat, zal God verdoemen. Wel aan dan, in dat vertrouwen 3 onder alle rampen met Jesus in het oog , den Hemel in het hart, de aarde onder uwe voeten voortgewandeld 9 haast licht de dag aan, waarin gij u,- wen  PAULUS dën APOSTEL. 147 wen geest, Gode uwen Vader zult aan beveelen , en bij het aanbreeken van j den mórgenftond der eeuwigheid, zult gij met ziel en lighaam, den Heere te gemoete gevoerd worden in de wolken en in de lucht, en alzoo eeuwig bij den Heere weezen. Amen. ■ K 3 ü> land. 9*. ngefl.  148 «et LEVEN van tIIJe LEERREDEN. de NAADERE ONTDEKKING VAN DEN IIEERE JESUS CHRISTUS , AAN DEN ONTROERDEN SAULUS , OP DEN WEG VAN DAMASCUS , EN ZIJNE EERBIEDIGE ONDERWERPING, AAN DIEN HEER DER HEERLIjKHEiD. Hand. 9. vs. 5 ene». Mciding. Text : Hand. 9. vs. 5 en 6. En hij zeide , me zift gij Heere P en de Heere zeide , ik ben Jesus, dien gij vervolgt, het is u hard, de verzenen , tegen de prikkels te jlaan ; En hij beevende en verbaast zijnde , zeide, Heere wat wilt Gij, dat ik doen zal, en de Heere zeide , Jiaa op ! gaa in de Stad! en u zal aldaar gezegt worden, wat gij doen moet. Onder de bewijzen voor de waarheid van den Christelijken Godsdienst, is het geene der geringlie , dat de groote In-  PAULUS den APOSTEL. 149 In (teller daar van , zelfs in zijne diepe vernedering , toen hij de geftakenis van eenen dienstknecht had aangenoomen, van tijd tot tijd , doordraaiende blijken gaf, dat Hij meer was , dan een mensch, ja dat Hij de beloofde Mesfias was, de groote Heilpropheet aan de Vaderen toegezegd. Hoe gering ook zijne geboorte was , hoe vernederende, de omftandigheden, die dezelve vergezelden, weezen mogten ^ welke luistervolle bijzonderheden gingen 'er teffens niet meede gepaard al lag de Vorst des levens in eene beestenkrib, gelijk de kinderen , des vleeschs en bloedsdeelachtig geworden. De bewooners, van den hemel , de vlekkelooze Gloriegeesten , met de heerlijkheid des Heeren omdraait, verkondigden Zijne geboorte, en heften ter Zijner eere , met de Geesten der volmaak'e Rechtvaardigen , eenen lofzang aan , die de hemelen van vreugd deed weergalmen. Was Hij in Zijne verkeering ónder de menfehen , in geenen rijken overvloed , gewoon te leeven , zoo dat hij zelve K 3 r Hand. $. fSi 5—6.  Hand. 9 ys. s—6 V 150 HET LEVEN VAN erkende , de vosfen hebben hooien , de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des menfehen, heeft niets waarop Hij het hoofd kan neder leggen , welk een rijkdom van Goddelijke magt en algenoegzaamheid, draalde 'er in Hem door ; in Hem, wiens ftem de dooven deed hooren wiens bevel de blinden deed zien; wiens magt de kreupelen deed wandelen ; die zelfs de loeijende ftormen , en fchuimende watergolven, dermaaten ftilde , dat de verwonderde aanfehouwers uitriepen , wie is deeze, dat ook de wind en de zee hem onderdanig zijn! * Ja , hoe diep vernederd , door het? lijden des doods, aan 't fchandelijk kruis geklonken , met het fchuim uit de heffe des volks , ook daar bleek het, dat Hij de Heer der Heerlijkheid was ; daar gaf de Zon op den vollen middag met donkerheid bedekt , als met een kleed , daar gaaven de fcheurende fteenfotzen , en de fchuddende aarde bewijzen , dat Hij waarlijk rechtveerdig, dat Hij de Zoon van God was. En zien wij , zijne luistervolle op- ftan-  * PAULUS den APOSTEL. 15Ï ftanding , waar door bewcczen is , dat E Hij de Zoon van God was. Zijne glorierijke Hemelvaart , naar de woningen des lichts, daar Hij opvoer met gejuich, ja, als de Allerhoogde, met het geklank der bazuinen ; alles bewees , dat Hij de beloofde Levensvorst, Davids Zoon en Davids Heer was. Dan wil men daarvoor een bewijs * dat het ongeloof moet doen verdommen , men zie den eertijds diep vernederden Jesus, nu gezeeten aan de rechterhand der Majesteit, in de hoogde Hemelen , verfchijnen aan eenen vervolgenden Saul, op den weg van Damascus; en hem, in 't midden van zijn dreigingen en moord blaazen , tegen zijne Gemeente, duiten, en van eenen woedenden vervolger , tot eenen uitmuntenden Christen vormen , in dat gedeelte van het leven van Paulus den Apostel , dat thans het onderwerp van onze eerbiedige overweging zijn moet. Hebben wij in onze twee voorgaande Leerredenen , u voorgedeld wat geK 4 Wij- and. §\ i. 5-6. Hst acfr band..  ï$i HET LEVEN VAN Hand. 9, v*. 5—6. * wijde en ongewijde Schrijvers , omtrent den naam , afkoomst en hoedanigheden , van dezen laatiïen der Apostelen, hoofdzakelijk hebben opgegeeven , en hoe de gedeldheid van zijn hart en daaden was , toen hij nog een Jongeling was ; wij hebben u teffens voorgefteld , Sauls woede , al hooger en hooger klimmende , zijne dreigingen en moordblaazende vijandfchap, en daar uit voortkoomende poogingen , om die tot in Damascus voorttezetten ; maar ook de wonderbaare en Godverheerlijkende wijze , waar op de verhoogde Heilvorst , hem in die woede bepaalde, en van hart en weg veranderde ; met dit laacfle ftuk zijn wij zoo ver gevoorderd , dat wij onze voorige redenvoering eindigden , met de befchouwing van dat heerlijk licht, dat hem op den vollen middag, zoo luisterrijk omdraaide , met de overdenking van die ontzacheKjke ftem, die hem, in de Hebreeuwfche taal , toeriep: Saul! Saul! wat vervolgt gij mijJ Nu moeten wij, in dit uur, de nadere ontdekking van den Heere Jesus aan  PAULUS den APOSTEL. 153 aan den ontroerden Saul , en hoe deezt zich beevend en verbaasd, aan dien Heel der Heerlijkheid onderwerpt en eerbie dig zijn bevel vraagt, ovcrwee^en. En het zijn deze twee, zeer aanmerkelijke bijzonderheden , die teffem de hoofdzaaken onzer verklaarende befchouwing zijn moeten. „ God zelve . ,, doe die ter bevoordering, ter beves- tiging , van ons geloof in zijnen ver„ hoogden Zoon , den grooten Hoogen- prieiter onzer belijdenis dienen, amen!" In de befchouwing van de nadere ontdekking van den Heere Jesus, aar den ontroerden Saul , die zich beevend en verbaasd aan dien Heer der Heerlijkheid onderwerpt , moeten wij eersi overwecgen , het antwoord dat hij gaf op die ontzettende woorden , die hij zich in 't Hebrecuwsch zoo verfchrikkelijk had hooren toeroepen, Saul! Saul! wat vervolgt gij mij! het antwoord dac hij gaf was , wie zijt gij Heere P Hoe ontroerd Saul geworden was, door dat blixemend licht, dat hij gezien, en die x donderende Stem die hij gehoord had,hem, K 5 al- Hand. 9. vs. 5—ff» Verdeeling der Textwoofden. Saul antwoord aan den Heen Jesus.  Hand. 9. ys. 5—6. [54 HET LEVEN VAN ïlleen toeroepen, dat hij een vervolger was van dien Heer, die nu met zoo veel luister omgeeven tot hem fprak, Jaar bij door dat heerlijk en vreeslijk licht, dat het licht der Zon , fchoon op den vollen middag overtrof , omftraald werd, zoo dat hij en alle die met hem op den weg waren, onmagtig en verfchrikt ter aarde gevallen waren ; zoo waren echter de vermoogens van zijnen geest in ftaat gebleeven, om werkzaam te kunnen zijn : zijne oogen waren door den gloed van dat luistervolle licht nog niet verblind geworden; zoo dat hij den Heerlijken Perzoon , die tot hem fprak , zag ; zijn oor had deszelfs donderende Stem gehoord en verdaan , en hij zag, uit al de heerlijkheid die deezen omdraaide duidelijk , dat het een heerlijk perzoon was, die uit die heerlijkheid tot hem fprak; en daarom deed hij , hoe ontroerd, met eerbied deeze vraag , wie zift gij Heere ? Het denkbeeld van den kundigen Barrington , dat Saul een geleerde Jood zijnde , bij dit ontzettend gezicht , met zoo  PAULUS den APOSTEL. 155 zoo veel heerlijke majesteit cn luister * vergezeld , terftond gedacht hebhe , dat dit de Schechinah , een zichtbaar teeken, eene vertooning van de Goddelijke tegenwoordigheid was , en dat hij daarom riep , Wis zijt gij Heere , in mijne voorige Lcerreeden aangeftipt, verdient hier te meer aanmerking ; om dat Saul indedaad niet begrijpen konde , welk een heerlijk Perzoon , met zoo veel luister omgeeven, dus ontzachlijk tot hem fprak, en hem toeriep Sapl! Saul! wat vervolgt gij "lij ? hij bemerkte duidelijk , dat die Stem, uit den Hemel kwam , uit het midden des lichts, en wie fprak ooit van daar, dan de Heer des Hemels ? Dan , wanneer wij denken , op die. veel bcteekenende vraag, en alle de om-! Handigheden overwecgen , die Saul zei-1 ve verhaald heeft, Hand. 22. aan het Joodfche Volk, en naderhand aan Koning Agrippa} Hand. 26. en wij vergelijken die, met de aanteekening van Lucas in dit 9de Hoofdftuk , dan kunnen wij daar uit zeer duidelijk opmaa- ken, [and. 9» s. 5—6. Vader mderr,oek of ïaulus, len Heer» [esus zeisen gezien heef).  Hand. 9. vs. 5—6. 156 het LEVEN van ken , dat hij in 't midden van dien glans en die luisterrijke heerlijkheid , den irerheerlijkten Levensvorst den Heere Jesus Christus gezien hebbe , fchoon hij den zeiven niet kende , niet wist, dat het de Heere Jesus was: want zijn vraagend antwoord wie zijt gij Heere? toont toch aan, dat hij eenen heerlijken Perzoon zag , tot wien hij hetzelve richtede. En Saulus zelve verhaalt Hand. 22: 14. dat Ananias, tot hem gezegd heeft, de God onzer Vaderen, heeft u verordineert om zijnen wil te kennen, en den Rechtveer digen te zien , en de ftemme uit zijnen mond te hooren , en dat zien viel daarom hem alleen te beurt, en niemand der Mannen, die met hem waren, naar Hand. 9. vs. 7. Vergelijken wij dit, met een ander gedeelte van de aanfpraak van Ananias, aan Saulus in dit Hoofdd. in het 17 vs. aangeteekend, en de handen op hem leggende, zeide hij : Saul Broeder , de Heere heeft mij gezonden, (namelijk) Jesus die u verfcheenen is, op den weg dien gij hvaamt, dan  PAULUS den APOSTEL. 157 dan is dit buiten allen twijrTel, klaar en zeker. Ja hoe uitdrukkelijk , verhaalde het Saul, naderhand aan Koning Agrippa, dat hij op die vraag , wie zijt gij Heere ? ook onder anderen ten antwoord bekoomen heeft, naar Hand. 26: vs. 15 en 16. maar richt u op, en fiaa op uwe voeten , want hier toe ben ik u verfcheenen, om u te fiellen tot eenen dienaar en getuigen der dingen , beide die gij gezien hebt, en in welke ik w nog zal verfchijnen ; en naar het 27 vs. van dit Hoofdd. werd hierom Saul van de andere .Apostelen erkent en aangenomen , toen Barnabas hen verhaalde dat Saul op den weg den Heere gezien had, en dat Hij tot hem gefprooken had. Eindelijk daar Saulus 1 Cor. 15, de getuigen opgeeft , aan wie de Heere Jesus, na zijne opftanding leevendig verfcheenen is, zegt hij ook uitdrukkelijk in het 7 en 8 vers. Daarna is Hij gezien van Jacobus; daarna van alle de /Ipostelen ; en ten laatfien van allen is Hand. 9.' vs. s—ö-  i; Hand. 9. is vs. 5-6. ^ v: n a | t< x ï t i j i ( ©ƒ Saulu. Jesus gekend ;8 het LEVEN van hij ook van mij, als van een ontij veel recht kon hem dan Lucas nu Heere 1 noemen ; te meer daar Hij hier in deze verfchijning aan Saul , zoo veele blijken 1 gaf van zijne Goddelijke magt, Ko- I ninglijke Majesteit en Heerlijkheid : trouwens daar de Euartgelisf met alle die i in Jesus gelooven ten eeuwigen leven, ƒ. Heel. L Hem Hand. vs. 5—6< Het antwoord vafi den Hetré Jesus,. aan Saulus.  Ié Hand. 9- H VS. 5-6- h] w d a ó f < ] Vergelijking van dit antwoord des Heilands, met het geen wij vinden, Hand. 22 en 26. 2 HÜT LEVEN VAN 2m erkennen, als den Heere Jehova inne gerechtigheid, noemt hij Hem, ien alle Engelen, als den Koning rt Koningen en den Heer der Heeren mbidden, hier met den grootften naruk , Heere , daar Hij hier door zijn preeken , en de wijze waar op Hij tot Ml fprak, betoonen zoude , dat van Iem gezegd kan worden, de ftem des Heeren is met kracht , de ftem des Heem is met heerlijkheid; want dus fpreekt a« tot Saul , Ik ben Jesos, dien gij mvo'gt, het is « hard, de verzenen tegen de prikkels te jlaan. Ten opzichte van deze woorden, moet ik te vooren aanmerken, dat wanneer men die vergelijkt met die, uit het 22 en a6 Hoofdd. 'er eenig ondérfcheid in befpeurt wordt, bijzonder in de vergelijking van deze woorden, met die wij in het 26 Hoofdd. het 14 vers, en vervolgends vinden (*)• Hier vinden wij , dat (*) Die begeerig is dit breeder behandelt te vinden, zie Wolfil Cur*. ad h, 1. en T. C Lüienthal , Oordeeik. Bijbelverki. 18 D. p. 146. -bij  PAULUS den APOSTEL. ró~3 ; dat de Heilvorst , die woorden het is \ u hard de verzenen tegen de prikkels te Jlaan , bij zijn antwoord voegt, op ; de vraag van Saul, wie zijt gij Heere? ': daar in de laatfte plaats, Saul verhaalt, dat de Heiland dezelve bij die woor- : den , Saul! Saul! wat vervolgt gij mij, gevoegd heeft ; ten anderen laat Saul in i de laatfte plaats, in het 16 , 17 en 18 vs. zijne roeping tot het Apostelfchap volgen , die hier door Lucas niet verhaalt wordt; om dit recht te begrijpen, koomt ons dit denkbeeld het klaarfle voor , daar Lucas als Ilistoriefchrijver , door den Heiligen Geest verlicht, juist dat geen dat hij verhaalt, zoo opgeeft, als het in orde des tijds is voorgeval' len ; en Saulus naderhand in het verdeedigen van zijne Euangelieprediking , en ontij welken eerstgemelden verichillende gevoelens en verfcheidene Schrijvers , hier over aangeteekend gevonden worden , 't welk voor den Nör derduitfehen Leezer breedvoerig wordt opgegesven door J. Claesfen , in 'zijn werk over dg Genaderoem van Paulus dga Apostel, pag.' 334-137. ■ ! 111 h & rïand. g.  1 Hand 9. < vs. 5—6. (*) In het Alexandrijnsch affchrift, gelijk oofc ia 64 HET LEVEN VAN mmiddelijke roeping tot het Apostelschap , dit voorgevallene in die orde ran zaaken verhaalt , zoo als het meest ;oor hem , a's Redenaar dienstbaar was, :er verdediging van zijne gehoonde eer, ?n vooral van die van zijnen verhoogden Meester ; welke zaaken Lucas ook in die plaats , met des Apostels eigene woorden heeft aangeteekend , terwijl hij hier, door de wijze beltuuring des Heiligen Geestes , alleen zijne bekeering verhaalt; als thans tot zijn oogmerk noodzaakelijk en genoegzaam, en zoo uitvoerig als het kort bellek van zaaken , die hij in dit eene boek verhaalen wilde toeliet. Dit vooraf gezegd hebbende, moeten wij onzen eerbiedigen aandacht bepaalen bij den zin der woorden van den Heer der heerlijkheid , hem toegeroepen! ik ben Jesus, dien gij vervolgt. ' Ik ben Jesus dien gij vervolgt , zoo was het eerfte deel van het Godlijk antwoord, en gelijk men hier, in meer dan één affchrift f*) heeft , en ook in het 22  PAULUS den APOSTEL. 1Ó5 22 Hoofdd. Saul zelve zegt , dat hi I hoorde, ik hen Jesus de Nazarener, dien gij vervolgt: dat Saul Hand. 22: 8. er ook uitdrukkelijk hij verhaalt, om de Jooden tot vvicn hij toen redenvoerde te toonen , dat het die zelfde Jesus was , die Nazarener , dien zij door de handen der onrechtvaardigen aan 'c Kruis hadden doen klinken; aan 't Kruis, 't welk op bevel van Pilatus , dit hun iieekend , doch indedaad, Jesus verëerend opfchrift had, Jesus de Nazarener de Koning der Jooden : trouwens met den naam van Jesus de Nazarener , was Hij bij de Jooden algemeen bekend ; en fchoon dit naar de Voorzegging der oude Gods tolken, de beloofde eernaam van Vorst Mesfias was , waar mede Engelen en geloovi- gen in de Siiiifche en ÜLthiopifche vertaaling, en in een affchrift van Bcza en Stephanus, gelijk ook in het Codes Laudianus en in een handfchrift op de Kontngiijke Bibliotheek' van Koningsberg , leest men dus : Zie ook Lilicnthal en de Kngclfche Godgeleerden. L 3 land. 9. ft* 5—6.  Hand. g. *s. 5-6. 166 het LEVEN van ren hem benoemden , gaaven duivelen ;n vijandige menfehen Hem dien, als ;en fmaadnaam ; om dat naar hunnen verkeerden waan , uit het nedrig Nazareth nimmer iets goeds, dat is een groot Man een Propheet was voortgekoomen; dan, met dien naam benoemt Jesus hier zich zei ven , om dat bij dien naam, Saul Hem kende, Hem vervolgde ; want hij meende , dus luide zijne eigene verklaaring, dat hij waarlijk yecle wederpartijdige dingen doen moest, tegen Jesus van Nazareth ; fchoon hij hier mede dacht , God eenen dienst te doen , en Hem te vereeren , noemt dit de Heer der heerlijkheid , een vervolgen van Hem, uit hoofde van de naauwe betrekking , die dat vervolgde volk dat Hem beleed, als hunnen God en hunnen Zaligmaker op Hem had; gelijk wij over het voorgaande 4de vers aangetoond hebben. Vreeslijk antwoord voor Saul , ik ben Jesus, dien gij vervolgt, Jesus de Nazarener , dien gij met uwe geloofsgenooceq, voor eenen oproermaker, voor een  PAULUS den APOSTEL. 167 eenen bedrieger, ja voor eenen Godslasteraar houdt, en die als zoodanig aan 't fchandelijk Kruis genaageld is, en daaraan den geest gaf; die Jesus ben ik, dien gij nu met zulk eene heerlijkheid , en eere bekroond ziet; ik ben die zelfde Jesus den Nazarener , dien gij vervolgt. Dan hier bij voegt d'e Goddelijke Stern terftond deze ontzettende vermaaning, deze treffende waarfchouwing. Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te /laan (*> Dan (*) Over deze woorden en die van het volgende zesde vs. hij leevend en verbaasd zijnde} zeide Heere! wat wilt gij dat ik doen zal, welke in verfcheidene Handfchriften niet, en in andere zeer oude, wel, gevonden worden ; en voords of hier een Sijnchijfis of Voorftelling, waar in men meer op de zaak dan op derzelver orde acht geeft, gevonden wordt, dan niet, over dit een eö ander zie men behalven de te vooren opgegeevene Schrijvers , ook de verklaaring van Dr. Hammond, in de Engelfche Godgel. over deza plaats, die mij zeer aanneemelijk voorkoomt. L 4 Hand. 9. vs. 5—6.  i68 het LEVEN van Hand. 9. vs. 5 - <5- Wat het zegt , de verzenen tegen de prikkelen 'te Jlaan. Er is misfehien onder alle de fpreek* woorden der waereld , geen ouder en meer algemeen onder ooflerfche en wegj terfche volken bekend, dan die, dat niet flechts bij Homerus, Pindarus, Euri* pides , Terentius Plautus (*) , maar ook bij de oofterfche Schrijvers, en zelfs in de gewijde Schriften , bij Mozes en de Propheeten voorkoomt , Deutr. 3a: vs. 15. zegt Mozes reeds, als nu'Jefchurun vet werd floeg hij achter uit 4 God vermaande Israël reeds met deze woorden ; 1 Sam. 2: vs. 29. Waarom flaat gij lieden achter uit tegen mijn flachtoffer en mijn f pijsoffer, en Hof. 4: vs. 16. daar God zegt , Israël is onhandig als een onhandige Koe , zegt de Chaldeeuwfche Uitbreider , dat Israël bij eenen welgemesten Os, die agter uit üaat vergeleeken wordt. * De • (*) Ds Schrijvers waar in deze fpreekwija toorkoomc , zijn door den zeer geleerden Wolf, in zijne Cur. Phil. over deze plaats; opgege;ven , en teffens te vinden in Poli Sijn. Grit, ad h. 1.  PAULUS den APOSTEL. 169 De fpreekwijs zelve heeft geene ver-klaaring noodig , en teekent juist eigenaartig het dwaaze en gevaarlijke van Sauls handelwijs, die even gelijk eenen tegen de prikkels agter uitflaanden Os, zijne onvermoogende, en hem zei ven hoe langs zoo meerder benadeelende woede , zoude doen dienen, om de hem dreigende , en treffende fmart , te gevoeliger, en te gevaarlijker te maaken; want, en dit geeft 'er de Heilvorst zaakelijk door te kennen : Saul zoude zijne woedende vijandfehap , zijn dreigingen en moordblaazen, niet kunnen voord zetten , zonder geduurig te ondervinden , den almagtigen wederltand, en den donderenden toorn , van dezen ontzachelijken en heerlijken verdediger der bclangens van dat volk, 't welk Saul vervolgde ; daar Hij , die zich met zoo veel glans en heerlijkheid, aan hem ontdekte, die met zulk eene donderende ftem tot hem Iprak, hem toonde , dat Hij hem , die nu zidderend ter aarde nederlag , in één ogenblik een L 5 ein- land r>, 76. 5—6.  170 het LEVEN van Hand. 9. e vs. 5—6. c c 1 1 inde kon doen neemen, en te mete oen worden van verfchrikkingen ; ja lat hij , zoo hij dus op dezen weg 'oortging, zijne plaagen vermenigvuldigen, zijne fmarten verfwaaren zouden, 'n niet ophouden voor Hij hem eeuwig len gloed van zijnen onweerftaanbaren Goddelijken toom , op de allergevoeligfEe en vreesliikfte wijze, zoude hebben doen gevoelen. Dan wordt 'er van God gezegd in den 104 Pialm , het 32 vs. als Hij de aarde aanfehouwt zoo beeft zij, als Bij de bergen aanroert zoo rooken zij, ook hier zien wij dat de ftem des Heeren is met kracht, de ftem des Heeren is met heerlijkheid; want Lucas teckent van Saul aan , in het zesde vs. en hij lavende en verbaasd zijnde , zeide Heere wat wilt gij dat ik doen zal; letten wij hier op de gefteldheid van Saul naar lighaam en geest, en op de veelbetekenende woorden , die hij vol eerbied den Heere Jesus ten antwoord gaf. Wan-  PAULUS den APOSTEL, tfi Wanneer wij overweegen, niet alleen f die ontzettende woorden , die Saulus zoo & even uit den mond van den Heer der/ heerlijkheid gehoord had, en daar bij i overdenken het heilzaam oogmerk van* den Heere Jesus, dan zien wij hier-1 uit , dat Jesus zich aan Saul openbaarde , niet om Saul te verderven , maar te behouden ten eeuwigen leven; — en dan koomt het ons als ontwijfelbaar zeker voor, dat de Heere Jesus, bij de dieptreffende indrukken , welke die woorden op Sauls ontroerden geest maakten , hem het gevaarlijke zijner dreigingen en moordblaazende vijandfchap , zoo klaar , als het fchitterend licht dat hem omfchcen , heeft doen zien ; die ook daar door zich aan hem bekend maakte , als de waarachtige God, de beloofde , doch van hem en de meeste Jooden verworpen Heilvorst. Dat Jesus ook daar bij terftond gepaard heeft doen gaan , de krachtige werking van zijnen Heiligen Geest, in het hart van Saul , zoo dat nu alle twijffeling ten eenemaal geheel ophield ; ja dat hij tand.>. s. 5—& auls geeldlieidaar lig' aam en eest, naer DVST' wogen.  Hand. 9. V*. 5—ö. 172 het LEVEN VAM lij nu ook waarachtig overtuigd werd, dat iie heerlijke Perzoon , die tot hem fprak , niemand anders was, dan Jesus ie Nazarener , dien hij met duizende fooden , door de omgekogte Wachters misleid, waande, dood te zijn. Dezen Jesus zag hij nu met zoo veel heerlijkheid omgeeven, dien zag hij nu, als het waardig hoofd, den magtigen verdeediger van dat volk te zijn , dat hij met zoo veel woede en bitterheid , zoo bloedig vervolgd had : zoo dat de overdenking hiervan, hem met een verbrooken en verflaagen hart , zijne oogen met de grootfte ontroering en innigtTe aandoening zijner ziel , ten hemel doet heffen , en beevend en verbaast vraagen. Beer wat wilt gij dat ik doen zal% Laaten wij dit een weinig breeder ontwikkelen , en daar toe inzien , hoe Lucas zijne gefleldheid , naar lighaam en geest voorftelt , en hij beevend en verbaasd zijnde , zegt Lucas: beevend, zegt hij vol nadruk , want Saul was toen hem dat groot en vreeslijk licht, zoo fnel, zoo fchitterend, als het licht des  PAULUS den APOSTEL. 17» des blixems omfchecn , ter aarde geval-1 len, naar het 4de vs. dus verfchrikt en magtcloos ter neder liggende, hoorde hij eene donderende ftem , vol majeiieic en gezach , hem zeer verftaanbaar toeroepen , en van geen minder misdaad befchuldigen, dan dat hij, hij zelve, dien Heer der heerlijkheid vervolgde , dien hij nu zag met zoo veel magt en luister, en zich aan hem bekend maakte, als dien Jesus den Nazarener, wiens belijders, hij dreigend en moordbiazend vervolgd had ; wiens bloed , wiens onfchuldig bloed hij zoo wreedaartig had vergooten ; dit alles befeft hij , en zijn ontwaakt geweeten , nu overtuigd van zijn booze daaden , nu overtuigd van de vreeslijke almagt van Hem , die nu met zoo veel heerlijkheid, hem daar over zoo nadrukkelijk befiraft, beeft hij als een fchuddend blad , dat door den wind herwaard en derwaard gedreeven wordt ; het wordt eigenaartig gebeezigt bij de Griekfche Schrijvers en ook bij Lucas in zijn 1. boek , cap. 8. vs. 47. vaa zulkcn die uic angst beeven, dat hen nog [and, 9.' s. 5—6.  I Hand. 9. x vs. 5—6. r 1 £ i i 1 i j 1 I 34 het LEVEN VAN og zwaarder onheil treffen zal , hij is u geheel verfchrikt en beevend, door :et zien van dien ontzaehgelijken J eus, in zulk eene heerlijke gedaance , ik wiens mond hij zoo verftaanbaar, 00 duidelijk hoort, dat hij Hem var* ■olgd had, dat het hem hard zou valen, de verzenen tegen de prikkels te laan ; hij wist niet wat 'er nu verder net hem gebeuren zoude , wat hem :on overkoomen, daar hij nu zag dat He Almachtige Jesus , die hij zoo ;waar belcedigd had , hem in een ogenlik verteeren kon ; hij was geheel beevend, geen lid aan 't ontroerde lighaam was 'er, of het zidderde van verfchrikking. En was hij hier zoo naar het lighaam gefteld , in zijnen geest ging op dit tijdftip , nog meerder om, en hij beevend verbaasd zijnde, zegt Lucas. Verbaasd dit woord wordt bij de fierlijkite Criekfche Schrijvers gebeezigt van menfehen die iets aanfehouwen , dat zoo ontzettende is, dat zij 'er van verfchrikt worden; en fchoon zij 't geen zij zien* niet  PAULUS den APOSTEL. 175 niet begrijpen , echter van de ontwijf-1 felbaare waarheid der gebeurenis volkoomen overtuigt zijn ; en indedaad, i zoo was juist de geiteldheid van den i geest van Saul, op dit tijdftip; hij : zag bij 't heerlijkst licht, eene luisterrijke verfchijning van eenen Perzoon, ■t vol majesteit en gezach; hij hoorde van Hem, met eene Stem yerfchrikkelijker > dan die des donders, dat hij Hem vervolgd had; dat Hij die Jesus was, dien hij waande, als een voIks-bedrieT ! ger en verleider aan 't Kruis geftorven te zijn, en nog te rusten in de wooI ningen des Grafs; én dezen ziet hij hier 1 met zoo veel glans en majesteit; dis ; befchuldigd hem 9 met zulk een ontizachelijke Stem; die bedreigt hem zoq vreeslijk, hem die meende een ijve? raar voor den besten Godsdienst t« 1 zijn, die bij zich zei ven dacht God; > eenen dienst te doen, en daar dootr I God en menfehen te behaagen; dan nu hoort bij dit geheel anders beoor? 1 deelen , dit als eene zeer zwaare mis\ daad beoordeelen, beoordeelen door zulk ce¬ land. 9. s. 5—6,  i Hand. 9. e vs. 5—6. 1 76 HET LEVEN VAN enen luisterrijken Perzoon , met God* lelijke heerlijkheid omdraait , dat hij ,iet kan twijlfelen, of dit oordeel is iaar waarheid ; hij befchouwt nu zijne: laaden in een geheel ander licht, want Ie Geest van Christus was reeds wcrk:aam in zijn hart, en overtuigd hem als le Geest der waarheid, van de waarleid van dit alles. Nu leert hij zich telven kennen, als eenen die tegen God zwaarlijk heeft gezondigd, en Hem /erfchrikkelijk beleedigd heeft. Hij is geheel verbaast tot in zijn ziel getroffen , door den fchrik des Heeren, daar hij de almagt van Jesus en teflens zijne groote goedheid ziet; dat deeze in plaats van hem te niete te doen door den Geest zijnes monds , en te dooden door den adem zijner lippen , hem nog fpaart , en zijn ichroomelijk kwaad leert zien -: nu leert hij die leer , die hij met zoo veel woede verfmaad had, als waarachtig en Goddelijk befchouwen ,' en Hem eerbiedigen , en hoogachten , dien hij met zoo veel drift vervolgd had, om dat hij nu waarlijk zag  PAULUS den APOSTEL, fff zag en geloofde , dat Hij den Zoon van God, den Koning Israëls was, den Mesfias van ouds aan de Vaderen belooft : terwijl hij zijne dwaasheid , en' zijn misdaadig gedrag , nu met fchaamte en berouw bezeft; en zoo het ons voorkoomt, na eenige oogenblikken fpraakeloos , op 't geen hij zag jen hoorde, in de diepfte verwondering en verbaastheid , gedacht te hebben, vraagt hij , vervuld met ...den grootffen eerbied en met eene ontroerde maar vobvaardige ziel , zich nu voor eeuwig aan dien luisterrijken Jesus onderwerpende, Heer wat wilt gij dat ik doen zal. Hoe diep Saul getroffen was door den fchrik des Heeren , noch het blixemend licht, noch de donderende Stem , had den ontroerden , door fchrik en vrees aangcgreepen en ter aarde gevelden :Saulj 't gebruik zijner zintuigen benoomen ; hij zag en hoorde den verheerlijkten Jesus , en Gods Geest die in zfn hart werkte en hem nu vormen wilde, rot een gezeegend werktuig, ter uitbreiding • I. Deel. M van Hand. o. vs. 5—6. Sauls Ie- reiihviU Ughsid om den Heere Jesus te dienen.  i Hand. 9. ^ vs. 5—6. j ] j 1 1 78 HET LEVEN van an die gemeenten , die hij te vooren 'erwoest had , maakte hem bereidwillig, om an dien Heer der heerlijkheid te vraagen, leer wat wilt gij dat ik doen zal ? en eigens de Sijrifche vertaaling des Nieuven Testaments , gelijk ook die van [Yemellius, zoude de eerbiedige vraag ran zijn hart geweest zijn , mijn Heere vat wilt gij dat ik doen zal ? dan "choon de meeste en oudfte handfchrif:en leezen , gelijk onze zeer voortrefijke vertaaling leest , koomt dit j in 3e zaak zelve volmaakt overeen ; hij srkent, daar hij getroffen is door , de heerlijkheid die hem orafchijnt, dien Jesus den Nazarener voor zijnen Heer, wiens onvergelijkelijke Majesteit hij zag en hoorde, en hij onderwerpt zich met een volvaardig gemoed, aan zijne beveelen, nu, en voor eeuwig. Vind men van den afvalligen Keizer Juliaan aangeteekent, dat hij wel eer de gewaande vriend, daar na een der bitterfte vervolgers der Christenen , in den ftrijd tegen de Perfen , met eenen onver»  PAULUS den APOSTEL. 179 vervvagten pijl doodelijk gewond zijnde , daar hij zijn bloed dat uit ' de wonde vloeide, ten Hemel werpende , uitriep: gij hebt het gewonnen Galileè'r (*): Ook hier , maar met den diepften eerbied en de vol vaardigde onderwerping, verklaart Saulus, door Jesus den Nazarener overwonnen te zijn , daar hij vraagt Heere wat wilt gij dat ik doen zal? ook dit bedoelde de nu begenadigde Saul , toen hij aan de Corinteren fchreef in zijn 2den Brief, het 2de Hoofdd. het 14 vers, wanneer wij die woorden leezen , naar de taalkundige vertolking van den beroemden Witfius (fj, waar Gode zijn wij dank fchuldig , die altijd over ons triomfeert in Christus. 't Is ook hier volkomen waarachtig , 't , . k geen (*) Hotting: Ecclef. Hifi. T. I. p. m, 187 8t 188. Kerk. Hifi. 2 Deel, p. 392 en 393. Lam,, pe, Hifi. Ecclef. p. 153. et ibid. 236. et feq. (f) Vid. Witfii Prajleétiones de vita Pauli Apoft. Seft. 2. J. 9. p. m. 25. inquibus hanc fignificationem vocis ^lau'^ivzn ex Sacrïs aliisque ScripXeribus, probavit. M 3 Hand. 9. irs. 5—ó».  *8o het LEVEN van Hand, g. TO. 5—6. geen hij zegt, i Cor. 4: vs. 6. wwtf Go/ <#« gezegt heeft, dat het licht uit de duisternis zoude fchijnen, is die geen die in onze harten gefcheenen heeft, om te geef en verlichting der kennis, der heerlijkheid Gods , in het aangezicht van Jesus Christus. Daar hij nu zag dat Jesus de Nazarener, wiens belijders hij zoo heftig vervolgd had , dien Heer der heerlijkheid zeiven was , die tot hem fprak, met zulk eene Majesteit uit den Hemel, is zijne diep getroffene ziel, volvaardig gemaakt , door de genadige en krachtige werking des Heiligen Geestes, om niet alleen, nu , met Thomas Hem te erkennen , als zijnen Heer en zijnen God, maar ook volkoomen bereidvaardig , om zijnen wil , zijne beveelen, met de oprechtite gehoorzaamheid, nu en eeuwig te- volbrengen ; waarom hij , bij de belijdenis, dat hij Hem voor zijnen Heer erkent, (daar het ook hier ten opzichte van Saulus waarachtig is, niemand kan zeggen Jesus den  PAULUS den APOSTEL. i8ï den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest,) hier op terftond laat volgen , die wclmeenende vraag van zijne bereidwillige ziel , wat wilt gij dat ik doen zal ? Daar hij zich nu voor tijd en eeuwigheid verbindt en overgeeft, aan de eer en den dienst van dien verheerliikten Jesus, ontdekt zich in deze woorden, niet alleen eene gehoorzaame onderwerping aan dien Heer, maar ook een onderworpen vraagen naar zijnen wil, om, zonder dien immer te wederilreeven, te hooren, wat de Heere fpreeken zoude , gelijk van den Jeugdigen Samuël „ toen den Hoogepriester Eli hem onderweezen had, dat God hem riep , i Sam. 3: vs. 9. aangeteekent is ; zoo is ook nu de taal van zijn hart, fpreek Heer want uw knegt hoort; hij was nu in de daad begeerig te weeten, welken de wil des Heeren was , wat hij nu doen moest, of hij moest weder keeren naar Jerufalem, en den grooten Raad zijne fchroomelijke dwaa¬ ling , zijne gruwelijke zonden, in Je« M 3 sus Hand- 9. ■Vs. s—S.  iSa het LEVEN van Hand. o. vs. 5—6. sus naam, onder het oog brengen; dan of hij naar Damascus moest trekken, om daar zijne booze voornemens , en de wijze, hoe hij van hart en weg daar in veranderd was , opentlijk bekent maaken. Althans de begeerte van zijn ziel was om nu te moogen weeten , welke de goede en welbehagelijke wil van God was ; hij is nu bereid, voor de eer en den naam van Jesus, en van zijne belijders , zoo oprecht, zoo ijverig zich te betoonen , als hij te vooren , die gehoond, gefmaad, gedreigd en vervolgd had. Zoo wordt door de almachtige kracht, van Jesus heerfchappij voerende, en hier zoo wonderbaarlijk werkende genade een verftokte Saul, veranderd in eenen gehoorzaamen Samuël , een verfcheurende Leeuw , in een zachtmoedig Lam, een waanwijze Schriftgeleerde in eenen ootmoedigen Leerling , een trotfche Pharifeër in eenen nedrigen Christen , een lasterende vijand, in eenen hartelijken liefhebber van Jesus, een moordblaazende vervolger in eenen ijverigen dienaar  PAULUS den APOSTEL. 183 raar van dien zelfden God en Zaligmaker , die daartoe dezen magteloozen, nu verilagenen van geest, zoo vriendelijk toeroept, ftaa op , gaa in de Stad, en u zal aldaar gezegt worden , wat gij doen moet. Wanneer een kundig hoorer, deze woorden leest en zich herinnert , dat behalven deze woorden Saulus zelve , voor Koning Agrippa, hier bij nog verhaalt heeft, eene andere en uitgebreider aanfpraak van den Heere Jesus, aan hem , waardoor hij eene onmiddelijke aanftelling ontvangen heeft tot het Apostelfchap , te vinden Hand. 26: vs. 16 , 17 en 18. in deeze woorden, Maar recht u op en jlaa op uwe voeten : want hier toe ben ik u verfchee. nen , om u te Jïellen tot een dienaar en getuige , der dingen beide die gij gezien hebt, en in welke ik u [nog] zal verfchijnen : verlosfende u van dit volk , en [van] de Heidenen, tot dewelken ik u nu zende, om hunne oogen te openen, en [hen] te bekeeren , van de duisternis tot het licht, en [van] de magt M 4 dei Hand. 9. vs. 5—6- Het anx- woord van den Heere Jesus, uit Hand. 2.6. uitvoe. riger voorgefield.  184 het LEVEN van Hand. < ,vs. 5—c '•des Satans tot God, op dat zij ver'geeving der zonden ontvangen 3 en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in mij; die zal waarfchijnelijk vraagen , waarom Lucas ook hier die gewichtige woorden niet heeft aangcteekend ? Ter beantwoording hier van , moeten wij aanmerken , dat gelijk meest alle de gebeurenisfen in de Heilige Bladeren , zeer kort en veelen alleen hooft zaakelijk zijn aangeteekend , om dat de gewijde Schrijvers (gelijk de verflandigile en beroemde onder de ongewijde , ook alzoo gewoon zijn te doen,) alleen die zaaken aanteekenen , die tot hun oogmerk dienen, even daarom verhaalt Lucas daar hij hier bezig is, de voortgangen die de leer van Christus maakte te vernaaien 3 en den tegeniland die dezelve had, ook kortelijk aantekent , ook alleen maar, de wonderbaare wijze , op welke de Heere Jesus, den tegeniland en de blaakende vijandfchap van Saulus , ten goede van de Damasceenfche en andere gemeenten zoo  PAULUS den APOSTEL. 185 zoo wonderdadig heeft willen verhinde-1 ren ; terwijl hij naderhand , daar Paulus niet flechts zijne bekeering , maar ook zijne Euangelieprediking moest verdeedigen , zijne geheele redenvoering voor Koning Agrippa aanteekent, waar in Saulus zijne onmiddelijke en wonderbaare roeping tot het Apostelfchap woordelijk ! heeft voorgedraagen ; terwijl hij daar als tot zijn oogmerk toen niet behoorende , niets verhaalt, van 't geene tusfchen hem , en Ananias te Damascus is voorgevallen ; maar wel Hand. 22. daar hij tegen de Jooden, zijne bekeering i' vcrdeedigde. En wat de orde dezer woorden aan- " >] belangt; dan leert de aart der zaaken, dat wij de woorden zoo leezen moeten , gelijk uit de vergelijking der plaatfen , ligtelijk eiken opmerkzaamen blijken zal , dat hij op zijne ootmoedige en welmeenende vraag, die hij beevend en verbaasd ter aarde liggende deed, Heer wat wilt gif dat ik doen zal? dit antwoord, dus ontvangen heeft. 1 Staa ep , gaa in de Stad, en u zal M 5 (tU [and. #. s. s—e.  i86 het LEVEN van Hand. s vs. 5—fi Hetheve des Hei lands at Saulus. ■ aldaar gezegt worden, wat gij doen ' moet , want hier toe ben ik u verfcheenen , om u te feilen, tot een dienaar en getuige, der dingen beide die gij gezien hebt, en in welke ik u noch zal verfchijnen , verlosfende u van dit volk , en van de Heidenen, tot dewelke ik u nu zende, om hunne oogen te openen , m hun te bekeeren van de duisternisfe tot het licht , en van de magt des zatans tot God, op dat zij Vergeeving der zonden ontfangen , en een erfdeel onder de géheiligden , door het geloof in mij: Dan , daar deze woorden in het vervolg, het onderwerp eener afzonderlijke redenvoering, zo» de Heere wil en wij leeven , zijn zullen , moeten wij thans uwen luisterenden aandacht, bij het eerfte lid, van het Godlijk antwoord, dat hem de Heere Jesus gaf, bepaalen; Staa op, gaa in de Stad, en u zal aldaar gezegt worden , wat gij doen moet. : De Heilvorst geeft hem een tweeledig bevel, ftaa op , gaa in de Stad, en voegt daar bij eene troostrijke be- lof-  PAULUS den APOSTEL. i8f lof te, en u zal aldaar gezegt worden wat gij doen moet ; het eerfte lid des bcvels was , ftaa op of gelijk Saulus zelve het uitvoeriger verhaalt ; Hand. 26: vs. 16. maar recht u op en Jiaa op uwe voeten. Was Saul naar Hand. 26: vs. 14. met alle zijne Mannen ter aarde gevallen , en lag hij daar beevend en verbaasd , zoo dat hij noch kracht noch vrijmoedigheid had, om van de aarde op te ftaan, door dat blixemend licht en die donderende Stem verfchrikt , de Heet der Heerlijkheid , die hem in eeuwige liefde gekend had, en die nu, hoe onwaardig hij zulks was , krachtdaadige blijken van zijne magt , en goedheid aan hem , geeven wilde , beveelt hem, zich op te rechten, en te ftaan op zijne voeten ; terwijl hij den ontroerden Saul, die noch moed noch magt bezat , om op te rijzen , onder , en met deze woorden, en kracht en vrijmoedigheid fchonk , om zich op te heffen, daar Hij zijn lighaam fterkte, zijnen geest opgewektheid fchonk , om alle vrees te ïand. 9. fs. 5—6.  i88 het LEVEN van .Hand. o .vs. 5—6, Hoe hier in Jesus te laaten vaaren , daar zag hij nu dat de Zoon des menfehen ook voor hem niet gekoomen was , om zijne ziele te verderven, maar te behouden. Trouwens, die zelfde God die eertijds gezegd heeft , daar zij licht , en het was 'er, beveelt nu Saul op te ftaan , en geeft hem daar toe moed en kracht. Hij wilde hem toch ftellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die hij gezien had , en waar in hij hem nog zoude verfchijnen; en laat daarom 'er terftond op volgen, gaa in de Stad, of gelijk wij Hand. 22: vs. 10. leezen; gaa heenen naar Damascus, dit was toch de Stad , die voor hem lag , daar Saulus naarbij gekoomen was, die hij zoo gemeend had in te trekken; naar dat eigen Damascus, zendt hem thans , het Godlijk bevel van den verheerlijkten Je sus ; welk eene goedheid, welk eene wijsheid van Jesus , ftraalt hier in dit bevel door, zoo voor Jesus geloovige belijders , als voor Saulus zeiven. Welk eene goedheid! Jesus geloo- vi-  PAULUS den APOSTEL. 189 vige belijders, die in eene benaauwde 1 vrees , wegens de naaderende vervolging , leefden, die zij wisten , dat Saul voor- * ; neemens was , daar aan te rechten , erJ : ten dien einde , met volmagt - brieven 1 van den 'grooten Raad der Jooden voor|zien was, gelijk wij zien uit het 13 ien 14 in het antwoord van Ananias ; sdat volk wilde Hij , die zijn oog in lief;de op hetzelve ge vestigt had, dat hunne itvrees met vroolijke lofzangen van beiivrijding zoude afwisfelen , en juichend «uitroepen : maakt den Heere met ons igroot, laat ons te zaamen zijnen Naam verhoogen : wanneer zij zagen , dat de iHeere Jesus , over Saul wel eer zijnen ren hunnen vijand, triomfeerde ; dan zouden zij , met ontzetting uitroepen , naar het 21 vers, is deze het met, die te i Jerufalem yerfioorde , die dezen Naam ^aanriepen ! i Zoo moest Saulus in dat eigen Daamascus, daar hij , Jesus en zijn volk izoo woedend en moordaadig meende te •vervolgen, in die zelfde plaats, den ureuk zijner kennis openbaar maaken \. '■>■ daar Tand. 9. *; 5—6 /" oedheid oorWaalt.  100 het LEVEN van Hand. 9. VS. 5—6. Gelijk ook isijneWijsheid. daar moest hij in de Sijnagogen, waar hij zijne bloedige vervolging gemeend had aanterechten , naar het 20 vs. prediken , dat Christus de Zoone Gods is ; welk eene lTerkte des geloofs kon hier uit 1 voor die gemeente , welke eene rijke winst kon hier uit, voor Jesus heilrijk volgen ! terwijl dit Godlijk bevel van den Heere J esus , hoogst wijs , en voor Saulus zeiven, zeer gunstig was; want zegt de verheerlijkte Levcnsvorst , en u zal aldaar gezegt worden, wat gij docn\moet.v... r:0f! ;ss x 8no ics! joot Hoogst wijs, want terwijl hij derwaards ging , terwijl hij daar was, zoude hij onder de inlichting van Gods werkenden Geest in hem, met vasten., en berouw , en met weedom , over zijne zonde zich voor God verootmoedigen, en voor Hem biddende in de fchuld vallen \ hij zou zijne wegen onderzoeken en doorzoeken, en zijn vorig gedrag , en de genaderijke en gunstvolle handelwijze van den Heere Jesus, omtrent hem gehouden, ernftig en bedaard overdenken i  PAULUS den APOSTEL, iqi ken ; ja, zoude hem in die Stad ge-1 zegd worden, wat hij doen. moest; ■ het oogmerk van Jesus was dan, dat dit eigen volk, dat hij voor zoo blind en onkundig hield, omtrent den waaren Godsdienst, hem, te vooren zoo wijs bij zich zeiven, den rechten weg tot zaligheid onderwijzen zoude ; die trotfche Leerling van Gamaleël, moest aan de voeten van dat bij hem zoo dwaas geachte volk, nederzitten ,' van hun wijsheid leeren , en zij , verblijd over zijne bekeering , juichend God verheerlijken. Maar ook teffens zeer gunitlg was dit Godlijk antwoord voor Saulus, daar, naar Hand. 22: ia. zoude met hem gefprooken worden , van alles dat hem verordineerd was te doen , of gelijk hier Lucas bij verkorting zegt, alles wat hij doen moest, daar, zoude hij door het onderwijs van Ananias, in den weg der zaligheid breeder onderwezen, en met den Heiligen Geest vervuld worden : gelijk wij in 't vervolg zien zullen; .en, fcboon de Heilvorst hier in, hem nu, ïand. 9, s. S- Gfr  ïïand. 9 Vs. 5—6 102 HET LEVEN VAN ■ nu zelve breeder had kunnen onderwij' zen, zoo wilde Hij (die den moorfchen Kamerling, en naderhand den hoofdman Cornelius, den weg des geloofs leerde kennen , niet door onmiddelijk onderwijs , niet door den dienst der Engelen , maar door dien der menfehen, die hunnen fchat in aarde vaten draagen, gelijk Hij den eenen, daar toe Philippus , den anderen Petrus zenden wilde ,) nu ook het onderwijs van Ananias , voor Saulus doen dienen, om hem den weg Gods tot zaligheid nader te leeren kennen: het geen ook-hier, ten bewijze (trekt , dat God in het zaligen van zondaren , zich van het menfchelijk onderwijs , als het gewoone middel tot zaligheid, doorgaans bedienen wil. Ziet daar dit gewichtig gedeelte van het Godiijk antwoord aan den ontroerden, doch door Gods Geest nu enkel •gewilligheid gemaakten Saulus overwoogen. Nu moesten wij naar de orde der zaaken , een opmerkzaam oog vestigen op Sauls verfchrikte Reisgezellen , die met hem ter aarde gevallen waren, dan de  PAULUS den APOSTEL. 193 de tijd eischt , dat wij dit tot eene volgende Leerreden uitftellen, en uit dit gewichtig gedeelte der befchrijving van Sauls bekeering, nuttige lesten ter toepasfing voor onzen geest opzamelen; zeer veele lesfen zouden 'er uit kunnen afgeleid worden , dan de reeds zoo ver verloopen tijd, wenkt om ons thans alleen bij de volgende te bepaalen. Ten eerfte: „ Wanneer de vooröordee„ len, in het menfchelijk hart, zeer diep „ geworteld en hoogst nadelig geworden „ zijn, dan is 'er 'er zeer veel nodig om „ dezelven weg te neemen ; maar, weg„ genoomen zijnde, dan leert de mensch „ zeer veele zaaken , in eene gansch 5, andere gedaante befchouwen. Ten tweede: „ Een mensch , die met 5, eene opgeheevene hand blijft zondigen, „ zal ontwijffelbaar ondervinden , dat het „ hem hart zal vallen, de verzenen tegen „ de prikkelen re flaan. Ten derde: „De mensch hoe trocsch, „ hoe magtig, kan zich niet tegen God verzetten; de Almagtige toont te zijner „ tijd, dat voor Hem niets te wonderlijk is. L Deel. N ' Tea Hand. g. vs. s en6. Toepasfing.  ï5>4 het LEVEN van Hand. 9, vs. 4—5. Eerjle Lcering. Ten vierde : „ God toont , in alle „ zijne daaden, zijne magt en wijsheid, „ ten goede van zijn volk , en leert „ hetzelve dit daar na , met aanbidding „ en dankzegging bezeffen." Onze eerfte leering was : „ Wanneer „ de vooröordeelen, in het menfchelijk „ hart, zeer diep gewortelt en hoogst „ nadelig geworden zijn , dan is 'er zeer „ veel nodig om dezelven weg te nee„ men ; maar , weggenoomen zijnde , ,, dan leert de mensch zeer veele zaa„ ken , in eene gansch andere gedaante „ befchouwen." Hoe duidelijk was het een en ander in onzen Saulus zien ; de vooröordeelen die altijd uit onkunde gebooren worden, 't zij dan bij gebrek van onderzoek of uit het verkeerd werkzaam zijn in dezen , verhinderden hem , den Christelijken Godsdienst die hij niet kende, en nimmer behoorlijk onderzocht had , recht te beöordeelen ; verblind, door zijne. Joodfche Godsdienftige begrippen , bebefchouwde hij de Leer van Jesus den Nazarener, als zeer beleedigend voor den  PAULUS den APOSTEL. 195 den waaren Godsdienst , waarvan hij de bewijzen had kunnen weeten , en verpligt geweest was aandachtig te overweegen, zoo uit de gefprekken en getuigenisfen , als uit de daaden der geenen, die hij met zoo veele woede vervolgd had ; maar neen , zijn hart bleef ongevoelig en aanhoudend die diepingewortelde vooröordeelen , tegen de eer en leer van Jesus, koederen; en fchoon hij ter goeder trouw als een eerlijk man dwaalde , werd dit te gevaarlijker voor hem , en zijne geneezing te moeilijker, naar maate hij eenen ijver, fchoon zonder verfland had, om God te dienen, daarom oordeelde het de alleen wijze God noodig en nuttig, zoo om deze als om andere redenen en eindens , hem niet door den gewoonen weg van overtuiging, tot inkeer en inzien van zijne dwaalingen te brengen , maar door eenen buitengewoonen, en in de daad allezins wonderbaaren weg, die ook aan het Godlijk oogmerk dermaate beantwoordde; dat Saulus toen die vooröordeelen door dat hemelsei N 3 ge- Hand. 9, vs. 5-C..  Hand. 9 V». 5—6, 156 HET LEVEN VAN .gezicht, en de overreedende werking van Gods Geest in hem weggenoomen waren, den Heere Jesus, en zijn volk, en zich zei ven , en zijne eigene handelingen, in eene geheel andere gedaante befchouwde. En zoo is het in de daad met zeer veele menfehen, zoo in hunne verkeering in de waereld, als in hun geeftelijk beftaan voor God: hoe dikwerf hebben de vooröordeelen in het menfchelijk hart, tegen den eenen of anderen hunner natuurgenooten , 't zij dan uit onkunde , 't zij dan uit verkeerde begrippen of inboezemingen van anderen gebooren , niet jaaren agter een , tegen alle zedelijke geneesmiddelen aan , bij veelen de verkeerdfle en allerjammerlijkfte uitwerkzels ten gevolge gehad ; die naderhand wanneer zij of door onverwachte gebeurenisfen of andere tusfehen inkoomende wegneemingen dier vooröordeelen, leerden zien, dat zij fchroomelijk gedwaald, en zich en anderen hoogst benadeeld hadden, dit gevolg hadden dat zij dezulke naderhand leerden beminnen en hoog fchatten. Ea  PAULUS den APOSTEL. 197 En bij hoe veelen heefc dit pjaats , ten aanzien van hun beftaan voor God! de vooröordeelen zijn door alle de tijdvakken van den Godsdienst, de bronnen van het ongeloof geweest , en in de- daad zij zijn het nog in deze dagen; en wanneer deze de zinnelijke lusten vleien , wanneer z'tj de zondige begeertens van het hart, den ruimen teugel vieren, dan worden z'ij ras tot heerfchende begrippen , waar tegen de fterkfte vertoogen niets vermoogen ; uit zulke vooröordeelen werd het boos gedrag der Jooden tegen den Ileere Jesus gebooren , dezen was zijne nedrige geboorte, tot eenen aanftoot, geenen zijne zorg voor tollenaaren en zondaaren tot eene ergernis: zulke vooröordeelen hebben wij in Saulus gezien, en welke jammerlijke gevolgen hadden dezelven? en zoo is het indedaad zelfs met zeer veele belijders van den Christelijken Godsdienst; de leer der verzoening die God in het Euangelium voorftelt, eischt, dat elk mensch geloove, dat hij alleen zijne gerechtigheid voor God in Christus zoeken N 3 moet, Hand. p. ts. 5—6.  Hand. 9 vs. 5—6 198 HET LEVEN VAN • moet, daar hij door zijne fchulden verdoemelijk voor God is, en in eeuwigheid met God niet zal verzoend worden , dan in verloochening van alle eigene gerechtigheid, om als eenen , die dood is door de misdaaden en door de zonden, door Jesus verworven Geest5 leevendig gemaakt, en door zijne gerechtigheid , gerechtvaardigd te worden voor God; om, door hem geheiligd, een erfgenaam te zijn des eeuwigen leevens: tegen deze in waarheid God verheerlijkende , maar te gelijk voor den mensch diep verneederende leer, koomt het vijandig hart op ; en welke zijn hier van de redenen ? de vooröordeelen , uit onkunde gebooren , en zoo diep ingeworteld , in het hoogmoedig hart van den mensch, dat hij zich niet wil laaten overreden ; fchoon de Heilige Schrift zoo klaar leert als het licht , dat God zpo heilig en rechtvaardig is, dat hij zonder eene volkoomen voldoening voor de zonde dezelve niet vergeeft ; heeft zulk een van Gods langmoedigheid en barmhartigheid zulke groote denkbeelden, dat  PAULUS des APOSTEL. 199 dat hij zich God voorftelt alleen als lang-1 moedig en barmhartig, en niet als te gelijk heilig en rechtvaardig , terwijl hij teffens van zijn eigen hart, zoo veel goeds denkt , aan zijne eigene vermoogens, zoo veel kracht toefchrijft, dat zijne diepgewortelde vooröordeelen , een geheelen anderen, dan den waaren Godsdienst , hem voor' den Geest ftellen; dan wanneer God hem zijne dwaalingen leert zien, wanneer Zijnen Geest hem waarlijk verlicht, dan leert hij zijne vooröordeelen eerst recht bemerken, dan leert hij God in Christus verheerlijken , dan doet hij oprechte belijdenis van zijn eigen onvermoogen, tot het geestelijke leven , en hij leert biddend, (begeerig niet meer , om zijnen , maar den Goddelijken wil te volgen ,) da" vraagen , Heer wat wilt gij dat ik doen zal? Onze tweede leering was deeze: „ Een .„ mensch die met eene opgeheevene hand „ blijft zondigen , zal ontwijffelbaar on„ dervinden , dat het hem hart zal val„ len , de verzenen tegen de prikkels N a » a land. 9. s. 5—6. Tweede Leering,  Hand. 9. vs. 5—ö. i 200 het LEVEN van „ te flaan." De waarheid dezer leering, hebt gij in de verklaaring dezer woorden uit den mond van den Heere Jesus Christus, den waarachtigen getuigen gehoon, en hoe dikwerf heeft een heilig en rechtvaardig God, dit door voorbeelden bevestigd, die gewijde en ongewijde Schrijvers aangeteekend heb. ben; een zondaar toch die dikwïls beftraft zijnde, den nek verhardt, wordt fchielijk verbrooken, zoo dat 'er geen geneezen aan is ; dit was Sauls zonde niet, zoo ras hij zijne God tergende daaden regt leerde kennen , was de eerbiedige vraag van zijn ootmoedig hart, Heer wat wilt gij dat ik doen zal? Och of dit zulke opmerkten , die onder de bediening van het troostrijk Euangelie Ieeven, en evenwel blijven zondigen zoo tegen het licht van hun geweeten , als tegen de Goddelijke t'ennaaningen , in het eeuwig blijvend woord, en de onderfcheidene tegenFpoeden, bezoekingen en fmerten die God hen heeft doen ondervinden s die wel eens treffende, doch kortflondige  PAULUS den APOSTEL, sor indrukken op hun har: maakten ; dan I daar zij hier tegen aan in hunne zonden voortleeven , zeggen zij (fchoon zij dit niet bezeilen,) met daar gij dien Heere vreest, om dan wanneer gij in de duis«  PAULUS den APOSTEL. 207 duisternis wandelt, en geen licht ziet, nochthans te vertrouwen , op den naam des Heeren en te fteunen op uwen God; in allen gevalle, gij gelooft immers, God kan meer dan overvloedig doen boven 't geen wij bidden of denken kunnen. Of is uwe ziel neergeboogen, onder wegen van fmart, onder 't gevoel van tegenheden, van bezoekingen en rampen die u treffen, kat ik u vraagen, weet gij het einde van dien , en hoe dit zijn zal ? Zoo neen, loopt dan niet voor uit, vooral niet, om door moedeloos ongeloof, zomtijds te zeggen, de Heere heeft mijner yergeeten, de Heere heeft mij yerlaaten; 't zijn juist deze zelfde wegen, die voor u, bewijzen van Gods magt en wijsheid, u ten goede zullen opleeveren, en dit zult gij daar na met aanbidding en dankzegging erkennen : in de Heilige Schrift zijn daar van zoo veele voorbeelden aangeteekend, opdat gij door de vertroostinge der Schriften hoope hebben zoud , zoo dat gij in dezen niet moedeloos zijn moogt# Wij fïand- 9. f*. 5—6*  so8 «ET LEVEN.VAN Hand. 9. vs. 5—0". Wie had immer kunnen denken, toen 3cd Abraham bevoolen had, zijnen Zoon , rijnen eenigen dien hij lief had , Hem Dpceoiferen , dat die weg van beproeving zoo heuglijk voor hem zoude eindigen ? Wie zou immer hebben kunnen denken , dat Job zoo zwaar]ijk bezocht, met verlies van al zijn goed, en kroost, en naar ziel en lighaam bitterlijk beftreeden , zulk eene heerlijke omwending van rampen zoude gezien en zoo veel troost bekoomen hebben? hier moogcn wij u met den Apostel Jacobus toeroepen. Gij hebt de verdraagzaamheid Jobs gehoon , en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhertig is, en een ontfermer. Jac. 5: vs. 11. Wie zou immer hebben kunnen denken , dat David , van God tot Koning over Israël en Juda gezalft, zoo veele jaaren in de woestijnen , en buiten zijn Vaderland zoude moeten ommezwerven , als een veldhoen op de bergen , zoo menigmaal in gevaar des levens  PAULUS den APOSTEL. 209 vcns en onder het gevoel van zoo vee-t v le rampen ; dan welke blijken van Gods onbegrensde magt en onpeilbre wijsheid ondervond hij hier in ! Langs dezen weg werd hij gevormd, tot den besten Koning, die ooit den troon beklom ; tot een man naar Gods hart; hoe menigmaal heeft hij daar na, hier over met aanbidding en dankzegging God verheerlijkt ! Eindelijk, wie zoude immer hebben kunnen denken, dat de Gemeente van Damascus door Sauls koomst zoo vol angst en vreeze , zoo heerlijk zou zijn verlost geworden , en wel door de bekeering van hunnen vervolgenden vijand? zoo dat zij op dien zelfden tijd, toen zij meende dat het gevaar en de fmert het allergrootst zoude weezen, 'er God met aanbidding en dankzegging over verheerlijkte. Leert 'er dan uit, Godvruchtigen! om in alle wegen van donkerheid en fmart, Davids opwekking de uwe te maaken, uit den 27 Pf. het 14 vs. vagt op den Heere en zijt fterk, en hij zal L Deel, O «v* [and. 9. i. 5-<5-  210 HET LEVEN VA» Hand. 9. u vs. 5—6. £ u e v € C ï 1 I 1 'I 3 ii><; fiwr^tf yerjlerken, ja wagt op den Uere; want al die wegen die God met houdt, zult gij eenmaal kennen , en rkennen , als hoogst wijs en goed oor u ; dan , dit is mogelijk voor de euwigheid bewaard, en buiten het nut at zij hier, voor uwe menschkunde, oor uw hart, en voor uwe heiligmaing opleeveren , hier in den tijd voor 1 verborgen ; maar berust ook daar in , nisfchien is uw tijd niet langduurig neer op aarde , misfchien zijn deeze wegen, ter uwer losmaaking van het iardfche , ' gefchikt om u voortebereiden voor den Hemel , waar geen duisternis, geen fmart meer zijn zal, waar God alle traanen van uwe aangezichten zal afwisfchen, en waar eeuwige blijdfchap op uwe hoofden wezen zal. Welk een troost dat gij in deze verwagting fterven zult, dat uwe lichte verdrukking, zoo gij die al ondergaat, voor uw werken zal, een gansch zeer uitnemend, eeuwig gewigt van heerlijkheid!  PAULUS den APOSTEL. ftn heid! want het Jijden van dezen tijd is niet te waardeeren tegen die heerlijkheid , die daar na zal geopenbaard worden. Dan laat de tijd waar in u dit gebeuren zal, wanneer gij fterven zult, gerust en in vertrouwen op God , ook aan Hem over; en zijt gij die dienstknegten gelijk , die op hunnen Heere wagten ; die jaaren , maanden of dagen zullen toch haast eindigen , en dan eindigt teffens alle zorg , alle moeite en verdriet, en gij word bewooners, van die gewesten, waar alle Gods wegen, ook die, die u hier ftof tot treurig klaagen opleverden, u zullen opwekken , om volmaakt , ftoorloos, eeuwig , God met blijde dankzeggingen te verheerlijken , Amen. Hand. o. vs. 5-6.  ih het LEVEN va* T Hand.42. vs. 16 en 17- Inleiding. ÏVde LEERREDEN. saulus de vervolger, krachtdadig geroepen tot een apostel van den 11eere jesus christus. ext: Hand, a.6. ft. 16 en 17. Maar recht u op, en ftaa op uwe voeten: want hier toe hen ik u yerfchenen , om u te ftellen , tot an dienaar en getuige , der dingen heide die gij gezien hebt, en in welke ik u [nog] zal verfchijnen. Verlosfende u van dit Volk, en [van] de Heidenen, tot welke ik u nu zende. Daar is indedaad geen ftelzel, waar in zich meer blijken ontdekken van gebrek aan kennis en oordeelkunde, dan in dat der zoogenoemde wijzen, van de-  PAULUS den APOSTEL. 