01 1235 397+ UB AMSTERDAM   Ofttier etter andere wittige IPerkiens ,'voür de Of, voeding der Jcv.^d en de Schooien gefchikt, zijn bij de Drukkers deezes, ook nog gedrukt en te bekomen; ■ffineae, (H.) Reekenboek - voor dï Nederlandfche Jeugd. imgegeeven door dc Maatfchappij: Tct Nut van 't Alge' 1 meen , 1', doelen; Aanleiding tpt de , Spelkunst , voor de Jeugd. Anecdotes voor Rïenfchenvrïenden., ter verbeteringe van hee Hart. Aardrijkskundig Woordehhoek der Cataaffche Republiek, vol. gends derzelver veideeling in Departementen, RingeD ea Grondvergaderingen, met negen nieuwe, naauwkeurig ge< graveerde, en afgezetteli K.arijens•■ zoo- van de Republiek in derzelver geheel, als van ieder der agc Departementen in bet bijzonder. Atlas rZak-; der Bataaffche Republiek, volgends dcrzelvef verdceling_ in Departementen en Ringen. In liegen zeer naauwkeuiig gegraveerde en afjjezètten Kaartjens, gebouderf m lang klein ióe. formaat. Bolhuis? Cl» vO Né"derduufche . Spraakkunst', uitgegeeven? door dc Maatfchappij: Tot Nut, van V Algemeen. B ran s, CT.) Katechis.nus der Natuur. > Campen, (P.; v.) Grondbeginfels der Bouwkunftige Reekenkunde, gr. 3vo:,'met 15. Plaaten. Fabelen (Verzameling van) en Vert.lCels, ten dienste der -"Nedérlandfche Schooien, . Fcigter, (J. C) Nieuwe' lloogduitfche Spraakkunst voor ' Nederlanders'. Gefprekken over de vocrnannilre Gebeurtenisfen in het Va.deiland, bijzonderlijk ten tijde der Stadhouders. F.en School, boek. ter Ontwikkeling van Het Verftand, eti Vorming: van het Haft der Kinderen. Een Schoolboek, .rjs Nut va» 'f Atgemsm. Gcjgraphisch Zakboekjen'voor Neërlands Jeugd. Grandifon, (de Gefchiedenis van Sir Charles) verkort j uit het Engelsch vertaald. Halma, jF-,) groot Nederduitsch. en Fran$ch. en Fransen, -en Nederduitsch Won-denhoek, 2. deelen, gr. /ito. Handleiding- tut de Spel-' en Leeskonst, door een' Ondenvij/ zer der jeugd op een der Dorpen in. Holland. .■ • Hulshof, (W. v. Oo ster wijk) de Gefchiedenis van Jo» zef, voor Kinderen, uitgegaeven door de Maatfcliappij: 'Tot Nut van 'i Algemeex, 2. ftukjens, met een Kaartjen. - —: • 't - — hetzelve vermeer¬ derd «iét ccne Sjj[(jouë:te en hes leeyga des Schrijv-ers, op bess pipicr» - J  Stort ÏSegf'p van de Gcfchiedenisfen des Vaderlands, in Vraa» gen en And woorden. Leesboek voor de NeJerlandfche Jeugd, -ieerrijkc en Aangen.iame Onderhoudingen voor dc Jeugd, leesoefeningen voor Eerstbeginnenden , ten dienste der Schoo- len welke ingericht zijn ïiaar hét oogmerk der Maatfchap. ,J pi :" Tot'Nut van 't iilgtmtm. •Leevensgefchiedenisfen voor Jonge Lieden, ie. deel, behelzende het Loeven van M A. de Ruyter, door C. Rog. ge. e , dito se. deel, behelzende het Leeven van H. de Groot. M a r i n , ( P.) Methode Familière , uirgegeeven door J. v a a Bemmelett, veel verbeterde eu vermeerderde druk. Nieuvvenhui7.cn, (M ) Leesksjens, uitgcgeeven door de Maatfchappij : Tat Nut van 't Algemeen. ______ Tr»p der jeugd, uitgcgeeven door de Maatfch'ippij: 2W - Tut van 't Algemeen. Nieuw Spelboek, uitgcgeeven ten dienste der Nedérlandfche ' Schooljeugd. $* steur, (J. D.) Eerfte Ee^nfelen der Natuurlijke Historie, voor jonge Lieden, met Plaaten , 3. deelen. _ . Rudimenta, of Gronden der Nederdlütfche Spraake, uitge» geevcn door de Maatfchappij: Tut Nut van 'f Algemeen. Rechten ( de) van den Mcnsöh en Burger, en de Pligten daar» uit v'oordvloe'ijende, voor de Vaderlandfche Jeugd, opgedraagen a-ui de Maatfchappij: Tet Nut van 't Algemeen, Rogge, (C.) Jezus, een Voorneeld voor de Jeugd. Spel- en Leesboek-jen voor Eerstbeginnenden, uitgegeeven door de Maatfchappij: Tat Nut van 't Algemeen. Schrock en Curas, Kort Begrip der Algemeene Gefchiedenls, of Inleiding tot dezelve, uit het Hoogduitsch vertaald van wegen de Maatfchappij: tot Nut van 'f Algemeen , 2. flukjens. 3'ehoolboek der Weetenfchappen, met Plaaten. Salzman, de Stichtend Vermaakende Leeraar voor Kinderen cn Kindervrienden. — : Stichtend en Vermaakend Handboekjen voor Kinderen en Kindervrienden. Scthneither, (J. j:) Nieuwe Leerwijze, om Kinderen, binnen korten tiid, te leeren leezen en denken, met Plaaten. Verhandeling over het Onderwijs in het Spellen Leezen en Schrijven, uitgcgeeven door de Maatfchappij:" Tet Nul va-a '* Algemeen, met Plaaten. Voor Kinderen, tot Nut en Vermaak, met Plaatjens. Verzameling van Gedichtiens , ten dienste der Schooien. Winkelman, CO. R. F. W.) Themata, of Oefeningen over de onderfcheiden Reden-deelen. Zedenkundig Leesboekjïn voor kleine Kinderen, in a»ngcnss» flfc Verleningen.'  BRIEVEN,^ VOOR MIN EN MEER GEVORDERDE JONGE LIEDEN, ten dienst dek. sckoolen zoo wel, als ten algemeenen .gkbruike, geschikt. door EEN LID DES SCHOOLBESTUURS EENER DEPARTEMENTSSCHOiLE van de BATAAFSCHE MAATSCHAPPIJ TOT NUT V4N 'T ALGEMEEM. tweede stukje. Te L E r D E N hij D. du MORTIER en ZOON^ m d C C C.   INHOUD der £ R I E V E N va'n het tweede stukje. An dwoord pp 'den agt- en tagtisften Brief. Wat nadenken is en hoé nuttig. — 9c0 Middelen tegen kiespijn, en om goede ^ witte tanden te behouden. — 91. Hoe leelijk het vloeken is. *— 92. Over den regenboog. Wat die is en wanneer reeds daar geweest. Ros enmuller 'Handleiding tot het nuttig lezen des Bijbels. -— 93. Vervolg van den vorigen. Uit welke fchriften men de natuur leert kennen. *f 94- Zendclingfchap tot bekeering der Heide, nen iri Oostindic en elders. — 95* Rotterdammer Kermis befchreven. — 96, Vervolg van den vorigen. Over het geestenfpel. Een Advertisfement uit naam van phiudelp HiAj'om braaf te lag' chen, * 3 N". 97.  vi INHOUD der BRIEVEN. N°. 97. Vervolg en flot yan den vorigen. Over de kwakzalvers , met een belachlijk kwakzalver billet. — 98. Andwoord op de vorige brievere Brons-, wijl'er mis. — 99. Groote nuttigheid van den azijn in mee- nigvuldige gevallen. — ioo. Sneeuwlawinen in Zyitzerland er; hare geduchte uitwerkingen. — 101. Aardbevingen en vuurfpu.wen.de bergen. Derzelver nuttigheid. — 10:. Over de Heidenen en hunnen Godsdienst. — 103. Vuur en licht. Nut daar van. — 104. Wat te doen, als iets in de keel is He¬ ken gebleyen. — 105. Hoogmoed is groote zotheid. ~ -c6. Befchrijving van een klooster. Gefchiel denis der kloosters, munnikcn en non» nen. —. Ip7. Wat men yan droomen te houden heb» be. Hknnings daarover. Io8« Andwoord op den vorigen. Wat men denken moete van fpooken , tooverij, hekferij, voorbeduidfelen en naehtmerrij. Wageners fpookerijen. N°. 109,  INHOUD dèr BRIEVEN, vir N°.iop. Over de neus en het rieken. In martinet kan men over 1 menfchen zintuigen én zinnen lezen. Onderfcheid daar van. — ilo. Kiespijn door fijmpatbie verdreven. Hoe dit toega, en hoe men de koorts befpreke. i— lil. Wat ware weldadigheid zij en hoe men die moete beoefenen. — 112. Over het hart. Natuurlijk en zedelijk» Goed en flecht hart. — 113. Alle menfchen van één geüacht, maar nogthands zeer. verfcheiden. — 114. Over de lucht, derzelver zwaarte en het weerglas. De mensch wordt geftadig door meer dan veertig duizend pond lucht gedrukt. 115. Vervolg van den vorigen. Luchtpomp, Luchtbollen. — 116. Men moet ï niet bang voor de Turken wezen. =-117. Vervolg van den vorigen. Gefchiedenia van mahomed en den Mahomedaanfchen Godsdienst, Over de Turken en het Turkfche Rijk, N'.nS.  Vltl INHOUD öer BRIEVEN. N°.ll8. Over het vlas. Hoe het geteeld en bèi werkt worde en van wat gebruik het al zij. Spinwiel van eene nieuwe uitvinding. ~ 119-. Waar van men al papier make en- wat men, in vroegere, tijden, in deszelfs plaats gebruikt hebbe. — iao, Verfchillende handelwijs omtrent de over¬ ledenen bij onderfcheiden volken. — isiv Decimaal- of tiental-rekening. Hoe die bewerkt worde. — 1*2. Vervolg van den vorigen, — 123. Vervolg van den vorigen. — 124. Vervolg en Hot van de vorigen, ... • — 125. Verdeeling der Bataaffche Republiek in Departementen en Ringen. BRIK-  BRIEVEN- VOOR JONGE LIEDEN. LXXXIX. BRIEF. WAARDE VRIEND! Het gaat, bij veele jonge lieden, omtrent de befcliouwingen. der natuur, even als met het nadenken in het algemeen; z'j fchijnen 'er te traa* toe te z'jn. En evenwel is het zoo noodig en nuttig. Hje kan me i, zonder het zelve, ooit verfiandig worden? H)e zullen wij, onze dagelijkfche bezigheden zelfs, behoorlijk verrigten , zio wij niet alles, eer wij i*s ondernemen,'wei overdenken? Hoe zullen wij het beste voor ons kiezen, en ons voor het fchadelijke hoeden, wanneer wij niet letten op alles, wat ons voorkomt? In hoe vele gevallen zullen wij ons niet belachlijk maken, zo als het oude besje, dat eene raaf ging koopen, om te zien, of die vogels j»ok, gelij< men haar verteld had, honderd jaar oud werden ? En hoe zouden de menfchen zoo vele duizënde uitvindingen hebben kunnen doen, -waar van wij nog dagelijksch het nut en gemak genieten, bij vooi> beeld, fchepen, molens, klokken, windasfen enz. indien zij niet hadden willen nadenken, en het verftand gebruiken, dat God 'er hun toe gegeven heeft? A Maar,  X C. BRIEF. Maar, om geregeld na te denken, daar behoort ook al vrij wat toe, karel! Dan moet men zich niet enkel te vrede Hellen, met die kundigheden van zaken, welken wij, doormiddel van onze zintien en zintuigen verkrijgen, naamlijk door het gezigt, gehoor, gevoel, de reuk en den fmaak; maar ons verfland moet ook naar de oorzaak, eigenfchappcn en werkingen der dingen onderzoek, doen, het gelijke en ongelijke, het lioodzaaklijkc en het toevallige, het oogmerk en de daar toe dienende middelen, leeren kennen; uit het een en ander befluiten trekken; en zoo wel letten op hetgeen de dingen, met elkander overeenkomstigs, hebben, als waar in zij van elkander ondcrfcheiden zijn. \'"fcij herinnert u nog wel, vriendlief! hoe onze leermeester ons denkvermogen al fpelende oefende, wanneer hij ons , bij voorbeeld, water en wijn, lood en goud, hout en fteen , een oijevctar en een mensch enz. met elkander liet vergelijken? En hoe hij met ous MOitiïz proeve eener redeneerkunde voor de jeugd doorging? Gij weet dus ook, dat dit boekje zeer gefchikt is, -om jonge lieden tot nadenken op te leiden; maar dat ik fteeds uw vriend ben, weet gij niet; wel? GE ORG. X