EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER ' 1933    D E ONGELUKKIGE WILHELMINA; OF DE ZONDERLINGE LEEVENSGEVALLEN VAN D E BARONNESSE vanP***. et t Door haar zehe befchreeven. Zyn te Bekoomcn Te Alkmaar A Maagb; Amfterd. Bnm* Dernter en Schuurman; Breda Oitkoop; Delfc C. t>Bilman% de Groot ; Dort Warner $ Iliarlem van Brusfel; 's Hage van Drecbt; Leyden de Does; Groningen L. Hui-ringt Leeuwaarden Siccama ; Middelburg j?m jibrabams; Rotterdam D. Vis en J. Krap , A. Z.; Schiedam Poolman; Gouda Verhlnauv); Bncl VtrM; Ucrecht Siubh enz.   VOORREEDEH AAN DEN L E E Z E H ID^f de loop deeier waeield, vol Ook* fehalligbeeden is, zal men genoeg uit dee~ ze myne LeevensgevaJlen kunnen nagaan» Een teedere ziel die voor oprechte liefde vatbaar is, zal bier door niet weinig getroffen worden, wanneer hy de ongelukkige emjlandlghedeit van den Marquis M * * % nagaat, en die van myn , daar meede vergetykt. Geen akelig Treurtoneel was in Jliat om ons van een te fcheukn, nocb eok geene gefirenge gevangenis. — De oprechte liefde bcfiaat immers uit ftandvastigheid — Daar zullen deeze myne Leevens. gevallen, (zoo 't rriy voorkoomt) een les'OQtidig bcwys van opleeveren. A 2 Zii  'VOORREEDEN.' Zie daar een kort beftek van 't geen gy in dit tnyn werkje zult vinden. Leest bet nut vermaak, in een uur van uitjpan* pingen tot u Nut, draag altoos zorg de Deugd niet uit 't oog te verliezen, dan zult gy u envermydelyk bemint maakent by alle die u kennen, en gy zult in alle 0mjlandigheden dien troost hebben, dat bet buiten u fchuld is, dewyl gy u Deugdelyk in alles gedraagen heb. Indien dit gering werkje, hier toe dienstig mogte zyn , zoude ik myne moeite bier aan befteed, dubbeld vergoet achten. DE  ï> E ONGELUKKIGE WILHELMINA; OF D E ZONDERLINGE LEEVENSGE VALLEN VAN DE BARONNESSE van p***. Ik ben uit een aanzienlyk Geflachc gebooren, en myne Ouderen waaren zeer ryk, en lieten my dus een opvoeding genieten, overeenkomfüg de ftand» waar in ik gebooren was. Myn vader was een Baron van P***t en myn Moeder Mevrouw L***. De uitmuntende fchoonheid van myn Moeder was oorzaak, dat myn Vader om' haar te krygen, de krygsdicnst (daar iay reeds als Capitein in bevordert was ) A 3 ver-  verliet. Een zoon was de eerfte vrucht hunner Huuwlyks Liefde , zyn affcheid van den Dienst, deedt hem geheel en al aan zyne beminnelyke Gemalin overgeeven, haar vermaaken , waaren de zyne, en zy kende geene anderen, dan, die van haare Gemaal. De opvoeding deezer beminde Zoon» vertrouwde zy aan geene ander, maar naamen den last op hun zelve, doch .( Mirqufs doch alleen in éen ilaauwte; zonder dat wy eenige wonden aan hem konde befpeuren, wy hebben hem aan zyn Huis gebracht, daar hy nog niet bekoomen is, zyn Zoon was niet te huis, en de Marquifm lieten wy in de uitterfte Droefheid. U Vader zal deer zen avond niet overgebragt kunnen worden, de Ch'irurgyn oordeelt het nadeelig voor hem te zyn, dierhalven zal het best zyn, u Moeder daar nog niets van te zeggen, tot 'dat men eindelyk door de langduurigheid daartoe genootzaakt wordt. Hy hadt nog naauwlyks zyn verhaal' gedaan , of de knecht kwam my boodfchappen, dat myn Vader daar te huis gebracht wierd, en dat zulks op zyn volftrekts bevel gefchied was. ' Myn Moeder, die wy niet beeter wisten, of wist nergens van, hadt ons zog-  X *7 )•( zagtelyk hooren mompelen, en eem'g vermoeden wegens myn Vaders lange afweezigheid krygende, was zy ftil opgeftaan, en hadt alles aangehoord, toe dat hy kwam daar zy myn Vader vonden leggen, dit