I SI D O RE E N JULIETTE, EENE ANECDOTE Naar het Fransch VAN A. J. R O S N Y. Men zag /leeds liefde en glorie paaren , met 'e lot der eedle Franfchen. ISTELLB. Te A M ST E L D A M, Bij ~ G. ROOS. M D C C C.   1 S I D O R E JULIËTTÈ. Juliette, de oudfte dochter van zekeren Golió, deelde met Louife, heure jongfte zuster, alle zijne zorgen en tederheid. Hij had hen beiden, zelfs van hunne aller tederfte kindsheid af aan, de liefde tot de deugd , en een' gelijken eerbied voor het Opperwezen ingeboezemd. Hij bad ben ook geleerd hunne pligten te kennen , en zich nooit van de grondbeginfelen van eer, waar van hij zeïf altijd doordrongen geweest was, te verwijderen. Juliette bovenal was het voïmaakt afbeeldfel heurs vaders. Heur hart, zo zuiver, als de dauw der velden , kende geen ander gelukj dan dat, van door heuren vader bemind te worden, noch ander vermaak, dan dat, van een' goedé daad te doen. Op heur zestiende jaar was Juliette reeds de allerfchoonfte vaa het dorp, maar zij Wist dit nog niet. De nabuurige fontein was de A 3 eenigi  6 ISIDORE EN JULlè'TTE. ' eenigfte fpiegel, die heure bekoorlijkheeden terug kaatfte, en het was voor da liefde alleen, dat eene vollediger zelfkennis befpaard was. Louife, heure jongfte zuster, was niet minder fchoon, maar derzelver fmaaken en neigingen waren niet dezelfde. Vijandin van alle foort van beioovingen, voedde zij in heur hart de keen der coquetterie, en des vallenen glans der grootheeder. Dit gevoelen, zeer gevaarlijk op haare jaaren, maakte in bet vervolg de plaag heurs levens uit. Toen de vijftienjaarige lengte het vuur der driften in baar ontftooken had, hadden de onfchuldige vermaaken, die tot daar aan toe den wellust heu. rer kindsheid uitgemaakt hadden, voor haar dezelfde aantreklijkheeden niet meer. Heure vogelvlugt, heure geiten, heur bloemperk waren in heure oogen niet even belangrijk meer. Zij ontwaarde een gebrek, waar van zij zich geen reden geeven kon; en wel rascli verlpreidde eene droefgeestigheid, nog moeijeli]ker om te bepaalen, zich in heure ziel. Zedert eenigen tijd had Louife de gewoonreaangenoomen, van daaglijks des morgens aan het kasteel  8 ISIDORE EN JüLlêTTE. De jonge Mainville was, het is waar, een volmaak* jongheer. Hij voegde bij de verieidendfte uiterlijkheeden alle de bevalligheeden der jeugd. Op zijn hoogst twintig jaaren oud, eene inneemende houding, een edel en vlug opflag van oog, een bekoorlijk gelaat, en de voimaakfte omgang met de waereld, dit alles was niets, dan flechts een gedeelte der zeldzaame hoedanigheeden van den beminlijken Ifidore. De natuur, mild omtrend hem, fcheen hem met alle derzelver gaaven te gelijk overlaaden te hebben. Zijn zedelijk vermogen was even gelukkig , als zijn lighaamsgeftel , gerangfcbikt. Hij was met een fijn en verheeven vernuft, met ongemeene goede gevoelens, en een* edele geestdrift, begaafd. Hij voegde daarenboven bij zijne natuurlijke begaafdheeden de verdienften eener luisterrijke en zorgvuldige opvoeding. Meer ervaaren, dan het gewoonlijk de man op zijne jaaren is, kende hij even zeer de bijzondere weetenfchappen als aangenaame konften. De eerfte jaaren zijnes levens verliepen in de aangenaamheeden der oefening en in de kinderlijke tederheid. Zijn hart, ongevoelig voor de bekoorlijkheeden der liefde, fmaakte rog geene andere geneugte, dan die, van door zijn' vader bemind te worden. Geheel  ISIDORE EN JüLlè'TTE. 9 heel en al vreemd voor de gezelli >beeden, die bet eenzaam verblijf van den graaf van Mainville verlierden, zogt de jonge Ifidare zuivere en wezenlijke vermaaken in den fchoot der natuur. De buitenwandelingen hadden bovenal aantreklijkheeden voor hem. Dikwerf drong hij tot in het diepfte van een donker en eenzaam bosch, welks hooge boomen hem voor het branden der zon belchutteden, door. Als de hitte hem tot zelfs in deze fchuilplaats vervolgde, drong hij tot in het allerdigtfte door, en ging, tot dat hij een' bron ont« dekte, welkers helder en klaar water hem den dorst verfloeg. Derzelver zagt geruisch en de aangenaame frisheid, die zij in de omftreeken verfpreide, noodigde hem tot de rust uit. Het gezang der vogelen, eenzaame en ftiile bewooners dier boschjens, bragt hem in verbaazing. Zijne zinnen , aangenaam beroerd, deeden hem een* altijd nieuwen wellust fmaaken, en dit belangrijk tooneel bood hem altoos onbekende geneugten aan. Toen de vermoeijenis hem graagte bijgezet had, nam hij den weg naar de nabuurige landhoeven A s van  16 1SJD0RE EN JULléTTB, van het kasteel. Ontmoette hij op weg ee ' armen dagwerker, vader des huisgezins, en zeer ongelukkig, dan fprak hij met dezen ongelukkigen, en vernam uit zijn' eigen mond de uitge. ftrektheid zijner armoede. Zijn hart klopte op het verhaal zijner fmartlijke elende, bovenal, wanneer hij hem van zijne zieke en zwakke vrouw, en van zijne jonge kinderen, aan het allernoodzaaklijkfte gebreklijdende, fprak. Dan gaf die edelmoedige jongman hem zijn' beurs: het was niet uit ijdelheid, ook vond hij 'er daadlijk ver. gelding in zich zelv* van. De ongelukkige verliet hem met de traanen in de oogen, en Ifidore vervolgde zijn' weg, met zegeningen beladen. Zodanig waren toen de onfchuldige vermaaken van den jongen Mainville. De liefde had op hem heur vermogen nog niet uitgeoefend: hij fcheen in tegendeel heure wetten altoos te torsfchen. Of fchoon het gezclfchap ziins vaders uit een' luisterrijken cirkel beltond, was zijn bart op zijn twintigje jaar voor het vermogen der fchoonheid nog ongevoelig; maar kon hij hoopen, die dierbaare rust langen tijd te behou.ïen? De mensch kan zij-  JSIDORE EN JULlëfTE. II zijne beftemming moeilijk weêrftaan, err vroeg of laat vindt de allergeftrengfte zich veroordeeld, om voor dit overheerfchend gevoelen te wijken. De bem'nlijke Ifidore kon dan in dat foort van gevoelloosheid niet langer verblijven. Indedaad, het valt voor het gevoelig wezen bezwaarlijk, deszelfs lieve vriendin niet te bezitten. Het is de liefde, die gewoonlijk den wellust van het leven uitmaakt, en onze jonge graaf ontwaarde een al te groot gebrek, om haar te weêrftaan. Heure geboorte, het is waar, fcheen hem eene gezellin, van een* rang, evenredig aan den zijnen , te moeten belooven; maar het gevoelen kende nimmer de welvoeglijkheeden , en hee was bepaald, dat het eene eenvoudige dorpe. linge zijn zou, die het eerst zijn hart zou doen kloppen. Op een' zekeren dag, bij de terugkomst van eene jagtpartij, begaf dit inneemend jong mensch. zich naar het bosch van St. Mesmin, ten einde aldaar van de uchtend vermoeijenisfen wat uitterusten. De zon was op de helft heurer'loop gevorderd. De hitte was bovenmaatig, en alles noo- dig-  *2 ISIDORE EN JüLlSTTE. digde hem, fchaduwe in het diepfte van het bosch te zoeken. De frischheid der plaats, de Iugt, die het boomloof zagtkens bewoog , dompelde hem in verrukking. Hij naderde tot aan den voet van een digt en hoog doornbosch, het welk zodanig afgelegen was, dat geen menschlijke voetflap zich voor zijne oogen vertoonde. Deze woeste plaats is de gene, die met den ^oeftand zijner ziel en het foort van vermaak, dat hij uitgekoozen heeft, het meest overeenkoomt: het is de plaats, die hem het meest behaagt. Weldra koomt rugkomst van den gewoonen gang, dien zij eiken morgen naar het kasteel van Mainville deed, geheel  Sa ISIDORE EB JUMëTTI. over, dan een' man, die de heure niet worden kan, te vergeeten. Het is, ra deze overweging, dat zij beiden wederzijdsch in de zorgen der vriendfchap berusten; en van toen af aan belooven zij zich, onderling te werken; ten einde zich van eenen kwalijk geplastïten hartstogt te geneezen, Maar hoe vergist de mensch zich, als hij gelooft ïZich tegen zijne beftemming te kunnen verzetten! De liefde bovenal is een gevoelen, zeer moeilijk om te beltrijden ! Niets kan haar weêrftaan, en vroeg of laat moet de verblinde flerveling derzelver bevelen inwilligen. Die twee openhartige herderinnen kwamen wel overeen , dat de verwagtingen , waarmede zij zich tot dien dag toa gevoed hadden, niets anders, dan bloots haifenfehimmgn waren, en volftrekt ongegrond; maar om dat toeteRemmen, moest men van Ifidore fpreeken. Men kon er niet over fpreeken, zonder zich een weinig met zijne verdienften bezig te houden: ongevoelig li«t mejft Zich over zij::e andere heedanigheecfen uit. Men geloofde, de w^rneid fieehis buide te doen, terwij) men de liefde vereerde» en bet was, alK>.» dat  ISIDORE EN JULIETTE, 35 dat die twee zusters, in plaats, van een al te dierbaare beeldnis te verbannen, eiken dag in hunne harten den trek, waardoor zij geraakt waren, dieper indrongen. Terwijl de jonge graaf van Mainville, zonder zich 'er aan te bekreunen , de rust van deze twee herderinnen verftoorde, was hij zelf in het rriinst niet geruster, federt het voorval met het lam, vervolgde de beeldnis der beminlijké Juliette hem tot in zijn' flaap. Vruchtloos zogt hij in het gezelfchap een eenig wezen, dat de vergelijking veelen kon: hij kon in de damens van boogen rang, die het huis zijns vaders bezochten, geen' een' eeriigeri trek zijner fcioone onbekende vlhden. Hij had te vergeefsch alle zijne pogingen in het werk gefield, ten einde haar te ontdekken. Hij was zo verre, van te veronderftellen, dat dat hcmelscn meisjen denzelfden ftreek van St. Mesmirl bewoonde, dat zijne naarvorfc'ningen, zich verder ültgeftrekt hebbende, nutteloos geworden waren; en zelfs de hoop, van haar weder te zien, begon haar te begeeven, toen het noodlot de toekomst bepaalde. B 4 Jaar.  £4 isidore EW JOLiJtTK. Jaarlijks, op het zelfde tijdftip , vereenigden zich de bewooners van het dal van St. Mesmin op de groene zooden voor de bron, ten einde daar den geboortendag van hunnen meester te vieren. Die dag was voor alle de omfireeken een bevoorrechtte dag. Elk gehucht, cnderhoorig aan de leenen van den graaf, zond deszelfs jeugd af, ten einde hem deszelfs erkentnis en trouw uittedrukken, De gantfche dag ging in geneugten vooibij. Eene groote plaats, door drie oude eiken boomen befchaduwd, diende tot een tooneel voor hunne fpelen. Men begon met flrijden van verfchillende foorten, en de overwinnaars ontvingen den prijs uit de handen des graafs zeiven. Vervolgends dekte men tafels op de zelfde plaats. Het maal was door de eikentnis verfierd, en de gulle vrolijkheid bezielde alle de gasten. De jon. ge dochters vierden het landgeluk. De minnaars, die zich bij hunne vrijsters bevonden, zongen de vermaaken der liefde , en deze gelukkige dag eindigde met luidruchtige danfen, bij welke de graaf zelf voorzat. Zodanig was het beloop van dit feest, dat jaarIjjksch de goede dorpelingen van het oord van St. Mes-  ISIDORE EN JULlè'TTE. 35 Mesmin vereenigde. De graaf van Mainville, die op het punt ftond, om zich van zijn' eenigen zoon, den beminlijken Ifidore te fcbeiden, dezen dag nog luisterrijker, dan andere, willende maaken, fpaarde niets, ten einde dien te verfkren, en fchiiterender, dan alle de genen die tot daar toe plaats hadden gehad , te maake Hij liet alle de naburige dorpen waarfchuwen., en noodig. de, uit zijn' naam, alle zijne onderhoorigen, ten eir de zich bij dit feest te laaten vinden. De toevloed was talrijk. Alle de jonge lieden van Olivet, Clérij, Meziéres, Ardon , Bois-Gibaud en Ferté, begaven zich in menigte naar de groene zooden bij de bron. Men moet wel vermoeden, dat het gedacht van den ouden Golio niet vergeeten werdt. De graaf fchreef hem , ten einde hem overtehaalen, zich daar te laaten vinden, niet tegenfiaande zijne zwakheid. Hij drong 'er bij hem voornaamlijk op aan , LouXe en Juliette mede te brengen, ten einde, zo als hij zeide, het fieraad van het feest uittemaaken. Louife nam met drift de gelegenheid waar, ten einde nogmaals hem, die haar heure rust en te vredenheid ontftoolen had, te zien; maar Juliëtte, agterhoudender dan heure zuster, deed al B 5 hiur  S# iSIDCRE EN JULIStTE. heur test, om zich daarvan te ontflaan: om hajr daartoe overtehMen, waren Louifes dringende verzoeken, en het herhaald bevel beurs vaders «oodig. Zij verlierde zich dan met heure aller beste klederen, en begaf zich met heure andere gezellinnen naar het kasteel. Het feest was reeds begonnen, toen de twee zusters aanlandden. Juliette , van het geraas, dat in de vergadering heerschte, gebruik maakende, ten einde zich op heur gemak aan het vermaak, van alleen tè zijn, overtegeeven, nam deri weg naar het park, en kwam, zonder het te bemerken tot aan den ingang van een boschjen, minder door de kunst, dan door de eenvoudige natuur, verfierd. Een prieel van feringen, acacia en verfcheidene welriekende heesters vormde eene aangenaame fchaduwe, ongenaakbaar voor de hitte van den dag. De zon drong daar niet, dan met moeite, door. Heure finalen, hier en daar uitfehietende, Vormden eene bedrieglijke tegenftrijdigheid met de ltille duisternis, die in dit boschjen heerschte. Alle de vogelen der omftreeken fcheenen het tot fcbuilplaats verkooren te hebben. De koolmees, nagtegaal en groenvink vormden door hun gekweel, een aangenaam gezang. Dit verruklijk verblijf  ISIDORE EN JOLlëTTB. *7 blijf was de gewoone wijkplaats van lüdore; deze was bet, die de meeste bekoorlijkheid voor hem bad; deze was het, die het best met zijne droefgeestigheid overeen kwam, Juliette, dit geheiligd verblijf naderende, was verre, van het lot, dat haar aldaar verwachtte, te voorzien. Het was daar echter, dat zij heure rust verliezen moest; het was daar, dat de liefde haar zijn wetten moest opleggen. Naauwlijks is zij aan den ingang van het boschjen gekoomen, of zij hoort eene aandoenlijke en klaagende ftem, die zich, met den welluidende» toon van een inflrument, vereenigt. Juliette, van verwondering getroffen, blijft ftil ftaan, luistert Mietjes, en houdt beuren ajem in, uit vreeze, van zulke zoete toonen te verontrusten. ROMANCE. 