r?762 30j   D E üNGEBEELDE ZIEKE. S L X S p E L.   D E INGEBEELDE ZIEKE, B L T S P E >L. Te AMSTERDAM, l>y J. HELDERS en A. MARS, in de Nes. 1785. Met Privilegie. De prys is 6 Stuivers.   AAN DEN HEERE [P I E T E R RANST VALKENIER, SECRETARIS DER STAD AMSTERDAM; EN MEVROUW EVA SÜSANNA PELLIKORNE* .Durf ik dit Spel, in duitfche kleeren, lEerbiedig niet uw naam vereeren, :ö Pellikornï, Valkenier, 'Volmaakte twee, die van één vier, I Uw beider boezemen voelt blaken; i Kan deeze Zieke u vroryk maaken, ;Zo is myn arbeid ruim betaald, • j Myn tyd met woeker, ingehaald. PIETER de la CROIX. '. Den 22 van Grasmaand, 1686. A 3 AAN  AAN DEN L E E Z E R. Ik heb met voordacht uit dit Spel, datMonfr. Molière in 't Frans gemaakt heeft, genaamt de Malade imaginaire, het Tusfchenfpel uitgelaaten; ats meede de Promotie van Manshart, om dat het eene tot de Hiftorie in het Spel niet doet, en 't andere meer moeiten als vermaak geeft. Ik heb in 't eindigen van dit Blyfpel iets bygevoegd; ingevalle het u zo veele kan genoegen als ik my daar van inbeelde, zal die 1 ftoutheid my haast vergeeven zyn. Zo dit Spel te zien of te leezen U zo voldoe als my het berymen , zal myn arbeid ruim betaald zyn. P. de la C R O IX. De  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben , volgens Oftrooi door Haar Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den sdenNovember, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van de INGEBEELDE ZIEKE, Bhfal, vergund aan j. helders en a. mars. Amfleldam, den 2. May 1786. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden •ndertekend zyn. Asl A 4 VER-!  ' E R T ° ° N E R , ' de Meyj. 'Strand 7 u •> Zoon van Narti,nf * ^"ANflj Minnaar yan , ^i'or e nt vn, DoElor. ^l%^r-Ki„d van Manskan DE  D E PaS" 9 INGEBEELDE ZIEKE; B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. KMANSHART. om, kom,die 7.0 ah ik noch hoop lang ziek te weezen, ; Moet voor geen rekening van de Apotheker vreezen. Maar vyfenvyf maakt tien, en tien is twintig net, Voor een klifteery die doordringend was, gezet Den vierentwiutigften November ten half achten, Om de ingewanden te verkoelen, te verzachten. Apteeker Bagoty n gy ftelt dat heel beleefd, Al die 7,0 reed'lyk is toond dathy wysheid heeft; ó! Gy verdiend dat elk van u wat goeds maghoopen, Men moet een zieke nietten eerfte 't vel afttxoopen. Den zei re dito noch voormiddags een klifteer, Dat 's dartig Huivers; maar ik ben u vv dienaar Heer, Hoor Ra^otyn, gy fchreeft daar niet meer voor, voor deeAIs twintig, dat zal op zyn Apotheekers weezen (zen, Tien duivers, Bagoty n, daar zynze en ook niet meer. Den zelve dito een afdryvendeklilteer,. 2^a Doclorailrefept gemaakt van veelezaaken, (ken. Om 'tonder deel van heer Manshart mee fqhoon te maHoe! dartig duivers ? Hoor Apteeker, met verlof, Dat 's wel de helft te veel: o ditgaatal te grof. Den zelve dito een Mixtuur om rustte geeven, (ven. Twee gulden, 't is niet veel, rustdrankendoenmy leeMaar tweemaal tien en tweemaal t wintig, 't kan niet mis, Dat is net zestig, ha, ikhebhetkunsje wis. Den vy fentwinti^ften een drank om te purgeeren Van versfe Kasfia en Seene d ie lakzeeren. A s °m  *° De INGEBEELDE ZIEXF Wen laat leevef foef dSf ^P0 ™' Tien Huivers, 't isMiroeir * h u?°m be/JeUen, Era tal-drank, hoeiïen£ ?;e;''!rtoeI">, ^et.achentig; zffdS^J^ datisecven ' A ^agotvn, gy hebt ml i ! 2C u ?eeven'| «en zes^S n ■ PP^eabSzeerd, 'iï Zegt  B L Y S P E L. n 'kZetu Apteeker, enuwFlorcntyn, Doöoor, Verbeeter dat en wilt wat meerder op my letten. KomTryntje, Tryntje kom, om alles weg te zetten. Hoe, kom je niet, ja wel, elk laat my hier in nood lung. Ik zie die ziek is, o die is al lévend dood; Elk vlugt my, odit komt myn ziekte noch vergrooten. tmg. Tryn, komjeniet,Tryn ,Tryn, Karonje rep jepootcn, En haal jou hielen zo wat rasjes na je toe. tittgWel noord dan niemand niet, dit toepen word ik moe. tmg. Jou Hoerekind , jou pry, jou vuillte der Schurkinnen, Vergeetje een zieke zo, dit raakt my aan de zinnen, tmg. Dit maaktmeal byster; o het hoofd datdraaidmy om. Tryn, zeg ik andermaal, Tryn, zeg ik. tmg. TRYN. Heer ik kom. TWEEDE TOONEEL. MANSHANT, TRYN. KM A N S H A R T. aronje, varken, kreng. T R Y N. Maar Heer, is dat ook gillen, Jou onverduldigheid doet al mynlcedcn trillen,.' _ Ik liep door haastigheid myn hoofd daar fchier uit lit. MAN SH ART. Jou Aapebakkes, ziejy niet dat ik hier zit. ' Ik ben fchier dood, jou zwy n, daar is een uur verftreeKcn, Dat ik dus zitalleen, verzeld métmyngebreeken. TRY N. Och, och! M AN SII ART. ZwygVarken, zwyg, opdatikjoubskyf, TRYN. Doet dat toch niet myn Heer, ik heb myn heelelyf,  J? DE IXGEBEELDE ZIEKV* T R v K. fflSÏÏSjf ta'd' H<*» kon, fcheMm w, 11a n s h A r T. JouZwyn, joulyfuft tryn. Verraders ■• 1mns"art. o«h>ven. ö->an tkj ven te beletten O jou Zog. ichreijen. nep noch meer vermaak tn Hoor laat dat blvvenT^n^r/r « £ — Zjtmjgehoorzaam, 7e'daM L 7 ct' doe m>'n wö. :roorook-vr-G-"^en. mans«a r t.  B L Y S P E L. 13 De Apteeker en Doófcoor die fpeelen metu. MANSHART, Hoe! WatzegjeTryn? TRYN. IkzeggyzythaarMellek Koe, MANSHART. Hoor Tryn, het voegt u niet hier van te raizonneeren. Roep j y myn Dochter, laat de D o&oor ordonneeren. TRYN. Daar komt uw Dochter, zy verftaat uw meening ras. MANSHART. Helena, Dochter hoor, gy komt hier recht van pas. DERDE TOONEEL. MANSHART, HELE NA, TRYN. LMANSHART. een aan uw Vader, uw Papa, aandachtige ooren. H E L E N A. Papa Lief, fpreek, zo'tu belieft, ik zal het hooren. MANSHART. Maar zacht, mynftok, myn (lok, watisdieklifteerfterk. TRY N. Watgeeftons Florentyn en Bagoty n al werk. Looploop, myn Heer loop ras, het mogtu aars ontgl yen, Na 'tKakhuisaljebest. MANSHART. 6 Tryn! wat moet ik ly en. VIERDE TOONEEL. HELENA, TRYN. THELE NA. ryntjc. TRYN  14 ee INGEBEELDE ZIEKE, ï r y n. Juffrouw. helena. Tryntje. t r y n. Juffrouw. helena. Ziemyeensaan. tryn. Ik doe'tal hele n a. Kundgy, wat ik zeggen wil, nietraên? tryn. 't Zal van die Jongman zyn die u voor weinig dagen Met weinig woorden kon bekoorèn en behaagen, Daargy zes dagen lang van maalde, diegy mind.' helena. 't Is wonder daargy 'tweet dat gy niet eerst begint Vanhemtefpreeken, zo kost ik die moeite fpaaren. x r y n. . Gy geeft geen tyd datik my voor u kan verklaaren. helena. De tyd, die tyd alleen word van my maar betreurd, Datniemant van hem fpreekt. t r y n. Wel Juffrouw, wacht uw beurd. helena. Kunt gy de Liefde, die'k hem toedraag, ook verachten. Benyd gy onze Min ? tryn. Dat zal ik my wel wachten. helena. patik zo diep deel in al zyn bekoorlykheén Mishaagd u dat ook, fpreek?' tryn, Dat zeg ik niet, óneen. he-  B L Y S P E L. K HE LRNA. Zoud gy my raan dat ik garisch roercloos van binnen Bleef als gevoeleloos vauzynbekoorlyk minnen. Ziet gy het noodlot niet in deeze Vryery ? Hoe dat hy door 't geva! eerst k ennis kreeg aan my ? TRYN. 6 Ja. HELE KA. Is dat geen proef recht van een man met eeren, Daar hy my nieten kon, myn zaak te diffendeeren. TRYN. Verzeeker. HELE NA. Isdatnietrechtedelmoedig, goed: Met welk een gratie doet hy alles 't geen hy doet. Is hy niet wel gemaakt, en is hem niet gegeven, 't Air van wel fpreeken en de gaaf van wel te leeven ? De tochten van zyn hert, zyn woorden, zyngebaar Die komen over een, zo wonder net. TRYN. Dat's waar. HELENA. "Maar zou 'er aan zyn trouw of liefde ook iet* ontbreeken ? Ei Tryntje zeg eens hoe het by u leid, wil Ipreeken. Zou hy my.niet oprecht beminnen ? TRYN. Het kon zyn , Een minnaar fpeelt een rol in waarheid en in fchy n. HELENA.'' Hoe! zou een minnaar, die zofpreektalshybedriegen? TRYN. De beste Minnaar is die maar het best kan liegen. Zy hebben dikmaals my met eeden dier en zwaar, Hun trouw gezwooren, maar ze liegen allegaar, Zo menigmaal als ik geloof doeg aan hun loogen, Bevond ik, maar te laat, my jammerlykbedroogen, Met zy verkrygcn daar zy brandende na ftaan, Ver-  i<5 de INGEBEELDE ZIEKfi, Vervlieg hun liefde en al het vryea is gedaan. Myn heve Ju.er, Iaat u door de hoop niet vlyen Maar laat uw Minnaar tot op 't echte bed u vrven Op morgen zultgy zien 'tbegin van zyne trouw' Wanneer zyn vnn enu verzoeken tot"zyn Vrouw Gelvkhv.ndebnetbelooft, aanugefchreeve"i i otopde i rouwdagmoetgy in bedenken Ieeven. ry , , helena. Zoo deeze my bedriegt in zyne vryery Geloof ik niemand meer hy zy ook wie hy zy. Daar komt uw Vaderaanf VYFDE TOONEEL. manshart, helena, tryn. manshart. N LtsdatuaangenaamzalïS v word ten ecnt verzocht: komt dat niet onverwacht? Wel Dochter, wel,mydunktdatgy vanblydfcSS O dat ten echt verzocht kan lecht uvv hert verfraaien. Dn jonge meisjes kan men maar met trouwen paai en ♦ Ka uur! Natuura! Ha hoe is zy in haar fchik. J Heh .na, k zie het zal niet nodjg zyn dat ik, Urg y geneegen z) t te trouwen, u zal vragen. tj . hele n a. Het i' s myn plicht Papa fn alies te behagen. jr ■ , , manshart. vjyzj tdeüruid, datis nueengedaanezaak. p „ h f- l e n a. rapa, k wil blindelings my aan u overgeven. JMetutvklyn Zustertje Alet: maar dat is mis. tryn  E L Y S P E L. ij TRYN. [ Dat (luk oud Koe-vlees weet wel wat haar intrest k. MANSHART. ■Zy meende uwhuwdykmet krachtomver te ftooten, ! Maar ik gaf hem myn woord, uw Huw'Lyk is gefloten. iGyzyt de Bruid, en zult ook trouwen, en al dra. HELENA. I Ik zal zo lang ik leef u dankbaar zyn Papa. t R Y N. I Ik ook myn Heer, gy hebt een wyze daad bedreeven, : Aan een braaf eerly k Man uw Kind ten echt te geven. : Gy hebt uw leevén noch geen beter zaak gedaan. MANSHART. 1 Ik heb hem nooit gezien, maar echter 't zal wel gaan, I Ik twyfel niet of ny zal my enubehaagen. HELENA. N'i gy my door uw woord aan hem hebt opgedragen, j Zal ik niet veinzen , maar u zeggen, hoe dat hy ' Voor weinig daagen hier eerst kennis kreeg aan my, Door zeeker voorval, dat ons heeftaaneen verbonden, Zo vast, dat hy daaromzyn Vrienden heeft gezonden, By u, die my voor hem verzoeken ook ten echt. MANSHART. Goet, datgevaltmy, maar dat was mynietgezegt: 't Is echter best dat hy ons beide kan behaagen; Ze zeggen hy is groot en wel gemaakt. HELENA. Volflagen. MANSHART. Bevallig. HELENA. Zeekerlyk. MANSHART. Die een vroom aanzigt heeft. HELENA. Zeer vroom. E mans'  13 de INGEBEELDE ZIEKE; MANSHART. Ookwysfelyk, wel opgebragt, beleeft. V ii , , , • HELENA. Volkomelyk, ója. MANSHART. Hy heeft een deugdzaam weezen i d „ , , , HELENA. Papa elk kan de deugd klaar in zyn aanzigt leezen. u - , _ MANSHART. HyfpreektLatynen Grieks. HELENA. Dat weet ik niet Papa. tt ... MANSHART. Hy zal ook m het kort al Do6tor zy n, ó ja! tj i7 j ,. „ HELENA. Hy Vaderlief? MANSHART. Wel hoe? ditkomtmy vreemttevooren. Uatgy dat niet en weet. ' HELENA. HeerVader? Wie heeft u dat doen hoorenJ; MANSHART. tw ^ Welk een vraag? wel doctor Floretityn,. UatiszynOom. 