kon zy niet aanhooren, maar te rug willende keeren, was zy in een flaauwte gevallen. Ik hadt myn aandacht zoo fterk op den lieer gevestigd , dat ik niets van den val gehoort hadt, zoo dat ik haar willende bezoeken om te zien of zy fliep, en het geval van myn Vader te verbergen, haar op de grond vond leggen. Ik gaf een fchreeuw, zoo dat terftond een Kamenier die in de naaste kamer was toe kwam fchieten, en haar met behulp van myn Gouvernante te bedt hielp, inmiddels bezogt ik myne Va1der. Ik fcheen een voorgevoelen te heb-.  hebben van de rampen die my in 't vervolg zyn overgekoomen, zoo draa myn Moeder tot haar zelve gekoomen was, begeerde zy volflrekt myn Vader te zien, zoo dat wy genootzaakt waaren haar te brengen; men maakte een Ledikant in dezelve kamer, daar myn Vader lag, zoo draa zy hem naderde, richte hy zyne hand na haar toe, en omhelsde elkander teederlyk, hy hadt teegens my weinig gefprooken , zoo dat ik denkende, dat hy rust nodig hadt, hem verliet voor een oogenblik, om u niet lang op te houden, zal ik u alleen zeggen, dat myn Vader van tydt tof tydt beeter wierdt: Eens liet hy my in zyn kaamer roepen, en gebood my dat ik geen verkeering met den Marquis moest houden. Ik antwoorden , dat ik dit bevel omnogtlyk kon volgen, alzoo de liefde reeds te die-  X »9 X diepe wortelen hadt gefchooten, otsï die maar op eens, op zyn bevel uit te roeijen; ook voegde ik daarby, dat hy onfchuldig was aan de misdaadt van, zyn Vader. Ik begeer geen tegenfpreeken antwoorde hy, met een gelaat vol woede, ik wilde u liever na de Aarde zien draagen, dan te dulden dat gy met den Zoon, vsn myn doodt vyandt u vereenigde, fpreek my nooit weêr van hem, zyn naam doet my beeven. Hy wende zyn aangezicht van myn af en gebood my te vertrekken. Ik ging in de bitterde droefheid na myn kaamer, daar myn Gouvernante my volgde, zy hadt e^n Brief van myn Minnaar, ik hadt hem zeedert de krankheid vafi myn Vader nog niet gezien; zyn Vader was volkoomen gezond, doch  X 30 X öoch haate even zoo zeer myn Vader » als de myne bem deedt. Myn Minnaar en ik, hadden eikanderen een eeuwige trouw gezwooren, hy verzocht my dien avond te fpreeken, daar ik hem de geleegenheid toe gaf, op het beftemde uur verfcheen hy, maar ö Hemel! hoe bleek en beftorven, hy hadt naauwlyks de macht om ftaande te blyven, myn Gouvernante wilde hem nog onderfteunen, maar hy viel bezwymt needer, ik kon dit droe* vig fchouwfpel niet wederftaan, maar viel op zyn bleek beftorven wangen (daar de doodt op afgebeeld ftond ) buiten kennis. Ik kreeg 't eerst het leeven weeder en riep hem te vergeefs, ik drukte zyne handen, die ik met myn traanen bevogtigde; het leeven fcheen hem begeeven te hebben, zyne handen blee-  n 3t k bleeven nog in de myne gekluifèert^ den Hemel wilde niet dat hy zoo jong zoude fterven, hy kreeg het leeven weeder. Wy omhelsden eikanderen veffcheiden maal, myn Gouvernante was al dien tyd beezig geweest om ons tè doenbekoomen , want zy dorst niemand tot hulp roepen. Eindelyk verhaalde hy my, dat myn Vader hem tot een tweede gevegt hadt uitgedaagt, maar dat hy niet zoude verfcheinen, willende liever duizentmaal voor een lafhartige uitgefcholden worden, dan met den Vader van de geen die hy op aarde het meest beminde , in twee gevegc te treeden. Hy hadt hem derhalven een Brief gefchreeven en hem zyn meening daar meede te kennen gegeevcn : Myn Vader (om hem aan te hitfen) hadt hem gefcholden voor een lafhartige bloodaart, die in alles na zyn onwaar- di-  X 32 }•"( dige