'k Betreur mijn onverfchillig leven, Dit bragt mij eertijds blijdfehap aan, Nu ik bemin!., is mijn beüaan Met bitterheid en fmart doorwee ven. 3k kon mij eens gelukkig noemen. Toen ik, in dit bekoorlijk oord, Bij  r.SIDORE EN JÜLlëTTE. Bij fpel en dans, op vreugd roogt roemen, En menig meisjen heb bskoord. Helaas! finds hier een onbekende, Zich in deez' bosfchen heeft vertoond, Sinds zich mijn oog aan haar gewende, Heeft duisterheid mijn hart bewoond... Ik zucht bij d'eerde morgen draaien, Bij dag kwijn ik van vreugde en fmart; Ik kan bezwaarlijk adem haaien, Zo veel lijdt mijn gevoelig hart... Heur denkbeeld kan m/jn' geest vervoeren, 'k Aanfchouw haar, waar ik d'oogen flaa, Mijn ziel voelt zich geheel ontroeren, L Altoos volgt mij heur beeldnis na... Ach, wat die krankheid ook moog' weezén 1 Die nacht en dag mij lijden doet — Ik wi! niet van die fmart gencezen, Of fchoon ik kwijnend flerven moet... Op het eerde woord had Juliette de flem van den jongen graaf van Mainville herkend; maar bij  ISIDORE EN JULI ëT TE. IJ» bij de laatfte woorden had zij moeite, van heure verrukkingen van vreugde te bedwingen. Zij kon niet twijfelen, of het was van haar, dat Ifidore fpreeken wilde, en het toeval kwam haar van alle de heevigheid van het gevoelen, dat zij hem ingeboezemd had, overtuigen. Welk eene zoete voldoening voor een hart, zo gevoelig, als dat van de aandoenlijke Juliette!. Maar hoe zich bemind te durven gelooven, daar de fortuin tusfchen hen een zo groot onderfcheid fcheen geplaatst te hebben? Die overweeging, die zich natuurlijk opdeed, vertoonde zich bij deze gelegenheid voor heuren geest. Zij wil vluchten* maar, op het oogenblik dat zij zich tracht te verwijderen , keert Ifidore zich om, en herkent haar.... Hij valt aan heure voeten, en neemt eene heurer handen, die zij niet terug durft trekken. Deze fchroomagtige herderin vindt zich ge. noodzaakt, uit den mond van den jongen Mainvil. le, de belijdenis zijner drift te verneemen. Ifidore maakt van de ontroering , die zij gevoelt, ge. bruik, ten einde haar een naauwkeurig verflag van de voorderingen, die de liefde op hem gemaakt heeft, federt den gelukkigen dag, dat hij haar voor de eerfte keer zag, te doen. Hij verhaalt haar zijne leevendige ongerustheeden , de wei-  gö ISIDORE EN JULI è'TT Bi weinige hoop, die hij had, van haar weder te zien, en alle de vruchtloofe poogingen, die hij, tot dien dag toe, in het werk gefield heeft, ten einde haar te ontdekken. Juliette verbaasd en bewogen, daarenboven ai te openhartig, om heur hart te verbloemen, noch te bloozen over het ge. voelen, dat haar bezielt, ftemt op heur' beurt in het vermaak, dat haar die ontmoeting verfchaft, in de hartzeeren, die het voorafgegaan hebben, in de ftrijden , die zij uitgedaan , en in ds onvermogende pogingen, die zij aangewend heeft, ten einde zijne noodlottige beeldnis te verbannen. Dat onfchuld'g en zedig meisjen fchroomt niet, heur' minnaar al het vermogen, dat hij ieeds op haar heeft, te laaten blijken, Maar de duistere fiaa*, waar toe het lot haar fchijnt verwec-zen te hebben, komt op dat oogenblik heure vreugde vergiftigen. Zij herinnert zich, dat zij flechts Juliette, dochter van den braaven, maar armen arbeider, Goüo, is. Deze gedachte treft haar, Ifidore bemerkt het, en wendt alles aan, om haar gerust te fiellen. Hij vertrouwt op de groote goedheid zijns vaders, en op de tederheid die hij voor hem heeft. Hij laat zich bovenal in het brcede uit omtrend dc grondbeginzels van eer en edelmoedigheid., waaraan de graaf zich nooit onttrok-  42 ISIDORE EN JULieTTE, „ drenk u met mijne traanen, befchouw mijne „ fmart, en bewonder uw werk." „ Zonder u „ bad de trouwloofe mijne wenfchen mooglijk „ niet verfmaad, zou hij voor mijne liefde niet „ ongevoelig geweest zijn; zonder u zou het ,, zwart vergift der jaloufie niet door mijne ade„ ren zweeven. Ik zou hed n voor zijne minnaa,, res erkend zijn, voor het gezicht van het ge„ heelal, voor het gezicht van God zeiven, van „ dien onverbidüjken God, die mijn leven niet „ verlengt, dan om mij nog veel onmededoogender te doen flerven. Verfchoori, waarde Ju„ liëtte," zeide zij vervolgends, zich in heure armen werpende; „ verfchoon, edelmoedige vrien. „ din, al de overmaat mijner wanhoop. Zoo het ,, ongeluk mij onrechtvaardig genoeg gemaakt „ heeft, om u over mijn ongeluk te belchuldi. „ gen, zult gij het mij buiten twijfel vergeeven, „ in de verzeekering, dat het de liefde alleen is, „ die alle mijne kweiiingen veroorzaakt. Ach, „Juliette! Juliette! beklaag mij, beklaag mij i „ nimmer heb ik meer uw' medelijden noodig „ gehad." Het wai aldus, dat de ongelukkige Louife heure  44 ISIDORE EN JtJLlëTTE. al het behulp der kunst, haar heure krachten terug deed bekoomen. E > delijk bragten de onöphoudlijke zorgen heurer zuster haar weder in het leven. Zij verkreeg, zoo niet eene volmaakte gezondheid, voor het minst geraakte zij buiten gevaar. In beure beterlchap, hield zij niet op, van Ifidore te fpreeken, en de edelmoedige Juliette was de eerfte, om haar over hem, die alle heure rampen veroorzaakte, te onderhouden. Dat middel, dat men gevaarlijk zou kunnen vermoeden, had in tegendeel de uitwerking, die zij 'er van hoopte. Deze belangrijke bedroefde gewendde zich langzaamerhand aan die moeilijke verwijdering, Weldra bezat zij den moed, van eene fcheiding, die daadlijk boven heure krachten geweest was, te verdraagen. Toen Louife geheel en al herfield was, zond de graaf van Mainville alle de geneesheeren weg, wier hulp volmaakt nutloos geweest was; maar de genegenheid, die hij voor die twee zusters opgevat had, deed hem befluiten , dezelven bij hem te houden. Sedert Ifidores vertrek had hij zich aangewend, dezelven als zijne eigene kinderen te befchouwen. Hij had, pm zo te Ipreeken, alle zij.  ISIDORE EN JULlè'TTE. 45 zijne tederheid over hen uitgeftort, die hij voor zijn' zoon had, en het was hunne erkentnis, die hem den last zijner afweezenheid hielp te boven koomen. Dia goede grijsaart kende de doodlijke gevolgen niet, welke hun verblijf bij "de bron hebben moest, en .Golio's dochters waren verre, van het ongeluk, dat hen bedreigde, te voorzien. A Onder de buurheeren van den graaf van Mainville, en die hem zelfs menigwerf bezogten, bemerkte men een' zekeren baron van Nora, zedenloos en gevaarlijk, volgends alle berichten. Bij koning Karei opgebragt, had hij alle de gebreken van een bedorven hart behouden. Behendig, listig, ondeugend, wraakzuchtig, fchelmachtig en trouwloos, zodanig was de baron van Nora, toen hij bij den dood zijns vaders zich meester van zijne daaden en bezitter van een' onnoemlijken rijkdom bevond. Volftrckt meester zijner begeerten zijnde, gaf die jonge heer zich, zonder bedwang, aan zijne neigingen en bedorve fmaaken over. Ten einde meer op zijn gemak een onge. regeld leven te genieten, had hij zich naar zijn landgoed begeeven, welks eenzaame ligging hem voor de gereede ftraf, welke de hemel den fcnul-  4De baron zelf, zich van het geheim verzeekerd achtende, wachtte zonder wantrouwen, tot dat ieder de aan- ge-  ISIDORE EN JULlëTTE. 6l geraamhceden der rust genoot, ten einde zijn verfoeilijk plan ten uitvoer te brengen. Echter waren alle zwaarigheeden niet uit den weg geruimd. Het kwam 'er op aan, het Engelsen leger door te geraaken, ten einde de wegen, die naar de ftad geleidden, te bereiken. Alle de uitgangen werden door geoefende en getrouwe foldaaten bewaard-, die allen even zo veele hinderpaalen opleverden, die men te boven moest koo> men; maar tot welk* een' moed is de nadering van gevaar niet in fhat, en bovenal de liefde voor de vrijheid! Dat natuurlijk en verheven gevoel gaf een' zwakken en weêrloofen grijsaart alle de krachten der jeugd terug. Het maakte van eenen flaaf, door den dierst verftompt, eenen Houten en onvertzaagden man; en van twee"jonge zwakke en vreesachtige meisjes twee weezenlijke heldinnen, gereed, de gevaaren en een' gewisfen dood te tarten. Eindelijk, is het oogenblik, tot de ontfnapping bepaald, na.ierd. Pieter vat Louife en Juliette bij de hand, en neemt op zich, hen door de naauwe en fteile paden heen te geleiden. Golio volgt hen op een' korten afftand, met een' cnëffen' en ver.  6'2 ISIDORE ENJULlè'TTE. verhaasten tred. Zij gaan allen vier (tüzwijgend voort, en genaken door het park heen, zo als ook door de groote tuinen van Nora, zonder een enkeld woord te uitten. De dille duisternis des nachts vervult hunne zielen met fchrik; zij kun. Ren zich tegen eene beweeging van ontroernis niet verzetten. Evenwel verdubbelen zij hunne fchreeden; zij koomen, zonder ontdekt te worden, tot aan het uiterde van dezen omtrek. Na de laatde graft, die hen van den grooten weg af. fcheidde, overgedooken te hebben, bleef Pieter ftilftaan, en verwittigde zijne reisgezellen van de nieuwe gevaaren, die zij nog ondergaan moesten. „ Het is hier, zeide hij hen, dat men zich met „ kloekheid wapenen moet. De plaatfen, die wij N door moeten, zijn nabij het vijandlijk leger en „vol van hunne ruiter-fchild wachten: zoo een „ van hun ons ontdekt, is het met ons gedaan, „ mijne vrienden, dan zijn wij verlooren; wij ,, moeten een' gewisfen dood verwachten, of op „ zijn allerminst de wreedbeeden ecner vreeslijke >» gevangenfchap. Maar zo dat lot ons voorbereid ,, is, laaten wij voor het minst het verlies onzer „ vrijheid duur weeten te verkoopen." Go»  73 ISIDORE EN JULlëTTE. dezelve bewoond werd. De man, die 'er zijne dagen doorbragt, had daar de allernoodwendiglte waken voor het leven weeten te vereenigenAchter'deze kluis was een tuin, dien hij zelf bearbeidde, en die bem, in overvloed, de vruchten en groenten verfchafte, waarmede hij zich hoofdzaaklijk voedde. Wat verder was eene heining, binnen welke hij wilde geiten opbragt.' Eene kleine voorplaatst, van eenige eetbaare vogels voorzien, maakte deze eenzaamheid bewoonbaar. Het inwendige, offchoon eenvoudig en zelfs grotsgewijze, vereenigde alle foorten van gemak in zich. Eene fmalle, maar gefchikte, kanfl, fcheen hem genoegzaam. Zijn geheele inboedel beflond: in eene tafel, bank, en eenige kasjes, Zeer weinige, maar uitgeleezene, boeken, maakten zijn' bibliotheek uit: deze was het voor. naamlijk, die hem de ftrengheeden zijner bal. lingfchap hielp draaglijk maaken. Het was uit z'jne boeken, dat hij de noodige vertroostingen haalde. Deze waren het, die hem die wijsbegeerte inboezemden, zo noodig, tot het draagen van den last des levens, en alle de hartzeeren, die zijn geheel leven beiTormd hadden. Ook befchouwde hij hen, als zijne wezentlijke en eenige vrien  ISIDORE EN JULIETTE» J>3 vrienden. Zij waren vcor het minst de eenige, waar over hij zich niet te beklaagen had, en die hem nooit begeeven hadden. Bij de aankomst in deze zedige wooning, was de eerfte zorg van den grijsaart, aan den gewonden' te denken. Na hem een bed van bladeren gemaakt te hebben, verbond hij zijne wonden met geneeskruiden,- waar» van hij de eigenfchap kende. Toen- hij dezen eerften pligt van menschlijkheid volbragt had, hield hij zich met de twee zusters bezig, welke de vermoeidheid ten uiterfte afgemat had. 'Hij zette haar een' eenvoudigen en zuinigen kouden maaitijd voor; en , ondanks de begeerte, die hij had , van heure lotgevallen te verneemen, verfchoof hij 'er het verhaal van tot den anderen dag. Indedaad, zodra de rust de krachten dezer twee herderinnen herfteld had, nam Juliette het woord op, en reekende het zich tot een vermaak, de verlangen van beuren weldoener intewilligen. Al te openhartig, om heur hart te verloochenen, of over heure gevoelens te bloozen, maakte dit deugdzaam meisjen zelfs geen geheim van heure verftandhouding raet den jongen graaf van Mainville. Zij verhaalde, vri jmoedig, de geboorte heurer liefde; die heurer zuster, Ifidores vertrek E 5 naar  ISIDORE EN JULlè'TTE. £>3 Juliette hefbaard. Zij was het, die dat vermetel plan ontwerpen durfde ; en zij was het, die, zonder raad, zonder hulp, door de liefde alleen geleid, en door de kinderlijke tederheid onderfleund, die ftoute onderneeming tei uitvoer bragt. Zij had gezwooren, heur' vader, minnaar, en beledigde eer teffens te wreeken. De nieuwe gevaaren , die zij te ondergaan had, konden baar noch vertzaagen, noch heure gevoeligheid kluisteren. Na den gewonden aan de zorgen beuier zuster en van den goeden grijssart toevertrouwd te i ebben, fcbeurde dit moedig meisjen zich, tegen hunnen wil en dank, uit hunne armen los, en floeg, op nieuw, den zelfden weg in, die haar reeds noodlottig had moeten werden. Beflooten hebtende, te fterven, of in heur ftout ontwerp te flaagen, trok zij geheel alleen Salesburijs heirleger door. Zij bedient z:ch van de duisternis des nachts , om zich midden onder zijne foldaaten te mengen, die, zonder mistrouwen, en half dronken, onder hen over de bevelen , die zij koomen te ontvangen , en over een' aanval, die 'er twee dagen daarna plaats moest hebben, fpreeken. Zij verneemt, daarenboven, dat een gedeelte van hun heirleger zich richten moest naar de voorftad van Orléans, als de alierzwakfts en minst verderkte zijde; dat zij flechts  ISIDORE EN JULlëTTE. Q5 dekt. Door deze magtige befchouwing weêrhou. den, doet zij zich geweld aan, en verbergt, voor aller oogen, de ontfrejteois heurer ziel. De bastaart van Orléans, ra haar gerust gefield te hebben, overreed haar, om onbefchroomd te fpreeken, en belooft haar, uit naam van den koning, eene fchuilplaats en befcherming. Juliette, moedig geworden, begint, met een Jang verhaal van de misdaaden des barons Nora, en het fchandelijk verraad, waaraar? hij zich omtrend zijn vaderland fchuldig gemaakt heeft, te doen. Zij ontdekt, ver volgends, zijne verfiandhoudingen met de Engelfchen ; zij doet verfiag van de verfoeijelijke wijze, op welke hij zijn' eigen vader veroordeeld heeft, om het getal zijner flachtoffers' te vermeerderen. Die wreedheid doet alle de leeden van de vergadering beeven; maar, toen zij zijne laffe ontrouw omtrend den ouden graaf van Mainville verhaald had, fionden allen op, fchreeuwende wraak! Ifidore, verwced, zweert dien valschaart zelf te ftraffen, en zijnen vader te wreeken. Hij fielt zich voor, hem tot zelfs in zijn eigen kasteel te vervolgen. Laat af, zeide Juliëtte, het oogenblik tot zijne ftraf is nog niet gekomen , andere meer belangrijke zorgen moeten u bezig houden. Morgen, bij het krieken van den dageraad, moet de vijand voor deze muu- ren  gö ÏSIDORE EN JULlêTTE. ren verfcbijnen. Hij moet eene zijde van de flad aantasten, die hij veronderfielt, weinig verfterkt te zijn. Van het geheim verzeekerd, belooft hij zich den besten uitfiag; wel nu! dezelfde plaats, die hij als de fchouwplaats zijner overwinning aanziet, moet integendeel die zijner neerlaag zijn. Zendt verwerkingen naar de plaats, die hij aantasten wil, en dat, in plaats van het voordeel, dat hij verwacht, hij daar eene onvermijdelijke dood vinde. Wanneer hij, over zijne neerlaag verbaast, zijne veiligheid in de vlucht zal zoeken, zoudt gij eene colonne naar het kasteel van Nora kunnen afzenden, met last, om hetzelve te belegeren. Dan zal het ü gemakkelijk vallen, den ellendeling, die zijn vaderland lafhartig verraaden heeft, meester te worden, en de ontelbaare flachtöffers, die bij in ketens geklonken hcudt, te verlosfen. De gantfche raad fchikt zich naar deze inlichtingen, en deze maatregel wordt met eenpaarigheid van ftemmen genomen. De onverfchrokkene Juliette biedt zich aan, om zelve de krijgslieden, met deze ondcrnccming belast, aantevoeren, Ifidore eïscht 'er het bevel over; hij brandt van ongeduld, cm zijnen vader te wteeken, en den valschaart met zijne eigen hand te ftraffen. De  ISlDORE EN JÜLlëTTE. 97 De uitkomst draalde niet, den raad van Golio's dochter te rechtvaardigen. Bij het lichten van den dageraad, komt de vijand met vertrouwen het bolwerk aantasten, dat hij weerloos waant; maar die zij Je van de flad, door de zorgen van den maar. fchalk de Rieux verflerkt, biedt eenen hardnekkigen weêrfland. De inwooners , door den gantfchen adel onderfteund, doen eenen hevigen uitval, en vallen, verwoed, op de Engelfchen aan, die zij in (lukken hakken. Terwijl dezen onder de muuren van Orléans een' geweldigen fchok uitftaan, was de jonge graaf van Mainville in de vlakte der vier winden aangekomen: hij had zich van hun kamp meester gemaakt, en hen volkomen op de vlucht geflaagen. De baron van Nora, die verre was van te vermoeden , dat de haal der Franfchen zich bijzonder tot hem bepaaide, was, op hunne nadering, in zijn kasteel geweeken, met eenige troepen , waar over de graaf van Salisbury hem het bevel had opgedraagen; maar Ifidore, van pas, zich de overwinning ten nutte weetende te maaken , bragt alle zijne verfterkingen naar dat affchuwlijk roofnest, en, zonder de vlugtenden een oogenblik rust te laaten, maakt hij zich gereed, om het te belegeren. IfiG do-  ISIDORE EN JULlëTTE» Q«J nade van hem, dien hij zo onwaardiglijk beledigd heeft, overtegeeven. Hij fteunt op zijne wijkplaats, minder fierk door de hulp der menfchen, dan door die der natuur. Indedaad, dat kasteel, op eene fteile rots gebouwd, en van dubbele gragten omringd, even zo breed, als diep, gelijkt veeleer na eene fterkte, dan na de vreedfaame wooning van een' landheer. Deszelfs eigenaar befchouwt het als onneembaar; hij tragt, zijne krijgsbenden met dezelfde woede te bezielen, waarmede hij bezet is; hij verwittigt hun, dat zij al-* len over den kling zullen moeten fpringen, zoo zij komen te bezwijken, en dat, om de wet van den overwinnaar te ontgaan, hun geene andere zijde te kiezen ftaat, dan die, van met de wapens ia de hand omtekoomcn. Ifidore, van des barons voorneemen onderrigt,' maakt zich gereed, om den aanval te beginnen. De volmaakte kennis, die hij van de plaatfen hadt, werdt hem van groot nut. Hij wendt het beste gedeelte zijner verlterkingen naar de eenige plaats, waar de gragten, minder breed, dan overal elders, de belegering doenlijk maaken. Hij doet die plaats met legertakkebosfchen bedekken, en, ondanks de poogingen der belegerden, gelukt ^het hem, zich G 2 , eenen  100 ISIDORE EN JULlëTTE. eenen zeekeren en gemakkelijken weg te baanen. De baron van Nora, dien de