ID63 - 09 3 6   HET LEVEN VAN PAULUS den APOSTEL, i n KERKELYKE REDENVOERINGEN, UITGESPROKEN in D S HERVORMDE GEMEENTEN van BREDA en AMSTERDAM, DOOR. PETRUS HAACK, Te vooren S, S. Theol. & Hist. Sacrae Professor, en Predicanl te Breda, daarna Predicant te Amsterdam, thands in de Hoog- en Nederduitscke Gemeente van Altona en Hamburg, Lid van het zeeuwsch Genoodschap der Weetenschappen, en van de Maatschappij van den Landbouw te Amsterdam. Derde Deels, Eerste Stuk, behelzende in zvch: Des Apostels Voorderingen in Wijsheid en Heiligheid aangetoond uit eenige gewigtige gedeeltens zyner Brieven. Voorafgaat een uitvoerig Voorbericht over den Oorsprong en de Privilegiën der Gereformeerden in Altona en Hamburg. Te ALTONA gedrukt en te bekoomen, by Jacob SchultZ, Koningl. Deensche geprivilig. Boekdrukker, ock te bekoomen te AMSTERDAM, by Hendrik Diederiks, Johannes Allart,. en Wouter Brave, : Boekverkoopers aldaar.   Inhoud der Redenvoeringen van het Derde Deels Eerste Stuk. Hét heiïryk gevolg der vrede met God waar door een Christen, zelfs in de verdrukkingen roemen kan in de hoop derHeerlykheid Gods. i Het zuchtend Schepzel onder de Dienstbaarheid dtr Verderffenis, hoopendc op de vryheid der Heerlykheid der Kinderen Gods. . ♦ . . 63 Naaspeuring van de rede, waarom de bediening van het heerlyk Euangelie, geen meerder vrucht doet, geen heilzaamer gevolgen heeft, op het hart der Menschen. j>' 13a Paulus de Apostel, door de kracht van Christus roemende in zyne swakheden 179 HetGodverheerlykend leven van een verzekerd.Christen die door het geloof zich verheugd in de lievde van zynen Goddelyken Verlosser. . 229 Het ootmoedig en geloovig Gebed van den Apostel PaulUR,ten goede van de Ephesische Gemeente. 289 1  jöe voornaamste drukfouten dus te verbeteren. In het Voorbericht Pag. 4 reg. 4 van ond. staat Hoogduitsche lees Hoogduits, — — 2 — — — gruiwelyke lees gruwelyke. ,— g — 9 — bov. — Beroerden lees Beroerte. — 10 «— 5 — ond. ■— Prvil. lees Priyil. — 16 — 3 — bov. — de Jaaren lees Jaaren. — ig •— 4 - ond. — coufestorie lees consistorie. .— »o — 16 ■— boy. — gereformeerde lees gereformeerde Gemeente. ,— 2s — c — ond. — beteer lees beter. — 51 .— 12 — bov. — Rusand lees Rusland. .— 54 ■— 5 — — — Scheepsbouwerpen leesScheepsbouwer^en. — 91 dat eigentlyk 45: zrn moest staande yan pag. 40 tot j» ann elk. pag. bov. een C, dat zyn moest een L. op dat 95. pag. vau ond, reg. 7 staat te haudelii lees tegen te , handelen. Pag. 5 reg. 12 van ond. staat God onzen voor God, door onzen, — 19 ■— S — — •— en hunne voor in hunne. .— 49 — 2 - bov. — De drukkend een yoor De drukkende en. — 96 — 10 — ond. — Joannis voor Joannes. .— 97 — 5 — bov. — zyne voor zyner. ■— Ilo — 4 — ond. — word voor werd. — 112 — ij — — — Re Hoogber yoorDeHoogler. — 118 - op de kant ■— Toepassingen voor Toepassing. — 145 reg. 18 van ond. — Chrysotomus voor Chrysesto- mus. — ijl — 6 — — — grisksche voor grieks. ■— 169 — 8 — — 1— in het midden zyne voor ia midden van zyne. — 175 — II — — — zag u voor zag uw oog. — 18? — 9 ~~ — *~" Eu op ik my voor En op dat ik my. '— 18+ — 8 —bov- — derAposten voor der Apostelen. -— 188 —"ia ©nd. — onkeusheid voor onkuisheid.» — 191 — 12 — ■— ■—1 herrlyke voor heerlyke. — 197 — 12 —bov. — dat treffende voor die treffende. — 304 — 6 — — — byzooden voor byzonder. — 256 — 4 — ond. — Brahonier voor Brakonier. — 284 — 2 — — ■— des Zoon yoor des Zoons. — 285 — $ ■— — — gehouden voor gezonden. •— 280 — 14 — boy. — welke biede yoor welke beide, i — 8 — ond. — die en voor die in. — 287 — 9 — — schuimende voor schuimende,- — 292 — 10 — bov. — Oudrad voor Oudraad. — 293 — 10 — ond. — sprrekt yoor spreekt. ** 326 — ly — — — wensch yoor wejudt.  HET LEVEN Van P A U L U S den APOSTEL. Derde Deels, Eerste Stuk. Eerste LEERREDEN. Het heilryk gevolg der Vrede met God, waar door een christen, zelfs in de Verdrukkingen roemen kan, in de hoop der hkerlykheid gods. TEXT, Rom, 5, vs. 3 en j.a Door welken wy ook de toeleiding hebben door het geloof Lot deeze genade, in welken wy staan* en roemen in de hoop der hcerlykheid Gods; en «iet alleen (dit); maar wy roemen ook in de ver* drukkingen, TT **oe goed zyn Uwe tenten £facob > iiit'è wooningen Israël! Dus waren Biléams woorden , wanneer hy op eene hoogte geklom* men, Israël zag in dè woestyn, woonende Um iSt. A ' naar Inleiding.  a het Leven van naar zyne Stammen, gelyk wy leezen Num. 24, vs. 5. Hy zag het bewekiaadigd Nageslacht van Jacob, tot een groot Volk geworden, door God uit Egypten zoo wonderdaadig verlost, nu woonen naar zyne Stammen; en by hen eene wolk en vuur Colom boven het draagbaar heiligdom, de Tent der 't zaamenkomst, zoo zag hy, God was by, en met dat Volk. Hy was hunne sterkte en hunne heerlykheid; en schoon hem Balak geroepen had, om dat Volk te vloeken, hy kon niet anders doen, dan het zegenen, en het heil van dat Volk roemen. Maar had Bileam daar grond voor, toen hy Israël zag in zyne tenten, hoe veel grond en rede hebben wy niet, om het heil te verheffen, van het Israël Gods naar den Geest, dat op zynen weg naa het Canaan, dat boven is, door alle tyden heen, nog grooter zegeningen geniet, dan het cigentlyk Nageslacht van Israël in de woestyn. Ook dit Volk heeft God- van eeuwigheid lief gehad, dit verloste Hy van de magt der zonde en des doods, langs eenen weg, waar in zyn wonderdoende ma^t en goedheid nog heerlyker doorblinkt, dan in de verlossing van Israël uit Egypten, daar zyn eigen Zoon daar toe uit den hemel daalde, en de gestaltenis eenes dienst-  Pauib s den Apostel. 3 dienstknegts aannam, die diepverncderd aan het Kruishout stierf; dit Tsrael dus verlost, wordt in de kracht van God bewaard, door het geloof tot de Zaligheid, inwendig verlicht, door den Heiligen Geest, heeft elk lid van het zelve den toegang tot den Troon der genade, niet een van hun zal omkoomen, alle zullen zy de hemelsche erfFenis deelagtig worden, en wat hun ook treffe, onder welke rampen zy ook geraaken, op hunne reis naa het land der rust, zy kunnen roemen in de verdrukkingen, en juichen in ds hoop der heerlykheid Gods. Gelyk wy in dit uur U naader zullen leeren, in de ver» klaaring myner textwoordem Om die naar het oogmerk vart den uitmuntenden Kruisgezant wel te verstaan, moei ten Wy een duidclyk denkbeeld hebben * van het verband, en dcrt zaamenhang zyncr redeneering, waar in zy voorkoomen. Het belangryk oogmerk des Apostels was, in deezen heerlyken en voortrefFelyken Brief aan de Geloovigen te Rome, die toen onder dei heerschappy van die schandvlek der Vorsten, den snooden Keizer Nero, zich bevonden, in het 2de of 3de jaar zyner regeering, zynde bet 56 eh 57ste naa Christus geboorte geA 3 schre- Het verband der Text. woordeni  /f het Leven van schreven,* om dc Godverheerlykende leer der rechtvaardigmaaking des Zondaars uit genade, met de troostryke en zalige vruchtgevolgen daarvan, ter bemoediging der geloovigen, en ter oplossing van eenige bedenkingen, die men daar tegen inbragt, te verdeedigen. Er Waren inzonderheid twee bedenkingen, waar •door de vyandige bestryders der Christelyke leer, den geloovigen ook te Rome aanvielen. De eerste was, dat de reclitvaardigmaaking uit het geloof, zonder de werken der wet, zoo als Paulus die alomme leerde, een onverdedigbaare leer was, daar God zelf getoond had, dat deugdzaame Mannen, zoo uit de Jooden, als uit de Heidenen, die zich uitmuntend gedragen hadden, belooning hadden gevonden by God, gelyk byzonder Abraham ten bewyze hier van werd bygebragt. De tweede bedenking werd tegen den gebeden Godsdienst der Christenen ingericht, tegen alle deszeifs belyderen, zy werd ontleent uit de tegenheden, die hen overkwamen, uit den treurigen toestand, waar in zy meermaaien zich bevonden, het geen naar hunne re- * Zie over den tyd, waar in deeze, en de andere Brieven, des Apostels geschreven zyn, van Vloten in zyne vertaaling en omschryring van den Bybel, n. D. p. 756- en E. J. Greve, verklaaring van deezen brief, p. 23.  PauL/US den Apostel. 5 redeneering streed, tegen het aangenomen denkbeeld vaa den waaren en besten Gods. dienst. Bedenkingen van deezen aart, konden vari eenen nadeeligen invloed zyn, vooral by swak geloovigen; de eerste der zei ver had de Apostel tegengegaan en weggenomen, in het vierde Hoofddeel deezes Briefs, en met de laatste houd hy zich bezig, in dit vyfde. Had nu de Apostel in 't voorig Hoofddeel aangetoond, dat de mensch gerechtvaardigd wordt door het geloof, zonder de werken der wet, en dat ook alzoo Abraham gerechtvaardigd was, hy leidt er dit gevolg uit af, in dit Hoofddeel, in het eerste vs., tvy dan gerechtvaardigd zynde uit het geloof, hebben vrede by God onzen Heere Jesüs Christus. En hy wyst de troostryke vruchten daar van aan, in dit Hoofddeel, zoo, dat hy, in myne Textwoorden opgeeft: het heilryk gevolg der vrede met God, waar door een Christen zelfs in de verdrukkingen roemen kan, in de hóóp der heerlykheid Gods. Woorden van eene uitnecmende verhevenheid, die ons leeren, hoe ver onze Kruisgezant, in !wysheid en heiligheid gekoomen was, daar hy zulke heerlyke denkbeelden, van den bcminnelyken Godsdienst, hier ten toon spreidt. God  6 het Leven van Verdeeling. God doe de beschouwing derzelver voor ons dienen, om ook ons geloof te versterken, in de hoop des eeuwigen levens, Amen. Laaten wy' eerst met uwen aandacht beschouwen, het heilryk gevolg der vrede met God in deeze woorden, door welken wy ook de toeleiding hebben tot deeze genade door het geloof; en dan, hoe een Christen in de hoop der heerlykheid Gods, zelfs ook onder de verdrukkingen, roemen kan. Ten aanzien van het eerste, het heilryk gevolg der vrede met God, geeft de Apostel dus op, door welken wy ook de toelei' ding hebben door het geloof tot deeze genade. \Vat moeten wy door de toeleiding tot deeze genade verstaan, en op welke wys kon Paulus en de geloovige Romeinen dit onwaardeerbaar heil genieten ? Laaten wy deeze beide gewigtige vraagen naauwkeurig beantwoorden. Met betrekking op de eerste, moeten wy hier wel opmerken, dat de volle bron van troost voor dit, en het toekoomend leven, waar uit zoo veele beken des heils, voor den Christen vloeyen, hier door den Apostel genoemd wordt: deeze genade. Genade, is in den styl van Paulus, doorgaands, Gods ontvermende lievde, waardoor Hy  Paulus den Apostel. 7 Hy zondaaren om Christus wil weldoet; en, schoon hy het zomtyds in cene meer bepaalde betekenis in zyne brieven gebruikt, wyst hy ons duidelyk den zin aan, in welken hy het hier bedoelt, daar hy uitdrukkelyk zegt, tot deeze genade ; hy had by zonder in het voorig Hoofddeel beredeneerd en bewezen, het geen hy als zoodanig vaststeld, in het eerste vs. van dit Hoofddeel: dat hu en zyne medegeloouige, zonder de werken der wet gerechtvaardigd waren uit het geloof, en zoo vrede hadden by God door den Heere Jesus Christus; dit alles, dit onwaardeerbaar heil, noemt hy hier met een woord, dat zoo ryk, zoo krachtig, zoo veel betcekenend is, dit alles noemt hy hier genade, En zeker, niet verheevener, niet naadrukkelyker, niet sierlyker, kon de wclsprceken» de Kruisgezant zich hier uitdrukken, dan alle die ryke weldaaden des heils, door dit bemoedigend en troostryk woord voortestellen, dat zoo eigenaartig, derzelver waardy en groote uitdrukt, daar zy alle, tegen en boven verdiensten bewezen, en met zoo veel volgend heil verbonden, in allen opzichten, en alle betrekkingen, door alle tyden heen, enkele genade ademen. Trouwens, daar Pau. Verklaaring vande genade.  8 het Leven van Paulus cn zyne medegeloovige, schoon in 2ich zei ven vloek en doemwaardige Zondaaren, in het gerichte Gods vrygesproken waren van schuld en straf, en het recht tot het eeuwig leven ontfangen hadden, en zoo gerechtvaardigd, vrede by God, door den Heere Je sus Christus ontfangen hadden, kon hy dat alles nimmer beter, dan door het eeuwig gedenkwaardig woord genade uitdrukken: of is het iets anders, wanneer aan ryksweerspannelingen, de grootste weldaaden, onafscheidbre vriendschap, en den vryen toegang tot den Koninglyken troon , door den Zoon des Konings , om zynent wil, onverliesbaar gegeeven wordt? En onder dit denkbeeld, stelt gy U deeze genade niet verheven genoeg voor den Geest; deeze genade, het heilryk onderwerp van dén juichtoon der gevolmaakte rechtvaardigen', en van het loflied der heiligs Engelen, dat, Zondaaren gerechtvaardigd uit het geloof, vrede hebben bij God door den Heere Je sus Christus, is nog oneindig grooter. En, schoon wy zoo lang, wy ten deele kennen, de volle waardy en grootheid daar van niet kunnen begrypen; laaten wy er eene schets U van voorstellen, waar van elk die gezaligd wordt, zal moeten uitroepen; de helft is nnj niet aangezegd.- Van  Paulus ben Apostel. 9 Van geene zyde, en uit geen oogpunt, Gelievde! kunnen wy U de grootheid deezer Goddelyke genade beter doen , beschouwen, dan wanneer wy U die voorstellen, met de woorden van Hem, wien alle de Engelen aanbidden , dus beschryft, Hy dezelve, Joann. 3, vs. 16., alzoo lief heeft God de tveereld gehad, dat Hy Zynen eeniggebooren Zoom gegeeuen lieeft, op dat een iegelyk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe. Kunnen wy deeze genade in haare waare grootheid bezefïen I God heeft zyn eigen Zoon niet gespaard, gelyk onze Apos-, tel zich uitdrukt Rom. 8, vs. 32., maar overgegeeven, op dat Hy ons, Zondaaren, Kin de-; ren des toorns van natuure, zoude spaaren.' God, die niet wilde toelaaten, dat Vader Abraham zyn hand zoude uitstrekken aan zynen Zoon Isaak, om hem te dooden , gaf Zyn gelievden Zoon, in welken Hy zyn welbehagen heeft, over tot den dood, jaa tot den dood des Kruisses. Welk eene grootheid van genade straalt hier in door, wanneer wy dezelve beschouwen in Hem, dien onze Apostel in deezen zelvden Brief, in het 9de Hoofddeel, het 5de vs. uitdrukkelyk noemt, God boven al te prijzen in der eeuwigheid, daar Hy, op dat wy door De heer'y. ke Grootheid van deeze gemde.  lo het Leven van door Hem gerechtvaardigd, vrede by God zouden hebben, zich zoo diep vernederde, dat Hy de gestaltenis eenes dienstknecht aannam, en hoe? Niet gelyk Adam, die, schoon hy slegts een mensch was, in dc grootste voortreffelykheid, kracht en sterkte, uit dc hand des Almachtigen voortkwam, neen! de Vader der eeuwigheid, de Vorst des Vredes, de sterke God, werd om Zondaaren vi ede aantebrengen, gelyk de Kinderen des vleesches en des bloeds, deelachtig, Hy werd uit eenc vrouwe, onder de wet, welk eenc vernedering, of om de verhevener taal van onzen Apostel, Phil. 2, vs. 7. te gebruiken, Welk eene vernietiging, dat Hy, die in de gestaltenis Gods was, Gode even gelyk zich zeiven, vernietigd heeft, de gestaltenis eenes dienstknegts aangenomen hebbende, den menschen is gelyk geworden, zoo zelfs, dat zyne menschelyke vermogens, eeven gelyk die van de Kinderen der menschen, van tyd tot tyd vermeerderden; want van Hem, yoor wicn de Seraphs hun aangezicht in den hemel bedekken, leezeri wy, en Je sus nam toe in wijsheid, in groote, en in genade, by God en by de menschen, naar Luc. 2, vs. 52. Jaa, volg eiken voetstap van Je sus lydend leven, cn zie zoo veel gy kunt van de groot-  Paulus den Af o stil. 11 grootheid deezer genade, ovet al straalt dezelve luisterryk door; hoe diep, hoe gevoelig is elke vernedering; werd Hy van den Duivel, dc snoodste docmeling, zoo hoonend verzocht; Hy werd van zyn eigen Volk, waaronder Hy, zoo veele, en zulke heerlyke wonderen deed, versmaad, bespot, verworpen, wat zeg ik verworpen, jaa gegrepen, bespogen, gelasterd, met snerpende geeszelslagen geteisterd, als de snoodste misdaadiger gedoemd, om den smaadclyken, smartelyken en vervloekten Kruisdood, met het schuim uit de heffe des Volks, met oproermaakers en moordenaars te ondergaan, En hoe groot, hoe heerlyk wordt deeze genade voor ons, wanneer wy beschouwen, voor wien, Hy, die heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de Zondaaren, en hooger dan de hemelen geworden is, dit alies, zoo gewillig, zoo geduldig onderoiug; het is voor zulken, wat ook de hoogmoed van het menschclyk hart daar tegen inbrenge, die het onfeilbaar woord van God teekent, als Zondaars, onregtvaardige, Godlooze, haters Gods, Kinderen des toomr, die uit den Vader den duivel zyn, in wiens vleesch niets goeds woont, die van natuure zyn, arm, ellendig, jammerlijk, blind, en naakt,  12 het Leven van Wat wy door de toeleidin^ tot deeze genade verstaan moeten. naakt, zulken, en geen Engelen, wilde Hy aanneemen, zulken wilde Hy rechtvaardigen en vrede by God bezorgen. Welk eene genade die alle kennis te boven gaat, en die in den hemel eerst recht gekend zal worden, wanneer de gezaligde het gansch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid genieten zullen, dat het heilryk vruchtgevolg van deeze genade is. Doch, gelyk het nageslacht van Vader Jacob, eertyds in de woestyn, uit de druiftrossen van Canaan, over de vruchtbaarheid van het beloofde Land kon oordeelen, zoo kunnen zy, die hier reeds vrede met God genieten, over de grootheid deezer genade oordeelen, uit het geen hun reeds hier geschonken wordt, waar van onze Kruisgezant zoo veel opgeeft in mynen text, daar hy zegt, door welken wy ook hebben de toeleiding door het geloof tot deeze genade. Het Grieksche woord, waar van de Apostel zich hier bedient, van de onzen door toeleiding vertaald, en van anderen door toegang, welke beide betekenissen, meer dan een Taalkundige oordeelt, dat hier te zaamen moeten genomen worden, wordt by de Grieken gebruikt, van de toeleiding en den toegang van byzondere perzoouen tot den Koning-  Paulus den Apostel. 13 ninglyken troon , en de tegenwoordigheid van den Vorst, door eenen daar toe gestelden hoogen Amptenaar des Ryks,* ook wordt het woord, waar van het onze afkoomt van hun, die tot God naaderden, om hem te offeren gebruikt, in de^Grieksche vertaaling des Ouden Testaments, Lev. 1, vs. 2. Welke vertaaling in het Nieuwe Testament, zoo dikwerf gevolgd wordt, en onze Apostel beschouwd zulken, van welken hy met dit zelvde Grieksche woord zegt, Eph. 2, vs. i8« Door Hem, hebben wy beide den toegang, door eenen Geest, tot den Vader* als Geestelijke priesters, die naar Hebr. io, vs. 19. vrijmoedigheid hebben, om integaart in het heiligdom, daar het bloed van Jesus op eenen verschen en leevendigen weg, weU ken Hy hun ingewyd heeft, door het voorhangzel, dat is door zijn vleesclu Hy geeft dus hier door te kennen, het recht en de vrymoedigheid, die hy, en alle de geloovigen hebben, om alle hunne nooden en svraarigheden aan hunnen getrouwen God, en almagtigen Vader te mogen voorstellen , om zoo in geen ding bezorgt te zyn; * Vidcantor Woiin Cur. ph.il. et crit ad h. 1.; ut et G. M. Elsneri, Eplic. li. 1., in not, Prxsertim Budrci, corum. L. Gr. p, 382.  14 het Leven vam zyn; maar alle hunne begeerten, met gebeden en dankzeggingen bekend te maaken aan God; hy noemt dat Hebr. 4, 16. met vrij* moedigheid toetegaan tot den Troon der genade, en zegt Eph. 3, vs. 12., wy hebben de vrijmoedigheid en den 'toegang met vertrouwen door het geloof aan Hem. Geen Kind kan met meer vrymoedigheid tot zyne moeder gaan, dan zy, tot hunnen Vader, die zy weeten, dat zich ontfermt over de geencn die Hem vreczen, zoo, dat zy in allen nood en benaauwtheid tot Hem vluchten, die voor hun een verberging is tegen den wind, en ecne schuilplaats tegen den vloed, in alle duistere wegen by Hem licht en \-vys-. lieid zoeken, die gezegd heeft, ik zal U onderwijzen in den weg dien gij gaan zult, ik zal U raad geeven, myn oog zal op U zyn; in alle vervolgingen en rampen op Hem zien, en gelooven, dat die met. hun is, sterker is, dan alle die tegen hen zijn, en met één woord , wat hen ook overkoome, God is hunne toevlucht, hunne sterkte en hun hoogvertrek in den dag der benaauwtheid, de rotsteen van hun hart, en hun deel in eèuwisbeid. Duidelyker zullen wy hier van een denkbeeld vormen, -wanneer wy r.aader beschouwen  Paulus den Apostel. 15 wen de oorzaak , en wyze , waarom, en waarop, zy deeze roeleiding, deezen toegang hebben; dan zullen dezelve ons klaarer den rykdom deezer genade toonen; onze Apostel geeft die dus op, door welken wy ook de toeleiding hebben door het geloof. De Apostel heeft in het voorgaande vers geschreven, dat hy, en zyne medegeloovige, vrede hebben met God door den Heere Jesus Christus, als een heilryk gevolg der rechtvaardigmaaking; hier mede gaat nog gepaard, een ander zeer uitneemend vruchtgevolg van zyn verworven heil, dat zy ook door Hem genieten, naamentlyk, de toeleiding tot deeze genade, ook van deeze leert hy de oorzaak en werkmeester kennen, die geen andere is, dan de Heere Jesus Christus, door welken zy ook de toeleiding hebben tot deeze genade, want Hy heeft dezelve voor hun verworven, en Hy stelt ben in staat, om daar van gebruik te maaken. Want door Hem , hebben zy vrede met God; Hy heeft hen met God verzoend, toen Hy naar Hebr. 9, vs. 13. als de Hoogepriester der toekoomende Goederen, met zijn eigen bloed ingegaan is in het heiligdom, en eene eeuwige verlossing te wege gebragt heeft; zoo zyn alle de geloovige, schoon vyanden van Door wien hebben de geloovige deeze toeleiding?  l6 het Leven vak van Natuure, met God verzoend door den dood zijnes Zoons, en zoo is er dan geen verdoemenis meer, voor allen die in Christus Jesus zyn, want zoo veete Hem aangenomen hebben, die heeft Hy magt gegeeven om Kinderen Gods te worden, mament' lijk, die in zyn Naam gelooven. En by dat verworven recht, schenkt Hy hun ook het daadelyk genot, van die verworvene verlossing en verzoening met God, zoo dat zy, hebbende den toegang tot den Vader, ook van Hem vrymocdigheid ontfangen, om daar van met vertrouwen gebruik te mogen en te kunnen maaken, en wel als tot hunnen verzoenden Vader, die hun lief heeft, met eene eeuwige lievde, zoo dat zy eenen geopenden toegang vinden, tot den troon der genade, en door zyn licht, en door zyne kracht daal" van gebruik maaken. En dit wordt ons nog klaarder, als wy acht geeven op de wyzc, waar op zy dia hebben; onze Kruisgezant geeft dit duidclyk op, als hy zegt: door weiken wy ook dc toeleiding hebben, door het geloof. Is gelooven, iemands getuigenis, bekleed met toereikende redenen van wetenschap aan. teneemen, cn zyn gedrag overecnkoomslig het zelvdé in te richten} dit geloof, waar van Op welk eene wyze genieten zij dezel.  Paulus den Apostel. 17 van hier myn Kruisgezant spreekt, is het aanneemcnivan her Goddelyk getuigenis* dat in den Zoon het eeuwig leven is, en de inrichting van zyn gedrag overeenkoomstig dit Goddelyk getuigenis; zulk een geloof had Paulus, en zy, die te Rome het Euangelie der Zaligheid hadden aangenomen^ als eene vrucht des Heiligen Geestes, die de werkmeester des Ge» loofs is, als eene gaaf van Godj ontfangen. Doch wy moeten ons dit geloof, waardoor zy de toeleiding hadden tot deeze genade, niet slechts in de beginzelen voorstellen ^ in Paulus en zyne medcgeloovigen in die dagen£ neen! wy moeten hier, in hun, denken aan eene uitneemende trap van Geestclyke kennis, in de aangenomene Euangelieleer, by^ zonder omtrent den Heere J e s u s , en dc vruchten zyner heerlyke en heilryke voldoe* ningé Hy toch, was op eene buitengewoone wyze als een Apostel van den Heere Je sus Christus verlicht, cn onderwezen in de verborgenheden des geloofs, en de geloovige te Rome hadden zyne Euangelieprediking gehoord, en aangenoomen, onder de buitengewoone krachtdaadige werking des Heiligen Geestes; hier door was in hun, verstand, oordeel en wil, in een aanmerkclyke trap verlicht en geheiligd, zoo dat hij zeggen kon, IIIDJ.SU B ge<  18 het Leven van gelyk wy Gal. 2, vs. 2c. leezen: Ik ben met Christus gekruist en ik leeve; doch niet meer ik, maar Christus leevt in my, en 't geen ik nu in 't vleesch leeve, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die my lief gehad, en zich zeiven voor my heeft overgegeeven; en van hun getuigt de Apostel, Rom. 1, vs. 8-, dat hun geloof verkondigd werd, in de geheele weereld. Met hoe veel recht, kon Paulus dan naar waarheid schryven, door welken wy ook de toeleiding hebben, door het geloof tot deeze genade, in welken wy staan, en roemen in de hoop der hcerlykheid Gods. Wy ook, hebben die toeleiding, zegt onze Kruisgezant, en wel met een woord in 't Grieksch, dat niet slechts den tegenwoordigen tyd, gelyk in het voorig vers, wij hebben vrede met God; maar den voorleden tyd te kennen geeft, dat dus niet slechts de daadelyke bezitting, maar ook de ondervinding van, en het genot van dat verkregen goed, van dat heerlyk voorrecht, duidelyk te kennen geeft; hy kon zich op de ervaaring van deeze toeleiding, van dien toegang tot deeze genade, in hun beroepen; zy hadden die leeren kennen, als een der eerste vruchten van het geloof, en die was en bleef in hun,  Paulus den Apostel. 19 hun, cn zou nimmer van hun weggenomen worden, maar eens heerlyk voltooit worden , wanneer hun geloof in aanschouwen zoude worden afgewisselr. Jaa, zegt hy met nadruk, wy ook. Hy, die te vooren een vervolger, een verwoester was der Gemeenten, zy, die te vooren, toen zy God niet kenden, dienden die van Natuure geen Goden zyn, zy alle bekeerd, van de duisternis tot het licht, Van de magt des Satans tot God, konden nu tot roem van Gods genade, dankend roemen, dat ook zy, zoo wel als Abraham, die een Vader der geloovigen was, door Jesus Christus dc toeleiding door het geloof, tot deeze genade ontfangen hadden. En op dat wy, zoo veel mogelyk zy, de waare grootheid van dit dierbaar God< geschenk recht zouden bevatten, zoo moeten wy letten, op de heerlyke en heilryke uitwerkzelen daar van, en hunne harten, die de Apostel dus opgeeft, in welken wy staan en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods, en niet alleen dit, maar wy roemen ook in de verdrukkingen. Onder andere troostryke vruchten diei toeleiding tot deeze genade, was ook deeze, die door derzelver bestendigheid, haare on. B 2 be- De heilry ke vrucht van deezt genade.  20 het Leven van bcrc-kenbaare grootheid aantoont, en die de Apostel dus beschryft, in welke wij staan, in welke genade naamentlyk , de beroemde Grootius verklaart dit van het geloof, waar in zy stonden; doch, schoon het staan in het geloof, de plicht eenes Christens zy, waar toe Paulus dc geloovigen te Corinthen opwekt, gelyk wy leezen i. Cor. 16, vs. 13» zoo gelooven wy echter, dat zoo wel de aart der zaak, als de Grieksche Text, ons leeren, dat de Apostel hier spreekt van het staan in dc genade, dat is het hoofd-onderwerp waar van hy spreekt, en dat hy opgeeft, als het onwaardeerbaar heil, door Christus voor hun verworven, dat hy beschre. ven had, en in het voorgaande eerste vers uitdrukkelyk genoemd had, de vrede met God, als een heilryk gevolg der rechtvaardiging uit het geloof; die vrede nu noemt hy eigenaartig in onzen Text, naar den aart en hoedanigheid der zaak , zeer sierlyk en waarlyk verheven, met het veel beteekenend woord genade; even zoo vinden wy ook, dat de Apostel Petrus, de heilstaat der geloovigen tekent, I. Petr. 5., want na dat hy in het 10 en 11 versen gezegd had, de God nu aller genade, die ons geroepen heeft, tot zyns eeuwige heerlijkheid in Christws Jesus, den  Paulus den Apostel. 21 na dat wy een iveinig (tijds) sullen geleden hebben, dezelve volmaake, bevestige, vei% sterke enfondeere Vlieden. Zoo laat hy daar op volgen, in het 12 vs.: deeze is de waar', achtige genade Gods, in welke gy staat. Ook geeft de kracht en beteekenis des Griekschen woords * dit duidelyk onzes crachtens te kennen , dat hier beteekent, bestendig en onbeweeglijk te staan; welken zin het niet hebben kan, zoo het van een staar» in het geloof genomen werd, dat zoo onbeweeglyk in de geloovigen niet is, als Gods genade, in welke zy staan en roemen in de hoop der heevlykheÜ Gods', dit zelvde Griek" sche woord, gebruikt onze Apostel, 2 Tim. I, vs. 19., om eene oabeweeglyke vastheid uittedrukken, wanneer hy zegt, evenwel het vaste fondament Gods staat, of naar de vertaaliu" van den beroemden Mosheim, even wel het huis Gods staat op een vast fondament. De geleerde van Vloten vertaalt het in onzen Text zeer nadrukkeiyk, in welken wy stand houden, en omschryft het door bestendigheid' in bestaan. Dc Apostel wil er dus hier door te kennen geeven, dat die genade, dat heil, dien toe- * Quod ad significationem hujus verbi attinet, pnesertim ingpici mwetur Eruditiss. Schoetgenii Lexicon, Edition. Cruisselbergü.  32 het leven van Wat de Apostel door daar in te staan, te kennen geeft. i i * \ i toegang, tot een bevredigd God, als hunnen Bondgod en Vader , hun onverliesbaar geschonken was, zoo dat hun niets daar van scheiden kon, zy hadden denzelven van dien God , die nimmer veranderd , nimmer ontrouw wordt, zelfs al waren zy ontrouw, als eene genade gift voor ecuwig ontfangen, en niets kon hen van deeze lievde scheiden; geen vyand die in 't gericht tegen hen opstond, kon hen daar van berooven ; en een geleerd en Taalkundige Uitlegger, de beroemde Hoogleeraar Elsnerus, is van oordeel, dat het Griekschc woord hier zulk eenen uitdrukt, die in het gericht zyne zaak met manmoedigheid, vrymoedig verdeedigende, vrygesproken wordt, en staande blyft,* ook in deezen zin rede- neert onze Apostel, Rom. 8, vs, 32, 33 en 34. Die ook zyn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor om allen overvegeeven, hoe zal Hy ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de idtv er koor enen Gods? God is het die rechtvaardig maakt, wie is 'ut die verdoemt? Christus is het die getorven is, jaa, dat meer is, die ook ter 'echterhand Gods is, die ook voor ons bidt. En * De Hoogl. Elsnerus heeft in zyne verklaaring an deezen Brief, in eene zeer geleerde aanteke. ïing, dit verdedigd.  Paulus den Apostel. 33 En hoe kragtig geeven dan deeze woorden de heeryke grootheid van deeze Goddelyke genade te kennen 5 zy hadden die zoo ontfangen, als Ch ris tus die voor hun verworven had, konden zy daar immer weder uitvallen, dit ooit kwyt raaken, wat zou dan hunnen troost zyn in leven, of in sterven, daar zy dagelyks in veelen struikelden, en de ervaaring leerde, dat zy in eigen kracht niet konden staan; dan, kwam immer, deeze of zoortgelyke bedenking by hen op, hier verzekerd hen myn Kruisgezant, dat Gods genade hun staande houdt, dat dit een vrucht is van de rechtvaardigmaaking, die Christus voor hun verworven heeft, waar door zy vrede met God, voor eeuwig ontfangen hebben, zoo dat God hun lief heeft, met eene eeuwige lievde , en dat zy daarom gelooven kunnen, dat, al werden de bergen verzet in het harte der zee, al veranderde de aarde haarc plaatsche, dat er by God , met wicn zy vrede hebben, tot wien zy door Je sus GhrisTus de toeleiding hebben, geen verandering is,of schaduwe van omkeering. Jaa, op dat zy deeze troostvolle leer als eene stóf van eeuwige blydschap, en bestendig vertrouwen, zich voor den Geest zouden steilte, in alles wat hen immer overkwam, zoo Hoe zeker en zalig deeze toestand zy.  y^<* bonii n daar door roet men in de haop der heerlijkheidGodSi oor. 24 het Leven van zoo zegt de Apostel niet slechts, in weiken wij staan, maar hy drukt zelfs in 't Griekseh het' zoo uit, dat het de ervaaring te kennen geeft, die zy hiervan hadden, cigentlyk, in Wélke loij stand gehouden hebben, zoo'dat het de voorledene tyd, te kennen geeft. Zy hadden reeds, zoo lang zy Vrede met God hadden, door den Heere Jesus Christus in het bezit van dit heil geweest, zy wa' ren, wat er ook gebeurd was, staande ge. bleven, en .zy. zouden staande bJyvenj want dit had God beloofd, alle instrument dat te. gen hen bereid werd, zou niet gelukken, en alle tong die in -t gerichte tegen hen op, stond, zou God verdoemen; en zoo is het dan waarachtig, gelyk de Apostel, uit bet beredeneerde, Rom. g> vs. u gf. . geen verdoemenis meer, voor die geenen die in Christus Je sus zyn. En dit is de toereikende en onfeiJfere rede, d« er de Apostel meda een ander heilryk vruchtgevolg, «fat hier via onafscheidbaar is, dat zy, fo. en doQr ^ genade niet alleen staan, maar ook roemen m de hoop der heerlijkheid Gods.] Het Grieksche woord, waar van dc wd «preekende Kruisgezant zieh h;er bcdiem Qm dc hccrlykheid Gods uittcdrukken, beteekent  Paulus den Atostel. «5 oorsprongelyk swaar, en gewigtig zyn; een woord van gelyke betekenis, gebruiken er ook de Hebreen toe ; de Heilige Geest bedient zich in beide die Taaien, waar in da Goddelyke Openbaaring beschreven is, om daar door dat overwigt van volmaaktheden, dat in God is, uittedrukken; heeft nu clko zaak, zoo veel gewigt, als zy weezen en volmaaktheid heeft, het zegt dan als het van God gebeezigd wordt, by i de heilige Schryveren, die allerluistcrrykste volmaaktheid van Gods deugden, waar door God in vergelyking van alles wat buiten Hem is, alles oneindig overtreft, en dat alles is Zyne heerlykheid. Jaa, maar wy moeten die heerlijkheid Gods ons hier zoo voorstellen, zoo als Paulus en de geloovige te Rome op dezelve hoopten, en daar in hier reeds roemden; en dan leert onze Apostel, ons hier aan de hcerlykheid Gods denken, zoo als de eerste menschen voor den treurigen zondenval, daar van een beeld en gelykenis ontfangen hadden, waar van zy en hunne nakoomelingen, door dien afval van God, niet anders overig behouden hebben, (gelyk zich de Hervormde Kerk zoo naauwkeurig in den 14. Art. haarer Geloofsbelydenis uitdrukt,) dan kleine overblijfzelen Wat wij door de, heerlijkheid Gods hier verstaar, moe, ten.  26 het Leven van ten derzelver, dewelke genoegzaam zyn, om den mensch alle onschuld te beneemen. Het is dit beeld van Gods heerlykheid, waar van onze Apostel in deezen zelvden Brief, in het $de Hoofdstuk, het 23. vs. zegt: want zy hebben alle gezondigd, en deruen de heerlijkheid Gods. Doen wy moeten hier teffens verhevener denkbeeld, van die heerlykheid Gods, in Paulus en zyne medegeloovigen, ons voor den Geest stellen ; want de Apostel stelt die hier zoo voor, niet alleen zoo als aanvangelyk, dat beeld, die gelykenis des Jiecrlyken Gods, in hun hersteld was; maar ook zoo, als toen reeds datzelve beeld in de geloovigen door de toeleiding tot deeze I genade, meer en meer toenam, en in hun heerlyker werd, zoo leert de Apostel ons denken, 2 Cor. 3, vs. ig.j daar hy zegt: En wy alle met ongedekt en aangezicht, de heerlijkheid des Heeren, als in een spiegel aanschouwende, worden naar het zelve beeld, in gedaante verandert, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. Eindelyk, wy moeten ons de heerlijkheid Gods, hier zoo voorstellen, zoo als de Apostel ui zyne medegcloovige, in derzelver hoop roemden; en dus denkeu, aan de mededee- liog  ïaülds ben Apostel 17 Jtng van die Goddelykc heerlykheid , die naar ziel en lighaam, aan de verheerlykte rechtvaardigen eens zal geopenbaard werden, wanneer zy, verzadigd zullen worden met Gods beeld, by hun opwaaken; wanneer zy blinken zullen, als de Zon in het Koningryk hunnes Vaders! En hoe groot zal dan hun goed! Hoe groot dan hunne schoonheid wezen ! Zy zullen die ontfangen naar ziel en lighaam. Want, gelyk wy door de voorlichting der Goddelyke Openhaaring weeten, hunne ziet zal vervuld worden met de heerlykheid Gods, zoo dat hun verlicht verstand zal kennen, gelyk zy gekend zyn, en hun oordeel zal zoo onbeneveld helder , zoo volmaakt Zyn, dat hunne wil altoos den wille Gods gelykvormig zal weezen; dan zal hunne kennis zoo volkomen zyn, dat zy naar Ephes. 3, vs. 18', Iliet a^e <*e Heiligen weeten zullen: welke de breedte, de lengte, de diepte en de hoogte zy, dan zullen zy heilig zijn, gelyk God die hun geroepen heeft, heilig is; want God zal zich eene gemeente voorstellen, die geen vlek-of rimpel heeft. Hun lighaam, zal dan het heerlyk lighaam van Christus gelykvormig zyn; zy zullen God zien, gelijk Hy is; zy zullen hoo-  Hier op hoopten zy. i a8 het Leven van hooren de woorden des tevens, eh smaken dat God goed is; die dan met zyne heerlykheid alle hunne schatkameren vervullen zal, en op de heerlykste en volmaakste wyze hun eeuwig geeven zal; lievde, vrede en blydschap door den Heiligen Geest, dan zal de dood niet meer zyn, noch rouw, noch moeite, noch gekryt; dan zal God alle traa, nen van hunne oogen afwisschen; want wan. «eer zy Gods aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, zullen zy verzadiging der vreug. de en lieftelykheden eeuwiglyk genieten. Ein. delyk, de heerlykheid, die God hun schen. ken zal, zal zoo groot zyn, dat zy, schoon wy dit, hier niet begrypen kunnen, daar zul ten vervuld ivorden tot al de volheid Gods ' Op deeze Goddelyke heerlykheid, betuigt nu de Apostel, dat hy en zyne medegeioo, vige. hoopten, en in die hoop roemden. Z,j hoopten daar in; de hoop is\ene gegronde, en bemoedigende verwagtin^ van zeker toekoomend goed, den mensch verbly dende, uit hoofde van de grondeu> dezelve rust: deeze hoop verkeert zoo wel als het geloof, omtrent de toekoomende lederen , cn zoo stelde dezelve de he#Mheïd Sods-, aan Paulus en de geloovige teRo„le ««c de hoop toch, & gezim ^ fy  Paulus den Apostel. 29 geen hoop, naar Rom. 8, vs, 24, daar zegt de Apostel in het z$. vers: wij koopen op 'tgeen wy niet zien, en verwagten het met lijdzaamheid, toen was hun leven nog m.et Christus, verborgen in Gode; maar wanneer Christus zal geopenbaard worden, die hun leven was, dan zullen zy met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid, naar Col. ?, vs. 3 en 4. Eene hoop, die niet op losse gronden gevestigd was, neen! zy was gegrond op Gods onveranderlyke beloften, die alle in Jesus Christus 2J/b, jaa en amen, Hem tot heerlykheid; zy was op Hem, die nooit veranderd wordt, gevestigd, en zy werd m Paulus en zyne medegeloovige versterkt, dooide toeleiding tot de genade, en daarom konden zy zeggen, naar het volgend 5de vers r en de hoop beschaamt niet, om dat de lief* de Gods in onze harten is uitgestort, door den Heiligen Geest, die ons is gegeeven. De Grieken, dat zeer opmerkclyk is, gebruikten liet woord, hier door heerlykheid vertaald, om de Schechina, het heerlyk te. ken der Goddelyke tegenwoordigheid uittedrukken;* maar daar.in die dagen, byzonder de * Vid. Schoetgenii Lexicott ad h. v. ut et Buxtorfii, Lex. Talmud. Col. 2394«  Hier in roemden zy. 3° het Leven vam de geloovige, tempelen des Heiligen Geestes waren, daar zy met Paulus zeggen konden: onzen wandel is in de hemelen; daar zy toonden, dat Christus in hun leeude, kan men niet ontkennen, dat zy reeds in eenc aan. merkelyke trap e„ maate, die Goddelijke heer. lykheid, of, gelyk de Apostel Petrus zich uitdrukt, i Petr. ,, Vs. 4. der Goddelijke natuur, door de inwooning des Heiligen Geestes, deelachtig geworden waren, schoon de volmaaking daar van, voor den hemel bewaard bleef, konden zy echter, daar de liev. de Gods in hunne harten , bier reeds uitge. stort was, door den Heiligen Geest die hun gegeeven was, zeggen, gelyk wy hier leezen: dat zy roemden in de hoop der heerlykheid Gods. Roemen, is dc zekere verwagting, of aanvangelyke bezitting van eenig voor ons belangryk, en ons verheugend goed te verheffen, zich daarin voor ons zei ven te ver. blyden, en de waardy en uitnecnienheid daar van, aan anderen met vreugde te vermeiden. Is de roem der Godloozen zonde? Hoe vol naadruk is dan niet de taal van God? Jer. 9, vs. 33 en 24. Een wijze beroeme zich niet in zyne wijsheid, en de sterke be~ "oeme zich niet, in zyne sicrkhe;d, een ryke bs*  Paulus den Apostel. 3 * beroeme zich niet in zijnen rijkdom', mamdie zich beroemt, beroeme zich hier in, dat hy verstaat, en my kent, dat ik de Heere ben. Zoo is dan deeze op aarde, de allerbeste, de allergrootste roem, die een Christen beeft in de hoop der heerlijkheid Gods. In deezen roem konde Paulus en zyne medegeloovige zich verheugen, en eikanderen toeroepen, gelyk wy van hem leezen, in deezen zeiven brief, in het i zde Hoofddeel, het 12. vs.: verblijdt U in de hoope. Trouwens, tegen deeze heerlykheid, hun beschoren , tegen dit. goed voor hun weggelegd, dat zoo groot, zoo heilryk was, dat het geen oog gezien, geen oor gehoordhad, noch m geenes menschen hart was opgekoomen, kon alles opweegen; want her was niets minder, dan een gansch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, de voorsmaaken daar van, de nimmer feilende hoop op het zelve, deed hun hier reeds uitroepen , maakt den Heere met my groot, laat ons te zaamen zynen Naam verhoogen, daar zy de beginzelen daar van, hier reeds oenietende, juichen konden, en in de blycie verwagting van het zelve zeggen : o.' ,ioe groot is het goed dat Gy weggelegd hebt voor  Hoven dit alles, kon ■ 32 het Leven van voor die geenen die U vreezen! Hun bly vooruitzicht op het zelve, deed hen Godverheerlykend uitroepen, gelyk wy leezen I. Petr. 1, vs. 3 en 4. Geloofd zy de God en Vader van onzen Heere Je sus Christus, die naar zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergebooreu, tot eene letvendige hoope, door de opstanding van Je sus Christus uit den dooden, tot eene onver* derjfelyke en onbevlekkelijke, en onverwelkelyke ervenis, die in de hemelen bewaard is voor UI Welk eene grootheid van Geest, welkeen verheven Charader, straalt hier in onzen Kruisgezant door! Welke voorde!ingen in wysheid en heiligheid, spreidt hy hier ten toon! Voor ai, wanneer men dit van die zyde beschouwt, dat dit roemen in de hoop der heerlykheid Gods, in den Apostel bestendig was, ook in wegen van drukkend kruis en treffenden tegenspoed, wel verre van daar door moedloos neergebogen , uitteroepen: myne hoop is vergaan, en myne hulp van den Heere; hy kon in 't genot van de Goddelyke toeleiding tot de genade zeggen, « met alleen dit, maar wy roemen ook in ie verdrukkingen. En niet alleen dit., zegt' de Apostel, was ?aulus zeer elvaaren in de" kunst om sicrlyk te  Paulus den Apostel. 33 te redenvoeren, gelyk uit meer dan eene zy. t ner verantwoordingen , byzonder fuit die in i den Areopagus, en voor Koning Agrippa bleek; , hy bedient zich hier van eene opklimming, i om te toonen dat de toeleiding tot deeze genade, nog een meerder, nog een heilryker vruchtgevolg had, naamentlyk, dat hy , en zyne medegeloovige, niet alleen roemen konden, in de hoop der heerlykheid Gods; maar ook zelfs in de verdrukkinge, die anders in de menschen gewoonlyk eene geheel andere uitwerking had» De Apostel bedient zich van deeze wys van spreeken, die zyne voorgaande stelling bevestigt, om zyne medegeloovigen te leeren, dat zy niet alleen zich verheugen konden in het vrolyk vooruitgezicht hunner hemelscht» Ërffenis, maar dat zy ook hier reeds, nog een groot en onschatbaar voorrecht genoten4 waar door hun heil en hunne vreugde, zich niet alleen by het toekoomende bepaalde, daar zy zelfs voor het tegenwoordige, in die zaaj< ken, die geen oorzaak van vreugde, maar van droefheid scheen en, zich beroemen kon^ den, want, dat zij ook romen konden in dé verdrukkingen. Bovendien schynt de Apostel in deeze woöfa den het oog te hebben op die bedenking, die' ULD.LSh C het \ - ' te Apos- el ook roenen in de rerdruk'Mgen.  Wat hy daar dooi de verdrukkingen verslaat. 34 het Leven van het ongeloof in die dagen reeds ter baan bragt, of dit de waare, de beste Godsdienst zyn konde, daar deszelfs belyders onder zoo veele rampen en verdrukkingen leevden; myn Kruisgezant wil ook bier aantoonen, dat die verdrukkingen , hoe smartelyk die in de daad ook waren, hun roemen niet deeden ophou. den; daar zy ook in de verdrukkingen, de toeleiding hadden tot de genade, en zoo vrede met God door hunnen Heere Jesus Christus, en daarom zegt hy: wy roemen ook in de verdrukkingen* De Grieksrche Scliryvers, gebruiken het , woord hier door verdrukkingen vertaald, om het treden en perssen ' der druiven uittedrukken; door een sierlyken Griekschen Schryver wordt het gebeezigd van menschen, die door den Oorlog verdrukt worden;* en Mare. 3, vs. 9. wordt het door verdringen vertaald; eigenaartige uitdrukkingen in de daad, om de verdrukkingen te kennen te geeven , die de Christenen in die dagen ondervonden, en hun, om den Naam en de belydenis van Christus als hunnen God en Zaligmaaker werden aangedaan, zoo dat zy zeggen konden, gelyk onze Apostel schreef, Rom. 8, vs. 35 cn 36. wie zal om scheiden van de lievde van * Dion. Hall, Tom, II., pag. 106.  Paulus den Apostel. 35 te Christus, verdrukking of benaauwdheid, of vervolging , of honger, of naaktheid, of gevaar, of swaard? (Gelijk geschreven is, want om uw ent wil worden wij den ganschen dag gedood, wy zyn geacht als schaapen ter slachtinge.J Vervolgingen en verdrukkingen, die in de daad onverklaarbaar en ongelooflyk zouden schynen, wanneer men de eerste Christenen beschouwd, in hun heilig en weldaadig gedrag ; maar die niet tegenstaande dit alles, ontwyffelbaar zeker, en ten uiterste wreed Waren, uit hoofde van den doodelyken haat, en de helsche Woede hunner vya'nden, die zoo hevig tegen hen verbitterd waren uit hoofde van hunne Godsdienstige belydenis eti het geloof in den Heere Jesus Christus, dat zy verkondigden. De Jooden inzonderheid, die den Heer der heerlykheid gekruist hadden, waren woedende tegen hen, zy hadden eenen Messias verwagt, gelyk zy nog doen, misleid door hunne vooroordeelen, en door hunne onkunde in de leer hunner Vaderen, die hen het grootste Volk op aarde zoude maaken], en boven alle Volken verheffen, even als in den tydvan Da* vid en Salomo; (maar wat toch zou zulk een Messias voor hun zyn, indien zy door Hem al* C 2 leen Vanwïen, en waarom hun aangedaan.  3 6 hit Leven Va» leen aardsche grootheid verkregen, cn 'geen vrede met God!) Doch, de Apostelen predikten, de Christenen geloovden in den Heere Je sus, waar van de Jooden verraaders en moordenaars geworden waren, gelyk Stephanus sprak, Hand» 7, vs. 32.: zy predikten, dat Hy, de Christus, de Zoon des leevendigen Gods was, dat.de Zaligheid in geenen anderen was, en, dat niemand kon gerechtvaardigd worden dan door het geloof in Hem, zonder de werken der wet: deeze leer haatten zy, met eenen doodelyken haat, cn de Apostelen, 'die dezelve predikten, en de Jooden die die geloofden, beschouwden zy als afvalligen van hunnen Vaderlyken Godsdienst, die zy vervloekten en vervolgden, gelyk zelfs uit onzen Apostel, voor zyne bekeering zoo duidelyk gebleken is. • En, waren de Jooden zoo tegen de Christenen verbitterd, zy wisten ook de Romeinen en Grieken, onder welke zy leevden, in haat en woede tegen hen te ontsteken; te meer, daar de Christelyke leer, zoo Iynregt streed met hunne Godsdienstige denkbeelden 5 zy vonden daar in geen verhevenheid, geen wysheid; de leer van den gekruisten Zaligmaaker, beschouwden zy als eene enkele dwaasheid, en de predikers als dom en by-  Paulus den Apostel. 37 bygeloóvig, daar te boven beschouwden zy hen, uit hoofde Van hunne staatkunde, waarop zy zeer naauwkeurig waren, als zeer gevaarlyk voor den staat, en vervolgden hen ineeuigrnaal als pesten der Maatschappy; zy behandelden hen als oproermaakers, en rekenden zich, het eer en plicht, hun smaad en smart te doen gevoelen. Van het een en ander heeft Lucas ons bewyzen nagelaaten, in zyn Boek van de Handelingen der Apostelen, gelyk het l6de, het 19de cn andere Hoofddeelen leeren. Eindelyk, bier by kwam, dat Jooden en Heidenen, de Christenen en ;derzelver Leeraaren, op de gruwelykste wyze lasterden, en door hunne priesteren opgehitst, als de snoodste en Godlooste menschen deeden beschouwen als de oorzaaken van de rampen die hen overkwamen, gelyk uit de geloofwaardigste Schryveren van dien tyd blykt.*, b Het * Suetott, in Xcron Cctp. XVI, Affliffi Supplu dis • ' - De Christenen, een zoort van Men-, schèn van eene nieuwe en kwaadaartige bygelooviEheid, zyn door straffen onderdrukt. Tacitus Annal. Libr. XV. Ca? XL. ex recens. Lipsü pag. 27% en 279, Ergo abolendo rumon Ac. ro ^ubdih .* . . . Derhalven, om dit gerugt te dempen, (naamentiyk, dat Nero zelf bevolen had, om Rouws in brand te steeken,) zou heeft hy, a ls schjjl-  38 het Leven van Het waren deeze oorzaaken Gelievde! waar door de belyders van den Chrjstelyken Godsdienst, die de beste Zedenkunde in zich bekbr, en voordraagt, zoo smaadelyk gelasterd, zoo heftig vervolgd, zoo wreedelyk ver- drukt schuldige ondergestoken , en de uitgezogste straffen aangedaan, hen, welke wegens hunne scbendaaden gehaat, het Volk Christenen noemden; de stichter van dien naam was Christus, die onder de Regeering van Tiburius, door den Stadhouder Pontius Pilatus, met de dood gestraft is, en de verderffelyke bygeloovigheid, voor het tegenwoordige gestuit, brak weder uit, niet alleen door Judea, den oorsprong van dit kwaad; maar ook door de Stad, waar naa toe van alle la itei, af wat wreed en schandelyk is, toevloeit; derhalven zyn eerst gegrepen, de bekenden, daarna, op huune aanwyzing, eene grootemenigte, die alle overtuigd werden , schuldig te wezen, niet alleen aan de misdaad der brandstichting' maar ook aan den gemeenen haat en vyandsch"p tegen het menschelyk geslacht; en den geenen, die omgebragr werden, zyn veele en grouwzaame bespottingen aangedaan, zoo dac ze met hui. den van wilde beesten bedekt, door de verscheuring der honden sneuvelden, of aan ktuissen gehegt, of in brand gestoken, en na dat de dag ge. daald was, in plaats van toortsen en nachtlichten, verbrand zyn geworden. Men zie ook de Joodsche en Heidensche getuigemssen desaangaande, door den beroemden Lardner byeenverzameld , en de daar uit afgeleide bewyzen voor deq Christelyken Godsdienst, en het een en ander zeer kort en beknopt opgesteven m de Algemeene Vaderl. Letteroei'f. 2, U. N. 11' p. 452; en byzonder ook Mosheim, Kerkelykê Geschiedenis, 1. Deti.  p au lus ben Apostel. 39 drukt werden, en hen nier alleen aan banden en gevangenissen, maar ook aan de ysselykste straffen blootstelde, die de woede en boosbeid der menschen konde uitdenken, gelyk de geschiedenis der eerste Christen Kerk ten dmdelykste leert; en wy bet ten aanzien van Paulus zei ven leezen kunnen, 2 Cor. ii, van het 23 tot het 28 vers. En welke uitwerking had nu al die hoon en smaad, al die vervolging en wreedhe.d» die deeze geloovige en yverige navolgers van den Heere Jesus ondergingen? Zyn zy daardoor ontrouw aan hunnen Heere geworden, hebben zy zynen Naam verlochend 0* Zich zyner geschaamd? Neen Gelievde zf bleven edelmoedig en standvastig voor de eer cn lcer van hunnen Goddelyken Verlosser, door dc genade van den Heere Jesus ges'erkt , hielden zy bun leven niet d.erbaar voor zich zeiven, maar toonden met hunne daaden, dat zy bereid waren, niet alleen om «bonden te worden, maar ook om te sterven, om de Naam en Zaak van hunnen Heere; jaa zelfs in plaats van neerslachtig ot moedeloos te zyn onder de verdrukkingen getuigt onze Kruisgezant: wy, wy roemen ook in de verdrukkingen. Niet'  IVaciro. xi/ roen konden t de verdrukkingen. 1 i 40 het Leve* van n Niet , als of de verdrukkingen op 2;cn m «elvea beschouwd dit „i^t P * lievde A "«merkten; neen Ge- evde! deeze waren op zich zeJven beschüuwd 7 Z7 te8em70rdiS *«n, geene 0orzaa. VreU§de' ™™ van droefheid; altyd geenGhrisJrrnrder «en van 2ynen Goddelyken Meester 2ich gedroeg, ZOcht banden en verdrukkingen; en m;ene Stad vervolgd werd, vlood «aa de andere, gelyk onze Apostel meermalen het dreIgend gevaar alzoo ontkoomen ^^^en^in verdrukkingen,^ ^ zy die ondergaan, om de eer en leer verdn dmgen, dat dezelve, geIvk het , van Moses de bittere wateren van Mara zo -akte, naar Exod. x5, vs. 2j, aanm^ fyk veranderen deed; want bet waren ver dmkkingen om CHRISX[JS wiJ _r V£r" verhevene heilgoederen, en eene heel/yle Z •ghetd was vast gehegd, naar de troostryke belofte van den Heere JeSüS, Matth, « „ » en »:^^^, ró £x^^ rf&fl manden, en vervalen ,„ / T ith kwaad tegen ^Sel ^ fjille verhfuar rr 1 eeAen > o» »tyn«.f aan ir &,-nn+ ; j , 5 ' want uw oon u gioot m den hemel.  Paulus den Apostel, 41 En hier by moet men nog opmerken ( dat die lydènde geloovigen, in, en onder die verdrukkingen, zoo veele en zulke krachtige bewyzen van Gods Vaderlyke lievde, van de bemoedigende genade van den Heere ] eeus, en van de troostryke gemeenschap desHeiligen Geestes ondervonden, dat zy waarlyk onder de verdrukkingen verblyd waren en vol vreugde, gelyk een Taalkundig Hoogleeraar hier het Grieksch woord overzet;* en schoon dit, in den eersten opslag ongeloorlyk schynt, dat Paulus en zyne medegeloovige zich verblyden, en vrolyk konden zyn, onder die zoo smartelyke verdrukkingen, zoo is dit echter eigenaartig en ten vollen zeker. Want in plaats van zich te schaamen dat %ij als Christenen leeden, konden zy daar in, naar l. Petr. 4, vs. i6« God verheerlijken, en het (naar Jacobi x, vs. 2.) voorgroote vreugde reekenen, wanneer zij in veeier lei verzoekingen kwamen , daar zy wisten dat de beproeving hunnes geloofs lydzaamheid werkte, en zoo dacht er ook onze Apostel over, gelyk onze Textwoorden in derzelver verband leeren; want hy zegt: wy roemen ook * Henmann over deezen Text, in zyne verklaaring. des N. T. De geleerde van Vloten vertaalt het: En dit niet alleen, maar wij zyn ook blyde. De byzondere redenen daar van /7<7iz, getoond'  De xeket heid hier van beweezen. 42 het Leven vam ook in de verdrukkingen, weelende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, en de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; en de hoop beschaamt niet, om dat de lievde Gods in onze harten uitgestort is, door dm Heiligen Geest, die ons is gegeeven. Hier by kwam, dat zy in 't midden der verdrukkingen, hoe smaadelyk en smartelyk ook dezelve waren, de zekere bewustheid hadden, van hunne blanke onschuld, ten aanzien van de misdaaden, hun aangetygd; zy waren noch oproerig, noch muitzuchtig; en zulke voorwendzels waren doorgaands de oor. zaaken. van de bitterheid en vervolging van de menigerleye verdrukkingen die hun aangedaan werden, Jaa, dat in de daad, Paulus en de geloovige in den eersten tyd van de Kerk des . Nieuwen Testarnents roemden in de verdrukkingen , leert de geschiedenis van dien tyd ontwyffelbaar zeker. — Van onzen Apostel vinden wy zulks, onder anderen Hand. 16, vs. 25. aangetetkend, dat toen hy en Silas, met veele slaagen gegceszeld waren, en in den binnensten Kerker hunne voeten in den stok gesloten waren, zongen zy ter middernacht Gade lofzangen, zoo dat de gevangene naar hen hoorden. Van  Paulus den Apostel. 4 ï Van de andere Apostelen, tekent Lucas aan, Hand. 5, vs. 41, na dat zy op bevel van den Joodschen Raad gegeetzeld waren: zy dan gingen heenen van het aangezicht des Raads, verblijd zijnde, dat zy waren waardig geacht geweest, om zijnes Naams wille smaadheid te lijden. Terwyl wy van de geloovigen in den eersten tyd der Kerk, des Nieuwen Testatnents, in de daad, verbaazende aantekenin. gen vinden, van hunnen Christelyken heldenmoed, en van hunne vreugde, onder de verdrukkingen, het was waarlyk blykbaar, dat de geest der heerlykheid op hen rustte; hier door zag men tedere jongelingen, swakke Maagden, zoo wel als afgeleevde Grysaards, vrolyk in den Heere, en juichende in den rotsteen hunnes heils; men hoorde hen op de moordschavotten en brandstapels Gode psalmen zingen. Laat ik dit besluiten, om thands van Polycarpus, Cyprianus, en veele andere bloedgetuigen niet te sprceken, door U alleen op. tegeeven, het verhaal van den Kerkelyken Geschiedschry ver Eusebius, aangaande Ignatius» den Bisschop of Opziener der Christen Kerk te Antiochien; hy was een leerling, en ge. meenzaam Vriend der Apostelen, en is op bevel van Keizer Trajanus, te Rome in den Schouw-  44 het Leven 'van Schouw - burg , door de wilde beesten versïheurd 5 dus waren zyne woorden: u Van " Syrië tot Rome, vecht ik met de beesten " te water en te land, nacht en dag vastge" bonden aan tien luypaarden , dat is, een " bende krychsknegten, die, door weldaaden " van my overlaaden, hoe langer hoe wree" der worden; maar ik worde wel door het " onrecht dat zy my aandoen, geleerd; ik " ben echter daarom niet gerechtvaardigd. Och! of ik het geluk had, om van de bees, " ten voor my bereid zyn, verslonden te «' worden , welk ik waarlyk wensche, dat l< iIc lnet den eersten aantreffen mag! Ik zal " dezelve streden , op dat zy my schielyk ï verswelgen, en niet door vreeze afgeschrikt, '* spaaren mogen, gelykerwys zy zommige " verschoond hebben. Wanneer zy misschien « zulks weigeren zullen, zal ik ze met ge« weid er toe dwingen, vergunt dit my; ik " weet wat my voordeelig zy. Nll begin ;fc .« eindelyk een Discipel van Christus te *' worden, dat geene zaak3 zoo wel der geenen * die onder het oog, als die geenen, die niet « onder het oog vallen, myn gemoed verge- * noeSe' °P ^iMfiSüs Christus mo. * ge genieten. _ Vüur> ^ < ding van beesten, van een scheuring der been-  Paulus den Apostel. 45 f beenderen, vcrbrecking der leden, eh kneu" zing van her gcheele lighaam, en eindelyk " alle duivels pyniging op my alleen aanval- * len, mits dat het my i vergund worde} * Christus te genieten.,, En na dat hem dit zyn ontzettend doodvonnis was bekend gemaakt, worden dus zyne woorden opgegeeven: "Ik ben een tarwegraan Gods, en ik ¥ worde door der wilde beesten tanden, ge. « maaien en verbryzeld, op dat ik tot een ** zuiver brood gemaakt worde,''* Wanneer wy deeze en andere geloovige, dus hooren , moeten wy dan niet gelooven^ dat onze Apostel naar waarheid gezegd heeft, dat hy en zyne medegeloovige , ziende op het gantsche zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, hun beschooren, en gesterkt door den-Heiligen Geest, die hun zulke heerlyke uitzichten schonk, in de naaderende eeuwigheid, waarlyk roemden, niet alleen in de hoop der heerlykheid Gods, maar ook dat zy roemden in de verdrukkingen. En dit was het» dat wy uwen aandacht wilden voordragen. Ziet daar Gelievde! het heilryk gevolg der vrede met God, daar een Christen zelfs in de * Vid. Eusebii Hist. Eccles. Libr, III, Cap, XXXVI. Toepassing.  Leet in<. uit het verklaa cc afgt leid. 46 het Leven van dc verdrukkingen roemen kan, in de hoop der' heerlykheid Gods! Laat ik hieruit, ter onzer naader overdenking, deeze vier gewigtige Leeringen mogen afleiden, 'en Voor eerst s " Daar is voor een Zondaar, * die onder de prediking van het Zalig Euan- " SeIis keft, geen grooter en strafwaardiger misdaad, dan de daar in aangekondig- " de genade, van den Heere Jesus Chrisn.  Paulus den Apostel. S3 Onze derde Leering was: "Het is voor D « een Christen een onwaardeerbaar en on- L « verliesbaar voorrecht, dat Gods genade on" berouvvlyk is, dit kan en moet zyn troost « en sterkte zyn, ook onder de bitterste u rampen deezes levens w dit hadden Paulus cn de geloovige Romeinen by ervaaring, eri zy roemden in de verdrukkingen; maar zal dit iemand in waarheid kunnen doen, dan moet hy de gezindheid van Paulus hebben, dan moet by een Christen zyn, en dat niet slechts in naam en belydenis; maar in waarbeid en oprechtheid van zyn hart. Jaa, maar zal mogelyk de een of ander vraagen, hoe kan ik dat weeten, hoe kan ik zeker zyn, dat ik my zeiven niet misleide, dat ik by 'myn sterven niet bedrogen zal uitkoomen,. voor eene onherroeppelyke •eeuwigheid; hoe vreeslyk zoude het voor my zyn, onder die geenen te zyn, waar van de Zaligmaaker gezégd heeft, dat veele %ullen zoeken integaan, maar niet kunnen? Gclievde! hier-toe wordt zelfs onderzoek vereischt, en dit dient zich te bepaalen, by den grond waar op Paulus en de geloovige Romeinen al hun heil gevestigd hadden, en die grond geeft onze Apostel dus op, in het eerste vers; Wy dan gerechtvaardigd zijndi ié erde tering*  54 het Leven van uit den geloove, hebben vrede by God, door onzen Heere Jesus Christus. De rechtvaardigmaaking des Zondaars voor God, moet dus met betrekking tot ons zeiven, de grond van ons onderzoek uitmaaken; wy moeten die werkzaamheden naagaan, die in de rechtvaardigmaaking uit het geloof, plaats hebben, of die ook in ons hart hebben plaats gehad. Wy bepaalen ons daar toe by twee hoofdzaaken. Voor eerst: zulk een mensch heeft zich zeiven ieeren kennen, en beschouwen als een Zondaar, als een Godlooze, die voor God verdoemelyk is, en door zich zeiven nimmer kan behouden worden, van den toekoomenden toorn; en deeze kennis is niet genoeg, wanneer zy slechts oppervlakkig en. geschied! kundig is, maar zy moet gepaard gaan, met inwendige overtuiging, van de grootheid en doemwaardigheid zyner zonden , en eene daar uit voortvloeyende droefheid voor God over zynen rampzaligen toestand. Ten tweede: het is deeze droefheid, die eene onberouwelyke bekeering tot Zaligheid werkt, in tegen overstelling van de droefheid der wcercld, welke de dood werkt; het is deeze droefheid, die dan echt, waaragtig, cn swaar genoeg is, en waar van den eigen aart  Paulus den Atostel. 55 aait cn oprechtheid hier door gekend wordt, wanneer zy een Zondaar, als een ellendig*? en doemwaardige, met alle zyne schulden, tot Christus, hem in het Euangelie, als een barmhartig en getrouw Hoogepriester, als een God van Zaligheid voorgesteld, deq toevlugt biddend leert neemen , om alleen door Zyne gerechtigheid vrede met God te hebben, om zoo, hoe arm, ellendig, jammerlyk, blind, naakt en verdoemelyk hy ook voor God is, uit genade om Christus wil gerechtvaardigd te worden, en met zulk toevlugt neemen tot Christus, is altyd eerbied en lievde tot Hem , en het vertrouwen des geloofs, in eene mindere of meerdere maate, in het hart van den Christen gepaard en te ontdekken. Ö Nu is het een belangryke vraag voor ons hart, Gelievde! kennen wy hier iets van, hebben wy in onzen verloopen leeftyd zulk eenen tyd gekend, waar in deeze werkzaamheden in ons hart plaats hadden? hebben wy onze zonden met droefheid keren zien, en daar door tot Christus leeren koomen ? in wien alleen gerechtigheid en sterkte is» Of kennen wy daar niets van, is onze zonde ons nimmer tot zulk een last geweest, hebben wy buiten Christus kunnen leeven,  Sö het Leven van ven, en nog nimmer verzoening met God in zyn bloed leeren zoeken , dan missen wy deeze genade nog, en leggen in de schuld voor God. Integendeel, is dit eenmaal de keus van ons hart geweest, en begeeren wy nog geenen anderen weg, is dit nog het leven van ouzo ziel, zien wy, dat wy nog dagelyks Christus noodig hebben, om door Hem tot God te gaan, om door Hem geheiligd te worden, of gelyk het de Heidelbergsche Ca techismus, zoo gegrond op den Bybel uit' drukt, op dat door Zyne kracht, onzen ou-den mensen met Hem gekruist , gedood en begraaven worden, dan kunnen wy ons hier in verblyden, dat Gods genade ons qnverliesbaar geschonken is, en dat dit onze'troost, en onze sterkte is, in de bitterste rampen deezes levens. Zalig voorrecht Gelievde! dat Gods genade onverliesbaar en onberouwiyk gegeeven is* was dit zoo niet, kon een Christen,0 die een' maal Christus als zynen God en Zalig" maaker heeft leeren zoeken, en liefhebben" verboren gaan, hoe troosteloos ware dan ook onze leer; neen Gelievde.' die God een maal heeft lieft gehad, die zal Hy llef bé' ben ten einde toe. Hy laat, naar zyn -eigen woord  Paulus den Apostel. 57 woord ook dat werk Zijner handen, nimmer maren. Jesus heeft ons van zyne Schaapen verzekerd, Joann. 10, vs, 28. Ik gewe haar het eeuwig leven, zy zullen niet verhoren gaan in der eeuwigheid; en niemand zal dezelve uit myne hand rukken; en dc grond hier van is deeze, gelyk onze Apostel in deezen zelveh brief Rom, 11, vs. 29. schreef, want de genadegiften en de roepino-e Gods zyn onberouwelyk; daarom blyven de geloovige staande, en in de verdrukkingen zelfs, kunnen zy roemen in de hoop der heerlykheid Gods. In de daad, eene bemoedigende troost en geruststellende sterkte in de bitterste rampen deezes levens, daar niets U scheiden kan van de lievde van Christus. En dit leidt ons, tot de vierde, en thands / onze laatste Leering: " Niets is er, dat eerJ " Christen in regenlieden en verdrukkingen, « meer met Jydzaamheid en hoop vervullen " kan, dan zyne. zekere en Zalige verwagting tt van de heerlykheid Gods , waarin hy hier a reeds.roemen kanv< Zoo zeeker dit zy, is het echter door de ervaaring dikwerf bevestigd, dat veele Christenen in tegenheden cn verdrukkingen , in plaats van onder dezelve met lydzaamheid» en hoop lerde .eering.  5? het Leven vak hoop vervuld te worden, en te roemen in dc hoop der heerlykheid Gods, daar onder mis. moedig en neergebogen worden, en uitroepen gelyk Gideon: indien de Heere met ons is, waar om is ons al dat kwaad over ge. hoornen? Of als Asaph twyfïelmoedig vraagen, hoe zonde dit God weeten { Maar myne Gelievde! hoe verkeerd, hoe onchristelyk is zulk een bestaan! Hebben de Apostelen en eerste Christenen zoo gedacht, zoo gesproken? Neen! zy roemden in de verdrukkingen; en die waren van eenen geheelen anderen aart als Gy in deeze dagen ondergaat! Houdt toch altyd onder het oog, als God met U in tegenheden wandelt, dan heeft Hy er altyd wyze en weldaadige oogmerken mede, waar voor gy Hem in de eeuwigheid danken zult; hoe klaar bleek dat in de verdrukkingen die de Apostelen ondergingen. Werden zy vervolgd en verdrukt, de leer van Christus werd daardoor voortgeplant, cn werden zy in 't openbaar verdrukt, men hoorde de oorzaak, men zag hun gedrag, ook onder de verdrukkingen, en het bloed der Martelaaren werd het zaat der Kerk; veele zagen hunnen Godzaligen wandel, en werden Godjs daar door gewonnen. Maar  Paulus den Apostel. 59 Maar ook, het waren deeze wegen van drukkend kruis en treffenden tegenspoed, die hun en de geloovige op eene uitneemende wvze deeden toeneemen, in de kennis van Gods wegen, en het geloof in zynen Zoon» cn de lievde tot zyne eer, en in eene blinkende heiligmaaking, zoo dat elke verdrukking in hun lydzaamheid, de lydzaamheid be. vinding, de bevinding hoop werkte, en zy daar door leerden roemen in de hoop der heerlykheid Gods. Jaa maar myn Christen! ik heb zoo eéven gezegd, dat uwe tegenheden en verdrukkingen van eenen gehcelcn anderen aart zyn, als die der eerste Christenen; gy moet voorzichtig onderscheiden, in wegen van drukkend kruis en treffenden tegenspoed, wat U overkoomt, als mensch, en wat U overkoomt als Christen. Als mensch, treffen ook U op aarda veelerley ellende, van pynelyke krankheden, drukkende tegenspoeden, smartelyke bezoekingen, gevoelige slagen in Uwe goederen, treffend verlies Uwer bloedverwanten, lievste vrienden, of tederbemind kroost; dit zyn geen verdrukkingen, waar in Gy roemen kunt, maar veelal vaderlyke kastydingen, U ten nutte, en die den geenen die God lief. hebben, moeten medewerken ten goede; maar die  6a het Leven van blydschap zal op uwe hoofden wezen; want God zal alle traanen van U aangezicht en alle smaadheid van U wegneemen; gy zult in •t altoosduurend genot van stoorelooze Zalig, heden gesteld worden, en eeuwig roemen niet meer in de hoop; maar in de bezitting van de heerlykheid Gods, Amen. T WE-  Paulus den Apostel. 63 T w e d e LEERREDEN. Het zuchtend Schefzel onder de dienst- baarheid der verderfeenis , hoopende op de vkyhe1d der heerlykheid, der Kinderen Gods. TEXT Rom. 8, vers 19 tot 24. Want het Schepzet (als) niet opgesteken hoofde, verwacht de openbaaring der Kinderen Gods. Want het Schepzei is der ydelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil die het der (ydelheid) onderwarpen heeft. Op hoope dat ook het Schepzei zelve zal vrygemaakt worden van de dienstbaarheid der ver derf. fenisse tot de vryheid der heerlijkheid der Kinderen Gods. Want wy weeten dat het gantsche Schepzei 't zaamen zucht ent zaamen(als) if baarensnoot is tot r.iitoe. En niet alleen (dit,) maar ook wy zelve, die de eersteling des Geestes hebben, wy ook zelve (zegge ik) zuchten in ons zeiven, verwachtende de aanneeming tot Kinderrn, (naamentlyk) de verlossing onzeslighaams. In den Brief aan de Hebreen, vinden wy in bet li de Hoofddeel, in het 13 en 14 vers, eene eigenaartige en heerlyke tekening, van het geloovig leven en sterven, van zommige oude Godzaligen; wy leczen daar van Abel, Enoch, Noach, Abraham, Isaac, Jacoh, en Sara; deeze alle zyn in 't geloof gestorven, de Inleiding.  ok dan irygenaa.H te oorden»  94 Het Leven van baarheid der verderffenisse, waar aan God het onderworpen heeft, met die verwagting, zoo Jeest men in eene onlangs uitgekoome. nc vertaaling,* dat ook het geschapene eens bevryd zal worden van het verderf, ten dienste te staan, en het medegenot hebben van de heerlyke vryheid der Kinderen Gods. Zoo tekent dan de Apostel, het Schepzei als onwillig der dienstbaarheid onderworpen, als daar onder zuchtend, en hoopend op dien heerlyken heildag, die voor Gods Kinderen eens zal aanlichten, hoopende, dat dan de onderwerping aan de dienstbaarheid der verderifenis eens zal ophouden, en het vryge. maakt zal worden, tot de vryheid der heerlykheid der Kinderen Gods. De Apostel zegt hier, dat wy wel moeten opmerken tot de vryheid der heerlykheid der Kinderen Gods; hy geeft daar mede niet te kennen, dat liet nu zuchtend Schepzei, die zelfde vryheid der heerlykheid, even als de Kinderen Gods, hoopend te gemoet ziet, om in diezelvde trap en maate, die heerlyke en hemelsche vryheid deelachtig te worden, die Gods Kinderen dan genieten zullen; maar hy * J. E. Greve in zyne reeds aangehaalde venaaJing van deezen Brief 1794. te Amfterdam by J. Allart uitgekomen.  Paulus den Apostel. 95 hy leert ons hier, dat in de vryheid der heerlykheid der Kinderen Gods, ook het Schepzei nu de dienstbaarheid der Verderfenis ondei worpen, deelen zal, in {gdyk naar hec Grieksch hier zeer wel kan geleczeh worden) in die vrijheid, zal ook het nu zuchtend Schepzei, van de dienstbaarheid der verderfenis ten eenemaal vry zyn, eii in zoo verre deeJen in de heerlyke vryheid der Kinderen Gods, als het overeenkoomstig zynen aart, hoedaanigheid en oogmerk, daar in dee* len kan. De Apostel leert hier, dat het nu zuch j tend Schepzei, hier aan de dienstbaarheid der l verderficnis onderworpen; dan wanneer de , vryheid der Kinderen Gods, heerlyk zal ge- / openbaard worden, dat het dan in plaats van , vernietigd te worden, ook vry zal gemaakt worden van die verderffelyke dienstbaarheid^ waaronder het nu zucht, en in eenen heerlyken toestant zal gcstelt worden; voor Adams treurigen val was het aardryk niet vervloek^ toen kende, het nu aan de dienstbaarheid der verderffenis onderworpen Schepzei, geen zuchten ; dan by de wederoprechting aller dingen, jn den nieuwen hemel en nieuwe aarde, die wy naar Gods beloften verwagten, waar in de gerechtigheid woonen zal, zal ook dc staat van Zn te deern in de al wat om der zonde wil onder de dienstbaarheid der ver. derffcnis gekoomen is, in plaats van dien vloek gewillig te draagen, daar onder als angstig steent , gelyk het Grieksche woord eigentlyk zegt, onder die dienstbaarheid gebukt, den swaaren last daar van gevoelende, en onder het drukkend gevoel daar van geboogen, den benaauwden adem, met angst en kommer haalt, jaa, daar onder als in baarensnood is, in een smartelyk, en angstvol gevoel daar onder, de sterkste pogingen doet, om daar van verlost, daar van bevryd te worden. :De Apostel spreekt hier zeer krachtig, hy drukt zich eigenaartig en verheven, door deeze zinnebeeldige spreekwys uit, hy kent aan het Schepzei, dat zelve sterk verlangen naa den heerlyken dag der verlossing toe, dat hy aan zich zeiven en de geloovige Romeinen onder de verdrukkingen toekenr; het Schepzei, zegt hy, zucht, en is als in baarensnoot, en niet alleen dit Schepzei, maar ook wij, zegt hy daarom in het volgend 23. vs. wij zelve, die de eerstelingen des Geestes hebben, zuchten in ons zeiven. Hy geeft et door te kennen, daar hy den toestand van het Schepzei, op eene menschelyke wyze uitG 3 drukt, Wat hel betekent dat het gansche Schepzei zucht , en in baarensnoodis.  