B1 1690 2251 UB AMSTERDAM  PROEVEN der GODLYKE VOORZIENIGHEID; VERHOORING der GEBEDEN; e n KRACHTDADIGE BEKEERINGEN; Naar het Hoogduitsch gevolgd: HIER AGTER GEVOEGD BENE KORTE NABETRACHTING Over de woorden van Daniël, (Capp. 2 vs. 20 ed at.) Want zynes is de JVysheid ende de Kracht; want hy verandert de lyden en de Stonden. door C: PANTEKOEK. Predikant. Ie ROTTERDAM, By Nicolaas Cornel, Drukker en Boekverkoper op de Meent. 1797-  Ik zat in het midden van u doen overblyven , een ellendig en arm Folk , die zullen op den naam des Heere betrouwen. # Jehova h!  O P D R ACHT 3b8bMl 139* * eabjsdlfed vfe'n aan db HOOGWELGEBORE VROUWE, ME VROUWE JOHANNA CATHARINA ;van HEEMSKERCK, gebore VitriSrius. orden deze Proeven der Godlyke Voorzienigheid uit ware hoogachting voor Haar Hoogwelgeborene Godvruchtige Grondbeginzelen , en ter meerdere bevestiging van Haar onwankelbaar geloofsvertrouwen in bange dagen van ramp en tegen* 2 fpoed,  OPDRACHT. i. ri \J r . - fpoed, op den God hares heils, met de vu? rigfte heilbeden, zeer nederig en eerbiedig opgedragen, door c SVmc\ u O 51 'n\ 2l 'A ü S. 3l o a 3.'$.\; o o ik Haren zeer gehoorzamen en zeer ootraoedigen Dienaar. Carel Pantekoek. Predikant. Kleifslattdt den $e Juny . V97" VOOR.  VOORRED E. /)e bevindingen van alle geloovigen , door alle tyrden, kopen, op het einde , op één uit. — Hunne harten zyn. toch , in den grond/Iaat, allen van één en dezelve natuur; allen hebben zv éénen Heer, die hun allen, van harten goed is : allen hebben zy op aarde gemeenschap met den Hemelfchen Va-er, door zynen Zoom, den Lieere .Jefus Christus.: — allen zyn zy onder bet zelve. Vader- hart gedragen; door denzelfden prys van het Codlyk Zoenbloed gekogt en verlost, en door denzelven 'Geest bedaauwd: en verblyden zich, onderling, hoe onderscheiden ook van eikanderen door hunnen ftand, ftaat en geboorte , als zy kennelyke trekken van Jefus Beeld en aanwasch in de genade in eikanderen ontdek- ken, Jikn hebben zy één Vaderland, éénen w.eg, en één en dezelve loopbaan is hen * 3 allen  VOORREDE. • w_L V-»- '. ..> : V - « »" \ allen voorgefcbreven. Van daar, dat zy zulk eene grootê overeenkomst vinden, tusfcben hunne- proef ervaringen , en die van David , Paulüs, en andere B.ybelheiligen: edoch, de verfchillende leidingen Godts omtrend zyne ■Kinderen, "is , ondanks dat alles, zoo onderfcheidenals hunne gelaatstrekken ; en juist hier in ontdekken wy nieuwe Proeven der Godlyke Wysheid, Macht en Goedheid. Niets is derhalven nuttiger, niets heil-, niets leerzamer en opwekken der voor een Christen, als-zich met de wegen van andere geloovigen , en de leidingen Gods omtrend hen, gemi eirziMm te maken : en hier toe kunnen deze Proeven , onder Gods Zegen, dienstbaar bevonden worden. • Ik heb het Hoogduitfche Werkje zelve, zo ■na mogelyk gevolgd; echter met dat onderfchcid, dat\ ik, hier en daar, de voofnaam/Ie en  VOORREDE. en trefendfe flikken uitgekozen'- hek, met voorbyzang van anderen , vooral van dezulken ,■ die tot het uitlegkundige behoorden, of die een of ander Theologisch Vertoog in zich be* heisden: behalven dat., heb ik hier en daar, om genoegzame redens eene andere orde in de rangfchikking der hoofdfiukken gehouden ien waar toe ik te meerdere vryheid vondt j vermits de zaken, hier voorkomende, intgeen onmiddelyk verband tot eikanderen flaan. ■ Het blyft intusfchen de hartgrondige verzuchting mynes harte tot Godt, dat het hem genadiglyk behagen moge , deze myne geringe pogingen krachtdadig te zegenen, ons dagelyksch te leer en, ons, in allerlei wederwaardigheden, door zynen Geest te laten leiden en vertroosten; en, in Oorlog en Vrede, onder welvaren en plagen , rust en beroeringen, vreugde en rouwkiagen, verheffingen tot eer en ver-.  VOORREDE. verachting onder de menfchen, rykdom en ar* moede, overvloed en gebrek, blydèn voorfpoed en bange tegenfpoed, in Jlüheid en vertrouwen de perkte onzes harte te doen zyn, en, met eerbiedige aanbidding van den Algoeden^ Alleengetrouwen en Alleenwyzen Godt, die uit de donkerheid het licht, en uit de verwarringen de beste orde kan fcheppen, geloovig te zeggen: de naame Gods zy gelooft, van eeuwigheid, tot in eeuwigheid} want zynes is de wysheid, zynes is de Kracht; want hy verandert de tyden en de stonden. ! ! C. Panteköek. KleefsJand, den 3e Juny 1797-  PROEVEN DER GODLYKE VOORZIENIGHEID. Geftaafde Proef der Godlyke Voorzienigheid. Een Godvruchtig Jongeling, door den Hemel mee zo veel middelen bedeeld, dat Hy, in zyne Dagelykfche nooddruft, matig voorzien kon, edoch niet overhield, was gewoon eene aan hem vermaagfehapte en op eene zeer afgelegene plaats, in diepe armoede verkoerende Weduwe, van tyd tot tyd iets ter onderfteuninge toe te zenden. — By den aanvang van het Jaar 1781 wenschte hy hartgrondig haar, als vorens te gemoete te komen, dan, op dat oogenblik zelve Ontbloot zynde, vond Hij zich des tyds buiten ftaat: én haar met geen Briefport willende bezwaren, verfchoof Hy het Schryven, tot dat God hem in flaac zoude gelieven te ftellen, om zyne nooddruftige Vriendinne, zonder zich zelf te benaauwen, iets tot verkwikking mede te deelen. — Dan, Hy wagte lange te vergeefsch, en ftelde, daar door, van tyd tot tyd het antwoord uit op eenen Brief, by hem te voren van haar ontfangen. A P33^  a PROEVEN DEK. Paasfchen naderde, ru begon Hy verdrietig te worden; met dat al, moest hy tot in de Meimaand wachten terwyl het de Hemel behaagde, hem, hnrs eenen zeer byzonderen weg, gelegenheid te'geven ter voldoeninge aan zyn oogmerk. In het begin dier Maand gebeurde het, dat Hy, wegens eene geringe dienst, te voren aan een adelyk Perfoon bewezen, van denzelven een Maxdor ten gefchenke ont- fing; (a) de onverwachte oncfangst van dit fiuk Goud, bragt hem terftond op de gedachten: de Heere hadt hem het zelve, in zyne Voorzienigheid ter hand' doen komen, om het ter verkwikkinge aan zyne arme aanverwante te befchikken. Hoe zeer Hy nu dit Geld voegzaam voor zich zeiven had kannen gebruiken, befloot Hy echter vast, het zélve, met de naaste Post overtemaken; alleen wenschte Hy hartelyk, dat het van meer aanbelang mogte zyn: Hy fcbreef haar derhalvcn eenen Brief, waarby Hy zich wegens zyne langdurige mizwygenheid verfchoonde, met bede om voor HeTte nemen, het geen de goede hand Gods hem voer haar bad toegefchikt.-- De Briefing reeds verzegeld op den Disch, daarHy gereed was de Meid te roepen om denzelven naar de Post, te brengen, wanneer op het zelve oogenblik zich een onbekend Perfoon by hem liet aan- (aj) Maxtor Een Gouden Spetie, gangbaar in hetKeurvor. ftendom Beyëren, en aldaar waardig 4 Kroon Thaiers en 8 Grosfen, dafs ts zeggeu ruim s Guldens Hollands , vbktaih.  Godlyke Voorzienigheid. 3 aanmelden, die hem een Pakket overhandigde. — Vol verwondering, en door nieuwsgierigheid aangevuurd, opende Hy het zelve en bevond dat het van eenen vromen Zwitzer kwam, met wien Hy te voien ninv mer eenige Briefwisfeling gehouden hadt, en hetzelve nader inziende, vielen 'er twee Louisd'or, uit een bygevoegd Boekdeel; (a) — het een en ander befchikte hem den onbekenden goedhartigen Zwitfer, op voorfpraak van eenen Vriend, die ter zeiver plaatze woonde, waar zich dien armen Jongeling bevond, en welke hem de zender reeds voor Pafcha hadt toegedagt, — Daar Hy nu het fommetje, tot voordzetting zyner ftudiën benoodigd, reeds by één gezameld hadt, viel hem by; - Wat? - Zoo ik deze twee Leuisd^or myne ongelukkigs Vrindinne toefchikte? zo gezegd, zo gedaan: — Hy breekt den Brief welken Hy oogenblikkelyk naar de Post meende te fchikken, weder open, nam' er den Maxefor uit en lag 'er de twee Louisd'or voor in de plaats, met een klein Postfcriptum „ hoe de lieve God hem zo even, op eene ge„ heel ongedachte wyze, inftaat had gefield haar zo veel op „ éénmaal overtemaken:" en zond voords den Brief weg. Agt Dagen daar na ontfing Hy een' Brief in antwoord, over welkers inhoud Hy vreugde tJ'aanen ftortte, en den (a) Louisd'or, Een bekende Franfche Geldmunt, meestal ongeveer n Guldens Hollands waardig, vertaler. A 2  4 Proeven de» den Heere, die alles ter rechter tyd' befchikt, uit den grond zyns harte , op gebogen ' knieën danken moe?t: namelyk zyne arme Vrindinne berichtte hem, „ Dat zy reeds lange, met fmerte eenen Brief van „ hem te gemoete hadt gezien, daar zy hem by „ den aanvang des Jaars gemeld had, dat haar ,, Oudfte Dochtertje zeer Ziekelyk was, en kort „ daar op, dat zy aan eene uitterende Ziekte lag; „ dat ook door deze krankheid haren nood niet ver„ minderd was, dan dat de goede God haar meer „ dan eens uit dezelve geredt, en hare droefheid j, gematigd hadt. „ Dat zy intusfchen dikwerf bezorgd ware ge» „ veest, waar van, — zoo, onverhoopt, dit Kind „ kwam te fïerven* — zy het zelve ter Aarde „ zoude doen beftellen: en hoe, juist op denzelven „ Dag, wanneer het Dochtertje lag te Zieltogen, en V Avonds den adem uitblies, zy den Brief met „ die twee Louisd'or ontfangen hadt, welken, op „ weinig na, ter goedmaakinge der Begrafenis kos„ ten gediend hadden. — Dat voorder deze onver„ wagte en ter rechter tyd beftemde Godlyke hul„ pe, by haar zulk eenen diepen indruk gemaakt „ hadde , dat zy dezelve onmogelyk onder hè„ woording brengen kon; dankende hare Ziele den „ Vader aller barmhartigheid, niet zo zeer voor „ het toegefchikte Geld, als wel voor zyne wonder - „ bare  Goelyke Voorzienigheid. j „ bare uitredding'. — dat hare byna geheel uit' „ gedoofde Geloofsvonk, daar door op nieuw ds „ ontfonkt was, en zy een voornemen des Her te „ hadt genomen , om, van nu af aan, haar ver„ trouwen onwankelbaar op God te vestigen, al „ mogte het ook zo 'verre wet, haar komen, dat „ zy geene beete Broods voor zich en hare nog over' „ geblevene Kinderen in Huis hadde^ — ö! Hoe getrouw; hoe Genadig en Barmhartig is God! Welzalig, allen die op hem vertrouwen! —— Hoopt ten allen tyde op den Heere; ftortet Uwlieder Harten voor Hem uit. —— God is ons een toevlucht, Halelujah J Krachtdadige Bekeering. Een zeker Officier, geboortig van Berlyn, en onder Prins Eugenius dienende, was een by uitftek woest Mensch , bekommerde zich weinig over hec toekomend leven, en fpotte met allen Godsdienst. — De Bedienaars van het zalig Euangelium, befchouw. de Hy als Menfchen, die zelve niet geloofden het gene zy anderen leerden: maar wel als zulke Menfchen, die de Religie, die ter hunner plaatfe onder de befcherming der Wetten was, voorftonden, en uic de betaling dacr van gelegenheid vonden, zicb 'slevens A 9 «!*  6' Proeven der onderhoud te verzorgen. Uit dit beginfel dan woonde Hy nimmer den Openbaren Godsdienst by; — terwyl Hy het onderzoek of 'er al, — dan niet — een God ware, overliet voor de genen , die daar voor bezoldigd wierden; te vrede indien Hy Hechts zyne zinnelyke begeerten, den vollen teugel vieren kon; — eindelyk verliet hy den Keizerlyken dienst en belloon het overige zyner dagen, in het volle genot zyner begeerlykheden , rustig in Bern te flyten. Zederc dacht Hy dikwerf: — wat! zoo de Godsdienst evenwel eens iets wezentlyks en gegronds mogte zyn? Wonderbare wending zyner gedachten! — Op zekeren tyd bezogt Hy de Kerk, om (zo Hy het noemde} de invallen van eenen Geeftelyken te hooren. —Een eerwaardig Grysaart, wiens beproefde Gods vrucht alöm bekend was, tradc op den Prediklloel. — Deze Grysaart, dagt den Officier, mag veellicht den eenigen zyn, die van harte gelooft het gene Hy zegt, en verwachte een aantal moeijelyke plichten uit zynen Mond te hooren. Dan hoe verbazend ftond Hy op te zien, toen den waardigen Grysaart met eene vrymoedigheid, welken by den Officier geenen twyffel aan des Leeraars hartelyke overreding van het gene Hy anderen leerde, overliet, de wonderbare Menschwording, Lyden en Sterven vanjefus van Nazareth zynen Hoorderen voorhield, en tegelyk toonde dai desZêffs bloed de besten Balzem voor alle Ziel. won-  Godlyke Voorzienigheid. 7 wonden wis. Kom! zeide de Eerwaardige, kom! foopr om niet. zonder prys, zonder Geld, van dat Gxi. 1'yke bloed-, Gy zondaar! Gy Spotter! —- wette Zonde is zoo groor, waar togen geere reinigende, kracht is, in hot btöed van Jefns, en verzekerde zyne Gemeente tevens, dat men van de vergeving zyner zonden, en het recht op het eeiiw¥^ leven, zo zeker kon zyn, als van zyn eigsn bëfl'aan! - ja, dacht den Krygsbeld* dat is goed voor Memchen, die akyd vroom geleefd hebben; — en naaüvvlyk's was deze gedachten in zyn hart opgeklommen, of de Leeraar zeide, in éénen adem , — komt alleGy bekommerden, Vermoeden , Belasten en Beladen, zo als Gy zyt, Gy, hebt recht en zyt juist voor hem gefchikt. —Deze Woorden drongen den roekeloozen Officier door het harte. „ In myn leven, zeide Hy by zich „ zeiven, geloofde ik niemand, en ik wil het ook „ nog niet doen, ik wil beproeven of dezen Predi„ ker de Waarheid leert, al zoude ''er my de ~ „ gehsele IVasreld om uit lagchen w —— Hy kwam te Huys, viel in het verborgen op zyns knieën, en fprak, ecnvouwig en ongekunfteld op volgende wyze, den hem tot hier toe onbekenden Heiland en Zaligmaker aan: „ Is het waar , dat Gy zondaren aanneemt, en „ Uw bloed voor hen vergoten hebt, dan betoon zulks „ ook aan mf — Hy was met traanen belproeid, A 4 en  3 Proeven der en tot in zyn harte geroerd, van vreugde over zyne waarachtige overreding, dat Jefus waarlyk Zondaren en wel hem, zulk eenen fnooden Booswicht wilde aannemen: en van dit oogenblik af aan had Hy den. Heere onberouwelyk lief gekregen, en diende Hem van gantfcher Harte. In den Jaare 1740, bezogt Hy eenen Overften van een Huzaaren Regiment in Bern, een zeer woest Mensch, en Spotter met God en Christus, die des tyds doodelyk krank lag. — Hy won het vertrouwen van den Overften, en fprak met hem van Dood en Eeuwigheid, -r- Myne gedachten zeide den Overfle zyn deze. „ Na den Dood kan men zalig „ zyn, als God ons Genade bewyzen wil, dan, ■ of „ ik zoo gelukkig ben om in zyne Genade te deelen, „ dat weet ik niet, maar ik hoop, dat Hy alles ,, zo naauwkeurig niet opnemen zal; ,tis waar, ik „ was een woest Mensch, en heb veel kwaad gedaan „ maar ik had daar tegen ook veel goede hoeda„ nigheden, zo mag het eene tegen het anderen „ opwegen, en de goede God met my te vreden „ zyn. Wat dunkt U *er van Vriend?'''' De Officier Verzekerde den Overften, dat Hy te voren even zo gedacht had, maar fleeds geleerd had anders te denken: Hy verhaalde hem in het kort zyn wedervaren, en verliet hem, met vermaning om vergeving der zonden door Jefus Christus te zoeken , cn  Godlïke Voorzienigiieid. 9 en om de verzekering daar van door den Heiligen Geest te fmeeken: — een Prediker, die op dat oogenblik tegenwoordig was , wierd naar zyne meening over dat ftuk gevraagd,, welke het gezegde van den Officier bevestigde. - „ ó! Waarom heeft ., men my dat niet eerder gezegt?" riep de kranke uit, „ zoo had ik eeuwig kunnen verloren gaan!" Daarna, richte Hy zich op, fmolt in traanen, en hield niet op met fmeekingen en geween te bidden, tot dat het licht der Genade en vertroostinge in zyn harte doorbrak, en Hy door deq Heiligen Geest vrede met God in Christus gemaakt hadde. — Met yreugde traanen bedankte Hy zyne Vrienden, „ ö! Ja, „ riep Hy uit, Jefus neemt Zondaren aan!!" — Eenige Weken daarna ftierf den Overften. Zyne Naastbeftaanden kwamen hem nog bezoeken, en bewonderden de te vredenheid, welke zich in de gelaatstrekken van den afgeflorvenen ten duidelykfte openbaarden: zonder te weten, wat 'er te voren in zyn harte was omgegaan. Gebeds Verhooring. Een Man, die zich meermalen door de beöeffening van Christen plichten byzonderde, voelde zich op ze • keren tyd bewogen, aan eene Familie, welkers Huis A 5 lyke. ft  Iyke onhandigheden niet te breed ftonden, eene kleine fomme Gelds, ter onderfteuninge toetefcïvk'. ken; — dé vreeze echter van hen daar door te zullen vernederen, deedt dit agter blyven, en dit pas ontworpe voornemen verdwynen, Kort daarna voelde Hy zich echter op nieuws opgewekt, dan, het denkbeeld, men mogte hem zulks ten kwade dui- den, hield hem als vorens te rug. Zyn voorne- men nochtans wierd levendiger, en werkte metfterker aandrang op zyn hart. - Hy volgd het zelve op, en voerde het dadelyk uit En vraagt Gy, hoe wierd het opge. nomen? Was het eene goede aandrift? , Kwam deze gift ter rechter tyd? — Uit de gevolgen mag men hec befluiten. Naauwlyks was de toe* gedachte gift aangekomen , of de bitter bedroefde Huisvader kwam in Perfoon voor; traanen van dankbaarheid befproeiden zyne wangen; „ Wie, vroeg „ Hy met verwondering, heeft U van mynen te\ „ genwoordigen, op V hoogst geklommen nood eenig „ naricht gegeven? daar niemand dan God myne „ omftandigheden kent; — tot Hem vluchtte ik in „ myne dringende nood, en fmeekte Hem om hulpe „ en uitredding. Voor byna een uur ftierf een „ myner Kinderen, en ik dagt by my zelf,.... „u~ „ hebt Gy zelf zo veel niet, vanwaar gy het kunt 9. laten ^aven: ó God.' zie myne nood aan [ Gy hebt  Godlyke Voorzienigheid. „ hebt gezegt, ,„ roept my aan in den dag der be„, naauwtheid en ik zal V U uit helpen , en gy „, zult my eeren: " ik verkeere-6 God thans in be„ naauwtheid, och! vervul aan my Uwe toezeg„ gingen! en ziet, terwyl ik nog met myn Vrouw „ op myne Knieën lag, klopt Gy aan de Deur en „ overhandigt my dit gefchenk: ik danke mynen ,, God, die Uw hart daar toe bewogen heeft, en „ U, dat Gy gewillig waart die neiging op te vol' „ gen." Deze oogenfchynlyke uitredding maak:e eenen diepen indruk op het gantfche Huisgezin; terwyl dit middel in Gods hand Tchaamte en vreugde verwekte by den Huisvader, en hem nieuwe proeven leverde, dat God het Gebed der bedrukten verhoort, — den nood zyner Kinderen kent, en Menfchen tot zeuelyke werktuigen ter uitöefFeninge zyner weldadigheid weet te gebruiken. Wanneer wy maar meer Kin- derlyk, meer eenvouwig baden, geloofden en den Heere volgden; wy zouden gewis,meer bewyzen en voetitappen der Godlyke Voorzienigheid, in het uitredden van zyn arm en ellendig Volk, wier nooden Hy kent, ontdekken: mogte dit voorbeeld bekommerde Zielen ter opbeuringe, en anderen ter leeringe dienen, om onze gemoedsneigingen, om ten nutte van onzen Naasten iets opteöfFeren , gehoorzaam en vertrouwend op te volgen. —— Waar-  1Z Proeven der Waarfchuwend Voorbeeld. In eene van Bazel niet verre afgelegene Provintie gebeurden in den Jaare 1782. het volgende, treffend geval. — Een man, die door eene zware bloedfpuwing overvallen byna een vierendeel Jaars aan de teringziek» te lag, en door gebruik der Geneesmiddelen wederom in zo verre herfteld was, dat hy een' gantfchen dag opzitten kon, — goeden eetlust kreeg, en, in 't kort , alle reden fcheen te hebben om op eene volkomene herftelling te hopen , verblyde zich over zyne aanvanglyke herftelling, en zeide tegen zyne Tante, welke hem kwam bezoeken, en haar genoegen over zyne beterfchap te kennen gaf. „ Ja, ik „ heb my op nieuw met de dood bedongen , en zal „ op myn Neefs aanjlaande Bruiloft drie dansfen „ met U doen." — Gemelde Bruiloft viel binnen veertien dagen in, dan, de Heere liet zich niet befpof ten: de man legt zich dien zelfden avond te bed , bemerkte dat hy hoesten moest, ftond , uit vreeze voor eene nieuwe bloedftorting, op, en zogt zulks, door verfche lucht inteademen, voonekomen; — zy ne Vrouw tiadt toe, en hielp hem met mede hulp yan eene andere Vrouw nog tweemaal het vertrek op en  Godlyke Voorzienigheid. 13 en neder gaan: wanneer hy oogenbliklyk ter aarde viel, terwyl zyne leidsvrouwen buiten ftaat warars, hem', gedurende een gantsch uur van den grond opteheffen, en hem (in die ontzettende om Handigheden, reddeloos den Geest moesten zien geven: — juist twee uuren nadat hy den dans ] met zyne Tante zo' roekeloos verfproken hadt. Zalig affterven van een Kind. Een tienjarig Kind, uit Christen Ouders geboren, wierd door eene zware krankte overvallen en bemerkte weldra dat dezelve doodelyk was: verzogt derhalven zyne Ouderen op de dringendfte wyze voor hem te willen bidden en hem veel van den Heere Jefus te fpreken. Op zekeren tyd zeide hy met veel aandrang van zyn gemoed, Och! Vader! ik hope toch niet verloren te gaan, of in da helle te komen , bid toch met my, en hield aan om met hem te knielen. Daar hy naar zyn einde fnelde , nam hy zeer be. weeglyk aflcheid én lag zich neder; - hy fcheen zyne Tante, die daar tegenwoordig was, vergeten te hebben , richttede zich in zyn beddeke overeind , en zeide, „ Tante! de Heere beware ü; in den Hemel „ hopen wy eikanderen weder te ontmoeten " — Nog meer andere redenen bragt hy voonj, die zyn  14 Proeven, der zyn halsrykend verlangen duidelyk te kennen gaven, by voorbeeld, „ Komt dan de Heere Jefus nog „niet? Och! wanneer komt hy dan?" Eindelyk lag hy zich gerust ter neder, en gaf de kennelykfte bewyzen dat hy zalig en getroost in zynen Godly. ken Verlosfer ontfliep. — Merkwaardige levensloop. De Lotgevallen van zeker Perlöon in den Jaare 1731. te Wurtemberg geboren, bevatten zulke fpre. kende bewyzen der wonderbare, maar tevens genadige leidingen Gods, dat wy niet vcorby mogen eenigen derzei ver hier medetedeelen. Terwyl zyne Moeder van hem zwaar ging, kwam hy door twee toevallen , die zyne Moeder bejegenden, in het uiterfte gevaar, en wierdt by zyne geboorte voor dood gehouden — Gedurende het eerfte Jaarzynes levens was hy onafgebroken krank. — En in zyne eerfle Jeugd wiefdt hy door zyne Broeders en Zusters en zynen woesten Vader zeer mishandeld. — Hy had een zeker befluit genomen om met zyne grootouderen in ftüte naar Zevenbergen te trekken, wanneer hy op het onverwachtst door eene doodelyke ziekte overvallen wierdt, en ware de Godlyke bar-  Goï>lyke Voorzienigheid. 