wanhoop vermetel maakt, verlcbijnt aan het hoofd zijner troepen, en, dezelve door zijne tegenwoordigheid cpwakkerende, fiaat hij, drie keeren, Ifidores krijgsknegte/i af; maar, drie keeren, wordt hij zelf terug gedreeven, en verpligt op zijne achterhoede terug te trekken. Reeds zelfs waren de Franfchen op het punt, zich van den laatflen post meester te maaken , als hij, het woord tot zijne krijgsbenden richtende, dezelven door zijn voorbeeld bezielt, en hun de lchandelijke dood, die hen voorbereid wordt, zoo zij overwonnen worden, voor oogen ftelt. Deze enkele gedachte vervoert aller harten tot woede en wanhoop. Allen verdubbelen hunne poogingen, en trachten, op nieuw, de Franfchen te doen verwijderen. Ifidore, over dezen hardnekkigen tegenfland verontwaardigd, verzamelt het uitgeleezendfte gedeelte zijner troepen; hij fchetst hen , in twee woorden, het afbeeldfel van den man, dien zij te befirijden hebben. Hij doet hen een kort verhaal van alle zijne misdaaden, en onderricht hen van de menigte flachtoffers, die hij gevangen houdt, ó Mijne vrienden! zeide hij hen, verneemt alle de uitgefirektheid zijner wandaaden: mijn vader, zoudt gij het gelooven ? mijn vadeK zelf*  ISIDORE EN JÜLlèTTE; |OI zelf, zucht in ketenen!.... Dat gefprek doet Ifidores krijgsknechten beeven; allen zweeren de dood van den eerloozen Nora. Zij keeren voor de vierde maal tot den ftrijd terug. Ifidore, aan hun hoofd, doet wonderen van dapperheid. Juliette zelve, Juliette, nog onbekend in de oogen iieurs minnaars, ftrijdt aan zijne zijde, en deelt in zijn' roem en in zijne ge aaren. Zij ontwikkelt, bij deze gelegenheid, den moed en de ltoutheid van den aller onvertzaagdften krijgsheld. Zij betwist den graaf van Mainville de eer, van heuren laffen fchaaker te ftraffen. Ifidore, door een bovennatuurlijk gevoel geleid, had reeds voor dit belangrijk meisjen eene genegenheid, waar van hij de oorzaak niet kende, opgevat; hij dringt haar vruchteioos, zich te verwijderen, en zich niet onberaaden blootteftellen; maar zij volhardt, alle gevaaren te trotfeeren; zij brandt van verlangen, om zelve den moordenaar heurs vaders te ftraffen. Zij zoekt hem met de oogen, wordt hem gewaar, en maakt zich gereed, om op hem aantevallen, als een doo. delijke flag haar komt te treffen, en haar voor de voeten heurs minnaars nederwerpt. Ifidore beijvert zich, om haar ter hulp te fnellen; hij ontwapent haar, en onderfcheidt de trekken eenex vrouw.... G 3 bij  J0* . ISIDORE ENJüLlëTTE. hij herkent zijne minnaaresfe .,., zijne waarde Juliette. 6 Blijdfchap! ö fmart! in welken toefland vind die ongelukkige jongman zijne veelgeliefde, (de ziel vaa zijn leven) weder I „ God van alle gena„ de," roept hij uit: „ verwaardig u, heure da„ gen te fpaaren, en mijn* arm te onderdeunen." „ Vrienden," zegt bij, vervolgends, tegen*den adel, die hem omringt, „ volgt mij, en wreeken „ wij dit dierbaar bloed, dat droomt; wreeken », wij, te gelijk, de eer, het vaderland, en de „ beledigde menschheid." Dadelijk werpt hij zich , woedend, in het midden der gelederen. Van zijne braave krijgsknechten onderdeund, valt hij op de Engelfchen aan, en brengt den dood en fchrik midden 'onder hen. Hij richt eene vreesfelijke flachting aan; elke flag, dien hij hen toebrengt, is doodlijk. De fchrik overmeestert hen, en hunne eerde vermetelheid verdwijnt in rook. Hun opperhoofd bemerkt dit: hij beeft van gramfchap, en wil hen, doch te vergeefsch, op nieuw moed inblaazen. Even a!s een kruipend dier, het welk de reiziger getrapt heeft, kronkelt hij zich, knarst, en werpt zich op zijnen vijand. Ifidore ziet het, vliegt  ISIDORE EN JÜLlè'TTE. ïCtf vliegt hem te gemoed, en de aller hardnekkigfte tweeftrijd grijpt plaats. Zij rekken zich uit, krommen zich, ontgaan zich, zoeken zich, en brengen zich vreesfelijke flagen toe , die evendta afgeflaagen worden. Hunne wapens kletteren, en de beide partijen blijven ftaan, even als tegen hun" dank, om enkel toezieners te zijn. De moed, behendigheid, woede en wanhoqp doen de overwinning lang in twijftel ftaan. God befchermt in het einde de onfchuld, De graaf van Mainville, behendiger dan zijne tegenpartij, neemt een gunftig oogenblik waar, om hem eenen vreesfelijken flag toetebrengen. Zijn viiier is gebroken, zijn helm klettert; hij waggelt zelf, en valt op zijne kniën. Ifidore, even fnel als de blikzem, bedient zich van dit voordeel , en ftoot hem zijn' degen in de borst. Die ellendeling geeft een' vreesfelijken gil, flaat van zich af, en valt ter aarde. Zijne zwarte ziel zweeft door de lucht, en dat fchelmsch gedrogt geeft den laatflen fnik, onder het uitbraaken van duizende afgrijsfelijke verwenfehingen. De belegerden geeven zich even dra over, en leggen de wapens neder. De graaf van Mainville vergenoegt zich hen krijgsgevangen te maaken. Hij bewijst hun, dat de edelmoedigheid eene der G 4 hoofd-  104 ISIDORE EN JüI.I8tTE. hoofddeugden is, waardoor de Franfchen zich vereeren. Hij begeeft zich, vervolgends, bij zijne waarde gewonde, bij zijne veel geliefde- Hij bstoont haar alle benoodigde hulp. Hij beijvert zich, vervolgens, om raar den kerker te fnellen, waar zijn vader en zijne minnaaresfe kwijnen moeten. Hij vliegt, en zijn hart fnelt hem nog vooruit. Hij doorloopt, met even zo veel vlijt, als verontwaardiging, de duistere onderaardfche holen, dia naar dat ijsfelijk verblijf geleiden. Hij treedt binnen, werpt zich neder, en zoekt te vergeefsch naar den oorfprong van zijn leven. Nieuwe ramp! de ketens los, het ftroo nog versch, halfvolle nappen, alles kondigt aan, dat de gevangenen 'er pas zijn uitgegaan. Deze overtuiging vermeerdert de ongerustheeden van dien goeden zoon; zijne verbeelding toont hem zijn' vader, door den fchelm,dien hij koomt te ftraffen, vermoord. Men moest Ifidore zijn, om zien een dpnkbepld van de levendige fmart en den wrecden angst, waarin deze overwegingen hem dompelden^ te vormen. Hij doet, te vergeefsch, nieuwe naarvorfchingen, zij worden vruchteloos. Op het oogenblik, van het geluk te bereiken, z'pt hij 'er z,ich voor altijd van verwijderd,  ISIDORE EN JÜLlëTTE. WS derd. Juliette deelt in zijne hartzeeren. Heur vader heeft, waarrebijnelijk, het zelfde lot, als de graaf van Mainville , ondergaan. Ongetwijffeld , zal de wreede baron hem , niet meer dan zijnen vriend, verfchoond hebben; deze zeekerheid is voor haar veel verfchrikkelijker dan de dood. Die twee gelieven waren nog, om zo te fpreeken, ongevoelig voor het vermaak van zich wedenezien, als een grijsaarr, geheel in het zweet, koomt aangeloopen, en vraagt, om den Franfchen bevelhebber te fpreeken. Die grijsaart was de vader van den baron van Nora, die, onderrigt, dat zijn zoon op het punt (lond,van in de magt,eens, met recht vergram den, vijands, te vallen, en eindelijk voor alle zijne misdaaden te boeten, zich haastede, om zijne vergifnis te verzoeken, en om de draf des hemels, waarmede hij bedreigd werd, var) boven zijn hoofd te doen afwenden; maar, toen die ongelukkige vader vernomen had, dat hij, met de wapens in de hand, geftorven was, kon hij niet ralaaten, t-.,eteftemmen, dat de goddelijke rechtvaardigheid in dat ontzettend voorbeeld voorzien hadde. Evenwel gaf die grijsaart, nog door eene verregaande zwakheid, die het begin van alle zijne rampen geweest was, overheerd, zich aan de > G5  Ic6 ISIDORE EN JÜLlëTTE. aüerhevigfle wanhoop over. Deze tijding, offchoon voorzien, verhaastte zijne laatfte oogenblikken, en maakte hier een einde aan zijn fterfuur. Hij kon zulke fmartelijke ftrijden niet weêrftaan, en dit droevig flachtoffer der ondankbaarheid bezweek onder het gewigt zijner hartzeeren. Zijn geheele leven was niets anders geweest, dan eene lange reeks van fmarten en droefenisfen. Miskend, veroordeeld, door zijnen eigen zoon opgeflooten, had hij, federt zeven jaaren, een fmartelijk en lastig leven in de bosfchen voortgedeepr. De wroegingen zelve hadden zijn eenzaam verblijf niet ge. fpaard, en, uitgezonderd de oogenblikken, die hij toegewijd had aan het verpligten van zijns gelijken, was elk zijner dagen aan de allerverlcheurendfte herinneringen ten prooi geweest. Zo veele rampen te gelijk verhaastten de laatde oogenblikken van dien grijsaart: hij dierf in Ifidores armen, hem de twee ongelukkigen, die hij in zijn verblijf had achtergelaaten, aan be veelende. Dit verzoek was noodeloos; Ifidore kénde hen reeds; hij wist hunne gefchiedenis; Juliette had hem alles verhaald. Na den vader van den baron van Nora de laatde pligten beweezen te hebben, maakte die gevoelige jongman zich gereed, om den weg  ISIDORE EN JULIETTE» IS7 weg naar het bosch, dat hij bewoond had, inteflaan, Hechts van eenige edellieden van zijn gevolg vergezeld. Juliette, niettegenftaande heure groote zwakheid, wilde volftrekt van de partij zijn; maar de geneesheeren verzetteden zich daartegen. Hoe zeer de wond niet gevaarlijk was, kon zij echter dat vertrek niet onderneemen, en het ware in dc hoop, van heure zuster weldra wedertezien, dat z;j befloot, hunne terugkomst aftewachten. Bij de kluizenaars hut komende, kon de jonge graaf niet nalaaten , traanen van aandoening te ftorten, op het gezicht van het fchouwfpel, dat zich voor zijne oogen opdeed. Louife, op de knicn, bij het bed van Pieter, was bezig, om voor hem te zorgen, en zijne wonden te verbinden. De bijzondere oplettendheid, die zij daaraan befieedde, bewees alle ele gevoeligheid van heur hart. Pieter, van zijn* kant, fcheen, door zijne oogen, zijne geheele erkentnis aan zijne weldoen (Ier uittedrukken. Dit belangrijk tooneel werd niet afgebrooken, dan door de aankomst van Ifidore en zijp gevolg. Louife , offchoon verfchrikt, herkende ligtelijk hem, die alle heure fmarten veroorzaakt hadt. Deze verbaazing beroofde haar voor een oogenblik van het gebruik heurer zinnen. Dit bezoek  108 ISIDORE EN JULlëTTK. zoek was zo onverwacht, dat het haar 'noodlottig fcheen te zullen worden: het gelukte niet, haar weder bijtebrengen, dan door aanhoudende poogingen. Ifidore liet haar, vervolgens, naar Nora brengen, met den edelmoediger P.eter, en gaf haar aan Juliëttes wenfcben weder. Het zou moeijelijk valJen, deze ontmoeting te befcbrijven, en om zich die voortedellen, moet men zich de wederzijdfche verkleefdheid dier twee beminnelijke zusters weder te binnen brengen: ook gaaven zij zich, ongeveinsd, aan het vermaak, van zich wedertezien, over. Na zo veele wederwaardigheeden en vermoeijenislèn te boven gekomen te zijn, vonden zij zich, door de zorgen van den man, die hen het allerdierbaarfte was, herëenigd. Echter was hunne vreugde nog niet volmaakt, hun geluk was door het verlies van hunnen vader geftoord. Ifidore zelf, ondanks het vermaak, dat hij genoot, van eene aangebedene minnaaresfe wedertezien, had evenëens den allertederden en besten der vaders te betreu. ren. Die fmartelijke herinnering was genoegzaam, om zjne gelukzaligheid te vergiftigen. Op het oogenblik, dat de toekomst die deugdzaame jonge lieden van de zoete vertroosting, van ooit hunne ouders wedertezien, fcheen te moeten 'be.  ISIDOB/E EN JULlëTTE. 109 berooven, fprak de edelmoedige Pieter, ongetwijfeld door eene godlijke ingeeving bezield , den graaf van Mainville aldus aan: ,, Gij ftort te regt „ traanen van droefheid, om het verlies uwes va* „ ders, en wel voornatnentlijk ter zijner verè'ering, „ uw beklag is welligt kwalijk geplaatst. Mo„ gelijk heeft het wangedrogt, dat hunnen dood „ voorgenomen had, den tijd niet gehad, van zijn „ fchandelijk voorneemen ter uitvoer te brengen. ,, Het volkomen vertrouwen, dat hij in mij|(lelde, „ ftelt mij heden in Haat, om dat geheim te ont„ wikkelen. Onder dit kasteel zijn verfcheidene ,, gewelven, welkers uitgangen mij Hechts alleen „ bekend zijn. De baron zal, buiten twijfel, op „ uwe aannadering, de gevangenen in eene afgele„ gener plaats overgebragt hebben. Een heimelijk ,, voorgevoel zegt mij, dat zij nog leeven. Koomt, „ volg mij: wij zullen alle die afgrijsfeliike plaat„ fen , zorgvuldig, gaan onderzoeken , en weest verzeekerd, dat niet een eenige aan onze naar,, vorfchingen zal kunnen ontfnappen." Oogenbliklijk verzamelt Ifidore al z;jn volk, erf maakt zich tot dit onderzoek geteed. Jul'ëtte, oftchoon gewond., wil hem volftrskt vergezellen^ Loui»  ïtO ÏSIDORE EN JULlëTTE, Louife volgt heur voorbeeld; en allen, van fakkels voorzien, maaken zich vaardig, om in dit afgrijsfe* lijk roofnest nedertedaalen. Pieter, dié hen tot gids verftrekt, geleidt hen door duistere omwegen, en dringt met hen tot in de diepfte holen door, welkers nadering alleen alle harten met fchrik vervult. Elke flap, dien zij doen, vermeerdert hun. nen fchrik. Zij loopen langen tijd, zonder eenig voetfpoor te ontdekken, dat hun den weg kon aanwijzen. Zij komen eindelijk aan den uitgang van een onderaardsch gewulf, dat nog veel verder afgelegen is, dan de anderen. Eenige ingevallene fteenen trekken hunne aandacht naar zich, en ver. fcheidene gaten vertoonen zich voor hunne oogen. Nd veel vergeeffche poogingen, ontdekken zij een foort van klinkdeur, die met verfcheidene donkere kerkers gemeenfchap heeft. Daadelijk loopen zij de deuren van die vochtige gewelven op, die, buiten twijfel, tot graven voor de flachtoffers van den baron van Nora verftrekt hebben. Doodsbeenderen en mismaakte geraamten dienen om die gedachten te bevestigen. Op dit gezicht, trilt Ifidore van fchrik, en zijne hairen rijzen hem te bergen. Hij verliest nogthands den moed niet; hij vervolgt driftig zijne naarvorfehingen. Hij doorzoekt naauwkeu- rig  ISIDORE EN JULlëTTE. III rig alle de hoeken van dit verfchriklijk verblijf; maar alle zijne zorgen worden vruchteloos. De hoop ' begint hun te begeeven, en, door zo veele noodeloofe moeiten afgemat, maakten zij zich zelfs reeds gereed, om weder naar boven te klimmen, als een klaagend en ondera'ardsch geluid hunne ooren koomt te treffen. Deze ftem dringt tot in hunne harten door. Zij blijven ftil ftaan, luisteren aandachtig, en weldra kunnen zij niet meer twijfelen, of dat affchuwlijk verblijf befluit het geen zij zoeken in zich. Die zuchtende toon verdubbelt en geleidt hunne fchreeden. Zij naderen eindelijk den ingang van een' kelder, onder de aarde gemetfeld, en in welken men niet, dan door middel van een trapdeur, met breede ijzeren bouten geflooten, komen kan. Deze deur bezwijkt weldra onder hunne flagen , en wijkt voor hunne krachten. God! welk een fchouwfpel! De graaf van Mainville en de oude Golio, op het ltroo uit, gefpreid, midden om het lijf geketend, cn met de handen naar den hemel gericht, zijne genade ter gunfte van hunnen verlosfer inroepende. . . . Ifidore, Louife, Juliette, vallen, oogenblikkelijk aan de vosten der grijsaarts. De deugdzaame kinde'.  