Ioo het Leven- vak drukt, dat het zuchtend Schepzei, zoo wel als de verdrukte geloovige, de wedergeboorte der natuur, of zoo als de Apostel Petrus het uitdrükkelyk noemt, Hand. 13, vs. 21. de wederoprechting aller dingen, vcrwagt steenend en lijdend onder de dienstbaarheid der verderfenis, eri als: met uiigerekten halze, gelyk hy zich in het 19. vs. had uitgedrukt, naa dien heerlijken dag der verlossing uitziet* Eer ik dit verder voordra3ge en bewyze, moet ik U, myne waardste doen opmerken., dat de Apostel hier nog twee byzonderheden ons wil te kennen gceven, die deeze zyn: Voor eerst, dat hy dit zegt, van het gansche Schepzei, dat daar in zich gelyk is, dat het 't zaamen zucht, 't zaamen als in baarensnood is; alle Schepzelen, die tot het aardryk behooren, zyn te zaamen onder den vloek, want God heeft dien tot geheel het aardiyk uitgestrekt, en dus tot alle Schepzelen die tot het zelve behooren , en die alle de dienstbaarheid der verderffenisse onderworpen zyn, zy alle draagen dien, elk naar .' ,tfl z>- * De Geleerde Greve 1. c. zet de Grieksche woorden dus over: want het is blikbaar, hce de gansche Schepping onder de ydelheid zucht, 'en tot nu toe, als in baarensnood van betere eeuwen is.  Paulus den Afostel lol zynen aart, schoon het eene zoort en geslacht op onderscheidene tyden swaarer, dan het andere; doeh men moet hier wel opmerken, dat Paulus hier het gansche Schepzei tc zaamen neemt, in eene perzoonsverbeelding, zoo als het te zaamen tot het aardryk behoort, en onderworpen is aan de dienstbaarheid der verderffenisse. Het tweede dat wy moeten opmerken, is, dat hy zegt, dat zulks is tot mi toe, dat wy niet zpo„verstaan moeten, als of dit alleen tot dien tyd toe, dat hy leevde, dat hy dit aan de Romeinen schreef, plaats hebben zou, neen, de Apostel wil er door te kennen geenen, dat zulks altyd plaats gehad had, van het eerste tydstip af, dat de zonde in deweereld gekoomen was, en daar door de dienstbaarheid der verderffenisse, door alle dc afgeloopene eeuwen heen; was dit alzoo geweest, geen tydvak, geen tydstip was er goj weest, waar in dit had opgehouden, en hy sluit door deeze woorden, den volgenden tyd niet uit; meermaalen zelfs in deezen Brief, jaa in bet 18. vs, sluiten deeze woor; den den volgenden tyd in, want het lyden des tcgenwoordigen tyds, sluit het volgends 7.00 lang de tyd zou duuren, daar in, en wordt tegen dc heerlykheid, die daar na zal  De gron. den van zekerheid hiervoor. ic3 'het Leven van geopenbaard worden, overgesteld,* en zoo ook hier, dat was tot nu toe, zoo geweest en zou alzoo blyven, zoo lang het Schepzei aan de dienstbaarheid der verderffenis onderworpen zal weezen. Dit alles nu geeft de Apostel op, als eene zekere, en teffens als eene bekende waarheid, waarvan hy en de geloovige Romeinen bewustheid hadden; hy zegt: want wy weeten, * En wie kan hier aan twyffelen?. Al stelden wy niet, dat Paulus door Gods Geest verlicht, en de Romeinen die in dien tyd, toen de Heilige Geest zulk eene groote maate van wysheid en genade schonk, en de "eerstelingen des Geestes hadden, daar van meer kun. digheid, daar in meer inzien ontfangen hebben, dan nu in deeze dagen, den geloovigen gegeeven wordt; is dan de waarheid en zekerheid van het geen hier Paulus zegt, ook niet aan ons bekend ? al stemden wy niet toe t gezegde van een geleerd Uitlegger,** dat, dat venvagten met opgesteeken hoofde, dat zuchtend hoopen van het gansche Schepzei, iets be- * Zie dit breeder beweezen in het aangehaalde Werk van den Hoogleeraar Elsnerus, 3. D. p. 177. ** Christoph. Starke, in zyn te vooren aangehaald Werk, pag. 873.  Pablos den Apostel. io% beteekent, dat wy- niet verstaan; maar dat God als Schepper, weet en kent; zoo kan echter niet ontkend worden, dat dat zuchten en steenen van het Schepzei onder de dienstbaarheid der verdcrffenis ons bekend is, daar wy weeten dat het der ydelheid, der zondige verdorvenheid onderworpen is, en onwillig dien last, zoo onbarmhartig en onredelyk dikwerf opgelegd, al zuchtend draagt, konden de zoogenoemde onredelyke dieren spreeken, als eertyds door een Godlyk won. der, Bileams Ezelin deed, zy zouden de zoogenoemde redelyke menschen over hunne onredelyke en harde behandelingen bestraffen, die zy onwillig en zuchtend draagen moe-, ten, waaronder zy dikwerf gevoelen, en duidelyk dat toonen, dat zelfs dc barmhartigheden veeier Godloozen wreed zyn; hoe mee. nigmaal worden zy de dienstbaarheid der verderfenis onderworpen, niet vreeslyk mishandeld, medoogenloos tegen alle hunne pogingen aan, moedwillig omgebragt ; maar byzonder, en dat wy hier moeten opmerken, hoe meenigmaal ondervinden zy dien vloek met het eardryk, waar toe zy behooren, wanneer Gods toorn, om de boosheid en ongerechtigheid der menschen geopenbaard wordt, en zoo veele Schepzelen dan daar on«  Ï04 bet Leven van onder zuchtend lyden, denk aan den onder, gang der eerste weereld, door den Zondvloed, denk aan de oordeelen over Zodom en Gomorra, aan de plaagen over Egypten uitgestort, in welke zoo veele Schepzelen, ellendig omkwamen; denk aan de bezoekingen, die God over landen en volken brengt, om der zonde wil; zoo eene tekende Joel, toen hy naar het iste Hoofddeel, het ig en 20. vs. uitriep: 0 hoe zacht het vee, de runderkudden zyn bedwelmt, want zy hebben geen weide, ook zyn de schaapskudden verwoest, ook schreeuwt elk beest des velds tot U, want de water stromen zyn uitgedroogt, en een vuur heeft de weiden der woestijn verteert. Jaa, hoe aandoenelyk zag men dit voor weinige Jaaren, toen zoo veele duizenden runderen, door de vernielende veepest, al zuchtende cn steenende stierven. Wanneer men uit dit gezichtpunt, het Onder de dienstbaarheid der verderffenis zuchtend Schepzei beschouwt, is dan . de wys, waar op de Apostel als een sierlyk Redenaar, het te zaamen by eene perzoonsverbeelding voorstelt, als in barensnood te zyn, onder die dienstbaarheid der verderffenisse, en daar onder als met uitgerekten balze, hoopend uittezien, naa dien Grooten dag der Ver-  1 Paulus ben Apos rast. IOJ Verlossing, niet zeer eigenaartig, en waarlyk verheven en waarachtig? is hier het geen de Apostel dus schryft, minder schoon, dan 't geen Job eens zeide, in den verheven Oosterschen styl, Job 31, vs. 38., zoo mijn land tegen my roept, en zyne vooren te zaamen weenen ? En zoo gaat hy over, om de zekerheid f der heerlykheid, die aan Gods Kinderen eens 1 zal geopenbaart worden, nu uit het zuchten s van hem zeiven, cn van -hun die met hem ^ de eerstelingen des Geestes ontfangen hadden, naader te betoogen, schryvende in het 33, vs., En niet alleen (dit.) maar ook wy zelve die de eerstelingen des Geestes hebben, icy ook zelve zuchten in ons zeiven, verwachtende de aanneeming tot Kinderen, naamentlyk de verlossing onzes ligliaams* De Apostel het te vooren gezegde in het 22. vs. van het gansche Schepzei als zeeker en waaragtig, als eene zaak hem, en hun, aan wien hy schreef bekend, nu afgehandeld hebbende, zegt hy, en niet alleen dit; eene wys van spreeken, die eenen gepasten overgang, en eene sierlyke opklimming of verheffing zyner denkbeelden, van het mindere tot het meerdere teekent, en deszelfs zekerheid te kennen geeft, zoo dat hy dc eene waarheid let xuehi ',n van 'aulus 'en 'yne me'egeloovi''en.  Hoe hy i de geloo vigc de eerstelingen des Geestes ontvangi hadden. 106 het Leven van heid uit de andere afleidende, dus redeneert: en niet alleen dit zuchtend verlangen is het gansche Schepzei aan de dienstbaarheid der verderffenis onderworpen, maar ook in ons heefc dit plaats, in ons, die de eerstelingen des Geestes hebhen; wy zelve zuchten in ons zeiven, verwarrende de aanneeming tot Kinderen de verlossing onzes lighaams. Dat te zaamen zuchten was dus niet alleen in het gansche Schepzei, maar ook in hun die de eerstelingen des Geestes hadden. ■n Wat moeten wy hier door de eerstelingen des Geestes verstaan? Deeze vraag zal by meer dan een van U, myne Waardste! thands voor den Geest koomen; iaat ik die kort en klaar zoeken te beantwoorden. Volgens eene Goddelyke wet onder Israël, (gy vindt die Levit. 23 en Deutr. 26) moest voor den Oogst, met van God voorgeschrevene plechtigheden , het eerstrype aan den Heere worden ©pgedraagen door den Priester, hier door werd de Oogi.t geheiligd, en deeze eerstrype cn aan God gewyde vruchten, werden eerstelingen genoemd; hier op zinspeeldt de Apostel, wanneer hy van de eerstelingen des Geestes hier spreekt. Wanneer wy nu dit denkbeeld van den Apostel naader ontwikkelen naar den aart der zinspeeling, dan zyn dc eer-  Paulus den A r o s t e l. 107 eerstelingen des Geestes, de gaaven van den Heiligen Geest, die hun hier by aanvang geschonken waren, in tegenoverstelling van den vollen Oogst derzelver, die zy, by de aanneeming tot Kinderen, by de verlossing hunnes lighaams deelachtig zullen worden.* Die eerstelingen van de gaaven des Heiligen Geestes, die Paulus en de geloovige te 6 Ro- * Zommige hebben door deeze Eerstelingen, perzoonen verstaan, die eerst geloofd hadden, en wel uit de Jooden, in onderscheiding van hun, die naderhand nog den Heere zouden werden toe. gebragt, en tot den Oogst behooren zouden; doch zoo het ons voorkoomt, tegen het verband en oogmerk van den Apostel. Andere, waar onder de schrandere Hugo de Groot, de buitengewoone gaaven van den Heiligen Geest, aan de Apostelen op het doorluchtigst Pinksterfeest, en aan Paulus ook daarna geschonken. Myn gelievde Amptgenoot de Haas, is van oordeel, dat gelyk de eerste, linden niet alleen voor de eerste, maar ook voor de uitneemendste vruchten gehouden werden , men hier ook aan de uitneemendste gaaven van den Hellieen Geest, die in het begin des Nieuwen iestaments aan de leden van Christus Kerk geschonken werden, denken moet, dit is ten vollen zeker; dan, hoe uitneemende die gaaven ook waren, het waren en bleven echter altyd eerstelingen, onderscheiden van, en gaande voor den vollen Oogst, die aan de geloovigen, by de aanneeming tot Kinderen by de verlossing des lighaams, zal geschonken worden , en die zoo veel grooter en meerder zyn zal, als de volle oogst is, in tegenoverstelling der eerstelingen, die hun echter tot een verzekerend onderpand van den vollen Oogst verstrekten.  I0§ HET L E V Ë N V ASÏ Rome, aan wièn hy schreef, zoo wel als andere, in welken Gods Geest getuigde, dat zy Kinderen Gods waren, ontfangen hadden, daar moeten wy door verstaan, die verlichte kennis van God, en den Goddelyken Verlosser, die zy door den Heiligen Geest ontfangen hadden, en die kracht der heiligmaaking, die daar door in hunne harten werkzaam Was, waar door zy eene eere voor Christus geworden waren, zoo dat zy zeggen konden, gelyk wy van Paulus leezen, 2. Cor. 3, vs. 1%^ en wy alle met ongedekten aangelichte der heerlykheid der Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar het zelf de beeld in gedaante verandert, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest, hier toe moet men brengen, die groote trap Van lievde tot God, in hunne harten uitgestort, door den Heiligen Geest, die hun gegeeven was, het daar uit voorkoomend vertrouwen op God, en de eerbiedige onderwerping aan zynen vaderlyken en wyzen wil, waardoor zy roemen konden in de verdrukkiiigen, jaa die vrede, en vreugde in God, Waar door zy met een opgeklaard oog, ziende op dat gantsch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, verlangden naa de aanneeming tot Kinderen, by de verlossing hun-  Paulus den Apostel. 109 hunnes lighaams, alle gaaven van den Heilikgen Geest, tot een onderpand der aanstaande heerlyke verlossing, die, hoe overvloedig en buitengewoon ook, in die eerste dagen des» Nieuwen Testaments, echter eerstelingen waren en bleven , in tegenoverstelling van den vollen Oogst, die deeze Kinderen Gods in de vryheid der heerlykheid genieten zouden; hier had dit heilig Volk, dit Koninglyk priesterdom, als eertyds de Aaronische priesteren en^ Levis Zoonen onder Israël, de eerstelingen» maar in den nieuwen hemel en nieuwe aarde, die zy naar Gods beloften verwagten, zouden zy erfgenaameu Gods, jaa mede erigenaamen met Christus zyn, en alles bezitten, wanneer zy het Koningryk beërven zouden, hun toebereid voor de grondlegging der weereld. Dan, hoe uitneemend en heerlyk hier de : eerstelingen des Geestes waren, die Paulus cn t de geloovige in die dagen hadden, evenwel , moesten zy zelve zuchten in zich zeiven, ver- 1 wachtende de aanneeming tot Kinderen, de ( verlossing hunnes lighaams. i Wij ook zelve zegt de Apostel, niet alleen 1 het gansche Schepzei, dat de eerstelingen des Geestes niet heeft, maar ook wy zelve, die de eerstelingen des Geestes hebben hoe groote» zucht* en echter, n zich :elven, •erwag' ende de ter lossing umnes ighaamt»  lio het Leven van telyks ook begenadigd, moeten nog zoo lang wy de aanneeming tot Kinderen, de verlossing onzes lighaams niet hebben, zuchten in' ons zeiven; zy toch met alle die groote ge. nade gaaven bedeeld, hadden nog een lighaam der zonde en des doods, en moesten zuchten over de kracht der inwoonende zonde, het aardsche huis hunnes Tabernakels was mehatsch , en zou dat blyven tot den dag hunnes doods, dat het geheel word afgebroken, de beste hunner moest klaagen, ik weet dat in my, dat is myn vlees, geen goed en woont; maar ook zy leevden nog in eene weereld vol boosheid en vyandschap tegen God, en tegen hen , en ondervonden , zoo wel als het zuchtend Schepzei, de drukkende heerschappy van de dienstbaarheid der verderftenisse, by zonder ook in dien tyd, in het diep bedorven afgodisch en wellustig Rome, daar de vyandschap tegen de Christenen, onder de met zoo veel met bloed bevlekte regeering van den snooden Nero, zoo bitter was, jaa daar de Eer en Leer van hunnen Goddelyken Verlosser, en deszelfs geloovige belyderen, zoo heftig in die dagen word aangevallen en vervolgt , door jooden en Heidenen , moesten zy betuigen, gelyk Paulus aan de Corinthen schreef, s, Cor. 5, vs. 2. In deezen zuchten U'lj>  Paulus den Atostel, lix wij, verlangende met onze woonstede die uit den hemel is, overkleed te worden. Te meer, daar zy dit wisten, daar zy de zekerste gronden hadden om te verwagten, dat dit zuchten, dat nu uit hunnen benaauwden boezem angstig voorkwam, over de nog weenende zonde, en al den smaad» en de rampen die hen zoo hart drukten, eens zou ophouden , by hunne aanneeming tot Kinderen, by de verlossing hunnes ligha&ms, die zy hoopend te gemoet konden zien. Hunne heerlyke vryheid, die ook zy hals- / rekkend, of met opgesteken hoofde verwagt. « ten;, noemt Paulus in de eerste plaats, de t aanneeming tot Kinderen. Het is opmerkens.» waardig , dat de Apostel, het toekoomend heil der geloovigen ook in deeze plaats van zynen Brief aan-de Romeiuen, de aanneeming tot Kinderen noemt. Nu had er by dé Romeinen eene zekere plechtigheid plaats, die deezen naam droeg, waar door het Kind eenes anderen opentlyk en plechtig werd aan. genomen, en in het daadelyk bezit gesteld van alle die voorrechten, die aan de ingebooren Kinderen des huises toekwamen, en zoodaanig een Kind had recht en aanspraak op de erifenis van den geenen, die het tot zyn Kind ... aan- Vat hier 'e aaneemingit Kinde* en zy.  Ha hët Leven van aangenomen had.* En het koomt my voor# (behoudens beter oordeel) dat de Apostel ook op dit plechtig Romeinsch gebruik gezinspeelt heeft, in het 15, 16 en 17 vs., daar hy ook van eene aanneeming tot Kinderen spreekt die God hunnen Vader mogten noemen, en daar door niet alleen tot Kinderen, maar ook tot erfgenaamen gesteld waren, hier spreekt . hy van die zelve perzoonen, waar van hy in het 15. vs. gezegd had, dat zy den Geest der aanneeming tot Kinderen ontfangen had. den, en hy zegt dat zy verwagten de aanneeming tot Kinderen; wat bedoelt hy nu door het laatste, in tegenoverstelling van het eerste? Mynes inziens niets minder, dan het daadelyk geeven en in 't bezit stellen van die erf. Jenis die hun als aangenoome Kinderen van God * De Hoogber. Elsnerus geeft in het 3de Deel van zyne verklaaring over deezen brief, pag. 104. eene geheele reeks van Schryveren op, die over dit Romeinsch gebruik künneri naagezien worden; veele Uitleggers denken, dat Paulus daar op ge« zien heeft, andere verwerpen dit, gelyk ook myn . geleerde Amptgenoot de Haas, die het zoo verklaart, dat een Kind of Zoon van God te zyn, in de Heilige Schrift zegt, zich te bevinden in het bezit en genot van die voorrechten, weike aan GodsKinderen eigen zyn, en dat de Woorden, aan. neeming tot Kinderen, naar de letter beduiden , een stelling tot Zoonen, dat is gesteld te worden in '{ genot dier voorrechten, die'eigen zyn aan Kinde. renGods,  Paulus dek Apostel. 113 God, beloofd, en door den Heiligen Geest verzegeld was; doch die, hoe veele weldaaden zy als kinderen Gods, geduurende hunne uitwooning van den Heere, ook ontfangen hadden, hun eerst gegeeven wordt, dan wanneer zy int huis hunnes Vaders worden ovcrgebragt, en daadelyk in 't bezit gesteld van die erffenis, dis voor hun in de hemelen bewaard was, dat kin* derrecht, gelyk een taalkundig Uitlegger* het overzet, waarop zy hier hoopten, dat zy dan genieten zullen, wanneer zy de voorrechten daaraan eigen, ontfangen zullen, in den hemel. Maar wanneer zal dit zyn? De Apostel, Gelievde! spreekt niet alleen van de aanneeming tot kinderen, maar ook van de verlossing hunnes lighaams. Jaa hy verklaart het eerste door het laatste, waarom ook onze geleerde Overzctters,hier tusschen ingevoegd hebben (naamently k) om aantewyzen, dat die aanneeming tot kinderen bedoeld wordt, die plaats heeft, by de verlossing des lighaams» Maar wat moeten wy door de verlossing des lighaams verstaan? Alle de uitleggers, die hier over geschreven hebben, van de grieksche kerk- * ïk bedoel den reeds genoemden geleerden J. A. Boiten, in zyne nieuwe Boogduitsche overzettinj yan deezen Brief, pag. 7a. WoA vet staat de Apostel door de  verlossing des liglimms ? 114 het Leven va» kerkvaderen af, tot op deezen tyd toe, niemand uitgezonderd, zoo verre my bekend is, verstaan er door, de verlossing des lighaams, van den dood , door de opstanding *. Er is een geleerde, die het door rantzoeneering, overzet, die vrykooping van der geloovigen lighaamen bedoelende, waarvan de heilryke uitwerking by deJ heerlyke opstanding zal plaats hebben, en zeker, dan zal de vryheid der heerlykheid der kinderen Gods, in deszelfs grootste luister gezien worden, en zy in den volsten nadruk erfgenaamen Gods en mede erfgenaamen met Christus zyn. Edoch, schoon wy voikoomen toestem" men, dat dit alles behoort tot die bemelsche erffenis, die Gods kinderen ontwyffelbaar zeker beschooren is, by hunne heerlyke opstanding als een heilryk gevolg van hunne aanneeming tot kinderen, zoo zyn wy echter voor ons zeiven, na het een en ander naader overwogen te hehben, van gevoelen, dat wy hier door de * Zie de verklaar, over bet N. T. door C. A. Heumann in de Nederduitsche vertaal, het 7 Deel p. 277. en de vérkl. van den Heere G. de Haas, over deeze woorden waar in het overgezet wordt, de rantzoeneering onzes lighaams, In de meermaaien aangehaalde vertaaling van den Heere J. E. Greve leest men dus: verwagtende dat God ons voor zyne kinderen zal verklaaren,er, van de lighaam* tyke etende ontheffen.  Paulus den Apostel. 115 de verlossing des lighaams, in de eerste plaats, reeds aan den dood der geloovigen denken moeten, wanneer zy in de daad verlost worden, van een lighaam der zonde en des doods, en wel om deeze redenen, Voor eerst, om dat Gods kinderen door hunnen dood, altyd verlost worden van een lighaam der zonde en des doods, Ten tweede, om dat zy door het afleggen van het aardsehe huis deezes tabernakels , niet meer de dienstbaarheid der verderffenis onderworpen zyn de, ook niet meer zuchten, dc oorzaak, zoo wel als dc gevolgen, houden ten eeuemaal in hun op, zy, zyn dan zalig, niet gelyk hier, in hoope, naar het volgend 24 vs. maar in aanschouwing en genieting, zyn zy dan, naar het 37 vs, meer dan overwinnaars. Ten derde, zy ontfangen by hunnen dood reeds dc hemelsche erifenis, als een heilryk en zeker gevolg van de aanneeming tot kinderen : de dooden immers die in den Heere sterven zyn zalig, en dan houden alle traanen, alle zuchten, voor eeuwig op. Zy zyn immers dan reeds in het huis van hunnen Vader, en meede erfgena-amen met Christus! En schoon hun nog grooter heerlykheid beschooren is, in den nieuwen hemel en nieuwe aarde, die wy naar Gods beloften verwagten, wanneer zy op de volH 2 koo-  Ii6 het Leven va» koomenste wyze, in de aan hun beloofde erfFenis zullen gesteld worden, zoo zyn zy echter by hunnen zaligen dood, als zy van een melaatsch en zondig lighaam verlost worden, bevryd van 't zuchten in zich zeken, cn reeds deelgenooten eener hemelsche erffenis; en dit is het wat wy bewyzen wilden. Dan, Geiievdc [ ook daarmede houdt hunne heerlykheid niet op, er zal nog eene heerlyker verlossing voor hun opdagen, in den jongsten morgenstond, het losgeld voor hun betaald, (om naar de letterlyke betcekenis des griekschen woords te spreeken,) eischt nog grooter en heerlyker verlossing, nog luisterrykcr aanneeming en openbaaring, als kinderen Gods; het dood, het stof geworden lighaam, moet de onsterffelykheid en onverderffelykheid aandoen, en het verklaard en heerlyk lighaam van Christus gelykfonnig worden^ bet was gezaaid in oncere, maar het moet opgewekt worden in heerlykheid, en zoo met dea verhccriykten , verhemelden geest vereenigd, voor eeuwig van alle melaatschheid volmaakt gereinigd, van alle zonden en zuchten onder de dienstbaarheid der verderffenis verlost, moeten deeze opentlyk als kinderen Gods verklaard worden, en zoo eeuwig, op de volkoomenste en heerlykste wys, s erfgenaamen Gods en mede erfgenaamen met Christv.9 worden, ia  Paulus den Apostel. 117 m dien nieuwen hemel en nieuwe aarde, waarin, het ook hier zuchtend schepzei, zal vry gemaakt zyn, tot dc vryheid der heerlykheid der kinderen Gods. En dit alles ver wagt te onze Apostel en de gelovige Romeinen, die den Geest der aanneeming tot kinderen ontfangen hadden, en hier niedekonde hy hen troosten, en wel ontwyffelbaar zeker, niet alleen uit hoofde van het . onverbreekbaar verband, dat er tusschen de eene en andere weldaad was; want waren zy kinderen Gods, gelyk Gods Geest met hunnen geest getuigde, dan waren zy ook erfgenaamen, erfgenaamen Gods en mede erfgenaamen met Christus; jaa dit was ook daaruit zeker, dat het gantsche-schepzei hier zuchtend, hier als in baarensnood met opgesteeken hoofde verwagtte, dc openbaaring der heerlykheid der kinderen Gods; want had dit schepzei onwillig der ydelheid onderworpen, gelyk zy wisten, hoop, om vrygemaakt te worden van, de dienstbaarheid der verderffenisse tot de vryheid der heerlykheid der kinderen Gods, hoe veel te zcekerder hadden zy, die, hier in zich zelvcn zuchten moesten, eene gegronde hoop, op die ' vryheid der heerlykheid der kinderen Gods, daar zy als kinderen Gods, daar zy als kinderen in • het hui* van hunnen Vader, reeds zouden aan^e-  Toepas, singeiu Leeringen. 118 het Leven van aangenoomen worden, by de verlossing hun* nes lighaams. Ziedaar, Gclievde! welke voorderingen in wysheid en heiligheid spreidt hier de Apostel op eene verhevene wyze ten toon ; welk een opgeklaard inzien heeft hy in dit cn in het toekoomend leven, welk eene heilige onderwerping, leert hy, onder de drukkende rampen eener weereld die in het booze ligt, welke troostgevende uitzichten in de eeuwigheid, teekent hier zyne door Gods Geest bestuurendc veder, boe veel weer hy van het gantsch zeer üitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, aan de erfgenaamen Gods beschooren.. Laaten wy Gelievde! uit zyn verheven, voorstel nog eenige nuttige lessen voor ons hart ter onzer leering en vertroosting opzaamelen; bepaalen wy die thands, daar reeds de tyd zoo ver verloopen is> tot deeze twee volgende, die heide zeergewigtig zyn, waarvan de Eerste is: "Is hier het "schepzei der ydelheid der dienstbaarheid der " verderffenis onderworpen, om der zonde wil, «wy kunnen er uit leeren, hoe zeer die God "beleedigen, en hoe noodzaakelyk dus onze "verzoening met God is. „ Onze Tweede Leering moet deeze zyn: 'Een Christen, die onder de dienstbaarheid der 'verderfenis zucht, kan zeker staat maaken,' "daar  Paulus b en A? os tel. 119 "daar zelfs het zuchtend schepzei zal vryge"maakt worden, dat hy, die hier reeds de (" eerstelingen heeft, eene hemelsche eiffenis * ontfangen zal, by de verlossing zynes lig•'baams.'' De eerste Leering, die zoo wel als dc laatste al onzen aandacht vereischt, hebben wy dus opgegeeven. "Is hier her schepzei der ydelheid, *■ der dienstbaarheid der verderffenis onderworpen, om der zonden wil, wy kunnen er uit »'leeren, hoe zeer die God beleedigen, en "hoe noodzaaklyk dus onze verzoening met "God is." Dat dit waarlyk zoo zy, dat het hier zuchtend schepzei der dienstbaarheid der verderffenis onderworpen is om der zonde wil, hebben wy uit het onfeilbaar woord van God, in onze verklaaring gezien. Maar hoe waaragtig, hoe zeeker dit zy, wordt het wel opgemerkt, wordt 4ief wel geloofd? Alle menschen, zoo veele er zyn, zien het schepzei aan de dienstbaarheid der verderffenis onderworpen; zy zyn zoo dikwerf getuigen van het zuchten, van het stomm* vee, gelyk men het noemt, om dat het gelyls wy, niet kan spreeken, maar dat echter op zynt wyze, zeer duidelyk ons te kennen geeft, da het niet gewillig aan de dienstbaarheid der ver derfl'enis onderworpen, is, en dat het daaronde tuch Eerste Leerittg» ( t  'i=o het Leven van zucht, niet alleen, wanneer de tooren Gods Van den hemel geopenbaard wordt, over de ongerechtigheid en boosheid der menschen, zoo, dat naar Hosca 4, vs. 3. het land treurt, met de inwooners en het gedierte des veids, met hel gevogelte des hemels, en de visschen der zee weggeraapt worden; maar ook daar onder Zucht, wanneer het zoo onbarmhartig mishandeld, zoo zondig en schandelyk misbruikt xvordt, het noodige onthouden, en zoo wreed behandeld wordt, eeven of God deszelfs maaker, die zelf het geroep der jonge raaven hoort, daarop geen acht sloeg; dachten wy altyd, dat het om der zonden wil is,' dat ook het zuchtend schepzei der. ydelheid onderworpen is, dat het om onze zonden Jydt', en deelt in de algemeene rampen en bezoekingen, wy zouden ons Voor alle mishandelingen, voor alle misbruik van het zuchtend schepzei zorgvuldig wachten. Maar ook wy zouden, uit liet zien, van de Gaddelyke oordeelen, die dikwerf zoo zichtbaar en hoorbaar ons Gods heilig ongenoegen over de zonde prediken, begrypen en verstaan, hoe zeer de zonde God beleedigt! Maar wordt er Wel iets minder dan dit opgemerkt? Hoe veele leeven in de daad, zonder immer te denken, dat hunne zonde God beleedigt, dat God zich daarover vertoornt! Het is als of de Heere het niet  PAUIUS DIN ArOSTKl. Ï3I niet zag, of God het niet opmerkte, of God niet alvveetend ware! Zoo er zulke zyn, die my heeden hooren, hoort wat God zelf gezegd heeft: Gy meent dat ik ben gelyk gy, om dat ik zwyge, maar ik zal u straffen; en denkt daar op* bid ik u! Als God u straffen wilde naar uwe zonden, dan zoudt gy moeten uitroepen: Wie is er onder ons, die by een verteerend vuur, die by eenen eeuwigen gloed woonen kan, vreeslyk is het te vallen in de handen des leevendigen Gods! Maar vooral moeten wy hier leeren, dat het eene zeer oude en zeer algemeene dwaaling is, die by duizend menschen, ook die onder het licht der Goddelyke openbaaring leeven, gevonden wordt, en deeze is, dat zy zich schuldig maakende aan geringer, aan kleiner zonde dan wel andere, en daarom op barmhartigheid by God hoopem Maar behalven dat de zonde die wy begaan, in onze oogen altyd geringer en {minder zyn, dan de zonden die wy andere zien begaan, zoo oordeelen wy doorgaands verkeerd, over onze eigene zonden, en derzelver zwaarheid, en bedenken niet, dat naar i maate wy meer kennis, meer blyken van Gods goedertierenheid boven andere ontfangen hebben, naar die maate onze zonden, hoe gering die ons ook toeschynen, swaarder en straf- schul-  isl het Leven van schuldiger voor God worden; maar zyn ook die zonden die ons gering roeschynen wei waailyk zoodaanig? Neem eens onze oneerbiedigheid in het gebed, onze onvergnoegdbeid over Godsbestuur, onzenyt, toorn en lievdeloosheid tegen onze naasten, het ligtvaardig ge. bruiken van Gods Naam, het verwaarloozen van zyn eer en dienst, onze ondankbaarheid tegen God, ons onbarmhartig gedrag tegen het zuch. tend schepzei, om nu van geene andere zonden te sprceken, zyn doorgaands in onze oogen ligte en geringe zonden, zoo wy het zelfs voor zonden aanzien; maar hoe oordeelt er God over? Dus Gelievde: vervloekt is een iegelijk die niet bluft in al wat geschreven is in 't boek der wet om dat te doen, naar Gal, 3, vs, 10, Maar stelt eens Gelievde! dit waren kleine zonden, daar het helaas! maar al te dikwerf opzettelyke overtredingen zyn, tegen de goddclyke wet; maaken veele kleine schulden niet eene zeer groote en meermaalen onbetaalbre schuld onder de menschen, en Vat zullen dan deeze voor God zyn ? Zommige zonden mo, gen in onze oogen zomtyds klein schynen maar in het heilig oog van God, zyn zy anders. Had Adam immer gedacht dat het overtreden van het proefgebod, zoo veele eeuwenlang een vloek op het zuchtend schepzei zou hebben doen koomen,  Paulus- vzx Apostel. 123 koomen, en houdt dit toch onder het oog, dat de zondaar door die zoogenoemde kleine zonden , dikwerf in grooter valt, de swaarste zonden waar aan de snoodste zondaars zich schuldig maakten, kwamen uit kleine, van trap tot trap voort; met hoe veele bewyzen zoude dit kunnen gestaaft worden, zoo het de voortgang der zonde in elks hart, zoo wy daar maar op acht geeven, niet duidelyk leerde, en ons dat woord van onzen Apostel bevestigde, de begeerlijkheid, (die hy door genade geleerd had zonde te zyn,) de begeerlijkheid ontfangen hebbende, baart de zonde, en de zonde de dood! Wanneer wy nu dit alles eerbiedig en in de Goddelyke tegenwoordigheid overdenken, dan leert het ons, hoe rampzalig de dienstbaarheid der, verderffenis is, en dat de zonde is de bron van alle ellende; maar voor al moet dit ons leeren, hoe noodzaakclyk onze verzoening met God is. Zoo lang wy met God niet verzoend zyn, zyn wy nog ongelukkiger dan het zuchtend schepzei, dat der ydelheid; maar niet gewillig onderworpen is, en dat hoop heeft van vry. gemaakt te worden, tot de vryheid der heerlykheid der kinderen Gods, daar zondaaren, die onverzoend met God sterven, geen hoop hebben  124 het Leven van hebben, en eens opstaan zullen tot versmaadiieid en eeuwige afgryzing. Mogt dit zondaaren aanspooren om verzoening met God te zoeken! Wat zeg ik, verzoening met God te zoeken, laat my liever zeggen, de verzoening rnet God niet langer smaadelyk te verwerpen, daar God, hun laat bidden, daar wy in den naam van Christus mogen en moeten bidden, bidden als of Christus door ons bad, dat zy toch met God zich zouden laaten verzoenen» En welken weg daartoe ingeslaagen? vraagen, hoopen wy, veele, och! dat veeier taal was: wat moeten wy doen om met God verzoend, om zalig te worden? Dan moet ons antwoord het zelvde zyn, als van onzen Apostel aan den verlegen Stokbewaarder: Gelooft in den Heere Jesus Christus, en gy zult Zalig worden. 1 Gy moet, ziende uw zonde en uwe onbekwaamheid tot geestelyk goed, om Gods Geest bidden, en in ootmoed en veitrouwen, met alle uwe schulden tot Christus den toe. vlugt neemen, en dan zult gy zalig worden, dat bidden zal God hooren, Hy de onveranderlykfi Zoenborg, heeft verklaart: al wie tot vnj koovit zal ik geenzins uitwerpen; trouwens Hy kan, en zal vojkoomen zalig maaken [alle  Paülüs den Aro'sTEt. 115 alle die door Hem tot God gaan , want Hy leeft akyd om voor de zulken te bidden. Laat ik u toch de Goddclyke verklaaring in 'tEuangelie gedaan mogen ondert oog brengen ter uwer bemoediging: ' Alzoo lief heeft God de weer eid gehad, dat Hij zijnen eenig gehoor en Zoon gegeeven heeft, op dat een iegelijk die in Hem geloovt niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Bemoedigende leer, die ons de troostrykste de schoonste uitzichten in de eeuwigheid opent, want, en dit was onze tweede Leering, "een «Christen, die onder de dienstbaarheid der "verderffenis zucht, kan zceker staat maaken, "daar zélfs het zuchtend schepzei zal vry ge. "maakt worden,, dat hy, die hier reeds de "eerstelingen des Geestes heeft, eene hemelsche "erffenis ontfangen zal, by dc verlossing zynes «lighaams." Deeze leering is byzonder voor u gerigt; reizigers naa een beter vaderland, die op uwen weg met rampen en tegenheden worstelen moet, die noodig hebt, gelyk de Romeinen, aan wien Paulus schreef, dat gy ter uwer bemoediging gewezen wordt, op het zuchtend schepzei, en deszelfs bevryding van dc dienstbaarheid der verderffenis, in de ook vooi u, vast'naaderende vryheid der heerlykheid dei kinderen Gods. Maar. Tweede Leering»  126 het Leven va» Maar, veel ligt zullen er onder u al te veel zyn, die deeze troost, deeze bemoediging zich niet durven voorstellen, als eene erffenis, ook aan hun beschooren, en voor hun in de hemelen weggelegd; en by naader onderzoek naa dc rede hiervan, betuigen, dat zy niet durven gelooven, dat zy reeds hier de eerstelingen des Geestes deelachtig zyn geworden, en daarom beducht zyn, dat zy geen grond hebben, om op dat gansch zeer uitnecmend eeuwig gewigt van heerlykheid te kunnen hoopen, en zich daarmede te vertroosten. Over dit stuk, van zeer veel gewigt, moet gy regt oordeelen, myne Waards te! het is voor u van het aller grootst belang, om u zeiven niet te misleiden, niet alleen daarin, waarvoor gy vreest, dat gy u iets zoudt toeeigenen, dat gy niet bezit; maar ook daarin, dat gy iets zoudt weigeren te erkennen, wanneer het God u in waarheid gegeeven heeft. Welk denkbeeld maakt gy toch van de eerstelingen des Geestes? Zoo gy u die voorsteld in die trap en maate, als Paulus en de geloovige Romeinen dezelve in dien eersten tyd des Nieuwen Testaments ontfangen hadden, dan zult gy bekommerd, en verlegen verklaaren, die bezit ik niet, en gy leidt cr dan dit gevolg uit af; ik beb derhalven geen hoop op die heerlyke aan- neeming  Paulus ben Apostel. 127 nceming tot kinderen, op die heerlyke verlossing mynes lighaams. Is uwe redenkunde dan rechtmaatig, dan gegrond en goed? Neen, Gelievde! ft gevolg dat gy uit die stelling afleidt is niet goed, want schoon die eerstelingen die op dien tyd in Paulus, en in de door zyne prediking geloovig geworden Romeinen waren, in u niet zyn, althands in u, door u zei ven niet gezien worden, volgt daar dan uit, dat in u geene eerstelingen des Geestes zyn, immers neen! Eu kunt gy ontkennen dat in u geene eerstelingen des Geestes zyn? Onderzoek dit toch naauwkeurig voor God, gy hebt er voor u zei ven het grootste belang by, eer gy tot dat moedheneemend en treurig besluit, met toepassing op u .elven overgaat, ik heb derhalven geen hoop op die heerlyke aanneeming tot kinderen, op die heerlyke verlossing mynes lighaams. Vindt gy in uw hart niet, kunt gy dit voor een alweetend God verklaaren, lievde tot Hem, om met God door het geloof in vereeniging met Christus, door zyne kracht te leeven, naar zynen wil? Is die weg, om als een god? looze, als een onrechtvaardige, alleen om de voldoening van den Goddeiyken Verlosser, uit genade gerechtvaardigd te worden, niet de keus van uw hart, dc oprechte begeerte van uwc , ziel ?  tas heï Leven van ziel ? Kent gy geene begeerte om hoe langer hoe heiliger voor God te leeven, meer en meer in heiligmaaking, in vertrouwen op God, in onderwerping van u zeiven aan den wil van den Vader die in de hemelen is, toeteneemen? Rekent gy het u geen voorrecht, is u dat geheel onbekend, wanneer gy u eigen wil, u eigen zondige begeerte moogt verzaaken, cn den wil van God, die alleen wys en goed is, moogt volgen, ook in bezaaiden cn onbezaaiden lande? Hebt gy om het een en ander niet meermaalen ernstig en weltneenend gebeden? Hebt gy nimmer God gedankt, en het voor u zaligheid gerekent, als gy daarvan iets leerde kennen, iers leerde betragten? Of hebt gy altyd uit de kracht der in u woonende verdorvenheid, der nog al te veel in u heerschappy voerende zonde, geredcnkavelt, cn daar uit dat treurig besluit afgeleidt? Dau hebt gy verkeerd gedagt in deezen; over dat alles klaagde ook onze Apostel, leest het voorig zeevende Hoofdd» van deezen brief, van het agste vers tot het einde toe, en gy zult zien, dat die vergevorderde kruisgezant erkennen moest, en uitroepen: ik zie een andere ivet ia tnyne leden welke strydt voert, tegen de wei tmjnes gemoeds, en my gevangen neemt, onder f[e %vel der zonde, die in myne leden is. Ik ellendig  Paulus den Apostel. 129 ellendig mensch! wie ml tmj verlossen uit hei lighaams deezes doodsi Jaa, kent gy zoo wel als Paulus eri de geloovige Romeinen geen zuchten in u zeiven onder de dienstbaarheid der verderffenis; geen zuchten zoo als wy uit het zeevende Hoofde toonden, dat daar onder, en daar over, in hem plaats hadden , koomt hier uit ook by u, nimmer eene begeerte voort, naa die heerlyke aanneeming tot kinderen naa die heilryke verlossing uwes lighaams ? Nu dat alles, het zuchten zelfs, is een zeker bewys, dat er in u eerstelingen des Geestes zyn ; zonder deeze zoudt gy, nimmer over uwe verdorvenheid , over gebrek aan lievde en heiligmaaking zuchten, nimmer naa die aanueeming tot kinderen, by de verlossing uwes lighaams verlangen; neen Gelievde! alle deeze dingen bewyzen, dat ook gy, de eerstelingen des Geestes ontfangen hebt, en al zyn zy noch zoo veel, noch zoo groot als in Paulus en in die Romeinen, het zyn toch eerstelingen des Geestes, zonder deeze , kunnen die werkzaamheden, zelfs dat zuchten , in u niet gevonden worden; dat kent de weereld niet, die zucht over dingen van een geheel anderen aart! En is dit zoo, dm hebt gy ook ontfangen den Geest der aanneeming tot kinderen; en zyt gy kinderen, dan zult gy ook eens UI D. I. SU I zop liet hart der Jooden, en het bleef daarop, zoo lang zy niet tot den Heere bekeerd worden, want als dan wordt dat dekzel weggenomen, naar het 16 vs.; maar anders, was dat dekzel, de oorzaak dat die Jooden, die tot den Heere niet bekeerd waren, dc heerlykheid des Heeren niet zien konden. De Apostel verstaat dus door dat dekzel: die aangenoomen vooroordeelen, tegen den geestelyken zin van den waaren Godsdienst, gcbooren uit de verkeerde en vlccselyke begrippen van de wetten en inzettingen, die God hun gegeeven had; dus dachten zy, dat in de letterlyke onderhouding van Moses wet, hunne gerechtigheid voor God was : dat zy die in eigen kracht en wel volmaakt konden onderhouden: de Goddelyke beloften aan Abraham gedaan, vatten zy alle fetterlyk op, en dachten ook zoo over den beloofden Messias, geene andere dan aardsche grootheid en heerlykheid in Hem te gemoet ziende; zy beschouwden den Mosaiechen schaduwdienst ais onveranderlyk en eeuwig duurend : zy verachtten alle volken, en dachten dat zy alleen door God bemind, ook alleen zalig zouden worden, Deeze verkeerde begrippen, zoo diep in hun geworteld, lagen als een dekzel op hun hart; zy waren zoo veele Wal wtf door dit dekzel verstaan motten-  Paulus den Apostel. 141 veele vooroordeelen geworden, tegen den geestelyken zin der wet, tegen den waaren Godsdienst; zy beletten hen de heerlykheid de» Heeren in het Euangelie, dien klaaren spiegel* met een ongedekt aangezicht te aanschouwen; trouwens, zy waren tot den Heere niet bekeerd, en eerder wordt dit dekzel niet weggenome», naar het 16 vs. En het verdient in dc daad onze opmerking , dat hoe klaarer God. zyne beloften aan dat volk in onderscheidene tydvakken openbaarde, hoe meer vooroordeelen er by hen plaats grepen; zoo gaat het niet zeldzaam met het ongeloof, dat uit het tegengift zyn voedzel weet te haaien, dit bleek in kracht» na de Babilonische gevangenis; toen rezen de vooroordeelen der Jooden, door dc verkeering met de Heidenen zeer aanmerkelyk, een gevolg hier van was, de verschillende Secten onder ben, de Pharïseen, die naar Joscphus meest met de Stoïken, de Saduceen, die meest met Epicuristen, en de Ësseen, die in veele stukken met de leerlingen van Pythagoras overeenkwamen; hoe is in dat volk die aanmerkelyke voorzegging, die wy Jesaiaó, vs. 9 vinden, niet vervuld, hoe veele vooroordcelen verhinderden het zelve, om de heerlykheid van Christus te aanschouwen, hoe luisterrykook geopenbaard! Lagen nu deeze vooroordeelen als een dekzel  H2 het Leven van zei op het hart de Jooden, de Heidenen, (want uit beide natiën bestond de Corinthische gemeente,) hadden ook hunne vooroordeelen, die als een dekzel op hun hart bleven, waar door ook deeze verhinderd werden, de heerlykheid des Heeren in het Euangelie te aanschouwen, zy waren hoofdzaakelyk deeze: In hunnen Godsdienst, waar in zy het licht eener Goddelyke openbaaring misten , waren zy gewoon niets te gelooven, dan het geen zy begrypen konden ; zy wisten den oorsprong noch de kracht der zonde niet, en den waaren weg om Gods beledigde Majesteit te verzoenen, was hun onbekend: in hunne zedenleer spraken zy twyffelachtig- en verschilden zeer aanmerkelyk over de wezentlykste plichten; zy leerden , dc natuur door de natuur te verbeteren, en hadden plechtigheden in hunnen Godsdienst, die zy waanden van eenen hemelschen oorsprong te zyn, en waarvan er zommige aan de snoodste ondeugden voedzel gaven; naar deeze vooroordeelen, die als een dekzel op hun hart lagen, beoordeelden zy de leer der verzoening; deeze' streed dus «tegen hunne begrippen , zy verwier. pen daarom dezelve, en zoo lang zy dus dachten , door deeze vooroordeelen misleid, was ook de heerlykheid des Heeren, schoon in het Euangelie spiegclklaaf te zien, voor hun bedekt. En  Pawlus den Apostel. 143 En dus ziet gy, Gelievde! waarom de Apostel, in myaen text erkent, dat ook het Euangelie, dathy predikte, bedekt was. Niet dat de oorzaak hier van, in het Euan- 1 gelie, in de leer die hy predikte te zoeken was; \ O neen'. Hy en alle zyne medcgeloovige, zoo j veele er tot den Heere bekeerd waren, uit Joo- 1 den en Grieken, van wien dus dat dekzel was weggenomen, die konden daar in, met ongedekten aangezichte, de heerlykheid des Heeren, als in een spiegel aanschouwen en zy werden naar dat zelve beeld, Jesus Christus, dien zy in het Euangelie, zoo klaar als in een heldren spiegel aanschouwden, veranderd ingedaante, van heerlykheid tot heerlykheid, als van des Heeren Geest. Maar het Euangelie was bedekt door dat dekzel, dat op hen lag, die de heerlykheid des Heeren daarin niet konden zien , het zy dan Jooden het zy dan Heidenen, cevengelyk oud. tyds, de geestelyke zin der wet bedekt was, by de vleesschelyke Jooden, die eigentlyke en letterlyke denkbeelden van den geestelyken zin dei wet vormden, om dat het dekzel van Moses niet op de wet, en derzelver bediening, maai op hun hart lag, naar het 15 vs. van het voorij 3de Hoofddeel. £1 n welken dn het Zuange- ium wdekt is. l  De oor. zaak en uitwerkzeis van dit dek. zc!s, voor gesteld. < 144 het Leven van En dit wyst de verheven kruisgezant Uitgebreider aan, in het tweede stuk onzer behandeling, en wel zoo, dat hy naader aantoont, in welken het bedekt was, zoo dat by hen, " het heerlyk Euangelie geen heilryke vrucht deed, daar hy teffens de werkende oorzaak en de jammcrlyke uitwerking daarvan ons leert kennen, jn deeze woorden: Zoo ii het bedekt h de geenen die verhoren gaan, die de God deezer eeuwe de zinnen verblind heeft, op dat hen niet bestraale, de verlichting des Euangeliums der heerlykheid van Christus, die het beeld Gods is. Belangende het eerste, zy, in wien het heerlyk Euangelie bedekt was, waren die geetteh die verloren gaan, de ongeloovige, die de god deezer eeuwe de zinnen verblind had. Dus wyst de Apostel en wel eerst aan, de rampzaiige uitwerking van dit dekzel, dat op het hart rust, wanneer hy hen voordraagt, als ongeloovige, die de zinnen verblind zyn, die verloren gaan; en hy leert ons teffens den verderffelyken werkmeester van alle deeze onzalige gevolgen kennen, dienhy beschryft, als den God ileezer eeuwe, om dit het duidelykst toetelich;en is het best, u eerst den werkmeester, en Jan zyne rampzalige uitwerkingen te leeren «innen. De  Paulus den Apostel. 145 De Geest van God teekent hem door de pen des Apostels, als den God deezer eeuwe. Meest alle de oude uitleggers, in de eerste eeuwen des christendoms, hebben gelyk Augustinus * aangeteekend heeft, hier door den God deezer eeuwe, zoo als Paulus zich toen uitdrukte, den waaren cn ecuwigleevenden God verstaan. Om dus* te beter het gevoelen der Manicheen en Marcionieten te kunnen weerleggen 5 deeze stelden twee eerste en opperste wezens , een goed, van wien al het goede, en e'en kwaad, waar van al het kwaad in de weereld voortkwam, de kerkvaders (gelyk mer die * Van dit gevoelen, door h-eneus, Tertulliaan Ckrysotomus, Theodoretus, Fhotius, Theophylac tus, en anderen omhelst, zegt Augustinus: qmn qtridem sententiam plerique nostrorum , ita tiistin gunt, ut Drum verum dicant excoecasse infideliun meutes. Contra Faust. Manich. L. 2\, C. 2. Vol gendseene aanteekening van den Hoogl. Beumam \vas Kuatchbul ook in dit gevoelen , de grieksch woorden dus vertaalende: inter quos Deus, excot cavit meutes infidedum hujus saeculi. Tertulliaa heeft echter nader hand er den duivel door ve staan, in zyn 5de boek tegen Marcion het 11'c Hoofd, de gel. M. de Koning, heeft in zyne verk van deezen brief er de joodsche bevelhebbers t schriftgeleerden, die op Moses stoel zaten , cc "tective door verstaan , die het volk verblinddel Schoetgenms noemt deezen den God der fifoodei die Christus niet voor den waaren Messi erkenden. ttlD.LSt. K Wien men door den God deezer eeuwe verstaan moet, ■ e I. n /- H U is  146 het Leven van die oudste uitleggeren alzoo noemt,) warenjvan oordeel, dat zoo de Apostel hier door den God oeezer eeuwe, niet den eenigen waarachtigen God bedoelde , dat hy dan, het dwaalend en God onteerenü gevoelen derManicheen enMarcionieten , zoude sehynen begunstigd te hebben, te meer beminden zy deeze uitlegging, om dat zy dus redeneerden, menschen, die weigeren God te hooren, die hun den weg der, verzoeningdoor het Euangelie, zoo klaar en krachtig laat voorstellen, gelyk inzonderheid in dien tyd gebeurde, die worden door hem, aaneen oordeel der verharding, eevengelyk oudtyds Pharao, overgegeeven. Doch, schoon dit alles op zich zeiven waarachtig is, dat zulke menschen, die, het Goddelyk Euangelie hun klaar cn aanhoudend voorgedraagen , hartnekkig blyven , weigeren te gelooven, als een getrouw woord en aller aanneeming waardig, dat die wel eens door God aan een oordeel der verharding worden overgegeeven •, cf, wel eens op het onverwachst, op een vreeslyke wyze ondervinden, dat een zondaar dikmaals bestraft zynde, schielyk verbroken wordt, zoo dat er geen geneezen aan zy, zoo volgt echter niet, dat zulks hier bedoelt zy, door den Apostel, en hy daarom den waaren en eeuwigen God, met den Hem onge-  Paulus den Apostel. 147 ongewoone en bepaalden naam, van den God deezer eeuwe zoude benoemd hebben; dit wordt nog duidelyker, als men opmerkt, dat het oogmerk en de bedoeling des Apostels is, gelyk hier het verband aantoont, dat de Apostel leeren wil, dat de schuld van 't ongeloof, niet in God, noch in zyne Euangelie te zoeken zy, maar in het dekzel dat op het]hart der onge* loovigen lag, en daarvan, is de oorzaak, niet in God, den Vader der lichten, maar in den God der eeuwe, die de zinnen verblindde, die de werkmeester van't ongeloof is, te zoeken. En deeze is niemand dan de Satan, van den Zaligmaaker zeiven genoemd, den oversten deezer weer eid, Joan. 12, 31. En van deezen Apostel, den geweldhebber der weer eid, en der duisternis deezer eeewe, Ephes. 6, 12. Hy wordt beschreven, doorhem, als die krachtig werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, Zy, die zyn geweld ontrukt zyn, tcekent Paulus, Colh 1, 13, als getrokken uit de magi der duisternis, en overgebragt in het koningrijk van Christus. Jaa, de Heere JeSus, had onzen Apostel geroepen, naar Hand 26, ig, om door hem jooden en Heidenen te beheren., van de duisternis tot het licht, en van de magi des Satans tot God! Hier wordt hy den Goc dier eeuwe genoemd, niet, als of hy waarlyk eer K 3 Goc Bewezen dat hier door, de Satan moet ver* staan worden, i 1  Te hier .itcrget lelde werking des Satans. 148 het Leven van God ware, want schoon er veele zyn, die Goden en Heeren genoemd worden, nochtands hebben wy maar eenen God, naar i Cor. 8, 5 en 6, qck niet, als of de Satan door de weereld, in die eeuw ais een God werd aangebeden. Maar hy wordt dus genoemd, cm dat in dc heilige schriften, byzonder c?es Nieuwen Testaments, de Satan als de vooruaame oorzaak van de afgodery en allerleye snoode zonden getcckend wordt, en daarom zy, die dezelvedeeden, en den afgoden dienden en offerden, den duivelen gezegd werden te dienen en te offeren. Te meer werd hy door onzen Apostel dus toen genoemd, om dat hy in dien tyd onder de Goddelyke toelaating krachtig werkte in de kinderen der ongehoorzaamheid , het was in die eeuw, byzonder de uure, en de magtder duisternis, en het behaagde God allergenadigst, om in die eeuwe zynen Zoon te openbaaren, op dat hy de werken des Duivels zoude verbreeken. En nog duidelyker wordt het een en ander, wanneer wy het oog vestigen op zyne werking, die de Apostel hier beschryft, en welke hy op de ongeloovigen had, hij verblindde hen, zoo, dat zij verloor en gingen; zoo beschryft hy hen, in wien het E^uangelium bedekt was. de werkmeester  Paulus den Apostel. 149 meester was de God deezer eeuwe, de uitwerkzeis in de ongeloovigen, waarin hy werkte, waren, hy verblindde hen, zoo dat zij verboren gingen. Die ongcloovige, dus die door hem verblind werden, zoo dat zy verloeren gingen, waren zulke menschen, gelyk wy reeds aangewezen hebben,»uit de Jooden en Heidenen, die het heerlyk Euangelie van Gods genade en barmhartigheid in Christus niet aannamen, om dat er een dekzel van vooroordeelen op hun hart lag, dat , jas wei uit onderscheidene beginzelen, naar de verkeerde bevattingen van ieders onderscheidene Godsdienstige begrippen, zynen oorsprong had-, doch in deeze allen, van eenerlei niuverkzcl was, hier in bestaande, dat zy ongcloovig waren, want dit dekzel belette hen, in het Euangelie, de heerlykheid des Heeren ais in een spiegel te aanschouwen. Doch hier uit wordt deeze gewigt-ige bedenking, en niet te onrecht afgeleid, hoe was dit mogelyk, daar de heerlykheid des Heeren, in het Euangelie zoo klaar als in een spiegel gezien werd, en de Apostelen het zoo onnavolgbaar predikten, hoe kon dit zyn, dat deeze echter ongcloovig bleven? ■ De  Wat hier het ver. blinden der zinnen te kennen geeft. 150 ket Leven van De Apostel zelf geeft hier van de rede op in mynen text, zy werden (zegt hy) door den God deezer eeuwe de zinnen ver' blind, zoo, dat zy ongeloovig bleven en verloren gingen. Het grieksche woord *, dat de Apostel hier gebruikt, moet uit de taalkunde toegelicht worden, en dan geeft het ons een denkbeeld, van den diepdenkenden geest van Paulus ; het beteekent in zynen oorsprong, eene kneuzing der zeer tedere gezichtzenuwen, door welken het wonderbaar maakzel van het oog bewogen wordt en werkt, zoo dat het voorwerp, schoon binnen den kring der werkzaamheid van het oog gesteld, geheel niet, of slechts zeer verduisterd, kan gezien worden : het. heeft dezelvde beteekenis van een hebreeuwsch woord, dat beteekent de kracht der oogen stomp te maaken, de oogen te verblinden, en in dien zin van koning Zedekia gebruikt wordt, wiens oogen Nebucadnesar liet uitsteeken. En hier wordt dit by gelykenis, van de uiterlyke zinnen, tot de inwendige gesteldheid * Zie de verklaaring deezes brïefs van den gef. Bierman, pag. 268, en over de geestelyke blindheid, het geen wy ter opheldering van Hand. 26, vs. 18 geschreven hebben in het iste D. iscestuk deezes Wfrks, pag. 27 r en vervolgends.  Paulus den Apostel. 151 heid van den geest overgebragt, zoo dat deeze ongeloovige, niet slechts gelyk alle menschen van natuure, blind zyn, maar dat hier wel moet onderscheiden worden, verblind zyn, in't natuurlyke zyn de ongelukkige uitwerkzels van dit jammerlyk gebrek» blind te zyn of verblind te zyn, dezelve, zoo dat wei de oorzaak, maar geenzins de uitwerkzels onderscheiden zyn, in't natuurlyke kan een blinde niet verblind worden: maar in't geestelyke geeft dit eenen grooteren trap van geestelyke blindheid te kennen. In't natuurlyke zyn alle menschen geestelyk blind, dit getuigt de heilige Schrift meenigmaal, zy verklaart het anders door verduisterd te zyn in het verstand, en daar door vervreemd van het leven Gods, zoo dat de natuurlyke mensch niet bcgrypt * de dingen, die des Geestes Gods zyn, zoo dat zy hem dwaasheid zyn, om dat hy die niet kan verstaan, dewyl zy geestelyk moeten onderscheiden worden. Doch hier wordt gesproken, van zulken die * Het erisksche woord, dat de Apostel gebruikt, 1 Cor. 3, 14, en daar door begrypen vertaald is, neemt hy in dezelve beteekenis, waar m het by Herodotus voorkoomt.. Libr. 4, pag. 264 : niet alleen* iets niet te begrypen niet te gelooven, maar zelfs voor iets voor onwaarachtig en zot n liouUsn.  152 het Leven van die verblind zyn, naar de letter van hetgriekscb, die de gezichtzenuwen gekneust zyn, zoo dat zy niet alleen, niet konden zien; maar ook, dat het werktuiglyk vermogen , bedorven en onbekwaam gemaakt was, om van dat zintuig gebruik te kunnen maaken. Het teekent dus, met zinspeeling op het natuurlyke en eigentlyke, zulk eene jammerlyke trap van blindheid, in het geestelyke, die zulke ongelukkige buiten staat stelde, om de heerlykheid des Heeren hoe klaar en luisterryk , die hun ook werd voorgesteld in het Euangelie, te kunnen zien. In de daad eene eigenaartige teekening van de ongeloovigen in de Corinthische Gemeente, die niet alleen geen swak, geen gering geloof, geen beginzeis van geloof in het geestelyke, maar zelfs gelyk uit het verband van zaaken blykt, geen histories geloof hadden. Om dat door den God deezer eeuwe, hunne zinnen verblind waren , en dus hunne blindheid , die hun, met alle natuurlyke mensehen eigen was, daar door verswaard en vermeerderd was, daar hy de vooroordeelen tegen den weg der verzoening, aan Jooden en Heidenen eigen, zulke diepe wortelen had doen schieten in hunne harten , dat zy de heerlykheid des Heeren, hoe klaar en heerlyk ook in het Euangelie voorgesteld , noch kouden rjoch wilden bezerfen j  Paulus den Apostel. 153 bezeffen; integendeel, zy hielden de wysheid Gods, voor dwaasheid, en hunne dvraaze begrippen, voor dceenige, voor de waare wvsheid: zoo dat zy de leer van't Goddelyk Euangelie , als ongeloovige in den hoogsten graad moedwillig en hartnekkig verwierpen, zoo zyn de Heidenen zich uirgeevende voor wyze, dwaaze geworden, en in de Jooden is de Godsspraak van Jesaia, naar de vcrklaaring van onzen Apostel Hand. 2fc, 27, vervult geworden , zy hebben hunne oogen toegedaan, op dat zy niet te eeniger tijd zouden zien en zich bekeeren. En dewyl zy dus als ongeloovige, dc waarheid van het alleen 'zaligend Euangelie moedwillig verwierpen, en als verblinde de heerlykheid des Heeren, hoe klaar ook daar in voorgesteld, zoo min zien konden, als een natuurlyke blinde, wiens oogen niet alleen, docr een oebrek van het cristalle vogt, buiten staat, gesteld zyn, om schoon de lichtstraalefi op de voorwerpen vallen dezelve te kunnen zien, maar gelyk een verblinde die de gezichtzennweu gekneust of de oogen uitgestoken zyn , de 7.aa niet zien kan, al schynt zy in allen hiaten luister: zoo min konden deeze ongeloovige, dia door den God deezer eeuwe, die krachtig werkte in deeze kinderen der ongehoorzaamheid. Dt ramp* zalige gevolgenhiervan aangewezen.  Bel oogmerk dat de Satan hier mede bedoelde. Ï54. het Leven van heid, de zinnen verblind waren, de heerlyhcid des Heeren in het Euangelie zien, en hier door Waren zy zoo ongeloovig, en daarom gingen zy verloren. En dit is ten vollen zeker , want dus luidt de Goddclyke verklaaring, die den zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien ; de toorn Gods blijft op hem ; trouwens er was geen andere Naam onder de menschen gegeeven, en deezen verwierpen zy, en wel moedwillig. En zoo was hun ongeloof, de rechtvaardige oorzaak, dat God hen liet verloren gaan, gelyk men in de Syrische verhaaling des Nieuwen Testaments, zoo, hier den text leest, maar ook zoo, koomt dit overeen, met('de Goddelyke bedreiging, dat Hy met vlammend vuur wraak zal doen over die geenen, die het Euangelie zijnes Zoons ongehoorzaam geweest zyn. En dit'was het rampzalig einde, dat de God deezer eeuwe, die een menschenmoorder van den beginne is, in de daad bedoelde; hy verblindde hen, zoo dat zy ongeloovig bleven en daar door verloren gingen ; hy deed dit alles, gelyk de Apostel her zeer verheven beschryft : op dat hen niet bestraalen zoude de verlichting des Euangcliums der heerlijkheid van ^Christus, die het beeld van God is. De  Paulus ben Apostel 155, De Apostel blyft hier in den zeiven zinncbeeldigen spreekstyl voortgaan gelyk re vooren, zinspeelende op het dekzel van Moses; gelyk nu de glans en heerlykheid,. die op het aangezicht van Moses lag , de waarheid van zyne Goddelyke zending bewees, zoo had het Euangelium, ook zynen glans, zyne heerlykheid, die daar in gezien wordt, gelyk eertyds op het aangezicht van Moses : Laaten wy dit eerst vcrklaaren, en dan naader aantoonen , dat de God dier eeuwe de ongeloovigen verblindde, op dat hen die glans die heerlykheid niet bestraalen zoude* Voor eerst het Euangelie verspreidde licht, de heerlykheid van Christus, die het beeld van God is, straalde daar in door, om nu een recht denkbeeld van dat licht , dat van. het Euangelie afstraalde, te vormen, moeren wy den oorsprong het wezen, van dit licht, van deeze heerlykheid, naader en met een ongedekt aangezicht, dat is, zonder vooroordeelen, beschouwen. Het was de heerlykheid vajd Christus, die het beeld van God is; deeze heerlykheid, doet het Euangelie , een licht 2$ dc duisternis, verspreiden, Maar, wat is nu de heerlykheid vat) Christus, die het beeld van God is? Ge? lievde, zco .hier als in hef laaïstc deel van hef voorig Kaadere bewijzen hier voor.  Wat wy door de heerlyk- heid des Heeren moeten verstaan. 156 h! t Leven van voorig Hoofd, wordt door den Apostel gezinspeelt, op de heerlykheid, die van God op het aangezicht van Moses gelegd was , die heerlykheid ging op de wettische bediening over; of, om klaarer te spreeken, zy gaf de heerlykheid van de wettische bediening te kennen, die had haare heerlykheid naar het 7de vs, van 't voorig Hoofd.; dan, de bediening desiEuangeliums, die naar het 8ste vs. van't voorig Hoofd, eene bediening des Geestes is , waar in de Heilige Geest, klaarer en overvloedig, werd uitgestort , die had meerder heerlykheid; daar in, weid de heerlykheid des Heeren spiegelklaar, en niet meer omswagteld met schaduwen gezien, en wel, door de geloovigen des Nieuwen Testamenrs, meteen ongedekt aangezicht, door den Heiligen Geest verlicht en bekeerd, ontheven van die ongelukkige en jammerlyke vooroordcelen, die te vooren als een dekzel op hun hart lagen. In deezen zin, was in het laatste vers, van't voorig Hoofd, van de heerlykheid des Heeren gesproken, en op het daar gezegde, ziet hier, de Apostel; doch hy spreekt hier met eenige verandering, daar, van de heerlijkheid des Fleeren, hier, van de heerlykheid van Christus; de heerlykheid des Heeren, was de ontdekking en bctooning van zyne luisterryke volmaaktheden .  Paulus den Apostel. 157 heden, zoo als God, de Vader van onzen Heere Jesus Christus, de Majesteit der Godheid ondekt, en in de Middelaarsbediening van zynen Zoon, op de luisterrykste wyze geopenbaard heeft, naametttlyk , zyne viekkelooze heiligheid, in het haaten van de zonden: zyne onkreukbaare rechtvaardigheid in dezelve, zoo geducht te straffen: den onnaspeurlyken rykdom zyner genade en lievde, in 't zaligen van zondaaren : zyne hoogste wysheid in deezen Gode betaamenden weg van verzoening: zyne onfeilbaare waarheid, daar Hy hierin alle zyne beloften volmaakt vervulde; die heerlykheid des Heeren, nu werd ook oudtyds in de weitische bediening gezien, doch met schaduwen omswagteld; maar in het Euangelie wordt die heerlykheid , zoo klaar als wy in eenen helderen spiegel ons eigen beeld zien, gezien in Chri•vos, die het beeld van God is, p dié zeggen kont die mij gezien heeft, heeft den Vader gezien, daarom zeide Joanncs: niemand heeft ooit God gezien , de eenig gebooren Zoon, die in den schoot des Vaders is, die heeft Hem ons verklaart: cn zoo, is Hy het beeld van God , naar het welke de geloovige in gedaante veranderd worden. En waarlyk, dat dit in Christus gezien wordt En byzonder door de heerlykheid van Qiristns,  l$S het Leven van wordt door liet Euangelie , met een ongedekt aangezicht blykt daar uit, om dat Gods heilige rechtvaardigheid, zyne oneindige wysheid en onbegrypelyk groote lievde, daar door in het helderste üqht gesteld worden. Want hoe swaarder de straf zyn , die God om de zonde zendt, hoe waardiger de perzocn zy, dien dezelve daarom overkoomen, zoo veel te luisterryker blinkt Gods heilige rechtvaardigheid daarin door; maar kon Gods hoogc Majesteit, haar afkeer van, en heilig ongenoegen over de zonde, sterker openbaaren; dan in het lyden van Hem, die de eeuwige Vader met eene stem uit den hemel noemde, zynen Zoon , waar in Hy zyn weibehaagen heeft, die heilig, onschuldig, onbesmet was, en eeven wel werd overgegeeven tot den dood, jaa tot den dood des Kruizes! Hoe blonk hier in Gods oneindige wysbeid door , om zondaaren met God te verzoenen, werd de Zoon van God, een sterf, lyk mensch, de koning der heerlykheid, nam de gestalte van een dienstknecht aan, de rechter der gansche aarde, werd als een misdaadige te recht gesteld, en Hy , die ia *ien Hemel zynen troon heeft, kreeg een beesten  Pa mus den Apostel 159; beesten krib ten wieg, en een schandelyk kruis ten doodbed! ' En wel!; eene onbegryplyk groote liefde blonkt hier in door! Grooter lievde is er niet, of kan er niet gegeeven of bedacht worden, dan deeze: dat God de weereld zoo lief had, dat Hy zyn eenig géooren Zoon gegeeven heeft, op dat een iegehjk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, of om het met andere woorden uittedrukken: dat Hy zyn eigen Zoon niet gespaard heeft, op dat Hy zondaaren , op dat Hy godloozen spaaren zoude! Dit, dit alles, is in het Euangelie zoo klaar te zien , als wy in eenen helderen spiegel ons eigen beeld beschouwen ! Doch hier wordt gesproken dat wy wel moeten opmerken, van de heerlykheid van Christus, als het beeld van God , en dus wordt hier Christus, als de heerlykheid des Heeren, niet alleen geteekent, en als zondaanig veronderstelt; maar tevens meer bepaald bedoelt, de luister van zyn perzoon , de heerlykheid van zyn borg en middelaarswerk, zoo als daarin, de heerlykheid des Heeren, in Hem, als het beeld Gods gezien wórdt. Gezien wordt in zyn onnavolgbaar leeren met eene hemelsche wysheid, in zyne heerlyke wonderen met eene Goddelyke kracht vergezeld,  160 het Leven van Zcld, in zyne aangcbragte verzoening, door een borglyden, waar in alies volbragt was, dat God vorderde : in eene heilryke opstanding, die daar van de heerlykstc bewyzen- gaf, in eene luisterryke hemelvaart, en overvloedige uitstorting van den beloofden Geest van God, zoo dat docr dit alles, ten krachtigste bewezen werd, dat Hy Gods Naam, dat is, zyne volmaaktheden , verheerlykt heeft op aarde. En dus is de heerlykheid van Christus, de uitmunrenheid van zyn Perzoon, de kracht van zyne middelaarsbediening , de luister, die Hy bezit, na zyn lyden , toen Hy gezeten, aan de rechte hand der Majesteit in de hoogste hemelen , de verwondering der Engelen , de aanbidding der geloovigen, en den schrik der 33uivelen is, daar Hem gegeeven is, alle Viagt in hemel en op aarde.' En in deezen zin is Christus ook het beeld van God, gelyk de Apostel hier, den nu verhoogden Zaligmaaker noemt; de Hebreen noemden een Zoon, het beeld des Vaders, en in den krac.htigsten en vorsten zin, is de Zoon van God, het beeld zynes Vaders, Hy wordt uitdrukkelyk genoemt, het uitgedrukte beeld zyner zelfstandigheid, Hebr. i, 3, het beeld des onzienlijken Gods. Coll. i, 15s ge'yk ook hier, zommige Handschriften leezen  Paulus den Apostel. 161 leézen *: als Zoon', is Hy even onzienlyk als de Vader , en in die betrekking het uitgedrukte beeld -zyner zelfstandigheid; als Middelaar is Hy het beeld van Gods heerlykheid , om dat Hy alle Góds volmaaktheden, gelyk ik zoo even toonde , in die betrekking zoo luisterryk verheerlykt, dat is, op het heeriykst en klaarst ondekt, en ten toon gespreid heeft **; want, nimmer zouden ons Gods vlekkelooze en heerlyke * De Hoogl, Heumann teekent aan, dat ook zot» gelezen wordt in de uitgaave des N. T. van Aldns Mauutius, Beza giste dat dit uit Col. i, 15 was overgenomen , het geen door Millius , Wetstein en Bengel, als zeker beschouwd wordt. ** Hoe onderscheiden de uitleggers over den Griekschen text, en den zin deezer woorden denken, kan men onder anderen ook vinden, by den Hoogl. Heumann, byzonder over de woorden: op dat hen niet bestraale de verlichting van het EuangeHam der heerlykheid van Christus; de Hoogl, Mosheim verklaart (pcricyJos tcv 'Evayytf.icu door eene waarheid in het Euangelie duidelyk geopenbaard, en die waarheid is, die van Christus heerlykheid, dat is, dat tly de waare Messias is, en dan vertaalt hy dus de laatste Woorden: dewelke is het evenbeeld Gods, dat is, dat Hy de waare Zoon van God is, cpoTisyJos is by den beroemden Grootius, Lux, het licht, naar het gebruik van dat woord in den Griekschen Bybel. De geleerde M. Koning, in zyne verkl. van deezen brief, leert ons, dat de oude Christenen den doop zoo noemden, om dat dezelve oudtyds, om de vervolging des avonds of nachts by het aangestoken licht bediend werd, lllD. ISt, L  Hoe dit aan het oogmerk des Apos. tels heanU woord. 162 het Leven van lyke volmaaktheden, zoo klaar en duidelyk bekend geweest zyn, had Christus die niet als Borg en Middelaar op aarde verheerlykt, in deeze betrekking , in deezen zin toch, moeten wy zyne woorden verstaan, die Hy tot zynen Vader gesproken heeft, naar Joan. 17, vs. 4 en 5 : Ik heb u verheerlijkt op aarde, ik heb voleindigd het werk, dat gy my gegeeven hebt om te doen , en nu verheerlijk my Vader by u zeiven met de heerlykheid, die ikby u had, eer de weereld was. En deeze heerlykheid van Christus, als het beeld van God, verspreidt in het Euangelie, zulk een licht , dat de heerlykheid des Heeren, daarin zoo klaar als in een spiegel gezien wordt, zoo dat hy, die door Gods Geest, en dus met een ongedekt aangezicht, daar in de heerlykheid des Heet en aanschouwt, ook doordien zeiven Geest veranderd wordt in gedaante , van heerlykheid tot heerlykheid. Jaa, maar dit was tot afbreuk var. het ryk der duisternis , en daarom , zogt de vorst der duisternis, dat te beletten, daar hy, alsdeGod dier eeuwe, de zinnen verblindde , door de vooroordeelen in de ongcloovigen , die als een dekzel op hun hart lagen, zoo sterk te doen werken, tegen het Euangelie, op dat zy in het zelve, niet zien zouden, de heerlykheid van Ch tóis-  Paulus den Apostel. 163 Christus, die het beeld van God is, en dus door hun ongeloof, zouden verloren gaan; en zoo toont dan de Apostel, ter wegneeming der gemaakte bedenking aan, dat de rede waarom het Euangelie, geen meer heilzaaame vrucht voortbragt, niet in het Euangelie; maar in het verblind en ongeloovig hart, der geenen die verloren gingen , te zoeken was, en daarom schreef hy; Doch, indien ook ons EuangeHum bedekt is, zoo is het bedekt in de geenen. die verloren gaan, in de iüeiken, de God deezer eeuwe de zinnen verblind heeft, (naamenthjk) der ongeloovigen , op dat hen niet bestraale, de verlichting des Euangeliums der heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is. En dit was het gevrigtig stuk , dat wy bewyzen , en in dit geheiligd uur, uwen aandacht voordraagen wilden. • Hoeveel, myne Waardste, is hier uit ook voor ons te leeren in deeze dagen ! Laaten wy, naar aanleiding van het verhandelde, uwen aandacht by deeze vier gewigtige leeringen bepaalen, waarvan de eerste deeze is: "De prediking van het heerlyk Euangelie, hoe voor"treffelyk, hoe heilzaam dit ook zy, heeft, "over het algemeen genomen, zeer weinig " vrucht, onder de menschen.,, L 3 Onze Toepas. ring.  Eerste Leering, 164 het Leven van Onze tweede Leering is: " De rede daar van, "is te zoeken, in't vooroordeel van het mcn"schelyk hart, tegen den weg der verzoening, "waar van het gevolg, zoo nadeelig, zoo ramp« zalig is.„ De derde is deeze : "De eenige Weg van. *'verzoening, is, in Christus, die het f'beeld van Gods heerlykheid is, te vinden.,, Eendelyk is onze vierde Leering: "In "Christus wordt de heerlykheid Gods, "door de geloovigen, hier aanvanglyk , en na "dit leven volmaakt aanschouwt, met een on» "gedekt aangezicht.,, ' Onze eeiste Leering Was deeze: "De pre* "diking van het heerlyk Euangelie, hoe voor«'treifelyk, hoe heilzaam dit ook zy, heeft, *'over het algemeen genomen, zeer weinig Vvrucht onder de menschen.,, Is er eene waarheid, myne Gelievde! welke Van den leeftyd van onzen Apostel af» tot nu toe, meer bewyzen heeft dan deeze, hoe dikwerf klaagde er Paulus, en andere heilige mannen in hunnen tyd over, en hebben wy, myne Waardste, ook daar toe geen rede in deeze «dagen, Zyn wy alle, van welken rang of aanzien in'de weereld , hoe gering of hoe groot wy zyn, niet alle in eenen staat van God vervreemd van  PAirtus den Apostel. 