Vader gelykte, maar myn Minnaar daar by (ziende dat ik een weinig ontfteld was) laat hem raazen zoo veel hy wil, ik kan myn plicht, en niets zal myn van dezelve doen afwyken. Déeze woorden vertrooste my een weinig, zoo dat ik hem zeide, Gy verdient myne dankbaarfte erkentenis, door uwe edelmoedige befluiten, vaar voort myne beminde, U grootmoedigheid zal niet ongeloond blyvcn: Want zoo ik alles befchouw, zoude een tweede gevegt voor myn doodelyk zyn, bragt gy myn Vader om 't leeven, ik zoude u niets anders als een eeuwige haat kunnen toedraagen , en indien myn Vader u ter doodt bracht, hoe zoude ik u kunnen overleeven ? Neen, liever wil ik voor u beide fterven. Ik zal na myn Vauer toegaan, en indien hy niec van zy?» toorn  X 33 X •toorn afziet, geef my u flaal, ik zal het hem aanbieden, om zyne heete gramfchap in myn bloed te verkoelen, ik zal gerust voor hem en u fterven, als ik den troost maar kan verwerven; u voor gevaar beveiligt te zien : Het was hem niet mogelyk zich langer in te kunnen houden , maar als een verwoed* mensch opvliegende, zeide hy : Neen, ik zal fterven. - - Ik zal na hem toegaan en voor zyn oogen my den doodfleek geeven, laat ik u voor 't laast omhelzen, leeven van myn leeven? Neen; wreede riep ik uit, zoudt gy my, u overleeven haten? Ik viel onder dit uitroepen weeder in een flaauwte; geen teeken van leeven was by my te vinden, hy liep na een bygeleegen Vyver en befprenkelde my met waater, doch te vergeefsch , hy meende dat ik geftorven was, nam zyn deegen en zouC d©  X 34 X de zich gewis het leeven benoometr hebben, zoo myn Gouvernante niet was toegefchooten, die ons laatfie gefprek in een naby zyndc laan hadt aangehoort, daar zy als na toegedreeven was, door haare ongerustheid over ons lang uitblyven ( de uuren der verliefde fchynen minuten te zyn) zy gaf my een weinig lucht en vreef my eenig reukwaater in 't aangezicht, dat my allengsdeedt bekoomen. Zoo draa ik fpreeken kon, verzochc ik myn Minnaar dat hy aoude vertrekken, vreezende ontdekt te worden. Hy gehoorzaamde met weerzin Ik was zeer verzwakt, zoo dat ik t'hui's koomende my ten eerften na bedt begaf, myn Moeder was hier zeer over verwondert, en my de reden vraagende, antwoorde ik door 't wandelen een weinig gefatigeert te zyn, zy wenschte my hier op een goeden nacht en vertrok. Ik fliep>  x 35 yx\ fliep dien gantfehen nacht zeer ongerusts myn Gouvernante bragt my s'morgens vroeg al een Brief van den Marquis, zy melde my terwyl ik dezelve opende, dat myn Vader zeer toornig zag, zonder dat iemand de reeden wist: Ik luifterde hier Weinig na, als veel te druk hebbende met de tyding van myn Minnaar my zond te leezen. Hy fchreef my dat zyn Vader hem dwong een reis na Holland» te doen, en dat hy zich op morgen moest gereedt maaken, maar dat hy de Maatregulen zoo hadt genoomen, dat hy zyn Vader uitterlyk zoude voldoen , (de knecht die hem moest verzeilen was op zyn hand) hy hadt een getrouwe vriend , daar hy zyn intrek by zoude neemen, en de knecht geld ge» noeg geeven, daar hy ordentelyk de tydt die tot hun afweezen beftemd was jn een andere plaats kon doorbrengen. C a Ik  U s<5 K Ik.overdagt den Brief, by myn zelve^ en was over zyn getrouwheid voldaanv Myn Moeder kwam in myn kaamer, zoo dat ik even zoo veel tydt maar hadt, om- dezelve weg te floppen, ïk kreeg des anderendaags weeder tyding van hem, maar wat heeft het my niet al traanen gekost ? Ik liet de Brief door onvoorzigtigheid uit myn zak val>len die myn Vader vond. Myn Minnaar hadt my in