1 ' HELENA. tt .., Zyn°°m, xynOom? hoekandatzyn? Hoe! is heer Ferdinand zyn Neef? wie heeft zyn lee\en iJaar van gehoord, Papa? datmoetgymy vereeeven Heer Ferdinand, die heeft een Oom, diehietde Groot, tlseenbefturvezoon, zyn Ouders die zyn dood. _T MANSHART. Wat Ferdinand ? wat leid u in het hooft te zwee ven ? Ik fpreek van die ik u ten huw'lyk heb gegeeren. _ . HELENA. Daar fpreek ik ook van. M ANS-  B L Y 8 P E L. 19 MANSHART. Wel, zoo weet gy ook dat hy De Broeders zoon is van Heer Florentyn, die gy Verkooren hebt. En dat hy word Bartrand geheeten. Maar hoe, gy Haat verzet; 'k moet daar van de oorzaak Ik heb op gistren met den Doctoor Florentyn, (weeten. :Zyn Oom, en met zyn Vriend de Apteeker Bagotyn TJwhuwelyk, myn Kind, geflooten, en zyn Vader i Verwacht ik hier van daag: Helem, kan het nader? HELENA. 1 Gy fpreekt Papa lief van een ander als ik dacht. TRYN. Daar gy zo ryk zy t Heer, zoud gy nu uw geflacht \ Befmetten dat het met een DoÊtoor werd getekent, De Dofiers worden maarby Ambachts luy gereekend; Die door haar veelheid nu verdienen pas droog brood. I Een die een Do&oor trouwd, die is al levend dood; I Het zyn meest beulen of moordadige titannen. I EenDoótoor, Heer? wel foei, wil die gedachten bannen. MANSHART. Wel waar moei jy jou meê? jou konkel, houd je bek. Slorel, Karonje, zwyg, of ik breek jou de nek. TRYN. Ontfteluniet, mynHeer, wantgyzytziek. MANSHART. Waarachtig, 't Was my vergeeten, gy maakt my dat weer indachtig. TRYN. Zo'tubeliefd, ei fpreek met een bedaard gemoed. Om welk een reede keurd gy doch een Doftoor goed Te trouwen met u w Kind ? . ; MANSHART. Wel Try ntj e, hoor de reeden, Myn lichaam, ziek en zwak, doet my haar uyt befteeden, Aan zulk een die my kan verlichten van mynpyn, Die de remediën weet die my noodig zyn. B 2, TRYN  de INGEBEELDE ZIEK E"; tryn. Is dat de reede, hoor, ga eens in uw geweeten Zy t gy wel ziek, m y n Heer ? ' ma ns har t. t- ,., Hoe! isudatvergeeten, Karonje, wel ik zweer. t r v n. 'n , . Myn Heer bedaar, bedaar, Untiieluniet, wantgyzytziek. manshart. Dat is wel waar. t r y x. Jagy zytziek myn Heer, noch zieker, laat dat weezen. Maar denk uw Dochter kunt gy zonder kunst geneezen: Zyis niet ziek, zy hoeft geen Do&or. manshar t. tt ... ., , Jyfpreektftout, tiet :s om mynent wil dat zy een Doöor trou wd : ö hen goedaardig kind behoord met vreugd te trouwen -ten die naar Vader lang kan in gezondheid houwen. tryn. Mag ik u raden? manshart. Wel wat zoud gy raan ? tryn. Geef aan Helena, aan uw Dochter geen Doétoor" ^' t,r' . manshart. V\ aar om? try x. 7-vhonr^ m ,Geen.D°aorkanHelenatochbehaagen. 7 °°h du ^daagnietals vandodors klaagen. * FrAWU FtyP?**, en met zyn neef Bartrand. Enalle Doctors d,e 'er zyn in 'tgantfche Land. t , , manshart. ^acntzy ermee, ik niet, hy zal alleenie erven VanzynHeerVader, en'komt FlSf^erve», Dan  B L Y S P E L. 21 Dan erft hy ook al! een, en die heeft, dat is waar, Twee duizend guldens aan inkomfte jaar op jaar. TSÏN. Dan heeft hy meenig onder 't Paard zyn buik doen leggen. 'manshar t. Twee duizend gulden s'jaars, ha, dat is wat te zeggen. tryn. Twee duizend gulden s'jaars is dat ook zoo veel geld? Zou daar uw Kind om meteen Doftor zyn gekweld Zo lang zy leefd ? weg, weg, de Doftors zyn meest vrekEn daar er drie zyn, zyn de meert e part wel gekken, (ken, Al wie een Doöor uit zyn huis houd heeft geen nood, Die leefd gelukkig en die fterft zyneigendood. De Doftors trouwen maar alleenig om te leeren, Om haar vergiften en haar pillen te probeeren. manshart. Wanneer myn Dochter trouwd de Neef van Florentyn, Dan zal ik door zyn hulp wel haast genezen zyn. tryn. Dat's waar, maar door de dood zal hyu haast geneezen: Door een klein poejertje 7.al uwgoed zyn goed weezen. manshart. Ik heb hem haar belooft, ik wil ook datze 't doet. tryn. Hoe! tegenshaarendank? myn Heer, gyzyttegoed. manshart. (worden. Goed ben ik, maar ook.kwaad, wanneer ik kwaad wil J ou Apebakkus, 'k wou dat j y me niet meer porden. tryn. Al zacht, myn Heer, al zacht gedenkt uw ziekte. helena. Ja. Bedaar, ontfteluniët. Vergram u niet Papa. ma nshart. Helcnahoor. ik wil, ik ly geen wederleggen, Dat yder wie u noemt \ \ uffröuw liartrand zal zeggen. J3 j TRYN,  *3 DE INGEBEELDE-ZIEKE; H« « my -«M„ttag,^mi„aMll>rtontbteetc^ Wie zou't beletten? tryn. Gy, uwVaderlykehart Daar ftel ik niet meer iitm„ eer als van ha*r een traantje teeeen TT manshart lcc8en. ma nshart. Watkomtmyover^y^biedhaar^e^ Ntwyter™Svded^ Alsiknudoe.7 gV' d]emogenwelregeeren, w - manshart. \Ve,Tryn,welTryn,hoezarthiergaan? Het.mynpHc^^^^^^^^^^^^ mans.  B L Y S P E L. SS M A NSHART. 1 Hekna geef myn ftok, karonje ik zal jou keren, i Zo ftout en onbefchaamt myn achtbaarheid trotfeeren. : Helena houw haar vast. TRYN. Ja ik verbie het haar. HELENA. Ontfteluzoniet, gy zyt ziek. MANSHART. Och! dat is waar. De moeilykheden zyn genoeg om my te dooden. ZESDE TOONEEL. MANSHART, HELENA, ANNA, TRYN. AMANSHART. ch lieve Huisvrouw! ach! uw komst was hiervan ANNA. (noden! Monceurwatfchortu? och! MANSHART. Kom help, kom helpme voort. AN NA. Watletu, Kindjelief? MANSHART. Zy hebben my verftoord. ANNA. Myn zoete lieve Man, wie derft u dus ontroeren ? MANSHART. Die ongebonde pry, die wil haar tong niet fnoeren. ANNA. Zyt doch zo haastig niet. M A N S H AR T. z' Heeft my fchier dol gemaakt. ANNA. Uw herzentjens zyn teer, gy zyt wat licht geraakt. Spreemdoch zohard niet Kind, alzachjes zoete Vader. 1 B 4 MANS'  *4 be INGEBEELDE ZIEKE; rj - manshart. Zy Ipreekt my tegen, en dat maakt my nog veel k waader xt anna. XNu, nu, zytweltevreên, zyt wel te vreênPapa. t^. maistshart. J-'ieonbefchaamdc, zeid dat ik niet ziek ben. Ha Karonje. ' anna. O diepry isaltyd /loutin'tfpreeken. manshart weet myn ziekte Kind, ja gy kend myn gebreken. anna. Gyhebtgelyk myn Lief, o Tryn, watvaljeons af. manshart. Zo zy haar tong niet fnoert, zohelptzemy in Vraf anna. Och! och! manshart. Zy maakt dat ik kom zo veel gal te loozen. Ontflau van die Meid, de boosten aller boozen. anna. Myn uitverkooren Man,.' de Meiden allegaar geheeld vrywataan, w'y zyn gelukkig lieve Vaar: Men moet.gedwongen om haar deugden,watverdmeen IJaar zynder weinig die vee; deugen deezer dagen En onze Tryntjeis trouw, zorgvuldig, naarstig, net, De poortklok trekt haar alle dagen van het bed Wat zynder Vrouwen van haar Meiden al bedroo^en Schoon™ haar doen befpién gelyk met honderd ooee'n iJe Meiden zyn meest loos, arglistig, r rouwloos, licht Klapachtig zorgeloos,.vals, fchoonvoor'taangezicbt Jin van dat alles valtaan ^ ryntje niet te zeggen Zyisltyfzinnig, zy wil al tyd wederleggen Zy zal 't wat myen Vaar: komTryntje, kom hiervoort __. tryn. Hier ben ik. «MfAM • " ' •. AH-  B L Y S P E L. 25 ANNA. Maar waarom heb jy myn Man verftoord ? TRYN. Hoe! ik Mevrouw? hoe! ik V dat zal ik my wel wachten. Al wat myn Heer en u behaagt, zal ik betrachten. MA NS HA UT. Ontkenjedat, joupry? dit raakt my aan'tverftand. ' TRYN. Hei zei Levyntjewasde Bruia met heer Bartrand: Ik zei hem dat hy haar geen ryker Heer kon geeven; Maar dat haar nutter was voor de Echthet klooster leven. A N N A. Wel daar (leekt zo veel kwaad niet in, myn lieve Man. MANSHART. 'k Weetniethoe myn geduld het langer lijen kan. ANNA. Gyhebtgelyk Monceur: jy frynt]e, jy zultzwygen, Otjy zult in het kort van my jou paspoort krygen. Geef my de mantel, die gevoerd is met rood Haay. Nubcddekusfens: zo, ziedaar, nu zitje fraay. Trek nu de muts terdeeg in de o.ogen over de ooren. M A NSHA.K T. ■ Dat's goed,myn Engel. Maar nu kan ik zien nochhooren. ANNA. Daar 's niet dat meer verkoud als wind omtrent het hoofd, M A N S H A R T. Wat ben ik u verplicht: ik was al lang berooft Van 't leeven, hadgy zo op my niet willen letten. A N N A. Lichtu Papa, ik zal u op ditkusfen zetten. Laat my dit leggen, omu teonderfteunen, want.' Gy zytzozwak. Én dat, myn Kind, aan de ander kant. En dat Papa Lief, om uw hoofd wat op te houwen. TRYN. En dat, myn Heer, opdatuwherfensnietverkouwen. M A N SHAR T. Ojy verfmoordmy: 6 Karonje! B s A N-  £6 de INGEBEELDE ZIEKE; ANNA. t„a„ u. , ■> Doetzeuzeer? Zy dacht u wel te doen. MANSHART. Och! och! ik kan niet meer. ANNA. Waarom verftoortgy u zo ras, myn uitverkooren ? _ MANSHART. - Daar is geen boozer noch geen vuilder Meidgebooren Als dat kwaadaardig Kreng: och! och! zy hullip my ' IJaar van my zelve: zy verfmoord my noch, die Pry. w el tien Purgatiën, en ook wel tien KMeeren Heb ik van doen om weêr te recon valezeeren. ANNA. Zagt jZagt, myn Boutje lief, ei hou u wat gerust. MANSHART. Myn zoete Tortelduif, gy zyt myn troost, myn lust. ANNA. Myn Maatje lief, och! och! MANSHART. tv, , Ik zal uw liefde loonen, ■uatu myn Testament op dezen dag zal toonen. ANNA. Och fpreekt daar toch niet van, want dat ontftel t my weêr. Het woord van Testament benauwt my't hert noch meer." - MANSHART. Notaris Pronk zal hier en met ten ecrften komen. v A N N A- k Heb hem, eer ik hier kwam, in 't voorhuis al vernomen. MANSHART. Kind, Iaat hem binnen liaan. A N N A. Notaris Pronk kom in. ZE-  B L Y S P E L. £7 ZEVENDE TOONEEL. manshart, anna, pronk, Hpro n k. eer Manshart zyt gegroet. manshar t. Het gaat niet na myn zin. Ik ben zo ziek. anna, Och! och! manshart. Dies wonde ik voor myn fterven, Myn Vrouw by Testament doen al myn gocdren erven. Ik wil myn Kinderen uitfluiten. pronk. Maar dat kan Onmooglyk niet gefchiên. manshart. Geef my daar reden van. pronk. (K-en By Testament mag hier een Man zyn Vrouw maar maaEen Kindsdeel en" niet meer, vooral, tenwaarezaaken Dat daar geen Kinders zyn, zie daar moet op gelet. Want dat is hier 'tgebruik dat's vollegens de Wet. manshart. Dat kan niet mooglyk zyn, de Wetten en de Reeden. Die komen over een. Hoe word dat dan geleeden; Dat my verboden word, myn Vrouw, die ik zo aer, Die ik zo liefheb als my zelve; ja noch meer, Die al myn wellust is, die om my te behaagen, Alle ongemakken en veel last met lust wil draagen, Dat ik diegoeje Vrouw, diemy bemindzoteer, Een Kinds gedeelte maar zou maaken en niet meer? 