165 van natuure ? Teekent ..de heilige Schrift ons allen niet als kinderen des toorns, die in eenen afgescheiden staat van God leeven, en vervreemd zyn van het leeven Gods, door de onweetenheid, die in ons is, en door de verharding onzer harten? Hoe handelt God nu omtrend ons ? 'Om ons in dien ellendigen en ongelukkigen staat, waar in wy alle door de zonde zyn gekoomen, den we? der verlossing, tot eene eeuwige zuligheid leidende aantewyzen, heeft het God naar den onnaspeurlyken rykdom zyner genade behaagd , het heerlyk Euangelie, ook onder ons te doen prediken, en ons daar door te leeren, dat zyne luisterryke volmaaktheden, door de volmaakte voldoening van den Zoon zyner liefde , dat afschynzel zyner heerlykheid , dat uitgedrukte beeld zyner zelfstandigheid, zoo klaar en duidelyk ten toon gespreid zyn, dat door Hem te erkennen , als den waarachtiger! God en het eeuwig leeven, en als zondaanig tot Hem, met belydenis van zyne schulden, cn onbekwaamheid tot eenig geestelyk goed, den toevlugt te neemen, om door'zyne aangebragte voldoening het eeuwig leven van God uit genade te ontfangen; de onverlicsbaare zaligheid te vinden is, dat zoo de wil van God is, gelyk ons het Euangelie plechtig en in den Naam van Goi  i66 het Leven van God verzeekert: dat een iegelijk, die tot Hem koomt, en gelooft in den Zoon, dien Hy gezonden heeft, niet zal verderven ; maar het eeuwig leven hebben, Jaa, dat door deeze erkentenis, en de daar uit vcorkoomende werkzaamheid, van het toevlugt neemen des zondaars tot Jesus, als een God van zaligheid, jaa van volkoomene zaligheid, by wien uitkoomsten zyn tegen den eeuwigen dood , God verhecrlykt, en de zondaar, hoe swaar by God ook beledigd heeft, ontwyffelbaar zeker gezaligd wordt, want, dat dit de wil van God if, dat een iegelijk, die tot Hem koomt; niet verderve; maar het eeuwig leven hebbe. Wie moet dithoorende, dit bczcffende, niet erkennen , dat het heerlyk Euangelie het dierbaarst geschenk is , dat den armen, en rampzaligen nakoomeling , van eenen verbond breekenden Vader immer kon geschonken worden! Waar door een beleedigd God, die ons zonder genade te bewyzen , rechtvaardig en eeuwig straffen kon; in tegendeel, ons laat verklaaren en betuigen : dat Hy, zoo waarachtig als.Hy leeft, geen lust heeje in den dood de: zondaars; maar daar in , dat hy leeve, dat hy eeuwig zalig worde, dat Hy ten bewyze daar van, zijn eigen Zoon, die, uit eeuwige lievde, om zondaaren van een eeuwig verderf te verlossen, voor  Paulus oen Apostel. 167 voor hun borg en Middelaar geworden is, heeft willen voorstellen, tot eeent betoonin$ van zyne rechtvaardigheid, maar even daar door tot verzoening, door het geloof in zyn bloed; wie moet by de overdenking hier van met geen bewogen hart uitroepen : hoe zullen wy ontvleiden, wanneer wy op eene zoo groote zaligheid geen acht geeven! Doch welk eene uitwerking heeft de prediking van dit heerlyk Euangelie , zelfs onder menschen, die zich beledigd zouden rekenen, zoo men hen geen Christenen noemde? Gy eischt van my, Gelievde! dat ik de taal der waarheid , de taal van myn hart zal spreeken; en van vleyery zoo gevaarlyk in deeze hoogstgewigtige zaak, heeft myne ziel een afkeer; trouwens Gods heilige tegenwoordigheid, uw eeuwig belang, myne lievde voor uwe zaligheid, en het ampt, dat ik onder u bekleede, en waar van ik reekenschap aan God moet geeven, dit alles verbindt my daar toe; koomt, oordeelt zelve, toetst myn antwoord aan de gesteldheid van uw hart voor God! Zommige hooren de prediking van het Euangelie zeer weinig, zeer zeldzaam, en dit getal is, gelyk eene naauwkeurige oplettenheid leert, waarlyk grooter, dan men zich in den eersten opslag, verbeelden zoude; maar ook,  16g het Leven van er zyn er helaas zeer veele, die den plechtigen en staatelyken Godsdienst bywoonen ; doch zonder bedaard en aandachtig acht te geeven op deszelfs allergewigtigsten inhoud ; het hart en de gedachten zyn dikwerf op andere z?aken ber paald en werkzaam, en de verkondiging van het heerlyk Euangelie, is hun als een zaak van geen belang , even als of die, op.hen, geen betrekking had ; en zy zonder daar op ernstig te denken, even wel zeer gelukkig konden zyn. Andere hooren dezelve met aandagt en op» merkin^'-, zy neemen de waarheid als waarheid aan, denken er op, in den tyd tot den Godsdienst bepaald; doch wyden voor het overige hun hart en daaden, aan de beezigheden en vermaaken van dit leven. Zommige hooren het Euangelie prediken; doch vinden in de wys van voorstelling, of in de zaaken die voorgedraagen worden; bedenkelykheden, die men, en dikwerf uit onkunde, niet verklaaren, niet begrypen kan, en even daarom niet gelooft, niet aanneemt, en echter niet voor gewigtig genoeg houdt, om natedenken of te onderzoeken, en die men zeer spoedig, even of men er geen eeuwig belang in had , vergeet; zonder er meer of anders over te denken, of die met alle opmerkzaamheid, gelyk het gewigt dep zaak verejschr, en hun  Paulus ben Apostel. lf.9 hun eigen belang voor den tyd en de eeuwig» heid vorderde, naader te onderzoeken. Eindelyk, er zyn er, en deeze zyn zeer ongelukkig en hartelyk te beklaagen, cn deeze worden dikwerf onder menschen van rang, geboorte en kundigheid gevonden, by welken de •waarheid door de prediking van het Euangelie voorgedraagen, geen invloed maakt op hart en daaden, om dat het een en ander strydt, tegen die zondige genoegens van hun leeven , op welke zy meenen in hunne ontluikende jeugd, en in het beste hunner jaaren, een onbetwistbaar recht te'hebben? zonder te denkeu, dat de koning der .verschrikking, cn dat dikwerf zoo onverwagt, de bloozende wangen met eene doodelyke bleekheid verft, en in de kracht der jaaren eenen leeftyd afsnydt, die tc laat beklaagd wordt, en enkel aan de zonde en deszelfs waariyk treurige genoegens tocgewyd was. Hoe meenig een ligt er misschien in dit stille dal des doods, in het midden zyne zondige vermaaken afgesneden! Hoe veele zullen mogelyk in eene onherrocpelyke ecuv\ igheid , hunne zondige dwaasheden, cn hunne dagen aan de verleiding der ongerechtigheid toegewyd, voor eeuwig beklaagen! Om nu niet te spreeken, van hun, die met " den dienst van God in't heimelyke spetten, en meei.ig-  Tweede Leering. 170 het Leven van meenigmaal hun vernuft, daar door, onder lieden van hunnen smaak willen ten toon spreiden , dat zy de heiligste waarheden in een belachlyk licht weeten te stellen , schoon dikwerf tegen het licht van hun eigen geweeten. Hoe ongelukkig zyn zulke menschen, die den beminnelykén dienst van God, die niets naargeestigs, niets verveelends in zich behelst, die enkel vergenoeging is, en eene bron van waare vreugde, beschouwen, als alleen voor laage zielen , voor menschen, van geen den minsten smaak geschikt! Wanneer men nu het een en ander naadenkt, dan kan men immers niet ontkennen, daar men zoo weinig hoort van hartveranderendc genade, van waarachtige bekeering, dat men deeze treurige waarheid toestemmen moet, dat de prediking van het heerlyk Euangelie, hoe voortreffelyk, hoe heilzaam het ook zy, over het algemeen geuomen, zeer weinig vrucht heeft onder de menschen. Maar, wat is hier de rede van? Deeze ge* wigtige vraag ; eischt naader onderzoek, Gelievde ! M Zy is, onzes oordeels, te zoeken in't «'vooroordeel van het menschelyk hart, tegen "den weg van verzoening, waar van het ge" volg zoo nadeclig , zoo rampzalig is ; en dit " was  Paulus den Atostel. IJl "was onze tweede Lcering, uit de verklaarde "woorden afgeleid.,, Is een vooroordeel , een oordeel dat geveld wordt, naar eene schynbaare omstandigheid en toevallige werking eener zaak , zonder naauwkeurig en gegrond onderzoek , en dat eenmaal aangenomen zynde, naderhand vastgehouden wordt, als eene zekere waarheid. Zulke» vooroordeelen zyn door alle dc tyd vak» ken van den Godsdienst , de rykste bronnen van het ongeloof geweest, en in de daad, zy zyn het nog in deeze onze dagen. Deeze alle worden uit onkunde en daar uit voortkoomende misleiding gehooren ! Zonder naauwkeurig en gegrond onderzoek, gelyk eene zaak waar by elk, een eeuwig belang heeft, voor zich zeiven waarlyk vordert, houdt men zich , aan by een verzaamelde denkbeelden, niet zeldzaam uit verleidende schriften, of eene verderffelyke verkeering gebooren j denkbeelden, die men uit den anderen , niet duidelyk genoeg afleiden en verklaaren kan , ziet men voor dwaalingen aan en maar al te dikwyls, begint zulk een dan dit ongelukkig besluit te maaken, dat de Godsdienst dien hy belydt, slechts in zyne jeugd aangeleerd is , en door hem aangenomen, om dat andere dit ook deeden, en de wetten der wellevenheid of de staats-  Ifi hetLeven vam staatsgesteldheid dit vorderden, doch dat de gehccle Godsdienst slechts een uitvinding der staatkunde zy. Andere bezitten, en koesteren andere vooroordeelen , doch die even verderffelyk zyn: zy, beschouwen den dienst van God , vol van dweepery en naargeestige denkbeelden , en schoon er waarlyk niets van dit alles in den zeiven te vinden is; mep maakt zich zulke ongelukkige denkbeelden, dat schoon die onbestaanbaar zyn , met den verheven eerdienst, die het heerlyk Euangelie verkondigt en aanpryst, dat men denze'ven verwerpt, en zoo zich zeiven , en maar al te veel onherroepelyk yoor eeuwig misleidt. En welke rampzalige gevolgen worden hier uit niet gebooren ! Zulke leeven eigcntlyk of er geen God , geen leven na dit leven zy , of er geen belooning of strafle in de eeuwigheid te Wagten zy, even of God, zyne heilige rechtvaardigheid, en zyne vreeslyke oordeelen, slechts geopenbaard had , om menschen van weinig geest of oordeel, daar voor te doen schrikken. Of er volgt voor zulken, die zich zeiven en anderen zoo jammerlyk misleiden, wel eens dit uit voort, dat zy verblind en verhard sterven, of op een angstig doodbed, metcen ont- waakt  Paulus den Apostel. 173 Waakt en beschuldigend geweeten , naa eene ontzachlyke eeuwigheid hecnengaan , waar in zy ondervinden, hoe vreeslijk het is, te vallen in de handen des leevendigen Gods, zoo zy, dat meennaalen den zondaar treft, die dikmaal bestraft zijnde, en echter zynen nek verhort\ niet schielijk verbroken iv orden, zoo dat er geen geneezen aan en zy. Dit, dit is het rampzalig uitwcrkzel van hem, die krachtig werkt, in de kindereu der ongehoorzaamheid, die men ook nu, met naadruk den God deezer eeuwe noemen kan, die zoo Veele ongeloovigen de zinnen verblind, op dat zy zouden verboren gaan , voor wien het heerlyk Euangelie , hoe klaar en duidelyk het ook gepredikt wordt, bedekt is , op dat hen niet bestraale de verlichting vaii het Euangelium der heerlykheid van Christus, die het beeld van God is. Misschien bezcffen dit zommige uwer, myne Gelievde , en vraagen daarom met een bewogen hart 5 wat moeten wy doen om zalig te worden , welken weg moeten wy inslaan ter vermyding van dit geducht en vreeslyk oordeel ? Deezen weg, myne Waardste, en dit was pnze derde Leering: "De eenige weg van verzoening, Derde Letring,  174 HET Leven van "zoening, is in Christus, die het beeld van "Gods heerlykheid is, te vinden.,, Deezen weg heeft God geopenbaard, door het heerlyk Euangelie, dat leert ons, dat God zyn Zoon gesteld heeft, tot eene betooning van zyne rechtvaardigheid , toen Hy gehoorzaam geworden is tot den dood , jaa tot den dood des kruisses ; dat heerlyk Euangelie leert ons, dat Jesus Christus den Naam, dat is, de heerlykheid zynes Vaders, zyne deugden cn volmaaktheden, aan de menschen heeft bekend gemaakt; dat heerlyk Euangelie leert ons, dat die daarin den Zoon aanschouwt, als het beeld van Gods heerlykheid, en in Hem gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwig leven hebben. Dit verzeekert God in het heerlyk Euar.gelium, dit bevestigd Hy aan allen, die tot Hem koomen, de grootste zondaar zelfs niet uitgezonderd , want hier, in zyn heilig woord ligt zyne Goddelyke toezegging : al wie tot my koomt, zal ik geenzins uitwerpen, het bloed van Hem, die in de weereld gekoomen is, om te zoeken en zalig te maaken dat verloren was, roept nooit om wraak , maar eenwig om vcrgeeving, en dat bloed reinigt van alle zonden. Hoort dit, bekommerde over uwen onge. lukkigen toestand, klaagt gy over dc kracht der zonde , over de verleiding des Satans, over- as  Paulus den Apostel. 175 de betovering eener bedwelmende weereld ? Er is, naar den inhoud van het heerlyk Euangelie, by Christus kracht en gewilligheid; kracht, want Hy is de Almagtige, die geopenbaard is om de werken des Duivels te verbreeken, Hem is gegeeven alle magt in hemel en op aarde} by Hem is gewilligheid, Hy, roept, Hy, noodigt niet alleen zondaaren, maar Hy heeft alle zyne dienaaren geboden te bidden, in zynen Naam, als of Christus zelf door hun bad, dat zich toch zondaaren zouden laaien met God verzoeneité Bezeft gy dit/het is een blyk dat gy noch niet door den God deezer eeuw verblind zyt geworden, dat het Euangelie noch niet voor u bedekt is; hoort gy nog in den Naam en op het bevel van den Heere J esus u toeroepen : koomt tot my , die belast en beladen zyt, en ik zal ti rust geevcn voor uw ziele; smeekt Hem dan , om den geest des geloofs , om de verlichting van het heerlyk Euangelium, dat Hy, gelyk Hy beloofd heeft, in u werke, het willen en het wei ken naar zyn welbehasgen, dan zult gy bestraalt worden met de verlichting van het Euangelium der heerlykheid van Christus, die het beeld van God is. "En gy zult met allen die gelooven (en dit , «'wasonze vierde en thands onze laatsteLeeriug) in Vierde Leering.  176 het Leven van "in Christus de heerlykheid van God", hier "•aanvanglyk, en naamaals volmaakt aanschouj'wéiii, met een ongedekt aangezicht.,, Heerlyk vooruitgezicht, geloovig erfdeel Van Jesus, onuitspreekbaar voorrecht! Ook voor u was het Euangelium bedekt , ook a wilde de God deezer eeuwe de zinnen verblinden , op dat gy zoudet verloeren gaan; doch bet was de Geest des Heeren die dit dekzel van uw hart wegnam, en u bestraalde door de verlichting van het Euangelium der heerlykheid van Christus! Welk eene heilryke verandering bragt dit in u te weeg, met hoe veel medelyden, leerde gy zien, op hen, die den beminnelyken dienst van God verachten , en blind zyn voor het troostryk licht, van het heerlyk Euangelie; met hoe veel blydschap, zag u oog op God, op Christus, ais het beeld van God, het heerlyk Euangelie werd voor u een helderen spiegel, waar in gy de heerlykheid des Heeren met een ongedekt aangezicht aanschouwen iriogt» Dit alles legt op u eene altoos duurende verplichting, om in navolging van onzen Apostel, veel tot eer van Christus, en tot roem van het heerlyk Euangelie te spreeken, en met uwe daaden te toonen, dat gy de voortrelfclykheid en heerlykheid daar van  Paulus den Apostel. 177 van, hebt leeren kennen, verdeedigt het tegen hen, die er dikwerf zoo verachtelyk en smaadelyk van spreeken, toont toch wiens gy zyt, en wien gy dient. Leert hier, daarnaa staan, dat gy meer en meer naar dat zelfde beeld in gedaante veranderd wordt, van heerlykheid tot heerlykheid; uwe bedoeling ook hier op aarde moet zyn , om door des Heeren Geest te gaan, van deugd tot deugd, van kracht tot kracht, tot dat gy blinkend voor God verschynt in Zion, en die heerlykheid ontfangt, die Gods eigen Zoon voor u verworven heeft. Of klaagt gy, dat er nog vooroordeelen in u overgebleven zyn, die maar al te veel, het licht van het Euangelium en de beloften daarin gedaam, of de heerlykheid van Christus, als het beeld van God, voor u benevelen, onderzoek meer en meer het heerlyk Euangelie, als u van God gegeeven, op dat gy door de vertroosting der Schriften, hoop zo.udet hebben. En voeg by dit onderzoek het ootmoedig gebed tot God, om licht en wysheid, gy kent immers die Apostolische les : Indien iemand wijsheid ontbreekt, dat hy ze van God begeer e, en uw Goddelyke Voorbidder by den Vader heeft beloofd, dat het geen gy in zijnen Naam, llLD.l.St, H van  178 H£T Leven van van zijnen Vader bidden zult, dat FTy u dat zal geeuen, en langs deezen weg moet gy daar naa staan, om optewasschen tot een volkoornen man, tot de maate der groote der volheid van Christus. En, welk een heerlyk vooruitgezicht lee» vert voor u dc aannaaderende eeuwigheid op! Kent gy hier ten deele, daar zal het volmaakt zyn; ziet gy hier de heerlykheid de9 Heeren, reeds met een ongedekt aangezicht, geniet gy hier de bestraaling van het Euangelium der heerlykheid van Christus? Daar zult gy God zien, van aangezicht tot aangezicht, en kennen gelyk gy gekend zyt, wanneer gy in de onmiddelyke gemeenschap van God, eeuwig in het licht zult wandelen, want, aldaar zal geen nacht zyn. Amen! Vierde  Paulus den Apostel. 179 Vierde LEERREDEN. Paulus de Apostel , door de kracht van Christus, roemende in zyne swakheden, Text: a Cotlnt. 12, ts. 7, 8. 9 en 10. En op dat ikmy door \de uitmemenheid der openhaaringen niet zoude verheffen, zoo is my gegee. ven een scherpe doorn in het vlcesch , (naamentlyk) een engel des Satans, dat hy my met vuisten slaan zoude, op dat ik my niet zoude verheffen. Hier over heb ik den Htere driemaal gebeden, op dat hy van my zoude wyken- En Hy heeft tot my gezegd, myne genade is u genoeg, want myne kracht wordt in swakleid volbragt, zoo zal ik dan veel liever t oemen in myne swakheden, op dat de kracht van Christus in my woone. Daarom heb ik een welbehagen in swakheden, in smaadheden, innooden, in vervolgingen, inbenaauwdheden, om Christus wit, want als ik swak ben dan, ben ik magtig. Nooit geeft een Christen klaarder en krachtigei bewyzen van zyne ongeverniste godsvrucht: dan, wanneer hy in wegen van drukkend kruis en treffenden tegenspoed . zich onder worpen aan den Heere gedraagt, en met zyne M 2 daadet Inleiding* 1  i8e> het Leven van daaden toont, dat by gelooft: de Heere tegeert, Hij is met hoogheid bekleedt, de Heere is bekleedt met sterkte! Zulk een wagt op den Heere, en vertrouwt, dat God bet maaken zal. Is een Christen in zulke omstandigheden zoo niet werkzaam , dan zyn zulke wegen voor hem, zeer gevaarlyk; men zag dit in den anders zoo geduldigen en godvruchtigen Job, een tyd lang had hy pal gestaan, tegen alle onweersbuyen van moeite en verdriet en tegen den verkeerden raad zyner echtvriendin , Gods wegen eerbiedig goed gekeurd; dan, toen de loeyende stormwind van moeite en verdriet heviger werd , berstte hy cindelyk uit in eene vervloeking van den dag zyner geboorte! David had een geruimen tyd in zyn omswervën als een veldhoen op de bergen, zelfs in holen en spelonken, in't dreigendst doodsgevaar op God vertrouwd, eindelyk echter ontzonk hem dat vertrouwen, en hy riep vol vrees en kommer uit: ik zal nog eener der dagen door -Sauls hand omkoomen ! Meer voorbeelden zoude ik daar voor kunnen by brengen; doch, waar toe zoude dit nuttig zyn, daar de meeste godzalige maar al te veel, van dit moedloos bestaan in wegen van kruis cn tegenspoed voor zich zeiven kennen. Veel gelukkiger is zulk een Christen , die op den Heere  Paulus bes Apostel. Igl ■Heere wagt, en daar in sterkte vindt, die zelfs in wegen van drukkend kruis kan roemen in den rotsteen zynes heils. Laat ik in dit uur, U zulk een Christen voorstellen, blinkende in wysheid cn heiligheid , die door Gods genade geleerd had een welbehagen te hebben in swakheden, in smaadheden , in nooden , in vervolgingen , in benaauwdheden , om Christus wil, en dus kon roemen in zyne swakheden , en gy zult er uit leeren , hoe voortreffelyk de Godsdienst eenes Chrisreus is, en wat zy leert onder het gevoel van smart en rampen ! Het verband, waar in myneTextwoorden voorkoomen , eischt eenige opheldering , om dezelver oogmerk en inhoud des te beter te verstaan : Deeze tweede brief aan de Corinthische Gemeente, een geruimen tyd, nadat de Apostel aldaar het Euangelium verkondigd had, geschreven, diende onder anderen ook, om de eer en goeden naam des Apostels in zyne Euangeliebediening tegen «.enige valsche leerraaren, die de Corinthische Gemeente afvallig en den kruisgezant verdacht en veracht zochten te maaken, te verdeedigen: men ziet dit onder anderen ook in het io Hoofd, in het io vs, Zy sloegen deezen weg daar toe in , dat zy zich zeiven , ongemeen roemden, en boven Paulus Het vee band onzer Textwoorden.  Inhoud van den Text, met de verdeeling der hoofdzaaken. iSa het Leven van Paulus verheften ; en er is rede om te denken, dat dit, ongelukkig, al Ite veeljinvloed had, by de Corinthische Gemeente ; dit noodzaakte de Apostel, hoe afkeerig hy ook anders was van eigen roem , en het niet wyslyk oordeelde, zich boven anderen te verheffen, om de Corin. thiers voortedraagen, wat hem overgekoomen was, en zoo het roemen hem oorbaar was, waarin hy roemen konde, en hier mede houdt hy zich voornaamentlyk in het elfde en twaalfde Hoofddeel bezig: hy teekent in het elfde de smartvolle rampen, die hem in den loop zyner Apostolische bediening onder Gods bestuur getroffen hadden , en in het twaalfde de Goddelyke openbaaringen, waar mede hy begunstigd was, en hoe hy onder dezelve werkzaam geweest was tot roem van Gods genade. En tot dit laatste gedeelte behooren myne gewigt ige Textwoorden, die in zich behelzen •, eene merkwaardige opgave van zynen toestand na de te vooren opgegevene heerlyke openbaaring ; zyn biddend gedrag daar onder, met het Godlyk antwoord hem hier opgegeeven; en teffens het daar uit gevolgd godvruchtig bestaan van den Apostel. Ziet daar, drie gewigtige lioofdzaaken, die onzer aller aandacht en eerbiedige overdenking dubbel waardig zyn. God  Paulus den Apostel. God doe dezelve ook ter onzer voordering in wysheid en heiligheid dienen, Hy schenke daar toe, den verworven Geest van Christus in onze harten. Amen ! Ten aanzien van het eerste, de merkwaardige opgave van des Apostels toestand na dc te vooren opgegeevene heerlyke openbaaring, vinden wy in het 7de vs. aldus: En op dat ik my door de uitneemenheid der openbaaringen niet zoude verheffen, zoo is my gegeeven, een scherpen doorn in het vleesch (naamentlyk) een engel des Satans, dat hy my met vuisten slaan zoude, op dat ik my niet zoude verheffen. Paulus geeft in deeze worden niet alleen te kennen , den byzonder mcrkwaardigen , en smartelyken toestand, waarin Gods hoog en wys bestuur hem gebragt had, maar hy wyst teffens aan het heilig en voor hem nuttig eindej dat God daar door bedoelde, en dit laat hy voor afgaan in deeze woorden : En op ik my door de uitneemenheid der openbaaringen niet zoude verheffen. Hy bedoelt daar door in't gemeen, die gezichten en openbaaringen des Heeren, waar van hy in het eerste vers deezes Hoofd, gesproken had, waar mede hy boven anderen, en byzonder waar mede hy verwaardigd was boven die valschc Apostelen , waar van hy in het 13 vs. De openbaaringen, waar mede Paulus verwaardigdwas.'.  184 h£t Leven van 13 vs. des voorigen Hoofd, gesproken had, die zich boven hem verheften , en hem veracht •en verdacht zochten te maaken, waar door men dus verstaan moet, alle die gezichten cn Openbaaringen , waar mede God hem in den loop zyner Euangeliebediening had willen begunstigen , waar van zommige door Lucas, in de handelingen der Aposten, en door Paulus in zyne brieven zyn aangeteckend, en waar van hy de allerheerlykste hier in het 2, 3 en 4de vs. heeft opgegeeven, die voor veertien jaaren hem was overgekoomen ; toen hy opgetrokken in het Paradys, in den derden hemel, gehoord had, onuitspreekelyke woorden, schoon hy niet konde zeggen, of dit in, of buiten het lighaam geschied was, dat God alleen bekend was. Met zulk eene uitneemenheid, of gelyk het een taalkundig uitlegger * overzet, met zulk een overwigt der openbaaringen , begunstigd, waar op geen ander roemen konde, zoo wegens deszelfs aart als voortreffelykheid , zoude hy zich boven alle andere Apostelen hebben kunnen verheffen, en zyn vleesch * waarin, zoo wel als in dat, van andere menschen, geen goed woonde, zoude daar op trots en hovaardig * I. L. van Mosheim , in zyne verklaaring van den tweeden brief van Apost. Paulus aan de Cormt. m de Nederd. vert. pag. 6£o,  Paulus den Apostel. 185 dig geworden zyn ; maar om dien zondigen hoogmoed, die onreine doch vruchbaare voedster van zoo veele verkeerdheden in hem niet te doen heerschen , had het den hoogen God behaagd , hem eene byzondere bezoeking toe te zenden , die, hoe gevoelig en smartelyk zy ook was, voor den Apostel, echter dat god-* onteerend kwaad der zondige hoogmoed in hem beteugelde, en hem, tot eer en roem van Christus, wiens kracht in zyne swakheid ontdekt werd , leeven deed. En deeze bezondere en smartelyke bezoeking beschryft hy dus, in het 2de lid van het 7de vs.: zoo is my gegeeven een scherpe doorn in het vleesch, (naamentlyk) een engel des Satans , dat hy my met vuisten slaan zoude, op dat ik my niet zoude verheffen. Hoe moet men deeze woorden verstaan? Denkt zeker een veeltal van hun, die my heden hooren; ik zal my niet bezig houden , Gelievde, met u de onderscheidene vcrklaaringen der geleerden over dezelve optegecven, hier over zyn wel vyftig gevoelens , zegt de beroemde Mosheim, waar van verre de meeste echter meer schrandere gissingen, dan verstandige verklaaringen kunnen genoemd worden; hoe onderscheiden deeze alle zyn, daar in koomen die overeen, dat er, of een ge?stelyk lyden, hl Wat men verstaan moet door den schei: pen djorn 111 het vleesc/if  186 het Leven van in de ziel des Apostels, of een natuurlyk in zyn lighaam, ofwel dit beide te gelyk, door moet verstaan worden , daar er dikwerf veel afhangt van den zin der grieksche woorden, is over de vertaaling van deeze, wéinig? of geen verschil, maar wel over derzelver zinspeelende bedoeling, wanneer men niet in het denkbeeld valt, waarin zommige gekoomen zyn , dat de woorden eigentlyk en ietterlyk moeten verstaan worden, dat tegen den aart der zaak cn den schryfstyl des Apostels strydt. Veele zyn er die het grieksche woord , door doorn vertaald , door een paal vertaald hebben , en zy meenen, dat Paulus op zekere nog oosterschc wyze van straffen zinspeelt *, waar by een scherp * Ook dit is in het gevoelen van den geleerden Ulosheim in zyne reeds opgegeevene verklaaring van deezen brief, die er teffens zeer veele onderscheidene gevoelens der geleerden by opgeeft, en beoordeelt; dan , in een veel grooter aantal kan men zulks vinden, in de Synopsis Critieorum van M. Polus en in de Cune phil. et crit. Wolfii ad h. I., voornaarr.entlyk heeft de Hoogl. Heumann in zyne verklaaring over bet N. T. er veele opgegeeven , waar by nog kunnen gevoegd worden het Merg der academische verhand. 3 D. pag. 59., Scheuchzer Bybel der Natuur door den Hoogl! Meyer uitgegeeven 12 D. pag. 236; maar ook byzonder, de Byzonderheden over de H. Schrift van den Hoogl, Hofstede 2 D. p. 325 en verv., gelyk ook deszelfs 3 D. p. 27 en vervolg., en de opheldering der swaarste plaatschen in Paulus brieven door  Paulus den Apostel. 187 scherp gepunte paal door het lighaam des misdaadigers gestoken werd, waar mede hy werd gespist, en alzoo opgericht, op de allersmartelykste en wreedste wyze sterven moest; dan, of die wys van straffen thands nog by de Turken en oosterlingen bekend, toen reeds was ingevoerds, en door den Apostel bedoelt zy, daar voor zyn my geen bewyzen voorgekoo- men, door den Hoogl. Curtenius a D. p. 706 en vervolc. Om nu van de gewoone en meer bekende verklaaringen over deeze plaats niet te spreeken. Wanneer men het geen over dezelve geschreven is, opmerk, zaam naleest, moet men zich niet verwonderen, dat deeze doorn in het vleesch door Zeltner een kruis der Critici, en wel terecht naar het oordeel van Wolf genoemd wordt; veele geleerde noemen het, eene moeilyke plaats , die veele vernuften gepynigd heeft, te regt onder die dingen in Paulus brieven gerekent, die swaar zyn om te verstaan , waarom groote Mannen rond uit erkend hebben, die niet te begrypen; zeer onderscheiden en verre van den andere afwykende, zyn de uitleningen der Geleerden over dezelve ; veele die dezelve eigentlyken letterlyk verklaaren, hechten er echter eenen zeer onderscheiden zin aan : Misson in zyne Reis door Italien verhaalt, dat men te Turin 'mPiemont den paal nog vertoont, die in het lighaam van Paulus zoude gestoken hebben , ffo. £?ac. Rambach (zie de BiblBrem. Class.VlI, Fase FI, Num.W, §. XI) dat men te Rome den doorn nog vertoont, die Paulus in het vleesch zoude gehad hebben. Lichtfoot en andere , waren van oordeel, dat de Duivel meermaalen in eene vreeslyke gedaante vtrschenen zy, en Paulus geslagen heeft. Zeer veele verstaan er door, de eene of andere ziekte of hee- vige  188 het Leven vat! men; andere hebben het door prikkel vertaald, zoo als de oude ter aanspooring en beteugeling der lastdieren gebruikten, maar die wordt by de Grieken doorgaands met een ander woord uitgedrukt; de vertaaling der onzen door een scherpen doom drukt eigenaartig de kracht des grondwoords uit, en koomt in de grieksche vertaaling des Ouden Testaments en by andere grieksche schryveren, dikwyls in deeze beteeke- uis vige smart, door den Satan Paulus aangedaan ; en erisbyna geen ziekte of smart, die hier niet door de uitleggers geoordeeld wordt, bedoeld te zyn, als de booze sweeren van Job, of hoofd, lenden, maag, nierpynen, hetcolyk, de jicht aan handen en voeten, duizelingen, bet stamelen, de melancholie, hypochondrie, vallende ziekte, wormen, tot zelfs de zoogenoemde nachtmerrie toe. Zy, die het geestelyk neemen, denken ook zeer onder, scheiden, zommige hebben er, geestelyke aanvechtingen, en godlasterende gedachten in den Apostel, andere vlecschelyke aanvechtigingen tot onkeus. heid.door verstaan; veele, heftige aanvallen des Satans op den geest van Paulus over het onschuldig bloed voor zyne bekeering vergoten ; dat dit de scherpe doorn in het vleesch, en de vuistslaagen des Satans geweest z} n. Het gevoelen, door ons omhelst, vind men het best bewezen, door den geleerden Jacobus Scheppius, in eetie verhandeling de Palo infixo cami, Paulo Apestolo dato , qua simul ejus Apostolatus adversus obtrectationcs adversariorum vindicatur , in Biblioth. Brem, Nov. Class.H, Pasc.IIl, Num.IL pag. 453, Edit.j^ój, waar van men den korten inhoud vinden kan, inde reeds aangt haalde Byzonderheden der H.S. van den Hoogl. Hofstede 3 D, pag. 29, 30 en 31*  Paulus den Apostel 189 nis voor *; zy koomt in de heilige Schrift meer-, maaien voor, en leert ons des Apostels woor-1 den daar door toelichten. Zulke menschen, die den anderen eene gevoelige smart, een hartknaagend verdriet aandoen, werden meermaalen by de Jooden, by eenen scherpen doorn vergeleken. Moses voorspeelde aan Jacobs Nakoomelingen,datde overblyvende afgodische Inwooners van Canaan hun zyn zouden tot doorV nen in hunne oogen , tot prikkelen in hunne Zijden, dat zy hen benaauwen zouden in het land, waar in zy woonen zónden, naar Num. 33, 55, vergeleken met Jos. 23, 13, en zoo beloofde God aan dat volk , wanneer Hy het verlosschen zoude ', dat het dan geen smartenden doom, noch weedoenden distel meer hebben zoude. Ezech. 2g, 24. Wanneer wy nu deeze onze Tcxtwoorden i in deszei ver verband en zaamenhang met de i voorige en volgende naauwkeurig inzien , dat de eerste en beste uitlegkundige regel is, om derzelver waaren zin en bedoeling daar uit optemaaken, dan blykt het daaruit, daar er toen ook zulke vyandige cn listige menschen waren, die voor den Apostel een scherpen doorn in het vleesch waren , die hem zeer veel smart en smaad * Als by Photius, Dioscoridrs, en andere, dit is bewezen doorElsnerin zvneObserv. Sacrjead h, 1.  ly» het Leven van smaad aandeeden , door hunnen verre gaanden hoon en bittere lasteringen, waar mede zy hem vervolgden, zulken teekent hy als engelen des Satans, van hem verwekt , als valsche Apostelen , in het 13 , 14 en 15 vs. van het voorig Hoofd. ; hy beschryft hen ?ls bedriegelyke arbeiders , zich veranderende in Apostelen van Christus, dat is, voorgeevende Apostelen of Gezanten van Christus te zyn, juist daar in , den Satan , wiens dienaaren zy waren, navolgende, die zich ook verandert, in eenen Engel des lichts, dat is, als zoodaanig een voor eenen tyd zich gedraagt, even of hy een goede geest, een Engel des lichts ware, waarom het niet te verwonderen was, dat ook zyne dienaars zich alzoo vertoonden, als waren zy dienaars der gerechtigheid. Deeze valsche Leeraars, die eene gedaante van waarheid en godzaligheid vertoonden , en echter de eerste leerstellingen van hu Christendom , lochenden , en zich bezig hielden als engelen des Satans, om onkruid te zaayen in het midden der tarwe, waar toe voornaamenrlyk onder anderen Alcxander, Hymeneus en Philetus moeten gerekend worden , die zederd teuigen tyd in de Gemeente van Corinthen waren , wanneer Paulus zyne brieven aan dezelve schreef J deeze bey verden zich om hunne eigen eer  Paulus den Apostel. 191 eer, cn niet de eer van Christus te zoeken, deeze waren tegen den Apostel, die hun het meeste in den weg stond, het ailerheevigst verbitterd, zy deeden hem zoo veel smart en smaad aan, als een scherpe doorn in het vleesch, als of hy met vuisten geslagen werd; want die iemand met vuisten slaat, doet hem niet alleen smart maar ook smaad aan , uitdrukkingen die Jeenspreukig of zinnebeeldig , de gevoeligste smart en den smaadelyksten en smartelyksteu hoon , die hy van hun onderging , te kennen geeven, waar door elk hunner, en byzonder een van hun voor hem , cn engel des Satans was; door den Satan onder de Goddelyke toelaating en bestuuring regen hem verwekt, zederd zyne laatste en herrlyke openbaaring, op dat hy zich niet zoude verheffen. En klaarder en krachtiger zal dit blyken als men hun gedrag tegen hem gehouden, wat naader nagaat. De Apostel werd door hun in zyne eer (den mensch dierbaarer dan het leven) en in zyne apostolische waardigheid , dat het leven van zyn leven, als een dienaar van den Heere Jesus Christus was, aangetast, en daar in gesmaad en gelasterd; zy lochenden, en dit was hem een scherpen doorn in het vleesch, en zoo smaadelyk en smartelyk, als of Het opge. geeven gevontennaader bewezen.  193 het Leven va» of hy niet vuisten geslagen werd *, dat hy tot het getal der Apostelen behoorde, en dat zy, zoo zy niet boven hem, ten minsten hem gelyk waren. Hymeneus en'Alexander lasterden hem zeer heevig, hy had hen daarom den Satan overgegeeven, naar i Tim. 1,2c; de laatste, naamentlyk Alexander, had hem veel kwaad gedaan en zyne woorden zeer tegen gestaan* gelyk hy van dien engel des Satans , (zoo als* hy de valsche Apostelen in 't voorig Hoofd, jn't 15 vs. geteekent heeft,) dit getuigt 2Tim, 4, 14 en 15, er by voegende: de Heere vergelde hem mar zyne werken. En waar in bestond die laster, dat kwaad, die tegenstand? Niet alleen tegen zyn perzoon, gelyk het tode vers des 1 oden Hoofd, deezes briefs leert, maar voornaamentlyk, in de eer en waardigheid eyner apostolische bediening aanretasten , die hem zoo zeer ter harte ging, cn waar in hy zyn eer en roem voor de tyd en de eeuwigheid stelde, ook daar in lasterden zy hem» Laat ik dit bewyzen, als men beide de brieven aan de Cotinthen inziet, om nu van geene aadere te sprceken., dan ziet men, dat Paulus in * Dat het grieksche woord hier, door met vuisten ïlaan, vertaaldjinzcnderheid smaaden en veragtente kennen geeft, is voor my opgemerkt enaangeteekent in het reed» aangeh. Merg der academische verhand, 3 O. pag, 71,  Paul Us den Apostel. 193 in beiden, zyn Apostelschap vcrdeedigt; daar nu geen wys mensch eene zaak bewysr of ver.' deedigt, die van niemand wordt tegen gesproken, zoo volgt daar uit, dat die valsche Apostelen dir, ten aanzien van Paulus hebben gelochend en tegen gesproken ; het een en ander blykt ten klaarste Uit de volgende plaatschen, ais 1 Cor. 9, 1 en 3, daar schreef Paulus: ben ik niet een Apostel, ben ik niet vry, heb ik niet Jesus Christus, onzen Heeré, gezien, zyt gy He. den niet myn werk in den Heer el Zoo ik anderen geen Apostel ben, nogtbands ben ik het u lieden, want het zegel mynes Apostelschap $ zyt gy lieden in den Heere ! Jaa, het io, i r cn 12de Hoofd, van deezen tweeden brief, is byzonder ook ten dien einde ingericht, om niet alleen zyne Apostolische bediening te bewyzen, maar ook, om te betoogert, gelyk hy uitdrukkelyk betuigt in het 11. Hoofd, in het 5. vs., dat hy nergens minder in geweest waf, dan de uitneemendste Apostelen, en hy bewyst dat opzcttelyk , uit het geen hy Verricht had eii hem in den loop zyner Apostolische bediening was overgekoomen, in dat zelve ti. Hoofd., van het 23. tot aan het 2Jj, vs., en byzonder ook onder hun, schryvende daarom in het 12. vs. van dit 12. Hoofddeel, de merkteeke* nen van een Apostel zijn onder u betoond , IlLD.I.St. N L  194 ket Leven van in alle lijdzaamheid, met teekenen en wonderen en krachten ! Niets kon des den Apostel smartelyker en stnaadelyker zyn, dan in de eer en waardigheid zyner Apostolische bediening dus gehoond en gelasterd tc worden , daar hy boven alles op dit stuk gevoelig was, en hier op voornaamentIvk zich beyverde, gelyk hy aan de Romeinen schreef, dat hy zijne bediening heerlyk maakte, naar Rpm. n, 13. Trouwens waren zyne vyanden hier in geslaagd, dat zy dc Gemeenten hadden kunnen doen gelooven, dat hy geen Apostel was, hoe veel zoude zyne geloofwaardigheid, en het gezag zyner heilige zendbrieven daarby verboren hebben, en dus de ccr en leer van zynen Goddely ken Verlosser, daardoor tegenstand en nadeel geleden hebben. Maar °y vraagt misschien , waar mede konde zulk een engel des Satans, den Apostel cn zyne bediening, die hy van den Heere Jesus ontfangen had , zoo smaadelyk lasteren , daar hv, schoon hy voor God moest klaagen over een lighaam der zonde en des doods, echter zeggen kon : zyt mijn navolgers , gehjkerwijs ook ik een navolger van Jesus Christus ben? Gelievde! nooit ontbreekt het den lasteraar aan stof, hy weet altyd het een of ander te vinden , dat hem daar toe aanleiding geeft, °f  Paulus den Apostel. 195 of althands ten voorwendzel dient , hebben deeze de Apostolische waardigheid en hemelschc roeping van Paulus , daar door niet dus kunnen bestryden ? Dat hy nimmer tot het twaalftal der Apostelen behoord heeft, dat hy nooit met Christus op aarde verkeerd heeft, en geen hoorer van deszelfs leer, geen aanschouwer van zyne wonderen, geen getuige van zyne opstanding of hemelvaart, geen deelgenoot van de uitstorting des Heiligen Geestes op het Pinksterfeest, maar daar en tegen een allerbitterste vervolger der Christenen geweest was, en wei jaaren agter een; konde zulke redenen op zich zeiven waaragtig, voorgesteld door zulken, die eene gedaante van Godzaligheid vertoonden, by onervaarenen en ligtgeloovigen, niet zeer veel ingang vinden ? En kon er iets den Kruisgezant gevoeliger treffen, iets hem smaadelyker hoonen ? Daar hy langs deezen weg, zoo hun boos en godloos oogmerk bereikt werd, als een bedrieger geteekent en hy allezins vcrachtelyk ten toon gesteld werd, kon er voor hem , scherper doorn in het vleesch zyn? Konden hem immer smaadelyker en smartelyker vuistslagen van een engel des Satans gegeeven worden ? N 2 En  Het oogmerk , waar toe hem een scherpe doorn in het vleesch gegeeven was. ï96 het Leven van ' En echter liet dit God toe , op] dak hn zich niet zoude verheffen, naar .het laatste lid van het 7de vs. Was onze Kruisgezant met zulke uitneemende gezichten en openbaatingen des Heeren begunstigd, waar van hy zulk eene heerlyke beschreven had, inde 6 eerste versen, en in het 7de getoond, dat die aan hem gegeeven vras, en hy daar door blootgesteld was, voor zondige zelfs-verhefiing en gevaarlyken hoogmoed, waar uit zoo veele en swaare zonden in hem konden voortkoomen; zeekcr geen middel was, naar het wys en heilig oogmerk van God, geschikter om hem nedrig en klein in zyne eigene oogen te doen zyn en blyven, dan zulk een engel des Satans, zulk een scherpe doorn in het vleesch, en wat zommige door deezen scherpen doorn in het vleesch , naamentlyk deezen engel des Satans , ook verstaan hebben, men kan niet ontkennen, dat zulk smartelyk en smaadclyk hooncn en lasteren zyner Apostolische waardigheid, cn hemelsche roeping, hoe hart, hoe bitter het hem ook viel, ten sterkste dienen moest, om hem voor hoogmoed en zelfsverheffing te bewaaren, zoo schaadelyk en schandelyk voor een Christen, en byzonder voor een Euangeliedienaar ; en daarom tot dar heilig einde, naar  Paulus den Ar o stel. 197 naar Gods wyze bestuuring hem overgekoomen. Maar hoe gedroeg zich de uitmuntende Kruisgezant onder het gevoel deezer smartelykc en smaadelyke bezoeking, die hem zoo bitterlyk trof? My zegt dit, in het 8. vs., hier. over liebbe ik, den Heere driemaal gebeden, op dat by van my zoude icnjken. De Apostel wcetende, dat, of sthoon het een engel des Satans was, die hem zoo veel smart en smaad veroorzaakte, echter God, naar zynen heiligen en wyzen wil, dat treffende bezoeking, hem had toegezonden , en dat Hy alleen ook die van hem konde wegneemen; hy had zich daarom met ernstige gebeden tot Hem gewend, in wiens hand alle dingen alzoo zyn, dat zy .zich tegen zynen wil noch roeren noch beweegen kunnen; jaa, de Apostel beschouwde God, als den geenen, die hem dien scherpen doorn in het vleesch gegeeven had , en hem ook wederom konde wegneemen. Myn Kruisgezant, zoo gcoeffend in de ondervinding der heiligen, zoo ervaaren op de wegen van drukkend kruis en treffenden tegenspoed , wist zeer wel, dat God gewoon was als Hy zyne vyanden straffen wilde, dat Hy dan zulks doorgoede Engelen deed uitvoeren, gelyk in Egypten in't dooden dcreerstgehoorenen, in'tAssy- riesch Het ge- drag des Apostels hier ouder.  igg het Leven van riesch leger in 't slaan van hondert vyf en tagtig duizend man in eenen nagt, in 't dooden van den God tergenden Herodes, en anderen gebleken is; maar in't tegendeel als Hy zyne Kinderen om wyze en heilige redenen tuchtigen wilde, dat Hy dan een engel des Satans toeliet hen zyne list en vyandschap, echter met bepaaling van tyd en wyze, te doen ondervinden, gelyk in Job en David en nu ook in hem gebleken was; maar hy wist teffens dat hier tegen geen hulp was, dan by God, dat die alleen, daar in hem zeiven geen kracht was, hem daar van bevryden konde; dit had hem in die benaauwde dagen geleerd God aanteroepen, en wel byzonder, had hy zich biddende gewend, tot dien medelydenden Hoogenpricster, diealtyd leevt om voor de zynen te bidden, en ter hunner bemoediging, voor Hy deeze weereld verliet, eer Hy den zcrelzynes ryksgebiedsin de hoogste hemelen beklom , verklaarde, mij is gegeeven alle Magt in hemel en op aarde. Want dat wy deezen verhoogden Zaligmaaker, door dien Heer, die Paulus had aangebeden, verstaan moesten, blykt uit den Styl des Apostels in alle zyne Brieven, daar dat 'de gewoone eer naam is, waar mede hy zyn God en Zaligmaaker doorgaands benoem*. Maar  Paulus pen Apostel. 199 Maar byzonder opmerkelyk, is het dat de li Apostel zegt, dat hy hier over den Heere drie- [ maal gebeden had, dat veele zooneemen, dat» hier een bepaald voor een onbepaald ge- $ tal moet genomen worden, en dit, zyn ernstig en „ aanhoudende bidden te kennen geeven zoude \ doch dat andere uitleggers naar de letter opvatten, om dat by dc Jooden, het eene gewoonte was, in buiten gemeenc en byzondere zaa. ken, als er iets groots, iets gewigtigs van God begeerd werd , dan juist met allen ernst tot driemaal toe, dat biddende van God aftesmeeken, gelyk ook zoo het driemaal herhaald gebed van Christus in Getzemane , ten bewyze daar van wordt bygebragt- Althands dit is zeeker, God had den-biddenden Apostel gehoord, en hem na dat hy ' driemaal gebeden had, geantwoord, gelyk hy zelf zegt : En hij heeft tot my gezegd, ■ myne genade zy u genoeg, want myne kracht' wordt in swakheid volbragt. Op welk eene wyze de Apostel dit Godlyk antwoord ontfangen heeft, kunnen wy niet bepaalen, of God, in eene openbaaring, waar mede Paulus meer dan de andere Apostelen begenaadigd is geworden, hem dus met eene hoorbaare stem dit gezegd hadt, ofwel op eene andere wyze, is voor ons onzeker, dit is genoeg, dat de Kruis- gezant 7at men Ier door °,t drieaalbidm ver. 'aan ,oet, Het Godielyk antvoord op ies Apo. Hels bidieu.  Zyne gevade zou. de hem genoeg zyn. 3.00 'het Leven van gezant op eene voor hem kennelykc en duideJyke wyze verwaardigd werd, om te weeten, Welke de goede en weibehaaglyke wil van God was. En die was; niet, om dien scherpen doorn in het vleesch van hem wegteneemen, neen, hoe ernstig hy daarom ook gebeden had, God had, naar zyne Wysheid cn Goedheid, schoon de Apostel, dit te vooren niet gezien had, hem dien scherpen doorn in het vleesch gegeeven, op dat hy zich niet zoude verheffen, en daar door zich grootelyks bezondigen; en, daar hy, als God zyn gebed, zqo als hy zoo ernstig begeerde verhoord had, door de uitnemende en heerlyke openbaringen hem vergund, zich nog zoude kunnen verheffen, want hy was en bleef toch zoo lang hy uitwoonde van den Heere, een mensch in wjens vleesch geen goed woonde, maar waarin eene andere wet was, die stryd voerde tegen de wet zyncs gemoeds, en daarom wilde God, wiens wegen, hoe zy ons ook toeschynen, altyd de beste zyn, dat deeze voor den Apostel zoo scherpe doorn in het vleesch, pp zyne begeerte, niet zoude werden weggenomen. Edoch, gaf God in deezen niet, het geen Paulus begeerde, Hy gaf hein in zyn Godlyk antwoord, een gunstryk bewys dat Hy zyn gebed  Paüiüs den Apostel. £01 gebed gehoord had, cn dat lly hem iets. anders, iets beeters schenken wilde, dan hy van hem had afgebeden, God had tot hem gezegd, mijne genade is u genoeg, myne kracht wordt in swakheid volhragt. Eenigzins onderscheiden is dc vertaaling der geleerden, over deeze veel beteekenende woorden, die der voornaamsten echter koomt in de hoofdzaak met de onze over een *, God had tot hem gezegd , myne genade. * De Hoogleeraar Heumann geeft er zeer veelen op, en beoordeelt die alle,, maar niet zoo bescheiden, en zoo beredeneerd als men van zulk; eenen geleerden, en oordeelkundigen uitlegger verwagten zoude, zoo zegt hy „ Wolf vertaald „ het geheel verkeerd, wanneer hy denkt, dat er „ de genade van God door moet verstaan wor>, den, die den Apostel, geduurig onder schraag„ de, zoo dat hy bekwaam wa.-, om laan alle „ verzoekingen tegenstand de bicden. *' £ Deszelfs oordeelkundige [Holiandsche Overzetter, (de geleerde Sterk, zette er daarom deeze aanmerking onder, ik beken geenen grond .voor deeze uitspraak te kunnen vinden. De verklaaring van Wolf integendeel koomt ons zeer gegrond voor, uit hoofde van de betekenis der gericksche woorden, cn het verband, waar in dezelve voorkoomen. Men vind behalven de vertaalingen jby Heumann voorkoomende er twee, die ik hier als my zeer nadrukkelyk voorkoomende, zal [opgeevefii de eerste is uit, die neusten Ofj'enbarmigen Gottes, Dfitter Theil, Briefe von Paulus, von Carl FiiedrichBalirdt, Riga waar in het 9de vers dus vertaalt wordt. Es geschieht zit deinen besten, dassen dirgemg, Etend ist dasMittel, meinel\lackt, ait  a«2 het Leven van genade is u genoeg. Wat beteekend hier Gods genade? Zy beteekend naar den styl der Apostolische Brieven , Gods ontfermende lievde » om den mensch wel te doen, schoon hy zulks onwaardig is, en wordt alzoo tegen zyne werken overgesteld, zoo schreef Paulus Rom. II, 6. in dien het door de genade is, zoo is het niet meer uit de werken en Ephes. 2, %. Uit genade zyt gy zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gaaue, niet uit de werken op dat niemand roemt. Die genade van God, die voor Paulus genoeg was, was ryne krachtdaadige en dus werkzaame lievde in den Apostel, die voor hem genoegzaam zyn zoude, hoe fel die*scherpe doorn hem ook zoude treffen, hoe gevoelig, hoe smaadelyk deeze ook zoude weezen , God zoude die altyd doen gepaard gaan, met de daadelyke ondervinding van zyne werkzaame en bemoedigende lievde in het hart van den Apostel, zoo dat het hem nimmer aan deeze genadigen, en lievde- ryken ea den Menschen zu verherrlichen. De tweede is uit de sammtliche Schriften des neiten Testaments, aus dem Griechischen iibersetzt von gfohann gfacob Stoltz, der Theologie Doctor, und Prediger ander Martinskirche, in Bremen. Zlirich und Leipzig 2798. Zy is deeze, Du hast genug Bey stand: Denn meine Kr aft steht dir bey, und diese zeigt sich gerade dann in ihrer Grósse, wenn der Mensch leidet.  Pablos den Apostel, aot ryken bystand van God ontbrceken zonde, deeze zoude, en wel altyd,voor hem genoegzaam zyn , om hem te doen ondervinden dat God met hem was, dat God hem liefhad, en hem nooit begeeven, nimmer veilaatcn zoude, dit zoude hy, in zyne geheele Apostolische bediening, jaa tot aan zyn dood toe ondervinden, hoe bitter zyne vyanden hem kwelden , hoe fel hunne aanval ware, Gods algenoegzaame Genade, zyne kwehtdaadige lievde zoude steeds by hem zyn, en hem in staat stellen om zyne bediening heerlyk te maaken. Zoo kon de Kruisgezant, in alle aanvechtingen, die hem immer overkwamen, in plaats van moedloos te worden onder de zelve, vertrouwen , dat het hem nimmer aan magtige hulp, aan blyken van Godslievde zou onrbreeken, hoe swak en krachteloos hy ook in zich zeiven zyn mogt; want God, zeide tot hem, niet alleen, mijne genade zy u genoeg, maar zoo dit ook niet genoeg ware, om hem gesterkt te doen zyn in God, voegde er de hoorer zynes Gebeds by, want myne kracht wordt in sivakheid volbragt. En wat kon den Apostel meer bemoedigen , meer vertroosten en sterken in zynes wakheid, dan de kracht van God. De kracht van God die onbeperkt is, die alles vermag, waar door God alles dojnJum, wat hem behaagt, Pe hracht van God zoudt in Zijne s wakheid volbragt wurdeni  • '304 het Leven van haagt; die kracht waardoor Gods alles had voortgebracht, en uit niets had daar gesteld, waar door Hy alles onderhoud en bestuurd, en alle dingen werkt naar den raad van zynen eeuwigen cn wyzen wil! Maar wy moeten hier byzonden denken, aan de kracht van Gods genade, van zyne werkzaame lievde, zoo als die doorblinkt en vcrheerlykt wordt, in den Christen, op zich zei ven swak, en magteloos t£ bewaaren, en te versterken, zoo als dezelve daarin, in deszelfs grootste luister en heerlykheid doorblinkt, zoo dat daar door, de anders dagelyks struikelende Christen zegenviert over zyne sterkste vyan'den, en door die kracht onwinbaar gemaakt wordt, by alle hunne aanvallen ; dan wordt Gods kracht in zyne swakheid volbragt. En deeze belofte was het bemoedigend antwoord op des Apostel ernstig gebed, * Jaa, Gods kracht wordt ook in swakheid volbracht, wanneer God, : door zulke aarde vaten, door zulke swakke menschen, als Paulus was, waarvan de sterkste met den godvruchtigen Koning Josaphat moet uitroepen, naar 2. Chron 20, 12, in ons is geen kracht legen die groote meenigte die tegen ons koomt; niet tegenstaande alle die aanvallen van den engel des Satans, niet tegenstaande al dat lyden, alle  Paulus den Apostel. 205 alle die verdrukkingen, die hy ondergaan had om Christus wil, en door hem in 't voorig Hoofddeel waren opgegeeven, groote daaden der verbreiding van de eer en roem van het Euangelie zyner genade daarstelt. Ook dat ondervond onze Kruisgezant, daar hy niet tegenstaande al den smaad en smart hem aangedaan, naar waarheid zeggen kon, datC h r i s t u s door hem, den reuk zyner kennis verspreidde in alle plaatschen , terwyl hy daaronder zoo gesterkt werd, dat hy betuigen kon voor God en menschen : Ik vermag alle dingen \ door Christus die my kracht geeft: zoo beloofde, zoo vervulde God aan den Apostel, myne genade is u genoeg, taant myne kracht wordt in swakheid volbragt. En daarom liet hy er hier zoo Godverheerlykend opvolgen, zoo zal ik dan veel liever roemen in myne swakheeden, op dat de kracht van ^Christus in my woone, naar :hct tweede lid van het 9de vs. Deeze woorden zyn, zoo als wy dezelve hier leezen zeer duister, en de verklaaring van veele geleerden, hebben dezelve geen het minste; licht bygezet, de duisterheid derzelver is hier ingelegen, hoe de Apostel roemen kondein zyne zwakheeden, en wel met dat oogmerk, op dat door dien roem, de kracht van Christus De wyze keus des Apostels met het heilig oogmerk daar van.  2cö het Leven van stus in hem wooncn zoude, welk een verband is er russchen het een en ander? Zommige hebben eenige verandering in den grieckschen text geoordeeld te moeten maaken; maar gelyk dit zeer gevaarlyk is, zoo steunt het doorgaands op geen toereikend gezag; de grootste moeyciykheid is daar in gelegen, vrat men door de swakheden des Apostels verstaan moet; zeeker geen zondige swakheden die wel in Paulus waren , en in alle geloovigen zyn , tot dat het lighaam der zonde en des doods wordt afgelegd ; maar deeze geeven nimmer stof tot roem, maar wel tot vernecdering. Het grieksche woord wordt in het Nieuwe Testament van de swakheden van den geest, eo van het lighaam beide gebruikt; onze Apostel gebruikt het hier verscheidene reizen in dit verbmd zyner redeneering in het voorig elfde Hoofd: in het i 30ste vs. In dit Hoofd: in het 5de, nog eens, in het (jde, en in het volgende 10 vs.; cn dat leert ons den zin en de waare beteekenis daarvan opmaaken. Hy verstalt cr door de verdrukkingen cn het lyden, dat hem naar lighaam en geest overkwam ; zoo als hem, dit zyne swakheden ontdekte, zyn onvermogen zien deed, om het attekeeren en te doen ophouden; en naar zitl en naar lighaam ontbrak hem daartoe kracht.  Paulus den Apostel. 107 kracht. Maar daar het verdrukking en lyden was, dat hem overkwam, onder het hoog bestuur van God, cn in den loop zyner Apostolische bediening om Christus wil, die hem geroepen had, als zyn Apostel ^ en van wiens krachtdaadige ondersteuning en lievdcryken bystand, hy nu, door dat Godiyk antwoord : mijne genade is u genoeg, mijn kracht wordt in swakheid volbragt, verzeckert was, wilde hy het voortaan niet alleen geduldig en onderworpen draagen, maar ook daarin zyn eer en roem stellen. * En * Hoe duister deeze woorden aan veele nitleg. geren zyn voorgekoomen, kan men uit hunne verscheidene , en zeer verschillende verklaaringen, onder anderen ook by den Hoogl. Heumann zien. Het duidelykst, zoo het my toeschynt, is de verklaaring van den beroemden Mosheim voorgesteld, die het roemen in de verdrukkingen verklaart, door dezelve geduldig te verdraagen, oordeelende dat het griecksche woord x.a,vx,ot,3-a 1 zyne eigene beteekenis niet kan behouden, maar in een oneigentlyken zin gebezigd wordt, en de uitwerking in plaats van de oorzaak gesteld is; naar zyne gewoonte heeft hy dit beknopt en duidelyk voorgedraagen en beredeneerd. In de te vooren aangehaalde nieuwe Hoogduitsche overzetting van den Heer Stoltz, leest men. Ich wül mich alfo am lifbsten meiner Leiden rühmen, damit die Krcttï Christus sich an mir ver hert liche, und es sey mein Stolz, daj's ich so viele Leiden, so viele Beschim. pfungen, so vie.'e Drangfale, Verfolgungtn und Bedngstigungen urn Christus willen erfahre. Zoo ver-  2e'8 het Leven van En waarom dit alles, wat beoogde by daarmede, waarom wilde hy hierin zynen roem stellen ? Hierom gelievde! op dat de kracht van Christus in hem woonen zoude. Hoe meer hy onder allerlei lyden , van zyn eigene swakheden verzeekerd Was, hoe meer hy bewust was, van zyn eigen onvermogen, des te meer zoude hy 'de vervuiling va'n die Goddelyke belofte ervaaren, mime genade is u genoeg, myne kracht wordt in swakheid volbragtl Want zag hy zyne swakheden, zyn onvermogen in allerlei lyden, dat hem in den loop zyner bediening werd aangedaan ; het zy dan door dc vyanden van de Goddelyke Euangelie leer in't gemeen, zy, door den engel des Satans rn 't byzonder, hy ondervond er te gelyk mede, dar Gods kracht in zyne swakheid volbragt werd; en hoe onbekwaam hy dan ook was, om tegenstand te bieden, hoe onmagtig in zich zeiven , hoe; meer hy dit be- zefte verklaarde het ook het Engelsch Godgeleerd Genoodschap oordeelendej dat de Apostel zyne wederwaardigheden en verdrukkingen stelt tc-g'en. over de ydele beroemhigen der valsche Apostelen. Edoch, zoo wel de betekenis des Griekschen woords, als het verband waarin het hier tot viermaal toe vcorkoomt, beeft ons grond en aanleiding gegeven , tot de naadere bepaaling, die wy in onze verklaaring hebben opgegeeven ,en ons uoOdzaakelyk en van belang voorkoomr^  Pao lüs den Apostel. 209. zefte, zoo veel te meer zoude hy kracht van Christus, begeeren, en naar zyne toezegging ontfangen, van Christus, dien Heer, dien hy naar het 8ste vs, driemaal gebeden had, en die naar het 9de hem geantwoord; en toegezegd had, myne genade is u genoeg, myne kracht wordtin swakheid'volbragt; en daarom zoude hy nu daarin roemen, dat hy, schoon hy zoo swak was, dat in hem geen kracht was, tegen allen, of eenigen zyner vyanden, hy echter naar maate zyn onvermogen groot was, hy naar die maate ook den bystand en de kracht van Christus, dat is, zynen krachtigen bystand in alle verdrukkingen, in allen tegenstand ontfangen zoude, naar de goddelyke belofte hem in het ant. woord op zyn gebed, gegeeven; zoo zouds hy des in het vervolg van zyne eigene swakheid bewust, meer afhangelyk, meer vertrouwend op God leeven; maar ook des te meer dekraeht van Christus, die in zyne swakheid zoude verhesrlykt worden, in alle verdrukkingen tot roem van Gods genade ondervinden, en daar door zich beroemen : het zou met, hem gaan gelyk men van ïsrael leest Exod. 1, 12. dat hoe 't meer verdrukt werd, hoe 't meer vermeerderde, hoe meer hy ver* drukt werd, hoe -meer zyne swakheid bleek:' IIL D, I. St, ,q ■■  Hoe de Apostel een welbehaa. gen had in swakheden. 210 het Leven van zoo veel te meer zou de kracht van Christus in hem woonen. Er zyn Taalkundige, die hier den griekschen text overzetten: op dat de kracht van Christus, op, of over my woone, er zyn er die het overgezet hebben, op dat de kracht van Christus, ah eene hutte over my zy; oordeelende zommige, dat de Apostel gezinspeeld hebbe op de wolk en vuur. colom, die in de woestyn op en boven den Tabernakel was *, dat Paulus ook alzoo zich voortaan onder die Goddelyke bedekking en krachtdaadige leiding veilig rekende. Hoe dit ook zy, de kracht van C h r i s t u s, die op, of in hem woonen zoude, die zou bestendig by hem zyn, en by hem blyven, hem sterken in al zyn lyden, onder alle zyne swakheeden, zoo lange hy in het werk van zynen Heer verkeeren zoude, zou die algenoegZaame kracht hem nooit begeeverj hem nimmer verlaaten. En 'dit is de rede dat hy in het iode vers schreef; Daarom heb ik een welbehaagen in swakheden, in smaadheden, in nooden, in ver- * Zie de vertaalingen van Bengel en Lange, Ook by den Heeré Heumann voorkoomende, en de- ontleedende verklaaring van den Hoogleeraar H. S. van Alpen, over deu tweden Brief aan de Corint, pag. 519 en 520.  Paulus den Apostel. au vervolgingen , in benaauwdhecien, om Ch r istus ml, want als ik swah ben , dan ben ik magtig. De Apostel beschryft hier ter nadere verklaaring van het reeds gezegde, de gesteldheid van zyn hart, zyn gemoedsbestaan onder de. tegenheden en rampen, die hem in den dienst van den Heere Jesus, als zyn Apostel overkwamen , en hy geeft er de rede van, waarom zyn hart dus gesteld was. Hy verklaart oprecht voor God en men. schen, dat hy een welbehaagcn had in swakheden. Of men hier het gricksch woord, door vergenoegd, wel te vrede, of goedsmoeds overzet, of met andere, ik heb vermaak in swakheden, * het koomt met onze naauwkeurige nederduitsche Vertaaling, van den griekschen text, hoofdzaaklyk overeen; de Kruisgezant, wil er door te kennen te geeven, dat thands dc keus van zyn hart was , in plaats van, van God te bcgeercn, dat hy dien scherpen doorn in het. vleesch en al het lyden en dc verdrukkingen van hem zoude wegneemen, daar hy in zich zeiven geen kracht had, en onbekwaam was, O a naar * De eerste vertaaling is die van den Engelschen Bybel, de tweede van Heumann en Bengel, de derde die van Lutherus, de vierde die van Bez* cn Pasor, zie Heumann 1, e.  En in smaadheden. En in neoden» 212' het Leven van naar ziel, en lighaam om die aftewenden, ofte wederstaan , integendeel dat nu de keus van zyn hart was, al dien smaad en smart die hem in zyne bediening overkwam, hoe swak hy ook in zich zeiven was, naar den wille Gods gewillig te draagen. Doch by dit voorstel in 't algemeen, laat het de Apostel niet, hy geeft naader op, in 't byzonder, onderscheiden zoorten van verdrukking en lyden5, waar over hy zoo dacht voor zich zeiven, en op deeze wyze daar in een welgevallen had. Het eerste noemt hy smaadheeden', beledingcn zyn perzoon en dienstwerk aangedaan, door hem verachtelyk te bespotten of smaade* Jykj te lasteren, en deeze grievende behandelingen, zoo treffend voor de onschuld, byzonder van een dienaar van Christus, waaren hem meermaalen overgekoomen, gelyk onder anderen uit i.Theff. 2, 2. en byzonder uitdeeze beide Brieven blykt; byzonder hadden die valsche Apostelen Hymencus en Alexander hem aanhoudend gelasterd, naar a. Tim. i, 20. Hier op laat hy volgen, nooden, zoo dajt hy in kommer en armoede, en gelyk hy zelf het optelt in het 27. vs. van het voorig Hoofd. in honger en (torst, in yastm, koude m naakt>  Paülüs den AïOstei, 213' heid, den tyd zyn Apostolische Bediening mee* nigmaal had doorgebragt. En wel gelyk hy er byvoegd, in vervolgingen, hem zoo dikwerf overgekoomen en in zoo veele plaatschen; hy was naar het 26 vs. des voorigen Hoofd, vervolgd door Moordtnaaren, door zyn eigen geslacht, door de heidenen, door de valsche broederen , waar van de Handelingen der Apostelen, en de Brieven van onzen Kruisgezant zoo veele bewyzen opleeveren» Eindelyk , spreekt de Kruisgezant van beTiaauwdheden voor al in, en onder dreigende en drukkende gevaaren, waar in de Apostel zoo meenigmaal gehragt is, zoo. dat by hem dikwerf plaats had, het geen hy van zynen toestand inMacedonien schreef, 2 Cor. 7, 5. wy waren in alles verdrukt, van buiten was stryd* van binnen vrees. Maar vooral moeten wy hier denken, aan benaauwdheden, in doodsgevaaren, waarin Paulus geduurig geweest was, gelyk hy uitdruklyk zegt in het 23 vs. van het voorig Hoofd, en in het 25 en 26 vs, naader Opgeeft. De beroemde Hoogleeraar Mosheiiri zet het grieksche woord, hier door benaauwd{ heden vertolkt, door doods gevaar en, doodsnood den over, cn denkt dat hier eene sierlyke opklimming in de reden des Apostels plaats heeft»' van En in vervolgingen. En in 6e- nmwdhedent m  214 het Leven van van minder zoort van lyden, minachting en bespotting, tot den hoogsten doodsnood toe. Intusschen, denkt misschien meer dan een, hoe kon de Apostel, daar de mensch een natuurlyken afkeer heeft van lyden, smaadheden, nooden, vervolgingen en benaauwdheden, hoe kon dan de Apostel naar waarheid schryven» dat hy er een welbehaagen in had ? Gelievde, er was in al dat lyden iets, dat even gelyk het hout, dat Moses in de bittere wateren van Mara op Gods bevel geworpen heeft, en dezelve zoet maakte, naar Exod. 15, vs 23 en 35; het waren, gelyk Paulus ons leert, smaadheden, nooden, vervolgingen , en benaauwd heden, om Christus wil. Om Christus wil, en dit gaf eene geheel andere hoedaanigheid aan al dit lyden j myn Kruisgezant kende de troostleer der vervolgden om Christus wil, die wy leezen Matr. 5, vs. 11 en 12. Zalig zift gy ah u de menschen smaaden en vervolgen , en liegende alle kwaad tegen u spreeken, om mijnent wil, verblijdt en verheugdt u, want uw loon is groot in de' hemelen. En om nu niet te spreeken van de vrucht van al dat lyden, de bevoordering zyner heiligmaaking, en van zyne gegronde verwagting op des te grooter heerlykheid in den hemel, zoo waren alle die wederwaar  Paulus den Apostel. 215 waardigheden, die hem om Christus wil en naar zyn hoog en wys bestuur overkwamen, bevestigende bewyzen van zyn Apostelschap, van zyne Godlyke zending, waarvan de Heere Jesus hem op den Weg van Damascus reeds getoond had, naar Hand. 9, 16. hoe veel hij lijden moest om zijnes Naams wille, en daarom konde hy ook daar in roe. men. Maar er is buiten dit alles, nog eene an. dere rede, waprom hy in dit alles, hoe smartelyk anders, een welbehaagen had, en dit geeft de Apostel op, in de laatste woorden van mynen Text, want (zegt hy^ als ik swak ben, dan ben ik magtig, Als ik swak ben, niet alleen door, maar ook onder, en in het lyden, de Kruisgezant bedoelt niet alleen alle de reeds gemelde verdrukkingen, die hy ondergaan had, en nog onderging, maar ook zyn onvermogen daaronder, naar lighaam en geest, Igelyk wy reeds breeder hebben voorgedraagen, in dien op zich zeiven, kommerlyken, doch voor den Apostel om Christus wil weibehaaglijken toestand* was hy, hoe swak ook, tc gelyk magtig, of zoo het grieksche woor d, meest al vertaald wordt, sterk, en waarin bestont die sterkte, die magt van Paulus, by zyn lyden en zyn eigen De byzon. dere rede van zynen roem in dit alles.  iiö het Leven van jeigeo onvermoogcn daaronder? Dit is klaaf Uit het 9de vs,; in de kracht van Christus, die in zyne swakheid volbragt werd, die dan ui hem woonde; en wilt gy den Apostel als zoodanig leeren kennen, lees het geen hy in deezen Brief, in het eerste Hoofd, het 8» 9de en ïo vs. in het vierde Hoofd, in het 7* S- en1 9de vs., en in het zesde Hoofd, van het 4de tot het 11 de vs. geschreven heeft» besluitende het 10de vs. dus, als droevig zynde, doch altijd blyde, als arme, doch veele rykmaakendo, als niets hebbende, en nog. thands alles bezittende; en vestig dan uwe denkbeelden, op alle de lotgevallen van den 'Apostel, en zyne grootheid van geest onder dezelve, in, en door Christus, waar door hy roemen kon in de verdrukkingen, naar Rom 5, 3, en zelfs in den kerker. te Philippi, schoon met veele slaagen gegeeszeld, en in den stok gesloten, in het midden van den nacht Gode lofzangen zingen kon; en daarom had hy, boe swak, hoe krachtloos in zich zeiven, een welbehaagen in alle die verdrukkingen om Christus wil, want als hy swak was, dan was hy magtig, dan was Gods genade hem genoeg, dan woonde de kracht van Christus in hem, jaa, dan werd *y ia zyne swakheid yolbragt, en daarin kon  Paulus den* Apostel, aij' kon en moge hy, door Gods genade, roe" tnen, In de daad, een beteren roem, dan die dei? valsche Apostelen, als hy roemen moest, dar» zoude hy niet gelyk zy-roemen, hy roemde in zyne swakheden, niet op de üitneemende openbaaringen hem gegeeven; hy wilde naar het 6de vs. dat niemand van hem zonde denken boven 't geen hy van hem zag, en uit hem hoorde. Neen, hy belydt, dat God om zyne byliggende verdorvenheid, om zyne zelfsverbc-ffing te beteugelen, hem een scherpe doorn gaf in het vleesch; en zelfs, schoon hy om de verlossing daarvan, driemaal gebeden had, dieniet had weggenomen, maar zyne genade bad toegezegd, waarin hy alleen roemde, en daarom een welbehagen had in de verdrukkingen, in het lyden, dat hy om Christus wil onderging, om dat dan de kracht van Christus in hem woonde. Zoo heeft Paulus den laster der valsche Aposteln weerlegd, en aan de Corinthiers getoond, dat het Euangelie van Jesus Christus, dat hy hem, als een van hem geroepen Apostel gepredikt had, een getrouw woord was, en der aanneeming waardig* En dit \yas het gewigtig oogmerk van den  Toepassing. Leet ingen hier uit afgeleid. ix% het Leven vajt * den Kruisgezant, ook in deezen Brief, en in myne verklaarde Text woorden *. Ziet daar, Gelievde! de üitneemende voordelingen, beide in wysheid en in heiligheid, Welke hier zoo klaar en heerlyk in den uitmuntenden Apostel doorstraalen, u voorgesteld, in dit gewigtig gedeelte van deezen, voor Christus kerk zoo belangryken Brief; laaten wy uit de verklaarde woorden, voor ons deeze heilzame leeringen afleiden, en dezelve met toepassing op ons eigen hart, in de vreese Gods, wat naader overdenken. Bepaalen wy ons thands tot deeze vier. Waarvan de eerste deeze is, "Een der "gevaarlykste ondeugden in het menschelyk "hart, is hoogmoed, daartegen moet elk en "in't byzonder een Christen waaken en bidden." Ten tweede: "Tegen smaad en laster, "vooral van menschen, die eene gedaante van "Godzaligheid vertoonen, is een Christen wel " verplicht zich te verdeedigen; maar by God, «tulp en verlossing, ook van dit treffend kwaad, "te * Hoe ook, dit gedeelte van deezen briefden ydelen roem der valsche Apostelen, en den smaadelyken laster door hun, Paulus aangedaan wederlegt, vindt men uitvoerig en krachtig betoogd, in het reeds aangehaalde werk van den Hooeleeraar van Alphen, pag. 524: en 525.  Paulus den Apostel. 219 "te zoeken, is voor hem de heiligste en veiligste weg." Ten derde: "Het Godlyk antwoord, dat "Paulus op zyn bidden ontfangen heeft, nvy"ne genade zy u genoeg, myne kracht wordt "in swakheid volbragt, is voor elk Christen "eene plechtige verzeekering, dat God hem op "zyne reis naa het hemelsch vaderland, niet "hegeeven, niet verlaaten zal." Ten vierde: "Verdrukkingen en rampen, "hoe die ook zyn, zyn voor een Christen, hoe "smartelyk ook, en noodzaakelyk en nuttig, "en, koomen zy hem om Christus wil *'over, dan geeven zy hem, hoe swak hy in «'zich zeiven is, stof tot roem en God verheer"lykende dankzegging.—" Onze eerste leering was deeze; "Een der " gevaarlykste ondeugde 'in het menschelyk "hart , is hoogmoed, daartegen moet elk, "en in 't byzonder een Christen waaken en "bidden. —• '« Dit jammerlyk gebrek, aan het menschelyk hart zoo algemeen eigen, is reeds in 't Paradys, door het hoofd-, der gevallene engelen, door de besmetting der helsche slang daaringekoomen; naar maate onze vermoogens toeneemen ontwikkelt het zich, en het sterft niet, het houdt niet geheel in ons op, dan wan» Eerste Leering.  