1162 C 40   HOVENIERS ZAK-BOEKJE, O F NIEUWE VOLMAAKTE BLOEMTHUIN, IN DE WINTER, vervattende Verfcheide tot nog toe onbekende Geheimen, om midden in den Winter, als: in de maanden November , December , January, February en Maart, een volmaakte Bloemthuin te hebben, even als in de Zomer. als me ede Een aantal Konst-Geheimen tot verbetering van Boomen, en Heestergewasfen; Door een Liefhebber van de B L O E MK W E EK E RY. Te AMSTERDAM, by P. G. GEYSBEEK en L. GROENEWOUD, Boekverkoopers.   B ERICHT. Uier krygen de Liefhebbers van Flora's Gffchenken een Werkjen in banden, dat misfchisn het eenigjle in foort is , te weten: Om een Bioemthuin in de Winter te hebben, zoo goed als in de Zomer; een kunst, die aan weinig, of geene bekend is; en die Proejondervindelyk, aan het oogmerk heeft voldaan; zynde dit na een vyftigjaarige ondervinding cpgefteld, en het welkwy uaanbieden, met oogmerk, om ook iets toe te brengen tot Nut van 't algemeen. Want daar men in deze verlichte dagen de TVetenfcbappen weder begint te achten, zoo moet deze Kunst ongetwyffeld, met goedkeuring ontfangen worden. Mieris nog bygevoegd, een aantal Kunstgeheimen en Recepten tot verbetering en vermeerdering vanBoomen en Heestergevvasfen: niet twyfelende, of deze Kunstgeheimen zullen by de Lief  BERICHT. , Liefhebbers , een gewenscht effelï doen. Nu, ontfangt dan dit Werkje, met dankbaarheid, aan den Schryver, mooglyk ziet ge eerlang nog meer, van zynen onvermoeiden arbeid, zoo wel andere Wetenfchappen als dé Bloemkweekery, betreffende. De Uitgeevers, D:  (I) D: JOH: CHRISTIAN LEHMAN Nieuw Uytgevondene DLOEM-TH U Y N. DAt God de Almachtige Schepper , de Schepfelen aan de Menfchen onderworpen heeft, omfe te gebruyken , cn daardoor de Macht en Wysheit haares Maakers te pryflèn, is uyt de H. Schriftuur bekendt. Waarom ik dan als eenNatuur-Kundigc,door een handtaftelyke ondervinding fal aantooucn , hoe zich op deefen grondt een iegelyk Schepfel, en hier voornamentlyk de GewaiTcn , dwingen en voortbrengen laaten , wanneer wy maar willen , en byaldien wy i. de middelen gebruyken, en 2. ons van de order bedienen, en defclve nagaan, welke Godt de Schepper volkomen gegeven heeft, en de nagenoemde middelen volftrekt fonder alle verdere Konftcnareyen , befigen, cn dc ordre maar eenvoudig opvolgen. De Sonne is immers daartoe als een middel gefchapen, op datfe door haare beweging alle dingen foude verwarmen , en A hoe  . ( 2 >- . hoe hoogef zy boven onfe kimmen komt, hoe meer zy de lugt verwarmdt, en hoe meer deefe het aardryk warmte aanbrengt, dat hetfclve fyne gewaflèn kan voortbrengen ; waaruyt allerhandt uytwafemingen in de hoogte trekken ; waardoor wy dc vruchtbaarrte regens krygen, en waardoor de klyne gedeeltens der aarde felfs naderhand ontbonden worden , en den Gewaden tot . voedfel dienen moeten. Hoe bequamer, gemefter en weltoebereyder het Landt is, hoe beter, volmaakter en ftarker ook de Gewaden groeijen , 't geene een iegelyk neerftig Landman en onvermoeydt Hovenier my fal toeftaan. Maar deefe beyde moeten ook goedt zaat in de aarde zaaijen, want het zaat moet altydt het allerbede zyn, en bequaame , dikke, rype en uytgefogte gefonde bollen fetten , wanneer zy Bloemen voortqueeken willen. Maar voornamentlyk moet men de ordre houden die men in de natuurlyke Lichaamen vindt; ter rechter en niet op onbequame tydt, fynen arbeydt in 't ploegen, zaaijen, planten, begieten, dekken, wieden Stc. na behooren verrichten, en alsdan den zeegen van Godt Almachtig verwachten , die vroeg reegen en laate reegen, fonnefchyn, en alfoo warme en koele daagen , dat is , gewenft weêr geven fal, op dat alles op fyn  19i ^ , . fyn tydt uytbotten , waflen en bloeijen &c. kan. i. De Aarde , heeft een Hovenier, die fyne Konft maar vrat verftaat, altydt in voorraadt, foo wel maagcre , vette , mulle , als harde, waardoor hy dan daarna de ■magere verbeteren , de vette door het bydoen van andere, magerder maaken , na evenredigheit verminderen , en lyne geilheit benemen kan ; iflè hem te hardt, foo weet hy fe door houdt-en thuyn-aarde en fcherp fandt , wel muller te maaken. Waarom ik dan nootfakelyk het aardryk eener iegelyken bloem wydloopig fal moeten befchryven. x. Is het nootfaaklyk dat hem aangeweefen wordt, waarin hy fyne aarde doen lal. Nu was het wel te wenfehen, dat de Heere van een Thuyn foo veel te kollen wilde leggen , om kleyne hóutc Tobbens en Kallen daar toe te laaten maken,foo foude de aarde by Wintertydt veel warmer daarin zyn, als in Potten ; maar zy ftaan foo Wel niet in de Kas , alle jaaren foudenfe byna weg zyn , en veroorfaaken veel onkoften , dierhalven ben ik maar by de Potten gebleven. Defe nu heb ik 9. duym hoog en 9. duym breedt aanbevoolen; om redenen, datfe foo veel beter konnen verWarmt worden; want, indrerjfe grooterof A 2 hooger  ( 4 ) hooger zyn, foo konnen zy door de kondig gemaakte warmte niet gedwongen worden ; waarby met eenen ftaat aan tc merken, dat men ja geene vierkante Potten moet verkiefen , om de Hellingen dkh te voller te maaken, want door datfè digterlluyten, wordt 'er geen plaats genoeg voor de lucht gelaaten, datfe vry en overvloedig, en met een gclyke beweging daar door fpeelen kan , vermits de plaatfen en tuflehenruymte door de vierkantigheir naauwer wordt : en fchoon de lucht door defelve heen en weêer fpeelen kan, foo fal door eene gelyke beweging, die na een rechte linie gefchiedt, meerder koude overblyvcn, en de Potten fullen alfoo niet verwarmt worden , als wanneerfè wat verder van en uyt malkander , en op een wat ruymere plaats daan, en de lucht niet gedwongen wordt, tudchen defelve door te dryken, maar zich rondom defelve beter bewegen kan, waardoor foo wel de lucht als de Potten beter verwarmt worden. Tot beproeving defes dient de geringe ervarehtheit , dat de Hoveniers uyt haar eygen mondt, foo wel warm als koudt konnen blaafcn, daarfe doch niets anders doen,als de lucht beweegen; doenfe den mondt wydt open, dat veel lucht te gelyk daaruyt komt, en door malkander fwerven kan,  kan, foo geeft het warmte aan de handt, in tegendeel, wanneer men de lippen fluyt, en maar een klcyne opening tulfchen defelve laat, fchoon menmetdefelfdefclheidt blaaft,foo fal men egter koelte genoeg aan de handt voelen. 3. Volgt, hoede Bollen en Wortelen, als meede heele Gewaflcn ,in de Potten die met aarde gevult zyn, moeten gefet worden ; alwaar by verfcheyde, de wyte, foo wel van malkander, als van den randt, onder zich zelfs , en de diepte &c. genoegfaam is aangemerkt geworden. 4. Het begieten, waaraan feer veel, en 't voornaamfte geleegen is , opdat een gewas niet overgoten , en te nat gehouden wordt,dat fulks niet verdraagen kan. Andere in tegendeel , willen altydt vochtigheit in overvloedt, tegens de voorgaande te reekenen , hebben. By de geene die droog gehouden moeten worden , is de befte aanmerking, wanneer de Bollen diep leggen, dat men een duym diep in de aarde gravende, fien kan, of'er nog vochtigheit is, en indien niet, foo is het hoogtydt om te gieten, cn dan laat weer 3. of 4. dagen voorby gaan , voor dat gy haar wat geeft j op datfe weer uytdroogen. By de geene die natter gehouden moeten worden, moeten de zygaatjes aan de boom van de Potten, alle 14. dagen met een ftokjen A 3 door-  (6) doorgeftootcn worden,opdat het overvloedige water kan afloopen,de aarde niet verfuurt wordt, en de wortel verrotten mag. Waarmeede, wanneer,hoe,en hoeveel, is by ieder gewas genoegfaam gemeldt. De Sprocy-quaft is niet fonder reedencn aanbevoolen geworden, nademaal men door. een gieter lulkc kleyne druppelen, nog ook foo wel nietverfpreijenkanmiaarik kannaauwclyks gelooven, dat 'er de Heeren Hoveniers aan fullen willen , om dat het meer tydt verfpilt, anderfmts is het van groote nuttigheit, de kruyden en blaaden worden te gefyk fagtjes overal nat, het fpoelt veeIe vuyhgheit van ftoffweg, en 't maakt de blaaden vaft, en belet te gelyk het ongedierde. Het water moet Someivlaauw zyn, vermits felfsin de Somcr,met put-water te gieten, dat eerft geput is, al te hardt voor de GewalTen is. Opdat men fulks nu des Winters meede foude konnen hebben, foo is het noodig dat men een pannetjen boven het ftookgat heeft, opdat gykokendt water onder het koude gieten, enhetalfoo laauw kondt maaken ; maar de Hovenier moet zich de moeyte niet verdrieten laaten, dathy altydt, wanneer hy 't onder malkander mengt , met de handt daarin taft,enmet een houdt fyn water in degieter, braaf door een roerd , opdat het onder niet koudt  ( 7 ) . koudtmag blyven. Met gier, moet niemand in de Broey-kas begieten , luiks is te raaden , het veroorfaakt al te veele ongelegentheeden; hierin móet fuyvere lugt en water zyn, maar een iegelyke aarde moet vooraf wel gemeft worden. 5. De plaats in de Broeykas, moet een iegelyk Hovenier wederom wel weten te oordeelen, anderfints fal hy fyne Gewaden verbroeiien. Want daarm beftaat de graat der warmte en het gantfche Hooftweric. Waarom ik dan op fulke ftellmgen i.aan de kachel,en 2. aan devenfters drie verdiepingen, ook op de tweeonderftedriep.anken, en op de bovenfte maai" twee planken geordonneert hebbe. 3. Een bank achter defelve, daar twee regels naaft malkander Haan konnen, waarvan ik genootfaakt ben wydloopiger en grondiger melding te doen. En daar, myn lieve Hovenier ! helpt geen klaagen, maar hier moet gy u verftandt te koft leggen-, en uwe gctrouwigheit tegens uwen Heer toonen, hier meedé behaalt gy eere en verdiende \ kan ik het doen, en myn Hovenier, waarvan ik fooveel duyfont getuygen hebbe, foo moet gy in de Winter meede neerftig zyn , anders is alles te vergeefs. Sulks beftaat nu meeft, in een Weynig heen en weer vertillen van uwe potten , en des daags driemaal te ftooA 4 ken,  Ir ■ } ken , wanneerje houdt befparen wildt. I. Wat aangaat de Hellingen by en boven de kachel, dit is de allerheetlte plaats welke in onfe Broeykas gevonden kan wor! den; hierop worden de Potten, wannecrfe uyt de Kelders of uyt de Winterplaatfen gekomen zyn, in 't begin nu en dan, gejet, wanneerie kout en bevrooren zyn eelyk men by een iegelyk foort infonderrfeit zal aangeteekcnt vinden, op dat de Potten ontdooijen, en zich tot een begin verwarmen konnen : maar fe moeten alle uuren omgekeert worden, en niet boven drie uuren daar Haan blyven, anderfints kond gy uwe Bollen gemaklyk verbranden. II. Hierop volgt de bank, die achter de venlters is, daar Haan de Gewaflèn in myn kas , maar drie ellen ver van de kachel , en ' niet tege-nflaande datfe dieper, als de bovenHe verdieping aan het venHer is , foo Haan de Gewallen nogtans aldaar foo warm, foei en broeijig,dat de wortel aldaar feer gewarmt wordt , en wanneerfe uytbotten willen , kan menfe daar jtaan laaten , maar foo draa alsfe de aarde beginnen door te Hooten , moetenfe daar van daan genomen worden, om dat alsdan deele graat te heet is, III. En om hoog opdeeerHe verdieping gefetwprden,datfete gelyk lugt en fon van het  . (9) het venfter gemeten, en alfoo vaft en hard worden. Maar nademaal deefe cerfte verdieping maar een en drie vierendeel elle van de foldering af is, foo valt de gantfche lugt en hitte daarop, waarom gy alle daagen wel acht daarop geven moogt, opdat gy aldaar de Potten op de achterlte plank, wat in 't ronde omkeert, dan fal die Bol, welke tot nog toe tegens de kachel geftaan heeft, werklyk wat gematigder lugt genieten , en zich wat ververfchen ; laatle dan daar in de hoogte na evenredig heit de vochtigheit niet miifen , om dat het, voornamentlyk by lonnefchyn, daar feer fchielyk droogt. Een noch wat gematigdre graat, is de voorfte plank, digt aan't venfter, waarheen gy uwe uytbottende Bollen , dan verfetten kondt, wanneer gy fiet, dat de groente daaraan waft. IV. Zoo draagy nu merkt, dat onderu bollen de botten voor den dag komen , of aan de rooien de bladen zich willen openen, dan is het hoog tydt, omfe beneden op de tweede verdieping te fetten, welke drie verfchilligeplanken heeft, daarfe gematigde lugt genieten, en zich niet zoo ligtelyk overgroeijen, en verbrandt konnen worden ; de achterfte na de kachel toe, is de warmfte, de middelfte al wat kouder, maaide voorfte, is de koelfte, alwaar de Bloem , A 5 wan-  ( io ) wanneer het bloeyfel geheel open gaat, fynen reuk &c. krygt; konnen alfoo gemaklyk cerft op de achterfte plank gefet worden, op dat de teereuytbottende blaadjes en de Bloemen, zich beter alhoewel weinig verheffen , cn de bladen den kouderen graat mogen leeren verdragen, en niet zoo aanftonds in de koude mogen komen. Wanneerfe nu azuren aldaar geftaan hebben, dan is 't noodig dat de Potten op de V. Bcnedenfte Verdieping gefet worden, en wel op dc plank, welke tegens de kachel gsrcek.:nt, de eerfte is, alwaarfe zoo koel itaan, als zy in de Maandt Mey konnen ftaan, en daar gy met gedult deftcelen moet laaten opfchieten, zoo hoog als gy lê noodig oo/deek; hoe verder gy defelve na vooren op de tweede en derde plank fet, hoe koeler dat uwe gewaffen ftaan. Waarom gy dan in December, wanneer de fon het laagfte is, ofanderfintsgroote koude opkomt, bykans des aages aan de venfters in de derde regel niets moet ftaan laaten, om dat het gevaar loopt, van ten eenemaal doodt te vriefen ; en indien het bevrooren mogtezyn, lbo als hst aan de befte meefter gebeuren kan, dat hy zich ergens in vergift; foo fchuyft defelve maar op de tweede plank voort, op dat .het langlaam mag ontdoijen; want by aldien  dien gy het fchielyk in de hitte of koude brengt, dan is alles bedurven, want dit moet alles met gemak, en niet met kracht en geweldt gefchieden. Ik heb dierhalven by een iegelyk gewas den graat en plaats genoegfaam na myn gedachten befchreeven, dat een eerlyk Man niet ligtelyk miilën kan. VI. Aangaande nu de getemperde kas, foo was het te wenfchen, dat een iegelyk liefhebber , die ten eenemaal leeg en fonder boomen konde hebben, dan foude hy in 't midden van het venfter af, meede vier regels Potten , op vier verfcheyde trappen konnen fetten; maar voor een Burgerman is dit te koftelyk, waarom dan in de kas of fteof, waarin de Citroen enOranjen boomen des winters bewaart worden, aan devenfters, twee regels planken, boven en naaft malkander geordineert zyn. Nu is het aan een iegelyk Hovenier bekendt, dar Oranje boomen, grootcre warmte als Citroenboomen hebben willen; bygevolge zyn 'cr vierderly graden in de Citroen kas, of in de ftoof of plaats daarfe ftaan; op de aarde aan hetvenfterisde koelfte plaats; de achterfte plank wat gematigder; van de twee planken daar boven, de voorfte warmer als de achterfte, op de onderfte verdieping; maar de tweede op de bovenfte regel noch warmer; cn  (I*) en aldaar moeten alle uwe potten,fonderuytlöndering, in de getemperde kas, ecrft eenigedaagendc warmte leercn wennen, wanneerfe uyt de winterplaats gebragt worden; daarna daar omtrent, daar de Oranjeboomcn ftaan, voornamentlyk indien 'er in de winterfoudegeftookt worden, en moeten; daar gy uwe Nagelen, Violieren en Violetten met opftaande fteelen, fonder in de broeykas te brengen, broeijen en bloeijen kondt laaten, het zy dan, dat gyfe nu en dan wat fchielyk foudt willen hebben , en gy het felve eenige daagen van te vooren weet, foo kondt gy delelve opdebenedenfteverdiepingaanhetvenfterin de broeykas letten, gelyk by ieder foort verhopentlyk duydelyk genoeg fal geleert worden. VII. Nu zal ik het ftooken, en wat daar by noodig moet waargenomen worden, verklaaren. De kachels vindt gy in de kas en i n der zei ver Bouwing befchreven. Tegens den avondt na drie uur, wanneer de fon ondergegaan, en wanneer het wat koudachtig is, moet een Hovenier noodig een vuurtjen ftooken, als wanneer hy, na dat het in de buytenfte lugt koudtofwarm is, weinig of veel ftooken moet. Des avondts omtrent 9 uur, moet hy wederom een uurtjen ftooken. In 't hardfte van de winter ook wel 'snagtsten 12 uuren, wanneer de fel.  (Ij) felfte koude is ; dan weer ten langden 's morgens tuflchen 5 en 6 uur, want uwe broeykas moet lbo veel als mogelykis, een gematigde hitte behouden, en't moet nooyt daar in vneien, anderfints is het met alle uwe gewaden welke daar in ftaan, opeene rys gedaan, en zyn defelve befwaarlyk, of wel in'tgeheel niet, weer te rechtte brengen. De befproeijing met koel, maar niet met kout water, doet veel, datfe weer tot haar verhaal komen, maar indien gy voor denvorft zorgen kondt, zoo is het zoo veel te beter. Ondertudchen vindt gy by de broeykas een kachel belchreven, waarin gy ter noodt dag en nagt kondt ftooken, en alfoo den Hovenier by wintertydt eenig voordeel toebrengen. Maar wat het overige aangaat, zoo gelooft niet, dat met uwe warmte alleen, uwe Bloemen tot volmaaktheit komen, maar gèlyk by dag de fonne, en des nachts de verkoeling ih hét Landt veel doedt, alzoo is 't in uwe Kas meede geftelt. Schynt de lbn, foo ftookt minder, anderfints kondt gy alles verbranden, waarop wel gelet moet worden. Het vergroeyt maar, en wordt niet hardt, waarom gy dan door de foldering lugt moet geven, dat de walmde en de heete lugt meer fpeelens heeft, om in de hoogte te trekken. Zyn 'er uy terlyk warme winden, en douwigt weer, dan behoeft gy meede foo Hark  ( H) ftairk niet te ftooken, en moet een deurtjen aan 't venfter, of zelfs de deur een weinig opendoen, datfe van de lugt beweegt en verquikt worden, maar ten iangften van tuffchen 11 en half i uur, en indietydtmaar een halfuurtjen; gefchiet dit in de winter, dan kont gy daar by ftooken, maar in 't Voorjaar en de Herrit niet. Ook moet gy van de plaats, daar de lugt onmiddelbaar infnuyft, de gewaffen weg en aan een kant fetten, om datfe dieniet gewoon zyn, enfe daarna wederom wel bewaaren. Óp de lujt, de fon, en de beftiering van het ge* heele werk, komt alles aan , waar door gy leert, dat uwe neerftigheit kan verwerven Wat gy wilt, maar Godt geeft fonnefchyn en gematigde lugt, wanneer 't hem gelieft. Waarom gy dan óok noodig hebt om fyne genaade en zeegen tot verkreyging van uwen wenfeh, af te bidden. DE GLASE BROE Y-K AS. r. Vermits ik drie byzondre Glafe Broeykaflèn, metgroote, en byna drie duyfentDuytfcheRyxdaalders beloopende onkoften, gebouwt heb, waar van 'er nog twee in weezen zyn, zoo kan ik zoo veel te meer alle rechte en goede berichten dies aangaande aan een iegelyk meedededen, welke op  op dc ervarenheit felfs gegrondt zyn, 2. Dc cerfte heb ik 18 ellen (inde hoogte) en alzoo in de derde verdieping van myn Woonhuysin deThuyn geftelt; alwaar ik aan de eene kant de morgen fon , tegens 't Ooften redelyk veel, de volkome middags fon en een weinig avondt fon haddc; om kort te gaan, myn gebouw quam naauwkeurig genoeg met de middags linie overeens; de hoeken waaren 2 en een half el wel aan beyde kanten verbonden, datfe in de hoogte zeeker voor de windt waren , ook ftark genoeg met haare balken daar over gelegt konden worden. De borft wering was drie vierendeel el van de grondt opgehaalt, en daarop 8 venfters van 2 el breedt, en 4 en een quart el hoog nevens malkander, tuffelle 11 7 en 9 duym dike rechtopftaande ftylen; maar de diepte cleezer broeykas, was niet meer als 3 en een half elle, en aldaar een affcheydfel met goede greene planken opgehaalt. De overige 6 ellen diepte, dienden tot de getemperde Kas, en om de Oranje boomen des winters te plaatfen, hebbende tegens het Zuyd welf en 2 venfters,. tegens 't Ooften een, en tegens 't Noordweften ook 2 venfters. Ik wierdt genootzaakt deefe Kas zoo hoog te bouwen " om daardoor de plaatsen vrye fon van tuffenen andere huyfefl tegemetefl,vermits de langdurige fchaduwe, wel-  ( i forgt, dat wanneer deefe in ieder opening ftceken , geene lugt daar door kan dringen, maar foo draa gy eenen opent, dat de lugt begint daar door te fnuyven ; het benedenfte gat, kondt gy by dag meelt open laaten; maar wanneer gy al te groote dampigheit gewaar wordt, ioo maakt het bovenfte gat op; maar s'nagt en als 't heel koudt is, moetenfe alle drie wel digt geflooten zyn ; dan kont gy na u welbehaagen de lugt bewegen , foo veel gy maar wc fcht en wanneer het u gelieft. Voor 't overige foo kan u Thuynman die meede een menfeh is, nog dit voordeel gebruyken , om s'nagts londer gevaar foetjes te ftooken, waarby hy fyne nagtruft hebben kan. Set tot dien eynde een kool-fornuys, dat uyt een koole-fak,en uyteenige yfereplaaten, boven malkander leggende, beftaat; op de volgende wyfe : Een vierendeel el hoog van de grondt, worden in 't vierkant i. el lang gebakke fteenen gelegt, en daarop in 't midden een yfere plaat van een half el breedt, en lang (als 't mogelyk is) drie vierendeel el, datlc echter een vierendeel el hoog van de grondt hol legt; daarop wordt een alchgatvaneen vierendel el in 't vierkant, en een vierendeel el hoog gemaakt ; maar voor moet B 4 men  ( 24 ) . . men de opening maar 3. duym in't vierkant laaten, datmen de afch met eenfchop daar uyt kan haaien : hier boven wordt dan ordentlyk een roofter met yfere ftaven gelegt, en drie vierendeel el boven defelve een fchuyne koolen-fak , en met een gat van y. duym in 't vierkant , om de kooien daarin te Horten, boven in 't verwulf, waarmede alles gedekt is , gcmetfelt. De zymuuren moeten wel geflooten blyven, waar toe gy yfere plaatcn, of ook maargebakkene Itcenen neemen kondt. Aan de voorfte zyde na de kas toe, wordt de muur een half el opgehaalt, de onderfte yfere plaat van 1. el, omtrent 3. duym , dog datfe achter 2. duym ryft , daarop gelegt, daar tuflchen een verwulfde boog van een vierendeel el ordentlyk daarop gefet , en dan de yfere plaat van een en drie vierendeel el lang, en een en een vierendeel el breedt, eenige duymen ver gedekt en met pilafters om alles wel vaft te houden, daar onder verforgt; ten;eynde van de plaat, wordt in defelve in een hoek ter rechter of ter flinke zyde een pyp gefet , qp dat het trekken of togt krygen kan, en op dat gy defelven lang of kort door uwe kas moogt leyden. Des avondt als men flapen gaat, m 't koudfte van de Winter , moet de Hovenier den koolfak eerftelyk met wat doove koo-  ( *5 ) kooien vullen, en daarna andere die aan 't glimmen zyn daarop leggen ; ftrykt of fineert dan het bovenfte gat digt, en laat het onderfte een quart uur open , dat de kooien wel aan 't glimmen raaken , daarna fet men een fteen in dit gat,dat de lugt maar tuflchen de fpleeten door kan fpeelen, dan fullen uwe kooien aan 't glimmen raaken, en io.uuren achter malkander glimmen ; dit verhit de twee yfere plaaten, de twee zy en voormuuren van de koolen'ak, ja felfs de onderfte plaat,waarop de afch valt, wordt mede warm , en gy hebt niet noodig om verder na dit fornuys te kyken, wanneer het vuur eens aan 't branden is ; ook behoeft gy voor het bevriefen van uwe Gewaften?, of voor het verkoelen van de Broeykas , niet te forgen. Het waare te wenfehen , dat men de opening van de koolenfak in de Broeykas konde laaten , op dat de Hovenier aldaar de kooien daarin konde Horten ;maar foo wel het ftof van de kooien, als mede de damp van defelve , foo lang de Hovenier daarin fchut, brengen veel ftof cn verdnetigheit aan, en maaken de Gewaften morffig ; waarom gy dan door de muur een blikke of van ylere plaaten aan malkander gefette pyp moet laaten maaken , op dat gy rJ B y dc  ( 26 ) de kooien van buyten met een ovengaffel 'of koolkrabber daarin kont ftorten, en het felve van buyten met fteenen toefetten, en wel met leem befmeeren kondt, dat daardoor ge n lugt, en alfoo ook geen warmte kan trekken , maar wel door de pyp van hetfornuys, welke aan de zyde gcordonneut is; waarom dan defe opening van de koolenfak wat fchuyn gemaakt kan worden, op dat de kooien foo veel te beter na beneden moogen rollen. Het bovenfte ylere buk , warmt te gclyk de kas , en de ondu-fte opening waarin de lugt "uyt de kas gaat, vtrfchaft u genoegfaame lugtverwiffehng, Diergelyke fornuyfen kondt gy ook kieynder laaten maaken, en in een hoek van uweOranjerey fetten, waar 't u maar gelieft ; alleen paft 'er op wanneer gy niet ftookt, dat gy het afchgat met leem toefineert, op dat 'er niet te veel warmte door wegtrekt. Met deefe fornuyfen fult gy u wel konnen behelpen,voornamentlyk voor de geene die fonder Hovenier Oranjereyen en Broeykaffen v rforgen willen , en geen tyd hebben, om foo dikwils na het vuur te fien. Nu volgt de behandeling der Gewajfet?. ANE-  ( *7 ) ANEMONEN. De Aarde. Willen fagte mulle aarde hebben , die niet al te vet is, maar met wat fcherp fand gemengt moet worden ; waarom dan fuyvere thuyn aarde, en van holle Willigeboomen, of van ander houd , daar onder gemengt, met wat oude verrotte kley engroflcherp fant gemengt, en wel gefèeft. de befte is. II. De Potten aangaande, foo zyn defelvan 9. duym hoog en 9 duym breed , volkomen goed, maar moeten onder niet heel diep ,en ten hoogften maar een duym van de grond , het naauwfte en al langfamerhand boven wyder zyn, opdat in het midden plaats genoeg is voor de aarde , en op dat de hayr-wortelen wel uytlopen en zich uytbreyden konnen; en op datfe bequaam zyn om de aarde daaruyt te konnen ftorten. III. Het Planten. Hoe de wortel moet gefet worden. 1 Word de pot 6. duym hoog met de bovengemelde aarde gevult. 2. -Wel daarin gefchut, dat de aarde wat vaft word, daarop moet men 1. duym magere en dorre aarde doen , en de wortel, welke braaf dik moet zyn, eerft een halyendag in fomer-laauw waater geweekt weefen,  ( *S ) wèefcn cn daarna daarin gedaan worden " dan lal defelve in de magere aarde foo ligt niet rotten, en het waater eerder doorfalt leen; waarboven op eyndelyk wederom % duym hoog goedeaarde gedaan word. 2 Is genoeg wanneer men in een fulke pot twee verfcheyde wortelen fet. 4. Moeten defelve ondemiftènfoo lang in deopene lugtgekaten worden, tot dat het begint te rypen en te vnefen ,waar voor fe moeten bewaart atfe^ ^ds onder eenafdakof m riet ichuurtje komen. .lV- Het Begieten, a. Wanneer? In'tbegm by het daarin leggen, konnen de potten braar begooten worden, maar fe moeten dan eenige daagen op een lugtige plaats ftaan datfe dc grond wel vattenfezf na datIe m de opene lugt wederom wat gedroogt zyn, met al teveel begooten wordenfop datfe m de lchaduwe omtrent 14 daagen lang mooy langfaamtjes wortel varten , en dl ionne haar met al te veel verdroogen kan. i/S Verhand met een fproey-quaft altyd wel bevogtigt, waardoor kleyne druppelen, fagtjes neervallen, en de aarde daar door genoegfaam, en overal bevogtigt word c Waarmeede? Altyd met fomer-laauVwaater. d. Hoeveel? In 't begin alfle doornat zynmoetenfe foo draa geen water weer hebben;. maar by droog weer, en in een  ( *9 ) een luchtig vertrek , moetenie met matig te gieten beforgt worden. Maar men moet forgdraagen, datle niet bcvriefcn. Naderhand ,wanneerfe in de Broeykas gefet worden , moetenle wat meer begooten worden, en wel nu en dan wat, 't welk het uytdroogen genoegfaam fal aanwyfen. Want, al te veel waater, is wegens het rotten van de wortelen te fehadclyk, terwylen ondertuffen het groeijen evenwel genoegfaame vogtigheit vereyft. V. De Plaats in de Kas. In 'tbegin konnenfe omtrent 14 daagen in de getemperde kas op de tweede verdieping gehouden, en daarna in de Broeykas gebragt worden, op de derde verdieping of bank, op datfe wat warm ftaan. Maar zoo draafe beginnen uyt te loopen, en de aarde door te ftooten, moetenle in de benedgéfte derde regel gefet, en daarna al langlaamtjes verder na'tvenftertoe gefchoven worden, tot dat de bloemen volkomen opfchieten. Eenige uuren lang, konnenfe nu en dan, over dag, op de tweede verdieping gefet worden, op datfe wat warmte genieten, voornamentlyk wanneer de lön niet gefcheenen heeft, tot dat de bloem met haar fteel hoog en dik genoeg is, als wanneerfe op de tweede vérdieping aan het venlter over dag ryp konnen worden,maar 's nagts moetenfe wederom bene-  ( 3° ) beneden gefet worden. Het zy dan, datmenfe afwilde fnyden, dan kanmenfe op de tweede verdieping, nogtans aan het venfter , en datfe niet te heet ftaan , volkomen uytbloeijen en haare volmaaktheit beryken laaten : om datfe vooral niet te heet willen gebroeyt zyn. Na het midden van February, konnen defelve maar in de getemperde kas by het venfter ftaan blyven, en behoeven , van wegens de hitte, niet meer in de Broeykas gebragt te worden. VI. Soo draa de bloemen uytgebloeyt hebben, moeten de potten droog in de getemperde kas gefet worden, dat de blaadeïen verdroogen , en zy alfoo tuffen den 9 en n dag daaruyt genomen konnen worden. Wanneerfe droog zyn , konnen de wortelen een halfjaar in een doos bewaart, daar na in droog fand in een pot gelegt worden, dan kan men 'er alle maanden, zoo veel men wil van fetten, en alfoo geduurig, het heele jaar door , ook felfs in de Somer ecnige voortqueeken , wanneer men maar wil. Defelve hebben gemeenlyk twee maanden werk, eerfe volkomen uytgebloeyt hebben. AURI-  ( 3" ) AURICOLA en PRIMULA. I. De Aarde. De Aarde moe t goet cn vet, maar nogtans fwaar cn met kley gemengt zyn, waar infe het befte wallen. II. Dc Ponen blyven als voeren van 9 duym. III. Het Planten. 