113 \ ISIDORE EN JULlëTTE» deren drukken hunne vaders in hunne armen, ter. wijl men derzelver boeijens verbreekt.... Goede harten, gevoelige zielen, verbeeldt u, zoo gij kunt, dat aandoenelijk tafereel van kinderlijke tederheid , en fchreit met die belangrijke jonge lieden. Zonder de zoete traanen, die zij vergooten, zouden zij dat aandoenelijk tooneel niet hebben kunnen verdraagen , het zou boven hunne krachten geweest zijn. Het geen vólgde was niet minder treffend: elk der fpeelers lagcht, fchreit, begaat duizende bultenfpeurigheeden; en allen fpreeken, ondervraagen zich, en beproeven zich tenens. Eindelijk, neemt Jiidore het woord op, en verhaalt aan de twee grijsaarts de billijke ftraf van den va'.schaart Nora, en de verfchillende gebeurenisfen, die hunne ver. losfing vooraf gegaan zijn. Hij geeft 'er den edelmoedigen Pieter al de eer van. Golio, die niet vergeeten heeft, al wat die waardige dienaar reeds voor hem gedaan heeft, werpt zich in zijne armen, hem zijnen vcrlcsfer nccmende. De graaf van Mainville is hem eveneens de weder in het licht  " ISIDORE EN JULlëTTE. ' H3 licht verfchijning, en het geluk, van nogmaals zijnen zoon te omhelzen, verfchuldigd. Na zich wederzijds^ met lief koozingen overlaaden, en, om zo te fpreeken, het gevoel uitgeput te hebben , floegen allen, al fchreijende, den weg naar het kasteel weder in; en zich onderling bij de hand houdende , haasteden zij zich, om dit affchuwlijk verblijf te verlaaten. Toen de twee gevangenen het licht weder aanfchouwden, waar van zij, federt zo langen tijd, verftooken geweest waren, verlieten hun hunne krachten, en zij vervielen in eenen ftaat van magteloosheid, die een oogenblik voor hen deedt vreezen. Echter bragten de zorgen hunner kinderen hun weldra in het leven terug. Juliette en Pieter, die niets meer te verlangen hadden , draalden niet, eveneens hunne gezondheid weder te bekomen. Hunne wonden genafen in weinig tijd, en beiden waren hunne herftelling, minder aan de hulp der kunst , dan aan het zuiver en onbeneveld geluk, het welk zij, federt hunne we. der vereeniging, genooten, verfchuldigd. Die twee beminnelijke gedachten vertrokken vervolgends naar de bron; het is daar, dat de hemel de liefde der twee jonge beminnenden bekroonen, H e!J  II* ISIDORE EN JULlëTTE, , en hunne ibndvastigheid en deugden vergelden moest. Het is noodeloos, te zeggen, dat hunne vaders, door het ongeluk gelijkgefteld, daarenboven eenigh'jk met het geluk hunner kinderen bezet, hunne verbindtenis, tegen her fijdftip van hunne terug, komst in de valei van St. Mesmin, bepaald hadden; maar Golio, niet minder edelmoedig, dan de graaf willende zijn, meerde, dat het tijd was, zich bekend te maaken, en het geheim van zijne geboorte te ontwikkelen. Zich tot zijnen vriend en zijne twee dochters wendende, fprak hij hun in dezer voegen aan: ,, Gij ziet in mij de eenige telg eens oud ge. „ flachts, en uit den tak der Valois gefprooten. „ Een adelijk bloed zweeft door mijne aderen; „ en dat ijdel voordeel, zo zeer onder de menfchen „ gezogt, was in tegendeel de bron van alle mijne ,, ongelukken. Koning Karei de Zesde, die veel ,, werk van mijnen vader maakte, en die hem zelfs „ onder het getal zijner gunftelingen geplaats hadt, M wilde zijne weldaaden tot zelfs over mij uitftrekm ken. Hij wilde mij aan zijn' perfoon verbinden, h en  ISIDORE EN jrjLlgTtE. IIS „ en liet mij aan het hof opvoeden. Eenige voor* „ deelen, die ik. van de natuur ontvangen hadt, „ gevoegd bij zekere neigingen, die men in mij „ meende te befpeuren, deeden dien vorst bedui„ ten, zich met mijne bevordering bezig te hou„ den. Zijn genegenheid te mijwaards werd zo „ groot, dat hij eens op een' dag tegen mijn' va„ der zeide, dat hij zich met mijne vestiging be,, lastte, en mij de hand eener dame van het hof, „ welkers geboorte de mijne evenaarde, geeven „ wilde. De prinfes van Beaufremont werdt mij „ tot echtgenoote toegefchikt, en men wachtte „ naar niets anders, om deze vereeniging te vie. „ ren, dan naar de aankomst van verfcheidene afgezanten,die uit het binnenfte vanDuitschland kwa„ men, om hunne opwachtingen aan den koning „ van Vrankrijk, uit naam van verfcheidene mo„ gendheeden, hunne meesters, te maaken. Hun „ onthaal aan het hof moest door tournoifpelen, „ en feesten van allerhande foort, bij welken de „ keur des Franfchen adels praaien moest, geken„ tekend worden. Mijn hart, nog al te-jong, om „ al de kracht der fchoonheid te kennen , zag, „ onbefchroomd, zo als ook zonder vreugde, het „ oogenblik mijner vereeniging met de prinfes van „ Beaufiemont te gemoed* Ongevoelig voor de Ha » aan-  Iltf' ISIDORE EN JULlëTTE.' „ aantrekkelijkheeden van het fortuin, en zelfs „ voor de waardigheeden, die mij toegezegd wa. „ ren, zag ik in mijne gehoorzaamheid niets an. „ ders, dan het vermaak, van aan de verlangens ,, mijns vaders te voldoen. Ik was dus geheel en ,, al aan de bevelen onderworpen, als men de ,, aankomst der voorgemelde afgezanten aankon„ digde.'* „ 6 Doodelijke befiemming! o rampzalig nood,, lot! Het is dan waar, dat de verblinde fterve- ling u niet ontgaan kan, noch uwe flagen weer„ ftand bieden ! Helaas ! waarom moest gij mij ,, uitkiezen, om uwe gefrrengheeden over mij uit. lettorren, en mij te noodzaaken, ondankbaar en „ misdaadig te worden? Zonder u, zou ik heden n de dood eener aangebedene vrouw, en ten ge* „ lijken tijd die eens waarden vaders, wiens laat. ,, fte oogenblik ik verhaast, en dien ik zelf in „ het graf gefiort heb, niet te betreuren heb„ ben." „ Men had tot het feest, voor de afgezanten „ beftemd, eene verhevene zitplaats, trapswijze „ ingericht, gebouwd, op welke het hof van Ka. „ rel de Zesdè, in al deszelfs luister en pracht, • " » zit-  ISIDORE EN JULlëTTE. "I de eenige zijde, die ons overbieef, om onze „ vereeniging te verhaasten, medetedeelen. Het „ kwam 'er op aan, om de toeflemming van heu„ ren en mijnen vader te bekomen. „ Mijn v.a„ „ der," antwoordde zij mij, „ zal u mijne „ „ hand niet geeven, voor en al eer hij u die „ „ waardig geóórdeeld heeft. Hij zal op de rijk„ ,. dommen, noch op de verdien/ten der geboort, ., te geenszins acht flaan: die voordeden hebben „ „ flechts zeer weinig waarde in zijne oogen; „ „ maar, voor en al eer hij in ons huwlijk toe„ „ ftemme, zal hij u in den grond willen kennen; „ „ weeten, of gij goed, gevoelig, deugdzaam, „ „ zijt; of gij uwen koning, uw land, uwe „ „ wetten, bemint; in één woord, of gij de hoe„ „ danigheeden bezit, die den gegoeden man „ „ uitmaaken. Ziedaar, de grondftellingen van „ „ Theodorus; wees verzeekerd, dat hij 'ernooit „ „ van afgaan, en onveranderlijk in zijn befluit „ „ blijven zal."" „ Dit was het gefprek, dat mij Palmire hieldt. „ Zij voegde 'er de verzeekering heurer liefde, en „ de belofte, van nooit aan een' ander' te zullen „ toebehooren, zoo zij de mijne niet zijn kon, bij. Zij eindigde, met mij overtehaalen, om mij reH 5 » gel-  1*4 ÏSID0RB EN JULlëTTE. „der, noen alle de goedheeden, waarmede hij „ mij in mijne kindschheid overlaaden had, ver„ geeten zou. Ik verzogt hem ook, den koning te betuigen, hoe misnoegd ik ware, dat ik de „ inzichten, die hij omtrent mij had, niet kon „ vervullen; maar dat hij, door, voor mij eene „ echtgenootc te verkiezen, zeekeriijk niet van „ voornoemen was, het ongeluk mijns levens te „ voltooijen. Dat, wat de prinfesfe van. Beaufre„ mont betrof, ik voor de eer, die zij mij, door ,, mij heure hand te vergunnen, wilde aandoen, „ onuitfpreeküjk gevoelig was; maar, dat ik al te ,, eerlijk dacht, om van het vertrouwen een mis„ bruik te maaken Zodanig waren ten naasten„ bij de uitdrukkingen, die ik in mijnen brief be„ zigde. Deze verontfchuldigingen fchijnen in de „ oogen van een' minnaar altoos billijk en gang. „ baar: alle de middelen, waar vnn hij zich be„ dient, om zijne drift den teugel te vieren, ko„ men hem wettig voor. Ik befchouwde mijn „ hart, als een eigendom, waarover geen mensch ,, befcbikken kon; en mijn vader zelf, door mijn „ huwlijk, zonder mijne toeliemming, te bepaalen, „ fcheen mij toe, eene willekeurige en heersch„ zuchtige daad te bedrijven. Ik zag dus de ,i vlucht als eene zeer natuurlijke zaak aan; en, „ zon-  ISIDORE EN JULICTTE, 127 „ zuchten lastig vallende. Zo veele hartzeeren1 ,, verzwakten mijne gezondheid , en bragten . mij „ in eenen onkenbaaren ftaat. Mijn fmartelijke toe„ iland maakte het medelijden mijner wachters zel,, ven gaande. Een hunner, nog veel gevoeliger, „ dan de anderen, werd door het verhaal mijner ,, ongelukken getroffen. Ik durfde mij aan hem „ openbaaren, en van de vlucht fpreeken. Ik ge„ bruikte alle mogelijke middelen, om hem te be,, weegen; beloften, gebeden, traanen, alles werd ,, in het werk gefield, om hem te vermurwen. Ik ,, Haagde daarin; die mededoo^ende man bevor„ derde mijne ontfnapping. Ik vloog naar de plaats, „ waar ik mijne echtgenoote en kinderen gelaten „ hadt. ó Smart! Ik vond Palmire dervende en „ met den dood worstelende. Heur verdriet had' „ haar op den rand van het graf gebragt, en haar' „ bleeven Hechts weinige uuren levens meer ove» rig." ,, Mijne kinderen, mijne lieve kinderen, be^ „ fchreit, befchreit met mij uwe ongelukkige moei „ der. De wenfchen, die zij tot uw geluk vorm„ de, waren heure laatde woorden. Mijne waarde ,, Juliette, die tedere echtgeno >te, floot u in heure ,r ftervende armen; en gij, mijne Louife, gij deelde „ met'  304 D J 28   I S I B O R. E E ft JULIETTE;    ISIDOS.E EN JULlêTTÏ. f teel van Mainville, vruchten of melk te brengen. Eene beweegreden, die men nog niet wist , maakte heure gangen meer en meer meenigvuldig, en heure droefheid vermeerderde eiken dag. Dit kleine meisjen, dat, onlangs nog zo dartel en vrolijk, zich met alles vermaakte, werd mijmerend en ingetoogen. Heure losheid maakte voor dé overweging plaats, en heure vrolijkheid veranderde in kwijning. De achtingswaardige Golio, heur vader, heur allertederfte, heur beste vriend, be. merkte die verandering. Zijne gevoeligheid was 'er over verbaasd. Hij fpande te vergeefsch alle ïijne krachten in, ten einde den óor/prong dér hartzeeren zijner dochter te ontdekken, en van dat oogenblik af aan (telde hij alles in het werk, om haar verftrooijing te gesven, en haar voorwerpen van aBeiding te verfchafFen; maar helaas! Zijn 'er hulpmiddelen tegen de liefde? Onze arme Louife had, bij beure eerde bezoeken op het kasteel, den jongen Ifidore, zoon van den graaf van Mainville, ontwaard. Het was het gezicht van dien jongman, dat de ontroering in heure ziel té weeg gebragt had, en heure zinnen, door zijne beeldtenis wreedaartig overheerscht, hadden alle heure vermogens verflonden. A 4 D«!  ISIDORE EN JULIStTE. If heel in traanen fmeltende, zich in de armen van Juliette werpen. Hij vertrekt, fchrceuwde zij uit, en ik kan 'er niet aan twijfelen. Mijn ongeluk is zeeker. Zijn vader zendt hem naar het leger, ten einde zijn' koning te dienen, en ik heb de wapenrusting, die hem dekken moet, gezien. Juliêtte, beklaag, beklaag uwe ongelukkige Louife; 'er is voor haar geen geluk op a*rde meer. De wreadaart gaat zich verwijderen.... Ach! mij blijft niets over, dan te derven.... Deze woorden uitfpreekende, verborg deze bedroefde heur' fmart en traanen in den boezem heurer zuster. Zij bevochtigde derzelver' halsdoek met heure traanen; rriaar de tijd atleen kon 'er de bron van doen opdroogen. Zij bad vervolgends Juliette, van haar tot aan bet kasteel te vergezellen , ten einde hem nogmaals te zien, die alle heure wanhoop veroorzaakte. De gevoelige Juliette fiemde 'er gewillig in toe, en die twee herderinnen namen te faam den weg naar de bron. Gij zult hem zien, zeide'Louife onder weg, gij zult hem zien, het voorwerp van alle mijne wenfehen ; en veroordeel, zoo gij durft, de overmaat mijner zwakheid. Een wreed noodlot f- Ba (laat  20 ISIDORE EN JULIÖTTB. flaat ons te fcbeiden: 'er ligt niet aangelegen, ik zal hem zien, ik zal mij weeten te bedwingen; hij zal niet weeten, dat hij mijn hart met hem draagt; ik zal die verborgenheid bederven, maar voor het minst zal ik mijn geheim mede in het graf draagen. Aldus praatende, verhaastte Louife heur' gang, verdubbelde heur' tred, en trok met geweld, zonder zich 'er aan te kreunen, den arm heurer infchiklijke zuster naar zich. In den grooten toegang, met kastanje boomen beplant, welke naar het kasteel geleidt, geraakende, ontwaart zij eene aandoening, waarvan zij geene meesteresfe is. Juliette zelve is niet vrij van on. gerustheid. Zj ontwaart eene verwarring, waarvan zij de^ oorzaak niet befchrijven kan. Hoe meer zij nadert, hoe meer die ontroering vermeerdert. Zij koomen eindelijk ter beftemder plaats; zij dringen tot in het binnenfte van het eerde voorportaal door, verfchuilen zich in een' donkeren hoek, en onttrekken zich daar veilig aan alle ontdekking. De berainlijke Ifidore koomt daar voorbij,... Ziedaar hem, zeide Louife, op heure zuster leunende, ziedaar hem, die mij het geluk ontvoerde; fpreek, ben ik fchuldig? Juliette, de gevoelige Juliette kan niet andwoorden; heur ge- laat  I SI D ORE EN JÜLlè'TTE. 21 Iaat ontroert zich , en verandert van kleur; zij blijft fpraakloos en verflaagen; heure knieën wag. gelen, en weigeren, haar te onder/leunen: zij komt in den jongen graaf den zelfden jongman die, bij het toeval in het bosch, eenen zo die' pen indruk op heur gemaakt had, te herkennen Zij verraadt zich zelve. Zij kan! zich niet inhouden. Zij werpt zich op Louifes boezem, en maakt haar op heur beurt de vertrouwde van heur geheim. De verwondering der twee zusters ii eveneens: het toeval heeft haar tot medevrijsters gemaakt ; maar, edelmoedige medevrijsters zijnde worden zij elkander 'er des te dierbaarer door. Des' niet te min zijn heure hartzeeren dezelfde, en de overeenkomst heurer gefteldheeden brengen hen nog nader tot elkander. Voordaan zullen heure vertroostingen in heure bijzondere gefprekken be. flaan. Geene van beiden heeft het recht, van zich te beklaagen; de eene is met gelukkiger, dan de andere. Het is niet waarfchijnlijk, dat de eenige erfgenaam van Mainville ooit de echtgenoot van eene heurer wordt: de afftand, die haar fcheidt, is al te groot. Hun blijft dus niets anders 2 3 over,  ISIDORE EN JCJLlè*TTB» 31 trokken heeft. H;j doet haar hoopen, dat dia goede en achtingswaardige vader, ten einde het geluk zijns zoons te verzeekeren, zonder moeite een voordeel, dat de geboorte aan het lot, en aan eene herfenlchim, federt lang, tp even zo onbillijke, als belagchelijke, vooroordeelen gevestigd, verfchuldigd is, zal opCfferen. De gelieven zijn, gewoonlijk, zo vernuftig, ih zich te vergisfen, dat deze weldra geene zwaarigheeden meer te gemoed zagen. Hunne verbindnis fcheen hun, als zeeker toe; en zoo het aanftaand vertrek van Ifidore, 'er hot tijdftip van verfchuiven moest, dat uit (lel kon van geen langen duur zijn. Voorzeeker kon de graaf, van natuure gevoelig, niet in gebreken blijven, van zelf een huwlijk te verhaasten, dat alle zijne wenfehen vervullen moest, Die gevoelige vader zou niet wreed genoeg zijn, van hurne (manen te zier;, zonder die te bepaalen, en zelfs fcheen het zeeïter, d3t hij zich bejveren zou., om de banden, die de liefde gevormd had, toetehaalen. Zodanig waren de fireelende verwachtingen, van welken lliJora en Juliette dronken waren, geduu- ren-  32 ISIDORE EN JULlëTTE. rende den eerflen tijd hunner vereeniging. Wan* neer men bemint, vindt men Hechts zeer weinige hindt rpaalen; en die twee jonge lieden, zich onderling gerust gefield hebbende, gaven zich, zonder (chroom, zo als ook zonder mistrouwen, aan het nieuw gevoelen, waar van zij getroffen waren, over. Eiken dag zagen zij zich met een nieuw vermaak, en eiken dag verheien zij zich met de zoete zeekerheid, van zich den anderen dag weder te zien. Juliette dreef heure kudden altijd naar de plaats, die Ifidore bewoonde, en Ifidore wendde dagelijksch, bij voorkeur, zijne fchreeden naar de weide, die Juliette uitgekoozen had. Met het krieken van den dag, reeds eeniglijk met zijne minnaresfe bezet, en het hart van heure beeldnis vol, vloog de jonge graaf naar de plaats der bijeenkomst. Ondanks de fnelheid zijns gangs, liep zijn hart hem nog vooruit. Daar koomende, vond hij zijne veel geliefde, die hem reeds met ongeduld verwachtte. Dan befteedden zj den dag, met zich duizende aartige dingen te zeggen, altoos bij herhaalingen van nieuws af aan; en als zij elkander verlaaten moesten, hadden zij zich nog duizende dingen te zeggen. Zij fpraken voornamentlijk van het geluk, dat ben wachtte, van het  IStDO&E EN JUtlè'TTE. 33 het oogenblik, dat hunne verbindtenis verzeekeren , en van de zuivere en onbenevelde zaligheid, die hunne liefde bekroonen moest» Het is aldus, dat die twee gelieven, altoos ge. neigd om den digten fluier, die hunne oogen bedekte, nog naauwer toetehaalen, hunne oogenblikken tusfchen de Vermaaken der liefde, en die der kinderlijke tederheid doorbragten. Wanneer men bemint, verloopen de uuren met al te veel fnelheid, om zich met de toekomst be. zig te houden. Ifidore had, om zo te fpreeken, vèrgeeten, dat hem dê toeftemming zijns vaders nog ontbrak; dat zelfs de reden hem alle hoop ontzeggen moest; dat daarenboven zijn vertrek naar het leger op handen was, en dat hij geene gewigtige beweegreden had, om een tijdftip te