'k Moet met myn Advocaat daar over Confuleeren. pronk. Geen Advocaat kan van die Wet u abfolveeren. AS  *8 de INGEBEELDE ZIEKEniï^T™ Z-Yn Segrondvestopde Wet DaPrlenn0nfC\nt,edaarWOrdnietee^Opg On ƒ k S Werk' want w>' Notariflèn wy letten Op de bmam'iykheid veel meer als op de Wetten G^eetuwgereedgdd, byuleevendigelyf l wee Obhgatien ten lasten van het Land MetbTTrane,n2eSiS' e!lde3a™duizendPonden, ANNA. Gt doet mv nmr»„ ° >h,' fprcek daar toch "immer van. -T- , . , MANSHART. T.endmendguldenseik^daarisnietmeerMamaatje. MANSHART. Iszes, endeaarisvier. Mon«urhoor d'eeneBrief A N N A ^ fG Pond«i Vlaams, of Sterlings als te Londen? V7\,„D J *J MANSHART. t Zyn Ponden. Kmdjelief^ van vier-en veertig groot. Vanutefcheiöm, ach! myntó, itfchrei medood. Wan-  B L Y 5 P E L. zg ' Wanneer gv dood zyt, ach! dan wensch ik niette leeren, 1 Myn uitvèrkoore Man ' wil my doch niet begeeven. pr 0 n k. ' Ei fpaar uw traanen tot het tyd is, want de zaak ] Is noch niet disperaad anna. Myn Man, al myn vermaak: i Myn hoop, myn troost, myn heil, van u te moeten fcheijen ' Datkanonmooglyk zyn, ik wil my dood gaanfchreijen. pronk. ]Bedaar, Mevrouw, bedaar, ei fielt u wat te vreên. anna, ] Notaris Pronk, och! och! gy weet het niet, o neen, IHoe bitter dat het valtvanzulk een Man der Mannen, ] Die ik zo lief heb, door de dood, te zyn gebannen. manshart. IDat my zo zeer bedroeft, en ook het meest verveeld, lis, -dat ik niet by u een kindje heb geteeld. [De Doctor Florentyn had dat wel mogen zwygen, IDat ik door hem, by u myn Kind, zou Kinders krygen. pronk. i Gelieft u dat wy nu beginnen? manshart. J a, maar hoor, "t Is beter dat wy gaan hier naast in myn Kantoor, IDaar zyn wy vrijer Kind : ei wilt my onderfteunen. anna. 1 Kom,kom,myn zoete Man, wil op myn fchouder leunen. ACHTSTE TOONEEL. helena, tryn. f TT tryn. . X lelona hoor, ik ben heel ongerust van geest, UwStiefmoêr is hier met Notaris Pronk geweest, 'k Heb an een Teftament gehoord ; 'k vrees voor uw Vader, D:c  helena. pat fcheeld my niet, hy map ,n, , Stil. Met al myn Roed ihAVn ^ g Ieeven a,s hY wil Myn vryeykeS da ?f^Sdfc^ hat beho^ê„ u q . tryn. """'gaan. »« Ml het nodig jvn dat Sv ,°"r dimst »«oonèn, Wat hier gebeurd S rf„ J*7 el on*rltaan ' V- aiie «i^^J^S* Uw minnaar Ferdin™,} ^- ■ Uw Vaders wil In oot watTafvfd" ^verflaan Hy moet in 't zenden vanTyil lLL ™ ^edaan- U doen verzoeken. Y vrienden met vertragen, helena. Verlaat u op my ? £^ gerust^?f? ' TWEE-  B L Y S P E L. 31 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEE L. TRYN, FERDINAND. Maar is dat fchelkn ? wel Schel die zou wel breeken, Wat 's uw begesren Heer ? FERDINAND. Ik moet uw Juffer fprecken, TRYN. Ik fchtik dat ik u zie, zyt gy het Ferdinand? FE RD1N AND. 'k Zoek hier myn nootlot, en daar ik door liefde om brand, DefchoonHelena, want ik kom om haar te vraagen Hoe zy haar by Bartrand, die zot, vandaag zaldraagen. Ik ben gewaarfchouwt dat haarHuwlyk nog van daag Geflooten worden zal: ei roep haar eens om laag. TRYN. 6 Zy is zo , myn Heer, ten eersten niet te fpreeken; Wie by haar zyn wil,moet gebruiken list en ftreeken. Zy word zorgvuldig, als ge weet, bewaard zy gaat Niet van haar Kamer, en komt nimmer op de ftraat. Dat gy haar onlangs op de Schouwburg zaagt, hadreden, Daar had haar oude min, haar Vader om gebeaen. Maar dat daar voorviel is aan niemand nog gezcid. FERDINAND. Dat is voorzigtig. Maar hoor Tryntje, trouwe Meid, Ik torn hSr niefin fchyn van Minnaar myn begeeren, Is om als Meester haar de France Taal te keren. Ik ben haar Meesters Vriend. TRYN. Dan hebje wel gedaan. Daar komt haarVader: ftajynil, ik fpreek hem aan. TWEE-  3* de INGEBEELDE ZIEKE; TWEEDE TOONEEL. manshart, ferdinand, tryn. 'i. \T , manshart Moet wezen, weet 1 niet dat nT? -°f iri de breeten Gmg ik Verkeerii, l"h ï ftS^d * tC Sr00t> ■ Hoe achteloos zou ik 1 J! P 6 In mync doodu IK mY zelve zo verliezen. MynHeer, daar is een Mw. *" manshart. Van bei myne ooren: och < S h*7 *?Td de v,fe2e» .Vergeetje, dat men ^^l^-fi* Myn Heer, daariseenHler.YN' manshart. Als jy wat zeggen wilt1^^^/??0,0^^ breeken? Schreeuw toch zo hardAiet fryn fpreeken' t r y n. Myn Heer. manshar t. Ikzeg. Weldat gegoed. Watzegje? MANs»a*t.  B L Y S P E L. m 33 tryn. Spreek zagjes, op dat gy dees zwakke en zieke Heer Niet moeilyk maakt, want ziet zyn hcrfenen zyn teer. ferdinand. Myn Heer, 't is my een vreugd u op de been te vinden: Gv zyt veel beter, als ik hoorde van uw Vrinden. j tryn. Hoe! zou hy_ beter zyn? wel dat komt niet te pas. IJHy is' veel zieker als hy van te vooren was, ferdinand. 'Zvn aangezicht ftaat wel: hy hoeft noch niet te klaagen. * tryn. Zyn aanzicht fmelt als Was voor 't vuur nog alle dagen, Het zyn maar Buffels die .dat zeggen, klein van geest,. ,Myn Heer is zieker als hy immer is geweest. manshart. Dat is wel zeker Tryn, uw oordeel moet ik achten. t r y n. kiy eet en drinkt met fmaak: hy flaapt geheele nachten : Gerust, hy gaat en ftaat, en heeft gezonde leen; ' Maar dat belet zyn Ziekte en Krankheid niet, 6 neen. manshart. Zo is 't ook. ferdinand. Dat's my leed; maar't geen my hier doet kom en, I De France Meester, Heer, die gy hebt aangenomen, E Om uw Helena te onderwyzen in die taal, Is ziek • hy zend my hier, op dat niet t' eenemaal, I 'tGeenzy geleerd had, door zyn afzyn word vergeeten. ' manshart. (weeten, I Gy doet zeer wel myn Vriend; maar Tryntje laat haar Dat hier haar Meester is, zeg dat ze komen moet. tryn. Dat ik hem by haar bragt, myn Heer, was wel zo goed; manshart. - Ga joep myn Dochter hier, en doe voort mynbegeeren. C TRYN.  34 de INGEBEELDE ZIEKE, Hy zal uw Dochter, Heerln eenzaamheïd best leeren. j MANSHART. ^eg doe myn zin en ga. ais het vyleu van een zaag zyn in uw ooren. En zie eens of myn Vrouw gekleed ?s , rep/e dl^' DERDE TOONEEL. Hmanshart, f e R Di n a ND, helena. MANSHART. Is ziek fd!is ^ vrS' *J hetFlMS kom^«^ tw u " nend- en die zou wel be^eerpn Dat hy u midlerwyl in 't Frans voort ondaw™' 6 Hemel! HUENA' manshart. Waarom o°ntQStygyKut' Wd SY W°rd b,eek van helena. Ach Vader! manshart. Wat fcheeld u ? Wil nïet beeven- helena. Vreemder zaak en zag ik van mynleeven. Hoedat? m a n s h a R t. Dat  B L V S P E L. 35 |i»at zeker Heer, die daar by toeval was gekomen, l Mv redde uit gevaar in 't midden van myn droomen, ] En dat geleek dees Heer: hy maald my m den geest, : De gantfche nacht is hy niet uit myn zin geweest. Ö FERDINAND. Aan wien gy immer denkt in 't fiaapen of m t waaken, Die is gelukkig, of gy kunt het hem hcht maaken. Ik zal gelukkig zvn, dat moogt gy vast vermoen, Keurt K my, om u ooit of hulp of dienst te doen helena. Hoe heeft uw Beeltenis my deeze nacht doen zweeten; Waar van 't gedenken my onmoogly k kan vergeeten. VIERDE TOONEEL. manshart, ferdinand, helena, TRYtf, Atryn. 1 wat ik van den Heer Bartrand zei, dat is vals, Ik heb 't geloogen, en ik haal het in myn hals: Zvn Vader zal met hem u de Vilitegeeyen; Wat zal uw Dochter met een Man der Mannenleeyen Wa is 'teenKaerel, welgemaakt wel tis teond.eftIk heb hem eens gezien, en ben op hem verheft. Zyn aan-enaame Taal kwam naauwlyksin mynooren, Of'k wenschte dat ik hem altyd 7 a dra uw Dochter hem zal zien, al was t haar leer, " Zal zy verüeft zyn, en de Bruid eer dat ^t weeN ' maNshart. Uloomen, Mvn Heer. ay ga niet weg, maarblyf, 'khebvoorgeHaïuittft ouwen, en haar Bruigom zal ftrakskoomen, Met zin Heer Vad«, maar zy heeft hem nooit gezien. ferdinand. Mvn Heer ik bid u, my zal te veel eer gefchien MANSHART. Het is de Zoon vaneenwys Doftor, waard gepreezen, Wy fluiten 't Huwlyk noch van deeze week. ^ ^ ^  & De INGEBEELDE ZIEKE; FERDINAND. Heel Koet. _ MANSHART. Zegdatdemeeuer, die haar Frans leerd, komen moet. Hy word ter Feest genood. FERDINAND. U w last word waargenomen. MANSHART. En ik verzoek dat gy dan ook zult met hem komen. FERDINAND. fk Zal niet mankeeren, wy 1 my werd groote eer gedaan, c.u L , tryn. (aaa. ötabreet, maak plaats, daar komt, daar komt de Bruigom VYFDE TOONEEL. narticoforus, bartrand, manshart, ferdinand, helena, tryn. Mmanshart, tast aan zyn muts, maar neemt die niet af. (-jen . yn Doctor Florentyn heeft Myn hoofd te ontdekken. 5 NARTICOFORUS. _ Heer. dat is nok nipf -irin nnn^™ Wy Doctors zyn om elk te redd™ »u „™a 16y ver dan, dat door ons hun Ziekten wierd vergroot. TT ., MANSHART. Heer ik ontfang. NARTICOFORUS. Ik kom my voor u needer buygen. UT _ , MANSHART. Met vreugde de eer die gy my doet. NARTICOFORUS. Om u te betuygen. T1, , MANSHART. ik wenschte wel dat ik. NAR-  B L Y S P E L. 37 NARTICOFORUS. De vreugde ons aangedaan, MANSHART. ïMvn Heer totuwentmet myn Vrouwhadkonnengaan. y NARTICOFORUS. "Door deeze Vriendfchap. MANSHART. Om verzeekering te geeven. N ARTICOFORXJS. ..Van u zo wenschte ik wel. MANSHART. Gy weet hoe Zieke leeven. NARTICOFORUS. Onder het getal. MANSHART. En hoe die zyn gefield. NARTICOFORUS. Van naast uw Vrinden Heer, voortaan te zyn geteld- MANSHART. Ik kan niet anders doen. NARTICOFORUS. En u in deeze zaaken. MANSHART. Als u te zeggen, v NARTICOFORUS. Die de Kunst alleenigraaken. 0 . MANSHART. Dat ik het al zal doen. ■ NARTICOFORUS. Zal doen ? meer als gemeen. MANSHART. Om u te doen verftaan. NARTICOFORUS. Ik dien u voor elk een. MANSHART. Dat ik uw Dienaar ben. C 3 NAR-  33 de INGEBEELDE ZIEKE; narticoforus. » , ., '„ Zoon met bedaarde zinnen, Maar wilt uw Kompliment wat gracieus beginnen. 1 ree toe, myn Zoon, betoon uw yver. bartrand. Wil ik de Vader oo'; niet eerst aanfpreeken?