dezelve gemeld, wat voor dag hy my in den Tuin ( op on<* ze gewoone vergaderplaats) zoude opwagten. In de kaamer te rug getreeden wilde ik den Brief eens overleezen, maar men kan denken hoe zeer ik te moede was, toen ik hem misten, ik doorzogt alle hoeken, doch alles vruchteloos , ik verweet' myn zelve aan onvoorzigtigheid; myn Gouvernante toen inkoomende ftefde my een weinig gelust 3,  X 37 X rust, met te zeggen dat myn Vader' zich tegenwoordig in een veel vrolyker humeur bevondt. Ik fchreef aan den Marquis en beval hem een dag laater te koomen; myn Vader bleef dien gantfchen dag in huis,hy ging verfcheide maaien in den Tuin, ik Zag hem eens na, of hy ook de plaats wist, doch myn Minnaar hadt daar niets van gefchreeven, en hy nam ook een geheel andere cours. Tot myn geluk ging myn Vader des anderen daags uitEeten, myn Moeder was mede van de Party, zoo dat ik het veilig meende te hebben, jzoo draa ik op de beftemde plaats kwam vond ik myn Minnaar in vrouwe kleederenj ik kon my naauwlyks van' teehen onthouden: Ik verhaalde hem 't tnisfchen van zyn Brief y hy wilde my gerust.(lellen, maar hy hadt werk om zyn eigen verleegenheid te verbergen , C 3 ik  X 38 X $k bracht hem in myn kaamer om daÉ het vrouwengewaad hem voor nadenken beveiligde: Hy hadt door de Vrouw van zyn vriend dezelve Jaaten koopen, en in waarheid geen mensch zoude hem gekent hebben: Hy was blank, een aangenaam roodt lag op zyn wangen, was nog maar 19 Jaar, zoo dat hy gemakkelyk voor een Vrouw konde pasfeeren. Wy brachten dien dag zeer vermaakelyk met elkanderdoor , by het affcheid neemen waaren wy beide zeer bedroefd , doch wy moesten eindelyk fcheiden , myn Ouders kwaamen niet voor s'nagts ten 12 uuren t'huis, zy brachten een Heer met zich die zwaar befchonken was: Hy wierd te bedde gelegt, zyn aangezicht was als een doode: Ik hadt waarlyk meedelyden met hem, de knecht moest den gehee}en nagt by hemwaaken, des anderen daags  X 39 X *3aags "4 morgens' was hy geheel afge, mat, myn Moeder onderrichten my,, dat hy met een Heer, dat een groot .'Lichtmus was, in een flegte Herberg was geweest, die hem met iets onder de wyn gemengt te hebben, haar meester van zyn Horologie en-Goudbeurs maakte entoen buiten 's.huis gezet wierd, in welke ftaat -zy hem gevonden hebben. Ik beklaagden dien Jongeling in myn ftart. Myn Vader zond zyne bedienden* na de Herberg om zyn goed te •iug te eisfchen, doch deWaard heeten het finaal liegen de knechts greepen hem aan en gaaven hem braaf rotting alaagen, de Waardin kon dit niet langer aanzien en voor de overmagt wykende, gaf zy het goed wederom, doch hier waaren zy niet -meede te vreeden ,maar begeerden ieder één Ducaat voor &uüne moeiten, of andets dreigde zy, C 4 woe-  ):( 4o ):( Weeder te zullen beginnen, de Waard1 geen lust in zulk een traétement hebbende , voldeedt haar met traanen in de oogen. ' Myn Vader gaf het Horohgie aan den heer v/eeder, doch het geld begeerde hy niet aan te neemen, zeggende het voor de knechts te zyn; die wel wenschte alle dag zoo een fooy te hebben. Ky bleef dien -midddag by ons Eeten, myn Vader riep my alleen en beval my dat ik voortaan dien Heer als myn aanftaande Gemaal moest aanmerken, en hem alle vriendfchap bewyzen; hy hadt my noch niets gezegt van den Brief die hy gevonden hadt, maar op een geleegendheid wagtende om ons te betrappen. Geen Donderflag kon iemand na een helderen zonnefchyn onver tvagter overkoomen, dan die woorden my desden. Ik bleef als verdomd Haan 3  X 4i X ftaan, doch hy verliet my