15 barmhartigheid niet tusfchen beiden gekomen, hy was gewis ten grave gedaald. ~ Van zyn elfde jaar af aan, zeer zwaren arbeid gewoon, fmaakte hy geene dier genoegens, welken anders de Jeugd eigen zyn. - Des Zondaags te fchry. ■ven en in den Bybel te lezen, waren de eenige uitfpanningen, welken hy genoot. — Van daar, dathy, pas 19 Jaren oud zynde, den Bybel reeds meer dan twintigmalen doorgelezen hadt; het geen hy, by ge. vorderde jaren , met hartgrondige dankzegging, als eene voorbereiding der Godlyke genade erkenden. — Op aandrang van zyne Moeder, die gaarne als We. duwe by hem wenschte te woonen, trouwde hy buiten zyn Vaderland te St . ., alwaar hem zeker perfoon onderfteuning befproken hadr, edoch zulks niet nakwam. — Het gantfche vermogen van dit Jonggetrouwde paar, beftond in een weinig huisraad ; daar zy veertig guldens terftond moesten opnemen om het verfchuldigde Burger- en Amptsgeld te betalen. — In de eerfte week , dat zyne Vrouw in het Kraam, bedde lag, hadden ,,y beiden geene beete broods. ~. Honger en kommer drukten hem als eenen ondragelyken last; zonder echter iemand zynen nood te klagen. t- Op zekeren tyd, hoorde hy tweê perfoonen hunnen nood klagen, hy hoorde zulks aan, en brak eindelyk ook in bittere weeklagen uit. — Mogelyk, zeide eene Vrouw , die daar byflondt, bidt gy niet tot  l6 Proeven der tot God. — Dan dit was bezyden de waarheid; >ö daar hy gewoon was geen1 arbeid by de hand te nemen, geene beete broods te gebruiken, zonder voor. afgaande gebed: — ja, zelfs geen uur te hooren flaan, zonder met ontblooten hoofde en gevouwen handen zyne verzuchtingen tot God uitteftorten, hy verzekerde hen derhalven dat het gebed, de gedurige ademtocht zyner ziele was: — naast zyne zorge voor zyn beroep, lag hem niets nader aan het hart als de zorge voor zyne onfleiflyke ziel. — Hy genoot het voorrecht, zyne zonden levendig voor oogen te hebben, en van daar befchouwde hy zich zelf als den grootften der Zondaren, en wïerdt veel bepaald by de diepte zyner ellende; maar hadt tevens het geloofsoog gevestigd op het heilvol Euangelium, en op de volheid , genoegzaamheid , gepastheid en noodzakelykheid van Jefus. — Ten tyde eener zware Zieleftryd, waarmede hy omtrend drie weken te woiftelen hadt, behaagde het God door de onöverwinnelyke kracht zynes geestes hem van zynen genadeilaat te verzekeren, en eene flille kalmte in zyn hart tefjfeheppen; zyne ziele in God te verfterken, en hulp in zyne werpende armoede te verfchaffen. Eenmaal wilde hy zynen nood aan eenen Geestclyken klagen, edoch hy nam eerst zynen toevlucht tot het gebed, en fmeekie zynen God om levendige erkentenisfe zyner zonden; onder welke fmeekingen zyne  Godltke Voorzienigheid. *7 zynë ziel dermate wierdt geroerd en aangedaan, dat hy eenen geruimen tyd als in tranen zwom, waar op kort daarna zulk eene gewisfe vervulling van alle de toezeggingen Gods volgde, dat hy ftoffe hadt om den Heere met hartgrondigen dank te pryzen, en in de vervulling zyner ligchaamlyke nooddruft allerkennelykst de werkende hand der Voorzienigheid ontdekte, daar hem zeker perfoon, ongevraagd, het benoodigde geld verfchafte , en arbeid bezorgde: — God had lust om door veel próefërvaringen hem de kracht der waarheid in vollen nadruk te laten fmaken, dat verdrukkingen, benaauwdhèid, vervolgingen, honger, naaktheid , gevaar of zwaerdt den Christen van de liefde Christi niet fcheiden kunnen. Te midden in de rampen dezes levens, welken hem in eene gantsch overvloedige maate door de hand der Voorzienigheid wierden toegefchikt, wierdt zyn hart dikweif met byzonderen troost en Hemelfche vreugde vervult, en door herhaalde proeven van het Godlyk Albeftuur toonde hem zynen Hemelfchen Vader ten klaarïïen dat hy, ook, naar het lighaam, zeer veel weet, wat wy behoeven. Op een' geZettert tyd, moest hy met de zynen, eert gantfehen dag, zonder brood leven : — zyne Vrouw beklaagde zich zeer , hy vermaande haar geduld en geloof te oefenen , zo zoude zy geholpen worden , en uitkomst vinden \ dan, daar voor was zy onvatbaar"? — Kort daar op kwam eene onbekende Vrouw, B en  18 Proeven der en gaf hem, zonder haar immer één eenig woord van zynen nood geklaagt te hebben, zes Batzen en ging weg. (a) Dit gefchenk betuigde hy dikwerf was hem veel aangenamer dan dar hem een groot Vorst dooc zynen eerflen Minister honderd gulden gefchikt hadde; en nu beloofde zyne Vrouw, by tyd vervolg , niet meer nutteloos te zullen zoggen: — goed, antwoorde hy haar, God zal u aan uw woord houden: — 'er waren pas veertien dagen verloopen of zy hadden Woensdag, Donderdag en Vrydag, aan noodig voed. zei gebrek; zyne Vrouw weende gedurende deze drie dagen, terwyl hy zich hartlyk verblydde dat God zyn gezegde korr te voren aan zyne Vrouw, zo fpoedig vervulde. Vrydag avond vroeg hy haar, waarom zy weende: dat is geen wonder, antwoorde zy, wy hebben zederd drie dagen geen brood in huis gehadt, terwyl ik heden voor de kinderen de laatfte brey kooke. Zyt getroost, antwoorde hy, morgen zult gy brood hebben: zyn hart iloeg ©nüertusfchen, wyl hy eenen tyd bepaald had, hy boog zyne knieën voor God en fraeekte om vergeving, verre zynde van God tyd en Honden te willen bepalen: Nogthans ge* loovende, God zoude ook dit zyn woord vervullen, en zyne huisgenooten van zyne macht cn goedheid over* (a) Batzen. Een Duitfcfre Munt, gangbaar aan den Boord des Rbyns etc. 22I Batzen gelden 1] Ryksgulde, 'c welk omtrent 375 ft.^oll, geld uitmaakt: derhalve 6 Batzen ruim 4} ft.Holl.  Godlvke Voorzienigheid. 19 overtuigen. Zaturdag verzorgde men hem van vier plaatfen, noodige levensmiddelen , en een perfoon fchikte hem vier, een ander zes Batzen, Zondag daar aanvolgende ontfing hy een gefchenk van een Ducaat, en een tweede gift, ter waarde van een Gulde, zonder iemand zynen nood geklaagt te hebben. — In de duurte, die in den Jaare 1770 en 1771. heerschte, wierdt hy wonderbaar verzorgt; hy was destyds geen dag zonder brood, en leedt gedurende zynen leeftyd, nimmer minder gebrek, dan des tyds. Op zekeren dag, des avonds al het brood op , en geen geld voorhanden zynde om te koopen, bekommerde zyne Huisvrouw zich zeer. — Slaap gerust zeide hy, heden nacht hebben wy geen brood noodig. 'sMorgens vroeg nog te bedde liggende, klopte ie. mand aan, die hem een zes ponds brood bragt. Als eenige genege Vrienden hem vroegen, waar van hy in deze kommervollen tyd leefde, antwoorde hy, bekommert u daar niet over, ik leeve van de vierde bede, en ben daarby vergenoegt. Na verloop van dezen duuren tyd ftortte hy in eene zwaare krankte, en bekwam door den Lyfarts van den Landvorst alle de geneesmiddelen om niet. — Destyds was hy aan de Magiftraat dertig Gulden fchuldig , en wierdt door dezelve zeef gedrongen, ter betalinge; als hy nu wederom herfteld, en voor het eerfte was uitgegaan, ontmoettede hem, in het naar huis gaan, iemand, (aanbiddelyk beitel der Godlyke Voorzienigheid; die eene B 3 be-  20 Proeven, der befchikking over zyne tydelyke vermogens wilde maken; zyn uitgeteerd,en vervallen gelaat trok den aan-: dacht van dien vreemden tot zich ,, deze ging ftilzwygend.-weg, en gedacht zyner, ten goede. —• Zyn Vrouw kermde z?er , wel voorziende . dat .binnen drie dagen alles voor die fchuld zoude. weggedragen wor¬ den. Niets is myn , zeide hy , alles is des Ileeren. 'Er.fhuu gefchreven^ „.Befluit eenen Raad, en V komt niets daar van'. " ~ Des tyds hadt hy geenen goeden rok en een zeer flechr bed; hy badt God, uw» muiiucci .men goea mogte vmaen nem ook dezen te ontnemen het. hem als dan behagen mogte hem te Hes Ren en -het met Jobs oogert aan te zien. Inge volden de raad van eenen goeden Vriend verz j hy den Magiftraar, by .eene ingeleverde Menvuie,. om geduld met hem te willen oefFenen ; en het gevolg was, dat de gandche fchuld -hem gefthon,'., -! wierdt. Daar zyn kleed zeer (legt. was, en hy,, beroepshalven met vele. msnfchcn te doen bad , verlangde zyne Vrienden altons dat hy toch beter geI Igeti m >gce z>'n' en hadden hem min of meer deswegen angstvallig gemaakt; —, eindelyk antwoorde hy hen, dit kleed ftrekte hem. tot verootmoediging, en v.as'zyns Heers Liverey, zo lang het dien behaagde hem het zelve te laaten dragen, geviel het hem ook, en zoude op zyn' tyd hem wel een nieuw bezorgen. iNa verloop van agt dagen onffing hy een gefchenk van dertig Gulden, om zich te kleeden. Daarna was hy,  GODLYKE VOORZIE NICr~^. 51 hy, drie en twintig Geiden Huishuur fqbuAdig, ^n wierdt aangezegt te moeten veihirzen; ter '- .'ev a. . r tyd omfing hy door eene onbekende hand, ,agt, en kort daar op agttien Guldens, w^a^door hy g^redt fp&éf. De Heere, die hem dus verre, dqor zynen fterk^a arm onderhouden heeft, biyfc fteeds.zyne to^yerziebt in zyne ligchamdyke nooden , en zyne. hope op de eeuwige uitredding zyner ziele. Bekeering van eetf Jongeling. Het volgend Gefchiedverhaal zal ons de tref* fendfte proef leveren van de onbegrypelyke liefde van Jefus Christus jegens Zondaren. — Een Student, .dis verhaalde ons eene onzer Correfponderende Vrienden) eener nabygelegene Univerftteit, verzogt myhem eenige gelden te willen voorfchieten , ten einde hy zich in ftaat mogte bevinden om den loop zyner Studiën nog twee jaren voord te zetten , en welke onkosten hy van het zyne niet goed kon maken. Gy hebt u zeiven vruchteloos daartoe by my aangemeldt, antwoordde ik hem, God heeft my in myne gevorderd» jaren Hechts myn befcheiden deel gelaten, maar t^waat voor ik zynen name dank betuige) geen overvloed gegeven. Daarenboven heeft God my andere aanwy* zingen om wel te doen, gedaan, zo dat ik my buili 3 ten  22 Proeven der ten ftaat bevinde aan uw verzoek te voldoen. Behalven dat , zo laat my myn gewi"sfe niet toe , tot de voordzetting uwer Studiën iets by te dragen, daar gy de Godlyke waarheden niet naar den zin van Christus, maar ter bevorderinge zyner vyanden beiludeert: al wat gy in de Heilige Schriften niet bevatten kunt, verwerpt gy zonder eenigen fchroom; en ik kan van mynen ouden Bybel, niet één eenigen letter misfen ; dus begrypt gy van zelve , dat ik met u en uwe Theölogifche begrippen overeenftemme, als Christus met Beli'dl. Maar, myn Vriend! ten einde by my geen vergeefsch bezoek te hebben afgelegt, zo bid ik u , dat u mynen raad bevallen mag; — het is immers toch uwe innige begeerte eenmaal gelukkig te mogen zyn, en de myne om u gelukkig te mogen zien. Voornoemde Student betoonde lust te hebben om naar my te hooren ; en naar eene langdurige onderhouding, kuste ik hem, beveelde hem de genadige ontferming van den Heere Jefus, en fmeekte hem toch niet trouweloos aan zynen Heiland te worden, maar denzelven zynen zo zuur verdienden loon, namelyk, hart en alle krachten ter zyner eere aantewenden, niet te onthouden. Den volgenden dag kwam hy andermaal een bezoek by my afleggen: — ik ontfing hem vriendelyk, en vroeg wat zyne begeer-e wasde tranen vloeiden over zyne wangen : eindelyk berstte hy uit: help my! wat vange ik aan ? Ik  Godlyke Voorzienigheid. 23 Ik ga verloren; ——- voor my is geene barmhartig, heid te vinden. — Nu dat is my lief, antwoorde ik hem, maar hoe weet gy dat? ik hebbe , antwoorde hy, alle de geboden Gods overtreden. Ik ook, antwoorde ik hem. In vyf jaren voer hy voort, heb ik het avondmaal niet gebruikt, en Hechts twéémaal gepredikt. Dit is ontzettend, antwoorde ik hem, en 't is wonder dat God u, die anderen leeren wilt, niet voor lange in zynen toorn heeft weggeftormt. ——— Voords zeide hy : men leert ons aanhoudend de barmhartigheid Gods, en ik hebbe, ingevolgen uwen raad, den gantfchen nacht, met gebogen knieën God om barmhartigheid gefmeekt , maar ik heb tot nog toe geene genade gevonden. — Ik was vol aandoening ; wiste hem niet te antwoorden ; en vong aar» met hem te bidden: overvloedige tranen rolden over zyne wangen: na onze onderlinge gebeden zeide hy, vergeef het my toch, want ook tegen U heb ik my deerlyk bezondigd : men heeft ons de afichuwlykile begrippen van u ingeboezemd , en nu ondervinde ik het tegendeel. — Gedurende vele jaren ftortte ik geene traanen, en thans kan ik my van fchreijen niet onthouden: wat raad? — Ik fprak met, en onder, richtte hem , en het behaagde God hem genade te fchenken, dat hy, vervult met waarachtig berouw zich nog agt dagen hier op hield, en met weenende oogen , en een verbroken hart naar de Univerfiteit B 4 te  H Proevender te rug keerde. — Naderhand bekende hy dat zyn' Vader een Godvruchtig man was , die dikwerf om de behoudenis van dezen zynen Zoone met vele tranen en gebeden gefmeekt hadt. Zalig afflerven van den Heere Grave B. in B. De Hoogzalige is by God : en geene ligchaams kwaaien ontrusten hem. - Hy is ontflapen en alle nooden, waarmede wy hier te ftryden hebben , ontwortelt. - Zyne Ziele geniet by God de ftorelooze ruste , en de genoeglyke gelaatstrekken zelfs na zyn affterven, bevestigen dat hy ontflapen is; 'smans einde was, in nadruk, als men vind in het bekende lied SPieirte Hebt kha rtocf) Myne liefde leeft nog fteeds — vindt uitgedrukt : gel>et m'cfjt c. Vooral de laatste woorden: ©ntm f,?I)ï iel) jjüi mt't fratbe. Dus fierve ik vergenoegd en Hy. Naauwlyks was ik de Kamer ingetreden, en had nog  Godlyke Voorzienigheid. fip nog geen woord ge-uit, of de Gravinne ftrekte beide hare armen uit en riep my toe: ., ik fterve met „ blydfchap;. ja, met bl'ydfchap iterve ik»" Ik wds verHom t over hare opgeruimiheid, en verhaalde haar, wat my by gevallen was om haar in deze iaatite oo* genbhkken mede te deelen; Gy kunt 'er ftaat op maken, hernam zy, ik fterve met blydfchap. — Daar hare krachten, zichtbaar'afnamen, en men haar op. beurde met de woorden, „ Myne Genade zy u genoeg, want myne kracht wordt in zwakheid vol„ bragt: " zo antwoorde zy. Ja, Gods kracht werkt in my krachtdadig: en zo voer zy voord tot aan den Avond. —— Toen zy nog twee ftérke aanvallen hadde doorteftaan, toen de eerde kwam, riep zy, in het midden harer folteringen uit. „ Nu, komt ,, myn Heiland, komt,* haaftig! haaftig!" en naauwlyks hadt zy deze woorden uitgefproken, of zy boog haar hoofd en gaf den Geest. Dit dervend voorbeeld, maakte veel indruk onder de aanzienlykften: en de Heere heeft de eere van zyn Kind gehandhaaft. Troost in gevaar der Kerke. Een voornaam Kerk I eeraar,-die te midden van openlyke Vyanden, en geveinsde Vrienden van Jefus ■leven en verkeeren moest, wierdt op zekeren tyd, dg or  32 Proeven.'der Kamer, benevens de trappen, en het vertrek zelve dik mei Zind. Tegen 12 Uien des Nachts kwamen de Communicanten; alkn zonder Schoenen, den een naar den anderen, by een, met eene eerbiedige aandacht en diepe (til e . die zich niet laat befchryven. ■— üe Kamer dus en de Tafel tot deze heilige plechtigheid toegcricht. zynde, kwamen 'er ongeveer vyf hondert Zielen , en daar onder vele aanzieniyken en Ryken , voor des Heeren aanfchyn te zamen, allen met gebogen Hoofden, met de Ziel. treffendfte ootmoed en inborst, en niemand fprak voorbedagtelyk één enkel woord. —— De Vrome Krygsman betuigde dikwerf, het was hem eenen Hemel op Aarde geweest. Na het gebruik van 's Heeren liefdemaal keerden zy wederom eenvouwig, met gebogen hoofden , vrolyke tranen van dankbaarheid , en met- behoedzame lrilte, zonder fchoenen naar hurne Wooningen te rug: en de Officier bemoeide zich het overige van den 'Nacht om het ge(bcoide zand en alles wederom uit den weg te ruimen. • Zalig zyn ze, die hongeren en dorden naar de Gerechtigheid, want zy zuilen verzadigt worden! —— Ce-  GoDLYkE Voorzienigheid. 33 Gebeds Verhooring', en Voorzienigheid Gods. Voor eenigen tyd zeilde een Godvreezefld Engelsman van Engeland naar Ierland. -— Het Schip waarop Hy zich bevond, wierdt door hevigen Storm be* loopen, zo dat alle middelen tot behoud vruchteloos waren, en het Schip met Volle lading in de diepte zonk; alleen de Manfchappen wierden nog gelukkig geredt. — Vol dank erkentenisfe wegens zyne zichtbare redding uit dat oogfchynlyk gevaar, Hond den Engelschman aan den oever, weggezonken in diep gepeins over de wonderdoende hand Gods aan hem bewezen: — Hy viel terftond op de gedachten dat zyn Valies met de overige Scheepslading te gronde was gegaan, en welk verlies Hem zeer ter harte ging: in dezen nood wend Hy zich tot Hem, die alle macht in Hemel en op Aarde, en over de Zeeën ontfangen heeft; die Hem aanvanglyk als van den afgrond des Meirs geredt had, en riep ernflig zyne hulpe in. Maar hoe vondt Hy zich geheel vervoerdt, in bewondering en aanbidding van Gods Wegen, toen Hy , Hechts weinige oogenblikken daar na het voornoemde Valies, door de aanfpoelende Zeê op ftrand zag werpen.  34 Proeven der Bekeering. Een Man uit eene voorname Familie, waarin voorheên velen den loopbaan hunnes levens Zalig voleindt hadden, wierd zeer krank: een bejaard Leeraar, die met veel zegen het Euangelium bediende, Wierd aan zyn Sterf bedde ontboden, en bleef twee geheele Nach>en en eenert Dag by den Bedlegerigen, om hem in die laatste oogenblikken het dierbaar Euangelium v,m Jefus te prediken. —— Het behaagd God intusfchen den Lyder, die het geenzints mangelde aan kennisfe, zo krachtdadig in het harte te roeren en te veranderen, dat Hy, ftervende, den Prediker de bariden drukte, en den vollen dank zyner Ziele voor Gods Troon toefprak; en zo flapte Hy de Eeuwigheid in. Zyn Geneesheer, een trotfchen Vrygeest, behield uit dit geval zulke byblyvende indrukken, dat Hy niet alleen voor zich zeiven aan het Euangelium van Jefus geloofde, maar tevens door zyn voorbeeld een aanzienlyk deelgenoot aan zyne voormalige Vrygeefiery, dien rampzaligen dwaalweg ontrukte: en by de Huisgenoten des overledenen liet deze Zalige verandering, ook nog gezegende uitwerkingen na. Iets  Godlyke Voorzienigheid SS Iets ter bemoediginge. Het is eene bekende waarheid, in het Ryk van Christus, dat de macht van Jefus zich doorgaans daar openbaart, waar de Satan zyne krachten beproefd —— Dit leert óns niet flechts onze eigene ervaring, tentyde, wanneer ons Geloof door de kracht des Heere alles overwinnen kan, en door alle die verzoekingen zo weinig fchaden lydt, dat het zelve daar door veel meer gelouterd en verflerkt wordt: maar ook de gefchicdverhalen der Martelaren bevestigen dezen grondregel. Onder de Regering van Keizer Nero wierden dé Christenen van ongehoorzaamheid jegens hunne Ove« righeid aangeklaagt; en nogthans lieten zy zich als gehoorzaamen, de Dieren geduldig voorwerpen, om van dezelven vertcheurt te worden, alzo behield, onder al het woeden der Hellemacht, de kracht van Christus de overhand. Justinus zelve, neuten aanklager ftond by het gevecht, verlïompt over deze treffende voorbeelden der Christenen, én wierdt daarna hunnen yverigften Verdediger. Hy vondc op het Capitool te Roome, de Gerichtshandelingen, welken Pontius Pilatus, byhet onderzoek der kefchutdigingen, tegen Jefus yan.Nazareth, gefield C a en  3<5 Proeven der en aan den Keizer gezonden hadt, en wierdt daardoor in zyn aangenomen Christendom bevestigd. — Hy ftierf als een Martelaar, en beriep zich, by zyn verhoor op bovengemelde Gerichtshandelingen van Pilatus; — Zo wierdt jfustyn van een Werktuig des Satans, een Werktuig van Jefus Christus, —— Een Rome'msch Soldaat, die by de ftraföefFening der Christenen tegenwoordig was, befchouwde met verwondering, het geduld en de gelatenheid der Mar te* laren; bewonderde de ftandvastigheid hunnes Geloofs omtrend de Belydenis van Jefus Christus, en wierdt daar door zo geroert, dat Hy het zalig befluit nam een Christen te worden, en den Heere openlyk te bekennen. —— Zo moest dan de macht der Helle wederom onderdoen voor de kracht van Christus. — Opmerkelyk is, het geen zeker corresponderend Medelidt by deze gelegenheid ons mededeelde; te weten: — Eenmaal bitter bedroefd, en met traanen beweenende het verval van het hedendaagfche Christendom, zeer bekommerd zynde,'wat toch het einde der zaken zyn zoude, tradt zyn Kind onverwacht in de Kamer, en vroeg hem de rede waarom Hy zo droevig was; myn Kind! antwoorde Hy, de rede daar van verftaat Gy nu nog niet, maar als Gy tot meer gevorderde jaren zult gekomen zyn, zo zal de droevige ervarenis U maar al te zeer de rede van deze myne tranen leeren. ■ Op welk gezegde van  Godlyke Voorzienigheid. 3? van den Vader het Kind antwoordde: „ ó Gy klein „ Gelocvigen! waarom zyt gy zo vreesachtig"? ging de deur uit, en zong het liedt: SBtmbertoet 5tom'<$/ fyn von mè olleni Wonderbare Koning, heerfcher van ons allen. — De Vader verwonderde zich en wierdt in den Geest gefterkt. — Eenige dagen daarna zong het zelve Kind onöphoudelyk het bekende lied. (gnMid) wtxb' iel) bïokit/ £>f;ne funb' irjn lobcni Eind'lyk zal ik boven, Zonder zonde U loven. en ftierf. Zo immers weet God uit den mond der Zuigelingen, zich heerlyk te maken. Stichtend Foorbeeld. Zeker Man in Straatsburg, die wel geen groot vermogen, maar veel yver bezat, om, geëvenredigd naar zyne krachten, aan Gods ryk dienstbaar te mogen zyn, richtte een School op: — Hy nam daar in aan, arme Weezen, van Daglooners en anderen, wier Ouderen geen vermogen hadden; ook die van rukelooze Ouderen, van wier Hechte opvoeding men niet veel goeds C 3 «  S5 Proeven der te wachten heeft. —. Het aantal zyner Scholieren beliep reeds het getal van 150. en wenschte niets meer, als hen vermeerderd te zien tot 500, zoo Hy hun maar plaats en cnderwys verfchaffen konde. Dagelyksch bellede Hy twaalf uuren met hen te onderwyzen: - wierdt voor' tenige uuren door de Ouderen van zommige Kinderen betaalt; en van anderen door Vermogende Lieden; terwyl Hy zich niets meer beklaagde, als dat Hy zyne Leerlingen niet zonder daar voor belooning te ontfangen, pnderrichten kon. . , Hoe gering ook deze inrichting mogte fchynen, behaagde het echter God, dezelve met zynen zegen te bekroonen. 'Er bevonden zich onder deze Kinderen, fommigen, die getrouwe naarvolgers van hunnen Heiland waren, en die de anderen, door leer en leven een voortreflyk Voorbeeld gaven. Het is meermalen gebeurt, dat Kinderen, die op hun uiterfte lagen, hem en zyne Vrouw, niet flechts by Dagen, maar zelfs des Nachts by zich lieten roepen, ten einde onder gefprek en gebeden met hen hunne Zielen den Heere aantebevelen. , Zo ontfliepen zy met Kinderlyk vertrouwen, en zichtbare vreugde, zalig in den Heere; terwyl hunne Ouderen, vol aandoening betuigfen, gaarne ?o te willen iïerven, als hun Kind. —  Godlyke Voorzienigheid» Vohaüg leven en jïerven van een Christen. Hoe zoet is hec leven, en hoe zalig is het tierven, als men in een levendig en vdftandïg geloove voor God verkeert! - de twee volgende voorbeelden zullen dit bevestigen, ■ ; Kon, (dus was de hartelyke taal van een eerwaardis Grysaart.) Kon zich nu aan de Avondfchaduwen mynes levens, dat licht, het welk de Heer nog m myn harte laat fchynen, wyder uitbryden; Kon rk dlr myne levenszon aan het dalen is, nog met vrucht ^uik maken van dat licht, waarvan ik zo vele geStalen gedunde zo vele Jaren vruchteloos e7heb^ ■— o! Wat zoude ik nu, die groote Snade, dat' Jefus, Mensch geworden is, en ons en bloed aangenomen , en ons tot zyne Broederen heeft aangenomen (het was ^ naby de Kersdagen dat Hy zulks fchreef:) ba*elyk : oosten, , innerlyk verblyden! o! dan zoude ik m vnen naame geüerkt, door dit tranenda voor ylen p'aar de wooningen van licht en zahghetd, daar wy eeuwig by hem zyn zullen. — — Een Jta — Medeleden, meldt ons q» „linde piim. en deeU onS b, die gelegen e,d C 4 , *  40 Proeven der zyne uitzichten mede, in het toekomftig leven, verWy* zrch deswegen hartgrondig, en fchryft fa' den ünef aan zynen Vriend. „ Weldra zult gy de na» richt bekomen; Uwen Broeder H..., die mer het „ bloed van Jefus gewasfchen en met den mantel zy ner gerechtigheid omhangen is, en die nu zo, ,? maar ook zo gewis voor den Driesenigen God be. „ ftaan kan, is ontflapen." Slaap zacht myn Broeder! en uw leven worde éénmaal openbaar met Christus! Godlyke Voorziening. Hoort, myne Kinderen, en merkt wel op: ik wil U de vreeze des Heere leeren, die de Wyzen dezer Waereld befchaamt met al hun Verftand; die de Nedrigen uit het flof verhoogt, en den Hoogmoedigen vernederd, die de Ryken arm, en de Armen ryk maakt, en alle de raadflagen der Menfehen to. zotheid maakt. Ik wil u een kort gefchiedverbaal mededeelen , waar uit Gy onwederfprekelyk zult kunnen opmaken,' dat als de Heere het huis niet bouwt, de arbeiders te vergeefsch daar aan arbeiden: — en dat een Mensch, die naar den heilzamen raad van onzen Hei-  Godi.vke Voorzienigheid. 41 Heiland en Zaligmaker zich bereidt toont, om dat geen, wat hy heeft, te verkoopen, en het Geld aan den armen te geven, eenen pryswaardigen Huisvader voor zyne Kinderen is, en haar zulke (chatcen verzamelt, die voor dieven en roovers, voor vuur en] water beveiligd zyn. — In het Jaar 1730, wanneer het Oorlogsvuur aan den Rhyn ontflak, woonden 'er in het JVurtemberg* fche, twee Bedienaren des Godlyken woords , niet verre van eikanderen in den omtrek van dat Land, waar men dagelyks de rampzalige gevolgen van het alverwoedend Oorlog ondervondt, en waar men telkens gelegenheid vondt om hongerigen te fpyzen, dorfligen te drenken, naakten te kleeden, of, op eenige andere wyze, het treffend voorbeeld van den barmhartigen Samaritaan aan meenige ellendelingen, die onder de Moordenaars gevallen waren , plichtfchuldig, uitteöeffenen. —— De eene, dier twee Predikers, (want zy waren, in opzicht van hunne denk wyze, of fchoon zy voor; 't overigen als goede Nabuuren leefden, zeer van den anderen onderfcheiden.) De eene dier twee Predikers, was een oprecht goedhartig Man, wiens Huys, Keuke, Kelder, Kleederkast, Geldbeurs, en voords alles, ten diende der noodlydenden open, en ten gebruyke ftond, of fchoon Hy zelve, als een man vati gering vermogen, jaarlyksch niet veel over hield, C 5 en.  4* Proevende*. cn daar en boven nog eene talryke Familie hadt: dezen iVJan moet toch wel een Christen, en wel een rechtfchapen Christen geweest zyn! niet waar Kinderen ? gewis was hy een Christen, niet flechrs in naam, maar van gantfcher harte, zo als gy ftraks vernemen zult. De andere Prediker, zyne waereldwyze Nabuur, was wel verre van re denken en te handelen als de eerstgenoemde, Hy hadt ook Familie, en hieldt het voor eene zyner eerfte plichten, dezelve zo vele bezittingen natelaten, dat zy rykelyk leven konden: Hy fchatte het voor een aanzienlyk deel zyner toekomende gelukftaat, zoo zyne Kinderen hem, nog lange na zyn afflerven, in zegeninge gedachten, uit hoofde hunnes Vaders ryke nalatenfchap*, en haren welfland hem toe erkenden. Myn goede Nabuur! — Dus bejegende Hy eenmaal openrlyk den eerst genoemden Prediker. — Gy doet meer als Gy kunt; — het is goed, dat men den Armen hulpe biedt, maar niet boven zyn vermogen, zulks legt de goede God niemand op. Gy hebt Kinderen, en voor deze zyt gy ook fchuldig te zorgen; wanneer gy hen niets nalaat, dan hebben zy niets, en zuchten nog na uwen dood van wegen uwe flegte Huishouding, en dat gy al te rukeloos het vermógen, 'twelk God u fchonk, aan Bedelaren en Landloopers hebt weggegeven, ■»-■>- ó lieve Broc-  Godlyke Voorzienigheid. 