^ ^ ^* narticoforus. ja Leg af uw Kompliment vryborftig, nu tre nader. bartrand. Myn Heer, ik groet, ik eer u als myn tweede Vader: 'k E emin, 'k erken, ja 'k derft ook zeggen dat ik eer TJ moet bewyzen als myn Vader, ja noch meer, 'k Ben u meer fchuldig als van wien ik bengeboo'ren Want de eerfte 'teelde my, en gy hebt my v'erkooren! Door t vaste noodlot wierde ik myn Heer Vaders Kind Maar gy maakt my uw Zoon, om dat gy my bemind! 'R Ben daar gedwongen; hier vrywillig aangenomen. O tweede Vader! gy zyt de eerite voorgekoomen. Dat ik zyn Zoon ben, is door't lichaam maar geweekt; Maar gy maakt my uw Zoon door kragten van uw geest. Zo veel de gaaven van de geest zyn meer bevonden Dan die van 't Lichaam , zo ben ik u meer verbonden Dan deezeVader,'k hou wdit Zoonfchap meerder waard Ik ofler u myn zelfs, zo lang ik leef op Aard. t r y n. Die, hooge Schooien zyn hoognodig tot veel zaaken, Daar ziet men wyzen gek, en gekken wyzen maaken. bartrand. Maar Vader ging dat wel ? narticoforus. Optime. MANSHART. Laat ons dra JMyn Heer begroeten. bar.  B L Y S P E L. 39 BARTRAND. Maar moet ik ook zoenen ? NARTICOFORUS. Schoonmoeder,zulk eenna^mvJefdu met recht gegeven, Dm dTde Schoonheid fchynt in uw gelaat te leeven. MANSHART. Het is myn Wyf niet, 't is myn Dochter dat je t vat. 1 BARTRAND. Waar is ze dan ? _ • .■ MANS IIA R T. Ze komt terftond, vertoef noch wat. NARTICOFORUS. Zoon maak uw ko&|A^AND. Mejuffrouw ik ben even : Als 't beeld van Memnon, 't geen «ietd Item en fpraak MANSHART. Wat dunkt u daar van Heer? FERDI 'tïeen verftandigMan, - Zo hy zo D'oftoreerd gelyk hy fpreeken kan, ^ C 4  40 de ingebeelde zieke ' Zal 't vreugde zyn, 2yn Pasjent te zyn . Zo hy zyn Zieken zo geneest a's hy kan p^en"™^ MANSHART. verzUi'mt' geeft ftoclenby der hand. Zetn , ; f f"S' É? gy fflyn Heer Bartrand, RH n VuterneeT Heer Doctor een goetteeken fkèa uw Eelï ^SSfT' gelyk een roerloos beeld , t is uw gelua., dat gy die [ongen hebt geteelt NARTICOFORUS. hSS^' Heer, dat kan niet raaken. «} neett wat anders dat my kan gelukkig maaken Da\'is7Jn ^e.^waad, vol goedheid, zonder gal xt u geen vuur m aIs m veele jonge bloemen " MÊZf VCrlhnd iS °°kJniet omvaïïeroemen: Hv dra.U/, Tngman' dieb^ldisvanverftand" Toen Cn ^B W>'sheid !n zV'n h^d. ' I oen hy een kind was wist ik dat te profiteeren, Hy hep ruim twaalet jaar om 't A, B, C, te leeren J^raagt vaak de beste vrucht, dat maakt de wortel vast Als in het zachte zand, maar't zal weêr langer blv en Hy heeft tot Leiden gelluderd bv dag en nach Gelyk het Yzer dat tot buigen wordt gebragt, T$Z ?Ü:g fme^den' zo heeft hy hem door Hudeeren Bekwaam gemaakt, om hem te laatenpromoveeren ' De Medicynen zyn hem reed'lyk wel gelukt. S'rff ,sfvan de ^unst zyn hem in 't hoofd gedrukt. Hy dispu eerd zo foei, en redeneerd zo krachng, lJat wie er oponeerd, die maakt hy leugenachtig, U j£e^Vvaar door hy verdiend noch meerder gunst Js dat hy de oude volgt, als ik doe, in de Kunstf ' | Die de ommeloop van 't bloed nu ander* willen leeren, Daar .  B L Y S P E L.' 41 BAR lKAivu- De omloopers met het bloed die heb ik vast gezet Met Se Teezes, ha! die toont het wonder net, ï?Zal die met uw verlof uw Dochter offereeren llfde eerSSing van myn verlland, enmynftudeeren, Dat ik haar lchuldig ben.._ ^ ^ ] huysraad is, myn Heer, My heel onnodig, ik verto't niet daar is 't weer. Vnm P-efhier geef hier," ik zal het printje plakken SelkTeiSS:^ gemakkelyk wil kakken. BAR T RAND. 'k Verzoek Meiuffer doe my de eer aan, kan 't gefchiên, Kol hoe Snfchen kan ontleeden, toch eens «en. Een Vrouwe lichaam zal ik Anaromizeeren. Gy moet het zien, ik zal daar over Harangueeren. 1 T R Y N. Dat zal vermaakelyk te zien zyn, fchoon en raar Daar 's de Komedie maaien kreng by, ts tmetwaa, Mvn Heer meent gy uw Zoon ook naar het Hof te ftuu- 1 NARTICOFORUS. Neen onze Kunst gelukt by groote zelden wel WaiVgrooten willen voort ais op een fprong en rtel Geneezenzyn; maar hoor, den Burger are kan geeven; Waar door een Doöor vry kan zonderopipraak leven, Ik volg den tienter by den Burgoen met meer, Gelaaten, gepurgeert, gezweet daar^gee ; En volgt de dood dan,'t word het noodlot toegelcbreven, Een Konine wil dat hem de Doöor lengt het leeven, Ol^anderfchreeuwtm.nhemuitvooreenmoordenaar. - MAK&HAR.T. Wel 'dat is onbeleeft, hoe zoua gy Heeren haar Het leeven rekken of geneezcn, watte, gekken, C 5 '  4* be INGEBEELDE ZIEKE; gy gaatby Zieken, om Vifitens, loon te tnekken ' Haar raad te geeven en dan beo jy 't al gedaan ' t «vlag met de Zieken dan, xoJIls netwlif vergaan. JJat is zo, hoor, ik volg. de fleur by al myn Kranken t Diefterft verwythetnooit dieop komtmagbSS^'; . manshart. 1 aal meester, toon wat aan myn Dochter is geleerd E?t K°re- S6ft Zy Va" daaS getranflateerd , (ken He S h hU>'"i h°°rd'er twee te ^menfpree. eeu Herders SPel, vol ryhe Minne-ltreeken: „ , manshart. Zeg ons den inhoud, op dat elk het beeter vat ferdinand. t is van een Herder die in diepen aandacht zat Hy zag een Herders Spel, dat hem zee Kostbehaagen Maar wierdgeftoord, door dien hy deerlyk hoorde IS Hy keerd z,g om en ziet een Herderin n last (gen Do0r vuyle woorden? va[1 eeH eboad '^ (g», Hy neemt het voor haar op, gelyk ook alle mannen Verplicht zyn over al haar krachten in te fpannen Om 't Vrouwelyk geflacht, uit allerhande^noöt ' aVI aI Ja 'al-waar 'c met Prykel van de dood £ [7.de b°°sw!cht had verjaagd en ftraf gegeven Sprak hy de Herderin, die door de feaat gegeven' Vast traa-ien nit haar oogen perfle, die vof gl ns ' De Zon verbeelden aan des Hemels opper-trans ' Ach ' 7.ev hy ^ t 2Uchti zoude ik u niet verdedieen? Ha! booswicht! ha! Barbaar, dorstgy dit beeld be eedS Vv aarvma men z alk een her t ontmenscht en zo verffi. gat aeeze traanen ziet, zich niet tot traanen vveend Hy ftuyte voort de loop dier traanen op haar kaken ^ d,e aan dankbaarheid haar niet wouVchïdt maken Verzuymt geen tyd om hem te danken, wylefnXj' £yt haar bekoorlyk oog doorftraald zyn teer Smoed ' Zy nam haar affcheid, zy vertrok op d^e klagten! En  B L Y S P E L. 43 Én liet hem toen alken verzeld met xyn gedachten. Ke port zyn Minnevlam hem aan tot d bclluy*, ë "Herderin te doen verzoeken tot T)at zv hem toeltaat, m een bnet, aan hengelen! ee ven, uLrlTSc zelve brief, doet zy nem kennis geeven, Hoe dat haar Vader had befloten vast gezet «aar aan een ander, na de Vaderlyke Wet. Zvn tochtig hert geftelt om «een gevaar te vreezen, l& t, dieSzelve°dag, by haar in huys te weezen. De Minnelist ontdekt voor hem ^legenneid, Die hem de toegang tot zyn Herderin ber^d, Om iHit noodgeval, zelfs uy- haar mo.tt re hcoren SrüytS^ Ivgïatdaar, 'en bevind, al wat hy had ge vreest Ta ade toeftèl wierd bereid van 't Bruylotts Feett, Hv Lede onwaardige, zyn Mede-vreijer, komen, Koor haar Vaders drift wierd waardig aangenomen. D Schouwlpel deed zyn borstopzwellen diedeMin AanSkelde tot wraak, hy kon zyn Herderin Maar me zyn oogen zyn gedachten laaten weeten, Door dien Sar V ader was dicht aan haar z y gezeeten: loch eTnd'lyk ftapt hy ftout verby die hinderpaal, En fpreékt zyn hert uit in deez' m.nnelyke Taal. Ach' Füis ach! ontdek my uw gedachten, Al lang genoeg, myn fmert is veel te groot, Uw Tirfis bid , wil zyn lyden verzachten Maak dat ik leef, of geef me een korte dood. Nu is 't uw beurt nu, moet gy antwoordgeeven, Daa is' Tranflaat, 'k hebt voor u uytgefchreeven. ' Zyt gy nu Filis, ik zal Tirfis zyn, begin Heer let aandachtig op de ftreeken van de Mm. H F, li F- N A. Ach Tirfis! ziet myn lyden uyt mvn oogen, Ik' zit als gy met een zo wreev'le zin. Ik heb om meer te zeggen, geen vermogen, Als Tirfis, zyt verzeekert van myn min, ^  44 de INGEBEELDE ZIEKE; „. . . MANSHART. Dat wist ik niet, kan zy zo Tranflateeren Van Frans in Duyts. FERDINAND. ,, , Ja, datkomikhaarleeren, - k Leer haar noch meer, gelyk gy hooren zult Hebt met vermaak een weinig" maar geduld Helaas! nu my het al fchynt te verdrukken, JJert ik zo veel niet hoopen, zonder fmert? Van dat het my myn Schoone, zal gelukken Dat gy my geeft een Woonplaats in uw hert 't Is Filis vreugd, haar hertê bloot te leggen En hondertmaal te melden haare trouw ' ilcWFvCte^ t0n" m andcrs ni« kon zeggen Als Fihs blytt van nu af Tirlis Vrouw S ' -r. , FERDINAND. JJenk ImIis aan uw Vader en zvn krachten In weerwil zal hy u doen minnen. , ' HELENa. ?, T,!rlnS' 'k Wil dc d00d veeïeefvèrwachten Als dat befluyt toellemmeu, zyt te vrell ' ttt , t t MANSHART. Wat zey de Vader toen? FERDINAND. Die deed niet als wat vraaeen MANSHART. b Dan was t een groote gek, ik zou my anders draagen. •ó Liefde! ^«-dinani). HELENA. o Trouwe Min! MANSHART.  B L Y S P E L. 45 Die Herder Tirfis is wel onbcfchoft in t Vryen, Vn¥i\h is een Prv, ik zou haar ftraf doen hjen ISiS' myn Kind was. Maar wat llaat'erop ditblad, Hoe! is dit fchiift 1 het is bekrabbeld en beklad. Waar zyn die woorden hier ? 1 FERDINAND. Hoor, dat was haar begeeren, ;ZY wil de France Taal kort door karakters leeren. ' MANSHART. 'Vertrek, dat Herders Spel is ftrydig met de deugd. 