01 1234 6468 UB AMSTERDAM   B63-- 0935   J'' het LEVEN VAN. PAULLS den APOSTEL, in } KERKELYKE REDENVOERINGEN, UITGESPROKEN in de HERVORMDE GEMEENTEN van BREDA e n AM STERDAM, door PETRUS HAACK, Te voorin S. S. Theol. & Bist. Sacra Professor, en Predicant te Breda , daarna Predica.it te Amsterdam, thands in de Hoog - en Nederduitsche Gemeente te Altona, Lid van het zeeuwsch Genoodschap der Wteiensckappen, en van de Maatschappij van den Landbouw te Amsterdam. Tweede Deels, eerste Stuk, beh eisende in zich: de Grootheid van Geest, en het verheven Charakter van dien Apostel, kenbaar uit zyn Godverheerhjheud gedrag, onder de voornaamste Lotgevalten zijnes Levens. Vooraf gaat ek\e uitvoerige Brief aan dé Gemeente van AMSTERDAM. " —■ iMlfr»»Vf^V-t • * -g-^» »- [- Te ALTONA gedrukt en te bekoomen, by Jacob Schültz, Koningl. Deensche geprivelig. Boekdrukker, ook te bekoomen te AMSTERDAM, by W. Brave, Boekhandelaar op de Zeedyk. •I j O Oj   Hartelyk geliefde Gemeente van AMSTERDAM! J)e genade van onzen Heen JESUS CHRISTUS de liefde GODS DES VADERS en de Gemeenschap des HEILIGEN GEESTES zij met u allen! Het is heden bynaa elf jaar en geleden, dat Gij my, onder het hoog bestuur van God, tot uwen Herder en Leeraar geroepen hebt, om onder u het Euangel'mm der zaligheid van onzen Goddehjken V?rlosser te verkondigen. Ik verliet toen eene leeraarlievende Gemeente, in het Sierlijk Breda, waarin ik zeven jaaven, door Gods liefderijke zorg, voor my en de mijnen, met vreugde gearbeid heb. ^faaren, waarin geen enkele traan van droefheid mijn vrolijk oog ontglipte, daar de liefde der Gemeente, de vriendelijkheid mijner Amptgenooten , de bewijzen van Hoogachting, 'door de aanzienelyke Regeering, en bijzonder door het, vorstelvk Huis van Orange my bewezen, myn ziel met aandoening * % ver-  w vervulde: zoo dat ik fa) iriijn aj'scheid neemen van die Gemeente betuigde, "dat ik mijne dagen onder ''hen met zoo veele genoegens had doorgebragt, en ''■het aangenaam dienstwerk in die liefderijke Gemeente "met zoo veel blijdschap, en niet zonder zegen ver, "■richt had, dat ik alle hoop had, zoo God myn "leeven onder hen had willen spaaren, .dat ik, ge"lijk andere hunner hoogbejaarde en toen nog kervende, of in den Heere rustende Leer aar en, mijne "dagen onder hen zoude hebben doorgebragt in liefelijkheid, mijne jaaren in vrede" Jk scheidde van hun met de betuiging van Paulus, Ephes.3, vs. 14, ij en 16. Om deeze oorzaak buigc ik myne knien tot den Vader van onzen Heere JeSl'S ChristTjs, uit welken al het geslachte in de hameien en op de aarde genoemd vs-ordt, op dat Hy U geeve, naar den rykdom zyner heerlykheid , met kracht versterkt te worden door zynen Geest, in den linvraidigen mensche. Ik aanvaardde myne bediening onder U, liefivaardige Gemeente van Amsterdam, en die hoop, dat God, die my van het een en twintigste jaar mynes levens, toen mijnen Euangeliediensi begon, in myne voorigt Gemeenten van Noordgouwe, Swartewaal en Sommelsdijk, zoo wel als in die van Breda, doen ondervinden had, dat Hy my boven bidden en denken had  V had welgedaan, ook onder U niet verhaten', maar doen ondervinden zoude, dat zyne genade ook mij genoeg zou zijn, om mijne bediening onder U heerlijk te maaken; en in hoe veele opzichten ook ik, over myn te kort koomen in deezen, by dien liefderijken en altijd verhoord wordenden Voorspraak by den Vader, vergeeving zoeken moest; ik geloof, dat ik van mijnen geringen arbeid onder U naar waarheid zeggen kan, het geen ik by myn afschiedsreden aait myne geliefde Bredasche Gemeente gezegd heb. "Het is myn eer, myn voorrecht, myn lust, myn "roem onder U geweest, en hierin is God, en zyt "gy lieden myne getuigen, Ik heb de leer der ver" zoening, de weg van genade en zaligheid, de waarjachtige en hartveranderende bepering des zondaars ''voor God, zuiver en overeenkoomstig het woord '■'■van God zoeken te prediken, daarin heb ik getrouw "zoeken te verkeeren, groot en klein, jong en oud, "rijk en arm zoeken te overtuigen, dat er geen alluderen Naam onder de menschen gegeeven is, dan "die van den Heere Jesos Christus, dat dg. weg "tot zaligheid alleen door geloof en bekeering te vin"den is, en dat zonder heiligmaaking niemand God "zien zaU Ten dien einde heb ik het kwaade, het "zondige, dat onder U was, met vrijmoedigheid toe-  VI "zoeken te bestraffen, en daaronder, zoo zoeken te "verkeeren, dat ik niet menschen, maar Gode zocht "te behaagenJ" Zoo dacht ik onder U voorttegaan, tot aan het einde mijnes levens, om U den onnaspeurlyken rijkdom van Christus te verkondigen, en U met myne geliefde Amptgenooten, optebouwen in het geloof eenmaal den Heiligen overgeleverd. En hoe aangenaam ivas my zulks, daar ik alle de goede geruchten, die ik by myne beroeping en voor dien tyd gehoord had, van uwe Leeraarsliefde, van uwe Godsdienstigheid, en yver voor de eer en leer van het beminnelyk Euangelie, van uw gezet opkoomen, tot den staatelyken Godsdienst, niet alleen door de waarheid bevestigd vond*; maar ook jaaren agter ee;t blijmoedig verklaaren moest, dat de liefwaardigs Gemeente van Amsterdam, in dat alles, veele Nederlandsche Gemeenten overtrof. Doch, schoon dit myne gedachten waren, dit myue hoop en myn gebed tot God was: ook hierin waren des Heer en wegen hooger dan onze wegén, en des Heeren gedachten, hooger dan onze gedachten. Naauwlyks waren de Fransche wapenen op het grondgebied van ons Vaderland, en binnen Amstels muuren gebragt, of men zag al vroeg, dat zich van tyd tot tyd naader ont-  Vil ontdekte, dat er veel grond van vrees was voor zulke Leer aar en, die swaarigheid zouden maaken, door eenen eed of plechtige belofte, zich aan het nieuw bestuur te verbinden, en dat deeze vrees niet ongegrond was, heeft de uitkoomst der zaaken, inzonderheid onder U, getoond. Ik weet, er zyn er onder U, die van oordeel waren, dat de meerderheid uwer Leeraaren, die zich in gemoede beswaard vonden, om die plechtige beloften afteleggen, die wel konden en moesten gedaan hebben. Dan, hartelijk geliefde Gemeente van Amsterdam, wy kunnen U in de tegenwoordigheid Gods verzekeren, dat uwe Leeraars, die daarin swaarigheid maakten, dit meermaalen te zaamen, in opzien tot God, en biddende om licht en wysheid, overwogen hebben; en hoe donker onze vooruitzichten op het toekoomende, ten aanzien van de treurige gevolgen, die daaruit konden voorkoomen, voor U en voor ons zeiven ook waren, wij vonden geen vrijmoedigheid voor God, om anders in deezen te handelen, dan wy gehand eld hebben; wy alle wilden wel plechtig belooven burgerlijke onderwerping, en meer kon mm van ons, naar den woorde Gods, niet eisschen. Edoch, dat het bestuur van dien tyd, hier over anders dacht, hierin anders handelde, en vijftien uwer Lee-  VIII Leeraaren, ontslag van hunne ampttn te huis gezonden en hun alle dienstwerk verboden heeft, is U bekend: en hiervan zal ik hier geen breeder gewag maaken, daar dit, met alle de stukken hiertoe behoorende, gevonden word, in zekere Brieven onder den naam van Christianus Sincerus in 1707 idtgegeeven. Drie jaar en lang hebben wy, ziende op God, gewagt, of Hy, voor wien niets te wonderlijk is, ons wederom gelegenheid zoude geeien, om onder U lieden den rykdom zijner genade te kunnen va kondigen', doch, hoe veel hoop zich nu en dan scheen optedoen, en welke pogingen gy ook daartoe aanwendde, zij hadden het gewenscht gevolg niet. In dien toestand ontfong ik eene beroeping in deeze Gemeente, ik had reeds andere afgeslaagen, die ook aanzienlijk en voordeelig waren; doch, toen ik van deeze Gemeente naader bericht ontfong, en zag op den toestand, waarin ik my, met mijne Ampt - en Lotgenooten bevond, daar by eene scherpe publicatie ons verboden was, zelfs in de Huis en van de Leden onzer Gemeente eenig Godsdienstig voorstel te mogen doen, en ik zag, dat alle Adressen tot ons herstel, schoon door verscheidene duizende gedaan en geteekend, eindelijk weigerend werden afgeslaagen, en my teffens door de Opzieners detzer Gemeente ge- schre-  IX schreven werd, by het toezenden deezer beroeping door de Leden der Gemeente gedaan: "Wy beroepen "ingevolge hier van Ü Hoogeerwaarden tot onzen "tiveeden en Holiandschen Predicant, Leeraar en Zielbezorger, op de pleclitigste en bondigste ivyze, en wy "bidden zoo voor ons, als in Naam van onze lieve "Gemeente, dat dezelve door eene verblijdende toestem"\ming dit beroep gewillig mag volgen, en wy zyn bi"reid U Hoogeerwaarden, als Broeder, Leeraar, Ziel" zorger en Vriend, met opene harten en armen te oni "fangen '' Zoo vond ik mij gcneegen, om dit alles overwogen hebbende, onder andere hierop dit te antwoorden: "Dat ik by het ontfangen, der op my uitge"bragte beroeping in ernstig opzien tot God, die "alle onze wegen, en alle onze lotgevallen bestuurt, i'voor my zeiven overwogen had, of ik, zoo lang ik "hier gehinderd werd, den dienst des woords waar"teneemen, vrijheid had, myn dienst aan eene andere "Gemeente te mogen weigeren, mét dat gevolg, dat "ik ziende op het onverwagte en ongezochte hunner "roeping,, en op de rust. vrede, en orde onder hen, '■'my geneegen vond, om het Euangelium van onzen "Goddelyken Verlosser aan de Gemeente te Altona "te koomen verkondigen.^ Bier  X ' Hier op verliet ik mijn dierbaar Vaderland, waar in ik dertig jaar en het Euangelium verkondigde, schoon in de drie laatste jaaren, slechts enkele reizen in andere Gemeenten, en na het ontfangen der goedkeuring deezer beroeping, en het recht van inboorlingschap, van zijne Majesteit, den Koning van Deenemarkenen Noorwegen, begon ik hier mijne bediening met de woorden vanPaulus: En koomende heeft Hy door het Euangelium vrede verkondigd, u, die verre, en die, die naaby waren, want door Hem, hebben wy beide den toegang, door éenen Geest, tot den Vader. En ik mag tot roem van Gods genade betuigen^ dat ik hier zeer veel stof tot dankzegging aan God ondervmde, by het gezet en liefderijk gebruik maaken van mijnen dienst, kan ik u met blijdschap schrijven, dat myn arbeid hier door God gezegend wordt, en ik heb rede, om God te danken, die my in den weg zijner voorzienigheid herwaards riep, by eene Geemente die haaren oorsprong heeft uit gevlugte Nederlanders, die voor ruim twee eeuwen het moordswaard van den wreeden Hertog van Alba, en de Inquisitie ontvloden, en hier vrijheid en bescherming vonden, en zich tot eene Gemeente in 1588 reeds vereenigden, de Nederlandsche kerkenordening aanneemeude, en dis emt van den toenmaalen Landgraaf, en zederd 1641 van den  XI den Koningen van Deenemarken en Noorwegen, bevestigde Priuelegien voor haare Kerken , openbaaren Godsdienst, en deszelfs Leer aar en, ontfangen heeft* en alle wenschelyke vrijheid en bescherming geniet, zoa dat zy alle rede heeft, om van den Koning der Koningen den zegen aftesmeeken, over den Deenschen Schepter. Hierzynde, heb ik het Leven van Paulus, waarvan ik een aanmerkelijk gedeelte onder Ugepredikt heb, en het eerste Deel in Amsterdam reeds had uitgegeeuen, voor de drukpers verder in gereedheid gebragt, om, overeenkoomstig myne belofte in het Voorbericht des eersten Deels gedaan, zoo God myn leven in zyne gunst geliefde te spaaren , het zelve in drie Deelen in het licht te zullen geeven. Hebben myne beide Amptgenooten, de reeds in den ■Heere ontslaapen en nu zalige Philippus Serrurier, -benevens de Weleerwaardige van Herwerden, die in zynengryzen ouderdom, zulke heerlyke vruhtten zyner Godgewijde Bybelkunde onder U gegeeven heeft (om nu van myne andere Ampt'- en Lotgenootcn niet te spreeken, die door hunne uitgegeevene Schriften, ook U zoeken optebouwen in het allerheiligst geloof) by het in 't licht verschijnen van hun loflyk werk, des Eersten ** a over * Zoo vind men reeds in een Koninglyk Priveligte van 164.I. Dat dein Al■tona woonenJc gereformeerde Predicanten en Schoolmeesters, koninglykc Vcscherming genieten, en van alle belastingen vry zyn zullen.  xn over boek van Ruth, des anderen over het Euangetium van ^joannes. Daar zy in het midden van U woonden door eene Aanspraak , voor hun werk gedrukt, U zoeken optewekken, om den Heere Jesus in onver der ffelykheid te blyven Hef hebben. Ik vond my by de uitgaaf van deezen mijnen arbeid verplicht en opgewekt, daar wy thands zoo verre van den anderen woonen, om deezen brief aan U allen te schrijven; ouercenkaomstig myne betrekking op U, en myne liefde voor U, daar ik, gelijk Paulus aan de Gemeente te Ephesen schreef, ook Uwer gedenke ia myne gebeden, op dat de God van onzen Heere Jesus Christus, de Vader der Heer. lykheid, U geevc den Geest der wysheid, en der open" baaring, in zyne kennisse J £faa. dit bidt myn hart U toe, liefwaardige Gemeente van Amsterdam, daar wy thands in tijdsomstandigheden leeven, waarin de eer en leer van onzen Goddelyken Verlosser en eeuwig gezegenden Zaligmaaker zoo vyandig, en kwaadaardig wordt aangevallen, en wel op eene wijze zeer onderscheiden, van die van vroegere dagen, maar daar door des te listiger en gevaarlijker. Het is over het algemeen niet meer die spotzieke geest, die de heilige Bijbel waar heden in een belachlyk licht zoekt te stellen, of die openbaare aanval op de Goddelijkheid der inhoud onzer gewyde Schriften, der Deisten in Engeland, Frankryk,en Duits Mand, die wy ZOO  XIII zoo zeer te vreezen hebben; maar hedendaags hebben de Bestrijders van Hem, dien God de Vader zyn Zoon met eene stem uit den hemel uitdrukkelijk noemde, en van wien de Heilige Geest getuigde, dat Hij de waarachtige God cn het eeuwig leven is; eene andere gedaante aangenomen; zy verbergen zich voor het oog der menschen, onder hen, die den Cliristelyken Godsdienst heren en prediken , zy verhaalen U by alle gelegenheden, dat zy denzelven toegedaan zyn, dat zy denzelven opklaaren, en tot zyne eerste eenvoudigheid willen wederbrengen, en op welke eene wijze geschied dit? By zommigen, door het swygen van die waarheden, die zy verkondigen moesten, en die het pit en de kern der Christelijke leer zyn; by anderen door het verhaal der heilige Schryveren, eenen anderen zin te geeven, als de beteekenis der woorden en het verband en oogmerk vorderen, daar toe dikwerf den Hebreeuws dien ofGriekschen Text, tegen den aart der taaien overzettende, of door de gewijde Godspraaken des Ouden Testaments, tegens derzelver bedoeling en de geloofwaardige verklaaring, van de Schryveren des Nieuwen Testaments aan, te verdraayen,%oodatzy Christus, als God en Zalig ha aker uit den Cliristelyken Godsdienst zoeken wegteneemen, en eene leer intevoeren, die noch in 't leven, noch in 't sterven, een gegronden troost opleevert. Zulke  XIV Zulke Leeraaren, zulke Schriften, vinden thands hyval, zulke worden in verscheidene Rccensien geprezen en lof toegeswaaid, en men heeft in onze dagen een gouden eerprys zien toewijzen, aan zulk een geschrift waarin dit alles gevonden werd. Kan wel iemand die geen vreemdeling is in het geen in deeze dagen geschied is, het des ongepast oordeelen, dat wy aan U schrijven 't geen de Apostel Petrus, aan de verstrooide gcloovigen in zynen tyd schreef, Gy dan Geliefde, z::Iks te vooreh vreetende, wacht u, dat Gy niet door de verleiding der gruwelyke menschen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uwe vastigheid; maar Wast op in de genade onzes Heeren en Zaligmaakers Jesus Christus, Hem zy de heerlykheid, nu, en in den dag der eeuwigheid! Het ik ook hierom Geliefde, dat wy in deeze kerkelyke redenvoeringen, die u de grootheid van Geest, en het verheven Charakter van Paulus den Apostel voorstellen, de Goddelijke waarheid en hemelschen oorgsprong van den Cliristelyken Godsdienst hebben aangewezen, om ook U daar door te versterken in het geloof, en optebouwen in de hoop des eeuwigen leevens. En daar ik de uitlegkunde der Goddelijke Schriften zoo hoog schat, en geloof, dat dezelve, voor al in deeze dagen, niet alleen nuttig, maar  XV maar zelfs noodzaakehjk is, om de Gemeente de heilige Schriften te leeren verstaan, en dus, de gronden van den Godsdienst te leeren kennen, en daar door het meest geschikt is, om hun tegen alle opkoomende of reeds plaats hebbende dwaalingen te behoeden, zoo heb ik myne kerkelijke redeuvoeringen, uitlegkundig zoeken voortedraagen. Het zedenkundig prediken, heeft jaa zeeker zijne nuttigheid, wanneer het naar den eisch geschied; doch hoe dikwerf geschied het zoo, dat er waarlyk geen Christelijke zedenkunde in gevonden wordt, en men kan, helaas! niet ontkennen, dat veele leerredenen meer geschikt zyn, om deugdzaame Heidenen, dan om goede Christenen te vormen. Welk nut doet zulk zedenkundig prediken, waarin men deugden aanprijst, en op der zeiver betrachting aandringt; wanneer men niet teffens,. opgeeft de echte en rechte wys, waar op de diep verdorven mensch deugdzaam worden moet! Wanneer men uiet leert, dat er geen deugd is, die Godcbehaagend is, en een Christen versierend, dan die groeit op den wortel des geloofs. En het is in de daad te bejammeren, dat men in deeze dagen zoo.veele leerredenen van dien aart, hoort en leezen kan, waar in den Naam van Jesus, naauwlyks voorkoomt, die inde daad meer geschikt zyn, om de menschen uitwendig tot goede burgers, dan inwendig tot '.vaar? Christenen te maa*  XVI maaken. Indien het geloovig toevlugt neemen tot Hem die gezegd heeft, zonder my kunt gy niets doen,'en de lieiligmaaking , zonder welke niemand God zien zal, als de gronden der Cliristelyken zedenkunde, niet beschouwd en voorgesteld worden; wat is er dan van dezelve te wachten'? Schreef de voortreffelijke Canzelier en Hoogleeraar Mosheim, dat onze Leeredenen moesten dienen, om de menschen wyzer en beter te maaken, ik heb altijd hier aandenkende my daar op toegelegd, om door myne verklaaring den zin en het oogmerk der heilige Schriften optegeeven, en door myne toepassing aantetoonen, wat daar in nuttig was, tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwyzing, die in de rechtvaardigheid is. En behaagd het God, deezen mijnen arbeid, hoe gebrekkig die ook zy, tot die heerlijke eindens te zegetien , dan zal ik ryke stof hebben, om God daar voor te danken, op aarde en in den hemel. Gy kunt myne Geliefde, in deeze redeuvoeringen, die de gewigtigste bijzonderheden, van het Leven van den Apostel Paulus U voorstellen, zien, hoe die uitmuntende Kruisgezant zich gedraagen heeft, by het loejeil der hevigste stormen van verdrukking en vervolging, en hoe hv üttyd, getrouw aan God, en gelijk aan zich zeiven bïhf- Gij zult er den rijken troost uit  XVII uitzien, die de beminnelijke Godsdienst opleevert, in de wederwaardigheden deezes levens, en den Christen uit leeren kennen, die het zich eene tere rekent, den Heere natevolgen, in bezaaiden en onbezaaiden lande, die zich Christus voorstelt, om zoo te wandelen, gelijk Hy gewandeld heeft. Zij kunnen dus onder den Goddelyken zegen, ook voor Uin deeze dagen, tot bemoediging en troost zyn. In deeze dagen, waar in ons dierbaar Vaderland, door den rampvollen oorlog, en eene verderfelijke inweiu dige verdeeldheid zoo diep gezonken is, waardoor zoo veele bronnen van welvaar d verminderd of geheel op ge-, droogdzyn; in deeze dagen, waarin zoo veel stof tot Uaagen, zoo in 't Burgerlyke als in 't Godsdienstige gevonden wordt, welk eene blijdschap zou het voor myn hart zyn, in dien dezelve iets mogten toebrengen, om Ute leeren daar te klaagen, daar alleen hulp en heit, ie vinden is; het is God, het is God alleen, myne lieve Landgenooten, die regeert, Hy is met Hoogheid bekleed! Hy heeft zoo dikwerf aan onze Vaderen getoond, in de bangste tijden, voor kerk en Vaderland, dat Hy uit duisternis het licht kan scheppen. Wacht U toch bid ik U, datgy vergeeten zoudt, dat uit den mond des Allerhoogsten, niet alleen het kwaade, maar ook het goede koomt. Een Christen moet voor al in zulke ive-. *»* gen  XVIII gen op den Heere zien, want by Hem is heil, en zich tvachten voor murmureer en tegen God. Neen, onderworpen te zyn, en te hoopen op den Heere, dit moet het bestaan van een Christen zyn. Laat ik allen, die den Heere Jesus in onverderffelykheid lief hebben mogen toeroepen; Waarom zou een Christen klaagen Die geloofd, dat God regeert? Waarom zou hy angstig vrxagen? Waarom naadren zoo veel plaagen? Waarom die niet afgekeerd? Swyg myn Christen! Leer toch bukken! Leg de hand hier op den mond! En geloof dat de ongelukken, Zelfs die hier het hardste drukken, In Gods wysheid zyn gegrond! Hier, moet gy den Heere swygen, Al zyn doen is Majesteit! Nimmer moed'ioos nederzygen. Eens zult gy uw' wensch verkrygen, In het Ryk der heerlykheid! Ziet ge in rd die tegenheden, Nooit Gods Vaderlyke h\nd? Hoort Hy nimmer uw gebeden ? Stuurt Hy zoo niet uwe treden, Naar een beeter vaderland? Laat  XIX Laat een booze zich beroemen, Dat hy hier in vreugde leeft! Eens, zal hem zyn hart verdoemen! Als Gy, God, uw' God zult noemen, Die de zaligheid u geeft! Wacht, u toch voor morrend klaagen. Als gy rampen naadren ziet! Is 't Gods gunstig welbehaagen? Dan zal eens uw heilzon dagen! En het kwaade treft u niet! Leeft gy hier in tegenheden! Voor u zelv', uw huis, of kroost? Denk toch altyd, "hier beneden "Is het lyden haast geleden, "God blyft toch myn heil, myn troost!" Jaa de Vorst der Englenschaaren Jesus, Gods verhoogde Zoon, Zal u door zyn kracht bewaaren, En eens juichend op doen vaaren, In den Hemel voor zyn Troon. Laat ik hier mynen uitvoerigen brief eindigen., liefwaardige Gemeente! En U Gode en den woorde zyner genade aanbeveelen, die magtig is, U optebouwen, en U een erfdeel te geeven onder alle degeheiligden. Alleenlijk, myne Vrienden, wandelt waardiglijk hetEuange- lium  XX Ham van Christus, op dat het zy, ik koome en U zie, het zy ik ajweezig ben, ik van uwe zaaken mag hoor en, dat gy staat in eenen Geest, met een gemoed, gezaamentlyk strijdende, door het geloof des Euangeliums. De God nu des vredes, die , den grooten Her* der der schaapen, door het bloed des eeuwigen Testaments, uit den dooden heeft wedergebragt, naamentlyk onzen Heere Jesus Christus, die volmaake U in alle goed werk, op dat gy zijnen wil mogt doen; werkende in U het geen voor Hem welbehaagelyk is, door Jesus Chris* tus, den welken zy de heerlykheidin alle eeuivigheid, <\ Ik blyf met een toegeneegen hart, Hartelyk geliefde Gemeente van AMSTERDAM, Uwen oprechten Vriend, eri dienstwilligen Dienaar in den Heere Jesus Christus PETRUS HAACK, Alton a, den jden Hooymaand I800. Taal  XXI Taal des harten aan mynen zeer waarden Vriend Petrus Haack. Door tegenheid beproeft, de kruisleer te verkonden, Met christelyk gevoel'. Daartoe door God bestemd, door Jesus zelfs gezonden; Dit was eens Paulüs doel. Op 't zonderbaarst bewerkt, uitmuntend in zyn gaven, Vol deugd en Christen moed, ZogtHy, waarKy maar kon, de Christenleer te staaven, Tot roem van 't hoogste goed. In goed en kwaad gerucht, in vreugde en- tegenheden, Bleef hy als Christen groot: Geen wonder, want zyn Geest bleef werkzaam in gebeden, En zag op Jesus dood. Zoo deed Hy EUjmas de wonderkragt ervaaren — Des Helds uit Ephrata: Zoo bragtHy 'twyfflend hart, door Christus, tot bedaaren, Van eene Lydia, Ter-  XXII Terwyl de Levensvorst, omstraalt met eeuw'gen luister, Op zynen zendling zag, Was, in zyn geest, het licht, zefs in het akligst duister, Van den meest heldren dag. Doorploegd op zynen rug, door felle geezelslagen, En in den stok geboeid: Kon zyn geloof ook nog de schoonste vruchten draagen Het was in 't leed gegroeit. Een Hallel rees omhoog, uit 't somber hol des kerkers. Het loflied klom tot God. Straks werd de kragt gevoelt - de kragt diens Heilbewerkers Die schraagt der zynen lot. Het kerkerhol beweegt — de grendels zyn ontsloten — De boeien zyn geslaakt, — De groote Jesus spreekt tot zyne Lotgenoten, En 't licht der alkragt blaakt. De Stokbewaarder beeft, — hy wil zich zelfs ontzielen, — Maar Paulus weert die daad: Drazietmen die Romein voor't kruis van Christus knielen, Ontrukt aan 't heilloost kwaad. Door tegenheid beproeft, de kruisleer te verkonden, Met kragt en klem van reên: Word Paulus, door zyn Heer, tot 't zaligst doel, gezonden Naar 't wysheids volle Atkeen. Zelfs d' Areopagus, waar Pallas fierste zoonen, Geleid door 't redelicht, Aan  XXIII Aan minderkundigen, hun wysheids reden toonen, Tot 't zelfde doel verpligt: Waar men de Leeriings vond van onderscheidne uiyzm; Beroemd door vvysheidsmin: Zelfs d' Areopagus doet uit zyn midden ryzen» 's Apostels Christus zin. Wat Zeno, Epicuur, en hunne volgers leerden, —• Zy leerden Christus niet: Dien onbekenden God, wien Pauhis hart vereerde. Op wien de Christen ziet. Dit denkbeeld trof de ziel van Dionys — dien braaven — Het trof Damaris hart: Terwyl die Eedlen zich tot Christus kerk begaven, Met 't oog op Christus smart, Zy dagten Jesus dood, en dat Hy is verreezen; Hier voelden zy Gods eer: Nu werd door hun Gods Zoon met dankbaarheid gepreezen, Vertroost door Goëls leer. In goed en kwaad gerucht, in vreugde en tegenheden, Waar hy zich ook bevond: Of, door het ongeloof, of bygeloof bestreeden, Bleef Paulus heil gegrond. Hy sprak, tot Christus lof, daar Christus Geest van booven, Hem sterkte en wysheid gaf; Zoo daalde een hemelsch licht, een kragt, om God te looven,, Op deezen zendling af. Be-  xxiv Bemoedigd door dit licht «n door die kragt des Heeren, Bleef Paiuv.s roem in God: Kon Hy, zoo toegerust, steeds zuivre waarheid leeren, En had een zalig lot. De groote Levensvorst gaf, aan zyn arbeid, zegen: De kruisleer werd verbreid: Corinthe en Ewkesus gevoelden deezen zegen, Door Jesus dood bereid, 't Verzoeningswoord drong door in 't hart der Asiaaneti, Men zwoer den Afgod — af. Men zag, op Paulus raad, op 't heil, dat God wou baanen Die ons den Heiland gaf. Dan, wil men duidlyk zien — 't geloof, de wysheids reden, Van Christus Afgezant: Hoe Hyin vreugde en smart, steeds voorwaards is getreden, En 't kruiswoord heeft geplant: Hoe Hy voor ofood en Griek wierd tot een gids 'en rader; Een Vriend in vreugde en leed: Hoe Hy voor duizenden werd tot een liefdryk Vader; Voor hun behoud gereed. Hoe Hy de boetbazuin blies, in het stormendst weder: Ontziende ramp noch nood: Op 't geestlyk Libanon steeds vaststond als een Ceder, Door kragt, die Jesus bood. Hoe Hy een Pilaar was in 't heerlyk huis des Heeren» Onwrikbaar vast en sterk. "Men  XXV Men leeze dan, om dit, uit 't woord van God, te leeren, Dit zoo uitmuntend werk. Hier vind men Paulus roem, tot Christus roem, beschreeven, Door den beroemden Haack. Die Petrus, zoo vol vuur, schetst ons 's Apostels leven, Dit wierd na recht zyn taak. Door tegenspoed geleerd, kan hy hier troost in vinden-, En schonk ons ook dien troost. Die meermaals 'f eigen hart aan Goè'1 kon verbinden, En 't hart van Gade en Kroost, Heb dank, hoogwaarde, Vriend, myn Amtgenoot en Broeder: Uw werk heeft my gesdgt. Uw arbeid toont den geest den gropten Albehoeder,— De kragt van 't Jesus licht Heb dank, gy brengt het hart by de fontein van 't leven i Gy hebt, tot Jesus eer Voor 't volk zyns eigendoms, en boetelings geschreeven, Naar .eisch der Christen leer, Gy doet ons, opjeen pad van doornen, dankbaar wand'tenj Naar 't hemelsch vaderland: Gy toont ons, hoe Gods volk, naar Christus wet mo«{ hand'len, In den beproevingsstand. <3y beurt de zwakken op en leert de sterken waaken, Gy schraagt des ChristenS jn»ed:  XXVI Gy eischt geloof en pligt, gesterkt door >t zelfsverzaaken, Gehecht aan 't hoogste goed. By U is J Esos dood de grondzuil van 't vertrouwen, Voor tyd en eeuwigheid» Gy doet ons, in uw werk, dat heilloon reeds beschouwen, Dat Goël heeft bereid. Gy voert van Sinai ons tot de zombre dreeven, Van 't beevend Golgotha : Maar hier word in het hart 't verzoeningswoord ge- schreeven, Des Helds uit Ephrata. De vloek van Ebal wykt; op Gerizitn te staaren: Heb dank, dit bid Uw geest. En dit mogt, leezende in uw werk, myn geest ervaaren. Die biddend Goè'1 vreest. Schoon wy in alles niet volstrekt harmonisch denken: Toch eer en we eenen God: Die ons, uit vrye gunst, zyn dierbren Zoon wou schenken» Als bron van 't heilvolst lot. Wy eeren eenen Heer, die voor ons is gestorven. En, door wiens offerdood, Voor 't schuldig hart, Gods heil volkomen is verworven: Die ons zyn bystand bood. Tot roem van Uwen God en Heer hebt Gy geschreven, Hy kroon uw trouw en vlyt: Zoo word aan U 't vermaak van weltedoen gegeven, In Uw beproevingstyd.  XXVII Ja, broeder! 'k bid met ü, dat God uw arbeid zeegen: Tot heil van Christus kerk. Hy stroom zyn liefde en gunst zyn Zion lieflyk tegen, Door uw uitmuntend werk. Die kragt, die Paulus deed, in 't zwaarst gety der rampen. Nog vaststaan ais een rots; Waardoor hy zelfs met 't leed, al juichende, kon kampen, Gesteutit; door 't licht zyns Gods: Die Christus kragt doe U nog lange jaaren spreeken, Van t' heil dat Jesus geeft: Blyf lange nog, voor 't volk van God, een zichtbaar teken, Dat Koning Jesus leeft. Volvoer uw loflyk werk- tot eer van 't alvermogen, Tot Jesus roem en lof: Dat eens een dankb're schaar uw arbeid moog verhoogen, In 't zalig hemelhof. Streef zoo dit Mesech door, met uitzicht op dat leven, Dat eens, in 't ryk van God, Het welgetrouwe volk, erbarmend, word gegeven, Als een hoogstzalig lot. Zie hier de taal van 't hart: wil God myn beêverhooren Hoogwaarde Heer en Vrind •, Dan zegt ons Paulus eens, omringt door Englen Chooren^ Hoe Hy zyn Jesus mint. Dan zal Hy eens aan ons den weg van God vernaaien, Waarop Hy wierd geleid: Dan  XXVIII Dan zien we op 's Vaders throon eens Jesus zelve praaien, Tot in alle eeuwigheid. Dan juichen we eens te gaêr, met blyde Serafynen, Het vrolykst hemellied. En kunnen rust'loos bly voor onzen God yerschynen. Ü noemloos schoon verschiet!! Dit althans is de wensch van uwen medearbeider in den wyngaard ouzes Heer en, die zich, met harteyke liefde en hoogachting, en ouder aanbevecling in Uwe, Hem zeer waardige, Vriendschap, Uektnt te zyn üw waare Vriend en Broeder in Christus J. A. S. HOEKSTRA, leeraar der Mennoniten t= Hamburg en Alton*. t A 1 t o n a, den isten Augustus Igoo. Het  VOORBERICHT, aan de Gereformeerde Hoog ejt U"ederdïïiische gemeexte, van deif Heere Jesus Christus, te \ L T ONA, te HAMBURG, en op den HAMBTJRGER.BERG. Hooggeachte Gemeente! Heb ik het voorig Deel ran dit Werk aan myne geliefde Gemeente van Amsterdam opgedragen, en in die opdragt, kor« telyk  11 Voorbericht. telyk iets gemeld, van de opkomst en voorrechten deezer Gemeente; daar eenige van TJ my te kennen gegeeven hebben, dat zy gaarne hier omtrent eenig breedvoeriger bericht hadden, heb ik geene gelegenheid gepaster geoordeeld, dan om by de uitgaave van dit derde en laatste deel deezes werks, aan deeze begeerte te voldoen: In die hoop, dat God, die in dit Land deeze Gemeente, zoo zichtbaar gezegend heeft, voor al dat goede, van dezelve, de eerbiedigste aanbidding , de ootmoedigste dankzegging en het oprechst vertrouwen eeuwiglyk ontfangen moge! Teu aanzien van den oorsprong en opkomst deezer Gemeente, vindt men nergens een tydbepaalend berigt, dan in zekere Deductie van de Pruissische en Hollandsche Ministers, Resideerende by den iNedersaxischen Kreits te Hamburg den 2 Maart 1715 aan den Minister van zyne Majesteit, den Koning van Denemarken, aldaar resideerende overgegeeven, in hetHoogduitsche geschreven, waar by die beide Heeren voor de Hervormden intercedeerende, onder anderen zeggen: Dat door de gruiwelyke vervolging des Hertogs van Alba tegen het jaar 1580 en  Voorbericht. ui en eenige daarop volgende in de (toen) spaansche Nederlanden, de Euangelies Gereformeerden gedwongen werden, zich. hier en daar te plaatschen, waar van een goed deel zich naa Hamburg retireerden. * Intusschen is het ontwyffelbaar zeker, dat het vlugten der Nederlanderen en het zoeken van eene veilige schuilplaats, tegen de gruwelyke vervolgingen in de teen nog Spaansche Nederlanden, reeds vry wat vroeger, dan tegen het jaar 1580 en eenige daarop volgende geweest zy, jaa zelfs dat, die tegen het jaar 1580 en eenige daarop volgende reeds opgehouden waren, gelyk ik kortelyk uit het hier volgende bewyzen zal. Ik zal ten dien einde hier geen melding maaken, van vroegere vervolgingen, die in Nederland hebben plaats gehad, waar van men bewyzen zoude kunnen a a by- * Men vindt deeze geheele Deductie in de gründliche Vorstellung der wahren Beschaffenheit des Kir. chtn-Streits zwischen denen Hamburgischen Evangelisch . Reformirten, welche ihren Gottesdienit in Altona seit 1601 hergebracltt, und einigen ihren Glau. bensgenossen daselbst von den Deputirten des Cok. sistorii zitm Druch be/Ördtrt Beylage N. XXJIL  tv Voorbericht, bybrengen, reeds in 1036, toen in Utrecht eenige perzöonen verbrand zyn, om dat men goed vond hen ketters te noemen,* nóch van de vervolging omtrent het midden der 12de Eeuw tegen de Waldenzen en andere zoogenoemde Ketters begonnen **, of die der kort daarop volgende tyden. Alleen moeten wy ons bepaalen by zulke vervolgingen, die in de Nederlandsche Provintien hebben plaats gehad, toen het heilryke licht der hervorming aldaar meer algemeen doorbrak, en der zeiver belyders ondér den yZeren Schepter van den Spaanschen Kening Philips den tweeden, door den afstand van Keizer Karei den vyfden in 1555 gekoomen zynde, dooide Inquisitie heviger- dan te vooren vervolgd wierden, wanneer men ten dien einde de ISFederlandsche geschiedenis naagaat, dan vindt men, dat reeds in 1561 de hervorming meer en meer ingang vondt, onaangezien de vervolging om bet .w. .• a.' **La • b >r * Brand Bist. der Reform. t&fi ** Men vindÉ het een en ander brè'édèï in de Verdediging van de zaak der Hervormden, door de Gedeputeerden van de Geldersche Synode 1797 uitgegeven, en te Amsterdam by Sfe de Bruyn gedrukt, Zie pag. 11 —JJ.  Voorbericht;. ▼ geloof, omtrent deezen tyd, heeviger dan te vooren woedde * door de bloedige vervolging, naamentlyk van den Cardinal de Granvellc, die tot 1564 in de Nederlan* den bleef. Inliet jaar 1564, verklaarde Willem de eerste Prinse van Orange en de Graaf van Egmond, aan de Afgevaardigden der steden, en aan eenige Leden van den gebeimen Raad. Dat het getal der Kelteren hier te lande ?* zoo groot was, dat hetzelve onmogelyk door vuur en swaard konde uitgeroeid worden; doch dat men hier toe andere middelen, als de zedenbetering der geestelykheid, het prediken eener gezonde leere en diergelyken, ter hand slaan moest. Het oogmerk van Orange en de zynen was , gelyk de geschiedschryver*** er oplaat volgen, om ds Nederlanden vryheid van Godsdienst te bezorgen, die nu in Duitschland doorgedrongen was; doch zy zagen wel, dat dit ondoenelyk zyn zoude, wanneer de Inquisitie * Vaderl. Hist. van J. Wagenaar, D. 6. p. 7°. ** Naamentlyk in de 17 Provintien toen aan diH Koning Van Spanje onderworpen. *** Wagen. 1. c. p. io» en 106.  VI Voorbericht. sitie en strenge placcaaten (des Konings van Spanje) in stand bleven. In het jaar 1566 toen het prediken der Hervormden in Holland begon, en reeds de Graaf van Cuilenburg, in de kerk zyner Stad de hervormde Leer liet prediken, dat veele Hollanders hoorden, en eenige aanspoorden, om ook in Holland met de opentlyk preeke te beginnen, dat door zes Burgers van Amsterdam, raadplegende met Jan Arendszoon, uit Emden ontboden, werwaards, hy vervolgd wordende gevlugt was,besloten werd; doch voor eerst niet omtrent Amsterdam, daar de Wethouderschap zoo streng was tegen de ketters, dat die Stad, omtrent deezen tyd den naam van Moorddam kreeg, * In het jaar 1567 vind men meer uitdrukkelyk melding gemaakt van het vlugten der Nederlanderen; men leest in de vaderlandsche Historie van dien tyd. Middelerwyl begon 't zich in de Nederlanden na het scheuren van het bondgenootschap, na het vlugten van edel en onedel, 't welk de Hertogin vergeefs door een placcaat zocht te beletten, en na het vangen en straffen * Memor. Van L. J. Reaal Brand 1 bi. 315 — 317. volgends Wagen. 6 D. p. 165.  Voorbericht. vu fen der beeldstormeren en onroomschen, in het gemeen, alomme te schikken tot onderwerping. * En Famianus Strada, de Spaansche historieschryver tekent in. zyn verhaal van de Nederlandsche oorloge op dit jaar aan, dat de Hertogin door een openbaar en algemeen gebod zocht te beletten en te wederhouden, het vertrekken der Ingezetenen des Lands, die dagelyks meer en meer naa andere Landen verhuisden en de vlugt naamen.** Dan de afgrysselyke Hertog van Alba in de Nederlanden gekomen in. oogstmaand van dat zelvde jaar 1567, liet reeds in herfstmaand de Graaven van Egmond en Hoorne gevangen neemen, en veele anderen: En het vangen van zoo veele aanzienlyke luiden, joeg wederom eene geheele menigte van Ingezetenen ten Lande uit, wel tot aoooo in getale *** boven nog omtrent 100,000 die naar het schryven der Landvoogdesse van den 8ten van Herfstmaand reeds te vooren geweken waren f. Duitsland, * Wagen. 6 D. p. 239» ** Zie de Nederlandsche overzetting te Antwerpen 1646 gedrukt, pag. 508. *** Hooft 4 B. bl. 164. Wagen. 6 D. p. 250. f Volgends het vertoog van Balduinus, waren er meer  viii Voorbericht. land, Frankryk, Engeland, Einden, Oost. vriesland liep rol vlugtelingen, die medenamen 't geen zy konden, en de onroerende have, agter lieten, om er het lyf ten minsten aftebrengen: nog waren zy gelukkig die by tyds weeken, alzoo Alva voor het einde van Herfstmaand een nieuw Gerechtshof instelde, onder den naam van Raad van Beroerden, voor welk alles, wat eenige betrekking, tot de voorgaande of tegenwoordige bewegingen had, gebragt en afgedaan moest worden. In het jaar 1569 oordeelde de Hertog van Alva, na het verdryven van den Prinse ▼an Orange de handen ruim te hebben, om ze op nieuws te slaan aan het onderzoeken der geenen, die zich in de voorgaande beroerten vergrepen hadden, het vervolgen, het veroordeelen en straffen wakkerde dan wederom; doch te gelyk ook het vluchten van veele Ingezetenen , willende men dat omtrent deezen tjd, eene groote menigte van Wollen- we- meer dan dat getal, zie dit uit le Petiet Chronicq 9- p. 83. opgegeeven in de byvoegzels en aanmerkingen der vaderl. Kist. van J. Wagenaar ÓD. door Ur, van Wyn, Lambrechtscn, cn andere, p. 70.  Voorbe R ; e h r. wevers uit Ylaauderen geweeken is, die 's Lands bloeyende handwerken naa Duitsland en voor al ook naa Engeland hebben overgebragt. * Men kan van het getal der geweekenen eenigzins oordeelen, uit het getal der zulken, die door den Raad der Beroerten gerechtelyk ingedaagd zynde, gebannen werden: hetwelk in slachtmaand deezes Jaars al meer dan 8000 beliep. ** In het jaar 1573 vertrok de Hertog van Alva uit de Nederlanden, van wien verhaald wordt, dat hy op zyne te rugreis by Graaf Lodewyk van Kouingsteyn zich beroemd heeft, geduurende zyn bewind over de Nederlanden, het welk maar ruim 6 jaaren geduurd heeft igóco menschen, om het geloof en weerspannigheid te hebben doen ombrengen.*** Men * Meteren 3 B. Fol. $6. vers. ** Viglius ad Hopper Epist. CxlI. p. 547* Wagen* 6D. p. *92- *** Wagen, beroept zich in zyn 6 D. p. 45§- °PV. Reid. 1 B. bl. 10. en op Bor. 6 B. bi. 349 (474) en in de reeds genoemde byvoegzels op dit 6de deel, van de Hoeren Van Wyn, Lambrechtsen en. anderen, leest men p. uo.dat volgens het getuigenis onzer voorvaderen zelve , de Hertog «»-  YOORBZRIC H T. Men ziet dus uit liet bygebragte dat het ontwyffelbaar zeker is, dat het vluchten der Federlanderen en het zoeken van eene veilige schuilplaats tegen de gruwelyJte vervolging des Hertogs van Alva, vry wat vroeger dan tegen het jaar 1580 en eenige daarop volgende geweest zt, en nog naader zal zulks blyken, wanneer ik bewyze, dat die tegen het jaar 1580 en eenige daarop volgende reeds opgehouden waren. Men herinnere zich ten dien einde, dat ik zoo even gezegd heb, dat de Hertog van Alva in het jaar 1573 reeds de X\ ederlanden verlaaten heeft, èn op bevel zynes Konings naa Spanje te ruggekeerd is. En hier kan ik by voegen, dat de vervolging om den Godsdienst, die onder JAequesens (Don Louis de Requesens, was Alva* opvolger en door hem opgestookt, om sc'ncn dj 18000 en 19 perzonen heeft doen ombuigen, dit is voorheen door een kundige hand aangetoond namentlyk van den Heere van de WalL Prvil. van Dordrecht, bladzyde 1315. De reeds genoemde F. Scrada getuigt 1. c. p. 632 te gelooven, dat meest alles, wat de Hertog van Alva uitgerecht heeft, geschied geweest te zyn, uit bevel des Romngs van Spanje.  Voorbericht. xi om in dezelve maatregels te treden, die men tot hier toe gevolgd had) nog sterk in swang gegaan bad, hyna geheel ophield ten tyde van Don Jan, die in 1576 reeds Requesens opvolgde, in het hevel over de Nederlanden. In het jaar 1378 keerde een groot getal van uitgeweekenen reeds te rug; trouwens in het zelvde jaar 1578 werd reeds in Amsterdam, dat zeer lang de Spaansche zyde hield, de Roomsche Regeering uit de Stad geleid, en de oude kerk aan de Hervormden ingeruimd en weinige dagen daarna ook de nieuwe. * In het jaar 1579 werd by de Unie van Utrecht Art. 13 bepaald-, dat elkvryheid van Godsdienst, zonde behouden, en men niemand ter zaake vanGodtdienst onderhaalen of onderzoeken zoude, gelyk reeds by de Gendsche bevrediging vastgesteld was, en in dat zelvde jaar w erden in verschiet!ene steden, de RoomscheKerken den Hervormden ingeruimd, en de wethouderschap te Utrecht verklaarde , in dit zelvde jaar 1579 dat in bet begeven van ampten eu gunsten, zoo Geesteryke als wereidlyke, er geen opzicht zou genomen worden, op het * Wagen. 7. D, p- -02, 204, 208 en 9.  XTï TOOBERICHT, botgeloove. * Eindelyk in plaats van dat in het jaar 15S0 en eenige daarop volgende, de gruwelyke vervolging in de Nederlanden de Gereformeerde noodzaakten elders, eene veilige Schuilplaats te zoeken, hoorden de gereformeerde in meest alie de steden, reeds hervormde Predicanten opentlyk prediken. Men ziet dus uit het gemelde, dat het vluchten der Nederlanderen verscheidene jaaren vroeger reeds heeft plaats gehad, gelyk ik nu nog met eenige bewyzen uit berichten van den oord, daar zy eene veilige Schuilplaats gevonden hebben, staaven zal. Het eerste is ontleend uit de Historische Naarichten der kerken der Stad Altona, door j den Heere J. A. Bokten in 1790, in het Hoogduitsch uitgegeev en, waar in die oudheid kundige geleerde zegt,* wanneer door de gruwelykheden des Hertogs van Alva en door de daarop gevolgde harde verklaaring, des Konhigs van Spanje over de 100,000 Nederlanders' uit hun vaderland gingen, wendden * Wagen. 7. D. p. 257. en 2S7. ** A. Bolterfs historische Kirchen-Nachrichten voa der Stadt Altona und deren verschiedenen Rtligions. Partheijen. Erster Band p. igg.  TOORBERICHT. XIII den veele van hun zich naa Hamburg, Altona en Stade, en voegt Hy er in een aantekening by, zoo het blykt, is Altona ook door deeze vlytige aankomelingei: aller eerst opgekoomen, ten bewyze hier van bybrengende de beschryving deezer Stad, door den Heere I,. H. Schmid in denjaare 1747 alhier uit gegeeven, waar uit blykt, dat reeds in het jaar 1580 verscheidene Altonasche Inwooners, welker naamen opgegeeven worden, en welke gelyk de Heer Bolten uitdrukkelyk zegt, duidelyk te jkennen geeven , dat de meeste van hun, tot de Nederlanderen en Waaien gehoord hebben, eene eigene armenordening en kas, voor de armen in Altona, opgerecht hebben, en ten dien einde eene armenbos eiken Zondag lieten omgaan, welke nevens andere gelden van een onder hun bestuurd werd, zy, zegt Hy, werden Bussen of Bossenheeren genoemd, en hier door is de grond tot de tegenwoordige gesteldheid der Armenbezorging gelegd gew orden. * .Ook * Zie L.'H. Schmid Ver&uch, einer historischen Be. schrcibimg der an der Elbe belegeren Stadt Altona. pag. 2$.  xi v Voor bericht. Ook is er nog een oudstuk voor handen, waar uit wy jn de tweede plaats bewyzen , dat de Hervormde in deezen oord, reeds in een aanmerkelyk, aantal vroeger gewoond hebben. Er was een scherp Edikt van Hamburg en andere Zeesteden 1535 uitgekoomen , dit liet "Bernhardus Yagetius in het jaar 1603 herdrukken, met eene voorreden in den geest van dien tyd opgesteld, waar in Hy spreekt van de verstokte Calvinisten, die 20 en meer jaaren te Hamburg gewoond en haaren handel en koopmanschap gedreven hadden. * En dat dit nog " Ten aan zien van dat scherp Edikt vind men dit volgend bericht woordelyk in de meergemelde Hist. Kirch, Nacht: Er ster B. p. 270 — 272. In het jaar 1535 w-s van de zes Steden Lubeck, Bremen, Rostok, Straalzond, Lunenburg en Hamburg een zeer streng Mandaat tegen de Sacramentirer en Anabaptisten, zoo men in dien tyd de Gereformeerden en Doopsgezinden noemde, uitgegeevcn, en daar in onder andere alle burgeren aanbevolen, oin niemand die zulke secte toegedaan was, zelfs eenmaal te herbergen; in het jaar 1555 werd dit mandaat, schoon wat verkort, weder vernieuwd. In het jaar 1560 werd het in Hamburg andermaal ter naakooming bevestigd, en op het strengste verboden, eenen Doopsge- zin-  Voorbericht. xv nog kragtiger bewyst, is, dat dezelve Heer Bolten aanteekent,* dat D. Bollius reeds voor 1577 te Stade, by de gevlngte Nederlanders en Waaien, Predicants diensten verricht heeft, waar van ik in het vervolg breeder melding maaken zak Gelyk uit het een en ander gebleken is, dat de Hervormde, die, reeds in 1561 in de Nederlanden heviger dan te vooren vervolgd werden, in zulk eene menigde hun dierbaar vaderland , om het moordschavot of den brand stapel, te ontkoomen verlaaten hebben, dat reeds in 1567 in het getal daar, van op meer zinden of Hervormden te huisvesten, of in dienst en arbeit te nemen, en nog lang daarna moest zulk eene verordening alle vierendeel jaars, van alle de predikstoelen in Hamburg gepubliceerd worden; deeze gestrengheid der Hamburgers en die zeker grootere toegeevenheid der Landcsheéren van het naabuurig Altona, hebben reeds vroeg veele Doopsgezinden bewogen, na Altona te trekken, gelyk ook veele Gereformeerden om gelyke redenen, reeds voor 1580 in Altona zich nedergezet hebben. Een aanmerkelyk gedeelte van die gemelde voorreden van Vagetius, vindt men in de meergemelde HisU Kirch. Nachr, Erst. B. p. t)g. * Bolten 1. c. p. au.  X* t y ÜöiUEÏlICHI. meer dan iao.000 beliep, daar in de kort daar op gevolgde de jaaren, (toen de Hertog van Alva nog gruwelyker dan iemand zyner voorgangeren, tegen onze ïgeloofsgenooten woedde, dat tot 1573 duurde, toen hy naa Spanje te rugkeerde) het getal der gevluchten al zeer aanïuerkelyk moet geweest zyn, gelyk uit de indaagingen en de vonnissen van zoo veele duizenden, die zyne woede ontkwamen en het ter dood brengen, van ïusschen de. 18 en 19000 menschen, onder zyn, met zoo veel onschuldig bloed bevlekt bestuur, gebleeken is; zoo is het echter zeker, dat onze geloofsgenooten die in deeze streeken zich ter nedergetet hebben, eenige jaaren van de openbaaren Godsdienst oeffening verstoker; geweest zyn; het eenige dat men daar van vindt in de oude berichten van die dagen, is het geen wy leezen in de reeds' aangehaalde Deductie der Heeren Residenten, by den Nedersaxischen kreits, * om de eigene woorden van den koninglyk Prussischeö en van den Hollandschen Mraistër, hier te plaatschen. Als zy (de te * Zie de reeds aangehaalde grUndliche Vorstdlung Byl. N. XXIII.  Voorbericht. xvii te vooren genoemde Euangelies Gereformeerden) door de gruwelyke 'vervolging in de (toen) Spaansche Nederlanden gedwongen wierden, zich hier en daar te plaatscben, waar van een goed deel zich na Hamburg retireerden — als zy nu aanvangelyk in de Stad Hamburg haaren Godsdienst in groote vrees en schrikken heimelyk oefFenden, en by de toen maalige invoering van het Concordienboek de Euangelies Lutherische, hoe langer hoe harder, tegen de Euangelies Gereformeerden aangingen. En dit en ook nog andere redenen, schynen, de • aanleidende oorzaak geweest te zyn dat onze geloofsgenooten zich het allereerst te Stade, vyf mylen van hier gelegen tot eene gemeente verzameld, en vereenigd hebben, een naauwkeurig, doch kort bericht, vindt men hiervan by den reeds geroemden Heere Bolten, * dat hierop uitkoomt, dat wanneer door de gruwelyke vervolging des Hertogs van Alva, en door de daarop harde verklaring des Koni'ugs van Spanje over de xoo,ooo Nederlanders uit hun Vaderland gingen , wendden 'zich veele van * J, c. p. 188 — X89» b  V O O RBE ft IC III. van hun naa Hamburg, Altona, en Stade. Deeze op zulk eene wyze, aan die drie plaatscben en derzelver omtrek, gekoomene Gereformeerden traden te zaamen in eene kerkelyke gemeenschap, iHi toen deeze-van den toenmaaligen Ma«istraat te Stade vryheid verkregen hadden, een Predicant, en andere kerk en Scbooldienaaren te houden, en hun daalde vrye oeffening van den Godsdienst gegeeven werd, vereenigden zy zich met de te Hamburg en Altona woonende Gereformeerde zoo, dat zy alle te zaamen eene Gemeente uitmaakten. Deeze vereeuigde Gemeente hadden eerst, een Predicant by leening, voor eenigen tyd, en men vindt, dat in het jaar 1588, gelyk de Heer Bolten het opgeeft, de ingezetenen der Siadt Delft, hunnen Predicant Moreau aan deeze vereenigde Gemeente leende, om by de zelve de eerste inrichting te maaken, en by dezelve het Leeraarampt zoo lang waarteneemen, tot zy eenen eigen Leeraar bekoomen koude; terstond werd daarop onder deszelis bestuur een byzonder Consestorie aldaar opgericht, Ouderlingen en Diaconen benevens agt Gedeputeerden aangesteld, en schoon de Ouderlingen in Stade  Yo ORBEBICHI. XXI Stade elk jaar afwisselden,, werd er ook deeze schikking gemaakt, dat er ook Ouderlingen onder de Hamburgsche en Altonasche Broederen rerkooren werden, die met de Ouderlingen te Stade gemeenschappelyk, het beste der Gemeente bezorgde; ook zorgde Ds. Moreau, dat de by de moederkerke in Holland plaats hebbende kerkenordening by hen werd aangenomen, en Hy hielp den naa Stade beroepen Predicant JohanBollius, met raad en daad. tot dat Hy tegen Paaschen van 1589, weder naa Delft te rug keerde : In dit bericht uit de geschiedkundige kerkelyke Narichten van den Heere Bolten ontleend, is echter een klein abuis, hierin bestaande, dat het niet de ingezetene van Delft geweest zyn, die hunnen Predicant leenden aan deeze vereenigde Gemeente, maar zulks is geschied door de Eerwaarde Broederen van Middelburg, gelyk duidelyk bh kt, zoo wel uit de Nederlandsche als Hoogduitsche uitgaave, van zeker belangryk stuk, door het Consistorie zelve bynaa een Eeuw geleden uitgegeeven, * b 2 waar- * Waarvan de titel woordelyk is: Oprecht en oneenzydig verhaal van den opbouw en voortgang  V O O R S E R I C H r. Vvaarin men woordelyk leest , dat aan ónze godvruchtige voorouderen bestaan de uit INederlanderen en Waaien de wyk naa Stade genomen hebbende de E. Broeders uit Middelburg de Hoofdstad van Zeeland, ten predicant leenden Ds. Moreau. Intussehen doet het ons leed, dat in dat merkwaardig en naauwkeurig stuk wel van den opbouw en voortgang maar buiten dit medegedeelde, byna niets van den oorsprong der gemeente zelve, noch van der zeiver verblyf of verrigtingen in Stade voorkoomt. Ten deezen opzichte vinden wy nog het een en ander in het reeds genoemde werk van den voortgang der Nederlandsche gereformeerde, die zich in Altona verzamelt, als meede een vertoog wegens de verkiezing van een Nederlands Predicant, 'in plaats van zyn Eerw. den Heer de Ia Fontahre', die wegens zynen lioogen ouderdom en lighaams swakheid, afstand van'zyn Predikampt gedaan heeft , en hoe het Consistorie ten beste der Gemeente, tegen die weinig verschillenden zich heeft gedragen. Ter eeuwiger gedachtenisse voor de Nakomelingen, en voorkoominge Van verdere strydigheden, opgesteld in den Naam der Gemeente, door het Consistorie, gedrukt by Hendrik van Wieringen te Ham burg 1704.  Voorbericht-;" xxi den Heere Bolten* zoo ten aanzien van Ds. Bollius, als van de Gemeente in Stade zelve. Wat Ds. Bollius betreft, deeze schynt de zoon van eenen naa Stade gevlugten Nederlander geweest te zyn, en zicb na bet voleindigen zyner Studiën, ook in Stade opgehouden te hebben, en aldaar voor het oprichten en in ordebrengen der Gemeente , predicantsdiensten verricht te hebben, daar men van Hem aangeteekent vindt, dat Hy in 1577 naa Leiden tot het openbaar onderwys der heilige Godge» leerheid beroepen is, en in Leiden de waar* rdighèid van Doctor in de Godgeleerdheid verkregen heeft. Hy keerde echter reeds in 1578 van Leiden te rug , en werd vervolgends Predicant by de Neder-, iandsche Gemeente te Frankenthal, en kwam daarna in 1589 als eerste Predicant by de nieuwopgerichte Gemeente te Stade, by dewelke Hy bleef, ook in 1598 voor de beroeping in de walsche kerk te Amsterdam, bedankende. Deeze Gemeente hield in. het begin haare 't zaamenkomst te Stade, in een byzonder huis * J. A. Bolten Hist. Kirch, Nachr. Erst. B, p. 191 en 110.  Xxu Voorbericht. huis, in eene daar toe gehuurde kamer; in het vervolg lieten de Engelsche hun daar toe een ruimvertrek, in hun ampshuis over, naderhand, bewilligde zy een jaarlyksche huur aan hunnen Leeraar , om zich daar voor een geschikt huis, ook voor de godsdienstige verzamelingen te huuren en ten laats ten kregen zy de vryheid, om zich van de Engelsche kerk tot het houden van het heilig avondmaal en der voorafgaande Leerredenen te mogen bedienen. Eerst hielden zy hunnen Godsdienst enkel in het Fransch na der werd hun echter zulks ook in het Hollands toegestaan ; eerst wel met geslotene deuren doch naderhand werd Let opentlyk vergund, en de Godsdienst werd by wisseling in de Fransche en Hollandsche taal verricht. Zoo bleef het eenige jaaren te Stade. Intusschen trokken de Gereformeerde van tyd tot tyd van Stade weg, naa Hamburg en Altona heen, waar zy oordeelden hunnen koophandel beteer te kunnen dryven, en uit andere streeken kwamen toen te gelyker tyd veele Gereformeerde naa deezen oord; en de dus talryk gewordene Hervormde , verlangden, om hunnen Godsdienst naader, dan in het van hier  Voorbericht. xxiïï hier vyf mylen afgelegen, Stade te kunnen houden. In Hamburg hadden zy geen hoop, om opentlyk hunnen Godsdienst te houden; want schoon zy, gelyk in den aanvang van het reeds gemeld verhaal van het Consistorie gevonden wordt, hunne wooninge naa Hamburg als beter ter koophandel geschikt overbragten, daar men, gelyk het Consistorie hierop laat volgen, den bloei en aanwas der koopmanschap ten grootsten deele, als een zegen van den Almachtigen, aan onze voorouderen de danken heeft; zagen zy zich echter van de vryheid ontbloot, om daar opentlyk hunnen Godsdienst te kunnen verrigten, en hier van vindt men het breedvoerigst bericht in de reeds gemelde Deductie der Prussische eh Hollandsche Ministers in deeze woorden reeds gedeeltelyk aangehaald, als zy (naamentlyk ) de Euangelies Gereformeerde, aanvangelyk hunnen Godsdienst in de Stad Hamburg in groote vrees en schrikken heimelyk geoeffend hebben, en by de toenmaalige invoering van het Concordienboek de Euangelies Lutherische hoe langer hoe harder, tegen de Euangelies Gereformeerden aangingen, hebben de verdrevene Nederlanders, in het jaar 1601  Xxir Voorbericht. 1601 by den Heere Graave van Holstein Schauenburg, aanzoek gedaan, om in Altona, dat toen nog een Dorp was, op hunne kosten, den hervormden Godsdienst, in het openbaar te mogen houden, met hetgeen daar toe behoort, byzonder ook het Consistorie daaronder begrepen, en te gelyk eerbiedig gevraagd, om, in dien de Stad Hamburg de Eeeraaren en Schoolmeesters, niet by zich dulden wilde, dat dan dezelve in Altona woonen en vry van alle lasten, gelyk de Euangelies Lutherische zyn mogten; dit verkregen zy ook, tot dat eindelyk Graaf Otto opvolgde, welke de Religie der Euangelies Gereformeerden toegedaan geweest is, en het dus voor hun een gewonne zaak was. * Men vindt van deeze gebeurtenis een oorsprongelyk bericht, in de handelingen van het Consistorie, geboekt door de twee eerste lYederlandsche Predicanten ** in het eerste Protocol pag. 1 dus beginnende : In het jaar onzes Heer en en * Zie de meergemelde Deductie ia de grllndliche Forstellung. Byl. N. XXIII. ï* Zie het reeds aangehaald oprecht en oncenzydig Ve.rha»l, pag. 7 en *.  Voorbericht. xxv en Zaligmaakers Jesus Christus 1601, de Hooggebooren Heer Landgraaf van Hessen, niet zyn welgeboore lieve Gemalin, te Hamburg gekoomen zynde, hebben zommige Lidmaaten der gereformeerde ÜNederlandsche Gemeente, .woonende te Hamburg met raad en bewilliging van Ds. Doctor Bollius, voornamentlyk op het begeeren der geenen, die de Hoogduitsche Spraak niet verstonden, aan zyn voornoemende Genade ootmoediglyk verzogt en gesuppliceert, dat zyne Genade zoude gelieven voor ons te intercedeeren, by den welgebooren Graave van Schouwenhorg, onzen genadigeu Heer, dat ons hier te Altona, de oeffening der Euangelischer of Gereformeerde Religie, opentlyk in het Francois en Duits mogte gegund, en toegelaaten worden, die wy te vooren met groote moeite , kosten en ongemak, en dat nog zelden genieten konden, voornaamentlyk die van geen groote middelen waren, daarop wy goed bescheid bekoomen hebben, en met zyne Genade van Schouwenborg of met den welgebooren GraavenvanMansfeld, uit iyn bevel, daarvan hebben begonnen te handelen* door zommige Gedeputeerden?, die naar Stadhaa-  xxvi Voorbericht. ge * gezonden zyn gew eest. Van deeze Handeling door Gedeputeerden zyn nog de Artikelen in wezen, die zeer merkwaardig zyn en hunne betrekking zoo wel op het kerkelyke, als op het politieke hebben, en beraadslaagt en gesloten zyn, door Doctor Petrus Staes en Jacob Fontein, als Gedeputeerden der Gemeente, en Graaf Ernst van Mansveld benevens nog een Medegedeputeerde van wegens den Graave Ernst van Holstein Schauenborg, en door den Graave Ernst van Mansveld, op begeerte en bevel van zynen Neeve, den Graave Ernst van Holstein Schauenborg, den 23. Octob. 1601 * Men leest zoo wel in liet au/richt, und imparth. Bericht, als in de Hollandsche oorsprongelyk uitgave door den Heere Bolten aangehaald, de Stad Haage, dodi dit moet Stadhagen, de residentie van den Graave in Westphalen zyn , gelyk uit de ondertekening van den Graave zelve blykt, ge. teekend op het gaaffelyk Huis Stadhagen, de Stad Haage of Graavenhaage wordt in diezelvde stukken, den Haag in Holland genoemt, gelyk men zien kan by Bolten 1. 0 p. 194 en 196. ** Zie dezelve by den Heere J. A. Bolten, Hist. Kirch. Nachr, p. 194 — 197.  VOORBERIC H T. X"JE v n 1601 geaccordeerd, geteekend en gezegeld zyn. Onder deeze artikelen vindt men, om alleen deeze te melden, ten aanzien van liet kerkelyke, dat de Predicant die de Nederlanders zouden aanstellen, een godvruchtig Geleerd en vreedzaam Man zyn moest, die van de kerken in de Palts, of in het Graafschap Nassaudillenburg of in 's Graavenhaage in Holland, of ook in Bremen, of in Emden, een goed getuigenis van rechtzinnigheid in de leer, en van eenen eerbaaren wandel hebben moest, by welke gelegenheid een treffelyk geleerd Man, Lucas Trelcatius uit Brussel geboortig* voorgeslagen is. Er zoude ook eene goede kerkenordening opgericht worden, die in Ceremoniën en * Deeze is echter hier niet beroepen, de rede hiervan gisse ik deeze geweest te zyn, dat Hy, voor hier een beroep gescheid is, Hoogleeraar te Leiden geworden is. In het kerkelyk Register der Amsterdamsche predicartteri leest men van Lucas Trelcatius, aldaar 16:9 beroepen, dat Hy gebooren was te Leiden, daar zyn vader ook Lucas genoemd, overleden den ntén September 1607 oud 24 jaaren, en ook zyn Grootvader, Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid geweest zyn, zie het Regist. pag. 57 en byvoeg. p. 13.  n.x;v1ii Voorbericht. en kerkeutugt, met de zeer geroemde kerkenordening van Emden, overeenkoomen zoude. Ten aanzien van liet Politieke , dat de Nederlanders ter eerste gelegenheid eene aftekening toezenden zonden, hoe de straaten en gebouwen in Altenahe * af- * Hier leest men den Naam deezer Stad Altenahe, de oorsprong deezer Stad, zoo als van andere groote Steden -was gering, en de eerste wooningen in 1500, waarscbynlyk eerst opgebouwd, werden door vissers bewoond, waar toe de aangenaame en voordeelige legging, aan den voet van het gebergte, langs welke de breedeElve vloeit, aanleiding gaf (zie Schmid kistor. Beschr. von Altona p. 27 en 133.) en waarvan de gedachtenis nog in den naam der visserstrasse of vissersstraat alhier bewaard wordt, waar by zich, gelyk de Heer Bolten denkt (in zyn Predigt - Entwurf zum Anfange des neunzehnten gfahrhimders) eenige handwerkslieden aangespoort, door Hamburgs naa byheid gevoegd, en hier gebouwd hebben, zoo dat er een dorp uit voorkwam, dat uit hoofde van deszelvs legging aan der alten Aue, aan den ouden stroom (nu nog 'een beek, de grensscheiding tusschen Hamburg en Altona uitmaakende) waaraan het zelve lag, Althenawe benoemd werd, of gelyk de Heere Schmidp. 26 gist, dat hetAltona genoemd is, om dat een der voorige Graa. ven van Hamburg de grensscheiding al te na, aan deeze  Voorbericht. aftedeelen, en by deeze gelegenheid aldaar hunne huizen en gebouwen in agt neemen; ook zonden zy vrydommen en vryheden om te bouwen, en handwerken uit te oeffenen nevens andere inTvooners, genieten etc Het een en ander had ten gevolge, dat op voorspraak van den Landgraaf van Hessen, de toenmaalige Landheer van Altona, de Graaf Ernst van Schauenborg,* of zoo die naam ook gevonden wordt Schaumborg, en in het Nederlands be- ' • richt deeze plaata zoude gegeven hebben; dan schoon Altona reeds in 1547 door eeuen swaaren brand «eheel vernield werd, en het herbouwen tegenstand vond, behaagde het den Hemel niet alleen, dat het terstond herbouwd werd', maar ook in groote toe. nam; voornaamentlyk zag men zulks by deu aanvang der volgende Eeuw, die een aanvang van Altonas wasdom werd, waar toe hoofdzaakelyk de alhier in 1601- bewilligde vryheid van Godsdier.st aanleiding heeft gegeeven, deeze trok, gelyk de Heer Bolten sehryft eene menigte begoede en vlytige Inwooners bier naa toe, die hier Huizen, Fabrieken, Kerken, Straaten, welstand en leven voortbragten. '* DeezeGraaven van Schauenborg, waren ook voorheen te gelyk, Landheeren van Hamburg, ziePrütorius Beschreibung der Kbmgl.Danischen frnjenGrcnzund Handlvngs-Stadt Altona, p. 6.  KVK V O O.ïl BERICHT. richt Schouwenburg, hun toestond, eeu kerk en de volkcmene vryheid van Godsdienst, alhier te mogen hebben, waar toe zy van den Landheer eene plaats van meer dan 700 voet lang en over de 150 breed bekoomen hebben. Nog in dit zelvde jaar 1601, werd tot Herder ,en Leeraar deezer gemeente beroepen, Daniël Niüs of Nilus, gelyk Hy ook genoemd wordt, in het oprecht en oneenzvdïg verhaal door het Consistorie uiigegeeven en boven breeder gemeld waarin men teffens leest pag. 7. dat het bovengemelde in het iste pag. van het eerste protocol geboekt is, door de twee Nederlandsche Predicanten D. D. Daniël IVilus en Johannes Arserius N. T pag. 1 ter eeuwiger gedachtenisse en ten onbeweegelyken grondslag, dat de Stichting der kerk door de Nederïanderen geschied is , op dat de Naakoomelingen daarop, altoos zouden te rugge zien. In het jaar 1602 werd de kerk opgebouwd, 'en in het volgend jaar 1603 was dezelvde volkomen in Stand gebrast tot uitoeffening van den openbaaren Godsdienst. En schoon in het begin eenige der Hamburgsche Broederen zich met dé hier gestichte Qemeente niet ver- nig.  Voorbericht. xxxi nigden, maar met die van Stade verbonden bleeven, daar Ds Bollius bet Euangelie verkondigde, en welke Gemeente van de Altonascbe tot goedmaaking haarev uitgaave in bet vervolg ondersteund werd, aldaar werd de Godsdienst niet verdwijn bet franscli of waaisch , wyl alle de Waaien van daar vertrokken waren, m'aau zederd 1606 alleen in bet Kederlandsch verligt, en in 1619, volgde de nog in Stade te ruggcblevene Hervormde, hunne Broederen naa Hamburg en Altona, waar toewaarschynelyk hetoverlyden van Doet. Bollius aanleiding zal gegeeveu hebben, dat in 1618 of 1619 scliynt geweest te zyn. Dan dat echter veele der Hamburgsche Broederen zich tot deeze Gemeente vereenigd hebben, waarvan zy ook de stichting, met zoo veel yver gezogt hadden, blykt onder anderen uit de reeds aangehaalde onchristelyke voorreden, van den reeds genoentden Bernhardus Yagetius, by den door Hem in het jaar 1603 te Hamburg bezorgden herdruk van het hard Edikt van 1535, waarin Hy zegt, dat de verstokte Calvinisten die 20 en meer jaaren hier by 'ons geweest zyn, gewoond, en hunnen handel en koopmanschap gedreven hebben, en die  XXXII Vo ORBERI CHT. die niet willen ter kerke en tot het Avondmaal des Heeren gaan, en noch hooren, noch zich willen onderwyzen laaten, —maar naa Altona met hunne wy ven, kinderen en huisgezinnen wandelen, en ook prachtig daar heenen ryden tot eene gruwelyke ergernis, en droefheid van vroome christenen etc. En misschien is dit wel de oorzaak geweest van een besluit van den Raad en de Burgery van Hamburg in het zelvde jaar 1603 genoomen waar by die geenen, die in, of ónder Hamburg woonden, onder verbeurte van inwooning het te kerke gaan te Altona verboden werd, * en dat dit op geen andere kerk als der Hervormden zien kan, blykt daaruit, dewyl er toen in Altona geene andere kerk gevonden werd, zynde alle de andere van laater tyd, daar de eerste kerk der Broederen Lutheraanen, in deeze Stad bynaa een halve eeuw laater, naamentlyk in 1649 gebouwd is. Intusschen toonde het Consistorie by den bloei en wasdom der Gemeente eenen prys- * Zie dit ïn de Beschreibmtg der Konigl. D'dnischeu freyen Grenz~ und Handlungs - Stad Altona, voh Pratorius* Hamb. 1793 p. 13.  Vo ORBERICHT. XXXIIt pryswaardigen yver, om het heil en den welstand der Gemeente, ook in het vervolg zoo veel in hun was, te bevoorderen. Ten dien einde werd er gelyk uit de aanteekeningen van het Consistorie blykt, uit kracht der gegeevene Privilegie eene kerkenordening in het Neerlands opgesteld, en op den 28» Jan. i6os|eenstemmig goed gevonden, deeze kerk met de Nederlandiche Synode te vereenigen, en met hun ter onderhoud van Studenten overeen te stemmen, op dat men des noods zynde, door zulke middelen van bekwaame Predicanten mogte voorzien worden. En ten bewyze, dat de gèvlugte Nederlanders voor hun Yaderland een biddend hart behielden, en ook in het openbaar het goede by God voor het zelve zogten, dient het besluit van het Consistorie den 2. Juny 1606 genomen, dat in de opentlyke kerkelyke gebeden, niet alleen voor den Landheer én zyne Gemalin; maar ook voor de Staaten van Holland en den Magistraat van Hamburg, zoude gebeden worden. Dan is er eene Gemeente, die stofie had, om geduurig en plechtig den Geever alles goeds te danken, het was byc zonder  XXXIV V OOREIiRICH r. zonder deeze Gemeente, met zoo veel gevaar haar zuchtend en kermend Vaderland ontweken, daar Beulen tot Apostelen en kerkers en boeyen tot bewyzen werden aangewend, om haar eenen Godsdienst te doen omhelzen, die geheel verbasterd en troosteloos geworden was, daar zy in plaats van eene bloedige vervolging, eene godsdienstige vryheid en opentlyke bescherming in dit goede Xand vonden; waar van te regt, de beroemde Schmid, in zyne Beschryving van deeze Stad gezegd heeft: Dat deeze kleine streek land, welke naderhand onder den naam van het Graafschap Schauenborg bekend geworden is , den 'oord moest zyn, uit welke de bekeering der overige jSToordsche Volken, als Deenen enSweeden aanvangelvk voortkwam, daar Anscharius, de bekende eerste Hamburgsche aartsbisschop, de eerste was, die dat groote werk ondernomen heeft in het begin der negende eeuw. * Ter- wyl * Zie Schmid, 1. c. p. 174 en p. 175 voegt hy er by, dat hy niet bepaaien kan hoe spoedig de Reformatie van Lutherus hier tot stand gekoo. men is; dan schoon dezelve reeds in Hamburg in 1521 aanvangelyk plaats had, die Leer echter van  Voorbericht. XXXY wjl diezelve Schryver te regt van deeze Stad zegt,* dat zy zoo gelukkig gewee?! is, dat te gelyk by haaren eersten opbouw, bet Euangelie hier zyn heerlyk licht verspreid heeft; waar door men hier die onrust, die in andere oorden by het doorbreeken der henchelyke Hervorming onrsrond , nimmer bespeurde; daar Aliona in tegendeel zoo gelukkig c 2 gevan Graaf Otto van Schauenburg, eerst in 1558 met de Prinse Urssula ;van Lunenburg getrouwd zynde, is ingevoerd geworden, wanneer Hy alle Missen, ziels missen, aanroeping der He: igen en dergelyken, te gelyk verbieden liet; daar het echter niet zeker is, of zulks betrekking had op zyne Landen, aan de Wezer en her Holsteinsche te zaamen, of wel op die aan de Wezer alleen, daarde Graaf toen zyne Risidentie had. En verder zegt Hy, dat de inwooners van het toen kleine Altona, van den Hamburgerberg en de daarom streeks zynde huizen, tot de Otcen^e kerk behoorden. Zoo zegt ook de Heer Bolten 1. c p. 47. dat Altona, benevens de huizen op de Hamburgerberg, tot de kerk van Ottensen behoorden, die eerst na de Reformatie tusschen 1547 en '549 gebouwd is, en eerst honderd jaaren daarna in 1649 werd de eerste Luthersche kerk te A cona en daarna in 1682, die op den Hamburgerberg gebouwd. M Schmid 1. c. p. 191 en 192*  XXXVI Voorbericht. geweest is, dat schoon aldaar zoo vellerleye godsdienstige vergaderingen zyn, er daar door nog nimmer de geringste wanorde of onrust plaats gehad heeft, waar toe zeker, gelyk Hy er te regt byvoegt, verstandige Geestelyke, kloeke Overheden, wyze verordeningen der allergoedgunstige Landsheeren, en andere oorzaaken veel bygedraagen hebben. En zeker hebben eenige Belyders van den Christelyken Godsdienst ruime stof, om God eeuwig te danken, en Hem den roem en de eere te geeven, over de gunstryke voorrechten, door de Xandheeren van dit gewest hun gegeeven; dan hebben byzonder de Hervormde, dan heeft deeze Gemeente daar toe de ruimste stof. Ik zal dit eerst meer algemeen, daarna in eenige byzonderheden naader bewyzen en voordragen. Daar de beroemde Beschryver der kerkenordening in de Hertogdommen Sleeswyk en Holsteyn, de geleerde W. C. Matthiae, ten aanzien van de eerste zegt.* Daar zy vrye oeffening van Godsdienst hebben, hebben zy ook haare eigene, tot haaren Godsdienst bestemde ge- bou- *) Jritttr Tlieil, p, 389.  VOORBERICH t. XXXVIt homven, kerken of capellen. En deeze genieten, gelyk de Luthersclie kerken, immuniteit van burgerlyke lasten. Hunne Geestelyke, die zich in onderscheidende kleeding, opentlyk toonen mogen, en nevens hunne woningen, de immuniteit der Geestelyken onzer kerk, van burgerlyke personeele en reéle bewaar en, genieten ook het parochiaalrecht, zoo dat zy alle ministeriele Handelingen by hunne geloofsgenooten verrichten, zonder de Luthersche kerken of Géestelyken, de iura stolae, kerkelyke rechten, te geeven; ook hebben zy vryheid, om schooien voor de kinderen hunner geloofsgenooten aan te leggen, en te houden, en eene eigene plaats, vry van belasting, tot begraving hunner dooden. Dan ten opzichte van de laatst genoemde, zegt hy vervolgends* geene hebben eene zoo wyt uitgestrekte vryheid van Godsdienst, als de ons zoo naa bestaande, en van ons zoo ongelukkig gescheidene Gereformeerden. Zy kunnen zich na aflegging des gewoonen hulde en burgereeds, zonder byzonder Koninglyk verlof, in iederen oort, nederzetten, *) p. 29a.  xxxviii Voorbericht. ten, aan hun zyn nog zekere burgerlyke vryheden by hunne eerste opneeming ten aanzien der handwerkskunsten toegestaan; zy kunnen aan eiken oort hunne Geestelyke tot zich laaten koomen, en zich tot den Godsdienst verzaamelen; naar hunne bevestigde Privilegiën bl kt, dat zy vryheid hebben aan eiken oort kerken te bouwen, en eene volkoomene kerkehke inrichting te maaken. Ik zal uit de zoo gunstig verleende Privilegiën van tyd tot tyd, aan de Gereformeerden gegeeven, het een en ander in eenige byzonderheden naader voorstellen. Behalven het geen reeds gezegd is van de Godsdienstige vrj heid, hun te Stade verleend, en de by hunne komst in deezen oord, verleende, voorrechten, door den toenmaligen Landheer, de Graaf Ernst van Schauenborg, die hun in hei jaar 1601 den opbouw eener kerk, en de volkoomene vryheid van Gods^ dienst gaf, waar toe zy van dieu Vorst eene zeer geschikte ruime plaats, bekomen hadden in derzelver groote, te vooren reeds opgegeeven. Zoo werden den 38- Nbv. 1636 hunne Privilegiën, door den. Grave Otto van Schauenburg bevestigd, en hun vryheid gegeeven, gelyk in dit Pri-  Voorbericht.. xxxix Privilegie , by den Heere Bolten voorkomende 1. c. p. 196 en 197. nitdrukkelyk gevonden wordt, om ook den Heidel-, bergscheu Catechismus daarin te doen onderwyzen, ook nog eene nieuwe Kerk en school te bouwen, zoo hun in het toekoomer.de zulks believen mogt, waar. toe huii eene behoorlyke plaats zoude aangewezen worden, verklaarende die. Vorst , hun en hunne Kerk- en schooldienaaren en hunne wooningen en aanhoorigen, in zyne bescherming te neemen. Dan dit Land door het sterven der voorige Landheeren , de- Graaven van C »t, ^>-,, ^vnKi"Kr> r»n Qün rlan TCrirs I n o xra-n Ttr>*»_ .-. . L ,x ,. / v /.:.- ii711 a ï 1 '7 *:n 1H2k . Tl o { '.' A 'r altoos roemwaardige Vorst, Koning Christiaan de vierde , by een altoos gedenk- waaruig x ii-nnign, u^** iu^* ge¬ tekend , de voorige Privilegiën der Graaven van Schauenburg bevestigende haar toegestaan , onder anderen, dat de namaPTii-f> Au rl*>s7.f>.lver Ledemaaten. ni**t alleen, gelyk -tot dien tyd toe geschied was, eene vrye en ongehinderde ver-- zaameiing en zcJamt;iiA.Uiii.t>i iui naaiJKu, Godsdienst, aan en in de daartoe verordende plaatschen en Kerken by voorj:duuring behouden zoude, maar ook 'tot  sec Voorbericht. tot onderricht haarer jeugd, en voortplanting der Gemeente, eene opentlyke School hebben zoude, en teffens ook de magt hebben zoude, die gebouwen in het vervolg, zonder iemands inspraak , te vergrooten, en van nieuws optebouwen. Eindelyk verklaarde zs ne Koninglyke Majesteit de gansche Gemeente, inzonderheid de daar zelfswoonende Predicanten, en alle andere Kerken- en schooldieliaaren, met alle de hunnen, iu z ue byzondere Koninglyke bescherming , te neemen, hunne Kerken gebouwen, gelyk ook! de woningen van hunne Predicanten, Kerken- en schooldienaaren van alle inquartiering, beswaaren en ongelden, welken naam zy ook hebben mogten, ganschelyk te bevryden etc. * En dit door dien grooten Koning verleend Privilegie , door hoogst denzelven nog naader bekragtigd, by het verleenen der vryheid tot het opbouwen der afgebrand en kerk get. 2. Dec. 1645, is door de volgende regeerende Koningen van Deenemarken en Noorwegen, by hoogst * Men vind dit Privilegie, woordelyk by Schmid p. soi ec 2* Bolt. 201 en 3. Matthiae 302.  Voorbericht. -x'ci hoogst derzelver Troonbeklimming goedgunstig bevestigd en bekragtigd, als van Koning Frederik de 3de in den jaare 1647, van Koning Christiaan de $de in 1670, van Koning Frederik de 4de in 1099, van Koning Chris tiaan de 6de in 1732, van Koning Frederik de 5de in 1747, van den thands regeerenden Koning Christiaan de 7de in 1766,27 Oct. Dan, behalven alle deeze Privilegiën op de Hervormden, te Altona alleen hunne beirekking hebbende, is er nog een, voor alle de Hervormden, in hetKoningryk vanDeenemarken,Noorwegen en alle de Landen desByks; van den Koning Christiaan de zesde, van den 15. Juny 1731, in het 3de art. daarvan, leest men deeze zoo merkwaardige woorden, ten aanzien van de Gereformeerden, in de Ryken en Landen des Konings woonende. Zy zullen ook in alle wereldsche zaaken ganschelyk onderworpen en verplicht zyn, zich naar onze wetten, verordeningen en bevelen te gedragen en hier in onze bevelhebberen, en allen anderen, welke onzentwege over hen iet te zeggen, en te gebieden hebben, te allertyd;, alle behoorlyke respect en gehoorzaamheid bewyzen, zoo ver het niet tegen deeze hun allergunstigt gegee- ve-  XCII Voorbericht. vene Privilegie te stryden, bevonden wordt. Zoo vindt men in art. ïg van dit Privilegie , de gereformeerde Predicanten en hunne weduwen mogen, zoo zy elders beroepen worden of van hier reizen, hunife goederen en vermogen, zoo ook baar geld met zich voeren, zonder den zesden en tienden penning te betaalen, zoo willen wy ook allergunstigst, dat zy van personeel e lasten, als inquartiering, hoofdgeld en krygsbelastingen, zuilen bevr^ d zyn. i-- • Tnart. wen ii. Hierby hebben wy allercunstigst bewilligd, dat alle Gereformeerde, welke zich in onze flyken en Landen begeeven willen, en zich in de koopsteden nederzetten, de eerste tien jaaren van alle burgerlyke en Stadskasten, en van alles, van wat naam het ook is, of zyn zal, tol, consumptie en accys alleen, uitgezonderd, geheel vry en verschoond zyn mogen, en zullen er des niet te weiniger vryheid hebben, als onze eigene onderdaanen, alle burgerly-: xe neering te 'houden in allen handel en wandel, met koopen, verkoopen , en haïidwerken, scheepsrederyen , en op alle andere wyze te dryven, en zich daar  Voorbericht. xcirt daar mede te onderhonden, zoo als zy het beste vreeten en kunnen. Zoo het hun of hunne kinderen, binnen het verloop van die tien jaaren behagen mogt, zich van hier weder weg te begeeven, en in onze ryken niet langer te blyven, zal het hun vrystaan naa andere plaatschen te vertrekken, en haare middelen zonder betaaling des zesden, en tienden penning, of vermindering des geringsten deels, van hun vermogen in eenige wyze, en onder welk praetext en naam het ook zyn moge, wegtevoeren. Om nu niet, in het breede te spreeken van Koninglyke verordeningen, in byzondere omstandigheden aan deeze Gemeente gegeeven, die te allertyd en (alzins blyken vertoonden, dat de Beentche Koningen, onder wiens vaderlyke regiering deeze Gemeente, zoo veele zegeningen genoten heeft, derzelver welstand, eendracht en bloei, te allertyd hebben willen bevoorderen. Zal ik alleen uwen aandagt bepaalen, by een enkel tyd vak; in het begin der voorige eeuw in 1703 en 1704., toen de Hoog- en|Nederduitsche Gemeente van Altona en Hamburg, uit 1400 leden bestond.  ToORBEKICHrj stond, en 32 van die leden, zich tegen de beroeping van een Hollandschen predicant, in plaats van den Hoogbejaarden en zynen dienst nederleggenden Predicant Foniaine, verzetten; toen heeft, om de woorden van den Predicant Steversloot* in die vacatuure, als toen beroepen ie gebruiken, de Doo'rluchtigste Jen Grootmachtigste Koning van Deenemarken, enz. door eene genadige beslissinge alle verschillen vereffenende, de Gemeente by hunne voorrechten, meer dan een eeuw, vreedzaam bezeten, edelmoedig gehandhaaft. En deeze Decisie van den 4. Decemb. 1703. van zyne Koninglyke Majesteit Frederik den vierden, behelst in zich, dat Ds. Fontaine, onvermogend zynde, de Gemeente verder in zyn ampt te dienen,** opentlyk in de Kerk voor de Gemeente het zelve moest nederleggen, en als zulks geschiedde, dan van de Gemeente zelve, moest vernomen worden , of zy door eenen Hollandschen of Hoogduitschen predicant in de plaats van * Zie in zyne Mengelstoffen, pag. 609 en 610. ** Zyn Weleerw. was 83 jaaren oud, en had de Gemeente over de 50 jaaren in de Nederlandsche taal gediend, zie het AufF. en onpartyd. Bericht p. rx*  Voorbericht. xcv van D. Fontaine, zoude bediend worden, en wanneer de aanweezende Gemeente Cper majora) door meerderheid der stemmen voor goed vond, dat een Hollands predicant zoude gekozen worden, het Consistorie te Altona, alsdan ten minste, twee of drie bekwaame subjecten, aan de Gemeente zouden voorstellen, (onder welke de Koning permitteerde dat ookD. Steversloot zyn zoude) en dat de Gemeente dan daaruit, naar haar geweeten , in behoorlyke orde , in de Kerk te Altona, eene verkiezing zoude doen, en ook te gelyker tyd, eenen Hoogduitschen Predicant, in de plaats van den overledenen Predicant Braumann , verkiezen, bevoelende zyne Koninglyke Ma jesteit, dit zyn bevel gehoorzaam optevolgen, en op verbeurte der Privilegiën, en andere willkeurige straf noch nu, noch in het vervolg, op geenerley wyze te handeln. Terwyl in de naadere verklaaring deezer Koningl. decisie, zyn Majesteit erbyvoegde, Wy bevelen en wenschen hier mede, dat zoo wel het Consistorie als de Gemeente, zich daarna onderdaanigst rigten en gehoorzaamst handelen zal, zoo als Wy dan al het overige aan de Ge-  XCVT Voorbericht. Gemeente volgends de meerderheid der stemmen, secundnm pluralitatem votorum, allergunstigst overlaaten. * Dit bleef van dien tyd af, als eena Koninglyke verordening beschouwd worden, zoo dat het Consistorie in een Request aan zyne Majesteit, in het jaar 1714 zie ï. c. p. 59. zich daarop grondende, schreef, naar den Inhoud der allergunstigste Koninglyke decisie, moeten gelyk, in andere voorvallende Zaaken, ook voornaamentlyk de verkiezingen der Predicanten, naa voorgaande praesentatie van het Consistorie, aan de Gemeente per plurima vota, by onze Gemeente, afgedaan en verricht worden, gelyk ook ten allerduidelykste blykt, uit eene schriftelyke Intercessie , ten faveure deezer Gemeente, van zyne Koninglyke Pruisische Majesteit Frederik Willem, den 5den Mey 1716, aan zyne Koningi. Majesteit van Deenemarken, waar in de Koning van Pruissen zich op deeze decisie beroepende zegt, in de toekoomende kerkelyke geschillen, die naar uwe Koningi. Ma jesteits rechtvaardige decisie van den jaare 1703, door * Zie griindliche Porsttlluug, p. 5» —- 54.  Voorbericht.' xc.ii door de meerderheid der stemmen, bv de Gemeente moeten afgedaan worden.* Ik heb van deeze Koninglyke decisie, als eene wyze en hoogstgunstige verordening voor deeze Gemeente, te liever melding willen maaken, om dat, in dien dezelve voor vier jaaren algemeen bel end . geweest was, dan, dat zélvdë verschil, over het beroep eenes hollandschen Fre^ dieants, in plaats van den overledenen hollandschen Predicant Kessler, hoogstwaarschynlyk, geen plaats zoude gehad hebben, waarin , toen dit volgende, de Koninglyke decisie geweest is , dat de vacante plaats, eenes hollandschen Predicants, aan de hier zynde Hoogduitsche en Kederiandsche kerk, weder met een hollandschen Predicant moest vervuld worden, en dal, by de ten dien einde Yoorteneeme praesentatie en verkiesing, naar het voorschrift der Landsheerlyk geanthoriseerde kerkewetten, van het jaar 1742 zal werden gehandeld. Dan laat ik hier van niet breeder spreken, daar de tegenwoordige bloei dei; Gemeente, derzelver lievde, godsdienstigheid en eendracht, myn hart dankb;;..r yer- * Zie die Intercessie met derse'ver bylaage L e. r. S9 — IOJ. . e  XCVIII Voorbericht. verheugt, vooral, wanneer wy onze oogen vestigen op den tegenwoordigen toestand der Gemeente; heeft zv in vroegere jaaren rampen ondervonden, zy deelt ook thands in de zegeningen van deeze zóo gezonde als aangenaam liggende stad. Vergun my ten slotte van het een en ander, kortelyk nog iets te mogen zeggen. De rampen haar overgekoomen, waren wel weinig ingetal, maar zy waren echter zeer swaar en gevoelig. ]Naauwlyks was de plaats voor den openbaaren eerdienst der Gemeente, 4a jaaren opgebouwd, of die ruime en schoone Kerk werd door eenen ongelukkigen brand geheel verteerd; dan God zorgde, dat door milde lievdegaaven, zoo van de leden der Gemeente, als van onze geloofsgenooten in Holland, niet alleen de tegenwoordige groote Kerk, hegt en sterk in het zelvde jaar 1645 weder vernieuwd werd, maar cok uit het overige der penningen een kleinere kerk, voor den weekelykschen Godsdienst geschikt, gebouw d werd,* daartoen by de Gereformeerden in drie taaien , in het Hollands, Franch en 't Hoogduits gepredikt werd, werd in deèze byzonder in het Fran- * Zie Soken 1. c. p. 147.  Voorbericht. Fransche reeds 1647 gepredikt, schoon tot ia het jaar 1713 toe, daarin, de weekelyksche Godsdienst des donderdags in 't Hoog en Feederduits gehouden is, niet tegenstaande reeds vroeger de Fransche broederen, door het byzonder in 1672 toenemend aantal der Fransche Vluchtelingen in het jaar 1686, eene eigen Gemeente eii Consistorie hebben opgerigt. Dan, hoe swaar en treffend was het onheil, waar in deeze Gemeente met de geheele Stad deelde, Ruim eene halve eeuw na het voorgemelde in het jaar 1713 , een jaar, dat in de jaarboeken dezer Stad voor altoos gedenkwaardig zyn zal , door de herdenking van de twee geduchtste bezoekingen, die immer het menschelyk geslagt kunnen overkoomen, de vernielen* de Pest, en het verwoestend Oorlogsvuur. In het jaar 1711, was reeds de eerstgemelde aan een en anderen plaats, in het Holsteinsche dermaate uitgebroken, dat de Raad van Hamburg in September besloot, dat op Zon- en Feestdagen de Altonasche en Dampoort gesloten zouden blyven*, dan deeze zoo vreeseljke be- * Gründliche Vorstellung der wahr. Beuhaf. der Kir. chehhist. j  Voorbericht» bezoeking nam dermaate toe, dat in het jaar 1713. de pest in Altona zelve reeds werkelyk grasseerde, en de Hamburg* sche Magistraat op het dringend aanhouden, des Keursvorsten van Hanover alle communicatie met Altona verbieden moest. * In zulk eenen allerkommerl) ksten tyd, dat de pest hier in de Stad regeerde , om de woorden van den beroemden Schmid te gebruiken, trof Altona toen nog daar te boven, een gruwzaame brand, door geen treurig ongeluk, maar door de verwoesting des vyands aangestoken , daar, om my van de eigene woorden, des toen regeerenden Konings , Frederik de vierde, ie bedienen, de Schweedsche Troepen cnder commando des Graaven van Steenbok staande, by hun inrukken in de Hertogdommen Sleeswyk en Holslein , de Stad Altona, op eene jammerlyke en onder Christelyke krygvoerende partyen geheel ongewoone wyze in den asch gelegd hebben, en zeker deeze vernielende verwoesting, was zoo verschrikkelyk, dat de Stad, door de Schweedsche krygsknechten in het koudste van den win- - « Schmid 1. c. p. 70.  Voorbericht. eï winter, den 8 Jan. des nagts ten 12 un. re van alle zyden, met fakkeln en pekkranssen, aangestooken, vreeslyk afbrande, en buiten de Luthersche en Gereformeerde Kerken, geen 30 buizenstaan bleven* niet tegenstaande er 50,000 Ryksd. brandschatting, tot verschooning* der Stad, te vergeefs was aangeboden. Hoe jammerlyk toen den toestand deezer-Stad was, kan men ook daaruit opmaaken, dat omtrend het einde van die maand de Keyser van Rusand , Peter de groote, te Altona koomende, en de steenhoox>en der verbranden Stad ziende, ioooRyksdalders onder de armste inwooners liet uitdeeleu, en de begunstiging van hunnen koophandel op Archangel beloovde.**Dan schoon door Gods gunstryke voor zienigheid ook toen onze Kerken verschoond bleven, de Leden deezer Ged 21 nxeen- * Zynde de kerken der Mennoniten en Roomschen ook toen afgebrand. Zeer swaar trof dit treurig onheil deeze Stad, daar zy maar even te vooren, naamentlyk in bet jaar 1711, dboreenswaaren brand, in de lange straat, tweehonderd buizen verloren had, en waar van de meeste; toen reeds herbouwd waren. Zie Schmid l. c p. Eeuwen door het aankoomen van zoo veelen, die hier een veilige Schuilplaats zog-  LIV VOORBERICHT. zogten. en vonden, in grootheid toenam, voor eene eeuw haaren bloei en welvaart zoe luisterryk zag vermeerderen» ou by liet begin van deeze eeuw tot lieden toebevryd gebleven is, van den vernielenden oorlog, die zoo veele Steden en Oorden ongelukkig gemaakt heeft, en Altona integendeel, in veelheid van inwoouderen en rykdom, derniaaten heeft doen toenemen , dat zy onder de aauzienelykste Steden van het ryk, geteld kan worden * ïer- * Zie dit in de kurze Beschreibung der au der Elbe belegenen Stadt Altona, mek ihrer Beschaffenheit am Schlusse des igten gfakrhunderts te Hamburg 1802 gedrukt, waarin onder anderen gezegd -wordt : dat Altona te voorcn een vlek, doch zints 1664 met Stadsgerechtigheden voorzien, thands 4060 wooningen, en 25,000 inwooners heeft, en 85 hooftstraaten en mindere Straaten en steegen, en 8100 vierkanten Roeden in zich bevat, 259 koopvaardy - en Haaringscheepen, 150 kooplieden en bankiers, 40 Makelaars, 300 kramers, 70 Fabricanten, 46 branderyen, 14 zoo bier als azyn brouweryen, 24 leertouweryen, 10 Schecpsbouwcrpen, en 7 boekdrukkeryen. Welk eene wasdom en bloey heeft God dan deeze Stad gegeeven, welke eer en dankzegging zyn, derzelver inwooners aan God, de bron van allen ze' gen, schuldig !  Voorbericht. e? Terwyl wy ook daar in den gr ooien Hoogenpriester onzer belydenis, wien alle magt in hemel en op aarde gegeeven is, hartelyk danken mogen, dat, gelyk onze Gemeente niet verarmd is in vermogen, en haare fondsen toereikend zyn tot het vervullen van alles, wat haar godsdienstig onderhoud vordert, in onderscheiding van zoo veele gemeenten in Duitsland, die uit de lievderyke mededeeling der [Nederlandsche Synoden, aan de noodlydende kerken gedaan, ondersteuning genoten hebben, zoo is zy ook, in'tgetalhaarer leden, dat thands tusschen de 5 en 600 is, zeded eenige jaaren, door den bloei des koophandels aanmerkelyk toegenomen, waar van het aanmerkelyk aantal der Leden op den Hamburgerberg ten bewyze strekt, en dat er nog een aauzienlyk aantal van Hervormden, zoo te Hamburg als in deeze Stadt woonen, blykt daaruit, dat daar voor twee eeuwen , in het begin slegts eenen, kort daarna twee Predicanten, de gevluchte hervormde Nederlanders, en Waa-  ]-'tL Voorbericht. Waaien liet Euangeliuin verkondigden, zyn er thans by de onderscheidene Gemeentensjzoo hier als te Hamburg, zeeven hervormde Leeraaren, die de Gemeenten van Godsdienstig onderwys, voorzien. Terwyl onder alle de rampen, die de Gemeenten immer troffen, Gode zy dank ! nimmer twist of tweedragt over opkoomende afwyking van de leere des geloofs, eenmaal den heiligen overgeleverd, gevonden werd, en zy hier in vrede en vriendelykheid met haare Protestantsche medechristenen onder de bescherming van eene roemwaardige Regeering, dankbaar aan den grooten Geever alles goeds mag leeven. Dat God nugeeve, dal de bloei én w elvaard der Gemeente, meer éh meer toeueeme, dat zy opwassche in kennis, toeneeirie in geloof, uitblinke fh heiligmaaking, en eene eere voor Christus zy • op aarde en in den Hemel.'  Voorbericht. evii Tot dus verre was dit Voorbericht afgedrukt, en zoo ik dacht geëindigd; toen eene gebeurtenis plaats had, waardoor ik Op nieuws de waarheid van dit Goddelyk getuigenis bevestigd zag, dat des Heeren wegen hooger zyn dan onze wegen, en zyne gedachten hooger dan onzé gedachten. Ik ontfong van den Raad der Stad Amsterdam drie Extracten van derzelver Besluiten, waaruit hoofzaaklyk bleek, dat door den Raad besloten was, de in den Jaare 1796 van hunne posten ontzette Predikanten, aan de Gereformeerde Gemeente te rug te geeven , en dat door Gecommitteerden zoo van den Raad, als van de in dienst zynde, en ontslagen geweest zynde Predikanten, door vriendschappelyke schikkingen, alles zoude geregeld en bepaald worden, wat tot de waarneeming van alle de deelen der Bediening van alle de Predicanten onderling, en het in werking brengen deezer zaak, yereischt zoude worr den. Te gelyker tyd ontfong ik een aantal brieven , zoo van myne Amptgenooten, als van veele Leden der Gemeente, my op de vriendelykste en ernstigste wyze verzoekende 5 om het werk der heilige 9 Be-  IVIII "V O.ORBERICII I. Bediening in de hervormde Gemeente te Amsterdam wederom te aanvaarden. Hoe verëerend dit alles voor my was, kan ik echter niet ontkennen, dat het denkbeeld, van myne bediening alhier nederteleggen, my zeer sterk trof, daar ik van eene sGemeente zoude scheiden^ die my riep, toen ik in de bediening van het Leeraarsampt in myn Vaderland verhinderd, hier een ander Yanderland vond, en eene lievde en eensgezindheid, die door geen schyn of schaduw van verkoeling werd afgebroken, in mynen bynaa vyfjaarigen dienst, waar in tot tweemaalen toe, myn inkoomen aanzienlyk verhoogd wrerd; daar ik hier by het dierbaar genot van vrede, vrydom van lasten, zelfs van zulken, die de rampen des oorlogs, op andere ingezetenen leggen, volgends de Koninglyke Privilegiens, met alle de Bedienaar en van den Godsdienst, genieten mogt, zoo riep my alles toe, om dit bevallig en vreedzaam oord, en deeze eensgezinde Gemeente, niet te verlaaten; te meer, toen door TJw Eerwaardig Consistorie, en door byzondere Leden my nu nog aanzienelyke vermeerderingeu, myner bezolding, en een buitengewoon aanmerkelyk vermeerderd weduwegeld, door eene Commissie werd  Voorbericht. werd aangeboden. Daar ik nu, na dit alles eenigen tyd ernstig overwogen te hebben, my echter verplicht vinde, om wedertekeeren naa myn Vaderland ter hervatting myner bediening in de Gemeente van Amsterdam, oordeel ik, aan TJwe oprechte en aanhoudende lievde my door zoo veele bewyzen betoond, verplicht te zyn, de rede daar van, voor U niet te mogen verbergen. Toen ik voor vyf Jaaren door TT geroepen werd, om als gewoon Herder en Leeraar, nevens Uwen waardigen Hoogduitschen Leeraar U het Euangelie der , zaligheid te prediken, w~as dit myne grootste zwaarigheid, in het aanvaarden Uwer Roeping, of ik, als Herder en Leeraar der Amsterdamsche Gemeente; (schoon toen, met nog veertien myner Amtgenooten in die 'Slad, door het Bestuur van dien tyd, van onze bedieningen ontslagen, om dat wy zekere plechtige belofte, in gemoede oordeelden niet te kunnen afleggen, zonder opgaaven van den zin, in welken wy die béreid waren te doen,) echter vryheid had, eene beroeping elders aanteneemen, daar wy .kerkelyk aan die Gemeente verbonden bleven.* * Breeder vindt men dit in den Brief aan de Gemeente van Amsterdam, geplaatst voor bet tweede Deel doezes werks, fcyzonder pag- 6 — 1°.  LX "Voorbericht. Hier op heb ik toen, zoo in het antwoord op den beroepingsbrief, als naderhand by het plechig aanvaarden myner oediemng onder TJ, opentlyk in myne eerste Leerreden, over Ephef. 2, vs. 17 en 18, my dus verklaard, dat ik geen vryheid vond myn dienst aan eene andere Gemeente te mogen weigeren; maar bereid was om het Euangelium van onzen (joddelyken Verlosser aan de Gemeente te Altona te verkondigen, zoo. lang, ik in Amsterdam verhinderd werd, den dienst des Wbords waarteneemen. Zederd dien tyd heeft de Gemeente van Amsterdam onderscheidene pogingen in het werk gesteld, ter herstèlïin^ iiaarer Leeraaren, die wel haare aauÏ0ut, ide lievde voor dezelve toonden, doch het gewenschte einde niet bereikten. -Dan nu behaagde het Gode in den vvcg van zyn Bestuur dat de Raad van 01e Stad besloot, 'ons aan de Gemeente to rug te geeven. En die Gemeente, neett aan my en myne Amrpt - en lotgenooten, door spreekende daaden, vooizen tyd, en nu in deezen tyd, door het tl irrstellen binnen weinige dagen, van een ; >o aanzienlyk fonds, bet welk volgens m besluit van den Raad dienen moest, betaalmg van de tractementen der v :ornoemde Predicanten en derzelver Weduwen op dertgewoonen voet, zulk een n ettend bewys van d^ grootheid haarer hevde, voor de aan haar te rug eegeevene f^-raaren, opentlyk gegeeven. Yestig  Voorbericht. ixi Yestig ik nu, by dit alles, bet oog op de ernstige begeerte van zoo veele Leden der Amsterdamsche Gemeente in zeer veele brieven, zoo van byzondere Leden als van een aanmerkelyk aantal derzei ver onderteekend, my scbryvende, my betuigende, dat hierover, hunne harten smelten in blyde dankerkentenis tot God, dat ik nu geen vryheid heb, my langer van hun te scheiden, daar ik aart de Gemeente verbonden, en nimmer van dezelve losgemaakt ben, en ik niet ontkennen kan, (gelyk men er byvoegt,) dat ik de Beroeping alhier, onder die bepaaling, heb aangenoonlen: Jaa dat God nu hunne gebeden verhoord heeft, en my iu den weg zyner voorzienigheid derwaards roept; dan gevoel ik myne betrekking, dan zie ik myne verplichting, en ik viude geen vryheid, om die zedert vyftien jaaren my zoo dierbaar gewordene Gemeente, in betrekking als Herder en Leeraar, voor altoos, vaar wel te zeggen. Meer zal ik hier niet by voegen, deeze redenen vertrouw ik, zullen elk die my kent, ten vollen overtuigen, dat, hoe zeer myn hart, aan de Altonasche Gemeente, door haare, aan my betoonde hoogachting en lievde verbonden is, gelyk ik voor eenigen tyd, getoond heb, door het aanzoek eener andere Gemeente, niet optevolgen, dat dit alles my echter nu verplicht , om wedertekeeren naa myn Vaderland, hoopende dat Jacobs God, ook aan my vervullen zal, het geenHy aart Jacob, trekkende naa  i&xii Y00R.bek.icht. naa een vreemd land, beloofde, Genes. ag, vs. 15. en de Text der laatste Leerrede was, die ik in myn Yaderland, van een, my toen in perzoon onbekenden Leeraar hoorde prediken: En ziet ik ben met u, en ik zal u behoeden overal, waar gy heenen trekken zult, en ik zal u wederbrengen, inditzelvde Land, want ik zal u niet verlaaten. Terwyl myn hart van Jacobs God, die meer dan eenen zegen heeft, voor TT smeekt, dat de God des vredes, die den grooten Herder der Schaapen, door het bloed des eeuwigen Testaments uit den dooden heeft wedergebragt, naamentlyk onzen Heere Jesus Christus U volmaake, in allen goed werk, op dat gy zynen wil moogt doen, werkende in U, het geen voor Hem, welbehaaglyk is, door Jesus Christus, denwelken zy de heerlykheid, in alle eeuwigheid. Amen. Altona den 12. Febr. ü04. Ik noeme my met een toegenegen har: Hartelyk gelievde Gemeente Uwen Vriend en dienaar in den Heere JESUS CHRISTUS. Petrus Haack,  HET LEVEN VAM PAULUS den APOSTEL, Eerste LEERREDEN. Ï)e gezegende Evangelieprediking vas Paulus te Paphos, met de wonderdaadige straf aan den vyandigen Elymas"* TEXT, HandL 13, vs 6 tot ir. En als zy het Eiland doorgegaan waren, tot Paphos toe, vonden zy eenen zekeren tooveraart eenen valschen Propheet, eenen §faod, wiens naam was Bar- gfesus. Welke was by den Stadhouder Sergias Paulus, eenen verstandigen man. Deeze Barnabas en Saulus tot hém geroepen hebbende, zogt zeer het woord Gods te hooren. Maar Elymas de tooveraar (want alzoo wordt zyn naam overgezet) wederstond hen, zoekende den Stadhouder1 van het geloof aftekeeren. Doch Saulus (die ook Paulus genoemd is) vervuld met den heiligen Geestt en de oogen op hem houdende, zeide, o gy kind des IID. I. St, A Vui*  Inleiding % het Leven van Duivels, vol van alle bedrog en van alle arglist igheid, vyand van alle gerechtigheid, zult gy niet ophouden, te verkeeren de regte wegen des Heer en ? En nu, ziet, de hand des Heer en is tegen u; en gy zult blind zyn, en de zon niet zien voor eenen tyd, en van stonden aan, viel op hem, donkerheid en duisternis : ende rondom gaande zocht hy, die hem met de hand mochten leiden. Als de Stadhouder zag V geen geschied was, toen geloofde hy, verslaagen zynde over de leer des Heer en. ' Het is een zeer gewigtig en belangryk bebericht, dat wy van de Apostelen vinden, in het laatste Hoofd, van Marais Euangelium, in het laatste vers, en zy uitgegaan zynde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het woord door teekenen, die daarop volgden. De verhoogde Levensvolst, had kort voor zyne glorieryke hemelvaart, hun op nieuws bevolen, in zynen Naam, door degtheele weercld het Euangeliutii te verkondigen, en hun belooft, jdat Hy de belofte zynes Vaders op hen zenden zoude, en hun aandoen met kracht uit dehoogte, naarLuc. 