213 deze en der voorige eeuwen , die zich j zeiven en anderen zochten te overreeden , dat de Christelijke Godsdienst eene uitvinding der Staatkunde, en de eerfte predikers van denzelven,' zoo wel als de Infteller daar van, looze bedriegers zouden geweest zijn. Om nu het tegendeel niet te bewijzen uit den hemelfchen oorfprong, den verheven inhoud , en het troostrijk einde , van den Christelijken Godsdienst, waar uit ten klaarfte zoude kunnen blijken , dat die geene uitvinding der Staatkunde zijn kan ; om nu de eer van den grooten Infteller van dien Godsdienst , uit zijne voortreffelijke zedenleer en de krachtige en goddelijke wonderen ter bevestiging daar van gewrocht, en zijne heilrijke oogmerken ter verheerlijking van Gods eer en roem, en ter bevoordering van het heil der menfehen daargefteld , niet te verdeedigen: zal ik thans alleen het tegendeel daar van ten aanzien van deszelfs eerfte predikers aantoonen. Zouden deze looze bedriegers geweesi O 3 zijnï lan:''—fs. ió en 7-  Hand.22 vs. 16 ei »7« 2I4 HET LEVEN VAN ■ zijn ? daar hunne roeping en aanftelling 'tot dien moeijlijken post, die geen waereldfchc eer , noch aardfche voordeden gaf, teffens gepaard ging , met eene voorfpelling van Hem , dien zij geloofden Christus den Zoon des levendigen Gods te zijn , dat zij in den loop hunner bediening, allerlei hoon , fmaad, vervolging en fmarten te wagtcn • hadden, dat zij in de wacreld verdrukkingen zouden hebben , dat zij in de gevangenisfen zouden geworpen worden , ja dat de uure koomen zoude, dat die geenen die hen zouden dooden , Gode zouden meenen eenen dienst te doen. Zijne taal bij hunne roeping was, die mijn discipel wil zijn, moet zijn kruis opneemen , en mij navolgen: konden zulke menfehen looze bedriegers zijn ? Dit klemt nog meer wanneer wij overweegen, dat in den geheelen loop hunner Apostolifche bediening, hen waarlijk een aaneenfchakeling van fmaad en fmart is overgekoomen, en dat zij meest allen door eenen Moedigen en geweldigen  PAULUS den APOSTEL. aiS gen dood , de waarheid van die leer * en de oprechtheid hunner gevoelens be- 3 vestigt en verzeegelt hebben. En , gelijk dit waar is ten aanzien van de Apostelen, die de Heilvorst voor zijne luisterrijke verhooging in den Hemel, tot dat gewichtig werk geroepen heeft, zoo is het ook waar ten aanzien van Saulus, na zijne verhooging, op den weg van Damascus, ten dien einde geroepen, gelijk uit mijne Textwoorden blijken zal. Daar het teffens ten opzichte van hem opmerkelijk is, dat, gelijk de Zaligmaaker alle zijne Apostelen bemoedigde en verfterkte door de heilrijkfte toezeggingen van zijne magtige onderfteuning en krachtdadigen bijftand , vooral wanneer zij in banden en gevangenisfen zouden zijn , zoo dat het hun in die uure zoude gegeeven worden wat zij fpreeken moesten, zoo zouden zij t' aller tijd ondervinden , dat hij met hun was, dat hij hen nooit begeeven , nimmer verhaten zoude : zoo is ook dit waar ten aanzien van Saulus en zijne roeping tot het Apostelfchap : O 4 mij- Iand.22. s. 16 en 7.  Hand.22 •*s. 16 ei Het verband. ai-ó hét LEVEN van ■mijne textwoorden leeren ons dit, ge'lijk derzelver befchouwing ons nader zal doen zien. Het oogmerk van den Heere Jesus, in de wonderbaare bekeering van Saulus was niet alleen , om zijne Kerk in 't gemeen, en zijn volk dat te Damascus zijne leer beleed, en in Hem tot zaligheid geloofde in 't bijzonder, te verlosfen van de naderende banden en fmarten, die een dreigende en moordblazende Saulus , hen dacht aan te doen, maar de eeuwig wijze Koning zijner ' Kerk , had noch een ander oogmerk om zijne magt , wijsheid en genade , op eene allerheerlijkfte wijze ten toon te fpreiden , naamelijk om hem zeiven over te brengen, van de duisternis tot het licht, en van de magt des Satans tot God , ja maar ook boven dat ak les, om hem van eenen bitteren vervolger , tot eenen ijverigen Apostel te maaken , en hem ten dien einde onmiddeljk zelve te roepen en aan te nellen. Toen  PAULUS den APOSTEL. 217 Toen Lucas in zijn 9 Hoofdd. de uitbreiding van het Koningrijk van den Heere Jesus, en den listigen en geweldigen tegeniland des Satans , tegen het zelve, en de vervolging die nog zoo heftig bleef, verhaalde , heeft hij van Sauls roeping tot het Apostelfchap niet gefprooken , als toen niet tot zijn oogmerk dienende , gelijk wij in onze voorgaande Leerreden breeder hebben aangeweezcn ; dan nu hij verhaalen moest dat Saulus zelve vervolgt werd, behaagt het den Heiligen Geest, door de pen van den gewijden Schrijver, Saulus roeping , tot eenen Apostel van den Heere Jesus Chrstus, zoo als hij die zelfs aan Koning Agrippa ter zijner verdediging voorftelde, in dit 26 Hoofdd. aanteteekenen. Daar nu die onmiddelijke en Goddelijke roeping , te gelijker tijd , op den weg van Damascus is voorgevallen, toen hij zoo wonderdaadig in zijne vervolging gefluit , en aanvangelijk bekeerd is, eischt het verband der zaaken, dat wij dezelve , nu u prediken , eer wij hem O 5 zien Hand.22. Wi 16 en t7-  Iïand.22 vs. ió üi 17- 213 het LEVEN VAN •zien binnen Damascus leiden, en bet 1 Goddelijk onderricht hooren , dat Ananias hem in des Heeren naam gegeeven heeft, met de heilrijke gevolgen daar van. In deze uitmuntende redenvoering, die, naar het oordeel der geleerdfce taaikenneren , een meesterftuk der Griekfche en der Christelijke welfpreckenheid is, die de gevangen Apostel, met zoo veel befcheidene vrijmoedigheid, voor Koning Agrippa deed , toont Saulus, na eene zeer gepaste inleiding, in de 3 eerfte verfen , dat de leer van Christus niet ftreed tegen die van Mozes tot het 9 vers, en op dat het blijken zoude , hoe verkeerd echter de Jooden omtrent dit gewichtig ftuk dachten , geeft hij zijn eigen verkeert gedrag op, en de wondere wijze waar op God hem zulks had doen zien, tot aan het 19 vers , en hier uit trekt hij een befluit, waar van hij de billijkheid aan het opgeklaard oordeel van Koning Agrippa, gerust overlaat : 't befluit is dit , dat hij nu gehoorzaam aan deze hemelfche roe-  PAULUS den APOSTEL. 219 roeping, dac Euangelium moest prediken dat hij te vooren gelastert en vervolgd had tot aan het 24 vers. Zoo dat onze Textwoorden in zich behelzen , de onmiddelijke en krachtdaj dige roeping van den vervolgcnden Sau. lus, tot een Apostel van den Heere Jesus Christus, met deszelfs merkwaardige omftandigheden , door hem ter verdeediging van zich zeiven en van de leer van Christus, zoo befcheiden als vrijmoedig, aan den Koning Agrippa voorgedragen. God , die Saulus wilde roepen tot zulk een gezeegend werktuig, ter uitbreiding van zijn naam en roem , doe de overweging , van dit wonder zijner genade dienen , om veelen onder ons de oogen te openen , en hen te bekeeren van de duisternis tot het licht ; en van de magt des Satans tot God. Amen ! In deze hemelfche roeping, die in het 16, 17 en 18 vers is aangeteekent, koomen twee zeer gewichtige hooftzaaken voor: eerst geeft de Heer der Heer- ?s, 16 en 17. Inhoud en terdeelhig der Textwoorden, Verdien, ' ling.  2o0 ii é t LEVEN van fland.22. H vs. 16 en 17. n£ nc ft< ei g te v d c 1 r i Bet lével van den Heere] esus, aan Saulus, cm «pte- >erlijkhei'd aan Saulus de rede te kei* n van zijne verfchijning aan hem, raelijk om hem te roepen en aantegen tot een Apostel, voor Jooden , Heidenen , van wier vijandfchap en •weld hem de Heilvorst teffens verklaart , zullen verlosfen, in het 16 en 17 ers • en dan wijst de eeuwig gezegenB Zaligmaker hem aan, het heünjk o-merk zijner zending, en het Godvereerlijkend einde, dat hij daar door bekken zoude bij Jooden en Heidenen, n het 18 vers. ' ; Ten aanzien van het eerfte, dat in lit uur de gewichtige ftoffe onzer overdenking zijn zal , eer de Heilvorst hem boogstgunftig de rede geeft , waarom tfi nu aan hem verfchijnen wilde , laat bij voorafgaan, maar recht u op en flaa op uwe voeten. In onze voorige Leerreden over het 6 vers van het 9 Hoofdd. van dit tweede boek van Lucas, hebben wij de orde opgegeeven, waar in> deze woorden in vergelijking met die wn daar vinden, kunnen genoomen worden. Naa- me-  ' PAULUS den APOSTEL. 111 Wtelijk, dat hij op zijne ootmoedige eri I eerbiedige vraag , die hij beevend en: verbaasd ter aarde liggende deed, Heer wat wilt gij dat ik doen zal, dit antwoord dus bekoomen hebbe, maar recht u op en Jlaa op uwe voeten en gaa in de Stad, en u zal aldaar gezegt worden wat gij doen moet, want hier toe hen ik u verfcheenen om u te feilen tot een dienaar en getuige der dingen , heide die gij gezien hebt en waar in ik u nog zal verfchijnen: dan indien de een of ander mijner hoorderen dacht, dat de woorden van het zesde vers, van Luc. 9. ftaa op, niet moeten geoordeeld worden zaakelijk dezelfde te zijn met deze, maar recht u op en flaa op uwe voeten , maar dat die hem daar na, door den Heiland zouden toegeroepen zijn , gelijk zommige uitleggers in bedenking geeven , dan zoude 'er deze opvatting uit volgen, dal Saulus door dat luistervolle licht , dal als een fchitterende blixem om hen fcheen , en door die ontzachlijkc ftem, vreeslijker als een donderdag , zoc land.22. s. 16 en 7-  Hand 2 2. vs. 16 en s22 het LEVEN van zoo diepontroerd, zoo beevend, zoo verbaasd geworden zijnde , en zoo ter aarde liggende, niet tegenftaande de Heilvorst hem toeriep: ftaa op gaa in de Stad, en u zal aldaar gez:gt worden wat gif doen moet, echter nog niet terftond zij opgereezen, en fchoon hij moed en kracht voelde rijzen, echter nog niet geheel van fchrik en vrees bevrijd , nu beevende het hoofd ophcfte , en ontroerd het oog ten Hemel floeg, den Heerlijken Jesus ziende, die hem met eene vriendelijke en bemoedigende ftem toeriep, zijn bevel om op te ftaan herhaalende, maar recht u op , en Jiaa op uwe voeten want hier toe hen ik u verfchenen om u te ftellen tot een dienaar en getuige beide der dingen , die gij gezien hebt, en waarin ik u nog zal verfchijnen. Het is ontwijffelbaar zeker , dat die woorden , maar recht u op en ftaa op uwe voeten , zeer moedgeevend en vertroostend voor Saulus, in dien angst waar mede zijne ziel toen worftelde, moeten geweest zijn: voor al wan-  PAULUS den APOSTEL. 223 Wanneer wij onder 't oog houden , dat de genaderijke Heilvorst, hem daar bij moed en kracht gefchonken heeft , om dat Hemelsch bevel te gehoorzaameu , gelijk de uitkoomst geleerd heeft: te meer als wij opmerken, dat te ftaan op zijne voeten, bij -Ie Oosterfche Volken, eene bekende fpreekwijs was , om iemands bereidvaardigheid, tot dienst en gehoorzaamheid te kennen te geeven, in welken zin het niet alleen genoomen word van de ambtenaaren eenes rijks , die voor het aangezichte des Konings ftaan, maar ook van de Priesters en de heilige Engelen, die voor den Heere ftaan, en Hem dienen, naar 1 Sam. 22: 6. 2 Chron, 7: 6. Dan. 7: 10. en andere plaatfen: en dus dat Saulus hier door hoorde. dat die eigen Jesus, dien hij te vooren vervolgt had , en dien hij nu zag , dat de Heer der Heerlijkheid was, die in plaats van hem , over zijn vermetel en verfoeilijk gedrag, naar verdiende , te ftraffen , daar hij nu zag dat hij hem .in een oogenblik kon vernielen , hem nu Hand.22. vs* 16 en 17.  Hand.22. vs. 16 en 17- Het oogmerk van 's Heilands vei Jchijning aan Saulus geöpenbaan m Dat Saulus een geestdrijver zoude geweest > en dat zijne bekeering , zoo wel als zijne pogingen ten behoeve van het Christendom ondernoomen , enkel en alleen een kenmerk van een verhitte inbeelding geweest zouden z.jn . zekere de la Serre, in een werkje I74S f onder den naam des Autheurs uuge- "even, -eken te beweeren ; dan fchoon het in des-  PAULUS den APOSTEL. 231 deszelfs gebruik bij gewijde en onge-1 wiide Griekfche Schrijvers, zoo van onderfcheidene dienaaren in 't Godsdienftige en burgelij ke gebeezigd wordt, doch altijd zulk eenen dienaar uitdrukt, die onder het beltuur van eenen anderen, wiens bevel de regel zijner bedieninge is, zijn werk verricht, zijne bedieninge waarneemt. In de daad eene eigenaartige befchrijving, van het gewichtig doch moeilijk werk, waar toe Saulus door den Heere Jesus geroepen werd. Hij moest als zijn dienaar, onder zijn oog, onder zijn beftuur, op zijn bevel, fteeds bereidvaardig zijn , tot het werk der bedieninge , in welke plaatzen , bij welke gemeenten , of volk , en in welke omftandigheden , de Heere Jesus hem riep: en hoe moeilijk het werk zijner bediening ook zijn mogt , en met welke gevaaren vergezeld, hij moest het zoo waarneemen, gelijk men tot roem van Gods genade erkennen kan , dat hij, die welP 4 eei ïand.22. rs. 16 en 17-  2 Hand 22. ( vs. 16, en *7« . j \ i i i Saulus yiiiest ei getuig» «CM H 32 het LEVEN v a Sf er een vervolger was , het ook verruil; heeft , dat h'j zoude kunnen zegren, gelijk hij zegt Hand. 2c: vs. 24. 'oen de Heilige Geest hem van Stad ot Stad betuigde ,' dat hem banden m verdrukkingen aanftaande waren: Maar ik achte op geen ding, noch en boude mijn leeren niet dierbaar voor mij zeiven , op dat ik mijnen hop met blijdfchap mag volbrengen , en den dienst welken ik van den Heere Jesus ot.tfangen hebbe , om te betuigen het Euangelium der genade Gods. En op dat bij weeten zoude waarin eigentlijk het werk zijner bediening, waar toe de verheerlijkte Jesus hem riep , beftaan zoude , zoo verklaart dat terftond de Heilvorst, hem beveelende , dat hij als zijnen dienaar een getuigen moest zijn , van die dingen , beide die hij gezien had , en waarin hij hem nog zoude verfchijnen. , Een getuige , is zulk een mensch, ,1!'die eene zaak , van welks waarheid hij 'fbïi zich'delven, ten vollen overreed ' is,  PAULUS den APOSTEL. 233 is , en waar van hij behoorlijk rede I van wéten'fchap geeven kan , daar toe, geroepen zijnde , opentlijk voorfteld , ( en zoo het gecischt wordt plechtig be-, vestigd : in deze zelfde betekenis koomt; dit woord in de gewijde Schriften des Nieuwen Testaments voor, van die Heilige mannen, die de Heere Jesus Christus heeft willen roepen , tot het Apostelfchap , gelijk Lucas het zelve alzoo bezigt in het 24 Hooftd. van zijn Euang. het 48 vers ; maar ook, neemt het deze zelfde Schrijver, in deze nadrukkelijke betekenis , dat het zulk een getuige te kennen geeft, die de eer en leer van Christus met zijn bloed, en dood bevestigt : zoo koomt het Hand. 22: vs. ao. voor, en dat het ook hier , in die beteekenis moei genomen worden, leert niet alleen hei werk waar toe hij geroepen werd. maar heeft ook de uitkoomst der zaaken onwederfprekelijk bevestigt; wan de Heilvorst zegt zelve , dat hij eet, 'dienaar en getuigen moest zijn, dei p 5 din Iand.22J ■s. 16 en iWr". oen zag, ■n in 't >ervolg 'Aai genie.  Hancl.22, ts. 16 en 17- De verheven in houd vat des Apos tels getui genis. 234 het LEVENvan dingen , beide die hij gezien had, en waar in hij hem nog zoude verfchijnen. Dan waar in moest hij getuigen zijn van 't geene hij gezien had ? hier in, geliefde! hij moest opentlijk ver'klaaren , en met toereikende redenen van wetenfchap dit zijn getuigenis bekleeden , dat J e s u s de Nazarener, dien hij te vooren met meest alle de Jooden , als een beroerder en verleider des volks befchouwt had , en die hij gelooft had, dat nimmer verreezen was, van den fmaadelijken, fmertelijken en vervloekten Kruisdood , dat die in de daad opgewekt was tot heerlijkheid Gods , en door zijne opftanding uit den dooden , waarlijk beweezen was de Zoon van God , de Koning Israëls te zijn , dat Hij , gelijk zijne leerlingen , en de ter dood gefteenigde Stephanus, meermaalen opentlijk verklaart hadden , in de woningen des lichts, den zetel zijnes rijksgebieds beklommen had , dat hij zelve hem  PAULUS den APOSTEL. $35 hem gezien had in heerlijkheid, op de-] zen dag, op dezen weg naar Damascus , ja dat die verheerlijkte Levensvorst , met zulke majestueufe tekenen van magt en heerlijkheid aan hem verfcheenen was , en tot hem zoo gefprooken had, dat hij ten vollen overtuigd geworden was, van de verregaande , en Godonteerende dwaalingen zijner vorige begrippen, waarin hij Hond, wanneer hij de gemeenten verwoestte, en dreigende en moordblaazende tegen de Discipelen des Heeren, naar Damascus trok ; want dat hij , toen van dien zelfden verheerlijkten Heilvorst, die hem had -toegeroepen, ik ben Jesus de Nazarener dien gij vervolgt, geroepen was , om een dienaai 1 »  'ïïand.22. Vs. ió en 17- Chris TUS #» 236 HET LEVEN VAN vertroosting en verïïerking, zoude verwaardigd worden , gelijk de uitkoomst der zaaken geleerd heeft , en waar van zommige, zoo door Lucas, Hand it> vs. 9. Hand. 22 vs. 17. en Hand. 23 vs. •ir. als door Saulus zelve, 2 Cor. 12. zijn aangeteckent. Zoo dat hij in zijne Euangelieprediking, zoo wel als de andere Apostelen , zoude kunnen zeggen: Het geene wij gehoort hebben , het geene wj gezien hebben met onze oogen verkondigen , wij ulieden. Want wij zijn geen konjielijk verdichte fabelen naargevolgt, als wij u hekend gemaakt hebben de kracht en toekoomfte van onzen Heere Jesus Christus, maar wij zijn aanfehou■wers geweest van zijne Majefleit. 1 Joh. 1: 1. 2 Petr. t: 16. En daar toe ontfong hij ook hier bevel , om die verfchijningen ter bevestiging van de waarheid der Euangelieleer open dijk te getuigen en alzoo die troostvolle leer, met deze redenen van wetenfehap, te ftaaven. • Dan dit werk, waar toe hij hier ■ze-  PAULUS den APOSTEL. 237 geroepen werd, was zoo moeilijk als! gevaarlijk, en hij was uit en van zich zeiven daar toe onbekwaam; maar tegen deze bedenkingen , die in zijnen geest zeker zouden oprijzen, bemoedigt en verfterkt hem de Heere Jesus, daar hij zelve verklaart, dat hij aan hem verfcheenen was, om hem tot zulk een dienaar en getuigen te fielten, dat is , naar de kracht en beteekenis des woords, in fiaat te /lellen, hem daar toe te doen dienen, dit door hem als zijnen dienaar uittewerken : Hij zelve had hem van eeuwigheid daar toe beftemd, naar Hand. 22: 14. Hij zelve zoude hem ook daar toe bekwaam maaken en toerusten , gelijk hij hem daar toe nu .riep , met een hemelfche roeping: die eigen verheerlijkte Jesus die 'er hen; nu toe aaniïelde , zoude 'er hem licht, kracht en vrijmoedigheid toe fchenken . om het hem, vol van moed, en blaakenden ijver voor zijne eer en leer, t< • doen verrichten: Hij zoude zelve mede werken door teekenen en .wonderen, ei hem het vermoogen daar toe fchenken, zo Tand 22* >$. 16 en ie Saulus 'jekwaam , maaken, mi zijn ] dicnaa> en getuige te zijn. i 1 ?  Hand.22. vs. 16 en 138 HET LEVEN VAN ;oo wel als de wonderbaare gaave om met veelerleije taaien te. fpreeken , beide als kenmerken zijnes Apostelfchaps aan hem, zoo wel als aan de andere Apostelen. En dat dit beide , indedaad niet minder , zoo niet meerder aan hem , als aan de andere Apostelen gefchonken is, blijkt, ten aanzien van het eerfte, uit Hand. 19 vs. 11 en 12. En God deed ongewone krachten door de handen van Saulus, alzoo dat ook van zijn lijf op de kranken gedraagen. wierden, de jweetdoeken of gordeldoeken , en dat de ziekten van hen weken, en de booze Geesten van hen uit voeren; en ten aanzien van het andere kon hij naar 1 Kor, 14 vs. 18. aan die Gemeente fchrijven , ik danke mijnen God dat ik meer vreemde taaien fpreek, dan gij alle. Tot het een en ander wilde de Heilvorst hem feilen en bekwaam maaken, even gelijk de andere Apostelen; in alle de Gemeenten , waar heenen Hij hem zenden zoude , daar zoude Hij met zijnen verworven Geest ook zijne Euangelie-  PAULUS den APOSTEL. 239 1 prediking vergezellen, zoo dat zij ook 1 l zijn woord , zijn getuigenis zouden aanjneemen, niet als eenes menfehen woord, imaar als het woord van den levenden ]God. Ja de Heere Jesus zoude ook :hem in ftaat ftellen en bekwaam maaIken, om, om zijnes naams wille, ftnaadJheid te lijden , en verdrukkingen bliji;moedig te ondergaan , want hij zoude lifteeds bij hem wezen , om hem te onderfteunen en te helpen. Waarom hij zoo troostrijk *er aanjftonds bijvoegt , verlosfende u van dit Wolk en van de Heidenen, tot dewelke ik u nu zende. Hier werd Saulus door den Heere Jesus duidelijk aangewezen, bij wien hij zijnen dienaar en getuigen zün moest, maar ook op 't zelfde ogenblik belooft, dat die zelfde Heer, die hij hier in zijne grootheid en magt leerde kennen, hem niet begeeven , nimmer verlaaten , maar hem van hunne vijandige woede ; krachtdadig verlosfen zoude, want ten J aanzien, van het eerfte, zegt de Heer I der heerlijkheid, dat hij hem zond, tot die Ianti.22, rs 16 en 17- De Goddelijkezending des Apos* iels tot Jooden en Heidenen.  c Jïand 22. c vs. 16 en 17- 1 1 1 .( i 4o het LEVEN van ir. Volk en tot de Heidenen: dit Volk, j mr toe Saulus en zijne reisgenooten j .ehoorden , is het Joodfche Volk , geijk de Sijrifche overzetting des Nieu- 1 ven Testaments , uitdrukkelijk heeft , I !n in twee handfchriften van Beza , en j n twee van Stephanus geleezen is, j trouwens dit is klaar en ontwijffel- ] baar de bedoeling des Heilands , gelijk j blijkt uit de onderfcheiding van het zelve van de Heidenen , dus zijne maagfchap naar het vleesch; dat zelfde Volk, waar onder de Zaligmaaker zich met zoo veele tekenen en wonderen als de beloofde Mesfias geopenbaard had; dan waar van 't getuigenis van Johannes waarachtig was, Hij is tot het zijne gekoomen , maar' de zijne hebben hem niet aangenoomen , neen, den Heer der heerlijkheid hadden zij fmaadelijk verworpen , en aan het fchandelijk Kruis doen nagelen; evenwel dit Volk wü'de Jesus nog niet verwerpen ; nog .wilde hij dat Saulus hen zoude getuigen 't geen hij gezien had, namelijk dat Jesus de Nazarener verheerlijkt was in  PAULUS den APOSTEL. 241 in den hemel , en dus den Zoon van j J God, den Koning Israëls; dat zij in de daad den Heer der heerlijkheid ge: kruist hadden, die hen nu door Saulus, die te vooren even als zij , gelijk de geheele waereld wist, gedacht en gehandeld had, genade en zaligheid liet prediken ; ten einde zij hunne dwaalingen erkennen zouden , en bekeerc worden van de duisternis tot het lichc, ; en van de magt-' des Zatans tot God , opdat zij vergceving der zonden ontvan: gen zouden , en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof, in Hem. Dan, wist de alweetende Jesus, die harten en nieren kent, dat het grootfte ■ gros des Joodfchen Volks, naar Saulus [ ook niet hooren zoude , 't was ook niet ; alleen om die geenen, die uit dat Volk, door zijne prediking, in Hem gclooven : zoude , dat Hij Saulus tot een Apostel 'i riep , neen : maar Hij wilde hem , met i dat eigen getuigenis ook tot de Heidej nen zenden , dat is tot allerlei Volken buiten de Jooden , die nu ook . fchoon /. Deel. Q tot land. 2 2.' 's. 16 en  I Hand.22. vs. 16 en ua het LEVEN van rot hier toe Vreemdelingen van de verbonden der beloften , en in dien zin, zonder God en Christus in de waereld, zouden geroepen worden, tot de gemeenfchap van Gods Zoon ; indedaad iets vreemds voor Saul , die met zijne toen leevende geloofsgenooten, niet geloofde dat 'er aan Heidenen , heil en zaligheid van God zoude gefchonken worden, daar zij begreepen, door hoogmoed verblind, dat dit hen als Abrahams zaad en kinderen der beloften alken befchooren was , (en deze zoo diepïngewortelde volksdwaaling, zoo duidelijk ftrijdig tegen de leer der Propheeten , had zelfs plaats bij de leerlingen des Heilands , en de geloovigen van dien allereerften tijd, gelijk dit, uit Hand. 10. vs. 34 en 35. en bijzonder uit vs. 45 blijkt,) de Heilvorst noemt , Sauls hart en denkbeelden kennende , uitdrukkelijk de Heidenen. Zo » dat Hij nu hoorde dat ook de He'denen mede erfgenaamen worden zouden van dezelfde belofte; want Jesus was-  PAULUS den APOSTEL. 243 was gekoomen om vrede te verkongen , zoo wel die verre , als die naarbij waaren , .want door Hem moesten die beide . den toegang hebben , door eenen Geest tot den Vader; zoo dat zij niet meer, vreemdelingen en bijwooners, maar medeburgers der heiligen en huisgenooten Gods, zouden worden , die met de geloovige uit de Jooden erkennen zouden , en wij alle met ongedekten aangezichten de heerlijkMd des Heeren , als in eenen jpiege, aanfehouwende, worden naar het zelfdt leeld en gedaante , veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als dooi des Heeren Geest; naar 1 Cor. 3: 18. En tot dit groote werk, wordt Sau lus geroepen met eene hemelfche roe ping, daar de Heere Jesus Chris tui tot hem zegt, tot denwelken ik u nu zen 4e , en wel gelijk het Griekfche woon te kennen geeft als mijn Apostel als mijl gezant, even gelijk de Zaligmaker Matt 10: vs. 16. dit eigen woord van de ander Apostelen gebruikt, ziet ik zende u Qa e Hand.rt. vs. 16 en IA r I t » 1  Hand.22, vs. 16 en i 244 het LEVEN van en Lucas zelve verklaart het zoo fti zijn Euangelie Cap. 6: vs. 13. e» Je? i hoon, fmaad en vervolging onderinden; maar ook hiertegen bemoedigd lem de magtige en goedertierene Heilvorst , daar Hij hem toezegt, dat hij lem verlosfen zoude, en Hij paart lier bij zijne zending, teffens deze troost:ijke belofte , verlosfende u van dit P0lk en van de Heidenen , tot de welke ik u nu zende. De Heiland zegt hem dus te vooren dat hij in vclerleië rampen en «vlaren , bij Jooden en Heidenen , uit hoofde vsn dit zijn getuigenis, koomen zoude ; want welke denkbeelden de Jooden van Jesus vormden, wist Saulus van zich zclven, hij kende die vooröordeelen en de bittere gevolgen daar van, in zich zeiven, en hoe hij daardoor de gemeente verwoest en dreigingen en moord geblaazen had.  PAULUS den APOSTEL. 24? Hij wist hoe de groote Raad der Jöö-g den, met bitterheid en woede teger I7 den Heere Jesus vervult was , en Welk lijden dezen hem veroorzaakt hadde; en hoeveel fmaad en fmart, dien zijne leerlingen aandeedt, en vervolgden allen, die voorftanders van die leer waren; en dus wist hij wat hem te wagten ftond , Wanneer hij ,\die eertijds een vervolger was , prediken zoude , dat J e s u s dé Nazarener de Christus, de Zoen des leevenden Gods was. De Heidenen, fchoon zij uit een ander beginzei tegen den Heere J fe s u s waren , en als natuurlijke menfehen niet begrijpen konden, dat Hij, dien de Jooden zijri eigen volk, als een verleider en beroerder des volks, aan 't Kruis geklonken hadden., de Zoon van God de Zaligmaker der waereld was. Zulk eene prediking die hunne wijsgeeren zelve niet begreepèn, hielden zij daarom voor dwaasheid, voor enkele zotheid ; en door de Jooden doorgaans aangehitst, of door eene verkeerde Staatkunde gedreeven , vervolgden zij , gelijk de mtQ 4 koomsc nd.22. 16 ea  Hand.22. vs. 16 en tl- 148 HET LEVEN VAN ioomst der zaaken, naderhand Saulus selven geleerd heeft, de verkondigers van die leer heftiglijk; en wat hem , uit dien hoofde van Jooden en Heidenen , en zelfs meer dan de ^ andere Apostelen, is aangedaan , daar van tekent hij een tafreel 1 Cor. XI. 1$— 28. dat zeer treffend is. Dit was het dat de Heilvorst dus aan Saulus voorfpelde ; maar waar bij hij tePfens voegt, de troostrijke en be-« moedigende toezegging van zijne magt en goedheid, want daarom zegt Hij , verlosfende u van dit volk en van d^ Heidenen. Verlosfende ftaat hier ook, zoo hv 't Grieks , dat het eene aanhoudende verlosfing te kennen geeft, die nimmer zoude ophouden , van 't eerfte oogenblik af aan, dat Saulus als eenen dienaar, en getuige van den Heere Jesus Christus zich gedragen zoude; tot het laatfte tijdftip toe, zoude het hem nimmer, aan die helpende en uitreddende magt van zijnen grooten zender ontbreeken; hij konde 'er in alle nooden en gevaaren , in alle ongele-  PAULUS den APOSTEL. 249 legenheden op rekenen , en hij zou ditH ten allen tijden en op alle plaatfen on- r dervinden , dat zijnen God getrouw was, dat die hem verlosfen zoude , niet alleen door hem te onderircunen en te doen ervaaren , mijne genade is u genoeg , mijne kracht wordt in zwakheid volbragt; maar ook door hem daar onder » dien troost te fchenken, dat hij in het werk zijnes Heeren , de kracht van, die toezegging zoude ken-. nen , zalig zijt gij , als u de menfchen fmaaden en vervolgen om mijnent wille ; waar van het zaiig einde zeker wezen zoude eene volkomene verlosfing, van alle moeite en verdriet, én eenen ruimen ingang in zijn eeuwig Koningrijk. Zoo zeker dan een predikende Saulus ondervinden zoude , dat het bedenken des vleesch vijandfehap tegen God is, zoo ontwijifelbaar zeker zoude hij ter zijner verlosfing ondervinden, dat aan Jesus Christus gegeeven was, alle magt in hemel en op aarde : en fchoon zijn groote zender , noch de wijze , noch den tijd dezer verlosfing bepaalde, dit Q 5' kon itid.22. . 16 en  Hand.22. vs. 16 en 17- 250 het LEVEN van kon Saulus veilig aan zijne wijsheid overlaaten ; dan dit is opmerkelijk, dat hij even gelijk alle de andere Apostelen van den Heilvorst, hier ontvangt eene moedgeevende belofte , dat Hij , bij hem zoude weezen, dat Hij hem nooit begeeven nimmer verlaaten zoude; en dat de Heere Jesus dit vervult heeft, zal ons in 't vervolg , de befchouwing van Saulus lotgevallen, en de bewijzen van Jesus verlosfende, magt en goedheid, in dezelve leeren. Heuchelijke toezegging, voor den ontroerden en beevend en verbaasd ter aarde liggenden, Saulus ! de verheerlijkte Jesus , wien hij vervolgd had, in plaats van hem hier over naar zijne ontzachgelijke magt te ftraffen, belooft hem zijne magtige hulp, en roept hem, door onbegrijpelijke genade, tot zijne eer en dienst : daar de ecuwig gezegende Za^ ligmaaker hem in het volgende 18 vers aanwijst, het heilrijk oogmerk zijner zending , en het Godvcrheerlijkend einde dat Hij door hem, als zijnen dienaar en getuige bereiken zoude bij Jooden en Heidenen. Dat  PAULUS den APOSTEL. 252 Dat de Heilvorst dus uitdrukt, om 1 hunne oogen te openen, en hen te beheeren, van de duisternis tot het licht en van. de magt des Zatans tot God: op dat zij vergeeving der zonden, ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden ontvangen door het geloof in Mij. Dan de inhoud dezer woorden is te gewichtig, en de zaaken daar in voorkoomende zijn te veel , om die thans overee nkoomftig derzelver kracht en oogmerk , te kunnen behandelen , daar zij eene rijke ftofte voor eene volgende Leerreden opleeveren. Laaten wij nu uit deze verklaarde Textwoorden eenige nuttige Leeringen voor onzen geest opzaamelen. Waar van de eerfte is. „ Gelijk de „ luisterrijke verfchijning van den Heere Tesus aan Saulus, een zeker bewijs „ voer de waarheid van den Christehj„ ken Godsdienst is , zoo leert om „ deeze, dat daar zij , die de Heil „ vorst, tot zijne dienaaren en getuiger „ heeft willen roepen , toereikende re .„ denen van wetenfehap voor dit hut . » ge land.22. s. 16 en Toepasfing. : I  Xïand.22. vs. 16 en *7« . Eerfte Leering. S52 HET LEVEN VAN „ getuigenis gehad hebb:n , dat hun „ woord derhalven getrouw is, en aller „ aanneeraing waardig. Ten tweede. „ God heeft in de roe„ ping der jooden en Heidenen en bij,, zonder in die van Saulus doen door„ ftraalen , dat hij ook de grootfte „ Zodaaren , eene oneindige genade en „ barmhartigheid bewijzen en tot zijnen „ roem zijn eer en zijnen dienst, wil roepen. Ten derden. ,, Hoe veel onderfcheid „ 'er ook tusfchen de dienaaren van Christus zij , zij alle moeten hun„ nen dienst waarneemen, onder zijn „ oog en beduur , en door zijne ge„ nade daar toe bekwaam gemaakt wor„ den. Eindelijk ten vierden. „ Wanneer God ., naar zijnen wijzen raad of Leeraaren „ of Christenen fmaad of ftnart laat „ overkoomen , dat zij zoo wel als „ Saulus, op Jesus verlosfende magt „ en goedheid, naar zijne wijsheid „ kunnen ftaat maaken. Onze eeifte leering is. „ Gelijk de. „ luisterrijke verfchijning van den Hee- » re  PAULUS den APOSTEL. 253 „re Jesus aan Saulus, een zeker E „ bewijs voor de waarheid van den r Christelijken Godsdienst is , zoo leert „ ons dezelve, dat daar zij, die de Heil„ vorst tot zijne dienarren en getuigen E heeft willen roepen, toereikende re3, denen van wetenfchap voor dit hun „ getuigenis gehad hebben , hun woord IL derhalven getrouw is , en aller aan„ neeming waardig." Dat de Heilvorst indedaad aan SauJns verfcheenen is , hebben wij in onize verklaaring aangetoond, en is dit waar, dan blijkt het volkoomen, dat Hij is opgeflaan , en zijne beede verhoort is, die Hij , onder het lijden tals fchuld-betaalende Borg, opzond jtot God. Vader, ik heb uwen naam verheerlijkt op aarde , en nu Vader, Verheerlijk mij, met die heerlijkheid idie ik bij u had, eer de «wereld was! en is deze beede verhoord, van Hem : die getuigd heeft , Vader , ik weet dat j gij mij altijd hoort! dan is Jesus het i heerlijk hooft van zijne Kerk, in eeuwige glorie aan zijne rechterhand ge- zee- and.22'. ;. 16 en. r*. '  Hand.22. vs. 16 en 17- 254 het LEVEN van zeeten, maar dan is het ook waar,, wat zijne dienaars en getuigen veraard hebben , met hunne oogen gezien en j met hunne handen getast te hebben, van het woord des Levens, daar zij aanfchouwers van zijne Majesteit geweest j zijn ; want alle de Apostelen , ja ook Saulus, hebben niet ftechts eenmaalden ] verheerlijkten Jesus gezien, maar gelijk hij verfcheidene maaien aan de j Elven verfcheenen is, zoo wilde Hij m bij deze verfchijning aan Saulus 1 ook nog de belofte voegen , die Hij j „aderhand vervuld heeft , gelijk Saulus zelve heeft aangeteekend , dat hij ra j 't vervolg meermaalen aan hem verfchijnen zoude: toereikende redenen van wetenfctep derhaiven , dat hun getuigenis waarachtig en getrouw is, en rust op de ontwijffelbaarfte gronden , en dus dat die leer die zij gepredikt, die Zii fchriftelijk nagelaaten hebben , op last en door ingeeving van hunnen grooten zender, niet ftechts eene. Lnfchen woord, maar het woord is, van Hem die tot hen gezegd heeft, die  PAULUS den APOSTEL. 255 die u hoort die hoort mij, die u ver H wer werpt die verwerpt mij , en die mij r yerwerpt, die verwerpt Hem dien mij gezonden heeft. Hoé fterk moest dit niet ter befchaming van het twijfrélend en tegenlpreekend ongeloof, en derzei ver voorftanders verftrekken; is 'er voor eene gebeurenis die immer ongewijde Schrijveren verhaalden, en die als ontwijffelbaar zeker is aangenoomen , meer grond van zekerheid, dan voor deze; kon 'er immer geloofwaardiger getuige gevonden worden , dan Saulus, die deze leer en deszelfs belijders zoo heftig vervolgd heeft, en die niet aangenoomen , noch gepredikt heeft, dan op de ontwijffelbaarfte gronden van zekerheid , op de onmiddelijke verfchijning, en roeping van den verheerlijkten Jesus zelve; welke verfchooning zullen zij dan kunnen inbrengen, die in dat ongeloof blijven volharden , wanneer Hij die zoo dikwerf, aan alle de Apostelen , en hier zoo luisterrijk aan Saulus verfcheenen is, zich aan hun ind.22« . 16 erj  O Hand. 11.2 vs. 16 en 17. 1 C 1 J ' i Tweede Leering. 56 het LEVEN van al Öpehbaaren, in al zijn magt en .eerlijkheid, en die hun tegenfpreekend mgeloof, verwisfelen zal met eene onierroepelijke verdoemenis; want God :al, naar Saulus taal 2 Thesf. 1: vs. 8. net vlammend vuur, wraak doen over Ue geenen die het Euangehum van den Heere Jesus Christus niet gehoorzaam geweest zijn. Och dat dit erkent wierd! ook van zulken onder ons , die noch aan de waarheid van Sauls Hemelfche roeping, noch aan zijne leer twijftelen ; maar die voor zich zeiven ongeloovig blijven , omdat zij zich befchouwen , als groote zondaaren , die tegen licht en plicht, ja tegen de overtuigingen van een meermaal kloppend geweeten, jaaren agter een, Gods genade hen in 't Euangelium voorgeteld, verfmaad hebben, dat die hier befeffen mogen: En dit was onze tweede leering, „ dat God in de roeping van Jooden „ en Heidenen, en bijzonder in die "„ van Saulus heeft doen doordraaien, " dat hij ook de grootfte zondaars on- ,, ein-  PAULUS den APOSTEL. 25* „. eindige genade en barmhartigheid be }, wijzen , en tot zijnen roem , eer en „ dienst wil roepen." Hoe heerlijk ftraalt dit door, in de roeping en zending van Saulus, als een Apostel van den Heere Jesus Christus , tot de Jooden ; dat Volk dat zijne maagfchap naar het vleesch,' en dat zoo verbitterd tegen den Heilvorst was, zoo wel als Saulus ; denkt hier een oogenblik op door, en gij zult u een heerlijk denkbeeld de grootheid van Gods genade voor den Geest brengen : de beloofde Mesfias was onder hen gebooren , en die geboorte was bekend aan dat Volk , en wel uit Davids toen zoo diep vervallen Huis en Genacht. Hij openbaarde zich bij hen door tekenen en wonderen, ter bevestiging van eene leer die enkel liefde tot God, en menfehen ademde; zijn leven -was eene aanéénfchakeling van weldaaden , met eene reeks van wonderen vergezeld; dan, hoon en fmaad was daar voor de vergelding , en een fmaadelijke , fmartelijke en vervloekte dood , het loon I. Deel. R 'c welk Hand.22. jri. 16 en  s Hand.22.' vs. 16 en 17- i -8 het L?"E VEN van c welk dat ongeloovig geflacht Hem hier roor deed ondergaan; en in plaats dat het terven , het heerlijk en wonderbaar Herzen , van dien grooten Propheet, hen hunne fchroomelijke dwaaling , had moeten doen bezeffen , werden zij zelfs nog hartnekkiger en boozer, toen zij hoorden van geloofwaardige getuigen , dat Jesus Christus opgedaan, en voor hunne oogen heerlijk ten Hemel opgevaarenwas ; geloofden zij dit niet? neen: wel verre daar van daan ; die zelfde getuigen , die met wonderen en tekenen dit hun getuigenis bevestigden , vervolgden zij , en deeden hen flachtoffers worden, van hunnen ingekankerden haat, tegen dien Mesiias waar op hunne Vaderen, hun geloof en hunne hoop gevestigd hadden ; tot dit eigen Volk, hoe hardnekkig, hoe boos , vijandig en godloos, zond de beledigde Zaligmaker, den bekeerden Saulus, en waar toe , om hen van hunne dwaalingen te overtuigen ; om hen vergeeving der zonden te prediken , en eene eeuwige zaligheid te verkondigen ; leert dan hier uit, dat zijne ge-  PAULUS den APOSTEL. 259 genade onbegrijpelijk groot:, zijne barmhartigheid oneindig is ! Om nu niet te fpreekcn van de Heidenen , wier Godsdienst en daaden zoo beledigend voor Hem waren, en die J e s u s evenwel- zijne eeuwige goedertierenheid wilde bewijzen; fteli U dan Saulus.eens voor den Geest, op die tijdftippen , toen genade in , en aan hem verheerlijkt werd; zoude eenig fchepfcl God van onbarmhartigheid hebben kunnen befchuldigen, zoude een van alle fchepfelen zijne rechtveerdigheid hebben kunnen berispen , als Hij dezen dreigingen en moordblaazenden verwoester zijner gemeente , door den donder zijner wraak verplettert had, op dat eigen ogenblik, toen Hij hem de grootheid zijner genade deed ondervinden, en hem tot zijnen Apostel riep , met toezegging van zijne verlosfende magt en goedheid ? • Wij kunnen dit , met het heilzaam oogmerk daarvan, met Sauls eigene woorden u voordellen, uit 1 Tim. t vs. 13 en 16. Die ik , te vooren een Godslasteraar was , en. een vervolR 2 ger ts. 1.6 en 7-  46 Band 22. gei vs. 16 en , , IT. C fit de nt » bi h d g c ( 1 i i , HET LEVEN van ■ en een verdrukker, maar mij is rmhartigheid gefchied , opdat}**** .ristus in mij, die de voornaam- ben, alle zijne lankmoedigheid zou-. hetoonen , tot een voorbeeld der geen die in hem gelooven zullen ten ecugen leven. Laat dit dan Zondaaren ,. laat dit dan .kommerden, die vreezen dat 'er voor m geen genade of barmhartigheid zou, te vinden zijn, van de oneindige rootheid van Jesus menfchenliefde verreeden, laat dit hen opwekken, ,m met alle hunne fchulden tot den feere Jesus den toevlucht te neemen, net vertrouwen op het getuigenis, niet .Heen van Saulus en alle de Apostelen, naar van den Heere Jesus Christus zeiven , die verklaart heeft, dat hij in Je vaereld gekoomen is, om te roepen „iet rechtvaardigen , maar zondaars tot iekeering; hoe groot en zwaar dan uwe fchulden zijn, eeuwig blijft het waarachtig, het bloed 'van Jesus ChrisTUS&, den Zoon van God reinigt van alle zonden ; in den dag der dagen , in . den  PAULUS den APOSTEL. 261 den morgenftond der eeuwigheid, zalI 'er niet één verrijzen uit de woonin- 5 gen des doods, die immer de onveranderlijke waarheid van dit goddelijk getuigenis zal kunnen tegenfpreeken , al wie tot Hem koomt zal Hij geenzints uitwerpen. Ik gaa over tot mijne derde Leering , zij is deeze: „ Hoe veel on„ derfcheid 'er ook tusfchen de die„ naaren van Christus zij, zij alle „ moeten hunnen dienst waarneemen , ,, onder zijn oog en beuuur , en door h 2iJ*ne genade daar toe bekwaam ge„ maakt worden:" de waarheid van deze Leering, is uit de roeping van Saulus tot het werk der bedieninge . en de troostrijke toezegging, die 'e: de verhoogde Koning zijner Kerk bij voegde , beweezen. Troostrijke leering derhalven voor al len die in het werk der bedieninge ver keeren mogen! al zijn wij gelijk d Apostelen geene buitengeWoone geroep* ne en onmiddelijk aangeftelde Godsge zanten, het werk der bedieninge, * R 3 w [and.22. s. ió ca 7- Dtrdt Leering. ï ü  %Gl het LEVEN van Hand 22 vs. 16 ei *7- . wij in den Heere aangcnoomen hebben 1 te vervullen , is van dien zelfden aart, als het hunne was , om in de gemeenten waar in wij geroepen zijn , te verkondigen den onnafpeurlijken rijkdom van Christus, en naar maate wij minder zijn, dan de Apostelen, in gaaven, in genade, in wijsheid , in heiligheid , en in andere hoedanigheden die in hun uitblonken , zoo moeten wij ook zoo veel te meerder om bekwaam maakende genade fmeeken , van Hem, die Saulus op zijn bidden heeft toegeroepen i mijne genade is u genoeg, mijne krach wordt in zwakheid vol' bragt* En hier van , vertoont zich de nootzaakelijkheid nog fterker, wanneer wij ons voor den geest brengen ,■ dat wij onze bediening, onder zijn oog en be? ftuur , moeten waarneemen , gewichtige waarheid in ! de daad ! die ons, die alle Euangeliedienaars onder deze befeffens altijd moet doen leeven , dat wij onzen, dienst verrichten , onder zijn oog, zoo dat Hij naauwkeurig ziet, hoe wij  PAULUS den APOSTEL. 263 wij in dat gewichtig werk verkeeren ;• hoe wij daarin , naar zijnen wil ons gedraagen; en dit moet ons lïecds herinneren , met eene heilige voorzichtigheid, en met eene naauwkeurige getrouwheid, daar in werkzaam te zijn ; aan den eenen kant altijd vast te houden, aan het gezonde woord dat naar de leere is , en zelve dan , wanneer alles verdraagen wordt behalven de gezonde leer; geduurig moeten Wij aan deze verpligting gedenken, die Saulus kort voor zijnen dood, zoo nadrukkelijk aan Timotheus voorftelde, in zijnen tweeden brief het 4de Hoofdd. Ik betuig dan voor God, en den Heere Jesus Christus, dit de le&venden ende dooden oordeelen zal, in zijne verfchijning ■ en 'in zijn Koningrijk. Predik het woord, houd aan, tijdig en ontijdig, wederleg, bejlraf, vermaan in alle langmoedigheid en leere i want daar zal een tijd zijn , wanneet zij de gezonde leer, -niet zullen verdraa gen. Wij moeten dus altijd onder dit indrukken prediken , dat Jesus Chris tus ons eenmaal beöordeelen zal, bi R 4 . zij is. 16 en 17- i  Hand.22. vs. i<5 en 17. >64 het LEVEN van zijne verfchijning in dien grooten dag, bijzonder ook ten aanzien van de leer, die wij verkondigd hebben; en dat wij, zoo wij een ander Euangelie prediken, als Saulus en de andere Apostelen, gepredikt hebben , naar het uitdrukkelijk woord van God, vervloekt zijn. Aan den anderen kant, leeren wij hier uit, dat, hoe moeilijk dit gewichtig werk ook zij , daar wij , (gelijk een rceiknegt die oudtijds op de Griekfche Schepen wel eens tegen wind en ftroom , op eene oniluimige Zee , naar het bevel des fhmrmans, door eenen zuuren arbeid , werkzaam zijn moest,) ook in zulke omftandighcden in het werk der bedieninge geraaken kunnen , dat het dan echter onzen pligt is en blijft, om dat, niet wij, maar Jesus Christus, de Beftuurer en Regeerer zijner Kerk is, altijd getrouw werkzaam te zijn en te blijven, weetende dat zijn oog op ons gevestigt is, en wanneer wij , naar zijn uitgedrukt bevel , met eene heilige voorzichtigheid, en op Hem ziende getrouwheid, ons in het werk  PAULUS den APOSTEL. 265 werk der bedieninge naar zijn voorfchrift gedraagen, dat wij dan de uitkoomst der zaaken, veilig aan hem mogen , en moeten overlaacen en toevertrouwen. Want, en dit is onze vierde en laatfte leering , ., Wanneer God naar Zij„ nen wijzen raad, 't zij Leeraaren ol „ Christenen , fmaad of fmart laat over„ koomen , dat zij zoo wel als Saulus „ op Jesus verlosfende magt, en goed„ heid , naar zijne wijsheid kunnen ftaa „ maaken." Het is waar , Saulus ontving van der I leere Jesus, eene uitdrukkelijke be lofte, dat Hij, hem verlos/en zoude dan ook deze was 'er voor hem noo dig , daar hij, naar Gods wyz en raad in zulke bijzondere wegen en omftandig heden, zoude koomen, ja hem naar God heiligen wil, zoo veel gevaar, zoo vee fmaad en fmart, zoo veele jaaren agter ee: zoude treffen, zoo dat hij zulk eene bui tengewoone belofte inzonderheid noodi had; dan, zijn 'er buiten deze , geen troostrijke beloften, geene heilrijke toe zeggingen , geene gronden van vei R 5 trot Hand.22. vs. 16 ea 17. Vierde Leering. [ > 5 1 1 r  Hand.22. vs. 16 en 17- 266 HET LEVEN VAN trouwen, waar op elk Leeraar , elk Christen, zoo hij in wegen van fmaad of fmart geraaken mogt , hoopen kan? Kan elk Leeraar, wien de eer van Christus en de zaligheid zijner Gemeente ter harte gaat , in het werk der bediening , niet met een vertrouwend hart, het hoopend oog flaan, op die belofte van den Heere Jesus, ik ben met u alle de dagen, tot aan de voleindiging der waereld? Mag elk Christen , die God in waarheid dient , niet gelooven, dat God zijn woord bevestigen zal, ik zal a niet begeeven , ik zal ü niet verlaaten ? blijft God dan niet getrouw, ook dan, wanneer zij ontrouw zijn? Zijn dan de onwrikbaare gronden van het eenwig Heilverbond , niet onveranderlijk gevestigd op Gods magt en goedheid? Zullen dan die toezeggingen feilen ,. bergen mogen wijken en hemelen wankelen , maar mijne goedertierenheid zal van u niet wijken , zegt de Heere uwe ontfermer ? Of wordt een Leeraar of. Christen , zomtijds moedeloos, ona  PAULUS den APOSTEL. 267 om dat hij zoo veel fmaad en wel eens fmart ondervind in zijne bediening of op zijnen weg ? wij moeten hier op onderfcheiden antwoorden. Elk Leeraar, elk Christen , moet in zulke wegen altijd voorzichtig en naauw: keurig onderzoeken, en onderfcheiden , I of die fmaad en fmart die hem treft, :hem ook door zijne eigen, fchuld, eij gene onvoorzichtigheid , eigene dwaasj heid , en zondig gedrag en beftaan over» i koomt; dan of hij die befchouwen kan, ihcm om des Heeren wille, om Jesus f wille overtekoomen. Zoo het eerfte waar is , moet het I hem tot diepe verootmoediging en fchaam1 te voor God brengen, en hem leeren I verzoening daar over , en verlosfing daar I van te zoeken , in het vergeevend bloed 1 van den Heere Jesus Christus, dat | hetere dingen fpreekt dan het bloed I van Abel. Zoo het laatfte waar is , dan kan hij zoo wel als Saulus, op Jesus verlosfende magt en goedheid , naar zijne wijsheid , ftaat maaken. 01 3and.22. /s. 16 eo  2 droefheid zijn , zij daarna eene vreedzaame vrucht der gerechtigheid wer ken, voor die geenen, die daardoor geoeffend worden; wordt een leeraar, wordt een Christen, om Jesus wille fmaat of fmart aangedaan , hij kan zich immers dan troosten , met de onfaalbaare Zaligfpreeking van Jesus zeiven. Eindelijk: hij kan ftaat maaken , dat Jesus hem, gelijk hij aan Saulus beloofd en getoond heeft, daar van, doch naar zijne wijsheid, verlosfen zal ; de wijs en den tijd daar van, moet hij gerust en geloovig aan God over laaten : hoe dikwerf gebeurde dit aan dier Apostel, op eenen tijd waarop hi zulks niet verwagtede , en op eene wij ze, die hij nimmer te vooren had uit gedacht! wel hu, Gods hand is nie verkort; Gods magt is niet vermin derd; en zijne goedertierenheden zijn to in eeuwigheid, Hij laat nimmer vaarei de werken zijner handen. Welaan dan, in dat vertrouwen getroui gepredikt , geloovig voordgewandeld «erlang is alle fmaad , en alle fmart, eei lan vs' 16 en 17. 1 i) . t e  2/ö h e t LEVEN van Hand. 22. vs. 16 en 17. < ( i i { 1 1 i lang zijn alle 'moeilijkheden geëindigc, voor eeuwig geëindigt! eerlang zal die dag aanlichten , die uwe volkoomene verlosfing zal daarirellen! en weest voords met onzen Apostel , uit hoofde van Gods onveranderlijke trouw , verzekerd , dat noch dood , noch leven , noch engelen , noch overheden, noch machten , noch tegenwoordige , noch toekoomende dingen , noch hoogte , noch diepte , noch eenig ander fchepzel u ;al kunnen fcheiden , van de liefde Gods velke daar is in Christus Jesus mzen Heere ; want hier ligt zijne onveranderlijke toezegging, leeft en fterft laar op ; zijt getrouw tot der dood, en k zal u geeven de kroon des ecuwijen levens ,• die overwint, dien zal ik jeeven, met mij te zitten op mijnen roon, gelijk ik overwonnen heb , en net mijnen Vadergezeeten ben op ïijnen troon. Amen. V'le  PAULUS den APOSTEL. 271 Vde LEERREDEN. het heilrijk oogmerk en heerlijk einde van sauls roeping tot het apostelschap, ter zijner onderrichting en be« moediging , aan hem bekend gemaakt door den heere jesus christus. Text: Hand. 16 vs. 18. Om hunne oogen te openen en hen te bekeeren, van de duisternisfe tot het licht , en van de magt des Zatans tot God, op dat zij vergeeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder alle de geheiligden door bet geloove in mij. Nimmer leeren wij een duidelijker denkbeeld maaken, van de grootheid der Goddelijke goedheid , dan wanneer wij die befchouwen , zoo als dezelve doordraait, in het werk der verlosfing; Eïand.2óV vs. 18. Inleiding  Hand.26. .,„.i8. 27a het LEVEN van fing; fchoon de befchouwing der natuur , en de eerbiedige nafpeuring van de Goddelijke goedheid, in de onderfcheidene rijken der natuur, ons zeker erkennen doet, God is aan allen goed, en zijne goedertierenheid is over alle zijne werken; zoo klimt dat denkbeeld in onzen geest , wanneer wij door den heldren fakkel der Goddelijke Openbaaring verlicht, die Goddelijke volmaaktheid befchouwen, zoo als zij doordraalt in het werk der verlosfing; dan moeten wij in verwondering opgetoogen uitroepen , gelijk Israëls gekroonde Zanger in den 36 Pfalm het 8 en 10 vers ; hoe dierbaar is uwe Goedertierenheid, 6 God! dies de menfehen kinderen , onder de fchaduwen uwer vleugelen toevlucht neemen. Bij u , is de fontein des leevens: in uw licht zien wij het licht. Immers van welk eene zijde, wij dit befchouwen, alles teekent daar in, de grootheid van Gods goedheid. Zien wij op het middel, dat God beeft willen daarftellen , om zondaaren,  PAULUS den APOSTEL. 273 ren , uk de opgefperde kaaken van een eeuwig verderf te verlosfen, het is niet minder dan zijn eigen Zoon , het affchijnfel zijner heerlijkheid , het uitgedrukte 'beeld zijner zelfftandigheid , want alzoo lief, (en grooter liefde is 'er niet, en kan 'er niet gegeeven of bedacht worden ,) alzoo lief heeft God de waereld gehad, dat Hij zijnen eeniggebooren Zoon gegeeven heeft , op dat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leeven hebbe. Zien wij op het heil, dat God daar door , heeft daar gefteld , dat Hij vloek en doemwaardige Zondaaren , die anders in eene eeuwige rampzaligheid zouden neergezonken zijn , doet kennen en genieten , daar zij dit anders noch be'zeffen noch deelachtig hadden kunnen worden, het is gelijk de Vorst des Levens, de verhoogde Zaligmaker verklaarde , toen Hij Saulus riep om zijnen dienaar en getuigen, bij jooden en Heidenen, te zijn , om hunne oogen te oopenen, en hen te bekeeren van de duisternis tot het licht ; en van de I. Deel. £ magt irs. iS.  Hand.26 vs. 18. Het verband. *74 het LEVEN van ■ magt des Zatans tot God, op dat zij vergeeving der zonden ontvangen zouden , en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Hem. Gelijk de naauwkeurige befchouvving dezer zaakrijke woorden , ons naader leeren zal , in dit geheiligd uur, tot den dienst van God plechtig afgezon. derd. Hebben wij in onze voorgaande Leerreeden, een begin gemaakt, van de" verklaaring der onmiddelijke en hemelfche roeping , waar door Saulus, bij zijne bekeering op den weg van Damascus, door den Heere Jesus werd aangefleld, tot een Apostel , om bij Jooden en Heidenen van Hem te getuigen , en hen te prediken den onnaarfpeurlijken rijkdom van Christus, door hem, zoo vrijmoedig, zoo befcheiden, zoo welfpreekend aan Koning Agrippa, ter zijner verdediging, tegen de heftige en ongegronde befchuldigingen der vijandige Jooden, voorgedraagen , wij moeten in dit uur U voorftellen, en dit is de inhoud mij* oer  PAULUS den APOSTEL. 275. ner Textwoorden , her. heilrijk oogmerk I zijner zending, en het Godverheerlij-* kend einde, dat hij daardoor bij Jooden en Heidenen bereiken zoude , ter zijner onderrichting en bemoediging, hem , door den eeuwig gezegenden Zaligmaaker , met een hoorbaare ftem, zoo duidelijk zoo heerlijk, voorgefteld en aangeweezen. De God, en Vader, van onzen 'Heere Jesus Christus, die nog dit zelfde heilrijk oogmerk in het zenden zijner dienaaren heeft, doe ook onze prediking , dit heerlijk einde onder U bereiken , liefwaardige Gemeente! Amen. Laaten wij drie hoofdzaaken overwee-j gen , en met eerbiedige opmerkzaam ' heid naauwkeurig overpeinzen; eerst a het heilrijk oogmerk zijner zending , om hunne oogen te oopenen , en hen te bekeeren van de duisternisfe , tot het licht, en van de magt des Zatans, tot God; ten tweede, het Godverheerlijkend einde dat hij daar door bij Jooden en Heidenen bereiken zoude, opS 2 dat_ Iand.26V s. 18, 'erdee* 'ng der "extwoor; en.  276 HET LEVEN VAN Hand.26. vs. 18. Het heilrijk oogmerk,waar toe de Heere Jesus, Saulus geroepen heeft. dat zij' vergeeving der zonden ontvangen , en een erfdeel onder de geheiligde» , door het geloof in Jesus; ten derde , hoe gepast , de voordragt dezer zaaken , voor den Koning Agrippa , door den gevangen Apostel gcfchied is. Ten aanzien van het eerfte, het heilrijk oogmerk zijner zending , waar toe de Heere Jesus hem nu zoo wonderbaar , zoo krachtdaadig riep , was : om hunne oogen te oopenen en hen te bekeeren , van de duisternis, tot het licht, en van de magt des Zatans, tot God. Zoude Saulus, als een dienaar en getuige van den Heere Jesus, bij Jooden en Heidenen aan het Goddelijk oogmerk zijner zending beantwoorden, hij moest dienen em hunne oogen te oopenen. Door deze woorden , leert de verheerlijkte Jesus aan Saulus, dat hij te vooren nimmer geweeten had, dat Jooden en Heidenen van natuure blind waren , en dat, zoo zij immer vergeeving der zonden en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof ontvangen zouden  PAULUS den APOSTEL. 277 den, dat hunne oogen moesten geoopendl worden: Van die geestelijke blindheid,y had hij te vooren nimmer "• kennis 'gehad , noch dit geleerd , toen hij te Tarfen wijsheid opzaamelde, of aan de voeten van Gamaliël, in den Joodfchen Godsdienst onderweezen werd ; als Pharizeer dacht hij gelijk zij alle; wij zien, en daarom bleef hij in zijne zonden ; nooit had hij geweeten dat alle menfchen geestelijk blind zijn , dat de oogen hunnes verftands moeten geoopend worden , en dat Vorst Mesfias beloofd, en gekoomen was , om der blinden oogen te oopenen , hoe klaar dit ook de Heilige Schrijvers leerden. Nooit - had hij dit geweeten, dat de Jooden zoo blind waren, gelijk hij na derhand zelve zag, en getuigde , 2 Cor. 3: 14-17- Maar hunne zinnen zijn verhard geworden, want tot op den dag van heeden , blijft het zelve dekzel, in het leezen des Ouden Testaments , zonder ontdekt te worden , het welk 'door Christus te niete gedaan wordt, maar tot den huldigen s 3 M ïand 2(j, s. r8. Der Jooden en Heidenen, blindheid bewezen.  278 Het LEVEN van Hand.! vs. 18. 6. dag toe , wanneer Mozes geleezen word, legt een dek/el op hun hart, doch zoo wanneer het tot den Heere zal bekeert zijn , zoo word het dekzel weggenoomen. Even zoo was het, ten aanzien van deze blindheid, ook met de Heidenen gefield, tot welken de Apostel, nu door den Heere Jesus gezonden werd, gelijk hij naderhand zelve getuigde Eph. 4: vs. 18. dat zij waren verduisterd in het ver/land en vervreemd van het leven Gods, door de onweetenheid die in hen was, door de verharding hunner harten : hoe onderfcheiden dan ook Jooden en Heidenen waren, daar in kwaamen zij met den anderen , ja daar in koomen, zederd den treurigen val, van onzen eerften Vader, alle menfchen overeen, dat zij geestelijk blind zijn, de Apostel zelve, die dit toen leerde zien , beweerde het naderhand, in zijnen iften Brief aan de Corinthifche gemeente het a Hoofdd. het 14 vers, maar de natuurlijke mensch begrijpt niet, de dingen die des Geest es Gods zijn-  PAULUS den APOSTEL. 279 zijn, want zij zijn hem dwaasheid, E hij kan ze niet verjlaan , om dat ze geestelijk onderfcheiden worden, ja zoo groot is die blindheid, dat hij zelfs niet bezeft, dat hij zoo ongelukkig is, en daarom naar geen middel uitziet , om daar van verlost te worden, naar 't getuigenis van den Heere Jesus zeiven, Openb. 