'tGeeft,buitenfpoorig,eenkwaadvootbeeldaandejeugd. FERDINAND, Uk dacht dat Blyfpel zou u ftof tot blydfchap fchaffen. X MANSHART. [Het mocht de booze, ik zou eer zulke duigen ftraffen. Daar komt myn Huisvrouw aan. ZESDE TOONEEL. MANSHART, NARTICOFORUS, BARTRAND, HELENA, ANNA, TRYN. MANSHART. M onceur, dat is de Zoon Van Narticoforus. BARTRAND. Mevrouw , wat zyt gy fchoon! Schoonmoeder,zulk een naam is u met wgnonk», Elk ziet de Schoonheid op uw roode kaaKenpronken. A N N A. Myn Heer, ik ben verheugd dat ik u zie. BARTRAND. Maat hoor, Gv zvt gelyk een beeld, uw voorhoofd zonder voor ... MaaryLgt,uwkomst, Mevrouw, heeft rnjnkonfept verbroken, _ , •, 't Is my vergeeten, waar van heb ik daar gelprohen. ^  4$ de INGEBEELDE ZIEKE; narticoforus Zoon,w,IH1,fpa„e„rsyrU!.mV„tva TV . manshart Ik Vader? HELENA' manshart. Ja,komvoort,n,enmoetgeentydverlieZen. _ manshart. Eerst trouwen, dan -e, vermaakeiykerwennen. Een wederzvdze min moet vooraan nf a, - X57o, L , fiartra n d. . Wat my beJangt, het is onnoodig meer te achten »7 . , helena. ^■}'tgy zo haastig Heer? ik riU» % „r-, ■ Uw goe genegenthe.d .o ^1^^ Heett tot u noch in 1 minst genomen ^ * t~ manshart ^ JUfFerS li£fde "«Sf-gy voorhettrouwenkomcn. .IVl;, . helena. Ik biaugeef my tyd? MANS-  B L Y S V E L. 4? MANSHART. De tyd dient waargenoomen. HELENA. Hoe! Vader lief, wilt gy dat ik, uw oudfte Kind, In weerwil van myn hert, my aandeboejensbind (zen Van de ouverbreeko're trouw, indien myn Heer wil weeEen eerlyk Man,moethyvoorzulkeenHuysvrouwvreeDie regens haaren dank hem tot haar Bruigom nam, (zea Is dat niet waar f BARTRAND. Nego confeqaentiam. Mejuffer hoor, ik kan wel eerlyk zyn en leeven Met u in de Echt, als u, uw Vader my wil geeven. HELENA. Te dwingen tot de min, heeft de alderminfte fchyn. De Liefde Iyd geen dwang, die moet vrywillig zyn. < BARTRAND. Veel oude lieten met haar wil haar Dochters fchaaken, Om haare kuysheid dan daar door bekent te maaken. HELENA. Laat de oude, de oude zyn, wy zyn hier niet van't oud, 't Is nu geen oneer dat een jonge Juffer trouwt Met een die haar behaagt, al laat zy haar met fchaken, Geen oudheid, maar t gebruyk,maakt wettig veele zaken. Zo gy oprechte trouw en liefde tot my draagd , Zo wit, als ik wil, en doe al wat my behaagd. BARTRAND. Ik zal, behalve dat myn liefde zoude krenken. HELENA. Een Minnaar-die oprecht bemind, doet niet als denken, Hoe hy zyn wil het best in de handen ftelt van haar, Die hy bemind. BARTRAND. Maar hoor, diftinguo, het is waar, Zo veel zyn eygendom niet aangaat, vat de zaaken, Quod cedo, maar wat dat zyn eygendom mag raaken, NeS°' TRYN.  4& de INGEBEELDE ZIEKE; * TRYN. Jy bent het kwyt, hy komt van 't hooge School, Hyzal t met woorden van u winnen, of ik dool Maar waarom laat jy jou ook zo onrek'lyk vinden, •Daar hy u door ce trouw aan ♦ Dodoors Gild wil binden. ANNA. Een and're Vreijcr maalt haar mooglyk in de zin. HELENA. Als dat zo was, Mevrouw, wat kwaat fteekt daar toch in? A N N A. Papa Lief, ik zou haar niet dwingen om te paaren Maar'k zou haar inhetkorthetKlooiterdoenbewaa'ren. •HELE N A. Ik kan de goedheid, die gy voor my hebt, verftaan. Maar t geen gy Vader raad, word altyd niet gedaan. ANNA. Al wat de Vader wil, dat moet het Kmd behagen. HELENA. De lasien zyn bepaald, die Kinders moeten dragen; A N N A. Uw meening is dat gy wilt trouwen, maar meteen l>ie u oehaagt, niet waar? HELENA. v b Ja, met anders geen. Zo V ader na myn zin, my meentgeen man tegeeven, Zo hoop ik dat: hy my niet zal in de Echt doen leeven, Alet zulk een die :k gansch onmoog'lyk minnen kan, Geen Vader mag zyn Kind, zo dwingen aaneen Man. M A N S H A R T. Myn Heeren, ik verzoek, wilt my dit toch vergeeven. NARTICOFORUS. Dat is onnodig, want daar is noch nietsmisdreeven. HELENA. Ik wil een man oprecht beminnen, niet in fchvn En eer ik trou, wil ik daar van verzeekert zyn.' i^aar trouwender om maar alleen te zyn ontllagen Van de Ouctrs wetten, d;e haar lastig zyn te draeen. Ook  B L Y S P E L. 49 Dok zVnder die alleen maar trouwen om het goed, Dm tvk t worden, maar ik 7.eg a\ wie dat doet, Verkoop xyn ly f om geld j daar zynder ook die trouwen, hmS& tetaan, en grooter Staat te houwen. B0kPxy£diealleen,m'1ar trouwen om de zwier, Gv valt nu fpraakzaam ^maar wathebje daar mee voor? ^ r HELENA. Ik eeef maar antwoord op het geen ik zie en hoor ,An-& ANNA |üw onbeleeftheid is onmoogtyk te verdraagen. I Gv zoud wel wenfchenHdatïk üoutfprak, omteklaagen, Maar dat geluk zal u Mevrouw nu niet gefchiên. Ik heb geen (louter noch geen b'oozer Kind gezien, A1S^' HELENA, ;> HoorMevrouw,gy komtu zelf maarkwellen, Zeg wat ulust, gy kunt my daar door niet ontttellen. h ANNA. »k Zeg door uw ftoute bek, gy onverdraaglijk zyt. 5 HELENA. Ttet 's vruchteloos, ik wil nu wys zyn, tot uw fpyt. MANSHART. Helen* 'k geef u noch vier daagen, en met meer, nm te verkiezen of gy trouwen wilt dien Heer, ™ft J•Klnnfter wilt volevndigen uw dagen. , Stelï ferüst' Myn Hee^gy zult Sr haast behagen. I Het valt my moei'lyk, » ook weg te gjan.  50 de INGEBEELDE ZIEKE, Maar^heb een boodfcnap die noodzaak'lyj dient g, . Maar zyt verzekert dat ik fpoedig weer zal koomen MANSHART. ANNA. v„„ tn t • ~ Wei Monceur, dat zal eefcMéY Vaar wel Papa L.ef, ik hoop u ha, ft weer te ffi T, M A N SHAR T VSwenr SCh0°nC' datiseenV^wdd Haar trouwe liefde doet my 't leven noch behouwen. ,JT „ , NARTICOFORUS Wy zullen ook, myn Heer, vertrekken. MANSHART. Zoo zeg my, hoe het met myn ziekte nu^ocfftS T?„ , j NARTICOFORUS ■ Quid dicis. myn Heer zvn PJls te nooren! bartrand. Dico dat die pols, het kan niet mie De pols ,s van een man, 'die niet gezond enTs. ' Heelgoet. NART'c °for us. BARTRAND. Om niet te zeggen %? *"* * ^' al ^ ^fach^: NARTi coforus, Dat raadje wei waarachtig. -7 „ bar tra No. ^.e itoot weerom. , nartifocorus. Zo is 't 'bar-  $ L Y S ? E L p bartrand. Ze huppelt heen en xveer.' narticoforus. |at 1s recht. bartrand. Parcuchyma, de mild die doet u zeer. n ar'hcoforus. Optime. manshart. Florentyn zei dat al myn gebreeken Éiet in de mild, o neen, maar in de leever lteeken. n ar . . ICOFOk us. ,'areuchyma dat is he' een zo wel als 't aar, De lever en de mild' die leggen by elkaar, £n zyn door buurfchap zo mcêdogent met elkander, Dat zo der een lyd, vooit zo lyd ook Itraksdenander* eeveeld den Doctor u niet dagelyks gebraad Om te eeten ? manshart. Neen, myn Heer, als ik doe na zyn raad j Eet ik gekoookte kost. n ar ti c o f o rijs. Gezooden of gebraaden, Dat is al even veel, hy komt u 't beste raaden. m a n sh a r t. Maar hoe veel korleu zont vereiit een Ey, myn Heer? narticoforus Maar zes, of acht, of tien , of twaalf en niet meer. ft Getal moeteven zyn, of't zou kwaad voedfel geevefl. 'Maar met de pillen moet het altyd zyn oneven. manshart: 'Tot wederziens myn Heer, gy hebt hier nu gedaan, bartrand. ' Vaar, tweede Vaader, wel. narticoforus. Vaar wel, myn Heef,wygaalïJ D z XE-  5* de INGEBEELDE ZIEKE; ZEVENDE TOONEEL. manshart, anna. T) anna. X~apa, Helena ftond daar met een man te praaten ] Maar toen hy my zag, heeft hy baarterftond venaal manshart. denman, een man, is't waar, Mama Lief? kan'c4 . anna. iTrhiVi» A et,, uw Dochter, heeft hem nevens my gezien I Die was ook by haar, gy kund haar eens ondervraag I t tui „ ~ , manshart. Zend haar by my. Heeft zy haar daarom zo gedraage | Sie'r itï™ dA°°mak z?n van dat zy haare hand* Niet uit wou fieeken om te trouwen met uartrand. ACHTSTE TOONEEL. I manshart, a l e t. TT" al et. XVan ik Papa Lief nu in 't een of 't aar behaagen ? Mama zey dat Papa my iets hadde af te vraagen ? i v manshart. " \ Kunt ^Aewfla UT °°g eens °P mv • Zl"e mY aan. Kunt gy Alet, wat gy my zeggen moet, niet raan ? _ alet. Ik wil Papa Lief, om uw ziekte te verlichten Zo wel wat fpïookjens of wat raadzeltjens veraichten _ manshart. •Uaar vraagik u niet na, weetjy niet anders? alet. Neen, ^ . „. manshart. zV°L l!f-Prytj?' jy" Jy vveet wd wat ik meen. Zie dat klein puikje, dat en kan je niet bedriegen. Zeg  B L Y S P E L. 53 ;ig op^l watje weet, maar maakme niet te liegen. AuET. rgeef het my Papa. manshart. Gehoorzaamt dan. alet. Ik zal. manshart. bb ik u niet belast, dat gy my al en al, lat gy maar zaagt, aan my voort kennis zoude geeven. alet. j ja- manshart. Bedenkje wel, heb jy dan niet misdreeven? alet. ineen Papa, ik zeide u altyd wat ik zag. manshart. jm zeg, wat zagje van je Zufter deze dag. a l e t. ; zag niet. ° manshart. Niet. alet. O neen! , manshart. Kom,kom,ik wil u zweeren, at deeze gard van daag u noch zal klappen leeren. alet. !ch! och! Papa Lief, och! manshart. Kom jou geveinsde pry. alet. lyn liefïïe Paatje Lief. manshart. Zal jy zo liegen, jy. JkbiduPaatje Lief, ey^üttet my vergeeven, D 3  & de INGEBEELDE ZIEKE; Ik zal 't irlet weer doen, *k zal 't niet weer doen van mJ Ge.ia apa. fvialieur die héd het my verboóu (leévl . ÏIAi,SHAl(ï. Alet, de gard alleen maakt deeze misdaad fehoon. Gena, gena, gy zult, gy zult het alles weeten. v M A N .'. B A U T. Ween, eerstgegeeflblt, waar. dat m >chtikaars vergeeter ALET. Myn zoete Paatje Lief, gena, gena, gena. MAN S HAR T. Ik zal genadig zyn, maar voel eerst hoe ik fla. ALET. O my! ó my! ik lterf, ey my. Zy Ugdah dooc MANSHART. Wat wil dit weezen öta op Alet, fla op, och! ik begin te vreezen. Aletje Lief, myn Kind , kuud gy my niet verllaan. Ik ongelukkige, ik, acn ! wat heb ik gedaan. Vervloekte gard moest gv mynjonglk- Üucnterdoodei Barbaar, wreedaardige, 'k hebu niet meer van nooder ALE T. Papa, ey fchrei niet meer ik ben pas hallef dood, De tchnk is over, uw Aletje heeft geen nood MANS h A R T. Kom, myn klein kleutertje, 'k zal u dat nu vergeeven Zo jy my alles zegt, wat datter is bedreeven. >i n Ai, et. k peloot het u Papa. ■ ■ ma NS har T. -p. ... Dat jy jou niet bedriegt, .Uat pinkje weet het al, maak datje maar niet liegt. > ALET. Maar zeg het toch niet aan myn Zuster mans h a r t. , , . Wil beginnen.: ik zal *t niet zeggen. alet:i  B L Y S P E L. 55 H wVapa, hoor, ik kwam binnen ,t kamertk van o is Heieen, daar was een Heer, Vraagde wie r,y was, by zei my, kind iK leer fw Zulter Frans. MANSHART. Hier leid den haas. Laat hooren. Ln kwammvnZufterhiv^iicMp envoltooren. 'v vei ga heen, vertrek, ik bid u ga, öVelginghy? alet> Neen, zy kon hem zo niet k wy t geraken. manshart. Wat zei hy? alet. b Hy fprak vari'honderd fraaije zaken. . manshart. (Wel wat nog meer? alet> Maar hoor, hy zei haar dit en dat, ° " man.shart. :ent0£n? alet. Toen knielde hy en kuste haare handen. manshart. Wat meer ? t Toenkwam Mama v"lak voor de kamer Haan.- manshart. Wat deed hy toen? B^ Papa, toen is hy weggegaan. ^ IA . Pil a ^ * L> 4  8% de INGEBEELDE ZIEKE} - i MANSHART. Maar zagjy anders niet? alet. O Neen, ter goede trouwen. t manshart. Jy hebt noch wat gezien, dat heb jy digt gehouwen. Myn pinkje weet het, maak dat jy my niet bedriegt. alet. b Dan zeg ik, Paatje Lief, dat jou kleyn pinkje liegt. manshart. 