C. BRIEF. lieve vriendin! Het fpijt mij zeer, dat ik uw aangenaam gezelfchap, gister, heb moeten' misfenniet alleen , maar inzonderheid dat eene hevige kiespijn, waar aan gij, federt eenigen tijd, zo  6 XCI, XCII. BRIEF. X CI. BRIEF. bests vriend1. Hebt gij wel gemerkt, dat onze Speelmakker frans, van tijd tot tijd, zulke leelijke woorden begint te gebruiken, of dat hij telkens vloekt? Jk weet niet, waarde jongen het van daan haalt; hij moet het vast van andere kwade jongens of ondeugende bejaarde lieden hooren. Het ergst daar bij is, dat hij meent, dat het mooij ftaat, daar toch ieder vloek, ten minfte, een teeken is, dat men geene opvoeding hebbe en een onbefchaafd mensch zij. Hoe laf zou het Haan en hoe belachlij < zou men zich maken, wilde men, bij voorbeeld, om het andere woord, kurken ftop zeggen ! Nog erger wordt de zaak, wanneer men zich zclven of anderen , al vloekende, kwaad wenscht; want dit toont öf eenen hoogen trap van ligtzinnigheid, óf een boosaartig hart, aan. De naam van god en jezus moet men ook altijd met den diepften eerbied uitfpreken, en nooit ligtvaardig in den mond nemen- Willen wij hem eens te zamen daar over onderhouden, en hem zeggen, dat, zoo hij dit «iet nalaat, wij niet langer met hem verkeeren willen? Misfchicn heeft hij 'er nog nooit ernftig over na gedacht. ' LODEWIfK. XCII. BRIEF. lieve broeder! Gij vroegt mij gister, toen wij, op het veld wandelende", dien fchoonen Regenboog aan den hemel zagen , of ik ook wist, wat die zij en waar uit  XCII. BRIEF. 'i uit dezelve ontfta ? Ik heb u dit liever fchrifdijk dan mondlin* willen zeggen, eensdeels om mij in het bricffchrijven te oefenen, anderdeels, op dat gij het dan meermalen overlezen en 'er over nadenken kunt. De Regenboog is geen bijzonder gefchapen wezen, maar Hechts een verfcnijnfel dat zich vertoont , wanneer het aan de eene zijde van het luchtgewest regent, en aan den tegenovergeftelden kant de zon fchijnt. De zonneftralen worden naamlijk, in de neêrvallende regendruppels, gebroken , en in hunne zevenkleurige ftralen ontbonden ; en zoo vertoonen zich voor ons oog, bij den aewoonen regenboog, vanboven naar beneden gerekend, de roode, orange, geele, groene, blaauwe, purpere en violette kleuren. Tot die verfchijnfel wordt vereischt, dat de zon laag fta, en, om die rede, ziet men den regenboog in den zomer, nooit des midda:s, wanneer de zon zeer hoog ftaat maar altijd des morgens of des avonds. Dewijl de? zon rond is, vertoont zich ook de regenboom rond , en als een halve kring , om dat ^de andere helft onder de oppervlakte der aarde valt, \vaar nooit een regenboog plaats vinden kan. Somwijle ziet men flechts een ftuk van eenen boog, wanneer naamlijk daar, waar het overige gedeelte zijn moest, geene regendruppels voorhanden zijn. Buiten dezen gewoonen regenboog vertoont zich nu en dan cok nog een andere buitengewoone of omgekeerde , waar in de kleuren fiaauvver zijn en in eene juist tegenftrijdige rigting met den gewoonen. Dit komt daar vau daan, dewijl die flechts het affchijnfel of de weêrkaatfing van den gewoonen is, en dus de lichtftralen meer gebroken worden, eer zij in ons oog komen. A 4 AI$  8 XCIII. BRIEF. Als men gen. IX. vs. 12—17 zoo maar oppervlakkig leest , zou men ligtlijk kunnen denken, dat 'er, vóór dien vloed, waar uit noach °-ered werd , geen regenboog ooit zich vertoond&had. Dit kan echter niet wel zijn, om dat de zon toch ook, vóór dien tijd, wel eens tegen over eene regenencie wolk zal gedaan en die befchenen hebben, in welk geval 'er een regenboog ontdaan moest. Maar zoo dra men die plaats met vcidand en opmerkzaamheid leest, zal men ook zien, dat 'er alleenlijk gezegd wordt: God delde den regenboog tot een teeken voor noach, die 'cr&dus voorheen wel kon geweest zijn, maar nog niet tot een teeken gedeld was. Als wij eens ouder zijn, zullen wij daarom den Bijbel altijd oplettend en met nadenken lezen; en, om ons daar in te helpen, heeft Vader ons een fchoon boekje beloofd, naamïijk j. c. rose nMüllers Handlriding ter bevordering van het nuttig lezen des Bijbels, uitgekomen te Am [ter dam 1794. Nog iets, lieve broeder! wij kunnen zelf, in het klein, eenen regenboog maken, zoo wij, als de zon fchijnt, een fchippers-dwiil nat maken, en die rond draaijen. In de daaraf fpringende waterdruppels ziet men dan eenen franijengeheel ronden, regenboog. Ik heb dit zelf eens gezien. jan. XCIII. BRIEF. ■liefste broeder! Als men u den vinger geeft, Broertje; neemt gij de geheele hand. Pas heb ik u iets gezegd om-  XCIII. BRIEF. omtrent den Regenboog, of gij doet mij op nieuw eene ganfche menigte vragen , tot welker beandwoording ik bi;na eene geheele natuurkunde in het hoofd moest hebben; of voor u affchrijven, wat andere beroemde natuurkenners daar omtrent hebben laten drukken Ik prijs echter uwe weetgierigheid, en weet ook, dat ik verpligt ben, om anderen, en dus vooral u, mijn lieve broeder! de kundigheden, die ik bezitten mogt, mede tc deelen. Om nu alle uwe vragen naar regen, bonzen, wolken, wolkbreuken , daauw", mUt , rijp, ijs, hagel., en fneeuw, in ééns te beandwoorden, fchenk ik u, tot een' be wijs mijner broederliefde, inliggcndcn kleinen Ka'techiunus der natuur van wakti net, waar in gij nog al meer wetenwaardige dingen zult vinden , als van de zon, da maan, derzei ver loep en verdui\teringen ef eklipfen, dc kringen om zon en maan , bijzonnen en bii'manen, de Sterren, Stadrtfterren, zoogenaamde vallende fierren, 'dwaallichtjes' enz. Als gij ouder zijt, kunt gij ook den groot en Katechismus' van dien geleerden Predikant, zöllnïr en lange over de aarde en haare bewoners, en andere natuurkundige boeken meer, nalezen De Maatfchappij tot Nat v.m *t Algemeen, zcide Vader onlangs, zou, binnen kort, een natuurkundig Schoolboekje v»or de Jeugd, fli vier deeltjes, uitgeven. Daar zullen wij Vader om verzoeken , en er dan te zamen braaf in lezen. Misfchien is het nu wel al gedrukt! 6 Ik verlan» 'er zoo naar! * jan. & 5 XCIV,  w XCIV. BRIE F. XCIV. BRIEF. GELIEFDE VRIEND! Voorleden week kregen wij eenen brief van mijnen broeder uit Oostindië. Dus noemt men het zuidelijk gedeelte van A/ie, benevens de Eilanden, die caar omftreeks liggen. Raad eens, wat mijn broeder daar ujcregt ? Heidenen en Mahomedanen tot net kristendom bekeren. In Denemarken is, ledert het jaar 1703, eene inrigting tot Hand gekomen, waar d:jor jonge Geleerden , bijzonder J-redikanten, onderhouden worden, die naar AM moeten oyerftcken, om aldaar het Kristendom uit te breiden. Zulke Leeraars nu heten Zendelingen pf AJtifiofKirisfen, en de inrigting zelve zoo wel, als de bezigheid, die zij verrigten, heet zenduig of zendelmg/chap. Dit is een moeiliike arbeid, met vele bezwaarnisfen, ongemakken en gevaren zelfs verknocht. De Zendelingen moeten noouzaadijk eerst de taal van ieder land of gewest, wa»r zjj komen, leeren, zich met de zeden", denkbeelden, gebruiken en levenswijs der inwoners bekend maken, en voords allerleij middelen en wegen beproeven, om de menfchen hun oud geloof ie doen verlaten en hen tot het Kristendom over te halen. Tot hier toe echter is hun dit, in het algemeen, nog niet zonderling gelukt. De menfchen, die daar wonen, blijven even zoo geerne bij hunnen oudvaderlijken Godsdienst, ah de menfchen hier te la d, al brengt men hen ook no°zoo zeer het verkeerde van hun gevoelen onder het oog, en al zoekt men hen ook betere denkbeelden in te boezemen Daar bij komt, dat men die menfchen met alleen je zus eenvoudiger Godsdienst, maar nog daar te boven de 'bijzondere mensen-  XCV. BRIEF. li menschlijke Hellingen van deze of gene Kristengezindte of Godsdienstig Genootfchap, poogt in te boezemen ,en meenigmaal zelfs de laatlten met meer ijver, dan den cerir.cn. De talrijkHe Gemeente vindt men te Tranquebar, op de kust van Koromandelin Oostindic, den Deenen toebehoorende, en die Gemeente is Luthersch. Zoudt gij wel lust hebben, om eens zulk een Zendeling te worden? Men heefc 'er veel gelegenheid, om iets te leeren en te ondervinden. Men behoeft zich ook Hechts tot een zeker aantal jaren te vcrpligtcn, na welker verloop dc Zendelingen, die zich goed gedragen hebben, voor het overige van hun leven verzorgd worden. Aan gelegenheid , om 'er eens toe te geraken , zal het u niet ontbreken , want niet alleen in Londen, de Hoofdflad van Engeland is, op nieuw, in het jaar 1795, eene Maatfchappij van Zendeling ichap ter prediking van hei Éuaiigelie in Heidenfcln Landen, opgerigt, die het oog boven al op dc Eilanden in de Zuidzee gevestigd heeft, maar ook in ons Vaderland, bijzonderlijk te Rotter aam, biedt men aan dit ontwerp de hand. Nu, bedenk u eens, en vaar wel! ANDREAS, XCV. B R I E F. WAARDS TE VRIEND! Verwonder-u niet, dat ik u, in eenige weken niet heb kunnen.fchn'jven ;. het is hier kermis cc-' weest, gelijk gij -veer, en daar moest ik immers bij zijn! Wilt gij mij nu mijne flordigheid vergeven , dan zal ik u bet een en ander van de kermis meiden, waar uit gij ten minftc zult kunnen zien, dar  ïi XCV. BRIEF. dat ik 'er mijnen tijd niet geheel ijdel heb verlieten. Wel aan, luister dan! Van alle de koopwaren, die hier op kermis komen, rn van het gewoel der menfchen, dat 'er dan op fh-aat en in de herbergen, plaats vindt, zal ik u niets melden. Gij hebt wel meer eene kermis bijgewoond en de eene. gelijkt hier in juist op de andere Dat het een flechte tijd is, zoo als de menfchen thands algemeen zeggen , kon men geenszins merken, dan alleen aan de klagten van fommige kramers , de modekramers evenwel ook nog uitgezonderd. Versheiden FauxhaWs waren opgepropt vol volk , den geheelen nacht door. Fauxhalrs weet gij, zijn ruime open plaa-fen of tuinen , verlicht door duizende bierglazen met brandende pitten, in vochten van allerleij kleuren waar men wandelt, in loges en prieëlen zit lekker eet en drinkt, en het ftreelendst muziek hoort van daar toe gebouwde balkons , of zich in de danszaal gaat verlustigen. De Spellen waren van dit jaar meemgvuldig. Hier deden Koordedanfers de gevaarhjkfte draaijingen en fprongen , die mij wel deden verwonderd ftaan