zonder mynantwoord af te wachten. De Marquis bezogt myn weeder vermomt, doch het liep nu zoo gemakkelyk niet af, als de voorgaande maal, wy liepen eikanderen met open armen te gemoet; maar ö Hemel! welk een verfchrikkelyk gezicht vertoonde zich eensklaps voor onze oogen! Myn Vader tradt na ons toe, hy was als dol van woede, wy fpraaken niet, maar drukten eikanderen teederlyk de handen. De wraak was uit zyne oogen te leezen: Hoe verraader riep hy uit? gy kunt my deezen hoon met u bloed betaalen. Hy hadt een bloote deegen in zyn hand en zoude den Marquis gewis het leeven benoomen hebben (zoo hy zyn deegen, die hy onder zyn vrouwe]yk kleedt hadt verborgen, niet uitgetrokken hadt om teegenweer te bieden) C 5 in-  X 42 X indien ik niet tusfchen beide gevloogen was, om hem dit te beletten. Ik verzegt myn Minnaar te vluchten, hy deedthet ommy te gehoorzaamen , myn Vader volgde hem te vergeefs, hy was als een Blixem uit ons gezicht; ziende dat zulks vruchteloos was, keerde hy zyne woede tot my, hoe onwaardige Dogter ! riep hy uit, moest gy u geile drift voldoen? met een lafhartige die weigert myn te bevegten, ik zal hem vervolgen waar hy zich ook bevindt: Ik dage niet anders of hy zoude myn om het leeven gebragt hebben, in de woede daar zyn ziel in was, want daar was geen plaats voor de reeden overig, anders zoude hy zoo verbittert teégen den Zoon niet geweest zyn , om rufie die hy met zyn Vader hadt. Ik viel op myn kniën en fmeekten met traa©en in de oogen, om genade voor my en  n 43 k In den Marquis. Neen ontaarte! Gy zult my door u geveinsdheid niet vermurven, gy zult nog van deezen dag uw hand aan dien Heer geeven, daar ik u van gefprooken heb , of morgen zult gy na een plaats daar gy voor u gantfche leeven u. verblyf zal neemen, als te onwaardig om ooit weder den dag te aanfchouwen. Al myne verdere fmekingen waaren vruchteloos, hy verwaardigde zich niet, my meer aan te zien, veel minder na myn te hooren. Hy geboot my, hem te moeten voU gen , en in den kaamer van den Heer brengende, zeidehy: myn Dogter heb •ik gereedt gemaakt uwe hand te aanvaarden. Het ftrekt my tot een groo: vermaak antwoorden dien edelmoedi. gen Heer, mits het volkoomen met Mejuffrowws genoegen is. Ik gaf een zugt. Met of zonder genoegen barse ; . myn  X 44 X myn Vader uit, ik wil gehoorzaamd weezen, een vloedt van'traanen vlooden my tegens wil en dank uit de oogen, terwy! my de magt om te fpreeken benoomen was. • De jongen Hier, myn droefheid merkende, fprak my dus aan: weest getroost beminnelyke Juffer, ik merk met leedweezen, dat uw droefheid fpruit uit de vrees dat ik de magt van uw Vader, ten uwen nadeelen zal gebruiken, maar denk dat ik liever wilde fterven, dan u eenig harten leedt teveroorzaaken; Van dit oogenblik ontiha ik u van uw woord myn Heer J (zeide hy , zich tot myn Vader keeren( 48 X Hemel barfte ik uit!. . moet myn Vader die ik het leeven verfchuldigt ben. tot zulk een wreedheiu vervoert worden. Ik badt hem ais de eenigfte beede die ik van hem begeerde, dat hy doch myn Gouvernante wilde vergunnen van in myn ballingfchap gezelfchap te houden. Wy zullen het zien zeide hy, met een barsch gelaat: Hy bragt my vervolgens in een ander oud vertrek, maar goede Hemel! wat ftond ik verheid? Hetzelve was geheel mee zwart behangen , geen doodt kon naarder afbeelding maaken, het Leedikant was meede zwart, het hadt geen venfters, twee waschkaartfen op een zwarte Tafel verlichte-de kamer, en gaven door haare flaauwe fcheemerlicht een nog ysfelyker