24, vs. 49. en hier uitvoeriger , door Marais is aangetekend, in het 15. en de drie volgende verscn. Na dat nu de Zaligtr.aaker den troon zynes ryksgebieds in den hoogsten hemel beklommen had, en gezeten was,  Paulus den Apostfl. 3 was, aan de rechter hand Gods, predikten zy dat heilryk en troostvol Euangelie overal, waar zy door hunnen Heer gezonden werden, enten onfeilbren bewyze voor hun, en voor die gee« nen, die hen hoorden, dat de eeuwig gezegende JesIus zyne beloften vervulde en hun werk niet zyne hemclsche goedkeuring bekroonde, zoo werkte Hy krachtdaadig met zynen Geest, door dat woord, dat zy predikten, dat bevestigende,\door teekenen die daar op volgden. Waren dit voor Jesus Apostelen, cn voor die geenen, die hen hoorden, en deeze tekenen aanschouwden, duidelyke, en troostryke bewyzen, van hunne goddelyke roeping, cn hemelschc zendig, tot dat gewigtig en mocilykwerk! wy zullen in dit uur een aanvang maaken, om uwen luisterenden aandacht, Saulus schoon het laast geroepen, als eenen der uitmunstendste Apostelen, voortestellen, zoo als hy op het bevel van dien zclvden Heer het zelvde Euangelium verkondigde, en dezelvde duideiyke tn troostryke bewyzen ontfong, van zyne goddelyke roeping en hemclsche zending, tot dat zelvde werk, daar ook onder zyne prediking, dc Hecrc mede wrocht, en het woord beA 2 ves-  Het Verland, | 4 het Levenvan vcuigde door tekenen die daarop volgden» God schenke zynen Geest, op dat, dat getrouw en aanneemingswaardig woord, dat de Apostel, met zoo veel yver en zegen gepredikt heeft, ook zy, tot onze blydschap en eeuwige vertroosting , Amen! Koomt hoorders, smeeken Wy dit eerbiedig en geloovig van dien God, die meer dan eenen zegen heeft. Van dien Jesus, die aan hun, die door hem tot God gaan, belooft heeff, al wat gy den Vader zult bidden in mynen Naam, dat zal hy u geeven. Hebben wy in onze eerste Leerreeden beloofd', zoo God ons leven in zyne gunst gelievde te spaaren,' u Paulus den Apoftel in eenige Ieerreedenen tc zullen voorstellen, eerst in zyne woedende vervolging, buiten gewoone bckeertng, en hemclsche roeping, tot een Apostel van den Heere Jesus Christus, dan, de grootbeid van zynen Geest en verheevcn Charakter kenitbaar uit zyn Godverheerlykend gedrag, onder de voornaamste' lotgevallen zynes levens, cn eindeiyk zyne uitneemer.de voorderingen, in wyshcid en heiligheid, in verscheidene gewigtige gedeeltens zyner brieven, tot roem  Paulus den A postel. 5 roem van Gods genade, en ter bevestiging van de troostvolle waarheid van den Cliristelyken Godsdienst doorblinkende: daar wy nu meï dankzegging, aan den Vader der lichten het eerste deel hebben mogen eindigen, en 11 zyne woedende vervolging, daar hy dreiging ca moord blies, tegens de discipelen des Heeren, hebben voorgedraagen, en teevens zyne won. derbaare en krachtdaadige bekeering op den Weg, naaby Damascus, en zyne hemclsche roeping, tot een Apostel van den Heere Jesus Christus, zoo als hy dien, met alle vry> moedigheid gepredikt heeft, te Damascus, en in Jerusalem: gaan wy nu, onder opzien tot God, en biddende om licht en kracht voort, om U het tweede deel, van onzen voorgenoot men taak, de grootheid van zynen Geest, cn verheven Charakter, kenbaar uit zyn God ver* heerlykend gedrag, onder de voornaamste lot« gevallen zynes levens, in eenige kerkelyke redenyoeringen voortestellen. Wy maaken hiervan een aanvang, met de beschouwing van eene gebeurtenis op het eiland Cyprus, daar de vcr« iicerlyktc Levensvorst, het woord van zynen kruisgezant door tekenen, die daarop volgden, bevestigde»  6 het Leven van In onze laatste Leerereden , beschouwden wy Paulus uit doodsgevaar te Jcrusalem gered, en door de broederen tot Cesarea geleid, en naa Tarsen zyne geboorte Stad in Cilicien gezonden. Lucas heeft ons bericht, in het elfde Hoofdst. het 25 en 26 vs. dat Barnabas hem daar gezogt en gevonden hebbende, hem te Antiochien bragt, waar zy een geheel Jaar te zaamen vergaderden in de gemeente, en eene groote schaar leerden, en dat de descipelen eerst te Antiochien Christenen genoemd werden, dat zy van daar met lievdegiften ten dienste der arme broederen in Judea, tot de Ouderlingen gezonden werden, naar het 29 en 30 vs., en dat zy dien dienst volbragt hebbende, wederom van Jerusalem vertrokken zyn, naar Hand. 12, 25. en te Antiochien te rug gekoomen zynde, op het bevel van den Heiligen Geest naar het 2de vs. van dit Hoofd, uitgezonden zyn, tot het werk der bediening, waartoe zy geroepen waren, en in gehoorzaamheid aan dit goddelyk bevel, na zich met vasten en bidden, te vooren daartoe bereid te hebben, inscheepten, naar het 4 vs, te Seleucien, nier ver van Antiochien, naby de zee, aan de revier Orontes gelegen, die daar in  Pa ui. us den Apostel 7 in de Middelandsche Zee stroomt, om naar het tegenovergelegen Eiland Ciprus overtevaaren, waar zy aangekoomen en te Salamis geland zynde), verkondigden naar het 5 vs, het woord Gods in de Synagogen der Jooden. Hier op volgt nu, in onzen text, een merk- . waardig verhaal van de gezegende Euangeliepre- ' diking, van onzen Apostel te Paphos, voor den Romeinschen Stadhouder, met de wonderdaadige overwinning, van den tegenstand van zekeren valschcn Propheet, die dit zoekende tc verhinderen, met blindheid geslaagen werd. In de daad, eene gewigtige gebeurtenis, tot roem van Gods genade, en ter bevestiging van de troostvolle waarheid, van den Cliristelyken Godsdienst, die onze Apostel predikte, daargesteld. God doe de prediking daarvan tot die zelvde eindens by ons dienen, Amen, Laaten wy in de verklaaring ons cent bezig houden, met u dien valschen Propheet, en tenens den Romeinschen Stadhouder eenigzints naader te leeren kennen, naar het 6 en 7 vsDan moeten wy beschouwen, 't gedrag van dien eerstgemelden, daar hy den Stadhouder van *t geloof zogt aftetrekken naar het g vs. daar- rnhoud ierText- woorden Verdee. ling der Hoofdzaaken,  Deplaal waar d heerlijk wonder, voorgevallen is. S het Leven van daarna u de handelwys van den Apostel, in dc ivonderdaadige overwinning van dien tegenstand, nader toelichten naar het 9, 10 en 11 vs. en cindelyk 't gezegend gevolg hiervan in den Romeinschen Stadhouder zclven u naader voor. stellen in het 12 vs. Ten aanzien van het eerste, de heilige Schryver geeft ons eest een zeer duidelyk bericht van de plaats, waar dit voorviel, en van den perzoon die den Apostel wederstond in zyne Euangelieprediking, in het 6 vs, en dan leert hy ons den Stadhouder en de gesteldheid van zyn hart ken. Jien in het 7 vs. Als een naauwkeurig Geschiedschryver bericht ons Lucas, waar deeze merkwaardige gebeurtenis is voorgevallen, in welk land, en ï, "welke plaats, hy zegt in het 6 vs. Ende als zy het Eiland doorgegaan waren tot Paphos toe. Dit Eiland in het 4 vs. Cypren genoemd, het bekende Cyprus, een eiland in de Middelandsche Zee, de geboorte plaats van Barnabas naar Hand. 4, 36. cn zeer vruchtbaar, waar veele Jooden woonden, om den koophandel, die daar toen bloeide, te Salamis, de Hoofdstad van het zelve geland zynde, gingen zy het eiland  Paulus den A p o s teu 9 eiland, of gelyk meer dan eene, by zonder de Syrische overzetting leest, het geheele eiland doorgegaan zynde, want Salamis lag aan hé oostelyk, en Pufos aan het vrestelyk gedeelte van het zelve, Hieronimus, beschryft Paphos, als eene Stad aan den zeekant op het eiland Cyprus gelegen, befaamd door de onheilige plechtigheden,, aan Venus, die daar als eene Godin gediend werd. Deeze oude Stad, wel eer zoo vermaard door eenen Tempel van Jupiter, maar nog meer door eenen Tempel van Venus, waarin die afgodin, op honderd Altaaren gediend werd. Die Stad door aardbevingen en 't geweld der Zeegolven deerlyk geteisterd, heeft Kciser Augustus, toen de Romeinen ook dat eiland aan hunnen weereld dwingenden Schepter onderworpen hadden, laaten herbouwen * waar de Romeinsche Stadhouders in dien tyd, bun Hov en woonplaats hadden, thands is het nog kenbaar aan eenige geringe overblyfzelen en, in de magt der Turken, wordt nu Bafo genoemd. Ook jn die Stad, hoe vol van Godloosheid en onreinig heid, wilde de gezegende Lévensvorst * Vid. Hicronin vit. Hilar. T. I.p. 163. Amffiian. Marcell L. XTV. C. 7. Virg. Aeneid. L, X ÏL 419. Tac. Hist. LXL C, 2.  Beschrijving, vat Elymas, ten aanzien van zynen naam en hoedanigheden. 1° het Leven van vorst, de verhoogde Je sus de prediking van zyn Euangelie zegenen, en ten dien einde, werden Saulus en Barnabas derwaarts gezonden, en de gezegende vrucht daarvan, en zyne wonderdoende genade, niet tegenstaande den tegenstand, die daar tegen gedaan werd, verhaalt ons de heilige Schryver, en hy leert ons het boos en vyandig werktuig, dat de vorst der duisternis, daartoe dienen deed, naauwkeurig kennen, hy wordt dus beschreeven, in het 6 vs. zy vonden zekeren tooveraar, eenen valschen Propheet, eenen £food, wiens naam was Barjesus, en in het 8ste vs. zegt hy, dat| ook zyn naam word overgezet, Elymas. Hy wordt door Lucas genoemd, zekeren toovenaar, • het grieksche woord payog dus overgezet, wordt niet altyd van zulke gebeezigd, die als valsche Propheeten, en bedriegers moeten beschouwd worden, zy die in het Oosten, in de starre kunde bedreven waren, werden meer maaien zoo genoemd de Wyzen ui: het oosten, die gekoomen waren om Jesus tc aanbidden; worden met dien zeiven naam benoemd, en Josephus geeft dien ook aan Koning Salomo; doch het kan tevens nier ontkend  Pauls den Apostel* II kend worden, dat zulke, die uit de Starrekunde en andere waarneemingen by geloovige voorzeggingen voorspelden, en schynbaare wonderen bedriegelyk pleegden, en voorwendeden geheime kunsten te bezitten, met dien naam benoemd zyn , en van dit laatste zoort schynt deze Elymas geweest te zyn, daar de heilige Schryver uitdrukkclyk hem eenen vattenen Propheet noemt. Hy was een zoorrgelyk mensch als die Simon, waarvan wy Hand. 81 vs. 9 leezen, dat Hy de zinnen des volks van Samaria verrukte, van zich zeiven zeggende, dat hij wat groots was. * Maar daar in schynt deeze Elymas van dien Simon onderscheiden te moeten worden , dat deeze zich als een van God gezonden Propheet, voordeed, en als zoodaanig een wilde beschouwd worden, en men kan uit Deutron. 18- van het 10 tot het 15 vs. afneemen , dat zoortgelyke bedriegers toen reeds bekend waren; en dat zy dikwerf de Jooden verleid hebben, zien wy onder anderen ' * Vry uitvoerig en zeer geleerd handelt over dien Simon en zoortgelyken Magi, de kundige Hoogl. Heumann in zyne verkl. over Hand. 8, vs, 9. in de nederduitsche overzett. van den gel. Heere A. Sterk, p. 278 en vervolg.  '3 het Leven van deren Jcr. 23. van het 13 tot het 32 vs. ingedooien, en tegen zoorrgelyke verleidende bedriegeren, vermaant dc Apostel. Joannes, in zynen eersten algem. zendbrief in het eerste vs» de verstrooide joodsche geloovigen, cn toen Waren er yeelc van dat zoort. Dc Zaligmaaker tekende hen reeds, en voorspelde, dat er veelen zouden opstaan, cn er veelen verleiden zouden, naar Matth. 7 vs. 15 cn 24 vs. 11 en 24. Van dit eigen zoort schynen die bedriegers geweest te zyn, dien onze Apostel te Ephezen leerde kennen naar Hand. 19 vs. 13 tot I g. Zulk een mensch, die door zyn voorgewend vermogen, om het toekomstige te kunnen voorspellen, en wonderbaarc geneczingen te kunnen doen, cn boven dien voorgaf, van God gezonden tc zyn, voor zulk eenen wilde deeze Elymas doorgaan, cn als zoodanig had hy zich in dc gunst van - den Romeinschen Stadhouder Sergius Paulus vrcetcii Hitedringen. Lucas bcudit ons, dat hy een jood was, dus eene schandvlek, van dat door God beweldaadigd geslacht, dat van Akaha.m.dcn Vader der geloovigen zyn afkoomst reekent, en dat zyn naaa v a& Bar-jesus, dat is een zoon van Jesus, •= ' ' - gelyk  Paülus den Ai'oStel. 13 schien op zyne kleine gestalte ziende, en alzoo daarna, naar de Romeinen gewoonte, gelyk er een ander uitlegger by voegt, genoemd, en dat de Apostel naar de gewoonte van dien tyd, en het gebruik zyner Natie onder de Heidenen, dit niet versmaad, maar gevolgd heeft, en het is niet onwaarschynlyk, dat juist toen ouze Apostel, door den Romeinschen Stadhouder, of dooy Lucas wicht lan des Apostels wamsvermderiug.  32 het Leven van door zyne huisgenooten, het eerste met dien naam benoemd zy, en voortaan altyd met dien naam, zoo door zich zeiven, als door anderen benoemd zy geworden, te meer daar wy van dit tydstip af, hem byzonder als een Apostel der Heidenen leeren kennen, en dat dit de rede zy, dat Lucas in deeze tusschenreden hier, van deeze naamsverandering het eerste gewag maakt, gelyk Lucas ook in het vervolg hem doorgaands alzoo noemt, gelyk wy in navolging van dien heiligen schryver, hem met dien naam zoo vermaard in de kerk, zoo beroemd in den hemel, voortaan noemen zullen. En het verdient teffens onze opmerking dat Lucas die te vooren altyd Barnabas voor Paulus genoemd had, zoo lang hy hem Saulus genoemd heeft, zie het 2de en 7'Je vs. van het Hoofd, in't vervolg, genoegzaam altoos na deeze naamsverandering, het •eerste Paulus en dan Barnabas noemt, gelyk men in het 46 en 50 vs. en in andere plaatschen van dit beek zien kan, waar van de rede ■zyn kan, dat Paulus zyn Apostelschap onder de Heidenen aanvaard hebbende, door hem geoordeeld zy, voor Barnabas te moeten genoemd worden, die, niet gelyk onze Apostel van den Heere  Paulus den Aopste 23 Heere Jesus Christus onmiddelyk geroepen vras. Maar een was van die Herderen of Lee raaren die van de Apostelen waren aangesteld * Op deeze tusschenreden laat de heilige Schryvcr volgen, een nadruklyk verhaal, van de handelwyze van den voortreffelykcn en yverigen Apostel, omtrent den vyandigen en lasterenden Elymas gehouden, in het 9. en dc 2 volgende versen. Eerst teekend hy de gesteldheid van Paulus, en daar na geeft hy zyne woorden, en het ontzettend gevolg daarvan op. Doch Saulus (iie ook Paulus genoemd is) j vervuld met den Heiligen Geest, en de oogen * op hem houdende naar het 9. vs. Dikwerf vin- * den wy in de Schriften des Nieuwen Testa- Cf ments * Dus denkt de Hoogl. Heumann over deeze plaats, die teffens bewyzen bybrengt, om te toonen ho? verkeert, in navolging van zommige oude opschriften, zommige Paullus in plaats van Paulus o-eschreeven hebben, oordeelende dit strydig te zyn, met de wyze van schryven van Lucas en Paulus zeiven, en" met den aart van alle taaien: hy noemt het een ketterye tegen de Spraakkonst; hoe veel verschilt dit van de gedachte van den Hoogl. JdeRhoer, die oordeelt, dat het Romeinsch taal eigen de spelling met 11 noodwendig maakt, om dat die spelling by de ouden standvastig in gebruik was, zie dit by L R. Takens in zyne verklaaring van den brief aan Filemon, ~)e ontzetmde aanpractkdesipostels ;an Ely- MS.  54 het Leven van ments de spreekwys, met den Heiligen Geest vervuld te worden; zy beteckent, niet alleen, met de buitengewoone gaaven van dien Geest voorzien te worden, zoo dat de heilige mannen , aan wien dit aller luisterrykst voorrecht te beurt viel, daardoor in staat gesteld werden, om in vreemde taaien te spreeken, het toekoomstige te kunnen voorzeggen, en in de kracht van God wonderen te kunnen verrichten, maar ook dan worden zy gezegt, met den Heiligen Geest vervuld te worden, wanneer zy door dien Geest opgewekt, en werkzaam gemaakt werden, om iets met eenen heiligen yver en met ongemcene moed en kracht uittevocren, het een en ander vinden wy, van Stephanus, Hand. 6, vs. 3. vergeleken met het g vs. en Hand. 7 vs, 55; maar het een en ander vinden wy ook hier, in Paulus, toen Ananias hem de handen in den Naam des Heeren had op. gelegd, werd hy met den Heiligen Geest vervuld, naar Hand. 9, vs. 17. maar die buiten gewoone gaaven van den Heiligen Geest, waren niet altyd daadelyk in die heilige mannen werkizaam; doch wanneer zy dienstbaar moesten zyn aan dc eer en roem van God, ter uitbreiding  Paulus den Apostel. 2$ ding, ter verdediging van zyne leer, dan werkte God de Heilige Geest in hen, en door hen met zyne buitengewoone gaaven, zoo krachtig, dat zy altyd beantwoordden, aan het einde waartoe God hen geroepen had. Met dien Geest nu bezield, met die Goddelyke kracht nu vervuld, vestigt de Apostel met yver voor de eer en leer van'den Heere Jesus vervuld, die Elymas zoo zeer beleedigd had, zyn aandacht op hem, hy ziet hem aan, met oogen, die zyn heilig ongenoegen, over de stoute taal van dien hoonenden bedrieger teekenden, en door den Heiligen Geest, spreekende gemaakt, zegthy deeze ontzettende woorden, die door den Stadhouder1, en]'alle die er tegenwoordig waren, gehoord werden, in het 10 en 11 vs. O gy kind des Duivels, vol van alle bedrog, en van alle argelistigheid, vyand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden te verkeeren de rechtewegen des Heer en. En nu ziet de hand des Heer en is tegen u, en gy zult blind zyn en de zon niet zien, voor eenen tyd. De Apostel gebruikt hier zeer nadruklyke en eigenaartige woorden, om hem, zyn snood gedrag voor oogen te stellen, en daarna voor-.  Hy noe hem ei kind i Duivels vol van bedrog, en alle ar ge listigheid, 56 het Leven van zegt hy hem, welk eene rechtvaardige straf, hem hierom, nu zoude treffen. nt Hy no'emt hem een kind des Duivels. De ^eeuwig gezegende Zaligmaakér, had die Jooden , die zyne leer lasterende tegenstonden, naar Joan. 8, 44. met zoortgelyke naamen geteekend , en dit was juist dezelvde misdaad, waaraan deeze bedrieger, deeze valsche Propheet zich schuldig maakte, hy droeg dus verkeerdeiyk den schoonen naam van J5arjesus, dat eenen zoon van Jesus zegt, daarby zich betoonde eenen zoon des Satans, een kind des Duivels te zyn, daar hy de begeerte deed van dien Vader der leugenen, die een menschen moorder van den beginne is* Zich bctoonende vol van alle bedrog. Zoo d*ër bedriegelyke woorden, als daaden, zyne booze en godlooze oogmerken bedekkende, en in navolging van den Satan, wiens werking onze Apostel. 2 Tess. 2, vs. y en 10 teekent in alle kracht en teekenen en wonderen der leugen, en in alle verleiding der onrechtvaardigheid. En daarom voegt hy er te recht by, en van alleargelistigheid, dat de Apostel uitdruikr, met een grieks woord, dat eigentlyk te kennen geeft, ie-  Paulus den Apostel. 27 iemand die vaardig is, om kwaad te doen, en zynen naasten te bedriegen, die eigen ondeugd schryft Paulus aan den Satan toe, in de treurige verleiding onzer eerste Ouderen, 2 Cor. 11,3. trouwens deeze zoon des Duivels, was even als zyn verleidende vader. Een vijand van alle gerechtigheid, al watw recht was by God, was gehaat Elymas^ maar in 't byzonder, was hy een vyand van In die rechte en heilige leer, die Paulus en Barnabas den Romeinschen Stadhouder gepredikt hadden, om 'door die gerechtigheid, die de Heere Jesus Christus had aangebragt, den vrede en het leven door het geloof in hem tc ontfangen, die leer had hy gehoond, gelasterd en met bitterheid en smaad tegengestaan, en dit geeft de Apostel te kennen, wanneer hy vraagender wyze uitroept, en dus ten sterkste, hem daar van beschuldigde, op zyn eigen geweeten zich in deezen beroepende, Zult gy niet ophouden te verkeer en de rechte i wegen des Heeren? had God aan Jacoh zyn ver- < bond bekend gemaakt, aan Israël zyne inzetting gen cn rechten, bad Hy, die voortyds veel- j maals, en op veelerlei wyze tot de Vaderen ge- sproo» !2 vifctnd 72 alle rechtigid. He niet phielt de •echte we\en des 'ieeren te terkcereii.  28 het Leven van sprooken had, door de Propheeten, nu tot hen gesprooken, door zynen Zoon,en hun toegeroepen, dit is de weg, wandelt in den zeiven, die leer, die weg des heils, die den verstandigen naa, booven leidt, die wegen des Heeren die recht zyn, waarop de rechtvaardige wandelen zullen, had Elymas verkeerd, dat is, den Stadhouder^ en alle die daar tegenwoordig waren, van die leer, die Paulus en Barnabas jhier gepredikt had. den, gezogtaftetrekken, door zoodaanige woorden en daaden, waar meede hy hen had zoeken aftetrekken van het geloof, woorden vol van alle bedrog en alle arglistigheid, en mogelyk met byvoeging van zulke bedriegelyke daaden, Waardoor hy, als die Simon te Samaria, waar.' van wy Hand. g, Vs. 9 leezen, zich zeiven voor een grootman, voor een Propheet, die teekenen en wonderen doen kon, uitgeevende, die leer, die Paulus en Barnabas gepredikt hadden' vruchtloos zogt te maaken, en hen voor onkun.' dige of bedriegers te doen doorgaan, zoowel ais hunnen Heer en goddelyken Meester die hen gezonden had. En het is hierom, dat de Apostel, na hem, zyn snood gedrag zoo nadrukkelyk voor oogen ge-  Paulus den Apostel. 29 gesteld te hebben, hem doet hooren, welk eene rechtvaardige straf, hem hierom nu van God, zoude treffen, zeggende, En nu, ziet de hand dei Heer en is tegen u; en gy zult blind zijn, f en de zon niet zien, voor eenen tyd; was het * een van de voorrechten der Apostelen, boven deg andere dienaaren des Nieuwen Testaments, om 1 zulken die den Heiligen Geest en zyne kracht/ cn werking smaadelyk hoonden, wonderdaadig . te kunnen straffen, gelyk naar Hand. 5 door den Apostel Petrus getoond was, aan Anania* en Saphira, en hier door den Apostel Paulus, aan deezen snooden Elymas; doch, op dat het ook hier openbaar zoude worden, dat hy zulks niet deed, uit zich zeiven, of in eigen kracht, zegt hy, ziet, let daar nu op, hy laat dit aandacht wekkend woord vooraf gaan, op dat de Stadhouder en alle die er tegenwoordig waren, dit naauwkeurig, zoo wel als Elymas zelve zouden gaade slaan, — Ziet, de hand des Heer en is tegen u! Schoon in de heilige Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments de spreekwys van de hand des Heeren meermaalen voorkoomt, en altyd Gods werkzaame magt of in het zegenen, of in het straffen te kennen geeftj 'aulus mdigt cm het oddelyk ordeel an , dat :em hier reffen :oude,\ De hand desHeeren was tegen hem.  By zou blind teror. den, en de Zon niet zien, 3"0 HET L E V E N V AH geeft, zoo zyn deeze woorden, hier byzonder nadruklyk, niet alleen, om dat zy Gods heilig ongenoegen, tegen deezen bedrieger te kennen geven, die de eer en leer van den Heere Jesus Christus, nu verheerlykt aan de regter hand Gods in de hoogste hemelen, beieedigt had, die hem als die Heer, wien alle magt gegeeven was in hemel en op aarde, de ontzettende uitwerkzeis daarvan, terstond doen ondervinden zoude, want er staat niet alleen letterlyk in "t grieks, Ziet de liand des Heer en overu, maar ook was het van de valsche Prophecten ( en zoodaanig een was deeze Elymas naar het 6. Vs.) voorspeld, Ezech. 13, vs. 9. Ende myne hand zal zijn tegen de Prophceten, die ydelheid zien, en de leugen voorzeggen. Ja als zulk eenen zouie God hem nu opentlyk ten toon stellen, en voor aller oogen terstond straffen, zoo zoude le eer en leer vau den gelioonden Zaligmaaker ioor een ontzettend wonder ter zeiver tyd gelandhaaft worden. Daarom laat er de Apostel aanstonds opvolgen: ende gy zult blind zyn en de zon niet zien, voor eenen tijd; hy zou niet alleen met alindheid geslaagen worden s ais met een God- Ivk  Paulus den Apostel. 31 lyk oordeel, dar hem terstond om zyn snood gedrag zoude treffen, maar die blindheid, zoude zulk eenen hoogen trap bereiken, dat hy het allerhelderst en sterkschitrerendst licht der zon, schoon in alle haare kracht, op den vollen middag schynende, niet zoude kunnen aanschouwen, en dus ten eenemaal, volkoomen blind zyn, zonder dat wy bepaalcn kunnen, op welke eene wyze, God deeze wonJerdaadige straf, aan hem heeft uitgevoerd, 't zy door eene verdikking of wegneeming van het Christalleine vogt, in beide zyne oogen, 't zy, dan door eene verdikking of verharding der hoorn of andere vliezen van de oogen, waardoor dat zintuig, her vermogen misschen zoude, om de voorwerpen, door de invallende lichtstraalcn te rug te kunnen kaatzeu, en dus te kunnen zien, op dit zelvde oogcr.blik, zoude hy dit vermogen ontbeeren; had hy hartnekkig geweigerd, dat heerlyk licht, van de zon der gerechtigheid te aanschouwen, en getracht, deszelfs hecilyken glans te verduisteren, met woorden zonder weetenschap, het smaadende en lasterende; nu zoude die Heer der Heerlykheid, Jesus Christus, hem ten blyke van zyne God- lyke  dit zon zoor eenen tyd zyn. 31 Het Leven van lyke raagt, cn van de waarheid zyner hernelsche leer, met stikdonkere duisternis slaan, zoo dat hy de zon zelfs, hoe heerlyk zy scheen, niet zioudc kunnen aanschouwen, had hy door den Vorst deezer ceuwe, de zinnen zoeken te verblinden, van den verstandigen Romeinschen Stadhouder, op dat hem niet bestraalen zoude de verlichting van het Euangelium der heerlyk» iieid van Christus, die het beeld van God is, zocht hy zoo, hem van het geloof aftetrekken, nu zoude hy het heilig en rechtvaardig ongenoegen, van dien Heer, die hy zoo smaadelyk bcleedigd had, terstond ondervinden 1 Dan welk een blyk van Goddelyke ontferming.1 dat oordeel van den Almagtigen zoude hem niet altyd treffen, het zoude hem overkoomen, zegt de Apostel, voor eenen tijd. Noch in gewydc noch in ongewyde schriften, vinden wy eenig bericht, hoe lang deeze blindheid, waar door God Elymas zoo wonderdaadig strafte, heeft geduurd, en schoon hy uit j'deeze by voeging leeren konde, dat er een tyd zoude koomen, dat God, die hem nu zyn heilig ongenoegen, zoo treffend deed ondervinden, zich zyner, althands in zoo ver ontfermen zoude, dat  Paulus den Apostel. 33 dat Hy deeze blindheid voor zynen dood van hem zoude wegneemen, en hem wederom ziende maaken, zoo kon deeze byvoeging die. nen, om hem met ootmoed en berouw by God, vergeeving en herstelling van zyn gezicht te leeren afsmeeken; en was die tyd onbepaald, het moest dienen, om hem tc leeren, zich terstond voor God te verncederen en genade en barmhartigheid by Hem te zoeken; doch zoo weinig grond wy hier in vinden, om met Origenes en Chrysostomus te stellen, dat Elymas door deeze straf tot inkeer gebracht is, en toen zyn gezicht weder bekoomen heeft, zoo vinden wy ook geen grond genoeg, om het gevoelen van den Hoogleeraar Heumann te omhelzen, dat de Apostel ten dienste van Sergius Paulus, hier twee wonderwerken zoude verricht hebben, vooreerst Elymas met blindheid te slaan, en daar door den Landvoogd tot het geloof in Jesus te brengen, ten andere, dan hy hem kort voor zyn vertrek, het gezicht zoude hebben wedergegeeven, en den Stadhouder daar door in het geloof versterkt hebben. Ontzettend intusschen moet dat uitwerkzel van Gods heilig ongenoegen, zoo aanstonds op //. D. I. St. C des  Dit oor. deel deed God terstond op hem hoornen. 34 het Leven van des Apostels woorden gevolgd, geweest zyn: Lucas beschryft het dus, in het tweede deel van het nde vs. Ende van stonden aan, viel op hem donkerheid en duisternis: En rondom gaande, zocht lm, die hem met de hand mochten leiden, in écu oogenblik, zoo als de sterk, op hem ziende Apostel, zyne woorden geëindigd had, verloor hy terstond het vermogen, om te kunnen zien; het heider licht dat hem nu omscheen, w erd op het zelvde tydstip voor hem enkel duisternis, eene swarre donkerheid omringde hem, eene donkeiheid zoo groot, dat hy alle licht ten eenemaal ontbee-rende, rondom taste, of hy iemand voelen koude, die hem de hand w iide leenen en leiden, djar hy niet in staat was, iets te kunnen zien, ot in zynen gang te kunnen m) den. Ziet daar 't ontzettend gevolg, van het smaadclyk hoonen van dc eer cn leer van den Heere Jesus, door Paulus en Barnabas gepredikt! Hy werd gelyk de ontuchtige iim oonders van het verdelgd Sodom, toen zy Gods Engelen beleedigen wilden, iwci blindheid geslaagen! En zoo gaf God getuigenis op des Apostels gehoonde prediking. Daar Lucas dit wonder aan hem, en niet aan Bar-  Paulus ben Apostel. 35 Barnabas toeschryfc, is dit het eerste wonder, dat wy van Paulus leezen, dat hy door Gods kracht heeft uitgevoerd, ter bevestiging van de goddelyke leer van Jesus Christus, die hy, als zyn geroepen Apostel predikte. En. welk een heil zoude het voor Elymas, dien valschen Pi op heet geweest, zyn, indien zyne blindheid door Gods genade aan zyn hart geheiligd, hem, God in Araarhcid had leeren kennen, en hy, gelyk Paulus, die ook drie dagen blind geweest was, geleerd hadt, met ernstige roepingen en traanen tot God te bidden, en voor eeuwig ontferming by Hem te vinden. Doch, daar God ook hierin, zynen, voor ons verborgen Raad, heeft uitgevoerd, teekent' ons de Heilige Schryver, het gezegend en heil- : ryk gevolg aan, dat die leer, dit Goddelvk wonder had, op den Romeinschen Stadhouder, zeggende in het 12de vs. Als de Stadhouder' zag H geen geschied was, toen geloofde hy, verslaagen zynde over de leer des Heeretn Er is een zeer oud afschrift, van het Nieuwe" Testament, van de vierde eeuw, het Alexandrynsche genoemd, waarin deeze woorden dus geleezen worden, En als de Stadhouder zag, '■ C 2 het De gevolgen van dit ioddelyk vonder, in ien Stad. houder.  36 het Leven van het geene geschied was, verbaasd zynde, geloofde hy in de kere des Heeren. Zaakelyk koomt het met den grickschea Text, dien wy hier Vinden, en met onze uitmuntende overzetting overeen, het een en ander leert ons, in de eerste plaats, dat dit Goddelyk wonder, eene gezegende uitwerking had, op het verstand en het hart, van den verstandigen Stadhouder, hy zag het geene geschied was, Elymas was hy hem bekend, hy had tot dus verre, zyne achting by hem weeten te behouden, en zich zeiven als een groot en wys man by hem weeten te veraangenaamen, ja het is niet onwaarschynlyk, dat hy, by hem niet alleen een gulhartig onderhoud, maar teffens inwooning of althands eenen vryen ingang had verkregen, hy was (zegt het 7. vs.) by den Stadhouder, doch, welk een invloed hy ook op zyn hart mogt gehad hebben, welk een groot man hy tot nu toe, in zyne oogen moge geweest zyn , door zyne verleidende woorden cn bedriegelyke konstenaryen; toen Paulus en Barnabas, door den Heiligen Geest verlicht en bestuurd, den Stadhouder dc gezegende en goddelyke leer, van den verheer. lykten Jesus predikten, toen de Apostel den veria-  Paulws dent Apostel» 37 leidenden Elymas, door de kracht van God, ter bevestiging van de leer des Hceren, zoo won-, derdaadig strafte, en hy op het bestraffend woord van Paulus, terstond geheel blind werd, deed dit den Stadhouder zonneklaar bezeffen^ dat hy ten eenemaal door deezen mensch die zich voor eenen Propheet, voor eenen van God onmiddelyk gezonden Leeraar, uitgaf, misleid cn bedrogen was, en zag hy, dat Elymas een bedrieger, een zeer slecht mensch was, hy zag teffens, welke groote, cn eerbied en hoogachting verdienende mannen, Paulus en Barnabas Waren, daar hunne leer, door zulk een onwederspreekelyk wonder voor zyne oogen was bevestigd geworden. Het een en ander werkte in hem uit, dathy wrslaagen werd over de leere des Heeren; of gelyk het Alexandrynsche handschrift: leest, dat hy verbaasd werd, het woord dat hier in 't grieksch voorkoomt wordt wel eens van die ontzetting gebruikt, die by de schaaren gebooren werd, wanneer zy den Zoon van God hoorden keren, ean wien van hun dit getuigenis gegeeven werd, nooit heeft een mensche alzoo gesprooken! en schoon een predikende Paulus, ook Hy werd verstaan gen over d& leer des HeerenK  Hy geloof, de. 38 het Leven van ook in het verkondigen van de leer der verzoening, beneden zynen goddelyken Meester, moet gesteld worden, moet men hier, onder het oog houden, dat hy sprak door den Geest van Chrisïus, die op hem was, dat hy vervuld was met den Heiligen Geest; het grieksche woord, drukt die aandoening uit in het menschelykhart, die wy dan gewaar worden, wanneer wy iets hooren of zien, dat zoo belangryk, zoo treffend is, dat het onzegeheele ziel met verwondering vervuld, en van de ontwyffelbaare waarheid der zaak verzekerende, ons tets doet toestemmen, dat wy te vooren of niet geweeten of niet geloofd hadden, dit was het gezegend uitwerkzel, van de leer deezer heilige Mannen en van het heerlyk wonder, dat God door Paulus, om den Stadhouder te beweegen tot het geloof in hem, had uitgewerkt. Want het heilryk gevolg hier van was, hy geloofde; die leer die hem gepreedikt was, had hy door Gods Geest verlicht, leeren beschouwen, als waarachtig en Goddelyk, als een getrouw woord en aller aanneeming waardig, hy had die toegestemd en aangenoomen, niet, als eenes menschen woord, maar als het woord van  Paulus den Apostel 39 van den levendigen God, en in zyn hart erkend, dat dir de leer des Heeren was, dat die Heer, die hem gepredikt was, waarlyk de Zoon van God, de Zaligmaaker der weereld was, dat er ©een andere weg ter behoudenis immer was te t> , vinden: hy had dus het getuigenis, dat God, door deeze mannen hem had bekend gemaakt, dat het eeuwige leven in zynen Zoon is, als een Goddelyk en dus oritwyffelbw getuigenis aangenoomen, cn dit is het geloof naar i Joath 5,11. een aanneemen, dat met zulke werkzaamheeden van zyn hart zal vergezeld geweest zyn, als er dan gekend worden, wanneer de zondaar, in den Zoon van God, de vergeeving zyner misdaaden, naar den rykdom van zyne genade met vertrouwen op zyne magt en goedheid, hem door het Euangelie bekend gemaakt, zoekt en vindt. Gelukkige Paulus! die uwe prediking onder de Heidenen, met zulk een <*eze°end gevolg bekroond ziet, by den aan-zienelyken en verstandigen Romeinschen Stadhouder! Driewerf gelukkige Landvoogd! hoe aanzienelyk uw ampt, uw naam, uw roem, by de Romeinen, by de inwooners van Paphos, en Salamis geweest zy, nu rees uw eer en roem  Toept sing 4° het Leven van roem voor eeuwig op aarde en in den hemel! uw naam in \ boek des levens des Lams gctèekend, zal in den jongsten morgenstond met onuitwisbren roem bekend worden voor alle volken, wanneer Jesus Christus, die zyne leer, met een heerlyk wonder ten uwen nutte bekroonde, eens heerlyk zal worden in alle zyne heiligen, en wonderbaar in allen die gelooven! s. Ziet daar Gelicvdc, U de bekcering van den Romeinschen Stadhouder Sergius Paulus gepredikt, Cn daar de heilige Schryvcr ons geen verder bericht geeft van hem, en niet meldt, of hy daarop terstond gedoopt zy, en zyne aanzien* ' lyke landvoogdy heeft blyven bestuuren, of kort daarna over eene andere gesteld zy, of gelyk zommige Roomsche Schryvcrs gewild hebben, de eerste Bisschop van de kerk van Narbonne zoude geworden zyn, swygtn wy ook daarvan, daar van het een en ander geen geloofwaardig bericht voorhanden is. Lucas meldt ons, cn dit was zyn oogmerk, hoe de leer vanCHRjSTus door Paulus en Barnabas gepredikt, zegevierde in het hart van den Romeinschen Stadhouder, op het Eiland Cyprus, niet tegen.  Paulus den Apostel. 41 tegenstaande de listige en bedricgclyke poogtngen,van den Vorst der duisternis, daar God tér fcevcstigirig van de troostvolle waarheid, van die leer, dezelvde met een godlyk wonder bekroonde, en dit was het dat wy u in dit uur wilden voorstellen* Laaten wy voor ons zeiven, uit het geene wy hier van Elymas, van Sergius Paulus, en van den Apostel vinden aan. geteekend, nuttige lessen opzaamele ter onzer leering, bcstuuring en vertroosting op den weg der godzaligheid. Zoo zeker het is, dat in het ryk der natuur geen druiven van doornen, of vygen van distelen geplukt worden, zoo zeker is het teffens, dat in de zedenleer vygen van distelen, en drui* ven van doornen kunnen geleezen worden, in dien zin naamentlyk, dat er uit de slegste daaden der booste menschen, goede en nuttige lc-erringen kunnen afgeleid worden, vestigen wy ten dien einde, het oog op Elymas, dan kunnen wy in hem zien; in dc eerste plaats. Hoe groot de kracht der verdorvenheid zy in "het menschelyk hart, dat de mensch door de "zonde geworden is, verduisterd in het ver" stand, vervreemd van het leven Gods, door "de Eerste Leering»  43 HET L E V E X VAN "de onwcetcnheid die in hem is, en door de "verharding van zyn hart, ja dat dit, zelfs zoo "ver gaat, dat zulke, die met de goddelyke "openbaaring begunstigd zyn, die Moses ende "Propheeten hebben, die zy hooren kunnen, "door zulke vooroordeelen tegen den waren 'iGodsdients kunnen ingenoomen zyn, dat zy "die heilleer wedersraan, en met hunne daaden " toonen, dat het bedenken des vlcesch is vyand"schap tegen God, dat zich der wet Gods niet " onderwerpt, Hoe duidelyk blykt dit, uit het gedrag van deezen Elymas, die Paulus cn Barnabas tot den Stadhouder geroepen, om hem het woord van God te doen hooren, wederstond, zoekende den Stadhouder aftekeeren van het geloof; en kunnen wy wel ontkennen dat er nog zoortgelyke menschen heelaas te vee! gevonden worden? die uit dit zelvde ofzoorfgelyke bcginzels, totdat ztlvde einde zich werkzaam betoonen, aan wien &ok de goddelyke openbaaring niet onbekend is die schoon zy met deezen Elymas zich voor geen P'-opheeten uitgeevcn, of zich van bedriegelyke konsten cn wonderen der leugen bedienen, echter gelyk die valsche Propheet in eenen cigentlykcu zin zich daaraan schuldig maaken, dat zy zoo wel  Paulus den Apostel. 43 ■ wel alshy, en de beruchte Simon, die de zinnen 1 des volks te Samaria verrukte, voor iets groots ■ willen gehouden worden; menschen veel al daar aan kenbaar, dat zy de heilige Schriften, de goddelyke openbaaring tegenspreeken, van onwaarheeden beschuldigen, of die belachelyk zoeken enmaaken, endaar mede spotten, verdraayen de Schriften tot hun eigen verderf-, hoe veele Deistische schryvers leeveren treurige bewyzen voor deeze waarheid op, en het is in dc daad te bejammeren, dat zulke onderons, byval vinden, in menschen, die door hunne geboorte, 1 en opvoeding, moesten uitblinken, in kunde en 1 Godsvrucht; en waarin moesten wy hier van de oorzaak zoeken? hierin gelievde, dat de vooroordelen tegen die goddelyke leer, die eene oormoedige verneedering van den mensch omtrent zich zeiven, en eene allerhoogste verheerlyking, omtrent God in hem vordert, hem beletten, die goddelyke leer met dien aandacht en eerbied, die het gewigt der zaak eischt, te onderzoeken; vooroordeelen , die het bedorven hart vleyen, en dikwerf de zondige neigingen en lusten daarvan, den ruimen teugel vieren, hier door wordt de wezentlyke kennis en de beoeffening, der heilige  Tweede Leering. 44 het LD ven van heilige Schriften, die ryke bronnen van den besten Godsdienst, verwaarloost, en 'de mensch gestort ineentroosteloozetwyfeling, en eindelyk in een eeuwig verderf; kunnen wy die taal van Paulus op deeeze ongelukkigcn, schoon zy dit niet bezeffen, in waarheid niet toepassen? in dien ook ons Euangelium bedekt is, zoo is het bedekt in de g eenen die verloor en gaan, in de, welken de God deezer eeuwe de zinnen verblind heeft, naamentlyk der ongeloovigen, op dat hun niet enbestraale, de verlichtinge des Euangeliums der heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, naar 2 Cor. 4, vs. 3 en 4. In de tweede plaats kunnen'wy hier leeren; "dat zulke, die de eer en leer van God smaadend "hoonen, wel eens gelyk Elymas, daarover " Gods heilig ongenoegen op eene treffende wy. "ze ondervinden." Ik zal ter bevestiging deezer waarheid, geene andere bewyzen bybrengen, daar dit, dat myne verklaaring opleevert, zoo ontzettend is: mogten zulke menschen, die in beginzels aan Elymas gelyk zyn, schoon hunne daaden in boosheid cn tegenstand, teegen de eer cn leer van God, dien trap niet bereiken, hieruit leeren, dc grootheid van het kwaad, , waar  Paulus den Apostel. 4J waar aan zy zich schuldig maaken, en de swaarheid van het Goddclyk oordcel, dat hen bicrom dreigt, recht re hezcfTen! Ach erkenden zy dit, die zoo menigmaal zich vermaaken, wanneer zy spotten kunnen, met het een of andere voorval in de heilige Schriften aangeteekend, of met de gebreken der Bybelheiligcn, of met hunne gezegdens, of wanneer zy, de voorstanders en belyders van dc leer der verzoening tegenstaan, of hoon en smaad kunnen aandoen, uit vyandschap tegen die goddelyke leer! Ach dat deeze geloovcn mogten, dat de eer van God daar floor in de daad beleedigd wordt! De eer van Hem, die zich niet laat bespotten, en die hielde zulken dikwerf onverwacht de vreeslyke bewyzen van zyn heilig ongenoegen kan, cn wil doen ondervinden ! Doch al treft hen hier Gods wraak niet, is het ontwyffclbaar zeker, dat zoo zy alzoo blyven denken cn doen, dat zy op den geduchten dag van Gods rechtvaardig oordeel, eeuwig ondervinden zullen, hoe vreezelyk het is te vallen in de handen des levendigen Gods! Dat zulke in tegendeel, ja alle myne hoorers, hier van den Romeinschen Stadhouder Sergius Paulus leeren: "Hoe een verstandig man, > "zich Derde Leering.  46 het Leven van Vzich omtrent dc waarheeden van den Gods'/dienst behoort te gedragen, daar wy van hem ','Ieezen, dat hy Jiarnabas en paulus tot hem ge"roepen hebbende, zeer zocht het woord Gods "te hooren." Niemand doch kan ontkennen,, dat waarheeden, die belaugryk voor ons hart zyn, die ons eenen wezentlyken troost in leeven en in sterven opleeveren kunnen, door de kracht van Gods genade, dat die alle onze oplcttenheid waardig zyn, en dat het gewigt der zaak vordert, dat wy met inspanning van alle onze vermogens, ons daarop moeten toeleven om die grondig te kennen, en naar de heilryke vruchten daarvan, met allen ernst te staan, en dit is des te noodzaakelyker, naar maate wy ontdekken, dat de middelen ter vermeerdering van onze kennis, in ons bereik en binnen onze magt zyn, en wy gebruik kunnen maaken, van zulk eene gelegenheid, waarin wy gesteld zyn, om dit heerlyk einde te bereiken, dit alles blonk zoo heerlyk in den verstandigen Stadhouder door, en was voor zyn hart, van zulk een heil. zaam gevolg, dat hy door Gods géhade geloovig Werd aan't Euangelie, en daardoor bekwaam  Paulus den Apostel. 47 gemaakt, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. Dat elk myner Hoorderen, dien verstandigen en gelukkigen Sergius daarin leere navolgen! wanneer wy toch de geschikte middelen ter verlichting van ons verstand, ter verandering en verbetering van ons hart, aanwenden, dan wil God, dat zoeken, wanneer wy dat biddend, om zyn licht en om zyne kracht trachten te verrichten, naar zyn toezegging, zegenen; dan, leert hy ons bidden, en op ons bidden, ontfangen, dan, neemt Gods Geest de vooroordeelen weg, dzn, werkt hy het geloof in ons, dan, maakt hy den zondaar hoe omwaardig, hoe onbekwaam in zich zelven, tot een Christen, die in het troostvol Euangelie met een ongedekt aangezicht de hcerlykheid des Hceren, als in eenen spiegel aanschouwt, en veranderd wordt in gedaante, naar dat zelve' beeld, door des Heeren Geest, van hcerlykheid tot heerlykheid, gelyk onze Apostel getuigt 2 Cor. 3, vs. 18. Of zyn er onder mye hoorderen die denken, ja maar God deed, die Stadhouder een wonder aanschouwen, dat hy door Paulus wrocht in het straffen van Elymas,  48 het Leven van mas, en indien wy ook wonderen mogten'zien, dan zouden wy ook gelooven.' Doch, die dus denkt, denkt verkeerd in deezen, wy mogen van God geen wonderen begceren, wanneer Hy naar zyne magt en wysheid, die niet gelieft daartestellen; bovendien, hoe veele wonderen heeft Jesus verricht, en bleven zoo vaele Schriftgeleerden, Phariseen en andere Jooden niet ongeloovig? Neen, myne waardste, wy hebben Moses en de Prophecten, ja, wy hebben Jesus en de Apostelen, en indien wy deeze «iet hooren, zoo zouden wy ook, alware het dat er iemand uit den dooden opstond, ons niet laaten gezeggen, gelyk de Zaligmaaker gezegd heeft, Luc. 16, 3 1. wy moeten alle de wonderen in deeze gewyde Schriften als ter bevestiging van die goddelyke leer aangeteekend beschouwen, cn ons hart, moet onder het onderzoeken der heilige Schriften , om den Geest .'van God biddende veel smeeken, Hcerc vermeerder ons het geloove; wanneer wy toch met een heilbegeerig hart God zoeken, en de verordende middelen daartoe aanwenden, mogen wy op grond van Gods beloften, verwachten, «lat God deeze beloften ook, aan ons ver- vullen  Paulus dén Apostel. 49 vullen zal, die my zoeken, die zullen my vinden! Eindelyk wy kunnen hiervan Paulus den Apostel leeren, "hoe ons hart steeds yverig zyn "moet, voor de eer en leer van God, en hoe " wy ter bevoordering van het eeuwig heil, van "onze natuurgenooten, van alle gepaste gele"genheeden gebruik moeten maaken, om hun "voor Christus te winnen. Dien yver dien wy in Paulus Ontdekken, Was eene vrucht van zyn opreeht geloof, in den Heere Jesus Christus; ook dit moet die in elk oprecht Christen zyn, die gelyk onze Apostel den Heere Jesus, in onverdervelykheid liefheeft, hoe straalde die yver in hem. door, schoon hy in banden en gevangenis was ? En schoon hy dikwerf niet berekenen koty welke onaangenaame gevolgen die voor hem hebben konde! Ziet dit in zyne verantWoor* dingen, die hy zoo yvrig voor Koningen eat voor Stadhouders deed, in 't byzyn Van zyne vervolgende vyanden, die naa zyn leven stonden! En zouden wy dan, in deeze dagen, waarin geen vervolging om des woords wil gezien wordt^ enkel om hoon en 'smaad dé? u wee ♦ Vierde Leering,  50 het Leven van weereld tc ontgaan, niet getrouw voor de eer en leer van onzen eeuwig gezegenden Verlosser uitkoomen ? Denkt eens, welke gezegende gevolgen kunnen hieruit niet voorkoomen? Kunnen wy ook hierdoor geen bevoorderaars worden, van het heil van onzen medemensch? geen vermeerderaars van deblydschap van Gods volk? laaten wy altyd onze lotgevallen en de uitkoomst der zaaken aan God overlaaten, en gelooven de Heere regeert! En ontmoeten wy tegenstand, wordt Gods eer en leer gelasterd! laaten wy de wraak aan God overgeeven, het geen God aan Elymas deed, leert ons wat God doen kan, en zomtyds doen wil, om zyne eigene eer te verdedigen, om zyne eigene leer te bevestigen; intusschen mag geen Christen, zyne eigen eer, en de beleedegingen hem aangedaan, zoeken te wreeken, noch Gods oordeelen den ongeloovigen tegenstander hierom tpewenschen, cn ten dien einde deeze woorden van Paulus, en het oordeel, dat van God Elymas trof, verkecrlyk ten bewyze aanvoeren; wantdiet is niet aan eene zondige drift, of haat tegen Elymas, in Paulus toeteschryven, dat dien tegenstander dus wonderdaad ig met blindheid  P a r i. cs den Apostel. 51 heid werd geslaagen, neen, 't was God zelf om de belediging zyne eer en leer aangedaan, die dit om wyze en Hem betaamende redenen en eindens deed; en van Paulus lezen wy, dat hy vervuld was met den Heiligen Geest naar het 9 vs. bidt gy ook veel om dien Geest, en dan zullen uwe woorden en uwe daaden gelyk deeze van onzen Apostel, tot eer van God zyn. Wanneer gy door dien Geest van God moogt leeven, yverig voor God, en het eeuwig heil van uwen medemensch, dan zal God ook uwe poogingen zegenen, cn u gerust en in vertrouwen op Hem doen leevenj tot Hy u eenmaal, in de wooningen der heerlykheid zal overbrengen, daar geen tegenstand meer zal gekend worden, en waar alle oprechte van harten, met onzen Apostel voor eeuwig met Gods Geest vervuld, hem volmaakt zullen dienen en verheerlyken! Amen. ^ 2 Tweede  5» het Leven van Tweede LEERREDEN.' De geneezing des Kreupel geboornen te Lystren, met de merkwaardige gevoloen, Paulus hierom overgekoomen. TEXT, Handl. 14, vs. 8 tot »n En een zeker man te Lystren, zat onmagtig aan de voeten, kreupel zynde van zyns moeders lyf, die nooit had gewandeld. Deeze hoorde Paulus spreeken: welke de oogen op hem houdende,_ en ziende dat hy geloof had om gezond te worden. Zeide met grooter stemme, staa recht ap uwe voeten, en hy sprong op, en wandelde. En de Schaar en ziende 't geene Paulus gedaan hadde, verhieven haare stem. men, en zeiden in 'f Lycdonisch, de Goden zyn den menschen gelyk geworden, en tot ons nedergekoomen. En zy noemden Barnabas gfupiter, en Paulus Mercurius, om dat hy het woord voerde. En dc Priester van gfupiter die voor haare Stad was, als hy ossen en kranssen aan de voorpoorten gebragt had, wilde hy offeren met de Schaar en; Maar 'de Apostelen Barnabas 'en Paulus, (dat) hoor ende, scheu. rende hunne kleederen, en sprongen onder de Schaa. ren, roepende, en zeggende, Mannen ! waarom doet gy deeze dingen ! wu zyn ook menschen van gelyke bewegingen als gy, en verkondigen u lieden, datgyu zondt  Paulus den Apostel. 53 zoudt van deeze ydele (dingen} bekeeren, tot den levcndigen God, die gemaakt heeft den hemel ende aarde, en de zee en al 't geene in dezelve is. WHke in de voorledene tyden alk de Heidenen heeft laaten wandelen in hunne wegen. Hoewel Hynogthands zich zeiven niet onbetuigd gelaaten heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbaar e tyden gecvende, vervullende onze harten met spys en vrootykheid. En dit zeggende, wederhielden zy naauwlyks de Schaar en, dat zy hun niet offerden. Maar daar kwamen ffooden van Antiochien en Iconïen, en. overreedden de Schaar en en steenigden Paulus, en sleepten (hem) buiten de Stad, meenende dat hy dood was. Doch als hem de Discipelen omringd hadden, stondhy op, en kwam in deStad, en des anderen dags ging hy met Barnabas uit naa Derben. J)ie de eer zoekt des geenen die hem gezonden heeft, die is waarachtig, dus luidt de veelbcteekenende uitspraak van onzen Goddelykcn Verlosser, in het Euangelium van Joan. het 7de Hoofd, het igdevs. Eene uitspraak, die elk hoorer, als eene onbetwistbre waarheid moest erkennen, en die Jesus op zich zeiven, en zyne leer toepast> om daar uit te bewyzen, dat Hy waarachtig, dat Hy van God gezonden was, daar Hy niet zyne eigene eer zocht maar de eer desgecrien die Hem gezonden had: dat dit in de daad, in den Heilvorst alzoo was, heeft Inleiding.  54 het Leven van heeft Hy zelf, door zyne prediking, met zoo veele heerlyke wonderen bevestigd, beweezem zoo dat Hy kort voor zynen dood, tot zynen Vader zeggen konde, naar Joan. 17, vs. 4. R hebbe Uverheerlykt op aarde, ik hebbe voleindigd het werk dat Gy my gegeeven hebt om te doen! Is nu de uitspraak zeker, die dc eer zoekt desgeenen, die hem gezonden, die is waarachtig, dan is dit een onbedrieglyk kenmerk, om er het gedrag van hun aan te toetschen, die in den Naam van den Heere Jesus Christus, het Euangelium der zaligheid verkondigd heb' ben: Koom, laaten wy dan ten dien einde U voorstellen, Paulus den laatsten, doch een der uitneemendste Apostelen, van den verhoogden Zaligmaaker, zyne eigene eer versmadende, en de eer van zynen Goddclykcn Verlosser op de voortreffclyksre wyze zoekende; zoo zal ook hieruit aan ons blyken, dat hy die leer, die hy te vooren zoo woedend vervolgd had, waarachtig geloofd heeft, en met zyne daaden bevestigd, dar hy, gelyk hy schreef Gal. 11, een Apostel Was, (geroepen) niet van menschen, noch door een mensch, maar door Jesus Christus, en God den Vader, die Hem uit den doo- den  Paulus den Apostel. 55 den opgewekt heeft, cn dat dus die leer, die hy gepredikt, en God met wonderen bevestigd heeft, een getrouw woord is, en aller aanneeming waardig. In onze voorige Leerreden, beschouwden j wy dien yverigen kruisgezant, op het Eiland ^ Ciprus, daar door zyne prediking van het woord des Heeren, met zulk een heerlyk wonder bevestigd, de Romeinsche Stadhouder Sergius Paulus geloovig werd, aan het Euangelium: van het Eiland afgevaaren zynde, kwam hy met zynen vriend en reisgenoot Barnabas, te Pergen, eene Stad in Pamphilien, en van daar te Antiochien, enPisidien, gelyk het 13 cn 14. vs. van het voorig Hoofd, leeren. Daar hield zich de Apostel beezigmet Christus, cn dien gekruist te prediken, en uit de gewyde Schriften te bewyzen, dat hydenZoon van God, den beloofden Messias was j doch schoon zyne Euaugclieverkondiging daar, zeer gezegend was, moest hy met Barnabas om dc vervolging die tegen hen ontstont, door de Jooden, vandaar verdreven, heenengaan> zy kwamen dus te Iconien; maar ook daar, door eenen oploop van Heidenen en Jooden in levensgevaar gebragt, vluch- ïet Verand.  Inhoud der Te: X'corde, Verdee. tittg en o gaaf d Hoofd, z laken va» 56 het Leven van vluchteten zy, en kwamen alzoo in de Steden van Lycaonien, Lystren en Derben, verkondi, genden aldaar het Euangelium, gelyk Lucas verhaalt in het laatste deel van het voorig, en in het begin van dit Hoofd. Eene zeer merkwaardige gebeurtenis, in de eerstgcmcldc Stad voorgevallen, verhaalt de heilige Schryver in de afge^ leezeneTextwoorden, die in zich behelzen een 'u heerlyk wonder ter bevestiging van dc EuangeIieprediking aldaar geschied, met dc merkwaar, dige gevolgen en het God verheerlykend gedrag, van onzen Apostel, daaronder gehouden, krachtig dienende, om ons de grootheid van zynen Geest en verhecven Charakter, ook in deezen te leeren kennen. God zelf doe de beschouwing daarvan dienen, om ook ons optebouwen in het geloof eenmaal den Heiligen overgeleeverr, Hy zegene daartoe onze prediking,'Amen! In onze Textwoorden vinden wy drie ge. w w'gfige hoofdzaaken; voor eerst, meldt ons do heilige Geschiedschryver, het heerlyk wonder aldaar geschied, de gencezing van eenen kreupelen, in het §. 9. en 10de vs., ten tweeden, de Goddelyke cerhewyzen die de inwooners  Paulus den Apostel. 57 van die Stad, aan Paulus cn Barnabas wilden aandoen, met een verhaal van de voortreffelyke wyze waarop zy dezelve weigerden, van het 11. tot het 19de vs. en eindelyk, de verbaazende ommekeer der zaaken, door de Jooden aldaar veroorzaakt, die Paulus den dood naauwlyks ontkoomen deed, van het 19de tot aan het 21ste vers. Ten aanzien van het eerste, Lucas leert ons den man kennen, aan wien Gods wonderdaadige kracht, zooluisterryk verheerlykt werd> Hy besehryft hem in het 8« vs. dus, en een zeker man te Lystren, zat onmagtig aan dfr voeten, kreupel zynde van zijns moeders lijf, die nooit had gewandeld, deeze hoorde Pauhis spreeken. Ten aanzien van dit wonder, in \ gemeen moeten wy te vooren u doen opmerken, daï- gelyk Gods Zoon, toen Hy in de needrige gestalte eenes Dienstknechts, op aarde verkeerde, zyne hemetsche leer, door luisterryke. wonderen vergezellen wilde, op dat de Jooden zoo verre verbasterd, van den waaren en Goddelyken eerdienst hunner Vaderen, en door zoo veele vooroordeelen en overleveringen verblind,, daar door bezaffen zouden, de Goddelyke her» koomst Vooraf- l aande Twmmeti 'ung.  58 het Leven van koomst, cn ontwyffelbaare zekerheid van dat Euangelie, dat Hy hun predikte, dat Hy ook nu gezeten, aan de rechterhand der Majesteit * in de hoogste hemelen, zyne heilgezanten, die Hy naar zyne belofte, met den Heiligen Geest vervuld had, in staat stelde, om zoo by de Jooden als by de Heidenen, de prediking van zyne Goddelyke leer, met allerheerlykste wonderen te bevestigen, gelyk dit niet alleen ten aanzien van de Jooden te Jcrusalcm gebleken , is, zoo dat zelfs de Hoogepriester en de andere leeden van den grooten Raad der Jooden, naar Handl. 4, vs. 16. zeggen moesten, W%t zullen wy deeze menschen doen? want dat er een bekend teeken door hun geschied zy, is openbaar allen die te ^ferusalem woonen, en wy konnen het niet lochenen! Zoo behaagde het * De Hoogleeraar Palier heeft in zyne verklaaring van den Heidelbergschen Catechismus, door den beroemden Martinet uitgegeeven , beweerd, dat deeze woorden Hebr. 1, vs. 3. kunnen vertaald worden, aan de regie zyde der blinkende heerlykheid in de hoogste hemelen en dat er dan door be. doelt wordt de regte zyde, van die plaats, in den derden hemel, waar een zighaar blyk van Gods onzigtbaare tegenwoordigheid vertoond wordt, waar Jesus met ziel en lighaam ten hemel gevaaren: nu is in zyne beeilykheid, zie Palier 1- D. p. 392.  Paulus den Apostel. 59 liet Hem teffens, toen Hy onder de Heidenen, den rykdom zyner genade wilde doen prediken, dat Hy ook hen in staat stelde, om die, met heerlyke wonderen, te staaven, op dat alzoo, de Goddclyk oorsprong van de leer, die zy predikten , en hunne hemelsche zending ter verkondiging van dezelven, zoude bekend worden; en het behaagde God, de prediking van Christus den gekruisten, die den Jooden eene ergernis en den Grieken eene dwaasheid was, door zulke wonderen geloofwaardigheid en gezag bytezetten, en gelyk daar door de Romeinsche Stadhouder te Paphos geloofde, ziende het geene geschied was, zoo wilde God ook de Euangelieprediking van Apostel Paulus te Lystren, ten dien zeiven einde, met dit heerlyk wonder bevestigen, zoo gaf God op der Apostelen prediking, getuigenis, door teekenen cn wonderen, dat dit een getrouw woord was, en aller aaimecming waardig; beschouwen wy dit heerlyk wonder uit dit oogpunt wat naadcr in deszelfs byzonderheden. Het gebeurde te Lystren, eene Stad in Ly- j caönien, naar het 6. vs. dat toen een gedeelte van « Isaurien was, naar Ptolomeus: eene Stad thands ° 'eschry. ine van e Plaats,  En van den Man die door hetGodly, u/onder, geneezen u/erd- 60 het Leven van geheel verwoest, schoon nog de plaats wordt aangewezen waar op de zelve eertyds stond, in die Stad en het omleggende land, verkondigden Paulus en Barnabas het Euangelium. In die Stad bevond zich toen een man, ontnagtig aan de voeten, kreupel zynde van zyns \ moeders lyf af aan, die nooit had gewandeld. In de daad een ellendig en mededoogenswaardig voorwerp, niet slechts hinkende, gelyk de aartsvader Jacob, door verwringing der heup; of kreupel aan beide voeten, gelyk Mephibozet, Jonathans zoon, door eenen zwaaren val; maar gelyk hy, die te vooren aan de schoone Poort des Tempels te Jerusalem zat, kreupel van zyns moeders lyf af aan, die van den Apostel Petrus die troostryke woorden hoorde, ter zyner wonderdaadige geneezing; in den Naam van Jesus Christus den Nazarener, staa op en wandel! doch van deezen lezen wy niet alleen, dat hy kreupel was van zyns moeders lyf af aan, maar ook dat hy onmachtig was aan de voeten, en nooit gewandeit hadde, dus door een gebrek in de spieren en zenuwen, en waarsehynlykook in de gesteldheid der beenderen, reeds voor of by zyne geboorte veroorzaakt, door •He  Paulus ben Apostel. 6i alle menschelyke hulp ten eenemaal ongeneeselyk, die dus als geheel magteloos om te kunnen staan of gaan, gedraagen moest worden, werwaards hy begeerde. En deezen ontmoeten wy hier, onder die geenen, die Paulus hoorden spreeken, en wat was het, dat de Apostel, thands sprak? het was het Euangelium, gelyk uit het 7 de vers blykt, met welks verkondiging hy zich ook in die Stad, toen bezig hield, om zyne hoorers, den weleer gekruisten, doch nu verhoogden Zaligmaaker, als de kracht en de wysheid Gods te leeren kennen, in wien zaligheid, voor allen die in hem'geloofden, ten eeuwigen leveni' te vinden was. Vind men van Hippoos grootsten Bisschop, de godvruchtige Augustinus aangeteekend, dat onder die drie zaaken, die hy op aarde gewenscht had te aanschouwen, ook was, Paulus den Apostel te hooren predikenj dit voorrecht mag deezen ongelukkigen Man te Lystren te beurt vallen. Dit heil was hem beschooren! En schoon wy zynen naam in de heilige Schriften niet gemeld vinden, zal die naam, is hy door het zaligmaakend geloof gerechtvaardigd, gelyk hy door het wonderdaadig geloof  De inwendige gesteldheidvan den kreupelen. i Ö3 het Leven van geloof van zyn jammerlyk gebrek geneezen is, geteekend zyn in het boek des levens des Lams, en in den doorluchtigsten dag zal de Rechter van levenden en dooden, dan dien beiyden voor Engelen en Menschen. Gelukkig mensch, hoe ongelukkig gebooren! Aan u, zal in dit uur Gods wondei doende genade verheerlykt worden! Immers dit blykt uit het volgende 9de en 10de vers. Deeze hoorde Paulus sprecken, welke de oogen op hem houdende en ziende dat hy geloof hadde, om gezond te worden, zeide met grooter stemme:, staa recht op uwe voeten: en hy sprong op en wandelde. Van den spreekenden Paulus vinden wy, dat hy de oogen op hem houdende was; zeer waarschynlyk heeft de ongelukkige en gebrekkige gesteldheid des ligbaams, van deezen kreupelen man, den predikenden Apostel aanleiding gegeeven, om zyne oogen op hem te vestigen, :choon ook hier in, de bestuurende werking /an Gods Geest, de oorzaak was, dat Paulus. Ie oogen op hem hield ; op wien God nu net eeuwige lievde neder zag, om hem rot roem 'an zyne genade, lighaamelyk en geestelyk te  Paulus ben Apostel. 63 te geneezen; tot dien kreupelen, die naar Hand. 3. te Jerusalem wonderdaadig geneezen werd, zeiden de Apostelen, zie op ons, en die ongelukkige deed zulks, verwagtende dat hy van hun eene lievdegift ontfangen zoude, doch op deezen onder de verkondiging van het heilryk Euangelie tegenwoordig, hield de predikende Apostel, dc oogen gevestigd, daar hy hem'den onnaaspeurelyken rykdom van magt cn licvde die in Christus, Gods verhoogden Zoon is, verkondigde, op dat hy gelooven zoude, dat die leer waarachtig en Goddelyk was, en dat hy, die dezelve predikte, van God gezonden was. Stellen wy ons den Apostel voor,predikende Jesus Christus, en de waarheid en Goddelykheid zyner leer betoogende, uit de wonderen die de Heilvorst ter bevestiging daarvan verricht had, toen hy de dooven hooren, de blinden zien en de kreupelen wandelen deed; en dat door het geloof in zynen Naam nog zulke ellendigen konden gered worden: Welk eene aandacht en opmerking moest dit in deezen man niet wekken; misschien hefte hy zyne oogen en handen met een biddend hart naa den hemel, daar hy hoorde, en nu waarlyk geloovde, dat die ge- pr«-  64 het Leven van predikte leer waarachtig was, en dat hy door den verkondiger van dezelve, van zyne treurige bezoeking kon gered worden; de heilige Schry» ver leert ons dus denken, daar hy aanteekend, dat Paulus de oogen op hem houdende, za<* dat hu geloof hadde om gezond te worden. De predikende kruisgezant, moet dan, daar hy zyne oogen op den kreupelen gevestigd had, uit de aandacht wekkende trekken van zyn gelaat uit ayne gebaarden, en houding, hebben afgenoomen, wat er nu in zyn hart omging; ja maar Paulus was Apostel, en naar Jesus belofte met den Heiligen Geest vervuld, door dien Geest hiervan verzekerd, en door denzelven aangespoort, om in den Naam en de kracht van Christus, deezen kreupelgeboonien te ge* neezen^ (welke eene aandryving en ingeeving van den Heiligen Geest, tbt het doen van won4 deren, wy in alle Propheetcn en Apostelen moeten veronderstellen), dus ziende dat hy ge* loof hadde om gezond te worden, of gelyk Lmher, Beza en Grootius het vertaaien, om gezond gemaakt te worden, (schoon er een enkei taalkundige het overzet om zalig te worden, dut wy niet ontkennen, dat hy ook nu dit  Paulus den Apostel. 6$ dit begeerde, maar wel dat dit de Grieksche woorden bier leeren) dc Goddelykheid der leer bezeffende, en den predikenden Paulus Van God gezonden beschouwende, geloofde hy, dat hy nu gezond kon gemaakt, en van zyne jammerlyke ongesteldheid , ten eenemaal verlost worden, dat geloof teekent zich in zyne geheele houding; dit ziet de Apostel door Gods Geest verlicht en bestuurd. En zegt tot hem met grooter stemme, stad j regt op uwe voeten. Paulus nu bezig met een £ heili gen yver, in de prediking van JesusChris-^ tus, voor allen die hem hoorden, wendde * , t zyne reeden op dar tydstip, bepaald tot deezen bekenden ongelukkigen Man, cn zyne stem verheffende, zoo dat alle die daar tegenwoordig waren, het hoorden, en zich tot hem keerende, op wien nu de geheele vergadering de oogen gevestigd had, zegt hy tot hem, zoo dat het elk hoorde, zoo luid en met zulk eene groote stem spreekende, staa regt op 'uwe voeten; of gelyk meer dan eene oostersehe verfaaling, cn vyf handschriften door Beza gezien, er by voegen: in den Naam van ■ C h r i s t u s» of, ik zeggê üin den Naam tan Christus, Ü. D. L St. E doch ood den reitpelen, egtopzip e voelen z staan.  f>6 het Leven van doch daarin dc meeste cn oudste afschriften, deeze woorden niet gevonden worden, vinden wy de gedachten van een zeer geleerd taalkundigen* zeer eigenaartig, dat zommige onder de ouden, het nodig geoordeeld hebben, dit hier by te voegen, om dat Petrus Hand. 3. ook dus den kreupelgcboornen aansprak, daar het toch zeker is, dat ook Petrus, op eenen anderen tyd, naar Handl. 9, vs. 40. even gelyk hier Paulus sprak, gezegt heeft, Tabitha staa op. Trouwens zoo wel Paulus als Petrus deeden dat, in den Naam cn door de kracht, van Christus, dien zy predikten voor hunne hoorderen, en daarom ,oordeelde Paulus het niet noodzaak- lyk, * Heumann, over deeze plaats, schoon de geleerde Brand en Moonen over dezelve de leezing der Syrische en Arabische vertaaling, en van Beza volgen voornaamentlyk ook, om der Apostelen won. deren, dus van die des Hcilands te onderscheiden, die dezelve door zyne eigene kracht werkte, en daarom zeide, ik wil word ziende, ik zeggen staa op. Doch dat de Apostelen, om bovengemelde ree. de, niet altyd by het doen hunner wonderen voeg. den, in den Naam van Jesus Christus, of zoortgelyke woorden, zien wy op meer dan eene plaats in de Handelingen der Apostelen ; trouwens 't waren niet de woorden der Apostelen die onderscheiden waren naar den aart des wonderwerks, maar de kracht van Gód, die door den Heiligen Geest die wonderen werkte.  Paulus den Apostel* 6; lyk, er dit thands by te voegen- door dei Heiligen Geest die op hun was, bestuurd waren dit de korte, doch krachtige woordei van Petrus, staa op, en hier van Paulus to: deezen kreupelen, stda regt op uwe voeten. Schoon hy nimmer kracht gehad had, oJ kerkte in zyne voeten, om daarop te staan: ■ wat hiervan de oorzaak ook moge geweesi zyn, op dit zelfde oogenblik, onder het uit' spreeken deezer woorden, werkt God dooi : zyne Almagt, zoo krachtdaadig in hem, dat J hy, gelyk de heilige Schryver aantekend, op( sprong en wandelde-, nu werden zyne enkelen i vast, zyne beenderen sterk, zyne zenunwn en ]\ Spieren ontfongen de behooriyke kracht en wer1 king, en zyne voeten, Worden gelyk zyn hart, ;| vlug en vaardig, zoo dat hy die te vooren zat, lonmagt'ig aan de voeten, kreupel zynde van I; zyns moeders lyf af aan, die nooit had gewan» 3 deld, nu opsprong en wandelde. Verbaazend i uitwerkzel van Gods magt en goedheid! hier, i hier moest elk die het aanschouwde, erkennen, . dit, dit is de vinger Gods! zy die door konst ï hersteld worden, hebben tyd en Versterking .• noodig, om de heilzaame gevolgen hunner geE 2 nee. f I i By sprong op e i uuaa. delste!.  De uitroep der verwon* derde Schaamu 68 het Leven van nccsdng te kennen ondervinden, maar als God wonderen werkt, dan kan de kreupele springen als een hart, en de tong des stommen kan juichen, dan kan een geraakte zyn bedde opneemen en wandelen! Welk eene blydschap en vreugde wekkende aandoening zal dit by deezen eertyds kreupelen, maar nu volmaakt geneezenen, uitgewerkt hebben! Mogen wy niet gelooven, dat hy met dankbre loftoonen, God hierover zal verheerlykt hebben, daar de gansche Schaar zelfs er over, juichte. Gelyk de heilige Schryver leert in het 11. vs. zeggende, en de Schaar en ziende 't geen Paulus gedaan hadde, verhieven hunne stemmen en zeiden in 't Lycaonisch, de Goden zyn den menschen gelyk geworden, en tot ons nedergekoomen. Door de Scliaaren, waarvan Lucas melding maakt, moeten ongetwyffcld de inwooners van Lystren, in meenigte hier te zaamen gevloeid, uit de onderscheidende oorden der Stad, en die toen by de prediking en het heerlyk wonder, dat Paulus verricht had, tegenwoordig waren verstaan worden, daar ook dit wonder, gelyk zoo veele andere Goddelyke wonderen in de tegenwoordigheid  Paulus den Apostel» 69 hcid van zoo veele onwederspreekbre getuigen te Lystren gebeurd was, dat toch het een en ander binnen die Stad voorgevallen is, leert het I9 en 20. vs. duidelyk. En door de bestuuring der Goddelyke voorzienigheid, waren er zeer veele inwooners van die Stad tegenwoordig, toen Paulus aldaar het Euangelie verkondigde, en deezen jammerlyk bezochten, door Gods wonderdaadige genade zoo zichtbaar genas, gelyk doch het 9. en 10. vs. duidelyk leeren, en dat, naar het 11. vs. aan Paulus, en niet aan Barnabas wordt toegeschreven ; God wilde hier, zoo wel als tevooren te Paphos, door Paulus zynen geroepen Apostel, aan wien Hy zulke groote en hcerlyke beloften gedaan had, d'> heerlyk wonder daarstellen, in de tegenwoordigheid van zoo veel volk, als hem aldaar het Euangelium hoorde verkondigen. Die geheele menigte, alle die daar tegenwoordig waren, werden dus ooggetuigen van dit heerlyk wonder, dat zy zelve be« grepen, dat boven het menschelyk vermogen^ en van eenen Goddelyken oorsprong was. En daar zy den waaren God niet kenden, en dienden, die van natuurc geen Goden zyn, Verhieven zy, hunne stemmen, en zeiden in *t Wh  70 het Leven van Lycaonkche, de Goden zijn den menschen gelyk geworden, en tot ons nedergekoomen. Zy beschouwden dit wonder, gelyk het inde daad was, als eene Goddelyke weldaad, en verheften ter betuiging hunner ongeveinsde blyd. schap daarover, hunne stemmen met gejuich, uitroepende in 't Lycaonisch, de Goden zyn den menschen gelyk geworden en tot ons nedergekomen: de heilige Schryver leert ons, dat zy dit uitriepen in 't Lycaonisch, daar Lycaonien een gedeelte was van Griekenland, is het aan veelen hoogstwaarschynlyk voorgekoomen, dat het Lycaonisch, een tongval der grieksche taal geweest zy, die men toch weet, dat in onderscheidene deelen van Griekenland, onderscheiden werd uitgesprooken; doch al ware zy eene andere taal van de Grieksche geheel onderscheiden, gelyk andere gedacht hebben, het Grieksch waatin Paulus hun predikte, en alle zyne brieven, zoo wel aan de Romeinen, als aan de gemeenten in Griekenland geschreven heeft., was toen, naar 't getuigenis der oudste Schryveren, algemeen bekend, ja er zyn zelfs nog Grieksche leerreedenen, van eenen Lycaonischen Bisschop, van de vierde eeuw voorhanden, en deLycao- niers  Paulus dfn Apostel. 71 niers, gelyk uit het 9 vs. blykt, hoorden in die taal Paulus prediken * zy nu dit wonder ziende, riepen in hunne taal, althands naar hunnen tongval uit, de Goden zijn den menschen gelyk geworden, en tot ons nedergekoomen! Dat de Heidenen waanden, dat hunne Goden zomtyds in eene menschelyke gedaante de aard* bezochten, en byzonder dir, aan Jupiter en Mercurius toeschreven, leeren zeer veele oude en beroemende Schryvers van dien tyd, en schoon dit naar hun verhaal, om onderscheidene redenen geschiedde, gebeurdde het mcermaalen, naar hunne denkbeelden, om heilzaame redenen en oogmerken daartestellen, en het koomt my zeer waarschynlyk voor, dat het volk te Lystren dit te eer geloofde, dewyl daar Jupiter dien zy voor den grootsten der Goden hielden, godsdienstig werd geëerd, en in een prachtigen Tempel door plechtige offers gediend werd, daar de daad, die zy zoo wonderbaar en heerlyk aan deezen krcupclgebooren, zien verrichten, tc groot * Over de onderscheidene gevoelens der geleerden, ten aanzien van 't Lyaconisch, kunnen de Schryvers nagezien worden, die by de HeerenPlevier en Heumann over deeze plaats aangehaald worden.  Het volk te Lystren noemden Barnabas jupiter, en Paulus Mercurius de rede hier van on derzocht. i i 1 l \ \ \ \ i *}2 HET L E V P K VAN . groot was, om aan stervelyke menschen te kunnen toegeschreven worden, oordeelden zy dit, dat hunne Goden, van welken zy meermaalen gehoord hadden, dat zy op aarde verschenen, en groote zaaken daarstelden, die boven het menschelyk vermogen waren, ook nu verschc nen waren in menschelyke gedaantens, en dit wonder dat zy alle gezien hadden, waarlyk hadden uitgewerkt. Maar waarom noemden zij Barnabas jupiter, en Paulus Mercurius? Lucas zegt in het 12 vs. om dat Paulus het woord voerde. Mer:uriuswerd om zyne welspreekenheid by de Heidenen byzonder geroemd, cn zy geloofden, dat iy de bevelen der Goden den mensch bekend naakte en uitvoerde, daar nu niet Barnabas; naar Paulus sprak, en gelyk wy ook hieruit veilig >esluiten mogen, door zyne weisprekenheid hen 'crbaasde, zoo beslootenzy, dat hy Mercurius Üc by uitneemenheid daarom geroemd werd, in (e daad zelf was, en het gevoelen van den )udvader Chrysostomus, is zeeker hoogst waarchynlyk, dat Barnabas van een grooter en uitrendig aanzienelyker gestalte was, dan Paulus» fa algemeen gedacht wordt „ niet zeer groot, noch  Paulus den Apostel. 73 noch zeer aanzienlyk van gedaante geweest te zyn, niet alleen om eene aantekening van Luciaan, die omtrent dien tyd geleefd heeft, en althands in zeeker werk met dien naamj uitgekoomen, gevonden wordt; maar ook heeft, daartoe a Cor. 10, vs. 10. aanleiding gegeeven, in welk gevoelen ook Nicephorus zoo wel ais Chrysostomus geweest is. En in deeze denkbeelden zien wy niet alleen het volk te Lystren; maar ook gelyk wy leezen vs. 13. De Priester van jupiter die voor haare Stad was, als hy ossen en kranssen aan de voorpoorte gebracht hadde, wilde hy offeren met de schaaren. Dat men hier door den Priester, van wien de heilige Schryver spreekt, den Opperpriester verstaan moest, is uit het gebruik van dat woord in dien zin, zoo in de gewydc als ongewyde schriften voorkoomende, optemaaken; Handl. 5,24. gebruikt Lucas het naar de vertaaling der onzen, om er den Hoogenpriester door uitredrukken; deeze Opperpriester door anderen van minderen rang zekerlyk gevolgd, was de Priester van Jupiter, die vooi haare Stad was, of gelyk.het in de Arabisch; vertialing, met eenige omschry ving het zeei duide Welk eene jodsdien;tige eer, iePriester van ofttpitcr, deeze Mantien wilde aandoen.  74 HET Leven van duidelyk vertaalt is, de Priester van Jupiter die de opperste God van haare Stad was, dien zy als hunnen beschermgod, eerden, wiens tempel en standbeeld daar, 't zy dan buiren de Stad, gelyk de uitleggers denken, 't zy in dezelve, dat my aanneemlyker voorkoomt, gevonden werd, bracht Ossen en Kranssen aan de voorpoorten, dat is Ossen met Kranssen van bloemen of altyd groenend loof gevlochten, omhangen; gelyk zy, deeze dieren, als de aanzienlykste en den Goden aangenaamste ofTers, alzoo, naa de altaaren gewoon waren te leiden, om plechtig geslacht te worden; doch wat moet men hier door de voorpoort, of gelyk Lucas het in 't .mecrvouwige uitdrukt, door de voorpoorten, verstaan? in 't gemeen denken de meeste uitleggers, aan de voorpoort van het huis, waarin de Apostelen waren, dat door beroemde mannen is tegengesprooken, wyl de plechtige offers voor zulk een byzonder huis, noch geslacht noch verbrand werden, oordeclende daarom, dat men hier, aan de poorten der Stad, of een dezelvcr sieriykhcids halve-, in 't Gricksch in het meervouwige uitgedrukt, .te denken hebbe; doch, daar de offers by de Tempelen voor de altaaren geslacht  Paulus een Apostel. 75 slacht werden, denken wy, dat wy hier aan de voorpoorten des Tempels, voor Jupiter te Lystren gebouwd denken moeten, daar werden toch de plechtige offerhanden ter eere der Goden geslacht, en dit wilde ook thands de Opperpriester, ter eere van hunnen God, met de Schaaren verrichten, daar hy tot hen was nedergekoomen, en hun gelyk geworden was, gelyk het juichend volk op het zien van het heerlyk wonder zoo vrolyk uitriep. Doch schoon dit in de afwezigheid der Apos- j telen gebeurdde, al spoedig kwam hun dit ter-1 ooren, Lucas zegt in het 14. vs. Maar de Apos-1 telen Paulus en Barnabas dat hoorende, scheur- 1 den haare kleederen, en sprongen onder dei Schaaren roepende. Zy hoorden dit, bericht" ons Lucas, het schynt dus buiten hun gezicht, en niet in hunne tegenwoordigheid geschied te zyn, althands, zoo ras zy het een en ander met het oogmerk daarvan verneemen, zien wy de beide Godsgezanten, die beide niet hunne eigen eer, maar de eer desgecnen, die hen gezonden had, zochten, verbaasd en verschrikt over den onverstandigen, en den hoogen God» hunnen hemelschen Zender, zoo zeer bcledigen- den 'Jet Godruchtig\edrag iem P anus m Barnabasat zygg' egal keten, om de zhaaren anhunne 'waaling e rug te rengen.  78 HET LïVEN VAN licht in kundigheden van den vraaren en besten Godsdienst, met weldaadige oogmerken tot hen kwamen, en afgezonden waren, van dien God, die tot de heilzaamste eindens hen derwaards had doen koomen, om hun te verkondigen, dat zij van deeze ydele dingen zich beheren zouden, tot den levendigen God; met nadruk noemde Paulus en Barnabas, die nu beide onder de schaaren met gescheurde kleederen, ingedrongen, dezelve pogingen deeden, om hunne offers te beletten, en hunne dwaalende denkbeelden weg te neemen, met de daad toonende, dat noch Barnabas, Jupiter, noch Paulus, di» te vooren alleen het woord gevoerd had, Mercurius was, met nadruk zegge ik, noemden, de yverige heilgezanten,. den dienst der afgoden en dc daartoe geschikte offers, die hun ter eere nu vervaardigd werden, ydelheden, ydele dingen: onder de israellers, werden alle de afgoden der Heidenen dus genoemd, gelyk uit I Sam. 12, vs 21 en andere plaarschen blykt, om dat zy in de daad niet bestonden, enkel versierd van menschen uitgedacht, en hunne afbeeldingen gemaakt waren, die zoo min als zy verlosschen konden, 't was daarom de godvruchtige  Fa ui u s den Apostel. 79 tigc taal van ziender Jerem. in het 14de Hoofd, het 22 vs. zyn er onder de ydelheeden der heidenen, die doen regenen f — — Gy o Heere onze God doet alle deeze dingen! Be heidenen toch, en dus ook deeze Inwooners van Lysteren, waren, gelyk Paulus het uitdrüktRom. i, 23 verydeld geworden, in kunne overleggingen en hun onverstandig hart verduisterden; hierdoor hadden zy de heerlijkheid des onverderfyken Gods, veranderd in de gelijkenis van een verderuelyk 'beeld; om hen van deeze verdervelyke dooling te rug te brengen, waren zy nu daargekobmen, om hun te verkondigen, dat Zy zich bekeeren mogten, tot den ieevendigen God, die gemaakt heeft den hemel, de aarde en de zee, en al 't geen in de zelve is. Zy noemen tien .Schepper van 't heelal in onderscheiding van hunne gewaande Goden, den leevendigen God. Die gewaande goden waren niets anders dan reeds afgestorvene menschen, lang vergaan in 't stof des doods; maar die God dien zy predikten, was de eeuwig leevende God, die het leven in zich zeiven heeft, die by den Propheet Jercmia 10, vs. 10. zich zeiven noemt de waarheid, de leC'endige God en een eeuwig Ko-  het Le'V£N VAN Koning, Die God dus, die door zyne daaden getoond had, dat Hy de levendigmaakende oorzaak van aliè schepzelen was, daarHy gemaakt heeft, den hemel, dé aarde, de zee, en al geen in de zelve is. By de heidenen, werd omtrent de Schepping zeer duister 'gesproken, en zy wisten niet, wie alle deeze dingen door zyne kracht had voort gebracht, zy wisten niet gelyk Wy in het aangehaalde Hoofddeel by Jerem. kezen, in het ir. 12. en 13de vs. dat God ds aarde gemaakt heeft, door zyne kracht, de weereld bereid heeft, door zyne wijsheid, en den hemel uitbreidt door zyn verstand, dat hy de, dampen doet opklimmen van 't einde der aarde, de blixemen mei den regen maakt, en den wind dost voortkoomen uit zyne schatkaniere;:, daar in tegendeel de goden die den hemel iüet gemast hebben, vergaan zullen van onder dmhemel-; dit verkondigden na deeze Godsgezanten; en wei totdat heilzaam einde, op dat zy zich tot dien laevendjgèn God bekeeren zouden, door zich aftekeeren van alle die vdele dinoen * ö 9 en den leevendigcn God aanbidden en dienen, die to nu toe, om wyze en Hem betaamende rede* nep, de heidenen had laaien wandelen in hunne wegen  Paulus den Apostel. g ï wegen; maar nu ook onder de heidenen, wilde doen verkondigen, den onnaspeurlyken rykdom van Christus, daar nu naar Gods eeuwig wyzen raad ook de heidenen erfgenaanien der beloften waren geworden, dewyl de tyd gekoomen was, dat nu vreede verkondigd werd, dien die verre en dien die naabi/ ivaren, en ztj beide den toegang hadden, door eenen Geest tot den Vader, gelyk Paulus den Ephezeren schreef Eph. 2, vs. 17 en ig. En schoon de heilgezanten, in hunne redevoering, nu geen melding maakten van den Heere Jesus Chris* tus, noch van het oogmerk zyner weldaa» dige koomst in de weereld, om dat zy eerst hunne diepe onkunde en groove dwaaling noopens God en zynen eerdienst, hun wilden onder liet oog brengen, om hen zoo te bren» gen, tot de rechte kennis van God, en erken»' tenis van den Heere Jesus Christus, zoo geeven zy daarom in hunne redenvoering ge« wigtige bewyzen op, om dc dwaalingen der heidenen, in het dienen der afgoden aan tc toonen, en te wederleggen. En dit steldt de Apostel nader voor in her 16 cn 17de vs. hoe die levendige God, die den 1. St. II. D. F hemel  82 het Leven van hemel, de aarde, de zee en al 't geen in dezelve is, gemaakt had, zyn bestuur omtrent de ! Heidenen, en dus ook, omtrend hun getoond had, zeggende, welke in de voorledene tyden, alle de heidenen heeft laaten wandelen in hunne wegen, hoe wel Hy nochthands zich zeiven niet onbetuigd gelaaten heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbaare tyden geevende, vervullende onze harten met spijze en vrolykheid. De Apostel zegt, dat God in de voorledene tyden, die tot dien tyd toe geweest waren, eer Hy zyn Zoon, in dc volheid des tyds gezonden had in de weereld, eer de Jooden, aan wien de zaligheid, in en door dien beloofden Levens vorst, eerst moest verkondigd worden, die verworpen hadden, eer de heilgezanten door hem aangesteld en verordend, op zyn bevel zich tot de Heidenen gewend hadden, voor dien tyd, had God om wyze en Hem betaamende redenen, de Heidenen laaten wandelen in hunne wegen, waarin zy God niet kennende, dienden die van natuurt geen Goden waren; want schoon het geen van God kennelijk is in hun openbaar was, had God hen over gegeeven in de begeerlijkheiden hun-  Paulus den Apostel. 83 hunner harten, om dat zy God kennende, hem als God niet hadden verheerlijkt of gedankt; maar verydeld geworden waren in hunne overleggingen, en daar zyzich uitgaven voor wijzen, dwaas geworden zynde, hadden de waarheid Gods veranderd in de leugen, en het schepzel geëerd en gediend, hoven den Schepper, die tepryzen is, in der eeuwigheid. Gelyk dezelve Apostel Rom. 1, vs. 19 tot 36 zoo de voorleedene tyden en wegen der Heidenen teekent. God had echter, en dit wil hy hun, hier onder 't oog brengen, zich aan hun niet onbetuigd gelaaten, goeddoende van den hemel regen en vruchtbaare tyden gevende, vervullende de harten met spijze en vrolijkheid. Tot nu toe hadden zy nimmer die gunstryke weldaaden en milde zegeningen eener liefderyke Voorzienigheid recht beschouwd, zy hadden den regen en de vruchtbaare tyden, aan hunnen Jupiter toegeschreven» en hem den eernaam van den God des regens en des donders gegeeven; maar dit leert dc welspreekendc Apostel, was het werk van denlecvendigcn God, den Schepper Van hemel, aarde, en zee, cn al wat in dezelve is, Die alleen had alle die groote dingen gedaan, en daarin, aan de F 3 Hei.  J?4 het Leven van Heidenen zoo wel als aan de Jooden, zich nie£ onbetuigd gelaaten, Hy had, gelyk Hy Jacobs Nageslacht beloofd had, Levit. 26, 4. ook aan de Heidenen, en dus ook aan.de inwooners te Lystren, regen gegeeven op zijnen tyd, zoo dat het tand zyne inkoomsten en het geboomte des vetds, zyne vrucht gegeeven had. En hier door had hen God gespyst, met overvloed, en zy hadden met blyde vrolykheid alle die zegeningen van den weldaadigen en allc-rhoogsten God ontfangen, Hem, Hem alleen, en geen ydelheden, geen zoogenoemde Goden kwam daar voor eer en dankzegging toe, die moesten zy Hem, toebrengen: ja geliefde er' zyn handschriften des Nieuwen Testaments, die hier leezenï vervullende uwe harten met spyze en vrolykheid; doch wy zien geene rede om van onze leezing en vertaaling aftewyken, die tenens de andere vertaaling insluit, onze harten, en dus riet alleen der Jooden, maar ook der Heidenen aan wien God zich ook niet onbetuigd gelaaten had, zoo wel in deeze betrekking als aan dc Joo; e ♦ Ziet daar waardste Hoorers.' dus waren de j«denen via den welspreekenden Paulus, en den God-  Paulus den Apostel. 85 Godvruchtigen Barnabas, althands de hoofdzaaken daarvan. Welk eene grootheid van Geest en verheven Character ontdekt men hier in deeze heilgezanten, die aan bygeloovige aanbidders van gewaande Goden, en aan hunne priesteren, zulke eene treffende en hunnen bygeloovigen afgodsdienst geheel onvenverpende taal doen hooren, ook hier zyn zy, eene eere van Christus ! Hier onderscheiden zy zich ten klaarSten, van de Heidensche wysgeeren, die zoo vaak zich naar de bygeloovige ongerymdheeden der Heidenen schikten, gelyk uit den zoo zeer geroemden Socrates zelfs blyken kan *. Door eenen yver die uit God was, stelden zy zich, Wel overeenkoomstig hunnen plicht, zeer bescheiden, maar teffens zeer edelmoedig en op-; recht, tegen den eerdienst der gewaande Goden, waaruit de Priesteren hun voordeel, en het volk heil zochten, en na de ongegrondheid en onbestaanbaarheid daarvan, aangetoond te hebben,' vermaanden zy het, met al dien ernst, dien het gewigt en de aart der zaak vorderde, om dien voor altoos te laaten vaaren, en zich tot God te keeren, en Hem alleen te dienen, ja dat * Vid. Warburton. Div, Leg. Vol. i. p. 332»  De uit. werking die de reden van Paulus op die mannen had. 86 het Leven van dat zy hiertoe nog meerdere en andere woorden, by die, die Lucas opgeeft, gevoegd hebben, koomt my hier niet onaanneemlyk voor, om daar door hen aftebrengen van het voorneemen om hun te offeren, en voortaan in plaats van Jupiter, den levendigen God, den Schepper van't heelal te verëeren, en zich in ootmoed en oprechtheid tot Hem te wenden, en Hem welbehaaglyk en ter bevoordering van hun eeuwig heil te dienen, waartoe de styl van Lucas die meermaalen kortlyk het gebeurde opgeeft, zoo wel als de aart der zaak, en het oogmerk deezer mannen ons aanleiding geeft. Gelyk ook het volgende 1$ vs. ons dus doet denken, daar wy leezen, en als zij dit zeiden, wederhielden zij naauwhjks de Schaaren dat zy hun niet offerden. Met zeer veel moeite gelukte het eindelyk Paulus en Barnabas de Schaaren te overreeden, dat zy in de daad, in hunne meening zich bedrogen hadden, en hen, die sterflyke menschen gelyk zy alle waren, voor onstervclyke Goden, zoo zy waanden , dat Jupiter en Mercurius was aantezien, en als zoodaanigen met plechtige offers van gekranste ossen te verëeren: hunne  Pac'ius den Apostel. 87 hunne woorden en daaden hadden eindelyk na eene moeilyke overreeding dit gewenscht gevolg, dat de offers niet geslacht, cn het daartoe genomen voorneemen, geheel gestaakt werd. De beroemde Beza gewaagt van eenige oude handschriften van dit goddelyk boek, waarin gelezen word niet alleen, en als zy dit zeiden, wederhielden zy naauwlyks de Schaaren dat zy hun niet offerden; maar ook, en zy bevolen ieder eenen naa huif te gaan, en voeren voort te leeren: doch, alblyvenwyby onze leezing, is het hoogstwaarschynlyk, dat dit in de daad door hun verricht zy, hun oogmerk leert dit duidelyk; die offers die God den Schepper van 't heelal den eenigen waaren God zoo zeer beleedigd zouden hebben, waarvan zy ten uitersten afkecrig waren, moesten gestaakt worden, en rouden zy van hunne dwaalingen te recht gebragt worden, zy moesten hen verder onderwyzen in den waaren Godsdienst, om hen van den ydelen dienst der afgoden te bekecren, tot den lecvendigen God. Zoo betaamelyk, zoo verheeven was het Godverheerlykend gedrag der yvcrige heilgezanten te Lystrcn. in die hoop, dat God ook deeze  De ver- baazende omkeer der zaa. ken, doot eenige (fjooden vanAntio. chien en Tconien veroor. zaak. 88 het Leven van deeze Heidenen door hunne prediking de bekee. ring ten leven gee ven zoude; doch al spoedig ontdekte zich de vorst der duisternis, die krachtig Werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, die altyd met volle handen onkruid zaait in 't midden der tarwe, om zoo veel hem mogelyk is, den gezegenden oogst, van't zalig Euangelie te verhinderen, want Lucas zegt vs. 19. Maar daarover kwamen Jooden van Antiochien en Iconien en overreedden de Schaaren, en steenigden Paulus en sleepten hem huiten de Stad, menende dat hy dood was. Vetfmzende omkeering vanzaaken, voor den zoo kort te vooren aangebeden en als een God geëerden Paulus, door diezelve Schaaren gesteenigd, en voor dood buiten de Stad gesleept! Koom laaten wy dit Wat naader beschouwen. Zy die deeze onzettende verandering van zaaken uitvoerden, waren de Jooden van Antiochien en Iconien, Lucas heeft in het 13de Hoofd, in bet 14 vs. ons geleerd, dat deeze mannen te Antiochien, ccne Stad in Pisidien gekoomen zynde, aldaar het Euangelie verkondigende, door de Jooden vervolgd, cn naar het 50 en vs. van dat Hooftd, uit die landpaalen geworpen  Taulus den Apostel. 89 pen zynde, zoo te Iconien gekoomen waren; maar ook datzy daar, naar het 5 en 6 vs, van dit 14 Hoofd, in levensgevaar geraakt zynde, van daar vluchtende te Lystrcn gekoomen zyn; doch met de vlucht deezer mannen was de woede der Jooden van Antiochien en Iconien niet bedaard, neen, zy in die Steden, deeze mannen niet hebbende kunnen ombrengen, volgden hun, om teLystren hen te doen sterven; zdo verregaande was hunne woede en dolle vyandschap tegen Jesus Heilgezanten! en daar zy dit hun oogmerk niet bereiken konden, zonder de inwoei ners van die Stad, in hunne denkbeelden te brengen, en even woedend tegen deeze mannen te maaken, als zy zelve waren, zoo overreedden Zij de Schaaren. Er zyn naar de aanteekening, van een beroemd Man, handschriften gevonden, waarin men deeze woorden leest, en zy overreedden het volk om van hun aftewyken, zeggende, dat niets van 't geen zij zeiden, waar was, maar dat zy alles logen-, zaakelyk koomt het op een uit, dan overeen koomstig de meeste en oudste handschriften leezen wy hier, zy overreedden de Schaaren, ontwyffelbaar door de schroomlykste lasteringen tegen den Godsdienst door  De verre, gaande mishandelingenPaulus hier door overgekoomen. (jo het Leven van door deeze mannen hun gepredikt, zoo wel als tegen de verkondigers daarvan, met eene verregaande drift en woede, onder het verhaal van zeer veele onwaarheden voortestellen, ten laste deezer uitmuntende mannen, en hun gehouden gedrag in Antiochien en Iconien, hen als bedriegers en volksverleiders, en als menschen van het allerslechtste zoort afteckenende; en daar de inwooners van Lystrcn, aan den vaderlyken godsdienst hunner gewaande goden, zeer verkleeft waren, en uit dat beginzel Paulus cn Barnabas hadden willen vereeren, werden zy door die lasterende en verwoede Jooden verleid, om deeze beide mannen kort te vooren als Goden geëerd, nu met een verbitterd hart te vervolgen en te dooden. Zoo dat Lucas zcgt, en zy steenigden Paulus en sleepten hem buiten de Stad, meenende dat hy dood was. Daar is onder de uideggeren een beroemd taalkundige *, die meent, dat men door een omzetting der woorden, die by gewyde en ongewyde Schryveren, ter duidelyker verklaaring van den zin en de meening hunner woorden, nieermaalen voorkoomt, en uit- * Heumann: over deeze plaats.  Paulus den Afostel. 91 uitlegkundig noodig is, hier moet leezen, en zy sleepten Paulus buiten de Stad, en steenigdenhem; onder dc bewyzen daar voor, brengt hy by eene gelyk luidende plaats, uit Mare. 12, vs. g. daar ook geleezen wordt, en zy namen en doodden hem, en wierpen hem haten den wijngaart, daar men echter, en Matt. ai, vs. 39. en Luc. 20. vs. 15.leest, by beiden die Euangelisten, En als zij hem buiten den wyngaart uitgeworpen hadden doodden zy hem. Even gelyk wy ook by onzenSchryver leezen Handl. 7,vs, 58. van Stephanus, en zy wierpen hem ter Stad uit, en steenigden hem. Volgens deeze verklaaring, is de Apostel, met woede de Stad uitgesleept, en toen gcsteenigd, tot zoo lang, dat zy alle meenden, dat hy den geest gegeeven had, dat hy dood was. Doch volgens de gewoone uitlegging, is Paulus door de woedende Jooden, en opgehitste Lystrcnsers, die hem eerst wilden als eenen God è'eren, en nu als een der snoodste misdaadigers onder de menschen, van kant wilden helpen, reeds in de Stad gesteenigd; dat .ons niet verwerpelyk voorkoomt, om dat zulks in een oproer, waarin wetten, orde, en gewoontens swygen, en het recht en de gerechtig-  93 het Leven van rechtigheid vertrapt wordt, schynt geschied te zyn; althands, dat de woedende Jooden op andere tyden, zelfs in hunne heilige Stad Jerusalem, ja zelfs iu den tempel, geen swaarigheid maakten iemant te steenigen, zien wy niet al» leen in Zacharia den zoon van Jojada, die ge. steenigd is in den voorhof van het huis des Heeren, naar 2 Chron. 24, vs, 21. maar ook in. den Heere Jesus Joan. 8, 59> en 10. vs. 31; hoe het zy, hunne doldriftige woede was tot zulk eene trap van hoogte gesteigerd, dat zy Paulus stee. nigden, eene straf die zy meermaalen Godsoe. zanten, die zy als valschePropheeten vervolgden, aangedaan hebben, en door eenen rampzaligen yver voor hunnen miskenden Godsdienst ook Paulus hier aandeeden, en wel met zoo veel woede, dat zy meenden dat hy dood was, geene teckens van leven wierden er meer in hem ontdekt; en, 't zy het sleepen buiten de Stad, voor of na de steeniging geschied zy, om hem als een \erachrelyk schepzel ten prooi van honden en andere verscheurende dieren onbegraaven in 't open veld, misschien op eene schandelykeplaats •te laaten leggen; zy hadden hunne woede met zoo veel bitterheid aan hem betoond, dat zy den  Paulus den Apostel. 93 ' den gesteenigdcn Paulus, meenden ten eenemaal van 't leven berooft en voor eeuwig zich van hem ontdaan te hebben. Zoo ondervond de voor» treffelyke Apostel, hoe spoedig de blaakende gunst des volks, in eene doodelyke vervolging veranderen kan; was de Heere Jesus Christus, zyn Goddelykc Zender door het joodsche volk toegejuicht, Hosanna! gezegent is Hy die daar koomt in den Naam des Heeren, slechts Vyf dagen daarna schreeuwde, dat eigen volk, dien'be» loofden Levcnsvorst versmaadende, kruist Hem! kruist Hem! weg met deezen! Iets zoortgelyks ondervond hier Jesus gaarne getrouwe dienaar, de yvcrige Apostel Paulus, voor wirii men kort re vooren plechtige offers bragt , om hem als een God te vereeren, die werd nu als het schuim uit de heffe des volks, gesteenigd, om hem van het leven te berooven- Doch het is opmerkelyk, dat wy hier niet* van Barnabas leezen, die in de hevige uitwerkzels deezer bittere woede, geen deel schynt gehad te hebben: waarschynlyk is de rede hiervan, in den meerderen yver van Paulus te zoe. ken, die niet tegen staande de ziedende drift des opgeruiden volks, getrouw en yverig voor de eer  §4 HET L E V V N VAN eer en leer van zyn Goddelyken Zender b'eev, in het verdeedigen van zyne gehoonde en mis* kende Euangelieprediking. De God der wyshetd had waaischynlyk Barnabas gelegenheid gegeeven, om te ontkoomen, en zich voor de woede des volks te beveiligen, daar Paulus hier ondervond, gelyk de Zaligmaaker eertyds hem getoond, en aan Ananias teDamascus gezegd heeft, dat hy veel lydcn moest ,om zyns Naams wille, zoo dat hy onder het lyden, dat hy meer dan een der andere Apostelen ondergaan heeft, ook pellen kon, hieropdoelende naar aCor. n, vs. 25. eens ben ik gesteenigd! zonder dat wy echter de gedachten van een geleerd man * overneemen, dat dit Paulus zy overkoomen, en van Godzy toegelaaten, om dat hy een hystander en medehelper in het steenigen van Stephanus geweest zy. Voor ons kortzichtige menschen, zyn deredenen, die de hooge Godheid voor haare daaden heeft, meest al ounaspeurlyk l althands zoo lang wy ten deele kennen! Doch laaten wy naader treden en den felgesteenigden Apostel van naaby beschouwen, on- * Welzegen, zie der Engelsche Godgeleerden verklaaring bier over.  Paulus ben Apostel. 95 onder de voorlichting der goddelyke openbaaring, Lucas zegt: en als hem de Discipelen, omringd hadden, stond hy op, en kwam in de' Stad, en des anderen dags, ging hy met Bar-, nabas uit naa Derben. Wy vinden by hem de Discipelen die hem. omringen, wie zyn deeze geweest? In 't ge-( meen zulke, die op dien tyd daar de leer van het Euangelium der verzoening geloofden, die den Heere Jesus Christus, schoon den Jooden eene ergernis en den Grieken eene dwaasheid, erkenden, als dc kracht Gods en de wysheid Gods, en byzonder denken zommige aan eenige inwooners van Lystren, die door het zien van het heerlyk wonder, en het hooren van dat getrouw en aanneemingswaardig wowrd, dat Paulus hun gepredikt had, te gelyk met den zoo wonderlyk geredden kreupelen, gcloovig waren geworden aan het Euangelium, en geleerd hadden, den heiligen lief te hebben, voor wien Paulus een vader in Christus geworden was, gelyk wy veronderstellen mogen, dat er ook zulken aldaar zullen geweest zyn, voor wien zyne Euangelicprediking, niet tegenstaande den vreeslyken tegenstand, niet ongezegend naar De ver de. 'e verrig. ing van °aulus, en *yn ver. rek met 3arnabas mar Derien.  Het roem waardig gedrag der Disci pelen te Lystren. 