43 Broeder! word toch eenmaal wyzer, en leer den Armen zo mede te deeler», dar uwe Kinderen daar door, ten laatflen zelfs peen Bedelaars worden; gy weet, zo wel als ik, dat God thans geene wonderen meer doet; alles werkt fteeds naar vast geltelde wetten: het is, ja, goed, dat men zyn vertrouwen op God ftelt, maar als men dien zegen, die God ons geeft, verwaarloost, als men geene orde op zyne zaken ftelt, en eene goede rekening met zyn beurs maakt, maar op onvoorziene wegen en middelen het laat aankomen, dan vindt men zich in zyne verwachting te leur gelleld, en daar blyft zulk eenen ten laatften niets over, als dat men zyne dwaasheid te'laat betreurt. Voor my ik ben gewoon hier in voorzichtiger te handelen, ik zorge dermate voor myne Kinderen, dat zy my niet éénmaal befchuldigen moeten; en ruste niet, voor dat ik ten minften elke Dochter duyzend Daalders, aan baaren Gelde tot huysraad, nevens eenen goeden uitzet geven kan; pn dan ben ik gerust, dat zy geen gebrek behoeven te lyden, veel min , tot iemands lasten komen zullen. En, wat meent gy, lieve'oKinderen! dat de Vrome Prediker, die geene noodlydenden ongetroost, geene hongerigen ongefpyst, geene naakten ongekleed van zich kon laten gaan, zynen waereldwyzen Buurman op zyne vernuftige voorftellingen ten ant? Woord gaf?  44 Pkosvik du Dit volgende: ——- Zo lange ik nog twee Brooden en twee Rokken in huis hebbe, is het my on~ mogelyk den hongerigen ongefpyst en den naakten ongekleed van my te laten gaan. — Ik geve den armen zo lang ik iets hebbe om medetedeelen, en zelve niet hoognoodig te gebruiken hebbe. Wat myne kinderen betreft, ik ben verzekerd dat God voor hun zorgen zal• op hem vertrouwe ik, en hy laat niemand, die op zynen naame vertrouwt be« fchaamt uitkomen. Het is verre van my te willen dat God, my, en myne kinderen ten gevallen wonderen doen zal; dan, aan wegen en middelen ontbreekt het hem niet; — niemand kan zyne hand afflaan, en hy bevestigd het geen hy zynen kinderen verfproken heeft. Zo denke en zo handel ik. — Ik mag lyden, dat anderen my voor dwaas houden , of voor eenen flegten Huisvader aanzien; dit bekommert my niets, als God de Heere, dat geen wat ik doe, maar in genade gelieft aantezien ; dan wenfche ik te berusten, zonder my over myne Kinderen te zeer te bekommeren. Nu, myne KinderenI hoort voorder, hoe het daarna met de kinderen dezer beide Geestelyken is toe. gegaan. De vroome Prediker ftierf", en was naar de voorfpelling van zynen Buurman zeer arm. —Na aftrek der fchulden , bleef de verdeeling zyner r;alatenfchap zo gering, dat elk kind voor zy.n hoofd maar  Godlyke Voorzienigheid. 4i> toaar 18 Batzen ten erfdeel ontfing: maar God droeg voor deze arme Kinderen wonderbare zorge. - Allen kwamen zy rykelyk aan hun brood, en zelfs hunne kinderen genieten nog tot op dit oogenblik den zegen, waarmede God de aalmoesfen van hunnen Godvreezende Grootvader heeft willen bevestigen. _ Zo doet God barmhartigheid aan duizenden der genen, die hem lief hebben , en zyne geboden onder, houden. De waereldwyze Prediker ftierf ook , en liet zynen kinderen een aanzienlyk vermogen na, maar niet Gods zegen; de vloek rustte op alles, wat hy met zo veel Zorg by een hadde gefchraapt. — Zyne Kinderen wierden arm: — één zyner Dochteren , die zich te . , % ophieldt, en aan eenen aanzienlyken Geestelyken gehuwt was , is , kort geleden byna aan broods gebrek geftorven. De overigen hebben aan goedhartige Vrienden te danken , dat zy nog leven en uit de Stads Armenkas bedeeld worden. — Hier leeren wy uit, hoe God, zonder wonderwerken te vermeenigvuldigen, arme Kinderen ryk, en ryken arm maken kan: en hoe God de onbarmhartigheid der Ouderen omtrend den armen aan hunne Kinderen wil te huis zoeken. — Hoe meenig ongelukkig en diep ellendig voorwerp hadt die Prediker niet fmadelyk bejegent, en hen , die de hand der mildadigheid fmeekten van zynen drempel wegge- vaagd? —  46 Proeven der vaagd? - En hoe hy, integendeel, aan de Kinderen wil vergelden, het goed dat hunne Ouderen den armen bewezen. Werpt dus uw brood uit, op het Water, en gy zult het vinden na vele dagen. Waarfchouw end Voorbeeld. Een Mensch van ongeveer 30 jaren , betoonde zich jegens zyne Ouderen zeer ongehoorzaam, en ging wederfpannig in vreemden dienst. — By den Leeraar, by wien hy zyne Belydenis afgelegt hadde9 zyne Kerkelyke Atteftatie vorderende, vermaande hem denzclve voor zyn vertrek met zyne Ouderen te verzoenen, dan, daar hy zulks weigerde, befloot de Kerkleeraar hem, als eenen weêrbarftigen Zoon , het gebruik des Avondmaals te ontzeggen en dus zyn verzoek voliTrekt afceflaan , het geen wel verre van hem te verbeteren met bitteren haat en wrevel tegen den Prediker innam. — Hy volharde in zyn losbandig leven , en verviel kort daarna onder eene bende Struikroövers: dit godloos bedryf gedurende eenen gandchen • Winter by de hand gehadt, en zich meestal in de Bosfchen opgehouden hebbende , bevroren dermate zyne voeten , dat hy zich genoodzaakt vondt naar zyns Vaders huis te rugge te keeren. In den beginne verborg men voor de Vader zyne  Godlyke Voorzienigheid. 47 zyne terugkomst; dan kort daarna wierdt hy in zyns Vaders kamer gebragt en den Leeraar ontboden, om den dervenden Zoon, in zyne laatde oogenblikken by te daan, doch niet op zyne begeerte, maar op die zyner Ouderen. De Kerkleeraar onderhieldt hem over zyne zonden en ongerechtigheden; edoch zyne voormalige onwetenheid en verhardinge des harte befpeurende, en hem afvragende, welke wegen hy dus verre gewandeld hadt, verdomde dezen toen hy ten antwoord ontfing: op alle goede wegen: hy weigerde hem het laatfte avondmaal toetereiken, beval met de aanwezenden, in een zeer demoedig gebed den verdoken Zondaar aan de Godlyke barmhartigheid , en verzogt erndig men mogte hem toch fchielyk ontbieden , zo dra men eenige gemoedsverandering by hem befpeurde; _ te meer daar het vuur reeds in de voeten gekomen was, en zyn einde fcheen te naderen. — De volgende morgen vondt hem de Prediker in denzelven toedand: — zyn hart fcheen geheel gevoelloos , maar zyne ligchaamsfmerte des te gevoeliger te zyn. — Sprak met hem , en richtte zyne vermaningen, gegrond op Gods Woord , én toepasfelyk op zyne omdandigheden , en befloot alles met een Gebed. — Kort daar na naderde de dood met gewisfe fchreden, — de rukeiooze Jongeling maakte de fchrikbarendfte gebaarden; — greep met beide handen, vol woede, zyn hootd vast, als of  48 Proeven der hy zich zeiven de haairen wilde uitrukken,, _ knerte op de tanden, wrong zich in allerleije bogten, — «rekte zich uit , en Hortte in de eeuwigheid. - De omffanders waren vol Siddering en ontzetting, Hoe moeilyk is het, de éénmaal verwoeste jeugd te hervormen ? _ God laat zich niet befpotten. ~ en een man, die, dikwyls beftraft zynde , den nek verhardt, zal fchielyk verbroken worden, zo, dat 'er ia eeuwigheid geene genezing aan is. - - Leven en Doodsgefchiedenis van eerf Italianer in Pruisfifchen dienst, met de gevolgen van dien. By den aanvang van den eerffen Silefifchen Veld* tocht, wierdt eeuen Italianer, te voren een Koopman in Galanteriewaren, en een geboren Catholiek door de Pruisfchen genoodzaakt voor eenige jaren dienst te nemen. Daarna kreeg zeker Graaf het Regiment waar by hy diende, en by wien hy om zyn Paspoort aanhieldt. — Dan, de Graaf antwoorde hem , myn Zoon! daar ik ordre hebbe om het Regiment te verfterken, kan ik aan uwe begeerte niet voldoen.-* De Italianer antwoordde, men behoorde toch in overweging te nemen , dat hy flechrs genoodzaakt was om twee jaren te dienen, en dat hy, ondanks dat al« les,  Godlyke Voorzienigheid. 49 les, reeds tien jaren het Regiment gevolgd ware. — De Graaf hernam, dat het hem onmogelyk was hem te helpen; — de Koning was in perfoon by de Armie , zo hy dien wilde fpreken , en van hem zyn Paspoort kon bekomen, hem zulks aangenaam zoude zyn. De Italianer gaf tot antwoord: zoo ik dan hier myn affeheid niet bekomen kan, zal God my hetzelve wel befchikken: — dit gezegde kwam den Graaf zo vreemd voor, dat hy hem vroeg: hoe! wilt gy dan u zeiven van het leven berooven? Neen, antwoorde de Italianer ,• gewis, heeft men my genoodzaakt dienst te nemen, en ik danke God daar voor, door dien ik, in Duitschland tot erkentenis der Euangelie waarheden gekomen en bekeerd geworden ben; bewust zynde dat, als ik fneuvel in dezen flag, myn einde zalig zyn zal: (dit zeide hy met zeer veel nadruk, en innige vreugde.) — Hier door nu gewon hy de achting van den Graaf te meer, die by zich zeiven dagt, fpreekt gy dus, en ik weet nog niet of ik zalig zyn zal als ik fterf, en wy verkeeren beiden in het zelfde gevaar! —— Kort hier op bekomt de Graaf ordre om met zyn Regiment voord te rukken, en aan te vallen: juist vindt hy zich tegen over eene vyandelyke battery geplaatst , geheele gelederen worden geveld, 30 a 40 worden op één oogenbiik doodgefchoten of doodelyk gekwetst: —■ ■ op die pas dacht de Graaf aan zynen Italianer, denD kende  $o Proevbn d i r kende by zich zeiven , nu zal mynen armen Italftnef mogelyk zyn affcheid al bekomen hebben , en op hec zelve oogenblik raar hem omziende, treft hem een Kogel en hy ftierf — ö God ! fprak de Graaf, diep zuchtende, daar blyft hier geen man over, en, ik ben nog niet bereid om te fterven, fpaar my toch in het leven, immers kan u een hand vol bloeds niet bevredigen ?' enz. De Graaf imusfchen , getrouw op zynen post , voert zyn Regiment kloekmoedig aan , onder het onöphoudelyk geroep van val aan! houw ik! en einde! \k moesten de Oostenrykers wyken; edoch in het zelfde oogenblik herftelde zich de Vyand , en viel hen op nieuws aan, by welken aanval de Graaf dermate in zynen rechter arm gekwetst wierdt , dat hem de degen uit de hand viel , en hy zelve kort daaiop van het paard ftortte. Beiden zyne Bedienden , die zich op eenen afftand hielden, om op hem te letten, zulks ziende, ylden aan en droegen hem agieruit; doch op dat oogenblik geen Heelmeester kunnende bekomen , moest de Graaf tot den volgenden morgen onverbonden blyven liggen. —• Hy lie. intusfchen den Koning verzoeken zich naar eene bekwame plaats te mogen laten vervoeren , ten einde meer rust, als men wel in de Hospitalen geniet, te fmakén. — In zyn verzoek gelukkig Hagende , liet hy zich naar W. . . . brengen , alwaar de Su-  Godlyke Voorziengheid. 51 Superintendent der Hospitalen dikwerf gelegenheid vondt om hem te bezoeken: welken allezints geloofwaardigen man het treffendst getuigenis aflag , dat femelde Graaf de fdoorllaandfle bewyzen van zyn oprecht geloof in den Heere Jefus Christus gegeven, en zyn leven met een zalig einde verwisfeit hadt. 4 God ! hoe wonderbaar zyn uwe wegen! zeer diep zyn Uwe gedachten, een onvernuftig man weet 'er niets van, de dwaas verftaat ze niet. Het woord des Kruifes is een kracht Gods tot Zaligheid. Een Jongeling , die op de Studie lag, ging een bezoek afleggen by eenen zyner Medefludenten, met oogmerk om hem wegens zynen Godzaligen wandel gelyk hy gewoon was te belpotten: edoch hem niet op zyne kamer vindende, viel zyn oog op een boek, dat op de tafel lag, en was nieuwsgierig wat het zelve in zich behelsden: juist viel zyn oog, in het doorbladeren, op die woorden Pf. 32: vs. 9. Zyt niet gelyk een Paard, gelyk een Muilezel, — en het behaagde God deze woorden, met zo veel klem en nadruk op zyn hart te binden , dat deze fchynbare toevallige verlediging om Gods woord in te zien , het beginflip zyner waarachtige bekeering wierdt. Da Zo  52 Proevende* Zo verloor de Heer. S. . . in B . . . die gewoo» was, zich op reize met het een of ander ftichtelyk Boek onkdig te houden, het Godvruchtig Werk van Dodri nge , den weg ter Zaligheid; en vernam daarna dat hem het Boek cntiiulen , en den dief tot krachcdadige verandering en bekeering geweest ware. Eene onbekende Christinne. Voor eenige jaren ftierf eene arme Vrouw in Nederduitschland, waar van wy het volgende naricht ontgingen. Zelfs in hare kindfche jaren moest zy den gant. fchen dag, buiten haren Schoolcyd, onafgebroken.arbeiden, en hare verarmde Ouders den noodigen onderftand helpen verfchaffen: terwyl zy, uit hoofde der toenmalige tydsomftandigbeden , meesttyds weinig in en aan het lyf hadt. — De natuurlyke vrolykheden eener zcrgelooze jeugd waren haar geheel onbekend. — Na de dood harer Ouders diende 2y als meid; moest raeenig ongemak verduren, en vele har. de bejegeningen doorftaan. — Echter befteedde zy toen nog hare fnipperuuren ten meesten nutte, maakte eene pryswaardige vordering in de kennis der Godlyke Waarheden , werkte 'er zich zeiven ten nutte mede, raadpleegde met andere Vromen en hoopte aan-  Godlyke Voorzienigheid. 53 aanhoudend, God zöuds het wél met haar maken. ~ In dit Christenfchool, waar in God haar gebragc hadt, en zy zich zelve gewillig aan de voeten van haren Leermeester nederzettede , maakten hare Godsdienftige begrippen meer en meer invloed op haar hart; zy wierdt, zonder zelfsbewustheid , deigenoot van eenen onberekenbaren fchat; en haar geloof, offchoon haar zelve onbekend , wierdt meer en meer levendig en fterk. Zy bevond wel, dat haar gebed , meer dringender, onderworpen en venrouwlyker wierd;: ■— dat de uitfehietingen harer ziele meer verzekering , blydfchap en fterkte in den Heere verwekten ; en dac de gebeden uit de gedrukte gebedenboeken , waar toe zy zo dikwerf den toevlucht nam, als 't ware op hare omlTandigheden gemaakt waren, en haar voorkwamen als of God zelve die aan haar ingegeven hadde. - Eindelyk huuwde zy; - niet met inzicht om zich in voordeeliger omilandigheden geplaatst te zien; daar zy toch van hare jeugd af aan nooit anders, dan kommervolle dagen gefmaakt hadde , wist zy naauwlyks, wat het was, vry te zyn van moeite en verdriet; zy hadt by proefërvaring geleerdt dat de tegenfpoeden der waereld, door de genade geheiligd, zeer nuttig zyn voor den mensch : zy trouwde dan als daar toe door God zelve geroepen. - H ïr man was een gering daglooner. - Armoede , Oc • D 3 loib  54 Proeven der log en duure tyden , ontrouw en andere plagen van wegen hare naburen: dikmaüge ooggetuigen van de ellende harer naastbeftaanden: het gcwigt der opvoedinge harer kinderen en veelvuldige krankheden, dit alles vergolden haren Echt zoodanig, dat zy op het einde harer levensdagen meer dan eens bekende, dat zy, gedurende hare trouwdagen, niet eenen enkelen dag kon noemen, waar op zy ligchamelyk vergenoegen gefmaakt hadde. - Kort daarna wierdt zy Weduwe, bleef met drie onnoozele kinderen zitten, zeer zieklyk en beroofd van alles. Zy vertrouwde echter op den Heere, en hieldt aan met bidden en hopen. — God verhoorde ook hare fmeekingen, en redde haar uit de benaauwtheid; maar niet zo als de Waereld , en meenig Waerelds mensch, die nu en dan nog wel eens tot God roept, meent geholpen te zullen worden. Het be. haagde God hare tydelyke ellende te laten voortduren, lag haar echter niets boven vermogen op, fterkte haar m die omftandigheden zichtbaar; — liet haar onder dien last, dikwerf de zoetigheid zyner genade finaken: en vormde haar dagelyksch meer en meer naar zynen Beelde en tot zyne gemeenfchap. Een voornaam Koopman Fl' . . . boorde intutfchen veel van deze arme zwakkelyke Weduwe, en ruimde haar in een zyner Huizen eenige vertrekken in , waar zy haar verblyf nemen en rustiger zyo konde. —  Godlyke Voorzienigheid, 55 konde. •*• Zy arbeidde zo Veel hare zwakh id c eï"ec; voeden hare kinderen ordentlyk op; onderrichte de. zeiven, edoch móest ook zorawylen dezelvèn , door nood gedrongen om aalmoesfen uitzenden - Vr ! van moedeloos te worden , voer zy immer voor*:, onder den verborgen byftand van haren getrouwen Verbonds-Godt, in kennis;e, erkentenisfe en geloof, toetenemen, en meer en meer vruchten der gerech. tigheid te dragen, —— Die deze Befchryving leest , en fmaak vindt in deze leerwyze in de Schoole des Christendom*, zal gewis zeggen, welk eene heerlyke Christiune! en met dat al behoorde deze hoogcefchatte Vrouw onder de verborgenen, die op Aarde z.n ; gedurende haren gantfchen levensloop was zy zelfs in hare buurfchap onbekend gebleven; - geen mensch kende hare waarde; niemand gaf acht op haar: ~- zelfs was en bleef zy tot hare laatste ftonden onbekend by haren Zielzorger, die omtrend een myl van haar af woonde: dit bleek : zy wierdt krank en liet die Prediker by zich ontbieden: — hy kwam en vroeg na haren toeftand; dan , hoe veritomde hy, zo dra hy zo zonneklaar haren rykdom in het geloof en goede werken befpeurde , en hy al het boven ver. meldde uit haren eigen mond vernam. Als hy haar wegens hare onvolwasfche Kinderen ondervroeg , antwoorde zy zeer bedaard en vol geloofsvertrouD 4 wen.  S6 Pro e v e n der wen. „ Die zal God wel naar Ziel en Lighaam ver' „ zorgen, dat vertrouwe ik volkomen. Myn gant* „ fche leven was enkel ongeluk, fmaad en ellende; „ geen dag verftreek, die my geen rede om te zuch' „ ten gaf: 6 God, Gy hebt gewis myne tranen ge„ telt en bewaart in Uwe Flesfchen! maar Gode zy „ dank, zyne tuphtroede, wierdt aan myne ziele ge. „ heiligd: - alle kommer is dra vergeten, nog he„ den neemt hy my in genade tot zich. - Verhaalt „ het de Geraeinte, het kan mogelyk velen tot op „ wekking, tot troost en verfterking ftrekken." '. Deze zo waardige Weduwe ftierf. 6! Hoe velen zyn "er niet op Aarde , die , by niemand bekend ftaan als by God en zich zeiven, en onbekend den doodflaap flapen! Haar hgchaam wierdt ter Aarde beftelt; flechts eerige weinige armen vergezelden haar Lyk. - Ten genen dage zal zy der Waereld en alle Geloovigen worden voorgemeld, wanneer Christus aj zyn Volk, wier namen hier Manasfe; _ vergeteling was , op zyne Ijppen nemen en zynen Vader belyden, en God zich in alle zyne Geloovigen verheerlyken zal. ■ De Prediker voldeedt intusfchen aan haar laatste verzoek terwyl zeker bekende van hem , die zyne Leer^ rede hadt bygewoont, zich terftond by hem vervoeg, de en nog nader alles uit zynen mond vernam; de. ÏÊ rccfrfchape man nam van dat oogenblik af aan twee  Godlyke Voorzienigheid. 57 twee Kinderen naar zich, en liet hen in zyne Fabliek zorgvuldig onderrichten ; terwyl de derde door een vermogend en edelmoedig Heer naar zich genomen en wel verzorgt wierdt. Laatfle oogenblikken van een Dochtertje , welke nog geen ia jaren bereikt hadde ontflapen den 24e February 1783. Haar Vader , die een aanzienlyk Fabrikant was in eene voorname Stad in het iVurtemburgfche, en die, wegens haar levendig temperament en heerfchende neigingen tot jeugdige buitenfporigheden , reeds vroeg bezorgt was over hare opvoeding, hoorde haar, nadat zy tien dagen door krankheid aan haar Leger gebonden lag, vier dagen voor haar afflerven , op een ogenblik , dat zy meende van niemand beluisterd te worden, de volgende zuchtingen , welken hier woordelyk, zo als zy dezelven ongekunfteld uitdrukte, worden medegedeeld, ontboezemen. , Lieve Heiland! Ik fmeek u om vergevinge van „ 'alle myne (chulden. Gy weet hoe dikwerf " en hoe veel ik u beledigd en bedroeft hebbe. — Laat my toch genade gefchieden in uw bloed , 't welk gy aan het Kruis vergo;en hebt, ook my D 5 »  5& Proevendei », ter verzoeninge gerekenc worden! - Ja, ook dat „ bloed hebt gy ook voor my vergoten. Uwe „ Verzoening, welke gy VOor Zondaren hebt verwor„ yen, kome ook my te ftaade.' Laat toch het lyden „ 't welk gy my hier hebt blieven toetefchikken, „ die vrucht hebben, dat ik daar door bekeert wer. „ de! en als zulks niet genoeg is, zo verdubbel de„ ze myne (menen, ik wil my daar onder flil en „ gelaten gedragen. Ik hebbe oneindig meer ver„ dient, al verdubbelde gy ook myne plagen. — * Gy ó Heere! kent myn hart, u kan ik niet be„ driegeu, hoe dikwerf ik myne Ouders bedrogen „ hebbe. Gy weet hoe meenigmalen ik myn Vader „ bedroeft en vertoornt, en alle zyne vermaningen in „ den wind gellagen hebbe. - Daar hy my zo „ dikwyls toefprak: ,„ heb acht! Rozele.' hoe het u „, nog vergaan zal! Ik heb alle moeite aan u te ,,, koste gelegt, ik hebbe ernst en liefde ter uwer ,„ verbeteringe aangewend, en daar alles niet helpen ,* kan, geve ik alle moeite verloren, als God zelv ,„ de hand aan u niet te kosten legt, zyn alle my,„ ne pogingen vruchteloos. Maar God zult gy njet ,„ ontlopen; - als God lust heeft om den mensch ,„ te verootmoedigen, dan moet hy bukken voor zy. ,„ ne fterkte. - God kan ons in den fmeltkroes ,„ brengen, om al het fchuim van ons wegtedoen, „ dit heb ik zelve ervaaren.'" Ach.»  Godlyke voorzienigheid. 59 ■ Ach! Lieve Heiland! nu leg ik in dien fmelt„ kroes: ik fmeeke u nu , reinig my van al dat fchuim, van alle die onreinigheden , en van alle " die roekeloze Zonden, en ongehoorzaamheid, weiken ik ook tegen myne lieve Moeder begaan heb, „ welke ik ook zo dikwyls beledigd hebbe! - Als „ zy ten huiie uitging, en my toeriep: „, Rozele, ,„ gedraag u heden ordentelyk, blyf by uwe kleine Zusters, tot dat ik zal te rugge gekomen zyn:"' heb ik rechtdraads daar tegen gehandeld, ik ben " weg gelopen , om myne flechte gezellinnen op te " zoeken. - Vergeef my ook Lieffie Heiland ! da: gene, waar mede ik myn Zusje zo dikmaals be" droéfd hebbe; — Zo dikwyls ik haar heb kunnen bedriegen, heb ik zulks niet verzuimt. - Dikwyls " heb ik haar geërgert: - Ach, Lieve Heiland ! laat my toch den vloek niet treffen , welke gy " daar over uitgefproken hebt, zeggende: die eene van die kleine ergert, het ware hem beter dat „ eenen Molenjleen om zynen halfe gedaan, en hy „ in de diepte der Zee geflort wierdt. - ö Heere „ hoe bedroefd luidt het, als men hooren moet, „ R . . . heeft zes kinderen , en het grootfte en '„ oudtte is het ongehoorzaamfte: maar hoe aangenaam zoude het voor my, myne Ouders en alle „ menfehen zyn , te hooren , het oudfte en ilegcfte „ is nu het braaffle kind geworden. Ach! Lieve „ Hei-  °° Proeven der „ Heiland, vergeef my toch alles, en vernieuw my „ naar uw evenbeeld! rast gy my zelve toe, zo, ,, als gy my in Uw R:,k gebruiken kunt, en het „ tot myn eeuwig heil , en tot verheerlykmg van „ Uwen grooten naam, in alle eeuwigheid itrekken „ kan" Amen. Na dat gebed, onderhield haar Vader , die tot in zyn hart geroerd was , haar daar over voorbedagtelyk niet , en vermaande ook zyne huisgenoten daar over geen woord met haar te wis* felen: maar haar aan de bewerkingen van God den H. Geest overtelaten. — Na verloop van twee dagen vroeg hy haar of zy wel gaarne zoude fterven. — Zy antwoordde volmondig , ja. — Als haar Vader wederom vroeg war grondea zy hadt, waar op zy gaarne fierven zoude, antwoorde zy. — „ Heden, „ in de voorbygegaane nacht heb ik den Heiland „ gezien , by heeft my zyne hand toegereikt, en „ ook de myne geëischt, waarop ik hem de myne „ gegeven hebbe, en by my toegezegd heeft, hy wil. „ de my in zyn Koningryk nemen, en my aan zyne Rechtehand plaatfen, ik mogte my daarop verla- ten, maar ook tevens daarby gevoegd , ik zoude „ getrouw blyven ten einde toe." — Twee dagen daarna omfliep zy zagtkens. Wat zal ik ru als Vader (dus fprak de Vader van dit Kind.} daar toe doen? — Zal ik dat verlies bevveenen? — Zal ik myne hope betreuren? — Zal ik  Godlyke Voorzienigheid. &ï Ik by het Graf van myne Lieve Dochter biyven vertoeven? — Neen, dit alles is volbragt: Liever, gluu. re ik haar naar in de eeuwigheid, daar zy reeds de wonderen welken God aan haar gedaan heeft, op onnavolgbaren toon, pryst en verheerlykt,-. enz. enz. Die verlichte vernuften van onzen tyd (dus eindigt de Schryver). mogen toezien, waar zy zulk eenen troost, zulk een berustend fterven vinden zullen, als dit Dochterke, door haar eenvouwig geloof in het zalig Euangelium der Vetzoeninge genoten heeft. — Ik danke U Vader, Heere das Hemels ende det Aarde, dat gy deze dingen voor den wyzen en verftandigen verborgen hebt, en hebt dezelven den Kinderkens geopenbaard, Matth. XI: vs. 25. Christelyke geduldsoefening in fmerten ten einde toe. In het Jaar 1773. ftierf in het Brunswykfche eene Boere Weduwe , in den ouderdom van Ho jaren. — Meer, dan 30 jaren hadt zy in krankheid op haar Leger doorgebragt, en vele fmerten veré'enigden zich in haar. ——— Door eene zwaaxe ziekten lam aan beiden de voeten, geworden zynde, verloor zy in de laatste jaren van haar leven daar  62 Proeven der daar en boven nog haar gezicht en gehoor. — Onder het gevoel der hevigfie fmerten , bleef zy den Heere Onöphoudelyk zoeken, en verzamelde gedurende haar langdurig Ziekbedde eene onberekenbaren fchat uit Gods Woord in baren zin en harte, en ontfing daar door veel inzien in de waarheid. — Hare bezigheden beftonden meestal in bidden en in het onderzoek van Gods Woord. — Hare gefprekken waren dikwerf flichtelyk en leerzaam. — Hoe veel geduld zy ook leerde oefFenen , fchenen haar echter fomtyds die gedachten te beftiyden, „ hoe het toch mogelyk „ ware, dat het den Godloozen in dit leven , dik. f „ werf zo wèl, en den rechtvaerdigen , zo kwalyk „ gaat." Pf. 73: i-^. Dan, dikwerf beantwoordde zy zich zelve , deze zwarigheid, onder ootmoedige betuiging: „ Immers ben ik eene Zondaresfe voor „ God! " En dit leerde haar op nieuw genade by God te zoeken, en dit was haren troost in allen nood. Haar gebed was altoos kinderlyk en toever- zichtig tot haren Vader in Christus. - Anderen ftichtte zy door noodige vermaningen en leeringen. - Toen zy in hare laatfte jaaren haar gezicht en gehoor verloren hadt, en het haar een fmertelyk gevoel fcheen te veroorzaken , dat zy niets meer uit Gods Woord lezen, of zich kon laten voor. lezen, en zy zo weinig nut uit de gefprekken harer Leeraren zamelen kon. — Verdubbelde zy hare ge- be.  