3: vs. 17. want gij zegt , ik ben rijk en verrijkt geworden, en hebbe geenes dingt gebrek: en gij weet niet, dat gij zijt ellendig , en jammerlijk , en arm, en blind, en naakt. Indedaad eene ongelukkige en hoogst, gevaarlijke gefteldheid, 'van alle men-' fehen ; niet alleen van zulken , die de j Goddelijke Openbaring misfen, maar; ook van hun, aan wien God zijn' woord gefchonken heeft , dit bleek aan de Jooden, van welken de Zaligmaker , zoo wel als van de Heidenen getuigd, dat hunne oogen moesten geoopend worden, niet Hechts de fchillen van hunne oogen gelige, maar S 4 zelfs anci.ac». M8. Dat alle nenfclien, 'an natuu■e, geesteijk blind rjn, aanjetoent.  Hand.2£ vs. 18. 280 Het LEVEN v a *' • zelfs hunne oogleeden , die geflooten waren , dac natuurlijk in zulken plaats heeft, die het gezicht geheel misfen , moesten geoopend worden , dus moesten van de allerjammerlijkfte blindheid, geneezen worden; in geen gebreeken van het oog , dat hier dient opgemerkt te worden, fluiten zich de oogenleeden, maar dan , wanneer de geheele oogappel , en dus het geheel gezichttuig weg is , 't zij dan door een toevallig bederf, of dat het uirgeftooken is, en dus het oog, het gezicht geheel verlooren is, fluiten zich de oogenleeden ; zoo teekent hier de Zaligmaker de geestelijke blindheid, zoo leert de Heilige Schrift, dat de mensch van natuure geestelijk blind is. En waar in beftaat dit geneezen , dit oopenen der oogen ? laat ik dit zeer klaar trachten voor te nellen. Gelijk de duisternis, dat is het gebrek of de ontbeering van licht, den blinden belet te zien , 't zij dan , dat de oorzaak daar van is, in eenig  PAULUS den APOSTEL. *8l ni«» VIJe LEERREDEN, DE MERKWAARDIGE GEVOLGEN van DE VERSCHIJNING VAN DEN HEERE JESUS, in SAULUS EN DZ MANNEN DLi met HEM waren. Text : Hand. 9. vs. 7, 8 en 9. En de mannen die met hem over weg reisden , flonden verbaasd, hoorende wel de Jlem, maar niemand ziende. En Saulus Jloncl op van de aerde, en als hij zijne oogen open deed, zag hij niemand, en zij hem bij de hand leidende, bragten hem te Damascus. En hij was drie dagen, dat hij niet zag, en hij at niet, noch dronk niet. Want gelijk de Hemelen hooger zijn dan Hand. 9. de aarde • alzoo zijn mijne wegen hooger, gn' ^' 8* dan uwe wegen, en mijne gedachten dan Meiding. I. D. II. St. A uw-  Hand. o. vs. 7, 8. en p. i j 1 ( 1 < C C t l l tl c V h v i 2 HET LEVEN VAN mvlieder gedachten. Zoo fpreekt de God van hemel en van aarde , Jehova, de Beftuurer zijner kerk , de Regeerer der waereld , in de voorzeggings rol van fefaia, het 55. hoofdd. het 9. vs. Zoo fpreekt God, om de taal van den Propheet in zijnen naam en op zijnen last ^efprooken ,. geloofwaardigheid en gezag nj te zetten, 't Geen God voorfpellen iet, mogten Jacobs Nakoomelingen, bij wien oen reeds een aanmerklijk verval , in Ie rechte kennis en betrachting van den vaaren Godsdienst zich ontdekte, onbegrijpelijk, en even daarom ongelooflijk 'oorkoomen , om dat zij niet konden oorzien , de middelen waar door God rerkten , noch de wijze waar op Hij oor dezelve, dat groote einde , dat Hij ot troost van zijne Kerk geopenbaard ad, bereiken zoude. God eischte van un , geloof en vertrouwen , op zijne >ezeggingen , hoe onbegrijpelijk, hoe nmooglijk het een of ander hun mogt oor' oomen; want zoo veel hooger de ïmelen boven de aarde waren , zoo ;el hooger waren zijne wegen en geichten dan hunne wegen, dan hunne ge-  PAULUS den APOSTEL. 3 gedachten. Is 'er eene waarheid , gelievdeï bevestigd. door de ervaaring, gellaafd door menigvuldige bewijzen, aangeteekend in de Jaarboeken der waereld, en vereeuwigd door onfeilbre Schrijveren? het is deze; dat Gods wegen hooger zijn, dan onze wegen, en zijne gedachten dan onze gedachten. Hoe duidelijk ontdekt zich dit, wanneer wij eerbiedig en naauwkeurig het oog vestigen, op de wonderbaare en veelal voor ons onbegrijpelijke middelen, die God ter bereiking van de heilriikfte eindens , zoo vol wijsheid, daarfteld; die, fchoon dezelve, in den eerflen opflag, onbegrijplijk en ongefchikt aan ons mogen toefchijnen, ons naderhand, wanneer God het einde dac Hij 'er zich in voorHelde , bereikt heeft, doen erkennen moeten , met Elihu, ziet, God is groot, en wij hegrijpen het niet. Hoe veele bewijzen van Gods beltuur, met geheele volken en bijzondere perzoonen gehouden, zouden deze waarheid kunnen ftaaven, door alle tijdvakken der reeds verloopene eeuwen: hoe luisterrijk ftraalden die door in Jacobs Nageflaclit, inEgijp» A a ten. Hand. 9. vs. 7, 8. en 9.  4 HET LEVEN VAN Hand. g vs. 7, 8 en g. ■ ten , in de woestijnen, in 't beloofde erfland ; hoe krachtig deed God dit zien, in den zonderlingen weg dien Hij met David gehouden heeft, eer Hij dien Vorst, jaaren te vooren, gezalfd tot Koning over Israël en Juda , op den troon plaatfte, dien Hij voor hem beftemd had; wie had immer kunnen denken, dat die diepe vernedering, die felle vervolging , dat geduurig omzwerven, dat menigvuldig gevaar, die zonderlinge uitredding en zichtbaare bewaaring, die God hem zoo dikwerf ervaaren deed, hem vormen zouden tot eenen man naar Gods hart, toteenen der beste Vorsten, die immer den zetel eenes Alleenheerfchers beklommen heeft , zoo heeft God getoond, dat zijne wegen en gedachten zoo veel hooger zijn dan onze wegen en gedachten , als de hemelen hooger zijn dan de aarde; en wildt gij dit naader bevestigt zien , befchouwt uit dit oogpunt, het Leven van Paulus den Apostel , en ook in dat gedeelte , dat wij U thans moesten voorftellen, zal u de wijsheid van Gods beft uur, in zijne bekeering doorftraalende , daarvan overtuigen kunnen. * Wij  PAULUS den APOSTEL. 5 Wij hebben in vijf Leerreedenen uwen] luisterenden aandagt voorgefleld , de aan-, zienlijke af koomst, en de merkwaardige. hoedanigheden, die Saulus in zijne vroegere jeugd reeds van zeer veelen zijner broederen onderfcheiden hebben, wij befchouwden hem toen reeds dreiging en moord blaazende, en hierom, naar het verwoesten der Jerufalemfche Gemeente., vergezeld met reisgenooten van het zelfde hart en oogmerk, trekkende naar Damascus; dan op dien zelfden weg, naarbij die zelfde Stad, in zijnen loop gefluit, door een heerlijk en vreeslijk licht uit den hemel omfcheenen , en door Jesus den Zoon van God, van hart en weg, bij aanvang veranderd , en krachtdaadig geroepen, tot eenen Apostel; en eindelijk hebben wij gezien, zijne eerbiedige en volvaardige onderwerping aan dien Heer der Heerlijkheid, en gehoord, het gewichtig oogmerk , en heilrijk einde , van Sauls roeping tot het Apostelfchap, ter zijner onderrichting en bemoediging , hem dooi den Heere Jesus Christus bekenc gemaakt. Nu moesten wij ter befchouwing vat A 3 d< ïand. 9. rsf 7, 8. :n 9. ïet Ver>and. 1 VerdeeJing der  Hand. o vs. 7 , 8 en 9. Textwoorden. ■ Hoe de Mannen die met hem over weg reisden , veriaasdfionden, horende wel de ftem,, maar nie-' mand : z'cnde. Vergclijking van 6 HET LEVEN VAN de voorgeleezene woorden , het oog vestigen op Sauls verbaasde reisgenooten, en eerbiedig letten op het geen hun wedervaaren is , en teffens, welke zonderlinge uitwerking dit goddelijk wonder in. hun, en in hem had, tot roem van Gods genade. In de daad een gewichtig gedeelte dezer heilige gefchiedenis , dat ons Gods magt én wijsheid luisterrijk ten toon fpreidt, en ter bevestiging van den ■ Christelijken Godsdienst, door de gewijde pen van Lucas is aangercekend; God doe het ter bevoordering, ter bevestiging van ons gebof , in den verhoogden Zaligmaaker dienen. Amen! Vestigen wij het oog, eerst, óp Saulus verbaasde reisgenooten , en daar na, op lem zeiven. In het zevende vs. zegt de heilige Schrijver, en de mannen die met hem mr weg reisden , flonden verbaasd, hoo. 'ende wel de ftem, maar niemand ziende. Wanneer met dit verhaal van Lucas verreleeken wordt, 't geen Saulus zelve, in :ijne verantwoording voor de Jooden zegt, rlaad. 22, vs. p. daar wij leczen ; Ende ■die  PAULUS den APOSTEL. 7 die met mij waren , zagen wel het licht, en werden zeer bevreesd, maar de pen: des geenen die tot mij [prak en hoorden zij niet. Dan fchijnt het één, tegen het ander te ftrijden, want Lucas zegt : Zij hoorden wel de ftem 3 doch Saulus zelve , maar de ftem des geenen die tot mij fprak, hoorden zij niet, Lucas zegt, zij zagen niemand, maar Saulus zelve , zij zagen wel het licht. Ter wegneeming van het een en ander , dat hier fchijnt in het verhaal van Lucas, tegen dat van Saulus te ftrijden , hebber zeer veele geleerde mannen, en doorluchtige verftanden, hunne ondcrfcheidene ge dachten , en de bewijzen daarvoor opge geeven , waar onder deze de aanmerk© lijkfte zijn. Ten aanzien van het eerfte: dat mei door die ftem , welke Sauls reisgenootei naar het verhaal van Lucas , Hand. $ hoorden, Sauls ftem verftaan moet, dus dat Lucas daar zegt, dat zij de ftem va Saulus wel hoorden, maar dat zij nieman tot wien hij fprak, gezien hebben , 't gee dan niet ftrijdt, tegen het verhaal va Saulus , Hand. 22: 9- dewijl hij da: A 4 * fond. 9. as. 1, 8. 511 O. Hand.).?: 9. met di' ze Text' woorden , die daar tegen fchijnen te ftrijden. i 1 1 1 l a n ir in  Hand. q, vs'. 7, 8. en 9. j < c r v d h ei nit C fm jen gu, aut tea fidt 8 het LEVEN van van Jesus ftem fpreekende zegt, de jiem des geene'n die met mij fprak hoorden zij met, zoo dat de reisgenooten wel Sauls ftem , gelijk Lucas verhaalt , maar nien Jesus ftem, gelijk Saulus verhaalt, gehoort hebben. Dit gevoelen hebben (*) Beza, Oekumenius en andere verdeedigd f h"\ is door de Engelfche Godgeleerden 'Is Polos, GiH, en anderen gevolgd. ^ Anderen, meenen nog duidèlijker°oPIos?ng te vinden , in deze verklaaring , dat au,s reisgcnooten, door het vreeslijk licht at hen zoo onverwant, en zoo fcWcce* ™f aJs de B]ixe"Vomfcheen, ontzet en erbaasd geworden zijnde, de • ftem van -n geenen die tot Saulus fprak, niet geoord hebben , naamentlijk die ftem, die ïrst deze woorden tot hem gefprdbken heeft, (*) Doclisf. Beza dixit: Fiebant hacce omnia uis tauli caufa. De comitibus nusquam narratur cos «istum amplexos esje: qmd tanen vertfiMé est SjefaSturos, fi vocem loqumis Christi •• Sed putamnt nimirum Saulum, repentino fulV inetu percusfum, exiftimasje Je audire , quw non ■ivtsjet, ita disponente divim providentia, ut qid posM gentis hoimnibus ista narrarent, minus MeSta : esjent. J J  PAULUS den APOSTEL. 9 heeft i Saul, Saul, wat vervolgt gij mij, fi ie» Jesus, • zetters zelve ook zoo vertaaien, en dan is de zin der beide plaatzen, zeer klaar en duidelijk, daar Ljicas cü» Hand. 9: 7. berigc, dat zij wel in 't gemeen , de ftem, het ontzettend en donderend geluid boorden, waar in de Heer der Heerlijkheid tot Saul,fprak uit den hemel, berigc ons hier Saulus zelve dat zij echter, die vreeslijke ftem, die ontzachlijke woorden, niet verftonden, waar mcede de Heere Jesus tot hem' fprak, en hem riep toe het Apostelfchap , gelijk hij daarom zoo nadrukkelijk zegt, het geen door de uitlegten geweest zijn, die het dan opheldert uit Match. 27 vs. 4 fpreekwijs- in alle de Hem bekende taaien voor fcoomt, hij toont het uit het Hebreeuwsch ei a Giieksei Eland. v-s. 7, 8» en 9. 1 % i » t i  20 HET LEVEN VAN Hand. < vs. 7, \ en g. '•door fchrik en vrees geheel overmeesterd ; en de eerfte oogenblikken , nis deze ontzettende wonderen van dat fchieterend Jicht en vreeslijk geluid , niets anders , dan eenen naaderenden en zekeren dood te geraoet ziende ; jaa waren het menfehen , die even als Saul , dreiging en moord bliezen, die met het zelfde hart en de zelfde oogmerken bezield waren , dan kunnen zij bij een ontwaakend geweeten, dit alles als eene hemelfche wraak over deze of andere hunner booze daaden, befchouwd hebben , en daar door zoo zeer bevreesd geworden zijn , de Jooden toch wisten hoe vreeslijk God zich wreeken kon , de Grieksch aan , als uit Job 27 vs. 20. laat ver[chrikkingen hem ah wateren aangrijpen , en Jef. 33. vs. 14. beevïrig heeft de huichelaars aangegreepen. v-HTx Xoc^dmv koomt dikwerf in die beteekenis, bij de Grieken voor, zie Vitringa over Jef. 35 vs. 10. Chrijfosthomus , een der uitmuntendfte Oudvaderen , was reeds fn die gedachte , hij verklaart dat Griekfche woord, ten aanzien van de werking der Goddelijke genade in het hart van den zondaar , hij zet de vluchter} ie ma en agterMaldfe.  PAULUS den APOSTEL, si de Heidenen zelfs beefden voor de wraak 1 hunner Goden,. dus doodelijk ontftcld£ en zoo vol angst en vrees , dat zij geen enkel woord fpreeken konden : Zoo was de merkwaardige gefteldheid, en het opmerkelijk gevolg, van dit Godlijk wonder in Sauls reisgezellen. En zoo waren , zoo bleeven zij, tot zij van dien fchrik langzaamerhand herkoomende , opftonden van de aarde , waar op zij alle gevallen waren ; dus (tonden zij op, zoo ontroerd, zoo getroffen, zoo ontfteld, dat zij, gelijk het Lucas, met nadruk uitdrukt, verbaast flonden. Verbaast flonden, daar zij zulk een vreeslijk licht gezien , zulk een ontzachlijke ftem gehoord, en intusfchen niemand gezien hadden, die dat ontzettend geluid voorbragt , dat door hun gehoord was; dit kwam hun onbegrijplijk , dit kwam hun vreeslijk voor ! Indedaad, eene wonderbaare en opmerkelijke beftuuring der Goddelijke Voorzienigheid , omtrent deze Mannen . die met Saulus waren , zij hooren wel de ftem maar zij zien niemand! Hoe duidelijk ontdekt zich hier de eeuwige wijs B 3 heü land. 9. s. 7, 8: 11 9. Gods wonderbaarebeftuuring , in dezen befchouwd, l  Hand. vs 7, en p. SS het LEVEN van 9-heid en goddelijke magt van den Hee're Jesus, zou den Tarfifchen Saul een Apostel van den Heere Jesus Christus worden? hij moest dien Heer zien en de ftem uit zijnen mond hooren, hij noemt zich zei ven daarom Gal. i. vs. 4, uitdrukkelijk, een Apostel (geroepen) niet van menfehen noch door een mensch, maar door Jesus Christus, en God den Vader, die hem uit den dooden epgewekt heeft, zij integendeel, zij zien niemand ; zoo vervulde de Zaligmaaker zijn eigen woord , niet lang voor zijne opwekking gefprooken, de waereld zal mij niet meer zien! Z'j , zien wel het vreeslijk Jicht, en hooren zoo veel van die ontzachlijke ftem, en worden zoo veel van de aanmerkelijke en zonderlinge gevolgen daarvan , in Saulus hunnen reisgenoot gewaar, dat zij de waarheid dier wonderbaare en heerlijke gebeurenis , nimmer kunnen ontkennen , en fchoon naar het Goddelijk welbehaagen , en deszelfs onbepaalbre vrijmagt, dit ter hunner bekeering zoo ver wij weeten , nooie keft mede gewerkt, kan het tegen- fpree-  PAULUS den APOSTEL. 23 fpreekend ongeloof, zoo veel minder hun getuigenis wraaken , dat, waren zij even als Saulus , belijders van Jesus geworden, hen van bedrog misfchien befchuldigd zoude hebben ; dan van hare en weg en denkbeelden , van Saulus onderfcheiden , waren z'rj ook hierdoor, te meer geloofwaardige getuigen, van 't geen zij gehoord en gezien hadden , terwijl hun getuigenis, niet kan verdacht worden , daar zij zelve , gelijk het volgende vers leeren zal, hem , nu blind o-eworden, bil' de hand leidende in Damascus bragten. Dan, wie moet niet verbaasd ftaan, over het bijzondere van Gods wegen ! aan wie , aan wie ontdekt de magtige Jesus, zijne Goddelijke ontferming, niet, aan de mannen die met hem overweg waren, maar aan Saulus, aan hem, aan hem alleen, het hoofd, de aanvoerer zijner vijanden , die booven hen, dreiging en moord blies , en wel in 't oogenblik dat hij zoo terftond, zijne woede ten top zoude voeren , op het zelfde oogenblik , wordt hij zoc buitengewoon bekeerd, en geroepen. B 4 ge 3and. o. rs. 7, 8. in 9.  Hand. g vs. 7, 8 en 9. Saulus op* ftaande van de aarde, et zijne oogen nopendotnde,ziet niemand. 24 het LEVEN VAN ; geroepen , om in den naam , en op den 'last van Jesus, Jooden en Heidenen te roepen , tot de gemeenfchap van Gods Zoon, gelukkige Saulus! gij, gij alleen, zoo beweldaadigd! zoo ontfermt zich God uwer naar zijnen eeuwigen Wil ! aanmerkelijk beftuur der hooge Godsregeering! waar van wij met aanbidding moeten uitroepen, ó diepte des rijkdoms, heide der wijsheid en der kenfrisfe Gods 3 hoe ondoorzoeklijk zijn zijne oordeelen en onnaafpeurlijk zijne wegen! Rom. ii. vs. 33. En dit zal naader blijken, wanneer wij, het oplettend oog, van Sauls reisgenooten, op hem zeiven flaan, Lucas getuigt in het 8fte vs., en Saulus Jlond op van de aarde, en als hij zijne oogen oopen deed en zag hij niemand. Hoorden wij te vooren , in de verklaaring van het 4. Vs. dezes hoofdd., vergeleeken met het 14. vs. van het 16. dat Saulus, zoo ras hem dat heerlijk licht, booven den glans der Zon fnellik uit den hemel omfcheen , ter aarde' nederviel, hij zoo wel als alle de mannen die hij hem waren , en hebben wij. ge-  PAULUS den APOSTEL. 25 gehoord, dat die verheerlijkte Jesus,] die hem verfcheenen was, hem, hem alleen bij zijne roeping en aanftelling tot eenen Apostel, deze moed en kracht geevende woorden, toeriep, recht u op en ftaa op uwe voeten , naar Hand. 16. vs. 16. hier leezen wij en Saulus ftond op van der aarde, of gelijk 'er eigenlijk in den Griekfchen text ftaat, en Saulus werd opgerecht van de aarde , welke letterlijke vertaaling wij daarom te liever behouden, om dat zij eigenaartiger is, en duidelijker de. zaak zeive uitdrukt, want lag hij door fchrik en vrees overmeesterd, krachtloos ter aarde , Hij die hem toeriep, recht u op en ftaa op uwe voeten , voegde bi zijne woorden, kracht, gelijk wij voorheen gezien hebben, terwijl de troostrijke en moedgeevende taal des Heilands zijnen benaauwden geest opbeurde, ont ving hij licht van binnen , en krach van booven, om zich opterechten , nie geheel ongelijk aan 't geen wij va! Daniël leezen , die betuigende aan de Engel die tot hem fprak , daar is gee kracht in mij, en geen adem is in m, B 5 ovet land. 9. rs. 7, 8. ;n 9. c E 1 1 »  25 het LEVEN van Hand. vs. 7, en p. i. • overgebleven, aanteekent, en hij verjlerkte mij. Dan. io vs. 17 en 18. terwijl die woorden , en Saulus werd opgerecht van de aarde, ook wel gelijk zommige denken, op de hulp zien kunnen, die zijne verbaasde reisgenooten , hem bewezen hebben, inwendig minder dan hij, door den fchrik des Heeren getroffen, waar door hij bewoogen was., tot het geloof, daar zij van den eerften fchrik herkoomen, verbaasd waren opgeilaan, en hem ziende oprijzen, ook de hand zullen aangebooden en gegeeven hebben, om hem van de aarde te doen opflaan. Dan , vestigen wij met oplettenheid het oog op Saulus, hoe is hij thans gefield? Lucas zegt in het 8. vs. en als hij zijn oogen open deed 3 zag hij niemand, als men deze woorden oppervlakkig leest, zoude men gereedlijk denken, dat daardoor te kennen gegeeven weid, dat nu deze verfchijning van dat licht, en van den verheerljkten Jesus in het zelve ophield, dat die nu een einde had genoomen, en hij dus den Heer der heerlijkheid oiet  PAULUS den APOSTEL, a/ niet meer zag, en, dat daarom LucasB aanteekent, dat hij, (die te voorenen zijne oogen voor dat fchitterend licht geflooten had, zoo ras hij dien Heerlijken Perzoon zag, en hem zoo hoorde fpreeken , uk ontzach en uit eetbied voor Hem O dat hij, nu die ftem, die tot hem gefprooken had ophield, zijne oogen oopende, en niemand meer zag, terwijl die luisterrijke verfchijnirig en openbaaring van den Heere Jesus aan hem geëindigd was. Dan, fchoon dit in de daad zoo is, bedoelt dit Lucas, met deze woorden, alleen niet, want wanneer wij de woorden in 't verband met de volgende befchouwen , daar wij leezen, dat zij hem bij de hand leidende te Damascus bragten, en dat hij drie dagen was, dat hij niet zag, dan leeren wij hier, dat wij door die woorden , en als hij zijne oogen open deed, zag hij niemand, verftaan moeten het openen zijner oogleeden , te vooren geflooten , toen dat fchittrend licht hem zoo vreeslijk omfcheen, en hij in hec zelve zulk eenen heerlijken Perzoon gezien had, dat hij, die nu openende; md. §2 . 7, 89-  Hand. vs. 7, en 9. Hoe ongt loovig, e verkeerd, dit zommi ge hebbe; befchowwt 28 HET LEVEN VAN 9-de, niemand zag, ook zelfs niet éénen 'zijner reisgezellen, jaa dat hij niets zag, en het is opmerkelijk , dat in verfcheidene Griekfche Handfchriften, en bij den beroemden Chrijfosthomus, en in de Arabifche , Sijrifche, en gewoone Latijnfche vertaaling, dus letterlijk hier geleezcn wordt, hij zag niets. . Het is in de daad onbegrijpelijk ƒ hoe 1 het tegenfpreekend en eeuwig vitziek on-geloof, zich vermaaken kan, met tegen [de duidelijke letter der goddelijke Openbaaring , door de pen van Lucas, ook uit Saulus mond, aangeteekend, dat Saulus door het helder licht , zoo verblind geworden is, dat hij niemand gezien heeft, dat het echter ons wil doen gelooven, dat zulks Hechts eene inbeelding geweest zij. Of, gelijk andere dit befchouwd hebben, dat hier, enkel eene natuurlijke gebeurenis heeft plaats gehad, zoo dat de groote hitte van den middag, de zwavelachtige dampen in de lucht, heeft ontftooken, en eenen natuurlijken blixem veroorzaakt heeft, waar van God zich zou bediend hebbe' om Saulus en zijne reisgenooten te ver- fchri&*  PAULUS den APOSTEL. 29 fchrikken, en het door zijn beftuur zoo» befchikt zoude hebbe, dat dezelve juist en ter regter tijd ontftaan was, toen het oogmerk van God zulks vorderde, dat deze Blikfem natuurlijker wijze Saulus zoude verblind hebbe, en dewijl dezelve gepaard geweest was , met een of meer donderflaagen, zoude deze donder juist geweest zijn , de ftem , die de reisgenooten van Saulus, gehoord hebben, fchoon zij , noch iemand zagen, die met Saulus fprak, noch deszelfs fpreekende ftem hoorden; en dat al het andere, enkel en alleen , een gezicht geweest zij , aan de verbeeldingskracht van Saulus vertoond, gelijk dan ook Saulus alleen, de ftem van Jesus, inwendig in zijne ziele vernomen hebbe, zonder dat zijne makkers iet daar van hebben kunnen verftaan. (*) Hoe (*) De beroemde Lilienthal, geeft in zijns oordeelkundige Bijbelverklaring het eerfte op , als het gevoelen van Chubb , bekend door zijns ftoute aanranding van de Goddelijke Bijbelboeken , vooral des N. T. en het laatfte fchrijft hij (dat mij zeer verwonderde) eene opvatting; nd. 9; 7, 8. 9-,  ïïand. vs. 7, en '9-. Onze vi klaaring hier ov verdeedigd, , bewezen. 30 HET LEVEN VAM 9- Hoe duidelijk, geliefde, blijkt het 'tegendeel, van het een en ander, wanr.neer wij overweegen, de zekerheid en ,r waarheid van de verfchijning van den kHeere Jesus, hier aan Saulus, 0p den weg naarbij Damascus, gelijk wij te vooren hebben aangewezen, en waar up zich Ananias, ten blijke, van de waarheid zijner zending beroept, in het 17. vs., en waar op zich Saulus zoo dikwerf beroepen heeft, zoo wel als op de woorden, die den Zaligtnaaker toen, tot hem gefproken heeft, en wij vinden Hand. 26 vs. 16, 17 en 18. Jaa wan- te ziin van Beaufobre, in het 3de deel der beschouwingen van Saurin , der gewichtigfte gebeurenisfen des O. en N. T. in de ö2fte befchouwing , zie den gemelden Lilienthal, a. d. C. 20. 5. 9- en C. 21. J. 45 en 40. alwaar hij dus Beaufobre aanhaalt , eigentlijk moet het zijn Beaufobre in het vervolg op de befchouwingen van Saurin , of gelijk in 't Fransch de tijtel is , discours historiques, critiques, Theologiques, et tnoraux, fur Ie evenemens les plus memorables du vieux et du nouveaux Testament, par Mr. Saurin, contenuez , par Mr. C. S. Beaufobr», X. 11. p. 130. _ fequ.  PAULUS den APOSTEL. 31 wanneer wij opmerken, dat 'er geen H; fchijn noch ichaduw in de Heilige Schrift en te vinden is, dat Saulus en zijne reisgezellen , het immer voor eene natuurlijke gebeurenis , of voor een gewoon verfchijnzel van donder en blikfem, hun met alle menfehen bekend, gehouden hebben, waar van Saulus zelf het geheel onderfcheidt, dit befchrijvende als een licht in '£ midden van den dag, op den weg hoven den glans der Zon, hem en de geenen die met hem reisden, omfchijnende, Hand. 26 vs. 13. en eindelijk wanneer wij het verhaal van deze wonderbaare en buitengewoone gebeurenis , niet Hechts eenmaal , maar op drie onderfcheidene plaatfen, in dit naauwkeurig boek, en uit den mond, van den geenen die het zelf gezien en gehoord heeft , eens en andermaal aangeteekend inzien , dan kunnen wij, zonder de geloofwaardigheid der goddelijke Schriften , te ontkennen , te ontkennen op die zelfde gronden , waarop wij aan 't verhaal van ongewijde Schrijvers geenzints twijifelen, hier dit noch als eene inbeelding, noch ais eene natuurlijke nd. 9. 7, 8. 9.  Hand. vs, 7, en p. Welke rede zi datSaui niemmu zag, na der ondi Soek. 32 HIT LEVEN VAN 9-gebeurenis, en een gezicht aan de ver*? 'beeldingskracht van Saulus vertoond, befchouwen. fe Dan laaten wij voorts zien en naarm fpeuren , welke de oorzaak geweest zij, a_dat hij niemand, dat hij niets zag; is r-het zeker, gelijk natuur- en gefchiedkundige Schrijvers verhaalen, dat iemand, door het fterk en aanhoudend zien, van de Zon, verblind, zoo wel, als door een al te zwaar geluid , , verdoofd kan worden , dat, Attilius Regulus de Romeinfche Veldheer, van de Carthagers gevangen , en tegen de Zon in heete .zonneilraalen blootgefteld zijnde, het gezicht daardoor verlooren heeft, bij Saulus , was een hooger oorzaak, geen zijner reisgenooten, was door het vreeslijk lichc, dat hen omfcheen, verblind, maar .Saulus, hij getuigde Hand. 22 vs. ir., dat hij wegens de heerlijkheid deszelven lichts niet zag, dat door eene Goddelijke beftuuring op hem alleen, op hem , die alleen , den Heer der Heerlijkheid, van wien dit luisterrijke licht afilraalde , zag , dermaate werkte , dat hij, (daar waarfchijnelijk zijne reis- ge?  PAULUS den APOSTEL. 33 genooten hunne oogen, zoo ras zij dat licht fnellik hen omfchijncnde, gezien hadden , geflooten hebben ,) hij, de zijne vestigende op dien Heerlijken Perzoon , die tot hem fprak, en wien hij antwoorde, daar door verblind werd: kon Israël oudtijds het glinflerend aangezicht van Mozes niet aanzien, dan moest althans het gezicht van Saul bezwijken , nu hij dien Heer, die op Mofes aangezicht, den weerglans zijnes luisters gelegd had, in hemelfche heerlijkheid aanfchouwde ; zoo dat niet Hechts zijn gezicht verdonkert, of het cristalleine vogt des oogen verdikt geworden , maar gelijk wij in het 18. vs. leezen , dat terftond , zoo ras Ananias tot hem gefprooken had , van zijné oogen gelijk als fchellen afvielen , Zoo moet zijne blindheid , daar door gekoomen zijn , dat het buitenfte vlies zijner oogen , door het fterke licht verbrand geworden zij , en door het fchroeijen alle doorzichtigheid verlooren heeft, dat wij niet bepaalen durven , of dit door natuurlijke middelen geneezen kan worden, en zeker wonderbaar in Saulus was * /. D. II St. C daa? Hand. ih vs. 7, Öé en 9.  34 het LEVEN van Hand, 9 vs. 7, 8 en 9. Hce Saulus , doo\ dezeMannen bij dt hand geleid , te Damascus, gebragt is. ■ daar hij onder het fpreeken, van Ana'nias, door den Heere Jesus toe hem gezonden, daar van onmiddelijk geneezen werd ;• waaruit dus duidelijk blijkt, dat geene verbeelding, maar een goddelijk Wonder, hier de groote magt en goddelijke heerlijkheid van den verhoogden Glorievorst, ten toon gefpreid heeft. Terwijl zijne blindheid, terftond, bij zijne reisgenooten gezien, dermaaten hun medelijden met hem opwekte, dat zij hem bij de hand leidende, hem bragten te Damascus, naar het laatfte lid van het 8. vs. Daar zij onbewust waren , van de inwendige en waarachtige verandering, die in zijn hart was voorgevallen, en niet verft:an hadden, de woorden die Saulus gehoord had , toen de Heer der Heerlijkheid , hem als zijnen Apostel geroepen , en aangefteld had, om Jooden en Heidenen te prediken , den onnaarfpeurlijken rijkdom var, Christus, en zij dus de wonderbaare uitwerkzels van deze verbaazende gebeurenis flechts befchouwden, zonder het oogmerk en ein-  PAULUS den APOSTEL. 35 einde daarvan te befeffcn , worden zij , H v door de aandoenelijke omftandigheden , e die zij in hunnen reisgenoot, in hunnen Leidsman'befpeuren , opgewekt, om hem behulpzaam te zijn , daar zij zien dat hij ten eenemaal blind is, en door die ontzettende verfchijning , 't gebruik der beide oogen miste, om hem naar het naastbijzijnde Damascus , heen te leiden, in hoop zeker , dat hij daar eenige hulp, in zijne, (zoo het hun toefcheen , allertreffendfte en ongelukkige omilandigheden) , vinden mogt ; zij bieden hem, vol mededoogen , de behulpzaame hand, en leiden hem (*_) daar (*) Het is dehoonende taal van het ongeloof» dat dit alles eene verhitte verbeelding, en dweperij in Saulus geweest zij ; dat hij, om dat hij een flecht Rijder was , van 't Paart gevaU Jen, en daar door bedwelmd, gemeend heeft, dingen te zien en te hooren, die evenwel buiten zijne verbeelding-, niet indedaad geweest zijn , doch die hij, om zijne fchande te bedekken , in *t vervolg van tijd vastelijk beweerd heeft de waarheid te zijn , hoe die hoo. tiende lastering van 't rampzalig ongeloof, grondig . kan , en moet wederlegd worden , zié dit, ook, uit dit met de hand leiden j dat j C 2 msi and. t>1. 7, 8* 1 9-  36" het LEVEN van Hand. 5 vs. 7, J en 9. • daar hij den weg noch zien , noch ' vinden kon , naar Damascus , de Stad waar heenen zij wisten , dat het oogmerk hunner reize was. Zoo werden zij tot medelijden bewoogen, om den blinden Saul dezen dienst te doen , daar zij van zijne krachtdaadige bekeering ; van zijne vijandfehap tegen de zonde , en van zijne hartelijke liefde tot Jesus en zijn volk, onbewust waren ; de ontzettende en wonderbaare vermet meer grond, leert befluiten , dat bij die geheele reis met hun , die met hem waren , te voet heeft afgelegd , die anders , ook alle, om die zelve reden, van hunne paarden moesten gevallen zijn , en fchoon zij anders als Saulus bleven denken, even met dit zelfde oogmerk het zelfde moeten beweerd -hebben , zie dit, uit deze , en andere gronden van zekerheid wederlegd in Lilienthal Oordeelk. Bijbelverkl. 17 d. C- 13: J 76 en 77. p. m. 173, en vervolgens: waar bij ik vooral moet noemen, een klein doch zeer gewichtig Stukje van den Heer Lijttleton , de waarheid van den Christlijken Godsdienst bewezen , uit de Bekeering van Paulus den Apostel, uit het Engelsch vertaald, in Utrecht 1766 ultgekoomen pag. 36. en vervolgens.  PAULUS den APOSTEL. 37 verfehijning , had hen zoo verbaasd ,h en medelijdend gemaakt , dat zij, naarei 't beftel van den Heere Jesus , en overeenkoomilig zijne zorg , voor Saulus , nu fchoon onweetend, en vijandig tegen Jesus, naar zijn oogmerk, aan Saulus dezen dienst bewijzen moesten. Aanbiddelijke beftuuring der hoogde Godsregeering! hoe veel hooger zijih. die wegen en gedachten, dan die derj menfehen kinderen ! nooit had dit Saul, nimmer hadden dit zijne reisgenooten kunnen voorzien , en wie had immer kunnen denken , dat Saul, dat een dreiging en. moort blaazende Saul, zoo , te Damascus koomen , zoo daar ingeleid zoude worden , zij , die met hem waren uitgegaan , om met hem de discipelen des Heeren , gebonden naar Jerufalem te brengen , brengen hem zeiven, binnen Damascus, voor eeuwig , met onverbreekbre liefdebanden gebonden, aan den dienst van Hem, dien hij vervolgde ; en reeds vereenigd , in hart en weg , met hun , die hy vooriieemens geweest was, te vervolgen , C 3 xuU and. o. i. 7, s. 'ods irijsild Jüer 1 aanstsani.  Hand. 9 vs. 7. 8, en 9- i pap. Ssfy te v\ 4te 3? HET LEVEN VAN zulken te Damascus die Christus door het geloof aanfchouwd hadden, als den Zoon van Gods liefde, de hoop der vaderen, den beloofden Zaligmaaker, zien nu, hunnen ge vreesden vijand , den woeden, den den vervolgenden Saul, door Jesus magt en goedheid blind in Damascus binnen brengen , daar zij zoo zeer voor zijne koömst vreesden ! en hij zelf koomt in Damascus, maar buiten ftaat om te vervolgen, zoo blind dat hij hen noch zien noch vangen kan; maar integendeel , om met, om door hun, gefterkt te worden in dat zelfde geloof, dat zij beleden; en door den dienst van eenen van hun , weder ziende, en met den Heiligen Geest vervuld te worden ! begenadigd Damascus ! ontfang nu in uwe muuren , eenen man , die u de grootheid van Gods genade bewijst, en in plaats van in u, bitterheid en fmart te brengen , in uwe Sijnagoge, niet vervolgen , niet binden , niet geesfelen , maar daar in Christus prediken zal, dat hij de Zoon van God is! Dan zien wij nader, hoe hij, thans in  PAULUS den APOSTEL. 39 in Damascus binnen geleid , gefteld is Lucas verhaalt in het 9 vers, Ende hij was drie dagen , dat hij niet zag , en hij at niet, noch dronk niet. Had de heilige Schrijver in 't voori ge vers , ons aangeteekend, Sauls blind heid , zoo dat hij van de aarde opftaan de, niemand zag , hier teekent hi aan, hoe lang dit jammerlijk gebrek dat naar Gods wijs beftuur , hem moes overkoomen , geduurd heeft, Lucas zeg en hij was drie dagen dat hij niet zag Schoon 't menfchelijk vernuft nie weet, waarom het der Goddelijke wijs heid behaagd heeft, juist drie dagen zoo lang, en niet langer, de blind heid van Saulus te doen duuren , i zulks om zeer wijze redenen , dus doe God goed gedacht , ter bereiking va die hooge en heilige eindens , die eer niets te vergeefs doende , maar , vo< ons kortzichtig verftand , dikwerf o beöordeelbaare Voorzienigheid , wil< daarifellen. Terwijl wij ook dit, mogen vastfh len ten aanzien van dien zelfden tijc waar in wij van hem leezen, Ende 1 C 4 Hand. 9. vs. 7, €. en 9. drie dagen, noch zag noch at , noch dronk. t t ■> s r n e >r 1le ,]. Welke de rede zijner 1 , ontliou'7;jding van JMs m ai  Hand. 9, vs: 7, 8. en 9. drank ge. Veest zij. ( < I 1 \ t r k h v V O O vr k 40 HDT LEVEN VAN at niet, noch dronk niet. Het is echter niet onwaarfchijnelijk , dat hij zich in dien tijd, van fpijs en drank onthouden heeft, gelijk de beroemde Grotius denkt, door een vrijwillig vasten, ten teeken van zijne diepe verneedering voor God, 0f dat hij noch fpijs, noch drank gebruiken konde , van wegens den fchrik, de onfteltenis en verbaastheid , waarin hij was ; door de najesteit der verfchijning , waar meede :ich de Heer der Heerlijkheid , in zulk :en vreeslijk licht, en met zulk eene .ntzachlijke ftem , aan hem geopenbaard >ad; en zoude die hier te wonderlijk ijn , daar zelfs Daniël , naar het zien an een groot prophetisch gezicht, geWgf, dat 'er in hem geen kracht oveg bleef, naar Dan. 10: 8. Hier bij an gekoomen zijn , eene treifende droefeid en hartelijk berouw over zijne aorgaande misdaaden , over zijn ver3Ïgen en verwoesten der Gemeente, ver zijn dreiging en moord blaazen , rer de gotelingen die hij de belijders n den Heere JESUS, dien hij nu had ?ren kennen , had doen ondergaan. over  PAULUS den APOSTEL. 41 over den dwang dien hij gebruikt had , • om deze, dien Heer te doen lasteren, en aan welke lasteringen, hij zelf, zoo wel als aan zoo veele wreedheden zich fchuldig gemaakt had ; waarvan hij nu de gruwelijke boosheid, en hemeltergende Godloosheid bezefte , zoo wel, als den onnafpeurlijkcn rijkdom van Godi genade , in hem niet te verderven, maar te behouden ; zulke treffende aandoeningen der ziel , konden de oorzaak zijn, dat hij zich van 't gebruik van fpijs en drank in dien tijd onthield; en hier bij kunnen wij voegen, dat 'er in die drie dagen, zoo veel buitengewoone werkzaamheden in zijn ziel hebben plaats gehad , dat 'er geen begeerte naar fpijs of drank in hem opkwam. Want de blindheid , die hem zoo onverwacht getroffen had, en waar van'hij' de oorzaak wist, gelijk hij zelf zegt Hand 22: tl. dat hij van weegens de heerlijkheid deszehen lichts niet zag deed hem zien , hoe magtig die Heer der Heerlijkheid was, om alle magt en geweld , dat zich tegen Hem, en zijn volk verzettede , in één oogenblik te C 5 doer 3ancl. 9. h. 7, 8. :n 9. 1  42 HET LEVEN VAN Hand. < vs. 7, i en 9. <• doen ophouden , daar Hij in dat zelf• ' de oogenblik , hem had kunnen te niet doen worden van verfchrikkingen. Jaa maar, hoe blind hij was, zoo dat hij uitwendig niets kon zien 3 inwendig beflraald door 't licht van Gods genade , en 't onmiddelijk onderwijs van den Heere Jesus, zag hij ten klaarfte die geestelijke blindheid , en diepe kracht der verdorvenheid, die te vooren in hem zoo jammerlijk had plaats gehad , die bron van zoo veele zonden , en die in allen, die gelijk hij dachten, uit zijn maagfchap naar den vleesfche, nog gevonden werd ; hij zal nu , fchoon blind zijnde, Mofes en de Propheeten beter leeren verftaan hebben als hij re vooren ziende, die immer begrepen had, terwijl de blindheid die hem op dien weg was overgekoomen , hem van de waarheid der verfchijning , van den Zoon van God, den Heer der Heerlijkheid buiten alle twijffeling Helde, en daar hij nu noch fpijs noch drank gebruikte, kunnen deeze woorden van Jesus ook in eenen betaamentlijken zin in den mond van dezen laasten der Apostelen nu ge- legt  PAULUS den APOSTEL. 43 legt worden , Joan. - 4: 32 en 34. ik heb* eene fpijs om te eeten die gij niet weet ,<* mijne fpijs is , dat ik doe den v> il des geenen die mij gezonden heeft , en zijn werk volbrenge, gelijk eertijds Mofes op den berg, Elias op de reis, geen fpijs gebruikten, zoo was het in die drie dagen , dat wij van hem leezen , en hij at niet, noch dronk niet. Trouwens wat moet 'er in zijnen geest zijn omgegaan , wanneer hij nu' herdacht, hoe hij gedacht en wat hij gedaan had van zijne jeugd af aan; met welk eene aandoening zal zijn ziel vervuld geworden zijn, welke eene verwondering en aanbidding, zal 'er in hem plaats gehad hebben , bij de herdenking van Gods genade, hem op dien weg, toen hij zoo dacht en werkzaam was, dreiging en moort blaazende, bevveezen; eindelijk als hij peinsde, op de ontzettende maar teffens moed geevende woorden die de Heere Jesus hem had toe geroepen : Hier toe ben ik u ver fchenen , om u te feilen tot een dienaar en getuige der dingen die gij gezien hebt, en waar in ik u nog za ver [and. 9. s. 7, 8. n 9. Wat yer in len geest fan Saulus , in die drie dagen mging. I  Hand. vs. 7, en o. i 1 1 44 het LEVEN van ^verfchijnen, verlosfende u van dit volk ' en van de Heidenen , tot dewelke ik v nu zende , om hunne oogen te openen , en hen te hekeeren van de duisternis tot het licht t en van de magt des zatans tot God; op dat zij vergeeving der zonden ontfangen , en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof in mij. Welke vuurige gebeeden en hartelijke aanroepingen om daar toe Jicht en kracht te ontvangen, om daar toe in ftaat gefield te worden , om aan die hemelfche roeping te beantwoorden , en ten dien einde , uit en inwendig van alle blindheid geneezen te worden ; en voor tijd en eeuwigheid de ontfermende liefde en de krachtige werking van Gods genade, in hem te mogen genieten , zullen thans in Saulus plaats gehad hebben. En dit alles ontdekt zich krachtiger sn duidelijker voor ons, wanneer wij ivat naader denken op het onmiddelijk Dn derwijs van den Heere Jesus , dat oen in Saulus , in die drie dagen dat )ij niet zag, niet at, noch dronk, >laats had» Had  PAULUS din APOSTEL. 4$ Had hij uit den mond van den HeerE der Heerlijkheid toen deeze aan hem e verfcheen , op zijne vraag, Heer wat wilt gij, dat ik doen zal, dit antwoord gehoord , naar Hand. 9: vs. 16. Staa op en gaa in de Stad, en u zal aldaar gezegt worden wat gij doen moet, of gelijk wij Hand. 22: vs. 10. leezen, Staa op , en gaa heenen naar Damascus , en aldaar zal met u gefprooken worden , van al het geene dat u geordineert is te dom. Saulus kon derhalven ontwijfelbaar ftaat maaken en zeeker vertrouwen , dat hij nu in Damascus gekoomen zijnde, nader onderricht zoude worden, zoo met betrekking op zijn eigen hart en weg , als ten aanzien van die plichten tot welkers verrichting hij nu geroepen was , om Jooden en Heidenen met alle vrijmoedigheid te verkondigen, den onnaafpeurlijkcn rijkdom van Christus, daar toe toch was hij in zich zeiven onbekwaam: jaa hij kende wel den vaderlijken Godsdienst en de heilige boeken der Goddelijke Openbaaring , die toen hij de Jooden met eerbied geleezen werden, maai nim and. 9i 1.-7. 8. 1 9.  Hand. g. vs. 7, 8. en g. i i t i i i (, ( € 1 d l r 46* HET LEVEN VAN nimmer had hij die recht verftaan, gelijk hem nu bij aanvang gebeuren moge; nooit had hij te vooren daarvan, overeenkoomftig het Goddelijk oogmerk, juiste begrippen gevormd ; dit getuigt toch zijne vocrige levenswijs. Zijne dwaalenie denkbeelden en daaden bewijzen dit ; maar nu zoude met hem gefprooken worden , van al het geen dat hem georMneert was te doen, dat wij niet alleen op het middelijk onderricht van Ananias , maar voornamelijk op het onniddelijk onderwijs van den Heere Jeiüs, in die drie dagen aan Saulus gefeeven , brengen , om dat hij zelf chreef, Gal. i: vs. n en 12. Ik maak bekend broeders , dat het Euangeüum f welk van mij verkondigt is, niet en s naar den menfche , want ik hebbe ok het zelve, niet van een menfche mfangen, noch geleerd, maar door de ~)penbaaring van Jesus Christus ; n daarom zegt hij , jn het 15 en 16 ers : dat toen God hem geroepen heeft, 'oor zijne genade , het hem behaagd eeft, zijnen Zoon in hem te openbaart» zoo dat hij ook, ten aanzien van  PAULUS den APOSTEL. 47 van dit onmiddelijk en goddelijk onder-' wijs van den Heere Jesös, in die da-, gen zeggen kon naar 2 Cor. 4: 6. want God die gezegd heeft dat het licht in de duisternis zoude fchijnen , heeft in onze harten gefchenen , om te geeven yerlichtinge der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jesus Christus. En fchoon wij , op tijdrekenkundige gronden niet gelooven, dat zijne optrekking in den derden Hemel , toen hij onuitfpreekclijke woorden gehoord heeft, gelijk wij leezen 2 Cor. 12: 2. in deze drie dagen zij voorgevallen , terwijl 'er tusfchen zijne bekeering, en het fchrijven van dien tweeden brief, meer dan 14 jaaren verloopen zijn en de aart van dat Godlijk en heerlijk wonder, daar befchreven, ons voorkoomt niet overeen te koomen , mei de omftandigheden waar in Saulus thans hier verkeerde ; zoo moet het hemeh on (*) Zie de Hooggel. Heeren H. S. van Al phen Voorber. tot den 2den brief aan de Corint pag. 102 en 103. en T. H. van den HonertVoor bsr. tot den brief aan de Rom. pag. 42. 43 en 43 3and. 9. ju 7» 8. :n 9.  Hand. < vs. 7, i en p. l < j i i 48 het LEVEN van '•onderwijs, van den gezegenden Heil'vorsc, in den Geest van Saulus, thans alleruitneemendst geweest zijn; daar hij, zoo ras Ananias tot hem gekoomen was , die hem , eigentüjk geiprooken, meer bemoedigd en bevestigd dan onderwezen heeft, hij terftond weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld geworden is, want 'er ftaat Hand. 9: vs. ao. en hij predikte terjlond Christus in de Sijnagoge, dat Hij de Zoon van God is, gelijk wij in 't vervolg nader hoopcn aantetoonen. Welke duidelijke bewijzen ontvong Saulus , in deze dagen dat hij waarlijk een Apostel was geroepen van den Heere Jesus, die hem in deze drie da;en , reeds zoo veele overtuigende blijken van zijne Goddelijke magt, en eeuwige liefde cleed ervaaren , dat hij nimner twijffelen kon , of Hij die hem ge■oepen had , die hem verfcheenen was, >p den weg van Damascus , zoude hem n ftaat ftellen, om te zijn een dienaar 'n getuige, der dingen heide dis hij \ezien had, en in welke Hij hem nog \oude verfchijnen. Ein-  PAULUS den APOSTEL. 49 Eindelijk hoe bevestigt ook dit ge deelte dezer heilige gefchicdenis , de waarheid van den Christelijken Godsdienst , daar Saulus, daar de mannen die met hem waren , en de omftandigheden in hunne tegenwoordigheid voorgevallen , onwraakbre getuigen zijn , van deze gebeurenis, en ons dus keren , dat die leer , die Saulus geroepen , en onderwezen door den Heere Jesus zclven , gepredikt heeft, een getrouw woord is, en alleraanneeming waardig. Dan laaten wij nog eenige bijzondere .leeringen ten onzen nutte hier uit afleiden. Waar van deze de eerfte is : „ Hoe „ dikwerf 'er in 't menfchelijk hart, ver„ baastheid en vrees plaats heeft , het „ is Gods krachtdaadige genade alleen , „ die het tot zaligheid veranderen kan. „ Hoe boos en zondig de mensch „ van natuure zij , 's Heilands Godde„ lijke kracht en onbegrijpelijke liefde , „ kan naar zijnen wil , in hem ver„ heerlijke worden. „ Gelijk God naar zijne wijsheid den ƒ. D. II. St. D „ chris- Hand. 9. vs. 7, 8. En 9. Toepasfing.  Hand. ( vs. 7-, i en 9. Eerfle Leering. 50 HET LEVEN VAN christen wel eens regenlieden boven „ andere menfehen doecf overkomen, zoo .„ eindigen die altijd tot roem van Gods „ genade , en dikwerf op een tijd en „ wijze, die de kundigfte mensch de * verftandigfte Christen niet voorzien „ kon. Onze eerfte Leering was: „ Hoe dik„ werf 'er in 't menfchelijk hart ver„ baastheid en vrees plaats heeft, het „ is Gcds krachtdadige genade alleen , „ die het tot zaligheid veranderen kan:" de waarheid dezer leering heeft uwe aandacht in Sauls reisgenooten gezien , gelijk wij in de verklaaring der textwoorden getoond hebben, en hoe dikwerf leert dit de ervaaring; meenigmaal hebben de daaden van God deze uitwerking , dat God in den gewoonen weg van zijne Voorzienigheid, den mensch iets onvoorziens doet ontmoeten, dat hem verbaast, dat hem verfchrikt maakt; buiten het wonderdaadige koomt dit meermaalen voor, dat ontzettende gebeurenisfen , treffende oordeelen, onverwachte wegen, die God den mensch doet overkoomen, hem met verbaast- heid  PAULUS den APOSTEL. 5" heid en vrees vervullen , en eenigen tijd zoo doen blijven , zoo dut hij dan onder indrukken van Gods hoogheid leeft, en bevreesd is voor hem , dit ging zelfs in Achab , zoo ver, dat hij zich verneederde voor God. Jaa het kan zoo verre gaan , dat zulk een mensch, zich voor uitwendige zonde wagt , en booven veelen voorbeeldig zich gedraagt, maar koomt hier niets meer bij , dan blijft het een Achabs vernedering , dan zijn het Hechts Ezaus traanen , en een berouw, niet geheel ongelijk aan dat van Judas , dan zal die verneedering waarachtig, zullen die traanen oprecht, dat berouw welmeenend zijn, dan moet Gods krachtdaadige genade , die alleen het hart veranderen kan , gelijk wij in Saulus gezien hebben, en zulken werken het werk des geloofs met kracht, anders, blijft zulk een gelijk hij te vooren was , en keert weder tot den weg der verkeerdheid, jaa hij wordt, zoo hij voorts de indrukken van zijn gewee' ten verdooft, wel eens boozer en godloozer dan te vooren , wanneer God hem de waarheid dier wijze Spreuk van SaD s Jo- Hand. 9vs. 7, 8. en 9.  Hand. g vs. 7, « en p. §1 het LEVEN van ■ Iomo doet ervaaren, een Zondaar die dikwils bejlraft zijnde , den nek verhardt , zal fchielijk verbrooken worden 3 zoo dat Vr geen geneezen aan zij! laaten hier Zondaaren , die in hunnen voorigen leeftijd-, zoortgelijke aandoeningen kennen , en wederom tot een voorig zondig gedrag vervallen zijn, leeren , om dezelve nimmer tot een grond te leggen , om daarop eene toekoomftige zaligheid intevvachten, gij zoudt u voor eeuwig onherroepelijk bedriegen ; neen beoordeelt toch uw hart en verwachting, uit de angst en vrees niet, die bij de eene of andere gelegenheid in u plaats had, maar uit de uitwerkzelen , die niet Hechts een uitwendige verandering uwer daaden , voor een' tijd baarde, maar die, zullen zij uwe ziel, tot een troost in keven en fterven kunnen verftrekken , eene inwendige verandering , van hart en wandel eene vernieuwing des gemoeds , ten gevolge moeten hebben , zoo dat gij door de kracht van Christus moet opgewekt zijn , tot een nieuw leven : angst en /rees , al is die, zoo groot, als in Sauls  PAULUS den APOSTEL. 53 Sauls reisgenooten , kan dit uitwerkzel uit zich zeiven nimmer hebben , zoo dit den'Zondaar, niet in oprecht berouw, en met waaren ootmoed , godlijk in Saulus plaats had, tot God leert roepen , Heer wat wilt gij dat ik doen zal ? of zijn 'er onder U waardiïe Hoorers ! die waarlijk overtuigd zijn geworden , dat zij zoo lang, zoo zwaar, tcaen den angst en vrees, die nu en dan , in hunne harten plaats had , gezondigd hebben, en daarom vrcezen dat 'er voor hun , geene genade , geene vergeeving te wachten zij ? hoort gij ter uwer bemoediging. En dit was onze tweede Leering : „ Hoe boos en zondig de mensch var natuure zij, 's Heilands kracht en on„ begrijpelijke liefde , kan naar zijner „ wil, in hem verheerlijkt worden:" dit. dit hebt gij in Saulus gezien , hoe dur delijk ftraalde dit in zijne bekeering ir zijne roeping door , was 'er iets iv. hem , dat een vrij magtig God bewee gen kan, om onder de vijanden , es vervolgers , van het Koningrijk van de; Heere Jesus, juist dien gruwelijkei D 3 vc! Hand. 9. vs. 7, g. 2n 9. Tweede Leering. [ 1 l l  Hand. g. vs. 7, 8. en p. < i j 3 < I I c i r 54 het LEVEN van vervolger te verkiezen? die booven anderen dreigingen en moort blies , die in de Sijnagogen geesfelde-, en de belijders , van Jesus dwong, om hunnen Zaligmaaker, dien zij geloofden , den waarachtigen God en het eeuwige leven te zijn , te lasteren, en dit alfes tegen zoo veele middelen ter verlichting, als de leer van den Heere fEsus , zoo door zijne prediking, als ioor die der Apostelen , in die dagen, ;n in dat land , daar Saulus leefde , :erfpreid had , hij, bleef onder alle He genademiddelen , onder de verkonliging van die leer, door zulke manlen gepredikt , en door zoo veele groote wonderen bevestigd , ongeloovig! lij werd een vervolger! en die woede fa bitterheid nam toe , tot op het (ogenblik, dat de onweerftaanbre kracht ier goddelijke genade hem , in zi;n Ireigingen en moort bJaazen fluitende, iem van hart en weg veranderende , leed uitroepan, Heer wat wilt gij, dat k- doen zal! Wat zullen wij hier meer bewondeen, de Goddelijke magt of onbegrij-  PAULUS den" APOSTEL. 55 pelijke menfehen - liefde , die hier, tot: eeuwigen roem van den gezegenden< Zaügmaaker, in de bekeering van Saulus doordraaien ? daar elk dier luisterrijke en goddelijke volmaaktheden hier de helderfte glansfen verfpreiden, laat ik 'er U eene teekening van geeven, door eenige trekken van eenen grooten redenaar , den beroemden Brant U voorteftellen , die 'er dus verheven over redenvoerde: „ Saulus was de eenigfte „ Apostel , die van den Heere Jesus, „ niet gelijk hij omwandelde in de da„ gen van zijne zwakheid , maar in den „ hemel verheerlijkt werd geroepen. De „ oude overwinnèrs fpanden olijfanten , „ leeuwen en andere dieren , een ge„ deelte van den vijandlijken roof, voor w hunne zegewagens; maar die beesten „ bleeven bij hun natuur, niet anders „ dan door dwang onderdanig: maar on„ ze groote verlosfer fpant hier voor „ Zijn hemelfche triumfkoets , den fel„ ften vervolger zijner kerk, den wreed„ ften wolf die ooit ter fchaapftal m„ drong, maar nu in een lam veranv dert. D 4 „ ö Krach* ïand. 9. rs. 1, 8. tn 9. f  Hand. g, vs. 7, 8. en ,9. i i 56 het LEVEN VAN ? ó Krachtige genade , die Saulus uit „ den dood der zonden verwekt, mees„ ter van zijn hart wordt, cn van den „ grootften vijand den gehoorzaamden „ dienaar maakt! „ ö Wonderbaare genade , veele won„ deren in deze eene bekeering vertoo„ nende , hem ter aarde nederflaande „ om hem op te helpen, hem verduisterende, om hem te verlichten, hem „ ontwapenende , om hem ten ftrijde „ aantemoedigen , hem. zijn fchuld ver„ wijtende , 0:11 ze genadig te verge, ven ! „ De eerde plaats nu in dat groot „ werk , daar we van fpreeken , fchrij» ven wij van ganfeher harte der god, delijke genade toe, nu nog zoo hef „ dren weerfchijn geevende tegen de „ muuren van onze kristelijke Kerk , dan voorheenen op den weg naar Da„ mascus. 't Was een groot wonder, , dat een razende Saulus , in den drift , van zijn dullen ijver, de Kristenen , vervolgende , met een hemeisch licht , werd omfchecnen, ter aarde neder, geveld, en door de ftem van onzen. » Je-  PAULUS den APOSTEL. 57 „ Jesus beftraft, treffendwierdt.geroepen. „ Niemand verbreid deze genade zoo „ heerlijk dan onze Saulus zelfs. Daar„ om is mij barmhartigheid gefchied, op „ dat Jesus Christus in mij, die „ de voornaamfte ben , alle zijne lank„ moedigheid zou betoonen , tot een voorbeeld der gener die in hem zullen „ gelooven ten eeuwigen leven. En el ders : Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met eene heilige roeping. „ niet naar onze werken, maar naat „ zijn eigen voorneemen en genade , on. „in Christus gegeeven voor de tij „ den der eeuwen. Dus zegt hij , doo) • Gods genade ben ik dat'ik ben. Du „ paste op hem : Zoo is V niet de „ geenen die loopt , noch des geene; „ die wil, maar alleen des ontfermen n den Gods. „ En wie twijffelt 'er aan , of Go „ behoudens zijne rechtveerdigheid , de „ eenen mensch zoo veel meer genad „ doen mag als den ander ? daar h: „ een vrij God is , en wij zijn fchep „ felen , die geheel van Hem afhar „ gen; Hij mag met het Zijne dot D 5 ,, vn Rand. 9. vs. 7, 8. en 9. i 1 j 1- n  Hand. 9. vs. 7, 8. en g. i i j 1 r n a 8 i v o\ ui 's in 58 rHET LEVEN VAN „ wat Hij wil, en Zijn roeping is on „ b er ouwelijk.'''' Rom. XI. (*) Dac die dan bekommerden beweege , om mee vrijmoedigheid toetegaan coe den troon der genade ! Hij die belasten , belaadenen roept, hij die in de waereld gekoomen is, om te zoeken en :e zaligen dat verlooren is, niet om :e roepen rechtvaerdigen, maar zondaaren :ot bekeering, heeft met zoo veele voorden verzekert, dat al wie tot Hem >.oomt, dat Hij die geejizints zal uitterpen, dit, dit is het getuigenis van et Euangelium ! en vreest gij dac uwe lenigvuldige en zwaare overtredingen, U iet zullen vergeeven worden , denkt m Saulus, en gelooft die Goddelijk etuigenis, het bloed van Jesus Chrisus, den Zoon van God, reinigt ons m alle zonden! Welaan dan! biddend tot Jesus den toeOO Saulus Leven ofzevenëntwintigPredicatiën, er 't voornaamfte werk van zijn Apostelfchap':gefprooken in de Remonftrantfche Kerke van Gravenhage, door Joannes Brant, tweededruki 's Hage, 1696.. Bladz. 39 en 40.  PAULUS den APOSTEL. 59 toevlucht genomen , en gij zult iaiï kracht de waarheid van Jesus eigene woord leeren kennen, die hid die ontvangt , die zoekt die vindt! Eindelijk, en dit was thans onzej derde en laatfte leering : „ Gelijk God" „ naar zijne wijsheid den Christen wel „ eens tegenheden, booven andere men„ fchen doet overkoomen , zoo eindigen „ die altijd, tot roem van Gods gena„ de, en dikwerf op een tijd en wij„ ze , die de kundigfte mensch, de verftandigfte Christen, niet voorzien kon." En het is deze leering, die ook ter uwer bemoediging, geloovige belijders vauxjESUS, in dezen weg, die God nu met Saulus hield , doorftraalt; hij, hij alleen , werd blind , diepe weg van verootmoediging en beproeving voor hem , die ontwijfelbaar hem zeer zal getroffen hebben, maar die hem zeei nuttig was, en tot roem van Gods genade eindigde , die op een tijd en wijze eindigde , die hij , die niemanc voorzien kon, leert 'er uit , wanneei naar Gods wijze beftelling, U rampei overkoomen, en zonder deze koomei di [and. 9. s..7,, 8: n 9. , ~)enle Peering. I l  Hand. 5 vs. 7, 8 en o. 60 HET LEVEN VAN •die u nimmer over, door geen morrend 'ongenoegen u tegen God te bezondigen, of 'er dwaaslijk uit befluiren , dat God niet met U is, wanneer U het een of ander kwaad overkoomt; is God oneindig wijs, en hoogst magtig? dan zijn alie dingen aizoo in zijne hand, dat zij zich tegen zijnen wil noch roeren noch beweegen kunnen , dan is dat kwaad van den Heere, maar zoudt gij daarom niet op Hem wachten , dan zou uw hart verkeerd en zeer zondig werkzaam zijn ; tegenfpoeden zijn, naar de leer van den Bijbel , en die is immers de leer van uw hare? blijken dat God de zijnen lief heeft , Saulus zelf fchreef aan de Hebreen , indien gij zonder kastijdh.ge zijt, welke alle deelachtig zijn geworden , zoo zijt gij dan bastaarden, en geen Zooncn, Hebr. 12 vs. 3. en zond gij dan die nimmer op uwen weg, door eene waereld vol moeite en verdriet , ervaaren 1 Legt U liever daarop toe, om het Goddelijk oogmerk in dezen naatefpeuren , waarom God zulks doet, en tefrens hoe gij U onder dezelven gedraagt  PAULUS den APOSTEL. 61 gen moet, om 'er God in te verheerlijken , en 'er door te voorderen , in, heiligmaaking ; aan dat groote einde, moeten alle uwe wegen, en inzonderheid deze beantwoorden : intusfchen zullen zij eindigen , gelooft dit, tot roem van Gods genade. Zoekt biddende bewaard te worden, om 'er nooit moedeloos onder te zijn, zoo dat gij zoudt uitroepen, mijne hulp is vergaan en mijne hoop van den Heere, neen Godzalige , zij zullen eindigen, en op eenen tijd, en wijze, die de kundigfte mensch, de verftandigfte Christen niet voorzien kan : intusfchen , is dat einde , en de wijze daarvan , bij God bepaald. Geeft gij in een geloovig vertrouwen , de uitkoomst daarvan , aan den Heere over! Intusfchen moeten treffende tegenheden , U tot waaren ootmoed en oprechte vernedering voor God brengen . zij zijn wel eens , en dit leert de ervaaring , bij veele Godzaligen, de gevolgen die God op U laat koomen, van wegens uwe eigene dwaasheden o: verregaande afwijkingen van Hem, en ii zul land. o. /s; 7, a. :n 9. i  Hand. c, Vs. 7, g en p. 02 het LEVEN va Jjl ■ zulke wegen , U onder de hand van God re buigen, en in Jesus vertroostend bloed verzoening te zoeken, is de heiligfte en veiiigfte weg, jaa dan is vasten en bidden, gelijk Saulus deed, ook uw werk , en dan zult gij ook zoo zeker als hij , verhooring vinden ; want Jesus bidt voor u, dat uw geloof niet ophoude! op zijne voorbidding , die een vertrouwend en volwigtig eisfchen is, op zijne voldoening, zullen ook die wegen eindigen, tot roem van Gods genade ; maar gij moet en tijd en wijze aan zijne beiluuring geloovig overlaaten. Intusfchen dit is zeker, duurde het iriè dagen dat Saulus niet zag, 'er is iaar Gods beftelling ook eenen tijd be3aald , voor alle uwe tegenheden God:aligen , zij zuilen eenmaal eindigen ; an deze zijde van het graf, worden :ij, moogelijk eerlang, met den Wijdten voorfpoed afgewisfelt, in de tenen der rechtvaerdigen is wel eens des achts geween, maar des morgens gelich , moogelijk dankt gij met David, t hier, God nog over, intusfchen de  PAULUS den APOSTEL. 