over de buigzaamheid van het menschlijk ligchaam, over de vaardigheid errbehendigheid, die men door oefening verkrijgen kan; maar welken mij nogthands even min omvielen als dc Paardenvellen, offchoon die mij een nieuw' bewijs voor de leerzaamheid der dieren waren; om dat de menfchen 'er zich ]igtvaardi<* bij wa»en zulke kunstjes geen nut doen altoos, en integen' deel eene meemgte menfchen, die 'er hunnen'tiid aan opofferen, voor de Maatfchappij doen verloren gaan. Daar zag men eenen Goochelaar, wien boeren en onkundige gemeene lieden voor eenen toovenaar hielden, om dat hij, door gaauwigheid, eene meemgte kunstftukjes verrigtte, waar'van zij de mogelijk-  XCVI. BRIEF. i3 lijkheid niet begrepen. Ginds zag men een Spel, waar in honden en apen komoedie fpeelden, zeer natuurlijk, maar in Pantomime, dat is, ltom en enkel met gebaren. Elders vertoonde men allerleij dieren, leeuwen, ti'gers, meerkatten, witte beeren enz. en dit zag ii< geerne, om dat men 'er toch nog iets uit leert, en beesten ziet, uit andere gewesten , die men anders niet zien zou Ook was ik, op eenen avond, in het Spel van den aartij-en Glasblazer, wiens kunst, in het fpoedig vervaardigen van a'lleileij huisraad en bloemen ,uit glas in het klein, en met allerleij kleuren . ik zeer bewonderde , terwijl ik mij een fraaij bloempotje, tot eene gedachtenis , kocht. Het wasfche beelden Spel ben ik vooral niet voorbij geloopen, dat mij, om de menschlijke kunst, in het zoo juist trefl'en der gelaatstrekken van perfonen, die men in wasch geboetfeerd had, niet minder beviel. Ik ben mede in het Geesten/pel geweest, en heb u ook no?; wat van de Kwakzalvers te zeggen; maar dit in één of een paar volgende brieven , want ik moet u fchrijven in de tusichen uren, die mij van mijn dagelijksch werk overfchieten; daar de kermis mij hier in ook nog al wat te rug gezet heeft, en werken toch boven het vermaak gaat. Andwoord intusfehen eens aan uwen vriend Rotterdam. Den gijsbert. io. Sept. 1798. XC VI. BRIE F. beste vriend! In afwachting van uw andwoord, zal ik maar voordgaan, 11 iets over het Geenenfpel te fchrijven. Zoudt gij wel denken , dat vele menfehen nog zoo " bij-  14 XCVI. BRIEF. bijgeloovig waren, om zich te verbeelden, dat hier tooverij plaats greep, dat 'er wezenlijk Geesten verfchencn, en da: Phihdor, (zoo noemde zich de man die me: het Spel Hond,) overledenen, wien men maar begeren mogt. uit het rijk der dooden kon oproepen, zoo dat zij dus bang waren, om in het Spel te gaan? En evenwel is dit zoo. Ja, wat meer is, hoewel dc man, vóór de vertooning,, nadruklijk verklaarde , dat alles natuurlijk toeging, en door kunst bewerkt werd, terwijl hij veizogt, niet te gooijen, op dat men zijne kunstwerktuigen niet bedierf, begonnen 'er evenwel eenigen van vrees te gillen, toen 'er zoogenaamde geesten, van omtrent een voet lengte, verfchenen. Gij lacht 'er om, en ik lachte mede; maar nu kunt sij u ligtlijk verbeelden , hoe fluwe bedriegers , vóór eenige Eeuwen, toen de menfchen in het algemeen nog veel dommer waren, dan nu, door zulke vertoohingen, waarbij zij dan nog allerleij andere fchrikinboezemende grimasfen voegden, en die zij voor wezenlijke eeestverfchijnin; en uitgaven, bijgeloovige lieden nog bijgelooviger maken, vrees aanjagen, cn tot alles brengen konden, wat zii zelf wilden. Maar, laat ik u befchrijven, -wat hier nu te zien was, en hoe alles toeging. Daar men, na eenige voorafgaande kunstftukjes, meestal met de Magneet of den Zeïlftecn bewerkt, eensklaps dompers over de lampen liet vallen, werd het plotsling pikdonker; doormiddel van eenen bulderwagen, »elijk men in de Komoedie heeft, verwekte men eenen "rollenden donder, en met fijn gefloten harts of colophonie, door een licht geblazen, iets, dat naar blikfem gelijken moest, waar bij nog een gefchilderde blikfem kwam,door tooverlantaarn en holfpiegel vertoond, die den blikfem juist riet zeer gelukkig naarbootiïe. M«n hoorde mede een getafcs 'van regen en hagel, ver*  xcvi. brief. ï5 verwekt door een langwerpig; werktuig, als een kasje, waar in van binnen latjes of plankjes mee gaatjes, door welken geftadig looden hagelkorrels of erwten liepen. Nu zag men geiïalten verfchijnen, niet welken men begeerde, want die kunnen niet vertoond worden , of men moest ze Voorheen kunnen fchilderen, maar van eenige bekende perfont n bij voorbeeld van voltairk , den beroemden rus' de rik, gewezen Koning van Pruifen enz. en eindelijk een doodsgeraamtè. Ijk waren, natuurlijk, niet anders, dan op glas gefchilderde beeldjes, die in eenen tooverlantaarn vertoond werden, terwijl de holfpiegels, die men 'er bij gebruikte, de beeldjes den aanfehouwers, als het ware, deden naderen, en ze ftraks weêr van dezelven verwijderden. Somtijds veranderden de zoo;enoemde geesten ook* eensklaps van gedaante, zoo als de dood in eenen engel, dat is, men fchoof fchielijk een ander glas in dc lantaarn, cn om zulks voor het oog'der toekijkers te verbergen, fchudde men de beeldjes zoo, dat men eanige oo enblikkcn hunne gedaante niet herkennen kon. Gij-begrijpt ligtlijk, dat dc aanfehouwers van al den toeflel van tooverlantaarn hoifpiegel, bulderwagen enz. niets te zien krijgen' want het is juist donker, en men verklaart hen "ook de zaak niet, wam dan was'er de aartigheid af. Mijn Vader zeide, het ware goed, dat ik in dit Spel ging, om te zien, wat men al door kunst bewerken kon, en hij verklaarde mij alles zoo, ais ik het u. thands berigt heb, om mij voor bijgeloof te bewaren. Daar gij geerne eens de lever fchudt, zal ik u tot befluit^ook daar toe gelegenheid geven Luister! In het jaar 1777 was phii.adei.phia, die mede overal rondreisde, om zijne kunstfhikken te yertoonci), ook m zekere Afcadeniieftad aangeland, en  16 XCVI. BRIEF. en had zijne aankomst, benevens dag en uur, wanneer hij fpelen zou , op eene inoevende wijze, in een aangeplakt billet , aangekondigd. Onder anderen had hij verfehciden Hukken beloofd, die zich, zonder hekferij, niet wel denken of doen lieten. Eender Hoogleeraren, (Profesforen) wien het verdroot, dat zulk een mensch, in eene Stad, waar zich eene Hooge School bevond, het gezond verftand ging hoon fpreken , liet, des nachts, het billet van philad&lphia affcheuren, en het volgende, in deszelfs plaats, aanplakken. „op begeertk , derde druk." ,, Avertisfemcnt." „ Aan alle liefhebbers der bovennatuurlijke Phy/ica wordt hier mede bekend gemaakt, dat, vóór een paar dagen, de wereldberoemde toovenaar philadelphus phit. adelphia , van wien reeds cardanus, in zijn boek de naiuia fupernaturali gewaagt,terwijl hij hem eenen man noemt, door Hi' mel en HfL BENifn, alhier met dc gewone fchuit is aangeland, offchoon het hem ook ligt zou hebben gevallen, door de lucht te'komen, liij is naamlijk dezelfde, die, in het iaar 1^.82, te Venetië, op de openlijke markt, een kluwen bindtouw in de wolken fmeet, en langs hetzelve in dc lucht klauterde, tot dat men hem niet meer zag. 1-hj zal, op den 9. Januarij dezes jaars, beginnen , met zijn kunstflukken van een .vulden , -openlijk heimlijk aan het publiek te vertoonen, en weekiijks tot grooteren voordgaan, tot dat hij eindelijk aan zijne 500 dukatenftukken komt, waar onder zich eenigen bevinden, die, zonder roem te melden, het wonderi are zelfs, overtreffen, ia, om zoo te fpreken, volftrekt onmogelijk zijn," » Hij  XCVI. BRIEF. 4, Hij heeft de gunst genoten, om, voor alle hooge en lage Potentaten in alle vier werelddeelen, en de voorige week nog in het vijfde zelfs, voor hare Koninglijke Majesteit, de Vorstin obsiea op Otaieite, met de hoogfte goedkeuring, zijne kunstftukken te vertoonen." „ Hij zal zich hier alle dagen, en alle uren op den dag, laten zien, uitgezonderd Maandags en Donderdags, wanneer hij het Eerwaardig Congres zijner landslieden, te Philadelphia, de grillen verdrijft^ ook niet voormiddags van 11 tot 12, wanneerhij te Konjiantinopolen geëngageerd is, als mede niet van 12 tot 1 uur, wanneer hij het middagmaal houdt." " „ Van de alledaags Stukjes voor een-gulden zullen wij eenigen opgeven, niet zoo zeer de besten, als wel de zoodanigen, die wij, met de minfte woorden, befchrijven kunnen " „ 1. Neemt hij, zonder uit het vertrek te gaan, den weerhaan van den eenen toren en plaatst dien op den anderen, terwijl hij hem, na een paar minuten, weêr op de vorige plaats brengt. NB. Alles zonder magneet, enkel door gaauwigheid," „ 2. Neemt hij zes loot best rattenkruid, kookt het in twee pinten melk, en trafteert 'er de dames op. Zoo dra zij mislijk worden, laat hij ze twee of drie lepels, vol gefmolren lood, nadrinken, en het gezelfchap vertrekt lachend en goeds moeds." ,, 3. Laat hij zich eene bijl brengen, en flaat 'er een mansperfoon mede voor het hoofd, zoo dat hij, als dood, ter aarde valt. Zoo dra de man op den grond ligt, geeft hij-hem nog eenen flag, wanneer dezelve fluks opftaat en gewoonlijk vraa°t, wat voor eene muziek dit was? Voor het overige zoo gezond , als te voren." B „4.  