Godlyke Voorzienigheid, 63 eden en verzuchtingen tot God: — herinnerde zich, ie Euangeliewaarheden , welken zy niet vergeten iadt, en reikhalsde met geloovige begeerte, naar de >rve des Hemelryks. Zo bleef zy werkzaam tot tan den laatften ademtocht: en daar zy op het laatst riet veel meer hard op bidden of ftichten kon , zcr varen hare laatfte woorden, een eerbiedig herhaald \bba, Vaderl Amen Amen. Met welken zy op hare lippen ontfliep en in de eeuwige Tabernakelen weriïapte, waar Jefus alle hare tranen van hare 00. zen wisfehen zal, -—* Dit heet in nadruk fterven op de borst van Jefus, en aan den mond des Heeren. Des Heeren getrouwe zorge yoor de zynen. Een RechtgeSart Leeraar, verhaalde eenige omftan. digheden, die ons de doorflaandfte proeven van Gods zorge, die oogenbliklyk over zyn volk waakt, opleveren, en ons noopen tot aanbieding en bemoediging in alle gevaren. ——- In Oclober 1791. hadt genoemde Kerkleeraar be« floten, geheel alleen eene reize te ondernemen van Oldenburg naar Jena. — En om zynen werkzamen Geest op die eenzame reize met iets onledig te hou. den.  ^4 Proeven der den , vervaardigt hy een lied, waarin hy de goede Voorzienigheid Gods, ook op onze reizen bezong. Zeker fchattede hy voor zyn Perfoon de Bybel waarheden, die in dit Lied voorkwamen zeer hoog: maar hadt op dat oogenblik weinig gedachten, dat zynen Hemelfchen Vader, de waarheden in dat Lied vervat, aan hem zo letterlyk bevestigen zoude, als hy daarna, tot zyne bewondering en befchaming ondervond, 's Morgens vroeg, vertrok hy van Oldenburg i en kwam tegen den middag in die toenmalige fchoone Landftreken aan; toen hy aan de deur van het Gasthof ftond , • kwam een onaanzie.nlyk maar zeer vriendelyk man by hem!, en noemde tot zyne verba-, zende verwondering, hem by zynen naam; doch wilde zyn perfoon aan hem niet bekend maken, als dat hy een Ampt bekïeede op den Lichtenberg. De Vreemdeling verklaarde hem wyders voornemens te zyn geweest eenen geheel anderen weg te reizen , maar om de eere, te hebben met dien G^estelyken in gezelfchap te reizen , wilde hy denzelven weg naar Jena trekken. — De beleeide Reisgenoot was te paerd gellegen, toen de Leeraar op zyn Rytuig klom; maar naauwlyks waren zy buiten de Stad , of hy verloor den Vreemdeling uit het oog. - De don. kere nacht hadt den Geestelyken overrallen , en hy was geflerkr in zynen God, offchoon hy kort te vorenjn een|zwaar beplant Bosch gekomen was. Op  Godlyke Voorzienigheid. 65 Op één oogenblik hield de Voerman op, zeggende, nu weet ik niet meer waar wy zyn, ik kenne hier weg, noch (leg. — Weet gy hem niet, antwoordde de Geestelyke, dan weet ik het nog minder , en klom fpoedig van de wagen, om , zo veel de donkerheid toeliet, rondom zich henen te zien, —— Naauwlyks nu was hy van den wagen geklommen , of zynen getrouwen gids was by hem, en voegde hem toe, „ Zyt niet bezorgd , ik ben hier overal „ bekend, wy zyn hier naby een Dorp, daar gy eene i, goede legplaats bekomen zult en overnachten kunnen." Hoe verre, (vroeg de Geellelyke) zyn wy nog van daar? Slechts een paar fchreden:-en hoe heet dat Dorp? — V Zange Dorp — Men hadt intusfchen den Leeraar reeds vooraf zorgvuldig gewaarfcfiouwc in dat Dorp niet te overnachten , wyl in voorige tyden verfcheide Reizigers aldaar uitgeplundert en zom- migen zelfs vermoord waren; dit baarde by hem vele bedenkelykheid: dan, in de tegenwoordige om. Handigheden bleef hem niets overig, als te zwygen en zynen Leidsman in de Herberg te volgen. • Hier bragc hem de Vreemdeling in een Kamer, daar een goed bed was, en eene kleine Voorkamer, eer men in het vertrek van den Geestelyken kwam. —Beflaap gy (zeide zyne Medereiziger) dat bed, ik zal in de Voorkamer ilapen , ten einde gy zonder de minste zorgen rusten kunt. —- De Geestelyke E kon  60 Proeven der kon zich intusfchen niet genoeg verwonderen over de beleefdheden van den Vreemdeling. Zonder veel mordgefprek te wisielen , fpyzigden zy te zamen, fliepen gerust, en togen 's morgens vroeg op Reis. — De Geestelyke , die onderweg zynen geleidsman nader hoopte te fpreken, nam, in die gedachten zynde, geen affcheid van hem; dan, de Leeraar ontmoette hem niet meer, en kon hem noch te Jena, noch te Oldcnburg bevragen, wyl niemand den zogenaamden beampten op den Lichttenberg in perzoon kende , hoe na mogelyk ook de Geestelyke zyn perfoon uitduidde. —— De Leeraar wierdt door dit bewys der Voorzie, nigheid, die zo zichtbaar over hem waakte, te meer getroffen, daar hy in zyn , voor deszelfs afreize , gefteldt lied, de Godsband, in het begeleiden van zyn Volk op eenzame wegen, in Bosfchen , op Bergen en in de Dalen, des daags, en by nacht, omringt van gevaren, bezongen hadt; en daar Jiy zelve zo ongedacht, in zyn eigen perfoon, de vervulling daar van ondervinden moest. —— * * * In Augustus 1752. reisde deze zelve Geestelyke op de Postwagen van Hamburg naar Bremen, —— Slechts ééne ftond verre zynde . reden zy op eenen fmalien Dyk, tusfchen tweê grachten , en wierden door  Godlyke Voorzienigheid. 67 door fchuld van den Voerman omgefmeten. Wilde de Geestelyke niet verongelukken , zo moest hy befluiten in de gracht te fpringen. —• Ongedacht zonk hy tot aan den hals daar in; vondt geene vastigheid voor zyne voeten, of ietwes, waar aan hy zich vast konde houden; —■ hy zonk hos langer hoe dieper, begon aan zyne redding te wanhopen, en hadt bereids zyne ziele Gode aanbevolen: — wanneer op één ogenblik, een Boer, die in het Land werkte, toefchoot, nog even de hand van den diepgezonken Leeraar greep, en hem uit dat oogfchynlyk gevaar redde. —— Zyne Reisgenoten verwachtten niets anders, als dat de fchrik, de koude en nattigheid hem terflond eene hevige koorts zoude veroorzaken. — In deze zelfde oogenblikken vielen hem de woorden uit Joh. 11: vs. 40. met kracht op zyn hart. ,, Heb ik u niet gezegt, dat, zoo v gy gelooft, gy de Heerlykheid Gods zien zult" en dacht hy 'er by, daar God my zyne Heerlykheid geopenbaard, en uit dit naakend gevaar geredt heeft, is het ook gering voor hem my voor de gevolgen van de fchrik en natte koude te, bewaren; — en zulks gefchiede ook , offchoon hy nog 28 (tonden af moest leggen, alvorens hy te Bretnen zyne natte kleederen afleggen kon , zo leedt toch zyne gezondheid niets met dat alles. Hier zag hy by proef- E 2 er-  68 Proeven der ervaring in zyn eigen perfoon , de waarheid Jef. 43, 2. volkomen bevestigd.,,, Wanneer gy door het wa„ ter zult gaan, ik zal by u zyn, en, door de ri,, vieren, zy zullen u niet overftroomen." * * * Ja de waarheid der volgende woorden uit gemelde G6dfpraak • zyn aan hem ten vollen bekrachtigd. „ Wanneer gy door het vuur zult gaan , zult gy „ u niet branden , en de vlammen zullen u niet ,, aanfteken " In zyns Ouders huis ontftondt des nachts, wanneer alles in diepe rust was , brand in de keuken , dat van de gevaarlykfte gevolgen hadt kunnen zyn , zoo niet de Herder Ifrac'ls , die niet flaapt, noch fluimen, het zelve op eene zonderlinge genadige wyze verhoedt hadde. Het reeds alles verterende vuur ftak een bank aan , waarop eene groote kuip , met water gevuld ftond: één der onderflellen van de bank brandde af, waardoor natuurlyker wyze de bank met de kuip tegelyk om moest ftorten , en waardoor het vuur op éénmaal wierdt uitgebluscht. — Des morgens zag men met verwondering , wat de Heere in het verborgen gewerkt hadt. Zo geeft Godt het de zynen als in den f.aap. Pf. 127. Ach!  Godlyke Voorzienigheid 69 Ach! Jetcede wy meer op 's Heeren wegen hoe dikwerf zouden wy, ter eere Gods en ter bevesïiginge van ons geloofsvertrouwen, die voortrefFelyke leere van Jefus bevestigd vinden. Matth, 6. 32. Uwe He. melfche Vader weet, dat gy alle deze dingen behoeft. Godvruchtig leven en flerven van een" Jongeling. George, Hendrik Keuler, Candidaat in de H. Godgelèerdheïd te Straatsburg, wierdt in die zelve plaats geboren in den Jaare 1757. — In zyne vroege Jeugd betoonde hy reeds liefde tot Gods Woord, en eenlf vurige begeerte tot onderzoek der waarheden: terwyl, door vlytig nalporen reeds vroeg eenen goeden fchat in zyn hart wierdt opgezamelt; waar uit hy daarna, in eene overvloedige maate, anderen mededeelen kon. Daar hy eene heerfchende neiging tot de Godgeleerdheid betoonde , wierdt hy daar toe opgelegt en aan dezelve toegeweid, en ftu. deerde op het Gymnafium en daarna aan de Univerfiteit van bovengemelde Stad; waar hy zich , door E 3 naar*  ?o Pro e'vender naarftigheid en een zedig gedrag, de liefde en achting van een ieder zeer wist te verwerven. Des Jaars 1777. wierdt hy door middel van eene hooggaande krankheid op zynen inwendigen toeftand zeer opmerkzaam gemaakt, en gedrongen een oog op de verborge bewegingen zyns harte te vestigen ——Offchoon geene groove overtredingen bewust, bekende hy echter volvaerdig en met een gantsch verbroken hart, dat hy zo als hy toen nog gefield was, Gode niet behagen, noch voor zyn gerichte beftaan kon. — Een pasfagie uit zyn dagboek, zal ons in ftaat Hellen, om het boedvaerdig beftaan van dezen voortreffelyken Jongeling eenigfints te kenfchetfen. Den 26 January 1777. fchreef hy onder anderen , „ Ach ! myn God! hoe dikwerf heb ik u trouw ,, verlproken, en nimmer gehouden! — Hoe eilen„ dig, hoe flaauw en koelzinnig waren myne gebe* „ den! — Hoe plichtverzuimend was ik in de ver„ vulling van myn beroep! — Hoe traag in het on- „ derzoek van uw Woord! Ik Jas het zelve „ onachtzaam en gedwongen ; niet met eene waar„ achtige begeerte om 'er uwen wille uit te leeren „ kennen, en myn hart daardoor te vormen! — Hoe „ weinig bekommerde ik my om uwen naam diep „ in anderer hart te planten , en hen te leeren hoe „ men  Godlyke Voorzienigheid. 71 „ men u best welbehageïyk wandelen kan! — Ach! „ ik was zelfs nog een' Vreemdeling van dit alles, „ en verheugde my» als de tyd van p^dêrwyzing „ voorby was! — Ach! myn God en myn Midde. „ laar! ontferm u myner! ziet op myn verbryzeld en „ neergebogen hart, op myn jammerlyken en ellen„ digen toethmd , en vergeef my alle m.,ne zon- den! — Verhoor myne zwakke verzuchtingen;, wel„ ken ik uit een oprecht hart voor u «itlto-te. — „ Gy immers hebt zelve by Wynen dppp my ver„ fproken, my te zullen verhooren en nimmer te „ verlaten: - gy immers hebt geen wsig^ailen aan „ mynen dood ; anders hadt gy uwen Zoon rast in „ de Waereld gezonden: immers belooft gy „ aan eenen Zondaar, die zich veranderd en bekeert, „ genade en vergeving? - Ach! Heere fchenk my „ genade om de diepte myner ellende te befeffen, en fchryf gy zelve die woorden diep in myn harte : „ Wandel voor myn aangezichte en zyt oprecht:'' — Voorder fmeekte hy om vrymoedigheid in Jefus Christus, om de genadegaven van den H. Geest; en dankte God ootmoedig voor zyne groote langmoedigheid en barmhartigheid, waarin hy hem dus verre gedragen hadt. Kort daarna ging ook de genadezon in zyn harte op. — Hy vondt vrede by God door Jefus ChrisE 4 ras» —  7« Proeven der tus. — Wenschte dezen gevonden Paerel tegen alle de fchatten der Waereld niet te ruilen : en gaf de overige dagen zynes levens de helblinkendfte bewy zen van het Licht, dat in zyn hart was opgegaan en zyne ziele beftraalden. Dan, daar hy in ftille eenzaamheid voor God wandelde, was zyne voortreffelyke gemoedsgeftalte Hechts weinig vertrouwde Vrien. den bekend. De Kinderen , welken hy onderwees, zogt hy al vroeg, met inncrlyke bewegingen zynes harte op den Heiland , by wien hy zich zeiven zo wel bevondt, te doen verlieven; —■ zag aanvanglyk vrucht op zynen arbeid, en fmaakte het genoegen dat velen zyner leerlingen, in de laatlïe oogenblikken zyns levens zyn fterf bed omringenden, hem daarvoor , onder het ftorten van vele tranen, den hartelykften dank betuigden. Als Candidaat betoonde hy nergens meer genoe. gen in, dan dat hy openlyk en vrymoedig van Christus getuigen, en den weg der verzoeninge prediken mogte. —— Aanvangelyk gaf hy de doorflaandfle bewyzen, dat, zoo Godt hem in het leven hadt believen te fparen, men in hem een' recht gezond Prediker der oude Euangeliewaarheden zoude gevonden hebben: — Uiterlyke talenten hadt hy wel niet overvloedig, maar God hadt hem de gaven gegeven , om door liefderyke zacht - moe-  Godlyke Voorzienigheid. 73 moedigheid, de harten zyner hooreren te winnen. — Tot de laatje oogenblikken zyns levens werkte hy onvermoeid. Omtrend vier maanden voor zynen dood, fprak hy met zeer veele vrymoedigheid van zyne naderende verlosfing. — Eeuwigheid en ftille doodsbetrachtin* ge», waren dus verre zyne geliefkoosde onderwerpen, waar mede hy zich onledig hieldt. — Dagelyksch, door afnemende krachten zyn einde voelende naderen, bepaalde hy zich te meer tot de bovengemelde onderwerpen. — In de laatlte week zyns levens fcheen de voormalige betuigde vreugde over zyn naderend ftertuur geheel verdwenen , en verwisfeld te zyn in eene zichtbare neêrgebogenheid zyns harte en diepe treurigheid: dan, de Heere, die ten zynen tyde, het licht den Rechtvaerdigen wederom doet opgaan, wist deze donkerheid fpoedig door het licht zyner genade en vertroestinge te doen verdwynen, en zyne treurigheid , wel niet in eene klaarbevindelyke blydfchap, maar in eene ftille berusting zyner ziele, en in eene volkomen eenswillendheid met zynen God , te verwisfelen. —- Het is alleropmerkelykst dat hier letterlyk in hem vervult is, het geen hy zelve, omtrend een half jaar voor zynen dood , in eene Preek over 1 Thejf. 4: ys. 13. hadt aangemerkt, namelyk , dus luidde zyn E 5 voor*  F4 Proeven der voordel woordelyk. ,, Wy lochenen wel niet, dat „ hy de beste van Gods Kinderen fomwylen eeniger„ mate vrees en angst voor den wigtigen qverdap „ uit de tyd in de eeuwigheid ontdaan kan : maar ,, hechts eenigermate, tot zo lange den Heere Jefus ,, hen wederom toeroept, Gy klein geloovigen, waar„ om zyt gy zo bevreesd? — Zyt getroost , heft „ uwe hoofden op, daar het uur uwer verlosfing „ deeds naderd: — Dan bedenken zy zich een wei„ nig; herfcheppen moed en vreugde, en zyn verze,, kerd dat, of fchoon zy derven, zy eigentlyk niet „ derven, maar dat de dood voor hen is eenen door- „ gang tot het toekomend leven. Zelfs in zyne laatde oogenblikken was hy ongemeen dil, onderworpen , en in God getroost: zich met levendig geloof toeëigenende die heerlyke toezegging Joh. 10. 28. Ik kenne myne Schapen en niemand zal dezelven uit myne hand rukken. -— Ja liep hy uit, ook my zal geen Duivel van hem rukken: — Als men eenige oogenblikken voor zyn derven met hem fprak over het heênvaren der zielen tot Jefus, antwoordde hy, met eenen lagenenden trek in zyn gelaat, zulks zal ik nu in weinig oogenblikken zelfs ondervinden. Hy gaf nog één teeken van innerlyke blydfchap en dierf. — Zalig zyn de dcoden die in den Heere /ietven, van nu aan, Ja, zegt  Godlyke Voorzienigheid. 75 zegt de Geest, op dat zy rusten mogen van hunnen arbeid: en hunne verken volgen met hun. Hat kwaad heeft fomtyds goede gevolgen. De Zalige Fresenius te Frankfort, wierden eens in Darmftad, zes zilv'ren Lepels ontftolen: — en als hem iemand van de zynen dit met zeer veel onftuimigheid te kennen gaf, antwoordde Hy — „ Wy „ willen voor die Dieven vlytig tot God bidden: ,, God, de Heer kan dikwyls uit het kwade iets goeds „ doen geboren worden" — Kort daarna, wierdt hem uit een Klooster te Frankfort die lepels te rug gefchikt, met naricht, dat dezen hem van den berouw hebbenden Zondaar wierden te rug gegeven. — Fresenius bedankte hen zeer, en zondt hen, tot eene - vergelding daar tegen, zyn voortreifelyk Werkje, betrachtingen van Christus. De Geestelyken in dat Klooster lazen gemelde Werk met zeer vdel' fmaak, en gaven zulks aan den Grysaart op de vejplichtcndfte wyze te kennen. — Ziet Gy nu wgl zeide Fresenius tegen zyne Huisgenoten, hoe God uit eene booze daad, zomwylen goede gevolgen weet afteleiden. Merk.  Proeven der Merkwaardige Gebedsverhooring, In zeker Sceedje in Duitschland woonde een Godrreezend Leeraar en een Godloos Advocaat; de icfte hield niet op, den eerften te lasteren en te vervolgen. De Prediker daar en tegen vond: zich zeiven gedurig opgewekt orn God vuriglyk te bidden, het mogte hem toch behagen voornoemden Advocaat te bekeeren. Kort daarna ontllond 'er eene vreeslyke duurte, die in genoemd Steedje eene groote hongersnood veroorzaakte, en den Advocaat in de diepfie armoede dompelde: — zyne Kinderen, die zedert eenige dagen honger geleden hadden, fchreiden jammerlyk om brood, en vielen daar toe hunnen Vader te voer. —Lieve Kinderen! antwoordde Hy, myn Geld en myn Zilverwerk zyn reeds weg, ik kan U niet helpen, maar ik wil God voor UI. bidden, dat die U helpt. — Hy girg buiten de Stad, viel voor God op zyn aangezicht, beleed zich als den inoodften Zondaar, en badt om uitredding zyner Kinderen, willende Hy zelve gaarne van gebrek omkomen, wyl hy het verdient hadde, belovende, zo God hem ditmaal geliefde te vethooren, hy wilde dan ook getrouw blyven tot aan de dood. — En van dit oogenblik af aan hieldt hy op een werktuig des Satans te zyn. -r Hy  Godlyke Voorzienigheid. 77 Hy keerde alzo terug naar Huis, met voornemen om zich zeiven te kort te doen, edoch de Godlyke Genade hieldt hem hier van te rug. — Juichend Hepen hem zyne Kinderen te gemoet: Wy hebben Brood, Vader! Wy hebb'en Brood! — De Vader kon zulks naauwlyks gjlooven; - ja, zeiden zy wy hebben het reeds hWr de Molen gezonden: - zo veel, zeide hy, dat gy het naar de Molen zenden kon, en hy verlïomde. - Die lieve Kinderen verhaalden hem hoe zy op hunne knieën God gebeden hadden, hy bliefden hen toch heuren. Vader te rug te fchenken; als zy hongeren moesten, wenschte zy met hunnen Vader van honger te fterven. - Te midden van hun Gebed , hoorden zy een gedruisch , ftonden op, vlogen naar de deur, en vonden daar een onbekend Man , die hun drie Schepels Rogge in Huis bragt, zeggende, eet dit met fmaak; en Hy was met de Kar weggereden,. zonder dat zy dezen Weldoener kenden. De Advocaat langde teriiond eenig Meel van de Molen, om des avonds daar van met zyne Kinderen te fpyzigen: en vondt zich gedrongen om den Leeraar, dien hy dus verre vervolgt hadde, te bezoeken: bekende aan hem zyne fnoode mishandeling en fmeekte hem hartelyk: om vergeving. — Op datoogenblik van den Leeraar vernemende, hoe die nimmer opgehouden hadc, Godt om zyne bekeering te bidden, roerde zulks zyn hart nog meer, en deedt hem  78 Proeven der hem in traanen fmeken. Hy verhaalde den Geeftelyke zyn wedervaren met de drie Schepels Rogge, en daar zy geen van beiden dezen Weldoener raaden konden, hieldt den Advocaat zulks voor een wonderwerk: zyn Huis weêrgalmde van Lofliederen, en hy wekte gedurig zyne Huisgenoten op, om zich tot God te bekeercn, die hen zo zichtbaar geredt hadt. — De Leeraar, een vernuftig Man, en niet gewoon, zonder de dringendfte reden, de wonderdaden te vermeenigvuldigen, vorschte zulks overal naar, vondt den Weldoener die Godt tot redding gebruikte uit, en vernam uit den zeiven, dat Hy uit Polen naricht bekomen hadt, dat 'er binnen kort gewis Koorn aankomen zoude : daar hy nu op dit oogenblik van zyne voorhanden zynde voorraadt , drie Schepels misfen ion, hadt hy God gebeden, dat het hem behagen mogte zyn vooi nemen zo te befturen , dat het ter gefchikter Plaatfe komen mogte: —. dat Hy daarop ten Huyze uitgegaan zynde en beradende, waar zulks te zenden, voorby dit Huys kwam, waar Hy de Kinderen het bovengemelde gebed hoorde uitftorten; en dat hy daarop terfrond gedagt hadt , hier zal het zelve zeer wel te pas komen: — dat hy, ja, van voornemen meende te veranderen , toen hy vernam dat dit de Wooning van dien Godloozen Advocaat was, maar dat het jammerlyk geichrei der Kinderen hem bewogen hadt. met voornemen om zyn Perfoon voor den Advocaat te verbergen. — Zo  Godlyke Voorzienigheid. 79 Zo let Godt, die het geroep der jonge Raavea hoort, op het nood gefchrei der ellendigen, en is ryk in Barmhartigheden. Proeyen der Godlyke Voorzienigheid. Een Euangeliedienaar op een flegt en gering Dorp in het fValdekfe, die in een zeer afhanglyk en kinderlyk beftaan voor, en omgang met God leefde, ervaarde verfcheide byzondere bewyzen der Godlyke zorge jegens hem en de zynen. — Hy was zeer arm, hadt zes Kinderen, en trok niet meer dan 80 Gulden uit de inkornften van eenige Veldvruchten: zelden nam hy van zyne arme Boeren, dat geen , wat hy voor Trouw, en Doops bedieningen vorderen kon, en leefde echter zeer vergenoegd van zyn brood, 'twelk meestal gemengd was uit Haver en Gerst. —— Eenmaal was hy volftrekt zonder Groente, Meel en Geld, en hadt nog maar één Brood in huis, toen eene arme Weduwe hem kwam klagen dat zy in geen vieren twintig uuren één éénige beete broods genuttigd hadt ; hy fchonk haar de helft van dat ééne nog overig zynde brood, en gaf de andere helft aan zyne Vrouwe, die daar over te ontvreden was. — Hy ging in den Tuin, en zogt Gods aangezicht in den gebede. — By een' Kersfenboom ftaande, viel hem op de  8o Proeven der . de gedachten een Korfje vol daar van aan een zyner JNabuuren te fchikken, waar voor Hy , door Gods beftelling eenige BrooJen te rug ontfing van zynen Buurman, die wel wist, dat de Prediker zich altoos met flccht en gemeen Brood behelpen moest. — Deze voorraad nu op zynde, befioot hy een paar Dalers by dezen of genen te leenen; hy hoopte toch uit zyn Wintergewas tien a twaalf Dalers te inaken, en dat geleende Geld daar van te rug te kunnen geven: dan, kort daar na wierdt hy in zyne bedoelingen verydeld en al zyn Wintergewas op het Veld verwoest. Hy bleef met dat alles, vergenoegd en hopende op het heil des Heeren. Daarna wilde Hy een Veulen, 't welk Hy nog overig hadt verkoopen, men boodc hem te weinig, en daar door bleef de koop ten agter, ondertusfchen bezeerde zich het Veule, door over een hegge te willen fpringen en kwam om : zyn Vrouw en Kinderen kwamen hem te gemoete zeggende, laten wy nog op den Akker, noch op het Veule bouwen, God zelve zal ons moeten redden. — Juist in die oogenbiikken moest hy eene Dame op het Dorp over iets fprekcn. — Onder anderen viel het gefprek over een zeker Boek; terwyl de Dame hare verwondering beruigde dat den Prediker het zelve niet bezat, antwoordde hy eenvouwig dat hy te arm was om zich het zelve aantefchaffen; — en op het zelve oogenblik ontfing hy van  Godlyke Voorzienigheid. 