96 het Leven van naar 's Hciiands belofte zal geweest zyn, waaronder byzonder gesteld worden, de grootmoeder en moeder, van den jeugdigen Timotheus, die kort daarna, de leerling, vriend en medgezel van onzen Apostel geworden is; doch voor allen moeten wy denken, aan den godvruchrigen Barnabas, zynen reisgenoot en mededienstkncgtin 'twerk des Heeren, die ook den volgenden dag met hem, als zyn getrouwe vriend, het vervolgziek Lystren verliet, en naa Derben heencn ging. Deeze Discipelen des Heeren die, by de vervolging tegen hem, de woede des volks niet beteugelen konden, betoonden daar in hunne zorgdraagende liefde voor hem, zy zochten hem op, en omringden hem, met de tederste aandoeningen van een liefderyk hart op hem ziende, en met weenende oogen hem aanschouwende, 't zy dan, dat ook zy meenden, dat hy dood was, om hem in 't stille graf voor het verscheurend gedierte te beveiligen, en de laatste eer aantedoen, of, om te zien of er nog leven in hem was, om hem te verkwikken en te versterken. In de daad een lofwaardig gedrag van deeze braave menschen, zy toonen met hunne daaden dat  Paulus dim Apostel» 97 dat zy liefde hebben voor eikanderen, en dus ook voor Paulus hunnen vriend, hunnen vader in Christus, zoo bewyzen zy door hun gedrag, dat zy leerlingen van den Heere Je sus zyn! En God bekroont den arbeid hunner liefde, want zy bespeuren tot hunne onuitspreekelyke blydschap, niet alleen teekens van leven in hem, maar gelyk Lucas aanteekent, als hem de Discipelen omringt hadden, stond hy op. Er zyn er niet alleen onder de geleerden geweest, die van oordeel waren, dat hier eene wonderlyke werking van God te bespeuren zy, dat de Apostel, na de steeniging der woedende Jooden , en verbitterde en opgeruide inwooners van Lystren, ondergaan te hebben, met het daarop gevolgd sleepen door de Stad, daar zy hem, buiten dc zelve, meenende dat hy dood was, leggen lieten, nog in het leven bleev, ert nü kon opstaan; maar andere hebben in dc daad hier aan een wonderwerk gedacht, stellende dit zommige in de bewaaring van zyn leven, door God, onder alle die folteringen; en eert ander heeft dit wonderwerk daarin gesteld, dat God hem uit den dooden heeft opgewekt, zoo dat de inwooners vari Lystrcn getuigen zyner lï. D. ï. St. G her-  98 het Leven van herleeving, cn der Goddelyke kracht, op zulk cenc zeldzaame wyze in hem gewrocht geworden zyn. * Dan, met allen eerbied voor die geleerde Bybel tolken, moeten wy voor ons verklaaren, hier geen wonderwerk te kunnen vinden, want gelyk er noch by Lucas, noch in de Schriften van Paulus, eenige melding van zynen dood, of herleeving uit den zeiven, ergens gemeld wordt, zoo zegt Lucas uitdrukkelyk in het 19de vs. dat meenden, dat hy dood waf, daar hy dus hunne meening, in onderscheiding van de waarheid der zaak opgeeft, terwyl zyn opstaan, waarvan hy hier melding maakt, geenzins eene herleving; maar eene oprichting van zyn ter aarde gevallen lighaam , cigentlyk te kennen geeft ; schoon wy gaarne erkennen, dat er eene byzondere en krachtdaadige bewaaring van God heeft plaats gehad, waardoor de Apostel, onder alle de folterende martelingen, in het icven gebleeven is; schoon hy daaronder besweek, en ais een doode ter aarde viel cn leggen * Het eerste is het gevoelen van den geleerden Doddridge, het tweede van de Heeren Lange en Lindhatuer, en het derde van den Heere Moonen over deeze plaats.  Paulus den Apostel. 99 gen bleef, krachtloos tot zoo lang, dat hy, na die zwaare bezwyming, welke niet bepaald kan worden, hoe langduurig die geweest zy, waarin hy wel leevde; maar echter onbe* wust van zich zei ven lag, weder tot zich.zeiven (gelyk men het gewoonlyk noemt) door eene meerdere doorstraaling des bloeds, gekoomen zynde, opstont, juist op dat tydstip, dat de hem hoogschattende Discipelen hem bezocht, en omringt hadden: terwyl door het bestuur van Gods altyd werkzaamc voorzienigheid, de op hem geworpene sreenen, schoon zy met zoo veel geweld hem getroffen hadden, dat hy bezwy kende ter aarde viel, en fiaauw bleef leggen, echter hem den dood niet veroorzaakt hebben. Doch nu door God gesterkt, stond hy op, en kwam in de Stad, 't zy dan opentlyk ter beschaaming zyner vyanden, gelyk zommige beweerd hebben, 't zy dan, gelyk andere gedacht hebben, en my aanneemlyker voorkoomt, heimelyk, om op nieuws niet aan de dolle woede van zyne onstuimige en doldriftige vyanden dia hem niet verlaaten hadden, voor dat zy meenden dat hy dood was, bloot gesteld te worden, ge* lyk ook zyn kortstondig verblyv aldaar, hier voor pleit, want Lucas zegt, en des anderen dags ging hy met Barnabas uit naa Derben Jay G 2 bleef  Toepas.' sing- Eerste faering. ioo het Leven vas bkef dien eenen nacht, te Lystren, by een van de Discipelen; zonder dat wy weeten by wien van hun, (misschien by Loïs de geloovige grootmoeder van Timotheus, waarvan wy melding vinden, 2 Tim* i, vs, 5) om zoo verkwikt en versterkt, door hunnen liefderyken bystand den volgenden dag, waarschynlyk in den vroegen morgenstond, het oproerig Lystren te verlaaten, en met zynen getrouwen vriend, dc godvruchtige 'Barnabas, na een tcderhartig afschied van zyne vrienden, na Derben, omtrens twaalf uuren gaands van Lystren, ook in Licaonien gelegen, te reizen. Ziet daar waardste Hoorers! deeze gewig* tige woordenu wat naader verklaart: er zyn ter onzer leering en vertroosting verscheidene nuttige leeringen uit optezaamelen, waarby wy u nog eenige oogenblikken bepaalen wilde. Vooreerst, dat God ook aan de ellendigsten onder de menschen, den rijkdom van zijnegenade verheerlijken wil, leeren wy uit de bltiken van zyne goedheiden magt aan deezen kreupel gebooren, bewezen. Welk eene stoffe van Godverheerlykende dankzegging hebben zulke niet onder ons, die door Godszorgdraagende liefde, voor jammerlyke gebreken deslighaams beveiligd zyn, die zoo dikwerf hen, die daar nieedt  — Paulus den Apostel. lol meedc van God bezocht worden, buiten hunne schuld overkoomen, en geen bewys zyn, gelyk de Jooden oudtyds verkeerdelyk dachten, dat deeze of hunne Ouders zich aan byzondere en swaardere zonden, dan andere hadden schuli dig gemaakt, ongelukkige menschen, die altoos dc voorwerpen van een tederhartig mededoogen, voor een edeldenkend menschen vriend, moeten zyn! en met welke te spotten, hoogst onbetaamelyk en Gade beleedigend is! ook rulkenwil God niet verstooten, neen, Hy wil hen meermaalen, in andere opzichten hoven veelen zegenen, en gelyk hier blykt, zyne genade en menschenliefde aan hun verheerlyken: dat zulke, onder u hieruit leeren mogten, zich aan Gods bestuur met aanbidding te onderwerpen, en zien zy geene uitredding of hulp in dit leven, ter hunner geneczing, hier kunnen zy zich meede troosten, dat wanneer zy God cn Christus mogen leeren kennen, als dien God, die zyne genade aan de allerellendigsten verheerlyken wil, dat Hy hen eenmaal zal doen verryzen, met een lighaam zonder smarte, zon* der gebrek, dat in de zalige opstanding der rechtvaardigen, het verheerlykt lighaam van Jesus Christus, 2al gelykformig gemaakt worden. Ten,  Tweede Leering. i 103 het Leven van Ten tweede, zyn de wonderen een bewys voor de waarheid der Euangelieleer, dan bevestigde God door zyne kracht, dat het Euangelie door Paulus gepredikt, een getrouw ivoord is, en aller aanneenitng waardig. Heeft die beroemde Apostel, zedert zyne roeping, als een dienaar van Christus, dien hy te vooren gelasterd en vervogd had, met zoo veel yver, zelfs in 't gevaar zynes levens, en onder zoo veel smaad en hoon, niet zyrié eigene eer; maar, de eer des geenen, die hem gezonden had, gezocht, en daar door, van zyne zyde, de waarheid zyner "zending, ook in dit zyn gedrag te Lystren bewezen, God zelf, die alleen wonderen doet» bevestigde zyne Euangelieprediking, door zulk ceir heerlyk wonder, dat de blinde Lystrenseren er een Goddelyke kracht in erkenden: zoo is dan zyne leer, die hy met zoo veel yver gepredikt, met zyn bloed en dood verzegeld heeft, een getrouw woord en aller aanneeming waardig! Laaten wy dan voor ons.zeiven toezien, dat wy die leer niet verwerpen, of daar op geen scht zouden geeven, daar God zelf verklaart heeft, dat Hy met vlammend vuur wraak doen zal, over diegeeimi die Hem niet gekend, en het Evangiiinm zynes Zoons ongehoorzaam geweest zyn, daar dit Euangelie aan onrechtvaardige"»  Paulus dfn Apostel. 103 gen, aan godioozen verklaart en verzekert, dat al wie tot Jesus koomt, dat Hy die geenzins zal uitwerpen, daar Hy in de weercld gekoomen is, om te zoeken, en tc zaligen dat verloren was, Hy roept belasten en beladencn, en verzekert hen, dat zy ruste zullen vinden voor hunne zielen, zyn oog wil Hy op ellendigen vestigen, en hun toeroepen , ik ben uw heil. Wy kunnen ten derde hier leeren, daar de werken der natuur Gods eer en grootheid verkondigen, en den aandachtigen en onbevooroordeelden beschouwer, tot de kennis en erkentenis van den levendigen God opleiden, dat het ook onzen plicht is, daarin, en daardoor, God te verheerlyken. Het verzuim, cn de verwaarlozing hiervan, met de verkeerde denkbeelden der Lystrenseren hier uit gebooren, waren de vruchtbre bronnen der verdervclyke dwaalingen, die zy koesterden, cn van het ^ammerlyk bygeloof, dat onder hen gevonden werd, zoo dat zy God kennende. Hem als God niet hebben verheerlykt, noch gedankt; hoe zeer moesten wy ons hierin, van hun onderscheiden, te meer, daar onze kundigheeden in deeze eeuw, die ten dien opzichte, veilig de verlichte eeuw genoemd mag worden, ons daartoe opleiden moesten; dan hoe weinig wordt Derde Leering.  Vierde haring. 10$ het Leven van wordt Gods magt cn goedheid in dc werken der natuur erkent, en God daardoor verheerlykt, daar de hemelen Gods eer vertellen, cn het uitspanzcl zyner handenwerk verkondigt, moest de mensch, moest de Christen inzonderheid, den levendigen cn altoos werkzaamcn God, daarin dankend roemen, daar Hy in de onaanzienlykste voortbrengzels zyner almasr, daartoe zoo veel stof vindt, moet dit geduurig de taal van zyn hart zyn, hoe groot zijn uwe werken, o Heere! Gy hebt ze alle met wijsheid gemaakt! Ten vierde, wy leeren hier, welke de rampvolle gevolgen zyn, van eene onstuimige en verkeerde drift, omtrent de Godsdienstige begrippen, en welke liefdelooze en tegen de Goddelyke wet aandruischende gevolgen , er. kunnen voortkoomen, uit eenen yver zonder verstand, door onze naiuurlyke verdorvenheid aangestookt. Hieruit kwam te Lystren die wreede en hoogstgevaarlyke vervolging tegen Paulus voort, en hoe dikwerf zyn uit die eigene bronnen, de jammerlykste en den Godsdienst zoo onteerende vervolgingen yoortgekoomen, die in verscheidene eeuwen van het Christendom, zoo yceie traanen en zoo veel bloed hebben doen gieten, omniet te zeggen, dat de Godsdienst dikwerf  Paulus den A r o s t e l. lo$ Werf een dekmantel der snoodste daaden was in deezen, waardoor meermaalen, meer de schaften, dan het welzyn der zielen bedoeld, wtfd, zoo wordt eene Godsdienstige vervolging, hoe zeer aan druisichende tegen de wet van God, ajs eene Hem vereerende daad beschouwt, cn de treurige gevolgen daarvan niet bereekent, dan naar het hart en de oogmerken van hun, die onnozele en dikwerf ongelukkige slachtoffers eener onstuimige en verkeerde drift, op de ontmenschte wyze martelden: en schoon, Gode zy eeuwig dank! dat verfoeilyke monster thands niet meer, gelyk te vooren woedt, zoo. koomen echter uit diczclve beginzels alle die uit" werkzels van haat, nyt, tooren en wraakgierigheids voort, die hcclaas nog te veel gezien worden, by zulken, die door een geest van onverdraagzaamheid bezield, zulken beledigen, die dikwerf in byzondere begrippen, die de Hooftleer van, den Christelyken Godsdienst niet betreffen, van hun verschillen! Mogt elk belyder van den Christelyken Godsdienst, hierujt leeren, dat de eenige weg ter inwinning van zulken, die naar zyne denkbeelden dwaalen, die van overtuiging, van overreeding is, onder afsmeeking van den Goddelyken zegen! Daar voor ai een heilig en voorbeeldig leven, waarin  Vyfde Leering, f lofi het Leven .van waarin de daaden, de gevoelens van het hart cn de vervulling der Goddclyke liefde wet prediken, aan zulke heilzaame pogingen ,. ongemccne kracht byzet. Ten vyfde wy leeren hier, hoe onbestendig de gunst en hoogachting der menschen is, hoe op eene ydele verg oding zomtyds kort daar na, eene doodelyke vervolging zich verheft. Gy hebt dit inPaulus te Lystren gezien, en hoe dikwerf bleek dit in onderscheidene Landen cn perzoonen,door alle tyden heen. Hoe klein is zomtyds de afstand van den throon, tot het schavot, de weg van het koninglyk paleis, na een schandciyk moordtoneel, is, door wel eer aangebeedene vorsten, die eertyds de wellust, en daarna de vloek des volks, of althands vaq deszelfs hoofden "of overheerschers werden, meermaalen betreden J Hoe onbestendig is op deeze weereld alle menschelyke eer en hoogheid, en hoe waaragtig het zeggen van e?n der oude wyzen, dat niemand voor zynen dood gelukkig is! Hoe onderscheiden de oorzaaken en beweegredenen van de dienste vernedering, na de luisterrykste verhooging ook mogen weezen, wy zien die wel eens zoo-onverwagt daargestcld, dat niemand het; als met de uiterste verbaazing aanschouwen kan, en er van moet uitroepen, daar is  Paulus den Apostel. 107 is op aarde niets bestendig, dan de onbestendigheid! Hoe krachtig moest dit ons leeren, nooit op den mensch te vertrouwen, of vlees tot onzen arm te stellen: ja maar, voor al moest dit ons leeren, ons vertrouwen op God te stellen, op God, in wiens hand alle dingen alzoo zyn, dat zy tegen zynen wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen, zyne vriendschap is alleen bestendig, zyner liefde alleen onwankelbaar. Hoe gelukkig is dan een Christen, die weet, dat God gezegt heeft, ik de Heere worde niet verandert, daarom zytgy 0 kinderen Jacobs niet verteerd, die vertrouwt, dat God zyne toezeggingen vervult, en ook die belofte amen maakt, Ik zal u niet begeeven, ik zal u niet verbaten! En dit leidt ons tot onze zesde en thands onze laatste leering, Gods bewaar ende zorg omtrent zynen Apostel in zulk een dreigend doodsgevaar, leert ons Gods liefderijke bewaaring omtrent die geenen, die Hem in waarheid lief hebben en oprechtelyk dienen. Is er eene waarheid, die ons de gewyde en ongewyde Schriften staaven, endoor zeer veele bewyzen bevestigd hebben, het is deeze, tot welk een dankbaar vertrouwen op God, moet dit hun, die hem in waarheid lief hebben en oprechtelyk dienen, niet aanspooren: alle menschen, ja alle duive- Zesde Leering,  io8 het Leven van' duivelen kunnen, geloof dat Christen! geen haar van uw hoofd doen vallen, zonder den wil van uwen hemelschen Vader J of zyn er onder u die moedeloos vraagen, indien dit zoo is, waarom is my dan zoo veel kwaad wedervaaren? zoo veel leed overgekoomen? dochgy onderscheid niet, dat gy echter doen moet, de rede, en het einde waarom God, deeze u doet overkoomen; wy zeggen niet, dat u geen rampen, geen regenlieden treffen zullen, neen, om wyze en Godebetaamende redenen, die gy niet bier, maar in de eeuwigheid beoordeelen moet, zyn hier de tegenspoeden des rechtvaardigen, veelen, maar dit zeggen wy, uit allen deezen redt hem de Heere, in, en onder die alle bewaart hem God! die God die Paulus by het leven, in het dreigend doodsgevaar te Lystren spaaren wilde, zal ook u] be waaren, om zynen raad te dienen, op eene wyze, zoo als het meest tot zyne eer en tér bevoordering van uw heil dienen moer, al moet gy met dien Apostel al dien smaad, alle die verongelykingen en vervolgingen, ja zelfs eenen geweldigen dood ondergaan, God zal u bewaaren, en eens overbrengen in zyn eeuwig Koningryk, daar geen traanen, geen moeite, geen verdriet meer zal gekend worden; maar daar alle uwe smarten afgewisseld  Pauius een Apostel. 109 iseld zullen zyn, met eeuwige blydschap, die ( op uwe hoofden wezen zal. Welaan dan, in ( dat vertrouwen op God, blymoediguwen weg 1 naa den hemel vervolgt, clie hier met traa1 nen zaayen, zullen daar maayen met gejuich, en op het einde van uwen weg, kunt gy ; met onzen Apostel, uitroepen, ik heb den j goeden strijd gestreden, ik heb den lóóp geëindigd, ik heb het geloof behouden, voordf is mij weggelegd, de Kroone der rcthtvaar^ digheid, die de rechtvaardige Rechter my in 'dien dag geeven zal; en niet alleen my; maar ook allen die zyne verschyning hebben lief gehad, Amen! DfiRDE  Ito het Leven van Derde LEERREDEN. Paulus eenen waarzeggenden Geets uitgedreeven hebbende, vervolgd, gegeeszeld, en in de gevangenis geworpen. TEXT, Handl. 16, vs. 16 tot 2<. En hst geschiedde als wy tot het gebed heenen gingen, dat eene zekere dienstmaagd, hebbende eenen waarzeggenden Geest, ons ontmoette, welke haare Heeren groot gewin toebragt, met waarzeg, gen. Dezelve volgde Paulus en ons agter naa, en nep zeggende, deeze menschen zyn dienstknegten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid verkondigen. En dit deede zy veele dagen lang; maar Paulus (daar over) te onvreden zynde, keerde zich om, en zeide tot den Geest, ik gebiede uin denNaam van Jesus Christus, dat gy van haar ■uitgaat, en hy ging uit ter zetter uure. Als nu de Heeren van dezelve zagen, dat dekoop haa. resgewins weg was, grepen zy Paulus en Syias, en trokkense naa de markt voor de Oversten. Enatszy. ze tot de Hoofdmannen gebragt hadden, zeiden zy, deeze menschen beroeren onze Stad, daar zy tfoo. den zyn, enzy verkondigen zeden, die ons niet geoorloofd zyn aantencemen, noch te doen, alzoo wy Ro.  Paulus den Apostel, iii l Romeinen zyn. En de Schaar e stond gezaamentlyk t, tegen hen op, en de Hoofdmannen hen de kleederen c, afgescheurd hebbende, bevalen ze te geeszelen. En Ci als zy hen veele slagen gegeeven hadden, wierpen \izyze in de gevangenis, en geboden den stokwaard.tr (dat hy ze ztkerlyk bewaaren zoude. De welke : zulk een gebod ontfar.gen hebbende, wierp hen in den lbinnensten kerker, en verzekerde kunne voeten in c, den stok, I Onder dc snoodste 2onden, die in de mensche- 7] 1 lyke 't zaanienleving gevonden worden, en dik1 werr de bronnen worden van de schroomlykste Een gevaarlykste rampen, die den onschuidigen < kunnen overkoomen, is een der grootste, her i geeven van een valsch getuigenis; ook daarom i van Israels God, op de rookende kruin van Si1 nai, zoo uitdrukkelyk verboden, wanneer Hy j in een der steenen tavelen zyner goddeiyk wer, schreef, gy zult geen valsch getuigenis spree, ken, tegen uwen naasten. Om uwen aandacht dit te doen bezeffen, E»i hebt gy u slechts voor den geest te brengen, l welke de jammerlyke gevolgen daarvan zyn kunnen in het gericht, daar het gcevcn van een valsch getuigenis, de oorzaak zy kan, dat door, Ieen anders rechtvaardig Rechter, den godloozen gerechtvaardig*, en den rechtvaardigen verdoemd woidf, ileiding.  XI2 Het Leven van wordt, dat eenen gruwel voor God is: hoé dikwerf was dit gruwlyk kwaad, de oorzaak dat een onschuldig en nuttig lid der Maatschap, py, als een slachtoffer der gehoonde gerechtigheid, op eene schandelyke wyze van het leven werd beroofd, en zyne schreyendc weduw en treurend kroost, eenen braaven man, en tederlyk zorgenden vader, met heete traanen troostloos beweenden! Doch, het jammerlyk gevolg van dit verderflyk kwaad, is buiten het gericht dikwerf niet minder treffend , en wreed; voor al, wanneethet uitmuntende mannen treft, die in de bevoordering van het heil van hunne medemenschen verkeerende, de jammcriykste uitwcrkzels daarvan gevoelden j in de snoodste mishandliugen, die hunne eer en hunnen goeden naam werden aangedaan, cn meermaalen voor hunne perzoonen, van dc yszelykste en bitterste gevolgen waren, voor al, wanneer dit afschuwlyk kwaad met eenen dekmantel van deugd, van Godsdienst, of liefde voor het Vaderland, bemanteid werd! Welke treurige bewyzen leveren de gewyde en ongewyde Schriften hiervan op' Laat ik in dit Uur, uWe overdenkingen bepsalen, by Faulus den Apostel, daar hy in Maccdonten, op zulk eene onschuldige wys  Paulus den Apostel. 113 wys, de ouzettendste uitwerksels daar van ondervond*. In onze laatste leerreden, beschouwden wy den kruisgezant, uit Lystren, daar hy naauvr. 1 lyks den dood ontkoomen was, naa Derb.n vertrekkende, in welke Stad, hy met ongemeenen zegen, bet Euangelium verkondigd heeft, en daar op weder gekeerd is, naa Lystrcn, Iconien en Antiochien, versterkende aldaar de zielen der Discipelen, en Ouderlingen aanstellende in dc onderscheidene gemeenten, gelyk de 8 laatste versen, van 't 14de Hoofd, leeren. Dan, in Antiochien onstond er, naar het 15de Hoofd, een aanmerkelyk verschil, over de besnydenisj en dit gaf aanleiding, dat Paulus en Barnabas, naa de Apostelen en Ouderlingen te Jerusalem algezonden werden, en hun besluit daarover gehoord hebbende, wederom met het zelve keerden, naa Antiochien, van waar Paulus met Sylas vertrok, daar er tusschen hem en Barnabas zynen vriend en reisgenoot, eene verbittering over 't meedeneemen van zekeren Joannes, Marcus toegenoemd ontstaan was, zoo dat de wreevelige twist, die dochter der verdorvenheid, in 't Paradys, doch uit slangenzaad gebooren, die ook tüsschen Broederen krakeelen inwerpt; hier deeze twee uitmuntende mannen, zoo lange lot en reisgenooten van een II. D, I.St. H scht id- 7et ver- \  114 HET Leven vak scheidde, en Paulus met Silas door de broederen der Goddelyke genade zynde aanbevolen, Syrien en Cilicien doorreisde versterkende de gemeenten. In het 16de Hoofd, verhaalt de heilige Schryvcr van de Handelingen der Apostelen, dat Paulus met Silas en Timothcus, die door voorig ondenvys reeds geloovig was geworden, aan het Euangelium, ea een goed getuigenis had, van de broederen te LysTen, en te Iconien, door Paulus, om wyze redenen besneden, en met hem onderscheidene plaatschen doorreizende en vetkeerende in het werk des Heeren, naar het gde Vs. te Troas aankwamen, daar Paulus, uit een gezicht des nachts besloot, naa ïvlacedonien te reizen, daar hy van Sylas en Timotheus, en gelyk het i ode en volgende vs. leeren, ook van Lucas dc Schryvcr van dit heilig boek vergezeld , te Philippi kwam, waar zy eenige dagen naar het 12de vs. blyvende, het Euangelium, vergezeld met den Goddelyken zegen, byzonder voor eene Godsdienstige purperverkoopster met naame Lidia verkondigden; Doch in dezelve Stad gebeurde er iets zeer gewigtigs, de voor J£sus eer yverende Paulus, die den waarzeggenden Geest cener dienstmaagd uitdreef, geraakte daardoor met Silas, in zeer vee] smart en gevaar, waaruit hen God zoo wonderdaadig verloste, dat de ver.  Paulus den Apostel. 115 verkondiging van het zegevierend Euangelie, aldaar de heerlykste gevolgen had, en dit verhaalt Lucas van het 16de vs. tot aan het einde van dit Hoofd. Eerst eeeft hy de aanleiding daarvan op, 1 in het uitdryven van den waarzeggenden Geest ^ cener dienstniaagd, en dan tekent hy de schroom» ' lyke vervolging, die hier tegen hen zoo vrees- u lyk onstond , dit vinden wy in de woorden van onzen Text, die deeze twee ópgegeevene Hoofdzaaken, in zich behelzen, cn ons op eens uitneemende wyze, zoo wel als de volgende woorden zullen doen zien, welk een verheeven Charakter, welk eene gi'ootheic! van geest, er in onzen Apostel, tot roem van Gods genade heeft doorgeblonken. God jeere ons, ook dit ter bevoordering, ter bevestiging van ons ge» loof daarin opmerken, Amen) Laaten wy ter beschouwing van het eerste Stuk acht gecven op die dienstmaagd, met eenen waarzeggenden Geest, en dan op het geen Paulus omtrent haar verricht heeft, het eerste vinden wy in het 16, 17 en eerste lid van het 1 3 vs. het andere in het overige van het 1 gde vs. Ten aanzien van liet eerste, bericht ons Lucas, wanneer en by welke eene gelegenheid ' deeze zaak is voorgevallen, hy zegt vs. 16. Eu t het geschiedde, als imj tot ,het gebed heeueii gin- 1 H 2 etn. ' >£ inhoud 1 verdeeng de r "ext■oorden, Vanncer n bij wel. egeiegen'tia dit oender [(temde.  iiö het Leven van gen. De perzoonen waarvan Lucas spreekt, zyn dan Paulus, Sylas, Timotheus en Lucas relf, waarvan hy reeds in het 13 de vs. gezegd had, dat zy buiten de Stad gingen, aan de rivier daar het gebed placht te geschieden, Hoogstvraarschynlyk was daar een Bedehuis, tot den joodschen Godsdienst geschikt, gelyk 't gebruik en de venaaling van dit woord, by de beste Schryveren der Jooden en Grieken leeren, waarin het hun vergund was, door de Romeinen, die in deeze hunne volksplanting het hoogste gezag voerden, Godsdienstig 't zaamtekcomen , ter uitoeffenïng Van hunnen Godsdienst, gesticht aan de Rivier Strymon, of eene andere die daarin uitliep, naa de zee, gelyk meermaalen in die dagen hunne Synagogen buiten de Steden aan den boord der Rievieren gebouwd waren, waarin zy vergaderden, niet alleen des morgens tot het dagelyks gebed, gelyk de beroemde Viuinga leert, maar ook, om by zonder op den Sabbath God staateiyk , door het leezen der wet, en der Propheeten, met derzeiver uitleggingen en hunne vastgestelde gebeden te dienen : en dit was het Godvruchtig oogmerk, dat de» ze Goddienende menschen hadden, waarom zy ook zich thands naa die plaats licenbegaven, om dan aan de aldaar vergaderde meerite der Jccden, hunne broederen naar het  Paolus den Apostel. I i ? hetvleesch, den Heere J e s u s Christus als den beloofden Messias, en eenigen Zaligmaaker te verkondigen, gelyk met zulk een gezegend gevolg voor Lidia, reeds geschied was. By zulk eene gelegenheid 't zy dan op den j Sabbath, of op eenen anderen dag« geschiedde r. het, zegt Lucas, dat eene zekere dienst-ü maagd hebbende eenen waarzeggenden Geest, u ons ontmoette. Ten aansien van den Griekschen Text deezer woorden, moeten wy uwen aandacht onder 5t oog brengen, dat er letterlyk staat van deeze dienstmaagd, dat zy had Uvtv{tci YIvÏjoüvgs dm geest van Python, dat door de onze zeer geleerd door den waarzeggenden Geest vertaald is, want Apollo, by de Heidenen, voor den God deivoorspellingen gehouden, die het toekoomstige ODenbaarde, had by gelegenheid ecner overwinning van zekere zeer schaadelyke slang, of gelyk dc beioemde Bochart * meent, van ze- keren ♦ S. Bochart. Hicroz. T. II. L. III. C 5. col. 383 ook kan hier over naagezien worden, Plutarchus in Lihr. de Defectu oracul. p. 414. en andere sehryveren ook aangehaald, in de verklaaring deezer woorden door Plevier, Heumann, en de Èngelsche Godgeleerden , gelyk ook de Groot, Hammond, en le Clerq, in zyne aantekeningen over Hammond: in de grieksche vertaaling der LXX. vind men dat zy in zeer veele plaatsohen, daar de onze, in hunne ver- taa- 'locdaa. tg deeze 'ienst; magd 'as.  118 HET 1 ! V F «; VAN keren roofzuchrigen geweldenaar, Python genoemd, (dat zommige van een Syrisch woord dat een slang of draak, andere van een Arabisch dat gcweldplegen bettekent, afleiden) den toenaam van pythius verkregen, en zyne waarzeggende Priesteres, die in zynen Tempel te Deiphi, waar hy hierom plechtig gediend werd, daar zy op eenen koperen drievoet boven een onderaarsch hol gezeten, op de vraagen haar gedaan, meteen zagt geluid, als uit haaren luik sprcekende, zeer kort, maar veel al zeer dubbelzinnige antwoorden gaf. droeg den naam van de dclphische Pytho • nader hand is de naam van Pythische of met den geest van Python vervuld, gegeeven en eigen geworden, aan alle waaizeggcrcn, die zich beezig hielden, met het toekomstige te voorspellen, waarom het te regt alzoo in onzen Tcxt vertaald is. Dan welk een denkbeeld moeten wy nu aan deeze zaak hechten, dc gevoelens der geleerden zyn hierover verdeeld. Zeer feaffité toiarzrzsers hebben, het vertaald hebben ttn wnbmk spreckend', en ook gelvk Jes. 19 Vs 2 ml dm grond sprcekende, gelyk breeder in 'de aan! gerufa] Je schryveren kan gezien worden. De be ruemds Polus is van oordeel, dat de Pythische' ApóHo, onder de gedaante eenerSlange, oudtvds in Griekenland geëerd is. Zie denzelven over deeze nlaats.  Paulus den Apostel, lig Zeer veele mannen beroemd door hunne 1 geleerdheid, zyn van oordeel, dat het geheele ( voorgeeven, van zulk eene ingecving, bestond in i de konst, om op eene buiten gewoone wys t geluid uittebrengen, en dat vervolgens al de i geneezing, welke de Apostel aanbracht, bestond, in enkel het bedrog te ontdekken, en t haar dus buiten staat te stellen, deeze bedriegery : in 't vervolg meer te pleegen; de geleerde Moonenzelf dacht, dat deeze dienstmaagd, den aart, het verstand, en de bekwaamheid van een Python had, dat is, van eene waarzegster, die zich door deeze kunst bevoordeelde, dus een geest van wichelaary, gelyk het de griecksche overzetting heeft, dien de onze eenen waarzeggenden geest noemen, hoe wel zy, (om 's mans eigene woorden te gebruiken) ten hoogste maar waargissende geweest is, dewyl al het bedryf der opgeblaazene Priestcrinnen, te Python (gelyk Delphi ook alzoo genoemd werd,) en van andere wichclaarcn op bedriegeryen, gissingen, en dubbelzinnigheden altyd uitkwam. Dan daarlaatendc 't geen van de Priesteressen van Apollo en andere beruchte waarzegsters en wichelaarcn der ouden met rede gedacht wordt, en in hoeverre dit aan listiglyk bedrevene konsten en boöze bedriegery moeten toegeschreven worden, zouden wy met beroemde ,uit- Jaader nderz'ie'n mt door 'eezai voorzeg. enden 'eestt, der 'ier.sl- magd, te rrstaan 7-  Redenen voor het door ons, omhelsche gevoelen. iio itex Leven 'van uitleggeren der gevryde Schriften, van oordeel zyn, dat deeze waarzeggende Geest meer dan een listig bedrog; en in de daad, het uitwerkzel, van de werking en ,van den invloed, van den vorst der duisternis, in deeze dienstmaagd geweest zy, dat zy een waarzeggenden onreU tien Geest had, gelyk dus Ietterlyk de Arabische vertaaling van een der handschriften heeft * en dat waarlyk, door den Apostel Paulus in den Naam van den Heere Jesus Christus, dien geest uit haar gedreven, en door dit Goddelyk wonder, de waarheid van den Christelyken Godsdienst, bevestigd is geworden. De redenen die wy hier voor hebben, zyn in de eerste plaats, zoo lang wy met eerbied in de Goddelyke Schriften, waarheden erkennen, boven ons vernuft, kunnen wy niet ontkennen, dat onze Apostel op zoo veele plaatschen erkent» dat de duivel die hy toen met naadruk noemde, de God van die eeuwe, naar zynen wille krachtig Werkte, in de kinderen der ongehoorzaamheid. Ten anderen, de heilige Schrift leert duidelyk, dat de duivel onder de Goddelyke toelaating, voer in het hart, van zommige menschen, zoo vinden wy dat uitdrukkelyk van Judas aan- ge- *■ Zie de Hoogduitsche, en met geleerde' aanmerkingen vergezelde Vertaaling van dit Bybe-lboek door den beroemden en taalkundigen J, A. Bo'tm,  Paulus bfn ArosTEl. 121 geteekcnt, Luc. 22, vs. 3. en van den bezetenen in de Synagogen, Luc. 4, vs. 31 tot 37, daar de heilige Schiyver zegt, dat dc duivel, op Jesus bevel uit den bezetenen gevaarcn zyn. dc, er eene verbaastheid over allen kwam, en vay uitriepen, wat ivoord is dit! dat Hij met magt en kracht de onreine geesten gebiedt, en Zij vaaren uit; Hand. 10, vs. 38. leezen wy uitdrukkelyk, belangende Jesus van Nazareth, Itoe Hem God gezalft heeft, met den Heiligen Geest, en met kracht, welke het land doorgegaan is, goed doende, en geneezeude allen, die van den duivel overweldigd waren, want God was met Hem, daar staat in 't grieks d\Bj3sAec, cn er word dus den zeiven geest door bedoelt, dien de Zaligmaaker Joan. R, vs. 44 ook alzoo noemt, en van wien Hy getuigt, dat hy een menschen moorder van den beginne is; en is dit in de daad niet alzoo, dan beeft Jesus slechts naar de dwaalende mecning des volks gesproken; maar hoe kan hy dan de waarheid van zyne Goddelyke zending, als den beloofden Messias, uit zyne wonderwerken, waaronder hy zelf het uitwerpen der duivelen, en wel onderscheiden van het geneezen van allerlei krankheeden opgeeft, bewyzen? Ten derde, heeft de Heilvorst, aan zyne Apostelen belooft, «kt zy, ook na zyne ver- hoo-  t"-2 het Leven van hooging, duivelen zouden uitwerpen; wy vinden dan geen grond, om de woorden die hier in het I8de vs. voorkoomen, daar Paulus ze<*t ik gebiede u in den Naam van JesusChristus dat gij van haar uitgaat; en daar Lucas getuigt, en hij ging uit ter zeiver uure, in eenen anderen zin te neemen; daar, indien her enkel, listig bedrog van deeze dienstmaagd, en geen waaragtig wonder geweest zyn, dat God door Paulus verricht heeft, en dus niet gebeurd zy, dat Lucas getuigt, de waarheid der heilige Schriften gelochent, en de Goddelykheid van dtrzelver ingeeving onzes erachtens, lynrecht V\ ordt tegengesproken *. En * En het is om deeze opgegevene redenen voornaameiyk, dat wy het gevoelen van Farmer, en andere over de bezetenen, niet kunnen instemmen; hoe kan men, zoo lang het bygebragte waaragtig is, se. looven, 'tgeen die schryver over de bezetenen zegt, "dat de ongesteldheeden aan de bezetenheid toegeschreven, uit natuurlyke oorzaaken voorkwa. v men, en door natuurlyke geneesmiddelen geneden werden, dat Jesus en zyne Discipelen •'spraken naar de dwaaiende begrippen des volks, " dat het enkel inbeelding was, en Jesus niet ge. "zonden was, om die denkbeelden wegteneemen. „ Hoe beieedigend voor de eer van zulk eenen God" delyken Verlosser, wordt deeze uitlegging zyner wonderen, wanneer men schryft: "Jesvs maakte "de varkens do!,„ om dus het vaaren der duivelen in de swynen te verklaaren. Wat men ook ma, vs. 17. schreef, ik draag de lidtekenen des Heeren Jesus in myn lighaam. Doch, wel verre, dat hier hun lyden eindigen zoude, en zy nu vrygelaaten, elders konden heenengaan, integendeel, zy wierpen hen, zegt Lucas, in de gevangenis, en geboden den Stokbewaarder, dat hy ze zekerlyk bewaren zoude \ het geeszelen toch van zulke beschuldigden, werd slechts als eene tuchtiging beschouwd, voornaamentlyk ingericht om dc woede des volks te doen bedaaren , op welke, na dat de beschuldiging tegen hen gerechtelyk onderzocht Was, eerst naderhand de eigentlyke straf op de misdaad, waar aan zy schuldig bevonden wareni of ook wel hun ontslag, ua eenigen tyd in de gevangenis, tegen de woede des volks, beveiligd geweest te zyn, by de Romeinen volgde; cn hoe schuldig deeze dienstknechten des Allerhoogsten thands beschouwd werden, blykt uil het bevel, aan den Stokbewaarder, door dc Hoofdmannen gegeeven, dat hy ze zekerlyk be- Zy werden in de gevange. nisgewor» •pen.  Zy worden tn de;: binnenstei kerker ge worpen, 142 het Leven van bewaren zoude, op dat zy op geenerlei wys, zouden kunnen ontvluchten, daar zy beschouwd werden als misdaadigers, wier misdaad, van het allerswaarste zoort, tegen de hoogheid en veiligheid, der Romeinsche Oppermagt, gepleegd was; als menschen, van het allerslechtst zoort, omtrent welken, geen swaarigheid gemaakt werd, om hen vooral, door eene bloedige geeszeling aller vreeslykst te tuchtigen. Het welk alles ten klaarsten blykt, als wy de handclwyze van den Stokbewaarder inzien, door den heiligert geschiedschryver in het 24ste of laatste vers van onzen Tcxt aangeteekent, dat dus luidt, dewelke zulk een gebod ontfangen hebbende, wierp hen in den binnensten kerker, en verzekerde hunne voeten in den StoL De Grieksche uitleggers, hielden oudtyds deezen Stokbewaarder voor dien Stephanas, wiens huisgezin Paulus i Cor. 1, vs, 16 getuigt, gedoopt te hebben, waarschynlyk, om dat er in het 33ste vs. staat, dat hy, en alle de zyne gedoopt werden; doch, daar hy dien zeivenman i Cor. 16, vs. 15. den eersteling van Achaja noemt, schynt er deeze Stokbewaarder niet doorverstaan te moeten worden, alzoo Lydia in deeze Stadt Philippi, reeds voor hem, wiens naam hier niet is aangeteekend, naar het vooriwe 14de en 15de vs. gedoopt is; doch, zyn naam mag  Paulus den Apostel. 143 mag ons onbekend zyn, wy zullen in onze volgende Leerreden uit het 34ste vs. zien, dat zy geschreven is, in het boek des levens des Lams, ja, dat God hem tellen zal, by het opschryvcn der volken, onder die, die in Zion Pebooren zyn. Dóch, welk eene heilryke verandering, de grootheid van Gods genade naderhand in hem te wecggebragt heeft, op dien tyd kende hy Paulus, noch Sylas, voor dienstknechten des Allerhoogsten Gods; maar hy beschouwde hen als snoode misdaadigers, wier gepleegde euveldaaden van dien aart waren, dat zy niet alleen waardig waren, zoo vreeslyk door eene felle geeszeling getuchtigt te worden; maar ook op de allerzekerste wyze bewaard te worden, tot de gestrenge straf, die zy waardig zouden geoordeeld worden, gelyk hy natuurlyk moest afneemen, uit het bevel aan hem gegeeven, ctn hen zekerlyk te bewaaren, zoo, dat zy noch door list, noch door geweld ontkoomen, noch door eenigen van hunnen aanhang konden verlost worden, en alzoo ontvluchten; daar hy dan zulk een gebod ontfangen had, waardoor hy, gelyk hy zelf het begreep, met zyn eigen lèvél voor hun moest instaan, en eene schandelyke en swaare doodstraf te wachten had, zoo zy ontkwamen, gelyk wy afneemea kunnen uit het  144 het Leven van het volgende 27ste vs. daar vry zien, dat hy eeri swaart trolc, om zich zeiven omrebrengen, ora doer dat middel eenen noch ergeren dood voortckoomen, meenende dat de gevangenen ont. vlooden waren, wierp hen in den binnensten kerker. Gelyk de Romeinsche Schryvers getuigen, dat er te Rome in de gevangenis zulk eenen binnensten kerker was, twaalf voeten beneden den grond, die geheel gewelfd, zeer duister en akiig was, enwy uit Hand, 12, vs. 6 en 10 kunnen afneemen, dat te vooren dc Apostel Petrus in de gevangenis te Jerusalem met twee keetenen gebonden, tusschen twee krygsknechten, aan vier wachten, elk van vier krygsknechten overgegeeven, achter yzere poorten bewaard werd; zoo vinden wy hier van eenen binnensten kerker gemeld, die hoogstwaarschynlyk, zoo niet onder den grond, althands binnen de andere bcwaarpjaatschen der gevangenen, en boven.de anderen verzekerd, ter bewaaring der gevangenen zal geweest zyn; jatumerlyke verblyfplaats voor deeze onschuldigen! die met de heilzaamste oogmerken te Philippi gekoomen, om den weg der zaligheid te verkondigen aldaar, na eene felle geeszeling opgeslooten werden, in den binnensten kerker! waar geen ontfermend mededoogen plaats had" maar gelyk helaas in veele zulke akelige wooningen van treffende  Paulus den Apostel. 145 fendc srnaft en knaagend verdriet, de ongeluk, kige hunne gezondheid en leven, door een hoogst benadeelende bedorven lucht, en andere Ongemakken, als ovcrblyfzels der barbaarschheid» zoo onteerend voor het menschelyk mededoo. gen, zien verteeren! Doch ook hicrby liet het de Stokbewaarder, zulk een bevel bekoomen hebbende, niet, hy (zegt de gewyde Schryver) verzekerde hunnè voeten in den Stok. Volgends de duidelykste bcschryvingen die men van dit aloude werktuig ter bewaaring Van gevangenen, die aan de Snoodste misdaaden geoordeeld werden schuldig te zyn, vindt, was het eene dubbele oj een sluitende balk, tusschen welke openingen gevonden werden, waarin de bcenen der gevangenen gelegd werden, zoo naauw, dat er de voeten zelfs met geweld, niet konden doorgc. trokken worden, en zy derhalven nimmer ui( denzelven ontkoomen konden. Zeer oud iS deeze voor deh gevangenen moeilyke, doch zeekcre wys van bewaaring5 althahds, de dichter van den 105 Ps. in het 18. vs. het treurig lot van Rachels eerstgebooren zóón, vanjoscpïj bezingende zegt, men drukte zyne voeten in den Stok, zyn perzoon kwam in de yzers, en Job zinspeelde hier reeds op, wanneer hy zinnebeel-i dig, dus zyn lotgevallen teekehde, Gy legt ook 11. D. ISt K mme Hunne voeten in den stok verzekerd.  14.6 het Leven van mijne voeten in den stok, Job 13, vs. 27. doch pf gelyk laatcrc Schryvers berichten, als Prudentius, van den Martelaar Vincentius, en Eusebius van Origenes getuigt, ook de onderscheidene gaten van deezen stok dienden, om de beenen zoo ver moogelyk van een te scheiden 5 en hen daar door te pynigen * en of dit ook deeze dienstknechten des Allerhoogsten Gods te Philippi, ten dien einde aangedaan is, durven wy, daar de heilige Schrift hier niets van meldt, ook niet vaststellen; schoon wy geen grond hebben, om aan eenige barmhartigheid, omtrent deeze verkondigers, van den weg der zaligheid te Philippi in den binnensten kerker te denken. In welke jammervolle omstandigheeden bevinden zich hier Jesus kruisgezanten, een schouwspel den menschen en den duivelen geworden, van allen verlaaten* Akelige nacht 1 Verberg vry door u stikdonker kleed, de treffende smart en den verregaanden hoon, deeze heilige mannen aangedaan! God, in 't eeuwig licht gezeten, zal op hen nederzien! En hunne zielen met hemelsche vertroostingen vervullen* nog in deezen zelfden nacht, zullen deeze fcl- ge- * Men vindt deeze en andere Schryvers die hier over breeder geschreven hebben, aangehaald door den reeds genoemden en geroemden Plevier. 3 D P. 489-  Paulus een Apostel. 147 gcgeeszelde dienaars van den Heere Jesus, Gode lofzangen toezingen! Eerlang beeft de aarde.' Eerlang worden de fondamenten des kerkers beweegt! De deuren geopend I De ge. vangenen los | En God de Allerhoogste, zal een onweerspreekbaar getuigenis geeven, voor de waarheid van hunne Euangelieprediking, cn toonen wiens deeze zyn, en wien zy dienen! En dit hoopen wy, zoo de Heere'wil, en wy leeven, in eene volgende Leerreden u voorte. draagen. Laaten wy uit het reeds verklaarde gedeelte van deeze heilige geschiedenis, eenige nuttige. Leeringen voor onzen geest opzaamelen , en met de overdenking daarvan, ons nog eenige oogcnblikken beezig houden. Waarvan de eerste deeze is, wy moeten in naavolging van deeze dienstknechten des Aller- \ hoogsten met onze daaden toonen, dat wy den openbaaren Godsdienst hoogachten, om daarin ook biddende God te dienen, 's Heilands naavolgcrs, waar zy zich ook bevonden, waren ons daarvan tot voorbeelden. Lucas sluit zyn Euangelium, met deeze aanteekening, hun aangaande: En zy waren altyd in den Tempel, hovende en dankende God. Van de Godvrucht-ge Propheresse Anna had hy getuigd, zy week niet uit den Tempel, met vasten en bidK 2 den Toepassing, ïerste leering.  148 het Leven van den, God dienende nacht en dag, Luc 2, vs. 37. En zeker, naar maate er meer lievde tot God, in die, die den Heere dienden, gevonden werd, door alle tyden, naar die zelfde maate, wordt ook in hun liefde voor den openbaaren Godsdienst gevonden; hoe leevendig drukteDavid,die man naar Gods hart, zyne begeerte hier naa dikwerf uit; en schoon nu de waare aanbidders den Vader op alle plaatschen kunnen aanroepen, in geest en in waarheid, en heilige handen en harten tot hem opheffen, zy die God in waarheid vreezen, zyn altyd gezet, op een gezette waarnecming van den staatelyken Godsdienst, daar, in 't by zonder wil God hooren, 't gebed dergeenen die tot hem roepen, daar, opende de Heere het harte van Lijdia, dat zij acht nam op 't geen van Paulus gesproken werd, naar het 14de vers. Dat dit dan alle myne Hoorderen opwekke! om toch met aanhoudenden ernst, den openbaaren Godsdienst by te woonen; want schoon Gods oogen de ganschc aarde doorloopen, zoo is Hy met zyne gunstryke en zegenende tegenwoordigheid, daar, waar zynen Naam staatelyk «n plechtig wordt aangeroepen, Hy heeft belooft, dat waar zynes Naams gedachtenisgesticht wordt, datHy zal koomen en daar zegenen, jaa, waar twee of drie zelfs, in zynen Naam vergaderd zyn, daar  Paulus ben Apostel. 149 daar zal Hy in het midden van hun zyn. Is het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het woord Gods, dat dan vooral zulke onder myne hoorderen, die God in Christus, door het geloof noch niet hebben leeren kennen, als hunnen God en hunnen Zaiigmaaker, deeze van' God geschikte middelen, om het geloof in zondaaren te werken, toch nimmer verzuimen! laaten zy toch op die groote zaligheid acht geeven , die God door het Euangelium laat verkondigen ! daar het versmaaden, zelfs het ligtvaardig verzuimen van dezelve, een rampzalig verderf, eene eeuwige verdoemenis ten gevolge hebbenzal, want God zal met vlammend vuur, zoo luidt zyne bedreiging wraake doen, over die geenen, die hem niet gekend, en het Euangelium zynes Zoons ongehoorzaam geweest zijn. Laaten wy ook hier leeren, een beter gebruik te maaken van de verkondiging van den weg' der zaligheid, als de inwooners van Philippi deeden, die deeze dienstknechten van den Allerhoogsten God tegenstonden en vervolgden; laaten wy hen, die onder ons arbeiden, in het woord der genade, by de lievderyke hoogachting, die hun hier wordt toegedraagen om hunnes werks Wille, beschouwen in hunne Euangelieprediking, als dienstknechten des Allerhoogsten Gods, die ons den weg tot zaligheid verkondigen, en daarom  Tweede Leering. Hoe 150 het Leven van om veel biddende hooren. altyd gedachtig aan dat woord van onzen Apostel het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het woord Gods. Voor al, geloovige belyders van den Allerhoogsten God, maakt gy toch veel gebruik van den openbaaren Godsdienst, gaat gy toch veel tot het gebed, gy hebt veel te bidden, niet alleen voor u zei ven, om te voorderen in kennis, in geloof, in lievde, in hciligmaaking, om alzoo in uwe betrekking eene eere voor Christus te zyn, maar ook vooral in deeze dagen, hebt gy veel te bidden, voor het dierbaar Vaderland, gedreigd en aangevallen, door eenen ongelukkigenoorloch, die zoo rampspoedig als gevaariyk is, op uw bidden hoopt het Vaderland, daar God in zyn woord ons verzekert, 'dat het gebed der rechtvaardigen veel vermag, en gy in uw bidden bemoedigd kunt worden, en u vertroosten met deeze woorden: wij hebben een voorspraak by den Vader, Jesus Christus den rechtvaardigen, die ook ter rechterhand Gods zit, die ook voor ons bidt! Ten tweede, daar het waarzeggen deezer dienstmaagd haare Heeren groot gewin aanbracht, leeren wy hier, hoe dikwerf de mensch door eene dwaaze zucht gedreven, begeerig is om het toekoomstige te weeten.  Paulus den Apostel. 151 Hoe dikwerf vond t men by volken, die de minste kundigheden van den waaren Godsdienst hadden, de meeste begeerte om het verborgene en toekoomstige , op eene bygeloovige en veel al bedriegelyke en zondige wyze te mogen weeten! welke listige en verbodene konsten ten dien einde meermaalen gepleegd zyn, leert ons de geschiedenis van zeer veele volken, in de Jaarboeken der weereld! Dan, is dit kwaad wel geheel onbekend onder ons? Daar wy door den schoonsten Godsdienst verlicht, altyd aan dit woord gedenken moesten, de verborgene dingen zyn voor den Heere onzen God, maar de geopenbaarde voor ons en voor onze kinderen, om te doen alle de woorden deezer ivet. Veele begeerig om iets verbórgens, iets toekoomstige te weeten, ten aanzien van hunne lotgevallen bedienen zich ten dien einde of van vaak misleidende, of dikwerf bedriegelyke konsten, die echter minder worden, naar maate de verlichting, en de kennis van den waaren Godsdienst toeneemenj dan bepaalen wy ons by de bron waaruit dit kwaad voortkoomt, is het eene andere dan eene kwaalyk geplaatste nieuwsgierigheid, omtrent zaaken die God wyslyk voor ons verbergt, en waar van de voorkennis menig, maaien voor ons hoogstgevaarlyk zyn zoude, naar ziel en lighaam? Een Christen behoord naar de  Derde Leering. i wa- 15* met Leven van de ies van zynen grooten Meester by den dag te Jcven, en daar hy weet, dat de Heere regeert, en met hoogheid bekleed is, dat alle dingen alzoo in zyne hand zyn, dat zy zich tegen zynen Wille noch roeren, noch be weegen kunnen, zyn overig leven cn alle zyne lotgevallen, aan Gods bestuur, over te laaten l Ten derde leeren wyhier, hoezeer ook de werkingen van den vorst der duisternis voordeetig schynen voor Gods Koningryk, dat derzeiver oogmerk en inrichting altijd is, tot nadeel en afbreuk van het zelve, en noch gevaartyker worden, wanneer zy onder den dekmantel van deugd of Godvrucht verborgen worden. Trouwens dat kan niet anders zyn, zoo lang die vyandschap duurt, in 't Paradys reeds geopenbaard, tusschen het zaat der vrouwe, en d« slange, daar de duivel, die tegenpartye rondom gast als een brullende leeuw, zoekende wienhy zoude mogen verslinden: bet is waar, dat hy niet altyd als een openbaaren vyand zich ontdekt- maar wel eens, ter bereiking zyner booze oogmerken, als een Engel des lichts voorkoomt, :n j>yne verdervelyke bedoelingen weet te ver>ergen, onder de vertooning van de een of anlere deugd; maar het is ook waar, dat dan, :yne helsche aanslagen, noch gevaarlyker worIca: altyd moet de Christen, zich tegen hem  Paulus den Apostel. 153 Wapenen met het schild des gelöofs, met het smaart des geestes, en met den helm der zaligheid, en, voor al op zyne hoede zyn, wanneer hy op de natuurlyke swakheden, van den Christen aanvalt, waar door hy het meeste voor de verleiding van dien boozen vyand bloot legt, dan, noch gevaarlyker wordt die snoode verleider, die krachtig werkt in die kinderen der ongehoorzaamheid, wanneer hy zyne helsche listen uitvoert door zulke menschen, die als werktuigen des Satans, wel uit het snoodste beginzel werkzaam zyn; maar die onder het dekkleed van pryzelyke deugden of lofwaardige hoedaanigheden zich doorgaands weeten te verbergen, die schoon zy grypende wolven zyn, Wel eens eene gedaante van Godzaligheid vertoonen, hoe gevaarlyk zyn dan die kinderen der duisternis 1 zoo vertoonde Jehu eenen yver voor den Heere in het uitroeyen van het koninglyke zaat: van den afgodischen Ahab; maar baande zich daardoor den weg, om Israels Rykszetcl gerust te bezitten, terwyl hy zelfs de gouden kalven aanbadt. Zoo kuste Judas J e s u s ondeF den schyn van hem lievdaaddig te groeten j maar jn de daad om hem uit geldgierigheid te verraaden. Zoo yverden de Heeren deezer diensti maagd te Philippi tegen Paulus en Sylas, om de Romeinsche zeden te bewaaren, cn hunne liefde voer  Vierde Lt e ring. 154 HET Leve* van voor den vaderlandschen Godsdienst ten toon te spreiden; maar hun oogmerk was, om uit geldgierigheid , die wortel van alle kwaad, zich aan deeze dienstknechten den Allerhoogsten te wreeken, daar zy zagen, dat door het uitdry ven van den waarzeggenden geest, uit hunne dienstmaagd, de hoope van hun gewin weg was: zulke menschen, die wel Jacobs stem, maar Ezaus handen hebben, zyn niet onraartig door iemand by herbergen vergeleken, waarvoor Engelen uithangen, maar waarin duivelen woonen! Hoe veel heeft een Christen niet noodigf, om tegen deezen te aller tyd, te waaken en te bidden, dat hy toch niet in verzoeking vallen moge, hy moet te aller tyd, in zoo verre hy als een Christen daartoe vryheid heeft, alle gelegenheden, alle aanleiding zoeken te myden, om niet in de strikken van die duivels te vallen, altyd op zyn hoede zynde, dat hy door dezelve, al vertoonen zy eene gedaante van Godzaligheid niet bedroogen, niet verleid worde, dat hy daar toe nooit op eigene kracht betromre; maar altyd waake en- veel bidde, O Vader die in de hemelen zi/t leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boozen. Eindelyk, en dit is onze vierde en thands onze laatste kering. Daar een Christen onder de Goddelijke toelaating aan de snoodste ver- onge-  Paulus den Apostel. 155 ongehjkingen en bitterste rampen blootgesteld kan worden,moet hy altyd vertrouwen, dat God hem op zynen tyd en wyze daar van verlossen zal, daar alles wat hem om Christus wil overkoomt, ter bevoordeling, ter vermeerdering zijner zaligheid dienstbaar weezen zal. Hoe dikwerf leeren dit de heilige Schriften! Hoe meenigmaal heeft dit de ervaaring bevestigd! de tegenspoeden des rechtvaardigen mogen veele zyn, maar uit allen deeze redt hem de Heere! Welk een ontwyffeibaar bewys, heeft onze Apostel daarvan niet opgeleeverd? het laatste getuigenis daarvan, dat wy in zynen brief, die hy het laatste van allen, kort voor zyn dood geschreven heeft, stelt dit buiten alle bedenking, wy vinden het 2 Tim. 4, vs. 16. 17 en IR. in deeze woorden, in myne eerste verantwoording is niemant by my geweest, maar zy hebben my alle verlaaten. Het worde hun niet toegerekend! Maar de Heere heeft my bijgestaan, en heeft my bekrachtigd, op dat men door my ten vollen zoude verzekerd zijn, van de prediking, en alle de Heidenen dezelve zouden hooren, en ik ben uit den muil des leeuws ver-: lost, en de Heere zal my verlossen van alle boos werk, en bewaar en tot zyn hemelsch Koningrijk, den welken zy de heerlijkheid in alle  156 Het Leven van alle eeuwigheid, Amen, Hoe smartlyk dan de rampen, hoe bitter de verongelykingen zyn, die den Christen immer treffen kunnen, zy zyn niet bygeval; maar onder de wyze toelaating cener altyd bepaalende bestuuring van zynen hemelschen Vader, al ware her, dat hem zulke smaadelyke en bittere bejegeningen overkwaamen, als Paulus en Sylas te Philippi getroffen hebben, de Heere wilde die, aan Paulus eu Sylas, en niet aan Lucas en Timotheus doen overkoomen, en God had daar voor wyze redenen en eindens, die wy hier niet doordenken, niet beoordeclen kunnen, treft het een of ander hem om Christus wil dat hy altyd wel onderzoeken, wel onderscheiden moet, dan zal het ter bevoordering, ter vermeerdering zyner zaligheid dienen, want zyn zy met Hem, naar de taal van Paulus zeiven eene plante geworden in de gelykmaaking zijnes doods, dan zullen zy het ook met Hem zyn in de gelykmaaking Zijner opstanding! En gelyk de eene star dan booven de andere, in heerlykhcid uitblinken! terwyl hier op aarde, alle deeze treffende rampen ter bevoordering hunner ïaligheid zullen dienen, daar zy door dezelve meer en meer zullen toeneemen in heiligmaa- king  Paulus den Apostel» 15? Icing, en zy daardoor meer gelykformig zullen worden, aan Chritsus hunnen Heere. Intusschen moet nimmer een Christen hierdoor moedloos worden, of daaruit dit verkeerd besluit trekken, dat God hem niet lief heeft, neen het tegendeel is altyd naar Gods heilig woord waarachtig, al duuren zelfs de bitterheden zoo lang, dat hy geen uitkoomst daarvan voorzien kan, God heeft den tyd en de wys daarvan bepaald. Veele dagen ondervonden Paulus en Sylas het naroepen der waarzeggende dienstmaagd, eer het God behaagde, dit te doen ophouden, na dat zy zoo fel gegeeszeld waaren, werden zy nog in eenen akeligen kerker opgesloten, voor dat God het goed vondt, hen zoo heerlyk te verlossen, gelyk wy in de volgende Leerreden zien zullen. Hoe betaamelyk handelt altyd een Christen, wanneer hy, in welke rampen, in welke tcgenheden hy ook verkeeren moet, naar Gods wyze en heilige bestelling, den tyd en de Wyze van verlossende uitredding, aan den Heere zynen Bondgod en Vader geloovig overlaat! en zich van Davids wyzen raad bedienen mag, wentel uwen weg op Hem, en vertrouw op Hem, Hy zat het  l 5 8 het Leven van hei maaken. Eenmaal zal toch het heerlykst licht, door alle donkerheid doorbreeken ! Eenmaal zal alle moeite en verdriet voor eeuwig eindigen: die hier met traanen zaayen, zullen dan maayen met gejuich, wanneer zy in de wooningen van eeuwige blydschap ondervinden zullen, dat de ligtc verdrukking die hier zeer ras voorbygaat, werkt een gansch zeer uitneemend eeuwig gewigr, van heerlykheid, Amen.' Vierde  Paulus den Apostel. I59 Vierde LEERREDEN. De wonderbaare en heerlyke verlossing van Paulus en Sylas uit de gevangenis te Philippi, beneevens de bekee. ring van den Stokbewaarder en zyn huis, aldaar. TEXT, Hand!. 16, vs. 25 tot 40. En omtrent de middernacht, baden Paulus en Sylas en zongen Gode lofzangen: en de gevangene hoorden naa hen. En daar geschiedde snellyk eene groote aardbeeving, alzoo dat de Fondamenten des kerkers beweegd werden, en terstond werden alle de deuren geopend, en de banden van allen werden los. En de Si okw aar der wakker geworden zynde, en ziende de deuren der gevangenis geopend, trok een swaart, en zoude hemzelven omgebragt hebben, mee. tiende dat gevangene ontvlooden waren, Maar Paulus riep met gr ooter stemme, zeggende en doe u zeiven geen kwaad; want wy zyn alle hier: en als hy licht geeischt hadde, sprong hy in, en werd zeer beevende, en viel voor Paulus en Sylas neder aan de voeten. En hen naar buiten gebragt hebbende, zeide hy, lieve Heeren, wat moet ik doen, op dat ik zalig worde ? en zy zeiden, gelooft in den Heere ffesus Christus, en gy zul^ zalig worden, gy en uwe huis. En zy spraken tot hem 'jf woord des Heeren, en tot alle die in zyn huis waren, En hy nam hen tot hem in dezelve uure des nachts  Inkiiing. 160 het Leven van ■nachts, en wiesch hen van de straamen; en hywerd ter stond gedoopt, en alle de zyne. En hy bragtse in zyn huis, en zette hun. de taffel voor, en ver. heugde zich hem, dat hy met al zyn huis aan God ge. loovig geworden was. En als het dag gewor. den was, zonden de Hoofdmannen de Stadsdienaars zeggende: laat die menschen los. En de Stokbewaarder boodschapte deeze woorden aan Paulus, zeggende, de Hoofdmannen hebben gezonden, dat gy zoud los gelaaten worden; Gaat dan nu uit, en reist henen in vreede. Maar Paulus zeide tot hen, zy hebben ons die Romeinen zyn, onveroordeeld, in "t openbaar gegeeszelt en in de gevangenis geworpen, en werpenseons nu heimelyke daar uit? Niet alzoo, maar datse zelve koomen, en ons uitleiden, en de Stadsdienaars boodschapten deeze woorden wederom de Hoofdmannen: en zy werden bevreesd, hoorende dat zy Romeinen waren. En koomende baden hun, en als zy ze uitgeleid hadden, begeerden zy dat ze uit de Stad gaan Zouden. En uitgegaan zynde uit de gevangenis, gingen zy in tot Lidia: en de broeders gezien hebbende, vet troostten zy dezelve, in' gingen uit de Stad* Wanneer de Apostel Paulus aaa de Corinthsche gemeente, een denkbeeld wilde geven, van de gesteldheid van zyn hart, in dert loop zyner Apostolische bediening, teekende hy zich zei ven in den aden Br. het 6 Hoofd, het 10 vs. als droevig zijnde, doch altyd blijde, als arm, doch veele rykmaakende, als niets hebbende, en nog* thands  Paulus den Apostel. \6t thands alles bezittende. Hoe tegensrrydig deeze wonderspreuken ook in liet afgetrokkene mogen schynen, zy zyn ook van onzen Apostel in nadruk waarachtig! zyn leven was, na dat God hem tot zynen dienst, op den weg van Damascus, geroepen had, eene aan censchakcling van moeite en verdriet, gelyk hy zelf dit zoo treifend en naauwkeurig afreekende, 2 Cor. II. van het 23. tot het2Qste vs. Doch hoeveel stof hy dagelyks ontfong om droevig te zyn, zyn hart werd door Gods genade dermaate gesterkt en getroost, dat hy met eene hemclsche blydschap vervuld, zich verheugen kon in den Heere zynen God: hoe arm hy was naar de weereld, zoo dat hy met zyne handeu voor zynen nooddruft werken, of door der Godvruchtigen onderstand, bestaan moest, hy maakte door Gods genade veelen ryk in het geloof, en tot erfgenaamen der heerlykheid, in het eeuwige leven, daar hy met de andere Apostelen'ook zeggen kon, ik heb alles verlaaten om Christus wil, en schoon hy niets had, hy was ryk in God, en kon met geen minder recht dan de Aartsvader Jacob oudtyds zeggen, ik heb alles! God was zyn overvloedig goed, zyn krachtig zilver, zyne genade was hem tot alles genoeg, in God bezat hy alles! U.D. LSé. L Doch,  Het Verband. Een 162 he|t L e'('v f n van Doch, is er dikwerf zulk een hemelsbreed onderscheid tusschen de daaden en de woorden der menschen, vergun my dit uur uwen luisterenden aandacht; dan zullen wy dien uitmuntenden kruisgezant u voorsteilen, felgegeeszeld, en in den binnensten kerker te Philippi in den stok gesloten, cn echter vrolyk Gode lofzangen zingende, wel op zich zeiven beschouwd arm, naar de weereld, maar in de hand van God een gezegend middel, waardoor de Stokbewaarder en zyn geheel huis ryk wordt in het geloof, en schoon hy niets had, door de kracht van Gods genade, wonderdaadig en heerlyk verlost, in eer en veiligheid uitgeleid, alles bezittende in den Heere zynen God. In onze laatste redenvoering, beschouwden wy den voortreifelyken Apostel door de wonderdoende kracht van Christus, den waarzeggenden geest uit eene 'dienstmaagd uitgedreven hebbende, schroomelyk vervolgd, in het openbaar met veele slaagen gegecszeld, er in den binnensten kerker te Philippi met zynen vriend en reis en lotgenoot Sylas opgesloten. Thands moeten wy ons diezelve groote mannen voorstellen, cn beschouwen wat hun in deezen kerker is overgekoomen, cn teffens hoe zy uit den zeiven zyn verlost geworden.  Paulus den Apostel. 163 Eene uitneemende stoffc vol van bewyzen der Goddelyke magt en goedheid, aan deeze dienaaren van Christus geschonken ter bevestiging van dien troostvollen Godsdienst, dien zy onder zoo veel smaad en smart gepredikt hebben. Dat de prediking daarvan door Gods genade voor ons gezegend moge zyn, om ons optebouwen in het geloof eenmaal den heiligen overgeleverd! dat die diene ter bemoediging en krachtdaadige vertroosting van Godvruchtigen, die onder kruis en tegenspoed leeven, dit schenkc God, Amen! Twee Hoofdzaaken bepaalen onzen aan. dacht tot zich, als den inhoud deezer gewigrige woorden, uitmaakende; in de eerste plaats, moeten wy overweegen, wat deeze mannen in den binnensten kerker in den stok gesloten, zy overgekoomen, dan ten tweede, hoe zy uit denzelven verlost geworden zyn. Ten aanzien van het eerste, zien wy eerst het gedrag deezer mannen in den kerker, in het 25ste vs. dan, Gods groote daaden ter hunnen verlossing daargesteld in het 26ste vs. en ten derde, de merkwaardige gevolgen daarvan by den Stokbewaarder en zyn huis, van het 27ste tot aan het 35ste vs, toe. L2 Had Ver deg. ling der Textstofft. Het God. verlykeni gedrag van Paulus en Sy. las in den kerker.  164 het Leven van Hadden die dienstknechten van den Allerhoogsten God, die te Philippi den weg der zaligheid verkondigden, toen zy des morgens tot het gebed henen gingen, door de waarzeggende dienstmaagd nageroepen, dien geest door de kracht van God uitgedreven, werden zy daarop vervolgt, op de markt voor den Oversten gebragt, daar in 't openbaar gegeeszeid, en in den binnensten kerker geworpen, zy zullen dus een aanmerkelyk gedeelte van dien dag, waarop zy zoo veel smaad en smart geleden hadden, in dat akelige verblyv hebben doorgebragt; Doch hoe waren hunne harten onder dit alles gesteld, moesten zy oordcelen uit de woede en het geweid hun aangedaan? uit de geeszelslaagen hun gegeeven, welk een yreeslyk denkbeeld moesten zy zich dan niet voormen van de ysselyke doodstraf, die hun te wachten stond? daar zy als oproermaakers zoo geboeid, bewaard werden in den binnensten kerker! Moest een angstvol vooruitgezicht op de overdenking van eenen zoonaby zynden akeligen dood, daar het moordschavot met hun bloed, hoe onschuldig ook, stond geverfd te worden, hen niet doen ziddcren ? Neen Geliefde, laat een beangstigd geweeten den boezem des booswichts folteren j deeze Godsgezanten hoorde men in den hollen nacht luid  Paulus den Apostel» 165 luidkeels bidden , danken en zingen, zoo dat dc onderaardsche gewelven |van den donkeren kerker, weergalmden van den lof des Heeren, schoon zy geboeid en hunne voeten in den stok gesloten waren, hunne tong, zong Hallelujahs! schoon hunnen rug met snerpende geeszelslaagen geteisterd was, hun hart was vrolyk cn verheugde zich in God hunnes heils! de heilige Schry ver zegt dit in het 35 ste vs. en omtrent de middernacht, baden Paulus en Sylas, en zongen Gode lofzangen. Was het overig gedeelte van den voorigen rampvollen dag, en het eerste gedeelte van deezen luistervollen nacht, doorgebragt in een stil gebed tot God, die heilige en veilige toevlucht zynes volks, een gebed, ten goede van zyne kerk in 't gemeen, en van hun zeiven en hunne reisgenooten Lucas en Timotheus, in 'tbyzonder, die in het thands beroerd en vervolgziek Phi-, lippi, neffens hun den weg der zaligheid verkondigd hadden , daar zy hunne begeertens met gebeden en dankzeggingen bekend maaken aan God, worden zy dermaate in Hem gesterkt, dat zy ter middernacht hunne gebeden en lofzan-. gen verheffen, zoo luid, dat de gevangene naa, hen hoorden, Hoe felgegeeszeld, hoe vast geboeid, hoe naauwfeeslor.cn, God schenkt by, en op hun bid,  l66 het Leven van bidden, zulk eene vreugde in hun hart, dar zy hunne stemmen luidkeels en volvrolyk verheffen, tot den Heere hunnen God. Gedenkwaardig tydstip! 'twas nacht, eene doodsche stilte verspreidde zich door alle de treurige geWelven van den akeligen kerker, nu en dan slechts afgebroken, door het zomber geluid der ketenen, waarmede de gevangene geboeid waren, of door angstvolle zuchten, die uit een benaauwden boezem in den hollen kerker gehoord werden ; doch, schoon de bange vrees of de folterende knaagingen van een schuldig geweeten, andere gevangenen den verkwikkenden slaap verdreven, of eene overmaat van lang geleden leed, of bedwellemende vermoeing andere deed sluimeren, deeze dienstknechten des Allerhoogsten Gods, die met een schuldeloos geweeten in God troost en blydschap smaakten, waren Welgemoed en vrolyk, zy baaden, zy zongen Gode lofzangen, wel ver van thands angstige klachten tot God op te zenden, of bekommerd te zyn over de dreigende gevolgen van 't geen hen reeds zoo vrecslyk getroffen had, of over hunne smart in 't doorgegeeszeld lighaam te klaagen, beveclden zy zich aan' God en zyne magtige bescherming gcloovig aan, en dit zal ontwyffelbaar de inhoud van hun bidden geweest zyn; een bidden, dat teffens danken  Paulus dfn Apostel. 167 ken en dus een dankend bidden was, 200 schreef de Apostel Paulus aan de Philippiers naderhand Phil. 4, vs. 6. weest in geen ding bezorgt, maar laat uwe begeerten in alles, door bidden en smeekingen met dankzeggingen bekent worden by God. Jaa dat in de daad hun bidden een dankend . bidden geweest zy, dat zy luidkeels aanheften, j blykt naader uit hunne lofzangen, die zy Gode zongen, en die hiermede gepaard gingen. Twee der oudste Vertaalingen des nieuwen Testaments, de Syrische en gemeene Latynsche leezen hier, zy preezen, zy verheerlijkten God, de beroemste ongewyde grieksche Schryvers neemen het, voor eenen lofzang ter eere van God te zingen, gelyk onze uitmuntende Vertaaling heeft, terwyl die lofzang een verheerlyking van God zal geweest zyn, ook over zyne daaden, aan hun betoond in hen te bewaaren, onder zulke heevige vervolgingen als hun waren overgekoomen, een dankzegging voor al dien troosti die sterkte en geestelyke blydschap , hun onder dit alles geschonkeu, jaa, leezen wy Hand. 5,vs. 41. dat de Apostelen na dat zy ge gecszeld waren, verblijd waren, dat zy on Jesus Naams wille smaadkeid geleden hadden, zoude dan nu Paulus en Sylas ook in dii zelfde omstandigheden niet yerblyd, Gode daa ove Zy zon. \en Gode •ifzangen? \ r  De gevaat gene hoorden naa hen, t i \ \ \ | t 11 168 het Leven van over loeven met vrolyke dankzeggingen? zy kenden toch dien geloofsartikel der vervolgden om Jesus wil, zalig Zijt gij als u de menschen smaaden om mynent wil, want uwen loon zal groot zijn in de hemelen. Zoo denkend, zoo dankend, zoo zingend hielden zich Paulus en Sylas, hoe felgegeeszeld, hoe vast geboeid, hoe naauw besloten beezig, in den donkern kerker, daar zy door Gods genade verlicht, zoo blymoedig bidden en danken, dat de gevangene naa hen hoorden, onverwachte lofzangen zeker in den akeligen kerker! nimmer hoorden daar de gevangene zoo biddeq, Zoo zingen! die plaats zoo 't scheen, alleen tor jammer en geween geschikt, wordt nu vervuld met dankende lofroonen. Elk die dit hoorde, daar hunne lofgalmen door alle de gewelven tieencn klonken, vergat voor die oogenblikken syne eigene smart en leende luisterende ooren, .an die blyde en God verheerlykende klanken, laar zy deeze mannen hoorden, Gods eer en •rootheid, den lof van ]esvs, en de werking 'an zynen Geest verheffen; zoo roemen zy in de erdrukkfngen en juichen in htm Jyden, tot eer anGod! oniwyffeibaar zullen zv'dit met aanacht, met opmerking, gelyk het grieksche roord bereekent, gehoord hehben; doch of eeze gevangene hieruit, en vit dc aardbeeving cn  Paulus den Apostel, i6cj en boovennatuurlyke verlossing van die mannen besloten hebben, dat zy dienaaren van God waren, en dat zy derzei ver leer met een geiQQvig hart aangenomen hebben, gelyk zommige geleerde gesteld hebben, durven wy, daar de heilige Schryver er niets van aanteekent, niet vaststellen, ook dit zal de groote dag openbaaren. Doch, daar Paulus en Sylas dus God dankend verheerlykten, gebeurd er een ontzettend wonder, dat dc heilige Schryver verhaalt in het 26ste vs. En daar geschiedde snellyk eene groote aardbeeving, alzoo dat de fondamenten des kerkers beweegd werden, en terstond toerden de deuren geopend, en de banden van allen werden los. Schoon de sterke perssing van de ondcraardsche lucht, of van eenig vuur in de binnenste deelen der aarde, waardoor verdikte stoffen ontbonden , de beslotene cn by eenverzamelde dampen zich eenen doortocht baanen, met ontzettende schuddingen, en alzoo eene vreeslykc aardbeeving in 't natuurlyke voorbrengen, zoo moeten wy echter hier, aan eene buitengewoone uitwerking der Goddelyke almagt, zoo wy voor ons zeiven oordeelcn, denken, die hier, door een Goddelyk wonder, juist op deezen tyd, deeze anders natuurlyke oorzaaken in wer- Ecn ont,, zettend wonder ter hunner verlossing door God daar ge, t steld,  Er geschieddeeene bui. tengewoone groote en won. derbaare aardbee. ving. ïm- 170 het Leven van werking bragt, om dat alles daartestellen, dat zyne wysheid en magt ter deezer plaatsche bedoelde. Die God toch voor wiens aangezicht naar Joel 2, vs 10. de aarde beroert is, voor wien de hemel beeft, door wien, naar den isdenPs. het gste-vs. de aarde davert en beeft, en de gronden der bergen zich beroeren en daveren* wilde hierdoor eene byzondere uitwerking zyner almagt, een allergeduchtst wonderteeken geeven, tot cefc bewys, tot een getuigenis, dat deeze mannen waarlyk dienstknechten des Allerhoogsten waren. De muuren toch des kerkers werden niet al. leen geschudvmaar ook de fondamenten van den kerker bewogen, en echter stortte' de kerker niet in, schoon de aardbeeving zoo groot, zoo swaar en heevig was, dat alle de deuren zoo binnen als buiten, hoe vast gesloten, in een oogenblik geopend werden, jaa, maar ook de handen van allen werden los, de stokken geopend, de ketens verbroken, de boeien \vieleh af, de sloten ontsloten zich, de banden van allen werden tos, en dit geschiedde terstond, zegt Luc. op het zelfde tydstip, dat alle de deuren geopend werden. Dat het uitwerkzel eener enkele en natuurlyke aardbeeving zonder eene buiten gewoone werking derGoddelyken almagt  Paulus den A f o s t e l. 17 i ; immers niet zyn kan ? jaa kan niemand ontkeni nen dat het een Goddelyk wonder was, toen : naar Hand. 12, vs.7. een Engel des Heeren Petrus uit de gevangenis verlossende, de ketenen afvielen van zyne handen ? Hoe veel minder kan het hier gelochend woiden! daar de banden van alle de gevangenen, van welk eenen aart ook door deeze groote aardbeeving zoo snellyk geschiedende, terstont los werden? zeker ook bier gaf God op'het dankend zingen van deeze zyne dienstknechten, een heerlyk getuigenis en werkte meede door teekenen en wonderen ! En schoon wy niet bepaalen durven, hoe ver zich deeze groote aardbeeving heeft uitge: strekt, en of zy ook in de geheele Stad en in dié gmsche landstreek gevoeld zy, en of men ook hier aan, onder andere de oorzaak heeft toeteschryven, van'de spoedige verandering def Hoofdmannen, om de gevangenen los te laaten, naar het 35ste vs. dan, of zy niets dan deeze gevangenis heeft doen schudden, en zulks niet in de Stad bespeurd zy, durven wy met geen zekerheid bepaalen, schoon het eerste ons her aannemclykst voorkoomt.* In * Pat deeze aardbeeving alleen bepaalt geweest zv tot deeze gevangenis, is het gevoelen van den beroemden Heumann over deeze plaats, die echter erkent, dat het geene natuurlyke aardbeeving was, en  172 het -Leven van In de' daad eeöe ontzettende gebeurtenis, de aarde beefde, de vaste fondamenten van den onderaardschen kerker schudden, en worden dermaate geschokt, dat de swaare deuren met yzere grendelen gesloten, openspringen! Door de Goddelyke almagt worden de boeyen en banden der gevangenenen alle hunne ketenen, hoe vast gekluisterd, eens klaps los! Zoo werkt God, voor wien niets te wonderlykis! Heer-, lyke gebeurtenis , juist geschikt om Jesus kruisgezanten krachtig re vertroosten en te bevestigen in de verkondigde heilleer' Jaa, maar God zal er nog een ander einde door daarstellen, de Stokbewaarder, hoe gestreng tegen zyne gevangenen, zal hierdoor met zyn huis Gode geWonnen worden, en hunne smarten verzachten! En en dat deeze gevolgd is, of gepaard was, met een nieuw wonderwerk, waardoor de banden ook der andere gevangenen van hunne handen en voeten afvielen. Het andere is van deszelfs nederduitsehen. Vertaaler en Uitgever, de geleerde Sterk, die schoon hy met lochenr, dat hier eeneaanmerkelyke bestuuring der aanbiddelyke Voorzienigheid, tot verlos, sing der Apostelen heeft plaats gehad, hier aan geen wonderwerk denkt, noch daar aan het open. springen der deuren toeschryft, doch, het is het openspringen van alle de deuren alleen niet, waarom wy hier aan een wonderwerk denken, maar al het bovengemelde te zaamen genoomen, doet ons hier aan eene aardbeeving buitengewoon door tusschenkoomst der Goddelyke almagt toen daargesteld en met üoo veele buitengewoone uitwerkzels vergezeld, denken, ° 1  Paulus den Apostel, 173 En deeze zeer gewigtige en opmerkenswaardige uitwerkingen in den Stokbewaarder en de zynen, die zeer verschrikt de handen aan zich zeiven zoude geslaagen hebben; doch, van dit voorneemen, door Paulus afgebragt, met zyne huisgenooten geloovig wordt, aan het Euangelium, en daarop de bewyzen van zyn geloov en lievde aan deeze dienstknechten des Allerhoogsten doet ondervinden, zyn vier zaaken, die ons Lucas verhaalt van het 27 ste tot aan het 3 5 vers. \ Hy zegt in het 27ste vs. En de Stokbewaarder wakker geworden zynde, en ziende, de deure der gevangenis geopend, trok een swaart, en zonde hem zeiven omgebragt hebben, mee» mende dat de gevangenen ontvloden waren. Ontwyffelbaar was deeze groote aardbeeving, die zoo snellyk geschied was, waardoor dc fondamenten des kerkers bewogen, en alle de deuren geopend waren, de oorzaak zyner ontwaaking, daar het schuddend aardryk onder hem bewoogen werd, en alle de swaare deuren met een vreeslyk gedruis opensprongen, en hos duister het flaauwe licht in zyne wooning ook geweest zy, hy kon by het zelve duidelyk genoeg de geopende deuren zien, daar hy doodelyk door verschrikt, in het denkbeeld geraakte, dat alle  Het doodelykvoornetmenvan den verschrikten Stok. bewaarder. i ] 1 I i < I 174 HET LevIS VAN alle de gevangene, daar de gevangenis geopend Was, zich door dc vlucht gered liaddeu. Aandoenlyk denkbeeld, ontzettend oogenblik, voor den verschrikten Stokbewaarder! Het eerse denkbeeld dat hem voor den geest koomt, is de schandelyke en geduchte doodstraf die hem, volgens de Romeinsche wetten te verwachten stond,* wanneer dc gevangene het ontvloden waren, geen minder dan zy te wachten hadden, eischte de wet, by dat volk: ontroerend voor uitgezicht! daar byzonder de laatste gevangene hem aanbevolen waren, niet dit bevel, dat hy ze zekerlyk bewaaren zoude! In wanhoop hierdoor geraakt, neemt hy het dooddelyk voorneemen, om zich met zyn eigen swaart te doorsteeken , hy trok zyn waart, om zich zeiven omtebrengen, de verxieilykc zelfsmoord, uit vertwyrfeling en vrees ^ebooren, zoo vaak de rampzalige toevlucht tia ellendigen, die Gods magt cn goedheid nistrouwd hebben, was by de Grieken en Roneinen naar de leer hunner meeste wysgeeren ;eoorloofd, en by zommigen hunner een kennerk van onverzaagde dapperheid, uit vrees voor Teeslyker doodstraf, zoude des de verschrikte itokbewaarder de handen geslaagen hebben, sn zyn eigen leven. Doch, * L, ad, Cornmentariensem C.decustodiareorum.  Paulus den Apostel. 175 Doch, dit eeuwig gedenkwaardig tydstip moest voor hem geen nacht des doods, maar een dag des eeuwigen levens zyn, God, die hem lief gehad heeft met eene eeuwige liefde, en zich zyner ontfermen wilde, doet hem op dat zelve oogenblik van dat doodclyk voorneemen afzien, daar Paulus naar het 28ste vs. riep met grooter stemme, en doe u zeiven geen kwaad, want wy zyn alle hier. Op welke eene wys de Apostel dit doodlyke voorneemen des Stokbewaarders ook ontdekt hebbe, 't zy dan door eene Godlyke openbaaiing, gelyk zommige gewild hebben, 't zy dan dat hy hem hoorde spreekcn, en dit doodelyk opzet te kennen geeven, roepende, of tastende naa zyn swaart, of dat de Apostel dit door de nt geopende deuren zag , althands hy bemerkte dit voor den Stokbewaarder zoo doodlyk voorneemen niet, of hy roept met eene groote stem, die terstond door hem opgemerkt werd, dot u zeiven geen kwaad, want wy zyn alle hier: Noch Paulus, noch Sylas, noch eenig andcr< gevangene was ontvlucht: door eene wonder baare bestuuring van God, die deeze groou aardbeeving met de buitengewoone uitwerk zelen daarvan, tot een verheevener en heerlykei einde had daargesteld, was niemand hunner schoon alle banden los waren, door de ge opendi Het zon. dig en doodh/k voorneemen des Stokbewaardersdoor Panfusgestuit, I  De won. derbaare en heilry. ke veranderingvanden Stok. bewaar, der. 176 het Leven van opende deuren heengegaan, om te ontvluchten, en Paulus en Sylas toonde dit geenzins voorneemens te zyn, God had hun daartoe, noch bevel, noch aandry ving gegeeven: in tegendeel, zy hem ziende, die hen zoo onbarmhartig in tien binnensten kerker opgesloten, en hunne voeten in den stok verzekerd had, hem ziende in gevaar, en wegens hunne vlucht zoo hy waande, nu het swaart trekkende, om zich zelve ti te doorsteeken, bchoudden hem, daar Paulus hem met eene groote stemme toeroept, en doe u zeiven geen kwaad, want wij zyn alle hier ! Aandoenelyke en treffende woorden, in de daad voor den doodelyk verschrikten Stokbewaarder, die voor hem en de zynen van de heilzaamste gevolgen zyn, gelyk wy aanvangelyk vinden in het 29ste en 30ste vs. En als hy licht geeischt had, sprong hy in en werd zeer beevende, en viel voor Paulus en Sylas neder aan de voeten, en hen buiten gehragt hebbende zeide hy, lieve Heeren wat moet ik doen op dat ik zalig worde* Het eerste, dat hy verrichtte na van den doodelyken schrik tot zich zeiven gekoomen te zyn, door het hooren van die woorden, ran eenen zyner gevangenen, in den binnensten kerker, met eene groote stem hem toege- roe-  Paulus den Apostel» I77 roepen, en doe 11 zeluen geen kwaad, want wy zyn alle hier, is ontwyffelbaar, het staaken van zyn doodiyk voorneemen, om zich zeiven omtebrengen, en daarop gelyk Lucas uirdrukkelyk meldt, cischte de verschrikte Stokbewaar. der terstond licht, of naar het Grieks lichten, zoo als zy daar voorhanden cn in gebruik waren , 't zy dan lantaarncn of fakkelen, om daardoor in onderscheiding van het minder en fkauwer lichti dat wy verondersteld hebben, dat in zyne wooning was, nu het een en ander naauwkeuriger en van naaby te onderzoeken, in de tegenwoordigheid, en door de hulp zyner huisgenooten, met drift zich in den binnensten kerker begeevende, om alles duidelyk en spoedig in oogenschyn te neemen; doeh hoe treft hem het geen hy daar aanschouwt, de deuren hoe swaar gegrendeld ontsloten, den stok geopend, en alle de banden der gevangenen ten eenemaal los, en zy onbonden, 'ontsloten en vry van alle banden, voor zyri aangezicht! Treffend gezicht, dat hem dermaate aandoet en zyn ziel zoo treft, dat hy zeer beivende wordt! Zyn geheel lighaam wordt door eene sterke schudding dermaate aangegrepen, als eeven te vooren de beevende aarde, daar hy alzoo,- in deeze ontzettende omstandigheden, beide die mannen Paulus en Sylas ziet. IhD. L3T M Doch  De oorzaak va deeze ver baazende verandering in da Stokbewaardertiaagespeurd. 178 het Leven van' Doch welke waren toch de oorzaakcn van deeze yerbaazende verandering in den Stokbe. waarder ? In dc ecnte plaats moeten wy die afleiden uit die vreeslyke gebeurtenis nu voorgevallen, omtrent middernacht, in den kerker dien hy bewoonde; hy had door eene groote aardbeeving zyne geheele wooning voelen schudden, cn wel zoo sterk, dat alle de fondamenten des kerkers bewoogen waren; hy had het kraakend gedruis der openspringende deuren, hoe zwaar ook gegrendeld, gehoord, daar zy alle, met eene onweerstaande kracht ontsloten en geopend werden, hier in ontdekte zich de werking van eener hooger dan menschelyk vermogen; by de Heidenen werd ook gelooft, dat hy die de aarde schudt,zoo dat haare grondvesten beeven geen mensch, maar de Godheid zelf weezen moest, daar zy geloofden, om hunne woorden te gebruiken, dat dit teekenen waren eener Goddelijke tegenwoordigheid, ter gunste van verdrukten en benaauwden die te onrecht leden, en den Goden waard waren * Doch, hierbykwam, dat alle de ketenen boeyen en banden van alle de gevangenen ten eenemaal los waren, geen kluisters waren er meer aan hunne handen en hunne voeten, hoe vast * Vid. Elsner. Opservat. vol. I. p. 441 tot 444.  é , Paulus den Apostel. 179 ; vast gesloten in den stok, waren geheel los en vry, ook hierin was een uitwerkzel der Goddelyke almagt, en zyner hooge eu wonderbaare bestelling, duidelyk door hem te bespeu. ren. Waarschynlyk, zegt een der beroemste , Engelsche Godgeleerden * ontroerde eene groote menigte van gedachten te gelyk zyn gemoed; j hy zag eene aardbeeving, de magt en het onge* noegen van God, en tevens de gelatenheid en vreugde van Paulus en Sylas in hunne banden, j hun gewillig blyven in de gevangenis, wanneer zy het ontkoomen konden, hunne edelmoedige : zorg voor het leevcn van hem, die hen zoo 1 kwaadlyk behandelt had * mogelyk kunnen ! eenige Godvruchtige woorden, welke Paulus ! en Sylas, die alle gelegenheden waarnamen, 1 om goed te doen, wanneer hy hunne voeten vast maakte in den stok, verder verlichting aan zynen geest bygezet hebben, wanneer zy hem, ! in de grootheid van zyn gevaar, wederom te binnen kwamen Voegt hier by* Paulus en Sylas hadden met ILucas, den Schryver van dit heilig boek, en Timotheus, in die Stad den weg der zaligheid \ verkondigd, en opentlyk geleerd, dat Jesus Christus de kracht en de wysheid Gods M 2 was* * Zie de Verklaaring der Engelsche GodgeI leerden over deeze plaats in het 14. D. p. 362.  180 het Leven van was, en dar de zaligheid in geenen andern was; veele dagen lang, hadden die mannen, daar het Euangelium verkondigd, veele dagen lang had die dienstmaagd met een waarzeggendeu geest, hen achter nageroepen, deeze mannen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid verkondigen. Dit alles kan den Stokbewaarder bekend geweest zyn, doch, zoo lang Gods Geest die leer des Euangeliums, niet aan zyn hart heiligde, was de prediking van Christus den gekruisten by hem eene dwaasheid; doch God werkte nu door zynen Geest in hem, hy zag uit die ontzettene wonderen, dat in de daad deeze menschen dienstknechten Gods des Allerhoogsten waaren, die hun den weg der zaligheid verkondigden , en hier van deeze verbaazende verandering; had hy te vooren met veele andere deeze mannen voor verachtelyke oproermaakers aangezien, en hen volgens zynen last in den binnensten kerker geworpen, en hunne voeten in deustok gesloten; nu zag hy hun met andere oogen aan, die Goddelyke en ontzettende wonderen openden zyne oogen, daar God de heilige Geest aan al het gebeurde kracht en ovsrtuL ging by zettende, zyn hart gelyk te vooren dat van Lydia opende, en hem met licht inwendig bestraalende, deed gelooven dat deeze mannen dienst.  Paulus den A e o s t e tt\ 181 i dienstknechten van God den Allerhoogsten wai ren, en waarlyk den weg der zaligheid verI kondigden, Hy valt dan neder voor Paulus en Sylas i aan de voeten, en hen buiten gebragt hebbende, : zegthy-, lieve Heeren! wat moet ik doen op dat i ik zalig worde. Waaren in het oosten de plicht plegingen veel eerbiediger en nederiger, dan in het westen, : zy waren echter aldaar zedert den tyd, althands van Alexander den Grooren, den Overwinnaar van Asia en Macedonien, en andere gedeeltens • van Griekenland, met veele andere Oostersche | gewoonten in gebruik geraakt, en het geen in I hei oosten gebruiklyk was, wanneer iemand ! zynen grootsten eerbied te kennen wilde geven, < verrichtte hier de Stokbewaarder, daar hy nederviel aan de voeten van Paulus en Sylas, die hy als dienstknechten van God den Allerhoogsten beschouwde, en daarom zoo nedrig en ootmoedig te voet viel, het zyn dan, dat hy dit deed voor hy hen buiten bragt, gelyk de letter van den Text te kennen geeft, en dan zyn bewys van eerbied teekent, dat hy terstond op het gezicht deezer mannen betoonde, 't zy dan, dat wy het neemen, gelyk het ons natuurlykst voorkoomt, en dat wy oordeelen niet tegen het verhaal van Luaas te stryden, dat deeze De heilrijke uitwer. king daarvan, in het hart van den Stokbewaar,der.  Ig2 het Leven v deeze mannen, die hy nu met zulk eene hoog. achting beschouwde, eerst door hem uit dien akéligen kerker uitgeleid geworden, en in een beter vertrek der gevangenis gebragt zynde, daar hy hun de nodige verkwikking konde toebrengen, naar het 33ste vs. en daar hy buiten de tegenwoordigheid van de andere gevangenen, die met Paulus en Sylas ook in den binnensten kerker waren, naar het 28ste vs. nu met hun over den beklemden toestand van zyne bekommerde ziel vry uit konde spreeken, het Zy dan in eene der open plaatschen, die de Romeinen de vestibala carcerum de voorhuizen der gevangenissen noemden, 't zy dan in een der vertrekken, die hy met zyne huisgenoten bewoonde, daar hy hen terstond te voet valt, onder het uitspreeken deezer veel bereekende woorden, lieve Heeren wat moet ik doen, op dat ik zalig worde? Althands dat zyne eerbiedige nederbuiging, met zyne ootmoedige taal, gelyk tydig moest gestelt worden, leertonzes erachtens de natuur der zaak zelve. De beroemde P.eza vond in een der Grieksche Handschriften, Ende andere verzekerd hebbende, bragt hy hen buiten: ontwyffelbaar heeft de Stokbewaarder, door zyne huisgenoten de andere gevangenen verzekerd, op dat zy niet ontvluchten zouden, schoon dit in onzen Text  Paulus den Apostel. 183 Text niet uitdrukkelyk gevonden wordt, het oogmerk van Lucas was, om het gewigtigste der geschiedenis aantcteckenen, het mindere niet meldende, daar hy onzen aandacht terstond bepaalt, op dc gewigtige vraag des Stokbewaarders, lieve Heeren, wat moet ik doen op dat ik zalig worde? Is nu zyn hart met eerbied en liefde voor deeze mannen vervuld, die hy als dienstknech- 1 ten Gods des Allerhoogsten beschouwt, die den weg der zaligheid verkondigden, hy noemt hen des met oprechte hoogachting Heeren, gelyk dit by Jood en Griek, zoowel als by de Romeinen van ouds alzoo de gewoonte was, om onbekenden die men eerbied bewyzen, of aanzienlyken,aan welken men zyne hoogachting betoonen wilde, alzoo te noemen. Hy noemde des deeze joodsche mannen, schoon doorgaans anders by de Heidenen veracht cn gehaat, Heeren. En de onze hebben daarom, op die gesteldheid van zyn ootmoedig hart lettende, het te recht overgezet, lieve Heeren, daar alle verdenking tegen deeze mannen, uit zyne ziel ten eenemaal geweken, en eerbied, liefde en hoogachting d« plaats daarvan ingenoomen hadden. Jaa, dat tekent zyne veelbeteekenende vraag daar hy begeerig om voor zyne bekommerd: ziel, bemoedigend onderricht te ontfanger vraag Zijne eer. üedige tanspraak »  en ernsti ge vraag aan zym gevangenen, i i I ! i§4 het Leven van, vraagt, wat moet ik doen .op datikzaligieorde? De beroemde Grootius was van oordeel, dat hy eenige hoop van een beter leven uit -4e overlevering en leering der wysgeeren had opgevat; doch, schoon de Heidenen reeds in dien tyd, zeer onderscheidene begrippen van het hoogste Goed, van de zaligheid vormden, dwaalden zy alle in de rechte kennis, en betrachting daar van voor zich zeiven, en dit ontdekt zich duidelyk uit de vraag des bekommerden Stokbewaarders, Waarin hy erkent, zyne onkunde van den weg tot eene eeuwige behoudenis, hy toch belydt daardoor, dat iiy te vooren niet geweeten had, en dat hem, nu noch onbekend was, wat hy doen moest om zalig te worden. Trouwens behoort er tot het kennen van de zaligheid, eene rechte kennis van des menschen elltndigen toestand, door de verdorvenheid en Strafwaardigheid waarin hy leeft, en terfens een rechte kennis en erkentenis van den Heere Jesus Christus, als den waaragtigen God en bet eeuwige leven, met een geloovig vertrouwen op zyne verdiensten, om daardoor met 3od verzoend, en deelgenoot te worden eener ieuwige zaligheid; van dit alles was de Stokbewaarder onkundig, ZOo lang de leer der verzoening in het Euangelie geopenbaard, hem >nbekend bleef; doch, daar hy «u zag, door de  Paulus dfk Afbstel. i g ■} de teekenen van Gods wonderdoende*magt, bevestigd, dat er te Philippi van deeze mannen gezegd was veele dagen lang, dat zy dienstknechten van God den Allerhoogsten waren, daar de Geest van God , hem toen helang leerde stellen in zyne eeuwige zaligheid, was hy verlegen en bekommerd, om den waren weg daar toe te weeteu, op dat hy vergeeving der zonden ontfangen, op dat hy zalig mogt worden. Wat moet ik doenl Is zyne ernstige vraag in dat denkbeeld, dat hy in eigen kracht, door eigenwerk, de zaligheid verkrygen moest, dat doorgaands een der eerste begrippen is, die het verduisterd verstand opgeeft, in menschen die de nootzaakelykheid zien om zalig te worden, de verlegen Stokbewaarder toont er door, dat er niets zoo swaar, zoo moeilyk zoude zyn, dat hy niet gaarne doen wilde, zoo hy er de zaligheid maar door verkrygen konde, niets hoe gevaarlyk, noch ampt, noch eer, noch goed, noch bloed of leven zonde hem te rug houden, al moest hy diezelve felle geeszelslagen ondergaan, waarmede Paulus en Sylas geteisterd waren of die vreeslyke doodstraf die hun eerstlang beschoot en scheen, hy acht op geen ding, hy houdt zyn leven zelfs niet dierbaar, als hy maar zalig worden kanj zoo ontdekt zich in; zyn ÏVatdeezn. vraag van_ hem te kennen geeft.  Het bemoedige iid aanU woord, van deeze mannen, aan den terleegen Stokbewaarder- i%6 het Leven van zyn hart, eene liefde Gods, die alle verstand te boven gaat, zoo vraagt hy aan deeze mannen, wel als oproermaakers gegrepen, maar nu door hem als Godsgezanten beschouwt, lieve Heeren ! wat moet ik doen om zalig te worden? aanmerkelyke verandering in hem, die zoo zyn swaart trok, om zich zeiven omtcbrengen, om zich zei ven te dooden! doch nu door God krachtdaadig geroepen, tot het eeuwige leven, vraagt hy, met den grootsten ernst van zyn ontroerde ziel, lieve Heeren! wat moet ik doen om zalig te worden? Leezen wy Jes, 57, vs, 15. Alzoo zegt de hooge en verhevene, die in dc eeuwigheid woont, en wiens Naam heilig is; ik woonein de hoogte, en in 't heilige; en by dien die eenes verbrijzelden en nederiegen geestesis, opdat ik leevendig maake den geest, dernedrigen, en op dat ik leevendig maake het hart der verbryzelden Ziet hier die heilbelofte ook in den Stokbe waarder vervuld, daar God zelf hem door Paulus en Sylas laat toeroepen, geloof in den Heere Ie sus Christus en gu zult zalig worden, gy en uw huis. Bemoedigend antwoord der Godsgezanten, waarvan zy den troostvollen inhoud, voor hem, en de zynen naader uitgelegd en verklaard hebben, gelyk uit het volgend 32ste vs. ten klaarste blykt;  Paulus den Apostel, i 87 blykt; het heeft den heiligen Geest niet behaagt, die schoone reden voering des Apostels, die hy ter verklaaring van deeze moedgeevende woorden, geloof in den Heere Jesus Christus en gy zult zalig worden, gy en uw huis, jn zich behelzende den geheelen zaakryken inhoud van het Euangelium der verzoening, hier te doen aanteekenen, doch, daar wy, zoo veele gewigtige gedeeltens der uitmuntende redenvoeringen, van deezen Christen Dcmostheen, in de Handelingen en Brieven van deezen Apostel bewaard vinden, kunnen wy , wanneer wy zyne grootheid van Geest, en verheeven Charakter, onder het oog houden , genoegzaam daaruit afleiden, met hoe veel kracht en vuur, hy nu schoon met een doorgegeeszeld lighaam; maar met een opgewekte ziel, vol yver voor de eer en leer van zynen God en Zaligmaaker, zal gepredikt hebben, om den Stokbewaarder te beweegen tot het geloof. Hy pryst hem daartoe eerst, het geloof in den Heere Jesus Christus aan, en laat daarop volgen, het zeker en zalig vruchtgevolg daarvan, als hy zegt, gy zult zalig worden gy en uw huis! Vraagt de verlegen Stokbewaarder, lieve Heeren wat moet ik doen , op dat ik zalig worde"7, een der Godverheerlykende kruisgezanten antwoordc, geloof in den Heere Jesus Chris- Het gevaste van iit antwoordaangetoond.  Welke geluigtigezonken hei in zich behflst. 183 het Leve n van Christus. Schreef de Apostel Paulus aan de Corinthsehe gemeente, ik heb niets voorgenoomen, onder u Heden te weeten dan Jesus Christus, en dien gekruist, dit was by alle gelegenheden en alle de gemeenten, den Texr, den gewïgtigen inhoud van al zyn prediken, en ook hier kon hy nimmer gepaster, nimmer troostryker antwoord geeven; maar wat zegt het te gelooven in den Heere Jesus Christus? Het zegt geliefde, gelyk Gods woord het zelf verklaart, 1 Joan. 5 , vs. 9 tot 12 het getuigenis dat God van zijnen Zoon getuigt heeft, dat in Hem het eeuwige leven is, aanteneemen, dat tot deeze drie Hoofdzaaken kan gebracht worden. Vooreerst, oprechtelyk te erkennen, dat Jesus die uit Maria geboren is, door de kracht des Allerhoogsten, en van wien God uit den hemel getuigt heeft, deezen is myn geliefden Zoon, in welken ik myn welbehaagen heb, waarlyk dc Christus, den beloofden Heilvorst is, die na dat Hy met eene offerhande in eeuwigheid volmaakt .heeft, allen die geheiligd worden , en door zyn dood te nicte heeft gedaan, dcngcenen die het geweld des doods had, krachtig is bewezen den Zoon van God te zyn, uit de opstanding der dooden, die de reinigmaaJting onzer zonden, doorhem zeiven te wege ge-  Paulus den Apostel, l ^9 gebracht hebbende, gezeten is, aan de regter hand der Majesteit in de hoogsts hemelen: dus te gelooven in den Heere Jesus Christus is te gelooven, dat Jesus de Christus is, de beloofde Koning der Jooden, en Zaligmaaker der wcereld; dat des alles in zich behelst, wat wy daar opgaaven, en uitvoeriger in de Schriften des Nieuwen Testaments, het Euangelium der vervulling, geleerd wordt* Ten tweede, om te gelooven in den Heere Jesus Christus of dat Jesus de Ch ri sTüs is: Het is niet genoeg, deeze Hoofdzaakert, van de leer der verzoening tc belyden met den mond, en die oprechtelyk te erkennen met zyn Verstand cn hart, als waarachtig gebeurd, en ontwyffelbaar zeker; maar hiertoe word vereiseht, uit ovetmigitig van zyne schuld en doemwaardigheid voor God j in de erkentenis, van noch door zich zeiven, noch door anderen, met God verzoend, de zaligheid deelachtig te kunnen worden, met vertrouwen, op de eenige en volwigtige voldoening die Jesus Christus heeft aangebracht, tot Hém den toevlucht te neemen, om alzoo, naar Gods eigene verklaaring, niet te verderven, maat het eeuwige leven te hebben. Ten derde, zulk een die gelooft in den Heere Jesus Christus, neemt de leer van Jesus Chris-  190 het Leven van Christus die hy belydt en gelooft zoo aan, dat hy die zoekt in alles te betrachten uit een beginzel van liefde en dankbaarheid, daar naa staande, om na den wille Gods in alle goede werken te leeven, en welken smaat en smart hem daarover ook wordt aangedaan , als hy Godverheerlyken, zynen naasten winnen, en zich door vruchten, van zyn geloof verzekeren mag, is het hem tot eene hartelyke blydschap.* Dat - Hoeveeier geschreven is over de waarach. tige bekeering en de werking van hetzaiigmaakend geloof in het hart van den zondaar, vondt ik nimmer iets schooners, noch meer overeenkoomstig met de heilige Shriften, dan de beschry ving daarvan, in het oordeel der Nationale Synode, binnen Dordrecht 1618 en 1619 gehouden, over de bekende vyf Hoofdstukken der leere, in het 3de en 4de Hoofdstuk der leere § 11. 12. 13 14. in de oudste uitgaav, in 't Nederdeutsch by Isaac Janssen Canin en zyne medestanders te Dordrecht 1619, gedrukt, p. 46. 47 en 48. van deezen inhoud. §. tu Wanneer God, dit zyn welbehaagen in de uit. verkooren uitvoert, en de waare bekeering in de. zelve werkt, zoo ist, dat hy niet alleen hét Euan. gelium haar uiteriyk doet prediken, en haar ver. stand krachtig door den heiligen Geest verlicht, op •dat ze recht zouden verstaan, en onderscheiden, die dingen die des Geestes Gods zyn; maar hv dringt ook in , tot de binnenste deelen des mensche met de krachtige werking van denzelven wederbaa. renden Geest, hy opent het hart dat gesloten is, hy vermurmt dat hard is, hy besnyd dat onbesne. den is, in den wil stort hy nieuwe hoedaanigheden, en  Paulus den Apostel. 191 Dat in de daad dit geloof de zaligheid ten gevolge heeft, cn des deeze dienstknechten des Allerhoogsten, den bekommrden man, den besten, den zekersten troost, het allergepast antwoord gegeeven hebben, blykt uit andere plaat. schen en maakt dat dezelve wil, die dood was, levend wordt, die boos was, goed wordt, die niet en wilde, nu daadelyk wil, die wederspannig was, gehoorzaam wordt, hy beweegt en sterkt denzelven wil alzoo, dat ze als een goeden boom, vruchten van goede werken kan voortbrengen. § 12. En dit is de wedergeboorte, die vernieuwing nieuwe schepping, opwekking van den dooden, en levendigmaaking, daarvan zoo heerlyk in de Schrift tuur gesprooken wordt, dewelke God, zonder ons in ons werkt, en deeze wordt in ons, niette weeg gebragf, door middel van de uiterlyke predicatie alleen, noch door aanraading of zu.ke manier van werking, dat, wanneer nu God zyn werk volbragt heeft, het als dan nog in de magt des menschen zoude staan wedergebooren te worden, ofte niet wedergebooren te worden, bekeerd te worden; of niet bekeeid te worden. Maar het.is eene gansch bovennatuurlyke en zeer krachtige, en te gelyk zeer zoete, wonderlyke, verborgene, en onuitspreekelyke werking, dewelke naar 't getuigenis der Schriftuur (die van den Autheur van deeze werkinge is ingegeeven) in haare kracht niet minder, noch geringer is, dan de schepping of de opwekking der dooden, alzoo dat allediegeene, in welker harten, God op deeze wonderlyke wyze werkt, zeker onfeilbaar en krachtig wedergebooren worden, en daadelyk gelooven: en als dan, wordt de wil, zynde nu vernieuwt, niet alleen van God gedreeven, enbewoogen, maar zynde bewoogen van God, werkt zy ook zelve, daarom ook te recht Dat zulk een geloof waarlyk zaligt, uit de H. S. bewezen  iyi het Leven van scheg der Goddelyke openbaaring-, dit heeft Jesus Christus zelf verklaart, Joan. 6, vs* 47» Voorwaar voorwaar zegge ik u, die in my gelooft, heeft het eeuwige leven, zoo vinden wy Kom. 10, vs. 9. Indien gy met den monde belijdt den Heere Jesus en met uw harte gelooft^ dat God Hem uit den dooden heeft opgewekt; zoo zult gy zalig' ivorden: eindelyk, dit is het oogmerk der heilige Schriften, daarom leezen wy Joan. zo, vs. 31. Deeze zyn geschréven, op dat gy gelooft dat Jesus is Christus de recht gezegt wordt, dat de mensch, door de gehade die hy ontfangen heeft, gelooft, en zich bekeert. § 13. De wj'zè vart deeze werking kunnen dé geloo'. vige in deezen leven niet volkootnentlyk begryperi, ondertusschen stellen zy zich daarin gtrust, dat zy weéten en gevoelen, dat zy door"deeze genade Gods metter harten gelooven, enhaaren Zaligmaaker lief hebben. § 14, Zoo is dan het geloof een gaave Gods, nief, bm dat het den vryen wil des menschen van God Wordt aangebooden, maar om dat het den mensché daadelyk Wordt medegedeelt, ingegeeven en ingestort. Niet* ook daarom, dat God de magt, alleen óm te gelooven zou geeven, en daarna de toestemming of het daadelyk gelooven van den vryen willé des menschen verwagten; maar om dat hy, die daar werkt het willen, en het volbringen, ja alles werkt in allen , in den mensehe te weeg brengt, beide den wil om te gelooven, en het geloof zelve,  Paulus den Apostel. 