63 de eeuwigheid nadere vast , daar houden ■ alle tegenheeden op ! die hier met traanen zaaijen ,. zullen daar maaijen met gejuich ! alle blindheid, zal daar voor eeuwig weggenoomen zijn! geen zonde zal daar gevonden worden ! geen traanen zullen daar meer plaats hebben , geen rampen meer woonen. Eerlang ziet gij uw heilzon dagen, In Jesus Godsrijk, U bereid, Dan wisfelt gij het angftig klaagen,' Met onverliesbre zaligheid! Amen. Vilde ïandjja re. 7, 8 in 9.  6"4 het LEVEN van Hand. o. vs. 10, li en 12. Inleiding. Vil*' LEERREDEN. het bevel van den heere jesus , aan ananias, om den b1ddenden saulus de handen opteleggen. Text: Hand. 9. vs. 10, 11 en 12. En. de daar was een zeker Discipel te Damascus, met naame Ananias': en de Heere zeide tot hem in een gezicht , Ananias ! .Ende hij zeide, zie hier hen ik Heere ƒ En de Heere zeide tot hem3 ftaa op, en gaa in de ft raat, genoemd, de Regte, en vraag in "t huis van Juda , naar eenen met naame Saulus van Tarfen: want ziet, hij bidt. En hij heeft in een gezicht gezien, dat een man, met naame Ananias, in kwam, en hem de hand' op lei de, op dat hij weder ziende worde. In de zinnebeeldige Godgeleerdheid, zoo in de Prophetlfche als Euangelifche Schriften,  PAULUS den APOSTEL. 6$ ten, koomt de goddelijke Verlosfer en groote Moogepriester onzer belijdenis , onder anderen voor , als een getrouwe en zorgvuldige Herder; en zij, die Hem van zijnen Vader gegeeven zijn > onder het zinnebeeld van fchaapen , om uit veele plaatfchen maar ééne te noemen , zoo leezen wij Ezechiël 34 vs* la. Gelijk een herder zijne kudde opzoekt , ten dage als hij in 't midden zijner verfpreide fchaapen is , alzoo zat ik mijne fchaapen opzoeken. En in het 16 vs. het verlorene zal ik zoeken, en het weggedrevene zal ik weder brengen, en het verbrokene zal ik verbinden , en het kranke zal ik f erken. Waarlijk eene eigenaartige en verheevene teekening van Vorst Mesfias , en zijn erfdeel; en van de tedere zorg en naauwkeurige be-> waaring, omtrent hen , die Hij eenmaal heeft lief gehad, en nooit begeeven, nimmer verlaaten zal; hebt gij lust waardite hoorers , om de klaarfte blijken van Jesus herderlijke zorg, van zijne liefde voor zijne fchaapen te zien, dat hij het verlorene zoekt, het Weggedrevene wederbrengt, het verbrokene I. D. II. St. E ver- Hand. §1 vs. 10, 11 en ili.  ÏTarid. 9 vs. 10, ji en 12, Het Verband, ^6 HET LEVEN VAN verbind, en het kranken fterkt, verleent ons dan in die plechtig uur, tot den ftaatelijken eerdienst van den hoogen God afgezonderd, uwe luisterende aandacht , daar wij u moeten voordellen den tarfifchen kruisgezant, als een verilagenen en verbrokenen van geest, met den diepften ootmoed voor God gebogen , noch ziende , noch eetende , noch drinkende , maar biddende ; aan wien de groote Herder der fchaapen, de bewijzen zijner eeuwige liefde verheerlijken wilde, en hem door den dierst van Ananias als een verloren fchaap opzoeken , als een weggedrevenen wederbrengen , als een verbroken verbinden, als een kranken ilerken wil. Koomt fmeeken wij te vooren den hoogen God, om dien zelfden zegen , voor ons allen- Wanneer wij naauwkeurig letten ■ op le wonderbaare en eeuwig gedenkwaariige bekeering van Paulus den Apostel, ?oo vinden wij in die gewichtige en mor den Christelijken Godsdienst, zoo belangrijke gebêurenis, waar in zoo teeie blijken der goddelijke magt, en eeu-  PAULUS den APOSTEL. 6? eeuwige liefde van den gezegenden ' Vcrlosfer , den grooten Hoogenpriester onzer belijdenis doorftraalen ; drie voornaame tijdvakken , die zeer opmerkelijk zijn; i" het eerfte koomt zijne krachtdaadige en buitengewoone bekeering voor, zoo als hij te gelijk onmiddelijk met eene hemelfche roeping wordt aangeftelt, tot eenen Apostel van den Heere Jesus Chritus, en juist in een tijdftip , toen hij op de hevigfte wijze dreiging en moord blies, tegen Jesus naavolgeren ; in het tweede zien wij, Saulus nader verlicht, bekrachtigd en bevestigd , onder en door den dienst van een uitmuntend man , den daar toe, door eene hemelfche openbaaring geroepenen Ananias; in het derde vinden wij hem eindelijk met alle vrijmoedigheid , in de Sijnagogen te Damascus , Christus predikende , dat hij den Zoon van God is ; de Jooden daar van overtuigende, terwijl hij in die Leer, in dat geloof, meer en meer bekrachtigd , daarom vervolgt wordt; en uit doodsgevaar te Damascus gered, zelfs in het moordzuchtig Jerufalem openlijk E % fpreektj ïand. 9.' TS. 10, [i en 12,  Hand. 9. vs. 10, 11 en 12. i ] i 4 63 het LEVEN van fpreekt, in den naam van den Heere J *. s u s , dien hij weleer , met zoo veel woede vervolgd had. Het eerfte gedeelte in de voorige Leerredenen afgehandeld zijnde, gaan wij nu, tot het tweede over, dat de gewijde Euangeliefchrijver, in dit hoofddeel met het 10. vs. begint, en met het eerfte deel van het 19. vs. eindigt, waar in wij drie hoofdzaaken vinden : de zending van Ananias, vs. 10, 11 ;n 12. , het daartegen ingebragte beswaar van Ananias, door den Heere Iesus weggenoomen, van het 13. tot iet 17. vs. , en de bereidwillige en ïeilrijke uitvoering daar van , in het 17, [8. en in 't eerfte lid van het 19. vs., vaar hij dan het derde deel begint, lat voord loopt tot aan het 32. vs. Hebben wij, in onze laatfte Leerre!en , het oog gevestigd, op vSauls vertaasde reisgenooten , en 't geen hun vedervaaren was, en teftens welke zonlerlinge uitwerking dit Goddelijk wonlê'r in hun , en in Saulus had, tot oem van Gods genade, volgden wij tem, daar hij door zijne reisgezellen, met  PAULUS'den APOSTEL, 69 met de hand geleid, en blind, binnen • Damascus gebragt werd , en daar drie. dagen was, dat hij niet zag, en niet at, nóch dronk; thans moeten wij zien , hoe de verheerlijkte Levensvor'st, die hem op den weg naarbij Damascus verfcheenen was, en tot zijnen dienst geroepen had , nu , in Damascus voor hem zorgde , om hem de bewijzen zijner eeuwige liefde te doen ervaaren , ten dien einde Ananias tot hem zendende. En het is dit bevel van den Heere Jesus, in een gezicht aan Ananias geopenbaard, om Saulus de handen opteleggen , opdat hij wederom ziende zoude worden , dat in dit uur, het gewichtig onderwerp zijn moet, dat onzen aandacht , och of in ondervinding van de verlichtende werking, en. krachtdadige genade des Heiligen Geestes ! moet bezig houden; God, die in ontfermende liefde op Saulus nederzag, zie op ons gunftig neder , en leere ons door het geloof, zijnen Zoon aanfchouwen , als onzen God en onzen Zaligmaaker. Amen ! E 3 Laa- land. 9. rs. 10, !i ea 12. é Inhoud der 'lextwoorden.  Hand. < vs. 10, rr en ïs Derzelve verdeeling. Wie Ana iv.as was: onderzocht. 7o het LEVEN van u Laaten wij eerst naauwkeurig letten, .op de befchrijving die wij hier vinden, - van den uitmuntenden Ananias, en de wijze waarop de Heere Jesus zich aan hem geöpenbaart heeft, in het 10. vs. en dan , op het bevel daarin voorkoomende , met bijvoeging der rede, Waarom de Heere Jesus hem aan Saulus zenden wilde, in het n en 12. vs. Ten aanzien van het eerde de heilige Sqhrijver zegt, en daar was een 'zeker discipel te Damascus , met naame Ananias , en de Heers zeide tot hem in een gezichte Ananias! Lucas leert hem ons kennen als een discipel, wiens naam was Ananias. Daar wij van dezen man, zoo weinig leezen in de heilige bladeren, denken de uitleggers zeer onderfcheiden van hem , 'er zijn 'er , die hem , V00r een Joodengenoot der gerechtigheid houden , van afköomst een heiden , doch die belijdenis van den Joodfchen Godsdienst gedaan had, en door befnijdem's , in 't nagedacht van Abraham ingelijfd geweest zoude zijn, en naderhand , en wel op het doorluchtig Pinkster-  PAULUS ,des APOSTEL. 71 Pinksterfeest, door de wonderdoende wer * kingen des Heiligen Geestes, de Leer van , Jesus Christus heeft aangenoomen, dat echter niet overeen koomt, met 's mans eigene woorden , Hand. 22. in het 14. vers, daar hij tot Saulus fpreekende , zegt : de God onzer Vaderen ; anderen , houden hem , en dit is het gevoelen der meeste oude uitleggeren , voor een Jood van afkoomst, en wel voor een der zeeventig discipelen door den Heere Jesus aangeftcld , en uitgezonden, die na het ontvangen van den Heiligen Geest, op , of kort na dat groote Pinksterfeest , van Jerufalem, (Tchoon zommigen willen dat hij, uit de Ham van Juda gebooren zij ,) naar Damascus vertrokken is , alwaar hij het eerfte , de Leer van den ge krui sten en verheerlijkten Christus, naar hunne gedachten gepredikt heeft ; eindelijk, zijn 'er die hem houden , voor een Inboorling van 'Damascus, die ondei die Godvruchtige mannen behoorde, en op dat eeuwig beroemde Pinksterfeest; het woord der Apostelen naar Hand. 1 vs, 41. geloovig hebben aangenoomen E 4 e; land. 0. s. 10, 1 en 12.- • \  IJand. VS. 10 li en i fFet mt- puntend ■ (harnkttr van Ana- \ (tmi be- 72 HET LEVEN VAN '•en een van die drieduizend zielen ge». weesn zij , die op dien dag gedoopt zijn 5 toen de Heilige Geest zoo heerlijk nederdaalde , die daar na een dienaar der Gemeente ce Damascus, 't zij dan een diacen, gelijk andere willen, of een Propheet of buitengewoon Leeraar, zoo als andere geoordeeld hebben, geweest zij, welk laatfte gevoelen, ons het waarfchijnelijkfte voorkoomt, zijn naam was Ananias, dat de zelfde naam is, die in 't hebreeuwsch Hananjah genoëmt wordt, en een begenadigde des Heeren te kennen geeft, een naam zeker die hem met recht toekoonn , i„ onderfcheiding van dien Ananias, die wonderdaadig geftraft is, om dat hij den Heiligen Geest geloogen had; naar Hand. 5., en van dien fnooden Hoogenpriester Ananias, die Saulus naderhand ?en gewitte» wand noemden, Hand. 23. Want Lucas noemt dezen Ananias een hscipel, en in het 22. hoofddeel in iet 1*. vers leezen wij. dat Saulus ja hem getuigt dat hij was, een rOAyruchtig nian n.aar de wet, goed ge.  PAULUS den APOSTEL. 73 getuigenis hebbende, van alle de Jooden die daar woonden. De naam van discipel, of leerling , was in die dagen, niet alleen de twaalf uitverkoorene Apostelen , de zeeventig uitgezondene discipelen , maar aan alle belijderen van den Heere Jesus Christus eigen , naderhand zijn deze te Antiochicn , zoo wij gelooven , door eene Goddelijke openbaaring (*j) Chris- te- (*) Dat indedaad de discipelen van den Heere Jesus te Antiochiën , dezen eernaam door eene Goddelijke openbaaring verkregen hebben, koomt ons daarom hoogst waarfchijnetijk voor, om dat het griekfche woord , "waar van Lucas zich bedient, Hand. ir vs. 26. in deze beteekenis, niet alleen bij ongewijde griekfche Schrijveren, maar vooral bij de gewijde des N. T., en bepaalt bij Lucas zei ven , zoo voorkoomt, en alzoo in onze nederduitfche overzetting ook vertaalt wordt , als Matth. 2 vs. 12. Luc 2 vs. 26. Hand. 10 vs. 22. Rom. 11 vs. 4 Hebr. 8 vs. 5. C. n vs. 7. C. 12 vs. 25, waarom dan dit .woord , ook Hand. n vs. 26 alzoo niet vertaald ? te meer denken wij , aai eene Goddelijke openbaaring , om dat 'er geer één geloofwaardig bericht voorhanden is , da 2.;j zelve' of hunne vijanden , hun dezen vee E 5 be Hand. 9. vs. 10, n jen is» i ! I  Hand. s VS. IO, 11 en 12 i ] 1 i i 1 i 74 het LEVEN van «3 •tenen genoemd, die naam van discipe. Ien , teekent hen als zulke menfehen , die den eertijds verneederden , doch nu luisterrijk verhoogden Zaligmaaker , als hunnen Leeraar , . waarlijk erkend en geloovig hadden aangenoomen, die zijnen naam beleden voor de menfehen, en die deze belofte hadden, dat Jesus hunnen naam eens belijden zoude , voor zijnen Vader en voor de Engelen; Ananias wordt dus hier befchreeven , als een Leerling van den Heere Jesus, door beteekenenden naam gegeeven hebben, en om dat bij den Propheet Jefaia, in de voorfpelling van de Lotgevallen der Kerk, des N. T. 'er drie zeer aanmerkelijke phatfehen voorkoomen, die pns toefchijngn op deze gebeurenis te An' tiochiën , waar de Evangelieprediking, toen joo ongemeen gezegend was , te zien als Jef. 56 vs. 5. C. 62 vs. 2. en C. c5 vs. 15. en ïindelijk, om dat beroemde taalkundige daar n overeenftemmen , dat dit woord deze beteecenis heeft , en in de H. S. meest altijd zoo ;ebruikt wordt: vid. fchoetgen. ad ok Plevier over de Handelingen der Aposte^ ïn. C. 10 vs. 22. en ii jvs. a<5.  PAULUS den APOSTEL. 75 door zijn licht , door zijne genade , door de werking van zijnen Geest, on derwezen in den weg der Zaligheid ; hoe onbekend ons zijne afkoomst, de plaats zijner geboorte , en de waardigheid zijner bedieninge ook zij, hij was naar den Geest, uit God gebooren, en rekende zijnen afkoomst van den Vader der lichten , die hem verwaardigd had , om van den Heere Jesus onderwezen te worden, in den weg der Zaligheid, die hem getrouw geacht had , om hem in deze bediening te ftellen, zijn naam is met onuïtwisbre letteren, gefchreeven in het boek des Levens des Lams; droeg Saulus eertijds zijnen roem hiei op, dat hij door den beroemden Gamaliël onderwezen was , de Godvruch t'ige Ananias had toen reeds beter on derwijs genoten , hij was een leerlini van Gods eigen Zoon , een discipe des Heere. En die deelde in dezen roem, dat hl bekend was, voor een Godvruchtig man naar de wet, goed getuigenis hebbend 'van alle de Jooden die daar woonden Hand. 22. vs.' 12. Ee Eïand. % vs. 10, 11 en 12. > t i »  Hand. vs. 13 li enx Ananias, had een goed getuigenis , te Damascus. 76 het LEVEN van p. Een Godvruchtig- man naar de wet, ï. of gelijk het griekfche woord in an. dere plaatfchen des Nieuwen Testaments, daar het voorkoomc, vertaalt wordt een Godzalig man , zulk een mensch , die met zijne daaden toont, dat hij waarlijk God vreest , en met eerbied en heilig ontzach voor den hoogen God leeft, die vruchten draagt, waar door God verheerlijkt wordt, en dus toont een discipel, een leerling van den 1 leere Jesus te zijn, die niet alleen naar zpmmige, maar naar alle de Goddelijke geboden, zoekt te leeven ; die een vermaak heeft in de wet van God, en die bedenkt dag en nacht , zulk een gelukkig , zulk een gezegend mensch was Ananias. En als zoodanig had hij een goed getuigenis van alle de Jooden die te Damascus woonden , fchoon hij van deze, zeer onderfcheiden dacht, en den van hun verworpen Mesfias geloovig erkende, als den Zoon van God, den Koning Israëls, zij alle , konde hem 3a| getuigenis niet weigeren , neen maar die , die daar woonden , en die waren "er  PAULUS dén APOSTEL. 77 'er zeer veele, gelijk wij over het twee-ï de vers gezien hebben , kwamen daar in, overeen , dac hij naar de wet, die God hun door Mozes gegeven had, onberispelijk leefde ; zij mogten dan over verfcheidene zaaken, anders dan hij denken, zij waren getuigen van zijnen goeden wandel , van zijn godzalig gedrag , en als zoodaanig was Ananias bij hun allen bekend , dit getuigenis gaven zij van hem, hij deelde in dat zeldzaam voorrecht , dat alle Godzalige niet te beurt valt, dat ook in hem vervuld werd, die troostrijke belofte , die wij Jef. 61 vs. 9. vinden, die hen zien zuilen hen kennen , dat zij een zaad zijn, dat de Heere gezegend heeft , veilig derhalven , kon zich Saulus naderhand in zijne verantwoording voor de Jooden , Hand. 22. op zulk eenen Godzaligen man , die van alle de Jooden te Damascus , dit getuigenis had , dat hij godvruchtig was naar de wet, beroepen , als zijnde dus zijn getuigenis in dezen buiten alk verdenking en zeer geloofwaardig, er di land. 9. s. 10, 1 en 1 ï..  ?3 HET LEVEN VAN Hand. 5 vs. 10, 11 en 12 Di? ver- fchijning van den Heere j e sus m Ananias. gezicht. •dit is het dat wij u van dezen voor, treffelijken man moesten -voordraagen. Van dezen uitmuntenden en waarlijk beroemden Ananias, leezen wij hier; Ende de Heere zeide tot hem in een gezichte Ananias I De verhcevene -en heerlijke perzoon, die zich aan Ananias openbaarde, noemt de heilige Gefchiedfchrijver de Heere, die zelfde Heer naamentlijk, die aan Saulus op zijne eerbiedvolle vraag, wie zijt gij Heere? naar het 5. vs. geantwoord had, Ik ben Jesus dien gij vervolgt, trouwens dit blijkt naader uit bet 17. vers , daar wij leezen , dac Ananias tot Sanlus gezegd heeft, Saul Broeder de Heere heeft mij gezonden, naamentlijk Jesus, die u verfchenen is, op den weg. Aanmerkelijk bewijs van 's Heilands liefde voor Ananias, dat Jesus Christus, na zijne luisterrijke verhooging, zich aan hem openbaarde , als de Heer uit den hemel.' te recht wordt dan deze doorluchtige perzoon , door Lucas hier Heere genoemd, dien naam koomt den eeuwigen en eenig-  PAULUS den APOSTEL. 79 : gebooren Zoon van God, mee het^ 1 hoogfte recht toe, toen hij diep ver-: i nedert was, moesten de duivelen zelve j zijne grootheid erkennen ; zoude dan Lucas Hem met dien naam thans niet benoemen ? daar na zijne glorierijke hemelvaart , op zijn kleed en op zijne " dijen den naam van Heer der. Heeren, en Koning der Koningen, gefchreven ,was , daar alle de engelen Gods Hem aanbidden, en Hij zich hier als die -verheerlijkte Heer en Koning zijner Kerk, die tot dezen zijner knechten zegt, gaa en hij gaat, en tot eenen :anderen koom, en hij koomt, openbaarde aan Ananias, en wel in een gezicht. Zeer onderfcheiden was de wijze , waarop God, van de vroegfte eeuwen, der waereld, gewoon was, te verh fchijnen, en aan de menfehen zich te openbaaren ; dan eens, in een allerheerlijkst teken zijner majestieuze tegen: woordigheid, gelijk aan Mofes, dan i eens , meer middelijk door, of in de j gedaante eenes engels, gelijk aan Abraj .•ham, Jacob , Jofua en anderen, of door land. 9. 's. 10, 1 en 12. Hij ont~ fong, in een gezicht, het bevel van den Heere Jesus.  8ö het LEVEN van Hand. vs. IO, ii eni: P-door eene hoorbaare en duidelijke ftem ;. gelijk aan den jeugdigen Samucl ; of in eene vercooning van zinnebeeldige zaaken of toekoomftige gebeurenisfen , gelijk aan de propheecen; of in eene verrukking of vertrekking van zinnen , gelijk over Petrus viel naar Hand. 10: vs. 10. of in een droom, die dan de duidelijkfte en onderfcheidenfte kenmerken , eener Goddelijke Openbaarirg had, gelijk bij den Aardsvader Jacob ; of in een gezicht dac zomtijds op den vollen dag, gelijk aan den hooftman Cornelius , naar Hand. i o: vs. 3. klaarlijk vertoond werd ; of in den nacht gelijk God wel eens aan de Propheecen verfcheen , gelijk wij van Zacharia leezen , in het heerlijk gezichc , hem naar Hoofddeel 1: vs. 8. geopenbaard, en van Saulus Hand. 16: vs. 9. en zoo _ heeft God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen ge[prooien , door de propheeten , naar Hebr. 1: vs. -1. Intusfchen is het moeilijk te bepaalen; op welk een wijze dit gezicht, deze Openbaaring, aan Ana-  PAULUS den APOSTEL. 8r Ananias geweest zij f*) , de beroemde Hugo de Groot oordeelde dat hier,eenEn; gel, in de gedaante van den Heere Jesus ; aan Ananias verfchenen zij, waar voor i wij , geen bewijs vinden , volgens de 1 Arabifche Vertaaling zoude het in eenen 1 droom geweest zijti, en zeker gelijk de fchrandere Elihu Job deed opmerken, i was God gewoon in den droom, door I het gezicht des nachts als een diepen I jlaap op de leiden valt, in de fluii mering op het leger zich te openhaaren a inaar Job 33: vs. 15. Trouwens, wanneer de uitwendige zintuigen door geen voorwerpen van befchouwing worden afgetrokken , in den ftiilen nacht, wer- ' den (*) Egregrie animadvertit Doftisf. Schoetgen. ad vocem 0 ^a/*., erat fpecies revelationis , quam Uudai vifionem propheticam vocabcmt, quando vel wIgilanti, fpecies variarum rerum objiciebantur ut Eze\chieli. Zaclwrice £? Pctro faBum est; vel etiam \per infomnium ut Paulo. Prffifertim infpici merei|tur Eruditisf. Witf. Miscell. Sacr. Tom. I. C. III. de variis modis revelationis ut et Cap. IV. de Ecflaii, Cap. V. de inforaniis. Cap. VI. de revelatione per angelos. t D. II. St. F Hand. 9. vs. 10, 11 en 12.  8a het LEVEN van Rand. g vs. 10, ii en 12. ■den de heilige mannen meermaalen mee hemelfche gezichten en Goddelijke verfchijningen begunftigd; fchoon andere vermaarde Bijbeltolken, gelijk de beroemde Moonen . oordeelen , dat hij , dit gezicht waakende ontvangen heeft, om dat het gezicht in? de gewijde Schriften , daarom tegen een droom , wordt overgeheld, en gelijk men hier kan bijvoegen, meermaalen daarvan duidelijk wordt onderfcheiden ; zoo wel in de boeken des ouden als nieuwen Testaments, terwijl het fpreeken des Heilands, en het antwoorden van Ananias , ons ook eigenaartiger, in een gezicht , dan in een droom voorkoomt, en gelijk ons dit het waarfchijnelijksc toe fchijnt , zoo oordeelen wij , dat dit gezicht is voorgevallen, op den laatften of derden dag, van die drie dagen, dat hij niet zag, noch at of dronk , om dat uit het 17 en 18 vs. blijkt, dat Ananias henen gaande tot Saulus , hem de handen opgelegd heeft, én terftond van zijne oogen als fchilkn vielen, en hij terftond ziende werd, en gedoopt is, In  PAULUS den APOSTEL. 83 In dit gezicht waar in de gezegende I Levensvorsc zich , in eene voor Ana-, nias kenbaare en heerlijke gedaante ver-1 toonde, zoo dat hij niet twijffeleng kon , of het was eene verfchijning van2 zijnen verhoogden Zaligmaaker, hoorde hij duidelijk eene ftem, hem, bij zijnen naam toeroepen, Ananias ! eene ftem die tot hem fprak die hij ten klaarfte bemerkte, dat van dien heerlijken perzoon , die in een zichtbaar teken zijner luisterrijke tegenwoordigheid, ons niet nader befchreven, maar bij die heerlijke Openbaaring, hem , duidelijk kenbaar , voorkwam , en* dien hij daarom ten • bewijze dat hij Hem kende , en gehoorzaamen wilde, zoo < bereidvaardig antwoorde ziet hier ben ik Heere f Indedaad een aanmerkelijk bewijs van 's Heilands liefde voor Ananias, die hier niet door eenen Engel tor hem fprak, gelijk tot Philippus, maar zich aan hem openbaarde , als de Heere uit den Hemel. Al was het zeker, dat zommige Uitleggers , zonder eenig bewijs echter, gefteld hebben, dat Ananias den HeeF ? re [and. 9, s. 10, ien i', 'rat'er in t gezicht tfchied  Hand. 5 vs. io. ii en 12 84 HET LEVEN VAN ■re Jesus, in zijnen vernederden ftaat . op aarde, gekend heeft , hij zoude dit volvaardig antwoord, ziet hier ben ik Heere, niet gegeven hebben , had hij door het licht van Gods Geest beftraald, dien Heere niet leeren kennen , als de waaragtige God en het eeuwige leeven, die mogelijk hem meermaalen, met eene verfchijning begunftigd had, en althans nu met de ontwijffelbaarfte zekerheid aan de Goddelijke Openbaring eigen , van hem gekend werd als de Heer der Heerlijk•heid , die nu tot hem fprak , Ananias was niet gelijk de jonge Samuel , die de ftem des Heere niet kende, hij behoefde met Saulus niet te yraagen , wie zijt gij Heer? Neen, Ananias van den Goddelijken oorfprong, dezer heerlijke ftem verzekerd, antwoorde, ziet ik Heer! of gelijk de onze deze wijze van antwoorden, bij de Hebreen zeer gewoon , wel hebben aangevuld ziet hier ben ik Heer! hier ben ik bereid , om uwe bevelen te ontvangen, fpreek Heer, en uw dienaar, die het zijn eer en roem rekent U te dienen , zal  PAULUS den APOSTEL. 85 zal hooren, wat zijnen Heer fpreeken* zal. 1 Was Ananias zoo bereidvaardig om 1 te verdaan, welke den goeden en wel- j behaaglijken wil van God was , de lief- * derijke Levensvorst die zich nu in een gezicht aan hem openbaarde , geeft hem terftond, zijnen wil te kennen , in deze gewichtige en voor Ananias geheel onverwachte woorden in het 11 en 12 vs. en de Heere zeide tot hem ftaa op ende gaa in de ftraat, genoemd de Regte, en vraag in V huis van Juda , naar eenen, met naame Saulus van Tarfen, want ziet hij bidt. En hij heeft in een gezicht gezien, dat een man, met naame Ananias, in kwam , en hem de hand, opleide, op dat hij weder ziende worde. De beste menfchenvriend die nu ten goede van Saulus aan Ananias zijnen wil openbaarde , wijst hem eerst, de plaats aan , werwaarts hij zich begeeven moest, dan , den man , naar wien hij vraagen moest, en eindelijk , de gefteldheid van zijn hart, en zijn wedervaaren daar onder. F 3 Ten [and. 9. s. 10, 1 en ia. let bevel m den leere Jeljs , cum ttumas.  H*nd. , vs. 10, ii en i: fl 85 het LEVEN van >• Ten aanzien van de plaats, werwaards ;.de Heere wilde, dat Ananias zich begeeven zoude , zegt de Heilige Schrijver , En de Heere zeide, tot hem, ftaa op , en gaa in de piraat , ge. 7ioemd de Regte , in het huis van Juda. Zoo wijst die zelfde luisterrijke Perzoon , die Lucas met zoo veel recht, hier wederom de Heere noemt , en zich ook hierin openbaarde , als de Heere uit den hemel , wiens oogen de ganfche aarde doorloopen en voor wien niets verborgen is , naauwkeurig in dit gezichte, de plaats aan, waar hij wilde , dat Ananias zig begeevea zoude , en wel zonder eenig vertoe. ven, ftaa op en gaa! ZCgt de Heilvorst tot hem , was het zeker gelijk zommige gedacht hebben, dat dit" gezicht in eenen droom van Ananias vertoond was, dan zoude deze fpreekwijs dienen , om hem aantefpooren om terilond , fchoon in den- nacht het bed, te verlaaten, en uittegaan ter volbrenging van het bevel, van zijnen Heer; dan daar 'er geen bewijs is, dat dit, :en nachtgezicht, of in den droom '• £ aan  PAULUS den APOSTEL. 87 1 aan Ananias vertoond zij , neemen wij i deze fpreekwijs in de gewoone beteekeij nis, om te kennen te geeven, dat i het de wil van den Heere Jesus was, dat Ananias terftond zonder eenig ver; toeven, naar dat huis, dat Hij hem : aanwees , zich begeeven zoude, en 1 daar het 18 vs. ons zulke gebeurenisi fen verhaalt, die zich natuurlijker , I van den helderen dag, dan van den !l donkeren nacht verklaaren laaten, en ! die , binnen korte tijdftippen na dit bevel, zijn voorgevallen , zijnde het huis van Ananias , ftechts het vierde dee] : eenes uurs, van dit van Juda aftlaan: de, oordeelen wij dat dit bevel te ; kennen geeft, dat de Heilvorst wilde, ! dat Ananias op dat zelfde tijdftip m terftond , zijn Goddelijk en heilrijk bevel , zonder eenig uitftel moest vol brengen. Hoe onbekend dit ook aai 1 Ananias zijn mogt, hoe vreemd he; 1 aan hem in den eerften opflag voor kwam , het tijdftip in Gods eeuwigei raad, liefderijk bepaald, was nu ge koomen om Saulus wel eer een woe 1 dende vervolger 9 doch nu in ootmoe< F 4 bid Hand. 9, vs. 10, 11 eni2. ! I l l  Hand. 5 vs; 10, u en 12 De plaats, waar Ana* was, Saulus vinden zoude. 1 88 het LEVEN van •biddende voor den Heere Jesus neergebogen , de krachtige Wijken van Jesus Goddelijke voorbidding, te doen ervaaren; Ananias dien hij vervolgen, binden, en in den duisteren Kerker fluiten wilde, en die voor hem, naar bet 13 en 14 vs. niet zonder vrees was, moest naar het wonderbaar en liefderijk benei , van den hoogen God, hem opzoeken , en hij zoude hem vinden , en blind, en biddend. De plaats werwaards hij zich ten dien einde begeeven moest, was, de ïïraat genoemd de Regte, en het huis dat van Juda. Indien de berichten der oudheid , gefchiedkundig zeker zijn , t?an zoude nog in Damascus , het buis van Ananias, zoo wel als dat van Juda bekend zijn, want aan de •eizigers, wijst men in die aloude Stad, ■>og aan , omtrent de ooster poort, bet huis van Ananias, zimde thans een mderaardfche wooning, waar in men loor 15 trappen in twee onderfcheideie vertrekken koomt (*), waar van zom- {*) Cotov. itin p. 305,  PAULUS ben APOSTEL. 89 zommige getuigen, dat de oude chris-E tenen uit eerbied voor die wooning , j daar een plaats tot eene heilige zamenkoomst zoude gebouwd hebben; jaa in die Stad gelijk de beroemde Heijman (*) , weleer Hoogleeraar in de Oosterfche taaien, op de hooge School van dit gewest, in zijne reisbefchrijving in het begin dezer eeuw gedaan, getuigt , wijst men niet alleen in de Regte ftraat van Damascus, die hij opgeeft een halve mijl of gelijk het andere bepaalen , het vierde deel, eenes uurs lang te zijn, van de Oostpoorte af loopende, nog het huis van Juda aan ; maar men wijst ook de plaats, waar Ananias zoude begraaven zijn , gelijk ook andere 'er bijvoegen , dat in dat huis, nog een klein vertrek getoond wordt, waar in Saulus die drie dagen zoude gebeden , en gevast hebben, en naabij het zelve een fontein bij eene oude Colom, waarin hij door Ananics zoude zijn gedoopt geworden, Hoe dit ook zij die ftraat, dal (*) J. Heijmans reize 2 d. p. 208 en 270. F 5 [and. 91 s. 10, I en 11»  Hand. i vs. 10,' Ji eni: Naar wi en hij vraagen moest. 1 j>a HET LEVEN VAN 1. dat huis, die man, werd door den . Heiland , zoo duidelijk aan gewezen , dat Ananias, dien terftond konde vinden, gelijk de uitkoomst leerde, en fchoon ons de bewooner van dac huis, de coen bekende Juda, ten eenemaal onbekend zij, en het niet kan bepaald tvorden of hij, tot de vrienden, of vijanden van den Heere Jesus behoord hebbe, en welke de rede zij, dat Saulus in dat huis geherbergd gewecsc zij , het had gewisfelijk ten opfchrift kunnen hebben , heeden is dezen huize zaligheid gefchied ! daar een biddende Saulus, door Jesus in liefde gekend, en geroepen , daar in, den rijkdom van Gods genade en de onbegrensde raagt van Hem, dien hij vervolgd had, ervaaren mogt! En ten dien einde, wilde de Heilvorst, dat Ananias vraagen moest, naar Saulus van Tarfen. Was de naam van Saulus, gelijk te vooren getoond hebben zeer beiend, en' gewoon onder Jacobs Nagelacht, en hoogst waarfchijnelijk aan «eer dan eenen , nakoomeling , van dien be-  PAULUS den APOSTEL. 91 beroemden Stamvader, ook in die da- E gen gegeeven ; de Heilvorsc maakt hem! den man, dien hij bedoelde bekent, met bijvoeging, van den naam der Stad zijner geboorte , gelijk de Jooden veel de gewoonte hadden, mannen van eenigen roem , alzoo te onderfcheiden; zoo als de heilige bladeren overvloedig leeren , en met dezen naam van Saulus den Tarfer, was deze in die dagen algemeen bekend , als de beruchte ijveraar voor de vaderlijke wet, als de bekende vervolger van de Secle der Nazareenen, en als zoodaanig en met dien naam van Saulus van Tarfen, kende men hem , te Jeiufalem, en te Damascus , en zoo was hij aan Ananias bekend , want Ananias zegt in het 13 en 14 vs. Heere ik heb uit veelen gehoord van dezen man, hoe veel kwaad hij Uwe heiligen in Jerufalem gedaan heeft , en hij heeft hier magt van de Overpriesteren , om te binden alle, die uwen naam aanroepen. Dan wie kan bepaalen, met hoe veel verwondering en aandoening de ziel van Ananias zij vervuld geworden, toen hij het bevel van zijnen Godde- and. % ;. 10, [ en 12.  Hand. VS. 10, li en i! \ Hoe) Saulus naar den geest gefield yias. 92 HET LEVEN VAN 3-lijken Meester hoorde, om derwaarts Uheen tó gaan » en te vraagen naar Saulus van Tarfen , dien hij kende , als eenen dreiging en moordblaazenden vervolger , als eenen woedenden vijand, van den Heere Jesus, en van alle die in hem geloofden ; en van wiens bekeering of roeping tot de prediking van dat Euangelie , dat hij te vooren vervolgd had; hem niets bekend was, en echter naar deezen bij Jesus Leerlingen bekenden , en zoo zeer gevreesden man , moest Ananias zonder vertoeven heenen gaan en vraagen. Dan op dat hij met volvaardigheid en blijdfchap dit bevel volbrengen zoude , voegt 'er de Heilvorst terftond bij, ziet hij bidt, en hij heeft in een ge. zicht gezien , dat een man met naame Ananias inkwam, en hem de handen opleide, op dat hij wederom ziende zoude worden. De verhoogde Zaligmaaker zich nu aan Ananias in een gezicht openbaarende , voegt gunstrijk bij zijn Goddelijk bevel , twee redenen die hem tot eene fpoedige gehoorzaamheid, ge- wil-  PAULUS den APOSTEL. 93 willig moesten maaken , en 'allen fchrik E voor den gevreesden Saul wegneemen,i waarvan .de eerfte was» Hij bidt! wonderbaar bericht, dat] Ananias hier ontvangt van Saulus van^ Tarfen, hij bidt ! kon hij iets min- j der verwachten , dan in een gezicht van den Heere Jesus zeiven te hooren , Saul bidt, neen , daar hem zijne reis naar Damascus met het oogmerk daar van bekend,was , moest hij, (van dat groote wonder, naarbij de Stad voorgevallen , en de heerlijke verfchijning van den Goddelijken Verlosfer, aan dien woedenden vervolger ten eenemaal onkundig,) nu denken, dat Saulus van Tarfen, die met zoo veel bitterheid des geesres dreiging en moord blies, die de Jerufalemfche gemeente reeds verwoest had, nu in Damascus, allen die den naam van Jesus aanriepen, zoo wel mannen als vrouwen vangen en binden zoude , om hen geboeid naar Jerufalem te lleepen, en door den Joodfchen bloedraad te doen ftraffen; dan het tegendeel is waaragtig, Jesus zelf de getrouwe ge- and. 9» :. io, ; en iz« esus gf ügde an Sanis, ziet .ij tidt'.  Hand. VS. 10 21 en, 94 het LEVEN van * getuige, de mond der waarheid, verU Maart aan Ananias van Saulus, ziet hij bidt! J Te vooren had Saul nimmer gebeeden, nooit geweeten, wat bidden was, nu bad hij voor de eerfte maal, nu bad' hij hartelijk, nu bad hij Gode behaagend, nu leerde hij de begeerten van zijn hart ootmoedjg en welmeenend aan God voorftellen in vertrouwen van verhooring om Christus wil, dat het regte bidden is, ui: het geloof, en dat God altijd hoort; dit had hij te vooren nimmer geleerd, noch op de hooge School te Tarfen, noch toen hij aan de voeten van den Grooten Gamaliël [neder zat, dit had hij te vooren nimmer gekend, toen hij in het trotfche Jerufalem als een blinde Pharifeër, gewoon was God te danken, dat hij niet was, als andere menfehen, gelijk dit het bidden dier hoogmoedige Secle was, naar Luc. 18. Saul kende te vooren geen ellende, en. dus geen bidden , geen roepen uit z% »e nooden tot God , want hij was in *pe eigene oogen rijk én verrijkt ge- wor-  PAULUS den APOSTEL. 95 worden en had geenes dings gebrek ;I I hij wist niet dat hi) arm , ellendig , 1 ! jammerlijk , blind , en naakt voor God I was, te vooren kende hij die woor: den niet in kracht , de arme [preekt 1 [meekingen; dan nu in deze drie dagen , fchoon uitwendig blind , had hij zijne geestelijke blindheid leeren zien, en kennen , en met licht van booven, j met den Heiligen Geest belïraald , die eenen Geest der genade en der gebeden is , die nu op hem was uit geftort, leerde hij bidden ; dit, dit was de bezigheid van den eertijds vijandiger! en Jesus vervolgenden Saul , zoo dac die zelfs van hem getuigt ziet hij bidt! En fchoon ons den inhoud van Sauls gebed, van zijn aanhoudend en geduurrg bidden in die drie dagen, niet is aangeteekend, kunnen wij de hooftzaaken daar van , uit hoofde van de omHandigheden , waarin hij zich toen bevond , vrij zeker op maaken , zoo wel. als de wijze waarop hij gebeden heeft, indien wij den biddenden Saulus dien verhoorden bidder hadden kunnen zien, en hooren , en van zijn ernftig en oot- [and. 9. s. ïp> 1 en té Hoe, en wat, Satt* lus gebeden heeft  Hand. vs. 10, .f i en j 96 HET LEVEN VAN ?• moedig bidden getuigen kunnen zijn, 1. wij hadden hem gezien. Met hartelijke traanen en waarachtig berouw, over alle zijne zonden, bijzonder over het vervolgen van den Heere Jesus, en zijne discipelen; over het dwingen van deze om hunnen God en Zaligmaaker, dien hij zelf nu als zoodaanig erkende, te lasteren ; over het geweld, waar mede hij tegen deze gewoed had, toen hij hen in de Sijnagogen geesfelden , om dat zij zij. nen Naam aanriepen , gelijk hij nu ook deedt ; nu zal hij het dwaaze het zonnige , het Godönteerende en verdoemelijke van alle zijne fchulden, en bijzonder van die zwaare zonde zijner hevige en woedende vervolging, bij 't Goddelijk licht des Heiligen Geestes, in zijn hart befeffende, en Gods heilig ongenoegen, en zijnen ontzachlijken toorn daar over ziende, met den grootften ernst, en de diepfte vernedering van zijn ziel en lighaam , 3m genade , genade en geen recht, gefmeekt, en met den boetvaardigen tol- le-  PAULUS den APOSTEL. 97 lenaar uitgeroepen hebben, O God zijt-1 mij armen. Zondaar genadig ! 3 Nu zal hij met de oprechtfte ootmoed voor God neergeboogen, ziende hoe • blind hij te vooren inwendig was, en nu ook zints drie dagen uitwendig , zoo dat hij niets zien kon, om geneezing, om verlichting, uit en inwendig, tot God geroepen hebben , en gebeden, dat God hem , : dien Hij, naar den rijkdom zijner genade, in plaats van hem door den donder zijner wraak te treffen, en in de eeuwige verdoemenis neer te werpen, geroepen had , om Jooden en Heidenen de oogen te openen en hen te . hekeeren van de duisternis tot het licht, en van de magt des zatans tot God, hem zeiven nu geeven wiide, niet alleen geopende oogen des lighaams, maar bijzonder verlichte oogen des ver- I Hands, op dat hij met alle de heiligen ; zoude kunnen zien , en bekennen , den onnafpuurlijken rijkdom van Christus', en zijne liefde, die alle kennisfe te boven gaat. En was nu, gelijk de aart der zaaI. D. //. 5/. G ken land. %■ s. 10, 1 feil I4-.  $8 het LEVEN vam Hand. 5 \s. 10, u en 12 j ■ken leert, de liefde Gods, die alle .verftand te boven gaat, in de ziel van dien biddenden en verhoorden Saul, voor wien de Heere Jesus , dien God altijd hoort, reeds gebeden had, uitgeftort, door den Heiligen Geest, deze leerde hem ontwijffelbaar in God te beminnen en te dienen , de wezentlijke blijdfchap en hoogile zaligheid te Hellen , en het als zijnen hoogden roem en grootfte eer te befchouwen, om zich onbepaald, met ziel en lighaam , nu , en voor eeuwig , aan den dienst van dien Heere Jesus, dien hij tot nu toe vervolgd had, onberouwelijk overtegeeven , om Hem , met de hoogile gewilligheid , altoos te gehoorzaamen , en eeuwig te dienen , en ten dien einde Hem na te volgen in bezaaiden en onbezaaiden landen, waar Jesus riep zou Saulus volgen, op geen ding achten jaa zijn leven zelfs niet dierbaar houden , voor den naam sn voor de zaak van Christus hen hij te vooren vervolgd had; zoo lacht, zoo bad hij , van wien de Zaigmaker cor. Ananias zegt, vraagt naa Sau-  PAULUS den APOSTEL. 99 Saulus van Tarfen , want ziet hij bidt. En war, de wijze van zijn bidden aanbelangt, hoe needrig, hoe ootmoei dig, hoe ernftig zal hij thans gebeden 1 hebben; het eigen Griekfche woord dat Lucas hier gebruikt, wordt Matth. 26, van dat bidden des vernederden Heilands gebeezigt, toen Hij in Getzemane met fterke roepingen en traanen bad, Saul zal nu zijne geeftelijke onmagc ziende , alleen gepleit hebben , ; op het volwigtig offerbloed, van den Heere Jesus Christus, dat hij zoo 3 lang verfmaad en vervolgd had; en in 1) verlochening van alle eigene kracht, ij op alle zijne werken , waar mede hij. I te vooren meende Gode eenen dienst ! te doen , nu den dood gefchreeven I hebben , die hij nu in een geheel an- II der licht befchouwde, en met verloj ehening en verfoeijing van zich zeiven, i en alles wat buiten Christus is, l zich als de voornaamfte der Zondaaren, aan de barmhartigheid en ontferming ! van dien Goddelijken en medelijdenden ; Hoogenpriester , en zijne krachtige voori bidding bij God, geloovig hebben aanG s be¬ land. te en verbaazende verandering in Sau2.lus had te weeg gebragt, zoo laat 'er de Heere Jesus terftond op volgen. En hij heeft in een gezicht gezien , dat een man met naame Ana* nias in kwam, en hem de hand op. leide , op dat hij wederom ziende worde , naar het 12 vs. In de Sijrifche vertaaling, des Nieuwen Testaments leest men, de laatfte woorden van het 11 vs. in verband met dit, met eene geringe verandering, die echter eerder eene 'nadere verklaaring dan een nieuwe vertaaling is; dus leest de Sijriër gelijk ook Tremellius en a Lapide, waarfchijnelijk in navolging hiervan , En ah hij bad of terwijl hij bad heeft hij in een gezicht gezien , en fchoon onze vertaaling, naar de gewoone leezing van den Griekfchen Test, een der meeste en beste handfchriften is , en dus boven de Sijrifche te verkiezen , ftrijdt zij niet, tegen de laaste , die ons hier doet Opmerken, dat Saulus terwijl hij nog bezig was met bidden, reeds verhoord werd, en ter zijner bemoediging , dit troostrijke gezicht  PAULUS den APOSTEL. 103 zicht ontvangen heeft; zoo toch vervult God meermaalen zijne beloften , aan de ernftige aanroepers zijnes Naams > gedaan, Het zal gefchieden eer zij : roepen, zal ik antwoorden ; terwijl zij nog Jpreeken zal ik hooren, ook hier wordt de toezegging van den Heere Jesus waarachtig, die Udt die ontfangt! Dan, 'er is eene andere opvatting, die zeer veele uitleggers onder de ouden , gelijk ook de geleerde en welfpreekende Brand in zijne voortreffelijke verklaaring van het Leven , van dezen Apostel , gevolgd hebben, naamentlijk, dat dit 12 vs. befchouwd moet worden, als behelzende , niet d< woorden van den Heere Jesus, maai van den heiligen Schrijver Lucas, hier 1 ..als in eene tusfchenrede voorkoomen de , en die opvatting is voornaamentlijl hier op gegrond, dat naar het denk beeld dier Bijbeltolken de Zaligmaake moest gezegd hebben, hij heeft in eet gezichte gezien, niet, dat een ma met naame AriUnias, maar, hij heej in een gezichte gezien, dat gij i kwaamt. Dan, gelijk wij hier in gee G 4 g' Hanc?. 9. vs. 10, 11 en 12. r l 1 t a  i Bariet, vs. IÖ li en i: «04 HET LEVEN v A Nf ■' Ngenoegzaame reden vinden , zoo zien t. wij ook geen grond geen • bewijs , noch in den Griekfchon rext, noch in 't verband van zaaken , om deze opvatting te volgen. Integendeel, koomen deze woorden 'vrij eigenaarriger en natuurlijker voor, als de woorden van den Heere Jesus, dan van Lueast; die wordt noch klaarder ais men opmerkt, dat der zeiver -inhoud eigentlyk dienen moest, om in Ananias , alle vrees , voor den vervolgenden Saulus •wegfeneemen , die nu biddende tot God was, jaa dien' Go* reeds verhoorde , en daar van blijken- had willen geeven ,- door hem dit bemoedigend gezicht te fchenken, dar derhalven Ananias gewillig en begeerig moest maaken , om het bevel van den Heere Jesus, bij den biddchden Saulus te volbrengen, en dit was het oogmerk van "de openbaaring van den Heere Jesus aan Ananias, om hem niet alleen zijn liefderijk bevel te doen hooren „ maar teffens om hem ter zijner ge- II rusdtelliïïg en blijdfehap bekend te maaken. i zijne Goddelifke handelwijze , die  PAULUS den APOSTEL. 105 hij nu in Damascus, mee dezen bid-1 denden Saulus had gehouden. j Had dan , de verheerlijkte Zaligmaa* ker, toen Hij op den weg van Damascus aan Saulus verfcheen , tot hem, gezegd , 1 Gaa in de Stad en u zal aldaar gezegt worden , wat gij doen moet, onder de eerfte blijken van de ver'hooring zijner gebeden , fchijnt dus dit gezicht geweest te zijn , dat de Heilvorst aan Ananias openbaart; Saulus die drie dagen was, dat hij niet zag, noch at , noch dronk, maar in een geduurig gebed tot God was, ontving , fchoon uitwendig blind, dit heerlijk en troostrijk gezicht, daar 'er niets voor de Goddelijke] almagt van den verheerlijkten Jesus te wonderbaar was , zag de blinde Saul een heerlijk gezicht , 't zij dan, in een verrukking of vertrekking van zinnen , 't zij dan, dat Gods Geest op zijnen geest en verbeeldingskracht met eene Goddelijke kracht werkzaam was, waar van wij de wijze niet bepaalen kunnen ; hij zag in een gezicht daar hij biddende tot God was, een man inkooG 5 men, land. 9. 'S. 10, ii en iz.  Hand. ï vs. 10, iï en ia Waarom de Heere Jesus, dit gezicht aanSaulus gegeeven, en aan jiannias bekend ge' maakt btefi. ■ 106 het LEVEN van * men , dien hij, of te vooren kende, , of die aan hem, door iemand uit het huis waar in hij was, met den .naam van Ananias, zoo bekend en beroemd, in en buiten Damascus in die dagen, bekend gemaakt werd, dat die hem de hand opleide, met dat gewenscht .en gezegend gevolg, dat hij van zijne blindheid geneezen, dat hij ziende werd ; gelijk de verklaaring van het 17 en iS vers naader leeren zal , zoo de Heere wil en wij leeven. Intusfchen ontdekken zich hier zeer wijze redenen , waarom de Heere Jesus, dit gezicht aan den biddenden Saulus, „vergunde, en aan den GodGodvruchtigen Ananias bekend maakte. Voor den verootmoedigden Saulus , was dit een vertroostend bewijs, dat de verheerlijkte Zaligmaaker, dien hij zoo lang zoo hevig vervolgd had, zijn bidden hoorde; en zijne belofte aan hem gedaan , dat hem, in Damascus gezegd zoude worden, wat hij doen inoest, vervullen wilde; welke eene hemelfche blijdfchap, zal dit in zijnen *eesc verwekt hebben, welk eene liefde  PAULUS den APOSTEL. 107 de voor Gód; welk eene genegenheid* voor Ananias, dien hij door die ge-1 -zicht leerde befchouwen, als een man hem van God gezonden , dien hij mee een reikhalzend verlangen , te gemoet zag, en met eerbied en blijdfehap «al ontvangen hebben. Hoe moest de bekendmaking van dit gezicht aan den biddenden Saulus gegeeven , den Godvruchtigen Ananias verblijden, die voor dezen Saulus bevreesd was , zijne oogmerken weetende ; hoe moest hem die opwekken, tot God verheerlijkende dankzegging, over hec heil dac de Goddelijke Verlosfer, ten goede zijnes Volks, wilde daarftellen, in hen van dezen bitteren vervolger te verlosfen, en hem, mee hun, een hart en eene ziel te maaken ; die eerlang, in plaats van tegen hen, dreiging en moord te blaazen, hun zou toeroepen uw volk is mijn volk, en uwe God mijn God! Zoo hoorde Ananias van den verheerlijkten Jesus, dat hij door Saulus verwacht werd, niet om hem geboeid naar Jerufalem te fleepen, maar om dooi ind. f„ i. 10, t eau»  Hand. VS. IO ii eni Toepas. ïoS ■ he T LEVEN VAN Idoor zijnen dienst, daar de Heere Je'i. svs 'hem nu van de banden en ftrikken des Zatans ontbonden had, van zijne 'blindheid genezen, en door de oplegging zijner handen plechtig in de heilige bediening bevestigd te worden ; welk eene eer voor Ananias , om op bevel van zijnen 'verhoogden Glorievorst ,. dienstbaar te zijn aan de uitbreiding van zijn Godsrijk; is 'er blijdfchap in den hemel, over eenen zondaar die zich bekeerd ? welk eene ftof van blijdfchap voor Ananias, en voor alle, die in die dagen , en in, en buiten. Damascus den Heere dienden , jaa voor alle de bewooners, van de gewesten der heerlijkheid , op het hooïen van deze blijmaar aan Saulus van Tarfen , den voornaamften der zondaaren is barmhartigheid gefchied , want ziet hij bidt! en hij heeft in een gezicht gezien-, - dat een man met naame . Ananias inkwam, en hem de hand opleide, op dat hij wederom ziende worde t Z'iq daar liefwaardige, Gemeente, deze gewigtige woorden, u voorgeileld, zie daar een nieuw bewijs, in dit gedeel-  PAULUS den APOSTEL. 109; deelte dezer aanmerkelijke gebeuronis ,H voor de waarheid . van den Christelij-1} ken Godsdienst; r deze openbaaring, dit : gezicht van den Heere Jesus aan Ananias , dit getuigenis van den Heere Jesus zeiven, aangaande Saulus gegeeven , ziet hij bidt! door den gewijden Schrijver van de handelingen der ! Apostelen geboekt, bewijst ten klaarI ften dat Saulus, die voor heen drei! ging en moord blies, tegen de Dis; cipelen des Heeren, van den Heere Jesus waarlijk geroepen is, tot zijnen Apostel , en dat dus die leer die ' hij gepredikt, en in zijne brieven ons heeft voorgefteld, een getrouw woord is , en aller aanneeming waardig ; dat dit, het heilzaam einde, ook daarvan , onder ons zij, in dit uur, waardfte [ Hoorers! laaten wij daar , toe, ten ii onzen nutte 'er deze vier volgende leeringen uit afleiden. Waar van de eerfte is: ,, Dat God j „ in het Zaligen van Zondaaren, zichJ „ van menfchelijk onderwijs, als het , „ gewoon middel tot Zaligheid bedie„ nen wik „ De uid. 9. .10, en 12, lerftt  KW. 9 TS. IO, 31 en 12. Mo- h b t LEVEN vak De tweede. „ Hij, die door de ver„ lichting van den Heiligen Geest zich „ zeiven recht leert kennen, wordt „ daar in Saulus gelijk, dat hij bidt. De derde. „ Hij, die gelijk Saulm „ in ootmoed en oprechtheid, biddend „ tot God leert roepen , ondervindt „ altijd, dat de groote Hoogepriester onzer belijdenis, hem verhooring doet o, vinden bij God. „ Eindelijk is de vierde. Een Chris„ ten moet daarin Ananias na volgen , „ hij moet zijn gedrag , zoo zoeken „ in te richten, dat hij, door eenen » Godvruchtigen wandel , een goed ge- tuigenis heeft van allen die hem ken„ nen." De eerfte leering die wij uit de verhandelde woorden hebben afgeleid, was deze, „ dat God in het zaligen van „ Zondaaren, zich van menfchelijk onder„ wijs als het gewoon middel tot zaligheid , , bedienen wil, " dit blijkt toch uit het bevel, dat de Goddelijke Zahgmaaker hier aan Ananias gaf, om Saulua op te zoeken , en hem te vertroosten j :rouwens ook daarom wilde de verheerlijkte  PAULUS den APOSTEL, in lijkte Heilvorst Saulus roepen, en hem I i tot Jooden en Heidenen zenden , om. hunne oogen te openen , en hen te i bekeeren, gelijk de Heere Jesus aan * Saulus op den weg naar Damascus verfcheen; had Hij in eene naadere openbaaring te Damascus, tot hem kunnen fpreeken, alle die woorden des leevens, die ter bereiking van het Goddelijk oogmerk genoegzaam waren, maar neen, de alleen wijze God , wilde zich daartoe bedienen, van den dienst van Ananias; en dat dit de gewoone weg i is , die Hij houdt in 't zaligen van Zondaaren, leeren de handelingen ea brieven der Apostelen: Het is waar, I God wrocht in dien tijd mede, door teekenen en wonderen, gelijk Hij ook door den dienst van Ananias aan Saulus toonde, dan fchoon die bedeeling : der genade thans ophoudt, is het echter ook waar, dat God, nu nog zoo wel , als in die dagen , harten opent, gelijk dat van Lidia, om acht te nee» men, op het woord der verzoening, i dat in Zijnen Naam gepredikt wordt, i dat dit mijne dierbaare Gemeente leere! om [and. 9. s. 10, i.en-ia.  112 HET LEVEN VAN Hand. s vs. 10, jieni2, -om veel gebruik te maaken van de openbaare verkondiging des Woords,* het is en .blijft toch tot aan het einde der eeuwen waarachtig, het geloof is uit liet gehoor, en het gehoor door het woord Gods, te meer daar 'er zulke troostrijke beloften in het woord van God gevonden worden , dat God daar in den zegen en het leven gebieden wil tot in eeuwigheid ; het is nu, zoo wel , als onder den Godsdienst des Ouden Verbonds waaragtig , dat overal waar Zijnes Naams gedachtenis geftichc wordt, dat God daar koomen en zegenen wil ; het is immers , de onveranderlijke toezegging van den Heere Jes u s, daar twee of drie in Zijnen Naam vergaderd zijn , daar zal Hij in hun midden weezen : het is toch de verkondiging van de leer der verzoening' die ons leert kennen , wat wij zijn, en wat wij worden moeten , die ons God in Zijne hoogheid , heiligheid , en rechtvaardigheid, zoo wel als in den rijkdom Zijner genade , voor godloozen en onrechtvaardigen leert kennen ; het is dat woord der verzoe- ning,  PAULUS den APOSTEL. 113 ming, dat ons leert bezemen , wat wij * iwaarlrjk zijn, en hoe wij veranderd] jimoetcn worden , in den Geest onzes !gemoeds , jaa waar onder God zijnen Geest wil fchenken in onze harten. Ten tweede , hier leeren wij in on- ' zen Tcxc : „ Dat hij die door de ver- ' L lichting van den Heiligen Geest, zich L zeiven recht leert kennen , daar in „ Saulus gelijk wordt, dat hij bidt." Zoo lang de Heilige Geest, het verftand , dat van natuure verduisterd is, niet verlicht , ziet de zondaar zijne fchulden niet voor God, dan, weet fij niet dat hij ellendig, jammerlijk, \arm , blind en naakt voor God is, maar jhif befchouwt zich, als rijk en verrijkt igewnrden , en geenes dings gebrek heblende , naar het onfeilbaar oordeel des .Zaligmaakers, Openb. 3: vs. 17. Maar (worde zijn ziel met Goddelijk licht omiftraald* leert hij het getuigenis dat God van hem geeft, in de Heilige Schrift, imet toepasfing op zich zei ven , zien, i en gelooven, dan valt hij in ootmoed voor God neder , dan leert hij uit zij1 ne ellende , tot God roepen , dan wordt l. D. II. St. H het [and. 9. s. 10, 1 en 12. riveede Peering,  Hnnii < Vs. fb; i'i eó 12 bezefFen, zijne overtredingen zien , bij bet Jicht van zijnen Geest, dan Jeerc bij bidden ! Mijne hoorers , dat dit ü opwekke, tot een heilig zelfs onderzoek voor God! hoe veele zullen er misfchien thans niet denken , is het bidden een bewijs van de verlichting van Gods Geest, dan ben ik ook verlicht , want ik bid dagelijks j jaa maar wee- 114 het LEVEN van" het gebed des Tollenaars , de taal van . zijn hart , O God zijt mij armen Zondaar genadig! zoo lang Saulus in zijne blindheid voortging, kende hij daar niets van, hij daht van zich zeiven dat hij wat groots was ; maar toen het God behaagde, hem zijnen Geest te fchenken , zijn ziel met dat licht te bcilraalen , toen werd hij enkel ootmoed ; toen leerde hij die daaden , waarin hij te vooren zijnen roem ftelde, voor God verfoeijen , en 'er verZoening over zoeken, in het bloed van Christus; toen leerde hij bidden: zoo lang de zondaar toch zijne fchuld voor God niét leert zien , leeft hij gerust en zorgeloos voord ; maar leert God hem de grootheid zijner zonden  PAULUS den APOSTEL. 115 weeten mijne hoorers die dus denken, j j wel, wat bidden is ? bidden is , bede- : 1 len , zege een der Ouden , althans recht bidden is, uit zijne nooden en ellende tot God roepen, en veronderi field een recht gezicht daarvan; en heeft dit plaats in het hart , dan vind hij , die in waarheid bidt, geen an)! deren grond, dan om te bidden en te pleiten, op het bloed der verzoeking van den Heere Jesus Christus, I dan leert hij , gelijk Saulus van zich zeiven getuigt, 't geen hij te vooren gewin achtede, voor fchaade en drek te rekenen , dan fmeekt hij enkel om genade ; dan wordt de daadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid van den Heere Jesus Christus, alleen de grond van zijn bidden voor God , zoo leert hij als een armen fmeekingen fpreeken, -zoo leert hij als Saulus bidden. Onze derde leering was ; „ Hij, die „ gelijk Saulus in ootmoed en oprecht .„ heid, biddend tot God leert roe„ pen, ondervindt altijd , dat de groo,3 te Hoogepriefter onzer belijdenis , H s » hem -land. 9. 'S. 10, ;i en 12. Tierde Leering.  Hand. < VS. IC, ii en 12 HÓ ii e t LEVEN van »•„ hem verhooring doet vinden bij God;" • Troostrijke waarheid ! gegrond op het onfeilbaar woord van God ! en waar voor de grootfte en dierbaarlte beloften ons gefchonken zijn! en waar van de ontwijffelbaarfte voorbeelden ten bewijzen (trekken, Hij toch die zelf gezegd heeft, die bidt die ontfangt , die zoekt die vind, die klopt dien ■word opengedaan, die heeft immers aan alle de ernftige aanroepers zijnes Naams verzekert, alles wat gij "yan den Fider zult bidden in mijnen Naam, dat zal Hij u geeyen , en hoe veele voorbeelden van zulke verhoorde bidders leveren ons de Heilige Bladeren niet op; dan, kan ik u op troostrijker voorbeeld wijzen, dan op Saulus die van zich zeiven getuigt i Tim. ï: Vs. 13. Die ik , die te voren een Gods lasteraar was, en een vervolger en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid gefchüd, en vs. 16 maar daarom is mij barmhartigheid gefchied, op dat Jesus Christus in mij, die ie voornaamfte ken, alle zijne lang. moe-  PAULUS den APOSTEL. 117 moedigheid zoude betoonen , tot een H voorbeeld der geenen die in Hem ge u loonn zullen , ten eeuwigen leeven. Dat die u dan opwekke , bekommerde ! die uwe fchulden voor God hebt leeren kennen en betreuren , 'er is bij Hem vergeeving op dat Hij gevrecst worde: Jesus Christus de medelijdende Hoogepriester, zit aan de rechtchand Gods , om voor Zondaaren te bidden ; is 'er in u niets , waarop gij pleiten kunt bij God , ziet gij met Saulus dat het alleen barmhartigheid moet zijn? die trooste u, het bloed van Jesus Christus den Zoon van God \ reinigt ons , van alle onze zonden , en dat bloed, roept nooit als Abels bloed om wraak , maar eeuwig om vergeeving , al ware het dan dat God naar uw oordeel , uw bidden nog nimmer verhoord heeft, laat tijd en wijze aan hem over; Saulus was drie dagen in een geduurig gebed tot God, en werd verhoord , God zal u , 0p zijnen tijd ook zeker verhooren , en gij kunt vertrouwen op zijne toeH 3 zeS" 4 . 10. en 12.  Hand. vs. 10 ii en i Vierde Leering »8 het LEVEN van 9.zegging, die aanhoudt tot den einde toe, 2. die zal zalig worden. Eindelijk , en dit was onze vierde leering: „ Een Christen moet daar in „ Ananias navolgen , dat hij zoo zijn „ gedrag zoekt interichten , dat hij door „ eenen Godvruchtigen wandel, een goed „ getuigenis heeft, van allen die hem „ kennen:" dit vinden wij tot eenen eeuwigen roem van Ananias aangeteekend, Hand. 22: vs. 12. dat hij was een godvruchtig man naar de wet goed getuigenis hebbende,' van alk de Jooden die te Damascus woonden, daar moet gij u ook op toeleggen' Godzalige ! langs dezen weg zult gij niet alleen den Vader verheerlijken , maar ook eene eere voor Christus zijn, en onder Gods zegen zult gij langs dezen weg, uwen naasten Gode gewinnen ; km dan Uwe befcheidenheid alle menfehen bekend zijn, voegt bij uw geloof deugd, (*) bij (*) Men vertaale hier , dit Griekfche woord, door dapperheid , kloekmoedigheid , gelijk het in dié betekenis , ook bij Homerus , en andere Grieken voorkoomt, dan ieveren des Apostels woorden  PAULUS den APOSTEL. 