8r van haar vyf en twintig Dalers; nu zag Hy zich op éénmaal geredt, en het verlies zyner Wintervruchten en van het Veulen op éénmaal vergoed. —Op zekeren tyd moest hy eene Vergadering bywoonen alwaar men , doorgaands , aan den Vifitator , een Daler , perhoofd, voor de Maaltyd betaalde: gebrek aan Geldt hieldt den goeden ;Man t'huis: — en daar de overige Leden, zyn terugblyven voor eigenzinnig- en hoofdigheid hielden, en hem wegens zyne oprechtheid, en vromen wandel benydede; befloot men hem voor zyn terugblyven, met twee Dalers voor den armen te ftraffen: de Landvorst kwam hier toevallig agter; dezen fchonk hem dat Geld, en gaf bevel, dat Hy voortaan, om niet mede zoude fpyzi- gen- Die den Heere vrêezen hebben geen gebrek, welzalig de Mensch, die op hem vertrouwt. Laatfte oogenhükken van zommige Geloovigen. In Halle ftierf in het jaar 1720 een Jongeling, die zich der Godgeleertheid hadt toegewyd. Door de Godlyke genade was by bewaard geble» ven, voor die zonden die de Jeugd doorgaands eigen zyn: en moest derhalven daarom, veel van zyt ne  8s Proeven der ne Medemakkeren dulden, maar liet zich dat alles gaarne gevallen, om Christus te winnen: — by zyne Studiën zag hy op dat écne noodwendige, namelyk, vruchtbaar te zyn in het geloove in den Heiland en Zaligmaker, welken hy uit de Schriften, met veej zegen anderen leerde en voorflelde. Armoede noodzaakte hem te leven van het onderwys , *t welk hy aan Kinderen gaf: terwyl zyne zwakheid hem daar veel al in hinderde , wierdt men daar over dikwerf verdrietig: dan, met dat al beminde hy zynen belediger, en hield: vast in den geloove aan Godt , die alles onderhoudt. Wanneer men hem aal- moesfen toefchikte, wilde hy dikwyls dezelven niet aannemen, uit vreeze, dat zy beter befteed konden worden, — terwyl hy dikwyls een deel derzei ven aan de Godshuizen fchonk. — By toenemende krankheid liet men hem aanzeggen, dat hy het Huis ruimen moeste; ■*> dan, hy vertrouwde op zynen God, én beval zich zeiven, met alle zyne nooden hem aan. — De beroemde Franke vernam zulks, en bezorgde hem onder het opzicht van eenen Kranken verzorger in het Weeshuis. „ ö! ("zeide Hy eens tegen een zyner Vrienden, die hem bezogt) „ Wat „ heb ik het goed! en daar ik binnen kort in den „ Hemel zal zyn, wil ik nu ook alleen met mynen ,, Verlosfer gemeenzaam verkeeren." — En zulks gefchiede oök met de daad; — fprak men met hem over  Godlyke Voorzienigheid. 83 over zyn Iyden. — dan herrinnerde hy zich den Heiland; die zeide hy; de helft myner verkwikkingen niet gefmaakt heeft. — Zyne fmerten hield Hy voor proef- en zuiver middelen, en leefde in het blyde vooruitzicht op de onuicfprekelyke zaligheid, op welken hy, als een onwaardige, uit vryje Genade hoop. te. Ten tyde dat hy met den dood worftelde% herhaalde hy d-kwerf die woorden: De benaauwtheid mynts Harte kerft zich wyd uitgebreidt. Voer my uit alle myne noouen! * * * Voor eerige Maanden ftierf een Holfteyner Schip, per, genaamc Booy Hansen, die gedurende zyn leven, den Heere van harte gediendt hadt: — en dat hy zich als een arm Zondaar, in niets, dan in Christus den gekruysden vertroosten kon, bevestigde zyn fterfbed: - „ ik ben zeer krank, . voegde Hy een Perfoon toe , die hem bc^ogt^ „ maar de „ gelatenheid en eenswillenheid mynes harte, ma^kt „ alles diagelyk: het leven en fter en van Jefus is „ bet eenigfte, waarop ik rr,y verlaat" ~ Op een" anderen tyd betuigde hy, dat hem in deze oogenblikken niets bevredigen kon, als de bewusihei.1, dat F 2 hy  84 PROEVEN DER hy eenen Heiland hadt, En, voegde hy 'er by; — „ nu verblyde ik my innerlyk, dat ik 'er my altoos „ een hoofdwerk van gemaakt hebbe, met Jefus om,, tegaan, en my dagelyksch met hem meer en meer ,, bekend te maken, niets, niets als Jefus verdien„ ften begere ik, en daarop wil ik het ook gerust „ laten aankomen..v' Als men hem vroeg, hoe het hem ging? — antwoorde hy: — „ Ik heb het zo „ goed, als een Kind, dat in de wieg legt, Jefus „ Christus heeft alles verzorgt, en in alles voor my „ genoeg gedaan, daar ben ik verzekerd van." — Zyne laatfte woorden waren — „ Help my, Jefus, „ lieve Heere God, door en om uwe doodsworfte„ lingen en bloedig zweet, in dezen mynen laatften „ nood en in het jongfte gerichte! amen: " — en hy ftierf. - De Genade overwint alles1. Een Lieflandifchen Boer, die altoos woest en wild geleeft hadt , wierd in het gezicht zyner fchulden geplaatst, en deswegens zeer bekommerd r dan , hy onderdrukte deze bekommering, floeg zyn gewislen op den mond , en leefde, als vorens roekeloos en osbandig daar weder heên. — Eenigen tyd daarna bezig zynde in het Bosch , een' Boom te vellen en uit-  Godlyke Voorzienigheid. 85 uitteroejen, brengt God hem die woorden levendig voor den Geest, en drukt dezeive met bracht op zyn gemoed, „ alreeds is de Byl aan den Wortel des ,, Booms gelegt: een iegelyken Boom , die geene „ goede vruchten voortbrengt, wordt afgehouwen en „ in het vuur geworpen? — ö! valt hem by, zulk een Boom ben ik ook, die, niet dan kwade en bittere vruchten voortbrengt; en de fchrik des Almaeh- tigen viel op zyn harte: deze gedachten waren hem zo nadruklyk in het harte geprent, dat hy dezeiven niet uitwisfehen kon ; alle zyne zonden wier? den hem zo in het licht gefield, dat hy wegens de. zeiven zeer bekommerd en verlegen wierdt, en hy rusteloos uitzag naar een middel van verlosfing. — Het behaagde God dan ook hem een klaar inzien in het Euangelium te geven, zich tot God te bekeeren, en hem 'tot een fprekend toonbeeld te maken, wat de Genade vermag. — Hy leefde voorbeeldig Godza. lig ten einde toe. Gods tydt de beste. Een Roomscb man, zederd lange in een Klooster, als Knecht dienende, kwam naar Wernigerode, om Kaas te koopen. Deze Kaas nu, was ingefla» gen in een blad uit het Nieuwe Testament, waar F 3 die  96 Proeven der die woorden uit i Cor. i 16. Honden: „ Want gy „ ziet uwe roeping, Broeders, dat gy niet vele wy* „ zen zyt naar den yleefche, niet vele machtigen , „ niet vele edelen." — Reeds zederd lange hadc hy gedacht, Godt hadt met hem toch iets byzonders voor, dacr hy fcheen in dien nederigen (iaat te moeten blyven , en veracht was by de menfchen: dan , wat gebeurt er, deze woorden maakten zulk eenen indruk op hem , dat hy tcrftond zich den Bybel aanfchafte, en daar hy uit armoede 'er geen kopen kon, leende hy 'er intusfchen een, waar voor by telken vierendeel Jaars iets geven zoude. In het Klooster verbergde hy denzelven zorgvuldig , las in het verborgen daar in, en wierdt van de waarheid zo volmaakt overtuigd, dat hy zich te Wernigerode tot Lidmaat der Christelyke Godsdienst het aannemen , gedurende zyn leven naar het Euangelium wan. delende in een Christelyk leven, en in zyn fterven bevestigde. - Voor Gods Woordt koesterde hy zulk eene hoogachting, en hy was met zo veel liefde voor het zelve ingenomen , dat hy geheele Hoofdrukken van buiten leerde, en naast zyn beroep zich altoos beaig hield met het onderzoek van den Bybel. Zo weet God ter bekwamer plaatfe, tyd en gelegenheid , op de voegzaamOe wyze het hart van den Zondaur te winnen. Als  Godlyke Voorzienigheid. 87 Ah God fïllt, wie zal beroeren ? Een Perfoon , die te voren zeer ontuchtig leefde, viel in eene zware krenkte. - Na haren ergerlyken wandel. waar door zy Moeder wierdt van een, Onëchï Kind, leefde zy, ja, iïil, afgetrokken, en zo veel men wist, leidde zy eenen eerbaren wandel : dan men kon niet bemerken dat zy zich waarachtig van hanen tot God bekeerd hadt. - De Prediker bezogt haar gedurende hare krankheid, getrouw : ontdekte fporen van leerwezen by haar, wegens hare verloope levensdagen; en onderrichtte haar met innerlyke bewegingen. - Dan, daar hy vermeende geene echte kenmerken van ware boete en bekeering by haar te ontdekken , kwam het hem zeer vreemd voor , dat zy zich aanhoudend getroostte met de zoen verdienden van Christus, en een foort van Geloofsvreugde uitte, die hem verdacht voorkwam. Hy hield haar de Euangelifche voorwaarden des geloofs voor, badt mee haar , en be veelde ze Jefus en zyne genade. — Op het onverwachts wordt hy by haar geroepen — Nu fprak zy zeer opgewekt van de blydfchap en vertrcostingen hares geloofs; daar hy intusfehen. om dezelve recht te beproeven, in twyffel wilde dellen, antwoordde zy hem op eenen gewisfen toon. — ,, Gy F 4 » weet  25 Proeven der weet niet wat God onder myne ftille fmeekingen gefchonken heeft, en doen ondervinden ; ais de „ Heiland my zo veel genade bewyzen wil om my „ den Genadeloon in de laatfte levensoogenblikken te fchenken , waarom zoudt gy hem dat willen beletten en my misgunnen? " Hter kon de Prediker niets toe zeggen, hy wenschte haar toe, dat haar geloof dat van eene arme en boetvaerdige Zondaresfe mogte zyn : en dat, daar zy van oogenblik tot oogenblik zwakker wierdt, zy met alle hare ellenden in 'sHeilands wonden alle hare uitredding zoeken mogte? Kort daarna ftierf zy. Hoe veel wysheid wordt 'er niet gevorderd om den mensch in zyne laatfte oogenblikken by te ftaan, en omzichtig te behandelen , ten einde die niet te bedroeven , die God zelve niet bedroeven wil, en ons oog niet boos te doen zyn , om dat Gods oog goed is. —— Zonderlinge Bekeering. Een Soldaat verzegt aan een Godzalig man , hy wiide hem eenige onderrichting in het fchryven ge. yen; die, zich daar toe zeer bereidvaerdig toonde, hopende daar door iets, goeds te zullen mogen ftich* Een.  Godxvke Voorzienigheid. 89 Eenmaal begon de Soldaat van een zeer Hecht Boek, als zyn dagelyksgh Woordenboek te fpre. ken; — hier is een Boek antwoorde de Leermeester, dat alle andere Boeken overrreft, en wees hem op den Bybel. O! ^antwoordde hem de Soldaat, voor een Prediker mag dat Boek goed zyn maar niet voor een Soldaat: - zyn Leermeester daartegen onderrichtte hem, dac dat Boek Gods wille voor alle menfchen ter Zaligheid behelsde, en dat elk mensch, uit dien hoofde verplicht was dat Boek zorgvuldig te lezen en daarnaar te wandelen: en als hy dat gebruik 'er van wilde maken, dan zou hy het den Soldaat veré'eren. — Doch deze bedankte hem zeer voor dat gefchenk en begeerde zulks niet: — Dan , hy be. dacht zich daarna, toonde lust om het te gebruiken, en ontflng het in verëering, onder dat beding dat hy het derde Capittel uit het Euangelium van Johannis vlyrig lezen moest ; — in drie dagen hadt de Soldaat het gantfche beloop van dat Capittel in zyn geheugen geprent, en vroeg aan zynen Leermeester of het waar was dat Jefus dat zelve gefproken hadde. — Zyn Leermeester gaf hem de noodige onderrichting , en verzekerde hem , dat hy van de waarheid van Jefus gezegde wel dra zoude worden overtuigd, als hy Jefus wille wilde doen. — Ey j fprak de Soldaat, zyn dat Jefus eige woorden , en geen bloot gezwets van dezen of genen Predike", zq F 5 |1S  9° Proeven der als ik dus verre gelooft heb, dan moet ik wederom geboren worden. - Zyn Leermeester vermaande hem ernstig om deze noodige verandering des harte vlytig te bidden. - fHuis komende (laat hy de gefchiedenis op van den verleren Zoon, waar door hy onder Gods Zegen den toeftand zynes harte zo grondig leerde kennen, dat hy waarlyk met den verloren Zoon befloot tot zynen Vader te gaan : 's morgens vroeg ylde hy naar den Leermeester, die nog te bedde lag, viel hem om den hals, en zeide : „ ik wil naar mynen Vader gaan: " — ik wil met u gaan , antwoordde de Leermeester, en badt met hem eenvouwig, maar hartroerend. - De goede Soldaat nam zulk eenen haat op tegen de Zonde , dat hy dezelve by elke gelegenheid in anderen beftrafte; dit maakte hem zeer gehaat, en van velen zeer be. fpot, dan, dit alles droeg hy geduldig. — Den Bybel droeg hy overal met zich , tot zelfs op de Wacht toe. Éénmaal wierdt zyn' Lkutenant, die zyn' Bybel in zyn Patrocntas gevonden, en hem dezelve af genomen hadt, door zyn vrymoedig antwoord zoo getroffen, dat hy hem dezelve wederom gaf, cn de andere Soldaten verboodt hem te ftoren. — Op.  Godlyke Voorzienigheid. Qi Opmerkzaam Gefchiedverhaal van een'' Officier. De Heer Karl Friedrich van Hopten, te voren Capityn onder de Keur Hanoveraanfcht Infanterie, wierdt in den Jaare 1720.. in Schksvich geboren, — en wierd: in Gods goede Voorzienigheid, onder het opzicht- van zyne deugdzame Tante opgevoed, en vele jaren agter den anderen to: waarc Gods* vrucht en de beöeffenicg van allerleije Christendeugden opgewekt. — In den ouderdom van 16 jaren, de hooge Schoien te Oerden bezoekende , gaf hy zich meer en meer over offi zyne gemoedsneigingen > te volgen, het nietige en ydele der Waerekl in vollen nadruk te fmaken , en de invloeden van Go is Geest, zo veel mcgelyk , te wederftaan : hoe zeer de Heere Godt hem , zo door zware krankheden , als door het verlies van zyne waarde Tante beZOgC> Zyn oogmerk was om in de Rechten te Studeren: — maar God befchikte het zoo, dat hy in den jare 17/4u m den Banoverfchen dienst ging, daar het den Heere behaagde , het Krygsmans leven aan de behngen van zyn halt dienstbaar te maken. — Óp zekeren tyd, viel hem een Boek in dc handen , waar uit hy met ontzetting vernam, dat hy door omme-  9% Proevend-er megarg met zyne tydgenoten een voor ziel en ligchaam verwoestende levensaart hadt aangenomen: — hy ontdekte aan een vertrouwd Leeraar de geftadige onrust, waar in zyn hart deswegens geraakt was ,• — had hy destyds het geluk gehad van menfchen aantetreffen die hem hadden weten te leiden , en zyne ziele met wysheid te vangen , mogelyk was hy overgeüapt op het pad des deugds: dan, hy was zonder Leidsman, en wierdt [na zyne eigene uitdrukking] als eenen Os ter flagtinge geleidt. Hy liet zich geheel vervoeren, zwierf van God meer en meer af, haatte die zedige ingetogen Ievenswyze zyner jeugd, verkoos daartegen het jok des Satans, en hieldt die zogenaamde vryje en ongebor.de levensaart, om te doen al wat ons hart begeert, voor een onfehatbaar voorrecht, -*Bybel en Religie waren beiden, naar zyn inzien voor niets hooger te fchatten dan voor eene Staatkundige Volksteugel. - Tn deze denkwyze leefde hy gedurende den gantfehen Qostenrykfche Succesfie Oorlog, en hy erkende daarna dikwerf met diepen ootmoed, dat hy bereids in de eeuwige fmerten hadt moeten veikeeren, zoo de Godlyke langmoedigheid en barmhartigheid hem destyds niet dikwerf uit doodsgevaren geredt hadt. Na den verlopen Kryg leefde hy in Hanovcrsch Minden nog eenigen tyd in openbare zonden: [edoch gebrek aan geld beiettede hem zulks fpocdig. Destyds ondervondt hy toch - meer als te voren,  Godlyke Voorzienigheid. P3 voren, dat hy zich naar ziel en ligchaam bedierf; — hy hoorde van tyd tot tyd den Garnifoens Prediker Friese met ftichting , vondt by de zynen , die hy in den Jare 1749 bezogt, eene geheel andere levensaart , en wilde van nu af aan ook op zyne hoede zyn. —- Nu poogde hy zich zeiven door eigene krachten te beteren en te bekeeren; — een natuurlyk gevolg van zyne diepe onkunde omtrend de heilorde, welke God daar in houdt, en omtrent de leere van Christus, die met zyne levenswyze in geenen deele ftrookte : dagt hy, Christus was ter bekeeringe zoo hoognoodig niet; — en zich zo diep te vernederen , om, als eenen armen Zondaar, voor Christus zich te verootmoedigen , hem te voet te vallen , en om genade te fmeeken , hier voor kon zyn hoogmoedig hart niet buigen; — God weet best, hoe veel ftryd en moeite het hem gekost heeft, deze vervloekten hoogmoed, door Jefus Woord en Geest te overwinnen. — Hy getrooste zich alzo met een uiterlyk, zo genaamd verftandig Christendom, maar kon ipel en ydele gezelfchappen, waaraan hy zo zeer overgegeven was, niet geheel laten varen: — in één woord, — zich zeiven te verlochenen en Christus te volgen, die hoofdregel van het Christendom, ontbrak hem; dan de Godlyke liefde was niet uitgedacht, in middelen te beramen , om hem tot Jefus te trekken. Hy gevoelde eene neiging in zich , om Gods aangezicht  94 Proeven der zxht meer in den gebede te zoeken, en zich te bsvlytigen in bet onderzoek van Gods woord. — Hy duorzogt in hoe verre zyne geliefkoosde zonden met Gods woord konden -beilaan , dan , hy verloor de eene fterkte ha den anderen , en ervaarde het gene David I'f. 3a vs. ser. 4. van zich zeiven getuigt.— In den Jaare 1750 , moest hy tegen zyne begeerte eenen zeer moejelyken post by zyn Regiment vervul, len, en kreeg ter zeiver tydt eene heerfchende neiging tot de Mufiek, beiden deze bezigheden beletteden hem zo vele gezelfchappen als vorens te bezoeken, en in zulk eenen uiigebreiden kring van Vrien. den te verkeeren. Dan , mee dat alles bereikte hy dat groote oogmerk nog niet , het welk God, die hem waarlyk goed was, met hem voor hadt. ~ Eene Reis naar Schleswich , moest hem ter voorbereidinge dienen. ~ ■ Hy vonde eenige fticMelyke gefchriften van zynen Vader, die hy nimmer gekent hadde: het ftil , iiefderyk en Godvruchtig leven van eene zyner aanverwanten overwon by hem vele opgevatte voor. oordelen tegen het Christendom- terwyl de Geestelyke aanvechtingen , welken zyne Zuster onderging , eenen diepen indruk op zyn hart maakte. Toen hy op het laatst van het Jaar 1750. -van Minden te rug kwam, vondt hy meer en meer fmaak in de Pieken van tien Heer Friest.. Nu  ■ Godlyke Voorzienigheid. 95 Nu wierdt hy volkomen overreed dat: zyne voormalige geliefkoosde bezigheden op alle de zielsvermogens en op de liefde tot Godlyke dingen , eenen zeer nadeeligen invloed maakten, en den rechten aan* leg van onzen korten en edelen leefryd niet is: vooral dat het fpel eenen heimelyken dief ftal ware. — In den Jaare 1751. fchafte hy de fpeelcasfe geheel af, die hy tot hier toe by zyne armencasfe aangéboudeö hadt; verbrande al wat naar fpel geleek; vermydde alle fneelgezeifchappeo ; en fchafte zich eenen Bybel aïn (tot hier toe hadt hy zich met zynen Catechismusvergenoegt) de Leerredenen van 5 c h u b e r ï , Arend s ware Christendom, en andere Srichtelyke Boeken. Dan, de ware verandering des harre was hem tot hier toe een geheel vreemd geval , die tot de 'ware Zielsverandering en het Zaligworden 0.1 ■ ontbeerlek is, en waar door wy wedergebDren meiu fchen, en nieuwe fchepfelen worden. Door een levendig gevoel en erkentenis zyner ellenden , móest hy de zo diep ingekankerde gehechtheid aan zyne oprechtheid leeren afleggen, over zich zelvëri in twyfeling geraken, de rust zyns hart?., en de hope van Zaligheid alleen op Jefus leeren gronden, en uit het waarachtig geloof in hem alleen kracht tot Zaligheid fcheppen. — Dit groote werk nu beffende God trapswyze, na eene langdurige voorbereiding, by hem ui:. — Met geen hem te voren eenen lust was wierdt  9$ Proevende* wierdt hem nu eenen zwaren last, terwyl hy veel moest lyden onder de wroeging van zyn geweten: -*s zyn vermagerd gelaat getuigde den kommer zyn* harte, welken hy zomwylen voor natuurlyke zwaarmoedigheid hieldt: hy wenschte niets meer als zich bezig te mogen houden met een ilil en eenzaam onderzoek van Gods woord, waar door hy zich zeiven als eenen der grootüe Zondaren leerde erkennen ; maar tevens te mogen opgebeurd en ver- fterkt te worden: ■ maar wierdt hy door eenen zyner vorige gezellen verrast, dan wierdt hy met vrceze en hy nog leeft, of in eenen veldflag gebleven is: — bei' den hebben wy zederd jaren der» Heere gevreest dan, thans moet ik klagen de Heere heeft my verlaten: •—- zederd drie dagen heb ik geene bette broods gehadt voor my en myn kind: en daar myn Huisbaas , en dit kind beiden naar broud fnèk* ken, en ik niets met al bezitre , gaat my zulks ter harte: dit was de rede dat ik tegen eeteostyd met dit kind my herwaards begaf, om Goot in ffilte aanteroepen en hem eerbiedig te vragen of hy dan my en myn kind van gebrek kon zien ilecven? en hebbe geen moeds genoeg om iemand aan te fpreken. - De Student wierdt door dit eenvouwig verhaal tot in zyn hart geroert, dankende Godt dat hy hem belief, de te verwaardigen een werktuig zyner barmhartigheid te zyn , en hem tevens in ftaat te nellen om die Vrouw te overtuigen , dat Godt het gebed der zyneij verhoort en fteeds harer ten goede gedenkt. — Hy hadt juist voor eenigen tydt, onverwacht geld van huis gekregen, en zyne goudbeurs gevult; — hyoverhandigde de Vrouw zyne gantfche beurs, dien hy by zich hadt: ■ zy ftond als roerloos, en wist niet of die onvoorziene geval een droom of waarheid G 5 was. —  jc6 Proeven der. was. — Eerst weigerde zy de gantfche beurs aan te nemen , en verzoge om flechts iets uit dezelve te mogen erlangen: dan hy drong haar dezelve op: en zy fcheidden van eikanderen zonder Kaar naam te ontdekken, en vervuld met dankzeggingen tot God; daar hy zich, tot op dit oogenblik, dit voorval al» toos met innig genoegen en aandoening herrinnerde. * * .* In den Jare 1783 las een Vroom Huisvader op zekeren tydt in de Leerredenen van den Zaligen Heer D. Lorenz, onder anderen deze pasfagie, „ dat wy ons den Heere ten gevalle, onderwerpen yi m-oeten, al wilde hy ook otis lief/ie kind, door den „ dood van ons nemen" — Aan de zyde van den Vader, die dit las, zat zyn kind , dat zeker zyn geliefde pand was: —— aangedaan en vol gedachten zag hy het zelve van ter zyde aan , zeggende: „ zo ' moet ik dan u ook aan 's Heeren welbehagen opofferen? nu ja, dit wil ik ook, door Gods ge. ,; nade." — Kort daarna begon het kind te klagen , viel in zware ftuipen en ftierf, nog aan den avond van dien zeiven dag i daar het jongfte kind niet lang daarna volgde. Terwyl de herinnering van het voorheen gelezene hem door Gods genade, in dit treuiie geval, zeer tot opbeuring verftrekte. — Zo  Godlyke Voorzienigheid. 107 Zo bepaalt de Heere de zynen by zyn eigen woord; — fchenkt haar kracht en troost tegen het aanftaande lyden , door hunne harten over te buigen tot ftille onderwerping en eenswillenheid met hem. Opmerhelyk geval. Een Jongske van zeven jaren , van burger ouders en dat op dat oogenblik zeer gezond fcheen , badt zyne Moeder by hem te komen , hy wilde zich te bedde gaan leggen cn iterven. — Het Jongske opende intusfehen zyn vestje, als of hy 't zich dadelyk uittrekken wilde: — de Moeder intusfehen gaf hem niet veel gehöor, tot dat hy voor de derdemaal weder kwamen fprak, als gy niet mede gaan wilt dan fterf ik alleen, — de Moeder nu denkende hy zal willen llapen, medegaande , zo trok hy zich uit, en lag zich te bedde. — Op dat oogenblik kwam zekere Jufvrouw de Ouders van dat Kind bezoeken, die dit jongske vroeg waarom hy over dag te bed lag? allen , antwoordde hy, mag het niet gebeuren op haar bed te fterven : de Juffrouw antwoordde be'm, hy was gezond, hy zoude opilaan, en zien iets fraais dat zy hem hadde medegebragt; ~ laat my dat fraaije eens zien antwoordde hy, — toen zy hem het  ic8 Proeven der hec medegebragte fuikerwcrk liet zien,.fprak hy met verheven ftem , en een iuel oog ? zyn dat die fraaije dingen? geef die aan myn Zusje, en wees te gelyk met zyn vinger naar boven, zeggende: daar, daar zyn de fchoonlte gaven, daar Chiistus myn Herder, my eeuwig mede laven zal. — De Jufvrouw ftorrte een vloed van tranen. —■ Hy verzogt zyne Moeder om zyn Gezangboek , doeg met veel aandacht dat lied op : ©cljrtfj vtbet rtlle ©cïjatj. etc Schat bovfn allen Schat. enz. En zong 'er uit met luider ftemme: ó ^errIt#ot bcr erbe. etc o Heerlykheid der aarde , Ik mag en wil u niet, Myn geest wil hemehch werden: enz. Tervyl hy deze laatfte woorden zingende, zyn hoofdje buigde , zyne handjes lieten het Boek ontglippen, en hy ftierf. Laat/Ie  Godlyke Voorzienigheid. ï©? Laatfte redewisfeüng van de Zalige Jufvrouw F in H . . . Eenmaal fprak zy, gedurende haar ziek- en fterfbedde, van de listen aes Satans, en zeide : Ei lieve! laten wy een Verbond met Godt maken, dat wy ons zeiven niet het geringde goed zullen toevertrouwen> ^— God toch moet alles doen: hy leert ons de waare ootmoedigheid, waardoor wy alleen de ftrikken des Satans ontvvyken kunnen; — als God my verootmoedigd, dan wordt hy waarlyk groot;-door verootmoediging wast ons geloof, en door het geloof wordt Godt veiheerlykt." — Op een' anderen tyd zeide zy — „ dit is myne eenige roem na mynen dood, dat ik in myn leven alleen den Heere Jefas gézogt heb : ik heb hem ook gevonden en wil hem niet gaan laten: ach! hy is toch een goede God, die ons wonderbaar voert en leidt; op een oogenblik , als het met ons geheel afgedaan fcbynt te zyn, dan is het, als gy gelooft, zo zult gy de heerlykheid Gods zien.' — 'Er is niets meer te bejammeren als dat de menfchen door eigen werken zoeken gezalïgt te worden: wat ben ik dwaas geweest , dat ik my daar aan ook zo lang vergaapt heb-  iio Proeven der hebbe! — Ik ftcrcte meenigen traan en bleef even ontrouw. — Nu, dacht ik, nu wil ik Godt getrouw agter aankleven, dan, eer ik het kon voorzien , was ik zelfs ontrouwer als te voren 1 — Toen God: my daar en tegen leerde, my geheel en al overtegeven zo als ik was, en ik vertrouwde alleen op de genade die in Jefus Christus is, toen vond ik Jefus en tevens rust voor myne ziele.1* — Op een anderen tydt iprak men met haar ever Jefus lyden. — Die laatile nacht, f^zeide zy,^ Was toch voor den Heiland eene kommervolle nacht, wat was hy bezig en bezorgd om ook my te redden ! Dan , hier over moet ik voor Godt in het ftof bukken, dat ook op my past als op Christus jongeren : wilt gy nu flapen en rusten'?" •*-*■ Als zy van de waare ootmoed fprak, pleeg zy te zeggen, „ een bekeerde moet zich zeiven niet hooger (chatten , als hy zich op het oogenblik fchattede , toen hy zich ze] ven voor de eerfte maal als geheel bedorven en verdcemlyk voor God zag en gevoelde, anders is hy zeer naby zynen val." In het vertrouwen op Godt, wierdt zy, gedurende fcare krankheid, zeer gtlterkt. — Toen zekere Vrouw, die haar bezogt , hare ligchamelyke nooddruft aan haar klaagde, en zy zelve niet by den gelde was om haar te kunnen helpen, wendde zy zich op dat oogenblik in den gebede, tot Godt , en zy wierdt toevallig in ftaat gefteld om die klagende Vrouw te kun-  Godlyke voorzienigheid. ui kunnen helpen. Wanneer zy eens zeer afgemat en zwak was, zeide zy zeer gelaten, „ Godt heeft my in den oven der beproeving gclegt, ik ben zeer benaauwd , maar ik weet het is om my te reinigen van alle de overblyffelen der ongerechtigheden , en eer kan ik ook in de kleederen des heils van Jefus voor zyn aanfchyn niet verfchynen. 