verfchuiven, dat hem een wijl te vooren met vreugde overlaadde. Het kwam 'er op aan, om zijnen koning te dienen, en onder deszelfs oogen de vijanden te beftrijden, die zijn land bedreigden. Dezs eerfte veldtogt moest hem zijn' vader waardig maaken; en bijaldien de jonge Mainville overwogen hadde, dat dit vertrek het punt Van eer C be-  34 ISIDORE EN JULlè'TTE, betrof, zou hij voorzeeker wel gevoeld hebben, dat-geene reden het luije leven, dat hij leidde, wettigen kon: maar, geheel en al met het voorwerp zijner genegenheeden bezet, kwam die redeneering, hoe billijk dezelve ook ware, hem zelfs niet in de gedachte. Intusfchqn naderde de dag, tot zijn vertrek beftemd. Op eenen ochtend liet de graaf van Mainville hem aarzeggen, van 2ich bij hem te vervoegen, en die grijsaart ipiak hem in dezer voegen aan: „ Mijn zoon! zie hier het oogenblik, om aan „ mijne verwachting te beandwoorden, en het „ bloed, waaruit gij (proot, te vereeren. De „ vijand van uw land nadert; hij bedreigt onze „ velden, en maakt zich gereed, om onze ftree„ ken te verwoesten. Onze foldaaten verzamelen „ zich van alle kanten, en vatten de wapens op, „ ten einde zich tegen de poogingen der woeste „ Engelfchen te verzetten, wier talrijke batail- lons zich naar de muuren van Orléans wen„ den. Reeds zelfs vereenigt zich al de keur „ des Franfchen adels met de bewooners de- „ zer  ISIDORE EN JUMëTTË.' g g ' zer ftad, die gezwooren hebben , zich veel,, eer onder derzelver puinhoopen te zullen be„ graaven, dan met wreede vreemdelingen een ,, verdrag aantegaan. Reeds maaken zich alle de m hoofden van bet leger, aan hunn' eed en ko„ nïng getrouw, gereed, om te fneuvelea, of de ,, ftaaten van onzen ongelukkigen vorst te red. „ den. La Hire, Xaintrailles, Villars, La Faijet» „ te, Chabanne, Granville, Richemont, de admi„ raai Culant, de graaf van Clermont, de veld„ maarfebalk de Rieux, de bsstaart van Orléans, „ en eene menigte andere krijshelden , bereU „ den zich, de aanvallen van den graaf van Sa„ lisbury, en van den woesten Talbot afreflaan. ,, Zoo ik mijne tederheid voor u flechts raadpleeg„ de, zou ik mogelijk verlangen, dat gij bij mij „ bleeft, ten einde in mijne oude dagen mijn fteun „ en troost te zijn; maar, mijn zoon! de eer, „ die leidsman der Franfchen, gebiedt u Heilig, „ u onder onze vaanen te fchikken, en uw bloed „ voor uw land te Horten. Zoo de ouderdom de kracht der jeugd in mij niet verwoest hadde, „ zou ik u tot in de gelederen vergezellen, wij „ zouden te famen ftrijden , en den roem , zo „ wel als de gevaaren, met elkander, deelen; C 2 „ maar  JÖ ISIDORE EN JÜLlëTTE. fi maar mijn zwakke ouderdom laat mij niet meer „ toe, dien Jast te torsfchen. Het is uw pligt, ft mijn waarde Ifidore, om mij te vervangen; het „ is voor n, eenige erfgenaam van den naam „.van Mainville, dat de aanzienelijke taak be„ waard *is, van op het hoofd van den ongelukki„ gen Karei de kroon , die uit hoofde zijner ,, zwakheid gereed is hem te ontvallen, te ver„ zeekeren. Vertrek, mijn vriend! begeef u, bin„ nen dn'e dagen, in de tent uws generaals, dien ,, waardiglijk onder zijne bevelen; en zoo de hans ,, der wapenen u san mijne wenfehen niet terug „ geeft, zal ik ten minsten in het graf de ver,, troosting mededraagen, van aan een' mij waarf, digen zoon het licht gegeeven te hebben." Aldus fprak de oude graaf van Mainville. Wanneer het de eer geldt, is het moeilijk, tegenwerpingen te vinden, die men haar tegenftellen kan; en Ifidore, die niets te andwoorden had, gevoelde zich moedig genoeg, om de liefde aan zijn' pligt opteöfferen. Hij beloofde, van zich gevolglijk bij de hoofden van het leger te begeeven, ten einde daarom dienst te vraagen; maar hoe veel kostte het hem niet, om zelf dat doodelijk vertrek te be- paa.  rSIPORE BN JUMè'TTE. 37 paaien! Zeekerlijk, was 'er eene zo krachtige beweegreden noodig, om hem tot die wreede fcheiding te doen befluiten. Juliette was het aller dierbaarfte, dat hij, na zijne eer, op de waereld bezat; Juliette, ofichoon waarfchijnlijk in de duisternis gebooren, was de ziel van zijn leven, en vereenigde alle zijne genegenheeden in zich alleen. Sedert het laatfte feest, had hij geen' enkelen dag voorbij laaten gaan, zonder haar te zien. Hij had niet opgehouden, nieuwe hoedanigheeden in haar te ontwaaren; en de liefde, die door de achting veriïerkt wordt, was bij dezen jongman ten hoogden top gefteegen, toen zijn vader hem zijne pligten te binnen bragt. Zonder hem, zou zodanig eene verlaating boven zijne krachten geweest zijn; maar zijn land in gevaar; zijn koning aan de veröngelijkingen eens wreeden vijands blootgeHeld, de uknoodiging zijns vaders, deze waren de fterke befchouwingen, die zijn' moed onderfchraagden. De gedachte, de enkele gedachte, van zich, bij zijn' terugkomst, met roem bedekt, zijne Juliette waardig gemaakt te hebben, deed hem een vast befluit neemen, Hij wierp zich in de armen C 3 van  38 ÏSID0RE EN JULlëTTE. van zijn' vader, vroeg hem cm zijn' zegen, en verliet hem vervolgens, om alle de (chikkingen, tot zijn vertrek noodzaaUijk, te maaken. Den anderen ochtend, zodra de zon den horizon verlicht had, begaf deze deugdzaame jongman zich naar de weide, ten einde aan de dochter van den aebtingswaardigen Golio, dat doodlijk nieuws te verkondigen, en haar tot die rampvolle fcheiding voortebereiden. Welligt zal men hier de wanhoop, zeer verfchoonlijk aan heure kunne, vooral in diergelijk geval, te gemoed zien; maar, als men zich de grondbeginfels , in welke heur vader haar -opgebragt had, herinnert, zal men zich over de flandvastigheid, waarmede zij hem dit droevig affcheid toevoegde, niet meer verwon* deren, „ Vertrek dan, wijl de eer het vordert; ver„ trek, mijn vriend, ik ftel mij 'er niet tegen. „ Ik noödig u in tegendeel uit, om u op den u „ aangeweezen post te begeeven. In plaats, van u „' van het edel voorneemen, dat u bezielt, afte„ brengen, ben ik de eerfle, om uw vertrek te „ verhaasten. Vlieg ter verdediging uws mees- •• ters,  ISIDORE EN JULI ëï TE, 39 'n ters, ftrijd onder zijne vaanen; en zelfs zoo het „ noodig is, vergeet de ongelukkige Juliette. Mijn. „ veel geliefde, een wreed en ftreng noodlot „ gaat haar dwingen, om verre van u heur ,, traag en lastig leven te Rijten; maar wees ver„ zeekerd, dat zij die doodlijke fcheiding zal wee„ ten' te verdraagen, zonder heure beftemming te „ laaken. Ifidore, zij zal u nimmer hartzeer „ door onnutte zuchten, of ijdele klagten inboe„ zemen. Zelfs bij aldien zij verweezen is, otö „ den roemvollen tijtel van uwe echtgenoote te „ laaten vaaren, zal zij die moeilijke opoffering „ weeten te draagen, zonder eenig beklag aan„ reheffen; maar voor het minst, kunt gij, mijn „ vriend, de zeekerheid medevoeren, dat zij nim„ mer aan een' ander zal tcebehooren." Op dit aandoenlijk affcheid volgde een fpraakloos en belangrijk tooneel. Onze twee gelieven vermengden hunne traanen, en Helden zich onderling door eeden, in diergelijk geval gebruik, lijk, gerust. Ifidore beloofde, te St. Mesmin terug te koomen bij het eindigen van den veldtogt, en zijn lot met het heure te verbinden, zodra de Engelfchen van hunne onbillijke vordeC 4 rin-  4» ISIDORE EN JOLlëTTE. ringen afftand zouden gedaan hebben. Juliette» de gevoelige Juliette, door de zoete hoop, van hem binnen kort wedertezien , gefterkt, had moeds genoeg, om zich het eerfte uit zijne armen losterukken. Zij fbeg overhaast den weg naar de landhoeve weder in. De jonge Mainville volgde haar met de oogen, zo verre zijn gezicht ftrekken kon, en toen hij haar geheel verlooren had, gevoelde hij eene bedruktheid, die hij niet verzachten kon, dan door zijne traanen een' vrijen loop te geeven; maar weldra over zijne zwakheid bloozende, en zijne traanen finoorende, begaf hij zich naar het kasteel, gordde de wapens aan, welke de graaf hem vereerd had, ontving zijn' laatften zegen; en, met brieven van aanbeveling .voor de voornaamfte hoofden van het leger voorzien, vertrok hij daadiïjk, ten einde zich on. der de Franfche vaanen te begseven." Leezer! gij befchuldigt mij mooglijk, van Louiie geheel en al vergeeten te hebben, die belang, rijke Louife, die dezelfde hartzeeren, als heure zuster, ondervond, maar die nog veel ongelukkiger, dan zij, was, wijl zij beminde, zonder we. der bemind te worden. Weet, dat die ongelukki. ge  ISIDORE EN JULlëTTE. AI ge vergeeffche poogingen in het werk gefield had, ten einde de diepe wortelen eener doodlijke drift uit heur hart te fcheuren. De tedere vriendfchap, die zij voor Juliette had, de w?imge hoop, van ooit aan den graaf toetebehooren, de zeekerheid zelve, van nooit zijn hart te kunnen bekoomen, had haar, tot dien dag toe, tot heur zelve nog niet terug kunntn brengen. Heure doodlijke lief. de had haar in zo verre verbijsterd, dat ze haar het vermogen, van eenig befluit te neemen, benam. Evenwel, in de vrees, van heure zuster te bedroeven, nam zij op zich, voor haar al het gewigt heurer drift bedekt te houden, De vriendfchap alleen had haar tot die verheevenc poging van edelmoedigheid in ftaat gefield; maar toen die ongelukkige Ifidores vertrek vernomen had , kon niets de overmaat heurer wanhoop doen bedaaren. Juliette, op de landhoeve terug koomende, had haar in eenen ontzettenden toelrand gevonden. Eene heete koorts had haar overvallen, en zelfs, om zo te fpreeken, van het gebruik heurer reden beroofd. „ Wreede, " riep zij uit, zodra zij Juliette in het verfle verfchiet flegts ontdekte, „ kom uw' zegepraal genieten, Cs „ drenk  ISIDORE EN JULlè'TTE. +3 re fmartlijke zuchten uitboezemde. De tedere zorgen heurer zuster, konden den minsten troost in heur hart niet doen ontdaan. Heure ziel was voor de hoop geflooten, de toekomst was voor haar een lastig en moeijelijk pak. Heure rampen kwamen haar in derzelver uiterfte voor. De dood, de dood, zo zoet voor den bedroefden, was het eenig oogmerk, waar heure wenfchen zich naar uitftrekten. Ondertusfchen verflond haar de koorts, en heur kwaal werd in korten tijd zeer zorglijk. Weldra vreesde men voor heur leven. Juliette verliet het hoofdeinde van heur bed niet meer. Heur vader, voor heure dagen beducht, vermoeide den Hemel met zijne vruchtloofe gebeden en zijne ongepaste klagten. Mijn heer van Mainville zelf kwam haaf in het hevigfte heurer ziekte bezoeken. Dat gezicht verdubbelde heure fmart en wanhoop; de .drift vermeesterde haar, en in heure uitzinnigheid fprak zij verfcheidene maaien den noodlottigen naam van Ifidore uit. De greaf, van gevoel doordron. gen, liet haar naar het kasteel brengen, en vertrouwde haar aan de zorgen der allerbekwaamfte geneesheeren van het land. Het was nier, dan langen tijd daarna, dat de jeugd, meer dan al  ISIDORE EN JULleTTE. 53 loofè man,' het vertrouwen, het welk hij aan het hof van den koning Karei genoot, misbruikende, geeft aan de vijanden van dien ongelukkigen vorst alle de ophelderingen, die zijn' val verhaasten konden. Hij drijft de trouwloosheid zo verre, dat hij de rechten der erkentnis en gastvrijheid Ichendt. De misdaadiger zelf vreest de nadering der deugd; en die ellendeling, voor de billijke verwijten van den graaf van Mainville bedugt, vormt het verfoeilijk yoorneemen, van zich van dien lastigen bewaaker te ontdaan. Door de beIcherming der Engelfchen verfterkt, en van ftrafloosheid verzeekerd, kent deze verdoolde man geen bedwang meer. Hij geeft zich onverlet aan de neiging eener zwarte en bedorve ziel over. Hij aarsfeit eenigen tijd omtrend het lot, het welk hij dert ouden Mainville toefchikt. Hij fchildert hem in de oogen van den graaf van Salisburij, als een' man, des te gevaarlijker, daar hij geheime verfiandhoudingen met zijn' zoon, en de voornaamfie Franfche legerhoofden onderhoudt, af. Hij befluit, tot meerdere veiligheid, dat het onvermijdlijk is, zich 'er van te ontdoen, en dat monster durft de dood zijns ouden vriends voordaan. Dat fnood voordel boezemt den graaf van Salisburij een' weerzin in. De woeste Gla« D 3 ci-  ISIDORE EN JULlè'TTE. 55 van den graaf van Salisburij, op dat hij veilig door het Engelsch leger heen geraake. Die goede grijsaart twijfelt geenszins, of die gewaande tijdingen zijn van zijn' zoon. Hij ontziet zijne hooge jaaren niet, begeeft zich op weg, en volgt zijn' leidsman. De vaderlijke tederheid geeft hem nieuwe krachten. In drie uuren tijds begeeft hij zich naar Nora. Hij verhaast zijn' tred; hij komt 'er geheel in 't zweet, dringt tot in het binnenfte van den eerden gang door; zoekt zijn' zoon met de oogen van verlangen; op dat ogenblik zelfs omringen hem de wreede fchildwachten, vallen op hem aan, belaaden hem met ketens, en fleepen hem in een onderaarsch gewelf, onder een* der toorentjes van het kasteel. Die ongelukkige vader herkent al te laat zijne gantfche onvoorzichtigheid. Hij is van zijn ongeluk verzeekerd; maar het geen zijn' fmart vermeerdert, is, de hand te herkennen, die hem getroffen heeft. Hij kan niet meer twijfelen, of het is de baron van Nora, zijn vriend zelf, die de bedrijver van dat eerloos verraad is. Het is die wreede zeekerheid, die zijn' ongunst ten hoogden top voerde. p 4 Wan-  ISIDORE RN JULlè'TTE. 6% Golio geveelde all' zijn' m ïed her eeven. De \ zwakheeden der jaaren maakten plaats voor de onver, zaagdheid der jeugd : Pieter maakt zich insgelijks vaardig, om zijn leven te verdedigen. De twee zusters zelve ontwaaren eene nieuwe diift , en maaken zich almede gereed, om de poogingen huns verlosfers te onderfchraagen. Na een wijl gerust te hebben, ten einde hunne krachten te herftellen, begeeven zij zich weder op weg, en gaan nog een half uur voort, zonder van iemand gezien, of gehoord, te worden. Reeds hadden zij zelfs het geluk gehad, van midden door verfcheidene vijandelijke ruiter-fchildwachten doorgegaan te zijn, als een van hun, meer oplettende, dan de anderen, door de duisternis heen gewapende lieden gewaar werd, die in ftilte naderden. Op het oogenblik, dat die vijand fchreeuwen gaat, en alarm roept, vat Pieter, die door een' flinklchen omweg tot hem genaderd was, hem bij de keel, en doorfteekt hem met zijn geweer. Golio en zijne dochters, die hem ingehaald hebben, haastten zich, met hem te vluchten, en laaten het leger aan de linkerhand liggen. Zij raaken daar zonder ongeval door, winnen den weg, die naar: het bosch geleidt, en maaken zich gereed, daar tot  64 ISIDORË EN JÜLlëTTE. tot aan d:n volrenden raeht te verfchui.'en. Reeds wenschten zij Zich zeiven onvoorzichtiglijk geluk, van het laatfte gevaar ontfrapt te zijn, als eeri ver afftasr.de fchiidwacht hen gewaar wordt, te wapen roept, en door zijn gefchreeuw de gantiche voorhoede op de been brengt. Pieter, de onverfchrokken Pieter, valt op hem aan, en doet hem • hetzelfde lot ondergaan , als de genen, dien hij tot zijne veiligheid opgeofferd heeft. Op het zelfde oogenblik vermeerdert een troep ruiters, vsn hunne zijde opkoomende, het gevaar; en de vluchtenden, niet twijfelende, of het waren lieden , geheel met voordagt afgezonden, om hen te vatten, hebben geene andere partij te kiezen,^3an die van in het bosch te „vlieden, dat hun een veilige fchuilplaats aanbood. Zij vleijen zich, van onder begunstiging der duistetnisfen te ontfnappen, JMaar vergeeffche hoop! de fchildwacht, dien zij vermeende afgemaakt te hebben, ondekt het voetlpeur, dat zij ingeflagen zijn; die onweerlegbaare getuigen wijst den weg aan, dien zij genoomen hebben. Vruchteloos verdubbelen zij hunn' fpoed, ze zijn op het zelfde cogenblik, dat zij het bosch bereikten, dat hen in veiligheid ftellen moest, achterhaald. De ruiters, verwonderd, vier gewa- pen-  ISIDORE EN JÜLlëTTE. 