4 as op, ik waarfchou u. alet. ., . , , , Papa, 'k heb niet verzweegen: Alwatikwist daar heb jy kennis van gekreegen.S/^. MANSHART Wel, wel, wy zullen zien pas op, gy moogt wel gaan. Wat wortme al moeilykheid en onrust aangedaan Daar elk gelladig my de herffem meê komt krenken. Ik heb geen tyd om aan myn kwaaien eens te denken. NEGENDE TOONEEL. MANSHART, BOt'CEWïN. Hboude wyn. oe gaat het Broeder u ? manshart. Ach Broeder Boudewyn' Och ik ben heel niet wel, vol ziekte, fmert en pyn. boudewyn. Hoe Broeder, heel niet wel ? manshart. Ik ben zo vol gebreeken, Ik ben zo flauw, zo zwak, ja ik kannauwlyks fpreken, b o.u n e w y n. 6 Dat is moeijelyk, ik kwam hier om eens van I' en Huwelyk met u te fpreekeUj 'k weet een man Voor Nicht Helena. MANS'  B L Y S P E L. 57 MANSHAP.T. Broer. ik wil van haar niet hooren, Dat itoute ftukke vlees verdient myn haat en tooren, Die Voddemoer, die Pry, die Hoer na allen fchyn, Zy zal in 't Klooster, of ik zal geen Manshart zyn. B O U D E W Y N. 't Gaat wei, ik ben verheugd, gy neemt weer toe in kragten. Myn aanlpraak komt uw pyn en lyden wat verzagten. Wy zullen flus daar van wel fpreekeu met meer klem. Ik breng die Juffer mede, om door haar zoete tem, Al uw melankoli zo wat te diverteeren, 't Zal u meer goed doen als drie Bagotyns klifteeren. MANSHART, Ik moet op myn gemak, ik ben wat teer van oor; Het zal ook best zyn, dat ik haar van verre hoor. 'LANG. Ik zing van de Liefde, die 't al heeft bewoogen, En zyn groot vermogen. Ik zing. Zyn vermogen. Het beste op aarde is Liefde, en ook haar zoete vreugd. Geen eer , hoe verheven, Noch Rykdommen, geven Dat do Liefde geeft, Daar het al door leeft. Ouwe kouwe Gryfaards, denk eens aan uw jonge tyd, Gunt uw Kinders ook dc vreugd , Die zo zoet was in uw jeugd, Ouwe Gryfaards, wie gy zyt, ,Denk eens aan uw jonge tyd, Eer de Liefde 't u verwyt. Einde van het Tweede Ecdryf. D s DER-  53 de INGE-BEELDE ZIEKE; DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. MANSHART, BOUDEWYN, TRYN. DB O U D E W Y N. ie Zang. Heer Broeder, zat u meerder refrilTeeren Als tien t-urgatiën of kladdige Klilfeeren. MANSHART. Een goe Purgatie, Broer, is goed, die maakt my fris. BOUDEWïN, En my dunkt dat de Zang voor u veel beeter is. Laat ons nu fpreeken van t geen ik had voorgenomen. MANSHART. Ik bid u wacht wat, broer, ik zal haast wederkomen. T R Y N. Myn Heer, 'wel gy vergeet uw (lok, wat gaat u aan, Terwyl gy zonder Itok onmogelyk kunt gaan. M A N S H AR T. Gy hebt gelyk, kom ras, dat had ik fchoon vergeeten; Jy moet geftacig, dat ik Ziek ben, my doen we.eten. T W E E D E T O O N E E L. BOUDEWÏN, TRYN. TT TRYN. JL 1 eer Boudeyvyn, hebt gy geen deerenis noch fmert Met uw lief Nichje, zult gy dat jong jeugdig hert Zo aan de driften van haar Vader ove*geeven ? Die haar met die zy haat wil in den Echt doen leeven. BOUDEWïN. Jk moet bekennen toen my eerst ter ooren kwam Dat malle Huwlyk, wierdeik moeilyk, valschengram. ik zal niet rusten, maar met list en kracht voortzetten, De  B L Y S P E L. f9 De hinderpaal die haar dat Huwlyk zal beletten, 'k Heb hem van Ferdinand ook reets gelproken Tryn, Hy leend geen ooren, daarom zai het nodig zyn, Dat wy Bartrand, die ge k, eerst baat'! v k by hem maaken. Maar daar is werk aan vast eer wy daar toe geraak en. tryn. 't Is waar, uw Broer btyrt vast op zyn gevoelen liaan; Maar ik heb iets benacht en daar door zal het gaan, Indien het wel gelukt. boudewyn. Maar zeg wat zal dat weezen? t r y n. 'k Zal van die zotterny hem in het kortgeneezen. Ik heb bedagt daar moet een and're Doctor zyn, Die Itrydig in de tvonst is met Heer Florentyn, Die ik het alles zal ontdek kat, die zal maaken Dat Doet u Florentyn haa.t uit zyn gunst zal raaken. Als hy als Do&or hier zal die;;en, dan zal 't gaan, Wie weet of het geluK ons zelf niet by zal itaan. Maar eer hy hier komt, die 'k daar toe heb uitgekooren, Zal ik my zelf voor eerst als Doctor laaten hooren. 't Zal zulk een pots zyn. no u d ew yn. Maar, hoe duifje dat beltaan? tryn. 'k Durf wel watanders doen. Daar komtuw Broeder.aan. DERDE TOONEEL. manshart, boudewyn. Hboude w yn. eer Broeder,'k heb een beede , eer wy van onze zaaNoch fpreeken. <-ken manshart. Wat is dat? boudewyn. 't Zal uw geduld meest raaken. Hoor  ctor zo wat koozeld, zo wat kalt, Van t bloed te zuiveren, van 't herte te verfterken, Van de ingewanden te verkoelen, dan te werken, Onwl de hitte , die de Leever licht verteert, Te  B L 1 S P E L'.' 6i Te maatigen, op dat die word geconferveert De Borst verzagt, de Mild verlicht van vinnig fteeken. Die dat da» vlyent en iieftaalig uit kan ïpreekeri, Vermaakt zo de ooren van «ie Zieken, daar zy vaak Vertellingen by doen, elk Doctor is een fnaak. Doch dit is anders niet als maar vermaaklyk droornen, Al waar de Zieken geen meei voordeel van bekoomen, Als het berouw van wat gedroomt te hebben past, Daar 's aan geen Doctor of zyn Doétory meer vast. MANSHART.' Gy, Broeder, zyt in 't kort al heel geleerd geworden. BOUDEWYN Doétoors zyn tweederlei, al zyn zy in één orde: In 't zeggen en in 't doen: in 't zeggen. ik ga rond, Wanneer zy fpreken, fpreektdewysheiduitr.aarmond. 't Zyn gaauwe mannen, en doorluchtige verll.mden; Maar in het doen, helaas! zyn't kinderen, 't is If handen. Haar weetenfehap is maar een opgefmukte praat, Of een gebrabbel dat geen denkbeeld na zich laat. MANSHART. 't Zyn vuyle menfchen die de Medicynen krenken. BOUDEWYN. Daar zyn ook Doétors die zo bot zyn datze denven Nier anders of haar Kunst is waarheid en geen fch\n: Maar daar zvn Doétors, die wel wectea watze zyn. Die onder lchyn van hulp, met Zieken raad tegeeven, Maar denken hoe zy zelf daar door gemaklyk leven. Maar Doftor Florentyn, Heer Proeder, die is goed, Die is van buiten en van binnen Doétor bloed, Het is al Doctor, maar met weinig wetenfehappen: By al de onnoozelen mag hy voor aan wel Happen. In reegels van zyn Kunst Iteld hy meer zeekerheid, Als in de wiskonst, denk aan zulk een flecht befche?t. Hyi.aat, Purgeert, Klifteert, en doet al zulke grillen, Maar weet niet watze zyn of wat ze zeggen willen. Gy zyt een Lyk in 't kort, zo gy hem laat begaan; Zo heeft hy zyne V rouw en Kinderen gedaan, En  64 de INGEBEELDE ZIEKE; En zal 't-zig zelf ook doen, als hy het goed zal keurert.' Daar zynder veele die zyn Doétory betreuren. MANS HART. Gy fpreekt uit loutre haat, Heer Broeder, dat is mis. BOUDEWYN. Daar is het ver van daan, ik fpreek gelyk het is. MANSHART. Was hier een Doctor, gy zoud wel haast anders fpreken. Gy zoua het lasteren en fmaaden laaten fteeken. ïOUDt WYN. Ik fpreek maar tuffchenons, 'k heb met de Doétorfchap Geen kwestie, ver daar af, die laat ik ih de kap. MANSHART. Ik bid u, Broeder, wil u met geen Doétors moeijen,- wam u ic iiuicu uoec myn rvranKneidgrootergroeijen. BOUDE WY N. Ik ben te vreén, maar 'k wensch dat gy eens met vermaak Zaagd een Komedie van Moljeere, daar dees zaak Van de Doctoren word verhandelt, 't zou u baten. MANSHART. Hoor Broer, Moljeere had dat ook wel mogen laten, Het voegt niet dat men voert die Heeren, elk tenfpot, Op het Tooneel als op een eerelyk Schavot. BOUDEWYN. Men ziet op het Tooneel van allerhande foortèn, Men ziet 'er Koningen en I rincen, wier geboorten Zo goed en van zo goeye huyze zyn, als zy.' MANSHART. Was ik een Doétor, Broêr. zv raakten m ™Vt w Want wierden zy eens Ziek, ik zou hethunverleeren.. ~k z,ou neu met neipen,maar met blydlchap uit zienteeren., Ja zeker, geen Klilteer wiera vari my geordonneert. 'k Zou zeggen: barst en fterf, onwaerdig geklifleerc. Ik zou my over hen, en hunne ftoutheid wreeken, Dat geen Comedïant zou namaals van my fpreeken. BOUDEWYN. Comediariten, Broêr, die fchouwen dat gevaar. Zy-  B L Y S P E L. 65 f zien een Doctor aan maar voor een moordenaar, in zo zy fomtyds aan een Kelderkoorts geraak en, ,y weeten heel goet koop haar weer gezont temaken, iet vasten, dat haar beurs en lyf maakt goet en groot, in zo zy fterven, wei elk Üerft zyrieigen dood. VIERDE TOONEEL. MANSHART, BOUDEWYN, BAGoTYN. IBAGoTVN, met een K!ifl«er. eer Manshart,maak u ree,ik moetu voort Klifteeren, f»ea Doctor Florentyn komt u dit ordonneeren. serey u metter haast, 't is maar een klein Klifteer, iet is van pasfe warm, kom repje, repje Heer. BOUDEWYN. loe, Broêr, wat wiljedoen? MANSHART. Ik bid u wil vertoeven.' : Is datelyk gedaan. BOUDEWYN. Dat zal zo net niet hoeven. :s 't ernst? hoor Bagotyn, vertrek met uw Klifteer. MANSHART. \pteeker Bagotyn kom t'avond liever weer. BAGOTYN. Ziet voor u wat gy doet, wil mv toch niet beletten.' Laat onverhindert die Klifteer uw Broeder zetten. BOUDEWYN. 't Is uw gewoonte niet, dat kan ik wel vermoên, In 't aangezicht met een te fpreeken van fatfoen. BAGOTYN- Wat wil jy zeggen met dat aangezicht, laat hoorei». Wy Apoteekers (laan gelyk met de Doctoren !Alwaar wy komen', gaan wy nimmermeer te loor. Hier laadt gy op uw hals de haat van uw Doctoor. Ilk gaat hem zeggen, hoor, heer Manshart, wilt ver-* tr0UWen' E Het  66 De INGEBEELDE ZIEKE; Het zal u in het kort, maar al te laat, berouwen. Gy zult, gy zult het zien wat dat gy nu bellaar. V Y F D E TOONE EL. BOUDEWYN, MANSHART. A MANSHART. ZlVch! Broeder, gy alleen zyt oorzaak van dit kwaad, Dat Doctor Florentyn tot gramfchap zal vervvekke,, Wanneer hy hoord dat ik de Apteekcrtieed vcrtiekken. BOUDEWYN. Heer! welk een zwarigheid: wel Broer, wat gaat u aan? Heer I- lprentyu word boos: wat heb jy al misdaan tiy had het geordonneert. Maar zal 't nooit nuxHvk weezen, 3 ' De Doétor Ziekten in u, Broeder, te geneden Gy maakt uw lichaam tot een Doflors vulliskarï Met dat Purgeeren en Klilteeren : 't gaat te var. MANSHART. * Myn lieve Broer, gy praat als de gezonde menfchen 1 Maar waard gy in myn plaats, gyzoudnietandcswen-l Ja graager zyn als ik, om geklilteert te zyn : (fchen, 1 Want het Purgeeren en Klilteeren mindert pyn. 1 BOUDEWYN. Ik wil uw zotterny Heer Broeder niet meer laken: Maar apropo, om op myn oude text te raken Uw- Dochter is vry meer als alle Doétors waard k Spreek voor een die haar ftaat in alles evenaard Die haar veel beeter als Bartrand zal vergenoegen' MANSHART. BOUDEWYN. Broêr, dat kom't uw Wyf, u raan.' L, ' MANSHART ■Ik docht wel dat myn Wyf 't al weder had gedaan tls vreemd datgy zolang vanhaaxhebt ltilgezweegen. BO U-  B L Y S P E L. *f - BOUDEWYN. *k Heb on^elvk: zy is uw Kinders heel geneegen; Maar om ds NÓnneu haar in 't Kloolter te doen gaan, ZESDE TOONE EL. FLORENTYN, MANSHART, BOUDEWYN, TRYN. w, FLORENTYN. WelManshart,ishetwaar?watdoetmemyverftaan? MANS HAR Ti O neen! maar van myn Broên FLORENTYN. Zult gy my wederftreevenf Wel toe ffllsdaai die verdient wel drment doe.