6 Heer 1 is myne benaauwtheid groot, fchenk my ook dien troost, dat myn einde nadert: befchouw ik myne uitgeteerde leden, (zeide zy,) dan herinneren zy my, dat, als deze aardfche hut verbroken zal zyn, wy een gebouw hebben, van God gemaakt. — Hoe meer ik de plaatfe myner beftemming nadere, zo veel te meer vinde ik my los gemaakt van alles , wat ik hier verlaten moet. — Myne reize naar de eeuwigheid komt my niet anders voor, als een Reiziger, die zederd lange uit zyn Vaderland afwezig was; het naderend einde van zyn Vreemdelingfchap en het | vrolyk wederzien van de zynen verblydt hem, — Ik hebbe ook zederd eenen geruimen tydt buiten myn Vaderland geleefc, en vliege myne woonplaats te gemoete om in myn Burgerrecht herfteld te worden. Ach! ik ben de vreugde en heerlykheid , die voor my is weggelegt niet waard." — Als een goed Vriend haar verhaalde, wat hem het merkwaardigfte was voorgekomen in eene onlangs gehoorde Leerre* den over den afval der heiligen, antwoordde zy, » my  iï2 Proeven der my dunkt die man wandelt ook al zo eenvouwig niet meer, als by wel pleeg: zederd eenigen tyd ben ik bekommerd over hem , dat hy zich zelve toch beproeve cn veel om verlichting bidde, en Godt zal hem zyne zwakheden ontdekken; men ziet dikwyls kleinigheden voorby : men fpreekt front) ds iets , dat beter was gezwegen te zyn; en zwygt fomtyds in oogenbiikken, wanneer men behoorde te fpreken, enz/' onder anderen zeide zy: — „ in gezonde dagen meent men rein te zyn van alle boozen werk ; maar ik kan u verzekeren, dat ik my thans veel ellendiger gevoele als in myne eerde bekeering, offchoon het Godt behaagde my destyds al zeer te verootmoedigen. Voor Gods gerichte kan niets bedaan, dan het geen volkomen is , en daar toe moet ons de gerech« tigheid van Jefus gefchonken worden: in de oogenbiikken, waar in men in het gezicht van dood en eeuwigheid verkeert, bevindt men, dat al het anderen als droo en iioppelen verbrandt: enz." — INog hooide men haar zeggen: — „ Van my zeiven heb ik niets te roemen , daar ik de ellendigde onder Gods kinderen ben , cn houde het voor een groot Wonderwerk der cnbefchryvel^ ke genade Gods, aan my gewiocht, dat hy my, door zyne mscht in den geloove tot Zaligheid bewaar: heeft: dan, myns Heilands onbegrypelyk geduld, goedheid en trouwe kan ik mtt genoeg verheffen , hem kenne ik alles , my  Godlyke Voorzienigheid. 113 my zeiven niets toe. —- Dra, dra zal het zyn, F . . , . is uit de tydt overgeftapt in de eeuwig, heid, — Ik hebbe my aan den Boom des Levens gehouden ; ik beminde zeer zyne fehaduwe; zyne vruchten waren myn gehemelte zoete ; ik vonde fchatten onder denzelven: gelooft zy de name des Heere, immer en eeuwig! • ■ 1 Gode zy dank! (zeide zy op den ie Maart,) dit is de Maand, waar. in ik naar mynen Vader ga; — de Waereld heeft hu niets meer, dat my vermaken kan." — Terwyl zy weinig oogenblikken voor haar zacht en zalig afflerven uitriep: „ Nu ben ik waarlyk vry! voort, voort naar uwen Heiland toe! ! " — Gods beveiligende hand in dreigende gevaren. In eenen Veldflag by Molwitz ontfing een gedeelte van het Regiment van Leöpold bevel , om voordterukken: — een Commanderend Officier, die om de noodige ordres te geven, ginds en herwaards reedt, reedt door al te groote voordvarenheid, een zyner éigen Sdt'aten, een man, die, wegens zyne vroomheid bekend was, onder de voet. — Op dat zelve Oogenblik vlogen de Kogels ter plaatfe, waar de H Sol-  114 Proeven der Soldaat gedaan hadt, by meenigten; verfcheiden zyner Kameraden wierden gekwetst en vielen over hem heên. Als nu de Soldaat zich een weinig herfteld hadt, flond hy op en greep naar zyn geweer: —. een Oostenryksch Huffaar vloog op hem in, brandde zyn Pistool op hem los, en fchcot zyn hoed af, deze zulks ziende, greep naar zyn Sabel met cogmeik om hem neder te houwen , wanneer op dat oogenblik een ander toefchoot, die hem ontz^trede en den Hujfaar door eenen zwaren houw in het hoofd afmaakte. De Soldaat wierdt door deze Godlyke verlosfirg uit dit doodsgevaar zeer getroffen, en de vernieuwde bewyzen van het wakende oog zyns Hemelfchen Vaders ftrekte hem tot nieuwe bemoediging om zyn pad met blydfchap te loopen. Dat hiet in nadruk: lk hebbe menfchen gegeven in plaats yan u, en volken in plaats van uwe ziele. Jef. 43: vs. 4. Verhoor ing der gebeden en voor zorge Gods. Een zeker Vriend fchreef eens: „ dat Godt een„ Verhoor er onzer gebeden is, en zelve op de ge„ tingfle nooden zyner kinderen let, heb ik in my „ nen afgelegden 49 jarigen levensloop; naar ziel „ en  Godlyke Voorzienigheid. h£ $, en ligchaam meer dan eens, ten duidelykfle be~ ^ [peurt; en ben daar door in myn geloofsyertrou. ,, wen merkelyk ge/lerkt" — Neringloosheid , lig. chaams zwakheid, en een talryk Huisgezin baarden my dikwerf zeer veel bekommering; — dan, zo dikwyls de nood op het hoogfte geklommen was, hielp Godt my langs onvoorziene wegen en middelen, — Op zekeren tydt was ik iemand vier Ryksdalers fchuldig, welken ik hem op bepaalden tyd betalen moeste, de dag daar zynde klopte my het hart dat ik my buiten ftaat bevond die verfchuldigde Pennhv gen volgens affpraak te betalen Niemand wist intusfchen van dien nood als Godt en ik, en Godt be« fchikte het zo, dat een weldadig Heer die myne om. Handigheden kende, my op dat oogenblik vier Ryksdalers tot een gefchenk gaf Welk een pak wierdt van myn hart geligt, en met welk een verruimd gemoed kon ik den Heere niet danken? Op een anderen tydt door neringloosheid in den ui. terften nood gebragt, hield ik den Heere zynen naame voor Wonderlyk, Raad; en pleitrede eerbiedig daarop tot myne redding. Wanneer Godt wederom op het onverwachtst het harte van anderen ten mynen opzichte beliefden te roeren , en my van twee onderfcheide plaatfen iets ter onderfteuninge van myn Huisgezin wierdt toegevoegd; befchaamd en verlegen over de zichtbare hand myns Gods, die over Ha my  U6 Proeven der my ten goede was. • In de groote koude des Winters 1784. had ik gebrek aan hout en geld , wanneer ik veel te doen kreeg met de woorden van Zacharias Cap. 9: vs. 9. Uw Koning is Rechtvaardig en een Heiland. Wanneer kort daarna my op de vriendelykfte wyze, eenig geld wierdt toegevoegd om brand voor te koopen. — Deze en meer andere zichtbare hulpen Gods in prangende oogenbli hebben myn geloof en vertrouwen merklyk verftcrkt, hopende ik dezelven in het toekomende naar ziel en ligchaam op Godt ce vestigen, tot dat ik éénmaal, met terugzien op alle de wegen, die Godt hier met my en de mynen gehouden heeft , hem daarvoor eeuwig, op de volmaakfte wyzen pryze en love. * * ,* De reeds zalige Profesfor König in Bern moest eens| 'tvan zyn Viouw cp eenen verwytenden toon hooren, dat zy, door zyne overbodige milddadigheid thans wederom brood, noch meel in huis hadt : ach! antwoordde de Profesfor, zyt niet bezorgd, God zal voor ons zorgen, en veel eer de fteencn tot brood maken, als ons van gebrek doen vergaan. — Wat gebeurt 'er? — Een vreemd Heer laat zich by hem aanmelden , vertoonde den Profesfor zeker gefchrift met verzoek hy wilde zo goed zyn om het zelve te ver"  Godlyke Voorzienigheid. 117 vertaaien , naardien hy vernomen hadt dat de Profesfor daar toe het meest gefchikt was. Kon i g bewil. ligde zulks; - de dus verren onbekende Perfoon kwam , naar verloop van omtrent 3 uuren het zelve te rug halen , toonde zich zeer te vreden en vroeg wat hy aan den Profesfor voor de genome moeite verfchuldigd was; waar over de Profesfor zich verfchoonde en geene belooning daar voor wilde aannemen: waarop die Heer met zeer veel dank, dat gefchrift aannam, en henen ging - Dan, in zyne te. rugreis, ging hy by eenen Molenaar aan, en betaalde denzelven een mudde meel met last om hetzelve, na gemalen te zyn, aan Profesfor Kónig te bezorgen°; het geen de Molenaar zonder verlet nakwam. Die Heer echter zelve willende weten of de Profesfor het meel bekomen hadt, ging daags daar aan in Perfoon, zulks vernemen: de Profesfor toonde zich zeer veilegen over dat liefderyk gefchenk voor zulk eenen geringen arbeid. - Vernam intusfehen naar den naam van dien onbekenden Heer ik ben, antwoordde de. ze, den Heer van Stein. - Hoort gy wel? ongelovig Wyf! riep de Profesfor, zich naar zyne Vrouw keerende, dit is de Heer van Stein, heb ik u niet gezegt, dat God veel eer de fteenen tot brood zoude maken, dan ons van gebrek doen omkomen. H 3  n8 Proeven der Twéé Voorheelden van de Onoverwinnelyke Genadewerkinge Godts tot krachtdaaige bekeering, Een Soldaat in huis komende, vondt den Muisbaas , by wien hy t'fauis iag, in den Bybel lezen, en vroeg hem , wat leest gy daar ? die merkwaardige toezegging, antwoordde hy, zo gy den Vader iets bidden zult in mynen naam , dat zal u gegeven worden. - De Soldaat vroeg wie dat be, loofd hadt, en hy onderrichtte hem dat Jefus zelve die toezegging deedt : kan ik my daarop verlaten , vroeg de Soldaat, dat men verkrygt het geen waarom men bidt? _ Ja wel antwoordde de Muisman. Nu zeide hy, ik zou gaarne myn affcheid hebben, dan wil ik 'er om bidden , en Jefus zal het my dan ook w,' niet afflaan. De Soldaat begon daarop met allen ernst om zyn affcheid te bidden, dan , onder zyn aanhoudend bidden, behaagde het Godt genadiglyk, hem aan de diepe verdorvenheid van zyn hart te ontdekken, en hem te doen zien hoe hopeloos zyne eeuwige belangen ftonden. en het behoud van zynen onfte.felyken Geest woog hem meer op zyn hart, dan zyn affcheid, en wilde gaarne Soldaat  Godlyke Voorzienigheid. ïiS> daat blyven, zo Go't hem maar beliefde te bekeeren. - Zyn-Kapiryn intusichen merkte eene z.chtbare verandering by hem, en eene aanhoudende neêrgebo- ger.heid wegens de onrust zyner ziele ; wierdt ■misnoegd op hem, fë-hold hem, en wendde alles aan om hem weder op het pad der zonden te rug te doen keeren. - Dan, de Soldaat volhardde in zyne gebeden. De Kapityn wierdt het moede en gaf hem uit eigen beweging zyn affcheid, wyl hy dezen Kaarel, die in Maat was anderen tot dezelve dwaasheid te vervoeren, niet langer dulden kon by zyne Compagnie- Het behaagde intusfehen God het .oede werk, dat hy in hem, langs zulk eenen een. vouwigen weg te beginnen, voord te zetten en te voltooijen ; hy vondt ruste voor zyn hart, en wandelde voortaan getroost op den weg des levens j. F. D. te W t»adt in zy°e Jeug<1 noch lezen, noch fchryven geleerd; was voords geheel onbedreven in Godsdienftige begrippen; leefde in groote ergernis, en gaf zich zo over aan h>gcn, bedriegen, fpel en drank, dat hy, in korten tydt alle zyne goederen doorbragr - Geestelyke en Waereld. lyke Perfoonen wendden te vergeefsch alle moeiten H 4  120 Proeven der aan pm hem door waarfchuwingen en beftraffingen te beteren. Een verachter zynde van Gods woord en de Bondzegelen, ging hy noch in de Kerk , noch aan 's Heeren H. Avondmaal. Jn één woord hy was een by uitftek flecht mensch, die, uit hoofde zyner euveldaden, voor eenige jaren in het Tugthuis wierdt ge^et: - daar nu menfchelyker wyze, alles aan hem vruchteloos fcheen te worden aangewend, ging het met hem , als met een verloren Schaap , het welk den getrouwen Heiland naar zyne onbegrypelyke menfehenliefde op het voetfpoor naarvolgt, en bezogt hem met een teringziekte: doodelyke angstvalligheid wegens zyn zondig leven, en fchrikken des doods grepen dezen mensch, gedurende deze dodelyke en langwylige krankheid aan. — Zyn Vrouw, die even blind en onkundig ten opzichte harer eeuwige belangen was, dorst hem geen oogenb;ik te verlaten: daar hem, alleen zynde, t'ziddering en vrees te meer aangrepen. — In deze angstvalligheden zuchtte hy tot God, hy wilde hem toch helpen: Godt ontfermde zich zyner, en bragt hem de zonden zyner jeugd en andere openbare zonden onder het oog, dat hy iq dezen nood radeloos was. Hy zag met verlangen uit naar het bezoek van eenen Leeraar, die echter, wegens krankheid , in de eerde dagen nog niet aan zyn verzoek kon voldoen , en het geen den Prediker zo wel als hem veel moeite kostte; dan, hier door  Godlyke Voorzienigheid. i*1 door openbaarde zich zyne bckeering te duidelyker , als een werk, door Gods geest zelve gewrogt. O.' gy bergen val op my , en gy heuvelen bedekt my! riep hy dikwerf overluid uit; — en zeide meer dan eens met weenende oogen, — ik heb onder anderen den Prediker ook zo meenigmaal beledigd, belagen en bedrogen, daarom verhinderdt Godt nu , dat hy my ia deze oogenblikken door eene onverwachte krankheid , tot onderrichting zoude kunnen iirekken. — Oblangs bewaakte ik eenen misdadigen, die dagelyksch door een Leeraar bezogt wierdt , ik moet veel grooter Zondaar dan die zyn , anders zoude hy ook tot my wel komen — Toen eindelyk de Geestelyke by hem kwam , riep hy hem toe: „ Ach! „ hoe ben ik tot hier toe een flaaf der zonden ge„ weest! ö my! ik hebbe gedwaald wyi en zyd! 'er „ is niets aan my te viaden als loutere ongercchtig„ heid; al myn doen en laten beftond in Godt te „ verachten, en myn gantfche levensloop was niet „ als boosheden, — Ik ben nu 40 jaren oud, maar „ ook gedurende die 40 jaren was ik eenen onnutten „ dienstknecht, een flaaf der waereld, en van den „ Satan! Gch! myne arme ziele! ik vreeze gy gaat „ verloren." —- Deze gewenschte belydenis van den. Zondaar ging de Prediker met hem van woord tot woord naar; toonde hem zyne fchandelyke afvvykingen van ogter Godt en Jefus, maar tevens hoe God H 5 • door  isa Proeven der door deze krankheid hem ook nog tot zich trekken en bekeeren wilde: hy herinnerde hem de woorden van Job, Cap. 33: vs. 10-30 welken de kranke ter, Hond op zich toepasrelyk maakre, en rot Godt nep. 6 Heer? zoo gy kunt, zo wilt gy ook my nog het verderf ontrukken. Myn lieve Prediker! voegde hy 'er by onder het ilortcn van vele tranen; — heden is myn wensch vervult , dat ik u nog fpreken kan. Ik fmeeke u om vergeving, o! Wat maken thans alle uwe woorden, vermaningen en gebeden, die ik zo dikwerf met voeten getreden heb en u daar door bedroefd, eenen diepen indruk op myn hert! o! ik wensch dat'God het my genadig zal gelieven te vergeven en gy ook! De Leeraar betuigde hem van zynen kant hem gaarne alles te willen vergeven , en verliet hem, na alvorens nog hartelyk met hem ge. beden te hebben. — De kranke geraakte daar na we. dcrom in zulke hevige Zielsangften , dat hy allen , die in huis waren toeriep: „ ó menfehen, hoe fchrik„ kelyk is het verderf! hoe drukkend den yver van „ Gods getergde toorn! " — By een nader bezoek fprak hy den Leeraar dus aan: „ O.» hoe heilig, „ hoe rechtyaerdig is Godt! o! Hoe bang is myne „ ziele! " De Geestelyke toonde hem dat Godt hem nog Genade bewees, door hem de zenden, in deszelfs verdoemende krach: te ontdekken , daar by nog in de Genadetydt leefde , en hy anders zulks in de  Godlyke Voorzienigheid. J23 de eeuwigheid hopeloos zoude moeten fmaken: dar, hy nu ondervond hoe zwaar Gods hand over hem was, maar dat hy wel mogte toezien in deze oogenblikken, of zyn harte niet bedriegelyk handelde voor Godt, en of het hem wel ernst was, en voords wel rede hadde om zich over alle zyne zonden diep voor Godt te verootmoedigen , du 'er dan nog hope yan redding voor hem was. o! antwoordde de kranke, „ myn lieve Prediker! 'er helpt geen huichelen „ voor Godt. Thans ondervinde ik het geen ik te ■ voren niet heb kunnen gelooven. Myn gantlche „ leven was voorheen niet anders als distelen en doornen, kaf en ftoppclen , zo het niet hartelyk „ is, is alles ydel. 6 God! vergeef allen die my „ vervoeit, en my, dat ik zo velen vervoerd hebbe." De Geestelyke liep met hem het gamfche 15e Capittel uit het Euangelium van Lucas door, van den Verloren Zoon ; gedurende deze voortelling, kwam alles by den kranke in beweging en wierdt geest en leven, zo, dat hy met toeëigening op zich zelden, redekavelde:,, Och! ik ben die verloren „ Zoon, ik heb alle myne tydelyke vermogens door,» gebragt; maa1, dat is het minste : — maar myne ziele , js verloren, den Hemel heb ik verbeurd, de tydt der genade en van Zaligheid is verftreken, en heb „ de vermaken der Waereld doldriftig naar gelopen. Och Heer! vergeef! och Vader! vergeef! 40 jareuj » tong.  124 Proeven der „ lang heb ik gezondigd! ik ben niet waard, dat gy „ naar my omziet! och! Heere God.' vergeef my „alles! maar ach! ik durve niet tot den Vader te „ gaan, ik heb zyne genade te lang verfmaad." — Daarop delde men hem Jefus in zyne genoegzame verdienden voor oogen, en dat hy tot hem zynen toevlucht nemen, [cn door hem tot den Vader zoude gaan. Op dat oogenblik gilde hy, vol verlangen , uit: „ Heere Jefus! ik kome in mynen nood tot u „ gevlogen! .... maar, (voegde hy 'er in éénen adem „ by,)-ik heb den Heere Jefus ook zo lange en zo „ dikwyls bedroefd , die zal my nu ook wel verla„ ten." — Dan, men delde hem die vriendelyke uit noodiging van Jefus voor: „ Komt herw aards tot „ my, allen, dis vermoeid ende belast zyt, en die „. tot my komt, zal ik geenzints tiitwerpen: ' ■ En deze woorden behaagde Godt op het hart van den boetvaardigen Zondaar levendig te hechten, zo dat hy, toe'igenende uitriep: „ Heere Jefus, ik ben „ met eenen veertig jarigen zondenlast genoeg belast „ en beladen, ik kome tot u, och! neem my arme „ Zondaar aan! ja gy wilt het doen." — Hy hadt nog meenigen zwaren zieledryd door te daan, alvorens hy zich de vergeving der zonden konde toeè'igenen- — Eindelyk riep hy, in tegenwoordigheid van velen, openlyk uit: „ . O! eeuwige liefde! o! „ eeuwig geduld! o! onuitfprekelyke liefde! Jefus „ neemt  Godlyke Voorzieng heid. 1^5 | neemt Zondaren aan; ook my , de grootften aller l Zondaren, heeft hy .aangenomen, o! Groote Zali2heid! alle myne zonden zullen nooit meer ge'l dacht worden. Hallelujah! nu is den Hemel voor " my geöpent! o! lieve menfchen! het kost veel, een echt Christen te worden: Gode zy dank i die ", my daar toe gevormt heeft: ik hebbe genade en zaligheid gevonden , en niemand , zelfs de Duivel " is in ftaat my dezelve te ontrukken." - Een zyner voorgaande drinkebroêrs kwam hem bedoeken, en vroeg hem, of hy hem nog kende: „ o ja, (ant„ woordde hy,) gy zyt ook zo een zondeQaaf, als „ ik voor dezen was, zo gy u niet bekeert, gaat gy ' gewis verloren:" waar op hy zich' omkeerde en 'tot Godt riep: „ ö! ontfermende liefde! ik ben een „ gezaligd kind. 6. Eeuwige Zaligheid!" _ Daar , na fprak hy tot de genen, die tegenwoordig waren, laat my nu wat rusten , ik wil met de waereld en hare liefhebberen niets meer te doen hebben, ik het. genoeg met de eeuwigheid te doen. - Wyk van my gy medezondaren : hoe veel angst heeft my myn fpelen, liegen en bedriegen gekost! - Gode zy dank dat my dat alles in het bloed van Jefus vergeven is: mogre ik nu als het God behaagde, nog maar een paar jaren leven , om hem myne drie kinderen op te dragen, en tot zynen zaligen dienst toe te brengen, en myne voorgaande makkers te o^er- tui  ,2é Proeven der tuigen, hoe fnood de zonden zyn , en hoe veel het in zich beeft vergevinge der zonden te erlangen. — Daarop ftond hy van zyn bed op , knielde en badt hartelyk voor zyne Vrouw en Kinderen en vorige Vrienden tot God , zeggende daarna : nu "wil ik gaarne fterven, ik vertrouwe my zeiven niet , ik mogte, als ik langer leefde , Gods genade weder verzadigen , en nog op het laatst verloren gaan. laren anderen van my oordeelen wat zy willen, ik wil gaarne een dwaas zyn om Christus wille. Ik weet wat ik ondervonden heb, en gy allen zult het ook eens ondervinden, is het niet hier, het is hier na- maals. . Als zyn Leeraar hem daags daaraan we- derom bezogt, verhaalde hy hem zyne bevindingen en zyne uitzichten in de eeuwigheid: „ Het is hier „ niet als enkel ydelheid, (zeide hy,) maar daar „ heerlykheid. o! Hoe heerlyk is Jefus! maar hoe „ fmal is ook de weg , die ter zaligheid leidt! " — hy neigde zoo naar eene zalige ontbinding , dat hy dat oogenblik naauwlyks verbeiden kon. Dikwyls herhaalde hy, offchoon ik myner Zaligheid bewust ben , zo beftryden my myne zonden nogthans zeer heftig; ik ben bange en zal dat bly. ven tot dat ik ze die volkomen overwonnen zal hebben: dan, myn Heiland zal 'er my door heipen , hy heeft het my toegezegd , hy kan my niet laten varen, ik ben zyn verloste kind. —. Hier  Godlyke Voorzienigheid. 