119 bij de deugd kennis , bij de kennis f maatighcid , bij de maatigheid lijd- 1 zaamheid, bij de lijdzaamheid Godzaligheid, bij de Godzaligheid broederlijke liefde , bij de broederlijke liefde , liefde tegen allen ; ftelt u daar toe Christus veel voor, tot een voorbeeld van navolging: want die zegt dat hij in Hem blijft, moet zelve alzoo wandelen gelijk Hij ge wandelt heeft ; dan zult gij vrede voor God, en vrede bij de menfchen vinden , of leeft gij buiten uwe fchuld , in wegen van moeite en verdriet, en fpreekt men van u, als van die kwaad doen, wordt gij gefmaad en gelasterd , om den Naam en om de zaak van Christus, onderzoekt toch naauwkeurig, of het wel buiten uwe fchuld zij , of het wel waarlijk is om den Naam en om de zaak van Christus? en is dit zoo niet ? verootmoedigt u dan voor God en menfehen; maar vindt gij den , nog verhevener denkbeelden op, en dan is het duidelijker , wat hij, hier , door deze deugd, in onderfcheiding der andere opgenoemde bedoelt. H 4 Fan'd. 9 s. 10, 1 en 12  Hand. < vs. 10,' li en il VIIIfl£ 120 het LEVEN van •■gij hoon en fmaad en verachting, om aden Naam en om de zaak van Christus , troost u dan , met de uhfpraak van Hem, die wanneer Hij gefcholden werd , niet weder icholt ; maar het over liet, aan Hem die rechtvaardig oordeelt, en gezegd heeft, zalig zijt gij, als u de menfehen fmaaden om mijnent wil; wacht in tusfehen , uitziende naar den Heere, dp die Zaligheid , die gij met Saulus en Ananias eens beërven zult, daar gij boven het bereik van hoon, fmaad en laster gefield zult worden; daar de Heere Jesus uwe oogmerken' en daaden beoordeelen, en uwe afwijkingen en verkeerdheden voor eeuwig vergeeven zal; en uw overbrengen tot die gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, daar gij, naar. zijne belofte, zijn aangezicht en gerechtigheid aanfehouwen zult, en met zijn . beeld verzadigt worden bij uw oncwaaken „ om vlekkeloos heilig, God eeuwig te verheerlijken , Amen.  PAULUS den APOSTEL. i»i VIIF* LEERREDEN. DE BESWAARDE ANANfAS, DOOTx 'S HEI LANDS ANTWOORD , BEMOEDIGD. Text: Hand. 9. vs. 13, 14, 1-5 en 16. En Ananias anlwoorde Heere ik heb uit veelen gehoord van dezen man, hoe veel kwaad hij uwe heiligen in Jerufalem gedaan heeft. En heeft hier magt van de Overpriesters, om te binden allen die uwen naam aanroepen. Maar de Heete zeide tot hem, gaa heenen: want deze is mij een uiiverkooren vat, om mijn naam te draagen, voor de Heidenen, en de Koningen , en de kinderen Israëls. PFant ik zal hem toonen, hoe veel hij lijden moet om mijnen naam. O ader die volmaaktheden die in den* hoogen God op de luisterrijkile wijze: II 5 door¬ land. 9. rs-, 13, :4>t5en 16. Inleiding.  Hand. < ts. 13," 14,15e 16. 1 i I 120, HET LEVEN VAN »• doorblinken , en dag bij dag onze eer! biedige bewondering en aanbidding moeren opwekken, is inzonderheid de Goddelijke wijsheid , die God zoo zichtbaar ten toon fpreidt in het beituur der waereld , en in de regeering zijner Kerk : de Goddelijke wijsheid , die volmaakte eigenfchap in het Allerhoogfte Wezen, waar door God op de volkoomenfte wijze alles kent en dienstbaar maakt aan die eindens, die het meeste, naar zijn oneindig verftand , beantwoorden moeten aan zijne eer en heerlijkheid; het is deeze volmaaktheid, in God, die zich daar toe niet zeldzaam bedient, van zulke middelen , die naar aller menfehen oogenfehijn , daar toe, alïerongefchikst fchijnen; en die God echter de heerlijkfte eindens bereiken doet, zoo dat bij de uitkoomst aaar van , een eerbiedig befchouwer «P Gods daaden , in verwondering opjetogen , moet uitroepen , dit is van len Heere gefchied en het is wonder'ijk in onze oogen. Hoe veele bewijzen zouden deeze onwijffelbaare waarheid kunnen ftaaven; laat  PAULUS den APOSTEL. 123 Iaat ik in dit geheiligd uur, 'er êèéM mogen voorftellen , waar in God zelf I4 die heeft bewezen ; laat ik u Sau 16 lus van Tarfen voorftellen , naar het oordeel van Ananias , een zeer gevaarI lijk werktuig in de hand des zatans, • voor de Gemeente te Damascus, om I die te vervolgen en te verwoesten: maar i, naar het oordeel en de beftelling der hoogfte wijsheid, naar den bepaalden i en eeuwigen raad van God, een uitverkooren vat, om zijnen naam te l: draagen, voor de Heidenen, voor de ■} Koningen , en de kinderen Israëls ; gelijk wij thans uit het gewijd gefchiedverhaal, van den door Gods Geest ge1 dreven Schrijver van de handelingen der j Apostelen, nader zien moeten. Befchouwden wij in onze voorgaande 1 Leerredenen, over dit gewichtig onder-È werp , de grootheid van Gods genade, den onnafpeurlijken rijkdom der wijsheid en goedheid, die God deed doorkraaien , in den dreiging en moord blaazenden Saulus, nabij Damascus , door een heerlijk licht uit den hemel , en eene donderende ftem , in den woedenL t., den md. 9. . 13, ,15 e» Iet Ver: md.  Hand vs. r 16. Inhoud. i24 het LEVE N v a n 9. den, loop zijner ongerechtigheid te Hui 'ènce» j in hem van hart en weg te veranderen , en tot eenen Apostel ce roepen , daar hij binnen die Stad geleid, in drie dagen noch at noch dronk , maar in een geduurig Gebed tot God was, en daarin verhoord werd ; gelijk uit de verfchijning van den Heere Jesus aan den Godvruchtigen Ananias , en het bevel om Saulus op te zoeken, en te vertroosten met de openbaaring van het bemoedigend gezicht, aan hem gegeeven gebleken is \ thans* moeten wij uwen luisterenden aandacht , de ingebragte bedenking van den Gcdvruchtigen , doch voor Saul bevrcesdea Ananias , tegen het hem gegeeven bevel des Hetiands , voorftellen , en tcffèns de gunstrijke en moedgeevende wegneeming van dat ingebrag: bezwaar , door de bekendmaking van het Godverheerlijkend einde , dat de Heere Jesus daar door bereiken zoude, en het middel dat hij ter verkrijging vaa dat groote einde zoude doen dienen. Eene Heffe die ons een heerlijk vertoog van de Goddelijke wijsheid, en van  PAULUS den APOSTEL. 125 van den rijkdom zijner genade oplevert.* God zelve maake die in die uur dienst 1 baar aan de bevoordering van onze ken-1 nis, van ons geloof , van onze heiligmaaking , Amen! De vier voorgeleezene Textversfen , le / veren ons twee gewichtige hoofdzaaken • op , wij moeten eerst U de ingebrag-c te bedenking , van den Godvruchtigen het LEVEN van Hand. i vs. 13, U>15e 16. De bedei king va Ananias door hem den Heet Jesus voorgedraagen. '•uit welk een beginzel die bedenking n in hem voorkwam. _ De bedenking zelve is deze, naar „ het verhaal van Lucas, Antwoorde > Ananias, Heere , ik hebbe uit veelen e gehoord van dezen man, hoe veel kwaad hij uwe heiligen in Jerufalem gedaan heeft, en hij heeft hier magt van de Overpriejlers , om te binden allen die uwen Naam aanroepen. Ananias heeft dus in dit antwoord, dat hij, bij de Openbaring van den Heere Jesus aan Hem , geeft, zijne bedenking op het hem gegeeven bevel , den Heere voorgefteld, gelijk wij uit zeer veele gezichten en Openbaaringen in de Heilige Schriften aangeteekend vinden, dat zij, aan wien God dus verfcheen, het vermogen hadden om te fpreeken, en cp de voorgemelde vraagen en bevelen te kunnen antwoorden , zonder dat wij bepaal en kunnen, de wijze waar op dit gefchied zij , 't zij dan, doorliet voorftellen van hunne denkbeelden, op eene geeftelijke, 't zij dan , door op dezelve te antwoorden, met eene hoor-  PAULUS ben APOSTEL, taf hoorbre ftem , dat naar den aart dergezichten, en openbaaringen , onderfcheiden zal geweest zijn. Althans Ananias oordeelt zich verpligt, het geen hij | omtrent Saulus van Tarfen wist, aan l wien de Heere Jesus hem zondt te i vooren bekend te moeten maaken , eer I hij Zijn bevel om derwaards heen te gaan, volbrengen zoude ; en dit heeft betrekking, en op Sauls verrichtingen te Jerufalem , en op het oogmerk zijner koomst te Damascus. Met betrekking tot het een en an; der zegt hij , Heere, ik hebbe uit veelen gehoord van deezen man , hoe veel kwaad hij uwe heiligen, in Jerufalem \ gedaan heeft. Ananias met den diepften eerbied voor den Heer der Heerlijkheid vervuld , dien hij hier in een gezicht ziet, \ noemt Hem , wederom met den grootften nadruk , Heere , trouwens kan niemand zeggen Jesus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest, een i Godvruchtige Ananias had door dien 1 Geest Hem leeren kennen, als zijn Heer en zijn God, en meermaalen be- 3buI 9. is. 13 , 14, oen [6. Saulus had te Jerufalem , den heiligen veel kwaad gedaan.  Hand. j vs. 13, J4.15 si 16. I28 HET LEVEN VAN 1 '•beleden , dat Hij die Heere was tor 1 heerlijkheid des Vaders, en daar hij dezen Heer, met eene kinderlijke vrees Hef had en diende ,• oordeelde hij vrijheid te hebben , Hem eene bedenking re mogen voordellen , die bij hem , op het hooren van dat bevel , vraag naar Sgulus van Tarfen, was opgckoomen , zij was deze , ik hebbe uit veelen gehoord van dezen man , hoe veel kwaad hij uwe Heiligen in Jerufalem gedaan heeft-, en hij heeft hier magt van de Overpriesters om te binden , alle die uwen Naam aanroepen. De zaak zelf die hij den Heere vooriteid, was, dat deze man zoo veel kwaad den Heiligen te Jerufalem gedaan had , en dat hij nu nog het zelfde dacht te doen in Damascus , en hij geefc voor reden van wetenfehap , ten aarzien van de waarheid van dit getuigenis , dat hij het uit veelen gehoord had. Ananias noemt Saulus hier , een man die veel kwaad den Heiligen te Jerufalem gedaan had. Het verwondere U niet, waard/te hoo-  PAULUS den APOSTEL. 129 hoorers , dac die zelfde Saulus , die Lucas in hec 7 Hoofddeel het 58 vs. een jongeling genoemd heeft, dat die , hier een man genoemd worde , 'er was toch zederd den dood van Stephanus , en zijne bekeering zoo veel tijd verloopen , in het vervolgen en verwoesten der Jerufalemfche Gemeente , en de vcrflrooijing derzel.ve , daar Sau« lus bij het toeneemen van zijne jaa. ren , ook toenam, in dreiging en imoord te blaazen , en, daarin nog naar :hct 1 vs. van dit Hoofddeel volhardende , naar Damascus trok , zoo dat hij hier te recht zoo genoemd kon worden ; gelijk wij in onze eerfte Leer redenen breeder getoond hebben, ook uit vergelijking van Hand. 26: vs. 9, 10 en 11. In zijne jeugd, deed zijn onbezonnen ijver hem reeds daaden verrichten , die zijne jaaren te booven gingen ; en nu toe jaaren van onderfcheid gekoomen, en een mannelijks leeftijd bereikt hebbende, was hij nog dezelfde woedende vervolger, tot dai Jesus Christus hem in den loot zijner ongerechtigheid ftuitede, en vai I. D. II. St. I har Hand. 9; vs. 13, 14.isen 16. i t C  .130 het LEVEN van pand, 9. vs. 13, 11,15 en 16. hart en weg veranderde ; dan van dezen man getuigt. Ananias , dat hij den Heiligen te Jerufalem , veel kwaad gedaan had , hij bedoelt daar door - die vieefelijke vervolging te Jerufalem , tegen de Gemeente die Lucas Hand. 8: vs. 1 en 3. dus befchreeven heeft, en daar werd te dien dage eene groote vervolging, tegen de gemeente die te Jerufalem was, en zij werden alle verflrooid door de landen van Judea en Zamaria , en Saulus verwocfede de Gemeente , gaande, dn de huizen , en trekkende mannen en vrouwen leverde ever in de gevangenis. Het geen hij zelve breeder befchrijft , in zijne verantwoording voor Koning Agrippa , Hand. 2.6: vs. 9 , 1 o en 11. Ik meende waarlijk bij mij zeiven, dat ik tegen den naam van Jesus den Nazarener, veele wederpartijdige dingen moest doen , 't welk ik ook gedaan hebbe te Jerufalem; en heb veele van de Heiligen in de gevangenisfen geflooten , de magt van de Overprieliers ontfangen hebbende , en als zij omgebracht werden , ftemde ik het toe. En door alle  PAULUS den APOSTEL. i3t alle de Sijnagogen hebbe ik ze dikmaat beflraft , en gedwongen te lasteren , en boven maaten tegen hen woedende, heb ik ze vervolgd ook tot in de buitenlandfche jleeden. Ziet daar her kwaad dat deze man den Heiligen te Jerufalem gedaan had , zoo als Lucas en Saulus zelf dit befchreven, en wij in Onze eerfte Leerreden over die woorden breeder aangetoond hebben, en hoe verfoeilijk hoe gruwlijk dit was , fchijnt Ananias daar door te kennen te willen geeven , dat hij deze menfehen , waar tegen Saulus zoo vijandig zich gedraagen had, noemt in zijn antwoord, aan den Heere Jesus, Uwe Heiligen te Jerufalem: in die Stad was trouwens in die dagen, de eerfte en grootfte Gemeente geweest, daar had de Heilige Geest 'er veele duizenden geloovig doen worden aan het Euangeüum , werkende door teekenen en wonderen , want naar Hand. 4: vs. 33. gaven de Apostelen met groote kracht, getuigenis van de Op/landing, van den Heere Jesus, en daar was groote genade over allen. En in het I fi 6 Hoofd- Hand. 9. vs. 13, 14,15 en 16.  132 ii e t LEVEN va.n Har:d. 9. ( vs. 13. 14,I5en' 16. f l j ] 1 I < i : ] 1 ; > Hoofddeel het 7 vs. leezen wij 5 jê» w woor^ Go^ wies , fo* g magt van den Grooten Raad der Jooden bekoomen had , en wel met dit oogmerk, gelijk wij vs. an. leezen, op dat hij. dezelve gebonden zoude brengen tot de Overpriefters , of gelijk wij breeder leezen Hand. 22. vs. 5. pm hen gebonden te brengen > naar Jerufalem s op dat zj geftraft zouden wor. den. Schoon hij te Damascus hen door de magt van de Overifen der Sijnagogen kon doen geesfelen. Was hier mede zijn vervolgziek en bloeddorflig hart niet te vreede ? neen , zijn oogmerk en dat des Joodfchen Raads , leeren wij kennen , uit zijne verantwoording voor Koning Agrippa , Hand. 26. vs. 10. 't was , om hun daar in de geyangenisfen te f uiten en op zijn getuigenis te doen ombrengen. Zulk een Man was Hand. 9; vs. 13, 14,isen 16. Dat hij hen zoudt binden , die dien naam aanriepen.  ITnnd. g vs. 13, 14.15 er 16. Uit welk een beginzelkwam,die bedenking in Ananias voort. 144 HET LEVEN VAN ■was Saul, zoo, was hij aan Ananias bekend, die daarom , toen de Heere Jesus in een gezicht tot hem zeide, fiaa op en gaa in de ftraat genoemd de rechte, en vraag in het huis van J'uda , naar eenen met naame Saulus van Tarfen, want ziet hij bidt, oordeelde vrijheid te hebben , aan den Heere Jesus deze bedenking te moogen voorftellen , Heere ik heb uit veele gehoor t van .dezen man, hoe veel kwaad hij uwe Heilige in Jerufalem gedaan heeft, en heeft hier magt van de Overpriefters, om te binden , alle, die uwen naam aanroepen. Dan uit welk een beginzcl , en mee welk een oogmerk kwam deze bedenking in Ananias voort ? deze gewigdge vraag, eischt eenig nader onderzoek. Daar zijn 'er onder de Uitleggers, die denken , dat het antwoord van Ananias aan den Heere Jesus , enkel zijne verwondering te kennen geeft, over de grootheid der Goddelijke magt en heerfchappij' voerende genade , zoo luisterrijk , in deze bekcering van Saulus, doorblinkende, en 'er derhalven in die zijn  PAULUS den APOSTEL. 145 zijn gedrag , niets onbetaamelijks, nietsÉ berispelijks gevonden wordt (*). j Dan andere beroemde Uitleggers $ zijnJ van oordeel, en dit koomt ons, uit het antwoord van Ananias ook alzoo voor, dat, hij hoe Godvruchtig ook, hier niet vrij te pleiten is , van angst en vrees voor Sauls vijandfchap en Woede , en van ongeloof, aan het getuigenis , dat de Zaligmaaker gaf, van Sauls verandering en bekeering. Er ontdekt zich immers duidelijk iri zijn antwoord, aan den Heere Jesus, dat hij anders over Saul dagt, dan de Heere Jesus, dat hij hem befchouwde als een man die met daaden te Jerufalem getoond had, dat hij een verklaarde en bittere vijand was, der Heiligen , en die nog met die zelfde Godlooze cn booze voorneemens vervuld, te Damascus gekoomen was ; en eindelijk dat hij , daar van zeker Was , uit hoof- (*) Zoo vind men ónder anderen , dit voorgefield , bij den gei. Claesfen, in zijn werk, over dè bekeering van Paulus , pag. 260 cn dei; l D, IL Stt K [dhJ. §i 3. ti i 4,13 èii ó.  140* HET LEVEN VAN Hand. 9. vs. 13, i4>is en 16. hoofde van het bericht, dat hij hier van , uit veelen gekreegen had: ftraak althans hierin niet duidelijk door? dat hij twijffelde, of Sauls woede niet maar voor eenen tijd beteugeld was, en 'er op hem zulk een gevaarlijk , en vijandig mensch , en met zulk eene magt in Damascus voorzien, wel eenigen ftaat te maaken was ? jaa beantwoord dit gedrag van Ananias , wel aan het bericht, dat de Heere Jesus, de mond der waarheid, hem gegeeven had, van Saulus , Ziet hij bidt! en hij heeft in een gezichte gezien, dat een man met naame Ananias inkwam, en hem de handen opleide op dat hij wederom ziende worde ? moest hij niet gelooft hebben, hij die roept is getrouw? eindelijk , toont zelfs het herhaald bevel , in de twee volgende verzen , en de daar bij gevoegde opwekking en bemoediging, van den Heere Jesus in deze woorden: maar de. Heere zeide tot hem, gaa heenen want deze is mij een uitverkooren vat t om mijn naam te drasgen voor de Heidenen en de Koningen en de Kinderen Israëls, want ik zal hem toonen hoe  PAULUS des APOSTEL. U? hoe veel hij lijden moet om mijnen naam, niet duidelijk aan , dat 'er in het hari van Ananias eenige angst en vrees Voor Sauls vijandfchap en woede , en eenig ongeloof aan het getuigenis dat de Za< ligmaaker van Sauls verandering en bekeering gaf, gevonden werd ? En fchoon deze opvatting, tot oneer van Ananias is, moet ze daarom niet: 'Verworpen worden; hij was hoe Godvruchtig ook, een mensch die zijne gebreken had, zoo wel als Mozes, Jeremias , Jonas , en andere , waar van zoortgelijke gebreken in de Heilige Bladeren aangeteekend zijn ; ook om Ons te leeren , hoe de uitmuntendfte Heilige op aarde , geduurig, licht en krachs van booven ontvangen moeten, om te wandelen , waardig der roeping, Waaf meede zij geroepen zijn , en hoe Zij anders op eigen kracht fteunende , dagelijks in veele ftruikelen; maar ook om ons te leeren, hoe de barmhartige en getrouwe Hoogepriefter onzer belijdenis , de zwakheden zijner gunstgenooten genadig verfchoont, en getrouw blijft al zijn zij ontrouw; ter vervulling van K 2 dis EiancJ. g\ n. 13;  143 het LEVEN van Hand. 9-c \s. 13, 14, i$en^> 16. i I 1 ] 1 1 J i 1 Het antwoord van den Heere Jesus, 1 «a7! Ana-f nias. [ie troostvol!» toezegging, van een oneranderlijk God, gelijk zich een Valer ontfermt over zijne Kinderen, alzoo ntfermt zich de Heere, over die geeten die Hem vreezen , naar den 103 Pf. Trouwens ook dit zien wij hier, in iet bemoedigend antwoord , van den leere Jesus, ter wegneeming van de ledenking , door den bevreesden Ananas voor gefield, daar Hij hem becend maakte , het Godverheerlijkend :inde , dat Hij door dien Saul bereiken 2011de , en het middel , dat hij daar :oe zoude doen dienen ; in het 15 en 16 vers, in deze w7oorden , Maar de Heere zeide tot hem, gaa heenen, want leze is mij, een nitverkooren vat , om mjn Naam te draagen , voor de Heilenen , voor de Koningen , en de Kinderen Israëls; want ik' zal hem toonen , hoe veel hij lijden moet, om mijnen naam. Ten aanzien van het eerile, de onveranderlijke en menschlievende Heilvorst herhaalt zijn bevel , aan Ananias gegeeven , en bekleed dat, met zulke moedgeevende redenen, die bij Ananias alle vrees,  PAULUS den APOSTEL. 149 vrees , alle bedenkingen moesten weg j neemen \ de Heilige Schrijver verhaalt dit, en laat deze opmerkenswaardige woorden voorafgaan. En de Heere zeide , want ook hier openbaarde de Heere Jesus Christus, de uitmuntenfte hoedanigheden zijner heerlijke Godheid, en wel dat Hij als de onveranderlijke God, dit goede werk des geloofs , in Saulus begonnen , voltooijen wilde; dac Hij, als die Heer bij wien veel ontferming is ,. die aan de grootfte zondaaren genade bewijzen kon , ook aan Saul , fchoon een der voornaamfte zondaaren , den rijkdom zijner genade, hoe onwaardig hij die ook was, verheerlijken wilde! jaa als een barmhartige en getrouwe Hoogepriefter, hem van den verdienden vloek en toorn verlosfen, v en tot een erfgenaam van het eeuwig leven maaken wilde, ook daarom zegt de door Gods Geest gedreeven Schrijver , en de Heere zeide gaa heenen, in de Sijrifche Vertaaling die door 'Tremellius gevolgd is, least men zelfs fiaa op en gaa heenen, dan onze vertaaling met de beste en meeste Handfchriften , K 3 en land. 9. 's. 13» 4,i5en f'6.  |g« HET LEVEN VAN Hand. 9, v?. 13, ¥4, is en, I& ' Het te- »«n der? Hscre Jesus. sn vertaalingen overeenkoomftig, heeft <*aa heenen , dat genoegzaam , het oogmerk des Goddelijken hevels, van den Heere Jesus, die nu aan hem ver"cheenen was, uitdrukt: te vooren , had de Heilvorst hem dit uitdrukkelijk toegeroepen , naar vs. 11. Staa op, en gaa heenen, nu herhaalt hij het laatr fte , dat duidelijk het eerde in zich [luit, en diende , om hem zonder ver-r toeven, zonder eenige twijffeling of ver^ dere bedenking , zonder eenige vrees, zijn bevel dat Hij hem gaf, om den biddenden Saulus op te zoeken, terftond te doen volbrengen , en dat gezicht te vervullen , dat de Heere hem had doen zien , dat een man met naame Ananias inkwam, die hem de handen opleide , zoo, dat hij wederom ziende werd; Saulus. van Tarfen bad, en dat bidden was het werk van den Geest van Christus , die hem van hart en weg veranderd had , en nu met fterke roepingen ?n traanen had leeren bidden; hoe ilecht ook Saulus in de oogen van Ananias was , die God, voor wien niets te wonderlijk is, had Saulus in genade  PAULUS den APOSTEL. 151 aangezien : Het was hierom de begeerte van den Heilvorst dac Ananias, het hem reeds gegeeven, en nu herhaald bevel ten fpo'edigfte zoude uitvoeren; want , nu was de tijd, bij God van eeuwigheid bepaald, gekoomen, dat de Heere Jesus zich onder het voordel van Ananias , aan den Geest van Saulus , als een God van genade en Zaligheid, naader openbaaren zoude. Nu zoude den blinden en biddenden Saulus , onder den dienst van den Godvruchtigen Ananias, geestelijk licht , en eene gunstrijke verhooring, van God gefchonken worden. Jaa, hoe fpoediger Ananias heenen ging, om het bevel van zijnen Heer 3 die aan hem nu verfcheen , uit te voeren , zoo veel te eerder, zoude hij een blijde getuige worden van Jesus wonderdoende genade, in Saulus, van de heuchelijke verlosfing aan zijn Volk te Damascus gefchonken, en van de uitbreiding van zijn rijk, door Saul, nu van hart en weg bij aanvang zoo heerlijk veranderd : Saulus van Tarfen , blies nu niet meer dreiging en moord , li 4 maat Hand. 9. vs. 13, H.isen 16.  152 HET L E VEN VAN Pand. 9. vs. 13, Ï4.isen pfi reden aiedeHtilvorst geeft, van dit zijn bevel, aan Ananias, Waarom, Hij hem noemt, een vitverkoo%tn vat. maar van hem , nu waarlijk verootmoe-* digd voor God, getuigde de mond dep waarheid zelf, ziet hij bidt ! Schoon Ananias , hem tot nu toe befchouwd bad , als' eenen verklaarden vervolger en verwoeüer der gemeente , de Heere Jesys , ontdekt hier ter bemoediging van Ananias, aan hem het tegendeel, op dat hij- nu zonder eenige twijjfeling derwaatis zoude heenen gaan. Want deze is mij een uitverkooretz vat , om mijn naam te draagen voorde Heidenen , voor de Koningen, en Kin", deren Israëls. Want deze zegt de Heilvorst, is mij een uitverkooren vat. Het is bij de Hebreeuwfche en Griekfche Schrijvers , zoo gewijde, als ongewijde , zelfs bij zommige Latljnfche niet ongewoon, menfehen tot het een, of ander einde gefchikt , onder de zinnebeeldige fpreekwijs van vaten of werktuigen te doen voorkoomen Q) , wij vinden in de Heiige (*) Videantur Wolfn Cur. Phiï. & Crit. Tom. II. pag. 1143 & 1144. ut & Plev. ï4. h. 1.  PAULUS den APOSTEL. 153 üge Schriften die fpreekwijs dikwerf gebeezigd, en leezen Rom. o: vs, 22 en | 123. van vaten des toorns, en van vaten der barmhartigheid, en zeer veel geleerde uitleggers, hebben ook fierlijk en zoo het ons voorkoomt , gegrond gedacht, dat hier in deze fpreekwijs eene zinfpeeling plaats heeft, op het wierookvat, in den ftaatelijken en fcha. duwachtigen Godsdienst, der oude Is • I raëllers; en het fchijnt mij toe, dat Saulus zelf daarop zinfpeelt, 2 Cor. 2: •ï 4. En Gode zij dank, die ons altijd doet triumpheeren (*) , in Christus, en den reuk zijner kennis 3 door ons openbaar maakt in alle plaatfchen : Diende oudtijds ook het retik- of wierookvat , - om de verzoening met God aftefchaduwen , gelijk wij leezen Num. 16: vs. 46. en Mofes zeide tot Aaron, neem (*) Zie het gevoelen van Witzius, over deze woorden in ons eerfte deels, eerfte Huk, pag. 179. opgegeeven, die dezelve vertaalt , maar Gode zijn -wij dank fchuldig, . die altijd over ms triumpheert , fr£u{tfievQVTi Melet. Leid. p. 25. K 5 Hand. 9, vs. 13, 14,15011 16.  • Hand. 9 vs. 13, 14.15 ei 154 het LEVEN vam neet» het wierookvat, en doe vuur daar in van den Altaar, en legt reukwerk daarop, haastelijk gaande tot de Vergadering 3 doet over hen verzoening, en vs. 4 7. en hij leide reukwerk daar in s en deed verzoening over het Volk, zoo zoude Saulus als een uitverkooren , dat is van God daartoe verkooren wierookvat , den reuk zijner kennis, veripreiden door in. alle de gemeenten te verkondigen , den onnafpeurlijken rijkdom van Christus, en zijne kennis, die alle kennis te booven gaat; zoo zoude hij God leeren kennen, als een God van Zaligheid , jaa van volkoome Zaligheid, waarom hij in het volgende ï 5 vs. van • 2 Cor. 2. zegt want wij zij» Gode een goeden reuk van Christus , in de geenen , die zalig worden. Trouwens daar toe was hij naar de letterlijke vercaaling van den Griekfchen text , een vat der verkiezing, dat is een uitverkooren vat, van eeuwigheid daar toe bepaald, en naar dat Goddelijk welhehaagen van 's moeders lijf aan afgezonderd, en nu geroepen door zijne genade , gelijk hij zelve fchreef, Gal.  PAULUS den APOSTEL. 155 ! Gal, 1: vs. 15. jaa hij die roept, en i getrouw is , en nimmer vaaren laat het i werk zijner handen, zoude hem , in ftaat ftellen om in het huis des Hee;ren een Vat te zijn, ter eere geheiligd, en bekwaam, tot gebruik des Heeren , naar de taal van dien Apostel, ,5. Tim, 2: vs. 21, En welk gebruik zoude nu de Heere van dit uitverkooren vat maaken ? de Verhoogde Heilvorst zegt tot Ananias, : om mijnen naam, te draagtn , voor de ' Heidenen en de Koningen , en de Kin deren Israëls. De fpreekwijs Jesus naam te dragen ; meent een Geleerd Man (*) , dat ontleend is van de Levieten , die den Tabernakel des Heeren en deszelfs vaten, : oudtijds gedraagen hebben , doch blijven wij bij de toefpeeling op het wierookvat , dan wordt hier Saulus geteekent, als zulk een geheiligd vat, dat de Hee^ ire Jesus vervullen zoude, met den reuk zijner kennis, welke Hij door hein ver- (*) Zie de Verklaaring van Gill. een der jEngelfchc Godgel, over deze plaats. Hand. 9. vs. 13, 14,isen 16. Wat het zigt, zijn te draagen.  Hand. 9 vs. 13, XG. 155 het LEVEN van"" verfpreiden zoude in allerlei plaatfen , voor de Heidenen , de Koningen en de Kinderen Israëls, die naam zoude als een uitgeftorte en welriekende Olie zijn, jaa als het aaugeftooken reukwerk, eenen iievelijken geur alomme doen opgaan , en hier bedoeld de Zaligmaaker de Prediking van het Euangelie der genade , door Saulus; de openbaare verkondiging van dien heerlijken naam van den Heere Jesus Christus, die God (gelijk de Apoftel Philip, a: vs. 9, 10 en 11 fchreeQ uitermaate zeer verhoogd heeft t en heeft hem een naam' gegeeven , welken hoeven allen naam is,, op dat in den naam van Jesus zich zouden huigen, alle knie der geeneti die in den Hemel, en die op Aarde , en die onder de Aarde zijn. En alle tong zouden belijden, dat Jesus Chris • tus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders. En op dat Saulus, daar aan zoude beantwoorden , zoude de Heere Jesus hem, (om 's mans eigen taal te fpreeken,) dat aarden vat, waar in hij dien fchat zoude draagen , vervullen niét een. uit-  • PAULUS den APOSTEL. 157 uitgebreide kennis , van zijnen Naam, met j een levendig geloof in zijnen Naam , en j met een brandende liefde tot de eer enJ heerlijkheid van dien Naam, en zoo zoude hij zelfs als een uitverkooren vat, niet alleen dien fchat draagen ; maar ook de Heere Jesus de Hemelfche Hoogepriefter, zoude door hem, als een geheiligd vat, tot het gebruik des Heeren bekwaam gemaakt , door hem den reuk zijner kennis openbaar maaken , in alle plaatfchen, jaa b'tj ds Heidenen en de Koningen en de Kinderen Israëls. De Heidenen, die naar zoo veele 1 Voorzeggingen der oude Godstoiken, nu' zouden geroepen worden , tot mede-erfgenaamen der Goddelijke belofce , zouden ook dien Naam des gezegendera Verlosfers , door Saulus Euangelieprediking, leeren kennen, hoe vreemd de Jooden in die dagen bier over dachten, die» met dwaaze vooröordeelen bezield, geloofden, dat zij alleen de beloften der eeuwige erve ontvangen moesten, hier van , naar Hand. ii: vs. 2, dat twisten der geenen die uit de befnijde- nis- land. 9. s. 13. 4»15 en 6. 7m di Isldemnl  1^5 het LEVEN van Hand. o. vs. i3, I4»i5en 16. Voor de Koningen. i t En voorde Kinderen ■ Israêist ' 1 nisfe waren tegen Petrus, dat hij ingegaan was tot mannen die de voorhuid hadden , de Heidenen van onderfchei^dene taaien , natiën en volken zouden door Saulus zegenrijke Euangelieverkondiging, door zijne prediking van dien heerlijken Naam , niet meer vreemdelingen en bijwooners zijn , maar medeburgers der Heiligen en Huis genoot en Gods, gemaakt worden , Eph. 2: vs* 19. Jaa voor Koningen zelfs, zoude hij fpreeken de aanzienelijkfte , de eerfte des Lands, de Vorllen der Aarde, de Stadhouders , de Landvoogden, maar Dok gekroonden Hoofden , die den Schepter voerden zoude hem hooren , deze, zoude hij toeroepen, geeft onsen God grootheid, daar hij hun Chris* rus prediken zoude als den hoogflen over de Koningen der Aarde, jaa als ie kracht Gods , en de wijsheid Gods, vien de Koningen en Rechters der Aafle moesten kusfchcn , en met vrees lienen , naar den 2den Pfalm. Eindelijk dat zelfde Euangelie, moest üj , den Kinderen Israëls prediken , zij1e maagfchap naar het vleesch, aan wien  PAULUS den APOSTEL. 159 wien de Heere Jesus belooft was, als Israëls Heerlijke en Heerfcher; dat Israël , waar onder 'er zoo veele waren, die Hem niet aangenoomen , maar fmaadelijk verworpen , en met Saulus veracht en vervolgd hadden ; aan dat Israël , moest nu Saulus prediken , dac 'er geen anderen Naam onder de men* fchen gegeeven was , om zalig te worden dan de Naam van Jesus: en fchoon hem bijzonder het Euangelie der voorhuid toevertrouwd was, en hij dat meest bij de Heidenen prediken zoude, gelijk Petrus dat der befnijdenis bij de Jooden , hij zoude ook, bij de Jooden gelijk de vervulling geleerd heeft, den reuk der kennisfe van Jesus, verfpreiden in alle plaatfchen. En dit moest Ananias, krachtig bemoedigen , om nu zonder eenige twijffeling, naar Saulus heenen te gaan, en het bevel van den Heere Jesus uit te voeren ; te meer, daar hij , die daar gekoomen was, zoo Ananias dacht, om in Damascus te binden , allen , die den Naam van den Heere Jesus aan- Hand. g. vs, 13, 14., 15 en 16.  160 het L.E VEN v a f* Hand. 9. vs. 13, 14,15 en 20". Daar toe zoude de Heere Jesus , aan Saulus toonen, hoe veel hij lijden moest, em zijnen Naam. aanriepen , zelf om dien Naam veel zoude lijden , 't geen de Heere Jesus hem te vooren toonen zoude, gelrjk hij hier aan Ananias gezegd heeft naw het 16 vers. In het draagdn van Jesus Naam voor de Heidenen, de Koningen , en de Kinderen Israëls, zoude aan Saulus zeer veel hoon en fmaad, jaa banden en gevangenisfen over koomen, gelijk God, om wijze redenen , ter bereiking zijner heilige oogmerken, en eindens, zoude toelaaten , en de uitkoomst der zaaken geleerd heeft, en door den Apostel 1 Cor. 11: vs. 23—28. is aangeteekend; dan, op dat hij onder dat alles., nimmer zoude bezwijken , zoude God hem onderlïeunen , jaa dermaate Herken, dan Gods genade hem genoeg zoude zijn, en Gods kracht in zijne zwakheid volbragt worden ; jaa maar om hem daar tegen , en onder , te bemoedigen, zoude de Heere Jesus hem toonen, hoe veel hij lijden moest, om zijnes Naams wille ; een taalkundig Uitlegger zet het over , ik zal hem voor de oogen een fchets  PAULUS den APOSTEL. 16*1 fchets maaken , en vooraf verwierpen : van de gevaaren, die hij heeft uit te ftaan (*) , dan men moet hier niet al; leen , aan eene bekendmaaking van die naderende gevaaren , 't zij dan in een gezicht, of door eene andere Goddelijke Openbaaring, maar ook te gelijk, aan de Goddelijke toezegging , om in, en onder de zelve, bewaard en gefterkt te zullen worden, denken : God zoude Saulus te vooren toonen , hoe veel hij lijden moest, maar ook hoe veel kracht, en licht van booven, God hem zoude geeven, om gemoedigd en verfterkt in den Heere, met blüdfchap te Ioopen , de loopbaan die hem voorgefteld was , en in de daad , dit heeft de uitkoomst der zaaken geleerd : laat ik onder anderen twee bewijzen bijbrengen , leezen wij Hand. 20: vs. 23. dac de Heilige Geest van Stad tot Stad betuigde , dat hem banden en verdrukkingen aanjlaande waren , die zelfde Geest \ fterkte hem dermaate , dat hij verklaarde (*) A. Moonen, Paulus onder dc Heidenen , p. m. 35. /. D. II. St. L 3and. 9. 's. 13, [4,isea [6.  Hand. 9. v?. 13, 14,i5en 16. Hoe dit alles door di uitkoomst, beantwoord is. 162 het LEVEN van ie giaar het 24 vs. ik acht op geen ding, noch en houde mijn leven niet Herbaar voor mij zeiven op dat ik mijnen loop met bUjdfchap mag volbrengen , en den dienst welken ik van den Heere Jesus ontvangen heb om te betuigen het Euangelium der genade Gods. Openbaarde hem de Heere door den Propheet Agabus, Hand. 21: vs. 11. dat de Jooden hem binden, en in de handen der Heidenen overleveren zoude, hij betuigde naar het 13 vs. dat hij bereid was , niet alleen , om gebonden te worden , maar ook om te fterven te Jerufalem , voor den Naam van den Heere Jesus. Trouwens van al zijn lijden , van alle zijne wederwaardigheden, konde hij zeggen gelijk hij kort voor zijnen dood, in zijn' iaatflen Brief, van zijne verantwoording te Rome fchreef, naar 2 Tim. 4: vs. 17. de Heere heeft mij bijgeftaan en Hij heeft mij bekrachtigd. Zulk een uitverkooren Vat, was dezen Saulus van Tarfen , aan wien de Heere Jesus, nu Ananias zond, die zijnen naam zoude draagen, voor de Hei-  PAULUS den APOSTEL. 16*3 Heidenen , voor de Koningen , en de Kinderen" Israëls , en die. voor dien Naam zeer veel lijden zoude ; en de uitkoomsi • der zaaken heefc bevestigd, dat hij , hoe veel lijden hem ook aangedaan werd, hier in zijn eer en glorie fielde, om Jesus Christus te prediken, en dien ; gekruist 5 alle zijne Rcdenvoerir.gen en I Brieven, alle z'jne Verantwoordingen ivoor de Heidenen , Koningen en de Kinderen Israëls , behelzen de wonderen zijner Geboore , de heiligheid zijnes Levens , de voortreffelijkheid zijner lieer , de vrucht van zijn lijden , de kracht van zijnen dood , de hcerl'1; kheid zijner Opftanding, den triomf zijner Hemelvaart, en het heil zijner zit* ; ting aan de rechtehand Gods, in de 1 hoogfte Hemelen , zoo predikte hij voor ;Agrippa, en Bernice, voor FeÜx en Fes:tus, zoo predikte hij te Athenen en . Corintbus, te Ephefen en te Rome, zoo predikte hij te Jerufalem , en in alle de Synagogen, zoo predikte hij als een gevangene en als een vrije, de hooftzaak van alles was. Jesus Christus, is, in de waereld gekoomen om L 2 Zon- Hand. 9. vs. 13, 14,ïjen 16.  iöj het LEVEN VAN Hand. p- Z vs. 13» , 14,15cn D -ö. v u n S I a Totpasfing. 2 ( Eerfle Leering. » 1 ondaaren zalig te maaken! En hoe mioedigend, het bericht hier van , Dor Ananias was zoo dat alie vrees it zijn hart , daar door werd weg geoomen , en hij naar den biddenden aulus met blijdfehap heenen ging , zul:n wij uit de volgende woorden, uwen andacht voorftellen. Hoe veel is 'er intusfchen , ter oner leering uit de verklaarde woorden iptezamelen , waardfte Hoorers. Voor eerst wij zien hier uit het geIrag van Ananias: „ hoe verkeerd een Christen werkzaam zijn kan , wanneer , hij uit onkunde of ongeloof twijfelt , , aan die dingen die hem van God geö, penhaard zijn." Het onbetaamelijke aier van, hebben wij in onze verklaaring aangetoond, Ananias hoe Godvrugtig anders, daar hij niet wist , wat de Heere Jesus aan Saulus gedaan had, en niet geloofde dat hij bad, dat hij zulk een bemoedigend gezicht gezien had , twijfelde , aan het geene hij uit den mond van den Heere Jesus hoorde, daar hij dit met blijdfehap en dankzegging had moeten gelooven. Hoe dikwerf wordt dit  PAULUS den APOSTEL. 1Ö5 dit zelfde gebrek , in veele oprechten gevonden ! het is waar God geeft thans in de bcdeeling zijner genade , geene openbaaringen aan zijn Volk, gelijk ten tijde van Ananias , dan, heeft dit zelfde gebrek, uit die zelfde bron voortvloeiende , daarom geen plaats , omtrent de verborgenheden des geloofs, en de beloften Gods , in het geopenbaarde woord, in het Euangelium der genade voorkoomende ? is het onder Christenen onbekend, uit onkunde of ongeloof te twijffclen, aan het getuigenis Gods, aan de waarheid zijner toezeggingen ? hoe dikwerf gebeurd die, vooral in ongelegenheden , in tijden van ramp en tegenfpoed ! zou dan God zijne toezeggingen niet vervullen , om dat wij niet begrijpen kunnen , de wijze waar op hij dat zal daar ftellen? zal ons eindig vernuft de rigtfnoer van ons geloof zijn , omtrent de Goddelijke toezeggingen ? neen geliefde! God kan overvloedig , Hij kan meer dan overvloedig doen , boven het geen wij bidden of denken kunnen! zijn getuigenis is waarachtig, Hij zal zijn woord vervullen, L 3 en rland. o. 's. 13, ■4., i5en  166 het LEVEN van Hand. 9.1 vs. 13 , Ï4> I5cn' 16. Tweede Leering. j i 1 :n alle zijne beloften , jaa en amen naiken in Christus, Hem tot heer-' ijkheid ! Ten tweede , wij kunnen hier in het gedrag van Ananias zien , fchoon toen, iit een verkeerd beginzel yoorkoomenle : „ welk een voorrecht het voor een , Christen is , in zijne bekommeringen, , zich tot den Heere te mogen wenden 3 , en die aan Hem voorteftellen ;" dit kent eene waereld niet , die in het booze ligt , menfehen die gewoon zijn naar den fmaak van hun zondig hart te leeven, die door het geloof in Christus den vrijmoedigen toegang tot den troon der genade niet wecen , zullen jaa wel, in aanmerkelijke ongelegenheden tot God roepen , dat hij hen redden , dat hij hen uit helpen wil ; dan dit koomt niet voort, uit die erkentenis van Gods magt , wijsheid en goedheid , waar op een Christen met onderwerping van zich zeiven , en op zijne wegen zich verlaaten kan ; maar uit eene diepe moedeloosheid, die dikwerf niet ver is van een wanhoopig beftaan, en waar in nimmer dat geloovig ver- trou-  PAULUS den APOSTEL. 167 trouwen gevonden wordt, dat een Chris- H . V! ten in donkere wegen zijn toevlugc tot j, God doet neemen ; ik beken een Chris-I( ten kan niet in deze dagen verwagten, dat God hem gelijk wel e:-r a.m Ananias in een gezicht of andere buitcngewoone openbaaring, zal antwoorden , maar zoude hij daarom het voorrecht misfen, zich met zijne bekommeringen tot den Heere te mogen wenden , en die aan Hem voorteflel'.en , neen Geliefde , hij weet dat God ook in den gewoonen weg zijner Voorzienigheid, hem kan antwoordan , licht en inzien in zijne wegen fchenken , en de uitkoomst der zaaken zoo kan beflauren , dat hij dankend kan uitroepen , tip Hem "heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen. Trouwens Hij , die tot alle , die hem dienen gezegd heeft naar Pf. 32: vs. 8. ik zal u onderwijzen en u leeren van den weg, dien gij gaan 'zult, ik zal raad geeven, mijn oog zal op u zijn, heeft hen bevoolen gelijk wij leezen Phil. 4: vs. 6. weest in geen ding bezorgt , maar laat uwe begeerten in alles door bidden en fmeeken-, met dankL 4 zeg- and. 9. • 13.  i58 het LEVEN van Hand. o. vs. 13, 14,isen 16. Derde Leering. zegginge bekend worden bij God. Gelukkige Christenen , die zoo mogen werkzaam zijn ! zij zullen deelen in dac heil , dat in hec volgende vers van die plaats geteekent wordt, De vrede Gods die alle verfland te booven gaat, zal hunne harten en hunne zinnen bewaaren in Christus Jesus. Ten derde , had God toegeiaaten, dat Saulus magt ontvangen had, om gelijk hij . in Jerufalem, den HeiTgen veel kwaad gedaan had, ook te Damascus te binden , alle die zijn naam aanriepen, wij leeren 'er uit, „ hoe God „ om wijze en heilige redenen , zomtijds „ de zijne , in rampen en tegen/poe„ den koomen laat, maar ook op 't on„ verwachst, door aan hun onbekende we„ gen en middelen een heerlijke uitkoomst „ geeven wil, en zoo aan al de magt, „ die zich tegen hen verzameld had, „ paal en perk weet te ft ellen" Hoe duidelijk ftraalt dit alles door, in dit gewigtig gedeelte der wonderbaare bekeering van Saulus, hoe veel is hier niet voor een Christen, die God in waarheid dient, te leeren , voor al  PAULUS den APOSTEL. 169 - als hij naar Gods wijze bedee'ing in 1 wegen van druk en Kruis en in treffenden tegenfpoed' verkeeren moec; dan, is 'er iets onbetaamelijker voor een Christen, dan moedeloosheid ? hij moet altijd vertrouwen , dat , daar de Heere regeert, ook die wegen, waarin hij gebragt wordt, in de eeuwigheid, naar het wijste en beste plan van God bereekend zijn , en hem, van zijne vaderlijke hand toekoomen ; hoe donker die ook zijn mogen , nimmer mag hij zeggen, mijne hoop is vergaan en mijne hulp van den Heere , want is alles , alzoo in de hand van God, dat het teegen zijnen wil, zich noch roeren noch beweegen kan, waarom zoude dan een Christen niet hoopen op den Heere, en vertrouwen op den God zijnes heils; te meer daar God , dit door duizende wegen en middelen doen kan, die hem onbekend zijn, en Zijne magt zoo onbegrensd is, dat de Heere alles doet wat Hem behaagt, in den Hemel , op de Aarde , in de Zee , en in alle afgronden ; 't is waar hij weet, dat God almagtig is, maar hij ziet teffens niet, L 5 dat ïand. 9. rs. 13, ! 4-,1501 [6.  170 HET LEVEN VAN Hand. g, vs. 13, i4,isen 16. Vierde Leering. dat de omttandigheden die hem omringen , eenig doorzicht geeven , eenige hoop overlaaren. Jaa maar in dit is onze vierde Leering , „ Daar aan den mensch Gods „ wijze oogmerken onbekend zijn , oor„ deelt hij dikwerf zeer verkeerd, over „ de middelen , die God tu bereiking „ daar van wil doen diénen die bleek ten duidelijkfte Geliefde , in het oordeel van Ananias , omtrent Saulus , hij befchouwde hem, als een gevaarlijk werktuig des Zatans , om te Damascus, zoov wel als te Jerufücra , veel kwaads te doen ; dan , God had 'er anders over befcliikt, die zelfde Saulus was Hem een uitverkooren vat, om zijn naam te draagen voor de Heidenen, voor de Koningen , en de Kinderen Israëls. Hoe dikwerf oordeelt de mensch verkeerd , over Gods beftuur , en verwacht een geheel andere uitkoomst van zaaken, als die God bepaald heeft, en te zijner tijd daar Helt, daar hij in zijn oordeel vooruit loopt, bereekent hij niet, wat God doen kan , die de rampen en regenlieden dezes levens, bronnen van voor-  PAULUS den APOSTEL. 171 voorfpoed en blijdfehap maaken kan, dié ui: de duisternis het licht , en uit de verwarring de fchoonfte orde kan doen gebooren worden ; wie had toch kunnen denken , dac Saulus van Tarfen , die zoo veel kwaad de Heiligen te jerufalem gedaan had, en naar Damascus gereisd was , om daar te binden , allen die den naam van Jesus aanriepen, in die zelfde Stad, gelijk Lucas in dit Hoofddeel vs. 20. aattgeteekend heeft, Christus zoude prediken*', in de Sijnagogen , dat Hij de Zoon van God is l God die de bittere wateren van. Maria zoet maakte , kan op het onverwachst, gebeurenisfen daar ftellen, door middelen, die wij daar toe, of niet kenden , of aller ongefchikst rekenden , die bij de uitkoomst den Christen doen uitroepen , die is van den Heere . gefchied , en hec is wonderlijk in onze oogen! die toch Sauls leven befchouwt van zijn eerfte jeugd af aan, van den dood van Stephanus, tot zijne reis naar Damascus toe , zijn dreiging en moord blaazen, zijn vervolgen en verwoeften der Gemeente, die zoude Hand. 9. 'Si 13, 14, 15 en 16.  Hand. « vs. 13, 14,15e ió". 173 het LEVEN van >.de immers nimmer hebben kunnen denu ken ? dat die zelfde Saulus , den naam van Jesus die hij met zoo veel woede vervolgde , eerlang zoude prediken ; jaa dat die bii God e.-n uitverkooren vat was, om Zijn Naam te draagen voor de Heidenen , de Koningen , en de Kinderen Lraëls : zoo zijn dan Gods wegen, hooger dan onze wegen en zijne gedachten, dan onze gedachten ; leer 'er uit Zondaar , die met uwe daaden zegt, wat weet 'er God van ? Zoude 'er weetenfchap, zijn bij den Almachtigen ? dat het God is, die paal en perk aan uwe booze voorneemens (lellen, en die alle verijdelen kan, die U in een oogenblik, een einde kan doen neemen, met verfchrikking! Verhef, verhart, U dan niet, tegen God, nooit heeft zich iemand tegen Hem verharc, en vrede gehad ; leer hier' Zondaar , voor de boosfte menfehen, voor de fnoodfte overtreders , van Gods heilige wet, is 'er genade bij God te vinden , daar van is de bekeering van Saulus, een onwederfpreeklijk , een eeuwig bewijs. Denk nooit, dac gij, om dat gij naar uw ei-  PAULUS den APOSTEL. 173 eigen oordeel, jaa naar dat der geheele" waereld die u kent, zulk een grooten} Zondaar zijt, dat daarom God den rijk-3 dom zijner Genade , niet aan U zoude kunnen verheerlijken , al waart gij fchuldig aan het vervolgen der Gemeente, aan het lasteren van Jesus, Saulus bekeering bevestigt, immers dit getuigenis van God, dat het bloed van Jesus Christus , den Zoon van God, van alle zonden reinigt. Godvruchtige, hier kunt gij leeren , hoe verkeerd dikwerf uwe denkbeelden zijn kunnen, en het beoordeelen van uwe medemenfchen , van uwe medechristenen , die gij wel eens liefdeloos veroordeelt, om dat gij niets, dan kwaad van hun weet , en het goede dat God aan hun gedaan heeft, uw onbekend is, leert hier, uit het gebrekkig en verkeerd gedrag van Ananias , U voor deze zonde, die maar al te veel onder Godvruchtigen gevonden wordt , zorgvuldig te wagten, en ziet hier, wat God doen kan , en zomtijds doen wil, aan zulken, die gij het alleropgefchikt daartoe gewoon zijt te befchouwen, Hij dien land. 9. s. 13. 4,15011 6.  1/4 het LEVEN van Hand.'''9 vs. 13, 14,15e! 16. Vijfde Leering. dien gij , als den voornaam (Ten Zondaar , befchonwc, kan immers bij God een uitverkooren vat zijn , als God wil werken , en die wil , is immers voor U verborgen , dan wordt een verwoefler der Gemeente , van hart en weg verandert , en bouwt anderen op, in het allerheiligst Geloof: Leert gij toch voor ü zei ven , in welke omltandigheeden, gij immer u bevinden kunt, en wat u' ook overkoome , Davids fchoone taal , beftendig de uwe te maaken , hij zong Pf. 27: vs. 14. wacht op den Heere, zijt fterk , en Hij zal uwe harten ver/ierken, jaa wacht op den Heere. ■ Eindelijk wij leeren hier : „ daar „ Saulus zijn lijden, om den Naam van „Jesus , te vooren weeten zoude, en „ echter getrouw blijven , aan ampt en „ plicht, dat ook dit I ter bevestiging , „ van ' de waarheid van den Christelij„ ken Godsdienst flrekt , en dus het „ Euangelium , dap.. hij gepredikt heeft, „ een getrouw woord- is, en aller aan„ neeming waardig" Zoo zeker het immers is , dat hij te vooren een verklaar-  PAULUS den APOSTEL. 175 klaarde vijand , van de leer der Christenen was, zoo zeker is hec, uit zij ne Schriften , dat hij ruim dertig JaaI ren lang , tot zijn dood toe, die leer met allen ijver verkondigd heeft, en ■welke banden , welke flratTen en gevaa! ren , hem immer zijn o ekoomen , jaa fchoon die hem te vooren bekend gemaakt werden , hij bleef volfïandig die eigen leer prediken, en heeft die met zijn bloed en dood bevestigd: zijn i leven , een aanëenfchakeling van moeite en gevaar , zijn dood , dien hij te i vooren wist dat geweldig zijn'zoude, bevvij::en immers , dat hij van de waar: heid van den Godsdienst, ten vollen 1 overtuigd was, en getrouw aan zijne Hemelfche roeping, om die te predi] ken , voor de Heidenen , voor de Ko: ningen en Kinderen Israëls : dat die leer dan invloed maake, op uwe harkten , waardfïe hoorers! die leer, dat i Jesus Christus in de waereld is ge> koomen , om Zondaaren zalig te maaken ! dat ze U voor God , getrouw met U zeiven leere . handelen , de bewijzen daarvan , met dien ernst die" het ge- Hand, g. vs. 13, 14, i5en 16.  Hand. g vs. 13, 16. 176 HET LEVEN VAN • gewicht der zaak vereischt, leere ovor, denken, en ü voor God leere nedervallen , om Hem te fmeeken , dat Hij de kracht van die waarheid voor eeuwig aan uwe harten wil heiligen! Godvruchtige! dit is uwe üerkte, en de grond van uwe hoop voor tijd en eeuwigheid, 'gij weet dit is een getrouw woord, laat het dan uwen troost zijn , in alle moeite en verdriet. Eenmaal zal naar dat woord, naar die leer, die dag aanlichten, wanneer gij , boven het bereik van alle twijfeling , van allen ftrijd , van alle vrees, zult gefield worden, wanneer geene tegenheeden , U meer overkoomen, geen lijden U meer treffen zal , eenmaal zult gij verrijzen , uit de wooningen des doods , om met Ananias, met Saulus , met alle die gezaligd zullen worden , deelgenooten te worden , van een gansch zeer uitneemend eeuwig gewicht van heerlijkheid. Amen. IXde  PAULUS den APOSTEL. 177 IX*» LEERREDEN. DE NAAUWKËURIGE UITVOERING van 's HEILAND S BEVEL DOOR ananïas , MET DE GEZEGENDS UiTWERKZELS DAARVAN , VOOR SAULUS. Text: Hand.'q. vs. 17, 18 en 19a. En Ananias ging heenen, en kwam in het huis, en de handen op hem leggende, zeide hij, . Saul broeder, de Heere heeft mij gezonden, (naamentlijk) Jesus, die u verfchenen is , op den weg ,<*dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende, en met den Heiligen Geest vervuld zoud. werden. En terftond vielen af van zijne oogen, gelijk als fchellen , en hij werd terftond wederom ziende ; en fiond op en werd gedoopt. En als hij fpijs genoomen had, werd hij verfterkt. Fergeleeken met Hand. 22. vs. 12-17. • /. D. II. St. M En  178 HET LEVEN VAN Hand. o. VS. 17, iSenioa. Inleiding. En een zeker Ananias een godvruchtig man naar de wet, (goed) getuigenis hebbende van alle de Jooden die (daar) woonden; Kwam tot mij en bij mij ftaande zeide hij tot mij, Saul broeder , word weder ziende , en ter zeiver uure werd ik ziende op hem: En hij zeide, de God onzer Vaderen heeft u te vooren verordineert, om zijnen wil te kennen en den Rechtvaardigen te zien , en de ftem uit zijnen mond te hooren, want gij zult hem getuige zijn, bij alle menfchen , van 't geene gij gezien ende gehoord hebt, en nu, wat vertoeft gij? ftaa op, en laat u doopen, en uwe zonden afwasfchen , aanroepende den naam des Heeren. Dat God dikwerf de zijnen in diepe en donkere wegen, van tegenfpoed en fmartcn koomen laat, om wijze en heilige redenen, leeren de heilige Schriften overvloedig, maar dat God, die  PAULUS dén APOSTEL. 179 ook dikwerf op her onverwachst en aller heerlijkst doet eindigen , Zoo dat alle donkerheden opgeklaart worden, en alle fmart, met vreugde en blijdfehap wordt afgewisfeld , bevestigen die zelfde gedenkfehriften , van Gods hoog en wijs beduur. Meermaalen werd dit gezien in Jacobs Nagedacht , op onderfcheidene tijden , zoo bij hunne verlosfing uit Egiïpten, als bij hunne inwooning in het beloofde Erdand , herinnert u alleen , den kommervollen toeftand * waarin zij wa* ren , aan den oever der roode Zee, toen zij door Pharao , met alle zijne wagenen en alle zijne ruiteren, vervolgd werden, en dus achter zich, een vervolgende vijand , aan beide zijden , hooge bergen , en voor zich , de golven der Zee zagen , en zeer bevreesd waren ; naar Exod. 14. vs, 10. dan , welke eene heerlijke verlosfing gaf God ! op zijn bevel werd de Zee geklieft , haare baaren van een gefcheiden , en Israël ging door het midden der Zee , op het drooge, terwijl zij dus uitgered en behouden werden , M 2 ftor- Band. 9. vs. 17, iSemoa.  i8o HET LEVEN VAN Harrd. 9. vs. 17, iSenioa, Het Vir land. Horteden de wateren die als muurerï ftonden , op hunne vijanden , die daar door alle om kwamen , cn alzoo ga£ God Israël eene heerlijke verlosfing! Hoe dikwerf heeft God dit bevestigd aan bijzondere perzoonen , wier naamen en lotgevallen in de Jaarboeken van Gods oude Volk vereeuwigd zijn, denkc aan Jacob , aan Jofeph , aan Mozes , aan Jofua , aan Gideon , aan David y aan Jofaphat, aan Jehiskia , cn anderen , en wilt gij een bewijs zien , dat deze waarheid, in een helder daglicht fielt, befchouwt. dan Saulus binnen Damascus gebragt, blind , en vastende en biddende 7 en let op de heilrijke uitkoomst, die God hem fchonk , daar Hij hem Ananias, zond , op dat hij ziende , en met den Heiligen Geest vervuld zoude worden , in dat gewichtig gedeelte , van het leven van dien Apostel , dat wij u thans zuilen prediken . Hebben wij in eene voorige Leerreeden, uwen luisterenden aandacht in dat gedeelte van Saulus, dat zijne wondcrbaare bekeering en heerlijke roeping, tot  PAULUS den APOSTEL. 181 tot eenen Apostel van den Heere Jesus] Christus in zich behelst, drie zeer merkwaardige tijdperken opgegeeven , waar in God, zijne magt en grootheid aan hem verheerlijken wilde, cn wel ten eerden zijne krachtdaadige en buitengewoone bekeering , gepaard met eene onmiddelijke hemelfche roeping , tot het Apostelfchap. Ten tweede, hoe Saulus daarin naader is verlicht, bevestigd en bekrachtigd, onder en dooiden dienst van den Godvruchtigen en beroemden Ananias, die daar toe , in een gezicht, bevel ontvangen had van den Heere Jesus zeiven, en eindelijk zijne vrijmoedige prediking, van Christus den gekruisten , in de Sijnagogen te Damascus: Toen wij gekoomen waren , ter befchouwing van het tweede tijdperk, fielden wij u eerst voor, in twee voorgaande Leerredenen , het bevel van den Heere Jesus aan den uitmuntenden Ananias, om Saulus op te ■ zoeken , en in den Naam van den Ileere Jesus hem de handen opteleggen , op dat hij wederom ziende zoude worden , en teffens de ingebragte M 3 be¬ land 9. 's. 17 , ;8eni9a.  Hand. g vs. 17, i8emoa Inhoud der Text woerden. Verdee)ing der Textjloff, iSs HET LEVEN VAN ■ bedenking van den vroomen , doch voor Saul bevreesden Ananias , met het gunstrijk en moedgeevend antwoord van den Heere Jesus; thans moeten wij U voorftellen , de naauwkeurige uitvoering van het bevel van den Heere Jesus, aan den blinden Saulns, door den volvaardigen Ananias , volbragt, met de gezegende uitwerkfels daar van , tot roem van Gods genade, en ten bewijze van de ontwijffelbaare zekerheid, zijner wonderbaare bekeering, en heerlijke roeping, tot eenen Apostel, van den Heere Jesus Christus, door Lucas , in dit zijn boek van de Handelingen der Apostelen aangeteekend : God zegene de overdenking daar van 9 voor ons allen. Amen 1 Twee gewichtige hoofdzaaken vereis; fchen onze eerbiedige en aandachtige overweeging, wij moeten eerst zien, hoe volvaardig Ananias het bevel van den Heere Jesus heeft uitgevoerd , naar het 17. vers , dan , welke de heilrijke gevolgen daar van waren, in het 18. en 19. vers vergeleeken, met Hand, sa, vs, 13 , 14, 15 en 16. Ten  PAULUS den APOSTEL. 183 Ten aanzien van het eerfte: Leezen wij, en Ananias ging heenen en kwam in het huis , was nu de angsc en vrees voor Saul , uit het hart van Ananias , door het bemoedigend en b'ijdfchapwekkend bericht, dat de Heere hem gegeeven had , ten eenemaal weg genoomen ; nu had eene hartelijke vreugde , en liefde tot Saulus , de ziel van Ananias vervuld, daar hij van den Heere Jesus zeiven gehoord had, dat die Saul 3 een uitverkooren vat was , om zijn Naam te draagen . voor de Heidenen , de Koningen en de Kinderen Israëls , jaa dat hij de magt der duisternis ontrukt, zoo getrouw aan den Heere Jesus zijn zoude, dat hij zelfs, yeel zoude lijden; om zijnes Naams wil. Is 'er blijdfehap in den hemel, over eenen zondaar die zich bekeert, welke eene blijdfehap , moet dan Ananias, toen hij heenen ging naar de ftraat genoemd de regte , om in het huis van Juda , Saulus te zoeken , niet vervuld hebben, dat deze die weleer de Gemeente verwoestede , die dreiging en moord blies, nu door hem , van zijne M 4 blind- Hami 9. vsi 17, 18 en 19a.- Ananias volbrengt het beveldes Heilands,gaattoe heenen, en hoonit in het hem aangewezen huis.  184 het LEVEN van Hand. 9, vs. 17, 18 en 19a. Ananias heeft Saulus de handen opgelegd. blindheid zoude geneezen , en met oplegging zijner handen , toe den eerdienst van den Heere Jesus zoude ingehuldigd .worden , welke dankbaare aandoeningen voor God ; over al dat goede, zullen in hem op den weg naar dat huis niet zijn opgekoomen , daar hij met Maria, de Moeder des Heeren , nu zeggen kon , mijn hart maakt groot den Heere , en mijn Geest verheugd zich, ia God 3 mijnen Zaligmaaker ! Trouwens hoe zijn hart gefield was, en met welke eene blijdfehap, cn vreugde vervuld , kunnen wij afneemen uit de vroolijke en bemoedigende taal , die Ananias , zoo ras hij Saulus in dat huis gevonden had, hem deed hooren , hec was, en de handen op hem leggende, zeide hij, Saul broeder , de Heere heeft mij gezonden (naamentlijk) Jesus, die u verfchenen is op den weg dien gij kwaamt , op dat gij weder ziende m met den Heiligen Geest vervuld zoude worden. Zijn eerde werk was , dat hij bij hem ftaande 3 gelijk wij Hand. 22, ys, »3<  PAUL.