vertooning. Zie daar onwaardige Dogter! zeide hy, hier is u yerblyfplaats, overdenk nu u Liefde, ITT  %( 49 )-C' gy zult hier tydt genoeg hebben, ik! wilde voor hem needer vallen, doch hy belette my dit voorneemen, door my fchielyk te verhaten. Zoo draa hy vertrokken was, wierp ik my zelve van droefheid afgemat op het leeger needer, na eenige tydtbragc den Oude my eenig eeten, veel geringer dan ik gewoon was: lk verzocht het hem om weeder meede te neemen alzoo ik niet zoude eeten, doch hy zeide dat ik iets moest gebruiken, zoo dat ik aan het gebod van myn Vader denkende, hem tegen wil en dank voldeedt. Op al wat ik hem vroeg, antwoorde hy my niets, zoo dat ik eindelyk afliet met iets tege n hem te fpreeken. Den volgende Morgen kwam myn Vader en bragt de Gouvernante by my, ik tradt al beevende hem te gemoedt, ik wilde hem omhelzen, maar hy verD £mz%-.  X 50 X fmaade my, en zich op een ftoel nee. derzettende, terwyl ik de Gouvernante omhelsde, zette hy een paar vergram* de oogen op my, ik koom hier niet zeide hy, om u te bezoeken ondankbaare trouwlooze Dochter! (ik ben die Eer aan de Minnares van den Marquis niet fchuldig: Ik kan u voortaan niet anders als een doodelyke vyandin ) maar alleen om u, uwe fnoodheid te verwyten, of om u als een doodtfchuldige teondervraagen, fpreek vervolgde hy, ziende my geheel in traanen verzonken, doet u mond open om u te ontfchuldigen, dit is al wat u nog oveïig is, gy zult myn gunst weederkrygen zoo gy myn den Marquis in handen leunt leeveren, en alles zal eeuwig vergeeten zyn. Ik kon my niet langer cp het einde van die woorden inhouden, zoo dat ik uitriep: Neen, Myn Heer* ik  n st x ik zal het leeven van myn waarde Mlfü naar niet in uwe handen Hellen, indien gy zoo na zyn bloedt dorst, die alleen u verzoek weigert,om het uwe tefpaaren, offert my voor hem op, welaan ik ben gereedt den Doodt door uwe Hand te ontvangen, zie hier een ongelukkige , die zelfs fmeekt dat gy een einde van haar rampzalig leeven iriaakt* Deeze woorden fcheenen hem in eert zelfsftrydt te brengen, doch de wraak kwam weeder booven , hy ging als> verwoedt beenen. De Droefheid hadc my zoo aangetast dat ik een zwaare koorts kreeg, den Oude (myn Opziender) fcheen eenig meedelyden met my te hebben, dat my een weinig hoop deedt krygen. Den vierden dag bragt hy my met een vriendelyk gelaat een Stief, ik was verbaast zulk een groote verandeD a ring  )K Si X tihg in een korten tyd te zien. Gy zult zonder twyfel verwondert zyn Mejuffrouw zeide hy, my zoo verandert te zien, maar zeedert ik uw geval verftaan heb, zou ik wel een ontaart mensch moeten zyn, zoo ik geen meedelyden met u hadt. --- Na dit gezegt te hebben vertrok hy. Ik vond den Britf van den volgende inhoudt te zyn. Waardste Leeven, van myn leeven! Bet ongehk dat u treft, zou wy tot de uhtcrfïe wanhoop vervoert hebben, haddeik myn niet gevleit dat gy niet voer altoos voor myne ongen zoude verlor gen blyven: F. en Spiön op alles wat tot uwent gebeurt is, door myn last , acht gaf, beeft de Koets danr'gy irtei' uw Vader in was, na gereeden, en uwe verblyfplaats door dit middel  ):C 45 )i del ontdekt, alzoo hy uw Vader alleen te rug zag ryden. Ik heb den Oude ( « Oppasfcr) die rykelyk met den gierigen Duivel bezet is, door geld weeten omtekoopen, zoo dat hy ge~ reedt is alles voor ons te doetu Zie daar beminnelyke Wilhelmina, het hangt maar van u af om my te zien, de. eenzaamheid zal onze liefde vermeerderen. Vaar wel, ik hoop u haast van myne ge. trouwe lierde op nieuw te