22© bet Leven 'va8 Waaneer iry sterven, wanneer dit lighaam der zonde en des doods geheel wordt afgelegd; de hoogmoed is uit de onkunde gebooren, en wordt door het zeedelyk bederf, dat in ons is, gekoestert, zy blyft, in den mensch altyd heerschappy voeren, zoo lang in hem plaats heeft, dat hy verduisterd is in het verstand, en het is alleen eene hoogere verligting, die deeze ondeugd, dit jammelyke gebrek, den Christen, als hoogst nadeelig kennen leert, en hem met onzen Apostel leert erkennen, ook eertijds waren wy , onwijs, ongehoorzaam dwaalende. De hoogmoed verblind den mensch dermaate, dat hy zyne eigene swakheden niet bczeft,' zy boezemt hem veel te groote denkbelden, van zyne kracht en van zyne kundigheden in, en doet hem doorgaands over zich zei ven, en anderen verkeerd oordeelen, en daar door verkeerd werkzaam zyn; zy is eene ryke, doch vergiftige bron van zeer veele en zeer snoode daaden j in dien wy de booste en godlooste Zonden, de gruwelyksfe handelingen der slechtste menschen, die in de geschiedenissen der weereld zyn aangeteekend, indien Wy de grootste overtredingen, der beste men. Schen zelfs, naagaan, wy zullen zien, dat deeze .ondeugd, daarvan eene oorzaak of onafscheidbare eigenschap was. Hoe  Paulus den Apostel 221 Hoe noodzaakelyk is het derhalven, dat élk, dat byzonder een Christen, daartegen leere waaken en bidden, te meer, daar zyn eigea hart en de Satan door hetzelve, hem tot dec^ ze zonde, 'die hem zoo zeer onteert en benadeelt, geduurig zoekt te verleiden. En byzonder is dit waaken en bidden, noodig voor zulke Christenen, die van God, boven anderen met bewyzen zyner onderscheidenden gunst en weldaadigheid begunstigd zyn: deeze moeten te allertyd onder de levendigste indrukken van deeze heilzaams vermaaning van den Heere Jesus leeven, waakt en bidt, op dat gy niet in verzoekingen valt: deeze moeten altyd aan Faulus denken, dat God hem een scherpen doorn in het vleesch gaf en houden liet, hoe ernstig hy ook God om verlossing daarvan gebeden heeft, op dat hy zich niet zoude verheffen. Niemand denke dan, dat kwaad zal tot my niet genaaken, die hier staat, ziet toe dat hy niet eavalle; neen, elk die den nedrigen Jesus wil navolgen, leere hier, daartegen waaken en bidden, "op dat ook hem van God, geen scherpe doorn in het vleesch, gegeeven worde, om zelfsverhèffing en hoogmoed in zyn hart te bedwingen. "De Tweede Leering'uit onze textwoor"den afgeleid, was deeze Tegen «naad en laster, "vooral Tweede Leerings  222 het Leven van " vooral van menschen die eene gedaante van "Godzaligheid vertoonen, is een Christen wel ' verplicht, zich te verdeedigen, maar by God "hulpen verlossing, ook van dat treffend kwaad iè zoeken, is voor hem de heiligste en vei"ligste weg." Daar zyn weinig menschen, en voor al wcmg Christenen, of zy ondervinden in deeze weereld, dat zy ceven als onze Apostel, naar 2 Cor. 6, g. door eere en oneere, door kwaad geruchte en goed geruchte wandelen moeten, en smaad en laster is in dit leven veelal, een der scherpe doornen, die den Christen treffen, vooral; zoo hy boven anderen, in eenen byzonderen stand gesteld, of met uitmuntende genadegaven van God begunstigd is; hoe veel heeft hy in zulk eenen weg noodig, om het heilig voorbeeld van den Heere Jesus, dat hy zich altyd moet voorstellen, natevolgcn. Zal hy dat navolgen, dan moet by nooit geen kwaad met kwaad, geen schelden met schelden beantwoorden, maar toonen, dat hy weet, dat hy tot zegenen geroepen is. Ik beken, het vait zeer bitter, onschuldig, smaad en laster te ondergaan, vooral van zulke men. cschen, die eene, gedaante van Godzaligheid vertoonen , en de kracht daarvan verlochend hebben j maar Gelievde! vindt gy, dat gy voor God  Paulus den Apostel. 223 God verklaaren kunt, dat gy onschuldig zyt, dat gy zonder er rede toegegeeven te hebben gehoond, gesmaad en gelasterd w.ordr. Deukt dan aan de bemoedigende taal, van uwen, bo- , ven hoon en laster nu verheerlykten Meester, die gy leest, Joan. 15, 18. Indien u de weer eid haat, zoo weet dat zij my eer dan u gehaat heeft, indien gy van de weer eid waart, zoo zou de weereld het haare lief hebben, doch om dat.gy van de weereld niet zijl, maar ik u van de weereld heb uitverkooren., daarom haat u de weereld, gedenkt der woordi dat ik u gezegd hebbe, een dienstknecht is niet meerder dan zyn Heere. hidien %y my vervolgd hebben, zy zullen ook u vervolgen. Daar dit u tot troost zy, moet gy intusschen zoo wel als Paulus, u tegen den hoon en laster verdeedigen; doe zulks doch ook mee die bescheidenheit, die een Christen,- van de lieden deezer weereld onderscheiden mort, o,p dat de eer en Naam van Christus om uwent wil niet gelasterd worde J dan de heiligste en veiligste weg in deezen-is, ook. hierin onzen Apostel natevolgei?, in biddende hulp en verlossing van dat treffend kwaad by God te zoeken. Hy, Hy alleen kan dat paal en, perk zetten, Hy kan dat doen ophouden, Hy kan  Derde Leering. 224 het Leven van kan dc vloekende Simeis en lasterende Rabzakees beteugelen, en te zyner tyd straffen; be. haagd het intusschen God, dat zulke scherpe doornen voor u blyven, dat gy daaronder gebukt gaat, en geen verlossing ziet Denkt dan toch, en dit was onze derde Leering. "Het Godlyk antwoord, dat Paulus "op zyn bidden ontfangen heeft, mijne genaude is u genoeg, mijne kracht wordt in swak«heid votbragt, is voor elk Christen eene "plechtige verzeekering, dat God hem op zyne "reis na het hemelsche vaderland, niet begee*cven, niet verlaatcn zal. Bemoedigende waarheid, die ontwyffeibaar zeker is, voor elk Christen! Het Godlyk antwoord toch behelsde in zich, niet slechts eene' belofte voor Paulus alleen, maar eene openbaaring van Gods gewoone handehvyze omtrent allen, die hem lief hebben en dienen ' mijne kracht wordtin swakheid volbragt, en' daarom is zyne genade ook voor hun allen genoeg! Troostvolle leer myn Christen! ook dan, wanneer gy niet van God ontfangt, htt geen gybad, uw weg toch is door Gód, van eeuwig, beid bepaald, en gy moet denzei ven bewandelen, niet zoo gy wilt, waar zoo als God 9 op denzelvea leidcuwii, door bezaaiden, en onbe.  Paulus den Apostel. 225 onbezaiden lande; ik beken het, daar kunnen tyden koomcn, dat U uw vertrouwen op den Heere ontzinkt, en dat gy ziende op de magt, op de loosheid en boosheid uwer vyanden, met David zoude uitroepen, ik zal nog eener der dagen door Sauls Hand omkoomen: maar is Gods genade ook voor U niet genoeg? God heeft ook door het antwoord aan Paulus ge= geeven U verzekert, myne kracht wordt in swakheid volbragt! Die eigen David die in de wegen van smaad en smart zoo zeer geoeffend werd, en naderhand dankend uitriep, naar Ps. 18, vs. 33. het is God die my met kracht omgordt; roept u toe, gelyk wy in den 27. Ps. het 14de vs. leezen: wacht op den Heere en zyt sterk, en Hy zal uwe harten versterken, jaa wacht op den Heere! Of wordt gy daar door moedeloos, daé hier uwe rampen zoo aanhoudend, zoo drukkend zyn, twyffeld gy hierom aan Gods lievde en trouw, en aan uwe betrekking op den 'Heere, leert dan, en dit is onze vierde en en thands onze laatste leering. u Verdrukkins aanmerkingen gem.iakr, in zyne Observat. Sacrce Fase.  Paulus den Apostel. 355. gn het leven van 7.yn ziel; en, o;n de zinnebeeldige taal van Christus zeiven', joan. 25, vs. 4. te gebruiken, gelijk een ranke geen vrucht kan draagen van haar zeiven, zoo zij niet in den wijnstok blijft, zoo kon Paulus niet leeven , noch vruchten draagen, >.ou Christus niet in hem leevde; Chris t ü s was de oorzaak van zyn leven, door wedergeboorte, door rechtvaardigmaaking, cn door heilïgmaaking; door zyne Goddelyke kracht, was hy wedergebooren, uit het geloof, dat een gaave Gods is, dat Christus hem geschonken had; hy was door Hem gerechtvaardigd, en door den verworven Geest van Cimt s- Fasc. II. Obs. IX. ten bewyze dat Christus ook moreel of zedelyk in ons leeven moït, Ineen Naschrift heeft de Heer Michaelis alleen hierop geantwoord, dat hy dit niet oatkende, doch niet geloofde, dat Paulus, die hier de verplichting tot de Levitische wet wilde betwisten, daar van kan gesproken hebben, lntusschen koomt het ons onüegrypelvk voor, dat een Rian, zoo geleerd en schrander, als de beroemde Michaelis, hier zoo konscbry. ven, daar de voig\- de dag het tegendeel leeren, die Paulus ter verkfaaring van deeze laat volgen: op dat: wy zouden weeten boe hy leevde, en Christus in hem leevde, schreef hy: en het geen ik au 111 het vleesch leeve, dat leeve ik door het geloof des Zoons Gods, die my heeft lief gehad en zich zeiven voor my heeft overgegeeven; trouwens het was door dit leven des gelools, dat in Paulus niet vater Moses, maar Christus leevde.  252 Het Leven van Christus werd Paulus geheiligd, en nam toe, in het geestelyk leven. Ook kan men zeggen, dat Christus in hem leevde, daar de gekruiste Christus, in de uitbreiding van zyn Godsryk, en het leven tot zyn eer, in nieuwigheid des levens, het leven van zyn leven was; eertyds leevde Moses ia Paulus, nu leevde Christus in hem, en indien zin schreef hy, het leven is Christus, en het sterven is my gewin. Jaa, hy kon in waarheid zeggen, Christus leevt in my, daar in hem vervuld was, het geen Christus zelf gezegd heeft, J0aB. 14, vs. 23. zoo iemand my lief heeft, die zal myn woord bewaaren, en myn Vader zal hem lief hebben, en wy zullen tot hem hoornen, en wooning by hem maaken: hy was nu eene woonstede Gods in den Geest, naar Ephes. 2, vs. 22» Christus woonde nu naar Ephes. 3, vs. 17. door het geloof in zyn hart. En dat hy waarlyk dit bedoelt, blvkt uit het derde Stuk, onzer verklaaring, waarin hy gewag maakt van het middel, waardoor hy leevde, zeggende: En het geen ik nu in het vleesch leeve, dat leeve ik door het geloof des Zoons Gods. De'  Paulus den Apostel. 25;-. De Apostel wilde dat de Galatiers duide- • lyk begrypen zouden, op welke wyze hy nu ' leevde; ter opheldering daarvan had hy gezegd, dat Christus in hem leevde; doch dit wil ' hy naader verklaaren, op dat zy er geene verkeerde denkbeelden van zouden vormen; hy leert hen de bron kennen , waaruit dit Geestelyk leven in hem voortvloeide, de oorzaak, van waar het voortkwam, dit teekent hy in deeze woorden, en, het geen ik nu in het vleesch leeve, dat leeve ik door het geloof des Zoons Gods, die mij heeft lief gehad, en zich zeiven voor my heeft overgegeeven. De Apostel erkende dat hy nog in het vleesch leevde; hoe moeten wy deeze woorden verstaan? Ter opheldering daar van moet ik u doen opmerken, dat er een hemelsbreed onderscheid is, tusschen het leven in het vleesch, en, het leven naar den vleesche; het leven in het vleesch, is te leeven, in een lighaam der zonde en des doods, dat een Christen met alle menschen gemeen heelt; maar een leeven naar den vleesche, is der zonde en zich zeiven, en niet Christus te leeven; van dit laatste leven zegt Paulus Rom. 8, vs. 13. indien gy naar den vleesche leevt, zoo zult gy sterven, maar indien gy door den Geest de werkingen des lighaams doodt, zoo zult gij leeven, Hoe de dpostel jog in he vleesch 'eevde.  2 5 4 HET LeVEx van keven, dat leven naar den vleessche, noemt hy Ephes. 2 , vs. 3; te verkeeren in de begeerlijkheden onzes vlees ches, dienende den wil des vltessches en der gedachten, als kinderen des toorns van natuur e. Doch het eerst genoem. de leven, het leven in het vleesch, is aan allen geloovigen eigen, schoon zy met Christus gekruist zyn*, en der zonde gestorven; het vleesch is dus hier niet, dc inwconende verdorvenheid, die in den natuurlyken mensch woont eh heerschappy voert; aan dat vleesch was Paulus gestorven, of liever, dat stierf nog dagelyks in hem, daar door leevde hy niet ineer; want gelyk hy zich uitdrukt Rom. §, vs. 4. hij wandelde niet naar den vleessche, maar naar den Getste; maar het vleesch waar in Paulus noch leevde, is het lighaam der zonde en des doods, zoo verklaart hy zelf het Phih 1. want, daar gezegd hebbende in het si. vs. het leven is mij Christus, en het sterven is my gewin, zoo laat hy er terstond op volgen in liet 22, vs. maar, of te leeven in het vleesch, my oorbaarlijk is, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet, en zegt hy in het 24. vs., maar in het vleesch te blyven, is uoodiger om üwent wille. Dat vleesch noemt de Apostel a Cor. 4, vs. 11. ons sterjfeluk vleesch, het aardsche huis onzes tabernakels, dat  Paulus d en Apostel. 255 dat gebroken zal worden: het lighaam, dat dood is om der zonde wille, Rom. 8, vs. 10. zoo lang hy nu in dat lighaam, dood om der zonde wil, in dat aardsche huis dtezeS tabernakels, in dat sterfFelyk vleesch leevde, leevde hy echter der zonde niet meer, hy leevde niet meer naai' den vleesche, want hij had een vermaak in de wet Gods naar den in* wendigen mensche, naar Rom. 7, vs. 22. Maar hoe leevde hy dan ? Hy zelf zegtf 1 dit in deeze woorden: En het geen ik nu 1 in het vleesch leeve, dat leeve ik door het, gelo,of des Zoons Gods; of gelyk de be- ( roemde Beza het vertaald, vitam quant nunc vivo, het leven dat ik nu lieve, dat was een leven door het geloof, gelyk Paulus het leven in de zonde, met den naam .van dood, bestempelt, en menschen, die zoö leeven, beschryft , als dood door de misdaaden en zonden; terwyl hy het onderbrengen van de kracht der zonden, een dooden van de leden die op aarde, zyn, een sterven aan de zonde noemt; zoo noemt hy ook de verlossing van de heerschappy voerende kracht der zonde, leeven: en schoon het nog een leven in het vleesch was, waar van dc Apostel met een bewogen hart erkende, Rom, 7, vs, i 8. want ik weet dat in my, dat is in myn vleesch 1y leevde oor het e aof des ïoons iods.  2$6 het Leven van vleesch geen goed en woont, zoo leevde hy echter, wel in het vleesch; maar niet naar den vleessclie, maar door den Geest, de werkingen des vleessches doodende; hy leevde ook niet meer, gelyk te vooren, zyne gerechtigheid voor God zoekende; uit de werken der wet, maar gelyk hy hier uitdrukkelyk zegt, dat hy nu in het vleesch leevde, dat leevde hy door het geloof des Zoons Gods. Hy leevde door het geloof des Zoons Gods. Een natuurlyk leven, had Paulus met alle zyne tydgenooten; een natuurlyk mensch leevde, zoo wel als Paulus, in een lighaam der zonde en des doods, maar in, en met zulk een lighaam, leevde Paulus, geheel anders, als alle natuurlyke menschen, die den Geest, dat is, den heiligen Geest niet ontfangen hadden, en daar door wedergebooren waren. Zeer wel heeft een uitmuntend uitlegger hier over aangeteekent * dat het een bekende stelregel in de redenkunde is, Duo cum facmnt idem, non est idem, wanneer twee het zeivc verrichten, is het toch niet het zelfde; dit •zag men in Kain en Abel, in den Phariseer en den Tollenaar; de twee eerste offerden beide, _ * Abraham Josua Brahonier, laatst Euangelie. dienaar te Uitrecht, in zyne uitgelezene Predica. ten, door den Hoogleraar ElsnerLs 1750 uirgegeeven, in eene aantekening, onder bladzyde 349.  Paulus ben Apostel, 257 beide, de twee laatste baden beide; maar welk een hemelbreed onderscheid was er tusschen dat orleren van Kain en Abel, en tusschen dat biddtii van den phariseer en den Tollenaar ; maar ook zulk een hemelsbreed onderscheid was er tusschen het leven van Paulus, in het vleesch na zyne bekeèrihg, cn tusschen het leven van hun, die naar den vleesche leeven i en dit blyfr uit dc wys waar op hy leevde, hy zegt zelf, hij leevde nu door het geloof des Zoons Gods. Boor het geloof des Zoons- Gods. Het heerlyk voorwerp zynes geloofs, in en door • welken Paulus leevde, noemt hy, den Zoon 1 van God; zoo noemt de Kruisgezant, den ' zeiven heerlyken en luisterryken Perzoon', \ dien hy in mynen text tot tweemaal toe, Christus, genoemd had, en dien hy nu door den Heiligen Geest, die hem in zyn Schryvcn bestuurde, den Zoon van God noemt: waarom geschiedde dit? Hierom Gelievde 1 Om dat het oprecht geloof geenen anderen grond van vertrouwen heeft, als in Gods Zoon, was .Christus Gods Zoon niet, en dus de waarachtige God en het eeuwig leven , dan kon Hy nimmer de onwankelbaare rotssteen van hun berustend geloof, en van hunne nimmer beschaamende hoop zyn: om IJl D. I St. II dat 'Vaavqm Paulushier ^HRIS- rus uit. Irukkelyki lods Zoon wemt.  258 hetLevjsn van dat Hy Gods Zoon is, zoo heeft Hy het le. ven in zich zeiven, gelyk de Vader dat in zich zeiven heeft, naar Joan. 5, vs. 26; had Hy het leven niet in zich zeiven, dan kon Hy nimmer voor hun, die in Hem gelooven, eene oorzaak der eeuwige zaligheid wordenmaar nu dit zelve leven in den Zoon is, worden zy, in de kracht van God, door het geloof bewaard tot de zaligheid ; was Christus als Gods Zoon, de voortbrengende en onderhoudende oorzaak van hun leven niet, was Hy, hoe groot, hoe verheven, een schepzei, een eindig wezen; dan had zyn lyden geene oneindige waardigheid gehad, dan zoude hy den Goddelykeu toorn niet hebben kunnen draagen, en anderen daarvan verlossen, dan zouden zy, het eeuwig leven niet hebben, dat Christus naar zyne eigene verklaaring de zynen geeft; en was dat leven nier in Gods Zoon? Was het in hun, in hunne hand en magt, dan zouden zy, gelyk Adam het kunnen verliezen; jaa welke krachtige helden de Engelen ook zyn, in de hand eenes Engels, was dat leven niet veilig, om het voor, cn in de geloovigen te bewaaren, ook deeze hebben hun beginzei niet bewaard ; maar nn het eeuwig , leven in den Zoon van God is, en Hy hun dat geeft, en in hen bewaart; nu  Paulus den Apostel. 259 nu is er geen verdoemenis meer, voor die geenen die in Christus Jesus zyn. Trouwens dat Christus Gods Zoon is, en in die betrekking zegt, ik geeve hun het eeuwig leven; dit is dc hoofdzaak en de gewigtige inhoud van het geheel Euangelie, zonder deeze waarheid verliest het Euangelie zyn kracht en troost, daarom leezen wy Joan. 20, vs., 28. Deeze zijn geschreven op dat gy geloovet, dat Jesus is de Christus, de Zoone Gods, en op dat gy geloovende het leven hebt in zynen Naam. Was Christus Gods Zoon niet, dan was er geen eeuwige Zaligheid verworven; want als de Zoon van God, heeft Hy aan alle zyne verrichtingen, als Borgen Middelaar, en dus aan zyne gehoorzaamheid, en aan zyn lyden, eene oneindige waardigheid bygezet; waarom ook de waardigheid van zyne verdiensten, in het Euangelie van zyne Goddelyke natuur wordt afgeleidt, en Hy in het zelve, als zoodaanig word vorrgesteldt, als het voorwerp des geloofs, en van het vertrouwen zynes volks; daarom leezen wy, dat God zyne gemeente verkregen heeft door zyn eigen bloed: — dat het bloed van Jesus Christus zynen Zoon ons reinigt van alle zonde: — en, dat die in den Zoon gelooft het eeuwig leven R 2 heeft,  Wat hier het geloof zy. 260 het Leven van heeft, naar Hand. ao, vs. 28. Joan. i, vs. 7. en Joan. 3, vs. 36- En hierin ontdekt" zich reeds hier de .grootheid der Goddelyke lievde, die in den hemel met een opgeklaard verstand, eerst regt gekent, en bewonderd zal worden, dat God de weereld zoo lief gehad heeft, dat hy zyn eenig gebooren Zoon gegeeven heeft, dat Hy zyn eigen- Zoon niet gespaard heeft, dat Hy, die Abraham bevolen heeft, Izaak zynen Zoon te spaaren, toen hy gereed was om hem te offeren, dat die zyn eigen Zoon niet gespaard heeft; maar overgegeeven, tot den dood, jaa 'tot den dood des Kruisses, naar Joan. 3, vs, 16. en Rom. 8, vs. 32. En zoo is Hy voor allen, die in Hem gelooven de oorzaak eener eeuwige zaligheid geworden, en zoo verklaarde Paulus dat hy in hem leevde, daarom zegt hy, en het geen ik nu in het vleesch leeve, dat leeve ik door het geloof des Zoons Gods. Door het geloof, zegt de verlichte Kiufsgezant: Het oprecht en zaligmaakend geloof, Waarvan hier gesproken wordt, is, liet aanneemen van het Goddelyk getuigenis, dat God van zynen Zoon getuigd heeft, dat in Hem voor zondaaren, uit genade het eeuwig leven te vinden is , en het daar uit voomloejend in  Paulus ben Apostel. 26 r in richten van zyn gedrag , overeenkoomstig dat Goddeiyk getuigenis; en dat getuigenis behelst in zich, dat Jesus Christus de Zoon van God is, in de weereld gekoomen, op dat een iegelyk die in Hem geloovt, niet verderve, maar het eeuwig leven 'nebbe; dit getuigenis was aan Paulus voor zyne bekeering niet onbekend; maar hy nam het eerst aan, als waarachtig en Goddeiyk, toen Jesus op den weg van Damaséus aan hem verscheen , en hem riep, om als Christen en Apostel, zynen wil te kennen, en te gehoor7aamen; en zinds dien tyd, was dit zyive' geloohbelydenis, zoo als wy leezen in het 16. vs. van dit Hoofd, weelende dat de mensch niet gerechtvaardigd wordt, uit de iverken der wet, maar door het geloove Jesu Christi, Zoo hebben wij ook in Christus Jesus geloofd, op dat ivy zouden gerechtvaardigd worden, uit het geloof, en niet uit de werken der wet. En dit noemd hy het geloof des Zoons Gods, waar door hy niet verstaat, eenc werkzaamheid of hoedaanigheid in Góds Zoon, -Waardoor Hy getrouw was, in 't verwerven cu lilyft, in het geeven en bewaaren van het eeuwig leven, aan en in de zynen, in dien zin neemt hy het wel, Rom. 3, vs, 3. Maar  En koe Paidus door dit geloof leevde. 262 het Leven van Maar hier verstaat hy er door, die werkzaamheid van Gods Zoon in hem, door den Heiligen Geest, waar door hy leevde; het leven des geloofs, tot eer van God, waardoor hy zeggen kon, ik leeve, doch niet meer ik, maar Christus leevt in my. En dat noemt hy, het geloof dei Zoom Gods, om dat Gods Zoon, het voorwerp zynes geloors was, als zoodaanig geloovde en predikte hy Hem, tot zaligheid. Het was het geloof des Zoons Gods, om dat Gods Zoon, dit gt-loof als eene Goddelyke gaaf hem gegeeven had , Petrus noemt het daarom Hand. 3, vs. 16. het geloof dat door Hem is. Hy noemt het, het geloof des Zoons Gods, om dat de Zoon van God, als de eenige oorZaak, van heil en zaligheid voor zondaaren, daar door verheerlykt en luisterryk geopenbaard wordt. En door dit geloof des Zoons Gods, betuigt hier Paulus, dat hy toen leevde. En wel zoo, dat zelfs zyn natuurlyk leven, daar door, van eenen geheelen anderen aart geworden was, ais dat van natuurlyke men. schen, die dit geloof niet kenden; in hun was de bczolding der zonde, de dood, hun leven was door de zonde verbeurd; maar door dit geloof  Paulus den Apostel. 263 geloof ontfangen zy, het recht en de bezitting van het eeuwig leven ; want in Paulus en alle geloovigen, heerschte de dood niet meer,;hnn sterven is geen sterven; zoo als de dood eene straf, eene bezolcling der zonde is; maar een afsterven der zonde, en een doorgang tot het eeuwig leven; in die betrekking schreef onze Apostel, Rom 6, vs. 25. de bezolding der zonde is de doods maar de genade gif te Gods is het eeuwig leven, door Jesus Christus. onze Heere, in dien zin zeide de Zaligmaaker Joan. 3, 16. dat een igelyk die in Hem gelooft niet zal verderven; maar het eeuwig leven hebben. Maar byzonder is dit geloof des Zoons Gods, de middclyke oorzaak van hun geestelyk leven, Paulus zelf geeft ons daar een duidelyk denkbeeld van Rom. 11, vs. 17; daar hy de geloovigen Romeinen teekent als ingeënt, en de vettigheid des olijfbooms deelachtig geworden, in plaats van, dc ongeloovige Jooden, die als doode takken van den zeiven afgebroken waren * dooi- het geloof, zyn zy met * Dikwerf wordt deeze Plaats uit Rom. ii, vï. 17. verkeerd verklaart, d>; olyfboom, waar van Paulus daar spreekt, beteekent Ch ri s tus niet; maar de Joodsehe Kerk, waar van Abraham, Izaak en Jacob de wortelen waren, waar op zy door Gods groei en leevendigmaakende kracht, waren opgewasschen, en groot geworden, Oudtyd*  264 Het Leven van met Christus vereenigd, gelyk de ranken met den wynstok; in dien zin zegt de Zalig, waaker, Joan. 15, vs. 4 en 5. Gelykerwys de rank geen vrucht kan draag en van haar zeL ven, zoo zy niet in den wijnstok blijft, alzoo ook gy niet, zoo gy niet in wy blijft, — die in my blijft en ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder my kunt gy niets doen. Zoo zyn zy door het geloof den Geest deelachtig geworden, en die Geest is een Geest, des levens, naar Rom. g, vs. 2. Jaa maar de Geest wordt ook met naadruk genoemd, Ephes. 1, vs. 13. den Heiligen Geest der belofte. Het leert ons dat hy, die. door dit geloof leevt, (welk geloof een vrucht des Geestes is) dat die ook leevt, op en door de beloften Gods, dat is, dat hy vertrouwt, op alle die Goddelyke toezeggingen, die God iu zyn woordt, aan die geenen, die in Hem gelooven, ged?an heeft, dat Hy die ook voor hem, naar staat en weg, in Christus zal maaken kwam hy reeds onder dit zinnebeeld voor, zie! Jerem. n, vs. 16. waar ook het afbreekenhunner takken wegens der Jooden zonde al bedreigd is, van Christus worden geen takken afgebroken en Paulns spreekt, Kom. n, 24. van een weder inè'nten der Jooden, in haar en eigen Olijfboom: ik bedien my des van deeze plaats alleen, om hier aantetoonen, hoe zy door het geloof, de vettigheid des Olyfbooms, die uit God door Christus leven ea groei ontfangt, deelachtig waren geworden.  Paulus ben Apostel. 265 maaken Jaa en Amen, Gode tot heerlykheid; dit geloovt, dit vertrouwt hy, dit is zyn troost, zyn sterkte, zyne hoop, die nimmer beschaamen zal, om dat de lievde Gods in zyn hart is uitgestort door den heiligen Geest, naar Rom. 5, vs. 5. Eindelyk de Apostel kon zeggen, dat hy nu leevde door het geloof des Zoons Gods. Om dat dit geloof het leven van zyn leven, en de sterkte van zyn hart was : in zyne schoone redenvoering, op den Areopagus Hand. 17, zeide hy Godverheerlykende, in het 28. vs, in Hem leeven wy, en beweegen ons, en zijn wy ; Maar in een Gecstelyken zin, kon hy dit, nu zeggen, met betrekking tot den Zoon van God, als zyn Zaligmaaker, als de Bron van het Geestelyk leven, in hem door het geloof; in Hem, leevde hy, door het geloof in Hem, was Hy werkzaam, endoorbet «eloof in Hem, zoude by blyven leeven, tot dat zyn geloof in aanschouwen zoude afrrewisselt worden; door dit geloof, leevde hy als Christen, en predikte hy als Apostel, daar door kon hy naar waarheid zeggen: Ik vermag alle dingen door Christus die my kracht. geeft; door dit geloof, werd hy gesterkt in de genade, daar door werd zyne kennis vermeerderd, zyne lievde tot God en Christus,  'Aanwijzing van de ryke Bron, waar uit 366 het Leven van CHRrsTus, hoe langer hoe meer vergroot, zyne heiligmaaking nam daar door toe; in gevaaren en verdrukkingen hoopte hy door dit geloof, en roemde in de verdrukkingen, in banden ei gevangenissen, zong hy door dit geloof zelfs in den donkersten kerker, Gode lofzangen; door dit geloof was hy in 't midden der schuimende golven schipbruik lydende, nog goedmoeds, en by het naaderen van zynen bloedigen dood hefte hy, door dit geloof, deezen juichtoon aan: R heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden, voorts is my weg. gelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke de Heere- der rechtvaardige Rechter my indien dag geeven zal, naar 2. Tim. 4, Vs. 7 en J. St, S zal  274 wet Leven van %al iemand voor een rechtvaardigen sterven, want voor een goeden zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven; maar God bevestigd Zijne zelfs lievde tegen ons, (gelyk er letterlyk in het grieks staat) zyne zelfslievde tegen ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wy nog zondaars waren. Het is, gelyk Paulus schreef, Ephes. 5, vs. 2. Christus heeft ons lief gehad, en zich zeiven voor on* overgegeeven, tot een offerhande, en slacht' offer Gode tot een welriekenden reuk. En die ©nbegryplyk groote lievde weldaad, eigende zich de Apostel toe, door het geloof des Zoons Gods, Waar door hy toen leevde, en een opgeklaard inzien had , in de grootheid dier Goddelyke lievde, en eeuwig ge. denkwaardige overgifte des Zoons Gods voor hemj het is niet minder, dan een Godlyk Wonder, dat wy vijanden zyn de, met, God verzoend zyn, door den dood zijnes Zoons. Maar dat Paulus dit zeggen kon, die de gemeente Gods, die Gods Zoon vervolgd had, dat Gods Zoon hm lief gehad, en zich zeiven voor hem; had overgegeeven, dit beschouwende, dit bezeffende, gelyk hy zich uitdrukt, my den voornaamsten der zondaaren is barmhartigheid geschied, dit is een Wonder, dat alle kennis te boven gaat; daar moeren  Paulus den Apostel. 27 j moeten wy met zyne woorden, van uitroepen: O diepte des rykdoms, beide der wijsheid en der kennisse God, hoe onnaaspeurlyk zijn uwe wegen! En hiervan verzekerd door den Heiligen Geest, kon hy, Petrus en Karnabas en de Gemeenten in Galatien opwekken, om in geenen deele, meer naar de schaduvrwet, maar naar de wet des geloofs in den Zoon' van God te leeven; daar hy, zoo Godverheerlykend van zich zeiven getuigen kon? ik ben met Christus gekridst, cn ik leeve, doch niet mier ik, maar Christus leevt in my, en, het geen ik nu in het vleesch leeve, dat leeve ik door het geloof des Zoons Gods, die my lief gehad heeft, en zich zeiven voor my heeft overgegeeven. Ziet daar Gelievde, U een schets gegeeven van de üitneemende voorderingen van onzen Apostel, in wysheid en heiligheid! Hoe veel is hieruit, voor ons optemerken, voor ons te leeren! Laat ik U by deeze gewigtige waarheden, uit het verklaarde afgeleid, voor U zeiven bcpaalen. Waarvan de eerste leering deeze is, "Het *'Kruis van Christus, is de gewigtigste "stof van roem, cn dankzegging, vooreen "waar Christen." S 2 Ten Toepassing.  9 Eerste LeeriHg, 376 het Leven van Ten tweede: "Hy die daarin roemen zal, "moet met, Christus gekruist zyn, zoo, udat hy niet meer zich zeiven leevt, maar dat "Christus in hem leevt."1 Ten derde: "Dit leven is daar dóór in "hem kenbaar, wanneer hy in waarheid, van «'zich zei ven zeggen kan, dat hy leevt door *l/iet geloof, dei Zoons Gods." Tm vierde: "Daar de oorzaak hiervan, e'in de lievde van Gods Zoon, en daaruit ge«voigdc overgifte voor hem gegrond is, zoo "verplicht het hem, tot de hartelykste weder*'iievde, in eene vaste hoop op de eeuwige '«zaligheid," Onze eerste leering was deeze: " Het Kruis ''van CHRisTusisdegewigtigste stof van roem "en dankzegging, voor een waar Christen." Is er eene waarheid, Gelievde, die belangtyk is, en echter in de dagen, die wy beleeven, van weinig belang gerekend wordt, het is deeze, niet alleen by zulken, die zich in hunne redenvocringen en Schriften leeren kennen, als zoodaanigen, die deeze grootste tveldaad, dit heerlyk bewys der Goddelyke Üevde, van al deszelfs luister en kracht zoeken te berooven; die schoon, zy zich beleedigd zouden rekenen, wanneer men hen geen Christenen aoci-nde, echter de eeuwige roem «n  Paulus den Apostel. 277 en Goddelyke grootheid, van onzen Godde}yken Verlosser, zoo smaadelyk Weedigen; wanneer zy , of heimclyk, of meer openbaar ontkennen, dat de Heer der Heerlykheid gekruist; de vorst des Levens gedood is, die U den Heere Jesus, wel als een uitmuntend Mensch, wel als voortreffelyk zeden Leeraar, wel als een groot Propheet. mair niet, als den Zoon van God, als de waarachtige God en het eeuwig leven % willen doen beschouwen; en dit noemt men in deeze dagen, het Christendom opteklaaren, te verlichten, en tot zyne eerste cenvouwighcid wederlebrengen! Rampzalig ongeloof, dat zyne verslaagenen veelen maakt, uit vyandschap tegen God, en inwendige onkunde gebooren! Als Hy IGods Zoon niet zy, die gekruist is% wiens menschelykc natuur met de Goddelyke onafscheidbaar en onvermengd vereenigd was, ook aan het Kruis; dan had Hy voor allen die in Hem gelooven, geen oorzaak des eeuwigen levens kunnen worden, gelyk wy in onze verklaaring getoond hebben; daarom schreef de Apostel Joannes, die een opgeklaard inzien had, in deeze verborgenheid des gelooft, die verlicht was door den Heiligen Geest, ü Joan. 5, vs. ia. die den Zoone Godf ■niet heeft, die heeft het leven niet TV/W  2?S het LeVen van Maar ook, hoe weinig wordt deeze belangryke waarheid, deeze gewigtigste stof van roem voor een waar Christen , naar waarde hoog geschat, door hun die deeze waarheid beiyden, en als waarheid geschiedkundig gelooven.' Hoe weinig heeft men, met deeze groote en onwaarderbaare lievde Gods voor zich zeiven op, dat God ztjn eenig gebooren Zoon gegeeven heeft, op dat een iegelijk die in Hem geloove, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe. Het is, als of deeze Goddelyke weldaad, de grootste, die Gods groote lievde immer schenken konde, van geen belang, van geen waardy ware; het is, als of de verdorven, de doemwaardige zondaar, zonder deeze, gelukkig en zalig worden kon. de: en waarvan dit alles? De oorzaak hiervan» myne Gelievde, is in de diepe verdorvenheid, in de groote blindheid gelegen, waarin de mensch door de zonde gekoomen is, hy bezeft, hy gelooft niet, dat hy, zoo ellendig, en in zich zeiven zoo rampzalig is. Jaa, hy begrypt het groote van deeze Goddelyke lievde niet, dat, God zijn eigen Zoon niet gespaard, maar overgegeeven heeft. Laat ik er u eenigs oogenblikken by bepaalen mogen, Beschouw de grootheid van deeze Goddelyke liefde eens; de Engelen die gevallen zyu>  Paulus den 'Apostel. 279 zyn, daarvoor kwam Gods Zoon niet in de weereld, maar voor zondaaren; het is de taal der duivelen, och, dat geen mensch, die, door zyne daaden, de zyne maake! Heere Jesus, wat hebben wy met U te doen ! Neen, om zondaaren te zaligen, heeft Gods Zoon zich overgegeeven, zoo dat Paulus zeggen kon, die my heeft liefgehad, en zich zeiven voor my heeft overgegeeven; daarom werd de Forst des tevens gedood, daarom de Heer der heerlykheid gekruist! Is het eene groote lievde, wanneer iemand zyn leven zet voor zyne vrienden, naar Joan. 15, vs. 13, hoe groot is dan de lievde van Gods Zoon! Van welken onze Apostel getuigt, Rom 5, vs. ic. dat wy vyanden zijnde, verzoend zyn met God, door den dood zynes Zoons. O welk eene lievde straalt daarin door! Uit lievde voor zyne vyanden, is Jesus aan het Kruis gestorven, om doemwaardige zondaaren, niets minder te schenken, dan eene eeuwige zaligheid. En wie kunnen zich in dit heil beroemen? Wie genieten de zalige vrucht van al die lievde? ''Hy ("en dit was onze tweede Leering) die "daarin roemen zal, moet met Christus « gekruist zyn, zoo dat hy niet meer zich zei^ven, maar dat Christus in hem leevt." Zul! Tweede Leering, l  280 het Leven van Zulk een, zeiden wy, moet met Chris. Tits gekruist zyn. Wy hebben in onze verklaaring aangetoond, dat vry ook hierdoor verstaan moeten, dat Paulus zelfs ons leert, Rom, 6, vs. dat zulk een mensch met Christus eene p tante geworden is in de gelykmaaking zynes doods; dat zynen ouden mensch met Christus gekruisigt is, cp dat hy niet meer der zonde dienen zonde; dat zulk een, niet meer naar den vleesche leevt, maar door den Geest, de werkingen des vleesches doodt. En hoe klaar, hoe duidelyk kunnen wy, wanneer wy onzen eigen toestand, niet voor Ons zeiven verbergen willen , hierdoor van ons zeiven oordeelen. En hoe noodzaaklyk is dit, om zich zeiven voor eene onherroepelyke eeuwigheid, niet te bedriegen! Hier moet het valsche en het waare van den anderen duidelyk onderscheiden worden: het is niet genoeg zommige zonden narelaaten en fe verfoeyen; rnaar zulk een mensch moet aller zonden van harte vyand zyn , en lust tot alle gerechtigheid hebben ; hy moet daarna staan, om niet alleen naar zommige, maar naar alle Geboden Gods te leeven; het is niet genoeg, by voorbeeld, zich aan geen moord en doodslag schuldig te maaken, en intusschen in hoerery en overspel te leeven: het is niet genoeg  Paulus den Apostel. 28I genoeg zich aan geen roof en diefstal schuldig te maaken, en in tusschen in verkwisting en ongebondenheid te leeven; het is niet genoeg zomtyds in nood, zuchten en gebeden tot God optezenden, en als de nood voorby is, naar den zondigen smaak van zyn hart te leeven; eindelyk het is niet genoeg, zommige zonden te laaten, om de straf, om zyn eer, of onvermogen; zulke, zyn met Christus niet gekruist. Hy die met Christus gekruist is, zoekt te waaken, tegen de heerschende kracht van alle zonden, en waarom dit? Om dat hy weet, gelyk Paulus, zegt Rom. 8, vs. 13. indien gy naar den vleesche leevt zoo zult gy sterven; maar indien gy door den Geest d» werken des vleesches dood, zoo zult gy leeven. En wildt gy nu weeten myne Gelievde, wat gy van Uzeiven oordeelen moet, onderzoekt dan of Christus in U leevt , dan of gy nog U zeiven leevt. Is het laatste zoo? Dan kunt gy met Paulus niet zeggen: Ik ben met Christus gekruist en ik leeve. Oneen! dan zyt cy nog dood door de misdaaden en zonden, dan zyt gy nog in gevaar om eeuwig verlooren te gaan; verboren te gaan, onder de prediking van een gekruisten Christus, van Gods eigen Zoon, die ons bevolen heeft in zynen  Derde Leering. 582 het Leven vas zynen Naam te bidden: Laat u met God ver. zoenen: met God, die de weereld zoo lief had, dat Hy zyn eenig gebooren Zoon gegeeven heeft, op dat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwig teven hebbe. Wat zal het u dan baaten, dat gy den naam eenes Christens draagt, dat gy u daarin beroemd. Het Koningrijk van Christus bestaat niet in woorden, maar in kracht', niet een iegelijk, die hier zegt: Heere Heere! maar die doet den wil des Vaders, zal in het Koningrijk Gods ingaan. En om te weeten, of gy den wil des Vaders doet, of gy met Christus gekruist zyt en leevt, moet gy u bepaalen by onze derde Leering, uit de verklaarde Tcxtwoorden afgeleid, welke deeze is: "Dit leven is daar"door in hem kenbaar, wanneer hy in waar''heid, vau zich zciven zeggen kan, dat hij *■leevt door het geloof des Zoons Gods," Die leerde ons de Apostel in de voorgestelde woorden; te vooren, toen hy naar den vleesche leevde, was hy dood, door de misdaaden en zonden, maar nu, schoon hy nog in het vleesch leevde, leevde hy door het geloof des Zoons Gods; dit was een geheel ander leven als te vooren, buiten en zonder dit geloof is het ievcn, geen leven, maar een gestaadige dood; maar  Paulus den Apostel. 283 maar als Gods Zoon door den Heiligen Geest, den mensch maakt tot een nieuw schepzei, wanneer hy wedergebooren wordt, cn een beginzel van een nieuw en geestelyk leeven ontfangt, dan leevt hy door het geloof des Zoons Gods, dan is hy daar mede verëenigd, als de rank met den wynstok, dan leevt en groeit hy door Hem, en draagt door Hem Godverheerlykcnde vruchten. De verstandigste Heidenen dachten, dat een deugdzaame, alleen gezegd kon worden te leeven; van den beroemden Seneca vind men aangeteekend, dat deeze uitmuntende wysgeer, van een oud man, die lang een zondig en wellustig leven geleid had, zeide : diu fuit, non diu vixit; hy heeft er lang geweest, doch niet lang geleevd. Similis een beroemd Veldheer onder Keiser Hadrianus, begeerde dit Grafschrift : Hic jacet Similis, cujus aetas multorum annorum fuit, ipse stptem duntaxat vixit annos: Hier legt Similis, die veele Jaaren oud geworden is, doch die slechts zceven jaaren geleevd heeft. * Hoe gelukkig is dan zulk een mensch, waarvan met waarheid gezegd kan worden het geen Wanlus schreef, Ephes. 2, vs. I. En u heeft Christus mede leevendig gemaakt daar gij dood . waard, * Zie J. de Groot verzaameling van Leerreed. druk. Pag. 236.  384 Hhe Leven van waard, door de misdaaden en de zonden! Zulk een mensch, kent geen zaliger genoegen, dan het leven door het geloof, des Zoons Gods, die hem heeft lief gehad, en zich zeiven voor hem heeft overgegeeven; dat is het leven van zyn ziel, de ziel van zyn leven. En wordt dit geloof beneveld, in hem, kan hy daar door nier werkzaam zyn cn leeven, dan kvrynt hy, even als een boom, waarin de sappen stilstaan; kan hy in tegendeel door dat geloof leeven, dan groeit hy, en draagt veel vrucht; dan neemt hy toe, en wast op in de genade. Hoe noodzaakelyk is het dan myn Christen, dat gy veel bidt: Heere vermeerder myn geloof, te meer daar dit geloof in u zoo dikwerf bestreden wordt, en daar door uvv groei en leven verhindert wordt; zoekt in zulke omstandigheden, altyd onder het oog te houden dat het Gods Zoon is, die dit geloof door den Heiligen Geest in u gewerkt heeft, en het in u bewaaren zal; want Hy die het beloofd heeft, is getrouw, ook als wy ontrouw zyn uw leven is in Gods Zoon, en daarom onverhesbaar; hoe meer gy licht en kracht van Hem afsmeekt, van Hem, die u beloofd heeft die bidt, die ontfangt; hoe meer gy voorderen zult in het leven door het geloof des Zoons Gods. Jaa  Paulus ben Apostel. 285" Jaa zoo zult gy leeren aan uwe verplich- l ting te beantwoorden, en eene eere van Gods Zoon reeds op aarde, zyn, Trouwens, en dit was de vierde en thands onze laatste leering: "Daar de oorzaak hiervan (naamentlyk van "uw leeven door het geloof), in de lievde «•van Gods Zoon, en daaruit gevolgde over"gifte van Hem voor u, gegrond is, zoo i'verplicht u dit, tot de hartelykste weder, "lievde en eene vaste hoop op de eeuwige "zaligheid." Die lievde, myne Gelievde, heb. ben wy in onze verklaaring Ugeschetst, die gaat alle kennis, alle begrip, oneindig te boven} dit zal dc stof van uwe eeuwige verwondering en eeuwige dankzegging in den hemel zyn, dat Gods Zoon U, U heeft lief gehad, en zich zeiven voor U, heeft overgegeeven! Welk eene wederlievde zyt gy dan aan Gods Zoon schuldig ? Toen de Apostel Joannes, dit aan de verstrooide geloovigen voorstelde, drukte hy zich dus uit, 1. Joan. 4, vs. 9. Hierin is de lievde, niet, dat wy God lief gehad hebben, maar dat God ons heeft lief gehad, en zyn Zoon gehouden heeft tot eene verzoening voor onze zonden. Zoo dan immer die lievde in U verflaauwen mogt, daar zy sterker moet zyn dan de dood, cn veele wateren van verdrukking dezelve niet moeten kunnen 'ierde eering.  286 het Leven van kunnen uitblussen, treedr dan geloovige ia Heilbespiegeling naa Golgotha , en ziet daar Góds Zoon, meteen doorgegeeszeld lighaam, cn eene doorne kroon, om uwe ongerechtigheden verwond, om uwe overtredingen ver. bryzeld; ziet Hem daar de straf dragen, die i/den vrede aanbrengt: jaa treedt in Geloofsbespiegeling voor den troon van God, en beschouwt Hem, die daar ter rechterhand Gods m, die daar voor Ubidt! Laat deeze geloofsbeschouwing (J opwekken tot eenen dankbaaren wandel; de les van eiken dag, zy voor u deeze, gy Zyt duur gekogt, zoo verheerlyk dan God, in lighaam en Geest, welke biede Godes zyn. Maar ook hier ligt voor II een onwankelbaare grond tot eene vaste hoop, op dc eeuwige zaligheid; want die U heeft liefgehad, die zich zeiven voor Ü heeft overgegeeven, is de Zoon tan God, zoo en is er dan nu geen verdoe, menis meer voor diegeenen die en Christus Jesus zyn, die niet naar den vleesche wandelen, maar naar den Geest; uw leven is in Gods Zoon, Hy heeft het u gegeeven, gy zult niet verlooren gaan in eeuwigheid , en niemand zal U uit zyne hand rukken, uit de hand van Hem, die gezegd heeft, ik, en de Vader zyn eén, naar Joan. io, vs. 30. Vreest dan  Paulus den Apostel. 287 dan niet, wat er ook gebeure, al waren uwe gevaaren, rampen, en verdrukkingen, zoo veele, als er aan Paulus zyn overgekoomen, al moest gy, gelyk By, in arbeid, in moeite, in waaken, in honger, in dorst, in koude en naaktheid leeven, in banden en gevangenissen, gelyk hy de vyandschap eener booze weereld» tegen Gods Zoon, en de zynen, ondervinden» gy kunt, om dat Gods Zoon U heeft lief gehad, en zich zeiven voor U heeft overgegeeven, verzekerd zyn, zoo wel als Paulus, dat niets U scheiden zal van de lievde van Christus! Welaan dan Geloovige, in dat vast vertrouwen voordgewandcld , hoe de weg ook loopt, door bezaaiden en onbezaaiden lande, door licht en duister, door zuur cn zoet! De lievde van Gods Zoon, is het veilig ankar waarop gy, by 't loeyen der hevigste stormen, al brullen de schiumende golven , al zidderd en kraakt uw ranke levenskiel, veilig vertrouwen kunt; gy zult de gewenscbste haven bezeilen, en in uw Vaderland rusten van alle moeite en verdriet. De Israëlitische Reiziger, die naa de Hoofdstad zynes vaderlands ging, moest door het dal Bochim , dat een dal der traanen beteekent, heenen trekken, eer hy het heerlyk gezicht van  288 Het Leven van van gerusakm, dat een gezigt des vredes zegt, aanschouwen kon; de Aartsvader Jacob moest met aile de zynen, eerst over het veer der beeke gabbok, dat eene verslindende beek beteekcnt, trekken in het land der Ammoniten, eer hy te Pniïl, dat het aanschouwen Gods zegt, gekoomen was, daar de zon opging, en hy God aanschouwen mogt! naar Gen, 32. Vertrouwt dan, hoe \ ook ga*, uw ie'v'cn ara Cotfs Zoon! Die U heeft lief gehad, Zich zelvs voor U gegeeven! J.eeft gy nu door \ geloof? Eens zult gy vaor den troon, Volmaakt, in heerlykheid, Hela ziende, zalig leeven! Zoo dan! troost tnalkanderen met deeze woorden! Amen! SESDË  Paulus den Apostel. 2Sg Sesde LEERREDEN. Het ootmoedig en geloovig Gebed van den Apostel Paulus ten Goede van de Ephesische Gemeente. Tot eene Afscheidreden van de Gemeente te BREDA, gepredikt dtn IJ. November 1789. * Text: Ephes. 3, vs. 14.15 en 16. Om deeze oorzaake buige ik myne knicn tot den Vader van onzen Heere Jesus Christus, mt welken al het geslachte in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, op dat Hy Ugeeve, naar den rykdom zyner heerlykheid, met kracht versterkt te worden, door zynen Geest, naar den inwendigen menschel Nimmer beklom ik met meer aandoening deeze gewyde plaats, hartclyk Gelievde Gemeente * Hoe dikwerf ook aangezocht tot bet in druk uitgeeven van deeze, en andere Leerredenen, by plechtige gelegenheden gedaan, hebikzulks, veelmaalen beleevdelyk geweigerd; alleen twee Leerredenen van dien aart, uitgezonderd, welke ik, op het door my geëerbiedigd verzoek, 'van de Regeering der Plaats, in welke ik dezelve predikte, niet konde weigeren: waarvan, de eene gedaan is, ter gelegenheid , van den plechtigen Doop van zyne Doorluchtige Hoogheid den Heere Erfprins van Orange, gedrukt in Zierkzee 1772. En de de andere ter gelegenheid, van het tweede EeuwMD.I.St. T feest, Voorafspraak.  Sr-jO het Leven vah meente van Breda ! dan in dit heilig avonduur , daar ik geroepen , naa een ander gedeelte feest, der beilryke Hervorming, in de Gemeente van Sommelsdyk te Rotterdam 17^9 gedrukt. Dan daar ik nu, het leven van Paulus den Apostel, in kerkelyke redenvoeringen, gedaan in de Gemeenten van Breda en Amsterdam, uitgeeve (om zyne Grootheid van Geest, en verheeven Charakter, zyne voorderingen in wysheid en heiligheid aantetoonen, ter bevestiging van de waarheid en Goddelyken oorsprong van den Christelyken Godsdienst,) vinde ik my verplicht, myne beloften, om ook deeze Leerreden, onder dezelve te zullen plaatschen, thands te vervullen; daar het een en ander, in dit ootmoedig en geloovig gebed van Paulus, ten goede der Ephesische Gemeente, zoo heerlyk doorstraalt. Ik zal by deeze gelegenheid hier by doen, de Aanspraak, door my gedaan, toen ik den 20. September 1789, aan de Gemeente van Breda, van myne beroeping te Amsterdam, en derzelver aanneeming, kennis gaf, zy is toen van zommigen, die my hoor» den, gebrekkig naageschreven, ziet hier woorde.lyk dezelve. De Heere Regeert! zoo luidt, de verhevene en veel betekenende taal, van den Dichter in den 93. Ps, het 1. vs. Schoon het onzeker is, wie c'elYlaaker zy, van dit voortreffelyk Lied, en by welke gelegenheid het 't zaamgesteld, en tot den staatelyken Eerdienst van Israels God , is overgegeeven ; dit is zeker, dit leert deszelfs schoone taal, dat de Godvruchtige Dichter, onderwys, en inzien in het Godsbestuur ontfangen had, en daatom met verwondering en aanbidding uitriep, de Heere regeert! Was men genoegzaam zeker, van het Op. schrift van dit heilig Liedt, in de Grieksche ver. taaling des Ouden Testaments, dan is David, de lievlyk  Paulus den Apostel. 291 deelte van Gods kerk, op aarde, thands myne bediening in deeze Gemeente, als uwen geT 2 woonen Hevlyke in Israels Psalmen, er de Dichter van; dan heeft dit zangstuk gediend, in het oude Heiligdom, om op den dag voor den Zabbath, de zesde dag der week, gezongen te worden; op dien dag toen de aarde, door dé eerste menschen begon bewoond te worden. Doch het zy dan, dat de Dichter daarop gezien hebbe, gelyk het eerste en tweede vers, schynt aanteduiden; het zy dan op eene an. dere gebeurtenis, waarin God zyne magt en wysheid toonde, by roept hier met het grootste recht, dat Engelen en menschen erkennen moeten, de Heere regeert! Dit toch toont God in het bestuur der weereld, dit toont God in het bestuur zyner kerk; op het onverwagst stelt Hy gebeurtenissen daar, die wy niet voorzien konden, en die Hy zoo doet uitval, len, dat er by derzelver uitkoomst, niets anders overschiet, dafï te erkennen, de Heere Regeert! Het zy dan, dat God onze genoegens vermeerde, ren, onze wenschen vervullen wil, gelyk ik deezer dage, met blydschap ervaaren tnogt, toen hot God behaagde, uwe en myne Gebeden te verhooren, en myne dierbaare Echtgenootc van voor de poort des doods te rug te roepen, en my weder, teschenken. Het zy dan, dat God het anders beschikt, en zyne wegen hooger doet zyn, dan onze wegen, en zyne gedachten hooger dan onze ge. dachten; er blyft by derzelver uitkoomst voor een Christen, hoe hard'het ook zyn moge voor vleesch en bloed, niets anders overig, dan met aanbidding en dankzegging, in een geloovig vertrouwen op Hem uitteroepen, de Heere Regeert! Met gy gelievde Gsmeente van Breda, mogt ik dit, met aanbidding en dankzegging gelooven, in de omstandigheden waarin wy thands verkeeren ! Daar het God in den weg zyner  292 het Leven van woonen Herder en Leeraar moet nederleggen, en U in die betrekking plechtig moet toeroepen, vaar eeuwig wel; Doch ik mag, ik kan, van U niet scheiden, als biddende en zegenende ; aanbiddelyke voorzienigheid behaagd heeft, door eene wettige Roeping, door den grooten Kerkenraad van Amsterdam, op my uitgebragt, en door de goedkeuring van hun Edele Grootachtbaare, de Heeren Burgemeesteren en de andere Leden van den Oudrad Sier Sladt bekrachtigd, my derwaards te roepen, tot mede Herder, en Opziener van die groote Gemeente, daar ik geen vryheid gevonden heb, hoe lief en dierbaar gy my, zints zeeven Jaaren geworden zyt, aan die Roeping ongehoorzaam te zyn; maar met den Heere hoope te zyner tyd derwaards heenen te gaan, hoe zeer ik gevoeie dat die scheiding Uen my zal treffen. Laaten wy myne Gelievde ook hierin, met aanbidding en dankzegging erkennen , de Heere Regeert! Het oog op Hem vestigen! En gelooven, dat schoon God myne gebrekkige pogingen, ter opbouwing in het a lerheiligst geloof, elders wil dienstbaar maaken, aan zynen eeuwigen Raad, dat Hy echter voor U zal t Jyven zorgen ! En wordt onze wensch en beede vervuld! Z7in myne plaatsche eenen anderen Leeraar schenken, naar het hart van God, en van deeze Gemeente! Laaten wy dit gelooven, dat wy, in tyd en eeuwigheid , wanneer wy eerbiedig op Gods daaden merken, wat ons ook overkoome, erkennen zullen, de Heere Regeert! Jaa dat God Regeert, dat al zyn doen Majesteit en Heerlykheid is, dat Hy zyne Kerk nooit begeeven, nimmer verlaaten zal; daar het vaste fondament Gods staat, hebbende deezen Zegel: De Heere kent de geenen, die zyne zyn, hoop ik in dit geheiligd uur, ü uitvoeriger te leeren.  Paulus den Apostel. 293- nende; uwe lievde en onze betrekking vorderen dit. Koom laaten wy daar toe biddende beginnen, en eerbiedig en geloovig, hart en handen op hellen, tot den Hoorer des Gebeds!- Het is een ongemeen verheven Getuigenis, j dat de diepdenkende Apostel Paulus, van de lievde geeft, wanneer hy van dezelve Rom. 13, vs. 10 getuigt, dat zy is, de vervulling der wet. Schoon dc Heidenen de lievde hooggeschat, en als eene Godin hebben aangebeden, en marmere tempels, en brandende altaaren ter haarer eere gesticht hebben ; zy kenden die lievde niet, waarvan myn Kruisgezant daar sprak; zy roemden slechts eene natuurlyke drift, die niets gemeens heeft, met deeze, waar van hy dit voortreffelyk getuigenis geeft, .dat zy is de vervulling der wet. Die lievde, daar dc Apostel van sprekt, is uit God gebooren, zy is werkzaam in het dienen en beminnen van God, en het weldoen van den naasten; zy leert een Christen daarnaa staan, om niet alleen naar zommige, maar naar alle Geboden Gods te leeven, Deeze lievde kende geen Heiden, door het licht der rede. Zv wordt alleen door het licht van God; Geest, in het nederzitten, aan de voeten var Jesus, den Zoon van God, door genade ge leerd 'nleiding. i 5  Het verband. i het Leven van !eerd ; daar dringt de zedenkunde .van het Euangelie op aan, en by dat Goddeiyk onderwys, leert een Christen regte denkbeelden van die lievde vormen, haaren aart en wetten bevatten; daar ontfangt hy den Geest van Chris" tus, om daarin, en daardoor werkzaam te zyn^ zoo in het beminnen van God, als in het be'voorderen van het heil van zynen naasten. Hebt gy lust Gelievde, om die lievde door Gods Geest werkzaam te zien, in eenen die er om bidt? Vestig uwen aandacht op myne Textwoorden, daar U Apostel Paulus voorkoomt, schoon in banden en gevangenis om den Naam eii Zaak van zynen grooten Meester, met gebogen knien, den Vader der lichten biddende, voor dc geloovige Epheseren, om geestelyke kracht ter verheerlyking van God, in en door den Heere Jesus Christus. Die uitmuntende Kruisgezant, heeft in de twee eerste Hoofddeel en van deezen belangryken Jkief, de heilryke voorrechten ontvouwt, die de geloovige Ephesiers uit de bediening der genade, en het geloof aan het Euangelium, .dat hy bun gepredikt had, ontvangen hadden* Dan, het een en ander was met mocyelykheden vergezeld, zoo ten aanzien van den Apostel, fis yan de Epheseren zclven. Met  Paulus den Apostel. 295 Met betrekking tot zich zelvcn, geeft de Apostel dit op, in het derde hoofd: En met betrekking tot hen, ten aanzien van die deug. den en .plichten, waartoe zy geroepen werden, om te stryden tegen de zonden, in de kracht der woelende verdorvenheid, in het vierde en vyfde Hoofddeel. Ten opzichte van zich zeiven, redeneert de Apostel zoo; dat hoe veele moeyelykheden hem getroffen hadden, daar hy zelfs nu in banden en gevangenis was, om den Naam en Zaak van zynen grootcn Meester, dathy ech, tcr san licht en plicht getrouw wenschte te blyven; waarom hy in dc twaalf eerste versen, van dit hoofddeel, van zyne bediening spreekt, en hoe hy die, in den Heere wilde vervullen. Terwyl hy in de neegen laatste opgeeft, hoe by, schoon naar het lighaam van hun afweezig, echter naar den Geest, by hen tegen, woordig, het goede van den Vader der lichten, voor hun begeerde. Myne Textwoorden behelzen dus in zich een heerlyk vertoog, van des Apostels yve en lievde voor de Eph'esische Gemeente, waar. in hy eenige Jaaren, met zegen gearbeid had en voor welke, hy nu de allerheilrykste ver sterking, naar den inwendigen mensche, vai den Vader der lichten afsmeekte. Woorde ' Inhoud • der Textwoorden. ï 1  Opgaave der hoofdzaaken. 296 het Leven van Woorden, die wy in dit uur hartelyk Gelievde Gemeente van Breda, zeer geschikt oordeelden, om ons plechtig werk onder U, als uw herder en leeraar te besluiten, daar wy in navolging van den Apostel het beste, by ons plechtig scheiden voor [f, van God zouden afsmeeken. God, die ons zoo dikwerf, op deeze plaats tot heil was, doe daartoe, ook nu onze pogingen weigelukken; Hy maakc dit ons laatste werk, gedenkwaardig tot in eeuwigheid! Amen! Laaten wy by de overweeging deezer gcwigtige woorden, op drie hoofdzaaken onzen aandacht vestigen, Eerst, moeten wy naagaan, den Inhoud van dit gedeelte van des Apostels, Godverheerlykend Gebed, wat hy voor hun begeerde, naar het 16. vers. Ten tweede moeten wy, de gesteldheid van zyn biddend hart overweegen, naar den inhoud van het 14.cn 15. vs. En eindelijk wy moeten leeren, hoe wy hier van den Apostel leeren, hoe wy hier in, hem moeten navolgen. Wy moeten dus eerst overweegen, wat het was, dat dc Apostel als de hoofdzaak van zyn Godvcrheerlykend Gebed, van God, voor de  Paulus den Apostel. 297 de Epheseren afsmeekte, het koomt in het ló.vs. onder deeze omschryvïng voor, hy bad, dat zij met kracht mogten versterkt tv orden, naar den inwendigen mensche door den Heiligen Geest. Hoe krachtig drukt zich hier de Apostel uit, hoe leevendig vertoont zich hier, zyn Jievderyke yvcr voor het heil der Ephesische Gemeente, daar hy voor hun bidt, datzy met kracht mogten versterkt worden ! Eene spreckwys, die eenc verdubbeling van zyne begeerte uitdrukt, versterkt te worden, met kracht. In de Grieksche redenkunde, waarin de Apostel zeer ervaaren was, is dit een sierlyke wys van spreeken, waardoor, pp de sterkste wys, de meening van den spreeker by verdubbeling, en dus op de allerkrachtigste wyze wordt uitgedrukt; men vindt die, ook in andere taaien, en in gewyde en ongewyde Schnfre.i mecrmaalen; maar waar men die ook aantreft, zy is hier, zoo vol geest en kracht, in den biddenden Apostel, voor de Epheseren, als zy immer kon gebruikt worden. Gy zult dit Gelievde, het duidelykst beztffen, wanneer wy U den toestand van de Ephesische Gemeente in dien tyd, geschetst hebbende, doen opmerken, wat de Apostel van den Vader der lich-  De toestand der Ephesische Gemeente te dhr tijd. i J , 3 i t c t 1 7. II V vi 298 het Leven van lichten afbidt, a's hy voor hun smeekt, dat zy met kracht mogten versterkt worden. De Stadt Ephesen, in die dagen de Hoofdstad van klein Asien, was zeer beroemd, byzonder wegens den prsgtigen Tempel, deizoogenoemde Godinne Diana, rustende op honderd en zceventwintig marmere pilaaren, waaraan geheel Asien meer dan twee eeuwen, naar de berichten van dien tyd, gearbeid had; zy was ongemeen afgodisch, myne Gelievde, zoo blind waren toen de Heidenen, dat zy geloofden, dat het beeld van die Godin, die zy als de moeder aller vruchtbaarheid, eerden, uit den hemel gevallen was. Zy was door haare voordeelige ligging aan de Egeische Zee, groot cn ryk, en haare inwooners waren zeer vermogend, maar ook zeer bygeloovig en zondig. * In * Men zie net geleerd voorbericht, van den Heere P. Dinant, voor zyne verklaaring van deezen Brief, gelyk ook het eerste Deel der verklaa. ring pag. 12 en 13. Van den tegenwoordigen oestand deezer eertyds zoo groote en aanzieneyke Stad, vindt men een aandoenlyke beschryving n de Reize door klein Azien van Richard Chander, met de Herren Revett en Pars, op kosen van een Engelsch Genootschap in het Jaar 1764, erwaards vertrokken, men vind in het iste deel, ladt 206 en 207, der Nederd. vertaaling te Utrecht 777 gedrukt, van het allerdiepst verval, en de eer groote verwoesting van het oudtyds zoo verlaard Ephesen eene uitvoerige beschryving 'aar in hy'onder anderen zegt (om er dit verkort in te melden.) «De  PAUt.US ben ArOSTEt. 299 In die Stad, had God den Apostel Paulus gezonden, om den Heere Jesus Christus, als de kracht en wysheid Gods , door het Euangelium te verkondigen. Dan eenige Jooden, gelyk wy uit Handi, 19, vs. 13 en ty zien, hadden «Da hedendaagscheKphesiers zyn eenige griek«sche Boeren, die in groote armoede, afhange«lvkheid, en ongevoeligheid leeven. Eengloneryk «volk verbeeldende, bewoonen zy de puinhoopen « van deszelfs voormaalige grootheid; zommige de «Krotten der prachtige gebouwen, die het gesticht «heeft, andere de gewelven onder het Stadium, «dat wel eer het gedrongen toneel van deszelfs « vermaaken was J en wederom andere de Graven by «deSteilehoogren, diedebewaarplaatscheu van des- «zelfsasch waren. Zulken zyn de tegenwoor- «diee Bureers van Ephesen, en zoodaanig is de «staat tot welken deeze vermaarde Stad allengs .«gebrast is. Zy lag reeds in Puinhoopen gestort. «Als Keiser Justinianus, Constantmopel «met haare standbeelden vervulden, en zyne kerk «van St. Sophia, op haare zuilen schraagden; «zederd dien tyd is zy ganschelyk leed.g gemaakt, «haare straaten ziener treurig uit, en zyn met gras «bewassen. Een kudde geeten werd tegen den «middaederwaard gedreven, om beschutting voor «rnooSggestegen zla te vinden; en eene krassen. «de vlul kraayen uit de steengroeven, scheen «haare woeste eenzaamheid te beschimpen ; wy «hoorden in het binnenruim Van uen Schouwburg «en het Stadium, het patrys roepen. — — — «Misschien, (schryft Chandter.vervolgends bladz. «L.0 zal de nieuwsgierige Leezer vraagen, wat «is er dan van den Tempel van Diana geworden? «Kan een wonder der weereld, zoo ten eenemaal, «eten als eene schaduw verdwenen zyn, dat er  3°o het. Leven van hadden door hun verfoeyelyk en schandeiyk bygeloof, aldaar er veelen verleid; ook had zekere Apollonius Tyaneus, er zich lang opgehouden, en den loop Van 't zaligend Euangelium zeer, zoeken te hinderen; doch, schoon daar veele tegenstanders waren, Paulus schreef naar i. Cor. 16, vs. 9. dat hem daar .eene groote en krachtige deur geopend was. En de Apostel heeft in die Gemeente, met ongemeenen zegen omtrent drie jaaren lang, het «geen spoor meer van te vinden is? Zeer gaarne "zouden wy op zalke magen een voldoende ant"woord geeven, indien wy niet tot ons groot ♦'leedwezen, even zoo vergeefs de plaats van dit "gebouw gezogt hadden, als andere reizigers voor "ons." Die dit leest, en teffens denkt op de God. delyke bedreiging die, naar Openb. 2, vs. eer tyds aan de Gemeente te Ephesen gedaan is: Indien gy U met bekeert, zoo zal ik U haastelyk bukoo. men, en mm kandelaar van zyne plaatschen wee. rem Die kan h.eruit zien, op welk eene geduchte wyze , ook ons terieering deeze Goddelyke waarschuxy.ng vervuld is. Een zoortgelyk bericht vindt men oladz 357 en 358 in dit ze|vde k Laodicea. dat God bedreigde, zoo het zich niet bekeerde uit zynen Mond te zullen spuwen, - naar Openb. 3, vs: 16; «wy zagen er, (zegt de Ge. leerde'Reiziger) geen spooren , noch kerken, noch Moskeen ; alles was eenzaam en stil. Ver "scheidene tochten Kameelen gingen oostwaards over den heuvel; maar een Vos dien wv het '•eerst aan de ooren kenden , welken boven eene hoogte uitstaken, was thands, de eenigste "bewoonder van Laödicea." ö  Pablos den Apostel. 301 het troostryk Euangelie gepredikt; maar naa dat hy van God geroepen was, om ook m andere Gemeenten, denonnaspeurlyken rykdom van Christus te verkondigen, verzette zich de Vorst der duisternis, geweldig tegen Fanlus, cn de Ephesische Gemeente. De Apostel werd in meer dan een rechtsgeding getrokken, naa Rome gcvangelyk gevoerd, en daar bewaard, en schoon hy toen daaruit verlost is, is hy naderhand by eene tweede gevangenis, in diezelvde Stad, ter dood veroordeeld, en door de byl van 't leven beroofd. Naauwlyks was de Apostel van die Gebeente vertrokken, of de reeds gemelde verleiders hebben er veelcn, die slechts in naam Christus beleden hadden, verleid, cn tot hunne voorige dwaalingen te rug doen keeren. Jaa maar, de Gemeente van Christus ondervond ook in. dien tyd, hoe gevaarlyk dc vuurige pylen des Satans zyn, wanneer iy niet afgekeerd worden, op het schild des Geloofs, en den helm der zaligheid; vceie ieevden niet meer werkzaam in de lievde, standvastig in het geloof, en toeneemendc in heiligmaaking: Neen daar zy bestreden werden, en aangezocht tot afval, om den wierook geur aan vsJséhe goden tecteswaayen, bleven zy dit  Wat hei zy, ver. sterkt te worden met kracht, naar den inwendi. gen tactische. 302 het Leven van dit door de kracht van God bewaard wel weigeren, doch zy deeden, onder de smarten en bitterheid der vervolging hun aangedaan, al te veel swakheid en moedeloosheid blykcn; dit trof het lievderyk hart van den Apostel, die de Ephesische Gemeente byzonder bemindeEn hy bad voor alle derzelver leden, dat zij met kracht mogten versterkt worden, door den Geest naar den inwendigen mensche. Het geen dus de Apostel hier voor hun begeert, zyn zaaken, die niet zoo zeer op hun uitwendig bestaan betrekking hadden; maar zulke, die byzonder hunnen geestelyken welstand, hun toeneemen in de genade betroffen; want hy spreekt van hunnen inwendigen mensch\ dat is, van hun gemoeds bestaan voor God, van hun leven als wedergeboorene menschen, van dat leven waarvan hy aan de Colossers schreef: Gy zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in Gode, Dit geestelyk, dit geloovig leven, omschryft hy i'.cer naauwkeurig, zoo als hy het by bevindig kende, Gal. 2, vs. 20. (onlangs U uitvoeriger voorgesteld) van dit leeven der geloovige Epheseren, als leden van Christus lighaam, en in die betrekking naar hunnen inwendigen mensche, bad hy, dat zy met kracht mogten versterkt worden. En wat bidt de Apostel  Paulus "pen Apostel. 303 Apostel hier door van den Vader der lichten, ten goede van de door hem byzonder Gelievde Ephesische Gemeente? In de eerste plaats, hunne bemoediging in den weg des Heeren, in alle die gevaarlyke omstandigheden, waarin zy van tyd tot tyd geraakten, dat zy steeds zich gedragen mogten, als leden van dat verheerlykt Hoofd, dat hun beloofd, jaa onveranderlyk toegezegd had; Ik zal U niet begeeven, ik zal U wiel ver. laaten; datzy, hoe kommerlyk ook hunne omstandigheden, hoe dreigend ook de gevaaren, hoe groot ook hunne benaauwdheden Waren, bestendig geloovig mogten vaststellen, dat dit woord van den Heere Jesus, ook in alle de Gemeenten der heiligen, jaa en amen zoude gemaakt worden ; ziet, ik ben nut ulieden alle de dagen, tot aan de voleindiging der iveereld! Maar byzonder, begeerde dc Apostel hierdoor, ten goede van de Ephesische Gemeente, dat zy meer en meer, naar het beeld van Christus gelykvormig mogt gemaakt werden. Dat zy meer cn meer mogten tceneemen, in de lievde tot God, die de band der volmaaktheid is, dat de lievde van Christus beu daartoe dringen mogt tot wederlievde, zoo  304 met Leven van 200 zoude deeze lievde, in hun dermaate toeneemen, dat die worden zoude, vlammen des Heeren, die veele wateren niet zouden uitblusschen. Dat zij in kennis, meer en meer mogten opwasschen, door de krachtdaadige verlichting, van dc oogen hunnes verstands, op dat zy, zoo, met geestelyk licht bestraald, niet meer door den vloed der verleiding, zouden bewogen worden ; maar standvastig , onbeweeglyk en altyd overvloedig zyn in het werk des Heeren, weetende dat dan hunnen roem niet ydel zoude zyn in den Heere. Dat haar wil krachtiger overgebogen mogt worden, om in gehoorzaamheid aan God, alles voor de eer van Hem opteofferen, om wat hen ook mogt overkoomen, in alles eenswillens met den Heere te weezen. Dat haar Geloof meer en meer mogt toe«eemen, op dat zy daardoor Mannen en Vaders in Christus mogten worden, en zy dat Geloof, in afhangelyk van den Heere te leeven, Hem volgende, meer en meer naa buiten mogten vertoonen, op dat zy daardoor meer leeren zien zouden , op den Oversten Leidsman der zaligheid, jaa in alles, vasthou. den, als ziende den onzienelyken. Dat  Pa ü tos den Apostel. 305' Dat haare heiligmaaking , meer en meer mogt groeven, en zy daardoor leeren gaan, Van deugd tot deugd, van kracht tot kracht; dan zoude haar leven worden, als een scbynend licht voordgaande en lichtende tot den vollen dag. Eindelyk , begeerde de biddende Apostel door deeze vee! beteckenende spreek wys, zulk eene ryke maate van genade, zulk eenen trap van geestelijke sterkte voor de geloovige Ephe* seren, dat zy daardoor, niet alleen, den Satan, het zy hy, als een Engel des lichts, of als een brullende Leeuw hen bestreed, konden wederstaan ; maar ook staande konden bly* ven, tegen de aanlokzelen van hun zondig en bedricgelyk hart, dat onder verscheidene voor» wendzelcn, het zy van vrees, het zy van ver* maak, al zyne krachten inspande, om hen te doen struikelen; dat zy daartegen, geestelyke versterking mogten ontfangen, op dat de zonde niet -meer heerschen zoude in haar sterffelyk lighaam, en zy zoo gevangen zouden blyven onder de wet der zonde en des doods. Ten laatsten, dat zij tegen allerleije aanlokzelen eener betooverende iveereld mogten versterkt worden; om staande te blyven, en God te verheerlyken, zelfs in verzoekingen en vervolgingen; en daar toe, hadden de geloo. UI D. I. St. V vige  De A'pos tel beid, dat God, kaar dit gaave, door zynen Geest 306 het Leven van vige Ephesers byzonder noodig, het geen Paulus voor hun bad, dat zy met kracht mogten versterkt worden, naar den inwendigen mensche. Maar op welk eene wyze konden zy dit heil deelachtig worden? Schoon Paulus plantte, en Apollos natmaakte, raakte dit den inwendigen mensche; en om hun in die betrekking iets te doen deelachtig worden, waren zy, ' waren alle Euangeliedienaars onbekwaam; het is daarom Gelievde, dat de Apostel dit ernstig en geloovig smeekte, van den Vader der iich. ten, dat Hy dit hun geeven zoude, door Zynen Geest. Zeker de eenige en werkzaame oorzaak van die versterking met kracht, waartoe niet minder dan een Goddeiyk alvermogen geeischt wordt, is de Heilige Geest; deezen kon alle de begcertens van Paulus, in dit zyn Godverheerlykend Gebed, ten goede van den Epheseren geeven; want het is die Geest, die alle gewoone en buitengewoone gaaven in hun moest werken, van welken Paulus schreef, 1. Cor. 12, vs. 11. Deeze dingen alle, werkt een en dezelve Geest, deelende een iegelijk in 't bijzonder gelyk Hy wil. Te recht dan begeerde het de Apostel, door dien Geest, die ook hem afgezonderd had , tot het werk waar-  Paulus den Apostel. 3C7 waartoe hy geroepen was; trouwens de Apostel wist by ervaaring, dat deeze de Geest des raads en der sterkte was, en gelyk hy schreef, 2. Tim. I, vs. 7. dat Hy was, een Geest niet der vreesachtigheid, maar der kracht, die in hem en in de geloovige Epheseren moest werken, niet alleen het willen, maar ook het werken naar zyn welbehaagen; met een woord, bidt de Apostel, dat zy met kracht mogten versterkt worden naar den inwendigen mensche; hy bidt, hy smeekt daardoor voor hun, dat zu vervuld mogten worden, met den Heiligen Geest! Maar hoe begeert zulks de biddende Apostel , hoe leert hy hier de Ephesers bidden, hoe bidt hy zelf dit alles van God voor hün ? De overweeging hiervah Gelievde, leidt ons, om de gesteldheid van den hart, van den geloovig biddenden Apostel naader te beschouwen, en dit was onze tweede Hoofdzaak, wy vinden dit in deeze woorden: Om deeze oorzaake huige Ik mijne Knien, tot den Vcider van onzen Heere Jesus Christus, uit welken al het geslachte in de hemelen eü op de aarde genoemd Wordt. Letten wy hier eerst op zynen nedrigeri ootmoed, en dan op het vertrouwen des geV 2 loofs» De gesteldheidvcit het hart, des biddenden Apostels.  Zyne ootmoed, en nedrigiieid. 308 het Leven van loofs, dat in dit zyn bidden zoo heerlyk door» straalt. Hoe ootmoedig en nedrig vertoont zich hier Paulus als het voorbeeld van alle leeraareu van alle geloovigen in alle de Gemeenten, als de groote navolger van den nederigen Jesus! Hy boog zyne knien voor den Vader van onzen Heere Jesus Christus. Beschouw den Apostel, daar hy in banden en gevangenis was, om den Naam en zaak van zynen grooten Meester; de diepe eerbied waarmede hy bezield is, doet hem zich bukken voor den hoogcn God ; naar Micha 6, vs. 6. baden zoo oudtyds de heiligen, zy waren naar Esra 9, vs. 6. beschaamt en schaamroot om hun aangezicht voor den heiligen God opteheffen; Jós'ua', Israels heldhaftige Veldheer, viel eerbiedig op zyn aangezicht ter aarde voor dien God, die de Bergen verzet in het harte der Zee, die de Eilanden daar heenen werpt als dun stof, die de Koningen der aarde vrees, lyk is, en van wien alle schepzelen moeten uitroepen, gelyk F.lihu deed, ziet^God is groot, en wy begrypen het niet', naar Job 36, vs. 26. Doch daar het zeker is, dat eene uitwendige vernedering, zonder inwendige veroormoedigine, aan God niet behaagt, boog daarom de biddende Kruisgezant; niet ailein zyne knien, maar  iPaulus den Apostel. 