193 de Zoone Gods, en op dat gy geloovende het leven hebt in zynen Naam. Met het hoogste recht konden des deeze dienstknechten van God den Allerhoogsten, die hun den weg der zaligheid verkondigden, tot zyne eeuwige vertroosting hem antwoorden , geloof in den Heere Jesus Christus, engy zult zalig worden, gy, en uw huis; niet of zyn geloof ook tot zaligheid voor zyne huisgenooten dienen zoude, neen, een ygelyk zal door zyn geloof, naar het Goddelyk getuigenis! Ieeven : maar zeer wel oordeelt een beroemd uitlegger,* dat men het neemen moest als of er stond, gy zult zalig worden, indien gy gelooft in den Heere Jesus en uw geheele huis, indien het met u in Hem gelooft. Doch, zoo'iemand vraagen mogt, hoe kon de Stokbewaarder, hoe konden zyne huisge. nooten, die Romeinen althands Heidenen waren, die niet wisten dat Jesus de Christus is, en dat het eeuwige leven door het geloof in Hem is, dit alles, uit het liefderyk en troostvol antwoord van dien kruisgezant bezeffen, Dit leert ons het 32ste vs, daar Lucas aantekent En Zy spraken tot hem het woord des Heeren, en tot * P: van Limborchs uitlegg. over de Hand, der Apostelen p. m, 313, II. D, 2.S6 N De made* re uitbreiding daar* van door Paulus en Sylas,  194 het Leven van tot alkn, die in zyn huis waren. Deeze mannen door den Stokbewaarder, toen hy die heerlyke en ontzettende wonderen gezien had, en daardoor overtuigd geworden was, dat zy waarlyk dienstknechten van God den Aller, hoogsten waren, buiten den binnensten kerker gebragt, in een andere en ruimere plaats, waar hy met zyne huisgenooten was, hadden naauwlyks hem op zyne ernstige en ootmoedige vraag geantwoord, of zy verkondigden- hem het troostvol Euangelium, waarvan zy hem den korten inhoud zoo aanstonds hadden voorgesteld, dit voor hem en zyne huisgenooten zoo breedvoerig en duidelyk uitleggende als'noodig was, om hen daarvan genoezaame begrippen te doen vormen, tot hunne eeuwige behoudenis, waartoe de Apostel hun ongetwyfTeld den onnaaspeurlyken rykdom van Christus, de oneindige grootheid der Goddelyke genade voorgesteld, en waarschynlyk uit zyne bekeering, zal aangetoend hebben, op eene zoortgclykc wyze ais wy i Tim. i, vs. 15 en 16 leezen. Hoe bemoedigend, hoe troostryk moet zulk een voorstel geweest zyn.' God bekroonde het met dat heilryk gevolg, dat het door de werking van zynen heiligen Geest aan het bedoelde oogmerk beantwoordde. Ge-  Paulus een Apostel. 195 Gelyk nader •blykt zoo uit de bewyzen van hun geloof in Christus, als uit hunne liefde voor deeze mannen in de 2 volg. vs. daar Lucas zegti En hy nam hen tot zich in dezelve uure des nachts, en wiesch hen van de straamen, en hy werd terstond gedoopt, en alle de zynen% En bragt ze in zyn huis, en zettede hun dt tafel voor, en verheugde zich, dat hy met ai zyn huis aan God geloovig was geworden. Niet zonder rede meldt de heilige Geschiedschryver eerst de bewyzen van de liefde des Stokbewaarders tot deeze mannen, eer hy ons bericht geeft van den doop, die hy met de zynen ontfangen heeft; immers zyn mededoogend gedrag omtrent deeze mannen in hen tot zich te neemen in dezelve uure des nachts, cn hen te wasschen van de straamen der felle geeszelslaagen, gaf door spreekende daaden een treffend bewys van zyn geloof in den Heere Jesus Christus, reeds hierin door de liefde werkzaam; want was de Stokbewaarder, niet met liefde voorden Heere Jesus Christus en daaruit voortvioeyende hoogachting voor deeze mannen, als dienstknechten des Allerhoogsten Godsf vervuld geworden, hy had zyn geloof uit deeze zyne werken niet getoond, maar zoude hen op nieuws in dien binnensreri kerker geworpen, en hunne voeten in den stok niet minder wreed N 2 dan Het heit. ryk ge. volg, hier van in den Stok. bewaar' den  < De tyd wanneer • zulks ge* schiedde. [96 het Leven van Jan te vooren gesloten hebben; dan nu'spreekt zyn hart door zyne daaden, in diezelve uure lam hy hen tot zich en wiesch hen van de itraamen. In dat zelve 'uur, omtrent de middernacht, lat die groote aardbeeving gebeurd was, en die ivonderbaare slaaking der gevangenen geschied, :n hy door hun, zich zeiven willende ombrengen, van den dood gered was, daar zy hem het eeuwig leven in den Heere Jesus Christus, op die gewigtige vraag van zyn bekommerd hart verkondigd hadden, in dat zelve uur van dien voor hem inzonderheid eeuwig gedenkwaardigen nacht nam hy hen tot zich, naar het gose vs. Had hy hen buiten den binnensten kerker gebragt, 't zy dan in een open plaats, of in een ander gcmakkelyker vertrek, in die gevangenis, zoo het ons voorkoomt, daar nam hy hen met innig mededoogen onderhanden, om hunne doorgegeeszelde lighaamen te wasschen «n de nog smartaandoende straamen of striemen der felle geeszelslaagen, en de daardoor veroorzaakte bloedige wonden te verzachten, hen wasschende, 't zy dan met rein en zuiverend Water, dat de Romeinen naar 't getuigenis van Virgilius daartoe gebruikten,* 't zyn dan door ccnig ander heilzaam vocht, hoewel wy echter geen * Virg, Aeneid, L, IV. vS, 683 etL. X vs, 83a  'Paulus den Apostel- 19^ geen grond vinden, om met den beroemden Moonen te stellen, dat hy zulks aan die rievier die by of door Philippi in Zee liep, zoude verrigt hebben. Terwyl de aart der zaaken hier ons doetJ denken , dat hy ter hunner vertroosting tot i hunne blydschap, hierby zulke redenen zal ge- j voegt hebben, die de duidelykste blyken van ' zyn geloof, door de liefde werkzaam te kennengaven, (die, echter hier, daar Lucas wegens zynen beknopten schryftstyl, zeer kort is, en alleen de gewigtigste zaaken meldt, niet zyn aangeteekent:) hy werd, zegt dc heilige Schryver van de Handelingen der Apostelen, terstond gedoopt, en alle de zyne. Heeft hy met de zynen zoo door hunne woorden, maar nog krachtiger door hunne daaden getoond, dat zy geloofden in den Heere Jesus Christus, de dienstknechten des Allerhoogsten Gods, bedienen op dat zelve tydstip den Heiligen Doop aan hem cn de zynen, om aan hun, die hunne lighaamen gewasschen en gereinigd hadden, nu de afwassching der zonden, door het Woed en den Geest van Ch|ristüs te betekenen en te verzegelen, daar zy dit Heilig Doopwater ontfangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs; doch daar de Heilige Schrift niet meldt, of zy in den Naam des Va- Ie bediei ing des 'Isiligen loops lan hun.  Verhenva over zyn, en zyner huisgenooten ge. loof., zettehy hun, een maattyd voor. 198 het Leven van Vaders en des Zoons en des Heiligen Geests; dan of zy alleen in den Naam van den Heere Jesus gelyk ook zomtyds de Apostelen doopten, gedoopt zyn, kunnen wy zulks niet bepaalen» zoo min, als of zulks by eene plechtige besprenging of by indompeling geschied zy, en of hiertoe gelegenheid was, door eene kom of vy. vier by dit huis, gelyk de beroemde Grootius denkt, waarvoor ons geen een enkel bewys is voorgekoomen; genoeg zy het, hy werd terstond gedoopt met alle de zynen l En even onzeker is het, of hy die Stephanus geweest zy, welkers huisgezin Paulus 1 Cor. 1, vs. 16 getuigt, gedoopt te .hebben. Er is ons minder aan den Perzoon, als aan de zaak gelegen, die Lucas tot roem van Gods genade en ter bevestiging der waarheid in den Christelyken Godsdienst hier heeft aangeteekent. Terwyl ook daartoe dient, het geen hy ge. tuigt in het 3 4ste vs. En hy bragt ze in zyn huir, en zette hun de tafel voor, en verheugde zich, dat hy met al zyn huis aan God geloovig was geworden. Werden zy, die tot hem zoo veele goede woorden, zoo veele troostelyke woorden gesproken hadden, die zyne bekommerde ziel zoo krachtig bemoedigd hadden in den Heere hun. nen God, wiens Naam zy staatelyk in den plech-  Paulus den Apostel. 199 plechtigen doop over hun hadden uitgeroepen, nu van hun waarlyk beschouwd, als dienstknechten des Allerhoogsten Gods, 't was des hem niet genoeg, zoo veel in hem was, ter Ieeniging en verzachting hunner smarten, door de felle geeszelslaagen, veroorzaakt toegebragt te hebben, nog meerdere blyken van zyn liefdenryk en dankbaar hart betoont hy aan hun, daar hy hen in zyn huis brengt, en hun den tafel voorzet. Bewoonde hy het aangenaaamste en bovenste gedeelte van dat huis der bewaaring, hy heeft hen des van die plaats, waar hy hen uit den binnensten kerker naar het 30ste vs. gebragt had, nu in zyn eigene wooning, en wel daar, daar hy met zyne huisgenooten gewoon was teeeten, binnen geleid, en daar van alles wat hy had, dat geen voorgediend het geen het meeste tot verkwikking en ten bewyze zyner ware en liefdenryke hoogachting voor huii dienen kon. Bemoedigend en krachtig bewys der Goddelyke zorg voor deeze kruisgezanten, hoe moest dit hunne blydschap cn hun geloof, zoo wel, als hunne gefolterde lighaamen door zoo veele e;eeszelslaagen afgemat en verswakt. versterkt hebben, daar deeze wooning van jammer en geween dit klaaghuis voor hun een huis der maaltyd oa der vreugde werd.  De groot. keidzj/ner vreugde voorge. steld, I i c t c l z 20o met Leven van Jaa der vreugde, die door Gods genade zich in allen ondekt, daar wy leezen van den Stokbewaarder, Hy verheugde zich, dat hy met at zyn huis aan God geloovig was geworden. Het denkbeeld dat hy zich aan een groot en dreigend gevaar bloot stelde, daar de Hoofdmannen gewaar wordende, dat zy deeze als oproermaakers gegreepen, om op hun bevel zekerlyk bewaard te worden, uit hunne gevangenis uitgeleid en als zyne vrienden door eene liefilenryke maaltyd onthaald had, na dat hy de «nart haarer geeszelslaagen zoo mededoogend, irerzacht had, belet zyne hartclyke blydschap liet, o neen, hy is nu vrolyk in den Heere :n verheugt zich in den God zynes heils, de rreugde word algemeen, en dit denkbeeld is jigenaartig, voor al, als wy het Grieksche woord, net geleerde Bybeltoiken overzetten, hu verheugte zich ongemeen, en vooral ais wy leezen met nderen, hy verheugde zich met al zyn huis, dat s met alle zyne huisgenooten, die zoo wel als ly gedoopt, in dat zelve geloof, in die zelfde lydschap deelden; trouwens is naar Gal. 5,22 c vrucht des Heiligen Geest niet alleen liefde ,• laar ook blydschap en vreede; wy kunnen uidelyk zien, dat uit die zelve ryke bron ook ier diczelve troostryke wateren vloeiden, want egt de heilige Schryver, naarder onzen overzet. ring  Paulus den Apostel, aoi ting, hy verheugde zich, dat hy met ai zyn huis aan God geloovig [was geworden. Nu was zyn bekommerd hart gerust gesteld, op die gewigtige en belangryke vraag, lieve Heeren wat moet ik doen op dat ik zalig worde? 't geloof in den Heere Jesus, als den Zoon van God en het eeuwige leven, had nu zyn hart vervuld, met eene hemelsche blydschap, die hem en alle zyne huisgenooten, met hem deelgenooten, in dat zelve geloof en in die zelve vreugde 200 verheugde; trouwens er was waarlyk de allergegrondste rede voor, hy was met als zyn huis aan God geloovig geworden, dit hadden zy alle erkend en beleden, zy alle waren gedoopt, zy alle waren nu vervuld met eene hartelyke vreugde, en geriooten te zaamen die zelve vrede en blydschap door denzelven Geest, Want, opmerkenswaardige aanteekening, hy verheugde zich, dat hy met al zyn huis aan God geloovig Was geworden. Had de Apostel Paulus tot hem gezegt, gelooft in de Heere Jesus Christus, hy heeft met de daad getoond, dat ook dit zyn antwoord, dit de belydenis van zyn hart was, ik geloove dat Jesus Christus de Zoone Gods is-, gelyk de kamerling eens beleed op de prediking vanPhilippus Hand. 8- 37hy was daarover verblyd, in die erkentenis dat die Jssus hem gepredikt, dc waarachtige God cn  De heerlijke uitkoomstvan dit Goddelyk wonder. 202 het Leven van cn het eeuwige leven is, en dat die Jesus zy. nen en der zynen God en Zaiigmaaker voor tyd en eeuwigheid geworden was, en er dus voor hun geen verdoemenis was, maar dat zy alle nu eeuwig zouden leeven, in het genot eener onverliesbaare zaligheid, door Jesus verworven; hy verheugde des zich met eene groote vreugde, daar hy met de zyneu deelgenooten van dat Koningryk geworden waren, dat ook vrede en blydschap is door den Heiligen Geest, naar Rom. 14 vs. 17. Gelukkige Stokbewaarder, hoe gering gy en uwe bediening ook zyt! De hooge God ziet op u en de uwen neder in gunst! Hy werkt zulke groote en heerlyke wonderen ook om u en uw huis te zaligen; hoe gevreesd uwe wooning, hoe geducht deeze kerker zy, als eene plaats van ellende en traanen! Nu kunt gy voor dezelve dit verheven opschrift zetten: heden is deezen huize zaligheid geschied! Zoo bevestigt God op nieuws de leer der verzoening door nieuwe genade wonderen. Dan welke onberekenbaare gevolgen kun. nen deeze vreugde niet verminderen, en in rouwe en droefheid veranderen, welke rampen kunnen deeze dienstknechten des Allerhoogsten niet op dea volgenden dag reeds overkoomen, §n al deeze blypschap in treurigheid en smart doen  Paulus den Apostel, 203 1 doen verwisseld worden! Wanneer de Hoofd» 1 mannen hen hooren, en tot eene ontzettende 1 doodstraf doemen! Neen, houd moed, God zal 1 verlossing schenken ! Wanneer de dag aanlicht» : zult qy zien wat God doen wil, dengeenen, die op ; Hem vertrouwen ! Lucas tekent dit in de ó laatste • verzen, d»ar hy in het 3 5 ste zegt, En als hetdag t geworden was, zonden de Hoofdmannen de , Stadsdienaars zeggende Jaat deeze menschen los. j Wonderlyke en verbaazende verandering der t '. Hoofdmannen; op den voorigen dag lieten zy deeze mannen in 't openbaar geeszelen, in de gevangenis werpen en den Stokbewaarder gebie1 den, hen zekerlyk tebewaaren, nu zenden zy I hem den Stadsdienaar, met dit bevel, laat deeze 1 mannen los! Van waar toch deeze spoedige en onverwachte omwending ? Ook deeze omwending was van den Heere, die God wiens zy waren en dien zy dienden, die het dankend bidden en Godverheerlykend zingen, van deeze zyne dienstknechten hoorde, wilde hen tenblyke 1 der verhooring van hun gebed, nu verlossen; doch wat gaf dc hoofdmannen aanleiding om dit bevel te geeven? De Heilige Schryver meldt dit niet, de uitleggers gissen des zeer onderscheiden,* een deezer twee redenen, en mogelyk bei- * De geleerde Heumann geeft die het uitvoerigst 'let hevel it hunne islaating.  204 het Leven van beide te zaamen, kunnen daartoe aanleiding gegeeven hebben; de groote aardbeeving waardoor de fondamenten des kerkers bewogen waren, kan de geheele Stad, gelyk my 't waarschynlykst voorkoomr, geschud hebben, en door de Hoofdmannen zeiven gevoeld zyn, en dien indruk op hunne zielen gemaakt hebben, dat Waarlyk deeze mannen, dienstknechten des Allerhoogsten Gods waren, gelyk hun dagen agter een in die Stad was nageroepen, zoo dat zy in dien nacht die vreezelyke aardbeeving gevoelende, die de Romeinen als een werk der hoogste Godheid beschouwden, terstond, als het dag geworden was, (gelyk Beza in een zy. ner Handschriften vond,) te zaamen op de markt kwamen, en verschrikt door de aardbeeving, de Stadsdienaar en zonden met dit bevel, laat die menschen los. Ook kan tot dit bevel aanleiding gegeeven hebben, dat de Hooftmanneu na de'geeszeling, deeze mannen in 't openbaar aangedaan, door naader onderzoek van hunne onschuld ten vollen overtuigd geworden zyn, en dus ten klaarsten gezien |hebben, dat die menschen enkel uit haat, onschuldig ver- volgd, rigst op, schoon hy zelve hierover minder oordeelkundig, als hy anders gewoon is, oordeelt, gelyk door den schranderen Sterk in zyne aanmerkingen onder de Vertaaling geplaast, aangetoond is.  Paulus den Apostel. 305 volgd, en dus gegeeszeld zyn, daar zy noch aan'geweld, noch aan oproer, noch aan eenig onrecht schuldig waren; en zoo wy dit ie zaamen voegen, met de daarop gevolgde groote aardbeeving in dien zeiven nacht, cn voor al in dien zy terstond bericht ontfangen hebben, van het geen in den kerker dien nacht gebeurd was, gelyk zommige denken j dsn kunnen wy zeer gemakkelyk bezeffen, wat de aanleiding tot deeze verbaazende, en voor deeze dienstknech ten des Allerhoogsten Gods, gelukkige ommekeer van zaaken gegeeven hebbe. Met welk eene blydschap hoorde de geloovige Stokbewaarder dit bevel, dat hy terstond naar het 36ste vs. deeze mannen te kennen gaf, daar hy het vergezelde met deeze woorden, gaat dan nu uit, en reist heenen in vrede. Daar hy dit bevel der Hooftmannen met eene verrukkinge van vseugde hoorde, en het alzoo aan deeze mannen te kennen gaf, begeert hy, dat zy terstond, daar zy vrygesproken waren, den kerker verlaaten zoude, en daar hy niet zonder vrees voor hun schynt geweest te zyn, wenscht'zyn] liefderykhart, dat zy zouden henen reizen in vrede, om ongestoord en onder Gods geleide in't genot van voorspoed en vergenoeging) hunnen Weg te vervolgen. poch,  2o6 het Leven van Het merk waardig aniwoora en wys ge drag vat den Apos tel. Doch welk een onverwacht Entwoord hoorde hy toen vanjPaulus naar het 37ste vs. Maar ■ Paulus zeide tot hem', zij hebben \ons, die Ro1 meinen zyn onveroordeed, in 't openbaar gegeeszeld, en in de gevangenis geworpen, en werpen ze ons mi; heimelijk daaruit? Niet alzoo, maar dat zy zelve koomen, en ons uitleiden. Paulus geeft hem en door hem de Hooftmannen te kennen, dat hy en Sylas beide, gelyk hy uitdrukkelyk zegt, Romeinen waren, van Paulus weeten wy, dat hy ten Romeinesche Burger gebooren was; doch hoe Sylas ook dit recht bezat, 't zy dan door geboorte of door koop is, ons onbekend j dan het is voor ons genoeg, dat Paulus getuigt, dat zy beide Romeinen waren: Nu verboden de Romeinsche wetten eenen Romeinschen Burger te geeszelen, gelyk zeer veele plaatschen in de werken van Cicero en andere Romeinsche Schryveren leeren * en dat de overtreding deezer wetten voor deHoofr mannen nog grooter maakte, zy hadden dit in 't openbaar en wel onveroordeeld, gedaan, en hen daarop in de gevangenis geworpen, dat tegen * Breedvoerig zyn deeze wetten opgegeeven door den geleerden Plevier, in zyne Verkluaring van de Handelingen der Apostelen, 3 D. p. 513, 514 en 515. en zeer bondig en kort te zamen getrokken by Moonen, p. 424.  Paulus een Apostel. 207 jjgen aller gronden van recht, en uitdrukkelyk t tegen de Romeinsche wetten streed, enjdaarom «weigeren deeze mannen, zoo onschuldig van jgeweeten, als verzekerd van den Goddelyken Ibystand, die door een ontzettend wonder be; gonnen !had hen te verlossen, nu heimelyk den 1 kerker te verlaaten. Zy eischen. dat de Hooftmannen zelve koo1 men en hen uitleiden zouden, op dat de smaad 1 ende schande, hun zoo in 't openbaar grootelyks i aangedaan, ook opentlyk uitgewist mogt woriden, door die openbaare uitleiding der Hooft1 mannen zelve; geen onedele wraakzucht bezieli de de mishandelde Godsknechten om de Hoofti mannen, die hen, die Romeinen waren, onveroordeeld in 't openbaar hadden doen geeszelen en in de gevangenis werpen, by den Keiser aanteklaagen als schenders van de Majesteit des Romeinschen volks en derzelver burgerlyke voorrechten, waarop de straf des doods stond geen laage winzucht om door geld te vrede ge sreld te worden, heeft hun hart ingenoomen neen, 't bezet, van hunne belecdigde eer van hun ;| nen geschonden goeden Naam, die toch betei i; is.dan groote rykdom, doet hun dus vrymoedis * voldoening eischen, als dienstknechten des Al lerhoogsten Gods, die den weg der zaligheic verkondigden, wilden zy dus hunne eer en lee: ei Het oog. merk en de rede daarvan. \ I 1  208 het Leven van Het gedrag der RomeinscheHoopmannen. en daardoor de eer en roem van hunnen grooten Meester, op wiens hevel zy daargekoomen, en door wiens kracht zy dien waarzeggenden geest uitgedreven hadden, opentlyk handhaven. Welk eene grootheid van Geest en verheven Charakter straalt ook hier in den mishandelden , doch edeldenkenden Apostel door. En welke waren hier de gevolgen van ? Lucas zegt het in het 38ste en 39ste vs. En de Stadsdienaars boodschapten deeze ivoorden wederom den Hooftmannen, en zy werden bevreesd, hoorende dat zy Romeinen waren. En zy koomende, baden hun, en als zy ze uit geleid hadden, begeerden zy dat ze uit de Stad gaan zouden. Oudtyds werd er een en ander Handschrift gevonden, waaringeleezen werd: «'en ,zy hoorende dat zy Romeinen waren, * werden bevreesd, en gekoomen zynde met " veele vrienden in de gevangenis, baden zy hun *'uittegaan, zeggende, wy wisten deeze (din*gen) van u leiden nier, dat gy rechtvaardige "mannen zyt, en (hen) uitleidende, baden zy "hun, zeggende, gaat uit deeze Stad, opdat "zy niet misschien wederom te zaamen oploo"pen tot ons schreeuwende; en zy uit de *'gevangenis uitgegaan zynde, kwamen by ■"Lydia; en de broederen ziende, verhaalde zy "watdc Kserehun algedaanhad, hun vertroostende  Paulus des Apostel. 209 tendc." Doch oordeelkundige Bybeltolken hou. den dit voor de uitbreiding van eenen ouden uitlegger, by den Text gevoegd,* het zy dan de Hoofdmannen met eenige vrienden van hun, of van deeze mannen zich in den kerker begeeven hebben, 't zy, zoo andere oordeelen, eenige Hoofdmannen door de anderen afgezonden uit aller naam gekoomen zyn, en hun goede woorden gegeeven licbben** althands zy begeerden, en wel naar de kracht des Griekschen woords, dat zeer veel door vertroosten wordt overgezet, met de ernstigste en vriendelykste betuigingen, dat zy niet gcweeten hadden, dat zy Romeinen waren, en onschuldig van de misdaad hun te laste gelegd, hen vertroostende met dit openbaar bewys van eer en onschuld, dat zy in perzoon hun nu gaaven, hun biddende, hen over de aangedaane mishandelingen by den keiser niet tc willen aanklaagen, waarvoor zy zoo zeer bevreesd waren; trouwens, daar de Romeinsche wetten verboden, de Romeinsche Burgers te geeszelen, onder wat sciiyn het ook mogt zyn, en * De Grieksche woorden van een der Handschriften, ook door Bt-za gezien , vinden wy opgegeeyen door den geleerden Plevier, 3 D. p. 518. ** Zoo verfaalt degeleerde T.A. Bolten, deeze woorden in z vne Hoogduitsche Overzetting van de Handelint^e 1 der Apostelen , p. 198. II. D. I. SU O  De hierop gevolgde verrichtin gen van Patdus et, Sylas, aio het Leven van en elk vryheid gaven, gerechtelyk tegen die overheid, die deeze geschonden had, te handelen, waren deeze overheden uit kracht van die wet, waarvan deeze zoo openbaar schandelyk en smartelyk mishandelde mannen nu gebruik konden maaken, zeer bevreesd, en wel voornaamentlyk hierom; dat de toen regcerendeKeiser Claudius, straffende bewyzen van zyne gestrengheid hierover toen gegeeven had, zoo door de bewooners van het Eiland Rhodes, van hunne vryheid te berooven, om het kwaalyk behandelen van eenige Romeinsche Burgers, als door het uit den Raad werpen van Silio den Landvoogd van Betika, om dat hy eenige vrygelaatene niet wel had bejegend. Doch, deeze dienstknechten Gods des Allerhoogsten, hoe zeer mishandeld, waren niet "wraakzuchtig, reeds in eenen aanmerkelyken trap van zachtmoedigheid sn nedrigheid van harten, aan hunnen grooten Meester geiykformig geworden, zy bewilligen in het hun gedaan verzoek naar het 40ste vs. cn uitgegaan zynde uit de gevangenis, gingen zy in totLidia, en de broeders gezien hebbende, vertroostten zy dezelve, en gingen uit ('de Stad.J Zy bewilligden aan het verzoek hun door de Hoofdmannen gedaan, om die Stad te verlaaten, waar de dolle woede des volks door de smartelyke en schan-  Paulus den Apostel. 211 schandelyke geeszeling hun in het openbaar aangedaan, naaUwiyks gestild was, en ligtelyk op nieuws kon uitbersten, en waarvoor de Hoofdmannen bevreest schenen. Doch, zy verlieten die Stad niet, zonder Lidia en de Broederen te zien, en re vertroosten. En zeker hiervoor waren gewigtige rede-; nen, zoo konde hunne onschuld, en hunne eer,£ en die van God den Allerhoogsten, zoo opent-" lyk beledigd, gehandhaafd worden, zoo konden a zy, die hen hoogachtten in liefde, om hunnes werks wil, en wegens de mishandelingen hun aangedaan bedroeft waren, vertroost worden en bevestigt in die-leer, die hun gepredikt was, en die zy gelooft hadden, daar konden zy Timotheus en Lucas, en mogelyk andere broederen in den Heere, hartelyk groeten en zegenend vaarwel zeggen, en daarop eene Stad veriaaren, waar zy waardig geacht waren om Jesus wil smaadheid te lyden: maar waar God ook door heerlyke wonderen, bewyzen van zyne verlossende liefde, van zyne magt en goedheid voor hun gegeeven had, en waarin Hy doorhun het Koningryk der hemelen althands in Lidia, in den Stokbewaarder en de hunne, tot roem van zyne genade had uitgebreid cn verheerlykr. Zie daar Geliefde, welk eene groorheid van geest en verheven Charakter straalt O 2 ook iet dc re- 'enen aarvoor, oorgemagen.  Toepassing. Eerste Leering. 212 het Leven van ook in deeze lotgevallen; in Paulus den Apostel door, daar hy de troostvolle waarheid van den Christelyken Godsdienst, te vooren door hem zoo heftig vervolgd, ook hier niet tegenstaande al den smaad en smart hem aangedaan, zoo edelmoedig en standvastig bevestigt. Hoeveel kunnen wy uit deeze gewigtige en merkwaardige gebeurtenissen leeren, laat ik uwen luisterenden aandacht nog kortelyk by het volgende bepaalen. In de eerste plaats, dat de bekeering van den Stokbewaarder en de zynen ons een heerlyk bewijs tan de grootheid der Goddelyke barmhartigheidop kevert. Beschouwd myne Waardste, deezen man met de zynen, ten aanzien van hunnen afkoomst, van hunnen rang in de weereld, van het beroep waarin zy gesteld waren , en over zulke ontfermt zich God, by wien geen aannecming der perzoons is; hoe onkundig van den waren Godsdienst, van den weg der .verzoening met God, en hoe zondig deeze ook mogen geweest zyn, God, die ryk is in barmhartigheid, door zyne groote liefde daar mede hy hen lief gehad heeft, daar zy dood waren door de misdaaden, heeft hen levendig gemaakt met Christus, uit genade zyn zy zalig geworden, gelyk zoo onze Apostel van 'zich zeiven en de geloovigen te Ephczen e^ns  Paulus den Apostel, 213 eens schreef Ephes. 2, vs. 4 en 5. Bemoedigende leer voor zondaaren die bekommeid zyn, dat God op hen niet zal neder zien, ook hier zien deeze bevestigt, dat er by God geen aanneeming des perzoons is, dat dit hen opwekke om met vrymoedigheid toetegaan tot den troon der genade, op dat zy barmhartigheid mogen vinden, en genade verkrygen, om geholpen te worden, ter bekwaamer tyd; te meer daar het troostryk Euangelie ons verzekerd, dat J es u s Christus in de weereld gekoomen is, niet om te roepen rechtvaardigen, maar zondaaren tot bekeering, en daarom schreef Paulus i.Tim. 1, vs, 15. Paulus, die te vooren een vervolger der gemeente, een Godslasteraar was, dit is een getrouw woord, en aller aanneeming waardig, dat Jesus Christus in de weereld gekoomen is, om zondaaren zalig te maaken , van welke ik de voornaamste ben. Ten tweede, de hoogst gewigtige vraag des Stokbewaarder, wat moet ik doen op dat ik zalig worde, heeft ook bij elk plaats die door Godlijk licht bestraald, zijnen ellendigen toestant leert kennen. Zoo lang een zondaar niet waarachtig gelooft, dat hy arm, ellendig, jammerlyk, blind en naakt is, bekommert hy zich daar niet over wathy doen moet, om zalig te worden, zoo lang hy zich zeiven beschouwt als Tweede Leering.  314 het Leven van ■ls ryk en verrykr geworden, en geenes dings gebrek hebbende, leeft hy als de geruste te Zion en de zekere op den berg van Samaria; dit is het schroomelyk gevolg van dien rampzaligen staat Waarin hy door de zonde gekoomen is, verduisterd in het verstand, vervreemd van herleven Gods, jaa dood door de misdaaden ende zonden; doch, wanneer God door gewoone of buitengewoone middelen hem by zich zeiven gepaalt en met het licht van den Heiligen Geest bestraalt, zoo dar hy zich zeken leert kennen, als vcrdoemlyk voor God, en ten eenemaal onbekwaam, om door zich zeiven behouden en zalig te kunnen worden, dan vraagt hy niet aandoening van zyn ziel, gelyk de Stokbewaarder deed, wat moet ik doen, op dat ik zalig worde ? | Laat elk onzer, myne waardste, hieruit leeren, voor God te onderzoeken, of wy zulken eenen toestand kennen, dat wy over dit allergewigtigst stuk bekommerd waren, voor ons zeiven, wat wy doen moesten, om zalig te worden; heeft zulk een onderzoek in onzen verloopenleeftydnimmerby ons plaats gehad, of vleyen wy ons nog, onze bekeering uitstellende, met eenen langen leeftyd, weet gy dan niet,' dat die slechts aan zeer weinigen te beurt valt, veel meer dan de helft van 't menschelyk geslacht sterft  Paulus den Apostel. 215 sterftj eer het manbaare jaaren bereikt heeft,* hoe veele duizenden daalen er in het donker graf, die nog eene halve eeuw, naar anderen gereekend, hadden kunnen leeven. Hoe dikwerf ziet eene dag, de bloozende kaaken der jeugd in doodelyke ;bleekheid veranderd: in een uur houdt de dood het schommelend wiegje stil, en de hoop van een geheel geslacht sterft: de stokoude grysaart, wiens schuddend hoofd met zilvere haaren bekroond is, wordt naa veele jaaren levens, in een oogenblik afgesneden. Daar de dood zoo onverwacht, verre weg, de meeste bewooners der aarde treft, zoud gy dan uwe bekeering op hoop van eenen langen leef tyd uitstellen, daar gy niet weet of gy oud zult worden? Of dan, zoo gy al oud wordt, niet zeer schielyk en onverwacht, zult sterven, of op uw doodbed, met zoo veel smart zult moeten worstelen, of buitenstaat zyn zult, om uwe redelyke vermogens te kunnen gebruiken. Neen, daar er altyd maar eene schreede tusschen u, en tusschen den dood is, worde het van * In de Aanmerkingen over het lang leven, en de ontbinding der zintuiglyke lighaamen, getrokken uic het werk van den Heer William Smellie getvtéld- Philosophie of Natural History, medegedeeld in de algem. Vaderl. Letteroeff. voor 1794 N 13 p. 544 van het Mengelw. leest men, de helft van liet menschelyk geslacht sterft ook voor dat het ast jaaren bereikt heeft.  Berde Leering, \ ( ] 216 het Leven van van nu af aan, uw gewigrigst onderzoek, vrat moet ik doen, op dat ik zalig worde? of is die vraag, de vraag van uw hart geworden, was dat eerty ds, of is dit nu u waarlyk ernst? Hoort dan, wat wy ter uwer bemoediging antwoorden, en dit is onze derde Leering, die gelooft in den Heere Jesus Chrutus, die wordt zalig, h er eene waarheid, die in de heilige Schrift op zeer veele plaatschen, en zeer klaar geleerd wordt, het is deeze, de eeuwige Goden Vader van onzen Heere Jesus Cr istus, heeft uit den hemel dit by herhaaling verklaart. De Zoon van God heeft zelve gezegd, alzoo lief heeft God de weereld gehad, dat Hy zijnen cenig gebooren Zoon gegeeven heeft, op dat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, nmar het eeuwige leven hebbe, en dc Heilige Geest getuigt het ons ook; zouden wy dan dit getuigenis van God, dat meerder, dat is geloofwaardiger is, dan eenig menschelyk getuigenis, niet aanneemen. Herinnert u wat wy in onze' verklaaring van het 'geloof en desïelfs werkzaamhecden gezegd hebben, en bidt 3od, die het geloof en de bekeering van ons . :ischt, maar die teffens belooft, dat Hy die ;eeven wil, dengeenen, die er Hem om Lidden, lie ons verzekert dat Hy dengeenen, die tot iein koomt geenzins zal uitwerpen, en die door  Paulus ben Apostel. 317 door de bekeering van den Stokbewaarder, en van alle de zynen, en van zoo veele anderen als er reeds der heerlykheid zyn ingegaan, of hier in eene hoop, die nooit beschaamen zal, zalig zyn, dat er geen verdoemenis meer is, voor die in Christus Jesus zyn. Neen, die in den Zoon gelooft, die heeft het eeeuwig leven, die word zalig ! Ten vierde, het waaragtig geloof in den Christen is daaraan kenbaar, dat het by hem zoo wel, als by den Stokbewaarder, door dt liefde werkzaam is. Gy hebt ten aanzien var dien man, dit uit onze Verklaaring gehoord , er gy ziet dit uit het 33ste en 34ste vs. Laater wy myne Geliefde, hier ons geloof aan toetzen het is de taal van den Zoon van God, en du onfeilbaar, niet een iegelyk die«daar zegt Heen Heere! Maar die daar doet, den wille des Va ders die in dc hemelen is, zal in het Koningryk Gods ingaan; het geloof is nooit onvruchtbaar en aan de vruchten moet de boom gekent wor den, en elk boom die geen goede vrucht voort brengt, word uitgehouwen en in 't vuur ge worpen. Wy kunnen er dus twee gewigtig waarheden voor ons zeiven uit leeren, voo eerst, er ons geloof aan te beproeven; als ons ge loof echt is, moet het door de liefde werkend zyn, want het geloof indien het de werken nie ei Vierde Leering r ? t  Vyfde Leering, i i 1 < 3i8 het Leven van en heeft, is bij hem zeiven dooi, naar Jacobus 2, vs. 17. En daarom moeten wy uit onze Werken ons Geloof toonen; en waarin Gelief, de? in daaden van liefde tot God en tot onzen naasten. Ten tweede kunnen wy hieruit leeren, dat vinden wy deeze beste en onfeilbaarste kenmerken van het waarachtig geloof in ons, dan kunnen wy ons daarmede troosten, dat ons eenmaal zal gegunt worden, den ingang in het eeuwig Koningryk onzes Heeren en ZaligmaakersJesus Christus. Ten vyfde, daar Paulus en Silas in den binnensten kerker zich bezig hielden met bidden en Gode lofzangen te zingen, zyn zy den Christenen tot kerende voorbeelden, van vrolyk vertrouwen op God in alle verongelykingen en rampen, die hun naar Gods bestuur immer qverkoomen. Hoe felgegeeszeld en swaar geboeid deeze dienstknechten Gods des Allerhoog, iten waren, hunne harten en hunne tongen wa•en vry en ongebonden, en juichten ,in den 3od hunnes heils. Hoe gelukkig is een Christen He in wegen van drukkend kruis of treffendcn egenspoed, meteen onschuldig vry geweten, :yn hart en oog kan opheffen tot! God, dc ïoddelyke Alweetenheid voor den boozen zoo erschrikkelyk, is hem dan tot sterkte en tot reugde, daar hy in een vrolyk vertrouwen dat  Paulus den Apostel 319 dat God zyn Vader is, in wiens hand alle dingen alzoo zyn, dat zy zich tegen zynen wil noch roeren noch beweegen kunnen, biddend en dankend de uitkoomst van alles wat hem be" jegent aan God overlaat; ik beken, ook hiertoe moet hy in zulke wegen en omstandigheden, kracht en licht van boven ontfangen, anders zyn de bezoekingen ook voor hem geen oorzaak van vreugde, maar van droefheid; en ontbreekt hem op dien tyd die genade, dan ondervindt hy in de diepste droefgeestigheid gezonken, dat bekommering in het hart des menschen het zelve nederbnigt, dat zoo ver gaan kan, dat hy met David mismoedig uitroept, ik zal nog eener der dagen door Sauls hand omkoomen, jaa dat hy met Job, hoelydzaam anders, moedloos den dag zyner geboorte vervloekt, dan ook hiertegen moet een Christen waaken cn bidden, de overdenking toch, dat de Heere regeert, ea dat alle dingen hem niet bygeval, maar van zyne Vaderlyke hand toekoomen, kan zyne beroerde ziel in eene stille onderwerping aan God, bedaard , en gelaaten doen zien, op de daaden des Heeren, die altyd wys en goed zyn, en dat vertrouwen in hem opwekken, dat hy met dien zeiven koninglyken Dichter tot zyne ontruste en beangste ziel kan zeggen, wat buigt gij « neder 0 myne ziele, en wat zyt gy onrustig inmy, hoop  Zesde Leering. 220 het Leven van hoop op God, gy zult Hem nog looven, want Hy is de menigvuldige verlossing uwes aangezichts en uw God! Welke eene sterkte geeft by een blank geweeten, het vertrouwend geloof, het zien op den Oversten Leidsman der zaligheid, door iyden geheiligd ! Zulle een kan en moet daarhy door God gesterkt wordt, vertrouwen en niet vreezen, de Heere is toch onder diegeenen, die hem helpen, wat zoude Hem dan een mensche doen ? Alle menschen, alle duivelen kunnen toch te zaamen geen haar van zyn hoofd doen vallen, zonder den wil zynes hemelschcn Vaders; en let hy op het geen God aan hem gedaan heeft in voorige dagen, en zelfs in die rampen waaronder hy dan zucht, hy zal met eene bedaarde ziel dit overpeinzende en ziende op het einde zynes geloofs, de zaligheid zyner ziel immers kunnen uitroepen, de wegen des Heeren zyn rechtvaardig, wys en goed. Zoo werken de bezoekingen eene vreedzaame vrucht der gerechtigheid, zoo leert hy God met David danken, voor de verdrukkingen, en met Paulaus daarin roemen, jaa met hem en Silas onder de zelve Gode lofzangen zingen, zelfs in den binnensten kerker. Eindelyk, en dit is onze zesde en laatste Leering, gelyk een Christen altyd met bescheidenheid, de eer der waarheid en zyne eer ver- dee-  Paulus den Apostel. 221 dcedigen mag., gelijk Paulus en Silas deeden, zoo moet hij, gelyk zy, in de donkerste weegen, eene gunstige uitkoomst, van Gods wys heiden goedheid vertrouwend afwachten. Twee uitmuntende hoedaanigheden, in de daad zoo wel te zaamen gevoegd in deeze dienstknechten Gods des Allerhoogsten, bescheidenheid, en vertrouwen op God. Zy verdeedigdcn de eer der n aarheid, en hunne eigene eer, door hun lofwaardig gedrag te Philippi, daar zy zoo smaadelyk mishandeld, eiscbten, dat de Hoofdmannen hen zelve zouden uitleiden uit de gevangenis, waarin zy zoo onverdiend geworpen waren, na eene schandelyke en smaadelyke geeszeling, terwyl zy na de betrachting van die plichten, die hunne eer en liefde vorderden, omtrent Lidia en de Broederen met bescheidenheid, aan de begeerte der Hoofdmannen voldoende, die Stad verlieten. Laat dit voorbeeld kracht byzetten voor ons, aan dieschoone les van dien zeiven Apostel, uwe bescheidenheid zy alle menschen bekend. Voor al wanneer wy smaad en hoon geleden hebben* dan zich zeiven niet wreeken; maar Jesus naatevolgen, die gezegt heeft, leert van my, dat ik zachtmoedig ben, en nedrig van lianen; dit is altyd de bctaamentlyke plicht van een Christen, zoo min hy achteloos omtrent de eer van God c-n  223 het Leven van cn der waarheid zyn mag, zoo min als omtrent zyne eigene eer, zoo min moet hy door onbescheidenheid zich schandvlekken, daar deeze, zoo onberaamentlyk is voor een Christen, die dien God vreesten liefheeft, die gezegt heeft, myne is de wraake, en ik zal het vergelden. Ik beken zulk een verkeerd bestaan, kan in den Christen gebooren worden, uit twyffelmoedigheid omtrent de uitkoomst zyner kommervolle omstandigheden, waarin hy zich bevindt; maar even daarom moet hy dit zorgvuldig vermyden. Hy moet altyd gelyk Paulus en Silas in de donkerste wegen, eene gunstige uitkoomst van Gods wysheiden goedheid, vertrouwend afwachten. En om zich daartoe optewekken |by het gebed tot God, zich veel voor den Geest stellen, wat God al gedaan heeft ter bewaaring, ter uitredding van de zynen. Hoe veel den Christen naar Gods wyzen raad overkoomt, hoe veele ook de tegenspoeden des rechtvaardigen zyn, uit allen deezen redt hem de Heere, en als God hem bewaaren ca uitredden wil, dan kan immers hem niets schaaden, dan kunnen geen hongerige leeuwen Daniël verslinden, {geen gloeyende vlammen in eenen heet gestookten oven Sadrach, Mesach noch AbedNego ombrengen; geen gewapende wagten, geen vastgeslotene iceerenen, noch yzere poorten,  Paulus den Apostel. 223 ren, Fetrus gevangen houden; geen binnenste kerker, geen verzekerde stok Paulus en Silas geboeid bewaaren; het ontbreekt God nimmer aan magt, noch aan wysheid, om de zynen uitteredden, als hy het gebiedt, beeft de aarde; dan worden de fondamenten des kerkers bewogen, alle deuren geopend, alle banden los. Vertrouwt dan Geloovige altyd de uitkoomst aan God ( en behaagt het Kem niet, u wonderdaadig te verlossen, Hy kan door, voor u te vooren, onbegrypelyke wegen uwe kommervolle omstandigheden, zoo luisterryk doen ophouden, en ten goede veranderen, dat gy dankbaar erkennen moer, dit is van den Heere geschied, en het is wonderlyk in onze oogen! Hoe het hier ook gaan mag, het is voor u zaligheid, den Heere vertrou%vcnd natewandelen, door bezaaiden en onbezaaiden lande. Hier kunt gy, om dat God altyd getrouw blyft, al zyn wy ontrouw, uw verheugen in de vast naderende eeuwige gelukzaligheid, wordt hier uwen weg al struikelend bewandeld , met licht en duisternis doormengt, wordt hier uwe vreugde met traanen afgewisselt, na dit leven zult gy eene volkoomen zaligheid genieten, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, die in geen 's menschen hart is  324 «et Leven van is opgekoomen, en die God heeft weggelegd voor die, die Hem lief hebben, al ondervond gy zelfs, dat op uw doodbed uw verstand bedwelmd, uw geloof verduisterd, uwe hoop beneveld, uwe verwachting bestreden wierd. Met de laatste doodsnik zal alles opklaaren, schoon uwe treurende bloedverwanten of uwe geliefde huisgenooten, schreyende u het laast vaartwel toeroepen, gy gaat hecnen naa die zaligheid, die Jesus on. sbaar verworven heeft. Gods Engelen wachten u, om u overtebrengen voor den troon van God, om daar te genieten verzadiging van vreugde voor Gods aangezicht, en iiefiykheid aan zyne rechte hand altoos en eeuwig. Amen. V'vfdf,  Paulus den Aposel. aaj Vyfde LEERREDEN. Paulus in den Areopagus te Athenen, verkondigende den onbekenden God, TEXT, Hand!. 17, vs. 16 tot 24. En terwyl Paulus hen te Athenen verwachtfif werd zyn geest in hem ontsteken, ziende dat de Stak zoo zeer afgodisch was. Hy handelde dan in deSy~ nagoge met de gfooden, en met degeenen, die Gods. dienstig waren, en op de markt alle dagen, met de geenen, die (hem) voorkwamen. En zommige van de Epicureische en Stoïsche Philosophen streden met hem, en zommige zeiden, wat wil doch deeze klapper zeggen? maar andere zeiden, hy schynt een verkondiger te zyn van vreemde Goden; om dat hy hun Jesus ende opstanding verkondigde. En zy namen Item, en brachten (hem) op de (plaatsche, genoemd) Areopagus, zeggende, kunnen wy (niet) weten, welke deeze nieuwe leere zy, waarvan gy spreekt; want gy brengt eenige vreemde dingen voor onze oor en, wy willen dan iveeten, wat doch dit zyn wil. (Die van Athenen nu alle, en de vreemdelingen, die haar daar onthielden, en besteden hunnen tyd tot niet anders, dan om wat nieuws te zeggen, en te hooren.) En Paulus staande in midden van de (plaatschen, genoemd) Areopagus, zeide, gy mannen van Athenen, ik bemerke dat gy allezins il.D. ISt. p g(iuk  Inleiding 225 het Leven van gelyk als Godsdienstiger zyt, Want (de Stadt) doorgaande, en aanschouwende uwe heiligdommen, hebbe ik ook eenen Altaar gevonden, op weiken een opschrift stond, den onbekenden God , deezen dan, dien gy niet kamende dient, verkondige ik u Heden, ■ Beide Grieken en Barbaren, beide wijzen en on~ wyzen,benik een fchuldenaar,d[isla\dt een voortreflyk gedeelte van dien uitmuntenden brief aan de Romeinen, van Paulus den Apostel, in het Iste Hoofd, het 14de vs. Was die kruisgezant geroepen, om onder de Heidenen te verkondigen, den onnaspeurlyken rykdom van Christus, had hy zich tot dat verheven einde, aan den eerdienst van den verhoogden Levensvorst Verbonden, om niets onder hen anders te weeten, dan Jfsus Christus, en dien gekruist, hy was dan schuldig dat werk hem aanbevoolen in den Heere te vervullen, en hierop ziende, zect hy, beide Grieken en Barbaren, beide wy zen en onwyzen, ben ik een schuldenaar. De Grieken waren in die dagen door hunne ryke taal, nette wclsprekenheid, zachte en beschaafde zeden; maar vooral door hunne voorderingen in de wetenschappen zeer beroemd, in onderscheiding van andere, min beschaafde volken, die hierom Barbaren genoemd werden, en die een an-  Paulus den Apostel* 22*7 andere taal, dan de Grieksche gewoon waren te spreeken. froch, hoe kundig of onkundig, hoe beschaafd of onbeschaafd, en van welk een volk ook de Heidenen waren, of zy het Grieksch verstonden, of niet, of zy wys, of onwys waren, en dus meerder, of minder, in de beschaafde weetenschappen van dien tyd geoeffend. Paulus rekende zich verplicht aan hun te verkondigen den onnaspeurlyken rykdom van Christus; en hoe uirneemend heeft die Apostel tot roem van Gods genade aan deeze zyne verplichting beantwoord, niet alleen in overvloediger te arbeiden, dan een der andere Apostelen, maar ook in de wyze waarop hy zulks verricht heeft; hoe veel wysheid straalde er in hem ten deezen opzichte door, hoe veel heilige voorzichtigheid, om de zaak van zynen Goddelyken Verlosser te doen zegevieren, over de blindheid en het ongeloof, blonk niet in hem door, voor al in zulke gelegenheden , wanneer zulks vercischt werd, voordeeeren roem van Christus; laar ik in dit uur uwen aandacht dit voor oogen stellen , in het schetzen van eenige trekken van den grodten Geest en het verheven Charakter, van dien uitmuntenden Godsgezant, doorblinkende in zyn gehouden gedrag te Atheï 2 aen,  2ig het Leven van nen, toen hy in den Areopagus den onbekenden God verkondigde.* In * Gelyk er zeer weinige zyn, waarover zoo veel geschreven is, als over Paulus den Apostel, zoo zyn er teffens zeer weinige, waarover zoo onderscheiden gedacht is, als over deezen Man; Hy Wordt van de vyanden der Goddelyke openbaaring zoo verachtelyk geteekent, als hy van de belyders, van den gektuisteti Heilvorst ten hoogsten top van hoogachting, dien immer aan eenigen dienaar van Christus kan toegekend worden, gevoerd Wordt. Bolingbroke, die Tacitus, verre verheft bo. ven de heilige Schriften, beschryft Paulus als eenen zinloozen, die gemelijk, zonder zin en verstand, en altoos ongerymde, godlooze en nietswaardige dingen schryft. Doch, zeer uitmuntend heeft de nu zalige Hervey in zyne verzameling van kleine Schriften a. Ö- gedr. te Amsterdam 1764, het ztnlooze en god looze hiervan aangetoond. Onder hen, die dien Apostel het hoogst verheeven hebben, kunnen in 't byzonder geteld worden: de doorgeleerde Herren G. M. Elsenerns laatst Hoogl. te Utrecht, en P. Hostede, nog terwyl wy dit schryvenProf. hon. en rustend Predicant te Rotterdam; de eerste heeft in zyne voorbereidzels tot opening van Paulus brief aan de Romeinen, van hem geschreven , dat hy in het midden van de paden des rechts wandelde, noch afwykende ter rechter, door etnige bygeloovigheid en schoonen schyn, noch ter slinkerhand door verzuim van zyn plicht en ampt. De laast genoemde schreef in zyne byzonderh. der heilige Schrift, die zoo veele byzondere bewyzen van 's mans groote geleerdheid zyn, in het 3. D. p. 39. dat er nooit een mensche op aarde volmaakter, en meer den beelde des Zoons Gods gelykformig is geweest, dan Paulus. In onze eerste Leerreden over het Leven van deezen Apostel, ID. pag. 27 hebben wy uit eene reden voering van Chrysosto. mus  Paulus den Apostel. 229 In onze laatste Leerreden over het Leven van ^ Paulus den Apostel, beschouwden wy de won-ban derbaare cn heerlyke verlossing van Paulus en^0i Silas uit de gevangenis te Philippi, benevens de sch be- ^nS sck mus reeds s'""'"'"' a"L ^ Ou0raa-r J-»w» ^^ve.van gezant niet alleen vergeleken heeft, met de vlek--"/kelooze Engelen, die God voor zynen troon dienen; maar ook hem in zommige opzichten booven hen verheft. Doch, welken eenen lof hem ook worde toegeswaait, en hoe verre hy gevoorderd was, in heiïigmaaking, zoo dat hy naar Gal. 2, vs. 20. zeggen kon, Christus leeft in my! Hy, die hier ten deele kende, ten deele propheteerde, in liever dan zich te verheffen, roemen wilde in zyne swak» heeden, schreef aan de Romeinen, Rom. 7, vs. 23, 24 en 26. Ik zie eene andere wet in myne leden, welke strydt tegen de wet tnynes gemoeds, en my gevangen neemt, onder de wet der zonde, die in myne leden is. Ik ellendig menschel wie zal my verlossen uit het tighaam deezes doods, zoo dan, ik diene wél met dm gemoede, de wet Gods, maar met den vleesche de wet der zonde. Wanneer wy dit onder het oog houden, dan zien wy, dat, hoe uitmuntend Paulus ook was, tot roem van Gods genade, wy echter ons voor uiterstens wachten moeten, in het vermelden van zynen lof, en naar waarheid niet kunnen zeggen, dat hy niet afweek ter rechter noch ter linkerhand, en de Engelen gelyk was, of booven hen, in zommige opzichten verheven, zoo lang hy op aarde was, en niet behoorde tot die gemeente die "een vlek of rimpel heeft, had hy noodig, dat tot hem gezegd werd, myne genade is u genoeg, want myne kracht wordt in zwakheid volbragt! Paulus hoever anders gevoorderd in heiïigmaaking, had no<^thands van nooden, eene scherpe doorn in het vleesch, op dat hy zich niet zoude verheffen, zegt de beroemde Curtenius in het 4. D. zyner geleerde Verklaaring van den Heidelb, Catechism, p. 146* vev d, aan- lende aaneen take. derge- edenis, den  23Q het Leven van bekeering van den Stokbewaarder en zyn huis aldaar. Vandaar vertrok de Apostel met Silas zynen vriend en reisgenoot naa Thessalonica, gelyk het iste vers van dit Hoofd, leert, en hadden de Jooden, zyne broeders naar den vleessche, daar eene opei^-or» ..».-s«» hy g;ng dezelve, en predikte dat Jesus is de Cultus, bewyzende uit de Schriften, datHy lydcn moest en uit den dooden opstaan. Opmerklyk gedrag van den waarlyk grooten kruisgezant, om die zelve prediking zoo kort re vooren gcgeeszeld, en nier dan door een Goddelyk wonder van het dreigend doodsgevaar verlost, en nu naauwlyks in eene andere Stad aangekoomen, of hy toonde, dat hy op geen ding aehte, noch zyn leven niet' dierbaar hielt voor zich zeiven, op dat hy zynen loop met blydschap mogt volbrengen, en den dienst, welke hy van den Heere JESus ontfangen had , om te betuigen het Euangelium der genade Gods! gelyk hy te Mikten gezegd heeft, naar Handl. 20, vs. 24. Doch schoon zyne Euangelieverkondiging te Thessalonica, by dc Jooden, en byzonder by de Grieken zeer gezecgend was, wisten eenige Jooden eenen oproer te verwekken, waardoor Paulus en Silas génootzaak't werden, naar Bereën te vertrekken, gelyk Lucas aangeteekend heeft, van het 2de tot aan het 1 ide vs. De Berecrs, edeler dan  Paulus den Apostel. 231 dan deTKessalonicense.n, hoorden de predikende kruisgezanten met toegenegenheid, en onderzochten dagelyks de Schriften, en veele uit hun geloofden; doch, diezelve verstokte Jooden, die te Thessalonica de dienstknechten van den Allerhoogsten God oproerig vervolgd hadden, volgden hen ook hier met dat zelve verfoeilyk oogmerk, zoo dat zy ook van daar vluchten moesten, en dit gaf aanleiding, dat Paulus, tegen welken zy het meest verbitterd waren, door eenige Broeders eerst naa den Zeekant geleid werd, doch daarnaa in veiligheid te Athenen gebragt werd, terwyl Silas en Timotheus nog eenige dagen te Bereën bleven, gelyk wy vinden van het lide tot aan het 16de vs. Hierop volgt in onze Textwoorden, een bericht van des Apostels wys en Godverheerlykend gedrag te Athenen gehouden, daar hy, in den Areopagus den onbekenden God verkondigde. Eene uitneemende stof, vol van leering • Waarin des Apostels yver voor de eer en leer van den Heere Jesus luisterryk doorblinkt! De verhoogde Heilvorts, doe de beschouwing deezer woorden ter bevoordering van ons geloof, ter vermeerdering van onze heiïigmaaking dienen, Amen! Laaten wy by 3 Hoofdzaaken u bepaalen, Beschouwen wy eerst den werkzaamen Apostel in Opgaaf vandever* deeiing  der Tex woorden Besehry. ving van Athenen, 232 het Leven van im in het afgodsche Athenen, Godsdienstig han. delende in het 16de en 17de vs, dan het gedrag der Epicureische en Stoische Philosophen, met hem gehouden in het 18, 19, 20 en 21ste vs. cn eindelyk moeten wy letten op den prediken, den kruisgezant, in den Areopagus den onbekenden God verkondigende, ter verklaaring van het 22ste en 23ste vs. Ten aanzien van het eerste, Lucas bericht ons, en terwyl Paulus hen te Athenen verwachtete, werd zijn geest in hem ontsteken, ziende dat de Stad zoo zeer afgodisch was. De plaats, waar de Apostel zich toen bevond, was Athenen, eene Stad onder de oudste cn beroemste Steden uitmuntende, zy was de Hoofdstad van het landschap Attica, niet ver Van de Zee, tusschen twee rivieren, de Elissus en de Eridanus gebouwd, met eene vermaarde haven, waarin vierhonderd Schepen leggen konden, voorzien: deeze groote Stad, gelyk zy by de Ouden genoemd werd, met eenen zeer swaaren muur omgeeven, in eene zeer zui. vere en gezonde luchtstreek gelegen, was en door den koophandel, en door den bloei der beschaafde weetenschappen zeer volkryk, en vryd cn zyd vermaard, de Ouden noemden dseze Stad, die zeer veele jaaren heeft gebloeid, de wooning der wyzen, de School des gan- schen  Paulus een Apostel. 233 schen aardbodens, de voedster van alle vreetenschappen, en van alle uitmuntende verstanden. Zeer veele van de vermaardste Grieksche wysgeeren hebben daarin onderwezen, en hunnen naam en roem onsterffelyk gemaakt * in die Stad, die in welvaard en luister toen Paulus zich daar onthield zeer uitblonk, verwachtte hy zyne reis en lo En na het opmaaken van deeze Leerreden is uirgekoomen. Reize van den jongen Anacharsis door Griekenland, uit het Fransck van den Abt Barlhelemy, door M. Stuart, 2de Deel, waarin byzonder in het 12de Hoofd, eene uitvoe. rige Beschryving van die grooteen beroemde Stad, en haare prachtigste gedenkstukken gevonden wordt. Met eene aanteekening daaronder van de oude Schryvers, waaruit dit te zaamen gesteld is. * Zie Heumann over deeze plaats, in de zoo even genoemde reize van den jongen Anacharsis 2de D. p. 355 en 356 leest men, van de vroegste tyden af, hebben zich de voorwerpen van den dienst onder de Atheners vermenigvuldigd , de twaalf voornaame Godheden waren hun door de Êgyptenaars medegedeeld, en de overige door de tybiers en andere volkeren; vervolgens verbood men, op doodstraf eenigen vreemden eerdienst aaoteneemen, zonder een besluit van den Areopagus, het geen verzogt moest zyn door algemeen e Redenaars, dit gerechts Hof zinds eene eeuw veel toegeevelyker geworden zynde, hebben de Goden van Tracie Phrygie en eenige andere barbaarsche volkeren eenen inval in Attica gedaan, en zich in het zelve met luister staande gehouden.  Paulus den Apostel, 235 tyd er meer dan drieduizend beelden der Goden gevonden werden, en behalven eenen aller Goden Tempel waren er aldaar, op dat er geen God zoude zyn, die te Athenen niet geëerd werd, alraaren voorde vreemde en onbekende Goden. Petronius heeft daarom schimpende gezegd, dat het te Athenen zoo vol Godheden was, dat men er gemakkelyker een God, dan een mensch in vinden kon. Dit alles ziet de yverige kruisgezant, dit treft zyn ziel, zoo zeer vervuld met eerbied voor den eenigen waaren God, voor dien hoogsten Wetgever, die alleen behouden en verderven kan , hierover werd zyn gëesr bedroeft, gelyk het Grieksche woord ook overgezet wordt; maar met eene droefheid, die eenen heiligen yver, eene oprechte drift in hem verwekte, om deeze onverstandigen, die zich uitgaven voor wyzen, cn waarlyk dwaas geworden waren, te overtuigen, dat zy de heerlijkheid des onver der ffelyken Gods veranderd hadden, in gelijkenissen van heelden, van verderfelijke menschen, ménde en dienende schepzels hoven den Schepper, die te prijzen is in der eeuwigheid, dit doet hem besluiten, om zoo veel in hem is aantewenden, om de inwooners van die beroemde Stad , aftekeeren van de stomme afgoden, en tot den levendiger. God! Het  Het ge-' drag van Paulus te Athenen en it'el eerst in de joodsche Synagoge 136 het Leven van Het geen hy aldaar verricht heeft, beschryft Lucas aldus in het 17de vs. Hij handelde in de Synagogen met de jooden, en met degeenen, die Godsdienstig waren, en op de markt alle dagen, met de geenen, die (hem) voorkwaamen. In de eerste plaats zocht hy zyne broederen naar den vleesche op, die, aldaar eene Synagoge hadden, en handelde met hun. Want schoon de aart der zaak scheen te vereischen, om door dien yver bezield, terstond het eerst kloekmoedig maar teffens voorzichtig en bescheiden de veelvuldige afgodery der Atheners tegentegaan, en die ongelukkigen van het dvvaaze en verfoeilyke daarvan op de treffenste wyze te overtuigen, zoo wende hy zich naar gewoonte het eerst tot zyne broederen, en handelde met bun in de Synagoge; het was jitoch noodig, gelyk wy vinden Handi. 13, vs, 46. dat Paulus en Barnabas te Antiochien gezegd hebben, dat eerst tot hen gesprooken zoude worden, trouwens de Apostel had zyne broederen naar den vleesche hartelyk lief, gelyk wy zien Rom. 9, vs. 3. en daarom poogde hy hen over al te heweegen tot het geloof, en eerst dan, wanneer zy het woord des levens verstoten hadden, was hy gewoon zich tot de Heidenen te keeren j 't is ook niet onwaarschynlyk, dat  Paulus den Apostel. 237 dat hy hun wilde vermaanen, om zich onbesmet te beivaaren, van de afgoden, gelyk zommige gedacht hebben; doch het groot oogmerk was, om hun Christus te prediken, en dien gegekruist, als den Zoon van God en den Koning Israels, en daartoe begaf hy zich in hunne Synagoge , daar reeds in die dagen naar Handl. 13, vs. 15. na'het leezen van de Wet en de Propheten, woorden van vertroosting tot het volk gesproken werden, en woonden daar naar de oudste berichten, toen veele Jooden; er waren er teffens ook, zoo Lucas hen noemt, die Godsdienstig waren, met welke zoo wel als met de Jooden, Paulus in die Synagoge handelde, hoogstwaarschynlyk moeten wy aan zulke Inwooners van Athenen hier denken, die met de Jooden den eenigen waaren God aanbaden, en van den ydelen dienst der Afgoden afkeerig in hunne Synagoge God dienden, naar het voorschrift van de Mosaische wet. Schoone gelegenheid voor den kraisgezant, om Jooden en Joodengenooten voor zynen grooten, Meester te winnen! en om hen uit de Schriften te overtuigen, dat er geen anderen Naam onder de menschen gegeeven was, om zalig te worden, dan de Naam van Jesus! Met welk een yver zal hy hier Christus gepredikt hebben, als de kracht en de wijsheid Gods, om zyne  en vervol genas op ne markt. ] 2.3 8 het Leven van zyne hoorers iu de Synagoge te bewegen tot bet geloof» Dan de Heilige Schryver teekent ons van den uitslag hiervan niets aan, hy meld dit slechts kortlyk, om ons breeder zyne handelwyze met de afgodische inwooners van Athenen te beschryven. Waarvan hy zegt, dat hy handelde op de markt, alle dagen met dc geenen , die hem voorkwaamen. Daar Athenen eene zeer groote Stad was, van 200 stadiën, dat is ruim g uuren in haren omtrek, die verscheidene openbaare plaatschen had, welke tot markten dienden, ter verkooping van onderscheidene waren, waarop dage. lyks veel volk gewoon was te zaamen te koomen, is het niet mogelyk te bepaalen, op welke van die, de Apostel handelde, met depeenen, die hem voorkwamen, of men moest aan de groote en beroemste marktplaats, hier by jitneemenheid denken, die Strabo meent de je Seraunische geweest te zyn, waar zeer veele menschen vergaderden, waar de Stoische Phiosophen hunne verhandelingen hielden; waar iet dan ook geweest zy, de kruit gezant bedient jicb van de plaats, en gelegenheid, om er veelen \e bekeer en van de duisternis tot het licht, en mn de magt des Satans tot God; en dit doet iy alle dagen, die hy daar doorbragt, en met alle  Paulus den Apostel. 239 alle die hem daar voorkwamen, zekerlyk met die bescheidenheid , die hem zoo eigen was, en met die geleerdheid, en welspreekenhcid, waar meede hy naar 2 Cor. 4, vs. 2. zich wist te veraangenaamen door openbaaring der waarheid-, by alle conscientien der menschen, als in de tegenwoordigheid Gods, om hen zoo te winnen voor zynen Heer, en hoe zy ook dachten, overtebrengen van de duisternis tot het licht, en van de magt des Satans tot God. Doch iets dat byzondere opmerking ver- 1 diende, en dat de heilige Schryver door zyne c pen vereeuwigt heeft, gebeurde er te deezer t gelegenheid, dat Lucas aanteekent in het igde' en volg. vs. De aanleiding daartoe was, dat t zommige van de Epicureischc en Stoische Phi- • iosophen met hem streden. Pbilosophen werden toen reeds zulken genoemd, die op de kennis van Godlyke en natuurlyke zaaken, ter onderwyzing en bestuuring van anderen zich toeleidden, cn hoe onderscheiden deeze ook waren, waren te dien tyd binnen Athenen de Epicureische en Stoische het meest geroemd, hunne leer wordt by veelen zeer omstandig beschreeven. * Laaten wy kor- * De Nederduirsche Lezer kan dit breedvoerig uit Diogenes Laertius en anderen byeen verzaa. tnelt Je woor- 'en stryA 'es Aposels met le Epicuieische en Stoische Dhiloso>hen.  24» het Leven van kortelyk het hoofdzaakelyke daarvan , zoo als die ons het naauwkeurigsr bepaald voorkoomt, opgeeven. en zyne Epicurus was een Athener van geboorte, leer be- die ï6 jaaren na den dood van Alexander den schreven. gr00ten^ cn ^ jaaren VQOr Jc komM ^ Christus, indewecreld, gebooren is, die in Athenen eenen zeer grooten opgang maakte, zeer beroemde leeringen had, en wiens wysbegeerte er zeer lang gebloeid heeft, hy leerde hoofdzaakelyk : Dat de oorsprong der weereld bestond, uit eene toevallige 't zaamenvloeing van ontelbre kleine deeltjes, die eeuwig en ongeschapen waren, uit haar eigen natuur zich beweegende, waaruit de verandering in het gestel der weereld ontstond, en waaruit ook'eenmaal haare sloo. ping volgen zoude. Het bestaan eener hooger Godsregeering, loehende hy, oordeelende dit stelzel strydig met deszelfs hoogste volmaaktheden. Het hoogste Goed bestond, (naar hem) in die wellust, die het gemoed smaakt, wanneer het gerust, en van alle stoornis vry, gezond en vrolyk keven mag, en door het bestuur van eene melt vinden, by den geleerden Plevier over deeze plaats, vergeleken met de uitlegging der Engel, sche Godgeleerden.  Patjlüs den Apostel. 241 ècnc wel ingerichte rede, alle zorg en vrees, by. zonder voor den dood verband, die den mensche, zoo hy oordeelde, ten eenemaal deed ophouden te zyn, terwyl zommige zyner leerlingen, die de wellust meer tot het genot van lighaamelyke en ongeregelde genoegens hebben uitgestrekt , en daarin zich van hunnen Meester onderscheiden hebben, die van veelen ook, om zyne maatighcid en onberispelyk gedrag, gepre-' zen is. * L>c Stoische wysgeeren intusschen, een ander beroemd zoort van wysgeeren van dien tyd, waren hunnen oorsprong verschuldigd aan Zeno, die ook omtrent dien tyd zeer vermaart was te Athenen, waar hy uit Phoenicien met koopmanschappen, van het toen zoo zeer gezocht Purper koomende, schipbreuk geleden had, en daar blyvende, zich op de wysbegeerte dermaate heeft toegelegd, dat zyne leerlingeu, die haar zekere beroemde Gaandery, Ztó<* genoemd, waar * Cicero oordeelde, dat Epicurus de grootste voorstander van zinnelyk vermaak, naanwlyks iéts van het bestaan eener Godheid geloofd hebbe, en dat hy alleen de Goden in zyn stelzel van wysbe. geerte liet blyven, uit vrees van den Atheneren aanstoot te zullen geeven. De Nat. Deorum Lib. 1' § 116. Qiiamquam video nonmdlis videri Epicurum, ne in offensionem Aiheniens'mm cade. ret, verbis reliquisse fieos, re sustulisse; II D. I. St. Q  Zena en zyne Nc. volgers Sioiken genoemd beschreven, ben, vens hun gevoelen. Hunnen woordenstryd, et, de Perzoonen,met wien die voorviel, naa der beschouwd. 243 het Leven van waar hy gewoon was lessen te geeven, Stoische genoemd werden: de Atheners hebben hem, om zyn bescheiden en inneemend gedrag; als een zeer uitmuntend man hooggegeacht, en zeer veele ■-bewyzen van hunnen eerbied gegeeven: zyne leer, wat de hoofdzaaken aanbelangt was deeze: Dat de weereld eeuwig en God van dezelve niet onderscheiden was. Dat een onveranderlyk nootlot, bestaande in eene eeuwige aaneenschaakeling van oorzaaken, alles regeerde, welk nootlot hy boven de Goden stelde, devvyl er de Godheid zelf aan verbonden was, als de eerste oorzaak. Dat een wys mensch, alleen deugdzaam, gelukkig, vergenoegd en volmaakt was, en alle hartstochten en aandoeningen uit zyne ziel moest verbannen. Dat de mensch zich zeiven, wanneer het hem behaagde, het leven benemen mogt, gelyk Zeno zulks ook gedaan heeft.* Zie daar gevoelens van wysgeeren, hemelsbreed verschillende van die, van Paulus den Apostel * Zyn dood word op deeze wyze verhaalt, dat hy in het 98ste jaar van zyn frisch en gezond leven, uit zyne school koomende, en door struikeling zynen vinger breekende, met zyne hand op de aarde klopte, onder liet uitspreeken van deeze woorden: ik koom, wat roept gy my"! en daarop zich zeiven aanstonds verworgde.  Paulus den Apostel. 24.3 Apostel, en hoe onderscheiden deeze ook van dje. anderen waren, en hoe sterk ook tegen eikanderen gekant, daarin, kwamen zy beide overeen, dat zy te zaamen tegen Pauius streden; welk Grieks woord eigenaartig hier dus ver. tolkt is, daar het niet alleen voor ernstig redetwisten , maar ook by zommige Grieksche Schryvers, van stryden met de wapenen genomen wordt, trouwens wanneer men zich voor den Geest brengt; de gesteldheid van die wysgeeren , die zeer met hunne leerstelzeis ingenomen waren, en den Apostel niet anders beschouwden, dan, als een man geheel onkundig van hunne wysheid, en vooral, wanneer men de gedachte van den schranderen Hoogleeraar Heumann toestemt, die my zeer waarschynlyk voorkoomt, dat Paulus eigentlyk niet met de Epicureische en Stoische Philosophen, maar met hunne leerlingen in de wysbegeerte, die er veele te Athenen op die markten te vinden waren, gestreden heeft; in welken men by de mindere kunde, meer onbezonnen yver en verregaande drift voorde leerstelzels van hunnen Meester ondersteilen kan, dan geeft dit ons een duidelyk denkbeeld van hunnen driftigen woordenstryd en hefrigen redentwist met den Apostel. Q 3 En  Waarom zyPaulm een klapper noem den. 244 HET LcVtH VAK En daarin worden wy nog meer bevestigt. Wanneer wy van- zommige hooren zeggen, wat wil toch deeze klapper zeggen ! Het Grieksche woord, neemen zommige Uitleggers, naar deszelfs letterlykc betekenis voor een reden zaayer, meenendc het ontleend 'xe zyn van zekere vogelen, die het gestrooide kooien oppikken, dat ook door zommige geringe menschen op de straaten en markten geschiedde , waarom deszelfs beteekenis werd overgenoomen, om zulke menschen te beteekenen, die met zeer geringe en verachtelyke dingen hier en daar te zaamen geraapt, zich bezig hieldenJ doch, andere zyn van oordeel, dat het hier zegt, een altaarroover, een heiligschender, om dat het by zommige Grieksche Schryveren voorkoomt, van godtoozen, die van de altaar en de dingen opgaderden, welke van andere daaropgelcgd waren, en dus, dat het hier een altaarbetcekent, die door zyne nieuwe leer, hunne Priesteren, die van de altaaren leefden, hunne inkoomsten ontneemen wilde, waarom zy hem hierover naar den Areopagus leiden wilden, om als en misdaadiger daarover te recht gestelt te worden: * doch, schoon by zommige Grieksche Schryveren * De Significatione hujus vocis vid, Witsii Meletemata Leid, Sect- KL $ IL  Paulus ben Apostel. 345 ren dit woord in deezen zin voorkoomt, koomt my den eerst voorgesteiden hier aanneemelyker voor, niet alleen uit hoofde, van deszelfs letterlyke betekenis; maar ook, om dat het verband ons leert, dat de Apostel naa den Areopagus geleid is, niet om daar te recht gesteld te worden, maar om zich aangaande zyne nieuwe leer naader te verklaaren, en schoon dit door anderen gedaan is, vinden wy niet, dat hy door die geenen, die hem eerst bespot of beschuldigd hebben , vervolgd of aangeklaagd geworden is, zy beschouwden zyne woorden als een ydel gesnap, als winderige woorden, zonder wetenschap, gelyk in het vervolg naader blyken zal. Smaadelyke bejegening in de daad voor den Apostel, andere echter vellen een minder belee-* digend oordeel over hem, naar Lucas zeiden zy: Hu schynt een .verkondiger te zyn van vreemde Goden, en hiervan geeft de heilige Schryver deeze rede, om dat hy Imn J e s u 5 en de opstanding verkondigde. Predikte Paulus ook hier te Athenen Christus en dien gekruist! Hy predikte er ook, zyne opstanding uit den dooden, gelyk Lucas hoofdzaakelykberigt, wy kunnen daaruit afiiecmen, dat hy dien eeuwig gezegenden Zaligmaaker zal voorgesteld hebben, zoo als Hy, hoe diep ook vernederd, van wegens het lyden des doods, daa*« Het oordeel van anderen over zyne Euangeüepredi,king.  Paulus cp den Areopagus gfleid, om 'fjne nieuwe leer te hooren. 34/» het 'Leven van -daarna met eer en heerlykheid gekroond ge. Worden is, en door zyne opstanding uit den dooden krachtig bewezen is, den Zoon van God te zyn, den waarachtigcn God en het eeuwige icven, die. voor alien, d!c in Hem crclooven , eene oorzaak des eeuwigen levens ge• Worden is. ••-;-n* *:ooh nu 'tvt :. ■ o ■■.■:$<-!.Hm *> 1?bq$£ ^icoit was te Athenen iets zoortgelyks gehoord, wonderbaare leer ! Die alle denkbeelden der Ph:!osophcn te booven ging, die God voor den wyzen en verstandigen verborgen had, en zyne kinderkens geopenbaard- Hy, die als een tnisdaadigcr aan een kruis gestorven was, was verrezen van den doden, door zyne eigen fc-dc'.r, die was God boven al, te pryzen in der eeuwigheid; en pu gmnn in dc wooningen des lichts, onrfangen hebbende alle maat in hemel en op aarde. Oübegryppelyke leer! Die eene vi;eemde, en te Atehencn ten eenemaal onbekende Godheid, bekend maakte, waarsan Bjèmagd hunner wysgeeren immer gedacht had. Dit geeft des aanleiding, tot het geen Lucas ««laait in het 19de en 20ste vs. En zij namen (Hem) en bragten hem op cfe (plaats) genoemd Areopagus, zeggende, kunnen wy niet weten welk deeze nieuwe leer zy, daar gy van spreekt?  P a u r. u s den Apostel. 247 spreekt? Want gy brengt eenige vreemde dingen voor onze oor en, wy willen doch weeten. wat dit doch zyn wil. De Areopagus, zoo beroemd by de Ouden, ^ was eene rechtbank te Athenen, die hoogst aan-, zienelvk was, in geheel Griekenland, daar de\ gewigtigste zaaken van den Godsdienst en den burgerstand, door de uirmuntendste mannen, van het volk, met de grootste omzichtigheid tot Rechters gekooren, beslist werden, die haare vergadering hielden op den heuvel van Mars, midden in de Stad, zoo zommige wi Hen in een gedeelte van zynen Tempel, of gelyk andere denken, in een Rechthuis, gebouwd op dien heuvel, aan den krygsgod Mars geheiligd, waarvoor eene groote ruimte was, waarop men behalven een spreekstoel, ook banken vond, indien rotsachtigen heuvel uitgehouwen, deeze Rechters wegens hunne onkreukbre oprechtheid, en onverdachte eerlykheid zoo beroemd, zaten doorgaans des nagts, zoo dat zy noch beschuldigers noch beschuldigden, kennen konden, die elk vooraf door eenen allerplechtigsten eed zich" verbinden moesten, de waarheid oprechtelyk re zullen .spreeken; geene vleyende aanspraaken, noch beleidigcnde woorden toestonden, en hunne stemmen door witte cn swarte srecnef, ter 3esckry. >iug van {en Areolagus.  243 het Leven van ter vryspreeking of vcroordeeiing gaven* Dc geheele ruimte tot hunne vergaderplaats behoo«nde, werd Areopagus genoemd, en diende in? tusschen ook voor het onderwys der beroemdste Philosophen, en tot een verzamelplaats van de wyste mannen te Athenen. Maar tot welk einde werd Paulus op deeze plaats gebragt? Zeer veele, voor al der oudste Uitleggeren, oordeelen dat daar eene wet te Athenen was, die het invoeren of de leer van eenige nieuwe Goden, aldaar tot eene hoofdmisdaad «naakte; Paulus derhalven, om dat hy Jesus en de opstanding gepredikt had, die wet overtreden had^ en daarom voor die ontzachlykc Recht- * Dit geschiedde in twee busschen, waarvan de eene de busch des doods, de andere die der barmhartigheid heete, en wanneer de stemmen staakten, gaf een bediende de stem van Minerva ten voordeele des beschuldigden. Dit alles is zeer uitvoe. rig en naauwkeurig beschreven in de reeds aangehaalde, en met zeer veel geleerdheid geschrevene reize van den jongen Anacharsis door den kundigen Stuart vertaald, 2 D. 17. H. ons daar leerende, dat de vonnissen van den Areopagus door ontzettende plechtigheden voorafgegaan werden, als onder anderen, dat de beidepartyen, midden tusschen de • bloedige stukken van geslacht offervee staande eenen eed decden, dien zy door deystejyke vervloekingen, tegen zich en de hunnen bekrachtigden en vreezelykste Rasernyen ten getuigen namen, die in eenen nabunrigen Tempel, waarin zy vereerd Werden, hunne stemmen schenen te hooren en zich ter straffe van den myneed gereed te jnaaken.  Paulus den Apostel* 249 Rechtbank gebragt werd,* doch zeer beroemde Uitleggers hebben in navolging van Grootius en ander * Chrysostomus heeft idus reeds gedacht, en veele na hem; hy meende dat de Atheners in het denkbeeld gebragt waren door Paulus, dat Jesus een vergood mensch, en de opstanding een 'godin was, en datzy daarom gezegd hebben, hy schynt een verkondiger te zyn van vreemde Goden. De taalkundige Heumann heeft zeer wel opgemerkt, dat, schoon zy zeggen nieuwe Goden, zy echter alleen Jksus, door Paulus gepredikt, bedoeld hebben, zynde dit eene gewoone manier van spreeken, wanneer men zich onbepaald uitdrukt, gelyk hy over Lac. 16, vs. 9. breedvoerig aantoont; doch, onder de latere Uitleggeren vind men, in een klein, doch voortreffelyk geschreven stukje , getyteld: De Waarheid van den Christelyken Godsdienst, bewezen uit de bekeering van den Apostel Paulus, door den Heere Lyttleton; Lid van het Parlement van Groot - Brittanje, uit het Engc-lsch vertaald, en te Utrecht 1766. gedrukt in eene aanmerking onder den Text pag. 67 en 68, ook de zoo even opgegeevene gedachte, en daaruit een bewys afgeleid, voor de oprechtheid en waarheid zyner Euangelieprediking. Gesteld hebbende, dat de Apostel, als hy zich aan deeze hoofdmisdaad schuldig gemaakt had , voor den Areopagus gebragt was, beschouwd hy dus zyn lofwaardig gedrag. "In dit geval nu, zou eeii verleider zyne leere «< ter behoudenis van zyn leven herroepen hebben, «en een geestdry ver zon zyn leven verloren heb.. «• ben, zonder te beproeven of hy het zelve kon ba*» " houden, door onzondige middelen. De Apostel «Paulus deed noch het een, noch het ander, hy " bediende zich van eenen altaar, welken hy in de «Stad gevonden had, met een opschrift: denonbe«kenden God, enbepleitte zyne zaak hiermede, dat "hy hun geenzins den djerjst v vs. 27. 5de D. p. 370 én 371.  De Athi tters en d vreemde, lingen ctt daar beschreven, 252 het Leven vam ken hy zoo even kort haci voorgesteld, nu een breedvoeriger en duidelyker bericht medetedeclen. En zoo beantwoorde hun gedrag, aan dien ? heerschenden trek van hun Charakter, dien Lu. cas teekent in eene tusschenreden, om ons een duiddelyker denkbeeld van hunne handelwyze, en de bron, waaruit dit voortkwam te geeven, zeggende in het a rste vs. Die van Athenen w allen, en de vreemdelingen, die hen daar onthielden, en besteden hunnen tijd tot niets anders, dan om wat nieuws te zeggen en te hooren. Die Stad in die dagen zeer welvaarend en bloeyend, werd door zeer veele vreemdelingen van alle oorden bezocht,* waaronder er veele waren die wysheid zochten, en daarin zich te Athenen oeffenden, die echter gelyk dit dikwerf met zeer veel reizenden gebeurt, eerder en meerder de gebreken, als wel de deugden van hun, waaronder zy als vreemdeling verkceren, Overgenomen, en zich eigen gemaakt hadden. Een van deeze hoofdgebreken te Athenen, Was eene al te verregaande nieuwsgierigheid, uit ledigheid gebooren, en toen daar zeer algemeen, zoo * De Atheners waren vrienden der vreemdelingen , houdende de herbergzaamheid voor een heilig werk, ook was 't een wet by hen, dat niemand ten vreemdeling mogt verongelijken, gelyk Socrates fey Xeaophon zegt.  Paulus ben Apostel. 253 : 200 dat de Atheensche Redenaar, Demosthencs ; zelf erkent, dat zy gaarne ledig zaten, en op 1 dc markt na nieuwe tydingen vraagden ,* en an1 dere berichten, dat er binnen die Stad meer dart 300 plaatschen waren, daar zy ten dien einde geduurig te zaamen kwamen; en boven dien., : zy, die daar als vreemdelingen verkeerden, en wysheid zochten, worden bovenal geteekent naar1 nieuwe leerringen, aangaande de goden, zeer begeerig geweest te zyn, en dus aanleiding gegeeven te hebben, tot die schoone en treffende redenvoering, die de Apostel op hun verzoek hield in den Areopagus, daar hy hun den onbekend den God verkondigde. Vestigen wy hier op onzen aandacht, in de beschouwing van het derde en gewigtigste deel onzer Textwoorden, Lucas zegt vs. 2a en 23 En Paulus staande in Hmidden van de (plaat-1 sche genoemd) Areopagus, zeide, gy man-* nen van Athenen, ik bemerke, dat gy allezins Vl gelyk als Gods dienstiger zyt, want (de Stad) k doorgaande, en aanschouwende uwe heilig. ^ dommen, hebbe ik ook eenen altaar gevonden, op welken een opschrift stond: den onbeken- * De beroemde Abt Barthelemy teekent hen ook zoo in de reeds gemelde reize, 2de D. p. 334. zeggende., dat die hevige zucht naa nieuws hen den naam van Atheensche Gaapers deed draagen. k inhoud ir Reden, lering m Pau. s, in den treopa. «f.  Zyne be- sclieidene en sierlykt aanspraai 254 het Leven van kenden God, deezen dan, dien gy niet kennende dient, verkondige ik u Heden. Zoo ras de yverige kruisgezant, door de Atheners geleid, op den Areopagus, gekoomen was, begint hy zyne reden met eene aanspraak die zeer bescheiden, zeer verstandig'was, hen noemende: gy Mannen van Athenen; de Apostel bedient zich van deeze woorden, om dat zy in dien tyd van de Redenaars tc Athenen, in hunne aanspraaken gewoonlyk gebruikt werden, gelyk dit ook van Demosthenes en andere gevonden wordt,* daar de inwooners van die aloude en beroemde Stad, trots op hunne geboorte en inwooning, in dezelve, zich gaarne Atheners, (gelyk een taalkundig Uitlegger het overzet) hoorden noemen, dat ook by de Romeinen, Jooden en andere volken van ouds gevonden werd. Dc Apostel Petrus op het doorluchtigst Pinksterfeest, sprak op diezeive wys, zyne hoorderen aan, gy joodsche mannen, en gij alle, die te £}'erusalem woond, Hand, 2, 14. En juist deeze aanspraak van Paulus den Apostel, waardoor hy de harten zyner hoorderen wilde inneemeti, toont ons duidelyk aan, dat hy, gelyk zeer veele vroegere en laatere Uitleggers niet hebben opgemerkt, niet aan dc Rechtbank * Vid. C. Adami Opserr. Theol. Phil. p. IV §55- Pa& VI-  Paulus den Apostel, 255 bank der Areopagiten, maar aan het volk, aan de inwooners van Athenen, op het verzoek aan hem gedaan, en in het iyde en 20ste vs. aangereekend, toen zyne ;eden richtte, want had hy voor deeze Rechters, als een beschuldigde zich moeten verantwoorden, en vrypleiteu , hy zou ontwyffelbaar zich van eene andere benoeming, als die by de Redenaars in gebruik was, om het volk van Athenen aantespreeken, bediend hebben* Trouwens, het geen hy op deeze aanspraak laat volgen, bevestigt dit naader, daar hy mei-' ding maakt, van 't geen door hem was opgemerkt, cn zyne betrekking heeft, in '1 gemeen op de inwooners van Athenen , ik bemerkt. (dus was zyne taal) dat gij alkzins gelijk als Godsdienstiger zijt. Zeer veele hebben geoordeeld, dat Paulus in deeze woorden de Atheners over hunne verregaande afgodcry wilde berispen, cn hun zyn ongenoegen daarover, in deeze woorden te kennen geeven , waarom het zommige overgezet hebben: ik zie dat gij in alle stukken bygeloóvig zyt, en andere, ik bemerke dat gy allczins te veel over gegeeven zyt, aan den dienst der Demons, aan de vrees voor * Zie den zeer geleerden P. van Umborch in zyne Uitlegging over de Hand. der Apost. uit he^ Latyn vertaald, p, 3i6en3i7« Hoe hy hunne Godsdien. stigheid beschouw. de.  Over hun we altaa ren, en by zonder, dien, aai den onbe kenden God. 256 hét Leven van Voor de Demons. Doch, andere hebben (zoo Wy denken op beteren grond) geoordeeld, dat de Grieksche woorden, naar derzelver gewoone beteekenis by dc Atheners, zeer wel door de onzen vertaald zyn , en waarlyk vertaalt kunnen worden, ik zie dat gy in allen deele zeer Godsdienstig zyt,* gelyk dit in de daad van de Atheners boven andere volken overvloedig getuigd wordt, Aelianus heeft opzettelyk een geheel hoofdstuk over hunne Godsdienstigheid geschreven, Josephus schreef, dat de Atheners de Godsdienstigste der Grieken waren, en naart getuigenis van Lycurgus, gingen de Atheners andere menschen te boven, door zich Godsdienstig omtrent de Goden te houden. En tea bewyze, dat Paulus in de daad zoo • over hen dacht, geeft hy van zyn getuigenis ' deeze rede van wetenschap, in het 33ste vs. i dat hy de Stad doorgaande, en aanschouwende ' hunne heiligdommen, ook eenen altaar gevon* den had, op welken een opschrift stond: den onbekenden god. Stad * De eerst gemelde overzetting is die van Lu. therus, de andere die van Wbitby, de laatsr gemelde, die van Heumann, die behalven zyne geleerde Verklaaring over het N. T. nog eene bvzondere verhandeling de Paulo Atheniensium religiositatem, quodammodo laudanti, geschreven heeft.  Paulus den Apostel. 357 Had de Apostel verscheidene dagen te Athenen reeds doorgebragt, en zich daarin bezig gehouden, ook met het beschouwen van de heiligdommen der Atheners; de voorwerpen van hunnen godsdienstigen eerdienst, de beelden, die als Goden geëerd werden, hadden zynen aandacht tot zich getrokken 5 in die be. teekenis neemt Pauius het Grieksche woord» waarvan hy zich hier bedient, 2 Thess. 2, vs. 4. ook wordt het by de Grieksche Schryveren van alles wat ten dienste der Goden diende, als de tempelen en altaaren, zoo wel, als van de beelden der Goden gebruikt: het een en ander had byzonder de aandacht des Godvruchtigen mans; tot zich getrokken, en in de opmerkzaame beschouwing hiervan bezig zynde, had hy eener» altaar gevonden, met dit opschrift: den onbekenden God. Hoe duister ook de oudste en echtste berichten aangaande, den opbouw van deezen altaar te Athenen, en de gelegenheid, by welken dezelve gesticht en er dit opschrift opge- * plaastzy, ook zyn mogen, zyn deeze ons de gegrondste voorgekoomen, volgens welke, naar het bericht van Diogenes Laè'rtius oiis verzekerd wordt, dat ter gelegenheid van eene swaare pest, die vreeslyk te Athenen gewoed heeft, en geen der Goden, aan,welken ook geofferd IID. I. St. K werd,  358 het Leven van werd, eenige verlossing toebragt, dat toen, op raad van Epimenidcs van Creta ontboden, eenige Sehaapen op den Areopagus gebragt zynde, en 'daar losgelaatcn, er toen op zynen raad geofferd is, waar deeze zich zouden nederliggen , aan den naasten God ; dat alzoo het kwaad ophield, de Stad verzoend en de Pest bedwongen is; en hier van, zegt hy, vind men op de velden der Atheners altaaren zonder naam, ter gedachtenis van de geschiede verzoening. Pausanias meldt ook van eenen altaar, den onbekenden God geheiligd, staande by het groot altaar, van lupiter Olympius; en Tertulliaan schreef ook, tegen de Marcioniten, ik heb altaaren gevonden voor Goden, die ten eenemaal onbekend waren; maar dit is een Attische afgodery, ook voor onzekere Goden, maar dit is eene Romeinsche bygeloovigheid. En blykt het uit Diogenes Laè'rtius, dat op zekeren tyd te Athenen , te gelyk eenige altaaren voor onbekende Goden zyn opgericht, Paulus heeft dan, op een Van deezen of op zoortgelyken altaar, dien hy toen te Athenen zag, dit opschrift gelezen: A-yvwsqi ©«? voor eene;i onbekenden God. * En * De geleerde Plevier heeft in zyne Verklaaring van de Handel, der Apostelen , dit gevoelen over den  Paulus den Apostel. 35c En het is van deezen airaar ,'cn dit opschrift toen aan elk te Athenen bekend, dat hy aan. leiding neemt, om zynen yver voor de eer van God, en 't eeuwig heil der blinde, doch Godsdienstige Atheners ten toon te spreiden, gelyk wy uit deeze zyne wyze woorden zien.' deezett dan, dien gij niet kennende dient, verkondige ik u lieden. Is het in een redenaar een kenmerk van pryswaardige voorzichtigheid, en zeer veel oordeelkundige wysheid, dat hy zyne redenvoering zoo inricht, en met die klaarheid voorstelt, R 2 die den oorsprong van deezen altaar, met dit opschriftzoo wel als de plaats van Diogenes Laertius opgegeeven, doch teffens dit gevoelen afgekeurd, Zoo wel als alle de andere die ter verklaaring hiervan worden opgegeev en, en door hem zyn aangeteekend. alleen schynt hy voor waarschynlyk te hou. den, dat hier, Jehova israeJsGod, dien Josephus noemt, naar zyn wezen onbekend, bedoeld zoude geweest zyn, door dit opschrift: de beroemde Witzius en Heinsius waren ook in dit denkbeeld i Dr. Welwood schryft de oprichting van deezen altaar met dit opschrift aan Socrates toe, doch zonder eenig bewys uit de oude Schryvers. Doch Wanneer men de gronden Voor de onderscheidene gevoelens oordeelkundig nagaat, dan koomt ons dit, uit Diogenes Laertius opgegeeven, het aanneemt- lykst voor. Hec was toch by de Grieken niet alleen, maar ook by de Romeinen bekend, voor byzondere weldaaden aan onbekende Goden te offeren; de voorbeelden hiervan, vind men door den geleerden Heumann, uit Diogenes Laertius, uit Gellius en Cicero aangehaald, ziezyn 6deD. D.233 tot p, 235. ' F * Waarom de Apostel gewag maakt van aeezen altaar, aan den oube* enden God.  afio het Leven van die geè'venredigd is, met het begrip zyner hoorderen, om naar hunne vatbaarheid zich schikkende, zyn oogmerk om hun te verlichten en te overtuigen, zoo veel te zekerder te bereiken? Welk eene wysheid straalt er dan, in deeze uitmuntende reden voering van den geleerden kruisgezant door i Zy eerden onder hunne Goden, ook eenen onbekenden God; er was in het Godsdienstig Athenen, ook voor eenen onbekenden God, eenen cf meer dan eenen altaar, waar op dit opschrift gevonden werd, en waar op zeker oudtyds en waarschynlyk ook toen nog geofferd, en dus dien onbekenden God gediend werd-, hy derhalvcn, die hun dien onbekenden God leerde kennen, was geen verkondiger, geen vereè'rer van nieuwe Goden, dat op straf des doods te Athenen verboden was * in tegen. *' Dat deeze Rechtbank, waarvan Justyn de Martelaar zegt, dat haare vierschaar was op eene verheven rors, en die de Treurspeldichter Echilus getuigt, de onkreukbaarste, gestrengste en achtbaarsie van geheel Griekenland geweest te zyn, Waarvan de leden, van zulk een onbesproken leven moesten zyn, dat niemand hen iets konde telaste leggen , waarin zy zich kwaalyk gedragen hadden. De geleerde Abt Barthelemy teeketit in het 2de D. van zyn reeds genoemd werk, p. 310, aan uit Plutarchus, dat by de invoering van het tooneel,-het allen Atheners vrystond zich in deeze liffhebbery te oeffenen, doch men zonderde de lee. den van den Areopagus uit, en (voegt hy er by ) hoe  Paulus den Apostel» 261 tegendeel, die maakte zich by de Godsdienstige en wysheid beminnende Atheners zeer verdienstelyk, en hy moest hocgstwaarschynlyk zyn oogmerk, om hun te verlichten en te overtuigen^ bereiken, daar hy met de grootste voorzichtigheid, en teffens met eene duidelyke oprechtheid, hun den waaren God leerde kennen, zyn ondei wys met alle bescheidenheid, naar hunne kundigheid inrichtende, die beschaavende en vermeerderende, door nieuwe kundigheden hun voor oogen te stellen, en de bewyzen daarvoor aantevoeren , uit waarheden die zy gedeeltelyk wisten, en uit Schryvers die zy voor wyze en beroemde mannen erkenden, zoo konde hy onder den Goddelyken zegen hen bekeeren, van de duisternisse tot het licht en van de msgt des Satans tot God. Daartoe begint hy in zyne verkondiging van dien onbekenden God, naar hunne Gods* dienhoe zouden zich, ook mannen van zalk een eerwaardig voorkomen, van zulke strenge zeden, met de bespottelykheden der 't zamenleving kunnen bezig houden. Inzonderheid hielt deeze Rechtbank naauwkeurig opzicht op den Godsdienst, en dulde geen verandering daarin , waarom ook Socrates, van Melitus beschuldigd, voor die geregtsbank is veroordeeld; in zyn doodvonnis stont: Socrates de zoon van Soproncus van Alopece, heeft de wet geschonden, door dien hy niet erkend, de Goden die deeze Stad gelooft, en andere nieuwe Goden mvoert. Zie lïoogstraaten 't leven van Paulus» pag. 94.  Hy leert de eenheid des Schep, pers en zyne ver. Itevene Hoogheid 262 het Leven van dienstigheid gepreezen, en hen met den hun meest behaagenden naam van Atheensche mannen aan gesproken te hebben, hen dien onbekenden God, dien zy niet kenden, en echter dienden, te leeren kennen, als de Schepper van *t heelal, als de Heere van hemel en aarde. Dus wyst hy met alle bescheidenheid, de reeds op. geevene dAvaalingen aan, der Stoische enEpicureische wysgeeren, die den oorsprong der weereld aan een toevallige zamcnvloeying van ontelbre kleine deeltjes toeschreven, zonder hen of hunne gevoelens door eenig verwyt te beledigen j en uit deeze stelling, leid hy twee andere af, die daaruit voortvloeiden, dat dat Wezen zoo groot, zoo heerlyk, zoo algenoegzaam noch in tempelen met handen gemaakt woonde, noch door 'menschen handen als iets behoevende, gediend moest worden; welk eene edele oprechtheid en betaamentlyke voorzichtigheid ontdekt zich hier, in den verlichten redenaar! Hy, jaa leert rond enklaar, daar is maar eenen God, één Opperweezen, de Allerhoogste in den hemel en op de aarde; en dus, hoe wel er veele onder hun waren, die Goden genoemd, en als zoodaanig geëerd werden, dat er maar eenen God was, uit en door wien alles was, en dat buiten Hem er geen God was: Hy zegt niet dat alle hunne Goden versierd waren, dat hunne Priesters hen mis-  Paulus den Apostel. 263 misleid hadden, dat het volk dwaalde; geen yver zonder verstand ontsteekt zyn geest, geen woord dat hen beledigen kon, ontglipt zyne lippen, neen hy staaft zyne reeds gelegde gronden, door eenen anderen, dien zy op hunne wyze erkenden en geloofden, dat God aan allen het leven, den adem en alle dingen geeft, en waaruit dus van zei ven volgde, dat Hy door menschen handen niet moest gediend worden, als iets behoevende. Hy toch, gelyk de Apostel vervolgens leerde,, cn dat hun te vooren, zoo, nimmer door eenig^ wysgeer onderwezen was * had uit eenen bloede, het ganschegedacht der menschen gemaakt, om op den geheelen aardboden te woonen, en om dus , als kinderen van eenen Vader, hoe ver-1 spreid ook in de weereld, eikanderen als broeders te beminnen , daar God aan elk geslacht, aan elk volk, en tyd en plaats, waar het zoude woonen, bepaald hadt: zoo toonde hy op dc bescheidenste wyze, de dwaasheid aan, van het Epicureische stelzel, dat het bestaan eener hooge Godsregeering lochende, daar hy hen teffens hecGodlyk oogmerk in allen deezen ontvouwde» en de wysheid van God daarin leerde ontdekken» daar dit alles geschied was, op dat zy den Heere zouden zoeken, of zy hem immers tasten en vinden mochten, hoewel hy niet verre is, van een Zn het logmerk ;an der nenschen ichepping rit één, in het zelfde Hoed, in ieszelfs wysheid voorgemeld.  gelyk ooi hunne tiaaitwc betrekking op God, 264 het Leven van een igehjk van ons. Het is waar, dit was niet overeenkomstig met de leer hunner wyzen; de Stoische en Epicuicische wysgeeren hadden dit nimmer zoo begrepen; doch, zonder die te berispen, of hunne dwaalingen te gispen, bewyst hyhet door eene andere waarheid optegeeven, welke hy uit de voorige heeft afgeleid, zy is deeze: want in Hem leeven wij, en beweegen ons en zijn wy. En dit was hun niet ten eenemaal onbekend; dat de menschen hunnen oorsprong uit God hebben; dat zij ook zyn geslacht zyn, hadden zommige Grieksche dichters zelve geleerd, hy kon, daar de Atheners de Goddelyke openbaaring niet kenden, dit niet bewyzen uit Mozes en de Propheten , maar staafde zyne reden uit schryvers, onder hen bekend en beroemd, als Menander, Epimenidcs en Aratus *, en] zoo toonde de Apostel, niet alleen * De geleerde J. van Hoogstraaten, geeft in zyne dichtmaatige besehryving van het leven van Paulus, eene afbeelding van eenen penning, uit het Cabinet van Fulv. ürsinns met het borstbeeld van den Griefeschen dichter Aratus, en teffens uit B. Kennet, de woorden van Aratus, waarop de Apostel hier zinspeelde, zy zyn deeze: "wy alle genieten « Hein, en zyn ook zyn geslacht, zyn goede rechte "hand openbaart zich aan de menschen, hy wekt "de menschen tot het werk op, hy herinnert hun ;'watzy van nooden hebben, hy zegt hun, wan" neer de kluiten met ossen of spitten bekwaamst "gehanteert zyn, wanneer de, regte tyd is, te "plan.  Paulus den Apostel^ 265 alleen zyne ervaarenheid in de grieksche letterkunde, maar teffens ook by zyne voorzichtigheid en wysheid, zyne kennis van het menschelyk hart, gewoon zich door bewyzen te laaten overtuigen, gegrond op de kennis en het getuigenis van zulke beroemde mannen, welke het roemt en hoog - schat. En uit deeze opgegcevene waarheden, die hy uit beroemde Schryvers, uit hun, gestaafd had, leid de Apostel zyn onderwys verderaf, daar hy dus reden kavelt: zyn wy Gods geslachte? dan, kan de Godheid geen goud, zilver of steen g elijk zyn, welk door 's menschen koust en bedenking gesneden zy: zyn wy voor al naar ons verstandig vermogen, naar onzen geest, Gods geslacht, cn dus veel voortreffelyker en Verhevener dan goud, zilver, of steen, hoe konstig ook gesneden'? Hóe voortreffelyk, hoe verheven moet dan Gód zyn! God, die de Weereld gemaakt heeft, en alles dat daarin is; die een Heer is van hemel en aarde! Wy moeten dan niet' me enen, (zoo zacht, zoo bescheiden Wederlegt Paulus, de afgodische dwaalingen der "planten, te buigen, en alle zaadenin de aarde te "werpen. Hy is het, die de gesternten onderschei"dende, dezelve tot teekenen aan den hemel ge"ste'dheeft, dejaargetydenverbergt,die dan 'tgeen "gebeurt, zekerlyk te kennen geeven, alzoo hy " voor de menschen zorgt etc," Zie Hoogstr. 3 B, p. 101 en 102. ücdwaas* heid der zfgodery langetoond.  ,266 het Leven van Predikt hy hun be. keering. der Atheners, en leert hun God kennen, en als den eenigen waaren God, in Geest en waarheid dienen, i Wy moeten niet meenen, dat de Godheid goud, zilver of steen gelyk zy, welke door menschenkonst of bedenking gesneden zijn. Zoo leert hy hun dien onbekenden God, en tegen overstelling van de tot noch toe, by hun geëerde Goden, als den eenigen waren God kennen en dienen, en openbaarde hun 't geen tot nu toe, voor hun verborgen geweest was, dat God die, om wyze en heilige redenen de Heidenen had laaten wandelen in hunne wegen, de tyden der onwetenheid over gezien hebbende, nu allen menschen verkondigden, dat zy zich zouden bekeeren. De blyde dag was nu gekoomen , dat God de Heidenen, te vooren onweetend, onkundig van den weg der verzoening met God, nu roepen zoude tot zyne gemeenschap, en hun doen verkondigen den onr.a>peurlyken rykdom van Christus, en hy was bereid hun dit te prediken, op dat zy zich vrkeeren zouden van dc afgoden tot den levenligen God ; nu was er geen byzonder volk r.cer, aan wien God alleen zyne inzettingen en •echten zoude bekend maaken; neen, dc blyde ïeilleer van den Vorst des Levens, van den verïoogden Zaligmaaker, moest nu door de ge- hecle  Paulus den Af ostei. 267 hecle weereld op zyn bevel gepredikt worden, en aan alle volken moest nu verkondigd worden,: God wil dat alle menschen zalig worden, en tot kennisse der waarheid hoornen! Zoo heilzaam, zoo voortreffelyk is de redenvoering van den wyzen Tarter, die hy aanbindt, door eene andere waarheid van een oneindig belang en het uiterste gewigt, daar hy hun leert, de noodzaaklykheid van die voorgestelde bekeering in deeze woorden: daarom, dat God tenen dag gesteld heeft, op welken Hy den aardbaden rechtvaardiglyk zal oordeelen door eenen man, dien Hy daartoe geoordineerd heeft. Er zou dus naar de onfeilbre leer van den Gods. gezant, eenen dag, op den van God daar toe bestemden tyd, aanlichten, waarin alle menschen zouden geoordeeld worden , door een rechtvaardig, door een onveranderlyk oordeel, dat over den geheelen aardbodem, over allen, die immer daar op woonden , zoude gehouden ■worden, en waarin zulken, die geweigerd hadden zich te bekecren, voor eeuwig zouden veroordeeld worden, want God zelf had daar toe een Man verordend, en aangesteld, die dat Godlyk oordeel, oordeelen en uitvoeren zoude, 'en dit was onfeilbaar zeker, want God deed daar van verzekering aan allen, dewijl Hy hem uit den dooden opgewekt heeft. Dus predikte Pau- En dringt dit nadrukkelykaan, door het laatste oordeel aan hun bekend te maaken.  Bewezen uit dc of standing van JksusChris- 'X V 3 268 het Leven van Paulus in den Areopagus, en bewees uit de op"standing van Christus uit den dooden, die , hy te vooren naar het 18, vs. hun verkondigd hadt, de zekerheid van een algemeen en onwederroepelyk oordeel, en daaruit de nootzakelykheid der bekeering van de afgoden tot denletvendigcn God; en breederzoude hy deeze hoogst gewigtige waarheden ontwikkeld hebben , zoo hy in zyne redenvoering door de bespotting van eenigen, in de tusschenspraak van anderen, niet verhinderd geworden was, cn zoo genoodzaakt, den Areopagus te verlaaten, terwyl, door den Goddelyken zegen zyne uitmuntende redenvocring echter heilzaame vruchten voortbragt, zoo, dat zommige mannen hem aanhingen en geloofden, onder welken'' icas ook Dionisius Areopagita en een trouwe, met naame Damaris, en andere met dezelve, naar het nitdrukkelykst verhaal van Lucus in het laatste vs. van dit Hofddeel. * Zoo * De aanzienelyktse der geloovigen noemt hier alleen de H. Schry ver met naarne, en in de H. Schrift vind men voorts niets van dezelve aangeteekent; zeer veel, voor al van Dionisius Areopagita, in de engewyde schryvers, maar niet dat op genoeg, zaarae gronden van zekerheid steunt; het geloof, waardigste is dit, dat hy een Raadsheer, een de leden van den Areopapus, en dus een zeer aanzieneiyk en beroemd man, te Athenen geweest zy, die naar het getuigenis van den Christen phylo. «oopü  Paclüs den Apostel. 