127 Hier op badt hy, en onder dat gebed, daar niemand zulks vermoed hadt, wierdt hy op eenmaal ftil, floot zyne oogen en ontfliep in zynen Heiland, zacht en zalig! Gebedsvcrheor'mg, Een godvruchtig Prediker, die nog in wezen is, verhaalde ons, dat hy in den jare 175a de Academie te Halle bezoekende , ter bevordering zyner Studiën, zich daar naauwlyks 14 dagen opgehouden , hadt, of een zyner naaste bloedneven die ter zeiver plaatfe in de.' Godgeleerdheid ftudeerde, en den Hee. re Jefus onberouwelyk hadt lief gekregen, kwam binnen gemelde Stad te fterven. — De tegenwoordige Prediker moest, als des overledenens naaste bloedverwant zich de bezorging der begrafenis laten' welgev?llen, en ging, met deze zaak verlegen zynde, naar den toenmaligen Direcleur van het Hallfche Weeshuis, den Heer D. Franke, ten einde denzei ven zyne raad en hulpe ter begravinge van gemelde Neef, die gedurende zynen leeftyd Leeraar in ge- noemde Weeshuis was geweest, te verzoeken. Deze antwoordde hem, dat, ingevallen de overledenen niet in de Stadt, maar op het Weeshuis zelve  I2* Proeven der geflorven was, hy als dan, vry van alle onkosten, in de Hallfche Voorftadc Glaucha hadt kunnen bel graven worden, rraar dat hy hem nu niet helpen kon: — dit baarde by onzen goeden Prediker geene weinige verlegenheid. — Do6tor Franke vroeg hem of hy gclooven kon: - hy antwoordde, dat is Gods werk , vooral valt het moeielyk te gelooven 4 als 'er noch wegen, noch middelen voor handen zyn, en de nood op het hoogst geklommen is. Het Lyk heeft nu reeds twee dagen boven aarde geftaan, en men durfde het, wegens de hitte, niet langer onbegraven laten. - Boiler Franke, antwoordde hem , hy zoude Godt om geloof bidden, dat die hem hielp, daar hy hem niet helpen kon. - De van alle menfcheJyke hulp ontblooten Predikt boog zyr.e iniecn, in het verborgen, voor Godt, en riep genadig zyne hulpe in, ten einde het ligchaam des overledenen niet langer onbegraven mogte blyven, daar zyne ziele reeds in Heerlykheid was ingegaan. Tegen den avond kwam de Prediker toevallig in dé buurt van het Post Comptoir, cn leest op de Postkaart, die even te voren was opgehangen, dat 'er voor den overledenen 30 Ryksdalers met de post aangekomen warca ; naauwlyks kon hy door dit treffend geval hmerlyk geroerd, den brief afvorderen en denzeiven lezen; hy vindt daarin, dat des overledenen Biceder te Collmutz , in de Oikermark, als Hof-  Godlyke Voorzienigheids y*9 Hofmeester geftorven was, en dat zyn Heer de 30 Ryksdalers, welken hy den geHorven' Hofmeester nog fchuldig was , aan zynen Broeder te Halte hadt overgemaakt, tot voordzetting zyner Studiën. — Hy ging vervolgens naar huis; — dankte den Hemel voor de zo genadige hulpe en uitredding in dezé bange oogenblikken, en verzorgde voords dien zei. ven avond al het noodige ter begravinge van zynen Neef. Den anderen morgen ging hy naar DoBor Franke , en verhaalde hem zyne ontmoetingen: — heb ik u niet gezegt, antwoordde deze hem, zo gy Hechts gelooven ^konde gy de hulpe des Heere zien zoude. Dat gebeurt my ook dikwyls, en laat nu dit geval u ten baake verftrekken , gedurende uwen gantfchen levensloop. — Wagt een weinig, hervatte hy : hy ging voords in zyn Kabinet , eo fchreef hem een handfchrift voor , waar by hy verlof kreeg om gedurende een half Jaar de vryje tafel in voornoemde Weeshuis te hebben, en waar van hy naderhand gedurende alle zyne Academiejaren, vry gebruik maken mogt. I Suffl  130 Proeven der Sterfbed van een eenvouwig Godvruchtig Christen. Zeker Leeraar wierdt te Londen by een' kranken - ontboden; - hy trof een uitgeteerd, maar uil en zeer gelaten Man aan. - De Geestelyke vroeg hem onder anderen : waar zyt gy het eerst tot eene le. vendige erkentenis uwer zonden gekomen ? Hy antwoordde: wat helpt het, offchoon ik iets verheden wilde, daar ik zo, zo voor mynen Richter fta te verfchynen? God kent en weet alles. - Ik was in myne Jeugd ds alle andere Zondaren, vooral, was ik overgegeven aan het dansfen. — In Dresden hoordé ik eens den Prediker PB. ter man, door dezen behaagden het Godt my voor Y eerst te bewegen: ik bleef intusfehen te midde dezer innerlyke roeringen, de danszaal nog bezoeken, daar ik eerst het geld , dat ik den Dansmeefier reeds voorgefchoten hadt, wilde verdansfen. - Myn Wasvrouw ondertusfehen, een Vrouw, welke ik hoogachtte, wyl zy beter was als ik, zeide my eens vol liefde en ernst, dat het onmogelyk zamen kon gaan, eerst Zondags in de Kerk te gaan en dan naar de Dansfchool; — dit trof my, ik wierd onge- - " rust,  Godlyke Voorzienigheid. »3l irosc, en als ik na dien tyd" naaf het Dansfchool jging, was het even of my iemand toeriep: „ gy zyt I een man des doods," Dit was de laatstemaal, dat ik de Danferèijen bywoonde , ik zocht ander gezel • fchap en leefde ftil , afgetrokken en eenvouwig. Van Dresden kwam ik naar H . . . j en D . . . H . . . was my zeer tot zegen: — het goede zaad, dat te Dresden in myn harte was geplant, begon hier op te fchieten: — ik vervoegde my by den Prediker P . . . S . . . . ten einde hem in dezen toeftand om raad te vragen , en van dezen ontfing ik tenantwoord; — myn Vriend! het is niet rfclttig met u, ga naar A: , en drink een kan bier. — lk wiste in myne eenvouwigheidden Man niets te antwoorden: maar ondervond nogthans, dat myn hun in eene gedurige onrust verkeerde , en zag wel dat niemand my raden of helpen kon. — Toen ik daarna in Londen kwam , begon ik meer en meer te zieti dat het Christendom in geheel tets anders beltond: dan , nimmer heb ik dat geen ondervonden f het geen de Heer P . . . P altoos in waarlyk bekeerden menichen vorderde, namelyk, dat een boetvaardig mensch zich eerst als aan den rand der Helle moest Zien geplaatst. — Het heeft de lieve God behaagt, geëvenredigd naar myne geaartheid , my meer met koorden der liefde , en liefderyke voorkomingen , tot zich te trekken , want zyne liefde jegens my is Ia on-  '3* Proeven der onuitiprekelyk geweest, en zal eeuwig moeten te kort kooien, in dankzeggingen, voor dat gene wat de Heere aan my gedaan heeft. — Ik heb altoos met myne handen de kost kunnen winnen , en ben met zoo veel bedeeld geweest, als ik voor my en de mynen noodig hadde, niet overvloedig, maar eerlyk en toereikend: — en op dien voet heb ik 33 Jaren in Londen geleeft. — Voords weet ik dat God myn' lieve Vader, en dat in zynen Zoone alles myn is; en in dit geloovig vertrouwen , kan men [getroost leven en zalig fterven. Het Kotnifche Gezangboek ij my immer tot zegen geweest, er is geen één Lied: in , waarin ik geen Bakem voor myn hart vond : en de laatfte woorden van een myner goede Vrienden, op het oogenblik, dac hy Londen verliet, en affcheid van my nam , hebben my altoos by gelegen. _ „ Broeder blyf „ getrouw en Godt zal getrouw blyven," • ik zie de dood niet angstvallig te gemoete; —» mynen Heiland en Zaligmaker heeft 'er al den prikkel , al het vreesachtige en al het vernederende voor my uit weg genomen : ik blyve op zyne toenadering wach. ten, en daar het Gode behaagt my met Job te doen lyden, zal hy my ook geduld leeren oeffenen , uitziende naar die plaats , daar niemand meer zeggen zal ik fan krank. —• Ge-  Godlyke Voorzienigheid; 133 Gelukkig den man , die alzo met de dood kan rpreken, zonder bleek te worden, zo gewapend kome deze Vorst der verfchrikkinge dan, zo , en wanneer hy wil , hy zal den Schildknaap geharnast op zynen post vinden: geen nood, het hobbelig pad des doods is voor hem gebaand, in den dood overwinnende Middelaar, en het fterven is voor hem niets anders als eene duistere en onderaardfehe reize , om eenmaal boven de aarde in het eeuwig licht aan te landen. Het leven en de bedryven van eene Vrome Weduwe. JohannaS... verwekte in haare eerfte Huwelyksjaren by haren Man zeven kinderen. - Eén van dit getal verliezende, beweende zy hetzelve overmatig: — haar man, haar, naar vermogen zoenende te troosten , zeide onder anderen, „ dat het beter „ was, den tak , als den Stam des Booms te verlie„ zen." - Dan, eer dat kind begraven was, wierdt hy zelve ziek, en, toen de Vrouw van de begraffenis terug kwam, lag hy reeds in een heete koorts, en ftierf binnen weinige dagen. - Haar Weduwfchap was voor haar des te treuriger, daar zy, na haars I 3 Mans  134 Proeven der Mans dood , met zes Kinderen bleef zitten , en men 2400 Livres meer aan fchuld, dan aan goedeTen vondt, — In dezen kommervollen nood , verliet zy zich alleen op Godt; en fmaakte nu nog de vruchten der goede opvoeding; die zy van haren Stief.Vader, (die eenen Geestelyken te J . . . was:) genoten hadde. — Zy badt annhoudend , en Hortte hare ftille verzuchtingen, vertrouwend voor Godt uit. Arbeidde zeer vlytig, en gevoelde zeer dikwyls de troostryke invloeden van Gods geest, in haar harte: te meer, daar het den Hemel behaagde, van de nog zes overgeblevene Kinderen, twee derzelven in zyne eeuwige Heerlykheid overtenemen. Dan, het noodig onderhoud voor zich en de nog. overige vier Kinderen , kon zy , ondanks alle haren yver, niet byëenkrygen. — Daar zy, by alle hare aangewende pogingen , zich ten eenenmaalen zoo geldeloos bevondt, dat zy den laatften penning, welke haar nog overig was, aan haar kind overreikte, ora, daar voor, één pont Zout te koopen. — In dezen kom. ' mervollen toeftand, boog zy hare knieën , en badt Godt ernftelyk om redding en byftand aan, ten einde niet ten laste van anderen te komen. — Intusfehen kwam het Kind met het Zout t' huis, en toonde, met groote vreugde, aan de Moeder een ftukje Zilver, het welk zy op ftraat gevonden hadt, en dat omtrent de waarde van 10 a 12 ftuivers uitmaakte , maar  Godlyke Voorzienigheid. *35 maar deze brave Vrouw het geld beziende, gaf het kind een antwoord: „ myn lieve Kind! men moet „ zich dat zo niet maar toeeigenen i het behoort „ den genen, die het verloren heeft." - Zy 1"* het dus omroepen , en begeerde het niet te houden , alvorens zy bevondt, dat niemand, als eigenaar, zich hetzelve aanmatigde' Van dat oogenblik af aan, fcheen Godt haar zichtbaar te zegenen. Niets heeft haar, fchier by tydsvervolg ontbroken: zy wierdt niet alleen in ftaat gefteld haar drie Zonen een eerlyk Handwerk te laten leeren , maar deed van tyd, tot tyd, nog zo veel af van de bovengemelde fchulden, dat zy binnen zeer korten tydt gantsch afbetaald waren: — zy leefde ftfl, en fchier zonder omgang met menfehen, en bereikten eenen hoogen Ouderdom van 83 Jaren, zo dat zy, even voor hare 84^ Geboortedag, na hare zo .dikwerf geuitte begeerte, zonder een langdurig Ziekbedde te hebben , zacht en zalig ontiliep: des morgens naar gewoonte nog opftaande, moest zy echter weinige oogenblikken daar na-wederom zich te bedde begeven , en ftierf aan den avond van dienzei ven dag? " Haren vromen wandel maakte [haar by allen hare bekenden zeer gelieft, hare ftichtelyke onderhoudingen en beproefde Godsvrucht boezemde een* ïegelyk' eerbied en ontzag in , voor deze gryze Christinne. I 4 Hadt  135 Proeven der Hadt zy gelegenheid Gods goedheid te pryzen of bedroefden te troosten , dan verhaalde zy hare omftandigheden en roemde de Almacht en goedheid Gods. _ Door veel bekommeringen , pleeg zy te «eggen , heeft my myn Godt gevoerd, maar nimmer heeft zyne Vaderlyke zorg myn gebed onverhoord gelaten-: overvloed heb ik nimmer gehad, en ook met begeert; maar troost in droefheid, hulp in nooden, geduld en Christelyke gelatenheid in lyden, dit dies, en nog meer fchonk Godt my op myne ge, beden. ^ Gelukkig gevolg van de Vernedering eens Predikant* van zich zeiven, ten gevalle van een Lidt zyner Gebeente. «eker Koewachter in een Dorp, een onwetend, en daar by, een zeer bedorven Man , die noch van goede zeden wist, noch weten wilden, leefde in on. min met den Schoolmeefïer; en deze verbittering wierdt zoo groot, dat de Koewachter vast befloten hadt den Schoolmeester te vermoorden. Dit liep zo in 't oog, dat de Ingezerenen van het Dorp duidelyk bemerkten , met welk een verfoeilyK voor-  Godlyke Voorzienigheid» • 3 voornemen , dit woeste mensch zwanger ging. Men gaf alzo te naauwer acht op hem; — eens zag men hem eenen geruimen tydt tusfchen de Pastorie, en het Schoolhuis liaan, even of hy iets kwaads in den zin hadde , en hy hadt werkelyk (het gene hy naderhand zelfs bekend heeft:) in den zin den Schoolmeester op te pasfen, en hem met een mes te doorfleken. Eén der geburen, die dit voornemen bemerkte, liep terftond naar den Prediker , en ontdekte hem zyn vermoeden , 't welk by nopens dezen Mensch koesterde ; de Prediker liet zich overhalen, dezen Koe. wachter by zich te laten roepen , en , daar dit op het allervriendelykst gefchiede , zo maakte hy geen zwarigheid te komen. De Prediker nam hem alleen, en fprak gantsch vertrouwelyk met hem , over het verfpreidend gerucht , door het gantfche Dorp ; hy lochende zulks niet, en begreep dat het hem geenlints ten kwade was te duiden , indien hy zich dus wreekte aan een Man , die hem zo veel leed hadt aangedaan. De Prediker zocht dezen Man, met liefde en zachtmoedigheid, andere gedachten inteboezemen: — hy fprak een gantfehen tyd lang, zo vertrouwend met hem, of hy zyns gelyken was. Dan, daar deze zachtaarte Zielzorger bemerkte, dat het rerftokte hart van den Koewachter niet vatbaar was, voor zynen Vaderlyken raad, wierdt hy hier over zo te onvrede, dat hy, zyne hand op tafel I 5 Haan-  J3' Proeven der flaande, hem verweet een llyfkop en verharde booswicht te zyn. Ey! Ey! Heer Prediker, antwoorde hem de Koewachter, wat is dit? is het mogelyk dat gy zo toornig kunt worden ? dar hadt ik nimmer gedacht, en naauwlyks hadt hy dit gezegd, of hy greep «aar de deur , en liep weg, zonder den Prediker een enkeld woord meer aan te hooren. Deze gaf de hoop , om het hart van dezen verilokten mensch te bewegen, echter nog niet ten eenenmalen op: — twee dagen daar na, zogt hy hem in perfoon weder op, zeggende: ik betuige u voor Godt, dat het aan myne zyde niet anders is geweest, dan een' rechtmatigen yver, om u van uw ongelukkig voornemen te rugge te brengen; dan , daar ik vrees dat gy my van toorn verdagt houdt, kom ik u van het tegendeel overtuigen , en in Gods - naam vergeving bidden. — Deze woorden drongen den Koewachter, zo door het hart, dat hy getroffen wierdt, door den vernederenden flap (zo hy meende,) welken de Pre. diker zynentwegen deedt , die hem zo nederig om vergeving fmeekte. Dit treffend gedrag des Predikers fchiep geheel andere denkbeelden in zyn hart; de opgevatte gramfcbap tegen den Schoolmeester, en de woede, die immer zyne hartstochten befluurd hadden, namen merklyk af: geen mensch kon hier van de oorzaak begrypen, daar tevens alle zyne bekenden, de geiukkigfte verandering in hem befpeur- den ,  Godlyke Voorzienigheid. 139 den, welke zich in zyn gedrag oogfchynlyk vertoonde. Na verloop van zes jaren verviel hy in eene zware ziekte, die van doodelyke gevolgen was. —■> Toen de Prediker hem op zyn ziekbedde bezogt, was het eerüe woord, dat hy hem toeriep: o'. Heer Prediker, dat myn einde vrede zyn zal, heb ik naast Godt niemand dan u te danken; herrinnert gy u nog hoe gy , nu zes jaren geleden , my om vergeving kwam bidden, daar de fchuld aan myne, en niet aan uwe zyde was: — dit heeft my van myne verfoeilyke voornemens terug gehouden; toen dagt ik by my zeiven, het moet toch gewis waar zyn, dat 'er een Hemel, en een Hei is, zo als onze Prediker ons zo dikwyls vóórpredikt, en hy moet dit ook zelfs gelooyen , hy zoude anders zo veel moeite niet aangewend hebben om zich met my te verzoenen; —en van dezen tydt af aan, (voer de kranke voort:) heb ik aanhoudend my om myne Zaligheid beyverd, en daar aan is niemand dan gy fchuld , dat ik deze zalige ftonden beleve, en met vreugde ilerven kan. — De Prediker bevond werkelyk, by nader onderzoek , dat deze boetvaardige Zondaar, de hem vergunde genadetydt, in ililte en zonder veel gerucht gemaakt te hebben, beter als men hadt kunnen vermoeden, aangewendt hadde, en dankte den Hemel met ootmoe. dige buiging zynes harte , voor zulk eene zegepraal voor den Hemel, waartoe zyne vernederenden flap zo  Proevend»* zo veel hadt mogen bydragen , waardoor den onge. loovigen Zondaar bekeerd en ter Zaligheid bereid was. - Godlyke terughouding van eene wankelende Ziele. Een jong mensch, die in Godsdienftige begrippen zeer onderleid was, en naast andere weteiïfchappen , door langwyligen omgang met geloovige zielen een goed inzicht in de Zaligmakende Leer van Jefus en zyne Apostelen gekregen hadde, wierdt door zekeren Graaf, op aanbeveling van een vroom Raadsheer , tot Schoolmeester van deszelfs Refidentie benoemd. Hy nam dit beroep aan, kwam en bediende zyn Ampt op zodanig eene wyze, dat ieder met deszelfs gedrag, volkomen te vreden was. — Dan, met zich zeiven was hy te onvreden! Zelfs zyne Ouders geviel het niet, dat hy de gemaklyke bediening van Informator verwisfeld hadt met den Slaafachtigen post van Schoolmeester; te meer, door dien zyne in* komften hier door niet toegenomen hadden , hy was naauwlyks in deze laatfte bediening getreden, of maakten reeds ontwerpen , om van dezelve ontflagen te worden: hy maakte, 'er ten laatftem, aan zynen wel-  Godlyke voorzienigheid. i4« weldoener, aan wien by aanbevolen was, geen geheim meer van; dezen, die tot hier toe hem alle yriendfchap bewezen hadt, zogt hem door de gegrondde vertogen , die hy hem als Christen, en als Overigheid maken kon, van die gedachten terug te brengen. Dan , alles was te vergeefsch , hy bleef by zyn voornemen volharden , en het kwam eindelyk zoo verre, dat hy zyn goed inpakte, met voornemen, om daags daar aan ffil weg te gaan , terwyl hy aan een zyner vertrouwdde Vrienden zich verklaarde, liever te willen derven, dan in deze plaats Schoolmeester te blyven. 'sNamiddags lag hy nog een bezoek by een ander af, zyn oog valt op de Boekverzameling van zynen Vriend, en zoekt 'er één uit om intusfehen te doorbladeren, en toevallig flaat hy open, Lambrecht Mysiras van Middelburg, Ervaringen der Vromen op den weg naar den Hemel, enz. gedrukt te Frankfort in V jaar 1784. en leest daar pag. 265. Vrage: ah iemand onder Gods Volk de tuchtigingen en beproevingen, wil vermyden , en zich daar aan niet leidzaam onderwerpen: wat voor gevolgen heeft menhier van te wachten? Antwoordt: De ervaring leert ons, dat zulk een , als dan het juk nog zwaarder wordt opgelegt, het welk hy met des te grootere fmarte tortfehen moet , even als een kind, dat uit een zacht School wegloopt, en door des-  M3 ProeVen der deszelfs Vader in een ftrenger wordt gebragt. —. Zo [preekt de Heere: een hout Jok hebt gy verbroken, nu zult gy, in plaats van dien, yzere Jokken maken, Jeremia 28: vs. 13. Dit gelezene veroorzaakte by hem eenige ongerustheid, hetwelk hy echter wist te verbergen, en lag het Boek, zonder eea woord te zeggen, neder. ~ Een vierendeel uurs hier na, kwam zyn Weldoener, door wiens voorfpraak hy Schoolmeester geworden was, en die hem tot Hier toe, zo getrouw gewaarfchouwd hadt , om zynen post niet te verlaten, in de kamer, Hy zag een Boek op de tafel leggen, de nieuwsgierigheid bewoog hem hetzelve in te zien. Hy iloeg het open en las het Tytelbladt, en daar hem dit Boek onbekend was, doorbladerde hy het, om hetzelve eenigfints te leeren kennen. — De eerfte plaats, die hy opfloeg, was dezelve die wy hier boven woordeiyk aangehaald hebben: zo dra hy die biadzyde gelezen hadt, gaf hy het Boek den Schoolmeester over , zeggende: hier -kunt gy het affcheid lezen , dat de lieve Godt u geven zal, wanneer gy van hier vertrekt, hy nam het aan, en omltelde, toen hy zag, dat dit dezelfde pas[agie was, welke hy te voren ook gelezen hadr."* Hy vertelde hier op zy .ren Bcgunlbger, hoe het hem met het Boek gegaan, en hy door het lezen dezer periode reeds on« gerust gemaakt was. — Zyn Patroon wilde van deze  Godlyke Voorzienigheid. 143 gelegenheid een gepast gebruik maken, hem nogmaals voorftellende r dat hy deze zaak niet te gering zoude achten, en tevens de wonderbare fchikking v waar door hem Godt, zoo duidelyk, en zoo nadrukkelyk wilde terug houden, niet ongemerkt te laten voorbygaan! en dit hadt de gewenschte uitwerking op hem, zo dat hy van voornemen veranderde, en befloot getrouw en vlytig in dien post als Schoolmeester te willen blyven, die hem ook, van agteren befchouwd, door de wyze hand der Voorzienigheid was opgelegd. —— Voorbeeld van Gods wraakoeffenende Gerechtigheid in deze Waereld. —— Een nog zeer jong en onnoozel Meisje in R.. .. B . ... wierdt dool een Jongeling zeer aangezogt, lerwylen hy haar, door de heiligde verzekeringen, tot eene vertrouwlyke ommegang verleid hadt. •— De klaarblykelyklle gevolgen hier van, bragten haar niet weinig in verlegenheid. —- Smeekende zy haren Minnaar om zyne hulp en byftand, —— dan, deze, doof voor alle de klachten van deze ongelukkige , verliet haar, en liet dit arme Schepfel aan haar eigen noodlot over. -— De verlatene nam, in deze verIe-  '44 Proeven der Iegenheid , de toevlucht tot de Hooge Overigheid, hopende dezelve door hare tranen te zullen bewe. gen , om baren Minnaar te noodzaken, tot zynen plicht weder te keeren , voorgevende: dat zy zich, aan hem geheel hadt overgegeven, op de dierbaarlle verzekeringen van haar te zullen trouwen, en dat hy intusfehen bier van niets weten wilde, en haar verlaten hadt; daar hy" haar vooraf in de diepfte ellende geftort hadde. — De Rechter liet dezen mensch voor zich komen, ftelde hem de gantfche fchanddaad voor, hem vermanende toch niet van de eene boosheid tot den anderen overtegaan. De booswicht echter, hield met de grootfte hardnekkigheid ftaande, dat hy met dit Meisje volftrekt niets te doen hadt: en, oflehoon men hem hier van , met de grootfte waarfchynlykheid, overtuigen kon ; zo wilde hy echter niets daar van hooren veel min inftemmen , zo dat men hem eindelyk ter zyner zuiveringe , den eed moest laten afleggen. —- Na dat hy nu denzelven, zonder de minste ontzetting, hadt afgelegd, voegde hy 'er uit eigen beweging nog by: indien het waar is, en ik valsch gezworen heb, zo ftraffe my Godt. Intusfehen trokken de Richters naar eene andere Stadt, om de pest te vermyden, die destyds in R . . , R ... heerschte, — dit Meisje nam den niynëedt van haien vervoerder zodanig ter harte, dat zy einitlyk van verdiiet ftierf, onder de (prekend*  Godlyke Voorzienigheid. 145 kendfte gevolgen van hare gemeenzame ommegang, welke zy met dezen booswicht gehouden hadt. Daar nu de gantfche Stadt overtuigd was, dat hy d.e oorzaak van dit ongelukkig voorwerp was , en door eenen valfchen Eed zich hadt zoeken te rechtvaardigen, zag een ieder met verachting op hem neder, en geen mensch wilde eenigen omgang met hem houden, veelmin iets met hem te doen hebben, De algemeene verachting en afkeer der menichen grepen intusfehen zyne ziele zoo geweldig aan , en fielden hem zyne misdaad zo duidelyk voor oogen, dat hy eens tegen iemand zeide: „ m'ynp böWfieid is „ zo groot, wat meend gy , zoude myn bloed niet genoegdoenend voor myne fnoodheid zyn?" deze antwoordde hem, dat zyn bloed niet toereikend was, om voor zyne Godloosheid te boeten; Eindelyk ging hy Uil in het Rechthuis , floot zich op, en doorfchoot, door twyffelirg gefolterd, daar duizende akelige denkbeelden en wroegingen , zyn hart en hooid doorkruisten, zich zeiven op die zelfde plaats, waar hy dien valfchen Eed gedaan hadt, en ftortte dus wanhopig en rampzalig in eene onherroepelyke; eeuwigheid. K Merk-  i4<5 Proeven der Merkwaardig geval. Altona den 12 Jan. 1713. Na den Slag by Gadenbosch, tusfchen Pommeren en Mecklenburg, waar by de Zweden over de Deenfche en Saxifche Troupen volkomen zegevierden, drenken de Zweden ongehinderd tot in het Holfteinfche, men zag aan alle plaatzen vluchtelingen, maar meest uit Altona waar men de 3 a 4 eeifte dagen van het Jaar 1713. alles zo wel geleegt, gepakt en vveggevoert hadt, dat zelfs het geringlïe niet meer voor handen was, \JEindelyk vluchtten de inwooneren hunne goederen naar, zo dat gantsch Altona uiigeftorven fcheen: of fchoon nu velen vermoedde dat deze handelwys niet goed was, en dat de Zweden de Stad gewis in brand zouden fteken, niets kon beletten dat byna niet alles vluchtte, wat vluchten kon. —- Zondags 'snachts na Nieuwjaar , frukten de Zweden, met ongeveer 1500 man binnen , onder het Commando van den Graaf Steinbock en den Overften Passé, witz. ;—; Terftond by hunne Intrede vloog een huis,  Godlyke Voorzienigheid. Uf huis, denkelyk door onachtzaamheid, aan brand, tot welker* blusfing de Zweeden alle moeiten aanbragten, en dien Zondag nog al vriendelyk zich verltor.den met de Inwooners, - dan, zo dra zy bemerkten dat 'er zulk een aantal buizen leeg waren, en men, zelfs voor geld, Tabak, Brood, noch Bier kon bekomen, brak hunne woede met razen en vloeken wel dra uit. De Graaf Stein boc k vorderde terrtond 50,000 Dalers aan Brandfchatting j - de Gedeputeerden boden 40,000 Dalers aan: - dan-, de Graaf dit aanbod van de'hand wyzende, verzochten zy eem. ge uuren uitilel, waar na ty de gevorderde fomme opbragten; - intusfehen wilde de genoemde Graaf toen de brandfchatting niet heffen , maar venprak, ondanks duizenden van tranen, en zo vele voetvallen, Altona zoude in brand gefloken worden; en waa'r toe hem, ter eener zyde de Generaal Walling, die op den Konnis, van Denemarken uit hoofde van de inbrandfleking der Stad Stade, zeer verbitterd was ophitfte , en ter andere zyde was het onverftandig gedrag van den Deenfchen Prafident 'er zelve fchuld van, daar by op-de gevorderde Brandfchatting ten antwoord gaf, daar toe van den Kol, g geene ordre te hebben, en waarop de Graaf $ teinbock hem weder antwoordde : van nacht zaï ik u toonen wat voor ordre ik heb, en daarop wierdt Altona 's maandags nachts aan talle hoeken in brand K 2  i48 Proeven der gedoken, zo, dat binnen 12 uuren tusfchen de 3-tot! 4000 Huizen , reeds geheel in de asfche lagen. En Altona 't welk üodoma in gruwelen van allerlei aart, zeer naby kwam ; ken zich wegens Gods heilig ongenoegen over zich niet verontfchuldigen. Maar, vraagt gy, Lieve Broeder 1 hoe ging het met u toe? —>~ ondanks al het vluchten van byna alle Irwooneren bleven wy ilil en gelaten in de Stad, en wachten, in eenvouwig vertrouwen op God en zyne-genadige befcherming , alles weltevreden af, vertrouwende, dat, zoo men ook wilde plunderen, 'er geen haair van ons hoofd , zonder de toelatinge Gods vallen zoude, — wy diepen die gantfche nacht zorgeloos in den Heere, tot omtrend 12 uuren des 'snachts, wanneer een onzer Vrienden met Vrouw en Kinderen, dormend op ons Muis kwam kloppen , met een fchrikbarend geroep om hem open te maken, daar gansch Altona in brand dond, — wy ftonden oogenbliklyk op , zagen de verwoestende vlammen opgaan, gingen met onzen Vriend naar zyn huis, en hielpen hem, zo goed wy konnen , vele goederen de vlam ontrukken , teiwyl nog eenige andere Godvruchdgen met de kleine voorraad welken zy hadden kunnen bergen, naar ons huis ook vluebttede : — wy bogen onze knieën en verëenigden onze Imeekingen tot God, en naarmaten de vlammen rondsom o.is woedde , zo veel te erndigc-r en dringen-  Godlyke Voorzienigheid. 