309 maar teffens ook zyn hart, voor den Vader der lichten, overtuigd van eigene nietigheid; daar hy dan zich onderwint om tot den hoogen God te naaderen, vernederd hy zich in het stof, en buigt zyne knien tot den Vader van onzen Heere Jesus Christus. En wel zoo, dat met deezen ootmoed, het vertrouwen gepaard, en het geloof verge- m zeld gaat; en dit blykt, uit de Godverheerly- d( kende beschryving, die hy van het heerlyk te voorwerp des gebeds, in deeze woorden geeft, daar hy zich God voorstelt, als de Vader van onzen Heere Jesus Christus, uit wien al het geslachte dat in de hemelen, en dat op aarde is genoemd wordt, en aan wien hy, een rijkdom van heerlijkheid toekent. Hoe voortreffelyk, maar teffens hoe troostryk is deeze omschryving, die de Apostel in zyn Gebed, ten goede van de geloovige Ephe. seren opgeeft, daar hy God het voorwerp zynes Gebeds noemt, den Vader van onzen Heere Jesus Christus! De Vader van onzen Heere Jesus Chris- } Tus, om dat, gelyk de Vader het leven heeft l in zich zeiven, Hy ook alzoo naar Joan. 5,] vs. 26; den Zoon gegeeven heeft het leven te , hebben in zich zeiven; waarom die eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders, dien Vader, zyn j eigen et geloo. g ver. ouwen s Apos. Is. Vaar om ■ij God ioemt, \en leader tan onzen Heere f e s u S Zhrisrw 8,  3IO het Leven van eigen Vader, uitdrukkelyk genoemd heeft, en opentlyk daarvoor uitkwam, dat Hy, dien God en V%def even gelyk was, naar Joan. j, vs. 1 g > die Hem zijn Zoon, van eeuwigheid van Hem gegenereerd, genoemd heeft. Poch, daar de eeniggebooren Zoon van God, die onze Apostel Rom. g, vs, 32, Gods eigen Zoon noemt, hier met de ctrnaamen zyner Middelaars bediening, en dus Jesus ChriStüs genoemd wordt, leert ons dit, dat ook in die betrekking God zyn Vader is 7 niet, om als of de Vader dat Middelaarsleven Jn zich zei ven had, en alzoo den Zoon heeft gegenereerd, maar, om dat Jesus Christiis, hoe laag, hoe diep ook verneedc-rd als Middelaar, echter de waarachtige en eeuwige Zoon van God was en bleef, die schoon van de Jooden ook hierom vervolgd en veroordeeld ; deeze eeuwige waarheid echter onder al zyn lyden standvastig beleed, en zelfs met stervende lippen aan het Kruis uitriep, Vader.» in uwe handen beveel ik mynen Geest. Als Middelaar is Hy het Hoofd van alle de geloovigen, ook in die betrekking, was God zyn Vader; maar ook door Hein in die zelvde betrekking, was God ook de Vader van Paulus en van de geloovige Epheseren door Hem, hadden zy beide, jaa Jooden en Hei. denen,  Paulus den Apostel. 311 denen, gelyk hy hun schreef ia deezen Brief het 2de' Hoofd, het 18- vs. den toegang door eenen Geest tot den Vader. Zy waren om Jesus wil tot kinderen Gods, en medeerfgenaamen met Christus aangenomen; zoo was Hy hun Heer, zy hadden dezelve betrekking op Hem, als kerende Propheet, als voorbiddende Hoogepriester en regeerende Koning, zoo was Hy hun tot Zaligmaaker geworden, door zyn eigen bloed, had hy hen verkregen, en zoude hen zalig maaken van alle hunne zonden; voor hun was Hy gezalfd, met den Heiligen Geest en met kracht, en wel zoo overvloedig, dat de geestelyke Zalfolie, van dat verheerlykt Hoofd, op alle zyne leeden rykelyk bleef nederdaalen ; zoo werden zy zyner Zalving, dat is, de gaaven van zynen verworven en altoos op Hem blyvenden Geest deelachtig; Hy kende alle hunne swakheden, en zoude hun daarin te hulp koomen, zelfs wanneer zy niet wisten, hoe, zy bidden zouden, zoude zyn Geest, met onuitspreeklyke Zuchtingen in, en voor hun bidden, hen leiden, en nimmer van hun scheiden'. Troostvolle betrekking! God die de Vader van den Heere Jesus Christus is, was teffens in Christus, hunnen Vader geworden!  Vit wier, alle Ge. slachten genoemd worden- 31* het L.ev.eïi va.v En op deeze troostryke beschryving .van hunne betrekking op God, laat de Apostel eene andere vylgep, ongemeen geschikt om het vertrouwen, in zich, en de geloovige Epheseren, oprewekken, daar hy dien Vader beschryft, als, uit wien ai het geslachte, belde dat in de hemelen en dat op de aarde is, genoemd wordt. Door deeze spreekwys en ryke omschry. ving van Gods-magt, die de Apostel tot een grond legt, om het goede van God in Chris, tus, voor hun aftesmeeken, moeten wy verstaan , of alle schepzelen door God geschapen, in den hemel en op aarde, en dus Engelen en menschen, waarvan God de voor. brenger en oorzaak is, in en met Christus, of liever gelyk wy het neemen zouden, voor alle geslachten, alle geloovigen uit onderscheidene geslachten, tongen, taaien, natiën en volken , gelyk deeze spreekwys meermaalen dus genomen wordt, * en dus alle geloovige die * Het eerste gevoelen is ook door den Geleer- den Rosenmuiier gevolgd, qui in Scholiis in N. T. ad k l. hcecce habet; ex quo tota famitia (eorum qui Filu Dei dicuiiiur,) qua in ccelis et in ter ris tangelprum et honiinum) originem habet. UcnpiO. f amitia. gf udaei se ipsos nominabant familiam Dei mferiorem, angelos autem vocabant familiam sa. penorem. De Geleerde onder Canceiier der ünL ver  Paulus dem Apostel, 315 die uit alle geslachten, reeds in den hemel ia de wooningen der eeuwige heerlykheid waren overgebragt, zoo wel als alle de geloovige uit alle de geslachten, uit alle de Gemeenten die op aarde waren, en alle dezelve betrekking op God, als de eeuwige Vader van onzen Heere Jesus Christus hadden; deeze alle waren gewonnen in zyn bloed, en door Hem uit God gebooren, niet uit vergangelyk maar onvergangelyk zaat, deeze allen had God voor de zynen erkent, voor zyne kinderen, voor het versiteit te Kiel, de Heer S. A. Cramer heeft in zyne verklaaring van deezen Brief, (zie de Nederduitsche Overzetting te Utrecht 1783 gedrukt, pag. 162.) er dit overaangeteekend : "Luther heeft " in zyne overzetting (welke deeze is: Der der " rechte Valer isï, über alles, was da Kinder " heisset int Rimmel und auf Erden,') noch den " zin, noch het verband der woorden uitgedrukt, « Tlar^ct is het Vaderlyk geslacht, gelyk van « Christus gezegd wordt, dat Hy Ïk 7rciT(>itx, » tov is > naar zyn afkomst van David « afstamt, of tot Davids geslacht behoort. Het " huisgezin, geslacht der geenen, die in den he« mei en op de aarde zyn, begrypt wel de Engelen « en menschen in zich; maar het kómt meer met « den zin des Apostels overeen, Jooden en Hei«• denen te verstaan, of alle onderdaanen van God " in zyn Koningryk, het welk zich over de geheele weereld uitstrekt." Zie de laatste gevoelen breeder verklaart en verdeedigd door den Geleerden Heere P. Dinant, in zyne verklaaring van deezen Brief; 3de Deel, pag. 207 en vervolgends.  Hy stelt zich God voor, in den rykdom zyne, heerlykheid. 314 h£t Leven van het geslacht dat naa Hem vraagt, dat zyn aangezicht zoekt, aangenomen, Hy was hunnen Vader; zy alle waren uit Hem gebooren, en Hy had op hen allen, dien nieuwen Naam geschreven, dien niemand kent als die hem ontfangt, Hoe troostryk was dit voor de geloovige Epheseren! Want werden alle geslachten der geloovigen die in den hemel en op aarde" waren, uit dien Vader van hunnen Heere Jesus Christus genoemd, die Vader was dan ook hunnen Vader, en kon ook hen dan versterken met kracht, naar den inwendigen mensche, jaa meer doen, dan Paulus voor hun of zy zelve bidden of denken konden. En om dit geloofs vertrouwen op God, en hunne vrymoedigheid, en de toeleiding tot deu troon der genade, ten sterkste optewek- * keii, stelde hy zich zeiven en de geloovige Epheseren God voor, in den rijkdom zyner heerlykheid/ naar het begin van het 16. vs. En zeker geen ryker, geen overvloediger bron van vertroosting, en heil, geen beter grond van vertrouwen, om alle hunne nooden aan God voortedraagen; kon de Apostel zich zei ven en de Epheseren voorstellen, dan God in den rykdom zyner heerlykheid. Wy  Paulus den Apostel. 315 Wy bepaalen dit met slechts tot Gods aU magt, of tot zyne barmhartigheid, waarin God in beide, met betrekking tot alle Geloovigen verheerlykt wordt, gelyk zommige Uitleggers het hier zoo neemen. Maar meenen dat de Apostel zich hier God voorstelt in alle zyne deugden, in alle zyne volmaaktheden. In de kracht zyner Majesteit, zynde dat vermogen in God, waardoor Hy alles doen kan wat Hem behaagt, alles dienstbaar maakt aan zynen raad, en het geen Hy eenmaal besloten heeft, onwederstandelyk uitvoert, zonder dat iemand zyne hand kan afslaan of tot Hem zeggen, wat doet gy! In zyne Goddelyke barmhartigheid, waaruit, en waarvan, ai het goede, dat zy noodig hadden, in en door Christus, voor hun moest nederdaalen. In zyne Goddelyke almagt, waardoor Hy dat alles boven bidden en denken in hun werken kon, dat voor Hem welbehaaglyk was., om hun waardig te doen wandelen, der roeping waarmede zy geroepen waren, in Christus Jesus hunnen Heere. In zyne Goddelyke wysheid , waardoor Hy hun ten goede, het beste ken en zoude daar-  316 het Leven van daarstellen, waardoor zy in hunne betrekking, eene eere voor Christus zouden zyn. In zyne Goddelyke liefde, waardoor Hy, in 'r voorbyzien van al bun gebrek, om de verdienste van hunnen Zaligmaaker, hun allerlei genade, naar den uit en inwendigen mensche schenken zoude, in alle nooden en ongelegenheden, hun naaby zyn, versterken en bewaaren, en eens volkoomen in de gewesten van eeuwige klaarheid, hun den rykdom zyner heerlykheid doen genieten. Er was dus niets, dat meer het vertrouwen der Geloovige Epheseren kon opwekken, dan de overweging van den rykdom der Goddelyken heerlykheid, waartoe zy met vrymoedigheid mogten toegaan , daar God, die de Vader van hunnen Heer Jesus Christus was, ook hunnen Vader was, uit welken alle dc geslachten die in den hemel en die op aarde zyn genoemd worden; zy hadden des op Hem, eene heilryke en onveranderlyke betrekking, en konden en moesten gelooven, dat uit deeze fontein des levens, naar dien rykdom der heerlykheid, voor hun voortvloeyen zoude, genade voor genade, daar zy wisten dat alle goede gaaven en volmaakte giften van dien Vader der iichten afdaalden; en daarom konden zy geloovig vertrouwen, dat die God en Vader,  Paulus den Apostel. 317 Vader, het Gebed van Paulus hunnen Leeraar, om Jesus hunnes Zaligmaakers wille verhooren zoude, en hén door Zynen Geest met kracht versterken naar den inwendigen mensche. Ziet daar Gelievde! dit aanmerkelyk gedeelte van het uitmuntend gebed, van den Godvruchtigen Apostel U voorgesteld; nu is ons derde en laatste deel nog overig, hoe wy hier van den Apostel leeren moeten, hem hierin uatevolgen. Laaten wy dit met toepassing op ons zei- ' ven overwegen, voor ai by deeze plechtige * gelegenheid, daar fff, naar aanleiding van deeze woorden, het goede U wilden toebidden, en alzoo ons werk als uwe gewoone Herder en Leeraar, in deeze Gemeente, in dit uur eindigen. Jaa eindigen Gelievde! Zoo toch is thands het onherroepelyk besluit des Allerhoogsten; diezelve God, die voor ruim zeeven Jaaren, in den weg van zyne voorzienigheid, my, uit de Gemeente van So mmelsb y k geroepen heeft, om onder U gelievde Gemeente van Breba te prediken, de -wijsheid Gods be~ staande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te vooren verordeneerd heeft tot onze heerlijkheid eer de weereld was, * aan dien * Het onderwerp myner Intreeleerreden te Breda was, r» Corint. 2, vs. 6 en 7. "oepas. ing.  318 het Leven van dien zei ven God heeft het behaagd, dat eene wettige en allezins volledige beroeping, tot de grootste Gemeente van ons Vaderland, door den grooten Kerkenraad van Amsterdam op my is uitgebragt, goedgekeurd door den weledelen achtbaaren Oudraad dier Stad, en door my, in opzien tot God, en in de vreese van zynen Naam eerbiedig en voivaardig aangenomen, daar ik hierin voor my zei ven, de duidelykste kenmerken ontdekte, dat God, ook myne gebrekkige pogingen ter verkondiging, van het eeuwig Euangelie, m die talryke Gemeente, die uit meer dan vyftig duizend Leden bestaat, wil doen dienen. Schoon ik anders myne daagen onder U met veel genoegen sleet , en het apngenaam dienstwerk, in deeze lievderyke Gemeente, met zeer veel blydschap, en niet zonder zegen verrichten mogt, zoo, dat ik gegronde hoop had, indien God my het leven hierin zyne gunst onder U wilde spaaren, dat ik hier gelyk andere uwer reeds hoogbejaarde en noch Jeevende, of reeds zoo ik vertrouw in den Heere rustende Leeraaren, wien ik by myne koomst m deeze Gemeente vond, myne dagen zoude hebben doorgebragt in fievelykheïd, en myne Jaaren in vrede; doch alzoo was het besluit des hemelschen Wachters niet! Een en an- dermaal  Paulus den A r o s t e l. 319 dermaal scheen eene beroeping naa grootere Gemeenten voor my naaby, dan toen behaagde het niet aan den Koning zyner Kerk; doch nu was deeze tyd in de eeuwigheid bepaald, gelyk wy van agteren zien, om my van U te doen scheiden. By eene gelegenheid als deeze is, hoort men meermaalen van vertrekkende Leeraaren, een breedvoerig verslag van hun verricht werk geeven, verwacht dit niet van my; veel van zich zeiven in 't openbaar re spreeken; strookt weinig met die nedrigheid, die eenen Dienaar van Christus allezins betaamt. Dit weinige kan ik niet voorby, en mag en moet ik door Gods genade onder U zeggen; Het is myn eer, myn voorrecht, myn lust, myn roem onder U lieden geweest, en hier in, is God, en zyt gy lieden myne getuigen; Ik heb de leer der verzoening, de weg van genade en zaligheid, de waarachtige en hartveranderende bekeering des zondaars voor God, zuiver overeenkoomstig den woorde Gods zoeken te prediken, en daar in getrouw zoeken te verkeeren, dat ik grooten en kleinen, jongen^ en ouden, ryken en armen mogt overtuigen, dat er geen anderen Naam onder de menschen gegeeven is om zalig te worden, dan die van den Heere Jesus Christus, dat die weg alleen  32° Het Leven van alleen door bekeering en geloof te vinden is, en dat zonder heiiigmaaking niemand God zien eaii ten dien einde heb ik het kwaade, het zondige, dat onder u was, met vrymoedigheid zoeken te bestraffen, om daarin zoo te verkeeren, dat ik niet menschen, maar Gode behaagcn mogt, Heb ik nu in dit alles niet verkeert naar de reinigheid des heiligdoms, is dit alles niet zonder melaatsheid, zonder veelvuldig gebrek geweest? God die goed is, bidde ik in het openbaar, gelyk ik meermaalen in het verborgen deed, doe er verzoening over in het bloed van Jesus ! Maar welk nut heeft nu myne bediening onder U verricht, gelievde Gemeente van Breda? Zyt gy er door opgebouwd in het Allerheiligst geloof, zyt gy er door gevoorderd in de genade, en opgewasschen in de heiiigmaaking? Onderzoek dit voor den Heere. aj myn werk, alle myne Leerredenen van deeze gewyde plaats gesproken, die ik omtrent zeshonderd maaien voor Uw aangezicht betreden heb, leggen voor uwe rekening, leggen ter uwer verantwoording, en aan God zult gy eens rekenschap geeven, van her gebruik dat gy er van gemaakt hebt! Heb ik by myne verklaring getoond, welke verhevene bezcffens Apostel Paulus, de Ephe-  Paulus den Apostel. 321 Epheseren, in zyn Godvcrheerlykend Gebcd^ daar hy van hun gescheiden was, voorstelde; gun my» by myn scheiden U dezelve gevoelens, dezelve denkbeelden van God voorte«* stellen! Onbekeerde menschen, die tot nu toö slechts in Naam en belydenis, en niet in kracht en waarheid God hebt leeren kennen"! Leert van onzen Apostel uwe Khien buigen vootf den Vader van onzen Heere Jesus Chris. TUSi Paulus deed dit niet alleen met waaren ootmoed en oprechte nedrigheid; maar ook in een geloovig vertrouwen op God, die ook zyn Vader was in Christus Jesus! Dit aiies mischt gy nog ; onze prediking en die van onze Amptgenooten, heeft onder U dat zalig einde noch niet bereikt, gy zyt nog in gevaar om eeuwig verloren te gaan, verloren te gaan, onder de klaare en zuivere prediking van het Euangelium der genade, hoe zoude dit uwe verdoemenis onbegryplyk verswaaren! En welk een gezicht zoude het voor ons by het Jongste gericht der weereld opleveren, wani neer God met vlammend vuur wraake doeri zal, over die geenen die Hem niet gekends en het Euangelium zynes Zoons ongehoorzaam geweest zyn, als wy dan £/, ook hier om veroordeeld zagen tot het eeuwig verderf! lltD. h$k* W Wy"  322 het Leven van Wy bidden TJ als of God door ons bad, zoekt toch God tot uwen God en Vader te verkrygen; in Christus wil Hy aan zondaaren zyne genade schenken; jaa zelfs aan de voornaamste, zyne menschen lievde verheerlyken; dit kunnen wy U in den Naam van Hem die ons hoort spreeken, plechtig verzekeren, indien gy Hem zoekt, Hy zal van Ugevonden worden ; maar zoo gy Hem verlaat, Hy zal U tot in eeuwigheid verstooten. Gy die van dit alles overtuigd zyt, die be. kommerd zyt, om dat gy niet gelooven durft, dat God in Christus uw God , en uw Vader geworden is, volg gy des Apostels voorbeeld na, buig uwe knien , voor den Vader van onzen Heere Jesus Christus; maar doe het ook met die beseffens, met dat vertrouwen, dat den Apostel bezielde, geloof toch dat uit Hem, alle de geslagten die in den hemel en op aarde zyn genoemd worden, vertrouw toch dat er in Hem is, een rykdom der heerlykheid! Alles wat U ontbreekt, is by God te vin. den, byHem, is geen aanneeming desperzoons, wanneer 'gy met alle uwe schulden, als vloek en doemwaardige tot God, in Christus zoekt te n.aderen, zult gy genade vinden. Houd  Paulus den Apostel. 323 Houd toch, bid ik U, onder het oog, er is in God voor zondaaren een rykdom van heerlykheid, te vinden, en dat alles in Christus» door Hem moet gy tot den Vader gaan, in Hem, en door Hem , wil God uw God en uw Vader worden, dat heeft Christus verworven, dit kan, dit wil, dit zal.Hy aan allen schenken, die het by Hem zoeken; houd daartoe aan in het gebed, en gy zult eens met Paulus en de geloovige Epheseren erken, tien, dat God ook aan U gedaan heeft'hoven bidden én denken. Geloovig Erfdeel van Jesus, leer hier van onzen Apostel, hoe gy bidden, hoe gy werkzaam zyn moet. Schoon gy hier, als in dien tyd, in de Ephesische Gemeente, geen verleiders vindt, die U van de waarheid zoeken aftetrekken, en geen vei volgingen om des woords wille ondergaan moet; er blyjft even wel voor ,j% en voor uwe Leeraaren ruime stof genoeg overig, om in navolging van den Apostel, uwe knien te buigen voor den Vader van onzell Heere Jesus Christus. Want, die genade kent, kent stryd, en die stryd kent, kent vyanden; gy weet immers dat uwe tegenpartye de Duivel rond om U gaat, als een brullende Leeuw; en draag voor W 2 al  334 het Leven van al zorg, dan wanneer hy als een Engel des lichts, onder een glimpend voorwendzel van vermaak, alle zyne krachten inspant om Ute doen struikelen. Bewaar uw hart boven al dat te bewaarcn is, gy hebt door genade leeren kennen, hoe verleidend, hoe gevaarlyk het is, voor ai wanneer de Overste der Duisternis er mede \ zaamcnspant, waak en bid toch dat gy in geene verzoeking valt. Mistrouw altyd eene weereld die in het booze ligt, er is veel voor U noodig, om voor haare verleiding bewaard, en haar niet gelykvormig te worden. Volg toch mynen Kruisgezant na, die ook hier door zyn biddend voorbeeld U. toeroept zyt myne Navolgers, gelykerwys ik een Navolger van Christus ben! Gy hebt geduurig noodig, in alle uwe nooden, in alle uwe omstandigheden, in alle uwe wegen versterkt te worden, met kracht, naar den inweadigen mensche! O zoek dit veel biddende by God, en geloof ter uwer bemoediging, dat er in alle uwe lotgevallen, in alle de moeyelykhedcn, die in dit leven U overkoomen, jaa zelfs in het uur des doods, wanneer gy deeze weereld, en alles wat U aan dezelve bindt verlaaten zult, dat er in God, voor U is en blyfï  Paulus den Apostel. 3*5 blyft, een rykdom der heerlykheid; dat zult gy hier biddende en dankende op aarde onder vinden, en in den hemel, zal dit eeuwig de stof van uwen roem, van uwe aanbidding en dankzegging zyn! Hier zoude ik thands myne reden eindigen ten zy myn hart, ten zy myne betrekking, ten zy de plechtigheid van deezen dag, van my vorderden, dat ik zegenend eindigde, en zoo van U scheide. Had ik thands, gelyk meermaalen, dc eer, dat Neerlands Dierbaare Erfstadhouder, onze gelievde Heer en Baron in het Prinselyk Eergestoelte voor myn aangezicht gezeten was, myne ziel, en myne lippen zegenden dien ' Vorst; nu, buige ik, de knien van myn hart, tot God den Vader van onzen Heere Jesus Christus, dat het Hem behaage, dien hef. waardigen Vorst, die my geduurende myn verblyf in deeze Stad met zoo veel eer en voordeel heeft gelieven te begunstigen, te zegenen met de uitneemendste zegeningen die voor den tyd en de eeuwigheid voor dien Vorst, tot heil en heerlykheid kunnen zyn! God maake dien Prins in alle deszelfs hooge waardigheden alleszins nuttig, tot zyne eer en tot roem voor Kerk en Vaderland! Deszelfs Koninglyke Gemalin zy nog lange het Vorstelyk Sieraad van  326 het Leven van 's Prinsen leven, de lust zyner Oogen, de roem en luister van .haar Vorstelyk geslacht, en eene eere voor Christus! Het dierbaar en veelbeloovend Kroost, zy ter vermeerdering van de sterkte, van den roem en van het heil, van het lieve Vaderland ] Dat Nederland tot in de laatste nageslachten dat Vorstelyk liuis zie bloeyen, cn onder de Schaduw van dien beminnelyken Stam in ongestoorden Voorspoed zich verheuge! Jaa verhoort God de bede van myn hart, dan zegene Hy, dat Vorstelyk Huis naar den rykdom zyner heerlykheid tot in eeuwigheid! Met waren eerbied wensch zich thands myne zegenende ziel, tot het aanzienlyk Eergestoelte van B red as, Burgervaderen, tot U Hoogedelen gestrengen Heere Drossaard, Heeren Burgemeesteren Schepenen en Raaden van deeze Vorstelyke en aangenaame Stad. Hebt dank, hebt hartelyk dank myne Heeren, voor alle die bewyzen van eer, hoogachting weldsadigheid, en lievde, welke ik zederd myn verblyv in deeze Stad van Uweledelachtbaare heb mogen genieten : Ik heb ook hier mogen ondervinden, dat ook in Uwe oogen, myne Heeren! Jesus Dienaars geen verachte fakkels zyn. Neen gy hebt ook aan my, met uwe daaden getoond, dat Gy uwe Leeraaren  Paulus ben Apostel. 327 Leeraaren in Kevde hoogacht, om hunnes werks wil, de byzondere blyken van vriendschap, van vertrouwelyke en hartelyke vriendschap, die ik van veelen uwer heb mogen genieten, zal myn dankbaar hart nimmer vergeeten, nimmer, dan met dankzegging gedenken. Ik heffe thands myfce Heeren, myn hart tot den Vader van onzen Heere Jesus Christus, biddende dat het Hem behaage, deeze van ouds beroemde en aanzienelyke Stadt, onder het loffelyk bestuur van Uweledel Achtbaarheden allezins te doen bloeyen en groeven! Ziet derzelver inkoomsten vergroot, derzelver Inwoonderen vermeerderd, derzelver luister bestendig toeneemen ! Het recht en. dc . gerechtigheid vestige haaren zetel bestendig ongekrenkt in het midden uwer Eerestoelen, daar blyve de toevlugt der verdrukte onschuld, daar woone de schrik der boosheid, daar vindc de wees en weduw haare hulp, daar schenke God zynen zegen, in het midden van Uwe vergaderingen. DanmyneHeeren, grooter heil, meerder" zaligheid, bid U myn Zegenend hart welmeencnd toe; God maake U voorbeelden aer wetten, voorgangersin het Goddeiyk Recht, blinkende Christenen in deeze Gemeente, en eene eere voor den Koning der Koningen, op. aarde en in den hemel! Ziet uwe Echtgenoo- ten  328 het Leven van ten allezins gezegend, en uw Kroost met tydelyk, met geestelyk, met eeuwig heil bedaauwd! Jaa vervult God myne bede, geniet dan alle die zaligheden, die uit den rykdom van Gods heerlykheid immer kunnen voort vloeyen, het zy zoo.' Weleerwaardige Opzieners van deeze dierbaare Gemeente, die onder het bestuur van den Oppersten Herder der Schaapen, deeze kudde weidt,- ik worde thands van Ugeroepen, om onder Gods zegen ook andere Schaapen toetebrengen, in die hoop, dat eens alle de Gemeenten zullen worden, eene kudde en eenen Herde. Hebt dank, myne Heeren en Broederen, voor die vriendelyke hulp en broederlyke lievde, my in den loop myner bediening in deeze Gemeente bewezen; scheiden wy naar het lighaam vari den anderen , laaten wy vereenigd blyven in den Geest, in het geloof, in de lievde, wy blyven in het zelvde werk, voor den zeiven God en Zaligmaaker Jesus Christus verkeeren; laaten wy dan veel voor eikanderen bidden, en voor het heil van onze Gemeenten! God doe U myne Broederen hier bestendig ondervinden, hoe goed en hoe Jieflyk het zy, dat Broederen in eendrachtigheid te zaamen woonen : Dat de welriekende Zalfolie des Heiligen Geestes, overvloedig op üwel-  Paulus den Apostel. 329 Uweleerwaarden uitgestort worde, en nederdaale op alle de Leden van Christus. Lighaam in deeze Gemeente! God zelf versterke U met kracht naar den inwendigen mensche! Op dat gy er veelen rukken moogt als een vuurbrand uit het eeuwig verderf, en veelen opbouwen in het allerheiligst Geloof! God zegene de Gemeente aan Uwen voet, Hy doe er veele door Uwen dienst toegebragt worden tot de geslachten der begenadigden, die in den hemel en op aarde zyn! Jaa Hy vervuile aan U en allen de Uwen, tot inden gezegensten ouderdom, den rykdom zyner heerlykheid , het welbehagen zyner Goedheid! Z,oo bidt myn hart. In 't byzonder kan ik zegenend U niet voorbygaan, Oude vader, die nu van uwenaarbeid rust in deeze Gemeente; neen oprechte Natanaël, myn ziel bidt U het goede toe! Is uw kerend werk hier afgedaan, blyft voor deezê Gemeente die U lief heeft, bidden tot God! en geniet voor U zelvcn de krachtige voorbidding en Goddelyke bewaaring van den Heere Jesus Christus ! Hebt gy hier en elders den rykdom van Gods heerlykheid met zegen, anderen gepredikt, word zelf, in Uwen hoogen ouderdom met kracht versterkt naar den inweadigen mensche! Voorts myn Vader, myn Broeder,  33° het Leven van Broeder, en Vriend, naadert de tyd Uwer ontbinding, neigen zich Uwe treden reeds naa de wooningen des doods ? Hebt gy met onzen Apostel den goeden stryd gestreden, den loop geëindigd, God zette op uwen eerwaardigcn Schedel, de kroon der rechtvaardigheid! Hy brenge U zagt en zalig over tot die geslachten, die Sri den hemel den rykdom van Gods heerlykheid genieten en bewonderen, dat schenke U God * '-■■ Wel- * Drie jaaren naa myn afscheid stierf deeze uitmuntende Leeraar;de tyding daarvan ontfangende, schreef ik, my by zyn Graf vertegenwoordigende, deeze weinige regelen, die ik zyne braave Weduwe toezond: Hier rust in "t stof des doods, een gryzen Bybeltolk! Hier slaapt Natanael! O neen Hy leeft hier boven, Hy was in Goels dienst, een trooster van God Volk • Zyn ziel door God verlost, mag nu haar Maaker looven Zyn werk was afgedaan, Hy leeft in beter oord En mag het heilig lied, op hooger toonen zingen; De zuivre heilleer, is uit zynen mond gehoord, Nu ziet, nu looft Hy God, met alle hemellingen! VAN OTTING! Uwen Naam zal leeven na uw'dood By hem, die JESUS mint in BREDA S Kerkgemeente Die zco veel Jaaren lang uw trouwen dienst genoot, En nog een zilten traan stort op uw kil gebeente! Hier, uit dit zomber graf, hier, uit dit zelvde stof, Zult ge in den jongsten dag, door God gewekt verryzen Uw nu gesloten mond, zal dan Gods eer en lef Met Godgewyde taal, volmaakt, en eeuwig pryzen. Gy die den Godsdienst mint, in 't Vorstelyk BREDA Denk aan VAN OTTING veel, en volg zyn wandel na.  Paulus den Apostel. 331 Weleerwaardig Heer en Medebroeder! Die door B re das Vorstelyken Heer benoemd» en door den grooten Kerkenraad deezer Gemeente geroepen zyt, om myne plaats alhier te vervullen! Ook aan U beveele ik deeze liefwaardige Gemeente, zy is uwe lievde, uwe hoogachting^ en allen uwen arbeid waardig! •Zyt verzekerd mvn Broeder , wanneer gy gelyk ik vertronwe, U toelegt om haar optebouwen in. het allerheilige geloof, veel uwe Knien voor haar buigt tot den Vader van onzen Heere Jesus Christus, en in navolging van onzen Apostel, uwe bescheidenheid allen menschen bekend doet zyn; dan durve ik U verzekeren, dat gy hier uwe dagen zult doorbrengen in lievelykheid, en uwe jaaren in vrede! Verhoord God de bede van myn hart, dan worde ook uwen Dienst hier gesteld, tot eenen wezentlyken zegen; dan leert gy voor U zeivenen voor deeze Gemeente, den rykdom van Gods heerlykheid meer en meer kennen! God versterke U daartoe met kracht naar den inwendigen mensche! En in den Jongsten morgenstond der weereld, doe God, er veelen ook uit deeze Gemeente, door uwen dienst gewonnen, uwe kroon en uwe blydschap zyn, voor den Troon, dat geeve God! Eer-  33* het Leve ar van Eerwaardige Heeren Ouderlingen, zoo die thands dient, als zedert den loop myner bediening, het mede opzicht had, over deeze Gemeente; hebt dank voor Uwe hulp, voor uwe vriendschap, en betoonde genegenheid aan my bewezen. Onze zaamenwooning was vriendlyk, myne Broeders.' Ik hebbeken van uwe oprechtheid ondervonden, myn hart betuigt er U in 't openbaar, oprechte dankzegging voor. God, voor wien Paulus zyne Knien boog, biddeik, stelle U Eerwaarden in deeze Gemeente tot sieraad en tot eere; zyt en blyft lange voorgangers in zyn heiligdom, en helpt zyne voorhooven bewaakcn, tot Hy £7gunne Wandelingen te hebben, onder diegeenen die Voor Hem staan J Word hier , alle vervuld met den Geest des Heeren, en ondervindt in tyd en eeuwigheid, dat de Ouderlingen die wel regeeren, dubbele eere waardig zyn; daartoe myne Broederen, versterke U God met kracht, naar den rykdom zyner heerlykheid! Het zy zoo! Eerwaarde Broederen Diaconen, zoo gediend hebbende als dienende; ik beveel Uaan de ryke bron der Goddelyke algenoegzaamheid, de Vader van onzen Heere Jesus Christus Wiens alle de sehatten zyn, en den rykdom der heerlykheid! Gaat voort myne Broederen in  Paulus den Apostel. 333 in uwen moeyelykheden post, die gy edelmoedig en lievderyk hebt op U genomen! God doe dat goede, dat in deeze Gemeente is, de lievde tot ellendigen, nimmer ophouden; maar bestendig vermeerderd worden! Hy doe U altyd overvloedig zyn in het werk des Heeren, en Uwen roem en Uwen arbeid, myne Broederen, zal niet ydel zyn in den Heere! Verhoort God myne bede, dan zy uw loon, de rykdom van Gods heerlykheid, en uwe vergelding de vervulling van die toezegging van den Heere Jesus, dat alles, wat aan den armen geschied, de Heere rekenen zal, of het aan Hem zeiven gedaan zy, dat schenke U God! Eer ik nu zegenend van deeze Gemeente scheide, kan ik niet voorby U te zegenen Weledele gestrenge Heeren, Bevelhebbers van de Krychsmagt van den Staat in dit heiligdom, zoo talryk tegenwoordig! Hebt gy het s waard aangegord, ter verdediging van het lieve Vaderland; wanneer het hoog bevel U roept, ziet hier nog lange de vrede, het heil desMenschdoms bloeyen! Voor al myne Heeren, bid ik God, dat Hy U allen die vreede leere kennen i en genieten, die geenen anderen stryd als tegen de zonde kent, en waarvan de onverwelkbaare kroon in den Hemel is! En, wordt Gy immer geroe-  334 het Leven van geroepen, om voor Godsdienst cn Vaderland ta 't bloedig oorlochsveld ten stryd te trekken; dan leere God uwe handen ten stryde, uwe vingeren ten oorloge, dan worde Nederlands ouden Heldenroem door U vereeuwigd, en uwe naamen der onsterffelykheid gewyd! Dan schryve God op uwe ontrolde vaandelen, de Jleere is mijne Büniere! God schenke U met Davids dapperheid, Davids hart, cn wordt myn wensch vervuld; dan geeve U God dc bede van Paulus, den rykdom van Gods heerlykheid, voor tyd en eeuwigheidI Thands wend zich myne aanspraak tot U hartelyk Gelievde Gemeente van I.reda, die ik nu aan God en zyne lievderyke zorg, biddend overgeeve! Heb dank, heb hartelyk, heb eeuwig dank, voor al het goede, voor al de vriendschap, voor al de lievdeblyken aan my en de mynen, alhier bewezen; al wat U een leeraar die U Waarlyk lief heeft, uit den Grond zynes harten, voor den tyd en voor de eeuwigheid, in alle Uwe betrekkingen kan toebidden, zy U hartelyk toegebeden, uit den rykdom van Gods heerlykheid. Wast op in de kennis, en in de Genade * van den Heere Jesus Christus, alles wat uw tydelyk heil vermeerderen, uw geestelyk nut  Paulus ben Apostel. 335 nut bevoorderen, uwe eeuwige Zaligheid voltooyen kan, schenke U God! In uw midden, bloeye dekennis, wassche de genade, worde de heiligheid, (zoo sier* Jyk voor het huis des Heeren), meer en meer gezien, jaa overvloedig, voor God en menschen! De blinkende Godsvrucht, zy bestendig het Sieraad van ditSion, en uw Naam worde meer en meer vermaard, in Nederlands Israël! Uwe ontluikende Jeugd, zy voor God en de Maatschappy tot eere, en de kracht der dagen, met den gryzen ouderdom, zy tot roem van deeze Gemeente, op aarde en in den hemel! Ik eindige, gelyk ik begonnen heb met onzen Apostel: Ik buige mijne Knien tot den Vader van onzen Heere JesusChristus, uit wien alle geslagten, die in den hemel en die op aarde zyn genoemd wor. den; dat Hy L geeve naar den rykdom zyner heerlykheid, met kracht versterkt te worden door den Geest, naar den inivendigen mensche, dat vervulle God! Ziet  3>6 het Leven va» Zoo is dan, Gelievde Gemeente! nu myn werk onder U afgedaan. Ik beveele U nu voor eeuwig, aan den grooten God en Zaligmaaker Jesus Christus! Aan zyne voeten legge ik, hier, myn Herderstaf, nu dankend neder! Amen!  het LEVEN VANT PAULUS den APOSTEL, IN KERaELYKE red env oer in ge n, uitges prok en IN DE hervormde gemeenten van p R IE DA en AMSTERDAM, DOOR. PETRUS HAACK, Te vooren S.S. Theol. Hist. Sacrae Professoren Predicant is Breda, darm Predicant te Amsterdam, thans m df Hoon en Nederduitsche Gemeente te A tona en Hamburg, Lid van het zeeuwseh Genoodschap Jer IVeetenschappen, en van de Maatschappij tan den Landbouw te Amsterdam. Derde Deei.s Tweede Stuk, behelzende in zich • Des Apostels Voorderingen in Wijsheid en Heiligheid aangetoond .uit eenige gewigtige gedeeltens zijner Brieven. Te A l T o N A gedrukt en te bekoomen, by Jacob Schultz, Koni;l. Deemche geprivi'ig. Boekdrukker. ook te bekoomen te AMSTERDAM, by HüNDRIK DlEDERIKS, johannes allart, en Wouter Brave, Boekverkoopers aldaar.   HET LEVEN VAN P A U L U S DEN A P O S T E tu Derde Deels, Tweede Stuk, Eerste LEERREDEN, Dé lüisterRyké Grootheid van den Zoom Van God, zoo als ïn Hem, alle volheid woont. Text: Col. i, vs. 15 — 16. Dewelke is het Beeld des onzienlyken Gods, de Eerstgebooren aller Crcatuurcn. Want door Hem zyn alle dingen geschapen, die in de Hemelen en die op aardt zyn, die zienlijk en onzieniyk zyn, het zy Troomn, het zy Heerschappijen, hel zy Overheden, het zy Mag ten, aüe dingen zyn door Hem en tot Hem geschapen. En hy is voor alle dingen en a'ue dingen bestaan te zaamen door Hem, En Hy is het Hoofd des Lighaams, {naameatlyfc) der Gemeente; Hy die het begin is, de eerst geboo ren uit den dooden, op dat Hy in allen de eerste zyn zoude; want het is des Vaders welbehaagen geweest, dat in Hem alle de volheid woonen zoude. iVlflflr deeze zyn geschreven op dat gy geloovet, dat Jesus is, dc Christus, de 111. D. 11. St, a Zaan: Inleiding  2 Het L e v .e n van Zoone Gods. en% op dat gy geloovende het leven hebbel in zynen Naam: Dus schreef de Apostel Joannes in liet laatste vers van het 20 Hoofd, van zyne Euangelie. Hy had zeer vceie teekenen schrifielyk aangeteekcnt, die dc Heere Jesus gedaan had, doch alle had hy die niet aangeteekend, Jesus had nog wel veele andere tekenen in de tegenwoordigheid zyner discipelen gedaan, die door Joannes niet waren aangetétkénd in dit Koek ; maar deeze had hy aangeteekend, cp dar zy, alle che, dezelve leezen zouden, daardoor gelooven zouden, dat Jesus de Christus, de Zoone Gods zy, en dit geloovende het leven hebben in zynen Naam. Hetgeen de Heere, Jesus gedaan had en ddor Joannes was aangeteekend dat diende om het ongeloof, dat door alle de tydvakken van den Godsdienst, de rampzaligste gevolgen had, tn ook in die dagen reeds, het hoofd jpstak, op de krachtigste wyze te overtuigen, dat Jesus de Christus, de beloofde zaligmaaker, de waarachtige Zoon van God was, en, dat deeze twee onafscheidbaare waarheden, door het geloof erkent en aangenomen, ten gevolge hebben, het eeuwig, het zalig leven• terwyl by tegen oversteliing, het ongeloof van  Paulus den Apostel. 3. van deeze waarheid, het eeuwig verderf den toorn Gods, ten gevolge hebben zoude. De Apostel leert dus door deeze woorden, uitdrukkelyk dat Jesus hoe diep verncederd, hoe smaadelyk gedood, de gezalfde Heilvorst zy aan de Vaderen toegezegd ; maar ook, dat deeze beloofde Messias, waarlyk de Zoon van God is, en dat het geloof in Hem het eeuwig zalig leven ten gevolge heeft; daar hy deeze teekenen van den Heere gedaan, daartoe had aangeteekend, op dat zy geloovende het leven zouden hebben in zynen Naam, Is er dus geene waarheid belangryker, en gewigtiger om menschen te bewegen tot het geloof, dan deeze dat J es üs is de Christus de Zoon van God, laat ik dan uwen luisterenden aandacht bepaalen, by het getn de Apostel Paulus in mynen Text geschreven heeft, dat u onder den Goddelyken zegen ook volkomen overtuigen kan, dat Jesus is de Christus den Zoon Gods, op dat ook gy geloovende het leven hebt in zynen Naam. Deeze uitmuntende Brief, waarvan ik U dit allergewigtigst gedeelte in deszelfs verband en oogmerk wilde doen beschouwen, is door den Apostel Paulus slechts weinige Jaaren voor zynen marteldood geschreven in het 59, of zoo A 2 andere Het oog, merk van deezen Brief.  4 het Leven van andere willen * in het 6l. jaar na Christus geboorte, aan de Gemeente te Colossus, eene beroemde Stadt, niet op het Eiland Rhodus; maar in klein Asien. roen de hoofdstad van Phrijgien. Schoon de Apostel door dat Landschap gereist had, was hy niet in die aanzien]yke Stad, zoo min als in het niet ver van daar gelegen La'ódicea, naar Col. 2, vs. 1. geweest, de Gemeenten waren daar, en te Hieropolis door .Epaphras gestigr, deeze had den Apostel van der zeiver toestand te Rome; daar hy zich met Timotheus toen bevond, een naauwkeurig berigt gegeeven. Hy schreef aan hun deezen Brief, die ook in de Gemeente van IjCtöclicea moest gelcezen worden, naar Col, 4, vs. 16. Tn die Gemeenten waren dwaalcnde en verleidende Leeraars gekoomen, en daarin dat Landschap, zeer veele Jooden woonden, waarónder zulke, die den christelyken Godsdienst hun door Epaphras gepredikt, geloovig hadden aangenomen,' was het des Apostels oogmerk in zonderheid deezen te versterken in het geloof, en de hoop des eeuwigen levens, op dat zy, noch door leer der Grieksche wysgeeren, noch du* Joodsche Wetlecraaren, die beide de eer * Zie van Vloten XI. D. p. 576, en J. E. Greve over de Romeinen p. 23,  r AÜIUS DEN A r O 3 T E L. 5 eer en leer van den Goddelyken Verlosser beledigden, mogten verleid worden. Na het Apostolisch Opschrift en zynen fl« zegengroet, gelyk ook van Timotheus, in dc J 2 eerste vs. betuigt Paulus zyne blydschap, wc over hun geloof en hunne lievde, van het 3 tot het 9. vs.-, waarom Hy ook niet ophield voor hun te bidden, en wat hy voor hun bad, geeft hy op van het 9 tot het ia vshicrop"laat hy volgen, de ryke stof tot God" verheerlykende dankzegging, die zy met den Apostel ontfangen hadden, in het 12. 13 en 14. vs. en, om de oneindige grootheid hier. van, hun onder h oog te brengen, laat hy in myne Tcxtwoorden volgen, eene allerverhevenste beschryving van de Goddelyke heerlykheid, van dien hemelschen Verlosser, waar. in hy den Zoon van God dien Goddelyken Zaligmaaker hun voorstelf, in de luisrenyke grootheid en oneindige heerlykheid zyner God. delyke natuur, zoo als Hy is, voor alles, en boven alles, jaa zoo als in Hem alle volheid woont. Op meer plaatschen sprak civ/c Af os'. tel en een en ander Heilige Sch ryver, breedvoerig en verheven van den luister van Jesus Goddelyke Natuur; maar nergens zoo als. hier In deeze woorden. O dat God zynen verachtenden en heiligenden Geest in onze harten ■uit- (verid on• Textt orden.  Verdee. ting der Textwoorden, Het is Gods ei. gen Zoon die de Apostel noemt. 6 Bet Leven va» uitstorte, op dat wy die schatten van hemelsche wysheid, die onze Apostel hier ten toon spreidt, met eerbied, met verwondering en aanbidding, ter bevoordering van ons eeuwig heil beschouwen mogen, om God daardoor te verheerly;e:, op aarde en in den hemel, Amen! Laat ik. het een en ander U dus voorstel len dat wy, in de beschouwing van de uitmuntende grootheid van deezen Goddelyken en heerlyken Perzoon, eerst denzelven, ons voorstellen, als het Beeld des onzienlyken Gods, den eerstgehooren aller creaturen. Ten tweede zoo als alie.dingen, door Hem geschapen zyn naar het ld en 17 vs. Ten derde, zoo als Hy is, het Hoofd des lighaams, en de eerstgebooren uit den dooden, naar het ig. vs. En ten vierde, zoo als het des Vaders welbehagen is, dat in Hem, alle de volheid woopen zoude, naar het iy, vs. Het allerverhevenst Voorwerp, waarvan onze Apostel alle deeze heedyke en Goddelyke voorrrelTclykheden opgeeft, is niemand anders dan Gods eigen Zoon, den welken God niet gespaard heeft; maar overgegeeven heeft, naar Rom. g, vs. 32. Dit blykt hier zonneklaar uit het verband; de Apostel had in de drie voorgaande versen gezegd, dankende den Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft,  Paulus den Apostel. heeft, om deel te hebben in de erve der heili. gen in het licht; die ons getrokken heeft, uit % magt der duisternis, en overgezet heeft m het Koningrijk des Zoons zyner lievde: in den welken unj de Verlossing hebben, door zyn bloed (naamenthjk) de vergeeving der zonde; van deezen Zoon nu zyner lievde, getuigt Paulus, dat Hy is het Beeld des onzienlyken Gods, en wat daar meer volgt. De Apostel hier willende dat de Colossers zouden opmerken, hoe groot, hoe heeityfc die Heer en Koning zy , die Hy den Zoon van Gods lievde genoemd had, in wiens Kohingryk Zy overgezet waren, noemt Hem hier, het beeld des onzienlyken Gods. * Door den onzienlyken God, moeten wy hier den eersten Perzoon der Goddelyke Drie. eenheid verstaan, den Vader genoemd, omdat Hy den Zoon heeft gegenereerd, of gelyk de Zoon van God dat verklaart, Joan.'5 , vs. 26. gelijk de Vader het. leven heeft in hem zeiven ^alzoo, heeft Hy aan den Zoon gegeeven het leven te hebben in Hem zeiven. Want schoon de * Eo-rerie dixit Doctiss. Rosenm'.iller in Schol, in N T T- IV. pag. 5<57- Demoustiat Apustolns, auanius üi ilU.JJomir.us, in cujns regmm _ vet cóetum , Ckristiani venenmt. Est Wtgies Uei nu visibiiis , Ut tiero nos redimeret, appanat 1» lus ter. ris, et variis argumentis demonstravit st esse bu Luim Dei.  Waarom üod de on. zicnlyke genoemd wordt. 8 hetLeven van de naam , God aan alle drie de Goddelyke terzoonen gegeeven wordt in de heilige Schrif. zoo als wy vinden, van den Vader Joan. 3, t iÓ. Alzoo lief . heeft God de weereld ge, had, dat Hy zynen eeniggebooren Zoon gegeeven heeft. Van den Zoon ,. Joh. 5, vs. 2o Deeze is de waarachtige God en het eeuwig leven. Van den Heiligen Geest, Hand. 5, vs. 4. Gy hebt den mensche niet gelogen maar Gode. Zoo moeten wy echter hier door God, den Vader verstaan, om dat zyn Zoon, zyn Beeld genoemd wordt, zoo leezen wy in den Brief aan Hebreen, Hebr. I, vs, a en 3, GoJ heeft in deeze laatste dagen tot ons gesproken door zynen Zoon, welken Hy gesteld heeft tot een erfgenaam van alles, door welken Hy ook de weereld gemaakt heeft, dewelke alzoo Hy is, het afscheinzcl zyner heerlijkheid het uitgedrukte beeld zyner zelfstandigheids welke woorden met die van o::z-n text zeer duidelyk overeenstemmen. En deezen Goddelyken Vader noemt de Apostel hier den onzienlyken God, om dat Hy is, volmaakt zuiver Geestelyk, zonder dat iets stoffelyks in Hem plaats heeft, of hebben kan, en daarom noch gezien, noch begrepen, noch afgebeeld kan worden. Eene Goddelyke volmaaktheid, aan elk der drie Goddelyke Per- zoonen  Paulus een Apostel. 9 zoonen eigen, naar hunne wyze van bestaan in het Godelyk wezen, zoo dat in deezen zin van God gezegd wordt i.Tim. 6,vs. 16, niet alleen, dat Hij een ontoegankelijk licht bewoond; maar ook, den welken .geen Mensch gezien heeft, noch zien kan; doch die hier aan den Vader wordt toegekend, om ons daar door de Goddelyke heerlykheid van den Zoon zyner lievde te doen opmerken. Den welken de Apostel hier noemt het Beeld des onzienhjkeu Gods. De Apostel gebruikt hier een grieksch woord, dat naar zyne oor. sprongclyke beteekenis een gelijkend beeld te kennen geeft; wanneer men dit ouder het oog houdt, en te gelyk opmerkt, dat hy den Zoon van Gods lievde noemt, het gelijkend beeld des onzienlyken Gods, dan wordt het zoo klaar als het licht, dat dit niet kan verstaan worden, van de menschlyke natuur des Goddelyken Verlossers, in 't afgerrokkene beschouwt, gelyk door zulken geschiedt, die zyne eeuwige Godheid lochencn; door zulke eene uitlegging, wordt de Heer der Heerlykheid, welke is God boven ai dc pryzen tot in eeuwigheid, verlaagt tot den rang der Schepzelen, tusschen welket natuur, en die van het Goddeiyk weezen eep oneindige afstand is. C H RI«' En ClIRISi- tus hei beeld des onzienlyken Gods,  10 het Leven van Christus is het gelykend Beeld des on zienlyken Gods, naar zyne Goddelyke natuur" die eeven zoo onzienlyk is als die des Vaders • want was zyne zichtbaaremenschlyke natuur het gelykend beeld des onzienlyken Gods, dan zou. den de heilige en onfeilbaare Schriften den Vader, den onzienlyken niet kunnen noemen, die geen mensch gezien heeft, of zien kan, en zoude dan o.:k hier niet uit volgen, dat Christus ten aanzien zyner menschelyke Natuur, Gods Zoon en dus God was? Heeft de Vader dus het leven in Hem zeiven, heeft hy zoo den Zoon gegenereerd? Neen Gelievde, zoo kan Christus de eeuwige Zoon dei eeuwigen Vadert niet genoemd worden, noch ook het uitgedruikte beeld zijner Zelfitandigheid, en dus ook niet, het gelijkend beeld dei onzienlyken Gods. Maar Christus wordt het gelykend beeld des onzienlyken Gods genoemd, om dat zoo als Christus zelf gezegd heeft Joan. 5, vs. 26 gelyk de Vader het leven heejrt in hem zeiven, Hy alzoo ook den Zoon gegeeven heeft het 'leven te hebben in Hem zeiven. Daarom noemt Hem de Vader die naar Hebr. i, vs. 5 nooit tot een ^Engelen gezegd heeft, Gy zyt myn Zoon heden neb tk n gegenereerd, Hemzyn Zoon van Hem gegenereerd, Ps. 2, vs, 7. Daarom wordt Hy  Paulus den Apostel. ii Hy genoemd Joan i,vs. 13 en 14, uit God gebooten, den ecnig gebooren van den Vader, Rom. 8, vs. 32. Zyn eigen Zoon en Matt. 16, vs. 16. de Zoon des leevendigen Gods', en dus hebben niet alleen de heilige Mannen, door den Heiligen Geest, gedreven van Hem getuigt, maar ook zoo beeft de Vader naar Matt. 3, vs. 7. meteen stem uit den hemel getuigt, deezen is myn Zoon, myn gelievden, in den welken ik myn welbehagen heb; en Christus zelf, op wiens lippen nimmer bedrog was, dien niemand van zonde overtuigen konde, leerde, naar joan 5, vs. 18, dat God zijn eigen Vader was, en dat hy zelf Gode eeven gelyk was. En zoo is deZoon van Gods lievde, dan het gelykend beeld des onzienlyken Gods, om dat alle de Goddelyke volmaaktheden ook in Hem zyn, om dat Hy ook het leven heeft in Hem zeiven, gelyk de Vader dat in Hem zeiven heeft, en zoo is het afschynzel zyner heerlijkheid, het uitgedrukte beeld zyner zelfstandigheid, naar Hebr. 1, vs. 3. Welken Jcsaias noemde Sterken God, Vader der eeuwigheid, Jes. 9, vs. 5, en i Joan. 5, vs. 20 leezen wy van Hem: deeze is 'dèwaaragtige Goden het eeuwig leven. Paulus noemt Hem Tit. 2, vs. 13. dengrooten God, en Rom. 9, vs. 5. God beven al depryzen in der eeuwig-  12 het LlVEN VAN eeuwigheid. Naar de volgende versen van onzen Text, zyn door Hem alle dingen geschapen, en Hy is voor alle dimgen, en alle dingen bestaan te zaamen door Hem, in Hem woont alle volheid ! Doch al die luister der Goddelyke Heerlykheid van Jesus Christus, zoude voor ons verborgen zyn, zoowel als de Goddelyke Heerlykheid des onzienlyken Vaders, zoo God de weereld niet zoo lief gehad had, dat Hy zy. nen eeniggebooren Zoon gegeeven heeft, op dat een iegelyke die in Hem geloove niet verderven, maar het eeuwige leven hebben zouden. Maar daar Hy, die in de gestaltenis Gods zynde, Godejeevenjgelyk, nu de gestaltenis eenes dienstknegfs niet slechts de uiteriyke vertooning en staat daarvan, maar ook de waare menschelyke natuur aangenoomen heeft, en den mensche is gelyk geworden, naar Philip. 2, vs. 6 en 7. nu heeft Hy den luister der Godddyke Heerlykheid als Borg en Middelaars op aarde geopenbaard, en doen kennen: zoo dat wy leezen Joan. i,vs.'i8. Niemand heeft ooit God gezien; de eeniggebooren Zoon die in den schoot des Vaders is, die heeft Hem ons verklaart, en dien zin zeide' de Zaaligmaaker Joan, l4,vs.9. Die my gezien heeft, die heeft den Vader gezien; daarom schreef Joannes in zyn Euangelie Hoofdst. 1, vs. 14.  Paulus den Apostel. 13 vs. 14. Het ivoordis vleesch geworden en heeft onder ons gewoond, en my hebben zyne heerlykheid aanschouwt, eene heerlykheid als des eeniggebooren van den Vader, vol van genade en waarheid. Onze Apostel die Christus ook, 2 Cor. 4, vs. 6. het beeld van God noemt, hadeeven te voorn, indien zei ven Brief van zich zeiven en zyne medcgeloovigen gezegd, en ivy alle met ongedekten aangezichte de heerlykheid des Heeren, als in een spiegel aanschouwende worden naar dat zelve beeld in gedaante veranderd, van heerlykheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest. 2 Cor. 3, vs. 18. En wie kan hier aan twyffelen, zou tooh immer Gods heilige rechtvaardigheid en onbegrypelykc lievde en barmhartigheid , zoo heerlyk en luisterrykbekend geworden zyn, zoo dit Beeld des onzienlyken Gods niet in waarheid had kunnen zeggen, gelyk wy kezen dat Christus gezegd heeft, naar Joan. vs. 4 cn 6. Vader ik heb U verheerlykt óp aarde, ik heb uw Naam geopenbaard den menschen, die Gy my uit de weereld gegeven hebt? Hoe nadrukkelyk en waarachtig is dan hier de verhevene taal van onzen Apostel, daar Hy onzen God en Zaligmaaker noemt, het Beeld des on* zienlijken Gods. En  Waarom genoemd dtn eerstgeboorcnaller Crèii* turnen. i I ] i 2 ( e a a 1 V. z< lo J4 het Leven van En op dat wy toch zoo hoog en verheven van dien Juistervolien en hceriyken Perzoon zon. den denken, ais Hem, in alle eeuwigheid toekoomt, zoo noemt hy Hem te gelyk, den eerstgeboorenvan alle Creatuurcn; niet den eerst, geschapen van alle Schepzelen. Scheppen is iets uit niets voortbrengen; maar gebooren worden, is Uit het wezen en de natuur van iemand voorttckoomen, den eerstgebooren, gelyk Gods ioon, hier, en Hebr. t, Vs. 6. genoemd wordt. Dit leert onsdus den Goddelyken Verlossers kenicn, als het wezen en de natuur van God zyn Vader fittende, als u.t Hem gebooren, als door ^lem gegenereert, als van Hem hebbende, het even in zich zeiven, gelijk de Vader dat in ■ach zeiven heeft; als dus het zelvde leven, het elvc wezen hebbende met den Vader, of gelyk :h ris rus zelf het uitdrukt, joan. io, vs. ->o. ?uwt den Vader, eenc Goddeiyk waardigheid! in geen Engel, aan geen Schepzei eigenleen Hem toekoomende, want tot wien der Aigelen heeft Hy ooit gezegd'? Gy zyt myn 'oon, heden heb ik Ugenereerd, gelyk my leezen ebr. i, \s, 5. En op dat wy dit wel zouden opmerken >o noemt onze Apostel den Goddelyken Veriserniet, den eerstgebooren onderallcv Schepzelen  Paulus den Apostel. 15 zelen; maar in tegenoverstelling van alle Schepzelen , den Eerstgebooren aller Creatuuren, . dat is, gelyk de groote Luther, en veele andere het naar de letterlyke beteekenis van den griekschen Text naauwkeurig vertaald hebben, den Eerstgebooren Voor alle Schepzelen , * voor alle Schepzelen, of zoo een vermaard Engelsen Godgeleerde bewyst, dat het grieksch woord moet vertolkt worden, Foor alle Schepping .** Het een en ander, stemt volmaakt over een, met den a^rtder zaak, en was hier het denkbeeld van onzen Apostel gelyk uit het 17de vers blykt, daarhy zegt: En Hy is voor alle dingen, en alle dingen bestaan te zaamen door Hem. En zoo leert hier, de Apostel de vollstrekte eeuwigheid van den Zoon van Gods lievde, V3fl * De Hoogl. Heumann bewyst dit uit de beteekenis des grieksche woords, en geeft zeer veele geleerden op, die dit insgelyks opgemerkt hebben. Zie zyne verklaaring over tet Nieuwe Testament in de Nederd. verstaal, het 10. D. pag. 266 en 267. De Engelsche Godgel. TJndsay, toont hier uit dedwaa. ling der Socinianen aan. Zie de verkl. der voornaamsteEngelsche Godgel. over de geheele heilige Schrift, 16. D. 1 St. p. 101. ** Zie dit bewezen door den Engelschen Godgel. Wal. in het zoo even aangehaalde werk op het zelvde pag. Beza heeft in zyne nieuwe vertaaüng het ook zoo overgezet, Primogenitus omfiis rei Creatae, dat is, gelyk hy het te regt verklaart, ab aelertio genitus van eeuwigheid gegenereerd.  *6 het Leven van van het gelykende Beeld'des onzienlyken Gods, 'gebooren (gelyk wy het kunnen overzetten) voor de geheele Schepping. Andere taalkundige hebben beweerd dat men hier het grieksch woord, dat Paulu's gc. bruikt, niet door eerstgebooren , maar door eerste voorbrenger vertolken moet; een oud Schryver heeft zelvst bewezen, dat het in deeze betekenis by Homerus den sierlyksten der griekschen Dichteren voorkoomt en de rede, waarom dit, door andere geleerde taalkundigen gevolgd wordt, is, gelyk de beroemde Michaelis zegt, het verband der redeneering van Paulus, hy verbindt het volgends vers, met het onze door want, want (zegd hy,) door Hem zyn alle dingen geschapen * en dan dient het 16. vs. ter bevestiging, uitbreiding, en naa. dere verklaaring van het voorig 15 vs; dan zegd Paulus * Het is aan Taalkundigen bekend dat. wanneer het accent niet op de -de maar op de 3de lettergreep geplaatst wordt, dat dan het ^riekche woord deeze betekenis heeft, en dat bet zoo monet geplaatst woreen Z!e du bewezen in de uitbreiding van en aanmer. Kingen over de Brieven van Paulus, door den be. roemden Michaelts, in de Nederd. overzett. pag. 295 en 294. gfsiodorus Pclusiota heeft dit eerst dus ver. klaart Libr. III. Ep. 31. en is daar in door veelen gevolgd en verdeedigd, zie di aangehaalde En*el. sche Godgeleerden op de reeds aangehaalde plaats, en den reeds genoemden Hoogl. Michaelis.  Paulus dek Apostel 17 Paulus dit, om ohs de hooge waardigheid, en Goddelyke heerlykheid van den Zoon van Gods lievde, te doen opmerken. Hy is het gelykend Beeld des onzienlyken Gods, de Schepper van al wat geschapen is, want wat er ook zy, door Hem, zyn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op aarde zyn, hoe groot, hoe verheven, hoe aanzien, lvk, door Hem en tot Hem, zyn alle dingen geschapen. Laaten wy deeze uitbreiding en naadere verk karing zoo eigen aan den Schryfsryl van onzen Apostel naader overwegen. Door Hem (zegt Hy) zyn alk dingen geschapen. Die deeze woorden, die hier voor- , koomen in deszelfs natuurlyke cn eigentlyke beteekenis leest, die ziet terstond uit dezèlven, dat hier een waare en eigentlyke Schepping aller dingen, door J e s u s C h r i s t u s, als de Waarragtige en eeuwige God 4 duide!yk geleerd wordt; en het -is opmerkelyk, dat de Kerk va* ders van het begin af, dit als eene zekere waarheid hebben beschouwd, die alle rechtzinnige belyden, en waar van de onrechtzin. nige afwyken, en waar door zy zich leeren kennen en onderscheiden,* geene Schepping door * Vid. Jren. Libr, L Cap. XlX, & Cap. XX de Ccrintho. ïli.D.iLSt. r» Door toten Üle dingen geschapen zyn.  i8 het leveu van door Engelen geschied, of eene herschepping, vernieuwing cn verzoening van Engelen en menschen, welke Je sus Christus door het Euangelium zoude hebben daargesteld, gelyk in laater tyd door zommigen geloovd is* leert hier dc Apostel; integendeel, hy leert, dat de Zoon van Gods lievde, gelyk hy alzoo Chris, tus'genoemd heeft, in het 13 vs. die het Beeld des onzienlyken Gods is, de eerstgebooren aller Creatuuren, naar her 15. alles wat er in de hemelen en op de aarde is, geschapen heeft, want door Hem, zegt hy, zyn alie dingen geschapen , die ztcnlyk en die onzienlyk zyn in de hemel en op aarde; cn van alle deeze dingen, eene zedelyke herschepping door het Euangelie te leeren, en dat dit hier door den Apostel zoude geleerd worden, dit te stellen, zou zoo wel stryden met den aart der onderwerpen, waarvan hy hier spreekt, als tegen de leer der heilige Schrift, en de duidelyke verklaaring vaii onzen * Op deeze wys, worden deeze woorden door Socïnus en deszelfs Navolgeren verklaard. De beroemde Grootius dacht er ook zoo over. Daar dit zoo dikwerf wederlegd is, en by veelen te vinden, hebben wy het slechts kortelyk aangewezen; men zie deezen Text, tegen die uitleggiug, en uit de beteekenis, en het gebruik der grieksche woorden, eti der aart der zaaken verdeedigd in de reeds aangehaalde verki. derEngelsche Godgel., en by anderen die over deezen Brief geschreven hebben.«  Paulusde'n' A r o stel. .„19 onzen Apostel zeiven, gelyk onze verklaaring naader toonen zal. * De Apostel gebruikt hier, zoo veele, en zulke klaare en duidelyke woorden, dat wy aan derzelver bedoeling en beteekenis niet kunnen twyffelen. gelyk de enkele leezingvan het 16 en 17 vs. leert; op dat wy gelooven zouden, dat alles wat er is, in de hemelen en op de aarde, door de scheppende almagt van den Zoon van God .is voortgebragt. Dit toch is de onfeilbaare leer B 2 der * £fn eene Latynsehe Verhandeling over de verlasterde vryheid van denken, voornaanentlyk in den Godsdienst, ook onder de Godgeleerde heerschende, door C. G. Seydlïtz Professor der wijsbegeerte in de Universiteit te Coppcnliagen, leest men ten aan zien van deezen Text: " 't zy wy de woorden zelve "'tzy de optelling der Schepzelen van verscheidene "zoort, zy den zaamenhang van dit 16 vs. zoo den "allernaasten, met het onmiddelyk voorafgaande "en volgende vers, als den verderen met het geheel "reden beleid beschouwen, zal er geen ander "besluit gemakkelyk uit voortvloeyen, dan dat "Christus hier plechtig beschreven wordt, "als de Schepper van alles; hoe dikwerf ik over "eene andere verklaaring gedagt heb, heeft by my "altyd, de uitlegkundige zin daartegen gestaan "tegen welken ik my niet heb kunnen stellen, dit "is my en veelen anderen gebeurd enz." Deeze zoo schoone en voortreftlyke verhandeling die elks leezing verdient, vindt men geheel, uit het Latyn ver. taalit, in het mengelwerk der Nederiandschen Bibliotheek 7de Deels 2de Stuk bladz. 229 en vervolgends. Zie byzonder bladz. 411,  20 het Leven vas der Goddelyken Schrift, want zoo leezen wy, om thands alleen deeze woorden, met de onze te vergelyken Joan. I', vs. i en;. In den beginne was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God; alle dingen myn door het zelve gemaakt, en zonder het zelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. Er mogen op aarde menschen geweest zyn, en nog zyn, die door dit te ontkennen dc Goddelyke Grootheid beleedigen, van Hem, in welken wy de Verlossing hebben door zyn bloed, naar het voorgaande 12 vs. In den l lemel echter daar alle afdwaaling ophoudt, wordt dit erkend, en beleden, want du; luidt de lofzang der gezaligden, naar Openb. 4, vs. 11. Gij Heere zyt waardig te ontfangen , de heerlykheid, en de eere, en de kracht, want Gy hebt alle dingen geschapen, en door uwen wil zyn zy en zynze geschapen. Ook in dit geloof, in deeze erkentenis is hier onze Apostel, daarom leert hy ons van Hem, die verklaart heeft Joan. 10, vs. 30. Ik en de Vider zyn één, door Hem zyn alle dingen geschapen. En wat hy door alle dingen verstaat, geeft hy ons naader en onderscheiden te kennen als hy er by voegt, die in de hemelen en die op aarde zyn, die zleulyk en die onzienlijk zyn. Paulus spreek: van beide de deelen der Goddelyke  Paulus den Apostel. 21 delyke Schepping, Jrw in alle Schepzelen, waarin alles Wat geschapen is, begrepen wordt, de Hemelen en aarde; de Hemelen, zoo de lucht en starren hemel, als 'den hemel der hemelen, het luisterryk Paleis der Goddelyke Ma» jestéit, waarvan de helft ons niet is aangezegd, waarvan wy zoo weinig weeten! Alles wat er in den lucht hemel is, waarin dè Schatkameren des sneeuws en des hagels zyn, waaruit God den donder voortbrengt met den regen, waar in alle gevleugeld gevogelte naar zyn aarc vliegt, en wy met zoo veele dieren ademen, leeven en ons bewegen. De starren hemel waarin God, Zon cnMaan, en zoo veelduizende tintelende starren heeft voortgebragt. Zoo wel, als der hemelen hemel, waarin de heilige Engelen en de gevolmaakte Rechtvaardige voor den troon van God, Hem vlekkeloos heilig dienen- dat alles wat in de hemelen is; maar ook dat op aarde is, menschen en beesten, met alles wat de paden der Zee bewandelt, en in de wateren onder de aarde is. Hetzij danzienlyk hetzij onzienlijk. Zien. lyk die wy beschouwen, en voorwerpen onzer kundigheden geworden zyn, door aanschouwing; of onzienlyke, voor ons oog verborgen, üie wy door beschouwing niet begrypen kunnen; doch die door hunne werking, of door dc God-  Wat zyn Troonen, Heer. schappyen Overhedn, m Mag. ten. 22 kft Leven van Goddelyke Openbaaring ons zyn bekend gemaakt, of van welken wy, op deeze weereid noch geen denkbeeld of kundigheid zelfs ontvangen hebben; wy, die zoo weinig weeten, die zoo kortzichtig zyn, en het groot Tafreel der Goddelyke Schepping, maar voor een klein gedeelte in deszelfs heerlykheid en luister beschouwen kunnen, en die byzonder van die geestelyke wezens, die Godgeschapen heeft, en voor ons onzichtbaar zyn, zoo weinig weeten. Doch welke Schepzelen er dan ook zyn in de hemel of op de aarde, het zy Onzienlijke ofonzienlyke, de Apostel verklaart hier, door den Heiligen Geest bestuurd , door Htm, den Zoon van Gods lievde, zyn alle dingen geschapen. En ook dit breidt hy naader uit. in eenige voornaame byzonderheden, zeggende , het zy Troonen, het zy heerschappijen, het zy ( Overheden, het zy Magten. Wat moeten wy 'hierdoor verstaan? De geleerdste uitleggers der heilige Schriften hebben hierover zeer onderscheiden gedacht.* Zommige hebben geoordeeld, dat * Men zie hier over Curtenius in zyneopheld. der swaarste plaatschen in PkuIus Brieven, 3 D pa571 en vervolg. Heumann. in zvne verkl. van het W. T. 10de D. pag. 271. Mirhaelis. ad h. 1. Enby. zonder de Leerredenen over Paulus Brief aan de Co!oss. van den Amsterdamschen Euangelie leeraar T. A. Clarisse, door den Hoogleeraar P. Abresch uitgegeeven ade D.,van pag. 82 tot 98.  Paulus de n A p o s t e l. 23 ,dat de Apostel hier van de overheden der Jooden, onder deeze benoemingen spreekt. [ Andere, dat hy hier door bedoelt, alle ! hooge en aanzienlyke waardigheden die onder de menschen bekleed worden, zoo als Reisers, Kor.igen, Prinsen , Stadhouders en andere Vorsten, die hoe aanzienlyk ook, niet alleen aan den Zoon van God onderworpen zyn ; maar ook van, en door Hem, hnnne hoogheid, ja zelfs hunnen oorsprong ontfangen hebben. Andere echter denkeu, dat de denkbeelden van den Apostel hier veel hooger en verhevener zyn, dat hy hier, door Iroonen, Heerschappijen, Overheden en Mogten, zoo niet alleen, althands ook, de heilige Engelen bedoeldt, die God dienen voor zynen Troon, naar hunnen rang in heerlykheid, aldus onderscheiden, waarby zommige willen , dat ook hier de gevallene Engelen , en hun hoofd, die de overste der . duivelen genoemd wordt, zelfs niet moeten uitgesloten worden, om de hooge heerlykheid en Goddelyken luister, van den Zoon van Gods lievde, boven deeze allen, te kennen te geeven. Wanneer wy, gelievde, uit de heilige Schriften en het gebruik deezer woorden in dezelve, byzonder van onzen Apostel, den zin  24 het Leven van zin deezer woorden naagaan, dan koomt het ons zeer aanneemlyk voor, om al het genoemde te zaamen , onder deeze benoemingen te begrypen, en al wat aanzien, en grootheid, in den hemel, op dc aarde, en onder de aarde heeft» daar door te verstaan. Immers gelyk op aarde, er geen Magt is, dan van God, en de Machten die daar zijn van God geordineerd zijn, zoo als Paulus schreef, Rom. 13, vs. 1. En het is gelyk Nebukadnezar, erkennen moest, naarDan. 4, vs. 32. Dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koningrijken der menschen, en dat Hy ze geeft aan wien Hy wil. TfouWens het is de Zoon van God, de Overste van de koningen der aarde, af/V gelyk Job zoo verheven zegt Job 12 vs. 1 % en 21 , den band der koningen los waakt, en den Gordel bindt, aan hunne lendenen, die verachting uitgiet over de Prinsen, en den riem der geweldigen verslapt.. Zoo leert Petrus alle mev.schelyle ordening onderdaanig te zijn om des Heeren wil, het zy een Koning als de opptrtse Magt hebbende, het zy den Stadhouderen, als die van Hem, gezonden Worden. 1 Petr. 2, vs. 13 en 14. Maar zoo koomen de Engelen in den Hemel Ook onder deeze benoemingen voor by onzen Apostel; gelyk wy lettcrlyk leezen Ephes. 3, 10, daar  Pauius den Apostel. 25 daar hy spreekt van de Overheden en Magten in den hemel, om nu van Ephes. 1, vs. 20 en 21, en andere plaatschen niet te spreeken. En schoon wy, die zoo weinig weeten, van het bestaan, de orde en verheven kracht der geesten, eene weetenschap voor de toekoomende weereld, bestemd, dit niet verklaaren kunnen; zoo wee* ten wy, dat zy in de heilige Schriften onder onderscheidene naamen van hoogheid en heerlykhc.d voorkoomen, en daar in onderscheiden zyn, gelyk de eene ster verschilt in heerlykheid van de andere ster, dat ook zoo plaats zal hebben, in de herrlyk opgewekten, by de opstanding der dooden, naar 1 Cor. 15, vs» 41 en 42. Jaa zelfs leert ons de Heilige Schrift, dar de gevallene Engelen, hoe weinig wy ook hier van begrypen, met deeze en zoortgelyke benoemingen onderscheiden worden, Ephes. 6, vs. 12. schreef Paulus, Wy hebben den stryd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de Over* heden, tegen de Magten, tegen de Geweldheb* bers der weereld, der duisternis deezer eeuwe, tegen de geestelyke boosheden in de lucht. Zoo spreekt de Zoon van God zelf, van den duivel en zyne engelen, Matt. 25, vs. 4,; en mecrmaalen leezen wy, van den oversten der duu velen, dien Paulus Ephes. 3, vs. 2, beschryfr, als  Waarom de Apostei zegt, dal alle dingen door Hen, en tot Hem geschapen zyn. * Heumann. I, c. 4'S Het Leven van als den oversten dermagtdes luchts, desgeests, die mi werkiin de kinderen der ongehoorzaamheid. Er wordt dus in deeze woorden geleerd, gelyk em beroemd taalkundige* die omschryft: Het is alles door Christus geschapen, alle z'ichtbaare Schepzelen, de Aarstengclen en andere Engelen, de overste der duivelen, en ook de weereldlyke'overheden; en dan beantwoordt deeze verklaaring, aan het oogmerk Yan onzen Apostel, daar hy ons wilde leeren, gelyk hy uitdruklyk zegt in het voorig gedeelte van dit vs. want door Hem zyn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op aarde zyn, die zienlijk en die onzienlyk zyn. Jaa, op dat wy toch niets zouden uitsluiten, tegen zynen zin en tegen zyne bedoeling, laat hy er terstond nog op volgen, op dat wy zyne meening ten vollen begrypen zouden ; alle dingen zyn door Hem, en tot Hem geschapen. De Aposteloordeeldehet niet genoeg te zyn, alles opgenoemd te hebben, wat hy bedoelde, in den hemel en op aarde, het zy zicnlyk het zy onzienlyk. Neen, daar de heerlykheid en Goddelyken luister van den Zoon van God, de hoofdwaarheid van de leer der Christelyke Kerk is, waar by zy staat of valt, zoo heeft hy dit niet alleen  Paulus den Apostel. 37 i alleen zeer duidelyk en onderscheiden geleerd, i maar ook het hier nogmaals uitdrukkelyk herIhaald, met zulke woorden, die alle uitzoncdering ten eene maal uitsluiten, daar hy zegt, \mlle dingen zyn door Hem, en door Hem ge* 1 schapen. Waarheden van het groostte aanbelang, ! die van zeer veel gewigt zyn, worden dik\ werf herhaald in de Heilige Schriften ; zoo j doet ook hier onze Apostel, even gelyk de Eujangeiist Joannes deed, om ons even het zelve jtc leeren, dat ons hier Paulus leert, dat de iZoon van God de Schepper van alles is, zoo i leezen wy Joan. 1, vs. 1, 2 en 3. In \het begin was het woord, en het woord \was by God, en het woord was God. \Dit ivas in het begin by God, alle dingen \zyn door liet zelve gemaakt, en zonder \het zelve, is geen ding gemaakt dat gemaakt \is; waarom een beroemd taalkundige, naar den 1 aart der grieksche taal in navolging van den ge' J leerden Beza, dus onze woorden overzet* dit I alles , (naamentlyk dat de Apostel opgenoemd I' had) dit alles zegge ik, is door Hem geschapen. En wel als de waarachtige God, die dc dingen die niet zyn, roept als of ze waren, en niet * Heumann. 1. c. Wat de Apostel er door  23 het Leven van verstaat, e» ons w, leeren. nier als het verhevenst Schepel, eerstgeschapen 1 voor het begin des tyds, cn door welk de Vader alles heeft yoorfgebragt, gelyk de Ariaanen dreven; want Scheppen, is geen Schepzelen werk, hoe verheven ook, maar een Godlyk •werk, gelyk de Dichter van den 102 Ps. zingt in het 26, 27 en 2g vs. Gy hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zyn het werk uwer handen, die zullen vergaan, maar gy zult staande blyven, zy alle zullen als een kleed verouden, gy zult ze veranderen als een gewaad, en zy zullen veranderd zyn; maar gy zyt de zelve, en uwe jaaren zullen niet geëindigd worden! Trouwens even gelyk bet werk der Schepping aan den Vader, gelyk ook aan den Heiligen Geest, als beide waarachtig God, wordt toegekend, eevcn zoo wordt het aan den Zoon toegeschreven, van wien wy leezen Joan, 5, vs. 19. Zoo wat de Vader doet, dat doet ook de Zoon des gelijks, en daarom, gelyk wy in het volgende 23 vs. van Joan. 5 leezen, Op datlzy alle den Zoon eer en gelyk, zy den 'Vadereer en, want die den Zoon niet eert, die eert den Vader niet, die Hem gezonden heeft. Trouwens daarom zongeu de bewooners V3n den derden Hemel van Hem, naar Openb. 4, vs. x i, Gu Heere zyt waardig te ontfangen, de  Paulus o.e n. ■ A postel. 