269 Zoo was dan het Godverheerlykend gedrag van den voortreffclykea Apostel, een onweerspreekbaar bewys, van zynen grooten Geest en verheven Charakter, en krachtig dienende, ter bevestiging vandc waarheid enGoddelyken oorsprong van den Christelyken Godsdienst. * Hoe veel kunnen wy hieruit voor ons zeiven leeren. Voor eerst, "gelyk Paulus de "Apostel in het afgodisch Athenen Je sus en "de Opstanding verkondigde, en daarin de op. "rechtheid van zyn hart in zynen yver voor den chris- sooph Arisrides ( van welken de geleerde Gave h zyne Apost. oudheden 2de D. bladz, 108 zegt: dal hy niet lang na Dionisius te A:henen gewoonc heeft) in zyn verdedingschrift voor de waarheic van den christelyken Godsdienst. Dat hy na be doen van eene vrymoedige en uitstekende belyde nis zynes geloofs, en naa de wreedste pyniging te hebben uitgestaan, met het afleggen van zyr leven, het laatste en grootste getuigenis voor de Christen waarheid gegeeven heeft, w-arscbynlyJ onder de regeering van Domirianus. Dat Damaris zyne huisvrouw zoude geweest zyn, is r.iet alleer onzeker, maar uit het swygen van Lucas schyn het ons toe, dat zy dit niet geweest zy. * Die begeerigis de bescheidenheiden wysheit van Paulus in deeze en andere redenvoeringen, et verantwoordingen van hem, breeder uitgebreic en uitmuntend beredeneerd te zien, kan zulks vinden in de voorbereidzeln tot de verklaaring van dei brief aan de Romeinen, door den Hooglerraar U Utrecht G. M. Eisnerus nitgegeeven, en ook by det Hooggeleerden P Hostede in zyne byzonderheder der H, Schrift, 3de D, p. 3* etc. Toepassing. l l 1 1 1 1 I  Eerste Leering. 370 het Leven van "christelyken Godsdienst heeft doen doorblinken, daar moeten wy alle in die beminnelyke "hoedanigheden hem trachten natevolgen. Ten tweede, "wy zien in de Atheners hoe " ver de mensch, weleer gevormd naar het beeld " van God, gevallen en vervreemd is van zynen "oorsprongelyken stand, zoo dat hy zoo verduisterd is geworden in het verstand, dat hy "zonder het godlyk onderwys, schepzelen eert "boven den Schepper, die te pryzen is in der " eeuwigheid. Ten derde, "in het kennen van God, als "de almachtige Schepper , en algenoegzaatne " onderhouder der weereld, en hef dienen van " Hem , in Geest en waarheid, door het geloof "in den verrezen Jesus, die eenmaal den aard»'boden rechtvaardig oordeelen zal, is onze ** zaligheid gelegen. Ten vierden, "daar een christen geloof^ "dat God die de weereld geschapen heeft, alles " te vooren bepaald heeft, en niets hem door t'een blind nootlot toekoomt, om dat God niet .'ver is van een ygelyk van ons, zoo moet htm "dit leeren, altyd onder indrukken zyner hooge " tegenwoordigheid, cn met onderwerping aan "zyn wys bestuur, te leeven. "Onze eeisteleering was, gelyk Paulus de " Apostel in het afgodisch Athenen , Jesus en "de  Paulus den Aros t e ... 271 " de opstanding verkondigde, en daarin de oprechtheid van zyn hart, en zynen yver voor "den christelyken Godsdienst heeft doen door" blinken, daar moeren vry alle in die beminnclyke «'hoedaanigheden Hem rrachten na tevolgen." Wanneer Wf eenige oogenhhkken onzen aandacht by dien kruisgezant bepaalen, zoude men in den eersten opslag vraagen, hoe kon Paulus zoo kort te vooren, om die/elveleer gegeeszeld, en niet dan door een Goddelyk en wonderbaar bestuur der voorzienigheid, het aangrimmend doodsgevaar ontkoomen, te meer, daar hy certyds ook om diezelve leer, zoo veel hoon en smaad ondergaan had, en tot den dood gesteenigd was, hoe kon hy in een Stad die zoo afgodisch was, en daar hy het booze hart der Jooden kende, die hem alk-zins vervolgden, nu ondernemen, de by hen zoo zeer gehaatte leer van Jesus cn der opstanding te verkondigen? Geliefde, was Paulus niet waarachtig overtuigt geweest, van de ontwyffelbaare waarheid en Goddelyken oorsprong "an die hemelsche leer, en ware hieruit door Gods genade zynen yver voor dezelve met voortgevloeid, nimmer zoude hy zich aan zoo veel hoon en smaad, aan zoo veel vervolging en allerlei gevaaren, voor dezelve hebben bloodgesteld, een cntwyffelbaar bewys ih dc daad, van het  zj2 het Leven vast het geene hy Gal. i, vs. i. geschreven heeft, dat hy een Apostel, was (geroepen) niet uan menschen, noch door een mensche, maar door Jesus Christus en God den leader-, die Hem uit den dooden opgewekt heeft. Hier van ten vollen overtuigt, zeide, hy by zyn plechtigen afscheid, tot de ouderlingen der Ephcsische gemeente, naar Hand. 20, vs. 24 ik achte op geen ding, noch houde myn leven niet dierbaar voor my zeiven, op dat ik mijnen loop met blydschap mag volbrengen, en den dienst welken ik van den Heere Jesus ontvangen hebbe, om te betuigen het Euangelium der genade Gods. Wy mogen des zeker er uit besluiten, dat het woord, dat hy gepredikt heeft, een getrouw ivoord is en aller aanneeming waardig. Maar wy moeten teffens er uit leeren, dien Apostel in oprechtheid en yver voor de eer en leer van Jesus, als den verrezen Heilvorst, na te volgen: doch, hoe ongelyk zyn de meeste Christenen, ook daarin, aan dien voortreffelyken heilgezant-, schoon wy alle niet geroepen zyn, gelyk Paulus om Jesus' en de opstanding te prediken, en zelfs zy, die geroepen zyn, om dit te prediken, dien smaad en vervolging niet te wagten hebben, die Paulus ondergaan heeft} daarin moeten wy dien kruisgezant navolgen, dat  Paulus den Apostel. 573' ds.t wy by alle gepaste gelegenheden, en voor al zy die geroepen zyn. om Jesus en dc op. * standing te vcrkondgen, alles aanwenden vrat dienen kan , om onkundigen en dwaalenden, 't gewigt en de voortreffelykheid zoo wel, als het heilzaam nut, en de zalige gevolgen van die hemclsche leer aantepryzen; en, daarin moeten wy ook zoo trachten te verkeeren, als hy deed met dien heiligen yver, dat geene vrees voor on. : aangenaame gevolgen, ons daarin te rug houde ; wanneer wy voor God en zyne eer yveren ; mogen wy op zynen bystand, op zyne bewaa; ring, op zynen zegen, naar zyne toezeggingen 1 vertrouwen; doch, wy moeten het altyd met 1 die bescheidenheid, met die heilige voorzichtigI heid, het einde en oogmerk onder het oog houdende, verrichten, gelyk Paulus deed: en ook daarin onder het oog houden, zoo veel in u is, zooveel hetmogelyk is, houdt vrede met alle menschen; naar zyn voorbeeld moet onze be. I scheidenheid allen menschen bekend zyn; verbittering baart nooit verbetering, harde woorI den moeren zoo veel mogelyk, in de bevt|orde« ring van de belangens van den zachtmoedigen ■ i Jesus vermyd worden. Elk dient , gelyk I Paulus deed te Athenen, zoo veel hy kan, zich zeivendoor openbaaring der waarheid, aangenaam te maaken by alle Conscientien der men. m,,p\ ISt. S schen  Tweede Leering. 374 het Leven vav schen, als in de tegenwoordigheid Gods, et* ten dien einde, moeten wy ons veel voor de» geest stellen, hoe de mensch van natuur is, en wat,hy geworden is, door de zonde» En dit leidt ons tot onze tweede Leering, zy is deeze: "wy zien in de Atheners, hoe "ver de mensch, wel eer gevormd naar het "beeld van God, gevallen en vervreemd is "van zynen oorspiongelyken stand, zoo, dat ''hy zoo verduisterd is geworden, in het verstand, dathy zonder het Goddelyk onderwys, "schepzelen eert boven den Schepper, die te "pryzen is in der eeuwigheid," En dit zien wy niet alleen in de Atheners zelfs en hunne wysgeeren, en in alle de Heidenen, gelyk Paulus aan de Romeinen leerde, Rom. I, vs. 21 tot 26, maar ook dit zien wy onder ons, die belydenis doen van den Christelyken Godsdienst, al vereeren wy geen eigentlyk gezegde afgoden; hoe dikwerf heeft onder ons eene afgodery plaats, die God beledigt, die onze belydenis schande aandoet, wanneer wy den wierook onzer'aanbiddiug en dankzegging, toe swaayen aan menschen, die boven ons in de weereld verheven zyn, en waardoor wy onzen eer, aanzien en vermogen willen verheffen boven anderen, en boven den stand, waarin het wys bestuur van God ons geplaatst heeft; wanneer wy  Paulus den Apostel, '575 vry in dit. alles, God voorby zien, Hem niet, als uit wien, door wien, en tot wien alle dingen zyn, erkennen; hoe dikwerf is dan op ons *oepa:,jelyk, 't geen Daniël tot Belsasar gezegd heeft, dien God, in wiens hand uwen adem is, en bij wien alle uwe paden zyn , dien hebt gij niet verheerlijkt. Hoe dikwerf rooken wy ons eigen gaaien, onze eigene netten, en schryven alles wat wy bezitten, wat wy vermogen, aan ons zei ven toe, 'en zeggen met koning Nebukadnesar, is dit niet het groote Babel dat ik gebouwd hebbe/ Ja zyn wy in zommige opzichten niet even blind, als de afgodische Atheners? Hoe veele kennen noch zich zei ven, noch God recht, en dienen waarlyk eenen, hunnen onbekenden God, waarvan hunnen handel eh wandel spreekende bewyzen opleveren. Leeven er in dc daad onder de belyders van het Christendom niet veele alzoo, even of God gelyk de Goden, die de Atheners dienden, niet aiweetend, niet almachtig, niet overalomtegenwoordig, niet heilig en rechtvaardig was? En van waar dit alles , van die zelve oorzaak, die zulk9 by de Atheners ten gevolge had, dat de mensch, ach geloofden wy dit! gelyk het waarachtig is! dat de mensch weleer gevormd naar het beeld van God, op dat hy God zynen Schepper recht zoude erkennen en dienen, door den trcuS 2 rigen  Derde Leering. 376 HBT LevÉS VAR rigen zondigen val, zoo ver van zynen oor* sprongelyken stand is afgeweken, 'dat hy is geworden, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven Gods, door de onweetenheid die in hem is, en de verharding zynes harte, en dit zal voor ons swaarder oordeel, dan voor de Atheners en andere Heidenen, die God nimmer door het licht der Goddelyke openbaaring bestraalde, ten gevolge hebben, tvant indien wy willens zondigen, na dat wy de kennis der waarheid ontfangen hebben, zoo blyft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, maar eene schrikkelijke verivagting des oordeels, en eene hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verteeren. O ver weegen wy dit, rnet dien einst, die her gewigt der zaak vereischt, dan moeten wy, zoo wy niet eeuwig Willen verlooren gaan, deeze hoogstgewigtige vraag ons voor den geest brengen, wat moeten wy doen om zalig te worden ? En het is ter beantwoording van deeze belangryke vraag, dat wy de derde leering, uit de verklaarde woorden afgeleid, u voorstellen. " In het kennen van God, als den Almachtigen "Schepper en algenoegzaamen Onderhouder «'der weereld, en het dienen van Hem, ia "geest en waarheid, door het geloof in den "verrezen Jesus, die eenmaal den aardbeden recht-  Paulus den Apostel. 377 41 rechtvaardig oordeelen zal, is onze zaligheict11 gelegen." De waarheid van dit antwoord zal door niemand in twyffel getrokken worden, die eene Goddelyke openbaaring erkent, die dit uitdrukkelyk leert, dat dit het eeuwige teven is, te kennen den eenigen waarachtigen God, em Jesus Christus dien Hy gezonden heeft3 of oordeelen myne Hoorers, dat zy alle, dat elk die belydenis van den Christelyken Godsdienst doet, God kent, ik moet hierop meer onderscheiden antwoorden ; ik stem toe, dat gy alle weet dat er een God is; doch, dit wisten ook dc Atheners en andere Heidenen; maar Paulus getuigt van deeze, Rom. ï, vs.21. dat zy God kennende, hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt. Hebt gy dat gedaan? Gy alle myne waardstc? Kent gy God als den Almachtigen Schepper en algenoegzaamen Ouderhouder der weereld? Hebt gy immer zyne onbegrensde grootheid, zyne oneindige goedheid bewondert, en gedankt? hebt gy immer het groot tafreel der Schepping, waarop de Goddeiyke wysheid, zyne grootheid , zoo Juisteryk geteekent heeft, met aanbidding en God verheerlykende dankzegging beschouwt? Hebt gy immer zyne doorblinkende wysheid in de onderhouding en verzorging van allei, van  278 het Leven van van u en de uwen met eerbied ingezien? ener God voor geprezen en yerhcerfykt? zoo neen, leeft gy dan wel anders-of beter, dan de Epicureische en Stoische wysgeeren, en hunne naavolgers te Athenen, die God niet kenden, noch verheerlykren als den Almachtigen Schepper, algenoegzaamen Onderhouder, en wyzen Bestuurder der weereld; maar door hunne onkunde en het gemis eener Goddelyke openbaaring den oorsprong der weereld aan eene 't zamenvloeying van ondeelbre deeltjes toeschre* ven, eene Godsregeering lochenden en een onveranderlyk noodlot vast stelden l En zoo gy hierin, door eene Goddelyke openbaaring, en het onderwys van den daarop gebouwden Godsdienst beter onderwezen zyt, hebt. gy boven hen God leeren dienen in geest en waarheid, door het 'geloof in den verrezen Jesus, die eenmaal den aardboden rechtvaardig oordeeien zal? Hierin, is onze zaligheid gelegen; God woont niet in tempelen met handen gemaakt, hy moet niet van menschen handen gediend worden, als iets behoevende, het Godiyk onderwys leert ons: God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden, in geest en waarheid. En zoo kunt gy God nimmer wclbehaagelyk dienen, als door het geloof, in den verrezen Jesus, die een-  IPaulus den AtosEt. 279 eenmaal dc weereld rechtvaardig oordeelen zal. Pauius predikte te Athenen ten dien einde , dat God de tyden der onuveetenheid overgezien hebbende, allen menschen alomme verkondigde, dat zyzich zouden bekeer en; ten dien einde predikte hy hun Jesus en de opstanding, en leerde hun, dat God eenen dag gestelt heeft, waarop Hy den aardboden rechtvaardig zal oordeelen, door eenen Man , die Hy daartoe geordineert heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewyl Hy Hem uit den dooden opgewekt heeft. Ontzettende waarheid! Zoo zeker het is, dat God zyn Zoon uit den dooden opgewekt heeft, zoo zeker is het, dat er eenmaal een opstanding der dooden, en een rechtvaardig oordeel over den gcheelen aardboden, over allen die daar op woonen, zal gehouden wordenj waarineen iegelyk zal wegdraagen, het geen hy in dit lighaam gedaan heeft, het zy goed het zy kwaad: en is het geloof in Hem, die de Vader geheiligd en in de weereld gezonden heeft, het eenig middel tot behoudenis; hoe ncodzaakelyk wordt dan dit onderzoek voor elk mensch, of hy door geloof en bekeering Jesus Chris- . TUs als zyn Borg en Zaligmaaker heeft leeren kennen? Daartoe laat God ook onder ons nog geloof cn bckeering prediken, op dat wy den toekomstigen toorn zouden ontvlieden ; want zoo  Vierde Leering, ago het Leven vaït zoo waarachtig het is, dat die Zoon van'God verrezen is, zoo waarachtig is her, dat Hy eenmaal koomen zal, om te oordeeien leevenden en dooden! Maar ook even waarach. tig is het, dat, ivit in dien Zoon gelooft, nut zal verderven, maar het eeuwige leren hebben; maar die dien Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, den toorn Gods blyft op hem! Dat dit, alle myne Hoorers aanspoore, om God te bidden om dien Geest des geloofs, dieHy naar zyne toezeggingen, docr den Heiligen Geest schenken wil, aan allen die er hem om bidden. Ten vierde, en dit is thands onze laatste leering. "Daar een Christen gelooft, dat God "die de weereld geschapen heeft, alles te voo«cren bepaald heeft, en niets hem door een "blind noodlot toekoomt, om dat God niet "ver is, van een iegelyk van ons, zoo moet "hem dit leeren, altyd onder indrukken zyner "hooge tegenwoordigheid, en met enderwer"ping aan zyn wys bestuur te leeven.,, Troost, volle leer in da daad! die Paulus de dwaalende navolgers van Epicuur en Zeno te Athenen leerde, en waar van elk Christen de Waarheid kent, en met zyn hart eerbiedigt! Had die heilryke leer maar altyd invloed op zyn hart en daaden; hoe bemoedigd zoude hy leeven, hoe  Paulus den Apostel! 28Ï Boe getroost zoude hy sterven! Deeze leer der halven, moest haaren werkzaamen invloed verspreiden, op ons geheel gedrag, zy moet alle onze daaden te aller tyd bezielen. Is God niet verre van een iegelyk van ons? dan moeten wy altyd leeven onder indrukken zyner hoogen tegenwoordigheid, dan moeten Wy te allertyd ons herinneren, God ziet «11e onze daaden, hy hoort alle onze woorden, hy kent alle onze gedachten, en hy weet alle onze bedoelingen; welke eene heilige voorzichtigheid moet dit ons te allertyd inboezem! en by elke opkoomende zonde die in het hart van den Christen opwelt, by elke verzoeking ten kwaade met Joseph doen zeggen, hoe zoude ik zulk een kwaad doen en zondigen tegen God! Laaten wy altyd denken aan de gewichtige le* van Apostel Petrus, indien gij tot eenen Vader aanroept, den geenen die- zonder aanneeming des perzoons, oordeelt naar een iegehjks werk, zoo wandelt in vreeze, den tijd uwer inwoQning, 1 Petr. 1, vs. 17. Ja, maar de overdenking van deeze waarheid, levert voor ons, levert voor elk Christen, nog eene gewichtige en troostryke waarheid op, zy is deeze: Hy, die onder indrukken van Gods hooge tegenwoordigheid leeft, moet teffens leeven in onderwerping aan zy» wys  Sga HET L.iven van wys bestuur; trouwens d« overdenking dat God regeert, da? ons alle dingen nierbygevai, maar van zyne Vaderlyke hand toekoomen, moet dit in ons uitwerken; alles war er gebeurt, is in de eeuwigheid, onherroepelyk en hoogst wys bepaald, om die heerlyke eindens te bereiken, die God tot zyne eer en ter bevoordering van de zaligheid der zynen wil daaistellen; het mag ons hier onvoegzaam of eiibi-giypebj^l voorkoomen, of wel eens onbezonnen doen vraagen, waarom doet God zoo? laaten wy altyd roet aanbidding Jesus leeren nazeggen, £fa Vader, alzoo is geweest het welbehaagen voor u. Laaten wy uit het geen nu en dan geschied, uit het geen tegenwoordig is, niet tot het volgende besluiten , dat het zoo of zoo zyn zal; God bereikt dikwerf geheele andere eindens, door de van hem daargestelde middelen, dan wy voorzien konden: Cr is geen zaliger voorrecht, dan den Heere te volgen, en te denken, de Heere regeert, hy is met hoogheid bekleed! Daar kunt gy intusschen van verzekert' zyn, Christen, (daar alle dingen den geenen die naar Gods voornemen geroepen zyn, moeten medewerken ten goede,) dat God voor u zorgen, u niet begeeven, u niet verlaaten zal, welke rampen u naar Gods Wys bestel mogen, overkoomen, welke tegenheden  Paulus den Apostel! 283 lieden- u immer treffen; er zal geen haar van uw hoofd vallen, zonder den wil van uwen hemelschen Vader; treft udan drukkend kruis, in welk eene betrekking pok, God kan het wegneemen, en mogelyk zal hy het zeer spoedig verwisseld doen worden, met onverwachte stof tot juichend danken, voor zyn aangezicht! Hoe het gaan mogej met u in deeze weereld, gy wordt zalig, gy zult uwe ziel, als een buit uit de weereld wegdraagen, en met onzen Apostel, en allen die den Heere Jesus in onverdervelykheid hebben lief gehad, eenmaal het vol genot eener stoorelooze zaligheid genieten, Amen! Zesde  384 hst Lfi ve8 VA'it Zesde LEERREDEN, Be 'rykgezegende Euangeliepredikinö van Paulus den Apostel te Epbesen , door buitengewoone es heerlyke wonderen van God bevestigd. TEXT, Handl. ij, vs. i tot 12, En ktt geschiedde terwyl Apollos te Corinthen was, dat Paulus de bovenste deden des 'Landt doorreist hebbende, tot Epheseu kwam, cn eenige Discipelen (aldaar) vindende ; zeide hy tot hen$ hebt gy den Heiligen Geest ontfangen, als gy geloofd hebt? En zy zeiden tot htm, wy en hebben • zelfs niet gehoord , of daar een Heilige Geest is. En hy zeide tot hen, waarin zyt gy dan gedoopt? En zy zeiden in den doop gi'oantds; maar Paulus zeide, ofoamis heeft wei gedoopt den doop der bekiering , zeggende tot het volk, dat zy gelooven zouden, in den geenen , die na hem kwam; dat is, in Christus Jesus. En die hem hoorden werden gedoopt in den naam des Heeren Jesus. En als Paulus hen de handen opgelegd hadde, kwant de Heilige Geest op hen, en zy spiaken met vreemde taaien en propheteerden. En alle deeze wa. i-en omtrent twaalf mannen. En hy ging in de Syn& g°ge,  PAtitos* vstt Apostel, ügj goge, en sprak vrymoediglyk , driemaanden lang (met hun) handelende, en (hun) aanraadende.de zaaken van het koningryk Gods; maar als zommige verhard werden, en ongehoorzaam waren, kwaad spreekende van den weg (des Heeren) voor dc menigte, weekhy van hun, en scheidde de Discipelen af, dagelyks handelende in de Sctwole van ze eren Tyramms. En het geschiedde; twee gfaa; en lang, alzoo dat alle die in /isia woonden, het woord des Heeren Jesus hoorden, beide gjoden en Grieken, En God deed ongewoonlyke krachten door de handen van Paulus; alzoo dat ook van zyn lyf op de kranken gedraagen werd; n, de sweetdoeken of de gordeldoeken, en dat de ziekten van hun weeken, en de booze geesten van hun uitvoeren. Zoo heb ik dan roem in Christus Jesus., Dus schreef de Apostel Paulus aan de Romeinen, jn het 15de Hoofd, in het eerste deel van het 17de vers. Maar diezelve kruisgezant, schreef ■3 Cor. ia, vs. 1. te roemen is my waarlyk niet oorbaar. Hoe geliefde is dit te vereffenen? Zeer wel myne waardste, wanneer wy maar onderscheiden, 't geen in beide de onderscheidene gedeeltens van deeze gewigtige brieven, moet onderscheiden worden; in de laatste plaats, keurt hy allen roem af in zich zeiven, allen roem naar den vleesche, en hy toont daar, in het verband aan, dat, indien hy zich wslde Vcrgclyken m«tieenige Talsche Apostelen, die zich Inleiding,  *86 met Leven van ïich voor Dienaars van Christus uitgaven, naar 2. Cor. 11, vs. 13 en vervolgcnds, dat hy dan roemen kon boven hen. Doch, in dé eerste plaats spreekt hy niet van eenigen roem in zich zeiven, maar gelyk hy er I>yvoegt, in Christus Jesus; en in de daad, in die betrekking, had die uitmuntende kruisgezant eenen uitnemenden roem boven alle de Apostelen, en dat hy dit bedoelt, en dit vermeldt, niet ter vermelding van zyn eigen grootheid, van zynen eigen roem, 'maar ter vermelding van de eer en grootheid van Jesus Christus zynen Heer, blykt niet alleen in het igde en 19de vs. van Rom. 15. daar wy leezen: Want ik zoude niet durven iets zeggen, 't.welk Christus door mij niet gewrocht heeft, tot gehoorzaamheid der Heidenen, met woorden en werken, door kracht van tekenen en wonderen, en door de kracht des Geests Gods, zoo dat ik van £fcrusalem af, tot flliricum toe, het Euangelium van Christus vervuld hebbe; maar ook kan dit ondere andere bewezen worden, uit een gewigtig tydvak van het Leven van den Apostel Paulus te Ephesen, waar in zyne vruchtbaare Euangelieprediking met heerlyke en verbazende wonderen van Gods genade bekroond geworden is, gelyk wy in dit plechtige uur u naader wenschen voortedraagen. In  Paul os ben Apostel. s87 In onze voorige Leerreden, beschouwden* wy den voortreffelyken kruisgezant te Athenen d in den Areopagus, eenen onbekenden God aan*, de Epicureisclie en Stoïsche wysgeeren, niet zonder den Goddeiyken zegen verkondigende, uit Hand. 17 i van het lóde tot aan het a4, vs. Lucas, de heilige Schryver van dit gewyde boek, leert ons in het iste vs. van het volgende ifcde Hoofd, dat Paulus van Athenen te Gorinthen gekoomen is, en welken zegen, en welken tegenstand, hy daar ondervonden heeft; hy verhaalt ons in het igde vs. van dat igde Hoofd, zyn afschei.ivan daar, en zyne inscheping naa Syrien, metPriscilla en Aquila, en iu het 19de en 2 volg. vs. zyne koomst en kortstondig verblyv te Ephesen, van waar hy naar het 2 2^te door Cesareen naar Jerusalem trok , en daarna ging naa Antiochien, daarhy, volgends het ag. vs. eenigen tyd geweest zynde, door het Land van Galaden en Phrygicn reist, versterkende alle de Discipelen; waaróp de Apostel, naar het i.vs. van onzen Text, de bovenste deelen des Lands doorreist hebbende, te Ephesen koomt, waar zyne Euangelicprediking door eenen ryken zegen bekroond, en door menigvuldige en heerlykc wonderen bevestigd wordt. Eene uitnecmende stof, waarvan de gewigtigc inhoud u de» voomeffelyken Apostel in zyne 'et Ver. ind met ? vuurige terreden  t'erdce. litig der Text- woorden. 388 het Levei» va» zyne geliefste bezigheid, het prediken van Christus, en teffens de grootheid der Goddelyke kracht in het daarstellen van de heerJvkste wonderen, op de zeldzaamste wyze ter bevestiging van het Euangelie, dat Paulus predikte, zal voorstellen. Eenestoffe, die u de waarheid en Goddelyken oorsprong van den christelyken Godsdienst, op de treffendste wyze voor oogen stelt. God, die de prediking van Paulus door zoo veele wonderen, op zulk eene zeldzaame wyze getuigenis gaf, bekroone onze prediking, ter bevestiging van uw geloof, ter bevoordering van uwe heiïigmaaking, met zynen Goddelyken zegen, Amen! Twee gewigtige Hoofdzaaken moeten wy in de verklaaring deezer woorden beschouwen, voor eerst, het ontfangen van meerdere kundig, heden, en teffens van de buitengewoone gaaven des Heiligen Geestes van twaalf mannen, door den dienst van Paulus den Apostel te Ephesen, in de 7 eerste versen. Ten tweede, de rykeezegende Euangelicprediking van dien kruisgezant, ook door buitengewoone en luisteryke wonderen van God aldaar bevestigd, in de 5laatste vs. van onzen Text. Ten aanzien van het eerste, geeft ons de heilige Schryver de gelegenheid te kennen, welk daartoe aanleidig gaf. Hy  Paulus den Apostel. 289 Hy meldt ons in het iste vs. dat het ge- i fchiedde terwyl Apollos te Corinthen was, dat \ Paulus de bovenste deelen des hands doorreist t hebbende, tot Ephesen kwam. .Een denkend1 hoorer kan hier terstond zich deeze twee vraagen voor den geest brengen, wie was deeze Apollos? en waarom maakt hier dc heilige Schryver melding van dien man? Laat ik op deeze beide vraagen kortelyk aantwoorden. Deeze Apollos, beschryft Lucas in het 24ste en 25ste van het voorig Hoofd, als een zeer uit- 1 muntend man, van joodschen afkooxnst, te Alexandrien gebooren, die welspreekend was, magtig in de Schriften, in den weg des Heeren ondcrweezen en vuurig van geest, in de Synagoge te Ephesen naarstiglyk de zaaken des Heeren leerende, en vrymoediglyk spreekendei doch alle zyne kundigheden, al zyn onderwys bepaalde, zich tot den doop van Joannes den boetgezant, den voorlooper van den Heere Jesus, hy is dus, gelyk zommige gedacht heb; ben, geen der 't zeeventig discipelen van den Zaligmaaker, noch ook geen leerling van den Euangelist Marcus geweest; want dan zoude hy zekerlyk meer geweeten hebben, als alleenlyk den doop van Joannes; hy is, of een van Joannes Discipelen geweest, of dat my hoogst* waarschynlyk voorkoomtj door een van die IID. I. Sh T Dis* De gele. \enheid y welke Ut ge'eurd is, 3eschryting van fyollos.  290 hei Leven van Discipelen, waarvan zommige na den geweldigen dood van hunnen Meester verstrooid zyn geworden , buiten liet joodsche land in den weg des Heeren onderwezen, zoo als de boetgezant Joannes, dien gepredikt heeft, en hen, die zyne leer aannamen, plechtig gedoopt, en op den Heere Jesus als den waarachtigeu God en het eeuwige levert gewezen heeft. Deeze Apollos te Ephesen zyne broederen onderwyzende in die leer, werd door Aquila en Priscilla, die Paulus te Corinthen geherbergt hadden, en zyne medewerkers waren in Christus Jesus, in het byzonder naader onderricht van den Heere Jesus, en zyne leer en wonderen, en teffens niet alleen van zynen dood, maar ook van zyne heerlyke opstanding en luisterryke hemelvaart, waardoor Hy den zetel zynes ryksgebieds, nu beklommen had, in den hoogsten hemel, met deeze kundigheden verrykt, vertrok dc yverige Apollos naa Corinthus, de Hoofdstad van Achajcn, en hy is daar voor Jacobs nageslacht tor eenen ongemecnen zegen geweest, daar hy naar het laatste vs. van 't voorig Hoofddeel in 't openbaar metgrooten ernst dc Jooden overtuigde, bewyzende door de Schriften, dat Jesus dc Christus, dat is , de Zoon van God, de Koning Israels, en dus de beloofde Messias was. Maar  Paulus den Apostel. 291 Maar waarom maakt nier de heilige Schry- Waarom 11. 1 «1 TT..* VA» ver melding van deezen man? Het is myne A „ J - ' Apollos waardste om den toestand der Ephesische ge- melding meente. te ileeren kennen, hoe zv gesteld wa.sJie!naa^ ' ° wordt. toen Paulus voor de tweedemaal zich met het enderwys van dezelve zoude bezig houden. De Apostel was reeds te vooren, naar het 19. vs. van het voeng Hoofd, te Ephesen geweest, doch toen had hy aldaar zich slechts eenen korten tyd opgehouden, om dat hy zyne reis naa Jerusalem wilde voortzetten. Hy had in de Synagoge met de Jooden over den Godsdienst handelende gezien, hoe noodig het was, dat hy tot hen wederkeerde, hy beloofde dit ook, zoo God wilde. Na dit zyn kort verblyv, was daar Apollos gekoomen; doch, hoe welspreekend, hoe magtig deeze was in de Schriften, hy wist alleen den doop van Joannes, hy had gepredikt, dat het koningryke Gods naaby gekoomen was, dat het geloof in Christus als het Lam Gods, dat de zonde der weereld wegnam, den weg tot zaligheid was; doch veele gewigtige waarheden van dc leer der verzoening waren hem onbekend, hy had hier echter eenige Discipelen gemaakt, die die leer geloofden, en op hunne belydenis van dezelve gedoopt waren, naar de 3 eerste vs. van dit Hoofd. Hoe noodig was het dus, dat de Apostel deeze gemeente Ta den  DesApostels reis door de bovenlan- ; de». 293 het Leven van den weg Gods naader en meer onderscheiden leerde kennen, door hun den geheelen inhoud van hetEuangelum der verlossing en de bevestiging van her zelve door den Heiligen Geest uitvoeriger vooctedraagen. In zulk eene gestelheid van zaaken was het, 3at Paulus de bovenste deelen des lands doorreisd hebbende, te Ephesen kwam. De Uitleggers hebben doorgaands door de bovenste deelen les lands, de noordelykste deelen des lands, ?an Ephesen afgerekend, en zich uitstrekkende, langs de Aegeische Zee, als: Bithinien, Misien, Phrigien en Lidien verstaan, die meermaalen [ook iMachab. 3, 37 en 6, i.) de boven landen genoemd worden: de beroemde Grootius was zelfs van oordeel, dat de Apostel zyne reis tot aan en door Pontus, het noordelykst van allen, naar de swarte Zee zich uitstrekkende, had uitgebreidt 3 doch, laatere Uitleggers * hebben zeer naauwkeurig opgemerkt, dat men hier door de bovenste deelen des lands, alleen Galatien en Phrygien verstaan moest, om dat Lucas zelfs dit * Ik bedoel hier den beroemden Henmann, en hoogstwaarschynlyk heeft de zeer geleerde van Vloten in zyne vertaaling en omschryving van deeze plaats, het ook zoo begrepen, schoon men by hem leest, Galilea enPhrygie, Galileet is zeker een Jrukfout voor Galatia, schoon het ook in de opgaaf ier noodige verbeteringen, het naauwkeurig oog ran dien kundigen Uitlegger ontsnapt is.  Paulus dek Apostel. 393 dit leert in het 23 ste vs, van het voorig Hoofd, Ephesen was toen eene zeer volkryke, en door koophandel en Godsdienst zeer beroemde Stad aan eenen in ham der AegeischeZee gelegen; zy werd, gelyk uit oude penningen blykt, de hoofdstad van geheel Asien genoemd, en wegcns den Godsdienst, die zyin eenen zeer prachtie-en tempel aan de Godinne Diana, als de moeder der vruchtbaarheid bewees, de heilige Stad genoemd; door de prediking van het Euangelium heeft Paulus, de Apostel Gode daar eenen Tempel gebouwt, uit leevendige stecnen, gegrond op den hoeksteen Christus ; en hoe voortref felyk de gemeente daar gebloeid heeft, is uii den eersten der zeeven brieven aan de gemeen ten van klein Asien geschreven, in dezeever eerste vs. van Openb. 2 te vinden, afteneemen: thands is van die groote Stad niets dan een ge ring vlek in de magt der Turken overig, dooi hun Aiasalouk de tempel der maan genoemd. Ten aanzien van zyne verrichtingen in di< beroemde Stadt, tekent de heilige Schryver aan dat hij aldaar eenige Discipelen vond; dat hie; door deeze Discipelen leerlingen van Apollos door hem onderwezen in den christelykei Godsdienst, welken zy zoo verre hun dii door Apollos geleerd was , hadden aange nomen, en dit plechtig door het ontfangen vai d«i • Paulus vondt in ' die Stad eenige , Discipelen l t  Zyne ge wïgiige vraag aan hun. Onder, xoek waarin hun geloof bestond. -294 het Leven v.an den doop erkend hadden, leert het 2de en 3de vs. uitdrukkelyk; Pauius zelf leert ons dit opmerken, als hy hun vraagt, of zy den Heiligen Geest ontfangen hadden, toen zy geloofd hadden? Zy hadden dus in Christus geloofd, als den waarachtigen God en het eeuwige leven, zoo als hy door joannes en zyne leerlingen gepredikt werd, en 'Apollos Hem hun verkondigt had* Aan deeze Geloovigen doet de kruisgezant deeze gewigtige vraag: hebt gy den Heiligen . Geest ontfangen, als gy geloofd hebt"? De Apostel had deeze menschen leeren kennen door Aquiila en Priscilla, of door anderen die hem bericht gegeven hadden van hun geloof, en hem hen leeren kennen, als zulken, die van de ongeloovige jooden, door hunne belydenis en door hunnen wandel waarlyk onderscheiden waren; Zy waren menschen die in Christus geloofd hadden, zoo als hy dcor Joannes denDooper en zyne leerlingen gepredikt was, en dit geloof werd door de Jcoden verworpen en veracht. Doch, waarin bestond het geloof van deeze mannen? De Uitleggers der Goddelyke openbaaring denken hierover zeer onderscheiden, een der laatste en beroemste is van oordeel * dat deeze * Heumann in zyne Verkl. over het Nieuwe Testament, uit het Hoog-d. vert. 6de D. p. 2#g.  Paulus den Apostel. 295 deeze chrUtcoen vastelyk geloofden, dat Jesus, van wiens wonderwerken, en op zynen kruisdood geyolgde opstandingen hemelvaard, zy een echt bericht ontfangen hadden, de beloofde Heiland der weereld was. Andere geleerde Uitleggers zyn van oordeel * dat zy die in den doop van joannes gedoopt waaren, verklaarden te geloo>en, dat de komst van den Messias kort op handen ware, ** dat zy derhalven die met zynen doop gedoopt waren, niet in den Naam van den Heere Jesus gedoopt zyn; en dat dit duidelyk blykt uit de woorden van Paulus in het 4de vs. dat joannes gezegd heeft tot het volk, niet d« zy geloofden, maar dat zy gelooven zouden, in den geenen die na hem kwam, dat is in Christus Jesus,*** Dat dus Joannes door de bediening van den doop, de menschen wel verbond ter hekeering; maar dat hy hun aan Christus of zyne leer niet toeeigende; doch, dat hy hun te kennen gaf, datze geloo. •ven zouden in C h r i s t u s , die na hem komen zoude, * Klinkenbergs Bybelverkl. si.D. p, 357. ** Whitby in de Verkl. der H. S. door eenige Engelsche Godgel. 14de D. p. 293. *** P. H. van Limborchs uitlegging over de Hanfllingén der Apostelen uit het latyn vertaald P. 341 en 342.  Naadere bepaaling van hun. giloof. 296 bet Leven van zoude, en dat hy aldus hunne gemoederen Christus toebereid heeft, en dat zy derhalven door den doop van Joannes alleen ter bekeering verbonden geweest zyn, en die doop daarom genoemd wordt, den doop der bekeering tot vergeeving der zonden, daarzy, die denzelven op zich namen, gezegd worden, hunne zonden beleden te hebben; maar dat wy nergens leezen, datzy van Christus belydenis gedaan hebhen. Zy waren dus naar deeze opvatting, geene andere dan Godvruchtige, of Godsdienstige Jooden. Het een en ander naagedacht hebbende, Geliefde, zyn wy voor ons van oordeel, dat het eerst opgegeeven gevoelen te veel kunde, en geloof, en de laatst opgeevene gevoelens te weinig kunde en geloof aan deeze Ephesische Mannen hebben toegeschreven, om daar over wel te oordeelen, zyn wy van gedachte, dat aan den eenen kant, men in d;eze mannen geen meer kennis van den Heere Jesus, zyne wonderwerken, zynen kruisdood, en zyne daaropgevolgde opstanding en hemelvaart moet stellen, als in Joannes den dooper zelve geweest is, en aan den anderen kant, geen minder kennis van den Heere Jesus Christus, en zyne leer, en het oogmerk van zyne verschyning in het vleescli, als in de daad, het pndcrwys van Joan.  Paulus den Apostel. 297 Joannes den Dooperinzich behelsde. Op deeze gronden moettn vry derhalven stellen, dat zeer veel van Jesus leer en wonderen, zoo wel als zyn kruisdood, endaaropgevolgde opstandingen hemelvaart, hoe veel te meer de wonderdaadige uitstorting van den Heiligen Geest, op het doorluchtigst Pinksterfeest, aan deeze mannen gelyk ook aan Joannes Discipelen en hunnen voortreffelyken Leermeester, die kort voor het Paaschfeest van het tweede jaar, van Jesus, openbaaren dienst onthoofd is, * onbekend geweest zy; doch, op dien zei ven grond moeten wy stellen, dat zy in zoo verre kundig geweest zyn , en geloofd hebben aan die waarheden» die hun aangaande den Heere Jesus Christus, en zyne leer gepredikt zyn, door Joannes, en op de belydenis van hun geloof in Hem den doop ontfangen hebben, en wanneer wy op het onfeilbaar voetspoor der heilige EuangeIisten nagaan, welke deeze kundigheden geweest zyn, dan vinden wy. Dat joannes gedoopt heeft den doop der c bekeering, zeggende tot het volk, dat zy ge-1 hoven zouden, in den geenen, die na hemt kwam, dat is in Jesus Christus, naar het j 4 vs. van onzen text, vergeleken met Matt. 3, vs. 6. dan * Zie de overeenstemming der Euangelisten ym de Hoogleeraaren Burman ade D, p. 335. ^Pgaaf an het een zy 'eloofd iel/ben'  S98 het Leven van tlsn zien wy, dat zy, die van hem.gedoopt werden, hunne zonden beleden hebben. By het prediken van den doop der bekeering, tot vergeeving der zonden, predikte hy Christus, die hen met den Heiligen Geest doopen zoude, naar Mare. i, vs. 4 en g. Zoo, zelfs, dat Lucas ons daarvan getuigt, in het 3de Hoofd, in het 18. vs. hy dan ook nog veele andere dingen, vermaanende, verkondigende den volke het Euangelium. Eindeiyk, hy heeft Christus niet alleen gepredikt als die komen zoude, maar als gekoomen, want naar het Euangelium van Joannes in het ïste Hoofd, het 29ste en 5 volg. vs. leerde hy Hem kennen als het Lam Gods, dat de zonde der weereld wegnam, op wien de Heilige Geest was nedergedaald, jaa als den Zoon van God. En het zyn deeze waarheden, die de leerlingen van Joannes van hunnen Meester gehoord hebben, en die zy gelooft en onderwezen hebben, die geenen doopende, die deeze leer aannamen. Men kan derhalven geene andere kundigheden in hun stellen, als hoofdzaakelyk deeze, dat Jesus, die Joannis en zyne leerlingen gepredikt hadden, de Christus, de Zoon des leevendigen Gods was, en dat door het geloof in Hem, vergeving der zonden was, en schoon zy' geene onderscheidene begrippen van zyne diepe  Paulus den Apostel. 299 diepe vernedering, noch van zyne luistervolle ver. hooging hadden, en onkundig gebleven waren, van veele byzonderlieden, die de Heere Jesus, zelf geleerd heeft, en van de wyze, waarop Hy de reinigmaaking der zonden heeft daargesteld, zy hadden echter het Euangelium door Joannes verkondigd, geloofd; belydende hunne zonden; en dat geloof was een vrucht des Geestes, in hunne harten, cn in dat geloof waren zy ook gedoopt, schoon zy geene onderscheidene begrippen hadden van den Heilige^ Geest, en zyne buitengewoone werking. En dit zal ons noch klaarder blyken, wanneer wy nagaan, wat wy hier door den Heiligen Geest verstaan moeten, waarvan de Apostel spreekt, als hy hun vraagt, lubt gy den' Heiligen Geest ontfangen, als gy geloofd hebt'? \ en waarop zy antwoorden, wy en hebben zelfs ■ niet gehoord of daar een Heilige Geest is. Dat de Heilige Geest de derde perzoon van het Goddelyk drieè'enig wezen is, cn zoo wel als de Vader en de Zoon, waarachtig cn eeuwig God, weet en gelooft gy uit de Schriften; dan wisten deeze mannen, gedoopt met den doop van Joannes, niet dat er een Heilige Geest was? Zoo hebben het zommige begrepen, meenen dat zy omtrent het aanzyn van eenen Heiligen Geest geene Wat wy hier door ien Heiliyen Geest lerstaan noeten, mderzockt.  300 het Leven van geene denkbeelden hadden.* Doch Geliefde, wy moeten hier, gelyk het in den eersten opslag schynt, niet denken aan den Perzoon des Heiligen Geests, maar aan zyne gaaven, en wel byzonder aan zyne buiten gewoone gaaven, die naar de heilryke bedeeling der genade in den eersten tyd der Christen kerk, zoo overvloedig aan hun, die geloofden, en gedoopt waren, geschonken werden -} want anders was het den Jooden niet onbekend, dat er een Heilige Geest was, dit wisten zy uit de Schriften der Propheeten, waarin dit duidelyk geleerd wordt, en die op eiken Sabbath in de Synagogen opentlyk werden voorgeleezeu en verklaard, en Joannes 'zelf had reeds geleerd, dat Christus, op wien de Geest Gods was nedergedaald, met den Heiligen Geest doopen zoude; de Godge, leerdheid der Jooden van dien tyd, ook uit dc heilige Schriften kenbaar, heldert deeze woorden * De geleerde van Vloten, schoon wy'in zyne vertaaling van deeze plaats leezen : wy hebben noch niets gehoord van de werking des Geestes, verklaart dit in zyne omschryving aldus, op het zeggen (nam. hebt gy den Heiligen Geest ontfangen, als gy gelooft hebt,) stonden zy alle verlegen, zy begrepen den klank der woorden niet eens, waarom zy met veel verwondering zeggen , zouden wy van de gaa* ven des Heiligen Geestes kunnen spreeken, onder ons werkdaaiig; wy moeten rondborstig bekennen, dat wy zelfs omtrent het aanzyn van eenen Heiligen Geest, geene denkbeelden hebben.  Paulus den Apostel* 301 den op; zy leerden, dat na den dood der laatste i Propheetcn, Haggai, Zacharia en Maleachi, de 1 Geest'der Propheetcn, die zy by uitneemenheid 11 den Geest des Heeren, den Heiligen Geest 1 noemden * opgehouden was in Israël, en zy verwachten naar de voorzegging van Joel 2, vs. 23 en 28, dat kort na de koomst van den ; Messias, die Geest wederom overvloedig en , heerlyk zoude worden uitgestort, en daarop ziende, zegt de Euangelist Joannes in zyne 7de Hoofd, het 39. vs. want de Heilige Geest tvasnoch niet, dat is, noch niet uitgestort naar de prophetie van Joel en anderen, overmits \ Jesus noch niet verheerlijkt was; en zoo moet ', het ook hier aangevult en verklaart worden; zy \ hadden noch niet gehoord of de Heil; Geest reeds gegeeven, reeds uitgestort was; het gebeurde op het doorluchtig Pinksterfeest, ten bewyze dat Jesus toen verheerlykt was, en gezeten aan de rechte hand der Majesteit in de hoogste 1 hemelen, met de heerlyke gevolgen daarvan^ was aan hun noch onbekend; doch, onzes oori deels moeten wy door den Heiligen Geest hier niet alleen verstaan, het vermogen om toekoo- mende * De beroemde Leidsche Hoogl. van Schelle, ! heeft in zyne zeer geleerde Verkl. van Jes. XI en XII* p. 57 zeer oordeelkundig bewezen, dat men door de Spreekwys de Geest des Heeren, den Geest der prophetie moet verstaan, ter Verkl. van Jes. Xl, vs,3;  Naader onderzoek naa kunnen doop. 302 het Leven van Hiende zaaken te voorspellen, maar ook alle die buiten gewoone graven van den Heiligen Geest, die in dien eersten tyd van het Nieuwe Testament geschonken werden, die Paulus optelt 1 Cor. 12, in het gde, ede en 10de vs. gelyk dc vervulling, die alryd het beste licht verspreidt, tot het recht verstand der Godspraaken, zoo van Joels voorzegging, als van anderen, op het doorluchtigst Pinksterfeest, cn in de daarop volgende jaaren, zoo duidelyk geleerd heeft, én ook hier blykt uit het 6. vs. van onzen Text. D^ar dan de Apostel gehoord had van deeze mannen, dat zy geloofd hadden, zonder dat hun den tyd, op welken, cn de byzonderheden van dit hun geloof, waardoor zy van de ongeloovige Jooden en blinde Heidenen onderscheiden waren, bekend was, vraagt hy hun, of zy reeds den Heiligen Geest ontfangen hadden, om door de gaaven der Goddelyke genade van den Heiligen Geest hem gegeven, ook aan hun die gaaven medetedeclen, cn zy hem geantwoord hadden, dat zy noch niet wisten, dat die gaavtn des Geestes er reeds waaren reeds uitgestort waren, op hen, die geloofden, vraagt hy hun naar het 3 de vs. waar in zy dan gedoopt waren ? Dat zy geloofd hadden en gedoopt waren daaraan rvvyffelt de Kruisgezant geenzins, maar hy  Paulus den Apostel. 303 hy wilde weten waar in, in welke leer, zy gedoopt waren, of liever, gelyk de Grieksche woorden ook kunnen vertaald worden, waar door, door we/ken doop zy dan gedoopt ivaren, wanneer hun antwoord in, of liever ook, door den doop van joannes, klaarer en duidelyker worden, (gelyk I* Cor. 10, vs. 2. cok dus vertaald, veel klaarer is,) daar het gepaste, van deeze vraag des Apostel, ons zal blyken, als wy onder het oog houden, dat op de bediening van den doop, die niet door de Apostelen, maar door andere mindere leerairen, van dien tyd bediend werd; (wantGod had niet alleen zommige gegeven tot Apostelen, maar ook zommige tot Propheten , tot Euangelisten, tor Herders en Leeraars, Epbes. 4, vs. n.) Niet volgde de uitstorting van den Heiligen Geest; die schonk God door de oplegging van de Handen der Apostelen, en op hunne Euangelieprediking; wy zien dit uit Hand. g, toen Philippns in Samaria Christus predikte, en er veelen gedoopt werden, naar het 12de vs. zonden de Apostelen, dit te Jerusalem hoorende, tot hen Petrus cn Joannes, de welke daar gekoomen zynde, voor hun baden, dat zy den Heiligen Geest ontfangen mogten, want staat er: Hy was nog op niemand van hun gevallen; doch, toen zy (naamentlyk de Apostelen) hen de handen  Het wyzt en gepastt van dit onderzoek. 304 het Leven vak den opleidden, ontfongen zy den Heiligen Geest, naar het 14de en 3 volgende versen. Toen de Apostel Petrus, naar Hand. 1 o, vs. 44. aan den Hoofdman Cornelius cn zyne huisgenooten, het Euangelium predikte, viel de Heilige Geest op allen die het woord hoorden, zoo dat zy spraken met vreemde taaien, en God groot maakten, waarom de Apostel zeide, kan ook iemand het water weer en, dat deeze niet gedoopt zouden worden, die den Heiligen Geest ontfangen hebben, gelyk als ook wy? Gy ziet dus Geliefde, hoe wys, hoe gepast de vraageu van Paulus den Apostel waren, daar hem deeze vrymachtige bedeeling van God, in het schenken van de gaaven des Heiligen Geestes, op den dienst der Apostelen, en niet van andere Leeraaren bekend was, hebt gy den Heiligen Geest ontfangen, als gy geloofd hebt, en waarin zyt gy dan gedoopt, en teffens hoe klaar voor hem hun antwoord was, in- of door den doop van joannes, Zy hadden, gelyk wy te vooren gezien hebben, geen ander onderwys in de Euangelieleer ontfangen, dan de leer van joannes in zich behelsde, hun door Apollos gepredikt, cn Waren door hem, of eenigen anderen leerling van Joannes gedoopt. De gedachte van den beroemden Doddrige is zeer aanneemeIykj dat deeze mannen, misschien uit eenigt ge-  Paulus den Apostel. 305 afgelegene landen komende, geen gelegenheid te vooren gehad hadden, om in eenige zaak, die de-u Heiligen Geest betrof, verder onderwezen te worden, dan zy uit het oude verbond konden geleerd hebben. Trouwens Apollos zelf heeft daarvan geen kennis gehad, voor dat hy door Aquila en Priscilla naader daarvan onderricht ontfangen had, naar het 25ste vs. van ,'t voorig 18de Hoofd. Althands de Apostel oordeelde het noodig, 1 hun eenig naader onderricht te geven in de hei- ' lige Euangelieleer, daar hy, gelyk Lucas er van , aangeteekent heeft in het 4de vs. tot hen gezegd ' heeft, joannes heeft wel gedoopt den doop der bekeering, zeggende tot het volk, dat zy gelooven zouden in den geenen, die na hem kwam, dat if in Christus Jesus. Wanneer wy deeze woorden met oplettenheid beschouwen, en de kortheid des styls onder het oog houden, waarmede de heilige Schryver van de Handelingen der Apostelen dezelve beschreven heeft, dan is ook daaruit -aftcneemen, dat Lucas ons alleen hier een hooftzaakelyk bericht geeft, van de voortreffelyke redenvoering, die de Apostel by deeze gelegenheid gehouden heeft, om deeze mannen een duidelyker en uitgebreider denkbeeld van Christus en zyne leer te doen ontfangen, dan zy te vooren had11. D. I St. V den, iet naa'er onder, icht des Apostels ierop.  306 het Leven van den, waarvan Lucas ons aüeen den hooftzaakclyken inhoud, als tot zyn oogmerk, genoegzaam heeft aangeteekent. Hy erkende in zyne redenvoering , dat de doop van Joannes uit den hemel was, dat is, dat zyne leer waarachtig en op het Goddclyk onderwys aan hem gegeven, gegrond was, dat Joannes waarlyk van God gezonden was, om dien doop, op deeze zyue Goddelyke leer gegrond, te bedienen, en dat in de daad zyne leer, en zynen doop, dienden, ter bekeering; daar hy klaarder en duidelyker geleerd had, aan allen die tot hem kwamen, dat zy gelooven moesten in den secnen, die na hem kwam, dat is in Christus Jesus, van wien zy, ia erkentenis van Hem, als de Christus aan de Vaderen belooft, cn die by zynen doop opentlyk door God zeiven verklaard Was, als den Zoon van God , en dus den koning Israels , alleen heil en zaligheid verwachten moesten. En gelyk een zeer geleerd Uitlegger wel gezegd heeft, daar deeze leerlingen niet bekend waren met alle de gebeurtenissen van Jesus, als den Heiland der weereld, noch met de gevolgen van deeze gebeurtenissen * heeft * Y. van Hamelsveld in zyne korte aanmerking over het N. T. p. 480.  Paulus dëü A.postel. 307 heeft de uitmuntende Apostel hun daar van zoo veel en zoo uitvoerig onderwys gegeeven, als er naar de bestuüring van den Heiligen Geest noodig was, om hun Christus te doen kennen, als de kracht Gods en de wysheid Gods. En, gelyk wy leezen in het 5de vs. die km < hoorden werden gedoopt in den Naam van den l{ Heere Jesus. Wanneer mtn deeze woorden 1 dus in het verband der zaaken leest, dan koo- : men zy voor, als de woonden van Lucas, waaf in hy ons een bericht geeft, van de uitwerking der redenvoeiing des Apostels, op het hart van deeze mannen; welke uitwerking hy dan dus met zyne gewoone kortheid, de hooftzaaken alleen aanteekenende, beschryft, die hem hoorden, werden gedoopt in den Naam van den Heere Je sus, en dan behelzen zy deeze twee zaaken in zich: dat die mannen dat onderwys van den Apostel hoorende, het geloovig hebben aangenoomen, en daarop, het zy dan op hun voorstel, het zy dan, op dat van den Apostel, door hem, of een ander, ten tweedemaal ge. doopt zyn, in den Naam van Jesus; dus Geliefde, is deeze plaats voor de helft der zestiende eeuw, door alle Uitleggers verklaart, en door zommigen dienstbaar gemaakt, om hun gevoelen van het herdoopen re bewyzen ; en door anderen, om hun gevoelen, dat de doop van V 3 Joan- Inderzoek f zy ten wedemaal \eduopt syn of liet.  308 het Leven van Joannes, van den doop van Crtstus, in aart en wezen verschilde, te staaven, schoon groote en beroemde Uitleggers, onder de Hervormden, Lurerschen en Remonstranten, deeze plaats tegen die opvatting der Doopsgezinden en Room-schen verdeedigd hebben, oordeelende daar in voor die gevoelens, zelfs behoudens deeze Verklaaring, geen bewys gelegen te zyn; doch zedert dien tyd , hebben groote Uitleggers deiheilige Schrift eene andere Verklaaring gegeven, die deeze woorden en derzelver zin en beteekenis in een geheel ander licht plaatschen: deeze Verklaaring is naar het getuigenis vanG. J.Vossius en van Hugo de Groot, het eerste gegeven dooiden beroemden Marnix van St. Aldegonde, een man, van wien zyn ievensbeschryver Melchior Adamus getuigt: dat hy een Godgeleerde en staatkundige was, die weinig zyns gelijken had. Zyne Verklaaring is deeze, dat de woorden in het 5de vs. voorkoomende, niet, die van Lucas, maar die van Paulus zeiven zyn, en met het 4de vs. aaneengeschakeld, als eene reden, als den hooftzaakelyken inhoud van de redenvoering des Apostels, dus moeten geleezen worden, en in dit verband voorkoomen, dat Lucas, de heilige Schryver, twee zaaken verhaalende, eerst, wat Paulus gezegefheeftinhet 4de en 5de vs. en yervolgends, wathy verricht heeft, in het 6de vs. beide  Paulus den Apostel. 309 beide het met] vermelding van zynen naam dus opgeevende, eerst wat hy gezegd heeft, aan deeze mannen, in het 4de en 5de vs. maar Paulus zeide joannes heeft wel gedoopt den dood der bekeering, zeggende tot het volk, dat zy gelooven zouden, in den geenen, die na hem kwam, dat is in Christus Jes"s , en die hem hoorden, of gelyk de taalkundige Schoetgenius het overzet, die hem, namentlyk Joannes, volgden, die zyne leer aannamen,* dis hy aangaande Christus en het geloof in Hem den volke predikte, die werden gedoopt in den Naam des Heeren Jesus; en dan is de inhoud van het 4de en 5de vs. deeze, dat Paulus deeze mannen by een uitgebreider onderwys aangaande den Heere JesUs Christus, en de leer der verzoening teffens aangetoond heeft, de overeenstemming van de leer van Christus, met de leer van Joannes, welke zy gehoord en geloofd hadden, en in welken zy ook gedoopt vvaren. Ziet daar twee onderscheidene Verklaaringen, waarvan elk onder de geleerde enberoemste mannen, voorstanders en verdeedigers totopdee-, zen dag ■gevonden heeft. Na een bedaarden ernstig onderzoek, van het geen voor en tegea ■ de- * Zie Schoergenius in zyn Lexicon, door Cruisselbergen uitgegeeven, over het woord uK^as.  De rede nen opg geven, waarom hier aar, geen he, doopen gedacht moet worden. 310 het Leven van dezelve door verscheidene geleerden zco breedvoerig geschreven is, koomt my het Jaatst gemelde, het aanneemelykst voor, laat ik eenige bewyzen , die my daartoe gewigtig en voldoende voorkoomen, u kortelyk opgeeven. Zoo deeze mannen wederom moesten gea' doopt worden, na dat zy met den doop van Joannes gedoopt waren, die niet kan ontkend worden, uit den hemel geweest te zyn, en waarmede Jesus zelfs ook gedoopt is, dan moeten zy, alle die met den doop van Joannes gedoopt waren, en wel daar zy reeds geloovig waren geworden, by het verkrygen van eene meerdere,en uitgebreidere kennis van den Heere Jesus en de leer de verzoening, herdoopt zyn geworden, waarvan in de heilige Schrift, niet alleen een diep stilswygen is; maar ook dan moesten dj Apostelen, die door Joannes gedoopt zyn, waarvan wy lezen Joann. 1, vs. 35 tor 43, r.a dat zyn tot Christus gekoomen waren, wederom gedoopt zyn geworden, dat echter.niet geschied is, want wy leezen Joann.4, vs. 2. dat J e sus zelf niet gedoopt heeft, maar zyne Discipelen, De eed oopte van Joannes waren, belydendq hunne zonden, tot bekeering en belydenis van Christus, als den Zoon van God, §ls het Lam Gods, dat de zonde der weereld l weg-  Paulus bek Apostel. 311 wegnam, gedoopt. Was nu die doop een doop van geloof en bekecrihg, er \ras dan geen wezentlyk onderscheid tusschen dien doop en dien der Apostelen, en dus de herhaaling daar van niet noodzaakelyk? Zy, die de leer der Jooden, die den Messias niet erkenden, verlaatcn, en dc leer vau Christus in erkentenis en geloof aan Hem aangenomen hadden, gelyk ook zoo Joannes leerde en doopte, gelyk uitdrukkelyk het 4. vs. vanmynentext leert, die werden, schoon zy door de Apostelen niet gedoopt waren, door hun niet herdoopt, gelyk. wy zien in hetzelfde boek van de Handelingen der Apostelen, het gde Ho'ófdd, het 15de en 16de vs. de Samaritaauen waren gedoopt door Philippus, en hadden zoo min als deeze mannen den Heiligen Geest ontfangen, als zy gelooft hadden-, doch, de Apostelen te Jerusalem hoorende, dat deeze het woord Gods aangenomen hadden, zonden tot hen Petrus en Joannes, deeze afgekoomen zynde herdoopten hen niet, maat baden voor hun, dat zy den Heiligtn Geest ontfangen mogten, en hen de handen opleggende, ontfon, gen zy den Heiligen Geesr, even gelyk wy van deeze mannen leezen in het volgende 6. vs.* An- * Daar is -zeer veel, by de geleerdste Uitlegge> ren  $12 het Leven van Andere bewyzen, en ook die uit de Grieksche taalkunde ontleend kunnen worden, zal ik ren over deeze twee onderscheidene verklaaringen geschreven, "de laatste, die door den geleerden Marnix gegeeven is , is door den kundigen Beza verdedigd, (die in zyne vertaaling van het N. 1\ het 4de en 5de vs. dat in de Nederduitsche overzetting twee verssen zyn, zoo in het Grieksch, als in het Latyn, als een vers opgeeft, dat by hem het 4de is,) zy is door den beroemden Coccejus naader opgehelderd , de schrander Ligtfoot geeft drie bewyzen op, waarom hy dezelve verkiest; de beroemde Mark heeft opzettelyk met zes bewyzen deeze Verklaaring gestaafd; hoofdzaakelyk zyn onze bewyzen, de twee eerste uit die van den Heere Ligtroot, en het laatste van den Heer Mark ontleend; hierby zoude het een en ander kunnen gevoegd .worden, byzonder ter wederlegging van hun. die na den leeftyd van den beroemden Mark geschreven hebben, om hun te. genovergesteld gevoelen.dat wy eerst opgegeeven hebben, en dat oudryds door Augustinus, Lutherus, Melanghthon en veele anderen, en naderhand ook door geleerde en beroemde Uitleggeren aangenoomenen verdedigd is, als Plevier, Heumann, Hamel veld, van Vloten en anderen te staaven. De geleerde Plevier, die de bewyzen van Ligtfoot en Mark heeft opgegeeven, en tegengesproken; heeft onder anderen een onderscheid gemaakt, tus. schen Discipelen1 en Discipelen van Joannes, en meent, 4de D. p. 31 en 32. dat er zulke Discipelen van Joannes geweest zyn, die van den Persoon des Messias zyn Iyden of Verheerlyking, niets of «iets met zekerheid weetende, of geloovende, op de prediking en doop van Joannes, zyne komst en openbaaringnogverwagtten, zulke (zegtzyn wel Eerw.) Waren fa de daad niet meer als goede Jooden, die volgens de Schriften, op Messias komst wagtten, en  Paulus den Apostel» 313 ik 'thands niet bybrengen, dit laat noch tyd noch plaats toe; maar ik zal uwen aandagt, die tot en op zyn heil hoopten, en die zich daarin door de prediking en doop van Joannes hadden laaten versterken; en zegt niet te kunnen zien, waarom deeze niet even eens als andere Jooden, die geloo. vig werden, konden behandelt worden. De beroemde Limborch hadt ook reeds in zyne Verklaaring van deeze plaats gezegd, de doop van Christus begrypt in zich, de belydenis van het christelyk geloof, die de doop van Joannes niet in zich bevat. De geleerde Heumann, Verklaaring van het N. T. 6dc D. p. 292.) bewyst het gevoelen van den herdoop, met deeze vraag, was het niet ten hoogsten redelyk, dat zy door aanneeming van deezen nieuwen doop, in het openbaar deeden blyken, dat zy Jesus voor den waaren, en niet met de Jooden voor een valschen Messias hielden i Die voortreffelyke Uitleggers intusschen geeven jreen een enkel bewys op, dat er zulke Discipelen van Joannes geweest zyn, veel minder, dat deeze la mannen te Ephesen zulken waren, die niets ot niets met zekerheid weetende of geloovende , van den Messias, in de daad niet meer als goede Jooden waren, en daarom moesten herdoopt worden, om in hef openbaar te doen blyken, dat zy Jesus voor den waaren, en niet met de Jooden voor eenen valschen Messias hielden; doch, wanneer wy met alleen het 5 de vs. van onzen text, maar ook het ceen wy in deeze Leerreden reeds van den doop van Joannes gezegd hebben, ons voor den geest brengen, dan leeren wy daarait, geheel andere, en op het letterlyk verhaal der heilige en oitfeitbaare Shryveren des N. T. gegronde denkbeelden, van de leer, en van den doop van Joannes, en van hun, die met den zeiven gedoopt zyn, vormen. Ook schynt niemand der Uitleggeren gedacht te J neb«  Waarom Paulus hen de handen opgelegd heeft. 314 het Leven van tot nu toe op den hooftzaakeiyken inhoud van des Apostels woorden gevestigd was , tnands bepaalen, op het geen hy aan deeze mannen gedaan heeft, Lucas rekend het aan in het 6de vs. en als Paulus hen de handen opgelegd hadde, kwam de Heilige Geest op hen, en zy spraken met vreemde taaien en propheteerden. De hebben op hun, door wien deeze xi mannen te Ephesen zouden gedoopt zyn, Paulus zelf heeft bet niet gedaan. Lucas zegt alleen in onzen texf, dat hy hun de handen opgelegd heeft, uit 1. Cor. 1. vs. 14, 15 en 16. en byzonder uit het laatste lid van het 16. vs. blykt ook het tegendeel. Is er wel eenigen grond, om aan iemand anders in Eph esen op dien tyd te denken, die hen kan gedoopt heb. ben? Misschien hebben ook, om deeze reden Calvinus (Instit. Rel. christ. L. 4. C. 15 § xg) en afidere gedagt, dat hei 5de vs. niet van den water, doop, maar van den doop met den Heiligen Geest moet verstaan worden. Zeer breedvoerig is het gevoelen van de herdooping deezer mannen, aangedrongen door den geleerden jesuit, Thomas Massutiti.s in een zeldzaam Latyns werk, over het leven van den heiligen Apostel Paulus, teLion, in 'cjaarr633. gedrukt, dat weinig bekend is, en doorniemand der Uitleggeren over het leven van Pauius, die wy geleezen hebben , zoo vee! wy weeten , aangehaald is; dan over deeze twee onderscheidt ne ver. klaaringen van dit vers, kan naagezien worden, het geen door de Heeren Witsius, Plevier en Heumann geschreven is, die het een en ander, d.it voor en tegen dtó verklaaringen aangevoerd windt, uit ue--Deroemste Uitleggeren aangeteekend hebben.  Paulus een Apostel. 315 De oplegging der handen nas une plethtigheid van ouds by de Jooden, en tot meer dan een einde in gebruik. Y,y het plechng zegenen van Josephs zoonen , Efraim cn Manasse. heeft de Aartvader Jacob op hen de handen gelegd, als by hen zegende, Gen. 48, vs. 14. De zegenende Zaligmaaker, zegende alzoo de kinderkens, die tot Hem gtbragt veerden, naar Matt. 1 y, vs. 15. Staatelyk werd zulks verricht, by de plechtige inhulding tot den God gewyden dienst, zoo ontfong Josua op Goddelyk bevel de oplegging der handen vanMoses, en teffens van de heerlykheid , die God op ben gelegd hadt, naar Num. 27, vs. itf, 20 en 23. En zoo meenen ook voornaame Uitleggers * dat hier de Oplegging der handen van den Apostel Paulus, aan deeze twaalf mannen te Ephesen, ten dien einde geschied zy, om hen daardoor tot gewoone herders, en leeraars van de kerk des Nieuwen verbonds te bevestigen ; bewyzende dit niet alleen uit Hand. g, vs- 17. daar op dezelfde wyze Petrus en Joannes handelden met eenige geloovigen te Samaria , dat zy niet gewoon waren, te doen aan andere geloovigen ' op, dan * Moonen in zyne Verklaaring van deezen text. Heumann die dit gevoelen met de meeste Uitleggers verwerpt, noemt ook Calixtus, als een voorstander daarvan.  Zy ontfangen de 3i5 het Leven van dan alleen aan de zulken, welke tot den dienst der kerk verordend werden, gelyk uit Hand. lo.vs. 44. blykt, maar ook, om dat in den Apostolischen tyd van de kerk des N. T. zy, die tot den dienst der gemeente geroepen werden, alzoo werden ingezegend, waarom ook deinwying inden heiligen dienst,door de oplegging der handen, wordt uitgedrukt, en dat daarom Paulus aan Timotheus schreef, en leg, niemant haastehjk de handen op, 1. Tim. 5, vs. 22. Doch, daar het zeker is, dat door de Oplegging der handen, niet alleen de opzieners der gemeente, maar ook de Diaconen in dien tyd, tot den dienst der kerk zyn ingezegend, gelyk uit Hand. 6, vs. 6» blykt, kunr.enwy, daar de heilige Schrift het niet meldt, ook niet bepaalen tot welken dienst, ?t zy dan, van Opzieners of Ouderlingen, of van Diaconen, of van eenigen anderen, 1. Cor. 13, vs. 28, gemeld, deeze mannen te Ephesen, en die te Samaria, door de oplegging der handen zyn ingehuldigd. Maar tot welken dienst zy dan ook ingezegend geweest zyn, als Paulus hen de handen opgelegd hadde, kwam de Heilige Geest op hen, en zy spraaken met (vreemde) taaien, en propheteerden. Dat wy hier door den Heiligen Geest, zyne buiten gewoone gaaven verstaan moeten, hebben  Paulus den Apostel. 317 ben wy te vooren by de verklaaring van het^ 2de vs. Geliefde u reeds doen opmerken, en het1 blykt duidelyk, uit de uitwerkzels daarvan, hier aangetekend, zy spraaken met vreemde taaien, en [ propheteerden. Doch, of zy ook door eenig zichtbaar, of hoorbaar teken, gelyk op het doorluchtig Pinksterfeest, die krachtige werking des Heiligen Geestes, en het ontfangen van zyne buiten gewoone gaaven verkregen hebben, kunnen wy niet bepaalen, maar wel dat zy terstond in het byzyn van allen, die daar tegenwoordig waren, met vreemde taaien spraaken en propheteerden.* Verbaazend wonder, met vreemde taaien,. te vooren nimmer door hun gesprooken, nu' te spreeken, en de groote werken Gods te verkondigen! Zy, gelyk Lucas leert, spraaken met vreemde taaien en propheteerden; schoon het spreeken met vreemde taaien, en het prophetee- ren * De schrandere van Vloten oordeelt, dat door tongen» gelyk er in 'cGriekebs staat, geen vreemde taaien moeten verstaan worden, alleen dit ten bewyze voor zyn gevoelen aanvoerende, er was .toch niemand als Paulus hy; doch, daar hier voor geen genoegzaamen grond is, om dit te stellen en de spreekwys allezins in 't N. T. alzoo verklaart wordt, door vreemde taaien, en de woorden anders geen zin uitleveren, zyn wy by de gewoone verklaaring gebleven, zie van Vloten, de Bybel verklaard en omschreven, 11 de D, p. 411, aanmerking op vs. 6, uiten ge. voone 'aaven fes Heiligen Geeses, Zyspraa. icn met ireemde ; 'aaien.  Zy pro. pheteer. den. ?i8 het Leven van ren , onderscheidene buiten gewoone gaaven des Heiligen Geest waren, gelyk Paulus leert I. Cor. 12, vs. 10. zoo ontfangen zy echter die onderscheidene gaaven, zoo wel de eene als de andere; en schoon Lucas niet aantekent, welke taaien zy gesprooken, en wat zy in die raaien tot verheerlyking van God, in de ge. meente gezegd hebben, zoo moet men dit onder het oog houden, dat deeze gaaf hun vervolgens bybleev, gelyk ook de andere buiten gewoone gaaven des Heiligen Geestes, in dien centen tyd der kerk, bleven op hen, die dezelve ontfangen hadden. Doch, wat moet men verstaan door prophetceren? Schoon wy geen rede zien, om het gewoon denkbeeld, dat men aan dit woord hegt, het voorzeggen van toekoomende zaaken, door den Geest van God, hier geheel uitesluiten, moeten wy voornaamentlyk denken, aan het stichtelyk spreeken, vermaanen en vertroosten, zoo als Paulus zelf het verklaart, i.Cor. 14, vs. 3. Was het aan de kerk van het N. Verbond beloofd, naar Joel 2, vs. 28, dat God zynen Geest zoude uitgieten over alle vleesch, zoo dat de zoonen en dochteren van Israël zoude prophetecren, Petrus verklaart dat Hand. 2 vs. 11, 16 en 17, door het spreeken in vreemde taaien van de groote werken Gods. En  Paulus den Apostel 319 En wie kan bepaalen, welke zaaken tor eer en roem van God, cn ter zyner verheerlyking, in de gemeenten der Heiligen, nu en in 't vervolg door deeze twaalf mannen, (want dit leert Lucas in het 7 de vs. omtrent 12 mannen , dat andere door juist 12 mannen vertaald hebben*) gesproken zyn] Daar elk, die hun te vooren gekend had, en nu zoo hoorde spreeken, in vreemde taaien, erkennen moest, dat dit een werk van God was, en dat Paulus de Apostel door wiens dienst zy die heerlyke vermogens waren deelachtig geworden, waarlyk was, eenen Dienaar van Christus, eenen Apostel van God gezonden. Doch, de tyd wenkt ons, om tot het tweede deel onzer verklaaring overtegaan, en te beschouwen , de rykgezegeude Euangelieprediking van den Kruisgezant, ook door buiten gewoone en luisteryke wonderen van God bevestigd, in de 5 laatste vs, van onze voorgelezene textwoorden. Zyne Euangelieprediking, tekent Lucas aan met de byzondere omstandigheden daar by gebeurd, in het öde, 9de en 10de vs. Eerst * Moldenhaver door Heumann aangehaald. Monen geeft ook deeze vertaaling op-, be Syrische, Arabische en Etiopiscbe vertaalingen hebben 1 en alle deeze waren twaalf mannen, en dus is» in de han-  VesApo tets vrijmoedigeEuange. lieprediking in o Synagog 320 het Leven vaïï Eerst bericht ons de heilige Schryver van Paulus. Hij ging in de Synagoge, en sprak, vrymoediglyk, drie maanden lang (met hun) , handelende en (hun) aanraadende de zaaken e van het koningrijke Gods. Schoon nog onlangs in meer dan eene Stad, door de Jooden zoo smaadelyk bejeegend , en smartelyk mishandeld, wegens zyne Euangelieprediking ; de Apostel, die eene ongemeene liefde vo'or de jooden, zyne broederen , zyn maagschap naar den vleesche had, en oordeelde dat tot hen het woord van God, het eerste moest gesproken worden, begaf zich tot hen in dc Synggoge , daar hy gepaste gelegenheid had, om na hes voorleezen van de wet en de Propheten, vrymoediglyk met hun te handelen en hun aanteraaden de zaaken van het koningryke Gods, zoo dat de Apostel in de Synagoge, niet alleen aan de Jooden, gewoon door hunne vooroordeelen, aan geen ander, dan aan een aardsch Koningryk van den Messias te denken, - nu leerde, dat het koningryk van God, waarop hunne vaderen reeds gezien hadden, daar God hun had toegezegd, dat Hy David eene rechtvaardige spruite verwekken zoude, die zitten en heerschen zoude op zynen troon, nu gekoo- men handschriften door hun gezien mei niet gevonden, of het is in hunne vertaaling niet uitgedrukt.  Paulus den Apostel.- jat men was, daar God aan Jesus Christus, den troon zynes Vaders Davids gegeeven had, die over het huis Jacobs Koning was tot in der eeuwigheid, en dat zyns koningryks geen einde zyn zoude, naar Luc. i, vs. 32 en 33. Jaa, dat die verhoogde Zaligmaaker, wiens koningryk niet van deeze weereld is, nu den troon daarvan beklommen had, en gezeten was aan de rechtec hand der Majesteit in den hoogsten hemel, gelyk onze Apostel aan de Hebr. schreef, Hebr r, vs. 3. Het een en ander zal de Kruisgezant hun breeder ontwikkelt, en met die klaarheid eni welspreekenheid hem zoo byzorider eigen voorgedragen hebben, en hun aangera'aden hebben^ met al dien ernst, die het gewigt der zaak ver-; eischte, om Jesus te erkennen, en door hec geloof aanteneemen, als den Zoon van God, den; Koning Israels, den beloofden Vredevorst. En hiermede hielt zich de Apostel, drie maani den bezig, om niet alleen by byzondere gelegenheden aan de huyzen, maar voornaamcntlyk by elke godsdienstige verzaameling der Jooden iri de Synagoge, hun den onnaspeurlyken rykdom van Christus te verkondigen, om hun te bewegen tot het geloof. Doch, toen werd de Apostel hierin verhindert, 't geen Lucas met dc gevolgen daarvan aangeteekent heeft in het 9de vs. maar als, UD.l.Si, W %om-' Zyne vernchting~>p hunnen egen. •tanè.  32 2 het Leven van < zommige verhard werden,, en, ongehoorzaam, kwaad spreekende van den weg (des Heeren.) voor de menigte, week hij van kun, en scheidde de Discipelen af, dagelijks handelende in de Schoole van zekeren Tijrannus. In de eerste plaats tekent ons de heilige Schryver den rampzaligen toestand van zommigen, die den Apostel in dc Synagoge gehoord hebben •, zy Werden verhard, in plaats van door de Eu mgelieprediking van den Apostel overtuigd, en tot het geloof bewogen te worden, zich zeiven sterkende in hun ongeloof, en zich verzettende tegen alle kracht van overtuiging, welke erin des Apostels voorstel gevonden werd, en dus niet alleen ongehoorzaam, aan den raad en het bevel van God, om te gelooven in den Heere Jesus Christus, en daar door zalig te worden* maar ook in het openbaar voor de byeen vergaderde menigte kwaalyk spreekende, door smaadelyk te lasteren, den weg des geloofs, en de openbaaring van de leer der verzoening, hun door Paulus gepredikt. En hierdoor werd de Apostel genoodzaakt, van hun te wyken, zich met de Discipelen van hun af te scheiden, en in een andere plaatsch het woord van God, den weg der verzoening te prediken. Was de Apostel in zyn voorig verblyf te Ephesen, naar het 19de en 20ste vs, van het  Paul trs den Apostel. 333 het voorig Hoofd, door de Jooden gebeden toenhy hun leerde in de Synagoge, om by hun te blyven. Nu wordt hun boos cn hoonend gedrag de oorzaak, dat hy hun verlaat, hunne Synagoge niet meer met zyne wysheid vervullende j maar die geenen, die door hem geloovig waren geworden aan het Euangelium, op eene andere plaatsche doende 't z«amenkoomen, om hun daar verder te onderwyzen, en te versterken in de hoop des eeuwigen levens. En dit was in de School van zekeren Ty. rannus, daar hy dagelyks met hun handelde hun verkondigende het Euangelium des koningryks van God, Het is niet mogelyk te bepaalen, wie deeze , Tyrannus geweest zy, inde gewyde Schriften; leest men niets meer van hem, in de ongewyde ' wordt van onderscheidene mannen, die deezen < naam gehad hebben, melding gemaakt,* aller- waarschynlykst koomt my de gedachte van den geleerden Ligtfoot voor, die denkt, dat hy een bekeerde Jood geweest zy, en zyne School een Beth Midrash, of Godgeleerde School, tot het geeven van Godgeleerde lessen geschikt; schoone gelegenheid in de daad voor onzen Apostel, om met hun, die geloovig waren ge- W 2 wor- * Men vindt dezelve opgegeeven by den Hoogl. Heumann, in de verkl. van het N. T, 6de D. p. 30» Indersoek naa ie Schoot tan Ty•anwus.  Hoe tang de Apostel daarin onderwys 324 het Leven vant- worden aan het Euangelium, zonder verhindering van de kwaadspreekende en verharde Jooden, over de zaaken van het koningryke Gods te kunnen handelen, daar hy in deeze gehoorzaal niets slechts, gelyk in de Synagoge op eiken Sabbath, maar zelfs dagelyks zich hiermede bezig hieldt, en dus onder den Goddelyken zegen, de eer en roem van den verhoogden Zaligmaaker, aan veelen geduurig konde aan pryzen. Te meer daar naar het 1 o. vs. dit geschiedde twee jaaren lang, alzoo dat alle die in Asia Woonden, het woord des Heeren Jesus, hoorden, heide jooden en Grieken. Welk eenen geruinien tyd genoot dus de Ephesische gemeente, het gezegend en zaligend onderwys van den voortreffelyken Apostel, behalven den tyd die hy te vooren naar het 19de vs. van 't voorig Hoofdd. aldaar geweest was; had hy drie maanden in de Synagoge, en twee jaaren in die openbaare gehoorzaal van Tyrannus geleeraard, enhy bleef naar het 32. vs. van dit Hoofdd. noch eenen tijd lang aldaar, en vertrok toen eerst, naar het iste vs. van 't volgend 20ste Hoofdd. naa Macedonien, zoo dat hy naderhand naar Hand. 20, vs. ag en 31. tot de Ouderlingen van die gemeente, waaronder waarschvnlyk van die twaalf mannen zullen geweest zyn, gezegd heeft, zoo hebt dan acht  Paulus ben Apostel» 325 acht op u zeiven, en op de geheele kudde, over welke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welken, hy verkregen heeft door zyn eigen bloed, want dit iveet ik, dat na myn vertrek, swaare wolven tot uinkoomen zullen, die de kudde niet zullen spaaren, en uit u zeiven zullen mannen opstaan^ spreekende verkeerde dingen, om de Discipelen aftetrekken achter hen; daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaaren lang, nacht en dag* niet opgehouden hebbe, een iegelyk met traanen\ te vermaarten. Doch, God had weldaadige en wyze oogmerken , waarom Hy de Ephesische gemeente -langer dan eenige andere, het onderwys van dien Uitmuntenden Kruisgezant geschonken heeft, en het was hierdoor, dat alle die in Asia woon- ■ den, het woord van den Heere Jesus hoor*i den, beide jooden en Grieken. Het zy dan, | gelyk de geleerde Barrington * gedacht heeft, < ' Jdat Paulus, na dat hy eenigen tyd te Ephesen 1 * Barrington Miscel, sacra Abstracts, p. 33. naar de aanhaaliug der Engelsche Godgel. over deeze plaats; schoon wy, gelyk de Heer Barrington doet naar de opgaave van Doddridge, die reizen des Apostels niet brengen zouden, tot den eersten tyd van zyn verblyf te Ephesen, die drie maanden waarin hy in de Synagoge leerde, maar tot den laatsten tyd, na dathyzyndagelyks Godsdienstig onderwys in de Schoole van Tyrannus geëindigd had. De generende uitverkinglan zyn mderwys tidmr.  i De betoo-, tting van Gods won. derdoende tnogt door dat Apostel. t 326 HET L E v| jj van geweest was, de nabuurige steden van Asien heeft bezocht, en telkens wedergekeerd, is naa Ephesen, of gelyk andere gewild hebben, dat uit alle de deelen van klein Asien, de inwoners te Ephesen, 't zy dan uit hoofde van den Godsdienst, van den koophandel, of om andere redenen daarkoornende, zoo Jooden als Grieken gelegenheid kregen, om de leer van den Heere Jesus en den aart van zyn koningryk, door den predikenden Apostel te leeren kennen, Waarvan zy beide te vooren onkundig waren de Jooden door de vooroordeelen hun ei^en] en het verkeerd begrip, dat zy koesterden van de leer van Moses en de Propheten; en de Grieken, door te vooren nimmer het.onderwys van den weg der zaligheid gehoord te hebben, deeze hoorden nu het woord van of beter aangaande Jesus, zoo dat zy dat geloofden cn gehoorzaamden, gelyk het Grieksche woord hkweii en ook by lucas, in het even voor* gaande 5de vs. in dien zin voorkoomt. Trouwens dat blykt ook naader. uit het pen de heilige Schryver meldt, in de 2 laatste vs. van onzen text, daar hy getuigt, dat aod ongewoonlijke krachten deed, door de 'landen van Paulus, alzoo dat ook , van zyn yf op de kranken gedraagen werden, de ■weetdoeken of de gordeldoeken, en dat de ziek  Paulus ben Apostel. %VJ ziekten1 van hun weken, en de booze geesten van hun uitvoeren. Lucas getuigt, dus, dat God in die gemeente, terwyl de Apoj-tel daar het Euangelium van Christus predikte, ongewoonlyke krachten deed, door de handen van Paulus. God had , in andere gemeenten, door den dienst van deezen en der andere Apostelen ter bevestiging van het Euangelum, zeer veele tekenen en wonderen gewrocht, om de Heidenen te bewegen tot het geloof; in zonderheid was hunne prediking onder de Jooden, daarmede op de hèerlykste wyze dikwerf vergezeld, zoo dat on?e Apostel daar van, aan de Hebreen schrééf in het ide Hoofdd. van zynen brief in het 4de vs. God boven dien mede getuigende, door tekenen en wonderen, en menigerlei] krachten en bedeelingen des Heiligen Geestes, naar Zijnen wille. Doch, nu deed God, daar Pau. lus te Ephesen, beide Jooden en Grieken den onnaspeurlyken rykdom van Christus predikte, ongewoonlyke krachten, die elders nooit gezien, en nimmer te vooren bekend geweest waren, die ongemeen waaren, gelyk de onze het zelfde Grieksche woord vertaald hebben. Hand. ag, vs. 1. en gelyk zoo aanstonds uit het 12de vs. daar dezelve opgegeeven worden» naader blyken zal. Doch,  Zoo door zyne kandm, i ■\ \ \ ■ als door zynsweeU ( doeken en gordeldoe. '• ken. ( J \ i \ ( 1 3^8 Het Leven van Doch, dat onze byzondere opmerking veri dient, is, dat God die ongewoonlyke krachten deed, door de handen van Paulus. Het is God die groote dingen doet, die men niet doorZoeken kan, naar Job 2, vs. 9. van wien de heilige Schrift getuigt, dat Hy alleen wonderen doet, naar Ps. 72, vs. 18. En het behaagde Hem, die wonderen niet onmiddelyk, maar middelyk, door de handen van den Apostel daartestellen, dat is, naar den aart en de betekenis rleezer Hebreeuwsche spreekwys, waarvan Lucas zich hier bedient, door den dienst van Pauus, zoo dat God de oorzaak en werkmeester, :n Paulus het middel en werktuig was, waar 3oor God die ongewoonlykc krachten gedrocht heeft. En hiervan heeft de gewyde Pen van Lucas, )m ons een denkbeeld te geeven, waarin onder mdere de ongewoone krachten bestaan hebben, lie God door Paulus deed, aangeteekent in iet iade vs. dat ook van zyn lyf, op de Ir'anken gedragen werden, de sweetdoeken of fordeldoeken, en dat dit ten gevolge had, dat ie ziekten van hun weken en de booze geesten ion hun uitvoeren. Of men hier aan sweetdoeken, of naar de ipvatting van anderen, aan een hoofddoek, of loofddekzel, waar mede de Apostel zyn hoofd om-  Paulus den Apostel. 329 Omwonden, en alzoo gedekt heeft, denken moet, doet niets ter zaak, zoo min of wy" door de gordeldoeken, dat gedeelte zyner kleding, waarmede hy gewoon was zich te omgorden, of alleen een nederhangend gedeelte Van dezelve verstaan moeten , 't waren niet deeze gedeeltens zyner kleding, waarin zulk eene ongewoone krachtwas, maar de kracht Van God, welke op zulk eene ongewoone Wyze, door dezelve werkte, om daar door met ongewoone teeken en wonderen, getuigenis te geeven, op deEuangelieprediking van Paulus den Apostel. En welke heerlyke uitwerkzels gaf de God daar door ? Zy hadden dit uitwerkzel op de * kranken, naar welken zy gedraagen werden,, dat de ziekten van hm weken, en de booze geesten van hun uitvoeren; 't zy dat, dat de kranken die alleen aanraakten, gelyk de geloovige vrouw den zoom van Jesus klederen aanraakte, of dat dezelve op de kranken gelegd werden, en met dezelven hun hoofd gedekt, of hun lighaam omwonden werd; zy hadden althands, dat heerlyk en wonderdaadig Uitwerkzel, dat de ziektens, van welken aart, hoegevaarlyk, hoe ongeneeslyk anders, door Gods wonderdoende kracht van dc kranken Wstond wegwekeu, cn da booze geesten hoa woe» •00 bij ranken \ls by bei :etenm.  'Alles ter ■Zyner bemoedi'ging en ten bewyze van zyn Apostelschap. 33» het Leven van woedenden hoe vreeslyk, die onder de God-, deiyke toelaating in dien tyd, in de bezetenen ook waren, terstond op hetalmagtig bevel van God, en door zyne onweerstaanbre kracht, door middel van deeze swec-t-en gordeldoeken van den Apostel Paulus, werden'uitgedreven. In de daad eene buiten gewoone, wonder, baare en allerheerlykste bestelling van de Goddelyke almagt, doof, en op den dienst van den Apostel Paulus te Ephesen, waar zoo veel ydele konsten in dien tijd gepleegd werden, naar het ïqde vs. van dit Hoofdd. De gewaande wonderen, en wonderbaare daaden, Waardoor Ephesen toen zoo berucht was, moesten hier door, gelyk ook gebeurde, vervallen, en de eer en roem van den Goddelyken Zaligmaaker daar door ten luisterykste, ter vermeerdering van het geloof; en ter uitbreiding van' zyn koningryk verheven worden, en alzoo de waarheid en Goddelyken oorsprong van den Christelyken Godsdienst, die Paulus predikte, allerheeriykst bevestigd worden. Terwyl dit alles niet alleen diende, om Paulus zeiven te bemoedigen en te vertroosten, Over al het leed, en de smart te vooren geleeden; maar ook, om hem meer met kracht eri moed te vervullen, voor de eer en den Naam van den Heere Jesus, daar Hy nu ook deelde in  Paulus den Apostel. 331 »n de vervulling van die heerlyke toezegging, die de Heere Jesus gedaan had aan de Apos. len, naar Joann. 14, vs. ia. voorwaar, voor* waar zegge ik u lieden, die in mij geloofd', de werken die ik doe, zal hu ook hen, e ?i (In/J zal meerder doen dan deeze, want ik gaa heenen tot myncn Vader. En dus vinden vry ook hier, een ontvvyffelbaar bewys, dat hy schreef Gal. 1, vs. 1. een Apostel (geroepen) niet van menschen, noch door een mensche, maar door Jesus Christus, en God den Vader, die Hem uit den dooden opgewekt iieeft; en derhalven is die leer, die hy gepredikt heeft, een getrouw woord, en aller aanneeming waardig, en dit was het, dat wy bewyzen wilde. Doch, laaten wy van deeze woorden een 1 naader en toepasselyk gebruik voor ons zei ven * maaken, en thands alleen er deeze vier leeringen, ten onzen nutte uit afleiden. 1. Is het zulk een onberekenbaar voor. "recht, den weg der verzoening te kennen, "hoe groot is dan het-onze, daar aan ons **den eertyds verborgen raad en wille Gods "van onze verlossing, volkoomen geopenbaard is." 2. " Daar wy ook gedoopt zyn in den Naam " van den Heere Jesus, en dus verplicht tot geloof *• en leposifg-  Eerste Leering. 33a het Leven van *fen bekeering, moeten wy ook zyne leer be» f'lyden, en om zynen Geest bidden, 3. "Zy, die verhard en ongehoorzaam worden, en kwaad spreeken van den weg *'des Heeren, ondervinden dikwerf onverf'wagt, dat God met de bedeeling zyner gejF'nade, van hun wy kt. 4. "Alle de wonderen, die God ter be(i vestiging van de Euangelieprediking van Pauf'lus heeft daargesteld, staaven niet alleen de ^waarheid van den Christelyken Godsdienst, f'maar moeten ook, ons vertrouwen op God *'versterken, en ons bevestigen in het geloof, ** eenmaal den Heiligen overgeleverd. Onze eerste Leering was deeze: *'Is het "zulk een onberekenbaar voorrecht, den weg "der verzoening te kennen, hoe groot is dan "het onze, daar aan ons, den eertyds verbor"gen raad cn wille Gods van onze verlossing **volkoomen geopenbaard is." Nimmer Geliefde, kunnen wy de onberekenbaare groot' heid, ons daarvan beter voor den Geest brengen, dan, wanneer wy peinzen, op de heerlyke en zalige vrucht gevolgen, die door het geloof daaruit voor ons kunnen voortkoomeu, cn die niet minder zyn, dan de erffenis der Heiligen in het licht, een gantsch zeer uitnemend eeuwig §ewigt van heerlykheid, en welke  Paüius dé tt ApösfEi. 333- Welke opgeklaarde denkbeelden, de vergevorderste Christen, hiervan op aarde hebben kan, wy mogen uit de tekening daarvan in het tafreel der Goddelyke openbaaring besluiten, dat hy, die daarvan in de gewesten der heerlykheid, een deelgenoot zal worden, met meer rede, dafi eertyds Seheba's Rykvorstin op het aanschouwen van Salomo's heerlykheid zal kunnen uitroepen, de helft is my niet aangezegd! Welk een onschatbaar voorrecht dan voor ons, dat aan ons, den eertyds verborgen raad en Wille Gods van onze verlossing volkoomen geopenbaard isj Onder het Oude Testament maakte God alleen aan Jacob zyn woord bekend, aan Israël zyne inzettingen en rechten, en dit deed Hy aan geen ander volk; en hoe veele évolkeiï zyn er nu nog, die den waarachtigen God niet kennen, en Jesus Christus, dien Hy gezonden heeft; hoe groot is dan ons voorrecht, in> tegenoverstelling van zoo veelen» Beschouwen Wy met innig mededogen, zoo veele duizenden van onze Stadgenooten, Israels Nageslacht, van wien wy met Paulus, Rom. n, vs. tf. zeggen moeten, dat God hun gegeeven heeft, eenen geest des diepen slaaps, oogen om niet te zien, en ooren om niet te hooren, tot op den huldigen dag. Is dan de verharding over Israël gekoomen, tot dat de volheid der Hek  334 het Leven van Heidenen zal ingegaan zyn? naar Rom. ir, vs. 25. Hoe groot is dan ons voorecht! Daar wy den wille Gods van onze verlossing, oudtyds met schaduwen omgeeven, nu zoo kiaar, zoo volkoomen geopenbaard mogen kennen, zoo als dezelve door Jesus volbragt, en door hem en zyne Apostelen geleerd is, zoo dat ook op ons kan toegepast worden, 't geen Paulus aan de Hebreen schreef in het iste Hoofdd. het iste vs. God voortyds veelmaal, en op veelerley wyze tot de Vaderen gesproken hebbende door de Propheetcn, heeft in deeze laatste dagen tot ons gesproken, door den Zoon. Hoe zullen wy dan ontvlieden, wanneer wy op zulke eene groote zaligheid geen acht geeven. Laat ik het rampzalig gevolg daarvan, u thands alleen onder het oog brengen, zoo als onze Apostel het teekent, 2. Thess. 1 , vs. & tot 10. de God met vlammend vuur zal wraak doen, over de geenen, die Hem niet gekend hebben, en over de geenen, die het Euangelium van onzen Heere Jesus Christus, niet gehoorzaam geweest zyn, dewelke zullen tot straffe lyden het eeuwige verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer hy zal gekoomen zyn, om verheerlijkt te worden, in zyne heiligen, en wonderbaar te worden in allen die gelooven. Laat  Paulus den Apostel. 335 "Laaten wy dan onder her oog houden,'' cn dit Was onze tweede Leering, 'daar wy ook "gedoopt zyn in den Naam van den Heere Je"sus, en dus verplicht tot geloof en bekeering, *'dat wy ook zyne leer belyden, en om zynen "Geest bidden moeren." Wy, myne Waardste, zyn in onze tedere ; kindsheid plechtig aan den drieéenigen God op*, j gedragen, wy zyn gedoopt in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; 1 de meeste onzer hebben door hunne belydenis 1 dien doop bevestigd, en zich zeiven dus ver» ; plicht tot dienst en gehoorzaamheid aan God, ; zich dus verbonden, tot geloof en bekeering, er volgt dus uit, dat wy zyne leer belyden, en om zynen Geest bidden moeten. Zy, die oudtyds gedoopt werden, zelf ook door den doop van Joannes, moesten hunne zonden belyden, en over dezelve met waarachtig berouw vergeeving zoeken by Christus. Was dit immer uwe bezigheid, myne Waardste? Hebt gy u zeiven leeren kennen, als strafwaardig en verdoemlyk voor God ? Hebt gy immer in Chïus1 t us, als dat Lam Gods, dat de zonde der weereld wegneemt, vcrgeeving leeren smeeken ? ea | met waarachtige droefheid, over uwe zonden | Hem gebeden, dat by u den Geest des geioofs : wilde schenken, om u in staat te stellen, om zyne Tweede Leering,  35Ö Het Le Ven va» zyne leer zoo te belyden, dat de Vader', die Irl den Hemel is, daardoor verheerlykt wordt? Wat zal u dan de plechtige toediening van den heiligen doop, wat de eenmaal afgelegde belydenis baaten? niets myne waardstej neen het een en ander zal u oordeel vreeslyk verswaaren, oordeel zelve, is op u niet toepasselyk het geen Paulus schreef Hebr» 10, vs. 26 en 27. Want zoo wij willends zondigen, na dat wij de kennis der waarheid ontfangen hebben, zoo blijft daar geen slachtoffer meer over voor de zonden; maar eene schrikkelijke verwachting des oordeels, en de hitte des vuurs, dat de tegenstanders zat verslinden. Myne Waardste! Het is voor u rru nog de welaangenaame tyd, de dag der zaligheid, de verhoogde Levensvorst zit aan de rechter hand Gods, om voor zondaaren te bidden, en al wie tot Hem koomt, zal Hy geenzins uitwerpen, zoo luidt de verklaaring van Hem, die de waarachtige God en het eeuwige leven is; Hy zelve heeft het gezegd, die bidt die öntfangt, die zoekt die vindt. Geloovig völk, ziet gy uwe verplichting, gy weet teffens, daargy zoo dikwerf uw te kortkoomen, ziet, wat het beste middel is, om aan uwe Verplichting te voldoen, naamentlyk om veel om den Geest van C h r i s t u s te bidden. Gy kunt toch op deeze belofte van uwen Goddelyken Ver-  Paulus den Apostel. 33 Verlosser, die leeft om voor u te bidden, staa maaken, dat, wat gy van dm Vader begee ren zult in zijnen Naam, dat hy u dat geeve; zal, naar joan 15, vs. 16. Zyt gy dan b aanfang met den Heiligen Geest gedoopt, naa Jesus belofte, dat dit in, en door uwe be lydenis openbaar worde! Gy kent de toezeg ging van den Heere Jesus, die my belydei voor de menschen, die zal ik belyden voor my nen Vader en zyne Engelen. Zoekt dan ti leeven door het geloof, zoo zal de Heilige Gees ook meer en meer op u koomen, en gy zul God verheerlyken, gy zult reeds in deeze wee reld eene eere voor Christus zyn! i:Onze derde Leering was, zy die verban "en ongehoorzaam worden, en kwaadspree "ken van den weg des Heeren, ondervinder "dikwerf onverwacht, dat God met de bedee "ling zyner genade van hun wykt." Voor de waarheid deezer Leering, wai meer dan een bewys, behalven het geen uii myne textwoorden zoude kunnen werden af geleid, bytcbrengen; doch Jaat ik alleen vooi uwen geest roepen, het zoo even aangehaalde van Israels nageslacht, over welk een oordeel van verharding wegens hunne ongehoorzaamheid en hun kwaadspreeken van den weg des Heeren, gekoomen is, en waar onder het nog -LD. LSt. X lig% f t 1 r r 1 f t I Derde . Leering. 1  338 het Leven van ligt, zoo dat vry van hun zeggen moeten, gelyk Paulus schreef 2. Cor. 3, vs. 14. haare zinnen zyn verhard geworden, want tot op den (dag} van heden, blijft het zelve dekzet in het lezen des Ouden Testament, zonder ontdekt te worden, het welk door Christus te niet gedaan wordt. Maar zyn het de Jooden alleen, die verhardt en ongehoorzaam zyn , en kwaad spreeken van den weg des Heeren? Neen Geliefde, wanneer wy den treurigen toestand van veelen, die den Naam van Christenen draagen, oprecht voor God en menschen moeten beoordeelen, wanneer wy acht geeven op c!e gevaaren, die dc kerk van Christus omringen, daar een verfynd Heidendom, verguld men den Naam van Jesus, door nieuwe Hervormers , en door Voorstanders van het hedendagsch Deismiïs, alomme het hoofd opsteekt, en het ongeloof predikt, onderden schyn van het Christendom te willen verlichten, dan moeten wy immers erkennen, dat er van vee len kan gezegd worden, 't geen Paulus schreef, 2. Cor. 4, vs. $tk%.indien ook ons Euangelium bedekt is, zoo is het bedekt in die geenen, die verhoren gaan, in de welken de God deezer eenwe de zinnen verblind heeft, (naamentlyk) der ongeloovigen , op dat hun niet bestraalt de verlichting des Euavgelhims der heerlykheid van  Paulus den Apostel. 339 van Christus, die het beeld van God is. Dan moeten wy u toeroepen uit 2. Petr. 3, vs. 17. gy dan Geliefde, (zulks) te vooren weelende, wacht u, dat gij niet door de verleidinge der gr ouwelijke menschen, mede afgerukt en wordt, en uitvalt van uwe vastigheid. God voorspelde aan de gemeente van Philadelphia, naar Openb. 3 ., vs. 10. dat er eene uure der verzoekinge over de geheele weereld hoornen zoude, om te verzoeken die op de aarde woonen. Zoude er nu zulk eene uure van verzoekinge ook over ons niet kunnen koomen ? Wy moeten u, wanneer wy op den toestand van Gods kerk naauwkeurig acht geeven, in den Naam van Christus bidden met de woorden van onzen Apostel, Ephes. 6, vs. 13 tot 19. daarom neemt aan de geheele wapenrusting Gods , op da£ gy kondei weder staan in den boozen dag, en alles verricht hebbende, staande blijven; staat dan, uwe lendenen omgord hebbende met de ivaarheid, en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid, en de voeten geschoeid hebbende, met bereidheid des Euangeliums des vredes, boven al aangenoomen hebbende, het schild des geloofs, met welke gy alle de vuurige pijlen des boozen zult kunnen uitblusschen, en neemt aan den helm der zaligheid, en het swaart des Geestes, welk is Gods woord, met alle X a bid-  3-i-o h£i Leven van biddinge en smeekinge; bïddmge tot aüer tyd inden Geest, en tot tiet zelve waakende, met alle geduurigheid, en smeekinge voor alle de Heiligen. En zyn er geene in deeze groote Gemeente met dit doodeiyk vergift, dat voort eet gelyk de kanker besmet ? Zyn er veele die deeze besmetting deezer weereld ontvlooden zyn? Heelaas ! er zyn er ook veele, op wien noch de donderende vloek der wet, noch de prediking van het vredeademend Euangelium eenigen indruk maakt; zoo aithands uit hunne woorden en daaden, over hun hart geoordeeld moet worden Ach mochten deeze eens waarachtig ge. looven, dat nooit imand zich tegen God verhard heeft, en vrede gehad ] O wat zoude het te zeggen zyn, als God eens met die gunstryke bedeeling zyner genade, die noch onder ons gevonden wordt, van ons week! Mochten veele eens met al dien ernst, die het gewigt der zaak waarlyk vereischt, de bewyzen voor de waarheid van den Christelyken Godsdienst, en deszelfs Goddelyken oorsprong onderzoeken, en aan het onfeilbaar woord van God toetschen! Zy zouden by een biddend onderzoek om dien Geest der verlichting, die uit God is, in de daad die waarheid erkennen, die wy lezen Joann. 20, vs. 31. Deeze zyn geschreven, op dat gy geloovet, dat Jesus is de Christus de Zoon van  Paulus den Apostel. 341 van God, en dat gy geloovende, het leven hebt in zynen Naam. Laaten wy ook daartoe u noch eenige oogenblikken by onze vierde, en thands onze laatste Leering bepaalen, zy is deeze: ''alle de wonde"ren, die God ter bevestiging van de Euange"lieprediking van Paulus heeft daargesteld, staa"ven niet alleen de waarheid van den christe"lyken Godsdienst, maar moeten ook ons ver"trouwen op God versterken, en ons bevestigen "in het geloof, eenmaal den Heiligen over*' geleverd.'' Dat God in de daad zulke verbaazende, en ongewoone krachten, door de handen van Paulus te Ephesen deed, kan immers zoo min gelochent worden, als de andere heerlyke wonderen, die God in andere gemeenten der Heidenen , ter bevestiging van het Euangelium, dat onze Apostel aldaar predikte, heeft- daargesteld. Zy hebben alle gronden van geschiedkundige zekerheid, en de waarheid daarvan, dat zy in de daad hebben plaats gehad, kan immers zoo min gelochent worden, als eenige andere geschiedkundige waarheid, in de ongewyde Schryvers, aangetekend; gelooven wy zoo veele gebeurtenissen, zoo veele zaaken op het gezag van den eenen of anderen Griekschen of Romeinschen Schryver, om dat hy voor een eer- Vterde Leering,  342 het Leven van cerlyk man bekend was, en zaaken beschreef, die in, of omtrent zynen ieefryd voorvielen, die hy konde weeten, en waarvan hy het verhaal bekleed heeft, met toereikende redenen van wetenschap 1 Laaten wy, laat elk het verhaal der heilige Schryveren, van deeze en andere wondere toetschen, aan deeze gronden van geschiedkundige zeekerheid; dan zullen wy, zoo lang wy het getuigenis der menschen bekleed, met toereikende redenen van wetenschap, als den grond, waarop wy, zaaken in de weereld voorgevallen, en die wy zelve niet gezien hebben, gewoon zyn, aanteneemen en te gelooven, niet weigeren kunnen, de ontwyffelbaare zekerheid deezer heerlyke wonderen, ter bevestiging van de waarheid en Goddelyke oorsprong van den Christelyken Godsdienst geschied, te erkennen. Bestaat nu in den mond van twee of drie getuigen alle woord? hoe veele getuigen zyn er voor deeze en andere wonderen, daar zy in geenen hoek geschied zyn, mjiar in de tegenwoordigheid van zoo veele getuigen, daar ook deuitwcrkzelsde ontwyffelbaarstc bewyzen waren, van de waarheid der wonderen, door onderscheidene heilige Schryvers aangeteekend, en met toereikende redenen van wetenschap bekleedt Da n, is het waarachtig, 't geen Paulus aande Hebreen schreef, ten aanzien van de waarheid  pATTLtrs DEN Af OSTELt S43 heid en Goddelyken oorsprong van den Christelyken Godsdienst Plebr. 2, vs. 3 en 4. Die groote zaligheid begonnen zynde, verkondigd te worden door den Heere, is aan ons bevestigd geworden, van de geenen, die Hem gehoord hebben, God boven dien medegetuigende, door teekenen en wonderen, en menigerlei krachten, en de bedeelingen des Heiligen Geestes, naar zynen wille. Ook hierdoor moeten wy dan versterkt worden in ons vertrouwen op God, en bevestigt in het geloof, eenmaal den Heiligen overgeleverd. Is die Godsdienst door zoo veele wonderen bevestigt waarachtig? gelyk wy bewezen hebben, welken vasten grond des geloofs hebben wy dan niet, om in allen gevallen, en alles wat ons immer overkoomen kan, verzekerd te zyn, dat, wanneer wy naar de voorschriften van dien schoonen, van dien voortreffelyken Godsdienst leeven, dat wy dan God verheerlyken, en onze eigene zaligheid bevorderen zullen, welk een vertrouwen op God moet dit ons inboezemen, welke eene heilzaamen invloed moet dit op de betrachting van zoo veele plichten maaken, als deeze ons voorschryft, daar deeze ons leert, dat alle dingen ons niet bygeval, maar van zyn Vaderlyke hand toekoomen. Hoe groot, hoe verheven gedroeg zich onze Apostel in alle de moeigelyk- heden  344 het Leve n van heden, en alle de gevaaren die hem overkwamen, 't Zyn zyne woorden niet alleen, maar ook zyne daaden die ons toeroepen, zyt mijne navolgers, gelykerwys ik een navolger van Christus ben. En hoe verre bragt het door Gods genade die uitmuntende kruisgezant, zoo dat hy schryven kan naar Gal. 2, vs. 20. ik ben wei Christus gekruist, en ik leeve; doch niet meer ik, maar Christus leeft in my, en 't geen ik nu leeve, dat leeve ik door 't geloof des Zoons Gods, diemy lief gehad heeft, en zich zeiven voor my heeft overgegceven. Die God, die tot onzen Apostel gezegt heeft, myne genade is u genoeg, die kan ook u, gelyk Hy Paulus deed, bemoedigen en vertroosten, over al het leed, en al den smaad die u mogt treffen, en met licht en kracht vervullen, om voor de eer en Naam van den Heere Jesus getrouw te blyven; jaa die zal u, geloovig volk, zyne genade nimmer laaten ontbreken, en schoon gy hier ten deele kennen, ten deele propheteeren zult, eenmaal zal de dag aanlichten, wanneer alles, wat ten deele is, teniet zal gedaan worden, en gy met onzen Apostel, met de geloovige Ephesiers, jaa met alle de gezaligden uit alle de geslachten, vervuld zult worden tot al de volheid Gods, en in de woningen der heerlykheid deezen of zoortgelyken lofzang zult aanheffen: Hem, die ons heeft lief gehad, en ons van onze zonden gewasschen heeft in zyn bloed, en die ons gemaakt heeft tot Koningen en Priesters.Gode en zynen Vader; Hem zy de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid, Amen. '000000000',  Inhoud der Redenvoeringen. Pag. De gezegende EuangeÜeprediking van Paulus te Paphos , met de wonderdaadige straf aan Elymas. Hand. 13, vs. 6 tot 11. . . . 