1. Word de pot omtrent 5 duym met aarde gevult, en mooy ingefchut. 2. Waarop men een Zoode, welke in 't begin van September, uyt het landt, met een graaf recht vierkant uytgefpit is, legt, na dat 'er de overige aarde afgenomen is, en dan met goede verkhe aarde rondom opvult, en mooy vaft aan de kanten daarin drukt , en 8 daagen in de opene lugt ftaan laat. 2. Moeten fulke planten verkoren worden, waaraan men., bloey knoppen verneemt, welke alfoo volkomen op te fchieten gei leurt, en neêrgehouden worden. 4. Of daarna worden in de Winter diergclyke planten als 't vrieft uy tgehakt, een paar daagen in een vertrek, daar gy uwe gewaifen bewaart, gefet, op dat de aarde fagtjes daaraf dooyt, en alsdan in de getemperde kas gebragt. j. Dit kondt gy meede, wanneer gydeelè niet hebben mogt, ia de maand Februari nog eens -doen. IV. Het  ( 3* ) IV. Het Begieten. Hoe? met een Gieter. Waarmtede ? met Somcr-laauw water. Hoeveel ? in 't begin alfe opgenomen worden braaf, wantfe verlangen altydt genoegfaame vogtigheidt. Wanneer? waarom menfe dan wel dikwils in de kas begieten mag, maar niette veel op een rys. V. De Plaats in de Kas. Op een plaats daar de fon braaf fchynt, foo wel in de getemperde kas, als naderhandt in de broey kas, maar in de laatfte moetenfe op de benedenfte verdieping blyven, alwaarfe warm fenoeg ftaan, anderfints verbranden haare loemen ; heeft menfe wat nootfaakelyk van doen, zoo kan menfe op de tweede plank van dc tweede verdieping laaten uytbloeijen. Op de hoogfte verdieping moetenfe in 't geheel niet komen; indien 't nu en dan eens een harde winter is, is het genoeg, wannèerfe op de tweede verdieping op de tweede plank getik worden. Maar de geene die in de koude opgenomen zyn, moeten met fagtere warmte 'behandelt worden. Zyn de foorten fchoon, foo ferfe na hetbloeijen in u vertrek, daar gy uandere bloemen bewaart, tot datfe in de maandt Maart wederom in de grondt mogen gelegt worden. De flechtfte behoeft men niet te bewaarenr BEL»  ( 33 ) BELLIDE of MADELIEVEN. I. De Aarde. Moet wel doormen; en vet zyn, waarom dan de belle Thuyn aarde daartoe moet genomen worden. II. De Potten. Moeten ook van 9 duym genomen worden III. DePlmtmg. 1 Worden de potten tot alle veefelige gewaflén 7 duym hoog met aarde gevult, wel op malkander gefchut en vaft t' famen gedrukt. 2. Voor dat het begint te rypen, en des nagts tevnefen voor St. Michiel, wordt een dragende plant, welke bloemknoppen heeft, uyt de aarde geftcoken; heeft hy goede aarde by zich, loo laat menfe daaraan, maar indienfeilecht is, dan fuyvert men die daaraf tot aan de wortel, nogtans niet verder, opdat menfe niet befchadigen mag. M aarfc moeten ten deele in de maandt May, en ten deele in't laatft van July wederom verplant worden, op datfe noch eens bloemknoppen krygen. 3. Alfoo fet menfe in Potten , ftrooyt rondom de plant van de eerftgemelde aarde, duwt fonder de wortel aan te raaken, foodaanige aarde met een houdt aan de kanten, wel vaft daarin, en wanneerfe begooten zyn, en de aarde gelakt is, •foo vult raenfe weêr meer op, nogtans fon- G der  a a C 34 1 der toe te duwen, maar foo evenwel dat de randt met hooger wordt, als de plant, en het water daar over heen kan lopen, want deplantmoethoger ftaan, op datfe niet al te veel overfwemt mag worden. Voor 't overige, foo lang'er geen koude in valt, blyvenfe in de opene lugt, daarna fet menfe in lugtigeen drooge vertrekken, datfe behouden blyven, rot datfe in de broeykas moeten gebragt worden. IV. Het Begieten, a. Nee? Met een Gieter, b. Waarmeede? Met Somerlaauw water. c. Hoeveel > In 't begin moetenfc braaf door nat gegoten worden, want de aarde moetvaftraaken, en dit vervolgt drie daagen na malkander in de opene lugt, Wanneer het niet reegent, daarna Wacht weer cenige daagen. i. In de vertrekken moeten de Potten meede nat gehouden worden, om datfe de vogdgheit leer beminnen, en water verdragen konnen ; want indien depotten eens uytdroogen, foo bedervenfe meede aanftondts, egter moet menfe niet over nat maaken, op datfe niet rotten. V. De. Plaats in de Kas. i. Wordenfe in de getemperde kas gehouden, z. vervolgens in de Broeykas^ meelt op de onderfte verdieping aan hetvenfter, wantfegroeijen m dekoelftetydt; al wat bladen in de kas prengt, wordt op de hoogde en derde verdieping  .( 3? ) dieping verbrandt, en moet daarom allen beneden gelaaten, maar nu en dan eens op de tweede1 verdieping geftelt worden, op dat het zich verwarmen mag, wanneer de fonne niet fchynen mogte, cn op datfe mogen broeijen, en zich beginnen te openen, om vervolgens haare couleur en volmaaktheit te krygen. De bloemen moeten altydt van het venfter af, cn tegens de kas toegekeert ftaan. Wanneerfe uytgebloeyt hebben , brengt menfe op een plaats, daarfe foo goedt als mogelyk is voor de koude verfeekert zyn, en nogtans lugtig ftaan, en behouden worden, en in de maandt Apil \ wanneer het nietvrieft, wordenfe in de grondt gelegt; in't begin wordenfe 's avondts voor de koude van de nagt wat gedekt, dan kondt gy nieuwe planten daarvan lcheuren , welke gy in 't vervolg gebruyken en wederom verplanten kond. C z CRCv  ( 3«) C R O C U S. I. De Aarde, moet meede uyt goede vette , maar egter fwaare aarde \ met oude verweerde en verrotte kley gemengt gemaakt worden, welke zyfeerbeminnen II. Dc Potten, blyven als voorenq duym hoog en 9 duym breedt. III. Het Planten. 1. Roeten het goedo lterke draagbaare bollen zyn, en geen il _chte vodden, anders is alles te vergeefs. 2. IVLnfet 10 of I2ftuks in een Pot, en niet veel dieper als een duym in de grondt; indien de bovenfte aarde te veel Takken mogte dat de bollen bloot raaken, dan konnenfe by tydts gehoogt worden. 2.. Geeft wel agt dat gy de geene, welke alreedsuytgeioopen of veefels gekreegen hebben dieper, en diergelyke uytgelopsne by malkander plant, om datfe nootfaakeiy'k eerder, als-de geene welke nog met uytloopen, voorticomen , en bloemen draa" n en byna op een gelyke tydt bloeijen en verbloeijen. 4. Wordt de onderfte aarde 6 of 7 duym diep wel daarin gefchut en vaft gedrukt, datfe niet veelmeer fakken kan, waarop de bollen in ordre gebragt, cn 1 en een half duym van malkan der gefet worden, en wat vaftgefet, op datfe in het fakken  ( 37 ) fakken van de aarde, niet foo ligt op zy kernen te hangen 5. Houdt de geene welke uytgelopen zyn, foo lang in de opene lugt en in dt Ion, alstykonat, maar voor dc vorft cn koude moeunfe bcwaait worden. Maar de andere die nog niet uytgelopen zyn, kondt gy aan fchaduwachtige plaatfcn ioo lang in de lugt houden, als 't mi gelyk is. Datfe alfoo laar mogen aankoni n, loo draade nagten te koel beginnen te Worden, loo b rgtle in een Kamer, datle voor de koude bewaart blyven, ondertuflchen laatfe by dag genoegzame lugt hebben. IV. Het Begieten. Hoe? met de Gieter. Vf'aam tect 'r met lomcrlaauw water. Hoemeel? m 't b^gin wel door natg< goten, en die alreedts U) tge lopen zyn, moeten niet al te veel verdroogen 14 anneer} alsfe half droog zyn; om datfe de nattigheit konnen verdragen. V De Plaats in de Kas. Wanneerfe drie weeken lang wel cn braaf wortels gefchootcn hebben , foo fetfe in de getemperde kas omtrent 8 daagen, en dan voor altydt inde broeykas; maarie moeten meeft onder, of op 'thoogftop de tweede verdieping, en dit maar voor eenige uuren ftaan, wanneer de fon nietfchynt, omdat de bloemen anders ligtelyk verbranden, en daarna tot C 3 geene  (38) geene volmaaktheit konnen geraaken. Wan* neerfe gedaan hebben met bloeijen, wordenfe aan een drooge plaats gefet, tot datfe in de maand April in de opene lugt konnen gebragt worden, haaren wasdom krygen, en tegens St. Jacob uyt de grondt konnen genomen worden. Die alfoo in de winter dienft gedaan hebben, moeten voor de winter in de grondt, maar niet weer in potten gebruykt worden. Vermitfe tegens het andere jaar geenünts wederom bloeijen konnen. TRlTTILATIA,of Gefpikkelde Lelie-Narcifjen. ï. De Aarde. Zy hebben gaarne goede lolfe, maar nogtans niet magere aarde, die niet te fandig of ook te kleyachtig is, maar daar moet geen milt onder zyn, tenzy, dat defelve al lang verrot was. II. De Patten. Daartoe zyn die van 9 duv m regt bequaam. III. De Planting. 1. Wanneer de aarde wel daarin geduwt is, doet men 'er 6 en een half duym aarde in , die 'er wel in opgefchut wordt, waarin menfe wel recht overeynde fet, en met 2 en een half duym aarde daarover heen bedekt. 2. Konnen 3 of 4 fluks in een pot geplant Worden, na  ( 3P ) ra dat dc bollen groot zyn^ moetende omf trent 3 duym ver van malkander ftaan ; zy. moeten ook wel wortels gemaakt hebben, voor datfe in de kas konnen gebragt worden, ett dit wel op een lugtige plaats. Met fommige leeft men , foo als voorea geleert is, welke in de opene lugt droog moeten gehouden worden. IV. 't Begieten. Wanneer? in 't begin eerft eenige daagen in de opene lugt, naderhand! laat menfe omtrent 3 wecken lang in de opene lugt wat droogen , als wanneerfe in die tydt de grondt wel konnen vatten. Soo lang als zy bewaart worden, moetenfe niet te veel nattigheit hebben. Waarmeede> metSomer-laauwwater. Hoeveel ? foo draa als zy in de broeykas komen , hebbenfe meer water van doen, datfe walTen en broeijen konnen, maarfe moeten niet te veel gegooten worden , waarin1 men zich naar het opdroogen van de aarde fchikken moet, vermits zy wel droogte verdraagen konnen. V. De- Plaats in de Kas. Deefe konnen warm op de bovenfte verdieping gefet worden , by de venfters , ook in de achterfte regel, tot datfe uytloopen , als wanneerle aanftondts beneden, op de tweede verdieping, op de achterfte of middelfte plank moeten gefet worden. Daarna , op datfe C 4 niet  ■ a i -U° ) niet te ftark groerjen, moetenfe des daags- op de benedenfte verdieping gefet worden, om datfe wel warm en droog willen ftaan, maar door geen fchielyke hitte willen gedwongen zyn. Soo draa üe fteei en de bloem gefchootcn is, kan menfe (tenvaare dan dat menfe bewaaren wilde j eenige daagen op de eerfte verdieping brengen, nogtans aan de venfters in de fon , op de tweede plank , op datfe genoegfaame lugt hebben; de tweede verdieping is haare bequaame plaats, op datfe haare couleur en volmaaktheit mogen krygen. Soo dra de bloem afgelneden is, moet de pot in een droog, luchtig vertrek gebragt worden, op dat de bladen moog*. n aroogen, en de bolle ryp worden. Wanneerfe tegens St. Jacob opgenomen worden, moeten de bollen niet lang in de opene lugt leggen, andersverflaauwenfe, maarfemoeten in droog fandt, of wel in de grondt by tydts gelegt worden. Het ongedierte dat men luysjes noemt, quellenfe feer , waarom menfe dan met een veertjen neerltig daaraf moet veegen. HE PA-  (4i ) HEPATICA, verfcbeyde foorten. I. De Aarde. Deefe foorten vereyfchen, een weldoormeft, vette en mulle aarde. II. De meermaals gemelde Potten. III. De Planting, i. Na het vullen van de Pot 7 uu)m hoog , moet de aarde wat daarin geichut worden, dan wordt de gantfche Plant uyt de aarde geftooken, in 't laatft van Augufty, of in de Maandt Maart, die laau r b loeijen, en foo vervolgens, dat menie altydt hebben kan. 2. Verder met goede aarde rondom geftrooyt, en met een houtje digt langs de kant van de Pot rondom daarin geduwt. 3. Of men haaltfe na believen in de Maandt hoiembei of December uyt de grondt , en piantfe in andere mulle aarde wel vaft; fetfe dan eerftineen droog enongewarmt vertrek, datfe fagtjes ontdooyen, naderhandt wordenfe eerft m de koude kas op de grondt gefet, daarna eerft in de broeykas ; maar fe moeten altydt op de derde verdieping t n in de koelte gehouden worden, ook felfs aan de venllers ; anders komt'er niets van Om datfe ineen leer koele tydt, en in't begin van Maart waflën. Schynt 'er geen Son, dan kan menfe hoger op de tweede verdieping een hal ven dag letten; en ten tyde van groote vorft, op datfe niet ge- G 5 heel  ( 4> ) heel bederven. Al te lang moet gyfe niet boven laaten ftaan, gelyk by de Fluweelbloemen gefegt is, met welke zy wel gelyk gehouden wikten zyn , alhoewel wat koeler. IV. 