18 XCVII. BRIEF. „ 4. Hij trekt drie of vier dames zachtjes de tanden uit, laat die door het gezelfchap, in een beursje, braaf door elkander fchudden, laadt ze voords in een klein veldftukje, en vuurt het af tegen het hoofd der dames, wanneer elk hare tanden weêr zuiver en wit in den mond heeft." „ 5. Volgt een metaphijfisch Huk , anders gemeenlijk zScumeta fifica genoemd ,waar in hij toont, dat iets, in de daad, te gelijk zijn en niet zijn kan. Dit vereischt groote toebereidfelen en kosten, en, alleen ter eere van de Akademie, verrigt hij het voor een gulden " „ 6, Neemt hij den omftanderen alle hunne horologien, ringen en juwelen af, ook, wanneer men zulks begeert, hun geld, en geeft elk daar voor eene quitantie in plaats. Hier op gooit hij alles in een koffer, vertrekt en reist daar mede naar Nergendshuizen. Agt dagen daarna fcheurt elk zijne quitantie in Hukken, en oogenbliklijk na dat zulks' volbragt is, zijn de horologien, ringen en juwelen eok weêr daar." „ Met dit kunstftuk heeft hij veel geld verdiend. NB. üeze week nog vertoont hij zijne Hukken in zijn. logement, na dien tijd echter hoog in de lucht, vlak boven de groote markt. Want, wie niets betaalt, ziet niets. „ L. . . . den 13. Januarij 1777." Is dat niet een lange Epistel? Nu, vermaak 'er u mede. gijsbert. XCVIL BRIEF. lieve vriend! Terwijl ik mij de vingers aan u krom fchrijf, widwoordt gij mij niet eene enkele letter! Dat is  XCVII. BRIEF. i9 is todh waarlijk niet mooij! Nu, ik zal thands mijne gewigtige ftofFe geheel ten einde brengen, en , krijg ik dan niet fpoedig eenen brief, opgehoopt met dankbetuigingen, zoo fchrijf ik u in geen half jaar weêr. Maar ter zake. Over de Kwakzalvers had ik u iets beloofd te zullen zeggen. Eij lieve! lees eersteens hetgeen hier volgt, en dat ik uit een kwakzal veradvertisfement van iemand, die hier juist op de kermis was, getrouwhjk heb afgefchreven. Het is der moeite waardig. „ j. R. de Soon van Mejuff. SCHOUERMAN " „ OPBATEUR EN GESTUDEERD TE LEYDEN. „Dewelkenhet geluk gehad hebben, om met hun 1tater te ftaan, door de permisfte van de Munietpaliteit binnen GOUDA, en thans gelogeert op de binmwhg, ten huize van huybert grootmkijer, inde hollandsche TuifN even buiten ROTTERDAM." ,, Het is nooit mijne gewoonte oir, door brievea ot bilhetten bekend temaaken, maarvinde mii verpligt, doordien dat zig veelen praaiende Kwakzalvers met ontzien, zich van mijn door veele jaari^e praftijk bekomen Roem te bedienen, zulfs mijn JNaam en Woonplaats in hunne billieten gebruiken waar door dat meenig Patiënt misleid en bedorven word, en alzo ons dagelijks daar vanklagten voorkomen van zulke onwetende Naam Docloren die met valfche Latijnfche woorden hun konst willen opheffen „ Door voornoemde worden, onder Gods Zeo veel te minder tot zonden verlokt te worden, in woestenijen, grotten en holen begaven. Men noemde ze heremij ten, dat is, bewooners der woestijnen, kluizenaars. Naderhand vereenigden zich fommigen hunner, op aanraden van den Egijptifchen kluizenaar antoniüs, om gezelfchaplijk', volgends zeker voorfchrifc, hun, gebed te doen en hunnen Godsdienst uit te oefenen. Die kluizenaars dus, ' welken aan zekeren bepaalden oord of op zekeren berg hun verblijf hadden komen nemen, voegden zich bij elkander, gc-rnmjgeri betrokken oqk bijzondere Huizen, on leei-  CVI. BRIEF. 39 leefden van den arbeid hunner handen , of van het vermogen, dat zij met zich bragten, of ook van gefchenken. Hier uit ontftonden, in het vervol»-, de kloosters, die hunnen naam van het latijnfche woord Clauflrum ontlee;.en, dewijl het i.no-elioten woningen zijn zouden, en de n.iam munnik duidt eenen eenzamen aan. Den opzigter van zulk een klooster, die de orde onder de medeleden moest bewaren en toezien, dat de ingevoerde levenswijze in acht genomen en de behoorlijke bezigheden verrigt werden, tot welk ambt men gewoonlijk den oudftcn van het gezclfchap koos, noemden zij Abbas, hetwelk Vader heet, en waar uit het woord Abt ontftaan is. Naardien nu deze inrigtin<*, ten dien tijde, onder dc Kristenen veel bijval vond, ontftonden 'er wel dra, in alle landen $ waar de Kristelijke Godsdienst verbreid werd , kloosters. De vrou ven zelfs kregen 'er fmaak in. Zij ristten foortgelijke eezelfchappen op, en . werden°dan Nonnen, dat is moeders genoemd. Vervolgends vereenigden zich velen dezer mimniken, om, naar hetzelfde voorfchriii:, re leven. Daar uit ontftonden de erds'?. Den oudften deze) Orde's in Europa ftichtte de Abt b en edik t os in Italië, omtrent het jaar 5.-0. Allen, die in zulk eene orde traden, moesten beloven, hunnen bet velvoerderen blindlings te gehoorzamen, hujnn* lusten te beteugelen, geene fchatten te vergaderen en zich aan de voorgefchrevene Godsdienstoefeningen te onderwerpen.. Dewijl echter deze , geordende Geestlijken-; zich- evenwel, in, het vervolg.,- dat de menfchen, van jeugd at, gewoon zijn, zich met dezen last te bewegen. In het vervolg meer hier van! RODOLF, CXV. BRIEF, BESTE VRIEND! Mdgt gij, door mijnen vorigen brief, 'er nog niet volkomen van overtuigd zijn, dat de lucht zwaarte bezitte, cn, uit hoofde van dezelve, ons zoo wel als alle andere ligchaamen drukke ; ik zal u nog meer bewijzen daar voor bijbrengen.*-* Wie eene luchtpomp heeft, dat een werktuig is, waar mede men de lucht uit vlesfchen en andere dingen halen kan, die kan de lucht zelfs wegen. Zoo hij dezelve naamlijk uit eenen hollen kogel van metaal of glas pompt, en daar op den kogel weegt, zal hij bevinden, dat dezelve ligter is geworden. Laat hij 'er echter weêr de lucht influipen, dan zal de kogel de vorige zwaarte weder krijgen. Van deze kragt der lucht komt het ook, dat zij zelve iets dragen kan. Hoe zou het anders mogelijk wezen , dat groote wolken, die dikwijls zoo veel water bevatten, en andere dingen, bij voorbeeld, vederen, ftof, bladeren, vogelen enz. zich in dezelve konden bph< uden en rondzwerven! Ja alle dingen, die, naar hunnen omtrek, ligter, dan de lucht, zijn, wier plaats zij innemen, worden in dezelve gedragen. Hier in heeft men medé den grond te zoeken, waarom men in (ie lucht kan varen met een Hoort van fchip. Zulk een fchip beftaat uit eene blaas of bal, Van dun en ligt goed, als zijde, taf en foortge- lij-  6o CXVI. BRIEF. lijke dingen, of van fijne beestenhuiden , en uit een klein fcheepje, dat men daar onder han^t, en waar in men zich nederzetten kan. Uit deze blaas of bal wordt de lucht gedreven, niet door middel eener luchtpomp, maar door de warmte van het vuur, waar mede zij wordt opgevuld want vuur is ligter dan lucht. Is de bal hier door nu ligter, dan de lucht, geworden, wierplaats dezelve inneemt, dan wordt hij, en het fchip, dat daar onder hangt, door de buitenlucht omhoog Gevoerd. Hoe grooter zulk een bal is, zoo veel te meer kan hij roet zien opheffen, In de Couranten zult gij wel eens gelezen hebben , dat blanchard en meer anderen, door middel van zulk eenen luchtbal, die met zekere gom of vernis beftreken wordt, op dat 'er de warme lucht niet uit zou dringen, zich hebben laten omhoog heffen en mijlen ver wegvoeren. — Zoo gaan ook de vogelen te werk. "Willen zij omhoog vliegen, dan blazen zij de borst hol, zoo dat de lucht daar in verdund wordt en hun ligchaam eene grootere ruimte beflaat, w Dan genoeg voor heden!'Vaar wel! RUDOI.Fi CXVI, BRIEF, wa arde vriend! De Turken, meent gij, zijn affchuuwlijke menfchen, bij uitftek wreedaardig, bloedgierig, woest en vijandig gezind te>-en alle andere menfchen? Cbeloof dat toch niet! liet zijn menfchen, even als wij. Zekerlijk hebben zij, toen zij eerst uit ysfie kwamen opdagen, en landen, in Europa, veroverden , door gewelddadigheden fchrik aangejaagd. Dan hier aan waren de Kristenen pok al zelf fchuld ,  CXVII. BRIEF. 61 fchuld,,terwijl zij zich flecht tegen deTurken verweerden , en, wat nog Hechter was, niet altijd hielden, wat zij hen beloofden , of hun woord niet geftand deden. Hier door werden de Turken nu zeer verbitterd en befchousvden de Kristenen als nietswaardige menfchen. Tegenwoordig behoeven wij voor de Turken niet te vreezen. Zij zullen hier niet komen, en kunnen ook tegen de krijgskunde der Europeanen niet veel uitrigten. Wees 'er maar niet bang voor en vaar wel! LODEWIJK, CXVII. BRIEF. WAARDE VRIEND! De Turken, waar van ik u, in mijnen vorigen brief, gemeld heb, en van welken gij meer verlangt te weten, hebben eenen anderen Godsdienst, dan wij. Onze Godsdienst werd, gelijk gij weet, door eenen Jood van afkomst, met name ja zus, gefticht. Deze man leeraarde, hoe men God kon leeren kennen , en hoe men leven moete, om gelukkig te zijn. De Godsdienst der Turken is gedicht door hahomgd. Deze man was uit de Stad Mekka in Arabie geboortig, het welk een landfchap in Afie is, liggende tusfchen de Perzifche golf en de roode Zee. Hij zag het licht in het jaar 570 na de geboorte van kristus. Zijne ouders ftierven vroegtijdig en lieten hem niet veel na; maar zijns vaders broeder nam zich zijner aan en leidde hem tot den koophandel op, waar in hij ook zoo bekwaam werd, dat de weduwe van zeker rijk koopman, cadisga genaamd, hem totbeftuurder maakte van haar geheel vermogen, ja hem eindelijk ten huwelijk nam. In nlaats van ' " ' zich  64 CXVlI. BRIEF. Zich nu aan een lui eri gemakiijk leven over ré geven, vatte hij het voornemen op, om eenen nieuwen Godsdienst uit te denken en in Arabie in te Voeren Op zijne reizen had hij rdeenigerlei volken, zedëb 4 denkbeelden en Godsdienïïcn leeren kennen, maar ook vele fouten en gebreken daar in ontdekt. Hij zag, dat de heidenen afgoderij dreven en de Kristenen zich aan den beeldendienst en vele wanbegrippen overgaven. Van deze dwalingen wilde hij deri Godsdienst weêr zuiveren, en beweerde derhalve, als de een'tc grondwaarheid: 'er is maar één God, die alles gefcfulpen heeft en onderhoudt dezen God, dien gif miskent, tvit ik. mahomkd, it keren kennen. — Hoe verftandig en welmee'nend dit riü ook gc« dacht mogt wezen, het beviel nogthands zijnen landslieden Éïet, die aan hunne oude bijgeïoovige' begrippen verkleefd waren ; mahomed* 'in tegendeel, kreeg zoo vele vijanden, dat hij uit Mekka vlugten moest. Hij begaf zich naar Medina . eene' andere fiad in Arabic. Deze vlugc, die men Hegira (Hetfchirs) noemt, gefchiedd'e in het jaar 622. Met dezelve begint maktomeo's Godsdienst, en daarom rekenen desZeifs belijders hun iaartal van den" tijd dier vlugt af, gelijk de Kristenen hunne jaartelling met de geboorte van kristus begonnen. Te Medina was mühomïd gelukkiger. Zijne nieuwe kei- vond aldaar veel bijval en hij verwierf zich, door zijne innemende welfpreekendheid,, zijn voorzigtig gedrag, zijne wakkerheid en moed, eene meenigte vrienden en aanhangers. Al wie zich tegen hem aankantte, werd nu als vijand behandeld , en wie den nieuwen Godsdienst niet vrijwillig verkoos te omhelzen, werd 'er met geweld toe gedwongen, want mahomed geloofde ook, het welk niet ^oed was, dat men de menfchen dwingen mógt,  CXVII. BRIEF. 