-. TRYN. Dat is wel zeeker, Heer. FLORENTYN. Wat zvt gy een ontaarde! Zo dierbaar een Meer,, van «ft eeu V^J»*"1" ° TRYN. Dat is waarachtig. . FLORENTYN; 't is de Do&ory verraden. >t Is onvergeefelyk! al badje om lyfs genaden, »ï I< Crime lefes Maieftatus! landverraad , I. oP>5iTuizend pond zozwaar, nog ook zö kwaad, v ö TRYN. Gy hebt gelyk; - ffcö»  68 de INGEBEELDE ZIEKE; florentyn. • zoud in 'f kort van uw eehrpplfP„ Gezmvert zyn geweest, nu blyf jy daar hTlSïn Noch net, Purgatiën: Klifteeren iweemaaï ïfcn Had gy noch maar van doen, om u gezond te zien. rr . tryn. Wy is zo veel niet waard. ' florentyn. „ „, manshart, Heer Florentyn, het is myn fchuld niet. florentyn. Hoe! de gehoorzaamheid, die mv r^v™ fpyt? Als Doctor, zult gy die aïsm«£y fchuld« W ma ns har t v°etgaan 1 Het is myn fchuld niet: hoor, ei. luifter toch na reeden. „ ttt., florentyn. k Wil geen gemeenfehap meer met u nu houden unPA t T, , . tryn. Daar doe jy welaan, Heer. manshart. Hier zyt gy de oorzaak v9^°ifr' df>heb j7 gedaan' 1 5' c °°rzaait van: hoe zal 't.nu met my gaan ? .u florentyn. 78 4u' v manshart. 5 Vergeefhetmy, ei fpreekt met een bedaard gemoed t, florentyn. a g£5 l ?7er aan de boosheid van uw bloed • Aan de baldaadigheid van uw bedurïrkrSen*- Zomoetuwpynenfmertvermeerd'renio^erzagtetL mans-  B L Y S P E L. MANSHART. Ei Doctor Florentyn , ga doch niet toornig heen; [Laat komen de Klifteer, al was 'er meer als één. FLORENTYN. [Ik wil dat gy in 't kort zult ongeneeslyk weezen. MANSHART. [Ik fterf, ik ben om hals, ei wil my eerst geneezen. FLORENTYN. SVallendeziekten zal u vallen doen in 't bed: IDan krygje een teering die u in 't geraamte zet. MANSHART. IMyn Heer. FLORENTYN. Van teering dan een krimping in de darmen. MANSHART. ' Myn Heer gena, gena, ik voel het al, och armen. FLORENTYN. En van de.krimping krygje een buikloop. MANSHART. Noch al meer. FLORENTYN. Van buikloop roodeloop. MANSHART. Gena, myn lieve Heer. FLORENTYN. En van de Roodeloop de Waterzugt. MANSHART. Och lacy! FLORE NTYN. En dan de pop'lezy een eeuwige temtatie. MANSHART. Heer Florentyn! FLORENTYN. Dan een geraaktheid, die u moord, Dat zal de laatfte zyn daar moetje dan meê voort, Daar gy u zeifin ftort door deeze zotternyen. E3 ZE  79 be INGEBEELDE ZIEKE, ZEVENDE TOONEEL, MANSHART, BOUDEWYN. A MANSHART. ■t\ch ! 't is met my gedaan: -wat moet ik nu al lyen. ik ben verlóoren. kan 't ontryden noch ontdaan. De Doétory begint zyn handen al te Haan ° Aanmy, om op het felst zig van die fmaat te wreeken. BOUDEWYN. Bedaar toch Broeder: dat u iemant hoorde fpreeken Dy zou gelooven dat gy gek waard. ' MANSHART. ft , 'k Wordalftyf; Jk voel een Magazyn vol Ziektens in myn lyf Die ryen vast te post, dan boven, dan beneden , Door 't heele lyf: ei zie hoe beeven al myn leeden. BOUDEW Y N. Onnooz'le man ! meent gy dat m een Doftorshand Ons leeven ftaat? ei Broêr, ei opent uw verftand Och! daar hy u meê dreigt zal hy zo macht'Ioos weèzen Om uit te voeren als hy zyn zou in 't geneezen. MANSHART. 'k Ben ongeneeflèlyK, zo zei hy, o verdriet! BOUDEWYN Dat 's waar, maar. 't is maar in vooroordeel, anders niet. MANSHART. Ik ben verlaaten: och! wat zal ik nu beginnen? Die E)oétor kent myn lyf van buiteii\en van binnen, Daar is 'er in de Stad voor my niet één zo goed. BOUDEWYN. Maar is 't noodzaaklyk dat ge een Doctor hebben moet, Wy zullen u 'er een die beeter is befchikken, Een die zo fors niet fpreekt, die u niet zal verfchrikken Met dreigementen, een daar gy in geen gevaar Door zyn zult, een die u voorzigtig, kouftig raar Zal.  B L Y S P E L. 71 {kende myn natuur veel becter als 1k«lve. ACHTSTE TOONEEL. MANSHART,BOUDEWVN,TRVN. ~)aar is een Doaor Heer" *• wou u fpreeken. ^✓aanseen MA NS HART. My? vVatdoftor is't? ^^^^ Het is een van de Doöory ; •i A n hpt 7 elf te weexen , In hy gelyk, my , ^^e^tVqu vreezen indien mvn moeder met vrasecrl K, dood Dat het myn Broeder was, u xy n g ^ t Gekreegen had, maar hy s mei w Btnnen. vlArHeerRBroeder,ikzougisfen ;Zeg dat hy binnen komt Heer bro , Da? Doftor Florentyr\ is ook best: , op dat hy ons op^^Jtegg^ de ' Want oorlog, ha*: en «>" ont2ilyen laaten, h Zal die gelege nthett rny m*o ngy fch aaten ; En niemand xal my ^ Rb^" veel meerder waart, Neen, myn g«ondhetd,BroLr, b my baard j : Myn ziekte, die aan my xo veele kte»t SiïW op «yn erven. NEGENDE T O O N E E L. MANSHART, BOUDEWYN, J^VN , Schoon ik 't geluk met heb mg [ Zo is het my gexegt vanheden, AU  ■ T- de INGEBEELDE ZIEKE; Als dat gy Ziek zyt, dies kom ik myn dienst offreeren 1Joöor > 0r al wat u zou van nooden zyn. p . . MANSHART. ! £ecnegt myn oog my niet, waarachtig het is Tryn , TRYN. 1 ' A-yn knecht ftaat aan uw deur, ik eahemnr^^ ' J?« hy de Zieken, die ik hier heb o^Srevt g Gaat zeggen dat zy wat vertoeven. Me t vedof. „ _ , MANSHART. k Zeg dat het Trynis5 üroêr: watdunkt,erutoch ,xr BOUDEWYN. u^en,°U ' Tl7n 2yn? h0e durft^ ^ vonnis Daar zyn vèel menfchen die malkanderen gelvken Dat gebeurd dagelyks en dikmaals, 't is gemeen. ' Wat 's uw believen? beVik fier va„ noodenf MANSHART. v. TRYN. ' NcCn' ■K>ePgy my niet? MANSHART. Wel neen. Myn oor» m iMfE&B £™ Blyft, ïietdeDoaor^dieu^zogelykt, eens aan. Juffrouw, ik kom. MynHeer, ik moet na binnen gaan. . MANSHART. niet geiyK gezien, 'k zou 't niet gelooven. T>„> „ BOUDEWYN. Pat s zulk een wonder niet, ziet het Verwarde Hof, OP — ^  B L Y S P E L. 73 (Op de Comedie: want daar zieje 't zelfde : of Het blvfpel, datze de Gelyke Tweeling heeten. 1 MANSHART. "k Docht'twaarefprookjens, of verdigtfels van Poëten, f Gelyk men hedendaags in veele boeKen leest. ' De Franfche Meetter, die hier Aasjes is, geweest, : Verhaalde een voorval,vande eenltemmigheid derzmnen, Maar'tlngte niet Maar zagt,daar komt hy weder binnen. Broer, nu geloof ik het.^^ ^ ^ Vergeef het my, myn Heer; Het is wat onbeleeft. MANSHART. Ja wel, nou dunktme weer, 't Is onze Tryn, o ja. TRYN. Myn Heer, in alle hoeken Der Waereld, ga ik na vermaarde Zieke zoeken: Als Doftor reis ik door veel Koninkryken heen, En doe veel wonderen in Dorpen en in Steen 'k Ben van die Dodors niet, die hunne tyd verfpillen, Met fcheele Hooftpyn, of verkoutheid , dat zyn grillen; Of binnekoortfen, die ik my onwaardig kern 't Zvn and're Ziektens, Heer, waar vamk Doftorben. 't Zyn zwaare koortfen, die door kou doen klapperEn dan het lichaam, als een helfche gloed, verbranden, 't Zyn dappere benauwde horden, zydewee, 't Zyn Peperkoortfen, Jigt, daar triomfeer ik rnee\ 't Zyn Spaanfe Kogels, die de neuzen weg doen fteken. Myn Heer, ik wensch wel dat gy alle die gebreken Alleen had, en dat gy van alle Doctors hier Verlaaten waard, wat zou 't my zyn een groot pleiner, Moge ik u van al dat vervloekt: kwaadgeueezen. MANSHART. ''k Ben u verpligt, myn Heer, dat zal niet nodig wezen. E S TRYN.  74 de INGEBEELDE ZIEKE; tryn. Gy ziet my (lyf aan, zeg, hoe oud ziet gy my aan? manshar t. Voor acht en twintig jaar, gy zyt noch wel gedaan. tryn. Ik ben ruym tneegentig. ma ns h ar t. Dat zou me niet vertrouwen. Gy zyt een mooy oud Man. t r y n. Ik weet my jong te houwen JJoor kracht van Kruyden, ja ik maak my zelve fris. Kom, geef uw pols, txru , MANSHART. ° Wel dat s een vreemde vraag. TRYN. «r,oM , , Bk zeg dat gy hem moet Afzetten, 't word vereist, en dat op ftaande voet. ,XT , MANSHART. Wel waarom dat > ik fchrik. TRYN. Hv m^i-^o.j j. lk zeg' &v moet u fpoeijen. H v i?*tde™j fen arm onmoog'lyk nietkan groei «y trem al t voedfel. Qen MANSHART. zjpt r. j , , , Maar, dat doe ik niet, 6 neen ! Het fcheeld de hscle helft, twee armen of maar een. TRYN.  B L Y S P E L. 77 TRYN. (Gy moet op ftaande voet uw één oog uitdoen lleeken. MANSHART. I IMaar waarom dat? ei zeg wat komt 'er aan te ontbreeken. T R Y N. |(Gy zoud uyt 't ander oog dan eens zo helder zien, ■ MANSHART. jllk dank u voor die raad: dat zal noch niet gefchien. TRY N. 1 Verfchoon my Heer, ik ga, 'k zal wel eens wedcrk eeren: "k Moet met veel Doaors gaan een ctoode vmteeren. MANSHART. IHoe! by een dooden? wel wat zal ik hier vermoen? TRYN, (Om maar te zien wat dat men wel had konnendoen, 'Toen hy noch leefde, om.zyne Ziekte te geueezen. ; Zie in toekomende kan ons dat dienftig weezen. Barnes. MANSHART. ] Maar ik ley u niet uyt: een Zieke is vry daar van. BOUDEWYN. ' Watdunktu, Broeder, vandicDoSor? dat'seenMan. M A N SH AR T. Hy gaat 'er ftout meê deur: hy laat hem lustig hooren. BOUDEWYN. Zo fpreeken grooten en doorluchtige Doaooren. Het is een DÓftor, wis van de allereerfte rang MANSHART. Hy 's niet pleizierig: ik wierd op het laatst hee. bang. Een arm afzetten, en daar na een oog nytlteeketi, 'k Dacht dat Medicament dat heeft my nooit geleeken. Ik wil geen éénoog noch geen éénarmzyn: dat s vals, lk dacht die Doftor brengt 'er meemg om den hals. BO UDEWY'N. Dat zyn de rechte en ook pryswaardige Doaoren, Die geen geveinstheid, maar de waarheid laaten hooren. Ik heb hem aangehoord met aandacht en met lust., TRYN.  ;8 CE INGEBE.ELDE ZIEKE; TRYN. Van bint fA I Al zoetjes Doétor, zagt, ik bid u hou uw rust, Beteugeld uwe lust en wil die moeiten fpaaren. MANSHART, Wat fchort 'er Tryn ? wat is 't TRYN. 1 Ik moet myn eerbewaaren.,]) De Doctor greep my na de borften. MANSHART. Is het waar ? Wel dat is vreemt: een Man omtrent de hondert jaar,',! Dat die noch denken durft aan zulke geyle nukken. BOUDEWYN. Wel nu de vriendfchapsband is t'eenemaal aan Hukken Met Doctor Florentyn, en 't fchrift gefcheurt is, dat 1 Hy in het voordeel van zyn Neef geteekent had, Zo geef die Heer gehoor, daar ik u voor kwam fpreken. MANSHART. Ik meen Helena in het Kloofter te doen lleeken: Dies fpreekt daar nimmer van. BOUDEWYN. Ja, ja, ik docht het wel, j Dat is op haar verzoek. MANSHAR T. Komt weer myn Vrouw in 't Ipel? i BOUDEWYN. Ja Broêr, ik meen haar, en ik kan het niet verdragen, i Gy tracht uw Wyf meer als uw Dochter te behagen. MANSHART. Gy kent myn Wyf niet, Broêr, het is een vrouw zo goet: I Laat Tryntje zeggen wat al vriendfchap zy my doet: . I Geen goetheid van een Vrouw is nimmer zo befchreeven. I Zy fturf, zo ik fturf: ja myn leeven doet haar leeven. | Zy vleid, zy ftreeld my, en ons gantfchehuysgezin Maakt ze op myn wenken vlugdoor ha2r getrouwe Min. Dat gy haar liefde zaagt, gy zoud hef mauw gelooven. i TRY^M .1  B L Y S P E L, 79 Boudewyn, haar tróaw gaat alle trouw teboven. Kat ik uw Broeder daar een Haaltje van doen zien. KC-i'eef mv daar vryheid toe. u ' manshart. Wat zou 'er dan gefchien? tryn. it o., mv creworden, hy zal haast heel anders praaten: '• Hy'za'Vvrouw/als'gy, liefhebben, ennietnaaten. Ht1 manshart. ■ Maar Tryn, wat wouje doen? 1 tryn. , Uw Vrouw kwam daat'lyk in. Kom hier, heer Boudewyn, kom ra5^"^^":,"^' VerTteek u in die huek; en gy, myn Heer, ga leggen Od deeze Boel, als of gy dood waard, ik zal zeggen S t gY geïurven zyt, dan zult gy zien de rouw LUelde van die goê beminnelykq Vrouw. manshart. „ Wel Tryn, dat heb je weldoe kan je'tzoverzinnen? Le£ftil • daarkomtuw VrouwWat zal ik nu beginnen? 