't Begieten. Waarmeede? metSomerlaauwatcr. Hoe} met een Gieter. [Vanneer? in 't begin eenige daagen braaf, en op eert koele plaats geltelt, daarfe de Son niet verdraogen kan. Maar wanneerfe 's Winters uyt de grondt genomen zyn , behoevenfe met begoten te worden. Hoeveel? zy willen niet te veel begooten zyn. V. De Plaats in de Kas. Wil heel koeltjes behandelt zyn. HYACINTHEN. I. De Aarde. Moet uyt goede vette aarde , welke braaf met oude verweerde kley j welke ten minften een halfjaar in reegen en windt geleegen heeft, gemengt worden, Waarvan fe veel houden : want men moet vooral geen verlch gegravene leem of kley neemen , waarop wel gepaft moet worden. II. De Potten. Blyven als vooren. HL De Planting moet i. daar toe eeri gdede , dikke, verfche én draagbaare bol genomen worden, anders is al|e moeyte te ver-  ( 43 ),, vergeefs , en gy bekomt blaaden en geene bloemen. De bol moet vooral niet alreeds het voorledenejaar in een Pot geftaan hebben , want daaruyt fal felden een bloem komen. a. Wanneer de onderfte aarde wel daarin gefchut is, moet de bol daarin geplant worden, en met een en een halve duym hoog aarde gedekt worden. 3. Indien de bollen dik zyn, dan zyn 'er drie in een Pot genoeg; maar foofe kleynder zyn, foo konnen 'er wel 4 ftuks foo ver van malkander als mogelyk is, maar nogtans wat meer als een duym ver van de randt geplant worden. 4. ïndienfe uyt al te overvloedige fap uytge3open zyn en gevat hebben, foofet diergelylce foort by malkander, laatfe in de opene lugt maar vry walfen, enfetfe dan voor de vorft in de getemperde kas, fullen alsdan nootfaakelyker vroeger als de andere aankomen. IV. Het Begieten; Wanneer} In'tbegin, wanneerfe eerft geplant zyn, moetenfe vooral wel begoten worden , op datfe de grondt wel vatten. Verder moet menie daarop in de opene lugt wat uytdroogert laaten , datfe wortels mogen lchieten, en voor de vorft bewaart worden. Die niet uytgelopen zyn, konnen in het winter quartier omtrent 14 daagen wel droog geftelt, en daarna verder in de broeykas ge- bracht  ( 44 ) bracht worden. Waarmeede ? met Somerlaauw water. Hoeveel? zy willen in de kas niet overgooten zyn , anderfints rottenfe, waaromlê dan omtrent 4 da gen, wanneerfe eens begoten zyn, droog mogen ftaan bly ven; ten waare dat 'er veel fonnefchyn quam, en datfe feer uytdroogen. V. De Plaats in de Kas. In't Kgin moeten defelve noch omtrent 14 daagen in de getemperde kas op de grondt gefet worden , op dat de veefeltjes zich verder verfterken moogen, en beminnen voornamentlyk een plaats daar veel fon is. Wanneer het lof al uytgelopen is, dan houifc op de tweede verdieping, na dat het laag is: maar wanneer het hoog is, moetenle op de benedenfte verdieping, op datfe niet verbroeyt worden. Zynfe nog gants niet uyt de grondt, en gy brengtfe in de broeykas, fetfe dan eenige uuren op de achterfte bank; daarop des anderen daags omtrent de kachel op de hooge Hellingen, alwaarfe alle uuren moeten omgekeert worden, op dat foo wel de pot als de aarde verwarmt mig worden. Wanneerle nu 3 of 4 uuren daar geftaan hebbm, dan moet menfe op de hoogfte verdieping in 't venfter op de derde plank fetten, daar plaats is, enfe moeten nu en dan, voor en na wat omgekeert worden, tot datfe uy tfpruy ten, waarop fe op de tweede  C 47 ) de en derde plank , en daarna op de tweede verdi.ping op de middelfte plank getik moeten worden, op datiè koel mogen liaan, en het lof vaft raag worden. Byaidienhet een duym hoog wordt, en de bloem zich begint te vertoonen, dan is het nootfaaklyk datfe op de voorfte plank, en eenige daagen daar, a op de benedenfte verdieping, op de middelfte plank de metfte tydt gefu worden, op datfe ja niet overbroeyt mogen worden , andemnts biyvenfe kort en krygen geene fteekn; de bovenfte bloemen bloeijen wel, maar de onderfte niet. Om kort te gaan, zy krygen geen aanfien, en blyven onvolmaakt Alle dagen , ook cyndelyk om den anderen dag, wanneerde fon niet fchynt, moetenfe 's nagts in de hoogte op de twede verdieping gefet worden, datfe zich wat verwarmen, maar by dag de opene en getemperde lugt genieten moogen. Onder op de bcnede rille verdieping, tot dat de fteelen onder de bloemen i cn een half duym hoog daar uyt zyn, als wanneerfe op de tweede verdieping aan het venfter na u begeeren u^ibloeijtn fullen. Maar by aldien gyfe vroeger wiidt hebben, dan moogt gyle, alsfe haaren volkomen wasdom hebben , op de hoogflc verdieping aan het venfter voor ten halven dag fetten, dan fullenfe u fchieljk genoeg , ja felfs  .. felfs binnen 24 uuren aan t bloeijen geraaken. Soo draa 'er een gebloeyt heeft, foo fet de pot met de uytgebloeyde by het venfter, op dat die nog bloeijen mogten meerder warmte mogen hebben. Hebbenfe dan in de potten alle uytgebloeyt, foodoetfeop een drooge en lugtige plaats , op dat het lof mag verdorren, en de bol ryp worden, welken gy dan op een fchaduwachtige plaats in de opene lugt in u thuyn kondt letten. Naderhandt, wanneer gy de bollen opneemen wilt, en het lof verdort is, foo legt uwe potten omtrent 6 daagen op zy, op dat de bollen tamelyk droog m de aarde moogen worden, voor dat gyfe daar uytgraaft, cn op een getemperde en lugtige plaats, laat defelve fonder aarde al langfamer hand indroogen , waarbyfe nogtans van geen fonne moeten befcheenen worden. P«r»  C 47 ) Purper e St. JACOBS BLOEMEN of Kruys-kruydt. I. De Aarde. De aarde moet los en vet zyn, daaronder goede houtaarde en wat Icherp zandt gemengt. II. De Potten, na de meergemelde groote. III. De Planting. Omtrent half Mey en Jwty, wordt het zaat in een gtmeene broeybak, gelyk alle vcefelige gewaflèngezaayt, en wanneer de planten daarin 3 duym hoog zyn, wordenfe ordentlyk 2 ofdrie by malkander in een pot geplant, daar menfe dan maar aan de morgenfon fct, en oplaat waffen, en alsdan voor de opkomende koude nagten, en rouwe winden onder een afdak brengt, dan heeftmen in de maanden November , December , Jamtary en February, nog volkomen bloemen te verwachten. Of neemt de planten m de Hu-fit-uyt de grond, fnydt 'er de overvloedige vecfels af, en laatfe in de opene lugt ftaan , daarlè wel begoten moeten worden, laatfe daarna in't begin 8 daagen aan een fchaduwachtige plaats ftaan , en dan fetfe maar in de morgenen, als wanneerfe zich loetjes wederom oprechten lullen. IV, Het Begieten. Waartneede ? Met Somer-  ( 4« ) Somerlaauw water. Hoe} met de Gieter en de opene pyp , op dat het lof niet nat wordt, anderfints krygt het fwarte vlakken en verrot. Hoeveel? In't begin braaf, ook foo langalfte in de opene lugt liaan; maar in de kas wat minder , om dat het foo veel niet droogt. Wanneer ? Als de aarde een half duym uytgedroogt is, om dat het feer veel nat vereylcht. V. De Plaats in de Kas. Moet in de getemperde kas zyn, en foo laag blyven als 't immers mogelyk is, en nu eri dan op 't hoogfte maar op de tweede verdieping in de broeykas gefet worden , wanneer men des anderen daags nootfaakelyk wat van haare bloemen moet hebben, op datfe volkomen haar bloefem openen. Anderfints verbrandenfe by al te overtolligen hitte al te ligt, en verdroogen, het eene takjen voor, en 't andere takjen na. Voor'toverige brengenfe langen tydt met bloeijen toe, waarom menfe dan ook niet aanftondts na de eerfte bloemen affnyding weg moet werpen , maar fulks kan naderhandt gefchieden , wanneer menfe moede is , vermitsfe altydt uyt zaat aangequeekt konnen worden. JAS,  C 49 ) JASMYN-BOOMTJES. ï. Dc Aarde. Hiertoe wordt goede aarde vcreyichr, met verrotte meflaareie, of wat uyt een modderige floot of yyver gehaalt is, en welke4e mollen aan diergelyke flooten opgeworpen hebben , of in draflige wylanden gewoon zyn op te werpen ; echter moet 'er wat kley en grof fcherp fandt by zyn, en wel onder malkander gemengt worden. II. Dc Potten, niet anders als de voorige> III. De Planting. i. Men laat defelve in haare potten volkomen ftaan, foo als zy des Somers over gewalfen zyn. z. Alleen moet men toefien datfe niet aan een plaats daar alteveel fon is , overbroeyt worden; maar wanneer de takken tot haare volmaaktheit komen , moetenfe fooveel mogelyk is uyt dc middags fon gelet worden, op datfe maar de vrocgfon hebben, clan bloeijen de bloemen, die buyten dat tegens ó>. Micbiel gewoonlyk komen , nog laater op. Men kanfe meede , eer menfe broeijen laat, tot in de maand Mey in een droog vertrek in de opene lugt bewaaren. 3. Wanneerfe ook al te lange takken mogten uytbroeijen, dan kan men defelve in de D maandt  ( 50 ) maandt July van vooren affnyden , dan fchi'eten de bloemen aan de onderfte deelen van de takken wederom uyt, alfoo datfe naauwelyks omtrent Korstydt tot volkome bloeyied komen. IV. 't Begieten. Wanneer ? Soo lang alflè in de open., lugt liaan konnenfe braaf begooten worde 1, vermits deefe boomtjes vochtige aarde beminnen Maar in de kas moet het beter waargenomen worden, datfe niet overgoten worden. Hoe? Met de Gieter over en over , tot dat de bloemen open gaan , als wanneer zy maar van onderwaarts konnen begooten worden , ook felfs in de kas moet de ltam foo veel als mogelyk is gemeydt worden. Waarmeede? In de kas met Somcrlaauw water, maar foo lang zy in de lugt ftaan met modderig water, f>o als de Oranje-boomen. Hoeveel? Een weinig teftlns. V, !)e Plaats in de Kas. Eerftelyk kan menfe maar in de getemperde kas by de Oranje boom n, op de benedenfte verdieping en altydt in dc achterfte regel houden, tot datmen bloemen nodig heeft, dan kan menfe beter na 't venfter toe tillen, daarfe meer fon krygen; op deefe wyfe kan men fe op de voorfte plank wel broeijen , maar dit gefchiet al te fchielyk. Op de bovenfte moetenfe gants niet komen, want alle boomen  (71) men fbuden daar verbranden. Voor'toverige moetenfe wel voor ryp en vorft bewaart worden, en by tyeits onder een afdak komen; wanneerle uytgebloeyt hebben, moet menfe in een droog vertrek fetten, en daarna in een keider laaten overwinteren. JGNQUI LLES Alle foorten. I. De Aarde. Zy vcreyiTchcn defelfde aarde, als 'er by de Hyacint ben gefegt is. II. De Potten als vooren. III. De Planting, i. Bovenal is nootfaaklyk een goede, dikke, en draagbaare bol te verkleien. 2. Moet defelve maar een en een half duvm diep in de aarde wel regt overeyndt geplant worden 3. Konnen 4 of 5 bollen by malkander in eenpotjen gefet worden , nogtans ieder k ort by malkander, en in een pot byfonder IV. 't Begieten. Wanneer? In 't bniii braaf, foo als by de Hyacinthen gefegt is. Waarmeede? metSomeriaauwwater. Hoeveel? zy moeten genoegfaam voed iel hebben , maar nogtans niet te veel overgoten Worden; fchynt de fon wat veel, dan moet menfe in de kas over den anderen dag begieten. D z V. De  (f%) V. Dc Plaats in de Kas. Wahncerfe 10 a 14 daagen in de getemperde kas geftaan hebben, konnenfe in de broeykas gebragt worden, en eerltelyk by de kachel eenige uuren ftaan, op dat de aarde doorwarm •wordt, maar nogtans alle halfuur omgekeert worden; maar naderhandt moet menfe op de bank achter de tweede verdieping eenige daagen fetten, tot datfe den grondt doorftooten; dan tilt menfe verder op de derde verdieping, tot datfe uytlopen; zoo draa dan de plantjes een halve duym hoog zyn, moet menfe op de benedenftc verdieping fetten, op dat foo wel het bladt als de bloemen niet overgroeijen mogen of doof worden. Nu en dan kan menfe wel weer een halve dag op de tweede verdieping fetten , en dan weer na beneden. Wanneer gy nu oordeelt, dat de bloemen redelyk ryp zyn, foo knipt het perianthium of de fchil boven door , dat dc bloemen daardoor konnen fchieten, 't welke immers niet vergeeten moet worden, en laatfe dan op de tweede plank van de tweede verdieping ftaan, dan fullenfe haare volmaaktheit en fchoone reuk houden. Van de bovenfte moet gyfe wel aflaaten, vermitsfe wel fon willen hebben, maar altydt maar getempert •gebroeyt willen zyn. Wanneerfe met bloeijen gedaan hebben, moat menfe g4yk de Jiyacmben behandelen^, IRIS  c n ) IRIS PERSICA. I. De Aarde. Zy hebben graag ligte, drooge en wclgemefte aarde; waarom mm haar dan goede Thuyn aarde, cn aarde uyt een broeybak geeven kan. II. De Potten, blyven defelfde. III. De Planting. Dit foort laat zich boven alle andere wel 't gemaklvkrte dwingen, gelyk andere diergelyke foort van Iris die bollen hebben, z. Se moeten maar z duym in de grondt, cn voor al niet dieper gefet worden, anderfints rottenfe ligtelyk ; ook moet men wel acht geven, dat'er geen regenwormen bykomen, anders befchadigen die defelve. 3. Vier bollen in een pot is genoeg. 4. En dat boven al wel te merken is, het moeten nootfakclyk dikke en draagbaare bollen zyn. IV. 't Begieten. Wanneer? In 't begin moeten om meergemelde reedenen, foo als by andere reeds gefegt is, de potten wel begoten worden, en nader handt wanneerfe Wel uytgedroogt zyn , in een lugtig vertrek gefet worden , tot datfe wel wortel fevat hebben, en met veefels voorfïen zyn. )an moetenfe eerft in de getemperde kas gebragt, enby fonnefchynmctSomerlaauw water begooten worden. Hoe? Hier kan D 3 meede  ( 54 ) meede de Sproeyquait' gebruykt worden," Hoeveel? datfe niet ov.rgor.en worden, want. indienfe te nat gehouden worden, fullenfe feekerlyk rotten; en 't is byna beter wat te weinig, als teveel; maarfe moeten evenwel wat hebben , anderfints blyft de bloem op de aarde fitten, en bloeytniet op. V De Plaats in de Kas. In'tbegin moetenfe getempert ftaan , en daar na wat warmer , tot datfe uytlopen. Waarnafe op de benedenfte verdieping foetjes groeijen moeten, nogtans lbo datfe al le daagen een paar uuren afgetilt worden, ten waare dat'erSonnefchyn quam. Wanneer dc bloem daar, uyt is, konnenfe beter op de bovenfte verdieping ftaan, andersgioerjenfetefchielyk. Soo draa cyndelyk de bloem en de fteel ryp genoeg is , kan menfe op de tweede Elank van de tweede verdieping laaten uytloei jen. Ten waare dan , dat menfe leer noodig van doen hadde , dan kondt gyfe ook wel op de bovenfte verdieping aan 't venfter ftellen, maar de bloem moet ryp zyn. Als de bloemen verbloeyt zyn, dan Iet menfe eenige daagen in de getemperde kas, en verder in een droog vertrek, en laatfe maar droog ftaan; als wanneerfe omtrent St. Jacob, wanneer de bollen ryp zfh, daaruyt genomen , en op een fchaduw-  ( 57) , Schaduwachtige plaats bewaart worden. KEYSERS KROON. I. Dc Aarde Willen leer loffe , vette en wclbereyde grondt hebben , ja op de grondt kan men verrotte V peijen ofSchaapen meft leggn, op datfe beter voedfel hebben en opfchieten moogen. II. De Potten , moeten hier toe van 12 duym hoog, en r duym breedt zyn. III. Dc Planting Dat menfe drie duym onder de aarde kan fetten, en dat 'er egter 7 duym aarde tot voedfel overblyft; de onderfte aarde, moet foo als gefegt is, goed zyn, dat de veefeltjes volkomen voedfel vinden; anderfints kan de bol van boven met lofle en Hechte aarde, waaronder zand is, bedekt en rondom opgehoogt worden, op datfe niet rotten mag. Ook is het noodig dat men de wortelen niet al te lang uyt de aarde laat; maar men neemtfe aanftondts met de vefeltjes uyt de aarde , laat defelve ook daaraan fitten, en gietfe wel. IV Het Begieten. Wanneer? In 't begin braaf, naderhandt moet menfe in de opene lugt wat laaten uytdroogen, en daarna by Sonnefchyn wederom begieten, wanneerfe het nodig hebben. Hoe? Met D 4 de  > de Gieter. Waarmeede ? met Somerlaauw Water. Hoevee/ > Se moeten voedfel tot groenen hebben, en daartoe werdt nattighcit vereyfcht. V. De Plaats in de Kas, Zy blyven in de Oranjerey by de boomen aan het venfter; daarna wordenle eerftelyk in de broeykas op de onderfte verdieping aan hét venfter gehouden, en dan een paar uuren op de bank geftelt, tot datfe uytlopen.