63 mogt, om betere begrippen aan te nemen, zoo zij hardnekkig bij hunne oude dwalende gevoelens blijven wilden. Hij veroverde Mekka en onderwierp geheel Ai abie wel dra aan zijne bevelen en aan zijnen Godsdienst. Hij dierf eindelijk in het jaar 632, als de dichter van eenen nieuwen Godsdienst en van een nieuw Rijk. — Zijne vrienden roemen van hem, dat hij wonderwerken of bovennatuurlijke dingen verrigt hebbe; maar zijne tegenftanders geven zulks als" bedrog op. Zeker is het ook, dat een bloot mensch zulke wonderwerken niet doen kan. mahomed's Godsdienst bedond hoofdzaaklijk in de volgende leerdukken. 'Er is maar één God, onbegrijplijk naar zijn wezen en eigenfehappen, die alles in de ganfche wereld, naar 'zijnen wijzen wil geordend en vastgedeld heeft. Die God heeft zich aan eenige niÊBfchen geopenbaard en hen bevolen, om boeken van Godlijke dingen te fchrijven. De menfchen, die goed en deugdzaam leven, en zich eens regtfehapen wandels bevlijtigen, zullen daar door gelukkig worden; maar de kwaden en ondeugenden zullen de gevolgen hunner wanbedrijven moeten ondervinden. — De menfchen moeten vlijtig bidden , hun vertrouwen op God Hellen, den armen aalmoezen geven, het fpel en de waarzeggerij niet beminnen^ matig leven, en eindelijk behoort elk belijder van dezen Godsdienst, éénmaal in zijn leven ten minde, naar Mekka te reizen, om zich, bij mamomïd's graf, der weldaden van dien grooten leeraar des Godsdiensts dankbaar te herinneren. Met deze leerdellingen en voorfchriften van mahomed echter is het, naderhand, even zoo gegaan, als met de leere van jezus. Men heeft ze met bijvoegfelcn vermeerderd, misvormd en ver*  <54 CXVII, B R I É F. verduisterd, mahomed's opvolgersin het Priesterdom verzamelden zijne woorden eii gefprekken, en beféhreven zijne daden in een boek, ésxzx] Koran (Boek, of Al-Koran hét Boek) noemden, het welk dé Bijbel der Mahomedanen is en door hcri zeer hoog gefchat wordt. In dit boek is, naar het gevoelen der Mahomedaanfche priesters, de hoogde wijsheid begrepen. Zij bewijzen daar uit, hoe' dikwerf en hoe lang men bidden en vasten moete, hoe meenigmaal men zich behoore te wasichen, dat fflen geen wijn moete drinken enz. zij geven voor, dat de vromen eenmaal , na den dood, in een Paradijs (eenen vrolijken en aangenamen oord) komen, alwaar zij door fraaije meisjes ( Houris genaamd ) en door fchoone jongelingen (Gilmans) bediend worden. Ook zijn 'er, gelooven zij, Engelen volmaakter en beter, dan de menfchen, en'fteeds bereid tot den dienst vart God. mahomed's aanhangers breidden nü, na zijnen dood, den nieuwen Godsdienst, door hem gedicht, hoe langs zoo meer uit. Hunne bewindslieden noemden 'zij Kalifs, die koningen en priesters te gelijk waren, eh in de dad Bagdad woonden, welke in die dreek van Afit ligt, waar dé rivieren de Tiger en de Eu/raat te zamen vloeijen. Binnen weinige jaaren veroverden zij groote landdreeken in Afie, Afrika, ja zelfs in Europa,■ Spanje, Portugal en het eiland Sicilië. Dit verbazend wijd uitgedrekt Rijk echter, dat zich, van dé grenspalen van Indie af, tot aan Lisfabon toe, uitbreidde, en nog veel gróoter was, dan tegenwoordig Rusland, bedond niet lang. De fladhoüders in de afgeleten Provintien werden huri opperhoofd te Bagdad oivehoorzaam en herfchiepen zich zeiven in Vorsten, Het wersl insgelijks doof  CXVII. BRIEF* 65 door vreemde vol'ten aangevallen. 0~>der de laatden bevonden zich de Turken. . De Turkfche natie woonde in Afie aan de Kaspifche Zee. Ia den beginne vereenigie zij zich met, de Arabieren, die, omtrent dien tijd, Saracenen heetten, omhelsde den Mahomedaanfc'nen Godsdienst, en verbonden zich met de Kalifs, om veroveringen te maken, Eenen tij 1 lang ging zulks ook goed en leefden zij vreedzaam" met elkander. Maar omtrent het jaar iooo kregen de Turken de overhand in het Kalifaat en wierpén zich tot Heeren en meesters op der Arabieren of Saracenen. Op deze wijze nu ontdond hei. 'Lurkfchc Kiik, dat zeer magtig werd. Bijzonder werd de heerfchappij der .Turken door zekeren ottoman (of* osman), een fchrander en dapper Vorst, bevestigd en uitgebreid. Zijne navolgers, die Sulfaten (Soldanen) genoemd werden, drongen in Europaen een van dezelven veroverde zelfs, in het jaar 14^3, de dad Konflantinopolen, waar, ten dien tijde, nog een Kristen Keizer regeerde, die van de oude Romeinen afdamde, w er Keizerrijk, gelijk gij weet, eens in twee deelen, het Oosterfche en Westerfche, verdeeld werd. Sedert wonen de Sultans bedendig te Konfl'antinnpolen, dat de Turken Stambul noemen , terwij! zij den Tijtel van Keizer voeren. Zeer dikwijls beoorloog" den zij de aangrenzende Rijken, als Rusland, Polen, Hongarije, ja drongen een paar maal zelfs tot in Duitschland. — De Turken noemen hunne regering de Ottomanfche of Osmanfche Porte, hunnen Soldan of Keizer, den graoten Heer en zich zei ven Ottomannen of Osmannen, ter gedachtenis van dien osman, dewelke hun Rijk gegrondvest heeft. — Hoe geducht zij ook eertijds, uit •hoofde hunner dapperheid, en woestheid waren, E heb-  66 CXVIII. BRIEF. hebben zij nogthands, federt eenigen tijd, niets gewigtigs meer kunnen uitrigten, maar hebben hunne naburen het hen zeer dikwerf te benaauwd gemaakt, Zij blijven ftandvastig bij hunne oude gewoonten en inrigtingen, geene verbeteringen altoos gedoogende Van daar, dat de Europeanen hen in alle kunftën en wetenfchappen, maar in de krijgskunde bijzonder, ver voor uit zijn. Dat heet eenen brief gefchreven ! Maar gij wil» det het zoo hebben. Uw vriend LODEWIJ K, CXVIII. BRIEF. LIEVE VRIENDIN! Een meisje, dat in de ftad woont, is het wel te vergeven, in gevalle zij weinig of niets, weet van de •lasteelt en deszelfs bemerking. Maar het is goed, dat gij 'er ten minfte naar vraagt, en ik zal 'er u daarom geerne alles van zeggen, wat ik 'er zelve van weet. Inrusfchen zal ik het vlas zelf laten fpreken Het zou, had het dit vermogen, omtrent het volgende van zijn leven en lotgevallen verhalen ,, Ik behoor, onder de planten, tot die veel„ vuldige en nuttige foort, welke men gras noemt. „ Het iVoordlijk gedeelte van A/te, als mede de landftreken in Euroua, die naar dit werelddeel „ toe liggen . zijn mijn eigenlijk vaderland. Van „ daar hebben mij de menfchen, naar bijkans alle „ andere landen , overgebragt, en men koopt, nog ja rlijks, vele fchepen vol van mijn zaad, „ uit Rusland', Polen en Prut/en, dewijl ik daar „ het best gedeij en mijn zaad, in die gewesten, „ beter rijp wordt, en meer bekwaam, om weêr » «  CXVIII. BRIEF. <5? ,, te zaaijen, dan in andere landdreken. Nog* „ thands groeij ik .ook weelig op eiken grond, ,, en zoo de akker, waarop mijn zaad gezaaid wordt, maarniet al te fteenach'ig, leemachtig ,, en mager is, eenigzins gemest wordt en het we„ der niet al te ongundig is, gedeij ik bijkans alle „ jaren wèl. Intusfchen vereisch ik, van jeugd „ af aan, veel arbeid, moeite en kosteri. Mijn ,, zaad moet wèl gezuiverd, en, bij droog weder, gezaaid worden. De grond moet wèl gemest, ,, zuiver en goed bedeld zijn. Wanneer ik no| „ jong ben, moet ik gewied of van onkruid ge-< zuiverd worden, op dat het zelve niet de over„ hand op mij krijge. Zijn de hulfels , Waarin ,, ik mijn zaad draag, en die men gemeenlijk knot,, ten noemt, rijp; dan word ik, met den wortel, „ uit den grond getrokken en in bundels gebon* „ den. Dan repelt men mij, of rukt mij, op eenen ,, repel, de knoppen of knotten af, die men droogt, ,, tot dat het zaad 'er uit gedorscht worden kan. ,, Maar mij bindt men, op nieuw, in kleinere bun^ „ dels en ik word in het water gelegd, op dat „ ik murw worde, en mijne bladeren en wor„ tels verrotten. Dan word ik wéder gewas* fchen^ op weiden en grasvelden uitgefpreid en „ zoo, in de lucht, gedroogd. Ben ik droog, ,, dan bindt men mij weêr in bundels en brengt ,, mij binnens huis, Voords word ik met eenen „ geribden plank, aan eenen ftok vastgemaakt, „ en bok of beuk genoemd, gebeukt öf gedampt, l, op dat mijn houtachtige deel brekè en ge,, kneusd worde. Hier op word ik in risten * „ (eene hand vol vlas) afgedeeld, en op braken „ gebroken of gebraakt; vervolgends met ijzers geribt, en, tusfchen ijzeren pennen doorgetr.-k„ ken of gehekeld, op dat ik, van al het houtEj ach-  63 CXVIII. BRIEF. „ achtige, dar men na mot of fchaaffel noemt, „ gezuiverd, en de korte, harde bast, hede, flon„ pi/s of werk genoemd, afgefcheiden worde; nu ,, ben ik eerst bekwaam, om in knoijis gepakt „ en on het fpin>iel te worden gebragt." ,, Maar dezen arbeid beloon ik ook rijkljjk, en het nut, dat ik doe, is zoo groot, dat de „ menfchen mij biikans in het geheel niet mis„ fen kunnen. Vele menfchen verwerven, door „ mij alleen, het noodig onderhoud Voor rij„ k'en en armen lever ik eene welvoeglijke be„ ztgheid op, en daarom bevorderen verftandi,, ge, brave regenten ook mijnen aanbouw in „ hun gebied. — Alles, wat aan mij is en van ,, mij komt, is dienftig tot het een of ander; ,, van den geiingflen afval zelfs weten de men„ fchen gebnik te maken Het mot mengt men „ onder het leem , dat tot b">uwen gebruikt wordt, vooral in Duitschland tot de muren van de „ huizen. Uit de grove hede of het werk ver„ vaardigt de touwflager touw, of men dopt 'er ,, de reten in de fchenen mede digt, en wanneer de fijne hede gefponnen wordt kan men ook, „ uit dat garen, lijnwaad voor zakken en laken.