verzeekeren. Ik ben met de uitterjle Vefde U Getrouwe Minnaar De Marquis van M * * *. Men kan ligt begrypen, hoe verheugt ik op het leezen van dien tyding was, ik gevoelde eene aangenaame gewaarwording, over de gedagten dat ik hem getrouw was gebleeven, en myn ziel fmaakte een waar genoegen over D 3 zy-  5tf 54 x zyne ftandvastige Liefde, ik ichreef Jak ik hem des anderendaags om neegen uuren zoude verwachten, want dat myn verlangen na hem meede onbefchryfelyk groot was. Ik gaf tot meerder aanmoediging om ons getrouw te dienen, den Oude twee ducaaten, die myn handen van blydfchap wel gekust zoude hebben. Des anderendaags verfcheen myn Minnaar op den gezettetyd, maar Helaas; was hy nooit verfcheenen myn ziel zoude nu in zoo veel droefheid niet gedompelt zyn. Wy waaren nog in elkanders armen geftrengeld toen myn Vader binnen tradt, de woede zyner ziel was uit zyne oogen te leezen; fchelm zeide hy , gy zult deezen hoon door het verlies van u leeven betaalen, of het myne zal bezwyken. De Marquis ziende dat hy 't op zyn leeven munte, trok fchie;  X 55 X fctiielyk zyn deegen, om zyn fleeken af te wenden: Myn Vader eindelykziende dat hy zich niet wilde verweeren, maar alleen zyn deegen telkens door de zyne te rug ftiet, wilde op hem indringen , waardoor hyzich zelfs kwetfte, en wel zoo, dat hy nederviel. Ik had al dien tyd, als een weezenloos mensch geweest, myn Vader lag reeds in bedt, eer ik uit myn mymenng kwam. De wondheeler, die men by hem gehaalt hadt, verklaarde terflond dat de wond doodelyk was. Myn Minnaar was reeds gevlugt. Zoo draa ik gaan konde, liep ik ten eerften na myn Vader toe , en viel op myne kniën, ryst op ongelukkig kint, zeide hy, (terwyl hy een zyner handen na myn uitftak, ik vatte dezelve en kuste hem teeder) zoo gy ooit u Minmar wederziet, bidt hem uit myn naam D 4 om  X sa X om vergeeving, voor de droefheid dié jk hem heb veroorzaakt, zoo den Hemel my (tegen alle verwagting) in't leeven laat, zal ik hetzelve toewei jen, om u en hem de rampen, die ik u door myne woede veroorzaakt heb, tragten te doen vatgaeten. Ik fterf! groet u Moe»,der en zeg haar van mynent weegen een Eeuwig vaarwel Waarop hy my met zyn yskoude mondt voor 't laaide kuste, en zyne ftervende oogen ten Hemel flaande den geest gaf. Ik zal u niet lastig vallen, met de wanhoop daar myn ziel in was, te befchryven, dat Treurtoneel zoude nog myne ziele te veel treffen, dewyl zyn berouw, myne voorige teederheid hadt wedergewonnen. Myn Moeder kwam penige uuren na zyn overlyden alhier, jty was zoo toornig dat zy my niet zien wij?  ï< 57 )'{ wilde, veel min de laatfte woorden van haar Gemaal aan te hooren. Zy geboodt my door een knecht, aanftonds dit huis te verlaaten,en nooit weêr voor haar oogen te verfchynen. --Ik hield al het Geld dat ik by myn hadt, maar de Juix>eeïen, Goud en Zilver gaf ik aan myn Gouvernante, want die was meedeby myn Moeder in ongenade vervallen. De Gouvernante wilde my niet verlaaten voor dat ik by myn Oom en Tante (daar myne reis natoe beftemd was) zoude gekoomen zyn, die zy dagt dat zeer in haar fchik roet my zoude weezen, zoo draa zy myn ongelukken gehoort hadde. In 't eerst was ze zeer mistroostig over de doodt van haar Proeder, maar toen ik haar alles verhaald hadt, kwam de teederheid voor D 5 rny  k 58 ):( my booven, zoo dat ze myn met veel plyfier by haar hield, terwyl zy myn Gouvernante by een haarer vrienden in dienst hielp. Daar eene veilige verblyfplaats hebbende , fchreef ik geduurig Brieven aan myn Moeder, waar in