^ Wanneerfe halfweegen zyn , moetenle na de Oranjerey gebragt en gefet worden , om datfe vooral niet overbroeyt willen zyn , en wel wat , maar egter niet feer veel warmte verdraagen konnen , anderfints vergroeijenfe maar , en de bloem wordt geel, fonder dat 'er iets rechts van komt. LEW-  (57 ) LEUCOJEN of Polieren. f. De Aarde. Ze beminnen goede en loffe aarde, met wat fandt doormengt. II. De Potten, blyven die vang duym. III. Ut Planting. Wanneerfe in de Herfft volkomen gewaficn zyn, en in potten gefet worden , moet menfe in 't begin wel begieten, en alfoo 14 daagen in de opene lugt ftaan laaten , daarfe door de fon niet verdroogen. Daarna wordenfe weinig begooten, en 14 daagen in de fchaduwc gehouden, op datfe zich volkomen oprechten. Men moetfe ook op lugtige plaatfen bewaaren, datfe niet oplchieten en bloeijen , tot dat menfe in de broeykas fet. Of men fetfe felfs maar met de pot in een broeybak, alwaarfe tot half February fullcn bloeijen. IV. 't Begieten. Wanneer ? In 't begin, en in de opene lugt, moetcnfewel doornat gegoten worden. Hoe ? Met do Gieter. Waarmeede ? Met Som erlaauw water. Wanneer? Niet al te dikwils, en maar ter noodt een weinig. V. De Plaats in de Broeykas. Se moeten altydt een luchtige plaats hebben, ook alleen maar in de Oranjerey, datfe in de Son ftaan, ennietbevriefen, ookmoetenfe D y niet  niet veel in de groente wallen, dat men haar vooral niet toelaaten moet. In de derde regel op de aarde in de Oranjerey aan het venfter, llaanfe 't allerbeft, datfe de Son hebben; ook moetenfe in de broeykas niet eerder gebragt worden, tot dat de bloemen haalt open gaan , en dan moetenfe by de grondt op de tweede en derde plank aan de ventters gebragt worden. Wanneerfe afgefneeden zyn , moet menfe in een lugtig en droog vertrek brengen, datfe verder niet groeijen ; foo dan moetenle alle jaareri verlet, of wel ten eenemaal in de grondt gebragt worden , in 't laatft van de maandt April, welke tydt 't alderbelt is. LELIËN. I. De Aarde. Moeten goede Thuynaarde hebben, die watvetachtig, maar niet overgemeil is. II. De Potten. Moeten 12 duym hoog en 9 duym breedt zyn, zoo als by de Keyfers Kroon gefegt is. III. De Planting. Men kanfe , of aanftondts wanneer de Iteelen noch feer kleyn zyn in 't begin van Juny, uyt de beddens met eenMiloengraafjen uytligtcn. en eerftelyk wel begieten, en aan cenkoele plaats, datfe  (79) u datfe de Sonne niet quelt, bewaaren, en foo langfaam laaten opwalfen, dan heeft nu nfe nog omtrent St. Michid. Olmen neemt de dikfte bollen die 'er te krygen Zyn, welke nogtans niet boven de 8 daagen uyt de gronut geweckt zyn, ja wanneer menft aanflonas na de opneeming in de potten kan bivngen, dan is het foo veel te beter, op dat eie lugt haar niet al te veel verdrogen mag; dan dekt menfe met 3 duym hoog aarde, en duwt aan de zyde, de gehoogde aarde, wat vaft daarop. Of men ncemtle in de vorft op , en fetfe foo gevrooren daarin, foo als by de Hepatica gelegt is. IV. 't Begieten. Hoe ? In 't begin wel braaf doornat gegooten, dat de aarde overal wel daaraan fluyt, daar na Iaat menfe in de opene lugt, maar nogtans a.m een fchaduwachtige plaats wel uytdroogtn. Maar dit kan by de gene die in de vorft opgenomen zyn, met in't werk geftelt worden, want defe moeten eerft op een koele plaats ontdooijen , en dan op de onderfte plank van de broeykas gefet, en alsdan meede begoten worden. M aarmtede i met Somerlaauw water. Wannter? Als de aarde droog is. Hoeveel? Te rechter tydt moet haar wat water in redelyke menigte om voedfel daaruyt te trekken, gegeven worden V. De  ( 60 ) V. De Plaats. In 't begin wanneerfe geplant zyn na St. Jnob, konnenfe op een ichaduwachtige plaats gebragt worden, daarfe nogtans luchtig ftaan, als haar de niet dwin^ t , op datfe al langfamerhandt wortel vatten en fappen kry, gen konnen. Voor de Ryp f koude en nagtvorft, en eer die opkomen , moetenfe in een droog en lugtig vertrek gebragt worden; ten waare, datle begonnen uytteloopen, of dat menfe wat by tyds nebben wilde , dan konnenfe aanftondts , wanneerfe 4 weeken hebben leggen ruften, in de getemperde kas aan een venfter g.braor worden , en wanneerfe beginnen uyt te fpruyten, in de broeykas, op de onderfte verdieping, niet ver van 't venfter, op de tweede reegel blyven. Overbroeytfe dog voor al niet, want 't is my verlcheydemaalen gebeurt , datfe meer als twee ellen hoog gegioeytzyn, voor datle bloemen 1-reegen; en op datfe niet verbranden. Zy hebben een byfonder en kleyn ongedierte, in ontelbaare menigte, dat de blaaden onbefchryflyk tocftelt , waaraan men zich niet ftooren moet, of defelve wel uytfien of niet, zynde het genoeg, datfe 10 a 12 volkomene klokken krygen, foo als ikfe dikwils gehadt hebbe: zy doen daar geenquaadt aan, maar moeten  ( 6i ) ten evenwel met een veer neerffcig daaraf gemyvert worden. MEY- BLOEMEN. ï. De Aarde, moetgoedt, vogtenklcyachtig zyn , en m t goede verrotte melt gemeft zyn, gelyk in een bolch. II. De Potten , Zyn meede van 9 duym. III. De Planting. Hoe digteren meenigvuldiger dat 'er by malkander Haan, hoe beetcr datfe broeijen , en bloemen voort • brengen. Waarom men 'er wel iy cn meer in een pot mag fetten. De kleyne worteltjes verfpreyt uyt malkander, onder cn boven, en door malkander, foo goedt gy kondt, en doet 'er 2 duym aarde, of wat meer, overheen. De wortelen kan men uyteenbofch haaien, als wanneer men de gecne ncemen moet, welke .braaf fterk uytloopen. Of men neemt 'er eenige van het groote Hollandfche foort uyt de Thuyn, welke men in 't laaft van July of daarna in Auguflus tkc. aanllonds wcêr in de grondt fet. IV. 't Begieten. Wanneer ? In 't begin braaf, naderhandt wat minder, maar moeten evenwel altydt vochtig gehouden worden. Waarmeede? metSomerlaauw water. Boe?  C 62 ) Hoe? met een Gieter. Hieveel? na dat het nodig is, of na datle warm ftaan, moet men haar veel of weinig water geven, om datfe de nattigheit beminnen ; heel droog moet de grondt niet weefen. V. De Plaats in de Kas. Zy moeten meede heen en weêr getik worden. In 't begin moetenfe warm ftaan , tot datfe beginnen te broeijen, daarna weer al langfimerhandt na beneden na de onderfte P-gel, op datle niet vergroeijen, dan weêr alle daagen eenige uuren in de hoogte gefet, en op de tweede verdieping laatfe tot haare volmaaktheit bloeijen. Ten waare, dat de bloem genoegfaam uytgelopen was, en gy defelve lchielyk nodig hadt, dan kondt gylë wel by dag, wanneer de Son niet fchynt, op de bovenfte verdieping fetten; maar als de Son fchynt, konnen de potten op de tweede verdieping fterk genoeg gebroeyt worden. Ondertuffchen kondt gy dc potten braaf omkeeren. NAGE-  ( 6? ) NAGELEN. I. De Aarde. Moet los zyn, met goede ' hout- en faagfelaarde , cn met kleyn wit fcherp fandt daardoor gemengt. Op de grondt kan men wat vetter veor de wortelen leggen; maar boven moet de aardewar. opgefchut, en de drooge balt nu en dan opgefpleeten worden. II De Potten blyven als vooren. III. De Planting. Tegens St. Michtel, eer het begint te rypen, begint de planten uyt de beddens op teneemen, met foo veel aarde daaraan, als u mogelyk is, op dat de wortelen verfchoont worden. Overhaalt u niet om de overige llegte aarde met een mes tot aan dc wortel , en datfe niet van felfs daaraf valt, af teneemen. Doedt goede aarde by drooge aarde, en aan de zyden en van onderen ; begietlè dan braaf, dat de aarde wel fakt, doedt dan langs de kant overal aarde, en vult het op, als meermaalen gemeldt is, nogtans loo , dat de plant hoog in 't midden blytt uytfteeken, en al het water daar niet na toe fakt. Steltle dan 6 daagen lang op een fchaduwachtige plaats, dat haar de Son, of de Noordt-en Oofte windt, aiet al te veel quelt, tot datfe zich wat herhaalen. Maardaarby moet  ( 64 ) moet gy de volgende voordcelen van te vooren wel waarneem en. i. Snydt in de maandt Juny de eerfte ftcelen by tydts af, dan groeijen de andere beter , en lullen alfoo binnen den tydt van een maandt' of 6 weeken , andere fteelen voortbrengen. 2. Of laat de nagelen, welke al werklyk op haare gewoone tydt bloeijen , byfondcr aan de oude planten, mooy fagt, foo kort als 't moogelyk is, en fonder fteelen uyt de ballen breeken, dan komen 'er overal nieuwe fprujtjes uytfehieten; het ftroo moet wel gemeydt worden, dat het niet gebroken wordt; 't geene onbequaam en verlept is , fnydt men weg; cn kort de bladen af, wanneermenfe uyt de lugt in de kas brengt, dan fullen de uytfpruytfels dies te beter groeijen, en gy groote en fwaare Nageltjes krygen; hoe groter gyfe hebben wildt, hoe minder uytfpruytlèls gy liaan moet laaten, en foo veel te minder bloemen laat aan uwe fteelen. 2. Zyn de voorgemelde met het oude ftroo verbloeyt, lbo neemt uwe grootfte en oudfte planten, welke anderfints evenwel uyt- faan fouden, en fetlè, foo draa dc Son cgint te rylèn, in u vertrek, waarin gylè des winters bewaart hebt; brengtfe dan in de getemperde kas, en laatfe daar eerft mooy koel walfen, en foo dan geduurig vervol- gess  gens in dc broeykas, dan lult, gy tot aan de nageltjes tydt, gedurig bloemen hebben. IV. 'ï Begieten. Hoe? Meteen gieter , die mooye klèyne gaatjes heeft. Waarmede ? Met lomer laauw Water", waaronder in de winter wat warm water is, anderfins vcrdorrenlè; Maar andere die s' winters eerft- in de kas moeten, houdt foo droog als het immers moogclyk is, datfe zich maar voeden konnen , tot datfe in de kas komen, cn gietfedan wel. Wanneer ? Niet al te overvloedig; wantfe konnen wel wat droogte verdragen; daarna wederom wel begoten, maar evenwel niet overgooten , anders verrottenfe. V. De plaats in de kas, Eerltelyk alle drie foorten foo koel ie houden, als mogelyk is , dicrhalven moetenle op de aarde inde getemperde kas gefet Worden , nogtans ioo , datfe foo veel lugt en fon genieten als mogelyk is Daar van daan worden na believen, en eenige welke het befte groeyen , of in de getemperde kas hooger op de tweede verdieping gefet , na dat men eerft van te vooren de blaaden gekort, en na welbehagen eenige bequaame fteelen daar aan gelaaten heelt. Of in dien gyfe eerder noodig hebt , foo fet eenige planten in de broeykas , maar even- E wel  ( 66) wel op de benedenfte verdieping, foo koel, en foo ver van de kachei als 't mogelyk is , anderfints krygt gy geene bloemen , en uwe knoppen verbranden. Soo draa de knoppen dik worden , moet gyfe foetjes van boven aan de eene of andere plaats met een mes openen , dan fullen de bladen al langfamerhandt, alledeknopp n uyt malkander dryven. Indien gy Souwetten noodig hebt, fooontwardtenbreydt de rype bladen , een of twee dagen van te vooren wat uytmalkander , dan fullenfe u volkomen en fchi lyk in korten tydt geheel opengaan : en als gy wildt , foo blaallfe uytmalkan !er , en fchikt de blaaden foo goedt in ordre als gy maar kondt. Welk voordeel gy in tydt van noodt altydt wel gebruyken kondt. Hebbenfe met bloeyen gedaan , foo fnydt het ftroo af , fetfe dan eenigen tydt in de getemperde kas op de grondt, datfe de noch koele lugt wennen ; brengtfe dan in een luchtig en koel vertrek , waar aan gy over dag lugt kondt geven, tot in de maandt Apnlt dan fetfe in de grondt, en fcheurt 'er eerft foo veel planten af, als gy kondt. kar;  ( °7) NARCISSEN. I De Aarde. Moet goedt zy n, al s van goedt Weylandt of Thuyn-aarde , met verrotte ■houdt aarde en een weinig fcherp fandt vermengt,gelyk als by de Anemonen gefegt is. II. De Pvftèn : Als vooren van 9 duym. III. De Planting : a. een en een half •duym met aard ., bedekt, b. Konnen'er 4. of f. goede dikke bollen in een pot gefet worden c. Sooeiraafe na St. Jacob uyt de grondt komen, foo fetfe aanftondts in Potten, en lbo veel als't mogelyk is groote.dikkebollen, d. Zy konnen meede fchoks wyfe in een Kasjen gelegt worden , wanneerfe maar y. duym aarde onder zich hebben , dan is het genoeg, e. Zynfe afgefneden , en gy hebt uw i bollen in de thuyn getykent ; foo konnenfe of in de koude, wanneer gy wildt met dc aarde uyt de grondt genomen , en in Potten gelet worden, en daarna 2. daage in de gt'tétotperae kas Haan blyven, en vervolgens daarna geduurig inde broeykas, of ook maar in dc fon en lugt gefet worden. IV. '/ Begieten. Wanneer ? ïn 't begin moet gyfe gelyk als alle andere bollen-geWaften braaf gieten, en daarna 14. daage in de opene lugt aan een fchaduwachtige plaats ftaan laaten, en indien het mogelyk E a is,  C 68) is, een maandt droog gel aaten Hoe? Met de gieter Watomdt ? Met fomer iaauw water. Hoewel? Zy moeten voedtfel hebben , als zy maar altydt wederom wel dropgen ; begiet gyfe niet genoeg , foolaatenle de blaaden hangen:,, V. De plaats in kas i\ inde getemperde kas. 2. Inde broeykas , op de achterfte bank 3 of 4 daagen lang ; daarna, voornamcntlyk de dubbelde , op de tweede verdieping aan het venfter , daarop geheel beneden op de tweede regel , op datï'e zich niet vergroeyen; en daar toe kathaartydts tikfê alle daggen twee of drie uuren om hoog, op de tweede verdiping, wanneer de fon niet .fchynt, qpclatfe zich verwarmen, foo lang .tot datgy liet dat ze volkomen beginnen te /worden; dan knipt fagtjes de fchil af, maar nogtans foo, dat de blaadjes niet befchadigt worden, en. laatfe op de tweede verdieping • haare volmaakcheit bereyken. Hebt gyfe tot .eenBouquet nodig, feo vertiltfe, datfe eenige uuren op de hoogfte verdieping'gefetworden, m.iar evenwel niet al te lang De verbloeyde I bollen werden altydt na het venfter toe gefet. Ik heb ook een foort van witte Narjgflen gehadtj] maarzy zynongemakelykcr, en niet foo ligt als de geele o:n te broeyen, en aan deefe moet boven alle ding te rechter tydt de baftgeopentworden; Ook moeten  ( «9 ) tenfe tot St. Jacob toe in depotten gelaaten worden, en dan doedfe weêr in de grondt, waar dat het u gelieft. R A N U N K E L S. ï. De Aarde. Verlangen meede goede thuyn aarde met houdt en willigen aarde, en een weinig oude kley , nogtans met wat fandt doormengt, en wel onder malkander gewerkt. 