* „ weven. Uit het fijne vlas fpint men allerleij „ garen, grof en fijn Men tweernt 'er draden „ van . om mede te naaijen , die 'er ook veel bekwa» ,, mer toe zijn, dan de pee bn en da.men der „ dieren, waar mede de Laplanders en andere wilde volken hunne kleederen naaijen. Het meeste garen wordt tot linnen verweven, een zeer kostbaar ding, dat vorsten en bedelaars „ gebruiken. Men m"akt 'er lakens, hembden en andere kleedingftukken van, die de menfeheu, ,, van den eerden oogerblik huss levens af, tot ',, aan hunnen dood toe, niet ligt misfen kunnen. „ Van  CXVIII. BRIE F. 69 Van het grove linnen of lijnwaad maakt men ,, zeden ,a die over de ichepen worden niigcfpan„ nen, op dat 'er de wind tegen aan waaije of'er „ inblaze, om het fchip voord te drijven. (Jok „ vervaardigt min 'er tenten uit, wa >r onder de „ krijgslieden zich onthouden, wanneer zij te veld „ trekken." „ Heb ik nu, als lijnwaad, rot dit alles lang „ geroep gediend, en ben ik eindeijk oud tn „ afgefleten; dan houd ik evenwel nog niet op, „ den mensch van dienst te zijn. In dit geval „ laat de Papiermaker de oude rpdden of lompen opzamelen, zoekt ze zorgvuldig uit, wascht," ., reinigt zc, pluist ze. uit, ftampt ze, en roert „ ze, met water vermengd, zoo lange, tot dat „ 'er eene breij uit worde, waar van hij papier „ maken kan. Uit de grove en cnzuiveie vodden „ wordt l et graauwe en flechte papier vervaar„ digd, uit het fijne en zuivere het witte en fijne. „ Wie kent de nuttigheid van het papier niet, en „ welk mcmcli is 'er, die het geheel en al misfen „ kan? Men fchrijft 'er brieven en andere erin» „ gen op, en drukt 'er boeken van, dcor welken ,, kundigheden en werenichappen verfpreid en be„ vorderd, en, in het algemeen, orde, deugd en „ zedenlijkheid in de wereld bewaard worden. „ Het onbruikbaar .ge >* orden papier en de oude 3, boeken kuni en, in den molen, weêr in nieuw ,, papier herfchapen worden Dit is beter, dan „ warneer hec de wurmen vreten, de winkeliers „ 'er peperhuisjes van maken, of de foldaten het „ tot patrooncn draaijen , om 'er andeie menfchen „ mede dood re fehieten. — Ook mijne zaadkor„ reis, die men gewoonlijk lijnzaad noemt,» wor„ den, op meenigerleij aard, gebruikt. Wil of „ kan men het niet weder zaaijtn; dan ilaat of E 3 perst  7o CXIX. BRIEF, „ perst men *er olij uit, die men, om in de lamp te branden, als mede tot fchilderen, gebruiken kan. En de doppen of hulfels daar van leve„ ren een heilzaam voedfel voor het rundvee op, onder den naam van lijnkoek bekend." Het vlas heeft regt, mijne waardffce vriendin! om zijne waarde zoo zeer te verheffen. Als men het wel bedenkt, dan is het, naast de fpijzen, een der onontbeerlijkfte dingen op aarde, die den mensch het leven aangenaam en gemaklïjk maken kunnen. Welk een geluk is het niet, een fchoon hemd te kunnen aantrekken! Vele duizende menfchen moeten zich enkel, met het bearbeiden van het vlas. onderhouden en zij komen in groote ellende, zoo hetzelve eens niet wél uitvalt-. Spinnen past elke huisvrouw en is een regt fteunfel in de huishouding;. Spinnen Is winnen, Vlas geeft brood In den nood. Daarom heeft men ook, om het fpinnen voordeeliger te maken, fpimvielen met twee /pillen uitgevonden , die met nut gebruikt worden. Ik heb, *er een van dat llag en het gaat allerbest. Ha! hoe fnorren de wielen in ons huis, en hoe aangenaam verlopen voor ons de winteravonden! Kom eens bij mij, mietje lief, om mijn wiel te zien en 'er op te leeren fpinnen. Uwe vriendin CHARLOTTï, CXIX. BRIEF, BEST? VRIEND! - Njtet enkel van linnen, en oude rodden van lijn-.  CXIX. BRIEF. 7t lijnwaad, wordt papier gemaakt; men vervaardigt het ook van fcbapen-en boomwol, van brandnetelen, boomfchors, ftroo, mos, populieren wil-, gemvol, ja van honderd andere dingen. Zelfs heeft iemand te Augsburg, vóór eenigen tijd , de kunst uitgevonden , om , van houtfpanen, papier te maken, dat, zegt men, vrij goed is. intusfchen is het papier, dat men van lijnwaad maakt, het meest in gebruik, het beste en het fraaijfte. Hoe het toebereid wordt, kon ik u nu wel befehrijven; maar het is beter, dat gij zelf eens naar eene papiermolen gaat, om het, met eigen oojen te zien 'in plaatze daar van zal ik u thands verhalen, wat men, in oude tijden, voor papier gebruikte en waar op men fchreef, eer het papier, waar van mtn zich tegenwoordig bedient, en dat van oude lompen gemaakt wordt, bekend was — Lang duurde het, eer men iers opfpoorde, wat men, tot dit oogmerk, gemaklijk gebruiken kon. De menfchen moesten zich toen, zoo goed, als het gaan wilde, behelpen, Intusfchen gevoelden zij deze behoefte, ten dien lijde, niet fterk. Wat zij in gedachten behouden wilden, leerden zij van buiten^ en deelden het ook aan hunne kinderen mede. Zij dreven insgelijks den koophandel nog niet zoo flerk, noch op die wijze, als tegenwoordig plaats vindt, zoo dat zij 'er seene brieven of kantoorboeken bij behoefden. Zij verruilden hunne waren tegen elkander en de betaling was dns oogenbliklijk daar. Merkwaardige voorvallen en berigten, die zij voor hunne nakomelingen, met alle zekerheid, wilden bewaren, fneden zij in hout, groeven ze in metaal of fben, of fchilderden ze daar op, gelijk men 'cr nog de overblijffels van aantreft, Na het uitvinden van de E 4 let-  7* CXIX. BRIEF. letters door taaut echter kwamen 'er, van tijd tot tijd, meer andere dingen, waar op men fchreéf, in gebruik. Een "der eerfte middelen, -van -welken men zich hier toe bediende, waren kleine tafeltjes, bordjes of fpanen, met wasch overtrokken. Men fchreef in het wasch met een fpits ftöafje, dat men grif noemde, en aan het eene einde breed was, om het gefchrevene daar mede weêr te kunnen overftrijken en uitwisfehen. .Men gebruikte verder toebereidde huiden van beesten. Als die befchreven waren, werden zij, gelijk-een ft'uk linnen, opgerold, en gewoonlijk, aan beide einden, gcfchilderd of verguld. Van dergelijke boeken kocht de geleerde Koning miihrioatiïs in A/ie een grcot aantal op, en zette ze in zijne Bibliotheek of boekerij, (welk woord eene plaats aanduidt, waar boeken nédergelegd of gezet worden) te Pcrgan.us. Van deze ftad Per- Camus hebben naderhand alle beestevellen, welen zoodanig toebereid worden, dat men 'er op Jchrijven kan, den naam van Perkament gekre. gen. Dit gebruikt men, heden ten dage zelfs, nog meenigvuldig, dewijl het duurzaam is, en naardien de letters daar op niet ligt ktuinen ukge wischt worden. Het wor it gewoonlijk van ezels kalf - cn fchapen-vellen vervaardigd, terwijl 'er de haren worden afgefchaafd en de huiden gedroogd, geperst, glad gemaakt en met kalk beimeerd Wie echter had altijd wasch en beejtenhuiden genoeg? Men moest dus nog andere dingen te baat nemen , gelijk dunne ileenen en houten ta» feitjes-, bot mfchors, bladeren en biezenriet. Bijzonder gebruikte men daar toe veelal zeker heeftergewas,' dat in Egypte in Afrika, aan de rivier den Ntjly alwaar'zich de krokodillen onthouden,  CXIX. BRIEF. 73 den, meenigvuldig groeit. Deze plant heette Papyrus , waar uit de naam papier ontftaan is. De Egijptenaars konden deze plant, in het algemeen, tot vele dingen gebruiken, en 'er mandjes, fchuitjes en kleederen uit vervaardigen Inzonderheid wisten zij de inwendige fchers daar van zoodanig toe te bereiden, dat 'er op aefchreven kon worden, terwijl zij, met dit rapier, eenen voordee-ligen koophandel dreven. "Zulks duurde zoo lang, tot dat de fchrandere en vindingrijke Aiahietcn de kunst uitvonden, om, van zijde en boomwol, papier te maken, hetwelk, omtrent het jaar 1040 na kristus geboorte , gefchiedde. Eindelijk kwam dan ook de uitvinding voor den dag, om van linnen vodden papier te vervaardigen. De eigenlijke uitvinder van deze nuttige kunst is zoo min bekend, als de tijd der uitvinding zelve. Evenwel moet zulks, tegen het einde,der'dertiende eeuw, en dus, vóór omtrent 50c jaren, gvfehied zijn, want het oudfte fchrrft op vodden papier is in het jaar 1270 gefthrevén, en het is zeer waarfchijnlijk, dat wij. deze uitvinding insgelijks aan de Arabieren te danken hebben, welken, ten dien tijde, onder den naam'van Saracenen en Mooren, in Spanje woon-' den. Van dezen leerden het allereerst de Vlamingers, die, deze kunst zoo ver bragten en verbeterden, dat ons Nederlandsch papier t hands nog het beste en fijnfte is, en 'er veel koophandel mede gedreven wordt. In Duitschland vond men de eerfte papiermolen te Ba fel. Tegenwoordig is deze kunst overal bekend, en vindt men, aan vele oorden, papiermolens Gij behoeft dus, met uwe brieven , zoo fpaarzaam niet te zijn. AUGÜ3HJS. E 5 CXX.  74 CXX. BRIEF. CXX. BRIEF. LIEFSTE VRIEND! Nu ook eens het een en ander over de dooden gefprken! — De handelwijze omtrent de overledenen is fteeds zeer verfchillende geweest en is het ten deele nog Het frijnt onzeker, of het, in de oudfte tijden, meer gebruiklijk geweest Zij, de dooden re begraven f te verbranden. Bij de r'gijptenaren moet het reeds vroejtijdig de gewoonte geworden zijn, om de lijken te bewaren, door ze te balfemen. Het land, dar zij bewoonden, maakte zulks noodzaaklijk Want dewijl dit, jaarlijks, eenige maanden lan?, door de overftroomingen van den Nijl, met water bedekt Werd, kon men, gedurende dit tijdverloop, de dooden niet ter aarde beftellen, maar moest men ze voor verrotting pogen te bewaren Zij fneden het lijk open, namén 'er het ingewand uit, en trokken 'i, met zekere werktuigen, door de ooren en oógcn_, de hérfenen uit het hoofd. Dan begonnen zij, hetzelve met zalven te beftrijken en óp te vullen, die uit kruiderijen, wortelen en harften bereid werden. Hadden zij, hier mede, eenen tijd lang, zoo omtrent vijf of zes weken , voordgevaren , dan bragten zij het zoo ver, dat zij een gedeelte van het lijk des overledenen der verganglijkheid lebenen te ontruk ken. Want zulke gebalfemde lijken behielden, offchoon zij eenigzins inkrompen en kleiner werden, alle de trekken van het gelaat, werden hard en bleven bewaard voor de verrotting. — Wat intusfchen, in het begin, enkel noodzaaklijkheid geweest was , werd fpoedig een middel tot pracht en overdreven liefde jegens doode lighaamen. De Egijp-  CXX. BRIEF. 