ik haar op het demoedigfte om vergiffenis badt; één Jaar liep 'er om eer ik zulks kon bekoomen, als wanneer ik met myn Oom en Tante een reis voor plyfier na myn Moeder deedt, in 't eerst wilde zy my niet in haar huis permiteeren , doch door het drygement van myn Tante, dat zy dan ook aanftonds de Deur uitging, bewilgde zy daarin, en myn Tante bragt het zoo ver dat zy op myn detnoedig fmeeken gehoor geevende, met my verzoende. Myn Tante deedt haar een omftandig verhaal van het voorgevallene met vaywVaier tde Marquis van M*** en  X 59 >t enviy, dit ze naauwkeurig'aangehoord en onderzocht hebbende waarheid bevonde te zyn, waardoor haar voorige liefde tot my weeder kwam. Veertien daagen brachten wy aldaar met het grootde vermaak des waerelds door, daagelyks waaren wy in gezelfchap, 't zy by ons aan huis, of daar we genodigt waaren, en ik zoude een aller aangenaamst leeven gehadt hebben , indien ik niet het byzyn van den Marquis hadt moeten misfehen'. Hy was geduurig het voorwerp myner gedachten. Na een Maands verblyf, waaren wy voorneemens te vertrekken, myn Moeder wilde my by haar houden, om dat haar het eenig en afgezonderd leeven verdrieten, doch hiertoe konde ik niet overgaan: Een Dame die op een Buitenplaats digt by myn Tante woonden, feadt myn hart, en ik het haaren zoo gewon-  )K 60 y( wonnen, dat ik onmoogelyk van haar af konde blyven, en ik. haar ook beloofd hadt zoo fchielyk als maar immers moogelyk was, weederom zoude koomen, waarom ik myn Moeder bepraaten om haar huishouden op tebreeken, en meede op een buitenplaats digt by die van myn Tante te gaan woonen, te meer dewyl zy 'er nu ten eerften meede klaar kon koomen , alzoo 'er thans één te Huurftond: Myn Moeder voldeedt aan myn begeerte, en kwam zes weeken daar na op dat buiten goed met veel blydfchap aan, daar ik myn Intrek by myn Moeder nam. De dagelykfche ommegang met Henrietje (dus heeten die Dame') veraangenaamde my zeer, omtrent drie Jaaren bleef ik aldaar woonen zonder dat ik iets van hetverblyf van den Marquis (myn Minnaar j vernam. Eeni»  X «i 3-C Eenige weeken daarna op een middag met myn Moeder, by myn Tante Eetende, kwam een knecht van ons huis myn boodfchappen, dat 'er een vreemd Heer aan ons huis was gekoomen die na myn vraagde, om my eens te fpreeken ; ik ging zonder affcheidt te neemen aanftonds met den knecht meede, nieuwïgierig zynde wie dien Heerwas, daar koomende, erkende ik hem voor den Marquis. Ik viel op het zien van hem, in een flaauwte, daar ik meer dan een quartier uur in bleef leggen, en by myn zelve gekoomen zynde zag ik tot myne verwondering myn Moeder, die de knecht fpoedig hadt weezen haaien, zy hadt den Marquis (myn Minnaar) alles vergeeven, en offereerden aan hem een fraaije Diamante Ring, die myn Vader ge-.  gedraagen hadt: Hy. liefkoosde myri onophoudelyk, dat ik van myne kant niet onbelocnt wierd, zoo dat wy dien dag nog ons Huuwelyk vastitelden. om drie weeken daar na hetzelve te voltrekken, in welke tyd wy ons zonderling te zaamen in 'tbyzyn van onze; vrinden vermaakte. Den dag van den Trouwverbintenis gekoomen zynde , was alles aan ons huis in grcote Gala, en wy volbrachten ons Huuwelyk met een Staatie, die met onze ftand overeen kwam. De Maaltydt, welke 'er by die geleegenheid gegeeven wierd , was van 8*. Couverts, dus zeer talryk. Alles wierd met het uitterfte genoegen volbracht. Wy bleeven by myn Moeder inwoonen, en leefden byuitftek vergenoegt en liefdenryk met eikanderen, zonder dat ons eenige rampspoeden ofte onheil  X