29 de heerlijkheid en de eere, en de kracht, want gif hebt alle dingen geschapen, en door uwen, wille zijn zij, en zijn ze geschapen. Hoe hoog, hoe verheven, hoe magtig dan ook iets zyn mogt, in den hemel, op de aarde, of onder de aarde, het zy Troonen, het zy Heerscbappyen, het zy Overheden, het zy Magten; de Zoon van God, door wien alles geschapen is, zegt met het volste regt: Door my regeeren de Koningen, en de Vorsten stellen gerechtigheid, door mij heerschen de Heerschers, en de Prinsen, alle de Rechters der aarde, naar Spreuk. b'> vs. 15 en i6. En niet alleen dat alzoo alle dingen, door Hem geschapen zyn, maar ook gelyk onze Apostel zegt, alle dingen zijn tot Hem geschapen. Zoo verheft zich de redeneering des Apostels al hoogeren hooger, om ons deonuitspreekeiyke Grootheid van den Zoon van God, op de verheevenste wyze onder het oog brengende; 't was niet genoeg, dat hy ons by herhaaling leert, om ons 't gewigt deezer noodzaaklyke waarheid diep inteprenten, dat de Zoon van God, de almachtige Schepper van alles is; maar hy wil ook, dat wy weeten, gelooven en beleiden zouden, dat alles tot Hem geschapen is, het geen van den Drieeenigen God Spreuk 16, ys. 4. in het algemeen gezegd wordt Waarom hy zegt iat alle iingin tot Hem geschapen  3° het Leven van wordt, de Heere heeft alles gewrocht om zynes zelfs wil. Dat zegt hier Paulus van den Zoon van God in het byzonder, alle dingen zyn tot Hem, dat is, tot eer en heerlijkheid van Hem , geschapen. Zoo dat, alle dingen die geschapen zyn in den Hemel en op aarde, zienlyke en onzienlyke, dienstbaar moeten zyn, aan de eer en grootheid van den Zoon van Gods lievde. Er is een gelykluidende plaats die :net onzen griekschen Text duidelyk overeenkoomt, en ons leert dat alle dingen tot openbaarmaaking van de Goddelyke magt en oneindige grootheid, van den Zoon van God geschapen zyn, om dat Hy de Scheppende oorzaak daar van niet alleen is; maar ook het heerlyk einde, en 't Godlyk oogmerk, waarom dat zy geschapen zyn. Zoo leezen wy Roin. ii, vs. $6; want uit Hem, en door Hem, en tot Hem, zyn alle dingen, Hem zy de heerlykheid, in alle eeuwigheid, Amen. Uit Hem of van Hem, als de waaragtige God en de almagtige Schepper, is alles geschanen, door Hem is en wordt alles onderhouden , en alles is tot Hem, dat is, tot openbaarmaaking van zyn eer en Goddelyken luister geschapen. De Apostel wil er dit door leeren, dat alle Schepzelen tot dat einde geschapen zyn, op dat zy, gelyk Joannes in zyn Euangelie het uitdrukt.  Paulus den Apostel. 31 drukt, alle den Zoon zouden eer en, geluk zij den Vader eeren, naar Joan. 5, vs. 23. Zoo dat, gelyk veele taalkundige by omschryving deezer woorden hebben overgezet, het oogmerk van de Schepping, de aanbidding van den Zoon van God is, of gelyk de beroemde Michaelis heeft: Hij is het laatste doeleinde der geheele Schepping, Hy zal door al het geschapene verheerlijkt worden. Na dat nu de Apostel dit alles gezegd heeft, zou men kunnen denken, dat hy niets meer zeggen kon , aangaande de Goddelyke waardigheid en oneindige Grootheit van den Zoon van God. Neen gelievde, daar de Goddelyke luister van deezen, wien al Gods Engelen aanbidden, oneindig is, zoo gaat hy nog voorder in zyne Grootheid ons te openbaaren, door den Heiligen Geest, die zyn verstand verlichte, en zyne pen bestuurde, zeggende in het 17 vs. En hij is voor alle dingen, en . alle dingen bestaan te zaamen door Hem. Schoon Socinus en zyne navolgers niet leevden in den tyd van onzen Apostel, hunne dwaalende gevoelens waren toen reeds niet geheel onbekend: er waren er ook in die dagen, die de eeuwige Godheid van den Zoon van God smaadelyk lochenden, omdat hun eindig vernuft, deeze groote Dat hy mor alle iingen is.  33 het Leven van groote verborgenheid der Godzaligheid , dat God geopenbaard was in het vleesch, niet begrypen konde; maar kon de verlichte Kruisgezant, wel düidelyker en krachtiger woerden gebruiken, om de eeuwige Godheid van onzen Goddelyken Verlosser te leeren, dan wy hier van hem vinden? Daar by leert, dat de Zoon van God vooralle dingen was, en, dat alle dingen te zaamen door Hem bestaan. Hy zegt uitdrukkelyk van Hem, Ihj is voor, alle dingen; door alle dingen, verstaat hy, gelyk uit het verband met het voorig 16 vs. blykt, alle dingen die door Hem geschapen zyn, die in de hemelen en die op aarde zyn, die zienlijk en dle*onzienlyk zyn. De Apostel onderscheidt dus niet alleen den Zoen van God, den Schepper, van al het geschapene, maar hy leert ook , dat zelfs het gezond vernuft niet kan tegen spreeken, dat de oorzak eerder is dan het gewrocht. Hy leert ons dat Gods Zoon niet is, het eerste, het voornaamste Schepzei, maar dat Hy als de Schepper van hemel en aarde, de ongeschapen Godheid zelf is, die gelyk wy leezen Joan. 15, vs. 5, heerlijkheid had by den Vader; eer de weereld was, tot wien wy met den diepsten eerbied zeggen moeten, gelyk wy I's. 90, vs. a,  Paulus dén.Apostel. 33 vs. 2 leezen: Eer de bergen gebooren waren, en gy de aarde en de weereld voortgebragt had, jaa van eeuwigheid tot eeuwigheid zyt gij God. Die dus in den beginne, nier, God werd $ maar, God was , gelyk wy leezen Joan. i, vs. i. Hoe krachtig wederspreekt dit die troosttelooze leer, vanSocinus, dat Christus eerst Gods Zoon werd, door, zyne geboorte uit Maria! Hy die gebooren was, als de afgronden noch niet waren, wiens .uitgangen zyn van de dagen der eeuwigheid; die daarom les. 9 , vs. 5. De Vader der eeuwigheid genoemd wordt, en dus als de waaragtige God de almagtige Schepper, van alles wat Hy heeft voortgebragt, van al wat Schepzei is, zoo duidelyk onderscheiden wordt, is, gelyk Paulus zegt, voor alle dingen, met een grieksch wordt, dat iets, dat vooraf geweest is, dat eerder bestaan had, te kennen geeft, gelyk het meenigvuldig gebruik daarvan by de Grieken in gewyde en ongewvde Schriften leert, en ons dus ten duidelykste doet zien, dat Hy God, de eeuwige God is. Jaa, op dat dit nog te zeekerder blyken zoude, en alle ongeloof ten deezen opzichte voor eeuwig zoude ophouden, zoo doet hy er by, en alle dingen bestaan te zaamen door Hem, Dat de Zoon van God voor alle dingen HL D. II. S C was. En alle dingen te zaamen door Him bestaan.  34 het Leven van was, dat alle dingen door Hem geschapen zyn, dat alles had myn Apostel, van den Zoon van Gods lievde reeds eens en andermaal, gezegd ; maar hier leert hy iets, dat nog tegenwoordig plaats had, dat alle dingen, er-, wel te zaamen door Hem bestaan. Alle dingen, deeze woorden gebruikt hy hier, in dit, en het voorgaande vs., en voor de vierdemaal, herhaalt hy het hier, om ons den naadruk daar van te leeren, op dat wy dus niets, van al het geschapene, zouden uitzonderen, en er onder begrypen zouden, niet alleen de vernieuwde dingen door het Euangelium, gelyk Socinus navolgers leerden; maar alle dingen in den hemel en op aarde , die zienlyk en die onzienlyk zyn; en op datwy toch alles, zonder iets uittezonderen, naar des Apostels mcening, daar door verstaan zouden, zoo voegt hy er nog by, alle dingen bestaan te zaamen door Hem. En deeze byvoeging te zaamen by alle dingen, leert ons dus niets uitsluiten, van alles wat geschapen is, het zy groot het zy klein, het zy zienlyk het zy onzienlyk, het zy het in de hemel, en het zy het op aarde zy; maar hy leert ons ook, door de byvoeging van het veel beteekend grieksch woord, hier door bestaan vertolkt, de onderlinge schoone orde, cn  Paulus den Apostel. 35 cn het heerlyk verband, welke in alle dingen in de geheele Schepping niet alleen plaats heeft, maar ook door den Zoon van God onderhouden en bewaard wordt; want het grieksche woord geeft niet alleen te kennen, het bestaan, de onderhouding van alle geschapene dingen, zoo dat die alle, in hun wezen blyven, maar ook de hoogst wyze bestuuring van God, om trent de zelve. * Het drukt eene aanhoudende eene altoosduurende Scheppende kracht uit, waar door de Zoon van God, alle dingen onderhoudt en regeert, zoo dat niets bygeval, maar alles naar zyn eeuwig C 2 wys * De beroemde Michaetis zet ditgrieksch woord in zyne uitbreidende vertaaling van deeze piaits, dus over , alles wordt nu nog door Hem bestuurd en onderhouden. In de Synaps. Bib!. Exegeticae in N. T. van C.Starke, vindt men in de Dritte Auflage, Dritter Theil, pag. 268. Mit diefem Worte, wird angezeiget: i. Das Bestehen (Subsistentia') einer jeden Creatur, das ein jedes Geschöpf das bleibet, was er durch die Góttliche Kraft hat angefangen zu feyn. 2. Ist auch ein unter einander wohige. ordnetes bestehen, (coordinata consistentia) oder das jedes Geschöpfe, in feinem Stande, in feinen Eigenschaften und Wirkungen, zur Erhaltung und wundersamen Ordnung der ganzen Natur besteht undbleibt. 1 Mos. r, vs. 14. In Schobt D. J. G. Rosenmulleri in N. T. ad h, I. legimus- Tempus praeteritum cfovi^KZ. h. I. non soium creationis actum, sedetiam illius continuationem et perennitatem indicat, vid. porro Raphel, in Annot, Herod, f«S«554' - - '  36 het Leven van wys plan, door Kern, bestuurd wordt, zoo dat, hoe donker dit zomtyds zy, bet echter alles op het einde , aan Zyne eer en Goddelyke heerlykheid beantwoorden zal. Hoe groot, hoe verheven is dan dit beeld des onzienlyken Gods, door wien alles geschapen is, tot wiens eer en luister alles móet medewerken, die voor allen dingen was, en alle dingen, dieHy voortgebragt heeft, nog onderhoudt en regeert! Doch hoe groot, hoe verheven, hoe heerlyk die Almagtige Schepper en wyze onderhouder van al het geschapene is, en als zoodaanig alle aanbidding en dankzegging toekoomtj hy had nog eene nadere betrekking op die geenen die te Colossus, en in alle plaatschen in Hem als zoodaanig geloofden, en Hem, als het beeld des onzienlyken Gods erkenden, en eerbeedigden. Eene betrekking die al het voorige; .bevestigde, tot hunne blydschap en eeuwige vertroostinge, en deeze geeft de Apostel dus op in het 3de deel onzer verklaaring in het 18 en 19 vs. En Hij is het hoofd des lighaams (haamenthjk) der Gemeente, Hy die het begin is, de eerstgebooren uit den dooden, op dat Hy in allen de eerste zyn zoude; want het is {des Vaders) welbehagen geweest, dat in Hem alle volheid woonen zoude. Heeft  Paulus ben Apostel. 37 Heeft de Apostel in het voorgaande ge- ( sprooken, van de alles overtreffende Grootheid J en heerlykheid van Christus, als de ecu- } wige Zoon van God, die alle dingen door zyne magt en wysheid geschapen heeft en onderhoudt, hier leert hy Hem beschouwen, in de heerlykheid zyner Middelaars bediening, met betrekking tot dc Kerk , de Gemeente des leevendigen Gods, waarom hy Hem noemt, kt hoofd des lighaams, der Gemeente. De Apostel toch gaat hier voort, om van den zeiven luistcrvoilen Perzoon te spreeken, daarom zegt by: En Hij 'is, of gelyk andere de oriekschen woorden vertaaien, eeven dezelve is, oï Hij is ook het hoofd des lighaams, naamentlyk der Gemeente. Om zoo te leeren, dat de geloovige te Colossus en op alle plaatschen, Hem niet alleen moeten aanbidden, als den almagtigen Schepper en wyzen onderhouder van 't geheelal; maar ook, dat zy byzonder in Hem, als hunnen verheerlykten Middelaar, en volzalig verbonds hoofd, zich verblyden konden. Want dat door het lighaam, dat is de gemeente, of gelyk onze vertaaling ter naadere verklaaring heeft, naamentlyk der gemeente, de uieverkoorne, geroepene heiligen, die Hem als ;hris. üs ge- oemd het loofd des lighaams,  38 het Leven van als zoodaanig te Colossus en in alle plaat, schen gewoon waren aantcroepen, moeten verstaan worden, is, en uit dit zelvde hoofd in het 24 vs., uit Eph. I, vs. 22 en 23, en andere plaatschen, maar ook uit den aart der zaak, klaar en zeker, en schoon dezelve onderscheiden worden, naar de plaatschen waar 7.y vergaderen, zy zyn en blyven alle leden van de gemeente Gods, welke Hy verkregen heeft door zyn eigen bloed, naar Hand. 20, vs. 28. En zuilen eens allé worden eene kudde cn eenen herder, wanneer zy uit alle geslachten, tongen, taaien, natiën en volken, juichen zullen, in de vrykooping door Zyn bloed. Van dit lighaam nu van deeze Gemeente, noemt Paulus hier, den Zoon van God, den verheeilyktenMiddelaar>*#00/^ hy $preekt dooreene zeer bekende en kiaare gelykenis, als ot hy vrildc zeggen, even dat zelvde, dat het hoofd is, v?or het menschelyk lighaam, d« is, nu dit beeld des onzienlyken Gods, deeze Zoon van Gods lievde, voor zyn geeste'yk hghaam, voor zyn Gemeente, voor die allen, d,e door God geroepen zyn, tot de gemeenschap des Zoons, zyner lievde, hoe duidelyk leert dus de Apostel Dat die Goddelyke Middelaar, door het werk  Paulus den Apostel. 39 werk der verlossing, dat Hy voor de zynen heeft daargesteldt, hun sieraad en hunne heerlykheid is; even gelyk zulks het hoofd (is voor het menschelyk lighaam, zoo ontkenen en verkrygen alle de leden van dit geestelyk lighaam, ook alle hunne heerlykheid van dit heerlyk hoofd, dat niet alleen van dezelve natuur is, met de leden, gelyk het hoofd is in het menschelyk lighaam, waarom van Christus gezegd wordt, den broederen in alles gelyk geworden te zyn, de zonde uitgezonderd, en gelyk de kinderen des vleesch en des bloeds deelachtig geworden te zyn, op dat Hy een medelydend en barmhartig Hoogepriestcr zyn zoude; maar ook dit heerlyk hoofd is God, de Schepper en onderhouder van alles, en dit zet aan zyn lighaam den gr oosten luister by, en indien zin, worden zy- gczegd' der Goddelyke natuur deelachtig geworden te zyn, in zoo ver Hy, hier in de beginzelen, en daarna in grooter trap en maate, van zyne hemelsche gaaven op zynekdemaaten doet nedcrdaalen. Ten anderen, gelyk het hoofd zoo naauw vereenigd is met het lighaam, zoo is ook de vereeniging tusschen dit geestelyk en Goddeiyk hoofd der Gemeente, cn alle deszelfs leden, waarom  Hij is het begin, de eerstgebooren uit den doo. den. 1 1 1 40 het Leven van Waarom zy leden zijnes lighaams genoemd worden, en een vleesch met Hem. Ephes. 5, vs. 30 en 31. Zoo naauw vereenigd, dat die dezelve aanraakt, zyn oogappel aanraakt, dat het gevoeligst deel des hoofds is; jaa alle de leden zyn met dit hoofd onafscheidbaar en voor eeuwig vereenigd, zoo aat niets hun scheiden zal of kan, van Christus, tot in alle eeuwigheid. Ten derden, om dit, hiermede te besluiten, gelyk het hoofd het lighaam verzorgt en regeert, /oo doet Christus, die Goddelyke Middelaar, wien alle magt gegeven is in oen hemel en op aarde, zulks zyne Gemeente, zyn geestelyk lighaam, dat geen naadere verklaaring behoeft. Maar er is nog een byzondere betrekking, in welke deeze Goddelyke verbonds Middelaar, het hoofd des lighaams, naamentlyk der Gemeente is, en wel deeze, die den Apostel opgeeft, in dit 18 vs. dat Hy het begin is, de eerstgebooren uit de dooden. Deeze woorden hebben zommige uitleggers geoordeek :eer duister te zyn. Dit is zeker, dat veeier uitegging, die eerder verdonkert, dan verklaart 'eeft; om thands geene onderscheidene ge. 'oefens over dezelve optegeven, zal ik U alleen  Paulus ben Apostel. 41 bepaalen, by de letter van den Text, zoo als die in het grieksch geleezen wordt, en naar ons inzien naauwkeurig vertaald wordt, en uit andere plaatschen, daar dezelve woorden ook voorkoomen, kan toegelicht worden, dat zeker een der eerste en beste regelen der uitlegkunde is. De Apostel spreekt van den zeiven luisterrykenPa-zoon, dien hy in het 13 vs. den Zoon van 's Vaders lievde genoemd had, van wien hy tot aan deeze woorden toe, zoo veel aller heerly kste hoedaanigheden had opgegeeven-, en in dit zelvde 18 vs. het Hoofd des lighaams, naamentlijk der Gemeente genoemd had. Van deezen zclvden heerlyken Perzoon, zegt hy nu, dat Hij het begin de eerstgebooren uit den dooden is. Ern Eerstgebooren, dat is bekend en zeker, is zulk een, die voor alle andere gebooren wordt, die het eerst van allen het leven ontfangt; maar hier wordt van deezen Eerstgebooren gezegd, datHy is de eerstgeboorenuit den dooden, dat is, die van en voor alle dooden, het eerst, het leven ontfangen heeft, en gelyk Paulus er hier by voegt, die daarvan het begin, dat is, de eerste, of gelyk hy reeds 1 Cor. 15, vs, 20, geschreven had, de eersteling geworden isf der geenen die ontslaapen pjn.  43 het Leven, van Zijn. In de Openbaarung van Joan. in het 5 vs. van het rste Hoofd, wordt Christus ook Ietrerlyk aizoo de eerstgebooren uit den dooden, genoemd, en onze Apostel verklaart zelf deeze woorden, wanneer wy dezelve met Hand. 26, vs. 23 vergelykén, daar hy zegt dat Chritus de eerste uit de opstanding der dooden is; hy leert ons Rom. 6, vs. 9, dat wy dit dus begrypen moeten, dat Christus opgewekt zijnde uit den dooden niet meer sterft, dat de dood niet meer heerscht óver Hem; dit is dus iets, dat dc Apostel van dit heerlyk Hoofd der Gemeente, by uitneemenheid ztgt, dat alleen aan het zelve eigen is, alleen aan Hem, en aan niemand anders wordt toegekend. En zyner andere voor Hem, en buiten Hem, uit den dooden opgewekt, en wederom gebooren of leevendig geworden, die zyn dan niet gelyk dit heerlyk Hoofd der gemeente onsterffelyk , noch onverderfFelyk opgewekt, < zoo dat de dood over hen niet meer heerschen zoude, gelyk wy in onze reeds uitgegeevene Leerredenen' over Hand 20, vs. 7- 13, en 26, vs. 19 -29, hebben aangetoond * zoo dat de Apostel dan ook hier leert, gelyk het een geleerd uitlegger in navolging van den beroem- * Zie het tweeden Deels tweede Stuk, van het Leven van Pmlus, pag. 1 en vervolgends.  Paulus den Apostel. 43 jroemden Chrysostomus opgeeft; "dat Chris"'ïus de aller eerste is, die tot het leven der "'heerlykheid is opgestaan, tiaar diegeenen, '"die voor Hem opgewekt waren, alleenlyk "'tot het aardsche leven gekomen en ongetwyf< «'feld nog eenmaal gestorven zyn". * Terwyl naar (ons inzien hy in deeze betrekking, Chris1 t u s het begin noemt uit den dooden, om dqt in IHem, de heerlyke opwekking tot een onsterfIfelyk leven zyn aanvang heeft genomen, cn ter * Ik bedoel D. Lange wiens woorden, gelyk ook die van Chrysostomus by den Heere Heumann worden opgegeeven , en ik verzoek myne Lezers zoo zy begeerig zyn meerdere bewyzen hier voor te leezen, behalven myne opgegevene Leer-, redenen, den Heere Heumann over deeze wóórden intezien, en by zonder ook het geen door dien Hoogleeraar geschreven is over Matt. 27 vs. 52 en 53, ten bewvze dat de opgewekte heilige van welken daarby Matt. gesproken wordt, niet onsterffelyk en onverderffelyk zyn opgewekt, noch dat zy met Christus ten hemel gevaaren zyn; maar nog lang in de weereld gebleven zyn , waartoe hy het geloofwaardig getuigenis van Quadrarus bybrengt ' die een leerling der Apostelen geweest is, welke verzekerde, in een geschrift aan Keiler Hadriamis, by den aanvang zyner Regeering overgegeeven, dat hy zelf nog zeer veeten (plurimos) gezien heeft, die van den dooden opgestaan waren; dit geschrift hebben Euseb,insen Hieronimus in hun ne handen en voor hunne oogen gehad, zoo als de eerste herig in Hist. Eccles. Libr. 4. Cap. 3, en de ander in Hist. Ecclesiast. C. fg.  Op datHy in allen de eerste zyn zouden. 44 het Leven van ter nadere verklaaring, het welk zoo eigen is aan den styl vanPaulus, er daarom bevoegf: op datwy weetën zoude wat hy bedoelde, de eerstgebooren uit den dooden; waarom wy geen beter vertaaling kennen, dan de uitbreidende van 'den grooten Michaelis, die deeze woorden dus overzet: Hy is de eerste die uit den dooden tot een onvergankelijk leven wedergebooren is. En dus dienen dan deeze woorden om ons nader, de heerlykheid van den verheerlykten Middelaar, die het hoofd des lighaams (naamentlyk) der Gemeente is te leeren kennen, die van zich zeiven gezegd heeft, naar Openb. I, vs. 17 en i g. Ik ben de eerste en de laatste, en die leeve, en ik ben dood geweest, en ziet ik ben leevendig in alle eeuwigheid. Amen ! En ik heb de sleutels der helle en des doods! Maar waarom leert ons de Apostel hier ook deeze heerlyke hoedanigheid van het heerlyk Hoofd der Gemeente ? Het is, op dat wy weeten zouden, gelyk hy er by voegt, in het slot van dit 18 vs. Op dat Hy in allen de eerste zyn zoude. Wanneer men deeze woorden in verband en met opzicht tot de naast voorgaande beschouwt, waardoor de Apostel ge leerd had, dat het heerlyk hoofd dergemeente bet begin, de eerstgebooren uit den dooden is,' dan  * 1? AU t U S DEN AfOSTE L. 45 dan leert cr de Apostel door, dat het Hoofd der Gemeente ook daarom eerst voor allen tot een onvergankclyk heerlyk leven is opgewekt, op dat Hy zyne Gemeente, op dat Hy alle de leden zynes lighaams, diezelve heerlykheid deelachtig zoude, maaken, die Hy als hetHoofd eerst deelachtig worden moest, dewyl het betaamentlvk was, dat Hy in allen dingen de eerste zyn zoude, en dat Hy daarom het begin, de eerstgebooren is uit den dooden. Waaruit dan hunne heerlyke opstanding, tot een onsterffelyk en zalig leven ontwyffelbaar zeker volgen zal, naar zyne onfeilbaare toezegging: ij Utf en gy zult leeven; gelyk onze Apostel breeder geleerd heeft, I Cor. 15, vs. 20 tot 24, En zeker Hy kon het begin, de eerstgebooren niet zyn uit den dooden, Hy kon dc eersteling niet zyn, dergeenen, die ontslaapen zyn, en tot een heerlyk le ven worden opgewekt, in dien zy, voor welken Hy gestorven en opgestaan was, ook niet alzoo heerlyk, door Hem worden opgewekt, en zoo is de opstanding van Chris. TUs een zeker pand hunner zalige opstanding. Poch het koomt ons voor, dat de Apostel, door deeze woorden niet alleen dit, maar nog meer zegt, op dat Hy in allen de eerste zyn zoude. Die weinige woorden in allen, zeggen hier  46 het Leven van hier zeer veel, zommige hebben dezelve ver. taald, in alle menschen, andere in alle dingen, om het oppergezag en de bovenste plaats, den voorrang uit re drukken, die Christus boven allen, bekleed, het zy dan Engelen, het zy dan menschen. Doch wanneer wy op het geheel verband van des Apostels redeneering acht geven, van het begin onzer Text woorden af, tot hier, en in 't volgend vers toe, dan zouden wy van oordeel zyn dat wy den zin en de bedoeling des Apostels best bevatten zullen, wanneer wy het met invulling dus vertaaien, op dat Hij in alle (betrekkingen) de eerste zijn zoude. Want, Paulift had in drie voorgaande versen gesproken, van de voortreffelykheid van Christus naar zyne Goddelyke „atuur, als de eeuwige Zoon van God, als Schepper en onderhouder aller dingen, en in dit i8 vs. spreekt hy van de voortreffelykheid van Christus, als Borg en Middelaar; had hy nu in de eerste betrekking van Hem gezegd , dat Hu de Eerstgebooren aller Creaturen is, cn dat Hy die alk dingen geschapen heeft, voor alle dingen is hy wyst ons ook dan in dit ig, vs. zulks aan, van Christus in zyne Middelaars betrekking; want als het hoofd der Gemeente, was Hy  Paulus den Apostel. 47 Hy het begin, de eerstgebooren uit den dooden, cn ook dit was, op dat-Ijij m alle zijne betrek kingen, waarin zy Hem dienden, en in Hem geloovden tot zaligheid, de eerste zyn zoude; en dus zegt in allen de eerste te zyn, niet alleen als het heerlyk hoofd, het begin en de eerstgebooren uit den dooden, maar ook, als de eerst, gebooren aller Creatuurcn, die voor alle dingen is, en dus de waarachtige en eeuwige God, de Schepper en onderhouder van alles, voor en boven alle dingen zynde, in alle betrekkingen de eerste te zyn-, zoo luisterryk, zoo alles overtreffend, was het heerlyk voorwerp van hun geloof, van hunne hoop, van hunne zalige verwagting! En dan stemmen zy in, met de volgende woorden in het 19 vs, en leeren ons, waarom de Apostel hierop laat volgen: Want het is (des Vaders) welbehagen geweest dat in Hem alle volheid ivoonen zoude. En over de vertaaling, en over den zin deezer verhevene woorden, denken de uitleggers zeer onderscheiden.* Laaten wy onze gewoone wys van . uit- * Kort en oordeelkundig, vindt men die opgegeven by den Hoogl. Henmann, in zyne verkl van dit vs. Eene zeer uitvoerige en uitmuntend* Leerreden vindt men over het zelve, onder de Na gelaaten Leerredenen over deezen Brief door der nu zaliger. T A, Clarisse. Dat het desfaders weibeha. gen was, dat in Hem, alle volheid woonen zoude.  48 het Leven van uitleggen volgende, letten, op derzelver let. terlyke beteekenis, het verband van des Apostels redeneering, en den zin, in welken hy op andere plaatschen de woorden hier voorkoomende, gebruikt. In hetGrieksch staat er, want kt heeft be» haagd, dat in Hem alle volheid zoude inwoonen. De vertaaling die onze taalkundige overzetten hier hebben, niet invulling van het woord, Vader, aldus, want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem, alle volheid ivoonen zoude; vinden wy boven alle andere de naaiuvkeurigste en meest met het verband overeen koomende, want in het 12 vs. had hy den aandacht der Colossers, bepaald op den Vader, en geleerd, dat zy Hem danken moesten, voor de weldaaden dié by, vervolgends en ook in onzen text. opgeef t, -en in het volgend 20 vs. is Hy van wien de Apostel daar spreekt niemand anders dan de Vader, daar hy, ten hewyze, dat hy van den zei ven Perzoon spreekt, aan wien dit alzoo behaagd had; hierop laat volgen, en, dat Hy door Hem vrede gemaakt hebbende', dus die zelvde Perzoon, by wien alzoo dit welbehagen was, bedoelende; ook wordt altyd dat, welbehagen Gods om zondaaren te zaligen, in het, bekend maaken en daar-  Paulus den Apostel. 49 daarstellen van de Verzoening, door den Zoon zyner lievde, aan den Vader toegeschreven, zoo leezen vry Luc. 12, vs. 32, dat Christus gezegd heeft, het is uwes Vaders welbehagen, ulieden hetKoningryk te geeven. Zoo schreef ook onze Apostel Eph. I, vs. 5 en 9. Die ons te vooren verordineerd heeft, tot aanneeming tot kinderen, door Je sus Christus, in Hem zeiven, naar het welbehagen zynes willes, ons bekend gemaakt hebbende, de verborgenheid zynes willes, naar zyn ivelbehagen, 't welk Hy voorgenomen had in zich zeiven. Terwyl wy door Hem, in wien alle volheid woonen zoude, naar des. Vaders welbehagen, geen anderen verstaan kunnen, dan dien zeiven luisterryken Perzoon, van wiens grootheid als God, en van wiens heerlykheid als Middelaar, hy in de voorgaande versen, zoo verheevcn gesproken had, cn wel bepaald zoo als hy in het naastvoorgaande van den* zeiven gesproken had, als het Hoofd der Gemeente, het begin, de eerstgebooren uit den dooden. Dit opgemerkt hebbende, behoeven wy met veele uitleggers niet te onderzoeken, welke ten volheid hier bedoeld wórdt, daar het ULD.IlSt. D ver  5© het Leven van verband van zaaken en de duidelyke cn krachtige taal des Apostels, hier leert, aan alle volheid te denken, die in het Hoofd der Gemeente den eerstgebooren uit den dooden, den nu verheerlykten Middelaar wooncn moest, om vrede en verzoening door het bloed zynes kruises daartestellen; de Apostel door den Heiligen Geest verlicht, leert in deezen zelvden Brief in het volgend 2de Hoofd, in het 9de vs. In Hem woont alle de volheid der Godheid lighaamelijk. Terwyl net grieksche woord door in ivootien vertaald, ons die onvermengde en onafzonderlykc vereent'ging der Goddelyke, met de menschlyke natuur, van het heerlyk hoofd der gemeente, te kennen geeft, die de Aposte] op andere plaatschen leert, zoo dat, in zyn heilig lighaam alle Goddelyke volmaaktheden, als eertyds de Schcchina, in het heiligdom woonden, waarop, zoo zommige denken, de Apostel hier zinspeelt, daar die Goddelyke Verlosser, dus als mensch, was heilig, onschuldig, onbesmet en afgescheiden van de Zondaaren, daar op Hem rustten de Geest des Heeren, de Geest der wijsheid, en des ver stands, de Geest des raads, en der sterkte, de Geest der kennis, en der vrees des Heeren naar Jes, 11, vs. 2,  Paulus den Apostel. 51 vs. 3, was Hy te gelyk, God boven al te pryzen in der eeuwigheid, naar Rom. 9, vs. 5. ^taa een met den Vader, haar Joan 10, vs. 11. En zoo woont in Hem alle vollheidj alle dc eigenschappen der hooge Godheid, en alle de onbesmette deugden eener heilige menschclyke natuur zyn en blyven in Hem , onvermengd en eeuwig, vereenigd in Hem, die, als mensch medelyden kort hebben met de sWakheden zynes volks, en als de Sterke God heil aanbrengen, en volkoomcn zalig maaken. Trouwens naar Hebr. 7, vs. 26, zoodaanig een Hoogenpriester betaamde ons, heilig, onnozel (.of zoo ais de beroemde Lurher het beter overzet,) onschuldig], onbesmet, afgescheiden van de zondaaren en hooger dan de hemelen geworden is. Als men dit alles nu alzoo 't zaamen voegt, dart zien wy hieruit de voorrreffelyke waardigheid, en onbcgrypelyke heerlykheid van het heerlyk Hoofd der gemeente ; dit toch wil dc Apostel hier doen opmerken, daarom zegt hy want, want het is (des Vaders) welbehagen geweest, dat in Hem alle volheid woonen zoude. Was Hy een Perzoon geweest, die alle deeze heerlyke hoedanigheden niet bezat, dan kon Hy het hoofd des lighaams, naamentlyk der geD a meente  52 Het Leven van meentej het begin, de eerstgebooren uit den dooden , jaa in allen de eerste niet zyn; maar nu het des Vaders welbehagen geweest is, nu dit de eeuwige wil des Vaders was , dat in Hem alle volheid woonen zoude, nu was Hy het Hoofd der Gemeente, de eerstgebooren uit'den dooden-, jaa in allen de eerste; en dit is het dat de Apostel de Colossers, en wy uwen aandacht onder het oog wilde brengen, en op Uwe harten binden. F.n dit was de altoos duurende stof, tot eeuwige dankzeggingen, die de verloste des Heeren te Colossus cn op alle plaatschen hadden, daar Voor moesten zy den Vader danken, die hun, naar het 12 vs. bekwaam gemaakt had, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht, die hun getrokken had, naar het 13 vs. uit de magt der duisternis, en overgezet in het Koningryk des Zoons zyner lievde; Hy toch in welken zy de verlossing de vergeving hadden, naar het 14 vs. was niet minder, dan het beeld des onzienlyken Gods, de eerstgebooren aller Creatuureu, naar het 15 vs. door wien en rot wien alle dingen geschapen zyn, die voor alle dingen is, en door wien alle dingen bestaan, naar het 16 en 17 vs. Deeze en niemand anders, niemand minder dan  Paulus den Apostel. 53 ~ dan deeze heerlyke Perzoon, was het hoofd des lighaams, der Gemeente, het begin, de eerstgebooren uit den dooden, de eerste in alles, naar vs. 18- Want dit was des Vaders eeuwig welbehagen, dat in Hem, als zoodaanig, alle volheid wooncn zoude. Ziet daar Gelievde! welke heerlyke dingen wy hier door Paulus zien voorgesteld. Is er eene plaats in zyne Brieven waar in wy zyne voorderingen ia wysheid en heiligheid kunnen opmerken, het is deeze, waar in hy zoo veele blyken gaf, dat de heilige Geest, zyn verstand verlicht en zyne pen bestuurd heeft. De verheven inhoud deezer woorden, leert ;ons.in het byzonder het geen onze Apostel Schreef, 3 Tim. 3, vs. 16 , van de heilige Schriften in het algemeen, dat zy van God zyn ingegeeven; niemand kon zoo schryven, zulke verborgenheden te vooren onbekend, zoo tot troost- en blydschap der gemeenten, en tot versterking van derzelver geloof openbaaren, dan Hy, op wien Gods Geest was. En zoo toonen dan ook deeze woorden, dat Paulus een van God geroepen Apostel was, en dat dus het geen hy schreef en predikte, een getrouw woord was en aller aanneeming waardig. Hoe veel kunnen wy hieruit leeren, laaten wy daar de tyd Toepas, sing.  Leeringen hieruit ajt geleid. 54 h£t Leven van tyd reeds zoo verre verloopen is, ons thands by deeze vier leeringen, nog wat naader en cerbeidig bepaalen. Waarvan de eerste deeze is: "Het is; eene allergrootste weldaad der Godde"lyke lievde, dat de God en Vader van alle "genade ons tot een Middelaar en Verlosser, "zulk eenen heerlyken Perzoon heeft willen "geeven, die niet minder was, dan het beeld '■«des onzienlyken Gods, die de ajmagtige Schep, "per en onderhouder aller dingen is." Ten tweede: "Is alles tot eer en verheer"lyking van den Zoon van God, geschapen, "dan moeten .Adarns nakoomelingen, en by"zonder de verlosten des Heeren, alle hunne "daaden en bedoelingen, tot dat verheven en '•heerlyk einde inrichten!'' Ten derde: "Die Goddelyke leer, dat alle "dingen te zaamen door Gods Zoon bestaan, "die het hoofd des lighaams y naamentlyk der !tgemeente is, verplicht alle zyne leden, aan "Hem onderworpen re zyn; maar zy opent ''teöens voor hun eene ryke bron van troost, "om te aller ty'd, op zyne wysheid, op zyne "magt en goedheid geloovig te vertrouwen, ''daar in Hem alle volheid woont." Ten vierde: "Is Christus het begin, : vs. 7. Job. 40, vs. 14. job. 37, vs. 14.  Die in Chris. 94 het Leven van "Smaï gegeeven werd, zoo vrcesjyk was "voor de Jooden, dat zy tot Moses zeiden, «dat de Heere niét tot ons spreeke, op dat «Wit niet sterven: hoe verschrikkeiyk, moet "dan het geklank zvn, van deeze bazuin, "welke alle menschen, tot het laatste oordeel "roept.',, Trouwens waren er op Sinaï donderen en biixemen, en eeue swaare wolk, en 'r geluid eener sterke bazuine, zoo dat al het volk verschrikte, daar de gansche Berg rookte, om dat de Heere op denzelven nederkwam in vuur; hoe vreeslyk moet dan die dag der dagen zyn, wanneer de Heere zelf zal nederdaalen van den Hemel, met een geroep, met de stem des Archangels■,''met de bazuine Gods; Petrus teekent het ontzettende van dien óiil zachlyken dag 2.Peir. 3, vs. I0 aldus, dat dan de Hemelen met een gedruisch, zullen voorby gaan, de Elementen branden en vergaan, de aarde en de werken die daar in zyn, zullen verbranden. Doch onze Apostel geeft bier eenige byzonderheden op, die op dien luisterryken dag zullen gezien worden, die op dat geroep, die stem des Archangels, die bazuine Gods, volgen zullen. Waarvan hef eerste is: En die in Christus gestorven zyn, zullen eerst opstaan. Veele uit-  Paulus den Apostel. 95. uitlecgers hebben geoordeeld, dat men door ^ Juut, die in Christus gestorven zyn. allen de * Martelaaren verstaan moet, die om den naam fl en zaak van Christus, een geweldigen dood c ondergaan hebben: doch hier voor zyn geen bewyzen, noch in deeze woorden, noch in andere plaatschen der Heilige Schriften, die in Christus gestorven zyn, zyn dezelve dooden, die hy in het 14 vs. genoemd had, degeenen die in Jesus ontslaapen zijn» In den 1 ten. aan de Corint. het 15 Hopfdst. het 18 vs. spreekt hy even alzoo van hun, die in Christus ontslaapen [zijn, die verlooren zouden zyn, zoo Christus niet opgewekt was, maar die nu, daar Christus is opgewekt uit den dooden, ook alle zullen leevendig gemaakt worden, in, dat is, door Christus, gelijk zij alle, in, dat is, door Adam, gestorven waren, en wie zyn dan die gestorvene dn Chri stus? Deeze Gelievde, die in, en door hem leefden, die hy uitdrukkelyk 1 Cor. 15, vs. 23 noemt, die C/irist} Zijn, in dien zin, zegt hy van zich zeiven Gal2, vs. 20. Ik ben met Christus gekruist en ik leeve, Hy zelf verklaart deeze spreekwyzen allerduidelykst, Rom. 6, vs. 5 en 8 zeggende: Indien wy met Hem eene plante geworden zyn in de gelykmaaking zynes doods, zoo zullen vs gekorvenijn zullen an eerst pst aan.  • §6 het Leven van lm wy het ook zyn, in de gelykmaaking zyner opstanding, indien wy nu met Christus gestorven zyn, zoo gelooven wy, dat wy ook met Hem zullen leeven. Trouwens was het leven hun Christus, het sterven was voor hun gewin,om dat. noch dood,noch leven, hen kon scheiden van de lievde Gods, welke is in Christus Jesus, onzen Heere naar Rom, 8 vs. 38 en 39. Deeze zalige dooden, die in den Heere gestorven zyn, zegt; de kruisgezant, die zullen opstaan, en wel eerst opstaan; dat er eene op. standing beide der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen zyn zal, leert de Heilige Schrift, zoo klaar als het licht, en dit verondersteld de Apostel hier, als eene bekende en erkende waarheid, hy heeft dit op andere plaatschen ©pzettelyk bewezen, en het was, den Thessalonicensen zoo wel, als ons bekend, dat wy alle moeten geopenbaard worden voor den Rechterstoel van Christus, op dat een iegelyk wegdraage >t geen door het lighaam geschied, naar dat hy gedaan heeft, het zy goed, het zy kwaad. Zoo als Paulus schreef 2 Cor. 5, vs. 10. Doch dit was hen niet bekend, dat hy hun hier openbaarde, door het woord des Heeren, dat deeze eerst zullen •psraan. Zegt  Paulus den Apostel. 97 Zegt dit nu gelievde, dat deeze die in Christus gestorven zyn eerst, dat is eerder, dan dieniet in Christus gestorven zyn, zullen opstaan? Zoo hebben het zommige uitleggers begrepen * en er zyn er, die zelfs gedacht hebben, dat dit duizend jaaren voor de algemeene opstanding zyn zoude, daar toe eenige * Zie C. Starke op de aangehaalde plaats, die het dus verklaart: Und die Todten in Christo, die im Glauben an ihn selig gestorben sind, werden auferstehen zuerst, ehe noch die Gottlosen lebendig gematht, und ehe die alsdann lebenden Gla'ubigen in die Herrlichkeit eingefiihret seyn werden. — De geleerde Gill was onder de Engelsche Schriftuitleggeren van oordeel (zie de verkl. uit de Engelsche werken van Polus, Wels, en anderen over deezen Text.) dat er twee opstandingen zullen zyn die der rechtvaardigen, die duizend jaaren voor die der onrechtvaardigen gaan zoude. Hy kwam daarin overeen met de begrippen der Joodsche Rabby. nen, welker schriften hy aanhaalt. De geleerde Rosenmuller zegt ook in Schol, in N. T. ad h. 1. Auctor Anonymus (in den Beytragen zur Beförderung des vernünftigen Denkens in der Religion Fase. 3. p. 64. etc. ) Paulum in definiendo tempore resuscitationis, Mortuorum. capt. Thessalonicensütm ex gfudaeorum se accommodasse existimat. Hy zelf dacht echter hier over beter. dus schryft hy de duplici resurrectione, prima piorum, et secunda impiorum, non est cogitandum ceterum, ex hoe loco sit verisimile, futurum esse aliquando aliquid adspectabile, eodem tempore ad omnes pertinens, turn ad hos, qui post mortem corporis, dudum fuerant, beati velmiseri, turn ad illos, qui ad illud usque tempus in terris superstites vixerant, ULD.IlSt. G  Hoe dit eerst opstaan moet genomen u/orden. 98 het Leven van eenige plaatschen der Heilige Schrift, tegen derzelver verband en oogmerk bybrengende; de Rechter zelf van leevenden en dooden, leert ons hiervan, het tegendeel; naar Joan. 5 vs. 28 en 39. heeft Hy gezegd, dat alle die in de graven zyn, zyne stem zullen hooren, en zidlen uitgaan die het goede gedaan hebben; tot de opstanding des levens, en die het kwaad gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis* Maar dit eerst opstaan heeft zyne betrekking gelyk de Apostel uitdrukkelyk in het 17 vs., door, het daarop volgend daarna bepaalt, tot hen die alsdan leevendig zullen overgebleven zyn, waarvan de Apostel reeds in het voorig Ijde vs. gesproken had, zich zeiven met zyne nog leevende medearbeiders in het werk des Heeren, benevens alle de geloovige, in die, en de andere gemeente te zaamen daar onder, by perzoonsverbeelding gelyk wy reeds gezien hebben, begrypende die alle, die dan leevendig zullen overbly ven, zullen niet voorkoomen, de geenen die ontslaapen zyn, eerst zullen de in Christus gestorvene opstaan. Daarna, zegt de Kruisgezant, zullen de leevendig overgeblevene te zaamen met hun opgenomen worden in de wolken den Heere te gemoete, in de lucht. Zy zou-  Paulus dek Apostel. 99 zouden eerst zien eene ontzettende en heerlyke gebeurtenis, den Heere zeiven nederdaalende van den Hemel, en hem hooren met een geroep, met de stem des Archangels, met [de bazuine Gods, dan zouden zy zien opstaan diegeetien, die in Christus gestorven zyn , en hen daardoor kennen, dat zy alleen, van alle de opgewekten, van alle de dooden, die dan hergeven zouden, niet gelyk de overige, zouden opstaan tot versmaadheid en eeuwige afgrysing, maar dat zy te zaamen met hun zullen opgenomen worden, in de wolken den Heere te gemoete in de lucht; en wel ge* lyk de Apostel hier veronderstelt, als een gevolg van het oordeel, dat gaan zoude over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, die de Heere Jesus zelf leert, dat Hy van een zal scheiden, gelyk een herder de schaapen eri de bokken van een scheidt: wanneer Hy door zyne Engelen die uitverkoorenen byeenvergaderen zal, uit de vier winden, van het eene uiterste der hemelen tot aan het andere uiterste derzelver, naar Matt: 24 en 25. en deeze zullen dan te zaamen met hun die leevendig zyn overgebleven, opgenomen worden. Paulus zegt niet dat zy die leevendig overbly ven zullen, alsdan, eerst zullen sterven, dit hebben zommige, met, en na, Vader AuG 3 gus- Die leeve»' d'ig overblijven zuU ten niet  eerst, voo\ hunne op* neeming sterven. ioo het Leven van gusrinus gedacht, * Onze Apostel heeft op ' eene andere plaats met ronde woorden het tegendeel geleerd, dus schreef hy i. Cor. 15, vs. 51 " 54, ( eene plaats des te merkwaar, diger, daar wy zoo weinig van die groote byzonderheden weeten, welke op dien ontzettenden en heerlyken dag gebeuren zullen, dus zyn zyne woorden:) ziet ik zegge u eene verborgenheid, wy zullen wel niet alle ontslaapen, maar wy zullen alle veranderd worden, in één punt des tyds, in één oogenblik met de laatste bazuine; want de bazuin zal slaan, en de dooden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wy zullen veranderd worden, want dit verderfelijke moet onver der ffelykheid aandoen, en dit sterffelyke moet onster ff elykheid aandoen. En * Augustinus de Civitctte Dei Libr: XX Cap. XX, geloofde dit, om dat wy 'leezen het is den mensche gezet, eenmaal testerven; doch dat zulks, hier uit, niet volgt, hebben wy in het voor. gaande reeds breedvoerig bewezen. De geleerde Gottfried Buchner, omhelsde ook dat gevoelen: men vind zulks in zyne redenkundige en schrift, maatige verhandeling over de tweemaal gestorvenen in 't Hoogd. geschreven § 84 — 91 pag. 135 — 139 die ook Beweert tegen de uitdrukkelyke letter der Heilige Schrift, dat ook Henoch en Elias gesrorven zyn, schoon wy Hebr. 11, vs. 5 duidelyk van Henoch leezen, dat hij is wegenomen op dat lis den dooi niet zoude zien,  Paulus den Atostel, ioi En dit onverderfelijk opgewekt, dit veranderd worden, leert onze Apostel in andere plaatschen, dat hier in bestaan zal, dat hun vernederd lighaam veranderd, en gelykformig aan het heerlijk lighaam van Christus zal gemaakt worden, zoo dat zy Hem gelyk zullen wezen naarPhil.3, vs. ai. cn Joan. 3,vs.a. Zy zullen zyn gelijk de Engelen Gods, zoo vlug, zoo vaardig, en blinken ah de glans des uitspanzeis, naar den Geest, verzadigd met het beeld van God, om eene heerlykheid te genieten die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, wanneer zy die onverderfelijke, onbevlekkelyke en onverwelkelyke erfenis ontfangen zullen , die nu voor hun in de hemelen bewaard wordt naar 1. Pet. 1, vs. 4. Intusschen verdient het Grieksche woord, waarvan de Apostel hier gebruik maakt, dat de onze, door, opneémen vertaald hebben onzen opmerkenden aandacht, het wordt niet alleen by de Grieken gebruikt, om te beteke. nen, iemand in veiligheid te stellen maar ook om uittedrukken, iemand met kracht aan het dreigend gevaar te ontrukken, het wordt gebeezigd van eene moeder die haar kind aan een groot gevaar ontrukt, hel koomt voor, in eene zoorrge'yke krachtige betekenis Hand, 23, vs. 10, Daar men leest, en de overste vreezende, dal  Zij zuïïei in de wolken opgenomen woi den, den Heere te gemoete n de lucht. los - het Leven van dat Paulus van hun verscheurd mogt worden, gebood dat het krychsvolk zoude af koomen, en hem uit het midden van hun wegrukken, en in de legeiplaatsche brengen. Nadrukkelyke beteekenis, die ons, en de zaak en de rede daarvan aanwyst! Zullen dan de godlooze tot straffe hebben het eeuwig verderf, verstooten van Gods aangezicht en van de heerlykheid zyner sterkte, zullen dan de hemelen door vuur ontstoken vergaan, en de Elementen branden, de versmelten, naar 2 Petr. 3, vs. 12. Zy zullen aan dat vuur, dien gloed ontrukt, door de Goddelyke almacht, van den op de wolken zoo heerlyk verschenen Rechter opgenomen worden in de wolke, den Heere te gemoete in de lucht. Zoo als onze Apostel, zich hier zoo verheven uitdrukt. 1 Dat de Heere koomen zal, zichtbaar op de wolken des Hemels, en dat alle oogen hem • zullen zien, ook die hem doorsteken hebben, weeten wy uit Openb. 1, vs. 7. en hier leeren wy van onzen Apostel, dat de opgewekte en de leevendig overgeblevene in de wolken zullen opgenomen worden, op dat zy zyn mogen, daar, waar Christus is, zittende op den Troon zyner heerlykheid, zy zullen zegt Paulus, opgenomen worden, den Heere te gemoete in de lucht. Doch of zulks geschieden  Paulus den Apostel. 103 den zal,onmiddelyk, door de almagtige kracht van God, of door middel van nederdaalende wolken, waarop zy heerlyk zullen opvaaren, door het Goddeiyk bevel van hem, die van de wolken zynen wagen maakt en op de vleugelen des winds wandelt, zoo wel dit, als de schoone orde, waarin dit alles geschieden zal, zal die dag verklaaren} naar de letterlyke inhoud der Goddelyke openbaaring aan onzen Apostel gedaan, weeten wy dit, dat zy te zaamen opgenomen zullen worden, in de wolken den Heere te gemoete in de lucht, zoo zullen zy, gelyk Job reeds verwachtte hunnen goddelyken Verlosser aanschouwen, en hunne oogen zullen Hem zien en geen vreemden; zoo zullen zy het vuur der brandende aarde en den gloed der versmeltende Elementen ontkoomen! Jaa, zoo zullen zy, gelyk de Apostel er by voegt, altyd met den Heere wezen. Hier op aarde waren zy ten aanzien eener lighaamentlyke tegenwoordigheid van den Heere afgescheiden, Jesus zelf had tot hen gezegd, ik verlaat de weereld, ik gaa heenen tot den Vader, ik gaa heenen om u plaatsche te bereiden, en wanneer ik u plaats zal bereid hebben* zoo zal ik wederkoomen, en u tot my neemen, op dat gy zijn moogt daar ik ben; dat woord zal dan de Heere Jesus ook in die betrekking vervullen, en alzoo zullen zy alle,altyd by Zy zullen alzoo altya byden Heere wezen.  io4 het Leven van by den Heere wezen. Zonder dat wy bepaalen durven, met een geleerd uitlegger, dat hun verbiyf in de wolken'en in de lucht, zoo lang duuren zoude, tot dat de hemelen met een gedruisch zouden zyn voorbygegaan, en dc brandende aarde en versmeltende Elementen door vuur zouden gezuiverd zyn, en een nieuwen bemei en nieuwe aarde waren daargesteld: * dit weeten wy, zy alle vervrachtten naar Fn*,D,USrda5ht de Heer Mede, zie de aangehaalde Engelsen. Godgel. over deeze woorden, by welken Teler° G!i ^ U*' hebben ƒ '(, r W16D w? te vooren aangeteekend dfeenè» d hytWeeK0PStandingen'd'ederrechtvaar. digen eti der onrechtvaardigen stelde, die duizend jaaren ,n tyd verschillen zouden) de woorden « Ï zoo zullen wy altyd met den Hele wezenZ\t • Hem onl «Tem ' ,1™ 1 " dCrdCn hmeI; daar V »et "daa? / m, ^ gaaD' daarna °P «arde, ««duLen/,- ZUlle" "^erkoomen eu «Sta^ beeV;trn/egeeren;eD eiDde,^k » ^ laatste heerlykheid tot in alle eeuwigheid. * De rede d. hTb 7 d'tZ0° begr>'Ptis' om hy denkt! za 1 5?T der' Heere de Iucht= ~k zyn FW° J ZU!VereD Van den Duive' ^ zyne Engelen ; deeze zullen dan gelyk hy zieh uitdrukt de°d"kUnIigeb0ndene" °PgcsJo^ worden,^ot dat inde lucht zal stil houden en zichtbaar zyn voor «Setr^krden; doch aisdan HOch S ZVtide cm H "^k™' a!s noch niet bekwaam We w™k t?ontJftW «naar wanneer zy en «imgd zal zyn door vuur en eene nieuwe aarde ge. wor-  Paulus den Apostel. 105 naar zyne beloften nieuwe hemelen, en een nieuwe aarde in welke gerechtigheid woonen zal, en Jesus zal zyn eigen woord aan hun allen vervullen, daar ik ben zal ook mijn dienaar zyn; zy zullen alzoo altyd met den Heere wezen, nooit zoude Jesus meer van hun worden, dan zal Hy op haar nederdaaten en met zyne heiligen op haar woonen, die tot de algemeene verbranding der aarde voorby is, by hem in den derden hemel zyn zullen. Vergelyk dit met hetgeen dezelve Heer Gill geschreven heeft ter verklaring van die woorden die in Christus gestorven zyn zullen eerst opstaan, „alle-die in ver" eeniging met Hem sterven zullen eerst opstaan, " voor de Godloozen zelfs duizend jaaren voor "hun; de rechtvaardige zullen opstaan inden mor. "genstond der opstanding, jaa in den aanvang "van de duizend jaaren zoodraa als Christus "zal koomen; maar de godloozen zullen niet op. " staan voor in den avonstond van dien dag of, in "het einde van de duizend jaaren". En, (dus besluit die geleerde man) dit koomt overeen met de begrippen der Jooden, welker schriften by ver.vokends opgeeft; doch wy kunnen niet zien dat dit overeenkoomt met de begrippen der H. Schrift, die leert althands nergens,dat wanneer de aardeen haare werken verbrand zyn, en zy gezuiverd en gereinigd door vuur, en een nieuwe aarde zal geworden zyn, dat dan de godloozen daarna op het einde van die duizend jaaren eerst zullen opStaam wanneer wy de Joodsche uitleggingen en overleevenngen tot een regel van Schriftverklaaren stellen ot volgen , zoude men tot verregaande dwaalingen met hun vervallen, beeter is het in deezen, met wys te zyn, boven her geen geschreven is, en te swyggen daar de Heilige Schrift swygt, van die zaaken, die die dag eerst zelfs verklaaren zal.  Bier mede moesten zy den anderen ver. troosteq, i j I t 106 het Leven van hun scheiden, noch zy van! Hem gescheiden worden, zy zullen eeuwig zonder scheiden met den Heer wezen naar de belofte van Hem, die gezegd heeft, Vader, ik wil dat daar ik ben ook die by my zyn, die gy my gegeeven hebt, op dat zy myne heerlykheid aanschouwen die gy my gegeeven hebt, Joan. 17, vs. 24. Zoo zal Hy zyne Goddelyke toezegging vervullen die wy vinden Openb. 3, vs. 21., Die overwint, ik zal hem geeven met my te zitten op mynen Troon, gelyk als ik overwonnen fkb, en ben gezeten met mynen Vader, op zynen Troon. Welk eene heilvolle verwachting welk eene ryke stof van troost en blydschap, leverde dit niet op, voor de geloovige Thessalonicensen die hunne in Christus gestorvene vrienden nog metheete traanen beweenden! Te •echt schreef daarom onze Apostel aan deezen, soo dan vertroost malkanderen met deeze woorlen. Want, waren deeze dingen alzoo, gelyk ïy hun door eene Goddelyke openbaaring verleekeren kon, dan was er voor hunne in Je. us ontslaapene vrienden, niet alleen een gansch eer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykleid te wagtenj maar ook, zy zouden eerst 'pstaan, zy, die levendig zouden overbly ven Jt de toekoomste des Heeren, zouden hen niet ; voor-  Paulüs ben Apostel. 107 voorkoomen die ontslaapen waren, gelyk zommige te Thessalonica verkeerdelyk dachten, om&eetend zijnde van de geenen die ontslaapen u/aren, en 'bedroeft zijnde als, die geen hoop hadden, naar vs. 13, neen zy konden malkanderen, met deeze hem van God geopenbaarde woorden, als eene ontwyffelbaar zekere waarheid troosten, zy, die in Christus gestorven waren zoudenÉfnrf opstaan,daarna zouden zy, die levendig overbleven, met hunne nu nog bct reurde, doch dan onsterffelyk en onverderffely k opgewekte vrienden, te zaamen opgenomen worden in de wolken, den Heere te gemoete in de lucht, en alzoo te zaamen altyd by den Heere wezen: en dit was het, dat de Apostel door bet woord des Heeren, bun kon verzekeren, tot hunne blydschap en eeuwige vertroosting, en dat alle droefheid over hunne in den Heere ontslaapene vrienden, ten cenemaal moest wegneemen, en alle hunne traanen over dezelve doen opdroogen. Ziet daar Gelievde! Deeze voor den Christen zoo bemoedigende troostleere van 1 onzen Apostel, waar in zoo veele blykenzyner voordering in heilige wysheid, zich ontdekken, U kortelyk voorgedraagen! Hoe veel is hier-, in ook voor ons te leeren, laat ik U thands. by het volgende,bepaalen mogen, ^ Toepas? ■Mg.  Eerste Leering, ïo8 het Leven van "Ten eerste, de ontwyffelbaar zekere en "heerlyke toekoomst van den Heere Jesus "op de wolken, moet steeds invloed maaken "op ons hart, en op onzen wandel. „ "Ten tweede, de dood hoe verschrikke*lyk die ook schyne, is voor den stervenden "Christen, een zagte slaap, waaruit zyn God^'delyke Verlosser hem eens heerlyk zal op'' wekken, ook dit moet hem in de bitterste 'wegen bemoedigen en vertroosten.,, " Ten derde, by de iuisterryke toekoomst "van Jesus uit den hemel, zullen de geloovige "alle hunne gezaligde vrienden, voor eeuwig "wedervinden.,, "Ten vierde, kent hier de Heere degeenen "die zyne zyn, Hy zal ze ook dan kennen wan"neer hy heerlyk nederdaalen zal van den hemel, ''dan zullen zy altyd met den Heere wezen.,, Onze eerste leering was deeze, "de on-« "twyffelbaare en heerlyke toekoomst van den "Heere Jesus op de wolken, moet steeds invloed "maaken op ons hart, en op onzen wandel.,, Is er eene waarheid gelievde, die onder hun, die eene Goddelyke openbaaring gelooven, steeds invloed maaken moest op hart en wandel, het is deeze, dat Jesus eens heerlyk zal nederdaalen van den Hemel; maar is er eene waarheid, waar aan weinig gedacht wordt, - het  Paulus den A r o s t e l. 109 het is ook deeze; de Heidenen, die by het schemerend natuurlicht, een toekoomend leven te gemoet gezien hebben, waarin eene rechtvaardige 'vergelding zal plaats hebben, hebben daarvan op eene wys gesproken, die veele van hun, die het schitterend licht der Goddelyke openbaaring gekend hebben, beschaamen moest; hoe heerlyk dacht de voortreffelyke Plato hierover, om van andere uitmuntende Heidenen thands niet te spreeken; * doch hoe on- ge. * Plato blonk zeker uit onder de wyste Heidenen. De beroemde Petrus Nieuwland weleer een der schitterendste sterren aan den Haags-chen kerk. hemel heeft in zyne Lectiones Memorabilés of letterkundige verlustigingen (een werk dat een schat van wysheid in zich bevat,) bewezen, dat Plato zelfs niet geheel onkundig van den toen nog toekoomstigen Messias geweest zy (die vier honderd jaaren na de geboorte van Plato echter eerst in het vleesch verschenen is.) Hy heeft eene plaats uit Plato vertaald, waarin die dus "spreekt; "Die man zou arm zyn, en nergens an"ders door aan te pryzen, dan door zyne deugd, dat "het uitschot van godlooze menschen, zyne leer, " niet zouden aanneemen, noch op zyne bestraffingen "acht geeven; dat Hy na drie of vier jaaren ge. "leerd te hebben, geplaagd, geboeid, gegeesseld, " en door een geweldigpn dood van kant gemaakt •'zoude worden." Kan men Wel ontkennen 't geen de geleerde Nieuwland hier van zegt, de trekken zyn waarlyk hier zoo leevendig, dat het is, of Plato het 53 Kap, van Esaias gelezen had. Is zyne gedachte wel verwerpelyk dat Plato door overlöveringe uit het Oosten, kennis gehad hebbe, van den toen nog toekoomstigen Heiland. Althands dit  iio het Leven van geloovig en ongelukkig denken en handelen veelen niet, die de Goddelyke openbaaring, of tegenspreeken, of tegen derzelver uitdrukkelyke leer, leeven of er geen leven na dit leven, geen opstanding der dooden, geen rechtvaardig oordeel te wagten zy. Moesten deeze niet beschaamd worden, wanneer zyin deHeidensche Schry veren, van eene recht, vaardige vergelding der daaden, en van hel. sche straften leezen, naar den aart der misdaa* den ingericht: hebben de kundigste Heidenen dit uit de eigenschappen van een volmaakt wezen afgeleid? Hoe zullen deeze dan onf- vlie- dit schynï my ook toe uit de Heilige en geopenbaarde Schriften zyn oorsprong te hebben, waar van eenige gedeelten, zommigen wyzen onder de Heidenen niet ten eenemaat onbekend schynfc geweest te zyn, dezelve -de. § van het 16. Hoofdstuk van die Lectiones Memorabilés geeft ons eene aanmerkelyke plaats op uit Eusebius van den 1 latomst Amelius', waaruit blykt dat hy het begin van Joannes Euangelie zeer wel verstaan heeft t 'Hy [_ Joannes de Barbaar, zoo als Amelius den « iiuangehst joannes noemt], zegt, dat het woord "m den rang en de waardigheid van een beSinzel ba. " staan hebbe by God, jaa dat het God was door. wien "meteen woord alles gemaakt is; in wien al wat " gemaakt en ieevend is, bestaat elk op zyne wyze "dat dit woord in het lighaam.neergevallen, en met ' vleesch overdekt is, vertoonende eene menschely. « ke gedaante, zoo echter dat het woord intusschen 'de Majesteit van deszelfs natuur ontdekt, en, al» * "het  Paulus den Apostel. ui vvlieden, indien zy zoo blyven leeven. Zy mo£gen met hunne lippen zeggen': Het is te vergeefs God te dienen, hun hart toonde meermaaUenindc laatste oogenblikken van hun rampzalig Heven, dat zy den dood en het toekoomend lewen met schrik te gemoete zagen,en bevreesd i waren, voor een rechtvaardig oordeel! Laat deeze waarheid, dat de Heere zelf zoo 1 heerlyk en ontzachlyk zal nederdaalen van den 1 Hemel, steeds voor uwen geest zyn Gelievde! ; zal God naar de taal van den wysten der Komingen, een iegelyks werk in het gerichte I brengen, met al wat hy gedaan heeft, het zy i dan goed, het zy dan kwaad, laat dit altyd i een iegelyk onzer, met eene heilige voorzich; tigheid doen leeven, het is de echte taal van ! hun die den Heere vreezen, naar Mal. 3, vs, 16. De Heere merkt 'er toch op, en hoort, en daar is een gedenkboek voor zyn aangezicht geschreven. Zondaar denk gy dit toch, wanneer gy uwe booze daaden, zoo listig voor de menschen weet te verbergen, : om daarby nog den naam van braaf en eerlyk te behouden, denk toch altyd, dat God, "het woord ontbonden is, de plaats van God, we. "der in neemt, en dezelve God wordt, die by wa«, „voor dat hy in het lighaam, en vleesch nederwaarts " "gebragt werd "  112 het Leven van God, voor wiens oog de duisternis is als het licht, en de nacht als de middag, het ziet, en dat Die in het licht zal brengen, dat in de duisternis verborgen is, dat die uwe daaden en derzelver oogmerken eens openbaar zal maaken; hoe ontzachlyk zal voor u, dat recht, vaardig en vreeslyk oordeel zyn, wanneer gy uit den dooden opgewekt, voor den rechterstoel van den Heere Jesus Christus zult verschynen,en dien Zoon van God aanschouwen zult, welken gy hier zoo dikwerf zoo beleedigd en smaadelyk veracht hebt, wanneer zyne oogen, als blixemstraalen, voor u ontzachlyk zyn zullen, en hy dan in u te straffen, toonen zal, dat Hem alle magt gegeeven it in Hemel en op Aarde. Zyn dan deeze dingen alzoo? Gelyk uw geweeten zelf getuigt, zoek dan nog den toekoomenden toorn te ontvlieden, eer het voor eeuwig te laat zy, nog is er voor u genade en barmhartigheid te vinden, by dien Heere die dan zoo heerlyk zal nederdaalen van den Hemel, nu leeft Hy om voor zondaaren te bid» den, Hy verzekert u in het Euangelie, in dit heilig boek zyner Goddelyke liefde, dat voor zondaaren, voor godloozen zaligheid te vinden is; die tot hem koomen, om door Hem met God verzoend, erfgenaamen des eeuwigen le¬ vens  Paulus den Apostel. 113 vens te worden, zal hy geenziens uitwerpen» Deeze, dit is zyne toezegging, zullen leeven' door Hem! Onze tweede Leering was deeze :| „ De "dood hoe verschrikkelyk die bok schyne, is "voor den stervenden Christen, een zachte "slaap, waar uit zyn Goddelyke Verlosser heiri *'eens heerlyk zal opwekken, ook dit moet "hem in de bitterste wegen bemoedigen en vcr$ "troosten!" • ■■ TrootsrykeLcer in zoo. veele plaatschen der Heilige Schrift gegrond, die den Christen de vrees des doods ontneemen, en hem opbeürert kan, in wegen Van drukkend kruis en treffen^ den tegenspoed, waarom dan.zoo dikwerfmyn Christen, met een moedloos hart, en gebogen hoofd gewandeld, daar gy reist naa het huis van üwen Vader, waarom zyt gy zoo'bevreest,wani lieer gy denkt dat de dood u nadert, is hy.dart ook voor u, een koning der verschrikking?' Neen myn waarde, hy heeft voor u geen prikkel, geen smart, geen rampzalige gevolgen; gy oordeelt misschien uit de angsten des doodsj Waarmede gy andere hebt zien worstelen , dat gy in die laatste üure verschrikkelyk lyden zult} doch dit is zeker, dat in de laatste oogenblikken, het pynelyk gevoel des doods voor den stervenden doorgaands minder gevoelig ft, dan* het -///, D. 11 St. M den Tweede Leering.  iia v Leven v a 'h ccn daarby teegenwoordig zynde aanschouwer toeschynt, en al ware dit by u anders, daar veeIer sterven, niet ongclyk aan eene opkoomende j töfP^ftïïi kunt gy een denkbeeld vormen, . y&n de vertroosting en de vreugde, die de afscheidende-, geest geniet, terwyl het lighaam sterft? Hebt gy nimmer getuigen geweest van het zacht en zalig ontslaapen van zulken, die reeds in dc donkere, doodsvalei, eene levendige hoop op den hemel, deeden bespeuren, die zoo gerust, zoo bemoedigd sterven, als zy geleefd hadden in het geloof op den Goddelyken Verlosser? Welk een troost, gy sterft zalig ! wam-zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven, zij rusten op hunne slaapsteedtn ! Hoe snel zullen de wentelende eeuwen, de rollende jaaren, de voorbyvliegende dagen, verloopcn zyn, waarin gy in het stof des doods zult rusten, even gelyk: een slaapende vermoeid vjm zynen arbeid; tot aan den morgen rust, daar ry rust om naar de onfcilbre belofte van uwen Goé'1, eens opgewekt te worden, eens heerlyk te vestrytet).. ; | Dat u dit hemoedige, dit trooste, ,in alle moeite en verdriet! Even jaa heerlyker dan het. denkbeeld van naaderende rust en verkwikkenden siaap den vermoeiden arbeidsman veitrooit, by den naderende» avond, gy gaat rusun QfU mm-  Paulus den Apostel 1,15 j 1 nimmermeer vermoeid te weezeu, nimmermeer 'Verdriet te ondervindeenj maar in tegendeel» 1 om heerlyk, om zalig te ontwaaken* Jaa breng u die troostvol denbeeld veel voor 1 den geest, ook dan, wanneer gy ben ziet ster ven $ 1 die u lief en dierbaar waren en met a denzelven ] Heer dienden, want, en dit is thands onze derde;j 1 leering: "hy de luisterryke toekoomst van Jesus ' 1 "uit den Hemel, zullen de geloovige alle hunne 1" gezaligde vrienden, voor ceitwig wedervindeu."Dit leerde, onze Apostel door her woerd des Heeren, ter bemoediging Van de treurende geloovigen te Tlisssalonica, en welk eene bron van troost, is dit ook niet voor u Christenen! : die dikwerf zoo bedroeft zyt, als andere die geen hoop hebben,, ook hierin zal de, luisterryke toekoomst van J e sus uitdenHemel vol van troost ;■ en blydschap zyn voor u; welk ccne vreugde is het op deeze weereid, wanneer wy naa eene lange reis, van onze bloedverwanten en vrienden afwee/ig dezelve wederzien, en Qttze teder? ■ gelievde kinderen ert naabestaanden aart ons hart mogen drukken, en welk eenc onbegryppelyk groote blydschap zal het dan niet zyn in het land der rust, en de gewesten van eeuwige vreugde hen wedertevinden, die wy hier met : heete traancn beweenden ! hen wedertevinden I om nimmer, van hun te schaden! dit zal een H 2 van lerde jeering.  I Vierde Leering. 116 het Leven van van de eerste en zalige genoegens zyn by de op» Wekking uit den dooden, by de luisterryke toekomste van Jesus uit den Hemel: kunt gy dat denkbeeld voor uwen geest brengen, eene hier beweende vrouw, een hier beschreid kind; een hier betreurden vader, of hartelyk gelievde moeder, of oprechte boezem vrienden, hier in den Heere ontslaapen, daar wedertevinden onder de gezaligden, daar met eeuwige blydschap hen te aanschouwen voor «en troon van God! dat zal eenmaal ontwyffelbaar zeker geschieden, en daar mede kunt gy markanderen vertroosten! en hier door uwe traanen droogen! Want, en dit is onze vierde Leering, "[kent fthier de Heere de geenen die zynen zyn, Hy "zal ze'ook dan kennen, wanneer'Hy heerlyk "nederdaalen zal van den Hemel, dan zullen zy «altyd 'met den Heere weezen.!1 Welk eene vreugde voor het hart levert de beschouwing deezer waarheid op, by eiken oprechten die den Heere Jesus in onverderffelykheid lief heeft hïcr, dat heeft hem de ondervinding duizendmaal geleerd, kent de Heere de geenen die zyne zyn, daar'heeft hy jaaren agter een de blyde ervaaring van gehad, en dit is, en blyft zyn vertrouwen, in alle de wisselingen aeézes leevens; maar deeze waarheid, dat Hy ze ook zal kennen, wanneer Hy heerlyk nederdaalen zal van <2eo  Paulus den Apostel. 117 den Hemel, en dar zy dan altyd met den Heere zullen vreezen, dit ieevert nog heerlyker troost en grooter blydschap op, dit verzeekert hem, zyne heerlyke opstarrding, en altoos duurende zaligheid; die zoo groot is, dat hy die hier zelfs niet begrypen kan. Stel u dan veel die heerlyke nederdaaling van den Hemel voor, met dc heilryke gevolgen die dezelve voor u zal hebben geloovige, als de Heere. koomen zal neederdaalende van den Hemel, met een geroep, met- de stem des Archangels en met de bazuine Gods, dan zullen uwe doode lighaamen leeven, en met uwen verheerlykten geest vereenigd worden, dan zult gy alle, niet een zal er overblyven, want deHeere kent de geenen die zyne zyn, opgenoomen worden in de wolken, den Heere te gemoete in de lucht, cn alzoo altyd met. den Heere weezen, zonder immer van hem te scheiden. 'Laat ik myne reden besluiten, door u dien heerlyken dag van die blyde toekoomste voor die geenen die door Hem zullen leeven, te binnen te brengen. Stelu dien jongsten morgen voor den geest, zoo als dezelve eene heerlyke en eeuwige vreugde voor u zal doen aanlichten, en troost maikandcren met deeze woorden, daaï gy dan zult kunnen zeggen: Daar koomt de Rechter op de wolktn! Ontzachlyk tydsgewricht l  irg Het Lk ven van De donder bruir s-. en al de volken Staan ziddrend voor zyn aangezicht! Daar loeit de storm — de rotzen, kraaken, De blikzerri scheemert keer by keer! Paleizen — trotsche Tempel daken, Ze storten in het puin ter neer! De Rechter wenkt —■ de Seraphs knielen' Het dreunt door lofgeschal! Hy spreekt — hoort gy verloste zielen Wat lot het uwe weezen zal, Reeds is de Hemel u ontsloten, Zie daar het loon voor u bereid! Kom % leidc u zelf myn lotgenoten, Naar de einde.looze zaligheid! Hosanna! roepen de Englen tongen! Hosanna! driemaal wellekom! Hosanna! nimmer moe gezongen, Hosanna juicht het geestendom! HaHeJnjah — wy knielen neder, Wy volgen deeze toonen naa, Het Seraphs koor galmt eindloos weder H^llelujah — Haiielujah! * Het zy zoo! Amen. * Hit is een gedeelte van ds bespiegeling des jongsten dags van den Eerwaardigeu Bussingh. Debde  V aulus den Apostel. 119 JDerde LEERREDEE doDS onvehandkrlykf. trouw in hét bewaaren van zyne kerk, en des ChrI. stens verplichting, tot een heilig leven- TEXT, 2 Timoth. 2, vs. 19. Evenwel het vaste fundament Gods staat, heb. bende dezen zegel, de Heere kent de geenen die zyne zyn, en een iegelijk die den Naam van Christus noemt, staa af van ongerechtigheid. Zoo de Heere mei ons is, waarom is ons dan dit alles ivedervaami1_ Dus luidt het antwoord datGideon de Zoon van Jcgs, aan den Engel des Heeren gaf, toen deze in een kommeiyoHen tyd, hem toeriep, de Heere is met u, gy strijdbaarheid', naar Richt, 6, vs. 12 en 13. God had Jacobs nageslacht, om het snood en hemeltergend gedrag, waar mede het Israels God, by aanhoudenheid beledigde, in der Midianiten hand gegeeven, die het zeer bcnaauwde, in zoo ver zelfs, dat dit eertyds gelukkig en zegenvierend volk, nu, in hooien en spelonken woonde, daar vee en veld gewas', doordé onderdrukkende overheerschers vernield, werd; Uit Inleiding  120 het Leven van tut dVc.zc benaauwihcid, riep Israeis Nakroost tor God, Hy hoorde het ootmoedig bidden, en, op zyn bevel, daalde er een Engel des Heeren, op aarde neder, om Joas dapperen zoon heldenmoed in te boesemen, en hem te verzekeren, dat God met hem was: dan, die daarop dat moe. deloos. antwoord cntfbng, zoo. de Heere met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaaren ? By veelen, die God waarlyk lief hebben, heerscht ook deze trek van het bedwelmend Ongeloof, die toen in Gideon plaats had, en zy Vervallen daar door, wel eeqs tot zulk eene diepe moedeloosheid, dat zy aan hunne betrekking op den Heere, en aan de vervulling der goddelyke toezeggingen twyffelmoedig worden, en met qngciyk aan David worden, toen hy uit. riep, ik zal nog èéner der dagen door de hand Van Saul omkoomen. Dan hoe dwaas, hoe beledigend voorGod is dit dwaalend denkbeeld! Zou God de zynen vergecten ? Eerder zal de aarde van plaats veranderd, en zullen de hergen verzet worden, in het bru t der zee! Neen, bergen mogen wyken en heuvelen wankelen; maar Gods goedertierenheid, zal «iet wyken rot in eeuwigheid, Hy Hy blyft getrouw, dit kan, en dit moet, de onwanktibaare hoop van den Christen zyn, al zyn wv ontrouw * r>,, Ja»  Paulus den Apostel. Jaa maar, waartoe dan zoo veele bitterheden ? zoo veele traanen, zulke wegen van treffend kruis, en drukkenden tegenspoed? W4»r« om leidt God hem dan langs eenen weg, i*eE doornen bezaaid? Dit doet God, gelievde ter bereiking van wyze en heilige eindens, dat zomtyds op aarde nog gezien en bewonderd wordt; en geschiet dit hier niet, dan moet een Christen, die waarlyk God lief hecfr, dc hand op den mond, en de mond op het stof leggen : In den Hemel daar geen nacht is, daar alles licht en klaarheid voor hem zyn zal, zal hy God danken, dat hy hier niet eenen druppel minder, uit den beker van kruis en smart gedronken heeft. Dan, hier, uit treffende rampen te besluiten, dat God niet met hem is, dat God hem vergeeten, hem verlaaten heeft, is dwaas, is beledigend voor den wyzen Leidsman zynes volks; dit te betoogen was thands myn oogmerk, om zondaaren tot ongeverniste Godsvrucht opteletden, en oprechten van harten te bemoedigen, op hunne reis naar het hemelsch Vaderland. Wanneer wy deezen heiligen en zeer ouden Brief, voor meer dan zeventien honderd jaaren geschreven inzien, dan kunnen wy uit deszelfs inhoud het een en ander opmaaken, dat ook ter verklaaring dient van die gewigtige woorden uwen Het verband der TextwoQi den».  123 het Leven vak uwen luisterenden aandagt zoo even voorgeltezen. * Wy leeren er uit dar Paulus, de schryver van denzelven, dien heeft geschreven, kort voor zynen dood, wanneer hy gevangen was, naar het 8 vs. van het iste Hoofdd. niet, om eenige misdaad, waar o/ji des Euangeliums wille, om het welk hy verdrukking leed m de banden toe, als een kwaaddoener, naar het y vs. van'het 2de Hoofdd. Dit was hem meermaalen op andere plaats, schen overgekoomen, doch God had hem dan en wel eens door een heerlyk wonder, uit de gevangenis geredj maar nu wist hy, dat dezebanden hem niet meer zouden afgenomen worden, maar dat hy door eenen geweldigen dood zou moeten sterven, en dat de tyd daarvan aanstaande was, naar het 6 vs. van het 4de Hoofdd. Omstandigheden dus, die op het hart van den Apostel eenen treurigen invloed moesten maaken, zoo hy niet gesterkt was geworden in God, te meer, daar niet alleen de meeste zyner vrienden hem verlaaten, en zommige de tegen- woor- * Men kan over het verband der zaaken, en h*t oogmerk van deezen gewi^igen brief'inzien, eenige ophelderende aanmerkingen ter verklaaring van 2 Hm. 4, vs. 17 en 18 in onze laatste'leerrede voorkootnende. *.  f au tus ben Apostel, 133 woordige weereld hadden liefgekregen ; maar ook in zyne verantwoording voor de rechrbank, alle zyne vrienden hem verlaaten had. den en niet een van hun, moeds genoeg had, om door het getuigenis der onschuld, van den gryzen en heiligen Godsgezant, iets ter zyner verlossing toetebrengen, en wel van het drei. gend doods gevaar, om door de Leeuwen verscheurd te worden, welke straf de Christenen toen werd aangedaan, Dan wel ver van hier door moedeloos voor zich zeiven; of wraakzuchtig tegen zyne swakke vrienden te worden, was hy gesterkt in God, die hem niet begeeven, niet verlaaten had, en hier door bad hy, dat dit hun niet mogt toegereekend worden; het een en ander vinden wy in het 4de Hoofdd, in het iq', 16 en 17 vs, Hy gaf van dit alles, in deezen zynen laat. sten Brief, dien hy immer schreef, aan Timotheus, dien hy als zynen zoon, beminde, een duidelyk bericht, begeerende teffens: dat by voor den Winter by hem zoude koomen, waar in hy zynen dood te gemoet zag. Intusschen was hem den toestand der Ephesische Gemeente, die hy zeer lief had, en waar in hy zelf drie.Jaaren lang den onnaaspeur. lyken rykdom van Christus gepredikt had, »  134 het Leven van had, zoo wel, als de gesteldheid van geest; van zynen gelievden Timotheus, die daartoen het Euangelium verkondigde, naauwkeurig bekend; aan die Gemeente was overgekoomen het geen Paulus aan de Ouderlingen voorzegd had, naar Hand. 20, vs. 29 en 30. dit weet ik, dat,na myn vertrek swaare wolven tot u hikoomen zullen, die de Kudde niet spaaren, en uit u zeiven, zullen mannen opstaan, spreekende verkeerde dingen, om de discipelen aftelrekken agter hen. in deezen toestand van zaaken; was het oogmerk van het schryven des Apostels, om den jeugdigen Timotheus tot sterkte en lydzaamheid Christus Jesus, optcwekken, gelyk uit het eerste Hoofdd. in de 15 eerste vs. van dit tweede blykt, maar ook om hem, tegen die booze-menschen te waarschuwen en te bemoedigen, gelyk uit het 16, 17 en 18 vs. van dit Texthoofdd. gezien Wordt. Jaa maar, er schynt ook in het hart van Timotheus, eenige bekommering voor de gemeente des Heeren gerezen te zyn, toeH hy zommigen uit die gemeente, en waarschynelyk van de Ouderlingen der gemeente zag af. vallen van de waarheid, verkeerde dingen spreekende, om de discipelen aftetrekken agter hem, en het is daarom, zoo het ons voorkoomt, dat  I Paulus den Apostel. 