75 Eppel honden naar, om, na hunnen dood, d^or de welven vereerd te worden. Rijke lieden hebben zulke doodenvreters . alleen, armen echter onderhouden ze met elkander. Hoe zonderling zulk eene handelwijze ook moge wez'n, zij komt mij evenwel nog minder onnatuurlijk voor, dan dat fommige wilde volken hunnen dooden in eigen perfoon dezen dienst doen. Men vindt in Amerika en op fommige eilanden in den Oceaan waarlijk zulke ruwe en woede menfchen, die hunne dooden in dukken fnijden, kóken en braden, en ze verteren,, onder dans, gezang en allerleij vrolijkheden. In fommige plaatfen {laat men de oude lieden, die zich zelf niet meer onder» hoüdén "kunnen, dnod, dat, bij de Wenden in het Lunenburgfche zelfs,, neg maar pas. 500. jaren geleden, gebruiklijk was. Dit  73 CXXI, BRIEF. Dit denkbeeld vervult mijn hart met gevoelens van afkeer omtrent zulke Europeanen, die, wel is waar, naar die landen en gewesten reizen, om geld en rijkdommen te verzamelen, maar welken zich geen de minde moeite geven, om de onkundige en onbefchaafde bewoners dier landftreken beter te onderrjgten en hunne zeden te hervormen. ANDREAS» CXXI. BRIEF. WAARDE VRIEND! De nieuwe manier van rekerien döor tientallen, of tientallige gedeelten, thands in Frankrijk in gebruik, en decimaal of tientalrekening genoemd, is in de daad zoo moeilijk niet, als gij u verbeeldt, en gij behoeft u zoo bang niet te maaken, al werd dezelve ook eens hier te lande, bij de maten en gcwigten, ingevoerd. Zij is zelfs veel ligter dan de gewone wijze van rekenen, om dat zij zeer klaar en eenvoudig is, en dus gemaklijk, om aan te leeren. Laat ik 'er u iets weinigs van zeggen. Decimaalgetallen of decimaalbreuken heten de deelen van een geheel, dat iil tienen , honderden , duizenden, tienduizenden enz. verdeeld is ,■ hoedanig de nieuwe maten en gewigten in Frankrijk zijn, in derzelver verminderingen befchouwd. Schrijft men eene reeks van gelijke getallen, bij voorbeeld S3,1S3, dan is elk dier cijffers het decimaalgetal of tiende gedeelte van het onmiddelbaar voorafgaande ter linker hand. Zijn de getallen daar tegen verfchillend, gelijk 543,87, dan drukt ieder getal éénheden uit, tienmaal  CXXI. BRIEF. 79 maal Kleiner, dan die van het voorafgaande getal. 8 duidt hier derhalve agt éénheden aan, waar van elke tienmaal kleiner is, dan die van he? voorgaande getal 3 En die éénheden zijn dan ook natuurlijk honderdmaal kleiner, dan die vart het getal 2, duizendmaal kleiner, dan het geval 5, en tienmaal grooter, dan het volgende getal 7. Wil men tien deelen aanduiden, kleiner dan de hoeveelheden, die men als enkele éénheden van een geheel getal wil befchouwd hebben, zoo zie men het decimaalgetal van het geheel na, en fcheide ze van elkander af d< or eene flip. 40 geheelen en 25 honderdfte gedeelten worden derhalve dus gefchreven: 42 . 25. Beftaat eene hoeveelheid enkel uit tien deelen, zonder een eenig geheel getal, dan fchrijft men ze achter eene nul, die de plaats van het geheele getal bekleedt, en achter de ftip, die tot de gewone affcheiding dient, 0.19 beteekenen dus negentien honderddeelen. Heeft men breuken zonder tiendeden, gelijk het getal bij 8 honderddeelen is, dan fchrijft men ó.c8. Negen duizenddeelen worden dus 0.009 uitgedrukt. De nullen, die men, ter regter hand, nog vóór de tiendeden zetten kan, veranderen in de waarde volftrekt niets 0.5,0 50, 0.500 enz. zijn dezelfde getallen, want men begrijpt ligt, dat vijftig honderddeelen even veel gelden als vijf tiendeelen of vijf honderd duizenddeelen. Daar rten, bij de maten en gewigten in Frankrijk, zich flechts met twee tiendeelige getallen ophoudt, en zich dus nooit van kleinere breuken dan honderddeelen bedient, dewijl een honderddeeltje meer of minder van geen belang is, is het ook  8o CXXI. BRIEF. ook genoeg, zoo men flechts met getallen werken kan, die enkel twee decimaalgetallen ia zich bevatten, Lit voorondcrftold zijnde, laat ons nu eens te zamen de vier regelen der rekenkunst doorgaan. De Additie of optelling en Subtractie of aftrekking der tiendeelige getallen of die ze verzeilen, worden naar dezelfde grondregelen behandeld, gelijk men bij" geheele getallen te werk gaat; alleenlijk moeten de getallen zóó boven elkander gefchreven worden, dat de éénheden en decimr.algetallen van dertzelfdén rang ook in dezelfde kolommen met elkander gelijk ftaan. Heeft men eens de uitkomst- van eene Additie of Subtractie gevonden., dan fcheidt men, door middel eener flip, zulk een SijfFereetal af, dat aan het hoogfte, waar mede gewerkt is, gelijk is, en door deeze aftrekking krijgt men naauwkeurig de geheele en tiendeelige getallen'te weten, waar uit het beftaat. Zie hier een paar voorbeelden. Optelling, Aftrekking. 6382.45 I7.-H 2578-30 548.1 °-7ö 3804.06 5S9-M2 De uitkomst der optelling is, ziet gij, 589 één. heden en 52 honderddeelen, en die der aftrek» king 3^04 éénheden, benevens 6 honderddeelen. Bevat het getal, waar van men aftrekken wil, enkel tiendeden, en wat men 'er van wil af. trekken, daar en tegen, honderddeelen , dan voegt men bij het eerfte getal eene nul, die de waarde niet verandert, en de aftrekking gefchiedt verder als  CXXIÏ. BRIEF? sr als gewoonlijk; het onderfcheid tusfchen 7.5 en c 25 zal derhalve blijken , wanneer men 7.50 fchrijft, en 'er dan, als gewoonlijk, aftrekt 0.25 Laat dit nu voor deze keer genoeg zijn, In mijnen volgenden 'er meer van. L O D K W IJ K. CXXII. BRIEF. BESTE VRIEND! . Nu zouden wij tot de Multiplicatie of vermse» nïgvuldiging kunnen overgaan, maar hier moeten' wij vooral eene der fchoonfte eigenfchappen van de 'decimaalrekening, die in het volgende beftaat, niet over het hoofd zien. . _ Het v is bekend,; dat men r wil men een-gelreel getal met tien vermeenig.yuldjgen, 'er flechts eene nul bijvoegen kan. 33 'maakt dus 330. Met honderd fchrijft men 3300, met duizend 33000 enz, Bevat nu echter het voorkomend, getal tientallige deelen, dan.zet men de flip., zoo men met tien vermeenigvuldigt, eene fijferletter verder naar de regterhand; doet men 't met honderd, twee, en met duizend, drie enz. zoo dat,' bij voorbeeld, a 354 wordt 23.54, 235.4 en «354. Om diezelfde rede wordt een getal, tien, honderd en- duizendmaal verkleind, zoo men een, twee of drie fijfers aan de regterhand, door eens decimale flip, .affcheidt, en die flip even als voorheen laat voordgaan. «2.5 ;bij voorbeeld is tienmaal kleiner dan 25.-0,25 is zoo veel als 25 met honderd gedivideerd of gedeeld, en 0.037 is hec auiz'endfte gedeelte van 37,. F L^;  M C X X11. BRIEF. Ligt begrijpt men, dat men bij decimaalgetallert' even zoo multiplicere, als bij géheele getallen, cn dat men niets anders te doen hebbe , dan, door middel der decimale ftip, zoo vele fijferletters in fret product of de uitkomst af te fnijden, als 'er in den vermeenigvuldiger en' hètgene vermccnigvuldi'gd wordt, worden aangetroffen. Bijvoorbeeld 524.17 moet vermeenigvuldigd worden met I5.62, dan ge« fchiedt dit dus: ^•'7' •• • 15.6a . . .104834 . 314502 202085 52417 8187.5354 Dé oorzaak dezer atfnijding is, om dat men anders den multiplicator zoo wel, als den multiplicant honderdmaal groóter zou aannemen, dan zij in de daad zijn. Daar men, in de gewone berekeningen der maten en gewigten geene grootere naauwkeurigheid behoeft, dan de honderddeelen, kan men van de uitkomst alles weglaten , wat daar boven gaat. Men kan dus hier de uitkomst befchouwen als 8187.53. of de beide laatfte fijferletters uitfchrappen, die eene niet te noemen kleinigheid zijn. Wil men nogthands alle naauwkeurigheid in de' rekening in acht nemen, zonder iets in de bewerking zelve te veranderen, zoo behoeft men flechts, wanneer, in de uitkomst, de decimaalgetalleir^ die de honderddeelen te boven' gaan, zijn uitgefchrapt, die honderddeelen zoo meenigmaal snet eene éénheid' te vermeerderen, als het getal der  CXXII. B R I E F. 83 der duizenddeelen, of het te boven gaande uit« maakt, weshalve dan hier de uitkomst nii 8187.54 zijn zou in plaats van 8187.53. Men merke op, dat bij de meeste rekeningen,, die waren betreffen , multiplicatien vereischt worden óver opgaven, gelijk de volgenden. De maat eener zekere ware kost zóó veel, hoe veel kost dan een zeker getal dier maten van zulke waar? Bij voorbeeld, indien eene el laken 55 fianken kost, wat kosten 62 ellen? verraeenigvuldig nu 62 "met 55, de uitkomst is 3410, gevolglijk kosten 62 ellen 3410 franken. Indien het getal der ellen van decimaalgetallen 'verzeld gaat, bij voorbeeld van 25 honderddeelen, of is de . vraag van 62' ellen 25, en bedraagt de prijs van de el 55 fr. 15 c. in plaats van 55 fr. dan zal' de waarde van het geheel niet minder de uitkomst der volgende Multiplicatie zijn, te weten 34J3- fr- 08. c. na dat gij de twee laatfte overtollige fijferletters hebt uitgefchrapt. El. 62.2S fr. . SS.-S 31105" 6225 311*5 311*5 3433.0875. . Gij ziet nu wel, dat dit veel gemaklijker is, dan wanneer gij 62J El met, 55 L. en 3 S. hadt moeten multipliceren. In mijnen naaften he: overige. iODEWIJK. F « CXXIII,  C X X117. BRIEF. C X X11U BRIEF. LIEVE VRIEND! Indien, van twee getallen, het eene door het andere gedivideerd ongedeeld zal worden, en een derzelven of beiden decimaalgetallen in zich bevatten, zoo heeft men eenen zeer eenvoudige regel te volgen, daar in beftaanclc, dat men den divifor of dceler altijd' als ecri geheel getal befchouwt, èn bi den diyident, het deeltal, of het geen gedeeld moe: worden, de noodige veranderingen maakt, terwijl die regel op de grondftelling rust, dat, wanneer men, znnder op deze wijze te werk te gaan, de beide fictoren of werkende getallen in eene .divifie door dezelfde hoegrootheid vermeenigvuidigt of deelt, de waarde der uitkomst niet veranderd wordt. Beftaan de beide factoren dus uit een gelijk aantal tiendeden, zoo lönt men in beiden de decimaalftip weg, eri werkt, even als met geheeie getallen. Om, bijvoorbeeld, 120.62 met 34.15 te divideren, gaat men even zoo te werk , als of men 12062 met 3415 divideren moest. Bevinden zich in den eenen factor of werker meer tientallige deelen dan in den anderen, zoo behoeft men bij het kleinfte getal flechts nullen te voegen, om beiden gelijk te ftellen, terwijl men daar beneyen van beide kanten de decirriaalftip uitfehrapt. Moet, bij voorbeeld, 247.2 door .57.83 gedeeld worden, dan fchrijft men het deeltal eerst dus: »47.ao, en werkt voords, als of men 14720 door 5783 déden moest. Bevat,' daar tegen,, de deelcr minder tientallige deelen; men behoeft flechts in het deeltal een getal af te fnijden, met den deeler gelijk ftaandel In  CXXIII. BRIE F. «5 In plaatzc dus van 36.43 door 22.5 te drelen, kan men deze getallen zoo befcbouwen, als of 364.3 doi r 225 gedeeld moest worden. Heeft eindelijk de decler alleen tientallige dee • len, men veegt, de ftip weglatende, bij het deeltal even zoo vele nullen, als 'er decimalen in «den deeler zijn. Zal men, bij voorbeeld, 2000 door 14.25 deelen, het is ever/als of men 200000 met 1425 divideren moest. Gij ziet hier uit, dat de