1 De geneezing des kreupelgeboornen te Lystren, rhet de merkwaardige gevolgen, Paulus hierom overgekoomen. Hand, 14, vs. 8 tot al . 52 Paulus een waarzeggenden geest uitgedreven hebbende, vervolgd, gegeeszeld, cn in de gevangenis geworpen, Hand. 16, vs. 16 tot 25, 210 De  PaS« Dc wonderbaare en heerlyke verlossing van Paulus en Silas uit de gevangenis te Philippi, benevens de bekeering van den Stokbewaarder en zyn huis, aldaar. Hand. 16, vs. 25. tot 40. 159 Paulus in den Areopagus te Athenen, verkondi. gende den onbekenden God. Hand. 17, vs. 16 tot 24 1 . 225 De rykgezegende Euangelieprediking van Paulus den Apostel te Ephesen, door buitengewoone en heerlyke wonderen van God bevestigd. Hand. 19, vs. 1 tot 12. 2^4  De meeste zinstoorende drukfouten die de leezer dus geliefde te verbetern, Op den Titel, Sacra lees Sacrae In den Brief pag. XI reg. 3 van ond. Prieveligie lees Privilegie Xv" — 8 — uiet lees niet pag. ijj reg. 10 van bov. in het lees en het 21 — I van ond. naar de — naar der 26—2 — — uitdruikt — uitdrukt 43 7 v-m bov. en maaken lees te maaken 47 — 3 van ond. mye lees myne *>7 12 — — zenunwn lees zemiwen 71 10 — bov. beroemende lees beroemde 79 _ 6 — — Rom. 1 , vs. 23. Iets Rom. I, vs. 21 tn2£ 8 ~ — verduisterden; — verduisterd s en ~ 86 — 5 — ond. en hen lees in hen — 100 — n — bov. afschied — afscheid 102 ~ 8 — — vervogd — vervolgd — III — IO — ond. Goddelyk — Goddelyke 119 2 — — moeten — moet — I2o op de kant omhelsche lees omheMe 122 — 9 van bov. zyn lees zy IJl — 1 — — de daad lees in de daad — — 6 — — Aetioptische — Aetiopische ~~ '53 — 2 — — smaart lees swanrd —' 154 — 4 — — den — des — 160 — 3 — — tafFel — tafel — — 4 — — zich hem lees zich — 163 op de kant Codverh-kend lees Codverfieerlykend — 164 — 12 van ond. voormen lees vormen — 16S — 8 — bov. in God — in den God — 191 — 3 — — bekommrden' lees bekommerden — 198 —7en8 — — vyvier lees vyver ~ '7 — — in den lees van den — 20$ — 9 — ond. vseugde — vreugde Z Z II ~ T f0Mfsche !"s «n Romeinsch^ 212 — 'O — ond. der lees des — 231 — 6 — — Heilvorts lees Heilvorst — 232 — I — bov. afgodsche — afgodische fig.  pag. 2?5 reg, 2 vau ond. cn tor lees tot — — — 9 — bov. leeringcn — leerlingen ■— >+8 — 6 —- ond. yste'yke — ysclykste — 26! — 5 Sopronais — Sopiiionicus — jC-7 — 6 — bov. Tarter lees Tarser — 2ÓS —10 — —- in de — en de — 2gj — 12 — — inboezem lees inboezemen *— 299 — a — ond. meenen — mecnende ■— 303 — 9 — bov. Apostel — Apostels — 304 — 2 — ond. Doddrigc — Dcddïidge — 310 — 9 — — zyn lees zy — 327 — 9 — bov. Euangeium lees Euangelium — 329 — !I — — teken en — tekenen en — 53+ — 10 —- ond. de God lees dat God ~ 308 —~ 5 '— bov. staat doopsgezinden, lees daar voor wederdoopers, dewyl de echte doopsgezinden, die zich aan hunne oude belydenissen houden, hierover geheel anders denken en het herdoopen afkeuren , zie A. Verduin Christelyke Godgeleerdheid, 3. D. pag, 229.  HET LEVEN VAN PAULUS "en APOSTEL, ! i n KERKELYKE REDENVOERINGEN, UITGESPROKEN in DE HERVORMDE GEMEENTEN van BREDA en AMSTERDAM, door PETRUS HAACK, Te vooren S. S. Theol. & Eist, Sacrae Professor, en Predicant te Breda, daarna Predicant te Amsterdam, thands in de Hoog- cn Nederduitsche Gemeente van Altona en Hamburg, Lid van het zeeuwsch Genoodschap der Weetenschappen, en van de Maatschappij van den Landbouw te Amsterdam. " Tweede Deels, tweede Stuk, behelsende in zich: de Grootheid van Geest,. en het verheven Charakter van dien Apostel, kenbaar irit zyn Godverheerlykend gedrag, onder de voornaamste Lot' gevallen zijnes Levens. Te ALTONA gedrukt en te bekoomen, by Jacoe SchultZ, Koningi. Deensche geprivelig. Boekdrukter, ook te bekoomen te AMSTERDAM, by W. Brave, Boekhandelaar op de Zeedyk. i 8 o i.   HET LEVEN van PAULUS den A V O S T É L. Des Tweede Deels , Tweede Stuk. Eerste LEERREDEN. PAt/i-US EuANGELIEPREDIKING, E5T DE OpJVEKklNG VAN EuTYCHTJS, TJIT DEK DQODEN, TE T&OAS. TEXT. Haridl. 20, vs. 7 tót 13. En op den eersten (dag) der week, dis de Discipe. ten by een gekoomen waren, om brood te breeken, handelde Paulus met hun, zullende des anderen dags verreizen, en hy strekte zyne reden uit, tot den midider nacht. En een zeker jongeling, piet naams Euty. chus, zat in de venster, cn met eer.cn diepen slaap overvallen zynde, alzoo Paulus lang (tot hen) sprak, door den slaap neder stortende, viel van de derde zoldering nederWaards, en werd dood opgenomen. Doch Paulus afgekoomen zynde, viel op hem, en (hem) om. vangende^ zeide hy, en weest niet beroerd, want zyne Ziel is in hem. En als hy (weder) bovengegaan ivast en brood gebrókeUf en wat gegeeten had, en lange tot U. D. II. St, A den  Inleiding. a hit Leven van den dagtraad toe, met hun gesproken had, vertrok hij alzoo. En zy bragten den knecht leevendig, en waren boven maaten vertroost. En ziet ik ben met Vlieden alle de dagen, tot de voleinding der weereld. Dus luidt de troostvolle taal Van den eeuwig gezegenden Verlosser, naar het laatste vers van het laatste Hoofdd. van het Euangelium, door Mattheus beschreven; tot de Apostelen gesprokeh, kort voor Hy, door zyne luisterryke hemelvaart, den zetel zyns ryksgebieds, in den hoogsten hemel beklommen heeft; eene toezegging zoo moed geevend voor zyne leerlingen, die Hy uitzond om alle volkeren te onderwyzen en te doopert, daar Hy, voor dat zy deeze goddelyke zending ontfongen, tot hen zeide, niij is gegeeven alle magt in hemel en op aarde. Zy konden des in alles, wat hun immer overkoomen konde, in alle de deelen hunner heilige bediening, op de gunstryke bewyzen Van zyne Godheid, Majesteit, Genade en Geest, geloö/ig staat maaken, en in dat vertrouwen leeven, de almagtige Jesus, is tiiet oiis, alle onze dagen. Hebben nu Jesus Apostelen de blyde er, waring en heiltyke vervulling van deeze troostvolle belofte ondervonden? cn zullen alle de gaarne getrouwe dienaars van den Heere Jesus daarop door alle eeuwen hoopen? De vervulling van  Paulus den Apostel. 3 Van deeze toezegging was dan in de daad, voor hun een bemoedigend, eh voor allen die er getuigen van warén, een kragtig bewys, dat zy waarlyk van den Heere Je s u s, tot dat heilig en gewigtig werk gezonden waren, om alzoo te verkondigen, den onnaspeurlyken rykdom van Christus, aan wien gegeeven is, alle magt in hemel en op aardei Dan, byzónder behaagde het den verhooov den Glorievorst zyne Apostelen, een buitenge. Woon bewys van deeze zyne goddelyke en j almachtige tegenwoordigheid te geeven boven anderen, die Hy tot den gewoonen dienst der Kerk roepen wilde* naamentlyk dat Hy hen instaat Wilde stellen , om daardoor heerlyke' 1 wonderen daar te stellen, geeveilde alzoo het krachtigst bewys, Van de vervulling deezer ' heilvolle toezegging, ter bevestiging van hunnen ; gezegenden Èuangeliedienst: en vinden wy dat1 Van de Apostelen in 't gemeen, wy vinden het si teffens in het byzonder van dert laatsten der Apostelen, Paulus, gelyk wy in dit geheiligd ld Uur uwen luisterenden aandacht hoopen aan te tooneti. In Onze voorige Leerreden stelden wy u j Paulus den Apostel voor, zoo als hy teEphézên y*Zlo I door het prediken van het Euangelium, het ko, ah dit ons ningryk van Christus uitbreidde, daar God met deSewig- ttgstege- •** 3 enge-  henrtenis. sen des Apostels in het vervolg leert kennen. 4, het Leven Van ongewoonlyke krachten door de handeh Van dien Apostel een aller heerlykst getuigenis gaf, naar de 12 eerste versen, van het voorig Hoofd» In het overige van het zelve, hoornen verscheidene gewigtigebyzonderheden voor, die ons zoo van den gezegenden voortgang zyner Euangelie. bediening, ais van den heftigen tegenstand tegen dezelve, en den uitslag daarvan, een naauwkeurig bericht geeven. In dit Hoofdd. geeft ons de heilige Schryver van de Handelingen der Apostelen, in de 6 eerste versen, een kort bericht van de reizen van Paulus, met eenigen zyner vrienden, waaronder, ook Lucas zelf was, en van hunne koomst te' Troas, daar zy zeven dagen vertoefden; Doch. terwyl zy zich daar bevonden, gebeurde er een zeer merkwaardig wonder, door den gewyden Schryver, die daar by tegenwoordig was, in onze textwoorden aangeteekend. In zich behelzende de opwekking uit den dooden van zekeren Jongeling, met naame Eutyehus, die geduurende de reden voering van den Apostel, van de derde, zoldering was nedergestort, en welken God ter bevestiging van de leer des Euangeliums, tot vertroosting der gelovigen , door den kruisgezant deed herleeven. Dat God de prediking daarvan tot diezelve heerlyke eindens voor ons zegene. Amen! Laaten  Paulus den Apostel, y Laaten wy deeze woorden eerst kortelyk verklaaren, en dan een en andere gewigtige i vraag, die hier gedaan kan worden, naader over- ' weegen. In de verklaaring van den Text, moeten wy eerst achtgeeven op de gelegenheid, by welke dit heerlyk wonder gebeurde, in het 7. 8. en 9. vers, en dan op het wonder zelve, in het 10. ii. en 12. vers. Ten aanzien van het eerste, teekent ons de naauwkeurige geschiedschryver aan, zoowel de plaats, als den tyd en de omstandigheden waar in het gebeurde. De plaats, waar God dit heerlyk wonder tot roem van zyne genade heeft daargesteld, was, gelyk uit het vorig 6de vers blykt, Troas, en , wel, gelyk uit het 8. blykt, in een opperzaal daar de discipelen vergaderd waren: dit Troas aan den Hellespont grenssende, door Keizer Augustus met een Romeinsche volkplanting voorzien, oudtyds Antigonia, en daarna Alexandrea'genoemd, naar het Egyptisch Alexandreaf de voornaamste der 18 steden, die naar Alexander den grooten, hunnen naam hadden, enter onderscheiding van andere steden Alexandrea Troas, naar den naam van het landschap waarin het lag, cn waarvan het de Hoofdstad was, en meermaalen gelyk hier, alleen Troas genoemd» in Yerdeeline> ier hoofd, zaaken* Besctmj. ving van ie Plaats vaar in iit wonder gebeurde.  De tyd wanneer ait voor. vmL 6 het Levenvan in die stad had de Apostel te vooren met zegen het Euangelium verkondigd, gelyk uit vergelyking van Hand. 16, vs. 8. met 2 Cor. 2» vs. 12. blykt; en daar het prediken van den onnaspeurlyken rykdom van Christus zyn lust en leven was, hield hy zich ook daarmede te Troas bezig, ,om deze gemeente te versterken in het geloof, door hen op nieuws, door de bediening des woords, en de toediening van het heilig Avendmaal te bevesti' gen, in de hoop des eeuwigen levens; ten dien einde in eene opperzaal de gewoone vergaderplaats der geloovigen, te Troas, zich begeeven hehbendc. En wel, naar het 7de vs. op den eersten (dag) der iveek, als de Discipelen bi/een gekoomen waren, om brood te breeken. Schoon de kruisgezant, eiken dag van zyn verblyf aan het heil der gemeente zal gearbeid hebben, was de plechtige zaamenkoomst der geloovigen op den dag des Heeren, den tyd waar van hy zich bediende, om in hunne heilige vergadering, het woord der verzoening te verkondigen, en de gemeenschap der heiligen te houden, door het Avondmaal des Heeren, ter gedachtenis van zyn lyden en sterven; want dat men door den eersten da« der week, niet den dag van den joodschen zab-  Paulus den Apostel. j zabbath, gelyk de beroemde Luther dacht, maar den dag des Heeren verstaan moer, blykt uit vergelyking van den Griekschen Text van Matth. 28, vs. i. met dien van onze tcxtwoorden, trouwens die dag, door Jesus opstanding geheiligd, was in de eerste Christen kerk reeds tot den piechtigen eerdienst van God afgezonderd, als de dag des Heeren, VanJusfyn de Martelaar, die maar 40 jaaren na den dood van den Apostel Joannes schreef, hebben wy deeze aanteekening. "Op zondag, kqomei} alle •'de Christenen, in de Stad en op het land "byeen, pm dat het de dag van pnzes, Hee^'ren opstanding is, en dan leezen wy- onder uons, de Schriften der fropheeteq en Apostelen, dit verricht zynde, doet de voorzitter, 'ceene redevoering yoor de vergadering, om "haar aantcmoedigen, tot het navolgen, en "volbrengen der dingen, die zy hooren, daa "vervoegen wy ons alle, in de gebeden, en "daarna vieren wy het heilig bondtcken, en "zy die in staat, en genegen zyn, geeven "aalmoeszen *," En dat dit in de daad ook het oogmerk deezer heilige byeenkoomst was, leert de text: want zegt Lucas, de Discipelen waren by een gekoomen, om brood te breeken, eene spreek- * Apol. 3. p. 98 et 99. Het oogmerk der byeen koomst,  $ het Leven van spreekvrys die naai' derzelver gewoone bete. kenis in de Schriften des N. Testaments, het houden van het heilig Avondmaal beteekent, gelyk onder anderen ook uit Hand. 2, v$. 42 en 46 blykt, waarom het ook alzoo in de Oostersche verraalingen van het N. Testament wordt overgezet, en het is hoogst waarschynlyk, dat gelyk toen de gewoonte was, het hei. lige Avondmaal na de gewoone avondmaaltyd zal gevierd zyn, welke gegoede Christenen gewoon waren te verzorgen, om in liefde en eenigheid des geestes te zaamen te eeten, waarna dan het plechtig vieren van het zelve ter gedachtenis van Jesus lyden en sterven* ook in den avond of nacht, gelyk by de instelling daarvan geschied was, door het heilig gebruik van brood en wyn volgde; schoon dit naderhand by zulke gclegendheeden is afgeschaft, ook om het zondig misbruik, dat daar van gemaakt is, gelyk uit 1 Cor„ 11, vs. 21 * Plintus zegt in zynen brief aan keizer Trajanus: "dat hy niets tegen de Christenen wist inte" brengen, dan hunne hartnqkkigbeid, in hunne by"geloovigheden, en dat het hunne gewoonte was, "pp een vastgesieiden dag, voorliet licht was, te "zaamen te komen.en door een bondteken, zich aan "eikanderen te verbinden, om geen kwaad te doen." Plin. Ep. Libr. X. Ep. 97. Deezen brief, zezt de geleerde Whitby, is maar 6jaaren na den dood van Joannes den Apostel geschreven, zie deEüR, Godgel. over deezen text.  Pauius den Atostel. § vs. 21. enz. kan afgenoomen worden. Jesus Discipelen dan te Troas, die hier discipelen of leerlingen genoemd worden, hadden an. ders den naam van Christenen, gelyk Jesus leerlingen alzoo te Antiochien genoemd zyn, en waar door men de geloovigen in die Stad verstaan moet, met die, die den Apostel Op de reis vergezeld hadden, en voor hem, aldaar aangekoomen waren, waaronder men ook Lucas, die getrouwe medegezel en reisgenoot van den Apostel tellen moet, gelyk uit het 4. 5. en 6de vers blykt, en gelyk ook in zommige oude handschriften geleezen wordt in het 7de vers: En op den eersten dag der weeke, als wy vergaderd waren, en zoo ook in 't slot van 't 8de vers, daar wy vergaderd waren. * En het was by deeze plechtige gelegenheid, dat Paulus met hun handelde, zullende des anderen dags verreizen, dat hy zyne reden uitstrekte tot den middernacht; de volgende dag was door den Apostel bepaald, om van die gemeente te vertrekken naa Mileten, hy brengt des den avond en een groot gedeelte van den nacht door, om hen te onderwyzen in het geloof, en te verkondigen den onnaspeurlyken rykdorn van Christus, en * Plevier over de Hand. 4. deel-, p. 129. De Apostel 'zoude den volgenden dag verreizen.  io het Leven vak cn het Grieksche woord, dat Lucas hier, en op andere plaatschen van dit zyn heilig boek gebruikt * leert ons, dat wy hier niet, aan eene doorloopende redenvoering van den Apostel, maar aan een meer gemeenzaam onderwys denken moeten, waar in hy op eenige vraagen en bedenkingen ter hunner onderrichting antwoordde, gelyk er daarom gezegd wordt in het nde vers, dat hij lange tot den dageraad toe met hun gesprooken had., terwyl die vraagen, ontwyfFelbaar van zeer veel gewigt, en zyn yver voor de eer van den gezegenden Verlosser, hun aanleiding tot dit Jangduurig 'r zaamen spreeken zullen gegeeven hebben, en zyne blaakende liefde ook voor het eeuwig heil van deeze gemeente, die hy wist, dat na deezen dag, hem nimmer zoude wederzien, gelyk wy uit het 25ste vers van dit Hoofd, leeren, hem aangespoord zal hebben , om zelfs zyne rust aan de bevoordering van hun eeuwig heil, opofferende tot den dageraad toe, met hun te spreeken. En ten dien einde waren er in de opperzaal, daar zy vergaderd waren veele lichten, waarschynlykst lampen, gelyk het grieksch woord, zoo Matth. 25, vs. 1. voorkoomr, ontstooken, om dit bovenste gedeelte des huizes, de gewoone * Zie Hand. 17, vs. 17. 19, vs. § en p. en 24. i?-  Paulus den" Apostel. ii woone vergaderplaats der geloovigen te Troas, tot het hooren van de Euangelie leer, en het gebruik des heiligen Avondmaals, te verlichten. Dan hoe heerlyk het licht van Gods genade ook toen die gemeente bestraalde; op het onverwachst viel er .eene ontzettende gebeurtenis voor, die de geheele vergadering met aandoening en droefheid vervulde: Lucas beschryft die dus, in het 9de vers: En een zeker ^Jongeling met naame Eutychus, zat in de venster, en met eenen diepen slaap overvallen zynde, alzoo Paulus lange (tot hen) sprak, dooiden slaap neder stortende, viel van de derde zoldering nederwaards, en werd dood opgenoomen. De veelheid der hoorderen, schynt de oorzaak geweest te zyn, dat deeze Jongeling, waarvan noch in gewyde noch in ongewyde Schriften, verder melding gemaakt, noch ons eenig nader bericht gegeeven wordt, die echter uit zyne tegenwoordigheid in deeze vergader" plaats der Discipelen ons voorkoomt, als eenen die geloovig was geworden, aan het Euangelium, en in zyne ontluikende jeugd, door Gods genade, reeds geleerd had, de heiligen lief te hebben, zich in een der vensters deezer opperzaal, waarschynlyk wegens de menigte der ichten en dergeenen die er tegenwoordig waren, geopend, zich geplaatst had j en door dien het De ontzettende ge. beurtenis die daar vocfrvitl.  13 het Leven van het reeds laat in den nacht geworden was, door den slaap, misschien na eenen vermoejenden arbeid van den dag, onverwachts overvallen zynde, valt hy uit het venster, niet voorwaards, op den vloer der opperzaal, maar achterwaards op den grond,, waarop het huis stond, zoo dat hy van de derde zoldering nederwaards vallende, gelyk Lucas getuigt, dood werd opgenoomen. En by dit laatste moeten wy uwen aan. dacht eenige oogenblikken bepaalen, om dat er onder de uitleggeren gevonden worden, die den dood van deezen Jongeling in twyffelgetrokken hebben, schoon Lucas het uitdrukkelyk getuigt. * Want * Het zyn niet alleen Engelsche, Fransche en Duitsche Deisten, die gewoon zyn de wonderwerken van den Heere Jesus en zyne Apostelen te lochenen, die dit wonder ontkend hebben; maar ook vind men het in twyffel getrokken, door anders uitmuntende Mannen, die de goddeJykheid der openbaaring erkennen, en door eenen beteren Geest gedreven zyn; hoe zulke hier over schryven, vindt men in een brief van een ongenoemden schryver, by den zeer gel. P. Hofstede in zyne byzond. der H. S. 3. deel, §. 35. pag. 488 tot 495. De schrandere van Vloten, is in zyne vertaaling en omschryving van den Bybel ook in deeze plaats niet zoo duidelyk, als wy wel wenschten dat die geleerde uitleg, gerin veele piaatschen, en ook hier was; in [Zyne omschryving zegt hy in het 9de vers, men nam hem voor dood op, en in het 10de vers, er is nog leven in  Pauius den Apo s t el.' 13 ■ Want hy zegt, uitdrukkelyk in het slot van liet gde vers, hy werd dood opgenoomen,. woorden waar van de letterlyke betekenis' geene andere is, dan dat hy in de daad ophield te leeven, dat hy waarlyk gestorven ' was; hier te zeggen dat de heilige Schryver hyperbolisch, of by vergrooting • heeft gesproken, is in de daad hem letterlyk tegen te spreeken, en te ontkennen het geen hy als ■ ..z. ■ ■ waar-; in hem, en in zyne vertaaling vers 9 ook hy wierd Voor dood opgenoomen, en in het 10de vers, Paulus viel op het lyk, omhelsde liet, en sprak: zyt niet ongerust, zyn adem gaat nog. Zoo de Heer van Vloten in zyne vertaaling niet gezegd had, dat Paulus op het lyk viel, dat in den grieksehen text echter' in 't geheel niet staat, daar leest men ÉTrtyrecrev^ axjtod hy viel op hem, dan zoude men uit zyne vertaaling en omschryving oordeelen moeien, dat hy niet ge-loofde, dat Eutychus gestorven of opgewekt' geweest zy; de vertaaling en omschryving van het iade vers, dat de onze hebben overgezet, en zy brachten den knecht üevéhdig en waven boven maaten vertroost, vermindert deeze duisterheid niet, de Heer van Vloten vertaalt het, inmiddels werd de gfongeling zeer wel zynde, binnen gebracht, men was hier over recht blyde. Hy omschryft het. I11tusschen waren eenigen, die by den jongeling gebleven waren, ook weder met hem, by het gezelschap gekoomen; elk was even deelneemend in zyne herstelling, en erkende tot zyne vertroosting daar in de onbeperkte kracht des Allerhoogsten. Zie over dit wonder breder, les Ouevres de J, Despagne Tom, I. pag. 451 -459. en Lilienthal oordeelkund. Bybel. verkl, C, 31, §. 61 - 63, elfde deel, pag. 433-437, Dat Euty. ■Jms oaarlyk iood viel, iewezen.  14 het Leven van waarachtig geschied, getuigd heeft; noch Lucas noch een der andere Euangelisten bedienen zich immer van deezen styl, in 't vernaaien der wonderwerken, in tegendeel zy bedienen zich meermaalen, van woorden die beneden de grootheid van het wonder zyri, zoo leest men Mare. 5, vs. 39, dat Jesus gezegd heeft van het dochterke van Jairüs» het kind is niet gestorven, maar het slaapt, en Joan. 11, vs. 11 en 13, Lazarus onzt vriend slaapt . . . doch Jesus hadde gesprooken van zijnen dood, maar zy meenden dat hij sprak van de, rust des slaap s. En in de daad Lucas zegt niet alleen met ronde woorden, hy werd dood opgenoomen, maar ook hy geeft reeden van weetenschap, en meld de oorzaak daarvan, welke was een swaaren val, neder stortende, zegt hy, viel Eulijchus van de derde zoldering nederwaards, kon zulk eene swaare val, van de derde zoldering, indien er geene byzondere en buiten gewoone Goddelyke bewaring by kwam, wel een ander gevolg hebben, voor den, door eenen diepen slaap overvallen Jongeling? Hoe meenig maal is dit aan anderen van zulk eene, jaa van eene mindere hoogte nederstortende, niet gebeurd? Bovendien, zoo hy slechts in een flaamvte gelegen, verstikt geweest  Paulds den Apostel. 15 vreest, of voor dood opgenoomen geweest was, zoude Lucas door den Heiligen Geest in zyn schryven bestuurd, dit niet aangeteekent hebben, even gelyk wy Mare. 9, vs. 26 leezen, en het kindiverd als dood, Lcru vex^oef alzoo dat veele zeiden, dat het gestorven was, integendeel Lucas zegt hier, met uitdrukkelyka woorden, zaï 'yf$y vexfos en hy werd dood opgenoomen. ' Verder, kan niemand over deeze zaak beter oordeelen, dan zy die hier, by tegenwoordig waren? deeze juist hebben het alzoo beoordeeld, . niet alleen Lucas zelf, gelyk wy getoond hebben, was hierby tegenwoordig, maar ook diegeenen die hem ncdergesrorr vonT den, waren beroerd en bitterlyfc bedroeft daarover, gelyk wy uit het 1.0de en 12de vers kunnen zien, en deeze verregaande ontsteltenis en hevige droefheid toont immers duidelyk aan, dat zy oordeelden, dat hy waarlyk gestorven, dat hy dood was. Eindelyk blykt het ten klaarsten, uit het laatste bew>rs in de laatste wroorden van myn.en text, en zy brachten den knecht leevendig, en waren boven maaten vertroost, her geen aan de vorige bewyzen kracht byzet, en liet geen Lucas, als een waarachtig geschied schryver. niet kon zeggen, indien hy Eutichus niet waar-; lyk  ] 1 j I I ( ï 1 1 f. $ ] I 1 1 i De handelwijsvanPautus .met den ■ dooden jongeling [5 het Leven van yh dood geweest, en weder leevendig gewor!en was, wat was anders de rede en de öor:aak waarom zy boven maaten vertroost waen, dan dat de oorzaak van hunne treffende Iroefbeid over den ontzcttenden en schiclyken lood van deezen- Jongeling, die hun zeer vaard was, door een heerlyk wonder, zyne lerleeving, zyne opstanding uit den dooden ras weggenoomen? Trouwens dat dit in de laad den zin en de beteekenis van Lucas woor!en is, blykt uit de vergelyking van dit 12de rers, met Hand. 9, vs. 41. daar hy verhaaende de opwekking van Tabitha uit den doolenj zich van uit zelfde woord bediende, van 'etrus getuigende, en hy gaf haar de hand, en ■echtte ze op, en de heiligen en de weduwen jeroepen hebbende, stelde hy ze leevendevoor 'mar. Dan laaten wy het een ander nog naader fit het wonderwerk zelve zien, dat{ Lucas dus aanteekentin het 1 ode vers, Doch Paulus aflekoomen zynde, viel op hem, en (hem) omvangende, zeide hy, cn weest niet beroerd, want zyne ziele is in hem. De ontzettende m\ van den Jongeling en zynen daar mede vergezelden dood, zoo plotzeling, door die vreejelyke val veroorzaakt, maakte terstond eenen sandoenelyken invloed, op alle de geloovigen, in  Paulus den Apostel. 17 in de opperzaal te zaamen vergaderd, hen dermaaren treffende, dat zy zoo verschrikten aangedaan werden, dat de predikende Kruisgezant zyne reden voering, voor eenioc oogenblikken staaken moest, voor al, daar de Apostel hunne aandoening ziende, door hun, op de krachtigste wyze zal aangezocht geweest zyn, even, als zulks aan Petrus, naar Hand* 9, vs, 38. geschied is,- toen Tahitha gestorven was, om door zyne voorbidding by God, en deszelfs wonderdoende kracht, als een Apostel van den Heere Jesus Chris. I TUSi deezen dooden Jongeling optewekken: of zoo dit geen plaats gehad heeft j dat dan ; de Apostel door de treffende aandoening van Ij de geheele vergadering j zelf dermaatcn daardoor getroffen is, dat hy door eene werksj zaame aandryving, van den Geest van God^ ! bewogen werd, om van God de opstan> ding uit den dooden, tot roem en heerlykheid I van Christus en zyne heilleer, biddendé I te begeeren. Althands door' dien Geest aanJ gevuurd, staakt de Kruisgezant zyne redenj i en koomt van de vergaderzaal, ter plaatsche jjj waar de doode Jongeling was, op wien hij i viel, hem omvangende: zyne handelwyze, i intusschen was gelykzoortig als die van Elia$ I omtrent den Zoon der weduwe tc Zarpbatj , If.D. 11, St. £ naar  Zyne Opwekkinguit den dooden. Wat men hier door de ziel verstaan moet. ï 11 h T L £ v £ n v a n naar i Kon. 17, vs. 19. en als die van Elisa cmtrettt den Zoon der Zunemitische, 2 Kon. 4. vs. 34. die zich een eü andetmaal op den dooden nederleidden, en die dit vergezelden, gelyk wy uitdrukkelyk van Elia leezen, met hun hartelyk en ernstlyk gebed tot God, op dat Hy zyne wonderdoende kracht door de herlecving des dooden zouden openbaaren, en verheerlyken; en schoon dit hier niet in 't byzonder van den Apostel staat aangetekent, kunnen wy uit den aart en de omstandigheden der zaak, dit afneemen, dat ook zyn gebed ten dien einde op de hartelykste wyze geloovig zal opgezonden geweest zyn by God. En gelyk wy leezen met dit troostryk en heerlyk gevolg, dat de verblyde kruisgezant uitriep, en zut niet beroerd, want zijne ziel is in hem. Er is in de schriften van onzen Apostel een en andere plaats, daar hy wyslyk en naauwkeurig in den Mensch ziel en geest onderscheidt, behalven Hebr. q.vs. 12. vinden wy dit zeer duidelyk, i Thess. 5 vs. 23. daar hy zegt, uw geheel oprechte geest, en ziel, en lighaam, worde onberispelijk bewaard in de toekomste onzes Heeren Jesus Christus. Hy verstaat dan door den Geest, ons onsterfftiyk en onstoffelyk deel, dat wederkeert  Paulus den Apostel. 19 keert tot God die het gegeeven heeft, en door de ziel, ons leven, datbeginzel, die kracht des levens die vry bezitten» zoo lang onze onstoffeiyke geest met ons stoffclyk lighaam vereenigd blyft, dien adem des levens, dien God den Mensch heeft ingehlaazen; * het Grieksch woord dat hier den Apostel gebruikt , drukt eigentlyk dat leven uit, dat door den dood des Jongeling? Avas opgehouden, en Matt. 2. vs. 20. koomt dit woord in deeze zelfde betekenis voor; want was ir daar, in het 13 vers gezegd: Her odes zal het, Kindeken Zoeken om hetzelve te dooden, in het 20 vs. leezen wy, trekt in het land Israels, want zy zyn gestorven die de ziel des Kindekens zochten, en schoon in andere plaatje 2 schen * Dat de Mensch beha! ven een dierlyk en -stoffelyk lighaam van vleesch en bloed,'in dit lighaam heeft eene onstoffeiyke en redelyke zelfstandigheid die men Geest noemt, zal niemand, die de Goddelyke openbaaring erkent, lochenen; dan, kan men ontkennen dat hy buiten deeze eene ziel heeft, onderscheiden niet alleen van het stoffelyk dierlyk lighaam, maar ook van den onstoffelyken redelyken Geest? Schoon men niet bepaalen kan, of zy is van eenen vunrgeestigen aart 'tzy Phosphoriec 'tzy Electriec; of hebbende van die beiden iets, of moogelyk ook iets Magnetisch; en hoe zy is, en blyft, een bekleedzel en voertuig van den redelyken Geest. Ook dit, zullen wy eerst weeten, wanneer wy niet meer, ten deele zullen kennen.  20 het Leven van schen dit woord wel gebeezigd wordt, om den onsterffelyken Geest uittedrukken (en hier ook zoo, zoude kunnen genomen worden; gelyk byzonder door zulke uitleggeren geschied is, die oordeelen , dat door deeze woorden te kennen gegeeven wordt, dat Paulus bemerkte, dat zyn geest nog in hem Was, en niet uit het lighaam gescheiden, en hun daar uit, met zyne opwekking vertroostede:__) daar wy hier geen genoegzaamen grond, voor vinden, neemen wy het in de eerstopgegeevene beteekenis. Zoo dat de Apostel hier door deeze woorden te kennen wilde geeven, aan hun, die by den leevendig gemaakten Jongeling tegenwoordig waren, weest niet langer beroerd, niet langer zoo bitter bedroefd over den dood van deezen Jongeling, God heeft uwe traanen gezien, .hy heeft myn bidden gehoord, hy herleeft! zyn ziel, is in hem, en heeft haare werkzaamheden hervat, gelyk de Apostel uit het kloppen van het hart en andere tekenen des levens met blydschap zal bespeurd hebben: welk eene vreugde zal dit verwekt hebben, by de ontroerde en bedroefde geloovigen, welk eene Goddelyke kracht van overtuiging zal dit aan de verkondiging der EuangelieJeer, die Paulus daar predikte, hebben bygezet. Doch  Paulus den^Afostel» 21 Doch, van de gezegende gevolgen daar van, geeft ons hier de heilige Schryver geen bericht, alleen vinden wy dat de Apostel a, Cor. 2 vs. 12. geschreven heeft, dar, als hij te Troas gekomen icas om het Euangelium ^ van Christus te prediken, hem aldaar t eene deure geopend was in den Heere. Lu- cas tekent alleen kortelyk aan, naar het 11 vs. En als hu (weder) boven gegaan was en brood gebroken en (wat) gegeetsn hadde en lange tot den dageraad toe met hun ge* sproken hadde, vertrok hy alzoo. Het geen de Apostel in veele uuren verricht heeft, tekent hy .met weinige woorden aan, ons van drie zaaken bericht geevende: Vooreerst, dat na de opwekking van den dooden de Apostel terstónd in de gewoone opperzaal wedergekoomen zynde, het heilig Nachtmaal ter gedachtenis van het lyden cn sterven van den Heere Jesus, met hun gevierd heeft, dat dc gewyde Schryyerj naar den gewoonen styl van dien tyd, een breéken en eeten van het brood noemt, gelyk over het 7de vs. gezian is, waarom wy ook de woorden van Lucas, liever naar den Griek, schen text, letterlyk vertaaien, en als hy bovengegaan was, en brood gebroken, en gegeeten had, de invullingen, der onzen, er uitbatende. '^en Je verdeeverriciu'mg des Apostels.  Zyn ver trek van Troai, 22 het Leven van Ten tweeden bericht ons de Text, dat de predikende Kruisgezant lange tot den dageraad toe met hun gesproken heeft , en dus rekent hy daar door, den uitmuntenden yver van den Apostel, die in de verkondiging van de heilryke Euangelielcer van zynen Goddelyken Meester, tot het laatste oogenblik van zyn vertrek, zich bezig hieldt, zyne nachtrust zelfs daar aan opofferende, om deeze gemeente , die hy wist dat hy nimmer zoude Wederzien voor zynen dood, nog den onnaspeurlykeu rykdom van Christus te verkondigen, tot het laatste oogenblik toe, dat hy onder hen vertoeven konde, Waarom hy er ten besluite op volgen laat, dat hy alzoo vertrok, en dus met het aanbieeken van den dageraad, Troas verliet, daar God door een heerlyk wonder zyne Apostolische zending en bediening bevestigd had, om nu naar Asson, eene Stad 9 of io Mylen van daar gelegen, zyne reisgenoten te voet te volgen, die vooruit gevaaren zynde op zyn bevel , hem aldaar inwagrten, om met hem naa Mileeten te steevenen, van waar hy naa Jerusalem op het Pinksterfeest reizen wilde, gelyk de 4 volgende vs. leeren. Welk eene aandoening moet dit vertrek yaa den voortreffelyken Kruisgezant, den ge- Io-  Paulus den Apostel 23 loovigcn te Troas veroorzaakt hebben! daar zy hunnen Vader in C h r i s t u s, voor de laatste maal, de uitnemende grootheid van Gods genade hadden hooren verkondigen! dan er gebeurde op dien zeiven tyd, iets dat hun bovenmaaten vertroostte, en dit tekent de Heilige Schryver aan in het 12 vs. En zy bragten den knecht leevendig en waren bovenmaaten vertroost. Of de opgewekte Jongeling eerst na het scheiden der vergadering, en het vertrekken van den Apostel, in de tegenwoordigheid der geloovigen gebragt is, gelyk het verhaal van Lucas , zoo het door de, onzen vertaald is, te kennen geeft, dan of de Grieksche woorden gelyk een geleerd taalkundige* oordeelt, moeten vertaald worden, en zy hadden den jongeling, die nu wederom leevendig was, naa boven ge. bragt, waardoor zy niet weinig vertroost en verblijd werden, zoo dat Lucas hier iets verhaalt , het geen voor het vertrek van Patflus, waar van hy in het voorgaande vers sprak, * De Hoozl. Heumann, die oordeelt dat ij'/ayoi hier in de betekenis van het ptusquam perfe&üm dus moet vertaald worden, zy hadden dénjongelin", die nu wederom leevendig was, naa bwei. (op de zaal) gebragt. De Geleerde Hamelfivele vertaalt het ook alzoo. Inmiddels hadden zy de; jongeling leevend wedergebragt, waar door %i boven maaten vertroost werden. De blydschap der geloovigen over de op. wekking des 3'ongelmgs.  Onder* zoek of Eutychus en andere opgewekte een on sterffelyk lighaam hadden by. hunne lier. keving. 24 het Leven van gebeurd was, durven wy niet zeker bepaalen, schoon het laatste pok ons het waarschynJykst voorkoomr. De opstanding uit den dooden, en de koomst van Eutychus, in de tegenwoordigheid der geloovigen, moet on, twyffelbaar eene hartelyke blydschap verwekt en hun geloof in de verkondigde Euangelie! leer ongemeen versterkt, en hun opgewekt hebben, om dien God, dien Paulus gepredikt had, in en door Jesus Christus, zoo het al niet geweest zy, met blyde lofgezan. gen, althands in hunnen geest met eene innerlyke vreugde hartelyk te verheerlyken. Ziet daar gelievdc! dit heerlyk wonder ter bevestiging van de waarheid en Goddelyken porsprong van dat Euangelie, dat Paulus predikte, door God daar gesteld, U voorgedragen. Nu moesten wy nog eene en andere gewigtige vraag, die hier overgedaan kauworden, naader overweegen. Waar van de eerste deeze is. Daar men in de heilige Schriften van Eutychus en anderen leest, dat zy uit den dooden zyn opgewekt, zyn zy door die opwekking onsterffeiyk en pnverderffelyk geworden,, zoo dat zy daar. na zyn opgenomen in den hemel, of zyn zy opgewekt met een .sterffelyk en verderffelyk lighaam, en daarna ren tweedemaal gestorven? Ter  Paulus ben Apostel. 25 Ter beantwoording van deeze gevrigtige en rnoeilyke vraag, die een naauwkeurig en wel overwogen onderzoek vereischt , moet ik Vooraf deeze drie aanmerkingen, tot een grondslag leggen : f* Dat in alle duistere zaaken, die verklaring, waar tegen de meeste en gegrondsre swaarigheden kunnen ingebragt, en waar voor de minst krachtige bewyzen kunnen aangevoert worden, moet verworpen worden, en dj.e verklaring in tegendeel moet omhelst worden, Waar tegen de minste swaarigheden ingebragt, cn de krachtigste bewyzen voor aangevoert kunnen worden. 2. Daar de opgewekte uit den dooden j waarvan de heilige Schriften melding maaken* niet meer op aarde onder de leevendeu gevonden worden, leert ons de Goddelyke op'enbaaring, de aart der zaak, en de ondervinding van alle eeuwen, dat zy, of opgenomen zyn in den Hemel, of ten tweedemaal gestorven zyn, 3, De * Want buiten hun getuigenis hebben wy geen genoegzaamen grond om de opwekking van zommigen, die men in de heidensche of roomsche schryvers vind, te gelooven. Men zie van dezulken, de Latynsche Commentatio, van den Hoogl. Bebelius § io&seqq. edit.ienens. p. m. 7. trou. wens het oogmerk waarom die zouden opgewekt zyn, is meest al lynrecht strydig met het Goddelyk oogmerk van alle wonderen, de staaving van den waaren Godsdienst.  Bedenkingen daar tegen voorgesteld. 26 het Leven van 3. De heilige Schriften leeren ons allerduidclykst, dat de groote Hoogepriester onzer belydenis, de Heere Jesus Christus, 40 dagen na zyne luisterryke'opstanding uit den dooden, in de tegenwoordigheid van zyne elf Apostelen en van heilige- Engelen, is opgevaaren, en den zetel zynes ryksgebieds beklommen heeft in den hoogsten hemel, dan, van niemand der opgewekteu uit den dooden, tekenen dit de heilige schryvers aan , zoo min, als dat zy ten tweedemaal gestorven zyn; doch er koomen in de heilige Schriften eenige aantekeningen voor, welke wy oordeelen, dat licht aan deeze duistere zaak byzetten, en waaruit wy met zoo veel zekerheid, als in een zaak van deezen aart mogelyk is, besluiten, dat Jesus Christus, alleen h opgestaan met een onsterffelyk en onverderifelyk lighaam, en alzoo ten hemel gevaaren en daarenregen, dat alle andere opgewekte uit den dooden, na dat zy eenigen tyd op aarde geleefd hebben, wederom gestorven zyn, gelyk andere Menschen. Laaten wy dit nader onderzoeken. Laaten wy in onze denkbeelden ons deeze opgewektcn uit den dooden voor den Geest stellen, en op hunne opwekking wat naader peinsen. Door hunne opwekking uit den doo-  Paulus ben Apostel. 27 dooden, vraren zy wederom onder de leevenden geplaatst, door tusschenkoomst van een Goddelyk wonder, was hun het leven wedergegeven, cn zy wederom in hunnen voorigen. staat hersteld; de heilige Schrift drukt dit zoo uit, dat zij wederom leevendig werden i Kon. 17 vs. 22. Zoortgelyke aantekeningen koomen er ook van de anderopgewekten voor. Zoo wy nu stelden dat zy na eenigen tyd geleefd te hebben, door tusschenkoomst van een Goddelyk wonder, gelyk niemand immers hunne opneeming in den hemel anders noemen zoude, van de aarde waren weegenomen, moeten wy voor die gewigtige stelling het getuigenis en het gezag hebben, van die zelvde schryveren, die ons het Goddelyk wonder van hunne opwek-i kins; verhaald hebben: of uit hoofde van hunne opwekking, of uit de gesteltheid en toestand van hun opgewekt lighaam, moet hunne opneeming in den hemel volgen, zullen wy grond hebben om die vast te gelooven; dan, kan uit het een of ander dit besluit opgemaakt worden. Ten aanzien van het eerste , weeten wy i van eenig wonder buiten het getuigenis der fl heilige Schryveren? mogen wy buiten hun gezag wel eenig eigentlyk gezegd wonder ge- Verste be- enking aartegen.  ' Tweede bedenking daartegen* 28 hetLevenvaiJ gelooven? Indien wy nu stelden, dat alle de opgewekte uit den dooden in den Hemel zyn opgenomen, en dus dat God aan die allen dat wonderwerk verricht heeft; waarom zouden zy dit niet zoo wel van deezen, als van Enoch en Elias hebben aangetekent? waarvan zoo wel de Schryvers van het Oude, als die van het Nieuwe Testament gewagen , beschuldigen wy dit geloovende niet de heilige Schryvers dat zy verzuimt hebben de opneming in den hemel van alle deeze op. gewekten, jaa, van niet eenen hunner aantetekenen? daar deeze aantekening zoo wel» als van de wonderen hunner opwekking uit den dooden, ter bevestiging van den waaren Godsdienst en deszelfs hemelschen oorsprong zoude gediend hebben; dan, daar nu het getuigenis der onfeilbre Schryveren van die allen ontbreekt, of liever, daar zy zelfs van geen eenen der opgewekten uit den dooden getuigen, dat hy in den hemel^opgeuomen is, Kunnen of mogen wy niet gelooven dat God, door zulk een wonderwerk hen, en wel alle van deeze aarde weggenomen, en alzoo der heerlykheid heeft ingevoerd! Ten aanzien van het tweede, of uit hoofde van het Goddelyk wonder hunner opwekking, ook hunne hemelvaart, als een tweede wonder niet  Paulus den Apostel. 29 niet moet volgen? ook dit moeten wy ontkennende beantwoorden, om dat er geen verband van dien aart, tusschen die twee wonderen kan bewezen worde» ; de opwekking uit den dooden was een wonder op zich zeiven, waar door aan 't Goddelyk oogmerk om hen te doen herleeven, en alzoo den 1 waaren Gadsdienst getuigenis te geeven, vol1 daan was; was zulk een allcrhccrlykst wonder daar toe niet toereikend? wie kan met 1 eenigen grond stellen, dat tot dat zelvde einde 1 een tweede wonder, omtrent die zelvde perzoonen noodig was ? En daar boven wanneer ; men dit stelt, moet men eene onbewysbaare ! stelling aanneemen, naamentlyk, dat alle de op! gewekte uit den dooden, waarlyk geloovige ; geweest zyn, en al gaf men dit toe, zoude dan uit hunne opwekking nog wel hunne opneeming in den hemel noodzaakelyk volgen? En hebben wy wel genoegzaamen grond om den zaligen dood, van alle de op. gewekten vasttestellen? weeten wy dit van het kint te Sarcpra, eene heidensche Stad, den Sidoniers toebehoorende ? was de moeder van dit kind niet eene heidensche vrouw?* weten wy dit van het Sunemitisch kind? van * Zie C. Brinkman Opheld. des N, T, over Luc. 4; 25—27 p. 232,  go het Leven van van dien man, die by geVal op 't zien van een invallende bende der Moabiten , in Elizaas graf geworpen werd? weeten wy dit van Jairus dochterke? van den zoon der weduwe te Nain? Dan is het wel nootzaakelyk te stellen dat zy alle geloovige geweest zyn, aan wien dit Goddelyk wronder der opwekking geschied is? is het om hunnent wil geschied? of moet de naatste rede buiten hun gezocht worden ? herinner u het oogmerk zoo even opgegeeven, hoe klaar blonk dit door in de opwekking van den man, die by geval in 'tgraf van Eliza geworpen werd, om dat een inval eener Moabitische bende, verhinderde hem in zyne bestemde begraafplaats te brengen, daar hy op 't aanroeren van het dor gebeente van den Propheet Eliza leevendig wierd. Eindelyk het is mmers ontwyffelbaar zeker, dat er aan zeer veele perzoonen wonderen verricht zyn, die geen geloovigen waren? Denk aan Na'aman den Syriër, aan meer dan eenen bezetenen; aan de tien Melaatschen, waarvan maar eenen vreemdeling wederkeerde, om God de eere te geven; en meer andere voorbeelden leeren ons, dat in zommigen zelfs bet miraculeus, veel minder, het zaligmaakend geloof, gelyk althands in de bezetenen niet gevonden werd; daar dan door de opwekking aan  Paulus den Apostel. 51 aan liet Goddelyk oogmerk voldaan was, er» de naaste rede hunner opwekking, niet in hun moet gezocht worden, en wy van alle de opgewckten geen genoegzaamen grond voor hun geloof kunnen of behoeven te stellen •, kan des, uit het wonder hunner opwekking, ook geen tweede, naamentlyk hunne opneeming in den hemel als een noodzaakelyk gevolg van het eerste worden afgeleid cn vastgesteld» Dan, er blyft ten derden nog eene gewigtige bedenking over, zy is deeze, of uit den aart en de gesteldheid van hun opgewekr lighaam, hunne hemelvaart niet noodwendig volgen moest? zoo dit waar is, dan moeten zy met een onsterffelyk en onverderffelyk lig' haam opgewekt geweest zyn; doch, wy vin. den in de aantekeningen der heilige Schryveren verscheidene zaaken, die ons het tegendeel doen gelooven, en bewyzen van een sterffelyk eu verderffelyk lighaam geven ; voor eerst, het kind der Senemitische niesde zeeven maal, als het opgewekt was, is dit bewys van het natuurlyk en gewoon leven, ook moogelyk in een onsterffelyk en onverderffelyk lighaam, is dit nog aan overtolligheden en uitwerpzels der vochten onderheevig? Het niesschen van deezen jongen, tot zeeven maaien toe, was wel een teken van leven, maar van zulk een leven waar-. Derde be- denking d ', en tot verheerlyking van Gods Naam en roem» aangeteekend zyn? Jaa, moet men in de daad het tegendeel niet besluiten , wanneer men van de Sunemitische leest, dat zy met haar opgewekt kind, zeeven jaaren lang, weegens eenen swaaren honger, als vreemdelingen verkeerde in der Philistynen land, en dat Jesus bevolen heeft het dochterke van Jairus , na dat het opgewekt was, te ecten te geeven, en  Vyfde be denking daartegen 40 het Leven van pn dat de Joodsche raad Lazarus, die na zyne opwekking met Jesus en zyne leer. Üngen gegeeten heeft, besloten heeft te dooden? Laat ik hier nog mogen by voegen, het oogmerk van hun, die betrekking hadden op de opgewekten by hun overlyden; beschouwt men uit dit oogpunt het verhaal van de op. wekking van het Sareptaas en Sunemitisch kind, van Lazarus, van Tabitha, om nu van anderen niet te spreeken, kunnen wy er eenen voetstap in ontdekken, dat zy ten oogmerk hadden, of begeerden, hen weder leevendig re zien, met een heerlyk lighaam, dat altoos leeven zoude, en dat zy na hunne Opwek king, gelyk Enoch en Elias ten hemel zouden vaaren? Er is immers geen schyn of schaduw voor dit denkbeeld, maar duidelyk ontdekt zich dit oogmerk, deeze begeerte in hun, dat hun leven, dar zy te vooren hadden, hersteld mogt worden, dat zy gelyk te vooren, aan hunne vrienden mogten geschonken worden, zoo de oorzaak» hunner droefheid, werden weggenomen, en hunne •lagen, gelyk Koning Hiskia begeerde, verlengt mogten worden. Vervalt nu dit alles net, zoo zy onsterffelyk en onverderffelyk taet een heerlyk lighaam voor den Hemj  Paulus den Apostel. 41 geschikt, werden opgewekt, en dus niet meec aan hunne vrienden te rug gegeeven werden ? Eindelyk, indien men vaststelde, de opgewekten zyn onsterffelyk en heerlyk opgewekt, mag men dan niet billyk vraagen". Was dan het kind der Sareptasche weduw, der Sunemitische vrouw, de jongeling te Nain, de dochter van Jairus, ontslaagen van de plichten, die een kind zynen ouderen, een lid der Maatschappy, aan hun, op welken het betrekking heeft, schuldig is? Hadden zy geen onderwys meer noodig , of moesten zy dit, uit den mond van sterffelyke, ten deele kennende en zondige menschen ontfangen, waren hunne kundigheeden , hunne hoedanigheeden met verheevener, niet heerlyker dan die van alle andere stervelingen? En heeft dit niemand opgemerkt? Was Eutychus, zoo hy onsterffelyk en onverdc-rüyk opgewekt was, dan ook toen niet geschikter, niet veel kundiger tot de Euangelie-prediking, dan Paulus zelve ? en zoortgejykc. vraagen zouden wy hier veele kunnen maaken,* Doch laat ik nu, na het opgeeven van deeze gewigtige bedenkingen en beswaaren tc- * Men zie hier over eenen uitvoerigen brief van den geleerden D'Espangne ter verdeediging van 1 Cor. 15 vs. 20, en Hand. 30 vs. 9—12. in zyne werken van pag, 289 tot 304 voorkoorr.ende. Zesde bedenkingdaartegen. Bewyzen dat zy ten  4- het LïïEH va» tweede- tegen hunne opwekking inet een onsterffelyk maal ge- en onverderffelyk heerlyk litihaam, overees tor ven ° ° zyn, Saan om te bewyzen, dat zy opgewekt zyn, niet een sterffelyk en verderffelyk lighaam, en daarna ten tweedemaal weder gestorven zyn. Eerste be Het eerste bewys, dat ik tot staaving van wys uit gevoelen oordeele te moeten omhelzen en 2 Cor 15, bybrengc, is 1. Cor. 15, vs. 20-23, I>aar vs. 30-23. scnrvft palljus. jtfaar m Christus is opgeivekt uit den dooden, en is de eersteling geivorden der geenen die ontslaapen zyn. Want dewijl de dood is door eenen mensche, alzoo is ook de opstanding der dooden door eenen mensche. Want gelyk ze alle in Adam ster ven, alzoo zuilen ze ook in Christus alle leevendig gemaakt worden. Maar een iegelijk in zyne orde, de eersteling Christus, daar na die Christi zyn, in zyne toekoomste. In het naazien der verklaaringen der beroemdste uitlegkundigen over deeze gewigtige plaats, in de onderscheidene eeuwen des Christendoms, vind men, dat zeer algemeen de giootste en beroemdste geleerden, die nimmer in dit Jicht beschouwd hebben, en daar zy geen tweemaal gestorven erkenden, dat zy ook aan deeze woorden van onze Apostel eene geheel andere uitlegging gegeeven heb-  Paulus den Apostel. 43 hebben, uitgezonderd alleen, zoo veel wy weetcn, twee beroemde Oud vaders in de vierde eeuw, Epiphanius en Chrysostomus; by den eersten leest men van dc opgewekten uit den dooden. Na dat zy opgestaan ivaren, zyn zy wederom gestorven, verwachtende die eene en algemeene opstanding; maar Christus is de eersteling der geener die ontslaapen zijn, om dat, na dat Hu opgestaan is, Hy voortaan niet meer sterft, de dood hcerscht niet meer over Hem. By den laatsten, leest men ter beantwoording van deeze vraag: Hoe Christus de eerstgebooren, uit den dooden zy, daar verscheidene voor hem uit den doode opgewekt waren, deeze woorden: Geene, schoon zy opgestaan zyn voor, en eer Christus, zyn echter daarna alle wederom gestorven, hebbende eenigen smaak der opstanding gegeeven, maar Christus opgestaan zynde, is den dood niet meer onderworpen, en derhalven de opperste Leidsman, als die opgestaan is, en voortaan niet meer sterft.* Daar * Vid. Epiphan. in Ancorato pag. 508. & Chrysost. Tom. 5. homil. 134 pag. g6i. Zommige hebben ook geoordeeld dat Gregorius Nys. senus ook in dit gevoelen was, om dat men deeze woorden by hem vindt (Orat. 2. contra Eunomium Tom. 2. p. 453) *' want nademaal Hy "door  44 het Leven van Daai- men nu by deeze geleerde Oudvaderen, geene uitlegkundige bewyzen voor dit gevoelen , ook zelfs niet uit deeze gewigtige plaats afgeleid vind, zal ik die, uwen aandacht trachten-voortestellen, uit den inhoud van des Apostels woorden. Het eerste vinden wy hier in, dat Paulus Christus noemt, den eersteling der geener die ontslaapen zijn. In den Israelitis'chen Godsdienst, kunnen de eerstelingen (om nu van de « door zyne opstanding uit den dooden eene kracht « in de menschelyke natuur moest leggen om « op te staan, wordt Hy de eersteling der geener « die ontslaapen zyn," en de eerstgebooren uit " den dooden, die de eerste, door zich zeiven m de smarten des doods ontbonden heeft, zoo « dat ons uit den dooden den weg geopend is, " tot de wederopstanding, gemerkt door des « Heeren opstanding de smarten des doods ontbon«' den zyn, daar in wy gehouden werden.u Zekerder is het dat laatere geleerde uitleggers , als Struchmeyer, Bebelius, d' Espangne en Buchner, welke de" eenige uitleggers zyn, zoo veel wy weeten, die wel in het zelvde gevoelen zyn met Epiphanius en Chrysostomus, echter uit deeze plaats geen een bewys voor dat gevoelen hebben afgeleid, dat zeker is van de drie laatstgenoemden, den eerstgemelden Struehtmeyer hebbe ik alleen aangehaald by anderen gevonden; doch, zyne verhandeling tot nu toe niet kunnen bekoomen. De vernuftige Espagnezet in zynen brief over de opwekking van Eutychus i Cor. 3 5 vs. 20. wel aan het hoofd, maar ontleent uit die woorden, noch uit het verband, waar in die voorkoomeu byzonder met het 43 vs. geen een bewys in zynen anders geestryken brief.  Paulus den Apostel. 45 de eerstgeboorenen niet te spreeken) tot twee hoofdzoorten gebragt worden; het eene werd den Heere toegebragt, uit naam des ganschen volks, voornaamentlyk de garve der eerstelingen by het begin van den oogst, op het Paaschfeest. Het andere werd den Heere geheiligd door byzondere persoonen, van hunne vruchten, en de inkoomsten des velds; doch, het eerstgemelde zoort droeg by uitneemendheid, den naam van eerstelingen, en het feest waar op deeze werden geofferd , den naam van het feest der eerstelingen.* Maar * De Eerstelingen kunnen onderscheiden worden in vrywillige en schuldige; Vrywillige, waarvan gesproken wordt Lev. 2, vs. 14 en 15. wanneer iemand uit dankbaarheid en erkentenis aan God, die offerde, gelyk reeds Cain en Abel deeden. Schuldige, welke naar de Goddelyke wetten in Canaan moesten gegeeven worden, van leevendige schepzelen, als der eerstgeboorenen van Menschen en vee, van de wol der schaapen Deutr. ig vs. 4. van nicuwgeplante boomen, welker eerste vruchten drie jaaren lang, als derzelver voorhuid aaugei merkt, afgesneden moesten Werden, daar die van het 4de jaar geheel den Heere heilig waren, en die van het 5de jaar mogten de eigenaars eeten, naar Lev. 19, vs. 23-25. Van de vruchten van het veld, op het Paaschfeest, de gave der eerstelingen van den Oogst, die door de hand desPriesters , den Heere tot een hefoffer moest bewogen worden, op andere tyden van de tarw, de gerst, de vygen, granaatappelen,olyven, druiven en dadels Exod. 23 vs. 19. 34 vs. 26. Num. 18 vs. IS en 13. Deutr. 26 vs. i, daarmen ook vindt de plech-  46 het Leven van Maar welke was nu de byzondere rede, dat deeze vruchten, eerstelingen genoemd werden? plechtige verklaaring, die zy daar by doen moesten, wanneer zy die den Priester, en door hem tot God bragten. Men zie hier over den geleerden Gruner de oblatione primitiarum & primitivarum. Burman, Goeree en anderen, en byzonder, alles uit. nemend en beknopt voorgesteld in de verzaameling van Leerredenen van den Hoogl. Bonnet. 1 D. pag. 2or en vervolg, dat dit ook by de Heidenen in gebruik, en by Grieken en Romeinen eene heilige instelling was, om de eerste vruchten des velds en des wynstoks, ten bewyze van dankbaarheid voor de Priesteren af te zonderen, blykt uit Homerus, Plinius en anderen, de Egyptenaaren deeden het aan Isis, schoon daar uit niet volgt, gelyk Spencer wil, dat Israël het van de Egypte. naaren, geleerd en ontleend had. Porphyrius zegt, dat by de Atheners voor betaamentlyk werd gehouden , den Goden van die dingen, welke zy geeven tot nut van ons leven, de eerstelingen te brengen; en volgens den Scholiast van Aristophanes, plachten by de oude Atheners, op den Feestdag van Dionisius, de edelste huwbaare jongvrouwen, manden aantedraagen, die van goud gemaakt waren, waar in de eerstelingen van alle vruchten Jagen. Hiervan de manden op de hoofden der Godinnen op de oude penningen. Vid. Ezech Spanbeim observ. in hymn. in Cer. adv. i p. 650. Een der laatste en naauwkeurigste Reizigers, de Heer C. Niebuhr, tekent in zyne beschryving van Arabien aan p. 151, dat hy een Jood te Maskat vond, die bouwland had en hem berichte, dat als zyn schaap, voor het eerste geworpen had, en het een mannetje was, dat hy het dan had weggegeeven ;~ de vruchten der eerste drie jaaren van zyne vygen, granaatappelen en druiven, had hy den asmen gegeeven; dit is zoo veel te zeldzaamer, de- wyi  Paulus den Apostel 47 den? niet, om dat zy de voornaamste, de beste van den oogst waren, dat hier naauwkeurig moet opgemerkt worden; maar om dat zy de eerste' waren, die 't vroegst ryp zynde, op Goddelyk bevel, het eerste moesten ingezaameld worden, en met welk een oogmerk? En dit oogmerk moet men van hunne byzondere eigenschap en rede van benoeming wel onderscheiden, met oogmerk om ter gehoorzaamheid aan het Goddelyk bevel, dezelve dankbaar, als eerstelingen van den geheelen volgenden oogst, waar van het eerste voor den Heere was, aan he m opteoffercn , en alzoo den geheelen volgenden oogst te heiligen; trouwens de Jooden zelve, leeren ons, dat elk huisvader gehouden was, naauwkeurig te letten op de vroegste vruchten van zyn land, die te tcekenen, met eene bieze om dezelve te binden, en te zeggen: dit zijn de eerstelingen, deeze werden aldus uitgezonderd en vervolgens byeen gebragt, om den Heere geoffert te worden.* Noemt wyl Niebuhr zelve bericht, dat hy nooit een akker gezien had, welken van een jood bearbeid was, want zegt hy, deeze Natie leeft in Egypten, Yetnen, Persienen in de Turksche landen, schier alleen van den handel, en van de handwerken, dan by dien jood was dit overblyfzel, dier aloude wet rog in waarde. * Flavius Josephus, die als een Priester hier van  AS Het Leven van Noemt Paulus nu i Con 15, vs. 20 en 23. Christus den eersteling, van die geenen die onU van naauwkeurig bericht kon geeven , zegt, " dat " op den tweeden dag van 't feest der ongehevelde « brooden, 't welk is de 16 de deezer maand, (Nisan) " eeten zy van de nieuwe vrugten, die tot nog „ toe van niemand aangeroert worden, en houden " het voor billyk, dat men God, van welken dee" zen zegen koomt, ten voorsten daarvan vereere, " de eerstelingen der gerst, offeren zy op deeze « wyze , zy droogen een hand vol aaren by het " vuur, daar na rollen en reinigen zy de gerst " door een zeef, en offeren op den altaar; daat « na is het een iegelyk geoorlooft, zynen oogst " inrevoeren.tl Joseph. joodscbe geschied. Am.' sterd. dr. van'1626. L. 3. C, 10 fol. 29. Zie ook Reland Antiq. Hebr. 14. 3. 8- & Lichtfoot ad aft. 2. p. ao Edit. Lips. Misschien ,vraagt iemand, hoe men met dit offeren stondt, a!s het jaargety niet gunstig was, en de vruchten laater deed rypen, de Hooggel. aantekenaars, op de nederduitsche vertaaling, van de reizen van den beroemden Schaw door Barbaryen en het oosten berichten ons , (uit Maimonides, by J. Scaliger de Emendat. temp. L. 2. p. 104) dat om drie redenen, er een invoeging in het jaar gemaakt werd , om den kring°van het zonnejaar, om de rype vruchten en om de boomvruchten. Indien de Rechters merkten, dat de gewasschen noch niet ryp waren* maar nog groen, noch ook de boomvruchten welke op'cPascha gemeenlyk bloeien, zoo verre waren, zoo steunden zy op die twee redenen, en voegden eenige dagen in het jaar in, op dat liet koorn ryp zoude zyn, uit het welke op den 16 van Nisan, een schoof moest geofferd werden, de rechters wisten door reekening, of de Tekupha Nisan, op den 16 van Nisan, of naderhand inviel, en dan voegden zy dagen in dat jaar  Paulus den Apostel. 49 ontslaapen zyn; zinspeelende op de garve der eerstelingen, die uit naam van het gantsché volkj aan God. op het Paaschfeest werd opgeoffert, die den geheelen oogst heiligde; want deeze garve was de eerste vrucht van het zaad, het welk in de aarde geworpen, ge« storven, wederom uitgesproten, en leevendig was geworden; gelyk de Apostel naader leert vs. 36 en vervolgends klaar toont, dat hy den aandacht zyner leezers niet tot allerlei zoort van eerstelingen, maar eigentlyk tot die van het graangewas %i\ bepaald hebben; 'Waarom hy de algemecne opstanding van alle de geloovigen, in de toekoomste van Christus, als den oogst wil aangemerkt hebben, vs. 23^ waar van Christus onsterffelyk en onverderffelyk opgewekt, alzoo de eersteling wasj die ook (op dat zelfde feest, op het Pascha) als de eersteling der geener die ontslaapen waren in hem, opgewekt zynde, door zyne opstanding, de opstanding aller geloovigeii heiligde.' Nu was het van die eerstelingen niet alleen, maar ook van alle andere eerstelingen eene byzondere eigenschap, waarom eri ! , waar¬ jaar in: Nisan in een dubbelen Adar veranderende, opdat het Pascha ten tyde der rype vruchten zoudè invallen. Zie Schaws '2de D. p, 89. in ncfi' tis en Ligthfoot ad Matt; 21 vs. 19, 11. £>. II. St. D  50 het Leven van waardoor zy eerstelingen waren, dat zy elk in haar zoort, de eerste waren, en voor den oogst voor de volgende vruchten gingen, gelyk niet alleen uit de Jóodscbej Schriften bewezen is, en uit die der Heidenen blykt, waarom ook Donatus over Virgilius zegt: " Eerstelingen worden eigentlyk genoemd, " al 't geen de Goden wordt toegebracht S van de nieuwe vruchten ofte jongen van *' 'tvee,« jaa dat ook de Apostel dit Grieksche woord overeenkoomstig deszelfs letterlyke beteckcnis, in dien zin neemt, blykt uit het gebruik dat hy er in andere plaatschen van maakt, cn uit het verband, waar in hy het hier plaatst. De plaatschen daar hy het gebruikt, zyn Rom. 8, vs< 23«> ^aar hy zegt: maar ook wy zeiven, die de eerstelingen des Geestes hebben, dat is, naar de vertaaling en verklaaring van den taalkundigen Schoetgenius, de Apostelen , welke de eerste gaaven van den heiligen Geest, gehad hebben, Rom. ti, vs. 16. In. dien de eerstelingen heilig zyn, zoo is ook het deeg heilig. Dat is naar diezelve taalkundige verklaaring, er worden de eerste onder verstaan, die zich tot Christus bekeerd hebben, naamentlyk de jooden, die ook de wortel zyn, n aar uit de Christenen gesproten zyn,  Paulus den Apostel. 51 ,Zyn, en Rom. 16, vs. 5. daar Epenc'ns de eersteling te Achajen in Christus (dat is de eerste die te Achajen in C h r i s t u s geloofd heeft,) genoemd wordt, gelyk ook op dezelfde wys 1 Cor. 16, vs. 15. van het kus van Stephanus gezegd wordt, dat het is de eersteling te Achaja, het eerste huisgezin, dat daar geloovig werd. Eincjelyk ge. bruikt het de Apostel in deeze plaats (want in zyne brieven koomt het verder niet meer voor) en wel in deil zeiven zin, dat niet al. ken blykt uit de natuurlyke en lettcrlyke beteckenis, die hy er in alle plaatschen aan geeft, maar ook uit het volgende. 23. vers, maar een iegelijk in zijne orde, ana.^ Z^ïtsj, de eersteling Christus 'tvuTct, daar na (of vervolgcnds) die Christi zyn, (en wanneer die? De Apostel zegt) in zyne toekoomste. Deeze plaats bewyst dus, het geen ik er door bewyzen wilde, naamentlyk dat Paulus aan het woord tMreto%*), de betcekenis, die natuurlyk en leftérlyk daar aan eigen is, van eersteling, van iets dat liét eerste in tyd is, hecht; want Paulus spreekt van die zelvde eersteling Christus in dit 23. Vs., daar hy zoo even in het 20 vs. van gesproken heeft, en in die zelvde betrekking als de eersteling der opstanding. Hesychius, wiens D 3 taal-  52 het Leven van taalkunde buiten allen twyffel is, vertaalt a7raf%ij Xfigrcg, de eersteling Christus, daarom vg^a-rog x^isrcq eerst Christus, even gelyk de eerstelingen eerst wierden afgesneden, en dan volgde eenigen tyd, eenige dagen, daar na, de oogst, en dat dit waarlyk de meening des Geests is, blykt uit het volgend e^ttrd daar na, dat altyd in het N. T. gebruikt word, om iets uittedrukken, dat na eenigen tyd gebeurd is. Zie Mare. 7, vs. 5. Luc. 10, vs. 7. Joann. 11, vs. 7. I Cor. 12, vs. 38, Paulus neemt het zeer duidelyk in die zelvde beteekenis I. Cor. 15., in het 6 en 7. vers, in dezelvde beteekenis, die ook de letterlyke beteekenis des woords is, daarna is hy gezien van meer dan 500 broederen, daarna is hy gezien van Jacobus, daarna van alle de Apostelen; om nu van het 46. vs. niet te spreeken, daar het ook op 7rgaTcg volgt, en daar tegen over gesteld wordt, en dit laatste, tegen het eerste overstaat. Spreekt nu de Apostel van het zelfde onderwerp, en wel in dezelve betrekking, gelyk wy bewezen hebben, en is dit de natuurlyke en gewoone beteekenis des woords? Dan, leert de Apostel, of liever de Heilige Geest,- dat Christus is opgewekt I uit  Paulus den Apostel» 53 uit den dooden, en de eersteling geworden is der geenen, die opgewekt zyn, en dat uit zyne opwekking, als de eersteling, ook de opwekking der geloovigen, daar na, (gelyk de oogst op de garve der eerstelingen) volgen zal; maar in deeze orde eerst Christus, en daarnaa die Christi zyn, en wel [in zyne toekoomste, want dan zullen naar vs. 52, met het slaan der laatste bazuine, de dooden onverde rffeJyk opgewekt worden, even gelyk Christus, als de eersteling, onverderffelyk opgewekt is, alzoo daar na, want een iegelyk in zyn orde, die Christi zijn, in zyne toekoomste. Zoo dan Christus is eerst opgewekt, en wel onverderffelyk, Hy is de eersteling der geenen, die ontslaapen zyn, en alzoo opgewekt is. Maar daar na in zyne toekoomste, met het slaan der laatste bazuine> zullen [zy, die Christi zyn, onverderffelyk opgewekt worden, gelyk hy letterlyk leert vs. 52. «fo»,n*ar vs. 54, wanneer dit; sterffelyke de onsterffelykheid, dit verderffelyke de onverderffelykheid zal aangedaan hebben, als dan, zegt hy (en dus niet eerder) zal het woord vervuld worden, dat geschreven is, de dood is verslonden tot overwinninge. Is dan nu Christus de eersteling der  Het twee. de bewys uit ver. sciieideae plaatschen derH,&< 54 het Leven van der onsterffelyk en onverderffelyk opgewekten, dan zyn zy alle, die buiten hem, voor het slaan der laatste bazuine zyn opgewekt, want Hy alleen is dc eersteling, dan zyn die alle sterffelyk en verderffelyk opgewekt ; en dit is het dat wy betoogen wrilden, uit de aangehaalde plaats. Een ander bewys zulien wy hier op laaten yolgen, dat uit onderscheidene plaatschen der heilige Schrift ontleend is, die te zaamen genomen, ons (zoo het my voorkoomt) zeer duidelyk leeren , dat Christus onsterffelyk en onverderffelyk is opgewekt geworden, en wel alleen en in tegenoverstelling van alle anderen, die uit den dooden zyn opgewekt. Ten aanzien van het eerste, dat Christ u s onsterffelyk en onverderffelyk is opgewekt, dit heeft als eene, by alle Christenen erkende waarheid, geen één bewys noodig; maar dat onze byzondere opmerking verdient, en ik onder Uwen aandacht brengen wilde, is dit, dat in de Schriften van het Nieuwe Testament, van de opwekking van Christus, op zulk eene wyze gesproken wordt, als in de daad onnoodig zoude weezen, indien alle de opgewekte onsterffelyk en onverderffelyk zyn opgewekt geworden. Wan.  Paulus den Apostel. 55 Want er staat met nadruk, niet alleen van i ïem aangeteekend , Hebr. 7, vs. 25, dat Hy altijd leeft, naamentlyk, om voor zyn volk te bidden, ea dit beschouwt de Schryver van dien uitmuntenden brief, als een zeeker bewys, dat Hy een volkoomen Zaaligtnaaker is; maar wy vinden ook van Hem, die van zich zeiven getuigt heeft, Openb. 1, vs. is. Ik leeve, en ik ben dood geweest, en ziet ik ben leevendig in alle eeuwigheid, door onzen Apostel Rom. 6, vs. 9. dit geschreven : weelende dat Christus opge^ wekt zijnde uit den dooden, niet meer sterftf de dood heerscht niet meer over Hem; waar uit wy dus redeneeren: Indien altyd, cn in alle de opgewekten uit den dooden, op hunne opwekking, het eeuwig leven volgde, zoo dat zy altyd leeven, leeven in alle eeuwig' heid, jaa zoo opgewekt zyn uit den dooden, dat zy niet meer sterven, dat de dood niet meer over hen heerscht. Hoe kan dit dan door den Apostel, als iets byzonders en voortreffelyks aan Christus worden toegekend? Hoe kan Christus dit, als iets uitneemends van zich zeiven getuigen, ziet ik ben leevendig in alle eeuwigheid, Amen. En dat in de daad dit, door , en van Christus, by uitacemendheid getuigd wordt,  5^ het Leven van wordt, dat Hy opgewekt zynde, niet meer sterft, dat de dood niet meer over Hem heerscht, blykt nog naader daar uit, dat Hy uitdrukkclyk genoemd word:, Openb. 1, vs 5, de eersigebooreu uit den dooden, cn Coll. I, vs. 17 en ig. leezen wy: En Hy is voor alle dingen, en tuit dingen bestaan te zaamen door Hem. En Hy is het Hoofd des fighaams, Hy die 't begin is, de eerstgebooren uit den dooden, op dat Hy in allen de eerste zyn zoude; maar ook het was de inhoud der prediking van onzen Kruisgezant, gelyk hy betuigde voor Koning Agrippa naar Hand. 26, vs. 22 en ^ Dat £ Christus lijden moest, ende eerste zyn, wt de opstanding der dooden. En hier uit moeten wy immers dus redeneeren; indien dit waar is, en geen Christen kan daar immers aan twyrTcien, om dat het alzoo letterlyk in de heilige Schrift gevonden wordt dat Christus de eerstgebooren'is'uit den dooden, de eerste is, uit de opstanding dmdooden, en wel zoo de eerstgebooren, zoo de eerste, dat Hy altyd leeft, dat Hy leeft in alle eeuwigheid, dat Hy „** mer sterft> dat de dood niet meer over Hem heerscht? Dan moeten alle, die voor Hem, die buiten Hem, zyn opgewekt, niet gelyk Christus on-  Paulus den Apostel. 57 onsterffelyk en onverderffelyk zyn opgewekt geworden. Want moest Christus, de eerstgebüorcn uit den dooden, de eerste uit de opstanding der dooden zyn, of gelyk de geleerde Matthaeus Polus deeze woorden vertaalt, de eerste opgewekte tot een onsterffelyk leeven, en daarom ook naar zyn oordeel, Coll. I. en Opcnb. ï. de eerstgebooren uit den dooden genoemd; dan zyn alle, die voor, die buiten Hem opgewekt zyn, wel opgewekt, maar niet tot een onsterffelyk en onverderffelyk leven; en dit was het, dat wy bewyzen wilden. Intusschen heeft Epiphanius aangeteekent, dat Lazarus dertig jaaren na zyne opwekking, gestorven is, en Quadratus getuigde naar het verhaal van Eusebius en van Osiander, in zyne Kerkelyke historie, dat er van die geenen, die Christus heeft opgewekt, by zynen tyd nog leefden, en andere reeds gestorven waren,* om nu niet te spreeken van den man in 'tgraf van Elisa geworpen, die de Joodsche Wetgeleerden, zeggen, dat kort na zyne opwekking gestorven is. Ziet daar, gelievde Hoorders! U bewyzen uit eenige] plaatschen der heilige Schrift op- ge- * Vid- Bebelii, Diss. de bis mortius § 6. en Christ. Schuleri Diss. Theo!, de statu et ubi animarum separatarum. §. 54.  Tegen be denking uit Hebr. p, VS. 27, beantwoord. 58 het Leven van gegeeven, die ons zoo gewigtig, als voldoende voorkoomen ; wy zouden er hier meer kunnen by voegen, dan daar nier het getal, maar het gewigt der bewyzen alles afdoet, in de tyd, en dc veelheid der zaaken die nog volgen moeten, zulks niet toelaaten, zullen wy overgaan, tot het beantwoorden van eenige bedenkingen, die in uwen Geest, tegen dit myn voorgesteld gevoelen, kunnen opgekoomen zyn. Hoogstwaarschynlyk zal by meer dan eenen van U, terwyl ik bewees dat de opgewekte buiten Christus, niet onsterffelyk, noch onverderffelyk zyn opgewekt; maar naderhand weer gestorven zyn, deeze bedenking zyn opgekoomen, zoude dit kunnen wraar zyn, daar de heilige Schrift letterlyk leert, Hebr. 9, vs. 27. dat het den mensch gezet is, een maal te sterven. Doch, deeze gewoone regel, heeft gelyk alle de gewoone wetten der Natuur, geen plaats, wanneer God een wonderwerk daarsteld, de wonderen zyn altyd, of boven, of tegen die wetten aan, door de Goddelyke almagt daar gesteld. Laat ik dit een weinig duidelyker ontwikkelen en staaren. Het is een gewoone wet der Natuur, dat het yzer swaarer dan het water zynde, in het zelve zinkt j doch als God een wonder daar-  Paulus den Apostel. 59 daarstelt, gelyk hy deed, door Elisa den Propheet, 2. Kon. 6, vs. 6. dan dryit het yzcr op het water. Zoo ook, als onze kleedcren in eenen gloeyend heeten oven geworpen worden, verbranden zy, dan toen God door zyne wonderdoende Almagt, het vuur zyn kracht benam, werden de kleederen der drie Jongelingen, naar Dan. 3, vs. 27. zelfs niet door het vuur des gloeyenden ovens verzengd. Jaa, het is den mensch gezet, eenmaal tc sterven, maar als God , door een wonder, Enoch en Elias ten hemel wil voeren, dan worden zy weggenomen, zonder eenmaal te sterven, of gelyk wy van Enoch leezen, Hebr. n, vs. 5. op dat hy den dood niet zoude zien? eeven zoo houdt dee- * Hoe klaar en duidelyk het van Enoch en Elias in de Heilige Schrift blykt, dat zy niet gestorven zyn, hebben eenige weinige Joodsche en Christen uitleggers het anders begrepen, Corn. a Lapide reekent onder de laatste ook den beroemden CAtvYN, dan verkeerdelyk, want deeze zegt nergens iets, waar uit blykt, dat hy dit van Elias gesteld, heeft, en van Enoch zegt hv uitdrukkelyk, sine morte, raptus est, hy is zonder te sterven weggenomen. De geleerde Godfried Buckner, heeft in eene verhandeling over de tweemaal gestorvenen, ook gesteld, dat Enoch en Elias gestorven zyn; doch hy verstaat door sterven het verbreeken van het verband tusschen zielen lighaam, en niet een scheiden van dezelve, gelyli hy d;nkt, dat ook zoo plaats zal heb-  6o het Leven van deeze gewoone regel op, wanneer God zommige door een wonderdaadig uitwcrkzel zyner ben, by die geloovigen, die tot 's weerelds jongaien dag, leevend zullen overblyven. Men kan gemakkelyk uit de verhandeling van den geleerden Buchnerzien, dat hy niet onder 'toog bield, dat in alle wonderen, de gewoone regels en wetten der Nat;ur ophouden; Hy redeneert dus § 88 *. Het is zeeker, dat wanneer de Al" magt, eenen of* meer menschen, den weg naa " de eeuwigheid, op eene byzondere en won" derbaare wyze aantoont, dat de Goddelyke " wysheid , alsdan, voor zoo ver het eenigzins " mogelyk is, den gewoonen en natuurlyken « weg iu slaat; schoon nu God wegneemt de ** gewoone gevolgen des doods, zoo blyft doch " deswegens, niemand vry van den dood zeiven; " wdde hy deezen of geenen van den dood zei" ven bevryden, dan zoude zyne rechtvaardige " bedreiging, terwyl hy den tydelyken dood " gesteld heeft, tot een straf der zonde, op de " aarde vallen, en gevolgelyk zoude zyn gereg. " tigheid, gekrenkt worden.,, Zie hem verder, pag. 132 en 133. En onder andere bewyzen, dat God den tydelyken dood gesteld heeft tot een straf der zonde , geeft hy dus zyne ge'dach. ten op, van den mensch, voor den val: " geen « ziektens zoude het konstelyk en duurzaam ge" bouw des lighaams verwrikt hebben; want «* ook deeze zyn een gevolg der zonde. By ver. " mindering der krachten, en aannaadering van f een hoogen Ouderdom, was de Boom des " Leevens, een medicyn die heilzaam was, tot " eene altoosduurende onderhouding des mensche" lyken levens; de mensch was derhalven in " den staat der regtheid onsterffelyk, waren de *' eerste ouders aan het Goddelyk bevei nooit * ongehoorzaam geweest; noch de geestelyke, " noch  Paulus den Apostel 6l ner Almagt van den dooden opwekt," en van den gewoonen regel uitzondert-, gewoone regels en wetten der Natuur houden altoos op, by het daarstellen der wonderen , het welk zonder het ontkennen der wonderen zelve, niet kan gelochend worden; en houdt men deeze oplossing onder het oog, dan kunnen verscheidene bedenkingen van denzelven aart, op dezelve wyze worden [weggenomen. Dan " noch de eeuwige dood, noch de tydelyke dood, " zouden ooit tot het menschelyk geslacht door" gedrongen hebben.lt Eene geheel andere gedachte, vindt men over detzen lioom des Levens, naamentlyk, dat hy, met die der kennis des goeds en des kwaads , maar eenerlei wns , gelyk ook Kennicott, alzoo gedacht heeft , en dat hy de Boom des Levens genoemd is, wyl wy eeuwig zouden geleefd hebben, indien onze eerste Ouders van zyne vrucht niet gebruikt hadden, maar dat toen zy van denzelven aaten, hy hun een boom des doods geworden is. Zie dit breeder opgegeeven in The Mor al System, of Moses, by Sabntel Pye, M. D. Membet of the College, of Pkysicians London, Author of the Mosaic Theory, of the Solar and planetary slstem, London, 'prïniéd for the Author 1770. van welk laatste werk, als ook van een ander, onder den titul, Moses and Bolingbroke, beide ter verdeediging van de schepping, uitmuntend geschreeven, door deezen En. gelschen Arts, men uittrekzels yindt, in de Gottingsche Anzeigeh 1768., in het 131 en 132. stuk. Zie ook hier over, den Hoogl. Michaëlis, in zyne Oostersthe en uitlegkundige Bibliotheek, I. D. pag. 35.  62 het Leven v a n Eene andere ten aanzien van Mo. ses ge. maakt. Eene andere ten aanzien van de tweede plaats. Dan moogelyk dacht de een en ander, dit hééft althands niet Moses geen plaats gehad, dat hy ten tweede maal zoude gestorven zyn, want hy is zoo wel onsterffelyk op den berg, verschenen, als de vernemelde Elias, die nimmer gestorven is» Doch myne waardste, ik heb nimmer genoegzaam bewys gevonden, dat Moses, uit den dooden is opgewekt, zyne verschyning op den berg, bewyst dit niet, zouden da geesten der gevolmaakte rechtvaardigen, niet door de Goddelyke Almacht zoo wel verschynen kunnen, en Moses zoo op den Berg kunnen geweest zyn, als er een menigte des hemelschen heirlegers, met den Engel des Heeren, in het veld van Ephrata was, en als hy er Engelen meermaalen op sarde waren, en daar gezien' zyn? Immers het geen wy van Moses, Deutr. 34, vs. 6. leezen, dat hy gestorven, en door God begraaven is, en dat niemand zyn graf geweeten heeft, leert zyne opwekking geenzins? Een ander dacht mogelyk aan de opgewekte heiligen, die na 'sHeilands opstanding in Jerusalem verschenen zyn, naar Matt. 27 vs. 52 en 53., doch, daar wy niets, hoegenaamd niets, van hunne hemelvaart ergens vinden aangeteekend , vinden wy geen genoegzaamen grond, van hun, eeven gelyk van Cu ris-  Paulus den Apostel. 63 Christus, die naar de heilige Schrift, die geen is, die opgewekt zijnde, niet meer sterft, over wien, de dood niet meer heerscht, te .stellen, dat zy onsterffelyk en onverderffelyk zyn opgewekt geworden: of wil men zeggen, zoo deeze al niet, na Christus opstanding zyn opgewekt, dan zyn zeker Tabitha en Eutychus, na dezelve opgewekt; en dus zouden deeze wel ten hemel kunnen gek vaarcn zyn, en Ch r i s t u s echter de ecrstgebooren uit den dooden, de eerste opgewekte kunnen zyn, tot een onsterffelyk leven; dan, de twee redenen waarom wy niet gelooven, dat deeze, zoo min als eenige andere opgewekte uit den dooden ten hemel gevaaren zyn, zyn, dat wy van zulk een wonder als de hemelvaard is, van niemand hunner, iets hoegenaamd leezen, en buiten her getuigenis der heilige Schrift, is er toch geen grond, om een wonder te gelooven; maar 1 ook, om dat wy te vooren, uit 1. Cor- 15, [ betoogd hebben, dat de dooden eerst onsterffelyk en onverderffelyk zullen opgewekt wor1 den, daarna, in de toekoomste van Christus, en daarom Christus, en buiten Hem niemand, voor onsterffelyk en onverderffelyk opgewekt houden. Jaa, maar hebben mogelyk veele gedacht, en by zich zeiven,  Onderzoek , waar de Geest der opgewekten was, by humm dood. 64 het Leven van ven, deeze vraag gedaan, waar zyn dan dc zielen van deeze opgewekten geweest, in den staat des doods? En dit was de laatste bedenking, waar mede wy U wilden beezig houden. Te vooren echter , moetea wy U hier doen opmerken, dat of men steldt, dat zy sterffelyk en verderffelyk, dan of men steldt, dat zy onsterffelyk en on^ verderffelyk zyn opgewekt geworden, dezelve bedenking, dezelve vraag overblyft, en even moeylyk is om te beantwoorden. Er zyn drie oplossingen, die hier ter beantwoording van deeze moeylyke vraag dienen kunnen. Waar van de eerste is, dat hunne zielen, eeven gelyk die van andere men» schen, na den dood van het lighaam zyn gescheiden, en heenen gegaan naa den hemel, of naa de hel. Of dat de zielen der opgewekten, by hunnen dood, in eene plaats, ons onbekend, die wel eens genoemd is de weereld der geesten, zyn overgegaan. Of dat zy in het lighaam gebleven zyn. Ten aanzien van het eerste, .ontdekken zich zeker zeer gewigtige swaarigheden; indien men stelde, dat de zielen in den hemel, reeds deelgenooten eener stoorelooze zaligheid geweest waren, dan zoude zeker hun vcrblyf op aarde, een' zeer treffend verlies  PAütüs den Apostel. 65 lies van de zaligheid, en een gemis van een hemels volmaakt leven geweest zyn , en dan zoude, in hun verblyf op aarde, ontwyrfelbaar eenige bewyzen van hunnen voorigen gelukstaat, van de heerlyke vermeerdering hunner Geestvermogens zich ontdekt hebben, doch vinden wy iets zoortgelyks van de opgewekten? Ontdekken wy niet het tegenoverstelde in hun? Denk hier aan 'tgeen wy van het opgewekt kind, van Jairus dochter, van den leevendig gemaakten Lazarus gezegd bobben? En, indien de afgescheide Geest van eenigen opgewekten uit den dooden, (daar het niet kan bewezen worden , dat zy alle Godzalige geweest zyn) in een plaats van rampzaligheid was overgegaan, kan men dan aan eene verlossing uit dezelve , en weder vereeniging met het lighaam op aarde, in een staat, waar in genade en zaligheid te vinden is, denken? Ten aanzien van het tweede, antwoorden wy, dat het ons voorkoomr, dat het gevoelen, dat de zielen der opgewekten, by hunnen dood, in een plaats, de weereld der geesten genoemd, of onder andere naamen, by zommige geleerden vöorkoomende, zouden overgegaan 7yn, en daar gebleven, tot op hunne opwekking, even zoo, als zommige van de af-> ILD.iLSt. £ ge-  66 het Leven van gescheidene geesten, van alle de gestorvenen denken; voor dit gevoelen, erkennen wy, te weinig bewyzen, en te veel swaarigheden te vinden, 't geen nu de tyd niet toelaat, breeder te beredeneeren. Wat het derde gevoelen aanbelangt, dat de zielen der opgewekten by hunnen dood niet van het lighaam gescheiden zyn, dit koomt ons het aanneemlykst, tot dus verre voor; de dood is toch eigentlyk eene verbreeking van de vereeniging der ziel met het lighaam, en de scheiding of afscheiding daar van, het gevolg van die verbrceking; en schoon die scheiding , dit gevolg des doods, in andere stervenden plaats heeft, ge. looven wy dat het geen plaats had, in de zulken die God een korten tyd daar na, wil. de opwekken; de gedachten van de beroemde uitleggeren Clemens en Lilienthal, over den dood van Jairus dochter, maaken wy geen swaarigheid toepassclyk te maaken en overteneemen, ten aanzien van alle de op. gewekten, naamentlyk, dat zy niet gestorven was, gelyk andere dooden, waar in lyf en ziel van een gescheiden worden, en welker dood, van hun tydelyk leven een einde maakte, maar dat de gemeenschap van beide wezenflyke deelen, slechts voor eenen korten tyd  Paulus den Apostel. 67 tyd is afgebroken, even als by een slaapenden, en deeze gedachte behaagd my daarom te meer, om deeze twee redenen: voor eerst, om dat de Heere Jesus, en van den dood van deeze dochter, en van dien van Lazarus, zelf zoo spreekt; naar Matt. 9, vs. 24. heeft de Zaligmaaker gezegd: het dochtertje is niet dood, maar het slaapt; naar Mare. 5, vs. 39. en Luc. 8, vs. 52., het kind is niet gestorven, maar het slaapt, en Joann. 11, vs. 11., Lazarus, onze vriend slaapt. En echter vinden wy van beiden, dat zy gestorven waren; en Van Lazarus zeide Je. sus zelf vs. 14., Lazarus is gestoruen. Ten tweede, om dat de Vorst des Levens, de mond der waarheid, de opperste wysheid, dus van hunnen dood spreekende, dien onderscheidt van den gewoonen dood der stervenden, waarin de gemeenschap der beide deelen tot den Jongsten dag wordt afgebroken, en ziel en lighaam van een scheiden, schoon dit wel eens om eene andere rede, ook dus wordt uitgedrukt; doch het is zeer merkwaardig, dat Jesus van Lazarus dood spreekende, naar Joann. 11, vs, 4 zegt: deeze krankheid is niet tot der dood, en naar vs. 11. ik gaa heenen, om hem uit den slaap optcwekken, schoon Hy naar het E 2 14.  Toepassing. Leerin. ' gen, i i 5g hit Leven van 14. vs. zelf gezegd had, vry uit. Lazarus Is gestorven. Ziet daar , Gelievde! deeze gewigtige en zaakryke stof zoo kort en klaar, als ons het gewigt en de aart der zaaken toeliet, U voorgedraagen. Blyft er nog veel in over, dat U duister voorkoomt? Zoo lang wy ten deele kennen, blyven onze kundigheden bepaald, in de toekoomstige weereld, daar geen nacht meer zyn zal, zullen wy niet meer ten deele kennen, en hier in, eens naader onderwys van Hem, die de dooden opgewekt heeft, ontfangen» Laat ik, thands, daar de reeds vervlogen ;yd ons gebiedt kort te zyn, by deeze drie eeringen , uit deeze woorden afgeleid, U myne waardste, nog eenige oogenbhkken besaalen; vergun my daar toe uwen eerbiedigen :n cpmerkzaamen aandacht. " Vooreerst leeren wy hier, dat hy, die * zich naar Christus noemt, verplicht is, * op den dag des Heeren, eeven gelyk de c Apostel en de geloovige te Troas, en al. ' le de eerste Christenen deeden, den Heere ' op dien dag, plechtig je dienen.(( " Ten tweede, hoe onverwacht en onge8 dacht, ons eenig onheil, jaa zelfs 't ver- " lies  P hulus den Apostel. 69 " lies van ons leven kan overkoomen, leeren " wy hier uit den dood van Eutychus. u „ Ten derde leeren wy hier, dat God M wel eens op het onverwachtst, gelyk uit M de opwekking van Eutychus blykt, de tref" fendste rampen door zyne magt en goed" heid, op de heuchelykste wyze doet ein*«• digen, it " Onze eerste Leering was deeze, dat hy j " die zich naar Christus noemt, ver- 1 " plicht is, op den dag des Heeren, even " gelyk de Apostel en de geloovige te Troas, «* en alle de eerste Christenen deeden, den " Heere op dien dag plechtig te dienen.^ Wanneer wy de Handelingen en Schriften der Apostelen, en de geschiedenis der eerste Christen Kerk leezen, dan is dit, daaruit ten vollen zeker, vrienden en vyanden hebben dit aangeteekent, en hunne daaden door de Jaarboeken van dien tyd vereeuwigd, roepen ons toe, volgt dit goede naa! Al bewys ik thands de verplichting van den Christen, tot den plechtigen en staatelyken Godsdienst op dien dag, niet, uit den zedelyken inhoud van dat Goddelyke gebod, dat ons dien dag leert heiligen, zoo leert dit immers de verplichting, van elk die zig naar Christus noemt, en Zynen eernaam draagen wil, 91» °P den daS Waas Verste 29, 30 en 31. vers. Eii eindelyk, hoe hy hen, ook in dien gevaarlyken toestand, aan God cn het woord zyner Genade heefi aanbevolen, in het 32. vs. Om dan alles te besluiten, met zoodaanige leeringen, als hier in, ter onzer vermaaning, leering, verbetering en vertroosting, die in de Godzaligheid is, liggen opgesloten. Ten aanzien van het eerste: de geWyde Schryver had in de 4. voorgaande versen, ons een bericht gegeeven van 't geen patjüs vejfcht had in de Ephesische Gemeente zoo ILD.U.St. f als I r ■ Verdeeling der hoofdzaa- 1 ken.  82 het Leven van als hy dat zelf had voorgesteld, aan de daar, tegenwoordig zynde Ouderlingen,* zich op * De Gottingsche Hoogleeraar Heumann, denkt dat men door T$f 7rfigj3vT£^ovg , hier door Ouderlingen vertaald > de Leerar.ren , en de Armbezorgeren der Ephesische Gemeente beide verstaan moet, inzonderheid echter de eersten, als van welken vs. ï8m daarzy i7rigxo7rovg} Opzieners genoemd worden, gezegt wordt, dat zy de gemeente weiden; dat deeze benoeming echter op beiden ziet, oordeelt Hy, en beroept zich op zyne Primitiae Acad, Gottitg. p. 122. over 1. Tim. 4, vs. 17. Men kan echter niet ontkennen, dat Paulus, die duidelyk onderscheidt Phil. 1, vs. 1. daar wy leezen: Paulus en Timotheus, dienstknechten van Jesus Christus, allen den heiligen in Christus Jesus, die te Philippus zyn met de Opzieners en de Diaconen. Dit is zeker, dat die twee Grieksche woorden , door Ouderlingen en Opzieneren vertolkt, de Leeraaren der Gemeenten te kennen geeven, en van de zelvde perzoonen gebezigd worden, gelyk niet alleen blykt uit het 17.' vs. van dit Hoofddeel, met het 28. vergeleken, maar ook uit Tit. i, vs. 5 en 7. Petrus noemt zich zeiven 1. Petr. 5, vs. 1. een medeouderling en getuige van het lydenmn Christus. Dan zoo zeker is het my niet, of der Ouderlingen dienst, zoo als zy thands plaats heeft, in de oude Christen Kerk ten eenemaal, onbekend geweest zy; zeer veele, dat weet ik, stellen dit, en schryveft met den geleerden Plevier over Hand. 11, vs. 30. dat zy, in den eersten tyd, niet bekend waren, zich beroepende op den beroemden C. Vitringa, de Synag. vet. Lib. 2. c. 2. et 3. die dit daar uitvoerig en zeer geleerd behandeld heeft. Dan, wanneer ik de onderscheidene uitdrukkingen , hier toe betrekkelyk, in de Handelingen en Brieven der  P a ö"P u s den AkO »TÏ1, 83 op de bewustheid die zy zelve daar van hadden, beroepende, dat wy niet beter, noch korter, dan met 's mans eigen taal kunnen voorstellen ; dus sprak de Apostel tot hen: '* Gy lieden weet, van den eersten dag af, zoo dat zy met vreemde taaien spraken J en prophcteerden, naar het 7de vs. van het voorgaande 19de Hoofddeel; zonder dat wy echter bepaalen durven, of deeze twaalf mannen daarna te Ephesen tot Ouderlingen of Opzieners verkooren zyn geworden, of dezelvde perzoonen geweest zyn, die hier toen tegenwoordig waren: deeze mannen, tot wien nu de Apostel sprak, wisten zeer wel, dat zy; gelyk Paulus zegt, door den Heiligen Geest tot Opzieners over die Gemeente gesteld waren, zy moesten des in deeze hunne bediening, waarin zy door den Heiligen Geest gesteld waren , getrouw , voorzichtig , en naauwkeurig zich gedragen, dat niet een van hun, jaa maar ook niet een enkel lid der Gemeente, door hun verzuim zoude afdwaalen, van het geloof, eenmaal den heiligen overgeleverd. . m  io2 het Leven van En van de Gemeente op Chris, tus. En daar toe waren zy nog te meer verplicht , om dat het de Gemeente van God was, die hy verkregen had, door zyn eigen bloed. Het was de Gemeente van God, dat is, van den Zoon van God, die zyne Gemeente met zyn bloed gekogt heeft, waarvan hier de Apostel spreekt: en schoon zommige Uitleggers willen, dat men hier moet leezeri: de Gemeente des Heeren, of van Christus,* is het zeker, dat de oudste en. * Behalven hetgeen men hier over vindt in d® Bibl. Crit. in de Poli Syn. Crit. in Wolfii cur. en by de Engelscbe Godgel. over deeze plaats, welke laatste hierover zeer breedvoerig en geleerd geschreven hebben, en by zeer veële uitleggeren over deeze plaats, is het ook opmerkelyk , hetgeen by twee der laatste Schryveren over dezelve gevonden wordt. De Hoogl. Heumann meent, dat hier een EUipsis of uitlaating in den text plaats heeft, en dat men frezen moet, de gemeente van God, iewlkê, Christus zich door zyn eigen bloed ver. worven heeft, daar toe eenige bewyzen bybrengende. De geleerde van Vloten zegt, " Ik ge" loof dat hier het woord Zoon uitgevallen is, r' en dat men moet leezen: door het bloed van ' zyn eigen Zoon, of met dé Syrische overzet' ting: Gemeente des Heeren'. by inkorting ge' schreven. Hoe het zy, op zich zei ven is.de ' leezing onbestaanbaar, God koopt niet door zyn ' eigen bloed.(l De rede, waarom wy hier onze leezing en verfaaling oordeelen te moeten behouden , is niet alleen , om dat de oudste en meeste afschriften en vermalingen dit alzoo hebaen, maar om dat het duidelyk de styl van Pau< lus  Paulus den Apostel. 103 en meeste afschriften des Nieuwen Tcstaments, hier hebben, gelyk wy leezen, de Gemeente Gods; trouwens deeze zelfde spreekwys aan Paulus eigen, gebruikt hy nog zeevenmaal in zyne brieven, * en de Apostel Joannes zegt, het bloed van Je sus Christus, zynen Zoon, reinigt ons van alle onze zonden, 1. Joann. 1, vs. 7., dat dierbaar bloed van Christus, gelyk het genoemd wordt f; Petr. 1, vs. 19., wordt hier met nadruk, het eigen bloed van God genoemd, waar door Hy zyne Gemeente verkregen heeft, trouwens, naar Openb. 5» vs, 9. hoorde Joannes in den hemel deezen lof- lus is, zyne wys van spreeken, die ook toen reeds klaar was. Immers aan niemand der geloovigen , die den Christelyken Godsdienst beleed, was het onbekend, dat God geopenbaard was in het vleesch, en zyne 'gemeente met zyn bloed gekogt had. Onder de ouden waren er zeker, die hier liever niet wilden lezen, de gemeente Gods, om hun twyffelingen en dwaalmg omtrent Christus waare en eeuwige Godheid daar door te sterken, ook hier zoo duiie. lyk geleerd; dan hoe veele plaatschen buiten deeze leeren dit duidelyk en krachtig! Ach dat niemand meer ontkende! dat Je sus Christus is de waaragtige God, en het eeuwige leven. Gelyk wy uitdrukkelyk leezen 1. Joann. 5, vs. 20. * Naamentlyk , 1. Cor. 1, vs. 2. 1. Cor. 10, vs. 32. 1. Cor. 11, vs. 22. 1. Cor. 15. vs. 9. 3. Cor. 1, vs. i. Gal. 1, vs, 13. 1. Tim. 3, vs, 5,  104 het Leven vast lofzang den waarachtigen God, en het eeuwig leven toezingen , Gy zyt geslacht, en hebt ons Gode gekogt met Uiu bloed.! Aan die Ouderlingen, en aan alle die Gemeeqten, was het toch toen hekend; dat God zyn Zoon gezonden had, in de gelykheid des zondigen vleeschs, Die, hoe diep verneederd , zslfs on, der het uitstorten van zyn bloed, Gods eigen Zoon, jaa de waarachtige God en het eeuwige leven was en bleef; en daarom spraken de Apostelen dus, om ons te leeren, gelyk hier Paulus zoo klaar als het licht zegt, dat hy was, ook onder 't uitstorten van zyn bloed, waar door hy zyne Gemeente ver. kregen heeft, God boven ai te pryzen tot %n eeuwigheid. Indedaad, eene allergewigtig. ste drangrede in den mond van Paulus by zyn plechtig afscheid, om de Ephesische Op. zieners tot het naauwkeurig acht geeven op. zich zeiven en Gods Gemeente, door zyn eigen bloed gekogt, aantespooren, daar zy hier van, aan God, wiens Gemeente het was, eenmaal in den grootsten aller dagen rekenschap en verantwoording geven moesten! En deeze nadrukvolle vermaaning des Apostels, was des te noodzaakelyker, en hunne verplichting tot- het acht geeven op ?ich zeiven en de geheele Gemeente nog inecr-  Paulus den Apostel 105 meerder, naar maate liet gevaar van verleiding naader by was, het geen de Apostel aanwyst in het 29 en 30» vs., in deeze woorden: want dit weetik, dat na myn vertrek swaare wolven tot u inkoomen zuU len, die de kudde niet spaaren, en uit u zelve, zullen mannen opstaan, spreekende verkeerde dingen, om de Discipelen aftetrekken agter hen. Op dat deeze Opzieners, het gewigtig belang deezer heilzaame vermaaning zouden bezeffen, en van de ontwyfFelbaare zekerheid van het vast naadereh1 gevaar zouden kunnen verzekerd zyn voor zich zeiven , zoo laat de Godgewyde Kruisgezant door de tekening van het dreigend gevaar, dat hun eerlang zeker zoude, overkoomen , hier volgen, de grond van zekerheid, waar op hy, dit hun konde bekend maaken, zeggende in het 29. vs,, want dit weet iL Wanneer wy Paulus beschouwen, als een Apostel van den Heere Jesus Christus, met de buitengewoone gaaven van den Heiligen Geest vervuld, dan blyft er geenc twyffeling over, hoe hy in deezen met ontwyffelbaare zekerheid, zeggen konde, dit weet iL Schoon anders, het geen verborgen is, alleen aan den Heere onzen God, en het geen De rede van deeze zoo nadrukkelijkevermaaning , opgegeeveih  io6 het Leven van Hy geeft, hun het naaderend gevaar te kennen, geopenbaard is, aan ons en onze kinderen bekend is, konden de Apostelen door den Heiligen Geest ook het toekoomende, dat voor andere menschen verborgen was, weeten, daar Hy het hun openbaarde, in zoo ver zy zulks noodig hadden, om hunne bediening heerlyk te maaken, en het heil der Kerk dit vereischte: dit is uit de Handelingen en Brieven der Apostelen volkoomen zeker. Trouwens, de tydsbepaaling die hier de de Apostel er by voegt, leert ook dit, daar hy zegt, dit weet ik, dat na myn vertrek, swaare wolven tot u inkoomen zullen. Zommige taalkundige neemen dit van zyn vertrek uit die Gewesten, andere van zyn vertrek uit deeze weereld, van zyn dood, die een beroemd Man* twaalf jaaren na zyn vertrek uit die Gewesten bepaalt. En zeker, men kan op tydrekenkundige gronden niet ontkennen, dat verscheurende wolven, en wel Ephesische mannen, spreekende verkeerde dingen, nog voor den dood van den Apostel Paulus, de Discipelen hebben zoeken aftetrekken, gelyk uit de gewyde Kerkgeschiedenis der eerste eeuw zeker is- Dan, * De geleerde Arnold Moonen, in zyn werk Paulus onder de Heidenen, p. 689.  Paulus den Apostel. i©7 Dan, wie zyn hier die swaare wolven, en die Mannen, verkeerde dingen spreekendel Beroemde uitleggers , hebben hier in het 29. vs. geoordeeld, * eene tekening en voorspelling (te vinden, van de wreede vervolging den Christenen onder Ntro overgekoomen, in welke ook onze Apostel den mar teldood heeft ondergaan , en in het 30, vs. eene voorzegging van gevaarlyke en verleidende Mannen in de Ephesische Gemeente, spreekende verkeerde dingen, om de Disci. pelen aftetrekken van de zuivere, en alleen tot Zaligheid leidende geloofsleer, en dus van menschen, die gevaarlyke ketteryen zouden verspreiden. Dan, schoon in den zinnebeeldigen spreekstyl der heilige Schriften, waar van zich ook hier de welspreekeiide Apostel bedient, vervolgende Vorsten by verscheurende wolven, in het Oude Testament meermaalen vergeleken geworden, zoo zouden wy (behoudens beter oordeel) denken, dat hier door wolven, gevaarlyke en nadeelige valsche Lceraaren verstaan moeten worden; althands in den styl des Nieuwen Testa- ments, * Dit is bet gevoelen van den beroemden Hugo de Groot, door den Gottingschen Hoogleeraar Heumann verdeedigd. Men vindt eene wederlegging daarvan, by den schranderen P. van Limborch, in comment. ad. Act. Apost. ad b. 1.  108 ;het Leven van ments, worden dezulke, door den grootsten Leeraar, den Heere Jesus Christus zeiven dus geteekcnd, Mart. 7, vs. 15., waar de Zaligmaaker hen noemt: grijpende wolven, die in schaapskleederen hoornen; voor al, was in dien tyd het gevaar der verleiding door zulke valsche Leerbaren zeer proot ook om hun groot getal en onderscheid, waar van zommige zelfs eene gedaante van Godzaligheid vertoonden, en andere aan de verderfïelyke neigingen van het hart, aan de zondige lusten van het vleeseh, den 'ruimen teugel- vierden: en het is door de vervulling van deeze voorzegging des Apostels daar na duidelyk gebleken , dat dit spreeken van verkeerde dingen, om de Discipelen aftetrekken, niet alleen geschied is, door die Mannen alleen, die uit de Ephesische Gemeente en de Opzieners van dezelve zyn opgestaan; maar ook door veele anderen, die uit andere pjaatschen te Ephesen gekomen zyn; en, ook het waaken tegen zulken, waar tot de Apostel de Ephesische Opzieners opwekt, in het volgende 31. vs., was overeenkoomstig de natuur van hun Opzieners arapt, eigenaardger hun werk tegen de verderfïelyke leer van Mannen , spreekende verkeerde dingen, ais tegen de geweldaadige vervolging van mag.  Paulus den Apostel.' 109 inagtige Vorsten, waar van doorgaands ge* trouwe Herders en Leeraars, de eerste slachtoffers worden: eindelyk de spreekwys die de Apostel gebruikt, tot u zullen swaare wolven inkoomen, is ook duidelyker en klaarer en meer naar den styl van Paulus, wanneer men die van zulke verleidende en verkeerde dingen spreekende Mannen, dan van Vorsten, die de Gemeente vervolgen zoude, die eigenaartig niet gezegd kunnen worden in dezelve te koomen, opvat; en uit hoofde van deeze bedenkingen , zouden wy voor ons zeiven van oordeel zyn, dat de Apostel dus geredeneerd heeft, in deezen zin: "dit. is my bes," kend Mannen Broeders, dit heeft my God «* geopenbaard, dat er een zeer groot gevaar " van verleiding voor de Ephesische en ande" re Gemeenten aanstaande is, en vast naa«* derende; valsche Leeraars, zullen als ver" scheurende wolven op de kudde aanval" len, zy zullen de Gemeente zoeken te ver* nielen, daar ik nu niet agter gehouden heb, u allen den raad Gods te verkondigen» '* hebt dan acht op u zeiven, en op de ge*' heele kudde, daar er valsche Leeraars zul' len koomen, niet alleen van buiten , maar ** ook (Kal e| vpav ctvruv) gelyk er in £ den Griekschen text letterlyk staat, maar ook  lio het Leven van " ook uit u zeiven, zullen zulke valsche " Leeraars, spreekende verkeerde dingen, om " de Discipelen aftetrekken, opstaan, en daar "• om hebt acht op U zeiven, en op de leer.