65 pende mannen te vinden , in plaats van een' weêrloozen grijsaart en twee jonge meisjens, die men hun afgemaald had, waren gereed, om terug te keeren, als Golio's iangzaame tred hem verried. De krijgsknechten des barons twijfelen niet meer, of het is dezelfde grijsaart, dien zij last hebben te vatten. Weldra flappen zij af, en bc veelen hem zich overtegeeven. Golio, die wel gevoelde, hoe noodeloos het waar, zich tegen de overmagt te Verzetten, daarenboven vreezende, zijne reisgezellen in zijn bederf nutloos mede te fleepen, maakte zich reeds gereed, om zich zeiven overtegeeven, als Louife en Juliette, ali' de zwakheid hunner kunne vergeetendè, en door het enkel verlangen, van te vergaan, of hupn' vader te redden, bezield, vermeetel op de vier ruiters aanvielen, die, verwonderd over een' tegen ftand , welken zij niet verwachteden, ter. ftond terug fprongen, ten einde zich in ftaat van verdeediging te (lellen ; maar, weldra zich in postuur gefield hebbende, vielen zij op hunn' beurt op huniïe tegenpartij aan. Onze twee heldinnen, door den braaven Piiter ondersteund , liaan dezen tweeden aanval onvertzaagd door, en doen langen tijd de ovérwifining in E twij-  t6 ISIDORE EN J ULlêTTE. twijfel ftaan. Golio zelf, de oude Golio, gelooft zijne krachten hernieuwd te gevoelen. Hij flaat moedig verfrbeidene onzeekere en kwalijk toesebragte flagen door. Weldra laat zich een nieuw gerugf 'n net verftHet hooren: het was een gedeelte van de voorhoede van het leger, dat, door het gefcnreeuw van den fchildwacht wakker gemaakt, yerfierking aan de aanvallers bragt, welkers poogingen mogelijk onvermogende zouden geweest zijn, zoo die onverwachte hulp hunnen m~ed niet weder bezield hadde. Beter, dan de vlugtenden, gewapend, gelukte het hun eindelijk, de overwinning wegtedraagen. Pieter, de ongelukkige Pieter, ontvangt een' doodli;ken flag, en valt, in zijn bloed zwemmende. Toen maakten zich de vier ruiters van Golio meester, bonden, vleugelden, en zetleden hem achter op bet paard, en verdweenen met bem, niettegenftaamie de gebeden en gillen zijner ongelukkige dochters. Zonder de hoop, die den ongelukkigen nooit begeeft, tot zelfs in de allerhoopelooste oogenblikken, zouden deze twee zusters haar fmartelijk leven zelve ten einde gebragt hebben. Indedaad,  ISIDORE EN JULIETTE. 67 daad, kon 'er een verfchrik'ijker toeftand, dan de hraare , plaats grijpen ? Met geweld uit de armen eens vaders gerukt, veroordeeld en vluch. tende, verlaaten en zwervende in het midden eens duisteren nachts, in een onbekend bosch verdwaald, eenzaam bij een' gewond' man, bij een' ftervenden vriend, zonder hulp, zonder hoop, van dit ijsfelijk tooneel te verlaaten; altoos in de vrees, van bij eiken voetflap gevat te worden, op het punt, in één woord, van weder in de handen van haaren allerwreedfien vijand te vervallen , kon 'er op aarde wel vreesiijker lot liand grijpen ? Om niet onder het gewigt van zo veele ongelukken te bezwijken, was het noodig, dat die twee belangrijke meisjens door een zeer iterk gevoelen onderfchraagd wierden. En welk ander, dan dat der liefde, kon magtig genoeg zijn, om. in dit hagehelijk tijdflip hunne uitgeputte krachten te verleevendigeh? Dat was bet inderdaad, het welk, bij de kinderlijke tederheid gevoegd, bij deze gelegenheid haaren wankelenden moed onderftutte. De ftreelende hoop, van ten eenigen tijd de boeijen eens waarden vaders te E a kun-  ISIDORE EN JULlëTTË." kunnen verbreeken, en de zoete verwachting * van een* aangebeden' minnaar wedertezien, deeden hen tot het leven befluiten. Daarenboven, konden zij, bij gebrek van zorg, een' edelmoe. dig' vriend laaten fterven, die zich voor haare veiligheid opgeofferd had ? Pieters wond was mooglijk niet doodlijkj men kon misfchien zijn leven nog redden; en het min/te uitftej in dier. gelijk geval zou eene onvergeeflijke misdaad geweest zijn, die zij zich eeuwig zouden verweeten hebben. Zij beflooten dan, het aanbreeken van den dageraad aftewachten, ten einde eene fchuilplaats te zoeken , waar zij den gewonden' hulp zouden kunnen toebrengen. Zij begonnen, zijn' wond te verbinden, en het bloed te ftelpen, dat in overvloed liep, vervolgends fpreiden zij hem een bed van bladeren, door takken van boomen onderftut, ten einde hem in eene gemakkelijkere en meer zeekere plaats overtebrengen. Zodra de dageraad den horizon verlicht had, legden zij hem op eene foort van rosbaar, en droegen hem aldus door de menigvuldige omwegen van het bosch. Na verfcheidene uuren gaans, hielden zij bij eene bron' van frisch water ftfl, ten einde daar een weinig uitterusten, en om daar, ten zelfden tijd, den  ISIDORE EN JULlëTTB» 69 den zieken te bezorgen, die zich vreesfeiijk vermoeid bevond. Zijne groote zwskheid begon haar zelfs te ontrusten, als zij door de boomen heen, die de bron omringden, een' grijsaart gewaar werden ,w iens achtbaare houding haar weldra gerustftelde. Zijn kaal hoofd boezemde veeleer achting, dan fchrik, in. Zijn gelaat, ondanks de rimpels, waarmede het bedekt was, droeg een' indruk van zagt- en waardigheid, die de twee herderinnen ftout maakte. ,, Goede grijs, „aart!" zeide Juliette, zich aan zijne voeten werpende; „ wie gij ook zijn moogt, heb me,, delijden met twee ongelukkigen, die de ftreng„ heeden van het lot uitgeput hebben. Koom „ den man, dien gij hier, geheel met bloed be. „ dekt, aanfchcuwt, ter hulp. Hij is, door „ ons uit de handen van ftruikroovers te wil„ len verlosfen, het flachtöffer zijns ijvers en „ genegenheid geworden. Heb medeljden met „ een' ongelukkigen, die geene andere mis„ daad begaan heeft, dan die , van het leven „ eens onfchuldigen te hebben willen redden. „ Gij ziet voor u," voegde zij 'er bij, ,, twee „ ongelukkige herderinnen, de iïrikken eens fchelms ontfnapt, die haare zwakheid misbruiE 3 „ ken  70 ISIDORE EN JULIÖTTE. „ ken wilde. Haar vader koomt weder in zijne „ magt te vallen; en het is, door te beproeven, „ om hem te redden, dat die edelmoedige man „ onder het zwaard der moordenaars bezweeken r, is. Verwaardig u, hem de zorgen te betoenen, „ die zijn ftaat vordert. Wij verlaaten ons ge„ heel en al op u: mijn hart zegt mij, dat gij „ ons vertrouwen niet onwaardig zijt. — Neen, „ mijn kind, anuwoordde baar de grijsaart. haar „ zijn' hand toereikende, neen, ik ben het niet ,, onwaardig. Sedert veele jaaren is mijn leven „ aan de onderfteuning der ongelukkigen toev/e„ wijd, en ik ftel onder het getal mijner aller,. gelukkiglle dagen die genen, op welken ik „ aan mijns gelijken van nut kan zijn. Koom, ,, voig mij in mijn' hut; daar zal ik u al de ,, hulp, die in mijn vermogen is, aanbieden. — „ Gij nuk 'er de voordeden van een zagt en ge„ maklijk leven niet aantreft" n , maar voor het „ minst zult gij de vertroostingen der vriendfchap „ ontvangen." Aldus praatende, floeg de kluizenaar den weg naar zijn wooning in, Louife en Juliette volgden hem, de rosbaar van den gewonden' met zich flee-  ISIDORE EN JUlilê" TTE» 7* fleepende. Na een klein uur gaans, kwamen zij aan eene plaatst van het bosch, die veel digter en hooger, dan het overige, was, Ahe-.gs hoe meer ontdekten zij een foort van kluis, aan den ingang van een aangenaam boschjen gelegen, min. der door de kunst, dan door de eenvoudige natuur , verfierd. De but was op de helling eener rots, voor de firengheeden des waders ongenaakbaar, gebouwd. Derzelver eenzaame ligging, veilig voor de winden, maakte 'er een aangenaam verblijf van, zelfs, geduurende de allerftrengfie jaargetijden. In de grootfte hitte, ademde men dü eene, altijd frisfche lucht, die dit verblijf wezenlijk aangenaam maakte. Hooge boomen omringden dezen oord, die van het overige der aarde volftrekt afgefcheiden fcheen. Een grot, in de rots uitgehouwen, en door digte latten beflo» ten, zette deze fchouwplaats iets grootsch bij. Voor en aleer den voornaamften ingang der hut te naderen , moest men een' dubbele graft over. fteeken, welke in dezelfde rots gedelven was, en die, altijd vol water, deze plaats tegen de aanvallen der wilde dieren beveiligde. Geen een gangbaar ifpeur leidde derwaards, en geen menfchelijke voetftap kon doen veronderftellen , dat E 4 da*  ?4 ISIDORE E» JtlLlêTTE. naar het leger, en de kennis, welke zij met den baron van Nora gemsakt had. Op dien naam ontroerde de t:rijsaart, en liet een' zucht ontglippen. Juliette vervolgde heur vernaai, en deedt een waauwkeurig verlfeg van het gedrag diens heers, en der verfoeilijke middelen, die hij in het werk gefield had, om haar te verleiden. Toen zij aan de plaats was, daar hij, door de allerfchelm. achtigfte trouwloosheid, de piigten der gastvrijheid, omtrend heuren vader en zijne minnaaieslè, verraadde, gaf de kluizenaar, die zich alle moeite gegeeven had, om zich te bedwingen, een' vrijen loop aan zijne traanen. Goede God!" riep hij uit, „ hebt gij nrjn droevig leven tot ft hiertoe niet verlengd, dan om mij getuigen „ van nieuwe misdaaden te doen zijn ? Mijne ,, kinderen, mijne waarde kinderen," voegde hij 'er bij, haar in zijne armen drukkende., „ beklaag, „ beklaag een* ongelukkig' vader. Zoudt gij bet „ gelooven kunnen ? Dat wangedrocht is mijn „ zoon!'».... Juliette, fpraakloos, verwijt zich reeds heur blind vertrouwen. Zij vreest 'er te veel van gezegd te hebben; zij floot, zonder het zelve te wee-  ISIDORE EN JULlëTTE. 75 weeten, den dolk in den boezem eens ongelukkigen vaders. „ Stel u gerust, mijne doch„ ter," zeide haar de grijsaart, „ ftel u gerust: „ de wond is te diep, dan dat de tijd die ooit „ geneezen kan. Dezelve is fedeit lang open, „ en ik ben veroordeeld, om met mijn' kwaal te iterven. Luister na het verhaal mijner fmarten: het zal u doen zuchten-, maar het is natuurlijk, dat gij op uw' beurt all' de uitgeftrektheid „ mijner rampen kent." De eerlte jaaren mijns levens verliepen in de vermaaken der vriendfchap en kinderlijke tederheid. Offchoon in den overvloed opgebragt, en in den fchoot der grootheid gevoed, was mijne Jeugd altijd voor de verleiding van laage fchepfels beveiligd, en van halftarrige driften bevrijd, die gewoonlijk de bron van alle onze fmarten zijn. Van mijne tederfie jaaren af reeds van mijne moeder beroofd, vereenigde ik 'alle mijne genegenheden omtrend een' vader, dien ik tederlijk beminde, en van wien ik eveneens bemind werd. Einiglijk met het geluk, van hem te behaagen, bezet, befchouwde ik alles als vreemd, dat geene betrekking op hem had. Zijne tederheid te mijwaards ,  76 isidore EN JULiSttE. waards was evenredig; en zijne verregaande toe. geevendheid, wel verre van de keen der ondeugd in mij te doen ontluiken, diende integendeel nergens anders toe, dan om mij binnen de paaien van mijn' pligt te houden. De vrees alleen, van hem te beledigen, maakte mij tot een' flaaf, en geduurende langen tijd Mas het geluk, van hem te zien, en met hem te woonen, genoegzaam, om den wellust van mijn leven uittemaaken. Op mijn twintiglte jaar verönderftelde ik geene ande. re geneugte, dan die van door een' vader gevierd en bemind te wordèn; tot dat tijdftip ook vervulden zijne omhelzingen alle mijne verlangens. Evenwel is 'er een leeftijd, in welken het hart zich met dat vreedzaam gevoelen niet vergenoegen kan, en in welken het noodwendig voor een nog veel vermogender wijken moet. De liefde, die tot daar aan toe mij niet anders voorgekomen was, dan als een volftrekt herfenfchimmig wezen, kwam zich aan mij als eene gebiedende meesteresfe vertoonen. Door de tegenwoordigheid mijns vaders onderfteund, wilde ik dezelve ontvlieden; maar die dwingelandes, fterk op heur vermogen, en van de overwinning zeeker, verheugde zich boosï'ariigiijk over de poagingen, die  ISIDORE EN JULlëTTE. 77 die ik durfde aanwenden, om haar te wederftaan. Dezelve verfcheen mij onder de godlijke trekken van Emeline. Dat beminlijk meisjen vereenigde, bij de bevalligheeden der jeugd, alle bekoorlijk, heeden te gelijk; en van den eerften dag af aan, dat ik baar zag, werd ik 'er onuitfpreeklijk ver. liefd op. Zij kwam uit eene wooning, nabuurig aan de onze, en het toeval, of veeleer het noodlot, deedt mij haar ontmoeten. Mijne oogen Haarden op de beuren; ik voelde op dat zelfde oogenblik een doodlijk gift door mijne aderen zweeven. Mijne tong, in mijn' mond verftijft, kon niet, dan eenige onverftaanbaare woorden, uitbrengen; De ontroerirg, die ik gevoelde, mijn' neerlaag voorfpellende, had ik nauwÜjks de kracht, haar met de oogen te volgen. Gij zijt verre, van te vermoeden , mijne kinderen, wie die onbekende was, die zich in' een oogenblik van alle mijne vermogens had meester gemaakt. Ongetwijfeld vergunt gij haar alle de gaaven van het geluk , en het voordeel der ge. boorte; maar kenn' all' dS hal itarrigheid mijns noodlots;, dat hemelsch meisjen was de dochter van eenen  1% ISIDORE EX JULlé'TTE. eenen eenvoudigen dorpeling; een'onderdaan mijns vaders. Bij de eerde overweeging, gevoelde ik reeds al het belagcbelijke van het nieuw gevoelen, waarmede ik aangedaan was, en Helde mij wel voor, eene liefde, die mijn' vader tegen den borst kon ftooten, te beurijden; maar, hoe vergist de mensch zich, wanneer hij gelooft, dat gevoel te kunnen weêrftaan! Emeline voegde bij de onfchuld en deugden eener eenvoudige dorpelinge de fcboonheid der vrouwen van het hof. In weinig tijd maakte heur beeldnis fnelle vorderingen in mijne ziel, en weldra werd ik Emelines Haaf. De weinige boop, die ik had, van haar te bezitten, en de zeekerheid, van mijn' vader te bedroeven , door hem de bekendtenis mijner liefde te doen, deedt mij befluiten, om die te beftrijden, en ik Helde mij vast voor, met mijn geheim te derven. Dit bedwang, gevoegd bij de lastige poogingen, die ik aanwendde, ten einde eene hoopeloofe drift ten onder te brengen, had invloed op mijn lighaamsgedel, en ontrtelde zelfs weldra mijne gezondheid. Mijn vader draalde niet,  ISIDORE EN JUMè'TTE. 19 niet, het te bemerken; hij deedt vergeeffche poegingen, om in mijn hart te leezen; dat hart kwam mij ondankbaar voor, en ik kon niet befluiten, om deszelfs zwakheid te bekennen. Evenwel, is het moeilijk, langen tijd de dringende verzoeken van hem, die te gelijk onze vriend, en de oorzaak van ons leven, is, te weêrftaan. Ik befloot dan, den mijnen dat drukkend geheim medetedeelenj en ik deed hem, al Hamerende, de bekepdnis dier doodlijke liefde. Maar hoe groot was mijne verwondering en blijdfehap, als, in plaats van verwijten!, welken ik verwachtte, die goede vader mij in zijne armen floot, een gevoelen, dat mij niet kon doer b'oozen, goedkeurende. Emeline, zeide hij mij, is verftandig, deugdzaam; dat zijn de eenige hoedanigheeden, die het geluk van een huishouden kunnen uitmaaken, en de geboorte moet niet, dan eene zwakke befchouwing in de oogen van den verlichten man, zijn. Mijn zoon, zoo Emeüne u bemint, zoo dat belangrijk meisjen uw geluk kan uitmaaken, trouw haar dan, ik ftel 'er mij niet tegen: mogten de vaders zich nooit van ftreng. heid bedienen, wanneer het 'er op aan koomt, het geluk hunner kinderen voor altoos te verzeekeren I Ik  ?0 ISIDORE EN JÜLléTTU. Ik viel den mijnen te voet; ik bevochtigde zij. rie kniën; ik overlaadde die met traanen van aandoening en erkentnis. Ach! zoo hij bij deze gelegenheid eene opoffering ten mijnen Voordeden dcede, werdt hij 'er wel fchadeloos voor gefield door het tafereel van zijn eigen werk. Hij had een' gelukkigen gemaakt; dit was voor zijn ge^ voelig hart de allerzoetfie der vergeldingen. Hij zelf maakte de toebereidzels tot onze vereeniglng, en het was in zijne tegenwoordigheid, dat ik den tijtel van echtgenoot der bekoorlijke Emeline be. kwam. Zij bragt mij alle deugden tot bruidfehat te gelijk aan. Ik erkende dat enfehatbaar gefchenk, door kracht van liefde en zorgen. Weinig tijd daarnaa, zegende God ons huishouden inwendig: hij fchonk ons een „bevallig dochtertjen, dat het waare afbeeldfèl van heure moeder was. Het volgend jaar fchonk hij ons eenen zoon, die,- door een zeer halftarrige tegenftrijdigheid, helaas! de kwelling mijn's levens uitmaakte. Maar ik moet het mij zelv' wijten. Het was mijn' verregaande zwakheid, die gelegenheid tot alle de wanorden gaf, waaraan hij zich in het vervolg fchuldig maakte. Ik beminde hem, dien zoon, zo teder, als ik het zelf door mijn' vader ge-  ISIDORE EN JULlëTTE. Sï geweest was. Ik had voor hem dezelfde infchiklijkheid; maar, door eene eigenzinnigheid der Na. tuur, werd ik 'er op eene zeer verfchillende wijze voor beloond. Die ondankbaare en onnatuurlijke zoon bragt de keem alier misdaaden ter waereld; en mijne blinde verkleefdheid, verre van hem tot zich zeiven terug te brengen, diende nergens anders toe, dan om zijne neiging tot de dwaaling te verfterken. De onkuifche liefde, die hij voor zijne zuster opvattede, was de eerfle misftap, dien ik hem te verwijten had. Ik werd deze misdaa. dige verftandhouding bij tijds gewaar; en offchoon mijne dochter de bekendnisfen heurs broeders niet beandwoordde, geloofde ik, hen van elkander te moeten verwijderen, ten einde het verfchriklijk ongeluk, dat 'er uit voortfpruiten kon, te vermijden. Ik vertrouwde haar aan de zorgen een er oude verre nabeftaande toe, en ik fcheidde 'er met des te meer hartzeer van, daar ik op mijne oude dagen van haar alleen vertroosting wachtte. Toen mijn zoon heur vertrek vernam, verviel hij in eene zo groote woede, dat hij de uitzinnigheid zo verre dreef, dat hij mij zelv' bedreigde. Even als een leeuw, die zijn' prooi koomt te verliezen , bragt deze ellendeling de dagen en nachten met brullen, en F dui-  82 ISIDORE EB JÜLlè'TTB. duïzende voorneemens van wraak te vormen door; maar de zorgen,'die ik aangewend hadt, om het verblijf zijner zuster voor aller oogen bedekt te houden, maakten alle zijne naarvorfchingen vruchteloos. Toen, woedend, van zich in zijne verwachting teleurgefteld te zien, verliet hij het vaderlijk huis, mij met vervloekingen overlaadende. 