ganfche opgaaf deze is, om met een geheel getal een ander te deelen, dat of tientallige deelen heeft of niet. Gij zult verder opmerken, dat de meeste op? gaven en vragen, die in den koophandel te pas komen , met het gegeven voorbeeld overeenkomen. Wanneer het pond Suiker, bij voorbeeld, ï'4 fr. 5 c. of 14 fr. 25 kost, hoe veel pond krijg ik dan voor aöco franken De beandwoording der vraag beftaat in de decling van het getal eoco met 14.25. Eerst moet men dus die getal-» len in 2occco en 142,5 veranderen, cn dan deelen 20C000 | £4^5 575° I -4° 5C0 De uitkomst is derhalve 140, en de rest 500, die, minder dan 1425, niets anders dan breuken kan opleveren. Het kan echter fomwijlen van belang zijn, deze breuken te leeren kennen, en dit gefchiedt door het voordzetten der bewerking, gelijk volgt: * Q 20^000 I T4°c 500CO 72_ bekomen moest. Het bijvoegen van twee nullen bij de 500, ziet gij, heeft het deeltal honderdmaal vermeenigvuldigd, en de ftip heeft de uitkomst door dezelfde hoeveelheid gedeeld. De eigenlijke waarde heeft derhalve geene verandering ondergaan. Het is niet minder duidelijk, dat men, vóór de bewerking, bij het oorfprong'lijk deeltal flechts twee nullen had behoeven te voegen, om dezelfde uitkomst te krijgen. Hier uit vloeit de regel voord, dien men ligt onthouden kan , dat men bij het deeltal zoo vele nullen voegt, als de uitkomst tientallige, deelen bevatten zal, of dat men, als het deeltal zelf reeds decimaalgetallen bevat, even zoo te werk gaat, als of het een geheel getal uitmaakte, en , in de uitkomst, zoo vele fijferletters, door middel der decimaalftip , afzondert, als het deeltal decimalen bevatte. Niet minder duidelijk is het, dat de decimaalgel allen van het deeltal zich laten vermeenigvuldigen door het bijvoegen van' nullen, en dat deze vergrooting insgelijks het getal der decimalen in de uitkomst bepalen .zou. Thands zal het, om eene volledige kennis der tientallige deelen, ten aanzien der meest voorkomende gevallen en behoeften te verfchaftfen, genoegzaam zijn, op te merken, dat de verandering der gewone breuken, of kleinere gedeelten dw  CXXHI. B R I E F. 87 der maten niets anders is, dan eene divifie, en die, zoo naauwkeurig, als men zelf wil, bewerken. | De breuk j naamlijk beteekent de divifie van 5 met 6, en naardien dezelve door een geheel getal niet mogelijk is, voegt men bij de '5 zoo yele^ nullen, als men wil, bij voorbeeld twee, en divideert als volgt: 500 J 6 20 I "83" 2 De uitkomst geeft 83 honderddeelen, dewijl het deeltal 500, dat uit 5 onrfboöd, honderdmaal vergroot is geworden. De waarde van de breuk § is dus 0.83 en op een enkel honderdeeltje komt het niet aan, Begeerdet gij, op dezelfde wijze, 3 oneen van een pond in tientallen te veranderen, herinner u ran, dat 3 oneen of T*j pond hetzelfde is. Divuieert gij nu met zoo vele honderddeelen, dan krijgt gij het volgende: 300 I j6 H° 18 ial Drie oneen bedragen dus 18 honderddeelen van een pond. en kunnen gefchreven worden: o pond, 18 H. Daar de rest, na met 10 vermeenigvuldïgd te zijn, 120 levert, en vervolgends met 16 g'edivideerd, de uitkomst 7 geeft, kan men nog naauwkeuriger zeggen, dat 3 oneen zoo veel zijn als o pond. 19 H. De noodzaaklijkbeid, cm breuken of kleinere gedeelten van maten en gewigten in tiendeelige getallen m veranderen, zal juist niet veel voorF 4 ko«  86 CXXIII. BRIEF. komen, al werd ook eens, in ons vaderland, de franfche manier Van rekenen gevolgd, of hec moest in den beginne zijn, eer men zich in de laatfte fiog regt weet te vinden , en dan zal men zich door vergelijkingstafelen kunnen helpen, l)e waarde der 'meest voorkomende breuken, die ik hier nog aanduiden zal. kan men ligt in zijn geheugen prenten, boven al de helft, dèrde en vierde gedeelten, de eenigften bijna, waar aan men het meest gewoon is. ' i is gelijk aan 0.5, of 5 tiendeden. ~ 0.25 of 25 honderddeelen. | zijn geljjkaan o.-^ of 75 honderddeelen. | ftaat omtrent gelijk met 0.33. Naardien de rest, die men hierbij weg laat, flechts iets minder nog dan 3 duizenddeelen is, is die van geene beteekenis • | ftaan bijkans gelijk met 0.67. De weggelaten rest bedraagt wederom nog geene 3 duizend» deden. \ £ is gelijk aan 0.2 -} 0.4 en zoo is het ook pet de anderen gelegen. I 1 0.17^ bijkans 3 duizendfte gedeelten minder. t's —- cc8 of 8 honderddeelen: dc naauw» keurigheid van dg breuk ftaat met de naastvoorgaande gelijk. 1 T's' eindelijk bedraagt bijna 0,06. Wilt_ gij 'er nu meer van weten, Vriend! dan moet gij uwen Leermeester vragen. Het was mij maar te doen, u te, tronen, dat alles hierbij zoo zwaar niet is, als gij u voorfteldet. Meld mij eens', of ik miin öcrsrmerk' bereikt heb en. blijf inijn yriend, gelijk ik dc uwe,, hib'f kV: ' . • •« - ' :L.OBF. WTTC ' ' : " CXXIV.  CXX IV. BRIEF. 3y C X XIV. BRIEF. LIEVE VRIEND! Ik heb dan, volgends uwen laatften, mij zeef aangenaamen, brief, in de daad bij u mijn oog;merk bereikt? Dat verheugt mij ongemeen, want Waarlijk, de dt cimaalrekehing is niet zwaar. Gij kunt u echter met de ojigave der breuken, iri tiendeelige getallen opgelost, niet te vrede houden. Gij wildet geerne eenen'vasten regel heb» ben, om die bewerking bij alle breuken, hoegenaamd , te verrigten, zonder van een tafeltje van vergelijking af te hangen. Ook aan dezen uwen wensch zal ik nog trachten te voldoen, en ik kan dit zoo veel te ligter, om dat die bewerking naar dezelfde regelen gefchiedt, reeds in mijnen vorigen opgegeven. Veronderfteld, bij voorbeeld, gij wildet f tot een tientallig gedeelte maken, dan moest gij, op de volgende wijze, werken; Den Teller vergroot gij door eene ffip of nul tienmaal, en 'houdt die flip öfnul voor den Noemer, of voor den aanwijzer van het tientallig ge. dcelte, dat bewerkt wordt. Zoo is hier de Teller 2, door het dccimaalteeken, 2. of 2,0, tien driedeelen. Dezen worden gedivideerd met dén Noemer'3, om dat dezelve nu minder is in getal, • ».»♦ j ió.r^ of £ De uitkomften A. en C verfchelen niets, en üie van B, is 3g3 meerder. tODKWIJK, cxxv.  pa CXXV. BRIEF. CXXV. BRIEF. BUS TE vriend! Toen ons vaderland nog met den naam van de Vtreenigde Nederlanden beftempeld werd, wist gij deszelfs verdeeling in 7 ftaten of provintien, door de Unie- van Utrecht in bondgcnootfchap vereenigd , met het landfchap Drenth en de Generaliteitslanden, midssader? * de hoofdlieden van iedere_ provincie , gelijk men fpreekt, op uw duimpje; nu,'ecKter wenschcet gij van mij ëenig pnderrigt omtrent de verdeeling. van ons land" federt hetzelve de Bataaffche Republiek word: genoemd, of liever zqo als die, volgends onze tegenwoordige Staatsregeling, plaats vi dt? — Daar de vriendichap èischt,' dat men gereedlijk aan _de billijke verzoeken zijner vrienden voldoe, zal ik 'er ook u met vermaak het hoofdzaaklijkfte van zeggen: nader onderrigt kunt gij desa'angaande bekomen in het Aardrijkskundig PPoordeboek der Bataaffche Republiek, hetwelk voorleden Jaar bij d. du/mortier en zoon, te Letjdeu, met negen niemv gegraveerde Kaartjes, -zoo van de Republiek in haar geheel, als van ie.' der Departement afzonderlijk, is uitgekomen? Het tegenwoordig grondgebied der Bataaffche Republiek, dat een weinig kleiner is dan voorheen, om dat de Franfchen 'er iets afgenomen hebben, en dat bij eenen volgenden vrede misichien weer iets grooter worden kan, is thands verdeeld 111 agt Departementen, en ieder Departement is weêr verdeeld in zeven Ringen; waarvan gij den omtrek in het genoemde Boekje befchrcven, en op de daarbij gevoegde Kaartjes nauwkeurig geteekend zult vinden. Het  CXXV. BRIEF; $3 Het eer (Ie Departement heet dat van de Eems, én de Hoofdplaats daar van is Leeuwarden, zijnde de hoofdplaatfen der Ringen, als volgt: N°. i. Dokkum.. — 2. Leeuwarden. — 3. Bolsward. — 4. Dragten • — 5.-Groningen. — 6. Middelftum. — 7. Winfchoten. Het tweede Departement is dat van den Ouden' Ijs fel, en deszelfs Hoofdplaats is Zwolle y zijnds dè hoofdplaatfen der Ringen dezen: N°. 1. Heerenveen, — a. Asfen. — 3. Hardenberg. — 4. Zwolle. — 5. Harderwijk. — 6. Oldcnzaal. , — 7. Deventer. Het derde Departemeftt'heet dat van den Rhijri, en de hoofdplaats daar van is Arnhem, zijnde de hoofdplaatfen der Ringen, als volgt: N°. t. Gorinchcm. — 2. Thiel. — 3. Utrecht. — 4» Amersfoort. — 5. Arnhem. — 6. Doesburg,- — 7. Zutphen. . Het vierde Departement is dat van den Amflel, en niet alleen is Amfteldam deszelfs hoofdplaats, maar ook de Hoofdplaats van zes Ringen^ zijnde die van den zevenden Ring IVeesp. Het vijfde Departement heet dat van Texel, en de hoofdplaats daar van is Alkmaar, zijnde de hoofdplaatfen der Ringen dezen: N». 1.  54 CXXV. BRIEF. N°. i. Medcnblik. •— c. Hoorn. ■— 3. Alkmaar. — 4. Westzaandam. — 5. Haarlem. — 6. Leijden. — 7. Naarden. Het zesde Departement is dat van de Delf,mtn deszelfs hoofdplaats is Delft, . zijnde de hoofdplaatfen der Ringen, als volgt: N». ii de Haag. — 2. Delft. • — 3. Schiedam. — 4. en 5. Rotterdam. — 6. Gouda. — 7. Oudewater. Het zevende Departement heet dit van de Dommel, en de hoofdplaats daar van-ü de Bo>ch, zijnde de hoofdplaatfen fez Ringen dezen: N°. r. de Bosch. — a. Heusden. — 3. Tilburg. — 4: Eindhoven. — 5. Helmond. — 6. Osch. 1— 7. Nijmeegen. Het agtfle Departement eindelijk is dat van de Schelde en Maas, en deszelfs hoofdplaats is MiddeU burg-, zijnde de hoofdplaatfen der Ringen, als volgt;" . | N«. 1. Middelburg. — 2. Goes. — 3. Zierikzee. • — 4. Steenbergen.' — 5. Breda. «— 6. Dordrecht. — 7. Brielle. Daar  CXXV. BRIEF. 95 , Eaar ik uwen weetgieriger! aart ken, twijfel ik niet, of gij zult u ook geerne eenige kunde willen eigen maken omtrent den tegenwoordige» regeringsvorm van onze republiek, en alles, wat derzelver Staatsregeling in het algemeen aangaat. Gij zult, ten dien opzigte, uwen weetlust, op de beste en zekerde wijze, kunnen voldoen, in het ontwerp van Staatsregeling voor het Bataaffche Volk, zoo als het door dat volk is goedgekeurd en aangenomen, bij herdingii en du jüORTiER,'te Leijden, uitgegeven. — Gelijk altijd, ben en blijf ik uw vriend, HENDRIK. Einde van het Tweede of laat ft e Stukje.