11. De Petten : Blyven als vooren van o duym. 111 De Planting. Dikke , verfche en draagende wortelen, worden hier toe ook veréyfcht, welke men een nagt lang te vooren in laauw water weeken moet, en daarna moetmenfc ten deele bytydts gelyk van de Anemonen gefegt is, als meede wat laater daarin fetten, lbo datle alle maanden in't gantfehejaar voortgebracht konnen worden. IV. 'f Begieten. Waatmtde ? Met fomer laauw water Hoe ? Met de fproeyquaft. Hoeveel ? In 't begin braaf, wegens het fakken van de aarde , zy beminnen de vogtigheit ongemeen , en walfert op natte en fchaduwachtige Plaatfen , dog moetenle niet met water overftelpt worden , of anders rotten de wortelen heel weg. V. De Plaats in de Broeykas. Zy moeten altydt op luchtige plaatfen, op de E 3 twee-  ( 70 ) tweede regel van de onderfte verdieping, tegens het venfter ftaan , als meede in de getemperde kas , op datfe weer uytdroogen. Moetenfe gebroeyt worden , foo fetfe in jde broeykas ; eerft op de bovenfte verdieping , tot datfe beginnen uyt te lopen ; daarna op de middelfte , en eyndelyk op de benedenfte, en foo veel als moogelyk is aan de venfters , om datfe doorgaans koel Waffen , en niet overbroeyt willen zyn, anderfints krygt gy bladen genoeg, en geene bloemen ; ja fe verbranden hgtlyk, mdienfe niet koel gehouden worden. Ten waare datfe nu volkomen waaren, en bloeyen wilden , en haare volkomenheit berykt hadden , dan moetenfe op de tweede verdieping aan het venfter gehouden "worden. Soo dra 'er de blom af , en het lof verdroogt is , is het noodig , dat menfe op een koele plaats fet, en droog houdt, op dat de wortel ja niet wederom mag broeyen , 't geene haar ten hoogften fchadelyk is ; wanneer alles verdroogt is, neemt men de wortels op , en droogtfe in een vertrek op Tafel foetjes af, en bewaartfe daarna indoofen. Wanneerfe weer in de grondt lullen gelegt worden , doedt men'er de jonge wortelen af, en leeft daer mede als voorgemeldt is» ROOSEN».  C 7* ) ROOSEN. I. De Aarde, Moet goedt, welgeraeft, vet en niet te droog zyn. II. De Potten. Daarvan valt niets te fcggen. III De Planting, i. Kan in't voorjaar tegen 't laatft van de maandt Maart gefchieden; of konnen ook nog tegen St. Miebiel in de potten gedaan worden; de eerfte, om 'datfe vaftgewortelt z\n, hebben tegens Korstydt bloemen, en zyn alfoo eerder te hebben, maar de andere laater. 2 Men plant, op jonge ftokken, hoe jonger hoe beeter, als wanneer men haarde wortels watbefnoeyt, datfe eenen gladden fneebekomen, en alle takken van de ftok, moeten ook tot op vier botten na, befnoeyt worden; gaat 'er al een uyt , foo behoudt gy nogtans drie goede botten aan ieder tak. 3., Na dat'er aan een ftok, veele takken of wortels zyn, daarna fchikt u, en fet 1, 2, of 3 ftokken in een pot. 4. Of neemt fchoone, verfchejonge uytloopers; fnoeytfe foo als gefegt is , tot op 4 of 5- botten na, foo houdt gy ten minften 3 of 4 goede, fchoon dat 'er eenige verdroogen mogten; deefe zyn feer goedt, en zyn felfs boven de jonge ftokken te verkiefen. jT. Hebt E 4 gyfe  C 7* ) gyfe m het voorjaar geplant, foo laatfe op een ichaduwachtigc plaats; dog, datfe altydt onder den vryen Hemel ltaan, cn 'savondtsen's morgens de Sonne genieten, laatie dan ongeitoort voortgroeijen, tot' datfe in den Herflt verdorren; wanneer gylë kondt verleggen, en wanneerfe alfoo iz daagen gelcegen hebb.n, kondt gy haar boven op verfche aarde geven. Maar voor de koude moetenfe in een droog en lugtig vertrek gebragt worden. Op defclfde wyfe doedt ook met de geene die laat gefet zyn, en laatfe ioo lang als het maar immers zyn kan, in de opene lugt wortel vatten, daarop konnen voor den Winter van de vroeg, gelet worden, en in de kas komen : maar dc andere eerft na Korstydt wanneer de Son begint te klimmen. Neemt van dc foorten die men Lentifolium en Blaauwmuyfers noemt; de laatfte komen eerder aan, en draagen overvloediger, doen ook meede goede dienften. IV. Het Begieten. H'aarmeede} Met Somerlaauw water. Hoe ? Met een Gieter. Hoeveel? Eerft overvloedig, en foo lang alsfein de opene lugt ftaan Wanneer} Soo draa alsfe onder een afdak komen, maar even loo veel datfe het leven behouden, tot datfe in dc broeykas gefet worden, alwaar fe meede voedfel en goede begieting nodig hebben, y  ( 73 ) V. De Plaats in de Kas. In 't begin, indiende takken nog niet gefnocyt zyn, moet het nog tot op 4 botten na gefchieden, vervolgens motttnk omtrent 6 dagen in de getemperde kas leeren wennen , ook op de tweede verdieping ; na. crhanutkonnenlë een paar daagen op de bank achter het venfter gebragt worden; cyndelyk eenige daagen daarna , aan het venfter felfs op dc eerfte verdieping; foo draaië beginnen willen te botten, moetenfe op de onderfte verdieping , op de derde plank , tot datfe verder gegroeyt zyn. Vervolgens loo veel alsmogeiyk is, oimdtgetemperae kas op de tweede verdieping, ot in de broeykas, op de onderfte verdieping gefit worden, op datle zich aldaar loetjes uytbrcyden moogen ; naderhandt als 'er knoppen aankomen, moogt gyfe van onderen een dag optillen op de tweede verdieping aan het venfter, en 's daags weêr na onderen, dat de knoppen langiamerhandt fwellen en hardt worden Zy willen altydt lugtig cn koel ftaan, anders verbranden de knoppen, gaan wel open, maar vergaan fchielyk en worden vaal Maar foo draa als de knoppen dik 7yn, kondt gy de eene voor en de andere na op de tweede verdieping , cgter heel digte by het venfter, aan't bloeijen laaten komen; namtntlyk op de derde plank, E 5 van  (74) van de tweede verdieping; ftaanlè warmer en dof foo komt *er niets van. Alsfe uytgebroeyt zyn , foo doetfe eenige daagen in de getemperde kas, en daarna in u vertrek, waarin gy uwe Roofen bewaart. Dan moetenfe m 't voorjaar in de maandt Aprtl in de grondt gelegt worden, om datfe maar twee jaaren duuren ; maarfe moeten altydt foo veel verfche aarde hebben als immers mogelyk is; daarom moet de oude tot aan de wortel wcggeruymt, en nieuwe daarby gedaan worden. Boven de twee jaaren verlangt -er geencn dienlt verder van in potten, want het gaat niet. Maar indien gyfe al gebruyken wildt, foo moetenfe by het in de grondt leggen, altydt wederom gefnoeyt worden De luysjes moeten 'er altydt met een veer tydig afgeveegt, en met water afgefpoelt worden, anderfints is uwe ganifehe hoop te niet, en fe vreeten de bloemen heel te fchanden. MAANDT.  ( 75 ) MAANDT of STOKROOSEN. I. De Aarde moet defelfde zyn als de voorgaande. II. De Potten, blyven ook loo. III. De Planting. By defelve moet alles, foo al» van de voorgaande Rooien gefegt is, waargenoomen worden. Behalven datmenfe op andere gemeene ftokken kan oculeeren , en daar door vermeerderen , welke tegens het voorjaar uytloopen en waffen, dat menfe in de Herfft daerna gebruyken kan. Daar en boven, wanneerfe by voorbeeldt in de Maandt Maart en April gedragen hebben , of ook wel in 'september, dan brengenfe 2 of 3 Maanden daarna weêr Rooien, wanneer menfe van te vooren wederom wat verdroogen en uytruften laat, op een plaats daar de fon is; begietfe tentydevan de ruft, in't geheel niet, fchoon datfe fchynen te verdorren , en de bladen afvallen , legtfe ook felfs wel 14 dagen op zy tegens de grondt, tot datfe braaf uytdroogen , en van boven weinig nattigheit hebben. Snydt dan de overtollige aarde foejes daar af, nogtans niet ten eenemaal tot op de wortelen , maar laat de aarde overal eenige duymen dik daaraan kan-  i ( 76 ) tangen; doedt dan nieuwe aarde in de Potten en fetfe daarin ; begietfe wel, laatfe 14 daagen op' een fchaduwachtige plaats «aan en fnoeytfeals de Maan vol is , en als gyfe verfet, hier op in de getemperde kas geuaan, ^en dan op een lugtige en fonne ryke P aats geiet ,dan fullenfe uytlopcn, en nieu we bloemen voortbrengen, dat gy tegens het begin van November cn nog wcleerder, rhooye bloemen hebt. Daarna , wanneer de bloemen daaraf zyn, kondt gyfe in een lugti^ Vertrek brengen, en wanneerfe weer uytgoruft hebben , nieuwe aarde daarby doen, dan gevenfe binnen drie Maanden weer nieuwe bloemen; hebbenfe in 't voorjaar geblocyt, foo kondt gy de takken befnoeyen, en in de aarde leggen, foo als de nigdtjes, dan krygenfe volkome wortelen , en tegens den Herfft wanneefe foo mgelegt zyn , en defe takken wortelen gekreg.n hebben , foo fnydtfe af, en fetfe biinen. De oude Hokken , die nu vermeden zyn , verplant in nieuwe aarde , foo hebt gy tegens den herfft feekerlyk noch eens bloemen te hoopen. En in 't voorjaar wederom nieuwe ftokken. Wil men het ten derdenmaal waagen, foo ftaat fulkseen iegelijk vry , omfe ook op 't derde jaar te broeyen. VI. \Be-  C 77 ) ■ IV. 't Begieten en V. De Plaats in de kas , is een en de= felfde als met de andere Rookn. WITTE TYDTLOOSEN. I. De Aarde. Deefe zyn met fltchte thuyn aarde te vreden , nogtans is het niet oer pyne waardt om hier in op een klcyntjen te iien. j II. De Potten. Blyven defelfde. UI. De Planting Zy worden in 't begin van OSloler met foojen uyt de aarde gellooken , en alfoo eenige wecken in dc opene lugt ftaan gelaaten , en dan in de kas gebracht- Indien gyfe later wilt hebben, foo fteektfe warineer de aar.de gevroren is, fchut 'er andere aarde rondom , en fetfe dan in de getemperde kas , foo koel als mogelyk is IV. 't Begieten, Waarmeede ? Met fomcrlaauw water, Hoe ? Met de gieter. Hoeveel ? In 't begin braaf, maar niet wanneerfe gevrooren gewceft zyn, en daaiv na ook in de kas , om datfe veel van nattigheit houden. Wanneer ? Datfe dog niet al te droog worden. V. Dc Plaats in de kas. Zy moeten altydt koel, maar egter in de fonne ftaan ; durven ook by, het verwarmen niet.op de hoogftfj  ( 78) fte,maarop detweedt verdieping geftelt worden ; anders lult gy niets krygen. Soo draa alile uytloopen , moetenfe na beneden op de grondt by het venfter gefet worden , dan fullenfe braaf groeyen, vooi namentiyk wanneer de fon wel doorfchynt. Wanneer dc fon niet fchynt, foo moetenle nu en dan op de tweede verdieping gefet worden, datfe ook wat warmte genieten. Hebbenfe gedaan met bloeyen , dan tilt en fetfe in u luchtig vertrek, daarfe met bevriefen, en bewaartfe foo lang , tot dat gyfe weêr in de grondt kondt leggen. VIOLETTEN met opftaande fteelên. I. De Aarde ; Moet goedt en wel doormeft ook moy losjes zyn. II. Dc Potten, blyven als vooren. III. De Planting. Zy worden in't voorjaar ordentlyk in broeybakken gezaayt, naderhandt in de grondt geplant ; en voor St. Michiel, voor dat het begint te rypen, even als de nagelen opgenomen, in Potten gefet, en 8 of 14 daagen in de opene lucht ftaan gelaatenden daarna onder een afdak in een lugtig vertrek gebragt, en fommi- §e vroeger , en andere weer later, na u eheven in de broeykas gefet. IV. 't Begieten. Waarmeede ? Met fo' mer-  (79) merlaauw water Hoe ? Met de gieter, maar niet op de Planten fehfe. Hoeveel ? Even als alle andereGewaflën. ïn't begin braaf, en foo lang alfle in tic lugt blyven ftaan. Daarna wat minder, om datfe in de vertrekken niet uytdroogen. Wanneer ? foo draa alsfe half droog zyn, om datfe de natrigheit beminnen. V . De Plaats in de Eroey kas. Soo lang alfle in de getemperde Kas willen groeven, is het by de Leukojen en Nagelen allerbeft , tot dat gy de eene of andere plant noodig hebt, daarna gemeenlyk in de broeykas op de bencdenfte verdieping; ten zy , dat menfe nu en dan in de hoogte (cc V oor 't overige, wanneerfe uytgebloeyt hebben , foo trekt de plant maar uyt, om dat gy'er altydt weêr nieuwe uyt het zaat kont voortteelen. Eenige planten die laat bloeyen, brengt nu en dan in de opene lugt, tot datfe wennen , en de bloemen duurlamer worden, vervolgens daarna in de grondt gefet, op dat gy er lèlfs goedt zaat van winnen moogt, waar op gy in het wederom zaaycu ftaat kont maken. WITTE  ( 8o) WITTE cn GEELE T A C E T T E N. T. Daar toe wordt niet alleen goede aarde vcreyicht maar ook iwaare , cn vette gelyk by de Hyacinten, II. De Potten blyven als vooren , want W kleynder datie zyn , hoe eerder datfe konnen verwarmt worden. III. De Plaating, i. Neemt voor alle dingen goede bollen , die draagbaar zyn , en die voor al nog geen jonge bollen rondom haar hebben , want die dienen u niet veel, zy verminderen uyt zich felfs genoeg, en moeten daarom foo dik alsfe maar te krygen zyn , uytgclogt worden, 't welke, gelyk hier boven algcmeldt, algemeen is. 2. Set drie groote bollen in een Pot , dog anderhaf duym van de randt af, of ten hoogften 4 fluks , alde wat kleynder zyn. 3. Is 't nootfaakelyk dat die altydt by malkander gefet worden, welke in't leggen al uytgeloopenzyn-, en veefels gekregen hebben, en die moeten 2 duym diep leggen, en de Potten byfonder geteykent worden , op datfe daar na ook't eerfte gebro;yt worden, waardoor gy 8 a 14 daage tydt uytwindt. 