6 Mijne kinderen! kent mijne zwakheid. Die afgrijfeiijke verwenfchingen hadden óp mij even zo veel indruk, als hadde ik die verdiend. Sedert dat oogenblik heb ik niet dan een' reeks van ongelukken beproefd. De dood mijner echtgenoote, die der deugdzaame Emeline, was het, die nvj den allergevoeligflen flag toebragt. Die tedere moeder, diep getroffen over het verlies heurer twee kinderen, kon heure fmart niet overleeven. Zij gaf den laatflen fnik in mijne armen; en niettegenftaande zo veel ondankbaarheid , ftrekte heur laatfte woord, om mij dien onnatuurlijken zoon aantebeveelen. Helaas! had zij noodig, tot gebeden de toevlucht te neemen, ten einde mij overtehaalen, hem vergifnis te fchenken? Ik had niemand meer, dan hem, tot fteun: ik kwam mijne wederhelft te verliezen; mijne dochter was voor de  ISIDORE EN JÜLlëTTE. 83 de waereld dood; Zij nam den fluijer aan, ten einde een' onwilligen misftap uittewisfcben. En waarom zou ik niet- alles vergeeten hebben, ten einde op nieuw de middelen in het werk te (tellen, om hem op den weg der deugd terug te brengen? Even als de verlooren zoon, kwam hij zelf om zijne vergifnis fmeeken. Hij had geene moeite, om die te bekomen ; maar die al te ligte verfchooning was de bron van alie mijne ongelukken. Hij draalde niet, zijn eerfte foort van leven weder te aanvaarden, en zich aan nieuwe ongeregeldheeden overtegeeven. Zeeker van de ftrafloosheid , kostten hem de alleruitgezogtfte misdaaden niets meer. Alles was hem. onverfchillig, als het 'er op aan kwam , om zijne hartstogten te voldoen. Hij had zich van een zodanig gezach over mijnen onderhoorigen meester gemaakt, dat ik, om zo te fpreeken, van hen miskend werd. Ik had de zwakheid gehad, van hem alle mijne rechten op hen afteftaan, en ik had hen bevoolen, hem, even als mij zelv', te gehoorzasmen. Zij waren dit zo gewoon geworden , dat zij in mij niets meer, dan een' lastigen, en nutloozen grijsaart befchouwden. Mijn zoon, van het gezach, dat hij verworven hadt, gebruik maakende, hield op, zich F 2 lan-  84 ISIDORE EN JULlëTTE. langer te bedwingen , en gaf zich , zonder bedwang, aan alle zijne neigingen over. Mijn kasteel was de gevangenis van alle de flachtolfers zijner buitenfpeurigheeden geworden; en zelfs verfchci. dene meisjens van rang, die dat monster door ge* weid gefchaakt hadt, zuchtten daar onder den last eener ftrenge gevangenis. ' Sedert langen tijd was ik hem tot la?t, en hij geloofde het raadzaamfte te zijn, zich van mij te ontdoen .... Mijne kinderen, ik zie het, dat woord alleen doet u beeven; maar het Was bepaald, dat die ondankbaare zoon *mij zijne iaatlle Hagen moest toebrengen. Op eenen avond, gevoelde ik mij aangegreepen, van mijn bed afgefcheurd, en met geweld in een' diepen kerker gefleept. Drie volle jaaren verliepen, in dit akelig verblijf, dat naar een graf, in het welk ik levendig begraven was, geleek. Ik zag geen' ander' mensch, dan den man, die belast was met mij mijn gering voedfel te brengen. Vruchteloos fprak ik hem aan: de medepligtige mijns zoons kon de menschlijkheid niet kennen.. Ik kon 'er dan geen het minste andwoord van be-  ISIDORE EN JÜLIeTTEi t$ bekomen, en reeds was ik met het beeldnis des doods gewoon, toen de Voorzienigheid, onbegrijplijk in zijne befluiten, 'er geheel anders over befchikte. Op eenen dag, dat men, als gewoonlijk, mijn graf opende, ten einde 'er den voorraad voor dien dag neder te zetten, floeg ik onwillig mijne oogen naar mijnen cippier op, en meende eene nieuwe gedaante te or.twaaren. Ik vreesde daadlijk, dat het niet, dan eene dwaling van mijne verbeelding, ware, maar aan zijn zagt en gevoelig gelaat kon ik aan de verandering, in mijn lot veroorzaakt, niet twijfelen. Die man was ten naastenbij van mijns zoons jaaren. Ik herkende hem voor een' der gezellen zijner kindsheid, voor welke hij zelfs eene bijzondere hoogachting., hadt. Die jonge dienaar, offchoon met hem opgevoed, verfchiide zeer veel van zijne grondbsginfels. Hij had nooit zijns meesters on« geregeld heeden in het minste goedgekeurd. Die gedachte deedt mij een' draal van hoop opvatten; ik waagde bij hem dezelfde vraagen, die ik aan zijn' voorganger gedaan had; maar, veel menschlijker dan hij zijnde, gaf hij mij te verdaan, dat, die man gevaarlijk ziek geworden zijnde, bij in F 3 ZÜ*  t& ISIDORE EN JUXlëTTE. zijne plaats belast was geworden, met mij mijn voedfel te brengen, zonder te weeten, wie ik was; en eene ftraf, gelijk aan de mijne, was de gene, waar mede hij bedreigd was geworden, zoo hij ooit de minste onbefcheidenheid bedreeve. Echter was de begeerte van nuttig te zijn, zodanig levendig bij dien medelijdenden man, dat hij de ftrenge liraf, die hem wachtte, vergat, om zich niet, dan met bet flaken mijner boeijens, bezig te houden. Hij gaf mij weldra te veritaan, dat mijn zoon, na het gerucht van mijn' dood te hebben uitgefirooid, federt eenjgc maanden, naar het hof van koning Karei vertrokken, en hij daar in zeer groot aanzien was: Zo zeer is het waar, dat de misdaad dikwijls onder fchijn van deugd bedriegt? Dat hij, de gunsteling des konings geworden zijnde, door zijn vertrouwen, alle de kwaade zaaken, die hem zijne talloofe afdwalingen veroorzaakt hadden, uit den weg geruimd hadt. Dat hij, eens vreedfaame bezitter van alle mijne goederen geworden zijnde, zich niet bedwongen, en meer dan ooit aan zijne fchandeiijke ongeregeldheeden overgegeeven hadt. Dat hij eindelijk aan het hof zijn verblijf was gaan houden , toen mija oppasler ziek geworden was, en dat hij noodwendig een' opvolger in zijn' plaats heb-  ISIDORE EN JOLlè'TTE»' 8| hebbende moeten benoemen, de keus op hem gevallen ware, uit hoofde van het vertrouwen, dat zijn meester altijd in hem gefield hadde. Ni mij alle ophelderingen, die ik verlangen kon, gegeeven te hebben , bood die waardige jongman zich zelv' aan, ten einde mij de middelen, om uit mijn graf te geraaken, te verfchaffen. Het zou hem zeer gemakkelijk gevallen zijn, mij 'er de deuren van te openen ; maar dat middel zou gevaarlijk geweest zijn, en mogelijk zijn verderf berokkend hebben. Ik raadde hem dan, zich te vrede te^ houden, met mij de gereedfchappen te verfchaffen, noodig om een' uitgang in de muuren mijner gevangenis te bewerken, die, de zeekere blijken mijner ontfnapping nalaatende, mij de vrijheid kon wedergeeven , zonder hem te verraaden. Hij leen. de zich gemaklijk aan mijn' raad, en des anderen daags hielp hij mij met ijver in het ten uitvoer brengen van mijn plan. Van alle noodwendige zaaken voorzien , was mijn arbeid niet langduu. rend; en, dank zij dien goeden dienaar, ik was weldra buiten gevaar. Ik verwijderde mij van dit affchuuwlijk verblijf, en befloot, mijn' ongelukkigen zoon aan zijn noodlot overtelaaten. Ik zou van mijne vrijheid wel gebruik hebben kunnen maaken, F 4 ten  B? ISIDORE. EN JULlè'TTE. ten einde van den koning zeiven de rechtmaatige ftraf voor zo veeie misdaaden aftevorderen; maar een vader is zo zwak, als het op wraak aankoomt, dat ik de zorg voor de mijne aan de hartzeeren, die hem kwellen moesten, overliet. Ik reisde, geduurende twee volle jaaren, bij de volkeren, die met ons in goede verftandhouding waren, en bij vreemde mogendheeden. Eindelijk, door het verlangen, van nogmaals mijn vaderland, vóór mijn' dood, wedertezien, gekweld, befloot ik, naar Vrankrijk terug te keeren. Het gerucht van mijne dood verzeekerde mijn' zoon geheel en al: ik wilde hem niet ontrusten, door weder aan het hof te verfchijnen. Het was niet raadzaam, de hertelling mijner goederen te eistenen. Daarenboven, hadden de voordeelen van het geluk al te weinig waarde in mijne oogen, om mij aan nieuwe gevaaren bloottelïellen, en ik geloofde, mij te vrede te moeten houden, met in ftilte hetzelfde oord, als mijn fchuidige zoon, te bewoonen, zonder zijne wroegingen door mijne tegenwoordigheid te vermeerderen. Het geheele land was in de zeekcre overtuiging, dat ik niet meer leefde; en, ra deze verze-.ktring, befloot ik, mijn verblijf niet verre van het kasteel van Nora te vestigen. Het is in h.et  ISIDORE EN JULlëTTB. ig het midden van deze bosfchen, dat ik, verre van de menfchen, het geluk en de rust ben komen zoeken, die ik vruchteloos onder hen heb getracht aametreffen. Offchoon van hun gezelfchap verwijderd, heb ik mijn geheelc leven aan hun welzijn opgeofferd. Geduurcnde zekere dagen van het jaar, doorloop ik de naburige dorpen, zonder herkend te worden, en, onder die vermomming, breng ik de ongelukkige huisgezinnen hulp toe, in den boezem van welkèn mijn zoon de wanhoop gebragt heeft; en ik herftel, zo veel in mijn vermogen is, de rampen, die hij hun veroorzaakt heeft. Het overigeider oogenblikken , die ik in deze eenzaamheid doorbreng, hefteed ik, om den hemel met mijne lastige gebeden aftematten, die allen daar heenen flrekken, om het hart mijns zoons te veranderen , of om mijn traag en lastig leven in fmart te eindigen. Mijne wenfchen zijn, fcdert eenigen tijd, op het punt van verhoord te worden. Mijne verregaande zwakheid kondigt de nadering van mijn laatfte uur aan. Ik verwacht het onbefchroomd, ik zie het zelfs met vermaak te gemoet. Ik zal, verheugd, dit verblijf van fmarten verlaaten, en niets in het graf mededraagen, dan het hartzeer , van, om. zo te fpreeken, aanleiding tot alle de misdaaden, waaraan mijn zoon zich fchuldig F 5  fiö ISIDOKE en JüLIStTE. gemaakt heeft, gegeeven te hebben. Mogt de herinnering mijner rampen alie vaders tot nut verftrekken! Mogt bovenal mijne misdaadige zwakheid hen altoos tot een voorbeeld vertrekken, en hen leeren, in tijds de keem aller ondeugden, die de natuur dikwerf in hunne harten geplant heeft, in hunne kinderen ten onder te brengen. Ziedaar het verhaal van den goeden kluizenaar; de twee jonge herderinnen, getuigen zijner droefheid, Helden alles in het werk, om hem te vertroosten , en in zijne zie! eenige ftraalen van hoop te doen ontdaan; maar kon 'ef in zijnen toefland nog eenige hoop plaats hebben? Zijn geheele leven was niets anders, dan eene lange aanè'enfchakeling van hartzeeren en fmarten, geweest, en het was in zijne laaïfle dagen niet, dat hij op vertroostingen hoopen kon, Even wei was nog eene zeer levendige geneugte voor hem befpaard; maar, helaas! het was bepaald, dat die de laatfte zijn zou. Pieter, die, geduurende des giijsaarts verhaal , eene bijzondere aandacht betoond had, kon, toen hij uitgefprooken had, de verrukkingen zijner vreugde niet beteugelen. Toen de kluizenaar met fpreeken ophield, deed hij eene pooging, om zich opterichten , en reikte hem de armen toe, hem  ISIDORE EN JULlè'TTE, 91 hem zijnen meester, zijnen goeden meester noemende. . . De grijsaart, verwonderd, ziet hem oplettend aan. . . . Welk eene verbaazing! .... Hij herkent in dien gewonden den goeden Pieter, den zelfden jongman, aan wien hij, eenige jaaren te vooren, zijne verlosüng te danken had, den zelfden, in een woord, die zijne ontfnapping uit het onderaardsch gewelf, waar in zijn zoon hem had doen opfluiten, gemakkelijk gemaakt hadt. Hij durft zijne oogen niet vertrouwen. De tijd, de vermoeijenis, zijne wonden, alles had zijne trek. ken veranderd; maar zijn hart herkent hem, en verzeekert hem innerlijk , dar het wezenlijk zijn verlosfer is, dien hij het geluk heeft, van in zijne hut te bezitten, dat het wel aan hem zei ven is, aan wien het noodlot hem in ftaat Helt, van zijne zorgen te befteeden. Welk een zoet genoegen voor dien goeden grijsaart! Na de terugkeering zijns zoons tot de deugd, zou deze ontmoeting voor hem het allergrootst geluk, zij zou eene weldaad van den hemel geweest zijn. En gij, edelmoedige Pieter, hoe benijde ik uwen toeftand en-uwe eerlijke wonden! Ach! de rol, dien gij toen vervuldet, was voldoende genoeg, cm  92 ISIDORE EN JULIeTTE.' om eenen hejlzaanien balzem aan uwe wonden toetebrengen. Zoo men nog, ten toppunt van het ongeluk, zijn hart aan de hoop overgeeven kon, zeekerlijk was het twee herderinnen van St. Mesmin wel geoorloofd , op de weldadigheid der Voorzienigheid te rekenen. Deze was het, die twee vrien. den, na tien jaaren afweezendheid, bij elkander' hragt ; en waarom had die niet eveneens een wonder ten hunnen voordeden gedaan? Hun vader was, het is waar, in de magt van den aüerfchuldigften der mannen; Zijn leven, dageüjksch blootgeiield, was de fpeelbal zijner eigenzinnigheeden, maar de hemel waakte over hem. Die hemel, genadig in zijne befluiten, en verfchriklijk in zjjne wraak, had zo veeie misdaaden perk en paal gezet. Derzelver billijke ftraf moest het werk van een zwak en vreesachtig wezen zijn. Het was voor eene vrouw alleen, dat de eer bewaard was, van den ongelukkigen Karei te redden, en uit zijne Staaten een' troifchen en magtigen vijand te verjaagen ; het was eene vrouw, die, op zijn voorbeeld, heur land eveneens dienen moest, door het van eene gevaarlijke plaag te verlosfen. Die aanzienlijke taak was voor de onvertzaagde  P4 ISIDORE EN JULlëTTE. Hechts de duisternis des volgenden nachts afwachten, om hunnen optogt en oogmerken te bedekken. Juliette, voldaan over het geen zij komt te verneemen, verwijdert zich in haast, uit vrees van herkend te worden. Het noodlot, of veeleer de goddelijke rechtvaardigheid, waakt over haar. Na drie uuren gaans, komt zij aan de voeten der muuren van Orléans, en meldt zich als brenger van een belangrijk geheim aan. Zij vraagt om den .bastaart van Orléans te fpreeken. Op dien, door de Franfchen geëerbiedigden en geliefdkoosden, mam, worden haar de Rads poorten geopend; men brengt baar in zijn hoofdkwartier. Die prins niet twijffelende, of hetgoldt het welzijn van den Staat roept zijn' raad bijeen, die uit de voornaamlie' hoofden van het leger en uit kundige grijsaarts beflond. Onder hen, merkt men den jongen graaf van Mainville op, die, ondanks zijne jeugd zich de algemeene achting verworven had, even zo zeer door zijne groote waarde , als door de wijsheid zijner raadgeevingen, Juliette herkend hen. De aandoening, die zij ontwaart, offchoon voorzien, is op het punt, van haar te verraadenmaar het oogenblik, van zich te ontdekken, is „J met gekomen. Het welzijn van heur land vor. dert, dat zij het geheim heurer kunne niet on- dekt.  98 ISIDORE EN JOLlëTTE» dore noodigt den baron uit, zich met alle de krijgs. Jeden , die hem vergezellen , overtegeeven; hij zweert, geen een' te zullen fpaaren, zoo men den geringiten tegenrtand bied. Op den naam van den graaf van Mainville, verbleekt deze flinkfcbe man, beeft en ftamert. Hij twijfelt niet meer aan de beweegreden, die de orderneeming bepaald heeft; hij twijfelt niet meer, of die jonge heer was, geheel bijzonder, om zijn' vader te verlosfen, en de boeijens der flachtoffers, die onder zijn geweld zuchten, te verbreeken, gekomen. Hij herinnert zich toen Pieters ontfnapping, en dit aandenken is voor hem eene zeekere blijk, die hem alle hoop van behoud ontneemt. Hij begint te gclooven dat de hemelfche wraak zijn hoofd treft. Hij beeft, op de gedachten, dat de dag van wraak eindelijk gekomen is. Hij krijgt beroüw; maar te laat, over alle de wanbedrijven, waarmede hij eiken dag van zijn verfoeilijk leven gekenfchetst heeft. Hij trilt op het denkbeeld aan het lot, dat hem voorbereid wordt. Geene hoop dus meer hebbende , van den toorn des hemels te bevredigen, noch vergifnis onder de menfchen te vinden, befluit deze groote misdaadige, geweld met geweld te keer te gaan, en zich onder de puinhoopen van zijn kasteel te begraaven, veeleer, dan zich aan de gena-  ISIDORE EN JUtlS7Ti; 5Ï7 n zitten moest. Men had voor hem zeiven een' „ throon, die den geheelen vloer befloeg, en dien „ hij met de koningin deelen moest, gefticht: Aan zijne voeten bevondt zich de renbaan, aan ,, verfchillende fpelen toegewijd. Aan den an„ deren kant, tegen over den koning, zag men „ zitplaatfen, voor de afgezanten beftemd, en laa. .