{< Oordeelt echter iemand, dat de Kruisgezant ook het oog gehad heeft, op de vervolging na des Apostels vertrek tegen de Christenen verwekt, waar van hy hier die Opzieners zoude verwittigd hebben, en vermaand, om in zulk een tyd van gevaar, op zich zeiven, en de geheele Gemeente acht te geven; die dielie tefiens wanneer hy dat niet wil uitsluiten , evenwel voornaamentlyk aan de valsche Leeraaren en hunnen gevaarlyken invloed van verleiding, tot bederf en ondergang der Gemeente te denken, waartegen de yverige Kruisgezant de Opzieners der Ephesische Ge. meente, hier zoo duidelyk, en zoo hartelyk vermaant, en 'waarvan de uitkoomst de noodzaakelykheid en het gewigt heeft aan* getoond. En wie, zyn deeze verleiders geweest» en waar in, bestond hunne verkeerde leer? Dit zal mogelyk hier de tweeledige vraag van van den eenen of anderen zyn, die een beminnaar der gewyde uitlegkunde is; laat ik kort het een en ander lid deczer vraag beantwoorden. Ten  Paolus den Apostel, ii Ten aanzien van het eerste, wy leeren u de gewyde Kerkgeschiedenis, dar by het lee ven van den Apostel. Paulus en nog meer n zynen bloedigen dood, gevaarlyke en verlei dende dwaalgeesten in de Gemeente, als swaa re wolven zyn ingekoomen , en ook zulk Mannen in de Ephesische Gemeente zyn op gestaan, spreekende verkeerde dingen, om di Discipelen, de geloovige belyders van dei Christelyken Godsdienst aftetrekken agter zich duidelykst ziet men dit in den brief, welket Joannes, die van alle de Apostelen het langst* geleefd heeft, op het bevel van den Heen j e s u s aan die Gemeente geschreven heeft en voorkoomt Openb. %, in de 7. eerste vers. sen. By het leven van Paulus, waren, Apol. lonius Tyiineus, en zyne navolgers, en naai i. Tim. 1, vs. 20. Hymeneus en Alexander, en zoo zommige denken, Phygellus en Hermogenes, naar 2. Tim. 1, vs. 15. zulke menschen ; en in de Ephesische Gemeente deeden zich als zoodaanigen kennen, Hymeneus en Philetus naar 2. Tim. 2, vs. ijr» welke waarschynlyk onder deeze Opzieners, van wien Paulus toen afscheid nam, geweest zyn. Terwyl na zyn vertrek, Ebion en Cerinthus en hunne aanklevers, benevens de Gnostieken en Nicolaiten de allergevaarlyksre e» r r Welke val. sche Leeraaren hier 5 de Apostel - bedoeld, mader onderzocht. t 1 1  ïlZ Het Leven van cn gruwelyke dwaalingen ook in die Gemeen* te verspreid hebben. Dwaalingen , zoo gevaarlyk , dat Paulus van Hymeneus en Alexander getuigt, i. Tim. i, vs. 19 en 20. dat zy het geloof en eene goede Consciëntie verstooten, en van het geloof schipbreuk geleden hadden, jaa, dat hy hen den Zatan had overgegeeven, op dat zij zouden leer en, niet meer te lasteren Terwyl hy van Hymeneus (waarscbynlyk den reeds gemelden) en Philetus 2. Tim. 2, vs, 16, 17 en ig. ons bericht, dat zy van de waarheid waren afgeweken, zeggende, dat de opstanding der dooden toen reeds geschied was, dat zy ongodlyk en ydel riepen , in meerder godloosheid Zouden toeneemen, en hun woord voortteten, gelyk de Kanker* Terwyl de leer van Ebion , Cerintbus, der Gnostiken en Nicolaiten, hoe onderscheiden ook in verscheidene opzichten, daar in echter overeenkwam, dat zy alle, de hoofdwaar* heid van den Christelyken Godsdienst, naamentlyk Je sus eeuwige Godheid, en zyn verzoenend borg'yden ontkenden, en smaade* Jyk lasterden: jaa de leer der Nicolaifen in Ephesen, naar Openb. 2, vs, 15. bekend geworden; doch aldaar verworpen was zeer gruwelyk; zy leerden, gelyk uit den aden bncf  Paulus den Apostel. 113 } brief van Petrus, het 2de Hoofddeel, verse. I leken met den brief van den Apostel Judas, I broeder van Jacobus, blykt, de snoodste t zonden als pryswaardige deugden beschou* 1 wende, zy waren godlooze menschen, die de , genade onzes Gods, veranderden in ontuchji tigheid, en den eenigen Heerscher, God, | en onzm Zaligmaaker Je sus Christus I verlochenden, en, gelyk Sodom en] Gomorra I een) ander vleesch nagaande. Daar er dan zoo veele, en zulke gevaarlyI ke verleiders zouden inkoomen en opstaan, in I de Ephesische Gemeente, en dit den trouw* | hartigen Kruisgezant bekend was, zoo dringt | hem de liefde tot hun eeuwig heil, om hen | optewekken, dar zy hier op zouden acht geeI ven. Jaa, daarom roept hy hun met een £ ontroerde ziel toe in het 31. vs. daarom \ waakt, en gedenkt, dat ik drie jaaren (hing) 1 nacht en dag, niet opgehouden hebbe, een 1 iegelijk met traanen te vcrmaaneiu Zy dienden dus, als getrouwe Opzieners, ij die de Gemeente Gods, Welke Hy vcrkreI gen had door Zyn eigen bloed, moesten wei* I den, als zorgvuldige Herders voor zich zelI ven j en de geheele kudde ie waaken ■, zoo l naauwkeung (nacht en dag er op te letten , I dat geen verscheurende Wolf, er ecnig naj II. D. II.St. H deel A7aader aandrang zyner nadrukkelijkevermaatdngt1  H4 het Leven van deel aan toe bragt, het kwaad der verleiding, het dreicend gevaar van verre te zien en het afteweeren, zy moesten in deeze zyne Navolgers zyn, daar hy in die Gemeente; drie jaar en [lang] niet opgehouden had, een iegelijk met traanen te vermaanen, en alzoo zyne hartelyke lievde voor de eer en leer van CHRisTUSj met zoo veel getrouwheid en een bewogen hart tot hunne eeuwige behoudenis, had doen blyken; op dat noch zy zelve, noch iemand uit die Gemeente, door hun verzuim, door hunne zorgeloosheid, zoude verlooren gaan. Zyn gedrag, drie jaar en [lang] onder hen , alzoo gehouden, moest hen hier toe opwekken: naar het voorig 18de Hoofddeel, het 19. vs. heeft de Apostel zich eenigen tyd te Ephesen opgehouden, voor dat hy naa Jerusalem vertrok, en naar het 19de Hoofddeel, vinden wy nog van drie maanden en twee jaaren, in het 8 en 10. verssen gemeld, al dien tyd, waar in de Apostel daar geweest was, neemt hy hier te zaamen, waar in hy niet alleen, by dag, maar ook by nacht, zich bezig gehouden had, om hun met een bewogen hart den onnaspeurlyken rykdom van Christus te verkondigen, en tegen alle gevaar van verleiding, op de ern-  Paulus den Apostel. 115 ernstigste en lievderykste wys te vermaa- nen. Dan, nu zoude het gevaar noch grooter worden, en hy moest scheiden, zy zouden zyn aangezicht niet meer zien , hy beveelt hen des, in dien gevaarlyke^ toestand, aan Gods almachtige bescherming, gelyk wy zien in het 32. vs. het laatste van onzen Text. En nu broeders, ik beveel U Gode, en den woor de zijner Genade, die magtig is, U optebouwen, 'en U een erfdeel te geeven , onder alle de geheiligden. Het allerverhcevenst Voorwerp, waar by de Apostel de Ephesische Opzieners bepaalt, en aan wiens Goddclyke bescherming hy de. zelve, met de geheele Gemeente, zoo hartelyk aanbeveelt, is God, en het woord zijner genade. V\7at moeten wy hier door het woord zyner genade verstaan? De beroemdste Uitleggers , denken hier over onderscheiden.* 11 2 Groo- * Witsius Mhe ■ SM. T. II, Exersit., ? §. 39. Mark Exereit. Bibl. XXXJ't en eenige andere Uitleggers, hebben er Christus door verstaan; meest alle de andere, zoo oude als nieuwe, het Euangélie, gelyk Beza , Groóüus Limborgh , Wolf, Moonen , Plevier, Heumann' Klinkenberg, van Vloten, Hamelsveld, en andere.' Heui Zyn hart- ■'oer end j-jicheid.  Il6 het Leven van Groote Mannen, hebben er Christus door verstaan , die ontw vffelbaar zeker zoo kan Heumann echter, oordeelde deeze woorden: ik 5< beveelt U aan God, en aan zijn woord; eene l harde manier vanspreeken, hy geeft de verktaaringen op van Beza, Grootius, en eenes laateren uitleggers in de Hamburger gemengde Bibliotheek, III. "ü. bl. 9c6. ; die des eersten is, ik bcveele ü aan God, dat Hy U door de prediking van zyn woord bewaare; des anderen, ik beveeie U aan God, door het woord van zyne genade; des laatsten, ik beveeie U aan God en zyne genade. I Maar hy oordeelt de laatste al te ver van den grondtèxt aftewyken, en de twee eerste niet ' Wel in de Grieksche woorden te kunnen vin. 1 den, zyn's oordeels is de waare beteekenis i i deezer woorden , deeze: ik beveeie U aan God, en vermaane U, om by zyn woord, het < welk hy U uit genade gegeeven heeft» te bly- ( ven, en dus, dat hy hen geboodt vast te honden l aan het woord der genade. Maar wykt dit ook j niet van den grondtèxt af? Is dit wel in de , Grieksche woorden te vinden ? De verklaaring ; van den geleerden van Vloten, is hier zeer merk. ;s "waardig, JÉ beveel U aan Gode! naar de beloften \ U op Uwen arbeid toegezegd. Het gevoelen i • van Grootius, dat men hier het neemen kan, ik beveel U aan God, door het woord zyner ge- : ( liade, koomt my onüanneemlyk voor, om dat Kat i \ noch in het N. Testament , noch by eenigen r Griekschen Schryver my bekend, door beteekent. De gewoone Nederlandsche vertaaling, koomt < ons, naar 't Grieksch, duidelyker en beter voor, ] Voor al, wanneer men het verstaat van het Woord der genade, Waar aan God door teeke- ; nen en wonderen getuigenis gaf, gelyk wy in i \ de verklaaring deezer woorden uaader toonen sullen.  Paulus den- Apostel 117 genoemd worden, maar het is de vraag , 1 of dit hier geschied? Na het geen wy hier ' voor, en tegen is, bygebragt, overwogen te \ hebben, zouden wy oordeelen, dat hierdoor Ihet woord zyner genade, niet Christus, i maar het Euangelium der genade moet verstaan worden, en wel hier om, om dat by ideezeiï zelvden heiligen Schryver, dezelvdc woorden, van het Euangelium, dat de Apos1 telen predikten, gebruikt wordt , dat hy :Hand. 14, 3. uitdrukkelyk noemt, het woord ; zyner genade, en het my beswaarlyk voorI koomt te gelooven, dat by den zelvden hei1 ligen Schryver, dezelvde woorden, eene onderscheidene betekenis zouden hebben, en een onderscheiden onderwerp zouden te kennen geeven: te meer , om dat wy hier in het verband van des Apostels redeneering (zeker een der onfeilbaarste regels in de gewydc •Uitlegkunde) een bewys. voor deeze opvatting vinden; in het 28. vs. toch, had hy van dq Gemeente Gods, verkregen door zyn eigen bloed gesproken, daar sprak hy dus van den Zoon van God, van Jesus Chr.istus, wiens bloed van alle zonden reinigt, na is hier, God, aan wien hy hen'aanbeveelt, die zelvde Goddelyke Perzoon en Zaligmaaker, waar van hy zoo even zoo duidelyk gesproken  113 het Leven van ken had, en hoe kunnen dan deeze woorden hier in dien zin genoomen worden? Te meer, daar zy uitdrukkelyk van het Euangelium der genade, zoo als het in ons text Hoofddeel in het 24. vs. genoemd wordt, genomen worden, gelyk wy uit Hand, 14, vs. jVuezien hebben, en nergens zoo als dezelve hier staan in deeze 't zaamenvoeging voorkoomen , om den Heere J e s u s te kennen te geeven Ttrwyl het woord zijner genade hier niet alleen het Euangelie der genade en der zaligheid te kennen geeft op zich zelf; maar zoo als God, in die dagen aan het zelve getuigenis gaf door tekenen en wonderen, naar Hand. 14, vs. 3. en zoo in den sterksten zin, het eene kracht Gods deed zyn tot Zaligheid: en dan is het immers geene harde, maar eene krachtige en sierlyke manier van sprceken , waar van hier de welspreekende Kruisgezant zich bedient, als hy de Ephesische Gemeente en derzelver Opzieners by zyn tederhartig en plechtig afscheid, aan den Goddelyken Verlosser, en aan zyne heillee-c, die Hy nog door tekenen en wonderen bevestigde, aanbeveelt, om ben daardoor optebouwen in het allerheiligst geloof, en een erfdeel te geeven onder alle de geheili^den, Eh zeker, de leer der verzoening in her  Paulus den Apostel. 119 het Euangelie zoo klaar en heerlyk geopenbaard, kan met den grootsten naadruk het woord der genade genoemd worden, daar God de grootheid zyner genade, den rykdom zyner Goddelyke lievde, daar in zoo luistcrryk ten toon gespreid heeft, Hoe verheven zyn hier de denkbeelden van onzen Apostel! en hoe dujdelyk zien wy dit, wanneer wy letten op de heerlyke omschryving van God , die Paulus hier byvoegt, daar hy dit verheven voorwerp van zyne en onze aanbidding tekent, als magtig om hen optebouwen, en een erfdeel te gee^ ven onder alle de geheiligden* Daar is geen denkbeeld, waar door wy ons God, giooter en heerlyker kunnen voorstellen, en als de Allerhoogste boven alles verheven, dan wanneer wy Hem ons voorstellen in zyne magt, zynde dat vermogen in God, waar door Hy alles doen kan wat Hem behaagt-, zeker de eerste bevatting die wy van de oorzaak aller wezens maaken kunnen, en die den eerbiedigen beschouwer van God en zyne daaden zoo groot, zoo verheven voorkoomt, dat hy met Elihu moet uitroepen: Ziet! God is Groot, en wij begrijpen het niet. Hier door heeft God alles gemaakt en onderhouden; hier door maakt heerlyke omschryving van God.  120 het Leven van Hy alles dienstbaar aan zyncn raad, zoo dat niemand zyne hand kan afslaan , of zeggen, vrat doet Gy? Zoo ontdekt God zyne magt in het ryk der Natuur; zoo doet Hy die doorblinken in het ryk der genade, wanneer hy blinden het gezicht, gebondenen vryheid, dooden het leven geeft, en zoo. vloek en doemwaardige Zondaaren opbouwt, en een erfdeel geeft onder alle de geheiligden. De Apostel zegt U optebouwen, hy stelt zich hier de Ephesische Gemeente, en derzeiver Opzieners voor den geest, zoo als hy dezelve beschryft in zynen brief aan die Gemeente, in het 2de Hoofddeel, het 20, 21 èh 22. vérseri, als gebouwd op het fondament der Apostelen en Propheeten, waar van J e s u s Christus is de uiterste hoeksteen, op welken het geheel gebouw f, bekwaamlyk H zaamgevoegd zijnde , opwast, tot eenen heiligen Tempel in den Heere, op welken ook Gij (dus schreef hy) medegebouwt wordt, tot eene woonstede Gods in den Geest. Hy bedeelt dus, door dit opbouwen, die voorderingen jn kennis, geloof, lievde en heiligmaaking, die, de alles en alleen mag. tige God hun geeven kon, om daar door gesterkt , in den bcozen dag der verzoeking en der verleiding, staande te kunnen  Paulus ben Apostel. 12 1 nen blyven, en eene eere voor Christus re zyn, en daar toe kon, en zou het woord, her Euangeïle zyner genade, waarvan hy zoo even gesproken had , het gezegend middel zyn, waar door God hen zou opbouwen j te meer, daar Hy het in die dagen, nog gctuisenis saf, dóór tekenen en wonderen. Jaa, de Apostel stelt zich God voor, aan wien by hen aanbeveelt, als magtig om hen optebouwen, en hun een erfdeel te geeven, onder alle de geheillgden. Schoon zulken , die den Heere Je sus in onverderffelykheid liefhebben , die Hem belydth voor de menschen, terwyl zy nog op aarde zyn, geheiligden reeds genoemd worden, om dat zy hier by aanvang der heiligmaaking reeds zyn deelachtig geworden, gelyk uit i. Cor. i, vs. 2. blykt, zoo werden hier door dezelve, zulken bedoelt, die volkoomen geheiligd zyii geworden, en eene onbederffelyke , onverwelkelyke en onbevlekte erflenis, die in de hemelen voor hun bewaard wordr, ontfan. gen hebben, als leden van die Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft , om dat daar. hunne erffenis is, en voor hun bewaard wordt, naar I. Petr. I, vs. 4. Want, wanneer Christus zal geopenbaart worden, die hun leeven is, dan zullen zy met Hem ge-  122 het Leven van Aan wie; hy hen biddende aanbeveelt. geopenbaart worden in heerlykheid, wanneer zy Hem gelyk zullen worden, en hy hun vernederd lighaam veranderen, en zyn verklaard en heerlyk lighaam gelyk zal maaKen. t Aan dien God nu, die magtig was dit alles te geeven, beveelt de voortreffjlyke Kruisgezant met een bewogen hart, de Ephesische Gemeente en derzelver Opzieners by zyn plegtig afscheid, daar hy hun toeroept : En nu broeders, ik beveeie U Gode. Zy die met hem, één Heer, één geloof en éénen doop hadden , en dus in zoo ver zy waaragtig geloofden, kinderen waren van eenen Vader, zy waren zyne Broeders, van hem geliefd, en met de geheele Gemeente, waar van zy de Opzieners waren, den Heere aanbevolen, naar de kracht en beteekenis des Griekschen woords, overgegeeven, toever' trouwd, en dus de gesteldheid van den Geest des Apostels naauwkeung te kennen geevende; hy had nu drie jaaren lang niet opgehouden, hun met traanen te vermaarien, en hun allen den raad Gods verkondigd , zy zouden zyn aangezicht nu niet meer zien; en was er nu een tyd aanstaande, waar in verscheurende wolven van buiten, en Mannen in hun midden zouden opstaan, verkeerde dingen spreekende, die de Kudde niet zouden spaa-  Paüius den Apostel. 123 spaaren, hy had zyn werk onder hen geëindigd; hy legt den herdersstaf nu neder, en geeft dien aan den oppersten Herder der Schaapen, van wien hy denzelven ontvangen had, als magtig hen voor struikelen te bewaaren, en onstrafFelyk te stellen voor zyne heerlykheid in vreugde; dus beveelt hy hen Gode en den woorde zyner genade, die magtig is hen optebouwen, en hun te geeven'een erfdeel onder alle de geheiligden. Ziet daar Gelievde! U den voornaamsten inhoud van dit plechtig en aandoenlyk afscheid, dat onze uitmuntende Apostel, van deeze Opzieners der Ephesische Gemeente genomen heeft, voorgesteld : dat hy voor God geknield, biddend eindigde; eene afscheidsreden, waar van een geleerd taal en Bybelkundige* te * Van Hamelsveld in zyne korte Aanmerkingen over het N. Testament, p. 485- I« die" schat van geleerdheid, die de schrandere P. Hofstede in zyne byzonderheden over de heilige bcnntc heeft byeen verzameld, vinden wy in het 3. D. § 58. P. 521. dat Charles Bonnet, en meer andere, van de zeldzaame bekeering, meestenyke gesprekken, langduurige beproevingen, en verheven zedenleer, des grooten Krutsgezants bewyzen ontleend hebben ter bevestiging van de waarheid des Christendom», en Lavater heeft m zyne aantekeningen, op voornoemden Bonnet , (bladz. 155) gezegd: «een redelyk twyffelaac « heeft my moeten bekennen, dat hy zich vati Toepassing.  Byzonde re Leerin gen hier uit afgeleid* 134 het Leven van te regt gezegt heeft: " zy is het aandoen" lykst stuk van heilige welsprekcuheid, en " van een Godlyk Geestvermogen; in dezel«* ve vertoont zich het Carader van Paulus, " het uitverköoren werktuig van God , in l' zyn schoonste licht.„ Welke stof tot nuttige overdenkingen is hier niet optczaamelen! laaten wy, zoo veel de nog overig zynde tyd ons toelaat, op deeze gewigtige leeringen, die daar in duidelyk voorkoomen, een weinig naader peinsen. " Ten eerste: " Daar Paulus niet tegen\ " staande hy wist, dat hem banden en ver" drukkingen aanstaande waren, even wel '{ den hem aangeweezen weg volgde, (in w Christus te bejyden en te prediken, zoo " moet elk Christen, elk Leeraar, hem daar " in navolgen. (< Ten tweede: « Het is voor een Leeraar <£ een uitneemende troost', dat hy zich by " zynen naaderenden dood, verzeekerd hou»' den kan, dat hy, aan zyne hem toever" trouwde Gemeente, allen den raad Gods " verkondigd \ heeft', en dat; hy daar van' aan " God, " alle opklimmende twyffelingen, tegen de God" delykheid van het Christendom, op geenerlei " wys, 'beter en gemakkelyker wist te bevry. « den, dan door het lezen der afscheidsreden * van Paulus te Ephesen.,,  Paulus den Apostel. 125 Vt God, wiens Gemeente het is, eenmaal met " vrymoedigheid zal kunnen rekenschap geven.(t Ten derde: " Niets is voor eene Gc*. meente gevaarlyker, dan wanneer er in hun • midden Mannen koomen, spreekende ver" keerdej dingen, om de Discipelen aftetrek*' ken; hier tegen te waaken, is een der '* hoofdplichten der Opzieners en Oudcrlin* " gen.,. Ten vierde: " Daar is, voör eiken op* " rechten dienaar van den Heere Je sus * geen veiliger weg, dan in alle nooden, by " God en het woord zyner Genade licht en 'l kracht te zoeken, daar Hy magtig is, hen '< optebouwen, en een erfdeel te geeven on" der alle de geheiligden. (i Onze éérste Leering Was deeze: " Daar j. ** Paulus, niet tegenstaande hy wist, dat hem l " banden en verdrukkingen, aanstaande waV ren, evenwel den hem aangewezen weg t( volgde, in Christus te belyden cn te " prediken, zoo moet elk Christen, elk Leer* ** aar hem daarin navolgen." Dat dit in de daad het navolging waardig gedrag van onzen uitmuntenden Kruisgc. zant 'geweest is, hebben wy in onze verklaaring Uwen aandacht getoond; zoo toonde hy 'erste eering.  126 het Leven van hy ten vollen overreed, ten krachtigste overtuigd te zyn, van de waarheid en Goddelyken oorsprong van den Christelyken Godsdienst, dienhy beleed, dien hy predikte, om dat hy waaragtig geloofde, dat hy anderen leerde, naamentlyk, dat hy was (gelyk hy Gal i, vs. i. schreef) een Apostel, geroepen niet van Menschen, noch door een Mensch ; maar door Jesus Christus en God den Vader, die hem uit den dooden opgewekt heeft* Ook in deeze betrekking roept hy ons allen toe: zijt mijne navolgers, gelyk ik een navolger van Jesus Christus beu. Wy alle myne Geiievde! zyn immers zoo wel als Paulus, overreed, overtuigd, van de waarheid en Goddelyken oorsprong van den Godsdienst, waar van wy beJydenis gedaan hebben! Wy zyn des zoo wel als die Apostel verplicht, dien te belyden, dien te prediken, al is het dat ons banden en verdrukkingen aanstaande waren; hoe dikwerf wordt een Christen, wordt een Leeraar te rug gehouden, in het vrymoedig uitkoomen voor de eer van den Heere Jesus, door vrees voor onaangenaame gevolgen , voor hoon en smaad der weereld, hoe veel te meer, wanneer hy bereekent, dat hem hierom, banden en verdrukkingen zouden kunnen over-  Paulus den Apostel. 127 overkoomen: Dit wist myrt Kruisgezant te vooren, want de Heilige Geest betuigde het hem van Stad tot Stad, en evenwel zeide by, ik échte op geen ding, noch houde myn teven niet dierbaar voor my zeiven, op dat ik mynen loop met blijdschap mag volbrengen. Hoe dikwerf wordt het hart gesloten, de mond gebonden, door vrees voor Menschen, en weet gy dan niet, dat alle dingen alzoo ïn de hand van God zyn, dat zy tegen zynen wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen! Hoe dikwerf misreekent zich een Christen niet, door zulk een verkeerde vrees voor Menschen, daar hy zynen loop . met blydschap moet volbrengen, moet hy by den dag leeven, getrouw aan licht en plicht, en de uitkoomst der zaaken met vertrouwen aan zynen hemelschen Vader overlaaten, die wel eens op zulke wegen, waarop een Christen niet dan distelen en doornen voor uitzag, roozen doet groeyen; zoo dat God maakt, dat die paden die hy vreesde, dat voor hem vol smaad en smart zouden wezen, integendeel voor hem lieflykheid en vrede zyn; dan het ware eens geheel anders, hy moest eens banden en verdrukkingen ondervinden, zoude hy daarom den hem aangeweezen weg niet volgen , in het belyden of prediken van Chris-  Tweede Leering. 128 het Leven van Christus, zonde hy dan dien vloek op zich willen haaien, welken Jesus zulken bedreigd heeft, die my verloehenen voor de Menschen, die zal ik verlochenen voor my. nen Vader en zyne Engelen. Neen Gelievdc! welk eenen tyd wy ook beleeven mogen, welke banden en verdrukkingen er ook aanstaande mogen wezen, zoo in de dagen die wy beleven, en als die wy zien naderen; laaten wy onzen Apostel navolgen, en in vertrouwen op God,, die regeert, alle onze Wegen en omstandigheden, met de uitkoom. sten daar van, geloovig aan Hem overlaaten. die. gezegd heeft: Zalig %yt gy, als U de Menschen smaaden om Mijnent wille, en, die Mij belijden voor de Menschen, die zal ik belijden voor Mynen Vider en Zyne Engelen. Onze tweede leering was deeze: * Het " is voor een Leeraar een uitneemende troost, " dat hy zich by zynen naderenden dood " verzekerd houden kan, dat hy, aan zyne '* hem toevertrouwde Gemeente, allen den " raad Gods verkondigd heeft, en dat hy " daar van, aan God, wiens Gemeente het " is, met vrymoedigheid zal kunnen rekeu" schap geeven.{f Deeze Leering is byzonder voor hun geschikt , die door God in de bediening des Euan-  Paulus den Apostel. 129 Euangeliums gesteld zyn, in welke Gemeen* te zy dan ook arbeiden; zy alle zyn verplicht, aan de Gemeente allen den raad Gods te verkondigen; het zal niet noodig zyn, daar toe, anders dan met een enkel woord te zeggen, dat zy zelve, dien niet alleen in deszelfs grond van zekerheid moeten weeten^ maar ook in alles, wat dienen kan, om dien raad Gods aanrepryzen, en tegen het tegenspreekend ongeloof hunner dagen te -verdeedigen, moeten ervaaren zyn; maar voor al dat zy dien getrouw moeten verkondigen, zoo als God den zeiven geopenbaard heeft: de hoofdzaak daar van, moet altyd zyn, zoo als Paulus dezelve beschryft, in het 21. vs. van dit Hoofddeel: de bekeering tot God; en het Geloof in den Heere Jesus Christus. Elk Euangelledienaar, moet dus zyne Gemeente leeren, dat er niets gewigtiger, niets noodzaaklyker is", dan de bekeering. tot God, daar alle menschen van natuure, onder den Goddelyken vloek en toorn liggen; en zoo zy niet bekeerd worden, zeker te Wagten hebben, dat zy eeuwig zullen verboren gaan> om dat God gezegd heeft, dat Hy met vlammend vuur uraak zal doen over die geenen, die Hem niet gekend hebben, en het Euangeliums zynes ILD.ILSt. I Zoons  130 het Leven Van Zoons ongehoorzaam geweest zijn, en alzoo tot straf zullen lijden, het eeuwig verderf verstooten van Gods aangezicht, en van de heerlijkheid zijner sterkte. Hy .is verplicht, hen daar toe uit de wet, waar uit de kennis der zonde is, hunne ellende te leerc-n kennen, hunne ellende en derzelver oorsprong en grootheid, zoo wel als de rampzalige gevolgen daarvan; maar te gelyk overeenkoomstig den troostryken inhoud van het Euangelium der Zaligheid, hen op Christus te wyzen , hun Christus als de kracht en de wysheid Gods te prediken, wiens bloed van alle zonden reinigt, zoo hun, het Geloof in Hem aantepryzen, in Hem, van wien de eeuwige Vader verklaart heeft, dat een iegelijk die tot Hem koomt, niet zal verderven, maar het eeuwig leven hebben. Een Leeraar, die zich zoo gedraagt, die zoo getrouw allen den raad Gods verkondigt, al is het dan onder hoon en smaad der wetreld, al is het dan onder verongelykingen en verdrukking, van hun, die vyanden zyn van het Kruis van Christus, al is het zelfs, dat hy op rotzen ploegen moer, en zynen Euangcliedienst zoo ongezegend ziet, dat hy zuchtend moet uitroepen, wie heeft onze prediking gelooft? En aan wien is de arm des  Paolus den Apostel. 131 des Heeren geopenbaart? Zulk een kan zich by den naaderenden dood verzeekerd houden, dat hy eenmcal met vrymoedigheid aan God zal kunnen rekenschap geeven, dat hy rein is van dat bloed, wanneer hy niets heeft agtergehouden, en aan Gods Gemeente hem toevertrouwd, allen den raad Gods verkondigd heeft. Ik beken het, dit is een zeer moeilyk werk, waar roe licht van binnen, en genade van boven vereischt wordt, voor al m een tyd, waar in de leer der verzoening heftig bestreden wordt, dan dit moet hun aanspooren, om wysheid en sterkte van God aftebidden, om met verdubbelden yver voor de eer en leer van Jesus te waaken en te stryden, want, en dit was onze derde Leering: " Niets is voor eene Gemeente ge- * vaarlyker, dan wanneer in hun midden " Mannen koomen, spreekende verkeerde * dingen; hier tegen te waaken, is byzon" der de onvcrmydelyke plicht van Opzie*• ners en Ouderlingen.(f Daarom drukte onze Kruisgezant dit, met zoo veel naadruk op het hart deezer Mannen, by zyn plechtig afscheid, daar hy toen voor hun, zulk eencn «chroomelyken tyd te gemoet zag; trouwens Gelievde! wanneer Opzieners en Ouderlingen in zulke omstandigheden niet waaken, en I 2 die Derde Leering.  132 het Leven van die Mannen , spreekende verkeerde dingen; Leden, der hun van God toevertrouwde Gemeente, aftrekken agter zich, dan zullen de zulken wel in hunne ongerechtigheid sterven, niaar God zal dat bloed van de handen der Opzieners en der Ouderlingen eisschen, in dien grooten dag. Laat dit elk onzer opwekken, myne Gei lievde Broeders, die met my in die bediening, waar het ook zy, gesteld zyn, om op ons zeiven en op de Leer, naauwkeurig acht te geven , voor al in deezen tyd, daar er zoo veele Mannen zyn opgestaan verkeerde dingen spreekende, daar in deeze dagen, de hoofd waarheden,van den Godsdieflst, als daar is de eeuwige Godheid, van onzen gezegen» den Verlosser, de klacht van zyn lyden, als plaatsbekleedende Borg en Middelaar, het middel om door Hem met God verzoend te worden, het geloof, om als een Godlooze uit genade gerechtvaardigd te worden, zonder de werken der wet, de verplichting tot een heilig leven, en de grond waar op wy dit alles verdeedigen, de Goddelyken oorsprong der heilige Schriften, zoo algemeen wordt tegengesproken, en zoo heftig bestreden. Hy, die eenigzins bekend is met de Schriften der zoo genoemde nieuwe Hervormers, en  Paulus den Apostel. 13? cn hunnen scbaadelyken invloed in deeze dagen, zal het gewigt en de noodzaakelykheid» van het waaken der Opzieners en Ouderlin* gen daar tegen bezeflen, voor al, daar niet ontkend kan worden, dat hier en daar, uit ons Mannen- zyn opgestaan, spreekeiue verkeerde dingen, en zoekende de Discipelen aftetrekken agter zich, te meer, daar in ons midden, in de Gemeenten, al te weinig verkleefdheid aan die oude en beproefde leer der waarheid, die naa de Godzaligheid is? gevonden wordt; en de op zich zeiven anders pryswaardige verdraagzaamheid zoo betaamentlyk voor een Christen, om anders denkenden toch nimmer te vervolgen om hunne gevoelens, maar hen door den Geest der bescheidene overtuiging, met zachtmoedigheid te recht te brengen, in deeze dagen naar zommiger denkbeelden, ook moet uitgestrekt worden tot de gevoelens zeiven, zoo dat men ook die, in de leer en in de gemeenschap der hervormde Kerk, hoe zeer ook lynregt daar tegen strydende, verdraagen moet. Niet alzoo myne Gelievde, wy hebben Christus alzoo niet geleerd, alzoo hehben de Apostelen nimmer gepredikt; juist daar tegen vermaande Paulus in dit zyn plechtig af-  Vierde Liering, 13+ i het Leven van afscheid de Ephesische Opzieners, niet zoo veel ernst en nadruk. En vraagt gy hoe de Opzieners en Ouderlingen daar tegen waaken moeten? Ge. lyk ik in myne verklaaring gezegd heb, Ge. lievde! zy moeten daar in Paulus navolgen, daar tegen, vermaanen, gelyk hy deed, beide in >t openbaar en in de huizen, met al dien ernst en nadruk, welke het gewigt der zaak vereischt, zy moeten de Gemeente dat kwaad en de schaadelyke gevolgen daarvan, en de middelen ter geneezing van het zelve onder het oog en op het hart brengen, en veel in het gebed tot God daar tegen stryden, en voor al zich voor zich zeiven wagten, dat zy daar door niet besmet worden. Jaa, maar zal misschien de een of ander denken, indien ik hier in getrouw verkeeren wil, zoo heb ik verachting, laster, haat en verdrukking te wagten van menschen « die myne oogmerken miskennen zullen; dan , laat ik U onder het oog mogen brengen, en dit was onze vierde, en nu onze laatste leering: "Daar is voor eiken oprechten dienaar " van den Heere Jesus, geen veiliger weg, " dan in alle nooden cn ongelegenheden, by «■ God en het woord zyner genade , licht " en kracht te zoeken, daar Hy magtig is, hen  Paulus den Apostel. 135 hen optebouwen , en een erfdeel te gee-> " ven, onder alle de geheiligden.« Troostvolle leer! door God door alle tyden bevestigd! heiliger en veiliger weg is er niet, zoo voor zich zeiven, als in zyne betrekking, dan, om in alle nooden en ongelegenheden, by God en het woord zyner Genade, licht en kracht te zoeken-, wat ons dan immer overkoome, God blyft getrouw! Wat kan verachting, laster, haat of verdrukking den Leeraar, den Ouderling, den Christen, schaaden, als hy dezelve ondergaat om Christus wil! dan spreekt Chrrtstus zelf hem zalig; maar ook, God kan dat dikwerf te ligt gevreesd kwaad afwenden , en hem, by het betrachten van zynen plicht . roem, eer, lievde, en voorspoed doen overkoomen; doch, hoe dit ook uitvalle, een Christen moet altyd in het betrachten van zynen plicht, de uitkoomst daar van, geloovig en vertrouwend op God, aan Hem overlaaten, aan Hem, die gezegd heeft, ik zal u niet begeeven, ik zal u niet verlaaten. Trouwens, wanneer een Christen licht en kracht by God en het woord zyner genade zoekt, en , by die altyd hem b;taamende getrouwheid, ook altyd, die hem bctaamende voorzichtige bescheidenheid voegt, dan ondervindt hy ook al-  13Ö het Leven van > altyd, dat er sterkte in God is, voor allen die op Hein betrouwen ; dan wordt het woord der genade, hem tot wysheid en bemoediging, jaa tot een licht op zynen weg, tot een lamp op zynen1 pad. En koomt hem dan naar Gods wys bestel immer hier veragting. laster, haat of verdrukking, om den Naam, of om de zaak van Christus over, hy weet zeker en ondervindt dat ontwyffelbaar, dat God magtig is hem optebouwen, en hem een erfdeel te geeven onder alle de geheiligden. Welk eenen troost levert deeze waarheid op in de rampen van dit leven, welk een vrolyk vooruitgezicht in de toekoomstige weereld, dit weet hy, God laat nimmer vaaren het werk zyner handen , Hy houdt dat leevendig in het midden der jaaren, Hy zal dat goede werk des geloofs, dat Hy in hem begonnen heeft, voltooyen op den dag van Christus. Eenmaal zal Sötwyffelbaar zeker die dag aanlichten, dat zyn geloof, hoe fel opbaarde bestreden, in den Hemel met aanschouwen, zal worden afgewisseld , wanneer zyn zien door een spiegel, in het zien van aangezicht tot aangezicht zal veranderd worden. Eenmaal zal hy een erfdeel oiitfangen onder alle de geheiligden, en een lid worden van die Ge-  Paulus den Apostel. 137 Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, wanneer hy de volkoomene vervulling van die, hier slechts ten deele verstaanbaare be' lofce, zal ondervinden, dat. hy heilig zyn zal gelyk God die hem geroepen heeft , heilig is; wanneer hy dat erfdeel ontfangen zal dat voor hem in de hemelen bewaard wordt, en, in 't genot van dat gantsch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, dat hem daar bn verliesbaar zal geschonken worden, dankend zal uitroepen, met meer recht dan Schcba's Ryksvorstin, toen zy Salomos heerlykheid zag, de helft is my niet aangezegd! Amen. Der-  138 het Leven van ■ -wnirrgwffracttfTT-w*' "wwmiwrgcTMMM^.. Derde LEERREDEN. De Voorzichtige Verantwoording van Paulus voor den Joodschen Raad-, en de bemoedigende verschyning van den Heere JBSUS aan hem, in den volgenden nacht. TEXT, Handi. 23. vs. 1 tot ia. En Paulus de oogen op den Raad houdende, zeide, Mannen Broeders, ik hebbe met alle goede Consciëntie voor God gewandeld, tot op deezeu dag. Maar de Hoogepriester Ananias, beval de geenen die by hem stonden, dat zy hem op den mond zouden slaan. Doe zeide Paulus tot hem God zal U slaan gij gewittede want: Zit gy ook om my te oordeelen naar de wet? En beveelt gy tegen de wet, dat men my zal slaan? En die daar by stonden, zeiden, schelt gy den Hoogenpriester Gods ? En Paulus zeide , ik wist niet Broeders, dat het de Hoogepriester was, want daar is geschreven, den Oversten Uwes Volks en zult gy niet vloeken. En Paulus weetende, dat het een deel was van de Sadduceen, en het ander van de Phariseen, riep in den Raad: Mannen Broeders, ik ben een Phariseër, eens Phariseers Zoon: ik worde over de hoop en opstanding der dooien geoordeeld. En als hy dit gesproken had, ontstond daar tweedracht tusschen de Phariseen tn  Paulus den Atostel. 139 en de Sadduceen, en de menigte werd verdeeld. Want de Sadduseen zeggen-, dat er geen Opstanding is, noch Engel, noch Geest, maar de Phariseen belyden het beide. En daar geschiedde een groot geroep, en de Schriftgeleerde van ds \zyde der Phariseen , stonden op, en streden, zeggen, de: wy vinden geen kwaad in deezen mensch, en indien een Geest tot hem gesproken heeft, of een Engel, laat ons tegen God niet strijden. En als er groote tweedracht ontstaan was , de Overste vreezende, dat Paulus van hun verscheurd mogt werden, gebood, dat het krychsvolk zou afkoo. men, en hem uit het midden van hun wegrukken, tn in de legerplaats brengen. En den volgenden nacht stond de Heere by hem, en zeide, heb goeden moed Paul'is! want gelyk gy te gferusalem van my betuigd hebt, alzoo moet gy ook te Rome getuigen. Wanneer wy de leevensbeschryvingen der hei- 1 lige Mannen, ia de gewyde Schriften aangeteekend, naauwkeurig overweegen, dan vinden wy er niet eene, waar in zoo veele verdeedigingen v oorkoomen, van een oprecat en Godvruchtig gedrag, als in die, van Paulus den Apostel op zeer veele plaatschen, en voor Menschen van zeer onderscheidene Godsdienstige begrippen , moest hy zich , ineermaalen verantwoorden, en dikwerf was hy in het oogenschynlykst gevaar , om door haat 'nleiding.  140 het 'Leven van haat, tweedracht, woede en oproer het slachtoffer zyner vyanden te worden. Dan, het was juist ook in die verantwoordingen, dat zyne grootheid van Geest, zyn verheven Characïer, zoo heerlyk doorblonk, wanneer hy de ontwyfFelbaare waarheid en den Goddelyken oorsprong van den Christelyken Godsdienst, zoo uitneemend, zoo voortrefiyk ver» decdigde; wanneer wy dit heilig boek, door de onfeilbre per. van Lucas beschreven, aandachtig inzien^ is dit daar uit ten vollen zeker. Herinner U Gelievde, zyne uitmuntende redenvoering te Athene, in den Areöpagus gehouden, U reeds voorgesteld, leest die, welke hy voor het Joodsche Volk deed, in het voorig Hoofddeel aangeteekend, en, behalven deeze , in myne textwoorden beschreven, heeft men zyne verdeediging, die hy voor Felix en Drusilla deed, en eindelyk de schoone redenvoering van onzen Apostel voor Koning Agrippa gehouden, dat uitmuntend bewys eener hemelsche welspreekend. Leid, welke wy met LJ nog hoopen te overweegen» • Dan, onder alle die verantwoordigingen is het juist deeze, waar op het eeuwig vitziek ongeloof, het meest weet te berispen, laaten wy even daarom dezelve met verdub-  Paolus den Apostel. 141 dubbelden aandacht eerbiedig overweegen, en U te vopren het verband, der zaaken voorstellen, waarin dezelve voorkoomt, In onze laatste. Leerreden vestigden wy onzen aandacht op den Apostel, plechtig afscheid neemende van de Opzieners der Ephe;sische Gemeente, naar het 20. Hoofddeel» In de 17. eerste versen van het volgende 21. Hoofddeel, verhaalt ons de heilige Schryver van dit boek, zyne reis naa Jerusalem en het geen op de zelve hem overgekoomen, en door hem verricht is, en hier op volgt zyn gedrag in die Stad, tot aan het 27» vs. En van daar tot aan het einde van dit Hoofddeel, verhaalt Lucas het Oproer, door eenige Jooden uit Asien tegen den Apostel in den Tempel veroorzaakt, met dat gevolg, dat zy hem uit den zeiven trokken en poogden te dooden , 't geen door den Romeinschen Krychsoversten belet werd , en Paulus gelegenheid gaf, om zich voor het volk te verantwoorden ; en het is deeze zyne verantwoording in het Hebreeuwsch geschied , die wy vinden in de 21. eerste versen van het voorig 22ste Hoofddeel. Eu in de volgende verhaalt ons de Euangeiist , het tweeledig gevolg daar van, zynde by de Jooden een herhaald Oproer, met grooter woede tegen den Apos- Het Veri band.  Fet-dee. ii/tg. 14a het Leven van Apostel uitgeborsten, zoo dat zyn leven daar in op nieuws in gevaar kwam, tcrwyl PauJus door de Romeinsche magt gered, ter naauwernood een strenge geeszeling , door zich op hun en zyn burgerrecht te beroepen, ontkoomen zynde , daar door gelegenheid kreeg , om zich voor den Romeinschen Opperbevelhebber , die de Overpriesters en den geheelen Raad ontboden had , in hunne tegenwoordigheid te kunnen verantwoorden. En het is die verantwoording , met de gewigtige omstandigheden daar by voorgevallen , die in dit uur het onderwerp onzer overdenking zyn moet. Mogten Wy hier in, ons zoo bezig houden , dat wy daar in wezentlyk nut voor onzen Geest opzaamelden ; en opgebouwd werden in het geloof, eenmaal den Heiligen overgeleeverd. God zegene daar toe onze overdenkingen! Amen. Twee voornaame zaaken, eisschen onze eerbiedige overweeging; in de eerste plaats zyne byzondere verantwoording voor den Grooten Raad, in de 10. eerste versen; ten tweede, de Goddelyke openbaaring , waar door hy bemoedigd wordt in den volgenden nacht, in het tl, vs. aangetekend. In  Paulus den Apostel, 143 In de verantwoording des Apostels, moeten wy eerst het merkwaardig begin derzelvèr, met het onbescheiden gedrag des Hobgenpriesters, en het antwoord van Paulus daarjop, inzien, in de 5. eerste versen. Dan, zyne schranderheid , in zich van hunne bitterheid tegen hem te bevryden, met het gevolg daar van, in de 6, 7, Jj en 9de versen overweegen. En eindelyk acht geeven, op de hier uit ontstaane tweedracht, en de daar op gevolgde uitredding des Apostels, door de Romeinen, in het ie. vs. Ten aanzien van het eerste, de heilige Schryver berigt ons, zoo welde houding als de taal, van den vervolgden en gevangen Kruisgezant, hy zegt in het iste vs. EnPaulus de oog en op den Raad houdende, zeide, Mannen Broeders! ik heb met alle goede Consciëntie voot God gewandeld, tot op deezen dag. Zoo dikwerf wy den Kruisgezant geroepen zien, om zich te verantwoorden , 't zy voor een opgeruid volk, 't zy dan voor de rechtbanken der Jooden , of der Heidenen, altyd zien wy in den Apostel, hoewel bewust van de bitterheid zyner vyanden tegen hem, eene helderheid van ziel, eene beschei. den-  144 KFT Ll VER VAN denheid van taal, en eene betaamlyke • vrymoedigheid doorblinken , "die in de daad de schoonste kenmerken eener blanke onschuld zyn; rhands geroepen, om zich in de tegenwoordigheid van den grooten Joodschcn Raad te verantwoorden, straalt dit alles duidelyk in hem door, daar hy de oogen op den Raad houdende, zegt: Mannen Broeders, ik heb met alle goede Consciëntie voor God gewandeld, tot op deezen dag* Hy vestigde zyh oogen op den Raad» ncch door het gezag, noch door het getal, van de hoofden des volks, noch door de magt van den Romeinschen Opperbevelhebber bevreesd, om hen met eene onbedeesd, en vrymoedig gela3t, waar op geen angst of schrik zich vertoonde, te blyven aanzien, gelyk het Grieksche woord mcermaalen in dien zin voorkoomu Terwyl de woorden die van zyne lippen vloeyden, als zoofveele tolken van zyne geruste ziel, van zyn onbevlekt geweeten, zyne eerlykheid en onschuld toonden, daar hy met deeze vriendelyke taal tot hen sprak, Mannen Broeders, ik heb met alle goede Consciëntie voor God gewandeld tot op dee* zen dag. Voor-  Pa ulo* s den Apostel. 145 Voornaame Uitleggers zyn van oordeel 2 dat deeze benoeming van Mannen Broeders , 0 hoe bescheiden, hoe vriendelyk die ook zy, z cn die zelfs, een beroemd taalkundige* oor- 01 deelt, dat hier moet overgezet worden, Man- ^ nen, lieve Broeders, echter zeer mishaagend aan den Raad geweest zy, en den Hoogenpriester zoo beledigend is voorgekoomen, daar hy daarom het bevel zoude gegeeven hebben, om Paulus op den mond te slaan; daar hy dien Raad, met de woorden van Stephanus, Hand. 7, vs. 2. aangetekend, en door onzen Apostel ook gebezigd, in zyne aanspraak aan het Volk, in het voorig 22, Hoofddeel in het 1. vs. van, Broeders en baders, moest aangesproken hebben , welke woorden zy gissen de gewoone geweest te zyn, om den grooten Raad, aan te spreeken ; doch, daar wy hier voor geen één genoegzaam bewys gevonden hebben, oordeelen wy, dat de opgevatte belediging des Hoogenpriesters; niet in de aanspraak ; maar in 2yne betuiging, dat hy voor God met alle goede Consciëntie tot op dien dag toe gewandeld had, gelegen was; trouwens was daar. in iets beledigende geweest, de Apostel zou- van * Vid.Heumann, ad h, 1, II. D. ILSt. K leader nderzoek %r den in en het igmerk 'rzelve*.  146 het Leven van van die zelvdc aanspraak in her 6de vs. zich niet andermaal bediend hebben, toen hy die deed om de gunst en voorspraak van een gedeelte van dien zelvden Raad te winnen, en die voor hem inteneemen; maar het was zyne betuiging, die juist toonde, zoo klaar als het licht, hoe verkeerd en onbezonnen, jaa hoe strafwaardig hunne verbittering en hun gedrag tegen hem was, en dit zien wy nog duidelyker, wanneer wy deeze woorden naader inzien , hy betuigde naar het licht van zyn geweeten, en volgends dc inspraak van zyn hart voor God, dat is onder indrukken dat God het zag, aan wien hy wist verantwoording schuldig te zyn, tot op dien dag toe geleevd te hebben. Meermaalen heeft dit Paulus betuigt, hy leevde, zoo als hy waarlyk meende re moeten doen, naar Hand. 26, vs. 9., en hy schreef in zyn laatsten brief, kort voor zynen bloedigen dood, dat hy God gediend had in eene reine Consciëntie, naar 2. Tim. 1, vs. 3. en zoo deed hy ook voor zyne bekeering, toen hy als een natuurlyk Mensch niet begreep de dingen die den Geestes Gods zyn, toen meende hy waarlyk by zich zeiven, naar Hand. ai), vs. 9. dat hy veele wederpartydige dingen doen moest tegen Jesus van Na.  Paülus Den Apostel. 147 Nasarcths hy meende daar doof Gode eenea dienst te doen, en leevde zoo naar Phil. 3, vs. 6, naar de rechtvaardigheid die uit de Wet ii onberispelyk; maar VOorhaamentlyk leevde hy zoo, na zyne befceering, en hy kon zyne mede Christenen met vrymoedig* heid voor God toeroepen, zyt myne naVoL gers, gelykerwys ik ook een navolger van Jesüs Christus ben: en schoon voorflaame mahnetl, hier denken, dat dë Apostel in deeze betuiging alleen ziet op zyn wan* del, inet een goede Consciëntie voor God na zyne bekecring. 200 zien Wy geen gel noegzaame rede voor deeze bepaaling, te meef, als wy Onder het Oog houden, dat de Apostel doof deefce spreekwys niet wil te kennen geeven, dat hy onzondig, onberis* pelyk voor God geleevd had, maar wel dat hy onbestraffelyk voor de menschen, voor Wier Rechtbank hy stond, en zich Verant* woordde, gewandelt had, tot op dien dag» maar ook, om dat hy in de aangehaalde plaatscheti en by andere gelegentheeden, dit ook betuigde van zyn voofig leveh, daal* dit ook niet van kan ontkend Worden. Waarlyk, schoone taal van den gevangen Paulus, die de kalmte Van zyn hart, en dc vrymoedigheid van zyn geWeeten. in K 3 dce* Het onbê* taanienttyk gedrag des Hoogenpriesters*  148 het Leven vak deezen zoo duidelyk ten toon spreidt, en hierop zoude hy onlwyffelbaar de kraehtigste bewyzen zyner onschuld, uit zyne daadeu, en derzei ver oogmerken voorgesteld hebben, en de valsheid der tegen hem ingebragte beswaaren, inj het 2g. vs. van het voorig Hoofddeel gemeld , hebben aangetoond; zoo cr niet onverwachts iets gebeurd was, dat hem in zyne reden gestuit had-, en hier van geeft Lucas ons bericht .in het 2de vs. in deeze woorden: Maar de Hoogepriester Ananias, beval de geenen die by hem stonden, dat zij hem op den mond zouden slaan. Over deezen Hoogenpriester moeten wy in^ het volgende 5de, vs. straks naader spreeken j, wy zullen ons hier voornaamentlyk by zyn onbezonnen gedrag bepaalen. Hy beval de geenen die by hem stonden , waarschynlyk gaf hy dit bevel aan eenen der dienaaren van den Raad, gelyk uit vergelyking van deeze plaats, met Joann- 18, vs. 22. optemsaken is, toen, om eene gewaande belediging aan den Hoogenpriester, ook een zoortgelyk ongelyk den onschuldigen Heiland werd aangedaan, terwyl de rede van deeze verregaande verongelyking en smaadelyke mishan. deling, den Apostel aangedaan, in het trotsch en onstuimig hart van den Hoogenpriester te  Paulus den Apostel. 149 te zoeken zy, en in het opgevat, doch ongegrond misnoegen van hem, over het begin van des Apostels redenvoering, 't zy hy dan gestoord was door de aanspraak en benoeming van Mannen Broeders , daar hy Paulus als een afvallige Jood beschouwende, die tot de Se&e der Nazareeners was overgegaan , en daarom van hem als broeder niet wilde gegroet worden, zoo zommige denken, ofdat ons eigenaartiger voorkoomt, dat zyn hoogmoedig hart, geërgerd was door den by hem gehaaten' Apostel, daar hy zoo fel vervolgd, in hunne tegenwoordigheid op zyne onschuld zoo vrymoedig roemde, en epentlyk zeide: dat hy met alle goede ponscientie voor God gewandeld had tot dien dag toe. Dan, schoon het een dér gouden Spreu- L ken van den wyzen, Salomo was, naar Spr. m 24, vs. 6 : Men zal de lippen kisschen des ^ geenen, die rechte woorden antwoordt, Paulus ondervond hier, het geen meermaalen de Propheten ondervonden hebben, dat het magtige, en gewelddryvende Godloozen nooit ontbreekt aan werktuigen hunner boosheid? immers dit zien wy uit het 3 de vs. daar Paulus dus smaadelyk behandeld , tot hem zegt: God zal Uslaan gy gewittede wand t \ Zit 'el ernig antoord des Iposteis.  Boe wy dit antwoord beschouwen;moeten» i i 1 4 \ ] i i » I50 het Leven van Zit gy ook ommy te oordeelen naar de wet, m beveelt Gy tegen de wet, dat men mg zal slaan. Gelyk niet zeldzaam de drukking der neus, bloed voortbrengt, zoo brengen aangedaane verongelykingen dikwerf in het menschelyk barr, eene opwelling van drift en toorn voort, die doorgaands zondig, en wel eens de vruent3re moeder wordt ? van de strafwaardigste Jaaden; uit dat oogpunt wordt ook door /eelen dit antwoord van den Apostel ! beschouwd; dan, schoon niemand zeggen zal, 3at Paulus of de, andere Apostelen, zoo lang iy op aarde leevden, gelyk alle andere inen«chen die den Heere dienen, niet dagelyks itrujkelden in veelen, dat onze Kruisgezant :ot roem van Gods vergeevende genade zelf net schaamte erkende, naar Rom. 7, vs, 18. toomt het ons echter niet voor, dat dit geIrag des Apostels van dien aart was, Ik A'eet zeer wel, dat zy, in de jcer der verlening, in hun prediken en spreeken daaraan, alleen onfeilbaar waren, om dat de Heiige Geest zyne buitengewoone gaaven hun ;egeeven had, jaa dat zy andere menschen n heiligheid overtroffen; doch, dat zy als nenschen, zoo lang zy ten deele kenden, ten leele propheteerden, hunne zondige ^wak- he-  Paulus den Apostel 151 heden hadden, en dat er zelfs in 'thart van Paulus verbittering ontstaan is, tusschen hem en llarnabas zynen vriend en reisgenoot , naar Hand. 15, vs, 39. Hy was zeker nog zeer ongelyk aan dien zachtmoedigen Jesus, die by eene zoortgelyke mishandeling toonde^ dat Hy geen zonde gekend, geen zonde ge. daan heeft. Jaa, daar meenigmaal zelfs de beste daaden eenes Chrisrem met zonde bevlekt zyn, willen wy wel erkennen , dat ook in deezen dat gebrek onzen Apostel heeft aangekleeft; doch hier uit volgt niet, dat zyn antwoord aan den Hoogenpriester, op de hem aftngedaane smaadelyke belediging gegeeven, uit toorn en wraakgierigheid in hem voortkwam, en daarom zoo ontèerend is voor het Charaóter van den Apostel. j Het is waar, hy noemde hem, die bevo- „ len had, hem op den mond te slaan, een ge- ü witteden wand, dat is-een geveinsden, een, sehynhéiligen, dit beteekent toch die spreek- i wys*; doch in dien zeiven zin had de Za. , lig- * De Hooggel. Heumann noemt dit in zyne verklaaring over het N. T. , den gewoonen naam der huichelaaren, en in de Nederduitsche Uitgaave van dat geleerd werk, heeft de kundige Luthersche Leeraar A. Sterk aangetekend, dat Drusius, deezen naam, onder zyne frover- bia Jaar de {postel en Hooenpries ir, een \eivitteieu want toemt, en  byvoege de, dat God lm slaan zoude. 152 het Leven van Iigmaaker van dat eigen zoort van menschen spreekende, zich ook uitgedrukt, de Schriftgeleerde en fhariseen by wit gepleisterde graven, vergelykende, Mart. 23, vs. 27. En in de daad was immers het gedrag van dit schynheilig mensch zoodaanig, dat de Apostel hem naar waarheid alzoo noemen kon? Want hy zat om hem te oordeelen naar de wet, en hy gaf bevel tegen de wet om hem te slaan: En als Priester en als Rechter handelde hy zeer zondig, en de heiligheid en waardigheid van die beide betrekkingen, verboden hem ten sterksten, den geenen, die zich in zyne tegenwoordigheid verantwoordde, om geoordeeld te worden naar de wet, te doen slaan, dat in de wet volstrekt verboden was, het zy men dan hier meent, dat Paulus gezien heeft op Levit. 19, vs. 15. of op eene byzondere wet, verbiedende het slaan voor de rechtbank, toen by.de Jooden bekend, naar de gedachte van] den geleerden Seldenus*. Jaa Ma Hebraeormn gébragt heeft, Class. T. libr. HL m C' ea ons gewezen op Suicf Rus, nes. Eccles. T. ILp. 144. I *j.Lièr- IKde jure Naturae et Genthim C. V ut fine* . . .  Paulus een Apostel. 153 Jaa maar zal waarschynlyk de een of ander denken, mogt Paulus, aan den geenen, die hem bevolen had tc slaan, zeggen : God zal U slaan! Is dit niet eene vervloeking, eet) toewensching van het oordeel Gods , over hem die hem beledigd had, door het gegeeven bevel om hem op den mond te slaan, is dit niet eene onteerende trek in het ChaT racler van den Apostel, die zyn wraakzuchtig hart ten sterkste ontdekt ? En hoe swaar, wordt die misdaad, wanneer wy bedenken, dat die vloek den Hoogenpriester betrof, wien niemand vloeken mogt, gelyk de Apostel zelf erkende, toen hy naar het 4 en 5. vs., op die vraag door hun, die daar by stonden gedaan, scheld gij den Hoogenpriester Gods? antwoordde, ik wist niet Broeders, dat het de Hoogepriester was, want daar is ge-, schreven, den Oversten uw es Volks zult gijniet vloeken? . Laat ik op deeze bedenkingen, naader en onderscheiden antwoorden. Ik heb te vooren gezegd, en herhaale het nogmaals, dat daar menigmaal zelfs de beste daaden eenes Christens, met zonde bevlekt zyn; en in het vlekloos heilig oog van God niet naar dc reinigheid des heiligdoms, be. vonden worden, en wy. uit dien hoofde, er- ken- Eenige Bedenkingenhier tegen opgelost.  154 HET Leven van kennen, dat ook hier, in Paulus, gebrek aan zachtmoedigheid en lydzaamheid, heeft plaats gehad, zoo is hier echter zeer veel ter zyner verschooning bytebrengen, ten bewyze dat bittere wraakzucht geen onte'erendo trek in zyn verheven Charadter was. Hy was naar het 2&. vs. van het voorig 21. Hoolddeel, van twee misdaaden beschuldigd, waarvan hy ten eenemaal onschuldig was, en echt-r hier over werd tegen hem een vreesiyk oproer, waar in hy zoo heftig als onrechtvaardig vervolgd, gegrepen en dermaate gesiaagen werd, dat hy alleen door tusschenkoonut der Romeinsche wacht zyn leven gespaard zag, die hem echter met twee ketenen bond, en na een nog heviger oproer tegen hem, hem ontkleedden, en met riemen uitrekte om hem te geeszelenj waar van hy door zich op zyn Romeinsch Burgerrecht te beroepen , echter bevryd bleef: daar op door den Romeinschen Krychsoversten gelegenheid gekregen hebbende, om zich in de tegenwoordigheid van den geheelen Joodschen Raad te verantwoorden, krygt hy, op het uitspreeken van zyne eerste woorden, waar in hy van zyne onschuld en de onrechtvaardigheid der verregaande mishandelingen hem aangedaan, bewust, zyne onschuld  Pauï-us ben Apostel, 155 schuld plechtig en bescheiden betuigt, terstond een smaadelyken kinnebakslag, en wel, op bevel van eenen, die 't zy als Rechter, 't zy als Priester beschouwd, niet beveelen mogt tegen de wet, om hem te slaan. Jaa, beschouwt hem als Priester en Rechter te gelyk, dan wordt zyne misdaad dubbel svraar, en de smaadelyke belediging, den gevangen en zich verantwoordenden Apostel aangedaan, nog des te grooter; moest buiten eene byzondere bewaaring van God, 't onschuldig en gevoelig getroffen hart van Paulus , niet warm, niet driftig worden op zulk eene snoode en gevoelige mishandeling? En al heeft hy hierom, hem, met Gods rechtvaardig oordeel bedreigd, daar hy hem zoo gevoelig, zoo smaadelyk behandelde, dit teekent echter geen wraakzuchtig Charader in Paulus, die zoo veele blyken van het tegendeel gegeeven heeft; denkt slechts aan zyn bidden voor de Jooden, die hem zoo dikwerf en zoo vreeslyk mishandeld hebben, en waar van hy zelf gezegd heeft: Het gebed, dat ik tot God, voor Israël doe, is tot haare Zaligheid. Kan men die woorden van den Apostel niet in deeze zin neemen? Dat Paulus, hem, die dat bevel gegeeven had, om hem te slaan, gekend heeft, schoon hy niet  ï56 het Leven Van niet wist dat hy toen Hoogepriester was, (gelyk wy straks naader toonen zullen,) jaa hem gekend heeft, als een zeer slecht mensch» die wel uitwendig de gedaante van een Priester vertoonde, met de gevvoone kleeding daar van, maar die hem teffens bekend was als een snooden huichelaar, die zich aan veele bedriegeryen en onderdrukkingen schuldig maakte , gelyk Flavius Josephus de Joodsche Historieschryver, juist alzoo deezen Ananias beschryft: kan het niet zyn, dat Paulus, ook nu door dien Geest bestuurd, die aan de Apostelen Kloovd was, wanneer zy zich voor de Rechtbanken verantwoorden moesten, hem naar waarheid, als zulk eenen schynhciligen en geveinsden afteekenende, (gelyk zoo de Heiland, Her odes, een Vos te recht noemde,) hem door dien Geest voorzegd heeft dat God hem slaan zoude: daar die zelvde Ananias, naar het verhaal van dien toen leevenden Joodschen Historieschryver vyf Jaaren daar na, in een oproer, waar van zyn Zoon het hoofd was, met zyn broeder, na het verbranden van zyn huis is omgebragt,* en * gfosepkus, Oorlog. 2de Boek, Hoofddeel 31 en 32. der Nederd. Vert. van W. Scwel. Bod. dridge heeft in de verklaaring der geh. H. S. door eenigen van de voorn» Eng. Godgel, uit het verhaal  Paulus den Apostel 157 en, dan althands, zyn deeze woorden geen onreerende trek van wraakzugt, in het hart van den Apostel, maar veel eer een hewys, dat hy , gelyk de oude propheeten door den Heiligen Geest bestuurd, de naaderende straf die God eens daar zoude stellen, voorspelde. En wat de andere bedenking aanbelangd, E dat Paulus den Hoogenpriester gescholden ^ heeft, daar hy zelf erkende, dat er in de wet g, geschreven was, dat niemand hem mogt vloe- n' ken, hier op antwoorden wy, het antwoord dat Paulus zelf gegeeven heeft, dat hu niet wist, dat het de Hoogepriester was. Beroemde Uitleggers, hebben dit zoo verklaart, dat hy hem niet voor eenen wettigen Hoogenpriester erkende, om dat hy niet, op de rechte wys die hoogwaardige bediening gekregen had; maar daar in zich had inge- dron- haal van Josephus, de gesteltenis en het lot van dit slecht mensch, gelyk hy deezen Hoogenpriester noemt, beschreven, en daar door dit zeggen van Paulus opgehelderd, zie dit in de verkl- van Polus V/els, &c. over deeze plaats. Zeer veel is er over deezen Hoogenpriester geschreven, de Uitleggers over deeze plaats , hebben de onderscheidene uitleggingen der geleerden , duar over breedvoerig aangeteekent. Men zie £?. C. Wol ff, cur philoL et crilic.ad h. /., byzonder Heumann: en de letterlyke en praft. verkl. van Henry en Starke o ver deeze plaats, gelyk ook Hamelsveld, in zyne Korte Aanmerkingen. die eenen geheel anderen zin uitleveren, welke echter door hem verworpen worden, nog op, de gedachte vah Rivetusm zyne Isagoge ad Scripturam Sacram, " dar Pau" lus niet gemerkt had, dat het de Hoogepriester " was, die bevel gaf om hem te slaan, maar dat " hy meende, dat dit door een ander lid van dee" ze Vergadering geschied was, en dat hy dus, " in dien zin geenzins bedoeld had, den Hoo^en" priester te schelden. {< Zoo dachten ook Glas. sius, Clericus en Witsius. Behoudens beter oordeel, volge ik hier den letterlyken zin der woorden, dat Paulus in de daad niet wist, dat Ana. nias Hoogepriester was, om redenen in de verklaaring opgegeeven, en daarom kan ik niet instemmen met het gevoelen van Prof. Klinkenberg, mynen hooggeachten vriend en ambtgenoot , en van den Hooggeleerden Hamelsveld en anderen, dat deeze Ananias geen Hoogepriester toen Was, maar een afgezette, die stout genoeg was, om zondef recht, zich zoo toen te°gedra- gen  Paulus den Apostel. 159 andere van oordeel, dat de woorden van Patilus hier naar derzelver lctterlyke en duidelyke betekenis, moeten genomen worden, dat hy niet wist, dat het de Hoogepriester was, dat hy waarlyk hem niet kende als Hoogepriester, en wel om deeze redenen, om dat de Hoogepriester buiten den Tempel en den Heiligen dienst, geen Hoogepriesterlyke kleeding droeg; maar ook, om dat de Hoogepriesterlyke waardigheid toen ieder jaar byna verwisseld werd, en maar zeer kort door een en den zeiven perzoon bekleed werd. Jaa, deeze zelfde Hoogepriester, was slechts korte tyd te vooren, wegens een oproer gevangelyk naa Rome gezonden, en schoon hy nu wedergekeerd was in Jerusalem, kon het den Apostel onbekend zyn, dat hy wederom de Hoogepriesterlyke waardigheid bekleedde, daar Paulus een geruimen tyd buiten Jerusalem, jaa buiten het Joodsche Land geweest was, en nu eerst daar gekoomen was, ook kón hy uit de zitting of voorzitting van hem, in den Raad, hem hier niet kennen, dewyl die Raad, op het bevel van den Romeinschen Op- gen; Lucas noemt hem vs. 2, uitdrukkelyk de de Hoogepriester Ananias, en naar het 4de vs. zeiden, die daarby stonden: scheld: gy den Hoo. zenpriester Gods ? Men zie Vitringa. Obs. Sacr. ïibr. VI. cap, XXIII. §. XVL  i6o het Leven va» Opperbevelhebber, naar het laatste vs. van het 2iste Hoofddeel tot hem gekoomen was, en dus niet zat in de gewoone vergadcrplaatsche. En was het dus den gchoonden Kruisgezant onbekend, dat deeze de Hoogepriester was, hy had dan , door het geen hy op het ontfangen van dien smaadelyken slag geantwoord had, de misdaad niet begaan, die de Goddelyke wet verboden had, Exod. 22, vs. 38.naamentiyk van den Koning of den Hoogenpriester te vloeken , gelyk de joodsche Wetgeleerden oordeelen in die plaats verboden te zyn, en dit was het dat de Apostel hier verklaarde, en wy van hem bewyzen wilden. Dan, was dit gegeeven antwoord van Paulus van een gewenscht gevolg? Had hy nu gelegenheid Om zich voorts met veiligheid, vrymoedig te kunnen verantwoorden, en zich vrytepleiten van de tegen hem ingebragte beschuldigingen? Gelievde, wanneer wy het geen hier in het 6dc en de 4, volgende versen , verhaald wordt, inzien, dan koomt het ons zoo voor, dat wy daar uit juist het tegendeel besluiten moeten. Laaten wy het geen de heilige Geschiedschryver, er van aangeteekend heeft, aandachtig overweegen. Hy zegt in het zesde vs. En Paulus weg.  Paulus den Apostel. 161 wettende, dat' liet een deel was van de Sadduceen, en het ander van de Phariseen, riep in den Raad: 'Mannen Broeders, ik ben een Phartseer, eens Phartseers Zoon: ik worde over de hoop, en de opstanding der dooden geoordeelt. Onder alle de geleerden, die over deeze gewigtige verantwoording van den Aposre! geschreven hebben, is er, zoo ver my bekend is, maar één,* die hier, dit byzonder, en zoo het my voorkoomt, gegrond gevoelen omhelst heeft , dat de zich beledigd ach» tende Hoogepriester, en zyne y verige voorstanders niet te vrede , met dit antwoord van Paulus zullen geweest zyn , en hun gemor en wraaklust tegen hem duidelyk jdoen. de bemerken, den Apostel hier door aanleiding gegeeven hebben, om in plaats van door eene uitvoerige verantwoording, het ongegronde en valsche der tegen hem ingebragte beschuldigingen, aanteroonen, zich, door een beroep van zyne overeenstemming met eenige. hoofdwaarheden , in de leer, van een aanzienlyk gedeelte van den Raad, uit het hem dreigend gevaar, te redden; waarlyk een zeer voor- * De reeds genoemde Hoogk Heumann, zie zyne verklaaring deezer woorden. II. D. IL St. L De uitwerkingvan des Apostels antwoord, in den zia en 't oogmerk daar van.  l6a het Leven van voorzichtig en verstandig gedrag van den wyzcn Paulus, dat hoe zeer ook door het ongeloof berispt, nimmer tot oneer van den Apostel met grond gereekend kan vt-orden. Zeeker zeer schrander gedroeg zich hier Paulus, want wy weeten, niet alleen uit het herhaald oproer, hunne vyandschap, en woede tegen hem ; maar ook ontdekte zich terstond die geest van bitterheid en wraakzucht tegen hem, in de onbescheidene en smaadelyke behandeling, hem zoo aanstonds, als hy begon zich te verantwoorden, op last des Hoogenpriesters aangedaan, waar uit ook, hunne vreeslyke woede en felle verbittering tegen hem voort kwam, in het 10de vs. aangeteekend, zoo dat de Apostel , uit het geen hy reeds ondervonden had, en nu nog ondervond, duidelyk zien kon, dar hy, geen gelegenheid hebbende, om zich geregeld te kunnen verantwoorden , op een middel moest bedacht zyn, om hunne woede aftewenden , en zoo het gevaar aftekeeren, dat hem dreigde, wanneer de Romeinsche Opperbevelhebber , hem door den geheelen Raad als een schender van de Godsdienstige wetten der Jooden, als een verzaaker van den Israëlitischen Godsdienst , had zien veroordeelen, Laa-  Paulus den Apostel. 163 Lasten wy, Om hier over recht te oordeelen, eerst hooren wat Paulus gezegd heeft én welke de gevolgen daar van waren, en dan zien, of dit gehouden gedrag des Apostels zoo berispelyk zy, als het aan zommigen heeft toegeschenen. Ten aanzien van het eerste, Paulus wist dat de Joodsche Raad zeer onderscheiden was in Godsdienstige begrippen; het eene gedeelte Was het gevoelen der Sadduceen, en het ander dat der Phariseen toegedaan , en beide yverden zy met zeer veel drifr voor hunne byzondere gevoelens: de Apostel hier van bewust, riep overluid, zoo dat alle de leden van den Raad het hooren konden, hen, even bescheiden en Vriendelyk als te vooren, op dat hy hen zoude inneeme,n , hoemendc , Mannen Broeders, aart wien hy opentlyk verklaarde , dat hy een Phariseer Was, die deZelvde gevoelens Omhelsde, die ook zyn Vader zelf omhelst had, stoo dat hy, gelyk wy van hem vinden, Hand. 26, vs. 4. en 5. zeggen kon, dat hy van zyne jongheid aan, onder zyn Volk te jerusalem als een Phariseer geleevd had, zoo als alle de jooden wisten, en dat hy hu vervolgd en geoordeeld werd, over de hoop op een toekoomstig leven , en de opstanding der L 2 doo-  Het ge. volg van des Apos. tels ver. antivoor. ding. De leer der Sadiluceen en Pha. riseen. 164 het Leven van dooden, twee der gewigtigste waarheden die de Phariseen yverig verdedigden, en de Sadduceen heftig tegenstonden. En wat was hier van het gelukkig gevolg voor Paulus? Dit tekent Lucas aan in het 7de vs., als hy dit gesprooken had, ontstond er tweedracht, tusschen de Phariseen en de Sadduceen, en de meenigte werd verdeeld, Hy vond terstond voorstanders onder de Phariseeiij die, zich door de Sadduceen ziende tegenspreeken, in hunne gevoelens, dezelve verdedigden, en daar'door ook teffens, den beschuldigden Paulus als met hun, in dezelvde gevoelens staande, verdedigden, en wel met zoo veel kracht en yver, dat de meenigte daardoor verdeeld werd, en dus verscheidene Leden van den Raad, in onderscheiding van anderen, hem tot voorspraaken werden; waarlyk hier door had de Apostel veel gewonnen! En om ons, hier van een duidelyk denkbeeld te geeven, laat de heilige Schryver in het 8ste vs. volgen, eene korte beschryvino van beide die onderscheidene en tegen eikanderen strydende gevoelens, want (zegt hy) de Sadduceen zeggen, dat er geen opstanding is, noch Engel, noch Geest. Maar de Phariseen belijden het beide. Ner-  Paulus den Apostel. 165 Nergens vinden wy, in de Heiiige Schrift een uitvoeriger bericht van de gevoelens der Sadduceen, dan hier, door de naauwkeurige pen van Lucas, die juist leevde, toen deeze talryke gezindheid in het grootste aanzien was onder de Jooden; de Joodsche Historie schryver Josephus, die ook toen leevde, zegt van hun: " dat zy leerden, dat gelyk God geen kwaad kan doen, Hy ook geen acht H gaf op het kwaad, dat door de menschen " begaan werd, voorts dat het in het ver" mogen van den menseh stond , goed of " kwaad te doen, zoo als zyn wil er hem 8 toe aandreef, en voorts, dat er voor de % ziel noch straf, noch vergelding, hier na" maals te wagten was.,* Als men de schriften der Joodsche geleerden inziet, dan is het daar uit zeker, dat zy het bestaan van onstoflyke wezens van zuivre Geesten ontkend hebben, en zommige willen zelfs, dat zy God als zoodaanig niet beschouwden, zy erkenden wel de boeken van Moses , als zeer goede wetten en, leerzaame geschiedenissen in zich bevattende , aan welken zy oordeelden, dat men zich alleen houden moest,** maar * Joseph. oarl. 11. B. XII*. Hoofddeel, door Séwel. Amst. dr. van 1723. ** Joseph. Joods. hist. X1IL B. XVIII. Hoofdd-  |66 het Leven van maar Iochenden het bestaan der Engelen, houdende de verschymng daar van , in die boeken gemeld, verdacht, of van menschen aan menschen geweest te zvn, en toonden Weinig eerbied voor de overige gewyde boeken , en verwierpen volstrekt alle overleveringen en'inzettingen der vaderen. En, gelyk zy in den mensen geen onstoffelyk on. sterffelyk weezen stelden, maar een stoffelyke ziel, leerden zy, dat de mensch, gelyk de dieren, met den dood ophield te zyn, en vernietigd werd, zynde er naar hunne Godlooze leer, geen opstanding, geen verdoemenis, geen zaligheid meer te wagten*. Intusschen was deeze talryke gezindheid, die door haar leer en voorbeeld, tot de snoodste zeden aanleiding gaf, toen in een zeer groot aanzien, en veele van dezelve waren Leden van den grooten Raad der Jooden , die ook het Hoogepriesterschap bekleed hëbben, gelyk men uit Hand. 5, vs, 17 en andere plaat- * De gevoelens der Sadduceen en Phariseen, vind men uit de Joodsche Schriften zeer beknopt voorgesteld in de lett. en praft. verkl. over de Hand. der Apostelen, 2de Stuk, door Henry, Starke en andere Eng. en Hoogd. Godgel, pag. 51a en 513., en breedvoeriger in de verkl. van het Euang. van Matt., uit de werken van Polus, Wels, en andere voornaame Eng. Godgel., pag. 55 en 56.  Paulus den Apostel. 167 schen, en ook uit Josephus* zien kan , en het is zeer waarschynlyk , dat deeze Hoogepriester Ananias , die Paulus had doen slaan, met veele andere Leden van deezen Raad , Sadduceen geweest zyn; hoe ongelukkig dus toen reeds de zedelyke en Godsdienstige toestand des Joodschen Volks verbasterd was, kan men uit de denkbeelden en het gedrag van zulke Leeraaren en Overheden onder hen opmaaken. Dan de Phariseen, hoe verre ook afgeweken van den Vaderlyken eerdienst, door Israels God ingesteld, en schoon zy tot die dwaalingen vervallen waren, dat er een noodlot was, en de mensch een vrye wil had, en het vermogen, om in eigen kracht goed te doen, en het recht om daar op belooning van God, in deeze en de toekoomende weereld te wagten, waren zy echter rechtzinnig in die leerstukken der Joodsche Kerk, waar tri het bestaan der geesten, de opstanding der dooden en het toekoomend leven geleerd werd; zoo dat Lucas te regt gezegt heeft, de Sadduceen zeggen, dat er geen 'opstanding noch Engel, noch Geest is, maar de Phariseen belijden het beide: of gelyk het Griek- * Joseph. Joods. Hist. XUJ. B, XVlIL Hoofdd. en XVIII. B. II. Hoofdd.  l68 het 'Leven van Grieksche woord beter bier vertaald k-m worden, belyden het één en ander.* Ook waren zy (Van de Sadduceen, door het bygeloovig voorstaan van de overleveringen der vaderen, en door hunnen onbezonnen yver voor de Kerkplechtigheden door dezelven ingesteld en bevolen, zeer onderscheiden; doch onder hun werden er veelen gevonden, die zeer schynheilig waren, en schoon zy van de kleinste dingen tienden gaven, echter de grootste geboden der wet nalieten , in de daad wolven in schaapsklederen wandelende over weiken Jesus meermaalen een ontzachlyk wee heeft uitgeroepen. En het is zeer opmerkenswaardig, dat toen de Christus op aarde zyn hemelsch onderwys gaf, dat toen de Phariseen het meeste tegen Hem verbitterd waren, en hem vervolgden; om dat Hy hunne, vaderlyke inzettingen en meiischelyke. overleveringen afkeurde, en hunne schynheilige geveinstheid zoo klaar ontdekte; daar in tegendeel na zyne heeriyke opstanding en luisterryke hemelvaart , de Sadduceen zyne leerlingen , de Apos- * Dat dit Grieksche woord van meer dan twee gebruikt wordt, heeft Chrysostomus, en na hem Theophila&us , reeds opgemerkt, en Heumann uit Homerus en Anstoteies bewezen ; zie hem over ideeze piaats.  Paulus den Af ostei. 169 Apostelen het heftigste vervolgden, om dat deeze, in Zynen Naam, de opstanding der dooden predikten, wy zien toch Hand. 4, vs. i en 2 en Hand. 5, vs. 17. hunne woede tegen hen getekend, om dat zy in Jesus, de opstanding uit den dooden verkondigden. Zoo zien wy hier, myne Waardste! uit de dwaalingen der Sadduceen en Phariseen, hoe ver het menschlyk hart, wanneer het meer zyn eigen vernuft, dan de Goddelyke Openbaaring volgt, van den regten weg kan af: wyken! De wyze Kruisgezant nu in het midden van deeze, dus onderscheiden denkende ,Leden van den Grooten Raad gesteld, die zoo zeer tegen hem verbitterd waren, en die hy wist dat in Godsdienstige gevoelens, zoo heftig van den anderen verschilden, en daarom nog heftiger tegen eikanderen verbitterd waren, verklaart zich hier opentlyk een Phariseer te zyn, om dat hy volkoomen met hun, ten aanzien van de hoofdleer dier geT zindheid, de hoop op een toekoomstig leven en de opstanding der dooden instemde, met dat gelukkig, voor hem gewenscht, en door hem bedoeld einde, naar de aanteekening van Lucas, in het 9de vs., dat er een groot geroep geschiedde, en de Schriftgeleerde van de  Paulus door de Phariseen foorgt sproken , en verdeedigd. * gfuxta Schoetgen,, et Wetst. sigmf- cat 170 het Leven van de zijde der Phariseen opstonden, en streden, zeggende: wij vinden geen kwaad in deezen mensche, er. indien een Geest tot hem gesproken heeft, of een Engel, laat ons tegen God niet strijden. In één oogenblik, zoo ras de Apostel geëindigd had te spreeken, ontstond er in het midden der vergadering een hevigen woordenstryd, van de Phariseen tegen de Sadduceen, de eerste verdedigden Paulus, de andere, op hem te meer gebeten, toonden met woorden en gebaarden nog heftiger hunne woede tegen hem, daar hy hunne gevoelens in hun aangezicht tegensprak, en opentlyk voor de , by hen gehaate leer der Phariseen uitkwam; dat deeze, uit yver voor hunne leer, opentlyk de verdeediging van dezelve, en dus ook van hem, die beleed een Phariseer te zyn , deed op zich neemen, zoo dat de Schriftgeleerde onder de Phariseen, dat is, dat gedeelte van hun, die Wetgeleerden waren, en de magt en waardigheid ontfangen hadden, om het volk in dezelve te onderwyzen, opstonden, en te zaamen rond uit Paulus onschuldig verklaarden, en dat vol hielden, met grooten yver , (naar de kracht van 't Grieksch woord)* tegen de Sad- du-  Pao tos den Apostel, 17! ducecn, die zyne en hunne verbitterde vy« anden waren. Terwyl zy tot een grond hunner verdediging leggen, dat zy tegen God zouden stryden, indien een Geest of een Engel tot Paulus gesproken had, dat zon !er Goddelyk bevel niet kon geschieden; zy hadden waar- , schynlyk het oog op het geen de Apostel in zyne verantwoording op den voorigen dag gezegd had, tot het volk, van het geen hem overgekoomen was op den weg by Damascus, en in den tempel te Jerusalem, naar het 7de en 17, vs. van het voorig Hoofddeel, zy wisten niet of dit een Geest geweest was, gelyk zomtyds tot de propheeten gesproken had, dan of er een Engel aan hem verschenen was, gelyk zy geloofden dat dikwerf gebeurd was, wat er ook geschied ware , indien zy hem daarom vervolgden, dan zouden zy tegen God stryden en daar van hadden hunne zielen een afkeer op dien zelvden grond verdeedigde Ook een Phariseer de wyze Gamalicl, kort te vooren de Apostelen van den Heere Jesus tegen de Sadduceen, toen die hen voor den Raad gebragt had, om dat zy de leer van cat hipa-xovTo, acriter pitgnabant , vehementis. sime contenaebmt.  Het merk waardig gevolg hier van. Ï73 het Leven van van Jesus 'opstanding verkondigden, zeide hyj, naar Hand, 5, vs. 38 en ,39. houdt af van deeze menschen en laatze gaan, want indien deezen raad, of dit werk uit menschen is, zoo zal het gebroken worden; maar indien het uit God is, zoo kund gij dat niet breeken , op dat gy niet misschien gevonden wordt, ook tegen God te stryden. En weik eene uitwerking had nu de verdediging der wetgeleerden van de Phariseen, gaven zy hun, gelyk te vooren aau Gamahè'1 geschied was, ook gehoor? Neen Gtiievüe: in 't geheel niet, en dit bericht ons Lucas in hu icde vs. En als er gr 00te tweedracht ontstaan was, de overste vreezende dat Paulus van hun verscheurt mogt werden, gebood, dat het krychsvolk zoude af koomen , en hem uit het midden van hun wechrukken en in de legerplaats brengen, - Wy zien dus uit deeze woorden, dat de Sadduceen, schoon misschien minder in getal, echter niet minder waren in het heftig verdeedigen van hunne leer, en de daar uit voortkoomende woede tegen Paulus, en de hem verdeedigende Phariseen, die bleven voortgaan in hem en hunne leer ten sterkste voortespreeken, zoo dat de felle twist  Paulus den Apostel 173 twist dermaate toenam, dat Lysias, deOverste der Pvomeinen , ziende dat Paulus, door hem, voor dien Raad der Jooden gesteld , in een oogenschynlyk levensgevaar verkeerde, en zoo hy hem niet beveiligde, daar zy als raazende Honden, of als brullende Leeuwen hem dreigden aantevailen, door hun verscheurd kon worden, daar hy wist, dat by voor zyne veiligheid, ais Romeinse!) Burger zorgen moest, bevel gaf, dat de Romeinsche bezetting, en wel, zoo zommige willen, dat gedeelte daar van, dat zyne lyfwagt uitmaakte, hem, uit hun midden door hunnen gewapendcn arm, en met geweld zoo zy tegenstand vonden, rukken «n in veiligheid in de legerplaats, op het versterkt Kasteel Antonia, dat zy bewaakten, brengen zouden. Ziet daar de Apostel door zyn wys beleid, en het aanbiddclyk bestuur der hooge 1 Gods regecriug , het dreigend doodsgevaar '■ ook nu ontkoomen! Jaa, maar zegt het vit ■ tend ongeloof, het was niet oprecht, niet eerlyk van Paulus gehandeld, hy was geen, Phariseen, hy was een Christen , en had toen geen moeds genoeg om voor de eer en leer van Jesus uirtekoomen, en op zyne magtige hulp ta wagten, hy zaaide twist en Bet wys jedrag • ies A$tos■eis tegen 'iet vit. 'end onge'oof verieeaigd.  174 het Leven van en verdeeldheid tusschen twee Seden, dié hy wist dat op eikanderen gebeten waren, en zoo wist hy zich listig te beveiligen; maar is dit alzoo Gelievde? Laaten wy het een en ander wat naader overweegcn. Paulüs jaa erkende opentlyk dat hy een Phariseer, eens Phariseers zoon was , was dit zoo niet, kwam hy in de leer der hoop Op een toekoomstig leven, die der opstanding, der Geesten, der Engelen , de hoofdartikelen , hunner belydenis niet met hun volkoomen over een, schoon hy andere en betere bewyzen daar voor had, dan zy en waren dit niet te gelyk de hoofdartikelen der Christelyke leer, lynregt tegen die der Sadduceen strydende , waar van hy zyn afkeer opentlyk beleed. En wat aanbelangt het opentlyk iiitkoomen vart hem voor de eer en leer van Jesus, en het wagten op 'zyne magtige hulp, .had hy dat niet in dit zelfde oproer voor geheel het volk, voor alle de leden van deezen Raad, die er tegenwoordig waren, rond en duidelyk gedaan ? Ziet zyne verantwoording in de 21. eerste versen van het voorig Hoofddeel, wisten zy dit alle niet? Jaa was er wel e'én van hun, die niet wist, dat Paulus, te vooren dreiging en moord geblazen had, en  Paulus den Apostel. 175 en daarom van hun brieven naa Damascus gevraagd had, en nu Jesus predikte, wien hy te vooren vervolgd had? En wie mag of kan ontkennen , dat het wagten op de magtige hulp van den Heere Jesus ook nu het gemoeds bestaan en de sterkte van den Apostel was? Mogt hy daarom van geen geschikt middel zich bedienen om zich te beveiligen tegen de woede der tegen hem verbitterde vyanden, wanneer hy met waarheid iets kon zeggen, dat niemand tot nadeel was , zondigde hy dan? En Wanneer hy daar door in den hoogen nood zich kon beveiligen en redden , was het dan geene pryswaardige wysheid? Of mogt hy aüeen zich niet gedragen naar die Goddelyke les, die de Zaiigmaaker aan de Apostelen gegeeven had Matt. 10, vs, 16. Ziet ik zende U als schaopen in het midden der wolven , zijt dan voor. zichtig gelijk de slangen, en oprecht gelyk de duiven* h er wel iemand die Paulus met recht berisuen kan, dat hy om zich van eene bloedige geeszeling te bevryden, naar het 25. vs. van het voong Hoofddeel, zich op zyn Romeinsch Burgerrecht beriep; maar mogt hy, die nu door den Romeinsch.cn Krychsover- sten  ï?6 HET L E V £ N VAN sten Claudius Lysias voor den Joodschen Raad gesteld was , om hem in hunne tegenwoordigheid te hooren , en te verneemen , wat deeze tegen hem had intebrengen, ter zyner beschuldiging, daar hun volk hem met zoo veel woede vervolgd had, zich niet redden door dien Romeinschen Opperbevelhebber duidelyk te doen'zien, dat hy geen misdaad begaan» noch iets gedaan had, die banden of vervolging waardig , maar dat de oorzaak daar van alleen re zoeken was, in hunnen dollen en onverdraaglyken haat tegen zulken hunner broederen, die in zommige Godsdienstige begrippen met hun niet instemden , en dus, dat hy noch tegen den Joodschen Godsdienst gezondigd, noch als Romeinsch Burger tegen de wetten iets verricht had, waar over hy hem gevangen houden, of straffen kon; en derhalven was ook dit gedrag van Paulus den Apostel in de daad zeer wys, en dus geenzins onteerend voor zynen grooten Geest en verheven Chara&er, en dit was het dat wy bewyzen wilden»* Trou- * Behalven hét geen men ter verdediging van dit gedrag des Apostels op eene andere wyze, vindt by de gel. Plevier en Limborch over deeze plaats, verdient de verdeediging van Paulus in deezen, van mynen Hooggeachten Ambtge-  Paulus den Apostel. 177 Trouwens dit blykt naader en klaarder uit de Goddelyke openbaaring die hy ontfong in den volgenden nacht, naar het volgende 11. vs., daar zegt Lucas 1— En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide, heb goeden moed Paulus! Want gelijk gij te jerusalem van mij] betuigt hebt, alzoo moet gy ook te Rome getuigen. "Wanneer wy ons den gevangen Apostel voorstellen, zoo als hy in de legerplaats gebragt was, door de magt der Romeinsche krychslieden het dreigend doodsgevaar ontrukt, dan moeten wy hem, in kommervolle omstandigheden, ons verbeelden, daar hy de boosheid en woede zyner verbitterde vyanden kende, cn wist, dat deeze, zoo lang en zoo veel zy konden, hem vervolgen zouden, om hem te dooden, gelyk ook den volgenden dag bleek naar het 12. vs. Welke treurige denkbeelden Van angst en vrees moesten hier uit, in hem opkoomen, daar hy in de gevangenis, waar niemand zyner vrienden toegang tot hem had , noch raad, noch troost bekoomen konde J doch, schoon hy nu van alle menschen vergenoot , Prof. van Nuis Klinkenberg , in zyne Bybelverklaaring over deeze plaats, om lware beknoptheid, duidelykheid en treffende gepastheid, ingezien te worden. II. D. U.St. M De ver. schyning van den Heere £fe. sus aan Paulus.  178 het Leven van verlaaten was, God had hem niet verlaaten; hy, die gewoon was in den dag der be. naauwtheid tot God te roepen, zal ook nu in zyne magt en goedheid, biddende troost en hulp gezogt hebben. Trouwens, nooit kent een Christen heiliger en veiliger weg, dan by God licht en wysheid te zoeken: en altyd ondervindt hy, dat God hooren wil naa het gebed der geenen die tot Hem roepen. Jaa wel eens dat Hy aan hem, meer kan en wil doen, dan hy te vooren bidden of denken konde. Ook dit ondervond toen Paulus, want in den volgenden nacht stond de Heere by hem, om hem te bemoedigen, om hem te versterken. De stille nacht, dien God de donkerheid tot eenen windeldoek gesteld heeft, mogt in deeze omstandigheden, voor den Kruisgezant in de gevangenis, akelig en verschriklyk zich vertoonen, daar zyn vooruitgezicht in het toekoomende, zoo donker was als de nafcht, die hem omringde, die zelvde nacht zoude een nieuw bewys van Gods lievde en trouw voor hem opleveren, waar in God die toezegging aan David gedaan, ik zal U raad geeven, Myn oog zal op U zyn, ook nu aan Paulus vervulde, want staat er, in den volgenden nacht stond de Heere  Paulus öèn Apostel. 179 Heere by Hem. Wy kunnen door dien Heer, geenen anderen Verstaan, dan den Heere Jesus, wien Lucas zoo gewoon is te noemen; trouwens van deezen was het, dat Paulus te Jerusalem betuigt had, en van wien hy te Rome getuigen zoude; de Schryvers des Nieuwen TeStaments zyn gewoon, den verheerlykten Levens vorst na zyne luis* terryke verhooging alzoo te noemen» Doch, op welk eene wyze stond die Heer by Paulus? Of op dezelvde wys als wy Hand. 18, vs. 9. leezen : En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in de nacht, of zoo als wy Hand. 22, vs. 17 en 18. leezen, dat het hem gebeurde, als hy in den Tempel bad, dat hy in eene ver* trekking van zinnen luas, en dat hy Hem zag, en Hy tot Hem sprak. Hoe dit ook geweest zy, deeze verschyning van den Heere aan Paulus, diende op nieuws, om hem in zyne roeping tot een Apostel van den Heere Jesus Christus te bevestigen, daar de Heere ook nu aan hem vervulde, het geen Hy hem op den weg by Damascus beloofd had, naar Hand. 26, vs. 16. dat Hy nog meermaalen aan hem verschijnen zoude, M 2 En Hoedaa. nig deeze verschy-. Hing ge., weest zy.  Het Beve van den Heere $e sus aan Paulus, *8o het Leven van En hoe bemoedigende , hoe versterkend was dit thands voor hem , daar de Heere Jesus, die by hem zoo onverwagt, naar de beteekenis des Griekschen Avoords, stond > tot hem zeide, Paulus heb goeden moed, en dus met die woorden hem tenens moed en kracht inboezemde , om krachtig in den Heere, en gesterkt in den God zynes heils op hem te vertrouwen, welk eene troostryke verschyning voor den gevangen Kruisgezant! t Te meer, daar de verheerlykte Heilvorst er terstond op liet volgen , taant gelijk gij te jerusalem van my betuigt hebt, alzoo moet gy ook te Rome getuigen. Wy leezen Hand. 19, vs. 21. dat de Apostel in den geest voorgenoomen had naa Jerusalem te reisen, en van daar naa PvOme; doch de vervolging te Jerusalem nu met zoo veel bitterheid tegen hem woedende, scheen dit voor altoos te zullen beletten ;' dan, hoe fel die woede was, de Heer der Heerlykheid verzekerde aan Paulus, dat hy die zoude ontkoomen, dat Hy hem geroepen had , om ook alzoo te Rome , waar heenen hy in den geest voorgenoomen had, te reisen, van hem getuigen zoude. De Apostel had te Jerusalem van den Heere betuigt, zegt de Zaligmaaker, hier door niet  Paulus den Apostel, igl iniet alleen bedoelende de verantwoording 'van Paulus voor het Volk, in het voorgaan(de Hoofdd. en voor den Raad der Jooden, i in mynen text aangeteekend 5 maar ook daar 1 over zyne hooge en Goddelyke goedkeuring I betoonende , zonder de geringste berisping 1 er bytevoegen. . Jaa het tegendeel zelfs hier by voegende; dat de Apostel alzoo van Hem ook te Rome me,est getuigen, waardoor dus de Heilvorst hem niet alleen verklaarde , dat hoe fel de woede zyner vyanden te Jerusalem ook tegen hem was, dat Hy hem veilig uit die bloedstad zoude doen ontkoomen, jaa, dat Hy ten dien einde, alle de listige en geweldige pogingen zyner vyanden zoude verydelen; maar ook dat Hy hem te Rome met yver en vrymoedigheid vervullen zoude, om in het openbaar te betuigen , dat God Hem uit den dooden had opgewekt, en met eer en heerlykheid bekroond, den zetel zynes ryksgebieds had doen beklimmen in den hoogsten hemel. Gelukkige Kruisgezant! die door eene Goddelyke verschoning van den Heere Jesus bemoedigd, verzekerd werd, dat der Jooden woede om hem omtebrengen , niet zou gelukken, jaa dat hy ook naar zyne begeerte te Rome verkondigen zoude, den onna-  Toepassi«g. J83 het Leven van naspeurlyken rykdom van Christus! Zoo ontfong hy de vernieuwde bevestiging van zyne Goddelyke roeping, tot een Apostel van den Heere Jesus Christus! en wy, hebben de zekerste bewyzen , dat het Euangelium , door hem verkondigd , een getrouw woord is, en er aller aanneeming waardig! En dit was het Gelievde ! dat wy uit de voorgestelde woorden U leeren wilden; dan er liggen nog andere byzondere leeringen in opgesloten, die wy een weinig naader overpeinsen moeten , en die naar aanleiding van den verklaarden text, zedenkundig onderwys, en voor den Christen, uitmuntende lessen opleeveren. Onze eerste Leering is deeze; " Gelyk *f een goed geweeten, in de moeyelykste on*'• gevallen deezes levens, een Christen vry" moedigheid voor God en menschen geevt, " zoo moet hy tefFens zich zorgvuldig wag«* ten, dat hy niemand, en vooral die gce« «' nen die over hem gesteld zyn, door be«* ledigingen aanleiding geeve, om hem te <,< haaten of te straffen.(< Onze tweede leering is: « Een Chrisren " mag en moet in alle ongelegenheden, die hem «' immer overkoomen, zelfs voor een recht« bank gesteld, daar hy door valsche beschuldi- gin-  Paulu s den Apostel. 183 gingen vervolgd wordt, altyd naar die Les van zynen Goddelyken Meester zich ge" dragen , zyt dan oprecht gelijk de duive, <•; en voorzichtig gelyk de slange.,t Onze derde Leering is: "In toekomende ongelegenheden, geefr God den Christen, die zyne hoop op den Heere vestigt, meer" maaien onverwachte bewyzen, van zyne 1 magt en goedheid.,. Onze eerste Leering Was deeze: " Gelyk 1 " een goed geweeten in de moeyelykste on*' gevallen deezes levens, een Christen vry" moedigheid voor God en menschen geevt, 0 zoo moet hy teffens zich zorgvuldig wachten, dat hy niemand, en voor al die gée* nen die over hem gesteld zyn, door bele" digingen aanleiding geeven , om hem «te «' haaten, of hem te straffen.,, Niets toch is er in de weereld, dat den mensche in het gemeen , en den Christen in het byzonder, meer sterkte geeft, dan de vraag van een goed geweeten , voor God en de menschen, hier op moet hy des, in alle zyne wegen en omstandigheden, zich naauwkeurig toeleggen, want beschuldigt hem zyn geweeten, dan moet hy het zich zeiven wyten, en in zyne eigen daaden, de aanleidende oorzaaken zyner ongevallen, en der moeyelyk- 'erste Leer in  Tweede Leermg. 184 het Leven van heden waar in by daar door gebracht wordt, zoeken : in alles wat hem hier door overkoomt, lydt hy, niet als een Christen, maar als een die kwaad doet, zoo wordt hy de aanleidende oorzaak, dat de Godsvrucht gesmaad, en de eer van den Heere Jesus gelasterd wordt. Hoe zorgvuldig moet zich dus ieder mensch , ieder Christen hier voor wagten, en naar maate hy in eenen tyd, of in zulke omstandigheden leevt, waar in moeite of onrust, waar in dreigend gevaar of drukkende Ongelegenheden hem overkoomen naar die zelvde maate moet jhy ook met eene verdubbelde oplettenheid ~naar die voortreffelyke Les van onzen Apostel zich gedraagen ziet dan hoe gij voorzichtig mandek, niet als onwijze, maar als wijze. Jaa maar denken mogelyk zommige onder U, in den hoozen tyd, waar in wy thands leeven, koomen wy al te veel in ongelegenheden , buiten onze schüld, en worden in moeilykheden ingewikkelt , die wy niet vermyden kunnen, die wy nimmer voorzien hadden! Laat ik zulken myne tweede Leering herinneren; zy was deeze: "Een Christen mag en moet, in alle ongelegen" heden, die hem immer overkoomen, zelfs " voor een Rechtbank gesteld, daar hy door ~\ val-  Paulus den Apostel. 1§S *' valsche beschuldigingen vervolgd wordt, " zich altyd naar de wyze Les van zynen " Goddelyken Meester gedragen, zyt dan op~ " recht gelyk de didve, en voorzichtig gelijk 'e de slange ,% Altyd, dit moet ik U op nieuws, myne Waardste! herinneren, moet gy zoo veel U eenigzins mogelyk is, U wachten, dat gy door eigene onvoorzichtigheid, in geene ongelegenheden koomt, in geene moeyelykheden wordt ingewikkelt; doch heeft dit plaats, in zulke gevallen, is er geen heiliger en veiliger weg, dan hier over biddende, verzoening te zoeken in het vergeevend bloed, van den Heere Jesus Christus, en van Hem licht en wysheid aftesmeeken, om er door zynen bystand, uit gered te worden: Maar, koomt gy in ongelegenheden buiten uwe schuld , wordt, gy in moeyelykheden ingewikkclt, die Gy, zonder Hem, of U zeiven te ontëeren, niet ontgaan kunt, toont dan, dat gy een Christen zyt, dat Zyne en uwe eer, U dierbaar is boven alles, en dat gy, om met een goed geweeten voor God en menschen tc leeven, alles kunt oyergeeven: dat gy s gelyk het een Christen betaamt, liever alles wilt afstaan, en vaaren laaten , dan het minste tegen zynen wil te doen, jaa al waren er nog zulke  i$6 . het Leven van ke smartelyke gevolgen aan verbonden, die U van uwe genoegens , van uw aanzien in de weereld, van uw bestaan en voordeel beroofden, en U in kommervolle omstandigheden met de uwen deeden koomen, het is, en blyfr uw onvermydelyke plicht, met de vraag van een goed geweeten voor God en menschen te leeven, en in alles wat U overkoomt, wei, met bescheidene voorzichtigheid, maar te gelyk met cerlyke oprechtheid altyd te toonen, dat gy een Christen zyt, die by het betrachten van uwen plicht, de uitkoomst der zaaken, en van alles, wat U » en de uwen, immer kan overkoomen, aan Hem vertrouwend overlaat, die gezegd heeft: My is gegeeven, alle magt in hemel en op aarde. Of bekommert gy U hier over, dat gy langs deezen weg nog in grooter moeyelykheden gcrasken zult, en daar uwe beginzels en bedoelingen zoo dikwerf miskend wor. den, dat gy door valsche beschuldigingen vervolgd, nog voor Rechtbanken gesteld zult worden, daar in plaats van gunst of rechtvaardigheid , haat en onrecht u konden overkoomen; dan, laat ik dir alles eens toestem, men, het ware eens zoo; mag een Chris, ten, als het op betrachten van zynen plicht als  Paulus den Apostel. 187 als bet op de verdeediging van de eer van Christus aankoomt, uit vrees voor de gevolgen , die hy meent vooruit te zien, zyn plicht verzaaken, of de eer en leer van den Heere Jesus verlochenen? Neen Gelievde! dan zoude hy met geen goed geweeten voor God of menschen meer leeven kunnen , geen vrede meer in zj n hart vinden; als het hier op aankoomt, dan zy uwe keus met Jesus Apostelen, getrouw voor den Naam en voor de zaak van Jesus te stryden en te lyden, op dat gy ook met hun, naar Hand. 5, vs. 41, verblijd moogt worden, dat gy ivaardig geacht geweest zyt, om, om zynes Naams wil smaadheid ie lyden. Uit dat beginzel, zag men in zoo veele vervolgingen , onze Apostel en zeer veele bloedgetuigen, door Gods genade gesterkt, getrouw biyven, ziende op de kroon der heerlykheid. Dan, stelt gy U dikwerf de gevaaren die U overkoomen, die ü dreigen, niet veel te donker, niet veel .te swaarvoor? Om nu niette zeggen dat God meermaalen het dreigend kwaai van°de zynen gunstig afwendt, of hen niet meer oplegt, dan zy draagen kunnen, zyn er immers ook veele moeyelykheden waar uit 2V U door eene bescheidene voorzichtigheid b' red-  het Leven vak redden kunt, zelfs voor eene rechtbank? Gelyk Paulus naar myne verklaaring van den tcxt ook gedaan heeft, zoo min een Christen zich onttrekken mag, of zyn leven zelfs dierbaar houden voor zich zeiven,' als hy ge. roepen wordt, in zulke wegen waarin het de eer of leer van ChrISTüs geldt, even min mag hy zonder roeping, zonder noodzaakelykhcid, de kroon eenes Martelaars zoeken, of zich moedwillig in gevaar begeeven * Kunt gy U zeiven en de uwen behouden der waarheid hulde doende, en met de vraag van een goed geweeten voor God? -dan zyt gy daartoe zelfs verplicht; houd toch in alle zulke wegen en omstandigheden, jaa te aller tyd, die wyze Les van uwen Goddelyken Meester onder het oog, z,jt dan oprecht ge. lyk de duwe, en voorzichtig als de slange dan zult gy, i„ UTV gedrag? ^ ^ ' merk des Heilands, U voor zeer veele moeyelykheden wachten; en wanneer die U overkoomen, en U oog op den Heere is, naderhand stoffe vinden, om dankende uitteroepen: 0p Hem heeft mijn hart vertrouwt, en ik ben geholpen! ^ ia» SftïrB^Ert 'rn tal  Paulus den Apostel. I89 En dit leidt ons tot onze derde en thands j Onze laatste Leering. Zy was deeze: " In ' *' opkoomende ongelegenheden , geevt God .'' den Christen die zyne hoop op den Heere ?? vestigt, raeermaalen onverwachte bewyzcn ." van zyne magt en goedheid.,, Bemoedigende en troostvolle waarheid, die God ten goede zynes erfdeels zoo dikwerf bevestigd heeft, en die U myn Christen tot sterkte, moet wezen, in alle opkoomende ongelegenheden! "Waarom dan zoo menigmaal moedeloos, in de wegen van drukkend kruis en treffeuden tegenspoed? Waarom dan zoo treurig, wanneer gy onder regenlieden naar Gods wyze bestelling verkeeren moet? Weet gy dan niet, dat het God is, dis regeert, die juist die zelvde en geene andere wegen naar zyne wysheid, U ten nutte, en naar zyn w'ys en eeuwig plan ter bereiking van Hem heerlyke eindens, U doet overkoomen? Gy gelooft immers, dat U niets by geval, maar alles van zyne vaderlyke hand tockoomt? Ook zelfs de tegenheden? Maac hoe leeft gy er onder? Brengt het U nader tot den Heere, kent gy Hem ook in die wegen? tal der echte Martelaarcn, door den HooggeL Hofstede, agter het 2de, Deel zyner Byzonderheden over de Heilige Schrift, Derde  190 met Leven van gen ? Op dat Hy uwe paden regt maakc. Hy aanschouwt toch de moeite en het verdriet, op dat men het in zyne hand geeve; de kastydingen zyn bewyzen dat God U lief heeft, dit is de leer van den bybel! jaa gy kunt immers niet ontkennen, dat gy in voorige dagen ook onder dezelve byzondere blyken van Gods lievde hebt mogen ervaaren ? Myn Chribten.' gaa eens eerbiedig Gods bestuur met U gehouden, van het eerste oogenblik uwer hait veranderende roeping tot zyn eer en dienst, tot op dit tydstip toe, eerbiedig na, moet gy niet erkennen, God heeft alles wel gedaan, het is my goed dat ik verdrukt geweest ben ! Of heeft nu de vrees voor het toekooxnende, uw hart overmeesterd? Om dat alle morgen uwe tegenheden zich vernieuwen , en de uitzichten voor U, voor Kerk en Vaderland, donkerder worden? Vreest nier myne Vrienden ! bekommert U niet al te zeer! Nooit moet een Christen uitroepen , myne hoop is vergaan, en myne hulp van den Heere! want het is juist in ongelegenheden dat God voor den geenen, die zyne hoop op Hem vestigt , onverwagte bewyzen van zyne magt en goedheid daarstelt , hoe duis ter het zy, het is God die uit de duister. nis  Paulus den Apostel. Z§1 i nis het licht, en uit de verwarring de schoonste orde voortbrengt! Het was by de Israëlitische Kerk, een oud en bemoedigend spreekwoord, als de tiegeisteenen verdubbeld wor- j den, dan is Moses voor de deui ! Hoe meenigmaal heevt God de zynen gered, uit de grootste ongelegenheden! Denkt aan de de onverwagte verlossingen van Joseph uit de gevangenis, van Israël uit Egypten, van David Uit dreigende doodsgevaaren, van Daniël, uit den Leeuwenkuil, van de drie mannen uit i den vuurigen Oven, van onzen Apostei uit de woede zyner vyandenT Die eigen God, die leevt en die regeert, en die kan ook aan LT boven bidden en denken weldoen; dan, hoe het ook gaa, God zal U niet begeeven, I niet verlaaten; haast naadert het groote tydstip uwer tydelyke, geestige en eeuwige verlossing ! Want by uwen dood zult gy uweziel, als een buit uit de weereld wegdraagen, hoe naader dan by uwen dood, hoe naader by den Hemel, en wordt het U hier niet gegunt, door Goddelyke Gezichren en Open- s'l baaringcn, gelyk aan Paulus gebcurdde, ver: blyd en versterkt te worden? Wy kunnen U echter op grond van Gods onfeilbaar en eeuwigblyvend woord verzekeren, dat er een dag zal aanlichten , waar in uwe blydschap zal  19* het Leven van zal volkoomen worden; waar op gy van alle swakheid, van alle zonden verlost, bo. ven het bereik en de magt uwer vyanden > in eene eeuwige heerlykheid zult worden overgebragt, daar gy alle de wegen, die God hier met U gehouden heeft, met Godverheerlykende dankzegging zult goedkeuren, en juichend met alle de Gezaligden zult uitroe, pen: de Heere heeft alles wel gedaan! Amen! Halleluja! Amen! Vj e r-  Paulus den Apostel; 193 Vierde LEERREDEN. De GoDVERttEERLYKEJTDÉ VERANTWOORD ding van Paulus den Apostel voor den Koning Agrippa. TEXT, Hatidl. a6> vs. 19 tot 29 ingesloten; Daarom 0 Koning Agrippa ben ik dat he'. melsch gezigt niet ongehoorzaam geweest', maat heb eerst den geenen die te Damascus waren, ten te jerusalem, en in het geheele Land van ^fudea, en den Beidenen verkondigd, dat zy zich zouden beteren, i en tot God bekeeren , werken doende der bekeering waardig. Om deezer zaaken wil hebben my de gfooden gegrepen, en ge* poogt omtebrengen. Dan hulp van God verkregen hebbende, stad ik tot op deezen dag, betui. gende beide klein én groot; niets zeggende buiten hè geen de Propheet en en Moses gesproken heb.