4 Kondt gy voor't overige alle bollen wel fetten, foo draa gyfe maar krygen kondt, ook  ( 8t ) ook voor uwe broeykas , in de ion brengen , en neerlig begieten , op datfe wortels fchieten. 5-. De andere welke noch niet gevat hebben , konnen aan een wat fchaduwachtige plaats liaan, om datle niet alle op een rys , en foo fchielyk aan komen mogen. Soo draa het begint te 17pen , foo verforgtfe onder een afdak , aan luchtige cn drooge plaatfen , en wanneer gy liet , dat eenige daar onder uytloopan, dan gaat'er geduurig al voort meede na de broeykas toe IV. 't Begieten. Waarmeede ? Met fomerlaauw water. Hoe } Met de gieter,Hoeveel ? Soo iang alile in de opene lugt Haan, braaf, daarna konnenfe wat droog gelaatenwordcn , tot datfe in de kas komen. Zy konnen ook wel water verdragen, maar niet overvloedig. Wanneer ? Soo uraa gy bcfpeurt, dat de aarde een duym breedt diep droog gewoorden is. V. De Plaatsin de Kas. Zvnfe nog niet uytgeloopcn gewceft , dan kondsvie op de 'bovenfte verdieping fetten, tot datfe uy tbotten, of ook maar op de achterfte bank. z. Maar indien de bollen al uytgeloopcn zyn , of in de opene lugt beginnen te botten , foo letfe niet op de bovenfte verdieping , maar laatfe verder op de tweede plank van de middelfte verdieping groeyen, F tot  ( 82 ) tot dat gy dc bloemen gewaar wordt, dan moetcnie in het benedenfte vak , op dat defelve foetjes en fagjes tot volkome bertendigheitin de hoogte komen. 3. Daarna wanneer de knoppen tamelyk dik worden; kondt gy defelve openen, dan raakenfe vroeger aan 't bloeyen , en fetfe aan het venfter op de tweede verdieping, dan fullcnfe u met volmaakte reuk en fchoonhcït verheugen , en uytbloeyen. Maar indien gy eenige te rug wildt houden , foo doedt defelve op de benedenfte verdieping , alwaar gyfe , wanneer de fon fchynt, niet verroeren moet, anders gaanfe open ; ja fteektfe in de getemperde kas, achter de Hellingen Wanneer dc bloemen eyndelyk daar af zyn, foo lieltfe 14 dagen in c\t getemperde kas, datle wat luchtig en niet warm ftaan; en daarna buyten defelve, op een drooge luchtige plaats , alwaarfe verder niet begoten moeren worden ; en in April in de Potten op een fchaduwachtjge plaats in de opene lugt, wanneer gy vante vooren het lof afgebrookenhebt, op dat de bol zich herhalen kan; regens Si.Jacob neemtfe op, wanneerfe ryp zyn, en legtfe den volgenden winter in de aarde; egter moet gyfe ten tydc van vorft met mos dekken, nu en dan als 't gematigt weêr is, openen , en voor de koude, wc-  ( 83 ) wederom bewaaren, danlullcnfeu het volgende Jaar daarop , in de aarde bloeyen ; waagt het maar niet , fchoon dat de bollen nog groot 7yn, cm defelve wederom m de kas en Pot te fetten , want alle uwe moeyte is te vergefi'eh, en feer twijflèlachtig , dat gy den anderen winter in de ktts wederom bloem foudt krygen. FLOS TRINITATIS. I. Dc Aarde; Zy willen goede, fwaare. Aarde, evenals dc"Hyacintben hebben. II. De Potten blyven als vooren III. Dc Planting, i. Wy hebben hier blaauwe cn geelc , welke laatfte de teerfte en mooyftc zyn. t. De blaauwe worden van dc braakleggcnde landen omtrent half Jtily cn in Augufty , ook wel later uytgefpit , en moet daarmeede gehandelt worden , even als met de geele , welke teerder z\n , in 't laatll van Auguftv 3. Ondertuflehen worden tegens half Mey kleynè planten verplant, op plaatfen daarfe niet den heekn dag fon hebben,dan fettenfe braaf uyt, als het goedt landt is, gelyk als van andere vefelige gcwaflën gefegt is. 4. Diergelijke fchooneen groote planten, worden met een traaf recht vierkant uytgeftcokefi, eA an van de overige aarde, tot aan de F X WOÏ-  ( 84 ) wortel gefuyvert, foo voorfichtig als bf de Htpatica gefegt is, en v.rder met goede aarde onder in de pot en aan de zyden gedaan, vaft daarin gefet, en eenige daafen in de opene lugt gelaaten worden, tot dat dc Joude nachten komen , dan moetenfe over dag lugt hebben , maar s'avondts de venfters toegehouden worden , als wanneer gyfe , foo dra als de wortels gevat hebben , in de getemperde kas kondt brengen. IV. 't Begieten. Waarmede'? Met fomerWwater. Hoe> M.tde gieter. Hoeveeli la t begm braaf, en foo lang alfTe in de openelugt ftaan ; zy beminnen wel doorgaans de natngheit, waarom haar die dan inde kas niet onttrokken moet worden Wanneer* Soo draa men befpeurt, dat het een duym breedt diep droog wil worden waarom men haar dikwils en telkens niet veel water moet geven, indienfe wel fullen walïèn. . V. Dc Plaats in de Kas. Zy moeten m de getemperde kas eerft op de benedenlte verdieping op de tweede of derde plank itaan , en wanneerfe fchielyk fullen gebroeyt worden , moetenfe eerft eenige daagen m de getemperde kas geftaan heb. ben , en dan vervolgens in de Broey kas gefet worden, maar egter noodtfaakelyk beneden en by de grondt blyven, ander-  ( 85 ) anderfints verdort het lof; ten waare dat'cr geen fonnefchyn geweeft was, en gyfe begooten hadt. Wannneerfe nog vogtig zyn, dan kondt gy de Potten eenige uuren in de hoogte en warmte op de tweede verdieping brengen , op datfe zich verwarmen moogen , indien het de noodt vereyfeht. Soo draa haare fteelen braaf opgdchooten zyn , en gyfe nodig hebt , foo fetfe op dc tweede verdieping aan de venfters in de fon, dan raakenfe binnen eenige daagen aan 't bloeyen. Wanneer alle bloemen van de blaauwe af- telheeden zyn, foo wc rptfe maar weg: maar e geele planten, brengt in een lugtig vertrek , en foo draa als gy in het voorjaar kondt, foo fetfe op ubeddens, dan kondt gyfe behouden, en tegen de maandt Augujiy jonge planten daaraf fcheurea F 3 TUBE-  ( 86 ) TUBEROOSEN. I. De Aarde. De aarde moet mul zyn3 gelyk als by de Nageltjes gefegt is. 1L De Potten, blyven als vooren. III. 't Planten, i. Indien 't mogelyk is, moeten fulke genomen worden, welke alreeds in de grondt of in de brocybakken op St. Mkhtel een lteel gekreegeu hebben. 2. Of, dat men liet , datfe eenen Heel krygen fullen. 2. Maar indien men enkelde bollen neemen moeft, moet men defelve 2 duym diep in de aarde fetten, 4. En niet meer als drie planten in een pot. Setfe wanneerfe wortels gevat hebben, met pot met al in een broeybak, tot datfe uytloopen, en wat uytgedreven zyn, cn daarna om hoog in de getemperde kas, dan hebt gy veel voordeel voor de Winter; maar gy moetfe voor de vorft bewaaren. IV, 't Begieten. Waarmeede? MetSomerlaauw water, waaronder nu en dan een weinig wynmoer mag gedaan worden, 't Welke haar fchoon dryft en broeyt. Hoe ? Met de Gieter , maar foo veel als mogelyk j|ck fteelen teverfchoonen. Hoeveel? Soo langfebroeijen,moetenfe wel begoten worden, maer ja niet te veel. Wanneer ? Soo draa  ( 87 ) draa de aarde een duym breedt diep droog is , wanneer men daarin graaft. V. De Plaats in de Kas. Zyn het bollen die nog niet uytloopcn , maar al wortels gefchooten hebben , foo fetfe m de broeykas op de bovenfte verdieping, maar indienfe al uytgelopcn zyn, dan moetenfe foo hoog niet gelet worden : anderfints willenfc wel een plaats hebben daar veel fon fchynt, en lugt is, foo langfe in de fteel opfchieten en wallën , waarpmfe dan aan het venfter en in de fon op de on^ derfte verdieping , of op de tweede van de getemperde Kas moeten gefet worden, f09 lang als het daar buyten niet vrieft; maar indien het gefchiet, en uwe bloemen waaren nog niet tot volkomenheit, foo moetenfe niet aan het venfter , maar op de eerfte plank, achter aan ftaan, en wanneer'tgeeti fonnefchyn is, voor eenige uuren nuendan in de hoogte, op datfe zich verwarmen,cn daarna konnenfe wederom beneden gefet worden. Is 'er een bloem byna open, fop fetfe in de getemperde Kas , op dat gyfe lang houden moogt , en nu en dan een uurtjen tegens den avondt, wanneer de fon onder is, in de broeykas op de gronde: vooral niet te hoog,anders loo gaanfc u vol komen op, en vergaan fchielykcr Wanneerie .uytgebloeyt hebben , foo fnydt de fteelen F 4 ars  ( 88 ) af, en laat u bollen eenige wéeken in de potten uytdroogen , en hangtfc in u kamer datfe droog worden. TULPEN. I. De Aarde. Wflcn een fwaare, maar goedtgemaakte aarde hebben, gelyk üe Hyacint heu. If. De Potten blyven defelve. II f. De Planting 1. Hier moeten nootfaakeh k niet als maar vroegtydig bloeijende bollen genomen worden . die bequaam en draagbaar zyn , als meede monflreufe. 2. Moetenfe 2 duym diep in de aarde, en ten hoogften 4 bollen in een pot gefet worden. 3 Moet de aarde onder aan wel vaft weefen, datfe foo ligt niet meer fakken kan. 4. Voor dat gyfe in de aarde brengen kondt, foo is het beter datfe eerft wel grondt vatten , want dit is algemeen, dateer een bol gevat h. eft, moet hy niet in de broeykas gefet worden. 5- Hoe langer datfe voor de vorft bevrydt konnen ftaan, hoe beter dat het is. IV. 'tBegieten. Waar meede ? Metlomerlaauw water. Hoe ? Met de Gieter. Hoeveel ? In de opene lugt, voornamenriyk braaf na het planten; Wanneer ? Ook felfs in de Broeykas, willenfe te rechter tydt Water hebben, en ook genoeg: maar wanneer  ( 89 ) neer de aarde meer als een duymbreedt diep uytdroogt, dan moetenle wederom ge i. oten worden , voornamentlyk wanneer dc" Son veel mogt fchynen , waarom dan dc Potten neerftig beiogt moeten worden. v . De Plaats m de Kas. Aan een plaats daar veel fon is, wanneerfe wel wortelsgefchoten hebben, kan menfe foo lang op de hoogftc verdieping fetten , tot dat het tvr' fte bladt daaruyt is , en ook nu en dan beneden. Maar wanneer een bladt voor den dag is , dan moetenfe niet meer op de bovenfte verdieping komen, maar op de tweede en laagfte-blyven, en dit wel aan het venfter, tot dat men de bloemen recht fiet, en datfe redelyk dik worden , dan moetenfe op de tweede plank van de benedenftc regel, op dat de fteel ookopfchicten mag; en indien dc fteel na u wil hoog genoeg is, dan fetfe wederom op de tweede verdieping in de fon, dan lullenfe u in een paar daagen gelukkig op ngaan cn bloeijen, en hebben haare volkomen couleur. Maar na het eerfte bloedt moet gyfe ,vcor al niet in de hoogte brocijtn, anderfints kondt gy in 24 uuren tyds uwe bollen met de bloemen gemakiyk verbranden, '1 welke my dikwils gebeurt is , waaromfe dan na het opfchieten van het bladt ja niet wederom in de hoogte moeten gebragt worden. HebbenF s fe  ( 9° ) fe uytgebloeyt, foo brcngtfe eerft in de getemper ae Kas in een hoek, en daarna by andere potten daar bollen in ftaan, op een lugtige plaats, alwaarfc voor de koude bewaart zyn; en in April in de Thuyn, aan een fchaduwachtige plaats, datfe daar tot na St. Jacol/ ftaan , en ryp worden, daarna opgenomen, en wanneerfe droog zyn, in ds grondt gefet, want 't deugt gantfch met omie twee Jaar na malkander in de potten tc hebben. GROOT GAMANDERE of Chamadrys. I De Aarde. Dele moet met die van dc Bell/des overeen komen. M. Dc Potten , blyven defclfde. III. Dc Planting, i. Hier worden meede heele planten opgenomen, en van een plant, welke ruym een Jaar oudt is, in 't laat!! van July en Augufty afgeftooken, en in Potten gefet, datfe de grondt vatten en vaftwortelen , foo als te vooren alreeds gefegt is. z. Gy kondfe meede in de Win ter wanneerfe wat bevrooren zyn, omtrent het midden van December, wanneer gyfe te vooren op een feekere plaats in uwe Thuyn getcykent hebt, uytneemen, foetjes eenige daagen in de vertrekken, daar uwe potten ftaan,  ( 91 ) •. . . ftaan , ontdoycn laaten , cn dan in de getemperde kas blyven laaten. IV. 't Begieten. Waarmeede ? met Scmerlaauw Water. Hoe ? Met een Gieter. Hoeveel"! Het wil wel begooten zyn en fecr nat ftaan. Wanneer: Soo draa gy beipeurt dat de bovenfte aarde wat droog wil worden. V. De Plaats in de Kas. Zy worden met of fonder bladen in de Kas gefet, en moeten foo veel als mogelyk is, koel, en aan de Son en Lugt liaan; maar indien de Son in eenige dagen niet ichynen mogte , moet de Pot in de hoogte gefet worden , dat het zich verwarmt; maar anders niet. Selfs in de broeykas , moeten defelve altydt beneeden blyven , en weinig op de tweede verdieping gebracht worden ; ten waare, dat oy eenige volkomenc bloemen fchiclyk nodig hadt. Als zy gedaan hebben met bloeijen , dan handelt men daar meede als met alle vefelige gewalfen, cn bcwaartfe in een koel vertrek, tot in het Voorjaar, als wanneer gyfe in de grondt kondt fetten. VIOLIEREN. I. De Aarde, 't Moet goede aarde zyn, foo als de Bellides vereyfehen. II. De Petten, blyven fonder verandering. III. De  ( 9* ) III. Ds Planting Neemt a. De groote dubbelde, b. De kleyne dubbelde en witte dubbelde, als meede gemeene. 2. Plaatftfe op 't laatft van Juny, in andere grondt, en begietfe braaf, dan fullen het groote planten worden, en nog eens bloey-knoppen voortbrengen. 3. Defelve fet, na dat de planten groot zyn , een of twee in u pot, gelyk als meermaalen aangeweefen is; laatle op een felfde plaats voor dat de nagtyorll en het rypen voor St. Mkhiel komt, in de opene lugt ftaan, en begietfe, wanneer en foo dikwds als zy het nodig hebben, dat de knoppen genoegfaara voedfel krygen. 4. Brengtfe dan in een lugtig vertrek, dan duurenfe tot in Decembtr. 5. Of gy kondt de planten meede in de' vorft uytfteeken, wanneer gyfe van te vo. ren getcykenthebt, en wanrfeerfe in potjes gefet zyn, inde winterplaats brengen, en ontdöoijen laaten , enfe vervolgens na u eygan wille in de getemperde Kas fetten. 