ÜS den APOSTEL. 185 13. leezen, zijne handen op hem ge 1 legd heeft : deze plechtigheid was var j ouds , zeer bekend bij de Jooden , wanneer de Aartsvader Jacob, op znn doodbed , Jofephs Zoonen zoude zegenen , heeft hij hen zijne handen op het hoofd gelegd, naar Gen. 48. zoo moesten ook de Priesters , de handen opheffende, den Naam des Heeren, loggen op de kinderen Israëls , Nutm 6. zoo zegende de Zaligmaaker de Kiuderkens , die tot hem gebragt werden , Matth. 19. bijzonder had ook deze heilige plechtigheid plaats, wanneer zomóiige perzoonen tot aanzienelijke ampteti of bedieningen , ten dienfle des Heeren , werden ingehuldigd , bij welke gelegenheid , 'er wel eens buitengewoone gaaven , van Gods Geest, op hen nederdaalden, gelijk wj van Jozua leezen , op wien Mozes , op Goddelijk bevel, zijne handen gelegd had, naar Deut. 34. vs. 9. zoo zegende de verhoogde Levensvorst zijne discipelen , voor dat hij ten hemel voer, zijne handen over hen opheffende , naar Luc. 24. en wij leezen , dat de Apostelen de M 5 eer. land. 9. 'Si 17, 8 en 19a.  186 het LEVEN van Hand. 9 vs. 17» i8eni93' eerde Diaconen , na een plechtig gebed", de handen hebben opgelegd , Hand. 6. vs. 6. de Evangelisten , Herders en Leeraars, jaa zelfs alle die tot den heiligen dienst werden ingehuldigd, in den eerden tijd , des Nieuwen Testaments, toen de Apostelen , nog in de Godskerk leerden , werden met oplegging der handen , in hunne bedieningen ingezegend , dus leezen wij , niet alleen van de Opzieners of Ouderlingen der Gemeente , maar ook van de Diaconen en Diaconesfen, zoo in de heilige Sdhriften als in die der oudfte Kerkvaderen. Maar bijzonder diende deze eerbiedwekkende plechtigheid, in dien tijd , om de kranken te. geneezen, toen de heilige Mannen, met de buitengewoone gaaven des Heiligen Geestes voorzien waren, dit had de Zaligmaaker zelf beloofd, Mare. 16. vs. 18. en hier op , ziet Jacobus , in die merkwaardige plaats, in zijnen brief, het 5. hoofdd. het 14. en 15. vers, vergeleeken met Mare. 6. vs. ï 3. die, hoe duister aan veelen toefchijnende, dus zeer duidelijk en klaar is ; einde- ' lijk  PAULUS des APOSTEL. 187 lijk diende deze opmerkenswaardige plechtigheid , om de gaaven des Heiligen Geestes medetedeelen aan de geloovigen, gelijk wij dit van de heilige mannen leezen , Hand. 8: 17. en 19: vs. 6. en elders. Dan waar toe diende hier, die heilige plechtigheid van Ananias , aan Saulus ? Gelijk het 1S en 19 vs. van ons text Hoofdd. duidelijk leeren, niet alleen, op dat hij met den Heiligen Geest vervuld, en van zijne blindheid zoude geneezen worden , maar ook, om hem te bevestigen , en te bekrachtigen in de Apostolifche bediening, waar toe de Heere Jesus hem, gelijk alle de Apostelen, onmiddelijk geroepen had, trouwens dat het ook ter zijner bevestiging, en bekrachtiging daar in , diende , fchijnt ons klaar te zijn, uit Hand, 22, het 14 , 15 en ié vs. en fchoon beroem* de Geleerden , hier over onderfcheiden .denken , en in deeze uitlegging, zwaa- (*) Zie H. van Alphen in zijn 16 Disput, over de Gefchiedenis van Paulus, en ■Beaufobre en 1'Enfant, over deze plaats. Hand. 9. vs. 17, iScniga. Waarom hier de op. legging der handen gefchied  lf.8 HET LEVEN VAN Hand. 9. \ H 17, 1 Sein 9 a. De aanfpraak va» Ananias, aan Saulus. zwaarigheid vinden , ook om dat Ana» nias geen Apostel was , oordeelen wij, dat die zwaarigheid geheel wegwijkt, wanneer wij aanmerken , dat Ananias daartoe bijzonder en buitengewoon van den Heere Jesus gezonden was , naar Hand. 22: vs. 14 , 15 en 16. en gelijk hij zulks ook , aan Saulus in een gezicht had doen zien, naar het 12 vs. trouwens dat het gefchiede , op dat hij weder ziende , en met den Heiligen Geest vervuld zoude werden , zien wij uit onze textwoorden in het 17 en 18 vs. en ter zijner bevestiging en ber krachtiging in het Apostelfchap, in het 22 Hoofddeel, het 14, 15 en 16 vs. Op dat nu Saulus , die uit hoofde van zijne blindheid, Ananias, die tot hem gekoomen was , niet konde zien, zoude weeten , wie. hij was , die tot hem fprak, en de handen op hem gelegd had, zoo vergezeld hij deze heilige plechtigheid, met deze gewichtige en voor Saulus , zoo bemoedigende taal, Saul, broeder de Heere heeft mij gezonden , naamentlijk Jesus, die u verfchenen is op den weg dien gij kwaamt, op.  PAULUS dem APOSTEL. 189 op dat gij weder ziende en met den j Heiligen Geest . vervuld zoude worden 3: naar hec tweede lid van hec 17 vs. Saul broeder , zoo luit de troostvoli le aanfpraak , van Ananias aan Saulus, 1 fehoon de Joodfche Leeraars van ouds I gewoon waren , elkander broeder ce noemen , en die zeer in gebruik was 1 onder hen , zoo gefchiedde zulks ech; ter hier niet om deze, maar voornaamentlijk om eene gewicfuiger reden, Ana< Bias had van den Heere Jesus zeiven gehoord , dat dezj Saulus van Tarfen, ; voor wien hij , te vooren , zoo bevreesd was , nu bad , en een uitverkooren vat was, om Jesus Naam te draagen K voor de Heidenen en de Ko■ ningen en de Kinderen Israëls , die veel j lijden moest om Jesus Naam, hij noemt hem . daarom dan zijn broeder , of gelijk . 'er in de Sijrifche vertaaling, en zommige handschriften, gclcczen wordt, : lieve broeder, om dac Ananias geloofde , dat de liefde Gods ook , nu in zijn hart was uirgeftort , door den Heiligen Geest , hij was dus uit God gehoor, n jaa zoude Ananias hem geen broe- 3and. 9„ 's. 17, :8eni9a.  Hand. i vs. 17, i8enio; Hij opeiv haarde hem zijnt Goddelijkt Zending. 190 11 js t LEVEN van' '•broeder noemen, daar hij nu Saulus i.Iief had, en Jesus Christus zelf de eerstgebooren onder veele broederen, zich niet fchaamc, hen broeders te noemen, naar Hebr. 2: vs. u, trouwens , Saulus en Ananias , en alle die den Heere Jesus in onverderflijkheid lief hebben , hebben eenen Vader, zijn Kinderen van denzelfden God, en broeders in den Heere Jesus Christus, en dit is hier aan kenbaar, om dat zij eikanderen lief hebben. Opwekkende aanfpraak van Ananias, die hij terftond verzelt, met deze troostrijke bekendmaaking, van de reden en het oogmerk zijner koomst, tot hem in deze woorden. De Heere heeft mij gezonden, naamentlijk Jesus die u verfcheenen is, op den weg die gij kwaamt, op dat gij wederom ziende , en met den Heiligen Geest, vervuld zoudt worden. In de eerfte plaats , maakt hij hem de reden bekend, waarom hij tot hem gekoomen was, hij zegt hem dat de Heere hem gezonden had, hij bedoelde laar door, den verheerlijkten Levensbom, den eeuwig gezegende Zaligmaa- ker  PAULUS den APOSTEL, tp ker Christus Jesus, dien hij in een gezigt gezien had , en die hem bevolen had, derwaards heenen te gaan , dien hij hier Heere noemt , om dat hij zoo wel als Thomas, Hem erkende als zijn Heer en zijn God. En op dat Saulus terftond begrijpen zoude, dat hij dezen Heer bedoelde, voegt hij 'er bij, naamentlijk Jesus, die ü verfcheenen is , op den weg dien gij kwaamt , hij wist toch , door het hier hooftzaakclijk aangeteekcnd onderricht , dat hem de Heere Jesus in een gezicht gegeeven had , ter wegneeming zijner bedenking , die hij in het 13 en 14 vs. den Heere had voorgcfteld , toen hij daar van noch onkundig was , dat dit , in de daad gefchied was, dat Saulus, den Heere Jesus gezien had, op den weg, dien hij gekoomen was, trouwens dat dit alzoo gefchied was , hebben wij te vooren breedvoeriger uit Hand. 26: vs. 16, daar de Zaligmaaker zegt, want hier toe ben ik u verfchenen , gelijk ook uit 1 Cor. 9: vs. 1. en 15: vs. 8. daar Saulus zelf verklaart , den Heere Jesus Fï.md. 9. rs. 17,  •192 het LEVEN van Hand. vs. 17 i8eni< Het eind •waar toe deZendh vanAnar as, by Sa: lus 'dient moest. • 9- s u s gezien te hebben, en andere be* 'a. wijzen aangetoond , en zulks zal iltaks nader uit Hand. 22: vs. 14 blijken , trouwens de letter der Griekfche Textwoorden leert het ook hier , 'er Haat eigentlijk, Jesus, die van U gezien is , op den weg dien gij kwaamt , en zoo verzekert Saulus , van deze verfchijning van den Heere Jesus was , en van alles , wat op den weg , naar Damascus gebeurd was ,. zoo verzekerd werd hij , door deze woorden van de Goddelijke zending van Ananias , aan hem , door dien zelfden Heer, dien hj gezien- had, naarbij Damascus. >, Welk eene vreugde, moet deze taal ^.van Ananias , niet in het hart van .cauHus hebbe doen oprijzen, Jesus ChrisnrLTS ■> dien hij zoo lang vcrf.naad en vervolgd had, zendt Ananias tot hem, ten blijke dat zijn bidden verhoord was, en wel tot dat Heerlijk en troostrijk einde , op dat hij\ weder ziende , cn met den Heiligen Geest vervuld zoude worden. . Hebben wij te vooren uit Hand. 22: vs. 11. gezien, dat Saul door de heer- • lijk-  PAULUS,den APOSTEL. 193 lij kneu} van hec licht, dat hem omfcheen , op den weg van Damascus, blind geworden was, en gelijk uit het 9 vs. van dit 9 Hoofddeel gebleken is , drie dagen was , dat hij niet zag; hij hoorde nu, dat de Heere Jesus Ananias aan hem zond , op dat hij we. der ziende zoude worden, en dus dac jammerlijk gebrek , dat God hem om wijze en heilige redenen had doen overkoomen , nu weg te neemen, daar Saulus buiten twijffel zeer naar verlangde , en hartelijk cn aanhoudend om zal gebeden hebben , om van zijne blindheid gene zen te worden , op dat hij, gelijk te vooren wederom zoude kunnen zien , en zoo in ftaat gefteld worden , ter verrichting van het heerlijk werk , waar toe hij van Hem geroepen was. Jaa ten dien einde , zoude hij teifens inwendig met licht en krachc of gelijk Ananias ter zijner bemoediging 'er bijvoegde , met den Heiligen Geest vervuld worden, ook daar toe had de Heere Jesus Ananias aan hem gezonden, de fpreekwijs met den Heiligen Geest vervuld te worden, zoo dikwerf bij de - /. D. II. St. N zen EJand. 9. ,5. 17, 1 Ce;. 19a.  194 het LEVEN van Hand. 9 vs. 17, ï8empa. zen heiligen Schrijver voorkoomende, geefr altijd, en dus ook hiér te kennen , een ontvangen van de buitengewoone gaaven des Heiligen Geesces , die, in dien eerften tijd des Nieuwen Testaments , aan veele geloovigen gefchonken werden ; men vindc die, reeds van Joannes den dooper, van Zacharias en Elifabet , Luc. r. gebeezigd; maar inzonderheid koomt zij voor, na 's Heilands heerlijke verhooging in den Hemel , wanneer de Heilige Geest in grooter trap en maat, werd uitgeilort, en zij , waar van gezegd wordt, dat zij met den Heiligen Geest vervuld werden , ook het vermoogen ontvongen , om in vreemde taaien, te kunnen fpreeken , en God groot te maaken , gelijk wij leezen , van de eerftelingen der Heidenen , het geloovig geworden huisgezin , van _ Cornelius , den- hoofdman over honderd , Hand. ic: vs. 4.t en 46. Maar in de grootfte trap en maat, was dit het voorregt der geroepen "Apostelen , van den Heere Jesus Christus, aan wien de Zaligmaaker voor  PAULUS den APOSTEL. 195 voor zijn Glorierijke Hemelvaart, dit beloofd had , dat zij zouden aangedaan worden met k acht uit de hoogte 3 naar Luc. 24: vs. 49. gelijk zich de Zalig maaker utedrukte», Hand, ir. vs. 8. Gij zult ontvanwen de kracht des Heilïaen Geestes , die over u koomen zal, 'gelijk zulks kort daar na, op hec doorluchtigst Pinxterfeest gezien werd, toen zij alle vervuld werden met den Heili ■ gen Geest , zoo dat zij met eene buitengewoone blijdfehap, en vrijmoedigheid des geloofs begaafd werden , voor de eer cn leer van Christus, en in ftaat gefield , om met vreemde taaien te fprceken , God daar in te verheerlijken , • te propheteeren (*) , .maar ook, (*) Dat propheteren niet altijd beteekent, toekoomende dingen te voorfpellen, maar ook, waarheeden van God geopenbaard, te leeren te 'verkondigen, God daar over te verheerlijken, mee lofzangen, of met fpeel tuigen, leert hec gebruik van die woord in de Schriften des Ouden , en des Nieuwen Testaments; dan het veronderfteld , in hec een en ander , eene Goddelijke aanblaazing, die de zulkcn daar toe aandreef en bekwaam jN[ a maak- Hand. zeggende naar Matt. 27: vs. 24. Tk ben onfchuldig van het bloed dezes Rechtvaardigen, ' en de Romeinfche ioofdman , die Jesus aan het Kruis ;ag fterven, verheerlijkte God, en zeide  PAULUS den APOSTËL. 2o<; de , naar Luc. 23: vs. 47. waarlijk 'deze mensch was rechtvaardig! en het is zeker zeer opmerkelijk , dat de Godvruchtige Ananias, den Heere Jesus dus benoemde, naar onze gedachten, om dat Hij , (die door de handen der onrechtvaardigen was aan hec Kruis gehegr, als een onrechtvaardige , die het volk beroerd had;) door hun, erkend en aangebeeden werd , als heilig , onnozel , onbefmet, a'fgefcheiden van de Zondaaren, en hooger dan de Hemelen geworden; die, na dac Hij dé reinigmaaking onzer zonden , door zijri eigen bloed had te weeg gebracht, nu gezeten was, aan de rechterhand der Majesteit Gods , in de hoogfté Hemelen. Dién Rechtvaardigen nu te tien eh de Stem uit zijnen mond te hooren , daar toe , had de God der Vaderen Saulus verordineerd ; die getuige Ananias, doof een Goddelijke Openbaaring, en wijst dus Saulus , óp hec geen hem overgekoomen was , op den weg naarbij Damascus , Op hec geen hij daar gezien en gehoord had , en die werd juist ver- I. D. II. St. O cischc Hand. $. vs. 17, i8eni9&  CIO HET LEVEN VAN Hand. 9. vs. 17, ejscht om een Apostel van derr Heere Jesus Christus te zijn, gelijk wij in onze 4de Leerreden ter verklaaring van Hand. 26: vs. 16 en 17. hebben aangetoond; zij alle , moesten kunnen zeggen het geen wij met onze oogen gezien , en gehoord hebben van het woord des levens , dat verkondigen wij u Heden , en' daarom fcbreef hij , ben ik, niet een Apostel, heb ik niet Jesus Christus den Heere gezien ? waaróm hij 1 Cor. 15: vs. 8. getuigt, dat hij zoo wel als alle de andere Apostelen,, den verrezen Heiland gezien had , 'hij begon daarom zijn Brief aan de Galaten met deze nadrukkelijke woorden , Paulus een Apostel, , geroepen niet van menfehen, noch door een menfche, maar door Jesus Ch-ristus, en God den Vader , die Hem uit den dooden heeft opgewekt. Trouwens, de God der Vaderen , had hem hier toe verordineerd, om zijnen wil te kennen , en den Rechtvaardigen te zien , en de ftem uit zijnen mond te hooren , op dat hij zijn %etidge zijn zoude, bij alle menfehen , van  PAULUS den APOSTEL. 211 Van *t geen hij gezien en gehoord had , 1 raar hec 15 vs. en in cle verklaaring1 van hec 16 vs. des 26 Hoofddeel , in onze 4de Leerreden breder is opgegeeven: hij raocsc dus gelijk de verhoogde Levensvorsc aan alle de Aposceien bevoolen had, naar Luc. 24: vs. 48. öpendijk verklaaren bij alle menfehen , waar hij gezonden werd , om hec Euangeiium 'der Zaligheid ce prediken-, zoo wel Jooden als Heidenen, dac de Heere Jesus Christus, die voor allen die in hem gelooven , eene oorzaak der eeuwige Zaligheid geworden is , heerlijk was verrezen uit den dooden , en dat hij , die te vooren die leer ontkend, gelasterd , en vervolgd had , nu als een getuige zijner Opftanding, dit getuigenis bekleeden konde , met toereikende redenen van weten fchap , uic het geen hij zelf gezien en gehoord had , op den weg , naarbij Damascus: zoo dat hij bereid was, om zoo de eer en leer van den Heere Jesus zulks vorderde , dit zijn getuigenis zelfs met zijn bloed en dood r.e bevestigen : zoo dan, dit te geruiO 2 gen. Tand. 9-. 's. 17, ;8eniüa*  Band. 9 vs. 17, iSenipa. liet voorJiel van Ananias aan Saulus , om z'elite laaien doopen en z-jne zonden afte;vasJchen. 212 HET LEVEN VAN gen , dat hij gezien en gehoord had , zoude naar Gods eeuwig bepaalden raad die hem daar toe verordineerd had, zijn pligt en werk, zijn eer en roem zijn , gelijk Ananias in den Naam van den God zijner Vaderen , aan Saulus hier plechtig verklaart. En daarom hem zoo bemoedigend toeroept, naar het 16 vs. En nu! Wat vertoeft .gij ? ftaa op , laat u doopen en uwe zonden afwasfehen , aanroepende den Naam- des Heeren! • Heeft Saulus met een hart vol ver' wondering en aanbidding, voor God vervuld , den van God tot hem gezonden Ananias aangehoord , daar hij die troostrijke doch naadrukvolle woorden , onder het opleggen zijner handen , tot hem fprak, geen wonder derhalven dat hij verflaagen van Geest , voor dat woord van God beefde , althans in verwondering weggerukt, over het geen hij hoorde , waartoe God hem verordineerd had , en in befchouwing van dat gewigu'g werk , bij zich zeiven dacht, en wie is tot deze dingen bekwaam !■ dan , Ananias wekt hem op,  PAULUS den APOSTEL. 213 op , om volvaardig en geloovig zich te laaten doopen en zijne zonden te laaten afwasfehen , onder aanroeping van den Naam des Heeren. Zoo fpreekt hier Ananias als een van Jesus Christus gezonden dienstknecht , door den Heere zelf geroepen , om hem in den Naam des Heeren , de handen opteleggen , en door den Heiligen Doop , als een Zegel der rechcvaard;gheid des gcloofs , de afwasfching zijner Zonden te betekenen en te verzegelen , niet als of dit water die kracht zoude hebben, neen; maar als een van den Heere Jesus in gefield, plechtig en heilig ceken, en Zegel van het verbond zijner genade , moest die doop dienen , om hem , in belijdenis van zjjne zanden, aanroepende den Naam des Heeren, gelijk het water het lichaam reinigt, te doen gelooven , dat ook alzoo , het bloed van Jesus Christus , dm Zoon van God., reinigt van alle Zpnden., En daartoe moest hij den Naam des Heeren aanroepen, dus biddend van God ,! daar toe genade , licht r eh kracht des 0 3 ge- Mand. 9, vs. 17, 1 gen 19a, jncfer tiet lanroefen 'ai den Naam tiss Heenn.  , Hand. 9 vs. 17, lS3ni9a. Saulus wordt ge< doopt. 214 HET LEVEN VAN ' geloofs affmeeken, en aizoo door hec aanroepen van dien Naam erkennen , en plechtig belijden, dat Jesus Christus, de Zoon van God, de Zaiigmaaker der waereld is. En gefijfc Ananias hem die voorfielt in den Naam , en op het bevel van den God zijner vaderen, zoo is Saulus daar toe terftond volvaardig , zoo dat wij leezen , en hij jlont op en werdt gedoopt. Schoon wij noch de plaats, noch de wijze aangeteekend vinden, op welke Saulus den Heiligen Doop ontvangen heeft, en het op het zelfde uitkoomt , of hij die ontvangen heeft, in hef huis van Juda , door eene plechtige befprenging , of door eene ftaatelijke indompeling, in een fontein, naabij dat huis , gelijk nog den Reifiger, niet ver , van eene daar bij ftaahde Oude Colom in Damascus , wordt aangewezen , als de plaats, waar Saulus door Ananias , zoude gedoopt zijn , of wel in een der beroemde Rivieren' van Damascus , Abana of Pharphar, die Naiiman de Sijrier, boven de wateren der Jordaan verhefte, gelijk andere Bijbel-  PAULUS den APOSTEL. 2Y5 Bckolkcn gewild hebben : gelijk het ook in hec wezen der zaak , op het zelfde ultkoörht j of hij , naar het heilig bevel van den verrezen Heiland , kort voor zijne Glorierijke Hemelvaart, aan de Apostelen gegeeven , gedoopt zij, in den Naam des- Vaders , des Zoons , en des Heiligen Geestes ; dan , of hij gelijk meermaalen aan andere Jooden , die belijdenis deeden van den Christelijken Godsdienst gefchied is , gedoopt zij , in den Naam van den Heere Jesus , waar door zulk een dan plechtig door in dien Naam , zich te laaten doopen , verklaarde , zoo wel als hij, die dac heilig teeken aan hem" bediende , te gelooven , dat God de Vader, ,zijn Zoon , had in de waereld gezonden , en Hem met den Heiligen Geest gezalft , om als de van Gjd gezonden Immanuël, zijn volk zalig ce maaken van hunne zonden ; het is voor ons genoeg , dat wij van Saulus leezen in het 18 vs. van het 9de Hoofddeel. En 7üj flont 'op en werd gedoopt , Ana; nias hier toe aan Saulus, door den Heere Jesus gezonden, zoo wel als O 4 Phi- Hand. 9 vs. 17,  ITand. i vs. 17 i J,8emg; Saulus. nam Jpijs, en werdiftjlerkt. 2I(> HET LEVEN VAN. '•Philippns, aan den Kamerling, -op den ;. weg naar Gaza , had daar toe van Hem, bevel ontvangen , om als een buitengewoon Leeraar, (gelijk de beroemdfte Uitleggers hem daar voor houden ,) deze heilige plechtigheid aan Saulus , na de oplegging der handen te verrichten: (en waar uit geenzints , het geoorloofde , om den Heiligen Doop , in tijd van nood , door elk één , te doen verrichten met eenigen grond kan werden afgeleid,) trouwens onder.den dienst van Ananias , zoude Saulus , naar het bevel des Heeren , met den Heiligen Geest vervuld worden , gelijk hij in hec 17 vers aan Saulus verklaarde , dat daartoe de Heere hem gezonden had; en welken hij bij het aanroepen van den Naam des Heeren , en het ontvangen van den Heiligen Hoop, ook ontvangen heeft, gelijk de uitkoomst der zaaken heeft aangetoond. Terwijl de Heilige Schrijver ons een ■bericht geefc van het geen daarop volgde , in het 9 Hoofddeel, in hec 19 vs. in deze woorden , en als hij fpijs genoomen had werd hij verflerkt , was Sau-  PAULUS den APOSTEL. ai? Saulus naar het 9 vs. drie dagen darbij niet zag, noch at , noch dronk , na dat hij in Damascus gekoomen was, 'c zij dan , door een vrijwillig vasten ten teelten van zijne diepe verneedering voor God , gelijk wij uit dén beroemden de Groot , tér verklaaring van het 9 vs. hebben aangeteekend , 't zij dan, verootmoedigd en verbaasd, door de Majesteit der verfchijning , waar meede zich de Heer der Heerlijkheid, in zulk een vreeslijk licht, en met zulk eene ontzachlijke ftem , aan hem geo-, penbaard had ; deze drie dagen dan , met vasten en bidden doorgebragt hebbende , en nu met het licht des Heiligen Geestes beftraald zijnde , ' en vertroost door de vergeeving der zonde, aan hem verzegeld , door den Heiligen Doop , begeert het verzwakt en afgemat lighaam verfterking , hij eet ten. dien einde , hij eet in de gunst van God, met blijdfehap en. dankbaarheid, op eene wijze , zoo als hij te vooren nimmer gegeeten had, hij eet nu, onder de vertroostende en verfterkende kracht des Heiligen Geestes, en fchoon. O 5 wij land. o». 7S. 17, [8eni.9a.  213 HET LEVEN VAN Hand. ; vs. if, igeni9: Toepasfing. '•wij geen rede vinden, om te ftel.len, dac die fpijs, hier ziet op het heilig brood des Avondmaals, gelijk zommige Roomfche Uitleggers gewild hebben , om dac in de oude Chriscen Kerk , dac aan de gedoopcc volwasfenen gegeeven wérd, en dac die nu ook aan Saulus zoude gegeeven zijn , is het echter zeker, dat hij die nu geflerkt werd naar het lighaam, door fpijs, ook naar den Geest, geflerkt is geworden, door dat manna dat verborgen is, dat niemand kent, dan die het ontvangt. Ziet daar waardfle Hoorers , u den zaakrijken inhoud dezer gewichtige woorden voorgclleld ! Wat zullen wij in dezelve meer bewonderen , den rijkdom van Gods genade aan den biddenden Saulus , of de grootheid zijner verlosfende liefde, aan den Godvruchtigen Ananias bewezen ? Had de gunstrijke Levensvorst aan Saulus , op zijne eerbiedvolle vraag, Heer wat wilt gij, dat ik doen zal ? geantwoord , gaa in de Stad en u zal aldaar gezegd worden wat gij doen moet. Nu heefc Hij dat troostrijk woord aan hem ver-  PAULUS den APOSTEL. 219 | vervuld, nu heeft de Geest der waarheid, hem in alle Waarheid willen leiden, hij had van Ananias, in één uur , nu meer geleerd, dan hij immer aan de voeten van Gamalecl, jaa in zijn geheelen leeftijd geweeten had , hij was nu door den Heiligen Geest onderwezen , en kon daarom nu zeggen , tot Ananias en alle de Godvruchtigen te Damascus , gelijk , de geloovige Samari; taanen eens zeiden , Joan. 4: vs. 42. Wij gelooven niet meer om uwes zeg. gens wille, want wij zelve hebben hem gehoord, en weeten , dat deeze waar•• - lijk is de Christus, de Zaligmaaker der waereld, driewerf gelukkige Saulus! die van hart en weg veranderd, nu vergeeving der Zonden ontvangen hebt , en met den Heiligen Geest vervuld geworden zijt , gij hebt den doop :i mogen ontvangen , tot een zegel der • rcchcvacrdigheid des geloofs, daar Jesus ; Christus , dien gij eertijds vervolgd I hebt , voor u geworden is, de kracht Gods en de wijsheid Gods ! Hoe groot is teifens dit bewijs van I Gods verlosfende liefde voor den God- vruch- Hand. 9. is. 17, i8eni9a. 1  22o Het LEVEN van Hand. g vs. 17, I8cni9a .vruchtigen Ananias, te vooren bevreesd „ voor dezen Saulus ! Is er zoo veel blijdfehap in den Hemel , over eenen Zondaar die zich bekeert ? welke eene blijdfehap , zal dan de Ziel van Ananias toen niet vervuld hebben ! drie-, werf gelukkige Ananias ! in plaats van door Saul gebonden , naar Jerufalem gefleept te worden , mo.ogt gij den. blinden den biddenden Saul rot oogen zijn , en hem tot Jesus leiden ! ook gij, zult onder die Leeraars , die 'er veelen rechtvaerdigen, eens blinken , als, de Sterren aan het uitfpanzel , in dien dag, wanneer deze Saul uwe" kroon en uwe blijdfehap voor het Lam zal weezen ! die Saul die eertijds vervolgde , zal met u de paaien van Jesus, rijksgebied uitbreiden , en gij zult t'zaa ïnen Zielen winnen voor eenen Meester ! eerlang weergalmen , de Sijnagogen te Damascus van deze of zooregelijke G.odverheerlijkende dankzegging der geloovigen , hij , die te Jerufalem verfloorde , die dezen Naam aanriepen ,. predikt nu Christus, dat hij de Zoon van God is , maakt den Heere ^met  PAULUS des APOSTEL. 221 met ons groot , laat ons te zaamen ,j Zijnen Naam verhoogen , Halleluja, gelooft zij God ! Maar hier kunnen ' wij ook verfcheidene leeringen, ten onzen nutte, uit de voorgeftelde woorden opzaamelen. In de eerfte plaats. „ Gelijk Saulus „ uic de bemoedigende taal , die Ana-' „ nias in den naam van den Heere „Jesus, tot hem gefprooken heeft , „ de grootheid der Goddelijke genade , „ en den rijkdom van Jesus liefde „ leerde kennen , zoo kunnen ook wij, „ 'er die uit afleiden , ter bemoediging „ zelfs van de grootfte zondaaren." Bemoedigende leer ! indedaad de hoofdleer van hec geheel Euangelie der verzoening ! hoe troostrijk is deze niet voor zondaaren , die gelijk Saulus hebben leeren bidden , en dus te vooren leeren zien , door de verlichting der Goddelijke genade , hoe ellendig en verdorven , jaa boos en godloos, zij van natuure voor God zijn : als een zondaar zoo ver koomc , door de krachtdaadige werking des Heiligen Geesces , dat hij zich zeiven leert kennen , en uit land. 9. rs. 17 , [8eai9a. Verfte Peering.  Hand. 5 vs. 17, iSemo; 222 het LEVE N van I uit zijne ellende , tot God leert roe,, pen, dan ondervindt hij zoo wel als Saulus , dat in God een onnafpeurlijken rijkdom van genade is, voor allen die Hem zoeken ; maar zoo ver moet hij ook koomen , zal hij ooit heilbegeerig om die genade bidden ; zoo lang hij geestelijk blind is, zijn 'er fchillen van vooroordeel , op zijne oogen , of ge» lijk onze Apostel 2 Cor. 3. vs. 14. het uitdrukt , zoo lang de zinnen ver* hard blijven , en 'er dus een dekzel op zijn hart legt , dat wggenoomen wordt wanneer hij tot den lieer e bekeert wordt, zoo lang dit geen plaats heeft in hem, 'is hij zoo blind in 't geestelijke , als Saulus in 't natuurlijke • was , eer hem de fchillen van de oogen vielen ; 'maar wanneer God,- gelijk David voor zich zeiven bad, hem de oogen- ontdekt, zoo dat hij aanfchouwen mag, de wonderen zijner wet; dan leert bij met vrijmoedigheid biddend toegaan , tot den troon der genade , en ondervindt altijd, dat Jes^s' Christus in de waereld gekoomen is \ om te roepen niet rechtvaardigen maar zondaars tot bekeering ) jaa  PAULUS den APOSTEL. 223 jaa dat Hij, al wie tot Hem koomt, niet zal uitwerpen, hoe zwaar , hoe menigvuldig hunne ongerechtigheden ook zijn mogen , daar, naar het Goddelijk getuigenis, het bloed van Jesus Christus, den Zoon van God, van alle zonden reinigt. En daarom heeft onze Apostel dit zelf aangeteekend ; I Tim. f. vs. 16. Maar daarom is mij barmhartigheid gefchied , op dat Jesus Christus , in mij, die de voornaamfte ben , alle zijne langmoedigheid zoude betoonen, tot een voorbeeld der geenen, die in Hem gelooven zullen, ten eeuwigen leeven. En hij, die immer in die gelegenheid gelïeld wordt , dat hij dezulken, tot onderwijs , tot raad , en beltuur kan zijn ,* die hebben leeren bidden , in 't gezicht van hunne zonden , die , moet hier, van den Godvruchtigen Ananias leeren , om ben niet meer met een verwijt van hunne voorige zonden, van hun gehouden gedrag, te bedroeven ; niets van dit alles , hoorde Saulus thans van Ananias , maar met de grootheid van Gods vergeevende genade bee- Hand, 9, n. 17, tSenipa.  het LEVEN van Hand. 5 vs. 17, Tweede Leering. •beezig houden, hen opwekkende, orri , zonder verroeven , den . Naam des Heeren aameroepen , en alzoo door het geloof, de vergeeving der zonden te ontvangen , waar van den Heilige Doop, voor allen die gelooven , niec alleen een teeken , maar ook een zegel der rechtvaardigheid des geloofs is. In de tweede plaats , kunnen wij hier leeren. „ Dat gelijk God het goede „ werk des geloofs, in Saulus op den „ weg nabij Damascus begonnen, op „ zijnen tijd en wijze , in die Stad ver,5 meerderd heeft, zoo kan elk die God „ zoekt, ook vertrouwen , dat God „ zulks ook aan hem doen zal , op „ dien tijd , en die wijze , die hij „ daar toe te vooren bepaald heefc ," de grond van deze leering, is in Gods onveranderlijke liefde gelegen , om dat Hij nimmer vaaren laat, het werk zijner handen ; 'c is waar, hij , die dit niet befeft , roept wel eens moedloos uit, het is met mij buiten hoop! Dan zulk een begrijpt niet, dac God altijd wijze redenen- heeft , en voor hem verborgene eindens bereiken wil 3 met juist hem  PAULUS den APOSTEL. 225 hem langs deze en geene andere wegen te leiden , daar altijd dat getuigenis Gods, waarachtig blijft, dat Hij nimmer vaarcn laat het werk zijner handen zoude Saulus niet zeer verkeerd gedacht hebben, wanneer hij in die drie dagen gewanhoopt had , aan de grootheid van de Goddelijke genade, om dat hij zoo lang blind bleef? Neen geliefde , elk die God zoekt heeft deze onveranderlijke belofte van God , waar meede hij zich bemoedigen kan , die aanhoudt tot den einde toe , die zal zalig worden; intusfchen , God zal op zijnen tijd , ook in uw hart, het licht uit de duisternis doen opgaan , zoo zeker als in dat van Saulus, en is het niet op die wijze , als in Saulus ? (ook niemand, mag hier in, God tijd en wijze voorfchrijven), zal het dan voor elk die God zoekt, niet genoeg zijn, als hij ondervinden mag , dat God, aan allen die hem zoeken , beloofc beeft, den oprechten gaat het licht op uit de duisternis ? het is de onveranderlijke belofte van den Heere Jesus, zoekende. Zielen ! die zoekt die vindt, die bidt I. D. II. St. P die Hand. 9. vs. 17, iSenipa»  Hand. 9. vs. 17, i8cni9a. 226 ii e t LEVEN van die ontvangt ; gij zult nog eens dankende uitroepen , ep Hem heeft mijn hart vertrouwt, en ik ben geholpen! Godvruchtige ? heeft dit God aan Saulus bevestigd ? Hij heeft hec ook aan U gedaan , had tl ij hem op zijne vraag, Heer wat wilt gij dat ik doen zal, geantwoord , gaa in de Stad en u zal aldaar gezegd worden wat gij doen moet, en heeft Hij dit vervuld, Hij zal ook aan U, alle zijne beloften op zijnen tijd vervullen , en die voor u maaken, Jaa en Amen in Christus, Hem tot heerlijkheid: welk een voorrecht, wanneer gij in dit vertrouwen leeven moogt ! in alle de omftandigheden waar in gij immer gefield wordt, kunt gij ftaat maaken , dat die toezeggingen , die U in de Heilige Schriften gedaan zijn , en naar uwen ftaac en weg in de daad op u zien , dat God üe ook zal vervullen, die Heer wordt '.och nooit veranderd, daarom zijn Jacobs Kinderen niet verteerd! Jaa maar zult gij moogelijk zeggen , in die we;en , in die omftandigheden , waarin ik gefteld ben, in dat werk waar toe God  PAULUS dem APOSTEL. 227 God mij geroepen, in dien pose warri op hij mij gefield heefc , zie ik , dac ik ongefchikc , onbekwaam ben , en die, die bekommerc mij , en vervuld wel eens mijn ziel , mee angst en vrees; dan leer hier, en die was ehans ■ Onze derde leering , ., dac gelijk God, „ naar zijn ecuwig wijzen raad , een' „ vijandigen en in zich zeiven onbekwaa„ men Saul , in lbac wilde Hellen , „ toe een allervoortreffelijkst, doch aller„ moeilijkse werk, zoo kan Jlij elk, „ die Hij toe zekere eindens roepc , „ hoe ongefchikc hij daar coe fchijne, „ en hoe onbekwaam in zich zeiven , „ daar toe de noodige genade fchenken." Aan de waarheid hier van , kunt gij immers nimmer twijffelen, daar God , hec in zoo veelen , zoo menigmaal t en zoo klaar èri kracheig , in Saulus gecoond heeft , wanneer gij , mee dit oogmerk , hec leven en de d-aden der Godvruchtigen , in de heilige bladeren leest , zule gij die altijd , en bijzonder in hec leven van Saulus bevestigd vinden , die God , die Mozes , hoe zwaar Van ' taal en tong , in ftaat ftelde , om P a voor land. 9. TS. 17, 8eni9a. Derde Peering.  S28 HET LEVEN VAN H.and. 9. vs. 17, voor Farao te fpreeken, die den hcfchroomden jeremias, hoe jong ook , met moed , cn ijver vervulde, die Jesus heilgezanten, hoe bevreesd en onkundig , met licht en kracht beitraalde , die den eertijds vervolgendcn Saulus , voor de Meidenen , de Koningen, en de Kinderen Israëls, fchoon hij wist dat hij veel moest lijden , met zoo veel getrouwheid het Euangelium ver« kondigen deed, kan immers ook U, in ftaat Hellen , hoe onbekwaam en ongefchikt gij in u zclven zijt, dac om u alles te doen verrichten, waar toe gij immer geroepen wordt, gij weet dat het Saulus geweest is , die , in ondervinding van die hulp uitgeroepen heeft, ik vermag alle dingen, door Christus dit mij kracht geeft! En wilt gij den besten weg weeten, dien gij daar toe moet inflaan , Saulus heeft u dien, door zijn voorbeeld ge. wezen , het is veel "er om te bidden , en in dat vertrouwen te leeven, dat hij door ondervinding geleerd heeft, Gods genade is mij genoeg, Zijne kracht wordt in zwakheid volbracht! En wanneer  PAULUS den APOSTEL. 229 neer gij haagafat, wat U reeds heef nió ;en gebeuren , moet gij dan nic erkennen , dat , wanneer gij 0verreet van uwe eigen onvermoogen , van Goc licht en krachc hebt afgebeden , da gij dan , ook nimmer befchaamd gewor den zijt, nooit wordt God , door eer Christen , - meer verheerlijkt, dan wanneer hij heedrig, over zich zclven denkende , bekwaam maakende genade, gedu urig, bij God zoekt , in dat vertrouwen , dat God magtig is , meet dan overvloedig te kunnen doen, bovet, het geen hij bidden , of denken kan ] of moet gij klaagen , Godvruchtige ! dal uw geloofsvertrouwen op God, dikwerl zwak is , en wankelt. Houd dan ter uwer bemoediging onder hec oog. En dit was thans onze vierde en laatfte leering -, ,, Gelijk Sau„ lus voor zijne roeping en Euangelie„ prediking , de ontwijffelbaarfte gron„ den van '■ zekerheid had , zoo heeft „ die ook elk Christen voor zijn ge; „ looften aanzien van de gronden van zekerheid , die Saulus had , hebben wij in onze verklaaring U getoond j P 3 da! Hand. 9. vs. 17, : igeniya. ; ! : i Vierde Leering.  Hand. 9 •vs. 17, 230 het L E V E N v a rï 'dat hij het EuangeÜum dor genade Gods, de waarheid en zekerheid daar van , en zijne roeping om het zelve te verkondigen , van den Heere Jesus zeiven ontvangen had : cn op dac zelfde Euangelie , dat een getrouw woord en aller aanneeming waardig is, ileiint immers ook u geloof! 'er mogen dan waarheeden in voorkoomen , die uw eindig verftand, dat hier ilechts ten deele kent, te booven gaan ; dan de ontWtjtTelbaare zekerheid, van de leer der verzoening, daarin voorkoomende , hebt Gij immers geloofd en voor God en menfehen beleden , en het jwas meermaalen , U tot kracht en fterkfta. , in wegen van kruis en tegenfpoed : houdt veel onder het oog, dat de liefde Gods, die U uit genade geroepen, en tot nu toe , niet begeevcn niet verlaaten heefc , U nooit verhaten zal , ook dit is een van de troostrijke toezeggingen , van de leer der verzoening , die God eenmaal heeft lief gehad, die zal Hij lief hebben tot het tin ie toe , want bergen moogen wijken en heuvelen wankelen, maar zijne goe-  PAULUS den APOSTEL. 031- goedertierenheid zal in eeuwigheid niet^ ■wankelen. Vertrouwt dat ! En is dit on-1 veranderlijk Euangelie , de grond van uw geloof, kuqt gij voor God nooit ontkennen, dac gij daar op uw zalven mèc alle uwe belangens voor tijd en eeuwigheid aan God hebt overgegeeven, en door het geloof mee alle uwe fchulden met alle uwe onbekwaamheeden in den I leere Jesus Christus, de grond van uwe hoop , van uw vertrouwen , hebt leeren Rellen, en dat die uwe fterkte en uwe blijdfehap , toe op die oogenblik toe geweest is', in oprechtheid van uw hart ! Vcrcrouwc dan voores , daar dat geloof, niet uw, maar Gods werk in U was, dac Hij ook dac geloof, in U zal doen blijven , jaa vermeerderd worden , naar maate uwe jaaren hooger, ■uwe bevinding van Gods genade meerder worde , zal ook uw geloof toeneemen , gelijk de ervaaring aan zoo veelen , die God lief hebben , geleerd heeft, onze Apostel ondervond die, en het is veel al, de weg die God mee de zijneu boude , hij kon , toen hij reeds wisc, dac de lijd zijner ontbinding aanftaande P 4 was, tand. "0. s. 17, 8eni 9a.  Hand. 9. vs. 17, Jgenipa. 3 S 1 i S 232 het LE V_E N van was , naar 2 Tim. 4: vs. 7 en 8. uitroepen , ik heb den goeden flrifd gef reden , ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden , voorts is mij weggelegd, de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere de rechtvaardige Rechter in dien dag geeven zal, en niet alleen mij , maar ook allen die zijne verfchijning lief gehad hebben. Akhands dit is zeker , Uwe hoop zal nooit befchaatnen , om dat de liefde Gods , in uw hart is uitgeftort, hoe naader dan bij uwen dood , hoe naader bij dien ftaat der gelukzaligheid , waar in gij, met een ongedekt aangezicht, le Heerlijkheid des Heeren , niet meer in eenen fpiegel, maar van aangeziche rot aangezicht, aanfehouwen zult, daar ?ij geen fpijs, ter uwer verflerking , neer zult nodig hebben , geen menfeheijk onderwijs , meer zult behoeven, laar de gaaven des Heiligen Geestes, J in de grootfte trap , en maat lullen gefchonken , en gij vervuld zult vorden , tot alle de volheid Gods. ' Xde  PAULUS den APOSTEL. 233 Xde LEERREDEN. saulus. gezegende euangelie-prediking te damascus , met de heilzaame gevolgen daar van. Text: Hand. 9. vs. 19b, 20, 21 en 22. En Saulus was zommige dagen bij de discipelen, die te Damascus waren. En bij predikte terftond Christus, in de Sijnagogen . dat Hij de Zoone Gods is. En zij ontzetteden zich alle, die het hoorden s en zeiden ; is deze niet die te Jerufalem verJioorde , die dezen Naam aanriepen , en die daarom hier gekoomen is, op dat hij dezelve gebonden zoude brengen , tot de 'Overpriesters ? P 5 Doch  234 het LEVEN van Doch Saulus werd meer en meer bekrachtigt, en overtuigde de Jooden , die te Damascus woonden , bewijzende, dat deze de Chris, tus is. Hand. 5 vs. 19b 20, 21 en 22. Inleiding . U eest men ook eene druif van door< nen , of vijgen van distelen ? dus was de veelbetekenende vraag, van den groot1 den Leeraar, den Heere Jesus Christus, naar de aanteekening van Match. 7, in hec tweede lid, van het 16. vs. toen Hij zijne leerlingen wapenen wilde tegen de geveinscheid der Pharifeen , die valfche Propheecen , die uicwendig , als ih Schaaps kleederen zich vertoonden , maar inwendig grijpende Wolven waren , en die de Zaligmaaker leere aan hunne vruchcen te kennen , welke boos , en ten eenemaal bedorven waren , om dat hun hart , geveinsd , en vervuld was met godloosheid, en daarom konden zij geen goed doen , zoo. min als een doorn druiven , en een (distel vijgen kon voortbrengen ; in de natuur is en blijft dit altijd onmoo- ge-  PAULUS den APOSTEL. 235 gelrk : in de Zedenleer is het ecven zeker , gelijk de Zaligmaaker , daar , in het verband bewezen heeft ; maar in hec riik der genade , kan Gods wonderdoende macht , doornen en distclen , druiven en vijgen doen voortbrengen , hier in , is 'er voor God , niets te wonderlijk, Hij kan door den onnafpeurli ken rijkdom zijner genade , een trotfche Pharifeer, in zijnen aart aan een doorn en distel gelijk , dermaate veranderen en bekeeren , dat hij vruchten voortbrengt, het geloof en der bekeering waardig, heerlijker en aangenaamer voor God en menfehen , dar immer de beste Wijnftok , of vruchtbaarfle Vijgenboom kan oplceveren , er wilt gij daar van een uitmuntend bewijs zien , waard (te hoorers , verleent om dan in die geheiligd uur uwen luisterenden aandacht , daar wij U den zei ven Saulus van Tanen moeten voorftellen , Veleer dreiging en moord blaa zonde , en alzoo naar Damascus heenet gegaan , dan , door God van hare ei weg veranderd , in die zelfde Stad , ii d- Hand. 9, vs. 19b, 20 , 21 en 22. l l 1  Hand. vs. 19c 20 , 2] en 22. Het Ve band.j 236 het LEVE N v a n ?-de Sijnagogen Christus predikende, 'dac Hij de Zoon van God is. Naar de opgegeevene verdeeling , dezer gewichtige gefchiedenis , zoo luisterrijk , ter bevestiging van de waarheid , van den Christelijker, Godsdienst U-rekkende, moesten wij naar hec befchouwen , van de wondervolle bekeering en omniddclijke roeping, van den Tariifchen Saulus, coc een Apostel van den Heere Jesus Christus; op den weg , naarbij Damascus , toen hij dreiging en moord blaazende derwaarts heenen trok , en na gezien te hebben, hoe hij in die Stad, onder, en door den dienst van den Godvruchtigen Ananias , daar in nader verlicht en bevesr tigd is geworden , nu tot de derde hoofdzaak overgaan ; om hem te befchouwen als een heilgezant van Jesus Koningrijk , die met alle vrijmoedigheid , en onder de heerlijkfte bewijzen van den Goddelijken zegen, Christus den gekruisten , als den Zoon van God opentlijk te Damascus gepredikt heefc, en dit is de gewichtige inhoud on-  PAULUS den APOSTEL. 237 onzer Textwoorden , die ons de groot E heid van Godg genade, en den onna- 2 fpeurKjken rijkdom zijner liefde , zooe krachtdaadig aan Saulus en zijne Kerk verheerlijkt , voordellen , dat wij met de eerbiedigde bewondering moeten uitroepen , dit is de vinger Gods ! God zelf kere ons , deze heilrijke daaden , zijner genade en grootheid , ter bevoordering van ons geloof, ter vermeerdering van onze heiligmaaking, in dit uur befchouwen. Amen ! Laaten wij , bij drie hoofdzaaken , j uwen aandacht bepaalen mogen ; ten 5 eerden bij de verkeering van Saulus met« 's Heeren discipelen cn zijne prediking van Qh'ristus als den Zoon van God, in het 2de lid van het jq en het 20. Dan bij de ontzetting daar uit gebooren , bij die geenen die hem hoorden, naar het 21. vs. Eindelijk bij de heilrijke vruchten daar van , zoo in den Apostel zeiven , als bij de Jooden , die te Damascus woonden , naar het 22. vers. Ten aanzien van het eerde, Lucas' zegt in het 2de lid van hec 19 vers. En iand. 9. 5. 19b, 5 , 21 1 22. 'erdeeng der "extwooren. huls ver* ilijf bij de iiscipelen e Damas' :us.  Hand. ( vs. 19b 23 , 21 en 22. 23S het LEVEN van '• Ende Saulus was zommige dagen bij de ' Discipelen die te Damascus waanden. Dat 'er te Damascus Discipelen van den Heere Jesus, menfehen die zijne leer voor Goddelijk erkenden, en in Hem geloofden gewoond hebben, zjo al niet, zedert het doorluchtigst Pinxterfeest, althans zedert de groote vervolging tegen de GemeerTte, die te Jerufalem was, en daar op gevolgde verilrooijmg door de landen van Judca en Samaria , waarvan Lucas melding gemaakt heeft, in het 1 vs. van het 8 Hoofddeel in dit Boek, hebben wij in onze Leerreden over de 4 eerile verfen dezes Hoofddeels aangetoond , trouwens dit was Saulus bekend en met oogmerk om hen te vervolgen , was hij derwaarts heen gereisd ; dan nu bekeerd , van de duisternis tot het licht, en van de magt des Zatans rot God, werden deze, wel eer zijne gehaate vijanden, nu zijne geliefde vrienden : het is eene aanmerking die de menschkunde leert, en de ervaaring vaak bevestigd heeft , dac bij de waarachtige bekeering ■ des Zondaars door God , wel het hare veranderd wordt , maar dat het na-  PAULUS den APOSTEL. 239 natuurlijk beftaan , de aart en gemoeds-ï gefteltbeid van een christen , voor het ] grootfte gedeelte blijft, gelijlc te voo-e ren ; meermaalen toch, zien wij dezelve trekken van vrijmoedigheid, en ijver in Saulus, zoo wel na, als voor zij-' ne bekeering uitblinken , ook hier befpeuren wij dit , zoo ras hij van hart en weg veranderd is , koomt hij daar open dijk voor uit , en vervoegt zich in 't openbaar bij , en zoekt hen op, die Discipelen , dat is leerlingen en belijders van de eer en leer van den Heere Jesus waren , die Hem erkenden en geloofden , ais de Christus de Zoon des leevendigen Gods ; aan welken hij onbefchroomd, en met een hart vol liefde, opentlijk te kennen geeft, wien hij te vooren, en wat hij nu was, hij verborg voor hun , zoo min zijne voorige vljandfchap en de woede , waar mede zijne ziel tegen hen vervuld geweest was , en hec oogmerk waar meede hij naar Damascus , gekoomen was, om hen gebonden te brengen , naar Jerufalem , om daar geftrafc te worden, als de wonderbaare en Godverheerlijken- de land. 9. s. 19b, o, 21 n 22.  240 HET LEVEN VAN Hand. vs. i{ 20, 2 en 22. Gnds wij heid en goedheid h'er in doorblinkende. 9-de wijze, waarop hij zijne dwaaling ge1 'zien, en door de grootheid van Gods genade, daar van gered , en nu niet hun , één hart en ééne ziele geworden was, daar hij hen ongetwijffeld met een hart vervuld door de oprechtfte vreuchde , zal toegeroepen hebben , maakt den Heere met mij groot , laat ons te zaamen zijnen Naam verhoogcn ! Trouwens de Godvruchtige Ananias , die een goed getuigenis in Damascus had, kon aan elk getuigenis geeven , bij wien ee~ nige vrees voor Saulus als een vervolger der Gemeente mogt overgebleven zijn, van het geen de Heere Je sus, in 'een gezicht aan hem geöopenbaard had , én hij op zijn bevel had uitgevoerd. t- Welke blijdfehap wekkende aandoenin, gen •> van de harcelijkfte vreugde , moet dit blijven, deze verkeering van Saulus, aan de leerlingen van den Heere Jesus gegeeven hebben, te Damascus , daar zij in zijne wonderbaare bekeering, en heerlijke roeping tot het Apostelfchap , de grootheid van de Goddelijke genade ter hunner bevrijding en verlosfing, met roem  PAULUS den APOSTEL. 241 roem en dankzegging moesten erkennen! H Was 'er immer in de tenten dezer 2rechcvaardigen gejuich ? thans zullen deer blijde klanken daar van zijn opgezonden tot God in den Hemel , zoo dat de vlekkelooze gloriegeeften, en de Heilige Engelen, met hun verblijd zullen geweest zijn, over de bekeering van dezen Zondaar , en deze of zoortgelijke toonen op hunne gouden citers hebben aangeheven , Halleluja! al wat adem heeft, loove den Heere! En heeft het fnelgewiekt gerugt , deze wonderbaare bekecring, tot in Jerufalem , en in den Grooten Raad der Jooden, doen bekend worden, het moest den fch'rjnheiligen Hoogenpriefler, en alle de trotfche Leden van dat bloeddorilig Zanhedrin, met helfchen fpijt vervuld hebben , dat een man , van wien zij , zoo veel naadeel, voor den bij hun gehaaten Nazarener, en zijne leer en belijders verwachteden , nu tot die fecfe, welke hij te vooren vervolgd had, was overgegaan. Terwijl Gods wijsheid en goedheid voor Saulus zei ven, allezints aanbidde- /. D. II. St. Q lijk md. 9. ■ 19b * , 21 22.  Hand. 5 vs. 19b 20 , 21 en 22. Saulus predikte terftond, (teCHRis. tus Gods Zoon is. 1 ( J 1 i 242 het LEVEN van. •lijk was, dat hij zommige dagen, fhoe ' weinige die ook mogen geweest zijn, want niet lang daarna, is hij naar Gal. V. vs. 17. naar Arabien gereisd ,) bij de Discipelen te Damascus blijven konde , om zoo met en door hun opgebouwd te worden in het allerheiligst geloof, en verfterkt te worden in de hoop des eeuwigen levens, waar van de gezegende uitwerking zich in die zelfde dagen terftond in 't openbaar vertoonde. Gelijk de Heilige Schrijver aanteekent in het 20 vs. En hij predikte terftond Christus, in de Sijnagogen dat Hij de Zoone Gods is. Daar zijn onder de geleerden, mannen van naam en roem in de Griekfche taalkunde , die van oordeel zijn , dat men hier, zoo in den Griekfchen text , als in de vertaaling leezen moet , hij preJikte terftond Jesus in de Sijnagogen, Jat Hij de Zoone Gods is , om dat 'er il-lus , niet alleen in zommige handchriften, en vertaalingen en bij zon» m'ge Oudvaders geleezen is; maar ook «ö dat het oogmerk van Saulus was, zoo  PAULUS den APOSTEL. 243 zoo zij oordeelen, re bewijzen, nier, datü de Christus, de Mesfias, de Zoon < van God zoude zijn, dat de Jooden' erkenden naar de gedachten dezer Bijbeltolken ; maar dat Jesus de Nazarener , de Zoon van God de Mesfias was ; dan , andere beroemde mannen , van geen minder kunde , hebben op 'c gezag van de meeste affchriften, en vertaalingen , onze leezing en vertaaling verdeedigd, te meer, om dat het hooftwerk van Saulus zijn moest , tegen de Jooden van dien tijd te betoogen , dac Christus, dat is de Mesfias, waar voor hij nu Jesus van Nazireth hieldt, niet alleen de verwagte Mesfias , maar ook teffens de Zoon van God is; daar toen de Jooden te Damascus en elders gewoon waren , dezen ilechts als een bloot mensch te befchouwen , en dac daarom deze zelfde fpreekwijs , op andere plaatfen ook alzoo voorkoomc , als Hand. 8: vs. 5. 1 Cor. 1: vs. 23. Phil. i: vs. 15. en elders meer (*), Dan daar (*) Videantur Cl. Wolfii Cur. Phil. Tom. zi p. 1144. & 1145. edit. Bafil. 1741. Q 2 land. 9. s. 19b, O , 21 U 22.  Hand. vs. ip 20, 2 en 22. 244 het LEVEN van 9. daar beide die Naamen, van dezen zelf. i'den heerlijken perfoon , meermaalen voorkoomen, en Hem .ook van zijne vijanden gegeeven werden , (gelijk Mate. 27: vs. 17 en 22. vergel. met Matt. u vs. 16. leert) die Hem wel beide deze naamen gaven; maar echter ontkenden, dat Hij de Zoon van God , en teffens de waare Mesfias was , aan de Vaderen beloofd; en dewijl het een zoo wel als het ander, door den Predikenden Saulus voor gefield is , zullea wij bij de leezing van den Griekfchen text niet langer ftil ftaan , daar' wij uit onzen text zien zullen, dat hij niet alleen, gelijk vs. 20 leert , de Godheid van den Heere Jesus heeft gepredikt, maar ook de Jooden overtuigt, dat deze de beloofde Mesfias was, naar het 22 vers. De groote Hoofdzaak van des Apostels prediking was dan, gelijk hij zelve 1 Cor. 1: vs. 23. en elders heeft aangereekent, dat hij in alle de gemeenten, en dus ook te Damascus predikte, Christus den gekruisten als de kracht Gods, en de wijsheid Gods  PAULUS den APOSTEL. 245 Gods ; de inhoud van zijne prediking' was , gelijk onzen Text zegt, dat de-, ze de Zoon van God is ; twee gewichtige hoofdzaaken moesten derhalven zijne leerreedenen uitmaakcn , vooreerst dat Jesus de Nazarener, onder hun bekend , door teekenen en wonderen de eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders was , die de Vader geheiligd en in de waereld gezonden had, op dat een iegelijk . die in hem gelooven zoude, niet verderven , maar het eeuwige leeven zoude hebben; ten anderen , dat deze Jesus Gods Zoon, en teffens de beloofde Mesfias was, aan de Vaderen toegezegd, waar op hun hoopend oog geloovig had gezien , die door zoo veele plechtigheden van den ftaatelijken eerdienst van Israëls God, was afgefchaduwd , zoo duidelijk door de Propheeten voorfpeld, en op den tijd en plaats , te vooren zoo ontwijfïelbaar voorzegd , gekoomen was , om de zonde zijnes Volks te verzoeren en eene eeuwige gerechtigheid aan te brengen. En , gelijk hij het eerfte zal betoogt hebben , uit de werken die de Heere Q 3 J* land. 9. rs. 19b, 10 , 21 ;n 22. Hee Sa». lus dit bewezen Ue.efiu  Hand. vs. ipt 20 , 2] cn 22. 246 h£t LEVEN van '•Jesus verricht heeft, toen Hij op 'aarde was, en uit het geen hij zelf gezien en gehoord had, op den weg naar Damascus; zal hij het laatfte bewezen hebben, uit waarheden van hunnen Vaderlijken Godsdienst te vooren bekend gemaakt, en door hun geloofd, en in den Heere Je sus volkomen vervuld, als ontwijffelbaare blijken dat Hij, die als de beloofde Mesfias gekoomen was , de Zoon van God is. En is het eene waarheid , gegrond niet flechis op overleveringen , maar op aantekeningen der Heilige Schrift, ook in des Apostels eigene brieven, dac hij zeer ervaaren was, in de konst, om wel te redenvoeren ? . waar van zijne verantwoording voor Koning Agrippa, als een meesterftuk der welfprekenheid , ten bewijs kan ftrekken , zoo dat Augustinus onder de drie groote zaaken , die hij in zijnen leeftijd gewenscht had te aanfchouwen , ook noemde, Saulus op den Predikftoel , met hoe veel vuur en kracht zal hij dan de wijsheid Gods, beftaande in verborgenheid, die te vooren bedekt was, maar *u geopenbaard tot heerlijkheid Gods, heb-  PAULUS den APOSTEL. 247 hebben voorgedragen ! Trouwens bete-1 kent het Griekfche Woord, hier door 5 prediken vertaald, naar het oordeel vani meer dan eenen taalkundigen , eene gewichtige zaak , in 't openbaar, met eene verhevene item, vrijmoedig te verkondigen ? en daarom van herauten gebruikt , die in den naam van alleenheerfchende Koningen , hunne onafhangel ijke bevelen , in 't openbaar bekend maaken , of hunne koomst tot kroon en troon uitroepen : zoo heeft dan Saulus in 't openbaar den Heere Jesus uitgeroepen , en verkondigd als den Zoon van God, den Koning Israëls, en aangetoond , dat de Zaligheid in geenen anderen was , dat God Hem daar toe in Betlehem , als Davids grooten Zoon had doen gebooren worden , en zelf van Hem getuigt had ; jaa dat al zijn lijden, Hem naar Gods bepaalden raad en voorkennis was overgekoomen , op dat Hij met eene offerhande in eeuwigheid volmaaken zoude , allen die geheiligd worden ; jaa dat hij krachtig bewezen was , den Zoon van God te zijn , door de opftanding uit den Q 4 doo- ï.mct. 9. s. 19b, o , 21 11 22.  Hand. vs. 19 20, 2 en 22. Waar Saulus d verricht heeft. 248 HET LEVEN VAN f; dooden * waar van hij zelf getuige was, i'daar hij Hem op den weg van Damascus, in heerlijkheid, zoo luisterrijk gezien , en het woord uit zijnen mond gehoord had, en om dit te verkondigen , door Hem zeiven gezonden was , daar Hij thans den Zetel zijner Rijksgebieds beklommen had, aan de rechterhand der Majefteit in de hoogfte hemelen. _ En dit alles verkondigde hij , niet :iin 'c verborgen, niet onder de discipelen alleen , maar o-endijk in de °Sij. nagogen te Damascus ; trouwens dat 'er aldaar veele zulke openbaare Vergaderplaacfen waren , hebben wij ter& verklaaring van het sde vers gezien, daar de Jooden te zaamen kwamen , om op eiken Sabbath, de Wet en de Propheeten te leezen , en uitteleggen, en met plechtige gebeden God (hatelijk te dienen ; het leeren in dezelve werd aan elk één, die eenigen naam of roem van geleerdheid verkregen had toegehaten (*J>: welk eene vrijmoedigheid en ijver (*) Vitringa ah Sifnag. III. part. 1. Cap. 7. p. 705- & Lampe in joan. C. 6. vers 59. '  PAULUS den APOSTEL. 249 ijver tekent dit gedrag, van den uit-' muntenden Apostel ! daar 'er met geer.. ! fehijn van waarheid , iemand van hem' konde vraagen , hoe weet deze de Schriften, daar hij die nooit geleerd heeft ? neen onderwezen te Tarfen, en in Jerufalem , had hij van kinds af de Heilige Schriften geweeten , en ntl wijs gemaakt tot Zaligheid , door het onderwijs van den Heere Jesus , was hij waarlijk een Godgeleerde , jaa zulk een Schriftgeleerde geworden , die onderwezen in het Koningrijk der hemelen , nu uit den goeden fchat zijnes harte , oude en nieuwe dingen kon voorbrengen! En dit ftaat 'er tot zijn eeuwigen roem aan geteekend , dit deed hij terftond , hij predikte terftond, in de Sij ■ nagogcn, dac Christus de Zoone Gods is , zoo aanftonds als hij den Doop en de vergeeving der Zonden ontvangen , en bij de oplegging der handen , met den Heiligen Geest vervuld was geworden , predikte hij terftond door dien Geest, daar toe zoo krachtdaadig bekwaam gemaakt, zoo heerlijk toegeef 5 rust, land. g. 's. 19b 10, 21, m 22. 'Vanneer 'lij zulks ieed.  Hand. . vs. 19 20, 2 en 22. De uit- tverkzels van des Apostels prediking te Damas ais. De ontzettinghier uit gebooren. 250 het LEVEN van 9. rust, terftond in die zelve dagen dat t'hij bij de discipelen in Damascus bleef' dat Jesus de Christus, de Zoon des levendigen Gods was : zoo fchaamde hij zich het Evangelium van Christus niet, maar geloofde en predikte het opentlijk ,j als een kracht Gods tot zaligheid , een iegelijk die gelooft. Welk eene ontzetting moet hier uic zijn voortgekoomen bij de Jooden, en Joodengen00ten, die aldaar uit alle plaatfchen te zaamen kwamen , dit teekent de heilige Schrijver aan in het 21 vs. in deze woorden. En zij ontzetteden zich alle , die het hoorden, en zeiden is deze niet de geene die te Jerufalem verlloorde , die dezen ?iaam aanriepen , en dié daarom hier gekoomen is, op dat hij dezelve gebonden zoude brengen tot de Overpriefters ? wie waren het die zich ontzetteden ? en waar uit werd dit bij hen gebooren? overweegen wij deze tweeledige vraag. Ten aanzien van het eerfte, zegt de Heilige Schrijver en zij ontzetteden zich alle , die het hoorden , wanneer wij nu opmerken dat deze ontzetting in de Sij- na-  PAULUS den APOSTEL. 