125 dat dit ons Texrvers met het daarop volgend* door den bejaarden kruisgezant geschreven is^ om die bekommering, uit het hart van den jongen Euangeliedienaar wegteneemen. Uitmuntende, en in de daad rroostryke woorden van onzen Apostel, regt geschikt', om de geloovigen tot bemoediging in heilig* heid optewekken, en hun van Gods onveranderlyke trouw te verzekeren, en die ons teffens Paulus leeren kennen, in zyne groote voorderingen 'in wysheid en heiligheid. God zegene de beschouwing daarvan ook tot dat verheven einde, voor ons, • Amen! Laaten wy eerst, den waaren zin der woorden zoeken optegeeven; dan zien, hoe dezelve ' aan het verheven oogmerk des Apostels beantwoorden, en eindelyk, uit het een en ander nuttige lessen voor ons zeiven opzaamelen* Ten aanzien van het eerste. Heeft de heilige Petrus in zynen tweeden algemeenen Zendbrief 2 Petr. 3, vs. ï 6. aan de toen verstrooide geloovigen geschreven na den dood van Paulus, wanneer zyne Zendbrieven reeds by de onderscheidene Gemeenten in hoogachting en eerbied waren: dat er zommige dingen in zyn, swaar om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste menschen vérdraayen, gelyk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf: dan Verdeeling ier Hoofd, zaaken. Aanmerking over de swaarheid dezer plaats  den letter. lyken zin naage- speurd. ja6 met Leven van dan schoon men niet zeggen kan, dat de Apostel Petrus daar in, ook deeze worden van mynen text bedoelt, zoo oordeelen de beroemste Schriftverklaarers, dat deeze woorden, tot die zommige dingen in Paulus Brieven behooren; die in de daad swaar zyn om te verstaan, en die door de voorstanders Van het ongeloof, zoo wel als andere plaatschen der Goddelyke Openbaring, verdraait zyn tot hun eigen verderf. De voornaamste swaarigheden ten aanzien van den letterlyken zin der woorden zyn, hoe men die verstaan moet; want daar een fundament, de grondslag van een gebouw, van een huis, gegraaven, gelegd wordt, staat hier, dat dit fundament, en wel het vaste fundament Gods, dat dit staat, dat dit een zegel heeft, en men vraagt, is dit immer aan een fundament eigen, en kunnen dan die twee spreuken, die hier voorkoomen als een zegel beschouwd worden: zommige hebben daarom het woord fundament vertaald, door contract, dc-wyl daaraan zegels kunnen gehegt worden; dan de gronden der grieksche taai* kunde, en de aart der zaak wederspreeken deeze verklaaring. te meer, daar her uit de oudheidkunde kan bewezen worden, dat het reu» tyds gebruiktlyk was op het fundament, of den  Paulus den Apostel. 127 der. hoofd of hoeksteen van het zelve, een spreuk, wapen of zegel merk, of den naam des grondleggers of stichters te plaatschen, om nu uit de ongewyde Sohryveren, geene be. wyzen aan tc haaien, zoo wordterZach.3,vs.9. gesprooken, van het graveersel van dien Grondsteen, voor het aang ezicht van ^fosuii, waarop zeeven oogen zouden weezen, en Openb. 21, vs. 14. wordt van het nieuwe Jerusalem gezegt, dat de muur der Stad, twaalf fundamenten had, en in dezelve, den naam der twaalf Apostelen. Als men nu toestaat, dat zeker niet op goede gronden ontkend kan worden, dat de Apostel Paulus zeer ervaaren was, in de joodsche en grieksche oudheidkunde, en dikweri op zyn oostersch, dat is, zinne beeldig schreef, dan kunnen deeze zyne woorden, uit de twet aangehaalde plaatschen genoegzaam licht out fangen. ", Dan ten .aanzien van den zaakelyken zin der woorden, is het moeielyker, wat men dooi dit fast fundament Gods, met het tweeledig zegel van het zelve te verstaan hebbe. Zommige, hebben er door verstaan eenigt Hoofdwaarheden van den Christel ijken Gods dienst, waarop alle de andere staan or vallen en dar zoo by voorbeeld, Hebr- 11. het geloo 5e Ter ver. klaaring van den zaakelyken zin, verscheidene, gevoelens opz>egeevi u. f  *2 8 hè t Leven van genoemd wordt, een vaste grond, dér dingen die men hoopt. ' Andere, verstaan er de geloovigen zei ven door, verzegeld tot den dag der verlossing, om dar er van den rechtvaardigen eezegd wordt, dat hy een eeuwige grondvest is. Zeer veele, verstaan er Gods eeuwig en onveranderlijk raadsbesluit door. De beroemde Amsteldamsche Hooglee'raar Curtenius1, in zyn zeergeleerd werk, over de svvaare plaatschen in Paulus Krielen, verscheidene gevoelens getoetst en afgekeurd hebbende, heeft als zyn gevoelen opgegeeven, en beredeneerd, dat men door dit fundament verstaan móest, het gansche woord van God, waar in de Grondleer van het Christendom vervat if. Dan wy kunnen niet ontkennen, dat in deeze opvatting van dien schranderen uitlegger, zoo wel, als in de andere opgegeevene verklaaringen over deeze swaare plaats, ons gewigtige bedenkingen overblyven die ons beletten, - dezelve tc omhelzen. Zeer aanmerkelyk vinden] wy de geleerde Hitlegging, van den beroemden Lutherschen Hooglceraar Mosheim, * die hier waarlyk naauw- * Men zie zyne korte doch uitmuntende Com. mentarie over deezen Brief en byzonder het geen hy ter opening daarvan geschreven heeft.  Paulus den Apostel. 129 keurig opmerkt, dat meest alle de uitleggers, het grieksche woord QsyJ.Xiog, door fundament en grondslag vertaald, in deszelfs eersten en gewoonen zin opvatten, voor een grondslag waar op de swaarte van een huis rust, hy is van oordeel dat hier, een gedeelte voor het geheel moet genoomen worden, een gebruik zeker by de sierlykste Schryveren en redenaaren zeer gewoon, en dus het fundament voor het huis zelve dat daarop staat', het vaste fundament van God, is dan het huis Gods het ivelk op een vast en onbeweeglijk fundament rust; neemt men dit aan, dan zouden de grieksche woorden in mynen Text, dus vertaald moeten worden. Evenwel liet huis Gods staat vast, (is onbeweeglijk;} en ten bc-w.yze daarvan dienen kunnen, dat de kerk de gemeente van God, dikwerf by een huis op een vast fundament gegrond, door den Apostel, jaa door Christus zeiven, Matt. 16, vs» 18 vergeleken wordt, en dat Paulus hier, van die!.gemeente en haare .zekerheid en vastheid spreekende, in het volgende 20 vs. naar het oordeel, des Hoogleeraars, het woord huis in plaats van fundament gebruikt, en het laatste door het eerste verklaart. Eene bedenking:echter,- die my gewigtig voorkoomt, is er by .my, tegen deeze III. D. II. St. ' ï op. Onsgevoe. len, over deeze  woorden opgegee. ven. 130 het Leven van opvatting, die ik gaarne ter uwer beoordeelïng wil opgeeven, zy is deeze: dat schoon het op zich zelve waar is, dat het huis Gods vast staat, dat echter de Apostel, deeze vastigheid hier niet zoo zeer, aan het huis, maar bepaald aan het fundament toeschryft, waarop dat huis staat, en gegrond is; hy spreekt dus hier, en wel door den onfeilbaren Geest van God bestuurd, van het vast staande fundament, dat niet het zelve is, als het geheel buis, en in.het volgende 2cste vs. vergelykt hy de kerk, byzonder de Ephesische Gemeente van dien tyd, by een grobt huis, waar in niet alleen vaten van goud en zilver, maar ook van hout en aarde waren, waarvan zommige wel tot eer, maar andere tot oneer van het huis, waren, en hy dacht zeker aan Hymeneus en Phitetus, in het voorige 17 en 18 vs. geteekend; spreekt hy dan in onzen Text van het vast fundament, van het huis, dit is by my het huis zelve niet; maar de grondslag waarop het huis staat, en gebouwd is, en wat moeten wy dan door het fundament, in .enderscheiding van het 'huis, dat daar op gebouwd is verstaan? Onzes erachtens, moeten wv hier door dat vast, en onbeweeglyk staande fundament waarop alle de geloovige als levendige steencn gebouwd worden, tot eenc woonstede Góds (  Paulus den Apostel 131 iin den Geest, Christus verstaan, ais het jjundament van het huis Gods, of als het )fundament Gods, dat is van God, gegeeven, [gelegd, ten zy men de woorden ©eptMce itcv &eov door het Godhjk fundament, ziende e, van de bywooning van de openbaaren 3dsdienst, en het plechtig gebed, gebruik raaa:n; maar niet, dit aanhoudend naalaaten, of ;chts zeer zeldzaam by woonen, of zonder aaren ernst verrichten. En wild gy hier van dc rede bepeinzen, ' is voornaamentlyk hier in te zoeken, zomige waarheden van den christelyken godsenst, in den lossen leeftyd der jeugd geleerd,  Paulus dejï Apostel. t $ f gebrekkig geleerd, leveren onvolmaakte, jaa allezins gebrekkige denkbeelden öp, van den waaren godsdienst, in meer gevorderde jaa. ren, en echter heeft zulk een jammerlyk zaa. menstel van slechts ten halve, of verkeerd begrepene Waarheden, by hun de plaats van vaste regels, waar naar zy oordeelen en leeven, bekoomen, cn zy hebben dit denkbeeld als ontwyffelbaar zeker aangenoomen, waarheden die men niet begrijpt, moet men niet gelooven. Daar er nu in den christelyken godsdienst, verscheidene waarheden, van dien aart zyn, en zulke, de gronden waarop die waarheden rusten, en aangenoomen en gelooft worden, tot zaligheid, niet begrypen, en dat onverschoonlyk rs, niet ernstig onderzoeken, verwerpea zy dezelve, en worden ten aanzien van verscheidene wezentlyke stukken en gèwigtige gronden van den christelyken godsdienst, in de daad ongeloovige. Jaa leert de ervaaring niet, dat er helaas, onder menschen van geboorte en opvoeding, zulke .gevonden worden, die in hunne gevoelens, de gevaarlykste dwaalingen koesteren, en in hun hart waarlyk Deisten zyn, die den Goddelyken oorsprong, en het geweeten verbindend gezag der heilige Schriften lochencn; doch die echter uit-  156 het Leven vah uitwendig onzen godsdienst beleden hebben, om er hunne tydelyke oogmerken en voordeelige uitzichten door te bereiken. * Jaa kan men * De aanleidende oorzaak biervan is by veelen, niet alleen eene losse en zondige verkeering met menschen van een boozen en godloozen wandel, die voor de ontluikende jeugd zoo bestiiettelyk zyn als de pest, maar ook het leezen van gevaarJyke Boeken, die op het los cn jeugdig hart, op het óngeoeffend verstand van jonge menschen, dikwerf eenen zeer naadealigen invloed maaken; hoe veele zyn er, door net leezen van de werken van het, een of aqder schitterend doch dwaalend vernuft, in dezelve dwaalingen vervalen, en hoe weinige zyn er van te recht gebragt! Onder die vernuften is er een, die er veelen heeft doen struikeleu, ik bedoel den schranderen Rcussuvi, die te veel eerbied had voor de openbaaring, om er, gelyk Folia':re. mede te spotten, of dezelze, als zommige Engelsche Dikten te lasteren, en e weest zyn. Mogt myne reden door Gods Geest be. daauwd, zulken tot inkeer brengen, zulken beweegen tot het geloof, en eene waarachtige bekeering tot God! het troostryk Euangelie roept zondaaren, onrechtvaardigen, godloozen tot bekeering, de voornaamste zondaaren' zelfs verzekert het van Gods barmhartigheid, wanneer zy door Christus tot God gaan, de bemoedigende inhoud van het woord der verzoening dat wy prediken, is dit Goddeiyk getuigenis, het bloed van Jesus Christus den Zoon van God, reinigt ons van alle zonden. Gy die onzen beminnelyken Godsdienst in waarheid gelooft, en by aanvang of by voortgang, uwe daaden zoo zoekt interrichten, dat gy daar door tracht te toonen, dat het de belydenis van uw hart is, een iegclyk, die den naam van Christus noemt, staa af van ongerechtigheid; gy kunt uit de voorgestelde woorden leeren: In de eerste plaats, dat wat er ook gebeure, in onderscheidene Gemeenten, van Gods kerk, welke dwaalingen er ook in dezelve mogen verspreid worden, welke verULD.ILSt, L h> Leeringen en opwek, kingen voor den waaren Christen,  102 Het Leven van leiders en -immer moegen opstaan, welke booze en godlooze menschen, er ook mogen gevonden worden, welke te vooren eene gedaante van Godzaligheid vertoonden, maar nader hand de kracht er van verloochend hebben, al ware het, dat hun woord voortat gelyk de kanker, en zy in meerdere Godloosheid toenamen, gelyk Hymenèus en Pliiletus dit kunnen wy hier leeren, dat God zyn Kerk zyn Huis, dat staat op ein vast fundament bewaaren zal, zoo dat er niet een van allen die de zyne zyn, zal verlooren gaan, daar zal God voor zorgen. Hy kent die geenen, die zyne zyn. Ten anderen kunnen wy ook hier leeren, dat er geen Godsdienst is, die meer troost geeft in leven en in sterven, die meer blydschap oplevert voor den tyd en voor de eeuwigheid, dan die wy belyden, want staat het Huis Gods, op een vast fundament waarop God zelf gegraveerd heeft; de Heere kent de genen die zijne zyn ? dan is dit eene bemoedigende waarheid die U in alle de ongevallen uwes levens sterken kant tegen alle de onweenbuyen van moeite en verdriet, tegen alles wat £7ovcrkoomen kan: ' Jaa maar, zegt mooglyk de een of ander by zich zeiven, als God dc zynen kent, gelyk ik geloof, hoe kan ik dan behooren tot die (jc-  Paulus den Apostel, i6j gelukkige menschen, daar alle morgen myne bestraffengen nieuw zyn, daar ik myn brood met traanen eeten moet, daar ik zoo veel bitterheid ondervinde, en in zulke smartvolle wegen vol moeite en verdriet, reeds zoo lang gewandeld heb? Hoort my treurige reizegers op den weg naa een beter Vaterland! Zulke denkbeelden zyn niet onbekend op de weg naar den Hemel, de oude Godvruchtige als David, Asaph, en andere dachten ook alzoo, en echter is het verkeerd en zondig, denkt eens door! is dit eene redenkunde die gy in de School van de opperste wysheid geleerd hebt? Neen waarlyk niet gelievde, dc Heere Jesus de mond der waarheid die leert, juist het tegendeel, die leert dat het kruisdraagen agter Hem Zaaligheid is, zoudt gy lieden dan uit rampen en bezoekingen uit wegen van drukkend kruis en treffenden tegen spoed, dit besluit afleiden dat de Heere U niet lief heefr, gaat het wel by de menschen door, dat zy { hunne. Kinderen niet lief hebben, wanneer zy alle hunne genoegens niet vervullen, alle hunne begeerten niet geeven, jaa wanner zy hun ongenoegen tegen dezelve toonen, en hen kastyden? En wat zondt gy dan van den hemeischen Vader denken, die kastydt, den geenen dien Hy lief heeft? naar Hebr. 13, v. 6. L 2 Denkt  Troost. gronden voor den Christen. 164. het Leven van - Denkt die wegen van kruis en tegenspoed eens naa, zyn er geen tydstippen op dezelve geweest, waarop God U geloovig voor U zeiYen deed erkennen, de Heere kent de geenen die zyne zyn; zyn zy U immer nuttig geweest? hebt gy met David nader hand, er God, nooit over kunnen danken? hebt gy er nimmer de oorzaak van, of het wyze einde dat God er mede voorhad, uit kunnen ontdekken? hebt ay noch op den eenen noch op den anderen tyd er uit geleerd, om meer aan dit heerlyk opschrift van het vaste fundament Gods, te beantwoorden, een iegelijk die den naam van Christus noemt staa af van ongerechtigheid? Althans dit is het oogmerk van God, in zyne lievderyke bezoekingen van zyn Volk, en dit uit wcrkzel moeten zy in het zelve hebben, gelyk in David, die dankbaar erkende: voor dat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoude ik uw gebod. Nooit verheerlykt gy God meer op aarde, dan wanneer gy aan dit Godlyk opschrift gehoorzam zyn, dat gy U dagelyks jaa elk uur herinneren moet: een itgeluk die den naam van Christus noemtg staa af van ongerechtigheid. Zoo zult gy toonen dat gy tot de onderdaanen van dien Vorst behoort, die weeten, dat het koningryk van  Paulus den Apostel. 1S5 van Christus niet bestaat m woorden maar in kracht. Zoo zult gy die vreede genieten die alle verstand de boven gaat, en het zal voor U een onbedrieglyk kenmerk zyn, dat, daar deeze dingen- in U zyn, dat ook aan U eens zeker zal gegunt worden den ingang in het hemels koningrijk. Zoo zult gy op aarde het werk der hemeliingen verrichten, dat is, den wil uwes Vaders te doen. Eu voorts in dit vertrouwen leevende^ de Heere kent die geenen die zyne zyn, Uwen overigen weg, cn alles' wat U daarop noodig en nuttig is, den Heere, den wyzen Leidsman uwer jeugd geloovig aanbeveelen; en naadert, op Gods tyd, het oogenblik dat uwe dagen voleindigd worden, houd moed, myn Christen» het sterven is uw gewin, wanneer op het angstig ziek bed Uwe krachten gesloopt worden, en gy bespeuren kunt, dat het de voetstappen des doods zyn, dat gy sterven zult, dan zult gy met Koning jehiskia kunnen zeggen: Och Heere gedenk dat ik voor V aangezicht ge* wandeld, en dat goed is, en Uwe oogen ge* daan hebbe; dan kunt gy by uw zalig sterven, uwe ziel aan uwen Schepper, en getrouwea verbonds God, uw lighaam aan het verslindend graf, gerust overgeeven, in dat geloof, de Heere kent de geenen, die zyne zyn, eenmaal zal  i66 het Leven van zal God dat roonen, wanneer Hy uw stof zal doen verryzen cn het met uwen Geest vereenigd, aan het verklaard, en heerlyk lighaam van Christus, zal gelykformig maaken, om U, zoo, overtevoeren in die wooningen van eeuwige blydschap, daar het een van uwe lofliederen voor den troon zal wezen, de Heere kent de geenen die zyne zyn. Amen, vertroost clkanderen met deeze woorden! Amen. Text  Paulus een Apostel. 167 Vierde LEERREDEN. De Pligten van eenkn getrouwen Euangeliedienaar. Text 2 Timoth. 4, vs. 1, 2 en 3 eerste deel. * H betuigt dan voor God, enden Heere Jesus Christus, die de levende» en dooden oordeelen. zal: in zyne verschijning, in zyn koningrijk, preedik hei woord, houd aan, tydig en ontydig, wederleg, bestraf, vermaan, in alle.langmoedigheid en leere, want daar zal een tyd zyn, wanneer zy de gezonde leer, niet zullen verdraagen. En daar ik ben, aldaar, zal ook mijn dienaar zyn, zoo luidt de troostvolle en heerlyke belofte van den Zoon van God, den gezalfden Hoogenpriester onzer belydenis, in het Euangelium van Joannes het 12. H. het 26 vs. De gezegende Verlosser, zoude eerlang voleindigen het werk dat God Hem gegeeven had om te doen, dm de weereld verlaaten en heenen * Deeze Leerreden door my ter bevestiging van mynen Amtgenoot den weleerwaarden en zeergeleerden Heere Petrus Meyboom, gedaan den 6'er. Maart 1791 te Amsterdam, en die my toen verzocht werd, door zeer veelen, in druk uitte geeven, beloofde ik in deezen bundel te plaatschen, en zy koomt daarom er zoo in voor, als ik dezelve toen heb uitgesproken. Inleiding.  168 het Leven van nen gaan tot den Vader, om te zitten aan dc rechterhand der Majesteit, in de hoogste hemelen. Uit die wooningen van licht en blydschap, zon Hy voor de oogen van alle volken eens weederkoomen , en allen die Hem hier in onverderflykhcid hebben lief gehad, daarin overbrengen, en dan byzonder asn zyne dienaaren doen ondervinden, daar tk ben, aldaar, zal ook mijn dienaar zyn. Dan, wat teekent hier de verheeven eernaam, dienaars van Christus? Zulke menschen, myne waardste Hoorers, die door Christus zelf 'r zy onmidiyk, 't zy midlyk, geroepen zyn, tot het werk der heilige bedienmge, om hunne natuurgenooren aan de hel te ontrukken, voor den hemel te vormen, en hun daar toe het Euangelium van Christus, als de kracht Gods cn de wysheid Gods te prediken, zulke dienaars van Ch r i s tus, die als getrouwe arbeiders, alle hunne vermogens zoeken aan te wenden, om voordeel te doen voor hetkoningryk van Christus, die niet gelyk die luije cn booze dienstknegr, waarvan wy Matt. 25. leezen, hun talent in de aarde begraven cn geene andere verwagting hebben, dan dien vloek, die de Rechter van leevenden en dooden bedreigt, Matt. 25. vs. 30. werpt den onnutten dienstknegt uit,. in de buitenste duis-  Paulus bes Ap os tel. 169 duisternis, daar weening zyn zal, en bierssing der tanden. Dan, wanneer Jesus getrouwe dienaars, die over weinige getrouw geweest zyn, over veelen zullen gezet worden, en ingaan in de vreugde hunnes Heeren, en alzoo ondervinden zullen, de waarheid van deeze troostvolle belofte, van hunnen Heer cn Zaligmaaker Jesus Christus, daar ik ben, aldaar, zal ook myn dienaar zyn. Is dit ook uwe bedoeling, is dit ook uw lust, is dit ook uwe hoop, myn Broeder, die in dit plechtig uur zult ingezegend worden, om alzoo een dienaaar van Christus tc zyn, in deeze groote Gemeente, om als een gaarne getrouwe dienstknegt, in uw gewigtig werk alhier te verkeeren, met een hoopend oog op Jesus belofte: daar ik ben, aldaar, zal ook myn dienaar zyn? Vergun tny dan, dat ik in de tegenwoordigheid, van den hoogen God, voor het aangezicht van deeze talryke vergadering, u het werk van eenen dienaar van Christus op het harte binde, en u herinnere, hoe gy hier verkeeren moet, om in het uur des doods, wanneer uw werk op aarde voleindigd zal zyn, u te kunnen troosten, met deeze heilryke toezegging, van den Heere Jesus, daar ik ben, aldaar, zal ook myn dienaar zyn. Be-  Het verhand. 170 het Leven v\n Beginnen wy plechtig niet een ootmoedig gebed! Het verband waarin onze Textwoorden voorkoomen, leert ons den Apostel Paulus kennen, in zynen brandenden yver voor de eer en leer van Christus. De kruisgezant wist, dat hy eerlang sterven zoude, dat met den naderenden winter, den tyd zyner ontbinding aanstaande was, en hy voorzag eenen bloedigen dood, te Rome, onder Nero gevangen, van alle zyne Vrienden, die ten getuigen zyner onschuld konden strekken, verlaaten zynde; hy was hoe, onschuldig ook, van oproer beschuldigd; op deeze wyze, hadden de booze Jooden zyne yverige Euangelieprediking by de Romeinen afgeteekend, en de leer van Christus, die dezelve afkeurt en verfoeit, by hunne overheerschers, alzoo voorgedragen; dan, onder dit alles was de kruisgezant voor zich zei ven bemoedigd, God was met hem, Hy had hem niet verlaaten; maar bygestaan en hekrachtigd, hy wist dat die Heer hem verlossen zou van alle booswerk, en bewaaren tot zyn hemelsch koningryk; dan, er was iets anders, dat zyn ziel bekommerd maakte; hy wist dat er een donkeren tyd voor de kerk van Christus aanstaande was, waar in verdervclykc dwaalingen en schroo- * . bic  Paulus den Apostel. 171 melyke vervolgingen zich zouden openbaaren. En, die de jeugdige Timotheus nog zoude beleeven, hy begeerde daarom dat hy voor den winter tot hem zoude koomen; hy wilde als een tederminnend Vader hem nog onderrichten, hoe hy zich in dat alles, kloekmoedig en onbevreesd moest gedraagen; dan, hoe hartelyk hy ook begeerde Timotheus voor zyn sterven nog te spreeken, schreef hy hem, daar hy niet wist of dit geschieden zoude, deezen, den laatsten van alle zyne Brieven, tot dat zelvde einde; waarin hy dien tyd van dwaaling en vervolging teekent, die reeds aanvanglyk gezien werd, zoo in den afval van Hymeneus en Phiktur, in den aanhang die zy maakten, in het 2de Hoofd, als in de vervolging, die aanvanglyk gezien werd, tegen Hem, cn nog meer zoude gezien worden, tegen allen die godzalig leeven wilden, naar het 12 en 13 vs. van het voorig hoofd. Hy vermaant hem daarom in het 14 vs. om toch te blyven in het geen hy geleerd had, waarvan hem verzeekering gedaan was, wectende van wien hy het geleerd had. * Had * Men kan over het verband der zaaken en het oogmerk van deezen ge\vig»gen Brief, inzien, eenige ophelderende aanmerkingen ter verklaaring van sTimoth. 4, vs. 17 en 18 in de laatste leerreden dcczes Deels, voorkomends.  Inhoud der Textwoorden. i 1 ] I è ■ h v A k 17» Paulus den Afostel* Had nu daar de Apostel, den uitmuntenden en van Hem hooggeachten Timotheus, tot eene bestendige volharding in de zuivere leer, uit hoofde van deszelfs Goddelyken oorsprong cn troöstvollen inhoud opgewekt, hy laat er opvolgen in mynen text, eene allerplechtigste betuiging voor God, en den Heere Jesus Christus, die dc leevenden en de dooden eens zal oordeelen, om zyne bediening in den Heere naauwkeurig te vervullen, én daarom zegt hy, het dus aan 't voorige verbindende, ik betuige dan voor God en den Heere Jesus Christus. Zoo dat myne Textwoorden in zich behelpen, eene aller nadrukkelykste en plechtigstc setuiging, by den leevendigen God, en het laatste jordeel, door den Apostel Paulus aan Timoheus voorgedraagen, om Hem tot eene ;etrouwe en naauwkeurige vervulling zyner iHangelie bediening in den Heere, vooral uit loofde van den tegenstand, die de zuivere leer e waarheid zoude ontmoeten, ten allersterkste antespooren. Woorden van eene üitneemende verheven, eid, waarin wy de gewigtigc verplichting, »n een leeraar der verzoening, door eenen postel, bestuurd door den Geest van Chrisus op eene treffende wyze vinden voorga  Paulus den Apostel. 173 i gedraagen, en aangedrongen, en die ik uit dien I hoofde allergeschikst oordeelde, om er in dit ■ plechtig en heilig uur, van den staatelyken en lopenbaaren Godsdienst, op deezen dag des ! Heeren, eenen wettig geroepen Leeraar, in . deeze aanzienlyke en groote Gemeente, mede 1 tc bevestigen» "God die tot Paulus gezegd heeft, mijne "genade zy ugenoeg! gunne my zynen Geest, 1 "om des Apostels woorden recht te verklaa"ren, dien eigen Geest myn waarde Mede"broeder, bidde ik u toe, op dat gy weeten "moogt, hoe gy in dit huis des leevendigen <;Gods verkeeren moet, jaa die Geest daale "op deeze Gemeente ter needer, op dat zy "met zegen hoore, wat de last en lust, van ,;s' Heeren gaarne getrouwe dienstknegten "zy'. Amen." Laaten wy onze Textwoorden zoo verklaaren, dat wy eerst de opwekkende vermaanïng van den kruisgezant, met de rede die hem daar toe drong, u ontvouwen, in deeze woorden predik het woord, houd aan tydig4 tn ontydig, wederleg, bestraf, vermaan, in alle langmoedigheid en leere, want daar zal een tyd zyn, dat zy de gezonde leer, niet zullen verdraagen. Ten tweede moeten wy u de naadrukvolle en zeer plechtige betuiging by den Verdee'ing dei Hoofdzaaken.  Timotheus moest het woord van God pre. diken. >74 het Leven van den leevendigen God, en het laatste oordeel in derzelver zin en oogmerk verklaaren in deeze woorden ik betuige dan voor God, en den Heere Jesus Christus die deleevenden en de dooden oordeelen zal in zyne verschijning, in zyn koningrijk. Eindelyk zullen wy daar uit eenige leeringen afleiden ter toepassing van deeze woorden, op de plichtige gelegenheid, waarin wy thands verkeeren. Ten aanzien van het eerste laaten wy u eerst de opwekkende verklaaring van den Apostel, en dan dc rede die Hem daar toe drong ontvouwen. De opwekkende vermaaning van Paulus, is eerst meer algemeen in deeze woorden vervat, predik het woord, terwyl hy dan laat volgen, eenige plichten die Timotheus ten dien einde, in acht moest neemen, in de volgende woorden opgegeeven. De verlichte kruisgezant, roept vol van yver voor de leer en leer van Jesus, Timotheus toe, predik het woord. Wanneer men den griekschen text inziet, is het vry duidelyk dat hier eene uitlaating plaats heeft, dat meermaalen ook en het grieksch gevonden wordt, zoo htt ons vooikoomt moet men leezen predik het woord van God, Hymeneus en Philetnsspredikteu ook het woord; maar dat  Paulus den Apostel. 175 dat noemt de Apostel in het ade Hoofd, het 17 vs. hun woord, hy had dit in het 16 vs. omschreven als een ongodlyk en ydel roepen; neen het woord dat Timotheus prediken zoude, moest een ander woord naamentlyk, het woord van den leevendigen God zyn, vervat in die Schrift, die van God was ingegeeven, en naar het 16 van het voorig Hoofd. nuttig was tot leering, tot wederlegging, tot verbeetering, tot onderwyzing die in de rechtvaardigheid is, meermaalen onder verscheidene benoemingen, die deszelfs Goddelyken oorsprong en troostvollen inhoud te kennen geeven, voorkoomende, op andere plaatschen der heilige Schriften, als het woord van Christus, het woord van God, het woord des Heeren, het woord des Kruises, der waarheid, en des eeuwigen levens; de kruisgezant verstaat er dus ook hierdoor, de leer der vei zoening, zoo als die in het woord van den leevendigen God voorkoomt, als een getrouw woord en aller aanneeming ivaardig, waarvan Paulus in verscheidene plaatschen, de heilvolle en troostryke inhoud opgeeft, zoo schreef hy 1 Cor. 1 vs. 23 en 24. wy prediken u Christus den gekruisten, den jooden wel eene ergernis, en den Grieken eene dwaasheid; maar hun die geroepen zyn, beide Jood  Wal wij hier doo prediken verstaan moeten. 176 hst Leven van Jood en Griek, prediken wy Christus, de kracht Gods en de wysheid Gods. Met een woord, dit woord, zoo als alle de bronnen van troost, licht, .heil, leven, en eeuwige blydschap, daarin, en wel daarin alleen, voor bekommerden en naa hulp en heil uitziende zondaaren worden aangewezen, en daarom ook alleen het onderwerp van de prediking van Timotheus, en van alle dienaaren .van Chris.tus, die niet anders spreeken moeten, als de woorden Gods, daar zy alle, anders dien vloek te wagten hebben, die God aan valsche lecraaren bedreigd heeft, Jes. 8, vs. 20. tot de wet en tot het getuigenis, zoo zy niet spreeken naar- deezen woorde 't zal zyn, dat zy geen dageraad zullen hebben. Dit woord, zegt myn kruisgezant, moest r Timotheus prediken, het grieksch woord, dat de Apostel daar toe gebruikt, is zeer opmerkelyk, en werd oudtyds by de Grieken gebruikt om zulken te benoemen, wier werk bet was, de Feestdagen uitteroepen, de offerhanden naa den Altaar te leiden, het volk tot den Godsdienst te zaamen te roepen, als ook, om dc vyanden den oorlog aantezeggen, en den vrede te verkondigen, zy waren in de oude stryd en oeffenspelen der Grieken geWoon, de naamen, kroonen, en den roem der over-  Paulus den Apostel. 177 overwinnaarcn uitteroepen. * In den gewyden Styl van de Schriften des Nieuwen Testament»; wordt dit woord gebeezigt, om de bedienaars en predikers van het woord der verzoening uittedrukken, om' eene plaats uit veelen by te brengen, kan men zien het 1 Hoofd, van deezen Brief het li vs» jaa het wordt gebruikt van het uitroepen der Engelen in den Hemel, wanneer zy Gode eer en heerlykheid toebrengen; en hier diende het dus om Timotheus tot eene vrymoedige en blymoedige, en teffens tot eene standvastige en getrouwe verkondiging, van de leer der verzoening, uit, en naar den Woorde Gods optewekken en aantespooren. En wy zullen hier van de duidelyksre denkbeelden vormen, wanneer wy de byzondere plichten nagaan, die de Apostel den uitmuntenden en jeugdigen Leeraar Timotheus. voorschryft, als de hoofdzaaken, waarin zyne vrymoedige, standvastige, en getrouwe verkon- * De verbo xyfvwa vid Attmanni Meletem: A HL P. 12. ut et Staring, ad h. I. xygo^ Kt^t/üEc, sunt praecones in ludis pubücis Graecorum, primo nomina et mitnia singulorum proclama- bant, deinde victoribus, brabeum adjudicabant, praecomtm er at, victores publice non pronuuliare solum, led et laitdibus efferre, vid Schoetgen. Lexicon N. T. ad li. v. edi't, Kruisselb, UI D. II SU M diging,  Hy moest aanhouden tydig en ontydig. 178 Ht V L E V £ N VAN diging, van de leer der verzoening, uit, en naar den woorde Gods bestaan moesc. Waar van de eerste is, houd aan tijdig m ontijdig. Over de twee grieksche woorden, die Paulus hier gebruikt, door tydig en ontydig vertaald, * vindt men ten aanzien van der. zeiver beteekenis en oogmerk by groote taal :n bybelkundigen, zeer onderscheidene vermalingen cn verklaaringeu: in 't gemeen kan men opmerken, dat dc spreekwys die de Apostel hier beezigt, een der grieksche spreekwoorden is, waarvan hy, die boven dc anJere Apostelen welspreekend en taalkundig was, iich bedient, dat altyd en oniernweit zeggen wil, zoo vat het Erasmus op, en hy is door veelen gevolgd ** andere *** hebben het zoo opgevat, dat Timotheus niet alleen, opgewoonc maar ook op buiten gevvooue tyden, moest aan- * De oude Syrische overzetting leest hier staa iaarop met naarstigheid, vid. Bart. Bolk ad h. I, ** Als Pricaeus, Beausobre en andere, doch dit wordt door Mosheim en Heumann tegengesproken, om dat naar hunne gedachten er geen voorDeelden van dusdaanig een spreekwoord, by de Dude grieksche Schryreren voorkomen, men zie Dy hen de onderscheidene gevoelens der geleerden in hunne verklaaring over deeze woorden, en ver»elyke daar meede J. C, Dieterici Antiq. Biblic, N. T. Tom. I. p. 67. et Suicerum Tom. 1. p. 146. *** Als Bengel, en Mosheim, boofdzaaklyk is dit nok het gevoelen van onzen grooten Calvyn,  Paulus den Apostel. 179 aanhouden, 't zy in de openbaare vergader plaatschen, of in de byzondere 't zaamenkomsten der Christen. De beroemde Chrysostomus breidt het dus zaakryk uit: houd aan in het prediken, in het verkondigen van den onnaspeurlyken rykdom van Christus, tydig en ontydig, en dus 't allertyd, niet alleen in een genisten staat van vrede in de kerk; maar ook in gevaaren, in kerkers en kluisters, dan zelfs, als gy naa 't moordschavot moest gaan; want dan heeft prediken en bestraffen klem, als men het met de daad bevestigt; op dit voet spoor hebben groote mannen, ook beroemd in taal en ' uitlegkunde der heilige Schriften * geoordeeld, dat het eerste grieksche woord zeggen wii, te prediken, wanneer er gepaste tydsgelegenheid, en er voorspoed zonder gevaar is, en het tweede, wanneer zulks in gevaar, en in vervolging om des woords wille geschieden moet; dat de Apostel, het vreesachtig gemoeds bestaan van den jeugdigen Timotheus kennende, hem dus vermaant, en daarom hierop zoo plechtig aandringt, op dat hy zich noch; door banden, noch door gevangenissen, jaa zelfs door de vrees des doods, niet zoude laaten afschrikken, om M 2 hem * Als Bezet, Oecumenius, Aretius, Heumann eo andere, zie byzonder den geleerden Staring hier over in zyne kerkelyke redenvoeringed.  I°,o het Leven van hem natevolgen, die zyn geestelyke Vader was, en die schoon hy wist, dat hy eerlang als een slachtoffer zou geofferd worden, en de tyd Om zoo ontbonden te worden, aanstaande was, echter zich beyverde om standvastig, onbeweeglyk, en altyd overvloedig te zyn, in het werk des Heeren, weetende dat alzoo zyn roem niet ydcl zoude zyn in den Heere, op dat Timotheus ook met spreekendedaaden, gelyk wy van Paulus Hand 20, v». 24 vinden, kloekmoedig zoude kunnen zeggen, ik achte op geen ding, noch houde mijn leven, niet dierbaar voor mij zeiven, op dat ik mynen loop met blydschap mag volbrengen, in den dienst welken ik van • ■den Heere Jesus ontfangen hebbe, om te betuigen het Euangelium der genade Gods; en dat dit inde daad het oogmerk was, om daartoe Timotheus te vermaanen, blykt uit deezen Brief in het 6 en 7de vs. van het iste Hoofd, •daar zegt Paulus, want God heeft ons niet gegeeven, een Geest der vreesachtigheid, maar der kracht, en der lievde, en der gematigtheid, en schaam u dan niet der geiuigenisse onzes Heeren, nog mynes, die zyn gevangen ben, maar lyd verdrukkingen met het Euangelium naar de kracht Gods. Timotheus derhalven moest zich in het y verig en getrouw prediken, van het Woord des leevendigen Gods, nog door banden en  Paulus den Apostel. i81 en gevangenis, noch door eene dreigende doodstraf, al ware het op den brandstapel, of op het moordschavot, geenzins laaten atschikken; hy moest aanhouden, welk gevaar hem ook dreigde, tydig en ontydig, gelyk Stephanus, van wien tet zyn eeuwigen roem aangeteekend is, dat schoon de jooden tegen hem op de tanden knersten, hy echter vol zynde des heiligen Geestes, voortging te spreeken, de woorden des levens die zy verwierpen, Hand. 7, vs. 57. Maar hoe moest Timotheus prediken? De Apostel geeft dat onderscheiden op hy moest wederleggen, bestraffen, en vermaanen, in alle kngmoedigheid, en leere, hy moest wederleggen. Wanneer wy uit gewyde en ongewyde Schriften, de gesteldheid der kerk in dien tyd nagaan, dan is het zeker dat zy door verscheidene wangevoelens, die afweeken van de zuiverheid der leere, reeds geschud, en bestreeden werd, zonder, dat wy nu behoeven te onderzoeken, in hoe verre de dwaalingen der Gnostieken, toen reeds bekend en gevorderd waren, weet men, dat er in verscheidene Gemeenten reeds scheuringen ontstaan waren: te Corinthen was er twist gereezen, de een noemde zich naar Paulus, de andere naar Apollos, een derde zoort naar Cephas, en een vierde De wyze rpgcgevci, hoe hy orediken, moest.  IS2 het Leven van vierde naar Christus. Onder de Galatten waren er die de Gemeenre ontroerden, en het Euangelium van Christus, wilden verkeeren, en zommigen overbrogten tot een ander Euangelium'Gal. r, vs. 6 en 7 zoo dat Paulus uitriep, wie heeft u betoverd, 0 uitzinnige Galaten, dat gy de waarheid niet zoudt gehoorzaam zyn, zyt gy zoo uitzinnig dat gy wet den Geest begonnen hebt, voleindigt gy nu met het vleesch, Gal. 3, vs. 1 en 3. In de Gemeente van Ephesen waar toen Timotheus was, had het ongodlyk en ydel roepen van Hymeneus en Philetus plaats, die van de leer der waarheid waren afgeweken, omtrent de leer der opstanding, en zommiger geloof verkeerden, en de Apostel zag voor uit, dat hun woord zoude voorteeten gelyk de kanker, naar 2 Tim. 2, vs. 16 en 17. Om nu van geen andere dwaalingen van dien tyd , meer te spreeken, * Met * Men zie over de dwaalingen van dien , en den kort daarop volgenden tyd, eene academische oenemiig, van d-n oudheidkundigen en diepdenkenden Ptttus Nieuwland, laatst Euangeliedienaar in 's Graavenhaage, waarin alle de stelzels der Gnostieken voorkoomen als te zaamenhangende, en uit de philosophische beginzels der Oosterlingen voortkoomende: en tenens Bcausobre hist. Manich. en Wo f.us Manicheismus ante Manich. gelyk ook de Leclionis Memorabiies van den eerstgenoemden Geleerden.  P ADI US DEN ArCSTtt. 1 83 Met hoe veel recht, roept dan de voor B de eer en leer der waarheid yverende Apos- g( tel, Timotheus toe, dat hy ook in het prediken van het woord, de dwaalingen, wederleggen moest, door dte te ontdekken, gelyk een taalkundig uitlegger dus de betekenis des woords opgeeft, * hy moest den oorsprong, en het verkeerde der dwaaling, en de gevaarlyke gevolgen en het oogmerk daarvan, niet alleen toonen, maar ook door krachtige bewyzen dezelve wederleggen, zoo zouden zyne boorers overtuigd worden, gelyk dit gïrëksch woord, zoo van den Zaligmaker gebruist wordt, Joan 16, vs. 8- zoo zouclen z>' dat zy dwaalden, en waaruit dit voortkwam, en dit middel het besje om hen te recht te brengen, zoude ook andere bewaaren, cm de woorden van Apostel Petras te'gebruiken, dat W door de verleiding van zulke gruwelijke menschen niet afgerukt zouden werden, en uitvallen van hunne vastigheid, (2 Petr. 3, vs. 1?.) zoo moest Timotheus, eeven gelyk Paulus aan Titus schreef, vast houden aan het getrouwe woord, dat naar de leere is, op dat hy magtig zynde, beide om te vermannen door de gezonde leer en om de tegenspreekers te wederleggen, met * B. Bolk l. c. y mot '.dtrlei n.  Bi) moes bcsiraffef het Leven van met een woord, ook hier roept Paulus Timotheus toe, waak toch myn Zoon voor de zuiverheid der leere! * Dan, is de van God ingegecven Schrift, nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbeetering, en tot onderwyzing die in de rechtvaardigheid is? Timotheus moest derhalven niet alleen wederleggen, maar ook tot verbeetering bestraffen, daarom schreef Paulus ook dit aan Hem. Er is een zeer taalkundig uitlegger, die deeze woorden overzet, bestraf hen met harde woorden, * eene vertaaling die zeer wel gevolgd kan worden, wanneer door harde woorden, slechts geen onvriendelyke, maar wel ernstige en naadrukvolle woorden bedoelt worden; een dienaar toch van het zalig en vredebeminnend Euangelie, die ook in zyne bestraffingen moet xoeken te verbeeteren, en nimmer te verbitteren, dient in alles, en zelfs ook in het bestraffen, naar dit voortreffelyke voorschrift van Paulus' zich te gedraagen, uwe bescheidenheid zy alle menschen bekend* En de bestraffingen, 'die hier de Apostel vordert, zyn voorstellingen van Gods heilig ongenoegen, van zyn rechtvaardig oordeel, dat zeeker gaan zal, over hen, die andere tot dwaa- * Heumann over deeze Plaats.  Paulus den Aïostei. 185 dwaaling en afval verleiden, en dat altyd dienen moet, om zulke nog te doen vrederkeeren, uit het eeuwig verderf te rukken, en zoo nog te behouden van den toekoomenden toorn. Dan het koomt my zeer aanneemlyk voor * dat Paulus, de voorige vcrmaanicg brengt tot dwaalende in de leer, om die te wederleggen; en deeze tot zondige, in den wandel, om die te besraffenj en dan moet het tot de zulken gebrast worden, die de genade Gods, veranderden in ontuchtigheid, die de zuivre leer misbruikten, tot zorgeloosheid en godloosheid. Een geleerd man ** denkt hier aan de grieksche landzonden, die uit overdaad en wellust voortkwamcu. Althands het koomt ons zoo voor, dat hier zulke bedoeld worden als Petrus teekende, 2 Petr. 3, vs. 20. 21 en 22. die van de leer afweeken en stelzels vormden, die aan hunnen bedorven smaak en zondige lusten, defi ruimen teugel vierden, * gelyk wy Hijmeneus en Phiktus ook als zoodaanigen beschouwen. Zulken moest Timotheus met naadruk bestraffen, hen dat scbroomlyk kwaad, in al deszelfs gevaar, strafwaardigheid, en de van God bedreigde oordeelen daarover, wel vriendelyk maar * Gelyk B. Brouwer en Mosheim schynen ts denken, en Staring zich dus duidelyk verklaart, ** B. Bolk in zyn reeds aangehaald werk,  Hy moei vermannen. 186 het Leven van maar teffens naadrukkelyk onder het oog brengen, op dat God dat bloed van zyne handen niet eisschen zoude, en zyne Gemeente door dat kwaad, gelyk de kanker voorteetende, niet bedorven zoude worden; hiertoe had hy Timotheus geschreven, i Tim. 5, vs. 20 die zondigen, bestraf in de tegenwoordigheid van allen, op dat ook de andere vreeze mogen hebben. Maar ook die moest met den Geest der lievde geschieden, en daarom voegt er de Apostel terstond by, vermaan in alle langmoedigheid en leere. Moesten naar de aanmerking van eenen, in de joodsche Oudheden zeer ervaaren Uitlegger * voor de ongelukkige doodslaagers, onder het Oude Testament, dc wegen naa de van God gestelde vrysteden geëffend zyn, en op derzei vers hoeken teekens opgeregt worden, met dit opschrift, vliedt herwaards, zoo moet althands een leeraar van het Euangelie der verzoening, zulken, die van den regten weg der behoudenis afdwaalen, naa het eeuwig verdarf, op alle mogelyke wyze van het zelve zoeken te bevryden, en daartoe niet alleen ernstig bestraffen, maar ook vriendelyk vermaanen; en her grieksche woord, dat hier * Zie Bumumn wet en getuigenis p. 7c>%.  Paulus den Apostel. 187 hier de Apostel gebruikt, geeft zulk eene wyze van vermaanen te kennen, dat met een bewogen hart en biddende geschiet, die vol opwekking en troost is; waarom het meermaalen door vertroosten wordt overgezet. Paulus bedient zich wysselyk en door hooger Geest gedreven, ' van dit zagt en vriendelykheid ademend woord, om Timotheus en alle Euangeliedienaaren, ook in dit gedeelte van hun gewigtig werk te herinneren, een Leeraar moet vriendelijk zyn tegen allen, te meer, daar hy de verbeetering, en nimmer de verbittering, der dwaalende zondaaren bedoelen moet, om langs deezen weg onder Gods zegen, het gelukkigste te slaagen, in zondaaren te bekeeren van de dwaalingcn hunnes wegs, en dus hunne zielen van den dood te redden; en al vallen wy niet in het denkbeeld, van zommige beroemde ultlegkundigen * dat men hier, aan geestelyk leevendiggemaakte, aan godvruchtige menschen denken moet, als de onderwerpen hier door Paulus bedoeld, die vermaand moesten worden, wy gelooven wel, dat de zulken als der tederste zorg eenes Leeraars aanbevolen, hier niet uit, maar wel deegelyk ingeslooten moeten beschouwd worden, doch ook dat men dit teffens brengen moet, tot allen, die van * Als H. de Groot, Mosheim, Heumann en andere.  En wel h alle iang. moedig, heid en leere. I IJS het Leven van van het regte spoor, van den waaren weg ten leven afdwaalden, het zy dan in de leer, het zy dan in den wandel, of ook in beide: altyd, en alleen wederleggen en bestraffen, is niet genoeg, noch enkel de plicht van een dienaar van Christus; hy moet hier by, van tyd tot tyd, de vriendelykste en troostrykste vermaaningen voegen, om menschen te beweegen tot het geloof, en bidden, als of God door hem bad, dat zy zich met God zouden laaten verzoenen. i Het denkbeeld dat die beroemde Uitleggers, daartoe zoo het ons toeschynt, voornaamentlyk gebragt heeft, om het vermaanen alleen tot Godvrtichtigen te brengen, is dit, dat zy de bygevoegde wys van vermaanen,' m alle langmoedigheid, en leere, alleen tot het vermaanen brengen, en niet, gelyk wy oordeelen, tot alle de plichten die aan Timotheus, hier door den Apostel worden voorgeschreven, het wederleggen en bestraffen, moest toch zoo wel, als het vermaanen geschieden, in alle langmoedigheid en leere. Laaten wy dit verklaaren en bewyzen; wn deeze woorden, naar de geleerde aanmer-' ""g van een kundig uitlegger * eene land- eigene * Gargon over deezen Text.  Paulus den Apostel." 189 eigene spreekwys der Hebreen, daar zy zich van bedienden, om eene langmoedige leerwyze van den Godsdienst uittedrukken, zy teekenen dan zulk eenen dienaar van Christus, die by zynen blaakenden yver en oprechte getrouwheid, om vast te houden aan het gezonde woord, dat naar de leere is, zonder daarvan aftewyken, noch ter rechter noch ter slinker hand, teffens voegt de inneemenste en vriendelykste bescheidenheid, * zoo, dat hy door geen tegenstand, door geene onvriendelyke, jaa zelfs onbescheidene bejegeningen, zich laat vervoeren, om van het wederleggen, bestraffen en vermaanen, op gezegde wyze zich te onthouden en zulken, aan het dreigend gevaar hunner zedelyke of geestelyke dwaalingen overtegeeven; maar die aanhoudend en langmoedig voortgaat, om zelfs zulke tegenstanders, onder Gods zegen te behouden ten eeuwigen leven. Daar- * De aanmerking van Chrysostomus over deeze woorden, is uitmuntend, hy zegt, "zonder bewy"zen te bestraffen, is onbezuisd en onverdraaglyk; "maar daar overtuiging voorgaat, vindt de bestraf"fing ligt plaats, en daar men scherp bestraft, en "niet vertroost, verliest men weder allen arbeid, "dierhalven moet wederlegging, en bestraffing, en "leere, met alle langmoedigheid geschieden, op ''dat gy niet moogt schynen verstoord, of vyan. "dig te zyn, maar als beminnende en deernis hebbende en bedroefder zynde, dan dien gy bestraft.*  19° het Leven van Daartoe moest hy niet alleen zachtmoedig maar ook wyzelyk zich gedraagen, zoo in het wederleggen en bestraffen, als in her vermaanen; het woord der opperste wysheid, gaf hem tot het een en ander, de beste middelen aan de hand, ook in dit alles moest hy spreeken de woorden Gods, al wat daar niet opgegrond was, al wat daar niet meede overeenstemde, moest hy verwerpen, buiten dit woord, die waarheden daarin vervat, daarin van God geopenbaard, en die nuttig, dat is volkoomen geschikt zyn, tot leering, wederlegging, verbeetering, en onderwyzing die in de rechtvaardigheid is, moest hy niet spreeken j met dit woord, met die waarheden daarin vervat, moest hy wederleggen, bestraffen en vermaanen, en dat in alle langmoedigheid en leere, zoo zoude hy toonen, een navolger van Christus te zyn, die alle Euangelie. dieuaaren toeroept: Leert van my dat ik zagtmoedig ben, en nederig van harte! En dat dit in de daad de bedoeling des Apostels zy, blykt uit deezen Brief het 2de Hoofd, de drie laatste versen. Een dienstknegt des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zyn tegen allen, bekwaam om te leeren, die de kwaadeu kan verdraagen, met zagtmoe digheid onderwijzende, de geenen die tegen- staah  Paulus den Apostel. 191 staan, of hun God, 't eeniger tyd, de bekeeringe gave, tot erkentenis der waarheid, en zy wederom ontwaaken mogten, uit den strik des duivels, onder welken zy gevangen waren, tot zynen wille. En daartoe spoort de wyze Kruisgezant den jeugdigen Timotheus te sterker aan, om dat hy, naa by zyn dood genaderd zynde; nu, door den Geest van God, die op hem was, vooruit zag, dat er eerlang een tyd zoude koomen, waarin zy de gezonde leer, niet zoude veraraagen. Het is zeer opmerkenswaardig, dat er E oudtyds wysgeeren geweest zyn, die geloof- e* den, dat de ziel van een stervend mensch in w het uur des doods, een ingeschapen vermogen ^ zomtyds ontdekt, en doet zien, dat zoo %l lang de ziel met het lighaam vereenigd was, v> daarin niet bespeurt werd, nog werkzaamS was. Dit denkbeeld is eenigzins duister, en het is moejelyk te bepaalen, in hoe ver het by geloof der Grieken, by wien dit denkbeeld gevonden werd, hierin van de waarheid afwykt, * dan, dat er Christenen zyn, door Gods Geest bestraald en verlicht, die by het naaderen van den dood, bewyzen gegeeven * Vid. Plutarch, de oraculorum Defectu op. T. II. p. 431, ei seq. Edit, Francof. A, 1620. r zoude u tyd omen, larin zy gezonde ir, niet mden rdraam.  Wat zeg het de ge zonde let; niet te verdraagen. het Leven van ven hebben, dat God hun het geen na huniaën dood gebeuren zoude, had doen zien, kan niet geloochend worden; denkt aan den stervenden Aartsvader Israël, in het zegenen zyner zoonen, en ziet het hier, in onzen uitmuntenden Apostel, die schoon op geen doodbed liggende, neen hy wist, hem was eerlang een bloedigen dood beschooren, echter by het naaderen van ciie ontzettende uure, toonde, dat hy wist, war er na zyn dood gebeuren zoude, en onder anderen ook dit, dat er een tijd zoude koomen, dat zy de gezonde leer niet zouden verdraagen. t Wat verstaat hier de kruisgezant, door de "gezonde leer, niette verdraagen? en wanneer zou die tyd koomen? dit zyn twee vraagen die wy kortelyk overweegen moeten. De gezonde leer, is zeeker geene andere, dan die vervat is in het woord van den leevendigen God, in de van Hem ingegeevene Schriften, die Timotheus moest prediken, en daarin aanhouden, tydig en ontydig, Ephes. t, vs. 13 genoemd, het woord der waarheid, het Euangelium der zaligheid; maar hier met naadruk door denzclvden Apostel, en wel in zyne beide Brieven aan Timotheus (naar de schoone vertaaling der onzen) gezonde leer, gezonde ivoorden, zoo schreef hy, 1 Tim. 6, vs. 3,  Paolus ben Apostel, 193 vs. 3. indien iemand eene andere leere leert, en niet overeenkoomt met de gezonde ivoorden onzes Heeren Jesus Christus, en met de, leere die naa de Godzaligheid is, en 2 Tim. r, vs. 13. houd het voorbeeld der gezonde ivoorden, die gy van my gehoord hebt, in geloof en lievde, die m Christus Jesus u. * Maar waarom teekent de Apostel, deeze verhevene leer, die hy elders anders omsclirylf, nu onder het denkbeeld van de gezonde leer? Deeze vraag kan uit het verband van zaaken, best beantwoord worden; wanneer wy de gesteldheid van Geest van den Apostel daaruit opmaaken, hy beschouwt de Gemeente, de Kerk, het Huis des leevendigen Gods als een lighaam, waarin toen zich leden ontdekten, die door een gevaarlyk toeval aangetast, ook andere dreigden aantesteeken en te bederven, zie 2 Tim. 2, vs. 17. tegen dat geestelyk gebrek, geeft hy het beste middel ter geneezing in deeze woorden op, naamentlyk, hex prediken, wederleggen, bestraffen en vermaanen, uit, en met dit gezond, dat is gezondmaakend en genec- * Dat deeze manier van spreeken ook bv andere grieksche Schryveren riiet onbekend is, "toont de gel. B. Brouwer over 1 Tim. 1, vs. 13. uit Bos en Wolf, zie ook gfoh. Alberti Obs.. plül. p. 409, en Wolf in zyne Oi:r. phil, gelyk ook Kirchtr.aieri Paraklüsnium Novi Foederte. - • • III. D. II, St, N  iy4 het Leven v \ h geueezend woord van God, dat het kwaad tegenstaat en wegneemt, en onder Godszegen geneezen cn heeien kan: die leer, dat woord, is toch als het spysgeboomte dat Ezechiel zag staan, aan het leevendig maakend water, dat van onder den dorpel van het huis des Heeren voortkwam, waarvan de vrucht was tot spijs, en de bladeren tot heeling Ezech. 47, vs. 12* Die leer echter hoe heilzaam, zouden zij niet verdraagen, en dit teekent den tegenstand, die dc leer der waarheid, die naa de Godzalig, heid is, in dien tyd ontmoeten zoude, van zulke verkeerde menschen; dan, men moet hier niet alleen aan de leer, maar ook aan de leeraaren die deeze heüzaame en gezonde leer predikten, welke door de kracht des geloofs, gewerkt, door den heiligen Geest, de krankheeden en kwaaien der ziel heelt en wegneemt, denken, ook deeze zouden zy niet verdraagen, want zegt Paulus verder in 't derde vs. zy zullen zich zeiven leeraaren opgaderen, naar hunne eigene begeerlijkheden, (en voegt hy er in het vierde en vyfde vers by) haar gehoor van de waarheid afwenden, en zich heeren tot fabelen; maar gy weest wakker in alles, lijdt verdrukkingen; hoe verdraagzaam zy ook anders waren, en daar voor in alles wilden gehouden worden, daarin alleen zouden zy onverdraagzaam zyn, zy  Paulus den Apostel. 195 zy zouden de gezonde leer niet verdraagen, maar verwerpen en vervolgen. En dit zouden zy met hunne daaden toonen, de Apostel door den heiligen Geest bestraald, voorzag dit, hy zegt daarom uitdrukkclyk: er zal een tijd zyn, dat zy de gezonde leer niet zullen verdraagen, en wanneer zou die tyd zyn? Zommige hebben hier bepaald aan den tyd der heugelyke kerkhervorming gedacht, wanneer de leer der Roomsche kerk met de meeste dwaalingen besmet was; andere, dat dit in het gemeen, van alle de dwaalingen in de kerk, door alle tyden heen, moet genomen worden. Dan gelievde, noch met de eene, noch met de andere opvatting, kunnen wy instemmen, want Paulus sprak van «en tyd die niet vet meer af was, die Timotheus beleeven zoude, waarin hy zich wakker betoonen moest, en verdrukkingen lyden, en die tyd was vast naaderende, en is kort daarna gekoomen, in de toen opkoomende en veele Gemeenten besmettende dwaalingen der Gnostieken, waarvan men Hymeneus en Pkiletus als voorgangen beschouwen kan, zonder dat wy thands onderzoeken, in hoe ver de leer der Nicolaïten, Ophi. ten of slangenbroeder», en zoortgelyke dwaal. N a gees- Wanneer zoude die tyd kao. men ? i  19& het Leven van geesten, 9 waarvan de voetspooren, in de zce-i ven Brieven aan de Gemeenten van Asien geschreven, en Openb. a, en 3. te vinden, zich reeds ontdekten, en zeker de kerkgeschiedenis der eerste eeuwen heeft geleerd, dat de Asiatische Gemeenten, waarin Timotheus toen onderwees, eerder en meerder, door die dvraalin gen zyn besmet geworden, dan de Egyptische, Syrische en andere Gemeenten, die daarmede laater zyn besmet geworden: Paulus heeft in zyne beide Brieven aan Timotheus ** krachtig tegen die opkoomende dwaalingen vermaand, en geleerd, zich te waapenen met het wóórd van sGod, waarom hy ook de Ge- meente * De Opuiten waren een zoort van Gnostieken, die de paradysslang als een goéden Geest eerden, om dat die de menschen tot de kennis Gnosis des hoogsten Gods had willen opleiden, waarvan zy den naam kregen van ÖpMten of slangenbroeders, Mosheim bewyst, dat zommige hunner Christus en zyne leer geheel verworpen hebben, maar dat andere in tegendeel daarop uit waren, om hun Jeerstelzel met de leer van Christus overeen te brengen, die men Christen ophiten zoude kunnen noemen. Het gevoelen der eerstgenoemden, is zoo Godonteerend en lasterend, dat ik het niet zal opgeeven. Men zie over het een en ander behalven Mosheim, in zyne kerkelyke Histcrie, en commen. tarie, over deeze Brieven de Nederlandsche Bib. liotheek. 5de Deel, N. 8. pag. 450. ** Zie onder andere 1 Tim. 4, vs, 1, 2 Tim. 2 vs. 16 en 17, » Tim, 3, vs, 1-9 en 2 Tim. 4) vs. 4, etc.  Paulus den Apostel. 197 rp.ecnte van Ephesen, waarin toen Timotheus het Euangelie der verzoening verkondigde, opwekte, om aan te doen de geheele wapenrusting Gods, zoo als hy die beschryft Ephes. 6, vs. 13-18. Trouwens dat de Apostel op een tyd zag, die naaby was, en kort op zynen dood zoude volgen, nog by het leeven van Timotheus, blykt uit zyne naadrukkelyke opwekking aan hem, die hy in eigen perzoon vervullen moest, als het prediken van het woord, het aanhouden tydig en ontydig, en het wederleggen, bestraffen en vermaanen, in alle langmoedigheid in leere, om dat er zoo eenen tyd zoude koomen. Dit kon Timotheus niet doen, tegen dwaalingea hem onbekend, die in laatere eeuwen eerst zouden gebooren worden, en opkoomen; neen, maar tegen zulke, die in zynen tyd het hoofd opstaken, daar tegen kon hy wakker zyn, daar. onder, verdrukingen lyden, daarin moest hy, het werk van een Euangelist verrigten, en maaken dat men van zynen dienst ten vollen vet* zeekerd was. En daar dit van zulk een onbegrypelyk nut, voor Gods kerk zyn konde, cn er in 't verzuim daarvan, zoo veel gevaar gelegen was, jaa daar er de beöordeeling van den Rechter van hemel en aarde, in den jongsten dag voor Timo- De plechtige betuiging waar daar de Apostel dit aandringt.  *98 Paulus den Afostel. Timotheus als een dienaar van Christus* van zoude afhangen, dringt Paulus dit aan, door eene naadrukvolle en allerplechtigste betuiging, by den leevendigen God, in deeze woorden. Ik betuige dan voor God en den, Heere Jesus Christus, die de leevenden en dooden oordeeten zat in zijne verschoning in zyn koningrijk. Had de yverige Kruisgezant, in zynen Brief aan Philemon in het neegende vers zich beroe. pen, op zynen ouderdom, en zyne banden in Christus, had hy in *t voorige van deezen naadrukkelyken Brief, zich beroepen óp zyn Apostolisch gezag en zyne vaderlyke betrekking, en doet hy het, in dit laatse Hoofd, van deezen zynen laatsten Brief, in het zesde vs. op zynen aannaaderenden Marteldood, om alzoo alle zyne vermaaningen aantedringen en de waarheid van de leer der Verzoening die hy gepredikt had, te bevestigen; dan deeze allerbelangrykste aanspooring aan Timotheus om het zuivre woord van God, naauwkeurig en aanhoudend getrouw te verkondigen, bindt hy op de allerplechtigste wyze aan, met eene ontzachgelyke betuiging, voor God en den Heere Jesus Christus, en zyne verschy. hing in zyn koningrijk, als Rechter om te oordeelen leevendeu en dooden. De  1'au lus den Apostel. 199 De doorluchtige en heerlyke Perzoonen, voor welken de geboeide Kruisgezant, deeze allerplechtigste betuiging aflegt, zyn, God cn den Heere Jesus Christus. God, dat is naar den Schryftstyl van het Nieuw Testament, de God en Vader van onzen Heere Jesos Christus, want wanneer die twee aaubiddenswaardige Goddelyke perzoonen, tc zaamen genoomen, dus genoemd worden, en gelyk hier, alzoo voorkoomen, dan is God, niet het driëenig Goddeiyk wezen; maar deszelfs eerste Perzoon in het byzonder, zoo spreekt de Zaligmaaker zelf, joan. 17, vs. 3. dit is het eeuwige leeven, dat zij U kennen de.» eenigen waaragtigen God, en Jesus C h s i s tos dien gq gezonden hek; zoo schreef in naavolging daarvan onze kruisgezant, l Tim, 1, vs. 5. daar is één God, daar is ook een Middelaar, Gods en der menschen, de mensche Christus Jesus-, niet dat daaruit volgen zoude gelyk Crellius, Socyns yverige naavolger leert, dat Christus, hier van God wordt onderscheiden, en daarom de eeuwige God niet weezen zoude, neen, er Avordt in die plaatschen en ook hier gesproken, van dien eeuwig gezegenden Verlosser, als Borg en Middelaar, als God en mensch, in een Perzoon, en in die betrekking ook hier onder- schci- Hy betuigde dit by üod.  En de n Heere Jesus C H ri|. I IJs. aoo het Leven van scheiden van den Vader, daar Hy, van wien God de Vader uit de hoogwaardige heerlyk* heid getuigt heeft, dat Hy, zyn Zoon is, Wien wy als zoodaanig hooren, dar is gehoor* zaamea moeten, uitdrukkelyk genoemd wordt, ï Joan. 5, vs. 20. deeze is de waarachtige God, €n het eeuwig leeven,- trouwens Hy die het geen roof behoeft te agfen, den Vader eeven gelyk te zyn, verklaarde zelf. Ik en de Vader Zyn één; maar die God en Vader wordt hier uitdrukkelyk genoemr, zoo als Hy ook daarin, van den Middelaar onderscheiden is, dat Hy overeenkoomstig de Majesteit der Godheid, in het werk der Verlossing, eischt, eene volkoomene voldoening wegen de bèleediging der Goddelyke deugden en volmaaktheden door de zonde. Tegen dien God dus, by wien eene vreeslyke Majesteit is, zoude Timotheus zondigen, en deszelfs heilig ongenoegen tegen hem veroorzaaken, wanneer hy zyne aangeweezenc plichten, hem hier door Apostel voorgesteld, als hoogst noodzaakelyk en aller heilzaamst, niet naauwkeurig vervulde. En hierby voegt dc yverigc kruisgezant, die de Goddeiyk leer van Jesus kende, die den Zoon niet eert, die eert den Vader niet die Hem gezonden heeft; (naar Joan. 5, vs. 23.) in mynen Text, en den Heere Jesus Chris-  Paulus ben Apostel, aoi Christus. Deeze met eer en heerlykheid gekroonde Zaligmaaker, dien God de Vader naar Phil. 3, vs. 9. en 10, uitermaaten ver» hoogd en eenen Naam gegeeven heeft, die boven allen Naam is, op dat in zynen Naam zich zouden buigen, alle knien, der geenen die in den hemel en die op de Aarde zyn, en alle tongen belyden zouden, dat Hy de Heere is tot heerlijkheid des Vaders, koomt hier in die betrekking voor, zoo als Hy van God verordineerd is, tot eenen Rechter van leevenden en dooden, naar Hand. 4, vs. 42. en dus eenmaal, allen die Hy gegeeven had, tot Propheeten, Apostelen, Euangelisten, Herders en Leeraars, in alle hunne verrichtingen, maar voornaamentlyk ook in die betrekking, eens beoor' declen zal. En daarom zegt de Apostel hier uitdrukkelyk, die de leevenden en dooden oordcelen zal, in zyne verschijning, in zijn koningrijk. Leevenden en dooden, daar zommige door verstaan hebben, alle die eenmaal verryzen zullen uit het stof des doods, en dat dan door leevenden verstaan worden, die, die opstaan zullen ten eeuwigen leven, en door dooden, die opstaan zullen, om den eeuwigen dood onucrroepelyk te ondergaan •, dan wanneer wy deeze woorden des Apostels, naar hunne letter lyb Die de tte. venden en dooden zal oordeelen.  En wel by zyne verschyningin zyn ioningryk. 2ost het Leven van lyke betekenis,in zynen gewoonen spreekstyl verklaaren, dan koomt het ons voor, dat wy door leevenden verstaan moeten, die allen, die wanneer de groote en doorluchtige dag, des laatsteu en algemeenen oordeels zal aanlichten, nog leevendig zullen overgebleven zyn, gelyk Paulus dus dit denkbeeld verklaart, i Thess, 4, vs. ij. en door dooden hen, die voor dien grooten dag, den dood ondergaan hadden, die gestorven waren, de Apostel zelf verklaart het zoo 1 Cor. 15, vs. 51-54. Ziet ik zeg u eene verborgenheid, wy zullen wel niet alle ontslaapen, maar wy zullen alle veranderd worden, in een punt des tyds in een oogenblik, met de laatste bazuine, want de bazuin zal slaan, en de dooden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wy zullen veranderd worden, want dit verderfelijke moet de onverderffelykheid aandoen, en dit sterffelyke moet de onsterffelykheid aandoen. En wanneer zal dit alles geschieden? De Apostel zegt: in zyne verschijning in zyn koningrijk. * Het grieksche woord, dat hier door Paulus gebruikt wordt, om deeze verschyning uitredrukken, wordt by de beste grieksche Schryveren gebruikt, om eene zeer heerlyke * Zie over de onderscheidene Jeeringen van ien griekschen Text. Mil en Wolf.  Paülüi dén ArostEt. 2O3 lykc vecschynïng, die met veel tante* vergezeld is, te kennen te geeven * de beroemde Iteza, zet het op vier plaatschen, niet alleen zoo over, door illustrem adventum, eene luisterryke ver* schyning, maar de Apostel zelf teekent die Tit. 3, vs» 13. als eene verschijning der heerlykheid des grooten Gods en Zaligmaakers Jesus Christus*, eene teekening, waarvan een uitmuntend Uitlegger te regt gezegt heeft, de Apostel kon de Majesteit van ChrisTns niet treffender uitdrukken, als met deeze beschryving. ** Én dit blykt hieruit te klaarder, om dat het grieksch woord hier door koningryk vertaald, eigentlyk de volkoömene en heerlyke openbaaring van zyn koningryk te kennen geeft, dat schoon hier op aarde verworpen en veracht, en door zoo veele duizenden tegengestaan, die niet wilden dat Christus over hen, zou koning weezen, die Hem, en zyn ryk hoonden, dan in al deszelfs Majesteit en luisterryke heerlykheid, ten vollen zoude geopenbaard worden, als het koningryk Gods, dat nu alleen de Christenen erkennen, maar dan het gansche menschelyk geslacht zien zal, wanneer de Heere JesusChristus naar Matt. 2 5 en * Zie Heumann over deeze woorden, ** Poli Synop. Crit. ad h. I.  204 Het Leven van en a Thess. i. als koning zitten zal. op den troon zijner heerlijkheid, wanneer Hy koomen zal op de wolken des hemels met de Engelen zyner magt, wel, om met vlammend vuur wraak te doen, over die geenen, die God niet gekend, en het Euangelium zynes Zoons ongehoorzaam geweest zyn, maar ook om verkeerijkt worden in alle zyne heiligen, en wonderbaar in allen die gelooven: en dus teekent hier deApostei niet alleen de voikoomene openbaa" ring^ van zyn heerlyk koningryk, maar ook te gelyk zyn ontzachlyk oordeel, over leevenden en dooden, met de onveranderlyke uitvoering daarvan, waarom het door anderen vertaald is, * by zyne verschyning, wanneer Hy zich als koning zal openbaar en, en dan beteekent het grieksche x*to, ge]yk verscheidenc Taalkun. dige, ** het over zetten, niet slechts gelyk de onze in, maar ter tyd, zyner verschyning in zyn koningryk. By geen ontzachlyker gebeurtenis, nu, kon de haast stervende kruisgezant Timotheus bepaaIcn, geen middel, geen drangrede, kon hem, die voor dien eigen heerlyken Koning eens verjchynen zoude, en door Hem, in zyn perzoon en * Zie Heumann. ** Als Cahvius, Beausobre, Mosheim, Heutnan», en andere.  Paulus den Apostel. 205 en in zyn dienstwerk beoordeeld zoude worden, krachtiger aanspooren tot eenc yverige en getrouwe prediking van. de gezonde leer, dan deeze verschyning van Christus in zyn koningryk, om leevendigen en dooden te oordeelen , en daarom doet hy zulks op de allerplechtigste wyze, die immer mogelyk was. Daarom schreef hy aan Hem. Ik betuige L dan voor God en den Heere Jesus Chris-^ tus, en dit betuigen zet een uitmuntend Uit- Zl legger * over door, ik bid en smeek u onop-S^ houdelyk; dan dit drukt niet krachtig genoeg z den zin des griekschen grondwoords uit, waarom het andere door besweeren hebben over gezet, ** zoo dat er Paulus door zeggen wil, ik, als een geroepen Apostel van den Heere Jesus Christus, gebiede u dit te doen en neeme het van U aan, als eene beloofde zaak, waartoe gy u, rals met een eed verbonden hebt. Dan, hoe krachtig deeze * Mosheim ad h. 1. ** Men vindt een geheele reeks van Taalkundigen, door Heumann opgegeeven, die het door besweeren overzetten. Hy zelf zet het 1 Tim. 5, vs. ,2i. 2 Tim. a, vs. 14. en hier, ook door besweeren over, en meent dat deeze drievouwdige besweering door Paulus gebruikt is, om Timotheus, wiens vreesachtige natuur hy kende, zoo veel te hartroerender te vermaanen en tot getrouwheid optewekken. e naai •uk en acht dee. ;r betui'ng naa. °.r onder, otht.  3o6 het Leven van deeze overzetting ook zy, de betekenis des woords, en deszelfs gebruik in andere plaatschen, inzonderheid in Paulus Urieven, wettigt de naauwkeurigc vertaaling der onzen. De Apostel betuigt voor God en den Heere Jesus Christus, die leevenden en dooden Zal oordeelen, ten tyde van zyne luistervolle verschyning in zyn heerlyk koningryk, en dan kan behoudens de kracht der spreekwys, dezelve tweeznis worden opgevat. Of dat Paulus verklaart en allerplechtigst betuigt en verzeekert, dat hy voor God en den Heere Jesus Christus, in zyne heerlyke verschyning, om als koning van zyn ryk, ieeyenden en dooden te oordeelen, tegen hem getuigen zal, wanneer hy die plichten, hem bier voorgeschreven, als Euangeliedienaar, niet naauwkeurig vervulde. Of dat God, by wien eene vreezelyke Majesteit is, en de Heere Jesus Christus, in zyne ontzachelyke en heerlyke verschyning, om leevenden en dooden te oordeelen, tegen hem getuigen zullen, wanneer hy naar dat van God ingegeeven woord, dat nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwyzing, die in de rechtvaardigheid is, niet aanhield, tydig en ontydig, in het woord van God te prediken, en daar  Paulus den Apostel. 207 daar door te wederleggen, bestraffen, en vermaanen, in alle langmoedigheid en leere, ook dan, wanneer zy de gezonden leer niet wilden verdraagen, dat dan dat woord, die heilige Schrift, die hy van kinds been af geweeten had, hem oordeelen en veroordeelen zoude, dat hy daarom dus aan het voorige verbind. Ik betuige dan voor God en den Heere Jesus Christus. Welke opvatting men dan ook hier volge, die in de hoofdzaak op een uitkoomt, de Apostel volgt hier Moses na, die eertyds hemel en aarde tot getuigen nam, dat hy aan Israël het leven en den dood, den zegen en den vloek had voorgesteld. Paidus neemt hier tot getuigen den eeuwigen Vader van onzen Heere Jesus Christus, die den schuldigen geenzins onschuldig houdt, en zynen verhoogden Zoon, die in de luistervolle operibaaring van zyn koningryk, leevenden en dooden zal oordeelen; 'r zy dan als de hoogste en onwederspreekelykste getuigen, in dien ontzachelyken en vreezelyken dag, 't zy dan zich zeiven, als eenen die tot den dood toe getrouw geweest was, die tot den bloede toe gestreden had, en die dan nevens Timotheus, voor dat gericht zou staan, en tegen hem getuigen zonde, voor God en Heere  203 J1.ït LïVÏH VAN Heere Jesus Christus, indien hy naar dat Goddeiyk woord «iet zuiver, aanhoudend, bescheiden, en getrouw bleef in zyn gewigtig ampr, als een dienaar van Christus. Treffende en aandoenelyke betuiging! waaruit Timotheus, het gewigt, het onzettend belang der voorgeschrevcnen plichten leeren kon, en hoe vreesachtig hy ook moge geweest zyn, in'zyn natuurlyk bestaan, om in zulke moeielyke tyden, waarin de gezonde ieer, en dezglver leeraars bestreden en vervolgd zoude worden, getrouw te zyn voor de zuivre leer, om daarvan ïn het minste niet aftewyken, noch ter rechter, noch ter slinkcr hand. Doordringende cn hartroerende betuiging, van den gekluisterden en naaby zyn dood^ zoo voortreffelyk yverenden Kruisgezant! om Timotheus, wel aan den eenen kant, in dien by getrouw en yverig bleef op zynen post, te bemoedigen, met die doorluchtige verschyning van den Heere Jesus Christus, ten oordeel, waarin de getrouwe Leeraars zullen blinken als de glans des uitspanzeis, en die er veelen gerechtvaardigd hebben, als de sterren altoos en eeuwiglyk, maar aan den anderen kant, om hem met schrik en onzerting te doen denken, aan het verwaarloozen van  r auiüs den Apostel. 