1.,w ongelukkige! helaas! wat gaat my aan ac L ?uvk nmreluk« och! och! hoe zal 't hier gaan! Hoe za d e" Sg in myn Vrouw haar opren klinken. S°za eleudigyin Siyn traanen noch verdrinken, Och! och! och! och! och! och! TIENDE TOONEEL. anna, tryn, manshart, boudewyn. anna. "Wel, wat is hier gefchied? Och! uw verlies is groot! 6 hartzeer! 6 verdriet!^  So de INGEBEELDE ZIEKE; Myn Heer, uwgoejeMan, och! och! dieisgefrurven. Ik was alleen by hem: helaas! wy zyn bedurven. \n n a. Is hy gefturven ? tryn. Ja: och! uw verlies is groot: Uw overlede Man, Mevrouw, och! die is dood. anna. De Hemel zy gedankt, nu ben ik eens ontflagen Van zul ken last, die my te lastig viel om draagen. Wel ben je mal Tryn, dat je huyld, jou zotte meidj. tryn. 't Is ommers de manier dat men de doonbefchreid. a n n a. Is t malligheid? weg, weg, dat zal zo net niet hoeven, Om zulk een Kaljebaard zal ik my niet bedroeven, Om zulk een Rochelaar en Herfenlooze bloed, Om zulk een Molik, die ik trouwde om al zyn goed. Die anders niet deed als dathy maar kwylden, knorden: Die ouwe kouwe gekj ik zal 'er jong van worden : Ik lachme fchier aan 't end: hoe 's myn geluk zo groot: Ben ik die fagg'laar kwyt? ha! ha! ha! is hy dood? Die reets verrotte door 't Purgeeren en Klifteeren: Hy ftonk als een privaat. ik zal de dood vereeren Een lofgezang, zo lang ik leeven zal op aard, Gyzytmy, Manshart, nu, meer als in 'tleeven waard. Dat out ftuk ftinkent vlees was my maar tottemtatie; Zyn leeven was myn dood. tryn. Dat is een Predikatie. anna Ik had het fleurtje van myn jeugd, en frisfe tyd Met hem alleenig maar verflecten om profyt. Gy moet my helpen Fryn, ik zal u wel beloonen. t r y n. Zyt vry gerust, ik zal myn gunst u wel haast toonen. ANNA.  B L Y^S P E E. N ANNA. fcfn niemant van zyn dood bewust is, laat orts voort ^ 'Sd en 't beste goed verfteeken daar 't behoord. A s dat eebïrin is, laat ons dan 't lichaam leggen [OfNfbed , en van zyn dood noch tegens memant zeg- PMia?maaken dat hem daar een ander vind, dan is 't Sverïorgen dat wy doen. De fleutel van zyn kW ïSteekt in de rechter zak. MANSHART. Dat*s flings, ik zalzeugeeven, [Karonje, loozeHoer, jy hebt my braaf befchreeven. , ANNA. i Och! waar verberg ik my! - MANSHART. Is dit jouw liefde, Hoer? i Geveinsde valfche Teef. BOUDEWYN. Wat zegje daar van, Brofir? ANNA. Och Man! MANSHART. ]ou duivelin, ik zal het zö beftelleri, Dat jy jou vingers aan myn geld niet blaau zult tellen. Vertrek. TRYN. Is de overleden Heer niet dood? ödatisflegt BOUDEWYN. Bevind iy 't zo niet Broêr, als ik 't u had gezegt. JJ MANSHART. Och ia verzeeker Broêr, 'k weet anders niet te zeggetti 't Zvn Hoereparten, dat is niét te wederleggen. J TRYN. Dat hadde ik nooit gelooft, ik ben bedrogen Heer. Da rkomtuw Dochter, kom, kom, leg uvaard.g Heer, Laat ons eens zien of zy haar plicht ook heeft vergcetert. p Da  32 de INGEBEELDE ZIEKE; Dus zult gy het gemoed van uw gezin haast weetcn. m A N a H A r T. Gy hebt gelyk, 't is goet. ELFDE TOONEEL. helena, tryn, manshart, boudewyn. tryn. roevig ongeva1! O rampfpoet! al te groot, dit raakt my boven al! Myn goeie tieer is dood! wie helpt, wie helpt my klagen? Was hy een and're dood gedut ven, t was te draagen. Ik lmelt in traanen; ach! ach 1 ons verlies is groot. HELENA. Och! wat is hier gefchied ? tryn. Uw Vader die is dood. HELENA. Hoe! is myn Vader dood'? och! dan ben ik bedurven. ï r y N. Hy 's aan een flaauwte indeez myn armen zo gefturven. Daar leid hy uitgeitrekt. zo doodelyk, zo naar. HELENA Ach! is myn Vader dood! 6 Hemel! is het waar? Ac i! ongelukkige! dit zal my eeuwig rouwen: Hy was op my vergramt, om dat ik niet wou trouwen Met hem, aan wien hy my reets had ten Echt belooft. Myn ongehoorzaamheit alleen heeft hem berooft Van 't lieve leeven: ja myn Vader, 'k heb misdreeven, Ja ik ben (Irafbaar, dat ik u dorst wederllreeven: Ik zal 't verbeteren De Wet, die gy my gaf By 't leeven, zal ik na uw dood doen, tot myn draf. Ik zal in 't Kloolier voort voleindigen myn da^en , Myu  B L Y S P E L. Sj Mvn ongehoorzaamheid en uwe dood beklaagen. Tot téeken van myn liefde, 6 droevig ongeluk! Gedoog dat ik u kus en in myn armen druk. MANSHART. Myn Dochter! H F, I. F NA. Vader leeft! b Hemel! welk een zeegen. Dc blydfchap fluit myn mond. MANSHART. Zyt om my niet verleegen; Ik ben niet dood: ik leef; kom nader my, myn Kind, Dat ik u kus: ik zie dat gy my teer bemind, Dat mv zo lief is: ik wil u niet meer weer hou wen: 'k Geef u uw vrye keur, trouw die u lust te trouwen, Indien 't een Do£tor is HELENA. Die my ten Echt begeerd, En die ik 1:ef heb, is van daag gcpromoveert Tot Doftor: zulk een kracht heeft hem de Mm gege- Hy heeft als Do&or reets al wonderen bedreeven. Hy zal, Heer Vader, u geneezen deeze dag. 'k Verwacht hem al. MANSHART. Wel Kind, ik wou dat ik hem zag. BOUDEWYN. Broêr kan de Minne-God een Smit de kragtengeeven. Om met penceel, vól kunst, te fchildereuna'tleeven, Zo is 't min wonder, dat hy aan een fchrand're leerd De kunst en ook de kracht waar door hy Doctoreert. HEI-l NA. Daar word gefcheld : loop Tryn, wilt hem voort binnen laaten MANSHART. Niet als een Doaor, Kind, zal my voor u bepraaten. F 2 TWAALF-  83 de INGEBEELDE ZIEKE; TWAALF DE TOONEEL. manshart, BOUDEWYN, F E R DI na ND, HELENA, TRYN. T BOUDEWYN. X^et doch met aandacht, Broêr: zet alln zotterny, Met uw vooroordeel, nu eens teffcns aan een zy/ ^ ,. FERDINAND. De liefde tot uw Kind, en u, heeft my «Wen 1 ot de eed Ie artzeny, om my te doen herleeven, JJe lictde heeft van daag my zelf gedoctoreert ik ben ook door zyn kracht zover geavaneeert J*it jk kan wond reu doen, dat zal ik u klaar toonen, ntVh^t V11" elVk'rACh^der Do^°n-en woonen. ' lJ.es heD ik hier ontboón Mejuffrouw Ba^alyn JVlet haare bog^el, die de Dodor Florentyn ' l ien jaaren vrugteloos recepten heeft gegeven: J£ Za haar geneezen in uw byzyn. Daar beneven ■ U helpen van uw kwaal. Men laatze binnen (laan, DERTIENDE TOONEEL. MANSHART, BOUDEWYN, HELEN A, FERDT, •NA ND, tryn, BAGGALYN. HFERDINAND. oe lang heeft Florentyn w?I over u gegaan ? W at midd'len gaf hy u. BAGGALYN. tj , , . . Met uw verlof, myn Heeren. tVj deed my tienjaar lang niet anders dan ki'ifteeren. _ FERDINAND. Jrly was een groten zot; kom Juffrouw Baggalyn Gj  B L V S P E t. * FERDINAND. , weet. I* ral de eroei hem eer beneemen als ny treekcn Se BoSÊl moet van mfj*^eWJ^de« fpreeken; |n wy! * Hryk moet.jy dan d^xe ^^ f [Mundusvultaefipi.HebtGgyLYN_ 'Mundusvultdefipi. NAND. F Nu xal het heel wel gaan. BAGGALYN. Mundusvultdefipi- ,AND. Datxynnutweeftrykaaden. BAGGALYN. Mundus vult.defipi. lNAND. DeBogchel is verraaden. BAGGALYN.. ft f> MaarD„aotFe*„a .«^^ B\1rvkelykbeloonen. Ik xal u dankbaar xyn, en ryKe.y^ MAN SH AKi. J ' FER- F 3  85 de INGEBEELDE ZIEKE; FERDINAND. Als gy dit Poejertje driemaal hebt ópgefnooven Zo zyt gy uw gebrek en ziekte ver te booven. ' Maar gy moet ieder maal, wanneer gy fliuift, als die Uok ipreeken dit Latyn: Mundus vult deüpi. MANSHART. Mundus vult defipi. FERDINAND. , T ',. , Die poeier zal n geeven. Uw ganfche lichaam door nieuw bloed en ook nieuw leeven. ^ MANSHART, al f niezende.' Mundus vult delipi. - FERDINAN D. Des Poejers kracht begint: Gy zu t haast fris zyn als een jonggebooren kind. MANSHART. Mundus vult defipi. Ik zou, ik zou wel wenfehen Te weeten wat het is. FERDIVA ND. ~. , , .. MJ" Heer, 't is as van menfchen Die a tyd fris, gezond, en nooit zyn ziek geweest. Het is momië, die op f taande voet geneest. Uw Doctor Florentyn zei dat al uw gebreeken Huis hielden in uw buik : hy heeft hem liegt verkeeken En daarom heeft hy u geiladig geklilteerd,' En na Klilteeren hebt gy daag'lyks gepurgeerd: Maar 't fchort nier in uw buik-, dat durf ik u wel zegden Het fchort u in het hoofd: zie daar, daar zal't u leggen. TRYN. Hy raad het zeeker recht, hy 's met de kop gebruid. FERDINAND. Daar zit dien Radix, en die wortel moet "er uit. Die poeder Kapitus zal reinigen uw leeden, En zuiveren uw bloed van boven tot beneeden. manshart Maar by aie menfchen as is daar wat by gedaan? FE R.  B L Y S P E L. 8? Mundus vultdcfipL hart_ Be voel het al van binnen. FERDINAND. . , • wet ei heft uw hooft recht inde lucht. Steek uit uw borsten hel t^ 'k Zie dat uw riekte vlugt, cu » a "t kwaad ver winnen. Die Doe;ier rust niet ot het moet a. tnw^iu JJie poe.jer iu T ^ fiuezende. Myn borst, myn buik, m> u du ,»") myn hooft ;k nQok looft. Papa,mydunktgyaap^ Heer Doftcr, 'k neem u aan tot Zwager daar s myn ^ F ERDlN AN Di 'k Ben dankbaar. * HELENA. Dank Papa. Nu weet ik welk een kracht er ueew. Met aqua vita. F ER"  8» üe INGEBEELDE „ZIEKE, FERDINAND. En Mundus vult deiïpi. Leer Manshart, hebt gy lust om ook Doöoor te zyn>; MANSHART. Hoe! fcheertgymyDoétoor? ik kan geen woord Latyn.i» FERDINAND. t Is daarom mooglyk : doch gy hebt dit niet te leeren • Gy kunt in 't Nederduitfch u laten promoveerer ? MANSHART. Wel als dat kan geichiên, ben ik daar meê te vreen l)ie titul zou my ook wel voegen, zo ik meen Kan WJ 'nde ZJaaI' 2e^ my de om Handig,.Jen, 1 En laat ons deze dag dan voorts in vreugd belleden. * EINDE.