251 ; nagogen te Damascus gebeurde , daar' ,i Saulus met alle de vrijmoedigheid en < ! geleerdheid hem eigen, en nu geheiligd' ; aan de verkondiging van den gekruisji ten Christus , Hem predikte als den \ Zoon van God, dan is het ontwijffel, baar zeker , dat men 'er door verftaan moet, de toehoorers die in de Sijna1 gogen waren , en den predikenden Saulus hoorden ; op dien grond, hebben de Uitleggers dan gedacht, dat dit het algemeen uitwerkzei zijner Euangelieprediking was, bij geloovigen en ongeloovigen ; dan , wanneer wij een weinig meer bepaald het oog vestigen op de Sijnagogen , en wel, op die geenen , die gewoon waren die Vergaderplaatfen van den Joodfchen Godsdienst bij te woonen ; dan zullen mijne hoorers met mij dezelve wel willen befchouwen , ; niet als plaatfen waar de eerfte Christei nen , de geloovïge belijders van den verheerlijkten Jesus, te zaamen kwaamen; maar als plaatfen daar de Jooden vergaderden, die hunnen toen bedorven Godsdienst nog bleven aankleeven , en \ Mozes en de Propheeten hoorden lee- Tand. 9. s. 19b, .0 , 21 :ll 22.  252 HET LEVEN VAN Hand. vs. ig[ 20 , 2] en 22. >• leezen en uitleggen , en hunne gebce' den opheften, naar hunne dwaalende denkbeelden en diep ingewortelde vooröordeelen , welke naar 2 Cor. 3: vs. 14. als een dekzel op hun hart lagen , en dat eerst dan weg genoomen werd , wanneer zij toe den Heere bekeerd werden; daar de eerfte Christenen , de geloovig geworden Jooden en naderhand ook de Heidenen meer afzonderlijk gewoon waren , bijeen te koomen uit vrees voor de Jooden, om fmaad en vervolging te ontgaan ; dit dus befchouwende , dan zien wij dat wij hier moeten denken, aan de Jooden die te Damascus woonden , en daar hunne Sijnagogen hadden, waarin zij gewoon waren te zaamen te koomen op eiken Zabbath , en die daar , nu Saulus hadden hooren prediken, dat Jesus de Christus de Zoon van God is, die wel door de handen der onrechtvaardigen was aan het Kruis geklonken , maar door God , met eer en heerlijkheid gekroond, daar Hij opgewekt uit den dooden, nu verheerlijkt, was in den Hemel, en waar van hij ge-  PAULUS den APOSTEL. 253 getuigenis gaf, uit het geen hij van I Hem gehoord en gezien had , op den 2 weg nabij , en in Damascus. e En dan is het zeer klaar , waar uit? hunne verwondering gebooren is , en^ wat de oorzaak geweest is van hunnev ê ontzetting, het was de vergelijking, van, het geen zij hem mi opentlijk hoorden voordellen , en met zoo veel nadruk en ijver hoorden prediken, met het geen zij van hem te vooren gehoord hadden , dat hij te Jerufalem verfloorde , die dezen Naam aanriepen, en daarom .te Damascus gekoomen was, om allen die daar dien zeiven Naam aanriepen, gebonden te brengen naar Jerufalem tot de Overpriefters , om daar geftraft te worden ; zijn tegenwoordig gedrag , konden zij des geenzints overeen brengen , met het geen hij te vooren gehouden had, zoo te Jerufalem , als in het oogmerk zijner reis naar Damascus, waar van zij volkoomen en naauwkeurig onderricht waren. Zijn voorig gedrag was, dat hij tel Jerufalem verft oor de die dezen Naam\ aanriepen, en dat Lucas in het 8 Hoofdd.' in [and. 9. s. 19b, o , 21 n 22. 'fat'erbij sze gele'enheidm hem ezegd • in hec 1 en 3 vs. befchreven heefc , t'en wij in de verklaaring van hec 13 vs. dezes Hoofdd. breeder befchouwd hebben ; dit zijn gedrag te Jerufalem , toen hij de Gemeente verwoestede, gaande in de huizen, en trekkende mannen en vrouwen, die overleeverende in de gevangenis/en , vergeleeken met Hand. 26: vs. 10. daar hij 'er bij voegt. De magt van de Overpriefters ontvangen hebbende, en als zij omgebracht werden ftemde ik het toe. Dit zijn gedrag, bevestigd door het oogmerk zijner reis' naar Damascus, om daar te binden afc len die den Naam van den Heere Jesus aanriepen, om hun gebonden te brengen , tot de Overpriefters te Jerufalem , om daar geftraft te worden , in de verklaaring van het 14. vers deezes Hoofddeels breeder befchouwd, was aan de Jooden te Damascus, zoo wel als aan de Discipelen des Heeren zoo bekend , dac Ananias kon zeggen, dac hij hec uic veelen gehoord had. Dit voorig gedrag , vergeleken , mee hec geen zij nu hoorden , dac hij dien Naam, dien hij ce vooren, mee zoo veel  PAULUS den APOSTEL. 255 veel bitterheid en woede vervolgd had, 1 nu predikte , in hunne Sijnagogen in . Damascus , waar heenen hij met ge ' heel andere oogmerken , met zijn voorig gedrag te Jerufalem overeenkoomftig, was heen getoogen , dit kwam hun ten eenemaal onbegrijpelijk voor, hier over ontzetteden zich alle die het hoorden : de Heilige Schrijver gebruikt om dit uit te drukken , een Grieksch woord., dat de hoogfïe trap van ontzetting en verbaasdheid te kennen geeft, Matth. 12. vs; 23. koomt het voor, van de ontzetting en verbaasdheid der Schaare, die, toen Jesus een heerlijk wonder daar gciTeld had, uitriep, is deze niet de Zoone Davids! toen Lucas Hand. 2., befchrijven zoude de aandoening die het geluid als van een fterk gedreeven wind, en het gezicht van verdeelde tongen als van vuur , en het fpreeken van vreemde taaien , van de, aan hunne Visfchers kleeding kenbaare Galileërs, op de beroerde menigte , op het doorluchtigst Pinxterfeest , maakte, gebruikte hij dit eigen woord in het 12. vers, dat door anderen meermaalen door ver~ fiom- land. 9. rs. 19b, :n 22.  Hand. ( vs. 19b 20, 21 en 22. j « f 258 «et LEVEN VAM '•Jesus Christus, waar tegen hij te 'vooren geoordeeld had, veele fmaadelijke dingen te moeten doen , hem nu, dien. te hooren voorftellen en aan prijzen , als den eenigen Naam, onder de menfehen gegeeven', om zalig te worden; dit ontzet, dit verbaast hen, zoo dat zij eikanderen vraagen is dit de zelfde man, die zelfde Saulus van Tarfen, die te Jerufalem verftoorde > allen, die dezen naam aanriepen , en die daarom hier gekoomen is, op dat hij dezelve gebonden zoude brengen tot de Overpriefters? jaa daar zij dit hooren , daar zij het alle hooren , en aan de waarheid hiervan niet kunnen twijf, felen, fchoon het hun onbegrijpelijk voorkoomt, is daar uit, bij die verbaazende ontzetting in zommigen een srnftig naadenken, bij anderen eenen ^aat en afkeer tegen hem opgerezen, ■vaar uit dien doodelijken haat , tegen ïem gebooren is in Damascus, waar 'an wij in het 24 vs. leezen. Jaa dat indedaad 'er bij zommigen en ernftig naadenken uit voorgekoomen *i bericht ons de ILijjge Schrijver, ». in  PAULUS' dén APOSTEL. 259 in het derde deel onzer Tcxrwoojden . daar hij in het 22 vs. ons de heilrijke vruchten , van des Apostels Euan gelie prediking , in de Sijnagogen te Damascus , zoo in dien Kruisgezant zeiven , als in die geenen die hem aldaar hoorden > dus aanteekent. Doch Saulus werd meer en meer bekrachtigd, en overtuigde de Jooden dis te Damascus woonden . bewijzende dat deze de Christus is. ■ Van Saulus teekent de Heilige Schrijver aan , hij werd meer en meer be krachtigd: bij de ongewijde Schrijver wordt dit Griekfche woord gebruikt om de vermeerdering van moed en fterkte , in den mensch uittedrukken , bij de Heilige Schrijvers des Nieuwen Testamen ts dient het, om de verflerking in het geloof, en de hoop des ecu* wigen levens te kennen te geeven , er büzonder ook, om die geeftelijke krachi en fterkte uittedrukken, waar meede de dienaars van Christus , die Hij in de bediening van het Euangelium gefield had , door Hem bekwaam . gemaakt Werden, om door zijn onderwijs geit a fterkte Ham!.*: Vs. 20 , 11 en 22. Welke Uitwerkingde Euaft- gelieprediBng, voof Saulus zeiven  Hand. c vs i gh 20 , 21 cn 22. c 2.6*0 het LEVEN vam • fterkt , door zijnen bijftand in ftaat ge' fteld de leer van den Heere Jesus, niet met woorden die de menfchelijke wijsheid leerde, maar die de Heilige Geest leerde, geeftelijke dingen , met geeftelijke te zaamen voegende, alzoo te verkondigen , dat die leer een kracht Gods werd tot Zaligheid, voor veelen die dezelve hoorden ; en teffens dat ia de prediking daar van , en in den nood en het gevaar , dat daar over hun werd aangedaan, God zoo veel licht, kracht en vrijmoedigheid van booven fchonk , dat zij zich het eene eere rekenden, om wat 'er ook op volgen mogt , welke gevaaren 'er ook aan verbonden waren , voor die leer getrouw uit te koomen, niet alleen in 't verborgen, maar ook in 't openbaar , zelfs in banrlen en gevangenisfen, en voor de recht:>ank hunner vijanden gefteld zijnde; n dien nadrukvollen zin , gebruikt onte Apostel zelf, dit eigen woord 1 firn. 1: vs. 12. vergeleken met 2 Tim. f: vs. 17. Teekent dan de Heilige Schrijver met it zelve woord van hem aan , Ijj werd meer  PAULUS den APOSTEL. 26*1 meer en meer bekrachtigd, het zegt' . raar onze gedachten deze twee zaa i ken. 1 Ten eerfte, dat Saulus door de verlichting des Heiligen Geestes, meer en meer de Goddelijke Schriften leerde verftaan , die hij te vooren wel geweeten, maar niet begrepen had, toen zijn verftand , door Joodfche vooröordeelen bedekt was; maar die hij nu, ter bevoordering zijner wijsheid , en zijnes geloofs . meer en meer leerde bevatten , overeenkomftig het oogmerk van dien Geest, waar door zij gefchreven waren ; en het is opmerkelijk , dat 'er ook zommige handfchriften gevonden worden, waar in men leest, in het Grieksch, en Saulus werd meer en meer bekrachtigd ia het woord. Ten tweede, behalven dit toeneemen in wijsheid , behalven dit voorderen in het recht verftand , van den zin der Heilige Schriften, zoo moet men hier ook denken , aan het toeneemen in vrijmoedigheid en vertrouwen op God , dat in j de daad, geeftelijke kracht en fterkte !s : zoo dat hij , die gemakkelijk voor R 3 uit land. 9. 's. 19b, lp, 21 :n 22.  Hand. v.c, l9 20', 2 ei-t 22. '1 2c-2 het LEVEN v a n f;uit konde zien, dat de prediking van t die ieer , hem vijanden , vervolging banden en gevangenisfen, en velerlei finaat en fmart op den hals zoude haaien , onder de prediking van die leer, niet alleen voor zich zeiven , meer en meer bevestigd werd, in dat allerheiligst geloof, maar ook met zoo veel moed en onm-fchrokkenheid vervuld'= dat hij niets ontzag; maar, welke dari ook de gevolgen konden zijn , de eer en leer van Jesus verkondigde, onbevreesd, blijmoedig, en voI vmrou. wen op God , die hem in die bedie. »mg gefield had, gelljkkige Apostd , die zoo mogt ondervinden, dat Hij die roept, getrouw is, en dat Hij mmmer vaaren laat hec werk zijner handen uwe Euangelie verkondiging zal God' met heil bekroonen ! de God Uwer Vaderen zal 'er ook van uw geilacht door Uwe prediking ten eeuwigen Ie! ven behouden! en gij zult door zijne genade de medewerker worden van set heil L'wes Volks { En dac dit in de daad gefchied is mrdile Hoorers, vindt Gij in dezè woor-  PAULUS den APOSTEL. 253 woorden van Lucas aangeteekend , 'en hij overtuigde de Jonden , die te Damascus woonden 3 bewijzende dat deze de Christus is. De pcrzoonen bij wien zijne Euange lieprediking, zulk een gezegende uic werking had , noemt de Heilige Schrij ver , de Jooden die te Damascus woonden ; in onze tweede Leerreden, hebben wij in de verklaaring van het tweede vers gezien , dat 'er te Damascus van ouds af, zeer veele Jooden woonden , die daar ook in die dagen zeer groote voorrechten genooten , die daar hunne onderfcheidene Sijnagogen hadden : dan wij moeten deze thans van de Godsdienftige zijde befchouwen, zij waren over het algemeen, zeer ijverig voor de Vaderlijke inzettingen, en het waarneemen van den openbaaren eerdienst , in de Sijnagogen ; dan ten aanzien van hec wezetulijke van den Godsdienst , was hec met hun zeer ongélukkig gefield, die zich herinnert het verhaal der Euangelisteu , en het on* feilbaar oordeel van den grooten kenner der harten , van den allervoortreffelijk.R 4 ftei Hand. vs. 19b, 20 , 21 en 22. • Welke eene uitwerking , zijne Euangelieprediking,voor de Jooden t". Damascus had. i  Hand. VS. ig| 20 , 2 en 22. 1 < t 1 X d ~6+ H E T LEVEN van f;ften Leeraar en Zaügmaaker jESus, : die weet, dat zij den (leute! der kennis verloren hadden, en zeer verkeerde begnppen vormden van den Godsdienst, terwijl zij God te vergeefs eerden , kerende leeringen die geboden van menfchen waren; dan omtrent geen een enkel leerftuk , waren hunne denkbeelden meer verkeerd, en bedorven, dan omtrent het allergewichtig^, de koomst van den beloofden Mesfias, aan de Vaderen toegezegd , cn het groote oogmerk daar van ; van het een en ander maakten zij zich geheel verkeerde denkbeelden , in zoo verre zelfs, dat daar zij alleen naar de uiuerlijke Jetter der wet, trachteden te leeven, en daar in hunne gerechtigheid VOor God fielden rij ook alleen, in aardfche en tijde-' lijke voorrechten, a!s een onderpand ran eeuwige gelukzaligheid, zich beoemden , uit dien hoofde , befchouw!en zij den Mesfias , als een aardfchen n eigentlijken Koning^, die hen óver He hunne vijanden zoude doen zegeieren , en booven alle volken der aare in magt en aanzien zoude verheffen, daar  PAULUS den APOSTEL. 265 daar de Heere Jesus, de waare Mes-j lias , door hun verworpen , fmaadelijk. veracht, en aan het Kruis geklonken' was, eeven of hij een volksverleider, een bedrieger geweest ware , terwijl zij allen, die in hem geloofden , die zijne leer aankleefden, voor vijanden van den waren Godsdienst hielden , zoo was de Godsdienftige gefield heid der Jooden ,»» die toen te Damascus en elders woonden. En van hun getuigt de Heilige Schrijver , dat Saulus hm overtuigde , en bewees dat deze de Christus is. en gelijk het verband , waar in de zaa ken hier voorkoomen ons leert, dac dit gebeurde , in de Sijnagogen , waar in hij predikte, fchoon wij zijn bijzonder verkeer , ten dien zeiven einde , onder hen , daar van niet uitfluicen ; de wijze waar op dit gefchied is , leert Lucas was , hij bewees dat deze de Christus is, en hier door overtuigde hij hen. Met het bewijzen, dat deze de Christus is, hield Saulus zich zoo in zijn prediken, als in zijn bijzonder verkeer onder hen , voornaamentR 5 lijk land. 9. 's. 19b, !0 , 21 :n 22. . • Hi/bewees hun , dat [ e s u s de Chrisrus is.  Hand. vs. ig\ 20, 21 en 22. • Waar uit hij dit bewezenheeft. i t 1 1 \ &66 HET LEVEN.VA'w- Mijk bezig, dit was toch de eerfte cn 'voornaamfte waarheid, van het allergrootst gewicht en wezeritlijkst belang, omtrent welke zij dwaalden, en om' trent welke hij te vooren zoo wel als zij gedwaald had, en het was deze hooftwaarheid van den Godsdienst, die hij hun bewees, en zijne bewijzen zullen tweederlei geweest zijn, de eerfte, ontleend uit de voorzeggingen, .in die Schriften die zij voor Godlijk erkenden, en waar van hij de vervulling, uit die zaaken die onder hen volkoomen zekerheid hadden, zal bewezen hebben, de andere, uit het geen hij zelf gehoord en gezien had, jn zijne wonderbaare bekeering, en hemelfche roeping tot een Apostel, van den Heere Jesus Christus. Ten aanzien van het eerfte , het bewijzen dat deze de Christus is, uit le voorzeggingen in die Schriften, die rij voor Goddelijk erkenden, en waar 'an hij de vervulling , uit die zaaken :al bewezen hebben , die onder hen ■olkoomen zekerheid hadden. Deze bewijzen zullen van dien aart geweest zijn, en  PAULUS den APOSTEL. aÓ> en daar toe ingericht , dat zij juist! hunne verkeerde en dwaalende denkbeel-, den , zullen tegengegaan hebben , die' zij zich vormden : uic die bewijzen aangaande den Mesfias, zal ten dien einde , de welfpreekende Kruisgezant het regt verftand van die voorzeggingen hebben aangetoond , die in het waare licht geplaatst, en uit die zaaken die onder hen bekend waren , aangaande Jesus van Nazarech , bewezen hebben , dat zij, tot nu toe , eeven zoo min als hij te vooren, : die regt begrepen hadden, maar dat in tegendeel juist de vervulling, in den Heere Jesus, aan de voorzegging volkoomen beantwoord heeft, en daar de Heilige Geest , ons geen der bewijzen heeft aangeteekend , waar van de Apostel zich , om hen te overtuigen, bediend heeft, kunnen wij dezelve U niet opgeeven, om echcer uwen aandacht bij <één enkel te bepaalen, waarvan zich hoogstwaarfchijnelijk, de door den Heiligen Geest vervulden Kruisgezant bediend zal hebben , ftelt u dan voor den ' Geesc, het propheties tafereel van den lij- ïand. 9. rs. igb'i 10 , 21  Hand. « vs. icb 20, 21 en 22. i < i c X V 4 d Zi 26"8 het LEVEN van '•lijdenden en verheerlijkten Levensvorst, 'door Jefaias in het 53. Hoofddeel zij-' ner prophetifche rolle , zoo verheven geteekend , en hoe voortreffelijk Saulus daar uit zal aangetoond hebben, het lijden dat op den Heere Jesus koomen moest, en de heerlijkheid, daar aan volgende,- bewijzen, juist gefchikt, om het verkeerde en dwaalende van hunne denkbeelden hier omtrent, in het klaarst en krachtigst licht te plaaczen; terwijl hij daar toe bijzonder zich zal " bediend hebben, van die bekende gebeurenisfen , die onder hen volkomen zekerheid hadden, ten aanzien van de jefchiedkundige waarheid der zaaken , vaar uit het blijken kon, dat Jesus ie Christus, de Zoon des levcndi;en Gods was, daar de heerlijke en roote werken die Hij gedaan had , en e ontzettende wonderen die 'er gefchied raren , zoo veele getuigenisfen en bewijzen waren, dac Hem, de Vader, ie zelf van Hem getuigd had, gezon®, en met den Heiligen Geest ceilfd had. ö Hec ander zoon van bewijzen , waar van  PAULUS den APOSTEL. 26*9-. van de Apostel , zoo wij denken , zich zal bediend hebben , zullen ontleend j: geweest zijn , uic het geen hij zelf ] gehoord en gezien had , in zijne wonderbaare bekeering, en hemelfche roeI ping tot een Apostel, van den Heere Ij Jesus Christus, dit denken wij op dien grond , voornaamentlijk , om dal i Saulus , zoo in zijne verantwoording voor de Jooden , Hand. 2*., en vooi Koning Agrippa, Hand. 26., als ir zijne brieven , zich daarvan bedienc heefc, en deze, in de daad daar toe zeer gefchikt waren , want is, gelijl i onze Apostel aan de Romeinen fchreef C. 1. vs. 4. de op/landing uit dei dooden , van den Heere Jesus Chris t u s een krachtig bewijs, dat Hij d. Zoon van God en de beloofde Mesfta is ? hij zal de waarheid en zekerhei< daar van, uit het geen Hij zelf 0] | den weg naarbij Damascus gehoord 1 en gezien had, (zoo reden van weten fchap , en van de gronden zijnes gelooi j -geevende ,) bewezen hebben , waaror hij aan het hoofd of begin van mees alle zijne brieven, op deze roepin va Hand. 9. vs. 19b,20, 21 en 22. ! 1 r l » s 1 t T ■y a  270 H E T LEVEN V A N Hand. 9 *s. 19b. 20, 21 cn *22. ■ van den Heere Jesus Christus, tot jCen Apostel zich beroept, en zich onder de getuigen telt, die zoo wel , als alle de andere Apostelen,. Christus Jesus, den Heere , verrezen uit den dooden , gezien hebben , gelijk wij zien kunnen. 1 Cor. 15. en elders : terwijl hij uic die heerlijkheid en Majefteit, waar in hij dien verhoogden Levensvorst gezien had , daar God hem uitermaate?i zeer verhoogd heeft en eenen Naam gegeeven die hoven allen Naam is , op dat in den Naam van Jesus , zich zouden buigen , alle knie der geenen die in den hemel, en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zoude belijden dat Jesus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders , naar Phil. 2. vs. 9, 10 en 11. zal bewezen hebben, dat deze de Christus is, yan welken naar Joan. 1. vs. 46. Mozes in de Wet gefchreven heeft, en de Propheeten ; krachtige bewijzen , in de daad! vooral , zoo wij die ons voorftellen , zoo als zij door dien Kruisgezant, vervuld met den Heiligen Geest, zul-  PAULUS den APOSTEL. 271 zullen voorgedraagen zijn, waarom Lucas zegt , hip bewees , dat deze de Christus is, welk Grieks woord riet alleen zegt , iets uit bijgebragte en voldoende getuigenisfen en bewijzen te betoogen , maar, dat naar de ge^ dachte van een geleerden taalkundigen, ontleend is , van Timmerlieden , die het houtwerk tot een gebouw, door. in een zetting en verbinding, de noodige kracht en ■ fterkre geeven , om het geheel gebouw vast , en onwankelbaar re maaken (*) , en zeker onder de bijzondere voorrechten van de Apostelen > was ook deze belofte van den Heere Jesus, die wij leezen Luc. 21. vs. 15 , en waar op zij in hunne verantwoordingen vertrouwen konden , want ik zal' u mond en wijsheid geeven f (*) Vid. Erudit. Wolfii cur. Phil. et crit. ad h. 1. o-u/*j2ij8!»^«v, vertit Budeus ex Collatione facrorum vaticiniorum docens et probans et Doft. T. Beza in annot. ad N. T. Collatis' Jcripturte locis, ut artifices aliquid com* patturi Jolent, fingulas panes comparare ut alice aliis ad amusjim quadreiit.. Hand.- 0. vs. 19b, 20., 21 ïn 22; .  Hand. vs. iot 20 , 21 en 22. Hij overtuigde hen van deze belangrijke waarheid. 1 1 1 ï i 272 HET LEVEN VAN fven, welke niet zullen kunnen tegen'Jpreeken , noch weder/laan , alle die zich tegen u zetten, en daarom waren zij , zoo in hunne verantwoording, als in hunne prediking, nimmer ongezegend, maar voor zommigen eenen reuk des tevens ten eeuwigen leven , en ook hier mogen wij dit vast Hellen , daar de heilige Schrijver aanteekent , hij overtuigde de Jooden die te Damascus woonden , bewijzende dat deze, de Zoone Gods is. Hij overtuigde de Jooden, zoo dar zij niet alleen het verwarde, het verkeerde van hunne voorige denkbeelden , zagen , maar ook , dat zij hier over ontroerd en aangedaan werden , (in welken zin het Griekfche woord meermaalen voorkoomt,) en telfens overreed , /an de kracht en waarheid der bewijzen ; de Sijrifche vertaaling heeft hier, hor bondige bewijzen overwon hij hun mgeloof, en zeker hoe ongeloovig de 'ooden ook waren , die den Apostel loorden prediken in de Sijnagogen te Damascus , zij konden niet weder/laan , fe wijsheid, en den geest door welken hij  PAULUS den APOSTELv 273 hij fprak , gelijk van Stephanus , Hand. 6. vs. 10. is aangeteekend : 't geze gend gevolg derhalven was , gelijk Lucas hier gemeld heeft , tot roem van Gods genade , hij overtuigde de Jooden die te Damascus woonden , bewijzende dat deze de Christus is. Driewerf gelukkige Saulus , die Zoo jnogt prediken in de Sijnagogen te Damascus ! met dien onfchacbren zegen , dat gij zelf meer en meer bekrachtigt worde in het allerheiligst geloof , en Jooden zoo verhard en ongeloovig als gij te vooren waart , bewijzen en overtuigen dat Jesus de Christus is , de Zaligmaaker der waereld ! uw naam en roem , zal door de vlekkelooze geesten in den hemel , met dankzegging gezongen worden voor God , daar zij ook over uwe bekeering , over uwe zegenrijke Euangelieprediking, Hem de lof, de eer, de aanbidding en dankzegging eeuwig zullen toebrengen ! Dan geliefde laaten wij hier nog eeni ge oogenblikken bij ftil ftaan , en over weegen f hoe hier in, zich een krach tig en heerlijk bewijs ontdekt, vo< I. D. II. St. S du Hand. g. vs. 19b, 20, 21 211 22, Toepat* fing. Setóög van dé waarheid i en God li* lijken oef' jpimg mr ieer.  vs. 19 20 , 2 en 22. Man is geweest Het LEVEN van *.de waarheid van den Christelijken Godsr dienst. en Gelijk het toch z^er is, dac 'er er een Saulus van Tarfen geweest zij , en dac deze te vooren bekend voor ' een hevigen vervolger van de leer van Christus, naderhand dezelve mee zeer veel ijver gepredikt heeft, getuigen gewijde en ongewijde Schrijvers,die gelijktijdig met hem geleefd hebben , indien gij de Heilige Schrijvers flechts befchouwt, als gewoone Historiefchrijvers, en hunne berichten , den zeiven trap van geloofwaardigheid geeft , als aan andere van den zeiven tijd, dan kan het verhaal dat Lucas ons geeft, het bericht van hem , dat wij in Petrus brieven , aangaande hem , en ziine zendbrieven vinden , niet gelochenc worden; in de Schriften van den bekenden fpocter Luciaan, die in de eerfte eeuw leefde , of die althans onderzijnen naam zijn uitgegeeven , en in andere der eerfte eeuwen, vindc men van hem gefchreven. (*) Dac (*) Vid. Lucfani Opp. Tom, III. §. XII, t> 597- üdit. Amft. 1743. '  PAULUS den APOSTEL. 275 Dac deze Saulus te vooren den Jood fcben Godsdienst , van dien tijd heeft aangekleefd , en een ijverige voorftander daar van geweest is, en uic dien hoofde , de leer der Christenen , er die dezelve beleden, vervolgd heeft . is buiten alle twijrFeling, en is door hem- zeiven , bij verfcheidene gelegenheden opentlijk voor Jooden en Heidenen getuigtd; om maar een bewijs bij te brengen , dat hier alles afdoet, leesc zijne verantwoording voor de Jooden, Hand. 22. in de 5 eerfte versfen , en hoe hij zich daar beroept op den Hoogenpriester, en den geheelen Raad, eri de van hun ontvangene brieven naar Damascus , om nu van zijne verantwoording voor Koning Agrippa , Hand. 26 , en in verfcheidene zijner brieven, niet te fpreeken. Dat die zelfde Saulus naderhand , die. zelfde leer, die hij te vooren, met! zoo veel dreiging en moord vervolge1 < heeft, opentlijk heeft gepredikt, en welke banden en gevangenisfen, welke fmaad , en fmart hem , immer daar S 2 over Hand. 9. vs. 19b, 20 , 21 en 22. Die te vooren den Christelijken Godsdienst vet' volgd heeft» 'Vel' enhij laderhand 'oljlandig gepredikt leeft.  ï$arid. vs. 19! •50, 2; en 22. van de 001 zaak gt vieest zij *?4~ "ET LEVEN VAN over aangedaan is , -volftandig tot bet 'einde van zijn leven toe, gepredikt, en met zijn dood bevestigd heeft, leeren wederom gewijde en ongewijde Schrijvers , cn alles bevestigt Saulus zelf in het laatfte Hoofdd. van zijn laatften brief, kort voor zijnen dood gefchreven , gelijk wij uit 2 Tim. 4. zien kunnen. Dan de groote vraag, in dit alles is, wat is de reden van deze zoo merkwaardige verandering ? hier op ancwoorde ik. r Zeker geen bedrog, 0f, . het zoe. ken van eigen grootheid , eer, aan-•zien of voordeden , dit heeft Saulus meermaalen opentlijk verklaard , ziet het onder anderen, 1 Tesf. 2. vs. 3-11.' a Cor. 7. vs. 2. en op andere plaatfen , en zijne daaden cn zijn lijden, 2 Cor. 11. van het 23. vers tot aan bet einde van dat Hoofdd. aangeteekend, bevestigen dit, terwijl hij , zoo hij , bij zijne eerde gevoelens , en voorig gedrag, gebleeven was, onder zijn eigen Volk, zich reeds den weg tot groo-  PAULUS den APOSTEL. 277 grooter " aanzien , en gezag gebaand j had , en me: minder gevaar , fmart en, armoede had kunnen leeven. Maar de écnige en waare oorzaak 1 van alles was , de waarachtige en op-' rechte overtuiging van zijn ziel , omtrent de waarheid, cn GoddeHjken oorfprong van den Christelijken Goddienst , zoo getuigt Saulus zelf, in zijnen brief aan de Gal. Hoofdd. 1. van het 11. tot hec 17. vers, en op welk eene wijze werd hij daar van overtuigd? het was geliefde, door zijne dwaaling te beféffen , omtrent de voornaamfte waarheid van den Christelijken Godsdienst , die hij te vooren gelochent had, naamentlijk de ópftanding van den Heere Jesus Christus uic den dooden, en dac dit waarlijk gebeurd was, zag hij door de heerlijke verfchijning, van den verhoogden Levensvorst, op den weg bij Damascus , hij had daar hij te Jerufalem woonde , op den zelfden tijd , dat de Zaligmaakcr daar leefde , daar geleden heeft, cn geftorven is, waarfchijnelijk , den zei ven meermaalen gezien , en hooren leeren, misS 3 fchier Tand. 9. rs. 19b, LO . 21 :n 22. leer.e anlere, dan •en{ op. •echte )venuii;ing, van le ' waarheid, en Goddelif* 'een oorsprong , van den Christelijken Godsdienst'.  fTand. 5 "VS. Job 20 , 21 eu 22. " J H i I l i r v z c V h 2?3 het LEVEN i/AN •fchien Hem op Golgotha zien fterven , althans hij was met veelen, van zijn geuacht , in het denkbeeld , dat Hij mraraer verrezen was 3 maar dat Zim dood lighaam van Zijne aanhangers heimehjk was weggevoerd , daar deze echter ftaande hielden, dat Hij levendioverrezen en met eer en heerlijkheid gekroond,, glorierijk, ten hemel was Gevaaren ; dit alles, zag bij op den wg van Damascus, onwederfpreekbaar bevestigd, door een gezicht, waar van SHJ oe waarheid en zekerheid , nimmer kon ontkennen, hij hoorde dien verreden Jesus, hem in 't Hebreeuws vertaanbaar toeroepen, ik ben JESUS de Nazarener , dien gij yervolgt . ^ ^ 'en ik u verfchenen , om u u fidhn ot een dienaar en getuige der dingen eide die gij gezien bebt, en waar i» ï u nog zal verfchijnen; dit alles u ondervond hij, en was daar van ten ollen verzekerd, en hier-door zag hij oo klaar als het licht dat hem mfcheen , de Goddelijke zending m den Heere Jesus, en de waareid zijner leer bevestigd; en op die  PAULUS den APOSTEL. 279 die gronden predikte hij in de Sijna-1 gogen te Damascus, dat- Jesus de 2 Christus, de Zoon van God is,£ en fcbrcef aan alle de gemeenten , dit is een getrouw woord en aller aanneeming waardig, dat Christus Jesus in de waereld gekoomen is , om Zondaaren zalig te maaken , waarvan ik de voornaamfte ben, naar 1 Tim. 1. vs. 15. cn zoo betoogde bij allezints de waarheid en Goddciijken oorfprong van den Chriscelijken Godsdienst , en dit was het dat wij bewijzen wilde. (*) Terwijl wij uit de verklaarde vvoor-j den vooreer voor ons zelve leeren^ kunnen. In de eerde plaats , „ is de Heere 1 „ Jesus waarlijk de Christus, deJ „ Zoon des levendigen Gods, is dit een ge„ trouw woord en aller aanneeming waar- » dig? (*) Die het een en ander breeder cn zeer Voortreffelijk beredeneert wil vinden voorgedraagen, zie Lijttleton de waarheid van den Christelijken Godsdienst te Utrecht, bij Terveen 1766. en Niemeijer, Charakterkunde van den Bijbel, 5. D. p. 198. en vervolg. S 4 Jand, 9. s. lybt o , 21 ^ n 22. Vjzon* ere Lee* 'mgen. lerfte .eering.  Hand. . VS. iph SO , 21 cn ai., ] i ^ 1 1 \ d 280 HET LEVEN VAN dig ? gelijk wij betoogd hebben , dan " moet die icer> door ons allen ook waar„ achtig geloofc, en oprecht beleden wt>r" den t0£ Zaligheid:" zijn mijne hoorers nu in de daad daar van voor zich zelve overreed? zoo dac zij de waarheid als waarheid , daar van erkennen en betuigen moeten, dat daar voor zulke gronden van zekerheid zijn, dat die zonder verlochening van alle gronden eener gezonde redenkunde , zonder verwerping van zeer veele waarheden, die niet kunnen ontkend wortTen , ook niet kan gefchieden ; dan vloeit hier uit natuurlijk . deze gewichtige vraag voort, wordt die leer ook door ons waarachtig gelooft, en oprecht beleden tot Zaligheid ? En ter beantwoording daar van moet Ik u doen opmerken, waardfte Hooiers ! dac hec waarachtig geloof en de jprechte belijdenis daar van , niet alleen laar in Maat, dat men daar van overeed is, als eene waarheid die gefchiedundig zeker is, en ook alzoo, daar an belijdenis gedaan heeft, 0f nog aen wil, maar ook dat men die leer geloofc ,  PAULUS den APOSTEL. 281 loofc, van eenen Goddelijken oorfprong en geweten verbindend gezach te zijn , die invloed op ons hare, en op onze daaden hebben moet , die , zullen wij dezelve waarachtig gelooven , en oprecht belijden tot Zaligheid , ons den Heere Jesus Christus, als den Zeen van God., jaa , als onzen God en Zaligmaaker moet doen kennen, die' nen en verheerlijken : en om hier ia te weeten , wat wij van ons zeiven , en van onze verwachting voor de eeuwigheid te denken hebben , moeten wij, met al die naauwkeurigheid, die het gewicht der zaak vordert , nagaan; of wij immer overeenkoomftig die leer , ons zeiven hebben leeren kennen , als door de zonden geheel bedorven , en uit dien hoofde doemfchuldig voor God te zijn; of wij immer onze ellende en geestelijke onmagt , om door ons zeiven verlost te worden , ziende, bij den Heere Jesus, als den waaren en eenigen Verlosfèr , als den Zoon van Goda de verzoening met God en het eeuwige leven , door het geloof in Zijnen Naam hebben leeren zoeken, en daar toe in ■ S 5 er Eï.mcï. 9. 7S. 19b, zo, 21 iü 22,. !  Hand. < vs. 19b 20, 21 cn 22.. i -» » 1 'j \ 4 280 HET LEVEN VAN ; dig ? gelijk wij betoogd hebben , dan » moet dis ]eer, door ons allen ook waar„ achtig gelooft, en oprecht beleden Wbrden tor Zaligheid:" .zijn mijne hoorers nu in de daad daar van voor zich zelve overreed? zoo dac zij de waarheid als waarheid , daar van erkennen, en betuigen moeten, dat daar voor zulke gronden van zekerheid zijn, dat dit zonder verlochening van alle gronden' eener gezonde redenkunde , zonder verwerping van zeer veele waarheden, die niet kunnen ontkend vvortten , ook niet kan gefchieden ; dan vloeit hier uit natuurlijk . deze gewichtige vraag voort wordt die leer ook door ons waarachtig gelooft, en oprecht beleden tot Zaligheid ? En ter beantwoording daar van moet tk u doen opmerken, waardfte Hoorn ! dat het waarachtig geloof en de >prechte belijdenis daar van , niec alleen laar in beftaac, dac men daar van o vereed is , als eene waarheid die gefchiedundig zeker is, en ook alzoo, daar an belijdenis gedaan heeft, 0f nog aen wil, maar ook dat men die leer gelooft 3  PAULUS den APOSTEL. 281 loofc, van eenen Goddelijken oor-1 fprong en geweten verbindend gezach< te zijn , die invloed op ons hart, en' op onze daaden hebben moet , die , zullen wij dezelve waarachtig gelooven , en oprecht belijden tot Zaligheid , ons den Heere Jesus Christus, als den Zeen van God., jaa , als onzen God en Zaligmaaker moet doen kennen, dienen en verheerlijken : en om hier in te weeten , wat wij van ons zeiven , en van onze verwachting voor de eeuwigheid te denken hebben, moeten wij, met al die naauwkeurigheid, die het gewicht der zaak vordert , nagaan; of wij immer overeenkoomfHg die leer, ons zeiven hebben leeren kennen, als door de zonden geheel bedorven, en uit dien hoofde doemfchuldig voor God te zijn; of wij immer onze ellénde en geestelijke onmagt , om door ons zeiven verlost te worden , ziende, bij den Heere Jesus, als den waaren en eenigen Verlosièr , als den Zoon van God , de verzoening met God en het eeuwige leven , door het geloof in Zijnen Naam hebben leeren zoeken , en daar toe in S 5 er- i.ind. 9. s. 19b, :o , 11 in 2,2.  Ham vs. 1 20, cn 2. Tweede Leering. 282 HET LEVEN VAN ^9- erkentenis van eigen onwaardigheid , 21'alleen in Zijn bloed, dat van alfe zonden reinigt , onzen eenigen troost beide in het leven , en fa het fterven hebben leeren ftellen ; dit waarachtig te gelooven, dit oprechtelijk te belijden , mijne waardfte Hoorers , moet de grond van ons' vertrouwen , voor den tijd en de eeuwigheid, voor ieder van ons zijn. En heeft dit in ons geen plaats ?*' dan kan ons geloof, onze belijdenis, de grond van ons vertrouwen niet zijn, in tegendeel dan zal het weeten cn erkennen van deze waarheden , in de eeuwigheid ons oordeel verzwaarcn , en onze rampzaligheid vermeerderen, wanneer God met vlammend vuur wraak doen zal, over allen die Hem niet gekend, en het Euangelie van Zijnen Zoon ongehoorzaam geweest zijn. Ten tweede, wij kunnen hier leeren, van de Jooden te Damascus , die Saulus hoorde prediken , „ dat vooröordeelen „ tegen de verkondigers van het Euangelie, » dikwerf zeer nadeelig zijn voor die gec1» nen, die hen hooren: " Door alle de tijd?  PAULUS den APOSTEL. 283 tijdvakken van den Christelijken Gods- J dienst, heeft men dit kwaad, cn de. nadeelen daar aan altijd verknocht, ge-1 zien ; het ontdekte zich reeds zeer iferk, in de Jooden , toen de Zoon van God, die allergrootfte Leeraar, bij Zijne omwandeling op aarde, hun onderwees, dezen was zijne geringe geboorte , tot eenen aanftoot, geenen Zijne grootmoedige zorg, voor Tollenaaren en Zondaaren tot eene ergernis, hoe voortreffelijk Hij leerde , veele zijner hoorers riepen , deze ontvangt de Zondaars , en eet met hun l vaak werd dit gezien , omtrent Jesus dienaaren , en zoo ook hier in de Jooden te Damascus , in plaats van die leer, die Saulus predikte, te onderzoeken , en die met Mozes, en de Propheeten te vergelijken , ergerden zij zich daar aan, zoo wel als dat zij 'er zich over verwonderden , dat Hij, die te vooren, die leer vervolgd had , die nu predikte : laaten wij ons , voor dat zelfde kwaad zorgvuldig zoeken te wachten , nüjne waardfte , het is altijd zeer nadeelig en niet zeldzaam ongegrond, en land. 9. 's. 19b, :n 22.  Hand. 5 Vs. 19b 20 , 21 en 22. i i i i 1 c \ X Ti 284 HET LEVEN VAN •en veeltijds geheel liefdeloos, wanneer 'wij ons, door soortgelijke vooröordeelen laaten inneemen , en wegfleepen; en dikwerf zijn het al te wel gelukkende lis- . ten van 'den Vorst der duisternis: houdt hier tegen , bidden wij u toch , altijd onder, 't oog-, God heeft zijn fchac willen leggen in aarde vaten, die gebrekkig zijn , Hij wilde geen Engelen, maar menfehen, die gelijk alle andere hunne onvolmaaktheden hebben , tot den dienst des woords roepen , zoekt hen anbevooroordeeid te hooren, bidt veel /oor hun, en acht hen hoog in liefIe , om hunnes werks wil , en iet roornaamentlijk op den inhoud , van het voord der verzoening, dat zij u pre. üken, niet als hun woord, maar als iet woord van den levendigen God, at een kracht Gods tot Zaligheid is' oor een iegelijk die gelooft. Denkt eel aan de fchoone taal van eenen uinïuntenden Dichter. Laat geen verwaande fchimp of vitlust u veivoeren , Nooit worde een heilgezant met mond of pen beftreén., 't Ziln  PAULUS den APOSTEL. ^5 •t Zijn menfehen , die als gij, een glibbrig {lijk. betreen , Laat toch een edler geest uw hart, uw zinnen roeren , Voer -, voer hen voor Gods troon , op vïeuglen van gebeèn. Ten derden, leeren wij hier uit het voorbeeld van Saulus, en zijne verkeering bij de discipelen van den Heere Jesus> en zijne prediking in de Sijnagogen te Damascus , „ dat , en Leeraaren en Chris„ tenen , zoo wel als Saulus, in hunne yerkeering onder de menfehen, de gevoelens van hun hart moeten toonen; en zelve verzekerd van de waarheid van de leer der verzoening , ook anderen moeten trachten optebouwen in het alleiheiligst „ geloof, en te verlïcrken in de hoop des „ eeuwigen levens." En zeker'is 'er een kenmerk , waar juk wij over de gefield' heid van ons eigen hart, kunnen oordeelen. . (Ik zeg van ons eigen hart. want over. dat van anderen, doen wi het helaas al te veel ! al te liefdeloos zonder 'er toe geroepen te zijn.) He is dit, dat wij daar op veel acht geeven wie onze vrienden zijn, en hoe wi on rland. 9. ts,% 19b» 10, 21 ;n 22. Derde Leering. ! i j  Hand.j vs. ig 20., 2 en 22. < c r fi v h 286" HET LEVEN VAN 9- onder hen verkeeren. Daar uic kunnen f wij, zeker hec allerbest, over de gevoelens van ons hare oordeelen, vinden wij gelijk Saulus voor zijne bekeering, onzen fmaak, ons genoegen bij menfchen , die vijanden van God en Godsdiensc zijn ? hec leert ons zeer duidelijk , hoe ons hart gefield is , en Wat wy daarvan , voor ons zeiven moeten oordeelen; of doen wij gelijk die Apostel na zijne bekeering, zijn zij, die mee ons het zelve allerheiligst geloof beleden hebben, en dac beleven, onze vrienden, mee wien zich ons hare verëenigc * dan volgen wij hem na, en toonen' ^t wij deze liefhebben, en liefde voor deze te hebben, leert ons de Heere Jesus dat een kenmerk is, dat zijne genade zijn deelachtig gewor- Jen. Dit zult gj mee blijdfehap erkennen , Godvruchtige.' dac uw lust is, en lat gij dit uw voorrecht rekent, maar dsfehien zal de een of ander denken :hoon dit de fmaak van mijn hart is ' md ik mij dikwijls in de noodzaaklijken, om mee menfehen van een geheel  PAULUS den APOSTEL. aSr heel ander beftaan , in eenen . anderen1 kring van vrienden , te moeten verkee- . ren , die ik wel anders wenschte ,' maar die ik niet anders maaken kan als zij zijn ; laat ik ter beantwoording hier van , ü onder het oog mogen brengen , dat de Godsdienst en uwe betrekking op dezelve , niet vordert , dat gij alleen bij zulke menfehen zoudt verkeeren , die gij voor Godvruchtig houdt, die u daarom willen verdenken, zouden zeer verkeerd oordeelen , en niet ongelijk zijn , aan die Jooden, die den Zaligmaaker verdachten, om dat Hij de zondaars ontfing , en met hun at ; maar dit vordert de Godsdienst , dat gij altijd, waar , en bij wien gij verkeert , u als zoodaanig gedraagt , dat Gods Naam , om u niet gelasterd, maar geëerd en geprezen werde, dat gij in alle uwe daaden, zelfs in alle uwe genoegens, u onberispelijk zoekt te gedraagen. En daar elk wijze , tijd en wijze weeten moet, ftaat 'er naa , om bij elke gepaste gelegenheid , daar gij zelf, Van de waarheid van de leer der ver- goe-; land. 0. s. 19b, d, 21 in 22.  sS3 h e t LEVEN van Hand. vs. 19I 20, 2 en 22. ) j 9-zoe.ning verzekerd zijt, ook anderen : opcebouweu , in hec,. allerheiligst geloof, en te verfterken in de hoop des eeuwigen levens, welk een voorrecht, wanneer gij aan de uitbreiding en vermeerdering, van het Koningrijk van Christus moogt dienstbaar zijn' bidt daar toe', veel Jicht, kracht en vrijmoedigheid af, van God, gij kent de fchoonc les van den Apostel Jacobus : indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begee«,, die een iegelijk mildelijk geeft , en niet verwijt; intusfchen kunt gijlangs . dezen weg,, voor u ze!ven hooP?n, op het zelfde voorrecht , waar in onze Apostel declen mogt, de Heilige Schrijver tekende het in deze woorden , doch Saulus werd meer en mee' bekrachtigd,, zoo-zult gij, ook meer en meer met licht beftraald worden , en in een opgeklaard inzien in Gods wegen en daaden , /oor u zeiven toeneemen , en met eenen /rijmoedigen ijver , voor de eer en leer ;an Christus vervuld worden , dac j in alle uwe omftandigheden , waar n gij immer geraaken kunc, al zijn die;  PAULUS den APOSTEL. 289 die dan naar Gods wijzen raad , doormengd, met moeite en verdriet, tot ftcrkte en tot heerlijkheid zal wezen : tot dat gij hier op aarde , Gods raad zult hebben uitgediend, en eens daar overgebragt zult worden , daar gij vol* koomen zult. bekrachtigd worden , en met zoo veel licht en heerlijkheid beftraald , als hier zelfs onbegrijpelijk is , en altijd blijven zal ; daar gij den Heere Jesus Christus , die Saulus op den weg van Damascus , gezien heeft , zien zult, in de grootfte heerlijkheid , en deelen in de vervulling van die troostrijke en onveranderlijke waarheid, waar mede Joannes de geloovigen bemoedigd heeft , wij wceten dat ah Hij zal geopenbaard zijn , wij Hem zullen gelijk wezen , want wij zullen Hem zien gelijk Hij is. Amen. I. D. II. St. T Xlde Hand. 9. IO , 21 jn 22.  2QO HET LEVEN VAM X Ide LEERREDEN. saulus om zijne euangelie - prediking in damascus vervolgd, door de disc1pelen gered, te jerusalem door zijne wede-apostelen erkend en aangenoomen. Text: * Hand. 23—31; En ah veele 'dagen verhopen waren, zoo hielden de Jooden te zaamen raad, om hem te dooden. Maar hunne laage werd Seal bekend, en zij bewaarden de poorten beide des dags en des nachts, op dat zij hem dooden mogten; doch de discipelen namen hem des nachts, en lieten hem neder door den muur, hem afiaatende in een mande. Saulus nu te Jerufalem gekoomen zijnde, poogde zich bij de  PAULUS den APOSTEL. 291 de discipelen te voegen, maar zij vreesden hem alle , niet gelooven de dat hij een discipel was. Maar Barnabas hem tot zich neemende , leidde hem tot de Apostelen, en verhaalde hun, hoe hij . op den weg den Heere gezien had, en dat Hij tot hem gefprooken had, en hoe hij te Damascus vrijmoedig gefprooken had, in den naam van Jesus. En hij was met hun, ingaande en uitgaande te Jerufalem. En vrijmoedig fpreekende in den Naam des Heere Jlsus, fprak hij ook en handelde tegen de Griekfche Jooden. Maar deeze trachten hem te dooden. Doch ~'de broeders dit yerftaande, geleiden hem tot Cerafeen, en zonden hem af naar Tarjen. is eene zeer gewichtige en troostrijke voorzegging, die wij vinden Jef. 11. vs. 6 en 7. En de Wolf zal met het Lam verkeeren, en T 3 de Hand. o. vs.23-3r. Inleiding.  Hand. vs.23 £92 HET LEVEN VAN 9. de Luipaard hij den Geitenhok neder, liggen , en het Kalf en de jonge Leeuw , en het Mestvee te zoomen -, en een klein Jongske zal ze drijven , en de Koe en de Beerrin zullen te zaamen weiden, haare Jongen zullen te zaamen nederliggen . en de Leeuw zal ftroo eeten gelijk de Os. Dac in deze verhecvene teekenina- , volgens den Oosterfchen Jeertranc ingericht , belooft wordt, dat 'er in Gods Kerk een tijd zal koomen , dat de booste en geweldigfte vijanden van dezelve, hier, onder de zinnebeelden van roofzuchtige en verfcheurende dieren voorgefteld , geheel veranderd , en mee aflegging van hunnen vorigen woesten en verflindenden aart, dezelve niet meer naadelig zoude zijn , maar in gemeenfehap en verëeniging daar mede zouden leeven, leert deze Godfpraak, in deszelfs verband befchouwd. Twee' zaaken zijn hier bijzonder opmerkelijk. Vooreerst , dac die verëeniging zoude beginnen, niet, van de. tamme en vreed-  PAULUS den APOSTEL. vreedzaame , maar van de wilde en] ; verfcheurende dieren. Ten anderen , dac dit niet kortftondig , maar -beftendig zoude weezen , : zij zoude hunne voorige fchuilplaatfen verlaaten , en zich legeren en laaten leiden en wriden, niet hec tam gedierte , want zij zouden hunnen woestcn en wreeden aart afleggen , en niec Hechts voor eenen tijd , ingeteugeld worden , maar in aart en eigenfehappen , het tam en nuttig vee gelijk worden , en dat allen , hoe onderfcheiden in zoort , en trap van wreedheid. Waar van. in de eerfte plaats genoemd wordt , de Wolf, waar van voorzegd wordt , hif zal met het Lam verkeeren, de Wolf' van alle de hier genoemde roofdieren , het kleinfte , maar door zijne vinnige oogen en fnelheid, voornaamelijk door zijne fcherpe tanden , en bloeddorftigheid, loerende op der Lammeren kudde, hoogst gevaarlijk voor dat weerloos vee. En fchoon wij thans niet onderzoe- \ ken , op welken . tijd > de vervulling j van deze heerlijke belofte, van het T 3 vree- Tand, o. s. ?3-3i.  Hand. o vs.23-3r : < 294 het LE V EN van ;vreederijk van Vorst Mesfias gedaan ' ziet, noch, 0f 'er bepaalde perzoo' nen , of liever-, onderfcheidene zoorten van vijanden, door geteekend worden, of wie daar door bedoeld worden ; zoo' is dit zeker , dat de Wolf naar ziinen aart een zinnebeeld is , van eenen of van veele vijandige en bloeddorftige vervolgers , van de Schaapskooij van Christus en dus ook een echt afbeefdzei van' die booze en vijandige Jooden , die op Jesus leerlingen, tot wien de. Zaligmaaker gezegd had: ik zende u als Schaopen in 't midden der Wolven, zoo zeer gebeeten waren; en fchoon wij thans niet onderzoeken , of hier bepaald, de Tarfifche Saulus, die als 2en verfcheurende Wolf, dreiging en moord blies , bedoeld zij ; 0f ook, lat Vader Jacob, dien nakomeling van Benjamin, onder het oog had , toen fij zijne Zoonen zegenende, van Ben- amin, Gen. ao v« *•* • wj, , , »-.v.n. 41;. vs. 47. voorzegd ïeeft , Benjamin zal als een Wolf e chouwing , van zijne wonderbaare Peering , en onmiddelijke roeping tot het  PAULUS den APOSTEL. 297 het Apostelfchap , Saulus zien ; om ] zijne Euangelie -.prediking in Damascus vervolgd , door de discipelen gered , en te Jerufalem door zijne Mede - Apostelen -erkend en aangenoomen. Indedaad eene gewichtige ftof! die ons de echtheid zijner bekeering , en dus de grootheid van Gods genade , en de waarheid , en Goddclijken oorfprong van den Christelijken Godsdienst, allerduidelijkst leert. God zelf, doe de befchouwing daar van , ter bcvoordering van ons Geloof, van onze Zaligheid zijn. Amen! Laaten wij ter verklaaring, dezer gewichtige en zaakrijke ftoffe , eerst de vervolging die Saulus te Damascus overkwam , en zijne uitredding daarvan, befchouwen , in het 23, 24 en 25 vs>-Dan , zijne koomst en zijn gedrag te Jerufalem , met de merkwaardige bijzonderheden , daarin voorkoomende , van het 26 tot aan het 31 vs. Ten aanzien van het eerfte. De naauwkeurige en heilige Schrijver zegt , in het 23 vs. ten opzichte van den tijd , en als veele dagen verkopen waT 5 ren land. o> rs.23-31. Ver deeling der hoofdzaa* ken. Wanneer de vervol, ging tegen Saulus begon.  Hand. vs.23-3 ( 4 kj m pi B. 2pS HET LEVEN VAN Deze tijdsbepaaling eischt bepaald onze nadere overweging, om dat ^ uic eene bedenking gemaakt is , a]s of hec verhaal, dac wij hier van den Schrijver van de Handelingen der Apostelen vinden, niec zoude overéénkomen, mee hec geen dac Saulus zelf zegt, m zijnen Brief aan de Galaten in hec 1 Hoofddeel van hec 15 tot hec ao vs. Volgens hec verhaal van Lucas , fchijnt Saulus, na zijne bekee™g, te Damascus, de vervolging ^ar tegen hem vcrwekc , ontkoo*en zijnde, naar Jerufalem te zijn heengegaan, en volgens hec verhaal ^ *aulus' GaJ' is hij naar Ara ^en gegaan,' en na drie jaaren te Te•ufalem gekoomen. Ter wegneeming van deze bedenking ) hebben zommige Geleerden ge. meend , (*) Die lust heeft, de enderfcheider-e tchten der geleerden, hier over naa te zien « zulks vinden , bij Wesfelius, i„ rjom=nt: Analijt: Exeget: in Epist: Pauli, ad Gal6- 74 en 75. ook bij C. Viti inga , Michaëlis, ouwer, Ffevfer, Brant, de Engelfchen God-  PAULUS den APOSTEL. 299 meend, dat alles , wat Lucas ver-1 haalt, van het tweede lid van het 19 vs. af, beginnende met deze woorden: En Saulus was eenige dagen bij de discipelen die te Damascus waren, tot aan het 25 vs. ingeflooten, en dus ook zijne prediking, in de Sijnagogen aldaar , zoo wel als de vervolging tegen hem, in het 23 en 24 vs. aangeteekend , voorgevallen zij , na dac Saulus reeds al dien tijd , in Arabiën zoude geweest zijn, zoo dat hij fpijs genomen hebbende , en yerfterkt geworden zijnde, aanftonds derwaards zoude vertrokken zijn, en bij zijne terugkoomst te Damascus, dit alles, eerst toen, hem daar, zoude overgekoomerj geweest zijn. Dan hier aan , kunnen wij onze toe ftemming niet geeven , com dat Luca; duidelijk zegt, vs. 19. En als hi fp'rjs genoomen had, werd hij verlïerkt. ei Godgeleerden , en anderen, over deze plaat fchen , gelijk ook bij Leliënthal , Oordeelkur dige BijUelverklaaring. 3 D. 1 H. % 476. paj (5aö. tand. 5.23-31. i t 1-  Han VS,2; 3oo het LEVEN van ^;en Saulus was zommige dagen , bij de disCipelen die te Damaseus waren , cn ,hlJ P;edikte terJlmi' ChrISTPs in * SlJMS°Sen » dat Hij de Zoone Gods Een ander Geleerde meent, dat zi? * ^gt na Arabien zoo naarbij Darpas™s gelegen, niet anders geweest zij, T' dat' h'ï uic ^e Stad, naar de «aouunge piaatfen, in Arabien, van f rot tijd heenen ging, dan korter, dan langer daar blijvend^ en daar «eede aanhield, zedert den tijd, dat JS te- Damascus had begonnen te pre- ha M ' **, Wj St3d ■ - herbaalde prediking, om ' de vervolging Fff» hem, verlaatende, naar Je£fi? lem wedergekeerd is. Eïndelp , om van geen andere opgangen der • voorgeuelde bedenking door vroegere of Jaatere Uitlegt ' opgegeeven meer te fpreeken , tornt' m deze de allerduidelijke voor. Dat Saulus, na zijne bekeering, Diec ter. tond ge,ijk zommi'ge gedacht hebben -» waar van ook Hieronimus niet vreemd vas , naar Jerufalem zij wedergekeerd , maar  PAULUS den APOSTEL. 301 maar dat hij zommige dagen , bij de ] discipelen te Damascus gebleven is , en terftond, Christus gepredikt heeft, dat Hij de Zoone Gods is , tot ontzetting zijner hoorers , terwijl hij zelf meer en meer bekrachtigd, de jooden overtuigde dat deze, teffens de beloofde Mesfias is, dat hij na verloop van die zommige dagen, waar in hij predikte te Damascus , om wijze en heilige redenen , naar Arabien (*) is heenen (*) De fchrandere en zeer Geleerde Michaelis , is van oordeel, dat te dier tijd, in Arabien , de JèoHfche Godsdienst ruim ert breed bloeide , dat , daar het Christendom in dien tijd nog aangemerkt werd , als eenen tak van het Joodendom , dat zelfs de Tob^ beërs, of Koningen van het gelukkig Arabien, in dien tijd, Jooden waren , wel niet van geboorte, maar van Godsdienst, en dat 'er nog meer Koningen van den Joodfchen Godsdienst, daar geweest zijn, onder welke dc Heer Heijne , in zijne disfertatie de Ethnarchü Aretae. QVittenberg 1755.) zelfs Aretas telt en waarfchijnelijke redenen daar van bijbrengt , zoo dat uit zijne reis derwaards , nimmer kan befloien worden , dat hij reeds in dien tijd , den- Heidenen zoude gepredikt hebben , daai di Tand. rj. rs.23-31. t  Hand. $ VS.23-31 i < 1 t e i TV zi 6a or H *s 302 HET LEVEN VAN .'nen gegaan, en daar zijn werk loopen zijnde, wederom gekeerd £ naar Damascus, naar Gai. de Jaatfe woorden van hec iT. vers; «xwül Lucas in die boek, van deze reis, naar Arabien , gelijk ook van andere bijzonderheden van het leven van Saulus, i„ zijne brieven voerkoomende, als' toe zijn oogmerk niec dienende, „iets heeft aangeteekend ; dat intusfchen Saulus te Damascus wedergekeerd zijnde ah 'er veeh Jagen, gelijk Lucas in hec >3- vers , van dit 9. H0üfdd. y^ oopen waren , een? v^-.^i • ' tfcne vervolging tegen lem zag uitbersten, d;e „aar *Vna . ~ ' 1L Iiajr zi ne won- lerbaare uitredding v<; o- „„ wuU.ng vs. 25. aangeteekend, lem aanleiding; paf om , t ^, ' o yi, om te Jerufalem ï koomen , gelijk het 26. vers leert n zoo kwam hij, geiijk wij GaI> ^ VS. t zelve Arabien, vvnnr in geheele Volken aren, die f„ tenten woonden, ook J* u us, che: van net maaken van tenten Z derhoud-had", „aar Hand. l8 Vs z  PAULUS den APOSTEL. 303 vs. 18. leezen , na drie jaaren weder-1 om te Jerufalem, die verloopen waren , naamenclijk , van dat tijdftip , toen hij met magt en last van. den Joodfchen Raad, naar Damascus vertrok , tot dat hij, na zijn verblijf; in Arabien , in die Stad wedergekeerd , en daar vervolgd , in Jerufalem kwam, daar hij drie jaaren te vooren uic vertrokken was. Saulus nu, uit Arabien , te Damascus wedergekeerd , daar volhardende in die zelfde leer , in die zelfde prediking, dat Jesus de Christus, de Zoone Gods is, zag eindelijk, die vijandfchap , in 't Paradijs, doch uit Hangen zaad gebooren, tegen hem los bersten, want zegt Lucas , de Jooden "hielden 't zaamen raad , om hem te dooden : ontwijfelbaar waren dit die Jooden , die Saulus in de Sijnagogen hadden hooren prediken 3 en toen zoo ontzet waren , dat deze , die te Jerufalem vcrftoorde, allen die den Naam van Jesus aanriepen , en die te Damascus gekoomen was, om dezelve gebonden te brengen, tot de Overpries- te- ïand. 9, 's.23-31. De Joo. ien mei' ien te Damascus , :e zamcti raad, om Saulus tS dooden.  Hand. 9. vs.23-31. ] < t t c h zi w d< h v£ ni Jo O da: ma om ge\ ree en 304 het LEVEN van ters, welke, nu ziende, dat die zelfde Saul, die zelfde leer, aanhoudend bleef prediken , en de Jooden te Damascus overtuigen , dat Jesus de Christus, de Zoone Gods is, te?en hem verbitterd worden , en in 'laats, van te zaamen te overwegen 'f die leer waarachtig , en Godiijk ™s, en Saulus die dit predikte, i„ daad , dit uit Mozes en de Prophee"n bewees> ho"den zij 'C tarnen raad, m d,e P^diking , geheel te doen opouden , en ten dien einde, neemen j een befluit, dat door vijandfehap as uitgedacht , en met wreedheid zou1 volvo"d worden, om den predi'x' van die biJ hun gehaate leer n 'c leven te berooven : en het is' ?n geheel onwaarfchijnelijk, dat d* odfche Raad te Jerufalem , . of de 'eriïen der Sijnagogen, door hun ir van verwittigd, de Jooden te Dascus, daar toe aang,fpoord hebben , hem, t zij door list, t zij door ^eld , zonder eenigen fchijn van htspleeging, Van kant te helpen, hem daar toe laagen te leggen. Dan ,  paulus den apostel. 305 Dan, die God, die dit uitverkooren vat zijn Naam wilde doen draagen , voor de Heidenen, de Konini gen , en de Kinderen Israëls, die Sau1 rus wilde toonen, hoe veel hij lijden moest , om zijnes Naams wil , en daar toe met licht en kracht vervullen, 1 ontdekte hem ook , hier , hunnen lis* j tigen en doodelijken aanflag ,, op dat hij , ook daar in , de grootheid zijner i magt en liefde zoude opmerken ; want zegt de Heilige Schrijver, hunne laage werd Saulus bekend, het zij dan, door .hunne onvoorzichtigheid , of der discipelen voorzichtigheid en getrouwheid, ft zij dan , door eene Goddelijke Open;ibaaring , waar mede onze Apostel , 1 meermaalen in nood en gevaar begun* flïgd werd ; dan hoe listig hunnen raad* iflag , hoe vast , hun befluit genomen was. Hij , die te niet maakt de ge* klachten der argelistigen , en dat de raad der verdraaiden geftoord wordt, om de iwoorden van Eliphaz , Job 5. vs. 12 en 13. aangeteekend , te gebruiken , die God, die een Zon en Schild is, 'allen den geenen die op Hem vertroa» L ZX i7. St. V wiitt Hand. & /s.aa 31* Saultij, \reegda<0 fcfwa'f Wh  Hand. 9 ^.23-31, De Jooden bewaardennacht én dag de poorten , om hem- te \ dooden. J ( . 