149 gender waren onze verzuchtingen tot God , - terwyl ik onder myne fmeekgebeden eene overvloedige naafé van vertroosting ontfing, waar van ik ook aan myne lorgenooten mededeelde, — herinnerde ik my, wat Godt in vroegere dagen gedaan hadt , en dat hy, ondanks onze onwaardigheid, echter het vonk*. ke van geloofsbetrouwen , dat nop; overig was, niet geheel zoude uitbiusfchen, maar ook in dit oogenblik zynen naam, ondanks al het ongeloof der Waêrfeld , aan zynen Kinderen verheerlyken zoude. Intusfehen hielden wy ons gereed om, ingeval men onze Wooning föögt aanfteken, intyda met onze Kinderen van daar te vluchten , wy hadden toch alles , met ftille onderwerping , aan Godt overgegeven , wetende dat wy naakt ter Waereld gekomen zyn, en naakt daar uit zullen keeren , - met dat al bleef myn zwak vertrouwen nog vast houden aan den Heere. — Toen nu de Krygsknechten naderden om het Huis in brand te fteken , en alles vol angst en t'ziddering was, ging ik haar zeer befcheiden te gemoet, en, daar ik even mynen mond opende, wierdtn zy als Lammeren , namen hunne Hoeden voor my armen aardwurm af, terwyl één derzelven zynen fakkel zo verre weg wierp , als hem mogelyk was; ja zelfs, terwyl myne Meid bezig ware eenig beddegoed te bergen, en boven uit de vengllers te werpen , fpraken zy haar vriendelyk aan, en baden haar alles onK 3 ver-  J5° Proeven der verhinderd in huis te laten , zy wilden wel wat drinkgeld hebben , maar begeerden voorder niets van ons, - ik zoude maar met hunnen Captein fpreken, die voor de poort ftondt, ten einden zy zich by hem konden verantwoorden, daar zy ordre hadden om alles in brand te teken. - Zy gingen dus zelve met my, en bragten my by den Captein, wiens hart bewogen met ons lot, de Soldaten Vryheid gaf om ons huis te verfchoonen, - wy bogen hierop gezamentlyk onze knieën , en ftroomden weg van dankbare tranen voor onzen eeuwigen redder; — kort daarna kwamen nog eenige anderen, maar die terftond weder weg gingen. — Dan , de Heere fcheen lust te hebben ons geloofsvertrouwen eene derde proef, die zeer nadrukkelyk was, te laten doorflaan: ter naauwcr nood een uur daar na , komen *er verfcheide Soldaten die tot een andere Compagnie be« hoorden op ons huis aanftormen , dringen met het vuur in de eene , en met de blote degen in de andere hand, het huis in, en, zo het fcheen, wilden zy naar geene voorflagen hooren, hunne plunderzucht, die vooral in één derzelven zich ten duide- lykfte openbaarde, fcheen onverzadelyk te zyn, met dat ai bleef diezelfde knaap met zyne andere Spitsbroeders als roereloos flaan, en konden niets ykrichcen: — ik fprak hen vriendelyk aan, zy betuigden my bevel te hebben om alles in brand te te-  Godlyke Voorzienigheid. 151 fteken, ten ware ik Contra ordre van hunnen Captein konde bekomen , anders k,nden zy my niet helpen, en wezen my waar hu.nen Captein ftond , het geen azter een groot vuur was; de rook nu ging als eene dikke wolk rondsom ons op, * ik klom over twee balkin, en vondt gezegde Captein nog met, - & vroeg aan eerdge Soldaten die daar itonden , naar hem en dezen wezen my insgelyks voorby dat groote vuur intusfehen fcheen het onmogelyk te zyn om daar door te komen, dan, de nood leerde my, in Godt gefterkt, alles te wagen. Ik liep door het vuur terwyl aan wederzyden brandende ftukken hout naar beneden iiorttede: - ik vond eindelyk deten ■Captein, dien ik. vriendelyk aanfprak, en voorhield dat ik eenen Vreemdeling was , die met memard iers uitftaaude hadt, - het antwoord was eerst Zeer onbefcheiden' „ niemand kan zeide hy, weten „ wie gy zyt, en daar het huis een ander toe be hoort, kan, die het toekomt, je helpen. En 'naauwlyks hadt hy dit gezegt of zyn hart fcheen geraakt te worden , hy reedt een endwegs met my te rug, moest wegens de vlam, eenen geheeien omweg nemen, en riep de Soldaten, die gereed itonden er de vlam in te fteken, terug, die terftond wel te vre. den, het zelve verlieten, of fchoon de tydt van ver. toeven hen zeker zeer lang moet gevallen zyn. Nu zaten wy te midden in het vuur, dat van alle K * z>"  *52 P r o e v £ n d b r zyden rondsom ons brandde, zonder dat de vlammen ons eenigzints hinderden, Godt zelve fchryve dit diep in onze harten en in den zin on%r gedachten, op dat hy alleen groot worde gemaakt, en wy gedurig in diepen ootmoed voor hem weg mogen zinken. —-— Hier uit leeren wy intusfehen wat Godt nog hede ten dage aan de zynen doen wil, dat zelve , wat hy in vroegere eeuwen aan de Aardsvaderen deedt: denkt hier om eenen Loth; de dingen, die nog dagelyksch rondsom ons gebeuren, zyn waarborgen voor de H. Schrift; waarom het nuttig is, op de daden onzer tyden te letten , ten einde, in alles ons vertrouwen op Godt te ftellen , en op zynen naam te hopen, , Gaf  Godlyke Voorzienigheid. 153 Gaf ons de lezing en herlezing van dit ft.uk , by gelegenheid der Proeven voor de Drukpers * doffe tot beredenering der daar in voorkomende gevallen ; doffe tot bewondering der zonderlinge leidinge Gods met het menschdom, in wat jaren of ftanden het zyn moge; met minder trof4 ons het verhaal eener Moeder, betreklyk het leven en deiven van haar ccnig vyfjarig Dochtertje. Een klein eenvoudig opdel door haar[, ter genceglyker en dankbaarder Nagedachtenis opgedelt, heeft zy, op ons verzoek, ons gul afgedaan, en veroorlooft een wcmig te befchaven, en met medeweten van den. Wel Eerw. Vertaler dezes Werks, hier tusfchen in te vlechten. — 't zy ons des vergunt, ook dit Kinderlyk Hollandsen voorbeeld, by weinige anderen te berde te brengen, tot roem van den Heere onzen God ; ter eere van onzen gezegenden Verlosfer, den voleinder onzes Geloofs; en ter bevestiginge en overreedinge der werkingen van Gods goeden , en rykmakendeja geest. — Dus vangt de Moeder aan: Eene korte Levensbefchryving en uiteinde , van myn eerst en eenig gelieft Dochtertje Clara Maria Wagnbr, Geb. den ij O&ob. 1784. en Overleden den 14 Sept. 179°in }s Haage. De aangename Nagedachtenis troost my, in myne zoo bittere droefheid ; hare gefprekken komen my zoo levendig voor den Geest; en haar verlangen naK 5 en  IJ4 Proeven der en geloofsvertrouwen in Jefus, haren Borg en Zaligmaker, my zoo aandoenlyk en overtuigend voor, dat ik eene kleene fchets daar van thans maak , op dat in ons de woorden, van Salomon bewaarheid mogten worden: „ De Nagedachtenis des Rechtvaardigen , zal „ tot zegeninge zyn? — Van haren geboorteftond af aan, was zy by Dagen en Nachten zeer rustig; en hare gelaatstrekken, gaven de dóorflaaqdfte blyken van inwendige weltevredenheid : haar gezond geitel gaf ons het genoegen , dat zy zeer voorfpoedig was , zoo in het krygen van Tanden, als andere kwalen , den jeugdelingen vaak ten bittren-weeën , ja derwyze .gelukkig voortging in wasdom , zonder behulp van geneesmeester , of geneesmiddelen. — Voortvarend in alles, liep zy zeer fpoedig , en was in deze gelukkige gcfteldheid voer ons, en zich zelve , ten grootrten genoegen; want als ik iets te doen hadde, was zy beflendig by haren Vader , boven op deszelfs afgezonderde kamer ; zag naar alles met zulk eene verwonderlyke oplettenheid , en toonde zulk eene ingefpannenheid van geest, dat het ons dikwerf verwonderde. Hare Spraak nam langzaam toe, doch zo dra zy pehïg denkbeeld van het woord Amen hadde kunnen vormen , nam zy niets om te nuttigen , 't zy een koekje, krakeling of iets anders, of zy vouwden de hand.  Godlyke Voorzienigheid. 155 handjes te zarnen , W een weinig Uil, en zeide 4 Tw'e- jaren Oud -xynde , deed ik haar School; niet zo zeer om haar te doen leeren , dan wel om haar vroeg te gewennen aan verkeering met anderen: dit deed zy met zo veel genoegen , met zo veel blydfchap, en kreeg zoo veei liefde voor haar, Matres dar zy maar niets, tot kwaad, van haar konde hooren, of wierd bedroeft, ja dikwerf zeer bedroeft, tot dat men het herroepen hadde. - Verwonderlyk was haren Leerlust; de Schoolgebeden en de Vraagjes leerden zy uitnemend fpoedig , zo, dat zy in korten tyd, terwyl ik haar in huis ook leerden, dezelven prompt en geregeld wist op te zeggen. — Hcure Zielsvermogens ontwikkelde zich derwyze, dat zy naauwlyks t'huis was, of zy deed my dikwerf vragen, waar voor ik ftil ftond, by voorbeeld: „ ik weet „ wel (zeide zy) dat God Adam gefchapen heeft, *\ maar zeg my eens Moetje waar God van daan " is gekomen" - Als nog, „ God, is God dat " weet ik nu, maar hoe is nu God, Vader, Zoon " en H. Geest? enzv." Zo dat ik my dikwerf verlegen vond om het een en ander haar bevatlyk voorteftellen, en te meer om dat zy niet ophield met vragen tot dat zy het begreep. — Hierna deed ik haar op de School van MddlL Chapelle alwaar zy met de zelfde liefde en achtinge, ge-  15 je gaan verloren enzv." —— De Benaauwdheid vermeerderde en de Spraak ging weg, 't welk my bitter fmenlyk viel: — hare kennis bleef volmaakt, want als ik iets zeide of vroeg, beantwoordde zy zulks met teekenen of het fchudden van 't hoofd: — zy kon van zwakheid het Handje niet meer opligten, en alles fcheen ten einden te loopen. Myne ziele treurde bitterlyk; ik kon haar niet verlaten; doch het moedcrlyk hart wietd verfcheurd van rouwe , des ging ik even ter Kamer uit om lucht te fcheppen en my voor den Heere te verootmoedigen in ftille Gebeden. — Beftendig, wierd my bericht, dat zy naar my omkeek, en dit deed my befluiten, gefterkt door den ^.machtigen, tegen den taad myner Vrienden aan, haar by te blyven tot den einden: ik ging des tot haar, en zy my ziende en den gantfehen dag niet gefproken hebL 5 ben-  170 Proeven der Godl. Voorzienigheid. bende, richt zy zich oogenbliklyk op, fteekthare Handjes tot my uit, en zegt zeer verftaanbaar op vrolyken toon „ Moeder! Moeder! ziet nu, daar /iaat Je-> „ fus! — Jefus ! daar /iaat hy nu! " ik omftelde uittermate van deze onve.-wachtte en onvoorziene gebeurenis, ik wilde haar nog iets toe dienen, van 't geen ik gebruikte, om dat zy 'er na icheen om te zien, dan, intusfehen legr zy zich zachtkens neder, en ilieri! Aldus zag ik de Lust myns Levens, fneven, en de God mynes heils, heeft my onderileund, want alleen, zy die Kinderen verloren hebben, weren wat Smerten de Ziele lyd, wanneer onze geliefde Panden , onzer liefdearmen ontrukt worden ! ! ! — Gelyk wy by den aanvange van óit/ïukje zeide; het geval trof ons dermate, dat wy gewillig en bereidvaardig, de befchaving, voor zoo veel in ons was op ons name : te meer, daar wy goede gelegenheid hadden, het zelve alhier als een byvoegzcl of tusfehenreden te plaatfen en met de toeftemming daar toe des Vertalers ons vereerd vonden. (*) Thans vervolgen wy het Oorlpronglyk Hoogduitsch Werkje, en fluiten hetzelve met eene KORTE <*) De Corrector.  KORTE NABETRACHTING over DANIËL II: vs. 20 en 21. Want zynes is de wysheid ende de kracht, want hy verandert de tyden en de ftonden. J)eze woorden maken een deel uit, en wel den grondflag van die verheven loffpraak welke Daniël uitboezemde, verrukt en weggetogen wegens de Godlyke Openbaring aan hem , des nachts, als dilte en duisternis over het halfrond heerschten, gefchied, wegens het voornemen Gods, om de Babylonifche Monarchie ten onderden boven te keeren : dus berst zyn hart uit in aanbidding en verwondering. Zynes is db Wysheid ende de kracht, want hy verandert de tyden en de stonden. I. Wysheid en kracht zyn twee onaffcheidelyke eigenfchappen in het Godlyke Wezen: want zynes is db wysheid en de kracht.  Korte Nabetrachting. II Deze twee deugden openbaren zich luisterryk in het Ryk der Natuur, — ten aanzien van alle de Lotgevallen der Waereld in het gemeen, en van elk mensch in het byzm- der: want hy verandert de tyden en de stonden. I Wysheid en kracht zyn twee onaffcheidelyke eigenfchappen in het Godlyke Wezen. —- Godt is een oneindig volmaakte Geest, wiens oneindige volmaaktheden zo min vatbaar zyn voor vermindering ofte vermeerdering, als men zich een oogenblik kan voordellen waar van men zoude kunnen zeggen, toen was Godt nog niet, of dan zal hy ophouden te zyn: — uit hoofde daar van , bezit Godt een oneindig volmaakt ver/land, waar door hy niet alleen den minnelyken aart en het wezen van al wat tegenwoordig , voorleden of toekomdig mogelyk is, of, dadelyk bedaat, maar tevens de byzondere krachten , werkingen , en eigenfchappen van alles , in deszelfs onderlinge betrekkingen, het zy dan tot het Ryk der Natuur of Genade , der Schepping of Herfchepping , zo in opzicht van het gefchapen Heelal, als van elk byzonder lidt in het zelve, in deszelfs begin , voortgang en einde, grondig, volkomen , uit zich zeiven en als tegenwoordig kent ,  Korte Nabetrachting- kent, en doorziet, want toch ook in dit opzicht ia by den Heere éénen dag als duizend jaren , en duizend jaren als éénen dag, dat is, hy ziet op éénen dag zo veel, als hy in duizend jaren voorzien kan, en in duizend jaren niet meer als op éénen dag. In opzicht van dit Godlyk Verfland, is al ide kennis en wetenfchap van Engelen en Menfchen , zaamgenomen, als met te achten, en minder dan een Drup gerekend aan den Emmer en een ftofken aan de Weegfchaal. Deze Kennisfe Godts levert, zo wel in den Hemel als op aarde, itoffe van eeuwige aanbidding, be wondering en dankzegging; en de naaste Seraph by den throon der genade, moet zo wel als de lage Stofbewooners aan den voetbank des Almachtigen, hier over in diepe verootmoediging wegzinken. — Een Oosters Dichter (preekt 'er dus van in zyne Godgewyde gezangen, hoe groot zyn uwe werken, 6 Heer! zeer diep zyn uwe gedachten! - uwe kennis is my te wonderbaar, zy is my te hooge, ik kan daar niet ly i hoe kostelyk zyn my, o Godt ! uwe ge. dachten ! hne machtig veel zyn hare fommen. enz. In deze onbegrypelyke kennisfe nu en in dat o»« dfmetelyk verfland, beltuurd door oneindige goedheid , ligt de toereikende grond der Godlyke lVy%- heid,  Korte Nabetrachting. heid' waar door het Opperwezen zich in alles, het besce einden voortelt, en ter bereiking van het zelve , de gepaste middelen bézigt; en derhalven , uit alle mogelyke en hoezeer in ons oog gebeurlyke gevallen , die genen verkiest en met de daad daartelt, aL het meest ter zyner eere en ter meerdere volkomenheid , zo van de gantfche gefchapenheid in het gemeen, als van elk Schepfel in het byzonder, voor al van den mensch, dienen kan : zo , dat ten einde van al die ontallyke , en, naar het uiterlyke aanzien, tegenftrydige dingen, werkingen en gevallen, zo wel in opzicht van de tyden , waar in, als van de wyze, waar op zy werken , in allen derzelver onberekenbare verfcheidenheid en uitwerkzelen, het doeleinde altoos is en blyft, Godts eere en het heil der menfcben; en dus die Godlyke Wysheid alles -zo wel weet te beduren , dat uit de grootte verwarring de beste orde, uit de dikte donkerheid het helbhnkendst licht moet geboren worden, en het flot altoos zyn zal: „ De naame Gods zy gelooft van „ ééuwigheid tot in eeuwigheid " en 'er ook, in dit opzicht, reeds ftof wordt ingezameld voor de eeuwigheid, en men dan by het indenken van alle Gods wegen, hier in de tydt gehouden, de kroone , met aanbidding , lof en dankzegging aan de voeten des Lams, eerbiedig zal moeten nederleggen. i—' Krac  Korte Nabetrachting. Krachtig is de uitdrukking van Paulus, als hy Godt noemt den alleen wyzen : enztker , hy is de bron en oorfprong van alie Wysheid , ■ de eeuwige Vader der Geesten die van deze eigenfchap aan Engelen en Menfchen zoveel mededeelt als zyne Godlyke Wysheid goedvindt; - hy is de Vader der Lichten, van wien alle goede giften en volmaakte gaven afdalen; - hy geeft, naar vs. at. den Wyzen Wysheid, en Wetenfchap den genen, die Ferftand hebben. In zyn licht , zien wy het licht. Met recht dan zegt üa-niel, zynes, dat is zyn alleen is de Wysheid. Dan, wat zegt Wysheid en Ferftand zonder kracht en Vermogen*. den mensch heeft dikwyls de beste einden op het oog, en bézigt tot bereik derzeh/en de gefchiktfte middelen: — de Regerers der Aarde, zitten te zamen , zy beraadflagen met elkanderen en maken de voorzichtigfle befluiten , en ziet , zy beraadflagen eenen raad , maar die niet beftaat: eene, niet voorziene, eene zeer kleine en ge. ringe omftandigheid , door de hand des Almachtigen beftuurd , geeft dikwerf aan de zaken eene geheel anderen ommezwaai en ongedachten loop, welken zy noch veranderen, noch beletten kunnen: ten proeve, dat zy, en te kortzichtig zyn, om die verhinderingen te voorzien, en te machteloos om dezelve uit den weg te ruimen. — Zo dan, heeft de Mensch fchik.  Korte Nabetrachting. fchikkingen des harte , maar de Heere beflüurt zyne gangen , doch Godts gedachten zyn van genachten tot gedachten , en zyn raad zal beftaan in alle eeuwigheid. Ik weet (zegt een Scepter voerend Propheet) dat al wat Godt doet, zal in der eeuwigheid zyn, en daar is niet toe He doen, noch af te doen , en Godt doet dat op dat men vree ze voor zyn aangezichte. Godt bebezit , derhalven niet alleen oneindige Wysheid om alles te voorzien, maar tevens een Godlyk Alvermogen om , zo het mogelyk ware, dat 'er eenige hindernisfen wierden in den weg gefchoven, dezelven of voor te komen of te beletten: Hy /preekt en het te 'er , hy gebiedt en het /iaat 'er: —— daar is noeh wysheid, noch verfland, noch raad tegen den Heere. - Als de Heere der Heir- fcharen het in zynen raad heeft be/loten , wie zal het dan breken ? Hy vernietigd den raad der Heidenen, hy breekt de gedachten der Volkeren. Als hy beroert, wie zal dan ftillen ? en als Godt ftilt , wie zal beroeren? H. Deze twee dengden nu openbaren zich luister- ryk in het Ryk der natuur, ten aanzien van alle de lotgevallen der Waereld, in het gemeen, en van elk mensih in het by zonder, want hy verander.t^de tyden en de stonden. De.  Korte Nabetrachting* Deze twee Deugden openbaren zich luisterryk in het Ryk der Natuur i - de afwisfeling des Jaars;de verilndering der Zaifoenen; - de afgemeten loop der Zonne en der Sierren ; 4* de geordende bewe. ging der Aarde en van de Maan ; — de wisfeling van Dag en Nacht; - de werkingen van de Lucht, het Vuur en het Water; in welker afgemeten perkén, werkingen, en invloeden de Wysheid en de Kracht des Almachtigen zich ten duidelykfte vertö0Rt: _ hy toch heeft met zynen vuist de Wateren gemeten , en met eenen drieling het ftof der Aarde : — van de Hemelen met eene fpanne de maate genomen; de bergen gewogen in eene fchaal en de heuvelen in eene weegfchaal: - zo dat wy moeten uitroepen: de Heere is groot, en onze Heere boven alle Goden: hy doet al wat hem behaagt, in den Hemel, op de Aarde, en in de Zeeën en alle de a)'gronden; hy doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; hy maakt de blikfemen, met den regen; hy brengt de wind uit zyne fchatkameren her voord. — Wie ziet niet uit allen dezen dat de hand des Heere dit doet? — Zynes is de Wysheid en de Kracht, want hy verandert de tyden en de stonden! Dir is ook waar, ten opzichte van de algemeene Lotgevallen der ffaereld, — M Oor-  Korte Nabetrachting. Oorlog en Vrede; - Welvaaren en Plagen ; der Volkeren rust en beroeringen; — Overvloed en Gebrek: — hy zet de Koningen af, en hy bevestigd de Koningen: - hy verhoogt de Vortlen en hy vernedert hen; - hy zet de troonen vast, en [doet ze waggelen, of keert dezelven om : - hy breidt de landpalen uit, of kort ze in; - daar het heden overvloeit van melk en honing, is morgen eene huilende woestyn; - daar heden een ryk bloeit, daar verzinkt het morgen in de ysfelyk gapende kloven des aardryks: — zo klopt hy de Volkeren; tej zamen , op éénen nacht gaan zy door, en de dag van morgen weet niet, dat zy ooit geweest zyn. Zynes is de Wysheid en de Kracht, want hy verandert de tyden en de stonden! En deze groote waarheid wordt dagelyksch bevestigd ten aanzien der noodlottige omjlandigheden van elk mensch in het byzonder. - En in dit alles heeft Godt geene andere inzichten , als geëvenredigd aan zyne hoogde Wysheid, Macht, Goedheid, en Menfchenliefde. Vreugde en rouwklagen; - verheffingen tot eer en aanzien , en verachting onder de menfchen; — overvloedigen rykdom en fnerpende armoede; ftaan en vallen; - verhoging en vernedering; — voorfpoed en tegenfpoed ; geluk en ongeluk : leven en dood. ..... Geen  Korte Nabetrachting, Geen geval, geen zorg, geen list. Oost, noch west, noch zandwoeftyn, Doet ons meer of minder zyn : God is Richter, die 't beflist, Die, als aller Oppervoogd, Deez' vernedert, dien verhoogt. ZyNES is de Wysheid en de Kracht, want hy veramdert de tyd e Kt en de stonden- ' '„ En welke heilbronnen van vertroosting - •' w-r niet voor elk aamechtig reizi- ontlpnngen er nier niet vwi ger door dit dal van Achor? Zynes (Gode) is de wysheid. — Hy " Bron van alle ware Wysde alleen wyze, — öron Vd . , heid. _ De Vader der lichten, van wien alte goede giften en volmaakte gaven afdalen. - Laat er nu vry duisternis over onze tente heerfchen: - laten wy in proef wegen verkeeren, - laat ons oog te koruichdg, onf hart te dwaas zyn om het «*£ pad voor onzen voet te verniezen: - Hy , die wysheid zelve is, wil ons, zo het ons er in waarheid om te doen is , en wy het naar hem wenden , de ware wysheid fchenken, zonder te verwyten, -j onzTziel met Godlyk lichtbeden, onze gangen Thten om der verfpieders wille, - en na zynen Iaad uil en onderworpen , en ëenswillens met zynej M a WU  Korte Nabetrachting. wil te hebben uügedient, door het geloof, in zynen Zoon, • daar brengen , waar alle moeite en verdriet voor eeuwig vergeten en alle tranen van onze ocgen zullen worden afgewischt. -— Zynes is de Kracht. — Deze waarheid boezemt ons heide, ontzag, kinderlyke vreeze en vertrouwen in. Wat toch zal een nietig mensch ons doen? —™—Als Godt voor ons is, wie zal dan tegen ons zyn? — Hy toch is meerder dan allen. — Die in de fchuilplaatfe des Allerhoogden is gezeten , zal veilig vernachten in de fchaduwe des Almachtigen Men behoeft dus niet te vreezen voor den fchrik des nachts, noch voor den pyl, die des daags vliegt. Godt is onze fterkte en kracht, zelfs tegen de nog inwoonende heerfchappy der zonden ; —— en in dat geloofsvertrouwen mogen wy veilig naar onzen Heiland vlugten , ons bedorven hart voor God brengen , het zelve by den Heere aanklagen , en onze doodelyke onmacht belyden, zyne Godlyke kracht inroepen, en in die kracht worden wy bewaard, tot de Zaligheid; wanneer Hy, die ons aanvanglyk naar zynen beelde vernieuwd heeft, 'er den laatften trek der volkomenheid aan geven , en ons met zyn beeld verzadigen zal. >•<-» Hy verandert de tyden en de stonb e n. — Nu valt 'er niets meer te vreezen; — zelfs in het midden der bangfte gevaren: — de Heere toch  'Korte Nabetrachting. t0ch fchouwdt uit den Hemel, en ziet aller menfchen khderen- - hy ziet uit, van zyne vaste woonplaatfe op alle de Inwooneren der aarde ; hy formeert hunner aller harten; hy let op alle hunne werkeri; hy vernietigd den raad der Heidenen , hy breekt de gedagten der Volkeren - Hy ziet alle moeiten en verdriet, op dat men het in zyne .handen geve.-Wie is 'er onder ulieden, die den Heere vreest, die naar de ftemme zynes knecht, hoort? - als hy in de duisternis wandelt, en geen licht heeft, dat hy ' betrouwe op den naam des Heeren, en fteune op zynen Godt. Godt blyft toch eeuwig Godt: er is geen' Rotfteen gelyk onzen Rotfteen; zelfs onze Vyanden Richters zynde. Nimmer zal hy den teugel der Waereldregering uit zyne handen geven. Eer men het dachte of kon voorzien , betoont by zich de allerboogfte over de gantfche aarde. - Hy fpreekt uit de fchuilplaatfe des donders, en de Waereld is ftille voor hem: - hy doet het Oorlog ophouden; (laat de fpietfen in tweên , en zegt laat af, weet dat ik Godt ben: - zyt dan langmoedig tot de toekomfte des Heere; ziet de Richter ftaat voor de deure i de Godloozen mogen het Zwaerd uit de Scheede rukken, hare boge fpannen om den nooddruftigen en ellendigen nedertevellen; — listige aanflagen bedenken tegen den rechtvaerdigen, en tegen hem op de tanden knersfen , de Heere belagt * M 3 hetl  Korts Nabetrachting. hen, en ziet den dag komen, wanneer het Zwaerd in haar lieder herte zal gaen en hare boge verbroken zal worden: — als de grimmigheid der Volkeren hem hebben loflyk gemaakt , zal hy het overblyffel der grimmigheden wel weten optebinden. — Is iemand onder u in lyden, dat hy bidde ; — is iemand goeds moed, dat hy Pfalmzinge : — vreest God; — eert den Koning; — bidt zonder ophou. den; — dankt Godt in alles; en verbeidt geloovig, vertrouwend, halsreikend den dag, waarop onzen getrouwen Heiland en Zaligmaker ons an allen , die den Heere Jefus hebben lief gehadt, dsar zal brengen, waar wy eeuwig, boven alle banden, benaauwtheden, verdrukkingen en vervolgingen zyn zullen , en uitroepen , de naame Gods zy gelooft van eeuwigheid, tot in eeuwigheid. Hallelujah!