* ben dat geschieden zoude. (iXaamentlyk) dat de Christus lyden moest, en dat Hy, de eerste uit de opstanding der dooden zynde, een licht zoude verkondigen, deezen Volks enden Heidenen. Èn als hy deeze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festas, met grooter stemme, Gy radst Pail lus: de groóte geleerdheid brengt u tot raserny. Maar hy zeide, ik raas niet magtigste Fes', ius ƒ maar ik spreek woorden van waarheid eti gezant verstand. Want de Koning weet van dee ' ILD.ILSt. N  Inleiding. 194 het Leven van ze dingen, tot weiken ik ook vrijmoedigheid ge. bruikende, spreek: want ik geloof niet dat hem iet van deeze dingen verborgen is ; ivant dit is in geenen hoek geschied. Gelooft gy 0 Koning Agrippa de Propheeten? Ik weet dat gy ze ge. looft. En Agrippa zeide tot Paulus, gy beweegt my bynaa een Christen te worden. En Paulus zeide, ik wenschte wel van God, dat en bynaa en geheel, niet alleen gy; maar ook alle die my heeden hooren zoodaanige wierden, gelyk als ik ben, uitgenomen deeze banden, Het is voor een eerlyk en onschuldig mensch een der treffendste bezoekingen , die hem immer overkoomen kan , dat de laster en valsche beschuldiging hem vervolgen; hier door wordt dikwerf de braafste man, die recht en aanspraak heeft, op de hoogachting en erkentenis van die Maatschappy, waar van by een werkzaam en roemwaardig lid is, zoo onverdiend daar van berooft, zyn eer en goeden naam, hem zoo dierbaar als zyn leven, bevlekt, en hy een voorwerp van verachting en smaad , en zomtyds van de onzinnigste vervolging. Dan dit treffend kwaad wordt nog grooter, wanneer de magt zyner vyanden, of de boosheid, des tyds, waar in hy leeft of eenige andere rede hem buiten staat stelt, de  Paulus den Apostel. ig$ de snoode laster te doeri. verstommen, zyhe blanke onschuld ten toon te spreiden, en, zoo zyne vyanden te overwinnen, jaa, dit kwaad bereikt den grootsten trap Van boosheid en godloosheid, Wanneer de snoode laster en schroomlyke vervolgzucht, met schynheiligheid bekleed is, en haaren hel* schen aanslag verbergt, onder eene vertoo* ning van lievde tot Gods eer en yver voor den Godsdienst, en voor al, als dit alles ge. schiet met zulk een snood oogmerk, om daar door, het heilig recht dienstbaar te maa* ken aan die gruwelyke bedoeling, om door zulke bekleedzels de gerechtigheid te verblinden, op dat haar Wraakswaart, den onschuldigen treffen zoude. Hoe gelukkig is dan die man, die zyne blanke onschuld, en de oprechtheid zyner bedoelingen durft verdeedigen, en, in de tegenwöordigheid zyner bitterste vyanden de waarheid dermaate hulde doen, dat hy de eeriykheid van zyn hart, en de Valschheid der tegen hem ingebragte beschuldigingen, door God gesterkt, met vrymoedigheid kan voordraagen, en hoe bitter de woede zyner vervolgende vyanden ook zy, de uitkoomst zyner zaak aart den alweetenden en almagtigen God gerust kan overlaaten, en verrrouN * Wend  'Bet Ver. "band* Ï96 Ijet Leven vai$ "Wend aanbeveelen! Zulk een mensch doet door zyne daaden, zyn grootën Geest, zyn verheven Characler doorblinken, ook in Wegen van drukkend kruis en treffenden tegenspoed ! Hebt gy lust Gelievde! dit naader Ontwikkeld te zien, verleen my dan uwen luisterenden aandacht, daar ik, in dit aan God geheiligd uur, U de Godverheerlykende verantwoording van Paulus den Apostel, Waarin hy waarlyk zulk eenen grooten Geest en verheeven Characler toonde, wilde voorstellen. In onze laatste Leerreden, hoorden Wy den Apostel zich voor den Grooten Raad der Jooden, door Claudius Lysias, den Romeinschen Oversten te zaamen geroepen, in zyne tegenwoordigheid verantwoorden; en door eene Goddelyke verschyning bemoedigen; naar de elf eerste versen van het 23. Hoofddeel. Hierop volgde in het verhaal Van den heiligen Schryver een listig gesmeed verraad, van meer dan veertig Jooden, die zich met eenen eed verbonden hadden, om Paulus omtebrengen, waar Van de Ontdekking aanleiding gaf, dat de Apostel van Jerusalem naa Cesarea door de Romeinsche krychs-1 macht  Paulus den Apostel. 197 macht gevoerd, en voor den Stadhouder. Felix gesteld werd , voor welken de gevangen Kruisgezant, zich tegen der Jooden beschuldigingen zoo uitmuntend verdeedigde , dat zyne banden verligt werden, en zyne vrienden den toegang tot hem kregen, dan, daar ^hy, deezen geldgierigen Romein, die hem dikwerf hoorde, in hoop dat de Apos» tel hem geld 'zoude geeven, om losgeiaatert te worden, in dit zyn oogmerk niet voldeed , bleef hy gevangen, tot dat Porcius. Festus den. Stadhouder Felix, in die hoeda. nigheid opvolgde. Doch, ook deeze betoonde in zyn bestuur meer zucht voor de Jooden, dan vootf het heilig recht, dat altyd onkreukbaar zy» moest, hy liet Paulus niet alleen gevangen, maar ook op nieuws voor zynen Rechter* stoel brengen, en hoorde hem in de tegenwoordigheid der Jooden, die eerst begeerd hadden, dat hy hem naa Jerusalem zoude doen afbrengen, op dat zy hem op den weg zouden laaien ombrengen; doch dit ge« weigerd zynde , toen veele en swaare beschuldigingen tegen hem inbragten, die zy echter niet bewyzen konden, op. welke de Apostel zich wel kloekmoedig verantwoordde , doch pin der Jooden listigen aanslag te-  jog het Leven van tegen zyn leven gesmeed, wanneer hy naa Jerusalem gebracht werd, het geen hem door den Stadhouder werd voorgesteld te ontgaan, genoodzaakt werd , om zich als Romeinsch Burger, op de rechtbank des Keizers te beroepen. Dan, eer hy ten dien einde naa Rome gevoerd werd, kwam in dien tusschentyd de Koning Agrippa te Cesarea , die , hoorende van den gevangen Apostel, zyne begeerte aan Festus te kennen gaf, om hem zich te hooren verantwoorden, waar in de Stadhouder bewilligde; ten einde daar door naader in staat gesteld ,te worden, om van hem aan den Keizer bericht te kunnen geeven : gelyk het een en ander in het 23, 24 en 25. Hoofddeel van 4e Handelingen der Apostelen breedèr voorkoomr. Hier op volgt in het 26. Hoofddeel, voornaamentlyk in myne Textwoorden, de Godverheerlykende verantwoording van Paulus den Apostel, voor den Koning Agrippa, waar in de gevangen Kruisgezant zoo welspreekend als verheeven, zich zei ven en de Goddelyke Jeer van zynen verheerlykten Meester, den verhoogden Heilvorst, verdeedigde. Ten dien einde, laat hy na eene zeer be. leevde aanspraak aan den Koning Agrippa» vol*  Paulus den Apostel, 199 volgen, een verhaal van zyn gehouden gedrag van zyne jongheid af, zoo van zyn dreiging en moord blaazend vervolgen der Gemeenten, als van het heerlyk wonder ep den weg naa Damascus, en van zyne Goddelyke roeping tot een Apostel van den Heere Jtsus Christus, in de 18. eerste versen van dit Hoofddeel, waar van wy den hoofdzaakelyken inhoud in onze eerste eif Leerredenen over het Leven van Paulus den Apostel der Gemeente hebben voorgesteld. Nu geevt de Kruisgezant in myne Text- ^ woorden op, een verhaal van zyne , daar u uit gevolgde verrigtingen, en van de vervolging daarom door de Jooden tegen hem verwekt, waar tegen hy zich, zoo kloekmoedig als Godvruchtig verdeedigende , en de berisping van Festus wederleggende, zynen blaakenden yver toonde , om ook den Koning Agrippa te beweegen tot het Geloof, en., voor Christus te winnen. Twee Hoofdzaaken bepaalen onzen aan- l dacht tot zich , eerst moeten . wy U voor- \ stellen des Apostels gehoorzaame opvolging van het Godlyk bevel, hem op den weg van Damascus gegeeven, schoon de Jooden hem gegrepen en gcP0Ogd hadden omtebrengen, door hem ter zyner verdeediging voorgedraagt > ihoud ?r Text. vorden, rerkla<%. inq der. :elve.  Een nadei bericht van de Perzoo. ven voor b.00 het Leven van ■-■ gen. volgens het 19de en de 4 volgende versen. En dan moeren wy de onderscheidene uitwerking , die deeze Godverheerlykende verantwoording des Apostels, zoo by den Stadhouder Festus als by den Koning Agrippa had, naader overweegen. Ten aanzien van her eerste, moeten wy naar het 19 en 20 versen eerst hooren , des Apostels bericht, van zyne gehoorzaame opvolging aan het Goddelyk bevel, zoo by de Jooden als by de Heidenen; dan, naar het 22, vs. wat hem daarom door de Jooden was overgekoomen; en ten derde, hoe hy naar het 23 en 23. vs. door God gesterkt, in de prediking van die op Moses en de Propheeten gegronde, en tot zaligheid leidende Leer, tot op dien dag toe was voortgegaan. . O! dat God, in de overdenking van deeze heilryke en gewigtige stukken, ons met zy. nen Heiligen Geest bestraale ! op dat wy alle, niet slechts gelyk Agrippa, bynaa, maar gelyk Paulus geheel, en volkoomen , die tot Zaligheid gelooven mogen, Amen! Belangende het eerste, dus sprak de AposJ tel, daarom O Koning Agrippa, ben ik dat hemelsch gezicht niet ongehoorzaam geweest Om over deeze woorden, en die, welke door Pau.  Paulus den Apostel. 201 Paulus voorder ter zyner verantwoording ge-, w sproken zyn, eenig naader licht te versprei- A den, zal het noodig zyn, myne Hoorcrs, fl| eenig nader bericht van de aanzienelyke per- de zoonen, voor welken de gevangen Kruisgezant zich toen, zoo verheeven, zoo Godverheerlykend verantwoordde, kortclyk te geeven. Zy waren, de Koning Agrippa , Rernice zyne Zuster, de Romeinsche Stadhouder Festus, met de Oversten over duizend, en de mannen die de voornaamste der Stad waren, naar het 23. vs. van het voorgaande 25ste Hoofddeel. Deeze Koning Agrippa was de Zoon van fi Herodes Agrippa, die den Apostel Jacobus. had laaten onthoofden, en zelf door een A Engel geslagen, zoo geducht omkwam, naar. Hand. ta, vs. 2 en vs. 235 hy was de kleinzoon van Aristobulus, wiens Vader was. Herodes de Groote,* onder wien de Zalig- maa- • * Ip de Letterlyke en Pra&icale verkl. van Henry Starke, en andere Engelsche en Hoogduitsche Godgeleerden over deeze plaats, gelyk ook door den geleerden Grootius, wordt deeze Koning Agrippa een kleinzoon van Herodes den Grooten, verkeerdelyk genoemd < daar hy een. Kleinzoon van Aristobulus den Zoon van Hero. des den Grooten geweest is , van hem , gelyk dok van zyne Zuster Bernice, kan men naazien de Hken de uostel zh verIwooyd- enschets zw Aong 'grippa.  202 het Leven van maaker in het vleesch verscheen. Deeze Koning Agrippa, ook wel Agrippa de tweede genoemd , een gunsteling der Romeinsche Keizeren Claudius en Nero, werd by zyns Vaders dood, om dat hy toen' slechts zeeventien jaaren oud was, wel niet zyn opvolger in het Koningryk, maar kreeg, by het overlyden van zyn Oom Herodes, het Koningryk Chalcis, 't welk hy na vier jaaren voor een grooter ryk verwisselde, daar hy de Vorstendommen van Philippus en Ly. sanias, onder zyn ryksgebied kreeg, door de hem gunstige, en toen oppermagtige bestelling der Romeinen, waar by naderhand de Keizer Nero nog voegde een gedeelte van Gahlea en Perea. De Jooden spreeken met lof van hem, en zyn bestuur, in hunne Schrif. ten, terwyl er echter onder het zelve, met hun aanmerkelyke ongenoegens zyn voorgevallen. Hunne Schryvers vernaaien, dat hy^ in 't laatste van het jaar der vrylaating, vol. gens alouden last , opentlyk in 'r wetboek leezende, zyne traanen niet kon bedwingen, wande gewigtigste plaatschen uit Joseph us, door Lardler hy een verzaametd, in zyn werk over de geloofwaardigheid der Euang. Geschiedenis, I. B. i. Hoofddeel, ook Juvenalis, Sat. VI. vs. 155. Snet. in Tit. C. 7. Tacit. Hist. Lib. II. C. 3, en Plevier over Hand, 25, vs, 1 j.  Paulus den Apostel. 203 wanneer hy uit Deutr. 17, vs. 15. deeze woorden las: Gij zult geenen vreemdeling die niét uit uwe broederen is , tot Koning over U stellen, 't welk by de vergadering opgemerkt zynde, deed uitroepen: wees toch goeds moeds 0 Koning Agrippa, gij Zjt onze broeder! Want schoon hy een vreemdeling was., was hy van hunnen Godsdienst, en dus een aapgenomen broeder.* Hy wasde laatste Prins uit het huis van Herodes , en bewees het Joodsche Volk gewigtige diensten te Rome, schoon hy hunnen ondergang niet kon verhoeden, dewyl zy, hoe zeer hem anders hoogachtende, zyne heilzaame raadgeevingen tot vrede hardnekkig verwierpen.** In het laaste van zyn ryk en leven, vieler» er zeer veele opschuddingen voor, tusschen de Jooden en Romeinen, die hy niet kunnende stillen, zich verplicht vondt , by de Romeinen met zyn hulptroepen zich te voegen , en' in de belegering van Jerusalem hun ten dienste te staan, en na de verwoesting van die Stad, is hy naa Rome gekeerd , en •»;< afciWs nocnr'ï!*)^1;.':. , in * Dit verhaalt Lightfoot uit de Joodsche Schry. veren. Zie het aangehaalde werk van Henry en Starke, over Hand. 25, vs. 13. p. 578. ** Hamelsveld in zyne korte Aanmerk, over het N. T., p. 502,  Bernice beschre* tien. 204 het Leven van hl het derde jaar van Trajanus, omtrent zeel ventig jaaren oud zynde, overleden. By hém bevondt zich thands ook in het Rechthuis, waar de gevangen Apostel zich verantwoordde, Bernice» Zy was benevens Drusilla, die aan den voorigen Stadhouder Felix gehuwd was, en Mariamne, een zuster van deezen Koning Agrippa, eene vrouwvan een zeer slecht Charader, doch van eene groote schoonheid. Zy was eerst met haaren Oom Herodes, den Koning van Chalcis gehuwd , na zyn overlyden met Polemon* den Koning van Cilicien (waarin Paulus gebooren was) getrouwd, en schoon deeze Koning, om, en door haar den Joodschet» Godsdienst had aangenomen, heeft zy deezen Vorst schandelyk verlaaten, en voor en na dit huwlyk was zy verdacht van eene schandelyke 't zaamenleeving qiet deezen haaren broeder Koning Agrippa. Met hem te Rome gekoomen zynde, werd zy de' minna* res van Tuus Vespasianus , die haar, had zulks het morren des Volks niet belet, naast hem op den Keizerlyken troon zoude geplaatst hebben, zy bevond zich thands by deezen Koning Agrippa , haaren broeder ■ wiens Charaéter door deeze ontucht en; bloedschande niet weinig bezoedeld is. Ein-  Paulus den Apostel. 205 Eindelyk ontmoeten wy hier den Romeinschen Stadhouder Porcius Festus , die 1 Judea , reeds onderworpen aan de Romei ^ nen, als Landvoogd bestuurde, en den on* / rechtvaardigen en snooden Fciix opvolgde, 1 deeze Festus echter was maar korte jaaren Landvoogd, hy stierf in Judea, en liet een goeden reus na onder de Jooden, en een geleerd man heeft bewezen, dat een aantal van aanzienlyke Perzoonen gewoon waren, de Romeinsche Stadhouder in de wmgewesten te vergezellen, met welke dezelve gewoon waren te raadplegen, inzonderheid in zaaken van Rechtspleging,* aan deeze en andere voornaame Mannen, Hand, 25, vs, 33. gemeld, moeten wy dan dertken, als in welker tegenwoordigheid zich de gevan* gen Kruisgezant zoo verheven, zoo rondborstig als kloekmoedig verantwoordde. En wat zyne verantwoording zelve aanbelangt, daar van moet ik te vooren opmerken , dat gelyk beroemde taalkenners, die voor een meesterstuk der Grieksche welspreekendheid beschouwen, die ook tenens verheevene trekken zyner schranderheid, Chris* te- * Zie dit uit Josephus, Fi!o en Dio, door Dr. Lardner bewezen, in zyn Werk de Geloofwaardigheid der Euangel, Geschied. 1. B. 2. Hoofd, deel', §. iö., Birkkt im Fes* Ui en att* leren dit >y hem varen* Het vóórtreffelijkezyner verantwoor.ding in 't gemeen voorgesteld'  206 het Leven van telyke voorzichtigheid, en heilige wysheid oplcc-vert. Men kan er van zeggen, dat hy hier even als in den Areopagus, zich meester willende maaken , van de gemoederen zyner hoorderen, niet uitvaart tegen de snoode zonden waar mede het Hof zoo diep in Wellust verzonken , bevlekt was; thands bestrafte hy noch Agrippa's verdachte bloedschande, noch Bernices ontuchtige echtbreuk, nu geroepen om zich zeiven te verantwoorden, zoekt hy met een openhartig gelaat, en met alle moogclyke bescheidenheid hunne gunst te win» nen, geen enkel woord ontvalt hem, waar in haat, nyd, toorn of wraakgierigheid, of zelfs morrend ongenoegen te ontdekken zy, hy teekent in 't openbaar geene verborgene gebreken, maar bedoelt de eer van God, hy wil het hart zyner hoorderen, voor den Godsdienst dien hy predikte, voor Jesus winnen ; en schoon wy niet bepaalen kunnen in hoe Verre hy hier in geslaagd zy, dit weeten wy, dat Koning Agrippa daar door geroerd, opentlyk uitriep: Gy beweegt my bynaa een Christen te worden!* Laa- * Die dit uitvoeriger wil voorgesteld zien, leeze de Voorbereidzelen voor de verklaar, van den brief  Paulu s den Apostel, 2©7 Laaten wy myne Waardste! het een en ander, in de verantwoording des Apostels voorkoomende , wat naader inzien. Had hy tot dus verre aan Koning Agrippa, voor Wien hy naar het a. vs. zich voornaamentlyk verantwoordde, een rondborstig verslag gedaan van zyne Godsdienstige gevoelens, die hy van zyne jeugd af aan, omhelsd had, en van zyn daat op gegrond gedrag, zoo wel als van het heerlyk wonder, waardoor hy van hart en denkbeelden veranderd was, hy gaat over met het 19. vs., om den Koning voortestellen, hoe hy daar na ingevolge van dat hemels gezicht, hem op den weg van Demascus overgekoomen, zich gedragen had, hy schetst hem, welke mishandelingen hem hier om waren aangedaan , en hoe hy niet tegenstaande dat alles, er nog over dacht, er nog zich onder gedroeg. Hy zegt in het 19. vs., Daarom, O Ko-, ning Agrippa, ben ik dat hemelsch geziekt l niet ongehoorzaam geweest. Eene der on-, langs' uitgekoomene vertaalingen, heeft hier,' en dit is de waare rede Koning Agrippa! waarom ik aan deeze hemelsche verschijning niet brief aan de Romeinen, van Prof Elsnerus, blad 51 en vervolg, en de Byzouderhedeu over de H. Schrift, van Prof. Hofstede, 3. D. bkdz. 49 ca vervolg. °aulus \eeft aan tigrippa ie rede op 'an zyn \edrag.  208 li et Leven van niet ongehoorzaam hen geweest.* Hy geeft cr door te kennen, dat de verschyning van dea Heere Jesus aan hem, hem volkoomen overtuigd had, dat hy, die te vooren met alle de Jooden van dien tyd, Jesus als een be. drieger en Godslasteraar beschouwd had, en welken zy als zoodaanig hadden omgebragt, zich aan eene allergrootste dwaaling, en allersnoodste zonden hadden schuldig gemaakt daar hy nu zoo klaar als het licht gezien, eri van Hem zeiven gehoord had, dat Hy de Eoon van God, de beloofden Messias was die door God uit den dooden was opgc wekt, en nu verheerlykt was in den HemeU en daar in toonde hy, was de waare rede van Zyn gedrag, van zyne verandering van hart, gevoelens en daaden gelegen; hy had aan het Godlyk bevel van dien Heere uit den Hemel, hem gegeeven, in de 3. voorige versen, aan Koning Agrippa voorgesteld, niet ongehoorzaam geweest, of gelyk Beza het Grieksche woord vertaalt, door rebellis, wederspannig en in de daad, indien hy verder ware voort* gegaan, de versenen tegen te prikkelen te staan, indien hy langer Jesus, en zyne belydcrs vervolgd had, zoude hy zich als een re* * Van Vloten, de Bybel vertaald en omschre. ven, o, D. p. 463.  Paulus den Apostel 209 rebel, als een weerspanneling regen Hem verzet hebben, wiens magt en grootheid hy nu gezien had, tegen Hem, wien alle magt ge4 geeven was in den heniel en op aarde, hy 'Zegt dus -, igelyk het een geleerd] taalkundige kort en klaar uitdrukt-, ik heb Jesus die my van den Hemel verscheen ■, en het geen Hy my geboodt, gehoorzaamt* Ën ten bewyze hier van, schetst hy, zyn daar op gevolgd gedrag in het 20, vs. Maar heb eerst den geenen die te Damascus waren, en te jerusalem ■, en in 't geheele lant van £fudea, en den Heidenen verkondigd, dat zy hen zouden beteren en tot God bekeeren, werken doende der bekeering waardig. Hy beroept zich op zyne verrichtingen, hoe hy terstond na die verschyning van den Heere Jesus en zyne Goddelyke roeping tot het Apostelschap, zoo te Damascus als te Jerusalem, en in Judea onder de Jooden niet alleen , maar ook om aan de Heidenen in onderscheidene Gewesten van Griekenland, ge* lyk wy te vooren gezien hadden, den on* naspeurlyken rykdom van Gods genade in Christus, en dus het Euangelium der ver* zpe* *Heumann, verklaarihg over het N, T», 6»D. p. 546. ILD.ILSt, o Hy stelt hem voofi wat hy uit Hen hoof. ie ver. richt had*  210 het Leven van Zekere schyn~ slryd ge meld en opgelost Aanmerking ove den inhoud zyner Prea king. zoening gepredikt had, gelyk wy in onze ' voorige Leerredenen U hebben voorgesteld. Alleen moeten wy U doen opmerken, dat het geen de Apostel hier zegt, dat hy eerst den geenen die te Damascus en te Jerusalem waren, de bekeering gepredikt heeft, niet strydt tegen het geen wy van hem leezen Gal. i, vs. 17 en 18., want de Apostel spreekt hier niet van zyn y-rblyf in Arabien, om dat het zyn oogmerk niet was, aan den Koning Agrippa alle de byzonderheden van zynen levensloop .te verhaaien, maar alleen, om hem een kort begrip te geeven van zyne verrichtingen, en den dienst van het Euangeüe, waarom hy ook van zynen veelvuldigen en langduurigen Eüaiigeliedienst onder de Heidenen, slechts kortlyk melding maakt.* Ook verdient liet hier onze byzondere t opmerking, dat de Apostel den korten cn hoofdzaaklyken inhoud van zyne Eüangelie j. prediking opgeevende, zegt dat hy Jooden en Heidenen verkondigd had, dat Zij hen ■ ; . ZOU- * Breeder, en met opgaaf van de onderscheidene gevoelens der Uitleggeren, hebben wy dit opgelost in onze laatste Leerrede van het eerste Deel van dit Werk, over liet Leven van Paulus den Apostel, ter verklaaring van Hand. 9, vs, 23-31. Zie byzonder pag. 298 .en vervolgends.  Paulus den Apostel, alt zouden beteren en tot God bekeeren, wer* ken doende der bekeering waardig. Zoo vinden wy juist ook dat Petrus en Joannes terstond na het doorluclitigst Pinksterfeest, haar Hand. 3, vs. 19. met dezelvde woorden gepredikt hebben roepende tot de Jooden, by, of in den tempel te jerusalem, bétert U dan, en bekeert Ü, of gelyk die Grieksche woorden nog düideJyker kunnen overgezet worden, wordt weder wijs en keert iê rug, en dus üirdrukkenj de twee hóofdzaaken der \raarachrige bekeering, haamentlyk, uit een ander beginze] werkzaam te zynj als te vooren, en dit met zyne daaden te toonen, dat helaas! by veelen Ontbreekt! Dit in de daad, is het kenmerk der waarachtige bekeering des Zondaars voor Gód! Het een, zonder het ander, is niet genoegt Het laatste beWyst de oprechtheid Van het eerste, en behoord altyd den toetsteen des Christens, voor zich zelvert en anderen te i.yn. Trouwens Paulus en de andere Apostelen, hebben in navolging Van hunnen Godlyken zender, den Heere Jesus Chris;* tüs, dat altyd gepredikt. Jaa, dat altyd gepredikt, Welke banden en Verdrukkingen hen hief om ook Overkwamen, gelyk onze Apostel getuigt in het 21, vs, O 2 Om  Welke onaangenaame gevolgen hem. hier om waren overge. koomen. Van, de Apostel bleef volharden in zyn Euganetiedienst. 212 het Leven van Om deezer zaaken wille hebben mij de ffiö* den in den Tempel gegrepen, en gepoogd omtebrengen. Hy bedoelt hier meede , het geen Lucas in het 21» Hoofddeel van dit boek, in het 27 en volgende versen heeft aangeteekent, toen eenige Asiatische Jooden het volk beroerende, hem poogden te vermoorden, en zoo verbitterd tegen hem waren, dat de Overste der Romeinen vreesde, dat Paulus door hun verscheurd zoude worden» Dan, hoe naaby toen zyn dood was, en welke gevaaren en rampen hem hier om getroffen hadden, in een leevendig vertrouwen op God, was hy aanhoudend werkzaam en volstandig gebleven in het prediken van die troostryke genade leer, tot Zaligheid van Zondaaren, gelyk hy zelf zegt in het 22 en 23. versen. Dan hulp van God verkregen hebbende, staa ik tot op deezen dag, betuigende beide klein en groot, niets zeggende buiten het geen de Propheeten en Moses gesproken hebben, dat geschieden Zoude, (naamentlyk) dat de Christus lyden moest, en dat Hy de eerste uit de opstanding der dooden zynde, een licht zoude verkondigen^ deezen Volke, en den Heidenen. De Apostel geeft den korten inhoud van zyne Euangeke prediking, zoo aan Koning Agrip»  Paulus ben Apostel." ai3 Agrippa op, dat hy dezelve tot twee gewigtige hoofdzaaken brengt, waar van de eerste de noodzaaklykheid van 's Heilands Lyden, de tweede de zekerheid zyner heerlyke opstanding met deszelfs heilryke gevolgen, in zich behelsde; en wel zoo, als het een en ander door hem was voorgedraagen, aan aanzienlyken en geringen, bekleed met de toereikende [gronden van zekerheid uit Moscs en de Propheeten. Geen dwaaling was by de Jooden alge- j meener geweest, en dus ook by Paulus voor « zyne bekeering, dan deeze omtrent den Mes- , sias, dat zy denzelven verwagt hebben als een i aardsche Koning, die boven), alle Koningen [ der aarde, zelfs boven Salomo in magt en heerlykheid zoude uitblinken, en Jacobs Nageslacht booven alle Volken der aarde zoude verheffen. Het denkbeeld toch van een Aardsch Koningryk van den Messias, was zelfs zoo diep. geworteld in de harten zyner Apostelen, dat zy nog na zyn lyden, na zyne opstanding, kort voor zyne hemelvaart, hem deeze vraag deeden ; naar Hand. I, vs. 6., Heere zult gy in deezen tyd, aan Israël het Koningrijk weder oprechten? Het 't zaamenstcl der Joodsche Godgeleerdheid van die dagen, toonde zeer klaar, dat de sleutel det ken- 'ioe zeer lit den ïfooden rgerde, ly bleef 'iet lyden van j esus en ie noodzaakelykheid daar van prediken,.,  214 het Leven van kennis was weggenomen; en dat het antwoord van den Zaligmaaker aan de Emmaus gangeren, op de kundigste der Jooden in 't algemeen toepasiyk was, 0 onverstandige en traage van harten, om te gelooven al het geen de Propheeten 'gesproken hebben! En Pioeste de Christus niet deeze dingen lijden en alzoo in zyne heerlijkheid ingaan? De vooroordeeien uit onkunde, : en daar op gebouwde verkeerde begrippen van het Propheetisch woord, gebooren, waren de ryke bronnen, deezer verderfiyke dwaalingen: En naar maate, de Apostelen en Discipelen van den Htere Jesus door den Heiligen Geest meer en meer verlicht werden , zagen zy hunne dwaalingen , erkenden die opentlyk, en zochten hunne broederen naar den vleesche het verkeerde, en gevaarlyke daar van, onder her oog re brengen. Dit was ook de aanhoudende beezigheid van onzen Apostel geweest, welken teegenstand hy ook ontmoet had, gelyk hy hier aan Koning Agrippa te' kennen geeft, en wy in voorige Leerredenen Yan hem gehoord hebben, en uit zyne Prediking en brieven ten vollen zeker is. Dan, was de leer van het Lyden van Christus den Jooden eene ergernis, den Grieken eene dwaasheid geweest, de leer van 'sHei-  Paulus den Apostel. 215 'sHcilands Opstanding werd boven alles te- El geinsproken: dat Jesus gestorven is, ge- de loovde jood en Griek, maar dat Hy heerlyk he verrezen was, dit is alleen het geloof van op den Christen! Het geen de Joodsche Raad, aan de wagt by zyn graf, geboden had te zeggen, dat zyne Discipelen des nachts gekoomen waren, en Hem gestolen hadden, toen zy sliepen, is, gelyk Matt. »3, vs. i5geleezen wordt, verbreid geworden by de jooden, tot op den huid.gen dag. Zy konden niet dulden, gelyk een geleerd man wel gezegd heeft,* " dat men verkondigde, dat " Jesus, dien zy als een Godslasteraar ver,< oordeeld, en aan Pilatus ter kruisiging over«♦ geleeverd hadden , uit den dooden opge" staan was, en nog minder, dat in zynen H Naam den Heidenen de Zaligheid gepre« dikt werd.,, Dan, Jesus Leerlingen hebben terstond, .in 't openbaar, in den Tempel, en voor den grooten Raad der Jooden zyne Opstanding gepredikt, en verklaarr, alle daar van getuigen te zyn , zonder dat zy immer door dien Raad, zelfs toen zy voor denzel-1 ven te recht stonden, beschuldigd, veel min veroordeeld zyn geworden, over het wegneemen van Jesus lyk: die leer der Opstanding hai * P. a Limborch, ad. h. 1. i teffens zekerid syner trlykt stan-  En wel, dat Chris. tvs de eerste is vit de op standing. '9i6 het Leven van had Paulus overal opentlyk gepredikt en bewezen, denkt aan 1. Cor. 15 en andere plaat, schen; hy getuigde zelf den verrezen, den verheerlykten Jesus gezien te hebben, hy riep klein en groot toe: indien qy met uwen mond zult belijden den Heere Jesus Christus, en met uw hart gelooven, dat God hem uit den dooden heeft opgewekt, zoa zult gij Zalig worden, Jaa, maar er was nog iets byzonders in de prediking van 's Heilands opstanding, zoo als die hier door Paulus verkondigd werd, . men wel moet opmerken. Hy leerde' niet alleen, dat Chr.stus uit den dooden was opgewekt, dat was door Hem meermaa, len geleerd, en het werd by de jooden nietongelooflyk geoordeeld, dat God dooden opgewekt had, maar Paulus leerde, niet alleen dat Christus was opgestaan, maar ook dat wy hier duidelyk leezen : dat Hu dl eerste is uit de opstanding der dooden. Zoo dat zy alle, die uit den dooden zyn opgewekt, Christus alleen uitgezonderd, we. derom gestorven zyn, en nog op eene'alge." mceue opstanding wachten, Chrzstus al. leen, was onsterffelyk verrezen; in deezen zin wordt van Chrxstus, die opstond met een onstervlyk lighaam, Rom. VS. 9. ge. zegd,  Paulus den Apostel. 3l"f zegd, dat Hy opgewekt zynde uit den dooden, niet meer sterft, de dood heerscht niet meer over Hem, en Col. i, vs, t8 en Openb, i, vs. 5. dat Hy is, de eerstgeboornen uit den dooden, op dat Hy 'in allen de eerste zyn zoude, gelyk beroemde Uitleggers ook alzoo deeze plaats verklaaren , en door ons breeder is aangetoond in eene voorige Leerreden over den dood en de opwekking van Eutychus.* Zoo heeft Paulus het Lyden van den Heere. Jesus, en zyne daarop gevolgde luistcrryke Opstanding gepredikt, en Hem als het licht der Heidenen , en als Israels heerlykheid verkondigd, zoo als alle de Apostelen, gedaan hebben , op dat klein en groot, on. der Jooden en Grieken, in Hem de Zalig» heid Gods zien zouden, en welken tegenStand hy hier in ook ontmoet heeft, welke banden en gevangenissen hem ook hierom overgekoomen zyn, zoo swaar zelfs, dat hy huiten den Godlyken bystand meermaalen besweken zoude hebben, hy was door God ge. * Zie Heumann in zyne verkl. van het N. T, 6. D. p. 549. en van Nuys Klinkenberg in zyne Bybelverkl. over deeze woorden. In onze voo. rige Leerreden over de opwekking van Entychus, in dit zelvde Deel voorkoomende, hebben wy dit opzetlyk bewezen.  Bet zonderlinggedrag van Festus, 218 HET Leven vaw gesterkt, en kon daar om met roem en dankzegging tot God erkennen, dan hulp van God verkregen hebbende, staa ik tot op deezen dèg1 Hy zag op geen ding, noch hieldt zy:ï leven zelfs niet dierbaar voor hem zeiven , op dat hy zynen loop met blydschap mogt loopen, om te verkondigen het Euangei'Utu der genade Gods, en daar om predikte hy ook dit alles alzoo in zyne verantwoording , op dat Koning Agrippa en alle die hem hoorden, in dat licht van Christus, het licht aanschouwen mogten. Zoo schoon, zoo verheven, zoo bedaard, zoo kloekmoedig, verantwoordde zich de voorrreffelyke Paulus, wanneer hy van de Romeiasche Stadhouder Festus , in de reden gevallen werd , die hem met grooter stem toeriep, gelyk' wy in het 24. vs. leezen, Gy raast Fallus , mee groote geleerdheid brengt u tot raseruy / De welspreekende Kruisgezant , zoude 011twyrfclbaar, die gewigtige hoofdzaaken van de leer des Euangeliums, de noodzaaklykheid van 's Heilands lyden, en de zekerheid zyner hcerlyke opstanding, gestaaft en uit de voorzeggingen van Moses en de Prophseten, als te vooren in Gods raad bepaald , en aan de Vaderen bekend gemaakt, getoond hebben ' en  Paulus den Apo stel. 2*9 en welke belangryke zaaken zouden wy hier van den diepdenkendeu Apostel kunnen verstaan hebben; dan, de Romeinsche Landvoogd hem in de reden vallende, maakte dat Pauius daar Van toen eindigde te sprc-ken. Hy riep den Apostel mét eene grooter 1 Stemme toe, ten bewyze zoo wel van zyn 6 ongenoegen over de Redenvoering van Pau, c lus, en van zyn ongeduld daar ouder , als van zyne begeerte om hem niet verder daar •nede te laaien voortgaan; en de rede hier van moetea wy zoeken in de gesteldheid van geest, vaa dea Romeinscheu Stadhouder, zyne kundigheden, zyne begrippen , waren van eenen geheel anderen aart, hy hoorde zaaken, die hy niet begreep, die hem oageiooiiyk, die hein dwaas, die hem als de taal vaa eenen oazinaigea voorkwamen. Hy was een Romein, aan wien het Euau* gelium ten eenenual onbekend was, en hooiende dat Paulus tot de Joodea behoorde-, welken hy voor een woest volk, voor Barbaaren hieldt , die verre beneden de Romeinen in kunde ea beschaafdheid waren, en dat die man met hun nog over hoop lag, over zekere hoofdzaakeu der leer, en dat hy verhaalde , dat hy met licht uit den Hemel omstraald geworden was, dat hem een Godlyk per- 'aar van aader uit'erzucht.  Het ver. keerde van Festus ge, drag in deezen cange. tSQWk * Zoo. vertaalt ook Hamelsveld dit Grieksche woord. fi20 het Leven van perzoon verschenen was, die hem tot zyne» Gezant benoemd had, om in de geheele wee. reld te verkondigen, dat Hy was die Jesus, die zoo fel vervolgd, zoo smaadelyk gekruist was , maar die teffens zoo wonderbaar verrezen, en nu in heerlykheid verheeven was in den hemel, dat dit overeenkwam, met de leer van een oud en vermaard Propheet, van Moses en anderen, daar van begreep hy niets • dit kwam hem onzinnig voor; en in het denkbeeld, dat Paulus door het veel leezen krankzinnig geworden was, beschouwt hy hem als een man van eene verhitte en ongeregelde verbeelding hem toeroepende: Gy raast Paulus, uwe grootc geleerdheid maakt U krankzinnig/^ Intusschen was de handelwys van den Romeinschen Stadhouder, om in het midden van deeze aanzienlyke vergadering zyne stem dermaate te verheffen, om Paulus, die zich bescheiden verantwoordde, te doen swygen, en zoo onzinnig hem van krankzinnigheid te beschuldigen, zeer onverstandig en hoogst Dnbetaamlyk ; hy mogt eenen gevangenen piet weigeren zich te verantwoorden, te peer, daar dit het oogmerk van die verga. de-  Paulus den Apostel. 231 dering was, Hy had hem zyne begeerte kunnen te kennen geeven, om dat zoo veel inooglyk tc bekorten, of zoo het hem onverstaanbaar voorkwam, dit duidelyker te doen; dan, daar hy wist het belang der zaak, dat Raulus reeds zoo lang by Feiix* die voor hem in dat Gewest geweest was, gevangen was gehouden, en 200 bitter door; de Jooden vervolgd was, die hem meermaalen hadden willen ombrengen, maar ook, dat hy zich op des Keizers uitspraak beroepen had, was zyne handelwys als Romeinse» Stadhouder hoogst onbetaamentlyk. Hier by kwam nog dat de Apostel naar het 2de vs. van dit Hoofddeel zich eigentlyk niet voor Festus, maar voor Koning Agrippa verantwoordde, en wel over de beschuldigingen der Jooden tegen hem, waar van hy wist dat de Koning kennis had; naar het 3de en het 26. vs. had hy zich voor Festus als Stadhouder moeten verantwoorden, hy had zulks zeeker op eene andere wyze ingericht, gelyk hy deed voor Felix en in den Areopagus; dan nu voor Agrippa, die hier van kunde had, zich verantwoordende, die er geheel anders over daeht als Festus, gelyk het 28» vs. ons doen zien zal) was het hoogst onbetaamentlyk, dat de  Des Apostels Uitmuntende we* derteg ging, en zyne aanspraakaan Agrippa, 222 het Leven van Romeinsche Stadhouder hem op zulk eene wyze inviel, en in zyne reden stuitte: een duifiteiyk bewys, Zeeker van het driftig en onvoorzichtig Character van Festus! Dan, hoe schoon straair hier tegeh, het uitmuntend Characler van onzen Apostel door, wanneer wy zyn antwoord hier op, aan Festus, en zyne aanspraak aan Koning Agrippa leezen, in het 25, 26 en 27, versen. Dus was het, Maar hy zeide, ik raas niet magtigste Festus! maar ik spreek woorden van waarheid en van gezond verstand* Want de Koning weet van deeze dingen, tot welken ik ook vrymoedigheid gebruikende, spreeke; want ik geloof niet dat hem iet van deeze dingen verborgen is, want dit is in geenen hoek geschied, tidooft Gy O Koning Agrippa de FropheetenH tk weet dat gy ze gelooft! Hoe bescheiden , hoe voortrerlyk, is du antwoord van den gevangen en gehoonden Apostel, hoe Zacht, hoe vriendelyk zyn zyne woorden, welke trekken van eene hemelsche wysheid en Christelysc zachtmoedigheid, echte bewyzen dat Christus in htm leevde, naaf Gal 2, vs. 2ö. zyn hier in niet optemerken! Juist dit eerbiedig, dit voorzichtig, dit rondborstig en edelmoedig antwoord, toonde zoo klaar als het  Paulus den Apostel. 2*3 het licht» dat hy geen Gecsrdryver, geen Krankzinnige was. Dus sprak hy den Romcinschcn Stad- j houder aan: Ik raas niet magtigste Festus '. Hy geeft hem ia zyne aanspraak, rer we- , derlegging zyner grievende beschuldiging in- j gericht, den gewooncn eertitel aan zyn i hoogst aanzienlyk ampt, in die gewesten eigen ; niet alleen zyne beschuldiging zeer bescheiden ontkennende, maar ook staande houdende het geen hy te voortn gezegd had, beroept hy zich ter bevestiging van de waarheid daar van, op de bewustheid die de Koning Agrippa daar van had, en op de geschiedkundige zekerheid die- daar van was. Hy verklaarde, dat hy woorden van waarheid en gezond verstand, aan geenen krankzinnigen [iigétl, gesproken had ; de zaaken die hy verhaald had, zouden, zoo Festus die onderzoeken wilde, bevonden worden a'zoo geschied te zyn, hy had die juist voorgedraagen naar waarheid, en niet als een die raasde, die krankzinnig was, maar als iemand die volkoomen van derzelver geschiedkundige zekerheid overtuigd was. Eu hy beroept zich ter staaving Van 2yn gezegde, op den aattzienlyksten Perzoon daar tegenwoordig, op den Koning Agrip- pa, riy ontent zeer die geen vernuft hebben» Dan, hoe moeten deezen te recht gebragt worden? Moet daar toe, den weg in deeze dagen, zoo ruim gebaand, aangeprezen wor. den, moet daar toe eene nieuwe hervorming van de Christelyke leer gepredikt worden, waar uit de verborgenheden des geloofs , en Christus zelfs weggenomen is,* en waar in men zegt het Christendom tot zyne eerste een* * Dat ik hier niet te stérk spreek, biykt onder anderen , uit eene aanteekening van den geleer. den Scliarp, in zyne historische Brieven , over F. (i. Meyer, inden jaare 1796. uitgekomen, pag. 288. voorkomende, Waariu hy zegt: zou men kunnen gelooven, dat drie Protesta.'.tsche Leeraars, naarnentlyk Doctor R. Döderlkin, overleden Consistoriaal Raad te ffina, Pro:'. E&.. hekman te Kiel, en de Generaal Superimen. dent Löffleii in Goiha , voor twee jaared opentlyk hebben durven schryven, dat ér voör de Christenen, niets gelegen ligt, aan de geschiedenis van Jesus, en byzonder van zyne Opstan. ding. Denaam van het boek is: Bedenkingen over eenige onderwerpen van den Godsdienst, met betrekking tot het Godsdienstig Proces van den Predicant Schultz te Gielsdorf; te uürtitz uit» gegeeven Anno 1794. Die hier van meer uitvoerige berichten zien wil, die leeze de Berichten van een groot en onzichtbaar verbond, tegen den Christelyken Godsdienst, ookinifgó, lütgekoomen, met zeer gewigtige bylaagen; en men zal het verderflyke deezer Godsdienst bestryderen leeren kennen , en met aandoening hunne verregaande dwaalingea zien.  Paulus den Apostel. 341 eenvoudigheid te willen wederbrengen; neen Gelievde! zoo wordt de sleutel der kennis weggenomen , en de Heilige Schrift verdonkert, met woorden zonder weetenschap: of moet men daar toe alles zoo, zoeken te verklaaren, dat het hoe diep, hoe verborgen ook, voor het menschlyk vernuft, vatbaar gemaakt wordt, de hooge Godsgeheimen verkleint, en den tot geestlyk goed onbekwaamen mensch, zou verheeven, zoo bekwaam wordt voorgesteld, dat hy buiten den Heiligen Geest, en in eigen kracht alles doen kan ? Neen Gelievde ! zoo wordt de Heilige Schrift regengesprooken en God tot een leugenaar gemaakt, door het lochenen var» het getuigenis, dat Hy van zynen Zoon getuigt. En vraagt gy Wat ten deezen opzichte de Heilige Schriften zeggen, wat elk Leer. aar lecren, wat elk belyder van den Christelyken Godsdienst kennen moet tot Zaligheid? Het is dit, en dit was onze derde Liering: " Hier leeren wy, dat weder wys te u worden , en te rug te keeren , en dat « door zyne daaden te toonen, het oogmerk « en de gewigtige inhoud der Euangelic«« prediking is.,. Zoo predikten, gelyk wy U getoond hsbben de Apostelen, jaa zoo ILDJLSt, Q pre- Derde Leering,  243 het Leven van predikte de Heere Jesus zelf, trouwens de waarachtige bekeering begint alzoo; onze Apostel schreef daaróm in zynen brief aan Titus, het 3. Hoofddeel, het 3. vs., want ook wij, waren eertijds, onwijs, ongehoorzaam dwaaiende. Zoo lang de mensch no« wys is in zyne eigene oogen, en zyne dwaalingen niet bezeft, wandelt hy voort op den weg des verderfs, maar leert hy zien, dat hy wandelt op eenen weg die niet goed is» dat zyne daaden waarlyk zonden zyn, Waar door hy God beleedigt, leert hy dit zien door het licht van Gods Geest, zoo dat hy het waarlyk erkent, en voor God beiydtdan keert hy te rug, hy wandelt niet meer voort in de zoude, dan betreurt hy die, hy iaat, hy haat zc, en zyne daaden bewyzen dit; .daar op dringt het Euangeiie allezins aan en hei wyst hem daar toe, den eenigen, den besten weg; hy zoekt verzoening over zyne schulden in het bloed van Christus, en staat daar naa om door een geloovig vei trouwen op de verdienste van den Heere Jesus, vrede voor God te vinden, en het wordt zyne gelievdste bezigheid, de kracht der inwoonende zonde te overwinnen , en in heiligmaaking dankbaar voor God te leeven. ' Laa-  Paulus den Apostel. 243 Laaten wy ons zeiven hier aan toetschen Gelievde! of wy dit kennen, of wy dit, aithands in de beginzelen geleerd hebben, want is dit alles ons nog vreemd, dan hebben wy geen grond om gerust te leeven, hoe veel te minder, om getroost te kunnen sterven; dan heeft de verkondiging Van het dierbaar Euangelie voor ons nog geene heilryke uitwerkzelen te Weeg gebragt. Dan is het ook nog ten aanzien van ons j Waarachtig, en dit was onze vierde Leering: ' " Dat de Euangelieprediking dikwerf geene " andere uitwerking heeft , by veele men** schen, zelfs die de Heilige Schriften geloo*' ven, als dat zy gelyk Koning Agrippa, by" naa Christenen worden.,, En hoe onbereekenbaar groot is dit getal, jaa wel zulke menschen gelooven de Heilige Schriften, zy wee» ten wat Moses en de Propheeten, wat Christus en de Apostelen geleerd hebben , zy erkennen dat alles waarheid te zyn, maar het maakt geen meer invloed op hun hart, dan de prediking van Paulus had, op het hart van Koning Agrippa; en wat is hier de rede van? Die is by allen niet eene en de zelvde: Zom. mige zyn zoo vast gehecht aan de inwoonende verdorvenheid, aan de;kracht der zonde, dat zy alle indrukken, dis de waarheid op Q 2 hun '^iet-de Peering.  244 het LlVÏS vam hun hart maakt, verdooven, en in plaats van •die indrukken te volgen, die bedaard te over. weegen, en God te bidden dat Hy hun leere allen tegenstand der zonden te overwinnen, dat zy in tegendeel door het volgen van hunne zondige lusten en schandelyke begeer» lykheden, die indrukken wegneenien, en zoo tegen dezelve aanzondigen en zich verhar. den, en dit schynt ook het bestaan van Koning Agrippa geweest te zyn, gelyk wy uit de trekken van zyn Chara&er, uit de berichten die men van hem vindt, die ons de bestendige en schandelyke bywooning van Bernice met hem leeren, oordeelen. Andere, en hoe veele duizenden zyn alzoo , gelooven jaa wel , de Heilige Schrif. ten, zy hebben zelfs belydenis gedaan van den Christelyken Godsdienst, zy erkennen, dat Jesus Christus in de weereld gekoomen is om zondaaren Zalig te maaken, en dat zy moeten behouden worden door Hem; en met dit alles zyn zy niet anders dan bynaa Christenen, de Euangeiicprediking heeft die uitwerking op hun hart niet, dat zy door Hem de Zaligheid in waarheid by God zoeken, Hem als den lydenden Zoenborg voor hunne zonden, noch als den verrezen Jüaligraasker om hen te heiligen en te  P A U t U S DEN ApÓSTEt. *45 te reinigen van de kracht der zonden aan. roepen; het blyft enkel by hen by eene beschouwende kennis, terwyl de beoeffening ontbreekt, hun geloof is enkel geschiedkundig, het heeft geen invloed op hun hart, en schoon zy vryzer zyn dan veele Jooden en Heidenen, het hart van zulke zoogenoemde Christenen, is in de daad niet beter; 't is waar, ook by zulke menschen maakt de Euangeiie prediking zomtyds indrukken, zy worden geroerd onder een naadruklyk voorstel van hunnen toestand, zy zyn nu en dan bewogen en aangedaan onder het bezetten van het gevaarlyke daar van, en echter zy blyven bynaa Christenen, en die indrukken zyn als een morgenwolk, en vroeg koomende daaiiw die heenen gaat, en wat is er de rede van? Niet.'alleen gebrek aan eene gegronde kennis van de voornaamste Waarheden der Euangelic-Ieer, en derzelver gronden van zekerheid en geloofwaardigheid, maar ook gebrek aan kennis van hun eigen hart, en deszelfs diepe verdorvenheid; hier door vormen zy zich verkeerde denkbeelden van God en van zich zei ven. Van God, dien zommige beschouwen in zulke oogenblikken , even als of Hy zonder genade of barmhartigheid Ware  Vijfde Leering, het Leven v^w* ware, andere als of hy zoo genadigen barmhartig ware, dat Hy altyd, als zy de zonde moede zyn zullen, het zy dan in hunnen ouderdom of op hun doodbed, hun wel genade en barmhartigheid op hunne begeerte schenken zal, terwyl zy van zich zei ven niet denken, dat zy zoo zondig, zoo verkeerd, zoo schuldig voor God zyn, als zy waarlyk zyn, Eindelyk; by zommigen is de rede te zoeken in hunne verkeerde werkzaamheden, wanneer zy bewogen en geroerd zyn over hunnen toestand, zy willen zich zelven hervormen , zich zelven verbeteren , en daar door, zoo zy oordeelen, ,welbehaaglyk voor God, en Zalig worden. Dan by zulken verliezen dikwerf de indrukken hunne kracht, zy gaan over,- en leeven gelyk te vooj?en, of zy worden moedeloos, of zy bouwen hunne hoop, op eene eigene gerechtigheid, buiten Christus, die voor Gods gerichte niet bestaan kan. Mochten zulke bezeffen! en dit was onze vyfde Leering. * Dat, daar Paulus van God ** wenschte, dat alle die hem hoorden, in u waarheid, gelyk hy, Christenen mogten ** worden, dat dit, oik ons moet lee. '* ren, dat het God is, die in jons moet wer* ken, beide het willen en het werken naar " zyn  ss Paulus den Apostel. 247 " zyn welbebaagen.,, Is dit de uitgedrukte leer des Bybels, dat het God is, die in den mensch werkt, het willen en het werken naar zyn welbehaagen, die de bekecring ten leven geeft, en wenschte het daarom de Apostel van God, voor Koning Agrippa en allen die hem hoorden; het leert ons dan duidelyk, dat alle, die de bekeering ten leven begeeren, die by God moeten zoeken, en hoe klaar, hoe bemoedigend is daar toe het dierbaar en troostryk Euangelie ; het leert dat Christus belasten en belaadenen, onrechtvaardigen, zondaaren, godloozen roept en noodigt, om zoo als zy zyn, tot Hem te koomen; op Hem te zien, tot Hem den toevlucht te neemen; Hy heeft verzekert, dat al wie tot Hem koomt, dat Hy die geenzins zal uitwerpen, dat hy die zoekt, vinden, die bidt, dit ontfangen zal. Wel aan dan, in dat vertrouwen geduurig gebeden, en met verlochening van alle eigene waardigheid en gerechtigheid, tot Christus den toevlucht genomen, Hem smeekende om licht en kracht, om door den Geest des geloofs, zulk een Christen te worden, als Paulus geworden is, door die zelvde genade. Eindelyk, en dit is thands onze laatste Leering: "Gelyk 's Heilands Lyden en zyne * heer* Zesde Leering.  243 het Leven van " heerlyke Opstanding, de gewigtige hoofd. ** zaaken zyn, van de Leer der Verzoening, " zoo zyn die ook voor den Christen in alle * moeite en verdriet, de ryke bronnen van " troost en blydschap voor den tyd en de " eeuwigheid,,, Zoo beschouwde het ook onze Apostel, daarom schreef hy aan de Corinthen 1. Cor. 15, vs. 3 en 4. fVant ik hebbe U lieden ten eersten overgegeeuen, het geen ik ook ontfangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften, en dat Hy is begraaven, en dat Hy is opgewekt ten derden dage naar de Schriften. Wy mogen nu met hem zeggen naar Rom. $5, vs 1. Zooenis er dan nu geen verdoemenis voor die geenen, die in Christus Jesus zyn. Christen! dit zyn de bronnen van uwen troost en van uwe blydschap cm] dat n^ts U scheiden kan van de lievde' Gods, die daar is in Christus Jesus uwen Heer; waarom dan meermaalen zoo moedeloos, zoo gebogen onder de rampen? Uwe zonden zyn verzoend, Gods eigen Zoon de van God verordineerde Rechter van ieevenden en dooden, heeft er voor voldaan; beschouw dan uwe rampen die U naar Gods wysheid overkoomen, ais bJyken van Gods lievde, om U beter te maaken en voor den He-  Paulus den Apostel. 249 Hemel voorïcbereidcn. Treur dan nooit als voor God, over uwe schulden: hef uw hoofd uit de gebreken op, en denk dar uwe verlossing naadert, het zal niet lang meer zyn, of gy legt dit lighaam der zonde en des doods af. De rampen die U drukken, en die mecde werken, ten goede, om dat gy naar Gods voorneemen geroepen zyt, zullen dau ophouden, de Opstanding van Jesus, die een zeker pand uwer Zalige Opstanding is, yerzeekert U van eene heerlyke verryzenis; eenmaal zal uw stof opgewekt, en met een vleklooze heilige ziel vereenigd worden ; eenmaai zult gy den Heere te gemoet gevoert worden in de wolken cn in de lucht, en alzoo eeuwig by den Heere weezen! eenmaal zal Hy, zyn onveranderlyk woord bevestigen. % Uev, en gy zult leeven! Amen! Zoo dan troost uw zelven! Troost maikanderej. niet deeze woorden, Amen! Vyf-  350 het Leven van Vyfde 1, E E iU E D E K Gods Goedheid en Grootheid, aan, en door den Apostel Paulus betoond, zoo, in zyne ONTKOOMIJvG, by eenen ' ge. ' vaarlykkn Schipbreuk, als, in „et verrichten van heerlyke wonDKREtj , op HET ElLANO Meuite. TEXT, Handl. 28, vs. 1 tot 10. En als zy ontkoomen waren, toen verstonden zy, dal het Eiland Melite hiet. En de Barbaarea bewezen ons geen gemeene vriendelykheid, wart een groot vuur ontstoken hebbende , namen zy ons alle m, om den regen die over kwam en om de koude. Eu als Paulus een hoop ryseren by een ga aapt, en op het vuur gelegd had, kwam daar een adder uit door de tutte, en vatte zyne hand. En als de Barbaaren dit beest zagen aan zyne hand hangen, zeiden zy tot malkandaren , dee ze mensch is gewislyk een doodslaager, welken de wraak niet laat leeven, daar hy uit de Zee ontkoomen is. Maar hy schudde het beest af in 't vuur, en leedt niets kwaads. En zy ver wachtten dat hy zoude opswellen , of terstond dood nedcrvallen; maar als zy lang verwagt had. den en zagen dat geen ongemak over hem kwam. werden zy veranderd, en zeiden, dat hy een God was. En hier omtrent dezelve plaatsche, had de voor.  Paulus den Apostel. 25» voornaamste van het Eiland, met naame Publiits zyne Landhoev, die ons antfang, en drie dagen vriendlyk herbergde. En het geschiedde, dat de Vader van Publius, met kuortschcn en den roodeit loop bevangen zynde, te beade lag; tot den welken Paulus inging, en ais hy gebeden had; leidde hy de handen op hem, en maakte hem gezond. Ais dit aan geschied was, kwamen ook tot hem, de andere die krankheden hadden in het Eiland, tn werden genezen. Kort voor de luisterryke Hemelvaart van den ööttddylwiï Verlosser, heeft Hy aan zyne Ai .v.c'.Ln bWoofdj dat onder de tekenen die den uecucn volgen zoude, die in zynen Naam zuun geloofd hebben', ook dit zoude plaats hebben: Slangen zullen zij opneemen, en al Öt gy ïttf do'idhjks zullen drinken, dat nut ichaaden, op kranken zullen ztj de handen leggen, en zij zullen gezond worden- üciyk '.vy in het Euangelium van Mar cus leezen, in het 16. Hoofddeel, het X%. vs De eeuwig gezegende Zaligmaaker wildi ook door deeze toezegging zyne Apostelei bemoedigen en versterken, in den loop hun ner bediening, wanneer zy op zyn Godde yk bevel het Euangelie der Zaligheid dei Jooden en Heidenen verkondigen zouden; z] zouden in den loop hunner bediening, jaa we aai Inleiding l t 1 1  252 het Leven van aan veele en onderscheidene gevaaren blootgesteld zyn; maar deeze toezegging 'verzee* kerde hun, dat zy ook de duidelykste bewyzen zyner Goddelyke bewaaring ervaaren zouden, en docr zyne kracht wonderen verrichten, waar door het openbaar zoude worden, dat Hy hen gezonden had, en aangedaan met kracht suit de hoogte, de vergiftigste slang zoude hen niet beleedigcn, het doodelykst vergift hen niet beschaadigen, jaa ten blyke dat de Heere Jesus met hun was, zouden de kranken, hoe swaar, hoe doodlyk ook hunne krankheid ware, door de opleg, ging hunner handen, gezond worden. Bemoedigende belofte voor Jesus Apostelen, .waar door zy zelve en alle die dit aanschouwden, krachtdaadige bewyzen ontfangen, dat God die mannen gezonden had, . en dat het Euangelie, dat zy verkondigden, een getrouw woord was, en aller aanuee* xning waardig. — Laaten wy Gelievde! uit dit gezichtpunt roynen voorgeleezen Text beschouwen, en Gy zult in Paulus zien, een geroepen Apostel van den Heere Jesus Christus, wiens Evangelieprediking daor de vervulling ook van deeze Goddelyke toezegging des Heilands bevestigt wordt. Laa-  Paulus den Apostel. 253 Laatcn wy daar roe ook dat gedeelte der heilige geschiedenis, waar in ons een zeer opmerkelyk gedeelte van des Apostels leven voorkoomt, zoo als ook daar in zyn grooten geest en verheven Character doorstraalt, in deszelfs verband en oogmerk wat naader beschouwen. In onze laatste Leerreden over de voor- j naamste byzonderheden in het Leven van ^ Paulus den Apostel voorkoomende, hielden wy ons bezig met zyne Godverheerlykende verantwoording voor den Koning Agrippa, zoo als die door den heiligen Schryver, en reisgenoot ces Kruisgezants .is aangeteekend, in het 16, Hoofddeel van dit boek, van het 19. tot het 29. vs, ingesloten, Dan, hoe uitmuntend, hoe bondig ook deeze verantwoording was, zy had geenzins het ontslag van den gevangen Apostel ten gevolge, Paulus was in dit rechtgeding genood, zaakt geworden zich op den Keizer te beroepen ; het was uit dien hoofde, dat de Apostel met eenige andere gevangene aan ccnen Keizerlyken Hoofdman over honderd overgeleeverd werd , om naa Rome gevoerd te worden; in het 27. Hoofddeel tekent Lucas, die daar by tegenwoordig was, naar het 2de en 6de vs, (waarschynlyk ook als een 'iet Ver. •and.  Verdeeling der Textstof. 254 het Leven van een gevangene om den Naam cn leer vari Jesus) eenige gewigtige omstandigheden van die zorgelyke en zeer gevaarlyke Zeereis aan, die in een Schipbreuk eindigde. In myne afgeleezene textwoorden vinden vry hunne ontkooming aan het Eiland Melite, met een verhaal, van de zeer opmerkens. waardige zaaken, aldaar ten opzichte van den gevangen Apostel voorgevallen, zoo in zyne uitredding van de doodelyke beet eenes vergifrigen adders, als in de wonderdaadige ge. «neczing van onderscheidene krankheden door den Kruisgezant, op dat Eiland verricht. In de daad, eene zeer gewigtige stof, die ons biyken van Gods goedheid en grootheid aan en door den Apostel betoond, zal op. leevemi. Mochten wy die met een eerbiedig cn heil begeerig hart hooren, ter bevoordering van ons geloof, ter vermeerdering van onze hciligmaaking, Amen! Twee hoofdzaaken koomen daar in voor, die onzen aandacht vereischen ; wy moeten eerst de wonderbaare ontkooming uit het doodlyk gevaar by den geleden Schipbreuk beschouwen: en dan, de opmerkenswaardige zaaken aldaar ten opzichte van den gevangen Apostel voorgevallen. Ten  Paulus den Apostel. 255 Ten aanzien van het eerste, zal het noodif zvn, om dien gevaarlyken Zeetocht met deszelfs gewigtige byzoaderheden, en het Godverheerlykend gedrag des Apostels, kortclyk te beschouwen, om alzoo over de Goddelyke bewaaring en ontkooming van Paulus uit het dreigend doodsgevaar, regt te kunnen oordeelen. De onstuimige winter met haafe loeyen. de onweersvlaagen en bulderende stormwinden, was reeds genaaderd; de Oude hielden dan, gelyk ook oudtyds onze Voorvaders, de Zee voor gesloten en onbevaarbaar, dan de reis van Cesarea tot naaby Lasea , hoe wel langzaam, echter gelukkig volbragt zynde, zocht de Hoofdman meer de Zeelieden, dan den door Gods Geest verlichten Kruisgezant geloovende, eene haven in het Eiland Creta te bereiken, om aldaar te overwinteren;* dan schoon de zagte zuidenwind hen op eene behoudene reis deed hoopen, cn reeds de ge- wensch- * Volgens het gevoelen van Seatiger de Emend. Temp. zoude in 't laatst van December, or in 't begin van Januarie deeze reis, en Schipbreuk geschied zyn; doch de geleerden £?. de Base, zie Bibl. Brem. CL 1. Tasc. 1. N. 2. ƒ 2. heelt bewezen , dat dit vroeger en wel voor het midder van November geschied zy , zynde van dien tyc tor den 6Jen Maart, de Zee gesloten en onbe vaarbaar by de Ouden geoordeeld. Dt ge- vaarlyke Zceteis des Apostels, met de daarop gevolgde Schipbreuk,^  25Ö het Leven van wenschte haaven hunner begeerte van naaby zien deed, werd op het onverwagst door eenen geweldigen storm, het Schip dermaate getroffen, dat zy de zeilen stryken, en op Gods genade moesten laaten dry ven; en in die kommervolle omstandigheden, noch de zon by dag, noch eenig gesternte by nacht, om daar naar hunnen Cours te richten , ziende, werd hun, daar zee en winden in veele dagen eeven woedend bleven, alle hoop op ontkooming ten eenemaal afgesneden ; zoo ontviel den stoudsten zeeman het hart, en den anders onvertzaagden krychstnan de moed, en hoop, zoo zelfs, dat zy in langen tyd geen spys gebruikten. Maar hoe is het nu met Paulus, den dienstknegt van den Heere Jesus gesteld?' Hy, is goeds moeds, en bemoedigt anderen, hy ontdekt, in 't midden van het dreigend doodsgevaar, eene Goddelyke Openbaaring, hem des nachts, door eenen Engel van dien God, wiens hy was, en wien hy diende, bekend gemaakt, dat zy wel op zeker eiland Schipbreuk lyden zouden, maar dat niemand van hun zon omkoomen, en na het vluchten der zeelieden verhinderd te hebben, vermaande hy hen by het ryzend morgenlicht, daar zy reeds veertien dagen, zonder naar gewoon-  Paulus den Apostel. 257 woonte spys genomen te hebben, cn in de Adriatische zee herwaards en derwaards geslingerd waren, dat zy eeten zouden, verzekerende hy hen andermaal, dat God hen niet zou laaten omkoomen, maar redden; en daar op hefte hy zyn biddend hart, met dankzegging op tot God, hy bidt en dankt, hy eet geloovig en vertrouwend, in 't midden der loeyende stormen en schuimende golven, met dat heuglyk gevolg, dat zy alle, die twee honderd zes en zeeventig zielen, die met hem waren, goeds moeds werden en spys namen. En na het kooren, waar mede het Schip belaaden was, buiten boord geworpen te hebben, om, ware het mooglyk, het zelve nog te behouden, vonden zy eindelyk, daar de bulderende wind even onstuimig bleef aanhouden, zich genoodzaakt, het Schip op laager wal vervallen, op 't strand te zetten, waarop het voorschip onbeweegIyk bleef, doch het agterschip brak, door het geweld der baaren; ontzettende Schipbreuk, vreeslyke oogenblikken, alleen begryplyk voor die geenen, die immer iets zoortgelyks ondervonden! Hier grimde hun de dood van meer dan eene zyde [aan; de kookende zee aan beide de zyden van het afgebroken Schip, en het voorneemcn der krychsliedeH, ILDJLSt. R om  358 het Leven van om alle de gevangenen, en dus ook onzen Apostel te dooden, alles ademde hier verschrikking.' Maar God was met Paulus! Hy had hem die alle geschonken die met hem waren. Hy had beloofd dat niemand van hun zoude omkoomen , Hy, vervult zyne toezegging, aan zynen dienstknegt, en door hem aan hun allen gedaan; door zyn bestuur belet de Hoofdman den doodelyken aanslag der krychsliedeu, en op het bevel van dien Romein, begeeft elk zich in zee, en daar deeze, door swemmen, geene, door planken cn stukken van het Schio vasttehouden aan land gedreven worden, ontkoomen zy alle, en zoo ook onze Apostel, naar Gods belofte, het dreigend doodsgevaar op zeker Eiland, toen Melite genoemd, het strand bereikende. De uitredd ing des Apostels van eene gevaarlyke Schipbreuk. Zoo zorgde God voor zynen dienaar, door Hem gezonden, om den onuaspeurly. ken rykdom van Christus alomme te verkondigen, en die toen naar zyne toezegging ook van Hem te Rome moest getuigen; en schoon wy niet bepaalen kunnen, of de Apostel door swemmen, of door zich aan een plank of eenig ander gedeelte van het Schip vasttehouden, de dreigende woede der  Paulus den A r o s t e l. 259 der kookendc golven ontkoomen zy, dit echter is zeker, dat God, wiens hy was, en wien hy diende, hem, en alle die tweehonderd zes en zeeventig zielen die met hem waren, tot een toe behouden heeft, zoo dat Lucas die daarby tegenwoordig was, heeft getuigt, dat zy alle ontkoomen zyn aan eene hun toen onbekende Kust, van zeker Eiland, gelyk de Kruisgezant te vooren, door eene openbaaring van God aan hem gedaan, hun, toen er geen hoop van behoudenis meer by hen was, voorzegd had naar Hand. 27, vs. 20 en 26.; en ontwyflelbaar, moet de vervulling van die Goddelyke toezegging, hun door Paulus igedaan, niet alleen den Romeinschen Hoofdman, maar ook de krychsknegten en zeelieden, zoo wel als de andere gevangenen, by de dankbaarheid over hunne behoudenis en verlossing van zoo eenen grooten nood, en naby zynden dood, hunne zielen vervuld hebben, met gevoelens van achting en eerbied, voor dien aanzienlyken en door God verlichten Man; die Paulus, die hen bemoedigd cn getroost had, en wiens woord zoo naauwkeurig door dien God, die heerschte over de verbolgenheid der zee, vervuld was, dat niet ée'n van hun zoude ontkoomen: terwyl de Apostel bierdoor R 3 ge-  s6o het Leven van Be Plaat waar Paulus ontkomen is, beschreven. gesterkt in zyne hoop op God, die hem ook nu gered had, en zoo veelen met hem ontwyffelbaar daar over God zal verheeriykt en gedankt hebben. Dan, de tyd roept] ons, om nu onzen aandagr te bepaalen,: zoo op de plaats waar zy Schipbreuk geleden hebben, als op de gewigtige byzonderheden die aldaar, den gevangen Kruisgezant zyn overgekoomen. De plaats was het Eiland Melite; Lucas zegt: als zy ontkoomen waren, verstonden zy dat het Eiland Melite hiet. Dit oudtyds onder deezen naam bekend en beroemd Eiland, ligt in de Ivliddelandsche zee, tusschen de Kust van het Eiland Cicilien, en dat gedeelte van het vaste land van Africa, dat Tripoli genoemd wordt; het heeft zederd veele eeuwen zynen ouden naam verloren , en wordt thands Maltha genoemd; van eenen rotsachtigen grond, doch met zeer vruchtbaare aarde j overdekt, zynde langwerpig rond, tien urnen gaands in zyne lengte en vier in deszelfs breedte,* zeer vruchtbaar, en * Zoo beschryft het Bachiene; oudtyds was, zoo veele denken, deszeifs naam Melite, van den uitmuntenden honig, die daar zeer zeel viel, ont» leend. Er groeit een overvloed van Katoen, en naar de groote van het Eiland, veel en voortreflyk kooren; het behoorde oudtyds aan de Car- ta.  Paulus den Apostel. 261 cn zeer beroemd door de Schipbreuk van Paulus, en dus een zeker bewys voor de geschiedkundige waarheid van den Christelyken Godsdienst, het is, zedert het jaar 1550. het ei* gendom der Ridders van Maltha geweest, en nog ziet men in de omliggende streek der hoofdstad Valetta, eene kleine Kerk, insgelyks aan deezen Apostel toegewyd, en hier by zyn standbeeld , naar men zegt, geplaatst in den zelfden oord, waar het huis stond, in het welk hy zich na zyne Schipbreuk begaf, en waar taeers, van wien de Romeinen het veroverd hebben in den Punischen Oorlog; zy hadden er een Landvoogd, toen Paulus daar Schipbreuk leed, naderhand is het door de Saraceenen in bezit genomen, aan wien het in de elfde eeuw door een der Graaven van Cicüien ontnoomen is: in de zestiende eeuw is het door Keizer Carel den vyfden aan zekere Geesrelyke ndüer orde van Sint Jan, van Jerusalem genoemd, wanneer zy door de Turken uit Rhodes verdreven was, geceeven, met het Eiiand Goze en de Stad Tripoli in Barbaryen, welke Stad zy in 1551- echter weec verloren hebben. Dat dit Eiland het zy, waarop Paulus Schipbreuk geleden heeft en meteen ander ih lUvrien by Dalmatienin de Adnatisehe zee, nu de Golf van Venetien genoemd, is bewezen door den -el. Scaliger in zyne Emendatie Temporum, en den beroemden Bochart in zyne Geographa Soera, en 't kan breeder gezien worden by den Hoocl. Ecumami over deezen Text, gelyk ook by den geleerden Plevier over deeze plaats, die de bewyzen van Scaliger, vertaald, heeft cpge. geeven.  Het vriendelijk onthaal hem aldaar aangedaan. ■ 1 261 het Leven van waar in hy eene slang, die zeer J vergiftig was, van zyne hand schudde, zonder daarvan eenig nadeel te lyden; en zoo het zeggen der inwooneren, dat zy nog verhaalen, doorgaat, zoude hy toen alle fenynige dieren van bet Eiland, voor altoos verbannen hebben.* Hoe dit ook zy, dit beroemd en vrugtbaar Eiland, was de plaats daar de gevangen Kruisgezant, met alle die met hem waren, van eene hoogst gsvaarlyke Schipbreuk gered werden. Ook daar was God met zynen heilgezant, daar deed hy hem blyken zyner Goddelyke lievde en trouw ondervinden, daar verheerlykte Hy aan hem, en door hem, zyne magt en goedheid; Lucas teekent als ooggetuige dit alles naauwkeurig aan. En geeft ons van het eerste dit bericht: En de Earbaaren bewezen ons geen gemeene vriendelijklieid. In den styl van het Nieuwe Testament , zyn by Lucas en Paulus , zoo wel als by ongewyde Schryveren , Barbaarai zulke Voiken, die geen Grieken waren, ïti de Grieksche taal en beschaafdheid misten, men * Zie de nieuwe Reisiger uit het Fransch vergald , 2g. D. 364. brief, en de historische be«chryving der reizen, 19. D. p. 180. vergeleken net Keiszier Reizen, 1. St. p. 117., waar in men >reedvoerigcr berichten van dit alles vinden kan.  Paulus 'den Apostel. 263 men kan dit i. Cor. 14, vs. ii en Rom. I vs. 14. zien, in welke laatste plaats het de Apostel zelf zoo verklaart, zeggende: beiden, Grieken en Barbaar en, beiden, wyzen enonwyzen, ben ik een schiddenaar; de Romeinen en de Jooden waren ook gewoon, andere Volken, die hunne taal en zeden niet hadden, alzoo te noemen; de oude inwooners van dit Eiland waren Phceniciers, toen wel door de Romeinen overwonnen, maar echter het Eiland en vooral deszelfs zeekusten bewoonende; dan, hoe onbeschaafd deeze ook mogen geweest zyn, ten aanzien hunner kunde in taal en weetenschap, zy gaven door hunne daaden bewyzen van een medelydend hart, dat eene oprechte hulpvaardigheid betoonde, omtrent de ongelukkigen aan hunnen oever het doodlyk gevaar eener Schipbreuk ter naauwernood ontkoomen; zy bewezen hun geene gemeene vriendelijkheid. Er is een geleerd Uitlegger,* die van oordeel is, dat het Grieksche woord,tyulk eene menschlievenhcid beteekent, die een mensch niet by geval, maar door een zonderling geluk van den hemei bejeegent; en wie toch zou ontkennen kunnen, dat ook hier in zeker een byzonder bestuur der Godsregeering heeft plaats gehad, zoo * J, Brant, Paulus Leven, p. 410.  264 het Leven van- zoo dikwerf zichtbaar in de uitreddine en verzorging van ongeiukkigen, voor al der zulken die den Heere vreezen, die naar zyne toezeggingen daarop vertrouwen mogen, bemoedigend bewys der Goddelyke ontferming, voor Paulus den Apostel! Lucas zegt met naadruk, de Rarbaaren bewezen ons geene gemeene vriendelykheid; dat zulks aan de Romeinen geschiedde, aan wien de Opperheerschappy des Eilands toen behoorde, was minder te verwonderen; maar dat de gevangene, waaronder Paulus, en zoo Wy denken ook Lucas behoorde, dit ondervonden, dit was iets zonderlings; zeker wel eene edele trek van het goedhartig Characler deezer eenvouwige kustbewooneren'; maar ook een duidelyk bewys^ dat God voor hun zorgde, daar deeze me'dedogende menschen aan die ongelukkige gevangenen, waar van Xucas hier in 't byzonder, naar ons inzien spreekt, die hun niets vergelden konden, zulk eene ongemeene vriendelykheid bewezen. Niet alleen door beleefde woorden, maar ook door spreekende daaden, die hun medelyden met deeze ellendigen, ten duidelykste toonden, want (zegt Lucas) een groot vuur ontstoken hebbende, namen zy ons alle in, om den regen die overkwam, en om de kou. de.  Paulus den Apostel. 26S ie. Woorden zoo klaar, dat zy geene de minste toelichting behoeven; juist geschikt, om ons te doen opmerken, hoe uitmuntend en naavolging waardig dit bestaan dier mededoogende menschen was, om de ongelukkige Schipbreukelingen, door de koude en het zeewater verkleumd en door nat, te verkwikken, te meer, daar de opkoomende . regen en aanhoudende koude hen anders, daar zy noch voedzel, noch dekzel hadden, , zouden hebben doen omkoomen; zy alle, niemand der gevangenen uitgezonderd, worden door die vriendelyke ikustbewooneren geherbergd, en by een groot vuur, zeker voor den doornatten, en door koude verstyfden Schipbreukeling, een der grootste hefdeblykeu! Verwarmd en gedroogd. Dan, Lucas tekende dit ook aan, om ons een bericht te geeven van eene zeer opmerkingswaardige byzonderheid, welke by deeze gelegenheid geschied is, cn in het derde en de twee volgende versen van onze textwoorden gemeld wordt. ' De aanleiding daar toe was, dat de Apos- . tel doornat en koud, zyne hulpvaardigheid, deed blvken, om zich zelven en zyne lotge- i nooten te verwarmen, en daar toe een hoop , dun hout, uit rys of takken bestaande, by een 'iet ge. ■aar waar n de Apostel \eraakte ioor eenen idder.  266 het Leven van een raapte, en dat op het reeds brandend vuur wierp, om zich met de zynen, door eene aanhoudende warmte te droogen, en te herstellen, met dit gevolg, dat daar uit een adder door de hitte voortkwam, en zyne hand vatte. Een adder, is een slang van eene der vergiftigste en allergevaarlykste zoorten, naauwlyks eene halve el lang ; doch wiens beet binnen een zeer korten tyd, eene zeer gevaarlyke swelling, of eenen schielyken dood ten gevolge heeft, gelyk wy ook uit het zesde vers zien kunnen; zy brengen leevendige jongen voort, en komen, niet gelyk de an. dere slangen, uit eyeren voort; in de bovenste kaak heeft elk deezer dieren aan de twee hoektanden een klein blaasje, met het allersterkst vergift, dat zy by hunne beet in de wonde storten. Zy onthouden zich doorgaands op vochtige plaatschen, en tusschen dorre struiken, waar mede deeze, op het vuur geworpen, door de hitte gedrongen, en zich daar uit reddende, de hand des Apostels vatte. Beroemde Uitleggers zyn van oordeel * dat Paulus door den adder niet gebeten is, ' maar Bochart Hieroz T. II. Col. 368. Zoo ook de  Paulus den Apostel. 267 maar dat God, die den muil der Leeuwen bond, zoo dat zy Daniël nier beschaadigdcn, ook den vergiftigen adder, om zynen dienstknegt te behoeden, daar in zoude verhinderd hebben-, doch andere zyn van oordeel, dat ook ons alzoo voorkoomt, dat dit in de daad heeft plaats gehad, om dat het dier, by het vatten van de hand, van Paulus, al zet men dit zelfs door slingeren om de hand over, zynen aart, en die van alle dieren niet moest gevolgd hebben, in zich ter hunner verwcering van de hun eigen zynde wapenen te bedienen, om zich te redden, daar te boven, zoo de adder, die de Barbaaren aan de hand van Paulus zagen hangen, dat onzes erachtens zeer duidelyk de beer van dit dier te kennen geeft, niet gebeten heeft. Waarom verwachten zy dan, dat hy zoude opswellen, of terstond dood nedervallen, waarom oordeelden zy anders, dat hy gewislyk een doodslaaa;er was, die de wraak niet liet leeven, daar hy uit de zee ontkoomen was; daar zy dan hunne verwondering hadden moeten te kennen geeven, dat hy door een zoo gevaar- lyk de Engelsche Godgel. over deeze plaats. De Sirische en Arabische overzetting heefc het_ Grieksche woord, dat hier door vatten vertaalt is, door byten vertolkt; zy waren dus van een ander oordeel.  2Ö8 het Leven van lyk bytend dier was aangegrepen, zonder gebeten te worden, doch hier van vinden wy niets. Bet oor. Zy oordeelden, toen zy het beest aan zynt RJatthe. hmd ZÜgm banë™, naar het vierde vers, en sers daar %eiden dit tot malkandenen, deeze mensch is over. .gewislyk een doodslaager, die de wraak niet laat leeuen, daar hy uit de zee ontkoomen ism Dat de Godiyke eigenschappen door het licht der rede, ook by de Heidenen bekend, als Goden en Godinnen geëerd, en aangebeden werden, is uit de oudheidkunde bekend, de Wraakgodin werd by hen als een dochter der hoogste Godheid geëerbiedigd, en by de oude inwooneren deezes Eilands, Godsdienstig geëerd, zy geloofden, gelyk men; dit ook by de oude Jooden vast stelde, dat de Godiyke wraak tot straf van begaane en ongestrafte misdaaden, zich onder anderen ook bediende van wilde en schaadelyke dieren, en van vergiftige slangen en adderen,* zy beschouwden den Apostel Paulus, niet alleen als eenen gevangenen, maar ook als eenen inisdaadigen, en wel eenen doodslaager, of gelyk een geleerd Uitlegger wil, als eenen moor- * Men zie dit, in de uittrekzels uit de Joodsche Schriften by de Engelsche uodgeleerden over deeze plaats aangehaald, en by Jesus Sierach, Hoofd, stok 39, vs, 32—36,  Paulus ben Apostel. 269 moordenaar,* die in die zelvde hand gestraft werd, waar meede hy zyne snoode misdaad begaan had, cn die, schoon den dood by eene gevaarlyke Schipbreuk ontkoomen, nu ten afschrik van anderen door de Godiyke wraak zichtbaar gestraft werd. Doch hoe verkeerd, en dikwerf van allen grond ontbloot, het oordeel der menschen zoo 'over de Goddelyke daaden, als over die van hunnen Natuurgenoot is, leerde de ervaaring ook hier, en dit blykt uit het vyfde en zesde vs., Maar hy schudde het beest af in 'tvuur, en leed niets kwaads, en zy verwachtten, dat hy zoude opswellen, of terstond dood nedervallen; maar als zy laug verwacht hadden, en zagen dat geen ongemak over hem kwam, werden zy veranderd, en zeiden dat hy een God was. Leest men in het Elfde Hoofddeel van den brief aan de Hebreen, in het 32ste en 2 volgende versen, dat zommige der oude Godvruchtigcn, door het geloof, de muilen der leeuwen toegestopt, de kracht des vuurs hebben uitgeblust, en de scherpte des waards zyn ontvloden, hier zien wy Paulus door dat zelvde geloof, het doodlyk gevaar eenes vergiftigen adders ontkoomen, en den zelven var, * Elsneri observ. vol. i.pag. 489-491* • Zijne 'vonderbaare uitreddingrit het dreigend gevaar.  De verwondering der Malthesers kier over. 270 het Leven van van zyne hand in het aangestoken vuur, op dat hy niemand eenig kwaad zoude toebrengen, zonder eenig nadeclig gevolg afteschudden. Welk eene kalmte van geest behoudt de Kruisgezant in het midden van het oogenschynlykst gevaar, welk eene kracht des geloofs spreidt hy door God gesterkt, hier ten toon! Daar de uitkoomst bevestigde, dat hem niets nadeeligs overkwam, van de anders doodlyke beet des zoo vergiftigen adders. Zoo ondervondt hy de vervulling ook van die Goddelyke belofte van zynen verhoogden Zender, aan de Apostelen gedaan, naar Luc. 10, vs. 19. Ziet ik geeu u de magt om op slangen en schorpioenen te treeden, en over alle kracht des vyands , en geen ding zal u eenig sint beschadigen ! Trouwens dat, blykt uit het 6de vers, daar Lucas aanteekent: dat zij verwachtten, dat hy zoude opswellen of terstond dood ne~ dervallen; maar als zy langen tyd verwacht hadden, zagen zy dat geen ongemak over hem kwam. In die landen, daar de doodlyke beet des adders gezien wordt, is het opswellen of terstond dood nedervallen, het gewoon gevolg van dezelve. De bewooners deezes Eilands verwachtten des deeze zelvde ontzettende gevolgen , want de beet des adders voor  Paulus den Apostel. 271 roor al wanneer hy daar roe getergd wordt, of gelyk hier, door de hitte des vuur daar door aangezet en in benaauwtheid gebragt wordt, heeft deeze uitwerking, dat hy met alle kracht zyn doodlyk vergift in de gebeten wonde stort, en die doet opswellen, of gelyk de taalkundige Bochart bewyst,* dat hier het Grieksche woord beteekent, doet branden, dat is: eene brandende hitte doet ontstaan, die niet alleen het gebeten deel doet opswellen, maar ook het verhitte bloed door het vergift besmet, met zeer veel drift naa het hart doet vloeijen, en daar door eenen schielyken dood dikwerf veroorzaakt; dan noch het een , noch het ander gevolg had dc anders doodlyke beet by den in God gesterkten Kruisgezant, niet alleen in de eerste oogenblikken, maar ook langen tyd daar na, schoon zy met alle oplettenheid hunne oogen op hem gevestigd hadden, geen ongemak, geen naadeelig gevolg hoegenaamd ook, treft hem door Gods wonderdoende kracht, die hem ook hier beveiligde. Dan, welk eene uitwerking had dit by hen, die er tegenwoordig waren, zy ziende dat hem niets nadeeligs overkwam, werden veranderd, en zeiden dat hy een God was. Die * Vid. Bochart, Hierozoic T. II. & SuiceriThesaurum- Zy meenden dat hy een God was.  27* HET Leven van Die zelvde menschen , die Paulus, even te voorefi, toen zynen hand door eenen adder werd aangegrepen voor een doodslaager hielden, welken door de Goddelyke wraak nu den dood niet ontkoomen zoude, schoon hy eenen doodelyken Schipbreuk ontkoomen was, dien beschouwden zy nn als eene Godheid, die zy naar de dwaalende begrippen van die tyden en Volken geloofden, dat zomtyds op aarde, onder onderscheidene gedaante wisselingen verschenen, en het is niet onwaarschynlyk, gelyk veele onder de geleerden gedacht hebben , dat zy hem voor den kwaadverdrijuenden Hercules gehouden hebben , die in dit Eiland Godsdienstig geëerd werd, en die, gelyk de Oude zeggen, twee slangen reeds in zyne wieg zoude hebben omgebragt, en die by veelen onder de Ouden voor een God der geneeskunde ook gehouden werd, gelyk door een der laatste Uitleggeren is opgemerkt.* Schoon Paulus tc Lystren als een God geëerd, opentlyk dat afkeurde, kunnen wy niet * De geleerde van Vloten in zyne vertaaling en omschryving van den Bybel over deeze plaats. Men dacht van hem, dat hy alles kwaads kon verdryven , en alle kwaaien wegneemen. Zie de flett. en pract, verkl, van Henry &c. over deezen t Text,  Paulus den Apostel. 273 niet opgeeven, op welk eene wyze hy hier dit overgedreven gevoelen heeft tegengegaan; zeker is het, dat hy niet, gelyk een trotsche Herodes, door stilswygen en toezien, zich aan zulk eene schriklyke zonde heeft schuldig [gemaakt ; dan, of hy by deeze gelegenheid hun den Heere Jesus gepredikt heeft, als een God van Zaligheid, die de waarachtige God en het eeuwig leven is, heeft Lucas, schoon het hoogst waarschynlyk ons voorkoomt, niet aangeteekent. Terwyl hy alleen de gewigtigste byzon. derheden van het gedenkwaardig leven van onzen Apostel, door de onfeilbre leiding van den Heiligen Geest aanteekenende, voortgaat om ons onderscheidene wonderen van gezondmaaking door den Heilgezant, op dat Eiland verricht, tot roem der Goddelyke genade te verhaalen. Waar van Iiy het eerste dus opgeeft, in Het 7 en 8. vs En hier omtrent dezelve plaattclte had de voornaamste van het Eiland, met naame Publius, (zynej landhoeven; die ons ontfong, en drie dagen vriendelijk herbergde. En het geschiedde, dat de Vader van Publius, met koortzen en den rooden loop bevangen zijnde, te bedde lag; tot den welken Paulus II, D. IL St. S *'««  274 het Leven van Publius beschreven. Zyne vriendelykheidomtrent Paulus, inging, en als hy gebeden hadde, leide hy de handen op hem, en maakte hem gezond. Was dit beroemd Eiland in den eersten Punischen Oorlog den Cartagers ontweldigd, en aan de Romeinsche heerschappy onderworpen, zy hadden dan niet alleen hunne krychsbenden, maar ook overheden, die het in hunnen naam bestierden, onder welke Publius niet alleen, als een der aanzienlykste behoorde, maar ook, waar van hy de voornaamste was, dat is, gelyk door een beroemd Taal en Oudheidkundige bewezen is, uit een aldaar gevonden opschrift, hy was de eerste der Melkers, hunnen landvoogd, die dit wingewest in 's Keizers naam bestierde;* en welke daar op dien tyd aanzienlyke landgoederen bezat, en wel omtrent de plaats waar deeze zoo gevaarlyke Schipbreuk was voorgevallen. Dan , by deezen rykdom had God hem een mededoogend hart geschonken, om ongelukkigen mildaadig zynen bystand te verleenen, cn in hunnen nood te hulp te koomen; hier van had, de door God beveiligde Apostel, met zyne lotgenooten, al spoedig ,de heuchelyke ondervinding. Lucas zegt: hy ontfong ons, ons drie dagen vriendelijk her- her- * Bochart Geogr.Sacr. P. II. libr, I.C. 26. p. 502.  Paulus den Apostel. 375 bergende. Schoon deeze woorden, hy onrfong ons, alleen van Paulus en Lucas zynen reis en lotgenoot zouden kunnen genomen worden-, koomt het echter ons aanneemlyker voor, dit ons, van alle de tochtgenooten te neemen, die met hun Schipbreuk geleden hadden , die te zaamen twee honderd zes en 't zeventig zielen waren; niet alleen, om dat hy daar zyne landhoeven had, die hem toebehoorden, die hem eigen waren, naar 't Grieksch, maar by zonder ook, om dat Lucas, in dit en in het voorig Hoofddeel, ons en wy, in dien algemeenen zin gebruikt, gelyk duidlyk blykt uit het tweede vs. van onzen text. Waarlyk een groot bewys zyner weldaadigheid, maar nog grooter bewys der Goddelyke zorg voor deeze ongelukkigen , en byzonder voor zynen gevangen Kruisgezant, die ook hier ondervond , dat Hy die gezegd heeft, my is gegeeven alle magt in hemel en op aarde, hier zyne toezegging vervulde: ik zal u niet begeeven, ik zal u niet verlaaten. j Trouwens ook hier in had God een wel- 1 daadig en hem verheerlykend oogmerk, ge- * lyk uit het fcste vers blykt. Hy zou door 1 den uitwendig gcringen, en als een misdaa- * diger gevangen Apostel, zyne magt en goedS 2 heid le ge. aarlyke iestand an des .andoogdsrader.  De han- delwysde Apostels omtrent hem ge-' kouden. 276 het Leven van heid ook daar ren toon spreiden; dit ver. haalt ons de heilige Schryver, hy zegt ons, dat de Vader van deezen Landvoogd, met koortschen en den rooden loop bevangen zynde, te bedde lag. Taalkundige zetten he* Grieksche woord door heete koortschen over, die op zich zelven altyd, voor al in warme landen h ogst gevaarlyk, en meestal doodlyk zyn, wanneer zy den op zich zoo zeer gevaarlyken rooden loop vergezellen, waar van twee zoorten zyn, en waar van de allergevaa.'lykste is, die, welke met zulke koortschen vergezeld ii. In zulk eenen hoogstgevaarlyken toestand, f voor al voor bejaarde lieden, bevond zich de Vader van den weldaadigen Landvoogd, tot welken Paulus inging. Het zy dan dat hem zulks ter ooren gekomen zynde, en hy hier door bewogen werd zyne dankbaarheid, in opzien tot God, om zyne wonderdoende kracht, aan den bejaarden Vader, van den mededoogenden Publius te betoonen; het zy dan, dat de voorige wonderdaadige gebeurtenis, aan den zelven bekend gewor. den, aanleiding gegeeven hebbe, om by dien Man, die men voor een meer dan mensch. lyk wezen' beschouwde, hulp en uitredding in dieze hoogst gevaarlyke en doodlyke krankheid te zoeken. Al-  Paulus den Apostel. 277 Althands de Apostel ging tot hem in, ronder zich door de gevaarlyke besmetting der ziekte te laaten wederhouden; maar hoe gedraagt hy zich, niet als een ervaaren Geneesheer, in het onderzoeken van den aart, en trap der ziekte, en het voorschryven van de beste der hem bekende middelen maar als een dienstknegt en navolger van'den Heere Jesus; hy bidt tot God! ZOo toont de nederige Kruisgezant, met de daad, dat hy een mensch en geen God was, daar hy van Hem, voor den doodlyk kranken geneezing afsmeekt; in aller tegenwoordi heid, keert hy zich tot God, den hoon* des gebeds, die alleen wonderen doet, hy smeekt om zyne wonderdoende kracht, dat die aan den banken mogt verheerlykt worden, door den Heiligen Geest, die altyd de Apostelen, in zulke omstandigheden, dit ingaf en hen daar toe bestierde; en daar hy geloovig van jde verhooring zynes gebeds verzeekerd werd, verricht hy eene plechtigheid, vooral by het wonderdaad,* genee«n der krankheden, by de heilige Mannen in gebruik, na dat de Zoon van God aan hun beloofd had, naar Mare, 16, vs. 18op kranken zullen zy de handen leggen, en zy zullen gezond worden. Op zulk eene wys  Hy maak te hem wonderdaadiggezont. 278 het Leven van wys tras Hy zelf gewoon de zieken te geneezen; zoo als wy vinden Luc. 4, vs. 40. dit was ook aan onzen Apostel, door den Godvruchtigen Ananias verricht, toen hy na drie dagen blind geweest zynde, ziende werd, en met den Heiligen Geest vervuld, naar Hand. 9, vs. 17., gelyk wy U voorheen gepredikt, en toen breeder deeze heilige plechtigheid voorgedragen hebben;* eene plechtigheid, die in de daad hier voor allen, die er by tegenwoordig waren, en byzonder'voor _ den doodlyk kranken Vader des Landvoogds ontzettend moet geweest zyn, voor al, als men opmerkt, dat daar op, terstond het gevaar en de woede der ziekte niet alleen verminderde, maar geheel werd weggenomen, en de lyder, kort te vooren in een hoogstgevaarlyken toestand, in een oogenbiik volkoomen genezen, cn tot zyne voorige krachten in volkoomen welstand terstond hersteld werd, gelyk dit altyd het gevolg , eener Goddelyke en wonderdaadige geneezing was, zoo als de Apostel hier door de buitengewoone gaaven van den Heiligen Geest uitwerkte; Lucas doet dit ons opmerken, wanneer hy kort, doch krachtig zegt, op het ein- * Zie ons eerste deel os'er het Leven van PauIqs den Apoctel, 2de st. p. ï8 ea 187.  Paulus den Apostel. 279 einde van het gste vs. hy maakte hem ge- *°Dan, welke gevolgen had dit heerlyk wonder op Publius. en zynen herstelden Vader,; en de andere die er tegenwoordig waren? Eeni*e Roomsche Schryvers, als Baronius en Spondanns, verzeekeren dat Publius door Paulus, tot Bissehop van het Eiland Maltha is aangesteld , van waar hy naderhand te Athenen gekomen zynde, als Bisschop van die Stad, zyn leven door den Marteldood zoude geëindigd hebben; doch het ongegron. de hier van, is door andere geleerde man„en aangetoond; en gelyk hier Lucas va. swygt, vind men by de oudste Schryverer er ook niets van aangeteekend, waarom oo zommige gedacht hebben, dat hy, en zy al le die er by tegenwoordig geweest zyn Heidenen gebleven zyn, en dat noch d.. noch de volgende wonderen, in het volger de ode vs. aangeteekend, by eenigen inwoc öet deezes Eilands, het geloof in den Heer Iesus Chrxstus ten gevolge gehad heel om dat Lucas, die Hand- I3, vs. 12 d van Sergius Paulus meldt, het ook ande hier wel zoude aangeteekend hebben; n voor ons durven hier geen beslissend oo deel vellen, ook dit zal de groote dag ope bs De gevolgen hier van omderzocht. i i- e it rs y raa- 1  280 het Leven van baaren; alleen moeten wy hier aanmerken, dat het ons voorkoomt, dat uit het sr.lswygen van den heiligen Schryver hier geen .gevolg kan afgeleid worden, daar zyn korte Schryfsryl, zicri doorgaans alleen tot eenige voornaame byzonderheden bepaalt,* en het zeer onwaarschynlyk is, dat het verblyf van Paulus, drie maanden lang op dat Eiland, na het wonderdaadig geneezen van zoo veele «ranken, ten eeremaal ongezegend zoude geweest zyn. Althands dit is zeeker, naar het 9de of laatste vs. van onzen text, als dit dan geschied waf, dat ook andere die krankheden hadden, in het Eiland tot hem kwamen en geneezen werden, welke hen, gelyk Lucas vervolgends heeft aangeteekend, eerden met met yeele eere, e„ voor hun hef nQ0(] bestelden; als zy vertrekken zouden. Ontwyffelbaar heeft het gerucht der wondcrdaadige bekeering van den doodlyk kran- * y t,- 'ken Zle hier over, behalven de verklaarin* van ze piaa.s, die van oordeel zyn, dat des Ano^l, Euangel,ed,enSt hier drie maanden ang. niet on gezegend geweest zy; den geleerd™ d.e het tegenovergesreïd gevo^ en breeder'en T redeneerd opgeeft, i„ 2yrfe VerkÜriog ov het vt Hn f V" met aa°^kingenguirgegee. > en, door den Heere A» Sterk, 6. K p. öf^tot  Paulus den Apostel. 281 ken Vader des Landvoogds, zich door het geheel Eiland wyd en zyd verspreid, zoo dat ook de andere kranken, van welk eene ziekte ook aangetast, daardoor bewogen werden, om by zulk een wonderdoenden Man, die 'zommige zelfs voor .een Godheid hielden, hulp en geneesing te zoeken: ten welken einde zy zich tot hem begeeven, of door andere derwaards hebben doen overbrengen, en alle met dat gezegend gevolg tot~hem gekoomen zyn, dat zy even, gelyk de Vader des Landvoogds, hoe gevaarlyk, hoe doodlyk ook hunnen toestand was, op het gebed des Apostels, door Gods wonderdoende magt, hersteld en gezond ge. worden zyn. Welk een groot 'en heerlyk bewys vat den rykdom der Godiyke ontferming, voo de mededoogende inwooners van dit Eiland die den gevangen Apostel met zyne med Schipbreukelingen zoo barmhartig, en ede moedig herbergden; zoo vergeit God meei maaien genadig, de betoonde blyken va hulpvaardige menschenlievde, en wie kan bi paaien, welke de heilryke gevolgen van d, Apostels gebeden, en gesprekken gewee zyn, daar hy ontwyffelbaar, in drie maai den, dat hy by hen op dit Eiland bleef, hl Chki Hoe God ook door den /ipostel aldaar, nog meer zyne magt en goedheid verheerlyktheeft. 1 » 3 a :s 5t 1ns-  Gewigtu ge bijzonderhedenhier optemerken. Hoe groot hoe verheven was Paulus! i i i 282 het Leven van Christus zal verkondigd hebben, als Je kracht en de wysheid Gods; 'dan, schoon wy hier van geen aanteekening by Lucas vinden, zullen dc naamen van zulken, die door zyn woord in den Heere Jesus geloofd hebben, geteekend zyn in het boek des Levens, des Lams.' Intusschen zyn er twee gewigtige zaaken in het geschiedverhaal des heiligen Schryvers, die onze byzondere opmerking verdienen, die te zaamen genomen, de waarheid en God. lyken oorsprong van die leer, die Paulus gepredikt heeft, zeer krachtig bewyzen. Waar van de eerste is, zyne grootheid van geest en verheven Charade* doorstralende, in alle de omstandigheden van dit gedeelte zynes levens. Als een gevangen man wordt hy onder de bewaaring der krychslieJen gesteld, om naa Rome gevoerd, en voor :1e Rechtbank des Keizers geoordeeld te worden , om de verkondiging van, den Heere [esus, en het geloof in hem, dat hy met ^oo veel yver gepredikt had, geen blyken ,an morrend ongenoegen, geen klagten over iet dreigend en hem bekend gevaar, ontdekken wy van hem, zelfs toen hy het naadrend )pheü den Romeinschen Hoofdman had te vennen gegeeven, en deeze, zynen heiJzaamen raad  Paulus den Apostel. 285 raad verwierp; gerust in het midden der onstuimige haaren, vermaand hy zyne reisgezellen toen alle hoop van behouden te worden, was afgesneden, om goeden moed te hebben; hy herhaalt dat by het klimmend doodsgevaar, e„ verzekert hen op grond eener Goddelyke openbaaring, dat niemand van hun, schoon hun de dood reeds aangrimde, zoude omkoomen; hy bidt en dankt God in aller tegenwoordighcid, hy is goeds moeds, en zy alle worden zulks met hem. Welk eene sterkte eeeft de waare Godsdienst en het oprecht geloof in den Heere Jesus! En naauwelyks is hy den dood ontkoomen, of de m God gesterkte Apostel, schudt den vergiftigen adder die zyne hand gevat had, gerust m t vuur, en bewyst de dankbaarheid van zyn hart, aan de herbergzaame inwooners des Eilands, daar hy hunne kranken door de kracht van God, wien hy daarom bad-wonderdaadig genas! Zoo toonde hy dat J een navolger, een dienaar van den Heere Heere Ie sus was! Maar byzonder moeten wy hier ook opmerken, de blyken van Gods groote hevde. aan den gevangen Kruisgezant bewezen hy ontfangt de bewyzen van zyn Apostelschap, de vervuiling der Goddelyke toezeggingen, by Gods groote lievde actn den Apostel bewezen.  284 het Leven van by de aanvaarding van het zelve hem gegeeven; God openbaarde hem wat er gebeuren zoude, die God wiens hy was, en wien hy diende, verwaardigde hem met de verschyning eencs Engels uit den Hemel, om hem te bemoedigen en hem te verzekeren, dat om zynent.wille, zy alle die met hein waren, behouden zouden worden, en gelyk hy hen verzekert had, vervult dit God; hoe dreigende de doodsgevaaren waren, niet een van hun koomt om; zy worden allen gered, niet een der gevangenen zelfs, welk doodlyk voorneemen de krycksknegten ook tegen hen hadden, Zy alle worden met den gevangen Apostel,' na den gevaarlyken Schipbreuk, toen nog hun leven door de felle koude, en overkoomenden regen gevaar liep, vriendlyk door de barmhartige inwooners des Eilands geherbergd, daar, redt God Paulus op nieuws, van een oogenschynlyk levensgevaar, door de beet eenes vergiftigen adders; daar spreidt God zyn magt en goedheid door den Apostel ten toon, in het wonderdaadig geneezen van doodlyk kranken. Zoo wordt hy, die als een gevangen misdaadiger na Rome gebragt wordt, een hterlyk bewys van de Goddelyke lievde voor ellendigen. Zoo toonde God in allen deezen, gel-yk.wy Gal. 1, vs. 1. leezen, dat Paulus een  Paulus den Apostel. 385 een Apostel was, niet geroepen van menschen, noch door een mensche, maar door Jesus Christus, en God den Vader die hem uit den dooden opgewekt heeft, en dus dat het woord dat hy gepredikt heeft, een getrouw woord is, en aller aanneemmg waardig, en dit is het, dat wy bewyzen wilden. Ziet daar, Gelievde Hoorers! U Gods Tc goedheid en grootheid, aan, en door Paulus *« den Apostel betoond, in de voornaamste lotgevallen zynes levens ; en nu ook in zyne ontkooming van eenen gevaarlyken Schipbreuk, en in het verrichten van heerlyke wonderen, op het Eiland Maltha voorgesteld; ter bevestiging van de waarheid en Godlyken oorsprong van dat Euangelie, dat wy U prediken. Laaten wy uit dit onderwys nuttige lessen voor ons hart, en voor onzen wandel opzamelen. Waar van de eerste is: " Ook in dit be- z è langryk gedeelte van Paulus leven , straalt « ten duidelykste door, dat hy een van God <<■ geroepen Apostel was, en dat hy eene leer « gepredikt heeft, die Godlyk en geloofwaar M dig is,'' Ten tweede: " Schoon de wraak meerft maaien den Zondaar, die zich aan snoode " mis- epas.eeringen,  I Eersti Leering, 2g6 het Leven van " misdaaden heeft schuldig gemaakt, op het " onverwagst treft, zoo is het menschlyk " oordeel, over de treilende rampen van an" dereu, zoo wel, als over zyne uitmunten*' de hoedanigheden dikwerf zeer verkeerd en *' onbestendig.({ Ten derde: "Heeft God in de donkerste M wegen en gevaarlykste omstandigheden, " dikwerf de duidelykste blyken zyner zorg" draagende Voorzienigheid ontdekt, gelyk wy * hier in de beveiliging van Paulus zien, zoo " moet een Christen daar door geloovig op " God leeren vertrouwen, ook in de moei" iykste omstandigheden deezes levens. Ten vierde: « Daar is voor ryklyk van " God gezegende menschen, geen pryselyker " bestaan, dan hunne dankbaarheid aan God, " door milde iiefdaadigheid, aan hunne on" gelukkige medemenschen te betoonen , en " niet zeldzaam toont God daar over de zicht" baarste biyken zyner zegenende goedheid.9 — ij van bov.laug lees lang — 270 — 3 —• —. afteschudden leet afschudden.  By J. SCHULTZ tcAkona, en W *KAVE te ^ Amsterdam, zyn gedrukt, en te bekennen: ■ a ^»;a hot Protestantsch Christendom Nederland, en «^f^^^^Ta^ea van deeze opgewekt, om acht » **M£ waarschuw,lg tegen tecenwoordigen tya, uh u voleens Gods on- ce ontzachlyke Gebeurtenissen, die volgens, feilbaar woord aanstaande zyn. t J- -.66, „door P. Du Bo». Negen«l Btiwen o'«Je "i™^ er vetoYering van do VS* Her. J«„a Kerk stellen. GeH»ck, r«™si"eT„ HlbM, De Lee, de,- W*» Sa^SSSfel Werk spleet »y". . «* Zu, E»»gefo,e„, lnd.Lyd,„, ryke herforming, indeGemeente van Sommelsdvk. Het weigel. Pourtrait van Denzelven. Proeve van Godsdienstige^rieven. Proeve va Mennoniten te Altona en Hoekstra, J. A. S., Le*ra£ £r ootheid ;n X Leerreden Hamburg, Iets over Gods Grootheid, Dezelve, ^kundige Mengelmgen, 4 «^^ï Deel, met het welgelyketid PO^'J^ zien. Het ade Deel zal zo spoedig mogelyK nei •tPourtrait van Denzelven, apart. Brem)  Brem, C., Ouderling der Schötscné en Gereformeerde Ge: meente te Rotterdam, Kort vertoog over de byzondere lief de van God en den H< Geest in 't werk der Verlossing De noodzakelykbeid der kennisse van den Heere Jesus Chris tus, derde Dr., vertaald. De Gereformeerde Godsdienst, voor mingeoefenden en Ton. gebeden, tweede Dr. J Krieger, W. L., Predic. in 's Gravenhag^ Gesprekken en overdenkingen over het lyden en sterven van onzen Heere Jesus Christus. Bonnet, G., Doft. en Professor der H. Godgeleerdheid,' en Academie-Prediker te Utrecht, Verkkaring van den Brief aan de Hebreen , compl. Gejlert's, C F., Brieven, nevens eenige Brieven zvner Vrien. den, tot dezelve betrekiyk; na zyn dood uitgegeven. Dezelve. Brieven, benevens eene verhandeling over den goeden smaak in het schryven van Brieven. Dezelve. Fabelen. Goldammer, K. W.', Beschouwingen over bet leven na dit leven, voor denkende Christenen. Lemke, H. Predikant te Wier in Friesland, Verhandeling over de Waarzeggeryen, Duivelsbeswceringen, Toveryen en Spookeryen, waarin veele wonderbaare gevallen wor. den verhaald, en eene menigte Schriftuurplaatzen op^e. helderd. r° Convenent.P. J., Proeve over de menschtr.ogelvke voorwetenschap en aloude Sterren-voorzegkunde, en over de Horos, coopliunst Müllner, J., de Naam Jesus, eene uïfgegootene Olie, of Uitlegging van het Hooglied Salomo's , Cap. i, vs. 3.,ver. meerderd, verbeterd, en met een Voorbericht luVeo'eeven door J. S. Scharp, Predikant te Rotterdam. . qe Almanach voor 50 Jaaren, zynde van ,736 tot 1845.