209 van zyne plichten, dewyl dan, wanneer de Heere Jesus Christus leevenden en dooden zoude oordeelen , alle ontrouwe Leeraars, wanneer God hen zyn heilig ongenoegen deed ondervinden, dan, onherroepelyk verworpen zouden worden, en verwezen tot eene eeuwige verdoemenis, om daar te gevoelen hoe vreczclyk het is, te vallen in de handen des leevendigen Gods. Ziet daar, gelievde Hoorers! zie daar myn waarde Medebroeder, de verplichting van een getrouw Euangeliedienaar, op de allernaadrukkelykste en plechtigste wyze, door den Apostel Paulus aan Timotheus voorgesteld, U verklaard! ziet hier "de üitneemende voorderingen van dien kruisgezant in wysheid en heiligheid ook in deezen zoo heerlyk door blinkende, en door hem, niet alleen met vroorden maar ook met daaden bevestigd, hier riep hy, die wist, dat hy eerlang den Marteldood ondergaan moest, om de leer van Christus, Timotheus en ook ons toe, zyt myne navolgers , gelykerwys ik ook een navolger van Jesus Christus bsn. Zeer veele Jeeringcn? zouden wy hier, uit het verklaarde kunnen afleiden, ware het niet, dat de kortheid des nog overigen tyds en de plechtige gelegenheid, waarin wy thands verkeeren, ons bepaalde, UI. IXII. St. o om Toepas sittg.  Lttringen ter Toe. passing. Eerstt Leering. 2 l O KlT I. È V E N VAN om slechts deeze twee gewigrige leeringen er uit afteleider., cn daarby uwen luisterenden cn ingespannen aandacht onder indrukken van Gods hooge tegenwoordigheid, zoo wy hoopen, te hepaalen. Voor eerst. "In een tyd waarin de gejonde leer niet wordt verdraagen, moet een "dienaar van Christus, voor al zich daarop "toeleggen, om zyne gewigtige verplichting, "in het prediken van liet woord van God, "naar dit voorschrift van den Apostel, met "alle getrouwheid in den Heere te vervullen." Ten tweede, "Hy moet zulks doen, onder "die bezeffc-ns, met die indrukken, dat hy "daarvan, eenmaal verantwoording moet aflec- o D "gen, voor den hoogeu God, en den Heere '•Jesus Christus, in zyne verschyning in zeat in zynen Brief gedateerd. Geneve den H. Sept. 1757! te vinden m zy„ Wefk, genoema de' nie^e ReiTger **Dt^ vertaa,d - worden Jg£J% Eg* Z standvastig niet gevolgd, als ten tyd, dat by zirh "tv. deeze stad bevond: misschien zyn e/nóch "eenige  Paulus* hen Apostel. 217 die lochenende, daar zy met Steinbart, en meest alle nieuwe hervormers, de verborgenheden uit de leer van 't Christendom uitsluiten, wordt de noodzaakelykheid eener geëevenredigde voldoening aan Gods belcedigde Majesteit, door Steinbart, Eberhardt, Nicolai, Bahrdt, Purgoid, en zdórl gelyken, op eene Godonteerende wyze gclochent, de eeuwigheid der helsche straf, op eene zeer ligtvaardige wyze ontkent, daar veele hunner over den staat der zielen na den dood, en de opstanding des vleesche» zoo schryven, dat zy toonen, meer geloof in de héidensche als in de heihge Schriften te hebben, de poort van den hemel zoo wyd open stellende, dat daar niet alleen eindelyk alle menschen, maar ook alle Duiweien, zullen doorgaan in eene eeuwige zaligheid» * De "eenige oude Leeraars aan de onde gewoonte verknocht; doch dit is bet kleinste gedeelte; de "meeste ,hebben, omtrent de openbaaring, de oor, "sprongelyke of erfzonde de vergeldingen of straffen , van bet andere leven, en zelfs omtrent de "Godheid van Jesus Christus, de naabuu"rige gevoelens, der Sociniaanen, die door open"baare onderwyzing niet bestreden of uitgeroeid "worden." * Zie onder anderen ook hier over zeeker klein maar allergewigtigst werk, dat ik aan allen, met genoegen kan aanpryzen, Brieven van eenige §?oo. den avsr den tegenuuoordigen toestand van den Chrislelyken Godsdienst, en het Christendom verzameld en in 'r licht gegeeven door C. V. S. te Har. tem vaa C.van der Aa 1786. en aldaar inzonderheid pag. 133. 135. 136. 139* 146- H7« 148. en 149.  f ai8 het Leven van De carakterizeerende leerstukken van onzeix hervormden Godsdienst, de val van Adam, de daar uit voortspruitende algemeene verdorvenheid, en krachteloosheid ten goede, de noorlzaakelykheid der vernieuwing door een scheppend alvermogen, door de krachtdaadige en alles overwinnende werking van den heiligen Geest, in het hart van den geestelyk dooden, en in zich zeiven magteloozen zondaar, cn dat deeze alzoo gezaligd wordt, uit genade, zonder eenige verdienste, alleen om Jesus lydelyke, en daadeiyke borggerechtigheid, wordt op eene losse wyze ontkent, of met bespotting gelochent, door de zoogenoemde hervormers van den christelyken Godsdienst, waarvan een der beste duitsche Schryveren de geleerde ^facobi in eene verhandeling in het verlopen jaar uitgekoomen, schreef. "Dat hunne heimelyke pogingen strekken, om onder het masker van christelyke "leeraars en onder het genot van derzelver "voorrechten, en bezoldingen, op eene bedekte "en bedriegelyke wyze, den belyderen van het "Eua ngelie, eenen louteren, dus geheeten, natuur, "lyken Godsdienst in de hand te stoppen, en "alle gronden der goddelyke openbaaring om-. "vertewerpen.« * Maar * Zie de algemeene kosist in Letterbode N. 138. pag. 54. En wil 'men dit naader beweezen zien, men  Paulus den Apostel, 219 Maar misschien denkt meer dan een myner hoorers, waarom van die buittenlandsche Godgeleerden en vreemde leeringen hier gesproken? Om die rede, myne Gelievde, om dat ons Vadefland, en Christus duurgckogte kerk in deeze gewesten, in deeze daagen, er door besmet rvordt; reeds voor eenige jaaren werd deeze groote Gemeente daar tegen gewaarschouwd door men leeze, het geen na dien tyd is uitgekoomen en ik niet onvoegzaam oordeelde by de uitgaave van dit Stuck hier bytevoegen. Gutachten tiber einige wichtige Religions - Gegenstdnde in Beziehmg auf den Religions Prozefs des Prediger Schttlz In Gielsdorf von Docderlein, jEckermann und Loffkr. Gorlitz 1794. De nieuwe algemeene konst en letterbode van 1795. N. 56. zegt er dit van, "bekend is het pleidooi tegen den Predicant Schulz, "te Gielsdorf, uit hoofde van onrechtzinnigheid^ "het Opperconsistorie te Berlin, door het Kamer"gericht gevraagd, oïSchulz, als een protestantsch"Lütersch Predicant konde aangemerkt worden, had "geantwoord, dat hy wel als CbristcrJeeraar, maar "r.iet als lutersch Predicant, was aantemerken? de "Advocaat des beklaagden Ameland, vond goed, "dezelve vraag aan buitenlandsche Godgeleerden, "én wel aan de Heeren, Doctor en Consistoriaal"T&a&'Düderlein, Doctor en Hoogleeraar Ëcker"mann en den General.Superintendent Löffler te "doen, en het antwoord is in bovengemelde Stuk "begrepen, deeze Heeren verklaarden, dat hy, of "schoon het leerstuk der Driëenheid.. der Godheid "van Christus en der rechtvaardiging door het "geloof niet .leerende, zoo als de simbolische Boegen, of schoon, den Bybel slechts voor eene mid"delbaare openbaring van God, den doop, en het "avond.  220 het Leven van door eenen der getrouwe wachters, op de muuren van den geestelyk Zion, nu reedg verkeerlykt by zynen Heere, ik bedoel den zaligen Vader Temmink; dus sprak hy ia zyne verklaaring van Joan. 17. "onder den "schoonen naam van verdraagzaamheid, van "vryheid, om zich door geen menschelyk "gezag te laaten verslaaven, wil men alle "kerkelyke verbintenissen door de formulieren "van cenighcid losmaaken, en menschen in "onze Gemeenschap toe laaten en houden, "die "avondmaal niet noodzaakelyk ter zaligheid, en «'de straffen der zondaaren na dit leven nfet eeuwig "houdende, echter luthersch Predicant konde zya "en blyven, om dat alle de begrippen, eerst van "tyd tot tyd, tot het Christendom en Lutherdom "gekoomen zyn, zonder dat zy tot het weezen "van d?n christen Godsdienst behooren; maar dat "hy alleen daarin, wanneer hy Moses een bedrieger "genoemd bad, behoorde vermaand te worden, "om zulks nimmer te leeren, terwyl dit streed met "de 'uitdrukkelyke verklaaring van Jesus." Ik onthoude my hier over aanmerkingen te maaken, zy zujlen eiken kundigen leezer die Godsdienst en eerlykheïd bezielt, voor den Geest koomen, heeft zulk een leezer lust te zien, hoe onder den christelyketi naam, eene onchristelyke en christuslooze leer wordt voorgedraagen, die kan en zal zulks met verbaazing vinden, in het onderzoek van den aard der voorspellingen wegens den Messias, in de Schriften des ouden verbonds, door £?. Konynenburg, Hoogleer aar in de Godgeleerdheid en kerkelyke geschiedenis, aan het kweek school der Remonstranten te Amsterdam, te Haarlem by A. Loosjes 1794 ailgekoomen, >  Paulus. den Apostel. 221 "die met de kettery van Pelagiur, jaa met den «grouwel van Socyn vergiftigd zyn," * jaa dat dit gevaar niet geringer dit vergift, niet minder wordt, maar voorteet gelyk de kanker, leert niet alleen de treurige ondervinding in deeze daagcn, waarin de echte hervormde leer, van meer dan eenen kam ondermynt wordt, gelyk niet alleen blyken kan, uit de Schriften ter verdeediging van den chrisreiyken Godsdiensr, en de pogingen der hooge kerkvergaderingen; maar ook uit de regt edele taal van de hoog. mogende Heeren Staaten - Generaal, der vere'enigde Nederlanden, in de uitschryving van den plechtigen dank, vast en bededagsbrief, waarin men onder anderen leest, „waar is de brandende vver voor den Godsdienst, die wel "eer het Sieraad van Neerlands ingezetenen "plagt te zyn? de betreurenswaardige onverschilligheid, in dit gewigtig Stuk, opent "eene wydc deur, voor eene meenigte van "vreemde gevoelens, die onder het schyn "schoon kleed, van verlichting des mensch"doms, dc zuivere leer, des Euangeliums "ontluisteren, ja zelfs de gronden van allen "Godsdienst ondermynen." Zyn * Zie J. Temmink het hogepriesterlyk gebed van Christus pag. au.  -22 Het Leven van Zyn dan deeze dingen alzoo, beleeven xvy ook nu, zoo vrcl ajs by het leven van Timotheus zulk een tyd, waarin de gezonde icer niet wordt verdraagen , maar tegengestaan, welken invloed moet dit dan maaken op de dienaars van Christus in het gemeen, en byzonder ook op U, myn Broeder! by uwe bevestiging in deeze groote Gemeente? Deezen invloed myn amptgenoot, Uweleerwaarde, moet zoo wei als wy alle, zich daarop toeleggen, om zyne gewigtige verplichting, ui het prediken van het woord van God, naar dit voorschrift van den Apostel, met alle getrouwheid in den Heere te vervullen. In de daad een gewigtig werk, en dat voos al, alzoo noodzaakelyk is, in deeze zoo groote en aanzienlyke Gemeente, de grootste van ons geheele Vaderland, en van de hervormde kerk, tegenswoordig opaarde, waarin bebalven alle de andere, omtrent vyftig duizend Leden, die van deeze gezonde leer belydenis gedaan hebben, aan ons onderwys en aan onze verantwoording, door den Heere Jesus Christus zyn aanbevolen: eene Gemeente waarvan ik U veel goeds kan zeggen, waarin er veele gevonden worden, die den Heere! Jesus Christus in onverdervelykheid lief hebben, en die het zich eene eere  1* aülus den Apostel. 213 eere reekenen, voor zyne eer en voor zyne leer, uittekoomen; van de hervorming af, myn Broeder, is dit de eer en roem van deeze Gemeente en derzelver Leeraaren en Ouderlingen geweest, dat zy vast hielden, aan het getrouwe woord, dat naar de leere is, en God geeve dat zy daarin blyven volharden, tot den einde toe! Hier worden er veele gevonden, die uitblinken in kundigheeden, die veel gebruik maaken van den Godsdienst, die zulke leerredenen beminnen, waarin geleerdheid en Godsvrucht doorstraalt, waarin het woord van God, verklaart, en de leer der hervormde kerk daar door bewezen wordt, tot versterking van het geloof, eenmaal den Heiligen overgeleerd. Gy zult er hier veelen vinden, die gelooven, dat de weg eng, en de poort naauw is, die ten leven leidt, en die gaarne hooren, dat in het prediken van den weg van bekeering en verandering, wel aan den eenen kant, het Euangelie als een blyde boodschap van heil en zaligheid, aan allen, die onder deszelfs bediening leeven, gepreedikt wordt, en zondaaren van Godswegen gebeden, zy zouden zich toch met God laaten verzoenen; maar die teffens daar by beminnen, dat de wet gepredikt en de kennis der ellende uit dezelve geleerd wordt, dat aan den zondaar geleerd word'  354 «et Leven van wordt dat hy zich zeiven moet leeren kennen, als geheel vcidoemelyk voor God, en die niets door eigen natuur krachten kan verrigtc»; maar die als een godlooze en onrechtvaardige, wanneer hy zyue onbekwaamheid ziet, tot geestelyk goed, tot Christus, als zoodaanig den toevlucht moet neemen, om door Hem en wel zoniler eenige eigene verdienste, uit loutere genade, alleen om de volkoomenc genoegdoening, van den Heere Jesus Christus, de zaligheid, deelagtig te worden: die het veredelen (gelyk het thands genoemd wordt) van den zondigen aardworm houden, voor den ouden zuurdcessem van Pelagiuï, in eene nieuwe vorm te voorschyn gebragt, door hun die zich den naam van vcrlichters en hervormers geeven. om de christelyke leer (zoo zy zich uitdrukken) tot derzelver oorsprongelyke eenvouwig. heid te rug te brengen, die bewonderaars en aankleevers krygen onder menschen, die de gezonde leer niet grondig kennen, en daarom door allerlei wind van leere worden omgevoerd. Maar, myn Broeder! gy zult er ook veelen vinden, vooral in het hier moejelyk, doch nuttig werk der huisbezoeking, die noodig hebben om opgewekt cn aangevuurd te worden, tot kennis, tot Godsdienstigheid, tot ongeveinste Godsvrucht, en allerlcye christelyke deug-  Paulus den Apostel. 39,$ deügden, en wanneer gy deeze Stad en Ge. meente wat nader leert kennen, zult gy zien, dat er geene is, waarin het gevaar van verlei. ding, en van het bederf in de leer en zeden grooter is dan hier, daar een menigte van zeden bedervende en de eer en leer der Hervormde Kerk benadeelende geschriften, door het schaadelyk en schandelyk misbruik, van de vryheid der edele drukpers, helaas al te veel in losbandigheid veranderd, te voorschyn kooiht, of van elders wordt ingevoerd; ten duidelyken bewyze, dat er in deeze dagen veele zyn die de gezonde leer niet verdraagen; acht het dan Uw eer en plicht myn Broeder, gelyk wy U hebben voorgedraagen, het woord te prediken, aantehouden tydig en ontydig, in 't wederleggen, bestraffen, en vermaanen, in alle langmoedigheid en leere. Dien nood wordt U dan opgelegd, myn Broeder, en wee U in dien gy alzoo naar dit Goddeiyk voorschrift, het Euangelium niet verkondigd, al ware het dat God verhoede, dat U daarom hoon en smaad overkwam, die een dienaar van Christus al ligtelyk treft, vooral wanneer hy de eer van Christus meer zoekt dan zyn eigene cerel Wyk toch nooit af, van het gezonde woord dat naar de leere is, en denk altyd, aan die UI. D. 11 St. P taai  225 het Leven van taal van onzen Apostel, door Gods Geesï geschreven; die een ander Euangelie verkondigt, die ir vervloekt! Sraa en stryd dan voor het geloof eenmaal den Heiligen overgeleeverd, te meer daar vry dagen beleeven, waarin de eerwaardigheid der heilige bediening by veelen op geen hoogen prys geschat wordt, waarin het bestaan en inkoómen der Leeraaren zoo gering is, naar de omstandigheden des tyds waarin wy leeven, dat zy er niet van kunnen bestaan, terwyl geringere bedieningen meerdere inkoomsten geeven, en de beoeffening van tydelyke vcrmaaken en zedelyke genoegens, meer voordeel geeft, dan de heilige bediening in de Hervormde Kerk; dan laaten wy dit vertrouwen, myn Broeder, al misschen wy de tienden, het hefoffer en de eerstelingen, weleer van God het deel der priestc-ren, dat God, wanneer wy getrouw zoeken te zyn voor zyne eer en leer, ook voor ons en voor kroost zal zorgen! Laat U dan nimmer ook hierdoor te rug houden, zoo dat gy van Uwen plicht zoudt afvryken ter rechter of ter sliuker hana; noem waarheid altyd waarheid, doe nooit het werk des Heeren bedriëgeiyk , denk altyd dat hét Uwen plicht is, het kwaad en de bronnen waaruit het voorkoomt, cn de gevolgen die daar.  Paulus den Apostel. 227 daaruit voortvloeyen aanterooncn, en in het bestraffen der zonde, de voorzichtigste,bescheidenheid, met de naauwkeurigste getrouwheid te zaamen te paaren, en bid God veel, om bewaarende genade, om Jicht en kracht van boven, om zoo in leer en leven, eene eere voor Christus te zyn; laat ik Z7de taal der oude Christenkerk mogen toeroepen, voce et vita doce, leer door woord en wandel. O dat er in den grooten dag des oordeels niemand gevonden worde, wiens bloed, God van Uwe handen eissche! En dit leidt my tot myne laatste leering uit dc verklaarde woorden afgeleid, zy is' deeze: '.'Een dienaar van Christus moet "zynen voorgeschreven plicht, ook dan, wan"ncer de gezonde leer tegenstand ontmoet, "waarneemen onder die bezeffens, met die "indrukken, dat hy daar van eenmaal reken"schap moet afleggen voor den hocgen God, "en den Heere Jesus Christus in zyne "verschyning in zyn koningryk." Ontzettende waarheid! die ik i'n myne verklaaring bewezen heb, en die U en mv, en alle dienaaren van Christus bestendig op het hart moet weegen! Beschouwen wy onze bediening uit dat oogpunt, hoe ont/.achiyk wordt zy dan by hem, die eerbied heeft voor P * den Tweede en datsti Leet-ing.  S2g k£t Leven van hoógen God, én voor de heerlyke verschy* ning van den Heere Jesus Christus in zyn koningryk! Daarvoor zullen wy verantwoording moeten doen, myn Broeder, van de Waarheden die wy gepredikt van de leer die wy onderteekend hebben, cn van welke U weleerwaarde zoo aanstonds in de tegenwoordigheid van den hoogen God, voor deeze groote Gemeente verklaaren moet, "of gy "de Schriften des ouden en nieuwen Testa"ments, houdt, voor het eenige woord van "God, en de volkoomenc leer, der Zaligheid, "en alle leeringen verwerpt, die daar tee"gen tryden, cn, of gy belooft, Uw ampt, "gelyk het zelve voorheen beschreven is, "naar die zelvde'leer, getrouwelyk te bedie"nen, en Uwe leeringen te vercieten met "een godzalig leven." Daarvan zullen wy, zullen alle dienaaren der Gemeenten rekenschap moeten geeven, in dien grootsten aller dagen, en hoe vreezelyk zal het dan weezen, voor hun die Jesus eer en leer verlochend hebben, Hy, Hy zelf zal hen, zoo luidt zyne donderende bedreiging, verlochenen voor zynen Vader en zyne Engelen. Stellen wy ons dien vreezelyken dag veel Voor den Geest myn Broeder, die eens koomen zal, gelyk de blixem uitgaat van het Oosten,  Paulus ben Apostel. 229 Oosten, en schynt tot aan het Westen, waarin alle de leeraaren zullen gesteld worden voor den Richterstoel van C h r i s t u s, wanneer die verschynen zal, in de heerlykheid zynes Vaders, met alle de Engelen zyner magt, om te oordeelen leevenden en dooden, en dan al ons werk in het gerichte zal brengen, dan beoordelen, of wy het woord van God gepredikt hebben, tydig en ontydig, of wy daarin aanT gehouden hebben, met wederleggen, bestraf* fen, en vermaanen, in alle langmoedigheid en leere, ook in zulke tyden waarin de ge, zonde leer niet wordt verdraagen, maar gclasf terd en tegen gestaan-, hoe geducht zal dan het Goddeiyk Vonnis, ook voor ontrouwe leeraars weezen, daar dan de Gemeenten van Christus, daar Christus zelf, daar de aangenoomene leer, tegen hen getuigen zal, in dien grooten dag des oordeels, cn der vergelding naar Gods rechtvaardig oordeel, en het hun oordeel onbegrypeiyk verswaaren zal, wanner zy de goede en getrouwe dienstknegten zullen zien ingaan, in de vreugde van hunnen Heere! Zyn dan deeze dingen alzoo? myn waarde j Medebroeder. Ik betuige dan voor God en « den Heere Jesus Christus, die leevenden \ en dooden oordeelen zal in zyne verschyning Uitspraak an den troepen .eeraar*  Aan de Gemeente 2$o Paulus den Apostel, m'ng in zyn koningryk, predik aJzoo het woord naar dit Goddelijk Voorschrift! Yoords eindig ik myn aanspraak aan U opwekkend, en zegenend; Die God, die des Geestes overig heeft, en meer dan eenen zegen, die tot Paulus gezegd heeft, myne genade zy U genoeg, gunne U veel in 't verborgen om getrouw maakende genade, hartelyk tc bidden! Het biyft ook in deezen waarachtig, die bidt die ontfangt, die zoekt die vindt, zoek het vee! by den Troon der genade, da;.r ïsit de groote Hoogepn'esfer onzer bely. denis, om ook voor zyne dienstknegten te bidden, hier, ligt zyne bemoedigende belofte, waarin oti^e sterkte is, ik ben met U lieden alle de dagen, tot aan de voleindiging der weereld! Jaa Hy gunne U met veelen door uwen dienst, voor den hemel gewonnen integaan in die wooningen van eeuwige blydschap, en daar uwe kroone tc zyn, daar, doe Hy U blinken als de starren aan het uitspanzei altoos en eeuwig! Daar, leere Hy U de kracht dier Goddelyke toezegging kennen, die my eeren, zal ik eeren. Dit vcrvulle God! Thands wendt zich myne aanspraak tot Uhartelyk gelievde Gemeente van Amsterdam! Ontfang deezen Uwen nieuwen Leeraar, door de bestuuring der hooge Godsregeering JJ gègee.  Paulus den Apostel. 231 gegeeven, met die toegenegenheid en lievde, waar mede gy gewoon zyt Uwe gaarne getrouwe Leeraars te ontfangen en te bejegenen by de laatste bevestiging zoo kort geleden, gaf f/eeo myner Amptgenooten * een naauw, keurig vertoog, hoe de Gemeente hunne Leeraars moet houden als dienaars van Christus» Ik zal daarom hier van thans niets spreeken, te meer, om dat de ondervinding my geleerd heeft, dat in deeze aanzienelyke en liefdewaardige Gemeente, jESUSidienaars geen verachte fakkels zyn; betoon die zelvde lievde en hoogachting aan Uwen nieuwen Leeraar, Hem hoogachtende in lievde om-zynes werks wil; in andere Gemeenten heeft hy met lof den Heere crediend in het Euangelium. Gy hebt zoo eeven Igehoord, met hoe veel ernst en naadruk wy denzelven hebben opge* wekt, om toeh het woords Gods legt te snydui, en een afkeer te hebben, van het ongoddelyk ydel mepen,. om toch in deeze dagen, waarin de gezonde leer van alie kanten wordt aangevallen, te wederleggen, te bestraffen, te vermaanen, in alle langmoedigheid en leere, is»». yU-. . - u iM}?nss3"WJ a%, en * De weleerwaarde Heer J.Dermour, ter bevestiging van den weleerwaarden Heer S. J. van de wynpersse, te vooren Hooglearaar in de wysbe. geerte op de Hoogeschool te Groningen.  Zegenend, besluit. a3* HET LEV£N VAN Zoo het woord van God te prediken, tydig en ontydig, wy deeden het met te meer vrymoedigheid, om dat zyn Weleerwaarde bekend en geroemd is, als eenen, die er zyn eer instelt, om vast tc houden aan het gezonde woord, dat naar de ieere is, en welk een voorrecht voor U Gemeente van Amsterdam! dat is dé roem van alle Uwe Leeraaren, ryke stof van blyde dankzegging tot God.' Maar ook wy deeden het, om uwen nieu. Wen Leeraar, om ons zeiven, om alle onze Medearbeiders de dunre verplichting daartoe en het Goddeiyk oordeel, dat daar over eens gaan »1, by de verschyning van den Heere Jesus in zyn koningryk, wanneer Hy leevenden en dooden oordeelen zal, op het hart te binden; bidt daartoe veel voor hun! Godvruchtige, laat dit in 't byzonder, uw werk zyn, in den geestelyken Stryd, wordt altyd de overwinning bevochten, wanneer de biddende Hisrs cn Aarons, de handen der geestelyke voorgaf gers ondersteunen! Dan, de tyd roept my toe, te eindigen, Iaat ik dit doen zegenende: Die God, uit wiens' mond een tweesnydend scherp swaart gaat wiens aangezicht is als de zon in haare krach/ wiens oogen zyn als blixem stralen, die doe ce zuivere leer der waarheid, die naa de Godzalig-  Paulus ben Apostel. 233 zaligheid is, hier onbesmet gepredikt, en door veelen gelooft worden tot Zaligheid, tot op zyne heerlyke verschyning in zyn koningryk. De God nu des Vredes, die den grooten Herder der Schaapen door het bloed des eeuwigen Testament s, uit den dooden heeft weder gebragt, naamenthjk onze Heere Jesus Christus, die volmaake U in allen goeden werk, op dat gy zynen wil moogt doen, werkende in U, het geen voor Hem welbehaagelyk is, door Jesus Christus, den weken zy de heerlykheid in alle eeuwigheid. AmenJ ELFDE  2 3 4 het Leven van Inleiding. Elfde of laatste LEERREDE. De roem van Paulus dei* Apostel over den GoilLYKEN BYSTAND IN een dreigend doodsgevaar, en zyne God verheerlijkende hoop op HET HEMELSCH Koningrïk, TEXT. 2 Timor. 4, vs. 17 en ig. Maar de Heere heeft my bygestaan, en heeft my bekrachtigd, op dat men door my ten vollen zoude verzekerd zyn van de prediking, cn alle de Heidenen dezelve zouden hooren: en ik ben uit den muil des leettws verlost. En de Heere zal my verlossen van alle boos werk, en bewaaren tot zyn hemels koningryk. Den welken zy de heer. lykheid in alle eeuwigheid. Amen. Dikwerf hebben de woorden van een stervend mensch, eenigen invloed, op zulken die daar by tegenwoordig zyn, cr heerscht by een vry aanmerkelyk gedeelte van Adams Nageslacht eene begeerte, om den mensch, in de laatste cn doodsche uure te aanschouwen, dit strekt zich zelfs in veelen zoo verre uit, dat zy by het treurig en ontzachlyk uiteinde van openbaare misdaadigen, die door eenen schandelyken dood» van  Paulus den Atostii. 235 >van de aarde worden weggenomen, willen t tegenwoordig zyn. Het is niet onbewysbaar, cdat zelfs zulke slachtoffers der gehoonde geirechtigheid ecnigen invloed maaken; doch het iis niet gemaklyk te beslissen, of zulks aan de (ontroerde hartstochten der aanschouweren, dan iwel aan de beweeglyke taal van eenen sterven1 den zy toeteschryven. Het gevoelen van Plato was * ten aanzien (der stervenden, dat de ziel in het uur des doods, 1 een ingeschaapen vermogen, naa buiten begint te vertoonen, en dan dat ontrolt, ontwikkelt, dat te vooren door de besmetting des lighaams, waarvan zy zich dan ontslaat, in haar verborgen en verdonkerd was; dit gevoelen was by de Heidenen, niet genoegzaam doorgezien, noch beschaafd, men vindt het echter duidelyk genoeg ontwikkeld, en volkoomen waaragtig, by het stervbed van zommige Christenen, of ook wel in den laatsten tyd van hun leven, wanneer zy bier door het geloof geleefd hebbende, in verzekering van hunne onverliesbre betrekking op God, deeze weereld verlaaten. ■ De zekere verwagting van het gansch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, dat metj de laatste doodsnikken, hun ontwyflelbaar be- * Vid. Plutar. de oraeul. def. Gp. T. 11. p, 431. Edit. Francof. An. 1620.  Ophelderende aanmerkingenaangaande deezen Brief, en Lei verband der Textwoorden. zen 236 het Leven van beschooren is, het opgeklaard gezicht, dat reeds de nevelen der stervlykheid ziet verdwynen, en de streelende blydschap, die zelfs de doodsche trekken van het stervend gelaat, verzagt, doen by het naaderen van den dood, een Christen zomty ds zulk eene taal voeren, die duidelyk aantoont, dat hy aanvanglyk onderwys geniet in de hernelsche welspreckenheid. Laat ik ter opheldering van het een en ander, in dit geheiligd uur U de verhevene denkbeelden, van eenen uitmuntenden Apostel, toen hy den dood zag naderen, voorstellen. En met U God bidden, dat die ook in. vloed, op ons hart, op ons geloof, op ons leven, op ons sterven maaken motjen. Om onze voorgeleezene Textwoorden wel te verstaan, is het noodig vooraf eenige ophelderende aanmerkingen re laaten voorafgaan. Waarvan dc eerste deeze is: daar is onder de geleerden zeer veel geschreven, om deeze moejelyke vraag, die van veel belang is tot het recht verstand van des Apostels Brieven, en byzonder van deezen laatsten, of hy eenmaal, dan of hy tweemaal te Rome gevangen geweest is, 'e beantwoorden. Na er zeer veel over geleeüen te hebben, koomt ons 'de gedachte van mn aanneemlyker voor, die het laatste gevoelen smhelzen, en van oordeel zyq, dat Paulus dee-  Paulus den Ai-ostel. 237 zen Brief kort voor zynen dood, in zyne laatste gevangenis te Rome geschreven heeft. Ik zal van alle de bewyzen die er voor bygebragt worden, slechts drie kortlyk öpgeeven, die my het klaarste en kragtigste voorkoomen. Toen Paulus aan Philemon schreef, was hy te Rome gevangen, maar uit die gevangenis aan zynen vriend schryvende,verzogthy een herberg voor hem te bereiden, hoopende haast hun geschonken te iv orden, naar het 23 vs. van dien f,iief; dan toen de Apostel deezen Brief schreef, ook gevangen te Rome zynde, wist hy dat zyn dood zeer naaby was. Hy zegt het uirdruklyk in het 6de vs. van dit Hoofd, de tijd mijner ontbinding is aanstaande, en daarom verzogt hy Timotheus naar het 9de vs. om zich te benaarstigen om toch haastehjk tot hem te koomen, dewyl zyn strijd gestreden, zyn loop geëindigd was, gelyk wy uit het 7de vs. zien; jaa toen Paulus aan Philemon schreef, waren naar vs. 24. Marcus en Demas, zyne medearbeiders by hem, toen hy deezen Brief aan Timotheus sekreet, had Demas hem verlaaten en de tegenwoordige weereld lief gekregen, cn hy begeert dat Timet* theus, Marcus met zich brengen zoude, naar het 10de en 1 ide vs. Toen Paulus aan de Pbilippensen schreef, was hy ook te Rome gevangen, toen had, naar . hef  het -Leven van het 14de vs. van het eerste Hoofd, van dien Brief, het meerder deel der broederen in den Heere, door zyne'banden vertrouwen gekregen, en overvloediger het woord, onbevreesd durven spreeken. Dan in deezen laatsten Brief getuigt hy juist het tegenovergestelde naar het 16de vs. van dit Hoofd, en myne eerste verantwoording is niemand by my geweest; maar zy hebben my alle verlaaten. Eindelyk toen Paulus voor de eerste maal gevangen naa Rome gevoerd werd, geschiedde zulks ter zee uit Palestina naa Italien, naar Hand. 27. Dan toen hy nu naa Rome gereist was, was zulks langs eenen geheel anderen weg geschied. Over Troas, Corinthen en Meieten, naar het 13de cn 20ste vs. van het 4de Hoofd, van deezen Brief; dit kan dezelvde zeetogt niet zyn, welken Lucas met onzen Apostel deed, en beschreven is Hand. 27 en 28, want op dezelve is hy niet teMelcten aan land geweest, nog heeft hy Corinthus kunnen aandoen; en dit toont dus vry duidelyk onzes erachtens, dat Paulus tweemasl te Rome gevangen geweest is, en deezen zynen laatsten Brief uit zyne tweede gevangenis aldaar geschreven heeft. * Onze * Ik zoude hier eene geheele lyst van be. roemde uitleggeren kunnen opnoemen, die opzetlyk hier over geschreven hebben, zeer veele en voor  Paulus den Apostel. 239 Onze tweede aanmerking is deeze: Dat in deezen laatsten Brief van den Apostel, en vooral in voor al de oudste uitleggers, waaronder Eusebius en Hieronymus, zyn voor dat gevoelen, dat wy hebben opgegeeven, Zeer veele andere stellen dat Paulus slechts eenmaal te Rome gevangen geweest zy, waaronder niet alleen Wesselius en Witsius uitmunten; maar ook heeft Lardner dit gevoelen zeer breedvoerig behandeld, en er 1» bewyzen voor opgegeeven. Michaelis heeft _ in zyne inleiding ter verklaaring van deezen Brief, de meeste deezer bewyzen getoetst, en het swakke daarvan aangewezen. Mosheim geeft 8 bewyzen op, om te toonen dat Paulus tweemaal te Rome gevangen geweest is, en uit de laatste oevangenis deezen Brief geschreven heeft, zie zyne inleiding voor deezen Brief, de 3 laatste van dezelve heb ik hier zeer kort voorgesteld, het allerlaatste uit 2 Tim. 4, vs. 20 ontleend, is de gewigtige rede waarom niet alleen Michaelis, maar ook Heumann, dat gevoelen zyner tweede gevangenis omhelst hebben, Michaelis inzonderheid toont aan dat de Apostel te Mileten op zyn zee togt niet heeft kunnen koomen, maar naauwlyks over Cnidius, dat eene graad meer zuidwaards ligt, dan Mileten zie Handl. 27,^.7. en de landkaart die dit duidelyk bewyst. Ook vindt men voor dit gevoelen tydreekenkundige bewyzen by E. Jv Greve in zyn werk, de Brieven van dén Apostel Paulus uit het Grieksch vertaald, met aanmerk. 1. D. p. 20 en vera. gedrukt te Amsterd. 1794. Hy steld de eerste gevangenis van 't Jaar 59 tot 61. dus van het 5de tot het 7de Jaar van de regeering van Nero. En de winter, voor welke, de gevangene «Apostel,' verzogt dat Thimotheus tot hem zoude koomen die van het 10de van Nero, dat is het 64ste der  Q40 Het Leven van in dit 4de Hoofd, die geregelde leiding van denkbeelden, die zoo vioeyend, zoo aaneen^eschaakeld, en de alle de andere Brieven van Paulus voorkoomt, hier niet te vinden is, welke is daar dc rede van? Zeker beroemd uitlegger denkt, dat men die in de voorzichtigheid en wysheid van den Apostel moet zoeken, die nog wel in geen der gewoone kerkers, waarin de overtuigde misdaadigen geboeid bewaard wer. den, was opgesloten, maar echter in eene byzondere wooning aan den arm eenes krygsknegts die hem bewaarde, met een keten gesloten, in deezen Brief, zich noch zoo klaar, noch zoo duidelyk, kon of moest uitdrukken, dan hy anders zoude gedaan hebben, op dat die krygsknegt daarvan geen nadeehg gebruik voor de zaak der Christenen, cn des gevangen Apostels zoude kunnen maaken, en dat men daarom niet alleen, eenige Vermaaningen, aanmerkingen en berigten vindt, die in geen "verband, met den anderen staan, maar ook zommige stellingen, met voordagt een weinig duister voorgedragen. Datt, een laater uitlegger, oordeelt dat in dit alles, dc beste, de natuurlykste, de verstandigste orde door den Apostel gevolgd is, naamentlyk, die gewoone jaartelling. Hy beredeneert dit tegen Pesrson, die brengt mei: zeer veeien de eerste komst van Paulus tot her 7de en zyn dood tot bet 14de of laatste jaar van Nero het ja.ir 68.  Paülüs den Apostel. 241 die van zyne heilige gcmoedsbcweeg:ngen welke in hem onder dit schryven, aan zyner tederbeminden Timotheus telkens werden opgewekt. Zulk eene onregelmsatigc orde (zeg hy,) houdt een verstandig Vader, wanneer h'j zyne kinderen vroom, deugdzaam en zedig maa ken wil*; en deeze laatste opvatting verdient t< meer aanmerking, om dat ook deeze Brief ir het grieksch geschreven zynde, waarschynlyfi voor den' Romeinschen krygsknegt on verstaan, baar was. Althands dit is zeker, dat, hoe kort en afgebroken hier en daar de voordragt dei zaaken in deezen Brief zy, zy echter duidelyi en verstaanbaar genoeg voor Timotheus was die den geesten het oogmerk van zynen gceste lyken Vader kende, die nog hoopte voor zyner naaderenden dood, zynen gelievden rimotheu: te zien, en over het een en ander, mondeling te spreeken. Myne derde eh laatste aanmerking in deezen betreft het oogmerk en den voornaamen inhoud van deezen Brief, en byzonder van dit' laatste Hoofd, * Het eerste ïs het gevoelen van Mosheim , het laatste dat van Heumann-, terwyl de Heer Sterk, in «yne aanmerking onder de nederduitsche ver. taaling van Heumann, Mosheim wederleg', nltde onkunde in het grieksch, in den krygsknegt, die Paulus bewaarde, HL D. II St. Q t > 1 Derde op. helderende aanmerking.  Het ver. band van ttit laai&H hoofd. % \% hl ï Leve n v a x Hoofd. Schoon aan den Apostel zyn naaderend einde bekend was, cn hy wist dat deeze gevangenis voor hem, niet dan door eenen bloedigen dood zoude eindigen, zoo wist hy echter niet, of hy voor denzelven, zyn geestelyken Zoon Timotheus, den vriend van zyn hart aanichouwen zoude, en daar het den mensch eiqcn is, en zyne laatste vjure op zyn doodbed gaarne, diegeenen by zich te zien, voor wien zyn hart en zorg en liefde het grootste is, zoo wenschte hy boven allen, dat Timotheus toch haasiig by hem zoude koomen, althands voor den winter, waarin hy den dag zynes doods te gemoet zag, te meer daar hy van alle menschen verlaaten was; dan daar hy niet wist, of hy dat genoegen smaAkcn zoude, zoo schryft hy deezen opwekhctiden en moedgeeveuden Brief, aan den jeugdigen Euangtliedicoaar, om hem, die minder gcfüoedigd dan Paulus was, cn bekommerd over den toestand der gemeenten, in die dagen, tot kloekmoedigheid en yver voor den Heere, en zyn Euangelie optewekken. Ten dien einde vinden wy, byzonder in dit ons text hoofdeel, een aller nadrukkelykste veVmasnihg van den Apostel, om Thimotheus öprew'ékkêp, tot eene yverige vervulling van alle de doelen zyner heilige bediening, over een» koomstig het woord van God, in de 4 eerste vers*  Paulus den Apostel. 243 verssen, en dit dringt Pauius aan met twee beweegredenen, waarvan de eene voorafgaat in het eerste vers, en ontleent is, van zyne verantwoording voor den hoogen God, in den dag des oordeels, en de andere ontleend is, van de aanstaande vermindering der liefde tot de waarheid, in 't midden der Gemeenten, in het derde en vierde vers, waaruit hy aanleiding neemt om hem te meer tot eene getrouwe cn kloekmoedige Euangelieprediking aantespooren, in het vyfde vers, byzonder ook daarom, dewyl hy by het zeker vooruitzigt, van den waarlvk kommcrvollen toestand, die eerlang zich over de kerk zoude uitbreiden, hem te kennen moest geeven, dat de tyd zyner ontbinding in welken hy door een bloedigen dood, zoude omkoomen, zeer naby was, naar het zesde vers. Terwyl de Apostel zyn naaderend einde zich voorstelde, wordt zyne ziel getroffen, zyn gemott raakt in volle bewecging, cn in die aan. doeningen, legt hy eene blymoedige belydenis van zyn ongevenist geloof en blymoedige hoop af, in liet zevende en agste vers; er straalt eene grootheid van geest en verheven charakter; door, in deeze bcweeglyke woorden, hy wordt •os van dc aarde, overwint de vrees des doods, cn ziet de wooningen der heerlykheid met blydschap te gemoer, Q 2 h:OS  2 t t i I i i i ] i Inhoud der Textwoo?' den, Wy .44 ' 11ë r Leven van hier ontdekt hy, dc begeerte van zyn hart, in toch voor zyn dood, zynen jeugdigen vriend og te mogen sprecken, hy dringt by hem aarf; ■m toch voor de winter, waar in hy voor zag, lat zyn doadlyke dag zonde aanlichten, nog ot hem te koomen, naar het negende vers, Hy deelt hem ten dien einde eenige redenen neede, waarom hy naa hem verlangde, en :enige berichten daartoe bctreklykjin het tiende ;n zes volgende versen. Waar op den Apostel in het 16, 17 en 18. ki hem een naauwkeurig berigt geeft, zyner jerste'gcregtclyke' verhooring en van de gesteldheid van zyn hart onder dezelve. Hn hy besluit deezen zynen laatsten britl net onderscheidene groetenisscn, in een hertaald verzoek aan Timotheus, om toch voor de H inter tot hem te koomen, c-h eenen hartelyken :egcnwensch. Z.00 dat myne Tcxtwoorden in zich behelzen: een aancloenelyk voorstel van des Apostels gembedigd bestaan, voor de Romeinsche Rechtbank, onder zyne gerechtelyke verhooring, s» zyne blymoedige en Godverheerlykende lïo .p, op zyne volkoomcne en luisterryke ver. lossing: dat de twee gewigtige hoofdzaaken myner verklaaring moeten zyn.  Paulus d e x A~p o s t e t. 245 "Sy/y moeten dus eerst, de gesteldheid van het hart van Paulus tot eer van.. God door hem gemeld, en dan, het heerlyk gevolg dat hy daaruit afkick, ter opheldering der eerste hoofdzaak Overweegen,,.. . • •. De Apostel had zyn. hart aan den vertrouwden en ociiefsten zyner leerlingen en vrienden uitgeboczemd, daar hy niet wist, of God deeze zyne begeerte vervullen zoude, dat hy zynen Timotheus nog voor zynen naaderendq) dood aanschouwen zoude, hy openbaart hem daroom den uitslag zyner gerechtelyke vcrlmonng,of hy hem nimmer weder zag, dus spreekt hy in mynen Text, maar de Heen heefc mij bijgestaan^ en hij heeft mij bekrachtigt. Om deeze woculcn wel te verstaan, dienen wy ons voortestellcn, de omstandigheden waarin zich de gevangen Apostel te dier tyd bevond. De vyandschap van Jacobs ongeloovige Na.koomtlingen tegen den Heer der lïcerlykheid", rdienzy gekruiszigd hadden, was nad.atdie vorst des "levens, uit den dooden was verrezen, en den zetel zy.n^ ryksgebieds, in den noogsteti hemel beklommen had, met eene hevige woede overgeslaagen. tegen zyne leerlingen de Apostelen-, trouwens hunne standvastige belydenis, cn heldhaftige verdcediging van de geschondc eer van hunnen gchoonden, döcK tta verheerlykren Mee. De om* Uaudig. heden, waarin zich de Apostel bevond.  24^ het Leven van Meester, kon geene andere gevolgen, by dat reeds toen verblind volk hebben; intusschen wordt daaruit echter deeze vraag gebooren, hoe konden menschen, die zoo heilig en voorbeeldig kcvden, daaruit eenig onheil wagten? Gelievde, men kwam tegen hunne leer op, en de Jooden onder het juk der Romeinen gebragt, vcrvolg.den hen niet alleen zooveel zy konden, maar zy klaagden hen ook by de Romeinen aan, als menschen, die gevaarlyke aanslagen tegen den Sta« cn den Keiser hadden, en door hunne leer van Christus, en zyn koningryk, onlusten en oproeren zogten te verwekken, in dat verkeerd licht wisten zy de leer vart den Christelv. ken Godsdienst, die de beste zedenkunde, cn de sterkste afkeer van oproer predikt, by de Romeinen voortedraagen. Meermaalen vinden wy, dat de Apostel Paulus, tegen wien de Jooden, na zyne krachtdaadige en oniochenbaare bekeering op den weg by Damascus, zeer verbitterd waren, om deeze rede, of eigentlyk om dit voorwendzel, hoon en vervolging, heeft moeten ondergaan, dit leeren deHandelingeh en Brieven van deezen AposU'1; trouwens dit voorwendzel, was eertyds zoo wel gelakt, om Pilatus te beweègen, dat hy den rechtvaardigen Jesus ter kriii.sstraf doemde, cn het, was zeer geschikt, om alle Stad-  Paulus den Apostel. 247 Sradhoudersen Landvoogden der Romeinen, tegen de Christenen, en voor al tegen hunne Leeraaren te verbitteren; de Jooden hedienden zich tén dien einde van de listigste en welspreetanste onder hen, die de gevaarlykste beschuldigingen met eenc gladde tong; tegen dc Apostelen in het byzonder wisten voor te. draagen, was Paulus eertyds voor den Stadhouder Fclix, door den vleycnden Tertulius naar Hand. 24beschuldigd,-thands schynt de beruchte huichelaar Alexander, van wièn de Apostel: it: het 1 4 en 15-de vs. spreekt een, der geenen geweest te zyn, die den gevangen Apostel op de heevjgste wys beschuldigde, hij had zijne ivoonien zentegengestaan, cn in zyne gerechtèlyke verhooring voor de vierschaar hem zeer beswaard en heftig beschuldigd; beschuldigingen,, die ongetwyiVtld zullen, gediend hebben, om de voorderingen. die het Euangelie makkie, voor rh'tntery, en deszeifs yverigerv verdcedigcr, voor een oproermaker-by de Romei.nsche Rechtheus, te doen doorgaan; beschuldigingen, die by menschen van eenen bedorven natuurlykèn Godsdienst, waar by het Euangelie dwaasheid w3s, en die in alles den woesten cn onrecht, vaardigen Nero zochten te bchaagen, ohtwyffelbaar ceueii zeer nadeeligen invloed voor deR gevangen Apostel maaken moesten, Voor zulke Rech-  Eyzond, het ge. drag z, «er yrit dén. 248 het Leven vak Rechteren en in zulke gevaarlyke omstandighc. den moest hy zkJi nu verantwoorden. ■r Jaa maar, mag men biüyk vraagen, waren er te Rome toen geen navolgers van den «-Heere Je sus? Geen Christenen met moed: en yver bezield, om getuigenis van s'mans blanke, onschuld te geeven, te meer wordt deeze vraag nadruklyk, als wy overwegen, dat reed* voor eenigen tyd het Christendom doorgedrpngen was, tot in het Paleis van den Keiser,'gelyk lvy uit Philip. 4, vs. 22. weeten , en dus dat J,et te Rome niet ontbrak aan Christenen, die door derzel ver gazag en voorbede voor Paulas zOU, den hebben kunnen van dienst weezen, in dien zy het gewaagd hadden * te meer daar het toen by de Romeinen de gewoonte was, dat de vrienden van den beschuldigden, hem in het gerecht verzelden, om door derzelver tegenwoordigheid den Rechter tot eene gunstige uitspraak te beweegen. . Dan Paulus «elf geeft er dit bericht van in het ifide vs. » mjne eerste verantwoording is niemand by my ge. weest, maar zy hebben my alle verlaaten* ■ Daar * De beroemde Michaelis merkt in zyne uitbreid. en verklaaring ever deezen brief aan, dat de meeste uitleggers nagelaaten h&bsn deeze noodige aanmerking te maaken.  ' Paulus ben Apostel. 249 Daar bet toen zoo gevaarlyk was, te Rome voor een Christen bekend, te staan, -durlde niemand van hun zich de zaak van den gerangen Apostel aantrekken, en voor den Rechter een getuigenis van zyne onschuld geeven, or de valsheid der beschuldigingen, waar meede de Jooden hem belasterden, in het daglicht stellen: Yder ontrok zich, de Apostel nas nu van alle menschen, van aile zyne vrienden verlaaten, geen een Christen was er, die moc-4. genoeg had, om hem, om zynen Goddelyken Meester te durven verdeedigen; tot welke diepe moedloosheid kon hy hier door' vervollen, welk een ongenoegen kon dit in zyn hait niet doen opryzen, tegen zyne Medechristenen! Neen geliefde, Paulus vervuld met den geest vari het Euangelie, en in de School Jesus, >'i zachtmoedigheid onderwezen, bidt voor zyne Medechristenen, die hem verlaaten hadden, hit en worde hun niet toegereekend! * E,i * De beroemde Michaelis maakt in zyne verklaaring over deeze woorden deeze belangryke aanmerking, die ik, verkort, zal opgeeven. De eerste Christenen zyn zeer onderscheiden en verschillend geweest van de Christenen der tweeue en derde eeuw, die zelfs voor een gedeelte den marteldood zochten, en zich verheugden, wanneer zy hunne beulen vermoeyen konden; maar ue eerst senoemde waren vreesachtiger, en zelfs 1 att0 lus  2 5» het L e v r v a M De A stel om vondt deezen go de tij i bystam po. hy erkent tot roem van Gods genade: !«*- maar de Heere heeft mij bijgestaan, en Hij heft dem miJ bekrachtigd! De Apostel geeft hier op 'de m gesteldheid van zynen geest, voor de Romein. u sche Rechtbank, met dankzegging aan den Vader der lichten, schoon alle zyne vrienden tot een toe, hem verlaaten hadden, by,kon roemende in God, schryven; maar de Heere heeft mij bijgestaan. De grieksche woorden waar met dc Paulus zich h.er uir-lrukt, b.teekenen eigenaartig, eene werkzaame en krachtdadigetegen woordighcid van God in den Apostel, voor den Rotneinsche Rechtbank 5 by de grieksche sdiry veren dienen '. " l'JftKSdn -- • . : .. .de- ïttsfs wel te vreede, dat hy den Muil des Leeuw* outkoomen J3, et, een zagtere doodstraf te verwag.cn heeft; dge^r -standvastigheid was niet Uitspoorig; hunne blytnéJètftgneid was geen' dwee pery, maar redelyk, zy voelden, «tó*y menschen waren, zy schroomden de smarten, maar de waar bt-id en het geweeten spoorden hqn aan om de smarten enden dood -e ondergaan, het getuigenis van zulke bloedgetuig is voor ons noV met *è*cht van nog grooter gewigt. Ik verheug my altoos wanneer I* ftfe dat de leer der Apostelen zuiver en. rem ge .veest .s, van alle menscbelyke gebreken en dwaahngen ; die de leer des gelooft en der ze, den, va» de eerste kerkvaderen zoo terstond be. smet heoben; en ik worde daar door hoe hem zoo meer verzekerd, dat de leer van deeze man. nen die nooit dwaalden , en in hunne leer nooit menschen waren, Godlyk most geweest zvn  Paulus den Apostel, 251 dezelve meermaalen, om de tegenwoordigheid der getuigen, ter bevestiging der waarheid te kennen te geeven ; in dien zelvden zin gebruikt het onze heiligeSchryver Hand. 24, vs. 19. eea geleerd taalkenner *, geeft den zaaklyken zin deezer woorden dus op: Christus wa», als het ware myn Advocaat, dewyl Hy my ingaf, het geen ik spreeken moest, naar zyne beloften Matt. 10, vs. 18. 19 en 2°- Gy zult ook voor Stadhouderen en Koningen gesteld worden, om mijnentwil, hun, en de Heidenen tot getuigenis, doch wanneer zy u overleeveren, zoo en zyt niet bezorgt hoe, of wat gif spreeken zult, ivant het zal u in dezelve uure gegeeven worden, wat gy spreeken zult. Hoe vol van zin, hoe krachtig is hier dan des Apostels uitdrukking, alle zyne vrienden, op wiens getuigenis hy zich ter verdeediging zyner beleedigde onschuld had, kunnen beroepen, hadden hem uit verregaande swakheid verlaaten, maar God was er tegenwoordig geweest; de Heere Jesus had door zyne werkzaame en krachtdaadige tegenwoordigheid, hunner aller plaats vervuld, was er geen enkel getuige, uit do * Heumann: over deeze plaats, die hier eene aanmerking van Beza aanteekent, die deeze is: Heeft dan Petrus in doezen nood ook Paulus verlaaten, hy kan dus toen, noch geen Bisschap te Rome, geweest ayn.  Hy ond vondt d krachti God. 2 $2 het Leven vak de menschen tegenwoordig, waren alle zyne vrienden ontrouw gewerden, hier had hy onder vonden, dat God getrouw blyfr, en dat die troostvolle belofte vani Hem, die gezegd heef r, m k gegeeven alle magt in hemel en op aarde , in die bange tjure.vervuld werd, 'ik hen ma ;/ Heden alle de dagen tot aan de vollehuicgiug der weereld. ■r- Trouwens dit erknt 3c Apostel tot roem 'm van Gods genade, want hy /egt, niet alleen dc Heere heeft my bygestaan, maar ooi-, hij heeft m bekrachtigt* Er ontdekt zich hier, in Paulus eene opklimming van verhecvene ea dankbaarc gevoelens, omtrent zynen verheerlykten Meeste*^ want dat hy deezen Heer der Heerjykheid bedoelt, fa niet alleen uit het 5de cn 8de vs. van dit Hoofd: zeker, maar ook uit dczclvde spreekwys, die hy gebruikt had 1 Tim. h vs 12* Ik Manlieden Heer, die mij bekrachtigd heeft, naamsnllijk Jesus Christus, onzen Ueere. Daarom schreef hy eertyds, Ut vermag alle dingen door Christus, dït mj kracht geeft. Die Heer, waarin op aarde zelfs de volheid der Godheid lighaamlyk woonde, had hem niet alleen, niet verlaaten; maar inwendig versterkt, met bijmoedigheid en sterkte van . geest doen spreeken voor dc Romeinsebe Rechtbank, hy, had licht cn kracht vanboven ontfangen,  Pauius den Ar r> stel. 253 fWen, cm met 'eene welspreekenheid, die alleen door "den Geest van Christus, wordt ingegeeven, zyne belasterde eer en de gehoonde leer, van zynen God en Keer te mogen verdeedigen ; nu had hy tot roem van Gods genade, de kracht van die heilry'ke belofte onderVonden, te vooren aan hem gedaan, myne geluide is u genoeg, myne kracht icordt in swakheïd vblbnigt: Want nu was in hem vervuld het geen de Heere Jesus naar Luc. 21, vs. 1 5. aan alle dc Apostelen voorzegd had: ik zal li mond en ivysheid geeven, welke niet zullen kunnen tegeusprceken, noch weder staan, alle, die hen tegen u stellen. Men kan drfs uit het een en ander opmaaken, dat hy door den Geest van Ciikistus vervuld als weker de stervende Stephanus, bezield metten blaakenden vver'voor den Ilecre Jesus, als eertyds Petrus, den tegenspreekenden Alexander dermaatc zal verstomd hebben, dat de Romeinsche Rechters, hoe sterk ook anders teuen de Christenen ingenoomen, hem nie"t zullen hebben kunnen veröordeelen. OntwyiTelbaar heeft hy de bemiulyke leer van het F?vi'aiiAéik', hl zulk een voortreflyk licht geplaats, dat zelfs de vyandschap, geen oordeel van lastering-heeft durven veilen; maar daar mec-efe  Hei h oogmet van Gi krachtdaad/.^èystam »54 HET ICVt'K VAN meede zal ingestemd hebben, deeze mensch konde losgelaaten worden, in dien hy zich niet op den Keiser had beroepen. Zoo werd de Apostel meer en meer ge>ds sterkt in den Heere terwyl hy nier zich zei ven; ^ maar de uitbreiding van het zielzaligcnd Euanget Jie bedoelde, gelyk uit deeze zyne woorden blykt. Op dat men door my, ten vollen zoude verzeekerd zyn van de predekiug, en alle Heidenen dezetvde zouden hooren. Op dien tyd was zyn toestand hoogst gcvaarlyk; want was iyne verantwoording, voor de Romeinsche Rechterbank onvoldoende gevoordeeld, dan zoude hy terstond ter dood veroordeeld geweest zyn, dan hierover verblyd hy zich noch eerst noch meest, maar zyne grootste blydschap is hier over, dat God hem licht en kracht ge. schonken had, om allen die daar by tegenwoordig geweest waren, van de waarheid der pre. fliking van het Euangelie der zaligheid, ten vol. Ien te verzekeren, dat Euangelie was door deszelfs vyanden, als eene leer ontbloot van wysheid, als enkele dwasheid, niet slechts afgefeckend, maar ook als eene hoogst gevaarlyke leer voor de veiligheid van den Staat, en het hoog gezag van den Keiser; dan de verdeedigmg des Apostels bad ten vollen bewezen, dat dit dc klamste, de beste leer was, die niets gemeen had  Paulus den Apostel. 255 had met die valsche vooroordeelen en smaadlyke lasteringen, welke een listige Alexander, en andere vyanden van bet Christendom, de Romeinen tegen dezelve hadden ingeboezemd. Jaa by gelooft en belydt, dat de Heere hem daarom, by gestaan en bekrachtigt had; op dat hy dc waarheid en godlyken oorsprong der gepredikte Euangelielecr, in deszelfs volkoomene zekerheid zoude betoogen, op dut alle Heidenen, dit was zyne blydc hoop, dezelve zoudt 11 hooren. Hoe groot, hoe verheeven denkt hier de gevangen Apostel, wiens dood met 7.00 veel drift gtéischt werd : was, door hem de Euangelieprediking van alle die valsche geruchten en lasteringen gezuiverd, waar mede de jooden, die by de Heidenen hadden voorgedraagen, dan was de godlykheid van die leer, en de zekerheid van des Apostels hemclsche roeping bevestigd, dit hoorden de Heidenen by het gericht tegenwoordig; dit toch werd te Rome in het openbaar gehouden, en veeltyds onder eenen zeer grooren toeloop"en aandrang van volk*, alle vreemdelingen uit allerlei landen in dchooldstad des ryks tegenwoordig, zoo wel als de inwooncw' van Rome zelve, hadden nu gelegenheid, ten gerechtclyk onderzoek, van de waar- * Zie Mosheim, Michaelis, en Heumann in hunne verklaajÏBgen, over deeze plaats.  3 5^ het L £ v ex va n vraaïfieid èn zekerheid der Euangelitleer, te hooren, die door den Apostel; zoo schoon, zoo voortrcflyk werd vo'orgedfaagen, daar hy zich voor dat gericht, voor alle heidenen , die er tegenwoordig waren, schoon van alle menschen veriaaten; doch door God bygestaan en bekrachtigd, verdeedigdc, en de eer [en leer van zynen verhoogden Zaligmaaker, in het ■schoonst euheerlykst licht voorstelde, zoo hieldt zich de onverschrokken kruisheld bezisr, om schoon aan een keten gekluisterd, met die hemelsche welspreekenheid, die hem door de god. iyke kracht en bystand geschonken was, aan alle Heidenen, by dit gericht tegenwoordig, voortesteilen en aanfepryzen, den onnaaspeurlyken rykdom van Christus en hoe die ken nis alle kennis te booven gaar, met dit oogmerk om hen te bewcegen tot het geloof, en voor Christus zynen Heer te Winnen, met eene besctieide'nheid, en yver, gelyk aan die, die hem bezielde, toen hy zich voor Festüs en Agrippa verantwoorde, jaa, schoon zyne uicmunrctde verantwoording zyne vryheid geenziris ten gevolge had, zoo veele Heidenen ais er by het gericht tegenwoordig waren, konden van zyne blanke onschuld, en van de valsche en ■verkeerde denkbeelden , hun van den jvoortreliyken Godsdienst der Christenen ingeboezemd, nu  Paulus den Aposïel. 2j getuigen, en alzoo den reuk van die kenr verspreiden in alle plaatschen; welke heiiry! uitwerkzels, welke üitneemende voordcringi kon iiet heerlyk Euangelie door des Aposte voorüeflyke verantwoording voor de Romei: sche Rechtbank daar God hem bygestaan e bekrachtigd had, niet ten gevolge hebben! Zoo schoon, zoo uitmuntend, vérdeedigc de Tarser kruisgezant het Euangelie, dat hy i << vooren dreiging en moord biaazende vervolg bad! Eene verdeediging die aan de eer va God, en aan het oogmerk van de Apostel bevooi derlyk was, gelyk wy zien uit de laatste wooi i den van het 17de vs. En ik ben uit den min '\ des Leeuws verlost. Wat bereekenen deeze woorden? Wat moe I men hier verstaan door den Leeuw, uit wien I muil' Paulus verlost was? Veele hebben ge ii oordeeld, dat de Apostel er door teekenr, det I wreeden Keiser Nero of deszelfs eersten ei I snooden Staatsdienaar, Helius Caesarcanus, c I dien boozen en listigen Alexander, die hem vee ■ kwaads gedaan had, of den Satan, die. als eer j brullende Leeuw rond om gaat, zoekend wien \hy zoude mogen verslinden; een beroemd «uitlegkundige heeft het opgehelderd uit den 322 Ps. het 22ste vs. daar David biddende, \\verlos mij uit des Leeuwen midi, er zeek.er liet | III. D. II. SL K drei- 1 is ;e n Is u n e Htthelang eryk ge. volg daar 3 van, voor U den Apo. stel. I c ► l l l i  Hoe dit ti verstaan zy, ik ba. uit den n.idl des L'etuwè verlost. ■258 ff 8 t L E v E n v a -n dreigend doods gevaar door verstaat; dan. hier blyft zoo het my voorkoomt, eene onoplosbaarc bedenking tegen deeze-opgegecvene verklaaringen, zy-is -dccze: hoe kan volgends deeze uitleggingen, Paulus zeggen, dat hy van het dreigend doodsgevaar verlost is, daar hy in dit zelvde Hoofddeel' in het 6de vs. verklaard had, dat hy wist, dat' zyn dood naaby was, dat hy zynen loop geëindigd had? Jaa, hy gebruikt zulk eene spreek wys, die eenen geweidicen dood re kennen geeft, ik i^orde nu tofeen drank ojfcr geöfi'ert, ende tijd mijner ontbinding i'f aanstaande: Hy vcrgelykt'zich by' een offerdier, dat reeds besprerigd en gereed' was om gekeeld te worden', om door eenen' fcioedigtn dood ten offer te strekken; dit wist, dit schreef de Apostel door den Heiligen Geest, cn dit gebeurde-o.ïk zoo, en, hoe kannen deeze' Woorden, dan' zyne ontkooiniug van Neroos' woede, Aic:candcrs tegenstand, of des Satans' list te kennen geeven? en zeggen, ik beu van' het drci»cnd doodsgevaar verlost ? Dan cc gewyde Schrift kan hier uit de oudheidkunde der Romcinsche geschiedenis genoegzaam opgehelderd wórden. De Romeinen 'waren-gewoon, zommige niisdaadigen in de openbaare schouwspelen den Leeuwen voor-' tevterpen, zy die oproer of afval in het Ro- ; meiu-  Paulus den Apostel. 259 meinsche ryk 01 regen den Keistr verwekt had» den, werden hier roe veroordeeld, en dit waren juist de hoofdzaaken der beschuldiging, waar mede dc boosaart;ge Jooden in dien tyd, den gevangen Apostel beswaarden zy wisten de leer van het Christendom als zeer gevaarJyk voor den staat, en den Kt-iser voortesttlkn, eji de Christenen als eene Secte, die allezins afval en oproer verwekte; uit dien hoofde beR 2 schul- * De Catcelier van Mosheim heeft in eene tuf. m tinten de Dissertatie de Pr.ulo ex ore leotits iiberalo, te vinden in zyne Cotiiiar.uv.es super ioca, A'. T. Selecta, zeer geleerd bewezen, dat Paulus hier aan de toen bekende, doodstraf, öm uoor èen 1'eeuW 'in de schouwspeelen verscheurd te worden, gedacht heei't; dit is we! ]ict'dcelgcnorschap, in dat hemelsch koningryk-, maar dik. werf  Derde Leering, 278 het Leven van werf geslingerd wordt door ongeloof en twyffelingen, dat gy nimmer tot die gelukkigen heilstaat zult geraaken, het is voor u noodig te overpeinsen, of gy in de bevoordering van uw eigen heil, de eer van Christus zoekt, en of het uwe aangenaamste bezigheid is God te dienen en te verhecrlyken, vindt gy deeze dingen in uw hart, kunt gy dat in de goddelyke tegenwoordigheid niet ontkennen, denkt dan nimmer, dat uw werk ydel en te vergeefs zal zyn. Neen,. God laat nooit vaaren, het werk zyner handen ! Hy heeft beloofd aan allen die Hem zoeken, ik zal maaken, dat uw werk in der waarheid is, en daarom kunt gy vertrouwen, dat Hy die het goede werk des gelOofs in u begonnen heeft, dat volmaaken zal op den .dag van Christus, houd moed, mooglyk is de tyd naaby, dat gy tot roem van Gods genade met onzen Apostel zelfs in de moeilykste omstandigheden zult kunnen uitroepen: De Heere heeft my bygestaan, en Hy heeft my bekrachtigt! "Want, een Christen kan vertrouwen, 'als God de zynen in moeilyke posten roept, 'cdat hy op zyne magtige hulp en onfeilbre ''goedheid zeker kan staat maaken, Hy biyft getrouw," en dit was onze derde leering: Hoe duidlyk bleek dit in onzen Apostel, niet alleen  Paulus den Apostel. 279 alleen in alle de moeilykheden waarin hy gedunrende zyne geheele Euangeliebediening was ingewikkeld, gelyk hy zelf getuigt 2 Cor. 11, van vs. 23 tot 33. maar ook inzonderheid in deeze gerechtelyke verhooring voor de Romeinsche Vierschaar? Jaa, hoe veele bewyr zen leevert de kerkgeschiedenis van alie de verloopene eeuwen niet voor deeze waarheid op. Zy bevestigt de troostryke taal van onzen Apostel, in dien wy ontrouw zyn God blyft getrouw ! Hoe bemoedigend is deeze waarheid niet voor u waare navolgers van Christus- Gy zyt, schoon hier het stryden en lyden nooit ten eenemaal ophoudt, onderdaanen van dat hemelskoningryk, welks verhoogde glorieVorst beloofd heefd, ik zal u niet begeeven, ik zal u niet verlaaten, dit moet u opwekken tot eene standvastige belydenis van uwen God en Koning, te meer daar gy reeds by ervaaring weet, dat God u, niet tegenstaande al uw omzwerven, alle uwe ontrouw, echter krachtdaadig bewaard en dermaate staande gehouden heeft, op dien beminlyken weg, die ten leven leidt, dat Gy met Paulus moogt zeggen, schoon ook u het roemen niet oorbaar is, doo Gods genade ben ik dat ik ben! Leert gy van on. zen kruisgezant, die heilige voorzichtigheid, en wyze  2tfO het Leven van wyze bescheidenheid, die hem zelfs in aangedaane verongelykmgen vergezelde, te zaamen paaren, met die mannelyke vry moedigheid, waardoor hy zoo dikwerf eene eere voor Christus was, niets maakt een Christen meer beminnelyk op aarde, zelfs onder menschen die in hun hart vyandig zyn, dan dat zy toonen, dat zy niet zich zeiven zoeken, maar de uitbreiding van Jesus heilryk, en voor'a] wanneer zy dit mogen doen met die hartinneemende vriendelykheid, waarmede zy toonen kunnen eenen Heer te volgen, die gezegd heeft: Leert van my dat ik zachtmoedig ben en nedrig van harte, zoekt langs deezen weg getrouw te zyn, op dat zy, die den god deezer eeuw dienen , en maar al te getrouw voor hunnen heer uit koomen, u niet beschaamen en tot verwyt van uwe ontrouw, voor uwen Heer en Goddelyken Verlosser strekken. Maar misschien vreest gy dat gy langs deezen weg in moeilykheden zult geraaken ; dan wanneer gy van uwe zyde, met eene heilige bescheiden heid, en bedaarde voorzichtigheid, (want zonder deeze, geeft gy dikwerf aanleiding tot verkeerdheden! getrouw zyt voor den Heere, dan kunt gy ook veilig, hoe hoog de nood. hoe gevaarlyk de post zy, waar op God u plaatst, op zyne magnge hulp en onfeilbre goed-  Paulus den Apostel. 381 goedheid zeekcr staat maaken, en wordt gy in verdrietelykheden gewikkelt, buiten uwe schuld, lydt gy hoon en smaad, om den naam en de zaak van Christus, denk dan ter uwer bemoediging om dat woord van uwen Heere, zalig zyt gy als u de menschen smaaden om mijnent wille. En ten aanzien van uwen geestelyken staat, gy moet in alles wat u overkoomt, een goed toeverzicht hebben op uwen getrouwen God en Vader, daar geen Schepzei u van zyne lievde scheiden kan, Hy laat nimmer vaaren de werken zyner handen, hoe de kracht der zonde, de aanvallen van het ongeloof, de verleiding der weereld, en de vorst der duisternis ook woelen mogen, gy wordt in de kracht van God door het geloof bewaart tot de zaligheid! bezef dit toch! welk een voorrecht is dit voor U! Jaa maar, zegt gy mooglyk, het' vooruitzicht van den laatsten vyand, de verschrik, king des doods, doen my, die eene leeme hut bewoont, dikwerf beeven, dan zal ik my misschien door de magt der hel, en door de vuurigste pylen van het ongeloof te gelyk zien aangevallen, en in my is geen kracht! Myne stoffe levert ten vierde, deeze laatste leering op: "De leer van het Euangelie, geeft een Vierde Leering.  38* met Leven van "een weezentlyken troost tegen de verschrik"kingen des doods, zy leert een Christen op "de heilgoederen van een beter leven ontwyffel"baar staat maaken. Hoe krachtig straalde dit in onzen kruisheld door; hy wist dat de tyd zyner ontbinding aanstaande was, dat hy haast als een slachtoffer zoude gekeeld worden; maar welk eene blymoedige belydenis legt hy te deezer gelegenheid van zyn geloof en zyne hoop af, in het 7de en 8de vs. van dit 4de Hoofddeel: Ik heb den goeden stryd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden, voorts is my weg. gelegd de kroon der regtvaardigheid, welke my de Heere de regtv aardige Rechter, n dien dag geeven zal, en niet alleen my; maar ook allen die zyne verschyning hebben liefgehad. Gy weet immers dat hy in banden cn gevangenis was, toen hy dit schreef, en zyn be, moedigend vooruit gezicht was onder dit allesgelyk myn Text leert, de Heere zal my verlossen van alle boos werk en bewaaren tot zyn hemelsch koningryk, Hem zy de heerlykheid in alle eeuwigheid. En zoud gy dan in deeze dagen, daar de Godsvrucht niet verdrukt, de beiyders van Jesus voor geen rechtbanken gesleept worden, of in ketenen gekluisterd, zich verantwoorden moeten, zoud gy dan geen goeden moed  Paulus den Afostel» 383 moed" hebben! Het was dit zelvde vooruitzicht van onzen Apostel, deeze zelvde troost tegen de verschrikking des doods, deeze zelvde verwachting op een beeter leven, die in de heetste vervolgingen der voorige ecuwen, tedere maagden, swakke vrouwen, afgeleefde grysaarts, moedig het moordschavot deed optreden, en in het midden dergloejende vonken aan den brandstapel roemen deed in de verdrukkingen, zoo dat hunne vyanden verwonderd, en dc tyrannen verbaasd werden; en zoudt gy dan rustende op uwen slaapsteden en ingaande in vrede, nog Schrikken voor de angsten des doods! Misschien maatigt God die dermaaten, dat gy zachtlyk ontslaapt. * Uw verhoogde Zaligmaaker, die den * Nimmer las ik iets beter geschikt, om de vrees voor de angst en verschrikking des doods als zoodaanig beschou\vd,,wegteneemen,dan het geen men vindt, in een werk te Jena 1798 ten tweedemaal gedrukt waar van deTytel is: Die Kunst das menschïicheLeben zu verlangen}, vonD. Christoph [Vilhelm Hu/eland, der Arzeneukunst ordentlichem Lehrtr z» 3fe.na. Zweiter Theil P. 44. Die thands zoo algemeen beroemde Man zegt aldaar: Mancher fürchtet weit weniger den Tod, .... Menigeen vreest, veel minder den dood dan, weLde smart van het sterven, naadien men zich d« ailerzonderbaarste begrippen van den laatsten doodsnood en van de geweldige scheiding der ziel van het lighaam maakt, dan dit is alles volkomen ongegrond. Zeker geen mensch heeft nog het sterven zelf, ondervonden, en even zoo onbewust als wy in het leven treden, even  284 het Leven van den dood overwonnen heeft, heeft voor u den prikkel des doods weggenomen, en Hy zal u ook in deezen naaby zyn, Hy zelf zal u overbrengen in het huis Zynes Vaders, daar Hy voor £7, eene wooning heeft bereid. Houd even zoo treden wy uit het zelve, begin en einde toornen hier io overeen. Myne bewyzen zyn de volgende: Voor eerst kan de mensch geen gevoel van sterven hebben, want sterven beteekent niets anders dan de levenskracht te verliezen, en deeze is het juist, waar door de ziel gevoel van haar lighaam heeft, indezelve evenredigheid nu als zich de levenskracht verliest, verliest zich de kracht des gevoels, en de bewustheid, en wy kunnen het leven niet verliezen, zonder te gelyk of nog eerder ook het gevoel des levens te verliezen.' Èn dan leert het ook de ondervinding. Alle die geene die den eersten trap des doods geleden hebben, en weder tot het leven te rug geroepen wierden, verzekeren eenstemmig dat zy niets van het sterven gevoeld hadden, maar in onmagt en bewusteloosheid ver. zonken waren. — Men laate zich in geen dwaaling brengen door de trekkingen, het reutelen en den schvnbaaren angst des doods, die men by meenig een stervenden ziet, deeze toevallen zyn slechts angstelyk voor den aanschouwer, en met voor den Stervenden, die daarvan niets gevoelt; het is even zoo als wanneer men uit de vreezelyke trekkingen eenes beroerden, een besluit wilde trekken op zyn inwendig gevoel, deeze weet niets van dat alles, dat ons zoo veel angst geeft. — Dus verre de geleerde Scbry ver, die er in een noot nog by voegt, dat zeker perzoon. na zich verhangen te hebben afgesneden en wederom door gepaste middelen hersteld zynde,' verhaalde, dat zoo als d* strop zich toegetrokken had, hy te gelyk in een staat van bewu'stloosheid gekomen was, waarin hy niets gevoeld had.  Paulus den Apostel. 285 Houdt moed Godzalige! De dood is voor ï7noodzaakelyk, geen melaatsen huis mogt in Israël blyven staan, het moest tot den laatsten steen worden afgebroken, en zoo moet de dood voorU dienstbaar zyn, om dit lighaam der zonde geheel afteleggen! En welk eene oneindige heerlykheid is aan dit sterven voor U vastgehegt, gy verkrygt daardoor de onverliesbaare bezitting der erffenis, die voor U in de hemelen bewaard wordt, daar gy van alle zonden, jaa zelfs van den zondelyken aart, die bron waar uit hier voor U zoo veele vergiftige beeken ontspringen, ten eenemaal zult verlost worden, wanneer gy voor eeuwig den toegang zult genieten, tot den hoorn des levens, en de wateren des heils, die uit den troon van God vloejen, en overgebragt in dat land der eeuwige vreugde, daar geen rouw of moeite, of gekryt meer zyn zal, daar God alle traanen van Uw aangezicht zal afwasschen, en gy heilig zult zyn, gelyk Hy die U geroepen heeft, heilig is, in eenen hemelschen wandel. Het is dit vooruitgezicht, dat U immers doen juichen kan, op het naaderen van den dood dat U zyne verschrikking kalm en bedaard van geest kan doen beschouwen, zoo dat gy dan zult kunnen zeggen, dood waar is uw prikkel, hel waar is uwe overwinning? Misschien gunt God  386 het Leven va n Paulus &c. God, die hier de zynen, we) een? langs wegen met doornen bezaaid, leiden wil, op dat hunne staatsverwisseling des te heerlyke* zyn zoude, Udan zulk een opgeklaard gezicht van de gewesten der onstervdykhc-id, dat. uw sterfbed een Tabor wordt, en dat gv, allen die U omringen, vermelden kunt, dat de leer der Verzoening een onverliesbaaren troost opieeverr, niet alleen in het leven, maar ook in het ster. ven! Zier dan, Godvtuchtige, den dood met blydschap te gemoet. hy naadere, hoe nader gy zyt aan den dood,hoe naader ook aan den hemel! Laat dan het verstand bedwelmd, het gezicht gebroken worden, en hier een treurende vrederheifr, of teder huwlvkskroosr. ofweenende hartevrienden, de scheidende ziel in het stervend lighaam terug roepen, met de laatste doodsnik worden alle die banden, hoe naauw ook, verbroken, het verstand wordt opgcklaart, het oordeel helder, en de verhemelde ziel overgebragt m dat Godsryki daar zy met onzen Apostel denzelven heiitoon aanheft: Hem zy de heerlykheid *n alle eeuwigheid, Amen! Einde van het derde of laatste Deel.  Inhoud der Redenvoeringen yan het Derde Deels Tweede Stuk* Pag. De luisterryke Grootheid van den Zoon van God, zoo als in Hem alle volheid woont. . . I De Gronden van troost en blydschap voor de bedroefde Thessalonicensen treurende over hunne afgestorvene Vrienden. . . . 66 Gods onveranderlyke trouw in het bewaaren van zyne Kerk, en des Christens verplichting, tot een heilig leven. . . . • l*9 De Plichten van eenen getrouwen Euangeliedienaar. 167 De Roem van Paulus den Apostel over den Godlyken bystand, in een dreigend doodsgevaar, en zyne Godverheerlykende hoop, op het hemels Koningryk. » . • *34 Da  De voornaamste drukfouten gelieve de Leezer dus te verbeteren. Pag. i+ reg. 10 raiibor. Verlossers lees Verlosser. — 12 — — inrichtigen lees inrichten. — 146 — ienaopdekantzakkelyken lees zaakkelyken. — 147 _ en dat zulk lees en dat zulk een. — ijl — 4 van ond. Apostels lees Apostel. — 16 — — heuchelaars lees huichelaars, ïf? 3 — — ditzelver lees derzelver. ijö — 19 — — dezelze lees dezelve. 162 — I yan bov. en immer moegen lees er immer mogen. I6j — 6 ond. eu Uwe lees in Uwe. "74 — + — en het lees in het. — 200 g — aoor Apostel lees door dea Apostel. 21? — 21 — baanden lees banden. 2IÏ — 10 — Crestieune lees Cretienne. — 220 — 2 bov. van den lees van dit. 233 — 1 en 2 van ond. den weken lees den welken. 238 — 7 Tau bov. en myne lees in myne. — 239 — 7 van ond. . en vera lees in verder, — 240 — 3 van bov. ejide alle Jees in alle. 243 — 7 van ond. ongevenist lees ongeveinsd. — 253 — 2 en 3 van ond. geplaats lees geplaatst. — 254 — 6 van ond. dwasheid lees dwaasheid. 260 — g — — hongeringen lees hongerigen, ■— 272 — i>- — rampsproedig leet ramp¬ spoedig.