6. De wilde fteekt op de felfde wys uyt de Wylanden of Thuyn uyt, en plantfein een broeybak, het zy in potten, of fetfe maar bloot in 't begin van January in uwe kas dan kondt gyfe op 't laatft van February in overvloedt nebben; maar gy moet haar evenwel ook vlak op de middag tuffchen 11 en i2uur, eenhalfuurlugtgeven,op datfe niet uyt-  (n) uytgaan, voornamentiyk als de fon fchynt. IV. 't Begieten. Waarmede} Met Soraerlaauw water. Hoe} Met eer Gieter. Hoeveel} Se willen altydt goede bevochtiging hebben , en laatie vooral niet te feer verdroogen. Wanneer ? Een weinig tc gelyk, cn altydt over den derden dag V. De Plaats in de Kas. Se moeten altydt luchtig in de Son, en op een koele plaats ftaan, waaremie dan eerft in de getemperde^^, op de benedenfte verdieping wennen moeten, en daarna in de broeykas; laatfe alleen met het lof op de benedenfte verdieping in de tweede of derde regel ftaan ; maar wanneer de Son niet fchynt, moetenfe een halve dag in cic hoogte gefet worden, datfe zich meede op de tweede verdieping verwarmen, tot dat de bloemfteelen groot zyn; dan laatfe op de tweede regel van de tweede verdieping aan't bloeijen raaken, en haare volmaaktheit bereyken. Die 's Winters uytgeftoken zyn, moogen op de tweede verdieping wel eerft uytlopcn , maar moeten naderhandt beneden gefet, en nu en dan maar eens weêr opgetilt worden, foo als reeds verlcheyde maaien gefegt is. De Witte en Blaauwe dubbelde, verdienen wel, alsfe uytgebloeyt hebben, bewaart, cn in 't voorjaar in de grondt gedaan te worden; maar met de enjfcelde doedt na u believen VELDT-  ( 94 ) VELDT-CYPRES of Hoe langer hoe liever. T. Dc Aarde , Vereyfcht goede, vette Thuyn aarde , met kley en een weinig landt gemengt. II. De Potten, blyven defelfde. III. De Planting Se worden van andere oude ftokken ingefneeden, en even als de Nagelen ingelegt, lbo draa'er wortelen aankomen afgelheeden, en dan laat menfe in de opene lugt braaf waffen; daarna wordenfe aan een fchaduwachtige plaats bewaart , wanneerfe vroeg bloeijen fullen, öffe worden eerft in de getemperde kas gebragt, wanneer het tegen Korstydt gaat, om alfoo later aan te komen. IV. 't Begieten. Waarmeede} Met Somerlaauw water Hoe} Met een Gieter. Hoeveel? Zy willen nattigheit hebben. Wanneer ? Alsfe maar half droog zyn. V. De Plaats in de Kas. Die volkomen in 't bladt daarin gefet worden, moeten koel ftaan in de broeykas, en ten hoogften op de tweede plank van de tweede verdieping blyven. Maar die nog eerft bladen moeten brengen, mogen warmer gefet worden, nochtans te rechter tydt, en foo draa alsfe uytgebroeytzyn, in de koelte, opdat-  fe niet vergroeijcn. Wanneerfe gedaan hebben met bloeijen , verdiencnfe om beneftens andere bewaart te worden, en dan konnen andere jongen daarvan afgefcheurt worden. Voor 't overige behoeft gy van uwe gemeene, die gy in de grondt hebt, maar takken af te fnyden, enie in een pot,, die geene gaaten heeft, bloot in het water te fetten, en dit op de bovenfte verdieping, aan het venfter; dan fullenfe u bloemen na weufch geven. Hiermeede gifïè dat myne gedaane belofte duydelyk genoeg befchreven fal zyn. Alle verdere uytleggingen wil ik gaarne aan een iegelyk op fijne koften, wat de Briefporten aangaat, overfchryven, enomftandig uytleggen. Nu fal ik meede eenige voordeelen melden, wanneer een bloem voortgebracht is, om defelve langen tydt aan zyn fteel te houden, 't welke leer wel gefchieden kan. Hebt gy Bloemen in overvloedt, welke te gelyk open gaan, volwafien en geformeert zyn, lbo neemtfe: h Uyt de Son weg , en fetlé op koele plaatfen , dan blyvenfe lbo lang te rug, als gy felfs wildt; voornamentlyk wanneerfe noch niet volkomen uytgebloeyt hebben; en dit gefchiet wanneer gyfe in de getemperde kas,  ( 9* ) kas, het zy op de grondt en vergenoeg van hetv.nfter, let, dal dc Son haar niet beryken kan : Of wanneer de B:oem reedts open is, dan moet gyfe in January en February achter de boomen Weglteeken, op datfe volkomen in de koelte van de fchaduwe ftaan, en geen Sonnefchyn hebben; ja felfs met uwe fproeyquaft belproeijen, op datfe.de koele lugt met uyt mag droogen, als wanneer menfe wel drie weeken lang aan de fteelen kan houden. Wamieer ondertuiichen de Son niet fchynt, moetenle tot haare verquikking in de getemperde kas op de onderite verdieping aan het venfter halve daagen lang gefet worden; komt 'er dan Sonnefchyn , dan moetenfe weêr in haar hoekjen, ja ïn't laatft van February en Maart, ten eenemaal uyt de getemperde kas, van de kachel in de keuken, overdag, foo lang als dê Son fchynt gefet worden, datfe maar koele lugt genieten, anderfints verbloeijen irwe bloemen, en 't is geenes menIchen werk omfe te bewaaren. Begint dit werk, wanneer uwe Bloemen noch niet volkomen open zyn, danfult gyuoogmerk dies te beter beryken ; en gy myn Hovenier , fult brave parade maaken konnen, de gefegde hcele maanden lang, terwylen gy in een uur tydts, uyt de fchaduwe uwe Bloemen fetten en vertillen kondt, in foo- dani-  ( 97 ) danken order als u Heerfchap goedt fal ■vinden; cn wanneer zich defelve eenige uuren daarmede vermaakt heeft, moet gy de geene die al te ver open zyn , wederom op de aanbevoolcne fchaduwachtige blaat* fen wegfteeken. Wanneer gy nu eynuelyk merkt, dat uwe Bloemen over ryp zyn, cn ook felfs m de fchaduwe niet meer duuren willen, foo fnydtfeaf, en fetfe in een fchotel die met nat fandt gevult , en braai met verfch water doorvochtigt is; over den anderen dag verandert 't water, en gieter verfch by, en verfteekt uwe Bloemen op andere plaatfcn; maakt ook de gaatjes met houtjes, op dat de fteelen met het daar infteelen niet breeken; fet dan de fcholtelin een koel vertrek op dc grondt, dat'er geen fon by kan komen, c an fulknfe het feekerlyknog wel 8 a ix dagen konnen houden. II. En even dit is het voordeel , waar door df Bloemen , die men verfenden wil, verquiktworden , vermits hetonmogelyk is datfe onderwegen niet wat verleppen fouden ; maar foo draafe in dit met verfch w ater braaf bevogtigt fandt komen, fullenfe zichbmneneenigeuurenfoodamgverhaaien, als offe eerft van de fteelen afgeknipt waren. Wilt gy Bouqüetten en Ruykers wegvereeren , foo bindt de fteelen niet al te vaft «n malkander, en yerfoekt aan de Ju»er^^s  (.98 ) wanneerfe zich eenige uuren daarmede ververmaakt , of het Bouquet gedraagen hebben, het wederom los te maaken, in verfch nat landt te fetten, en s'morgens als zyfe weer, gebruyken willen wederom te laaten bindé'i. In fuik nat fandt, houden uwe Bloemen byna den geheelen tydt, haaren volkomen reuk ; want wanneerfe in het water gefet worden, vergaat haar die al te gaauw , ja binnen eenige uuren. Sommige verleppen fchielyker als andere , waarom menfe dan wel weêr in de ruyker kan binden, maar evenwel met de verfche bloemen wat bedekken, dan mogenfe daar wel onderlopen , en maaken al meede Parade. III. By het verfenden van de Bloe.men, moetgy acht geven, i. offe ver of naby moeten verfonden worden. Indicnfe ver moeten weefen , dan moet gy de verfchte, cn die noch niet lang geftaan of overyp zyn, neemen , en fulke die ryp en volkomen, maar in de laatfte daagen eerft opengegaan zyn. 2. Gy moet daaraan foo lange fteelen laaten als't mogelyk is,dan konnenfe eenige daagen voedfel daar uyt trekken. 3. Vult en omkleeft de fnee vande fteel aanftondt met groen was digt, dan duurenfe lang, en de lugt kanlè niet doen veranderen. 4. Of neemt een verfchen Appel  (99). pel en fnydt daar voorentjes in, en Heek tic daarin, datfe vochtigheit nebben: Maar dc Appel moet vaftgemaakt welen, dat hy door't ryden &c niet los raakt, en de bloemen gedrukt worden. Neemt ook mofch, maakt het braaf nat, en duwt'er het water uyt, legt de Bloemen daar tullchen, en trekt bandtjes door de boom van de Doos, op dat gy het Mofch en by gevolg ook dc fteelen wat aannaaien en vaft binden kondt: Maar laat de bloemen met haare bladen,' van boven foo vry als 't immers zyn kan; doedt 'cr het dckfcl op, cn probeert dan of door het fchutten iets van fijn plaats raakt; Indien dit niet hindert , foo weeft verfeedat uwe Bloemen gewenfcht en tamelyk verfch over lullen komen, volgens myne gedaane beloften ; als wanneer men het wafch , fonder den fteel te breeken, daar af moet fnyden, enfe foo als gefegt is , in nat fandt letten , dan fullenfe zich haaft vernaaien. Verfendt gy als't warm weêr is, foo fprengt de Bloemen foeties mee water, op datfe de lugt niet verdroogen kan; maar als't winter is, foo bindt uwe Bloemen doos braaf met pampier , cn fetfe in een andere doos met fiingcfnedene darmen, dan fullenfe u geenfints bevriefen. Maar indien gy uwe Bloemen felfs op een verre rcy fe meede neemt, omfèovertegeven, dan moe* G z terne-  c i°ö ) tenfc des nachts uyt de doos genomen worden, en in het meergemelde natte fandt, op een koele plaats, maar daar't egter niet vrieft, op de grondt gefet worden. Dan Verfeekere ik u, dat gy defelve, wanneer gy lang ryfen moet, behouden lult j maar gymoetfenietalte veel betaften laaten ; anderfints wordende fteelen gequetft, en dan ïflër geen bewaaren meer aan : aankyken magfe ieder een wel. Ook moet een ieder Hoovenier foetjes daarmeede omgaan , als hyfe vaftbindt. Twee dagen ryfens ver, kondt gy de Bouquetten wel wegfenden, maar laat'er foo veel als mogelyk is, lange fteelen aan, enfnydfe, effen voor 'tafgaan der Poft , en niet lang van te vooren af; legt tuffchen u bindtlèl wat mofch of cattoen, dan worden de fteelen niet gedrukt; en beveelt de haaftige infetting van ftuk voor ftuk in 't fandt^ foo als gemeldt is. < Van een iegelyk foort bollen of gewaflen bidde ten minftcn 25- ftuks te planten: de verdere meenigte laate aan een iegelyk felfs over, hoe veel hy'cr van planten wil. Drie verfchcyde plantingen , op verfchillende tyden, zyn ook ten hoogften nodig; Wanneer de Bloemen in Novemk Oecemkjan* uary en Febr: fullcn voortgebracht worden. D:JohanChriftian Lehm in. Phyf: P. p.ordi & Med: Godt alleen de Eere. GEORGE  ( ioi ) GEORGE ANDREAS AGRICOLA. Phil: & M: D. 6c Phyf. ord: Regensb. Algemeene vermeerdering van alle "Boom en Heefier -Geivaftn. Nademaal het voornemen des uytvinders is, dit werk, waar van de Wereldt nooyt iets gefien ; of gehoort heelt, kortelyks by malkander te vervatten, foo wordt defeverborgcnthcit met deefe weinige worden voorgedraagen: Ent verfche (lammen op de wortelen , en dekt het met Ent-was , foo worden het volmaakte Boomen. P R A C T Y K. NAdemaal geen handtwerk fonder Infirument kan verrigt worden , foo worden tot dit werk foo wel gemeene, als byfondere werktuygen vereyfeht. De gemeene bellaan in lchop en fpaa , groot cn kleyne thuyn mellcn, hamer , lchaar, groote cn ldcyne lnocymelfen: maai" de byfondere in een haal ol lenaar mes, dat ten hoofttn nootfcakelyk is voor G 3 vember en December, ook nog wel in Februari , Maart en April, maar wat onfeekerder, wegens de hitte en het opklimmen van de fappen. II. Tot  ( i09 ) IL Tot Appel- en Peereboomen , zyn ook dc wilde bcquaam; als meed», van Queèn, Ahorn, Ellen en Mafthoutbccm. III. Tot Perlïken en Abrikoolin , de wortelen van Pruymcn, Krieken en Sorbenboom. IV. Tot Kaftanjcnboomen zyn de Denne- of Boeken wortels het belle: dc Moerbelien op Okkernooten: en de Kruysbelicn op Hagedoorns wortelen. DE TWEEDE GEOPENBAARDE VERBORGEN THE1T. Hot men alle en een ieglyk Bladt, Bodt, Takje, Stam en Tak, binnen twéé, drie, of ten langften vier maanden tydt, tot byfondere boomen kan formeer en, dat de •wortel van de bot m van felfs afhangt, en uyt loopt. Men maakt in de fteel van het bladt een fnee over dwars, niet al te groot of te diep, anders is het werk te vergceffch, dan legt men een weinig Cattoen in de fpleet, en bedekt de fpleet met boomwas ; de tydt daartoe is in de maandt Maart cn April, maar  ( HO ) maar de allerhelle in Jutty en Jufy. Wanneer nu een kalkachtige ftoffe daaruyt groeyt, en het Boom-was weggeftooten wordt, dan wordt het felvevan maandt tot maandt groter, en eyndelyk liet men de punt van de wortel; maar op datfe fchielyker voor den dag mogte komen, foo belmeert men het dikwils met de volgende falf: fy: Terebinth: Veneu gij. Vitel: Ovorum Num: ui. Maft: Myrr: Ohbanumana3ij. m:f:unguent. Wanneer nu de ftam, tak, botot bhdt, fyn volkomen Lallum of Eelt gekreegen heeft, dan wordt hy afgezaagt , en de affnee met Ent-was geflooten ; dan dryft de Callum of't Eelt, welke insgelyks een weinig met Ent-was geholpen wordt, lijne bc • flotene wortel, welke tot nu toe ftoftelyk daarin verborgen geweeft is, en komt als dan volkomen onder de aarde in korten tydt voor den dag, en vertoont zich met alle genoegen. VAN  (I" ) VAN DE NAGELTJES. I. Wanneer men de wortels van enkelde Nageltjes neemt, voornamentlyk die twee of drie jaar oudt zyn, en Entfe aan Bifard en Pkotte takjes , dan wordenfe groot en veranderen leer, en dit moet in 't voorjaar en in de Herfft gefchicden. II. Tot Nageltjes van ongemeene groote l kan men een takjen van Nageltjes, dat gefneeden, en wortel gcfehooten heeft onder aan op de ftam van Betonien, blaauwe Leliën , Leucojen, of op een oude Nagel-ftok enten, dan krygt hy dubbelde wortels, waardoor de ftam een ongemeene fap krygt, en brengt daardoor groote bloemen voort. III. Oude wortelen van Bifardt of Picotten endt aan gemeene Entjes. IV. Nageltjes Enten, konnen op GeeleRoofen, op Chikorey wortels,of op geele of Lambertifche Violetten ge-ent worden. V. Item op Hellek' nig: of fwart nieskruydts wortel. Item op Swaluwen- of Wynruyten-wortelen. VI. Geele  (II*) VI. Geele en gemeene Violetten, openkelde Larnbertifche wortelen. VII. Geele Violetten met opftaande fteelen, op gemeene oude Violette-wortelen. VIII. Gemeene Violetten, op roode Nageltjes wortelen, dan wordenfe bloedtroodt. Vergrooting van de Vruchten. Perfik- en Abrikoolen ftammen, op Wynftokswortelen; ItemKarfchen, Moerellen en Pruymen, op even defelve wortelen; Okkernooten, op Amandelboomen; Hafenooten op Okkernooten; Muskadelle Pee? ren, op Pondtpeeren. E Y N D E.