„ ger bevonden zich trapbankjens, voor de ltrij„ denden gereed gemaakt. De koningin moest de „ overwinnaars kroonen, en de koning had zich „ het recht, van hen te beoordeelen, voorbehou«, den." „ Dit feest had eene menigte van ridders „ uit alle de deelen van het koningrijk bijè'enge„ trokken, welke allen naar de eer, van voor het ,", oog van Charles te ftrijden, dongen. Het groot„ fte gedeelte der grondhesren, die van dezen ,, vorst afhingen, zonden hunne zoonen, om de „ prijzen te betwisten. Mijn vader zelf verzuim. „ de niets, ten einde mij met eer en onderfcheidt ,, in een worstelperk, waar de aller aanzienelijkfte „ ridders van het koningrijk praaien moesten, te „ doen verfchijnen. Bijkans , allen werden door de „ liefde onderfteund, en maakten zich gereed, om „ voor het oog hunner minnaaresfen te ftrijden. H 3 „De  ^jfl rJ«IDORE EN JVLlëTTE. „ De liefde en roem waren van alle tijden her-' „ waards het deel der Franfchen, en het hof van ,, Karei was toen de zetel der galanterie. Onge- lukkig had ik geene minnaaresfe, voor welkers „ oog ik mij verlangde te onderfcheiden. Ik ken* „ de de echtgencote, welke mij toegefchikt was, „ nog niet; en , daar de tournoifpelen volle veer- tien dagen duuren moesten, moest de prinfesfe „ van Beaufremont niet, dan voor op het einde ,, derzelven, aankomen, en onze vereeniging moest „ die feesten befluiten. Ik maakte mij dan ge,, reed, om , zonder anderen leidsman, dan dien ,, dér eer, te ftrijden, en flechts door het verlan„ gen, van aan mijnen vader te behaagen, en de „ goede gunsten van den vorst te rechtvaardigen, „ geleid. Maar , om onoverwinnelijk te zijn , „ moet de liefde in zodanig geval u met derzei„ ver vleugels overfchaduwen. Dat zo gevreesde kind kwam indedaad, op het aller onverwachts, „ mjne voomeemens veranderen , de inzichten „ mijns vaders omverre werpen, die van den ko, ning zeiven verijdelen, een befloten huwlijk ver. „ breeken; en mij in het toekomende eene reeks „ van rampen voorbereiden." „ Onder de afgezanten, bevond 'er zich een, „ The-  ÏSIDORE EN jULlêTTt; ' II9 ,', Theodorus genaamd, wiens hooge ouderdom en „ achtingswaardig voorkomen aller oogen tot zich „ trok. Aan zijne zijde, zat eene jonge dochter, „ zodanig als men ons Latona in heur krijgsge„ waad affchildert. Heure eenvoudige en zedige „ uitrusting verhief den glans heurer fchoonheidï „ heure lange hairen vlottend en geftrengeld over s, heure fchouderen. Door heure krijgshaftige hou„ ding heen, merkte men den grimlagch der zagt„ en den indruk der gevoelig-heid. Van de eerfte „ ontmoeting af aan, trok de beminnelijke Palmi„ re mijne eerbewijzingen en wenfchen tot zich , i, en, van dit oogenblik af aan, beheerschte deze ,', fchoone mijn hart, als meesteresfe. Ik draalde „ niet, te bemerken, dat ik heure aandacht tot [ mij getrokken hadt. Deze jonge vreemdelinge, ", in de kunst van veinzen, zo bekend bij de ho„ ven, onërvaaren, beleed mij, dat ik eveneens eenen diepen indruk op heur hart gemaakt hadt. Ik voelde mij toen boven mij zelvcn verheven | ik geloofde, bij mijne minnaaresfe een nieuw „ leven , een nieuw beftaan, te vinden. Bleef ik „ in bijkans alle fpelen overwinnaar, het was aan ,, Palmire alleen, dat ik mijn geluk verfchuldigd xvas. Hoe veel genoegen fmaakte ik, als ik, H 4 •> de  ÏÏO ISIDORE EN JULlëTTE. „ de kroon uit de handen der koningin ontvanJ gende, de wangen mijner gelukkige minnaa. „ resfe zich met een bekoorlijke blos bedekken „ zag, het geen te gelijk de ontfteltenis en het » genoegen heurer ziel te kennen gaf! Een op„ flag van Palmires oogen was mij even zo veel, ,, als het allerfchoonfte edelgefteente, waardig, en ,, heur grimlagch was voor mij de ftreelendfte aan„ moediging." ,, De veertien feestdagen gongen aldus in dron„ kenfchap der liefde voorbij; maar, helaas! een „ zo zuiver geluk kon van geen langen duur zijn. »» De prinfes van Beaufremont was op het punt, „ van aantekomen; men wachtte Hechts naar haar, „ om ons huwlijk te vieren; mijn vader had alles „ gereed gemaakt, om deze plegtigheid met luis„ ter en pracht te voltrekken. De koning zelf „ moest die met zijne tegenwoordigheid vereeren, „ en de bepaalde dag was niet verre meer af. „ Daar was geen tijd te verliezen: het kwam 'er „ maar op aan, om dat noodlottig tijdftip te ver,, fchuiven, of voor altijd van mijne dierbaare Pal„ mire aftezien. Ik befloot dan, hem mijnen toe?, ftand, mijne verlegenheid, mijne vreezen, en » de  122 ISIDORE EN JULlëTTE. „ gelregt tot mijnen vader te vervoegen, en alles n te doen , om zijne toefiemming te bekomen,. „ Dat ik in alle gevallen van heure gevoelens „ verzeekerd zijn kon, fchoon ook heure beftcm. ï, ming haar naar het einde van ean ver afgelegen „ land verbannen moest." „ Door deze ve; zeekering ten halven getroost, „ zag ik onze fcheiding met meerdere gerustheid „ te gemoed. Den dag van heur vertrek, over,. ,, laadde de koning Theodorus met gefchenken; „ de koningin ontving ook heur affcheid, en be. „ loofde, dat heure gunsten Palmire tor in het „ hart van Duitschland volgen zouden. Ik ,, fcheurde mij uit heure armen los, in de hoop, „ van mijnen vader te zullen beweegen; en zo. „ dra de afgezanten de ftaaten van koning Karei „ verlaaten hadden, hield ik mij met de middelen, „ om mijn noodlottig huwlijk te verfchuiven, be. „ zig. Dat was echter moeijelijk: de prinfes van „ Beaufremont was aangekomen, en ik kreeg van „ mijnen vader bevel, mij gereed te maaken, om „ haar op eene, met heur' rang overeeakomftige, s>, wijze, te ontvangen." ,f Mijne kinderen ! gijlieden hebt bemind, ik  ISIDORE EN JULlëTTE. 13jJ beroep mij op uw hart; oordeelt over het geen „ ik moest uitdaan. Ik naderde het oogenblik, „ dat ik eene aangebedene minnaaresfe, voor wel,, ke ik, zoo het in mijne magt gedaan bad, dui„ zendmaal -mijn leven zou opgeofferd hebben , „ voor altoos verliezen moest, ln dit hagchelijk „ tijdftip, vond ik geen ander middel, dan de „ bevelen mijns vaders te weêrftreeven. Ik had „ hem te vergeefsch treehten te beweegen. Mij „ bleef niets anders dan de vlucht over; ik be„ floot daartoe. Daags, voor de vereeniging met „ de prinfes van Beaufremont, fchreef ik, 'savonds, „ aan mijnen vader, dat een noodlottige hartstogt mijne „ reden verbijsterd hadt; dat het niet meer in mijne ,, magt flond,zijne verlangens te onderfchrijven,dat „ mijn hart geheel en al aan de liefde onderwor. „ pen was, en dat 'net de liefde alleen was, die „ mij fchuldig maakte. Dat eene goddelijke „ vrouw zich van alle mijne vermogens meeste„ resfe gemaakt hadt, en dat ik mijn vaderland „ verliet, om haar te zien, mij heurer waardig te ,, maaken , en haar te verkrijgen , of voor het ,, minst voor heure oogen te derven. Ik eindigde „ mijnen brief, met hem te verzeekeren, dat, „ werwaards het noodlot mijne fchreeden ook ge,, leiden mogt, ik nooit eenen, zo lederen, va- „ dera  ISIDORE IN JU tl ë TT E» 135 zonder iemand tot mijn' vertrouwden te manken, „ wendde ik mijne fchreeden naar de plaats, die „ Palmire bewoonde. Heur vader ontving mij „ nog al vrij vriendelijk. Theodorus bad eene „ vrije, maar niet zeer befchaafde, opvoeding ge,, nooten; ook waren zijne grondbeginzels wel ,, eenigzins vinnig en fcherp. Twee volle jaaren, „ eeniglijk bedeed, om mij zijne dochter waardig „ te maaken, waren naauwelijks voldoende, om „ haar te verkrijgen. Eindelijk, bepaalde de ftren,, ge Theodorus, na van de zuiverheid mijner ge„ voelens verzeekerd te zijn, zelf den dag van „ mijn huwlijk met Palmire. Dat zo lang ge„ wenscht oogenblik kwam eindelijk; ik trouwde „ mijne bekoorlijke minnaaresfe, zonder aan de „ toekomst te denken , en zonder de gevolgen: „ eener verbindtenis, tegen den wil mijns vaders„ voltrokken, te overweegen. De hemel draalde „ niet, dezen misftap te ftraffen. De prinfes varr ,, Beaufremont , over mijne M'eigering geftoord, ,, had van den koning de belofte, dat hij heure „ beledigde eer wreeken, en zich van mijn* per„ foon, in welke plaats men mij ook zou kunnen' „ opfpeuren, verzeekeren zou, verkreegen. Mijn„ vader, over mijne weigering, en den weêrftand, „ dien ik zijne verlangens gebooden had, vergramd , „ had  12Ó ISIDOHE EN JULlëTTE. ,, had niet weinig toegebragt, om dien vorst te „ doen befluiten, mij aan de ver afgelegendile hoo„ ven te laaten opzoeken. Het oog van eene ver. „ achte medevrijster is klaarzienend; de prinfesfe van Beaufremcnt had mijne verftandhouding met „ Palmire vernomen, en zij was het, die mijn „ verblijf bij Theodorus ontdekt hadt. Koning Ka,, rel, hiervan verwittigd, had mij, als zijn' on„ derdaan, terug geëischt." „ Op het oogenblik, dat ik mij geheel en al „ vergeeten waande, kwam men mij uit Palmircs ,; armen fcheuren, om mij voor mijne rechters te „ geleiden. Mijne echtgenoote bleef met heure. „ twee kinderen, de" laatften prijs en eenige „ vrucht onzer liefde, in fmart gedompeld alleen. „ Theodorus was onder den last der jaaren be. zweeken, en ik liet zijne ongelukkige dochter „ aan heur hartzeer over. Mijne wachters bragten ■« mij in eene verzeekerde plaats, op de grenzen van Vrankrijk gelegen; ik kwijnde daar verfchei•ï, dene maanden, zonder huip, zonder vertroos- ting, altoos in afwachting van mijn vonnis, en 3v de dood, of Palmire, met luider ftemme eis» >, fchende. Ik Heet de dagen en nachten in mijne „ gevangenis, den hemel met mijne klagten ert^ „ zuch-  128 ISIDORE EN JULlëTTE. „ met uwe zuster in de zegeningen der onge1ukk!« „ ge Palmire. Toen mij van die waarde wederhelft „ niets dan heur doodlijk overfchot meer'bijbleef, ,, liet ik haar de Jaatfie pligten bewijzen, en be„ ijverde mij, eene plaats te ontvluchten, die mij „ niets dan akelige beeldtenisfen en verfcheurende „ herinneringen aanbood. Ik kon naar het hof van „ den koning van Vrankiïjk niet terug keeren , „ zonder mij aan gevaar blootteftellen. Mijn va„ der was federt kort geftorven, en ik befloot fol„ daat te worden, ten einde de vijanden van ko„ ning Karei, onder een* verdichten naam, te be„ ftrijden. Het was .in dit tijdftip," zeide Golio tegen den graaf van Mainville, „ dat ik onder uwe „ bevelen diende, en het geluk had, uw leven „ te redqen. Gij ziet," voegde hij 'er bij, dat, ,, offchoon het noodlot mij toen oogenfchijnelijk „ in een* duisteren iiand plaatfte, het geluk mij „ weleer on^er het getal van deszelfs gunstelin,, gen telde, en dat eene verhevene geboorte een der voordeelen was, waarmede het mij begif. „ tigd hadt." Golio eindigde aldus zijn belangrijk verhaal. Louife en Juliette vielen in ziine armen; Ifidore wierp zich op nieuw in die van den graaf van Main-  ISIDORE EN JOHItTE. 119 Mainville. De gevoelige Pieter, van zijn' kant, verheugde zich ten fterkften over dit fchouwfpel, als zijn werk zijnde. Allen fïorteden traanen van aandoening ; allen dankten den hemel voor die gelukkige hereeniging. Ifidore en Juliè'tte, tusfchen hoop en vrees geflingerd, durfden naauwelijks de oogen opfiaan: hun ftilzwijgen drukte hunne verlangens, en de omfteltenis hunner zielen, genoegzaam uit. De graaf en Golio, die hun begreepen hadden, konden eenen zo fchoonen dag niet beter vieren, dan door de vereeniging hunner kinderen. Louife, de edelmoedige Louife, geheel en al met heur zusters geluk bezet, had heure liefde voor heure gelukzaligheid opgeofferd. De erkentenis en vriendfchap vervingen in heur hart het noodlottig gevoel, dat, tot daar aan toe, de plaag heures levens uitgemaakt had, en de beminnelijke Ifidore werd voor haar de allerdierbaar/Ie der broeders. De koning, van de gefchiedenis dezer twee ecfitgenooten onderricht, wilde hen zien, en zelfs hun huwlijk met zijne tegenwoordigheid vereeren; hij gaf den jongen graaf van Mainville het bevel over het wingewest tot vergelding voor de dien1 ften,  I3C1 ISIDORE EN JULleTTEi ften, die hij bij de nederlaag der Engelfchen be* weezen hadt. Aldus de deugd vergeldende, gaf die prins een heugchelijk voorbeeld van ftrengheid, door het kasteel van den valschaart Nora te doen floopen; bij gaf zijne andere goederen, aan den edelmoedigen Pieter, en overlaadde dien getrouwen dienaar met weldaaden. \ ' Ifidore en Juliette leefden langen tijd te famen, beminden elkander al hun leven; en hunne gedachtenis is in dit (choone land het onderwsrp van algemeenen eerbied. EINDE.  Bij den Drukker deezes G. Roos, is ook gedrukt en te bekomen: I. AFoklfs Socratisch Comiesch Onderzoek: naar den Zetel des Characters in den Mensch , in drie Verhandelingen , nevens eene Verhandeling over de Zelfkennis, voorgeleezen in, en opgedraagen aan de Maatfcbappije Felix Meritis, en Tot Nut van 't Algemeen, met 6 geestige carricatuur plaaten, in gr. 8°. fi: 4 En best papier. - 3 : — II, , Leven van Zijn Exellentie den Hoog-Welgebooren Heere Jonckheere , A. T. T. B. A. S. D. Lucifer de Groote, des duisteren Onderaardlchen RijksGraaf van Scheol en Gehenna, Vrijheer van Hades enz. enz. uit Aloude en Hedendaagfche Oosterfche en Westerfche Berichten famengeiïeld , met 4 comique 7 plaaten, in gr. 8°. . . -2:4 En best papier. .3:^ III. Ironiesch Comiesch Woordenboek, van Verouderde, Vernieuwde, en Nieuw Uitgevonden Woorden en Spreekwijzen in de Nederduitfche Taal, 3 Hukken. (NB. bijna Uitverkogt.) . -3:10 En best papier. «3:10 IV. P. G. Witzen Gysbesk, Boertig Paradoxe Verhandeling over "de Hoop, haar be- , drieglijke en te leurftellende Aart, Pourtrait, Kleeding en Levenswijze, haar invloed op de Huwelijken, Loterijen, Koophandel, Omwentelingen, Ampten en Bedieningen, w^ar door veele misleid, of ge-  gevleid worden, en eindelijk haar Vijandfehap met de Zekerheid, voorgeleezen in, en opgedraagen aan de IHaatfchappij Felix Meritis, gedrukt in gr. 8°. en ver fierd met een comique carricatuur plaat./—:n V. P. G. Witzm Gysbeek, Verhandelingen over het Belagchelijke der Eer en üerzugt in de Menfchen, nevens een Droom van een voorgevallen Revolutie op den Olympus, beide voorgeieezen in de Maat- fcnappij Felix Meritis. . . :i2 VI. Sentimenteele Reize door Zwitferlsnd, na het Fransch van C. Hwms , den Zoon, met een fraaije plaat. . . — m VII. De Konst om zig door zijn Vrouw te doen beminnen, gevolgd na het Fransen van Hautbaut, verfierd met een konstplaatjen. . , . . Ir VIII. De Lotgevallen en Minnarijen van een' Emigrant, na het Fransch van A- */. Dumaniant, in gr. 8». met 2 fraaije gegraveerde plaaten. . . . i: 8 IX. Lucia en Victor, eene waare Gefchiededenis, uit het Fransch vertaald, met een plaat, en een Muziek(hikjen. . -.14 X. Gefchiedenis van Willem Edelwald, of de door verleiding verlooren, doch tot de Deugd wedergekeerde Zoon, een fraaije Roman, na het Hoogd., 2 deelen in gr. 8°. met gegraveerde tytelplaaten. —: 4 XI. De Lof der Paruiken, een zeer Geestig Werkje, in g". . . . j: —