1 I i c d ii e v f< S 306 HET LEVEN VAN , maakt, dat Saulus, in tijds van het hem dreigend gevaar, kennis ontvangt en daar uic verlost wordt. Want , fchoon zij de poorten bewaarden, beide des dags 3 en des nachts, op dat zij hem dooden mogten , namen doch de discipelen hem des nachts, en lieten hem neder, door den muur hem tflaatende in een mande. De Jooden, in het denkbeeld, dac hun. nen aanflag, op het leven van dezen ijve•igen prediker, van die bij hen gebate leer, bedekt en verborgen gebleken was , of zoo zij al mogt uitgeekt en openbaar geworden zijn , op lat zij echter ontwiiffelbaar zeker zou verden uitgevoerd, bewaarden de pooren des dags en des nachts, op dat ij hem dooden mogten: wij vinden in en 2. brief van onzen Apostel , aan e Gemeente van Corinthen gefchreven, 1 het ir. Hoofdd. het 32 en 33. vs. ïne aantekening van hem , die deze 'oorden van Lucas opheldert : dus" :hreef hij. De Stadhouder des Konings rretas , in Damascus, bezettede de tad der Damasceenen - willende mij y»n-  PAULUS den APOSTEL. £qr vangen. En ik werd door een Venjler , in een Mande , over den Muur nedergelaaten , en ontvlood zijne handen. Uic deze aantekening zien wij , dac de Jooden te Damascus , op dat hunnen listig gefmeeden aanflng , niet zoude mislukken , zich vervoegd hebben, bij deii Stadhouder, des Konings Aretas , om de Stads poorten , of door zijne die« naars , ! of door hun , of met hun te laaten bezetten , en daar de Jooden j gelijk wij te vooren getoond hebben j groote voorrechten ste Damascus genoten , hadden zij dien Stadhouder, de billijkheid van hun verzoek , zoo weeten voor te draagen, dat , Saulus të vergeefs in de Stad gezogc zijnde, Are tas daar op , de poorten der Stad, zog wel des dags als des nachts bewaaren liet ; zonder dat wij thans onderzoeken , of die Stad met geheel Sijriën} een Romeinsch Wingewest geweest isa en het burgerlijk beftuur van die Stad , aan den Koning Aretas, die 'er toen een Stadhouder had, gelaaten is ; dan of Koning Aretas , die als > zijn éigen Rijksgebied beheerschte', en na hei V 2 rer- Hand, $, ■VS. 22' 3 Ia  Hand vs.23 308 het LEVEN v a m sf verban van het leger van Herodes den Viervorst, den Jooden dat gezag dat z-J daar te vooren hadden, niet meer toe aatende, dit de reden zij , dat zij Saulus in de Sijnagogen niet grijpen konden, maar de magt des Stadhouders vraagen moesten. (*) Zeker is het dat de Jooden , ter bereiking van hun boos oogmerk , de bewilliging des Stadhouders bekoomen hadden , en de poorten , zoo al niet op zijn bevel , door zijne dienaars, althans met zijne bewilliging en goedkeuring , do0r hun bewaard werden, op dat zij hem dooden mogten; de Stadhouder had ten oogmerk gelijk de Apostel fchreef, a Cor u. vs. 3a, om hem te vangen, en het is niet onwaarfchijnelijk, dat zij JeidL1? ^ dx gCdaChte' V3n den zeer G«" Jee den P va„ Lzmborch , hij ftaaft dezelve, «« Jofephus verhaal, van de joodfche Oor logen, 18. B. ?. Hoofdd. intusfchen fchrijft de beroemde Hoogleeraar Heumann, i„ kaanng vanhetN.T. over deze plaats, dat ^nto omtrent deze» -S veei vroeger, is voorgevallen.  PAULUS den A-POSTEL. 3°9 zij van den Stadhouder alleen het van-F gen begeerd hebben , en intusfchen beflooten hadden, hem dan , fchoon zij dit , den Stadhouder niet» geopenbaard hadden, te dooden, 't zij met list, 't zij met geweld, even gelijk de Jooden , naderhand te Jerufalem, naar Hand. 13- vs. is—16. zulk een overleg gemaakt hebben. Dan die God , wiens oogen de gantfche aarde doorloopen, om zich fterk te bewijzen , aan den geenen, wiens hart volkoomen tot Hem is, naar 2 Chron: 16 vs. 9. doet Saulus , hunne handen ontkoomen, en redt hem, uit de kaaken des doods ; en wel door een middel , waar op alle z'rjne booze en listige vijanden niet gedacht hadden. De discipelen namen hem des nachts, enlieten hem neder door den muur , hem aflaatende in een mande. Zij , die dienstbaar zijn , aan zijne ontkooming, en de uitredding van het hem dreigend gevaar , zijn de discipelen , dezelfde belijders van de leer van den Heere Jesus, waarom hij naar Damascus gekoomen was , om hen gebonden V 3 te [and. o. s.23-31. Dan de iiscipelen •edden 'tem.  rw, Des nachts door een venster, over den muur in een mande hem neder* kaaiende. 'I 3 m HET LEVEN van J-e brCngen de 0verpdesters ^ word n, raaar die weetend^ h 2 u " ^ Vera"derd' hun ^ Heer, één 'Geloof, één Doop erkende, en die hem nu hartelijk benim^n ; en waar onder 'er zullen geween m ' /Ujken ' dl* door hem overiufed geworden zijn, dat ]ESUs de Chhu- TÜS de Zoon «* God is, die, hoe gevaarlijk het ook ware , hem te redden, noch moeite, „och gevaar omffl Zulkn hebbe"> om hunne waare hoogachting voor hem, hunnen Vader w ChriSTUS te toonen, en hem uit de kaaken des doods te redden. Zij doen dit des nachts , hem nederaatende door den muur, in een man^ e: de ffille nacht, die God de donkerheid tot een windeldoek gefield leeft, zoo dikwerf misbruikt, tot het ntvoeren der booste daaden, die dc 'on met mogt aanfchouwen , was hans de bekwaamfte tijd , om het mddel zijner verlosfing, aan hunne 'randen onbekend , werkftellig te maaéén van hun, bewoonde juist een  PAULUS den APOSTEL. 311 een huis, dat op , of in den muur gebouwd was , en door een venster 3 naar buiten de Stad , het uitzicht had , en dus een bekwaame gelegenheid aan de hand gaf, om den vervolgden en ter dood gedoemden Saulus , te redden ; hij werd, gelijk hij zelfs zegt, 2 Cor. 11. vs. 33. door een venster in een mande , over den muur neergelaaten ; niet ongelijk , aan het geen wij Jof. 2. vs: 15 , leezen : en in dat zelfde Damascus , wordt nog in de Stadsmuur , dat venster , die plaats getoond , waar Saulus uit nedergelaaten , en zoo de handen van zijne vijanden ontkoomen is. (*) Met (*) Cottov. itin. pag. 365- Be geleerde A. Houbraken, bericht ons, in het door hem uitgegeeven Leven van Paulus den Apostel, van J. van Hoogftraten , pag. 24. dat men nog te Damascus toont, nevens meer andere oudheden, het graf van St. Joris, die Paulus bij duisteren nacht, in een mande bij den muur zoude afgelaaten hebben, 'er bijvoegende, dat de Roomfche Christenen, en Mahometaanen, dit graf in groote achting houden , en gelooven , dat de Olie V 4 ' Hand. 9. 7S.23-31;  Hand. ; «3.23,3] 312 HET LEVEN VAN • Met welke eene hartelijke aandoening ' zullen deze discipelen , den thans van hun geliefden Saul , niet tegen hun kloppend hart gedrukt, en met betraande oogen , vaarwel gezegd hebben , daar zij hem Gode, en zijne genade zullen aanbevolen hebben , terwijl hun biddend hart , den Vader der lichten, om zijne bewaaring en beveiliging zal gefmeekt hebben, daar hij intusfchen van deze weleer gehaate , maar nu waarlijk geliefde discipelen , met aandoening van zijn ziel , een tederhartig affcheid zal genoomen hebben, Verbeek U , nu waardfte Hoorers ! den weleer dreiging en moordblaazenden Saulus, nu uit Damascus. vlugtende, daar hij anderen meende te vervolgen, nu in deze mande nederdaalende, meteen hart, vol vertrouwen op God, gefterkt in den Heere Jesus, door den Heiligen Geest , den God v.'.n alle genade verheerlijkende , en het Zich eene eere reekenende , om vervolgd te worden, om den Naam en de zaak van Christus 1 daar hij, voorts in de Uit die lampen, bij het graf brandende, veelerhande. ziekte en kwaaien genezen kan Kich beroepende, op §tokh; Journ. pag. ifc,  PAULUS den APOSTEL. 313 de donkerheid des nachts , door hetK licht van Gods Geest inwendig beftraald, vrolijk in den Heere, en verheugd in den God zijnes heils , op den weg .naar Jerufalem , zich begaf, Damascus scheer zich hatende , waarin hij te vooren , blind was ingebracht , toen hij God niet kende , maar dien hij nu, bij , en in die Stad, had leeren kennen tot Zaligheid. Gelnkkige Saulus ! zoo is God nw uitredder, in tijd van benaauwtheid! zoo moogt gij ondervinden , dat het God is, die verlosfen kan ! Dan, tegen deze ontkooming van Saulus , worden twee bedenkingen ge-' maakt , waar van de eerfte , zoo wel, de discipelen te Damascus, als Saulus betreft, en de tweede tegen hem in 't bijzonder geöppert wordt. De eerfte is : zondigden de discipelen niet, zoo wel als Saulus, in hem over den muur te doen ontkoomen , daar van ouds, vooral bij de Romeinen , de muuren der Stad voor heilig gehouden werden ? dan al ware dii hij de Romeinen, en ook in Damas V 5 eu and. su i..2S-3*. TVw le- lenkingen tier tegen gemaakt , •nopgelost. 1  Hand. o vs.23 31 1 d O z I C 6 SH "ET LEVEN VAN cus zoo , het recht der natuur zelfs , gaf hem vrijheid , om tegen een onrechtvaardige vervolging, zijn leven te redden , op eene wijze, waar door noch aan de Stad , noch aan de Inwooners , eenig nadeel toegebracht werd. Jaa maar vraagt men , motjt Saulus, als een dienaar van Jesus Christus vlieden? daar die getrouwe Herder, die zelfs Zijn leven voor Zijne Schaapen gezet heeft, Joan. 10. vs. 12. bet als een kenmerk eenes Huurlings :eekent, wanneer hij , als de Wolf ioomt, de Schaapen verlaat, en vliedt ? Jan , men moet hier wel onder het >og houden, dat deze bedenking hier liet in aanmerking koomt ; de vervol,ing toch , kwam niet tegen de Schaa»en , tegen de Gemeente van Damasus, maar tegen hem , die een Apos;1 was, geroepen , om de Heidenen, e Koningen, en de Kinderen Israëls, versü , waar Christus hem zenden oude , niet bepaald als een gewoon erder en Leeraar , bij eene bijzondere emeente , het Euangelie te verkondi;u. Zeer verfiandig heeft Auguftinus , • eene  PAULUS den APOSTEL. 315 een der wijste Oudvaders, hierop reeds E geantwoord, dat, wanneer de vervolging , tegen eene geheele Gemeente woedt, dat dan de Herder z'rjne Schaapen niet mag verhaten , maar hen moet bemoedigen, en zoeken te verfterken, in het gelooi", en de hoop des eeuwigen levens; maar wordt hij alleen vervolgt, en kan hij zonder nadeel der Gemeente, zich voor eenen tijd verbergen , dan mag , jaa dan moet hij , naar die les van den Heere Jesus zelf, Matth. 10. vs. 23., zich gedraagen, wanneer gij in de eene Stad vervolgd wordt, vlied in de andere. Dan , vestigen wij naader het. oog, op den Apostel, zoo gelukkig de handen zijner wreede vervolgers ontkoomen, de heilige Schrijver meldt ons zijne koomst te Jerufalem, zijn gedrag, en de merkwaardige bijzonderheden, hem aldaar overgekoomen, in het 26 en volgende vs. Wat het eerfte aangaat, daar van tekent de heilige Schrijver aan, Saulus nu te Jerufalem gekoomen zijnde, poogde zich bij.de discipelen te voegen. Hei and o. i.23-31. Saulus koomst en gedrag te Jeriiajlem  fïand. 9. «.•23-31. i i 1 ( < < c r l r d b d 316- HET LEVEN VAN Het verdient onze bijzondere opmerking, dat Saulus zoo aanftonds als hij het dreigend gevaar te Damascus ontkoomen was, hem, om zijne prediking, dat Jesus de Christus, de Zoon van God is, overgekoomen, naar Jerufalem is heenen gegaan; daar geene Stadvoor hem meer onveilig was , dan die Hoofdftad des Joodfchen Lands : 't is tvaar, voor heenen , gingen daar de stammen op , de Stammen des Heeren, :ot het getuigenisfe Israëls, om den Vaam des Heeren te danken, daar de loeien des Gerichts gezet waren , de loeien des huizes Davids , daar men. >ad, om de vrede van Jerufalem, naar Ion 122. Pf., dan, thans was die !tad, weleer een gezicht des vredes, en akker des bloeds geworden , daar e fchroomelijkfte vervolging, haaren impzaligen zetel gevestigd had ; daar et vergooien bloed der Heiligen , nog ookte , en om wraak bij God riep ; aar dezelfde Joodfche raad, met zijnen loeddorfügen Hoogenpriester , en anere dreiging en moordblaazende vijanden m den Heere Jesus, onder den fchijn des  PAULUS den APOSTEL. &f des rechts , de wreedfte vervolgingen e aanrichteden , en fchoon Saulus dit alles wist , hij gaat derwaarts, en koomt, in die bevlekte en verdrukkende Stad, die 's Heeren Propheeten doodede, en fteenigde, de geenen die van God, tot haar gezonden werden ; en zoo toont hij , fchoon hij te Damascus vervolgd was , en die Stad, om zijnes levens wil, had moeten verlaaten , dat hij echter getrouw bleef, aan den Naam en zaak van den Heere Jesus, dien hij ook te Jerufalem wilde verkondigen, als de kracht Gods, en de Wijsheid Gods, en daar toe zich voegen bij, en vereenigen met hun , welken hij te vooren vervolgd had , en wien hij nu zou toeroepen : «w Folk is mijn Folk! en uwe God is mijn God I En dit toonde hij terftond, door zijn gedrag, want zegt Lucas: hij poogde zich bij de discipelen te voegen : dat de heilige Schrijver , door de discipelen , hen verftaat, die met hunnen mond den Heere Jesus beleden , en met hun hart geloofden, dac God Hem uit de doo- [and. 9. 3.23-31. Hij poogt ach bij de discipelen J te voegen.  Hand. o vs.23.31, j . i " < ] i § e 1 c 318 het LEVEN van dooden had opgewekt , leert het gebruik van dit woord • bij dezen Schrijver , in het 1 vs. dezes Hoofdd. en dac met dezen naam ook meermaalen de Apostelen benoemd worden , is zeker ; fchoon deze hier in het volgende vs., en meermaalen , 'er van onderfcheiden worden ; alle. die in Jesus geloofden , waren zoo wel, als de Apostelen , discipelen of leerlingen van den Heere Jesus, maar zij waren niet alJe Apostelen; wanc behalven hec cwaalftal, op het Pinkfterfeest met den Heiligen Geesc vervuld , en onze Aposcel , zijn 'er in 'c vervolg geene andere tot die verhevene en rewichtige bediening geroepen , dan Sanus, te Jerufalem gekoomen zijnde, :ochc Jesus leerlingen op, 'en mee jelijk ce vooren , den Hoogenpriescer, »f de andere leden van den grooten laad der Jooden, hij kende de gefieldleid van hun hart , en hunne vijandi;e oogmerken tegen den Heere Jesus n zijne discipelen , die hij nu hartelijk ef had , neen ! deze zoekt hij op, n poogc zich bij hen ce voegen , en zich 3  PAULUS den APOSTEL. 319 zich , gelijk een geleerd Taalkundige hec Griekfche woord overzet , door den naauwfien land van vricndfchap , met hun te verëenigen , hij toch, had hen , en hunnen Heer, leeren liefhebben , met eene liefde, iterker dan de dood ; en daar noch dood, noch leven , hem meer fcheiden kon , van de liefde Gods, die in Christus Jesus is, kende zijne ziel geen groot-er wellust , dan mee deze verëenud , Jesus lief ce hebben ; welk eene blijdfehap moec die bij de discipelen niec verwekt hebben ! den weleer dreiging en moordblaazenden Saulus ce zien, hunne vriendfchap verzoekende, en hen voordellende en openharcig ce kennen geevende, hoe hij op den weg van Damascus , zoo wonderbaar van hare en weg veranderd , tot Jesus dienst geroepen, en in die Stad daar in bevestigd en bekrachtigd geworden was. Dan eer die hartelijke blijdfehap, bij hun befpeurd werd , ontdekte 'er zich in hun , bekommerende vrees voor hem, want (*) Schoetgenias sd h. v. [and. g» s.23-31. Dan deza vreesden hem en geloofden zijne 6ekeeringniet.  Hand. 9 vs.23-3i De redt hier van mderzegt. 1 1 2 l 1 ó 320 HET LEVEN VAN ■want zege Lucas , zij vreesden hem alle, niet geloovende dat hij een discipel was. De uitleggers die over deze woorden, gefchreven hebben, zijn in het algemeen van oordeel, dat de discipelen te Jerufalem uit eene heilige voorzichtigheid , die zommigen zelf berispelijk voorkoomt, voor Saulus bevreesd geweest zijn, als weetende dat hij" te vooren , zulk een woedende vervolger der Gemeente , aldaar, geweest was, en dat zy , niets weetende van zijnewonderbaare bekeering , waar van de oorzaak gezogc wordt , of in den Dorlog , tusfehen Herodes Antipas, en \recas , waar van Jofephus melding naakt, (*) die het mededeelen der beichten uit Damascus, naar Jerufalem oude belet hebben , of in zijn vertrek iaar Arabien , en zijn verblyf aldaar, an veele dagen , en dac zij , dus hier an onkundig , hem alle vreesden , en iet geloofden, dac hij waarlijk een iscipel was. Dan (*) Jofeph. Oudheden, 18. B. 7. Hoofdd.  PAULUS den APOSTEL. 32! Dan een der laatfte Uitleggers ,1 de Geleerde Werdmuller, is van eene ^ geheel andere gedachte > die mij toe-g fchijnt , het noodig licht, over deze plaats te verfpreiden , zij is deze: Dac de discipelen te Jerufalem , zeer wel kennis van Sauls bekeering, en Euangelieprediking gehad hebben en daar o« ver verblijd geweest zijn , en God verheerlijkt hebben ; maar dac Saulus hen van aangezichc onbekend geweesc zij , en dac zij , uic dien hoofde vreesden, dat de eene of andere vijand der discipelen , zich van zijnen naam en bekeering bedienende hen zogt te misleiden , en te vervolgen : de rede, waarom wij deze verklaaring omhelzen, is, om dat onze Apostel Gal. 11 vs. a-a-, 23 en 24 gefchreven heeft. En ik was • van aangezicht onbekend, den gemeenten in Judea , die in Christus zijn ; maar zij hadden alleenlijk gehoord : (dat men zeide~) De geene, dié ons eertijds vei volgde, verkondigt nu het (*) WerdmullcT Pmtinjfchi Gottgelerhtheit, pag. 1J8. |i /. D. IL St> X tand. 8.23-31, 'n opgs* eevgiu «  322 het LEVEN VAN Hand. o. vs.23-31. ïloe BarnabasSaulustot zich 1 nemende , de discipelen van zij- j ne bekeering over-i tuigde. c i 2 c Wie deze Bamabas a v geweest zij. C f r 4 é c I h het geloof- het welk hij eertijds verwoestede, en zij verheerlijkten God in mij. Trouwens hoe gemakkelijk , in zulk eene groote Stad als Jerufalem was, Saulus de weinige Christenen , die daar waren van aangezicht onbekend kan geweest zijn , heeft geen bewijs ïoodig. En hier meede koomt ook na:uurlijkst over één de "handelwijs van Bamabas, die hem tot zich neemende-, 'urn leidt tot de Apostelen , en hun •erhaalt, hoe hij op den weg den Hee-' ■e gezien had, en dat Hij tot hem gefprooken had, en hüe hij te Damasus vrijmoedig gefprooken, had in den Vaam van Jesus. Dan wie was- dce Bamabas, en hoedanig was zijn gerag , omtrent den geroepen Apostel. Ten aanzien van het eerfte ; zoo /el de vroegere als laatere Uitleggers er gewijde Schriften , hebben zeer een:emmig gelooft dat het diezelfde Barabas geweest is , die Lucas in het Hoofdd. van dit Boek , in hec 36 1 37 vs. dus leert kennen, en de 'ofes van de Apostelen toegenoemd Barabas y ('i welk is overgezet zijnde-, een  PAULUS den APOSTEL. 323 een Zoon der vertroosting,) een Le-ï viet van geboorte , uit Cijpren , alzoo hij eenen akker had, verkocht dien , en bracht het geld, en leidde het, aan de voeten der Apostelen : en dac deze gedachte bevestigt , is , dac de Heilige Schrijver van geenen anderen Barnabas, dan van dezen , wiens naam en roem door zijne pen vereeuwigd is , gefprooken had; en groote Mannen hebben geloofd , dat hij voor jaaren, Saulus niec alleen gekend , maar ook zijn gemeenzaamen vriend geweest zij , die met hem ce zaamen, aan de voeten van Gamaliël gezeten en zijn beroemd onderwijs genoten had , en die naderhand onder de prediking der Apostelen, door den Heiligen Geest met zoo veel vrucht bekroond , geloovig was geworden, aan het Euangelium , en den Heere Jesus had leeren kennen , als de waarachtige God, en het eeuwige leeven ; en dan kan men hier in , zeer duidelijk de rede vinden , waarom Barnabas , die Zoon der vertroosting van wien Lucas zege Hand. 11: vs. 14* dac hij een goed man wes, en vol des Heiligen GeesX 2 . • ces, [and. q. s.23-3.1.  fland. o. re.23-31. i I « 1 1 1 1 < 1 t 1 < 1 324 het LEVEN van :es, en des geloofs, Saulus , welken bij van zijne jeugd gekend had, en voor wien de discipelen , die hem niet kenden , vreesden , bij zich genoomen, ;n tot de Apostelen geleid heeft: trouwens, het is zeer zeker, dat Saulus ïn Barnabas , naderhand, in het werk ier bediening op hunne reizen , in onlerfcheidene landen en fleden , veeltijds Jij den anderen waren , en door den rleiligen Geest meermaalen , te gelijk afgezonden geweest zijn, om te verkondigen den onnafpeurlijken rijkdom van Christus, gelijk wij Hand. 13: Vs. >■ , en op meer andere plaatfen , van lit boek leezen: dat de Heilige Geest, ien beide, Barnabas en Saulus, wilde fzonderen , tot het werk waar toe Hij mn geroepen had : _ en dit koomt mij :lthans veel aannemelijker voor, dan iet gevoelen van anderen, dat Barna- • >as door eene bijzondere openbaaring van len Heere Jesus, kennis van Sauls lekeering zoude ontvangen hebben , of e Damascus geweest zijn , toen Saulis daar blind was ingebragt; of althans, laar van bijzondere berichten zoude ge* xegen hebben. . jjet  PAULUS den APOSTEL. 325 Hec is intusfchen zeker, dat Barnabas Saulus kennende , en van de op rechtheid en waarheid zijner buicengewoone en krachtdadige bekeering, overtuigd , zoo wel als van zijne hemelfche roeping , toe hec Aposcelfchap , hem tot zich neemende , geleid heeft, tot de Apostelen. Dac men hier , niec, aan alle de Apostelen , maar alleen aan twee dezer Heilgezanten denken moet, heefc onze Apostel , in zijnen Brief aan de Galaten in het 1 Hoofdd. het 18 en 19 vs. ons geleerd, naamentlijk aan Pecrus en Jacobus den Broeder des Heeren (*) , zynde de an- de- (*) Gemeenlijk , verftaan de vroegere en laatere Uitleggers , door dezen Broeder des Heeren den Apostel Jacobus, Jacobus de kleine genoemd , Mare. 15. vs. 40. den Zoon van die Maria, die getrouwd was met Alpheus , gelijk uit vergelijking van Matth. 27. vs. 56. met Mare. 10. vs. 5. blijkt, de kleine genoemd, dat is de jongere, in onderfcheiding van den Schrijver van dien uitmuntenden algemeenen Zendbrief van den Apostel Jacobus des grooten of meerderen in jaaren , die met den Apostel Joannes, Zoonen van Zebedeus waren : deze Jacobas de kleine wordt, de Broeder dei X 3 Heö • Band. 9. «.23-31, Wit de Apostelen reweest zijn die, 'oen te Jerufalem waren.  Hand. vs.23 3 •326 HET LÉVEN T A W ?-dere, thans of buiten Jerufalem, het " werk der bediening verrichtende, of wel binnen die Stad, maar in dien korten tijd, van 15 dagen , die hij toen ilechts daar bleef, naar Gal. 1: vs, 18. door hem Heeren genoemd , naar den ftijl der Hebreen , om dat Maria zijne moeder , de Zuster was der moeder maagd , naar Joan. 19. vs. 25. "Er is voor weinige jaaren eine verhandeling over twee van Jesus broederen uitgekoomen, waar in de Schrijver , wiens naain 'er echter niet voör gevonden wordt, (maar in de Voorrede genoemd -wordt H. Herder , Generaal Superintendent te Weijmar,) beweerd heeft, dat Jacobus de kleine de Schrijver des Zendbriefs.zij, en één dezer broederen , en dat deze broeders ook uit Jofeph en Maria, gebooren waren; Helvidius heeft in de vierde eeuw, dit reeds beweerd , tegen wien Hieroninms de pen heeft opgevat: een ander geleerd' man, is van oordeel geweest, dat de broeders van Jesus, bij de Enangelisten opgegeven, voor kindejren van Jofeph, in een voorig huwlijk verwekt , zouden geweest zijn ; waar van mijechter de bewijzen niet voldoende genoeg zijn voorgekoomen , men zie over het een en ander, Wesfelü, Comment. Anal. Exeget. in Epist Pauli ad Gal. p. 78 en 79. en Schiere in züne Schriftmaat. Verkl. over deze plaats , p. ga ' 83- en de bovengemelde Verhand, over twee van Jesus broederen en hunne brieven, uit hef Hoogduits, te Utrecht gedrukt. 1787. ■  PAULUS den APOSTEL. T-7 hem niet gezien ; trouwens zoo ras hij i in die. blocdiiad, vrijmoedig fprak in den Naam van den Heere Jesus, moest hij , in doodsgevaar , Jerufalem ontwijken , gelijk het 29 en 30 vs. nader leeren zal. Dan Barnabas hem tot zich neemende, 't zij dan door hem. vriendelijk te herbergen , of althans zijner zaak zich aantetrekken , en geheel zijne eigene te maaken, gelijk het Griekfche woord te kennen geeft, of [gelijk het anderen vertaaien , hem bij de hand neemende , ten teeken van vertrouwde vriendfchap (*> Althans Barnabas was hem tot znlk eene krachtige voorfpraak, bij de Apostelen, dat noch de een noch de andere, aan de waarheid en zekerheid zijner wonderbaare bekeering en hemelfche roeping tot hec Apostelfchap van den Heere Jesus Christus meer twijifelde. Trouwens Barnabas, bekleedede zijn geCf) Zoo vertaalt het Doddridge, 't geen de Hooggel. Heumann beweert , de wiare beteekenis des Griekfchen woords.te zijn. X 4 land. 9. s.23 31.  Hand. Q[> % eene wi Bamai, dit ve; 32S het LEVEN van £ getuigenis met toereikende redenen vrrtr elk wetenfehap hun verhaalende , hoe hij op ■zeden -weg den Heere gezien had, en hoe■. hij te Damascus vrijmoedig gefprooken ft-had in den Naam van Jesus, en wel , zoo als de WaarheM en zekerheid hier van , uit den mond en het gedrag van Saulus, of ook uit andere berichten aan hem bekend was , of gelijk andere beroemde Uitleggers oordeelen, dat Saulus zelf aan de Apostelen deze zij, ne krachtdadige bekeering en roeping, tot een Apostel van den Heere Jesus Christus, en zijne prediking te Damascus verhaald heeft, gelijk de letterlijke vertaaling van den Griekfchen text, ook in betrekking tot het volgende 2■ Petrus gefchied is , naar eene belofte , 'hem door den Heere Jesus gedaan , Matth. 16: vs. 19. die zelfde Apostel , die op het doorluchtigst Pinkfterfeesc, de eerfte was, onri de eer en leer van Jesus gelasterd Godsrijk, te verdedigen , onder de Jooden., was ook de eerfte, die door eene Goddelijke Openbaaring, in een heerlijk gezicht verwaardigd werd , om het Koningrijk der Hemelen voor de Heidenen te openen. Tegen de Griekfche Jooden , en Joodengenooten uic de Grieken (gelijk zommige hier oordeelen dat 'er onder moeten verftaan worden , en andere, alleen denken hier bedoeld te zijn,) fpreekt Saulus vrijmoedig en handelt met hun ; niet alleen verkondigd hij hun onbefchroomd Christus, maar verdraagt en wederlege hun tegenfpreeken; naar de berekenis des Griekfchen woords, hun aantonende, dac Jesus de Zoon van God, de beloofde Mesfias was , in wien alleen Zaligheid te vinden was, om hen zoo te beweegen toe het geloof, jaa gaac de gedachten van eenige Engelfche Uitleggers door over deze plaats, dac die  PAULUS den APOSTEL. 335 dit dezelve menfehen waren , uic de Sij- f v nagogen der Libertijnen , Alexandriërs , Cijreniërs , en der geenen , die uic Ciliciën en Afiën waren , die mee Stepha* nus getwist hadden , naar Hand. 6: vs. 9. en onder welke Saulus (ook van Ciliciën afkoomftigj zelf zoude geweest zijn , en die hij nu weer wilde te regc brengen , gelijk hij te vooren , hen in hunne ongelovigheid geftijfc had ; had; dan zien wij ook hier, zijne liefde coc deze zijne broederen, zijne maagfchap naar den vleefche , die gelijk hij, gedwaald had in hec verwerpen van den beloofden Levensvorsc , doorfchitteren ; daar hij hen zoekt te beweegen , tot hec geloof, in dien gekruisten * doch nu verhoogden Zaligmaaker. Dan , hoe heilzaam ook de bedoe-: lingen van den liefdenrijken Kruisgezant! mogen geweesc zijn, de gevolgen be-1 ancwoordeden daar geenzints aan , want de Griekfche Jooden , zochten hem te dooden : zoo bitter en doodelijk was der Jooden hart , tegen de leer van Christus! gelijk wij te vooren in Sanlus gezien hebben, zien wij het hier in zijne maagfehap naar het vleesch, ' en tand. f/, S.23-3L ïb« deze ien tracheden hem e dooden.  Hand. £ v3.23-31 De Jmip. vaardigheid der broederen, om Saulus te redden. 336 het LEVEN van '• cn vind men van die Griekfche Jooden, 'die met Stephanus twisteden , naar Hand. 6. vs. 9. en 10. dat zij niet knnnende wederftaan , de wijsheid, en den Geest, met welken hij fprak , hem zochten te dooden , dit zelfde vinden wij hier, ten aanzien van Saulus , in deze mannen , die wij zoo even u voorftelden , mogelijk dezelfde perzoonen geweest te zijn. Nu waren de vijanden van Jesus, ook de vijanden van Saulus geworden, en die doodelijke haat , in 't Paradijs begonnen, ontdekt zich in dezen, daar zij op de een of andere wijze, 't zij door geweld , en fchijn des rechts, 't zij dan door list en verraad , hier niet bijzonder aangeteekend, hem zoeken van kant te helpen , daar zij zich buiten itaat bevinden , die eeuwig gedenkwaardige leer , die hij hun verkondigd had, te kunnen wederleggen. Dan , waren de vijanden van Jesus, de vijanden van Saulus geworden , de vrienden van Jesus, waren nu ook zijne vrienden , en toonden dit met hunne daaden, naar het 30. vs. , doch ie broeders dit verftaande , geleideden hem tot Ce f ar ei n , en zonden hem af\ naar  PAULUS den APOSTEL. 337 naar Tarfen. God zorgde dus, dat dit doodelijk voorneernen , van zijne ' vijanden , aan hun, die in Jerufalem den Heere dienden , en hier als kinderen van éénen Vader, uit God gebooren , broeders genoemd worden , die éénen Heer , één Geloof, en éénen Doop erkenden , en door de liefde onder elkanderen toonden, dat zij waarlijk leerlingen van den Heere Jesu s waren, niet onbekend bleef\ maar ook , dat daar uit voor Saulus voortvloeide, een krachtig bewijs , hunner ongèveinsdë liefde tot hem , daar zij hem geleideden , door eenigen , uit hun midden daar toe afgevaardigd , om hem tot Gefarea te vergezellen: 't zij dan daÈ Gefarea , dat in Galilea , 't zij dan een ander, dat aan de Middelandfchö Zee gelegen was, dat hier niet onderfcheiden gemeld is t van waar hij door hun werd afgezonden naar Tarfen , in Ciliciën \ de Stad zijner geboorte , onl daar beveiligd , de eer en grootheid van hut nen God en Koning te verkondigen : terwijl dit vertrekken van Sau< lus , uit Jerufalem , na fieehts vijftief. ƒ, D. II St. V da- Hand. ffe irs.as-jjij  Hand. 9, vs.23-31, 1 l 33* Uzi LEVEN van dagen daar vertoeft te hebben , naar Gal. i. vs. 18. niet als eene misdaadige vlucht, uit vrees en zwakheid voorgekoomen, immer kan befchouwd worden ; daar die God , wiens hij was, en wien hij diende, het hem bevoolen had , gelijk hij zelf ons bericht, Hand. 22., Tan het 17. tot het 22. vs., in deze woorden : En het gebeurde als ik te Jerufalem wedergekeerd was , en in den Tempel badt, dat ik in een vertrekking van zinnen was. En dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide ? fpoed w, en gaa in der haast uit Jerufalem , want zij zullen u getuigenis van mij niet aanneemen. En ik zeide: Heere! zij weeten dat ik in de gevangenis wierp , en in de Sijnagogen geesrelde, die in U geloofden. En toen het bloed van Stephanus, uwen getuigen, vergooien werd , dat ik. daar ook njfond, en mede een welbehagen had, in lijnen dood, en de kleederen bewaarde, ïer geenen die hem doodden. Ende Hij :eide tot mij: gaa heenen, want Ik zal verre tot de Heidenen afzenden. Zoo wam Saulus te Tarfen, de Stad zijner ge-  PAULUS den APOSTEL. 339 geboorte, met een geheel ander hart, an-I dere denkbeelden en gevoelens, dan hij daar uit vertrokken was, om aan de voeten van Gamaliël nedertezitten. Nu, door den Heere Jesus onderwezen, nu met den Heiligen Geest vervuld, fpreekt hij andere taal, en bedoelt andere oogmerken; nu, zal hij zijne Maagfchap naar het vleesch, en alle die hem te vooren gekend hebben, Christus hebben voorgefield, als den éénigen Zaligmaaker, en hun gepredikt hebben: dat 'er onder den hemel, geen anderen Naam. onder de menJchen gegeeven was. om zalig te worden, dan de Naam van Jesus: en hier mede hielt hij zich te Tarfen bezig, tot dat, naar het l\\ Hoofdd. het 25. en 26. vs. Barnabas hem aldaar opzocht, en hem gevonden hebbende , te Antiochien bragt, daar zij een geheel Jaar te zaamen vergaderden in de Gemeente , en een grootè Schaar leerden , waar de discipelen het eerst Christenen gehoemd werden. Terwijl intusfchen door Gods gunstrijke hertelling , de geest der vervolging, voor eenen tijd werd ingeteugeld., en Gods 'genade, zijne Kerk in bloei en wélvaard, Y 2 der- [and. 9. S.23-3I-  Hand. vs. 23-3 Toepas* fmg. 340 «ET LEVEN VAN s-maate deed toeneemen, dat de heilige Schrijver in het volgend vs. aantekent: de Gemeenten dan, door geheel Judea , en Calilea, en Samaria, hadden vrede, en v/erden gefticht: en wandelende in de vreefe des Heeren, en de vertroostinge des Heiligen Geestes, werden vermenigvuldigd. Ook dit waren de gezegende . gevolgen, van het heil des Heeren, dat Hij gewrocht had, in zijne Kerk, van een dreiging en moordblaazenden vijand te verlosfen, in hem van een woedenden vervolger, in eenen uitmuntenden Apostel, en ijvervollen prediker van dat zelfde EuangeJium, tot roem der heerlijkheid van zijne genade, te veranderen. Ziet daar, geliefde Hoorers ! deze gewichtige flof, uwen aandacht voorgedragen! zoo hebben wij Saulus van Tarfen u voorgefteld, in deze, en dertien voorafgegaane Leerredenen, als eenen dol. driftigen vervolger en verwoester der Gemeente; maar ook teffens als een uitverkooren vat, waarin God den rijkdom zijner genade, zoo wonderbaar heeft willen verheerlijken, in hem tot een oprechten Christen, en uitmuntenden Apostel, ter uit'  PAULUS den APOSTEL. 341 uitbreiding van het Koningrijk van den | Heere Jesus Christus te maaken: zoo wel als de andere Apostelen van den Heere Jesus zeiven geroepen, niet, toen Hij vernederd was op aarde; maar waar toe Hij den hemel zijner heerlijkheid geopend heeft, en hem met een hemelsch licht omfcheenen, hem, in zijne verheerlijkte gedaante, geroepen en bekwaam gemaakt heeft, om overvloediger te arbeiden, dan zij alle, gelijk hij zelf getuigt 1 Cor. 15. vs. 10. Laaten wij uit deze zaakrijke woorden, eerst in het gemeen, de waarheid en Goddelijkheid van Sauls bekeering en roeping tot den Goddelijken eerdienst van den verhoogden Levensvorst, ter bevestiging der troostvolle waarheid, van den Christelijken Godsdienst, en tot roem van Gods genade, U voorftellen, en dan 'er eenige bijzondere Leeringen, ter onzer beftuuring en vertroosting, uit afleiden. Ten aanzien van het eerfte, hoe klaar en duidelijk ftraalt de waarheid en Goddelijkheid van Sauls bekeering en roeping tot een Apostel van den Heere Jesus, door, in deze woorden; immers, dat Y 3 Sail¬ lant o. rS.2j-3I. De v/aar • heid , en Godlijk heid, van Sauls bekeering en reeping, Ut een  Hand. < vs.23 3 Apostel, aangetoond. 342 HET LEVEN VAN '•Saulus, de leer van den Christelijken Godsdienst te vooren vervolgd, en naderhand gepredikt heeft, kan noch Jood, noch Heiden ontkennen; zijnde 'er voor deze waarheid, zoo veele gefchiedkundige bewijzen van zekerheid, als de naauwkeurigfte oordeelkunde, voor ééne gebeurenis kan vorderen; vriend en vijand van den Christelijken Godsdienst, levert hier voor bewijzen op: dan de groote vraag, die het ongeloof doet, en die deszelfs verdeedigers nog herhaalen, is deze: is het wel zeker, dat de waare oorzaak daar van, in eene waarachtige bekeering, en hemelfche roeping, te vinden zij? Dan, behalven de bewijzen, die daar voor, dcor Saulus zeiven, zijn bijgebragt, uit de verfchijning van den Heere Jesus, op den weg van Damascus, aan hem; en zijn gedrag, hier onder, en voor, eq na dezelve, gehouden, en door hem zeiven, zoo welfpreekend en rondborilig, in zijne verantwoordingen voor de Jooden , en den Koning Agrippa, naar Hand. 22. en 26. voorgeileld, en door ons te vooren befchouwd; leveren ons deze woorden, waar in wij vinden het gedrag, dat Jesus vrien-  PAULUS den APOSTEL. 343 vrienden en vijanden, omtrent hem ge 1 houden hebben, een krachtig bewijs op , dat Saulus waftrlijk bekeerd, en van den Heere Jesus in de daad tot een Apostel geroepen is, en dat derhal ven die leer, die Saulus gepredikt heeft, dient ter bevestiging van den Christelijken Godsdienst. Is het waar? 't geen niet ontkend kan worden , dat menfehen die leeven, dan , wanneer eene gebeurenis voorvak, en die de omflandigheden en bijzonderheden, van dezelve zien en hooren , de geloofwaardigfte getuigen z'rjn, dan zijn Jesus vrienden en vijanden van wien in onze Textwoorden gefprooken wordt, de onwraak baarfte getuigen, en zekerfte bewijzen, in dezen; vriend en vijand, is waarlijk overtuigd geweest, van die verbaazende verandering, in Saulus: immers dit blijkt uit hun gedrag en handelwijze met Saulus gehouden ; uit dien hoofde, ziet gij, naar het 33 vs. te Damascus, de Jooden te zaamen raad houden om hem te dooden, en ten dien einde de poorten dag en nacht bewaaren; uit dien hoofde ziet g'rj de discipelen naar het 25 vs. in dat eigen Damascus , waar heenen hij dreiging en moord Y 4 blaa- land, 9. s.23-51-  Hand. VS43-3 344 het LEVEN van ?;blaazende heen getoogenwas, daar hij blind was binnen gebragt-, daar hij door Ananias gedoopt was, daar hij opentlijk in de Sijnagogen Christus gepredikt had, dat hij de Zoon van God was , daar zij hem , als hunnen vriend behandelen , en des nachts hem redden, door een middel, dat ten fterkfte hunne hartelijke genegen, heid en liefde voor hem teekent; zöo toonden daar, m de Plaats zelve, waar elk het naauwkeurigst weeten kon , wat 'er gebeurd was, en hoe Saulus dacht en verkeerde, de vrienden van 'Jesus, datzij zijne vrienden, en de vijanden van den Heere Jesus, dat zij vijanden van Saulus waren. Is dit zelve ook niet alzoo te Jerufalem gefchied? Hebben de Griekfche Jooden, hem niet getracht te dooden , om dat hij vrijmoedig, in den Naam van den Heere Jesus tot hen fprak? Hebben ook daar- de broeders zich niet zijner- aangetrokkén? en hem in veiligheid naar Cefarea geleid? eindelijk, hebben de discipelen, die hem niet kenden, hem wel erkend en aangenoomen , voor dat zij door Barnabas, een Man vol des Heiligen Geestes, toereikende redenen van weten- fchap,  PAULUS den APOSTEL. 345 fchap ontvangen hadden? niemand kantt immers op eenigen grond ftellen, dac alle deze menfehen misleid zijn geworden, en dat wel alle, zoo vrienden als vijanden? Het geen in later tijd door 't ongeloof^ is gezegd, en zonder eenig bewijs, hoeis gering ook Hechts is tegen geworpen ,f dat hij dit alles gedaan heeft, om de mil-*< dadigheid der Gemeente te genieten, of o.m rijkdom en aanzien in de waereld te bekoomen , of eindelijk , om zich te wreeken aan de Jooden, om dac de Hoogepriescer Cajaphas hem geweigerd had, z'jne dochter ten huwlijk te geeven, gelijk Epifanius verhaald, dac de Griekfghe Jooden zouden uffgeftrooid hebben. Wac hec eerfte aanbelangc, dac hij zijne verandering van hec Joodsch geloof,, toe den Christelijken Godsdienst, alleenvoorgewend heeft, om de mildadigheid der Gemeenten te genieten , of om rijkdom, en aanzien in de waereld te bekoomen , kan iemand, die gelooft, dac Saulus niec ten. eenemaal van alle oordeel beroofd geweesc is, zulk een denkbeeld omhelzen ? waren dan de verdrukte Christe' nen , die vervolgd, cn beroofd werden, X J. k zoo ind. 9. •23 iu ïdenkin71 hier ven inibracht , wr ongt' ovigen. Jpksfcig. lier belenkinren.  Hand. vs.,23-; 346 HET LEVEN VAJJ Jzoa rijk en magtig in die dagen ? dac Saulus, die te vooren in de blaakende gunst, des Hoogenpriesters en des grooten Raads der Jooden ftond , bij hen , meer rijkdom en aanzien , dan bij dezen kon verwerven ? kon hij zich die belooven ? dit immer denken? bij menfehen ce behaalen , die door de Joodfche en Heidenfche Overheden vervolgd werden ? laac ik cwee plaatfen bijbrengen, die zonneklaar het tegendeel aantoonen, uic's mans eigen gedrag, en denkwijs, ik bedoel Hand. 20: vs. 33 en 34. daar hij , na zijn Jangduurig verblijf te Ephefen, aan de Ouderlingen dier Gemeente zegt. .„ Ik hibbe niemands zilv£r ofte goud, ofte „ kleeding begeerd. En gij zelve weet dat » deze handen, tot mijnen nooddruft en ^ der geenen, die met mij waren gediend „ hebben. Aan de Corintheren fchreef hij 1 Cor. 4: vs. n-I4. „ Tot op deze tel „ genwoordige uure, lijden wij honger , en „ lijden wij dorst , en zijn naakt,' en „ worden met vuisten geflagen , en hebben » geen vaste woonplaats, en arbeiden, wer. , kende met onze eigene handen, wijwor, den gefèholden, en'wij zegenen, wij wor- » den  PAULUS dem APOSTEL. 347 „ den vervolgd, en wij verdragen, wij wor-V „ den gelasterd, en wij bidden , wij zijn „ geworden, als uitvaegfels der waereld, en alleraffchrapfel tot nu toe:* Wordt zulk eene befchuldiging waarvoor geen een bewijs kan opgegeeven worden, riiet door deze fchoone trekken , van het verfaeeven Caracfer van Saulus, geheel ontzenuwd ? En wat belangd, zijn wraakzuchtig voornemen , om het geweigerde Huwlijk, met de dochter des Hoogenpriesters, waar uit is immer gebleken, dat Saulus dit immer begeerd , dat Cajaphas dit immer geweigerd heeft? de Joodfche Schriften van dien tijd, fpreeken 'er noch jota noch tittel van , en hoe weinig geloof Epifanius , in dit, en zoortgelijke vertelfels verdient, is den geleerden bekend ; maar ook welk eene wraak , kon hij zich voorftellen , door zich , bij allezints vervolgde Christenen te voegen ? daar hij zelf wist, dat hij dan , de magtige wraak der Jooden , zich op den hals haalde: waar ziet gij ooit een trek van wraakzucht in 't Carafter van Saulus tegen de Jooden? hoort andere taal van dien grooten riavolge: van and. 9. i.23.31.  Hand vs.23 Bijzonde rs Leetit 348 het LEVEN van H^van den zachtmoedigen Jesus, Rom, '10: vs. 1. Broeders de toegenegendheid mijnes harten , en het gebed, dat ik tot God, voor Israël doe ,-h m haare Zaligheid. Eindelijk alle de inwerpzels van hec ongeloof, verliezen haare kracht, wanneer wij uit onzen text leeren, dat noch vriend, noch vijand, hem daar van befchuldigd heeft, maar integendeel, met hunne dabden toonden, dat zij, die 'er hec best over konden oordeelen, hem hielden, erkenden en behandelden , als een dienaar en vriend van den Heere Jesus Christus , en dit was het dac wij bewijzen wilde, en dac wij uic de verhevene cfekken van zijn Caracler , doornmalende in de voornaamfte lotgevallen van zijn leven , en uic zijne voorderingen in wijsheid en heiligheid , blijkbaar uic eenige gewichtige gedeeltens zijner Brieven, zoo God ons hec leven en de gezondheid fpaart, nog naader hoopen aan te toonen. . Welke bijzondere keringen, leven in• cusfen deze verhandelde ftof nier op , ter onzer beftuuring , en vertroosting, ineenen Godzaligen wandel. Voor  PAULUS den APOSTEL. 349 Voor eerst. „ Laaten wij hier van Sau-H „ lus leeren, kloekmoedig de eer en leer „ van Christus te belijden, al is hec, onder hoon en fmaad der waereld. Ten anderen, „ laaten wij van Barnabas, en de geloovigen ce Damascus, en in „ Jerufalem leeren, verongelijkcen en ver„ drukcen, zoo veel wij kunnen, ce hulp „ te koomen, en hen te redden. Ten derden, „ laaten wij uic Gods be„ ftuur in dezen leeren, dat God de lis„ tigfte en gevaarlijkfte poogingen zijner „ vijanden, verijdelen, en die'dienstbaar „ maaken kan, aan zijne eer, en hun ce„ gen welken zij gericht waren, de ver„ troostende bewijzen van Zijne genade, „ kan doen ervaaren." Ten aanzien van onze eerfte Leering . „ dat wij in navolging van Saulus, kloek„ moedig, de eer en leer van Chris„ tus belijden moeten, al is het onder „ hooü en fmaat der waereld." Zoo voortreffelijk zijn gedrag in dezen was, en ten bewijfe ftrekce van de hartveranderende genade, die Christus aan hem verheerlijkt had, waar door hij ce Damascus vervolgd, en daar het dreigend gevaar des doods naauwlijks and. 9. .23-31. Serjle Leering.  Hand. vs.23-3 35° het LEVEN VAN UpS ontkoomen, met den zelfden ijver, te * Jerufalem , vrijmoedig , ffi den Naam 'var Jesus gefproken heeft : zoo verkeerd , is dikwerf het gedrag van hun, die van die zelfde leer belijdenis gedaan hebben , en die óm menfehen te behaagen , of althans om hun ongenoegen te ontgaan, zwijgen, of zich weeten te bedekken; en niet" vrijmoedig, de eer en leer van den Heere Jesus verdedigen durven: ik beken, elk die belijdenis van dien Naam gedaan heeft, is niet geroepen om dien te prediken, gelijk Saulus; maar daar in, koomen alle de belijders van den Naam van den Heere Jesus over één, 't zij dan als Leeraars, t zij dan als leden der Gemeente befchouwd dat zij de eer van Jesus moeten verdedigen , wanneer zij in wegen en omfhndigheden koomen , waarin dit van hun gevorderd wordt, en wel in die betrekking, waarin zij zijn, al is het dan ook onder hoon en fpot der waereld. Dan, dit kwaad, koomt niet bij allen alt dezQÏÏde bron voort; bij Zommigen, is iet , om dat zij die leer, in haare gronlen van zekerheid niet kennen, of niet waarachtig gelooven ; bij anderen , om dat he  PAULUS den APOSTEL. 351 het hun aan ijver voor God , en vertrou- K wen op zijne magtige hulp, en Goddelijke onderfteuning ontbreekt. En hoe groot, is het aantal niet van het eerfte zoort van menfehen, in de dagen , die wij beleeven, waar in geen treurige vervolging om de belijdenis van Jesus leer gevonden wordt, althans niet in ons dierbaar Vaderland; waar de belijdenis van die leer, niet alleen bij menfehen van eene befchaafde opvoeding eene gewoonte geworden is; en, waar die ter bevoordering van eer en aanzien in zommigen vereischt wordt (*), en bij hoe veelen *"n deze groote Stad gefchied dit! omteeeni- ger (*) Ik heb deze Leerreden, dus uitgefprooJten in 1793. te Amfteldam, en bedoelde door dit gedeelte mijner Toepasfing, op eene befcheidene wijze aan te toonen, hoe zommige, belijdenis van den hervormden Godsdienst doen, om aanzien en voordeel, door het bekleeden van waardigheden en ambten te kunnen >erkrijgen , daar hunne gefprekken en daaden dikwerf toonen, dat zij meer hulde doen, aan het ongeloof, dan aan den waaren Godsdienst. Terwijl ik door de volgende woorden een ander kwaad aanftip , dat hier , te veel plaats heeft, aaanjeutlijk, dat iemand in armoede geraakendc, niet and. 9. it 23-31-  Hand. 9. Vs.23-31. I 1 \ \ i 1 c 11 b d rr ki di het LEVEN van ger tijd, in armoede uit de liefdegiften der Gemeente onderfteund te kunnen wor* den: wanneer uit deze of zoortgelijke be ginzels, de leer van Christus beleden wordt, en door Gods genade, niet aan het hart der belijders geheiligd is, wat is zulk eene belijdenis, welk eea ijver, welk eene vrucht is daarvan te verwachten ? daar van de zulken , weinig , eene kloekmoedige verdediging , van de eer en leer van ien fleere Jesus te wachten is, zoo lang d] God niet in geest en waarheid leeren iennen, en bekeerd worden van de duis:ernis tot het licht, en van de magt des Za- iet van de Diaconie kan trekken , ten zij hij hiér ier volle jaaren Lidmaat geweest is, dit gééft eelen aanleiding , gelijk mij in de huisbezoeing meermaalen gebleekën is , om de belijdeis, aoo kort moogelijk is leerên , ten einde, p den geftelden tijd van de Diaconie te kunsn trekken. Üit welke verkeerde beginzelen, ij aanzienlijken er» geringen, kan het doen :r belijdenis van die leer, die onzen troost oet zijn , in leeven en in fterven , niet voortjomenj? welk eenen invloed kan eene leer , e noch oprecht geloofd , noch genoegzaam ikerid H , op zulke harten maaken ?  PAULUS des APOSTEL. 353 zatans tot God, en kunnen deze zoo fter- j vende, wel iets anders verwagten, dan dat in dien vreeslijken dag wanneer de Hemelen met een gedruisch zullen voorbijgaan, .en de elementen branden en vergaan , de verordineerde Rechter van levenden en dooden hun zal toeroepen, ik heb u nooit gekend! dat dit elk uwer, waardfte Hoorers, waarmede het dus gefield is, mogt opwekken, om eens ernftig natedenken , dat die de taal van Gods eigen Zoon is, waar naar Hij dan zal recht doen : niet een iegelijk die tot mij zegt, Heere Heere, maar die daar doet, den, wil des Vaders, die in de Hemelen is, zal in het Koningrijk der Hemelen ingaan. Dan, bij anderen die die leer met hun hart tot Zaligheid hebben leeren gelooven , koomt dat gebrek uit eene andere bron voort, hun ontbreekt maar al te veel, ijver voor God, en vertrouwen, op zijne machtige onderfteuning, en hoe dikwerf wordt dit gebrek verdeedigd, althands hoe menig Christen, zoekt daar voor verfchooning, in de omftandigheeden van rijd en plaats, en den kring der menfehen , waar in hij zich dan bevindt; dan , elk l. D, II St. Z hou* land. 9, rs.23-3t»  Hand. (, vs.23-3j i Twtede ■ Leemg. T. 354 het LEVEN vam •houde hier in altijd, dit, in het oog, dat 'fchoon het waar is, dat een wijze tijd en wijze weeten moet, en 'er tijden zijn, waarin de verftandige bese doet te zwijgen , dat, en over den tijd, eri over de wijze, en over de omftandigheeden, God, die tot in hec binnenfle van ons hart ziet, en onze daaden en derzelver oogmerken, zoo wel als de beginzels daarvan kenc, oordeelen zal. Dac elk Christen wanneer hij in zulke wegen en omftandigheden koomt, die dit van hem vorderen, hier leere, met dien ijver en met die befcheidenheid, die Sau'us zoo dikwerf tot eer veiilrekten , de ser en leer van Jesus te verdeedigei*, laar onze Apostel ook in deze betrekkingen elk oprechcen Christen door zijn voormeld coeroepr, zijt mijne navolgers gelij:erwijs ik een navolger van Jesus Chris:us ben. Ten cweede. „ Wij moeten hier van Barnabas en de geloovigen ce Damascus en in Jerufalem leeren, verongelijkcen en verdrukten zoo veel wij kunnen te hulp te koomen en hen te redden*" Hoe voortreffelijk was dit gedrag, van ... dien  PAULUS den APOSTEL. 355 dien Zoon der vertroosting, dien uitmuntenden Barnabas, omtrent Saulus, hoe fchoon waren de daaden der geloovigen, omtrent dien Apostel, te Damascus, en in Jerufalem \ welke treurige gevolgen had Saulus ijver , en vrijmoedigheid voor den Naam en de eer van Jesus, voor hem zei ven niet kunnen hebben, indien in hun, die hulpvaardige liefde, niet geweest was, en hoe dikwerf ontbreekt die, bij zommige Christenen , of althans in die trap er maat, waar in zij naar hunnen ftand er vermogen , moest zijn, om verongelijkter en verdrukten te hulp te koomen : niet: intusfchen is in een Christen, meer onbetaamelijk , dan dit liefdeloos beftaan; er zulke, waar bij dit gevonden wordt, too nen al zeer duidelijk, dat die haatelijl trek, uit hec Charakter van Caïn, ook it hun hart gevonden wordt, die hij in dee ze woorden ten toon gefpreid heeft, ben ü mijn broeders hoeder? hij, die in waarheic een Christen is, moet in die gevallen ooi altijd aan die les van zijnen grooten Mees ter denken , hier aan zal men bekennet dat gij mijne discipelen zijt ., indien gi liefde hebt onder malkanderen; ik behoevi Z s hu Hand. o« vs.23-31. ! i l l  Hand. c vs. 23-31 S5ö het LEVEN van •immers geen Christen te leeren, dat het 'Koningrijk van Christus , niet befïaaS in morden, maar in kracht; jaa maar, zal mogelijk de een of ander denken , is die verongelijkte, die verdrukte, wel een Christen? en zou ik door mij, zijner' belangens aantetrekken , en hem te helpen, niet in onaangenaamheden en moeite en gevaar geraaken ? kat; ik hierop kortelijk antwoorden. Stel al eens, hij ware geen Christen, hebt gij dan geene betrekking op hem , hij zij een Jood, een Heiden, hij zij zelfs uw vijand, die u beledigd en verongelijkt heeft, neemt dit uwe verplichting weg? gij kent immers de wet, gij zult uwen naasten lief hebben als uw zeiven, gij weet de uitlegging daar van, door uwen Grooten en Goddelijken Meester gegeeven , hebt uwe vijanden lief, zegent die u vloeken , bidt voor die u geweld aan doen. Maar mijne leering uic de afgeleczene woorden afgeleidt, had zijne naaste betrekking op verongelijkten en verdrukten, om de eer en Naam van Jesus , gelijk Saulus was , en hoe zeer is een veroordeelend wantrouwen, omtrent deze in een Chris-  PAULUS den APOSTEL. 357 Christen aftekeuren, koomt gij ooit in ge-) legenheden, dat gij immer dezen te hulp kunt koomen , of hen onderfteurjen , verkwikken of vertroosten , waakt dan , bid ik u, dat gij eene eere voor Christus, en een fieraad der Gemeente moogt bevonden worden. Of, zoud gij dan denken, ik zal door mij zijner belangens aantetrekken, en hem te helpen, in onaangenaamheeden, in moeite en gevaar geraaken! dit denkbeeld is zeer verkeerd , gij moet in het betrachten van uwen plicht, getrouw en ijverig zijn, en de gevolgen daarvan aan God, in vertrouwen op zijne wijsheid en magtige hulp geloovig en gerust overlaaten; altijd denkende , God kan meer dan overvloedig doen, boven alles wat wij bidden of denken kunnen, eene heilige voorzichtighek in dit alles, is echter altijd in een Christet zeer te prijzen; dan nimmer moet die zich zot ver uitftrekken, of liever nooit moet die tot een voorwendzel bij Christenen die nen , om hnnne verongelijkte en verdruk te Medechristenen , niet te hulp te koo men , om dat zij daar door, in onaange naamheden in moeite en gevaar zoude Z 3 êe land. 9. rs,23-31. I 1 » 1  Hand. vs.23-; Dank Lering. 358 het LEVEN VAN 9-geraaken, zoo dachten Barnabas en de geloovige in Damascus en in Jerufalem niet, toen zij Saulus te hulp kwamen : ftelt al eens dit ware bet gevolg uwer ijverige en liefderijke, doch voorzichtige poogingen , gij geraakte in onaangenaamheden , in moeite , in gevaar , kan God U daar uit niet redden , daar onder U niet helpen, daar in ü niet vertroosten, weet gij dan niet, dat Jesus gezegd heeft, Zalig zijt gij ah U de menfehen fmaaden om mijnent ml > weet gij dan niet, dat alles wat gij aan de minfte van Jesus vrienden doet, dat Hij dat rekenen zal of gij het aan Hem zeiven verricht had, en welk eene belooning heeft Hij daar niet op toe gezegd, in de toekoomftïge waereld.' Eindelijk en dit was thans onze derde en laatfte leering : „ Dat God de listigfte „ en gevaarkkfte poogingen zijner vijan„ den, verijdelen, en die dienstbaar maa„ ken kan, aan zijne eer, en hun, tegen » welke die gericht waren, de vertroos» tende bewijzen van zijne genade, kan „ doen ervaaren." Hoe bemoedigend is deze waarheid, •waar voor zulke krachtige bewijzen, in de  PAULUS den APOSTEL. 359 de verklaarde ftof voorkoomen , in het betfuur dat God met Saulus hield : hoe bemoedigend is die voor allen, die immer om den Naam en zaak van Christus, in ongelegenheeden geraaken ! hoe dikwerf heeft God, de listigfte en gevaarlijkile poogingen , zijner vijanden verijdeld , waar van de gewijde en ongewijde Schriften , die ons God zorgdragende liefde , voer zijne Kerk aangeteekend hebben , zeer veele bewijzen opleveren , en hoe menigmaal hebben de listige en gevaarlijke pogingen , tot oneer en nadeel van de zelve beraamd, geheelandere, jaa zeer voor deelige gevolgen gehad , tot eer en uitbreiding van Jesus Koningrijk op aarde in alle vervolgingen , die de Kerk de: Nieuwen Testaments onderging, bijzonde ook in die, die Saulus heeft aangericht deed God , die eene andere uitkoom? hebben , als de vervolgers zelve bedoel den , of voorzien hadden, God maakte di altijd dienstbaar aan zijne eer, en dooi gaans aan de uitbreiding van het Koning rijk van Christus, gelijk in Saulus ook toen hij te Damascus en in Jerufalei vervolgd werd gebleekenis: bemoedigen* Z 4 b Hand. 9. «.23-31. | r > t , n  Hand. vi.23-2 1 1 J 360 HET LEVEN VAN 9- bewijzen, voor die belofte aan de Kerk gedaan, dac de poorten der helle die nimmer overweldigen zuilen 1 hoe crooscrijk is dit voor allen, die immer de haac, vijandfchap, en vervolging eener waereld, die in hec booze ligc, om den Naam en de zaak van Christus ondervinden.' hier kunnen zij Jeeren, dac God die verijdelen en aan zijne eer dienscbaar maaken kan , en dac Hij hun cegen welke die gerichc waren , de vercrooscende bewijzen zijner genade kan doen ervaaren: had iemand zijner vijanden gedachc aan hec beveiligend middel, dac zijne vrienden deeden dienen om hem te redden ; een geringe mand , door een venfter van den muur neergelaatcn, werd hec gezegend werktuig om hem ce verlosfen ! en welke middelen, en hoe veele , kan God niec doen dienen, om de( listigfte en gevaarlijkfte pogingen zijner vijanden te verijdelen ! en hoe dikwerf heeft Hij die getoond! laat het elk Christen, in zulke omftandigheden leeren, de bemoedigende taal van Koning David , die zoo likwerf van God werd uitgered, de zijne e maaken , wacht op den Heere, zijt ?erk en Hij zal uw hart verjlerken, jaa wacht  PAULUS den APOSTEL. 361 wacht op den Heere! naar den af Pf. heet 14 vers. En welke vertroostende bewijzen , zijner genade kan God, U niet doen ervaaren! hoe verfterkte die, toen, dien Apostel reeds , daar God, die hem tot zulk een groot werk, geroepen had, hem onder zoo veele vervolgingen, bemoedigde, door eene verfchyning waar in hij hem geboodt, Jerufalem ce verlaaten: en welke wegen en middelen zijn 'er in de hand van God, om ook U de vertroostende bewijzen zijner genade te doen ervaaren! de fchoonfte lofzangen eener vrolijke bevrijding Helde David op, bij de uitreddingen uit dreigende gevaaren < welke vertroostende genade heeft onze Apostel, in banden en gevangenisfen, niet ondervonden! van hem en van Silas ftaat aangeteekent, in ditBoek het 16 Hoofdd. het 25 vs., dat zij na met veele flaagen gegeesfeld te zijn , in den binnenften kerker, hunne voeten in. den ftok verzekerd zijnde , omtrent middernacht , Gode lofzangen zongen, zoo dat de gevangen naar hen hoorden ! jaa moet elk, die onder drukkende rampen en tegenheden, naar Gods wijze beftelling, im- mei lancl. 5; 5.23-31.  Hand. j vs. 23-3" 362 HET LEVEN VAN >-mer leefde, van welken aart, die dan ook 'weezen mogten, en die den Heere, in die wegen kende , niet erkennen , dat God hem nooit een dorre woestijn geweest is, of een land van uiterfte donkerheid? 'er koomen toch tijden , waarin een Christen God kan danken, dat hij verdrukt geweest is: en welk eene fterkte, kan God fchenken, zelfs in de treurigfte wegen! jaa hoe donker het hier, met een Christen mag gefield zijn, het is altijd waarachtig, den oprechten gaat het licht op in de duisternis l eenmaal zal dit alles eindigen , eenmaal zullen alle rampen , alle de gevaaren, alle tegenheden voor eeuwig ophou* den ! en welk eene Zaligheid is hem niet befchooren, die hier met traanen zaaijen , zullen ook daar maaijen met gejuich;want het lijden van dezen tijd , van welken aart, het dan ook weezen mag, zal eenmaal, voor allen die God dienen, troost malkanderen met deze woorden! gevolgd worden, van een gansch zeer uitneemend eeuwig gewicht van heerlijkheid. Amen!  ZINSTOORENDE DRUKFOUTEN» Pag. 2oreg. 2Vanbov. ftaat en de eerfte lees indeeerftd 45 — 2 — ond. — hij de Jooden — bij de Jooden — 51 — 9 — — — en zulken ■— in zulken 53 — 4 — bov. — Godlijk in -r gelijk in — 53 — 3 — on^' — *an — ^on _ 71 — 4 — — — en op — die op . 72 — 6 — bov. — Diacen — Diaken g! g — — op de leiden — op de lieden _ 07 _ 4 — — — onnafpuurlij- — onnafpeurlijken ken I00 —ix — bov. — en den — in den _ IOI _ 8 — — — Leering — Leerling _ I02 _ 7 — ond. — een der — en der _ 120 _ «r _ — — en gerechtig- — in gerechtigheid heid I30 l3 — — — leverde — leverdeze __ I7o _ 4 _ bov. — in dit — cn dit I7I l5 — — — van Maria — van Mara „ j,3 _ 13 — — — en het — in het _ n73 _ 2 — ond. — alleropgefchikt — alleronge. fchikst 226 2 — bov. — ep Hem — op Hem «_3I3_IO_ _ — gelnkkige gelukkige — 314 — 7 — — — nioyt moge — 326 — 1 — ond. — gedrukt 1787 — gedrukti777 — 335 — 2 — — — Sanlus — Saulus ■ — 336" — 3 — bov. — knnnende — kunnende — 340 _ 3 — ond. — en dertien — en de tien